Taalweb 2 Thema 1

Page 1

IN N VA Š

2 Nederlands voor het 2de jaar B



IN N VA

©

THEMA 1 Speurneuzen

LES 1 Op speurtocht in de klas – spreken

LES 2

Speurhond in opleiding – luisteren

LES 3

Schattenjacht – eindleestekens

LES 4

Vermist in de sneeuw – genietend lezen

LES 5

Speurder aan het werk – raadsels, schrijven

KEUZELES 1

Kraak de code! – luisteren

KEUZELES 2

Mijn zus is verdwenen – genietend lezen

KEUZELES 3

Speuren naar info – kijken, info opzoeken

O V U R

OEFENEN

MAAR!

LES 1 | Op speurtocht in de klas

13


Les 1

Op speurtocht in de klas Je kunt vragen stellen aan je klasgenoten. Je kunt iets over jezelf vertellen.

a Vier op een rij 1 Lees de vragen in het rooster. 2 Spreek een klasgenoot aan. Stel een vraag uit het rooster. Bijvoorbeeld: ‘Heb jij een huisdier?’ Als de leerling ‘nee’ antwoordt, ga je verder naar iemand anders. Als het antwoord ‘ja’ is, dan mag je zijn of haar naam onder de vraag schrijven. Daarna ga je verder naar een andere leerling. Je mag maar één vraag per keer stellen!

IN

diagonaal:

Eet je graag frietjes?

VA

Heb je een huisdier?

N

3 Ga op dezelfde manier verder tot je vier vakjes naast elkaar ingevuld hebt. De vier vakjes mogen horizontaal, verticaal of diagonaal naast elkaar staan. Dan heb je vier op een rij!

©

Speel je een muziekinstrument?

Lees je graag strips?

Hou je van sneeuw?

14

Kijk je graag naar voetbal op televisie?

Ben je al eens op een eiland geweest?

Ben je lid van een sportclub?

schuin, van links boven naar rechts beneden of omgekeerd Heeft jouw voornaam meer dan vijf letters?

Heb je meer dan één broer of zus?

Heb je al eens in een tent gekampeerd?

Gebruik je Facebook?

Is groen je lievelingskleur?

Spreek je nog een andere taal dan Nederlands?

Speel je graag computerspelletjes?

Ben je lid van een jeugdbeweging?

THEMA 1 | Speurneuzen


bedenken:

b Bedenk drie andere vragen voor je buur.

verzinnen

1 2 3

c Stel de vragen. Beantwoord ook de vragen van je buur.

IN

d Vind jij het verschil tussen waarheid en leugen? 1 Schrijf drie dingen over jezelf. Twee dingen zijn waar, één ding is een leugen.

N

VA

2 Vertel de drie dingen over jezelf aan je klasgenoten. Zij raden wat over jou gelogen is. Als ze juist raden, krijgen zij een punt. Als ze fout raden, krijg jij een punt.

©

LES 1 | Op speurtocht in de klas

15


Les 2

Speurhond in opleiding Je kunt vragen bij een beeldfragment beantwoorden.

O V VOOR U R

e Heldhaftig

hond

Hond redt baby

Helpende snee

uwhond

g Hond in opleidin redt levens

Hond Teddy is een held

opleiding:

IN

Waarover gaan de krantenkoppen? Beantwoord de vragen. 1 In welke situaties worden honden als redder gebruikt? 2 Wat moeten de reddingshonden in die situaties doen? 3 Waarom kan niet elke hond als reddingshond werken?

N

Een hond moet eerst een opleiding volgen. Pas dan kan hij als reddingshond werken. Hoe die training verloopt, zie je in de filmpjes. 1 2 3 4

VA

O V U R

periode waarin je een beroep leert

Lees de vragen vooraf. Vraag uitleg wanneer iets niet duidelijk is. Concentreer je terwijl je luistert. Laat je niet afleiden. Stoor je medeleerlingen niet.

