AMC Magazine december 2012

Page 1

d e c e m b e r 2 012

|

n u m m e r 10

Erfelijke blindheid

Zien met een chip Onvruchtbaar door soja Een gelukkige erfenis De halve waarheid van bloedonderzoek


p r o m o t i e s e n o r at i e s dec e m b e r

4 Promotie Verminderde vruchtba arheid

Sjors Coppus: ‘Diagnostic and prognostic aspects of tubal patency testing’. Verminderde vruchtbaarheid kan een gevolg zijn van afsluiting van de eileiders. Daarom wordt in het oriënterend vruchtbaarheidsonderzoek vaak de doorgankelijkheid van de eileiders onderzocht. Bij de meerderheid van de vrouwen worden echter geen afwijkingen gevonden. Coppus keek in zijn onderzoek naar methoden om vrouwen met de hoogste kans op afwijkingen vroegtijdig op te sporen. Daarnaast werd de waarde van diverse eileidertesten voor het voorspellen van een spontane zwangerschap onderzocht. Promotores: prof. dr. B.W.J. Mol en prof. dr. F. van der Veen Co-promotor: dr. B.C. Opmeer Tijd: 10.00 uur 6 Promotie A angeboren

prolaps is een endeldarmverzakking. De uitwendige vorm is een bekende aandoening, maar de inwendige variant is minder bekend. Wijffels toonde aan dat een uitwendige endeldarmverzakking vooraf gegaan moet worden door een inwendige. De promovendus beschrijft de klachten die passen bij een inwendige endeldarmverzakking, waarbij incontinentie het meest blijkt voor te komen. Gevoelloosheid van de endeldarm, wat voorheen als oorzaak gezien werd voor obstipatie (verstopping), komt zelden voor. Wijffels constateert dat een kijkoperatie waarbij de endeldarm wordt opgehangen in originele positie, goede resultaten oplevert bij tachtigplussers met een uitwendige endeldarmverzakking en bij patiënten met een inwendige endeldarmverzakking. Promotor: prof. dr. W.A. Bemelman Co-promotor: prof. dr. N.J.M. Mortensen (University of Oxford) Tijd: 12.00 uur

hartaf wijking

Dounya Schoormans: ‘Mind your heart: health care, quality of life and biological pathways in adults with congenital heart disease’. Patiënten met een aangeboren hartafwijking ontvangen niet altijd geschikte zorg. Sommige patiënten gebruiken minder en anderen gebruiken meer zorg dan nodig gezien hun klinische status. Uit dit proefschrift blijkt dat patiënten met een Type D persoonlijkheid – zij hebben de neiging om negatieve emoties en sociale inhibitie te ervaren – minder zorg gebruiken dan nodig. Ook een slechte kwaliteit van leven en negatieve gedachten ten aanzien van hun ziekte zijn verantwoordelijk voor meer gezondheidszorggebruik. Dit suggereert dat een verwijzing naar een psychosociale zorgverlener waarschijnlijk geschikter en effectiever is voor deze patiënten. De hulpverleners kunnen zich richten op het verbeteren van kwaliteit van leven door gevoelens van depressie en angst te verminderen, gevoelens van geluk te vergroten en negatieve gedachten te veranderen. Promotores: prof. dr. M.A.G. Sprangers en prof. dr. B.J.M. Mulder Tijd: 14.00 uur 7 Promotie Endeldarmver z akking

Niels Wijffels: ‘Rectal prolapse enlightenment of the obscure’. Een rectum

7 Promotie Leverk anker

Krijn van Lienden: ‘Radiological aspects of portal vein embolization’. Sommige patiënten van wie de rechter leverkwab moet worden verwijderd vanwege een kwaadaardige tumor, houden te weinig over van de linker leverkwab om te kunnen overleven. Het emboliseren (via de bloedbaan dichtmaken met bolletjes en spiraaltjes) van de rechter poortader veroorzaakt groei van de linker lever, zodat een gedeeltelijke verwijdering na enige tijd toch mogelijk wordt. Van Lienden constateert dat deze behandeling zeer succesvol is, ook bij patiënten met een minder goed functionerende lever. Nadeel is dat embolisatie de groei van de tumor zelf stimuleert. De onderzoeker adviseert de wachttijd tussen de embolisatie en de eigenlijke operatie aan de lever te minimaliseren. Promotores: prof. dr. T.M. van Gulik en prof. dr. J.S. Laméris Co-promotor: dr. O.M. van Delden Tijd: 13.00 uur 7 Or atie Hormonen en hersenen

Ter gelegenheid van zijn benoeming tot hoogleraar Experimentele Neuroendocrinologie houdt prof. dr. Andries Kalsbeek zijn oratie met de titel ‘Nerveuze hormonen en verwarde klokken’. Deze gaat over de wisselwerking tussen

2

hormonen en hersenen in gezondheid en ziekte, en in het bijzonder over de rol van de hypothalamus in de regulatie van het energiemetabolisme. Er is relatief weinig bekend over de relevantie van deze verbindingen in termen van ziekte en gezondheid. Kalsbeek zal zich binnen de afdeling Endocrinologie en Metabolisme primair richten op translationeel neuro-endocrien onderzoek, om vragen op het gebied van klinische endocrinologie en metabolisme beter te kunnen vertalen naar basale onderzoeksvragen en andersom. Tijd: 16.00 uur 11 Promotie Nekpijn

Marieke van den Oord: ‘Prevention of flight-related neck pain in military aircrew’. Nekpijn bij militaire vliegers en bevrachtingsdeskundigen (loadmasters) kan worden beschouwd als een werkgerelateerde klacht. Naast het type vlucht, het gewicht en de gewichtverdeling van de helm en de aangekoppelde uitrusting, spelen factoren als de stabiliteit, de pasvorm en het comfort van de helm een rol bij vlieggerelateerde nekbelasting. Een interventie gericht op het optimaliseren van de pasvorm van de helm leidt niet alleen tot een vermindering van de ervaren nekbelasting, maar ook tot minder irritatie en afleiding tijdens het vliegen. Promotor: prof. dr. M.H.W. FringsDresen Co-promotor: dr. J.K. Sluiter Tijd: 12.00 uur 12 Promotie Mal ariabe strijding

Margaret Chinbuah: ‘Where home management takes place: community based management of fever in children 2-59 months with antimalarials and antibiotics in rural Ghana’. Koortsziekten komen veel voor bij kinderen in Afrika. Vaak kan de oorzaak niet worden vastgesteld. Op advies van de Wereld­ gezondheidsorganisatie handelen artsen dan alsof het kind malaria heeft. Daarmee worden andere oorzaken van koorts, zoals longontsteking, niet aangepakt. Chinbuah vergeleek de combinatie van malariabehandeling en een antibioticum tegen longontsteking met alleen een malariabehandeling of de gebruikelijke therapie. Door malaria­ behandeling verminderde de sterfte

AMC M aga zine december 2012

met dertig procent; toevoeging van het antibioticum gaf geen significante extra afname van sterfte. Community Health Workers (getrainde leken die de kinderen onderzochten en geneesmiddelen verstrekten) en de verzorging door ouders van de kinderen werden geëvalueerd. De promovenda geeft adviezen voor verbetering van Home Based Management of Malaria-programs. Promotores: prof. dr. J. Gyapong (Universiteit van Ghana, Accra) en prof. dr. P.A. Kager Co-promotor: dr. M. Gyapong (Dodowa Health Research Centre, Dodowa, Ghana) Tijd: 12.00 uur 12 Promotie Wondver zorging

Anne Maria Eskes: ‘Knowledge development and research utilization in evidence-based wound care’. Er bestaat een grote variatie in de behandeling van acute wonden. Dat komt door de diversiteit in verbandmaterialen, de verschillende meningen van artsen en verpleegkundigen en de verschillen in opleidingsniveaus van gespecialiseerde verpleegkundigen. Eskes richtte zich in haar proefschrift op het bepalen van de grootte van de variatie, de niches in de wetenschappelijke literatuur, en strategieën om de variatie in zorg voor wonden te verminderen. Ze onderzocht de effectiviteit van de meest gebruikte verbandmaterialen in de praktijk, de waarde van een wondbeoordelings­ schema voor de classificatie van wonden en het ideale competentieprofiel van gespecialiseerde wondverpleegkundigen. Promotores: prof. dr. D.A. Legemate en prof. dr. P.J.M. Bakker Co-promotores: dr. H. Vermeulen en dr. D.T. Ubbink Tijd: 14.00 uur 13 Promotie Va scul aire Genee skunde

Katrijn Rensing: ‘Insulin and insulin-like growth factor-I. Two of a kind in the development of cardiovascular disease?’ Ongeveer de helft van de patiënten met diabetes type 2 overlijdt ten gevolge van hart- en vaatziekten. Rensing heeft vastgesteld dat hoge doses insuline, waarmee sommige patiënten worden behandeld, het risico op hart- en vaatZie verder pagina 9


2 Wetenschapskalender

18 Het afweersysteem

De halve wa arheid van bloedonderzoek

4 Fyto-oestrogenen

Onvruchtba ar door soja

20 Niet te moeilijk graag

De verzuiling van de fact free politics

24

6

Congreskalender

Erfelijke blindheid

Zien met een chip

10 Resistente bacteriĂŤn

Warm welkom voor onwelkome ga sten

12 Kwaliteit van leven

Een gelukkige erfenis

26 Aidsvirus

Knip in de levenscyclus

28 AMC Collectie

Het schaduwspel van K atrin Korfmann

30 De Stelling

Glijen met Dawkins

14 GĂśran Hansson

Specialist in cholesterol en nobelprijzen

31 Colofon/Berichten

17 Plotse hartdood

Een gen voor geleiding

Foto omslag: Marsprine/Marieke de Lorijn

inhoud

AMC magazine


f y t o - o e s t r o g e n e n

Steriel eten A nne Koeleman

Is soja goed of slecht voor je? Deze vraag houdt gezonde eters al jaren bezig. Jurgen Seppen werkt in een ander onderzoeksveld, maar kreeg puur toevallig de kwestie voor zijn kiezen. De speciale rattenkolonie van zijn lab ging over op sojarijk voer en verwekte ineens geen nakomelingen meer. Seppen startte op eigen houtje een bijzonder onderzoek. ‘Elke hypothese die ik bedacht, bleek te kloppen. Dat komt echt zelden voor.’

4

AMC M aga zine december 2012

Als onderzoeker van het Tytgat Instituut van het AMC, onderdeel van de afdeling Maag-, Darm-, en Leverziekten, bekijkt Seppen eigenlijk geen voedingsmiddelen. Zijn vakgebied beslaat onder andere de leverziekte Crigler-Najjar, een aandoening waarbij de verwerking van afvalstoffen zoals bilirubine (een af braakproduct van oude rode bloedcellen) verstoord is. Bij onderzoek naar deze ziekte worden zogenaamde ‘Gunn-ratten’ als model gebruikt, ratten met een natuurlijke erfelijke afwijking waardoor hun ontgiftingssysteem niet zo goed werkt. Hun lichaam breekt daardoor giftige stoffen en afvalstoffen minder goed af. ‘In het Tytgat Instituut hebben we een kolonie van deze ratten, die voor onderzoek gefokt worden. Ineens kregen ze geen nakomelingen meer. Toen we dat doorkregen, raakten we een beetje in paniek. Er zijn namelijk maar een paar plekken in de wereld waar deze ratten gehouden worden,’ vertelt Seppen.


Als onderzoeker is Seppen altijd benieuwd waarom situaties ontstaan. Zijn eerste theorie was dat de onvruchtbaarheid veroorzaakt werd door een nieuw type voer in de dierenfaciliteit. Nadat de ratten op het oude dieet werden teruggezet, bleek dat hij het bij het rechte eind had. ‘Ik had het daar natuurlijk bij kunnen laten, maar mijn nieuwsgierigheid was gewekt.’ Seppen bekeek de verschillende soorten voer en hun bestanddelen. Het bleek dat de eiwitbron van het oude voer voornamelijk dierlijk was, en dat van het nieuwe voer voornamelijk soja. Obsessie

Seppen heeft naar eigen zeggen ‘best wel een obsessie met voedsel en lekker eten’. Daarom wist hij dat sojabonen stoffen bevatten die ongeveer hetzelfde werken als het vrouwelijk geslachtshormoon oestradiol: de zogenaamde fyto-oestrogenen. ‘Er zijn aanwijzingen dat fyto-oestrogenen in soja helpen bij het voorkomen van borstkanker en aan overgewicht gerelateerde problemen. Aan de andere kant is er ook bezorgdheid dat fyto-oestrogenen nadelige gevolgen hebben voor vruchtbaarheid, en dat ze de groei van hormoongevoelige borstkanker zouden kunnen bevorderen.’ Om te bepalen of de fyto-oestrogenen een rol speelden in het remmen van rattennageslacht, bekeek Seppen eerst of deze stoffen afgebroken moeten worden via het ontgiftingssysteem dat bij de Gunn-ratten defect is. Volgens de literatuur was dat inderdaad het geval. Vervolgens zette Seppen een experiment op waarin zowel normale rattenparen als Gunn-rattenparen drie maanden lang voer kregen met of zonder het soja-oestrogeen genisteïne. Vervolgens wisselden de paartjes van type voer. Verder liet Seppen de natuur zijn gang gaan. De gezonde ratten reageerden niet anders op de soorten voedsel, maar de Gunn-ratten werden door het eten van voedsel met fyto-oestrogeen compleet onvruchtbaar. Bij dierlijke eiwitten ondervonden ze geen problemen bij het werpen van nestjes. Vervolgonderzoek wees uit dat de onvruchtbaarheid alleen bij de vrouwelijke Gunn-ratten voorkwam. De cyclus bij deze vrouwtjes was aangetast en de hormoonhuishouding verstoord. ‘Hieruit blijkt dat als je ontgiftingssysteem minder goed werkt, soja een effect heeft op de vruchtbaarheid,’ zegt Seppen. En de mens?

Is dit ook belangrijk voor mensen? ‘Omdat het ontgiften van lichaamsvreemde stoffen niet bij iedereen even snel verloopt, zullen mensen die soja fyto-oestrogenen langzamer verwerken, waarschijnlijk gevoeliger zijn voor schadelijke effecten,’ meent Seppen. ‘De ziekte waar de Gunn-ratten model voor staan, is heel zeldzaam. Maar er is een verwante afwijking, het syndroom van Gilbert, waarbij hetzelfde ontgiftingspad defect is,

maar dan in mindere mate. Zo’n tien procent van de bevolking heeft Gilbert, al zullen de meeste mensen er niets van merken. Het is heel waarschijnlijk dat de soja-oestrogenen eveneens effect hebben op hen.’ Ook pasgeborenen hebben een slechter werkend ontgiftingssysteem. ‘Bij kinderen is het enzymsysteem voor ontgifting nog niet zo goed ontwikkeld. In landen als Israël of de Verenigde Staten groeien heel veel baby’s op met sojamelk.’ In de literatuur zijn er aanwijzingen dat het niet kunnen ontgiften van soja bij mensen een rol speelt. ‘Er zijn casestudies van vrouwen die interne bloedingen kregen na veel sojagebruik, en studies van mannen die borstvorming ontwikkelden door het drinken van drie liter sojamelk per dag. Maar er is geen groot kwantitatief onderzoek naar dit onderwerp.’ Seppen zou graag in een vervolgstudie een grote groep mensen een stoot soja geven en kijken hoe het oestrogeen door het lichaam opgeruimd wordt. ‘Dan kun je achteraf nagaan welke genetische variabelen meespelen met het wel of niet goed verwerken van de soja-oestrogenen. Het is relatief makkelijk uit te voeren onderzoek, en omdat het eenmalig is, zal het niet belastend zijn voor de proefpersonen.’ Voor een vervolgstudie is echter wel steun nodig. ‘Gelukkig had ik de vrijheid om deze research zonder fondsen te verrichten, maar tegenwoordig is het veel moeilijker om onderzoek te doen zonder er geld voor te hebben gekregen.’ Sojamaffia

Een grootschalige studie zou volgens Seppen vooral van belang zijn om duidelijkheid te scheppen over de vooren nadelen van soja. Soja-onderzoek is een mijnenveld, waar voor- en tegenstanders van de voedingsstof elkaar om de oren slaan met verschillende onderzoeksresultaten. ‘Soja wordt heel sterk gepromoot als een gezond voedingsmiddel. Er is een duidelijke groep die het voedingsmiddel met hand en tand verdedigt. Ik kom van buiten dit onderzoeksveld en had de discussie nog niet eerder gevolgd. Maar ik kreeg naar aanleiding van mijn research meteen een e-mail van een veganistische wetenschapper, die in dienst is van de soja-industrie.’ Seppen vindt de wetenschappelijke discussie nog tot daar aan toe, maar vindt het wel kwalijk dat soja door het lobbyen zo algemeen geaccepteerd is. ‘Tofu of sojamelk bevatten relatief onschadelijke hoeveelheden fyto-oestrogenen. Maar omdat soja vooral gezien wordt als een gezond voedingsmiddel, kun je supplementen met hoge concentraties soja fyto-oestrogenen zo bij de drogist ophalen. Dat lijkt me geen goed idee. Ook als de positieve eigenschappen van soja opwegen tegen de mogelijk negatieve effecten zouden mensen zich bewust moeten zijn van eventuele risico’s. Te veel van het goede is ook niet goed.’

