21 minute read

"Ik wil de mensen ter plekke leren vissen"

Peter Rosseel, Arts Zonder Grenzen

“Ontwikkelingshulp is in wezen een slechte zaak…”

Als dit nummer in je bus valt, staan voor veel mensen de koffers gepakt, de tickets en hotelvouchers in de map, de auto en caravan klaar om de grote trek richting verdiende vakantie aan te vatten. Strand of bergen, zuiden, noorden of exotische bestemming, dichtbij of veraf, platte rust of doe-vakantie. Wel zowat allemaal om ons te amuseren, om de stress van een jaar werken even achter ons te laten. Peter Rosseel uit Wortel geeft aan zijn vakantie al 21 jaar een andere invulling. Gedurende twee tot vier weken per jaar is hij ter beschikking van Artsen Zonder Grenzen (AZG) om met zijn competenties als arts-anesthesist naar oorden te trekken waar men er nood aan heeft. Over wat hem daartoe gebracht heeft, wat het met hem gedaan heeft en over de man zelf hadden wij op de drempel van de vakantie een uitgebreide babbel.

Cesuur

Mijn wieg stond in Zwevegem, West-Vlaanderen. Mijn vader werkte er bij staalfabrikant Bekaert. Die fuseerde met Cockerill in Hemiksem en mijn vader werd gevraagd daar te gaan werken. Dus zijn we met heel het gezin naar Hemiksem bij Antwerpen verhuisd. Dat was voor die tijd een hele stap, van het zeer landelijke West- Vlaanderen naar de meer steedse omgeving van Antwerpen. Ik was toen vijf jaar, net de leeftijdgrens van wat je nog actief herinnert. Veel is me niet bijgebleven van de jaren in Zwevegem.

Voor mij begon het allemaal in Hemiksem. Ik was de oudste van het gezin van toen vier kinderen. Een jaar later overleed mijn jongste broertje Paul-Philippe, net geboren voor we verhuisden, aan leukemie. Dat herinner ik me nog heel goed. Het overlijden, dat hij thuis opgebaard lag. Dat de familie in die dagen veraf woonde, maakte het voor mijn ouders nog moeilijker.

Ons gezin is door die gebeurtenis altijd in twee tijdvakken gedeeld; de periode voor het overlijden van Paul-Philippe en de periode erna. De verhuis van West-Vlaanderen was een grote stap, de dood van mijn broertje was veel ingrijpender, een echte cesuur. In die tijd luidde het credo immers vooruit; tijd om te rouwen leek er niet te zijn. Ik heb me soms wel afgevraagd of mijn ouders dan geen verdriet hadden, wat natuurlijk wel was. Maar kinderen mochten hun ouders niet zien wenen en het leven moest verder.

Daarna zijn er nog twee kinderen gekomen, zodat we met vijf zijn overgebleven. Vier jongens en één meisje. Die twee laatstgeborenen zijn ook minder streng opgevoed, alsof mijn ouders milder geworden waren door wat hen overkomen was.

De zachte G en de harde H

Mijn eerste twee schooljaren ging ik in Hemiksem naar de broederschool. Daar werd ik natuurlijk geconfronteerd met het taalverschil. De welbekende ‘G’ en ‘H’, het verschillend woordgebruik. Daar werd ik erg over uitgelachen. Ik heb me dus snel aangepast, uit zelfbehoud. Het is me goed van pas gekomen. Overal waar ik later terechtkwam heb ik me steeds snel de taal eigen gemaakt.

Thuis hebben we gaandeweg een soort algemeen beschaafd West-Vlaams aangenomen. Mijn jongste broers zijn in Antwerpen geboren, hebben het West-Vlaams alleen van de familie horen spreken. Eigenlijk spraken we een echte mengtaal, dan nog aangepast aan het gezelschap. Maar ik versta en spreek ook nog altijd echt West-Vlaams. We zijn trouwens altijd bij de familie op bezoek blijven gaan. Mijn grootouders langs moederskant hadden in Den Haan een groothandel in granen, langs vaderskant een kolen- en aardappelhandel in Bredene. Het waren echte commerçanten. Het was er altijd plezant, ze hadden veel kleinkinderen. We konden er in de hangars spelen, tussen de zakken graan. Ze hadden ook een cabine op het strand. We hebben er veel mooie vakanties doorgebracht. Zalige tijd. Het waren ook hele reizen, de snelweg naar de kust was er nog niet.

