Leidse
S T YL
#1 JAAR K RANT 2012
OVER CULTUUR & KENNIS
BEELD ENDE KUNST MO DE
MUZ IEK BOUW EN E B ON AL TA AR BA
ON DER ZOEK
POD IUM FILM KUNST
ONDER WIJS
LITERA TUUR
Dit gedicht over Leiden heeft als uitgangspunt de renga, van oorsprong een Japans kettinggedicht, geschreven in samenwerking tussen verschillende dichters. Een eerste dichter schrijft de eerste strofe, de hokku, bestaande uit 5-7-5 lettergrepen. Een tweede dichter sluit aan, in dezelfde geest of emotie, met twee zinnen van 7 lettergrepen, in een poĂŤtische dialoog. Door het versritme te herhalen kan een gedicht van twee tot honderd verzen ontstaan.
Leidse Renga
dichter bij het woord multiculti op muren de stille mare
Later als je groot bent ‌.
spraakmakend geuzenwater gemompel op terrassen
bast een marktkoopman zijn waar in kretologie krijsen de meeuwen
en slingert de tram eindelijk door de breestraat stedelijk sieraad
een opera voor het volk cultuur voor henk en ingrid
terwijl naaldhakken steken tussen de kinderhoofdjes
stadhuisklok klinkt luid rumoer doet de stad leven dichters drinken wijn
echter zal blijken alles in deze smeltkroes blijft niet overeind
hersenspinsels dwalen rond iedereen mag ze grijpen
belendend burcht en bouwval glooiende nauwe stegen
de leidse rijnen vloeien om het stenen hart de inkt der dichters
vormen hart der stad door wateren ontsloten de poorten open
vloeibare taal gerimpeld haast hand in hand met de markt
gekwetter binnen kroegen studenten schuimen buiten winkelverkiezing tutholashops favoriet Pino noch Mabroek
Gideon Roggeveen regel 1 t/m 5 Jaap Montagne regel 6 t/m 10 Han Ruijgrok regel 11 t/m 15 Susanne Metaal regel 16 t/m 20 Egon Snelders regel 21 t/m 23
Herman de Tollenaere regel 24 t/m 25 Pink Meltzer regel 26 t/m 28 Ditmar Bakker regel 29 t/m 35 Wijnand Noot regel 36 t/m 38 Martin Aart de Jong regel 39 t/m 40 I.s.m. Leids Dichtersgilde & Han Ruijgrok
later als je groot bent leid je de wereld in banen
Leidse Stijl
POË INHO ZIE UD 31 Campus voor studenten 32 Cultuur- en kenniskaart 34 Universiteit: winnaars
49 Theatermaker Paul Koek 50 ROC Leiden bouwt nieuw + 52 Binnen bij kunstenaars
14 Wijken voor kunst 15 Wat wethouders willen 16+ In het LUMC
37 Universiteit: taal & hersenen 38 Locatietheaternieuwe-stijl 40 Musea in de steigers
55 Toekomst van de zorg 56 Winkeltjes 57 Bladenmakers 58 Buitenkunst
19 iPad op de Hogeschool 20 Beeldende kunstkritiek 22+ Universiteit: hiphop enz.
42 Broeden op literatuur 43 Boek over Leidse pleinen 44 Mode in de Meelfabriek
59 Instrumentmakers 60 Peen en Ui, RAP en Stadslab 62 Netwerk 071 64 Cijfers vs poëzie
25 Amateurkunst 26 Nieuw Leyden 28 ‘Verborgen muziek’ 30 Aalmarkt op de schop
46 Chef-Stad van Leidsch Dagblad 47 Kunstenaar Frans de Wit leeft 48 Cultuurkwartier
ONT DEK MEER
04 06 08 10 12
Deze jaarkrant gaat over Leiden als stad van cultuur en kennis. De blik is naar de toekomst gericht. De naam Leidse Stijl verwijst naar het tijdschrift De Stijl dat in 1917 in Leiden is opgericht. De gelijknamige groep kunstenaars die hieruit voortkwam, streefde naar schoonheid en harmonie, in ‘klare lijnen’, ook in toegepaste kunst (van stedenbouw tot en met interieurontwerp), in nauwe samenwerking met ambachtelijk geschoolde bouwers en makers. De redactie van Leidse Stijl herkent zichzelf in de idealen van de Stijlgroep. Samenwerking vormt hierbij het sleutelwoord. De cultuur- en kennisstad Leiden heeft een wereld te winnen bij nieuwe allianties tussen kunsten, onderwijs en wetenschappen, tussen ondernemers en onderzoekers, tussen beleids- en cultuurmakers. Voor hen wil deze krant een bron van inspiratie zijn. Een projectgroep van Stadslab Leiden heeft deze krant gemaakt. Stadslab is een organisatie van Leidse burgers die hun professionele kennis en vaardigheden inzetten om Leiden ‘mooier en spannender’ te maken. Studenten van de masteropleiding Journalistiek en Nieuwe Media aan de Universiteit Leiden hebben meegewerkt aan de totstandkoming van deze krant. Een achttal stadsparners heeft de productie van deze krant financieel mogelijk gemaakt. Zij geven hiermee uiting aan gedeelde ambities en idealen: sámen werken aan de toekomst van Leiden, stad van ontdekkingen. Noem dit: de Leidse Stijl. De redactie
COL OFON EINDREDACTIE EN ORGANISATIE
Marina van den Berg Gijsbert van Es Franceline Pompe John Stelck (vormgeving) Leidse Styl is een initiatief van Stadslab Leiden. Reacties naar info@stadslableiden.nl
REDACTEUREN
Joyce Albers, Marlies van Boekel, Diana van den Driessche, Frank Nuijens, Peter Visser, Myra Albersen, Erik Wiersma MET MEDEWERKING VAN
Masterstudenten Journalistiek en Nieuwe Media Universiteit Leiden / prof. dr. Jaap de Jong, Chiara van den Berg, Bert Besterveld, Maureen Land, Annette Mol, Michel Peters, Friederike de Raat, Joshua Luijten en Evelien Doornebal.
BESTE
NATIONALE VRIJWILLIGERS ORGANISATIE CATEGORIE INNOVATIE
P/03
Singelpark Filmscene Essay Biosciencepark Muzikaal talent
P/04 Leidse Stijl
ron d de stad
Tekst Michelle de Roo/Jeroen Maters/Geert Crielaard
De winst van het
Singelpark 2
1
3
4
Highlights in het Singelpark Stadsmolens
10
1 9
De Put/de Valk Museum Volkenkunde Hortus Botanicus en Sterrewacht Plantsoen Stadspoorten Morspoort en Zijlpoort Begraafplaatsen Groenesteeg en Zijlpoort Industrieel erfgoed Nieuwe Energie en Meelfabriek Architectuurwijk Nieuw Leyden
Singel in cijfers Huidige
8
vorm sinds 1659 6,3 kilometer lengte 60% van vaarwater in de stad 2.000 bomen
5 6
7
Hoe de singels uitgroeien tot één park Het Singelpark is als een snoer met tien kralen. In elk van de tien onderdelen valt de komende jaar veel te doen. Een impressie.
1
Bij Museum Volkenkunde/ Molen De Put – De buitenruimte rondom Museum Volkenkunde wordt permanent toegankelijk voor publiek. Het museum werkt eraan ook buiten museale presentaties te bieden. Het gebied tussen Volkenkunde en Molen de Valk moet een geheel nieuw stedelijk ontwerp krijgen, ook als schakel met het Cultuurkwartier in de binnenstad.
2
Energiecentrale e.o. – Wat nu een gesloten terrein is, wordt een park waarin industrieel erfgoed en groen zijn gecombineerd. In dit gebied is plaats voor een evenemententerrein. Een damwand in de singel is verwijderd, zodat het mogelijk wordt rondom de binnenstad te varen.
3
Huigpark/Blekerspark – Een brug zal beide parken verbinden. Begraafplaats Zijlpoort is permanent geopend als onderdeel van de ‘groene cirkel’.
Ankerpark/Meelfabriek – Vanaf de Zijlpoort maakt een voetgangersbrug de oversteek naar het Ankerpark. Nog een brug vormt de verbinding met het nieuwe design-gebied van de Meelfabriek.
4
6
5
7
Katoenpark/Groenesteeg – Het Katoenpark krijgt een nieuw uiterlijk dat past bij de naastgelegen Meelfabriek. Een hellend pad voert vervolgens naar een geheel andere sfeer: die van begraafplaats Groenesteeg.
Plantage/Plantsoen. Beide groene stroken vormen weer één gebied; het Levendaal wordt heringericht, zodat het deze onderdelen van het Singelpark niet langer doorsnijdt.
Jan van Houtkade/Boisotkade – Het talud langs deze kades is verbreed. Het verkeer erlangs is een 30-kilometerzone.
8
Sterrewacht/Hortus – Het terrein van de Sterrewacht vormt één gebied met de Hortus, dat van twee kanten tegen betaling toegan-
kelijk is. De straten en grachten er omheen zijn ‘groener’ gemaakt.
9
Witte Singel – Het gebied achter het Lipsiusgebouw, dat nu een stedelijke sfeer heeft, wordt ‘groener’ gemaakt, onder andere door herinrichting van het Arsenaalplein.
10
Rembrandtpark – De historie van dit park wordt zichtbaar gemaakt, onder andere met prominente aanwezigheid van restanten van de oude stadsmuur en het levensverhaal van Rembrandt.
I nspirerende stadsparken he High Line, New York T Op een voormalig verhoogd spoorwegtracé dwars door Manhattan (www.thehighline.org) Promenade Plantée, Parijs Het voorbeeld voor The High Line (www.promenade-plantee.org) Battery Park, New York Van organische miniboerderij tot muziekfestivals (www.thebattery.org)
Leidse Stijl J ardins del Turia, Valencia Negen kilometer lang stadspark op een drooggelegde rivierbedding (www.culturia.org) Promenade, Münster Viereneenhalve kilometer park/pad op plaats oude vestingmuren rond de historische binnenstad (www.muenster.de/stadt/tourismus/nl/ oude-stadsgedeelte_promenade.html)
J 200.000.000 Leiden wil het langste stadspark van Nederland aanleggen. De gemeente heeft er ruim negen miljoen voor uitgetrokken. Stadslab Leiden berekende dat het park meer dan tweehonderd miljoen euro kan opleveren. Een topontwerper moet daarvoor de basis leggen.
J
e kunt er straks ruim zes kilometer ongestoord een rondje wandelen, hardlopen, fietsen, skaten, schaatsen en varen: het Singelpark in Leiden. Aangelegd op en rond de oude verdedigingswallen langs de historische binnenstad. Weinig Leidenaren hebben het in de gaten, maar Leiden is in Europa één van de grotere vestingsteden waarvan de verdedigingsstructuur nog zo duidelijk zichtbaar is.
Parkeerplaatsen worden parken, hekken en andere barrières gaan naar de schroothoop, er komen nieuwe bruggen, groen krijgt een facelift en er komt een doorlopende promenade aan de binnenkant van de singel. Dat is het idee. Het versnipperde groen verandert zo in één grote, mooie groene long. Dat trekt niet alleen toeristen; het Singelpark is straks ook dé plaats waar inwoners kunnen sporten en recreëren. En dat in de stad die nu nog het meest versteend is van alle steden in Nederland. Bij groen in de stad heb je het al snel over de kosten. De laatste tijd is er echter veel aandacht voor de economische baten die groen in de stad biedt, naast de ‘zachte’ baten als sociale ontmoetingsplaats, goed voor milieu, kinderen spelen meer buiten, gelukkiger inwoners en werknemers en minder criminaliteit. Het Singelpark kost de gemeente ruim negen miljoen euro. Een park van deze opzet en omvang heeft een afschrijvingstermijn van dertig jaar. Wat zal het park de stad tegen die tijd minimaal hebben opgeleverd?
Toerisme – 21 miljoen euro Twee miljoen bezoekers trok The High Line in New York in de eerste tien maanden na de opening. Dit nieuwe park bevindt zich op een verhoogd spoorwegtracé dwars door Manhattan en is ontworpen door de beroemde Nederlandse landschapsarchitect Piet Oudolf. Voor het Singelpark is The High Line een inspirerend voorbeeld van een lang, smal, bijzonder stadspark.
Leiden is echter geen New York. Jaarlijks heeft Leiden 400.000 stadswandelingen door bezoekers van buiten de stad (bron: Leiden Marketing). Een schatting: dat aantal stijgt met 5 %. Dat betekent dat het Singelpark minimaal 20.000 extra binnenlandse toeristische bezoeken oplevert. Zij geven gemiddeld € 35,- per persoon uit tijdens hun bezoek aan de stad. Ergo: het Singelpark levert jaarlijks minimaal € 700.000 op aan binnenlands toeristisch bezoek. Over een afschrijvingsperiode van dertig jaar: € 21 miljoen.
Onroerend goed – 135 miljoen euro
In het boek The Green City Guidlines [zie kader] staan diverse onderzoeken die aantonen dat de waarde van onroerend goed stijgt als zich binnen een straal van ongeveer 500 meter een goede, groene openbare ruimte bevindt. Afhankelijk van de omstandigheden varieert de meerwaarde van 1 tot 15%. Binnen een straal van 500 meter aan weerszijden van de Leidse singels bevinden zich circa 27.000 woningen. De gemiddelde waarde van deze huizen bedraagt ongeveer € 250.000,- (bron: gemeente Leiden) Voorzichtig geschat zou de huizenprijs door de aanwezigheid van het Singelpark met 2% kunnen stijgen. Dat betekent een waardestijging van het onroerend goed van circa € 135 miljoen.
Minder zorgkosten – 45 miljoen euro Niet alleen zijn er meer inkomsten, het park is ook kostenbesparend (de zogenaamde opportunity costs). Onderzoek[zie kader] wijst uit dat 15% minder mensen overgewicht of obesitas hebben als ze binnen loopafstand van recreatief groen wonen. Verwacht mag worden dat de singels veel intensiever voor sport en beweging worden gebruikt als zij goed toegankelijk en aantrekkelijk zijn. De gemiddelde gezondheidskosten per inwoner in Nederland bedragen € 2.800 per jaar (bron: CBS). De totale zorgkosten van de 53.000 inwoners binnen 500 meter (acht minuten loopafstand) van het Singelpark wonen bedragen circa € 150 miljoen. Gesteld dat 5% van de zorgkosten in het land gaan naar de complicaties van overgewicht en obesitas, dan leidt dat tot een besparing van € 1.500 miljoen aan zorgkosten per jaar, in dertig jaar tijd 45 miljoen euro. Er is niet gekeken naar andere gezondheidsproblemen die mogelijk verminderd worden door de aanwezigheid van openbaar groen. Van zo’n diepte-investering in een park heb je een mensenleven profijt.
Subsidies en sponsoring – 9 miljoen euro Eigen geld trekt geld van buitenaf aan. De ervaring leert dat wat je als gemeente in een project als dit stopt, minimaal met nog eens zo’n bedrag kan worden aangevuld met geld van derden. Denk aan subsidies van de Europese Unie, programmafondsen van ministeries, de provincie, diverse natuur- en cultuurfondsen etc. Naast sponsoring vanuit het bedrijfsleven en de bevolking. Dat geld is hard nodig, want de verwachting is dat negen miljoen niet voldoende zal zijn om van het Singelpark het mooiste park van Nederland te maken.
P/05
Het plan A anpak ‘van gevel tot gevel’: de gehele openbare ruimte rondom de singel Eén doorlopend pad aan binnenkant singel Parkeren onder de grond bij Molen de Valk; Cultuurpark op het dak Industrieel landschapspark rondom EON-centrale Dam bij EON veranderen in brug: 15% vaarwater erbij Nieuwe tuin voor Volkenkunde Opwaardering alle parken tot minimaal kwaliteitsniveau huidige Plantsoen Nieuwe bruggen die o.a. Zijlpoort met Ankerpark/ Meelfabriek verbinden Kaarsenmakersplein wordt park Brug over de Oude Rijn bij Kaarsenmakersplein Verbetering singelweg aan buitenzijde singel
Alles bij elkaar kan het Singelpark de stad minimaal het twintigvoudige opleveren van wat het de gemeente kost. De gemeente stopt er negen miljoen euro in, de stad krijgt er ruim 200 miljoen euro voor terug. Maar alleen als het park zo mooi is, zo spannend, aantrekkelijk en toegankelijk dat inwoners er gráág aan wonen, in sporten en recreëren. Of dat toeristen er speciaal voor naar Leiden komen, zoals The High Line ook miljoenen bezoekers trekt. Het ambitieniveau moet zo hoog zijn dat overheden, fondsen, bedrijven en bewoners enthousiast willen helpen om er samen een succes van te maken.
Vriendenvereniging Het idee voor het Singelpark is binnen Stadslab Leiden ontstaan. De vrijwilligersdenktank van Leidse creatieve professionals werkt nu in nauw overleg met de gemeente aan de oprichting van een Vereniging Vrienden van het Singelpark. De vereniging ijvert voor een topontwerp, helpt van het Singelpark een internationaal merk te maken, werft aanvullende fondsen en organiseert allerlei activiteiten. www.stadslableiden.nl, twitter: @stadslab / @singelpark
The green city guidelines www.thegreencity.com
Hoe groener, hoe gezonder en gelukkiger de bewoners. Meer groen in de stad levert ook geld op. Uitgangspunt van het boek The Green City Guidelines is de maatschappelijke en economische voordelen
van groene ruimte in stedelijk gebied. Het is bedoeld voor besluitvormers èn praktijkmensen. Het boek bevat tips hoe een stad ‘groener’ kan worden met planten, bomen en parken. Ook geeft het aan hoe de
biodiversiteit in een stedelijk omgeving bevorderd kan worden. Het bevat talloze feiten en praktijkvoorbeelden voor een groenere stad. Voorop staat een integrale aanpak door verschillende disciplines. Het
boek is geschreven door de Leidse stedenbouwkundige en landschapsarchitecte Michelle de Roo, van bureau van Niek Roozen landscape architects, tevens lid van het Singelparkteam van Stadslab Leiden.
P/06 Leidse Stijl
FILM
Tekst Marike Kielman & Monique Schijff
Film Festival ‘Film wordt pas echt interessant wanneer je het koppelt aan andere disciplines, onverwachte plekken of relevante onderwerpen.’ Oprichter van het Leids Film Festival (LFF) Michaël Roumen zoekt overal culturele samenwerking. Vijf jaar geleden werd het LFF door vier vrienden voor het eerst georganiseerd uit onvrede met het culturele en filmklimaat in de stad. Er was geen filmbeleid en er waren weinig culturele festivals voor jongeren. Dat is nu wel veranderd. Het filmfestival trekt ruim twintigduizend bezoekers per jaar en het LFF is inmiddels onderdeel van een bredere culturele opleving in Leiden. Michaël Roumen: ‘Denk aan Museumnacht, StukaFest, LIsFE, Summerjazz, nieuwe Leidse schrijvers en de opkomst van een muziekscene.’ De culturele lente is begonnen bij een jonge generatie voor wie Leiden niet veel te bieden had. Volgens Roumen is dit mede te danken aan de komst van het Cultuurfonds. En het Leids Film Festival wil deze opleving graag stimuleren, want ze kijken over de grenzen van film. Roumen: ‘Zoals onze LFF-avond met film en improvisatiecabaret op het Leids Cabaret Festival, de SummerSpecial voor de Pieterskerk in de openlucht of een debat over het downloaden van films in samenwerking met de faculteit rechten.’ www.leidsfilmfestival.nl
Filmcollectief
Van horrorfilm Meating Penny tot de documentaire Haagweg 4, het is made in Leiden. Opeens is er een Leids Filmcollectief. Leidse filmers winnen prijzen op het Internationaal Film Festival in Rotterdam. Ontstaat er in Leiden een professionele filmscene?
‘Film maken is een magisch proces.’ Leids documentairemaker en filmer Michiel Keller is enthousiast over het pas opgerichte Leids filmcollectief. ‘Samen maak je iets wat je zelf nooit had kunnen bedenken.’ Oprichter Jan Stap ziet het als een informele vriendenclub. ‘We inspireren elkaar en vragen elkaar kritisch naar onze films te kijken. Door elkaars werk te bespreken willen we onze films nog beter maken.’ Hij hoopt ook dat er initiatieven ontstaan om gezamenlijk producties op te zetten. ‘We denken erover activiteiten over film te organiseren. Dan hebben meer mensen in Leiden er wat aan.’ Andere Leidse filmmakers – en ook vakmensen op het gebied van licht en geluid – zijn meer dan welkom om zich aan te sluiten. Ze moeten wel de ambitie hebben om beroepsmatig met film bezig te zijn. Over de toekomst van het collectief zegt Stap: ‘Ik denk dat het op natuurlijke wijze moet groeien.’ Het Leids Filmcollectief is te vinden op LinkedIn. Leden: Henny Hartevelt, Thijs van Iersel, Jan IJken, Michiel Keller, Casper Sikken, Jan Stap, Metje Postma en Wil van der Voort.
Leidse Video en Smalfilm Liga Voor amateurfilmers heeft Leiden de Leidse Video en Smalfilm Liga (LVSL). Opgericht in 1942 en met meer dan honderd leden de grootste filmclub van Nederland. Elke maandagavond organiseren zij verschillende activiteiten. De ene keer een filmanalyse, waarbij iedereen een film van een van de leden bekijkt en daar kritiek op geeft. Ook worden filmproducties van andere filmclubs getoond.
Een keer per maand organiseert het LVSL een filmwedstrijd met een thema. Daar kun je alleen of in een groepje met andere leden mee aan de slag.
www.lvsl.nl
Wat is typerend voor jou als filmmaker?
leeftijd 22 jaar inspiratie Actualiteiten, eigen ervaringen, films, meningen. website filmoverleiden.nl
‘Als ik kijk naar de manier waarop ik regisseer, is dat heel beeldend. Sommige regisseurs letten vooral op acteerwerk, maar ik ben meer visueel ingesteld en denk vooral in découpage, hoe de scènes mooi te verknippen.’
Filmmaker Tim Swager verliet na twee jaar de Filmacademie om zijn eigen productiemaatschappij op te zetten. Cameraman worden was niet ‘zijn ding’, maar regisseren wel. Hij richt zich vooral op het maken van korte films, waaronder De Doperwt en No Man’s Land.
Michiel Keller leeftijd 37 jaar Inspiratie Muziek en hoorspelen website kellerfilm.nl
Je gaat een korte film maken over Leidens Ontzet. Waarom hierover? ‘Ondanks de populariteit onder de Leidenaren is er nog niet eerder een fictiefilm over Leidens Ontzet verschenen. Elke Leidenaar kent in grote lijnen het verhaal dat een stukje trots van de stad is. Maar er zijn ook veel mythen waar onduidelijkheid over heerst. De film zal op basis van deze mythen een nieuw fictief verhaal vertellen.’ Wat staat er bovenaan je verlanglijstje? ‘Korte films zijn gemakkelijker te financieren en te draaien, maar ik kijk uit naar mijn eerste lange film! Helaas moet je daar wel een jaar voor uittrekken en het betekent dat je geen of weinig andere projecten kunt doen.’
Hoe zie jij de ‘filmscene’ in Leiden? ‘Leiden heeft geen kunstacademie, dus de filmmakers kennen elkaar niet als vanzelf. Ze hebben allemaal een andere achtergrond. Ik zou best meer mensen willen leren kennen, zoals via het Leids filmcollectief. Ik leerde daar bijvoorbeeld een animator kennen die ik graag een keer bij een volgende opdracht betrek. Het Leids Filmfestival is een goede aanzet voor een Leidse filmscene, maar dat moet nog groeien.’
Wat zijn je plannen voor de toekomst?
‘Filmmakers uit Leiden kennen elkaar niet als vanzelf’ Met de documentaire Making a Film for Pema won Michiel Keller op het Internationaal Filmfestival Rotterdam de prijs voor het beste scenario. Voor zijn levensonderhoud filmt hij in opdracht van bedrijven en culturele instellingen.
Jan Stap leeftijd 50 jaar toekomstdroom Mooie documentaires maken over bijzondere mensen website janstapfilm.nl
‘Er blijft altijd behoefte aan echt goede films’ Hij volgde twee jaar de kunstenaars voor zijn documentaire over kunstcentrum Haagweg 4. En hij wil nog meer mooie documentaires maken over bijzondere mensen. Jan Stap werkt vaak alleen of samen met een geluidsman of -vrouw. Een kleine crew dus: ‘Het komt veel minder bedreigend over op
P/07
Jaarlijks organiseert LVSL het Cinefleur festival ter promotie van het filmen door amateurs met video en smalfilm.
Tim Swager
Van doperwt tot No Man’s land
Leidse Stijl
‘Een sprookjesanimatie met een zelfgeschreven sprookje en een serie abstracte hoorspelfilms. En daarna mijn documentaires over het huilende zigeunerjongetje, geluiden van India en over Slauerhoff afmaken. Voor het produceren van die hoorspelfilms heb ik een speciale filmwerkplaats ‘De Gong’ opgericht, waarvan de website nog in de maak is. Ook andere filmmakers wil ik helpen hun films te realiseren die geluid als basis hebben.’ En er staat nog een 3d project op stapel, ideeën genoeg!
degenen die gefilmd worden. Zo zijn ze meer naturel.’ Wat inspireert, motiveert en beïnvloedt u? ‘Ik ben opgeleid door Frans Bromet, een eigenzinnige filmer die een eigen genre heeft ontwikkeld: de ‘betrokken reportage’. Niets wordt in scene gezet, niets is voorgebakken. De kijker mag zelf oordelen en conclusies trekken. Geen ronkende commentaarstem die eventjes uitlegt hoe de beelden geduid moeten worden.’ Hoe ziet u de toekomst van het filmen? ‘De toekomst van het filmen is misschien wel te vergelijken met de ontwikkeling van de fotografie. Vroeger voorbestemd voor beroepsfotografen en welgestelden; nu bijna dagelijkse bezigheid voor veel mensen. Voor sociale contacten voldoet ieder kiekje of filmpje op Facebook, maar er blijft altijd behoefte aan echt goede films. Een mooie ontwikkeling is een mengvorm, waarbij in een professionele film ook beelden zijn verwerkt, die de ‘hoofdpersonen’ zelf gemaakt hebben.’
Caskraker Miquel Gonzalez/ Casper van der Kaaij leeftijd beiden 39 jaar inspiratie Ervaringen en de omgeving website caskraker.com
‘We dromen van het filmfestival in Cannes’ Caskraker bestaat uit het duo Miquel Gonzalez en Casper van der Kaaij. Samen maken zij creatieve films. Zo produceerden zij de korte film Talent die in 2006 de publieksprijs van het Leids Film Festival in de wacht sleepte. In 2010 maakte het duo een documentaire over schilder Willem van Scheijndel. Ook creëerden zij de videokunstinstallatie Amazone Born Digital, waarmee ze de eeuwigheidswaarde van digitale kunst ter discussie wilden stellen. Hoe kijken jullie naar de Leidse ‘filmscene’? Miquel Gonzalez: ‘We kennen wel een aantal mensen in Leiden die iets met film doen, maar van een Leidse filmscene is niet echt sprake. Niet in die zin dat iedereen elkaar kent en er speciale bijeenkomsten gehouden
Trick of the Light Productions Ratna Lachmansingh/ Lucille Brakefield/ Victor v/d Berg leeftijd Ratna 30, Lucille 28 en Victor 42 jaar. toekomstdroom De leukste Nederlandse film ooit maken website meatingpenny.com / trickofthelightproductions.nl
‘psychobilly zombieflick met humor als boventoon’ ‘Ooit eens een film maken’ spraken ze samen af. Vorig jaar kwam het er eindelijk van. Het resultaat was horrorfilm Meating Penny, opgenomen in de historische binnenstad van Leiden. Ratna Lachmansingh, Lucille Brakefield en Victor van den Berg vormen nu samen Trick of the Light Productions. Bovenal zijn ze ‘vrienden met een voorliefde voor film’ en een gedeelde toekomstdroom: ‘De leukste Nederlandse film ooit maken.’ Wat vinden jullie van de Leidse ‘filmscene’? ‘Wij hebben nauwelijks tot geen contact met andere filmers van Leidse bodem. Heel af en toe horen we een klein geluidje van anderen die ook dingen maken. Film lijkt in de stad nog een te ontginnen gebied. Dat merk je vooral wanneer je in de stad filmlocaties probeert te regelen. Daar is men in Leiden nog niet helemaal aan gewend.’
worden. Toch is Leiden wel een fijne stad, juist omdat de lijnen veel korter zijn dan bijvoorbeeld in Den Haag. Dat is een voordeel, je komt snel in contact met mensen om samen te werken.’ Waarmee onderscheiden jullie je ten opzichte van andere (Leidse) filmmakers? ‘Ik ken niet alle filmmakers in Leiden, maar ik denk dat ons samenwerkingsverband bijzonder is. Hierbij versmelt het artistieke met het theoretische tot een fijne symbiose. Dat is uniek en ook prettig voor andere mensen dat we elkaar aanvullen. We beslissen samen veel zonder dat we compromissen hoeven te sluiten. In onze films en documentaires zie je een spanningsveld terug tussen fictie en werkelijkheid. Juist door een beetje manipulatie creëer je de mogelijkheid om bepaalde zaken iets meer aan te zetten, waardoor de werkelijkheid beter naar voren komt.’
Wat zijn jullie dromen voor de toekomst? ‘We hebben sowieso een speelfilm in de planning staan; dat wordt een soort roadmovie door Europa. We zijn al bezig met het scenario dat is geschreven door de Leidenaar Ad van Zoelen. Onze droom is om ooit een speelfilm tijdens het filmfestival in Cannes te mogen vertonen. En onze videokunst in een modern museum zoals het Boijmans. En onze documentaires op het IDFA (Internationaal Documentaire Festival Amsterdam). Het gaat uiteindelijk om het maken zelf en het verhaal dat we willen vertellen, maar via die kanalen kun je er een groot publiek mee bereiken.’
