P-o-e-zine, no.5 Wind

Page 1


Colofon Teksten/redactie, Bert Waber, Nancy Meelens & Derrel Niemeijer Lay-out, Vincent Jongman Medewerkers: Paul Sterk, Els den Os, Vincent Jongman, Nancy Meelens, Gert Vanlerberghe, Derrel Niemeijer, Willem Adriaans, Bert Waber, Cor Roosenberg, Jan van Well, Pim Leefsma, Anke Cant, Carl Nel, AndrĂŠ Schmucki, Bart Padberg, Yon la Rotta, Bianca Hazenberg, Guido Utermark, Jef Lenaerts, Simone VanEssen, Bert Deben, Johan Visschers, Geert Wouters, Sunset, Pat Spitaels, Leny Jansen, Alexander Franken, Magdalena de Coninck, Jelmer van Lenteren, Only Mie, Elbert Gonggrijp, Kees van Meel, Frans Terken, Helle van Aardeberg, Ephraim de Rooij, Ruud Poppelaars, Marion Steur, Janine Jongsma, Pieter Drift, Manja Herstel, Lieneke Derks, Mark Boninsegna, Thomas James Egerton, Kristine Ram, Wouter van Heiningen, Anneke Haasnoot, Marleen Ooms, Magda Thomas, Rick Baggermans, Grim Bouwmeester, Ronald Offerman, Barend van der Merwe, Mart stel, Jessika Hauge, Inge Boulonois, Dorine Lintelo, Gino Weenen, Maxime Gulikers, Marianne Wulms-Hovens, Manuel Suurhoff, Alex Brusse, Gianne Roelofs, Menno Olde Riekerink, Von Solo and last but not least Pastuiven.



Met alle winden meewaaien

Voor een dag van morgen

Met het thema ‘Wind’ voor de Poëzine nummer 5 heeft de redactie voor een universeel thema gekozen. Wind is overal, iedereen kent het, wind kent geen grenzen en is zelfs als het windstil is aanwezig (in het woord). Over Wind in de poëzie is veel te zeggen. In Nederland is de wind altijd een belangrijke (economische) factor geweest, we zijn tenslotte het land van de molens waarmee we de strijd tegen het water voerden, waarmee onze polders droog werden gehouden, waarmee het graan werd gemalen. En zonder wind geen molens. Daarnaast is Nederland zo plat als een dubbeltje (op wat lichte heuvels na)en daar heeft de wind dan ook al snel de vrije hand.

Wanneer ik morgen doodga, vertel dan aan de bomen hoeveel ik van je hield. Vertel het aan de wind, die in de bomen klimt of uit de takken valt, hoeveel ik van je hield. Vertel het aan een kind, dat jong genoeg is om het te begrijpen. Vertel het aan een dier, misschien alleen door het aan te kijken. Vertel het aan de huizen van steen, vertel het aan de stad, hoe lief ik je had.

Wind, kortom, is een heel bekend en gekend thema. Ook in de poëzie. Sinds 2011 ben ik lid van het bestuur van de Stichting Ongehoord! en vanaf 2012 organiseren wij een poëziewedstrijd. Ook dit jaar. En wat wil het geval? Het thema voor de wedstrijd is dit jaar ‘Wind’. Niet minder dan 236 inzendingen kregen we binnen. Veel over wind in de bomen, wind aan het strand, wind op zee, wind in je haren maar ook variaties op wind als de windrichtingen, de wind in je hoofd, uit welke hoek de wind waait en nog vele andere. In de Nederlandse poëzie kennen we ook mooie voorbeelden van poëzie over wind. Door: Wouter van Heiningen

Maar zeg het aan geen mens. Ze zouden je niet geloven. Ze zouden niet willen geloven dat alleen maar een man alleen maar een vrouw dat een mens een mens zo liefhad als ik jou. Hans Andreus In het gedicht ‘Bloemen’ haalt Gerrit Achterberg een ander aspect van de wind aan.


Bloemen Bloemen, waarin wij bloeien zonder bodem, zijn onze leden in elkaar gevouwen en ons gelaat is niet meer te benoemen. Wij worden koning in elkanders bloed. Gronden, in schemering gehouden, met wind en eenzaamheid gevoed, vlijen zich open, horizonnen wijken en worden afgesponnen, er is geen landschap meer behoed voor deze enige getrouwe die overal zijn intocht doet. Als ik mijn eigen werk bekijk dan kom ik toch ook regelmatig gedichten tegen waarin de wind een rol speelt. Waarschijnlijk omdat ik dichtbij de zee woon en het in mijn woonplaats dientengevolge vrijwel altijd waait. In dit gedicht wordt het woord wind niet gebruikt maar je voelt dat de wind erin waait

dan valt het licht in het duistere dagdeel trekken kopjes terug in witgrijs verenkleed Tot slot mag het gedicht Liefde? van Juhasz Gyula niet ontbreken. Toen ik mijn derde bundel ging publiceren en naar een titel zocht moest ik aan een regel uit dit gedicht denken. Ooit vertaalde ik dit gedicht uit het Hongaars naar het Engels en weer naar het Nederlands. De regel (en dus de titel van mijn bundel) is ‘Zoals de wind in maart graven beroert’. Voor mij staat deze regel meer voor een zachte streling dan daadwerkelijk de letterlijke wind maar ik vond hem toch binnen het thema passen. Liefde? Ik weet niet wat het is, maar het is geweldig om op woorden van jou weg te dromen, zoals de wolken glanzen in de avondschemering, en over haar glinsterende sterren.

Stiltegebied Daar waar de mist het laagland raakt in onversneden flarden

Ik weet niet wat het is, maar het is lief, een glimp van jou, als ik naar je zoek, als een zonnestraal die weerkaatst op een dak, hoe zwak ook, zelfs als de avond valt.

waar krijsende meeuwen het wassende water markeren op hoog gelegen grenzen

Ik weet niet wat het is, maar ik voel, dat mijn leven weer prachtig is, je woorden die zijdezacht mijn hart strelen, zoals de wind in maart graven beroert.

streel je de kou van mijn handen, wrijf je leven in de leegte

Ik weet niet wat het is, maar het is geweldig, de zoete pijn, laat het pijn doen, ik laat het, deze dwaze passie, een vergissing, laat het, liefde zijn, vergeef me hiervoor


Anna in de wind

Windkracht acht

Het is windstil!!

Ze verrijst uit het achterland van Keent, Half gesluierd, in het wit op de belt, Waar een mistvlaag de sage vertelt Van de vrouw waaraan ze haar naam ontleent.

Zijn onschuld is de wind ontgroeid. Weg zomerse zoete zuchten... Storm geeft je achtergrondmuziek je hart eens lekker te luchten.

Scherpe woorden bedoeld om te snijden, te breken, te kraken et cetera . Ze ketsen van me af. Laat het niet toe dat ze me raken.

Tot de bruiloft van de molenaar Bleef ze blank en onbeschreven. Het bleek het keerpunt in haar leven: De thuiskomst van dit liefdespaar. De bruid wachtte een waardig onthaal: Haar naam werd aan de kap gekluisterd. Een trouwcadeau van haar gemaal. Wie haar in stilte bezoekt en goed luistert Hoort uit de velden een vervlogen verhaal En weet waarom de wind ‘Anna’ fluistert. Paul Sterk

Els den Os Als een stofje op mn blouse vaag ik ze weg. Blaas ik ze weg. Haal het grof geschut maar naar boven en doe je best, "Blaas en Bries". Ik hoor je niet. De wind draagt je bries niet. De wind is stil.

De Sint-Annamolen van Keent in Weert (NL) bleef de eerste 22 jaar naamloos. In 1934 trouwde molenaar Sjang Clijsters met Anna Truyen. Als huwelijkscadeau gaf hij de beltmolen de naam van zijn bruid. De helft van de Annamolen is wit gepleisterd.

Ny.


Dorine Lintelo


William Seward Burroughs II a.k.a. William Lee; February 5, 1914 – August 2, 1997) was an American novelist, short story writer, essayist, painter, and spoken word performer. A primary figure of the Beat Generation and a major postmodernist author, he is considered to be "one of the most politically trenchant, culturally influential, and innovative artists of the 20th century". His influence is considered to have affected a range of popular culture as well as literature. Burroughs wrote 18 novels and novellas, six collections of short stories and four collections of essays. Five books have been published of his interviews and correspondences. He also collaborated on projects and recordings with numerous performers and musicians, and made many appearances in films.

Early life and education

Burroughs was born in 1914, the younger of two sons born to Mortimer Perry Burroughs (June 16, 1885 – January 5, 1965) and Laura Hammon Lee (August 5, 1888 – October 20, 1970). The Burroughses were a prominent family of English ancestry in St. Louis, Missouri. His grandfather, William Seward Burroughs I, founded the Burroughs Adding Machine company, which evolved into the Burroughs Corporation. Burroughs' mother, Laura Hammon Lee, was the daughter of a minister whose family claimed to be related to Robert E. Lee. His maternal uncle, Ivy Lee, was an advertising pioneer later employed as a publicist for the Rockefellers. His father ran an antique and gift shop, Cobblestone Gardens; first in St. Louis, then in Palm Beach, Florida. As a boy, Burroughs lived on Pershing Ave. in St. Louis's Central West End. He attended John Burroughs School in St. Louis where his first published essay, "Personal Magnetism", was printed in the John Burroughs Review in 1929. He then attended the Los Alamos Ranch School in New Mexico, which was stressful for him. The school was a boarding school for the wealthy, "where the spindly

sons of the rich could be transformed into manly specimens". Burroughs kept journals documenting an erotic attachment to another boy. According to his own account, he destroyed these later, ashamed of their content. Due to the repressive context where he grew up, and from which he fled, that is,a "familywhere displays of affection were considered embarrassing", he kept his sexual orientation concealed well into adulthood, when he became a well known homosexual writer after the publication of Naked Lunch in 1959. Some[who?] say that he was expelled from Los Alamos after taking chloral hydrate in Santa Fe with a fellow student. Yet, according to his own account, he left voluntarily: "During the Easter vacation of my second year I persuaded my family to let me stay in St. Louis." Harvard University Burroughs finished high school at Taylor School in Clayton, Missouri, and in 1932, left home to pursue an arts degree at Harvard University, where he was affiliated with Adams House. During the summers, he worked as a cub reporter for the St. Louis Post-Dispatch, covering the police docket. He disliked the work, and refused to cover some events, like the death of a drowned child. He lost his virginity in an East St. Louis brothel that summer with a female prostitute he regularly patronized. While at Harvard, Burroughs made trips to New York City and was introduced to the gay subculture there. He visited lesbian dives, piano bars, and the Harlem and Greenwich Village homosexual underground with Richard Stern, a wealthy friend from Kansas City. They would drive from Boston to New York in a reckless fashion. Once, Stern scared Burroughs so much, he asked to be let out of the vehicle. Burroughs graduated from Harvard in 1936. According to Ted Morgan's Literary Outlaw, His parents, upon his graduation, had decided to give him a monthly allowance of $200 out of their earnings from Cobblestone Gardens, a tidy sum in those days. It was enough to keep him going, and indeed it guaranteed his survival for the next twenty-five years, arriving with welcome regularity. The


allowance was a ticket to freedom; it allowed him to live where he wanted to and to forgo employment. Burroughs's parents sold the rights to his grandfather's invention and had no share in the Burroughs Corporation. Shortly before the 1929 stock market crash, they sold their stock for $200,000. Europe After leaving Harvard, Burroughs's formal education ended, except for brief flirtations as a graduate student of anthropology at Harvard and as a medical student in Vienna, Austria. He traveled to Europe, an experience which proved a window into Austrian & Hungarian Weimar-era homosexuality; he picked up boys in steam baths in Vienna, and moved in a circle of exiles, homosexuals, and runaways. There, he met Ilse Klapper, a Jewish woman fleeing the country's Nazi government. The two were never romantically involved, but Burroughs married her, in Croatia, against the wishes of his parents, to allow her to gain a visa to the United States. She made her way to New York City, and eventually divorced Burroughs, although they remained friends for many years. After returning to the U.S., he held a string of uninteresting jobs. In 1939, his emotional health became a concern for his parents, especially after he deliberately severed the last joint of his left little finger, right at the knuckle, to impress a man with whom he was infatuated. This event made its way into his early fiction as the short story "The Finger". Beginning of the Beats Burroughs enlisted in the U.S. Army early in 1942, shortly after the bombing of Pearl Harbor brought the U.S. into World War II. But when he was classified as a 1-A Infantry, not an officer, he became dejected. His mother recognized her son's depression and got Burroughs a civilian disability discharge—a release from duty based on the premise he should have not been allowed to enlist due to previous mental instability. After being evaluated by a family friend, who was also a neurologist at a psychiatric treatment center, Burroughs waited five months in limbo at Jefferson Barracks outside St. Louis before being discharged. During that time he met a