Š

O V TIJDENS U R Kijk naar het eerste fragment. Duid het juiste antwoord aan. 1 Waarom kunnen honden goed naar slachtoffers speuren? Honden kunnen beter ruiken dan mensen. Honden zijn kleiner dan mensen en kunnen overal tussen. Honden hebben scherpere ogen dan mensen. 2 Speurhonden speuren naar vermiste slachtoffers. Wat kunnen speurhonden nog zoeken? eten en gestolen fietsen gsm’s en verborgen schatten geld en drugs

16

THEMA 1 | Speurneuzen


3 Wat is een belangrijke eigenschap voor een reddingshond? een sociaal karakter hebben (makkelijk kunnen omgaan met mensen) groot en sterk zijn agressief zijn

eigenschap: een typisch kenmerk van iets of iemand

stappen:

Kijk naar het tweede fragment. 1 Zet de stappen van de hondentraining in de juiste volgorde. Schrijf in potlood nummer 1 tot 4 voor de zinnen.

onderdelen in een juiste volgorde

De hondentrainer met het bijtrolletje gaat ergens zitten waar de hond hem niet kan zien.

De hond leert dat hij het bijtrolletje heel graag wil.

De hondentrainer met het bijtrolletje gaat ergens zitten waar de hond hem kan zien.

De hond zoekt een slachtoffer en de hondentrainer beloont hem met het bijtrolletje.

IN

2 Kijk nog een keer naar het tweede fragment. Pas een fout antwoord aan. Kijk naar het derde fragment. Beantwoord de vragen.

N

1 Hoe lang duurt de hondentraining?

VA

2 Waarom oefenen de trainers om de hond op te tillen en door te geven?

3 Waarom oefenen de trainers met de honden op grote hoogte?

Š

O V NA U R Vul het evaluatiekader in.

evaluatie

1

Welke score heb je behaald?

/10

2

Wat vind je van dat resultaat?

heel goed

3

Vond je het filmpje interessant?

ja

4

Kleur het juiste bolletje. - Hoe ging het luisteren? - Hoe verliep het kijken? - Wist je wat er van je verwacht werd?

5

goed

voldoende

niet goed

nee

heel goed heel goed

goed goed

voldoende voldoende

niet goed niet goed

heel goed

goed

voldoende

niet goed

Wat kun je bij een volgende opdracht beter doen?

LES 2 | Speurhond in opleiding

17


Les 3

Schattenjacht Je kunt het passende leesteken op het einde van een zin schrijven.

Uit: Jommeke, Het zevende zwaard

Uit: Jommeke, De schat van de zeerover

N

Uit: Jommeke, De kaart van Wawa Wang

IN

a Lees de strips. Markeer het leesteken aan het einde van elke zin.

besluit

VA

Op het einde van een zin schrijf je een leesteken. Na een mededelende zin schrijf je een punt. Na een vragende zin plaats je een vraagteken. Na een uitroepende zin zet je een uitroepteken.

b Omcirkel het meest geschikte leesteken. 1 2 3 4 5

Heb je zin om een schat te zoeken Ik heb een geheime schatkaart gevonden Die was op zolder verstopt Wat denk je Goed idee, zoek die schat

Š

. . . . .

? ? ? ? ?

c Schrijf een punt, een vraagteken of een uitroepteken. 1 Pas op voor de hond 2 Wie zou de dader zijn 3 De politie is de verdachte op het spoor 4 Kun jij deze code even voor mij ontcijferen 5 Elke morgen drinkt de geheim agent thee met citroen

18

THEMA 1 | Speurneuzen

! ! ! ! !

geschikt: bruikbaar, passend


d Schrijf een punt, een vraagteken of een uitroepteken. 1 Help, dit is een noodgeval 2 De detective kan zijn bril nergens vinden 3 Dat vergrootglas past echt niet op zijn neus 4 Een verrekijker is ook niet zo praktisch 5 Hoe moet hij nu de verdachte in de gaten houden e Vul een passend leesteken aan. De Amerikaanse miljonair Forrest Fenn kreeg ooit kanker rijkdom te delen, als hij genas met zijn geld

Hij beloofde zijn

Fenn is nu 84 jaar en doet gekke dingen

Dat zijn bekende Amerikaanse bergen

Maar hoe kan

IN

Mountains

Hij stopte een koffer vol goud in de grond van de Rocky

iemand de schat vinden

Een gedicht vol raadsels zet schattenjagers op

weg naar de juiste plek

Duizenden mensen zijn al op zoek

elf extra tips vond niemand voorlopig de schat

De schat zelf is 1,6 miljoen

Heb je zin om mee op schattenjacht te gaan

N

euro waard

Ik wel

VA

Naar: Wablieft

Zelfs met

Š

f Schrijf passende leestekens in de tekstballonnen.

ant

Uit: Asterix en de intrig

Uit: Asterix, De grote oversteek

LES 3 | Schattenjacht

19


VA

N

IN

g Schrijf een zin die bij de situatie past. Gebruik telkens een ander soort zin. Schrijf die zin naast de afbeelding.

h Markeer de woorden die met een hoofdletter moeten. Zet passende leestekens.

