ABVV - Fight against climate blindness

Page 1

fight against climate blindness


Inhoud

2

1. Woord vooraf

3

2. Inleiding

5

3. De klimaatverandering: een realiteit die ons allen aanbelangt, vandaag en morgen

7

4. Klimaatverandering: een syndicale strijd

11

12

4.1. Het ABVV volop in actie

4.1.1. Standpunten van het ABVV

12

4.1.2. De concrete actie van het ABVV

14

4.1.2.1. Het Federaal ABVV

14

4.1.2.2. Het Vlaams ABVV

18

4.1.2.3. Het Waals ABVV

22

4.1.2.4. Het ABVV-Brussel

26

4.2. Het Internationaal Vakverbond (IVV): standpunten en eisen

4.3. Het Europees Vakverbond: standpunten en eisen

30 31

5. Het Europees Vakverbond: standpunten en eisen

33

6. Conclusie

37


1. Woord vooraf Vakbondswerk is niet alleen het organiseren van krachtsverhoudingen tussen werkgevers en werknemers. De publieke opinie heeft vaak de indruk dat de vakbonden zich beperken tot het verdedigen van verworvenheden van de werknemers, de uitkeringstrekkers en de kansarmen. De vakbondsactie gaat echter een heel stuk verder. De actie van het ABVV steunt voor alles op een maatschappelijk project dat streeft naar meer gelijkheid, meer solidariteit, met het algemeen belang voor ogen. De klimaatverandering en de gevaren ervan, die vooral de meest kwetsbare mensen raken, brengen dit maatschappelijk project in de verdrukking. Daarom is de strijd tegen de klimaatverandering een prioriteit voor het ABVV. Een natuurlijk proces met belangrijke sociale gevolgen is in gang gezet en zal de komende jaren verder uitbreiden. Dit proces is het gevolg van de menselijke activiteit, vooral in de zogenaamde “ontwikkelde” landen, gebaseerd op het kapitaltisme dat gekenmerkt wordt door overproductie en overconsumptie. In feite is de markteconomie verantwoordelijk voor deze klimaatverstoring omdat zij gebaseerd is op concurrentie en accumulatie. Productiebeslissingen worden niet genomen in functie van hun sociaal en ecologisch nut, maar van kortetermijnwinsten. Het ABVV stelt dat men moet durven een model in vraag te stellen dat de grenzen van zijn incoherenties bereikt heeft. Voorts moet ook vermeden worden dat de ontwikkelingslanden vallen voor de lokroep van het winstbejag en dit falend model overnemen. Gezien het niet duurzame karakter van onze economische ontwikkeling, ons gedrag, onze houding tegenover de natuur, kan onze maatschappij niet beschouwd worden als een model dat het welzijn van de mensen verzekert. Zo moet de strijd tegen de milieuverloedering en de klimaatverandering gevoerd worden, rekening houdend met onze syndicale doelstellingen, namelijk sociale rechtvaardigheid via waardig werk en gelijkheid tussen vrouwen en mannen. Dit kan enkel bereikt worden via een sociaal rechtvaardige transitie. Bedoeling is van ons huidig productie- en consumptiemodel over te stappen naar een duurzaam koolstofarm alternatief. Volgens het ABVV zou het een grove vergissing zijn het sociale en het leefmilieu tegenover elkaar te zetten. De drie pijlers van duurzame ontwikkeling (economie – leefmilieu – sociaal beleid) vormen een evenwicht met het milieu als fundament, de economie als middel en het sociale als doel. De klimaatverandering, waarvan de gevolgen tot grote ongelijkheid leiden, vormt een bedreiging voor de mensenrechten. Zij verklaart en verantwoordt dan ook deze syndicale strijd.

Anne DEMELENNE Algemeen secretaris

Rudy DE LEEUW Voorzitter

3


4


2. Inleiding Deze brochure bestaat uit vier delen: • In het eerste deel proberen we aan te tonen in welke mate de klimaatveranderingen ons allen aanbelangen, maar vooral de meest kwetsbaren onder ons treffen. We maaien ook het gras weg voor de voeten van de zeldzame klimatologen die de evidentie van de klimaatverandering blijven ontkennen. • In het tweede deel tonen we aan dat de problematiek van de klimaatverandering een syndicaal thema bij uitstek is, omwille van de ongelijkheid die zij veroorzaakt, de spanningen die ze teweegbrengt, het ander maatschappijmodel dat zij onontbeerlijk maakt. • In het derde deel geven we aan hoe het ABVV van deze strijd een prioriteit maakt in zijn dagelijkse werking. Dit geldt zowel voor het federale niveau als voor zijn regionale vleugels. De zorg voor het klimaat wordt ook gedeeld door het Internationaal Vakverbond (IVV) en het Europees Vakverbond (EVV). • Na deze vaststellingen gaan we in het laatste deel dieper in op de eisen die het ABVV in de komende maanden zal stellen, onder meer in het kader van de onderhandelingen in de schoot van de Verenigde Naties, maar ook op Belgisch vlak.

5


6


3. De klimaatverandering

een realiteit die ons allen aanbelangt, vandaag en morgen

De klimaatverandering is een feit. De strijd gaat nu tegen de exponentiële versnelling en de talloze gevolgen ervan. De intergouvernementele expertengroep over de klimaatontwikkeling (IPPC – Intergovernmental Panel on Climate Change)1 stelt unisono dat de temperatuur van de aarde sinds het einde van de jaren 1800 met 0,74 °C gestegen is. Op het eerste gezicht lijkt dit niet zo veel. Nochtans stijgt de temperatuur met een snelheid die zijn gelijke niet kent sinds meer dan 10.000 jaar. Onderstaande tabel geeft de temperatuurstijging weer in de voorbije 1000 jaar2.

Dezelfde deskundigen van het IPCC stellen dat de verantwoordelijkheid van de menselijke activiteit daarin vaststaat, in elk geval in de voorbije vijftig jaar. Volgens het IPCC zal een stijging van de temperatuur van de aarde met meer dan 2°C onherroepelijke gevolgen hebben.

Gevolgen voor het milieu In Noord-Europa is de neerslag met 10 tot 40% toegenomen, terwijl in het Zuiden de droogte met 20% is gestegen. Het peil van de zee stijgt, terwijl het pakijs smelt en de gletsjers afsmelten. Op het hele Europese grondgebied kan een toename van de vloedgolven, overstromingen, stormen, aardverschuivingen en bosbranden voorspeld worden. Wat de weerslag op de Belgische kust betreft, voorspelt men dat het zeepeil met 14 tot 93 centimeter zal stijgen. Maar zelfs in de veronderstelling van een radicale vermindering van de gasuitstoot, zou het zeeniveau in de komende eeuwen op wereldvlak blijven stijgen, met vier tot acht meter tegen het jaar 3000, als gevolg van het smelten van het continentale ijs en de toename van het oceaanwater als gevolg van de temperatuurstijging.

1. Bestaande uit meer dan 2000 klimaatdeskundigen in de wereld en door de VN belast met de studie van de klimaatverandering. 2. Bron: IPCC, Technical Summary, p. 28-29.

7


De economische gevolgen De vroegere hoofdeconoom van de Wereldbank, Nicholas Stern, heeft met zijn team, op vraag van de Britse regering, de kostprijs van de klimaatverandering berekend. Het rapport (verschenen in november 20063) toont aan dat het wereld BBP, als er geen maatregelen genomen worden, met 5% en in het slechtste geval met 20% per jaar zou dalen. Ter vergelijking: in 2009, in volle financiële crisis, liep het Europese BBP terug met 5.8%.

De sociale gevolgen De opwarming van de aarde treft in de eerste plaats de meest kansarmen: • In de periode 2000 - 2004 werden 262 miljoen mensen jaarlijks getroffen door klimaatrampen, met alle gevolgen vandien voor de migratiestromen. Meer dan 98% van die mensen leeft in ontwikkelingslanden. • Men schat het aantal mensen dat gedwongen zal worden om tegen 2050 hun woonplaats te verlaten, omwille van de klimaatverandering, de milieuverloedering en de daaruit voortvloeiende conflicten op één miljard, waarbij in de eerste plaats de vrouwen getroffen zullen worden. • De orkaan Katrina toont aan hoe kwetsbaar de sociale en economische structuren zijn tegenover de natuur, zelfs in het noordelijk halfrond, en hoe kwetsbaar en ongelijk de mensen zijn tegenover de directe gevolgen van de klimaatontregeling. • De verwoestijning blijft toenemen en bedreigt een miljard mensen in hun bestaansmiddelen4. De landen uit het zuiden (Bangladesh, India, Madagaskar, Mozambique…) worden uiteraard het eerst getroffen door de gevolgen van de klimaatverandering, maar ook ons continent blijft niet gespaard: • impact op de gezondheid, met een toename van het aantal overlijdens als gevolg van warmtegolven (20 tot 30.000 overlijdens in onze streken als gevolg van de warmtegolf van 2003), het opduiken van nieuwe ziektes (malaria bijvoorbeeld) of nog de toename van ziektes zoals die van Lyme5; • stijgende prijzen, vooral van energie als gevolg van de exploitatie en de groeiende schaarste van de grondstoffen; • dalende koopkracht van de kansarmen als gevolg van de stijgende prijzen van de grondstoffen en van het risico van delocalisatie, … Volgens een rapport van de OESO, mee opgesteld door experts uit de academische wereld en uit de privésector, zouden de klimaatveranderingen en de verstedelijking tegen 2070 kunnen leiden tot een verdrievoudiging van het aantal mensen dat blootstaat aan overstromingen van de kustgebieden in de wereld 20706. Tegen 2070 zouden dus 150 miljoen mensen gevaar lopen door kustoverstromingen tegen 40 miljoen vandaag. De financiële impact zou tegen 2070 oplopen tot 35.000 miljard dollar tegen 3.000 miljard vandaag.

3. Stern Review Report on the Economics of Climate Change, 2006. http://webarchive.nationalarchives.gov.uk/+/http://www.hm-treasury.gov.uk/stern_ review_report.htm 4. Toespraak ’Achim Steiner, directeur van het VN-programma voor het Milieu, 17 juni 2010. 5. Bacteriële infectie veroorzaakt door teken, die de meeste menselijke organen rechtstreeks of onrechtstreeks kan besmetten, acuut en/of chronisch, met verschillende effecten naargelang van het orgaan en de patiënt,en die een lichamelijke of geestelijke handicap kan veroorzaken. 6. Bron: Ranking port cities with high exposure and vulnerability to climate extremes, Nicholls et al. 2007, OECD, Paris.

8


Tabel: De 15 landen waarvan de bevolking het hardst getroffen zal worden door de klimaatveranderingen in 2070.

De weerslag van de klimaatontregeling op de beschikbaarheid en de kwaliteit van het water zal de huidige waterbeheerproblemen nog verscherpen en ontzaglijke investeringen vergen. Zo zal de daling van de watervoorraden de werkloosheid doen stijgen. Die zal op haar beurt de migratiegolven versterken, waardoor het platteland leegloopt en de economische crisis in de landelijke zones nog verscherpt wordt. In onderstaand schema geven we een overzicht van de klimaatveranderingen in functie van de evolutie van de temperatuur.

Tabel: Projectie van de impact van de klimaatverandering7.

