Magazine Licentiehouders

Page 1

Licentiehouders digit aal maga zin e o p l e i din g e n

Inhoud nummer 4/2012 2. Dé autoriteit voor hardlooptrainers 3. Korte berichten 6. Boeken 7. Uit de andere bladen 8. Frisse wind bij AV Daventria 10. Huis uit Buurt in: Be Interactive 12. Column: Big Applemoes 13. De zorgzame wandeltrainer 15. Atletiekwerk 17. Wat versta jij onder techniek? 18 Pasfrequentie 20. Oefenstof: hoogspringen 23. Digitaal Magazine door de ogen van de lezers 24. Korte berichten

colofon

Digitaal magazine voor Licentiehouders, uitgegeven door de Atletiekunie, verschijnt viermaal per jaar. Het in­for­meert ge­di­plomeerde trainers met een licentie over trainerszaken. 'Het licentiesysteem is bedoeld als kwa­li­teits­impuls voor het sport­technisch aanbod zoals dat bij atletiekverenigingen en loopgroepen wordt aan­ge­boden' (Licentiesysteem Atletiek­unie). Incidenteel ontvangen trainers een digitale 'Nieuws­flits', een kort be­richt dat niet kan wachten op het reguliere Magazine. Magazine nummer 1/2013 verschijnt 1 februari.

1

december 2012

redactie

Eindredactie: Sport Tekst en Uitleg Nederland, steun@chello.nl, www. steun.biz, 024-3566601.

Opmerkingen over de inhoud van het magazine, bijdragen of suggesties voor De Kwestie: steun@chello.nl.

Redactiesamenstelling: Betty Hofmeijer, Jan Heusinkveld, Ton de Kort, Hannie Huber, Clemens Vollebergh.

Licentie­houders van de Atletiekunie ontvangen een link naar dit magazine per mail. Wijzigingen van het e-mailadres doorgeven aan: arda.pommer@atletiekunie.nl.

Aan de inhoud van deze brief werkten ook mee: Ans van Maanen, Weia Reinboud, Melanie Schüttler, Paul Peters Medewerker kaderontwikkeling Atletiekunie: Melanie Schüttler.

Foto: Be Interactive


Autoriteit voor Atletiektrainers Hardlooptrainers Nederland is dé autoriteit voor Atletiektrainers. Misschien weet niet iedereen wie Hardlooptrainers Nederland is en wat ze kan betekenen voor de atletiektrainer. De vereniging heeft 500 leden en wil de komende jaren groeien naar 750 leden. In het beleidsplan Lonkend Perspectief, worden de volgende ambities voor de komende jaren genoemd:

Nieuwe voorzitter

Op de Algemene Ledenvergadering van 17 juni 2012 te Amsterdam ben ik, Ans van Maanen, gekozen als voorzitter van Hardlooptrainers Nederland. Als ervaren loop- en wandeltrainer, docent en bestuurder, wil ik graag mijn kennis, tijd en ervaring inzetten voor deze vereniging.

artikelen in, zodat het blad door de leden zeer gewaardeerd wordt.

Beroep of Hobby?

Een maand geleden discussieerden vakcollega's of het trainer zijn een vak, een beroep of hobby is. Volgens mij is het een vak en beroep: Je hebt er een breed scala aan vaardigheden en competenties voor nodig Het bepaalt je positie in de sociale structuur De beroepsuitoefening geeft voldoening omdat het een nuttige bijdrage aan de

We willen de autoriteit voor Atletiektrainers in Nederland zijn

Dit willen we bereiken door de belangen van de leden te behartigen. Zoals het beantwoorden van juridische vragen, het verbeteren van de rechtspositie van trainers, het bevorderen van de onderlinge contacten tussen trainers en het geven van trainingstechnische ondersteuning.

Ontmoeting

Door het organiseren van laagdrempelige bijeenkomsten – de trainerscafés, die gekoppeld zijn aan een thema of workshop – komen we tegemoet aan de wens van trainers elkaar te ontmoeten, deskundigheid te vergroten en ervaringen uit te wisselen. Het bijwonen ervan levert meestal licentiepunten op.

Korting

Het lidmaatschap geeft extra korting en voorrang bij inschrijving op deelname aan deze bijscholingen, congressen en de vakbladen NLCoach en Sportgericht. Het vakblad Proloop krijg je gratis bij je lidmaatschap. Hier staan interessante

2

december 2012

maatschappij levert Het ontplooit je talenten. Voor het vak of beroep van trainer moet je opleidingen volgen om dit brede scala van vaardigheden te verwerven. Misschien zijn er trainers die zeggen, het is mijn roeping, mijn drijfveer, mijn ambitie en hobby. Dat mag ook.

Kwaliteit

Maar kwaliteit staat voorop, en daar maakt Hardlooptrainers Nederland zich sterk voor. Samen met alle leden en licentiehouders van de Atletiekunie en

iedereen die dit mooie vak uitoefent. Elkaar ontmoeten bij de trainerscafés, scholingen en congressen. Klankborden en kennisdelen. Blij zijn met het beroep van trainer. Op de website www.hardlooptrainers.nl vind je een kenniscentrum en forum. Ans van Maanen Voorzitter Hardlooptrainers Nederland


Korte berichten Korte warming-up geeft betere prestatie

Hoe lang moet een warming-up zijn om lichaam en geest optimaal voor te bereiden op een training of wedstrijd. Australische en Baskische inspanningsfysiologen toonden bij roeiers aan dat een relatief korte warming-up kan leiden tot een hoger gemiddeld vermogen tijdens het roeien in vergelijking met een lange warming-up. Mogelijk biedt dit onderzoek aanknopingspunten voor atletiektrainers. [...] Mujika en collegae vergeleken een warming-up van een uur vergeleken met een warmingup van een half uur. [...] Na een korte warming-up was een toename te zien van 2 % ten opzichte van de test na een lange warming-up. Ook al bestaat de kans dat deze winst van 2 % binnen de meetfout van een roei-ergometer valt, het halveren van de warming-up is wel degelijk een optie. Bron: topsporttopics.nl, 31 juli 2012, Herman IJzerman, aldaar: Mujika I, Gonzalez de Txabarri R, MaldonadoMartin S, Pyne DB (2012) Warm-up intensity and duration’s effect on traditional rowing time-trial performance. Int. J. Sports Phys. Perf., 7: 186-188

medicijn, stellen ze ook dat er voor elk medicijn een overdosis bestaat. Voor extreme duursport zou die limiet dus liggen bij de marathon. Bron: nu.nl, Stephan van Duin, 4 juni 2012

Duurtraining vermindert effect krachttraining

Een combinatie van kracht- en duurtraining leidt tot minder krachttoename dan alleen het uitvoeren van krachttraining. Deze conclusie trekken sportwetenschappers uit Oslo uit een studie bij

Extreme duursport riskant

Voor het eerst zijn de gevolgen van extreme duursporten zoals marathons, voor hart- en bloedvaten in kaart gebracht. Het regelmatig trainen voor, en meedoen aan dit soort wedstrijden, kan het risico op hartritmestoornissen vervijfvoudigen. Dat schrijven Amerikaanse onderzoekers in Mayo Clinic Proceedings. Denk aan een verhoogde kans op hartritmestoornissen, verharding van bloedvaten en hartkleppen, vorming van littekenweefsel in het hart en in het algemeen een grotere kans op hartaandoeningen. Hoewel de medici niet tegenspreken dat sporten gezond is en fysieke activiteit het effect kan hebben van een risicoverlagend

3

december 2012

12 goedgetrainde wielrenners en 9 recreanten. Het trainings­programma van duursporters moet zowel uit krachtals uit duurtrainingen bestaan. [...] Rønnestad en zijn collega’s lieten een groep goedgetrainde wielrenners zowel kracht- als duurtrainingen uitvoeren terwijl tegelijkertijd een groep recreanten alleen dezelfde krachttraining deed. Na afloop van het krachttrainingsprogramma van 12 weken was iedereen sterker. De recreanten werden ech­ter gemiddeld 35% sterker en de wielrenners gemiddeld 25%. Ook de omvang van de boven­been­spie­ren van de

recreanten nam sterker toe dan die van de wielrenners. Beide groepen voerden hetzelfde kracht­trainingsprogramma uit waarbij twee keer per week werd getraind om de kracht van de benen te verhogen. Geen van de wielrenners of recreanten had ervaring met krachttraining. Naast de krachttraining fietsten de wielrenners gemiddeld nog 10 uur per week. Wanneer de wielrenners op 1 dag zowel de kracht als het uithoudingsvermogen trainde, werd altijd eerst op kracht getraind. De recreanten trainden het uithoudingsvermogen nog maximaal 1 keer per week. De Noorse onderzoekers zoeken de oorzaak in de voedselinname. Hoewel de wielrenners aanzienlijk meer tijd staken in de duurtrainingen, aten ze zowel qua samenstelling als qua omvang evenveel als de recreanten. Mogelijk aten de wielrenners precies genoeg om op gewicht te blijven terwijl de recreanten te veel aten en dus energie over hadden. Om een spier in omvang toe te laten nemen zou deze ‘extra’ energie wel eens belangrijk kunnen zijn. Een dikkere spier betekent echter niet per definitie een sterkere spier. [...] (Naschrift redactie: in het onderzoek is de gebruikte krachtmethode niet omschreven en ook is niet aangeven waaruit de (duur)trainingen bestonden, en dat maakt nogal wat uit in de transfer van kracht naar bewegen). Bron: topsporttopics.nl, Paul Schermers, 10 juni 2012, aldaar: Rønnestad BR, Hansen EA, Raastad T (2012) High volume of endurance training impairs adaptations to 12 weeks of strength training in well-trained endurance athletes. Eur. J. Appl. Physiol., 112: 1457-1466


marathondeelnemers lopen risico op incontinentie Volgens onderzoekster Melinda Abernethy van de Loyola University in Chicago kan de extra druk op het lichaam tijdens het lopen van een marathon de urinewegen belasten waardoor men onder het lopen of daarna last kan krijgen van incontinentie: ongewild urineverlies. Bij de marathonlopers gaat het om inspanningsincontinentie: urineverlies door fysieke activiteiten zoals hoesten, niezen en rennen. Het is de meest voorkomende vorm van incontinentie, die vaker voorkomt bij vrouwen dan mannen. 'Een wc-bezoek uitstellen tijdens de marathon is niet goed voor je blaas' zegt Abernethy. 'Lopers kunnen vochtafdrijvende dranken zoals koffie en thee het beste mijden in de uren voor het sporten, want deze kunnen de blaas stimuleren waardoor je vaker naar de wc moet.' Volgens Abernathy kunnen bekkenbodemspieroefeningen zoals de Kegeloefening (vernoemd naar de uitvinder meneer Kegel) helpen voorkomen dat je ongewild urine verliest tijdens de marathon. Ook is het van belang dat lopers met hun dokter overleggen als zij hier last van hebben. Bron: Sciencedaily, 4 oktober 2012

duuratleten hoeven dorstgevoel niet meer voor te blijven

Duuratleten kunnen tijdens wedstrijden wachten met drinken tot ze dorst hebben. Het dorstgevoel voorblijven hoeft niet meer. Dat stelt althans de Canadese bewegingswetenschapper Eric Goulet op basis van een vergelijking van data van 15 verschillende studies, een zogenaamde meta-analyse. Marathonlopers krijgen vaak het advies dat ze tijdens wedstrijden moeten drinken voordat ze daadwerkelijk dorst krijgen. Een vochtverlies van 2 %, uitgedrukt als percentage van het lichaamsgewicht, zou namelijk een nadelige invloed hebben op de duurprestatie. Het is echter voor sommige atleten weldegelijk mogelijk topprestaties te leveren met een vochtverlies dat groter is dan 2

4

december 2012

%. Zo wist Haile Gebrselassie in 2009 de finish te bereiken van de marathon van Dubai in een tijd van 2:05.29 ondanks dat hij een vochtverlies had van 9,8 % (!). De Canadese bewegingwetenschapper Eric Goulet heeft ook zo zij twijfels bij het advies. Hij gaat na of een vochtverlies van 2 % door inspanning nu echt zo slecht is voor de duurprestatie. Bron: topsporttopics.nl, Paul Schermer, 19 september 2012

'marathon veilig voor hart 50-plussers'