Chicago soldier also awaiting release, and once Burroughs was free, he moved to Chicago and held a variety of jobs, including one as an exterminator. When two of his friends from St. Louis, Lucien Carr, a University of Chicago student, and David Kammerer, Carr's homosexual admirer, left for New York City, Burroughs followed. Joan Vollmer In 1944, Burroughs began living with Joan Vollmer Adams in an apartment they shared with Jack Kerouac and Edie Parker, Kerouac's first wife. Vollmer Adams was married to a GI with whom she had a young daughter, Julie Adams. Burroughs and Kerouac got into trouble with the law for failing to report a murder involving Lucien Carr, who had killed David Kammerer in a confrontation over Kammerer's incessant and unwanted advances. This incident inspired Burroughs and Kerouac to collaborate on a novel titled And the Hippos Were Boiled in Their Tanks, completed in 1945. The two fledgling authors were unable to get it published, but the manuscript was eventually published in November 2008 by Grove Press and Penguin Books. During this time, Burroughs began using morphine and became addicted. He eventually sold heroin in Greenwich Village to support his habit. Vollmer also became an addict, but her drug of choice was Benzedrine, an amphetamine sold over the counter at that time. Because of her addiction and social circle, her husband immediately divorced her after returning from the war. Vollmer would become Burroughs’ common-law wife. Burroughs was soon arrested for forging a narcotics prescription and was sentenced to return to his parents' care in St. Louis. Vollmer's addiction led to a temporary psychosis which resulted in her admission to a hospital, and the custody of her child was endangered. Yet after Burroughs completed his "house arrest" in St. Louis, he returned to New York, released Vollmer from the psychiatric ward of Bellevue Hospital, and moved with her and her daughter to Texas. Vollmer soon became pregnant with Burroughs's child. Their son, William S. Burroughs, Jr., was born in 1947. The


family moved briefly to New Orleans in 1948. Burroughs was arrested after police searched his home and found letters between him and Allen Ginsberg referring to a possible delivery of marijuana. Mexico and South America Burroughs fled to Mexico to escape possible detention in Louisiana's Angola state prison. Vollmer and their children followed him. Burroughs planned to stay in Mexico for at least five years, the length of his charge's statute of limitations. Burroughs also attended classes at the Mexico City College in 1950 studying Spanish, as well as "Mexican picture writing" (codices) and the Mayan language with R. H. Barlow. In 1951, Burroughs shot and killed Vollmer in a drunken game of "William Tell" at a party above the American-owned Bounty Bar in Mexico City. He spent 13 days in jail before his brother came to Mexico City and bribed Mexican lawyers and officials to release Burroughs on bail while he awaited trial for the killing, which was ruled culpable homicide. Vollmer’s daughter, Julie Adams, went to live with her grandmother, and William S. Burroughs, Jr., went to St. Louis to live with his grandparents. Burroughs reported every Monday morning to the jail in Mexico City while his prominent Mexican attorney worked to resolve the case. According to James Grauerholz, two witnesses had agreed to testify that the gun had gone off accidentally while he was checking to see if it was loaded, and the ballistics experts were bribed to support this story. Nevertheless, the trial was continuously delayed and Burroughs began to write what would eventually become the short novel Queer while awaiting his trial. However, when his attorney fled Mexico after his own legal problems involving a car accident and altercation with the son of a government official, Burroughs decided, according to Ted Morgan, to "skip" and return to the United States. He was convicted in absentia of homicide and was given a two-year sentence which was suspended. Although Burroughs was writing before the shooting of Joan Vollmer, this event marked him and, biographers

argue, his work for the rest of his life. After leaving Mexico, Burroughs drifted through South America for several months, looking for a drug called yagĂŠ, which promised the user telepathy. A book composed of letters between Burroughs and Ginsberg, The Yage Letters, was published in 1963 by City Lights Books. Beginning of literary career Burroughs later said that shooting Vollmer was a pivotal event in his life, and one which provoked his writing: I am forced to the appalling conclusion that I would never have become a writer but for Joan's death, and to a realization of the extent to which this event has motivated and formulated my writing. I live with the constant threat of possession, and a constant need to escape from possession, from control. So the death of Joan brought me in contact with the invader, the Ugly Spirit, and maneuvered me into a life long struggle, in which I have had no choice except to write my way out. Yet he had begun to write in 1945. Burroughs and Kerouac collaborated on And the Hippos Were Boiled in Their Tanks, a mystery novel loosely based on the Carr/Kammerer situation and that was left unpublished. Years later, in the documentary What Happened to Kerouac?, Burroughs described it as "not a very distinguished work". An excerpt of this work, in which Burroughs and Kerouac wrote alternating chapters, was finally published in Word Virus, a compendium of William Burroughs's writing that was published by his biographer after his death in 1997. Before Vollmer died, Burroughs had largely completed his first two novels in Mexico, although Queer was not published until 1985. Junkie was written at the urging of Allen Ginsberg, who was instrumental in getting the work published, even as a cheap mass-market paperback. Ace Books published the novel in 1953 as part of an Ace Double under the pen name William Lee, retitling it Junkie: Confessions of an Unredeemed Drug Addict (it was later republished as Junkie or Junky). Tangier


During 1953, Burroughs was at loose ends. Due to legal problems, he was unable to live in the cities towards which he was most inclined. He spent time with his parents in Palm Beach, Florida, and New York City with Allen Ginsberg. When Ginsberg refused his romantic advances, Burroughs went to Rome to meet Alan Ansen on a vacation financed from his parents' continuing support. When he found Rome and Ansen’s company dreary, and inspired by Paul Bowles' fiction, he decided to head for Tangier, Morocco. In a home owned by a known procurer of homosexual prostitutes for visiting American and English men, he rented a room and began to write a large body of text that he personally referred to as Interzone. Burroughs lived in Tangier for several months before returning to the United States where he suffered a combination of personal indignities and financial problems. Allen Ginsberg was at the time in California and refused to see him. A. A. Wyn, the publisher of Junkie, was not forthcoming with his royalties. Burroughs’ parents were threatening to cut off his allowance. To Burroughs, all signs directed a return to Tangier, a city where drugs were freely available and where financial support from his family would continue. He realized that in the Moroccan culture he had found an environment that synchronized with his temperament and afforded no hindrances to pursuing his interests and indulging in his chosen activities. In 1950, Robert Ruark had described the unbridled tenor of the Moroccan city in his syndicated column. Compared to Tangier, Ruark wrote, “Sodom was a church picnic and Gomorrah a convention of Girl Scouts.” The misogyny of the social structure also appealed to Burroughs’ innate distrust and fear of women. In Tangier, the ubiquitously veiled and shrouded woman loudly broadcast the subservient female role. He left for Tangier in November 1954 and spent the next four years there working on the fiction that would later become Naked Lunch, as well as attempting to write commercial articles about Tangier. He sent these writings to

Ginsberg, his literary agent for Junkie, but none were published until 1989 when Interzone, a collection of short stories, was published. Under the strong influence of a marijuana confection known as majoun and a German-made opioid called Eukodol, Burroughs settled in to write. Eventually, Ginsberg and Kerouac, who had traveled to Tangier in 1957, helped Burroughs type, edit, and arrange these episodes into Naked Lunch. Naked Lunch Whereas Junkie and Queer were conventional in style, Naked Lunch was his first venture into a non-linear style. After the publication of Naked Lunch, a book whose creation was to a certain extent the result of a series of contingencies, Burroughs was exposed to Brion Gysin's cut-up technique at the Beat Hotel in Paris in September 1959. He began slicing up phrases and words to create new sentences. At the Beat Hotel Burroughs discovered "a port of entry" into Gysin's canvases: "I don't think I had ever seen painting until I saw the painting of Brion Gysin." The two would cultivate a long-term friendship that revolved around a mutual interest in artworks and cut-up techniques. Scenes were slid together with little care for narrative. Perhaps thinking of his crazed physician, Dr. Benway, he described Naked Lunch as a book that could be cut into at any point. Although not considered science fiction, the book does seem to forecast—with eerie prescience—such later phenomena as AIDS, liposuction, autoerotic fatalities, and the crack pandemic. Excerpts from Naked Lunch were first published in the United States in 1958. The novel was initially rejectDed by City Lights Books, the publisher of Ginsberg's Howl; and Olympia Press publisher Maurice Girodias, who had published English-language novels in France that were controversial for their subjective views of sex and anti-social characters. But Allen Ginsberg worked to get excerpts published in Black Mountain Review and Chicago Review in 1958. Irving Rosenthal, student editor of Chicago Review, a quarterly journal partially subsidized by the university, promised to publish more


excerpts from Naked Lunch, but he was fired from his position in 1958 after Chicago Daily News columnist Jack Mabley called the first excerpt obscene. Rosenthal went on to publish more in his newly created literary journal Big Table No. 1; however, these copies elicited such contempt, the editors were accused of sending obscene material through the United States Mail by the United States Postmaster General, who ruled that copies could not be mailed to subscribers. This controversy made Naked Lunch interesting to Girodias again, and he published the novel in 1959. After the novel was published, it slowly became notorious across Europe and the United States, garnering interest from not just members of the counterculture of the 1960s, but also literary critics such as Mary McCarthy. Once published in the United States, Naked Lunch was prosecuted as obscene by the Commonwealth of Massachusetts, followed by other states. In 1966, the Massachusetts Supreme Judicial Court declared the work "not obscene" on the basis of criteria developed largely to defend the book. The case against Burroughs's novel still stands as the last obscenity trial against a work of literature—that is, a work consisting of words only, and not including illustrations or photographs—prosecuted in the United States. Afterwards all things started to bloom foor him. His later years in Kansas Burroughs moved to Lawrence, Kansas, in 1981 and lived the remainder of his life there, at 1927 Learnard Avenue. He once told a Wichita Eagle reporter that he was content to live in Kansas, saying, “The thing I like about Kansas is that it’s not nearly as violent, and it’s a helluva lot cheaper. And I can get out in the country and fish and shoot and whatnot.” In 1984 he signed a sevenbook deal with Viking Press after he signed with literary agent Andrew Wylie. This deal included the publication rights to the 1953 unpublished novel Queer. With this money he purchased a small bungalow for $29,000. He was finally inducted into the American Academy and Institute of Arts and Letters in 1983 after several

attempts by Allen Ginsberg to get him accepted. He attended the induction ceremony in May 1983. Lawrence Ferlinghetti remarked the induction of Burroughs into the Academy proved Herbert Marcuse's point that capitalistic society had a great ability to incorporate its one-time outsiders. Burroughs became a counterculture figure and inspired 1970s proto punk rock band Doctors of Madness. In the 1980s he collaborated with performers ranging from Bill Laswell's Material and Laurie Anderson to Throbbing Gristle, Disposable Heroes of Hiphoprisy and Ministry, and in Gus Van Sant's 1989 film Drugstore Cowboy, playing a character based on a short story he published in Exterminator!. In 1990, he released the spoken word album Dead City Radio, with musical back-up from producers Hal Willner and Nelson Lyon, and alternative rock band Sonic Youth. A collaboration with musicians Nick Cave and Tom Waits resulted in a collection of short prose, Smack My Crack, later released as a spoken word album in 1987. He also collaborated with Tom Waits and director Robert Wilson to create The Black Rider, a play which opened at the Thalia Theatre in Hamburg in 1990, to critical acclaim, and was later performed all over Europe and the U.S. In 1991, with Burroughs's sanction, director David Cronenberg took on the seemingly impossible task of adapting Naked Lunch into a full-length feature film. The film opened to critical acclaim. Burroughs's final filmed performance was in the music video for "Last Night on Earth" by Irish rock band U2, filmed in Kansas City, Missouri, directed by Richie Smyth and also featuring Sophie Dahl. Death Burroughs died in Lawrence, Kansas, on August 2, 1997, from complications of a heart attack he had suffered the previous day. He was interred in the family plot in Bellefontaine Cemetery in St. Louis, Missouri, with a marker bearing his full name and the epitaph "American Writer". After his death Since 1997, several posthumous collections of Burroughs's work have been published. A few months after his death, a collection