Š

heb jij ooit al gehoord van Sherlock Holmes hij was een heel goede detective uit Londen hij droeg altijd een geruit, bruingroen pak daarnaast had hij altijd een pijp in zijn mond weet je aan hoeveel zaken hij in zijn leven gewerkt heeft meer dan vijfhonderd jammer dat hij nooit echt bestaan heeft alle verhalen over hem zijn verzonnen

20

THEMA 1 | Speurneuzen


Les 4

Vermist in de sneeuw

Je kunt van een fragment uit een jeugdboek genieten. Je kunt van een luisterfragment genieten. Je kunt tekeningen bij het luisterfragment in de juiste volgorde plaatsen. a Bekijk de cover van het boek. Wat zie je? Waarover gaat dit boek volgens jou? b Lees het fragment.

10

©

15

VA

N

5

Als de bel gaat, komen de directeur en de agent samen met meester Hans de klas in. Iedereen gaat stilletjes op zijn plaats zitten. De agent kijkt even ongeduldig op zijn horloge en dan begint hij. ‘Dag jongens en meisjes.’ Hij knikt naar de kinderen. ‘Mijn naam is Diederik Kooij en ik ben Hoofd Opsporing bij de Kinderpolitie. Ik ben hier omdat er iets zeer ernstigs aan de hand is.’ Hij schraapt zijn keel1 en gaat verder. ‘Jullie weten allemaal dat Wesley vermist wordt. Meneer Zager, Wesleys vader, komt ook zo. Ik zal alvast de gebeurtenissen op een rijtje zetten. Tenzij er nu al iemand is die iets belangrijks te zeggen heeft.’ Alle kinderen blijven stil. ‘Goed. Wesley is gisteren om tien voor halfeen voor het laatst gesignaleerd2. Hier op het schoolplein. Jullie meester zegt dat hij Wesley over het plein zag wegfietsen.’ De agent kijkt naar de meester. Meester Hans knikt. ‘Ja, daar ben ik zeker van. Het is namelijk verboden om te fietsen op het schoolplein. Ik wilde hem er vandaag op aanspreken.’ ‘Juist.’ Agent Kooij kijkt de klas rond. ‘Sindsdien is Wesley spoorloos. Ook van zijn fiets ontbreekt ieder spoor.’ De politieagent is even stil en steekt dan drie vingers op. ‘Ik heb drie vragen voor jullie. Belangrijke vragen. Het leven van jullie klasgenoot kan ervan afhangen.’ Op dat moment komt Wesleys vader de klas in lopen. Hij ziet er doodmoe uit. De directeur en de agent begroeten hem en meester Hans biedt hem zijn bureaustoel aan. Agent Kooij gaat verder met zijn verhaal.

IN

1

20

25

1 2

zijn keel schrapen: kuchen, hoesten gesignaleerd: gezien

LES 4 | Vermist in de sneeuw

21


45

50

IN

40

N

35

VA

30

‘De eerste vraag is: heeft iemand van jullie Wesley later die middag nog gezien?’ Gespannen3 kijken de vier volwassenen de klas rond, maar iedereen blijft stil. ‘De tweede vraag,’ zegt de agent dan. ‘Heeft iemand Wesley iets horen zeggen over wat hij wilde gaan doen op zijn vrije woensdagnamiddag?’ Niemand zegt iets. ‘Mijn derde vraag is de moeilijkste. Misschien ook wel de belangrijkste. Ik wil weten of er ook maar iets is gebeurd wat een aanwijzing zou kunnen zijn. Iets wat Wesley de afgelopen weken verteld heeft ... Of hebben jullie hem bijvoorbeeld met iemand samen gezien?’ De kinderen blijven stil. ‘Deed hij misschien ineens anders dan anders?’ gaat de agent verder. ‘Was hij stiller of juist vrolijker? Had hij ineens nieuwe spullen of wilde hij juist geld lenen? Was hij misschien bang van iets of iemand? Had hij het over weglopen?’ ‘Dat zijn niet drie vragen, maar wel honderd,’ mompelt4 Max. Agent Kooij kijkt hem doordringend aan. ‘Wat wilde jij zeggen?’ Max kijkt weg. ‘Niets, meneer.’ ‘Zeker weten?’ ‘Ja, meneer.’ Jeroen moet ineens ergens aan denken. Iets van afgelopen zomer. 3 4

gespannen: heel aandachtig en zenuwachtig mompelen: moeilijk verstaanbaar zeggen

©

Uit: Marco Kunst, Vermist in de sneeuw

c Is deze tekst fictie of non-fictie? d

22

Beantwoord de vragen. 1 Wat wil de agent over Wesley weten? Welke dingen vraagt hij? 2 Waaraan denkt Jeroen volgens jou? 3 Wat gebeurt er verder in het boek, denk je?