Een marathon is een zware inspanning voor senioren, maar gevaarlijk is het niet. Dat blijkt uit een onderzoek van de University of Manitoba. Canadese wetenschappers onderzochten 25 gezonde hardlopers van 50 jaar of ouder die deelnamen aan de marathon van Manitoba. Een week voor de ruim 42 kilometer werd aan de hand van bloedtesten, een echo en een CT-scan bepaald hoe hun hart ervoor stond. Een paar uur, een week en drie maanden na de marathon werd dat opnieuw gedaan. De onderzoekers ontdekten dat de marathonlopers van 50-plus evenveel schade aan hun hart opliepen als lopers van 18 tot 40 jaar. Dit effect bestond uit een kleine toename aan indicatoren van schade aan het hart in het bloed en tijdelijke zwelling en zwakte aan de rechterzijde van het hart. Deze schade was een week na het lopen van de marathon helemaal verdwenen. De resultaten van het onderzoek zijn gepubliceerd in het Journal of Cardiovascular Magnetic Resonance. Bron: gezondheidsnet.nl, Jolanda Niemantsverdriet, 3 september 2012, aldaar: Medical Xpress

bupropion verbetert duurprestatie

De maximale therapeutische dosis van 300 mg bupropion de avond en ochtend voor een duurinspanning zorgt voor betere prestaties in een warme omgeving van 30 °C. Lagere doseringen van bupropion hebben geen effect op de

prestatie. Deze conclusie trekken de Belgische bewegingswetenschapper Roelands en zijn collega’s uit België en Engeland. Medicijnen die ontwikkeld zijn tegen onder meer depressies worden steeds vaker door atleten gebruikt. Bupropion is zo'n antidepressivum dat zorgt voor een stijging van het dopamine- en het noradrenalinegehalte. Dopamine zorgt voor meer genot en blijdschap en noradrenaline voor een oppeppend effect. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat bupropion een prestatieverbeterende werking heeft bij duurprestaties in warme omgevingen. […]. Bupropion staat niet op de lijst van verboden middelen van de WADA maar deze stof staat wel op de WADA monitoring list. Dit betekent dat gebruik van deze stof niet verboden is, maar wel wordt geregistreerd. Bupropion staat dus wel op de nominatie om te worden toegevoegd aan de lijst met verboden middelen. Het gebruik van bupropion kan bijwerkingen veroorzaken zoals hoofdpijn en misselijkheid. Ernstige bijwerkingen komen bijna niet voor maar nemen wel toe naarmate de dosis bupropion wordt verhoogd tot meer dan 300 mg/dag. Alleen een acute dosis bupropion zorgt voor betere prestaties. Langdurig gebruik van bupropion zorgt niet voor betere prestaties. Bron: topsporttopics.nl, Susan Vrijkotte, 30 augustus 2012, aldaar: Roelands B, Watson P, Cordery P, Decoster S, Debaste E, Maughan R, Meeusen R (2012) A dopamine/ noradrenaline reuptake inhibitor improves performance in the heat, but only at the maximum therapeutic dose. Scand. J. Med. Sci. Sports, doi: 10.1111/j.1600-0838.2012.01502.x


rozijnen gunstig voor duurprestatie

Het eten van rozijnen heeft hetzelfde effect op een duurprestatie als het eten van een commercieel koolhydraatrijk voedingssupplement (Clif bloks®). Dit blijkt uit een studie uitgevoerd door een groep Amerikaanse onderzoekers die veel ervaring hebben in het uitvoeren van onderzoek naar duurinspanning en voeding. Het innemen van meerdere soorten koolhydraten kan zorgen voor een hogere koolhydraatopname en positieve invloed hebben op de prestatie Rozijnen bevatten twee soorten koolhydraten (glucose en fructose, 1:1 verhouding). Rozijnen kunnen dus wellicht tot hetzelfde effect leiden als de commerciële producten. Kanttekening bij dit onderzoek is dat het gesponsord is door een grote producent van rozijnen. Toch lijken de uitkomsten van het onderzoek deugdelijk. Bron: topsporttopics.nl, Herman IJzerman, 16 augustus 2012, daar: Too BW, Cicai S, Hockett KR, Applegate E, Davis BA, Casazza GA (2012) Natural versus commercial carbohydrate supplementation and endurance running performance. J. Int. Soc. Sports Nutr., 9:27

sprongtraining met 'verminderd' lichaamsgewicht

Spronghoogte neemt toe door bij sprongtrainingen een deel van het gewicht van een atleet te ondersteunen, zo concluderen Tran en collega’s. De onderzoekers uit Amerika hebben een literatuurstudie uitgevoerd waarbij de resultaten van 9 studies over het trainen met een verminderd lichaamsgewicht zijn samengevat. Om de spronghoogte van atleten te laten toenemen, zijn verschillende trainingsvormen mogelijk. Zo kunnen atleten met gewichten in hun handen springen om de kracht bij het springen te verhogen. Ook worden plyometrische trainingsvormen gebruikt; explosieve oefeningen waarbij veelal met het eigen lichaamsgewicht wordt gesprongen. Een laatste trainingsvorm is het ondersteunen van

5

december 2012

het lichaamsgewicht. Door een atleet te ondersteunen, en dus een deel van het lichaamsgewicht als het ware weg te nemen, kan de atleet meer snelheid opwekken en hoger springen. Wat zijn de resultaten van het trainen met een verminderd lichaamsgewicht? Tran en collega’s laten zien dat sprongtraining waarbij ondersteuning van het lichaamsgewicht plaatsvindt, verbeteringen in de spronghoogte zijn gevonden van ruim 4,5 cm bij topvolleyballers. Het is mogelijk het lichaamsgewicht door elastieken of door een tegengewicht te ondersteunen. Helaas is er nog weinig bekend over de eigenschappen van de elastieken. Ook zijn er geen normen voor de hoeveelheid tegengewicht. Wel wijzen de samengevatte studies uit dat het verminderen van het lichaamsgewicht met 10 tot 40 % zorgt voor de meeste prestatieverbetering. Train daarbij de sprongbeweging zo realistisch mogelijk en gebruik dus ook de armen voor het beste resultaat. Opvallend is dat positieve effecten vooral optreden bij getrainde atleten, en minder bij ongetrainde atleten. Op basis van de resultaten van de literatuurstudie van Tran en collega’s is het aan te raden getrainde atleten sprongtraining te laten doen waarbij elastieken (of een gewicht) het lichaamsgewicht ondersteunen. Het beste kan daarbij gekozen worden voor het ondersteunen van 10 tot 40 % van het gewicht. Bron: topsporttopics.nl, Susan Vrijkotte, 15 augustus 2012, daar: Tran TT, Brown LE, Coburn JW, Lynn SK, Dabbs NC (2012) Effects of assisted jumping on vertical jump parameters. Curr. Sports Med. Rep., 11: 155-159

'inactiviteit even dodelijk als roken'

Gebrek aan beweging veroorzaakt wereldwijd bijna net zo veel doden als roken. Dat schrijft het gerenommeerde medische tijdschrift The Lancet. De laatste jaren overlijden ongeveer 5,3 miljoen mensen per jaar aan de gevolgen van te weinig beweging, op een totaal van 57 miljoen. Dat is bijna één op

de tien. Daarmee is te weinig beweging bijna net zo'n belangrijke doodsoorzaak als roken, obesitas en de belangrijkste vormen van kanker. De onderzoekers spreken zelfs van een pandemie van inactiviteit. Ze pleiten ervoor om niet alleen te wijzen op de voordelen van bewegen, maar ook op de gevaren van niet-bewegen. Volgens het onderzoek moet elke volwassene wekelijks zeker 150 minuten matig inspannend bewegen, door bijvoorbeeld joggen of fietsen. Dat komt overeen met de dagelijkse dertig minuten stevig inspannen waarvoor veel Nederlandse instanties ook pleiten. Bron: nos.nl, 18 juli 2012

harder lopen na zuurstoftekort

Kunstmatig opgewekt zuurstoftekort heeft een positief effect op de sportprestaties. Dit blijkt uit onderzoek van Dick Thijssen van UMC St Radboud en Liverpool John Moores University. Bij dertien goed getrainde vrijwilligers werd vier maal gedurende vijf minuten de bloedtoevoer naar de benen één voor één afgesloten. Daarna moesten ze zo snel mogelijk vijf kilometer hardlopen. Hun tijd werd vergeleken met de tijd die ze liepen zonder IPC. De uitkomst was dat de vrijwilligers de afstand gemiddeld 34 seconden sneller aflegden. Dat komt neer op een verbetering van 2,3 procent. Niet alleen de langeafstandlopers blijken baat te hebben bij de techniek met zuurstoftekorten. Ook bij sprintende rugbyspelers en zwemmers werden betere prestaties aangetoond. Uit vervolgonderzoek is gebleken, dat bij een duurinspanning na IPC de spieren minder verzuren dan na dezelfde inspanning zonder IPC. Het is nog niet duidelijk of er zich minder melkzuur vormt, of dat het melkzuur sneller wordt afgebroken. Bron: Scienceguide.nl, 24 juli 2012 Foto pagina 3: Alfons Lenders, Smile fotografie


Boeken 100 jaar Nederland op de Olympische Spelen

100 jaar Nederland op de Olympische Spelen – uitgegeven bij 100 jaar NOC – beschrijft opnieuw de geschiedenis van monumenten als Fanny Blankers Koen, Sjoukje Dijkstra, Anton Geesink en Ard Schenk. Even bijzonder zijn de ooggetuigenverslagen, reconstructies en verhalen over moderne helden en heldinnen als Leontien van Moorsel, Pieter van den Hoogenband, Ranomi Kromowidjojo, de hockeybabes, Dorian van Rijsselberghe, Epke Zonderland, de onverslaanbare Esther Vergeer en de vele andere sporters, winnaars én verliezers, die samen het meeslepende en soms dramatische verhaal vormen van 100 jaar Nederlandse sportgeschiedenis. Ook veel aandacht voor de prestaties van Nederlandse atleten. Bekende sportschrijvers en -journalisten als Mart Smeets, Guus van Holland, Erik Brouwer, John Volkers, Hans Klippus, Henk Stouwdam, Marije Randewijk, Kees Kooman en Luuk Blijboom nemen u mee op reis door de unieke Nederlandse historie van 100 jaar Olympische topsport. Opvallend is dat journaliste Ria Stalman daarbij 'openhartig' Olympisch discuskampioene Ria Stalman interviewt (CV). 100 jaar Nederland op de Olympische Spelen, 270 pagina's Samenstelling: Frans Oosterwijk Uitgeverij: Arko Sports Media Prijs: € 19,95

Runner's High

Een groot loopavontuur en een anekdotisch onderzoek naar de universele waarden van de hardlopende mens. Dat is kort samengevat waar Runner's High van marathonloper Tim van der Veer over gaat. Rode draad in het verhaal is zijn verblijf in de Himalaya en de vriendschap die hij sluit met twee Nepalese hardlo­pers. Samen trainen ze

6

december 2012

voor de Swiss Alpine Marathon (78 km) in Zwitserland. Daarbij vraagt Van der Veer zich af waarom miljoenen mensen hardlopen. De zoektocht naar de diepe betekenis van hardlopen. Runner’s High Auteur: Tim van der Veer Uitgeverij De Arbeiderspers Prijs: € 18,95

Runner's world hardloopagenda 2013

De ideale agenda voor elke toegewijde loper. Evenals die van 2012 biedt ook de Runner's World Hardloop­agenda 2013 talloze tips over training, voeding, blessures en bekende (en vooral ook minder bekende wedstrijden) in Nederland en Vlaanderen, inspirerende en geestige verhalen en gedachten van Abdelkader Benali en prachtig fotowerk van Barbara Kerkhof. Een uitkomst voor al diegenen voor wie hardlopen onlosmakelijk verbonden is met het dagelijks leven.

