Sensis_jubboek_omslag_plano
8-6-2009
15:21
Pagina 1
In dit boek wordt de soms bewogen maar altijd inspirerende geschiedenis van Sint Henricus, De Wijnberg en hun nazaten beschreven. In 2009 is het honderdvijftig jaar geleden dat de Fraters van Tilburg in Grave arriveerden om zich te wijden aan de opvoeding van blinde jongens op Sint Henricus. Enkele jaren later, in 1882, volgden ook de Zusters van Liefde met zorg en onderwijs 1982 op in Theofaan. Sindsdien is de dienstverlening aan blinde en slechtziende mensen samen met andere organisaties en later in de fusie-organisatie Sensis uitgewaaierd over Zuid-Nederland. Na de fusie tot Koninklijke Visio in de loop van 2009 wordt dat zelfs heel Nederland. Zo werd en wordt vanuit Grave onder diverse namen, maar met dezelfde inzet en toewijding steeds opnieuw vormgegeven aan de oude idealen. Vele blinde en slechtziende mensen hebben sinds 1859 in de Graafse instellingen gewoond, geleerd, gespeeld en gewerkt. Aanvankelijk vooral binnen de muren van de instituten, later meer en meer ook daarbuiten en tegenwoordig zoveel mogelijk geïntegreerd in de samenleving. ‘De Stamboom van Sensis’ laat zien hoe elke tijd zijn eigen aanpak kent, maar ook hoe er continuïteit is in gedrevenheid en enthousiasme. De Stamboom van Sensis is een uitgave van Sensis in samenwerking met de Stichting Graeft Voort.
150 jaar zorg en onderwijs voor blinden en slechtzienden in Grave
voor blinde meisjes in De Wijnberg. Beide instituten gingen in
De stamboom van Sensis |
zorg, onderwijs en diensten voor slechtziende en blinde mensen
De stamboom van Sensis 150 jaar zorg en onderwijs voor blinden en slechtzienden in Grave
Sensis_jubboek_schutvellen
7-5-2009
18:38
Pagina 1
Sensis_jubboek_schutvellen
7-5-2009
18:38
Pagina 7
Sensis_jubboek_schutvellen
7-5-2009
18:38
Pagina 3
De stamboom van Sensis 150 jaar zorg en onderwijs voor blinden en slechtzienden in Grave
Grave 2009
Dankwoord
Voor de totstandkoming van deze historische uitgave is Sensis veel dank verschuldigd aan de bestuursleden van de Stichting Graeft Voort die hiervoor het initiatief hebben genomen. Zonder hen zou deze publicatie niet mogelijk zijn geweest. Dat geldt zeker ook voor de auteurs Henny Brans, Herman Gresnigt en Hans Klein. Zij waren spontaan bereid hun eerder geschreven scripties en publicatie te bewerken en aan te vullen met nieuwe informatie. Een intensieve klus die binnen de korte tijdsspanne van drie maanden geklaard werd. Eindredacteur Leny van Lieshout zorgde met zachte maar besliste hand voor de samenhang tussen de bijdragen. Vakkundig en voortvarend bewaakte zij de historische verantwoording, vulde ontbrekende onderdelen aan en selecteerde beeldmateriaal. Weijsters & Kooij vormgevers nam belangeloos de vorm geving van deze jubileumuitgave voor haar rekening. Zo is dit boek gegroeid tot wat het is geworden: een historisch tijdsbeeld in een eigentijdse vorm. Sensis is hen en alle anderen die aan dit jubileumboek hebben meegewerkt zeer erkentelijk.
Inhoud
9
Voorwoord Continuïteit in verandering
11
Proloog
13
Deel 1 Sint Henricus, instituut voor visueel gehandicapte jongens en mannen, 1859 – 1982
39
Intermezzo Van Sint Henricus naar Henricus: een persoonlijke terugblik
41
Deel 2 De Wijnberg, instituut voor visueel gehandicapte meisjes en vrouwen, 1882 – 1982
65
Deel 3 Van Theofaan via Sensis naar Visio, 1982 – 2009
89
Tijdslijn 1784 – 2009
93
Colofon
Tussen de pagina’s 36 en 37 wordt een keuze uit vijf boekjes uit de eerste decennia van de twintigste eeuw gereproduceerd die zijn uitgegeven ten voor dele van Sint Henricus en De Wijnberg. Alleen het gekleurde boekje is van na 1930, de andere zijn van voor 1920.
Voorwoord Continuïteit in verandering
Op 24 september 1859 arriveerden de eerste vijf blinden uit een
gekomen. Uiteraard in het perspectief van de tijdgeest in
zusterinstelling in het Belgische Maaseik in het vestingstadje
afzonderlijke instituten en fysiek gescheiden. Onderwijs aan
Grave op Sint Henricus, ‘Roomsch Catholijke Liefdadige Instelling
slechtzienden krijgt pas na een aantal decennia gestalte. Het
tot het opvoeden van blinden, weezen en verlatene jongens’.
onderwijs stond centraal en het verblijf in het schoolinternaat
In 2009 is het daarmee precies 150 jaar geleden dat de eerste
was daaraan nevengeschikt. Pas in de loop van de twintigste
aanzet werd gegeven tot wat in de volksmond is gaan heten ‘het
eeuw krijgt zorg en veel later revalidatie een op zichzelf staande
blindeninstituut in Grave’. En daarmee één van de voorlopers van
betekenis. De doelgroep van slechtziende en blinde kinderen breidt
het huidige Sensis, instelling voor zorg en onderwijs aan blinden
dan langzamerhand uit naar mensen met een visuele beperking in
en slechtzienden in Zuid-Nederland. In de afgelopen drie jaren is
alle leeftijdsfasen. Intramurale zorg wordt vanaf de jaren tachtig
Sensis steeds intensiever gaan samenwerken met Visio en De Brink
in de vorige eeuw stap voor stap uitgebouwd tot een netwerk
in de VisioSensisDeBrink Groep. Na een bestuurlijke fusie op de
van regionale centra in Zuid-Nederland. Naast kinderen vormen
valreep van 2007 zal in de loop van 2009 de volledige juridische
volwassenen en zeker oudere slechtzienden een sterk groeiende
fusie plaatsvinden en gaat de nieuwe organisatie verder onder
doelgroep. Begin deze eeuw wordt de dienstverlening verbreed
de naam Koninklijke Visio, expertisecentrum voor slechtziende
naar de groep mensen met een visuele en verstandelijke beperking
en blinde mensen.
door fusie met De Blauwe Kamer in Breda.
Een ‘instituut’ in de goede zin van het woord, voortbouwend op
Rode draad in al deze veranderingen is echter de ambitie om
een rijke traditie en historie met zijn wortels in Zuid-Nederland
kennis en expertise over ondersteuning van slechtziende en
gaat op in een landelijke organisatie. Bij eerste beschouwing lijkt
blinde mensen en de daarvoor noodzakelijke onderwijskundige
dit een breuk met het verleden. Niets is echter minder waar. Wie
en zorg inhoudelijke behandelmethoden te verbeteren. In die zin
kennisneemt van deze inspirerende geschiedschrijving van het
zit de continuïteit in de ambitie om te vernieuwen en aan te
instituut in vele van zijn gedaanten ziet dat de ontwikkeling van
blijven sluiten bij de modernste vakinhoudelijke inzichten en
onderwijs en dienstverlening aan blinden en slechtzienden in
opvattingen. Van schoolinternaat naar expertisecentrum.
Zuid-Nederland in de afgelopen 150 jaar vorm gekregen heeft in een traditie van vernieuwing en verandering. Verandering in
Een andere constante door de jaren heen is de strijd om voor
organisatorische en inhoudelijke zin. Door opeenvolgende samen-
al deze vernieuwingen de benodigde financiële middelen te ver -
werkingsverbanden en fusies is Sensis ontstaan uit een groot
krijgen. Zowel in de periode van financiering vanuit het katholiek
aantal voorlopers. Met roemruchte voorgangers als Sint Henricus
particulier initiatief, als vanaf het moment dat de overheid stap
en De Wijnberg, begrippen in Grave en verre omstreken. Fusies, zo
voor stap zorgt voor de financiering lijkt er sprake van grotere
leert deze boeiende verkenning, welke soms spontaan, maar dan
ambities dan de financiële polsstok reikt. Ook de vraag of wordt
weer door bemoeienis van buitenaf – lees de financier – tot stand
toegegeven aan het adagium ‘wie betaalt, bepaalt’ lijkt van alle
zijn gekomen. En een ontwikkeling waarbinnen de verhouding
tijden. Met niet aflatende ijver, soms met wisselend succes, maar
tussen zorg en onderwijs aan de nodige verandering onderhevig
altijd gedreven door de gedachte dat onderwijs en zorg voor
is geweest.
blinden en slechtzienden op een hoger plan moeten worden getild, wordt het debat om extra middelen gevoerd. En tot op de dag van
Vernieuwing heeft echter vooral op inhoudelijk vlak gestalte
vandaag weet Sensis en haar voorlopers zich daarbij gesteund door
gekregen. Ligt de bakermat in het onderwijs aan blinde jongens,
de vriendenstichtingen, in het bijzonder de Katholieke Stichting
in de loop der jaren is daar het onderwijs aan blinde meisjes bij -
voor Blinden en Slechtzienden (KSBS). Als nazaat van de
9
Voorwoord
Bisschoppelijke Blinden Commissie – gedurende vele jaren verantwoordelijk voor de financiering van het grootste deel van de activiteiten – draagt de KSBS bij aan vernieuwingen in zorg en onderwijs welke (nog) niet AWBZ gefinancierd zijn. En sinds het eind van de jaren tachtig van de vorige eeuw aan de inter nationale activiteiten. Vernieuwing is uiteraard ook aan de orde in de wijze waarop de cliënten en leerlingen, dan wel hun vertegenwoordigers, bij de instelling betrokken zijn. Zowel in onderwijs en behandeling – als partner van de professional met inbreng van eigen (levens) ervaring – als in het overleg met bestuur en directies bij de ontwikkeling van het beleid. Meedenkend waar mogelijk en kritisch volgend waar nodig. Sensis en daarmee zorg en onderwijs aan blinden en slechtzienden in Zuid-Nederland, gaat na 150 jaar wederom een nieuw fase in. Geheel in traditie met de ontwikkelingen in de afgelopen decennia. Het is goed om dan even stil te staan bij hetgeen is bereikt. Dit fraaie boek biedt daartoe inzicht in een caleidoscoop aan ontwikkelingen en ervaringen. In het bijzonder belicht het de fundamentele bijdrage van de Zusters en Fraters van Tilburg aan de wordingsgeschiedenis van de zorg voor blinden en slecht zienden in Nederland. Het leert tevens dat hetgeen ooit begon met onderwijs aan vijf blinden uit Maaseik een stevig fundament biedt om de toekomst met vertrouwen en vol veerkracht tegemoet te zien. Peter Beijers voorzitter Raad van Bestuur Sensis
10
1] Rembrandt: Tobias en Anna (schilderij). 2] Rembrandt: De blinde Tobias (ets).
Proloog Om het bestaan van katholieke instellingen voor opvoeding van
die begon met het onderrichten van grote groepen blinden. Hij
en onderwijs aan blinde kinderen te verklaren, is het nodig een
werd geïnspireerd door de ‘Lettre sur les Aveugles’ van de
blik in het verleden te werpen en de historische ontwikkeling van
encyclopedist Denis Diderot.
de blindenzorg zowel als de maatschappelijke situatie in de eerste
Haüy vond het een plicht blinden aan ellende, minachting en
helft van de negentiende eeuw te schetsen.
geestelijke verdoving te onttrekken. Door middel van zijn instituut maar ook door lezingen en praktische onderwijsproeven voor
Nieuwe wegen van blindenzorg in de Verlichting
wetenschappers wilde hij bewijzen dat blinden voor onderwijs
Vóór de achttiende eeuw achtte men blinden voor ontwikkeling
vatbaar waren. Zo wilde hij officiële steun verwerven en het
ontoegankelijk en voor geen enkel werk geschikt. Er waren ook
instituut giften en subsidies bezorgen. Velen gingen hierop in.
nog geen middelen bekend om hun geestelijke en lichamelijke
Nadat enkele ministers op bezoek waren geweest, kreeg Haüy ook
krachten doelmatig te benutten. Ondanks de steun van kerk en
hulp en steun van het hof te Versailles. Het aantal leerlingen steeg
particulieren waren de meeste blinden aangewezen op liefdadig-
voortdurend en Haüy stelde een leerplan op en ontwikkelde onder-
heid of de bedelstaf. Bovendien waren ze dikwijls het slachtoffer
wijsmethoden in zijn instituut waarmee hij de grondlegger werd
van uitbuiters en speculanten die hen gebruikten als kermis -
van de pedagogiek voor blinde kinderen, waarin het tastbare
attracties en werden ze beschouwd en behandeld als onbeholpen
schrift centraal staat. Na de Revolutie kwam de nadruk in het
wezens.
instituut echter meer en meer op de werkinrichting te liggen en
Dit veranderde in de Verlichting, de achttiende-eeuwse Europese
werd Haüy zelfs ontslagen. Door zijn reizen, demonstraties, zijn
geestesbeweging die zich afwendde van de filosofische ver -
publicaties en relaties had hij echter veel invloed, tijdens en na zijn
klaringsmodellen die tot dan toe opgeld deden en van dogmatisch
leven, op de oprichting van vele instituten in Europa en op het
autoriteitsgeloof. Men zag in deze periode het verwerven van
algemeen worden van het blindenonderwijs.
kennis als bestemming van de mens. De nieuwe denkwijze verwierp de opvatting dat de met de geboorte gegeven aanleg noch
1
vermeerderd noch verminderd kon worden. Zij kenmerkte zich door een optimistisch vertrouwen in de mogelijkheid tot aardse vervolmaking van de mens door middel van kennisverbreding en opvoeding. Dit leidde tot grote veranderingen ook in de blindenzorg. Het eerste blindeninstituut voor onderwijs, werk en zorg in Parijs opgericht In 1784 kwam in Parijs de eerste openbare blindeninrichting voor onderwijs, werkverschaffing en verzorging, het ‘Institut des Enfants Aveugles’, tot stand, door toedoen van de leraar en regeringsambtenaar Valentin Haüy (1745-1822) en met steun van de
Eind achttiende eeuw zijn er eveneens instituten voor blinden
door vrijmetselaars opgerichte ‘Société philantropique’. De hon-
gebouwd in Groot-Brittannië, namelijk in Liverpool (1791) en in
derd jaar voorafgaand aan de oprichting van dit instituut vertonen
Londen (1799). Ook in Oostenrijk kwam er aandacht voor de
al een zekere voorbereiding ertoe: de eerste pogingen aan blinden
‘Bildung’ van blinden. J.W. Klein was in Wenen in 1804 de initiatief-
onderwijs te geven en hulpmiddelen voor schrijf- en leesmethoden
nemer van blindenzorg, zonder dat hij overigens weet had van de
te ontwikkelen, stammen uit deze tijd. Haüy was echter de eerste
ontwikkelingen elders.
11
2
1] Rembrandt: De engel vertrekt bij Tobias (ets, detail). 2] Pieter Bruegel de oudere: Parabel der blinden (schilderij).
Proloog
3] De Griekse dichter Homerus, een van de beroemdste blinden uit de geschiedenis. 4] Valentin Haüy. 5] Louis Braille.
Het brailleschrift
wiskunde en muziek. Toch ondervond het systeem van Braille
Dit schrift, ontworpen door Louis Braille (1809-1852), een blinde
weinig weerklank bij de meeste instituten. Pas in 1852, na de dood
leraar aan het blindeninstituut in Parijs, is van zeer grote betekenis
van de uitvinder, werd het officieel aangenomen en definitief
geweest voor het uitbouwen en de verbetering van het blinden -
ingevoerd op het Nationaal Instituut voor blinden te Parijs.
onderwijs. Het bevrijdde blinden uit de geïsoleerde positie waarin
Sindsdien kreeg het systeem meer bekendheid en waardering en
zij eeuwenlang hadden moeten leven.
op het zesde Internationale Congres van Blindenleraren te Keulen
Er was op zeer beperkte schaal al veel langer aan een voelbaar
in 1886 werd, na felle strijd op voorafgaande congressen, een
schrift voor blinden gewerkt, alvorens Valentin Haüy als eerste een
resolutie aangenomen dat op alle instituten het reliëfschrift
reliëfdruk introduceerde: een tamelijk groot lettertype dat er op
geleidelijk plaats zou moeten maken voor het brailleschrift.
gericht was diep in het papier te dringen om aan de keerzijde een plastisch, voelbaar schrift te vormen. Deze vinding van Haüy werd
Het eerste blindeninstituut in Nederland
de grondslag en het uitgangspunt voor het onderwijs aan blinden,
In Nederland kwamen in het begin van de negentiende eeuw
omdat de hulpmiddelen vóór die tijd, zoals voelbare letters van
enkele filantropen uit Amsterdam, onder wie de voorzitter van
hout en metaal, niet geschikt daarvoor waren. Wel was zijn
de vrijmetselaarsloge ‘La Charité’, Willem Holtrop, met het plan
vinding nog sterk voor verbetering vatbaar, omdat de Latijnse
een blindeninstituut te stichten. Na contacten met buitenlandse
lettertekens nogal moeilijk van vorm waren en de blinden deze
instituten werd na twee jaar voorbereidend werk vanuit de
reliëfdruk niet zelf konden schrijven. De Franse officier Charles
vrijmetselarij in 1808 het ‘Instituut tot Onderwijs van Blinden’
Barbier de Laserre (1767-1841), die eveneens leraar was aan het
geopend ‘...met het doel blinde kinderen onderwijs en verzorging te verschaffen, ten einde hen zoveel mogelijk gelukkig voor
1
2
zichzelven en nuttig voor de maatschappij te maken’. Het instituut hing geen godsdienstige richting aan. Van de doelstelling de leerlingen maatschappelijk zelfstandig te maken kwam vooralsnog echter niet veel terecht en het werd bovendien niet erg na gestreefd. De blinden bleven in het tehuis, omdat ze in de vrije samenleving, zo dacht men, zouden mislukken. Het instituut groeide gestaag en moest enkele malen uitbreiden en een groter gebouw betrekken, totdat het in 1932 overgeplaatst werd naar Huizen (Bussum). Koninklijke Visio, sinds kort verenigd met
instituut te Parijs, zette de volgende stap in de ontwikkeling van
Sensis en De Brink, is de rechtstreekse voortzetting van dit
het blindenschrift. Hij ontwierp een schriftsysteem van twaalf
eerste Nederlandse instituut .
punten dat zowel voor lezen als schrijven geschikt was. Louis Braille werkte verder aan dit puntenschrift en vereenvoudigde
Armen- en gebrekkigenzorg in Nederland in de eerste helft
het door het aantal punten tot zes terug te brengen. Zijn schrift,
van de 19de eeuw
dat in 1837 na allerlei aanvullingen en verbeteringen compleet was,
In het Nederland van na 1813 hadden degenen die blind geboren
werd door de blinden die er kennis mee maakten geestdriftig
waren of later blind werden en die geen inkomsten uit eigen
ontvangen. Geen enkel ander blindenschrift kan de vergelijking
bezittingen hadden geen andere mogelijkheid om zich het nood -
met het brailleschrift doorstaan. Het is goed tastbaar, eenvoudig
zakelijke levensonderhoud te verschaffen dan zich te richten tot
en rationeel samengesteld en ook goed bruikbaar voor vakken als
particuliere en kerkelijke liefdadige instellingen om financiële of
12
3
4
materiĂŤle hulp. De op het liberalisme gegrondveste samenleving
de deelnemers kosteloos. De belangrijkste doelstelling was het
liet ten aanzien van de armenzorg weinig ruimte voor enige
aanzetten tot zelfwerkzaamheid, daarnaast leerde men hen de
activiteit van de overheid. De kerken stonden overigens veelal
maatschappelijke ongelijkheid te aanvaarden.
afwijzend tegenover overheidsinmenging, ook tegen het geven
Sinds de derde onderwijswet van 1806, die tot 1857 van kracht
van subsidies, omdat de overheid daaraan een zeker recht van
bleef, was het door de overheid gegeven openbaar onderwijs
controle zou kunnen ontlenen, de subsidies de liefdadige vrij -
neutraal-christelijk van aard. Godsdienstonderwijs in strikte zin
gevigheid zouden verminderen en men meende dat de armen
moest buiten de schoolmuren gegeven worden, maar tot de
ondersteuning als een recht zouden gaan eisen. Het ging meer
nieuwe grondwet van 1848 was er in de praktijk maar weinig
om het kunnen vervullen van een christelijke deugd dan om het
ruimte voor katholieken en protestanten om eigen scholen op
opwerken van armen en gebrekkigen tot gelijk bedeelde mensen.
te richten en gaande te houden. Toen in die wijziging werd
Sociale en preventieve hulp ontbraken. Pas met de grondwet van
verankerd dat het onderwijs vrij door iedereen gegeven kon
1848 werd armenzorg ook overheidszorg. De kerkelijke besturen
worden, mits men voldeed aan door de overheid te stellen eisen
bleven echter vasthouden aan hun autonomie. Nadat in 1853 de
van bekwaamheid en zedelijkheid, was het volgende doel om de
kerkelijke hiĂŤrarchie in Nederland hersteld was, vaardigden de
financiering van het zich nu volop ontplooiende bijzonder onder-
bisschoppen in 1854 bij de inwerkingtreding van de Armenwet
wijs gelijk te trekken met die van het openbaar onderwijs, te
ieder voor hun eigen diocees een gelijkluidend reglement
weten, (aanvullende) financiering door de overheid. Pas in de
voor de besturen der parochiale en andere r.k. instellingen van
twintigste eeuw zou er een volledige financiering komen. Ook
liefdadigheid uit, waarbij het r.k. armenwezen onder het kerkelijk
het buitengewoon onderwijs, onderwijs aan kinderen met
gezag en oppertoezicht van de bisschop viel. De liberale denk -
verstandelijke of fysieke beperkingen, zou pas in de twintigste
beelden kregen hun erkenning door de bepaling in de Armenwet
eeuw door het rijk gefinancierd gaan worden.
van 1854 dat de burgerlijke armenzorg slechts helpen mocht
Het bijzonder en buitengewoon onderwijs is zeer speciaal de
bij volstrekte onvermijdelijkheid, terwijl de gemeentelijke
vrucht geweest van de inspanningen van religieuzen, mannen en
subsidie aan de liefdadige instellingen tot een minimum
vrouwen die zich verbonden aan de vele congregaties die in de
beperkt moest blijven.
negentiende eeuw in Nederland werden gesticht om armen, zieken en gebrekkigen op een structurele manier, in scholen,
Onderwijs in Nederland in de 19de eeuw
ziekenhuizen en andere instellingen, in katholieke geest van
In het onderwijs, dat wel de spiegel van een samenleving wordt
dienst te zijn. Het waren twee van deze congregaties die in
genoemd, was het onderscheid in standen in de negentiende eeuw
Grave katholieke blindenzorg mogelijk hebben gemaakt.
duidelijk merkbaar. Onderwijsdoelstellingen werden toegesneden op specifieke sociale groepen. Rond 1850 nam de zedelijke vorming een centrale plaats in, daarna volgde pas de intellectuele vorming. De zedelijke vorming was gericht op het vormen van nuttige leden van de samenleving. Sociale mobiliteit was in die tijd geen doelstelling van het onderwijs. Het moest in overeenstemming zijn met de stand van de leerling, zodat men leerde te functioneren binnen de stand waartoe men behoorde. Er waren in die tijd dan ook armenscholen en burgerscholen. Voor de laatste werd schoolgeld betaald; op de armenscholen was het onderwijs voor
13
5
Het originele bijschrift bij deze foto luidt: ‘Speelzaal der grooten’.
Deel 1 Sint Henricus, instituut voor visueel gehandicapte jongens en mannen, 1859 – 1982 De start
geslacht De la Geneste. Het werd gebouwd op gronden van tante en neef De la Geneste en van P. Hermans, president van de
Voorgeschiedenis
Vincentiusvereniging, gelegen achter de huizen aan de westzijde
In de Noord-Hollandse plaats Laren was in 1842 een r.k. instituut
van de Hoofschestraat tot aan de huidige Sint-Henricusweg.
opgericht dat plaats bood aan een twintigtal blinde jongens en meisjes. Van deze instelling zijn heel weinig gegevens bekend
Fraters van Tilburg
en de historie ervan is omhuld door een donkere wolkensluier.
De fraters van de congregatie van Onze Lieve Vrouw Moeder van
Tegen de wil van de katholieke geestelijkheid in woonden beide
Barm hartigheid te Tilburg hadden op verzoek van de De la
geslachten samen in het tehuis en er werd ernstig getwijfeld aan
Genestes de taak op zich genomen in Grave wezen op te voeden en
de katholieke moraal van het personeel. Vanwege een gebrek aan
arme jongens te onderrichten in het katholieke geloof. De fraters
fondsen werd dit blindeninstituut te Laren in 1853 opgeheven
wilden katholieke ouders bovendien in de gelegenheid stellen
zodat er geen inrichting meer was voor katholieke blinden in
om hun blinde kinderen een godsdienstige opvoeding in eigen
Nederland. De ouders moesten hun blinde kinderen, wilden ze niet
land te geven. Tot dan toe hadden zij blinden opvang geboden
van onderwijs en opvang verstoken blijven, naar het buitenland
in hun tweede huis in het Belgische Maaseik, maar daar hadden
of naar het neutrale gesticht te Amsterdam sturen. In Amsterdam
zij met sterke politieke tegenwerking te kampen. Het moederhuis
werden ‘de kinderen ook nog van het licht des geloofs beroofd’.
in Tilburg was niet geschikt om ook nog eens blinden te huis-
Er waren in 1858 zelfs acht blinde kinderen tot het protestantse
vesten, maar het in aanbouw zijnde Sint Henricus-gesticht in
geloof overgegaan. Dit zinde de katholieke geestelijkheid niet.
Grave (op 24 oktober 1857 was de eerste steen gelegd) zou
Er werd naarstig gezocht naar huisvesting voor katholieke blinden
gedeeltelijk ook als blindeninstituut ingericht kunnen worden.
in Nederland.
Mgr. Zwijsen, bisschop van 's-Hertogenbosch en grondlegger van de fratercongregatie (evenals van die van de zusters), en de
Oprichting: familie De la Geneste
weldoeners Henriëtte en mgr. de la Geneste stemden in met dit
In het oude stadje Grave werd in 1857 begonnen met de bouw van
voorstel van de fraters.
een instituut, bestemd voor de opvoeding van arme wezen en ver-
Op 24 september 1859 arriveerden de eerste vijf blinden uit
laten jongens en het geven van onderwijs aan de minvermogende
Maaseik op Sint Henricus, ‘Roomsch Catholijke Liefdadige
jongens van Grave. De welgestelde Henriëtte de la Geneste en
Instelling tot het opvoeden van blinden, weezen en verlatene
haar priesterneef mgr. Henri de la Geneste zorgden voor grond
jongens’. Frater Baptista Jansen werd in 1859 de eerste directeur.
en financiën om de bouw en het eerste functioneren van deze
Op 21 juli 1860 werd hij officieel als zodanig benoemd.
instelling mogelijk te maken. Eerder hadden zij de Zusters van Liefde van Onze Lieve Vrouw Moeder van Barmhartigheid uit Tilburg bereid gevonden in Grave onderwijs te gaan geven aan
De eerste jaren
meisjes. De beweegredenen van deze rijke patriciërs om arme en gebrekkige kinderen te helpen waren religieus gefundeerd, mis-
Onderwijs: een moeizaam maar daadkrachtig begin
schien in combinatie met een schuldgevoel met betrekking tot de
Vanaf de oprichting van het instituut was er een eigen school
eigen weelde. Ongetwijfeld zal het verhogen van de status van het
aan verbonden waar de fraters de blinde leerlingen, die in hun
geslacht De la Geneste mee gespeeld hebben. Om de weldoeners
internaat woonden, met behulp van aangepaste leermiddelen
te eren, werd het gesticht onder de bescherming van Sint Henricus
de lagere schoolstof bijbrachten. Naast het onderricht in gods-
gesteld, de patroonheilige van de genoemde leden van het
dienst, dat in de ogen van de fraters het lot van de blinden zou
15
Fraters van Tilburg Mgr. J. Zwijsen stichtte als pastoor van het Heike in Tilburg op 25 augustus 1844 een congregatie van fraters met als officiële kerkelijke naam Fraters van
1] Gezicht op de gebouwen van de fraters vanuit de achtertuin. 2] Het oorspronkelijke gebouw van Sint Henricus uit 1859.
3] Plattegrond van de locatie van het terrein van Sint Henricus. 4] Spelende kinderen op de binnenplaats.
Onze Lieve Vrouw Moeder van Barmhartigheid, beter bekend geworden als de Fraters van Tilburg. De onderwijsgevende broedercongregatie was oor spronkelijk bestemd voor zijn eigen parochie in zijn eigen stad ‘tot bevordering van het onderwijs van kinderen der behoeftige parochianen en ter ver -
leermiddelen voor schrijven en rekenen. Door het onderhouden
betering van hun zedelijke toestand’. Al snel zouden
van contacten met andere instituten en het bezoeken van
de fraters de katholieke opvoeding en het katholiek
congressen van blindenleraren, konden onderwijsmethodieken
onderwijs gaan uitdragen over andere plaatsen en
en hulp middelen almaar verbeterd worden.
landen. Ook opvoeding en onderwijs voor doof -
Het door de stichters beoogde onderwijs aan minvermogende zien-
stomme en blinde jongens, kweekschoolonderwijs
den was met uitzondering van het godsdienstonderwijs voorlopig
en verpleging en missiewerk waren activiteiten waar
opgeofferd aan de eerste zorg, het onderwijs aan de blinden en de
ze zich op gingen richten. In Grave vestigden ze zich
opvoeding van de wezen. De fraters begonnen pas in 1873 met
in 1859.
onderwijs aan arme jongens, in 1876 volgden de burger jongens.
Tot in de jaren zestig hebben de fraters een belangrijk stempel gedrukt op het onderwijs daar,
Gebrek aan middelen
zowel op het regulier onderwijs (lager en uitgebreid
Helaas bleef voor 1923 iedere vorm van overheidssubsidie voor het
lager onderwijs voor jongens) als op het onderricht
blindenonderwijs achterwege. De blindenschool van Sint Henricus
aan blinde, en later ook slechtziende, jongens en
was dus lang aangewezen op uitsluitend particuliere steun. De
mannen. Momenteel zijn de circa driehonderd
middelen van de instelling waren onvoldoende en daarom was de
fraters van de congregatie vooral actief buiten
directie verplicht om voor de blinden die ze opnam een tegemoet-
Nederland, in Indonesië, Kenia en Brazilië.
koming te vragen voor hun onderhoud. Een probleem hierbij was dat de blinden over het algemeen tot arme families behoorden die niet voldoende konden betalen. Een aantal blinden kon zo niet worden opgenomen en de in de loop der jaren noodzakelijk geworden uitbreiding en modernisering van het instituut moest achterwege blijven. Arbeid een vorm van tijdverdrijf Evenals op andere instituten richtte de blindenzorg van Sint
verzachten, werd er les gegeven in lezen, schrijven, rekenen, aard-
Henricus zich in de eerste periode voornamelijk op de intellectuele
rijkskunde en geschiedenis. Het blindenonderwijs stond nog in de
en zedelijke ontwikkeling van het blinde kind. Nadat de jongens
kinder schoenen; geschikte leermiddelen en methodes waren er
tot circa vijftien jaar de gewone vakken van het lager onderwijs
nagenoeg niet. Om de blinde leerlingen de lagere schoolstof bij
gevolgd hadden, werd een handwerk gekozen waarin ze zich gin-
te brengen, moesten daarom leermiddelen worden bedacht en
gen bekwamen. Mogelijkheden om voortgezet onderwijs te volgen
gemaakt en onderwijsmethodes worden ontwikkeld. Drie fraters
waren er nog niet. Met de kinderen die de lagere school doorlopen
die al enige ervaring hadden inzake het opvoeden en onderwijzen
hadden en met de volwassen blinden wist men niet goed raad. De
van blinden in het Belgische Maaseik, verrichtten daartoe veel
meesten bleven in de instelling en slechts een zeer klein aantal
goed werk. Het brailleschrift werd onmiddellijk ingevoerd, frater
vond arbeid in een werkinrichting elders.
Chrysostomus van de Ven vond een braillepers uit, een koperen
De werkinrichtingen voor gehandicapten die in de tweede helft
schrijfplaatje waarmee blinden in het gewone ziendenschrift kon-
van de negentiende eeuw werden opgericht, kunnen we beschou-
den schrijven en naar alle waarschijnlijkheid ook het beroemde
wen als een poging om armoede en bedelen op te heffen en te
Graafse Rekenbord. Ook ontwierpen hij en de overige fraters
voorkomen dat de ‘gebrekkigen’ moreel zouden afglijden. Het
16
1
2
3
positieve van de werkinrichtingen is dat ze de grondslag hebben
op het instituut vormden: het ‘Tehuis’ ofwel de afdeling der
gelegd voor de blindenarbeid die in de loop van de jaren meer
volwassen blinden. Het gehele leven van de blinde speelde zich zo
economisch georganiseerd zou worden. Vanuit Sint Henricus
af in de instelling, in een gemeenschapspatroon van geslotenheid:
zijn maar zeer weinig blinden op de werkinrichtingen tewerk -
‘Het Instituut moet over hem waken met eene wijze en vaderlijke
gesteld. De meeste jeugdige blinden die in de Graafse instelling
zorg, die hem opwekt, tot, zij het ook harden, toch blijden arbeid,
opgenomen werden, kwamen uit de zuidelijke provincies. De werk-
die hem gelegenheid geeft tot werken, en daarmede tot het
inrichtingen waren allemaal gevestigd in de grote steden in het
vreugdevolle bewustzijn, dat hij zichzelven voedt’.
westen van ons land, omdat daar de concentratie van visueel gehandicapten groot genoeg was om op doelmatige wijze een
Traditionele blindenberoepen
werkplaats op te zetten. Geloofsoverwegingen zullen ook zeker
Op Sint Henricus kregen blinden een opleiding in een van de nu
een rol gespeeld hebben. De werkinrichtingen waren hoofdzakelijk
als zodanig bekend staande traditionele ‘blindenberoepen’:
protestants-christelijk of neutraal van karakter en dat strookte niet
mandenmaken, stoelenmatten met biezen of riet en vlechten van
met de streng katholieke opvoeding die de blinden op Sint
vloermatten waren de handwerken waarmee men in Grave als
Henricus kregen.
werkverschaffing begon. Vanaf 1893 werd borstelmaken het belangrijkste handwerk in Grave. Evenals op andere werkplaatsen
Het Tehuis
ging het niet om economische productie. Het doel was de blinden
Blinden die bij ouders of andere familieleden konden inwonen,
bezig te houden, ze lust en vreugde in hun werk te laten beleven
verlieten het instituut na de schooltijd en een korte opleidings -
en ze moreel te verheffen door een arbeidzaam leven. Het vervaar-
periode voor een handwerk. Zelfstandig wonen was nog geheel en
digen van artikelen voor de verkoop werd echter niet geschuwd.
al onmogelijk. Op de vrije arbeidsmarkt was geen werk te vinden
Het gaf de blinden voldoening mee te werken voor hun instituut
voor de blinden en thuiswerkers hadden de grootste problemen
en het was een financiële steun voor het toch al noodlijdende Sint
om geregelde afzet voor hun waren te vinden. De meeste blinden
Henricus-gesticht.
bleven daarom op Sint Henricus waar zij een afzonderlijke afdeling
Gebrek aan geld en ruimte
4
Een jubileum zonder glans Bij het zilveren jubileum van Sint Henricus in 1884 telde het instituut niet meer dan vijfentwintig blinde jongens en mannen. Daar waren verschillende oorzaken voor aan te wijzen: de on bekendheid van de instelling, de opvatting dat de blinden toch niets zouden kunnen leren, maar vooral de slechte financiële omstandigheden en het plaatsgebrek. Ondanks de steun van de familie De la Geneste had het Graafse instituut onvoldoende structurele middelen. De directie was genoodzaakt om voor de blinden die ze opnam een jaarlijkse vergoeding te vragen. In 1872 stelde de raadsvergadering van de fraters in Grave het kostgeld vast op ƒ80 en de lasten voor de was en reparatie op ƒ 20. Zo’n
17
1] Het terrein van Sint Henricus kort na 1920. 2] Ingang vanaf de Trom petterstraat met rechts de eerste uitbreiding (1988).
