Het Gesprek

Page 1

het gesprek identiteit en interieur



HET GESPREK identiteit en interieur

omslag: BAK, Utrecht 1


2


voorwoord Een goed interieur is altijd maatwerk. Het is zorgvuldig afgestemd op de identiteit en behoefte van de opdrachtgever. Met een gebouw of interieur kan een organisatie zijn identiteit versterken en zich onderscheiden. Daarom is het van groot belang dat de opdrachtgever en architect samen tot een heldere formulering van de opgave komen. Het voorliggende boekje geeft inzicht in het samenwerkingstraject met architecten van Mourik. Het laat zien hoe wij tijdens het ontwerpproces het gesprek met de opdrachtgever opzoeken, stimuleren en sturen en de expertise van beide partijen benutten. De opdrachtgever kent de inhoud van zijn vraag, wij beheersen de ontwerpvaardigheid. Tijdens het gesprek zoeken we naar de kern van de opgave, bespreken de gevolgen van ontwerpbeslissingen en zijn pas tevreden met het resultaat als de opdrachtgever zijn vraag vervuld ziet in het ontwerp. Wij zijn ervan overtuigd dat alleen door intensieve samenwerking maatwerk kan worden gerealiseerd. Dit boekje volgt de stappen tijdens het samenwerkingstraject, van de eerste kennismaking tot aan het gerealiseerde interieur. Het probeert niet volledig te zijn, noch een blauwdruk te vormen voor iedere opgave. Vanuit de verkenning van de identiteit van de opdrachtgever voert het traject langs de betekenis van het programma van eisen, de bijbehorende attitude en ontwerpaspecten. In het hoofdstuk ‘van taal naar beeldentaal’ laten wij zien dat de vraag de schakel vormt tussen de uitgangspunten en resultaat. Een goede communicatie tussen opdrachtgever en architect is daarom essentieel. Toch vertelt een ontwerp uiteindelijk haar eigen verhaal en geeft een gebruiker hieraan zijn eigen betekenis door zijn specifieke zienswijze en interpretatie. Vervolgens karakteriseren we op hoofdlijnen een aantal archetypische projecten die het resultaat van onze aanpak illustreren. Het boekje sluiten wij af met een toelichting op onze werkwijze dat gekenmerkt wordt door een integrale benadering. Het integraal werken en ontwerpen verrijkt en verdiept het architectonisch ontwerp en genereert effectieve, efficiënte en daarmee duurzame architectonische oplossingen. Na iedere stap daagt dit boekje u met prikkelende vragen uit tot gesprek. Loop de stappen met ons door en laat u inspireren! TTT Piet Grouls avb

3


inhoud 6 14 18 22 26 32 36 48 52 68 72

4

identiteit, imago en archetypen opdrachtgever programma’s van eisen attitude ontwerpaspecten van taal naar beeldtaal ontwerpproces vervulling van de vraag gebruik en betekenis integraal ontwerpen en werken colofon


OPDRACHTGEVER / GEBRUIKER

OPDRACHTGEVER

PROGRAMMA VAN EISEN

ATTITUDE + ONTWERPASPECTEN

ARCHITECT

VAN TAAL NAAR BEELDTAAL

ONTWERP PROCES

OPDRACHTGEVER / GEBRUIKER

DERDEN

ONTWERP

VERVULLING VAN DE VRAAG

GEBRUIK EN BETEKENIS

stappen in het samenwerkingstraject met architecten van Mourik 5


identiteit, imago en archetypen Identiteit is de eigenheid van een persoon, bedrijf of instituut. Het imago is het beeld dat door het publiek gevormd wordt. Hoe kan identiteit gecommuniceerd worden zodat het juiste imago ontstaat? Hoe kan een gewenst imago realiteit worden?

identiteit is datgene wat het is Identiteit is ‘de eenheid van wezen, volkomen overeenstemming’. Identiteit bepaalt de eigenheid van een persoon, bedrijf of instituut en wordt gevormd door een combinatie van gedrag, communicatie en verschijningsvorm (zie schema). Personen of organisaties onderscheiden zich van elkaar door specifiek gedrag, wijze van communiceren en verschijning in bijvoorbeeld mode, interieur of architectuur. Deze uitingen vormen een verzameling fragmenten waarmee de beschouwer zijn of haar eigen beeld vormt. Het is echter de vraag of dit beeld (imago) overeenkomt met de werkelijke identiteit van de organisatie.

IDENTITEIT

IDENTITEIT

6


uitingen van identiteit 7


imago is datgene wat het lijkt Imago is ‘een beeld dat mensen hebben van iets of iemand’. Een imago ontstaat door alle uitingen (op het gebied van gedrag, communicatie en verschijningsvorm) van een persoon of organisatie. Echter, iedereen kijkt met een andere bril naar een beeld. De interpretatie van het beeld hangt af van het perspectief van de beschouwer en het tijdsbeeld (omgeving, cultuur, trend, etc). De laptop vonden we in 1980 exclusief maar is nu gemeengoed, een prettige kantoorverdieping bestond uit vele kamers maar is nu een communicatieve open ruimte met flexplekken, een representatieve wachtruimte was 10 jaar geleden formeel ingericht maar zien we nu als een informele ruimte waar de bezoeker zich thuis moet voelen. Een persoon of organisatie kan een imago sturen. Wanneer de afstand tussen imago en identiteit echter te groot wordt is dit niet meer geloofwaardig voor de buitenwereld: ‘just be yourself’!

8


9


van identiteit naar imago Wie ben je als persoon of organisatie? Wie zou je willen zijn? Op de analyse van het zelfbeeld (realiteit) van een persoon of organisatie volgt de vraag of dit wel of niet gewenst is. Wanneer het zelfbeeld of het imago van het persoon of organisatie ongewenst is kan dit bijgestuurd worden. Soms vraagt dit om een ware cultuurverandering die moeilijk te sturen is vanuit een bestaande situatie. Een verbouwing, herinrichting of nieuwbouw kan een aanleiding vormen voor grote veranderingen binnen een organisatie. In de nieuwe situatie krijgen veranderingen in werkwijze of structuur een plaats binnen de onderneming. De gewenste identiteit komt hierdoor vanzelf tot uiting: een nieuwe inrichting roept ander gedrag op, andere communicatievormen en een passende verschijningsvorm. Met de aangepaste uitingen zal ook de publieke opinie en daarmee het imago veranderen.