Runner's World Hardloopagenda 2013 Auteur/fotograaf: Abdelkader Benali en Barbara Kerkhof ISBN: 9789029585044 Uitgeverij De Arbeiderspers Prijs: € 14,95

Gouden tips voor beginnende hardlopers

Sportzorg.nl, de voorlichtingssite van de Vereniging voor Sportgeneeskunde, heeft in samenwerking met diverse experts op het gebied van hardlopen informatie verzameld om de beginnende hardloper beter op weg te helpen, zodat ze vooral kunnen blijven lopen en niet uitvallen door een blessure. De groep experts bestaat uit sportartsen, hardlopers van diverse niveaus, bewegingswetenschappers en trainers/coaches. Daarnaast zijn belangrijke partijen als de Atletiekunie en VeiligheidNL bij de groep betrokken. De handleiding is te lezen op www.sportzorg.nl/beginnenmethardlopen. In drie hoofdstukken worden vragen beantwoord zoals: Kan ik zomaar beginnen met hardlopen? Hoe kies ik mijn hardloopschoenen? Wat is trainen? Hoe moet ik omgaan met pijn tijdens of na het hardlopen? Wanneer is sportmedisch advies noodzakelijk? Aan de handleiding is ook een trainingsschema toegevoegd, dat rekening houdt met pijntjes/blessures van lopers. Veel lopers klampen zich vast aan een bepaald schema. Ook wanneer er pijntjes zijn, blijven ze het schema aanhouden. Uiteindelijk komen ze bedrogen uit, het einddoel wordt niet bereikt en het enthousiasme loopt een deuk op, jammer en onnodig! Meer informatie: www.sportzorg.nl/ beginnenmethardlopen Samenstelling: Clemens Vollebergh


UIT DE ANDERE BLADEN In deze rubriek vind je artikelen op het interessegebied van atletiektrainers. Raadpleeg bij belangstelling het betreffende magazine of de website.

sportgericht, vakblad voor specialisten in beweging, www.sport-gericht. nl. NUMMER 4 2012: Beek, Peter J. Nieuwe, praktisch relevante inzichten in techniektraining. Motorisch leren: het belang van observeren en nadoen (deel 8), 6-11. Thunnissen, Wigert, Complex trainen, 12-17. Deskundigen in het zogenaamde Powerpanel delen hun inzichten en bediscussiëren de methode 'complex trainen'. Met Luc van Agt, Hanno van der Loo, Ronald Vetter, Tom Bruijnen, Martin Truijens en Scott Dickinson. Bettonviel, Armand, Beta-alanine, supplement tegen verzuring, 34-35. Over het niet essentiële aminozuur beta-alaninen en het gebruik binnen de topsport als voedingssupplement. Welk protocol is het meest geschikt om het anaerobe systeem te ondersteunen tijdens metabole acidose. Pijpstra, Sandra, Invloed van het motivatieklimaat op self-efficacy in de sport, 41-43. Over het vertrouwen dat sporters hebben in hun eigen vermogen bepaalde taken succesvol uit te voeren (self-efficacy). NUMMER 5, 2012: Het gehele nummer is gewijd aan core stability. Bosch, F., Core stability en faseovergangen, 18-21. Thunnissen Wigert, Core Stability training, 25-29. Interview met PowerPanel.

7

december 2012

sport en geneeskunde, uitgave van de Vereniging

voor Sportgeneeskunde (VSG) en de Vlaamse Vereniging voor Sportgeneeskunde en Sportwetenschappen (VVS), www. sportengeneeskunde.nl NUMMER. 3, 2012: Jennes, B., E. Van den Eede, J. Veryser, K. Peers: succesvolle niet-operatieve behandeling van een subtotale ruptuur van de musculus adductor longus, een case report, 6-12. De case report gaat over een voetballer die een liesblessure opliep, geen operatieve behandeling onderging maar een zo genoemde conservatieve behandeling. Deze behandeling begon met wegnemen van de belasting onder meer via krukken, waarna de belasting geleidelijk, maar heel snel werd opgebouwd, onder meer via core stability training, krachtoefening voor lage rug-, heup- en bovenbeenmusculatuur, na 4 maanden pijnvrij, na 6 maanden werd voetbaltraining en –wedstrijd weer hervat. NUMMER 4, 2012: Snoek, J.A., J.J. Rondhuis, S. van Berkel, Acuut lateraal enkelbandletsel. Vergelijking van nationale standaarden en regionale ziekenhuisprotocollen, 18-22. J. Jansen, H. Kiers, De rol van proprioceptie in stabiliteitstraining van de enkel, 28-33. Conclusie aan de hand van literatuur: oefeningen voor enkelinstabiliteit dragen niet bij aan de kwaliteit van het perifere proprioceptieve signaal, maar waarschijnlijk wel aan het gebruik van andere sensorische bronnen die informatie over houding en beweging geven, dan wel een betere weging tussen deze verschillende sensorisch bronnen en bewegingssegmenten. Schoots, E., I. van Hilvoorde, M. Koornneef, E. Goedhart, D. van Meersbergen, C. Ottevanger, Mogen (sport)artsen ingaan op hulpvragen

over prestatiebevorderende middelen, of.... moeten ze dat? Verslag van de sessie georganiseerd door de medisch ethische commissie van de VSG tijdens het VSG-conges op 2 december 2011, 37-40.

leistungssport, www.dosb.de NUMMER 5, 2012: Sandra Ueckert: Temperaturmanagement durch Kälteapplikation im Sport, 25-30. Eerste artikel uit een serie over ‘professionellen Regenerationsmanagement’. Dit artikel gaat over het gebruik van koudemaatregelen. Hagen Hartmann, Klaus Wirth, Markus Klusemann, Claus Matuschek, Dietmar Schmidtbleicher: Auswirkungen eines periodisierten Maximalkraft-trainings in unterschiedlichen Kniebeugevarianten auf die Schnellkraftleistung im Squat Jump und Counter Movement Jump. Samenstelling: Jan Heusinkveld en Clemens Vollebergh


In 2008 vroeg het bestuur van AV Daventria Michel Knobbe als meerkamptrainer voor AB-junioren en senioren aan de slag te gaan. In de ambities en de plannen van de club zag Michel een goede rol voor hem weggelegd.

Frisse wind bij AV Daventria Na afspraken over de werkcondities ging Michel bij Daventria voortvarend aan de slag. De club, die in vervlogen tijden atletiekcoryfeeën in de gelederen had als bijvoorbeeld Gerard en Henk Mentink, Gerard Nijboer, Roelof Veld, Marian Freriks, Jennifer Smit en Tineke Hidding, had zich in eerste instantie via deelname aan de landelijke competitie bij de A/B-junioren en senioren weer èchte prestatiedoelen gesteld. Onder leiding van Michel werden deze doelen ook gerealiseerd. Inmiddels is Michel 8 - 10 uur per week op freelancebasis actief bij de club en sinds het najaar van 2010 is hij ook hoofdtrainer van de baanatletiek bij de Deventer club. Kerntaak van deze functie ligt voor Michel in de ontwikkeling en uitwerking van een leerlijn vanaf de pupillenleeftijd tot en met de senioren met de uitdaging daar alle betrokken trainers goed achter te krijgen. Voor de periode 2012-2015 is inmiddels een nieuwe beleidscyclus van start gegaan waarmee de vereniging zich verder wil profileren als een vereniging waar de baanatletiek leeft en het goed doet. Dat dit niet kan zonder

8

december 2012

goede trainingsfaciliteiten is een open deur. De atletiekbaan zelf ligt er dank zij een investering van de gemeente Deventer in 2010 tip top bij. Het verbeteren/realiseren van een krachthonk en een indoor faciliteit staan hoog op de verlanglijst en zijn onderdeel van dit nieuwe beleidsplan. Met Michel spreek ik over de ontwikkelingen binnen de club maar ook over zijn eigen trainingsgroep en zijn aanpak.

profiel trainer- coach

Michel Knobbe (av Daventria) Leeftijd: 40 Heeft wat met atletiek sinds: 1978-1994 actief wedstrijdatleet op de meerkamp en hoogspringen Sport/trainersopleidingen: CIOS/ Trainer-coach B (Verenigings)actief bij: assistent trainer van meerkamptrainer Ton Eijkenboom bij AV34 in de periode 1994-1997, trainer 2e meerkampgroep AV34 1998-2001; trainer springen/meerkamp AV34 2003-2007; meerkamptrainer AV Daventria 1906 / 2010 regio trainer Atletiekunie horden kort en Stichting

Hortas; vanaf heden regiotrainer Atletiekunie hoogspringen Specialisatie: meerkamp Andere sport/atletiekactiviteiten: loop-, coördinatie en conditie trainer voor diverse hockeyers en tennissers, loop, conditie en teambuilding trainer voor diverse bedrijven in het kader van gezondheid management

ontwikkelingen

Het aanbrengen van een meer gerichte prestatiecultuur was één van Michel's opdrachten. Michel schetst de ontwikkelingen binnen zijn trainingsgroep bij av Daventria.

de groepsgrootte:

Sinds 2008 heeft de groep van Michel een fikse groei doorgemaakt. Waren het er aanvankelijk 6 momenteel zijn er zo’n 20 atleten in zijn groep actief. Ook de insteek is wat veranderd. In eerste aanleg ging het alleen om meerkampers terwijl er momenteel ook specialisten zijn te vinden op de sprint/horden, het springen en het werpen. Voor deze laatste doelgroep en zijn meerkampers


werkt Michel nauw samen met de werptrainer van Daventria, Sanne van Rossum. Ook de jongere specialisten op de sprint/horden en het springen volgen bij Sanne werptrainingen voor hun algemene ontwikkeling.

De groepscultuur

Michel vertelt enthousiast over de manier waarop atleten de atletiek bij zijn komst beleefden en de verandering die er ook op dit vlak is gerealiseerd. En nog steeds gaande is. Zo werd er door atleten aanvankelijk nauwelijks aan wedstrijden deelgenomen. Door het belang van competitiedeelname te onderstrepen en, in de aanloop daar naar toe, in te zetten op het deelnemen aan regionale wedstrijdjes ontstond er een sfeer van 'leuk en gezellig om te doen'. Echter via het plezier dat atleten beleefden aan het zich verbeteren op wedstrijden ontstond ook vraag naar meer dan de twee gebruikelijke clubtrainingen. Hierdoor kreeg de groepscultuur steeds meer verschuiving van louter recreatief naar steeds meer prestatiegerichtheid. 'Overigens', benadrukt Michel, zonder dat dit afbreuk deed aan het trainingsplezier van de atleten. De opvatting dat flink, hard trainen en plezier niet samengaan is wat mij betreft een misvatting'.

Trainingsfrequentie/trainingsbelasting en prestatiemotivatie

'Aanvankelijk was het niet ongewoon dat atleten tot 10 minuten na aanvangstijd nog op de training kwamen binnendruppelen. Dat is nu ondenkbaar. Trainingen beginnen stipt op tijd en eventuele laatkomers verontschuldigen zich. Het is ondenkbaar dat je je niet afmeld als je niet op een training kunt komen. Ook de trainingsinhoud van nu is niet meer te vergelijken met wat er destijds in een training werd gedaan. De trainingsinhoud is nu gestructureerd en doel- en planmatig ingericht terwijl het vroeger gebaseerd was op een invulling nadat geïnformeerd was waar men zin in had.' Toen en overigens ook nu werd door de actieve c/d juniorentrainers Marco

9

december 2012

Meijer en Sanne van Rossum werd wel het goede voorbeeld gegeven maar dat kreeg geen goed vervolg in de AB junioren groep. Nu trainen de atleten uit mijn groep afhankelijk van hun leeftijd zo’n 4-6 keer per week; dat is inclusief 1-2x thuis werken aan buik-/rug-rompspieren, lenigheid of het aerobe vermogen. Deelnemen aan NK’s is tegenwoordig normaal in plaats van tot een paar jaar terug bijzonder. Inmiddels is daar een aantal podiumplaatsen behaald en dat motiveert andere atleten er een schepje bovenop te doen. Tenslotte, zo zegt Michel, willen we op de competitie tegenwoordig scoren in plaats van alleen maar meedoen. Kortom met de basis van de prestatiemotivatie zit het wel goed.'