Henriëtte de la Geneste (1800-1859) In 1800 werd Henriëtte geboren als telg van het patricisch geslacht De la Geneste, dat al vanaf ongeveer 1700 in het vestingstadje Grave woonde.
3] De eerste bouw gezien vanaf de Trompetterstraat. 4] De eerste bouw vanaf de Trompetterstraat.
Henriëtte leefde heel eenvoudig en besteedde haar tijd en een groot deel van haar vermogen aan werken van naastenliefde. Deze rijke, ongehuwde dame stond bij de inwoners van Grave bekend als Mejuffrouw Henriëtte. In 1848 haalde ze de congregatie van de Zusters van Liefde naar Grave
kwam en dat het gebouw overvol raakte. Om meer ruimte te
voor de zorg aan armen en onderwijs aan meisjes
creëren werd een in 1876 te Grave geopende afdeling van de
van alle rangen en standen. Toen zij de leeftijd v
kweekschool van de fraters in 1883 overgeplaatst naar het
an 58 jaar had bereikt, voelde ze haar krachten
succursaalhuis van de congregatie te Oss. Hier volgen enkele
afnemen en wilde ze nog graag een tehuis voor
cijfers: in 1859 begon men met vijf blinden; in 1875 was het
arme en verwaarloosde jongens tot stand brengen.
aantal gestegen tot zeven; in 1881 waren er vijfentwintig en in
Mgr. Zwijsen, bisschop van ’s-Hertogenbosch, vroeg
1886 dertig blinden gehuisvest.
haar om ook de blindenzorg voor jongens en mannen aan het tehuis te verbinden. Aangezien
Meer bekendheid
Henriëtte zelf haar gezichtsvermogen nagenoeg had
Ter gelegenheid van het vijfentwintigjarig bestaan van het Sint
verloren, stemde ze er direct mee in. Helaas heeft ze
Henricus-gesticht werd, onder goedkeuring en aanbeveling van
de openstelling van het gesticht Sint Henricus niet
de bisschoppen, een brochure uitgegeven over de werkzaamheden
meer mee mogen maken. Een eigentijdse bron
van het instituut om het meer bekendheid te geven. Hierdoor
noteert: ‘Het scheen, dat God slechts zoolang
hoopte men meer giften en legaten te krijgen. Onder pastoors
gewacht had, om haar bij zich in den Hemel te
en voorzitters van liefdadige verenigingen werd een circulaire
nemen, en haar het loon voor hare menigvuldige
verspreid. De directie wilde graag dat zij de mensen aan zouden
goede werken te geven; zij overleed, nog vóór de
sporen het gesticht in Grave geldelijk te steunen, zodat met de
voltooiing van het Gesticht, den 15 april 1859’.
noodzakelijke uitbreiding begonnen zou kunnen worden. De Wijnberg De zusters van De Wijnberg hadden na de dood van hun rector mgr. De la Geneste in 1880 een grote erfenis gekregen. Aan het besteden van de gelden had mgr. De la Geneste als voorwaarde verbonden dat het liefdewerk van de zusters uitgebreid moest worden met de zorg voor de blinde vrouwelijke jeugd. Op 10 oktober 1882 werd het blindengesticht voor r.k. meisjes geopend. Het kreeg de naam De Wijnberg. Evenals Sint Henricus had ook De Wijnberg al spoedig te kampen met gebrek aan financiën en ruimte en was ook voor die instelling steun onontbeerlijk.
bedrag was onbetaalbaar voor de arbeider die vaak maar net
De Bisschoppelijke Blinden Commissie
genoeg verdiende om zijn gezin te onderhouden. Gemeente- en
A. Lindner en zijn oom J.A. Lindner uit Amsterdam namen deze
armbesturen konden of wilden niet altijd bijdragen in de kosten
handschoen op. Zij vonden dat meer katholieke blinden in Grave
of zorgden ervoor zo spoedig mogelijk van de last ontslagen te
onderdak moesten kunnen vinden, omdat ze volgens hen bij
worden. Toch namen de fraters, ondanks het vastgestelde kostgeld,
opname in het neutrale hoofdstedelijk instituut gevaar liepen
arme blinden die weinig of niets voor hun onderhoud konden
hun geloof te verliezen. Zij stelden in 1886 voor een commissie te
betalen in hun instelling op. Daarnaast woonden er ook nog wezen
vormen die geld in zou zamelen om uitbreiding van Sint Henricus
en verlaten jongens. Dit betekende wel dat er weinig geld binnen-
en De Wijnberg mogelijk te maken, ‘met een heilig doel, namelijk
18
1
2
het verplegen en in den R.C. Godsdienst opvoeden van ongelukkige
de fraters wilden betalen echter te laag en was van mening dat
blinden kinderen, die in gemengde gestichten of bij particulieren
de gemeente groot nadeel zou lijden bij verkoop van de grond.
opgevoed, allicht voor de Maatschappij minder nuttig, voor den
Klaarblijkelijk was het de bedoeling van het gemeentebestuur
Godsdienst minder gewenscht onderwijs zullen ontvangen’. Deze
een hogere prijs per hectare te krijgen. In januari 1887 stemde de
3
commissie tot inzameling van gelden voor behoeftige blinden stond onder het gezag van de Nederlandse bisschoppen en ging
4
dan ook de Bisschoppelijke Blinden Commissie heten. Onenigheid met de commissie De samenwerking tussen de Bisschoppelijke Blinden Commissie en het bestuur van Sint Henricus verliep erg stroef en leidde al snel tot problemen. Het commissielid Beijer was tevens rector van De Wijnberg. Hij had in 1887 eigenhandig een reglement opgesteld voor de beide blindeninstituten waarin de bevoegdheden van de Bisschoppelijke Blinden Commissie waren vastgelegd. De commissie kreeg een verdergaande financiële en bestuurlijke verantwoordelijkheid over Sint Henricus dan het hoofdbestuur van de fraters wenselijk achtte. Pas later werden door reglements wijzigingen de bevoegdheden van de commissie beperkt en werd zij enkel een financiële steun voor de instituten. Generale Raad der congregatie erin toe meer per hectare te
Uitbreiding en vernieuwing van het gebouwencomplex: 1888 en 1893
betalen, maar ook nu was het gemeentebestuur niet tevreden en verlangde het een nog veel hogere prijs. Ondanks het feit dat was besloten dat frater-directeur Willibrordus geen verdere pogingen
Onderhandelingen met de gemeente Grave
hoefde te ondernemen de grond te kopen, schreef hij in augustus
Door de inzameling van gelden voor behoeftige blinden door de
1887 weer aan het gemeentebestuur. Hij zette uiteen welke voor-
Bisschoppelijke Blinden Commissie werden het Sint Henricus-
delen de instelling aan de stad verschafte. Door de opname van
gesticht en het doel van de blindenzorg op het instituut beter
vreemdelingen en de vele bezoekers die Sint Henricus ieder jaar
bekend en verbeterde de financiële situatie. Meer blinden meldden
aandeden, kwamen veel mensen in Grave. Verder, schreef hij,
zich aan en blinden die men voorheen uit geldgebrek had moeten
verzorgden de fraters het lager onderwijs in de stad en dat kostte
weigeren, konden opgenomen worden. Uitbreiding van het
de gemeente niets aan personeel, aangezien de religieuze leer -
instituut werd hierdoor noodzakelijk.
krachten niet uitbetaald werden. Willibrordus waarschuwde dat
Frater-directeur Willibrordus van Kessel (frater Baptista was in 1885
pater-superior door het herhaald verhogen van de grondprijs
gestorven) ging in maart 1886 onderhandelen met het Graafse
wel eens zou kunnen beslissen om het bestaand onderwijzend
gemeentebestuur over de koop van een stuk vestinggrond. Hij
personeel naar elders te verplaatsen en het schoollokaal voor de
wilde de stadswal en het Bastion Oranje, waartegen het hoofd -
Graafse kinderen te gebruiken voor de noodzakelijk geachte uit-
gebouw lag, doorbreken. Het gemeentebestuur vond de prijs die
breiding van het blindeninstituut.
19
Frater Adrianus Frater Adrianus Kemps werd geboren op 9 juli 1855 te ’s-Hertogenbosch. In 1874 werd hij door zijn congregatie naar Sint Henricus gezonden, in de verwachting dat hij het er vanwege zijn zwakke gezondheid niet lang zou maken. Hij zou echter maar liefst 56 jaar in Grave werkzaam blijven. Samen met frater Chrysostomus van de Ven was hij verantwoordelijk voor twee zeer belangrijke uitvindingen: het koperen schrijfplaatje en het Graafs
Wederom gebrek aan ruimte
Rekenbord. Frater Adrianus heeft zijn stempel
De bouw in 1888 was veel te overhaast geweest en binnen korte
gedrukt op de borstelmakerij (door hem gesticht
tijd had men weer met ruimtegebrek te kampen. Het aantal
in 1893), de drukkerij, die hij sterk verbeterde door
blinden nam na de uitbreiding gestaag toe:
allerlei eigen vindingen (directeur 1888-1915),
Jaar
blinden
Jaar
blinden
de braillebibliotheek Le Sage ten Broek en de bij -
1886
30
1890
51
behorende vereniging (door hem gesticht in 1918).
1887
31
1891
62
In 1912 werd hij ridder in de orde van Oranje-Nassau,
1888
40
1892
64
in 1926 werd hij bevorderd tot officier. Hij stierf
1889
45
1893
66
op 19 juli 1930. In 1933 werd te zijner nagedachtenis in Sint Henricus een grote marmeren gedenkplaat
Op de raadsvergadering van de fraters in Grave van 31 januari 1891
met een bronzen plaquette met daarop zijn
werd zelfs voorgesteld minder kinderen in de instelling op te
beeltenis onthuld.
nemen wegens het gebrek aan ruimte. Er was geen ziekenkamer, geen afscheiding tussen grote en kleine blinden, geen recreatiezaal, de werkplaatsen waren te klein en de slaapzaal was overvol. Weer wilde men het gebouw vergroten. Het probleem van de vorige keer, grondgebrek, kende men ditmaal niet. In maart 1891 had fraterdirecteur toestemming van het gemeentebestuur gekregen de Leidijk aan de achterzijde van de instelling te verleggen, zodat het mogelijk werd het gebouw daar uit te breiden. De stadswal achter het instituut werd gesloopt, de gracht gedempt en het polderland erachter (het instituut verwierf vijf hectare) opgehoogd. Op eigen kosten zou dit keer niet gebouwd kunnen worden en daarom werd, met goedvinden van de Generale Raad van de fraters te Tilburg, aan de Bisschoppelijke Blinden Commissie subsidie gevraagd.
Uitbreiding in 1888
De uitbreiding van 1893
Het gemeentebestuur bleef ondanks deze dreiging bij zijn
Het ontbrak de nieuwe lokaliteiten aan iedere luxe. Dit laatste
weigering. Sint Henricus beschouwde de zaak nu als afgedaan
blijkt wel uit een verslag van een bezoeker: ‘Niets was er te zien
en ging op zoek naar een andere plaats in Grave voor de nieuwe
wat er kon gemist worden of naar weelde zweemde. Het noodzake-
lokalen. De enige geschikte plaats was de tuin vóór het hoofd -
lijkste ameublement, niets meer, hoogst eenvoudig, doch uiterst
gebouw. Eind februari 1888 begon men met het uitgraven en
zindelijk en net’. Eind 1893 werden de nieuwe gebouwen in gebruik
acht maanden later waren de gebouwen al kant en klaar. Om
genomen en was het eindelijk mogelijk de grote en de kleine blin-
deze uitbreiding te verwezenlijken ging het gesticht nogal wat
den te scheiden. De groten zouden de nieuwe lokalen gaan bewo-
schulden aan, maar de fraters wilden er niets van weten de
nen en de kleinen de oude refter. Pedagogisch was deze splitsing
Bisschoppelijke Blinden Commissie om bijdragen te vragen.
een grote vooruitgang. De jeugdige en opgroeiende blinden samen
Zij waren bang dat de commissie zich te veel in de huiselijke
te laten wonen en op te voeden met volwassen en zelfs bejaarde
aangelegenheden zou mengen.
blinden leidde steevast tot problemen.
20
3] Een van de orkesten van Sint Henricus. 4] Gedenksteen voor de nieuwbouw van 1930. 5] Bouwvakkers, fraters en architect voor de nieuwbouw van 1930 in aanbouw. 6] Gang in de nieuwbouw van 1930.
1] Voorgevel van de nieuwbouw van 1930 met de beelden van Sint Henricus en Sint Oda. 2] Twee bussen met een van de orkesten van Sint Henricus op het punt van vertrek naar een optreden. Op de achtergrond de nieuwbouw van 1930.
1
2
6
3
5
4
21
1
2
3
Afscheid van de zienden
waren katholieke blinden genoodzaakt onderdak te vragen in niet -
De fraters hadden in 1888 hun godsdienstig-pedagogische
katholieke instituten. Bovendien waren de bestaande gebouwen
werkkring uitgebreid door een pensionaat voor jongens uit de
van Sint Henricus verouderd en voor een groot deel uitgeleefd.
middenstand op Sint Henricus te openen. Een gedeelte van de
Tussen 1927 en 1930 werd in etappes aan de nieuwbouw gewerkt.
opbrengsten kon men besteden voor de blinden, die over het
Deze kwam te staan vóór de tot dan toe bestaande gebouwen,
algemeen immers hun kostgelden niet op konden brengen. Een
direct aan de Hoofschestraat, waar het terrein was aangekocht van
groot nadeel was dat het plaatsgebrek op het instituut daardoor
de paters van de H.H. Harten die daar tot 1921 een klooster hadden
toenam. De Generale Raad van de congregatie moest in 1901
gehad, met nog enkele particuliere huizen.
besluiten de kostschool per augustus 1902 te sluiten, om ruimte te scheppen voor de blinden. De opvang van wezen en verlaten
Bouwdirecteur frater Aurelius
jongens was al eerder beëindigd. Deze uitbreiding voor de blinden
In 1922 werd frater Aurelius van Dinter aangesteld als frater-direc-
door de zienden naar huis te sturen, had tot gevolg dat Sint
teur van Sint Henricus. Deze man, de bouwdirecteur genoemd,
Henricus vanaf 1902 een ‘echt’ blindeninstituut werd.
werd de grote stimulator van de nieuwbouw. De rijksoverheid verleende echter nog altijd geen subsidie aan de blindenzorg en de fraters en de Bisschoppelijke Blinden Commissie konden het geld
4
voor een nieuw complex niet opbrengen; om aan de benodigde financiën te komen zette frater-directeur Aurelius daarom een grootscheepse propaganda-actie op touw. Alle krachten werden in dienst gesteld ter bereiking van het ene doel: uitbreiding van Sint Henricus en aanpassing aan de moderne eisen. Het werk en de doelstelling van Sint Henricus en De Wijnberg waren in overigens in 1914 al eens door pater Hyacinth Hermans o.p. van het dagblad De Maasbode belicht in drie artikelen, gebundeld in de brochure ‘Wat ze in de Kamer niet wisten…’. Aanleiding was het feit dat de overgrote meerderheid van de Tweede Kamer bij de behandeling van de onderwijsbegroting van 1914 niet op de hoogte bleek van het bestaan van de Graafse instituten. Propaganda en inzamelingsacties
Nieuwbouw: 1927-1930
Op 6 april 1925 werd op Sint Henricus een persconferentie gehouden, waaraan de meeste katholieke bladen deelnamen.
Nieuwe krapte
Besloten werd een gemeenschappelijke campagne te beginnen
De ruimte die in 1902 vrijgekomen was, bood niet al te lang
om het Nederlandse volk bekend te maken met de toestand op
soulaas. Twintig jaar later was het instituut, waar toen meer dan
het Graafse blindeninstituut. De daaropvolgende weken werden
honderd blinde jongens en mannen door de fraters opgevoed,
de lezers van de katholieke periodieken opgeroepen bij te dragen
onderwezen, tewerkgesteld en onderhouden werden, toch weer te
aan het bouwfonds van Sint Henricus. In de artikelen werd het
klein geworden. Aanvragen van blinden moest men afwijzen met
werk dat de fraters op het instituut verrichtten geroemd en
als reden dat er geen plaats meer was. Evenals in de eeuw ervoor
werden de problemen van een overvol, verouderd en versleten
22
1] Omslag van een mapje ansichten, uitgegeven ten voordele van Sint Henricus. 2] De wielerclub. 3] ‘Reclamemateriaal’ van Sint Henricus, bedoeld om giften te krijgen.
4] De nieuwbouw van 1930, gezien vanaf de Hoofschestraat. 5] De weverij. 6] De mandenmakerij.
3
huis zeer sentimenteel en overdreven – althans in onze ogen –
aangezien de financiën het niet toelieten. De grote blinden
afgeschilderd. Zo hoopte men de katholieke charitas aan te sporen
waren hier de dupe van: zij bleven na 1930 in de oude gedeelten
veel te schenken aan de ‘arme blindjes’.
gehuisvest.
De blinden zelf werden ingeschakeld. Ze trokken van stad tot stad en van dorp tot dorp om concerten, onderwijsdemonstraties en toneeluitvoeringen te geven. Jarenlang, ook nadat het nieuwe
De jaren tot 1945
instituut in gebruik genomen was, reisden de blinde musici heel Nederland door om op te treden en geld in te zamelen teneinde
Moeizame emancipatie
hun verzorging en de nieuwe lokalen te kunnen bekostigen. Ze
De onderwijsmethodes en leermiddelen die men op Sint Henricus
moesten de mensen tonen wat ze wel niet allemaal leerden op
gebruikte, werden eind negentiende en begin twintigste eeuw
Sint Henricus en de aandacht vestigen op de noden en lasten van
aangepast en verbeterd. Vooral toen na 1902 het instituut zich
het instituut. Bovendien zag het publiek de blinden zo ook eens
uitsluitend met de blindenzorg ging bezighouden en er meer
en konden de gevers zich ervan overtuigen dat hun geld goed
tijd en personeel beschikbaar kwam voor de blinden, volgden
gebruikt werd. Het is de vraag of in dit geval het doel de middelen
verscheidene verbeteringen. Er werd gewerkt aan beter onderwijs
heiligde. De blinden werden gepresenteerd als mensen die anders
en aan de emancipatie van blinde mensen.
waren, maar toch wel iets konden presteren en die overgeleverd waren aan de welwillendheid van hun omgeving.
Kleuterjongens op De Wijnberg De zusters van De Wijnberg gaven al langer bewaarschool -
De nieuwbouw
onderwijs aan blinde meisjes. Vanaf 1900 bekommerden zij
In 1927 werd met de nieuwbouw begonnen die in etappes uit -
zich ook om de jongste jongens. Hadden zij de leeftijd van
gevoerd werd, in 1930 was hij voltooid. Het volledige plan van
zeven jaar bereikt dan werden zij overgeplaatst naar Sint
architect Constant Panis uit Tilburg werd echter nooit uitgevoerd,
Henricus om daar de lagere school te doorlopen. Uit het verleden was gebleken dat de zusters geen raad wisten met opgroeiende jongens, en een gemengd internaat strookte bovendien niet
6
met de pedagogische ideeën van katholiek Nederland. Jongens behoorden door mannen en meisjes door vrouwen opgevoed te worden. Het samenwonen van beide seksen tijdens de eerste levensjaren was volgens het versje ‘Van onze Jongens’ echter niet bezwaarlijk: Al staat onze Wijnberg, (wat weeldrige naam) Slechts open voor Vrou’lijke Blinden, Toch zijn er, tot vreugd van elk vriendenbezoek, Een vijftal kabouters te vinden. Zoolang niet’t gewicht van het zevende jaar, ’t Gebruik des verstands hun komt geven, Schijnt’t mog’lijk aan ‘Jan’, met zijn manlijk gemoed In ‘vrede’ naast ‘Fientje’ te leven.
23
Deel 1 Sint Henricus
1
2
3
Onderwijs op de tast
blinden. De correspondentie met zienden, voorheen gevoerd
Het geven van lager onderwijs met behulp van voorwerpen die
met behulp van het koperen schrijfplaatje, werd veel eenvoudiger.
de blinden konden betasten, werd vooral na 1909 op grote schaal
Ook voor het maken van lesmateriaal kon voortaan de snelle
aangepakt. Er werd een ‘museum’ ingericht, waarin allerlei
schrijf machine gebruikt worden. Heel belangrijk voor het onder-
objecten opgeslagen en tentoongesteld werden waarmee aan
wijs van de kinderen en voor de ontwikkeling en ontspanning
de blinden begrippen bijgebracht konden worden. Voor het vak
van de volwassen blinden was de uitbreiding en omvorming
aardrijkskunde maakten de fraters een collectie houten en
van de huisbibliotheek tot nationale uitleenbibliotheek Le Sage
kartonnen landkaarten waarop grenzen, spoorlijnen, kanalen en
ten Broek.
steden in reliëf werden aangebracht en zelfs een houten globe. Haperende maatschappelijke integratie Aanvankelijk was men er tevreden mee geweest de blinden enige
4
geestelijke ontwikkeling bij te brengen, ze een eenvoudig vak te leren en ze in een beschermde omgeving hun leven te laten slijten. Na 1918 ging men zeer geleidelijk werken aan de maatschappelijke integratie van de blinden. In Nederland streefden vooral het neutrale en het protestantse instituut ernaar een eervolle plaats in de maatschappij te verkrijgen voor hun pupillen. Op Sint Henricus stelde men zich behoudender op: de fraters bleven de inrichting als de plaats beschouwen waar het merendeel van de blinden zijn leven gelukkig en zorgeloos zou slijten. Emancipatie door overheid en bonden In het interbellum begonnen onderwijs en arbeid van karakter te veranderen en kreeg de overheid meer belangstelling voor het blindenvraagstuk. Zo werd bij Koninklijk Besluit van 22 oktober 1923 het onderwijs aan blinde kinderen per 1 januari 1924 gerangschikt onder het buitengewoon lager onderwijs en vergoedde het Opgezette dieren en verkleinde modellen in hout, steen of ander
rijk voortaan de salarissen van de onderwijzers. Hierdoor ontving
materiaal werden gebruikt voor de lessen kennis der natuur. Het
Sint Henricus een tegemoetkoming in de onderwijskosten.
vaststellen van de objecten voor het onderwijs en de resultaten
Helaas was er geen enkele subsidie om het dure internaatsleven
van het werk werden besproken op internationale congressen
te bekostigen. Ook de blindenbonden (de katholieke bond Sint
voor blindenleraren. Het Graafse instituut stuurde telkens af -
Odilia was opgericht in 1919) drongen aan op een beter leven
gevaardigden naar deze bijeenkomsten om op de hoogte te
voor hun leden en toekomstige leden.
blijven van de nieuwste ontwikkelingen op onderwijsgebied. Blindenzorgvereniging Sint Antonius van Padua De braillemachine en de braillebibliotheek
De oude blindenambachten bleven in het interbellum de meest
De invoering van de eerste schrijf- en braillemachine in 1909
gekozen beroepen. Over het algemeen had men op Sint Henricus
betekende een belangrijke verandering in het schrijven van de
niet te klagen over de afzet van de producten. Tijdens en net na
24
1] De kantooropleiding. 2] Producten van de mandenmakerij, met prijzen. 3] De verzamelde fraters van Sint Henricus rond 1900.
4] Jongens spelend met opgezette dieren in het ‘museum’.
Jules de Corte De zanger en liedjesschrijver Jules de Corte werd op 29 maart 1924 in Deurne geboren als vijfde kind in het gezin van Anna van Eijk en Peer de Corte, een Peelwerker met socialistische idealen. Nadat Jules op eenjarige leeftijd door een medische fout blind was geworden, ging hij naar de zusters van De Wijnberg. Na zijn kleutertijd verhuisde Jules naar Sint Henricus, het blindeninstituut voor jongens. Hij volgde er
de Eerste Wereldoorlog was de productie noodgedwongen vermin-
onderwijs dat werd verzorgd door de fraters. Net
derd geweest, omdat grondstoffen moeilijk of in het geheel niet
als de andere blinde jonge mannen leerde Jules de
te verkrijgen waren. De in 1930 opgerichte blindenzorgvereniging
traditionele blindenberoepen van stoelenmatten en
Sint Antonius van Padua zorgde ervoor dat de blinde thuiswerkers
mandenvlechten.
op het platteland in Zuid-Nederland voorzien werden van
Jules had veel interesse in muziek en op eigen verzoek
materialen en dat de vervaardigde producten werden verkocht.
mocht hij deelnemen aan de muzieklessen. Zo leerde hij orgel- en pianospelen en al op jonge leeftijd was
Nuttige werkverschaffing
hij organist in de Sint-Elisabethskerk in Grave. Op Sint
In Duitsland, Frankrijk, Engeland en de Verenigde Staten werden
Henricus waren er al meer blinden tot organist opgeleid,
na 1918 mensen die door de oorlog blind waren geworden, tewerk-
maar een baan vinden in de maatschappij bleek erg
gesteld in fabrieken. Deze tendens oorlogsblinden weer in een of
moeilijk. In 1915 was de blinde musicus Antoon Arts de
ander beroep onder te brengen, opende tevens perspectieven voor
eerste organist die het instituut verliet om een betrek-
andere blinden. Belangenorganisaties van visueel gehandicapten
king te aanvaarden in de parochiekerk te Leeuwen.
zetten zich in hun mensen weer in de maatschappij te plaatsen.
Ook Jules de Corte gebruikte zijn muzikale talent om
Omdat Nederland niet het urgente probleem van de oorlogs -
het blindeninstituut te verlaten. Uit het lied dat Jules
slachtoffers kende, de blindenbonden nagenoeg niet samen -
componeerde ter gelegenheid van het eeuwfeest van
werkten en er weinig geschikte banen voor de blinden in de
Sint Henricus bleek dat het vooruitzicht zijn hele leven
industrie waren, lukte dit streven nog niet erg. De beste mogelijk-
bij de fraters te moeten blijven hem had benauwd:
heden een baan in het vrije bedrijf te vinden, hadden de blinden
’k Heb echt wel eens ontvluchtingsplannen
als ze een kantooropleiding hadden voltooid. In de jaren dertig en
lopen smeden,
tijdens de Tweede Wereldoorlog werden enkele blinden van Sint
Omdat ik niet meer verder leven wou als ‘dog’.
Henricus op kantoren van grote bedrijven geplaatst. De fraters
Hij verliet Grave in 1945 en maakte van muziek maken
bleven arbeid voor de blinden echter zien als bezigheidstherapie.
zijn beroep. In vijftig jaar componeerde en dichtte hij
Dit blijkt ondermeer uit de volgende tekst in het gedenkboek van
veel en trad hij zeer regelmatig op voor radio, televisie
Sint Henricus bij het vijfenzeventigjarig bestaan in 1934: ‘werk -
en theater. Op 16 februari 1996 overleed Jules de Corte
loosheid zou voor hen, daar zij bijna geen afleiding hebben, de
op 71-jarige leeftijd in Eindhoven.
grootste ramp zijn. Daarom is de drijfveer van al die actie niet: geld verdienen, maar nuttige werkverschaffing’. Het diamanten feest van Sint Henricus werd overigens aangegrepen om meer bekendheid aan het gesticht te geven en inzamelingsacties ten behoeve van de ‘blindjes’ te organiseren. Brochures en prentbriefkaarten werden verkocht en pers en radio werden ingeschakeld om het feest in 1934 nationale ruchtbaarheid te geven. De oorlogsjaren In het najaar van 1944 werd vanwege de inkwartiering van soldaten als gevolg van de dreigende oorlog eerst de vakantie van de blinden verlengd tot in oktober, vervolgens werden ze de
25
1] Een schoolklas op Sint Henricus. Op de achtergrond reliĂŤfkaarten. 2] Koningin Juliana krijgt bloemen aangeboden bij de viering van het eeuwfeest in 1959.
3] Bidden voor het eten onder toezicht van de frater. 4] De verzamelde fraters bij gelegenheid van het eeuwfeest, september 1959. 5] Aan het werk in de keuken.
6] Op bezoek in Madurodam. 7] Schaatsen op de gracht in Grave.
1
2
5
3
4
26
6
7
laatste twee weken van november opnieuw op vakantie gestuurd.
gestichtsfeer werd voor de Tweede Wereldoorlog door enkele
Bij het begin van de oorlog evacueerde Sint Henricus kortstondig
blinden al bekritiseerd, maar werd toen over het algemeen niet
naar Eikenburg, het juvenaat van de Broeders van Liefde onder
als hinderlijk beschouwd voor de opvoeding en vorming.
Eindhoven. Schade was er niet, noch van de Nederlandse militairen die - tevergeefs- de Graafse brug hadden verdedigd, noch van
Gesloten internaatssysteem
de doortrekkende Duitsers. In juni 1944 werd een deel van het
Het gehele instituut Sint Henricus ademde lang, te lang, een
instituut door de Duitsers bezet. De fraters berichtten daarop aan
kloostersfeer uit. Door het vele werk dat de fraters hadden, konden
de ouders dat ze hun kinderen, indien gewenst, konden komen
ze het kloosterlijk leven alleen blijven beoefenen door zoveel
ophalen, waarop tweederde van de grote blinden en nagenoeg
mogelijk de visueel gehandicapten hierbij te betrekken. Blinden en
alle kleine blinden vertrokken om na de grote vakantie niet meer
slechtzienden moesten deelnemen aan retraites, overdreven veel
terug te keren. Op 2 september trokken de Duitsers zich terug.
missen bezoeken en bidden. De pedagogische doelstelling van het
Op 10 september kregen de kapel en de bibliotheek enige ver-
instituut was er een van een voorbije fase. Het hoofdbestuur van
dwaalde kogels van beschietingen op Duits verkeer op weg
de fraters vond het een plicht om van de blinden te eisen dat ze
naar de Maasbrug. Op 17 september voerden de Engelsen zware
zich als tevreden, volgzame leden van het grote gezin zouden
beschietingen uit op de brug, gevolgd door de landing van lucht-
gedragen en dat ze dankbaar waren. Op een vergadering van het
troepen; in de avond verdwenen de nog resterende Duitsers naar
onderwijzend en internaatspersoneel in augustus 1952 noemden
Cuijk. In de dagen daarna kreeg Sint Henricus naast evacués uit
de fraters het een groots werk ‘hemelburgers’ van hun jongens
Nijmegen en fraters uit Cuijk ook Engelse militairen te logeren.
te maken. Tot in de jaren zestig was er nog sprake van een
In oktober volgden Canadezen, in maart 1945 de RAF. Ook na de
gestichtsfeer en ging de individualiteit van het kind op in de
bevrijding waren er nog Canadezen ingekwartierd. Vanaf 8 oktober
massa. De gemiddelde leeftijd van de fraters was erg hoog
1945 mochten de blinden terugkomen en kreeg het instituutsleven
(55 jaar in 1963) en het langdurig verblijf van de meeste fraters
langzamerhand weer zijn normale verloop. Een zeer belangrijke rol
in Grave werkte verstarring in de hand.
in het Graafs verzet speelde frater Aloysius van Riel. Hij was hoofd van de ziendenschool vanaf 1936 tot augustus 1944, toen hij
Eeuwfeest en bouwperikelen
veiligheidshalve naar Tilburg werd overgeplaatst.
Ter voorbereiding op het honderdjarig bestaan van Sint Henricus werd op 6 juli 1952, dus ruim zeven jaar vóór het eeuwfeest, een werkcomité gevormd. ‘Deze dag is een historische dag voor Sint
Ontwikkelingen na 1945
Henricus’, zei frater-directeur Theophaan bij die gelegenheid,
Achterblijven bij de vooruitgang in de blindenzorg na 1945
eerste stap gezet op een lange weg, die voeren moet tot ver -
Na de Tweede Wereldoorlog pretendeerde Sint Henricus de
wezenlijking van lang gekoesterde plannen’. Theophaan doelde
opvoeding, het onderwijs en de opleiding af te stemmen op wat
hiermee op plannen tot uitbreiding van het instituut en
inmiddels de doelstelling van de blindenzorg in het algemeen
modernisering van de oude gedeelten. Niet alle blinden en
was geworden: de visueel gehandicapte uitzicht te geven op een
slechtzienden konden vanwege het tekort aan ruimte aangenomen
plaats in de maatschappij en te integreren tussen de zienden.
worden. Er was een wachtlijst van visueel gehandicapten die in
De mentaliteit op Sint Henricus en de te nauwe verwevenheid
Grave onderwezen en opgeleid wilden worden. Anno 1952 waren
van het klooster met het instituut maakten dat dit doel niet
er bovendien maar twee leeftijds groepen: van 6 tot 17 jaar en van
goed nagestreefd kon worden. Het streng religieuze leven in een
17 tot 78 jaar. Deze groepen waren veel te groot en de overgang
‘want met deze eerste vergadering van ons Comité wordt een
27
Deel 1 Sint Henricus
1
van de eerste naar de tweede afdeling leverde vaak problemen op. De jeugdige blinden die geplaatst waren te midden van veel
2
3
Onderwijs en arbeid voor en in de maatschappij
ouderen hadden een andere mentaliteit en wilden niet in zo’n gestichtsfeer leven als de blinden die al tientallen jaren in het
Meer kansen voor blinden
Tehuis woonden.