In Hemiksem woonden we aan de Provinciale Steenweg, de grote baan. Maar het verkeer was toen heel wat minder dan nu. Een huis met een hele grote tuin, waar we naar hartenlust konden ravotten. Het was er best goed wonen. De Schelde stonk wel hard die tijd, net een open riool.

Toen ik twaalf werd verhuisde ons gezin naar het dan nog landelijke Aartselaar. We hadden een veel kleinere tuin, maar woonden vlak bij een boer met akkers en weiden, waar ik ging helpen als ik niet voor school moest werken. Ik vond dat heel plezant. Paard en kar, bieten rooien, hooien. Hard labeur. Koeien die moesten kalven, een merrie die moest gedekt worden. Geweldig interessant voor een jong gastje als ik. De stad was goed, maar mijn goesting was en is het platteland.

WIE IS PETER ROSSEEL

Peter Rosseel

Peter Rosseel

1955 - Geboren in Zwevegem - West- Vlaanderen 1960 - Verhuist naar Hemiksem; kleuteronderwijs en lagere school Broederschool, vanaf derde leerjaar Onze Lieve Vrouwe College (OLVC) in Antwerpen 1967 - Verhuist naar Aartselaar - Latijn- Wetenschappen OLVC 1973 - Start geneeskundestudies Universiteit Antwerpen 1979-1984 - Huwt en krijgt 3 kinderen 1980 - Specialisatie anesthesiologie in het Stuivenbergziekenhuis in Antwerpen 1985 - Specialiseert verder in de cardioanesthesiologie in Rotterdam 1986 - Aan de slag in Klokkenberg, nu Amphia-ziekenhuis Breda tot heden 1991 - Verhuist naar Kalmthout 1992 - Eerste missie met Artsen Zonder Grenzen 2006 - Verhuist naar Wortel

Het college

Met de Antwerpse mentaliteit had ik eigenlijk geen problemen. Een veel grotere verandering was toen ik van de Broederschool naar het College van de Jezuïeten ging in Antwerpen op de Frankrijklei. Een strenge aanpak, een uniform. Maar ik heb er een prachtige schooltijd doorgebracht. Wel eens ‘op de kamer’ moeten komen, maar nooit slechte dingen ondervonden. Ik ben er ook heel mijn verdere schooltijd gebleven en goede leraren gehad. Bijna heel de humaniora een Jezuïet als titularis. Daar waren markante persoonlijkheden bij, waar ik veel van opgestoken heb. In de school was er ook een project voor ontwikkelingssamenwerking, waar ik mee aan werkte.

Ik was half intern zoals ze dat noemden. Bleef er ’s middags eten maar ging elke dag naar huis. Meestal met de fiets, ik heb er mijn liefde voor de fiets opgedaan en nooit meer afgeleerd. In de examentijd kon je tijdelijk intern worden, wat mijn ouders niet slecht vonden en ik ook niet. Je kon er goed leren, je werd niet gestoord en tegelijk goed in ’t oog gehouden.

Ik ging er al snel bij de scouts, een van de oudste groepen van het land, de 2 e VVKS groep die gesticht is in Vlaanderen. Van de welpen tot uiteindelijk in de leiding. Mooie tijd. Met ook veel aandacht voor de wijde wereld. Het grootse deel mijn vrije tijd heb ik met de vrienden van de scouts doorgebracht.

Arts

Al van heel vroeg wilde ik dokter worden. Eventjes, zoals vele collegegangers, gedacht aan missionaris, maar dat was snel over. Er waren al gauw interesses die niet te rijmen vielen met het priesterschap. Thuis hebben ze me nooit in een bepaalde richting gestuurd. Mijn vader was econoom en had al in Antwerpen gestudeerd. Iets wat als zoon van een kolenhandelaar niet vanzelfsprekend was. Mijn ouders hebben ons altijd gemotiveerd om goed te studeren, maar wat we wilden mochten we zelf kiezen.

Na mijn humaniora ben ik aan de Universiteit Antwerpen voor arts gaan studeren. Ik was wel graag naar Leuven gegaan, maar op kot was toch te duur voor mijn ouders. Mijn broers en zussen gingen immers ook studeren. Naar Antwerpen, de campus in Wilrijk was maar enkele kilometers ver en die bleef ik met de fiets doen.