AMC M aga zine december 2012

5

Soja wordt in Brazilië in enorme hoeveelheden verbouwd. Foto: Paulo Fridman/Corbis/ Hollandse Hoogte


e r f e l i j k e

b l i n d h e i d

Vernieuwbouw in het oog

Licht is een voorwaarde om de wereld om ons heen te kunnen zien. Als het lichtgevoelige deel van de kegeltjes in het netvlies verloren gaat, leidt dat onherroepelijk tot blindheid. Op verschillende manieren proberen wetenschappers daarom beschadigde zenuwcellen van patiënten met een erfelijke oogziekte opnieuw lichtgevoelig te maken. Knutselen in het netvlies met implantaten, eiwitten en goudkroketten op nanoformaat.

A ndrea Hijmans

* Citaat ontleend aan het artikel ‘Weer zien’ van Michiel Nieuwstad (NRC Handelsblad, 18 december 2010)

Acht jaar lang was de Finse Miikka Terho praktisch blind. Hij lijdt aan de erfelijke oogziekte Retinitis Pigmentosa (RP), waardoor de lichtgevoelige cellen in het netvlies worden aantast. In 2008 kreeg hij, samen met tien andere proefpersonen, een experimentele chip geïmplanteerd achter het netvlies. Gedurende een aantal maanden zette het implantaat invallend licht om in een elektrisch signaal. Dat werd vervolgens doorgestuurd naar de hersenen. Bij Terho bleek de prothese goed te werken, dat wil zeggen: hij kon silhouetten van mensen onderscheiden – ‘Ze zagen eruit als spoken die opdoemden uit de muur’* – en leerde weer letters herkennen. Ondertussen zijn er meer en betere implantaten beschikbaar. Het Amerikaanse bedrijf Second Sight ontwikkelde een camerabril gekoppeld aan een netvliesimplantaat. Oogchirurg Marco Mura legt uit: ‘De camerabeelden gaan naar een computer op zakformaat. Die zet de visuele informatie om in elektrische signalen, die draadloos worden verstuurd naar een chip

6

AMC M aga zine december 2012

achter het netvlies. Van daaruit gaan ze via de oogzenuw naar de hersenen.’ Wereldwijd kregen al een kleine vijftig patiënten zo’n bril-plus-chip aangemeten. Volgend jaar hoopt het AMC, als eerste ziekenhuis in Nederland, bij vijf patiënten met RP een bril en implantaat te kunnen plaatsen. Mura: ‘Moeilijk? Valt mee. De procedure is als het ware “chirurgvriendelijk” gemaakt. Onderdelen van de operatie lijken op andere ingrepen waar we veel ervaring mee hebben. Bij loslating van het netvlies bevestigen we bijvoorbeeld een siliconenband rond het oog; bij het plaatsen van de chip doen we iets vergelijkbaars. Ook lijkt het inbrengen van de chip op het inbrengen van een buisje bij mensen met de oogziekte glaucoom.’ Nee, stelt Mura, de ingreep zelf is niet het probleem, de kosten daarvan wel. ‘Een netvliesimplantaat kost ongeveer 100.000 euro. We hopen dat verzekeraars de kosten willen vergoeden.’ Kleinkinderen detecteren

Sommige patiënten zullen zeker baat hebben bij zo’n implantaat, erkent netvliesdeskundige en hoogleraar Neurofysiologie Maarten Kamermans. Als voorbeeld noemt hij een patiënt die zijn netvliesprothese altijd aanzet als de kleinkinderen op bezoek komen. ‘Jonge kinderen zijn onvoorspelbaar (zeker voor iemand die praktisch blind is): ze schieten het hele huis door. Daarom vraagt hij ze nu om witte T-shirts aan te trekken. Dat contrasteert lekker met de omgeving en dan kan hij ze, met behulp van het implantaat, makkelijker waarnemen.’ Fijn natuurlijk – ‘het detecteren van je kleinkinderen is heel nuttig’ – maar het betekent niet dat die man weer kan zien. ‘In feite hebben we het over het herkennen van relatief grote objecten. Over vingers tellen op een meter afstand.’ Mura verwacht dat de chips de komende tien jaar beter zullen worden. ‘Je moet ergens beginnen. En bedenk wel: het herkennen van objecten is voor iemand die bijna blind is een grote stap voorwaarts. Ze “zien” weer waar de deur zit, waar een drempel ligt, kunnen misschien de deur uit zonder hond.’ De meeste RPpatiënten die een implantaat kregen zijn er dan ook blij mee, een aantal viel het tegen. ‘Je moet visuele signalen helemaal opnieuw leren interpreteren. Het is niet zo dat je opeens weer normaal kunt zien.’ Kamermans is het daar mee eens, maar wijst er wel op dat chips nooit tot high resolution vision zullen leiden.


Daarbij draait het namelijk om de fovea, een gebiedje van zo’n anderhalve vierkante millimeter, dat vele honderdduizenden ganglioncellen bevat en cruciaal is om details te kunnen zien en te lezen. ‘De ganglioncellen die de prothese moet activeren, vormen een dikke gestapelde laag. Als je daar een elektrode op legt, bereik je niet alle neuronen maar alleen de bovenste laag of lagen.’ Er is, aldus Kamermans, sprake van een ‘fundamentele mismatch tussen grootte, verdeling en dichtheid van de elektrodes op de chip en de neuronen in het netvlies’. Daarom werkt hij zelf aan alternatieve strategieën om het netvlies te repareren, die deze fundamentele beperking niet hebben.’ Goudkroket ten

Bij RP-patiënten gaan door hun ziekte fotoreceptoren verloren: de bekende staafjes en kegeltjes. Staafjes zijn nodig om ’s nachts te kunnen zien, kegeltjes gebruiken we om overdag te kijken en voor waarneming van kleuren. Die kegeltjes, legt Kamermans uit, bestaan uit verschillende onderdelen. Grofweg kun je ze in drieën verdelen: de synaptische terminus (de verbinding met andere neuronen in het netvlies), het cellichaam (met onder andere de celkern), en daar bovenop een lichtgevoelig element. ‘Op een gegeven moment is ontdekt dat de kegeltjes bij muizen met RP niet altijd volledig afsterven. Het lijkt erop dat ook bij mensen met de ziekte in eerste instantie alleen het buitenste, lichtgevoelige deel van de kegeltjes verdwijnt, en dat de cel niet dood gaat. Dat betekent helaas dat ze weliswaar langzaam blind worden, maar óók dat het in principe niet onmogelijk is het gezichtsvermogen te herstellen. Tenminste: áls je het overgebleven deel van het kegeltje op de juiste manier weet te stimuleren. Daarvoor dient het cellichaam eerst lichtgevoelig gemaakt te worden – het moet immers de functie overnemen van het verloren gegane element. Vervolgens moet dat licht worden omgezet in een bruikbaar signaal dat uiteindelijk naar de hersenen gaat.’ Dat lichtgevoelig maken kan op verschillende manieren. Hoogleraar Biomedische Fysica Ton van Leeuwen en onderzoeker Martijn de Bruin hebben hun hoop gevestigd op nanodeeltjes van goud. Van Leeuwen: ‘Goud heeft een voor ons zeer prettige eigenschap: het kan licht absorberen en omzetten in energie. Samen met het Van ‘t Hoff Instituut van de UvA en het Chinese Changchun Institute of Optics hebben we daarom

minuscule staafjes gemaakt; een soort goudkroketten op nanoniveau, die gevoelig zijn voor specifieke golflengtes. Door zo’n staafje iets meer of iets minder uit te rekken, verander je die gevoeligheid. Zo kun je het absorptiepatroon van elk afzonderlijk deeltje dus als het ware finetunen.’ Het idee is om die nanodeeltjes in te brengen in het oog. Op beschadigde kegeltjes om precies te zijn. Daar absorberen ze licht en zetten ze de energie daarvan zeer efficiënt om in warmte. Op die manier wordt het kegeltje geprikkeld en stuurt het een elektrisch signaal richting hersenen. In samenwerking met Kamermans heeft de groep van Van Leeuwen laten zien dat het werkt. ‘Individuele zenuwcellen kunnen inderdaad op deze manier worden aangestuurd.’ Niet te vroeg juichen, waarschuwt De Bruin. ‘Er zijn nog heel veel problemen die we moeten oplossen. Hoe krijg je de nanodeeltjes op precies de goede plek? We zouden ze kunnen koppelen aan een antilichaam. Goud bindt namelijk aan eiwitten. Maar hoe stabiel zo’n verbinding is, en of we ze zo inderdaad op de plaats van bestemming krijgen, moet natuurlijk nog blijken.’ Hoe zorg je dat de goudstaafjes niet van vorm veranderen? ‘Gebeurt het omzetten van licht in energie té efficiënt, dan loop je dat risico. Terwijl staafjes wel staafjes moeten blijven, want bolletjes hebben een totaal ander absorptiepatroon.’ Ook niet onbelangrijk: hoe zit het met de veiligheid? Nanotechnologie is hot maar roept ook veel discussie op. Vooral over toxiciteit. Van Leeuwen: ‘Je spuit iets in het lichaam en je wilt liever niet dat het zich na verloop van tijd ergens ophoopt of toxische reacties oproept. Goud is overigens niet onbekend in de geneeskunde. Het wordt al jaren toegepast als medicijn – denk bijvoorbeeld aan de goudinjecties die reumapatiënten in hun gewrichten krijgen.’ Brein in een bakje

Kamermans volgt de verrichtingen van zijn collega’s met interesse maar bewandelt zelf nog een andere weg, richting genetische reactivatie van kegeltjes. In 2010 publiceerden wetenschappers van het Europese onderzoeksconsortium RETICIRC daarover in Science een artikel. Kamermans, coördinator van het researchnetwerk: ‘Met behulp van een kreupel gemaakt virus werden beschadigde kegeltjes van RP-muizen geïnfecteerd met lichtgevoelige eiwitten. De resultaten van het experiment waren boven verwachting: de

AMC M aga zine december 2012

7

Foto: Marsprine/Marieke de Lorijn


e r f e l i j k e

b l i n d h e i d

Staafjes (blauw) en kegeltjes (paars) in de retina van het oog (ongeveer 1800 keer vergroot). Foto: Science Photo Library/ANP

muizen hadden een visuele respons in de cortex (de hersenschors, waar informatie uit de rest van het lichaam ontvangen, geanalyseerd en geïnterpreteerd wordt, red.) en konden weer visuele taken uitvoeren. Daarmee zorgden de onderzoekers voor een overtuigend proof of principle: in principe werkt deze vorm van gentherapie. Bovendien – ook geen geringe prestatie – lukte het eveneens om in het lab humane netvliezen te kweken waarmee men verder kan experimenteren. De bijbehorende menselijke kegeltjes kunnen, net als bij de RP-muizen, opnieuw lichtgevoelig gemaakt worden. Kamermans vindt het nog steeds ‘verbijsterend’. ‘Een stukje netvlies van een overledene wordt 24 tot 30 uur na diens dood verder opgekweekt. En blijft vervolgens functioneren! Een intact stukje brein – het netvlies is onderdeel van de hersenen – in een bakje! Alle eiwitten die tot expressie moeten komen, komen tot expressie. Alle ionen die moeten stromen, stromen inderdaad. En er is communicatie tussen neuronen in het netvlies.’ Daarnaast ‘bouwt’ de groep van Kamermans, samen met hun internationale partners, verder aan virussen die straks lichtgevoelige eiwitten op de juiste plaats in

8

AMC M aga zine december 2012

het netvlies moeten afleveren. ‘We stoppen er bacteriële ionkanalen in die lichtgevoelig zijn. Uiteraard hebben die stukjes bacterie vaak wel andere eigenschappen dan het lichtgevoelige deel van de menselijke fotoreceptoren die bij RP verloren gaan. Simpel gezegd: belangrijke stukjes in de verwerking van de lichtstimulus ontbreken, en die zullen we dus moeten inbouwen in onze netvliesstimulator. Die stukjes brengen we nu in kaart. We verwerken ze vervolgens via een computermodel in de stimulus. De hoop is dat we zo kapotte fotoreceptoren kunnen herstellen en bepaalde nog gezonde cellen lichtgevoelig maken. Vernieuwbouw in het oog – ja, zo zou je het kunnen omschrijven. De gevel blijft staan, en af hankelijk van hoe groot de schade aan het pand is bouw je daarachter een heel huis of slechts een paar nieuwe kamers.’


14 Promotie Artritis

Carmen Amba˘ruş: ‘Macrophage polarization in spondyloarthritis’. Spondylo­artritis is na reumatoïde artritis de meest voorkomende vorm van chronische gewrichtsontsteking. Het ontstekings­proces in spondyloartritis lijkt te worden gedreven door cellen van het aangeboren immuunsysteem, zoals macrofagen. Deze cellen kunnen veranderen door signalen uit hun omgeving. Hierdoor kunnen ze op verschillende manieren reageren op dezelfde prikkel. Amba˘ruş heeft gekeken of er verschillen zijn tussen macrofagen die buiten het lichaam zijn gekweekt en macrofagen in het gewricht van de mens. Dit bleek het geval te zijn. Een van haar bevindingen is dat macrofagen een veel complexere functie hebben dan voorheen werd gedacht. Dit is belangrijk om het ontstaan van spondyloartritis beter te begrijpen en betere behandelingen te ontwikkelen. Promotor: prof. dr. P.P. Tak Co-promotor: prof. dr. D.L.P. Baeten Tijd: 10.00 uur 14 Promotie T-cellen

Simone Havenith: ‘Homeostasis and function of T cells in healthy individuals and renal transplant recipients’. Promotores: prof. dr. R.J.M. ten Berge en prof. dr. R.A.W. van Lier Tijd: 12.00 uur Zie het artikel op pagina 18 14 Promotie Hart in beeld

Pepijn van Horssen: ‘Multiscale analysis of coronary branching and collateral connectivity: coupling vascular structure and perfusion in 3D’. De promovendus heeft de ordening van de bloedvaten en de doorbloeding in

het hart onderzocht. Hierbij is een unieke beeldverwerkingsmethode gebruikt, de cryomicrotoom, waarmee de bloedvaten zeer gedetailleerd en in drie dimensies worden bestudeerd. De ligging van vaten die een brug vormen tussen andere bloedvaten als natuurlijke bypass, zijn in het gezonde en zieke hart gekwantificeerd. Van Horssen toonde aan dat transmurale vaten, die door de hartspier lopen, verantwoordelijk zijn voor specifieke lagen in het hart, elk met karakteristieke eigenschappen. Tevens heeft Van Horssen een techniek voor een niet-invasieve diagnose van de ernst van een vaatvernauwing getoetst met de cryomicrotoom. Hij constateert dat de techniek goede resultaten kan geven voor klinische meetmethodes van wisselende beeldkwaliteit. Promotor: prof. dr. J.A.E. Spaan Co-promotores: dr. ir. M. Siebes en dr. J.P.H.M. van den Wijngaard Tijd: 16.00 uur

niertumoren gevonden die vaak laagagressief of zelfs goedaardig zijn. Daarvoor zijn nieuwe behandelings­opties ontwikkeld, zoals niertumorablatie. Een pre-operatieve weefseldiagnose door middel van een biopt is hierbij essentieel, iets dat momenteel niet standaard uitgevoerd wordt vanwege de grote kans op een niet-diagnostisch biopt. Barwari heeft behalve de effectiviteit van niertumorablatie als behandeling, ook de prestatie van conventionele niertumorbiopten onderzocht en verbeterd. Daarnaast toonde hij aan dat de optische beeldvormende techniek OCT onderscheid kan maken tussen verschillende typen nierweefsel, waarmee het nemen van tumorbiopten mogelijk verbeterd kan worden of zelfs het conventionele biopt zou kunnen worden vervangen. Promotor: prof. dr. J.J.M.C.H. de la Rosette Co-promotores: dr. M.P. Laguna Pes en prof. dr. ir. H. Wijkstra Tijd: 10.00 uur