of writings spanning his entire career, Word Virus, was published (according to the book's introduction, Burroughs himself approved its contents prior to his death). Aside from numerous previously released pieces, Word Virus also included what was promoted as one of the few surviving fragments of And the Hippos Were Boiled in Their Tanks, a then-unpublished novel by Burroughs and Kerouac (ultimately, however, the complete work would be published in 2008). A collection of journal entries written during the final months of Burroughs's life was published as the book Last Words in 2000. Publication of a memoir by Burroughs entitled Evil River by Viking Press has been delayed several times; after initially being announced for a 2005 release, Web retailers such as Amazon.com indicated a 2007 release, complete with an ISBN number (ISBN 0670813516), but no such release has, to date, occurred. In December 2007, Ohio State University Press released Everything Lost: The Latin American Journals of William S. Burroughs. Edited by Oliver Harris, the book contains transcriptions of journal entries made by Burroughs during the time of composing Queer and The Yage Letters. In addition, special editions of The Yage Letters, Naked Lunch and Junkie/Junky have been published in recent years, all containing additional material and essays on the works. The complete Kerouac/Burroughs manuscript And the Hippos Were Boiled in Their Tanks was published for the first time in November 2008. In September 2010, Telos Publishing, a UK publisher, was scheduled to release the novel Rules of Duel, a previously unpublished late-60s collaboration between Burroughs and Graham Masterton. His Legacy Burroughs is often called one of the greatest and most influential writers of the 20th century, most notably by Norman Mailer whose quote on Burroughs, "The only American novelist living today who may conceivably be possessed by genius", appears on many Burroughs publications. Others consider his concepts and attitude more influential than his prose. Prominent admirers of Burroughs's

work have included British critic and biographer Peter Ackroyd, the rock critic Lester Bangs, the philosopher Gilles Deleuze and the authors J. G. Ballard, Angela Carter, Jean Genet, William Gibson, Alan Moore, Kathy Acker and Ken Kesey. Burroughs had a profound influence on the German writer Carl Weissner, who in addition to being his German translator was a novelist in his own right and frequently wrote cut-up texts in a manner reminiscent of Burroughs. Burroughs continues to be named as an influence by contemporary writers of fiction. Both the New Wave and, especially, the cyberpunk schools of science fiction are indebted to him. Admirers from the late 1970s—early 1980s milieu of this subgenre include William Gibson and John Shirley, to name only two. First published in 1982, the British slipstream fiction magazine Interzone (which later evolved into a more traditional science fiction magazine) paid tribute to him with its choice of name. He is also cited as a major influence by musicians Roger Waters, Patti Smith, Genesis P-Orridge, Ian Curtis, Lou Reed, Laurie Anderson, Tom Waits and Kurt Cobain. Drugs, homosexuality and death, common among Burroughs's themes, have been taken up by Dennis Cooper, of whom Burroughs said, "Dennis Cooper, God help him, is a born writer". Cooper, in return, wrote, in his essay 'King Junk', "along with Jean Genet, John Rechy, and Ginsberg, [Burroughs] helped make homosexuality seem cool and highbrow, providing gay liberation with a delicious edge". Splatterpunk writer Poppy Z. Brite has frequently referenced this aspect of Burroughs's work. Burroughs's writing continues to be referenced years after his death; for example, a November 2004 episode of the TV series CSI: Crime Scene Investigation included an evil character named Dr. Benway (named for an amoral physician who appears in a number of Burroughs's works.) This is an echo of the hospital scene in the movie Repo Man, made during Burroughs's lifetime, in which both Dr. Benway and Mr. Lee (a Burroughs pen name) are paged.


Cor Roosenberg


Exiles of love

H... rfst?

Biographlection

This broken pump is a leech, Craving the blood it has always lacked. Its swan song stuck on repeat, Fed by memories trampled underfoot.

Een zuchtje

I divine the future in the trees outside, in their skeletal branches and boughs and in their grey bark stretched taught around failed grafts and around knots - the marks of subterranean rage.

Van een blad Lichtbruin

Time is like the wind, Feeding on the flesh of sealed lips, Carrying the echo of a kiss Far away from where mouths used to meet. I feel the hammer of regret Hitting on the temple where love used to thrive With all pillars burned down In the fire of doubt and distress. Crickets and sparrows carry a message, But the cry of the lone eagle is all that remains. Be it torture, be it despair, It is all the ear can stomach. And so we plummet at an astonishing speed. Do falling angels in mid-air ever meet?

Verlaten Op de stoep Een schicht Van een wijnfolder Terwijl de zon Nog brandt Hard, onuitputtelijk Maar de herfst Staat voor de deur

Gert VanLerberghe anke cant

Underneath the shade less shrine, old doubts and fears bubble up. I toy with dark incantations, acts of contrition for creativity betrayed and the allocation of mental space to fruitless endeavours. Overhead, is the pointless, endless circling over shadow prey. And the last fibrous leaves know their time to fall: now - before this secular solstice. Carl Nel


Bert Waber


De wind

Op de wind

Wanneer de wind opsteekt

Scheert over Het water Ik zie een stromen Ik zie een strelen

stormvlagen

Wanneer de wind opsteekt takken breekt.

Het koude raakt het natte aan En toch Is geen van beiden aangedaan Enkel en alleen De kijker Wiens blikken over het water strijken Over de wind In alle rimpels zichtbaar Willem Adriaans

zullen me dragen op de wind

Door stervend groen geboren een openheid die blijft storen. Luister naar het ruisen en huilen. Onder een leegte kun je niet schuilen.

stormvloed ontmoet mijn spiegelbeeld

stormgeweld blootgesteld aan hevigheid

stormkracht wacht op de stilte

Bianca

Er schijnt maanlicht op een gebroken tak die daar ligt. Net of het de breuk wil strelen. Tijd zal de levenssappen stelen. De zonnestralen zullen morgen verdwalen. Zoals het bos was is het niet meer. Wat kraakte viel neer. Losgerukt, vrij. Het leven voorbij.

Lenjef


Een aantrekkelijk beeld van de toekomst Rood lint wappert takken wijzen in alle richtingen ik speur naar leven in lege flats de wind is opdringerig wolken volgen elkaar eenden zwemmen tegen de stroom het winkelcentrum als centrum tafels vol pulp u bent de taaltest positief gepasseerd hoe gaat het verder met je? ik ben een spannend boek aan het lezen mensen over de hele wereld krijgen te horen dat zo over 48 uur gaan sterven maar dan gaat het opeens over het geloof ze moeten bidden een raar boek dus ik hoop dat het nog anders afloopt

Ik open tijdelijk uw ogen

Plankruimte macht frei

Waar je naar kijkt dat zie je

Er loopt een oude magere man met een geopend blikje euroshopper cocktailworstjes over een kade hij voert een reiger die met zichtbaar plezier het doorgaande verkeer hindert

kijk maar u leest dit u staat hier omdat het hier staat als u de pijl volgt ziet u dat en dan koopt u een kopje thee omdat wij dat hier schenken

ik ben op de vlucht voor de werknemers van het monotone lawaai schrale wind tot aan de bibliotheek oplossing papierschaarste nabij kopieerapparaat er scharrelen bezoekers die zogenaamd reisboeken zoeken hardleerse moslima fluisteren iets over na Christus hun leven uit zich niet alleen in dunne boekjes de geschiedenis is echt niet mijn ding

Guido Utermark en niet daar Guido Utermark want daar liggen goedkope schelpen gratis schuim erbij en gure wind en meer zand dan u uw hele leven op kan Guido Utermark


Jan van Well


We zijn er bijna hoor

Zondag ga ik denk ik paardrijden

Mijn inspiratie is eb het voedsel Dextro wind is overvloed vlieg in luxe

Ze was de dochter van een beginnend beeldend knutselaar haar favoriete kleur infrarood

een kind verplaatst de zeebodem minimaal de horizon onderstreept een containerschip een vader legt enkele onverstaanbare woorden uit ratelend gaat de step verder ik vul mijn tas met sediment de laatste elektrische fietsen gaan voor een prikkie van de hand ik zie vandaag geen enkel verband mooi is ook dat je kunt kiezen zonder ingewikkelde handelingen Guido Utermark

dat kind was helemaal in de war ik zag aan haar gezicht dat het half zeven was in die koffieshop nam ze een flesje cola je denkt toch niet dat ze op Elvis valt ik heb meestal de radio wel aan de mensen praten met elkaar ze praten door en door lijken elkaar te begrijpen ze spelen met hun mobiele telefoon met iedereen ik voel me afwisselend een windmolen dan wel een kerncentrale Guido Utermark

Daar staat ie dan! stotend en krakend, maalt die ouwe knaap, decennialang, het gedorste graan. Op zondag ...doet die z'n best! ...met WIND IN DE ZEILEN! Men noemt 'em...de MOEDERMEULE! In GELRODE, zie je 'em staan! GERWOUT van LODEWIJCK de CORTENBERGH


Ik leef

de herfst is in het land

zonder gebeef

heel langzaam kleurt het land zich bont wil zich een laatste keer in schoonheid tonen voor dat de donkere winter komt dwarrelen de bladeren van de bomen

ontheemd dus angst is mij vreemd geen dwang geen klagend gezang een vrije geest verlost van het dwingende beest ik denk als een kind onschuldig en vrij als de wind

De wind in je haren met de wind in mijn handen woel ik de liefde door jouw mooie haren en laat de bladeren knarsen

reeds vult mijn hart met weemoed zich al kunnen nog wat zonnedagen komen een wilde wind waait door het land laat mij van gisteren – zomer dromen sunset 16-09-2013

door de frisse lucht om jou alleen te vertellen dat ik van je houd en vertel dit met een zucht met de wind in mijn handen

Pat spitaels waai ik al jouw verdriet de wijde wereld in zodat wij samen op een wolk verder kunnen waaien hou van mij Šleny kruis


Mart(sArts)


Yon la Rotta


Stormen

Donderwolk

Bezwangerde lucht.

als de stormen zijn verheven tot een lichtflits en nog meer voelt de regen als een waterval en ik vang elke druppel keer op keer

met alle stilte volg ik de wolken die mij vertellen van de donkerte die in aantocht is en de wind

als de engelen zingen en de hoorn is geblazen is de lucht bezwangert van de gekken de de dwazen

als de stormen zullen komen en Zeus is langs geweest kan ik alleen maar dromen dat de storm voorbij zal trekken ja dat hoop ik echt het meest want de angst van het niet kennen de bliksem die mij vangt in de netten van de druppels die verdampen op mijn warme huid en blijven ook het langst als de wind weer is gaan liggen en de rust is weergekeerd zal de hemel weer gaan blauwen en heb ik op een mooi natuurwonder geteerd. Šleny kruis

die is zo rustig en zo stil, maar ik zie de sterren nergens meer dat is wat ik nou zo mis geen maan geen zon geen ster alles lijkt zo somber de vogels zijn zo stil ik hoor de donder in de verte en wacht op wat de hemel boven mij wil de regen maakt de ramen tot tranen van weleer ik volg de sporen van het nat zijn naar beneden en zie ze nimmer meer de donder maakt een foto het flitsen maakt mij bang het zal niet lang meer duren voor de maan verschijnt dan is de angst verdwenen en ben ik niet meer bang voor de regen en de storm ik kijk omhoog naar het dreigende hemelgeweld de wind is eindelijk opgestoken en doet mee in het hemelse spel als ik had geweten dat het zo zou gaan regenen had ik mijn afspraak wel afgebeld.

en de wind zingt een lied voor de engelen tussen de mens want wij zijn niet van hier wij komen van ver van daar waar het altijd licht is en waar wij houden van elkaar en de wind geeft de tonen aan als de engelen zingen en de hoornen zich laten horen door de zuivere tonen te laten zuiveren door de lucht weet dat de liefde komt en gaat met een vleugje van een enkele zucht

maar daarom is houden van er niet minder om. Šleny kruis


De wind voert het woord. Hier aan de rivier, het water neemt je mee. Niet alleen naar iets hier verderop maar ook naar meer. Hoe je soms dingen ziet drijven die je niet helemaal kan thuisbrengen. Het zakje met de Arabische tekst of een blikje dat al jaren onderweg is. Bruin geroest schippert het zijn weg op de stromingen van de zee. Toch weet het nog niet waar het gaat aanleggen. Het thuisloze bestaan van drijvend afval. Geschiedenis verdronken in het immense van het ruime sop. Maar het ligt niet aan het water dat het nu hier is. Zonder de wind zouden ze allemaal niet aankomen waar er nu gelegen is. Ontastbaar grijp ik wel eens vast aan een zuchtje van dat wat ik niet kan vangen. Het glijdt weg en volgt mij. Wij willen wel bij elkaar zijn. De wind en ik. Het probleem is dat wij elkaar nog niet vertrouwen. Er mist een band doordat zij mijn gezicht wel kent maar ik nimmer het hare. Zij spuugt zo nu en dan wat spetters in het gezicht en zit mij meerdere malen tegen.Zonder haar echter kan ik niet verder. Geen verse lucht die piept in de oren.Drie maal eerder heb ik haar verzocht of ze niet stilletjes naast mij kwam liggen. Veel vaker nog lachte zij daar om. Ontkennend knikte ze haar hoofd. Althans dat is wat ik dacht te zien. In schimmen van takken. Zonder vrienden die haar bewegen blijft zij namelijk verscholen. Is zij nauwelijks zichtbaar.