Je begint met algemene geneeskunde, maar mijn interesse ging als snel uit naar de tropen. Wilde eigenlijk tropenarts worden. De liefde heeft me op andere paden gebracht. Tropische geneeskunde was bedoeld om effectief naar de tropen te gaan werken, mijn lief en latere echtgenote zag dat niet zitten. Uiteindelijk ben ik anesthesie gaan studeren. Tijdens de artsenopleiding had ik zo’n stage gedaan in Stuivenberg en daar heb ik dan ook mijn specialistenopleiding gedaan. Stuivenberg is een fantastisch ziekenhuis. Heel de wereld kom je er tegen. Een heel intensieve opleiding.

In het laatste jaar van mijn opleiding tot anesthesist zijn we gehuwd en kochten we een huis in de buurt van Stuivenberg, in de Constitutiestraat, waar we een hele poos zouden wonen met onze drie kinderen.

Peter Rosseel

Peter Rosseel

Rotterdam

Na mijn opleiding ben ik in Stuivenberg blijven werken. Het was toen een OCMW-ziekenhuis met een strakke hiërarchische indeling volgens rang. Beginnen in rang 5, dan rang 4, en zo stilletjes opklimmen. De verloning was daaraan gekoppeld en was heel ondoorzichtig. Arts is een vrij beroep, met een ereloon. Maar wat daarvan in handen van de groep bleef, daar kon je alleen maar naar raden.

Al tijdens mijn opleiding had ik het voornemen met nog verder te specialiseren in cardio-anesthesie. Hartchirurgie was die jaren fel in opkomst maar stond nog in de kinderschoenen. Wie dat wou, moest zich in Leuven gaan bekwamen, in Antwerpen was de expertise nog niet echt voorhanden. Ik kreeg toen een tip voor het ziekenhuis van de universiteit van Rotterdam. Na mijn sollicitatie ben ik er aangeworven.

Rotterdam was een openbaring. Als je spreekt van een cultuurschok, dat was er een. Verhuizen van Zwevegem naar Hemiksem niet, van Antwerpen naar Rotterdam wel. Dat had alles te maken met de grote openheid en een professionele attitude in het ziekenhuis van de universiteit. Geen rangen, geen standen. Maar grote gelijkheid in behandeling, in mogelijkheden om research te doen. Echt onvoorstelbaar. Geen vooroordelen, ook als Belg werd je beoordeeld op je merites.

Ook op cardiologisch vlak was Rotterdam destijds een van de modernste ziekenhuizen van Europa, waar baanbrekend werk verricht werd. En waar dus ook op vlak van de cardio-anesthesie veel expertise én veel onderzoeksmogelijkheden aanwezig waren. Veel meer dan destijds in de Belgische universitaire ziekenhuizen. Cardioanesthesie is een sub-specialisatie. Hartchirurgie is immers een zeer specifieke vorm van chirurgie. Het is meer dan de mens ‘in slaap’ doen voor een ingreep, tijdens een hartingreep moet het systeem aan de gang gehouden worden terwijl er aan het meest vitale orgaan gewerkt wordt.

Op persoonlijk vlak was het moeilijker, want ik werd een weekend papa en echtgenoot. Ik resideerde in Rotterdam en kwam alleen in de weekends thuis, als ik niet van wacht was! Dat was niet simpel. Een gezin met opgroeiende kinderen. Het over- en weer reizen duurde ook heel wat langer dan vandaag. Toen moest je aan de grens in Roosendaal nog van trein wisselen.

Een chirurg wees me op een vacature in Breda, in de hartkliniek die toen nog gevestigd was in de Klokkenberg. Daar ben ik in 1986 aan de slag gegaan. Later is De Klokkenberg opgenomen in de Amphia-ziekenhuizen Breda, waar ik ook vandaag nog werk.

We hebben toen ons huis in Antwerpen verkocht en in 1992 zijn we op den buiten in Kalmthout gaan wonen. Veel doenbaarder om dagelijks te overbruggen, ik deed het zelfs geregeld met de fiets.