THEMA 1 | Speurneuzen


e Luister naar het vervolg. Nummer de tekeningen in de volgorde van het verhaal. Nr.

Nr.

Nr.

Nr.

Š

Nr.

VA

N

IN

Nr.

f

Beantwoord de vragen. 1 Waarom is het voor Jeroen en Wesley moeilijk om de weg terug te vinden? 2 Zou je zelf ook in je eentje naar je vermiste vriend of vriendin op zoek gaan? 3 Wat denk je dat er verder zal gebeuren?

LES 4 | Vermist in de sneeuw

23


Les 5

Speurder aan het werk Je kunt een raadsel oplossen. Je kunt een opsporingsbericht voor een huisdier schrijven.

5.1

Wie heeft het gedaan?

De politie is de verdachten van vier misdaden op het spoor. Ze werden tegelijkertijd opgepakt, maar de agenten zijn in de war. Wie heeft nu weer wat gedaan?

N

De oudste persoon heeft een giftige taart gebakken. De man met de zonnebril heeft vals geld gedrukt. De graffitikunstenaar was op het strand. Nienke heeft een gsm gestolen. De valsmunter was in de trein. De 14-jarige was in het park aan het skaten. De persoon in de bibliotheek is 82. 3 De kleinste persoon heet Nienke. De dief van de gsm is 14 jaar. Pedro is een surfer. Fien was in de bibliotheek. De surfer is 20 jaar. Oma Fien heeft de giftige taart gebakken. De 20-jarige spoot graffiti op de politieauto. Max is kaal. In de trein zat een 50-jarige. 1

2

Naam

Leeftijd Misdaad

Waar?

24

THEMA 1 | Speurneuzen

2

4

VA

Š

- - - - - - - - - - - - - - - -

1

IN

Lees de tips en vul het bordje van elke verdachte in.

3

4


5.2

Opsporing verzocht

O V VOOR U R a Bekijk het volgende bericht.

HELP! ONZE POES IS VERMIST. Naam: Minnie Kleur: grijs gestreept Leeftijd: 3 jaar Kenmerken: rode halsband met belletje Vermist sinds zaterdag 8 september

IN

Heb je Minnie gezien? gsm 0455 111 654 Bedankt! Soumaya en Nicolas

N

Waarom hebben Soumaya en Nicolas dit bericht geschreven?

Š

VA

O V TIJDENS U R b Kies een dier. Kies een passende en duidelijke foto. Vul de gegevens over het dier in. Kijk naar het voorbeeld in opdracht a.

HELP!

Naam: Kleur:

foto

Leeftijd:

Kenmerken:

Vermist sinds Heb je

gezien?

Gsm

Bedankt!

LES 5 | Speurder aan het werk

25


c - Lees een opsporingsbericht van een klasgenoot. - Schrijf een sms als reactie op dat opsporingsbericht. - Vermeld:

Gebruik geen afkortingen. Laat tussen elk woord één spatie. Voor een leesteken laat je geen spatie. Na een leesteken laat je wel een spatie.

N

- - -

IN

1 waar je het dier zag; 2 waaraan je het meent te herkennen; 3 wat er intussen met het dier gebeurd is (Is het bij jou thuis, bij de dierenarts …? Loopt het nog ergens op een bepaalde plek rond? Is het dood? …); 4 wat je klasgenoot kan doen om het dier terug te vinden/krijgen; 5 je naam en eventueel je adres als ze het dier bij jou kunnen ophalen.

©

VA

d Schrijf een sms als reactie op de sms die een klasgenoot schreef. - - - - - - -

Bedank voor het bericht. Laat weten wat je zult doen om het dier terug te halen/vinden. Laat weten wanneer je dat zult doen. Gebruik geen afkortingen. Vermeld je naam. Laat tussen elk woord één spatie. Voor een leesteken laat je geen spatie. Na een leesteken laat je wel een spatie.