Jullie zijn de makers van de horrorfilm Meating Penny. Waarom horror? ‘Wij wilden met Meating Penny een psychobilly zombieflick maken met humor als boventoon. Horror leent zich goed voor het onwerkelijke of moeilijk voorstelbare. Het leek ons grappig om deze onwerkelijke gebeurtenissen zich te laten afspelen in het decor van je eigen stad. Leiden is een prachtige historische stad om in beeld te brengen. Leuker nog is om er een draai aan te geven en er iets onverwachts te laten gebeuren.’ Wat inspireert, motiveert en beïnvloedt jullie? ‘Nederlandse films lukt het af en toe om een groot publiek naar de bioscoop te trekken. Dat waren ook ooit ideeën op een bierviltje die uitgroeiden tot een succes. Dat geeft wel een drive om vooral vast te houden aan een droom, op te letten, te oefenen en niet op te geven. Onze droom is de leukste Nederlandse film ooit te maken. Eentje die nog jaren in het geheugen blijft.’
FIN.
P/08 Leidse Stijl
Erica Haffmans is Cultuurmakelaar van Cultuurfonds Leiden. ericahaffmans@cultuurfondsleiden.nl, www.cultuurfondsleiden.nl
Tekst Erica Haffmans Illustraties Paul Overdijk
Niet alleen musea en theaters zijn het domein van kunst en kunstenaars. Juist niet!, schrijft Erica Haffmans, de Cultuurmakelaar van Leiden. De afgelopen jaren heeft ze gewerkt aan meer samenwerking binnen de cultuursector. De komende tijd wil Cultuurfonds Leiden nieuwe bruggen slaan met ondernemers en onderzoekers.
OPEN, makers aan de markt Drie leegstaande panden
t zindert Er fietst een theatermaker met een bakfiets door de stad, hij verzamelt verhalen; er zijn ‘smaakmakers’ in de Stevenshof; er lopen acteurs door volkstuintjes, er zitten dichters op terrassen, er zijn Spanjaarden in de drie Octoberstraat; op de rotonde vlakbij Naturalis staan wonderlijke kunstbeesten zoals de trafficosaurus; onder de bruggen hangen ansichtkaarten en uit hofjes klinkt muziek. Leidse kunstenaars laten zich zien en horen. Zij profileren Leiden als cultuurstad. Kijk om je heen: het goud ligt op straat. Cultuur zit, net als kennis, in het DNA van de stad. Leiden ademt cultuur. Het zijn zinnen die steeds ook terugkeren in de folders, beleidsnota’s en marketingplannen van Leiden. Ze refereren aan de vele monumenten, de prachtige Leidse hofjes, de historische binnenstad met stegen en grachten en natuurlijk de Leidse musea. De oudste universiteit en de oudste schouwburg zijn iconen van de twee pijlers onder de stadsvisie: Leiden stad van ontdekkingen, stad van cultuur en kennis. Leidse makers zijn het kapitaal van de stad. Makers – met hen bedoel ik: beeldend kunstenaars, theatermakers, architecten, fotografen en filmers, musici en muzikanten, schrijvers, dichters en vormgevers – zijn een bron van energie. Zij verbinden de geschiedenis met de actualiteit, staan garant voor nieuw inzicht en maatschappelijke betrokkenheid. Zij maken voorstellingen en beeldende kunst, organiseren culturele evenementen. Zij vinden andere invalshoeken, nieuwe manieren van denken en kijken en doorbreken daarmee vastgeroeste patronen. Zij voorzien de stad van nieuwe energie, ze zijn het levende weefsel van de stad.
MOOIE WOORDEN, NU DE BEWIJZEN Voorbeelden zijn er genoeg, hoewel die als nadeel hebben dat ze het meeste ongenoemd laten. Wat ik hier eruit licht, laat vanuit verschillend perspectief zien dat er een nieuw elan in Leiden heerst. Over de hele linie is er sprake van een nieuwe aanpak. Makers zelf werken op andere manieren. De grote culturele instellingen zetten hun deuren voor hen open. De vele ontmoetingen die de afgelopen jaren georganiseerd zijn, leiden daadwerkelijk tot samenwerking en zichtbaarheid. De ondernemers in de binnenstad ontwikkelen zich tot opdrachtgever voor cultuur. Met de combinatie van historische binnenstad en breed palet aan culturele activiteiten kun je als stad voor de dag komen.
aan de Aalmarkt werden begin 2010 in gebruik genomen door Leidse makers. De gemeente zat al lange tijd met deze leegstand in haar maag, Cultuurfonds Leiden zocht naar manieren om kunstenaars en hun werk beter zichtbaar te maken in de stad. Voor de culturele ondernemers van Peen en Ui paste het project uitstekend binnen hun ambitie om creativiteit binnen Leiden te stimuleren en mensen met verschillende talenten en kennis bij elkaar te brengen voor nieuwe inspiratie en creativiteit. Elke drie maanden zijn er nieuwe activiteiten in de winkels: van theatermakers, musici, kunstenaars die hun atelier tijdelijk hebben verplaatst, mensen die een verhaal vertellen, hun producten verkopen. Zij hebben één ding met elkaar gemeen: ze zetten de kunstproductie letterlijk in de etalage en gaan hiermee het gesprek aan met elkaar en met de stad. OPEN, makers aan de markt, is dé plek geworden waar de Leidse makers en het publiek elkaar letterlijk tegen het lijf lopen.
PS|Theater Een jong theatergezelschap, PS|Theater, neemt de verhalen van de stad als uitgangspunt voor voorstellingen en projecten. Zij verblijven in verzorgingstehuizen, verzamelen verhalen door met een bakfietstafel overal in de stad in gesprek te gaan met mensen, ze werken met Leidse scholieren en maken radio met Leidenaren. Zij zeggen zelf: ´PS|Theater wil met producties, theatrale manifestaties, presentaties, installaties en onderzoeken niet alleen een gezicht geven aan de stad, maar vooral een gezicht krijgen door de stad. De verhalen, mensen, geschiedenis, architectuur, kennis, kunst, feiten en roddels uit Leiden zullen de inspiratie vormen voor nieuw materiaal.´ Het Laatste Oordeel
De beeldend kunstenaars Casper Faassen en Allart Lakke vroegen tien collega-kunstenaars een nieuw werk te maken dat is geïnspireerd op Het laatste Oordeel van Lucas van Leyden. De expositie van deze nieuwe werken in Scheltema was in 2011 tegelijk met de grote overzichtstentoonstelling Lucas van Leyden en de Renaissance te zien. De koppeling van hedendaagse kunstenaars aan hun beroemde stadgenoot zorgde ervoor dat een breed en nieuw publiek na de Lakenhal tentoonstelling ook Scheltema bezocht. Duidelijk werd dat Leiden ook nu nog een stad met onderscheidende beeldende kunstenaars is. Meta Knol, directeur van de Lakenhal, schreef in haar voorwoord: ‘Een verhaal dat ooit begon bij Het Laatste Oordeel van Lucas van Leyden waaiert, via het drieluik van Lakke en Schilstra uit 1999, uiteen in een reeks individuele, actuele kunstwerken. (..) Zo wordt het levende bewijs geleverd van de zin en noodzaak van synergie in een stimulerend, cultureel klimaat. Laten we het gerust een ‘Leidse Lente’ noemen.’
Juni Cultuurmaand Dit jaar organiseerde Leiden Marketing in samenwerking met Cultuurfonds Leiden en de stadspartners voor het eerst de Cultuurmaand in juni. De historische binnenstad van Leiden was een maand lang podium voor talloze activiteiten. Muziektheatergezelschap De Veenfabriek speelde de voorstelling Moes in Ons Buiten, Leidse kunstenaars ontwierpen op verzoek van Fields of Wonder vijftig hotelkamers in de open lucht tijdens de midzomernacht, Cum Laude Concerten organiseerde voor de derde maal klassieke muziek in de Leidse hofjes, Stukafest maakte een speciale zomereditie in de Leidse studententuinen, de Museumnacht vond al weer voor de derde keer plaats. Er was theater op en aan het water, poëzie op de Nieuwe Rijn en speciale stadswandelingen van het Gilde. Elke dag was er een cultureel evenement in de stad. Door deze bundeling van krachten kon Leiden Marketing de stad ook landelijk – in NRC Handelsblad en op tv – als Cultuurstad profileren. >
Leidse Stijl
ES SAY Stadslab en het Cultuurkwartier Stadslab Leiden, een netwerk van creatieve vrijwilligers, werkt aan diverse projecten, waaronder het Cultuurkwartier. Dat is: het gebied waarin onder andere de Lakenhal, Scheltema, de Leidse Schouwburg, Microtheater Imperium en Museum Boerhaave zijn gevestigd, met in de toekomst ook muziekgebouw De Nobel. Door dit gebied het predicaat Cultuurkwartier te geven, is nieuw elan ontstaan. Nieuwe vormen van samenwerking zijn opgezet – tussen de instellingen en met de wijkverenigingen. Met succes. De verdere ontwikkeling van het Cultuurkwartier is als ambitie opgenomen in de nieuwe Cultuurnota van de gemeente Leiden. In de week van het Glazen Huis in Leiden is een speciale Cultuurkwartier-route naar de binnenstad uitgezet. Waar verschillende cultuurpartners de handen ineenslaan, kunnen ze veel meer aandacht krijgen en een grotere bijdrage leveren aan de profilering van Leiden als cultuurstad.
DE BREINPOSITIE VAN CULTUUR Uit de marketing komt het begrip breinpositie: hoe denken consumenten over een product van een bepaald merk? Het antwoord op deze vraag bepaalt of klanten dit kopen, aanbevelen, of er onbewust aan denken. Wat is de breinpositie van cultuur in Leiden? In hoeverre denken inwoners, bedrijven, winkeliers, de Universiteit Leiden, het LUMC, de ondernemers in het Bio Science Park bewust of onbewust aan cultuur als grondstof waarin ze kunnen investeren om gezamenlijk een hogere opbrengst te halen? Is cultuur bij hen voldoende in beeld?
NS TRY OUT festival NS wil laten zien dat het leuk is op de stations. Dat je er niet zo snel mogelijk doorheen moet lopen, maar dat je er kunt verblijven: eten, winkelen en ontmoeten. Om dat te duidelijk te maken, gebruikt NS cultuur. Twee maal organiseerden de Spoorwegen een Try Out festival in het Leidse station. Theater, muziek, beeldende kunst en lezingen hielden de reizigers op het station in de ban. Deze formule bleek een succes en wordt nu herhaald op andere stations in Nederland. Leidse cafés
Al jaren investeren Leidse cafés in cultuur door live programmering: tijdens de Leidse Jazzweek, de poëziemanifestatie, de popronde. Culturele programmering trekt nieuw publiek, het geeft sfeer en kleur aan de Leidse binnenstad. Het genereert extra omzet voor de cafés.
Vriendenclubs
Iedere Leidse culturele instelling heeft wel een vriendenclub. Daaruit blijkt dat ook binnen het Leidse bedrijfsleven een warm hart voor cultuur klopt. Culturele ondersteuning is een belangrijke drijfveer. Zo wordt cultuur ingezet voor een sterkere binding met relaties en personeel.
Moonlightshopping In juni organiseerde de Centrummanager Moonlightshopping in de Leidse binnenstad. De winkels bleven tot laat open. Een theatrale ambiance trok extra mensen, waarbij (voor het eerst) Leidse theatermakers werden ingeschakeld. Zo shopten de gieters van Fields of Wonder met de mensen mee en maakte PS|Theater een voorstelling met de bakfiets. Geen van deze initiatieven heeft als primair doel Leiden als cultuurstad te profileren. Toch is dat, opgeteld, wel de positieve balans van al deze initiatieven.
Het antwoord hierop is: nee. Of, preciezer gezegd: nee, nog niet genoeg. Iedereen in Leiden vervult een sleutelrol als het erom gaat cultuur tot volle bloei te laten komen. Hoe? Door cultuur veel vaker in te zetten om je eigen doelen en wensen te verwezenlijken. Een paar inspirerende voorbeelden.
’t Was Goed Woningcorporatie Ons Doel wilde de sloop van twee flats aan de Boshuizerkade markeren voor de buurt en haar bewoners. De corporatie gaf een opdracht aan Leidse makers om de herinneringen aan deze buurt levend te houden. Onder de titel ’t Was Goed kwamen er ‘kijkdozen’ in de flats en kunst aan de gevel. De kunstenaars baseerden zich op verhalen van (oud) bewoners.
buiten kwam. En zoals BplusC en de Stadsgehoorzaal, die samen met de Werkgroep Amateurkunst het eerste amateurkunstfestival in Leiden organiseerden. Het is een wisselwerking: zij verbinden Leidse makers met een nieuw publiek en tegelijk zorgen die makers ook zelf voor nieuw publiek. De Kracht van Cultuur is de toekomst van de stad. Dat is de titel van de nieuwe Cultuurnota van Leiden voor de periode 2012-2018. Wethouder Jan-Jaap de Haan is ambitieus en belangrijker: hij brengt zijn ambities ook in praktijk. Leiden is de enige grote stad in Nederland die in de komende jaren niet bezuinigt op cultuur. Het gemeentebestuur geeft ook aan dat cultuurbeleid niet alleen beperkt moet blijven tot de cultuursector. Het moet onderdeel zijn van alle beleid binnen de gemeente, en dus ook van beleid voor economie, ruimtelijke ordening, stadsontwikkeling en welzijn. Vaker en eerder moet worden gekeken hoe Leidse cultuur in en door de hele stad in te zetten valt. In de wijken laat het programma Wijken voor Kunst zien hoe Leidse makers kunnen bijdragen aan leefbaarheid en sociale cohesie. Welzijnsorganisaties en woningbouwcorporaties kunnen dit initiatief overnemen en verder brengen. Stadslab heeft, geïnspireerd door OPEN, makers aan de markt markt, het project Creatieve huiseigenaren opgezet en vervangt leegstand in het Cultuurkwartier door de levendigheid van kunstenaars en creatieven.
INVESTEREN Versterking van de cultuursector was een speerpunt van Cultuurfonds Leiden in de eerste drie jaar van haar bestaan. Met het symposium De kracht van Cultuur (2009) werd de aftrap gegeven, gevolgd door Cultuur in cijfer cijfers. Deze ontmoetingen leidden de afgelopen jaren tot meer onderlinge afstemming, meer samenwerking en meer promotie dankzij collectieve marketing. De sector is klaar om – na dit interne proces – de deuren open te zetten voor nieuwe partners in de instellingen voor onderwijs en onderzoek, de overheid en het bedrijfsleven. Cultuurfonds Leiden wil, als spin in dit web, de komende tijd een stimulerende rol spelen om nieuwe verbinding tussen de verschillende sectoren tot stand te brengen. Het zal daarvoor nieuwe vormen ontwikkelen, samen met het Centrummanagement, Leiden Marketing, de gemeente Leiden, de Kamer van Koophandel en Stadslab Leiden.