INTERN IDENTITEIT

REALITEIT

WENS

EXTERN IMAGO

10


de identiteit van Apple, minimaal design en vooruitstrevende technologie, komt tot uiting in zowel producten als huisvesting 11


archetypen De Zwitserse psychiater Carl Gustav Jung karakteriseerde personen en benoemde ze in de vorm van archetypen. Archetypen hebben een uitgesproken identiteit die een plaats hebben binnen de aspecten ego, sociaal, orde en vrijheid (zie schema). Hun identiteit uit zich in karakteristiek gedrag, wijze van communicatie en verschijningsvorm. Zo zoekt een wetenschapper de essentie, de ondernemer de uitdaging, de idealist de overtuiging, de held de spanning en de ontdekker de verrassing. Net als Jung karakteriseren wij een organisatie, gebruikers of bezoekers in de vorm van archetypen. We onderzoeken welk gedrag, wijze van communicatie en verschijningsvorm hun identiteit kenmerkt. Dit vormt voor ons de basis voor het interieurontwerp. De verschijningsvorm wordt namelijk niet alleen bepaald door kledingkeuze, maar ook door het interieur. Zo zal de identiteit van een interieur voor een wetenschappelijk instituut, politiebureau of ontwerpstudio zeer verschillend zijn. Het beeld dat overgedragen wordt (imago) is niet altijd gelijk aan het gewenste imago of zelfbeeld van de organisatie. De studie naar het archetype vindt dan ook altijd plaats in dialoog met de opdrachtgever.

jok er

on

tde

kk

er

rebel

VRIJHEID

er

pp

he

sc

held

beschermer

bo

nd

ma

EGO

giĂŤ

ze

ARCHETYPEN

elo

rg

r

zo

leider

jze

wi

ORDE

12

er

bb

fhe

lie

ge

no

ot

SOCIAAL


wijze

schepper

leider

zorgeloze

held

beschermer

rebel

ontdekker

joker

diverse archetypen met specifiek gedrag, communicatie en verschijningsvorm 13


opdrachtgever Dè opdrachtgever bestaat niet. De opdrachtgever kan een persoon, bedrijf of instituut zijn met ieder zijn specifieke behoeften en belangen. Het verschil in behoeften en belangen maken een organisatie bijzonder. Dit verschil kan juist ingezet worden om de eigen identiteit te ontdekken en versterken. Juist door het eigen gedrag, communicatie en verschijningsvorm te vergelijken met andere organisaties wordt de eigen identiteit zichtbaar. Allereerst zijn we geïnteresseerd in het zelfbeeld en gewenste imago van de opdrachtgever. We vragen hem daarom om een omschrijving te geven van de wijze van gedrag, communicatie en verschijningsvorm van zijn organisatie en het beeld dat hij wil overbrengen op de buitenwereld. Met welk archetype identificeert hij de organisatie? De leider, held, beschermer of rebel? We zijn benieuwd naar zijn toekomstvisie op het interieurproject en het doel dat hij hiermee wil bereiken. Het beeld van de identiteit en het gewenste imago van de organisatie behoren tot de factoren die veel invloed hebben op het interieurontwerp.

14


de identiteit van de organisatie komt o.a. tot uiting in het logo 15


opdrachtgever het gesprek Welk imago wilt u overbrengen op uw werknemers en bezoekers? Welk archetype past het beste bij u, of is er sprake van meerdere archetypen? Is er sprake van specifieke eigenschappen en behoeften? Waarmee brengt de onderneming zijn identiteit tot uiting? Is er sprake van ‘corporate identity’? Wie vormt uw doelgroep? Is er sprake van meerdere vestigingen met eenzelfde identiteit? Wat wilt u dat een bezoeker over u vertelt als hij thuiskomt? Hoe manifesteert u zich in de virtuele media? Is er sprake van een symbolische betekenis van (delen van) het interieur? Zijn er bepaalde ceremonies die vormgegeven moeten worden?

16


17


programma’s van eisen De wensen en eisen van de opdrachtgever staan omschreven in het ruimtelijk, functioneel en technisch programma van eisen. Het ruimtelijk programma van eisen vertelt over het beoogde ruimtegebruik in oppervlaktes van het gehele project en per functieonderdeel. Hierin wordt tevens een uitspraak gedaan over de locatie en bijvoorbeeld de grenzen die bepaald worden door een bestemmingsplan. Het functioneel programma van eisen laat de gewenste relaties van de ruimten en functies ten opzichte van elkaar zien en bijvoorbeeld het gebouw ten opzichte van de stedenbouwkundige context. Het technisch programma van eisen stelt randvoorwaarden over de uitwerking van het project, het energieverbruik, de klimaatomstandigheden en dergelijke. Al met al wordt hiermee het comfort beschreven dat men wenselijk acht. In de praktijk ontbreken nog vaak de contouren van het project en lijkt het programma van eisen meer op een ‘programma van wensen’. Het blijkt lastig om de contouren te omschrijven en de omvang van het project te benoemen. Het programma wordt vaak gefaseerd opgesteld: in eerste instantie wordt het gebouw beschreven en pas later wordt ingezoomd tot op het niveau van de ruimte. Het voordeel van deze methode is, dat men pas in detail de onderdelen bespreekt, wanneer de globale contouren van het project helder zijn. Een nadeel kan zijn dat de gedetailleerde uitwerking te laat wordt ingezet, waardoor er geen sprake meer kan zijn van een integraal ontworpen project, maar dat er eerder sprake is van een op zichzelf staand inbouwpakket.