Diezelfde vrienden vertelde mij over de dingen die zij lief heeft en haar hart aan geeft. Soms gaat ze liggen op de witte wolken die in haar schoot ronddartelen. Dagenlang wiegt zij ze tussen ruimte en land om te laten huilen als het haar niet zint. In deze stroom leeft er dan een stoot van opluchting, hoe zij nooit tevreden kan zijn. Er zal geen dag komen dat zij niet op een plek te vinden is maar altijd verder raast over vlaktes en door kieren. Dieptes verzwolgen door een eeuwige strijd in haar binnenste, zij durft niet te kiezen voor slechts 1 kant van de munt maar heeft liever een hele wereld. Noord, west, zuid, oost, elke richting is een keuze die niet door haar genomen wordt. Vaker nog geeft zij een zuchtje daar en briesje hier. Pakt een vlieger op van een klein mannetje, nauwelijks groter dan zijn fiets. Ook hij gaat in zijn leven merken dat er een kracht is waar geen vat op te krijgen is. In de molen op zijn derde levensjaar zag hij voor het eerst een klein wonder. Zonder kracht liep er door de felgekleurde wieken een magische truc. Nu twee jaar later pakt hij de vlieger om te zien of zij er nog steeds is. Met hetzelfde ontzag en nog meer verwondering laat hij de vingers slaan om zijn speelgoed, om te zien dat zij er nog steeds is. Met het touw tussen de vingers laat ook dit moment een groefje achter in de handpalmen van een jongen die zich nog vaak tot de lucht richt. Ik kijk nog elke dag naar boven en naar de lijnen die lopen van mijn polsen tot aan de vingertoppen. Probeer ergens tussen de hart en levenslijn te vinden waar mijn vlieger is gebleven.


Pim Leefsma


Gedicht voor hyenahaters In de westelijke Sahara zag ik een verwarde naakte man met een geladen waterkarabijn een hyena achterna zitten In oostelijke richting Vrouwen jagen niet geweld zit niet in hun genen verward lijken ze ook nooit behalve als ze richting zoeken

Hoe jij waait 1

Hoe jij waait 2

Een buitenstaander ben jij.

Een buitenstaander ben jij.

Alles wuif je weg. Je woorden raken kant noch wal.

Elke veroordeling is op zijn plaats.

Je woorden zijn zo clichĂŠ en steeds weer waaien ze weg. De wind draagt ze. De wind behoudt je woorden die stromen.

Ja want je bent gewoon een freak. Met rukwinden sta je buiten met de broek op de enkels en je winden hebben orkaankracht.

Š Alexander Franken - www.Alexanderen,nl Derrel Niemeijer

Meestal word je broek daarom ook een verzamelplek van de bruine tsunami.

Derrel Niemeijer


André Schmucki


Zwaar metal jongen vertoeft in Tanger, Frankrijk ben ik nog niet naar toe geweest. Ik voel me steen, niet gestenigd, gewoon steent. Dwaal in steden v.d. rode nacht, The ticket that exploded, laat me lopen in Interzone. Overal zie ik Joan Volmer als spook. The human cockroach speelt muziek terwijl je bezig bent met The job, The exterminator Yage letters lees ik niet, is meer iets voor Queers. uit hangen. High op iets zie je The book of dreams, zelfs Ah Pook is here, slaat de arm om je heen. The ports of saints daar voel je veilig om daar te komen pak je de Nova-express. je wilt The wild boys zien swingen op Dead city radio, ze staan the samen op The place of dead roads, ze zien The cat inside en raken bevreesd, zetten lp's op van

"Sonic Youth" en "The Soft machine" en roepen hiermee op Ghost of chance die zorgt dat Dead fingers talk in The westernlands. ze vluchten uit angst in een ander bewustzijn. The third mind liegt tegen The purple ass baboon. Je hebt nog slechts Minutes to go alvorens the Electronic Revolution uitbreekt en Tornado alley weggevaagd zal zijn. The naked scientology of Ali's smile zal dan duidelijk zijn. Opgedragen aan Burroughs door Derrel Niemeijer

De wind Het is vast eenzaam zo. Om nooit naar ergens onderweg te zijn en er altijd al te wezen. Een oorsprong in zo'n ver verleden dat het nooit meer van belang zal zijn of dat nu een miljard jaar terug is. Of toch richting een triljoen. Wind moet wat wind altijd zal: zich overdoen en overdoen en overdoen. Tot de de aardbol is gerond. Wind doet het niet voor minder. En zijn uitvinders, vast en zeker van hun zaak: door de jaren heen veel goden, later wetenschappers, nog weer later drukgebieden, zou men het moeten verbieden nog eens zo hoog van eender welke toren ook te blazen. Wind vindt mazen. In alles, hoezeer het ook is dichtgemetseld. Wind speelt met de golven van het meer, de slierten van het haar, de platen op het dak. Wind voelt zich met massa het meest op zijn gemak en geeft alles een gebaar. Slechts ĂŠĂŠn zaak is voor hem te zwaar: het licht. Jelmer van Lenteren


Het luistert Voor C. ...Maar ik vanzelfsprekend. De wind is de eerste – zij heeft iets met jou van doen. Ik kijk op. Had ik het immers beter geweten? Hoe woest de golven – het verwaaien van jouw stem. Opspattende gedachten, briesende klanken in een voortdurende zee. Elk moment wil anders, zachtjes of onstuimig. Kwaad tot onrust, kalmte manend. Op het lange strand zoekt de eerste vraag haar onbeholpen antwoord.

Elbert Gonggrijp, Heerhugowaard, 16 september 2013

“De Wind Voert Het Woord” (Oerol 2012)

Zoals een pluisje

De wind, Voert het woord. Wakkert mijn onrust aan, Voedt mijn woorden.

Zoals een pluisje in de wind nog net voor het de bloem verlaat niet weet naar waar het zweven gaat of waar het lot zich toe verbindt

De wind vervoert, Ontroert, Ruw en rauw, Kalm en koest, Verfrist en verkoelt.

verdriet dat nog te wachten staat of is bestaan jou welgezind een grote sprong en toch nog kind een pluisje dat de bol verlaat

De wind, De wind, Door niets te temmen, Ongeremd en onbevangen, Raast en buldert. Het ademt, Het ademt, Leven. Johan Visschers www.egoecho.nl

de wind waait door de bomen heen en neemt met zich de zaadjes mee die verder landen of dichtbij soms samen, maar ook soms alleen je lost en vliegt naar wel en wee, zoals een pluisje zo ben jij.

© bert deben Antwerpen, vrijdag 15 juni 2007 (dag van de wind), voor Dana.


Akim AJ Willems


Drieluik

Wind vangen

Winden

In de schemerige, uitgestorven kroeg, Zit een verliefd stel, onwennig giechelend. Handen raken voorzichtig, KnieĂŤn schuiven ongemerkt merkbaar, Tegen elkaar aan.

'Hyper hyper' giert hij blazend en wil me plukken van de weg zo ondersteboven vang ik de wind in een plastic tas om zijn wervelende streken voor te zijn

Winden razen vanzelf altijd terug op het einde van de wegen in het wild weg mensen striemend alsof een woestijn hen treft in het centrum van de stad

De DJ, goed voorbereid, Speelt vol overgave zijn samples, zijn tracks, Triggert met zijn getrainde vingers, Effecten, loops en pompende, opzwepende beats.

hij ventileert omtrekkende bewegingen ik op veel voorbereid met windscherm stormparaplu rotsharing en zuidwester laat hem lekker te keer gaan

beheers de steden en verdwijn slalommend in spelonken en bazaars kamelen dragen zo winden mee als doofstomme jakhalzen huilen ze tegen een eigen schaduw op

Buiten, Loopt een vrouw van middelbare leeftijd, Op witte gympen. In haar ene hand een door de wind getergde paraplu, In haar andere hand een hondenriem, Met daaraan vast een verveelde, zichzelf voortslepende hond. Met bakken, Komt het uit de hemel. Johan Visschers www.egoecho.nl

neemt hij naast mij de oude boom te grazen stort stam en kruin zo over me uit en breekt alle ruiten voor ik rennen kan geen eerbied voor het leven groei en huis een valse daad het is hem om het even als hij wild en woest ons pad kruist

Frans Terken 18092013

mijn eigen huid wil ik kunnen zien in het schijnsel van de maan maar ook het brekend vlak waar op zwiepend water verijst in gestolde aders zonder liefde winden malen niet om mensen vergeten traagheid nemen ze mee verspreiden zo felrode wangen strijken langs ravenklauwen in de scherpte in mijn hart: winden

Kees van Meel



FLIGHT OF THE ANIMIST With all of my spirit's rage By will lifted I was. First as an autumn breeze Gentle and whispering Over freshly reaped fields Lain open by harvest Cresting the hedgerow Never pausing In a black feather I ruffle Backwards, twisting, inverting Full force below Where into a wind I do grow Ripping through boughs Releasing their leaves Into a merry dance Untamed and wild Where I talk to the forest And it talks back Whisking away Over the land As everything returns From whence it was born My spirit soars faster Into a gale I do grow I call upon lightning Clouds and rain Where our souls rise together As a mighty storm — Helle van Aardeberg

Wind swept itself away

Ode aan Slauerhoff

To a place where it could view the world.

Ik vaar uit tegen de rampspoed

And, in question agony, blew along narrow trails and dusty flats until, In a move that set it free, Wind found itself in mid blue sea.

die het verlangen voedt in al zijn vorm Ik verlies mij bij voorbaat in de storm die in mijn lichaam woedt In de melancholie van zijn bestaan ervaar ik eenzaamheid bij onbekend vlees Is het de hunkering naar liefde die ik vrees in vertwijfeling over blijven of weggaan

Carl Olen Nel Telkens weer wil ik die pijn opvangen schreeuwen naar zee dat wij worden bemind Verslind ik woest al zijn treurzangen En dan breekt hij in mij het onbegrepen kind verlost waait het natte zout over mijn wangen Zit ik onder het zonnezeil, verrukt door de wind

ŠJanine Jongsma 2013


Simone VanEssen

bekend. Ze blijft een mooi en groot mysterie waar we over kunnen blijven dromen en onze fantasie de vrije loop in kunnen laten gaan. De kunstenaar heeft door de tijden heen en met de wind mee altijd Moeder aarde willen uitbeelden.... Simone VanEssen werd geboren in Amersfoort en emigreerde in 1976 naar Tenerife waar ze tot op heden haar eigen atelier heeft en nog steeds Venussculpturen creëert. Al haar werk is handgemaakt uit marmer poeder en gelaagd met natuurlijke poeders. Naast het beeldhouwwerken, schildert ze ook in opdracht en leeft ze zich uit in de fotografie. Haar levensfilosofie luidt dan ook: “Laten we elkaar zo goed we kunnen altijd respecteren en ondersteunen. Solidariteit is er te weinig in deze nieuwe tijd!”