Voorwaarden

'Tot 2009 was er geen specifieke aandacht voor de baanatletiek bij de club. Vanaf dat moment werd een bestuurslid belast met gerichte aandacht hiervoor. Eerst richtte deze aandacht zich op competitiedeelname in alle geledingen met als nevendoel het creëren van meer saamhorigheid. Dat is goed gelukt. De vervolgstap is nu het opzetten van een technische commissie. De eerste afspraak is dat trainers vanuit alle geledingen jaarlijks driemaal samen overleggen. Vanuit dit overleg zit 1 trainer vanuit een bepaalde geleding in de technische commissie. De hoofddoelstelling van deze commissie is het trainersniveau te vergroten. In dit verband ga ik zelf clinics geven voor de pupillen en CD-junioren trainers om de kwaliteit van de trainingsinhoud naar een hoger plan te tillen' aldus Michel. Ook het belang van een medisch beleid is door de club onderkend en heeft in het beleidsplan 2012-2015 een plek. Er is een samenwerkingsverband met een fysiotherapiepraktijk dat onder andere inhoudt dat er iedere twee weken tijdens de training een fysio aanwezig is zodat fysiek ongemak direct gemeld kan worden. Een vervolgbehandeling in de praktijk wordt hierdoor als laagdrempelig beschouwd.

Remmende factoren

Ziet Michel ook remmende factoren bij het realiseren van de plannen? Hoe denkt hij daar mee om te gaan? 'Over het algemeen ben ik een positief ingesteld mens en kijk ik liever naar wat wel dan niet kan. Waar ik echter niet aan ontkom is dat ik te maken heb met atleten die, na afronding van het VWO of gymnasium, Deventer verlaten voor een opleiding elders en daardoor veelal ook vertrekken uit mijn trainingsgroep. Vaak blijft het overigens niet alleen bij vertrek uit mijn trainingsgroep, maar wordt het studentenleven verkozen boven het nog langer willen/kunnen investeren in de realisering van de atletiekambities. Dat is onder andere de verleiding van deze tijd, maar steeds meer maatregelen op onderwijsgebied zijn ook niet bepaald gunstig om voor de ontwikkeling van die van atleet te kiezen. Jammer, want ook de echt jong getalenteerde atleten hebben baat bij een hoog breedtesportniveau. Ik constateer dat dat niveau landelijk gezien terugloopt hetgeen niet gunstig is voor de wedstrijd-/baanatletiek in zijn algemeenheid. Een goede trainingsbezetting binnen clubs kan in dit verband oplossing bieden maar net als bij onze vereniging, zie ik ook veel andere clubs worstelen met het aantrekken van goed trainingskader en vrijwilligers om het verenigingsleven goed te laten reilen en zeilen. De belasting van wat mensen willen/kunnen doen is minimaal zodat veel zaken slechts tot op een minimumniveau geregeld kunnen worden. Desalniettemin beleef ik veel plezier aan m’n trainers- en coördinerende taken binnen de club en ben ik sterk gemotiveerd AV Daventria geheel terug te krijgen op de Nederlandse atletiekkaart', aldus Michel Knobbe. Tekst: Betty Hofmeijer Foto: Betty Hofmeijer


Huis uit buurt in: Be Interactive Allochtone meisjes en vrouwen in beweging krijgen: dankzij een hardloopinitiatief in 2005 van het Amsterdamse stadsdeel Slotermeer-Geuzenveld, Stichting Start to Run en Nike, kwamen vrouwen het huis uit en gingen ze hun buurt in: Be Interactive. Al snel bleek het initiatief succesvol: er ontstonden vijftien loopgroepen die werden ondergebracht bij stichting Be Interactive. Marieke Poolman, directeur van Stichting Be Interactive: 'Wij ondersteunen de organisatie van trainingen voor wandelen en hardlopen voor vrouwen en meisjes. Voor gemeenten, welzijnsorganisaties, sportbuurtwerkorganisaties, individuele trainsters en eerstelijns zorgverleners zoals fysiotherapeuten en huisartsen. We helpen bij het vinden van financiering, het zoeken van een goede locatie, het werven van

10 december 2012

een trainster en deelneemsters. Met ons initiatief willen we vrouwen uit hun isolement halen. In de praktijk zijn dat meestal vrouwen met een niet-westerse achtergrond. Vaak zitten ze thuis en is hun beweegwereld niet veel groter dan de kinderen naar school brengen, de weg naar de winkel en de gang naar de huisarts. Naast deze sociale doelstelling willen we met hardlopen graag de fysieke en mentale gezondheid van deze doelgroep positief beïnvloeden; door hun inactiviteit hebben deze vrouwen namelijk dikwijls overgewicht en

psychosomatische klachten.'

trainsters

'Bij deze vrouwengroepen werken we met trainsters omdat de deelneemsters zich makkelijker en vrijer voelen met vrouwen onder elkaar', vervolgt Poolman. 'Hoewel een aantal trainsters een diploma LT2 heeft of beschikt over een andere sportieve achtergrond, is het belangrijkste criterium dat trainsters het leuk vinden met deze doelgroep te werken. Niet-westerse immigrantenvrouwen kennen geen vanzelfsprekende sportcultuur en stappen niet snel naar een atletiekvereniging of sportschool, alleen al vanwege het feit dat er gemengd gesport wordt. Om de allochtone gemeenschap en de doelgroep te bereiken is het daarom voor de trainster essentieel welzijnsorganisaties, scholen, buurthuizen, moskeeën en vrijwilligers in het netwerk te betrekken. Met een aantal zaken moet de trainster rekening houden. Bijvoorbeeld de deelneemsters voor de eerste training even nabellen en bevestigen dat je hen op het afgesproken tijdstip ook echt verwacht. Veel deelneemsters beheersen de Nederlandse taal niet goed. En presteren doen deze vrouwen vanuit hun eigen perspectief. Hardlopen geeft een groter zelfvertrouwen en maakt hen bewust dat fijn bewegen bijdraagt aan een goede gezondheid. De vrouwen maken dankzij de loopgroep nieuwe vriendinnen en overwinnen angst om te sporten. Eenmaal ontdekt dat het hardlopen heel gezellig is – een praatje vooraf en thee na afloop- zijn ze steevast van de partij.'


voorlichting

Poolman: 'De deelneemsters dragen bij het sporten in veel gevallen allesbe­ dekkende, traditionele kleding met een hoofddoek, daar worden geen eisen aan gesteld. Na enige tijd zie je overi­ gens dat vrouwen hun kledingstijl aan­ passen en kiezen voor trainingsbroeken met een wijde rok of een jurkje tot op de knieën. De vrouwen worden voorgelicht over blessures: waaraan herken je een blessures, wat kun je er aan doen en vooral ook hoe kun je blessures voor­ komen. Ook over goede voeding krijgen de vrouwen voorlichting.'

goed voorbeeld

De cursus van tien bijeenkomsten wordt afgesloten met deelname aan een landelijk hardloopevenement. Een hele overwinning, want ze lopen hard voor publiek en weten niet hoe mensen op hen zullen reageren als ze met djellaba aan of hoofddoek op voorbij komen. De ervaringen zijn echter doorgaans positief: als ze over de streep komen hebben ze echt een overwinning op zichzelf geboekt. Bovendien, zo bleek ook bij de Utregse Meidenloop, vinden veel dochters het leuk mee te doen: sportende moeders/ouders hebben een positieve invloed op het beweeg­ gedrag van hun kinderen. En -voor de scouts onder ons – als die kinderen gaan sporten, biedt dat perspectief voor de atletiekverenigingen, want er zit veel talent tussen.'

samenwerking

Om het succes van Be Interactive landelijk te spreiden, benaderde het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) de Atletiekunie en wandelsportbond KNBLO-NL. Het NISB ziet in Be Interactive namelijk een waardevolle ondersteuning die past op

11 december 2012

de Menukaart van de Sportimpuls, een subsidieregeling die lokale sport- en beweegaanbieders financieel onder­ steunt bij de opzet van activiteiten die ze ondernemen om meer mensen te laten sporten en bewegen. Dennis Weijers, accountmanager Atletiekunie: 'De doelgroep die het NISB in beweging wil brengen, biedt kansen voor atletiek­ verenigingen die een maatschapelijke rol wensen te vervullen. Als het gaat om sportparticipatie valt er onder de niet-westerse allochtonen nog veel winst te behalen. Het is de verwachting dat hier op lokaal niveau de komende jaren meer subsidie uit onder meer de welzijnsbudgetten beschikbaar is. Tijdens de Looptrainersdag en de Wandeltrainersdag wordt Be Interactive onder de aandacht van trainers en verenigingen gebracht. Bij voldoende belangstelling overwegen we samen met de KNBLO een aparte bijscholing voor het werken met deze doelgroep te ontwikkelen.'

appeltje van oranje

Be Interactive werkt(e) mee aan de oprichting van hardloopgroepen in Amsterdam, Den Haag, Arnhem, Amersfoort, Amstelveen, Weert, Maastricht, Eindhoven, Vlaardingen, Lelystad, Aalsmeer, Kudelstaart,

Rotterdam en Utrecht. Binnen het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen (NASB), is Be Interactive tot koploperinterventie aangewezen. Ook ontving de stichting in 2010 het Appeltje van Oranje, een prijs die elk jaar wordt ge­ geven aan een project dat bijdraagt aan sociale cohesie in de samenleving.

trainsters gezocht

Voor het opzetten en begeleiden van lo­ kale wandel- en hardloopgroepen zoekt Be Interactive trainsters. 'Ze kunnen daarvoor met ons contact opnemen, www.beinteractive.org', laat Poolman weten. Voorwaarden om trainster te zijn: Goed bereikbare en veilige trainingslo­ catie; Vrouwelijke trainster, bij voorkeur met een vergelijkbare achtergrond; Goed contact met gemeente, buurthui­ zen, organisaties etc.; Ambassadrices; Geschikte trainingstijd en duur; Aandacht voor blessurepreventie en gezonde voeding; Deelnemen met de groep aan een spor­ tevenement; Tekst: Clemens Vollebergh Foto's: Be Interactive


Big Applemoes Het zal je maar overkomen. Je hebt na jaren van twijfel eindelijk de stoute loopschoenen aangetrokken en bent braaf je trainingskilometers gaan maken. Niet één keer per week, maar vaker. Want je hebt jezelf een doel gesteld. En wát voor een doel. Misschien wel gestimuleerd door het BNN-motto ‘try before you die’ heb je besloten een marathon te gaan lopen. En dat moet dan wel meteen een échte marathon zijn. Je besluit staat al snel vast. Het wordt New York. Want dat is een marathon met uitstraling, met sfeer, met naam. Je ziet jezelf al door de stad heen draven, op je nieuwe schoenen, met een goede bodem van pasta en gedragen door het massale publiek langs het parcours.

Oedenrode. Een vlekje, ergens tussen Veghel en Eindhoven in. En daar mag iedereen die door Sandy het vliegtuig naar New York heeft gemist GRATIS meelopen. Het voelt als een kus van je tante met de snor, nadat je hard op je knie gevallen bent … dus je bedankt vriendelijk voor de eer. Hoewel ik nooit van mijn leven een marathon zal lopen, kan ik me helemaal verplaatsen in het gevoel dat al die gedreven marathonlopers aan New York 2012 hebben overgehouden.

Naarmate de datum dichterbij komt, groeit de spanning. Je hebt het gevoel dat je niets aan het toeval hebt overgelaten. Je koffer is al minstens acht keer in-, uit- en weer ingepakt. Je hebt al de verhalen over Bekende Nederlanders die óók naar The Big Apple gaan als een spons in je opgezogen. Stel dat je een stuk met Leontien van Moorsel mee kunt lopen … Je begint er bijna van te zweven. Ready for take-off, zogezegd. Het blijkt echter niet Leontien, maar een heel andere dame die je met beide goedgetrainde benen terug op aarde zet. Sandy is haar naam. En zij heeft lak aan jou en aan al die andere tienduizenden die hun loophoop op de marathon van New York hebben gevestigd. Sandy is meedogenloos en blaast al je illusies aan diggelen. En niet alleen die van jou dus. Met het beeld van Big Applemoes op je netvlies zit je thuis, bij de pakken neer. Wat nu? En dan is er zowaar een alternatief. Alhoewel … Op dezelfde dag als New York wordt namelijk in het fraaie Brabantse land de marathon van SintOedenrode gelopen. Sint wie? Sint-

12 december 2012

Sterker nog: ik voel iets van herkenning. Want ook ik had een doel voor ogen, wat wreed lijkt te zijn doorkruist. Ik wilde in 2028 , op 61-jarige leeftijd, graag als atletiekspeaker actief zijn bij de Olympische Spelen in Amsterdam. Mijn tropische storm heet geen Sandy, maar Mark … zo lijkt het. Ach, misschien moet ik dan over zestien jaar maar de marathon van Sint-Oedenrode aan elkaar gaan praten … Tekst: Ton de Kort Foto: Erik van Leeuwen/erki.nl


Een van mijn idealen is wandelen en wandeltraining dusdanig in te bedden in de zorg, dat in bepaalde situaties wandeltraining (deels) wordt vergoed door zorgverzekeraars. Daarom in dit digitale magazine aandacht voor wandelen in de context met de zorg

De zorgzame wandeltrainer Tijdens het verzorgen van de diverse clinics en opleidingen van de KNBLO kreeg ik vaak de vraag over de rol van zorgverzekeraars bij wandeltrainingen. In diverse literatuur blijkt het belang van bewegen als bijdrage voor een gezond(er) leven. Daar komt nog bij dat een groot deel van de wandelaars baat heeft bij het (oppakken van) wandelen. Denk aan de senioren of de deelnemers met een lichamelijke achterstand. Om deze reden benaderde ik twee mensen die deel uitmaken van het zorgstelsel en aan de hand van een aantal vragen meer inzicht geven over dit onderwerp. De eerste is huisarts Ineke Hussaarts (IH) van de Groepspraktijk Huisartsen Nederweert en de tweede is manager van 18 huisartsen groepspraktijken omgeving Weert Pauline Roelants (PR).

