Duurzame transitie voor vakbonden

Page 1

Duurzaamheidstransities: welke rol voor de vakbond? LIEVEN DE SMET & KRIS BACHUS

De auteurs zijn onderzoekers aan het HIVA 1

Onze industrie wordt al decennialang geconfronteerd met de effecten van de globalisering: regionale verschuiving van productie en opdeling van productieprocessen ten nadele van de industriĂŤle tewerkstelling bij ons. Daarnaast worstelen we vandaag ook met de gevolgen van de financieel-economische crisis en een meervoudige ecologische crisis. De klimaatverandering, slinkende voorraden natuurlijke rijkdommen, de stijging en de volatiliteit van de energie- en grondstofprijzen, milieuvervuiling allerhande en de achteruitgang van biodiversiteit verplichten ons om het hele productie- en consumptiesysteem in vraag te stellen.

DE GIDS | OKTOBER 2012

15


HET HOOFDSTUK | DUURZAAMHEIDSTRANSITIES: WELKE ROL VOOR DE VAKBOND?

D

e zoektocht naar oplossingen voor deze ecologische uitdagingen biedt kansen om een nieuwe economische dynamiek op gang te brengen. De transitie naar een groene, koolstofarme samenleving wordt vandaag naar voren geschoven als een noodzakelijk, maar kansrijk proces. De drastische emissiereductie die nodig is voor een koolstofarme samenleving vereist ingrijpende veranderingen. Het gaat hierbij niet enkel om de inzet van nieuwe en meer energieefficiënte technologieën, maar ook om hertekende ruimtelijke en organisatorische structuren, de productie van efficiëntere of andere producten, aangepaste praktijken en veranderingen in gedrag en instituties die andere regels en denkkaders hanteren. (Van Steertegem, 2009) De overgang naar een groene, koolstofarme samenleving grijpt op verschillende manieren in op de arbeidsmarkt. Er zijn veranderingen nodig in het aantal, de kwaliteit en de inhoud van jobs alsook in de vereiste vaardigheden. Wat het aantal jobs betreft, is de verwachting dat – tenminste op lange termijn – het globale nettotewerkstellingseffect van de transitie naar een koolstofarme samenleving nihil of licht positief zal zijn (ETUC, 2007). Belangrijker dan deze algemene trend zijn de verwachte gevolgen op het niveau van individuele sectoren en regio’s enerzijds en het soort jobs (voor hoog- of laaggeschoolde werknemers) anderzijds. DUURZAAMHEIDSTRANSITIES ALS INSTRUMENT Duurzaamheidstransities zijn processen van ingrijpende maatschappelijke verandering, waarbij – soms gespreid over meerdere decennia – sociotechnische systemen (zoals het energie-, mobiliteits- en voedselsysteem) fundamenteel veranderen (Rotmans et al., 2001). In Vlaanderen worden duurzaamheidstransities door de Vlaamse overheid en een groeiend aantal maatschappelijke partners steeds meer omarmd als dé vernieuwende aanpak voor duurzaamheidsproblemen. 16

DE GIDS | OKTOBER 2012

Het gaat niet enkel om de inzet van nieuwe en meer energie-efficiënte technologieën, maar ook om hertekende ruimtelijke en organisatorische structuren, de productie van efficiëntere of andere producten, ... De transitie naar een groene, koolstofarme samenleving moet de inspanningen van de verschillende spelers richten op een gedragen langetermijnperspectief. Een absolute voorwaarde voor het welslagen van de transitie is samenwerking op alle niveaus. De overheid schept, in samenspraak met andere veranderingsgezinde regimespelers en nieuwe nichespelers, een kader waarbinnen zowel bedrijven als consumenten gemobiliseerd worden. Maar de bedrijven, dat zijn niet alleen het management en de investeerders die de krijtlijnen uittekenen, maar ook de werknemers. De vakbond heeft aan dat discours het concept ‘rechtvaardige transitie’ toegevoegd om via een geïntegreerde aanpak van sociale, economische en milieuthema’s te ijveren voor duurzame ontwikkeling (Internationaal Vakverbond, 2010). Het moet ervoor zorgen dat het langetermijnperspectief steeds voor ogen gehouden wordt en dat de transitie naar een groene economie positief uitdraait voor de werknemers. Dit vergt onder meer een proactieve aanpak op het niveau van individuele bedrijven en sectoren. Het komt erop aan om op bedrijfs- en sectorniveau de uitdagingen en kansen te identificeren en te erkennen en vervolgens gepaste actie te ondernemen: kansen benutten en risico’s managen. Werknemers zijn betrokken partij bij de transitie. Enerzijds hebben ze er alle belang bij dat er voldoende, werkbare jobs zijn. Anderzijds zouden we ook kunnen stellen dat ze erop moeten toezien dat bedrijven en sectoren hun blik effectief richten op een groene, koolstofarme toekomst.