Met de bevolking van Leiden en de Leidse regio zit dat wel goed. De cultuurparticipatie in Leiden (bezoek aan theaters en musea én zelf actief deelnemen in koren, orkesten, schilderclubs en andere amateurverenigingen) behoort tot de hoogste van Nederland. Hoe zit het met Leidse bedrijven? Zien zij de cultuursector in hun stad als partner? Denkt iedere winkelier die vertier in zijn straat wil meteen aan theatermakers, musici of beeldend kunstenaars? Denkt iedere huisbaas of projectontwikkelaar bij tijdelijke leegstand meteen aan een Leidse kunstenaar? Schakelt iedereen die een verhaal te vertellen heeft artistieke verbeeldingskracht in om zijn verhaal kracht en kleur te geven? Zijn wij voldoende trots op onze eigen Leidse makers? Benutten we de kracht van cultuur wel genoeg?
P/09
VAN ONTMOETEN NAAR VERBINDEN Nieuwe ideeën ontstaan waar mensen elkaar ontmoeten, leren kennen, wederzijds inspireren. In Leiden zijn er flink wat plekken en activiteiten voor ontmoeting en inspiratie: Haagweg 4, galeries zoals De Pieter (het oude postkantoor aan de Breestraat), OPEN, makers aan de markt, Scheltema, bijeenkomsten van het Stadslab, de Kunstroute, de festivals. Vanuit die ontmoetingen kunnen nóg meer verbindingen tot stand komen: verbindingen tussen cultuur en publiek, cultuur en onderwijs, cultuur en bedrijfsleven, cultuur en overheid. Leidse studenten hebben in de afgelopen jaren het goede voorbeeld al gegeven: met het Leids Cabaretfestival, het Leids Filmfestival, de Museumnacht, Summerjazz en Stukafest – stuk voor stuk succesvolle festivals. Met het Kennisfestival, dit jaar voor het eerst gehouden, zetten de Leidse instellingen van onderwijs en onderzoek een belangrijke stap om nieuwe verbindingen tot stand te brengen. De Leidse cultuur zetten zij hierbij in om de verhalen van onderwijs en wetenschap aan een breed publiek te vertellen. Zowel kennis- als cultuurinstellingen verbinden Leiden met de wereld. Leidse podia en musea tonen hun eigen keuzes uit een nationaal en internationaal aanbod van films, theatervoorstellingen, concerten, exposities en avant-garde kunst. Al hun expertise en marketingkracht zetten ze in om hun publiek met kunst te verbinden. Zoals de Lakenhal en Scheltema met Het Laatste Oordeel van Leiden een nieuw publiek vonden dat uit heel Nederland en van ver daar-
Tegelijk blijft Cultuurfonds Leiden investeren in het Leidse productieklimaat. Het wil dat graag doen in coproductie, met nieuwe opdrachtgevers en investeerders uit bedrijfsleven, overheid, onderwijs en onderzoek. Leidse bedrijven en instellingen moeten cultuur vaker zien als oplossing, product of kans en meenemen in hun initiatieven en besluitvorming. Investeren in Leidse cultuur is investeren in de economische groei van Leiden. Als we de komende jaren doorgaan met elkaar ontmoeten, onderling nieuwe verbindingen aangaan en investeren in Leidse kunst en kunstenaars zal dit de breinpositie van Cultuur in Leiden als geheel versterken. Leiden ontwikkelt zich dan nóg sterker tot een creatieve, vitale en dynamische stad. Dit zal nog sterker worden als good practices op ruime schaal navolging vinden, als iedereen cultuur inzet om zijn eigen ambitie kracht bij te zetten, te kleuren of te verwezenlijken. Net als wetenschappelijk onderzoek kunnen kunst en cultuur alleen floreren als we grenzen willen blijven verleggen. Samen moeten we oude patronen doorbreken en nieuw elan omarmen. De sleutel tot succes ligt bij iedereen die werkt en/of woont in Leiden en omstreken.
P/10 Leidse Stijl
bios cien ce
Tekst Ariënne de Vreugd Illustratie Joshua Luijten
BSP Wassenaarseweg
g
e rw
e rg
bu
g
Plesmanlaan
ing
ing
e nw
Hoogheemraamschap van Rijnland
DeStal Stichting Valk
ve tho Ein
Crown BioLab Crucell Kenniscentrum Leiden CAM Bioceramics
uild
Leiden CS
LUMC
SL Plaza Mentor Medical Systems
Darwinweg
Van Steenis building
A 44
f
Einsteinweg
tb
BSP Copenhagen
ee
Centocor
jns Ri
Zernikedreef
Po or
sdr inu Alb
1
GGZ Leiden
l oo n ch e es eid og L
BioPartner Center Centocor
Hal Allergy
g din uil pe a b uro ll Ov ex E ruce us C opl r ot o t Ap Oc nenc Ge
BSP Cambdridge Oxford
BioPartner Center Sylvius Laboratory
Faculty of Social and Behavioral Sciences
WillemEinthoven building Pathology building Anatomy building Clusius building
H
2
Snellius building
MaxPlanckweg
Gorter building Centocor Oort Building Huijgens laboratory Leiden Instruments Makers School Gorlaeus laboratory
uild
Wassenaarseweg
Pe lika an b
Corpus Experience
Naturalis Milford Brand-id
Plesmanlaan
Big business in Bio Science Park
BSP München
Zeventig bedrijven in het Bio Science Park zetten samen ruim 6 miljard euro om. Wat doen deze bedrijven? Vijf voorbeelden. Trojaans paard naar de hersenen Het bedrijf to-BBB
–
opgericht in 2003 – maakt medicijnen die de bloed-hersenbarrière veilig kunnen passeren. Deze barriè re (blood-brain barrier BBB) is een soort ‘firewall’ die ervoor zorgt dat schadelijke stoffen en de meeste medicijnen niet tot de hersenen kunnen doordringen. Met zogenoemde G-technologie, gepatenteerd door to-BBB, wordt het medicijn in vetbolletjes gestopt met een schil van een antioxidant (glutathion). Dit wordt wel door de hersenen opgenomen. In samenwerking met partners (Anthonie van Leeuwenhoek, LUMC, VUmc) wordt sinds juni 2011 met de G-technologie een antikankermiddel uitgetest op borstkankerpatiënten met uitzaaiingen in de hersenen. Het experimentele middel heeft de naam 2B3-101 gekregen. Als de verbeterde afgifte aan de hersenen leidt tot een ef-
Omzet van miljarden Het Leiden Bio Science Park is, met zo’n zeventig gespecialiseerde bedrijven, het grootste kenniscluster voor life sciences in Nederland. De bedrijven richten zich op onder zoek, ontdekking, ontwikkeling en productie van nieuwe genees middelen, therapieën en producten voor diagnostiek. In 2009 was de omzet in het park ruim zes miljard euro. In de top-10
fectievere behandeling kan 2B3-101 rond 2017 als geneesmiddel worden geregistreerd. Dit kan het begin zijn van een serie geneesmiddelen voor andere levensbedreigende hersenziekten waarvoor tot nu geen effectieve behandeling bestond.
Couveuses waarin baby’s kunnen bloeien BabyBloom Healthcare is gespecialiseerd in neonatologie. Het ontwikkelt een nieuwe generatie couveuses voor te vroeg geboren baby’s. De innovatie is te vinden in het hart van het ontwerp, het klimaat in de couveuse. Het apparaat bootst zoveel mogelijk de omstandigheden in de baarmoeder na. De BabyBloom-couveuses hebben een stabiele klimaatregeling, die via een touchscreen simpel kan worden aangepast. Ook hebben de apparaten een geluids- en lichtwerende kap. Hierdoor krijgt de baby de zorg en rust die het nor-
van Europese biotech-contracten met de farmaceutische industrie staan drie Leidse bedrijven: Prosensa, Galapagos en Crucell. Ook jonge innovatieve bedrijven vinden hun weg in het BSP. Onderzoek en ontwikkeling kosten veel geld. Jonge innovatieve bedrijven in het Bio Science Park lijden soms jarenlang verlies om dan ineens een klapper te maken. Hermine Klein, marketing manager
maal in de baarmoeder zou hebben. Volgens Heleen Willemsen, mede oprichter van het bedrijf, hebben baby’s dankzij de BabyBloom couveuse een lager risico op hersenbeschadigingen, waardoor ze geen ontwikkelingsachterstand oplopen. Eind 2011 is het eerste exemplaar in gebruik genomen in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam.
Spiegeltjes voor de ruimtevaart Het bedrijf cosine is gespecialiseerd in optische technologie, die meestal wordt toegepast in de ruimtevaart. Zo ontwikkelde het bedrijf een 3D-camera die gebruikt is door de NASA. Deze SPO (Silicon Pore Optics) is gemaakt van miniscule spiegeltjes die röntgenstralen concentreren waardoor de stralen preciezer worden. De HIBRIS (Highly integrated broadband imaging spectrometer) kan de warmte op planeten accuraat meten.
van het park, hierover: ‘We hanteren een zogenoemd ‘triple helix’-model, waarbij universiteit, overheid en ondernemers samenwerken om de ontwikkeling van kennis en innovatie te stimuleren. We hebben bijvoorbeeld een BioPartner Center, dat startende ondernemingen faciliteert, zodat ze relatief weinig geld kwijt zijn aan het huren van een locatie.’
Cellen zichtbaar tot in het kleinste detail In het Gorlaeuslaboratorium staan de nieuwste en beste microscopen ter wereld. De organisatie NeCEN (Netherlands Centre for Electron Nanoscopy) is het nieuwe centrum voor elektronenmicroscopie en is het resultaat van samenwerking tussen wetenschap, industrie en politiek. Zo beheert NeCEN twee zeer geavanceerde cryo-transmissie elektronenmicroscopen. Alle wetenschappers van bedrijven en onderzoeksinstituten kunnen er gebruik van maken. Deze microscopen zijn in staat bevroren cellen (cryobiologie) tot in het kleinste detail te bekijken. Eén microscoop kan structuren in 3D laten zien. Zo kan de aard van ziektes beter worden bestudeerd en is er een grotere kans een oplossing voor genezing te vinden.
Het Bio Science Park heeft grote betekenis voor de werkgelegenheid in de Leidse regio. In 2010 werkten er 12.000 mensen. De verwachting is dat dit aantal de komende tien à vijftien jaar zal verdubbelen. Het Leidse park werkt samen met de universiteiten van Leiden, Delft en Rotterdam, via de organisatie Medical Delta. Deze organisatie werkt weer samen met andere parken in Europa, via
Bestrijding van wereldziektes Het biofarmaceutisch bedrijf Crucell behoort tot de top van medicijnontwikkelaars. Het heeft zich gespecialiseerd in het bestrijden van besmettelijke ziektes. Op basis van gepatenteerde technologieën worden vaccins gemaakt tegen ziektes als cholera, hepatitis A en B, en tyfus. Daarnaast verdiept het bedrijf zich ook in het gebruik van lichaamseigen afweerstoffen. Zo heeft Crucell onlangs een nieuwe afweerstof tegen influenza A ontdekt. Op dit moment zijn medicijnen in ontwikkeling voor onder andere HIV, tbc en malaria. Vindingen van Crucell zijn van cruciaal belang voor de volksgezondheid in ontwikkelingslanden.
de organisatie HealthTIES. Dit consortium richt zich op de grote uitdagingen in de gezondheidszorg van de 21ste eeuw: toenemende vergrijzing en de houdbaarheid van het gezondheidssysteem. Het Europese samenwerkingsverband moet hiermee op het gebied van life sciences en technologie een vergelijkbare betekenis krijgen als het Amerikaanse Massachusetts Institute of Technology (MIT).
Leidse Stijl
P/11
Tekst Ariënne de Vreugd
‘Werk genoeg’ Tekst Tom de Kievith Zo vanuit de schoolbanken aan de slag? Dat kan als je chemie of biologie & medisch laboratoriumonderzoek studeert aan Hogeschool Leiden. ‘Binnen het Bio Science Park kunnen we onze studenten overal kwijt’, vertelt lector en microbioloog Willem van Leeuwen. ‘Sterker nog, sommige grotere bedrijven trainen hun medewerkers zelfs op de hogeschool.’ Het onderwijsgebouw staat in het Bio Science Park en is dan ook nauw verbonden met de bedrijven daar. Van Leeuwen ziet erop toe dat de hogeschool het onderwijs actueel houdt door uitwisseling met verschillende bedrijven in het Bio Science Park. Die nauwe banden hebben natuurlijk veel meer voordelen. Omdat de hogeschool letterlijk tussen de bedrijven ligt, is voor studenten een stageplaats snel gevonden. Niet alleen stagiaires, maar ook veel afgestudeerden vinden een plek binnen het wetenschapspark. Van Leeuwen: ‘Ongeveer 80 procent van de studenten van het cluster Techniek vindt na z’n afstuderen direct een baan in deze omgeving.’ Een goed voorbeeld van een bedrijf dat nauw samenwerkt met de hogeschool is HAL Allergy, een bedrijf dat zich specialiseert in allergiebehandelingen. ‘Nog niet zo lang geleden hebben we een nieuw laboratorium geopend in het Bio Science Park’, vertelt Van Leeuwen. ‘Dat gebouw ligt vlakbij HAL Allergy. Bij de opening was ook de directeur van HAL Allergy aanwezig. Hij was zeer geïnteresseerd in technologie die wij gebruiken voor het controleren van ingewikkelde biochemische processen.Omdat wij bij dit bedrijf nieuwe technologie inbrengen, kunnen we de experts leveren die deze technologie al kennen.’
‘Geen ondergeschoven ikindje meer’ Een zeldzame ziekte is een aandoening die bij minder dan vijf op de 10.000 personen voorkomt. Dit staat in de definitie van de Europese Commissie. Het aantal getroffenen per aandoening is relatief klein. Maar er zijn nu ongeveer zesduizend zeldzame ziekten bekend. In totaal treffen die naar schatting 29 miljoen van de
Nieuwe markt voor medicijnen Tegen zeldzame ziekten bestaan vaak geen medicijnen. Maar, goed nieuws: sinds enkele jaren zijn ze sterk in opkomst. Een Leids bedrijf ontwikkelt een methode in de strijd tegen de erfelijke ziekte van Duchenne. Grote farmaceutische bedrijven krijgen steeds meer belangstelling om geneesmiddelen voor zeldzame ziekten te produceren. Dat is goed nieuws voor kleinere innovatieve bedrijven die deze medicijnen ontwikkelen. Nog beter nieuws is het voor patiënten met zeldzame aandoeningen. Prosensa in Leiden is zo’n kleinschalig innovatief bedrijf. In februari verhuisde Prosensa naar een nieuwe locatie in het Leidse Bioscience Park, omdat het uit zijn jas was gegroeid.Tijdens een rondleiding vertelt directeur Hans Schikan: ‘Drie jaar geleden waren we nog met twintig medewerkers, dat zijn er inmiddels tachtig.’ De gemiddelde leeftijd van de werknemers is hier rond 30 jaar. In de wandelgangen hangen ingelijste kindertekeningen, gemaakt door patiëntjes. Samen met hun ouders volgen zij het werk van Prosensa op de voet. Ze lijden aan de ziekte van Duchenne, een progressieve spieraandoening die bij één op de vierduizend jongens in Nederland voorkomt. Door een genetische afwijking wordt het eiwit dystrofine, een essentiële bindingsstof van de spieren, niet aangemaakt. Het gen dat zorgt voor de aanmaak van dystrofine bevat een ‘leesfout’, waardoor dit proces wordt afgekapt. Dit betekent dat een rolstoel op 12-jarige leeftijd onvermijdelijk is en de patiënt op zijn 25ste permanent aan een beademingsmachine ligt. De technologie die Prosensa ontwikkeld heeft, heet exon skipping. Duchenne patiënten missen een of meer exonen – stukjes DNA – , waardoor de genetische code verbroken wordt. Het resultaat is een half dystrofine eiwit dat niet werkt. Met het afdekken van een specifiek exon, passen de overblijvende exonen weer in elkaar: exon skipping. Het resultaat is een iets korter dystrofine eiwit dat wel gedeeltelijk functioneel is. Dit kortere eiwit wordt ook gevonden bij de ziekte van Becker, een spierziekte die minder ernstige gevolgen heeft.