7. Bron: Revue Stern, 2008, http://grida.no/publications/rr/food%2Dcrisis/

9


10


4. Klimaatverandering

een syndicale strijd

Alle menselijke activiteiten (industrie, transport, huisvesting, diensten…) hebben een belangrijke invloed op de uitstoot van broeikasgassen en dus ook op het klimaat. De werknemers en hun gezin dragen bij tot de uitstoot van broeikasgassen door zich te verplaatsen, door zich te verwarmen of door hun werk. Ze lijden ook onder het verlies aan levenskwaliteit als gevolg van lawaaihinder, luchtvervuiling, verkeer, … De werknemers hebben een dubbele rol in de strijd tegen de klimaatontregeling. Zij zijn zowel producent als consument: • producent: zij kennen hun werk het best. Ze moeten hun ervaring dus kunnen delen om de productie duurzamer te kunnen maken. • consument: hun consumptiewijze en consumptiekeuzes hebben ook een belangrijke invloed op de strijd tegen de klimaatontregeling. In de ogen van de vakbeweging werpt de klimaatverandering belangrijke vragen op qua tewerkstelling, sociale rechtvaardigheid, billijkheid en mensenrechten. Vragen die grenzen en generaties overstijgen. In bepaalde sectoren worden werk en leefmilieu als onderlinge vijanden bestempeld. In de werkwereld bestaat de vrees dat banen verloren gaan onder het voorwendsel van de bescherming van het leefmilieu. Dé uitdaging voor het ABVV is de vrijwaring van het leefmilieu en het klimaat te verzoenen met het behoud van kwaliteitsvolle banen. Werken aan het milieu en het klimaat is voor het ABVV werken aan de maatschappelijke en syndicale gevolgen ervan. Uit een studie van een consortium bestaande uit Syndex, het Europees Verbond van Vakverenigingen, de Social Development Agency, het Duitse instituut “Wuppertal institute” en het Spaanse instituut Istas blijkt eveneens dat zelfs een matige klimaatverandering de economische activiteit en de werkgelegenheid in Europa zal beïnvloeden8. Bepaalde regio’s en economische sectoren zijn immers zeer kwetsbaar. De maatregelen waarbij de Europese Unie tegen 2030 de broeikasgasuitstoot met 40% zal verminderen, vernietigen geen banen maar leiden wel tot substantiële verschuivingen in de vraag en het aanbod naar werk en kwalificaties binnen en tussen de sectoren zoals energieproductie, transport, staalindustrie, bouw, enz. De uitdaging is dus dubbel: zorgen voor een stabiel klimaat en tegelijkertijd zorgen voor de bescherming van de werknemers. Onder de uitdagingen waarmee de vakbonden in hun strijd tegen de klimaatveranderingen geconfronteerd worden, vermelden we: • De reconversie van de werknemers. Daarbij moeten de productie- en consumptiewijzen herzien worden, moet de werktijd verkort worden (met een lager arbeidsritme en compenserende aanwervingen), moet de openbare sector drastisch uitgebreid worden in de sectoren huisvesting en transport. • De verhoging van de energie-efficiëntie9 en overgang naar hernieuwbare, duurzame energievormen (die gepland en uitgevoerd moeten worden). • De energie moet onder overheidsstatuut gebracht worden en niet langer in handen zijn van financiële monopolies. • De research moet geherfinancierd en van onder de voogdij van de industrie weggehaald worden. • De rol van de openbare diensten moet geherwaardeerd worden op het vlak van de sociale cohesie; bovendien moet de Staat een groter gewicht krijgen. • Het belang van de sociale dialoog: de werkwereld moet bij alle beslissingen betrokken worden. 8. http://www.etuc.org/a/3675 9. Energie-efficiëntie beoogt het energieverbruik maximaal te beperken voor een identieke dienstverlening en dus de energieconsumptie drastisch te verminderen. Op die manier kunnen de ecologische, economische en sociale kosten van de energieproductie en -consumptie verminderd worden

11


De klimaatontregeling brengt bijkomende hinderpalen mee voor de ontwikkeling. Ze verergert de reeds kritieke economische en sociale situatie. Op die manier versterkt zij de vicieuze cirkel van de armoede. Het is dan ook van fundamenteel belang dat de vakbonden hun oplossingen aanreiken en hun maatschappijmodel voorstellen. Want de tijd dringt en deze problematiek verdraagt geen uitstel. En bovendien, als de vakbonden niets doen, zullen anderen het in hun plaats doen, ten koste van de werknemers.

4.1. Het ABVV volop in actie

4.1.1. Standpunten van het ABVV

Zoals ook gezegd tijdens het statutair congres van juni 2010, is de klimaatswijziging één van de prioritaire actiepunten geworden van het ABVV. Het klimaat is ook onze zaak en die van onze 1.500.000 leden, want wij staan met beide voeten op de grond, volop in de realiteit. Wij hebben een goede kennis van ons actieterrein, de arbeidswereld. Volgens het ABVV is de klimaatcrisis te wijten aan het failliet van een model. De financiële crisis, de klimaatcrisis en de daaruit volgende sociale crisis vinden hun oorsprong in de perverse gevolgen van een maatschappij die gedomineerd wordt door een kapitalistische, niet-gereguleerde ideologie. Het kapitalistisch model is tegen de grenzen van zijn incoherenties en zijn marktlogica gebotst. Zelfs een econoom als Nicolas Stern10 erkent dat de klimaatwijziging een mislukking van de markt zonder voorgaande is. Het kapitalistisch model, en de overproductie en overconsumptie die het met zich meebrengt, ligt aan de basis van de toenemende klimaatswijzigingen. De markteconomie is verantwoordelijk voor de opwarming, omdat ze gebaseerd is op concurrentie en accumulatie op korte termijn. De productiebeslissingen worden niet genomen op basis van hun sociaal nut of hun milieuvriendelijkheid, maar in functie van winst op korte termijn. Daarom liggen de antwoorden op de klimaatcrisis volgens het ABVV in een radicale verandering van model. Het is cruciaal om voortaan te streven naar een duurzaam, rechtvaardig en solidair model. Werk, inkomen, herverdeling van rijkdommen, koopkracht, gelijkheid m/v, sociale samenhang en armoedebestrijding moeten centraal staan in de strategieën om de klimaatverandering te bestrijden. Maatregelen om de klimaatwijziging in te perken en zich eraan aan te passen moeten worden genomen in een logica van sociale rechtvaardigheid. Daarom vragen wij een rechtvaardige overgang naar een koolstofarme economie! De rechtvaardige transitie is een eis die de vakbonden uitdragen op internationaal niveau (via het Internationaal Vakverbond), op Europees niveau (via het Europees Vakverbond) en uiteraard op Belgisch niveau. Doel is een geleidelijke overgang naar een meer duurzame maatschappij, met een milieuvriendelijkere economie, waarbij waardig werk bevorderd wordt.

Waardig werk Mannen en vrouwen moeten toegang krijgen tot waardig en productief werk in omstandigheden van vrijheid, gelijkheid, veiligheid en menswaardigheid. Waardig werk vat samen wat mensen van werk verlangen: hun verlangen om toegang te hebben tot werk en een rechtvaardig loon en te genieten van rechten, van middelen om zich uit te drukken, van erkenning, van rechtvaardigheid en van gelijkheid m/v. Die verschillende dimensies van waardig werk zijn de fundamenten van de vrede in de gemeenschappen en in de maatschappij. Waardig werk staat centraal in de inspanningen om armoede uit te roeien en is een middel om te komen tot duurzame, billijke en federerende ontwikkeling. (Definitie van de IAO)11 10. Stern Review Report on the Economics of Climate Change. Idem 11. Bron: http://www.ilo.org/global/About_the_ILO/Mainpillars/WhatisDecentWork/index.htm

12


Programma’s voor een rechtvaardige overgang invoeren betekent concreet: • Aanzienlijke investeringsplannen opstellen om een duurzaam industrieel langetermijnbeleid uit te werken, om waardig werk te behouden en te creëren. • Nationale, regionale en sectorale studies uitvoeren over de maatregelen m.b.t. de strijd tegen de ontregeling van het klimaat. De impact van dit beleid op de werkgelegenheid en op de arbeidsmarkt moet systematisch worden geanalyseerd, in overleg met de sociale gesprekspartners. • Werknemers in risicosectoren beschermen. De overgang moet maatregelen omvatten voor de bevordering van schone en spaarzame technologieën en van een sociaal verantwoord ondernemerschap, maar moet tegelijk de creatie van alternatieve arbeidsperspectieven en economische diversificatie waarborgen. • Het engagement van de regeringen verkrijgen om de vakbonden te raadplegen en hun officiële deelname aan te moedigen. Deze betrokkenheid van de vakbonden is van essentieel belang voor een doeltreffende, effectieve overgang naar een duurzame maatschappij waarbij rekening gehouden wordt met de belangen van de werknemers. • Het opstellen en versterken van leerprogramma’s over « schone » technologieën voor studenten en werknemers (via vorming). • Een sterke sociale bescherming verzekeren. Het gevoel van kwetsbaarheid is een terechte oorzaak van terughoudendheid ten opzichte van veranderingen. De bescherming van de werknemers moet worden gegarandeerd. Verder biedt een rechtvaardige overgang ook de mogelijkheid om de ongelijkheid m/v, met name op het werk, weg te werken. Deze transitie kan ervoor zorgen dat het zowel voor vrouwen als voor mannen makkelijker wordt om werk en privéleven met elkaar te verzoenen. Ook in de energieverslindende sectoren moeten de banen worden gevrijwaard. Wij moeten er inderdaad op toezien dat de overgang naar een ander groeimodel gepaard gaat met het behoud van de werkgelegenheid. De bevordering van waardige en groene banen, de ontwikkeling van innovatie, de bestendiging van sociale beschermingssystemen en de totstandkoming van koolstofarme technologieën zullen primordiaal zijn om de uitstoot van broeikasgas te beperken. Een rapport in het kader van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (PNUE), de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), het Internationaal Vakverbond (IVV) en de Internationale Werkgeversorganisatie (IWO) met als titel: « Green jobs: towards decent work in a sustainable, low carbon economy »12 (« Groene jobs, naar waardig werk in een duurzame, koolstofarme economie) biedt ons een globale kijk op de kansen en uitdagingen op het vlak van groenere jobs. In de besluiten van het document wordt nadrukkelijk gewezen op het feit dat er al meerdere miljoenen groene banen bestaan in de geïndustrialiseerde, de groei- en de ontwikkelingslanden. Het rapport maakt gewag van een potentieel van 2,3 miljoen banen in de sector van hernieuwbare energie en ongeveer 4 miljoen directe groene banen op het vlak van de verbetering van de energie-efficiëntie van gebouwen in de Verenigde Staten en de EU. Het wijst ook op grote mogelijkheden voor het scheppen van groene banen in de transportsector. Het ABVV vindt dat een geslaagd proces van rechtvaardige transitie dus enorme mogelijkheden biedt voor het creëren van groene banen en waardig werk. Die nieuwe mogelijkheden op groene banen zouden toelaten in te spelen op een eventueel verlies van economische activiteit, werkgelegenheid en inkomen in bepaalde sectoren en gewesten, en zou bovendien de meest kwetsbaren te beschermen.

12. Het rapport omschrijft “groene banen” als banen die de impact van de ondernemingen en de economische sectoren op het milieu beperken (op termijn tot niveaus die duurzaam zijn). De “groene banen” behoren tot de sectoren van de landbouw, industrie, diensten en administratie en dragen bij tot het vrijwaren of tot het herstel van de kwaliteit van het leefmilieu. De groene banen zijn terug te vinden in talrijke sectoren van de economie (energie, recycling, landbouw, bouw, transport). Ze dragen bij tot de vermindering van het verbruik van energie, grondstoffen en water door middel van uiterst efficiënte strategieën, tot het koolstofarm maken van de economie, tot het beperken van de broeikasgasuitstoot, tot het beperken (of volledig vermijden) van alle mogelijke vormen van afval of vervuiling en tot het beschermen en herstellen van de ecosystemen en de biodiversiteit.