DUURZAAMHEIDSTRANSITIES: WELKE ROL VOOR DE VAKBOND? | HET HOOFDSTUK

AAN DE SLAG ROND DE RECHTVAARDIGE TRANSITIE: WAAR STAAN WE VANDAAG? Hoewel er al heel wat materiaal bestaat over de rechtvaardige transitie en het begrip zowel mobiliserend als inspirerend werkt, blijft er binnen de vakbond nog onduidelijkheid over de wijze waarop zij de rechtvaardige transitie in de bedrijven het best kan ondersteunen. De vakbond zet verschillende instrumenten in om de werknemers in hun bedrijven aan de slag te laten gaan rond milieuthema’s: aanscherpen van het algemene bewustzijn rond de thematiek via nieuwsbrieven, publicaties, websites en de organisatie van seminaries, integratie van de milieuproblematiek in de opleiding van militanten, adviesverlening aan militanten, sensibilisatie en informatieoverdracht via de tool ‘voetafdruk duurzaam ondernemen’ alsook het verspreiden van actiebrochures rond verschillende milieugerelateerde thema’s.2 Zo zet hij een waaier aan instrumenten in op grond waarvan de militanten de milieuwerking in hun onderneming zouden moeten kunnen uitbouwen. Hoe goed de aangeboden informatie ook is, het probleem met deze initiatieven is dat ze te weinig activerend werken. Militanten hebben heel wat bruikbare kennis binnen handbereik, maar de keuze om hiermee al dan niet aan de slag te gaan, is waarschijnlijk te vrijblijvend. Daarnaast is er vooral behoefte aan begeleiding. Gegeven de beschikbare middelen en de verdeling hiervan over de verschillende vakbondsthema’s is de capaciteit binnen de vakbond rond dit thema beperkt. Bovendien zijn de medewerkers die binnen de vakbond betrokken zijn bij de werking rond milieu vandaag al overbevraagd. De meest interessante hefbomen voor de vakbond om een doelgerichte transitiewerking uit te bouwen omtrent milieu- en energiethema’s bevinden zich op sectoraal niveau. Algemeen gesproken is er tot op heden op dit niveau weinig gebeurd.

Op de werkvloer beperkt de originele bijdrage van werknemers aan de milieucomponent van duurzaamheidstransities zich grotendeels tot kleinere initiatieven die via bewustmaking gedragsverandering nastreven (zoals het stimuleren van energiebesparing door het doven van lichten en het volledig uitzetten van computers, het promoten van vegetarische maaltijden in de bedrijfskantine en het bevorderen van carpooling). Een andere vaststelling is dat de samenwerking tussen werknemers en werkgevers rond milieuthema’s op bedrijfsniveau vooral verloopt via het Comité Preventie en Bescherming (Comité PB). Ook op de Ondernemingsraad (OR) kan milieu aan bod komen, maar de praktijk wijst uit dat dit niet zo vaak gebeurt. Doorgaans beperken de discussies over milieugerelateerde thema’s op de OR zich tot het financiële aspect van (milieu)investeringen en de bespreking van het integraal milieujaarverslag en het jaarverslag van de milieucoördinator. De jaarlijkse innovatiedialoog, waarbij de verbetering van de milieuprestaties van producten en processen aan bod kan komen, staat in quasi geen enkele onderneming al op de agenda van de OR. Daarnaast kunnen we ons de vraag stellen of het woord ‘dialoog’ wel goed gekozen is als de innovatiedialoog – zoals afgesproken in het kader van het Interprofessioneel Akkoord 2007 – slechts eenmaal per jaar plaatsheeft. De realiteit is dat werknemers, buiten het kader van hun functie, zelf nauwelijks bijdragen aan het vergroenen van processen, producten en diensten in hun bedrijven. Het is het management van de onderneming dat de touwtjes in dit verband gewoonlijk strak in handen houdt. Er zijn verschillende vragen die in dit verband gesteld kunnen worden met betrekking tot de rol van de werknemers. Is het bewustzijn onder de werknemers over de noodzaak van de transitie wel groot genoeg en zo ja, is dit bewustzijn DE GIDS | OKTOBER 2012