17 Promotie Hartfalen

Maria Campian: ‘Pathophysiology of right ventricular heart disease. The role of structure, apoptosis and inflammation’. De pathologie van veranderingen in de rechterhartkamer (RV) is complex en omvat wijzigingen in geometrie, wanddikte en druk-volume verhoudingen. Ook zijn er veranderingen in de spiercellen en in de ruimte tussen de cellen. Daarnaast kunnen ook op elektrisch niveau veranderingen optreden. Campian beschrijft de opeenvolging van veranderingen gedurende het falen van de rechterhartkamer in ratten. Ze toont aan dat beeldvormende technieken die gebruik maken van radioactieve vervalprocessen, geschikt zijn om apoptose (celdood) en inflammatie te volgen. Een deel van deze studie was gericht op het verkrijgen van meer inzicht in het Brugada Syndroom en andere genetische aandoeningen die de kans op plotse hartdood vergroten. Promotores: prof. dr. ir. J.M.T. de Bakker en prof. dr. M.C. Michel Co-promotores: dr. H.L. Tan en Dr. H.J. Verberne Tijd: 16.00 uur

18 Promotie

18 Promotie Kleine

Sabina Ootes: ‘Being in place. Citizenship in long-term mental healthcare’. Ootes presenteert een nieuw denkbeeld over burgerschap voor mensen met ernstige en langdurende psychiatrische

Macul adegener atie

Dominique Baas: ‘Genetic studies of age-related macular degeneration’. Maculadegeneratie is aantasting van de gele vlek in het netvlies waardoor het gezichtsvermogen wordt aangetast, meestal op latere leeftijd. Baas heeft in een groep van vierduizend personen gekeken naar genetische overeenkomsten en verschillen tussen de patiënten. Ze toonde aan dat bij veel maculapatiënten sprake is van een sluimerende chronische ontsteking aan de achterkant van het netvlies. Deze bevinding helpt bij de zoektocht naar nieuwe therapieën voor deze aandoening, zoals gentherapie. Ook toonde ze aan dat er verschillen in genetisch risico bestaan tussen de populatie van macula-degeneratie patiënten uit Europa en die van de Verenigde Staten. Promotor: prof. dr. A.A.B. van Bergen Co-promotor: dr. T.G.M.F. Gorgels Tijd: 12.00 uur 18 Promotie Gee stelijke gezondheidszorg

niertumoren

Kurdo Barwari: ‘Renal tumor ablation: beyond limitations of biopsy and followup’. Tegenwoordig worden meer kleine

AMC M aga zine december 2012

9

problemen. Tegenwoordig worden burgers geacht zich autonoom en onafhankelijk op te stellen, maar volgens de promovendus pakt dit voor de ‘harde kern’ van psychiatrische patiënten verkeerd uit. Ze zijn vaak overbelast, eenzaam, angstig, en dreigen te worden verwaarloosd of uitgesloten. Ootes stelt voor burgerschap te koppelen aan concrete alledaagse situaties van burgers. Zo zouden cliënten van de langdurende psychiatrie meer bekend gemaakt moeten worden met de plekken waar ze veel komen of verblijven. Promotores: prof. dr. D.L. Willems en prof. dr. E.K. Tonkens, (Sociologie en Antropologie, UvA) Co-promotor: prof. dr. A.J. Pols (Sociologie en Antropologie, UvA) Tijd: 14.00 uur 19 Promotie Hartgeleiding

Martijn Bakker: ‘Role of Tbx3 in conduction system development’. Het geleidingssysteem van het hart is verantwoordelijk voor het opwekken en het controleren van de hartslag. Het eiwit Tbx3 speelt tijdens de embryonale ontwikkeling een belangrijke rol in het ontstaan van het geleidingssysteem. De promovendus heeft aangetoond dat Tbx3 cruciaal is voor het ontstaan van de bundel van His, hartspierweefsel dat een centrale rol speelt bij het doorgeven van elektrische signalen. Bakker laat zien dat Tbx3 in staat is om volwassen hartspierweefsel te veranderen in pacemaker-achtige cellen. In een transgene muis is Tbx3 gebruikt om de functie van de sinusknoop op celniveau te relateren aan genen en aan de structuur van de sinusknoop. Promotores: prof. dr. V.M. Christoffels en prof. dr. A.F.M. Moorman Tijd: 11.00 uur 19 Promotie Huisartsgenee skunde

Sandra Zwolsman: ‘Evidence-based medicine in general practice specialty training’. Evidence-based medicine is de integratie van het beste bewijsmateriaal, de expertise van de arts en de situatie en voorkeur van de patiënt bij de zorg voor patiënten. Zwolsman heeft onderzoek gedaan naar het gebruik van evidenceZie verder pagina 24

p r o m o t i e s e n o r at i e s dec e m b e r

ziekten mogelijk verder verhogen. Ze onderzocht het effect van insuline en IGF-I op de progressie van aderverkalking. Het lijkt erop dat insuline betrokken is bij het instabieler worden van plaques. Insuline lijkt onder andere vaatnieuwvorming in plaques te stimuleren en zo de kans op een infarct te vergroten. Promotor: prof. dr. E.S.G. Stroes Co-promotores: dr. Th.B. Twickler (Universitair Ziekenhuis Antwerpen) en dr. J.H. von der Thüsen (Medisch Centrum Haaglanden) Tijd: 10.00 uur


r e s i s t e n t e

b ac t e r i ë n

Souvenir uit de tropen Steeds vaker raken bacteriën ongevoelig voor antibiotica. De oorzaken van deze ongewenste ontwikkeling zijn talrijk: al te makkelijk voorschrijven door artsen, slordig innemen door patiënten en een ongebreideld gebruik van antibiotica in de veehouderij. Maar er is mogelijk nog een andere bron in Nederland: reizigers die resistente darmbacteriën oppikken uit de tropen. Drie umc’s, waaronder het AMC, zijn begin november met een onderzoek begonnen om deze laatste stroom in kaart te brengen.

Care en de hartbewaking onmiddellijk gesloten en de patiënten overgeplaatst. Drastische maatregelen, maar hard nodig: als de kwetsbare patiënten op die afdelingen worden besmet met de MRSA-bacterie dan is de behandeling erg lastig. Resistentie ontstaat door veelvuldige blootstelling van bacteriën aan antibiotica. Dat gebeurt bijvoorbeeld in de intensieve veehouderij, waar deze middelen preventief veel aan de dieren worden gegeven. Bacteriën ontwikkelen daardoor snel resistentie. Ook zijn artsen vaak te snel met het voorschrijven van antibiotica voor hun patiënten die vervolgens hun kuur niet altijd helemaal afmaken. ‘Nederland doet het wat dat laatste betreft goed. Artsen schrijven terughoudend voor, waardoor de problematiek met resistentie in Nederland klein is in vergelijking met de omringende landen’, vertelt De Jong. Wat tenstaafje

Marc v an den Broek

Illustratie: RGvT

‘We moeten alle bronnen van resistente bacteriën kennen om goed beleid mogelijk te maken’, zegt professor Menno de Jong, hoofd van de afdeling Medische Microbiologie van het AMC. ‘Als we niet goed weten waar deze bacteriën allemaal vandaan komen en wat hun bijdrage is aan de resistentieproblematiek, sta je voor de volksgezondheid met lege handen. Misschien is de tropenroute veel belangrijker dan bijvoorbeeld die van de veehouderij.’ Ongevoeligheid van bacteriën voor geneesmiddelen is een van de grote uitdagingen van de medische wereld. Een bacteriologische infectie is te bestrijden met een antibioticum dat de ziektemakers doodt. Na verloop van tijd kan de bacterie ongevoelig (resistent) worden voor het middel en moeten de artsen naar een ander antibioticum grijpen. Bacteriën die ongevoelig zijn voor meerdere soorten antibiotica zijn multiresistent. De behandeling van patiënten die door zo’n microbe ziek zijn geworden, is ingewikkeld en soms onmogelijk. In het laatste geval moet de patiënt de ziekteverwekker op eigen kracht de baas worden. De ziekenhuisbacterie MRSA is een bekend voorbeeld van een multiresistente bacterie. Als deze in een ziekenhuis wordt aangetroffen, gaan alle alarmbellen rinkelen, zoals begin november in het Laurentius ziekenhuis in Roermond en in ziekenhuis Tjongerschans te Heerenveen. Nadat bij een patiënt MRSA was aangetroffen, werden in Heerenveen de Intensive

10

AMC M aga zine december 2012

Om de aanwezigheid van resistente bacteriën nog beter in kaart te brengen, is in november de speurtocht begonnen naar resistente darmbacteriën die reizigers uit de tropen meebrengen. Hierbij werken drie umc’s – het AMC, het Erasmus MC en het Maastricht UMC+ – samen met reizigersklinieken. In een groots opgezet poeponderzoek wordt maar liefst tweeduizend reizigers naar de tropen, alsmede vierhonderd huisgenoten van de vrijwilligers, gevraagd om mee te doen. Zij moeten drie tot zes keer hun ontlasting opsturen. Daarin wordt dan gekeken of ze drager zijn van resistente bacteriën. Jarne van Hattem is arts-onderzoeker en coördineert deze gigantische logistieke operatie namens het AMC. ‘We benaderen de mogelijke deelnemers via de spreekuren waar bezoekers van de tropen hun vaccinaties komen halen. De vrijwilligers moeten voordat ze op reis gaan al een keer ontlasting inleveren en vragenlijsten invullen.’ De reizigersklinieken waar kandidaten voor het onderzoek worden geworven, zijn het Tropencentrum AMC, de Travel Clinics van het Havenziekenhuis in Rotterdam en de Ease Travel Clinic Zuid-Limburg. En om de lijst van deelnemende instituten compleet te maken; de Universiteit Utrecht is verantwoordelijk voor de statistische verwerking van alle verzamelde gegevens. Over de praktische kant van de donatie van hun ontlasting hoeven de deelnemers zich geen zorgen te maken, legt Van Hattem uit. Ze krijgen een wattenstaafje toegestuurd dat ze even in hun ontlasting moeten steken.


Dat staafje gaat in een plastic buisje dat in een plastic zakje met een absorptiedoekje wordt gedaan. Vervolgens gaat alles in een portvrije bolletjesenveloppe naar de onderzoekers. Niet erg ingewikkeld dus, maar het zal desalniettemin lastig worden om deelnemers betrokken te houden bij het onderzoek. ‘Om die reden krijgen ze een aardige attentie: een unieke cartoon van Fokke & Sukke die speciaal voor dit onderzoek is gemaakt’, zegt Van Hattem. Het getekende duo wordt ook ingezet om te werven. Bij de deelnemende klinieken komen posters te hangen. Verder worden de deelnemers met sms-berichtjes en telefoontjes eraan herinnerd om mee te blijven doen. Want alleen als de steekproef voldoende groot is, zijn er resultaten te verwachten waaruit conclusies kunnen worden getrokken.

iemand niet besmet is geraakt tijdens de reis, dan hoeft die deelnemer natuurlijk geen ontlasting te blijven opsturen.’ De deelnemende huisgenoten mogen bij voorkeur niet op reis gaan tijdens de studieperiode. De reizigers vullen ook vragenlijsten in waaruit duidelijk moet worden wat zij op reis precies hebben gedaan en of er medische klachten zijn na het bezoek aan de tropen. Hiermee willen de onderzoekers achterhalen welke activiteiten tijdens de trip het risico vergroten om resistente bacteriën op te pikken. Eind 2014 is het verzamelen van de gegevens afgerond en volgt de verwerking. In 2016 moeten de resultaten bekend zijn.

Waarom is deze logistiek ingewikkelde opzet nodig? De resistente bacteriën waar de onderzoekers naar speuren, komen veel voor in de tropen. Ze zitten in de bodem, op voedsel, in de lucht, kortom overal, en reizigers hebben grote kans om ze ergens op te pikken. Voor gezonde personen is dat geen enkel probleem, maar als de bacteriën in het lichaam, bijvoorbeeld bij de blaas of in het nierbekken, een infectie veroorzaken, kan de behandeling knap lastig worden. Uit een kleinschalig onderzoek in Australië is gebleken dat reizigers de bacteriën inderdaad mee kunnen nemen naar huis. Maar wat er dan gebeurt, is minder duidelijk. ‘Blijven ze lang in het lichaam aanwezig of verdwijnen ze na een paar maanden vanzelf? En is het mogelijk dat huisgenoten die niet op reis zijn geweest, besmet kunnen raken?’, vraagt De Jong zich af. ‘Allemaal zaken die we willen weten.’ De opzet van het onderzoek met de naam COMBAT (Carriage of Multiresistent Bacteria After Travel) is verder eenvoudig. Een paar weken voor de reizigers op pad gaan, moeten ze hun eerste ontlasting opsturen. De onderzoekers willen zeker weten dat de vrijwilliger geen drager is voordat de reis begint. Daarna volgt de trip waarin de reiziger kan doen of laten wat hij wil. De reis mag minimaal één en maximaal twaalf weken duren. Na terugkeer moet er onmiddellijk weer wat ontlasting worden opgestuurd en een maand daarna nog een keer. Af hankelijk van de kweekuitslagen wordt de vrijwilliger gevraagd ook drie, zes en twaalf maanden na de reis een monster toe te zenden. Van Hattem: ‘Als blijkt dat

AMC M aga zine december 2012

11


k wa l i t e i t

va n

l e v e n

Variaties in genen kunnen ziektes veroorzaken. Veel minder bekend is, dat variaties in genen ook invloed hebben op ons gevoel, ons welbevinden en ons geluk. Mirjam Sprangers en Koos Zwinderman deden onderzoek in een groep patiënten met het Marfansyndroom, een aandoening van het bindweefsel. Ze zagen dat genen, en niet de ernst van de ziekteverschijnselen, invloed hebben op de levenskwaliteit. Ook ontdekten ze dat Marfanpatiënten met een chronische, licht verhoogde ontstekingsreactie over het algemeen een mindere kwaliteit van leven ervaren.