AZG

Na enige tijd kwam de gewenning, ook al bleven de ontwikkelingen in de cardio-anesthesie me zeer boeien. De oude liefde voor de tropen kwam weer in mijn hoofd spelen en ik keek uit naar een mogelijkheid om op dat vlak iets te doen, zonder mijn job daarvoor te moeten opgeven. Ik had heel veel sympathie voor Artsen zonder Vakantie. Onder meer door compensatie voor weekend diensten had ik vrij veel vakantiedagen.

Ik heb me daar aangeboden, maar het is me nooit gelukt met die organisatie projecten uit te voeren. Telkens werden de afspraken afgezegd of gewijzigd, soms zelfs op het laatste moment. Wat me zeer frustreerde. Want je had regelingen getroffen met je collega’s en die moesten dan weer veranderd worden. Gedurende twee jaar geprobeerd en niet weggeraakt. Eind 1992 had ik nog enkele weken vakantie openstaan, o.a. omwille van plannen voor AZV die niet waren doorgegaan. Dan heb ik contact gezocht met Artsen Zonder Grenzen en binnen enkele dagen hadden ze een concreet project waar ik naartoe kon. Anesthesisten waren zeer gegeerd, want die heb je in de ontwikkelingslanden absoluut niet.

Snel met de hulp van de Kalmthoutse burgemeester nog aan de nodige reisdocumenten geraakt en zo kon ik het vliegtuig op naar Guinée-Conakry in West-Afrika. Buurland van Ivoorkust en Senegal. En van Sierra Leone, waar een bloedige burgeroorlog heerste.

Het grote avontuur

De eerste keer als je in Afrika aankomt, is dat uiteraard een cultuurschok. Een tussenlanding in Sierra Leone, waar ze met Kalasjnikovs rond het vliegtuig stonden. Niet dat je direct gevaar liep, maar als je die mannen met die klakskes zag, met hun wapentuig voor hun borst, schoot er wel door mijn hoofd ‘man, waar ben je nu aan begonnen’. Ik had tenslotte een vrouw en drie kinderen thuis. De afspraak met AZG was dat ik niet in oorlogsgebieden zou werken. Neemt niet weg dat het ook buiten die gebieden niet risicoloos was.

Door naar Guinée, een van de armste landen van Afrika. Geen wegen, geen elektriciteit. ’s Nachts geland in Conakry, overal vuurtjes maar geen licht. Twee dagen over zandwegen met een binnenlandse chauffeur naar de eigenlijke bestemming, een klein ziekenhuis in N’Zérékoré gelegen in een stukje regenwoud.

Daar werkte een Belgische chirurg, Jacques Docquier, uit Marche-en-Famenne die me snel wegwijs maakte in de gebruiken en de manieren van werken. Want eigenlijk was er voor een anesthesist niets om mee te werken. Geen zuurstof, niets. Verpleegkundigen gaven tijdens operaties verdoving met ketamine. Zonder opleiding, ze deden dat gewoon en maakten er het best van.

Ik heb dat even aangekeken en snel gaan redeneren hoe dat kon verbeterd worden. Ketamine is een relatief veilige stof, maar om eruit te halen wat er in zat, is toch grondige kennis nodig. Verder was de techniek van de ruggeprik niet populair, men was er bang van. Die ben ik onmiddellijk gaan toepassen. De chirurg was razend enthousiast, want de resultaten waren spectaulair. In vergelijking met Europa was de sterftekans tijdens operaties groot. Bij keizersneden – iets wat er geregeld voorkomt - gingen veel vrouwen dood op de operatietafel. Dat was met een goede toepassing van de bij ons relatief eenvoudige ruggeprik te voorkomen.

Met de anesthesie-verpleegkundigen opgeleid in 2012 in Haiti

Met de anesthesie-verpleegkundigen opgeleid in 2012 in Haiti

Breda

Peter Rosseel werkt in het Amphia ziekenhuis in Breda als cardio-anesthesioloog. Het is bij ons wellicht weinig geweten dat dit ziekenhuis ook gespecialiseerd is in hartoperaties bij Getuigen van Jehova. Getuigen van Jehova weigeren bloedtransfusies en een openhartoperatie vraagt voor hen wel een hele speciale benadering. Blijkbaar zouden zij minder complicaties tijdens hun verblijf in het ziekenhuis ondervinden, betere overlevingskansen hebben op korte termijn en vergelijkbare overlevingskansen na twintig jaar. Peter Rosseel staat midden in deze discipline en publiceerde er jaren geleden al over onder de titel : Van Jehova tot sneller beter.

