STEPP Mag #01

Page 1

STEPP

MAGAZINE VOOR DE PRODUCERENDE, ONTWERPENDE, EN TECHNISCHE KRACHTEN VAN DE BREDE CULTURELE SECTOR

01

sept 2011 12 e jaargang 1

STEPP #01

nieuwe lichtbronnen THEATER AAN ZEE

PQ2011

SEPT 2011

STEPP-Cover-Open.indd 1

25/08/11 08:32


Editoriaal

Editoriaal Johan Penson

V

oilà, zover zijn we: de stap van associatie naar steunpunt is gezet! Technici, ontwerpers en scenografen worden vanaf nu omkaderd als nooit te voren. Voor het eerst kan in de sector gesproken worden van een steunpunt voor techniek en ontwerp. STEPP eist die plaats op, en zal zijn rol met overtuiging vervullen. Volle kracht vooruit in deze nieuwe en duurzame tijden! Want duurzaam, daar gaan we vanaf nu voor: wij starten in dit nieuwe nummer alvast met duurzaam licht. In september 2003 vroeg Rose Werckx me voor de Raad van bestuur van Bastt. Nee, wilde ik niet - geen tijd weet u wel. Ook geen goesting: wel om er deel van uit te maken, niet om mee te sturen. Zoiets was voor de ‘anderen’. Rose hield zich een jaar stil - reculer pour mieux sauter heet dat in Brussel. Toen kwam de vraag opnieuw. We kenden elkaar beter, daar kon ze handig op inspelen. Ja, dus. In 2009 volgde de nood aan een nieuwe voorzitter. ‘Ik doe het’ zei ik, ‘maar enkel als...’ Die voorwaarde werd een stevig mandaat van diezelfde Raad van bestuur om de vereniging te mogen her-uitvinden. We namen onze tijd. We? Ik kreeg een goeie partner in crime: met de vernieuwing van het secretariaat nam Jan Ackenhausen de functie op. Nieuwe en jongere leden van het bestuur steunden voluit, de éminences grises van de vereniging keken toe. Nauwlettend, maar met veel steun én kennis van zake. Ook experts uit de sector werden aangesproken. Een werk van velen werd het, uitgevoerd door een goed functionerend duo. Natuurlijk behielden we wat goed was, geactualiseerd met hedendaagse middelen.

worden - direct resultaat van dat hokjesdenken. Nochtans zet iedereen zich maximaal in voor het publiek. Eerlijk is anders... Door de jaren heen leerden we ook van onze leveranciers. Omgaan met nieuw materiaal vraagt om de juiste begeleiding. In STEPP moeten ideeën en kennis worden uitgewisseld. Over nieuw licht, bijvoorbeeld. Netwerken heet dat! De leveranciers zorgen daarbij dat STEPP financieel overeind blijft. Zonder hun steun overleeft de vereniging niet. Een aantal aandachtspunten blijven altijd actueel, veiligheid is er daar één van. STEPP wil doen wat niemand hen voordeed: alle relevante interpretaties en risicoanalyses verzamelen en laten interpreteren door de betrokken partijen - wetgever, brandweer, preventie-adviseurs, technici en andere experts. Er is nog aardig wat werk aan de winkel. Laat ons vooral vandaag beginnen. Anders kijken naar licht gaat voor mij samen met nieuwe lichtbronnen. Vele moedigen onder ons zijn kritisch bezig met het ene, of met het andere. We moeten die principes duurzaam bundelen. Het heeft geen zin om de halogeenspot opnieuw uit te vinden, of om er leds in te draaien. Dan blijf je aanmodderen. We moeten ons assortiment spots uitbreiden, en evenzeer ons arsenaal lichtontwerp. Het publiek is bereid anders te kijken naar licht, zij zien immers alleen maar een beeld. Daar moeten we voluit voor gaan: beelden creëren in plaats van belichten. Beelden zeggen zoveel meer dan woorden. STEPP wil zich inzetten voor nieuwe werkmethodes in een sector die door het harde labeur vaak de kans niet krijgt om te evolueren.

Ik hoop dat dat veranderen nooit meer stopt, dat het steunpunt continu zal evolueren. Onze werkomgeving doet dat ook. Een ondersteunend orgaan moet de evoluties volgen. Moeilijke opdracht, want een vinger aan de pols houden vraagt om inzicht. Maar er zijn goeie mensen aan boord. Kijk even verder in dit magazine: ons bestuur is een dwarsdoorsnede van de brede culturele sector, met lui uit zeer diverse organisaties. Brede culturele sector? Ja, want het moet maar eens gedaan zijn met het traditionele hokjesdenken. Doet het er toe of je een dansvoorstelling, toneelstuk of tentoonstelling ziet? Het gaat allemaal over cultuurspreiding. Evoluties in scenografie gebeuren net zo goed bij performances als binnen de museumsector. Maatstaven voor duurzaamheid zijn voor iedereen van toepassing. We kunnen veel leren van de niet-culturele organisaties. De verschillende CAO’s in onze sectoren zijn vandaag een blok aan het been. Ze maken dat mensen op verschillende wijzen gehonoreerd

1 | STEPP


3 4 8 10 12 16 18 20 24 28 33 34 37 39 42 43 45

2 | STEPP

Editoriaal Vuurlicht Opinie Duurzaam licht, een onderzoek Belichting De toekomstwaarde van duurzaam licht Belichting Vooruit kiest voor leds Belichting Nieuwe lichtbronnen Technische fiche Duurzaam speelt goed. OPEK Architectuur Portfolio Quadriennale van de verandering Scenografie Op zoek naar een identiteit Scenografie PQ Performance: Banana Street Scenografie Een voorstelling start bij de locatie. TAZ#2011 Architectuur Oude rotten Sector Opzoeken, dromen en doorgeven: een gesprek met Rose Werckx Interview World Scenography Days 2013 Scenografie Technical Invention Prize Technologie STEPP in de steigers/Agenda/ Nieuws STEPP PQ2011, Foto PQ →


3 | STEPP


4 | STEPP


Opinie

Vuurlicht

Om de werking te begrijpen van de nieuwe lichtbronnen van vandaag, moeten we de geschiedenis van de oude lichtbronnen onder de loep te nemen. Want het antwoord op de vraag naar wat de toekomst brengt op vlak van lichtevolutie, ligt vervat in het verleden.

tekst Ludwig Billiet

De mens ontdekte de lichtbron op het moment dat hij vuur

leerde maken. Beide werden samen uitgevonden. We zien de ontdekking van het vuur altijd als hét middel om ons te verwarmen – en te koken - en staan niet zo vaak stil bij het feit dat we erdoor ook licht kregen in de donkere uren. Open vuur was dus de eerste door de mens gecreëerde lichtbron. Vandaar naar toortsen en vervolgens kaarsen was een kleine stap, waarbij licht nog steeds bestond uit een pure vorm van vuur. Een grotere stap werd gezet toen hij dit vuur leerde controleren door middel van gas. Voor het eerst werd toen een tussenstap gemaakt: niet de vlam was lichtbron, maar de kalksteen (limestone) die door de vlam witgloeiend werd verhit tot hij licht uitstraalde. Het niveau werd bepaald door de gastoevoer te regelen. Eigenlijk zijn tot op vandaag alle lampen - inclusief inductie- en plasmalampen - systemen die atomen in aangeslagen toestand brengen, en door de verhitting fotonen afstaan. Verhitting door gecontroleerd vuurtje stook of, zoals in de inductie- en de plasmalamp, door elektromagnetische energie of microgolf-energie. Zuiver procesmatig is die lichtproductie een bijverschijnsel van verhitting, en wordt gewoon het grootste deel van de energie in warmte omgezet. De gloeilamp was een volgende stap. Stroom werd door een gloeidraad gestuurd tot die zo heet werd dat hij licht uitstraalde. Het geheel werd in een glazen bolletje gestopt, gevuld met een inert gas of met halogeen, zodat de verbranding heel langzaam verliep. Door de spanning en/ of stroom af te stellen, werd de hoeveelheid geproduceerd licht bepaald. Gasontladingslampen - bijvoorbeeld HMI, fluorescentielampen en spaarlampen – zijn een soort gecontroleerde bliksem: een gas ioniseert waardoor er ofwel direct zichtbaar, ofwel UV licht wordt uitgestraald. Bij HMI Xenon en alle afgeleiden wordt er meteen zichtbaar licht geproduceerd, bij fluorescentie lampen wordt UV geproduceerd en dat wordt door middel van fosfor omgezet

naar zichtbaar licht. In al deze bronnen blijft vuur hét middel om licht te produceren. De manier om vuur te maken veranderde wel voor een stuk, maar fundamenteel wordt er nog altijd iets verbrand. Dat is meteen ook de belangrijkste verklaring voor de al bij al geringe efficiëntie van lichtproductie, en de vrij korte levensduur. Twee evoluties liggen vandaag aan de basis van een nieuwe vorm van licht waarbij de opwarming niet meer door vuur gebeurt, maar door hetzij hoogfrequent elektromagnetische golven, of door microgolven. Het gaat om de inductie lamp en de plasmalamp. De inductielamp is een variante op de fluorescentielamp, de plasmalamp een variante op de ontladingslamp. Voordeel bij beiden is dat er geen elektroden door de omhulling van de lamp heen steken. Er wordt dus niets verbrand. Dat betekent een veel langere levensduur en hoge intensiteiten. Toch blijven het thermische lichtbronnen die door middel van verhitting een gas ioniseren waarbij de fotonen vrijkomen. Ze vragen omvangrijke elektronica die sneller faalt dan de lamp zelf. De reële levensduur is daarom korter dan de eigenlijke lamp zou kunnen halen. Door verhitting en druk is het kwartsglas ook nog steeds permeabel: het gas ontsnapt toch, en de lamp faalt uiteindelijk. De enige lichtbron, die aanzienlijke hoeveelheden licht kan produceren uit een klein emissie-oppervlak zonder warmte te gebruiken, is de LED. Light emitting diode. De lichtproductie hier is een zuiver foto-voltaïsch proces. Er wordt helemaal niets verbruikt. De werking kan je je simpelweg zo voorstellen: in een diode zitten een anode en een kathode met daartussen een scheidingswand waarin een aantal gaatjes zitten op elektron-niveau. De elektronen willen van de ene naar de andere kant springen, maar kunnen alleen door de gaps als ze een foton afstaan. Dat foton wordt als licht uitgestraald. Vermeldenswaard is dat leds en zonnecellen beiden diodes zijn, de een zet licht om in stroom, de andere stroom in licht.

VUURLICHT STEPP | 5


Opinie

Het is nu ook makkelijk te begrijpen dat de warmte die in een led wordt geproduceerd pure wrijvingswarmte is - een rest energie van het proces. Precies andersom dan bij de klassieke lampen: daar is warmte de gangmaker voor lichtproductie. Leds presteren dan ook best als ze zo koel mogelijk worden gehouden. Het zijn bovendien de enige lichtbronnen die hun emissie specifiek in één bepaalde golflengte kunnen uitstralen. Dat maakt ze bij uitstek geschikt voor kleurlicht. Dat ze produceren zonder verlies maakt ze tegenover de klassieke lampen ongelooflijk efficiënt. Alle thermische lichtbronnen zijn einde evolutie. De fysische limieten van de materialen zijn bereikt. Je kan Wolfram of kwartsglas nu eenmaal niet harder stoken dan hun smeltpunt. En in een plasmalamp - waar koeling nu al noodzakelijk is kan je het gas ook niet heter opwarmen dan de kwartsballon. Enkel leds kunnen nog significant evolueren. (De Wet van Haitz voorspelde statistisch die evolutie – merkwaardig: ze blijkt tot nu toe te kloppen). Ook de bouwvorm kan nog in alle richtingen evolueren. In de stijl van de klassieke puntlichtbron zoals de lampen, ofwel op compleet andere manieren: met O-led behangpapier kan je bijvoorbeeld lichtgevende muren ontwerpen. En de toestellen die we gebruiken? Blijft het fresnel, par, profielspot, etcetera ? De specifieke foto-metrische en fysische eigenschappen van lampen hebben geleid tot de optische systemen - en lichttoestellen die we vandaag kennen. De lichtbron bepaalt het optische systeem, en dat beslist op zijn beurt over de bouwvorm van het toestel. Daarom is het zo moeilijk om nieuwe lichtbronnen te aanvaarden: we blijven denken in de klassieke vorm van een lamp en het toestel dat erbij hoort. Die ‘design-nostalgie’ is logisch, ze komt bij elke evolutie voor. Niet iedereen had het even makkelijk bij het omschakelen van gaslamp naar gloeilamp. En de intrede van elektriciteit werd door sommigen afgedaan als modegril. Maar voor evolutie is het noodzakelijk om de nostalgie los te laten en ons te richten op nieuwe doeleinden en wat daarvoor nodig is. Omschakelen van klassieke lichtbronnen naar nieuwe lichttechnologie vereist dat we afstappen van de klassieke opbouw van een lichttoestel, of meer specifiek voor podiumkunsten: de schijnwerper. Natuurlijk blijven functionele basics geldig: afbeeldend systeem, directief systeem, floodlight, softlight, ... Er komen gewoon een hoop nieuwe bouwvormen bij, anderen zullen verdwijnen. Denk aan de PAR (Parabolic aluminized reflector): ontworpen als sealed beam lampen voor voertuigen en landingslichten voor vliegtuigen. Toen Chip Monck er een tros boven een podium hing was er plots de goedkope rock ‘n roll lamp. Voor de concerten van Pink Floyd werden er massa’s van die PAR-lichten in heuse grote conservenblikken gestopt– later werd er een eigen armatuur voor gemaakt. Die PAR’s

zijn voorbijgestreefd, nieuwe bronnen laten zich niet graag inblikken. Een led lamp in de vorm van een gloeilamp, of een led-PAR is nu hype, en zeker een vorm van ‘design-nostalgie’. Een nieuwe gedachtengang is nodig: bij het kijken naar nieuwe lichtbronnen moeten we beseffen dat er geen ontbranding meer plaatsvindt. ‘Vuur maakt licht’ is een struikelblok waar we veel te lang bij stilstonden. Vuur zorgt in de eerste plaats voor warmte. We moeten ons richten op nieuwe lichtbronnen, met de huidige kunnen we niet verder. De schijnwerper moet herbouwd worden en dat vraagt om meer dan enkel het vervangen van de armatuur. Ander punt is de discussie over duurzaamheid, energiezuinigheid en voetafdruk. Die is in feite al lang achterhaald. Het is poepsimpel: lichtbronnen en lichttoestellen van de toekomst zullen duurzaam en zuinig zijn, of er zal geen toekomst zijn. De huidige energiebronnen zijn ofwel opgebruikt, ofwel ronduit gevaarlijk. Hernieuwbare energiebronnen mogen niet meer toelaten om 70 % ervan domweg te verspillen. Op het podium beschikken we over een concept dat nergens in de gewone economie bestaat : artistieke vrijheid. We kunnen beslissen een voorstelling te belichten met kaarsen, gas of wat dan ook. Dat geeft ons net de mogelijkheid het anders aan te pakken. Precies daarin kunnen de podiumkunsten een voortrekkersrol vervullen op maatschappelijk, economisch en ecologisch vlak. Onze amberdrift raken we heus niet kwijt. And so what indien wel? In de tijd van het gaslicht werd elk theater om de 10 jaar vernieuwd omdat het afbrandde. De nieuwe technologie zalmeer nieuwe artistieke middelen scheppen dan we vandaag al kennen. Ook de installatie-techniek voor het podium zal compleet veranderen, met mogelijkheden die we voorheen niet konden realiseren. Dat is stof voor een volgend artikel. Want nieuwe bronnen leiden tot nieuwe toestellen, nieuwe toestellen tot nieuwe installatietechniek, en dat betekent nieuwe lichtontwerpen. We moeten er alleen maar eens aan beginnen. voor meer informatie zie stepp.be

PQ2011, Foto PQ → 6 | STEPP VUURLICHT



Nederlands

Belichting

onderzoek naar duurzame podiumverlichting

deel1: De Metingen tekst Jos van de Haterd

Energiebesparing is mogelijk tot een factor 7 tot 8. Maar de prestaties van de armaturen verschillen sterk, met name op het gebied van kleurweergave en dimgedrag. Het is hoog tijd om na te denken over standaardiseren.