1. wat vindt u van sporten en bewegingsvormen?

IH: Sporten is leuk en goed voor lichaam en geest en voor sociale contacten. PR: Sporten is zeer van belang. Voor een goede conditie, om energie kwijt te

13 december 2012

kunnen (met 3 zonen een belangrijke reden ze te stimuleren te sporten), op gewicht te blijven, jezelf uit te dagen, de zinnen te verzetten, sociale contacten op te bouwen, enzovoorts.

2. doet u zelf aan sport of een bewegingsvorm?

IH: Ik tennis, wielren, moutainbike, fitness en soms loop ik hard. PR: Ik doe zelf aan hockey, pilates, wandelen (en af en toe mountainbiken met de kids). Verder kies ik vaak bewust de fiets in plaats van de auto om naar de stad te gaan of naar een werkafspraak.

3. ziet u verschil tussen sporten toen en nu?

IH: Vroeger werd sport gezien als een hobby. Tegenwoordig is het meer lifestyle geworden. Het hoort erbij. PR: In ieder geval is het professioneler geworden. Ik zie het bijvoorbeeld bij hockey: het is sneller en technischer geworden met meer aandacht voor looptechnieken en blessurepreventie.

4. ziet u effecten op uw klanten/patiĂŤnten?

IH: Mensen die zijn gaan sporten voelen zich vaak fitter dan voorheen. PR: Ik ben geen arts, maar wel betrokken bij diverse beweeg- en leefstijlprogramma's bij chronisch zieken. Volgens mij is het positieve effect van sporten/ bewegen bij diverse aandoeningen inmiddels wel bewezen (de beweegkuur voor diabetes en bewegen als remedie tegen depressie bijvoorbeeld). Bij senioren is het sociale aspect minstens zo belangrijk. Sporten is echter een grote stap voor de oudere of chronische patiĂŤnt. Men denkt dan meteen aan sportverenigingen. Bewegen ligt veel dichterbij: Wandelen, fietsen, zwemmen.


5. wat zijn de nadelen van minder bewegen?

IH: Mensen die weinig bewegen hebben meer kans op bepaalde aandoeningen.

6. wat zijn de voordelen van meer bewegen?

IH: De kans op bepaalde aandoeningen wordt kleiner. Mensen met psychische problemen voelen zich beter als ze fysieke inspanning leveren. De effecten gelden ook voor senioren.

7. welke vormen van bewe­ gen/sporten adviseert u?

IH: In ieder geval de vorm die bij de persoon past. Als iemand begint aan een sport die hij/zij niet leuk vindt, wordt het toch niet volgehouden. Ouderen mogen van mij alles doen wat ze leuk vinden en waar ze toe instaat zijn.

8. geld kan een rol spelen bij iets doen of laten. ziet u deze overwegingen ook in de zorg?

IH: Ja, als mensen geen sportabonnement kunnen betalen raad ik aan te wandelen. PR: In het verleden zaten veel leefstijlinterventies in de zogenaamde Diagnose Behandel Combinatie (DBC). Patiënten kregen het dus onder bepaalde voorwaarden vergoed. Dat is inmiddels al allemaal versoberd of verdwenen. En dan vormt financiën zeker een drempel. Ook eigen bijdragen in de zorg zijn een drempel om iets te doen of te laten.

9. waarom schrappen men­ sen sport en bewegen uit hun huishoudboekje?

IH: Dat zijn persoonlijke afwegingen die mensen maken. PR: Sporten bij een sportvereniging kan duur zijn. Als je moet bezuinigen in het huishouden ga je kijken wat noodzakelijk is en wat niet. Je kunt een euro maar een keer uitgeven. Dus van sport kan ik me voorstellen dat er geschrapt wordt. Het is vaak niet alleen de contributie, maar ook schoenen, een outfit enz.

14 december 2012

10. zijn er mogelijkheden meer mensen in beweg ­ ing te krijgen vanuit ver­ goedingen in de medische zorg?

IH: Nee. Alleen voor mensen met bepaalde aandoeningen wordt het deels vergoed. De zorg is duur. Ik denk niet dat uitbreiding richting bewegen te verwachten is. PR: Eerlijk gezegd niet. De zorg wordt steeds meer uitgekleed. Ik denk dat het steeds meer een leefstijl moet worden om te sporten. Je hebt maar één lijf en daar moet je zuinig op zijn. Je moet het onderhouden, net als een auto. Dat is een levensvisie waar je mensen van jongs af aan bewust van moet maken. Eigenlijk is dat dus preventie! Dat moet starten op scholen en op consultatiebureaus, kinderdagverblijven, naschoolse opvang, enzovoort. Ik vind wel dat sport voor iedereen toegankelijk moet zijn. Dus voor mensen met een grote en kleine beurs. Daar ligt wel een opdracht voor gemeentes.

11: werkt u samen met een (wandel)trainer of gaat u dat doen om uw klanten/ patiënten gezonder te krij­ gen? IH: Ik geef wel eens een folder mee aan mensen die een personal coach zoeken. PR. Ja, via de huisartsenpraktijken worden chronisch zieken gewezen op wandelactiviteiten.

12. hoe kan een (wandel) trainer samen met zorg­ verleners toekomstige sporters stimuleren?

IH: Bekend maken wat er geboden wordt en hoe deelnemers zich kunnen aanmelden. Bijvoorbeeld door het geven van een informatiefolder. PR: De drempel heel laag houden. Vaak is een eerste stap erg moeilijk. Deze stap moet zo klein mogelijk worden gemaakt. En vooral de voordelen noemen. Niet over sporten maar over bewegen

praten, het sociale aspect benoemen, betere conditie, beter slapen enzovoorts, enzovoorts. Misschien sporten op recept? Meer samenwerking ook met de welzijnsorganisaties? Contacten leggen met patiëntenverenigingen? Een organisatie die bruggen kan bouwen in het spanningsveld tussen (medische) zorg en bewegen (wandelen) is de Regionale Ondersteuningsstructuur (ROS). De ROS is lokaal ingebed in tal van organisaties. Meer informatie: http://www.lvg.org/wp-content/uploads/ ROS-netwerk-factsheet-De-regionalepartners-van-de-ROSen-in-de-eerstelijn-april-2012.pdf

'niet over sporten maar over bewegen praten' Tekst: Hannie Huber Foto: Alfons Lenders, Smile fotografie


Atletiekwerk

Samen naar een veiliger sportklimaat!

Helaas komt het voor dat mensen in de sport misbruik maken van hun positie. Jaarlijks komen er meerdere gevallen van Seksuele Intimidatie in de sport aan het licht. Eén van de maatregelen die genomen kan worden ter preventie van Seksuele Intimidatie is het invoeren van een VOG. Dit geeft meer zekerheid over het verleden van personen en vermindert de kans dat iemand, die eerder in de fout is gegaan met kinderen, een daaraan gerelateerde functie binnen de sport kan uitoefenen. Samen met 52 bonden, aangesloten bij NOC*NSF neemt de Atletiekunie deel aan het vergoeden van de VOG voor vrijwilligers in de sport. Zo wil zij bijdragen aan een veiliger sportklimaat. SUBSIDIE GRATIS VOG VERLENGD! Onlangs besloot het Ministerie van Veiligheid en Justitie de subsidie ter waarde van 50.000 VOG's voor vrijwilligers die werken met minderjarigen in de sport te verlengen met één jaar. Zo krijgen alle deelnemende sportbonden een jaar langer de tijd om de VOG binnen hun eigen organisatie en binnen hun sportverenigingen op een goede wijze in te bedden en voor alle vrijwilligers binnen de organisatie een VOG aan te vragen. WAT BETEKENT DIT VOOR JE ATLETIEKVERENIGING? Iedere atletiektvereniging is vrij om te bepalen of zij een VOG verlangt van haar vrijwilligers. Bij invoering van de VOG, is het belangrijk over een aantal zaken na te denken. In de informatiefolder staat beschreven hoe je de VOG binnen jouw sportvereniging op een goede manier kunt inbedden. Meer informatie via www.nocnsf.nl/vog. In

15 december 2012

de bijgevoegde handleidingen wordt stap voor stap omschreven hoe je de VOG kunt aanvragen en vergoeden. Via onderstaande links zijn de volgende handleidingen te downloaden: Handleiding sportvereniging – aanvraag- en declaratieproces elektronische VOG; Handleiding sportvereniging – aanvraag- en declaratieproces via de gemeente; Handleiding aanvraag elektronische VOG; Handleiding aanvraag – VOG via de gemeente; Handleiding VOG declaratietool sportvereniging; Het is belangrijk vrijwilligers goed voor te lichten over de invoering van de VOG binnen jouw sportvereniging. Sportbonden en sportverenigingen hebben sinds september 2012 de mogelijkheid om VOG’s te declareren via de declaratietool www.vogindesport.nl. Neem bij vragen over de VOG, contact op met de afdeling Accountmanagement van de Atletiekunie. Tekst: afdeling Accountmanagement Atletiekunie

Atletiekcongres 2013

Ook in 2013 houdt de Atletiekunie haar jaarlijkse ‘opfrisdag’ voor atletiektrainers en –kader. Op zaterdag 23 maart is Papendal weer het domein van alles wat baanatletiek ademt. In workshops en tijdens plenaire zittingen worden de laatste ontwikkelingen binnen de atletiek gedeeld, in praktijksessies kunnen de deelnemers actief kennismaken met trends of nieuwe denkbeelden over training. Het Atletiekcongres, zoals deze kaderdag sinds 2012 heet, krijgt in 2013 een iets andere invulling dan voorgaande edities. De scheiding tussen trainers en bestuursleden wordt nog wat strikter doorgevoerd, wat inhoudt dat er een specifiek programma wordt samengesteld per doelgroep. De inschrijving voor het Atletiekcongres start op 22 januari. Voor die tijd wordt via de site het nieuws gecommuniceerd. Kijk daarvoor op www.atletiekcongres. nl. Foto: Erik van Leeuwen


Nieuwe RI&E in de sport

De Werkgevers in de Sport (WOS), stelde samen met de vakbonden een nieuwe Risico Inventarisatie en Evaluatie voor de sportbranche (RI&E) samen. Met deze Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) kunnen de veiligheids- en gezondheidsrisico's in de (atletiek)vereniging in kaart worden gebracht. Het instrument bestaat uit een vragenlijst en op basis van de risico's die daaruit naar voren komen wordt een plan van aanpak gemaakt. Dit kan dan worden gebruikt voor het verminderen van de risico's. De nieuwe SportRIE is vooral afgestemd op de risico's bij sportbonden en sportverenigingen en is in het voortraject door een klankbordgroep getest. Aan het gebruik zijn geen kosten verbonden, de nieuwe SportRIE is te vinden op www.sportwerkgever.nl onder het kopje Gezondheid. Het is belangrijk dat een vereniging nadenkt over het sportklimaat dat de sporters wordt geboden. Je sport veilig beoefenen is voor veel mensen een belangrijk punt, daar kan deze gratis RI&E goed bij helpen. Voor een aantal sporten, waaronder atletiek, zijn sportspecifieke vragen opgenomen. Verder zijn er koppelingen gemaakt met de Arbocatalogus voor de Sport (onder meer voor beeldschermwerk, werkdruk en vervoer) en met het Oplossingenboek. [...] Verzekeringspolissen stellen nogal wat eisen, waaronder het hebben van een actuele RI&E. Soms heb je als vereniging te maken met vergunningen. Dat kan zijn voor het dagelijkse gebruik, zoals een Omgevingsvergunning, of tijdelijk voor bijvoorbeeld een groter evenement. In deze vergunningen kan geĂŤist worden dat een actuele RI&E aanwezig is. Overigens: ook als een