Na 1945 kregen blinden en slechtzienden meer kansen om in het
Het gebouwencomplex in Grave was inmiddels volstrekt niet
vrije bedrijf terecht te komen. Voorwaarden hiervoor waren een
meer up to date. Het was een chaotische wirwar van zalen, gangen
behoorlijke opleiding tot een beroep en een degelijke mentale
en hokken. De slaapzalen, woongedeelten, recreatieruimten en
voorbereiding. De opvoeders en leerkrachten op Sint Henricus
leslokalen hadden een onpersoonlijk karakter. Te veel werd echter
waren echter te weinig bekend met de pedagogiek en psychologie
gedacht dat als er een nieuw gebouw zou zijn ook de problemen
van het visueel gehandicapte kind. Op de school- en personeels -
opgelost zouden worden, de sfeer zou verbeteren en de pedago-
vergaderingen werd vooral gesproken over tucht en orde en over
giek zou veranderen. Belangrijker was een andere instelling van
religieuze zaken. Toch waren er belangrijke veranderingen en zeker
de fraters. Ze schermden het eigen milieu te sterk af tegen de
ook verbeteringen in het Graafse instituut in de eerste decennia na
vreemde buitenwereld en hebben te lang alles zelf willen doen
de Tweede Wereldoorlog.
voor de visueel gehandicapten. Betere kantooropleiding In 1946 en 1947 werd de kantooropleiding, die voor de oorlog al
4
was gestart, verbeterd. Blinden kregen les in typen, steno, Neder landse, Franse, Duitse en Engelse handelscorrespondentie. Hier naast kregen ze ook vakken als godsdienst, geschiedenis, aardrijkskunde en letterkunde om de algemene ontwikkeling en karaktervorming te stimuleren. Met 21 jaar moest de kantooropleiding voltooid zijn, waarna de leerlingen in de maatschappij terug konden keren. Op 28 juli 1947 namen voor de eerste maal zes blinden deel aan het middenstandsexamen. Een grote aanwinst was de telefooninstallatie die de P.T.T. in 1950 op Sint Henricus installeerde. De telefonisten in opleiding leerden naast het gebruik van de telefoon ook het braillesteno om aantekeningen van gesprekken te kunnen maken. Men moet echter niet denken dat nu alle jongens de kantoor- of telefonistenopleiding gingen volgen. Velen waren niet geschikt om de studie te kunnen volgen en bleven aan Het ingestelde comité had tot doel nationale actie te voeren om
gewezen op de traditionele blindenvakken. Deze ambachten kon -
nog vóór het eeuwfeest in 1959 te komen tot nieuwbouw en uit-
den gemakkelijk worden aangeleerd, maar ze boden onvol doende
bouw van het instituut. Het comité dat werd omgevormd tot de
mogelijkheden om er zelfstandig de kost mee te verdienen.
stichting ‘100 Jaar Ereschuld’ faalde echter hopeloos in het binnenhalen van financiële middelen en van de broodnodige nieuwbouw
Ulo en lts
kwam dan ook niets terecht. Desalniettemin werd het eeuwfeest
In 1957 en 1958 werden de opleidingsmogelijkheden verruimd
luisterrijk gevierd, met koningin Juliana als eregaste.
door het starten van respectievelijk een afdeling uitgebreid lager
28
1] De bakkerij. 2] Een leerling van de lts. 3] Nieuwe tijden, een nieuw orkest. 4] Schoolklas.
Frater Theophaan Frater Theophaan Verhoeven was van 1945 tot 1963 directeur van Sint Henricus. Hij kreeg zijn opleiding tot onderwijzer op de kweekschool van de fraters. In 1927 begon hij zijn noviciaat en kreeg hij de naam Maria Theophaan (uit het Grieks: ‘uitstraling van God’). In 1932 deed hij zijn eeuwige professie. Als directeur in Grave voerde hij allerlei vernieuwingen door om met name het pedagogisch klimaat te
onderwijs (ulo) en een lagere technische school (lts). De ulo kende
verbeteren. Zo verdeelde hij de blinden in kleinere
drie klassen waarin de blinden en slechtzienden gezamenlijk les
groepen op basis van leeftijd. Hij was een groot voor-
kregen. Het vierde en tevens laatste jaar van deze opleiding werd
stander van betere en meer op de maatschappij van
gevolgd op de stads-ulo van Grave die tot 1962 ook door de fraters
de zienden toegespitste opleidingsprogramma’s,
werd geleid. Voor jongens met een technische aanleg startte de
waaronder lts en ulo. Onder zijn bewind gingen ook
lts, in een semi-permanent gebouw, geplaatst op een binnenplaats
slechtzienden onder de zorg van het instituut vallen.
van Sint Henricus. Deze school stond niet op zichzelf, maar was
Frater Theophaan trad graag naar buiten om zijn
een dochteronderneming van de Wijchense lts. In het eerste stu-
instituut meer bekendheid te geven en zo de belangen
diejaar werd de meeste tijd besteed aan algemeen vormend onder-
van ‘zijn’ jongens te bevorderen. Hij was niet zozeer de
wijs. De twee vervolgklassen legden zich meer toe op de techni-
tijd voor maar liet die wel binnen: hij speelde goed in
sche kant. Allereerst moesten de leerlingen algemeen technisch
op ontwikkelingen in de maatschappij, meer dan dat
inzicht krijgen, om daarna het revolverdraaien, een montagear-
hij een echte voortrekker was. Hij was gemakkelijk
beid, te leren. Het programma was zoals bij zienden, enkel de
toegankelijk en gemoedelijk in de omgang.
manier van aanleren verschilde.
Eind 1962 werd frater Theophaan door zijn kerkelijke overheid als missionaris naar Kenia gezonden. Ook daar
Moeizame arbeidsintegratie
bleef hij steeds volop ijveren voor het blindenonderwijs,
De blindententoonstelling die in januari 1958 in het Provinciaal
en in 1970 kon hij in Sikri een lagere beroepsopleiding
Museum te ’s-Hertogenbosch gehouden werd, had als opzet
voor blinde jongens openen. Ziek naar Nederland
belangstelling te wekken bij fabrikanten om blinden in hun bedrij-
gehaald, stierf hij op 3 januari te Vught.
ven op te nemen. Men demonstreerde er machines die door blin-
Werk en persoonlijkheid van frater Theophaan bleven
den werden bediend. In de praktijk waren er echter maar weinig
dermate in de herinnering leven dat toen er een nieuwe
ondernemers die blinden in hun fabriek wilden of durfden te plaat-
naam moest komen voor het gefuseerde instituut van
sen. De meest directe weg voor de visueel gehandicapte om in het
Henricus en De Wijnberg, gekozen werd voor Theofaan.
vrije bedrijf te kunnen werken, was het volgen van een kantoor opleiding. Dat de blinde fabrieksarbeider over het algemeen ten aanzien van zijn productie achterbleef bij de ziende collega, was de belangrijkste oorzaak dat er weinig blinden naar industriële bedrijven gingen. Maar er waren ook nog andere factoren die de weerstand van de werkgevers om blinden in dienst te nemen kunnen verklaren. Had de blinde geen bijzondere hulp nodig? Was er geen grote kans op ongelukken? Hoe zou het ziende personeel reageren? De meeste tot arbeid in staat zijnde visueel gehandicapten bleven daarom aangewezen op het verrichten van loonarbeid in beschuttende werkplaatsen: op specifieke blindenwerkplaatsen, of op ‘gemengde’ werkplaatsen voor gehandicapten met verschillende vormen van beperkingen. Na de oorlog waren de werkinrichtingen er overigens veel meer op uit om de arbeider productieve en zin-
29
Een volwassen bewoner van Sint Henricus met zijn vaste begeleider in de werkplaats .
31
Directeuren van Sint Henricus 1859-1968 Fr. Baptista Jansen
1859
Fr. Willibrordus van Kessel
1885
P. Victor Zwijsen
1892
P. Paulus van de Ven
1894
P. Cyprianus van der Wielen
1903
Fr. Justinianus Merks
1916
1] Een mandenmaker. 2] De sloop van de bouw uit 1930. 3] Het terrein van Sint Henricus na de sloop. Een deel van de voorgevel staat nog overeind. Op de achtergrond het terrein waar in 1971 het gemeentehuis is gebouwd.
4] Gezicht op het terrein van Sint Henricus vanaf de toren van de Sint-Elisabethkerk.
Fr. Aurelius van Dinter
1922
Fr. Willibrord Pijnenburg
1932
Fr. Odulf Weijters
1938
De werkplaatsen op Sint Henricus werden nog zo lang mogelijk
Fr. Theophaan Verhoeven
1945
open gehouden. Per 1 augustus 1955 trad het instituut toe tot de
Fr. Respicius van Lieshout
1962
stichting Samenwerkende Blindenzorgverenigingen. Het gevolg
Fr. Bavo Westerburger
1963
hiervan was dat de eigen verkoopactiviteiten van de manden -
Fr. Januarius van Ginneke
1966
makerij, de weverij en de borstelmakerij stilgelegd werden en
Fr. Gervasius Dominicus
1968
er uitsluitend geleverd werd via het verkoopbureau van de samenwerkende verenigingen te Engelen. Ondanks deze samenwerking
Per 1 januari 1977 werd dr. H.A.A. Gresnigt de
werden de werkplaatsen steeds onrendabeler. Tussen het eind
eerste lekendirecteur van (Sint) Henricus.
van de jaren vijftig en het begin van de jaren zestig werden ze
Hij werd per 1-1-1982 algemeen directeur van
noodgedwongen een voor een gesloten.
Theofaan (tot 1984 samen met H.A.J. de Kok) en nam in 1994 afscheid.
Slechtzienden Het totaal aantal blinden ten opzichte van de gehele bevolking volle arbeid te verschaffen. De Gemeentelijke Sociale Werk -
nam intussen langzaam maar zeker af. Oorzaken hiervan waren
voorziening (GSW) wilde de arbeidsgeschiktheid op peil houden
betere hygiënische omstandigheden, veiligheidswetten en een
en zelfs vergroten voor degenen die moeilijk op eigen kracht een
enorme vooruitgang van de oogheelkundige wetenschap. De
plaats in het vrije bedrijf kregen. De meeste gehandicapten die
aandacht van de blindeninstellingen ging zich nu meer richten
op de sociale werkplaatsen werkten, stroomden echter niet door
op een andere groep visueel gehandicapten, de slechtzienden.
naar het vrije bedrijf en waren ‘blijvers’.
Slechtzienden hadden nog een gezichtsrest, maar die was te gering voor het volgen van regulier onderwijs. Veel slecht-
Karakter van de werkplaatsen en het Tehuis
ziende kinderen bleven echter tot in de jaren veertig en vijftig
Het Tehuis met de daaraan verbonden werkplaatsen veranderde
afhankelijk van de ‘gewone’ school. Een klein aantal, aangeduid
in de jaren vijftig sterk van karakter. De geestelijk normale, jonge
met de naam ‘halfblinden’, werd opgenomen tussen de blinden
visueel gehandicapten hadden geen belangstelling meer voor
in de instituten.
de klassieke beroepen en verlangden een kantooropleiding of technische vorming. Ze wilden bovendien niet meer als een af -
Een aparte afdeling
zonderlijke en afhankelijke groep beschouwd worden, levend in
In 1953 kregen de fraters de mogelijkheid om een afzonderlijke
een gesloten tehuis. Steeds meer volwassenen zorgden voor eigen
slechtziendenschool te beginnen. Het r.k. kerkbestuur en de rijks -
onderdak in een kostgezin of bij familie. Degenen die in het Tehuis
inspectie voor het lager onderwijs wilden de lagere school van
bleven, waren de oude blinden en de blinden die lichamelijk en/of
Grave herbestemmen voor de ulo van Grave (beide overigens door
geestelijk gehandicapt waren. Volgens frater-directeur Theophaan
de fraters geleid). Bestuur en inspectie wilden een nieuwe lagere
zouden de ‘normale’ blinden in het Tehuis uitsterven en zou het
school bouwen in de tuin van het fraterhuis. De fraters speelden
op den duur een ‘verzameling worden van geestelijk en lichamelijk
het tactisch. Ze lieten weten geen grond af te willen staan in
onvolwaardige blinden’. Het hoofdbestuur van de fraters nam in
verband met het behoud van uitbreidingsmogelijkheden voor
juli 1955 het definitieve besluit om geen nieuwe volwassenen
het instituut. Wel wilden ze ruilen: grond van de tuin voor de
meer op te nemen.
bouw van de school, op voorwaarde dat het blindeninstituut de
32
1
2
3
oude lagere school zou krijgen om er een school voor slecht -
kinderen bleven minder snel thuis, omdat hun opvang in het gezin
zienden in onder te brengen. Na onderhandelingen kreeg de
veel moeilijker was. Het voordeel van het verblijf onder zienden
congregatie op 10 november 1953 de beschikking over de oude
was dat de gelegenheid om tot grotere zelfstandigheid uit te
lagere school met speelplaats en stond zij daarvoor grond af
groeien beter was. Het betekende ook een ontlasting voor het
waarop de gemeente een gebouw kon optrekken voor de Graafse
instituut, dat door het sterk toenemend aantal slechtzienden
ulo en lagere school.
weer met ruimtegebrek te kampen had.
De fraters begonnen al direct met plannen voor de inrichting van hun school voor slechtzienden. De firma Philips gaf adviezen voor wat betreft de speciale verlichting, er werden functionele kleuren
Nieuwbouw elders
voor de lokalen uitgezocht en er werden lessenaars ontworpen. De uitvoering van de ideeën stagneerde echter vanwege financiële
Groen licht voor nieuwbouw
problemen. Helaas was de school nog niet geheel ingericht toen
Zoals al eerder vermeld, wilde de stichting ‘100 Jaar Ereschuld’,
deze in gebruik werd genomen. De kinderen moesten echter
gevormd ter voorbereiding van het eeuwfeest van Sint Henricus,
toch het gebouw betrekken, omdat er onvoldoende ruimte was in
de fraters de financiën bezorgen om te komen tot nieuwbouw en
het hoofdgebouw. Op het internaat was de groep slechtziende
uitbouw van het instituut vóór 1959. De acties van de stichting
kinderen in september 1954 afgesplitst van de groep blinde
mislukten echter jammerlijk. Toch werd in 1957 een architect
kinderen. Ieder had een eigen eet- en speelzaal en speelplaats.
aangezocht om te bestuderen hoe het beste gebouwd en verbouwd zou kunnen worden. Primair stond dat gebroken diende
Groeiend aantal slechtzienden
te worden met het systeem van massa-opvoeding. Het instituut
Uit het volgende staatje dat de getalsmatige verdeling geeft
moest een open karakter krijgen en niet meer in aaneengesloten
van de interne leerlingen in blinden en slechtzienden, kan men
bouw uitgevoerd worden. In Grave werd tot dan toe gewoond,
afleiden dat na 1955 steeds meer slechtzienden op Sint Henricus kwamen wonen. Het aantal blinden bleef na 1955 nagenoeg constant: Jaar
blinden
slechtzienden
totaal
1955
48
46
94
1956
49
48
97
1957
46
61
107
1958
47
70
117
1959
49
75
124
1960
54
80
134
1961
52
86
138
1962
49
97
146
1963
48
103
151
Er waren ook nog slechtziende leerlingen die extern waren. Als ze dicht bij huis woonden, werden ze niet altijd opgenomen. Blinde
33
4
Deel 1 Sint Henricus
1
2
geleefd, gewerkt en gekerkt onder één dak. Het nieuwe instituut
Sint Henricus aanwezig waren. Doel van de bijeenkomst was de
zou volgens het paviljoensysteem gebouwd moeten worden.
genodigden inzicht te geven in het ontworpen bouwplan en de
Frater-directeur Theophaan ging onverdroten aan de slag met
daaruit voortvloeiende noodzakelijkheid om te komen tot volledige
het uitstippelen van het bouwplan. Hij verzocht alle fraters die
nieuwbouw van het gehele scholencomplex. Er volgden datzelfde
tips konden geven voor de bouwerij, hetzij voor wat betreft hun
jaar nog meer besprekingen waar zeer gedetailleerd werd ingegaan op de vraag hoe de bouw van alle onderdelen eruit moest zien en aan welke voorwaarden die zou moeten voldoen.
3
De hierboven genoemde aspecten stonden daarbij centraal: 1. men wilde geen aaneengesloten bebouwing meer, maar een paviljoensysteem met wooneenheden waarin kleine groepen konden samenleven; 2. de ligging van het instituut moest een meer open karakter krijgen. Er werd dus gebroken met het systeem van massa-opvoeding. Het streven werd een heel open instituut, met groepjes inwonenden. Het kind zou zich zo beter leren aan passen aan de gemeenschap, waarbinnen het later een eigen plaats moest vinden. Tijdens de besprekingen werd steeds duidelijker dat het bouw terrein van Sint Henricus met vier hectare veel te klein was en dat er geen ideaal instituut te bouwen was als men de oude gebouwen nog gedeeltelijk wilde blijven gebruiken. Een harmonische aan sluiting van de nieuwbouw op de bestaande meest recente vleugel was onmogelijk. Op de bouwbespreking van 28 augustus 1959, eigen afdeling, hetzij in het algemeen, deze schriftelijk in te
juist voor de viering van het eeuwfeest, spraken architect Strik
dienen voor 15 september 1957. Hierna zond Theophaan de opgaven
en de fraters uit dat het verstandiger was elders een locatie voor
aan architect Jan Strik. In overleg met de fraters van Sint Henricus
het instituut te zoeken. ‘De Idee om buiten het huidige instituut
zelf en het hoofdbestuur te Tilburg maakte Strik een concept-
tot een betere en goedkopere oplossing te komen nam alle deel -
bouwprogramma voor de verbouwing en gedeeltelijke vernieuwing
nemers a.d. besprekingen voor 100% in beslag’. Het hoofdbestuur
van het instituut. Het hoofdbestuur van de congregatie keurde zijn
van de congregatie gelastte daarop een voorlopige stopzetting
plannen in november 1958 in principe goed. Maar alvorens tot uit-
van de plannen en een nieuwe bestudering van de situatie: ‘Wij
voering over te gaan, besloot het hoofdbestuur tot overleg tussen
moeten uitzien naar een ruimer bouwterrein, ondanks de grote
allen die bemoeienis met het plan zouden hebben. Waarschijnlijk
financiële offers voor het aankopen van nieuw terrein en het
had het lering getrokken uit de verbouwingen en nieuwbouw in
terzijde schuiven van bijna bestedingsrijpe bouwplannen’.
het verleden, die te overhaast en ondoordacht waren uitgevoerd. Nog geen samenwerking met de Wijnberg Sint Henricus verlaat het oude terrein
Mgr. Mutsaers, bisschop van 's-Hertogenbosch, gaf van zijn kant
Op 12 januari 1959 was er een bespreking waarbij de hoofdinspec-
toestemming om Grave te verlaten. Wel had hij aangedrongen op
teur van het blo, de bouwkundig hoofdinspecteur, het gemeente-
nauwere samenwerking tussen beide katholieke blindeninstituten,
bestuur van Grave, architect Strik, de directie en het bestuur van
Sint Henricus en De Wijnberg. Het hoofdbestuur van de fraters
34
1] Sloop van de gebouwen in Grave in 1966. Links de nieuwbouw van 1930, rechts het gebouw uit 1888/1893.
2] Het terrein van Sint Henricus in Grave in zijn grootste omvang. 3] Slaapzaal in het oude Sint Henricus. Het originele bijschrift luidt: ‘wantoestanden’.
Gedenkboeken Sint Henricus Bij het 25-jarig bestaan: Roomsch-Katholiek Blinden-Instituut voor jongens te Grave 1859-1884, Tilburg 1884 Bij het 75-jarig bestaan: Geschiedenis en cultuur van een blindenwereld 1859-1934. Gedenkboek bij gelegenheid van het 75-jarig bestaan van het R.K. Blinden-Instituut
wilde echter niets weten van inmenging van derden in de
‘Sint Henricus’ te Grave, z.p. 1934
bestuursaangelegenheden van hun succursaal Sint Henricus.
Jubileerende blinden. Gelegenheidsgeschrift
Pas enkele jaren later werd, vanwege het teruglopend aantal
uitgegeven door het Landelijk Comité voor hulde
visueel gehandicapten dat een internaatsopvoeding wilde, de
en steun aan de blinden van het Instituut
noodzaak gezien tot nauwere samenwerking. Beide instituten
‘St. Henricus’ te Grave bij de viering van den
hadden toen al ieder afzonderlijk nieuwe, goed geoutilleerde
75-jarigen gedenkdag der Stichting (1859-1934),
complexen gebouwd, die voor een toekomst onafhankelijk van
’s-Gravenhage 1934
elkaar nu evenwel te groot werden geacht. Bij het 100-jarig bestaan: Naar Nijmegen
Visueel gehandicapten. Uitgegeven door de
Nadat besloten was een andere locatie voor Sint Henricus te
directie van het instituut ‘St. Henricus’ voor
zoeken, probeerde men allereerst in Grave een bouwplaats te
blinden en slechtzienden te Grave bij
vinden. Vanwege bouwtechnische en verkeerstechnische
gelegenheid van het honderdjarig bestaan van
problemen waren de daar aanwezige terreinen niet geschikt.
het instituut, 1959, Grave 1959
De congregatie zocht hierna grond in of zeer nabij Nijmegen.
H. Kerkhoffs, R.K. Blindeninstituut St. Henricus,
Omdat nauw contact van het instituut met het wetenschappelijk
Grave 1959
centrum van de Katholieke Universiteit belangrijk werd geacht en het instituut gemakkelijk bereikbaar moest zijn vanuit alle delen
Bij het 125-jarig bestaan:
van het land, beperkte het plaatsingsgebied zich tot een cirkel van
J. Klein, 125 jaar katholieke zorg voor blinden en
ongeveer tien kilometer rond Nijmegen. Na het bezoeken van en
slechtzienden: 1859-1984, z.p. 1984
onderhandelen over tientallen verschillende bouwplaatsen, werd op 9 januari 1961 een terrein van circa twintig hectare aangekocht,
Bij de verschillende jubilea van De Wijnberg
gelegen aan de Groesbeekseweg te Nijmegen. Het nieuwe
zijn geen gedenkboeken uitgegeven.
instituut zou plaats moeten bieden aan tweehonderd visueel gehandicapte jongens. Afspiegeling van de toekomstige wereld Omdat er op het terrein in Nijmegen veel ruimte was, werd het bouwprogramma aangepast aan de nieuwe mogelijkheden. Hierbij werd uitgegaan van twee grondgedachten over de opvoeding en vorming van visueel gehandicapte kinderen. Ten eerste mocht het individuele kind niet opgaan in de massa. Er was veel individuele aandacht nodig om de visueel beperkte zover te brengen dat hij eenmaal als volwaardig burger aan het maatschappelijk leven kon deelnemen. Hieruit vloeide voort dat er kleine groepen gevormd moesten worden die het gezin enigszins benaderden. De tweede grondgedachte was dat de kinderen moesten worden opgeleid voor de maatschappij. De visueel beperkte zou eenmaal terugkeren
35
1] Twee leerlingen testen geluiden op elkaar.
Deel 1 Sint Henricus
in de ‘gewone’ wereld en tijdens zijn vormingsjaren behoorde
en de andere afdelingen naar Nijmegen. Ook de fraters uit Grave
hij daarop dan ook zoveel mogelijk voorbereid te worden. Het
vertrokken naar Nijmegen, behalve frater Gualbertus Doomen
instituut moest een afspiegeling van deze toekomstige wereld zijn.
en frater Antoon van Heeswijk. Zij bleven zorgen voor de over gebleven oude blinden (al vanaf 1955 waren er geen nieuwe volwassenen meer opgenomen) die sinds 1959 in het voormalig
1
Katholiek Militair Tehuis in Grave werden verpleegd; voor hen werd een nieuw onderkomen in Engelen gereedgemaakt. Op 25 mei 1967 werd het instituut Henricus voor visueel gehandicapte jongens officieel geopend door mr. Grosheide, staats secretaris van Onderwijs en Wetenschappen. Het ‘Sint’ was uit de naam geschrapt. Een ander pedagogisch-didactisch klimaat In de eerste helft van de jaren zestig was de pedagogischdidactische werkwijze op Sint Henricus veranderd. De fraters gingen discussiëren over hun werkelijke taak en niet over het handhaven van tucht en orde. In een op verzoek van hun hoofd bestuur in 1964 uitgebracht rapport braken de fraters Reginald van Orsouw, Bavo Westerburger en Bonifatius Verhallen de staf over tal van zaken die zij als verouderd en achterhaald beschouwden. Er kwam beter geschoold personeel, er kwamen Het ouderwetse internaatssysteem in Grave, waar scholen, kapel,
jonge fraters die openstonden voor nieuwe ideeën en er werd
eetzaal en andere lokalen allemaal binnendoor te bereiken waren,
lekenpersoneel aangesteld. Gespecialiseerde krachten als een
hield de blinden en slechtzienden gevangen in een gesticht. Het
psycholoog en een maatschappelijk werkster gingen groepsleiding,
nieuwe instituut zou het karakter moeten krijgen van een dorps -
onderwijzend personeel, pupillen en ouders begeleiden. De
gemeenschap, met verspreide woonhuisjes, scholen en recreatie-
internaatsgroepen werden, voor zover als mogelijk was in het
ruimten. De verspreiding van de onderdelen zou het instituut een
oude gebouw, op gesplitst in kleinere leefgroepen. Meer leerlingen
open karakter geven.
kregen na de lagere school de kans andere vervolgopleidingen dan ulo en lts te volgen. Middelbaar en hoger onderwijs waren
Bouw en verhuizing
in de jaren zestig nauwelijks uitzonderingen meer. De verhuizing
De overheid verleende weliswaar subsidie voor de bouw van de
van Grave naar Nijmegen was daarom meer dan een verhuizing
scholen, maar driekwart van de totale kosten moest toch door
en het betrekken van een nieuw gebouw alleen. Het was de
de congregatie van de fraters worden opgebracht. De afwerking
uiterlijke aanpassing aan een nieuwe werkwijze die enkele jaren
van de bouw bracht zoveel extra onkosten met zich mee dat het
daarvoor in Grave begonnen was en nu verder gerealiseerd kon
oorspronkelijk opgezette complex niet geheel voltooid kon
worden. Als gevolg van de scherpe terugval in kloosterroepingen
worden. De bouw van de kapel, een paviljoen en het buitenbad
speelden de fraters daarbij steeds minder een rol. In 1978 trokken
werd op de lange baan geschoven. In maart en april 1966 ver -
zij zich uit Henricus terug.
huisden de bibliotheek, de drukkerij, de scholen, het fraterhuis
36
Intermezzo
Hoofdgebouw van het nieuwe Henricus in Nijmegen.
Van Sint Henricus naar Henricus: een persoonlijke terugblik
Woelige jaren
leiding van het instituut werden steeds meer leken benoemd,
Iemand die de verhuizing van Grave naar Nijmegen, de voor -
onder wie het hoofd van de brailleschool, de heer C.J.M. Dominicus
bereidingen daarop en de eerste jaren in het nieuwe instituut
en de directeur van het internaat, drs. J.S.L. Mateijsen. Het zou nog
van nabij heeft meegemaakt, noemt deze periode onvoorstelbaar
tot 1977 duren alvorens de eerste leek als algemeen directeur werd
turbulent. Turbulent omdat de periode samenviel met grote en
benoemd. Op dat moment waren er nog een tiental fraters op het
indringende maatschappelijke veranderingen op het gebied van gezagsverhoudingen, religie en seksualiteit. Het zijn de jaren zestig! Deze ontwikkelingen drongen ook door in de gesloten gemeenschap die het instituut tot dan toe was geweest. Van duidelijkheid in het oude Grave naar onzekerheid over de toekomst in Nijmegen. Van alles onder één dak en leven in grote groepen (tot 50 kinderen) onder leiding van één surveillant, naar een soort dorp met losse paviljoens, aparte scholen en sportaccommodaties en leven in kleine (12-14 kinderen) groepen onder leiding van een team van groepsleiders, waar nog in Grave de eerste vrouwen hun intrede hadden gedaan. Alle leidinggevende posities waren nog in handen van de fraters. Degene die boven is aangehaald, schreef verder: het oude instituut, waar meer dan honderd jaar goedmoedig maar ook bekrompen en armoedig en vroom was geleefd, groeide stukje bij beetje uit tot een open samenleving, waar langzaamaan de ouders en de kinderen als eersten gehoord werden, een ontwikkeling die paste in de tijdgeest. Een belangrijk jaar is 1968: de AWBZ treedt in werking, wat betekent, dat krachtens deze wet het verblijf in het instituut betaald gaat worden. Dit impliceerde wel, dat er voorwaarden en normen gesteld werden waaraan de zorg moest voldoen, met name op het gebied van de professionaliteit van de medewerkers.
instituut werkzaam. Op 1 juli 1978 namen de fraters officieel
Na de AWBZ-erkenning in 1968 kregen alle medewerkers, zowel
afscheid van Henricus. Zij boden het instituut een reliëf aan van
religieuzen als leken, eenzelfde arbeidsovereenkomst. De fraters
de kunstenaar H. Potters uit Oisterwijk als aandenken voor hun
werden ook werknemer met alle daaraan verbonden rechten en
aandeel in de zorg voor visueel gehandicapten gedurende bijna
plichten, hetgeen een ingrijpende verandering voor hen was en
120 jaar. Bij die gelegenheid sprak de voorzitter van het bestuur,
wel eens tot problemen leidde.
prof. dr. A.G. Weiler, onder meer de volgende woorden: ‘Laten we
Nog tot begin jaren zeventig trad het bestuur van de fraters op
eenvoudigweg doorgaan met het werk dat gedaan is door de
als bestuur van het instituut. Mede met het oog op te verwachten
fraters, en als het een beetje kan vanuit dezelfde inspiratie …
ontwikkelingen vond het generaal bestuur van de fraters het beter
Ik ben er vast van overtuigd, en wil dit ook graag aan de fraters
het instituut over te dragen aan een stichting, waarin naast enkele
zeggen, dat er bij ons allen voldoende besef leeft dat we verplicht
fraters ook deskundigen van buiten zitting hadden. Ook in de
zijn om te blijven werken in de geest zoals U dat heeft gedaan,
37
Van De Band tot Dedicon In 1958 kwam de eerste aflevering uit van een gesproken weekblad op band, dat toepasselijk De Band werd genoemd. Grote promotor was rector Verhagen van De Wijnberg. De opnamen en de vermenigvuldiging van het weekblad vonden de eerste jaren plaats in zijn rectoraatswoning in de Oliestraat te Grave. Door het toenemend aantal abonnees, een steeds groter aantal titels en toenemend werk voor derden (onder andere de
men met multidisciplinaire kindbesprekingen. Dit lag soms
Le Sage ten Broek-bibliotheek) moest in 1966
gevoelig in verband met het medisch geheim.
worden omgezien naar een nieuwe behuizing in
Vanaf het begin van de jaren zeventig werd er veel aandacht
de Rogstraat. In 1973 werd aan de achterzijde
besteed aan bijscholing van de groepsleiding, die meestal
daarvan in de Oliestraat een nieuw gebouw
een algemene beroepsopleiding had gevolgd. Deze bijscholing,
gerealiseerd voor de kopieerafdeling en het
inservicetraining, betrof specifieke kennis en vaardigheden
magazijn. In 1986 kwam een volledig nieuw
die van belang zijn bij de opvoeding van kinderen die blind of
gebouw gereed aan de rand van een nieuwe
slechtziend zijn, zoals: zelfredzaamheid in algemene dagelijkse
woonwijk in Grave. De naam van dit Centrum
vaardigheden, oriëntatie en mobiliteit, zelfstandig reizen, maar
voor Gesproken Lektuur werd later veranderd in
ook de emotionele, sociale en seksuele opvoeding. Op deze wijze
Dedicon. De instelling geeft inmiddels
ontwikkelde het instituut zich van een verblijfsinstituut tot een
driehonderd verschillende titels uit.
orthopedagogisch instituut, waar meer oog was voor het kind met een visuele handicap, dan voor de visuele handicap van het kind. In 1972 bezochten de directeur van het internaat en de psycholoog het vijfde Wereld Congres van ICEVI (International Council for the Education of people with Visual Impairment) in Madrid. Een belangrijk thema was de voor- en nadelen van institutionele opvoeding van blinden en slechtzienden. Zou het niet beter zijn onderwijs dichterbij de woonplaats van het kind en zijn ouders te organiseren? Ervaringen daarmee waren al opgedaan in de Scandinavische landen en in Engeland. Deze ideeën vielen in Henricus op een voedzame bodem en kregen vorm in de begrippen interne en externe integratie, die op directie- en stafniveau werden uitgediept en richtinggevend werden voor de verdere ontwikkelingen.
misschien op een andere manier aan de dingen vormgevend, maar steeds vanuit dezelfde verantwoordelijkheid voor de
Het onderwijs
kwetsbare medemens’.
Door het teruglopen van het aantal jonge blinde kinderen werden de klassen voor deze kinderen wel heel erg klein. Gekozen is toen
Professionalisering
voor interne integratie, integratie van blinde en slechtziende
Tot begin jaren zestig bestond het personeel voornamelijk uit
kinderen in het basisonderwijs (in het voortgezet onderwijs was
fraters die een schoolklas of een internaatsgroep onder hun hoede
dit al langer het geval). Sommige vakken kregen de blinde en
hadden. De onderwijzers waren officieel gediplomeerd, bij de
slechtziende kinderen samen, andere apart. Op de andere scholen
surveillanten was dat minder het geval. Er was een oogarts en een
voor blinde en slechtziende kinderen in het land was toen veel
parttime psycholoog. De eerste vrouwelijke groepsleidsters hadden
kritiek op deze manier van werken
veelal wel een beroepsopleiding gevolgd, waardoor de situatie
Voor een aantal leerlingen uit het voortgezet onderwijs werd
ontstond dat de frater, als hoofd van een paviljoen, minder
gekozen voor externe integratie, dat betekent dat deze leer lingen
op leiding had dan de groepsleidster. Na de verhuizing begon
vanuit het instituut naar een school in Nijmegen gingen. Eerst
38
1] Enkele gebouwen van het nieuwe Henricus in Nijmegen. 2] Deel van een door de fraters bij hun afscheid van Henricus in 1978 geschonken reliëf.
3] Aandachtig luisteren naar de geluiden van de flipperkast.