13


4.1.2. De concrete actie van het ABVV

De actie van het ABVV in de strijd tegen de klimaatwijziging vindt plaats op meerdere niveaus: • Het ABVV oefent zijn invloed uit op thema’s van klimaatbeleid en dit op de verschillende overlegniveaus waar het een tribune of vertegenwoordigers heeft. • Het ABVV speelt als massaorganisatie ook een didactische rol. In die context voert het ABVV campagne om zijn leden bewust te maken van de problematiek van duurzame ontwikkeling en klimaatwijziging. Het ABVV maakt er ook werk van het algemeen streven naar een betere levenskwaliteit in concrete eisen om te zetten, ook (en zelfs vooral) voor de toekomstige generaties.

4.1.2.1. Het Federaal ABVV

Op het internationaal toneel

Het ABVV is heel actief geweest op het vlak van klimaatwijziging, zowel op federaal als op internationaal niveau. Het heeft zijn deelname aan de alsmaar toenemende activiteiten van de werkgroep duurzame ontwikkeling van het Europees Vakverbond (EVV) en van de werkgroep van het Internationaal Vakverbond voortgezet. Sinds 2008 is het IVV erkend als officieel waarnemer en in die hoedanigheid van deelnemer aan de onderhandelingen. Het ABVV neemt sinds enkele jaren actief deel aan de VN-vergaderingen die erop gericht zijn een dwingend akkoord af te sluiten voor de periode na het protocol van Kyoto (met name in Bali, in Poznan en in Bonn). Dit protocol bepaalt de doelstellingen voor de wereldwijde vermindering van de CO2-uitstoot voor de periode 2008-2012 en loopt af eind 2012. Daarom is het absoluut noodzakelijk dat een nieuw akkoord voor de toekomst wordt uitgewerkt. Was Kopenhagen een mislukking, dan was de klimaatconferentie van de Verenigde Naties in 2010 in Cancun een tweevoudig succes: niet alleen werd het onderhandelingsproces over het klimaat opnieuw op gang gebracht (het was na de Top van Kopenhagen op sterven na dood), maar ook de vakbondseis om de rechtvaardige transitie naar een koolstofarme maatschappij werd in het akkoord opgenomen. Voor de vakbonden is dit een grote overwinning, waar het ABVV in belangrijke mate toe bijgedragen heeft. http://www.ituc-csi.org/climate-change.html

Op Europees vlak

Het ABVV neemt actief deel aan het uitwerken van strategieën en eisen van het Europees Vakverbond (EVV), meer bepaald op het vlak van duurzame ontwikkeling en klimaatbeleid. • Wat het klimaatbeleid betreft, heeft het Europees Vakverbond de ambitie om ertoe bij te dragen dat, door middel van industriële beleidsmaatregelen, zowel de uitdagingen van de klimaatwijziging als die van de economische crisis worden aangegaan. Het is met die instelling dat het EVV zijn eisen heeft uitgewerkt, namelijk een Europees initiatief gericht op duurzame ontwikkeling op gang brengen. • Voorrang geven aan energie-efficiëntie (zowel in de huishoudens als in de industrie). • Nieuw, duurzaam Europees industriebeleid doorvoeren. • Maatregelen nemen tegen de negatieve sociale gevolgen van de stijgende energieprijzen, waarbij voorrang wordt gegeven aan een vermindering van de energiebehoeften, met name door te investeren in de energie-efficiëntie van de sociale woningen en het leveren van energiezuinige en goedkope alternatieven. • Alle Europeanen een universele toegang verlenen tot de essentiële energiediensten, meer bepaald door middel van sociale energietarieven. Dat was een eis van het ABVV, die werd overgenomen door het Europees Vakverbond. http://www.etuc.org/r/749

14


15


De mobilisatie

In 2009 was een grote ABVV-delegatie aanwezig in Kopenhagen: een 85-tal personen, waaronder meer dan 25 jongeren, afgevaardigden, federale en gewestelijke secretarissen. Deze delegatie heeft deelgenomen aan de klimaatmanifestatie die plaatsvond op 12 december in Kopenhagen en die meer dan 100.000 manifestanten op de been bracht. Sedert 2008 is het ABVV ook lid van de Klimaatcoalitie. De Klimaatcoalitie is een platform dat, afgezien van de drie Belgische vakbonden, ongeveer 80 verenigingen (milieubescherming, …) omvat. Doel van de coalitie is de burgers te mobiliseren rond de klimaatkwestie en de beleidsverantwoordelijken het belang te doen inzien van de strijd tegen de klimaatwijzigingen, met name door een rechtvaardige transitie te verzekeren voor de werknemers en de kansarmen. Op 29 augustus 2009 hebben meer dan 12.000 deelnemers gereageerd op de oproep van Nick Balthazar en de Klimaatcoalitie en zijn zij komen dansen voor het klimaat op het strand van Oostende. Een videoclip “ the Big Ask Dance for the Climate” werd gerealiseerd. De clip werd al in een 20-tal talen vertaald (Bulgaars, Hindi, Portugees, Chinees, ...). Aan de vooravond van de conferentie van Kopenhagen (december 2009) organiseerde de klimaatcoalitie in Brussel een manifestatie waar ca. 15.000 manifestanten aan deelnamen, waaronder een delegatie van het ABVV. In 2010 heeft de Coalitie in de aanloop naar de conferentie van Cancun een actie « Zingen voor het klimaat » en een manifestatie in Brussel georganiseerd. In 2011 is de slogan van de mobilisatie van de Coalitie: “Brussel – Durban: 10.000 km voor het klimaat”, waarbij een manifestatie en een seminarie over rechtvaardige transitie worden georganiseerd. http://www.klimaatcoalitie.be

De « Belgische » overwinningen

Afgezien van de opname van de rechtvaardige transitie in het akkoord van Cancun, voert het ABVV de strijd ook in België. Van in 2004 riep het ABBV op tot de oprichting van een Alliantie Werk en Milieu, in navolging van wat in Duitsland verwezenlijkt werd onder impuls van de DGB, de Duitse vakbond (300.000 woningen renoveren en 200.000 banen creëren). Om deze Alliantie te financieren, vroeg het ABVV ondermeer dat zou worden voorzien in een lening aan 0% voor particulieren. Aan deze eis werd gevolg gegeven met de oprichting van het Fonds voor de beperking van de globale energiekost (FRCE): 150 miljoen euro (in de vorm van obligaties) om particulieren leningen toe te kennen aan voorkeurtarieven, met het oog op het financieren van energiebesparende werken. Dit fonds richt zich in de eerste plaats op de kansarme gezinnen. Het FRCE bestaat sinds 2006. Het kreeg af te rekenen met problemen van “bekendheid” en met de praktische toepassing op het terrein. Eind 2009 gingen negen lokale entiteiten een partnerschap aangegaan met dit fonds. De drie gewestelijke Regeerakkoorden voorzien in een gebruik van het FRCE. Het ABVV was ook één van de eersten om een bijdrage te eisen van de producenten van nucleaire energie, die grote winsten boeken, aangezien bepaalde kerncentrales al afgeschreven zijn. Volgens het ABVV lopen die winsten op tot meer dan 1 miljard euro per jaar! Dit onterecht verkregen bedrag moet dienen om de energiefactuur van de gezinnen (die de kerncentrales gefinancierd hebben) te verlichten en om te investeren in programma’s voor verbetering van de energie-efficiëntie van gebouwen en beperking van de CO2-uitstoot. De federale regering heeft voor een deel gehoor gegeven aan deze eis en heeft de producenten van nucleaire energie een taks opgelegd van 250 miljoen euro (voor 2008 en 2009). Sinds 2010 wordt ook een belasting opgelegd waarvan het bedrag bepaald wordt door een opvolgingscomité dat bestaat uit sociale gesprekspartners, elektriciteitsproducenten en de Nationale Bank.

16


Het ABVV is lid van het technisch comité dat zich buigt over de flexibiliteitsmechanismen van het Kyotoprotocol13. Dit comité komt samen om in ontwikkelingslanden projecten te vinden die kunnen plaatsvinden in het kader van de flexibiliteitsmechanismen. Dankzij het optreden van het ABVV (en van het ACV) wordt, naast milieugebonden criteria, ook de sociale kwaliteit in aanmerking genomen bij de selectie van de projecten. De lijst van criteria berust op: • het naleven van de beginselen van de richtsnoeren van de OESO voor multinationals, de acht fundamentele conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO)14, evenals Conventie 155 betreffende gezondheid en veiligheid op het werk en Conventie 169 betreffende de inheemse en in stamverband levende volkeren; • sociale duurzaamheid: werkgelegenheid (aantal gecreëerde banen, ontwikkeling van vaardigheden, kwaliteit van het werk), rechtvaardigheid en toegang tot essentiële openbare diensten waaronder energie; • het betrekken van vakbondsorganisaties bij de goedkeuringsprocedure van de projecten.

Actie binnen de adviesraden

Binnen de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO) was het ABVV ook betrokken bij meerdere adviezen die verband houden met het klimaatbeleid. Zoals altijd benadrukte het ABVV daarbij de sociale dimensie. In maart 2009 werd een advies opgesteld over het evaluatieverslag van de intergouvernementele werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC). Dit rapport dringt erop aan dat de opwarming van de aarde beperkt wordt tot 2°C. In zijn advies steunt de FRDO de aanbevelingen van het evaluatieverslag. In de aanloop naar de Klimaattop van Kopenhagen heeft de FRDO, met actieve deelname van het ABVV, aan de federale Minister van Klimaat, zijn eisen meegedeeld wat betreft de strijd tegen de klimaatwijziging. Samen met de andere vakbonden heeft het ABVV niet nagelaten te hameren op het tot stand brengen van een voor de werknemers rechtvaardige transitie naar een koolstofarme maatschappij. Tot slot heeft het ABVV ook meegewerkt aan een advies over de vergroening van de fiscaliteit in het kader van duurzame ontwikkeling, waarbij tien criteria werden bepaald voor het doorvoeren van die vergroening. Sinds 2006 heeft het ABVV op die manier meegewerkt aan een veertigtal adviezen van de FRDO waarin vanuit syndicaal oogpunt vooruitgang kon worden geboekt, wat betreft de strategie van duurzame ontwikkeling, het energiebeleid en de link met het klimaat, de normen en maatregelen op het vlak van producten, het onderzoek en de indicatoren m.b.t. duurzame ontwikkeling, de internationale relaties inzake duurzame ontwikkeling, … http://www.frdo.be

In de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, heeft het ABVV deelgenomen aan de werkzaamheden omtrent de adviesaanvraag van Minister Milquet over de gunstige omstandigheden voor de totstandkoming van groene banen, de vraagstukken betreffende herstructureringen, de nieuwe vereiste vaardigheden, de noden op het vlak van voortgezette vorming, de gevolgen voor gezondheid en veiligheid, banenschaarste in groene sectoren en de integratie van deze thematiek in de strategie van Lissabon na 2010. Een eerste advies over dit thema werd uitgebracht in 2009. Dit advies omvatte een algemeen kader en legde ook een werkkader vast. De werkzaamheden werden daarna hervat en een tweede advies met richtlijnen, meer bepaald over het belang van vorming en vernieuwing, werd uitgebracht in maart 2010. In dit advies pleit het ABVV voor een brede definitie van het concept “groene baan”: een concept dat “alle nieuwe arbeidsplaatsen omvat in een sector waarvan de ecologische voetafdruk kleiner is dan gemiddeld en die bijdraagt tot de verbetering van de globale prestaties, al is het maar op marginale wijze”. En verder: “het zal het er vooral op aankomen de inhoud van de jobs, de wijze waarop men werkt en de vaardigheden van de werknemers te veranderen, eerder dan de 13. Principe: de industrielanden betalen voor projecten die de uitstoot in minder rijke landen verminderen of vermijden en worden daarvoor beloond met de toekenning van kredieten die kunnen worden gebruikt om hun doelstellingen op het vlak van uitstootreductie te halen. In ruil daarvoor krijgen de begunstigde landen gratis geavanceerde technologieën waarmee hun elektriciteitopwekkende fabrieken of installaties energie-efficiënter kunnen werken. 14. - Conventie (nr. 87) betreffende de vakbondsvrijheid en de bescherming van het vakbondsrecht, 1948; - Conventie (nr. 98) betreffende het recht op organisatie en collectieve onderhandelingen, 1949; - Conventie (nr. 29) betreffende dwangarbeid, 1930; - Conventie (nr. 105) betreffende de afschaffing van dwangarbeid, 1957; - Conventie (nr. 138) betreffende de minimumleeftijd, 1973; - Conventie (nr. 182) betreffende de ergste vormen van kinderarbeid, 1999; - Conventie (nr. 100) betreffende gelijk loon, 1951; - Conventie (nr. 111) betreffende discriminatie (op het werk en in het beroep), 1958.