18


ruimtelijk, functioneel en technisch programma van eisen 19


programma’s van eisen het gesprek Beschikt u over een technisch, ruimtelijk en functioneel programma van eisen? Kunt u aangeven welke onderdelen hierbij van vitaal belang zijn en waarom? Zijn dit programma’s van eisen, of programma’s van wensen? Zijn alle adviseurs die betrokken worden bij dit project reeds bekend? Welke onderdelen worden nog verder uitgewerkt? Wat verwacht u bij de uitwerking van de programma’s van eisen van adviseurs? Gaat het om een interieur voor een bestaand of nieuw gebouw? Zijn kosten voor beheer en onderhoud opgenomen in het budget ? Worden huidige inrichtingselementen meegenomen in het nieuwe interieur?

20


21


attitude Naast het programma van eisen is de attitude van een project van belang. Hoe wordt dit gepositioneerd op verschillende schaalniveaus: lokaal, regionaal, nationaal en eventueel zelfs mondiaal? Wil de opdrachtgever een specifiek interieur op lokaal niveau, aangepast aan de geldende cultuur, of wordt het interieur eenduidig van karakter en verspreid over vele vestigingen wereldwijd? Welk imago streeft de organisatie na op ieder schaalniveau? Presenteert zij zich op mondiaal niveau bijvoorbeeld als een trendsetter op het gebied van multimedia en op lokaal schaalniveau als een informele omgeving gericht op de gebruiker? Denk hierbij aan het merk Apple en de Apple Stores in diverse steden wereldwijd. Een inrichtingsconcept op mondiaal schaalniveau kan op lokaal schaalniveau specifiek of generiek uitgewerkt worden. Zo is bij de Nike Stores gekozen voor een specifieke uitwerking. Mondiaal is sprake van een eenduidig concept, een museale ervaring van sportartikelen (Nikeworld), op lokaal schaalniveau zijn de interieurontwerpen zeer divers. De uitwerking kan ook overal hetzelfde zijn. Context en perspectief van de lokale bevolking speelt in dat geval nauwelijks een rol in het interieurontwerp. Voorbeelden zijn de vestigingen van IKEA, Mc Donald’s of Novotel.

22


Beijing

Sao Paulo

New York

London

think global: wereldwijd zijn Nike stores een museale ervaring, op iedere locatie is de uitwerking echter anders 23


attitude het gesprek Op welk schaalniveau opereert u, of wilt u opereren? Bent u een trendvolger, of een trendsetter? Hoe wilt u zich manifesteren ten opzichte van uw concurrentie? Kent uw interieur een sterk representatief karakter? Waar staat u over tien jaar? Manifesteert u zich introvert, of extravert? Overtuigen, of verleiden? Gevoel, of ratio? Formeel, of informeel? Verrassend, of voorspelbaar?

24


25


ontwerpaspecten Naast het programma van eisen en attitude van de opdrachtgever zijn zes ontwerpaspecten onlosmakelijk verbonden met het ontwerp: gebruik, context, techniek, economie, wet- en regelgeving en duurzaamheid.

gebruik

Vorm volgt het gebruik, niet de functie. Een gebouw is een ruimtelijk instrument dat gebruik stimuleert en uitnodigt tot onverwacht gebruik. Het programma van eisen is voor ons een inspiratiebron waar we meer uit halen dan alleen de ingrediënten voor een functioneel ontwerp. Uit de omschrijvingen en schema’s destilleren we de meerwaarde voor het gebruik. Dit vertalen we in architectuur die de gebruiker prikkelt en hem uitdaagt. In het werk van architecten van Mourik speelt het thema ‘gebruik’ een onmiskenbare rol. In ieder project is sprake van een wisselwerking tussen architectuur en gebruik: in onze projecten verrijkt architectuur het gebruik en geeft gebruik betekenis aan architectuur.

context

Een gebouw ligt verankerd in zijn context. De relatie tussen gebouw en context is wederkerig: een gebouw heeft invloed op zijn context en vice versa. Het ontwerpteam analyseert de historische, maatschappelijke en fysieke context van het gebouw. Welke wisselwerking kan plaatsvinden met de context? Welke aspecten van de context kunnen aanleiding vormen voor het integraal ontwerp? De uitkomsten geven richting aan de vorm van het gebouw, de organisatie van de functies en de relatie tussen binnen en buiten.

techniek

In het integraal ontwerp vormen techniek en architectuur één geheel: het architectonisch, installatietechnisch en constructief ontwerp zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Efficiënte en duurzame architectonische oplossingen komen voort uit slim en onorthodox gebruik van industriële bouwmethodieken en installatietechnieken. Met materialen geven wij een gebouw zintuiglijke, tektonische en duurzame kwaliteiten. Het bouwkundig detail verbindt materialen, structuren, vormen en kleuren. De techniek maakt onderdeel uit van onze architectuur en laten wij bij voorkeur in pure vorm zien. 26


in het ontwerp van een booreiland spelen de thema’s ‘gebruik’ en ‘context’ een essentiële rol 27


economie

In een integraal ontwerp is het budget één van de uitgangspunten voor ontwerpbeslissingen. Wij maken strategische ontwerpkeuzes om een ontwerp te realiseren binnen het vastgestelde kader. Economie stuurt het ontwerp, maar belemmert ontwerpkeuzes niet. Samen met interne bouwkostendeskundigen onderzoeken we ontwerpvoorstellen op hun economische kansen en risico’s. Liggen deze kansen in de keuze van bouwmaterialen, efficiënt bouwproces of beheer en onderhoud?

wet- en regelgeving

We zoeken al in een vroeg stadium de kaders van de wet- en regelgeving op. Ieder project moet voldoen aan wet- en regelgeving zoals Bouwbesluit, gemeentelijke verordeningen, monumentenwet, veiligheidsaspecten en gezondheidsaspecten. De kaders zijn soms scherp en hebben veel invloed op het ontwerp. Daarom onderzoeken we al vroeg welke wet- en regelgeving van toepassing zijn, beoordelen hun impact op het ontwerp en laten ons inspireren door de meest invloedrijke wettelijke kaders.