H

‘ et is duidelijk dat nu al met duurzame podiumverlichting een significante energiebesparing te realiseren is, zonder dat dit ten koste hoeft te gaan van de kwaliteit van het licht. Sterker nog, op sommige aspecten is nu al een verbetering van de kwaliteit mogelijk.’ Dat schrijft Wouter Koek, onderzoeker van VSL, als hoofdconclusie in zijn rapport. ‘Echter, omdat de eigenschappen en prestaties van de led-armaturen sterk uiteenlopen, is het voor de sector raadzaam te streven naar eenduidigheid in de aansturing van de armaturen, te sturen op en te streven naar de beschikbaarheid van goede en betrouwbare informatie en dienen afnemers een weloverwogen en goed geïnformeerde keuze te maken.’ VSL verrichtte in opdracht van de Vereniging voor Podiumtechnologie metingen aan 37 conventionele en duurzame armaturen. Tijdens dansvoorstellingen op 3 november in de Rotterdamse Schouwburg kon VSL het afgenomen vermogen van de lichtsets meten. Doel van de laboratoriummetingen was het vergelijken van de optische en elektrische eigenschappen van conventionele en duurzame armaturen. Met de on-site metingen wilde de VPT vaststellen hoeveel energie er (bij de huidige stand van de techniek) bespaard kan worden met een duurzame lichtset. Hieronder de belangrijkste resultaten. Minder lichtsterk, meer rendement Uit de metingen aan de armaturen (van het type PAR, horizon, Fresnel, profiel, striplight, bewegend) blijkt dat synthetische armaturen gemiddeld niet dezelfde verlichtingssterkte weten te halen voor wit licht als conventionele armaturen. Maar het rendement is hoger: ze halen meer licht uit de opgenomen energie. De beste synthetische armaturen zijn grofweg tweemaal zo energie-efficiënt als het conventionele alternatief. Voor de categorie Fresnel en PC is dit zelfs een factor zeven. Bij gebruik voor gekleurd licht zal het rendement bij led-armaturen alleen maar hoger komen te liggen.

8 | STEPP DE METINGEN


Belichting Fresnel en PC PC1000W Fresnel 2kW Selador Ice (3200K) Selador Ice (5400K) Vivid-R (3200K) Vivid-R (5400K) Vivid Fire (3200K) Vivid Fire (5400K) Selecon PL3 (3200K) Selecon PL3 (5400K) SpectraWow (3200K) SpectraWow (5400K) FusionColor (3200K) FusionColor (5400K) MSL-LED (5400K)

Verlichtingssterkte (lux) 295 1185 25 w 30 122 124 58 50 385 555 45 46 426 531 141

Opgenomen 988 1864 34 39 87 80 49 45 247 389 39 40 96 118 63

Verlichtingsrendement’ (lux/Watt) 0,3* 0,6 0,7 0,8 1,4 1,6 1,2 1,1 1,6 1,4 1,2 1,2 4,4 4,5 2,2

Voorbeeld van uitkomst VSL-meting aan armaturen. De PC1000W en Fresnel 2kW zijn conventionele armaturen, de overige zijn synthetische armaturen. Gemiddeld is de verlichtingssterkte bij conventioneel licht hoger, het rendement is veel lager, bij de categorie Fresnel en PC zelfs een factor 7. Deze meting is ook gedaan voor armaturen van het type PAR, horizon, voetlicht, profiel en bewegende armaturen.

Grote energiebesparing Uit de on-site metingen blijkt, na aftrek van het achtergrondverbruik, dat gedurende de voorstellingen (waarin veelal gekleurde verlichting werd gebruikt) het door de duurzame verlichting opgenomen vermogen 13 tot 15 procent bedraagt van het door de conventionele verlichting opgenomen vermogen. Dit is een besparing van een factor 7 tot 8. Wat de hoekverdeling van het licht betreft, dat zijn de bundelprofielen, blijkt dat led-armaturen beter presteren dan de conventionele alternatieven. Led-armaturen hebben doorgaans een meer symmetrisch bundelprofiel, de lichtverdeling lijkt beter onder controle. Voorbeelden ter illustratie staan in het rapport. Kleurweergave De kleurweergave wordt uitgedrukt in Ra-waarde, en die wordt bepaald op een schaal van maximaal 100. De gemeten conventionele armaturen hebben volgens verwachting een uitstekende kleurweergave voor warm wit (3200 K) tussen de 96 en 99 procent. Led-armaturen tonen een sterke spreiding in de kleurweergave. Bij warmwitte bronnen ligt de vastgestelde Ra-waarde tussen 8 en 92 procent, bij koudwitte bronnen tussen 13 en 85 procent. Zeer grote verschillen dus. Wel blijkt het mogelijk om met led-armaturen een hoge Rawaarde te bereiken. Warmwit (3200K) Conventioneel 96 - 99 procent Led 8 - 92 procent

Koudwit (5400K) Conventioneel 78 - 85 procent Led 13 - 85 procent

Led-armaturen bereikten de hoogste kleurweergave met armaturen die werken met meer dan 3 verschillende kleuren leds. Omdat een groter gebied van het zichtbare spectrum wordt afgedekt, worden de Ra-waarde hoger en de kleurweergave beter. De kleurweergave van een armatuur wordt weergegeven in het zogenaamde CIE (x,y) kleurendiagram. VSL zegt hierover: ‘Het is belangrijk om te realiseren dat er vele verschillende lichtspectra te bedenken zijn die leiden tot dezelfde (x,y) kleurcoördinaat. Hoewel het licht dus dezelfde (x,y) kleurcoördinaat heeft, kan de beleving totaal anders zijn als er een oppervlak mee wordt beschenen. In ‘traditioneel’ wit licht, zoals de zon of een gloeilamp, zit licht van elke zichtbare golflengte. Hetzelfde witte licht, in termen van (x,y) kleurcoördinaten, kan gemaakt worden door een rode, een groene en een blauwe led in de juiste verhouding te mixen. Wanneer een voorwerp alleen geel licht reflecteert en het overige licht absorbeert, zal dit voorwerp in het genoemde ‘traditionele’ licht geel ogen, maar in het genoemde led-licht nauwelijks waarneembaar zijn.’ Kleurverschuiving VSL mat de kleurverschuiving in functie van de stralingsrichting. Conventionele en synthetische armaturen presteren over het algemeen gelijkwaardig. Wel is de grootst geconstateerde kleurverschuiving bij een led-armatuur (circa 0,03) groter dan bij een conventionele armatuur (circa 0,01). Als de kleurverschuiving wordt beschouwd op díe openingshoek waar de verlichtingssterkte de helft van de maximale verlichtingssterkte is, dan zijn er zowel ledals conventionele armaturen beschikbaar die binnen de menselijke waarneming een homogene kleur hebben.

DE METINGEN STEPP | 9


Belichting

Power factor Bij conventionele armaturen liggen de power factors in het bereik 0,99 - 1. Bij led-armaturen constateren we een aanzienlijke grotere spreiding (0,44 - 0,97). Belangrijkste gevolg van een power factor kleiner dan 1, is dat meer elektrisch vermogen getransporteerd moet worden dan nuttig opgenomen wordt. Voor een armatuur met een vermogen van 40W en een power factor van 0,8, moet het energiebedrijf 50W op het elektriciteitsnet zetten om ze te laten branden.

deel2: De Toekomst

Kleur instellen bij led-armaturen Bij het instellen van de led-armaturen op de in dit onderzoek gemeten kleurtemperaturen (3200K en 5400K), stuitte VSL op het volgende: nadat het relatieve lichtniveau van elk kanaal was bepaald om te komen tot de gewenste kleurtemperatuur, bleken de dim-instellingen per kanaal niet te leiden tot het

Energie besparen kan,

tekst Jos van de Haterd

maar dimgedrag en kleurweergave moeten verbeteren

De winst bij energiezuinig licht valt niet te halen in gewicht, bekabeling of op- en af-

gewenste lichtniveau per kanaal. Dat werd gecorrigeerd door (rond de gewenste niveaus) de dimcurve van elk kleurkanaal te bepalen. Vervolgens bleek bij meerdere armaturen echter dat er ‘overspraak’ was tussen de kleurkanalen. Zo resulteerde bijvoorbeeld het aanzetten van de groene leds erin dat de lichtsterkte van de rode leds fors afnam. Soms leek die afname thermisch van aard (langzame afname), soms gebeurde het onmiddellijk. VSL: ‘Het lijkt in het belang van de gebruiker omtrent de (on)afhankelijkheid van de kleurkanalen een industriële afspraak (standaard dus) te maken, en onder gebruikers tot overeenstemming te komen omtrent de wenselijkheid van bijregeling, respectievelijk overspraak, van de kleurkanalen.’ Dimgedrag De dimcurves van de led-armaturen lopen onderling sterk uiteen. Bij het ene armatuur leidt een ingestelde dimwaarde van bijvoorbeeld 40 procent tot een relatief lichtniveau van circa 4 procent, bij een ander tot een lichtniveau van circa 40 procent (een factor 10 verschil). In het belang van de gebruiker moet hier uniformiteit in komen, en het ligt voor de hand daarbij aan te sluiten bij wat op dit moment gebruikelijk is in de sector. Verder is bij diverse led-armaturen geconstateerd dat de kleurkanalen niet evenredig geregeld worden bij het dimmen. Hierdoor verandert de kleur van het licht tijdens het dimmen (soms in sterke mate). Ook dit is een punt van aandacht voor de fabrikanten.

10 | STEPP DE METINGEN

bouw. Dat alles is vergelijkbaar met een conventionele set. De grote winst zit hem in het energieverbruik: het aangesloten vermogen van de conventionele set is 141 kW tegenover de duurzame set van 24 kW. Het advies van Hugo van Uum aan gebruikers, theaters, gezelschappen: ‘Start met onderzoek! Weet wat je per productie verbruikt. Onderzoek waar je snel resultaat kunt boeken. Dat hoeft niet altijd een grote technische ingreep te zijn. Een flinke besparing kan ook door simpelweg met minder materiaal op reis te gaan!’


Belichting

Gewicht, bekabeling, op- en afbouw Het gewicht van de duurzame lichtset op 3 november in Rotterdam was 1500 kg, bij de conventionele set zonder dimmers was dit 1380 kg. Wordt met portable dimmer(s) getourd, dan zou de conventionele set zwaarder worden, maar het verschil blijft klein. Hetzelfde geldt voor de bekabeling. Omdat het aangesloten vermogen lager is, zal voor de duurzame set minder (zware) bekabeling nodig zijn. Maar er zijn wel aparte kabels nodig voor voeding en data naar elke armatuur en daarvoor is weer meer bekabeling nodig. De fysieke belasting bij op- en afbouw zal dus voor beide lichtsets ongeveer gelijk zijn. We gaan uit van <Belasting = gewicht x frequentie x duur>. Het gewicht is kleiner, maar frequentie en duur zijn gelijk of hoger want er moet meer bekabeling worden geïnstalleerd. En de duurzame set is complexer vanwege het grotere DMX-netwerk en de verschillende kastjes voor besturing en voeding. Dat kost de nodige tijd en aandacht. Grondstoffen, milieu, afval Fabrikanten geven geen of zeer weinig specifieke informatie over de wijze van productie, de gebruikte grondstoffen en materialen, de mogelijkheden voor recycling. Het lijkt erop dat dit voor de entertainment-industrie nog een brug te ver is. Hooguit zeggen ze in het algemeen iets over duurzaamheid en verantwoordelijkheid, zoals Philips met de merken Selecon en VariLite. Er bestaat een wettelijk verplichte verwijderingsbijdrage, maar deze werkt niet, want in de praktijk brengt niemand zijn gebruikte armaturen terug bij de leverancier. Op dit punt zal de industrie nog een stap moeten zetten. Afschrijving, levensduur, reparatie In theater is een afschrijving van 15 jaar voor een conventioneel armatuur gewoon, maar voor ‘technische’ armaturen zoals geautomatiseerde schijnwerpers en scrollers is dat eerder de helft. De elektronica is een van de zwakke schakels, onder meer door warmteontwikkeling. Ledarmaturen zijn een stuk gecompliceerder dan conventionele, en ook bij led speelt warmte in de elektronica een rol. Wat is een realistische levensduur? Fabrikanten hebben de algemene verplichting om elektronische onderdelen 10 jaar op voorraad te houden. Dat lijkt ook meteen de maximaal haalbare levensduur. Zeker als met de armatuur wordt gereisd is reparatie belangrijk. De meeste armaturen zijn niet geschikt voor onderhoud in eigen beheer. Ze zijn meestal niet modulair opgebouwd en moeten in hun geheel ter reparatie worden aangeboden. Dat leidt tot hoge kosten voor service en transport. Soms zal repareren niet opwegen tegen vervanging van de hele armatuur en ook dat is niet erg duurzaam. Advies aan de fabrikanten: zorg voor een modulaire opbouw zodat de onderdelen in eigen beheer kunnen worden vervangen.

Terugverdienmodel Een belangrijk aspect van de toekomstwaarde ligt in de kosten. De ambitie om met input van alle betrokken bedrijven een terug-verdien-model op te stellen voor duurzame armaturen, is niet gerealiseerd. LightCo toonde tijdens het symposium een terug-verdien-model in Excel dat zelf werd ontwikkeld. In het tabblad ‘lichtplan’ kan gekozen worden uit drie armaturen. Door bijvoorbeeld één profiel te kiezen worden automatisch aanschafwaarde, lamp en energieverbruik ingevuld van het conventionele en van het duurzame equivalent. De kostenfactoren waarmee rekening wordt gehouden zijn: - aantal armaturen - opgenomen vermogen kW/h per armatuur - branduren per jaar - inkoopprijs energie - vervanging lampen en onderhoudskosten - indexering 2 procent energiekosten verhoging per jaar - indexering 5 procent materiaal en arbeidskosten per jaar - afschrijving. Nieuwe generatie armaturen De fabrikanten werken aan een nieuwe generatie ledarmaturen waarbij lichtbron, reflector en lens in een optisch systeem worden geïntegreerd, zodat naast het vergroten van de efficiëntie ervan ook een variabele focus van de lichtbundel mogelijk wordt én de toepassing van barndoors. Concrete voorbeelden zijn de nieuwste Fresnel armaturen van ARRI en Desisti, en de geautomatiseerde profielversie van GLP. Ook de ontwikkeling van plasmaspots (Robin 600 van Robe, Seachanger XG) en van CMD lichtbronnen (Varli*Lite VL1100CD) gaat verder. Tot slot: ook conventionele schijnwerpers worden nog steeds efficiënter, maar vanwege het materiaal dat in de halogeenlamp wordt gebruikt ligt de grens op circa 30 lumen/watt. En die grens is langzamerhand wel bereikt. Conclusies in het kort 1. Grote energiebesparing is mogelijk met synthetische armaturen. 2. De lichtsterkte van de synthethische armaturen is lager, het rendement hoger. 3. De kleurweergave van de beste synthetische armaturen is behoorlijk goed. 4. Wit licht uit led-armaturen is nog niet vergelijkbaar met conventioneel licht, vanwege de grote gaten in het weergegeven spectrum. Meer dan drie kanalen (rood, groen, blauw) gebruiken verbetert het resultaat. 5. Het dimgedrag van de led-armaturen varieert sterk. Een standaard is wenselijk. 6. Bij sommige led-armaturen is sprake van overspraak tussen de kleurkanalen. Meer uniformiteit (een standaard) is wenselijk. 7. De power factor van een aantal armaturen voldoet niet aan de Europese norm. Het rapport van VSL Metingen demonstratieproject podiumverlichting staat op de website van de VPT.