Genieten zit hem in de genen Pieter L omans

Aan onderzoek naar genetische factoren die ziektes veroorzaken, wordt enorm veel geld besteed. ‘Denk bijvoorbeeld aan studies naar kanker of hart- en vaatziekten’, vertelt biostatisticus Koos Zwinderman. ‘Daar gaan miljarden in om. In vergelijking daarmee wordt er nog maar weinig geïnvesteerd in genetisch onderzoek naar de overerf baarheid van persoonlijke eigenschappen. Hoe mensen tegen het leven aankijken, hoe ze met vreugde en verdriet omgaan, wat hun draagkracht is; dat zijn óók aspecten die sterk genetisch zijn bepaald. We geven het niet graag toe, maar met het stijgen der jaren beseffen we dat we ook op het persoonlijke vlak veel meer op onze ouders lijken dan we dachten.’ ‘Geluk is bijvoorbeeld voor vijftig procent overerf baar en voor veel ziekten ligt dat percentage aanzienlijk lager’, zegt psycholoog Mirjam Sprangers. Ook onderzoek naar de levenskwaliteit ondersteunt dat beeld. Sprangers: ‘Keer op keer valt op dat het verband tussen de ernst van een ziekte en de ervaren kwaliteit van leven klein is. Ook al hebben mensen dezelfde aandoening, toch zie je vaak dat de een het geweldig doet en de ander diep ongelukkig is. Kennelijk heeft een ziekte maar een beperkte invloed op de manier waarop iemand in het leven staat. Persoonlijke kenmerken spelen een veel grotere rol. En die kenmerken zijn weer voor een belangrijk deel genetisch bepaald.’ Dit inzicht leidde in 2009 tot de oprichting van het internationale samenwerkingsverband GeneQol, wat staat voor ‘Genetic Research into Quality of Life’. Sprangers en biostatisticus Jeff Sloan van de Mayo Clinic

12

AMC M aga zine december 2012

waren de initiatiefnemers. ‘GeneQol is geen researchproject, maar een infrastructuur’, legt Sprangers uit. ‘We brengen uiteenlopende onderzoekers – van psychologen en celbiologen tot statistici en moleculair biologen – bij elkaar om studies naar genetische en biomoleculaire aspecten van de kwaliteit van leven te stimuleren. Omdat we denken dat deze kennis uiteindelijk ook bijdraagt tot een betere behandeling van de patiënt.’ Stressfactor

Een van de eerste concrete resultaten van het GeneQol onderzoek is een publicatie van Dounya Schoormans en Teodora Radonic, die onlangs verscheen in het tijdschrift PLoS One. Het is een vervolg op, of beter nog, een uitbreiding van een al bestaand onderzoek bij patiënten met het syndroom van Marfan. Zij hebben een foutje in het erfelijk materiaal waardoor ze minder goed bindweefsel aanmaken. Dat leidt ertoe dat ze meestal lang en dun zijn en vaak problemen krijgen met gewrichten en ogen. Het meest bedreigend zijn echter de problemen aan hart- en bloedvaten. De aorta (de grote lichaamsslagader) kan zich enorm verwijden en soms ineens scheuren, waardoor een levensbedreigende situatie ontstaat. Daarom staan de patiënten onder regelmatige controle. Wordt de dreiging te groot, dan kan een stukje slagader operatief worden vervangen. Er is nog geen geneesmiddel voor Marfanpatiënten beschikbaar. Zwinderman, die met cardioloog Barbara Mulder het


onderzoek coördineerde: ‘Sinds enige tijd beschikken we echter wel over een medicijn, losartan, dat de verwijding van de aorta lijkt tegen te gaan. Of dat werkelijk zo is, wordt in het AMC onderzocht met de COMPAREtrial, ook onder leiding van Barbara Mulder. Voor het onderzoek worden allerlei gegevens verzameld, waaronder genetische en biologische data. Toen dachten we: laten we bij deze patiënten ook meteen de levenskwaliteit onderzoeken. Want die is over het algemeen minder bij mensen met het syndroom van Marfan. Ze ervaren enige fysieke beperkingen en ook de sluimerende dreiging van de wijder wordende aorta is in de meeste gevallen een stressfactor.’ Sprangers: ‘We zagen een enorme variatie aan kwaliteit van leven. Sommige patiënten zijn echt terneergeslagen, ervaren het leven als een last, terwijl andere bij wijze van spreken flierefluitend door het leven gaan. Hoewel de ernst van hun aandoening vergelijkbaar is. Dat duidt op een verschil in draag- en veerkracht, op een verschil in persoonlijke kenmerken. Wij wilden weten in hoeverre genetische factoren hierbij een rol spelen.’ Ontstekingsreactie

De kwaliteit van leven is met vragenlijsten in kaart gebracht, waarna die gegevens werden gelinkt met de biologische en genetische informatie. Voor die laatste data werd een genoomwijde associatiestudie (GWAS) uitgevoerd, die in dit geval genetische verschillen tussen ervaren kwaliteit van leven aan het licht kan brengen. Zwinderman: ‘Met diverse technieken hebben we de relevante verschillen in beeld gebracht. Enerzijds hebben we gekeken naar heel kleine variaties in genen, anderzijds naar de mate waarin de genen tot expressie worden gebracht of, met andere woorden, hoe hard de genen werken.’ Uit het onderzoek blijkt dat de levenskwaliteit – los van

de ernst van de ziekte – inderdaad samenhangt met verschillen in genetische factoren. Sprangers: ‘Patiënten met een verminderde vitaliteit en een lage kwaliteit van leven hebben over het algemeen een hoge concentratie aan cytokines in hun bloed. Dat zijn eiwitten (producten van genen) die een belangrijke rol spelen in de afweer, ze activeren onder andere de ontstekingsreacties. Kortom, patiënten met een chronische, licht verhoogde ontstekingsreactie ervaren over het algemeen een mindere levenskwaliteit dan patiënten zonder.’ Het werkingsmechanisme is niet precies duidelijk, maar de relatie klinkt Zwinderman niet vreemd in de oren. ‘Als ik vooraf had moeten kiezen, zou ik op iets dergelijks hebben gegokt’, zegt hij. ‘Er is al vaker gewezen op de relatie tussen een licht verhoogde ontstekingsactiviteit en een verminderd geluksgevoel en welbevinden. Net voordat mensen ziek worden, hebben ze vaak een algemeen gevoel van malaise, iets wat ook wel het sickness behavior syndrome wordt genoemd. Mogelijk dat het bij mensen die dat in lichte vorm hebben tot een verminderde levenskwaliteit leidt.’ Als therapie ontstekingsremmers slikken? ‘Ho, nee, niet in dit stadium’, schrikt Sprangers. ‘Wij denken eerder aan gezond leven door meer bewegen, voldoende ontspannen en genieten en eventueel cognitieve gedragstherapie. Voor medicijngebruik is eerst veel meer kennis nodig.’ Maar op termijn verwacht Sprangers dat dit soort onderzoek de zorg wezenlijk gaat veranderen. ‘Bij acute, levensreddende ingrepen staat het overleven voorop’, zegt ze, ‘maar bij chronische ziekten, bij kanker en bij veel andere aandoeningen speelt de kwaliteit van leven een belangrijke rol. Ons onderzoek effent de weg om niet alleen de ziekte, maar óók de patiënt te behandelen, daarbij rekening houdend met zijn levenskwaliteit. Het pad effenen voor zo’n geïndividualiseerde zorg, dat is waar ik voor sta en waar we met dit onderzoek uiteindelijk naar toe willen.’

AMC M aga zine december 2012

13

Foto: Easyfotostock/ANP


G ö r a n

Ha n s s o n

‘Geheimhouding geeft magie aan Nobelprijs’ De hele wereld zag hem in oktober de winnaars van de Nobelprijs voor de Geneeskunde bekendmaken. Göran

maar wil. Dat leidde tot een compleet ander beeld van hoe de werkelijkheid in elkaar zit.’

Hansson is secretaris van het comité dat deze allerhoogste

Hoeveel leden stemmen daadwerkelijk wie de prijs krijgt?

wetenschappelijke onderscheiding toekent. De arts-

een nieuwe wending gaf. Een interview over zijn research

‘Het comité dat de genomineerden evalueert en een shortlist maakt, telt achttien mensen, inclusief mijzelf. Een grotere club van vijftig hooggeleerden van het Karolinska Instituut gaat vervolgens over tot een stemming. Dat doen ze op de eerste maandag van oktober om negen uur ’s ochtends. Om half twaalf worden de winnaar of winnaars bekendgemaakt op een persconferentie. Voor die tijd mag ik de gelukkigen opbellen. Erg aangenaam om te doen, moet ik zeggen. En soms zeer spannend. De laureaten krijgen het telefoontje pas wanneer de beslissing gevallen is. En we willen natuurlijk graag dat ze het van ons horen, niet via de media. Dus heb ik ongeveer anderhalf uur de tijd om ze te bereiken.’

en zijn werk in het Nobelcomité.

Is het wel eens gebeurd dat u iemand niet te pakken kreeg?

onderzoeker van het Zweedse Karolinska Instituut bezocht het AMC onlangs voor een lezing over zijn research en gaf er een masterclass. Hij heeft namelijk zelf de nodige sporen verdiend in het onderzoek. Hansson toonde mede aan dat ontsteking aan de basis ligt van aderverkalking, wat het onderzoek naar het ontstaan van hart- en vaatziekten

Irene v an El z akker

Kunt u iets vertellen over de criteria die het comité hanteert voor het selecteren van de Nobellaureaten?

‘Jaarlijks komen er honderden nominaties via geneeskundeprofessoren van over de hele wereld. Die worden zeer zorgvuldig geëvalueerd. We vragen internationale experts om daarbij te helpen. Kort samengevat moet iemand een ontdekking hebben gedaan. Het is geen prijs voor een mooie wetenschappelijke carrière. We belonen een vinding die onze manier van denken heeft veranderd. De Nobelprijs voor Geneeskunde van dit jaar is daar een mooi voorbeeld van. Die ging naar twee wetenschappers, John Gurdon en Shinya Yamanaka, die ontdekten dat volgroeide cellen nog steeds de eigenschap in zich hebben om een stamcel te worden, een cel die nog geen specialisatie heeft. Als je ze op de juiste manier naar die begintoestand stimuleert, kunnen ze iedere cel worden die je

14

AMC M aga zine december 2012

‘Vorig jaar was het erg ingewikkeld. We hadden namelijk drie winnaars. Eén kon ik niet bereiken op zijn mobiele telefoon; hij was aan het verhuizen. De ander maakte een wandeltocht en had zijn telefoon in zijn hotelkamer laten liggen. En de derde, Ralph Steinman, was het weekend voor de bekendmaking overleden, wat verder niemand wist, behalve zijn familie. Dus toen we de beslissing maandagochtend namen, kon ik hem uiteraard ook niet bereiken. Ik stuurde een e-mail die zijn vrouw onderschepte, en via Steinmans werkgever, de Rockefeller Universiteit in New York, liet ze weten dat hij overleden was. Het duurde even voordat het bericht ons bereikte vanwege het tijdsverschil met Europa. Een tragische zaak, de eerste keer dat zoiets gebeurde in de geschiedenis van de Nobelprijs. We hadden een extra vergadering met het Nobelcomité en onze advocaten omdat dit zo’n uitzonderlijk geval was. De prijs wordt normaal gezien niet postuum aan iemand gegeven. Maar omdat de evaluaties en de nominaties


plaatsvonden toen hij nog leefde en niemand tijdens de stemming wist dat hij overleden was, is besloten de onderscheiding toch toe te kennen. De uitreiking was erg ontroerend; zijn vrouw was er om de prijs in ontvangst te nemen.’ Op welk gebied je ook een Nobelprijs toekent, er is altijd wel kritiek op de keuze. Aangezien de leden van het comité vijftig jaar lang niets mogen vertellen over hun motivaties, lijkt het me lastig om dat soort kritiek te pareren.

‘Vooral omdat we niet kunnen uitleggen waarom X de prijs níet kreeg. Stel je voor dat we zouden onthullen dat volgens onze evaluatoren X de ontdekking helemaal niet gedaan heeft, terwijl velen denken van wel. Dan zouden we het jaar erop geen eerlijke evaluaties meer krijgen omdat zoiets veel spanning in het vakgebied veroorzaakt. Dat we vijftig jaar lang niets over de keuze mogen zeggen, maakt het gemakkelijker om zorgvuldig en onaf hankelijk te beslissen. Die geheimhouding is nodig voor het werk dat we doen, en het geeft ook wel magie aan de prijzen. Al kan het soms best frustrerend zijn dat we ons besluit niet naar buiten toe kunnen onderbouwen. Nu valt het bij de Nobelprijs voor de Geneeskunde wel mee met de controverses. Wetenschap is meer definitief, het draait om feiten en niet om meningen. Bij de Nobelprijs voor de Vrede spelen politieke en morele opvattingen

meer een rol. Al was er wel die keer dat het Vaticaan zich uitsprak tegen de prijs voor Bob Edwards, die de IVF-techniek ontwikkelde (in vitro fertilisatie of reageerbuisbevruchting, red.). Ze vonden het immoreel om op die manier stellen te helpen die geen kinderen kunnen krijgen.’ Er zijn wel controverses geweest. Zo stelde het openbaar ministerie in 2008 een onderzoek in nadat Harald zur Hausen de Nobelprijs kreeg voor zijn ontdekking dat humane papillomavirussen (HPV) baarmoederhalskanker kunnen veroorzaken. Farmaceut Astra Zeneca zou invloed hebben gehad op zijn nominatie.

‘Die zaak eindigde heel eigenaardig. Toen de openbaar aanklager besloot dat er geen verdere vervolging zou plaatsvinden, schreef hij ook een rapport dat de beschuldiging volledig ongegrond was. Normaal gezien nemen openbaar aanklagers die moeite niet. Wat er gebeurde, was het volgende: Astra Zeneca kocht het bedrijf dat de technologie maakt waarmee je een vaccin kunt produceren dat gebaseerd is op de ontdekking van Zur Hausen. Een van de leden van het Nobelcomité trad vervolgens toe tot het bestuur van Astra Zeneca. De journalist die erover schreef, beweerde dat het Nobelcomitélid – dat pas na de overname in het bestuur van Astra Zeneca plaatsnam – ons ervan had overtuigd om de prijs aan Zur Hausen te geven. Zodat Astra Zeneca meer winst zou maken met het

AMC M aga zine december 2012

15

Foto: Xander Remkes


G ö r a n

Ha n s s o n

overgenomen bedrijf. Volledig belachelijk. Ik denk niet dat iemand eraan twijfelt dat Zur Hausen een waardig winnaar is. Hij ontdekte niet alleen dat het HPV baarmoederhalskanker veroorzaakt, voor het eerst in de geschiedenis werd ook een vaccin tegen kanker ontwikkeld. Dan is het droevig dat zo’n pseudoverhaal zo groot wordt.’ Gezien eerdere Nobelprijzen voor cholesterolonderzoekers en de belangrijke ontdekkingen op het gebied van de immunologische aspecten van aderverkalking; hoe groot schat u de kans in dat daarvoor een Nobelprijs wordt toegekend?

‘Daar ga ik niks over zeggen. Over Nobelprijzen kan ik niet speculeren.’ Ik vroeg het omdat u een expert bent op dit gebied. U liet zien dat aderverkalking (atherosclerose) meer is dan het ophopen van cholesterol in een bloedvat. Ook het afweersysteem doet mee. Kunt u dat uitleggen?

‘Cholesterol wordt vervoerd door lipoproteïnedeeltjes in het bloed, waarvan de LDL-deeltjes de meeste problemen veroorzaken. Via deze transporteurs blijft overtollig cholesterol steken in de bloedvaten. Daar reageren verschillende cellen op. Sommige daarvan zijn afweercellen die zich vergissen en het cholesterol aanzien voor een virus of bacterie. Dat activeert een ontstekingsreactie die blijvend wordt aangejaagd door het immuunsysteem. Het weefsel in de vaatwand raakt beschadigd, en er vormt zich een harde plaque die steeds groter wordt. Dat proces neemt jaren in beslag en je merkt daar niets van. Maar dan, als je pech hebt, ontstaat er een piepklein scheurtje aan het oppervlak van het verharde weefsel. En dat zet een hele machinerie in werking: er worden bloedstolsels gevormd. Die kunnen een ader blokkeren en een beroerte of een hartinfarct veroorzaken. Pathologen in het AMC – emeritus hoogleraar Anton Becker en Allard van der Wal – vonden vervolgens in de scheurtjes waar de bloedstolsels zich vormen zware ontstekingsreacties. Dat was een erg belangrijk deel van de puzzel: ontsteking is niet alleen betrokken bij de start van aderverkalking, maar zet ook de blokkade van een bloedvat in gang. In het begin geloofde niemand ons toen we de rol van de afweer bij atherosclerose beschreven – dat heb je wel vaker als je tegen heersende ideeën ingaat. Maar

16

AMC M aga zine december 2012

tien jaar later meldden cardiologen dat mensen met verhoogde ontstekingsmarkers (cellen of stoffen in het bloed die op een ontsteking wijzen) een grotere kans hebben op een hartinfarct. Toen waren plots wereldwijd heel veel mensen geïnteresseerd in ons onderzoek.’ Hebben jullie nu een volledig beeld van wat er gebeurt bij aderverkalking?

‘Volgens mij hebben we de hoofdrolspelers te pakken: het LDL dat cholesterol vervoert en twee soorten witte bloedcellen. Tegelijkertijd met de ontstekingen in de vaatwand, zie je ook elders in het lichaam ontstekingsreacties. Bijvoorbeeld in vetrijk weefsel van mensen met diabetes en ziekelijk overgewicht. Recent hebben we ontdekt dat ook die verband houden met atherosclerose op manieren die we nooit hadden voorzien. Ze beïnvloeden namelijk het cholesterol. En ook andersom: af hankelijk van de hoeveelheid vetten in het bloed wordt het afweersysteem aangevallen.’ We weten nu genoeg om op zoek te gaan naar nieuwe behandelingen voor atherosclerose. We kunnen waarschijnlijk de situatie in de bloedvaten verbeteren door de afweerreacties te beïnvloeden.’ Hoe ver zijn jullie met het ontwikkelen van dit soort therapieën?