De Homo Sapiens (Nomaden) droegen ze in weer en wind met zich mee waar ze ook heen gingen. In hun grotten beschermd tegen wind en storm, maakten deze eerste voorouders kleine intrigerende kunstwerkjes, met een uitgeslepen silex. Hoe lang ze ervoor nodig hadden om deze miniatuur beeldjes uit de harde Mammoet beenderen of steen te vervaardigen weet niemand. Op jonge leeftijd reeds werd ze geïntrigeerd bij het zien van deze kleine sculpturen die duizenden jaren oud zijn. Op negenentwintig jarige leeftijd werd deze passie versterkt doordat ze in de Dordogne in Frankrijk wederom onder de indruk geraakte van de meester-werkjes die ze daar in musea tegenkwam en besloot ze haar eigen Venus sculpturen te gaan ontwikkelen. Tegen de wind in keert ze sinds zes jaar aldus terug in lang vervlogen tijden en maakt ze haar eigen unieke Venussen, maar wel veel groter dan de oorspronkelijke beeldjes. Haar werken werden dan ook dankbaar omarmd in de Dordogne streek, de wieg van de prehistorie, waar ze heel goed verkocht werden in de winkels van musea en grotten. Venussen zijn overal en altijd gemaakt. Er wordt nog steeds veel gespeculeerd over ‘Venus’, maar in werkelijkheid is er niet veel over

http://www.venusyvenus.com/


Simone VanEssen


Café de Wind De pier was licht beschonken, maar maalde niet om een scheutje meer in café de Wind, waar tafel schots en stoelen scheef stonden mannen aan de toog, hoog tegen de schreef te zaniken over het weer. Het was te warm, dan wel te nat, of zoals altijd wat bleven ze lange tijd verstoken van winderigheid en bij het kaartspel was dat juist geen sinecure , dat balanceerde op een olijfkleurig kacheltje dat brandde op elektriciteit. In de hoek achter een valse juke box stond verscholen de vrouw van de man die heel goed kaarten kon verholen tussen revers en dwaas luie ogen snauwend dat de muziek aan onzuivere noten krakend inboette en dus werd besloten kringen op de tafel te zien als de spiegelplaatjes waar de muziek bekrast en berooid voor lange tijd verdreven, verkleefd aan de kooi en beukend tegen een slecht gehoor vieze liedjes bracht met het Oude-Mannen-Zakken koor. De planken op de vloer, geboend en in de was niet meer zo schuifelbaar als het krappe geld in de kas trokken krom in huichel en verbazingwekkendheid terwijl tegelijkertijd de vrouw aan haar borst een gebroken wit zogend kind tikkend op zijn luier een droefgeestige sluier trok over de doden in de nacht die, zoals verwacht geen klanten meer konden zijn en zij

Kata een lied aanhief, waardoor haar kind in het duister van café de Wind met het blèren haar overtrof en het koor de tekst vergat terwijl de mist gestaag wegtrok van de kwispedoor. De nacht viel zwaar voor de barman en zijn vrouw die bleven steken tussen een rochel en een snauw heur haar verstrikt in de bezem en de stoffer en blik die zonder kik moesten wachten op de laatste gast die zonder te betalen was verkast naar de stoep samen met koekkruimels en restjes haaienvinnensoep uit de gebroken pot die de kachel verweet tegen wil en dank gezegend gemeen tegen de vrouw te zijn had vergewist van te weinig lijf om leden wat de reden bleek te zijn, dat ze met gaten in de tijd de kachel verweten van het verbruik van teveel electriciteit.

Wat sta je daar dapper te staan met je wapperende jurk

zo aandoenlijk op een rij met je dochters gevoed door schrale wind, de ogen vrij

je borsten zo uitermatig duchtig en danig dat ik ze uit de jurk zou willen lurken en jij met de handen in de zij.

Ruud Poppelaars Ephraim de Rooij, 20-09-2013


HERFST

SYRINX

Wind

Voor Erika Heel even bleven, nadat storm de boom op de grond had gesmakt, de blaadjes in de lucht zweven

Op vleugels van dromen fluistert de wind haar naam

Soms schreeuwen uilen ’s nachts in mijn hoofd Bij het uitslaan van de vleugels voel ik hun veren mijn hersens kriebelen

in het open veld of, ach: kaal en doods terrein tussen rietstengels dronken wiegend

wuivend door het koren

Ze gaven geen kik en ik neuriede er tegenin

Zingt zacht het lied wat de woestijn op liet bloeien, was klein van de herinnering aan Pans liefdesnimf

SYRINX Naar Claude Debussy

Daarna vliegen ze zich stuk tegen mijn schedeldak Manja Herstel Pieter Drift

schuilden 5 spreeuwen

Zigzagt als een libel

de klaprozen in het veld

STUK VLIEGEN

In alle 8 holtes

Lieneke Derks


Pieter Drift


Bestorming Er woedt een storm De spelonken van het huis schreeuwen het uit

Ik fluister je naam in de wind, mama. Ik fluister, gelukkige verjaardag, mama. Ik fluister.

Een constant gebeuk Alsof een kastijding der hemelen plaats aan het vinden is Het gieren buiten de deur doet vermoeden dat er opzet in het spel is

Mark Boninsegna

Ik mis je. Ik hou van je. Ik fluister en hoop dat in de wind, mijn boodschap zijn weg tot ... jou vindt. Jessika Hauge

die wind se kinders* wie sou die ware swerwer wees? het jy met reg gevra dies wat reis? of dies wat lees? dies wat vrae vra?

Ons staan voor nóg ’n somerkersfees ’n ewigheid ver van die son en reis oor swart riviere wyl die nagte staan in blom

en stééds kan ons ons nimmer laat bind en stééds meen ons – is blind

en so bly ons net soekers net soekers wat nooit vind * Met apologie aan Koos Du Plessis

Barend van der Merwe


Mooi niet

Maar de volgende jonge lente

Kind van de Wind

Afgelopen jonge lente

lurken de lammeren niet

was de allerlaatste

donzen de jonge zwanen niet

Koude onverschilligheid waait de aarde Leven verstikt onder weggewuifde pijn Is er hier nog iets van enige waarde? Of zou de liefde voor altijd verloren zijn

jonge lente die je waard was volgens De Grote Waardebepaler

lonkt de hosta niet drinkt het nieuwe riet niet pronken de irissen niet

die ook meteen maar bepaalde

De veulens zullen wankelen

dat het aftellen naar bejaard

het zal stiller dan stil zijn

na 51 lentes

de wind zal niet waaien

maar eens afgelopen moest zijn Hij zij of het vond het mooi genoeg geweest

maar misschien fluistert ze Maarten

Je verlof is ingetrokken Geen steen onder je kussen geen kaars brandt geen stip op je voorhoofd geen baard het lam bleef leven geen ufo geen blauwe knieĂŤn geen vitamines tegen kanker Je werd niet gered

Alexander Franken

Hebben wij de strijd weer verloren laat het geen straf doch een lering wezen Als aan de horizon een postief gloren weten dat we nog alles kunnen lezen Over hoe eens een iemand iemand liefhad gaf zijn hart als parels voor de zwijnen doch nooit spijt en kilte in zijn hart had Want zijn liefde zegende hem en de zijnen Gooit daarom gerust uwe hart te grabbel geef het om niet en groei met elke dag Het gaat om je ziel en niet om loos gebabbel Liefde geven en uiteindelijk krijgen Gewoon omdat het mag

www.Alexanderen.nl Alexanderpagina

Magda Thomas


Only Mie

Marion Steur


De wind bracht gekte De helder blauwe lucht Met wolken bestippeld Lange condensstrepen Als een luchttekening

De wind brengt verkoeling In mijn geest en lenden Ze trekt steeds verder aan Kan zich niet beheersen

Nooit spraken we over de stormen We keken naar de wolken en wachtten af En dan trokken we verder s, nachts in het geheim Onzichtbaar voor de ogen van de anderen Verborgen bij elkaar

terwijl de zon zijn stralen aan het najaarssteen verspilt de wind een ijle wijle neerlegt in een zucht

We wisten dat het zo zou worden zoals het nu is Als eerst de wind ging liggen Ronald M. Offerman Amsterdam 14-10-2013

Mijn gedachten w a a i e n Van het wit papier k t uit

Tot een letteroceaan

KRAMPACHTIG DUW ik letters Bij elkaar tot woorden Maar de wind is te sterk En doet mij voor als g e k

Rick Baggermans

Logged off

We verbleven op stille stranden We keken naar woeste bergen We schuilden voor de regen Hielden elkaars handen vast Maar waren kalm en kenden geen angst

De zon warmt mijn kruin En doet me dagdromen Mijn ogen gesloten De rust komt geslopen

Blauwe inkt v l e

Onrust

ik mij vermei met lieve taal, verlucht, zo wenst de dag zich voort, naar’t hogere getild zoals de wereld dit -met jouin stilte heeft gewild

Manuel Suurhoff, 24 april 2013


Gianne


Kobus In 1979 kwam Kobus ter wereld in het Brabantse Tilburg. Zijn studie Geneeskunde bracht hem naar het pittoreske Rotterdam. Tijdens zijn studie ontwikkelde de smeulende artistieke kant van Kobus zich verder. Dokter, DJ, dichter, cupmaten, als het maar met de letter ‘D’ te maken heeft, dan is Kobus erbij. In 2002 begon Kobus Carbon met het schrijven van poëzie en na enkele jaren "in de kast" te hebben gedicht, ejaculeerde hij op 1 oktober 2008 voor het eerst zijn poëzie vanaf het podium. Als Neo-Beatnik Avant la lettre, weet hij de tijdgeest als géén ander te vangen met zijn gedichten. Sex, drugs en poëzie met een vleugje filosofie, daar draait het om in zijn teksten. Met zijn gedichten weet hij een beeld op het netvlies te creëren en de lezer mee te nemen in de “wazige wereld die Kobus heet”. Hij heeft opgetreden op verschillende bekende podia in Nederland en België waaronder ‘De nacht van de poëzie’, Motel Mozaique en Firma Zintuig. Zijn gedichten zijn gepubliceerd in bekende internettijdschriften waaronder Krakatau en in diverse bundels als ‘Langs beide oevers van de Maas’ en ‘Dicht in de Buurt-Zuid Holland’. Sinds 2013 schrijft hij tevens een wekelijkse column op het online magazine Bogue.nl. het interview door Von Solo ‘Het maakt niet uit of ik lieg of dat ik de waarheid spreek, de waarheid ligt toch in het midden. De waarheid is relatief.´ En zo zaten we daar twee minuten later. Kobus Carbon en Von Solo, vredig in de achtertuin, met een fles bubbels in de koeler. Dat ijs moest verder worden gebroken.

Von: ‘Daar zitten we dan Kobus. Beiden in een Ikea tuinstoel, drankje erbij. Maar stel je nu eens voor. We zitten er nog steeds zo bij. Maar dan in leren Chesterfields. En naakt. In een hotelkamer van het Bilderberg Parkhotel. En voor onze neus spelen twee in latex geklede dames een geil spel. Wat zou je daar van vinden?’ Kobus: ‘Tsjah, dat lijkt me wel wat. Moeten we doen. Dat doet me trouwens denken aan de tijd dat ik eens met zeven heren van mijn jaarclub in Thailand was, en we overwogen om twee hoertjes in te huren voor een live show op de hotelkamer…’ Von: ‘Ja, ga door…’ Kobus: ‘Geen happy ending.’ Von: ‘Goed, dan gaan we nu echt beginnen.’ Von: ‘Wat vind je van Frank Boeijen? Je weet wel, die zanger van vroeger.’ Kobus: ‘Mooie vraag, boeiend (gniffelt). Wat zong die ook al weer. Oh ja, zeikerige prutmuziek. En toch wel catchy. Het pakt je wel, tot schaamte van jezelf.’ Von: ‘Zou je het erop kunnen?’ Kobus: ‘Nee. Niet op Frank.’ Von: ‘Op zijn muziek bedoel ik.’ Kobus: ‘Nee, krijg er geen stijve van. Garantie voor een slappe lul. Die muziek moet ver van de liefde vandaan blijven. Von: ‘Wist jij trouwens dat Frank een closet-racist was? Check zijn kledingstijl bijvoorbeeld maar eens. Dat nummer Zwart-Wit lijkt heel kies, maar eigenlijk is het zo polariserend als de pest. Wist je trouwens dat hij ooit verliefd was op een Indonesisch meisje en dat hij zich daar zo voor schaamde, dat hij het nummer wat hij voor haar geschreven had geen ‘Pinda’ maar ‘Linda’ heeft genoemd? In dat nummer zingt hij bijvoorbeeld ‘gaan we naar Parijs, de Moulin Rouge, of naar New York, Broadway lights…we slapen 1001 nachten, in 1001 hotels’, kortom, mee naar huis of naar zijn rechtse vrienden durfde hij er niet mee.’ Kobus: ‘Oh.’


Von: ‘Maar nu weer even waar we hier voor zijn. Jij staat natuurlijk bekend als de liefdespoëet pur sang. Hoe sta jij vanuit die hoedanigheid tegenover bijvoorbeeld monogamie?’ Kobus: ‘Monogamie is het meest achterlijke en tegennatuurlijke dat er bestaat. Het klopt evolutionair ook niet. Volgens de evolutie neuk je gewoon. En een goeie match is snel zwanger. Verliefdheid is na 7 jaar weer over.’ Von: ‘Na 7 jaar pas?’ Kobus: ‘Wetenschappelijk gezien wel. Na een jaar of 7 is de man overbodig. Ach, mensen zijn intelligenter dan ze zelf aankunnen. En omdat ze het niet aankunnen bedenken ze opperwezens en religies. Op de keper beschouwd is monogamie ook nog eens slecht voor de mens als soort.’ Von: ‘Zou het te ver gaan om te zeggen dat monogamie ook de reden is van de huidige economische crisis?’ Kobus: ‘Absoluut niet. Mensen blijven bij hetzelfde omdat dat veilig is. De beurs en de economie zijn ook gebaseerd op emotie. Niet op ratio. En daar gaat het mis. Als het anders moet, dan doe je dat niet, omdat je niet durft af te stappen van het huidige. Daar gaat het mis.’ Von: ‘Dus eigenlijk is de economie failliet, omdat iedereen bang is voor het grote failliet?’ Kobus: ‘Als de emotie komt, gaan we irrationeel handelen. Mensen zijn heel arrogant wat dat betreft. Ik ook.’ Von: ‘Publiek geheim is dat u naast dichter ook nog dokter bent. Daarbij wordt van de vrouwelijke co-assistenten bijna een kwart sexueel geïntimideerd. Wat heb je daarop te zeggen?’ Kobus: ‘Geen commentaar…..ik word overigens zelf wel eens geïntimideerd. Want ook in de geneeskunde kun je je omhoog pijpen. Dat gebeurt ook wel eens. Van die types die geen injectie te ver gaat en die wel houden van invasief beleid. Je moet ze de kost geven.’ Von: ‘Stel dat jij een andere dichter zou mogen zijn, wie zou jij dan willen zijn? En je mag geen Josse Kok zeggen.’ Kobus: ‘Wat een kutvraag. Nasty! Zouden er lekkere dichtwijven zijn?