Belichting

De Groene Vooruit

Kunstencentrum Vooruit beschouwt het als een van zijn kerntaken om ecologie en duurzaamheid in z’n werking op te nemen. Zo worden alle nieuwe gebouwtechnische investeringen getoetst op duurzaamheid, gebeurt de verwarming van het gebouw met energiezuinige hoogrendements-ketels en installeer-

Vooruit kiest voor de Vooruit een nieuwe hoogspanningscabine

duurzaam verlichten met leds waarmee het elektriciteitsverbruik van alle Tekst Pieter Troch (toneelmeester Kunstencentrum Vooruit, Gent)

zalen afzonderlijk wordt bijgehouden. Verder is Vooruit sinds het seizoen 20102011 overgestapt op het gebruik van bekers in duurzaam bioplastic tijdens concerten en parties, zijn waterloze urinoirs een stap naar spaarzaam waterverbruik en krijgen stadsimkers de kans om biohoning te oogsten uit bijenkasten op ons dak. Meer informatie http://vooruit.be/groenevooruit

← Vooruit achtergevel © Delaware


Belichting

E

en daling van het energieverbruik voor verlichting was tijdens de renovatie van Kunstencentrum Vooruit (1990-2000) al een aandachtspunt; in alle backstage-zones kwam PL- of TL-verlichting. Publiekszones werden nog steeds verlicht met halogeen- of gloeilampen want die verlichtingbron biedt de gezellige gloed die je verwacht in een warm huis en gerestaureerd monument. Toen ik in 2009 samen met collega’s een zoektocht ondernam naar duurzame alternatieven ervoor, was de belangrijkste uitdaging dan ook die gloed te evenaren. Door de laatste ontwikkelingen in de led-technologie bleek kleurtemperatuur echter geen struikelblok meer, en waren de voordelen van leds (laag vermogen, lange levensduur en lage warmteontwikkeling) zeer overtuigend. De allereerste aanleiding om armaturen om te bouwen was een steeds terugkerend probleem met de trapverlichting van de Theaterzaal. Een zaal met capaciteit van 700 personen heeft een betrouwbare trapverlichting nodig, die de veiligheid garandeert van de bezoekers. Ingebouwde halogeenlampjes gingen er regelmatig stuk omdat er geen afvoer was van de warmte. Ook de transfo’s dienden meermaals vervangen te worden. Bij eerdere projecten had ik ervaring opgedaan met led; dat kon in deze situatie ook de oplossing zijn. In de handel was er nog geen alternatief voor de G4 5W lampjes, dus ik bouwde een prototype met een printplaatje en enkele 5mm leds dat net paste in de armatuur. Na wat bijsturing vond ik de ideale trapverlichting: een printje met 7 leds van de juiste kleur- en lichtintensiteit. Het printje genereerde geen warmte en verbruikte maar een fractie van het vermogen (0.42W ipv 5W). De print kon ik in eigen atelier uitvoeren zodat de kostprijs voor 100 prints zeer laag bleef. De voeding werd gereduceerd tot één transfo en een backup transfo, op de noodstroom aangesloten. Grotere hindernis was de aansturing. Vooruit beschikt over een centraal gebouwbeheersysteem (GBS) dat via PLC ook de verlichting regelt. De led-driver diende dus analoge signalen te ontvangen van de PLC-sturing, het DMX signaal van de lichttafel, en de lokale controle. Daarvoor bestaan in de handel mergers en demultiplexers, maar die misten de gewenste multifunctionaliteit. Bij electronicabedrijf Selectron bvba vonden we een oplossing op maat. Na enkele prototypes leverde het bedrijf ons een unieke driver die zowel analoog, dmx als lokale input samenvoegt om onze eigen led-prints aan te sturen. Het goede resultaat met de trapverlichting stimuleerde me om een onderzoek te starten naar energiezuiniger architecturaal licht in Vooruit. Die studie werd uiteindelijk een zeer uitgebreide database die 1780 lampen in vraag stelde; voor elke groep of type voorzagen we prototypes of bestelden we demo-lampen, die we dan uitgebreid testten

↑Podiumtechnici Vooruit krijgen demo’s nieuw theaterlicht © Reinout Hiel

met een kleine werkgroep van collega’s (gespecialiseerd in theatertechniek, gebouwbeheer en veiligheid). Voor meer dan 1400 lampen vonden we een waardig duurzamer alternatief. De meeste gloei- en halogeenlampen konden we vervangen door retrofitlampen met behoud van de armaturen. Hoe gingen we precies te werk? Bij een 8-tal bedrijven werden demo’s opgevraagd en dagenlang getest. De criteria: intensiteit, kleurtemperatuur, spreidingshoek, rendement. Na veel tests werden een 30-tal lampen aangekocht en enkele ruimtes werden met die led-lampen uitgerust. Wanneer we konden vaststellen dat de meeste van de collega’s de nieuwe lampen niet eens opmerkten, wisten we dat we de juiste hadden gevonden. De eerste fase van ons led-onderzoek werd afgesloten met een bestelling van 416 lampen van verschillende types, waardoor we op zeer korte termijn al 30% van de armaturen van duurzamer licht konden voorzien. Retrofit vervangen lukte niet overal. Voor de uplighters in Vooruit, waarvan een deel werkte met PL-lampen en andere met halogeen, hadden we ook een duurzamer alternatief nodig. PL is al energiezuiniger dan halogeen maar nog niet duurzaam genoeg. Er treedt al snel verkleuring op en de lampen moeten regelmatig vervangen worden. De armaturen wensten we te behouden en Selectron bvba was bereid om er een custom led-module voor te ontwerpen. We besloten dezelfde led-chips te gebruiken als in onze retrofit lampen zodat we een gelijke kleurtemperatuur zouden verkrijgen. Een aantal prototypes werd uitgetest en van een goede koelplaat voorzien die perfect in de wandarmaturen past. Na een duurtest van 6 maanden, zijn in de zomer van 2011 alle armaturen voorzien van de duurzamere modules, 20W ter vervanging van 26W PL en 40W ter vervanging van 150W halogeen. Onze led-modules maken nu gebruik van

VOORUIT STEPP | 13


Belichting

↑Pieter Troch © Reinout Hiel

HighPower leds van Cree met een kleurtemperatuur van 2600K. Een andere grote uitdaging was de vervanging van de dure en onderhoudsonvriendelijke xenon striplight-verlichting van de Theaterzaal en de Majolicazaal. Selectron bvba ontwikkelde samen met Vooruit een nieuwe led-strip. De juiste balans vinden voor die led-modules kostte veel tijd. Na tests met RGB leds bleek het lichtspectrum van de strips het bladgoud op de monumentale moulures van Vooruit een koperkleur te geven. Een strip met enkel witte leds was dan weer te koud van kleurtemperatuur, maar samen

14 | STEPP VOORUIT

met RGB verkregen we een uitgebreid kleurenpalet dat het probleem met de reflectie op het bladgoud van de baan ruimde. Na een half jaar van testen en aanpassen, hadden we de ideale configuratie van chips rond. Elke strip van 25cm bevat nu 6 RGB chips en 6 MX6 (wit) chips van Cree. Bij het begin van het seizoen 2011-2012 zullen we 177m van die led-strips geplaatst hebben waarvan 40m in de gang naar de Theaterzaal, waar voordien te weinig licht aanwezig was. Voor enkele andere locaties die ook extra licht konden gebruiken, zochten we uiteraard meteen naar energiezuinige en duurzame lichtbronnen. In de foyer van de Domzaal installeerden we nieuwe vloerspots voorzien van spaarlampen; de vestiaire van de Concertzaal kreeg 15 PAR20 armaturen met 6W leds; 6 led-spots van 19W werden aangekocht om de Wintertuin te verlichten bij activiteiten. Alle custom armaturen werken op laagspanning, waarbij de transformator samen met de drivers in de bestaande stroomkasten zijn geplaatst. Omwille vanwerden Ondanks de hogere veiligheid van laagspanning (versus netspanning) werden alle armaturen binnen het bereik van ons publiek toch gekeurd. Die keuring resulteerde in het toevoegen van plexi platen aan de uplighters in de Concertzaal om aanraking te voorkomen. Deze zomer konden we opnieuw een flink deel van ons leddossier afronden. We realiseerden inmiddels 80% van wat we beogen. In 2012-2013 komen er nog enkele grootverbruikers aan de beurt en moeten we een aantal armaturen compleet vervangen. In 2013, als we 100 jaar Feestlokaal van Vooruit vieren, zullen we nieuwe, duurzame gevelverlichting realiseren naar een ontwerp van Roland Jéol in opdracht van de Stad Gent (in het kader van het lichtplan). Van de uitgebreide database van 1780 lampen worden 362 lampen voorlopig niet vervangen. Er bestaat eenvoudigweg nog geen waardig alternatief dat de juiste sfeer biedt, of aan alle andere eisen kan voldoen. Zo kan het Café Vooruit ‘s avonds niet zonder de amberdrift van tungsten licht en is een goede dimcurve cruciaal bij het zaallicht van de Theaterzaal. We blijven uiteraard verder uitkijken naar nieuwe ontwikkelingen. Op theatertechnisch vlak kunnen we niet zo hard van stapel lopen met duurzame verlichting. We volgen de evoluties op de voet en vragen regelmatig demo’s aan van nieuwe toestellen. Omdat Vooruit in hoofdzaak een receptief huis is, bepalen de bezoekende artiesten en gezelschappen grotendeels de inhoud van het lichtpark. Voor het concertengedeelte van Vooruits programma kunnen we wel ons steentje bijdragen. In 2009 vonden we een goed alternatief voor het fuif- en sfeerlicht van de Balzaal. 36 PAR56 armaturen werden vervangen door RGB led-pars en daar werd een nieuwe sturing voor aangekocht.


Belichting

Voor de uitbreiding van de lichtset van de Concertzaal kozen we voor 6 MAC401 led-washes van Martin en werden er nog 8 PAR64 LED van Elation bijgekocht voor de mobiele set. Op de scènes van de Theaterzaal, Domzaal en Concertzaal werden alle blauwe zij- en backstage lampjes vervangen door exemplaren met led. Alle investeringen in nieuwe (vaak vernieuwende) verlichting zorgen er niet enkel voor dat Vooruit minder energie verbruikt, de verlichting van het gebouw vraagt ook minder onderhoud. Wie de cijfers bekijkt (zie kader), zal zien dat Vooruit jaarlijks 15.726 euro kan besparen. Niet enkel dankzij een daling van het stroomverbruik (de vervangen lampen verbruiken 74% minder!), maar ook door een daling van de lampenkost. Zo zullen we de investeringen begin 2015 hebben terugverdiend. Energieleveranciers proberen investeringen in duurzame verlichting aan te moedigen door premies uit te keren, maar de aanvraagprocedure is nog complex en led-technologie wordt nog niet ten volle ondersteund. Hopelijk komt daar in de nabije toekomst verandering in. De inspanningen op gebied van duurzame verlichting konden binnen Vooruit rekenen op veel interesse. Aangestoken door de succesvolle installatie van leds in Vooruit, beslisten 9 collega’s in 2010 samen een groepsaankoop te doen van 152 lampen bij onze grootste leverancier voor retrofitlampen, LeditLight. De gezamenlijke vermindering van stroomverbruik die ze daarmee thuis realiseren, komt al snel neer op wat een gemiddeld gezin op één jaar verbruikt.

van het led-dossier in 2012 Vervangen: 1419 lampen + 177 meter xenon striplight Niet vervangen: 362 halogeen- en gloeilampen Reeds duurzame lichtbronnen: 920 TL, PL en spaarlampen Oud vermogen: 65KW, nieuw vermogen: 10KW Jaarlijkse vermindering energieverbruik: 118MWh Lampenkost oud: 5561€/jaar, lampenkost nieuw: 1611 €/ jaar Totale besparing lampenkost en verbruik: 15726€/ jaar Terugverdientijd: 5 jaar (met inbegrip van besparing op onderhoudsuren en premies is de terugverdientijd zelfs 3 jaar)

Verlichting vooruit: cijfers na afronding

Gebruikte lampen:

OUD Gloeilampbol 60W Gloeilamp spiegelspot 60W Halogeen GU1035-50W Halogeen GU10 75W dimbaar Halogeen MR16 35-50W Halogeen MR11 25W Xenon striplight 200W/m PL lamp 26W Halogeen R7 lamp 150W

NIEUW Philips master LEDbulb 7W 2700K Leditlight LED spot 6W 2600K Leditlightpowerpro GU10 6W 2600K Philips master LED spotMV 7W 2700K Leditlightpowerpro V26W 2600K Leditlight 3W 2700K Selectron RGBW strip CP267a selectron LED module 20W 2600K CP241_2 Selectron LED module 40W 2600K CP241_4

www.selectron.be www.leditlight.net

VOORUIT STEPP | 15


Belichting

FICHE OVERZICHT LAMPEN EN ARMATUREN tekst REcoEP

Belichting is onmisbaar in artistieke creatie en presentatie. Maar het is één van de belangrijkste bronnen van energieverbruik. Dat heeft te maken met de aard van presenteren: in een verduisterd theater, bijvoorbeeld. Anderzijds zijn inefficiënte technologie en fout gebruik van lampen en armaturen de boosdoener. Gerichte keuze van lampen, en doelmatig gebruik van de verschillende armaturen verzekeren niet alleen een enorme energiebesparing. Het verlengt ook de levensduur van lampen en armaturen. En verlicht de druk op het elektriciteitsnet.

Lampen kiezen Tips •

Lichtbronnen mengen zorgt voor een efficiëntie en lager energieverbruik. Gebruik halogeenlampen voor het uitlichten van personen, en led-technologie voor het uitlichten van horizonten of decors. Kies lampen op basis van hun werkelijke lichtopbrengst. Sommige lampen hebben een hoog vermogen, maar een relatief lage lichtopbrengst. Ze verbruiken veel, maar produceren niet noodzakelijk veel licht. Elektronische ballasten verbruiken tot 20% minder energie en verlengen de levensduur van de lampen met maximum 50%. Beperk het gebruik van filters.

Type & levensduur

Efficiëntie

CRI

Halogeen 400u.

Max. 25

100

TL-lamp 1200u.

80-100

80-95

Metaalhalide 750u.

Gem. 95

85-95

LED 50.000u.

Gem. 50

75

Plasma 10.000u.

60-100

94

Wist je dat: •

Het National Theatre in Londen bespaarde 30% op zijn energiefactuur door 1280 gloeilampen te vervangen door led-technologie. Een gelfilter absorbeert 50% tot 80% van het licht.

16 | STEPP TECHNISCHE FICHE


Belichting

Gebruik en toepassingen

Wist je dat:

De vele desinformatie over licht, energie en duurzaamheid schrikt vaak af. Toch zijn er niet zo heel erg veel verschillende ‘nieuwe’ lampen en armaturen op de markt. Ze evolueren wel snel. Ook oudere lampentypes worden weer her-uitgevonden. Zo blies de hele energiediscussie de ontwikkeling van gasontladingslampen nieuw leven in. We zijn zeker nog niet aan het eind van de ontwikkelingsrace. Het volledig omschakelen naar één van de nieuwe technologieën is dus niet aan de orde. Integendeel: wacht vooral niet op de ideale vervanger van conventionele lampen en armaturen, maar ga ervan uit dat elke technologie haar eigen lichteigenschappen heeft, en pas die doelmatig toe.

Tips • Ken je stiel, ken je lampen. Experimenteer met lichtbronnen die je niet of nauwelijks kent. • Meng lichtbronnen, en kies lampen en armaturen doelmatig. Het heeft geen zin enkel met led te werken, of enkel met halogeen. Elke lamp heeft specifieke eigenschappen en schept een unieke lichtervaring. • Schakel de lichten uit als ze 20 minuten of langer niet gebruikt worden. • Werk bij daglicht of met een vast (en duurzaam) werklicht. • Bepaal een maximaal vermogen voor elke voorstelling of evenement. • Herstel of recycleer kapotte armaturen.

Halogeenlampen op een lagere spanning hebben in principe een hoger rendement: door hun compactheid behouden ze makkelijker een constante temperatuur. 5-20% van het Europese e-waste (elektronisch afval, waaronder armaturen en led-spots) kan makkelijk hersteld worden. Het Arcola Theatre in Londen draait al haar voorstellingen op max. 5kW.

REcoEP verzamelt en verspreidt informatie over duurzame theaterproductie. Het is een project van de Erasmuhogeschool Brussel/ RITS, in samenwerking met STEPP vzw, SFP, OPENDOEK vzw, en OOP. Info en contact: http://recoep.blogspot.com

Wist je dat: •

Ongeveer 40% van het totale elektriciteitsverbruik van theaters gebeurt op scène.

Voordelen

Nadelen

100% dimbaar spectrum onmiddellijke ontsteking

grote warmteontwikkeling hoog energieverbruik fragiele lamp korte levensduur

hoog rendement goedkoop relatief lange levensduur dimbaar met verschillende protocollen

beperkt vermogen fragiele lamp bevat kwik discontinu spectrum efficiëntie daalt met vermogen

zeer grote vermogens hoog rendement

progressieve ontsteking dure technologie bevat kwik discontinu spectrum

geïntegreerde dimbare systemen met kleurmenging zeer laag verbruik korte responstijd

beperkte CRI dure technologie niet altijd dimbaar niet altijd RGB lage lichtstroom elektronisch afval

continu spectrum grote lichtstroom

zeer nieuwe technologie nog maar weinig armaturen voor de sector

TECHNISCHE FICHE STEPP | 17


Architectuur

Duurzaam speelt goed

Pietzakken zijn het, de theatermannen die het Openbaar Entrepot betrekken aan de Leuvense Vaartkom: geklasseerd modernistisch gebouw, buitengewone setting. Maar ze verdienen het, want hun aanpak was ongemeen creatief. En duurzaam, natuurlijk. Zo inventief gingen ze te werk, dat Burgemees-

Openbaar Entrepot voor de Kunsten

ter Tobback hen een concessie van 27 jaar toezegde. Nog duurzamer.

tekst Mia Vaerman

Vier culturele organisaties - fABULEUS, Braakland/ZheBilding, Mooss en Artforum - moesten voor zes jaar weg uit hun werkplek bij de Molens van Orshoven. Er werd een grote bouwput gegraven. Wat verderop stond het vroegere douanegebouw leeg, en hun creatief oog maakte meteen plannen. Al zeker op de gevel in neonletters achter Openbaar Entrepot de woorden voor de Kunsten toevoegen, besloten ze. Afgekort gaf dat ongeveer OPEK. Ze zochten en vonden partners in een kunsteducatieve organisatie (WISPER), een sociaal-artisiek project (De FactorY) en de drama afdeling van het Lemmensinstituut. Zeven professionele kunstorganisaties, ieder erkend door de Vlaamse Gemeenschap, koppen samengestoken, pacht samengelegd. Groot geld voor verbouwingen ontbrak, maar ze telden de huur op van twaalf maanden maal zes jaar (de oorspronkelijke afspraak met het stadsbestuur). Samenhokken zou bovendien de overheadkosten verlagen en efficiënter werken mogelijk maken.

en zocht goedkope manieren om een podiumzaal in te planten, ruimtes af te bakenen, elektriciteit aan te leggen, nooduitgangen te voorzien.