duurzaamheid

Duurzaam ontwerpen is slim ontwerpen: integreren van ruimtelijke oplossingen die efficiënt en effectief zijn wat betreft materiaal- en energiegebruik. De ontwerpmethodiek ‘levensduurzaamheid’ stemt de toepassing van materialen af op de levensduur en mate van flexibiliteit van ieder bouwelement. Het programma GPR Gebouw 4.0 geeft inzicht in de gevolgen van ontwerpkeuzes voor de milieubelasting in brede zin. In het integraal ontwerp komt duurzaamheid tot uiting in energiezuinige oplossingen, een comfortabel binnenklimaat, slim materiaalgebruik en een hoge mate van flexibiliteit.

architectuurwiel

Door al deze ontwerpaspecten steeds mee te nemen in ontwerpbeslissingen is het mogelijk om hoge kwaliteit binnen een scherpe planning en budget te realiseren. Aan het begin van het ontwerpproces bepalen we samen met de opdrachtgever de impact van de ontwerpaspecten en leggen dit vast in het ‘architectuurwiel’. Dit vormt het DNA van ieder project. 28


aa integr

l ontwerpen

gebruik

it slu be uw bo

nr

co vo do to

ita

tie

re de on ing bijz etgev w

g evin elg eg

ec

e t-

tie sa di

on

ar da an

plo

we

om ie

tech geb nisch ruik

organisatorisch gebruik

telijk ruim uik r geb

st

ex

bouwtij

overige arbo en hriften voorsc

fysieke t contex

installa

ties

to do vo co

e

lijk

pe

bo

uw

tec

hn

iek

ie ct

tru ns co

rgie ene

milieu

gezondheid

liteit

skwa

e

ard

twa

gebru ik

ms

toe ko

hi co stor nt isc ex h e t

ap ch ats ma ntext co

tec hn iek

text con

d

duurzaamheid architectuurwiel waarin per ontwerpaspect de ambitie wordt ingevuld 29


ontwerpaspecten het gesprek gebruik Hoe belangrijk is flexibiliteit en aanpasbaarheid van het interieur? Hoe belangrijk vindt u communicatie tussen het personeel? Legt u de nadruk op het individu of op het collectief?

context Moet het interieur goed zichtbaar zijn in de omgeving? Maakt het interieur uw bedrijf onderscheidend ten opzichte van de omgeving? Waarom is dit de juiste plek is voor uw bedrijf?

techniek Wordt het interieur, of onderdelen daarvan, vaak verplaatst? Is er sprake van een gelimiteerde bouwtijd voor het interieur? Welke eisen stelt u aan de akoestiek van ruimtes?

30


economie Is er sprake van een vast budget voor de uitvoering? Wordt het interieur gefaseerd uitgevoerd? Wordt er tijdens de uitvoering doorgewerkt binnen het gebouw?

wet- en regelgeving Gelden er bijzondere regels op het gebied van arbeidsomstandigheden? Is het interieur gesitueerd in een monumentaal pand? Heeft regelgeving m.b.t brandpreventie/ beveiliging invloed op interieur?

duurzaamheid Denkt u in termen van flexibiliteit, of van diversiteit? Welke onderdelen van uw bestaande interieur denkt u te hergebruiken? Welke ambitie heeft u op het gebied van energieverbruik?

31


van taal naar beeldtaal De verwoorde ambitie (programma van eisen, attitude, ontwerpaspecten, identiteit) van de opdrachtgever vertaalt de architect in een ruimtelijk concept. Tijdens het ontwerpproces hanteert de architect een veelheid aan middelen om zijn plannen inzichtelijk te maken: schetsen, visualisaties, maquettes, etc. De communicatie van het ontwerp kent invalshoeken vanuit betekenis geven, overtuigen, informatie overbrengen en verleiden (zie schema). We zoeken steeds naar een balans tussen enerzijds het overtuigen met rationele argumenten en anderzijds het verleiden met inspirerende sfeerbeelden. Met de beelden wordt feitelijke informatie overgebracht en wordt betekenis gegeven aan het ontwerp. Beelden presenteren de identiteit van het interieur, maar hoe uit het interieur zijn eigen identiteit? Net als de organisatie is in het interieur sprake van communicatie, gedrag en verschijningsvorm. De vormentaal communiceert een boodschap richting de gebruiker. Het gedrag van het interieur maakt duidelijk hoe het zich manifesteert in zijn culturele, maatschappelijke of fysieke context. Zo kan het ontwerp zich vriendelijk, arrogant of dominant gedragen. Tot slot toont de verschijningsvorm het materiaal, kleur, textuur en detail.

BETEKENIS intuitie

denken

VERLEIDEN

OVERTUIGEN

gevoel

waarnemen

INFORMATIE

32

BETEKENIS


bestuursplein

kastwand & meubels bar auditorium

liftkern

centrale vergaderruimte

centrale trap

podium

centrale elementen

diverse visualisatietechnieken om het ruimtelijk concept te verbeelden 33


opslag, toilet en douche

trap

balie en bibliotheek

glazen vloer

34


conceptschema BAK, Utrecht 35


ontwerpproces concept Het ontwerpproces begint met de ontwikkeling van een concept dat de basis vormt voor het ontwerp. Het concept is een schematische weergave van de ruimtelijke vertaling, de grondgedachte van het ontwerp. Het concept toont de prioriteiten en hiërarchie tussen onderdelen van het ontwerp, zoals de organisatie en structuur van het ontwerp.

organisatie en structuur De organisatie en structuur vormen de ruggengraat van het ontwerp. Hiermee is onderscheid aan te brengen tussen openbare en privé ruimten, tussen individuele werkplekken en collectieve ruimten voor communicatie (zie schema). De organisatie en de structuur is afgestemd op de manier waarop de onderneming wil functioneren. Een heldere structuur en een optimale afstemming leidt tot een effectieve en efficiënte werkomgeving en maakt het gebouw bovendien leesbaar voor de gebruiker. ‘Form follows function’ wordt daarmee omgevormd tot ‘vorm volgt gebruik’.