17


bestaande jobs te vervangen door volstrekt andere groene banen”15. Paragraaf 8 van dit tweede advies vat de hele filosofie van het advies goed samen: “De Raden onderstrepen dat een dergelijke ontwikkeling, wil ze volledig succesvol worden, enerzijds het bestaan van economisch concurrentiebestendige ondernemingen en anderzijds een sociaal rechtvaardige overgang vergt. Pas als de ondernemingen concurrerend zijn en kunnen werken in een gezonde internationale mededingingscontext, zullen ze hun noodzakelijke ecologische omschakeling ten uitvoer kunnen leggen. Voorts zal deze overgang ook pas sociaal aanvaard worden indien de werknemers, in het kader van ons bestaande systeem van sociale bescherming, zich terzelfder tijd correct voorbereiden op de veranderingen in het beroepsleven die door de schone technologieën en processen worden opgelegd”16. http://www.ccecrb.fgov.be/

4.1.2.2. Het Vlaams ABVV

Interne visievorming

Het Vlaams ABVV werkt al twee decennia rond milieu- en energiebeleid. Meer en meer investeert het Vlaams ABVV in de ontwikkeling van een brede langetermijnvisie op de energie- en klimaatproblematiek en het beleid dat nodig is om de problemen aan te pakken. Energiebesparing en energie-efficiëntie moeten de hoogste prioriteit krijgen. Het is momenteel de goedkoopste manier om het klimaatprobleem aan te pakken en de beste weg om de energiefactuur te doen dalen en de koopkracht van de gezinnen te ondersteunen. Het Vlaams ABVV wil zich bezinnen ook over het systeem van energieproductie in de toekomst, zeker omwille van de klimaatverandering, de uitputting van fossiele energie en het kernenergiedebat. Willen we streven naar 100% hernieuwbare energie tegen 2050? Zo ja, dan zijn belangrijke investeringen nodig. Maar als we het slim aanpakken zijn er ook belangrijke voordelen op het vlak van innovatie, economie, bevoorradingszekerheid, tewerkstelling en milieu. Een belangrijke vraag is wie de investeringen zal betalen en wie daarvan de opbrengsten krijgt. Ook op de korte termijn zijn bijsturingen nodig van het beleid betreffende hernieuwbare energie (zowel elektriciteit als warmte). De overheid moet duidelijke keuzes maken. Hernieuwbare energie omvat een waaier aan verschillende technologieën (windmolens op land of op zee, verbranding of vergisting van biomassa en afval, fotovoltaïsche zonnepanelen en zonneboilers, enz.). Tussen die technologieën zijn er belangrijke verschillen m.b.t. de ondersteuning die ze nodig hebben om investeringen rendabel te maken, m.b.t. de snelheid waarmee de technologieën in prijs dalen en m.b.t. de baten die Vlaanderen ermee kan halen op het vlak van innovatie, economie, bevoorradingszekerheid, tewerkstelling en milieu. De verschillende steunregelingen die in België en Vlaanderen bestaan voor hernieuwbare energie moeten zorgen voor een rechtvaardige verdeling van de lusten en de lasten en zoveel mogelijk hernieuwbare energie opleveren, tegen een zo laag mogelijke kost (tenzij een hogere kost verantwoord is, bijv. voor extra tewerkstelling). We organiseren het interne debat met vakbondssecretarissen en delegees om te komen tot meer aandacht voor de problematiek en verdere visievorming en werking.

Beleidsbeïnvloeding en netwerking

Het Vlaams ABVV volgt het beleid van de Vlaamse overheid op de voet op. Een belangrijk kanaal daarvoor zijn de strategische adviesraden van de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement:de Sociaal-economische Raad van Vlaanderen (SERV) en de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad). Enkele krachtlijnen van recente adviezen van deze raden:

Klimaatbeleid De Minaraad brengt adviezen uit naar aanleiding van de jaarlijkse klimaatconferenties onder het VN-Klimaatverdrag. In het advies over de conferentie in Cancún stelde de Minaraad dat de Europese Unie er moet naar streven om een wezenlijke vooruitgang te boeken rond een “gebalanceerd pakket” aan beslissingen, als opstap naar een nieuw globaal akkoord waarvan het ontwerp klaar moet zijn voor de zeventiende klimaatconferentie in Durban (Zuid-Afrika, 2011). 15. « Green Jobs:Towards Decent Work in a Sustainable, Low-Carbon World ».Gemeenschappelijk rapport van het milieuprogramma van de Verenigde Naties (PNUE), de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), de Internationale Werkgeversorganisatie (IWO) en het Internationaal Vakverbond (IVV).2008. 16. cfr. http://www.ccecrb.fgov.be/txt/nl/doc10-470.pdf .

18


19


Wat het Europees beleid betreft, ging de Raad in op de vraag of de Europese Unie de EU-reductiedoelstelling voor de uitstoot van broeikasgassen moest optrekken van 20% naar 30%. De Raad stelde dat de lidstaten zich alleszins, in het licht van de lange termijn reductiedoelstellingen en in het eigenbelang van Europa, moesten voorbereiden op een strengere EU-reductiedoelstelling. De Raad vond investeringen in de ontwikkeling van groene technologie essentieel om te evolueren naar een koolstofarme samenleving en de positie van de EU in een snel groeiende wereldmarkt voor die technologieën te versterken. De Europese Commissie bereidt een rapport voor waarin ze de mogelijkheden onderzoekt om over te schakelen naar een energiesysteem dat onafhankelijk is van fossiele brandstoffen. De Minaraad vroeg de Belgische overheid om eenzelfde oefening te maken en een langetermijnvisie uit te werken voor de overgang naar een koolstofarme samenleving.

Rationeel energiegebruik (REG) Volgens SERV en Minaraad moet het REG-beleid ambitieus zijn omdat de baten veel groter zijn dan de kosten. Het moet vertrekken van een langetermijnvisie op energie-efficiëntie in gebouwen, bij bedrijven en in de transportsector. Om de energie-efficiëntiestrategie goed vorm te kunnen geven is een versterkte bestuurscapaciteit noodzakelijk. Essentieel daarbij zijn een versterkte energie-administratie, een geïntegreerde aanpak over beleidsdomeinen en – niveaus, en degelijke evaluatie- en overlegprocessen. Het energie-efficiëntiebeleid komt in belangrijke mate neer op het vervangen van uitgaven voor energieconsumptie door energiegerelateerde investeringen die zichzelf na verloop van tijd terugverdienen. De aanvankelijke investeringen vergen grote (publieke en private) budgetten, wat voor sommige maatschappelijke groepen onhaalbaar is. De overheid heeft een belangrijke rol te spelen bij het uitlokken van investeringen dat kan in een beginfase via financiële steun en na verloop van tijd ook via het opleggen van verplichtingen zoals energieprestatiedoelstellingen. De Vlaamse regeling voor financiële steun aan gezinnen en bedrijven die REG-investeringen willen doen (dak- en muurisolatie,zonneboilers, hoogrendementsglas,…) moet volgens de raden ook goed letten op de sociale aspecten van het beleid. De maatregelen die in aanmerking komen voor financiële steun moet ook op maat zijn van de lage inkomensgroepen. De steun moet beperkt worden tot een maximumbedrag zodat hoge inkomens geen onevenredig voordeel genieten. De premies voor kwetsbare groepen moeten kaderen in een integrale aanpak van energie-efficiëntie en woonkwaliteit. Er moet dringend een debat gevoerd worden over de financiering van het beleid betreffende rationeel energiegebruik en betreffende de bevordering van hernieuwbare energie.

Hernieuwbare energie (HE) De SERV bracht een omvangrijk rapport uit over hernieuwbare energie. Het eerste deel gaat in op vragen zoals:wat is het? Waarom hernieuwbare energie? Hoe verloopt de ontwikkeling van HE-technologieën? Hoe kan HE in het energiesysteem passen? Het tweede deel bevat een beschrijving van het hernieuwbare energiebeleid op de diverse niveaus: internationaal, Europees, federaal, Vlaams en lokaal. Het bevat ook een aanzet voor een evaluatie van het HEbeleid. Op basis van dit rapport werken de adviesraden aan een advies aan de regering. SERV en Minaraad gingen in enkele adviezen ook in op meer specifieke aspecten van het beleid betreffende hernieuwbare energie. Ze gaven commentaar bij de plannen van de Vlaamse Regering om steun te geven aan grootschalige investeringen in warmteproductie uit biomassa, biogasinjectie of restwarmtenetten. De raden vinden ‘groene warmte’(gecombineerd met de benuttig van restwarmte) een belangrijke pijler van het HE-beleid, naast groene elektriciteit en net- en opslaginfrastructuur. Aandacht was er ook voor een flankerend industrieel beleid. Zo ging de SERV in op een regeling voor de toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest. Beleidsbeïnvloeding in concrete dossiers Beleidsbeïnvloeding gebeurt ook in concrete dossiers: het ABVV-gewest Antwerpen nam mee het voortouw in een campagne tegen de bouw van een nieuwe elektriciteitscentrale op steenkool, in de Antwerpse haven.

20


Coalitievorming voor visievorming en beleidsbeïnvloeding Het Vlaams ABVV werkt met een reeks partners in een netwerk van middenveldorganisaties. Vertrekpunt is de systeemcrisis. Er is de financieel-economische crisis en de al langer bestaande zware milieucrisis: de klimaatverandering dreigt uit de hand te lopen en veel grondstoffen worden almaar schaarser. En er is ook een sociale crisis: zowel armoede als rijkdom neemt toe. Bovendien worden die crisissen veroorzaakt door hetzelfde sociaaleconomische systeem. Mensen uit het progressieve middenveld (vakbonden, milieubeweging, derde wereldbeweging, universiteiten, cultuursector en media) staken daarom de koppen bij elkaar. Het netwerk wil zich een beeld vormen van een sociale en duurzame samenleving in 2050 en wil werken aan een groter draagvlak voor die visie. Daarbij gaat aandacht naar alle belangrijke thema’s: klimaat, energie, arbeid, belastingen, milieu, Noord-Zuid, cultuur, ... Verder willen de deelnemers leren van elkaar. Ten slotte wil het netwerk het beleid van de overheid en de bedrijven beïnvloeden.