Andere aanpak

Ik heb er een drietal weken gewerkt en toen ik terugkwam ben ik gelijk met AZG gaan praten. Het had volgens mij weinig zin er even te werken en dan de zaken weer terug te laten zoals ze vooraf waren. Ik kon er elk jaar een paar keer naar toe gaan en bijstand verlenen bij de operaties, het grootste deel van het jaar was er geen anesthesist en zou het weer als vanouds gaan. Met opnieuw veel sterfgevallen tijdens operaties. Mijn idee was dat ter plaatse kennis moest opgebouwd worden, die ook toepasbaar zou blijven als AZG er niet was.

Eigenlijk interesseerde noodhulp me niet zo erg. Dat is nodig en zeker nuttig, maar ik vond dat ook daarna iets moest blijven. Structurele hulp. Ik had heel veel voldoening met het instrueren en opleiden van de plaatselijke verpleegkundigen in de anesthesie. Daar ben ik tijdens mijn eerste passage al mee begonnen.

Eigenlijk was mijn betrachting dat er daar een anesthesist moest zijn. Maar pas op, er was in heel dat land geen enkele anesthesist, laat staan in een gat op twee dagen rijden van de hoofdstad. In meerdere landen in West-Afrika waren en zijn geen anesthesisten. Wij kunnen ons dat niet inbeelden, maar het is wel de realiteit.

Structurele opleiding

Na drie jaar interventies in Guinée ben ik consulent geworden voor AZG voor anesthesie. Het opstellen van een opleidingscurriculum, protocollen, handelswijzen, minimumeisen voor opleiding van verpleegkundigen om beter met anesthesie om te gaan. Met de toenmalige ‘chef de mission’ van Guinée, Bob Verbruggen, ben ik toen gaan praten om toch een anesthesist voor N’Zérékoré op te leiden. ‘We gaan daar voor zorgen’ zei hij.

Ontwikkelingshulp heeft een hele ontwikkeling doorgemaakt. De eerste manier is, je gaat hier vissen en je stuurt de vissen naar ginder. De tweede manier is dat je naar ginder gaat en daar gaat vissen. De derde manier is dat je de mensen leert vissen. En dan kunnen ze zonder ons verder.

Ik heb altijd gemeend dat alleen die derde manier uiteindelijk echt effectief is. Reginald Morreels, ooit van AZG en later staatssecretaris van ontwikkelingssamenwerking stond dat beleid voor. We werkten samen met de UCL (Universitair Ziekenhuis St Luc, Brussel), waar ze een programma hadden in het kader van die Belgische ontwikkelingssamenwerking om plaatselijke artsen op te leiden die ook ginder aan het werk bleven. Gewoon mensen hier laten studeren was geen optie, die gaan niet meer terug. Dat is gewoon braindrain.

In Cotonou (Benin) hebben ze met de hulp van de UCL een opleiding opgestart. Dan heb ik in Guinée een arts gezocht die deze opleiding in Benin zou volgen. We hebben toen dokter Seydou Guilavogui gekozen, omdat we ervan overtuigd waren dat hij een groot hart voor zijn land had en daar zou willen werken. Hij is mijn vriend voor het leven geworden. Seydou is nog één jaar in Brussel komen studeren en heeft veel bij ons in Kalmthout gelogeerd. Ook nu komt hij nog langs.

Na zijn opleiding is hij dan daadwerkelijk anesthesist geworden in het ziekenhuis waar ik drie jaar tijdens mijn vakanties gewerkt had. Spijtig genoeg is AZG toen vertrokken uit N’Zérékoré in Guinee, het ziekenhuis opgedoekt, waardoor Seydou eigenlijk verweesd achterbleef.

Die werkwijze van AZG heeft bij mij altijd wat frustratie opgeleverd. In noodhulp zijn ze heel goed, in conflictgebieden, bij natuurrampen. Prachtig werk. Structurele hulp is echter hun zwakke kant, ze zijn er nooit echt goed in geslaagd op dat gebied iets blijvend op te bouwen.