500 miljoen mensen in de EU.
Zeldzame ziekten hebben vaak een genetische oorsprong, waardoor de meeste patiënten er al jong door worden getroffen. Een groot aantal van hen overlijdt ook op jonge leeftijd. De EU investeerde in 2000 een aantal maatregelen, dat in Nederland leidde tot de oprichting van een Stuurgroep Weesgeneesmiddelen. Doel is het bevorderen van kennis en samenwerking op het gebied
van zeldzame ziekten. Onderzoeker Remco de Vrueh is als adviseur verbonden aan de stuurgroep en ziet een stroomversnelling: ‘Sinds 2010 is er een ware omschakeling in de farmaceutische cultuur. De industrie ontdekt tal van mogelijkheden en niemand ziet weesgeneesmiddelen nog als een ondergeschoven kindje.’ Dat de ontwikkeling van weesgeneesmiddelen wel degelijk rendabel kan zijn, is de afgelopen jaren op
De eerste klinische tests met vier Nederlandse Duchennepatiënten lieten hoopgevende resultaten zien. Uit monsters van spierweefsel waarop exon skipping was toegepast, bleek dat de productie van het eiwit dystrofine op gang was gekomen. Twaalf jongens worden in een vervolgonderzoek nu al ruim twee jaar behandeld met veelbelovende resultaten. Door deze therapie wordt de progressie van de ziekte hopelijk vertraagd of zelfs stopgezet. Sinds afgelopen voorjaar is het medicijn in zijn laatste ontwikkelingsstadium. Het wordt internationaal getest op een groep van 180 patiënten. Als de medicatie veilig en effectief blijkt, komt ze voor productie beschikbaar. Schikan: ‘We hebben nog een lange weg te gaan, maar vooralsnog zijn de resultaten hoopgevend.’ De ontwikkeling van een geneesmiddel kost gemiddeld tien tot twintig jaar voordat het als geneesmiddel op de markt is. De kosten van medicijnonderzoek lopen al snel in de honderden miljoenen. Dergelijke hoge kosten waren voor Prosensa niet te dragen geweest zonder samenwerking met farmaceutische gigant GlaxoSmithKline(GSK). Deze samenwerking begon in 2009. Schikan: ‘Als deze gunstige ontwikkeling doorzet, investeert GSK de komende jaren een half miljard in Prosensa.’ De industriële interesse voor zeldzame ziekten is relatief jong. Tot 2000 waren in Europa nauwelijks ‘weesgeneesmiddelen’, zoals medicijnen voor zeldzame ziekten worden genoemd, beschikbaar (zie kader). In dat jaar heeft de Europese Commissie stimulerende maatregelen genomen voor de ontwikkeling van weesgeneesmiddelen. Dit heeft tot tal van initiatieven geleid. Daar komt bij dat de farmaceutische industrie op dit moment aankijkt tegen een zogeheten patent cliff: Tientallen patenten op zeer winstgevende medicijnen verlopen in de komende jaren. Schikan: ‘Hierdoor komt er vrije concurrentie voor die geneesmiddelen en raken de patenthoudende farmaceuten enorme omzetten kwijt. Daardoor kijken ze nu ook naar andere terreinen waar winst te halen valt, zoals weesgeneesmiddelen.’
grote schaal bewezen. Een voorbeeld hiervan is Genzyme, een Amerikaans bedrijf dat begin 2011 voor 20 miljard dollar is overgenomen door farmaceutische multinational Sanofi. Onderzoeker De Vrueh: ‘Grote farmaceuten verrichten steeds minder zelfstandig medisch onderzoek en zoeken naar kleine bedrijven die innovatief te werk gaan. Vervolgens investeren ze in de eindfase: de grote klinische tests en het op de markt
brengen van het geneesmiddel.’ Ontwikkelaars van een weesgeneesmiddel behouden tien jaar lang het exclusieve recht op de markt. Dit was een van de effecten van EUregelgeving uit 2000. ‘Ook kunnen ze rekenen op gratis wetenschappelijk advies van het Europees Geneesmiddelenbureau, dat veel kennis in huis heeft over het ontwikkelen van weesgeneesmiddelen’, vertelt De Vrueh.
P/12 Leidse Stijl
TAL MU ZIEK ENT
Tekst Joyce Albers
#uitvliegen @Leidsmuzikaaltalent
.......................................... Ze delen een passie en staan op doorbreken, nationaal en internationaal: Dj Size (30), jazz-zangeres Vivienne Aerts (25) en singer/songwriter Fiep Nijhof (16). Overal lieten zij hun sporen na in de Leidse muziekscene en binnenkort ook in het buitenland. Over hun Leidse trots & dromen.
DJ SIZE= Size_nl @Leidsmuzikaaltalent #Trots ‘Dan denk ik vooral aan mijn eigen Decompression-feesten in Leiden. Daarvoor probeer ik internationaal grote namen aan te trekken en dat is me de afgelopen tien keer goed gelukt.’ 3 dagen geleden
.. .... ........................ ..... ... .... .... ..... ... .... .... .... ................................................
#Trots op Leiden ‘De dancescene van Leiden kan vooruitstrevend worden genoemd, denk aan Doorgedraaid, KLIKK en Ongekend, maar ook de Kaputtfeesten in het LVC die op de dubstephype ingaan. Wat ik mis, is een dancefestival en meer dancepodia.’ 6 uur geleden
.. .... ........................ ..... ... .... .... ..... ... .... .... .... ................................................
#Twitter ‘Dat doe ik vooral ter promotie van mezelf en mijn feesten. Waar ik voorheen nog vijfduizend flyers en vijfhonderd posters liet drukken, heb ik nu met een tweet en mijn Facebookpagina kosteloos een veel beter bereik.’ 1 maand geleden
.. .... ........................ ..... ... .... .... ..... ... .... .... .... ................................................
VIVIENNE AERTS= Vieffertje @Leidsmuzikaaltalent #Typisch Vivienne ‘Veel plannen, inspiratie. Ik doe altijd veel dingen tegelijk.’ 1 uur geleden
.. .... ........................ ..... ... .... .... ..... ... .... .... .... ................................................
#Typisch Leiden ‘Leiden heeft veel te bieden, is een stad vol ideeën, maar ik zou wel zeggen: “betrek jongeren meer erbij.” Stel ruimte ter beschikking zodat studenten workshops kunnen houden of jongeren kunnen oefenen in ruil voor de afname van kaartjes’ …ik noem maar iets… zoiets gebeurt te weinig.’ 3 uur geleden
.. .... ........................ ..... ... .... .... ..... ... .... .... .... ................................................
#Twitter ‘Twitter is om op de hoogte te blijven: van wat vrienden doen, maar ook van het nieuws, bijvoorbeeld uit Leiden. Het is een snel en hip medium waarvan je gemakkelijk gebruik kunt maken, en dat probeer ik ook te doen.’ 1 week geleden
.. .... ........................ ..... ... .... .... ..... ... .... .... .... ................................................
FIEP NIJHOF= FFIEP @Leidsmuzikaaltalent #Trots ‘Ik ben er wel trots op dat ik durf te zingen, mijn eigen liedjes. Dat was iets waarvoor ik eerder niet durfde uit te komen.’ 2 maanden geleden
.............................. .... .... .... .... ..... .... ... .... .... .... .... .... .... .... .... .... .... .... .... .... ....
#Trots op Leiden ‘Ik ben wel trots op Leiden, ondanks dat er niet zo veel te beleven is voor zestienjarigen op vrijdagavond! Vooral in de winter is Leiden zo mooi! Vorig jaar fietste ik over de Nieuwe Rijn, door de sneeuw, zag ik overal lampjes, dat inspireerde me om een lied te schrijven.’ 1 uur geleden
.............................. .... .... .... .... ..... .... ... .... .... .... .... .... .... .... .... .... .... .... .... .... ....
#Twitter ‘Ik twitter over gekke dingen die ik meemaak en om afspraken met vrienden te maken of te zien waarmee zij bezig zijn. Ook volg ik anderen om te zien wat er verder in de wereld gebeurt en op Twitter vind ik grappige uitspraken.’ 2 weken geleden
.............................. .... .... .... .... ..... .... ... .... .... .... .... .... .... .... .... .... .... .... .... .... ....
Hans Seisveld [1981] .......................... .... .... .... .... ..... .... .. Dj Size, de Leidse Hans Seisveld draait al enkele jaren in Leiden, maar ook internationaal. Hij is upcoming minimal producer én de drijvende kracht achter de Leidse Decompression-feesten. In 2009 won hij de grote prijs van Zuid-Holland in de categorie dance and producers en bereikte hij de halve finale van de grote prijs van Nederland in 2010.
Al jaren weet Size grote danceacts naar de Sleutelstad te trekken. #Trots vertelt hij over zijn muziek en de feesten die hij sinds 2004 organiseert. ‘Het is te gek dat mijn Decompression-feest al zo’n lang leven beschoren is. De vaste frequentie, drie à vier keer per jaar, draagt daartoe bij. En de grote namen zijn zeker de afgelopen tien keer raak geweest.’ Vooral de djset die hij na Dave Clarke draaide, staat hem levendig bij. ‘De eerste plaat die ik kocht, was van hem, dus wat was ik trots dat hij naar mijn feest in Leiden wilde komen! Zo heb ik de afgelopen jaren meerdere ‘oude’ techno helden naar Leiden gehaald met die beleving.’
#Typisch Size Op de vraag wat typisch Size is, twijfelt hij niet. ‘Ik draai wel apart, al zeg ik het zelf. Ik ben met hiphop begonnen en eigenlijk mix ik nog zo, al doe ik dat nu vooral met techno en house. Ik draai niet vaak in vloeiende overgangen en laat de nummers dus door elkaar heen en opzwepend in elkaar overgaan. Daar onderscheid ik me mee en juist bij die overgangen krijg ik echt interactie met het publiek.’
Zijn eigen #droom? ‘Afgelopen zomer draaide ik in Barcelona op het Sonar festival. Dat was te gek, stond ik tussen grote namen als X-Press 2, Ramon Tapia, Danny Howells en Kenny Larkin. Ik zou nog meer willen bereiken op muziekgebied: nog meer muziek maken en dus ook meer internationale optredens hebben.’
#LeidseDroom Zijn #Leidse droom is niet onverwacht: een groot dancefestival. ‘Ik wil het zelf ook wel organiseren, heb al onderzoek gedaan en de gemeente is welwillend, maar het loopt vast
op het vinden van een goed terrein. De Leidse Hout heeft al Werfpop, dus nog een vergunning voor die plek blijkt onmogelijk. Andere plekken geven bewoners geluidsoverlast of zijn natuurgebied. Het is dus gewoon heel lastig een geschikte locatie te vinden.’ Soms lijkt het of de stad aan zijn plafond zit, zegt hij. Dat geldt niet alleen voor zijn droom van een festival, maar ook voor het organiseren van feesten. ‘Meer mogelijkheden voor danceoptredens op buitenlocaties en nog een podium naast het LVC, dat wens ik Leiden toe.’ En er moet hem nog iets van het hart. ‘Ik vind dat de betutteling soms toeslaat op het gebied van het geluidsniveau, al dat geneuzel over de decibelmetingen. Het kost organisatoren van feesten veel tijd en het gaat ten koste van de sfeer. Ik herinner me nog dat ik op een housefeestje op het Stadhuisplein was en de muziek echt te zacht stond.’ De dj lacht en verzucht: ‘Je hoeft elkaar niet voor de boxen te kunnen verstaan, voor een goed gesprek ga je wel ergens anders heen!’
Hans Seisveld www.djsize.nl soundcloud.com/size
Leidse Stijl
P/13
Vivienne Aerts www.vivienneaerts.nl Fiep Nijhof Twitter @ffiep De nummers Warm en Train of life zijn te zien op Youtube via 16Fiepjee.
‘Ik voel me thuis in Leiden, ben ook #trots op de goede sfeer in de stad’
Vivienne Aerts [1986] .. .... .... ......................... ... .... .... ..... . Jazz-zangeres, dirigent en psycholoog Vivienne Aerts, werd uitgeroepen tot de ‘toekomst van de Leidse jazz’ in het boek 100 jaar Leidse jazzgeschiedenis. In 2012 vertrekt zij voor twee jaar naar the Berklee College of Music in Boston.
Fiep Nijhof [1995] .............................. .... .... .... ..... .... . Gymnasiaste Fiep Nijhof stond twee jaar geleden al op de planken bij de Leidse toneelgroep Al Dente. Sinds kort ontdekte ze haar ware passie als singer-songwriter. De Leidse creatieve website het VERZAMELDWERK.nl noemt haar een ‘piepjong talent’ en hoort in de eerste noten van Fieps nummer Train of Life de speelse klanken van musical en theater terug. ‘Een catchy tune van een overtuigende vertolker’, vervolgt de recensent, voor wie de buigingen in Fiep’s stem en het aftastende (piano)spel doen denken aan Nina Simone en Jeff Buckley.
Wie Vivienne op Twitter opzoekt, treft een fervente twitteraar met een druk leven. Zij lacht erom. ‘Dat is wel #typischVivienne ik werk als zangeres, als dirigent van vier koren en daarnaast twee dagen per week als psychologe.’ De Leidse zangeres volgde, naast haar opleiding tot psycholoog aan de Universiteit Leiden, de opleiding jazz-zang aan het Conservatorium in Den Haag en Rotterdam en is dit jaar afgestudeerd als koordirigent lichte muziek. In 2009 verscheen haar eerste cd roof garden. Recent werd zij toegelaten tot het Berklee College of Music in Boston en ontving zij, samen met slechts 25 anderen in Nederland, een Fulbright beurs, de beste beurs op onderwijsgebied ter wereld. Vanaf januari 2012 zal zij haar muziekopleiding vervolgen in de VS.