1
naar de buren van Henricus, de Nebo, een havo/vwo school, later
er bijeenkomsten van ouders op regionaal niveau georganiseerd.
ook naar de lts, leao en mts. Voor deze groep leerlingen was op
Later vonden die groepsgesprekken op het instituut plaats.
het internaat een aparte leefgroep gecreëerd, de Sluis genaamd,
Omdat veel ouders hun kind wekelijks kwamen brengen en
waar de jongeren redelijk zelfstandig konden wonen en leven en
ophalen, was er volop gelegenheid tot informeel overleg tussen
waar een hostess ‘op afstand’ aanwezig was. Deze ontwikkelingen
ouders en groepsleiding over de dagelijkse gang van zaken op
waren de voorlopers van de integratie in het regulier onderwijs
het instituut en thuis.
in de thuissituatie, die na 1979 een grote vlucht zou nemen.
Werden de individuele kindbesprekingen aanvankelijk gehouden
Ondanks de terugloop van het aantal leerlingen (onder andere
zonder de ouders, later werden de ouders uitgenodigd om aan
ten gevolge van bovengenoemde externe integratie) bleef de
deze besprekingen deel te nemen. Jongelui, die op het punt
vso-school van Henricus een gedifferentieerd onderwijspakket
stonden het instituut te verlaten, namen ook vaak zelf aan die
bieden: een 4- en 5-jarige Mavo, een ivio-opleiding en een
besprekingen deel. Het betrof immers hun toekomst die werd
opleiding voor handboekbinden; een technische school werd
besproken.
al snel opgeheven.
Midden jaren zeventig ontstond de oudervereniging. Het bestuur van deze vereniging had maandelijks overleg met de directies
Samenwerking met ouders
van instituut, internaat en school. Later kreeg de oudervereniging
In het oude Sint Henricus was het veelal zo, dat de ouders de
het recht een bestuurslid voor het bestuur van Henricus voor te
opvoeding van hun kind als vanzelfsprekend aan het instituut
dragen. Uiteraard waren de ouders intensief betrokken bij de
overdroegen. In lijn met de tijdgeest kregen de ouders eind jaren
fusie besprekingen van eind jaren zeventig.
zestig, begin jaren zeventig een steeds belangrijker rol. Er werd gezocht naar vormen om de ouders meer bij de opvoeding en
Herman Gresnigt
ontwikkeling van hun kind te betrekken. Een belangrijke rol was daarbij weggelegd voor de maatschappelijk werkers.
Deze bijdrage is gebaseerd op mondelinge en schriftelijke
Omdat de ouders verspreid over het hele land woonden, werden
bij dragen van oud-medewerkers van (Sint-)Henricus, die een belangrijke rol gespeeld hebben in de laatste jaren vóór, tijdens en de eerste jaren na de verhuizing van Grave naar Nijmegen:
3
Cees Dominicus, hoofd van de Brailleschool en van het Voortgezet Onderwijs, Sjef Mateijsen, directeur internaat, Jan van de Pas, psycholoog, Jan Verhallen, orthopedagoog en Wim Verschuren, bestuurslid.
39
2
Deel 2 De Wijnberg, instituut voor visueel gehandicapte meisjes en vrouwen, 1882-1982 Voorgeschiedenis
Op de achtergrond van de typende meisjes, tegen de wand, is een kinderportret te zien van mgr. Henri de la Geneste omringd met portretjes van familieleden.
hij het zelf, met de bedoeling er een gesticht voor liefdadige werken van te maken. Voor hetzelfde doel kocht hij ook nog enkele
De Zusters van Liefde
huizen in de directe omgeving van De Wijnberg. Het geheel schonk
In 1832 richtte Joannes Zwijsen, op dat moment pastoor in de
hij aan het r.k. kerkbestuur. Hij stierf echter voor de openstelling,
parochie Het Heike in Tilburg, de congregatie van Zusters van
en het gesticht kwam daardoor onder de zorg van zijn dochter
Liefde van Onze Lieve Vrouw Moeder van Barmhartigheid op. Hij
Henrica, in de wandeling Henriëtte genoemd, en zijn kleinzoon
zag er later als volgt op terug: ‘In 1832 pastoor dezer parochie
Henricus, bekend als Henri. Beiden zetten zijn plannen met grote
geworden zijnde besloot ik een gesticht van liefdadigheid, uit -
ijver voort. Henri was inmiddels tot priester gewijd en woonde
sluitend in het belang der arme kinderen mijner parochie, die geen
min of meer als rentenier in Velp. Zowel hij als zijn grootvader en
gelegenheid hadden eenig onderrigt te ontvangen, op te rigten.
zijn tante waren goed bevriend met Zwijsen, die inmiddels bij zijn
Ik had niets anders op het oog dan het oprigten eener school,
andere functies ook administrator van de districten Grave, Megen
waarin die arme kinderen zouden onderwezen worden in lezen,
en Ravenstein was geworden en zich titulair bisschop van Gerra
schrijven, naaijen en breijen. Met dit doel werd een huis ingerigt
mocht noemen. Zwijsen had Henri de hogere wijdingen toe -
voor dertien zusters en door het kerkelijk gezag was bepaald, dat
gediend. Zijn priesterwijding, op 24 december 1844, eveneens
er nooit meer dan dertien zusters zouden worden aangenomen’.
door Zwijsen, had plaatsgevonden in de kapel van het moederhuis
Het was aanvankelijk dus niet de bedoeling dat de congregatie
van de Zusters van Liefde. Het is daarom niet verwonderlijk dat
zich zou uitbreiden, en zeker niet buiten Tilburg, maar al spoedig
deze zusters de bewoonsters en leidsters werden van het nieuwe
kreeg Zwijsen dringende vragen om zijn zusters ook elders in het
gesticht.
land en ook voor andere taken in te zetten. Nog voor hun regel pauselijk goedgekeurd was (1844) openden de zusters succursaalhuizen, aan het moederhuis ondergeschikte huizen, in Delft (1837), Helmond (1839), Oss (1839), Amsterdam (1839) en Maaseik in België
Start van De Wijnberg als onderwijs instituut
(1840), twee huizen in Tilburg (1838), Moergestel (1840), Asten (1841), Den Haag (1842), Eindhoven, Geertruidenberg en Nijmegen
Op 4 augustus 1848 werden de eerste vier zusters per rijtuig uit
(1843) en Zwolle (1844).
Tilburg afgehaald. Zuster Hiëronymo van der Heijden stond aan het hoofd van het nieuwe huis. Dat ging heten naar de H. Joannes
De familie De la Geneste
Nepomucenus, een heilige die in de familie De la Geneste
In Grave aan de Maas woonde in die tijd de vroom katholieke en
bijzonder vereerd werd en naar wie een jong gestorven broer
welgestelde artsenfamilie De la Geneste. Haar belangrijkste
van Henriëtte was genoemd. In de praktijk bleef echter de naam
vertegenwoordiger was Henricus de la Geneste (1767-1847). Naast
De Wijnberg in gebruik, die sinds mensenheugenis de naam was
zijn dokterspraktijk vervulde hij vele maatschappelijke functies.
van het hoofdgebouw.
Uit zijn huwelijk met Joanna Melchior (1766-1835) werden tien
De zusters begonnen hun werk met wat tot dan toe een
kinderen geboren, onder wie Antonius (1795-1825) en Henrica
activiteit van Henriëtte was geweest: het uitdelen van soep aan
(1800-1859). Antonius trouwde met Joanna Michielse(n) (1799-1821)
de armen van Grave. Maar hun voornaamste functie zou het
die stierf in het kraambed van haar eerste kind, Henricus Adrianus
geven van onderwijs worden. Zij begonnen in 1848 meteen met
Antonius (1821-1880). Henricus senior had een nicht, Clara de
een burger bewaarschool met zeven jongens en zeven meisjes
Bruijn, die eigenares was van het huis De Wijnberg aan de
als de eerste leerlingen. Nog hetzelfde jaar openden zij ook een
Oliestraat in Grave. Toen deze het huis te koop aanbood, kocht
burgerhandwerkschool. In 1849 volgde de armenschool met een
41
Deel 2 De Wijnberg
2
3
1
armenbewaarschool, in een nieuw door Henri de la Geneste
congregatie van Zwijsen, waren bereid er te komen leven en
bekostigd gebouw op de hoek van de Oliestraat en de Prinsenstal;
werken. Tijdens de bouw van dit nieuwe Sint Henricus-gesticht
in 1851 een burgertaalschool en een armentaal- en handwerk-
werd het gedeeltelijk herbestemd voor de opvoeding van en het
school. Henri werd rector van de nieuwe stichting en nam
onderwijs aan blinden.
daarom zijn intrek in De Wijnberg. Zuster Hiëronymo, de eerste overste, voerde een regelmatige correspondentie met mgr. Zwijsen en zij komt daarin naar voren als een vrome, resolute en moederlijke vrouw. De relatie tussen
De eerste jaren van De Wijnberg als instituut voor blinden, 1882-1923
haar en rector Henri de la Geneste verliep moeizaam. De rector vroeg bij zijn vele goede zorgen voor het gesticht veel persoonlijke
De Wijnberg mede bestemd tot instituut voor blinden
aandacht van de overste zelf en hij bemoeide zich met zaken, die
Henriëtte de la Geneste, zelf intussen zo goed als blind geworden,
niet tot zijn bevoegdheid behoorden. Ook wilde hij niet dat er
stierf op 15 april 1859. In haar testament had zij regelingen
protestantse kinderen op school werden toegelaten en de zusters
getroffen voor de blijvende financiering van de soepkokerij. Ook
namen hier aanstoot aan.
een in eerste instantie aan de pastoor van Grave nagelaten landgoed kwam later via Henri ten goede aan De Wijnberg. Henri de la Geneste op zijn beurt zag zich in 1858 en 1861 met hoge pauselijke
4
erefuncties beloond die hem het recht gaven zich ‘monseigneur’ te noemen. Hij stierf op 29 juli 1880, en ook hij bedacht de familiestichtingen in zijn testament. Hij had er ook ruim het geld voor, want zijn vermogen bestond bij zijn overlijden uit maar liefst 145.000 gulden. De zusters kregen 2.000 gulden specifiek voor de armentaalschool en 48.000 gulden (waarvan er overigens 43.000 feitelijk naar het moederhuis in Tilburg gingen) voor onder meer de instandhouding en uitbreiding van hun liefdewerk, in het bijzonder de zorg voor blinde meisjes en vrouwen. Ze waren graag bereid aan deze eis te voldoen. Op 10 oktober 1882 begonnen zij hun nieuwe taak. De eerste leerlinge was de twaalfjarige Petronella Vriens uit Rotterdam. Aan het eind van het jaar 1882 woonden er drie vrouwelijke blinden op De Wijnberg. De fraters van Sint Henricus hebben van hun kant zeker bevorderd dat hun zorg voor blinde jongens een pendant kreeg in de zorg Stichting van Sint Henricus
voor blinde meisjes bij de zusters. Die maakten vanzelfsprekend
Met de stichting van De Wijnberg beschouwde de familie De la
gretig gebruik van de ervaring die de fraters inmiddels in het
Geneste haar vrome plichten nog niet voltooid. De meisjes en de
onderwijs en de opvoeding hadden opgedaan, in het bijzonder
jongste jongens van de armen waren nu onder dak, maar voor de
het schrijfonderwijs. Voor het overige waren er weinig contacten.
arme en verweesde jongens werd nog niets gedaan. Henriëtte
In de loop van 1888, het eerste jaar trouwens waarin een jaar -
besloot nu, in overleg met haar neef en mgr. Zwijsen, een gesticht
verslag verscheen van de gezamenlijke blindeninstituten, steeg
voor deze jongens te beginnen. De fraters van Tilburg, een andere
het aantal meisjes en vrouwen op De Wijnberg van dertien
42
1] Fragment van de aantekening over de oprichting van De Wijnberg in de Kroniek van de Zusters van Liefde.
2] Gedenksteen voor Henricus de la Geneste en zijn kleinzoon Henri de la Geneste in het portiek van de hoofdingang van De Wijnberg.
3] De jongste en de oudste bewoonsters bijeen, ca. 1920. 4] Speelplaats voor de kleinsten.
Henri de la Geneste (1821–1880) Henri de la Geneste was een neef van Henriëtte de la Geneste. Hij verloor zijn ouders op jonge leeftijd en werd daarna opgevoed in het gezin van zijn grootouders. Hij studeerde aan het seminarie in Haaren en werd door mgr. Joannes Zwijsen in het moederhuis van de Zusters van Liefde in Tilburg tot priester gewijd. Hij werd rector van de Zusters van Liefde, toen die met financiële steun van zijn tante Henriëtte in De Wijnberg in Grave
naar twintig. Daarna zette de stijging door en in 1923 woonden
liefdewerk gingen verrichten voor arme en gebrekkige
er zeventig meisjes en vrouwen.
vrouwen en onderwijs gingen verzorgen voor Graafse meisjes van alle rangen en standen. Samen met zijn
Pedagogische aspecten
tante stond hij aan de wieg van Sint Henricus als
In verschillende geschriften werd er in deze tijd aandacht besteed
instituut voor arme, verweesde en blinde jongens te
aan de specifieke pedagogische aspecten bij de opvoeding van
Grave. Bij zijn overlijden in 1880 liet hij de congregatie
een blind kind. De ouders kregen het advies het kind zo normaal
van de Zusters van Liefde een flinke som geld na met
mogelijk te benaderen, ‘juist zo alsof het ziende was’.
als voorwaarde dat het liefdewerk in stand zou worden
Ontwikkelingen als lopen, zelfverzorging en spelen moesten op
gehouden en verder zou worden uitgebreid met de
hetzelfde moment aangeleerd worden als bij ziende kinderen.
zorg voor blinde meisjes. Henri de la Geneste behoorde
Een blind kind vroeg wel een bijzondere benadering gericht op
in zijn tijd tot een van de meest vermogende personen
de ontwikkeling van de tast en de lichaamshouding. Daarnaast
van Brabant.
werd het belangrijk gevonden om veel te praten. Maar men moest het kind ook vertellen wat het hoorde en het gelegenheid geven om vragen te stellen. Bij de opvoeding van blinde kinderen moest er bijzonder gelet worden op ‘verkeerde aanwensels’ of tics zoals oogboren, wiegelen met het bovenlichaam, ruiken aan of besnuffelen van voorwerpen. Deze konden voorkomen worden door kinderen geschikte bezigheden te geven. Blindenonderwijs 1890-1923 In pedagogische kringen was men er in deze periode van overtuigd dat ook blinde kinderen moesten leren lezen, schrijven en rekenen. Vakken als aardrijkskunde en geschiedenis, muziek en gymnastiek hoorden ook tot hun lespakket.
gepropageerd. Het onderwijs in rekenen leverde voor blinde
Het taalonderwijs vroeg niet direct om een speciale aanpassing,
kinderen in principe geen problemen op. Wel waren er aangepaste
omdat gehoor en spraak van blinde kinderen normaal ontwikkeld
reken middelen nodig, zoals de zogenaamde cubarithme, het
zijn. Van de onderwijzer werd wel gevraagd om aandacht te
Graafs Rekenbord. Aan lichaamsbeweging en gymnastiek werd
besteden aan een goede voordracht. Een krachtige, welluidende
veel belang gehecht. Een blind kind beweegt vaak weinig, omdat
stem was daarbij een goed middel om werkkracht en tucht op te
het door de omgeving niet uitgedaagd wordt tot actie. Er werden
wekken. In het blindenonderwijs waren schoolboeken in braille-
speciale oefeningen gedaan om de spieren sterker te maken en om
schrift noodzakelijk. In de eerste decennia van de twintigste eeuw
een zwakke en waggelende gang te voorkomen. Het spelen moest
was het aantal schoolboeken in brailleschrift echter heel beperkt.
niet verwaarloosd worden. Omdat blinde kinderen niet via afkijken
De fraters waren hier voortrekkers en de zusters hebben zeker in
en imitatie kunnen leren spelen, moesten ze daarbij geholpen
hun productie gedeeld.
worden. Geschikte spelmaterialen waren een bouwdoos, klei, een
Het schrijfonderwijs vroeg veel specifieke aandacht. De eerste
pop, zand, trommels en metalen fluiten. Het onderwijs in hand -
onderwijzer van Sint Henricus, frater Theodorus Meekels, heeft het
werken was bij uitstek gericht op meisjes. De nadruk lag daarbij
brailleschrift vanaf het begin van het blindenonderwijs
op werk dat nuttig en praktisch van aard was, omdat ze daar
43
Zusters van Liefde In de periode tussen 1800 en 1850 ontstonden in Nederland negentien congregaties van actieve vrouwelijke religieuzen. Zij zetten zich in voor armen- en ziekenzorg en onderwijs. Deze religieuzen hadden meer bewegingsvrijheid in de wereld dan de religieuzen van de contemplatieve orden en congregaties. De congregatie van de Zusters van Liefde van Onze Lieve Vrouw Moeder van Barmhartigheid werd in 1832 in Tilburg opgericht door Joannes Zwijsen.
pijl en boog en katapult, en liepen daarbij een groter risico blind
Eerste taak was het armenonderwijs. De zedelijke en
te worden. Ook hadden mannen gevaarlijker werk dan vrouwen
godsdienstige opvoeding van kinderen was aanvan-
en konden zij eerder via een ongeluk blind worden. Als derde
kelijk het belangrijkste onderwijsdoel. In 1848 kwa-
verklaring werd gegeven dat volwassen blinde vrouwen zich
men enkele zusters naar Grave, waar zij in De
beter buiten het gesticht in het huishouden konden redden.
Wijnberg hun intrek nemen. Zij zetten zich er in voor
Overigens is het opmerkelijk dat het sterftecijfer onder de
het onderwijs en vanaf 1882 ook voor de blindenzorg
meisjes in De Wijnberg relatief hoger was dan onder de jongens
aan meisjes en vrouwen. Voor onderwijsdeelname
in Sint Henricus. A.M. Lauret, die een proefschrift wijdde aan de
van meisjes zijn, met name in Brabant, de katholieke
congregatie van de Zusters van Liefde, verklaart deze hogere
zusterscholen heel belangrijk geweest. In Grave ver-
mortaliteit uit de ‘zwakke en tedere gestellen’ van de blinde
zorgden de zusters meer dan honderd jaar kleuter-,
meisjes. Zij spreekt van ‘zenuwachtige en klierachtige kinderen’.
lager en uitgebreid lager onderwijs. Vandaag de dag
De goede zorg van de zusters voor de meisjes staat voor haar
zijn er circa 730 zusters vooral buiten Nederland
buiten kijf. Zij brengt de hogere mortaliteit onder de meisjes
actief, in Europa, de VS, Brazilië en Suriname,
echter ook in verband met een aspect van opvoeding, de
Indonesië, Oost-Timor en de Filippijnen.
‘schuwheid van de zusters voor de straat’. De meisjes werden als kasplantjes opgevoed. Ze kregen nauwelijks de kans om buiten te komen. Alleen de speelplaats en de tuin waren toegankelijk. Kennelijk was er dus naast een lichamelijke oorzaak, een zwakker fysiek gestel, ook een morele component in het geding, de door religie ingegeven angst voor het wereldse. Illustratief in dit verband is het volgende. De meisjes van De Wijnberg boven de zestien mochten aanvankelijk zes weken met zomervakantie. Dit duurde echter slechts een jaar. Al in 1883 maakte mgr. Godschalk,
later werk in konden vinden. Zij leerden breien en naaien, smyrna
bisschop van ’s-Hertogenbosch, een einde aan deze regeling.
knopen en eenvoudig weefwerk maken. De jongens leerden
Hij en de zusters waren bezorgd om het zielenheil van de
manden en matten maken en stoelzittingen vlechten.
meisjes. Zij vreesden namelijk dat ze door ‘onwetendheid en door on bedrevenheid in de omgang met wereldlingen haar deug-
Specifieke aspecten van zorg voor blinde meisjes en vrouwen
den - waarmee volgens de morele maatstaven van die tijd in eerste
Het aantal meisjes en vrouwen in De Wijnberg is altijd kleiner
instantie de deugd van kuisheid bedoeld was - [zouden] verliezen’.
geweest dan dat van jongens en mannen in Sint Henricus. Als
Ondanks dit teveel aan zorg in de beginjaren, bleef het onderwijs
reden daarvoor noemde het jaarverslag van 1900 dat er in
niet bij dat van de jongens achter. In 1888 en 1909 maakten telkens
Nederland procentueel minder blinde meisjes waren dan jongens
twee zusters buitenlandse studiereizen om zich zo vertrouwd te
en dat meisjes ook vaker in de huiselijke omgeving werden op -
maken met de nieuwste inzichten. In 1920 legden de eerste negen
gevoed. Vooral het misplaatste medelijden van de moeder met het
blinde meisjes met succes het type-examen af.
blinde meisje werd benadrukt: ‘Ik zou zulk een arm schaapje niet aan vreemden durven toevertrouwen’. In het jaarverslag werd de
Financiële aspecten
ruwere aard van jongens als verklaring gegeven voor het grotere
De financiële situatie in de eerste jaren van het bestaan van De
aantal blinde jongens. Jongens speelden wilder, bijvoorbeeld met
Wijnberg als blindeninstituut was even ongunstig als die van Sint
44
1] Gezicht op De Wijnberg richting Brugstraat, ca. 1910. Het huis vooraan is de marechausseekazerne.
2] Locatie van het oorspronkelijke gebouw van De Wijnberg. Het gedeelte links is tuin. 3] Gezicht op De Wijnberg vanaf de Brugstraat, ca. 1910.
1
2
Henricus. De bijdrage van leer- en kostgeld, voor De Wijnberg
van zijn vroegere fabriek daarachter, in een deel van de tuin en
vastgesteld op 150 gulden per jaar, was de voornaamste bron
aan de Prinsenstal een blindengesticht met rectoraat en scholen
van inkomsten van het gesticht. Slechts een enkele ouder kon dit
te bouwen en de bestaande kapel op de hoek van de Oliestraat en
bedrag betalen. De meeste verpleegden behoorden tot de armen.
de Brugstraat te verbouwen. Architect was A.G. de Beer uit Tilburg.
Sommige gemeente- en armbesturen namen deze kosten voor hun
In 1894 kwam deze bouw gereed. Vanaf 1905 werd verder gebouwd
rekening, maar vaak was dat niet voor lange tijd. Als het kostgeld
aan een nieuwe gecombineerde burger- en armenschool en aan
niet betaald kon worden, was dat een reden om toelating te
nieuwbouw voor de zusters, aan de Brugstraat en achter en dwars
weigeren. De zusters en fraters stuitte dat zeer tegen de borst.
op de bouw van 1894. Nu was H. van den Abeelen uit Tilburg de
In september 1886 werd de ‘Commissie tot inzameling van gelden
architect. Deze bouw zou in 1907 worden opgeleverd.
voor behoeftige blinden’ opgericht onder auspiciën van mgr. Godschalk. In 1887 werd deze commissie een kerkelijke, niet-
3
parochiële instelling van weldadigheid onder de naam ‘Instituut of Gesticht voor blinden te Grave’, kortweg Bisschoppelijke Blinden Commissie genoemd. De taak van deze commissie bestond uit het beheer van een fonds waaruit leer- en kostgeld voor leerlingen werd betaald of aangevuld. Daardoor kwam er enige financiële verlichting, zij het, dat door de wijze van financiering, via vrij willige bijdragen van particulieren, de basis een wankele bleef. Het college zocht in het hele land correspondenten in de parochies. Hun taak behelsde het inzamelen van geld ten behoeve van het blindenwerk. De leden betaalden een bedrag van een rijksdaalder per jaar. In het jaar 1888 waren er al 159 correspondenten actief. In de jaarverslagen worden trouw de namen van alle correspondenten vermeld en worden ze bedankt voor hun inzet. Nieuw- en verbouw Uit een verslag van de superior-generaal van de fraters van Tilburg
Aannamebeleid
in zijn functie van erepresident van de Bisschoppelijke Blinden
Het onderwijs van de zusters richtte zich exclusief op blinden.
Commissie blijkt dat het instituut voor blinde meisjes in het begin
De zogenaamde zwakzichtigen of half-blinden - wij spreken nu
vele gebreken vertoonde. Zij hadden samen de beschikking over
van slechtzienden - werden niet toegelaten op het instituut. De
niet meer dan één kamer en een heel klein slaapvertrek. Er was
zusters ontbrak het hiervoor aan financiële middelen. De half-
geen aparte ruimte voor de zieken en geen speelplaats. Bovendien
blinden bezochten het reguliere lager onderwijs, maar strandden
had een buurman een varkensstal naast de keuken van het
daar niet zelden op onvermogen of onwil van de leerkrachten.
instituut gebouwd, kennelijk met de bedoeling om de zusters en
De fraters en zusters waren ervan overtuigd dat de half-blinden
kinderen te treiteren. Aan dit euvel kwam een eind door de aan-
‘liefderijke verpleging en verzorging’ nodig hadden, maar deze
koop van dit huis door het hoofdbestuur van de congregatie. Het
moest in hun ogen geheel van de blinden gescheiden kunnen
werd toegevoegd aan het instituut. In 1893 werd besloten om in
worden aangeboden, zowel in de klas, de werkzaal, de slaapzaal
het vroegere woonhuis van Linsen aan de Oliestraat, op de plaats
als op de speelplaats.
45
5] Zicht op de gebouwen van De Wijnberg voor 1930. Links de Oliestraat, rechts de Prinsenstal, vooraan de Brugstraat. 6] Een bezoek aan de twee kanonnen aan het Maasfront van Grave. 7] Binnenspeelplaats.
1] Zicht op de kapel en de scholen van De Wijnberg vanaf de Brugstraat. 2] Borstelmakerij. 3] Speelplaats. 4] Feestelijke cantates bij gelegenheid van het 50-jarig bestaan van De Wijnberg (1888).
1 2
6
3
5
4
46
7
In 1900 werd voor het eerst een tweejarig jongetje opgenomen
In 1923 werd deze tegemoetkoming om economische redenen
in De Wijnberg. De verklaring daarvoor was, dat blinde kinderen
gereduceerd en in 1936 werd zij afgeschaft.
zo vroeg mogelijk een opvoeding moesten krijgen aangepast aan hun behoeften. Men was van mening dat aan iedere blindenschool,
Handvaardigheid
in dien mogelijk, een bewaarschool moest worden verbonden
Handwerken vormde de belangrijkste activiteit van de oudere
voor blinde jongetjes en meisjes in de leeftijdsgroep van twee
meisjes. De vervaardigde producten werden verkocht ten behoeve
tot zeven jaar. In 1901 volgde de opname van twee driejarige
van de kas van het instituut. Zij maakten onder andere warme das-
jongetjes. In de loop van 1903 werd voor de jonge blinde kinderen
sen, kinder- en vrouwenslaapmutsen en allerlei koorden en stola’s
de Fröbel metho de ingevoerd. Deze methode sloot goed aan op
voor de geestelijkheid. Zij maakten ook borstels, maar in de regel
het blindenonderwijs, dat op tactiele ontwikkeling gericht is.
werden die door de mannen vervaardigd. Daarnaast legden zij zich
Het bevorderde de zelfredzaamheid van de kinderen en de tastzin
toe op het fijnere mandwerk in vele vormen en kleuren. Het hand-
werd gestimuleerd.
werk en de borstels werden op diverse plaatsen in Nederland tentoongesteld. Dit leverde geld op en ‘animo in het hart van de
In 1904 stapten de eerste drie jongens vanuit De Wijnberg op
blinden’. Zo werd er bekendheid gegeven aan hun bestaan.
zevenjarige leeftijd over naar Sint Henricus. Al dadelijk merkte
Naast handwerken en manden maken, gingen de blinde vrouwen
men daar het verschil tussen de geestelijke en lichamelijke ont -
vanaf 1913 ook sigaren maken. Een sigarenfabrikant uit Valkens -
wikkeling van deze blinde jongens en de pupillen, die rechtstreeks
waard zorgde voor de instructeurs.
uit hun thuissituatie werden opgenomen. Blinde volwassenen werden in De Wijnberg slechts opgenomen
Politieke aandacht
als er voldoende plaats was en als de financiën het toelieten.
In 1914 vroeg het Tweede Kamerlid baron Van Wijnbergen, lid van
Maar aan de andere kant bleven vele jeugdige blinden, eenmaal
de R.K. Staatspartij, aandacht voor het ‘zeer vruchtbare’ onderwijs
volwassen geworden, op het instituut wonen, omdat er elders
aan blinden. Hij sprak zijn onbehagen uit over het ontbreken van
voor hen geen plaats was.
‘financieele bescherming van den Staat’ voor deze onderwijsvorm. Een onderwijsdeskundige van de SDAP merkte op dat hij nog nooit
Het internaatsleven ontwikkelt zich
van de instituten in Grave had gehoord en dat er nog nooit iets
Rond 1904 kwam er langzaamaan enige verandering in het
over in de landelijke statistieken had gestaan. Dit was voor pater
isolement en de eentonigheid van het leven in de instelling.
Hermans o.p., redacteur van De Maasbode, aanleiding om het
Er werden een koor en een orkest geformeerd, er werden
boekje ‘Wat ze in de kamer niet wisten…’ te schrijven. Hierin
bezoeken gebracht aan het moederhuis van de zusters in Tilburg
bracht hij verslag uit van zijn journalistieke reis vanuit Rotterdam
en hun andere huizen en er werden omgekeerd ook door anderen
naar Grave en van zijn bezoeken aan Sint Henricus en De Wijnberg.
bezoeken gebracht aan het instituut. Er werd zelfs een bedevaart
Na een beschrijving van de scholen en het onderwijs hield hij een
naar Kevelaer georganiseerd. In 1910 maakten de blinde kinderen
krachtig pleidooi voor meer politieke aandacht: ‘De R.K. Blinden -
met de stoomboot een reis over de Maas van Grave naar Mook.
verzorging zal wel niet meetellen onder de ‘sociale instellingen’
De Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen en de
van ons land, maar wat ik daarginds in Grave gezien heb bij de
Hollandse IJzeren Spoorwegmaatschappij verstrekten vanaf
fraters en zusters, die over de blinden waken, is een epos van
1890 een gratis retourbiljet per jaar door het hele land, voor
naastenliefde, dat met geen Nobelprijs is te loven. En waarvan ze
een onvermogende blinde, een begeleider en 25 kilo bagage.
in de Kamer niet wisten…’ Tot concrete maatregelen leidde dit
Hierdoor konden alle blinden jaarlijks van een vakantie profiteren.
voorshands echter niet.
47
Deel 2 De Wijnberg
1
1] Mandenmakerij. 2] Figuurdansen met linten. Gevormd is het cijfer XXV (25).
Arbeidsvraagstuk
onderwijzend personeel werden gesteld, waren hoog. De
Al tijdens de Eerste Wereldoorlog kwam er meer aandacht voor het
leerkracht moest in het bezit zijn van de hoofdakte en een te
arbeidsvraagstuk van blinde mensen. Door oorlogsverwondingen
creëren akte voor blindenonderwijs. Bovendien moest de aspirant-
waren veel soldaten blind geworden. Dit lot trof mannen, die
leerkracht eerst twee jaren op proef werken alvorens een vast
eerder midden in de samenleving hebben gestaan en hier ook weer
dienstverband te krijgen. De beroepsopleidingen voor blinden
in terug wilden keren. In de Verenigde Staten, Engeland, Frankrijk
moesten worden uitgebreid. Men noemde specifiek de opleidingen
en Duitsland kwamen er nieuwe ontwikkelingen op het gebied van
tot muziekleraar, pianostemmer, boekbinder, zetter van brailledruk
arbeidsparticipatie van zogenaamde oorlogsblinden.
en typist. De speciale opleiding daarvoor moest echter nog van de grond komen. Hoe de instelling aan de financiële middelen moest komen om dit alles te realiseren, bleef een open vraag, en
2
zodoende veranderde er voorlopig weinig in de blindenzorg.
Periode 1924-1945 Leerplicht van blinde kinderen Vanaf 22 oktober 1923 kreeg het onderwijs aan blinde kinderen een wettelijke regeling met de Wet op het Buitengewoon Onderwijs. De onderwijzers werden vanaf nu door de Rijksoverheid betaald. Maar er was nog vrijstelling van de leerplicht; die zou pas in 1947 worden ingevoerd. De eerste inspecteur van het buitengewoon onderwijs, dr. Van Voorthuysen, hield in 1926 een landelijk onderzoek naar het aantal blinde kinderen in de leerplichtige leeftijd van zeven tot dertien jaar die niet naar een blindeninrichting gingen. Het waren er veertig. De voornaamste reden waarom ouders hun In Nederland was de aandacht voor dit vraagstuk minder actueel,
blinde kind niet naar een blindeninrichting lieten gaan, was dat
maar toch werd er in 1916 een staatscommissie ingesteld, die
het kind de huiselijke kring niet kon missen. Ook gaven ouders aan
onderzocht welke maatregelen de staat moest nemen om het lot
dat ze zelf ziek zouden worden als hun kind het huis zou verlaten.
van blinden te verbeteren. De leden van de commissie bezochten
Financiële redenen speelden slechts een beperkte rol.
in dat kader ook de instituten in Grave en concludeerden dat de blindenzorg onder het particulier initiatief moest blijven
Professionalisering van de leerkrachten in het buitengewoon
ressorteren. De invoering van de leerplicht voor blinden werd
lager onderwijs
echter noodzakelijk geacht. Het lager onderwijs voor blinde
In de jaren dertig van de twintigste eeuw professionaliseerde het
kinderen moest zeven jaar in beslag nemen en alle vakken van het
buitengewoon onderwijs. Zo organiseerde de beroepsgroep van
gewoon lager onderwijs omvatten, met uitzondering van tekenen.
onderwijzers binnen deze vorm van lager onderwijs zich in de
Daarna volgde vijf jaar verplicht vakonderwijs in stoelenmatten,
Katholieke Vereeniging van Leeraren bij het Buitengewoon Lager
rietvlechten, borstels maken, pantoffelvlechten, mandenmaken,
Onderwijs. Binnen deze vereniging was een studieclub actief, die
handwerken en huishoudelijke bezigheden. De eisen die aan het
zich grondig wilde verdiepen in diverse actuele onderwerpen. In
48
Blindenschool te Madras In het jaarverslag van De Wijnberg over 1926 wordt gemeld: ‘Twee Belgische Missie-Zusters uit Leuven hebben enkele maanden in den Wijnberg vertoefd. Haar doel was: zich te bekwamen in ’t blindenonderwijs. De toekomstige Zusters-Missionarissen waren bestemd voor de Belgische Missie in Madras in Vóór-Indië (het huidige India), waar zij op verlangen van den aartsbisschop ’n blindeninstituut willen oprichten…Wat vermaakten zij 1937 werd er, op verzoek van deze vereniging, op de instituten in
ons dikwijls met haar Vlaams geklap…’. Die school is
Grave een korte cursus aangeboden. De cursus bestond uit een
inderdaad in 1927 gesticht.
les verzorgd door de oogarts van het instituut over de medische
Tijdens het Wereldcongres in Würzburg in 1987 ontmoet
aspecten van het blind zijn. Verder gaf een frater inzicht in de
de toenmalige directeur van Theofaan sister Stella, de
methodische kant van de verschillende vakken van het blinden -
directrice van die blindenschool in Madras. Dit is een
onderwijs. Vervolgens was er een peripatetische (wandelende)
grote school met meer dan tweehonderd leerlingen.
les over de werkzaamheden en het ambachtsonderwijs op Sint
Na afloop van dat congres brengt zij een bezoek aan
Henricus. De laatste cursusdag werd gevuld met een les over
Theofaan, een ‘hernieuwd’ begin van samenwerking, die
het vraagstuk blind en achterlijk.
onder andere leidt tot een groot project, de bouw van
De leerkrachten van De Wijnberg organiseerden samen met de
een multi-purpose hall voor deze school. De naam van
Onderwijzeressenbond van Grave en omstreken bijeenkomsten
deze hal is ‘Darshan’, de Indiase vertaling van Theofaan.
ter bevordering van hun deskundigheid.