Het beschermde pand van Victor Broos uit 1954 moest een aantal architecturale onderdelen bewaren. Veeleer een troef, want het gebouw bevat vanzelf een ziel. In de repetitiezaal van fABULEUS staat een kloeke weegschaal die nog exact werkt. Door de traphal vooraan lopen ijzeren buizen van beneden tot boven, her en der delen oude ijzeren hekken de ruimte in. Het Entrepot was één grote, niet verwarmde oppervlakte over drie verdiepingen, plus kleine kantoren ernaast – met echte loketten! Wouter Nilis van het architectenbureau T’Jonck-Nilis’ tekende plannen,

Het resultaat is aan de buitenkant een okerkleurige wand, mat en lichtjes oneffen. Zeer intrigerend. Binnenin een speelvlak van elf meter op twaalf. Plaats voor honderachtennegentig man. Zoiets als de zaal van het Stuk in Leuven is dat, maar met minder hoge tribunes en wanden. De zaal voelt meteen goed aan – komt het door de evenwichtige afmetingen, of door de opvallend zachte akoestiek? De veel-kleuren-zitjes zijn ook al een knappe besparing met stoffen uit overschot: een vrolijke mix van tinten. Kids will love it.

18 | STEPP OPEK

Zuinig verbouwen: de repetitieruimtes sluiten telkens tegen de buitenmuren aan om op binnenmuren te besparen. Glazen wanden laten natuurlijk licht binnen, de molsbruine kleur van de ijzeren balken wordt doorgetrokken naar het plafond en de andere zalen, bestaande liften worden bewaard, inkomhal wordt café. Maar pronkstuk van hun creatief omgaan met het industriële pand is de podiumzaal in strobalenbouw. Een staaltje van samenwerking ook: de broer van een van de dansers, Menno Vandevelde, industrieel ingenieur, lanceerde het idee. Een zaal moet geluiddicht zijn én warm (voor het lange stilzitten). Balen stro overtrokken met leem zijn perfect ervoor. De aannemer deed een geste en drukte de prijs – het is de eerste theaterzaal in strobaal-en-leem in Europa, dus een uithangbord!


Architectuur

café werd fel gediscussieerd want dat wordt heel belangrijk. Het fungeert als ontmoetingsplek en iedereen komt er langs: acteurs, dansers, technici, publiek, kinderen. Ook over de repetitielokalen werd lang nagedacht. Vroeger konden we een voorstelling nooit afmonteren, omdat we maar drie dagen kregen van de receptieve centra. Nu lijken de ruimtes zoveel mogelijk op een echte voorstellingsruimte. Daardoor kan je kort op de bal spelen en zullen de lokalen ook voor heuse vertoningen worden ingezet - bij kleine festivals bijvoorbeeld. We zijn niet langer altijd afhankelijk van de Cultuur- en Kunstencentra. Dat schept nieuwe perspectieven voor voorstellingen en samenwerkingen. Zo zie je maar dat inventief omgaan met puur materiële gegevenheden, heel nieuwe theatrale mogelijkheden kan scheppen. Ook de aangrenzende kantoren zetten aan tot nauwere samenwerking tussen de verschillende organisaties. Even de kamer ernaast inlopen met een idee, en je bent vertrokken. Collectief. Die kruisbestuiving zal zich doortrekken naar het publiek toe, hoop ik. fABULEUS en Braakland/ZheBilding maken theater dat zeer toegankelijk is. Dit gezamenlijke Entrepot geeft zin om verdere stappen te zetten, en om nog meer soorten publiek te bereiken. Van jong tot oud, voor de sjieke buurt (rond de Vaartkom) en de sociale wijk (links achter het gebouw). Ze zitten er allemaal, in de directe omgeving van OPEK.

↑ OPEK, foto © Clara Hermans 2011

De podiumzaal werd gebouwd over twee verdiepingen, en roept het beeld op van een kloppend hart in een ribbenkast, een nest in een boom. Sterk én speels - past helemaal bij podiumkunsten. En een verademing tussen de onderkoelde theaterinterieurs en de seventies-revival. Prachtig meent ook Dirk De Lathauwer, artistiek leider van fABULEUS, en voorzitter van TPAKT vzw - de vzw achter OPEK. Dirk De Lathauwer: ‘Er was een intense samenwerking en constant overleg tussen het architectenbureau en alle medewerkers hier. Getuige de geniale vondst van de strobalenbouw. Over het

In tegenstelling tot Kunstencentra, die een avant-garde profiel hebben, is voor ons ook een introducerende taak weggelegd. Neem nu Mooss: een kunsteducatieve organisatie die vanaf dit jaar met de eerste kunstjeugdbeweging start. Die bouwen op zondag geen kamp in het bos, maar decors in de theaterzaal, bijvoorbeeld. Of denk aan de FactorY, een sociaal-artistiek-beeldend project. Het is het fundamentele doel van elk van de zeven organisaties: een publiek opbouwen dat actief deelneemt. Iedereen moet hier terecht kunnen. Als toeschouwer of als deelnemer. Voor theater- en dansvoorstellingen, of voor allerlei artistieke projecten, cursussen, workshops, masterclasses,... Omdat creatie en kunsteducatie elkaar hier meer treffen, scheppen we een veel intensere samenwerking, en kunnen we ons toeleggen op innovatieve verbindingen tussen maker en publiek. Want stro en leem is duurzaam. Maar de echte duurzaamheid die we hier willen zien ontstaan, is die vanuit de buurt die we moeten aanspreken, de diversiteit die we willen samen krijgen. Dat is pas echt werken op lange termijn’. PS. Nu de erfpacht voor zoveel jaren binnen is, zou één ding niet lang op zich moeten laten wachten: de smalle deur waar nu alle theatermateriaal wordt door geperst, kan beter vervangen worden door een brede, dubbele toegang. Om de duur van lossen en laden te verminderen - en de duurzaamheid van de technici te verzekeren...

OPEK STEPP | 19


Portfolio

20 | STEPP PORTFOLIO


Portfolio

PORTFOLIO STEPP | 21


Portfolio

22 | STEPP PORTFOLIO


Portfolio

foto's: Chris van Goethem © 2011 PORTFOLIO STEPP | 23


Scenografie

PQ 2011 Quadriënnale van de verandering

Meer dan 40.000 bezoekers, uit zeventig verschillende landen en vijf continenten, telde de 12e editie van de Praagse Quadrienale officieel “Prague Quadrennial of Performance Design and Space 2011”. De vierjaarlijkse

tekst Chris van Goethem

tentoonstelling voor scenografie startte in 1967 om theaterprofessionals uit Oost en West de kans te bieden elkaar te ontmoeten en ideeën uit te wisselen. Vandaag is ze het grootste scenografie-event ter wereld. De editie 2011 verschilde echter sterk van de eerdere edities. Het is duidelijk de PQ van de verandering geworden. ↑ PQ2011, foto PQ

Hoewel de hoofdbrok van de PQ zich afspeelde op de tien dagen dat iedereen Praag overrompelde, van 16 tot 26 juni 2011, liepen de evenementen veel langer. Al vanaf 2009 werden voorbereidende activiteiten georganiseerd in Zürich, Riga, Amsterdam, Belgrado en Évora. En na de eigenlijke PQ trekt het Intersections-project nog verder op tournee, naar festivals in Hongarije, Servië, Letland, Noorwegen, Groot Brittannië, Italië, Estland, Finland en Portugal. De stad in Grote ommezwaai dit jaar is dat de activiteiten nu verspreid werden over de stad. Vystaviste, het Art Nouveau industrial palace uit 1891 waar PQ jarenlang doorging, brandde immers gedeeltelijk af in oktober 2008. Maar de verplaatsing naar de stad is ook een gewilde keuze. Door de activiteiten naar het centrum en zijn bewoners te brengen, verzekert de investering van het theaterinstituut een meerwaarde voor de eigen bevolking. En meteen maken de buitenlandse gasten kennis met die unieke stadskern. De Nationale tentoonstelling en de scholententoonstelling werden ondergebracht in de National Galery, een gebouw uit 1925 dat origineel als ruimte voor handelsbeurzen werd gebruikt. Sinds de reconstructie ervan doet het

24 | STEPP PQ2011

dienst als museum en biedt het plaats aan tijdelijke exposities. Scenofest, dat de activiteiten voor de studenten bundelt, ging door in het historisch centrum. DAMU, de theaterschool van Praag, maakte ruimte voor de workshops. De omliggende straten en pleinen werden ingenomen door straatvoorstellingen, Six Acts, en andere presentaties. Six Acts is een reeks van zes locatieprojecten onder leiding van gerenommeerde artiesten. Na tien dagen samenwerken werd het resultaat gepresenteerd. De locaties waren zeer divers: in een binnentuin zagen we een voorstelling met papieren kostuums, in de kelder van een oude kapel een installatie. Op de rivier trapten toeschouwers op pedalo’s van scène naar scène. Midden op straat stonden salons klaar waar je naar soundscapes kon zitten luisteren. Nog een andere groep nam je mee op toeristische trip door de stad. In de headsets omschreef een tekst het leven van de mieren, maar wat je zag waren de mensen in de straat. Een laatste act verbond alle vijf andere: zo werd het publiek vragen gesteld over zijn eigen ervaring met water, als promotie voor de watervoorstelling. De Street Acts zijn gebaseerd op het concept Design as Performance: voorstellingen gemaakt door ontwerpers, waarin het ontwerp zelf de hoofdrol speelt.


Scenografie

De architectuurtentoonstelling en de lezingen rond architectuur kregen een stek in de st. Anna church. Bezoekers kregen er een overzicht van de ontwikkeling van nieuwe theatergebouwen in de afgelopen vier jaar. Op het plein tussen het National Theatre en de Lanterna Magica stonden de dertig witte boxen van Intersections. Ze bevatten projecten van scenografen, installatie-artiesten, videokunstenaars, fotografen, kostuumontwerpers en makers vanuit de hele wereld: het resultaat van een onderzoek rond de relatie performance/publiek/ruimte. Presentaties rond sound en light design vonden plaats in de Lanterna Magica - het deel van het National Theatre dat ooit speciaal voor de voorstellingen van Svoboda werd gebouwd. Maar er is meer. Met de verhuis naar de stad zelf is een offfestival op gang gekomen. De opera van Brno speelde voor de gelegenheid The Marriage/Zenitba van Bohuslav Martinu, een locatieproject in regie en scenografie van Pamela Howard. Een oude fabriekssite werd ervoor ingepalmd. Verschillende nationale culturele delegaties organiseerden tentoonstellingen in hun eigen gebouwen. Op die manier draaide heel Praag tien dagen lang rond scenografie. Landen versus individuen Scenografen worden mobieler, artistieke teams steeds internationaler. De vraag of de nationaliteit van de productie dan wel de vormgever bepaalt onder welke noemer er dient tentoongesteld, klinkt daardoor alsmaar duidelijker. De focus verschuift van het nationale naar het individuele. Maar wie bepaalt wat wordt gepresenteerd? Wie selecteert de werken? Vooral grote landen - die soms tot vijftig scenografen of scholen presenteren - hebben het moeilijk om een duidelijk beeld naar buiten te brengen. Er is geen nationale stijl meer. Elk ontwerp vraagt om een ander soort presentatie. Ook kan je de vraag stellen op welke basis de selectie gebeurt. Een slechte voorstelling kan mooie foto’s opleveren. En wat is goeie scenografie? Keuze is subjectief. En bovendien is er ook een zakelijke kant aan het geheel. Presenteren op PQ is prestige en prestige levert werk op. In andere scenografieevents, zoals World Stage Design 2013, staat de individuele ontwerper centraal. In hoeverre blijft de PQ met zijn nationale vertegenwoordiging representatief voor het werkveld? Worstelen met presentatievormen Scenografie staat ook niet langer voor decorontwerp en is geen statisch gegeven meer. Het gaat om de totale vormgeving van de voorstelling. Met geluid, beeld, projectie, licht, beweging, make-up, kostuum, … Hoe scenografie presenteren in een tentoonstelling, als verandering en tijd zo essentieel worden? Hoe bewegende beelden, soundscapes, bewegend lichtontwerp presenteren? Hoe toon je een kostuum van Madeleine Trigg dat desintegreert tijdens de

voorstelling? Of een locatie die elke dag anders is? Doorheen de verschillende tentoonstellingen en presentaties voel je iedereen worstelen met die vragen. Theater is beleven, maar hoe moet je dat gevoel tonen, tastbaar maken? Kan dat zonder de confrontatie tussen toeschouwer en acteur, zonder actie? In een Internationale context wordt het probleem nog prangender. Publiek dat van elders komt kent immers de

Theater is beleven, maar hoe moet je dat gevoel tonen, tastbaar maken? stukken niet. Het is niet bekend met de stijl of de traditie van deze ene cultuur. Het kan enkel voortgaan op wat het hier ziet, hoort, beleeft. Die zoektocht naar presentatievormen leidt tot zeer uiteenlopende resultaten. De enen blijven klassieke maquettes presenteren, anderen gebruiken vooral video. Maar video heeft het nadeel dat je niet langer naar de scenografie kijkt, wel naar de voorstelling. De bezoeker heeft ook veel tijd nodig, je kan een video niet in een oogopslag bekijken. De Servische stand maakte een mooie combinatie van klassieke maquettes met daarin bewegend beeld via een peppers ghost. De Noorse studenten toonden één foto op de achtermuur van hun stand. De rest van de stand werd gevuld met een grote stapel paletten die ervoor zorgden dat je afstand nam. Nog andere landen brachten presentaties waarin de bezoeker meegetrokken werd. Hij maakte deel uit van het interactieve geheel. Niet langer een tentoonstelling Die interactiviteit, in gang gezet in eerdere edities door onder andere Scenofest, is nu ook in de andere secties sterk aanwezig. PQ11 is niet langer een tentoonstelling, maar een overweldigende tiendaagse van activiteiten. Lezingen, presentaties, straatperformances en workshops vullen je dag van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat. In de Sound Kitchen, bijvoorbeeld, geleid door Steve Brown, kon je met bekende soundscape artiesten werken, discussiëren, luisteren naar elkaars werk. Ook de nationale standen werden interactiever. De Spaanse inzending, met Ramon Ivars als curator, legde de focus op de uitvoering van de scenografie: op het ambacht van de decorbouwer, de naaister, de hoedenmaker, … Ze presenteerden niet alleen de ateliers van bekende ambachtslieden, maar interviewden ze ook in de stand . Zo kon iedereen kennis maken met dit uitstervend ras... Finse studenten knutselden een

PQ2011 STEPP | 25


Scenografie

permanente eenpersoonsvoorstelling in elkaar. De Flytower (toneelhuis/trekkenwand) uit Nieuw Zeeland was tegelijkertijd tentoonstelling en performanceruimte. De hele tentoonstelling lang werden er voorstellingen gespeeld, inclusief soundscapes en video.

komen er samen. Iedereen is immers in Praag op hetzelfde moment. De meetings zijn er vrij informeel en staan open voor geïnteresseerden. Het is onbegonnen werk verslag te doen over alle Oistat activiteiten, maar een paar highlights geven een beeld van het brede gamma.

En dan waren er uiteraard nog de workshops van Scenofest. Jessica Bowles en James McKernan coördineerden dit educatieve luik van de PQ. Maar het eigenlijke werk in Scenofest werd verzorgd door studenten uit verschillende landen. Studenten uit Belgie, uit Canada, Nederland, Tsjechië, … Gedurende twee weken werkten ze samen om activiteiten voor meer dan duizend deelnemers te organiseren. Workshops rond scenografie, kostuum, lichtontwerp, geluidsontwerp, poppen, digitale media, architectuur en locatietheater werden geleid door zeventig artiesten uit USA, Ivoorkust, België, Duitsland, Nederland, Nieuw Zeeland, Macedonië, Slovenië, Polen, Canada, Hong Kong, Frankrijk, Spanje Japan, Italië, Indonesië, Mexico en Brazilië.