Vorming, ondersteuning en actie Het milieuteam van het Vlaams ABVV ondersteunt en vormt militanten en delegees op het vlak van milieu en energie. Het team ondersteunt de syndicale afvaardiging en de ABVV-verkozenen in de Ondernemingsraad (OR) en het comité voor Preventie en Bescherming op het Werk (CPBW) om een structurele milieu- en energiewerking in de bedrijven op te zetten en te versterken. Het team kan ingeschakeld worden bij het sociaal overleg in het bedrijf. Het kan mee de vergaderingen van CPBW en de OR voorbereiden of er als deskundige op aanwezig zijn. Het kan samen met de syndicale afvaardiging, het CPBW en de OR (sensibiliserende) campagnes en acties ontwikkelen. Het milieuteam helpt delegees en militanten ook bij de analyse van de documenten van hun bedrijf over milieu en energie. Zo wordt de belangrijke informatie gefilterd uit de milieuvergunning, het jaarverslag van de milieucoördinator en het integraal milieujaarverslag. Ten slotte werkt het team mee aan het oplossen van concrete bedrijfsvragen en verwijst het waar nodig door naar deskundigen. Aansluitend daarbij ontwikkelt het team vormingspakketten en geeft het vormingen. Daarbij kan het gaan om kant-enklare vorming of om vormingen op maat. Het milieuteam geeft ook input bij de ontwikkeling van vormingen van andere werkingen en diensten van het Vlaams ABVV. Het milieuteam schrijft artikels voor de syndicale pers en de website, het stelt brochures samen en geeft een jaarkalender uit ter ondersteuning van het syndicale werk. Ten slotte maakt het achtergronddossiers zoals ‘Dossier asbestvervangers’. Het team werkt mee aan de interne milieuzorg binnen het ABVV. Het team zet ook campagnes op. Dit jaar organiseert de milieuwerking tijdens de zeventiende klimaatconferentie (UNFCCC COP 17 te Durban) een klimaatweek. Op een aantal plaatsen in Vlaanderen worden activiteiten en acties georganiseerd, die inspelen op de klimaatproblematiek. Het Vlaams ABVV maakt ook deel uit van enkele samenwerkingsverbanden die gericht zijn op informatieverspreiding, vorming, debat en actie, zowel internationaal als nationaal. Het Vlaams ABVV werkt al 25 jaar samen met de milieubeweging en de twee andere representatieve Belgische Vakbonden in de vzw ‘Arbeid en Milieu’. Deze vzw ontwikkelt vormingspakketten die gebruikt worden door de eigen vormingsmedewerkers en door de vormingsdiensten van de vakbonden. Hij organiseert verder allerlei informatieve activiteiten die syndicalisten en milieuactivisten samen brengen. Via ‘Arbeid en Milieu’ neemt het Vlaams ABVV ook deel aan het Europese project ‘greening the workplace’. Dit project wordt getrokken door het Europees Vakverbond (EVV) en door de Engelse TUC. In 2011 focust de jaarlijkse campagne van ‘11.11.11’ - de koepelvereniging van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging- op de klimaatproblematiek. De campagne wil de bevolking informeren en sensibiliseren en druk uitoefenen op politici om een progressief klimaatbeleid te voeren, dat ook rekening houdt met de belangen van het Zuiden. Maar de campagne reikt ook een actiemodel aan om groepen en individuele burgers zelf allerlei concrete initiatieven te laten nemen. Het model is vooral gericht op gezinnen, wijken en verenigingen. Het Vlaams ABVV heeft dit actiemodel vertaald naar de bedrijfsrealiteit. Ook de vakbondsdelegatie kan er nu mee aan de slag op de werkvloer en in het sociaal overleg op bedrijfsniveau.

21


4.1.2.3. Het Waals ABVV

Inleiding Op zijn Statutair Congres van 11 en 12 mei 2010 ging het Waals ABVV een historische verbintenis aan, namelijk het concept ‘just transition’(rechtvaardige overgang) promoten en concreet gestalte geven. Dit concept moet nu verder werkbaar worden via diverse, in Wallonië uit te voeren beleidslijnen (op milieu-, energie-, economisch en sociaal niveau). ‘Just transition’, dat betekent onder meer groene banen (‘green jobs’), betere energie-efficiëntie in industrie, huisvesting en transport alsook een andere energiebevoorrading, waarvoor hernieuwbare energiebronnen aangesproken worden. In dit verband heeft men het ook over een ‘vergroening’ van de economie - zonder onderscheid van sector (dus ook van de traditionele, oudere industriële sectoren) of van productiewijze – en van de werkgelegenheid. Concrete initiatieven, waarbij vakbondsafvaardiging en bedrijfsleiding samenwerken, wijzen de weg. Voor het Waals ABVV gaat het wel degelijk om een overstap naar een ontwikkelingsmodel dat solidariteit - onder Europese werknemers, met werknemers uit het Zuiden en met de volgende generatie werknemers - centraal stelt. Het Waals ABVV is voorstander van de oprichting van sectorcomités, belast met de omscholing van de betrokken werknemers, en van een Europees fonds ter financiering van de vorming van werknemers, van de ontwikkeling van nieuwe schone technologieën, hulp aan innoverende bedrijven die nieuwe banen scheppen, aanleren van nieuwe beroepen, … Dit fonds zou worden gespijsd via een CO2-heffing, hoofdzakelijk op die landen die hetzelfde vereiste niveau niet naleven. Er zou ook een trekkingsrecht aan verbonden worden, ten gunste van landen of regio’s met een milieuvriendelijk economisch project. Een deel van die heffing zou ook het sociale en ecologische convergentiefonds (ten gunste van de landen uit het Zuiden) spijzen. Het Waals ABVV heeft trouwens ook concrete politieke stellingnamen ontwikkeld en heeft ook een aantal politieke initiatieven in een meer sociale en meer groene richting kunnen stuwen. Het beschikt sinds meerdere jaren over afdoende instrumenten voor vorming en milieubewustwording van militanten en werknemersvertegenwoordigers.

De cel RISE

RISE (Réseau intersyndical de sensibilisation à l’environnement17) werd door ABVV en ACV samen opgericht om vakbondsafgevaardigden ondersteuning te bieden in milieukwesties.

Sinds 1996 kan RISE ook rekenen op de steun van het Waalse Gewest. Het is uitgegroeid tot een belangrijk instrument ter ondersteuning van werknemersvertegenwoordigers in materies als afvalbehandeling, energiebesparingen, klimaat, ecologische consumptie of ook milieubeheer van bedrijven. Belangrijke vakbondsthema’s dus in de verbetering van de arbeidsvoorwaarden en om het welzijn van de huidige en toekomstige generaties te waarborgen. Via zijn werking wil RISE in de bedrijven het sociaal overleg over milieukwesties aanzwengelen, de vakbondsafgevaardigden in deze kwesties mondiger maken, zodat ze met kennis van zaken hierover kunnen interveniëren, en ook werknemers en hun vertegenwoordigers milieubewuster maken. Om deze doelstellingen te halen, werden diverse instrumenten uitgewerkt, ondermeer vorming voor vakbondsafgevaardigden op het bedrijf, tv-uitzendingen, een studiedag (in 2010) over werk en milieu, een intersyndicaal forum (in 2008) over klimaatverandering en werkgelegenheid, meerdere pilootprojecten in diverse bedrijven of subsectoren, themabrochures, een elektronische nieuwsbrief, ...

De cel ‘Mobiliteit’ Het spreekt vanzelf dat een mobiliteitsbeleid deel uitmaakt van een ‘just transition’, het stoelt immers op een aantal beginselen, zoals rechtvaardigheid, toegankelijkheid, veiligheid en preventie van vervuiling. Het mobiliteitsbeleid dat in de jaren ‘60 en ‘70 ontwikkeld werd en waarbij mobiliteit via de autowegen absolute voorrang kreeg, kan niet worden aangehouden: dit leidt immers tot een impasse op alle gebieden van duurzame ontwikkeling. En toch blijven de autowegen ook vandaag nog marktaandelen binnenrijven: er moeten dus duidelijk andere keuzes gemaakt worden qua vervoersmodus. 17. www.rise.be

22


De problematiek m.b.t. de woon-werk verplaatsingen van werknemers is een van de hefbomen waarop we moeten inwerken. De vakbonden willen projecten en acties uitdragen die bedrijfsvervoerplannen voorstaan, alsook vervoerplannen per activiteitenzone. De vakbeweging staat dus voor een grote uitdaging. De bonden moeten (deel)antwoorden bieden, steeds in het perspectief van het sociaal overleg, zodat ook de noden en de verzuchtingen van de werknemers mee in rekening worden genomen, met aandacht voor de mobiliteitseisen en met de mogelijkheid om van andere vervoermiddelen gebruik te maken. Het is dan ook vanuit deze invalshoek dat het Waals ABVV, in samenwerking met de CEPAG18 (Centre d’éducation populaire André Genot) en in partnership met het Waalse ACV, sinds 2002 over een cel mobiliteit beschikt (in het kader van een overeenkomst met het Waalse Gewest). De rol van deze cel bestaat erin de samenspraak en het sociaal overleg over mobiliteit en verplaatsingen aan te moedigen en de vakbondsafgevaardigden rond deze kwesties mondiger te maken. De cel organiseert ook vorming bestemd voor afgevaardigden op de werkvloer, brengt publicaties uit, doet aan bewustmaking via de vakbondspers en neemt elk jaar actief deel aan de ‘week van vervoering’.

Standpunten en verworvenheden van het Waals ABVV

Als sociale gesprekspartner bekleedt het Waals ABVV een aantal mandaten en neemt het als dusdanig deel aan het Waals sociaal overleg, waarbij het belangrijk lobbywerk verricht bij de beslissingsbevoegde politici en verkozenen. Thierry Bodson, algemeen secretaris van het Waals ABVV, neemt voor de periode 2011-2013 het voorzitterschap waar van de CESW (Conseil économique et social de la Wallonie). De analyses en eisen van het ABVV inzake “just transition” en strijd tegen klimaatverandering worden trouwens in de diverse commissies van deze Waalse sociaal-economische Raad uitgedragen – meer bepaald in de Commissies « Energie », « Mobilité – Aménagement du territoire » (MAT), « Conservation de la nature-Environnement-Ruralité-Agriculture” (CERA) » maar ook in de Commissie « Economie, Investissements, Politiques industrielles et sectorielles, Tourisme et Commerce extérieur », namelijk via de discussies over een groene fiscaliteit. Het Waals ABVV is ook lid van de “Conseil wallon de l’Environnement pour le développement durable” en van de “Commission régionale d’aménagement du territoire”. Inzake energie, inzake bijdrage tot het verwezenlijken van de 2020-doelstelling uit het EU-klimaatplan (de Europese Unie moet tegen 2020 de uitstoot van schadelijke broeikasgassen met 20% terugdringen, het energieverbruik met 20% doen dalen en het aandeel hernieuwbare energie tot 20% optrekken), blijft het Waalse ABVV denkwerk verrichten over het energiebeleid in Wallonië in al zijn dimensies, waaraan het Waals ABVV de dimensie ‘sociale rechtvaardigheid‘ aan toevoegt. Dit is een complex dossier, er komt heel wat bij te pas, denken we maar aan de sectorakkoorden, ETS (Emission trading system of systeem voor CO2-emissiehandel) of ook de groencertificaten. Het Waals ABVV ziet er in de eerste plaats op toe dat elk mechanisme zo transparant mogelijk is en niet ontsnapt aan het sociaal overleg, en bovendien ook zorgt voor nieuwe banen. Het zal er ook over waken dat geen van deze mechanismen kan zorgen voor buitenkanseffecten voor bedrijven, waarbij deze laatste openbare fondsen zouden aanwenden voor privé-investeringen (die toch al gepland waren) of (een deel van) hun activiteiten naar het buitenland verhuizen naar landen die het niet zo nauw nemen met sociale en milieunormen (in plaats van vervuilende emissies terug te dringen). Het is duidelijk dat de ontwikkeling van ‘green jobs’ niet kan zonder een vormingsbeleid dat voorbereidt op deze nieuwe beroepen, een vormingsbeleid dat zich niet alleen richt tot die werknemers die van baan zullen veranderen of in hun huidige baan zullen evolueren, maar dat ook afgestemd op het onderwijs.