Dit gebouw is in augustus 1992 officieel geopend.
In deze tijd kwam er een Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs (1920) en een speciale opleiding voor leerkrachten in deze vorm van onderwijs aan de Katholieke Leergangen in Tilburg (1928). Gestichtsopvoeding Behalve het onderwijs vroeg ook de zorg voor en opvoeding van blinde en slechtziende kinderen in deze periode de aandacht. In het jaarverslag van 1931 staat een artikel van dr L. Berger met als titel ‘Nieuwe wegen voor gestichtsopvoeding’. Het is opmerkelijk dat dit artikel zonder verder commentaar in het jaarverslag is opgenomen. Berger gaf adviezen ten aanzien van de opvoeding op internaten en stelde voorwaarden aan de deskundigheid van het
hadden weinig afwisseling in het dagelijks werk en nauwelijks
personeel. Tevens zette hij vraagtekens bij de geschiktheid van
vrije tijd. De opvoeders leefden te veel in hetzelfde kringetje van
religieuzen voor deze taak. Uit zijn artikel blijkt dat de opvoeding
mensen, terwijl van hen verwacht mocht worden dat ze op de
in die instituten, die onder het beheer van congregaties van religi-
hoogte waren van wat er in de maatschappij te koop was. ‘In dit
euzen vielen, vaak ondergeschikt was aan het onderwijs. De beste
verband moge ook de vraag gesteld worden of personen, wier
krachten werden in het onderwijs ingezet en de instellingen waren
leefregel hen verbiedt, buiten hun huis te komen, wel de noodige
aangewezen op degenen die overbleven. De congregaties zouden
geschiktheid bezitten en in staat zijn om kinderen op te voeden,
geschikte krachten voor dit werk moeten reserveren. Hij adviseerde
die al veel hebben doorgemaakt, en veelal veel meer levenskennis
om met kleinere groepen van kinderen te gaan werken en het aan-
en levenservaring dan hun opvoeders bezitten’. Daarom pleitte
tal kinderen per instituut te verkleinen, zodat individuele verzor-
Berger voor een goede opleiding voor de opvoeders van
ging en behandeling mogelijk waren. Hij stelde dat een opvoeding
theoretisch-praktische aard met theoretische vakken als zielkunde,
voor het leven vroeg om opvoeding tot huiselijkheid, vooral voor
opvoedkunde en maatschappijleer. Onderwijs in handenarbeid,
meisjes. Verder moest er aandacht zijn voor de vrijetijdsbesteding,
lichamelijke opvoeding, tekenen en muziek zorgden voor de
die naast ontspanning ook gericht moest zijn op ontwikkeling. Hij
praktische kant van de opleiding. Als laatste brak hij een lans
constateerde dat de werkbelasting van het personeel hoog was. Zij
voor samenwerking tussen de ouders en de opvoeders in de
49
Slaapzaal in De Wijnberg. Naar moderne maatstaven was er in het instituut wel erg weinig privacy.
51
Oversten van De Wijnberg 1848-1980 Zr. Hiëronymo van der Heyden
1848
Zr. Honorée Wimmer
1881
Zr. Marcelline Hoff
1885
Zr. Renildis Hons
1887
Zr. Bonaventuro van der Voorden
1890
Zr. Thérésine van de Langerijt
1891
Zr. Wilhelmis Bergmans
1910
Zr. Petronelli van Heugten
1918
3] Handwerkzaal voor de oudere blinden. 4] Schoolkinderen hoek Oliestraat/Brugstraat. Linksvoor de kapel.
1] Slaapzaal. 2] Leslokaal. Op de achtergrond een van de fraters gekochte grote reliëfglobe.
Zr. Me. Gérarde van Hooff
1924
waren het onderwijs aan normale blinde kinderen te volgen.
Zr. Imeldia Schneider
1930
Omdat de opvoeding van en het onderwijs aan jeugdige, normale
Zr. Julitta Schütz
1935
blinde kinderen de hoofdtaak van het instituut was, moest er voor
Zr. Theresita Hoogervorst
1941
de zogenaamde achterlijke blinde kinderen een andere opvang
Zr. Padua Berends
1947
gezocht worden. Dit had in het verleden al voor veel moeilijkheden
Zr. Magdalena Linssen
1953
en teleurstellingen gezorgd. De meeste inrichtingen voor achter -
Zr. Antoinetta Verschuuren
1959
lijke kinderen weigerden blinde kinderen, omdat ze niet onder de
Zr. Annetta Timmermans
1965
zienden zouden thuishoren. In november 1936 opende De Wijnberg
Zr. Liesbeth de Rijk
1968
een klas voor ‘achterlijke, blinde meisjes’, zodat er voor een aantal
Zr. Tarcicia Vieanen
1974 – 1980
kinderen aangepaste opvang kwam. In het jaarverslag van 1937 staat een artikel van frater Joseph met als titel ‘Blind en achterlijk’,
Alle zusters tot en met zuster Annetta waren overste
waarin een tegengestelde aanpak op Sint Henricus wordt benoemd
van het klooster en directrice van het blinden -
en verdedigd. In zijn instituut in Grave was ervoor gekozen om
instituut. Per 1-2-1966 werd H.A.J. de Kok de eerste
blinde, achterlijke kinderen niet af te zonderen van de normaal
lekendirecteur van De Wijnberg. Hij werd in 1982
begaafde blinde kinderen, omdat hun aantal te klein was en er op
samen met dr. H.A.A. Gresnigt de eerste directeur
het instituut geen sprake was van plagen of achterstelling. Het
van Theofaan en nam per 31-12-1983 als zodanig
blindenonderwijs was individueel en kinderen van verschillende
afscheid.
leeftijden konden goed samen in een klas zitten. De onderwijzer kon extra zorg besteden aan een kind, als dat nodig was. Bovendien was het de vraag of de hoge kosten, die een aparte afdeling voor achterlijke kinderen met zich meebracht, wel de
instellingen. Samenwerking tussen de congregaties was nodig, om
moeite waard zouden zijn.
te bepalen tot welke leeftijd jongens door vrouwelijke opvoeders
Het typerende van achterlijke kinderen, aldus frater Joseph, was de
konden worden begeleid en vanaf welke leeftijd mannelijke op -
geringe opmerkzaamheid. Indrukken drongen maar langzaam door
voeders deze taak over moesten nemen. Een jongen had, zeker als hij wat ouder was, mannelijke leiding nodig, zo meende Berger.
1
Dat er aandacht besteed werd aan een onderwerp als ‘gestichts opvoeding’ heeft zeker te maken met het nadelig aspect van de opvang binnen de blindeninstituten. De blinde kinderen moesten al op jonge leeftijd hun ouderlijk huis verlaten en in een instituut gaan wonen. Het was dan ook belangrijk dat aan de ouders werd getoond dat de pedagogische opvang een belangrijk onderwerp was, dat voor verbetering vatbaar was. ‘Blind en achterlijk’ In de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw kwam het regelmatig voor, dat ‘de kleintjes’ naast hun blindheid ook afwijkingen op geestelijk gebied hadden en daarom niet in staat
52
2
2
3
en de kinderen hadden veel herhaling nodig om deze te ont -
een. De ontwikkelingen op dit gebied gingen snel, want op
houden. Ook hun wilskracht en combinatie-vermogen waren
2 december 1928 verzorgden de meisjes zelf een radioprogramma
beperkt. Ze waren daarentegen egocentrisch en voelden zich
voor de KRO met muziek en zang. Ook in 1931 bleef ontspanning
het middelpunt van de wereld.
een punt van aandacht. ‘In een Instituut of Gesticht’, aldus het
Vanaf 1923, vervolgde Joseph, bestond er buitengewoon lager
jaarverslag van dat jaar, ‘waar noodzakelijkerwijs alles door een
onderwijs voor achterlijke kinderen. De nadruk binnen dit onderwijs lag op zien en doen en er moest geen al te groot beroep
4
worden gedaan op het denkvermogen of op het geheugen van de kinderen. Hiermee was al meteen duidelijk, waarom het voor een kind dat behalve achterlijk ook blind was, extra moeilijk was om dit onderwijs te volgen. Daarom vroeg het onderwijs aan blinde, achterlijke kinderen om aanpassingen. In het blindenonderwijs was de tast in de plaats gekomen van het zien. Van geestes zwakken was echter bekend, dat de gevoelszenuwen minder goed ontwikkeld waren. Het onderricht in lezen en rekenen zou aan achterlijke, blinde kinderen in een langzaam tempo en volgens een bewust op gebouwde methode moeten worden aangeboden. Het schrijven, in dit geval brailleren, moest tot het laatst worden uitgesteld. De meeste aandacht zou uit moeten gaan naar het aanleren van lichamelijke en praktische bezigheden die een direct verband hadden met het dagelijks leven, zoals staan, lopen, trappen klimmen, een knoop of das vastmaken, schoenen vastmaken en aankleden. Opvallend was, dat in de vakantie veel van het geleerde weer teniet werd gedaan. Dat kwam omdat het kind thuis in de vakantie vaak niets deed en soms zelfs in een kamertje achter werd gehouden, omdat de familie zich voor hem schaamde. Terwijl de kinderen een gezamenlijke opvoeding kregen in Sint Henricus bleek er op wat oudere leeftijd een spontane scheiding te komen in het contact tussen de normaal begaafde en de achterlijke blinden. Ze vormden ieder een aparte groep, maar verbleven wel binnen hetzelfde instituut. vaste orde zijn geregelden gang moet gaan, is het gevaar voor Instituutsleven
eentonigheid nog grooter dan in het vrije maatschappelijke leven.
In de periode 1924-1945 steeg het aantal pupillen van De Wijnberg
Dat spook buiten te houden behoort tot een der eerste zorgen van
van 72 tot 91. Een bijzondere gebeurtenis in 1924 was het bezoek
het Bestuur. Een der beste middelen daartoe ligt in het benutten
van een aantal meisjes aan een inwoner van Grave die in het bezit
der grootere en kleinere feestjes, die zich ofwel vanzelf voordoen
was van een radiotoestel. Een jaar later had het instituut er zelf
of waartoe men zelf de gelegenheid schept’. De meisjes traden bij
53
Deel 2 De Wijnberg
1] Nieuwbouw van De Wijnberg uit 1934 met links het rectoraatsgebouw. Op de voorgrond een van de stadspompen.
2] Affiche voor een film, gemaakt in opdracht van de r.k. blindenbond Sint Odilia. 3] Boekje ter begeleiding van de film Leven in Duisternis.
feestelijke gelegenheden op met hun orkest. ‘In letterlijken zin is
dat aan de bezoekers wordt verkocht.’ De radio en zo nu en dan
zulks in ’t afgeloopen jaar voor den eerste keer buitenshuis
een boeiende lezing zorgden voor enig vertier. Dan waren er nog
geschied, doch wel te verstaan; alleen in gesloten kring, in huizen
de oudere vrouwen, die zich in een conversatiezaal verdienstelijk
onzer Congregatie.’
maakten met het breien van sokken, borstrokken, spreien en
Er verbleven in 1940 tachtig blinde meisjes en jongens op het
dergelijke. ‘Allen volgen de algemeene huiselijke dagorde, die
instituut. De kinderen werden op vierjarige leeftijd opgenomen.
voor variatie zorgt en het nuttige met het aangename verenigt.’
De kleintjes bleven tot ongeveer hun tiende jaar bij elkaar. Ze bezochten de kleuterschool en de eerste klas. Het jaarverslag
Nieuwbouw aan de Oliestraat
bericht: ‘Het is als een groot gezin, waar het echt huiselijk toegaat
Inmiddels hadden de zusters in 1917 een huis van Walter in de
en waar ze zich als zusjes en broertjes met kinderspelen vermaken’.
Oliestraat aangekocht. Na de sloop ervan ging de ondergrond
Er was een groot assortiment aan speelgoed, zoals poppen, een
dienst doen als groentetuin en speelplaats. In 1922 kochten zij
winkeltje, kookkacheltje (fornuis), bouwdoos en legkaart. Voor
bovendien de naar het zuiden aan het perceel van Walter grenzen-
de bezoekers had deze afdeling de meeste attractie. De jongens
de marechausseekazerne. Toen de marechaussee in 1930 naar een
verbleven tot hun zevende jaar op de Wijnberg en gingen
nieuwe kazerne vertrok, kregen de zusters zo de beschikking over
vervolgens naar Sint Henricus.
één groot aaneengesloten terrein aan de oostzijde van de Oliestraat van ruwweg het midden van de straat tot de hoek Oliestraat/Brugstraat. Zij bestemden het voor de bouw van een
1
volledig nieuw rectorshuis en een volledig nieuw klooster annex leefruimten voor volwassen blinden. De bestaande bebouwing aan de Brugstraat en de Prinsenstal bleef daarbij gehandhaafd. Architect van de nieuwe bouw was J.G. Deur uit Nijmegen. In 1931 werd begonnen met de bouw van het rectoraat met de kapel en het eerste deel van het klooster, in 1932 werd de resterende oudbouw aan de Oliestraat gesloopt en kreeg het tweede deel van het klooster vorm. Op 18 juni 1934 werden de nieuwe gebouwen ingewijd door mgr. Diepen, bisschop van ’s-Hertogenbosch. Op dezelfde datum werd de nieuwe kapel geconsacreerd. Met uitzondering van het rectorsgebouw, dat in de jaren zestig werd afgebroken en vervolgens onderdeel werd van nieuwbouw voor de bejaarden van Grave, bleef de schepping van Deur tot op de dag van vandaag uitwendig en deels ook inwendig intact. De meisjes van 10 tot 18 jaar beschikten eveneens over aparte lokalen. ‘Hier viert de dartele jeugd hoogtij, zodat de vrolijkheid
Invloed van de oorlog op het leven in De Wijnberg
wel eens tot uitgelatenheid overslaat.’ De meisjes volgden onder-
In 1939 mobiliseerde Nederland in de schaduw van het oorlogsge-
wijs en stapten vervolgens over naar de handwerkafdeling, waar
weld onmiddellijk buiten de grenzen. Voor de kinderen in de insti-
vrouwen van 20 tot 40 jaar werkzaam waren. ‘Zij zitten gezellig in
tuten werd in september 1939 de vakantie voor onbepaalde tijd
een grote zaal, atelier, genoemd, en houden zich bezig met het
verlengd wegens inkwartiering van militairen. Toen in oktober
vervaardigen van nuttige en fraaie handwerken, vooral babygoed,
bleek dat het directe oorlogsgevaar geweken was, vertrokken de
54
2
3
Audiovisueel materiaal over De Wijnberg en Sint Henricus In 1928 maakte de NV Orion Filmfabriek te Den Haag een documentaire in zwart-wit zonder geluid over Sint Henricus en De Wijnberg onder de titel ‘Uit de wereld der eeuwige duisternis’. Deze film is in het bezit van Sensis. In 1950 maakten frater Andreas Avellinus van Zoest en frater Silvino Sprangers eveneens in zwart-wit zonder geluid de anderhalf uur durende documentaire
soldaten en hernam het leven zijn normale loop. Op 10 november
‘Leven in duisternis. Snapshots uit het levensjournaal
echter kregen de instituten in Grave een telegram van de regering
van onze blinden’, over Henricus. Deze film is te zien op
in Den Haag om zich voor te bereiden op een evacuatie naar Sluis
www.filmenfotobank-nb.nl. In 1957 verscheen de docu-
in Zeeuws-Vlaanderen. In overleg met de burgemeester van Grave
mentaire in zwart-wit met geluid ‘Nacht zonder sterren’
werd besloten om de schoolkinderen naar huis te sturen. De
van Arie Onderdenwijngaard, over De Wijnberg. Deze
volwassen blinden kregen de keus om naar huis te gaan of
film is in het bezit van Sensis. Een televisiebewerking
geëvacueerd te worden. De fraters en zusters vertrokken met de
van deze film werd op 4 november 1958 uitgezonden
kinderen in bussen om hen naar huis te brengen. Op het laatste
door de KRO. Zie www.portal.beeldengeluid.nl van het
moment werd de evacuatie evenwel uitgesteld.
Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, waar de
Op 10 mei 1940 vielen de Duitsers Nederland binnen. Omdat Grave
functie zoeken in de archieven van de omroepen meer
van oudsher een vestingstad was en een belangrijke strategische
dan 1000 treffers oplevert, onder meer de tweedelige
positie had, moesten de inwoners hun woonplaats verlaten,
radiodocumentaire ‘Het land der blinden’ in de serie
evenals de blinden van Sint Henricus en De Wijnberg. Zij gingen
‘Het spoor terug’, uitgezonden door de VPRO in januari
met de bejaarden van het Sint Elisabeths-Rustoord en de bewoners
1991, met getuigenissen over onder andere Sint Henricus
van het Sint Catharina-gasthuis naar het juvenaat Eikenburg in
en De Wijnberg. De documentaire ‘Het licht inwendig’
Eindhoven. Na de capitulatie keerden de blinden en de religieuzen
van Jan Hin uit 1993, een propagandafilm van de r.k.
met hun lotgenoten op 18 en 19 mei naar Grave terug.
blindenbond Sint Odilia, bevat misschien ook materiaal
De oorlogsjaren werden gekenmerkt door schaarste aan grond -
over de Graafse instituten. Van deze film is ons geen
stoffen voor het vervaardigen van de gebruikelijke blinden -
verblijfplaats bekend. Er verscheen een klein boekje
producten. De Wijnberg bood in 1943-1944 onderdak aan het
over van J. van Gessel en H. Brandehof dat aanwezig is
noviciaat van de uit hun huis verdreven Vrouwen van Nazareth en
in de universiteitsbibliotheek te Nijmegen. Foto’s van
aan jonge verstandelijk gehandicapte kinderen met hun verzorgers
de gebouwen van en het leven in de instituten zijn te
van het zwakzinnigeninstituut Jonkerbosch uit Nijmegen. Pal voor
vinden op www.geheugenvannederland.nl.
de bevrijding van Grave op 17 september 1944 kwamen een aantal dames en een echtpaar van het Rustoord en de familie van de door de Duitsers weggevoerde burgemeester Ficq onderdak zoeken; in oktober stroomde de rest van De Wijnberg vol met Engelse soldaten en met zusters uit Groesbeek met de bejaarden die onder hun zorg stonden. Deze zusters en hun verpleegden konden pas weer in augustus 1945 naar hun instituut terug.
Periode 1946-1982 Koninklijk bezoek Vlak na de oorlog, op 6 juli 1946, bracht prinses Juliana een informeel bezoek aan De Wijnberg. Nadat zij de voor hun instituut opgestelde jongens en mannen van Sint Henricus had begroet,
55
1] Kleuterklasje. 2] Onderwijs op de tast. 3] Zelfstandigheidstraining: appels schillen. 4] Schoolklas.
Drukkerij en bibliotheek De brailledrukkerij van Sint Henricus dateert van 1868, toen frater Chrysostomus van de Ven een braillehanddrukpers uitvond. Zij werd tot grote bloei gebracht door frater Adrianus Kemps en zijn trouwe assistent Dorus Nass. De laatste ontwierp met groot succes de braillezetkast met bijbehorend zetmateriaal. In 1915 kreeg frater Adrianus het beheer over de braillebibliotheek van het instituut. Hij ontwierp
reed zij door naar De Wijnberg waar zij alle klassen bezocht, het
eerst een handleiding voor het brailleren van boeken
atelier en het speel- en slaaplokaal van de kleuters. Daarna trad
en richtte vervolgens in 1918 een vereniging op
het orkest op en werd er een reidans uitgevoerd.
waarvan de leden de middelen voor nieuwe boeken zouden moeten leveren: figuurlijk, door geld in te
Onderwijs
zamelen; en letterlijk, door zelf te brailleren en
Per 1 januari 1950 werd in een Koninklijk Besluit voor het buiten -
anderen daartoe aan te zetten. Bibliotheek en
gewoon lager onderwijs geregeld dat gemeenten voortaan de
vereniging werden genoemd naar Joachim George
volledige exploitatiekosten van de bijzondere blo-scholen moesten
Le Sage ten Broek (1775-1847). Er kwam ook een
vergoeden. Zij konden in het geval van centrale scholen en streek-
brailletijdschrift, dat ter herinnering aan het
scholen de exploitatiekosten gedeeltelijk verhalen op de woon -
vroegere door Le Sage ten Broek uitgegeven tijd-
gemeenten van de ingeschreven leerlingen. De salarissen van de
schrift ‘De Godsdienstvriend’ dezelfde naam kreeg
leerkrachten werden gesubsidieerd en er kwam een verbeterd
(in 1932 omgezet in ‘De Leidsman’). In 1926 telde de
medisch-pedagogisch onderzoek voor toelating tot de blo-scholen.
vereniging 1.100 prikkende leden en bestond het
Deze nieuwe regeling was een stap in de richting van volledige
bezit van de bibliotheek al uit 1.000 boeken in 4.000
financiële gelijkstelling van regulier lager onderwijs en buiten -
banden. In 1940 waren het ruim 26.000 banden
gewoon lager onderwijs.
geworden; in 1952 werd het 10.000ste boek gebrailleerd. Vanaf 1955 werden er ook gesproken
Onderwijs aan slechtzienden
boeken gemaakt en uitgeleend.
Tot de jaren veertig van de twintigste eeuw volgden leerlingen,
Toen in 1966 Henricus naar Nijmegen verhuisde,
ook als ze niet volledig blind waren, het blindenonderwijs.
verhuisden ook de drukkerij en de bibliotheek mee.
Binnen het blindenonderwijs was men ervan overtuigd dat de
De bibliotheek telde bij de verhuizing 75.000 braille-
zwak zichtige of halfblinde leerlingen, zoals ze genoemd werden,
banden en 35.000 geluidsbanden. Na de fusie tussen
een aparte groep moesten vormen. In 1952 kwamen er op De
Henricus en De Wijnberg in 1983 verhuisden
Wijnberg speciale klassen voor deze leerlingen. Vaak hadden deze
bibliotheek en drukkerij naar het industrieterrein
zwak zichtige leerlingen in het reguliere lager onderwijs het tempo
West-Kanaaldijk in Nijmegen. Inmiddels zijn de
niet kunnen volgen en negatieve ervaringen opgedaan. In eerste
braillebibliotheken en -drukkerijen in Nederland
instantie wilde men deze kinderen brailleonderwijs aanbieden en
gecentraliseerd in Dedicon, met vestigingen in Grave
daarna geleidelijk over laten schakelen op schrift in zwartdruk.
en Rijswijk, en is de Nijmeegse vestiging opgeheven.
Maar uiteindelijk zou het onderwijs aan zwakzichtige leerlingen een speciale vorm van onderwijs worden met aangepaste hulp middelen, zoals vergrote letters, een speciale pen, zwart schoolbord en een speciale atlas. Begin jaren vijftig was er een gestage groei van het aantal slechtzienden waarneembaar. Slechtziendheid werd bij kinderen eerder onderkend. De verbetering van de oogheelkunde, intensivering en preventie van de zorg op dit gebied en het verbeterde inzicht en verhoogde aandacht van de schoolartsendiensten spelen hierbij een rol.
56
1
2
Onderwijs aan blinden
Vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw werd er vanuit
Binnen het blindenonderwijs werd in de loop van de jaren vijftig
De Wijnberg een begin gemaakt met thuisbegeleiding van jonge,
vooral aandacht besteed aan de ‘typische geaardheid’ van blinde
ernstig slechtziende en blinde kinderen in de leeftijd van nul
kinderen. Het doel van dit onderwijs: vorming van alle lichamelijke
tot zeven jaar, voorzorg of home-teaching genoemd. Deze
en geestelijke vermogens van het kind om het in staat te stellen
peda gogische begeleiding was in de eerste plaats gericht op
eenmaal zelfstandig zijn levensdoel te bereiken. Onder de
het stimuleren van de ontwikkeling van het kind en op de
specifieke geaardheid van het kind verstond men de ernstige
opvoedkundige benadering van de ouders. Een orthopedagoog
belemmering van de kennisopname en de motorische ontwikkeling
gaf begeleiding aan de home-teachers.
van het kind. De leerstof op de blindenschool was dezelfde als op
Ouders organiseerden zich in ouderverenigingen om hun stem zo
een reguliere lagere school, met als belangrijke vakken handen -
goed mogelijk te laten horen. Via de Nederlandse Blindenraad en
arbeid, gymnastiek, muziek, zang en Nederlandse taal. De laatste
het zogenaamde Landelijke Overleg ontstond in 1983 de Federatie
drie vakken vanwege de schoonheid van de klank! Zintuiglijke
van Ouderverenigingen van Visueel Gehandicapten. Daarnaast
aanschouwelijkheid speelde bij de didactische invulling van het
werden er instituutgebonden ouderverenigingen actief. Voor
onderwijs van blinde kinderen een grote rol.
De Wijnberg werd er een opgericht in januari 1973.
Voorzorg voor slechtziende en blinde kinderen
4
Door veranderende inzichten in pedagogie en psychologie na de Tweede Wereldoorlog werd het steeds minder vanzelfsprekend dat blinde kinderen op zeer jeugdige leeftijd in een instituut werden geplaatst. Het belang van het kind en de ouders was er niet mee gediend, als het kind vóór het vierde levensjaar uit huis werd geplaatst. De noodzaak van kleuteronderwijs voor blinde kinderen stond echter buiten kijf en deskundigen waren van mening dat dit binnen het reguliere kleuteronderwijs geboden kon worden. Een school, die een slechtziend of blind kind toeliet, moest goed voorbereid worden op deze extra taak. Ook de ideeën over internaatsopvoeding waren inmiddels veranderd. De ouders werden voortaan gezien als de belangrijkste opvoeders, die hun taak slechts gedeeltelijk overdroegen aan het instituut. Om ouders meer te betrekken bij het instituut werden er in de loop van de jaren vijftig maatschappelijk werkers op de instituten aangesteld. Vanaf 1955 kregen de blindeninstituten
Visiting teachers
hiervoor overheidssubsidie. De maatschappelijk werkers waren
De integratie van slechtziende en blinde kinderen is begonnen
meestal de eersten die vanuit het instituut het contact legden
binnen het reguliere kleuteronderwijs. In de loop van de jaren
met de ouders. Zij voorzagen hen van informatie en probeerden
zestig heeft men op nadrukkelijk verzoek van de ouders deze
een steun te zijn in de periode dat het kind nog thuis woonde.
mogelijkheid uitgebreid tot de lagere schoolleeftijd. Het pedago-
Ook begeleidden ze de ouders bij de plaatsing van het kind op
gisch inzicht dat een kind het beste in het eigen gezin kan worden
het instituut.
opgevoed, was daarbij doorslaggevend. Voor blinde kinderen was
57
3
Deel 2 De Wijnberg
1
2
1] Werken met machines in het atelier van De Wijnberg. 2] Idem.
dit doel moeilijker te realiseren dan voor slechtziende kinderen. De
boekbinden, spinnen en montagewerk. Aan het eind van de
leerling en de school zouden begeleiding moeten krijgen vanuit de
opleiding werd bemiddeld bij het vinden van een baan. De deel -
slechtzienden- en blindenscholen. In 1977 begon men met visiting
nemers aan deze training waren bijna alle afkomstig van Henricus
teachers, die een dag in de week op de school aanwezig waren.
en De Wijnberg.
Er was al eerder ervaring opgedaan met blinde en slechtziende leerlingen die op het instituut woonden en van daaruit regulier
Maatschappelijke zelfstandigheid en sociale positie
voortgezet onderwijs volgden. Zo bezochten in 1976 enkele
Arbeid en economische zelfstandigheid zijn belangrijke voorwaar-
slechtziende leerlingen het Lager Huishoud en Nijverheids
den voor maatschappelijke zelfstandigheid. De ontwikkeling tot
Onderwijs (LHNO) in Grave.
een zelfstandig en ge誰ntegreerd lid van de samenleving vroeg in
De landelijke ouderverenigingen en de blinden- en slechtzienden-
de opvoeding op het internaat om een gerichte benadering. De
scholen richtten zich tot het Ministerie van Onderwijs en
gedachte dat blinden per se in een instituut moesten wonen, werd
Wetenschappen met een klemmend verzoek om de faciliteiten
eind jaren veertig ter discussie gesteld. Het leven op het instituut
voor slechtziende en blinde leerlingen op de reguliere scholen te
was kazerneachtig, er heerste geen intieme sfeer. De bewoner
ver beteren. In oktober 1979 werd dit verzoek gehonoreerd en ging
kreeg niet de gelegenheid om het geluk te ervaren om met inspan-
de ambulante onderwijskundige begeleiding officieel van start.
ning iets tot stand te brengen, omdat er te veel nadruk lag op verzorging. Maar bij de zuster van De Wijnberg werd deze mening in
Arbeid
eerste instantie niet gedeeld. Zij benoemden met name de voorde-
In 1955 verscheen een rapport van het Ministerie van Sociale
len van het leven binnen het instituut, zoals het ontbreken van een
Zaken en Volksgezondheid over het arbeidsvraagstuk voor blinden.
gevoel van minderwaardigheid, het gezellige tehuis, waar tege-
Een opvallende constatering was dat slechts weinig blinden een
moet werd gekomen aan de persoonlijke wensen en verlangens
beroepsopleiding hadden gevolgd. Van deze beperkte groep was
van de vrouwen. Toch kwam er oog voor de haast onvermijdelijke
bijna de helft werkzaam als mandenmaker en borstelmaker en had
maatschappelijke veranderingen.
19 procent een kantooropleiding genoten. Het grootste deel van
In 1949 begon de school van De Wijnberg met de opleiding
de in loondienst werkende blinden deed dit binnen een beschutte
Nederlandse Handelscorrespondentie. Het bleef de vraag of een
blindenwerkplaats. Er was een Gemeentelijke Sociale Werkvoor -
blind meisje op dit gebied kon concurreren met haar ziende vakge-
zieningsregeling voor Handarbeiders (GSW-regeling). Deze was vrij
noten. Maar mocht onverhoopt blijken dat er geen toekomst in het
gunstig, maar gold niet voor de blindenwerkplaatsen, zodat de
kantoorwerk lag, dan kon het meisje altijd nog overstappen op
beloning hier laag was. In het rapport werd geopperd om de
handwerken. Dat had ze namelijk goed geleerd en daarin was ze
sociale werkplaatsen open te stellen voor blinden, maar de
even goed als een ziende!
overheidsmaatregelen waren en zijn vooral gericht op plaatsing
In het begin van de jaren vijftig stond de sociaal-economische
van blinden in het normale bedrijfsleven. De eigen werkinrichting
positie van kwetsbare groepen, waaronder blinden, in de (politie-
van De Wijnberg kreeg vanaf november 1956 rijkssubsidie, in april
ke) belangstelling. In 1953 werd het departement voor
1957 begon de gemeentelijke werkvoorziening met acht blinden.
Maatschappelijk Werk opgericht. Dit resulteerde in een verbetering
Van de 47 blinde vrouwen die in 1964 in het instituut verbleven,
van de economische basisvoorzieningen voor blinden. Vanaf 1956
werkten er in dat jaar 34 op de gemeentelijke sociale werkplaats.
ontvingen zij de zogenaamde blindenrente ter aanvulling op hun
In 1976 startte in de blindenwerkplaats Blizo in Vught een gerichte
inkomen, als dit onder een bepaald minimum bleef. Deze bijzonde-
bedrijfstraining voor jeugdige blinden. Deze nieuwe opleiding
re voorziening bleef tot 1965 bestaan en verviel met de komst van
omvatte verschillende richtingen, zoals houtbewerken, rietwerken,
de Algemene Bijstandswet.
58
3] Overzicht van het huidige Sensisterrein. In het midden nog het later gesloopte gebouw van het voormalige Rustoord. 4] Flat ‘De Wingerd’ op het huidige Sensisterrein.
1] Het hoogste punt is bereikt van de nieuwbouw van de scholen van De Wijnberg. 2] Kapel van De Wijnberg van prof. Granpré Molière op het nieuwe terrein aan de Sint-Elisabethstraat.
1
5] Maquette van een niet gerealiseerd ontwerp voor de nieuwbouw. 6] Heien voor de nieuwe scholen. Op de achtergrond het voormalige Rustoord.