Ik heb dan vele missies gedaan in andere landen. Niger, Tsjaad, Angola, Somalië, Liberia… Maar telkens werd ik geconfronteerd met dezelfde problemen. Artsen opleiden vergt heel veel tijd en energie. Wat ik deed en steeds meer ben gaan doen, is verpleegkundigen opleiden om met anesthesie te kunnen omgaan.

In Angola is dat niet gelukt door de lokale omstandigheden, maar in Tsjaad is dat bv wel goed gelukt. Nu was mijn verblijf ter plaatse dikwijls te kort om dat goed te doen. Een arts-anesthesist die dat over een langere periode kon doen zou een veel betere oplossing zijn. Uiteindelijk is Seydou dat voor rekening van AZG in andere landen gaan doen. Voor hem een echt goede job, waardoor hij zijn kinderen kan laten studeren. Twee studeren er nu ook voor arts.

Haïti: groepsfoto aan het eind van een werkdag. Dr. Guilavogui rechts achteraan.

Haïti: groepsfoto aan het eind van een werkdag. Dr. Guilavogui rechts achteraan.

Haïti

Ook in Haïti is Seydou opleiding komen geven aan verpleegkundigen. Ik had er een ziekenhuis terug opgestart, samen met een chirurg, Pierre Gielis, uit Luik. In totaal hebben we er op tien jaar tijd veertig verpleegkundigen opgeleid in anesthesie, waarvan er nog altijd meer dan twintig ter plekke werken. Los van een arts-anesthesist. Zij doen dat fantastisch. Het is een gevolg van het programma dat ik opgezet heb en waar ik heel trots over ben. Het is de emanatie van mijn eigen ervaringen gedurende vele jaren. Van vissen brengen tot leren vissen ter plekke.

Ook de verpleegkundigen die opgeleid werden zijn er zeer fier over, voor hen betekende het een opwaardering voor hen persoonlijk. Dat is plezant om te zien. In het begin waren ze bang voor mij, ze keken op naar een ‘specialist’. Ik kwam hen ook examen afnemen dat veroorzaakte nervositeit. Maar gaandeweg wisten ze wel dat ik aan hun kant stond, niets liever wilde dan dat ze hun werk zelfstandig konden doen.

Helaas is AZG twee jaar geleden gestopt met de opvolging van het project en is er blijkbaar ook niet in geslaagd het door de lokale overheid te laten overnemen. Wat naar mijn mening een enorm gemiste kans is. Ik was daar boos over, men had plannen om het dit jaar terug op te pikken, maar ik heb nog geen indicaties dat het ook echt zal gebeuren.

Is hulp zinvol?

Natuurlijk is hulp zinvol, zeker noodhulp. Wat dikwijls fout loopt met ontwikkelingsprojecten is, dat wanneer ze ten einde lopen, er geen duidelijke overgangsstrategie is en er lokaal geen verantwoordelijkheid over genomen wordt. Vooral overheden ontdoen zich van hun opdracht als ze door anderen gedaan worden en zetten niet door als de ondersteuning stopt, maar ook de donor organisatie zou hier beter moeten doen.

Mijn visie is dat je vooraf moet aangeven wie voor wat verantwoordelijk is, hoe lang ondersteuning zal duren en wat er nadien verlangd wordt om het toch een duurzaam project te maken. Maar als je ze er niet vanaf het begin medeverantwoordelijk voor maakt, loopt het bijna zeker fout eens de hulpverlening vertrekt. Dat is ook wat ik vanuit mijn ervaring als raad meegegeven heb bij het stedenbandproject Hoogstraten/Za-kpota. Zo’n partnership kan een meerwaarde betekenen, maar het is niet vrijblijvend en vraagt veel inlevingsvermogen en respect voor de lokale context. Wat hier goed is werkt niet noodzakelijk ginder! Best is het ook om te zoeken naar een win-win situatie voor beide partijen.

Wat ik nu ga zeggen ligt politiek gevoelig. Ontwikkelingshulp is in wezen een slechte zaak, omdat mensen niet verplicht worden voor zichzelf te zorgen. Je maakt ze afhankelijk en daardoor dikwijls onverantwoordelijk. Vergeet niet dat ontwikkelingsprojecten zolang ze duren heel wat belanghebbenden onderhouden: chauffeurs, lokaal personeel voor onderhoud van materieel en installatie, logies voor de medewerkers, administratie, maar ook de donororganisatie en lokale overheden. Veel mensen hebben er baat bij dat een project blijft duren en zien onvoldoende het voordeel op lange termijn om de dingen zelf in de hand te nemen.