Strijd tegen energiearmoede Het Waals ABVV verbindt er zich ook toe deel te nemen aan de strijd tegen energiearmoede. In dit verband is het Waals ABVV vice-voorzitter van de “Réseau wallon d’accès durable à l’énergie” (RWADé), een netwerk dat niet alleen oplossingen probeert te vinden zodat alle burgers toegang tot energie hebben, maar ook institutionele instrumenten uitwerkt voor het beheer van deze toegang. De burgers informeren zodat ze meer en beter kunnen deelnemen aan het energiebeleid, behoort ook tot de opdracht van dit netwerk. 18. www.cepag.be

23


Het Waals ABVV en het RWADé-netwerk eisen meer bepaald de afschaffing van het systeem van de ‘budgetmeters’ die op verzoek van een energieleverancier geplaatst worden bij klanten met betaalmoeilijkheden. Via een budgetmeter die met een chipkaart werkt, kan de consument zijn verbruik op voorhand betalen (volgens hetzelfde systeem dus als een belkredietkaart voor een mobiele telefoon). In de praktijk blijkt dit systeem sociaal gesproken ondoeltreffend te zijn, in een groot aantal gevallen sluit de consument zelf zijn stroomvoorziening af en heeft dus geen elektriciteit meer. Bovendien is hier een aanzienlijke kostprijs aan verbonden, die op de consument verhaald wordt.

Toegang voor gezinnen met bescheiden inkomens tot de maatregelen uit de Alliantie Werk en Milieu voor de verbetering van de energie-efficiëntie van de huisvesting Het Waals ABVV nam ook actief deel aan de discussies over een eerste Alliantie Werk en Milieu (een initiatief van JeanMarc Nollet, Waals minister voor Energie en Leefmilieu) m.b.t. de energierenovatie van gebouwen. Een alliantie Werk-Milieu kadert in het “‘Plan Marshall 2. Vert “ en heeft als streefdoel: • een nieuw, duurzaam, solidair economisch groeimodel dat kansen biedt inzake werkgelegenheid, economische ontwikkeling, en een antwoord biedt op de milieu-uitdagingen; ; • Wallonië doen uitgroeien tot een model inzake duurzame ontwikkeling op Europees vlak, met daarbij nieuwe werkgelegenheid die zo goed als niet delocaliseerbaar is. In Wallonië dateert zowat de helft van de woningen van vóór 1945, er zijn dus dringend investeringen nodig om de energie-efficiëntie van deze woningen te verbeteren. De Alliantie Werk en Milieu is dan ook een zeer nuttig initiatief, zowel in de strijd tegen de klimaatopwarming als in de strijd voor meer jobs in de bouwsector. Het ABVV heeft in dit verband enkele kritische opmerkingen: tijdens deze legislatuur zal minder dan 2% van de privéwoningen bij die renovatie betrokken worden, bovendien houdt dit plan het risico in dat overheidsgeld besteed wordt aan de financiering van werken die sommige, meer gegoede gezinnen ook uit eigen beurs zouden kunnen betalen. Een van onze belangrijkste eisen is dan ook dat gezinnen met bescheiden inkomen (en die moeite hebben om hun energiefactuur te betalen) bij voorrang toegang zouden krijgen tot leningen met een rentevoet van nul percent en tot de subsidies die de Alliantie Werk-Milieu verstrekt. Hiertoe kunnen dan ook synergieën ontwikkeld worden tussen het centraal contactpunt (« guichet unique ») van de Alliantie en de diverse sociale diensten en OCMW’s.

Hernieuwbare energieën ten dienste van de sociale vooruitgang Een andere “politieke werf” van het Waals ABVV (ten gunste van zowel klimaat als leefmilieu) is het systeem van de groencertificaten. Dit werd in 2002 door Wallonië ingevoerd om een van de 202020-doelstleningen te halen, namelijk tegen 2020 het aandeel hernieuwbare energie in de eindconsumptie ven energie optrekken tot 20 %. Het belangrijkste voordeel van het mechanisme van die onderhandelbare certificaten is wel dat de wetgever de mogelijkheid heeft om te bepalen dat, op het totale elektriciteitsverbruik, een bepaald percentage elektriciteit uit hernieuwbare energie moet komen. In grote lijnen werkt het systeem van de groencertificaten aan de hand van een gereguleerd marktmechanisme, gebaseerd op vraag en aanbod. Ook al heeft dit mechanisme bewezen dat het eerder doeltreffend was inzake de uitbouw van de productie van hernieuwbare energie, toch moeten we opmerken dat het in grote mate door privébelangen beheerd wordt, en die zijn eerder geneigd om gebruik te maken van minder dure technologieën om zo snel mogelijk een investeringsrendement te halen (een snelle return on investment). Bovendien wordt de factuur voor groene energie niet door Electrabel, niet door vervuilende bedrijven of niet door energie opslorpende bedrijven betaald, maar wel door de gezinnen. Ook al voorziet de ‘Déclaration de politique régionale pour 2009-2014’ expliciet in het bevorderen van een gedecentraliseerde productie van groene elektriciteit via het aanmoedigen van burgerparticipatie in de productie van hernieuwbare energie (bijvoorbeeld via een burgercoöperatieve), toch blijft de privésector hier een dominerende (zelfs groeiende) rol spelen. Het Waals ABVV is dan ook van plan de ontwikkeling van gedecentraliseerde hernieuwbare elektriciteitsproductie aan te moedigen, om zo het monopolie van Electrabel te doorbreken (op alle niveaus van de energieproductie) en de burgers meer gewicht te geven, dit in een context van een geliberaliseerde markt. Verder stelt zich ook de vraag of het opportuun is om, naast een burgerinitiatief m.b.t. hernieuwbare energie, terzake ook het overheidsinitiatief uit bouwen. Dit zou immers bescherming van het leefmilieu en algemeen belang beter met elkaar verzoenen.

24


25


4.1.2.4. Het ABVV-Brussel

Inleiding In een Gewest met meer dan één miljoen inwoners, dat dagelijks ca. 350.000 pendelaars ontvangt, vormt de luchtkwaliteit zonder enige twijfel een cruciale uitdaging. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moet namelijk zijn internationale verbintenissen op dat vlak (onder meer het protocol van Kyoto) nakomen, maar ook en vooral zorgen voor een kwalitatieve leef- en werkomgeving. Bovendien kan de opname van de milieudimensie in de economische en sociale besluitvorming een voorwaarde zijn voor leefbare jobs en zelfs een belangrijke hefboom voor het scheppen van nieuwe, moeilijk delocaliseerbare banen. In dit verband zijn wij ervan overtuigd dat de werknemersvertegenwoordigers en hun vakbonden over bijzondere troeven beschikken om bij te dragen aan de bewustmaking rond het milieu en rond duurzame ontwikkeling in de ondernemingen of instellingen. Het ABVV-Brussel eist van de regionale overheid een beleid van duurzame economische en sociale ontwikkeling dat spoort met de principes van duurzame ontwikkeling. In Brussel, gewest waar de tertiaire sector de boventoon voert, is de uitstoot van broeikasgas hoofdzakelijk het gevolg van verwarming (67%) en in mindere mate van het autoverkeer (18%). Daarom legde het ABVV-Brussel zich syndicaal en politiek toe op het verbreden van zijn werking op het gebied van de energierenovatie van woningen en het bewustmaken van zijn militanten van de milieu-uitdagingen.

Alliantie Werk en Milieu, een duurzame niche

Verscheidene studies tonen aan dat er alleen al in de huisvestingssector in Brussel een enorm potentieel schuilt aan een economisch rendabele verlaging van de broeikasgasuitstoot. De Brusselse gebouwen, d.w.z. woningen, ondernemingen en overheidsgebouwen, verouderen. De keerzijde van de geringe energie-efficiëntie ervan is een jaarlijkse energierekening van om en bij de 2 miljard euro, rekening die maar blijft aandikken voor de gezinnen, de ondernemingen en de collectieve voorzieningen in Brussel. Daarom eist het ABVV sinds 2004 een ambitieus energierenovatieplan van de gebouwen in het kader van een Alliantie voor Werk en Milieu. In het licht van de ecologische en sociale uitdagingen waarvoor we staan, vormen bouw en renovatie inderdaad een toekomstgerichte sector, zowel qua nieuwe banen en economische activiteiten als qua antwoord op de klimaat- en energie-uitdagingen. De krachtige mobilisatie van het ABVV voor het Duitse experiment wierp uiteindelijk vruchten af na de regionale verkiezingen van 2009. De regering van het Brussels Gewest nam in het regeerakkoord het principe van een Alliantie voor Werk & Milieu op. De Brusselse regering besloot er een hoofdlijn van de legislatuur te maken. Zij wilde dit originele mechanisme immers gebruiken om alle gewestelijke actoren te mobiliseren rond enkele voor het leefmilieu belangrijke domeinen die kunnen zorgen voor een duurzame verbetering van de werkgelegenheid in het Gewest (bouw, afvalbeheer, water, bodemsanering, …). Van bij het begin van de regeerperiode nam de regering het initiatief om de sociale gesprekspartners bijeen te roepen met het oog op de uitwerking van een Pact voor duurzame stadsgroei dat de privésector en de beroepssectoren in Brussel moet mobiliseren voor werk en beroepsopleiding. De Alliantie voor Werk en Milieu vormt één van de vijf in dit Pact opgenomen prioritaire domeinen. Op 10 december 2009 lanceerde de gewestregering een eerste overleg rond de uitwerking van een Alliantie Werk en Milieu op het gebied van duurzaam bouwen dat als de prioritaire sector vooropgesteld werd. In de volgende jaren zouden dan andere domeinen aan bod komen. De concrete uitwerking van deze Alliantie werd in oktober 2010 afgerond na bespreking in acht workshops. Deze workshops, samengesteld uit spelers afkomstig uit zowel de privé- als uit de openbare sector, bepaalden enerzijds de noden van de actoren die verband hielden met het thema van de workshop en anderzijds de concrete oplossingen om die noden te lenigen. Deze fase leidde tot het vooropstellen van 44 concrete acties waaronder de uitwerking van specifieke vormingsmodules voor duurzaam bouwen, de netwerking van de actoren, de toekenning van labels, enz. … Deze concrete acties zijn nu in de uitvoeringsfase beland.

26


Om deze Alliantie tot een succes te doen uitgroeien, kijkt het ABVV-Brussel erop toe dat tijdens het hele proces de goede werking van het sociaal overleg gewaarborgd wordt. Het ziet meer bepaald toe op de uitvoering van maatregelen die de energierekening van de armste gezinnen kunnen verlagen, met bijzondere aandacht voor de huurders. Tot slot wil het Brussels ABVV dat voor de sector begeleidings- en reguleringsmaatregelen genomen worden om de te vaak voorkomende oneerlijke concurrentie in de bouwsector te voorkomen. Deze plaag die de arbeidsomstandigheden bezwaart, komt frequent voor in het Brussels Gewest waar de zwaarte van het beroep gepaard gaat met bijzonder grote druk van onderaanneming, detachering van werknemers, irreguliere arbeid, misbruik van mensen zonder papieren, ...