2
6
3
5
4
59
Deel 2 De Wijnberg
1
2
3
Financieringsproblemen
hiervan op de hoogte gesteld, want het was bij de instituten
In 1949 waren de twee blindeninstituten in Grave nog voor ruim
bekend dat slechts enkele ouders dit bedrag konden betalen.
de helft van hun financiering afhankelijk van de liefdadigheid van
De sociale diensten van de gemeenten moesten aangesproken
Nederlandse katholieken. De correspondenten van de Bisschop-
worden en hun reacties bleken overwegend positief te zijn. Een
pe lijke Blinden Commissie stimuleerden de gelovigen in hun
definitieve regeling voor de betaling van de internaatskosten
parochies tot het financieel ondersteunen van het blindenwerk.
kwam er in 1968 met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
Via de jaarverslagen werd het contact tussen de instituten en de
(AWBZ).
correspondenten onderhouden. Zij werden zo op de hoogte gehouden van de recente ontwikkelingen binnen de instituten
Nieuwbouw aan de rand van Grave
en de blindenzorg. In 1950 verscheen het laatste jaarverslag en
De uit 1933 en eerder daterende gebouwen van De Wijnberg waren
kwam er een nieuw contactblad, ‘De Stem van Grave’.
eind jaren vijftig niet meer berekend op de nieuwe ontwikkelingen in het blindenonderwijs en de blindenzorg. Ze waren te klein en verouderd; er ontstonden wachtlijsten. Ook de scholen voor de
4
zienden kampten met ruimtegebrek. Daarom werd besloten tot nieuwbouw over te gaan. In 1953 verhuisden de ulo en de meisjesschool voor zienden naar Grave-West, in 1956 werd er een nieuwe kleuterschool voor zienden geopend. In 1957 (de eerste onderhandelingen dateren al van 1950) kwam er een ruil tot stand tussen De Wijnberg en het Burgerlijk Armbestuur als eigenaar van het Sint Elisabeths-Rustoord aan de oostzijde van de Sint-Elisabeth straat op de gronden van het voormalige bastion Oranje. Heel de bouw aan de Oliestraat werd overgedaan aan het bestuur van wat later het bejaardentehuis Maaszicht zou komen te heten. Op de terreinen van het Rustoord werden eerst in 1960-1962 nieuwe schoolgebouwen en een zwembad gebouwd, en vervolgens in 1964-1966 een nieuw internaat in de vorm van paviljoens, een klooster, een keuken en een kapel. Een hoge flat, aanvankelijk bestemd voor de verzorgsters, een ontvangstgebouw, directie ruimten en een rectoraat volgden in 1967-1968. Architect was J. de Reus uit Oss, gesuperviseerd door prof. M. Granpré Molière De katholieke instituten in Grave verkeerden in een nog
die zelf het ontwerp van de kapel voor zijn rekening nam. Het
betrekkelijk gunstige positie ten opzichte van de instituten
gebouw van het Rustoord zelf werd gesloopt.
op neutrale en protestants-christelijke grondslag, omdat de religieuzen geen salaris kregen voor hun werk. Alleen hun levens-
Aanname- en vertrekbeleid
onderhoud kwam voor rekening van de instituten. De gezamenlijke
In augustus 1953, na de verhuizing van de ulo-school, begonnen de
besturen van de blindeninstituten zagen zich in 1950 gedwongen
zusters met het onderwijs aan en de opvoeding van zwakbegaafde
tot het nemen van een noodmaatregel. Zij bepaalden het kostgeld
en lichtdebiele kinderen, de jongens tot aan hun beroepsvorming.
per 1 januari 1951 op ƒ1200,- per jaar. De gemeenten werden
De woonsituatie van de vrouwen bleek verre van ideaal. Na de
60
1] Huishoudonderwijs. 2] Oefenen met het posten van een brief.
3] Oefeningen in het zwembad van De Wijnberg. 4] Spelen in de gang van de oude Wijnberg aan de Oliestraat.
Onderwijsmiddelen uit eigen keuken Blinde kinderen van tegenwoordig hebben hun eigen laptop met een braille leesregel. Het resultaat is voor de ziende leraar op het scherm te zien en kan in zwartdruk, dus voor zienden leesbaar, worden uitgeprint. Dank zij de optacon, een apparaat dat zwartdruk omzet in een voelbare letter, is bovendien nagenoeg elke ‘gewone’ tekst ook voor blinde kinderen te lezen. In het blinden- en slechtzienden-
verhuizing naar de nieuwbouw eind 1966 waren de ouderen in
onderwijs kan tegenwoordig dus dankbaar gebruik
eerste instantie achtergebleven in de oude Wijnberg, in 1967
worden gemaakt van allerlei algemeen toeganke-
werd besloten dat zij naar de torenflat in aanbouw zouden ver -
lijke, industrieel vervaardigde hulpmiddelen. Dat is
huizen. Dit tehuis werd De Wingerd gedoopt. Maar ook die
al zo sinds de eerste decennia van de twintigste
oplossing bleek onvoldoende. Vervolgens werd voor hen op
eeuw, toen met de eerste schrijfmachines ook de
diverse plaatsen in het land een geëigende opvang gezocht.
eerste braillemachines hun intree deden. Toen de
Aan het eind van de jaren zestig verlieten de laatsten het instituut
fraters van Tilburg in Grave begonnen, hadden zij
en daarmee richtte de zorg zich uitsluitend nog op opvoeding
daarentegen hun leerlingen nog nagenoeg niets te
van en onderwijs aan kinderen en jeugdigen. Het personeel op
bieden, met uitzondering van het brailleschrift zelf.
school en internaat bestond inmiddels voor het merendeel uit
Alles wat er aan hulpmiddelen beschikbaar kwam,
leken. De opleidingseisen van het personeel werden in de jaren
ontwierpen en maakten zij eigenhandig. Een
zestig strenger. Zij moesten beschikken over de opleiding
beroemde uitvinding is het Graafs Rekenbord: een
Kinderbescherming A, A en B of hiervoor in opleiding zijn.
houten bak met een koperen plaat met vijfkantige uitsparingen waarin een vijfkantig staafje past
Vertrek van de Zusters van Liefde
waarvan de uiteinden van elkaar verschillen en
De veranderende maatschappelijke ontwikkelingen waren ook aan
waarvan de positie het getal bepaalt. Een ander
de congregatie van de Zusters van Liefde niet voorbij gegaan.
hulpmiddel is het schrijfplaatje, waarmee de leerling
Het aantal intredes in het klooster nam in de jaren zestig sterk af,
voor zienden leesbare brieven kon schrijven in
zodat er meer en meer leken nodig waren om de zorg te kunnen
lopend schrift. De fraters maakten voor hun leer -
volhouden. De functie van leerkracht binnen het bijzonder buiten-
lingen landkaarten en zelfs een globe in reliëf en zij
gewoon onderwijs was bovendien door de subsidiëring van de
fabriceerden een groot aantal zaken op schaal, tot
overheid voor leken aantrekkelijker geworden. Er ontstonden
bruggen en baggermolens aan toe. In een eigen
spanningen tussen de religieuzen en hun lekencollega’s. Na 1950,
‘museum’ verzamelden zij opgezette dieren van
toen onder andere maatregelen om de positie van de zusters te
allerlei slag, waaronder een levensgrote tijger die
beschermen werden afgeschaft, verbeterde de samenwerking.
door de vader van een van de jongens geschoten was
Medio 1959 waren er nog zestig zusters, mede voor de zienden-
en die in de loop der jaren steeds kaler werd van het
scholen. In januari 1961, pal na het besluit van de fraters om uit
voelen en strelen. Veel van dit alles is tot ver in de
Grave te vertrekken, besloot het hoofdbestuur van de congregatie
twintigste eeuw in gebruik gebleven. De zusters op
de zusters uit de ziendenscholen terug te trekken.
hun beurt namen gretig over wat er bij de fraters
In 1965 besloot het hoofdbestuur van De Wijnberg een zelf -
werd ontwikkeld.
standige stichting te maken onder een eigen bestuur met mr. Van Agt, de latere minister-president, als eerste voorzitter. Twee religieuzen vertegenwoordigden de zusters in het bestuur; de directie kwam in handen van een leek. Per 1 februari 1966 trad H. de Kok als directeur in dienst. Eind 1980 namen de religieuzen officieel afscheid van De Wijnberg.
61
Leerlingen vso volgen cursus weerbaarheid.
Deel 3 Van Theofaan via Sensis naar Visio, 1982-2009
Bestuurlijke ontwikkeling
Derde aanzet in het teken van veranderingen in opvoeding en onderwijs
De fusie van Henricus en De Wijnberg
Waarom zo kort na het mislukken van het fusieproces in 1976 een
Op 1 augustus 1982 werd de fusie tussen Henricus te Nijmegen en
nieuwe poging in 1979? Midden jaren zeventig deden zich op het
De Wijnberg te Grave een feit. Een lange, intensieve en vaak ook
gebied van opvoeding van en onderwijs aan blinde en slechtziende
emotioneel beladen periode werd daarmee afgesloten.
kinderen grote maatschappelijke veranderingen voor. Was het
Deze fusie was de succesvolle bekroning van de derde fusiepoging
gedurende meer dan honderd jaar niet alleen in Nederland maar
tussen beide instituten.
in heel Europa min of meer vanzelfsprekend geweest, dat blinde en slechtziende kinderen voor opvoeding en onderwijs naar een
Eerste aanzet in het teken van huisvesting
schoolinternaat gingen, en dan bij voorkeur een internaat van
Eind jaren vijftig, toen beide instituten dringend behoefte hadden
hun eigen geloofsovertuiging, medio jaren zeventig begonnen
aan nieuwe huisvesting, drong de toenmalige bisschop van
ouders zich de vraag te stellen waarom hun kinderen niet thuis
’s-Hertogenbosch aan op nauwe samenwerking. Hij vroeg het
konden blijven en een reguliere school in de omgeving bezoeken.
hoofdbestuur van de fraters zelfs om één bestuurlijk orgaan voor
Het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, in het bijzonder
de beide instituten te creëren. De fraters meenden echter dat
de toenmalige hoofdinspecteur van het buitengewoon onderwijs,
samenwerking met de zusters zeer moeilijk tot onmogelijk was en
dr. Holl, komt de eer toe deze vraag als eerste te hebben opgepakt.
zagen geen concrete punten om tot de gevraagde samenwerking
In overleg met de instituten en scholen creëerde hij de mogelijk-
te komen. Henricus realiseerde vervolgens nieuwbouw aan de
heid voor begeleiding van blinde en slechtziende leerlingen
Groesbeekseweg te Nijmegen, en De Wijnberg bouwde een nieuw
op reguliere scholen. De scholen voor blinde en slechtziende
instituut op de locatie van het voormalige Rustoord, het huidige
leerlingen kregen de mogelijkheid hiervoor extra leerkrachten
gebouwencomplex van Sensis.
aan te stellen. Dit was de start van de zogenaamde ambulante onderwijskundige begeleiding (AOB), een voorziening die per
Tweede aanzet in het teken van differentiatie
1 augustus 1979 een wettelijke basis kreeg. Soortgelijke
De tweede poging tot fusie vond plaats in de eerste helft van de
ontwikkelingen waren er eerder ook in onder meer de
jaren zeventig. De bedoeling van deze fusiepoging was te komen
Scandinavische landen, Engeland en de Verenigde Staten.
tot een betere afstemming van de activiteiten op elkaar, onder
Henricus en De Wijnberg hebben een actieve rol gespeeld in
meer door een verder doorgevoerde differentiatie: een instituut
de totstandkoming van deze ambulante onderwijskundige
voor normaal lerende en een voor moeilijk lerende kinderen. Beide
begeleiding die, dat was men zich terdege bewust, tot een sterke
locaties in Nijmegen en Grave zouden intact blijven. In het vroege
daling van het aantal leerlingen op instituut en school zou leiden.
voorjaar van 1976 strandde ook deze tweede fusiepoging deels
Een paar cijfers om dit te illustreren: de instituten hadden een
door gebrek aan een gemeenschappelijke visie, deels door gebrek
capaciteit van elk ruim 190 plaatsen, een capaciteit die tot 1977
aan onderling vertrouwen.
nog praktisch geheel werd gebruikt. In 1979 waren er ten gevolge
Dit mislukken liet in beide instituten diepe sporen na, sporen,
van de AOB op beide locaties samen nog 285 leerlingen. Het
die nog verre van uitgewist waren, toen het Verbindingskantoor
was te voorzien dat deze daling zich zou voortzetten, hetgeen
BAZ, het ziekenfonds, dat belast was met de financiering van
geschiedde: toen de fusie op 1 januari 1983 feitelijk werd
de beide instituten, het initiatief nam tot een derde
gerealiseerd, waren er nog 177 leerlingen, minder dan de
fusiepoging.
helft in vergelijking met 1977.
63
Deel 3 Van Theofaan via Sensis naar Visio
1
1] Het internaat van Theofaan heeft een lange brede gang waar kinderen kunnen rennen en fietsen. 2] Ondertekening fusie-overeenkomst, v.l.n.r. Maarten Creemers, notulist, Harrie de Kok, directeur De Wijnberg, ir. Herman Slangen, voorzitter bestuur
De Wijnberg, drs. Wim Verschuren, plaatsvervangend voor zitter bestuur Henricus, dr. Herman Gresnigt, directeur Henricus. 3] Schrijven in braille. 4] De gebouwen van Theofaan rond 1982.
Eén instituut, één locatie
heten, de rechtsopvolger van Henricus en De Wijnberg. De naam
Tegen deze achtergronden begon in 1979 het laatste en nu succes -
herinnerde aan frater Theophaan Verhoeven, die van 1945 tot
volle fusieproces tussen de instituten Henricus en de Wijnberg. Op
1962 op inspirerende wijze leiding had gegeven aan (toen nog)
deze fusie rustte echter van meet af aan een hypotheek: het ging
Sint Henricus.
nu, in tegenstelling tot het vorige fusieproces, om een fusie op
De feitelijke fusie, dat wil zeggen de verhuizing van Nijmegen
één locatie. De besluitvorming werd begeleid door het organisatie -
naar Grave vond aan het einde van 1982 plaats. En wel vanwege
adviesbureau Twijnstra en Gudde. Dit bureau bracht eind 1980
het feit dat de nieuwe eigenaar van het gebouwencomplex van
zijn eindadvies uit: een fusie van beide instituten op de
Henricus, het Psychiatrisch Centrum Nijmegen, pas op 1 januari
toenmalige locatie van De Wijnberg te Grave.
1983 toestemming kreeg voor de overname van de gebouwen. Leegstand zou in de tweede helft van 1982 onherroepelijk tot kraakacties hebben geleid.
2
Twee fusies van de scholen van Theofaan Integratie in eigen huis Bij de fusie van Henricus en De Wijnberg kreeg Theofaan drie scholen onder één bestuur: • een school voor speciaal onderwijs aan kinderen die blind zijn en • een school voor speciaal onderwijs aan kinderen die slechtziend zijn, beide met een afdeling voor moeilijk lerende kinderen • een school voor voortgezet speciaal onderwijs aan kinderen die of blind of slechtziend zijn. Het dalend aantal leerlingen stelde de scholen voor grote problemen van zowel onderwijskundige en pedagogische als rechtspositionele aard. Om de implicaties daarvan in kaart te brengen en oplossingsmogelijkheden daarvoor aan te dragen, stelde het bestuur van de Stichting Scholen Theofaan in augustus 1986 de commissie Quo Vadis in. De commissie werd in haar Na uitvoerige besprekingen met de staven van beide instituten en
werkzaamheden bijgestaan door het Katholiek Pedagogisch
na consultatie van de ondernemingsraden, de medezeggenschaps-
Centrum (KPC). Het eindrapport van de commissie, getiteld
raden en de besturen van de ouderverenigingen werd in een
Samengaan, werd in oktober 1987 aan het bestuur aangeboden.
gezamenlijke vergadering van de beide besturen op 3 juli 1981
Het advies hield in: één school voor visueel gehandicapten van
het besluit genomen tot een fusie per 1 augustus 1982. Voor de
3-20 jaar.
effectuering van dit besluit werd voor het schooljaar 1981-1982
Omdat een dergelijke school buiten de toen vigerende wettelijke
een overgangsbestuur in het leven geroepen, bestaande uit een
kaders viel, diende de commissie eind 1987 een verzoek bij het
paritaire vertegenwoordiging uit de beide besturen onder leiding
ministerie in om gebruik te mogen maken van de Experimenten -
van een daartoe van buiten aangetrokken voorzitter in de persoon
wet Onderwijs. De staatssecretaris van onderwijs reageerde
van prof.dr. Van Iersel. Op 1 augustus 1982 vond de juridische fusie
in maart 1988 positief op dit verzoek. In juni 1988 is het
plaats en werd Theofaan, zoals het nieuwe instituut zou gaan
Experimenteer plan Samengaan bij het ministerie ingediend,
64
5] Praktijkonderwijs. 6] v.l.n.r.: Peter Versantvoort, algemeen directeur Theofaan school, prof.dr. Bas van Iersel, bestuursvoorzitter Theofaan, drs. Nel Ginjaar-Maas, staatssecretaris O&W.
3
4
met een voorbereidingsfase gedurende het schooljaar 1988-1989,
beleid voor visueel gehandicapten in de jaren negentig, die na
een uitvoeringsfase gedurende de drie daarop volgende school -
goedkeuring door de betrokken besturen op 4 september 1991 aan
jaren, en ten slotte een evaluatiefase in het schooljaar 1992-1993.
de staatssecretaris van onderwijs werd aangeboden. Later dat jaar
Gedurende de voorbereidingsfase heeft een aantal werkgroepen
besloot de staatssecretaris de werkgroep Integratie scholen voor
diverse deelgebieden nader bestudeerd: groepsindeling, school-
blinden en slechtzienden, onder leiding van mr. Brenninkmeijer-
werkplan, ambulante onderwijskundige begeleiding, bouw-
Rutten, in te stellen. Deze werkgroep bracht haar advies uit in
kundige implicaties, rol van een cursuscentrum. Dit resulteerde
december 1992. Kort samengevat luidde het advies dat de
in een Reiswijzer Samengaan.
bestaande tien scholen voor respectievelijk blinde, slechtziende en
Per 1 augustus 1989 werden de drie afzonderlijke scholen van
meervoudig gehandicapte leerlingen door samenwerking of fusie
Theofaan samengevoegd tot een experimentele SOVSO-school
dienden te worden samengevoegd tot maximaal vier ortho -
(school voor Speciaal Onderwijs en Voortgezet Speciaal Onderwijs).
pedagogische onderwijsinstellingen voor visueel gehandicapten.
De nieuwe school kreeg de naam Theofaanschool Louis Braille.
De staatssecretaris zegde bij de presentatie toe eind februari 1993
De opening werd gevierd met het symposium Samengaan is
tot besluitvorming te komen en te streven naar realisering met
samenwerken, in het bijzijn van de staatssecretaris van onderwijs,
ingang van het schooljaar 1993-1994. De minister nam later dat
op dat moment mevrouw drs. Ginjaar-Maas.
jaar het besluit dat de integratie van de betrokken scholen onder strikte budgettaire neutraliteit zou moeten plaatsvinden. Dat zou
Integratie met scholen elders
een aanmerkelijke daling van het voorzieningenniveau tot gevolg
In 1990 werd op initiatief van de Theofaanschool door de
hebben. Onderwijsspecialisten in de Tweede Kamer werden
gezamenlijke directeuren van alle scholen voor blinde en slecht-
benaderd met het verzoek met de minister in overleg te treden.
ziende leerlingen in Nederland besloten een visie op het onderwijs-
Aanvankelijk leidde dit niet tot resultaat. Een motie van CDA, VVD
beleid voor visueel gehandicapte leerlingen voor de jaren negentig
en PvdA om extra gelden ter beschikking te stellen werd door de
en daarna te ontwikkelen. Dit leidde in 1991 tot de nota Onderwijs -
minister sterk ontraden, maar werd wel aangenomen. Dit leidde tot een nieuw standpunt van de minister, inhoudende dat per 1 augustus 1994 extra budget ter beschikking zou komen. Dit
6
betekende dat er met de voorbereiding van de uitvoering een begin gemaakt kon worden. Een van de adviezen van de commissie Brenninkmeijer was geweest om te komen tot vier grote onderwijsinstellingen voor visueel gehandicapten. Vooruitlopend op de definitieve besluitvorming hadden de besturen van de Prinses Margriet Franciscaschool te Rotterdam, de school Markendalen te Breda en de Theofaanschool Louis Braille te Grave het initiatief genomen in overleg te treden over mogelijke samenwerking. Aanvankelijk werd gedacht aan een vereniging van scholen, maar dit was voor het ministerie niet acceptabel. Toen werd er besloten tot een volledige fusie op basis van een hoofdlijnen akkoord. Dit werd een feit op 1 augustus 1995. Deze nieuwe school ging Convergo heten.
65
5
1
Dialoog in het Donker In 1996 en 1997 was de manifestatie ‘Dialoog in het Donker’ in Nederland te beleven. In de volledig duistere ruimten van een rijnaak was een parcours uitgezet dat bezoekers moesten volgen. Bij de ingang kreeg iedereen de bekende witte taststok uitgereikt. Een blinde gids wees de bezoekers feilloos de weg. Langs een park met echte struiken en bijbehorende geluiden en door een straat waar obstakels zoals lantaarnpalen, winkeluitstallingen en op de stoep
toelatingscriteria, bundeling en ontwikkeling van expertise, met
geparkeerde auto’s voor lastige situaties zorgden. In
name de expertise over visueel-verstandelijk gehandicapten, die
de eveneens donkere bar konden de bezoekers tot
in ruime mate in de school Markendalen in Breda voorhanden was,
slot een drankje drinken en afrekenen! Het doel van
en de samenwerking met de zorginstellingen. Er is veel aandacht
deze indringende ontdekkingstocht was meer begrip
besteed aan deskundigheidsbevordering van de medewerkers
te kweken voor de wereld van blinden en slechtzien-
omdat dat de basis is van kwalitatief beter onderwijs.
den en de problemen die zij in het dagelijks leven
Belangrijk aandachtspunt was verder om door gericht PR-beleid
tegenkomen.
de naamsbekendheid van Convergo bij verwijzers te bevorderen.
Het schip van Dialoog in het Donker legde aan in 21 plaatsen in Nederland. Het totale aantal bezoekers
Samenwerking met collega-instellingen
was 59.076. Tussen januari en oktober 1997 legde het
Convergo speelde een belangrijke rol bij het ontwikkelen van
schip in het gebied van Theofaan aan in: Arnhem,
het landelijk beleid van de onderwijsinstellingen voor visueel
Nijmegen, Grave, Maastricht, ’s-Hertogenbosch,
gehandicapten, verenigd in het LPOVG (Landelijk Platform
Breda, Tiel en Roermond. In deze steden kwamen in
Onder wijs Visueel Gehandicapten). Overleg met het ministerie
totaal 22.551 bezoekers. Dit succes was te danken
van OC&W en de onderwijsspecialisten van de Tweede Kamer had
aan de goede organisatie, de positieve publiciteit en
tot resultaat dat deze onderwijsinstellingen hun aparte positie
de hulp van 162 vrijwilligers.
binnen de Wet op de Expertisecentra (WEC) konden behouden.
Dialoog in het Donker was een samenwerking van:
Dit betrof met name de regels voor de toelating van leerlingen
Nederlandse Vereniging van Blinden en Slechtzien -
en de bekostigingswijze van de ambulante onderwijskundige
den, Vereniging Nederlandse Blinden en Slecht -
begeleiding.
zienden Wezen, Oogziekenhuis Rotterdam, Visio, Bartiméus en Theofaan.
De fusie van Theofaan en De Blauwe Kamer, 2001 Samenwerking met De Blauwe Kamer In het jaarverslag over 1996/1997 staat te lezen, dat de samen werking van Theofaan met De Blauwe Kamer, een instelling voor visueel-verstandelijk gehandicapten, in 1996-1997 steeds vastere vormen aannam. Hieruit zou men mogen afleiden, dat deze samenwerking al eerder begonnen is, ofschoon daarover in eerdere jaarverslagen niets te vinden is. Samenwerking lag echter voor de hand, omdat de doelgroepen van beide instellingen in elkaars verlengde lagen en elkaar deels overlapten. Al vele jaren bestond het aantal kinderen in de vroegbegeleiding van Theofaan voor
Verdieping
meer dan zestig procent uit meervoudig, zelfs ernstig meervoudig
In de eerste jaren na de fusie werd veel tijd besteed aan
gehandicapte kinderen. Ook op de Theofaanschool Louis Braille
beleidsontwikkeling. Onder de naam Le Tour de Convergo werd
zaten veel meervoudig gehandicapte leerlingen.
in de periode 1997-2000 beleid ontwikkeld rond thema’s als: de
Landelijk, maar ook wereldwijd, neemt het aantal meervoudig
zeggenschap van de ouders, het regionaliseren van de ambulante
gehandicapte kinderen sterk toe, terwijl het aantal kinderen met
onderwijskundige begeleiding, de ontwikkeling van objectieve
een enkelvoudige handicap daalt. De twee belangrijkste oorzaken
66
1] Leren door doen: algemene voorbereiding op maatschappij en beroep. 2] Raad van Toezicht De Blauwe Kamer Theofaan Groep.
3] Ondertekening convenant Raad van Bestuur Sensis met medezeggenschapsorganen.
daarvan zijn: verbetering van het medisch handelen rond en kort
van zorg en onderwijs. Dit resulteerde in de notitie Eén kind,
na de geboorte, waardoor er meer kinderen blijven leven, onder
één in handelen, één in dienstverlening, waarin de visie op een
wie echter een aantal met min of meer ernstige beperkingen; en
geïntegreerde dienstverlening ten behoeve van de opvoeding en
verbetering van de diagnostiek, waardoor kinderen die vroeger
ontwikkeling van kinderen en jongeren met een visuele beperking
‘alleen’ als verstandelijk gehandicapt werden gediagnosticeerd,
wordt beschreven. Deze gezamenlijke visie leidde tot een intentie-
nu worden gediagnosticeerd als meervoudig gehandicapt,
verklaring van het bestuur van Convergo en de Raad van Toezicht
bijvoorbeeld verstandelijk gehandicapt met een visuele (of
van De Blauwe Kamer Theofaan Groep waarin het voornemen werd
bijvoorbeeld auditieve) beperking.
beschreven de activiteiten van beide organisaties te integreren.
In beide instellingen was veel specifieke kennis en ervaring opgebouwd. Samenvoeging daarvan kon voor beide partijen een
3
meerwaarde opleveren. Alleen al het ter beschikking zijn van deze kennis en expertise op alle locaties was van eminent belang voor huidige en toekomstige cliënten. In december 1996 verklaarden de besturen van Theofaan en De Blauwe Kamer dat zij volledige integratie van beide stichtingen nastreefden, en wel uiterlijk per 1 januari 2000. Als tussenstap werd begin 1998 een managementstichting opgericht, De Blauwe Kamer Theofaan Groep. Als doelstelling werd geformuleerd, dat mensen met een visuele handicap en mensen met een visueel-verstandelijke handicap die diensten moesten krijgen, waar zij om vroegen, en wel op een cliënt gerichte, professionele en doelmatige wijze.
Per 1 januari 2001 werd de Stichting Sensis opgericht, waarin de volgende stichtingen werden ondergebracht: de Stichting
De totstandkoming van Sensis
De Blauwe Kamer Theofaangroep, de Stichting Convergo, de
Samen met Convergo is vervolgens veel aandacht besteed aan het
Stichting De Blauwe Kamer en de Stichting Theofaan.
ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie op de samenhang
Bij een nieuwe organisatie behoort ook een nieuwe naam als belangrijk onderscheidend kenmerk van de identiteit. Er werd een extern bureau ingeschakeld om de werkgroep Naamgeving, waarin
2
vertegenwoordigers van De Blauwe Kamer, Theofaan en Convergo zitting hadden, te begeleiden. Uit de bijna 300 alternatieven werd uiteindelijk gekozen voor de naam Sensis. Vervolgens werden een nieuw logo, een vlinder als symbool voor transformatie en ontwikkeling, en een nieuwe huisstijl ontworpen. De uitgangspunten van de nieuwe gefuseerde instelling waren: • vergroting van de zelfstandigheid van cliënten • integratie van onderwijs en zorg op maat • decentralisatie en regionalisatie • één regie voor indicatiestelling en behandeling • interdisciplinair werken.
67
3] Leerlingen vso krijgen instructie hoe uit een auto te komen die te water is geraakt. 4] Diagnostisch onderzoek: de gedragskundige gebruikt bekende figuren bij haar observaties
1] Leerlingen maken samen een opdracht. 2] Slechtziende leerling in groep 8 van het regulier basisonderwijs.
1
5] Leerlingen gebruiken verschillende hulpmiddelen bij leren lezen en schrijven. 6] Belevingstuinen maken boeiende tactiele ervaringen mogelijk. 7] Door visueel prikkelend materiaal probeert men het kijkgedrag te stimuleren.
2
6
3
5
4
68
7
Bij de inrichting van de nieuwe organisatie werd uitgegaan van
kan daartoe specialisten inzetten met diagnostische kennis en
de doelgroepen kinderen, jongeren en volwassenen met een
vaardigheden op een hoog niveau; gezocht moet worden naar een
visuele beperking. Dit sloot aan bij de behoeften van de cliënt.
werkwijze, waarbij tevens de transparantie, objectiviteit en validi-
Daarop werd ook de organisatiestructuur afgestemd.
teit van de indicatiestelling gewaarborgd zijn. Om kennis te blijven
Het jaarverslag over 2002 meldt: ‘In 2002, het jaar na de fusie,
behouden en verder te ontwikkelen zijn kennismanagement en een
lag het hoofdaccent op het stabiliseren van de organisatie. De
‘lerende houding’ van de medewerkers belangrijke instrumenten.
naweeën van de fusie waren nog zeker tot halverwege het jaar
Investeren in de ontwikkeling van medewerkers is een must, even-
merkbaar. Dit zorgde in de eerste zes maanden voor een gevoel
als investeren in innovatie, onderzoek en ontwikkeling. Continue
van onrust. Wisselingen in personele bezetting boden weinig
verbetering van de bedrijfsvoering en van de kwaliteit en effectivi-
continuïteit. Mede dankzij de inzet van alle medewerkers sluiten
teit van de werkprocessen zijn immers belangrijke voorwaarden’.
we dit jaar toch met een positief gevoel af. De aanstelling van managers en teamleiders en de ordening van systemen brachten
De fusie van Sensis, Visio en De Brink en de fusie met de
in de loop van het jaar de nodige rust in de organisatie’.
Vlasborch In de nota Sensis op koers was de vraag gesteld of Sensis als zelf-
Precisering van het beleid
standige organisatie voldoende schaalgrootte had om het voor -
In 2002 en 2003 werd de strategische koers voor de nieuwe
genomen beleid in alle facetten te realiseren. De strategische
organisatie ontwikkeld. Daartoe voerde de Raad van Bestuur,
keuze voor verdieping en specialisatie: blijven doen waar Sensis
samen met een extern adviseur, gesprekken met verscheidene
goed in is met de ambitie daar nog beter in te worden leidde tot
relevante partijen in zorg en onderwijs. Ook brainstormbijeen -
de keuze ‘zelfstandig maar niet alleen’ de ontwikkelingen in het
komsten met medewerkers en overleg met de medezeggenschaps-
externe veld tegemoet te treden. Vanuit dit kader werden in de
organen waren onderdeel van het denkproces dat leidde tot de
loop van 2004 verkennende gesprekken gestart met Visio, de
verschijning van Sensis op koers, strategisch beleidsplan voor de
collega-instelling in Noord- en West-Nederland, met de inzet de
periode 2004-2007.
samenwerking te intensiveren. Deze gesprekken leidden in oktober
Hierin staat de missie van Sensis voor de periode 2004-2007
2005 tot de oprichting van een samenwerkingsstichting, de Visio -
geformuleerd: ‘Sensis ontwikkelt zich tot een fijnmazige netwerk-
SensisGroep, met het doel gezamenlijke projecten op te zetten. De
organisatie voor mensen met een visuele beperking met expertise
samenwerking concentreerde zich op vier terreinen: expertise -
als belangrijkste onderscheidende en toegevoegde waarde’. De
ontwikkeling, opleiding, ict voor cliënten en de ontwikkeling van
missie werd uitgewerkt in tien toekomstgerichte beleidsdoelen,
nieuwe vormen van dienstverlening.
die in het jaarverslag over 2003 als volgt worden samengevat:
In de eerste helft van 2006 gaf De Brink, een instelling
‘Sensis kiest ervoor een specialistische dienstverlener te zijn met
gespecialiseerd in zorgverlening aan visueel-verstandelijk
een vraaggericht aanbod voor mensen met een visuele beperking.
gehandicapten in Noord-Nederland, te kennen de samenwerking
Sensis biedt haar diensten bij voorkeur aan in de eigen sociale
met Sensis en Visio te willen intensiveren. Ook hierbij was het
omgeving van de cliënt, waarvoor een fijnmazige spreiding van
borgen van specialistische expertise een belangrijke drijfveer.
(sub)regionale centra en regionale samenwerking nodig zijn.
De drie samenwerkende organisaties presenteerden in oktober
Dit laatste is ook van belang voor het bieden van ondersteuning
2006 een Perspectiefnota, met daarin de afspraak uiterlijk in
aan de cliënt bij het uitoefenen van de regie in de keten van zorg,
2010 te fuseren. Uitgangspunten voor de samenwerking: de
onderwijs en andere dienstverlening. Onmisbaar voor een goede
ambitie samen de beste te willen zijn, expertise staat centraal
dienstverlening is een goed onderbouwde indicatiestelling. Sensis
en de fusiepartners zijn gelijkwaardig. Dit betekende een
69
Deel 3 Van Theofaan via Sensis naar Visio
1] Raad van Bestuur VisioSensisDeBrink Groep: v.l.n.r. drs. Peter Beijers, Luc ter Heide, drs. Marten de Bruine MBA, Jo Triepels MHA.
belangrijke stap voor de drie organisaties.
2] Officiële opening van het regionaal centrum in Eindhoven 1988, v.l.n.r. dr. Jos van Kemenade, van 1988 tot 1992 burgemeester van Eindhoven, dr. Herman Gresnigt, algemeen directeur Theofaan.
Regionalisatie
In dezelfde periode, rond de jaarwisseling 2006-2007, begonnen er gesprekken tussen Sensis en de Vlasborch, een instelling voor
Nieuwe wegen
verblijf, verzorging en verpleging van senioren en begeleid
Begin 1980, toen Henricus en De Wijnberg net begonnen waren
zelfstandig wonen voor volwassenen met een visuele beperking
met hun fusieproces, werd door het Koninklijk Blindeninstituut te
in Vught. Deze fusie had vooral meerwaarde in de keten van
Huizen het symposium Nieuwe wegen in de hulpverlening aan
dienst verlening en in de expertise voor ouderen. Keuze was een
blinden en slechtzienden georganiseerd. Dit symposium zou het
‘traditionele’ fusie, waarbij de Vlasborch een onderdeel werd van
begin zijn van een diepgaand veranderingsproces in de zorg voor
Sensis. Per 1 juli 2007 werd de fusie een feit. Deze ontwikkeling
visueel gehandicapten. Gelijktijdig publiceerden de gezamenlijke
paste goed in het fusieproces met Visio en De Brink.
ouderverenigingen de nota Blinde en slechtziende kinderen in de 80er jaren. Zowel het symposium als de nota hielden een sterk pleidooi voor integratie van visueel gehandicapte kinderen en
1
jongeren in de maatschappij en, bijgevolg, voor regionalisatie van de hulpverlening. In het verlengde van dit symposium werd eind 1980 door de Interdepartementale Stuurgroep Gehandicaptenbeleid (ISG) de werkgroep Regionalisatie van de hulpverlening voor blinden en slechtzienden (RHBS) geïnstalleerd, onder voorzitterschap van drs. Van London, directeur generaal volksgezondheid van het ministerie van WVC. Medio 1984 verscheen het eindrapport. Een van de participanten, het protestants-christelijke Bartiméus, nam hierin een minderheidsstandpunt in. Dit heeft het verder verloop van het proces van regionalisatie aanzienlijk vertraagd. In de tweede helft van 2007 kwam de samenwerking met Visio
Regionalisatie bij Theofaan: vooruitlopen op regelgeving
en De Brink in een stroomversnelling. Op de valreep van 2007
Met de realisatie van de regionalisatie is niet gewacht op de
vond een bestuurlijke fusie plaats van Sensis met De Brink en Visio.
definitieve nota, laat staan op officiële regelgeving. Verspreid
De reeds in gang gezette inhoudelijke samenwerking kreeg zo
over het land werden RHBS-stichtingen opgericht. Theofaan
een juridische basis door de oprichting van de VisioSensisDeBrink
participeerde actief in de RHBS-stichtingen in Zuid- en in Oost-
Groep. In 2007 en 2008 werd verder gebouwd aan een nieuwe
Nederland. In 1983 werd het eerste regionaal centrum opgericht
organisatie. Zogenaamde dreamteams gingen aan de slag om
en wel door RHBS-Noord in Haren.
de inrichting van de dienstverlening (Wonen en Dagbesteding,
In de loop van 1984 besloot Theofaan in overleg met RHBS-Zuid
Revalidatie, Onderwijs en Kennis, Expertise en Innovatie) voor
tot de oprichting van het eerste Regionaal Centrum in het eigen
te bereiden.
werkgebied, in Sittard. In januari 1985 ging dit centrum van start.