O V NA U R e Beoordeel elkaars opsporingsbericht en sms’en. Je krijgt van je leraar de evaluatieschema’s om het opsporingsbericht en de sms’en van elkaar te beoordelen.

26

THEMA 1 | Speurneuzen


keuzegedeelte Keuzeles 1

Kraak de code!

Je kunt vragen bij een luisterfragment beantwoorden. Je kunt met de hulp van een tabel een code ontcijferen. a Bekijk het filmpje. Zet een kruisje bij het juiste antwoord.

N

2 Hoe maakten de indianen rooksignalen? met hout en palmtakken met gras en dekens met stro en de wind

IN

1 Wat gebruikten de Grieken en de Romeinen als signaal? fakkels rooksignalen geluid

VA

3 Hoe werkt de morsecode? Lange en korte stroomstootjes betekenen elk een letter of een cijfer. Elke kleur heeft een betekenis. Met een apparaat worden letters gevormd. b Bekijk de code. Los de vragen op.

Hoe schrijf je een letter D

in morsecode?

2

Hoe schrijf je een letter W?

3

Wat betekent

4

Wat betekent

5

Noteer je eigen naam in morsecode.

Š

1

? ?

KEUZELES 1

27


6

Ontcijfer de boodschap hieronder.

/

/

/

/

/

/

/

/

/ /

!

IN

c De boodschappen hieronder zijn volgens een andere code geschreven. Ontcijfer hoe de codes werken. Zet hoofdletters en een gepast leesteken.

1 .nezel nerov raan nerethca nav sella ne neiaardmo laameleh tsket nee tnuk eJ

N

2 neE eredna diehkjilegom si kle droow trapa nerovetsrethca et .nevjirhcs

VA

3 Inde zebo odsc hapz ieje bije lkwo ordv ierl ette rsje moet erze lfde juis tewo orde nuit afle iden.

©

4

Deze tekst zul je enkel kunnen lezen als je de pagina ondersteboven houdt!

5 jlkj kl*nkjr d--r jjn tjkjn vjrv×ngjn, wjrkt --k ×ls gjhj*mj c-dj.

28

THEMA 1 | Speurneuzen


1

2

3

4

5

A

a

b

c

d

e

B

f

g

h

i

j

C

k

l

m

n

o

D

p

r

s

t

u

E

v

w

x

y

z

C3 B4 B5 C4

IN

d Ontcijfer de boodschap aan de hand van het rooster.

B4 D3 B2 A5 B3 A5 B4 C3

VA

A1 B2 A5 C4 D4

N

A4 D2 C5 C5 C3 A2 A5 D2 C5 A5 D1

Š

e Kun jij nog een manier bedenken om een geheime boodschap door te geven? Noteer die hieronder. Laat je klasgenoot je boodschap ontcijferen.

KEUZELES 1

29


Keuzeles 2

Mijn zus is verdwenen

Je kunt van een fragment uit een jeugdboek genieten. a Kijk naar de cover van het boek. Beantwoord de vragen.

1 2 3 4 5

Waarover gaat het boek volgens jou? Waarom zijn jongeren soms verdwenen? Hoe zoekt de politie naar verdwenen personen? Denk je dat dit een spannend boek is? Waarom? Lees je graag spannende boeken?

©

10

N

5

Fragment 1 De volgende ochtend is Karin nog niet terug. De politie is er weer. Sil is even naar haar eigen huis gegaan. Maar nu is Karins vriendin weer bij hen. ‘Uw dochter is al heel lang weg,’ zegt de grijze agent. ‘Meestal komen tieners binnen een dag weer terug. Uw dochter is er nog steeds niet. Dat betekent dat ze nu echt vermist is.’ Giels vader wrijft met zijn handen over zijn ogen. Daaraan ziet Giel dat hij moe is. Moe en verdrietig. ‘We gaan beginnen met ons onderzoek,’ zegt de agent. ‘We zoeken buiten naar Karin en naar haar fiets. Maar we onderzoeken ook jullie huis. Karin is na jullie van huis vertrokken. Daarom moeten we vingerafdrukken nemen. Misschien heeft iemand haar in dit huis aangevallen.’ Giels moeder kreunt. De agent doet de voordeur open en laat een paar collega’s binnen. ‘Lopen jullie mee naar buiten, naar de tuin?’ vraagt een agent. ‘Dan kunnen deze mensen hun werk doen, anders staan we maar in de weg.’ In de tuin staat een andere onderzoeker. Hij heeft een kastje bij zich. ‘Hiermee kan ik uw vingerafdrukken nemen,’ zegt hij. ‘Dit apparaat scant uw vingers. Als we in huis iets raars vinden, kunnen we kijken of er vreemde vingerafdrukken zijn.’ Giel begrijpt het. Vingerafdrukken die niet van hen zijn, zijn misschien van een dader. Bijvoorbeeld van een man die zijn zus heeft meegenomen.