#Inspiratie
#Droom
‘Ik wilde me in Amerika gaan richten op één ding: jazz-zang. Voor jazz moet je toch naar Amerika! Maar Berklee vroeg al snel of ik me daarnaast wil gaan verdiepen in muziektherapie.’ Niet toevallig, haar afstudeeropdracht voor psychologie in Leiden ging over de emotieregulatie en de interesse voor muziek, en Boston wil daar wel meer over weten. ‘Al met al wil ik me daar ook op gaan richten, evenals arrangeren en dirigeren, maar ik ga daar vooral zingen! Ach, ik denk dat je als muzikant veel verschillende dingen moet doen en ik haal er ook #inspiratie en voldoening uit!’
Grappig genoeg zegt zij op de vraag waar zij van droomt, dat zij geen idee heeft wat ze wil worden. ‘Laatst was ik als dirigent en zangeres mee met een bigband. Dan zie ik een toekomst toerend met een bigband wel voor me. En dat ik dan de band leid en zing, het liefst mijn eigen nummers, dat is heel vet!’ Maar, vertelt ze in een adem door: ‘Ik wil ook graag het Nederlands jazzkoor oprichten, dat bestaat nog niet. Dat doe ik als ik over twee jaar terugkom. Mijn droom is dat ik mensen kan blijven bereiken, in welke vorm dan ook, en dat ik mijzelf daarin kan blijven ontwikkelen.’
#Trots op Vivienne vertelt over de Berklee Award die ze in 2007 bij een workshop in Italië tijdens het Umbria jazzfestival won. ‘Afgelopen zomer ging ik weer terug en volgde ik songwriting. Ik mocht toen met mijn verse liedje optreden. Dat was spannend, met een nieuw nummer dat veel voor me betekende. Het was te gek dat mensen na afloop naar me toe kwamen en vertelden dat ze kippenvel hadden gekregen. Ik hoop dat wat ik doe echt kan zijn en dat mensen dat ook voelen.’ De Amerikaanse directeur van Berklee College zei in Italië tegen haar: ‘Jij hebt de X-factor. Je regelt je dingen ook, je doet iets met je talent.’ Vivienne blijft er nuchter onder: ‘Dat moet ik nog gaan waarmaken.’
#Typisch Leiden Vivienne woont zeven jaar in Leiden. ‘Ik heb veel in de stad gedaan op cultureel gebied, ik heb hier vier koren, ik treed er op en ben betrokken geweest bij de organisatie van de eerste editie van Stukafest. Daarnaast kom ik graag op festivals, met de jazzweek als favoriet! Mijn ervaring is wel dat het soms wat gesloten is. In Leiden zijn zaken nog wel eens onbuigzaam is mijn ervaring. Leiden mag ruimdenker worden, meer openstaan voor samenwerking en nieuwe dingen. Betrek jonge mensen bijvoorbeeld meer. Het zijn nog te veel eilandjes en ik kom graag op elk eilandje, maar ik moet er wel zelf achteraan om te weten wat er overal gebeurt. Te vaak wordt er gezegd dat het wel goed gaat zoals het gaat.’ En haar #droom voor Leiden over 10 jaar? ‘Ik hoop dat er veel meer platforms komen voor jong talent. Het ouderwetse van Leiden heeft zijn charme, maar het mag niet ten koste gaan van de inspiratie. Ik beloof dat ik me ervoor zal inzetten bij mijn terugkomst!’
‘Mensen noemen me altijd wel gek! Ach, ik schaam me niet zo snel ergens voor. Als er iets in mijn hoofd opkomt, dan doe ik het ook gewoon!’ omschrijft Fiep zichzelf op de vraag wat #Typisch Fiep is. Maar wie denkt dat voor Fiep niets te gek is, die heeft het mis. De zestienjarige Leidse trad dit jaar weliswaar tien keer op in de Waag met de Leidse Theatergroep Al Dente, zang was iets wat zij lang niet echt durfde. ‘Ik schrijf al zo’n drie jaar liedjes. Eerst waren ze veel eenvoudiger, maar ik ben er het afgelopen jaar veel serieuzer mee bezig en werk de teksten veel beter uit.’ Fiep is er wel #trots op dat ze hier nu voor uit durft te komen en met twee nummers op YouTube staat. Ze beschrijft haar twee passies als: ‘Voor toneelspelen en voor een lied zingen geldt dat je jezelf op een andere manier kan uiten en jezelf kan laten zien.’
#Droom Fiep was al er al vroeg van overtuigd dat ze naar de toneelacademie zou gaan. ‘Maar ik begin soms wat te twijfelen’, zegt zij eerlijk. ‘Steeds vaker denk ik als ik bij muziekoptredens of concerten in het publiek zit: “hier zou ik wel willen optreden”. Grote zalen, internationaal? De jonge zangeres lacht bescheiden: ‘Nou, het idee dat veel mensen me kennen, meer dan mijn vrienden en familie, dat lijkt me wel heel leuk.’ En of dat dan van het toneel is of van zang, daar is zij nog niet uit.
#LeidseDroom En wat wenst deze Leidse Leiden toe voor de toekomst? ‘Als ik aan Leiden denk, zie ik studenten voor me. Voor mij als zestienjarige scholier is er weinig te doen. Natuurlijk zijn er veel culturele dingen te beleven zoals de Cum Laude concerten in de zomer. Dat was geweldig dit jaar: overal muziek!’ Wat Fiep dan mist, blijkt nog lastig. ’Misschien mis ik gewoon een leuke plek voor scholieren. Voor veel plekken moet je 18-plus zijn’. Meer uitgaansmogelijkheden voor jongeren tussen de zestien en achttien jaar, dat blijkt wel een #Leidse droom. ‘De Harmonie heb ik wel gezien’, lacht zij. En uit eigen belang voegt ze er snel aan toe: ‘Die droom, dat mag ook wel op korte termijn!’
#Trots op Maar gelukkig blijkt Leiden haar ook letterlijk te boeien. ‘Vorige winter werd ik zo geïnspireerd om te schrijven na een fietstocht door de winterse binnenstad: overal waren lichtjes en de ijsbaan erbij! Meestal ben ik eenmaal thuis weer vergeten welk gevoel ik kreeg op de fiets en wat ik van plan was. Ik ben er ook wel #trots op dat ik die sfeer toen niet ben vergeten en mijn liedje Warm heb geschreven. Ik voel me thuis in Leiden, ben ook #trots op de goede sfeer in de stad. Maar dat was in de winter. Ik hoop dat die goede sfeer ook nog meer in de zomer komt! Dat geeft mij weer inspiratie!’
#
P/14 Leidse Stijl
Marjan van Gerwen Projectleidster Wijken voor kunst
KUN MU ZIEK ST
Tekst en fotografie Britta Ruijters
Spanjaarden belegeren de Drie Octoberstraat in de wijk is het veel meer een sociaal evenement’, zegt organiserend kunstenares Alicia Fernández Solla . ‘Dat is ook het doel van Wijken voor kunst.’ Ook projectleidster Marjan van Gerwen vindt dat de tentoonstelling goed past binnen Wijken voor kunst: ‘Het project van Alicia heeft een persoonlijke achtergrond en is door haar zelf bedacht. Interessant is dat zij haar tentoonstelling niet in een museum wilde maken, maar dat ze de stad als decor neemt.’ Leidens ontzet inspireerde Alicia: ‘Toen ik hier negen jaar geleden kwam, wist ik helemaal niets over het verhaal van het Beleg van Leiden.’ De Tachtigjarige Oorlog was haar als Spaanse wel bekend, maar niet de rol die de Spanjaarden in Leiden hebben gespeeld. ‘Dat was een grote verrassing: dat mijn land de vijand was van de plek (stad) waar ik nu woon.’
Fátima Domínguez Rodríguez voor haar eigen portret.
De Drie Octoberstraat was even het decor voor kunst. Rond Leidens Ontzet hingen er 25 portretten van Leidse Spanjaarden. De Spaanse kunstenares Alicia Fernández Solla organiseerde de openluchttentoonstelling Leidse Spanjaarden, als onderdeel van het project Wijken voor kunst. Bewoners en kunstenaars maken de stad mooier en socialer.
Gezien het thema van haar werk is De Drie Octoberstraat de ideale achtergrond voor deze foto’s. Zestien portretten van Leidse Spanjaarden werden opgehangen in de buitenruimte. Vanachter de ramen van hun huizen lieten bewoners van de straat ook portretten zien van de fotografe. Bij de opening van de tentoonstelling is het een gezellige drukte. ‘In galeries gaat het vooral om de foto’s, hier
PROJECTEN IN 2012 HANG OUT
Een project van Petra van den Berg en Sylvia Bos in de Merenwijk. De was van de Merenwijk is een metafoor voor dit participatieproject over verhalen over de wijk. In april is deze uitvoering met kleine theateracts te bezoeken.
RADIO LA AT JE LEIDEN
Het afgelopen jaar organiseerden PS|theater en Peen en Ui al een succesvolle radioshow. Op een openbare locatie konden jong en oud luisteren naar verhalen, discussies, reportages en muziek met het thema vluchten. De theatrale radioshow krijgt een vervolg.
Zo ontstond het idee om de Spanjaarden van nu voor de Leidenaren zichtbaar te maken. ‘Ik wilde laten zien dat Spanjaarden meer zijn dan mensen met flamenco’s en siësta’s’, legt de fotografe uit. ‘Op de foto’s zie je de Leidse Spanjaarden in hun woonkamer. Zo kom je meer over hen te weten. En dan blijkt dat er niet zo’n groot verschil is tussen Spanjaarden en Nederlanders.’
Ook de toeschouwers lijken het een geslaagd project te vinden. ‘Sommige mensen zeggen tegen me dat ze veel mooier zijn op de foto dan in het echt!’, lacht de kunstenares. ‘En de bewoners van de straat vragen al of de foto’s niet de hele winter kunnen blijven hangen. Het is dan zo grijs en de straat is nu veel vrolijker!’ ‘Hé, nog een Leidse beroemdheid’, groeten twee bewoners elkaar, die beiden zijn gefotografeerd door Alicia. Verderop wordt er rap in het Spaans gekletst. Deze wijk vol kunst draait niet alleen om de kunst, het is er vooral ook erg gezellig.
Leidse Spanjaarden, bewoners, familie en vrienden stromen intussen toe. Alicia leidt hen in een lange stoet langs haar foto’s. Bij ieder portret hoort een verhaal en de nodige anekdotes passeren de revue. Zo is er de foto van een Spaanse man die getrouwd is met een Nederlandse vrouw. ‘Maar hij blijft wél fan van FC Barcelona!’ grapt een omstander, doelend op het FC Barcelonakussen dat prominent op de foto is te zien. Wat verlegen, maar toch zichtbaar gevleid poseren de geportretteerden naast hun foto. Terwijl de bezoekers aandachtig luisteren, doen ze hun verhaal. De omstanders reageren regelmatig vol herkenning en er wordt veel gelachen. ‘Ik ben een professioneel basketballer’, beweert een jongen die met een basketbal op de foto staat. De omstanders reageren met bewonderende ‘oh’s en ‘ah’s. ‘Nee hoor, grapje’, vervolgt hij. ‘Maar ik ben wel de enige Spanjaard die in de Drie Octoberstraat woont!’ Tevreden kijkt Alicia naar het resultaat van meer dan een jaar voorbereiding. ‘Zonder Wijken voor kunst was deze tentoonstelling er niet gekomen. Het kost nogal wat geld en inspanning om een straat drie weken lang compleet te veranderen’, zegt ze. ‘De financiële kant is helemaal door Wijken voor kunst geregeld en ook met de organisatie en planning kreeg ik hulp.’
LEIDEN NOORD ALS PODIUM
Fotograaf Adriaan Nette brengt in verschillende themaboeken de wijk en zijn bewoners op intrigerende wijze in beeld. Ook in 2012 gaat hij hier mee door. De boeken zijn digitaal in te zien op adriaannette.nl of live bij verschillende buurtevenementen, zoals het Tam Tam Festival.
WIJKEN VOOR KUNST is opgezet om bewoners enthousiast te maken voor kunst. Het project zou oorspronkelijk tot en met 2011 bestaan, maar is wegens succes verlengd. ‘Elke bewoner of kunstenaar kan een plan indienen of met een voorstel komen’, legt projectleidster Marjan van Gerwen uit. Stichting H.L. Druckerfonds en Fonds 1818 subsidiëren het project. ‘De enige regel is dat je bereid moet zijn om samen te werken met bewoners, kunstenaars en Wijken voor kunst. En het plan moet een relatie hebben met de plek waar je het wilt uitvoeren. De tentoonstelling van Alicia kan bijvoorbeeld nergens beter plaatsvinden dan in de Drie Octoberstraat.’ Het project is laagdrempelig en populair. ‘Mensen weten ons steeds beter te vinden. We zijn in verschillende wijken actief met kleinere of grotere projecten. Er zijn hele leuke samenwerkingsinitiatieven ontstaan met kunstenaars en jonge theatermakers.’
wijkenvoorkunstleiden.nl
SMA AKMAKERS IN DE STEVENSHOF
In 2011 vroeg Wijken voor kunst zes kunstenaars een kunstwerk te maken in de Stevenshof, dat bewoners zou uitnodigen om elkaar te ontmoeten of zou uitdagen iets te doen. ‘Meer kleur en levendigheid!’, was namelijk waar de bewoners om
gevraagd hadden. Het resultaat was zo geslaagd dat het waarschijnlijk een vervolg krijgt in 2012.
Leidse Stijl
bes tuur
P/15
Tekst Nienke Ledegang / Fotografie Taco van der Eb
Robert Strijk (D66), wethouder kenniseconomie
Jan-Jaap De Haan (CDA), wethouder cultuur
De deur naar Azië staat open De ene wethouder is verantwoordelijk voor cultuur, de andere voor de kennissector. Wat willen ze bereiken in de komende jaren?