Op 18 maart 2009 werden de naam en het logo van de nieuwe
Naast medewerkers van Theofaan werden daar ook twee mede -
organisatie onthuld: Koninklijke Visio, met als logo een vlinder,
werkers van de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening aan
ditmaal vliegend met geopende vleugels als symbool voor
blinde en slechtziende volwassenen, de SMD, gedetacheerd. Dit
openheid en dynamiek.
was een landelijke stichting die verspreid over het land ongeveer
70
Postzegels In 2009 is het tweehonderd jaar geleden dat Louis Braille werd geboren. Dat feit heeft aanleiding gegeven tot een groot aantal herdenkingspostzegels, waaronder een speciaal postzegelvelletje van TNT Post. Tot dusver verschenen er in Nederland vier andere postzegels die rechtstreeks te maken hebben met mensen met een visuele beperking: een postzegel met een blind meisje in een serie ‘voor het misdeelde kind’ uit 1931; twee postzetwintig medewerkers in dienst had, maatschappelijk werkers en
gels met een blindengeleidehond uit 1964 en 1985; en
zogenaamde home-trainers, primair voor begeleiding van mensen
een postzegel ter herdenking van 150 jaar brailleschrift
die op latere leeftijd blind of slechtziend werden.
uit 1975. Daarnaast verschenen er een postzegel met het
Hiermee koos Theofaan definitief voor decentralisatie van de hulp-
portret van oogheelkundige F. Donders (1935) en een
verlening. In 1986 volgde het Regionaal Centrum Breda, in 1987 het
postzegel met Rembrandts ets van de blinde Tobias
Regionaal Centrum Eindhoven en in 1988 het Regionaal Centrum
(1956). Een mooi overzicht van internationale postzegels
Grave. Dit centrum werd eind 1992 overgeplaatst naar Nijmegen.
over mensen met een visuele beperking door de jaren
Per 1 januari 1988 werden de medewerkers van de SMD in de
heen biedt de website: www.blindianastamps.com van
verschillende regionale centra geïncorporeerd en werd de SMD
het echtpaar Stuckey uit Zweden. In 2005 publiceerden
opgeheven. Hiermee was de hulpverlening aan blinde en slecht-
zij een catalogus van de uitgaven op dit gebied.
ziende volwassenen de facto onderdeel van het hulpverlenings aanbod van de regionale centra, ruim voordat daarvoor een wettelijke en financiële basis was. Officiële regelgeving De officiële besluitvorming over de herstructurering van de hulpverlening verliep intussen traag. De in 1984 verschenen RHBS-nota werd, voorzien van een regeringsstandpunt, eind 1985 voor advies naar de Ziekenfondsraad gestuurd. Opmerkelijk in het regeringsstandpunt was, dat de nieuwe semi- en extramurale hulpverleningsvormen in aparte regionale stichtingen en niet bij de bestaande intramurale voorzieningen zouden moeten worden ondergebracht. De Ziekenfondsraad echter was het, na consultatie van de bestaande instellingen en organisaties, niet eens met dit
2
punt in het regeringsstandpunt en adviseerde de nieuwe hulpverleningsvormen onder te brengen bij de bestaande intramurale voorzieningen. Dit was tegen de zin van de cliëntenorganisaties FOVIG (Federatie van Ouderverenigingen Visueel Gehandicapten) en NVBS (Nederlandse Vereniging van Blinden en Slechtzienden). Voor deze organisaties was dit reden om hun participatie aan het Landelijk Platform, een overleg tussen aanbieders en gebruikers van de zorg, te beëindigen. Uiteindelijk werd door het ministerie besloten conform het advies van de Ziekenfondsraad. In december 1987 werd het nieuwe verstrekkingenbesluit Regeling Verzorging Visueel Gehandicapten in de Staatscourant gepubliceerd. In dit besluit kregen de betrokken instellingen een duidelijk omschreven werkgebied
71
Koekjes bakken op de Sensis Academie tijdens een bijeenkomst voor ouders en kinderen met een visuele beperking in de oudste kleuterleeftijd.
73
Deel 3 Van Theofaan via Sensis naar Visio
1] Senioren met een visuele beperking wonen zelfstandig in de Vlasborch. 2] Woongroep internaat Theofaan rond 1982. 3] Jongeren leren zelfstandig wonen in een ‘gewoon’ huis in Nijmegen.
4] Logeren in een logeergezin is een van de vormen van flexibele zorg voor kinderen en volwassenen met een visuele en verstandelijke beperking.
toegewezen. Het besluit trad in werking op 1 januari 1988. Het
directeur van de Sociale Dienst van Rotterdam, drs. Laman.
week op twee punten af van het vigerende verstrekkingenbesluit:
De opdracht van de commissie was: voor alle partijen bindende
allereerst had het niet alleen betrekking op kinderen maar ook op
afspraken te bewerkstelligen.
volwassenen en vervolgens voorzag het niet alleen in intramurale
Pas in 1993 lukte het tot afspraken te komen: op 26 mei werd door
zorg, maar ook in semi- en extramurale hulpverlening.
de voorzitters en directeuren van de vier instellingen voor visueel gehandicapten, in aanwezigheid van staatssecretaris Simons, een
Moeizame invoering
overeenkomst getekend die was opgesteld door de heer Laman.
Tegen dit besluit werd door Bartiméus in 1988 beroep aangetekend
Voor de problematiek van de regio-indeling was de volgende
bij de Raad van State, met name ten aanzien van het punt regio-
oplossing gevonden: overeengekomen was, dat het aantal regio -
indeling. In oktober 1991, drie jaar nadat het beroep was ingediend,
nale instellingen werd teruggebracht van vier naar drie: Bartiméus,
deed de Raad van State uitspraak. Deze hield in dat de in de
Theofaan en Visio; de vierde regionale instelling, Het Loo Erf, zou
regelgeving vastgelegde regio-indeling onwettig was, omdat er
zijn regionale taken overdragen aan Bartiméus en Theofaan en
procedurele fouten waren gemaakt. Een inhoudelijke toetsing
zich in de toekomst nog uitsluitend richten op de intramurale reva-
had niet plaatsgevonden.
lidatie van volwassen blinden en slechtzienden. Hiermee kwam in 1993 het einde aan een proces, dat in 1980 was begonnen. Op dat moment had Theofaan al vier goed functio nerende regionale
1
centra, werden er voorbereidingen getroffen voor een centrum in Rotterdam en werd onderzocht of een verdere spreiding van de hulpverlening middels subregionale centra mogelijk was. Sinds 2008 is er ook een regionaal centrum in ’s-Hertogenbosch en heeft Sensis steunpunten geopend in Arn hem, Bergen op Zoom, Heerlen, Maastricht, Tilburg, Veghel, Venlo, Venray en Wolfheze. Tevens werkt Sensis samen met Visio in het Adviescentrum in Apeldoorn.
Ontwikkelingen in de hulpverlening Woon- en dagvoorzieningen Op het moment van de fusie van Henricus en De Wijnberg was Theofaan praktisch uitsluitend een schoolinternaat voor opvoeding Gesprekken hierover tussen het ministerie en de betrokken
van en onderwijs aan blinde en slechtziende leerlingen van 6 tot
instellingen eind 1991, begin 1992 leidden niet tot resultaat. Dit
20 jaar. Daarnaast was er sinds het begin van de jaren zestig een
was aanleiding voor de staatssecretaris van volksgezondheid om
kleine, uit twee medewerkers bestaande afdeling Voorzorg, voor -
de voorzitters en directeuren voor nader overleg uit te nodigen. Dit
loper van wat later vroegbegeleiding zou worden genoemd.
overleg vond plaats in het voorjaar van 1992. Ook dit leidde niet tot
Sindsdien is er veel veranderd. Het voorzieningenpatroon
resultaat. Middels een brief riep de staatssecretaris medio 1992
werd aanzienlijk uitgebreid en toegespitst op een veel gediffe ren -
een commissie in het leven, bestaande uit de voorzitters van de
tieer der zorgvraag, niet alleen voor kinderen en jongeren, maar
betrokken instellingen met als onafhankelijk voorzitter de
ook voor volwassenen en ouderen.
74
5] De Blauwe Kamer biedt ondersteuning aan mensen met een visuele en verstandelijke beperking.
2
3
Een gespecialiseerder internaat
zelfstandigheidstraining, het aanleren van sociale vaardig-
Tot in het midden van de jaren zeventig waren de meeste blinde
heden in het omgaan met leeftijdsgenoten en vrijetijds-
en slechtziende kinderen voor onderwijs aangewezen op een
activiteiten.
4
inter naat. Een relatief klein percentage kinderen kon de speciale school vanuit thuis bezoeken als externe leerling.
De Blauwe Kamer
De internaatspopulatie werd vanaf eind jaren zeventig in een
De Blauwe Kamer is gestart in 1964 door de stichting Samivoz.
snel tempo kleiner, vooral als gevolg van de ontwikkeling van
In die tijd werd voor het eerst erkend, dat de hulpverlening aan
de ambulante onderwijskundige begeleiding en de toegenomen
mensen met een visuele en verstandelijke beperking specifieke
mogelijkheden van taxivervoer. Waren er in 1977 in beide instituten
expertise vraagt. Daarom mochten enkele instellingen, De Blauwe
samen nog ongeveer 360 kinderen en jongeren, op het moment
Kamer in Breda, Bartiméushage in Doorn en De Brink in Vries
van de feitelijk fusie in 1983 was dit aantal gehalveerd. Bij het
(Drenthe) zich op de zorg voor deze mensen gaan richten.
tienjarig bestaan van Theofaan in 1992 was het aantal gedaald tot zeventig, anno 2009 zijn er nog ongeveer veertig kinderen.
5
Veelal zijn dit kinderen die naast hun visuele beperking een bij komende problematiek hebben op medisch, pedagogisch of sociaal gebied. De implicatie daarvan voor het internaat is een verdichting van de opvoedingsproblematiek, meer orthopedagogisch werken en een individueel handelingsplan, dat regelmatig via groeps- en teambesprekingen wordt geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. De groepsleiding speelt hierbij de centrale rol, daarin ondersteund door de orthopedagoog en andere deskundigen. Dagbehandeling Vanaf 1984 kreeg het internaat in Grave er een functie bij: de begeleiding van de externe leerlingen van de school zowel tussen de middag als buiten de schooltijden. Ten gevolge van de uitbreiding van de mogelijkheid van taxivervoer was het aantal externe leerlingen sterk toegenomen, begin jaren tachtig tot ruim zestig. Deze kinderen maakten lange dagen, omdat ze
De eerste tien bewoners waren afkomstig van De Wijnberg. Al
vaak ’s morgens en ’s middags meer dan een uur in de taxi zaten.
snel groeide het aantal bewoners tot rond de tachtig, voor het
Er was duidelijk behoefte aan een meer gestructureerde en op
meren deel kinderen. In 1966 werd de aan het instituut verbonden
de individuele kinderen toegesneden opvang tussen de middag,
school Markendalen opgericht. Voor de volwassen bewoners was er
waarin zowel plaats was voor zelfstandigheidstraining als
het dagactiviteitencentrum. Door de bouw van nieuwe paviljoens
ontspanning. Begin 1984 stelde het Verbindingskantoor
kon het aantal plaatsen in 1984 worden uitgebreid tot 120. In de
hiervoor financiële middelen ter beschikking, waardoor de
jaren negentig werd begonnen met ‘flexzorg’, zoals naschoolse,
‘tussen-de-middag-opvang’ zich kon ontwikkelen tot
weekend- en vakantieopvang. In de tweede helft van de jaren
dagbehandeling tussen de middag en voor veel kinderen ook
negentig kwam de ambulante, regionale hulpverlening op gang,
op woensdagmiddag. Veel aandacht werd besteed aan
die later werd ingebouwd in de regionale centra van Sensis.
75
Leren toeren op de tandem.
De Vlasborch
brochure met het programma voor het schooljaar 1990-1991: ruim
Tenslotte kwam er in 2007 een derde woon- en dagvoorziening
zestig cursussen, zowel gericht op kinderen, ouders en begeleiders
bij na de fusie met de Vlasborch, een centrum op het gebied van
in de vroegbegeleiding, als op kinderen, ouders en onderwijs -
ver blijf, verpleging en verzorging van senioren en (begeleid)
krachten uit het regulier onderwijs. Vaak was er op dezelfde dag
zelfstandig wonen voor volwassenen met een visuele beperking
een aparte cursus voor de kinderen en een aparte voor de ouders.
in Vught.
Op basis van evaluaties van de deelnemers werden de opzet en
De Vlasborch bestaat onder de huidige naam sinds 1997 en ligt
inhoud van de diverse cursussen regelmatig bijgesteld en werden
in het centrum van Vught, dit in tegenstelling tot de oude
er nieuwe cursussen aan het programma toegevoegd.
behuizing, De Steffenberg, die in het bosrijke buitengebied van Vught lag. Het centrum omvat een verzorgingshuis voor 62
Van Cursuscentrum naar Sensis Academie
cliënten en twee andere woonvormen, waar ongeveer 40
In 2006 werd het cursuscentrum onderdeel van de sector Innovatie
volwassenen zelfstandig wonen. Naast deze bewoners is er een
& Expertise. Naast cursussen voor cliënten werd er, zij het nog op
grote groep cliënten die voor dagactiviteiten naar het centrum
bescheiden schaal, op het cursuscentrum een beroep gedaan om
komt. Hoog in het vaandel staat: samenwerking van cliënten en
bijscholing van medewerkers te organiseren.
medewerkers met familieleden en mantelzorgers.
In 2007 werd de opdracht opnieuw geformuleerd en uitgebreid. De naam cursuscentrum veranderde in Sensis Academie, een
Het Cursuscentrum
naam die meer recht deed aan de nieuwe taakstelling: naast het
Op de Europese conferentie over integratie van visueel
organiseren van cursussen voor cliënten werd het organiseren
gehandicapte leerlingen in het regulier onderwijs in 1986 in
van cursussen voor medewerkers nu expliciet een taak van deze
Barcelona werd door enkele deelnemers uit Denemarken en
afdeling. Er werd een innovatieve visie op leren ontwikkeld, leren
Zweden gerapporteerd over de taak en de functie van een cursus-
in de meest brede zin van het woord: van ervaringsleren tot het
centrum binnen het systeem van geïntegreerde opvoeding en
verwerven van theoretische kennis, afgestemd op de behoeften
onderwijs. In die landen was het een onmisbaar onderdeel voor
van de ver schillende doelgroepen.
alle betrokkenen: kinderen, ouders, leerkrachten en anderen.
Een begin werd gemaakt met het ter beschikking stellen van de
In 1987 maakten leden van de directies van instelling en school
expertise van Sensis voor zorgverleners buiten de instelling. Ook
een studiereis naar Denemarken en Zweden om nader kennis te
treedt de Sensis Academie op als organisator van symposia en
maken met de werkwijze van dergelijke cursuscentra. Het was al
congressen.
snel duidelijk dat dit ook voor Theofaan een zinvolle aanvulling op het hulpverleningspakket zou kunnen zijn. Een van de mede werkers van de Theofaanschool Louis Braille kreeg als opdracht
Ambulante hulpverlening
voorbereidingen te treffen voor zo’n eigen cursus centrum. Het zou een project worden van instelling en school samen, toen nog
Vroegbegeleiding
twee onafhankelijke stichtingen.
De eerste ambulante activiteiten dateren uit het begin van de
Het cursuscentrum ging van start met ingang van het schooljaar
jaren zestig. Toen werd in De Wijnberg gestart met de Voorzorg,
1989-1990. Degene die de voorbereidende werkzaamheden had
de zorg voor jonge visueel gehandicapte kinderen in de thuis -
verricht, werd aangesteld als hoofd. Zij maakte het programma en
situatie, voorafgaand aan en ter voorbereiding op plaatsing op het
nodigde medewerkers van instelling en school uit voor het geven
instituut, dit vaak al op vierjarige leeftijd. Hiervoor waren twee
van de diverse cursussen. In mei 1990 verscheen de eerste cursus-
medewerkers beschikbaar: een zogenaamde home-trainster en een
76
5] Cliënten nemen deel aan de cursus opbouwen en onderhouden van een persoonlijk netwerk. 6] Computergroep Sittard komt elke donderdag bij elkaar.
1] Workshop vrijetijdsbesteding Eindhoven. 2] Cliënte probeert de Victor Trekker uit, een nieuw elektronisch hulpmiddel. 3] Zelfstandigheidstraining. 4] Cliënten De Vlasborch maken een uitstapje met het openbaar vervoer.
1
2
6
5
3
4
77
Deel 3 Van Theofaan via Sensis naar Visio
1
2
parttime orthopedagoog. Henricus startte met deze activiteit in
In de jaren negentig zien we een uitbreiding van het takenpakket
1976. Op het moment van de fusie tussen Henricus en De Wijnberg
van het team kinderzorg, zoals het team vroegbegeleiding was
waren er ongeveer zeventig kinderen in begeleiding.
gaan heten. Het betrof met name de samenwerking met
Vanaf begin jaren tachtig ontwikkelde zich deze voorzorg naar een
instellingen voor kinderen met meervoudige beperkingen
eigenstandige vorm van hulpverlening: de vroegbegeleiding,
(kinderdagverblijven, orthopedagogische dagcentra, revalidatie-
deskundige begeleiding van ouders en kind ter bevordering van
centra, audiologische centra enzovoorts). De belangrijkste
een optimale ontwikkeling van het kind nu met als doel het zo
activiteit die Sensis aan deze instellingen levert, is het screenen
zelfstandig mogelijk functioneren in reguliere voorzieningen als
van het visueel functioneren van kinderen als basis voor een
kinderopvang, crèche en reguliere basisschool.
adequate begeleiding van deze kinderen. Jeugdzorg
4
De ontwikkeling van de extramurale dienstverlening aan kinderen en jongeren in de schoolleeftijd kreeg aanvankelijk geen prioriteit, omdat voor deze kinderen een beroep gedaan kon worden op de ambulante onderwijskundige begeleiding. Het was echter al lang duidelijk, dat veel van deze kinderen naast onderwijskundige begeleiding ook hulp nodig hadden op het gebied van oriëntatie en mobiliteit, algemene dagelijkse vaardigheden, sociale vaardig heden enzovoorts en wel in nauwe samenwerking met de ambulante onderwijskundige begeleiding. In 1991 werd op basis van een daarop betrekking hebbende notitie het besluit genomen om in 1992 op twee regionale centra een team jeugdzorg te formeren. Toen na een jaar bleek dat dit duidelijk in een behoefte voorzag, zijn ook op de andere centra dergelijke teams gestart. In 1999 werd deze samenwerking tussen onderwijs en dienst verlening tot een van de doelstellingen van Sensis geponeerd in Deze vorm van begeleiden heeft een enorme vlucht genomen:
de nota Eén cliënt, één regie.
van ongeveer zeventig kinderen begin jaren tachtig tot
In de daaropvolgende jaren kwam er een steeds beter lopende
ongeveer driehonderd kinderen tien jaar later. Twee belangrijke
samenwerking tussen jeugdzorg en onderwijs. Zowel ten aanzien
ontwikkelingen: kinderen werden op steeds jongere leeftijd
van de diagnostiek als ten aanzien van de begeleiding vulden zorg
aangemeld en het percentage meervoudig gehandicapte kinderen
en onderwijs elkaar aan. Vanaf 2005 werden vier- tot zesjarige
steeg tot boven de zestig.
kinderen op school begeleid door de ambulante onderwijskundige
In 1984 stelde het Verbindingskantoor extra middelen ter
begeleiding en in de thuissituatie door het team jeugdzorg.
beschikking om deze vorm van hulpverlening uit te breiden. Vanaf 1985 kreeg ieder regionaal centrum een multidisciplinair team
Volwassenenzorg
voor vroegbegeleiding. Later werden deskundigen op het gebied
Tot 1988 werd de zorg voor visueel gehandicapte volwassenen
van begeleiding van meervoudig gehandicapte kinderen van
verricht door de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening
De Blauwe Kamer aan deze regionale teams toegevoegd.
aan blinde en slechtziende volwassenen, de SMD, een stichting
78
3
1] Zelfstandig leren reizen met het openbaar vervoer. 2] Leerlingen maken de lunch tijdens projectweek ‘fit en gezond’. 3] Training met DogSim als voorbereiding op de komst van een geleidehond.
4] Bij een visueelfunctieonderzoek worden onder andere gezichtsscherpte, gezichtsveld en contrast zien met speciale tests onderzocht. 5] Uitproberen van de beste verlichting bij persoonlijke verzorging.
6] In de lichtbelevingsruimten van de regionale centra in Breda en Eindhoven krijgen cliënten en professionals antwoord op verlichtingsvragen.
gevestigd in Amsterdam met als medewerkers maatschappelijk
waren dit de afdelingen met verreweg de meeste aanmeldingen
werkers en home-teachers, die verspreid over het land vanuit
en cliënten. Met name het aantal volwassenen van 70+ en 80+
hun thuissituatie werkten. Enkelen van hen waren al vóór 1988
nam explosief toe. Werden er in 1988 ruim 450 nieuwe cliënten
bij een van de regionale centra van Theofaan gedetacheerd.
aangemeld, vijf jaar later was dit aantal al verdubbeld en in 1998
In de nieuwe Regeling verzorging visueel gehandicapten, die op
waren het er bijna 1200. Inmiddels (2008) is dit aantal aan -
1 januari 1988 van kracht werd, ging de dienstverlening aan blinde
meldingen gestegen tot boven de 3500. Er is een duidelijke toe -
en slechtziende volwassenen deel uitmaken van het takenpakket
name van het aantal cliënten met niet-aangeboren hersen letsel.
van Theofaan. De medewerkers van de SMD traden in dienst van
Veel aandacht wordt besteed aan het vergroten van de deskundig -
Theofaan. In ieder regionaal centrum werd een team voor de vol-
heid van de medewerkers om deze mensen te begeleiden.
wassenenzorg geformeerd, bestaande uit maatschappelijk werkers,
De laatste jaren zijn vragen op het gebied van arbeid een belang -
zelfstandigheidstherapeuten en een psycholoog, die tevens
rijk speerpunt. Behalve advies over aanpassingen op de werkplek
functioneerde als behandelingscoördinator. Indien nodig kon
komen er steeds meer vragen om begeleiding bij reïntegratie.
5
een beroep gedaan worden op andere deskundigen van de instelling, zoals low-visionspecialisten en ict-deskundigen.
6
Hiervoor werden in 1988 meer dan tien nieuwe medewerkers aangesteld. Allen volgden zij een opleiding van drie maanden in het revalidatiecentrum voor blinde en slechtziende volwassenen Het Loo Erf in Apeldoorn. Naast de ambulante dienstverlening werd een nieuwe vorm van begeleiding geïntroduceerd: de dagbehandeling. Daartoe werden op de regionale centra adequate ruimtes ingericht, onder andere instructiekeukens. Later startten maatschappelijk werkers met groepswerk, onder meer gericht op de verwerkingsproblematiek. Ook de intakes hadden sinds 1991 meer en meer op het centrum plaats. Om bekendheid te geven aan deze vorm van dienstverlening werd er veel tijd geïnvesteerd in de voorlichting aan oogartsen en dienstverlenende instellingen voor senioren. In 1993 en volgende jaren werd er een gerichte voorlichtingscampagne gevoerd onder de titel Oog voor ouderen, met goed voorbereide voorlichtings-
Nieuw (2007) zijn de lichtbelevingsruimten in de regionale centra
markten in ruim honderd gemeenten in het werkgebied van
te Breda en Eindhoven. Hier worden verschillende thuis situaties
Theofaan. Voor deze campagne is een speciale videoproductie
nagebootst, waardoor de cliënt de vele mogelijkheden die
gemaakt eveneens onder de titel Oog voor ouderen. Van De Stem
verlichting biedt aan den lijve kan ervaren.
van Grave verscheen bij gelegenheid van deze campagne een extra twintig pagina’s tellend nummer met veel informatie over
Afdelingen Informatie & Voorlichting
de dienstverlening aan ouderen met een visuele handicap. Dit
Sinds 1981 functioneerde er in Vught een informatiecentrum voor
nummer werd tijdens de campagne op grote schaal verspreid.
blinden en slechtzienden, het zogenaamde Info-Vught. Dit was een
Al heel snel na de start van de afdelingen voor volwassenenzorg
initiatief van de gezamenlijke Vughtse instellingen voor blinden en
79
Periodieken De Bisschoppelijke Blinden Commissie gaf vanaf 1888-1950 het Jaarverslag van het Instituut of Gesticht voor R.K. Blinden te Grave uit, bedoeld om de lezers op de hoogte te houden van het wel en wee van Sint Henricus en De Wijnberg en ze mede daardoor tot financiële hulp en geestelijke steun te (blijven) bewegen. Vanaf 1951 werd dit jaarlijks bericht vervangen door een driemaandelijks tijdschrift met dezelfde opzet, De Stem van Grave
slechtzienden. Mensen konden er terecht voor allerhande informa-
(met in de loop der jaren als alternatieve titels De
tie en er was een permanente tentoonstelling van hulpmiddelen
Stem uit de blindeninstituten van Grave, De Stem
voor blinden en slechtzienden. Dit centrum bleek in een grote
uit de blindeninstituten van Nijmegen en van
behoefte te voorzien. Toen Theofaan in 1984 besloot tot de oprich-
Grave en De Stem uit de instituten voor visueel
ting van het eerste regionaal centrum (RC) in Sittard, was het dan
gehandicapten van Grave & Nijmegen). Dit tijd-
ook vanzelfsprekend dat ook daar zo’n afdeling moest komen. In
schrift verschijnt tot op de dag van vandaag; het
het voorjaar van 1985 traden de twee eerste infomedewerkers in
wordt uit gegeven door de Katholieke Stichting
dienst, in juni daaropvolgend werd de info-afdeling geopend. De
voor Blinden en Slechtzienden als opvolgster van
toenmalige landelijke stichting HBS (Hulpmiddelen voor blinden
de Bisschoppelijke Blinden Commissie. In 1960 had
en slechtzienden) stelde een uitgebreid pakket hulpmiddelen ter
het blad meer dan 50.000 abonnees, in 1970 had
beschikking. In 1987 werd een soortgelijke afdeling in het RC
het er 125.000; anno 2009 zijn het er 19.000.
Breda en in 1988 in het RC Grave ingericht. Info-Vught verhuisde
Daarnaast verschenen als informatieblad:
naar Eindhoven en werd daar onderdeel van het RC Eindhoven.
1990-1995: Kijk op Theofaan. Tijdschrift over zorg
De info-afdelingen worden druk bezocht zowel door cliënten, vaak
en onderwijs aan blinde en slechtziende kinderen
begeleid door een familielid, als door andere hulpverleners, vooral
en jongeren voor ouders, leerkrachten en externe
uit de thuiszorg en verzorgingshuizen. Verder worden er door de
relaties, zes keer per jaar 1996-2003: De Kijk.
medewerkers regelmatig voorlichtingsbijeenkomsten verzorgd
Regionale Instelling Theofaan en
en wordt door middel van een stand acte de présence gegeven
Onderwijsinstelling Convergo (vanaf 2001: ‘Sensis’),
op tal van beurzen en tentoonstellingen.
vier keer per jaar
Meer dan zeventig procent van de cliënten, die een info-afdeling
1997-1999: ZiensWijs. Tijdschrift voor oudere blinden
bezoeken is ouder dan 65 jaar, ongeveer dertig procent is ouder
en slechtzienden in gedrukte én gesproken vorm,
dan 80 jaar en ongeveer tweederde van de cliënten is vrouw.
uitgegeven in samenwerking met het Centrum voor Gesproken Lektuur, nu Dedicon, zes keer per jaar.
Afdeling low vision
2004-2009: Sensis Magazine. Informatieblad voor
In 1990 startte Theofaan met het verrichten van low-vision -
relaties van Sensis, vier keer per jaar.
onderzoek. Eerst alleen in Grave en Sittard en, bij wijze van experi-
Van 1954-1965 verscheen bovendien: Van Hart
ment, in de ziekenhuizen van Venlo en Venray. De onderzoeken
tot hart: contactorgaan van St. Henricus en
zouden gedaan worden door de orthoptiste van Theofaan en een
De Wijnberg.
daarvoor in Sittard nieuw aangestelde optometrist. In Eindhoven functioneerde op dat moment het Visuologisch Advies Centrum (VAC), als onderdeel van het Audiologisch Centrum aldaar. De financiering van dit centrum stond onder druk en er werd op aangedrongen dat Theofaan de financiering op zich zou nemen. Na intensief overleg werd medio 1994 besloten dat de medewerkers van het VAC in dienst zouden treden van Theofaan en dat zij een rol zouden gaan spelen bij de verdere ontwikkeling van het low-visiononderzoek voor Theofaan als geheel, niet alleen in Eindhoven.
80
1] Jaarlijks bezoeken vele cliënten de afdelingen informatie & voorlichting van de regionale centra voor meer informatie over voorzieningen of het uitproberen van hulpmiddelen.
2] Door low-visiononderzoek wordt gekeken hoe het resterend gezichtsvermogen met hulpmiddelen optimaal gebruikt kan worden.
Het doel van het low-visiononderzoek is de nog aanwezige visus
2
met behulp van adequate hulpmiddelen te optimaliseren. Met name het punt verlichting blijkt in dit kader zeer belangrijk. Gedurende het eerste volledige jaar dat deze afdeling functioneerde, werden er ruim 300 onderzoeken verricht, in 1998 waren dat er al tien maal zoveel: ruim 3100. De laatste tien jaar is de inhoud van het low-visiononderzoek verder ontwikkeld. Op alle regionale centra zijn onderzoeksruimtes ingericht en is de samenwerking met verwijzende oogartsen en optometristen aanzienlijk verbeterd. Ook de inhoud van het onderzoek is in beweging. Zo wordt onder meer specifiek onderzoek verricht naar visuele functies bij mensen met niet-aangeboren hersenletsel. Er wordt tijdens het low-visiononderzoek intensief samengewerkt met andere disciplines, zoals psycholoog en ergotherapeut. In samenwerking met collega-instellingen is een curriculum verlichting ontwikkeld voor nieuwe medewerkers. In samenwerking met de Hogeschool Utrecht zijn stagemogelijkheden gecreëerd voor studenten om ervaring op te doen met het
Kwaliteitsbeleid
low-visiononderzoek. Voor leveranciers van hulpmiddelen is de afdeling low vision uit -
Regelgeving en deskundigheidsbevordering
gegroeid tot een belangrijke gesprekspartner bij de ontwikkeling
Op Theofaan was en op Sensis is alles gericht op kwaliteit in
van nieuwe hulpmiddelen.
dienstverlening en onderwijs. Interdisciplinair, professioneel en cliëntgericht werken zijn de toetsstenen voor het dienst verleningsproces en de omgang met cliënten. In de loop van de
1
afgelopen jaren zijn daarover verschillende nota’s geschreven die in dezen richtinggevend zijn. De nota Cliënttraject werd in 1998 feestelijk opgeleverd tijdens een werkconferentie voor alle medewerkers in Veldhoven. In de nota Eén cliënt, één regie (1999) worden zorg- en onderwijsplannen samengevoegd tot één handelingsplan als basis voor de integratie van zorg en onderwijs. In 2003 verscheen de nota Sensis op koers, strategisch beleidsplan 2004-2007, waarin op basis van relevante externe ontwikkelingen en een schets van waar Sensis op dat moment stond een tiental toekomstgerichte beleidsdoelen werden geformuleerd, die in de daarop volgende jaren richting moesten geven aan de verdere ontwikkelingen. Bij dat alles neemt deskundigheidsbevordering van de mede werkers een zeer belangrijke plaats in.
81
Deel 3 Van Theofaan via Sensis naar Visio
1] De Centrale Cliëntenraad: v.l.n.r. Peter Michels (voorzitter), Bert Slegten horst, Paul Welsing, Peter de Waard, Peter Beijers (voorzitter Raad van Bestuur), Herman Evers, Anette Mc Gillavry (notuliste).
2] Sensis International heeft projecten in onder andere: Tibet, 3] Tanzania, 4] Polen. 5] Ambulant onderwijskundig begeleider in Tanzania.
Innovatie & Expertise
Sinds eind 1992 was er ook een cliëntenraad ten behoeve van de
Rond 2005 groeide binnen Sensis de overtuiging dat de
volwassenenzorg. Deze bestond uit twee afgevaardigden van de
ontwikkeling van de specialistische vakkennis en het vermogen
vier regionale cliëntencontactgroepen van de regionale centra.
om goed en tijdig te innoveren van eminent belang zijn voor het
Beide groeperingen hadden het recht twee personen voor te
voortbestaan van de organisatie. In dit kader werd besloten een
dragen voor het bestuur van Theofaan, en één lid voor de
aparte sector Innovatie en Expertise op te zetten. Deze sector zou
klachtencommissie.
een nevenschikkende positie krijgen naast het primaire proces,
In 2002 is deze structuur gewijzigd: er kwam één centrale cliënten -
bestaande uit Extramurale Dienstverlening, Onderwijs en Woon-
raad met daaronder vier regionale cliëntenraden. De centrale
en Dag voor zieningen. In 2006 werd voor deze sector een directeur
cliëntenraad wordt sindsdien gevormd door vertegenwoordigers
aangetrokken, die onder meer tot taak kreeg het organiseren van
van de lokale cliëntenraden. Mede op basis van de Wet Mede -
activiteiten en processen die nodig zijn om innovatie structureel
zeggenschap Cliënten Zorginstellingen is op 30 september 2002 de
in de organisatie in te bedden. Vanaf 2007 is het de kleine sector
nieuwe samenwerkingsstructuur met Sensis officieel vastgesteld.