Von: ‘Shit, daar zeg je me wat. Het loopt niet over. Ik kan er zo geen 10 noemen.’ Kobus: ‘Misschien zou ik Anne van Winkelhof wel willen zijn. Volgens mij heeft die wel interessante seks.’ Von: ‘…’ Kobus: ‘Wel, misschien Sylvia Plath, een Amerikaanse dichters.’ http://en.wikipedia.org/wiki/Sylvia_Plath Von: ‘Waarom?’ Kobus: ‘Omdat ze zelfmoord heeft gepleegd.’ Von: ‘Hoe?’ Kobus: ‘Weet ik eigenlijk niet. Met pillen denk ik. Echt zo’n wijvending.’ Von: ‘Tsjah, zelfs over het graf heen maken ze zich nog zorgen over schoonmaken.’ Kobus: ‘Ik vind het knap als mensen zelfmoord plegen vanuit een rationele gedachte. Kijk naar Herman Brood. Herman heeft het mooi gedaan. Zo gezegd, zo gegaan. Eigen verantwoordelijkheid nemen. Ik heb er minder respect voor als het niet weloverwogen is.’ Von: ‘Ik proef door het hele interview heen een voorkeur bij je van ratio boven emotie. Neuk jij nou met je hoofd of met je hart?’ Kobus: ‘Met mijn lul.’ Kobus: ‘Ratio, daar draait het toch om. Emoties hebben we nodig omdat we onze intelligentie niet aankunnen. Als de hele wereld uit autisten zou bestaan, dan zou dat in theorie nog best eens een werkend geheel kunnen zijn. Binnen drie jaar zou het hele universum gekoloniseerd zijn en zou de mens de vijfde dimensie kennen. De aarde is plat, zolang je dat gelooft. Wij zijn niet de enige intelligente levensvorm. Je moet alleen iets anders doen, om echt ergens anders uit te komen en niet als een aap het rijtje nootjes te pakken. Maar ja, iemand met een IQ van 70 zal zich hier toch niet druk om maken. Toch?’ Von: ‘…’ Kobus: ‘Wat ik je zeg.’ Von: ‘Waren je ouders eigenlijk monogaam?’


Kobus: ‘Ja. Dan bedoel ik uiteraard mijn moeder en de melkboer. Von: ‘En Kobus Carbon en de liefde hoe zit dat?’ Kobus: ‘Wist ik het zelf maar. Liefde, daar zijn we te dom voor om het te begrijpen. Terwijl het eigenlijk te simpel is. Het is pure voortplantingsdrang. En we labelen dat als liefde. En dat is door geëvolueerd tot een merk of ‘brand’. Liefde is toch eigenlijk...ja, wat eigenlijk? Het gaat toch om voortplanten. Onze genen laten overleven. Nut is er verder niet. Verliefdheid is een moleculaire reactie. In The Matrix zei iemand het ook al. Verliefdheid is niet meer dan het eten van een grote dosis chocolade.’ Kobus: ‘Weet je, Von, dat we veel te danken hebben aan Ginsberg?’ Von: ‘Nee, vertel.’ Kobus: ‘Nou, dat we in de tijd waarin we leven kunnen dichten over neuken, tieten, penissen en ga zo maar voort.’ Von: ‘Zo had ik het eigenlijk nog nooit bewust bekeken.’ Kobus: ‘Nee, dat dacht ik al.’ Kobus: ‘Weet je wat ik denk? Dat de kinderen van de komende generaties erger worden dan wij, maar dan in de zin van kuisheid. Wat we nu doen mag dan allemaal niet meer. Als je kleinkind dan zegt mijn opa was dichter, dan houden gesprekken op. Als ze dat al durven zeggen. Denk daar maar eens over na met al je perverse gedichten’. Von: ‘Mmmmh. Fraaie tijd gaan we tegemoet, ouwe.’ Btw, dit jaar verscheen zijn debuutbundel: ‘Schudden voor gebruik’. ‘Hij is een dichter die lijdt onder tijd, doorslaat en losgaat, die genadeloos modern en romantisch is, die ouderwets liefdevol ruig is en die u neukt waar u bij staat…Dus pas op...Schudden voor gebruik’. Verkrijgbaar via uitgeverij Duane of onder vermelding van isbn-nummer 978-90-72247-59-9 bij uw betere boekhandel.


Simone VanEssen


Woest is het water De zee, de wind, een streling in mijn gezicht, neem me mee. Mijn liefde is voor de zee, Woest is het water. Geef me meer. Stil mijn verlangen naar de kus. Jouw vloed zal mijn hart verfrissen. Mijn liefde is voor de zee, Woest is het water. Neem me mee. Je raakt me, sleurt me, verkwikt me, Ik voel stormen in mijn hoofd, alles stroomt voorbij. Maar mijn liefde blijft voor de zee. Neem me mee. Ik klem me vast. Houdt me, omsluit me, bestorm me. Voor jou is mijn liefde. Stormachtig is de zee, Woest is het water.

Alex Brusse

STORM

waaier weg

Met gebundelde krachten

wacht daar waaier wervel weg zie zomerklaar de nachtelijke merrie

verhef ik mijn machten. Ik zal stilleggen die gedachten! Met orkaankracht 14 buldert de storm met zijn Gilles de la Tourette over het land.

wind zwaaiwaai wilde baai

Mensen hebben zich verscholen - niets houdt stand blijven vol vrees in hun holen

lieve kind dat ruimte vind

als verlamd. Hun huizen weggeveegd, emmertje na emmertje geleegd. Zwiepende takken krakende mast wateroverlast. Overleven, beleven of beven? Geen noten meer op je zang. Wie is er bang voor hernieuwd evenwicht tussen yin en yang? Magdalena de Coninck

Dorine lintelo


Magdalena de Coninck


De wind is tegen stadsvernieuwing, huizenblokken, wolkenkrabbers, duwen hem de hoek om. IJburg of Kop van Zuid beton is niet zijn ding, hij blaast liever iets op het orgel, deuntjes langs de duinen. Vlissingen en Petten ruimte is zijn ding.

Lydia van Staveren

Populus Tremula Unter den Linden blunderende regenwinden wanen zich in herfst rukken aan groensel dat nog zomeren moet bannen zon en zaligheid unter den Linden wo ich so gerne sitzen mรถchte mit dir

Marleen Ooms

Zijn helblonde haar flakkert als het viltig blad van de witte abeel hij volgt het pad dat het land verdeelt in weiland en struikgewas populieren hoog boven hem staan te wuiven Al deze stemmen tussende bladeren door rukken aan zijn hart zijn woorden waren niet meer de zijne haar naam haar gezicht niet meer nabij Hoe kon ze hem zo misverstaan alsof zijn liefde er niet was het pad loopt aan het einde dood hij draalt nog wat maar keert dan om In de toppen ruizen golven trillend gebladerte wiegt hem zijn hart wordt stil gekoesterd is hij in haar schoot een windvlaag voert hem terug naar huis. Kristine Ram 2013


WINDRICHTING

De Windvrouw

Pseudo – Latijn en ABN

Weet je nog hoe op het strand de wind de golven woelde en hoe het zandprofiel bij vallend tij onder je voeten voelde?

Het zingt voor haar fluit liederen van vrijheid in haar oren dat is wat ze wil horen als zij in zichzelf zoekt

En wat als je de taal niet verstaat, je woorden vervliegen in de wind. Kijk dan omhoog in vrijheid naar een gevangenis van vroeger, lees Homo sapiens non urinat – en weet: Een wijs man plast niet tegen de wind in.

Weet je nog : ons huis van wrakhout met wier omhangen die laatste zomer Wisten wij toen maar uit welke hoek de komen wind zou zou storm waaien de en

Zo vindt zij elk open raam neemt haar moment, koestert elke bries of zachte tocht om kortelings genietend stil te staan Terwijl haar zorgen en angsten als schepen van weleer met gebolde zeilen gedragen door de wind tot onpeilbare horizonten gaan en zij weer vrede vindt Grim Bouwmeester

In Amsterdam is het te doen aan het Kleine Gartmanplantsoen en voor elke buitenlander zeg ik: Miraculeus is het dat jij geen woord begrijpt van wat ik schrijf in AaBee eN en toch de zinnen weet te verzetten Miraculeus is het als jij je vertaalt de toon aangeeft en klanken volgen in een akkoord.

Lily Touwen Marianne Wulms - Hovens


Gemma Vermeulen www.grimago.nl


Marianne Wulms - Hovens


Maxime Gulikers


De dichter in mijzelf was ooit in extase in

Een gedicht van N. P. van Wyk Louw

STORM

Aanraking van die dood

Zoals je met me speelt Je blad strooit rond mijn wezen Me dwingt daaruit te lezen Hoe of oud zeer vergeelt

Net raaklings oor my hare het gestryk die wind van Sy vleuelslag, en Sy skaduwee was koelte rondom my; ek kon nie kyk of Hy vernietiging of lewe gee, ek kon geen laaste, dapper woorde vind; ek ’t net gebuig, en óm my was ’n wand van vrees, tot ek kon luister, glad verblind, hoe Hy vér weggeruis het oor die land. Maar toe die vrees gewaai het van my oë, het alles nuut gestaan, van vreemde smart deuraar en diep verbind deur alle tyd; groot liefde was in my, en mededoë, en wete van die duistre in ons hart, want alles was deurweek van sterflikheid.

Zoals je met me stoeit Me reinigt met je regen Kom jij nooit ongelegen Omdat je altijd boeit Je geselt met je leren loof Mijn huid en hart tot gloeien Een lichtflits vuurt je aan De zomer is nu blind en doof Verhit maan jij tot groeien Je stoot de takken aan En laat ons samenvloeien anneke haasnoot

En van de overleden zanger Koos du Plessis

EK KEN 'N OU OU LIEDJIE VAN LEWENSWEL EN WEE VAN LANK-VERGANE SKEPE IN DIE KELDERS VAN DIE SEE DIE WOORDE IS VERGETE EN TOG, DIE DEUNTJIE DRAAL SOOS VAAG-BEKENDE GREPIES IN 'N BAIE OU VERHAAL KOOR: VAN SWERWERS SONDER RIGTING VAN SOEKERS WAT NOOIT VIND EN EINDELIK WAS ALMAL MAAR NET KINDERS VAN DIE WIND GESIGTE, DROME, NAME IS DEUR DIE WIND VERWAAI EN WAARHEEN DAARDIE WOORDE IS SOU NET 'N KIND KON RAAI KOOR: SWERWERS SONDER RIGTING SOEKERS WAT NOOIT VIND EN EINDELIK WAS ALMAL MAAR NET KINDERS VAN DIE WIND


BEDING VAN EEN BULDERAAR Hij stond doodstil. Gelukkig was het even opgehouden met regenen. Met gesloten ogen luisterde hij naar mij. Ik duwde tegen de lege nesten tussen de kale takken van de bomen. Alles kraakte en zwiepte wild heen en weer. ‘Ng ng ngngng.’ Het kwam van achter uit zijn keel en had een nasale klank. Het was duidelijk dat hij met mij in contact wilde komen. Ik stelde me voor hem open, bereid om antwoord te geven op al zijn vragen. Nee, het zou nog wel even duren voor het grote vuur weer aan de hemel zou staan om hem te verwarmen en ook het uit de takken trekken van jong groen door het vuur zou nog even op zich laten wachten. De bewoners van de lege nesten? Die zouden pas na het verschijnen van het groen terugkeren en hem en zijn groep van eieren voorzien. Ja en ook voor de trek van de zalm naar de paaigronden was het nog veel te vroeg. ‘Ngng ngng.’ Hij knikte instemmend, begreep precies wat ik zei. Hij vond het heerlijk naar mij te luisteren. Het begon weer te regenen. De bontvellen waarin hij zich had gewikkeld werden natter en natter. Hij wendde zich van mij af en liep naar een grote, uitgeholde steen bovenop een rotsblok en liet er zijn kruik vollopen met water. Normaliter was dit een taak voor de vrouwen, maar vier van de acht waren hoogzwanger en konden elk moment bevallen. Uitbreiding van de groep was hard nodig, dus deed hij er alles aan om misgeboorten te voorkomen. Tussen het gedeukte en geknakte riet van de waterplas zaten enkele watervogels kleumend bij elkaar. Met zijn juist gevlochten net van plantenvezels in de aanslag sloop hij naderbij.