OPENBAAR

controle

formeel

INDIVIDUEEL

COLLECTIEF

informeel

vrijheid PRIVE

COMMUNICATIE CONCENTRATIE 36


kantoor BNA, Amsterdam 37


ontwerpstrategie De samenhang tussen context, gebruik en techniek bepaalt de betekenis van een gebouw of interieur. De vraag is hoe het gebouw zich tot deze drie thema’s verhoudt. Om tot een ontwerpstrategie te komen is geput uit het boek van Ralph Steadman “Sigmund Freud” (1979). De hierin genoemde strategieën passen ontwerpers toe om de verhouding tussen het gebouw en context, gebruik en techniek te benoemen. Steadman noemt de volgende strategieën: unificerend, tendentieus, onschuldig, meerduidig, analogisch, afleidend, misleidend, weglatend, tegenovergesteld, overdrijvend, naïef, ontkennend, understatement, aanpassend, onzinnig, of een combinatie van deze factoren. Het boek van Ralph Steadman refereert op uiterst illustratieve wijze naar het boek van Sigmund Freud “Der Witz und seine Beziehung zum Unbewussten” (1905). Hij ontleent zijn strategieën aan de analyse van de grap. Een grap heeft echter maar een beperkte houdbaarheid. Als de verrassing voorbij is, neemt de kracht van de grap drastisch af. In dit licht is architectuur te traag voor grappen. De strategieën worden daarom afhankelijk van de levensduur van het te realiseren ontwerp ingezet. Een interieur heeft vaak een kortere levenscyclus dan een gebouw. Een coulisse voor een theater of eenmalige versiering van een feest leent zich zeker wel voor een grap, aangezien de levenscyclus zeer hiervan kort is.

38


aanpassend

overdrijvend

ontkennend

overdrijvend

onschuldig

meerduidig

tegenovergesteld

tegenovergesteld

analogisch

tendentieus

unificerend

unificerend

verschillende ontwerpstrategieĂŤn om de betekenis van groen in relatie tot architectuur te benoemen 39


fysieke versus virtuele werkomgeving Naarmate men inzoomt op de organisatie en dichter bij de werknemer komt, wordt identiteit meer tastbaar. Het imago van de organisatie wordt een tastbare fysieke werkomgeving van de gebruiker. Niet alleen is het materiaal, de textuur en het detail van de fysieke werkomgeving zichtbaar, ook is de relatie tussen gebruiker en het gebruik waarneembaar. Tegenover de fysieke werkomgeving staat de virtuele werkomgeving. Als gevolg van de digitale revolutie zijn kantoorconcepten sterk veranderd en maakt de virtuele werkomgeving een vanzelfsprekend onderdeel uit van onze manier van werken en communiceren. In dit boekje gaan we alleen in op de fysieke werkomgeving.

MENS

VIRTUELE WERKOMGEVING

FYSIEKE WERKOMGEVING

ORGANISATIE

40


boven: Ministerie van Verkeer & Waterstaat, Den Haag onder: kantoor BNA, Amsterdam 41


vitale plekken en lijnen Ieder gebouw kent vitale plekken en lijnen. Dit zijn bijvoorbeeld centrale locaties in het gebouw of interieur voor ontmoeting en representatie, zoals een restaurant, entree of overlegplekken. Onder invloed van het nieuwe werken hebben ruimten geen eenduidige functie meer. Zo is het restaurant een plek om te eten, te feesten, spellen te spelen, te werken, te vergaderen, enzovoort. De entreehal is een plek voor ontvangst, representatie, informatie en sociaal maatschappelijk engagement van de onderneming, maar ook kunnen gebruikers hier overleggen en vergaderen. Onder invloed van nieuwe digitale technieken en sociale media wordt een onderneming gedwongen tot meer transparantie en communicatie. Dit is zichtbaar in de diversiteit van vitale plekken zoals de overlegplekken. Er is meer behoefte aan overlegplekken voor intern overleg aangezien steeds meer werknemers flexwerken en daardoor behoefte hebben aan terugkoppeling met collega’s. De inrichting van overige vergaderruimten wordt afgestemd op het doel van de bijeenkomst. Een brainstormsessie vraagt om een andere ruimte dan een formele vergadering, kennismakingsgesprek of presentatie.

42


BAK, Utrecht 43


levensduurzaamheid Onder invloed van het intensieve en meerduidige gebruik van sommige ruimten, is het van belang om de materialisatie en het onderhoud hierop af te stemmen. Daarnaast is het zinnig om te overwegen of een ontwerp specifiek afgestemd moet worden op een eenduidig gebruik van de ruimte. Meerduidig (flexibel) gebruik kan ertoe leiden dat er bijvoorbeeld eerder behoefte is aan een neutrale omgeving die per gelegenheid om te vormen is naar het specifieke gebruik van het moment, dan een oplossing die ander gebruik in de weg staat. De investering van een materiaal moet dan ook bekeken worden met het oog op de gehele levenscyclus, inclusief beheer en onderhoud. Op die wijze kan een zorgvuldige afweging gemaakt worden met als gevolg een hoge investering in het begin, maar weinig onderhoudskosten tijdens het gebruik, of andersom.

44


boven: Meander, Universiteit Twente onder: showroom Rohde & Grahl, Amersfoort 45


46


47


vervulling van de vraag presentatie Voor ons is het ontwerpproces geslaagd als een opdrachtgever zijn vraag vervuld ziet in het ontwerp. Frequent overleg is daarom noodzakelijk. Tijdens het ontwerpproces geeft architecten van Mourik continu inzicht in de ontwikkeling van het ontwerp. Schema’s, tekeningen en feiten beargumenteren ontwerpkeuzes rationeel. Maquettes, schetsen en perspectieven brengen de idee en sfeer van het gebouw over. Deze technieken vormen een balans tussen het overtuigen en verleiden (zie schema).

besluitvorming Tijdens presentaties laat de opdrachtgever zich informeren en neemt op basis hiervan een besluit (zie schema). De besluitvorming komt tot stand door het ontwerp enerzijds te toetsen aan de feitelijke eisen en anderzijds aan het gevoel en ambities van de opdrachtgever. Bij de beoordeling is het niet alleen van belang hoe het ontwerp overkomt bij de opdrachtgever maar ook bij zijn klanten, personeel, concurrenten en rest van de buitenwereld. Welk imago levert het ontwerp op, en is dat het imago dat past bij de gewenste identiteit van de organisatie?