De Technology Commission stelde het eerste Technical Invention Prise boek voor (waarover meer elders in dit blad). De werkgroep rond Digital Theatre Words, opvolger van de papieren versie, stelde de web-interface voor. De Publication Commission presenteerde het eerste deel van World Scenography. Het boek komt in 2012 in de handel en geeft een overzicht van de scenografie in de periode 1975-1990. De Architecture commission maakte de winnaars bekend van de architectuurwedstrijd. Opdracht was een performance space te ontwerpen binnen de muren van de St. Anna Church. Tenslotte werd een nieuwe werkgroep over de geschiedenis van de podiumtechnieken opgestart. Hierin zitten vooral geïnteresseerden uit de History, Education en Technology commissies.

Al deze workshops hebben één element gemeen. Ze bieden jonge ontwerpers en technici de kans om in dialoog te treden en samen te werken met vooraanstaande collega’s. Een mooi voorbeeld hiervan waren de portfolio-sessies van TheatrEurope. Pamela Howard, Ramon Ivars, Marielena Roqué, Harry Cole, Jean-Guy Lecat en Chris Van Goethem bespraken een volle dag portfolio’s van een dertigtal studenten. De reflectie op hun eigen werk en de reacties van hun collega’s maakten het tot een boeiende confrontatie, zowel voor de studenten als voor de professionelen. Social media spelen een steeds belangrijker rol in de communicatie tussen artiesten. PQ en Scenofest zijn prominent aanwezig op onder andere Facebook. De activiteiten waren bijna volledig te volgen op het internet. Documentatie werd on the spot en in real time gemaakt. Het E-scenography project documenteert scholen en verzamelt portfolio’s van ontwerpers. Kritische vraag hierbij is wel in hoeverre dit soort documentatie binnen 10 jaar nog beschikbaar zal zijn. Wat in elk geval blijft in de PQ is de uitwisseling. De confrontatie met het werk van collega’s stelt het eigen werk in een ander perspectief. Mensen ontmoeten elkaar, er borrelen ideeën op, projecten, nieuwe samenwerkingen. Mensen doen inspiratie op. Het mooiste voorbeeld is scenografie-studente Caroline Mathieu die in Praag werd gevraagd om even mee te werken aan een straatvoorstelling en een week later op een festival in Duitsland stond. Oistat & PQ PQ is een kind van Oistat - International Organization of Scenographers, Theatre Architects and Technicians – en er is een sterke band tussen beide organisaties. Traditioneel houdt Oistat zijn congres in Praag: alle werkgroepen en commissies

26 | STEPP PQ2011

Tijdens het congres werd ruim tijd uitgetrokken om na te denken over de toekomst van Oistat. Net als PQ en Bastt moet ook Oistatt zich aanpassen aan een veranderende tijdsgeest. Nieuwe vormen van communicatie maken de nationale structuren overbodig als middleman. Geïnteresseerden hebben nu immers rechtstreeks toegang tot alle beschikbare informatie. Maar dat betekent niet dat er geen nood meer is aan lokale centra. Hun functie zal evolueren naar eerste contacten leggen, promotie voeren, activiteiten organiseren en inbedden in het eigen landschap... Essentieel blijft de zorg voor de link tussen internationaal aanbod en lokale ontwerper. Een conclusie In tegenstelling tot technici, die veelal in groep werken, blijven vormgevers lonely woolfs, die van productie naar productie trekken en elkaar zelden tegenkomen. De PQ blijft daarom, samen met World Stage Design, the place to be voor ieder die met theater en vormgeving te maken heeft. Zowel voor studenten, opleiders, vormgevers, makers, architecten als critici. De lokale Oistat centra hebben als taak hun vormgevers op dit platform te promoten. Maar dat kan alleen als de ontwerpers zich van hun kant engageren in de lokale branche.

Links www.PQ.cz www.oistat.org www.scenofest.org www.wsd2013.org ... Kijk ook op stepp.be


ABC Transport heeft zich door de jaren heen gespecialiseerd in het transport van decorstukken voor evenementen zoals theater, dans, en muziek. Vandaag zijn we de referentie voor de culturele sector in BelgiĂŤ. Onze troef: flexibiliteit! -Raphael Faelli ABC Transports transportsabc@hotmail.com WWW.ABC-TRANSPORT.BE


Scenografie

PQ 2011 Op zoek naar een identiteit.

tekst Rose Werckx

De goden waren ongunstig gestemd bij de voorbereidingen voor de Praagse Quadriennale 2011. Het Industrieel Paleis - magische plek waar we in het verleden vaak te gast waren - werd gedeeltelijk vernield. Overstromingen in 2002 richten al waterschade aan, nu was het vuur de spelbreker. Een nieuw onderdak vinden gaf de organisatoren heel wat kopzorgen. Maar de Tsjechen en hun medewerkers zijn gesneden uit een unieke houtsoort: ze zochten verwoed, en uiteindelijk viel de keuze op het Veletržní Palace (Nationaal Museum voor Moderne Kunst) als centrum voor het evenement, gekoppeld aan diverse locaties verspreid over de stad. Het gebouw, een betonnen structuur met veel raampartijen, oogt “modernistisch”. Groot pluspunt is de lichtinval. Binnenin lijkt het alsof de verdiepingen een groot lichtvolume omarmen.: oot lichtvolume omarmen. → PQ2011, foto PQ 28 | STEPP PQ2011


Scenografie

D

e uiteindelijke opstelling van de PQ, in juni, kon ik niet meemaken, maar de realisatie van de scholenstand en de reacties van de bezoekers volgde ik gretig op. De Belgische scholenstand stond vanaf september 2010 al op het programma van de scenografie-studenten van La Cambre. Een jury koos het project uit: de mosselstand . In elkaar te boxen met een klein budget, aangevuld door subsidie van het Prins Filip Fonds. Het werk werd onderling mooi verdeeld: de professoren, waaronder vooral Christian Halkin en Rob Van Ertvelde, stonden stand-by voor praktische info. De studenten leverden een gevecht met de materialen en allerlei technische aspecten. Hoe laat je een mossel opendraaien? Hoe stel je de lay-out samen? Hoe bouw je op – en werk je af - ter plekke? Een ideale leerschool om theorie om te zetten in praktijk. In Praag begon daarna het rondneuzen. Wat deden andere scholen? Twee strekkingen vielen op in de projecten: ofwel een sterk concept, ofwel een boel maquettes, kostuums en foto’s in een vrij traditionele opstelling. Hetzelfde fenomeen kwam terug bij de standen die de landen vertegenwoordigen. Mij lijkt een sterk concept altijd vanzelfsprekend als opdracht voor een vormgever... Nationaal was België op deze PQ-editie afwezig. De deelnemers uit onze beide landstreken waren wel uitgekozen, en alle voorprojecten lagen op tafel. Maar buiten financiële bijdrage van de universiteit van Louvain-la-Neuve kreeg het geldbakje geen cent binnen. De zoektocht naar subsidies leek op onze regeringsvorming: telkens veel uitleg geven, om dan de deur weer dicht te gooien. Dat we over de taalgrens heen wilden samenwerken, speelde ons duidelijk parten. Na alle vergeefse pogingen, besloten we om niet deel te nemen. De desillusie was zeer groot. Wel kwamen in juni de enthousiaste telefoontjes, mails en foto’s van wie in Praag was. Katrien Gebelen, studente scenografie uit Diepenbeek, vertrok na haar laatste examen naar Praag, en stuurde een verslag: ‘Ik rende van A naar B ! Twee dagen waren te kort, er was zoveel te zien! De eerste dag startte ik in de Veletržní Palace - centrale plek waar de landen en scholenstands huisden. De mosselstand was super. Dan ging ik naar Lette kijken, een productie van de Norwegian Theatre Academy. Over twee jonge mensen die kost wat kost wilden vliegen. Theater gaat soms over het aftasten van grenzen, over dingen die ons in onze alledaagse wereld bezig houden, maar waarop we niet dieper durven of kunnen ingaan. Door hun ernstige aanpak van een - naar onze maatschappelijke waarden - onmogelijke opdracht, deden ze mij bijna geloven dat ze er echt zouden in slagen om van de aarde op te stijgen. In èèn van de zijstraatjes vond ik de Fourth Act - één van de zes locatieprojecten. Maar ik weet eigenlijk niet zeker of ik de act wel gevonden heb: De kunstenaar/ ↑ PQ2011 Stand Belgische Scholen, foto Christian Halkin © 2011

PQ2011 STEPP | 29


Scenografie

↑ PQ2011, foto PQ

coach had samen met de studenten de straat omgetoverd tot één open huis, waar iedereen zijn ding leek te doen op de sofa, bed, stoel,…Als toeschouwer kon je gewoon door het straatje slenteren. Vandaar ging ik naar de Architecture Section in de SintAnnakerk. Het valt op hoeveel ontwerpers zoeken naar nieuwe invullingen en analyses van de theaterruimte. Interessant, vooral na mijn scriptie-onderzoek waarin ik weg wou van de gekende theaterruimte. Onderweg naar de voorstelling The Seventh Continent, even binnen gepiept in de expo over Milos Kalis. De voorstelling, door de Central School of Drama uit London, ontgoochelde wat. Misschien omdat mijn verwachtingen hoog lagen: ik zag de film van Michael Haneke waarop het stuk gebaseerd is. Daarmee zat de eerste dag er op. De tweede dag startte ik met The Project Extreme Costume Lunch in the Madhouse van het Bulgarian Cultural Institute. Daarna zag ik Warped Ingredient: een project uitgevoerd door de leerlingen van het Saint Martins College uit London. Beetje vreemd, maar boeiend. Volgde Rock in the City door de studenten van La Cambre: goeie mix van humor en arrogantie, met een scheut vervreemding die alles samensmolt. Als toeschouwer werd je heen en weer geslingerd tussen de verschillende gebeurtenissen die zich steeds herhaalden, tot mijn groot jolijt. Een soort dollemansspel was het, niet zeer complex, wel goed doordacht en bijzonder goed uitgevoerd. Theater van het absurde, daar hou ik wel van.

30 | STEPP PQ2011

In de catalogus las ik iets over de Piazetta. Op het plein naast het National Theatre, stonden dertig grote witte kubussen, speels met elkaar verbonden via loopbruggen. Dertig internationale kunstenaars kregen elk een volume waarin ze een installatie, performance of tentoonstelling konden opzetten. Ook films kon je bekijken in open lucht - ondermeer de verfilming van Orgy of Tolerance van Jan Fabre. Na deze PQ verhuist het geheel, onder de naam Intersection-Intimacy and Spectacle, naar een andere stad, met een nieuwe opstelling en andere kunstenaars. Op de tentoonstelling rond cross-over in de Ferdinand Baumann Gallery, tenslotte, ontdekte ik een wel heel eigenaardig apparaat dat op de etalage schreef. Er hing ook heel mooi werk van Albert Pražák. En toen ben ik stiekem toch even naar het Kafka museum gegaan. Ik kon het niet laten...’ Katrien’s dagtocht omvatte nog drie andere voorstellingen. Zij eindigt haar relaas met: ‘Je kan wel zeggen dat ik mijn ogen duchtig de kost gaf, dit had ik echt niet willen missen.’ Die stemming na overdosering ken ik. Het kruipt in je kleren, en doet je nadenken over je eigen werk. Ook kritische reacties kwamen binnen. Don Verboven - toen nog net VTI-baas - die pas terug kwam van de Biënnale van Venetië, maakte de vergelijking: ‘Daar werd ik van mijn sokkel geblazen door de verschillende paviljoenen. En ik weet het: de budgetten zijn onvergelijkbaar. Maar ik voelde ook daar vooral een betrokkenheid van de kunstenaarsbij de huidige en actuele economische, ecologische en maatschappelijke


Scenografie

crisissen die ik heel erg miste op de PQ. Waar waren de belangrijkste kunstenaars? En het debat, en de echte aandacht? Daarmee bedoel ik niet de media of flitsende vrolijke presentaties. Wel het grondige debat: wat betekent het om in 2011 nog iets voor een scène te maken? En waar was het thema ecologie? Bijna nergens terug te vinden... Terwijl het een issue is dat hoogdringend op de kaart moet staan, ook bij scenografen. Misschien ben ik te hard voor de PQ. Maar ze zullen toch heel fundamenteel moeten nadenken om in 2015 een actuelere versie te brengen. Ik pleit voor een duidelijke link met belangrijke kunstenaars, zeker uit de beeldende kunst. Misschien moeten niet langer landen vertegenwoordigd zijn, enkel kunstenaars. Wat betekent een presentatie per land nog in een geglobaliseerde wereld? Ik ben er niet voor. Misschien wel bij de studenten, maar niet in de algemene tentoonstelling. Kunstenaars kennen geen grenzen, of zouden dat niet mogen kennen. Die grenzen worden bijvoorbeeld in de Biënnale van Venetië met de nodige statements en humor doorbroken. De reactie doet heel wat stof opwaaien. In de voorbereidingsfase van deze PQ ging de verjongde ploeg van organisatoren duidelijk op zoek naar een verruiming van het begrip scenografie. Na veertig jaar werd de originele naam ‘PQ of International Exhibition of Scenography’ herdoopt tot ‘PQ of Performance, Design and Space’. In haar verantwoording stelt artistiek directeur Sodja Zupanc Lotker: ‘The new title aims to emphasize exactly this involvement of scenografy in a variety of performative activities. Using the term performance design aims towards acknowledging the changes in the theatre in the last decades as well as the changes in scenographic activity, being part of numerous genres and disciplines. Performance design is used here instead of set design - that rings too close to setting and decoration - instead of stage design - that limits scenography to space of stage - and instead of theatre design - that does not include a variety of performative genres. Scenography is, in the context of the PQ, considered and used as almost an exact synonym to performance design. It also features the discipline in its full complexity: today we talk about scenography of exhibitions, scenography of dreams, scenography of war, etc., when we talk about built and active environments that surrounds us in personal, political, sociological, or artistic ways that we inhabit or visit.’ Het bleef niet alleen bij een naamswijziging. Voor de eerste maal in de geschiedenis van de PQ werden vooraf bijeenkomsten georganiseerd in verschillende steden waar curators en geïnteresseerden van gedachten wisselden over het theoretische en praktische gedeelte van de PQ. Dat ondanks de inspanningen niet alle landen de nieuwe koers volgden, kan je begrijpen: je doorbreekt niet vlug een jarenlange traditie. Maar over die belangrijke kunstenaars

stel ik me toch enkele vragen. Kan je het werk van een kunstenaar vergelijken met dat van een scenograaf? Verschilt het vertrekpunt niet? De eindresultaten van scenografie en beeldende kunsten lijken soms op elkaar, maar de weg ernaartoe, het creatieproces, ligt anders. In zijn artikel Scenographing wijst de architect Marcel Freydefont op het risico dat scenografie haar identiteit zou verliezen als ze tot de wereld van de beeldende kunst gaat behoren: ‘Il n’y a pas de scénographie estimable, pertinente et élégante sans dramaturgie, sans mise en scène, sans acteurs et sans jeu, en un mot, sans théâtre. L’ effrangement des arts à l’oeuvre depuis le début du xx° siècle ne signifie pas leur extension, et plus que jamais le discernement, la mémoire et l’ esprit critique sont indispensables pour ne pas se perdre dans un miroir aux alouettes sous couvert de contemporanéité’. De juiste formule vinden voor een zo grootschalig project als de PQ: het staat niet in de toverboeken. Deelnemers PQ 2011 Student section. Ecole de scénographie St-Luc E.P.S. Stage design Contact: Xavier de Coster Ecole Nationale Supérieure des Arts Visuels de la Cambre Stage and costume design Contact: Christine Mobers Artesis Hogeschool Antwerpen Costume design Contact: Marc Cnops Provinciale Hogeschool Limburg Master of scenografy Contact: Jo Klaps Saint Luc Ecole Supérieure des Arts Department Architecture Contact: Daniel Lesage Erasmushogeschool RITS Contact: Rob Van Ertvelde Met dank voor de medewerking: ADB Belgium Christian Halkin Geneviève Périat Raphael Faelli Rob Van Ertvelde Chris Van Goethem Prins Philipsfonds Théatre National Les mollusques van La Cambre En al de studenten die meewerkten aan de stand hier en in Praag.

PQ2011 STEPP | 31


32 | STEPP


Scenografie

P.Q. 2011

Jungmannovo namesti. Daar spenderen we het grootste deel van onze tijd. Want daar, op het plein voor de kerk, gaan de performances

Banana Street Performance door van P.Q. 2011 - onder de naam Street tekst Christine Mobers

In het voetgangerssteegje dat een kort doorsteek vormt naar de Jungmannovo namesti bevindt zich de Coffee Shop - draaischijf van onze onderneming: we kleden er ons aan en uit, beneden in de toiletten; we lenen er een dweil om het plein te poetsen na de eerste performance, Rocks in the City; we pikken er de wc-kwast na de tweede performance (het is dat de meisjes op de camping alleen maar een tandenborstel konden vinden om over het hele plein de sporen weg te schrobben van Banana Street); en ik zit er, tenslotte, voor mijn koffie ervoor en de bespreking erna. Ik raap twee oorstokjes op die uit Raphaëls kostuum vielen, drie stukjes wol van de pompons die Jennifer verscheurde, en leg alle bewijsstukken methodologisch vast op foto : de wc-kwast op de kasseien van Jungmannovo namesti, en daarna op z’n oorspronkelijke plek naast de wc-pot tegen een achtergrond van rode tegels. Ik stop de grootste pompons in m’n zak, berg de gele met verf besmeurde t-shirt in m’n koffer, keer terug naar de Coffee Shop om het uithangbord te fotograferen op de plek van onze honderdeneen fratsen, van mijn vijftig jaren en hun twintig lentes. Daarmee tracht ik de magie van het moment voor altijd vast te leggen, de catharsis van een dag in Praag tussen twaalf en half-één - op de Jungmannovo namesti. En ik bid dat de pompons die zo over de wereld hun weg gaan, een broederlijke ketting zullen vormen voor een mensheid die aan het wegzinken is. Op de heenweg al naar Jungmannovo namesti, op het kruispunt tussen de Rumunska et de Legerova, ligt de straat bezaaid met oorstokjes - een voorteken. Ik buk me om de stokjes op te rapen, want het aftellen is begonnen: over achtenzeventig minuten start de performance, en ik begin mijn brein te ontdoen van alle ballast, om plaats te ruimen voor alleen maar het heden. “Hier en nu” zeg ik hen: het belangrijkste is om helemaal aanwezig te zijn in het heden. Op 13 minuten voor de afgesproken tijd sta ik in de rij aan de kassa van de H&M met de zwarte legging - om me niet vuil te maken. De meisjes kopen ondertussen de gele t-shirts zodat we precies identiek ogen met de officiële P.Q.-organisatoren. Op 5 minuten voor de afgesproken tijd bestel ik een koffie

Story.

aan de bar van de Coffee Shop - die doet ook dienst als loge voor onze transformaties, transgressies, improvisaties. Op 0 minuten voor de afgesproken tijd doe ik teken aan de “pompons” en de “oorstokjes” dat ze zich moeten opwarmen. Ik zeg hen alles kalm aan te doen, en daal af naar de toiletten waar ik de legging aantrek en de gele t-shirt. Olivia en Olivier geven de rode lippenstift door, plus alle andere onmisbare accessoires. In het voorbijgaan valt mijn oog op de wc-kwast. Ik pak hem op en verstop hem in de H&M-zak. Alleen maar even lenen doen we, dat hoort bij de deal, toch? Hij moet de tandenborstel bijstaan om de resten verf weg te schrobben op de Jungmannovo namesti. Na afloop we spoelen hem uit in de publieke fontein, en plaatsen hem terug naast de wcpot. Ik leg hem vast op foto met mijn Nokia en loop terug naar boven. Niks aan de hand, weer in z’n ouwe functie hersteld. Alleen wat sporen lippenstift rond m’n neus blijven over van de clown die ik daarnet nog was. Geschreven op 24 juni 2011 in de Coffee Shop op de Jungmannovo namesti Performers van Banana Street: Jennifer Chabaudie, Raphaël Lamy, Cécile Hupin, Christine Mobers.

BANANA STREET PERFORMANCE STEPP | 33


Architectuur

"Een voorstelling start bij de locatie"

Theater aan zee brengt veel locatietheater. Al was het maar omdat een stad als Oostende nooit genoeg klassieke theaterplekken heeft voor alle voorstellingen. TAZ bewijst jaar na jaar dat je van een noodzaak je grootste charme kan maken. Waarop moet je letten

Theater aan zee

tekst Ines Minten

wil je zo’n beweging laten slagen? Wat maakt het spannend en wat gooit roet in het eten? We spraken met Waas Gramser van Comp. Marius en met Sophie De Somere, coördinator Jong Theater op TAZ.

C

omp. Marius is al 12 jaar gepokt en gemazeld in openluchttheater. Van alle voorstellingen heeft het gezelschap een waterdichte technische fiche. Neem nu die van de trilogie Marius, Fanny en César – bijna vijf uur theater met een zuiderse maaltijd tijdens de pauze. Allemaal buiten. De voorstelling staat al 11 jaar op het repertoire en stond afgelopen zomer ook op TAZ. De fiche legt haarfijn uit wat nodig is om de tribune op te bouwen, keuken te installeren, welke attributen de spelers gebruiken et cetera. ‘Daarom loopt het nog niet altijd van een leien dakje’, vertelt Waas Gramser. ‘We reageren intussen wel sneller op onvoorziene omstandigheden.’ Wie op locatie speelt, zo weet Comp. Marius uit ervaring, krijgt vaak te maken met een veiligheidscommissie. ‘Dan komt er iemand de tribune controleren die graag even zijn macht laat gelden. Hij maakt opmerkingen die nergens op slaan, maar die ons wel veel tijd doen verliezen met domme aanpassingen.’ Lawaai is voor de spelers het moeilijkst om mee om te gaan, vindt Gramser. ‘Soms kiezen we in de winter een rustige plek die tegen de zomer, wanneer we er moeten spelen, razend druk blijkt. Ook vervelend is als je de speelrichting verkeerd kiest: dan schijnt de zon recht in de ogen van het publiek of blaast de wind al je woorden weg. Al wat je dan kan doen, is harder brullen.’ Voor de opbouw van een voorstelling zijn er twee grote struikelblokken. ‘Voor sommige voorstellingen moeten we kabels ingraven. Als je onverhoeds op een harde ondergrond stoot, moet je aan de slag met drilboor en pikhouweel. Of je krijgt ongemotiveerde hulpkrachten die de tribune moeten ↑ De Leeuw van Vlaanderen, foto © Kristien Verhoeyen

34 | STEPP TAZ


↓ Medea (decor), foto © Nick Develder

helpen opzetten – evenmin een lachertje.’ De locaties voor de twee voorstellingen die Comp. Marius in augustus op TAZ heeft gespeeld, waren anders snel gevonden. Waas Gramser: ‘De trilogie spelen we altijd aan het water: een zee, een kanaal, binnenwater… In Oostende stond de voorstelling in de haven, met zicht op de dokken. En Allen die vallen is een gloednieuwe voorstelling, een hoorspel. Handig is als we ze kunnen plaatsen in de nabijheid van een wegje en een treinspoor of station. De locatie moet ook iets landelijks hebben, en uit praktische overwegingen wilden we ze kort bij de plek van de trilogie . Bovendien wilden we niet te ver van het feestgedruis zitten: het moet voor het publiek nog de moeite zijn om de afstand te overbruggen.’ Dat lijkt een hoop voorwaarden, maar de locaties dienden zich vanzelf aan. ‘Oostende heeft het allemaal – het was supermakkelijk deze keer.’ Avontuurlijk ingesteld Niet alle makers voelen zich thuis in het locatietheater als de leden van Comp. Marius. Aan hen geeft Waas Gramser de raad om een voorstelling op TAZ te zien als een oefening: ‘Een plek is een plek, een voorstelling is een voorstelling. Omring je met goede mensen en zorg voor avontuurlijke ingesteldheid. Veel makers zijn bang voor slecht weer, maar dat is relatief. In 12 jaar lasten wij drie voorstellingen af door het weer. Als je het kunt opbrengen om te spelen, dan komt het publiek ook kijken. Die twee gaan altijd samen.’ Wisselende weersomstandigheden kende TAZ 2011 genoeg. Het weer kwakkelde van zonnig over bewolkt en licht regenachtig tot heuse stormtoestanden. Niet goed voor de

Architectuur

zenuwen van makers en organisatoren? Sophie De Somere: ‘Het was spannend net voor een voorstelling van De leeuw van Vlaanderen van Jonas Van Thielen. Hij speelde in Fort Napoleon, in openlucht, in bloot bovenlijf. Het stormde die dag hard en een deel van het publiek was er al. Gelukkig stopte het regenen heel even vlak voor het aanvangsuur. Alles stond onder water: speelvlak, attributen… Maar Jonas heeft toch gespeeld en dat gaf best een krachtig effect.’ Ook Mooi hè… alles beloofde spannend te worden door watertoestanden, maar dan anders. In die voorstelling van Michael Vandewalle gebruikten de acteurs veel water. Om de ruimte te behoeden voor overstromingen, hadden ze zandzakjes aangesleept. ‘Vooraf waren we vooral bezorgd dat die het niet zouden houden in een tempo van zeven dagen lang twee voorstellingen per dag’, vertelt Sophie De Somere. Maar dat bleek uiteindelijk niet het probleem. ‘We hadden een afspraak met een buurtbewoner om zijn waterleiding te gebruiken. Uiteraard zouden we de rekening betalen, maar op een gegeven ogenblik bleek hij ons toch niet helemaal te vertrouwen en sloot hij het water af. We hebben dan in allerijl een reddingsactie op poten moeten zetten om weer water te hebben tegen de volgende voorstelling. Uiteindelijk konden we rechtstreeks op de leidingen in de straat aansluiten.’ Niet zomaar mooie plaatjes Wanneer Sophie De Somere zoekt naar een locatie, let ze vooral op één ding: ‘Ik ga niet op zoek naar een mooi plaatje, maar naar een ruimte die aansluit bij de inhoud van de voorstelling. Voorts heeft de locatie natuurlijk in het algemeen veel impact op hoe je je als toeschouwer

TAZ STEPP | 35


Architectuur

↑ De Leeuw van Vlaanderen, foto © Kristien Verhoeyen

↑ Thee, foto © Sebastiaan ter Burg

voelt. Een voorstelling start bij de locatie: nog voor er een woord is gesproken, laat ze al een indruk na.’ Met dat in het achterhoofd ging Sophie - samen met programmator jong theater Liv Laveyne - vanaf januari van dit jaar op tocht. ‘We trokken er met de fiets of te voet op uit, klopten op deuren waar we interessante ruimtes achter vermoedden en volgden tip na tip. Je weet nooit wat er achter een grote gesloten poort schuilgaat – daarvoor heb je het advies van bewoners nodig.’ Voor De val van Laurens Krispijn de Boer stelde Sophie De Somere zo een hoge hangar voor. De Boer inspireerde zich op de monoloog van Risjaar Modderfokker den Derde uit Tom Lanoyes Ten oorlog. ‘Die locatie klopte heel erg met de inhoud’, vindt ze. ‘De acteur stond er geïsoleerd, alsof hij alleen was achtergebleven in een bunker, maar hij was wel nog altijd overtuigd dat hij kon winnen.’ Even tevreden was ze over het aftandse stationsbuffet waar Thee van Poolse vis te zien was. ‘Thee gaat over twee vriendinnen die na lange tijd bij elkaar op visite komen. Het begint hartelijk, maar krijgt snel iets wrangs. Dat in onbruik geraakte buffet met zijn mooie plafonds paste perfect. We hebben ook manieren gezocht om toevallige passanten bij de voorstelling te betrekken. De actrices speelden met open deur en algauw kwamen er mensen door de opening piepen. Op de ramen kleefden ze plastic met openingen in kantvorm – lekker ouderwets. Ook daardoor kwamen mensen gluren.’ Dat soort trucjes pasten Sophie De Somere en de jonge makers op zoveel mogelijk plekken toe. ‘We wilden de stad laten binnendringen in de voorstellingen en vice versa. Daar willen we volgend jaar nog meer mee experimenteren.’ Esthetica versus comfort Sophie De Somere beschouwde de afgelopen editie van TAZ vooral als een zoektocht naar het juiste evenwicht tussen locatie en publiek. ‘Ik vreesde dat het Oostendse publiek onvoldoende voorbereid was op voorstellingen buiten. Op een festival als het Nederlandse Oerol hebben alle toeschouwers paraplu’s en regenponcho’s bij zich. In België ligt dat nog niet voor de hand. Hier heb ik de indruk dat je je publiek altijd moet beschermen. Dat evenwicht zoeken is moeilijk, maar ik merk dat het publiek er stap voor stap in mee evolueert.’ Bij Medea van Ilmer Rozendaal waagde TAZ de gok. ‘We vonden eerst een soort overdekte garage, met uitzicht op de haven. Maar de setting beknotte de zichtlijnen – alsof je de openheid van de haven probeerde te vangen in een diakadertje. We twijfelden lang of we ze toch in openlucht zouden plaatsen. Het was kiezen tussen esthetica en comfort.’ De esthetica haalde het: afwachten dus, of het publiek ook bij slecht weer zou opdagen. Medea bleek elke avond bijna uitverkocht. ‘Zulke ervaringen nemen we mee naar volgend jaar. Dan zou ik graag nog een stap verder willen gaan met de locaties.’

↑ Marius aan zee , foto © (c) Nick Develder

36 | STEPP TAZ


Sector

Oude rotten Podtechn zkt eign geschied, leeftd onbelngrk

Een paar maanden terug overleed Dré Darden. Ik zou deze zomer een interview met hem afnemen, het heeft niet mogen zijn. Met hem verdween een berg informatie over hoe theater de afgelopen zestig jaar reilde en zeilde.

tekst Chris van Goethem

De geschiedenis van podiumtechnieken staat veelal niet op papier, maar ligt opgeslagen in de hoofden van de technici. In Nederland en Amerika lopen al een tijd projecten waarbij de mondelinge geschiedenis wordt vastgelegd zodat ze niet langer verloren gaat. Opgenomen interviews en gesprekken moeten beschikbaar blijven voor toekomstige gebruikers. Artikels moeten informatie verstrekken voor een groot publiek. Je kan je afvragen of het noodzakelijk is de geschiedenis van podiumtechniek te documenteren. Of ze belangrijk genoeg is om energie te stoppen in het bewaren ervan. Ikzelf denk van wel. Die historiek is een vorm van industriële archeologie: ze biedt inzicht in de gebruikte technieken en maakt “recyclage” van ideeën mogelijk. De geschiedenis van de werkmethodes vertelt ons hoe theaters functioneerden, en wat veranderde met de jaren. Maar vooral voor de algemene theatergeschiedenis is dit optekenen belangrijk. Ze geeft immers inzicht in hoe de voorstellingen er vroeger uit zagen. Zonder de technologische context kan je onmogelijk een voorstelling reconstrueren. De confrontatie werpt ook meteen vragen op: beïnvloedt de beschikbare technologie de manier waarop we voorstellingen maken? Of wordt ze ontwikkeld op vraag van de makers? In hoeverre worden scenografische hoogstandjes ingegeven door de mogelijkheden? Alle antwoorden liggen vervat in de geschiedenis van de podiumtechnieken. En die is - zeker in Vlaanderen - niet of onvoldoende gedocumenteerd. De laatste zestig jaar vormt een zeer boeiende periode voor Vlaanderen. Niet alleen was er een sterke evolutie in de technieken, er ontstonden ook cultuurcentra, kamergezelschappen en alternatieve theatervormen. Die hadden een grote invloed op de werkmethode en organisatie. Vandaar deze oproep: we zoeken podiumtechnici die al voor 1985 actief waren in de podiumkunsten. Wie kan ons de gegevens bezorgen van technici die op pensioen zijn of een

zeer lange staat van dienst hebben? We willen hen graag interviewen voor een artikelenreeks die Oude rotten gaat heten. Die behoefte aan actie rond de geschiedenis leeft ook internationaal. OISTAT richtte er een werkgroep voor op: de Timeline Working Group. Ze wil de geschiedenis van de technologie onder de aandacht brengen, informatie uitwisselen, individuele initiatieven met elkaar linken, en op die manier gegevens en materiaal van de vergetelheid redden. Vandaar ook een bijkomende oproep: wie is geïntrigeerd door de geschiedenis van de podiumtechnieken? Wie wil meewerken aan het inventariseren en in kaart brengen van de podiumtechnische erfenis in Vlaanderen? Wie heeft materiaal, foto’s, toestellen, manuals of promotiemateriaal? Wie wil een avond gezellig discussiëren over oude technieken? Alle reacties zijn welkom op info@stepp.be of telefonisch op 0475/781990

OUDE ROTTEN STEPP | 37



Scenografie

OPZOEKEN,

Bijna dertig jaar was Rose Werckx drijvende kracht van

DROMEN EN

Ria Verbergt. In '86 nam Rose over. Nummer één van

DOORGEVEN.

nieuwe naam. Dé gelegenheid om de redactrice uit te

Een gesprek met Rose Werckx

tekst Barbara Vandendriessche

Aktualiteiten en Proscenium. Het nulnummer van Aktualiteiten verscheen in mei '81, onder redactie van

Proscenium lag op tafel in november '96. Nu geeft Rose zelf de fakkel door, en meteen krijgt het tijdschrift een

horen over haar honderden artikels en interviews met vaklui uit het theater. Maar Rose is niet alleen gelinkt aan Proscenium of BASTT. Met haar man Luc Dhooghe, waarmee ze al veertig jaar samenwerkt, legde ze zelf een fascinerend parcours af als vormgever. Eén interview kan nooit samenvatten wat Rose te vertellen heeft. Toch geef ik een aanzet.

