jaren 60
jaren 60
Het balorkest als live-jukebox Roel van Bambost en The Ropes
Eind jaren vijftig was er in een niet nader genoemd café aan de Brusselsesteenweg wel degelijk iets te doen: een optreden van Dan Ellery namelijk. De zestien jarige Roel Van Bambost was een van de toeschouwers. “Het was aan het begin van de Brusselsesteenweg. De naam van het cafeetje ben ik vergeten”, vertelt Roel. “Ik zie het wél nog voor mij: de deur stond open, omdat we niet allemaal binnen konden. Eind jaren vijftig had Dan Ellery een reputatie: hij was de enige met een elektrische gitaar. In die periode had ik met René De Meester een groepje, The Rope Carriers, Engels voor De Stroppendragers. (lacht) Helemaal in het begin verzon René continu andere namen, combinaties van personages uit Elvis-films. Ik herinner me tot de verbeelding sprekende pseudoniemen als Vince Everett of Dick Rivers and the Black Masks. The Rope Carriers waren jongens met akoestische gitaren, die een soort skiffle speelden in de stijl van Lonnie Donegan. Maar door dat optreden van Dan Ellery wou ik elektrisch leren spelen.”
Na verloop van tijd werd de groepsnaam The Rope Carriers verkort tot The Ropes. Het elektrische balorkest speelde begin jaren zestig op menig thé dansant in Gent en omstreken. Thé dansant: het jongerenfeestje van de sixties, altijd ’s middags. “Toen we in 1958-´59 elektrisch gingen, namen we The Shadows als voorbeeld”, zegt Van Bambost. “We speelden op goedkope Höfner- gitaren, kopieën van Fender Stratocasters.” Ze namen deel aan De Gouden Micro, dé muziekwedstrijd midden jaren zestig, georganiseerd door Het Laatste Nieuws en Kwik. “We hebben niet gewonnen: die eer ging naar The Arrows uit Lokeren. The Jokers uit Antwerpen hebben we toen ook leren kennen.” Eén keer per maand speelden The Ropes een thé dansant in The Scotch Inn op de Brabantdam. “Dat was zowat ‘onze’ dancing”, lacht Van Bambost. “Een andere club waar we vaak speelden, was La Bouée in Sint- Martens-Latem. Daar traden we ’s avonds op. Maar in de Scotch Inn speelden we thé dansants. Jonge mensen kwamen er op zondagnamiddag dansen. Ook in het Châlet du Sud aan het Zuid speelden we ’s middags.”
Zaki: “Châlet du Sud, dat was: la Francophonie Gantoise, Latem Saint-Martin m’as tu vu. Franse muziesk, mee gebracht van de Côte d’Azur. Al werd er ook wel Jacques Dutronc gedraaid. Maar ik had simpelweg het geld niet om daar iets te gaan drinken.” Aan het Zuid had je in de fifties en sixties Châlet du Sud, te midden van een attractiepark met een golfterreintje en een rolschaatspiste. Lily Castel zong er. En Bobby Setter, toen nog als Bob Verhelst. Het Châlet du Sud – te situeren waar nu de autosnelweg de stad binnenkomt – brandde af in 1966.
24
Roland Van Campenhout: “Ook in de Renardeau aan het Justitiepaleis hoorde je vaak Frans, daar spraken studenten van ‘J’ai oublié mon meetkunde’.” Gus Roan: “Er was in de sixties ook een Franstalige scene rond de groep The Black Sharks. Jongens van goeden huize, Latem en zo. Zeer goede muzikanten, maar wél met de Alfa Romeo, compleet anders dan wij met onze velo.”