Even een luid gekwaak en dan- stilte! Met een geroutineerd gebaar had hij ze de nek omgedraaid. Er zat ook nog wat vis in de fuik. Hij leegde die en begon goedgehumeurd aan zijn terugreis. Het meeste wild, of het nu klein was of groot, hield zich al dan niet in winterslaap gedompeld schuil. Precies zoals de mensen in de grot. Het was er behaaglijk warm. Twee van de vier zwangere vrouwen verkeerden inmiddels in barensnood. Vlug goot hij wat vers regenwater in drinkbekers. Het werd hem in dank afgenomen. Achter in de grot zaten de kinderen, variërend in leeftijd van twee tot tien jaar. Ze waren zoet in een spel verwikkeld met noten, kralen en kiezels. Een van de andere mannen was ook al terug van zijn voedseltocht en speelde zacht op een benen fluit. De vrouwen die hielpen bij de bevallingen prevelden zacht de daarbij gebruikelijke bezweringen. Hij legde de eenden en vissen neer bij de kookplaats en liep langs de beurtelings zuchtende, kreunende vrouwen naar de ruimte in de grot die van hem was. Daar aangekomen maakte hij een vuur aan en hing zijn natte bontvellen te drogen, sloeg iets droogs om zich heen. Vanaf de wand van de grot staarden steenbokken, hazen, rendieren en ossen hem aan. Hij greep naar zijn gele en rode oker, zijn kwasten van veren, twijgen en dierenhaar en werkte geruime tijd intens verder. Tot, op een gegeven moment babygehuil hem uit zijn concentratie haalde. Plechtig zetten hij het hertenmasker met gewei op zijn hoofd en stak zijn handen in wanten die leken op berenklauwen. Om zijn middel bond hij een riem waaraan een paardenstaart zat bevestigd. Hij hief zijn armen omhoog naar de wand en begon te spreken in de taal van Ng; mijn taal. Ik feliciteerde hem met de nieuwgeborenen en hij bedankte mij voor mijn bereidheid hem telkens weer van advies te dienen. Ik vertelde hem dat ik me zorgen maakte om de verre toekomst en hij zag wat ik bedoelde. Flora en fauna om hulp roepend, mensen ijlend van koorts, de sterren smekend


om hulp. Hij zag de mens van de toekomst, op een enkeling na doof voor smeekbeden. Het was toen dat ik met mijn voorstel kwam. Als ik hem nu garandeerde dat, wat er ook zou gebeuren, ik voor altijd zou blijven zuchten, aanwakkeren, aanhouden, bulderen en op zijn tijd veelzeggend zwijgen en dat men altijd een beroep op mij zou kunnen blijven doen, zou hij dan bereid zijn dit alles voor altijd vast te leggen op de wand in de rots? Zijn schilderingen zouden de belangen behartigen van mij en de mijnen. Van alles en iedereen, opdat men zich onze raadgevingen zou herinneren. Ik vroeg hem dit in de hoop dat het contact tussen mens en weersgesteldheden dat in de toekomst verloren zou gaan, weer kon worden hersteld, blijvend welteverstaan. Samen met de sjamaan zong ik de heilige zangen die konden helpen dit alles te bewerkstelligen. Ik zou voor altijd mijn stem laten klinken, maar zulke gewillige luisteraars als hij en zijn volk waren? Het was nog maar de vraag of ik ze zou tegenkomen in de verre toekomst. ‘Ningnamagnginga, ningnamananga ahah ahha.’ Ons lied steeg als een reukoffer op naar de god die de mens van de toekomst zich zou wanen. Eerst zou het in een ietwat andere vorm opstijgen uit de harten van de monniken in de kloosters en later uit die van alle mensen. Weer later zou de mens leren inzien dat hij niet zonder ons kon. Dat het tijd werd terug te keren naar de natuurelementen teneinde zichzelf en andere schepsels een kans op overleven te bieden. Dat het noodzakelijk was opnieuw de taal te leren spreken van water, vuur, lucht en aarde. Als men die eenmaal weer onder de knie had, zouden ik en mijn naasten hen net zo van dienst kunnen zijn als lang geleden, in de tijd dat hun planeet nog jong was en één met zijn nog schaarse bevolking. Broeder Hagel zou geselen dan wel stoeien, zuster Regen zou striemen dan wel verkwikken.

Broeder Zon, oftewel Groot Vuur, zou verschroeien dan wel verwarmen. Zuster Riet zou geheimzinnig fluisteren en getuigen van kwetsbaarheid. Broeder Bliksem zou ontzag inboezemen of de hemel feestelijk verlichten. Zuster Maan zou koeltjes en sikkelvormig glimlachen dan wel zich volledig inzetten voor licht in de nacht. Zuster Zee zou speels of woest aanvallen en zich dan weer terugtrekken. De wolken zouden jagen dan wel rustig overdrijven en Ik, de Wind, zou bulderen en strelen, maar vooraladviseren! Anneke Haasnoot


VIVE LE VENT Wind is in feite niets anders dan de horizontale verplaatsing van een hoeveelheid lucht, vooral veroorzaakt door verschillen in luchtdruk. De lucht stroomt in principe van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied. Het begrip wind omvat twee grootheden. In de eerste plaats de windsnelheid. De tweede grootheid is de windrichting. Dat en nog veel meer vertelt ons het weerkundig woordenboek. Wind. Wind kan strelen, gieren, wild om zich heen grijpen en een spoor van verwoestingen achterlaten. Wind verplaatst zeilschepen. Hij kan aflandig zijn of juist aanlandig dat wil zeggen wind die van land naar zee waait, of van zee naar land. Wind verplaatst en verspreidt pluizen en zaden, soms hele planten, stof en zand. Denk aan het Saharazand dat met regelmaat kort tevoren gepoetste auto’s bedekt. Wind heeft ook namen verworven, zoals Katrina. Om de zes jaar schijnen hurricanes een nieuwe naam te krijgen en wel in alfabetische volgorde. Je hebt zelfs stormjagers! Dat zijn mensen die proberen een mooie foto of film te maken van een tornado. In sommige talen en dialecten vinden we dezelfde uitdrukkingen als in het ABN over de wind: ‘To take the wind out of someone’s sails’. ‘Wir Wind sät wird Sturm ernten’ en tot slot, ‘zo de wind waait, waait mijn jasje’. Dat laatste lijkt me dan zeker van toepassing op veel volk, maar in het bijzonder toch op dichters, schrijvers, singer-songwriters en ander creatief gespuis.

Als de blaadjes in de herfst gaan vallen, maakt dat velen melancholiek; zeker onder seizoensgevoelige poëten. Of het nu wind in de lente, zomer, herfst of winter betreft; er moet en zal over worden gedicht, gebeeldhouwd, geschilderd, gezongen. Wat te denken van dit fragment uit een liedje van zangeres Lenny Kuhr: Toen de dichters gingen staken op een mooie dag in mei Omdat zij geen zout verdienden in de pap, de balkenbrij Dreven lied'ren op de winden ongeschreven zo voorbij Toen de dichters gingen staken in de mei Guido Gezelle wist wel raad met de zómer. Een fragment uit het mijns inziens goed zingbare ‘Als ge naar het kooren luistert’. Als ge naar het kooren luistert, dat nu op- nu nedergaat; daar een' zwepe wind in snuistert, dat de lieve zonne baadt; neen, ‘t en kan geen' snare talen, die zoo zoete om hooren is als ‘t gerep der roggestalen, als ‘t geroer van ‘t kooren is. Drijft dan maar, gij dunne staven, die den landman ‘t leven wint laat de zonne uw' lenden laven zoetjes, en de zomerwind! In 1684 schreef de Japanse haikudichter Basho in de herfst: Gedoemd te vallen Als een verweerd skelet; De gure wind Blaast door mijn hart


Ook Sappho, die leefde zo ongeveer 600 v.chr. en die wel de tiende Muze wordt genoemd, kwam met een gedicht waarin de wind voorkomt (vertaling John Myers O'Hara 1910):

De bomen roesten in het zieke licht langs somber in zichzelf gekeerde grachten. In wilde, stormdoorvlaagde regennachten vertoont de maan een bleek, behuild gezicht

Softer than mists o’er the pale green of waters, O’er the charmed sea, shod with sandals of shadow Comes the warm sleep wind of Argolis, floating Garlands of fragrance;

boven de lege straten, smalle schachten waar in een onverbiddelijk gericht de zomer langzaam voor het najaar zwicht, terwijl de huizen op het einde wachten.

Comes the sweet wind by the still hours attended, Touching tired lids on the shores dim with distance, Ever its way toward the headland of Lesbos, Toward Mitylene.

Tegen de morgen is de strijd beslecht. Een vage geur van heimelijk bederven heeft aan de moede wind zich vastgehecht.

Ter afwissseling een proza fragment uit De Stille Kracht van Louis Couperus, waarin Resident Van Oudijck, vermoeid van zijn werk, een avondwandeling naar de kust maakt. Het is het favoriete fragment van Peter Zonneveld op de website van Het Couperus Genootschap en deel zeven in ‘Het favoriete fragment van…’, waarin verschillende auteurs hun licht laten schijnen op de mooiste, ontroerendste of opmerkelijkste passage uit het werk van LouisCouperus: ‘In dit oogenblik, moê van het cijferen, opademende in den wind, ademde hij tegelijk met de frischheid van de zee den weemoed van de zee in, den geheimzinnigen weemoed der Indische zeeën, den opspokenden weemoed der zeeën van Java; de weemoed, die aanruischt van verre als op suizende wieken van geheimzinnigheid. Maar zijn natuur was niet om zich over te geven aan mysterie. Hij ontkende het mysterie. Het was er niet: er was alleen de zee en de wind, die frisch was.’ Hanny Michaelis verwoordde een en ander als volgt in 'Verzamelde gedichten' Van Oorschot 2006: Herfst

Tussen een handvol dunne zonnescherven heeft zich de zomer moeizaam neergelegd om eenzaam en onopgemerkt te sterven. Hildegard van Bingen beweerde, zo schetst Aniko Daroczi in ‘Woord en lichaam in de middeleeuwse mystiek’, over de wind: ‘De ventus delectationis; de wind van het genieten, ontstaat in het merg, beweegt zich naar de baarmoeder en de navel, en wekt de begeerte op. Deze wind brengt het bloed tot genot. De baarmoeder bij de navel is een ruime en open plaats.’ zegt Hildegard, ‘daar verspreidt zich de ventus delectationis in de buik van een vrouw, met het gevolg dat zij daar gemakkelijker, en wegens haar vochtigheid ook vaker brandt van genot (dan een man).’ Natuurlijk mag een grootheid als Shakespeare niet ontbreken: Blow, blow, thou winter wind Thou art not so unkind As man's ingratitude; Thy tooth is not so keen, Because thou art not seen, Although thy breath be rude. Heigh-ho! sing, heigh-ho! unto the green holly: Most freindship if feigning, most loving mere folly: Then heigh-ho, the holly! This life is most jolly.


Het Monster van Strijp S Ving vogelvrij de Windenles En hij slaakt voort: Winds Woord Dertien Ontlúikende Ontwáákórkanen Eén Bróeinodige Boodschap * Een Rásríjmende Ráásvertelling Geslaakt door: Het Monster van Strijp S Bart Padberg Eindhoven, maart 2008

Tornéért! Voor ieder die dat waardeert De Volgetoomde Vreugdevolle Victoriewaai over de Wakloos Weke Wind – die als Schichtige Schuchtere Scheet dampte - maar dánkzij de Zinderd Zuívere Zon óprees en naar olie bóórt En zorg dat íedereen déze boodschap hoort: ‘Het is niet zíjn waar het om gaat Gelóóf bepaalt of jíj béstaat’ Kinderen, dierbaren Eíndelijk: De Wakloos Weke Wind heeft zich kwáádgemaakt Dé Tóórnvolle Tórnado is Tómeloos Ontwáákt! Met een Opgave vól Inhoud --------------------Aangenaam

De lente lácht in 2008 Maar weet….dat er duidluid róndkreet… Zingend als het scherpst geslepen Oordeelsmes De snakerige slaak van het Monster van Strijp S Hóór Ben dankbaar voor Dit Waarlijk Wóerdelijk cadeau: Hét Zwánenlied van De Tórnado luister En het wordt nooit meer duister Dé Tóórnvolle Tornado

Ik lag Ik zag Ik stierf Maar toen: Ík ben herrezen! Ik tornéér Ik zíe Ik lééf Als de Tomeloos Tóórnvolle Tornado!