BRISE, BRussels Intersyndicaal netwerk voor SEnsibilisering

Het Brussels Intersyndicaal Netwerk voor Sensibilisering rond Milieu werd in 2006 opgericht door het ABVV-Brussel, het ACV en de ACLVB, om in gemeenschappelijk front een vakbondsproject rond het leefmilieu op te zetten. BRISE steunt op de ervaring opgedaan door de vakbonden in het Waals Gewest (RISE) en in het Vlaams Gewest (DUA), zonder de specificiteit van het sociaal-economische landschap in het Brussels Gewest uit het oog te verliezen. De algemene doelstelling is dat milieuzorg deel moet gaan uitmaken van de vakbondspraktijk, met het vooruitzicht dat ook banen ontstaan in sectoren die zowel de gezondheid van de werknemers als het milieu ten goede komen. De opdracht van het netwerk is drievoudig: 1. De werknemersafgevaardigden en vakbondsstafmedewerkers bewustmaken van de milieuproblemen in hun bedrijf en van de duurzame oplossingen die mogelijk zijn. 2. Syndicale deskundigheid ontwikkelen door het aanreiken van de onderzoeks- en interventiemiddelen die nodig zijn bij onderhandelingen met de werkgevers d.m.v. concrete maatregelen en actieplannen. 3. Bij de bevoegde overheden, zowel op sectoraal als op intersectoraal niveau, maatregelen m.b.t. economische steun, werkgelegenheid en beroepsopleiding uitwerken, voorstellen en aanprijzen, die bijdragen: • enerzijds tot een betere integratie van de ondernemingen in het stadsweefsel, wat een van de voorwaarden is voor het behoud en de uitbreiding van de bestaande werkgelegenheid; • anderzijds tot het ontplooien van nieuwe activiteiten die banen scheppen (vooral dan voor kortgeschoolden) en ecologisch nuttig zijn – voornamelijk in domeinen als ecologisch bouwen of renoveren, afvalbehandeling, bodemsanering, goederenvervoer, rationeel energiegebruik, ... Acties worden gevoerd in allerlei vormen. Elk jaar wordt een onderwerp gekozen en uitgediept: het woon-werkverkeer (personen en goederen in een stadsomgeving), duurzame voeding, milieubeheer in de onderneming, de economische transitie, … • De vormingen zijn erop gericht het debat en het denkwerk aan te zwengelen, de afgevaardigden bewust te maken en te vormen, maar ze ook relevante, concrete gegevens en middelen te bezorgen zodat zij de milieuzorg in hun syndicale praktijk kunnen opnemen. • De fora die jaarlijks georganiseerd worden, zijn de afsluiter van de vormingscycli. • De KYOTO-groep telt een vijftiental ervaren afgevaardigden uit verschillende sectoren. Zij komen uit de drie vakbonden en zijn overtuigd van de noodzaak om milieuacties in hun bedrijf te voeren. Deze groep is in de eerste plaats een interactieve denk-, ondersteuning- en actiegroep. De groep stelt ook syndicale actiefiches op voor de andere vakbondsafgevaardigden. • De publicaties: er komen ook nog thematische brochures (vervuiling binnenhuis, airconditioning op de werkplaats) om de vakbondsafgevaardigden een praktische tool ter beschikking te stellen, die een antwoord biedt op hun bekommernissen in de bedrijven. Samen met het studiebureau van het ABVV-Brussel heeft het Brise-netwerk een reflectie opgestart over de economische transitie. Het gaat om een transversale reflectie, via intersyndicale seminaries, fora en in de groep van Kyoto.

27


Transitie naar een egalitaire, rechtvaardige en duurzame ontwikkeling

Het ABVV denkt sinds het Congres van 2010 na over de economische transitie: hoe een economisch rechtvaardige transitie in Brussel organiseren. Wat zijn de uitdagingen, de doelstellingen en de modaliteiten voor de uitvoering ervan? De huidige crisis bewijst dat het financieel en geglobaliseerd kapitalisme “onhoudbaar” is, zowel op financieel en economisch vlak, als op sociaal en milieugebied. Op middellange en lange termijn tekent zich echter een nieuwe crisis af, die heel ernstige gevolgen kan hebben voor de toekomst van de mensheid: de ecologische crisis. De werkwereld staat dus voor een dubbele uitdaging: een sociaal-economische en milieu-uitdaging. Het komt erop aan te verhinderen dat de kapitalistische economie sociale verwoestingen aanricht; en tegelijkertijd te beletten dat de vernietigende gevolgen voor het milieu de toekomst van de planeet in gevaar brengen. Er moet gewerkt worden aan een nieuw ontwikkelingsmodel dat rechtvaardig is en duurzaam, dat niet alleen oog heeft voor de sociale aspecten, maar ook de milieuaspecten van de economische ontwikkeling. Een belangrijke voorafgaande voorwaarde voor deze evolutie is dat deze een “just transition” inhoudt voor alle werknemers, waardoor het globale werkgelegenheidsvolume behouden blijft. Voor het ABVV moet een duurzame stad een sociale stad zijn. Het na te streven doel is duidelijk: “een beter leven voor de inwoner”. In haar meerderheidsakkoord 2009-2014 uit de Brusselse gewestregering de wil om van bij het begin van de legislatuur een nieuw “Gewestelijk Plan voor duurzame ontwikkeling” (GPDO) goed te keuren. Het is de bedoeling om daarbij de openbare en privé-actoren te betrekken en de regionale “dynamische krachten” te mobiliseren voor een gewestelijke duurzame ontwikkeling ten dienste van de Brusselaars. ABVV-Brussel heeft aan de regering gevraagd (en van haar verkregen) dat dit Plan aangevuld wordt door de voorafgaande afsluiting, tussen de Overheid en de sociale gesprekspartners, van een Pact voor een duurzame Stedelijke Groei (PDSG). Het PDSG werd op 29 april 2011 ondertekend en moet nog concreet ingevuld worden. Het PDSG is geen ontwikkelingsplan, maar bevat een aantal contractuele engagementen over de socio-economische toekomst van Brussel. In grote lijnen hebben de regering, de werkgevers en de vakbonden een akkoord bereikt over het volgende: 1. de uitdagingen m.b.t. de duurzame stedelijke groei; 2. de 15 transversale maatregelen die genomen moeten worden om een aantal hinderpalen voor duurzame groei weg te werken en de synergieën te versterken; 3. de 5 prioritaire actiedomeinen: • het leefmilieu; • de internationale ontwikkeling; • handel en horeca; • de social-profitsector, het openbaar ambt en de buurtdiensten; • de innoverende sectoren.

28


29


4.2. Het Internationaal Vakverbond (IVV): standpunten en eisen Het Internationaal vakverbond (IVV) verdedigt de belangen van 175 miljoen werknemers, in 305 aangesloten organisaties, in 151 landen. Het IVV werd opgericht bij het stichtingscongres van Wenen (1-3 november 2006). Het IVV verenigt de organisaties die vroeger lid waren van het IVVV (Internationaal Verbond van Vrije Vakverenigingen) en het WVA (Wereldverbond van de Arbeid). Het IVV is ook actief in de strijd tegen klimaatverandering. Op zijn jongste internationaal Congres (Vancouver, juni 2010) maakte het IVV van de strijd tegen klimaatverandering een van zijn prioritaire acties voor de komende jaren. Op dit zelfde congres werd trouwens een resolutie in die zin goedgekeurd (“Resolution on combating climate change though sustainable development and just transition”, resolutie over de strijd tegen klimaatverandering via duurzame ontwikkeling en een rechtvaardige transitie)19. Voor het IVV ligt de oorzaak van de klimaatcrisis in een sociaal onrechtvaardig, ecologisch onhoudbaar en economisch inefficiënt model, dat niet in staat is waardig werk en een waardig leven voor miljoenen mensen te waarborgen. Voor de vakbeweging kunnen er geen valabele klimaatbeleidslijnen zijn zonder sterk sociaal luik! Het IVV ijvert voor een geïntegreerde aanpak van de duurzame ontwikkeling en de strijd tegen klimaatverandering. Deze aanpak impliceert een “just transition” of overgang, waarbij sociale vooruitgang, bescherming van het milieu en de economische behoeften samen mee in rekening worden genomen. De transitie moet gebeuren in het kader van een globaal democratisch bestuur, waarbij de syndicale rechten en de mensenrechten gerespecteerd worden en de gendergelijkheid een feit is. Het IVV herhaalt dat de klimaatcrisis een unieke gelegenheid vormt voor een - op wereldniveau gecoördineerde - sociale transitie, met als bedoeling het leefmilieu, de werkgelegenheid, de welvaart en het menselijke welzijn te verbeteren. In november 2008 werd het IVV door de Verenigde Naties als « Formal Constituency » erkend. Het IVV neemt dan ook actief deel aan de VN-onderhandelingen over Klimaat (Conference of Parties – COP). Dit betekent dat de vakbondsvertegenwoordiging gedurende de onderhandelingen (zoals bijv. de Cop15) verzekerd wordt en dat syndicale bijdragen mogelijk zijn: ofwel mondeling (tijdens de plenaire zittingen) ofwel schriftelijk (bij het Secretariaat van de Verenigde Naties). Dankzij zijn actie bij de verschillende delegaties in Cancun (waaronder die van België, dat toen het EU-voorzitterschap waarnam) werden de eisen m.b.t. een ‘just transition’ of rechtvaardige transitie en waardig werk opgenomen in de akkoorden van Cancun (COP17): “The Conference of Parties realizes that addressing climate change requires a paradigm shift towards building a lowcarbon society that offers substantial opportunities and ensures continued high growth and sustainable development, based on innovative technologies and more sustainable production and consumption and lifestyles, while ensuring a just transition of the workforce that creates decent work and quality jobs “ Zodoende werd de rechtvaardige transitie en dus de aandacht die wereldwijd aan de werknemers besteed moet worden, goedgekeurd door de 193 landen die lid zijn van de UNO. Voor de vakbonden wereldwijd betekent deze overwinning een referentie waarnaar op nationaal en lokaal vlak verwezen mag worden, opdat onze vertegenwoordigers de nodige middelen zouden aanwenden om de rechtvaardige transitie naar een koolstofarme maatschappij te realiseren. Op zijn Algemene Raad van 2 tot 4 februari 2011 keurde het IVV een 2de resolutie over klimaat goed « Resolution on trade unions, climate change and het Rio+20-process » (resolutie over vakbonden, klimaatverandering en het Rio+20 proces)20. Deze resolutie vraagt een sterke mobilisatie van de vakbonden en het maatschappelijk middenveld in 2011 om de regeringen uit hun « comfortzone » te halen en om meer engagementen te krijgen.