VA

1

IN

b Lees de fragmenten en beantwoord de vragen.

15

20

30

THEMA 1 | Speurneuzen


- Waar speelt het fragment zich af? - Waarom neemt de politie vingerafdrukken van alle gezinsleden? - Hoelang duurt het normaal gezien voor een verdwenen jongere terug opduikt? - Waarom kreunt Giels moeder, denk je? - Hoe zou jij je voelen als je Giel was?

25

30

40

©

45

VA

N

35

Fragment 2 Dan schrikt Giel wakker van de telefoon. Hij heeft dus toch geslapen. Hij kijkt op zijn wekker. Het is twee uur ‘s nachts. Wat een raar tijdstip om te bellen! Wie heeft de telefoon opgenomen? Ja, hij hoort zijn vader praten. Giel loopt naar de gang. De deur van de slaapkamer van zijn ouders staat open. Zijn moeder legt haar vinger op haar lippen. Giel begrijpt dat hij stil moet zijn. ‘Wie bent u?’ vraagt zijn vader. ‘Waar is ze dan? Hoe weet ik dat het echt waar is? Hoeveel geld wilt u? Dat kunnen we nooit ...’ ... De agenten willen alles weten over het telefoontje. Giels vader vertelt precies wat hij heeft gehoord. Dan vertelt hij hoe de stem klonk. ‘Het was een man,’ zegt hij. ‘Maar hij had een rare stem.’ ‘Klonk het als een computer?’ vraagt een agent. ‘Of klonk het een beetje dof?’ ‘Dof,’ zegt Giels vader. ‘Alsof hij door een handdoek praatte.’ ‘Dat is goed mogelijk,’ zegt een agent. ‘Soms doen ze dat. Ze willen niet dat je hun stem herkent.’ ‘Ze vragen twee miljoen euro,’ zegt Giels moeder. ‘Waarom zoveel? Zoveel geld hebben we toch niet?’ ... ‘Dat begrijp ik,’ zegt de agent. ‘Maar zo’n ontvoerder denkt daar niet aan. Die denkt alleen aan losgeld.’ ‘Wat nu?’ vraagt Giels vader. ‘Nu gaan we jullie telefoon afluisteren,’ zegt de agent. ‘Ze bellen morgen terug. Wij luisteren dan mee. We willen weten of die ontvoering echt waar is. Misschien is het een flauwe grap. Bijvoorbeeld van iemand die in de krant gelezen heeft over Karin. Misschien komen we er ook achter waar ze vandaan bellen.’ ‘En als dat niet lukt?’ vraagt Giel. ‘Dan zien we wel weer verder,’ zegt een van de agenten.

IN

50

- Wie belt de ouders van Giel om twee uur 's nachts op? - Wat is losgeld? - Waarom vraagt Giel aan de agenten: 'En als dat niet lukt?', denk je?

KEUZELES 2

31


70

75

IN

65

‘Dat lijkt wel bloed,’ zegt de agent. Het klopt. Het is zo’n buisje van de dokter. Een buisje om bloed te prikken. Giel wordt weer misselijk. Toch blijft hij naar het buisje kijken. ‘Er zit ook een briefje bij,’ wijst Giel. De agent haalt nu een soort pincet uit zijn zak. Langzaam trekt hij het briefje naar zich toe. ‘Dit is bloed van Karin. Wilt u zeker weten dat wij haar hebben? Test dan het DNA. Over twee dagen bellen wij u weer.’ ... De agent kijkt naar Giel. Dan legt hij het uit. ‘De ontvoerders willen dat we dit bloed testen. Dan weten we of dit echt Karins bloed is. We moeten het testen met iets anders waar Karins DNA in zit.’ Giels moeder denkt even na. ‘We hebben een haarborstel van Karin. En haar tandenborstel. Zit daar haar DNA op?’ ‘Ja!’ zegt de agent. ‘Dat is geweldig.’ Giels moeder loopt naar boven. Ze komt terug met de borstels. De agent stopt ze in twee aparte plastic zakjes. ‘Het spijt me,’ zegt hij. ‘Dit onderzoek duurt even. Morgenmiddag weten we meer.’