Bart Padberg


Ík geloof! Dus Ík besta! Epiloog

Ik stónk Háátte me om hoe ik klonk Om hoe ik zonk en om hoe ik verdronk

Aangenaam Ik dacht dat het aan mij – de Wakloos Weke Wind - lag Dat ik niet langer naar je waaide met een lach Maar nu weet ik: dát was niet ík die je zag Je zag een Wind die nog een vlaagje was Man die nog een jongen was Níet ópgewassen tegen uítgewas Je zag een schím van mij, een schijntje, nóg geen kwart Je hebt een zúcht gevoeld, een bríesje, een flard Maar nímmer de Tomeloos Tóórnvolle Tornado van mijn hart Ik maak je echter van iets belangrijks gewag: Vandáág is de dag dat ík ontwaken mag: Ík, de Tomeloos Tóórnvolle Tornado, zeg: Góedendag!

Aan de láátste levenshalm van dóódste goot Ontwaarde ik zélfs de dwergratten als réuzengroot: Géén dag, géén dag, dat ík nog van mezelf genoot! Ik zag Zwáár gehavend lijf Tandvlees rot kaken stijf Leven vól tijdverdrijf Geknákt moraal Zonder bokaal Smachten naar het eindsignaal

Ik lag Ik was er niet Niet in de zeilen, niet in het riet Ik had gewoon heel veel verdriet Niet thuis, zoals dat heet Koos ervoor dat ík eronder leed Dampend als de Schichtige Schuchtere Scheet

Géén respect Tíjd die rekt Langzaam stervend vertrápt insect Een páraplúloos mens in nóódzwaar weer En met een Góddeloos geschonden eer: Ik kón, ik kón, ik kón niet meer!

Bart Padberg


Ze zág dat het leven uit me was verdwénen Ík zag het ook, en éindelijk kon ik erom wenen Ik stierf Sinds dát moment sta ík op eígen benen Ik geloofde áltijd dat ík bedoeld was om hier te komen waaien Te stórmen, te gíeren, te brúllen en te drááien Ál was het maar om de Gieren te paaien Ik geloofde áltijd dat ík bedoeld was om hier óp te rukken

Je legde líefdevol pleisters op mijn wonden Uit begríp voor mijn begaande zonden:

Níet te bukken Níet te mislukken

Dánk Zinderd Zuivere Zon, ik heb mezélf teruggevonden!

Ik geloofde áltijd dat ík bedoeld was om hier áán te houden Alléén te gaan voor het glánzend gouden Om van jóu te houden

Ík ben herrezen!

Ik geloofde altijd, maar níet in Dees of Geen Ik geloofde in Jóu, in Míj, in Álles, in Iédereen: Maar hoopverloren bezweek ik, móederziel alleen

Als een Snóeshaan, een héle rare Die úren naar zichzelf kan staren Áltijd kansen ziet, nóóit gevaren Een Síjs, tróts op nest én ei Déuntjes zingend, óh zo blij Ontkóóit, ontríngt en vógelvrij

Maar toen: Heb ik de Zinderd Zuivere Zon gezien Een heilige? Een engel misschien? In elk geval was Ze ontzettend kien

Een Woerd, vréémder dan in de bijt Tot het úiterste bereid Voor zélfrespect en wérkelijkheid

Ze zag míj en vroeg naar míj Ik schoof er ongemakkelijk bij Mijn ogen spraken: ‘Ík ben niet blij’

Een Zwaan, wítter wit dan platina, Die zíttend zegt: ík STA! Achter álles waar ik voor ga!

Bart Padberg


Ik tornéér Als nóóit tevoren Van de állerhoogste toren Naar een íeder die het wil horen

Ik zie een missievolle súperheld Níet gestuurd door macht of géld: De overal tussen te krijgen gevonden speld!

Ík doe mijn werk Als díchterlijke klerk Vrijbuiter vrij in ‘t vrije zwerk

Ik lééf

Tóegewijd Eigengereid Vléugels wíjd en zíjd gespréid Mét hét plézantste plézier Hét fierst te víeren fíer: Zie ik míjzelf in míjn levensrivier!

Staand op mijn strepen Door íedereen begrepen Met rúst gelaten door de zwepen Ik brul als een Leeuw Gier als een Meeuw En draai als in de Gouden Eeuw Geen Kóning jaagt mij nog op stang Voor jouw gebrúl ben ik niet bang Je ziet gewoon mijn ándere wang

Ik zíe Een spíegelbeeld vól vertrouwen Trótser dan de trótste pauwen De állermooiste brúggen bouwen

En ik zit hier níet te raaskallen Ik zál níet op mijn bek vallen: Deze Tornado heeft héle harde ballen!

Gekrénkt maar níet gezwicht Dóelgericht én in evenwicht Stáánde in het podiumlícht

Als de Tomeloos Tóórnvolle Tornado!

Een gróte stérke vláág Met ántwoord op zíjn vráág En dát zal dóórvertellen ná vandáág

Waai ik soms tegen je zin Tegen je fietsroute in Maar áltijd als een Koningin

Bart Padberg


Sóms tegen je wil Omdat ík dat wil Voor jóuw bestwil Soms war ik je háár Dan pík je dat maar Zie het als een gróót gebaar Ik stórm je tegen de borst Als ik de lóden last zie die je torst: Tornerend zaai ik gelijk een Vórst!

Vroeg of laat zul je weer van me horen Wie weet zingen ze mijn liederen in koren Maar dát is dan aan dovemansoren Want óngeacht loftrompet of scheepskanon Ík boor verder naar míjn oliebron Eeuwig verwarmd door de Zinderd Zuivere Zon Ik zal níet meer bij je komen klagen Maar je naar je gezóndheid vragen Óp zijn tijd een gokje met je wagen

Ik gelóóf! En of ik wereldrecords ga verbreken, Miljoenen in mijn zak zal steken? De tijd zal dát losweken!

Ik word niet snel – nóóit meer! - op je kwaad Zolang jíj míj maar in míjn waarde laat: Béste vrienden, de Tomeloos Tóórnvolle Tornado, Híj bestaat! Epiloog

Máár: ík zal mijn wáárheid preken Géloven in míjn streken Nóóit meer om iets smeken Er wordt al genóeg gezeken Een níeuwe tijd gaat aanbreken De Tomeloos Tóórnvolle Tornado is opgestreken En ík ga nooit meer liggen, dát staat vast Kustkapers, windvangers: lét op je mast Ik ben verlost van élke last! Dus Ík bestá!

Ik geloof dat het een reden had Dat ik leefde als een zieke rat Ik móest wachten tot ík wát te vertellen had Of ik was er nog niet klaar voor misschien Om eerder in te durven zien Dat ook ík álléén maar goud verdien Míjn geleerde les zal ik nóóit meer vergeten Ik bíd voor jóu Zon, niet voor de Scheten Opdat ik lévenslang zal weten: Dat ik nóóit meer uit je schijnsel ga En áltijd achter deze woorden sta: Ík gélóóf, dus ík béstá!

Bart Padberg


Soms zwerf je over internet bij gebrek aan iets te doen. Soms laat je je leiden als een blad in de wind maar ergens is altijd wel een boom om tegen aan te kwakken. Zachtjes glijd je over de ruwe bast naar beneden en hoop je dan alsnog ooit eens in vervoering te geraken. En net op het moment dat je de strijd tegen de invloeden van weer wilt opgeven, hoor je dat wind fluistert en je roept te komen naar Eindhoven i.v.m. een Festival. Ja, een Feestje in “De Gekste” en dan wel op zaterdag 30 november. Hierna zwijgt de wind. Elke trilling afwezig want er is geen turbulentie in de lucht. “But a slight buzz goes around.” Je gaat op zoek naar info. Dan ja dan Bam in your face, B.@.M. !! B.@.M. , Artspace Flipside Tarwelaan 56, 5632 KG E'hv daar dien je te zijn op 30 nov. '13 van 14u. Tot 02u. We zullen genoodzaakt zijn een kleine inkom te vragen van 5,- euro En dit is niks voor twaalf uur op en top vermaak. We hebben ook een aantal vip-tickets die zijn 15,- euro. Deze zijn verwerkt tot goody-bags waar heel wat moois in zit. Hiervan zijn slechts 50 stuks beschikbaar, dus gelieve op voorhand te reserveren om van al dit moois te kunnen genieten. Dit kan via een Pb aan de organisatie binnen het event https://www.facebook.com/events/339638046170083 of via mail naar waldorfandstatler@.live.nl of nancy72@live.be B.@.m. , nu zijn we hier en hier zijn we dan!!!! We zijn in beweging, zijn een beweging en zetten dingen in beweging. Inmiddels al met een redelijk mooi programma. Iedereen gaat voorzien worden m.b.v. : *Bands -B'wana Dik & The Zeurettes -Sew-She & The Harlets-Drink my puke-Che -Bad choice in men-Glimlicht-Yogosy-Anale Bezem-Hello George e.v.a. *Dichters -Von Solo-Kobus Carbon-Leen Steen-Pom Wolff-Jaap Montagne –Arie van der Ent -Esther Porcelijn-Kasper Peters-Jaap Montagne-Maarten van den Elzen-Wibo Kosters -Paul Sterk-Merlijn Huntjens-Jolies Heij-Magda Thomas-Mark Boninsegna -Rick Baggermans-Ronald M. Offerman-Rik van Boeckel-Kees van Meel e.v.a. *Kunstexpo/verkoop -Maxime Gulikers-Simone Vankeken-Fallit Imago-Akim a.j. Willems -Remko Leeuw-Ronald M. Offerman e.v.a. *Cabaret -Monique Hendriks- Ann Helena Kenis *Toneel -Freedom Theatre met "Mijn dood is een geschenk" Filmvertoning, "Dood aan de Powezie". Bundelpresentatie "Krankzinnig Aangedicht" v.d. E'hvse dichter Derrel Niemeijer en als presentator niemand anders dan Menno Olde Riekerink (Formerly known as Menno Smit) En nog zo veel meer. Ja en wat dan om aan te denken? Diverse signerende dichters, schrijvers o.a. Joep Bremmers en Nathalie Pagie en aanwezig ook de striptekenaar Peter Timmermans


Er komt een andere wind Hij zal niet rustig zijn Een orkaan raast door Het waait nog harder op het plein De wind zal niet gaan liggen Dus hou je zeilen vast Wie te licht is zal vervliegen Lijden is weer eens een last They call it stormy monday Maar dan op alle dagen De nieuwe wind zal hevig zijn En niet alleen bij vlagen Er valt niet veel te redden De wereld zal vergaan Dus vlieg mee mijn lief laten wij gaan

Menno Olde Riekerink

Wind De wind De wind waait De wind waait stevig Storm! Bewind Bewind draaft Bewind draaft door Bewind draaft stevig door Crisis!

Menno Olde Riekerink


Ook dit gedicht is een stuk waar in gehakt kan worden. Afgewerkt tot een rond geheel: zondag 20 oktober 2013. vanochtend wring je alle sappen uit botten drink je nog je dag met alle woorden leegt haar tussen bloemen van lavendel vanochtend sta je met handen. Ergens op een moment schuift je dag in avond is er een totaal van alles tot een kluwen anders dan tussen twee werelden aangestipt wil je ooit je heft in een lonken naar je gezicht in de spiegel boven de witstenen wasbak. Vanochtend gaf de wind je leegte haar emmer tussen lavendel hakte de afstand tussen met een hakbijl aan stukken duurde het even voordat je hele leven was ingekort ordentelijk gerangschikt tot mbfplaat geperste nagalm maar de echo's kaatsen terug. Vallen in je porcelein en glas van woorden tot regels tussen wit: k a p o t deur ligt open. Herhaling gewoon nog er gaat nooit voorbij er verdwijnt niets alles blijft liggen op de berg waar jij met je handen de dag doorwoelt Marijke Hoogwater


We mogen ff op onze lauweren rusten want onze goede vriend, Menno Olde Riekerink, zal uitgave Po-e-zine No. 6 gaan verzorgen met als thema ‘Randstad’. Inzenden kan tot en met 21 december en uitgave is op 1 januari 2014. Hiervoor mag kopij gestuurd worden naar: Mennodicht@gmail.com.