1 minute read

Amsterdams oudste elektrische

Binnenkort keert de tram na ruim drie jaar weer terug op de Bullebak, de vernieuwde dubbele basculebrug over de Brouwersgracht. Daarmee wordt Amsterdams oudste elektrische tramroute weer helemaal bereden. De vraag is voor hoe lang, want er hangen bezuinigingen in de lucht.

TIM BORIC

Advertisement

In de Marnixstraat, de verbinding tussen Leidseplein en Haarlemmerplein aan de rand van de Jordaan, lag in 1900 de bakermat van de elektrische tram in Amsterdam. Dat de snelgroeiende stad een elektrisch tramnet nodig had was al langer duidelijk. Er was dringend behoefte aan netuitbreidingen, meer snelheid en meer vervoercapaciteit; bovendien was paardentractie duur. De Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij kwam al in 1893 met de eerste voorstellen, maar kreeg daarop geen reactie van het gemeentebestuur. De stad en de particuliere AOM hadden een gecompliceerde relatie, met telkens terugkerende worstelingen over de concessievoorwaarden en slepende politieke discussies in de gemeenteraad over hoe alle wensen en belangen van de stad en de maatschappij met elkaar moesten worden verzoend. In 1898 zag het gemeentebestuur geen andere uitweg dan de AOM per 1 januari 1900 te ‘naasten’, dat wil zeggen: de concessie in te trekken en de tramexploitatie zelf ter hand te nemen. Een half jaar voor de naastingsdatum werd een directeur voor het beoogde gemeentelijke trambedrijf aangesteld: J.H. Neiszen, tot dat moment adjunct-directeur gemeentewerken in Rotterdam. Als kwartiermaker was het zijn eerste taak om de overname voor te bereiden van het complete bedrijf met personeel, paarden, rijtuigen, railinfrastructuur en gebouwen, en te zorgen voor een naadloze voortzetting van de tramexploitatie van de ene dag op de andere.

Pionierswerk

Daarnaast moest pionierswerk voor de elektrificatie worden verricht. Spoed was geboden vanwege de gewenste netuitbreidingen naar diverse nieuwbouwwijken buiten de Singelgracht. Sommige van die uitbreidingen konden niet wachten tot de elektrificatie van de grond was gekomen en zijn in de jaren 1900-1903 nog met paardentractie gerealiseerd. Neiszen zag de gastram, die in 1897 al in Amsterdam had proefgereden, nog even als mogelijke tussenoplossing toen de leverancier, de Traction Development Company Ltd, een twintigtal gastrams voor twee jaar in bruikleen aanbood. Maar toen het in oktober en november 1900 tot nieuwe proefritten kwam, legde het slagen daarvan al weinig gewicht meer in de schaal. De gemeente investeerde zelf alleen nog in elektrificatie en liet het aan de gastrammaatschappij over om voor eigen rekening remiseruimte met een werkplaats en vulstation te regelen. Die bedankte voor de eer.