Rose, wat is je vroegste theaterherinnering? Even memorieknopje indrukken... De eerste voorstelling die me is bijgebleven dateert uit 1972. De Nieuwe Komedie Den Haag speelde in Schaarbeek Zeven manieren om een rivier over te steken, van Lodewijk De Boer. Hij regisseerde zijn eigen stuk. Vreemd om in je eigen gemeentehuis naar theater te gaan. Bij de ingang moesten we onze pas tonen: er zouden pikante scènes in zitten. Ik herinner me een podium in de vorm van een kruis, in een neoclassicistische zaal. Ook hun vlot taalgebruik is me bijgebleven. Dat pikante was gewoon bloot. (lacht) En vòòr 1972? In het zesde leerjaar stak ik een volledig toneelstuk ineen onder de snoezige titel “Prinses Zonnestraal” met het schoolbord als fond. Later, tijdens mijn studie binnenhuisarchitectuur, werd theater genegeerd. Hoewel: onze toenmalige prof Nederlands, Bernard Kemp, las één van zijn stukken voor in de klas. De duivel en de non. Misschien was hij een goed romanschrijver, maar bij zijn lezing viel ik mooi in slaap. Die desinteresse voor theater moet je in de tijdsgeest plaatsen. Wel telde elke gemeente toen meerdere cinemazalen. Ik zat er met mijn ouders bijna wekelijks. Nadien volgden de films van Bergman, Fellini, Varda. Daartegenover leek theater oubollig. Eén voorval bleef me bij. Een studiegenote verzorgde de lichttechniek van een voorstelling. Heel rudimentair. Door amoureuze problemen haakte ze af. Ik kreeg een paar volgspots in handen, en heel nerveus hanteerde ik die verdomd warme kleurenfilters. Maar ik genoot er van. Nooit zou ik zelf op

een scène staan, die zijlijn - tussen de coulissen heen kijken, en nadien zelf creëren - dàt trok me aan. Wanneer werkte je voor het eerst beroepsmatig voor theater? We hadden een architectenbureau. Onder het bureau woonde Gunter. Hij stopte z’n studies dominee en acteur, en werkte als technieker voor de gekende Vlaamse jeugdfeuilletons. Sporadisch acteerde hij. Aan tafel werd duchtig gefilosofeerd (dat hing toen in de lucht), en werd er ook over theater gepraat. Gunter bracht ons in contact met het milieu en met Johan Boonen. Z’n stuk Anna Anna was net in de KVS in première. We gingen kijken en ergerden ons blauw aan de vormgeving. Toen zetten we een omgekeerde stap: we maakten een maquette voor het stuk en trokken ermee naar directeur Nand Buyl. Nand keek ernaar, en gromde iets over centen. Wat later kregen we telefoon van Senne Rouffaer. Hij deed de regie van Heil Caesar van John Bowen, en vroeg of we de scenografie en de kostuums wilden ontwerpen. Dat werd volmondig ‘ja’! Reacties op jullie modernere aanpak? Via de acteurs. Het scènebeeld van “Heil Caesar” was één grote trappartij, met hogere treden dan gewoonlijk. De acteurs moesten nadenken hoe te evolueren over de scène, ze kregen met obstakels te maken. Eén van hen was Marc Bober. Door hem kregen we de enorme opdracht voor de vormgeving en de kostuums in De blijde intrede van Christus in Brussel. Johan Boonen schreef de tekst, Marc deed de regie. We palmden een groot deel van de schouwburg in, verruimden het

OPZOEKEN, DROMEN EN DOORGEVEN STEPP | 39


↑ Rose Werckx, foto Jo Klaps © 2011

proscenium, bouwden loopgangen rondom de toeschouwers, inkom en loges werden door acteurs bezet. Zo’n ingreep was in die periode ongewoon voor de KVS. Het was hard werken, maar ook zweven. Weer met ons twee voeten op de grond, werkten we wel verder aan onze architectuur en andere opdrachten. Zoiets werkt verruimend. Ik voel niet echt het verschil tussen een ontwerp maken voor een stand, theaterbeeld, tentoonstelling of de inrichting van een huis. De vertrekpunten verschillen uiteraard: de opdracht van de firma, tekst, te exposeren materiaal, desiderata van huiseigenaars. Maar het blijft luisteren, verwerken, en de ideeën in drie dimensies omzetten. Theatervormgeving is groepswerk, met regisseur, acteurs, licht- en geluidsmensen. Die contacten zijn boeiend - zolang de verwondering blijft en er geen gewenning binnensluipt. Ik wil het fris houden, en dat kan door ook andere dingen te doen. Werkte je altijd met Luc samen, of pak je projecten alleen aan? (denkt lang na) Binnen de theatersector werkten we bijna altijd samen, en dat was fantastisch. Het verliep ook vrij harmonieus, wellicht omdat wij van aard tegengesteld zijn. Er ontstaat wederzijds respect door: ‘hoed af, die kan dat!’ Ieder had zijn specialiteit. Tentoonstellingen inhoudelijk en praktisch uitwerken is eerder mijn dada. Conflicten onderling hadden we zelden, discussies veel. Conflicten in theater waren er wél. Ik herinner me een

40 | STEPP OPZOEKEN, DROMEN EN DOORGEVEN

incident met Yvonne Lex. Ze speelde de rol van Klutaimnestra in Agamemnon. Het was pasbeurt, en met een gezicht waaruit je opstekende donderwolken kon aflezen, stond ze op scène. Breed gebarend van ‘zie mij hier staan!’ Ze wilde haar eigen idee opleggen, ik kon er niet om lachen. Op zo’n moment heb je nood aan een schouder. Luc kon niet direct helpen, maar hij luisterde naar m’n tirade - die perfect paste in het Grieks drama. Hoe werkten jullie aan een idee? Op zoek gaan naar een idee is genieten en afzien tegelijk. Voor Madame de Sade van Mishima, een productie van het BKT, vertrokken we na meerdere gesprekken met regisseur Michel Van Dousselaere naar Marokko. Onze valiezen zaten vol boeken. Aan de rand van het zwembad begonnen we te lezen, en noteerden wat we belangrijk vonden: water, lucht en vuur associeerden we met het stuk. Alle rollen werden gespeeld door vrouwen die het over zeer intieme zaken hadden. Zo schoven we het idee van een badhuis naar voor. Maar dat kan je niet zomaar brengen. Je moet vereenvoudigen, naar de essentie gaan. Verder uitdiepen gebeurde met een glas wijn erbij... Welk theaterprojecten springen er voor jou uit? De samenwerking met Pol Dehert in zijn Arca-periode: Leonce en Lena, Nora, Het poppenhuis, Medea. We speelden Medea in een Gents rijhuis in de versie van Euripides en Müller. Het verhaal is gekende materie: Medea wordt aan de kant gezet, haar echtgenoot Jason neemt een nieuwe bruid. Uit wraak vermoordt de moeder hun twee kinderen. Maar hoe toon je een publiek dat er iets staat te gebeuren in dat huis? Wij zorgden voor de sfeer van een op til staande verhuis. De poetsvrouw schrobte duchtig de inkom, het publiek nam eigenhandig zijn zitje uit gestapelde stoelen, Jason controleerde de verbouwing, terwijl Medea voor een spiegel luisterde naar Adamo. De toon was gezet. Achteraf wordt die Arca-periode als vernieuwend bestempeld. Daarvan deel uitmaken was een mooie ervaring. De term scenograaf is vrij jong. Maakten jullie de evolutie mee van uitvoerend medewerker tot ontwerper? Eind '70, begin'80. Designtijdschriften alom. We zagen relevante buitenlandse producties in Théâtre 140, de Beursschouwburg, de Warande in Turnhout, maar de scenografie-wereld volgde de evolutie zeer traag op. Je had twee strekkingen: de ene ontwerpers waren verbonden aan gezelschappen en schouwburgen, maar ze kregen weinig armslag. Anderen beseften dat vernieuwing noodzakelijk was: Werner De Bondt, Andrei Ivaneanu, Marc Cnops,… Als ik neus in de archieven, tel ik een waslijst van ontwerpers met één of twee ontwerpen, die dan in niemandsland verdwenen. Dat gebeurt nog altijd. Door wispelturigheid of onzekerheid van de regisseurs, of omdat men telkens op jong wild jaagt?


Scenografie

Herinneringen aan een voorstelling zijn voor zeker zeventig procent visueel. Wordt de taak van de scenograaf onderschat? Ben ik vanaf de aanvang bij “de studie” betrokken en kan ik mee denken, dan voel ik me gewaardeerd. Ben ik quantité négliable en krijg ik alleen een uitvoerende taak, dan haak ik af. Want het mooiste moment ligt in dat voorbereidend werk: de zoektocht naar het idee. Je moet doorhebben in welke groep je terecht komt, waar ze haar accenten legt. Luc is gerenommeerd theaterarchitect, met enkele mooie projecten op zijn naam. Werkten jullie hiervoor als duo? Voor de verbouwing van Theater Theater in Mechelen ontdekten we samen de oude sex-bioscoop. Ondanks de doordringende geur van kattenurine zaten we na de fotoreportage te scharrelen in de vergeelde cinemabrochures, oude affiches, en allerhande voorwerpen uit de geschiedenis van die plek. We trokken ook samen op zoek naar ruimtes in Brussel voor het Brialmonttheater, het BKT,… Voor de renovatie van de Minardschouwburg gingen we naar Luc Perceval. De twee Luc’s voerden het hoge woord, maar thuis werd het gesprek voortgezet. Ik ging mee naar vergaderingen van opdrachtgevers, stadsdiensten en soms van uitvoerders. Ik noteerde en bleef zo op de hoogte over de evolutie van de werken. Jullie zijn ook één van de stichters van BASTT. Groeide de organisatie uit noodzaak of uit toeval? Architect Werner De Bondt was de initiatiefnemer. Hij schaarde een paar mensen rondom zich, waaronder enkele techniekers. Die hadden nood aan goed opgeleide lui, om niet telkens van nul te moeten beginnen. Werner wou scenografie in de belangstelling brengen via een tijdschrift. Met een kleine kern zijn we gestart. Zonder centen, maar met veel energie. Wanneer is Proscenium ontstaan? ‘Aktualiteiten’, ons eerste blad, stond onder redactie van Ria Verbergt. Wij waren medewerkers. Alles gebeurde primitief: uittikken op de tikmachine, zwart-wit foto’s plakken, mooi horizontaal lijntje voor de lay-out, en hop, naar het fotokopieermachine. Veel theatertijdschriften waren er niet in die periode.”De Scène” was algemeen informatief, “Etcetera” en “Documenta” hadden hun eigen lezers. In 1996 klopte publicist Patrick Verleye aan. Andere naam, kleur en twee talen wou hij om ons tijdschrift uit te geven. Zo is Proscenium ontstaan. Na enkele nummers gaven we de twee talen op: er kroop te veel tijd in, vooral in het vertalen van de technische termen. Maar mooie liedjes duren niet lang: de uitgeverij ging failliet. Vanaf toen werkte ik er non stop aan verder.Tot vorige maand. Aan welk interview heb je de mooiste herinnering? Hoewel ik nieuwsgierig ben om de leefwereld van iemand te ontdekken, liet ik veel interviews aan anderen over. Weliswaar

met spiekbriefjes. Nadien bespraken we de uitgeschreven tekst, dan krijg je soms andere invalshoeken Zelf genoot ik meer van het onderzoek voor artikels, zoals locatieprojecten in kerkgebouwen, spelen in jeugdtheaters, De doortocht van Don Quichotte – een artikelenreeks met vergelijkingen over allerlei voorstellingen van Cervantes held. Met opzoeken en vergelijken leer ik zelf bij. Dan volgt meteen het dromen: hoe zou ik het aanpakken? Opzoeken, dromen en doorgeven, dat is het.(lacht). De inspiratiebron is onuitputtelijk want telkens dienen nieuwe onderwerpen zich aan: nieuwe media, nieuwe ontwerpers, ecologie... Het is geen dode materie. Af en toe benaderde de commerciële sector me om artikels te publiceren, maar daar moet je grenzen in trekken. Dan kroop ik in mijn rol van ambetanterik en haalde mijn slag thuis. Jullie bouwden ook een uitgebreid archief op. Hoe? Luc was docent in Sint Lukas en het RITS. Ik geef workshops. Wil je iets overbrengen, moet je op de hoogte zijn. In die tijd waren er weinig boeken over scenografie. We verzamelden kritieken, interviews, namen TV-reportages op, ... De artikels staan gecatalogeerd volgens auteur, ontwerper, regisseur. We hadden voordien al heel wat materiaal over film, architectuur en design. Terugduiken in die documenten is heerlijk. Internet is een goed medium, maar soms niet diepgaand genoeg, en af en toe onjuist! Hoewel: wat journalisten in kranten schrijven, is soms ook geen evangelie... Ook ligt hier veel materiaal over tentoonstellingen die we maakten. Om het filmoeuvre na te pluizen van René Moulaert - belangrijke vormgever van het Vlaams Volkstheater in de jaren ‘20 - , heb ik een tweede leven nodig. En ik mag onze maquette-verzameling niet vergeten. Soms komen studenten aankloppen op zoek naar een naald in een hooiberg, én met het zwaard van de deadline boven het hoofd. Ik luister graag naar ze. In 2008 richtten we een vzw op. STA: Scenografie, Theater en Architectuur - voor archief en research. Veel werk in het verschiet. Alleen al het digitaliseren van tekeningen en documenten neemt zoveel tijd in beslag. Dan is er nog het ontsluiten van de collecties, en stoffige maquettes die moeten gerestaureerd worden. Onze grote droom is een plek te vinden voor al het ontwerpmateriaal. Een theatermuseum. Maar ik zie dat niet meteen verwezenlijkt. Kijk naar de gebeurtenissen in Amsterdam. Met de laatste besparingen wilden ze het theatermuseum sluiten. Finito! Gelukkig leverde het groot protest blijkbaar toch resultaat op... Wat wens je je opvolger van STEPP-magazine toe? Bergen geduld, en een tikkeltje psychologie. Om te verwerken wat je soms aan artikels doorkrijgt... Er is een zoete remedie: een dosis humor die de stress relativeert net voor alles onder de drukpers verdwijnt! (lacht)! Een uitspraak van Jacques Derrida (opgetekend door Rose): Lire c’est découper. Donner à voir le nouveau découpage, c’est écrire.