‘Mijn groep doet dat niet, die is het best in het ontdekken van mechanismen. Voor het ontwikkelen van behandelingen werken we samen met anderen. Patiënten zullen hier in de nabije toekomst van profiteren, maar dat zal niet morgen zijn. Er is wel een klinische trial bezig in Boston, waar ze ontstekingssignalen blokkeren bij patiënten met hartziekten. Daarvan zullen we binnen afzienbare tijd weten of het de aandoening kan verzachten. Hopelijk levert dat over een paar jaar een therapie op. Mijn collega’s van het Karolinska Instituut hebben samen met onderzoekers uit Malmö en de VS nog een andere, zeer opwindende onderzoekslijn, maar dat is iets wat nog helemaal aan het begin staat: vaccinatie. Je vaccineert tegen de LDL-deeltjes, en zo kun je de ontsteking in de vaatwand verminderen en dus ook de aderverkalking. In experimentele muismodellen werkt het prachtig. Het zal nog een hele poos duren voordat het bij mensen uitgeprobeerd kan worden, want in dit geval kun je geen bijwerkingen accepteren.’


p l o t s e

h a r t d o o d

Aan traagheid ten onder Als de geleiding van stroom door het hart te traag gaat, kan dat leiden tot ritmestoornissen en zelfs plotse hartdood. Om dit beter te kunnen behandelen, wordt gezocht naar genen die daarbij betrokken zijn. Voor het eerst vonden AMC’ers van de afdeling Experimentele Cardiologie een gen dat de geleiding van stroom door het hart beïnvloedt. Zij publiceerden hierover in PLoS Genetics.

Irene v an El z akker

Foto: Marsprine/Marieke de Lorijn

Het hart trekt samen door een elektrische prikkel. Die ontstaat in de rechterboezem, waarna de stroom zich verspreidt van beide boezems naar de hartkamers. Als dat te langzaam gaat, kan er een ritmestoornis ontstaan. ‘Er is weinig vooruitgang op het gebied van behandelingen voor geleidingsproblemen die tot plotse hartdood kunnen leiden. Je kunt wel bepaalde medicijnen geven om de verschijnselen te onderdrukken en je kunt een pacemaker of inwendige defibrillator plaatsen – wat erg ingrijpend is – maar er zijn al een hele tijd geen betere alternatieven bij gekomen’, vertelt Connie Bezzina, hoogleraar Moleculaire Cardiogenetica. Daarom wordt naarstig gezocht naar genen die je met medicijnen kunt beïnvloeden. De meeste genen die zorgen voor de geleiding zelf (de ionkanalen) zijn inmiddels bekend. Maar de genen die dit proces beïnvloeden en daardoor zorgen voor de juiste afstelling van de snelheid van de stroom die door het hart trekt, bleven tot nu toe verborgen. Onderzoek naar een genetische mutatie die geleidingsstoornissen veroorzaakt in een Nederlandse familie, bleek de sleutel tot de AMC-vondst. Bezzina: ‘We kweekten bruine muizen met deze mutatie om het gen nader te bestuderen. Maar die kregen weinig nakomelingen. Dat vertraagt het onderzoek enorm. We kruisten de muizenstam met een andere, witte stam om dieren te verkrijgen die wel grote nesten voortbrachten.’ Maar toen zagen de onderzoekers iets vreemds: in de witte muizen zorgde de mutatie voor minder ernstige geleidingsproblemen dan bij de bruine dieren. Het verschil zat hem in de geleidingstijd van de prikkel. Die was trager bij de bruine muizen, zo bleek op het elektrocardiogram (ECG). Bezzina: ‘De twee stammen

AMC M aga zine december 2012

waren daardoor ideaal om te speuren naar genen die de geleidingsproblemen verergeren of verbeteren.’ In een nieuwe studie werden de witte en de bruine muizen gekruist, en hun nakomelingen werden opnieuw gekruist. Zo ontstonden dieren met verschillende genetische samenstellingen en verschillende geleidingstijden op het ECG. Door op de verschillen te focussen, bracht onderzoeker Brendon Scicluna in kaart welk stuk van het DNA verantwoordelijk is voor de langere geleidingstijd. Dat beperkte de lijst tot honderden genen. Door te kijken welke aan en uit staan, wisten hij en zijn collega’s de lijst terug te brengen tot vier. Eén daarvan speelde een rol in het hart: Tnni3k. Als dat gen aan staat, is de geleidingstijd beduidend trager. Toevallig hadden Amerikaanse onderzoekers van de Duke Universiteit muizen met een overactief Tnni3kgen gekweekt. Met behulp van deze dieren wisten Bezzina en postdoc Elisabeth Lodder onomstotelijk aan te tonen dat het gen verantwoordelijk is voor de tragere geleiding. Lodder: ‘Het effect van Tnni3k lijkt groot. Zelfs als patiënten met geleidingsstoornissen geen mutaties in dat gen hebben, zou medicatie bij ze kunnen aanslaan.’ Er is wellicht al een medicijn voorhanden dat het gen zou kunnen beïnvloeden. Het gen codeert namelijk voor een kinase, en daar werken middelen op die voor de behandeling van kanker gebruikt worden. Maar die hebben veel bijwerkingen. De onderzoekers hopen dat de medicatie zo veranderd kan worden, dat deze alleen op het hart werkt, zonder de schadelijke effecten. Lodder: ‘Of we gaan met lagere hoeveelheden werken. De doses bij kankerpatiënten zijn erg hoog omdat ze de celdeling moeten platleggen. Dat willen wij natuurlijk niet.’

17


h e t

a f w e e r s y s t e e m

Bijsluiter bij bloedonderzoek Rob Buiter

Bloedonderzoek geeft maar een beperkte indruk van het afweersysteem van een persoon. Dat ontdekte internistin-opleiding Simone Havenith na een vergelijking van lymfeklieren met perifeer bloed. ‘Bloedonderzoek blijft nuttig, maar wees je bewust van de beperkingen’, waarschuwt de promovenda.

18

AMC M aga zine december 2012

Stel, je wilt onderzoek doen naar het reilen en zeilen van de stad Amsterdam. Zou je dan het verkeer op de A10 als representatieve steekproef nemen? De vraag stellen is hem beantwoorden. ‘En toch is dat wat er tot op de dag van vandaag gebeurt in het medisch onderzoek’, zegt Simone Havenith, tot voor kort onderzoeker bij de afdeling Niertransplantatie van het AMC, en nu internist-in-opleiding in het Westfriesgasthuis te Hoorn. ‘Het is natuurlijk vooral vanwege het gemak. Je kunt even een buisje bloed afnemen, en daar vervolgens een hele hoop informatie uithalen over de B-cellen, de T-cellen en de andere witte bloedcellen (lymfocyten). Tegelijk weten we dat het aantal witte bloedcellen in de bloedbaan maar een beperkte afspiegeling is van het totale aantal in ons lichaam en, net zoals de snelweg, geen representatieve afspiegeling is.’ Maar hoe scheef is die steekproef dan? En wat is eventueel een betere bron van informatie? Voor haar


onderzoek klopte Havenith aan bij AMC-transplantatiechirurg Mirza Idu. ‘Tijdens niertransplantaties moet er bij de ontvanger ruimte worden gemaakt om de vaten van het orgaan aan te kunnen sluiten. Daarvoor wordt er wat vetweefsel weggehaald. In dat “afvalmateriaal” zitten meestal ook lymfeklieren. Die konden wij goed gebruiken voor ons onderzoek. Anders dan bijvoorbeeld ontstoken amandelen die nog wel eens worden verwijderd, heb je het hier over rustende, niet ontstoken lymfeklieren, die daarom bijzonder geschikt zijn voor algemeen onderzoek. Wij hebben daar de lymfocyten uitgehaald en die vergeleken met de bloedmonsters die op hetzelfde moment zijn verzameld.’ Competitie

In een eerste vergelijking keken Havenith en haar collega-promovendus Ester Remmerswaal naar cytotoxische T-cellen, om precies te zijn: de CD8-effectorcellen. ‘Dat zijn cellen die je veel in het bloed ziet bij mensen die een infectie met het cytomegalovirus, CMV hebben doorgemaakt. In de afgelopen jaren is in onze onderzoeksgroep onder leiding van Ineke ten Berge en René van Lier bestudeerd hoe de afweer tegen dit virus verloopt. Wanneer een patiënt die nooit eerder in contact is geweest met dit virus een donornier ontvangt van iemand die vroeger in zijn leven al eens geïnfecteerd was met het cytomegalovirus, dan wordt deze ontvanger van een transplantaat er via de nieuwe donornier mee besmet. Wij kunnen de effecten van deze infectie op het afweersysteem daarom vanaf het allereerste begin volgen. De CD8-effector cellen bleken een heel belangrijke rol te spelen in de afweer tegen dit virus. Hoe ouder mensen worden, hoe meer van deze CD8-cellen in hun bloed terechtkomen. Het idee was dan ook dat deze cellen misschien een nadelige invloed zouden kunnen hebben op de rest van de afweer. Ze zouden een soort competitie kunnen aangaan met afweercellen die gericht zijn tegen andere ziekteverwekkers; enerzijds om ruimte, anderzijds om groeifactoren.’ Uit de vergelijking van bloed met lymfeklieren bleek evenwel helemaal niets van zo’n competitie. ‘Sterker nog’, zegt Havenith, ‘in de lymfeklieren vonden we maar heel weinig van deze effectorcellen. En de lymfeklieren vormen toch de plek waar normaal gesproken een reactie plaatsvindt op ziekteverwekkers. Voor een eventuele verdringing van andere afweercellen door de CD8-effectorcellen hebben wij dan ook geen aanwijzing gevonden.’ De resultaten van deze eerste vergelijking publiceerden Havenith en collega’s deze zomer in Blood, ‘niet het minste tijdschrift in dit veld’. Een tweede vergelijking tussen perifeer bloed en lym-

feklieren lag op het niveau van de CD4 T-helpercellen. Die cellen helpen de B-cellen in de lymfeklieren bij het produceren van antistoffen. ‘Wij vonden in de rustende lymfeklieren van de te transplanteren nierpatiënten veel meer helpercellen dan in het perifere bloed. Bovendien hadden de helper-cellen in de lymfeklieren een aanmerkelijk sterkere functionele activiteit dan de cellen die we uit het bloed haalden’, aldus Havenith. Geen representatieve afspiegeling

De vergelijking tussen bloed en lymfeweefsel was al eerder gemaakt, maar dan bij muizen. ‘Wat wij met deze twee studies laten zien is dat het beeld bij mensen overeenkomt met dat van muizen. Dat moet je per slot van rekening toch altijd maar afwachten. Een muis is geen mens, en je kunt niet zomaar aannemen dat wat je bij de ene soort ziet, ook voor de andere soort geldt. Bovendien heeft een laboratoriummuis een heel andere geschiedenis achter de rug dan een mens. Zo’n muis leeft relatief kort in een schone omgeving en krijgt op een gecontroleerde manier ziekteverwekkers toegediend. Mensen zijn opgegroeid met hun eigen ziekteverwekkers, wat zijn weerslag heeft op de opbouw van het immuunsysteem. Onderzoekers weten nu in ieder geval dat het bloedbeeld geen honderd procent representatieve afspiegeling is van “het” immuunsysteem. Niet bij de muis en niet bij de mens.’ De bevindingen zijn van belang voor het fundamentele inzicht in de werking van het immuunsysteem van de mens, zegt Havenith. ‘Het beïnvloedt ons denken over de ontwikkeling van vaccins en de effecten daarvan op de afweer tegen andere ziekteverwekkers. Ook moeten we ons meer dan ooit bewust zijn van het feit dat de effecten van geneesmiddelen die ons afweersysteem beïnvloeden niet zomaar kunnen worden afgelezen van meetresultaten verkregen uit perifeer bloed.’ Toch voorziet Havenith vooralsnog geen grote consequenties van dit onderzoek voor de dagelijkse praktijk in de kliniek. Ze wil met dit werk wel een soort bijsluiter bieden bij specifiek bloedonderzoek: ‘Resultaten van immunologisch onderzoek uit het perifeer bloed geven geen afspiegeling van wat er elders in het lichaam gebeurt.’ Maar wat de onderzoeker betreft, kunnen artsen nog gewoon bloedonderzoek aanvragen om hen te helpen bij het stellen van een diagnose. Al was het maar omdat er geen alternatief voorhanden is. ‘Je haalt niet zomaar even ergens wat lymfeklierweefsel weg. Maar als je het onderzoek dan toch moet doen op basis van perifere bloedwaarden, wees je dan bewust van de beperkingen.’

AMC M aga zine december 2012

19

Illustratie: Henk van Ruitenbeek


N i e t

t e

m o e i l i j k

g r aa g

Die goede oude feiten

Mar tin S ommer is politiek ver sl aggever en columnis t v an de Volk skr ant . Hij publiceer de di ver se boeken.

Een van de laatste beleidsdaden van voormalig staatssecretaris Henk Bleker (Natuur, CDA) was het sluiten van een convenant over de rituele slacht. Over een verbod op ritueel slachten was veel te doen geweest. Islamitisch, joods en orthodox christelijk Nederland hadden op hun kop gestaan vanwege het wetsvoorstel van Marianne Thieme (Partij voor de Dieren). Het was op zijn polders opgelost, alle partijen om de tafel, allemaal een beetje gelijk: het slachten met het rituele mes mocht doorgaan mits het dier binnen veertig seconden daadwerkelijk het loodje had gelegd. Niet alle partijen tevreden, maar zo gaan de dingen hier. In Den Haag was het afgelopen jaar gemopper hoorbaar over al die aandacht voor een onderwerp in de politieke marge. Ik vond het een mooie principiële zaak, bijvoorbeeld vanwege de stelling dat een Nederlandse seculiere meerderheid steeds vaker zijn wil op zou leggen aan religieuze afwijkelingen. Maar het onderwerp waar ik het hier over wil hebben is een ander: de rol van de wetenschap in de politiek. Neemt die af? Wordt er in Den Haag maar wat gekletst tegenwoordig? Zijn de feiten al lang niet meer heilig, zoals je steeds vaker hoort roepen? De strijd om de rituele slacht is vooral zo interessant omdat hij uitdraaide op een strijd om die feiten. Terwijl dit politieke conflict ook een religieus conflict was, zodat de emoties al vlot hoog opliepen – en de slag om de slacht een slag werd om het wetenschappelijke rapport. Marianne Thieme presenteerde een literatuurstudie van 45 bladzijden van de Universiteit Wageningen. Veel dierlijk lijden daar. Manfred Gerstenfeld van het Jerusalem Center for Public Affairs stelde er een dikker rapport tegenover, honderden pagina’s, in opdracht van de Franse regering. Aanzienlijk minder lijden bij de Fransen. Wetenschappelijke rabbijnen, onder wie de befaamde Jonathan Sacks, werden ingevlogen voor een hoorzitting. Zij beloofden het waardeloze Wageningse rapport met een veel hogere stapel tegenrapporten onklaar te maken. Het gaf de Haagse politiek een mooi dilemma. Vooral wetenschappers klagen veel over fact free politics,

20

AMC M aga zine december 2012

maar in werkelijkheid worden de wetenschappelijke rapporten bij alle grote kwesties met steekkarretjes het Binnenhof opgereden. Dat is niet overal zo. Onlangs sprak ik een hoge Japanse diplomaat die zich verbaasde over de verambtelijkte, technocratische politiek in Nederland. Hoe die ministers dat allemaal konden weten, vroeg hij. Ik vertelde hem over de loodgieterstassen vol stukken die elke dag met de minister mee naar huis moeten en hij schudde het hoofd. In Japan hebben ministers maar één opdracht – een meerderheid halen in het parlement. Rapporten zijn er in Japan voor ambtenaren. Wijze mannen

De Nederlandse voorliefde voor wetenschap in de politiek gaat terug op een verzuilde geschiedenis, waarin politieke conflicten bij voorkeur werden teruggebracht tot zakelijke verschillen van inzicht. Liefst beslecht door een commissie van wijze mannen en anders door de onaf hankelijke wetenschap. Nog altijd bestaat er een ring van instellingen rond het Binnenhof, van WRR tot CPB en SCP. Hun af kortingen hebben iets onontkoombaars – zó zit het en niet anders. Maar de verzuilde samenleving is inmiddels verleden tijd, de politiek werd onzeker. Wat moeten we vinden? God is dood, behalve voor de orthodoxen, de klasseloze maatschappij als richtsnoer heeft ook afgedaan. De wetenschap bleef over als politiek kompas en die beleefde gouden jaren, vooral in de tijd van de paarse on-politieke politiek. Tien jaar nadien figureert de wetenschap als profeet van het onschuldige dier. Wat is hier gebeurd? Sinds Darwin zijn mensen steeds meer dier geworden. De politieke agenda van Marianne Thieme luidt kortweg dat het nu de beurt aan de dieren is om mens te worden. In dat verband moest de wetenschap uitwijzen wat een goed politiek besluit is over rituele slacht. Dat kan natuurlijk helemaal niet. Een principieel debat over de grondrechten van de religieuze minderheden van A. Th. van Deursen werd zo ogenschijnlijk een (armoedige) strijd om de feiten. Daaraan droeg de staatssecretaris zelf bij met pseudo-wetenschappelijk


In zijn geruchtmakende Waar zijn de intellectuelen? signaleerde de Engelse cultuursocioloog Frank Furedi een ‘dumbing down’ van onze cultuur. Politici, gezagsdragers, media en culturele instanties zouden zich met hun traditionele voorbeeldfunctie geen raad meer weten. Lijdt de samenleving aan acute verkleutering? In de serie ‘Niet te moeilijk graag’ wordt die vraag voorgelegd aan uiteenlopende wetenschappers en publicisten. Aflevering 14: Martin Sommer over de vermeende opkomst van ‘fact free politics’.

Foto: Olaf Kraak/Hollandse Hoogte

AMC M aga zine december 2012

21


N i e t

t e

m o e i l i j k

g r aa g

georakel: er kon ‘niet gefalsificeerd’ worden dat ritueel geslachte dieren extra lijden. Ook bij de Blekertjes stond Karl Popper kennelijk op de leesplank en dat gaf zijn uitspraken meer gewicht. Maar je hoefde niet zo heel goed te kijken om te begrijpen dat hier gewoon politiek werd bedreven. Bij Henk Bleker was alles politiek. Het debat over de rituele slacht was ook zo aardig omdat je er de retorische rol van de wetenschap in de politiek aan kon afzien. ‘Waarheidsretoriek’ noemde de GroenLinkse socioloog Dick Pels dat. Maar feiten nemen geen besluiten – die moeten politici echt zelf nemen. En dat weten ze ook wel…

over de heikele onderwerpen waarop ze voorheen zoveel invloed hadden. ‘De criminaliteit daalt, allochtonen integreren prima, moslims zijn geen terrorist, burgers hebben vertrouwen in de overheid, het drankgebruik neemt af.’ Allemaal feiten, volgens de getergde hoogleraren, maar ze kregen er bij het rechtse kabinet Rutte geen poot mee aan de grond. Daarvoor in de plaats kwam de verafschuwde feitenloze politiek. De werkelijkheid ging ten onder aan de beeldvorming. Ik hoor niet bij het volksdeel dat meent dat feiten niet bestaan. En ik ben het eens met de natuurkundige Vincent Icke, die zei dat mensen die niet in feiten geloven, maar eens water in hun tank moeten gooien in plaats van benzine. Dan weten ze wel beter. Maar kijk nu nog eens naar die opsomming van de boze hoogleraren, en je ziet helemaal geen feiten maar een lijst politieke oordelen. Dat het heel goed gaat met de integratie en dat de criminaliteit daalt, zijn beweringen die (dezelfde) professoren al tientallen jaren doen. Alleen de politieke waardering is kennelijk veranderd. Vroeger werd er naar ze geluisterd, nu niet meer. Vervelend voor de hoogleraren, want het gaat ten koste van hun emplooi. Maar ook de linkse partijen in de Kamer zijn allang doordrongen van de noodzaak om iets aan misdaad en mislukte integratie te doen. Rollen omgedr aaid

Martin Sommer Foto: Xander Remkes

Ten onrechte vergeten

Dat is natuurlijk helemaal geen nieuw of bijzonder inzicht. ‘Feiten spreken niet voor zich, ze moeten tot spreken gebracht worden’ luidt een oude wijsheid. ‘Een feit is een zak die pas rechtop blijft staan als je er wat instopt’, schreef de grote socioloog en Amerikanist A.N.J. den Hollander in een essay over de schijn, achterin het ten onrechte vergeten boek ‘Het demasqué in de samenleving’ (1976). Daarover zijn de meeste wetenschappers én politici het ook wel eens. Zeker zij die in de jaren zeventig net als ik aan de universiteit onbegrijpelijke Duitse boeken lazen over de Positivismusstreit, gericht tegen de feitentellerij van met name de Amerikaanse sociologie. Wetenschap ging niet over feiten maar over het blootleggen van belangen! Wat is er dan gebeurd sinds Bill Clintons verzuchting, eind 2010, dat we met het optreden van Sarah Palin voor de Tea Party ‘een nieuw tijdperk van feitenvrije politiek’ tegemoet zouden gaan? En waarom heeft het bittere verwijt van fact free politics (in rond Nederlands: lulkoek) vooral ook in de wetenschap aanhang gekregen? Ruim een jaar geleden beklaagden tientallen sociale wetenschappers zich in een artikel van het weekblad De Groene Amsterdammer. Ze meenden dat ze in Den Haag minder dan voorheen, en misschien wel helemaal niet meer werden gehoord. Hun beurskoers zou gezakt zijn, en dan heb ik het niet over Diederik Stapel, maar

22

AMC M aga zine december 2012

Vroeger waren de idealen links en de feiten rechts, vandaar die Positivismusstreit. Kennelijk zijn de rollen inmiddels omgedraaid. Ik noemde Dick Pels al even. Die wees er in een lezing over ‘feitenpolitie versus vrijzinnigheid’ op dat alle klachten over fact free politics van links komen. Linkse wetenschappers in De Groene, linkse politici als Jolande Sap, die in haar tijdelijke column in NRC Handelsblad klaagde dat ze ‘gewapend met feiten en analyses’ het debat over de doorwerkbonus begon, maar dat ‘vrijwel niemand’ in die feiten en analyses geïnteresseerd was. Het was haar GroenLinkse voorgangster Femke Halsema die de verzuchting van Bill Clinton had opgepikt en toegepast op het Nederlandse debat. Met behoorlijk succes, mag je zeggen. En een links blad als Vrij Nederland schreef in een stuk over framing over ‘het rotsvaste vertrouwen van de Democraten in de ratio’, tegenover ‘het emotionele geweld’ van de Republikeinen. In zijn lezing ging Pels eens wat nauwkeuriger kijken. Hoe zat het met die feiten en die cijfers? Hij noemde eerst wat hilarische voorbeelden van feitenvrije politiek bij rechts. Staatssecretaris Teeven (VVD) had ‘in de tram’ vernomen dat er onder de bevolking een breed draagvlak was voor minimumstraffen. PVV-Kamerlid Lilian Helder meende dat gevangenisstraf beter werkt dan taakstraffen en nam onderzoek dat het tegendeel uitwees ‘voor kennisgeving aan’. Hardrijder Charlie Aptroot (VVD) rommelde met statistieken die zouden


uitwijzen dat 130 km per uur op de snelweg niet tot méér maar tot minder slachtoffers zou leiden. In werkelijkheid geldt het omgekeerde. Zo kun je doorgaan, en dan ben ik nog niet eens bij de integratie of het klimaat. Maar het aardige van Pels is dat hij liet zien hoe ook links het niet altijd even nauw neemt met de wetenschap. Om te beginnen was daar de film ‘An inconvenient truth’ waarmee Al Gore uit de bocht vloog. Recenter bleek na onderzoek van Jaffe Vink het ‘gifschip’ Probo Koala, dat in Ivoorkust een ramp zou hebben veroorzaakt, toch eerder een stankschip te zijn. Pels eindigde met een opsomming van ‘rechtse’ cijfers die de bevolking van het centrum-linkse kabinet Balkenende/Bos ‘niet mocht weten’. Zo waren er de kosten van de massa-immigratie die de PVV door het instituut Nyfer had laten uitrekenen. 7,2 miljard euro beliep de jaarlijkse rekening, wat lager dan de bedragen waarop het weekblad Elsevier was uitgekomen. Het betrof kennis waar de toenmalige PvdAminister Eberhard van der Laan niet in geïnteresseerd was, en die ook in de Kamer niet welkom bleek. Hetzelfde gold voor de berekening van het Britse instituut Lombard Street, dat – ook in opdracht van de PVV – de kosten en consequenties had vastgesteld die het verlaten van de euro met zich mee zou brengen. Opmerkelijk was vooral het geschamper van links over de kwaliteit van het instituut, terwijl in Groot-Brittannië ook door vooraanstaande Labour-politici niet aan de wetenschappelijke merites van deze instelling werd getwijfeld. Hegemonie van links

Conclusie van Pels: wat betreft fact free politics houden links en rechts elkaar min of meer in evenwicht. Feiten dienen in de politiek de retoriek, de ‘waarheidsretoriek’. Er is niet zozeer sprake van een rechts ‘complot’ als wel van, zoals Pels het noemt, het eind van de hegemonie van links. De lager opgeleiden hebben zich in het politieke spectrum gemeld, het kabinet Rutte was hun kabinet: hard rijden, aandacht voor de portemonnee en minder ontwikkelingshulp. Speerpunten waarover Nederland het trouwens grondig oneens is. Mijn conclusie zou zijn: de politiek is politieker geworden, en dat is winst. Er zijn meer aanvaringen in de Kamer, tegenstellingen worden open en bloot uitgevochten. Wie had een jaar of wat geleden verwacht dat er verhit zou worden gedebatteerd over Europa, over criminaliteit, over klimaat? Democratie bestaat bij de gratie van het botsen der meningen, maar het is kennelijk een hele opgave om dat te aanvaarden. Ook voor Dick Pels, zelf directeur van het wetenschappelijk bureau van GroenLinks. In de aangehaalde lezing over ‘feitenpolitie versus vrijzinnigheid’ komt hij toch tot de slotsom dat links betere politiek bedrijft dan bijvoorbeeld Geert Wilders. Tsja, zo gaan die dingen. Het alternatief voor de ‘waarheidsretoriek’ is volgens Pels een opener, aarzelender houding over de eigen

uitgangspunten en ‘feiten’. Anders dan links zou rechts zich bedienen van ‘power speech’, een autoritaire, absolutistische houding die de waarheid opeist en geen twijfel toelaat. Wilders gaat daarin volgens Pels het verst: ‘Hij argumenteert niet, hij poneert stoerigheden.’ Ik vind dat verhaal niet heel overtuigend, vooral omdat de baaierd van klachten over feitenverkrachting af komstig is van links. Hetzelfde links dat vanouds een abonnement had op de waarheid. De grote bestrijder van feitenloze politiek is Alexander Pechtold van D66. Hem kan ik niet ongenoemd laten: google ‘fact free politics’ en je stuit op zijn naam. Dat is geen toeval, zoals het evenmin toeval is dat Pechtold zich profileert als de grote bestrijder van Geert Wilders. D66 is ooit opgericht om de oude verzuilde belangenpolitiek te laten ‘ontploffen’. D66-oprichter Van Mierlo bedoelde zijn partij als een voertuig van emancipatie – het kiesvolk moest niet langer domweg achter de partijleiding van de eigen zuil aanlopen. In plaats van de zuilen moest er zakelijke politiek komen. Kiezen op grond van feiten. Dat vindt Pechtold ook en het ging goed in tijden zonder ideologische veren. Maar de ironie wil dat het omgekeerde is gebeurd van wat Van Mierlo had beoogd. De emancipatiepartij D66 bedient zich in de persoon van Pechtold bij uitstek van ‘power speech’. Zo schreef Pechtold onlangs een boekje getiteld ‘Henk, Ingrid en Alexander’, waarin hij in gesprek gaat met de aanhang van Geert Wilders. Een lofwaardig initiatief, zij het dat het de auteur niet was begonnen om te luisteren naar hun ongerief of onbehagen. Nee, Alexander legde het allemaal nog één keer geduldig van bovenaf uit. De goede oude feiten. Over Europa, over immigratie. Zo zit het en niet anders. Maar de tijden van ouderwetse topdown-politiek zijn inderdaad voorbij en Nederland zal moeten wennen aan politiekere politiek. Partijen doen het goed als ze niet spreken uit naam van de waarheid maar van een belang. Verbod

En hoe liep het af met de rituele slacht? De positie van D66 was ook hier interessant. Het congres van die partij nam in mei 2011 een motie aan, waarin het verbod op ritueel slachten werd afgewezen. En wel op grond van de feiten. Volgens het congres was niet wetenschappelijk aangetoond dat dieren meer lijden bij rituele slacht dan bij de gebruikelijke. Mocht dat bewijs er komen, dan beloofde de jongerenafdeling van de partij alsnog aansluiting bij initiatiefneemster Marianne Thieme. Dat bewijs zal er niet komen. De politici moeten het werk helemaal zelf opknappen. En ze weten het best.

AMC M aga zine december 2012

23


p r o m o t i e s e n o r at i e s dec e m b e r

based medicine door artsen in opleiding tot specialist (aios) huisartsgeneeskunde, de wijze waarop evidence-based medicine getoetst kan worden in de huisartsopleiding en de factoren die het gebruik ervan in de huisartsenpraktijk belemmeren. Ze concludeert dat aios huisartsgeneeskunde adequate kennis en attitude hebben ten aanzien van evidence-based medicine. In de huisartspraktijk is evidence-based gedrag vaak niet direct zichtbaar, maar artsen kunnen vaak wel aangeven op welk aspect van evidence-based medicine de voorgeschreven behandelingen zijn gebaseerd. Promotor: prof. dr. M. Wieringa-de Waard Co-promotor: dr. N. van Dijk Tijd: 12.00 uur 19 Promotie Hartritme stoornis

Bas Boukens: ‘Electrophysiological patterning of the heart’. Het hart is een spier die verdeeld kan worden in compartimenten met specifieke functionele eigenschappen zoals spontane ontlading of snelle geleiding. Deze eigenschappen komen tot stand door de aanwezigheid van eiwitten, genaamd transcriptiefactoren. Deze transcriptie­ factoren zijn al aanwezig tijdens de ontwikkeling en begeleiden de vorming van het volwassen hart uit het embryonale hart. Boukens concludeert dat verminderde aanwezigheid of zelfs afwezigheid van transcriptiefactoren die belangrijk zijn voor de ontwikkeling van eigenschappen van compartimenten in het hart, kan verklaren waarom in sommige patiënten ritmestoornissen ontstaan. Promotor: prof. dr. V.M. Christoffels Co-promotor: dr. R. Coronel Tijd: 13.00 uur 19 Or atie

Ter gelegenheid van zijn benoeming tot hoogleraar Maxillofaciale Oncologie houdt prof. dr. Ludwig Smeele zijn oratie met de titel ‘Complexiteit en hyperspecialisatie, een toekomstvisie op de hoofd-halsoncologie in 2020’. In 2020 zijn bij de behandeling van hoofd-halskanker de afwegingen subtiel en gedurende een lange periode van het ziekteproces relevant. Gerandomiseerde studies zullen een minder grote rol spelen. Het ziekteproces wordt

gezien als een complex systeem dat een deels intuïtieve en deels rationele benadering vereist. Door toepassing van ICT kan het rationeel te benaderen gedeelte worden uitgelicht en door zeer gespecialiseerde kenniswerkers worden geanalyseerd, waarbij tijd en plaats onbelangrijk zijn geworden. Tumorwerkgroepen bestaan uit diverse deskundigen die rationele en intuïtieve elementen integreren tot behandelingen die voor de individuele patiënt op maat gesneden zullen zijn. Tijd: 16.00 uur 20 Promotie Familiaire Hyperchole sterolemie

Roeland Huijgen: ‘Familial Hyper­ cholesterolemia: The Dutch approach’. Familiaire Hypercholesterolemie (FH) is een erfelijke aandoening die leidt tot een sterk verhoogd cholesterolgehalte. Patiënten met FH hebben een grotere kans op hart- en vaatziekten op jonge leeftijd. Het vaststellen van de oorzakelijke mutatie is essentieel voor effectieve genetische screening binnen families. In Nederland wordt opsporing via een nationaal programma uitgevoerd en in 15 jaar zijn hierdoor 27 duizend personen met FH opgespoord. Huijgen laat zien dat ongeveer 85 procent van de patiënten na opsporing behandeld wordt met cholesterolverlagende medicatie. Hij heeft berekend dat drie onbehandelde personen zonder hart- en vaatziekten met FH moeten worden opgespoord om er één te behoeden voor hart- en vaatziekten. Gezien de efficiëntie van het nationale FH-screeningsprogramma is een dergelijke opsporingsstrategie aan te raden voor andere landen. Promotores: prof. dr. J.J.P. Kastelein en prof. dr. J.L.A. van Rijckevorsel Co-promotores: dr. B.A. Hutten en dr. ir. M.N. Vissers Tijd: 12.00 uur

behandeling te kunnen verbeteren, is kennis nodig van de precieze werking van de methode. Dat heeft Hogendoorn in het AMC/ de Bascule, Accare en de UvA bij 145 kinderen (8-18 jaar) met een angststoornis onderzocht. Positiever leren denken en leren om beter met problemen om te gaan, bleken nodig om minder angstig te worden. Het verminderen van negatieve gedachten ging niet vooraf aan minder angstig worden. Na de behandeling was 57 procent van de patiënten klachtenvrij. Promotores: prof. dr. F. Boer en prof. dr. P.J.M. Prins Co-promotor: prof. dr. E. de Haan Tijd: 10.00 uur 21 Promotie Urine weginfectie