BESLUITEN emotie

ratio

VERLEIDEN

OVERTUIGEN

verbeelding

feiten

INFORMEREN

BESLUITEN 48


boven: Provinciehuis Utrecht onder: Universiteit Wuppertal 49


50


51


gebruik en betekenis openbaar bestuursorgaan archetype: leider, dienstbare Een overheidsinstantie, zoals een provinciehuis, stadhuis en ministerie, is een openbaar bestuursorgaan dat verantwoording aflegt aan de burger. Hun huisvesting wordt bekostigd uit de inkomsten van de belasting en is daarmee openbaar kapitaal. De huisvesting voor een openbaar bestuursorgaan heeft een voorbeeldfunctie en is dienstbaar aan de burger. Waar een commerciële onderneming alles in het werk stelt om herkend te worden door haar doelgroep, opereert een openbaar bestuursorgaan meer op de achtergrond. Deze instanties hebben een symbolische betekenis en een representatief karakter. Het representatieve karakter verwijst naar het gebruik, niet naar de esthetiek van het gebouw. Zo vraagt de organisatie om een scheiding van “bloedgroepen” waarbij het ambtelijk en facilitair apparaat onafhankelijk van het bestuurscentrum functioneert. De huisvesting kan gebruikt worden als plek om te feesten, of als crisiscentrum. Het symbolische karakter verwijst naar het centrum voor de politiek, de besluitvorming en de verantwoording naar de burger. De huisvesting van een openbaar bestuursorgaan kan als instrument gebruikt worden om een visie vorm te geven, bijvoorbeeld nieuwe ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid of het omgaan met historisch erfgoed. Echter, het is de vraag of de visie van tijdelijke aard (trend/ hype) is of het de levensduur van het gebouw kan doorstaan. Als de maatschappelijke context en daarmee de visie verandert, dan krijgt ook de huisvesting een andere betekenis. Enige terughoudendheid over het volgen van de laatste trend en daarmee het streven naar een non-descript karakter komt het project ten goede.

52


boven: Provinciehuis Utrecht onder: Nederlandse permanente Vertegenwoordiging VN , Geneve 53


rechtbanken archetype: wijze Rechtbanken zijn zeer complexe gebouwen. In een rechtbank komen vele partijen samen die elkaar in principe niet mogen ontmoeten, behalve in de rechtszaal. In de rechtszaal wordt recht gesproken op basis van wetgeving. De rechtszaal is dienstbaar aan de bijeenkomst en representatief non-descript. In de zaal komen de verdediging, aanklagers, rechters, griffie en getuigen samen. In het schouwspel spelen zij de hoofdrol, de beveiliging en publiek zijn de toeschouwers. De rechterlijke macht en advocatuur dragen een toga om de objectiviteit van het proces te onderstrepen. In de rechtszaal speelt transparantie en objectiviteit van de procedure de hoofdrol, niet de ruimte zelf. De deelnemers aan de procedure gebruiken het gebouw allemaal anders. De verschillende gebruikersgroepen (verdediging, aanklagers, rechters, griffie en getuigen) mogen elkaar niet ontmoeten, iedere schijn van verstrengeling wordt vermeden. De beveiliging en de facilitaire dienst functioneren op de achtergrond. Bezoekers volgen het proces vanaf de publiekstribune en garanderen hierdoor de transparantie van het proces, zonder hieraan deel te nemen. Daarnaast spelen digitale middelen een steeds grotere rol in de rechtszaal. Hierdoor kan het publiek het proces ook virtueel volgen, via internet. Zelfs volledig digitale rechtszalen zijn reeds aan de orde, waarbij alle partijen vanaf verschillende plekken op de wereld deel kunnen nemen aan het proces.

54


boven: International Criminal Court (ICC), Den Haag onder: Libanon-tribunaal, Leidschendam 55


politie archetype: beschermer, held, dienstbare, waakzame Het logo van de politie laat zien dat de politie waakzaam en dienstbaar is. Er is sprake van een meerduidige betekenis, die bepaald wordt door de situatie waarin de politie verkeert, als beschermer van de wet of burger. Dit complementaire karakter laat zien dat zij zich op het individuele als ook op het maatschappelijke (symbolische) vlak begeven. Dit laatste zorgt ervoor dat de politie in de gaten gehouden wordt door burgers. Daarbij komt dat voorzieningen van de politie worden betaald van openbare middelen. De politie staat dichtbij de burger en is zich bewust van zijn voorbeeldfunctie. De politie is in afwijking van de wetgever en de rechterlijke macht herkenbaar op straat door haar uniform, uitrusting en vervoersmiddelen. Het optreden is hierdoor voortdurend herkenbaar en gelegitimeerd. Beeldmerken en kleuren veranderen regelmatig. In het ontwerp van de huisvesting houden wij daarom over het algemeen rekening met het tijdelijke karakter hiervan. De gebouwen van de politie hebben eenzelfde imago: stoer maar toegankelijk. De entree is uitnodigend en gericht op het dienstbare karakter. Het overige deel faciliteert de dagelijkse werkzaamheden, van administratieve afhandeling tot en met het actief optreden op straat, niet toegankelijk en dus beveiligd voor de burger. Indien een persoon wordt opgepakt en in bewaring wordt gesteld, dan vindt dit plaats in een afzonderlijk gedeelte van het gebouw, op een zodanige wijze dat de andere functies hierdoor niet in het gedrang komen. De gebouwen voor de politie kennen een 24-uurs gebruik en zijn daarmee in hoge mate blootgesteld aan slijtage. Materialisatie en detaillering dienen hierop te worden afgestemd. Ondanks het intensieve gebruik valt het ons op dat de politie zeer behoedzaam omgaat met zijn huisvesting. Ook hierin neemt de politie haar voorbeeldfunctie serieus.