19. Zie http://www.ituc-csi.org 20. http://www.ituc-csi.org/8ste-Algemene Raad-resolutie,8494.html

30


4.3. Het Europees Vakverbond: standpunten en eisen Ook voor het Europees Vakverbond (EVV) is de strijd tegen klimaatverandering een prioriteit. De uitdagingen verbonden aan klimaatverandering zijn velerlei: • de CO2-uitstoot reduceren in het kader van de klimaatverandering. Daartoe hebben wij instrumenten van regulering wereldwijd, nieuwe investeringen en nieuwe sociale onderhandelingen nodig. Zo niet, zullen de markten op een hoofdzakelijk financiële basis blijven groeien; • rekening houden met de problematiek van de werkgelegenheid, met de mogelijkheid op echte sociale transities op professioneel vlak, waarbij de inbreng van de sociale gesprekpartners en anderzijds de informatie en participatie van de werknemers in de besluitvorming gegarandeerd worden. Het EVV heeft vele resoluties goedgekeurd om zijn eisen m.b.t. het klimaat bekend te maken21: • Resolutie over een duurzame “New Deal” voor Europa en in het vooruitzicht van de Top van Cancun, Brussel, 1314/10/2010; • “Climate disruptions, new industrial policies and ways out of the crisis” (Klimaatverandering, de nieuwe industriële beleidslijnen en de mogelijkheden om uit de crisis te geraken), Brussel, 20-21/10/2009; • EVV-standpunt over het pakket « klimaatverandering en energie », Brussel, 04-05/maart/2008. De Europese vakbeweging is voorstander van een ambitieus en afdoend internationaal akkoord om de opwarming van de aarde tot 2 graden maximum te beperken. Dit akkoord zou in lijn moeten zijn met het scenario van de intergouvernementele werkgroep inzake klimaatverandering waarin voorzien wordt in een reductie van broeikasgasuitstoot met minstens 25 à 40% tegen 2020 (ten opzichte van het niveau van 1990) in de industrielanden. Wat de financiële bijdrage van de EU betreft en dus de financiële solidariteitsinstrumenten, vraagt het EVV de oprichting van een internationaal fonds en van een Europees fonds voor de ontwikkeling van koolstofarme technologieën, energieefficiënte technologieën en hernieuwbare energie in de ontwikkelingslanden. Het EVV eist ook de invoering van een werkgelegenheidsbeleid gebaseerd op sociale bescherming, de bevordering van waardig werk en van de openbare diensten. Het EVV vraagt ook een verbeterd Europees bestuur, via de uitvoering van versterkte Europese beleidslijnen m.b.t. de industrie en het onderzoek. In deze context moet Europa gecoördineerde globale initiatieven inzake onderzoek en ontwikkeling, uitwisseling van wetenschappelijke kennis en verspreiding van groene technologieën op wereldvlak bevorderen. In deze context vraagt het EVV een Europees koolstofarm industriebeleid, gebaseerd op een Europese gecoördineerde industriële strategie om de verdeeldheid binnen Europa en de negatieve effecten van de zucht naar kortetermijnwinst van de industriële investeringen te overstijgen. Daartoe moet deze Europese koolstofarme strategie gebaseerd zijn op de principes van de rechtvaardige transitie. Het EVV heeft ook over het probleem van klimaatverandering en de impact ervan op de werkgelegenheid en de werknemers in Europa een aantal studies uitgevoerd. Een voorbeeld: de studie over “Climate disruptions, new industrial policies and ways out of the crisis”22 (klimaatverandering, nieuwe industriële beleidslijnen en mogelijkheden om uit de crisis te geraken). Deze studie toont duidelijk aan dat werkgelegenheid bekeken moet worden in al haar aspecten. Het is mogelijk om nieuwe banen te scheppen in sectoren die op hernieuwbare energie gericht zijn, maar ook op het vlak van energieefficiëntie, meer bepaald in de bouwsector. Deze studie toont aan dat alle sectoren en banen betrokken worden bij deze transitie. Voor het EVV moet de sociale dimensie sterk aanwezig zijn in de Europese beleidsmaatregelen ter ondersteuning van de industriële strategieën die tegemoetkomen aan de eis van een koolstofarme economie en aan de verzuchtingen van de werknemers op sociaal vlak. Wij moeten ervoor zorgen dat de groene groei van morgen bijdraagt tot het behoud van een kwaliteitsvolle werkgelegenheid, tot het scheppen van kwaliteitsvolle banen en tot een sociale vooruitgang. Het EVV is ook actief in het kader van het IVV over de klimaatkwesties. Het neemt deel aan de vakbondsdelegaties die aanwezig zijn op de VN-klimaatconferenties.

21. Details en info: http://www.etuc.org/r/788 22. Zie http://www.etuc.org/a/7585

31


32


5. En morgen?

De eisen van het ABVV

Het ABVV is zich ervan bewust dat de transitie naar een economie met lage CO2-uitstoot een grote uitdaging vormt. Het Statutair Congres van juni 2010 « Solidariteit tegen ongelijkheid » heeft een volledig hoofdstuk gewijd aan de problematiek van klimaatverandering, de impact ervan op de werknemers en de minst begoeden en de noodzaak om dringend sociale maatregelen te nemen om rechtvaardige en duurzame oplossingen te vinden. De voornaamste eisen van het ABVV (uitgedrukt in het kader van zijn Congres) zijn: • een rechtvaardige transitie naar een koolstofarme economie; • een rechtvaardig, ambitieus en afdwingbaar internationaal akkoord over klimaatverandering; • een politiek kader voor een rechtvaardige transitie om de broeikasgassen te reduceren en de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen; • een reductie van de broeikasgassen (BKG), nodig om de opwarming van de aarde tot 2°C te beperken, want boven die grens zouden de gevolgen voor onze planeet en de mens onomkeerbaar zijn; • ondersteuning van het scenario van de Intergouvernementele werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC), die tegen 2050 een vermindering van de BKG met 85% beoogt, en die de noodzaak onderstreept van tussentijdse doelstellingen om dit doel te bereiken, met inbegrip van een vermindering met minstens 25 à 40 % in de industrielanden tegen 2020 (ten opzichte van het niveau van 1990); • de volwaardige participatie van de vakbonden, via de sociale dialoog, aan de uitvoering van de maatregelen voor een rechtvaardige transitie op de werkplaats, op sectoraal, nationaal en internationaal niveau; • de sensibilisering van de overheid en van de publieke opinie over het algemeen, over het belang van de maatregelen ter ondersteuning van een rechtvaardige transitie; • de verbetering van de competenties, beroepsvorming/opleiding en andere maatregelen om de werknemers die hun baan verliezen in alle sectoren weer aan de slag te krijgen; • een proces om van elke economische sector een duurzame bedrijfssector te maken; • een aangepaste sociale bescherming, investeringen in koolstofarme technologieën; • Europees gecoördineerde industriële beleidsmaatregelen en op het vlak van onderzoek; • invoering van een transparant, democratisch wereldbestuur, dat efficiënt zal blijken in de transitie naar een koolstofarme economie en een efficiënt beheer van de hulpbronnen mogelijk zal maken; • op het vlak van gendergelijkheid, gebruik maken van de kansen die nieuwe groene banen bieden om vrouwen vorming te geven en ze aan te moedigen in deze sector te gaan werken; • de invoering van een regulering van de koolstofmarkten. De financiële speculatie bij de aankoop en verkoop van CO2-uitstoot is niet verenigbaar met de reële en absolute noodzaak om de CO2-uitstoot te verminderen en moet dus vermeden worden. In de bedrijven voeren de vakbondsvertegenwoordigers sensibiliseringsacties bij hun leden en oefenen zij druk uit op de werkgevers opdat zij meer milieuvriendelijke strategiën uitstippelen. Elke werkplek moet « duurzamer » zijn. De vakbonden hebben bewezen dat zij geleidelijk verandering tot stand konden brengen qua arbeidsvoorwaarden, veiligheid en gelijke behandeling. De syndicale werking zou, met een bepaling waarin meer fundamentele rechten worden voorzien voor de werknemers inzake bescherming van de gezondheid en van het leefmilieu op de werkplaats, veel doeltreffender zijn. Ook de overheid heeft een centrale rol te spelen in de strijd tegen klimaatverandering.

33


Kwaliteitsvolle openbare diensten en leiderschap van de openbare sector zouden centraal moeten staan in een globaal antwoord op klimaatverandering. De essentiële rol van de openbare diensten in sleutelsectoren zoals onderwijs, gezondheid en transport moet onderstreept worden. Hetzelfde geldt voor de toegang tot energie om de basisbehoeften te vervullen. Deze diensten zijn heel belangrijk om een bijdrage te leveren aan een rechtvaardige en efficiënte klimaatbeleidsmaatregelen. De reductie van de BKG bijv. zal door een groter aanbod van openbaar vervoer vergemakkelijkt worden. Op zijn beurt zal dit de mobiliteit van de economisch gezien meest kwetsbare burgers, bevorderen. De energie-efficiëntie van de gebouwen in België is vergelijkbaar met die van Griekenland of Portugal, maar het klimaat is duidelijk anders in ons land. Uit studies blijkt dat de energie-efficiëntie van de gebouwen in België met 30% zou verbeterd kunnen worden. Wij vragen meer inspanningen op het gebied van energiebesparing en het beheer van de energievraag. Deze maatregelen die de uitstoot reduceren, zouden ook nieuwe banen kunnen scheppen. De energie die meestal ingevoerd wordt, zou vervangen worden door technologieën en diensten met laag verbruik, die lokaal geproduceerd worden. Als vertegenwoordigers van miljoenen werknemers wereldwijd vormen de vakbonden een niet onbelangrijk deel van de oplossing. Bewust van onze verantwoordelijkheden ten opzichte van de werknemers, de burgers en de toekomstige generaties hebben wij het voortouw genomen van acties die kaderen in de 3 pijlers van duurzame ontwikkeling: de economische, milieu- en sociale dimensie. Op alle niveaus – internationaal, regionaal, nationaal, sectoraal en op bedrijfsniveau – hebben de vakbonden zich geëngageerd in acties ten voordele van een meer rechtvaardige, duurzame maatschappij, met meer respect voor de werknemers- en mensenrechten. Het is nodig om de sociale dialoog te verankeren voor de uitvoering van de maatregelen die nodig zijn om de werknemers te begeleiden in de transitie naar die nieuwe economie.

34


35


36


6. Conclusie De kwaliteit van het milieu, de verdediging van de werknemers en de sociale rechtvaardigheid zijn onlosmakelijk verbonden. De uitdaging voor het ABVV bestaat erin een juist evenwicht te vinden in de bescherming van het leefmilieu en van de sociale rechtvaardigheid. Wij moeten de toekomst verzekeren van alle bewoners van onze planeet, vandaag en morgen. De werknemers en a fortiori de economisch gezien meest kwetsbare werknemers zijn het slachtoffer van slecht beheerde transities. De werknemers (ook de meest kwetsbare werknemers) moeten dus ondersteund worden bij deze transitie. Wij kunnen niet aanvaarden dat werknemers in de kou blijven staan omwille van een beleid dat gebaseerd is op winstbejag. Er bestaan duurzame oplossingen. Wij kunnen niet aanvaarden dat sommigen lijden en zelfs sterven door van klimaatverstoringen. De klimaatbeleidsmaatregelen geven de mogelijkheid om de economieën die verwoest werden door het winstbejag, opnieuw op te bouwen. Volgens het ABVV moeten wij van koers veranderen en de weg kiezen van duurzaam waardig werk, met lagere CO2-uitstoot. Klimaatrechtvaardigheid, verdediging van de rechten van de werknemers en sociale bescherming vormen één onlosmakelijk geheel. Een versterking van de rol van de openbare diensten, heffingen op kapitaal en vervuiling in plaats van op arbeid en het streven naar energie-efficiëntie kunnen zorgen voor duurzame jobs. Wij moeten die kans grijpen, wij moeten de weg van de rechtvaardige transitie inslaan om een koolstofarme maatschappij te verwezenlijken. Als progressieve vakbond hebben wij, ABVV, de ambitie en de wil om de wereld te veranderen. Om er een rechtvaardiger, meer solidaire wereld van te maken, waarbij de strijd tegen ongelijkheid en bescherming van het leefmilieu samengaan.

37


Nota’s

38


39


Voor meer info: ABVV Hoogstraat 42 | 1000 Brussel Tel. +32 2 506 82 11 | Fax +32 2 506 82 29 infos@abvv.be | www.abvv.be Volledige of gedeeltelijke overname of reproductie van de tekst uit deze brochure mag alleen met duidelijke bronvermelding. Verantwoordelijke uitgever: Rudy De Leeuw Š november 2011 Cette brochure est aussi disponible en français www.fgtb.be/brochures D/2011/1262/24 Design by www.ramdam.be


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.