N

60

VA

55

Fragment 3 Wat zit er in dat pakje? Karins oor? Of haar pink? Of nog erger? ‘Goed dat u ons meteen hebt gebeld,’ zegt de agent. Giel herkent hem. Het is de grijze agent die hier de eerste keer was. Snel doet hij zijn handschoenen aan ... Met zijn vingertoppen doet hij het doosje open. ... ‘Wat is dat?’ fluistert Giel. Hij ziet een smal buisje. In het buisje zit rode vloeistof.

©

Naar: Marte Jongbloed, Mijn zus is verdwenen

- - -

32

Waarom gebruikt de agent een soort pincet om het briefje dat bij het buisje met bloed zit te nemen? Wat is DNA-onderzoek? Het duurt maar één dag voor ze meer weten over het DNA-onderzoek. Waarom zegt de agent dan toch: 'Het spijt me. Dit onderzoek duurt even.'?

THEMA 1 | Speurneuzen


c Plaats het juiste onderzoek en elk fragment bij de juiste afbeelding. Fragment nr.

Fragment nr.

Onderzoek:

Onderzoek:

Onderzoek:

Š

VA

N

d Giel en Sil gaan samen op onderzoek. Hoe kunnen ze daaraan beginnen? Waar vinden ze informatie over Karin?

IN

Fragment nr.

KEUZELES 2

33


Keuzeles 3

Speuren naar info

Je kunt info uit een kijk- en luisterfragment halen. Je kunt info op het internet zoeken. a - Bekijk het fragment. - Waarover gaat het fragment?

- Wat weet jij over dit onderwerp?

N

b - Bekijk het fragment opnieuw. - Beantwoord de vragen. 1 Hoe is het allemaal begonnen?

- -

Š

-

VA

-

IN

- Waarom bekijk je dit filmpje? Het filmpje wil: O je over iets informeren. O je van iets overtuigen. O je ontroeren. O je ontspannen.

2 Wat doet Child Focus? -

-

34

THEMA 1 | Speurneuzen


3 Wat is het verschil tussen 20 jaar geleden en nu? 20 jaar geleden

Nu

4 Wat doet Child Focus nog? 5 Welk telefoonnummer zie je in het filmpje?

IN

c - Zoek extra informatie op www.childfocus.be. - Lees de vragen. - Duid de passende antwoorden aan. Soms zijn er meerdere mogelijkheden.

VA

N

1 Wanneer is Child Focus precies begonnen? O 20 oktober 1996 O 24 september 1997 O 31 maart 1998 O 4 mei 2001

©

2 Waarvoor kun je op het gratis telefoonnummer van Child Focus terecht? O om het even welke verdwijning O een verdwijning of ontvoering van jongeren tot 18 jaar O een onrustwekkende verdwijning van jongeren tot 24 jaar O elk seksueel misbruik O seksueel misbruik van jongeren tot 24 jaar O seksueel misbruik van jezelf of andere jongeren tot 18 jaar O zelfmoord O willen weglopen van waar je verblijft O weggelopen zijn en niet durven terugkeren O info over seksueel misbruik 3 Vanuit welk land / welke landen kun je Child Focus op het gratis nummer bereiken? O enkel vanuit België O enkel vanuit België en Nederland O enkel vanuit de landen van de Europese Unie O vanuit alle landen van de Europese Unie, Servië en Zwitserland O vanuit alle landen van Europa O vanuit alle landen van Europa, Noord-Amerika, Australië en Japan O vanuit alle landen van de wereld

KEUZELES 3

35


4 Via welke kanalen kun je Child Focus nog bereiken? O mail naar een medewerker O via Facebook O enkel in België via het betalend nummer +32 2 475 44 99 O buiten België via het betalend nummer +32 2 475 44 99

IN

5 Wat is een onrustwekkende verdwijning? O Een verdwijning is altijd onrustwekkend. O De verdwenen persoon is jonger dan 13 jaar. O De verdwenen jongere verdween vroeger al eens. O De verdwenen jongere heeft een lichamelijke of geestelijke beperking of kan niet goed voor zichzelf zorgen. O De verdwenen jongere heeft medicatie of medische hulp nodig. O De verdwenen jongere is mogelijk in levensgevaar. O De verdwenen jongere is mogelijk bij iemand die geen goede bedoelingen heeft of is het slachtoffer van een misdrijf. O Je verwacht dat de jongere zou weglopen. O Je verwacht absoluut niet dat de jongere zou weglopen.