16 december 2012

vereniging geen groot (vergunningplichtig) evenement organiseert, biedt de SportRIE een handige checklist om na te gaan of voldoende aan veiligheid is gedacht (denk aan: toernooien of jeugdkampen). Neem voor persoonlijk advies over het gebruik van de Risico Inventarisatie binnen je eigen vereniging contact op met ĂŠĂŠn van de accountmanagers van de Atletiekunie. Bron: atletiekunie.nl, 24 oktober 2012

Trainer laat je horen

Net je opleiding assistent-trainer afgerond en ambities om zelfstandig trainer te worden? Geslaagd voor je looptrainersdiploma, maar ligt je hart toch meer bij de baanatletiek? Niet alleen sprinttraining geven maar ook werptraining? Allemaal redenen om eens te kijken op www.atletiekunie.nl/opleidingen naar de mogelijkheden die de Atletiekunie biedt op het gebied van opleidingen en bijscholingen. En met de nieuwe koers die de bond vaart zijn er meer mogelijkheden voor het volgen van een opleiding en is het nog makkelijker en leuker een trainersdiploma te halen. Het enige wat jij moet doen, is bij je vereniging jouw wensen en ambities kenbaar maken. De vereniging kan dan contact opnemen met een medewerker van de afdeling

Opleidingen. Samen met je vereniging wordt gekeken naar de meest geschikte oplossing. Meer weten over de opleidingen van de Atletiekunie, kijk dan op www.atletiekunie.nl/opleidingen of stuur een mail naar opleidingen@atletiekunie.nl. Foto: WOS


De Kwestie Wat versta jij onder techniek?

Cees Horstman, voormalig trainer coach werpen bij tal van verenigingen schreef de redactie: 'Het woord techniek wordt in sportkringen met grote regelmaat gebruikt'. En dat suggereert helderheid en eenduidigheid maar – omdat iedereen een eigen definitie hanteert van ‘techniek’ – werkt het gebruik van dit begrip vaker verdoezelend dan verhelderend. Wat versta jij onder techniek?

'Voorzichtig met aanpassen van iemands loopstijl'

lichaam gevolgd door het ervaren in de verschillen van looptechniek. Zowel elementen van natural running als reactief lopen laat ik ervaren. Een training bestaat voor de helft uit techniek door praatje-daadje. Veel herhaling en kleine variaties in de opbouw vereenvoudigen het motorisch leren.De loopbeweging ontleden in deelbeweging en dit in Jip en Janneke taal te laten ervaren. De variaties zijn talloos. Daarbij hanteer ik veel humoristische metaforen. Arjan den Otter (41), Trimclub ABC Sliedrecht

Op vragen van lopers over hun looptechniek heb ik een aantal oneliners paraat: ‘je loopt zoals je gebouwd bent’, ‘je techniek wordt mede bepaald door hoe je spieren aan je botten vastzitten', ‘in een groep van twintig lopers zie je twintig verschillende loopstijlen’, ‘bel me als je iemand ziet met de perfecte looptechniek’. Natuurlijk is dit kort door de bocht en licht ik deze openingszinnetjes toe. Wel geven deze beweringen aan dat looptechnieken complex en divers zijn. Volgens mij moeten looptrainers dan ook uiterst voorzichtig zijn met het aanpassen van iemands loopstijl. Vooral bij wat oudere lopers/loopsters. Hillebrand Verkroost (62), Looptrainer Recreanten, a.v. Hylas, Alkmaar.

Techniek en beginners

Het doel van onze jaarlijkse startersgroep is deelnemers in beweging te krijgen. Voor mij is het geslaagd als bijna iedereen in 12 weken 4-6 km blessurevrij kan lopen. Daarom besteed ik veel aandacht aan een verantwoorde looptechniek. Goed aanleren is eenvoudiger dan afleren. De uitdaging is de diversiteit aan ‘modellen’ lopers bij aanvang: van jonge sportwagens tot oldtimers. De kunst is laag intensief beginnen en gedoseerd opbouwen. Ik begin met rompstabiliteit en juiste armbeweging. Bewust worden van het

17 december 2012

differentiëren omdat iedereen anders is qua kracht, snelheid, lichaamsbouw en lenigheid – vooraf kon je dat nog niet weten. Het ideaalplaatje is het nadoen van een topper. Bij hoog en speer gaat de aanloop niet op maximale snelheid en daarom is mechanisch alleen het slot van belang, zeg de laatste anderhalve pas. Zodra je los van de grond komt is alles van daarvoor ‘weg’, het heeft alleen maar geleid tot een bepaalde snelheid en rotatie. Er is dus geen ideale aanloop, je kunt als een drol aanlopen of een steeplebalk in de aanloop zetten zonder dat dat mechanisch problematisch is! Alleen het laatste stukje is technisch van belang, vergeet de rest van het ideaalplaatje. Weia Reinboud (62) Hoogspringtrainster, Hellas Utrecht

Praatje, plaatje, daadje

Vergeet het ideaalplaatje

Techniek is een complexe beweging zo uitvoeren dat je fysieke mogelijkheden tot een maximaal wedstrijdresultaat leiden. In de technische onderdelen en de sprint streef je naar 100 procent kracht plus een perfecte techniek. Die 100 procent kracht leidt gemakkelijk tot technische imperfecties en dus een submaximale prestatie. Bestaat er een ideale techniek? Ja, bij het aanleren van een techniek probeer je iedereen een ideaalplaatje uit te laten voeren. Maar ook ‘nee’, want bij gevorderden moet je

In de trainingspraktijk verwijst het begrip techniek naar hoe een atleet werpt, verspringt of hardloopt. Al dan niet op de juiste manier, maar het is zijn of haar manier (techniek) iets voor elkaar te krijgen. Omdat iedereen eerst zichzelf iets aanleert (autodidact) is dit vaak nog niet volmaakt. Trainers kunnen de techniek verbeteren of verfijnen. Als de atleet begrijpt wat je bedoelt kan hij de techniek goed uitvoeren. Via het praatje, plaatje en daadje leer je de atleet dingen aan. René van Teijlingen (49), AV Fortuna Vlaardingen Nieuwe kwestie:

Alleen atleten met trainingsinzet krijgen aandacht en begeleiding Onze vraag: Wat is jouw mening? Mail je reactie (maximaal 200 woorden) naar steun@chello.nl, vóór 10 januari 2013. Vermeld je naam, leeftijd, geslacht, vereniging en woonplaats. De redactie kan bijdragen inkorten. Foto: Erik van Leeuwen


Pasfrequentie In Runner’s World van februari 2012 wordt ultraloopster Léonie van den Haak geciteerd. Zij verhoogde haar pasfrequentie, ook/zelfs tijdens de langzame duurloop. Twee redenen noemde zij daarvoor. 1. de schokimpact verminderen en daardoor blessure preventie. 2. een betere loopeconomie verkrijgen. Dit lijkt logisch, zeker het eerste punt, maar wordt het ook gestaafd door bewijs? Daar gaat dit artikel over. De pasfrequentie als middel en doel in training en wedstrijd. Met als resultaat minder blessures en betere economie. Het zou zo maar kunnen! Als je je snelheid geleidelijk opvoert, verandert de pasfrequentie aanvankelijk nauwelijks. De snelheidstoename komt voorna-

18 december 2012

melijk tot stand door het vergroten van de paslengte. Andersom geredeneerd: de pasfrequentie blijft praktisch gelijk, ook als je met een lagere snelheid gaat lopen. Het bijzondere hieraan is dus dat de pasfrequentie daardoor ook bij een relatief lage snelheid al redelijk hoog is. Terug naar de vorige gedachte: de pasfrequentie die nauwelijks toeneemt als je je snelheid opvoert. Dat verandert pas als de snelheid echt hoog wordt. Pas dan neemt (ook) de pasfrequentie flink toe. Die toename begint zo ongeveer bij het 800m wedstrijdtempo (1).

natuurlijke pasfrequentie

Er is veel onderzoek gedaan naar de invloed van een verandering van de pasfrequentie, terwijl de proefpersoon met dezelfde snelheid doorloopt. Je vergelijkt dan iemands natuurlijke pasfrequentie met een lagere en hogere pasfrequentie. De uitkomsten van het lopen met een lagere pasfrequentie zijn in elk opzicht, waaronder loopeconomie en schokimpact, zo negatief dat ze hier niet vermeld worden. Het gaat in dit artikel dus alleen over de natuurlijke pasfrequentie en een hogere. En om het overzichtelijk te houden zijn de uitkomsten voor de hogere pasfrequentie alleen vermeld voor een 10% hogere pasfrequentie.

eerste onderzoek

(2)

De uitkomsten van dit onderzoek kun je grofweg in tweeën onderverdelen. Het eerste gaat over de schokimpact. En wat dat betreft zijn de uitkomsten heel opmerkelijk. Als de pasfrequentie met 10% wordt verhoogd, neemt de schokimpact op de heup af met 57%, en op de knie met 34%. Voorwaar, indrukwekkende getallen. Uit deze cijfers mag je afleiden, dat de kans op blessures door de landingsschok bij het lopen met een 10% hogere pasfrequentie de kans op blessures sterk vermindert. Het artikel geeft nog heel veel meer informatie. Uit de tabellen en grafieken heb ik wat berekeningen gemaakt. Bij een 10% hogere pasfrequentie: 1. is de ‘remafstand’, wanneer je voet vóór je lichaam(szwaartepunt) landt, 24% korter (gaat van 9,2 naar 7,0 cm);


2. gaat het lichaamszwaartepunt 16% minder omhoog/omlaag (gaat van 8,7 naar 7,3 cm). En om 16% hoger te komen moet je een veelvoud van 16% aan extra kracht uitoefenen. Die kracht komt voor een deel uit elasticiteit (maar ook dat deel kost metabole energie); 3. is er veel minder sprake van een ‘echte’ hiellanding; het wordt dan meer een platte-voetlanding: de tenen zijn nog maar 1,2 cm boven de grond bij het landen terwijl dat bij de natuurlijke frequentie 5,5 cm. is. Ook dit zorgt ervoor dat de negatieve remkracht minder wordt; 4. zak je vanaf het landen tot aan het laagste punt 19% minder door de knieën (gaat van 28,5 naar 23,2˚). De knie heeft dus een grotere ‘stijfheid’. Daardoor zou het aandeel van de elastische energie wel eens groter kunnen zijn. Dat zijn allemaal factoren die de loopeconomie na een gewenningsperiode, ten goede zouden kunnen komen.

tweede onderzoek

(3)

In het onderzoek van Ruiter werden twee geheel verschillende groepen gemeten: een groep ervaren lopers (met een gemiddelde 10 km prestatie van zo’n 34 minuten) en een groep onervaren lopers, die wel aan sport deden maar niet aan hardlopen. Wat blijkt? Zowel de ervaren als de onervaren lopers komen met hun natuurlijke pasfrequentie aardig dicht in de buurt van de meest economische. Bij de ervaren loper is de natuurlijke pasfrequentie 169 passen per minuut, terwijl de meest economische pasfrequentie 174 is. Bij de onervaren lopers was de natuurlijke pasfrequentie 155 en de meest economische 170. In beide gevallen moet de pasfrequentie dus omhoog om zo zuinig mogelijk te lopen. Maar (ook) in beide gevallen is de invloed op verbetering van de loopeconomie gering. Bij de ervaren lopers wordt de economie 0,6% beter, bij de onervaren lopers is dat 1,4%. In beide gevallen geldt wél, dat de verschillen tussen de diverse atleten groot is, dat wil zeggen, dat het verschil

19 december 2012

bij de ene loper veel meer is dan bij de andere, tot wel 5% toe.