Bezuinigen op kennis en cultuur is er in Leiden niet bij, zeggen de verantwoordelijk wethouders Jan-Jaap de Haan en Robert Strijk. In tegenstelling tot veel Nederlandse steden zet Leiden hoog in op cultuur de komende jaren. De Haan, CDA-wethouder voor cultuur, legt uit waarom: ‘Cultuur is voor Leiden identiteitsbepalend. En uit nationaal en interna tionaal onderzoek blijkt hoe belangrijk kennis en cultuur zijn voor een stad. Waar cultuur is, vestigen mensen zich graag en dat heeft weer een positieve invloed op de werkgelegenheid en de kennissector, de motor van de economie. In Leiden zijn ongekend veel mensen geïnteresseerd in cultuur. Een paar simpele voorbeelden: denk aan de posteractie voor het LAKtheater, en ook aan het gegeven dat driekwart van de inwoners interesse heeft in de lokale geschiedenis. Om die reden is er een groot draagvlak in de politiek voor investeren in cultuur.’ Dat heeft zich vertaald in een aantal ambities, waarvan het verbinden van kennis en cultuur
er één is. Logisch, zegt D66-wethouder Robert Strijk, die ‘de kenniseconomie’ in zijn portefeuille heeft: ‘Ook op het gebied van kennis heeft Leiden een grote voorsprong. Er zijn veel gemeenten in Nederland die zichzelf kennisstad zouden willen noemen, maar wij zíjn het. Met dank aan de grote populatie studenten, maar ook de aanwezigheid van het Bio Science Park. Het gaat goed met Leiden als kennisstad, maar we moeten niet achteroverleunen. Alleen door te investeren kun je je positie behouden. Laatst nog kwam een Koreaans bedrijf kijken of het Bio Science Park een goede plek zou kunnen zijn voor hun Europese vestiging. Dat er allemaal hijskranen staan, ervaren zij als positief: hier gebeurt tenminste iets.’ Strijk en De Haan waken ervoor om vanuit het stadhuis voor te schrijven hoe de stad zich dient te ontwikkelen. De Haan: ‘Natuurlijk hebben wij daar wel ideeën over, maar we vinden het belangrijk dat de partijen in de stad met initiatieven komen. Daarom hebben wij de inwoners van Leiden de afgelopen tijd via diverse sociale media om hun visie gevraagd. Dat heeft mooie dingen opgeleverd, zoals het initiatief voor een beeldententoonstelling op de Hooglandse Kerkgracht. Wij denken dat de initiatiefnemers het aankunnen en daarom ligt
de bal nu bij de cultuursector zelf. Wij zijn er vooral om culturele instellingen te stimuleren ondernemerschap te tonen, om de samenwerking met andere partijen aan te gaan.’ Ook Strijk ziet voor de gemeente vooral een faciliterende rol weggelegd. ‘Mensen bij elkaar brengen, daarbij kunnen wij helpen. En ‘toeval stimuleren’, zodat bedrijfsleven en wetenschappers elkaar beter leren kennen. Ook aan de randvoorwaarden kunnen we iets doen, bijvoorbeeld door te zorgen dat de huisvesting voor studenten op orde is, de bereikbaarheid van de stad goed en het voorzieningenniveau op peil. Dan trek je kenniswerkers naar je stad.’
‘Hier gebeurt tenminste iets’ ‘De gemiddelde Leidenaar profiteert volop van al deze ontwikkelingen’, stelt De Haan. ‘Opvallende vernieuwingen in de stad zullen de bouw van Muziekcentrum de Nobel en de uitbreiding van Museum De Lakenhal zijn. Die bevinden zich beide in wat zal uitgroeien tot het Cultuurkwartier – ongeveer het gebied tussen De Lakenhal, Scheltema, de Schouwburg,
Boerhaave en molen de Valk. Nu al gebeurt daar van alles, maar over een decennium moet dat een bruisend cultuurgebied zijn, waar musea, winkels en horeca elkaar afwisselen.’ Kennis is abstracter dan cultuur, en daarom wat minder zichtbaar voor publiek. ‘Wat niet wegneemt dat alle Leidenaren profiteren van de kenniseconomie, niet alleen de hoogopgeleiden’, zegt Strijk. ‘Het levert ook een hoop afgeleide werkgelegenheid op: horeca, bouw, accountants, schoonmaakbedrijven…’ Concreet heeft het college het plan voor de ontwikkeling van een Asian Knowledge and Business Center, zij het als stip op de horizon. ‘Wat je nu al ziet, is dat Chinezen gaan reizen. Leiden kan daarop fantastisch inspelen. We hebben veel kennis over Azië in huis, we hebben studenten Sinologie die graag zullen bijverdienen in die sector. Veel grote steden investeren al in de Chinese markt. Met een Asian Knowledge en Business Center is de cirkel rond: mensen komen hier voor werk, willen hier graag wonen en cultuur opsnuiven en als wij daarin voorzien, trekt dat weer toeristen. Leiden gaat de komende jaren een veel internationalere uitstraling krijgen’, voorspelt Strijk.
P/16 Leidse Stijl
LU BIO SCIE MC NCE
Tekst Sean van der Steen Afbeeldingen LUMC
B ETE R E ZORG OP AF DE LI NG HARTZ I E KTE N
‘Wij willen het hart van cel tot geheel kunnen bekijken’ Het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) loopt al jaren aan kop als het gaat om beeldvorming bij hart- en vaatziekten. Met die beeldvorming kunnen hart en bloedvaten zichtbaar gemaakt worden, zonder dat de patiënt geopereerd hoeft te worden. ‘We proberen alle verschillende technieken bij elkaar te brengen’, vertelt Martin Schalij, hoogleraar cardiologie. ‘Dat heet fusie. Uiteindelijk willen we niet alleen echo’s, maar ook röntgenbeelden en MRI-scans in één soort beeld vangen.’
Een computed tomography scan, oftewel een CT-scan, zijn heel veel röntgenfoto’s bij elkaar die samen één beeld vormen. Links is een gezond hart afgebeeld. Het rechter plaatje is een hart met een vergroot harttussenschot. Door die verdikte hartspier wordt het moeilijker om bloed de aorta in te pompen.
Operatiekamer 9.07 op de afdeling Hartziekten van het LUMC. Terwijl de hartpatiënt op de operatietafel misschien wel het spannendste moment in zijn leven doormaakt, zie je hoe de twee opererende chirurgen gebruik maken van moderne beeldvormingstechnieken. Naast de operatietafel staat een enorm scherm waarop de twee specialisten in het lichaam van de patiënt kunnen kijken, zonder de patiënt te hoeven verwonden. In de controlekamer staan nog eens zes beeldschermen waar de hele operatie nauwlettend in de gaten wordt gehouden.
Imaging Met medische beeldvorming, ook wel imaging genoemd, kan je in het lichaam kijken zonder het te beschadigen. Die beeldvorming is essentieel om goede diagnoses te kunnen stellen en een patiënt zo goed mogelijk te kunnen helpen. Het is natuurlijk onverantwoord om bij iedere klacht een chirurg in te schakelen om te zien wat er aan de hand is. ‘Vroeger had je alleen katheterisatie’, zegt cardioloog Schalij. ‘Je gaat met de katheter naar het hart, spuit wat contrastvloeistof in en dan kan je zien wat er aan de hand is. De laatste jaren zijn daar heel veel technieken bijgekomen: de CT-scan, MRI en de driedimensionale echo.’
Een virtueel hart Eén van de nieuwste technieken om het hart van een patiënt te kunnen bekijken heet Real Time 3D echografie. Zoals de naam al doet vermoeden werkt deze techniek op basis van geluid. Er
komt dus geen radioactieve straling aan te pas, zoals bij röntgenfoto’s of CT-scans. Op die manier zijn er ook geen speciale stralingskamers of loodschermen nodig. ‘Technisch gezien zijn er dus veel minder beperkingen’, aldus Schalij. Net als een gynaecoloog kan een cardioloog tweedimensionale echografie gebruiken om het hart te bekijken. Het nadeel hiervan is dat het ook tweedimensionale plaatjes oplevert. Heel veel tweedimensionale plaatjes op elkaar zouden als een dikke stapel papier wel een driedimensionale afbeelding kunnen vormen, maar dat kost veel tijd. Een Real Time 3D echografie geeft direct een driedimensionaal plaatje. Zo’n plaatje kan bekeken worden met technieken zoals die in 3D-bioscopen. Met speciale controllers kan je het virtuele hart draaien, doorsnijden en van dichterbij bekijken. Schalij: ‘Je kunt nu heel goed in perspectief bekijken wat er met het hart aan de hand is. Waar is er iets mis met de hartklep? Hoe beweegt de hartspier? Wat is de kracht van die spier? We willen naar steeds kleinere dingen kijken in het hart. We willen het hart van cel tot geheel kunnen bekijken.’ Toch is deze innovatie nog niet genoeg, vindt Schalij. ‘We proberen nu uit te vinden hoe we al die verschillende manieren van beeldvorming, ook wel beeldmodaliteiten genoemd, bij elkaar kunnen brengen. Dat heet fusie. We hebben nu allemaal verschillende informatiebronnen, je moet dan op vier verschillende beeldschermen kijken om te kunnen zien wat er aan de hand is. We willen dat nu in één oogopslag zien. We integreren de beeldmodaliteiten.’
Twee driedimensionale echografie-afbeeldingen van hetzelfde hart. Het gat op de linkerafbeelding is een atriumseptumdefect, een opening tussen twee ruimtes in het hart. Dit is gevaarlijk omdat het zuurstofrijk bloed opnieuw naar de longen stuurt. Het hart moet extra werken om het lichaam van zuurstof te voorzien en zal sneller slijten. De rechterafbeelding laat zien dat met een ‘closure device’, een soort miniparaplu’tje, het gat goed gedicht kan worden.
Het Hartcentrum Volgens Schalij loopt de afdeling Hartziekten van het LUMC voorop in Nederland op het gebied van beeldvorming. Ook op mondiaal niveau spelen ze mee. ‘We hebben hier mensen van over de hele wereld werken’, vertelt Schalij. ‘Ik hoop dat we over tien jaar nog steeds toonaangevend zijn in Nederland en Europa. We zijn nu bezig met het hartcentrum, een fusie tussen hartchirurgie en hartziekten. Er ontstaat zo een nog betere integratie tussen hartchirurg en cardioloog. Ik denk dat die samenwerking en integratie belangrijk is voor de groei van het LUMC.’
Evenveel patiënten, betere behandeling ‘Ons doel is niet om meer patiënten te gaan behandelen’, stelt Schalij. ‘Veel belangrijker is het verbeteren van de behandeling. Behandelingen worden korter, veiliger en leveren betere resultaten op. Dat moet het belangrijkst blijven. Er zijn natuurlijk altijd nog behandelingen waarbij we niet het optimale resultaat behalen en juist door dit soort technieken hopen we die resultaten sterk te verbeteren.’
Leidse Stijl
P/17
Tekst Sean van der Steen
Iedereen die weleens een bijsluiter heeft bekeken, weet dat medicijnen ongewenste bijwerkingen kunnen hebben. Denk aan de nare gevolgen van chemotherapie. In het LUMC wordt gewerkt aan oplossingen: medicijnen die gericht op hun doel afgaan.
kanker Gerichte strijd tegen
‘Gerichte medicatie’ is een buzzword in de medische wereld. Het idee straalt eenvoud uit: een medicijn op de plek brengen waar het zijn werk moet doen. Leidse wetenschappers lopen voorop in het ontwikkelen van deze moderne, gerichte behandelingen. Mede door de nauwe samenwerking met bedrijven in het Bio Science Park Leiden volgt de ene doorbraak de andere op. ‘En het plafond is nog niet bereikt’, zegt Clemens Löwik (54), hoogleraar moleculaire endocrinologie aan het LUMC.
Star Wars in de operatiekamer De wetenschappers in het LUMC werken nauw samen met particuliere bedrijven om nieuwe technieken te ontwikkelen, maar ook met andere universiteiten. Bijvoorbeeld met de TU Delft, waar wetenschappers werken aan een flexibele laparoscoop. Dat is een dun, buigzaam instrument dat ingebracht wordt door een kleine snee in het lichaam. Dankzij fiberoptics kan de chirurg op een scherm zien waar hij mee bezig is. De volgende stap is om hier een lasermes – door chirurgen gebruikt om bloedingen te verminderen – aan vast te maken, zodat de patiënt niet volledig opengesneden hoeft te worden. En wanneer je dit proces met robotica zou automatiseren, lijken de operatiekamers uit Star Wars opeens niet meer zo ver weg.
De Leidse professor heeft baanbrekend onderzoek uitgevoerd waardoor het makkelijker is om kanker vroegtijdig te ontdekken en tumoren te verwijderen. Löwik hoorde van het bestaan van het vuurvliegjesgen, een gen waardoor bepaalde lichaamsdelen letterlijk oplichten. Löwik: ‘Dit gen hebben we ingebouwd bij tumorcellen van een muis, die daardoor mooi zichtbaar waren met een speciale camera.’ Behandeling van de muizen was door de zichtbaarheid van de tumor veel eenvoudiger. ‘Maar een mens kun je natuurlijk niet genetisch manipuleren’, voegt Löwik er snel aan toe. Het vuurvliegjesgen bracht Löwik wel op een idee. Samen met collega-onderzoekers begon de Leidse wetenschapper te experimenteren met fluorescerende stoffen. Als je die immers net als het vuurvliegjesgen op de juiste plek kon krijgen – het principe van gerichte medicatie – zou het mogelijk zijn om kanker letterlijk zichtbaar te maken. ‘Diagnoses stellen wordt steeds eenvoudiger’, aldus Löwik. ‘We hebben technieken als ultrasound, CT, MRI en PET. Het is simpel als wat: de patiënt komt bij de dokter met een klacht over pijn in zijn longen. De patiënt gaat de scanner in, waaruit blijkt wat er precies aan de hand is. Als het een tumor betreft, besluiten de doktoren in negentig procent van de gevallen tot opereren.’ Logisch, want als er verder geen uitzaaiingen zijn en je in staat bent om al het tumorweefsel weg te halen, ben je in principe genezen. Daar zit volgens Löwik dan ook niet het probleem. ‘Na de diagnose moet je op een gegeven moment naar de operatiekamer – en het enige wat daar telt is ervaring. Ik zeg altijd: It’s just a bloody mess. Een bekwame chirurg weet uit ervaring hoe kankerweefsel eruit ziet en voelt. Maar het is ontzettend moeilijk om alles weg te krijgen, dat zal elke chirurg beamen.’
Gericht botten bouwen Tegen botbroosheid was lange tijd weinig te doen. Het werd vaak pas ontdekt wanneer het slachtoffer een bot brak – te laat dus. Er was al een middel bekend om verder botverlies tegen te gaan, maar geen middel om het ongedaan te maken. Na onderzoek onder een gemeenschap waarin mensen juist te veel bot aanmaakten, ontdekte de groep van Löwik hoe dit precies in zijn werk gaat. Nu is er een middel in de maak dat ervoor zorgt dat het lichaam extra bot aanmaakt: gerichte medicatie dus.
Dat proces vereenvoudigen voor de chirurg was het doel van Löwik en zijn collega’s bij de afdeling heelkunde, waar een nauwe samenwerking mee bestaat. ‘Moet je nagaan,’ vertelt Löwik, ‘dan heb je eerst al die mooie technologie, daarna ben je letterlijk overgeleverd aan de handen van de chirurg. Als wij nu kunnen zeggen: ‘kijk eens meneer de chirurg, dit lichtgevende stukje weefsel hier is de tumor’, wordt het weghalen van een gezwel veel makkelijker. Je kunt eigenlijk net als Jomanda een blauwe jurk aandoen en je laten leiden door het licht’, grapt Löwik.
‘It’s just a bloody mess’ Maar eenvoud is niet het enige voordeel van het onderzoek van de Leidse wetenschappers. Bij borstsparende operaties moet zo’n tien tot wel veertig procent van de patiënten opnieuw onder het mes, omdat niet al het schadelijke weefsel is verwijderd. De kans op volledig herstel is dan natuurlijk kleiner. Met de nieuwe lichtgevende technologie wordt dezelfde kans op herstel naar alle waarschijnlijkheid veel groter. Dat is de reden dat Löwik en zijn team een budget hebben van 10 miljoen euro om onderzoek naar de ontwikkeling van dit soort gerichte medicatie te financieren. In samenwerking met particuliere bedrijven worden constant nieuwe technieken ontwikkeld (zie kader), die veelal in het LUMC terechtkomen. Zo hebben de Leidse doktoren beschikking over een speciale borstkankerscanner, die effectiever is dan gangbare scanners. Kanker voorkomen is natuurlijk beter dan kanker genezen. Bij gebrek aan een alternatief zijn Löwik en zijn collega’s bij de chirurgische afdeling aan het werk om een bijdrage te leveren aan het laatstgenoemde. ‘Ik ben geen chirurg,’ vertelt Löwik, ‘ik breng de techniek alleen naar de operatiekamer. Zelf ben ik altijd bezig met de volgende stap.’ En wie weet, misschien is de volgende stap van de LUMC-onderzoekers en -chirurgen wel de definitieve in de strijd tegen kanker.
