2 minute read

De ode aan de strips

Door Anna S Vanassche Beeld Door Bavo Bobelijn

Strips worden de negende kunst genoemd, en onterecht is dat absoluut niet. Voor mij zijn ze een warm, nostalgisch bad in strookvorm.

Advertisement

Er zijn maar weinig boeken interessant als je nog niet kunt lezen. Toch zat ik thuis als kind vaak naast de grote boekenkast, die nog groter lijkt als je klein bent. In kleermakerszit op het linoleum doorbladerde ik een eindeloze reeks strips, uit een eindeloos lijkende voorraad op de planken. De tekstballonnetjes sloeg ik over, de uit simpele lijntjes bestaande gezichtjes zijn toch expressief genoeg om een groot deel van het verhaal mee te krijgen, niet?

Dingen die ik niet begreep, vulde ik aan met verzinsels; lezen was voor later. Ik heb veel strips doorbladerd, ook toen ik effectief kon lezen, maar nu – het later van toen – ben ik daarmee gestopt. Ik vraag me af waarom.

varkenskoppen. Door de grond zakken doe je met een groot rood uitroepteken boven je hoofd. Nergens worden zoveel prachtig beeldende onomatopeeën gebruikt als in strips. Een strijkijzer dat op je hoofd valt zegt ‘pok’. Aan een touwtje trekken levert het geluid ‘snok’ of ‘vrot’ op, soms zelfs een combinatie van beide. Eten klinkt als ‘hap’ en bij de meer lawaaierige eters ‘slik’ en ‘smek’. De titels zijn geniaal, gaande van ‘De hoed van Robin’ en ‘Blond en blauw’ tot ‘De ringelingterrorist’ en ‘Game of drones’.

Fanny zal altijd de liefde vinden, ook al duurt ze maar een album

In strips zijn er nog zekerheden. Fanny zal altijd de liefde vinden, ook al duurt ze maar een album. Professor Gobelijn verspreekt zich tot in de eeuwigheid en Jef Patat zit nog steeds onder zijn brug. Jerom is een levende deus ex machina, en Carmen rookt in de vroege albums meer wel dan niet. Vechten, wat toch een vrij beweeglijke activiteit is, kan een striptekenaar op slechts één kadertje uitbeelden: in een draaikolk van sterretjes, wolken, chagrijnige hoofden en klapklare vuisten. De albums ruiken naar gloednieuw glanzend papier – de beste geur ter wereld – of, in het geval van de albums die mijn ouders als kind kochten, een beetje stoffig.

Vloeken gebeurt niet volgens de regels van het dagelijks leven, maar in uitroeptekens, sterren, Chinese tekens, doodshoofden met gekruiste beenderen en

Strips behoren niet tot het vakje van de grote literatuur, maar werelden scheppen waar je op pakweg 46 pagina’s een verhaal met spanningsbogen en al kunt vertellen, en dat keer op keer, is een vak apart. Striptekenaars maken lezen toegankelijk voor mensen die op obstakels stuiten bij boeken. Ze verbinden generaties.

Onlangs zei mijn zus dat ze af en toe wel nog eens een strip leest voor ze gaat slapen, en dat heeft me geïnspireerd om nog eens naar de boekenkast te trekken waar onze strips nog steeds allemaal staan. De afgelopen jaren vulde ik met boeken van schrijvers die al jaren dood zijn; ik wil altijd maar terug, zelfs naar tijden die ik nooit heb meegemaakt. Strips lees ik nooit meer. Maar waarom eigenlijk? Als zo’n groot deel van mijn kindertijd gewoon in de kast ligt te wachten?

This article is from: