Leône drijft door!
Zin in leren zwemmen, dat heb je niet zomaar Als zwemonderwijzers over hun werk nadenken, dan gaat het meestal over ‘wat en hoe’. Wat voor oefenstof bied ik aan en hoe bied ik die oefenstof aan. Maar er wordt weleens iets vergeten dat misschien wel veel belangrijker is: de relatie zwemonderwijzer - kind. Zwemonderwijzers zijn beslissend voor de motivatie van kinderen en daarmee voor het resultaat bij het leren zwemmen. De meeste kinderen die onderpresteren in het zwembad of op school, doen dit door een gebrek aan zelfvertrouwen. En wie is nou net de belangrijkste persoon om een kind meer zelfvertrouwen te geven? Juist, de zwemonderwijzer. Kinderen hebben er last van als de zwemonderwijzer niet echt bereikbaar is. Een belangstellende zwemonderwijzer, een goede verstandhouding en een ontspannen sfeer zijn hartstikke belangrijk om (snel) te kunnen leren zwemmen. Als de zwemonderwijzer en een kind elkaar moeilijk kunnen bereiken dan beïnvloedt dit direct het leren van het kind in negatieve zin. Wederzijds vertrouwen is noodzakelijk. Maar ook het vertrouwen dat jij als kind de oefening die de zwemonderwijzer van je vraagt, kunt uitvoeren. Een kind hoort oefenstof op zijn eigen niveau of net er boven te krijgen. Dit maakt differentiatie noodzakelijk. Toch wordt binnen zwemlessen niet echt rekening gehouden met individuele verschillen. Het komt er vaak op neer dat bijna alle kinderen in dezelfde tijd en in dezelfde ruimte, dezelfde opdracht krijgen. Dit geldt vooral in het wedstrijdbassin. Daar waar het banen zwemmen om de hoek komt kijken. Te vaak wordt de geleverde prestatie gekoppeld aan het prestige waarmee naar het kind gekeken wordt of hoe het kind benaderd wordt. Er wordt meer gekeken naar de hoogte van de prestatie dan naar de inspanning die het kind heeft moeten leveren voor die prestatie. Het product (de techniek of eindterm) wordt vaak boven het proces gesteld. Het proces is de weg waarlangs een kind leert zwemmen. Het product is de techniek en uiteindelijk het zwemdiploma. Een kind dat zijn best doet en het probeert, is het hoogste dat je je kunt wensen als zwemonderwijzer. Dan leert het kind zeker zwemmen. In het algemeen is de kennis van de techniek bij de zwemonderwijzers groot genoeg. Soms zelfs te groot voor het niveau van de kinderen! Het lastige is dat de zwemonderwijzer veel van die kennis aan het kind kwijt wil. Maar de zwemonderwijzer zou vooral inzicht in de vorderingen in de techniek van dàt kind moeten hebben. Te veel tijd wordt besteed aan het algemene technische verhaal. Te weinig tijd wordt besteed aan: welke oefening heb jij nodig om beter te zwemmen, hoe krijg je zin om te leren zwemmen en hoe hard is plezier nodig bij het leren zwemmen! Het kind moet zelfachting voelen bij het leren zwemmen en achting voor de andere kinderen en de zwemonderwijzer voelen
en hebben. Daar ontbreekt het nogal eens aan in de relatie zwemonderwijzerkind. Een kind kan het jou als zwemonderwijzer heus wel vertellen waar het om gaat bij het leren zwemmen. Want kinderen zijn gemotiveerd om te laten zien wat ze kunnen en willen heel graag nog meer kunnen. De meeste kinderen zijn nieuwsgierig en ook leergierig. Het liefst willen ze het ‘allemaal zelf kunnen’. Vraag de kinderen er maar eens naar. Dus zin in leren dat is heel gewoon. Het is er ‘gewoon’. Maar het stelt wel zijn eisen aan de zwemonderwijzer. Wat je het kind aanbiedt om te leren, moet de interesse van het kind vangen. Daarbij mag het kind zelf een beetje de regie over zijn eigen leerproces voeren, waarbij jij als zwemonderwijzer beschikbaar bent om te helpen. De leerweg moet plezierig zijn en zonder angst. Het kind heeft niet zo veel instrumenten tot zijn beschikking als de relatie met de zwemonderwijzer niet zo prettig is. Het kind kan alleen maar hopen op een fijne zwemonderwijzer. De instrumenten die een kind tot zijn beschikking heeft als dit niet het geval is, zijn zeg maar de eigenschappen van een ‘vervelend, irritant, onopgevoed kind waarvan de zwemonderwijzer precies weet hoe hij daar thuis zelf mee om zou gaan’! Laatst las ik een column van Asha ten Broeke in Trouw. Haar kind had gehuild na de zwemles. Het was alweer niet gelukt om 6 meter onder water te zwemmen. De zwemonderwijzeres had de moeder even apart genomen. “Ja, en dan staat ze te snikken op de kant en zegt dat ze het niet kan. Dus toen hebben we er maar even wat druk op gezet”. Gezien de huilbui had deze aanpak dus averechts gewerkt. Zoals meestal het geval is. Het meisje was een wat introvert en behoedzaam meisje. Onder druk slaan die eigenschappen al snel om in onzekerheid. Met ferme woorden maak je van dat meisje geen durfal. Het leek er bijna op alsof introversie en voorzichtigheid nadelige eigenschappen zijn die maar zo snel mogelijk moeten veranderen. Het vak zwemonderwijzer trekt natuurlijk wel wat extroverte mensen aan, maar die kunnen toch allemaal hun best doen om met alle kinderen een goede relatie op te bouwen? Stel jezelf niet boven de kinderen als ‘de baas die het beste weet wat goed voor de kinderen is’. De kinderen veranderen niet omdat jij wil dat ze anders zijn of doen. Ze gaan wel anders reageren als jij anders tegen ze doet. Zorg er voor dat alle kinderen zeggen: Zin in leren zwemmen, dat is heel gewoon!
Leône Hamaker Wil je reageren op de column van Leône, mail naar leone@leonehamaker.nl of via twitter @leonehamaker ZWEMBADBRAnCHE
31