VA

N

6 Kun je seksueel misbruik anoniem melden? O Nee, je moet altijd vermelden wie je bent. O Ja, je hebt de keuze om wel of niet te zeggen wie je bent. O Ja, elke melding gebeurt anoniem. d - Bekijk het fragment.

©

- Waarom bekijk je dit filmpje? Het filmpje wil: O je over iets informeren. O je van iets overtuigen. O je ontroeren. O je ontspannen. - Verklaar je antwoord.

36

THEMA 1 | Speurneuzen


e - - -

Zoek extra informatie op www.childfocus.be. Lees de stellingen. Zijn die stellingen juist of fout? Verklaar je antwoord.

1 Een bericht op sociale media over een verdwijning deel je best altijd. 2 Zelf een bericht plaatsen over een verdwijning is een goed idee.

Š

VA

N

IN

3 Child Focus verstuurt eerder zelden een opsporingsbericht.

KEUZELES 3

37


Oefenen maar!

Duid hier jouw kleur aan:

Eindleestekens

Les 3 Schattenjacht

a Markeer het leesteken aan het einde van de zin. Schrijf na elke zin welk soort zin het is. Kies uit: mededelende zin - vragende zin - uitroepende zin. Naam:

1 Volgende week wordt het zeker mooi weer. 2 Haal nu de krant uit de brievenbus!

IN

3 Waar is de sleutel? 4 Wie is jouw beste vriend? 5 Oh nee!

6 We kunnen helaas niet naar het feest komen.

Marco komt bij de dokter Hij heeft een briefje waarop staat dat hij niet kan praten De dokter vraagt: ‘Kun je je hand even op tafel leggen’ De dokter neemt een hamer en slaat keihard op Marco's hand Marco schreeuwt van de pijn: ‘Aaaaaaaaaa’ Waarop de dokter zegt: ‘Goed zo, morgen leren we B’

Klas:

Naar: Kidsweek

VA

1 2 3 4 5 6

N

b Kies en markeer het passende leesteken aan het einde van de zin.

Nummer:

©

c Aan het einde van de zin ontbreekt een leesteken. Schrijf het passende leesteken in de laatste kolom.

Datum: 38

1

Vostok is een weerstation op de Zuidpool

2

In de winter is de temperatuur er gemiddeld 65 °Celsius

3

Denk je dat het er tijdens de zomer warmer is

4

Niet helemaal, want dan is het er ongeveer -30 °

5

Je zou voor minder beginnen te bibberen

THEMA 1 | Speurneuzen

. . . . . .

? ? ? ? ? ?

! ! ! ! ! !


d Aan het einde van de zin ontbreekt een leesteken. Schrijf het passende leesteken in de laatste kolom. 1

Weet jij waarom bloemen zo lekker ruiken

2

Dat is om de bijen aan te trekken

3

Om dezelfde reden hebben bloemen ook een mooie kleur

4

Sommige bloemen, zoals madeliefjes of viooltjes, kun je zelfs eten

5

Probeer maar eens

e Schrijf bij elke foto drie zinnen. Gebruik bij elke zin een ander eindleesteken.

?

Nummer:

!

? !

Naam:

Š

. Klas:

VA

1

Datum:

.

N

IN

Bijvoorbeeld:

OEFENEN MAAR!

39


2

.

?

!

IN

Naam:

3

Nummer:

©

Klas:

VA

N

Datum: 40

THEMA 1 | Speurneuzen

. ? !


© N

VA IN


Š

VA

N

Francky Lannoo

IN

Annemie Blomme Tine Calon Kristof Desmet Katrijn D’Herdt Virginie Vermeersch Lotte Vermeir Stefanie Verstraete Pieter Wyffels

Leer zoals je bent Ontdek het onlineleerplatform: diddit. Vooraan in dit boek vind je de toegangscode, zodat je volop kunt oefenen op je tablet of computer. Activeer snel je account op www.diddit.be en maak er een geweldig schooljaar van!

ISBN 978-90-306-9499-1 594001

vanin.be