overstriding

Nog even naar de getallen van de vorige paragraaf. Bij de ervaren loper is het verschil tussen de natuurlijke pasfrequentie en de meest economische maar 5 passen per minuut (169 versus 174). Bij de onervaren loper is dat verschil niet 5 passen, maar 15 (155 versus 170). Als je dit vertaalt naar paslengte kun je zeggen, dat de onervaren loper met een te grote pas loopt, een kleine 10%. Hij doet dus aan ‘overstriding’. Dit is zeer herkenbaar. Het bevestigt wat veel trainers waarnemen. Met als vraag: moet je dit zo laten, omdat er waarschijnlijk vroeger of later vanzelf wel min of meer een correctie komt. Advies van schrijver dezes: laat het niet op zijn beloop, probeer daar iets aan te doen. De reden daarachter is, dat het risico op blessures veel groter is. Dat is sowieso al het geval bij een nieuweling, omdat het lichaam zich vanaf het nulpunt moet gaan aanpassen. Door de overstriding wordt dat risico nog eens extra groot (want hoe lager de pasfrequentie, hoe groter de schokimpact op knie en heup).

derde onderzoek(4)

En dan is er het onderzoek van Dumke c.s. Zij onderzochten een mogelijk verband tussen de spier- en peesstijfheid aan de ene kant en de loopeconomie aan de andere kant. Hun conclusie: 'de uitkomsten suggereren dat een grotere spier- en peesstijfheid leidt tot een betere loopeconomie'. Laat dat nou precies zijn, wat er bij een hogere pasfrequentie gebeurt, die grotere stijfheid. Want, zie het onderzoek van noot 2: de knie veert bij een 10% hogere pasfrequentie 19% minder door. Overigens ligt de band tussen de 'spier/ peesstijfheid' en de loopeconomie wel wat ingewikkelder.

per saldo

Het gaat dus om de gevolgen van het lopen met een pasfrequentie, die hoger

is dan iemand ‘van nature’ doet. Wat betreft de loopeconomie is er geen echte eenduidigheid. Dat komt onder andere, omdat er geen lange termijn experimenten zijn geweest tot dusverre. Maar uit de gegevens van het onder 2 genoemde onderzoek mag je concluderen dat het op de langere duur best wel tot een betere economie zou kunnen leiden. Ook wat betreft de blessurepreventie zijn er geen echte harde uitspraken. Maar ook hier: de uitkomsten van het onder 2 genoemde onderzoek wettigen de uitspraak dat het lopen met een hogere pasfrequentie tot minder blessures kan leiden. NB In Pro Loop 1/2013 leest u een uitgebreidere versie, met daarin ook de doorontwikkeling naar een ‘nieuwe looptechniek’. Noten: 1. Weyand, Sternlight, Bellizzi, Wright: Faster top running speeds are achieved with greater ground forces, not more rapid leg movements, J Appl Physiol 89:1991-1999, 2000. 2: Heiderscheit, Chumanov, Michalski, Wille, Ryan: Effects of step rate manipulation on joint mechanics during running, Med Sci Sp Exerc vol 43, no 2, 296-302, 2011 3. Ruiter De, Werker Wout, Zuidema Menno: running economy en pasfrequentie SG3/2012, jrg. 66, 32-36. NB betreffend artikel verwijst ook naar een vrij downloadbaar uitgebreider artikel, dat als basis voor dit artikel is gebruikt. 4. Charles L. Dumke, Christopher M. Pfaffenroth, Jeffrey M. McBride, Grant O. McCaulley 249 – 261: IJSPP Volume 5, Issue 2, June 2010 249261 International Journal of Sports Physiology and Performance, vol 5, issue 2, june 2010.Relationship Between Muscle Strength, Power and Stiffness and Running Economy in Trained Male Runners ) Tekst: Jan Heusinkveld Foto: hardlopen.nl


Oefenstof Bij alles wat je in de training doet kun je drie vragen stellen: is het voorwaardenscheppend, bevat het specifieke (deel) bewegingen, is de belasting specifiek. Met voorwaardenscheppend bedoel ik fysieke prikkels die je aan moet kunnen voordat het zware echte hoogspringen gedaan kan worden. Bij dit alles gaat het om transfer: komen de dingen die je in de training doet terecht in wat je in de wedstrijden doet of niet? Is er heel weinig transfer, dan is het al gauw: weg ermee. Veel oefeningen zijn intussen gesneuveld… Bij Hellas geef ik per week twee trainingen die er echt toe doen, op dinsdagavond echt hoogspringen en op zaterdagochtend sprongkracht. Deze twee trainingen liggen exact een halve week uit elkaar waardoor ze fysiek zwaar kunnen zijn en er toch voldoende tijd is voor herstel en adaptatie. Hoogspringen op dinsdag is een asymmetrische belasting, daarom is op zaterdag alles symmetrisch.

Warming up

Een rondje inlopen direct gevolgd door wat gehuppel over 20 meter met terug dribbelen. Gewone huppel, huppel met armzwaai, kruispasjes. Dan ben je echt warm en ook al tamelijk ‘specifiek warm’ in de sprongspieren. Vervolgens kort ROM-rekken (ROM = range of motion) om te kijken of de spieren de lengte aankunnen die straks van ze gevraagd gaat worden. Zit er ergens iets niet goed, dan volgt natuurlijk de afweging of de training gedaan kan worden, aangepast moet worden of dat het beter is meteen te stoppen. Bij het rekken doen we elke oefening tweemaal anderhalve seconde: onderkant kuit, bovenkant kuit, voorkant bovenbeen, achterkant bovenbeen, bilspier, snel klaar.

20 december 2012

Rekken haalt de spanning uit de spieren, maar die moet er weer op, daarom volgt wat ‘loopscholing’. (Ik zet het tussen aanhalingstekens want het is maar de vraag of er veel scholing inzit, de transfer is niet gegarandeerd en vaak droevig, ook bij atleten die de oefeningen op zich prachtig uitvoeren.) Ik begin graag met hak-bil per been: (de hak gaat in een rechte lijn van de grond naar de bil zodat een knie-inzet van ongeveer 45 graden ontstaat), eerst het ene been, twee passen gewoon en dan het andere been. Driemaal 20 meter, de laatste serie zo snel mogelijk uitgevoerd. Vervolgens trippling om het enkelgewricht soepel te maken, dan ‘spitse knie’ (zie onder), dan tweebenige halfhoge kaatssprongen en tenslotte éénbenig hoog kaatsen. Bij alle oefeningen geldt: zak niet weg, maak jezelf lang, actief bovenlijf. Dit alles is ook wat ik propageer als warming up voor een wedstrijd. Dan doe je van die laatste kaatsjes tweemaal vier stuks en je bent klaar om je aanloop uit te zetten. In de training doen we er meer, het vormt de overgang naar het fysieke deel van de training.

Fysieke prikkels

Bij de flop wordt in het laatste deel van de aanloop een bocht gelopen om-

dat een goed gelopen bocht tot gratis rotatie over de lat zorgt. Dit geeft wel grotere kracht op de voet bij de afzet en daar moet die voet wel klaar voor zijn. We hebben allerlei kleine spiertjes in onze voeten die in ons dagelijks leven nauwelijks meer iets te doen krijgen, thuis veel op blote voeten of sokken lopen is alvast iets, maar lang niet genoeg. We beginnen met een blokje rustige voetoefeningen, voorwaardenscheppend, in de zomer op blote voeten in de verspringbak, ’s winters op sokken in de sporthal, het hele jaar door dus. Alles met gestrekte knie en met kleine pasjes. De belangrijkste vorm is landen op de hiel terwijl de voorvoet maximaal omhoog getrokken is, vervolgens de voet afwikkelen tot maximale teenstand. De andere vormen zijn: lopen op de hielen, op de tenen, op de buitenkant van de voet (voet wel afwikkelen) en op de binnenkant van de voet (idem). De eerste vorm een rondje door de verspringbak, de andere vormen een half rondje en dat hele blok tweemaal (onderhoudstraining) tot viermaal (winter). Het gaat er steeds om maximaal aan je voet te trekken, het zand zorgt voor allerlei zijdelingse impulsjes, in de zaal kun je over een lijn lopen, dat leidt ook tot allerlei nuttige correctiebewegingen.


Vervolgens dynamischer oefeningen voor de voet en de onderbenen, nog steeds zonder schoenen. We doen er meestal drie. Lage horden pal tegen elkaar aan en er zijdelings overheen gaan – hoog blijven, niet stampen, spitse knie, voet dicht bij je houden, hoog tempo. Er zit een mooie zijdelingse impuls in. Dan volgen hupjes met gestrekt been, langzaam voorwaarts gaan. Sprinters doen dit met een grijpbeweging (gestrekte benenloop zonder snelheid te maken), maar bij ons ligt het accent op verticaal. We doen het ook vaak over twintig meter en dan elke vijf meter een kwartslag maken. Dan ‘Hansjes’, naar Hans-Jörg Thomaskamp die het bij een clinic in Sittard eindeloos deed (te lang). De basisvorm bestaat uit drie hinkjes met gestrekt been en de hiel nooit de grond rakend, van het vrije been wordt het bovenbeen tot horizontaal geheven. Dan wisselen de benen razendsnel scharend van houding, drie hinkjes op het andere been, etcetera. Na dit alles een paar versnellinkjes, favoriete is de slingerloop, van buiten- naar binnennaar buiten- naar binnenbaan. Rustig beginnen, voor de zijdelingse impuls uiteraard.

sprongtraining

Een leuke vorm voor het begin van het winterhalfjaar is de hele ontwikkeling van het hoogspringen langs te laten komen. Schots, schots met lay-out, zijrol, de echte schaarsprong, rolsprong, alles van links én van rechts. Overigens is schots bij mij verder verboden. In Cuba is schots verplicht totdat ze bij Sotomayor de flop mogen komen leren, maar ik heb al te veel springers gehad die aan schots springen kanjers van verstoringen van de flop hadden overgehouden. Een slecht aangeleerde flop vind ik gemakkelijker te corrigeren. Voor veel sporter(tje)s is het lopen van een goede bocht een probleem, ze willen niet met hun hele lichaam naar binnen hangen. Ze doen het meer met hun benen dan met hun romp, en/of ze hou-

21 december 2012

den krampachtig hun hoofd verticaal. Je krijgt dan side-steps, mechanisch gezien is dat feitelijk een nepbocht. Om te oefenen kun je de atleten een cirkel van 20-25 meter doorsnee laten lopen, dat past op de hoogspringaanloop. Eerst dribbelen, dan wat sneller, vanuit knieheffen, knieheffen plus versnellen enzovoort. Je kunt die cirkel met pilonen uitzetten, maar mooier is het zonder te doen. Je staat versteld van de moeilijkheidsgraad die het voor velen heeft gewoon een cirkel te lopen en naar binnen te hangen! Liefst op spikes trouwens. Heb je iemand bij het springen met een slechte bocht dan kan het volgende helpen. Ga één à anderhalve meter naar achteren vanaf het normale beginpunt van de aanloop. Je kunt dan aanlopen en een halve cirkel vlak voor de mat langs laten lopen. Direct daarna met hetzelfde bochtgevoel normaal springen. Dit kunnen ze op een wedstrijd ook bij het inspringen doen. Wat we ook wel doen is ‘opdrachtspringen’. Bij elke sprong een ander aandachtspunt: ‘maak in gedachten een foto van jezelf precies op het moment dat…’ Houding bij het begin van de laatste pas, knie zwaaibeen bij laatste grondcontact, heupstrekking op moment van afzet, binnenste schouder bij de afzet, houding van de binnenste arm bij de afzet, kromming van de rug op het hoogste punt, hoek van de romp ten opzichte van de lat op het hoogste punt, ligging van de romp bij de landing. Ze leren zo naar zichzelf kijken én naar de anderen, dus ‘maak een foto van degene die springt op het moment dat…’ Zo wordt de coach overbodig, kunnen ze veel zelf! Bij een wedstrijd kunnen ze ook maar één of hooguit twee dingen oppikken na een sprong, dat wordt dan een van die dingen die ze al eens bij de opdrachtsprongen hebben gehad. Bij de training levert zo’n opdrachtsprong soms een hoop chaos op in de overige aspecten van de techniek, maar sinds de artikelen van Peter Beek in Sportgericht over differentieel leren

maak ik me over chaos niet meer druk. Alles is informatie voor het springersbrein. (Een opmerking over die binnenste arm: wanneer iemand de arm hoog opsteekt bij de afzet ga ik dat niet afleren, maar ik leer het de overigen niet aan. Pas vanaf ongeveer 2.10 is het mechanisch gunstig om de arm op te steken. Arm opsteken is een voorbeeld van het imiteren van de kampioen in iets dat voor die kampioen gunstig is, maar voor de gewone atleet vaak contraproductief.) Meestal springen we met elastiek, maar soms doen we een training met lat. Ieder op eigen hoogte. De aanvangshoogte is comfortabel, de lat gaat twee centimeter omhoog als je de hoogte schoon hebt gehaald en één centimeter als je ’m getoucheerd hebt gehaald. De groep moet helpen zo’n training vlot te laten verlopen. Het is een heel goede training weigeraars en andere springers met latangst te genezen.