56


boven: Politiebureau Linnaeusstraat, Amsterdam onder: meldkamer in opleidingscentrum politie Haaglanden, Ypenburg 57


zorg archetype: beschermer Gebouwen voor de zorg zijn per definitie ambivalent. Enerzijds zijn dit de gebouwen waar mensen beschermd en beter gemaakt worden en anderzijds zijn dit de gebouwen waar het menselijk leed wordt samengebracht en geëxposeerd. Een ziekenhuis krijgt bijvoorbeeld steeds meer het karakter van een specialistische plek waar men zo snel mogelijk geholpen wordt om vervolgens op een andere, meer huiselijke plek, bij te komen en te revalideren. De klinieken zijn in die zin eenduidig van karakter, waarbij het technische karakter van het interieur de kundigheid van de doktoren bevestigen en versterken. In een verzorgingshuis is enerzijds behoefte aan adequate verzorging en anderzijds aan huiselijkheid. De patiënt en de bezoeker willen de illusie van een comfortabele en huiselijke omgeving, terwijl de verzorger zijn werk wil doen. De organisatie van deze gebouwen dient overzichtelijk en toegankelijk te zijn, zonder dat deze onpersoonlijk en afstandelijk wordt. Een ander onderwerp betreft de verandering van de regelgeving in de tijd, waardoor een huisvesting van gisteren niet meer voldoet aan de verwachtingen van vandaag. De afhankelijkheid van subsidiëring, maakt dat de inrichting van een gebouw efficiënt en effectief afgestemd dient te worden aan de eisen van de tijd. Het adaptieve vermogen van een gebouw wordt zodoende een noodzaak eerder dan een luxe. Naast de voorzieningen die het gebouw zelf te bieden heeft, is de wijze van ontvangst en de daarbij behorende informatie een belangrijk element. Mensen krijgen hierdoor vertrouwen en zullen zich eerder ‘thuis’ voelen. De ontmoeting is van een even zo groot belang als de behoefte aan privacy. Mensen willen gehoord worden en zich spiegelen aan het lot van andere mensen. Het restaurant, de lobby of foyer vormen zodoende scharnierpunten in het interieur.

58


boven: Junkiehotel, Utrecht onder: Atriumgebouw De Raden, Den Haag 59


onderwijs archetype: ontdekker, wijze, schepper Het onderwijs heeft als taak om studenten de gelegenheid te bieden om te ontdekken, scheppen en wijzer te worden. Het interieur van het onderwijs faciliteert in alle opzichten de veranderende behoeften en eigenschappen van het onderwijs, of het nou gaat om informeren, communiceren, concentreren, individuele studie, expositie of collectief onderwijs. Inzichten veranderen, nieuwe studierichtingen ontstaan en leerlingenaantallen zijn onderhevig aan fluctuaties. Een interieur dient hierop in te spelen door flexibiliteit en aanpasbaarheid. Vooral de ontwikkelingen in de virtuele studie- en communicatiemiddelen maakt, dat veranderingen elkaar in een ras tempo opvolgen. In het onderwijs staat flexibiliteit en individuele vrijheid centraal. De ontmoeting en de directe communicatie tussen leerlingen en leraren en tussen leerlingen onderling wordt hierdoor van essentieel belang. Het interieur draagt eraan bij om studenten te boeien, prikkelen en enthousiasmeren. Het interieur van onderwijsruimten is gebaad bij een non-descript karakter, dat aangevuld kan worden met een eenvoudig aan te passen inrichting. Afhankelijk van de aard van het onderwijs is er sprake van meer of minder specifieke onderdelen op het gebied van techniek, sport, symposia, restauratieve voorzieningen, expositie en bijvoorbeeld individuele bergruimte voor leerlingen. Met het oog op duurzaamheid is het van belang om een onderscheid te maken tussen specifieke en generieke onderdelen. De specifieke onderdelen kunnen in dat opzicht vormgegeven worden als maatwerk, terwijl bij het generieke deel de flexibiliteit en aanpasbaarheid centraal staan. Om met name de informele communicatie te kunnen faciliteren is het van belang dat er sprake is van flexibele ruimtes en ruimtelijke verbindingen, die steeds weer op een andere wijze ingezet kunnen worden, waardoor zij een verrassend effect hebben op de ruimtebeleving.

60


boven: Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten, Den Haag onder: Horstcomplex, Universiteit Twente 61


zakelijke dienstverlening archetype: afhankelijk van de gebruiker Waar de overheidsinstelling streeft naar non-descriptie, streeft de zakelijke dienstverlening naar een optimaal herkenbaar imago, zodanig dat de klant zich zal unificeren met de betreffende partij. Zakelijke dienstverlening gaat in feite over vertrouwen. Het karakter van de gehele inrichting is hier dan ook op afgestemd. Wil men zich presenteren als de rustige wijze man, de sportieve ondernemer, de Bourgondische estheet, de idealist of de trendsetter? Het interieur zal dit beeld moeten bevestigen en versterken. De entree vormt hierbij een cruciale schakel, men kan per slot van rekening maar ĂŠĂŠn keer de eerste keer binnenkomen. Het is aan de onderneming, op welke wijze en op welke plek binnen het gebouw dit beeld wordt doorgezet. Dit is sterk afhankelijk van de aard van de dienstverlening en de wijze waarop men een bezoeker zou willen ontvangen, hetgeen weer maximaal is afgetstemd op het resultaat dat men wenst te behalen. De samenhang met de huisstijl bevestigt vervolgens dit beeld extern, waarbij uiteindelijk ook het adres van de huisvesting en de digitale presentatie op internet van belang is. Naast de aandacht voor de klant is het voor een onderneming van belang om de werkomgeving optimaal te faciliteren. Het personeel vormt per slot van rekening het kapitaal van de onderneming. Hierbij is de trend waar te nemen dat de aandacht voor de individuele werkplek meer en meer wordt ingewisseld voor het totaalontwerp van een collectief interieur; een direct gevolg van het nieuwe werken.

