AvdR Webinar

Page 13

Gravenhage deelt het standpunt van de AVB-verzekeraar dat hier sprake is van aansprakelijkheid voor door een derde geleden zuivere vermogensschade en niet voor personen- of letselschade, daartoe overwegende: ―4.4. Blijkens het arrest van het gerechtshof moet de Onderlinge niet (rechtstreeks) de ongevalsschade vergoeden, maar de schade die [X] heeft geleden doordat zij voor hem geen adequate voorziening had getroffen – te weten geen passende verzekering voor de ongevalsschade die hem is overkomen – noch hem terzake had gewaarschuwd. Deze schade is geen ‗schade aan een persoon‘ en kan daarmee ook niet op één lijn worden gesteld. Hieraan doet niet af dat de beide schadebedragen even hoog kunnen uitvallen. Dit laatste spreekt immers niet vanzelf, en dit vloeit voort uit de respectieve grondslagen, die wezenlijk van elkaar verschillen. Aansprakelijkheid van een werkgever op grond van het (door het hof buiten toepassing gestelde) artikel 7:658 BW is van andere aard dan aansprakelijkheid op grond van artikel 7:611 BW in verbinding met artikel 6:248 lid 1 BW. Bij de eerstbedoelde aansprakelijkheid gaat het om vergoeding van letselschade, en daarmee om schade in de zin van artikel 1.6, bij de laatstbedoelde aansprakelijkheid louter om het missen van een verzekeringsuitkering. Hiervoor biedt artikel 19, gelezen in verbinding met de artikelen 1.8 en 1.6, geen dekking.‖[9] Een oordeel dat het Hof ‘s-Gravenhage vervolgens in hoger beroep bekrachtigt, daartoe onder meer overwegende: ―13. De stelling van [appellante] dat zij als werkgever in beeld is gekomen en op grond van art. 7:611 BW aansprakelijk is gehouden omdat zich een ongeval heeft voorgedaan, zodat de aansprakelijkheid van [appellante] per definitie ziet op de gevolgen van dat ongeval, gaat niet op, nu wordt miskend dat [appellante] als werkgever in beeld is gekomen omdat zij heeft nagelaten een verzekering af te sluiten (of [geïntimeerde] erop te wijzen dat hij daarvoor zelf moest zorgdragen). Het gevolg van dat nalaten is niet het ongeval en dus de ongevalsschade, maar het mislopen van een verzekeringsuitkering (…). 16. Het hof is dan ook van oordeel dat [appellante] ex art. 7:611 BW niet aansprakelijk is geoordeeld voor de letselschade van [geïntimeerde], maar voor – kort gezegd – het missen van een verzekeringsuitkering en dus zuivere vermogensschade.‖[10] ―21. Voor zover het standpunt van [appellante] zo moet worden begrepen dat zij heeft willen stellen dat het afwijzen van dekking door Nationale Nederlanden (omdat niet aan het schadebegrip zoals gedefinieerd in de AVB zou zijn voldaan) in strijd met de redelijkheid en billijkheid is, geldt het volgende. Nog daargelaten dat dit strikt genomen een nieuwe grief zou opleveren, gaat deze stelling niet op. In de onderhavige AVB-polis heeft Nationale Nederlanden – zoals besproken in het bovenstaande – de dekking beperkt tot personen- of zaakschade. Het beroep van Nationale Nederlanden op de primaire omschrijving van de dekking kan niet met succes worden afgeweerd met de stelling dat een beroep van de verzekeraar daarop naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid

13


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.