Bart Knottnerus: ‘Uncomplicated urinary tract infections in general practice’. Huisartsen zien veel vrouwen met klachten die wijzen op een blaasontsteking. Knottnerus heeft drie vragen opgesteld waarmee een huisarts in de helft van de gevallen zonder urineonderzoek goed kan inschatten of er inderdaad een blaasontsteking is. Het eigen vermoeden van de vrouw speelt daarbij een belangrijke rol, zelfs als ze nog nooit een blaasontsteking heeft gehad. Verder geneest een kwart tot de helft van de vrouwen binnen een week spontaan en blijkt meer dan een derde bereid om behandeling met antibiotica uit te stellen als de huisarts dat voorstelt. De resultaten van het proefschrift worden deels verwerkt in de herziene richtlijn Urineweginfectie van het Nederlands Huisartsen Genootschap, die over enkele maanden verschijnt. Promotor: prof. dr. H.C.P.M. van Weert Co-promotores: dr. S.E. Geerlings, dr. E.P. Moll van Charante, dr. G. ter Riet Tijd: 11.00 uur 21 Promotie Te vroeg geboren kinderen

21 Promotie Cognitieve gedr agsther apie

Sanne Hogendoorn: ‘Looking for mediators. Cognition, perceived control and coping in the treatment of anxiety-disordered children’. Cognitieve gedrags­therapie (CGT) is een bewezen effectieve behandeling voor angststoornissen bij kinderen en jongeren. Toch werkt CGT onvoldoende bij drie tot vier van de tien kinderen. Om de

24

Anne De Jaegere: ‘Open lung high frequency ventilation in preterm infants with respiratory distress syndrome: practical considerations and recommendations’. Kunstmatige beademing is soms nodig bij veel te vroeg geboren kinderen met onrijpe longen, maar veroorzaakt longschade. Dat kan worden vermeden met open-longbeademing (OLB), die onvoldoende ontplooiing en/ of overrekking van longblaasjes groten-

AMC M aga zine december 2012

deels verhindert. De Jaegere heeft aangetoond dat de toepassing van OLB met een hoog frequent beademingsapparaat mogelijk én veilig is bij prematuren. Het individueel instellen van deze beademing vergt tijd die gereduceerd kan worden door het gebruik van geoefend personeel. Röntgenonderzoek laat een betere luchthoudendheid van de longen zien. Ook toont de promovendus aan dat het mogelijk is hoogfrequente beademing te beëindigen zonder de tussenstap via klassieke beademing. Promotor: prof. dr. J.H. Kok Co-promotor: dr. A.H.L.C. van Kaam Tijd: 13.00 uur Doordat gegevens over de promoties steeds later tot onze beschikking komen, kan het gebeuren dat deze kalender niet volledig is. Voor de meest actuele informatie kunt u de agenda op de website raadplegen: www.amc.nl.

Alle promoties van de faculteit Geneeskunde van de Universiteit van Amsterdam vinden plaats in de Agnietenkapel Oudezijds Voorburgwal 231 Amsterdam. Bij grote belangstelling in de aula van de universiteit Lutherse Kerk Singel 411 Amsterdam. Oraties vinden ook plaats in deze aula. Voor informatie op het gebied van promoties en oraties: AMC-wetenschapsvoorlichters Edith Gerritsma, Andrea Hijmans en Marc van den Broek, 020 566 29 29.


Bedrijfsgezondheidszorg

De Netherlands School of Public & ­Occupational Health (NSPOH) organiseert een ‘Topclass Occupational Health’ over ‘Werken met een chronische aandoening’. Plaats: AMC, collegezaal 4 Tijd: 16.00 - 20.30 uur Inlichtingen: Opleidingssecretariaat NSPOH, 020 409 7000, info@nspoh.nl of via www.nspoh.nl 7 & 8 Symposium en live oper atie

Vijfde ‘Amsterdam Retina Debate’ over ziekten van het netvlies, voor de eerste keer gevolgd door live 3D-operaties aan het netvlies. Plaats: AMC Tijd: 9.00 - 17.00 uur (7/12) en 8.00 - 17.30 uur (8/12). Inlichtingen: AMC Congresorganisatie, 020 566 8585, retinadebate@amc.nl

tre, 020 566 5602, cochrane@amc.nl of http://srdta.cochrane.nl of www.cochrane.nl 11 Na scholing Reizigersgenee skunde

Dr. M. van Vugt, internist-infectioloog in het AMC, belicht de mogelijkheden voor zwangeren die op reis gaan naar een malariagebied. Een malaria-infectie vormt een ernstige bedreiging voor moeder en kind. Er zijn weinig opties om de ziekte te voorkomen. Waar moeten zwangeren rekening mee houden als ze op reis gaan? Welke chemo­ profylaxe voor malaria is veilig en welke behandelopties zijn er voor zwangeren? Welke vaccinaties kunnen veilig worden gegeven? Plaats: AMC, collegezaal 5 Tijd: 13.00 - 16.00 uur Inlichtingen: AMC Congresorganisatie, 020 566 8585, reizigers@amc.nl of www.amc.nl/congres

10 & 11 Work shop Cochr ane Coll abor ation

11 Na scholing

Nascholing over ‘systematic reviews of diagnostic test accuracy’ (SRDTAs). In de workshop wordt onder andere ingegaan op methodologie, statistische methoden voor meta-analyses en de logistiek achter het verwerken van SRDTAs binnen The Cochrane Collaboration. Plaats: AMC, Costerzaal (G0-209) Tijd: 9.00 - 17.00 uur (10/12) en 9.00 - 15.30 uur (11/12) Inlichtingen: The Dutch Cochrane Cen-

Mw. drs. M. Blumenthal (Onderzoeker bij Koninklijke Kentalis, Amsterdam) belicht ‘Adviezen over meertalige opvoeding’. Ouders die hun kind meertalig willen opvoeden twijfelen vaak over de beste aanpak. Zeker als sprake is van een auditieve, communicatieve of verstandelijke beperking bij het kind wordt nogal eens gedacht dat één taal beter is dan twee. Uit onderzoek blijkt echter dat dit lang niet altijd zo is. Daarna

Jeugdgezondheidszorg

spreekt mw. drs. C. Poleij (klinisch psycholoog/universitair docent) over ‘De rol van de jeugdarts bij schoolverzuim’. Ze gaat daarbij onder andere in op de samenhang tussen verschillende vormen van schoolverzuim en psychiatrische problematiek en risicofactoren op school. Plaats: AMC, collegezaal 1 Tijd: 19.30 - 22.00 uur Inlichtingen: AMC Congresorganisatie, 020 566 8585, jgz@amc.nl of www.amc.nl/congres 13 Symposium Nier ziek ten bij kinderen

Bijeenkomst over ‘Hot topics in paediatrics end-stage renal disease’. In de ochtend staat het thema ‘Cardiovascular disease and bone disease’ centraal, de voordrachten in de middag belichten het onderwerp ‘Potential of research consortia and ESRD: what can we learn from others?’ Plaats: AMC, Costerzaal en Fonteijnzaal (G0-209) Tijd: 9.30 - 16.30 uur Inlichtingen: EKZ-AMC, mw. S. Wolking, 020 566 4054, ekzevents@amc.nl 14 Stollingssymposium

De afdelingen Anesthesiologie van AMC en VUmc organiseren het eerste ‘Christmas stollingssymposium’ over diagnostiek en behandeling van peri-operatieve stollingsproblemen. Plaats: AMC, prof. Vermeulen Cranchzaal, H1-154 Tijd: 9.00 - 17.00 uur

De beste oplossing voor een mooie en gezonde wereld? Maak het verschil met een jubileumgift natuurenmilieu.nl/40jaar

AMC M aga zine december 2012

25

Inlichtingen: 020 566 2533, h.m.baumann@amc.nl, of via www.amc.nl/christmasstolling 14 Heijermanslezing en afscheidssymposium

Nascholingsmiddag over ‘Allergisch voor werk, hoe erg is dat? Update beroepsgebonden longaandoeningen’. Tevens is deze Heijermanslezing het afscheidssymposium van Taeke Pal, nestor van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) en klinisch arbeidsgeneeskundige met een grote belangstelling voor beroepsgebonden longaandoeningen. Plaats: AMC, collegezaal 1 Tijd: 13.00 - 16.30 uur Inlichtingen: www.beroepsziekten.nl 20 Infectieziek tensymposium Amsterdam

Tijdens het 17e symposium Infectieziekten, georganiseerd door CINIMA (Centrum voor Infectie en Immuniteit Amsterdam) worden aan de hand van ziektegeschiedenissen onderwerpen op het gebied van infectie en immuniteit behandeld die relevant zijn voor de dagelijkse praktijk. Plaats: AMC, collegezaal 5 Tijd: 9.15 - 17.00 uur Inlichtingen: AMC Congresorganisatie, 020 566 8585, infectieziekten@amc.nl Voor inlichtingen over congressen, symposia en cursussen:

AMC Congresorganisatie, secretariaat 020 566 85 85.

c o n g r e s s e n e n c u r s u s s e n dec e m b e r

3 Na scholing


a i d s v i r u s

Zelfs na meer dan 25 jaar onderzoek blijft hiv raadsels opwerpen voor virologen. Zo is nog steeds niet helemaal duidelijk hoe het aidsvirus zich vermenigvuldigt. In het wetenschappelijke tijdschrift Cell beschreven onderzoekers van het AMC onlangs nieuwe inzichten in het moleculaire mechanisme achter een haarspeldvormig stukje RNA van het virus. Mogelijk biedt dit aanknopingspunten voor nieuwe therapieën.

Haarspeld vliegt uit de A r thur v an Zu y len

Het is geen geheim dat de wandelgangen van wetenschappelijke congressen soms meer opleveren dan de lezingen die er worden gehouden. AMC’er Alex Harwig ondervond dat begin dit jaar aan den lijve tijdens een groot aidssymposium in Amsterdam, waar hij een poster presenteerde met recente resultaten van zijn promotie-onderzoek. ‘Op een gegeven moment bleef een man wel heel erg lang staan kijken en lezen, alsof hij geen enkel detail wilde missen’, vertelt Harwig. ‘We raakten daardoor in gesprek, en toen bleek dat hij in Frankrijk onderzoek deed binnen hetzelfde veld als ik. Op mijn poster dacht hij een missing link te hebben gezien voor zijn eigen studie. Wij hadden in het AMC via deep-sequencingstudies met snelle computers het complete RNA bepaald van besmette cellen die hiv produceren. Daarbij hadden we kleine virale RNA-fragmenten gevonden waar de Fransman naarstig naar op zoek was – vandaar zijn interesse.’ De toevallige ontmoeting mondde vrij rap uit in een samenwerking tussen het Laboratorium voor Experimentele Virologie van het AMC (waar Harwig werkt bij Ben Berkhout, hoogleraar Humane Retrovirologie) en de Laboratoires de Virologie Moléculaire in Montpellier (waar zijn Franse collega, Monsef Benkirane, aan verbonden is). Harwig kreeg vervolgens vanuit ZuidFrankrijk allerlei reagentia toegestuurd om nader te bepalen hoe die RNA-fragmentjes in de cel gemaakt worden. Eind september publiceerden ze de uitkomsten van deze gezamenlijke studie in Cell. Dat de publicatie uitgerekend in dit blad staat, berust volgens Ben Berkhout op een mooie speling van het lot. ‘Het artikel gaat over TAR, een RNA-fragment van hiv waar ik eind jaren tachtig al onderzoek naar deed in de

26

AMC M aga zine december 2012

VS. In 1989 en 1990 haalde ik er als jonge onderzoeker twee keer Cell mee. Destijds mijn eerste échte wetenschappelijke claim-to-fame, en een opstap voor mijn huidige loopbaan in het AMC. Met dit nieuwe onderzoek lijkt de cirkel na ruim twintig jaar weer rond.’ Levenscyclus

Om de rol van TAR te begrijpen, lijkt een korte les over de levenscyclus van hiv onontbeerlijk. Hiv is een retrovirus, dat zich na een infectie alleen kan vermenigvuldigen door de celmachinerie van de patiënt te misbruiken. Een horde voor het virus is dat zijn genetische informatie vastligt in RNA, terwijl die bij mensen zit opgeslagen in DNA. Daar heeft hiv echter iets op gevonden: met een speciaal enzym (reverse transcriptase) wordt eerst het eigen RNA vertaald naar ‘viraal’ DNA, dat daarna naadloos kan worden ingebouwd in het DNA van de geïnfecteerde cel. Maar het ergste voor de patiënt moet dan nog komen: wanneer zo’n cel eiwitten aanmaakt, wordt het DNA afgelezen – inclusief de genen van het virus – en komen talloze kopieën van het virale RNA vrij. Dat levert evenzovele nieuwe virusdeeltjes op, die uitbreken en andere cellen binnendringen. Doordat hiv het vooral heeft gemunt op afweercellen leidt dat uiteindelijk tot een verstoord immuunsysteem: de patiënt krijgt aids. In bovenstaande cyclus speelt TAR (ofwel TransActivation Response-element, zoals het RNA-fragment officieel heet) een cruciale rol. Berkhout: ‘TAR werkt als een moleculaire schakelaar die ervoor zorgt dat de virale replicatie wordt aangezet. Zonder dit RNAfragment kan hiv zich niet vermenigvuldigen. TAR is onderdeel van een soort drietrapsraket. Eerst bindt het


bocht kleine eiwit TAT (Trans-Activator of Transcription, red.) aan het haarspeldvormige TAR, waarna die combinatie een zogeheten promoter activeert. Die zorgt er op zijn beurt voor dat begonnen wordt met de transcriptie, het aflezen van het virale DNA in RNA, en met de vertaling daarvan in nieuwe eiwitten. Vroeger dachten we dat dit het hele verhaal was, maar inmiddels weten we dat het allemaal gecompliceerder is. Ook het virale RNA blijkt in- en uitgeschakeld te kunnen worden, bij dat proces blijkt TAR eveneens betrokken.’ In het AMC probeert Harwig dit fenomeen sinds begin vorig jaar verder te doorgronden. ‘Maar in Frankrijk was men hier dus ook mee bezig’, vertelt de promovendus. ‘Daar waren ze gestuit op een bepaald eiwitcomplex, “microprocessor” genaamd, waarvan ze hadden ontdekt dat het bij hiv zorgt voor het blokkeren van het virale RNA. Hun vraag was alleen hoe dat precies op moleculair niveau zit. Het antwoord vonden we dankzij onze sequencing-studies. In de Cell-publicatie laten we zien dat het eiwitcomplex aan TAR bindt en het haarspeld-RNA vervolgens in stukken knipt. Daardoor wordt de transcriptie van de virale genetische informatie afgekapt en ontstaan er “stille” kopieën van hivDNA, die elk moment weer actief kunnen worden.” Bredere impact

Volgens Berkhout levert de vondst van Harwig en co niet alleen méér kennis op over de replicatie van hiv, maar ook aanknopingspunten voor verder wetenschappelijk onderzoek. ‘Ik denk dat deze ontdekking een bredere impact kan hebben op de moleculaire biologie, want het microprocessor-complex blijkt eveneens aan heel andere genen te kunnen binden. Wellicht fungeert

het daar ook als een regeleiwit, en geeft onderzoek naar de werking van microprocessor ons straks nieuwe inzichten over genregulatie’, aldus de hoogleraar. Binnen de hiv-wereld zou het ook implicaties kunnen hebben, zo speculeert Berkhout. ‘We realiseren ons maar al te goed dat je aids niet echt kunt genezen met de bestaande medicijnen, zoals de virusremmers. Op zich zijn die wel succesvol, maar op zijn best wordt aids daarmee een chronische ziekte. Na een besmetting blijft een hiv-patiënt het virus immers altijd bij zich dragen – het heeft zich heel goed verstopt in zijn DNA. Om hiv volledig te verslaan, zou je ook de stille kopieën in het DNA willen klaren of willen blokkeren. Mogelijk kan dat via TAR, door op moleculair niveau in te grijpen op de schakelaar en daarmee op het aflezen van het virale DNA. Dus wie weet zal onze nieuwe kennis bijdragen aan nieuwe behandelmogelijkheden voor hiv.’