OPZOEKEN, DROMEN EN DOORGEVEN STEPP | 41


Scenografie

World Stage

OISTAT

Design 2013

OISTAT organisatie en activiteiten Oistat is een internationale organisatie van scenografen, theatertechnici en architecten. Landen zijn vertegenwoordigd door een vereniging (zoals STEPP vzw), sinds kort kunnen ook individuen lid worden - onder bepaalde voorwaarden. Oistat vertegenwoordigt ruim 20.000 mensen in 47 landen. De afkorting staat voor Organisation Internationale des Scénographes, Techniciens et Architectes de Théâtre. Het werk binnen Oistat gebeurt in zes commissies: Techniek, Scenografie, Architectuur, Opleidingen, Publicaties, en Historie en Theorie. Iedere commissie komt in principe minimaal één keer per jaar bijeen en voert projecten uit. Er zijn subcommissies voor bijvoorbeeld licht- of geluids-ontwerpers. Bovenaan zetelt het hoofdbestuur (Executive Committee). Om de activiteiten te coördineren beschikt Oistat over een secretariaat. Van 1993 tot 2005 was het gevestigd in Nederland (met subsidie van het Ministerie van OC&W), en sindsdien in Taipei, Taiwan (met subsidie van het Taiwanese Ministerie van Cultuur). Als lid van STEPP ben je automatisch ook lid van Oistat. Vanuit STEPP zijn actief in Oistat: Ivo Kersmaeker (Chair Technology Commission), Chris van Goethem (Vice-chair Education Commission, Head Timeline Working Group, Stuurgroep World Stage Design 2013), Jan Strickx (Education Commission), Rose Werckx (Publication Commission), en Jerôme Maeckelbergh (Digital Theatre Words en Executive Committee). Doel van Oistat is kennis uitwisselen. Hieronder enkele van hun meest zichtbare activiteiten.

tekst Jan Ackenhausen

W

orld Stage Design (WSD) is een internationale tentoonstelling voor scenografie. Het evenement werd in 2005 in het leven geroepen door OISTAT, als alternatief voor de Praagse Quadriënnale (PQ). In tegenstelling tot de PQ, dat zich vooral tot landen en scholen richt, is WSD voorbehouden voor individuele ontwerpers die er hun creaties kunnen tentoonstellen en deelnemen aan workshops, werksessies en debatten. Toronto kwam eerst, in 2005, daarna Seoel in 2009. Logisch dat Europa de volgende stopplaats is. In 2013 opent WSD haar deuren in The Royal Welsh College of Music & Drama (RWCMD), in Cardiff. Cardiff is een van de jongste hoofdsteden van Europa. Een kleine, levendige, multiculturele Engelse stad op maar twee uur treinen van Londen. Tijdens deze editie wordt niet alleen werk van individuele ontwerpers getoond. Bedoeling is om er ook een tijdelijk zenuwcentrum op te zetten met allerlei activiteiten en uitwisselingen rond scenografie. Een plek van reflectie moet het worden - binnen de context van de mondiale ontwikkelingen. Met uitwisseling tussen studenten, docenten, en een breed publiek. Thema’s en categorieën Thema van WSD 2013 is Diversity of Capturing Design. Daarmee wil WSD de traditionele weergave bevragen van ontwerpen en voorstellingen - maquettes, foto’s, tekeningen en kostuums. Deelnemers worden aangespoord om op zoek gaan naar andere representatievormen. WSD biedt op die manier een tribune voor scenografie, decor-, kostuum-, licht- en geluidsontwerp, maar opent meteen ook de deuren voor minder conventionele ontwerpers in het theater, zoals beeldende kunstenaars. Deelnemers Elke ontwerper kan werk indienen voor WSD 2013. Niet enkel decor, ook videowerk, lichtontwerp, geluidsontwerp én kostuumontwerpen horen daarbij, op voorwaarde dat ze voor een theaterproductie of performance ontworpen werden. Alle inzendingen worden opgenomen in een online tentoonstellingscatalogus. Een selectie ervan wordt tentoongesteld in Cardiff. Vanaf 15 september 2011 kunnen kandidaten hun werk insturen. Meer informatie vind je op www.wsd2013.org.

42 | STEPP WORLD DESIGN STAGE/ OISTAT

Tekst Louis Janssen

• World Stage Design 2013 In 2013 organiseert Oistat voor de derde keer de tentoonstelling World Stage Design, deze keer in Cardiff, hoofdstad van Wales. Het is een alternatief en een aanvulling op de PQ. PQ werkt “exclusief”: elk land kiest de ontwerpers die getoond worden, en verder kan niemand uit dat land meedoen. World Stage Design werkt “inclusief” omdat iedereen kan deelnemen, niet alleen bekende ontwerpers, maar ook studenten en beginnende ontwerpers. • Digital Theatre Words Digital Theatre Words is het vervolg op het boekje Theatre Words. Het is een digitale tool om online de betekenis van 4000 theatertechnische termen op te zoeken in 25 talen. Een woordenboek dus, maar in de volgende fase moet het een encyclopedie worden met uitgebreide beschrijving van elke term. Dat kan per land of taal flink verschillen, omdat met hetzelfde woord in andere landen of talen soms iets heel anders bedoeld wordt. • World Scenography Book Driedelige uitgave met een overzicht van de scenografie van 1975 tot heden. Het eerste deel bevat vierhonderd ontwerpen van over de hele wereld, uit de periode van 1975 tot 1990. • Technical Invention Prize Wedstrijd voor technische gadgets.


Technologie

TIP: technical invention prize

O

ISTAT publiceerde onlangs een boekje over de TIP-prijs, de technical invention prize: een internationale wedstrijd voor de meest innovatieve gadgets- kleine hulpmiddelen die theatertechnici in elkaar knutselen. Het zijn creatieve oplossingen voor vaak voorkomende problemen. In België kennen we de Nederlandse Willem-Jantje prijs, en in de USA en Brazilië bestaan gelijkaardige competities. De diversiteit aan uitvindingen die je tegenkomt in eigen land is verbazingwekkend. Maar vaak blijven de vondsten hangen in één discipline. Methodes die gebruikt worden in opera zijn vaak onbekend bij andere podiumkunsten. Toch zouden materialen uit de wereld van de musical bijvoorbeeld perfect dienen in de Rock and Roll scene. Wie weet wat voor schatten we ontdekken als we dit wereldwijd opentrekken? Het lag voor de hand het internationale netwerk van OISTAT te gebruiken, en er een grensoverschrijdende competitie van te maken. Er horen een paar regels bij: - Het idee moet een apparaat of hulpmiddel omvatten dat specifiek is ontwikkeld voor gebruik in podiumtechniek, en het moet gebruikt kunnen worden op alle locaties waar podiumtechniek wordt toegepast. - Er moeten standaard te verkrijgen onderdelen, artikelen of materialen gebruikt worden. - Onderdelen, artikelen of materialen die voor een ander doel in een andere industrietak werden ontwikkeld, mogen oneigenlijk worden gebruikt. - Het apparaat of hulpmiddel moet aanwijsbaar door een (ex-)technicus zijn bedacht. Beproefde technieken, zoals de krommer of de trek, zijn uitgesloten. - Het apparaat of hulpmiddel mag niet worden ontwikkeld door een commercieel bedrijf. - Het idee moet vrij zijn van rechten, en voor iedereen zonder financiële consequenties kunnen worden gebruikt. - Elk idee moet al in de praktijk zijn benut. Na het verspreiden van de folder en de info via alle OISTAT centers kwamen de inzendingen binnen, en kon de internationale jury aan de slag. De deelnemende inzendingen werden gebundeld in een fraai uitgegeven boek. Het werd voorgesteld tijdens de prijsuitreiking op de PQ in Praag. Winnaar is Hu Hao En - laatstejaars student theatertechniek uit. Zijn opvouwbare horizon-opspanner kreeg de meeste punten, en hij werd in uitgenodigd om in Tsjechische hoofdstad de prijs in ontvangst te komen nemen. Wil u alle inzendingen zien, bestel dan het TIP boek. Kan u meteen eigen ideeën vergelijken met collega’s uit Taiwan, Duitsland, USA, enzovoort...

TIP STEPP | 43



STEPP

STEPP IN DE STEIGERS tekst Jan Ackenhausen

B

ASTT is niet meer. Lang leve STEPP! De afgelopen 30 jaar zette BASTT zich onophoudelijk in voor de actieve ondersteuning van ontwerpers en technici in de theaterwereld. We droegen ons steentje bij tot kwaliteitsvolle opleidingen, en tot een bredere erkenning van de beroepen. Met een nieuwe naam en een nieuwe werking kijken we vandaag - als steunpunt voor de producerende, ontwerpende, en technische krachten binnen de brede culturele sector – over de verschillende subsectoren heen. Daarmee komen we tegemoet aan een groeiende vraag tot verbreding, en spelen we in op de vervaging van de grenzen tussen theater, beeldende kunsten, ontwerp en architectuur. Binnen het multidisciplinaire kader van de culturele sector wil STEPP zorgen voor een brede spreiding van expertise en kennis, zowel op technisch als op creatief vlak. Ontwerpers, producenten en technici kunnen bij STEPP terecht voor informatie en opleidingen. Natuurlijk gebeurt dit in nauwe samenwerking met de andere steunpunten van de sector. Met de transformatie van BASTT naar STEPP werd ook de algemene vergadering en de raad van bestuur uitgebreid. Inhoudelijk werkt STEPP met werkgroepen om informatie en kennis te verzamelen over specifieke thema’s. Die werkgroepen zorgen voor de inhoudelijke onderbouw van het STEPP magazine, voor de symposia (de vroegere contactdagen), informele evenementen, en opleidingen. Werp alvast een blik op de vernieuwde website. In de komende maanden worden de overige werkgroepen geactiveerd, en kondigen we stap voor stap meer informatie, opleidingen en activiteiten aan. www.stepp.be

STEPP STEPP | 45


AGENDA SYNTRA Info-moment opleiding podiumtechnieken en leercontracten, Kontich www.syntra-ab.be

Duinkerken vernissage van Les Petits Mots (Jean-Pierre Gougeau), La Piscine www.atelierculture.fr

Cardiff Start kandidaturen voor deelname World Stage Design 2013 www.wsd2013.org

De Munt La Fura dels Baus brengt in de muntschouwburg een heel eigenzinnige voorstelling van Oedipe. De muziek is van de Roemeense componist George Enescu www.demunt.be

Amsterdam Pioneers of Industrial Culture: Interview met Angus Hyland www.premsela.org >< KVS De KVS brengt Oedipus/Bêt noir. In deze productie gaat Wim Vandekeybus aan de slag met Jan Decortes bewerking van Sophocles’ Oedipus in een vormgeving van Isabelle Lhoas www.kvs.beww.kvs.be Amsterdam VPT Themadag: Duurzaam gebouwenbeheer, Amsterdam. www.vpt.nl Kaaitheater In Expanding Energy, eendaagse conferentie in vier performances, onderzoekt Davis Freeman onze obsessie met energie www.kaaitheater.be De dag van de Architectuur vestigt dit jaar de aandacht op duurzaamheid, participatie en groepswoningbouw. De drie thema’s spelen in op een steeds complexer wordende ruimtelijke ordening en vormen de rode draad doorheen het architectuurprogramma van de vijf Vlaamse provincies www.dagvandearchitectuur.be - en Kaaitheater In Violet keert Meg Stuart terug naar beweging als eerste drijfveer van haar werk. Ze rijmt het abstracte aan het persoonlijke in een alchemie van zintuigen www.kaaitheater.be

46 | STEPP AGENDA

Leuven VTi Denk- en doedag: Cultuur als motor voor transitie naar een rechtvaardige duurzaamheid, Leuven. www.vti.be >< MoMu Het Antwerps Modemuseum presenteert de eerste grote overzichtstentoonstelling van ontwerper Walter Van Beirendonck met als titel Dream the world awake info@momu.be www.momu.be >< Rotterdam CUE vakbeurs www.cue2012.nl Nog op , , en De Munt Medée van Cherubini in De Munt. Een herneming, in regie van Krzysztof Warlikowski en gedirigeerd door Christophe Rousset. De productie wordt een sterk staaltje audio-techniek met tegelijkertijd een live TV mix voor een live uitzending (in de cabine op PM5d), een multitrackopname (op Protools in de PP studio van de Munt), en de klankversterking voor de zaal (vanuit de regie in de zaal op een DM1000). Dit alles met mensen en materiaal van de Munt. >< Dortmund Fourth scenographers’ symposium, thema: 'Inszenierung & Effekte, Die Magie der Szenografie', in de Fachbereich Design der Fachhcohshule, Max-OphulsPlatz 2, Dortmund. Over de conceptuele dimensie en de theoretische reflectie rond die scenografische praktijk. http://www.scenology.eu/de/


NIEUWS STEPP-lidmaatschap 2011-2012 Het STEPP-lidmaatschap 2010-2011 liep af op 31 augustus. Om te hernieuwen volstaat een mailtje naar info@stepp.be. Vanaf dit jaar krijgen verenigingen en organisaties groepskorting. De lidmaatschap blijft op naam, maar een korting van 10% wordt toegekend aan elke organisatie die tien of meer lidmaatschappen tegelijk aanvraagt. WIELS verkoopt meubilair WIELS verkoopt het meubilair van de tentoonstelling van Sven Augustijnen. Onder het materiaal o.a.

theater/cinema/conferentie klap-zetels, zo goed als nieuw (3 maanden gebruikt, zonder slijtage), en geluidspanelen om binnenreflectie tegen te gaan. Meer info per mail kwinten@wiels.org - 0494 528 378 World Scenography reeks OISTAT publiceert een 3-delige reeks over scenografie sinds 1975. World Scenography is een eerste aanzet om een toegankelijk overzicht te creĂŤren van hedendaags ontwerp en scenografie in het theater. De reeks is beschikbaar in boekvorm en digitaal, en kan gereserveerd worden via www. worldscenography.org

TOTTS, afkorting van Total Technics, is importeur en distributeur van professionele materialen voor theaters, culturele centra en verhuurbedrijven in de evenementensector. TOTTS is de verkoopspartner van bekende topmerken: Martin Professional, stockist/grossist sinds juni 2011 - organisatie van de enige halte in BelgiĂŤ van de European Roadshow. RaAlloy, laadrampen uit England. Mott, marktleider in Duitsland van podiumelementen. i-PIX, revolutionaire LED stageblinders. LSC lighting, dimmers en lichtmengtafels. TOTTS verzorgt ook de totaalinrichting van theaters en culturele centra. U vindt TOTTS op diverse beurzen (Lounge, Festivak, Pro Sound & Light, Plasa) TOTTS Stageline bvba Fabriekweg 46 8480 Eernegem. info@totts.be Tel. 059 29 99 05 Mob. 0475 36 40 11.

NIEUWS STEPP | 47


DUURZAAMHEID STEPP vzw zet zich in voor een duurzame cultuursector. Dit uit zich in al onze activiteiten en opleidingen. STEPP is daarnaast ook partner in een aantal duurzaamheidsinitiatieven van partnerorganisaties. STEPP vzw wil zo een motor zijn voor een duurzame cultuursector.

COLOFON CONTACT STEPP vzw Sainctelettesquare 19 1000 Brussel T: +32 2 203 92 06 E: info@stepp.be W: www.stepp.be

STEPP magazine #01

MISSIE STEPP vzw is het steunpunt voor de producerende, ontwerpende en technische krachten van de brede culturele sector. De organisatie is het aanspreekpunt actuele ontwikkelingen op het vlak van techniek, scenografie, architectuur, veiligheid en opleidingen in de culturele sector en haar zeer diverse subsectoren. STEPP vzw bundelt de krachten van de gehele sector om een constante uitwisseling van expertise teweeg te brengen. De organisatie is gesprekspartner in diverse comités, en organiseert op regelmatige tijdstippen studiedagen, symposia, netwerkmomenten en opleidingen. STEPP vzw is lid van OISTAT en benadrukt daarmee het internationale kader van de hedendaagse culturele sector.

Bijdragen: Johan Penson, Ludwig Billiet, Pieter Troch, Jos van der Haterd, REcoEP, Chris van Goethem, Ivo Kersmaecker, Rose Werckx, Jan Ackenhausen, Louis Janssen, Barbara Vandendriessche, Ines Minten, Mia Vaerman. Eindredactie: Mia Vaerman Vormgeving: Jo Klaps, brusselslof.be Cover: Cesena, Anne Teresa De Keersmaeker Foto en lichtontwerp: Ann Veronica Janssens Druk: Drukkerij Paesen Dank: Zichtlijnen, Rose Werckx, fABULEUS, Theater Aan Zee, Ann Veronica Janssens, Vooruit STEPP magazine wordt gedrukt op 100% FSC gecertificeerd papier. Eenheidsprijs: 12,00 EUR. Alle vorige nummers zijn beschikbaar op bestelling via www.stepp.be

ACTIVITEITEN STEPP vzw organiseert regelmatig bijeenkomsten in de vorm van symposia, informele meetings en workshops. Daarnaast bieden wij een uitgebreid cursusprogramma aan. Verdere informatie en een overzicht van de activiteitenkalender vindt u op onze website www.stepp.be.

BIJDRAGEN Indien je zelf tekst of foto’s wil bijdragen voor een volgend nummer, kan je contact opnemen met de redactie: magazine@stepp.be. De verschijningsdata van het STEPP magazine zijn 15/3, 15/6, 15/9 en 15/12.

TARIEVEN STEPP leden krijgen alle 3 maanden het STEPP magazine gratis in hun bus. Daarbovenop krijgen onze leden korting bij alle STEPP activiteiten, en bij een aantal partnerorganisaties.

ADVERTEERDERS ABC Transport, Amptec, Apex, DTS2, Harco TM, Jezet, Sennheiser, Showtex, Sotesa, Stakebrand, Theateradvies, TOTTS, TTAS, Vakbeurs Theatertechniek, Verbiest.

Lidmaatschap (1 jaar): 48,00 EUR* Student (1 jaar): 24,00 EUR STEPP magazine (1 jaar): 50,00 EUR

Voor informatie over advertentiemogelijkheden mag u ons contacteren op sponsoring@stepp.be

* Speciale groepstarieven zijn beschikbaar. Meer informatie op onze website www.stepp.be

48 | STEPP COLOFON

Jaargang 1 Nr.1 – September 2011 STEPP Magazine is een uitgave van STEPP vzw. Verantwoordelijke uitgever: Johan Penson.

Deze uitgave wordt ter beschikking gesteld overeenkomstig de bepalingen van de Creative Commons Public License, Naamsvermelding – Niet Commercieel - GelijkDelen België 3.0, http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/deed.nl


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.