sprongkrachttraining

Onze zaterdagtraining is kort maar heftig. De kern bestaat uit drie oefenvormen, voor iedereen dezelfde want iedereen springt toch met de eigen kracht. Alles wordt zeer pittig uitgevoerd, dus de belasting is specifiek. 1. Om en om. Twee pasjes dribbel, sprong met accent op hoog (en goede knie-inzet), twee pasjes, andere been etcetera. In het begin van de winter elk been slechts driemaal, later meer. 2. Zelfde been. Er komt een pasje bij zodat je steeds met hetzelfde been springt. In het begin vier sprongen. Ook het chocoladebeen uiteraard. 3. Fel. Zelfde als vorige, maar na de landing sta je bijna stil en je versnelt een pasje of vijf voor een extra felle afzet omhoog. Dit alleen in ‘zware weken’. Als toetje volgen uitvalspassen. Eigenlijk is het een lompe oefening voor grote spiergroepen, maar er zit een leuke mentale kant aan. Sla je namelijk een keer een week over dan volgt direct weer flinke spierpijn, er zit dus een prachtige wake-up call in om regelmatig te trainen!


We doen de helft met het accent op hoog en ver, de andere helft met laag blijven (hoofd beweegt ongeveer in een rechte lijn voorwaarts). Romp rechtop. Bij die laatste variant pak je de bilspieren meer mee. We beginnen met 4x8 en 6x24 is intussen de standaard voor het eind van de winter geworden. De meeste oefeningen doen we het hele jaar (afgezien van de overgangsperiode tussen zomer en winter). De opbouw (en periodisering) zit in het aantal series en de lengte van de series, niet in verandering van oefenstof. Je zou bijvoorbeeld midden in de winter een blok heel zware pliometrie kunnen doen, maar de verworvenheden daarvan ben je na een maand weer kwijt als je in de volgende blokken geen onderhoudstraining hebt zitten. Wat je niet kunt onderhouden, kun je net zo goed niet trainen. In dit verband nog: pas als met specifieke sprongkrachttraining een plafond wordt bereikt komen drastischer vormen als pliometrie in aanmerking (met hun aspecifieke kantjes), pas als daar de rek uit is komen de gewichten in zicht. Laatstgenoemde training is erg aspecifiek en bovendien vooral goed voor de spierbuiken, de bij het hoogspringen o zo belangrijke belastbaarheid van pezen en gewrichten help je er niet of nauwelijks mee.

spitse knie

Bij een goede hoogspringafzet voor de flop worden enkel, knie en heup gestrekt. Enkel en knie doet iedereen vanzelf, de heupstrekking echter niet, terwijl die heupstrekking flink bijdraagt aan mooi roteren over de lat. ‘Spitse knie’ is een loopsprong zonder enkelstrekking, twee gewone passen, nadere been enzovoort. Romp rechtop, knie zwaaibeen tot horizontaal spits inzetten tegelijk met explosief (over)strekken van de heup. Maak het de atleten lastig door het eens in telgang laten doen…

23 december 2012

over mij

Op mijn 45e ben ik weer met atletiek begonnen, na een stop van twintig jaar (ik ben van 1950). Ik deed het voor de grap, verwachtte wat achteraan te zullen hobbelen, maar ik wist niet dat er veteranenatletiek bestond. Daar hobbel je al gauw wat meer vooraan. In mijn tweede carrière bleek hoogspringen veruit mijn beste onderdeel te zijn (in de eerste carrière waren vooral lopen en overtraind zijn de sterke punten), op mijn 50e volgden zelfs wereldrecords (1.57). Ik heb de oude AT gedaan en ben daarnaast fanatiek bezig gegaan met de natuurkundige kant van het hoogspringen, via e-mail, filmpjes kijken en discussiegroepen. In training en wedstrijden kijk ik erg naar de efficiëntie van de latpassage en redeneer van daaruit terug naar de afzetacties. Grappig is dat wat bij de een werkt, bij een ander weinig doet. Bij Hellas in Utrecht geef ik de specialistische hoogspringtraining, vanaf C. Of eigenlijk is het zo dat ik zelf train en dat anderen mee mogen doen. De groep is niet groot, wel daarin de winnares van zilver zij het NKi en brons bij het NK van 2012. Sinds winter 2011-2012 geef ik ook hoogspringtraining aan masters uit het hele land. Tekst: Weia Reinboud

oproep!

Wil jij als trainer ook eens een bijdrage leveren aan de rubriek Oefenstof, stuur dan een mailtje met je trainersachtergrond en het onderwerp waarover je wilt schrijven aan Steun@chello.nl. Voor het schrijven van een artikel (circa 1200 woorden plus eventuele afbeelding) ontvang je een vergoeding.


Sinds 2006 ontvangen gelicentieerde trainers vier maal per jaar het ‘Digitale Magazine voor licentiehouders van de Atletiekunie’. Om de mening van de lezers te achterhalen zijn er afgelopen jaar verschillende enquêtes verstuurd.

Magazine door ogen van lezers Op de enquêtes is goed gereageerd. Wij zijn dan ook erg blij met de hoeveelheid reacties en kritisch opbouwende geluiden.

over de licentiehouders

Ongeveer de helft van de licentiehouders zijn looptrainers. De andere helft bestaat uit baanatletiektrainers en wandeltrainers. Dit laatste aantal is redelijk gelijk aan elkaar. De meeste licentiehouders hebben een licentie op niveau 3, dat wil zeggen zij zijn zelfstandig trainer.

de resultaten

Op de vraag in hoeverre het Digitaal Magazine wordt gelezen heeft iets meer dan de helft geantwoord, het magazine grotendeels te lezen. 46% leest dit altijd even snel door en 37% leest dit uitvoerig vanaf een beeldscherm. Het Digitaal Magazine is volgens jullie prettig te lezen, er is genoeg variatie in de onderwerpen, het sluit voldoende aan op de kennisbehoefte van de trainer en de totale inhoud wordt met een goed beoordeeld. Vaak is ingevuld dat

23 december 2012

de vormgeving niet aansprak. Inmiddels hebben wij hier al een verandering in doorgevoerd. De vorige editie is namelijk, zoals jullie hebben gemerkt, in een bladerbare versie verstuurd. Hopelijk wordt dit als positief ervaren.

rubrieken

De rubrieken in het Digitaal Magazine worden over het algemeen altijd of meestal wel gelezen. De rubrieken Aan het Woord, Arbozaken/Atletiekwerk en Wandeltraining worden daarentegen vaker niet, dan wel gelezen. Wij hebben tal van aanbevelingen voor nieuwe rubrieken gekregen, waaronder voeding, blessures, ervaringen van trainers en mentale training/coaching. Tevens zijn er zeer veel onderwerpen genoemd die jullie in het Digitaal Magazine terug zouden willen zien. Wij zullen de meest genoemde onderwerpen in de toekomst dan ook in één van de rubrieken opnemen.

prijswinnaars

Onder de respondenten zijn er na elke enquête verschillende leuke prijzen ver-

loot. Hierbij de gelukkige winnaars: Toegang tot het Atletiekcongres: Aad Bos en Justus van Nierop Toegang tot de Looptrainersdag: Jac Laros en Don Braad AA drink artikelen: Gert Vermeulen en Michel Seinen Boek ‘Helden van de 42 km’: Joop van Opstal Voucher voor een bijscholing naar keuze: Peter Scheijde

hoe nu verder?

De resultaten zullen tijdens de volgende redactievergadering, medio december uitgebreid besproken worden. Met de uitkomst wil de redactie veranderingen doorvoeren, zodat het Magazine optimaal blijft aansluiten bij de doelgroep: loop- en atletiektrainers met een licentie. Alle inzenders: nogmaals enorm bedankt! Tekst: Melanie Schüttler, namens de redactie


korte berichten: opleidingen en wandelen nieuws van de afdeling opleidingen Het loopt tegen het einde van het jaar. Een korte terugblik op dat jaar levert een turbulent beeld op. De aanpassingen van de verschillende opleidingen hebben op niveau 2 en 3 hun beslag gekregen. Op niveau 4 wordt er nog hard gewerkt aan de aanpassingen die in 2013 doorgevoerd moeten zijn. Het is verheugend te zien dat e.e.a. goed aanslaat bij de verenigingen. Op niveau 2 zijn er in 2012 52 opleidingen gestart. Deze interne opleiding wordt door de vereniging, met behulp van een door de Atletiekunie ontwikkelde toolkit, zelf gegeven. Op niveau 3 zijn er 7 Basis Looptrainer 3 opleidingen en 3 Basis Baanatletiektrainer 3 opleidingen gestart. Mooie getallen met hopelijk een stijgende lijn in 2013. Hierbij ligt het initiatief voornamelijk bij de verenigingen die de diverse opleidingen moeten aanvragen. Meer informatie hierover op de website. In 2013 is het ook de bedoeling de niveau 4 opleidingen nieuwe stijl op te starten: de Prestatie trainer 4 in het voorjaar, de Talenten trainer 4 in het najaar. Nadere informatie hierover volgt nog (ook via de website). De bijscholingen vertonen de afgelopen jaren, eigenlijk vanaf het moment dat deze op aanvraag van de verenigingen worden georganiseerd, een stijgende lijn. Werden er in 2010 nog 590 trainers bijgeschoold, in 2011 waren dit er 790 en in 2012 zal dit uitkomen op 850. In deze aantallen zijn de Looptrainersdag, Wandeltrainersdag en het Atletiekcongres niet meegenomen. Als we dan toch met getallen bezig zijn: bij het verschijnen van het eerste nummer van het Digitaal Magazine (1-2-2006) waren er 1430 licentiehouders, dit steeg in vier jaar naar 1917 (1-2-2010). Momenteel zijn er ruim 2000 licentiehouders (2087).

24 december 2012

Margot Kouwenberg neemt vanaf begin januari 2013 haar taken weer op zich. Alvast prettige Feestdagen. Paul Peters Waarnemend manager Kaderontwikkeling

wandeltrainersdag editie

3e

Op zaterdag 9 maart 2013 vindt in het Universitair Sportcentrum Nijmegen de 3e editie van de WandelTrainersDag plaats. Op deze jaarlijkse kennis- en ontmoetingsdag worden de laatste ontwikkelingen op het gebied van ondermeer training, begeleiding en diverse wandelvormen binnen de wandelsport gedeeld. De dag is bestemd voor iedereen die bij de ondersteuning van de wandelsport betrokken is. Naast een plenaire presentatie staan er drie workshoprondes op het programma. Er is keuze uit ongeveer 35 theoretische en praktijksessies, die verzorgd worden door een groot aantal gerenommeerde wandeltrainers. Inschrijven kan vanaf begin januari via de site www.wandeltrainersdag.nl.

extra training bieden aan deelnemers van 'via vierdaagse'?

Via Vierdaagse is hĂŠt trainings- en begeleidingsprogramma voor een goede voorbereiding op de Vierdaagse Nijmegen. Als aanvulling op het reguliere (online) programma Via Vierdaagse worden jaarlijks honderden deelnemers extra getraind en begeleid door aangesloten lidorganisaties/trainers. De uitvalscijfers laten zien dat deze extra training en begeleiding de kans op een succesvolle Vierdaagse Nijmegen enorm vergroot. Dit is voor lidorganisaties en trainers dan ook een uitstekend wervingsinstrument. Kijk voor informatie over het reguliere programma en de randvoorwaarden bij Via Vierdaagse op www.ViaVierdaagse. nl.


partners en suppliers atletiekunie Official partners

Media partners

Official suppliers

25 december 2012


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.