Het kan ook anders, dat heb ik in Suriname ondervonden. Nu zit Suriname al wel wat hoger op de ontwikkelingsladder, zeker als je het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking rekent. We hebben daar in het universitair ziekenhuis in Paramaribo cardiochirurgie opgestart. Een project van vijf, zes jaar. Met AZG maar ook met de Surinaamse overheid en het universitair ziekenhuis in Paramaribo die daarvoor zelf middelen hebben uitgetrokken. We hebben een aantal mensen opgeleid die nu volledig zelfstandig de cardiochirurgie in handen hebben en toepassen. We hebben er iets achter gelaten dat blijvend is.

Een hartoperatie in Paramaribo – Elektriciteitspanne! De lift werkt niet en de patient wordt met mankracht naar de Intensive care overgebracht

Een hartoperatie in Paramaribo – Elektriciteitspanne! De lift werkt niet en de patient wordt met mankracht naar de Intensive care overgebracht

Za-kpota

Op 1 april 2014 ondertekende de stad Hoogstraten officieel een samenwerkingsovereenkomst met de Afrikaanse gemeente Za-kpota uit Benin. Aan deze ondertekening ging evenwel een lange studieperiode vooraf. Buiten een aantal personeelsleden van de stad boog ook een externe groep van ervaringsdeskundigen en geïnteresseerden zich over de juiste keuzes en de voorwaarden van deze stedenband. In deze groep had ook Peter Rosseel een belangrijke bijdrage vanuit zijn praktische kennis op het terrein en zijn jarenlange ervaring met de Afrikaanse cultuur en mentaliteit.

Leerschool

Medewerkers van AZG grenzen worden goed begeleid. De omstandigheden spelen natuurlijk mee en het zijn geen plezierreisjes. Wij zijn niet immuun voor ziektes, ik heb ook malaria gehad en infecties opgelopen die me aan het toilet kluisterden. Maar in vergelijking met hoe de lokale bevolking daar altijd leeft, hadden wij het niet slecht. De veiligheid is een topprioriteit, ook in oorlogsgebieden. Maar honderd procent zekerheid bestaat natuurlijk niet. Persoonlijk heb ik erover gewaakt me niet in penibele situaties te brengen, af en toe hebben we eens moeten “bukken” voor de kogels. Maar desondanks toch avonturen genoeg meegemaakt. En heel veel contact gemaakt met de mensen. Ik heb er heel veel van geleerd.

Het heeft me ook politiek zeer bewust gemaakt. We hebben het hier allemaal heel goed, maar een muur er rond bouwen gaat niet lukken. Mijn ervaring heeft geleerd dat je een brede blik op de wereld moet houden en niet alleen in je eigen vertrouwde en veilige wereldje moet kijken. Met wat ik gezien en beleefd heb, begrijp ik zeer goed dat mensen hier naartoe willen komen. Pasklare oplossingen zijn er helaas niet.

Nog plannen?

Al wat minder dan vroeger. Ik ben tenslotte 58. Op dit ogenblik ben ik ‘President-Elect and Treasurer’ (ondervoorzitter en schatbewaarder) van EACTA (Europese Associatie van Cardio- Anesthesisten), een organisatie gericht op educatie en research om tegemoet te komen aan de snel evoluerende uitdagingen en de wetenschappelijke en technische mogelijkheden van de cardio-anesthesiologie.

Met mijn ervaring als ‘Arts Zonder Grenzen’ heb ik daarbij speciaal oog voor de ontwikkeling van de cardiochirurgie en –anesthesie in derdewereldlanden. Het vergt heel wat van mijn tijd en het is ook vaak reizen.

Op korte interventies als AZG en op het avontuur zit ik niet meer te wachten. Een project zoals dat in Suriname zie ik wel nog zitten.

En vakantie?

Ik heb veel van de wereld gezien, ik hoef niet per se meer als toerist overal naartoe te hotsen. Geef mij maar de rust van de Ardennen, waar ik een huisje heb. Mijn familie, mijn vriendin, de natuur en mijn fiets, dat is echt vakantie. (jaf)

De wereld van SJAH

© Karel Huet