17


HET HOOFDSTUK | DUURZAAMHEIDSTRANSITIES: WELKE ROL VOOR DE VAKBOND?

dan een voldoende voorwaarde om rond deze thema’s actie te ondernemen? Zijn werknemers met andere woorden wel in staat om het langetermijndenken te introduceren binnen ondernemingen? In ieder geval kende de actie van de vakbonden om werknemers rond dit thema te activeren nog niet het verhoopte succes. AANBEVELING VOOR DE VAKBOND Het uitbouwen van een effectieve milieugerichte transitiewerking door werknemers vergt visie, motivatie, tijd en middelen, informatie, inzicht, analyse, een mandaat, draagvlak enz. Omdat de benodigde informatie en inzichten meestal over de organisatie verspreid zit, is samenwerking noodzakelijk. Voor deze samenwerking zijn niet alleen de juiste fora nodig, maar vooral voldoende bereidheid om rond het thema effectief actie te ondernemen. Een echte transitiedynamiek vereist eveneens een structurele samenwerking met het management. Er zijn dus verschillende voorwaarden die vervuld moeten worden. De eerste vraag die gesteld moet worden, is of de middelen die de vakbond vandaag uittrekt om die rechtvaardige transitie te promoten wel voldoende zijn, en of ze wel optimaal worden ingezet. Cruciaal voor een succesvolle werking rond dit thema is dat de vakbond in kwestie uitmaakt hoe belangrijk het thema voor hem is. Welke middelen kan en wil hij vrijmaken om militanten te ondersteunen om in hun bedrijven te ijveren voor een rechtvaardige transitie? De doelstellingen moeten in verhouding staan tot de beschikbare middelen. De vakbond moet dan ook zelf kleur bekennen en duidelijk maken welke zijn prioriteiten zijn. De middelen die vakbonden vandaag ter schikking hebben voor het ondersteunen een rechtvaardige transitie zijn beperkt. die reden is het raadzaam dat de vakbond doende focus geeft aan zijn inspanningen. 18

DE GIDS | OKTOBER 2012

bevan Om volHet

Ook op de Ondernemingsraad (OR) kan milieu aan bod komen, maar de praktijk wijst uit dat dit niet zo vaak gebeurt.

is niet aangewezen om alles tegelijkertijd te willen doen. Minder, maar beter is het motto. Onderstaande aanbevelingen bieden in dit verband alvast de nodige houvast: t spreek werknemers aan op de zaken die hen motiveren om actie te ondernemen: besparen op energie en hulpbronnen is nodig om de competitiviteit van ondernemingen en sectoren te garanderen zonder te moeten inboeten op arbeidsvoorwaarden; t maak beter gebruik van de tools en instrumenten die al bestaan: ondersteun de werknemersafgevaardigden bij het gebruik van de bestaande, geïnstitutionaliseerde tools zoals het Comité PB en de OR; t zet in op een beperkt aantal concrete instrumenten zoals bv. de ‘voetafdruk duurzaam ondernemen’ om de werknemers gericht te ondersteunen bij hun acties; t focus in eerste instantie op die ondernemingen waar de vakbond al syndicaal aanwezig is; t laat de militanten in de bedrijven eerst werken aan zeer concrete thema’s waarop ze tastbare resultaten kunnen boeken; t geef milieu en duurzaamheidstransities een volwaardige plaats in de vorming van militanten. Dit verhoogt niet alleen de kennis, maar werkt ook bewustmakend; t voorzie in de ondersteuning van militanten waar deze het meest effectief is: bouw een sectorale transitiewerking uit. Een beter gebruik van de bestaande tools vergt onder meer het agenderen van het milieu- en energiebeleid van de onderneming op het niveau van het Comité PB en de OR. Een volgende stap


