3 minute read

De Gouden Gors

Dit voorjaar tro en me twee meldingen in onze vogelwereld, nu eens geen superzeldzaamheden in donkerrood, maar ‘gewoon’ waarnemingen van de geelgors die met de nodige tamtam gemeld werden, alsof ze hun gewicht in goud waard zijn.

Met de nodige schroom tegenover de huidige jonge waarnemers moet ik weeral eens verwijzen naar de tijd dat die soort algemeen was: rond de jaren zestig van vorige eeuw. Daniel Packet vertelde me toen dat hij in de West-Vlaamse polders de soort wist wonen in aardappelvelden, ‘op de rand van het perceel’, wat hem goed uitkwam om daar te ringen. Het was het begin van zijn lange carrière als belangrijke ringer, later ook in onze regio. Zelf vonden we de soort toen zowat overal bij ons, niet alleen in de ‘behaagde’ landschappen maar inderdaad ook in de weiden en langs akkers … en ergens rond 1965 ving mijn buurman in Kluisbergen meer dan 100 geelgorzen in één winter, gewoon op de akker op een voederplaats, met het doel de mooiste mannetjes te laten kruisen met zijn ‘poppetjes’ kanarie. De rest mocht gelukkig weer vliegen …

Advertisement

Wat is er gebeurd dat de geelgors, samen met neefje grauwe gors en ook ringmus e.a. op zo een korte tijd volledig aan het verdwijnen zijn? En goud is de geelgors misschien wel waard als men uitrekent wat al die o iciële akkervogelmaatregelen van de laatste jaren ter herstel van de soort reeds gekost hebben en hoe weinig resultaat dat had. Hier en daar zijn ze er nog wel, maar ieder jaar minder, en het gaat snel. De twee vermelde gouden gorzen van dit jaar zitten in nieuwe natuur: eentje in een nieuwe hoogstamfruitboomgaard met meidoornhaag rondom van een professionele fruitkweker in Kluisbergen rond de Hotond, de tweede in een project van een jager met akkervogelvriendelijk beheer van zijn gronden. Op beide plaatsen zat de geelgors daar ook vroeger, maar was er de laatste jaren verdwenen. Het nieuw gecreëerde biotoop en het gevoerde ‘beleid’ staat hem dus aan, maar als soort gaat de geelgors daardoor niet overleven natuurlijk en euforie is misplaatst, het zijn druppels op een hete plaat, maar ze wijzen de weg.

Een van de zaken die ontbreekt aan de vele nieuwe projecten is de evaluatie met daaruit volgend een doelmatig beleid, als voorbeeld wegbermbeheer, ortolaan, eikelmuizen, akkervogels, waterbeheer en ja ook reservaatbeheer, enz. Te veel is het project dikwijls al geslaagd voor het begint. Ook met akkervogelprojecten is dat bij ons ten dele zo: men zet zeer mooie voorstellen op papier, koppelt daar geld aan en denkt dat het zal werken. De realiteit: de cijfers van akkervogels blijven pijlsnel dalen, ongeveer sedert 1990. Hoe kan dat? Uit al die mooie voorstellen kiest de landbouwer wat hem voor zijn bedrijfsvoering best uitkomt, logisch en er zijn zeker landbouwers die meegaan in het verhaal en hun akkervogels ‘graag zien’. Hulp voor vogels op minder goede percelen qua grondsoort en zon, dat kan nog de vogels misschien eerder ten goede komen. Maar er wordt bijvoorbeeld te laat gezaaid waardoor er geen vruchtzetting meer is of het is vaak een ‘uitbollende’ boer die het allemaal wel wat gehad heeft of men gebruikt de akkerranden als passage voor landbouwmachines of het verkeerde gewas wordt ingezaaid … En vooral, er is geen resultaat genoteerd, gemonitord in moderne termen, het geld is uitgedeeld en dat is het!

Toch lijkt het voor het publiek en de beleidsmensen succesrijk want bij de wintervoederpercelen heeft men plaatselijk resultaat, soms met een handvol geelgorzen, maar meestal blijft het een verhaal van kepen en vinken en groenlingen die

Geelgors — foto: Bart Heirweg