62


kantoor O&i, Utrecht 63


het nieuwe werken archetype: afhankelijk van de gebruiker De veranderingen onder invloed van deeltijdarbeid, de digitale revolutie en de hieraan gekoppelde mogelijkheden van communicatie en presentatie, maakt dat er sprake is van rigoureuze veranderingen op het gebied van de persoonlijke werkplek. In het ‘nieuwe werken’ staat niet de werkplek, maar de werksoort centraal. In vele gevallen wordt de persoonlijke werkplek als gevolg daarvan opgeheven. De inrichting van de ruimte wordt afhankelijk van de wens tot communicatie en de noodzaak tot concentratie. De grens tussen openbaar en privé wordt gedicteerd door de dynamiek en de aard van het werk. Individueel of collectief wordt bepaald door de noodzaak tot samenwerken aan complexe vraagstukken. Men is steeds meer zelf verantwoordelijk voor het eigen werk en wordt hier ook op afgerekend. Hoe meer men zelf het werk beheert, hoe sterker de behoefte zal groeien om te communiceren en te ontmoeten, op formele of informele wijze. Andere wijze van communicatie vraagt om een andere werkwijze. Als gevolg van het ‘nieuwe werken’ zal ook de representatie veranderen in een onderneming. Men zal zich bewuster gaan presenteren daar waar dit zinnig geacht wordt. Ook zal er, meer dan voorheen, sprake zijn van tijdelijke oplossingen die optimaal worden afgestemd op de behoefte van dat moment. Dit vraagt om ruimtes en routes die ambiguïteit in gebruik en sfeer toelaten. Tot slot blijkt dat transparantie een gevolg is en een must, tenzij... Het ‘nieuwe werken’ kent geen standaard oplossing maar is gestoeld op het realiseren van maatwerk. Het is van belang om een heldere analyse te maken van datgene dat nodig is, om het bedrijf of instituut optimaal te laten functioneren.

64


boven: kantoor O&i, Utrecht onder: kantoor BNA, Amsterdam 65


66


67


integraal ontwerpen en werken integraal ontwerpen Tijdens het ontwerpproces brengen wij multidisciplinaire kennis samen in een integraal ontwerp. Een ontwerpteam binnen architecten van Mourik bestaat uit een projectarchitect en een wisselende groep specialisten (architecten, interieurarchitecten, bouwkundigen). Maatwerk kenmerkt onze architectuur. Ieder ontwerpproces begint met de vraag wat de opdracht uniek maakt. Op basis van deze specifieke uitgangspunten ontwikkelen wij een uniek en integraal ontwerp. Kruisbestuiving tussen disciplines en integratie van oplossingen staat daarbij centraal; in het integraal ontwerp wordt de complexiteit van de opgave gereduceerd tot heldere architectuur. De integrale ontwerpmethode verrijkt en verdiept het architectonisch ontwerp en genereert effectieve, efficiĂŤnte en duurzame architectonische oplossingen.

integraal werken architecten van Mourik werkt integraal: ons bureau heeft een zeer divers opdrachtenpakket en benut multidisciplinaire kennis optimaal. Met een multidisciplinair team van circa 35 gespecialiseerde werknemers is de kennis in het bureau veelzijdig. Het ontwerpen van gebouwen is onze kernactiviteit, daarnaast bieden wij diensten zoals het opstellen van begrotingen, planningen en bestekken tijdens het ontwerpproces, advieswerk over projectmanagement, contractvormen, aanbestedingen en bouwbegeleiding tijdens de realisatie. Door integraal te werken beheerst architecten van Mourik complexe opgaven en toetst ontwerpoplossingen intern op consequenties voor uitvoering, milieubelasting, bouwkosten en planning. Wij betrekken externe adviseurs op het gebied van constructie, installatietechniek en bouwfysica al in een vroeg stadium bij het ontwerpproces. Door integraal te werken weten wij hoogwaardige kwaliteit te realiseren binnen een scherpe planning en budget. architecten van Mourik werkt volgens ISO gecertificeerd kwaliteits- en milieumanagementsysteem (ISO 9001 en 14001) en is een gecertificeerd Integraal Werkend Architectenbureau (IWA).

68


fabrikant onderhoud

transport

beheer

installaties

bouwfysica

leverancier

OPDRACHTGEVER + ARCHITECT

constructie

overheid

gebruiker

belegger bezoeker

context aannemer

69


70


71


colofon

tekst Piet Grouls vormgeving/ redactie Lotte Zaaijer team Joost Glissenaar Joyce de Grauw Piet Grouls Kristiaan Horvers Lotte Zaaijer fotografie Rob ‘t Hart Marcel Kentin Theo Krijgsman Rohde & Grahl Dirk Vroemen Niet alle rechthebbenden van de gebruikte beelden konden worden achterhaald. Belanghebbenden wordt verzocht contact op te nemen met architecten van Mourik.

Deze publicatie kwam mede tot stand dankzij de bijdrage van Rohde & Grahl, Amersfoort projecten i.s.m. Rohde & Grahl interieur O&i (pag. 63, 65) interieur Libanon-tribunaal (pag. 55) interieur Meldkamer Yp (pag. 57) inrichting showroom (pag 45) interieur Hogeschool Leiden ROHDE & GRAHL B.V. postbus 1315 3800 bh amersfoort t. +31 (0) 33 453 50 90 www.rohde-grahl.nl architecten van Mourik wassenaarseweg 32 2596 cj den haag t. +31 (0) 70 360 68 30 f. +31 (0) 70 356 12 04 post@architectenvanmourik.nl www.architectenvanmourik.nl ISBN 978-90-817258-1-1

72




Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.