I & E die, in samenwerking met deskundigen die werkzaam zijn in de diverse sectoren van het primair proces, de infrastructuur
Ondernemingsraad en medezeggenschapsraad
vorm geeft.
Beide raden functioneren al sinds eind jaren zeventig. Bij fusies speelden en spelen deze raden een belangrijke rol en hebben de medewerkers er ook veel belangstelling voor. Dat gold bij het
1
ontstaan van Theofaan en later van Sensis, en ook nu bij de fusie van Sensis met Visio en De Brink. Door uiteenlopende wettelijke kaders ligt samenwerking tussen beide raden niet voor de hand, met name door verschillen in bevoegdheden, ofschoon er veel informeel overleg tussen beide raden is.
Internationale activiteiten Theofaan International Toen dr. Gresnigt, de toenmalige directeur van Theofaan, in 1991 gevraagd werd om voor de periode 1992-1997 voorzitter te worden van ICEVI-Europe (International Council for the Education of people
Medezeggenschap
with Visual Impairment), stemde het bestuur daarmee in, ook als hij binnen die periode zijn directeurschap zou beëindigen. Toen hij
Cliëntenraad
per 1 juli 1994 ontslag nam, was dat aanleiding voor het bestuur de
Al sinds de jaren zeventig kenden Henricus en De Wijnberg een
internationale activiteiten van Theofaan, inclusief de activiteiten
oudervereniging. Zij waren nauw betrokken bij de fusie van de
die voortvloeiden uit het Europees voorzitterschap van ICEVI, onder
beide instituten. Vanaf 1990 is er bij ieder regionaal centrum een
te brengen in een aparte stichting, Theofaan International (TI).
oudercontactgroep, waarvan een afgevaardigde lid is van het
Theofaan was internationaal actief vanaf medio jaren tachtig met
bestuur van de oudervereniging.
projecten in Tanzania en India. In 1990, kort na de val van de
82
2
3
4
Berlijnse muur, kwamen daar ook projecten in Centraal- en
hij zijn activiteiten tot ICEVI. Er werd een nieuw hoofd voor TI
Oost-Europa, met name in Polen en Roemenië bij. In die landen
aangesteld. Toen ook werd besloten, dat de stichting Theofaan
was na 1990 een grote honger naar kennis en expertise op het
International zou fuseren met Theofaan zelf waardoor het een
gebied van opvoeding van en onderwijs aan blinde en slechtziende
afdeling van Theofaan werd onder directionele verantwoordelijk-
leerlingen. TI, al dan niet in directe samenwerking met ICEVI,
heid. Na de fusie van Theofaan, De Blauwe Kamer en Convergo
organiseerde allerlei vormen van kennisoverdracht zoals uit -
kreeg TI een nieuwe naam: International Projects.
wisselingsprogramma’s, seminars, cursussen en conferenties. Hoogtepunten waren de Europese conferenties van ICEVI in 1995
Sensis International
in Boedapest en in 2000 in Krakau, respectievelijk met 400 en
De naam International Projects werd later veranderd in Sensis
600 deelnemers, waarvan beide keren ongeveer 40 procent uit
International (SI). Het team van Sensis International bestaat uit
Centraal- en Oost-Europa; dit was mogelijk omdat hun kosten
een kleine vaste staf en een pool van vijftien gespecialiseerde
werden betaald door diverse Nederlandse fondsen.
medewerkers vanuit de Sensisorganisatie. Per project word een
De contacten in Zuid-India, gestart in 1987, lopen door tot op
team van deskundigen samengesteld. Elke drie jaar wordt deze
de dag van vandaag, met name een project op het gebied van
expertpool vernieuwd.
cataractoperaties, waardoor per jaar 1500 tot 2000 mensen
Waren de activiteiten van TI aanvankelijk hoofdzakelijk gericht op
worden geopereerd, hetgeen impliceert dat ze weer in hun
kinderen, bijvoorbeeld vroegbegeleiding, SI richt zich uitdrukkelijk
levensonderhoud kunnen voorzien
ook op volwassenen.
Op de wereldconferentie in 1997 werd dr. Gresnigt voor een
De samenwerkingspartners zijn organisaties voor blinden en
nieuwe periode van vijf jaar herkozen. In overleg met de toen -
slechtzienden, die samen met SI nieuwe revalidatie- en onderwijs-
malige directie legde hij zijn functie van hoofd TI neer en beperkte
vormen willen ontwikkelen en invoeren in hun land. SI biedt scholing, adviseert in beleidskwesties en wisselt kennis en ervaring uit over nieuwe ontwikkelingen.
5
De financiering van de projecten en activiteiten van SI gebeurt door twee aan Sensis gelieerde fondsen: De Katholieke Stichting voor Blinden en Slechtzienden en de stichting Vrienden van Sensis. Daarnaast worden enkele grote projecten gefinancierd door de Nederlandse overheid en door de Europese Unie. De laatste jaren is de nadruk minder komen te liggen op klein schalige losse projecten en meer op langdurige ondersteuning van de partners. Verder heeft het ontwikkelen van netwerken in de regio’s waar SI actief is meer aandacht gekregen. Sensis Inter national is de laatste jaren actief in meer dan twintig landen.
83
Deel 3 Van Theofaan via Sensis naar Visio
Directie, bestuur en toezicht 1982 – 2009
Directie en Raad van Bestuur Theofaan | De Blauwe Kamer Theofaan Groep | Sensis | VisioSensisDeBrink Groep | Koninklijke Visio • De heer dr. H.A.A. Gresnigt directeur Henricus 1977 – 1982 algemeen directeur Theofaan 1982 – 1994 • De heer H.A.J. de Kok
Directie Theofaanschool Louis Braille | Convergo • de heer C. Dominicus directeur voortgezet speciaal onderwijs 1982 – 1989 • mevrouw M.A. van Wielink directeur school slechtziende leerlingen 1982 – 1989 • de heer P.A. Versantvoort directeur school blinde leerlingen 1982 – 1989
directeur De Wijnberg 1966 – 1982
algemeen directeur Theofaanschool Louis Braille 1989 – 1995
directeur Theofaan 1982 – 1983
algemeen directeur Convergo 1995 – 2000
• Mevrouw J.H.M. Deleersnijder algemeen directeur Theofaan 1994 – 1999
Bestuur Stichting Theofaan 1982 – 1998
Raad van Bestuur De Blauwe Kamer Theofaan Groep 1998 – 1999
De heer prof.dr. B.M.F. van Iersel, voorzitter
1982 – 1992
De heer prof.dr. A.J.M. Plasschaert, voorzitter
1992 – 1998
De heer drs. A. van Kerkoerle
1982 – 1983
• De heer J. van den Bosch Raad van Bestuur De Blauwe Kamer Theofaan Groep 1998 – 2000 • De heer drs. P.H. Beijers
De heer drs. R.P.M. Peters
1982 – 1984
voorzitter Raad van Bestuur De Blauwe Kamer Theofaan Groep
De heer A.F. Retz
1982 – 1984
1999 – 2000
Mevrouw drs. T.M.P. Saris
1982 – 1985
voorzitter Raad van Bestuur Sensis 2000 – 2007
De heer W.A.M. Thijssen
1982 – 1987
vice-voorzitter Raad van Bestuur VisioSensisDeBrink Groep 2007
De heer drs. Th. Walraven
1982 – 1988
Frater P.J.A. van der Westen
1982 – 1984
De heer drs. F.W.G. van Workum
1982 – 1984
De heer prof.dr. C.F.M. van Lieshout
1983 – 1997
De heer drs. J.J.C.M. van Waes
1985
De heer Mr. M.M.A. Prop
1985 – 1988
• Mevrouw drs. A.M.M de Goeij Raad van Bestuur Sensis lid ad interim 2000 – 2001 • Mevrouw W.G. Briedé Raad van Bestuur Sensis 2001 – 2006 • De heer drs. M de Bruine MBA voorzitter Raad van Bestuur VisioSensisDeBrink Groep 2007 – • De heer L. ter Heide Raad van Bestuur VisioSensisDeBrink Groep 2007 – 2008 • De heer A.J.G. Triepels MHA Raad van Bestuur VisioSensisDeBrink Groep 2007 –
84
Mevrouw A.P.J. Bosch
1985 – 1991
De heer G.C.M. Hansen
1987
De heer ir. H.F.H. Slangen
1987 – 1991
De heer drs. H. Wieringa
1988 – 1998
De heer drs. H.W. Bakker
1989 – 1998
De heer drs. E.J.H. van Kordelaar
1989 – 1998
De heer A.J.C.A. Nooijens
1989 – 1997
De heer B.A. Oosterlaar
1989 – 1996
De heer drs. J.A. Raymakers
1989 – 1993
De heer M.P. Rijk
1989 – 1997
De heer F.M.J. Schröder
1991 – 1997
De heer. H.W.A.M. Coonen
1992 – 1998
De heer H.P.M. van Hulsbeek
1993 – 1998
Raad van Toezicht De Blauwe Kamer Theofaan Groep
Raad van Toezicht VisioSensisDeBrink Groep 2007 –
1998 – 2000
In de loop van 2009 wordt de naam Koninklijke Visio
Mevrouw S.E.A. Noorman-den Uyl, voorzitter
1998 – 2000
Mevrouw S.E.A. Noorman-den Uyl, voorzitter
2007 –
De heer drs. H.W. Bakker
1989 – 2000
De heer A.C. Booij
2007 –
De heer. H.W.A.M. Coonen
1992 – 2000
De heer drs. A.M. Bartray
2007 –
De heer mr. W.H.L. Jurgens
1998 – 2000
Mevrouw drs. Y. Koster-Dreese
2007 –
De heer drs. K.M. van Kampenhout
1998 – 2000
De heer prof.dr. R.M. Lapré
2007 – 2009
De heer drs. E.J.H. van Kordelaar
1989 – 2000
De heer mr. J.B.W.M. Kemperink
2007 –
De heer drs. L.W.J. Mertens
1998 – 2000
De heer drs. P.A. Gille
2007 – 2009
De heer prof.dr. A.J.M. Plasschaert
1998 – 2000
De heer drs. H.J. van der Hoek
2007 –
De heer dr. K.A. Soudijn
1998 – 2000
De heer mr. Th.A.G.M. van de Weijsen
1998 – 2000
Raad van Toezicht Sensis 2000 – 2007 Mevrouw S.E.A. Noorman-den Uyl, voorzitter
2000 – 2007
De heer drs. H.W. Bakker
2000 – 2001
De heer ir. C. van Beusekom
2000 – 2001
De heer dr. H.W.A.M. Coonen
2000 – 2003
De heer mr. W.H.L. Jurgens
2000 – 2003
De heer drs. E.J.H. van Kordelaar
2000 – 2004
De heer prof.dr. A.J.M. Plasschaert
2000 – 2003
Mevrouw P.L.M. Houtman-van Veghel MBA MA
2002 – 2007
Mevrouw drs. I.J. Scharree
2002 – 2007
De heer drs. A.M. Bartray
2003 – 2007
De heer mr. O.G. Brouwer
2004 – 2005
De heer prof.dr. G.H.M.B. van Rens
2004 – 2007
De heer A.C. Booij
2007
De heer drs. J.G.M. Godschalx
2007
85
Tijdslijn 1784 – 2009
1784 Valentin Haüy richt in Parijs het ‘Institution des Enfants Aveugles’ op, het eerste blindeninstituut.
1808 In Amsterdam begint W. Holtrop een ‘Inrigting’ voor blinden. Op neutrale grondslag krijgen twee blinde jongens en een blind meisje als eersten een paar uur les per dag, thuis bij de leraar, J. van Wijk.
1859 Oprichting in Grave van Sint Henricus, ‘Rooms Catholijke Liefdadige Instelling tot het opvoeden van blinden, wezen en verlatene jongens’, onder leiding van de Fraters van Tilburg. Vernoemd naar de patroonheilige van drie leden van het geslacht De la Geneste: Henricus, dochter Henriëtte en klein zoon Henri. Het instituut gaat van start met vijf blinden. Kort daarvoor overlijdt Henriëtte de la Geneste.
1809 Louis Braille wordt geboren, drie jaar later raakt hij blind door een ongeluk met een priem.
1837 De definitieve versie van het brailleschrift, een schrift systeem van zes punten, drie in de hoogte en twee in de breedte, is klaar.
1842 Oprichting van het eerste rooms-katholieke blinden instituut van Nederland, in Laren.
1868 Frater Chrysostomus van de Ven vindt een hand drukpers voor brailleschrift uit en begint op Sint Henricus een brailledrukkerij die werk gaat bieden aan twee tot vijf blinden.
1873 De fraters beginnen met lager onderwijs voor zienden in Grave, eerst aan arme jongens, in 1876 ook aan burgerjongens.
1880 1848 Oprichting in Grave van De Wijnberg als instelling voor onderwijs aan meisjes uit alle standen, onder leiding van de Zusters van Liefde uit Tilburg.
Henri de la Geneste overlijdt. Voor een deel van zijn erfenis heeft hij vastgelegd dat het ten goede moet komen aan zorg voor blinde meisjes in De Wijnberg.
1882 1853 Sluiting van het instituut in Laren.
86
De Wijnberg wordt naast onderwijsinstituut voor ziende meisjes ook instituut voor onderwijs aan en zorg voor blinde meisjes en vrouwen. Aan het eind van het jaar verblijven er drie blinden.
1883 De afdeling van de kweekschool van de fraters, opgericht in 1876, vertrekt naar Oss, zodat het blinden instituut meer ruimte krijgt.
1884 Bij het zilveren jubileum telt Sint Henricus vijfentwintig blinden.
1893 Sint Henricus breidt zijn gebouwen weer uit. Begin van de borstelfabricage op Sint Henricus.
1894 De Wijnberg betrekt een nieuw gebouw.
1895 1886 Op het Internationale Congres van Blindenleraren in Keulen wordt bepaald dat het brailleschrift geleidelijk het reliëfschrift zal gaan vervangen. In Grave is het brailleschrift meteen al favoriet geweest. Oprichting van de Bisschoppelijke Blinden Commissie, die geld gaat werven voor de bekostiging van de instituten in Grave. Vanaf 1888 in heel Nederland actief.
Oprichting van de eerste Nederlandse Blindenbond in ’s-Gravenhage.
1900 De eerste instituuts- en uitleenbibliotheken van brailleboeken worden opgericht. De zusters van De Wijnberg beginnen een bewaarschool voor blinde jongens en meisjes in de kleuterleeftijd. Zijn de jongens zeven, dan stappen ze over naar Sint Henricus.
1901 1888 Een eerste uitbreiding van de gebouwen van Sint Henricus - in de voortuin - is veel te beperkt. Het instituut opent tevens een kostschool voor jongens uit de middenstand. Dit levert zowel extra in komsten als een groter plaatsgebrek op. De Bisschoppelijke Blinden commissie publiceert haar eerste jaarverslag over de instituten in Grave.
1889 Oprichting van de neutrale blindenbibliotheek in ’s-Gravenhage.
De leerplicht wordt ingevoerd. Kinderen zijn verplicht om zes jaar onderwijs te volgen, van hun zevende tot hun dertiende jaar. Deze plicht geldt niet voor blinde en doofstomme kinderen.
1906 De fraters schaffen een nieuwe Victoria-degeldrukpers aan.
1909 Sint Henricus bestaat vijftig jaar. De opbrengst van een geldinzamelingsactie valt enorm tegen. Invoering van de eerste schrijf- en braillemachines.
1910 De blinde kinderen van De Wijnberg maken een reisje met de stoomboot over de Maas: van Grave naar Mook.
1913 Meisjes van De Wijnberg doen eveneens een poging het sigaren maken onder de knie te krijgen. Ook dit mislukt.
1914 Het merendeel van de Tweede Kamer blijkt de blinden instituten in Grave - de grootste van het land niet te kennen.
1915 De huisbibliotheek van Sint Henricus wordt omgedoopt tot de r.k. Leen-bibliotheek van braillewerken.
1902 Uit plaatsgebrek wordt de kostschool gesloten, alle ziende bewoners van Sint Henricus verlaten de instelling. Vijf blinden op Sint Henricus krijgen les in sigaren maken, maar het blijkt geen succes.
1903 De Fröbelmethode wordt in gevoerd voor de kleine blinden van De Wijnberg.
1918 Frater Adrianus Kemps richt de Vereeniging Le Sage ten Broek-bibliotheek op en begint met het brailletijdschrift De Godsdienstvriend.
1919 Oprichting van de r.k. Blindenbond Sint Odilia.
1924 Onderwijs aan blinde kinderen valt onder het buitengewoon lager onderwijs; het Rijk vergoedt de salarissen van de onderwijzers en centrale scholen ontvangen per leerling jaarlijks 25 gulden als tegemoetkoming. Meisjes van De Wijnberg bezoeken een inwoner van Grave om een radiouitzending te beluisteren. Een jaar later heeft het instituut zelf een radio.
1932 Het Amsterdamse blinden instituut verhuist naar Huizen.
1933 De nieuwbouw van De Wijn berg is gereed, met aparte afdelingen voor de ‘meer levenlustige jongeren’ (20 tot en met 40 jaar) en de ‘stemmige, kalmere oudjes’ (40 tot en met 60 jaar). Oprichting van de R.K. Blinden raad, Centraal Orgaan voor het R.K. Blindenwezen in Nederland.
1925 Sint Henricus houdt een persconferentie om de erbarmelijke behuizing van het instituut onder de aandacht te brengen.
1927 Vier leerlingen van De Wijnberg behalen het diploma typiste.
1928 Een aantal meisjes van De Wijnberg verzorgt een radio-uitzending, met muziek en zang.
1939 De schoolvakantie wordt verlengd vanwege de inkwartiering van militairen in de instituten.
1940 De Duitsers vallen Nederland binnen, de religieuzen en blinden vertrekken op 12 mei naar Eikenburg in Eindhoven, een week later keren ze terug.
W. Janssen en G. de Laat van Sint Henricus krijgen als eerste blinden een aanstelling bij Philips.
1945 In augustus herneemt het leven op de blindeninstituten zijn gewone gang. Frater Theophaan Verhoeven treedt aan als frater-directeur van Sint Henricus.
Gereedkoming van de nieuwbouw van Sint Henricus aan de Hoofschestraat in Grave, gelegen voor de bestaande gebouwen.
87
1935 Sint Henricus begint met een weverij.
1936 De Wijnberg begint met een klas voor blinde meisjes met een verstandelijke beperking.
1937 Sint Henricus begint een middenstandsopleiding.
Voor het eerst nemen zes blinden deel aan het middenstandsexamen. De Nederlandse blinden instituten en blinden organisaties richten de Stichting Het Nederlands Blinden wezen op, die een intermediair wordt met de regering.
1948 Het eeuwfeest van De Wijnberg als instituut wordt groots gevierd.
1949 De Nederlandse Blindenraad wordt opgericht, het begin van landelijk overleg en krachtenbundeling tussen alle verschillende organisaties en instellingen voor blinden en slechtzienden.
1930 Oprichting van de NoordBrabantse Blindenzorg vereniging Sint Antonius van Padua. Deze vereniging zet zich speciaal in voor loonarbeid voor thuis werkende blinden.
De leerplicht voor blinde kinderen wordt ingevoerd.
1943 De Wijnberg biedt onderdak aan jonge kinderen met een verstandelijke beperking van Jonkerbosch in Nijmegen.
1934 Sint Henricus bestaat 75 jaar. Het feest is sterk naar buiten gericht, met de verkoop van ansichtkaarten, een brochure Jubileerende Blinden, en een gedenkboek Geschiedenis en Cultuur van een Blinden wereld. De KRO verzorgt radiouitzendingen, onder andere over een feestavond op 23 september.
1947 De wet ‘Plaatsing mindervalide arbeidskrachten’ treedt in werking en geeft mensen met een beperking recht op passend werk.
1946 Prinses Juliana bezoekt De Wijnberg.
De Wijnberg begint met de opleiding Nederlandse Handelscorrespondentie.
1950 Gemeenten worden wettelijk verplicht de volledige exploitatiekosten voor het buitengewoon onderwijs te vergoeden. Grave kan een deel van de kosten voor Sint Henricus en De Wijnberg verhalen op de woongemeenten van de leerlingen. De psychologe dr. Sis Heyster begint met consulten in de instituten. De eerste Gemeentelijke Sociale Werkvoorziening wordt geopend. Veel blinden en slechtzienden vinden werk in deze werkplaatsen.
1951 De Stem van Grave begint te verschijnen.
1952 De zusters richten een speciale slechtziendenschool in. Ook de fraters beginnen met onderwijs aan slechtzienden.
1953 De fraters richten een speciale slechtziendenschool in in de gebouwen van de vroegere lagere school voor ziende jongens (die nieuwbouw krijgt). De GSW-subsidieregeling gaat ook gelden voor de werkplaats van Sint Henricus.
1955 Rinus Rijk neemt in Grave voor Blindenbibliotheek Le Sage ten Broek het allereerste Nederlands gesproken boek op: De oude man en de zee, van Ernest Hemingway. Het hoofdbestuur van de Fraters van Tilburg besluit op Sint Henricus geen volwassen blinden meer op te nemen. De jongeren worden ingedeeld in vier groepen: 6- tot 10-jarigen, 11- tot 14-jarigen, 15- tot 17jarigen en 18- tot 21-jarigen.
1956 Blinden beneden een bepaalde inkomensgrens ontvangen de zogenaamde Blindenrente, als basis van bestaanszekerheid. Sinds 1965 vervangen door de Algemene Bijstandswet. Op Sint Henricus komt de eerste maatschappelijk werkster in dienst. De werkplaats van De Wijn berg krijgt rijkssubsidie.
1957 Sint Henricus begint met een eigen ulo. De eerste drie jaar volgen de leerlingen hun oplei ding op het instituut, het vierde en laatste jaar op de stads-ulo in Grave. Ook deze school stond onder leiding van de fraters. Op De Wijnberg treedt de eerste parttime maat schappelijk werkster in dienst. In elke provincie worden blindenbemiddelaars aan gesteld bij de gewestelijke arbeidsbureaus. De gemeentelijke werk voorziening gaat van start.
1958 Sint Henricus begint met een lts als dochter onder neming van de zienden-lts in Wijchen. De mandenmakerij wordt opgeheven.
1959 Sint Henricus viert zijn eeuwfeest. Koningin Juliana bezoekt het instituut. Het feestcomité ‘100 jaar Ere schuld’ slaagt er niet in de verwachte opbrengsten aan financiële middelen voor een verbouwing bijeen te krijgen. De bisschop van ’s-Hertogen bosch dringt aan op nauwere samenwerking, eventueel zelfs een bestuurlijke fusie, tussen De Wijnberg en Sint Henricus. Onderling wantrouwen staat dit in de weg. Er verschijnt een gedenkboek met wetenschappelijke artikelen over allerlei facetten van de zorg voor blinden en slechtzienden.
88
1960 Vergevorderde plannen voor nieuwbouw in Grave van Sint Henricus worden verworpen omdat de beschikbare ruimte te klein is. Het hoofdbestuur van de fraters besluit op zoek te gaan naar een bouwterrein in Nijmegen.
1966 Sint Henricus verhuist naar een nieuwe locatie in Nijmegen. De naam is vanaf nu Henricus. Ook de brailledrukkerij en de bibliotheek verhuizen mee. De Wijnberg bouwt een nieuw internaat en klooster.
1962 Frater-directeur Theophaan vertrekt bij Sint Henricus, hij gaat naar de missie in Kenia.
In Breda wordt Markendalen opgericht, als instellingsschool van De Blauwe Kamer.
De Wijnberg betrekt een nieuw schoolgebouw op het terrein van het voormalige Rustoord.
De laatste volwassen bewoners van het tehuis in Grave verlaten Henricus.
De Prinses Margriet Francisca school start in Rotterdam. De school is een dochter van de Prins Alexander Stichting, een intramurale voorziening met een school voor slechtziende kinderen in Huis ter Heide.
1963 Het aantal blinden op Sint Henricus is 48, acht meer dan in 1948. Er zijn 103 slecht zienden, 71 meer dan in 1948.
1967
De eigen lts van Henricus wordt opgeheven, het aantal leerlingen liep enorm terug. De nieuwbouw van De Wijn berg is geheel voltooid.
1969 De Le Sage ten Broekbibliotheek wordt een af zonderlijke stichting.
Oprichting van de Nederlandse Vereniging van Blinden en Slechtzienden (NVBS), een fusie tussen de Nederlandse Blindenbond, Sint Odilia en Petronella Moens, een ver eniging van blinde academici. De Christelijke Blinden bond doet op het laatste moment niet mee.
De oudervereniging van De Wijnberg wordt opgericht.
Ook in Eindhoven en Grave worden regionale centra geopend.
1988 De scholen van Theofaan voor speciaal onderwijs (een voor blinde kinderen, een voor slechtziende) en voortgezet speciaal onderwijs gaan op in de Theofaanschool Louis Braille.
1978 De Fraters van Tilburg vertrekken uit Henricus.
1989 Het cursuscentrum in Grave gaat van start.
1979 Ziekenfonds BAZ, financier van zowel De Wijnberg als Henricus, onderneemt een derde fusiepoging. Op 1 augustus krijgt de ambulante onderwijsbegeleiding (AOB) een wettelijke basis.
1980 De Zusters van Liefde ver trekken uit De Wijnberg.
1990 Theofaan begint in Grave en Sittard met low-vision onderzoek. Elk regionaal centrum krijgt een oudercontactgroep.
1992 De Cliëntenraad voor volwassenenzorg wordt geïnstalleerd.
1993 1982 De Wijnberg en Henricus fuseren onder de nieuwe naam Theofaan, vernoemd naar de oud-directeur van Sint Henricus, frater Theophaan Verhoeven.
1973 Als eerste blinde leerling van De Wijnberg gaat Anja de Vos rechtstreeks van de Odaschool naar het reguliere vwo in Uden.
1986 Oprichting van een tweede regionaal centrum, in Breda.
1987 1977
1968 De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten wordt ingevoerd. Door deze wet worden voortaan ook verpleeg- en internaatskosten volledig door het Rijk gefinancierd. Henricus en De Wijnberg zijn daardoor niet langer mede afhankelijk van particuliere steun.
1964 Oprichting van De Blauwe Kamer in Breda. De eerste bewoners van deze instelling voor mensen met een visuele en verstandelijke beperking zijn afkomstig van Grave.
1976 Ook de tweede fusiepoging tussen Henricus en De Wijnberg loopt op niets uit.
Visio, Bartiméus en Theofaan krijgen elk een deel van Nederland toegewezen. Het Loo Erf draagt zijn extra murale taken in Gelderland over aan Theofaan.
1994 Het honderdjarig bestaan van De Wijnberg als blinden insti tuut wordt in stilte gevierd.
1985 Het eerste regionaal centrum van Theofaan in Sittard is een feit.
Theofaan International wordt opgericht. De medewerkers van het Visuologisch Advies Centrum in Eindhoven treden in dienst van Theofaan en gaan de spil vormen van het lowvisiononderzoek voor geheel Theofaan.
1995 Convergo wordt opgericht, een volledige fusie tussen de Prinses Margriet Francisca school in Rotterdam, de school Markendalen in Breda en de Theofaanschool Louis Braille in Grave.
1998 De afdelingen volwassenenzorg begroeten bijna 1200 nieuwe cliĂŤnten, in 1988 waren dat er met 450 veel minder. Het aantal low-visiononderzoeken in Eindhoven stijgt nog explosiever: 300 in 1994, 3100 in 1998.
2001 Sensis wordt opgericht, een samengaan van De Blauwe Kamer, Convergo en Theofaan.
2007 Door bestuurlijke fusie ontstaat de VisioSensisDe Brink Groep. Fusie tussen Sensis en de Vlasborch, verzorgingshuis voor 60 senioren en woon vormen voor 40 volwassen bewoners met een visuele beperking in Vught.
2008 In ’s-Hertogenbosch wordt een vijfde regionaal centrum geopend.
2009 Fusie tussen Sensis, De Brink en Visio. De nieuwe organisatie gaat verder onder de naam Koninklijke Visio.
89
Verantwoording
De hoofdstukken over Sint Henricus en De Wijnberg in dit boek zijn geschreven door drs. J.C. Klein MME respectievelijk mw. drs. H.H.J.M. Brans op basis van hun beider ongepubliceerde doctoraalscripties: J.C. Klein, St. Henricus, instituut voor visueel gehandicapten. De Graafse periode. 1859-1966, 1983. H.H.J.M. Brans, Van noodlijdende medemens tot zelfstandige medeburger. Zorg voor en onderwijs aan blinde meisjes en vrouwen op het instituut De Wijnberg in Grave in de periode van 1882 tot 1982, 2007. Beide auteurs samen tekenen voor de Proloog. Hun scripties kunnen worden geraadpleegd in de vestiging Grave van het Brabants Historisch Informatie Centrum. Het Intermezzo Van Sint Henricus naar Henricus is geschreven door dr. H.A.A. Gresnigt op basis van informatie van oudgedienden. Het hoofdstuk Van Theofaan via Sensis naar Visio is eveneens ge schreven door dr. H.A.A. Gresnigt, met als uitgangspunt zijn boek: Tien jaar Theofaan. 1982-1992. Van schoolinternaat voor blinde en slechtziende kinderen naar centrum voor hulpverlening aan blinde en slechtziende kinderen en volwassenen, Grave 1993. De tijdslijn is samengesteld door drs. J.H.M. van Enckevort.
90
Colofon
Dit is een publicatie van Sensis in samenwerking met de Stichting
Met dank aan
Graeft Voort. De uitgave van dit boek werd mogelijk gemaakt
Annemarie Bardoel, Cecile Beckers, Wim van Damme,
dankzij financiering door de Stichting Vrienden van Sensis.
Betty Essers, Fred van Gennip, Marcel Janssen, Jeanette Lozen, Anette Mc Gillavry, Henk van Kuppevelt, Anke Mennen, Peter Michels, Jan Ottevanger, Wim Pierik, Carina Poels, Teja Ras, Fridy van Reen, Irma van Rijen, Rinus Rijk, Hans Ritmeester, Jan Willem Schuurman, Henk Smits, Jan Timmermans, Rob Willers | Fraters van Onze Lieve Vrouw Moeder van Barmhartigheid, Tilburg | Zusters van Liefde van Onze Lieve Vrouw Moeder van Barmhartigheid, Tilburg | Katholiek Documentatie Centrum,
Sensis
Nijmegen | Stichting Graeft Voort, Grave.
Organisatie voor zorg, onderwijs en diensten aan slechtziende en blinde mensen
Productiebegeleiding
St. Elisabethstraat 4
Marianne van Duijnhoven, Sensis.
Postbus 54, 5360 AB Grave T 088 – 5858585
Fotografie
www.sensis.nl
Peter Beijers (68-4, 68-5) | Inge Hondebrink (76) | Frank Muller (62, 68-2, 68-6, 72-3, 74-1, 75-3, 77-1, 77-5, 78-3) |
In de loop van 2009 gaat Sensis samen met Visio en De Brink
Rob Oostwegel (77-2) | Boyd Smith (75-4, 75-5, 77-4, 79-5, 79-6) |
verder onder de naam Koninklijke Visio, expertisecentrum voor
Annelies Zonneveld (68-1, 78-2).
blinde en slechtziende mensen.
Het fotomateriaal in dit boek is afkomstig uit de collecties van Sensis en van de Stichting Graeft Voort, de archieven van
Graeft Voort
Henricus in Nijmegen (Katholiek Documentatiecentrum) en Tilburg
De Stichting Graeft Voort, opgericht in 1977, stelt zich als doel
(generaal archief van de Fraters van Tilburg) en uit het generaal
de belangstelling voor de Graafse geschiedenis in brede kring
archief van de Zusters van Liefde te Tilburg. De genoemde
te bevorderen door het doen van historisch onderzoek, het uit -
collecties en archieven zijn niet openbaar toegankelijk.
geven van publicaties en het exploiteren van het Graafs Museum in een fraaie 17de eeuwse stadspoort.
Vormgeving Weijsters & Kooij vormgevers, Grave.
Auteurs Henny Brans, Herman Gresnigt, Hans Klein.
Druk Deckers Snoeck NV, Antwerpen.
Eindredactie Leny van Lieshout.
ISBN 978-90-76898-08-7
Redactie
Š Sensis 2009
Leny van Lieshout, Marianne van Duijnhoven.
92
Sensis_jubboek_schutvellen
7-5-2009
18:38
Pagina 5
Sensis_jubboek_schutvellen
7-5-2009
18:38
Pagina 1
Sensis_jubboek_schutvellen
7-5-2009
18:38
Pagina 7
Sensis_jubboek_omslag_plano
8-6-2009
15:21
Pagina 1
In dit boek wordt de soms bewogen maar altijd inspirerende geschiedenis van Sint Henricus, De Wijnberg en hun nazaten beschreven. In 2009 is het honderdvijftig jaar geleden dat de Fraters van Tilburg in Grave arriveerden om zich te wijden aan de opvoeding van blinde jongens op Sint Henricus. Enkele jaren later, in 1882, volgden ook de Zusters van Liefde met zorg en onderwijs 1982 op in Theofaan. Sindsdien is de dienstverlening aan blinde en slechtziende mensen samen met andere organisaties en later in de fusie-organisatie Sensis uitgewaaierd over Zuid-Nederland. Na de fusie tot Koninklijke Visio in de loop van 2009 wordt dat zelfs heel Nederland. Zo werd en wordt vanuit Grave onder diverse namen, maar met dezelfde inzet en toewijding steeds opnieuw vormgegeven aan de oude idealen. Vele blinde en slechtziende mensen hebben sinds 1859 in de Graafse instellingen gewoond, geleerd, gespeeld en gewerkt. Aanvankelijk vooral binnen de muren van de instituten, later meer en meer ook daarbuiten en tegenwoordig zoveel mogelijk geïntegreerd in de samenleving. ‘De Stamboom van Sensis’ laat zien hoe elke tijd zijn eigen aanpak kent, maar ook hoe er continuïteit is in gedrevenheid en enthousiasme. De Stamboom van Sensis is een uitgave van Sensis in samenwerking met de Stichting Graeft Voort.
150 jaar zorg en onderwijs voor blinden en slechtzienden in Grave
voor blinde meisjes in De Wijnberg. Beide instituten gingen in
De stamboom van Sensis |
zorg, onderwijs en diensten voor slechtziende en blinde mensen
De stamboom van Sensis 150 jaar zorg en onderwijs voor blinden en slechtzienden in Grave
150 jaar zorg en onderwijs voor slechtzienden en blinden in Grave. Uitgave ter ere van het 150-jarig bestaan van Sensis.
Published on Jun 8, 2009
150 jaar zorg en onderwijs voor slechtzienden en blinden in Grave. Uitgave ter ere van het 150-jarig bestaan van Sensis.