DUURZAAMHEIDSTRANSITIES: WELKE ROL VOOR DE VAKBOND? | HET HOOFDSTUK

is de integratie van deze thema’s in een concreet actieplan. Andere, bestaande hefbomen omvatten een ruimere invulling van de rol van de milieucoördinator, de integratie van milieuzaken in de bedrijfs-cao en de effectieve invoering van de innovatiedialoog op het niveau van de OR. Een volgend aandachtspunt is de uitbouw van een sectorale transitiewerking ter ondersteuning van de militanten. Want op sectorniveau bevinden zich interessante hefbomen zoals opleiding via de sectorfondsen, sectorale cao’s, enz. Nieuwe initiatieven die op dit niveau ontwikkeld kunnen worden, zijn een sectorale innovatiedialoog en een sectorale milieucoördinator. Werken op dit niveau laat toe om de ondersteuning van de bedrijven door de vakbond beter af te stemmen op de specificiteit van de bedrijven binnen een bepaalde sector. Dit is bv. ook het geval inzake bewustmaking: werknemers en werkgevers kunnen samen aangesproken worden op de specifieke uitdagingen in hun sector.

kenheid bij verbeterinitiatieven die uitgaan van de werkgever. De syndicale invloed bij de werkgeversinitiatieven is doorgaans beperkt. Dat de duurzaamheidsuitdagingen de hele maatschappij – en dus ook het actieterrein van de vakbonden – drastisch zullen veranderen, staat vast. De ‘transitietrein’ is vertrokken. De vakbonden staan nu voor de keuze: ofwel op het perron blijven staan en de transitie ondergaan en geen impact kunnen uitoefenen op hoe die transities precies zullen verlopen, ofwel op de trein springen – nu het nog kan – en de transitie mee in een richting duwen die strookt met hun basisprincipes. Alleen op die manier zal het door de vakbonden uitgedachte concept ‘rechtvaardige transitie’ invulling kunnen krijgen. Q LITERATUUR De Smet L. en Bachus K. (2012). ‘Transities en groene jobs.’ Studie uitgevoerd met financiële steun van het ACV-mecenaatskrediet van de Nationale Bank van België.

Is de vakbond zelf in staat om te veranderen? Zijn de centrales bereid om een echte transitiewerking op te starten? De ondersteuning op het niveau van de centrales moet voldoende aandacht hebben voor actiegerichtheid, integratie van vorming en praktijk, uitwisseling van praktische leerervaringen tussen militanten, gebruik van bestaande kanalen zoals het Comité PB en de OR, geleidelijkheid van het proces met focus op eenvoudige en tastbare acties, aandacht voor dialoog en samenwerking met het management en gebruik van hefbomen en synergie op sectorniveau.

ETUC (2007). ‘Climate change and employment. Impact on employment in the European Union-25 of climate change and CO2 emission reduction measures by 2030.’

Naast de ondersteuning van werknemersinitiatieven dient op bedrijfsniveau ook geijverd te worden voor voldoende werknemersbetrok-

Van Steertegem M. (eindred.) (2009). Milieuverkenning 2030. Milieurapport Vlaanderen, VMM, Aalst.

1

2

Deze bijdrage is gebaseerd op de studie ‘Transities en groene jobs’ (De smet en Bachus, 2012) die het HIVA uitvoerde met financiële steun van het ACV-mecenaatskrediet van de Nationale Bank van België

Internationaal Vakverbond (2010). 2de wereldcongres, Vancouver, van 21 tot 25 juni 2010. Rotmans J., Kemp R. en van Asselt M. (2001). ‘More evolution than revolution: transition management in public policy, Foresight 3 (1), 1531.’

De tool ‘voetafdruk duurzaam ondernemen’ is beschikbaar via http://www.voetafdrukduurzaamondernemen. be/acv/home_4.aspx

DE GIDS | OKTOBER 2012

19


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.