AMC M aga zine december 2012

27

Tekening van het aidsvirus. Beeld: Science Photo Library/ANP


amc

c o l l e c t i e

Spelen in de ruimte T ineke Reijnder s

Alleen op de wereld zijn de mensen nooit bij Katrin Korfmann. Haar foto’s worden gewoonlijk door vele figuren bevolkt. Van groepen kun je niet spreken, er is veel ruimte tussen de mensen. Die horen op haar foto’s niet echt bij elkaar en als dat wel zo is, dan zijn het kleine groepjes, twee of drie bij elkaar, zoals men ze op straat ziet lopen of een plein oversteken. Katrin Korfmann is vaak op reis, alleen al vanwege haar deelname aan internationale tentoonstellingen. Uit haar werk kun je afleiden dat ze steeds opnieuw gefascineerd is door een omgeving waar veel passages plaatsvinden. Treinstations, vliegvelden, straten, pleinen vormen de ondergrond voor haar voortstappende mensen. Ze fotografeert van bovenaf; soms hangt ze met een kraan boven haar onderwerp. Daardoor zie je van mensen eerst het hoofd en dan een verkorte versie van het lichaam, dat door deze optiek maar nauwelijks zichtbaar is. Een horizon is er dus niet, ze kijkt naar de passanten zoals vogels hen zien vanuit de lucht. Ditmaal hing ze ook boven haar onderwerp. Maar nooit eerder koos ze een zo speels en levendig tafereel. We zien kinderen hollen en een bal zweven. Deze foto (of in dit geval piëzografie) is speciaal voor het AMC gemaakt. Katrin Korfmann viel de eer te beurt om dit jaar te responderen op de menselijke gedaante, een opdracht die jaarlijks in het kader van De Anatomische Les wordt verstrekt aan een Nederlandse kunstenaar. En ze zette daarvoor, te zien aan de werken die ze de laatste jaren op haar website plaatste, een reusachtige stap. Waar ze het de toeschouwer normaal al een beetje moeilijk maakt door die neerwaartse blik – wij willen mensen immers graag frontaal zien, zowel in het dagelijks leven als vanuit onze scholing door de kunstgeschiedenis – heeft Korfmann die kanteling nu nog extremer gemaakt door ieder springend of rennend kind een langgerekte schaduw mee te geven. Op slag treedt er humor in dit werk. Nu was er altijd wel een zekere mate aan esprit in haar foto’s te zien, maar veel werk is gewoon te strak gestructureerd om zo losjes en humoristisch over te komen. In de plassen zwart die aan de kinderen hangen, zijn onmiskenbaar de projecties van de kinderlijke gedaante te zien. Maar die zwarte projecties gaan ook hun eigen gang, domineren het afgebeelde vlees en bloed en transformeren tot een team van vreemdsoortige Barbapapa’s. Terwijl je die spooky dans begint te volgen, graast je oog het hele blad af, tot over de rand, en schiet vervolgens gretig heen en weer tussen de schaduw en de echte menselijke gestalte. Paradoxalerwijs wordt die kleurige gestalte grotendeels verdrongen door het zwart. Wij, ziende mensen, hebben een enorme routine ontwikkeld in het inschatten van

28

menselijke gedaanten. Hersenwetenschappers weten die routine in de hersenen precies te lokaliseren. Wat Katrin Korfman echter bewerkstelligt, is een ontwrichting van de automatische aanname. Haar foto daagt uit tot een actieve zoektocht, tot het activeren van andere gebieden in het brein. We moeten ons best doen, er valt hier veel nieuws te ontdekken. Katrin Korfmann groeide op in Berlijn en woont in Amsterdam sinds ze in de jaren negentig de fotografie-afdeling volgde aan de Gerrit Rietveld Academie. Ik herinner me haar eindexamen, ze viel me op vanwege haar bewuste omgang met het kader: wat laat je zien, wat laat je toe, wat gun je je publiek? Ook andere fundamentele vragen over fotografie, wat immers schrijven met licht betekent, kwamen toen al naar boven. Met name beweging en de mobiliteit van mensen blijkt een permanente inspiratiebron. Een enkele keer gebruikt ze de videocamera maar doorgaans analyseert ze en componeert ze bewegend beeld in een stilgelegde compositie. Haar werk doet denken aan de bewegingsfoto’s van de Franse dokter Jules-Etienne Marey, die eind negentiende eeuw een roterende trommel met fotofilm op een geweer had gemonteerd om de bewegingen van de mens te kunnen ontrafelen. Zijn gefotografeerde bewegingsfracties zouden even later door de gebroeders Lumière aangegrepen worden voor het uitvinden van de film. Katrin Korfmann doet het omgekeerde: ze ontrafelt ook, maar construeert vooral. Zo heeft ze vorig jaar een foto gemaakt van een kleine zes meter breed, ‘Vanished Horizon’, waarin de menselijke activiteit gedurende één middag op een plein in Amsterdam-West is gecomprimeerd tot één samenhangend resumé. Tussen één en zes uur ’s middags verandert de lichtval uiteraard, maar met moderne middelen heeft de fotografe die wat homogener gemaakt en uit haar honderden opnamen een compositie ontworpen die een uitermate dynamisch en beweeglijk kijken vereist. Korfmann zou niet zoveel prijzen hebben gewonnen (dit jaar kreeg ze de Zwitserse Rado Star Prize) als haar foto’s niet zo open van structuur zouden zijn geweest. Er waait ruimte rond de personages, hun onderlinge verhouding is neutraal. Op de zo goed als monochrome ondergrond acteren de figuren als spelers in een democratische, vrije setting. Die stilzwijgende toon van democratische vrijheid is in deze AMC-prent opgestuwd tot een vreugdekreet van vrij spel.

De piëzografie ‘Homo Ludens’ is gesigneerd beschikbaar in een oplage van 50 exemplaren. Medewerkers betalen hiervoor €450 en niet-medewerkers €550, exclusief 21 procent btw. Inlijsten kost €150 (exclusief btw). U kunt een bestelformulier downloaden op www.amc.nl/kunst onder het kopje Nieuws, of contact opnemen met Kunstzaken AMC, 020 566 3332/ 2421, kunstzaken@amc.nl.

AMC M aga zine december 2012


Katrin Korfmann Homo Ludens 2012, piĂŤzografie, 55 x 69 cm

AMC M aga zine december 2012

29


telling de stelling de stelling de stelling de st

Hekjes zetten op een glijbaan ‘In het doorgronden van een oneindig complexe werkelijkheid wordt de mens gehinderd door zijn geëvolueerde neiging om efficiënt te categoriseren.’ Dertiende stelling bij het proefschrift van Klaas Wardenaar (LUMC) over meerdimensionale diagnostiek van depressie en angststoornissen. The tyranny of the discontinuous mind noemt evolutiebioloog Richard Dawkins het: onze drang om de vloeibare, dynamische werkelijkheid op te delen in discrete partjes. ‘Dawkins vindt de gangbare opvatting van evolutie een typisch voorbeeld’, zegt de promovendus. ‘We stellen het voor alsof de evolutie de ene na de andere onderscheiden diersoort heeft voortgebracht, maar in werkelijkheid waren er allemaal tussenvormen. Evolutionaire ontwikkeling is een glijbaan, een continuüm. Wij zijn het die daar een raster overheen leggen.’ Als we Dawkins mogen geloven, gebeurt dat vanuit een diepgewortelde behoefte. Wardenaar: ‘Structureren is overleven. Onze hersenen moeten ordenen om niet door alle indrukken overstelpt te worden. Razendsnel onderscheid maken in belangrijk versus onbelangrijk, gevaarlijk versus ongevaarlijk. Zo wordt de wereld hanteerbaar.’ Niks mis mee, ware het niet dat we die rasters gemakkelijk aanzien voor echte, door de natuur gegeven ordeningen. Ook Dawkins’ eigen disciplinegenoten ontkomen daar niet aan, merkte Wardenaar. ‘In de psychiatrie onderscheiden we depressie, schizofrenie en angststoornissen. Op basis daarvan communiceren behandelaars over hun patiënten, en zelf hebben patiënten er ook houvast aan. Maar als je gaat kijken hoe vaak die aandoeningen zijn beschreven, hoeveel bewijs er is voor het bestáán ervan, dan kun je je alleen maar verbazen. De echte natuur is oneindig veel complexer.’ Doodlopende weg eigenlijk, die psychiatrie? Allerminst, want ziekteclassificaties hoeven niet empirisch waar te zijn om klinisch nut te hebben. Evengoed is het zaak hardnekkiger dan ooit op zoek te gaan naar categorieën die wél evidence-based zijn, maant de promovendus. ‘We moeten heel grondig uitpluizen hoe psychiatrische symptomen zich voordoen, welke patronen en combinaties van nature voorkomen. Misschien heeft elk symptoom wel zijn eigen onderliggende mechanisme.’ Voorlopig de klassieke ordening maar even tussen haakjes zetten, in elk geval. En hopen dat de patiënt niks in de gaten krijgt. [SK]

30

AMC M aga zine december 2012


b e r i c h t e n

personalia

G i f t voo r b i o b a n k

Dr. M. Maas is op 22 oktober benoemd tot hoogleraar Radiologie, in het bijzonder de musculoskeletale radiologie.

De afdeling Hematologie van het AMC heeft in oktober een donatie van €41.000 gekregen van de Stichting Leukemie. Het bedrag is bestemd voor het opzetten van een biobank met materiaal van patiënten met Chronische Lymfatische Leukemie (CLL).

Op 24 oktober is dr. C. Breederveld benoemd tot bijzonder hoogleraar Global Health, in het bijzonder medische noodhulp en basisgezondheidszorg. De leerstoel is ingesteld vanwege de Vereniging het Nederlandse Rode Kruis. Dr. M.C.G. Aalders is per 1 november benoemd tot bijzonder hoogleraar Forensische Biofysica. De leerstoel is ingesteld vanwege het Genootschap ter bevordering van Natuur-, Genees- en Heelkunde (GNGH). Dr. R. Bezemer van het Laboratorium voor Translationele Fysiologie heeft op 17 oktober de Basics Science Award ontvangen van de European Society of Intensive Care Medicine (ESICM). Hij kreeg de onderscheiding voor zijn project ‘Renal microvascular and mitochondrial oxygenation assessed quantitatively during the development of sepsisinduced acute kidney injury and fluid therapy’.

CLL-patiënten werden tot voor kort allemaal hetzelfde behandeld door middel van chemotherapie. Recent is echter gebleken dat er veel subtypen bestaan van CLL, elk met eigen biologische kenmerken. Daardoor is het mogelijk om de kwaadaardige cellen veel gerichter uit te schakelen. Naar middelen waarmee je dat zou kunnen doen, wordt momenteel gezocht. Daarbij is het van belang om over veel goed gekarakteriseerde bloedmonsters te beschikken van CLL-patiënten. Met negen ziekenhuizen is daarom afgesproken dat zij bloedmonsters van hun patiënten naar het AMC sturen. De CLL-cellen worden vervolgens ingevroren, evenals bloedplasma en serum. Ook is er een grote database waarin de relevante klinische gegevens van de patiënten worden ingevoerd.

Colofon AMC Magazine is een uitgave van het Academisch Medisch Centrum. Het verschijnt 10 maal per jaar. Oplage: 15.400 exemplaren. AMC Magazine wordt toegezonden aan huisartsen, specialisten, gezondheidszorginstellingen in de regio Amsterdam, Het Gooi en Almere en aan (oud) medewerkers van het Academisch Medisch Centrum en de in het AMC gevestigde onderzoeksinstituten, alsmede aan studenten van de Faculteit Geneeskunde. Verder ontvangen alle Nederlandse ziekenhuizen en de landelijke advies- en beleidsorganen op het terrein van de gezondheidszorg het magazine, evenals de persmedia, de rijksoverheid en AMC-relaties in het bedrijfsleven. Redactie Frank van den Bosch (hoofdredactie), Marc van den Broek, Jasper Enklaar, Edith Gerritsma, Simon Knepper, Andrea Hijmans en Irene van Elzakker (eindredactie). Mede w erk er s Hidde Boersma, Rob Buiter, John Ekkelboom, Maarten Evenblij, Tom Haartsen (fotografie werken AMC Collectie), Liesbeth Jongkind, Pieter

Deze vorm van biobanking is essentieel voor het op effectieve wijze ontdekken van nieuwe therapeutische doelen, maar ook voor snel onderzoek naar welke patiëntengroep hiervan het meest profiteert.

‘ N i e t t e m oe i l i j k g r a a g ’ g e b u n de l d

nele voorbeeldfunctie geen raad meer weten. Bijdragen aan het boek zijn onder meer geleverd door: Désanne van Brederode, Damiaan Denys, Robbert Dijkgraaf, Jaap van Heerden, Dik Pels, Xandra Schutte, Martin Sommer, Abram de Swaan en Max van Weezel.

De essayreeks ‘Niet te moeilijk graag’ die momenteel loopt in het AMC Magazine, is in boekvorm verschenen. Het eerste exemplaar werd op 29 november gepresenteerd tijdens de publiekslezing De Anatomische Les in het Amsterdamse Concertgebouw.

Niet te moeilijk graag De verkleutering van het publieke debat Tegen inlevering van deze bon kost het boek €15,in plaats van €18,-

Zeventien vooraanstaande Nederlandse publicisten werkten mee aan de essaybundel. Zij schreven hun bijdrage aan de hand van de stelling dat in het ooit zo nuchtere Nederland de infantilisering hoogtij viert. Uitgangspunt voor de serie is het boek Waar zijn de intellectuelen? van de Engelse cultuursocioloog Franklin Furedi. Hierin signaleert hij een ‘dumbing down’ van onze cultuur. Politici, gezagsdragers, media en culturele instanties zouden zich met hun traditio-

Uitgeverij Boom ISBN 9789461051585

Ook verkrijgbaar als e-book: €11,00 ISBN 9789461273604

Geldig tot en met 28 februari 2013 Actienummer: 90197864

Lomans, Hans van Maanen, Annet Muijen, Len Munnik (illustratie De Stelling), Xander Remkes (fotografie), Tineke Reijnders, Angela Rijnen, Berber Rouwé, Henk van Ruitenbeek (illustraties), Sandra Smets, Arthur van Zuylen NFU Het AMC maakt deel uit van de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). De NFU is een samenwerkingsverband van de acht universitair medische centra (UMC’s) in Nederland en heeft als algemene doelstelling het behartigen van de gezamenlijke belangen van de UMC’s. Andere UMC’s die deel uitmaken van de NFU zijn het AZM, Erasmus MC, LUMC, UMCG, UMC St Radboud, UMC Utrecht en VU medisch centrum. In totaal zijn 60.000 medewerkers verbonden aan de acht UMC’s. Redactie-a dre s AMC afdeling Voorlichting C0-229, Postbus 22660, 1100 DD Amsterdam. +31 (20) 566 24 21 fax +31 (20) 696 78 99 E-mail: magazine@amc.nl

AMC M aga zine december 2012

31

A bonnementen Abonnementen-administratie: zie redactie-adres. Jaarabonnement € 22,00. Advertentie - e x ploitatie Van Vliet, Bureau voor Media-Advies, t 023 571 47 45 Ont w erp Grob|enzo, www.grobenzo.nl Druk Drukkerij Mart. Spruijt bv Co p y r i g h t © AMC Magazine. ISSN: 1571-411x Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie zijn de publicatierechten geregeld met Pictoright te Amsterdam. © 2012 c/o Pictoright Amsterdam.


Evidence Based Practice MSc/Drs Start 12e academiSch jaar September 2013

Tweejarige universitaire deeltijd masteropleiding tot klinisch epidemioloog (medisch wetenschappelijk onderzoeker) voor medici, paramedici, verpleegkundigen en verloskundigen

Bridging healthcare and science ■

■ ■

een eersteklas carrièrestap als startpunt naar een hoog wetenschappelijk niveau modern en actueel onderwijs met een multidisciplinaire benadering (inter)nationaal gerespecteerd en NVAO-geaccrediteerd locatie Faculteit der Geneeskunde - AMC

Voor contact, voorlichtingsdata, informatie en aanmelding:

www.amc.nl/masterebp


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.