P/18 Leidse Stijl
Hoogleraar en specialist ouderengeneeskunde Wilco Achterberg Foto: Marc de Haan
LU MC
Tekst Wilco Achterberg Fotografie LUMC
Er is 1,6 miljard euro beschikbaar voor wetenschappelijk onderzoek in de medische sector. Slechts 0,1 miljard euro daarvan gaat naar onderzoek in de ouderengeneeskunde. Hoogleraar en specialist ouderengeneeskunde Wilco Achterberg is het niet eens met deze verdeling. Hij vindt dat zijn vakgebied meer geld nodig heeft.
In een samenleving waarin de groep ouderen alleen maar groeit, wordt een specialist ouderengeneeskunde steeds belangrijker. Cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) laten zien dat in de afgelopen dertig jaar het aantal 80-plussers meer dan verdubbeld is. De groep ouderen groeit niet alleen, maar ze worden ook steeds ouder. ‘De verwachting is dat we tot 2050 nog eens zes levensjaren winnen’, vertelt hoogleraar en specialist Wilco Achterberg. Hij is hoogleraar en onderzoeker bij het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en daarnaast werkzaam als ouderenspecialist in zorgcentrum Topaz Overrhyn. Deze verbinding tussen praktijk en theorie was een logische keuze. ‘Tijdens de patiëntenzorg komen vragen bij je op die je alleen kan bestuderen door onderzoek te doen in de praktijk.’
‘Meer hersens aan het bed’
Complexere patiënten Niet iedereen wordt succesvol oud en dus vraagt de vergrijzing om meer expertise in de ouderengeneeskunde. Meer expertise betekent nieuwe onderzoeksvormen. Achterberg vertelt: ‘We weten nu heel goed hoe we moeten omgaan met een ziekte als suikerziekte, gewrichtsslijtage of Parkinson. Het probleem bij ouderen is juist dat ze diverse ziekten tegelijkertijd hebben.’ Het enkelvoudige denken kan dus niet meer in de ouderengeneeskunde en het wetenschappelijke onderzoek moet hierin meegaan. ‘Onderzoek wordt vaak gedaan met mensen die zo ‘mooi’ mogelijk zijn. Zo vraagt onderzoek naar eczeem bijvoorbeeld proefpersonen die alleen eczeem hebben’, legt de specialist uit. Nieuwe noodzakelijke onderzoeken met complexe patiënten worden niet gestimuleerd door de industrie, omdat dit narigheid kan veroorzaken. ‘Als je bijvoorbeeld iemand meeneemt in je studie die een zwaar infarct heeft gehad, is het riskant om allerlei dingen op hem te testen’, vertelt de hoogleraar. In de nieuwe onderzoeksvormen staat niet alleen onderzoek náár, maar ook mét complexere patiënten centraal. Achterberg legt uit: ‘We betrekken ouderen, familie en het personeel veel meer bij de gedachtevorming rondom het onderzoek, bijvoorbeeld door ze plaats te laten nemen in panels. Dit levert naast positieve reacties soms ook goede vragen op waar onderzoekers iets mee kunnen.’
Kwaliteit ouderenzorg De steeds ‘grijzer wordende wereld’ met complexe patiënten roept om nieuwe vormen van onderzoek. Dit kost echter geld, geld dat er niet altijd is. Als eerste is het een probleem dat onderzoek in de ouderengeneeskunde slechts 0,1 miljard krijgt van de 1,6 miljard die beschikbaar is voor wetenschappelijk onderzoek. In de ouderenzorg zijn naast een arts ouderengeneeskunde ook andere specialisten betrokken. Onderzoek naar ouderen zou dus eigenlijk medegefinancierd moeten worden uit de beurs van die specialisten. Een ander probleem ligt bij de politiek. Door de slechte economie moeten er ook in de ouderenzorg keuzes gemaakt worden. Er klinken al jaren negatieve geluiden over de kwaliteit in de ouderenzorg, maar het geld dat de politiek wil gebruiken voor betere zorg lijkt niet geheel op de juiste plek te komen.
De politiek wil de kwaliteitsvermindering oplossen door er een paar miljoen tegenaan te gooien om zo meer handen aan het bed te krijgen. ‘Daar gaan we het echter niet mee redden’, vertelt Achterberg ongerust. ‘De kreet “meer handen aan het bed”, betekent niet per definitie betere zorg. Meer hersens aan het bed is juist noodzakelijk in deze ingewikkelde zorg.’ De politiek zou dus met
de vergrijzing de nadruk moeten leggen op kennis aan het bed en daar geld in pompen. Hoewel het LUMC de nadruk op de complexe ouderen belangrijk vindt en het ouderenthema financieel wil versterken, heeft ook het ziekenhuis het moeilijk in deze economisch zware tijden.’De tijden waarin je een zak met geld toegeschoven kreeg, zijn voorbij’, aldus Achterberg.
STU DE NTE N E N OU DE R E NG E N E E S K U N DE
‘Puzzelen op hoog niveau’ Geneeskunde draait voor veel studenten om trauma’s, snel handelen en uiteindelijk de patiënt weer gezond de deur uit zien lopen. In de ouderengeneeskunde is het vaak het tegenovergestelde. Genezen staat niet altijd centraal, omdat ouderen vaak chronische ziektes hebben. Student geneeskunde Sven van der Lee vertelt: ‘Ouderen hebben vaak complexe en meerdere ziektes tegelijkertijd. Ik haal meer voldoening uit het oplossen van een specifiek probleem.’ Het is onder andere de complexiteit in de ouderengeneeskunde die studenten niet aanspreekt. Zij willen een behandeling die een patiënt geneest. Hoogleraar ouderengeneeskunde Wilco Achterberg vertelt: ‘Studenten behandelen graag volgens het ‘kookboek’. Dit houdt in dat er een recept is (patiënt met klachten), ingrediënten nodig zijn (medicatie) en uiteindelijk ontstaat er een product (gezond persoon).’ In de ouderengeneeskunde moeten artsen echter puzzelen, omdat er niet altijd één perfecte behandeling mogelijk is door de combinatie van verschillende (chronische) ziektes.
Slechts twee procent van de Leidse geneeskundestudenten wordt specialist ouderengeneeskunde. Achterberg vindt dit te weinig en probeert studenten enthousiast te maken voor de specialisatie. ‘Ik wil laten zien dat complexiteit en puzzelen op hoog niveau een uitdaging is.’ Een goede stap vooruit is meer onderwijs in ouderengeneeskunde. Het blok ouderengeneeskunde wordt bijvoorbeeld komende jaren groter. Een ander probleem van ouderengeneeskunde is volgens de student het beeld dat studenten bij de specialisatie hebben. ‘Onbekend maakt onbemind’, vertelt hij. ‘Het beeld dat veel studenten bij ouderengeneeskunde hebben, is een arts voor patiënten in het laatste stadium van hun leven. Geen aansprekend beeld voor studenten die voldoening halen uit het genezen van patiënten.’ Achterberg hoopt dat meer onderwijs in ouderengeneeskunde studenten doet beseffen dat de complexiteit een uitdaging is en het beeld van studenten doet veranderen. ‘Ik hoop het niet alleen, ik verwacht het ook’, zegt Achterberg hoopvol.
Leidse Stijl
hog esc hool
P/19
Tekst en fotografie Jolien van de Griendt
De iPad als coach Studenten aan het woord
Staat straks de leraar ook met een iPad voor de klas? Bij de PABO krijgen studenten Leren met de iPad, coach in the pocket als vak. Het staat nog in de kinderschoenen. Docent Jeroen van Kesteren en stagebegeleider Akke Faling, werkzaam bij de PABO aan Hogeschool Leiden, bruisen van de ideeën voor de digitale meester.
Barry Out (21) ‘Ik heb verschillende stages gelopen en gemerkt dat kinderen zich anders gaan gedragen als een stagebegeleider op bezoek komt. Als dat via de iPad gaat, vergeten de kinderen misschien dat er iemand meekijkt. Ik verwacht dat alle kinderen over tien jaar wel een eigen laptop of tablet hebben, maar het gewone boek zal, denk ik, nooit helemaal verdwijnen. Niet iedereen vindt het prettig van een scherm af te lezen en in een gewoon boek kun je toch net iets makkelijker even iets onderstrepen of aantekenen. Maar misschien is de techniek over tien jaar wel zover dat dit ook digitaal heel makkelijk kan.’
De iPad verdient een plek in het onderwijs. ‘De manier waarop we met elkaar communiceren verandert razendsnel. Mensen en bedrijven moeten daarin meegaan, maar in het onderwijs gaat dat maar mondjesmaat’, zegt Jeroen van Kesteren, docent Moderne Media aan Hogeschool Leiden. ‘ICT wordt gezien als een ontwikkeling waarmee je bestaande leermethodes kunt vervangen, maar dat heeft geen zin. Je hebt er niets aan een boek van een scherm te lezen in plaats van op papier. Je moet kijken hoe nieuwe technologie een aanvulling kan zijn op de bestaande methodes, door bijvoorbeeld interactief aantekeningen te maken in dat digitale boek.’ Akke Faling, studie- en stagebegeleider, gaat nog een stap verder. ‘Het idee van “ik ben de docent, ik weet alles en jullie moeten hier nu gaan zitten en naar mij luisteren”, is achterhaald. Een schoolgebouw met klaslokalen, een schoolbord voor docenten en bankjes voor de leerlingen is ook niet meer vanzelfsprekend.’ Jeroen van Kesteren: ‘Vroeger werd je opgeleid om bijvoorbeeld in de industrie te werken. Vakkennis moest in je hoofd zitten, je moest kunnen werken in een hiërarchische organisatie. Tegenwoordig moet je zelfstandig beslissingen kunnen nemen, informatie kunnen filteren en zelf met initiatief te komen. Om studenten voor te bereiden op deze toekomst, moet de manier van onderwijzen ook veranderen. Het leren met de iPad sluit daar goed bij aan.’ Even FaceTimen met je stagebegeleider Studenten die deelnemen aan het iPad-project zijn eind september begonnen met hun stages op basisscholen. De iPad speelt hierbij meteen een belangrijke rol. In de oude situatie kwamen stagebegeleiders op vaste momenten langs om studenten te begeleiden. Dat is een geforceerde situatie, want zowel de student als de klas kan zich anders gedragen als er een docent/begeleider aanwezig is. Ook komt het vaak voor dat een stagiaire net op dat moment helemaal geen behoefte heeft aan ondersteuning.
Yvonne Kooy (19) ‘Ik wil graag leren hoe ik met allerlei nieuwe technieken kan omgaan. In mijn stageklas hangt een Digibord en er staan verschillende computers. Dat biedt veel mogelijkheden. Ik heb al veel handige apps ontdekt. Zo kun je op de iPad mindmaps maken: hiermee zijn begrippen, teksten, plaatjes en relaties rondom een thema handig te visualiseren. Dat is thuis voor te bereiden, maar met de iPad is het ook samen met de klas te doen. Ik vind het heel fijn dat we stagebegeleiding via FaceTime krijgen, dan heb je toch minder het gevoel dat school je rechtstreeks op je vingers kijkt. Ik denk dat het klaslokaal over tien jaar nog veel meer gedigitaliseerd zal zijn. Alle boeken zijn dan digitaal en alle scholieren en studenten hebben een iPad op hun tafel staan.’
De iPad biedt hier uitkomst. Met FaceTime, een applicatie waarmee je via internet kunt ‘beeldbellen’, kunnen docenten op elk moment van de dag met studenten meekijken en op afstand ondersteuning bieden. Zo staan docenten de studenten alleen bij op het moment dat zij ook echt hulp nodig hebben. Het komende jaar gaan de leraren in spe de iPad op allerlei andere manieren gebruiken. Ze mogen zelf apps aanschaffen, maar ze moeten hun keuze wel verantwoorden en beschrijven of deze een nuttige uitbreiding is. Op die manier leren de studenten van elkaars ervaringen.
Studeren vanuit je bed? Dus eigenlijk hoeven studenten straks helemaal niet meer naar school? Waarom niet vanuit je bed even FaceTimen met de docent? ‘Het schoolgebouw is niet meer de enige plek om te leren. Mensen kunnen inderdaad ook in hun bed filmpjes en artikelen opzoeken´, zegt stagebegeleider Akke Faling. ‘Maar je leert ook van samenwerken. Bovendien ga je een docent niet zomaar bellen via FaceTime als er geen vertrouwensband is. Die ontstaat makkelijker als je elkaar ook in het echt ontmoet. We leiden studenten op om met mensen te werken en dat is niet te leren via een scherm.’
P/20 Leidse Stijl
KUN MU ST ZIEK
Tekst Franceline Pompe Fotografie Marc de Haan
Dicht bij de kunst Beeldend kunstenaar Rob Steenhorst en huisarts Maria Horn begonnen met kunst te verzamelen toen zij in 1988 in Leiden kwamen te wonen. In de loop der jaren ontwikkelden ze een eigen visie op beeldende kunst en het huidige kunstklimaat. Over ‘de hebfactor’ van verzamelaars.
M
eteen bij binnenkomst in het woonhuis is duidelijk dat hier hartstochtelijk wordt verzameld: overal is kunst, zelfs in het kleinste kamertje. Op elke traptree heb je een nieuw uitzicht op een ets, schilderij of tekening. Een groot deel ervan bestaat uit werken van Leidse kunstenaars. Hun huis hangt vol kunst – met de nadruk op ‘hangt’, want Steenhorst maakt meteen duidelijk dat een vaas een voorwerp is en zelden kunst.
Zo begint ons gesprek: de tulpenvaas is dus een object, maar het borstbeeld van de Leidse beeldhouwer Koen de Vries ernaast is kunst. De Vries maakt vaak levensgrote borstbeelden. Vooral het gezicht is samengesteld uit schijnbaar losse anatomische details, het lijkt een collage van oren, ogen, mond. Hij gebruikt meestal rode klei: de barsten van de drogende klei zijn wezenlijk voor sommige van zijn beelden. Ze roepen een idee van vervreemding en verval op.
Klepzeiker Kunst verzamelen is iets dat Steenhorst en Horn vooral sámen doen. De collectie is gezamenlijk opgebouwd en ze moeten beiden overtuigd zijn van een aankoop. Hij doet vaak de oriëntatie en bezoekt tentoonstellingen. Bij haar geeft soms gewoon de ‘heb-factor’ de doorslag. Achter het beeld van de Vries hangt het werk van de de Leidse kunstenaar Paul Overdijk. Hij bouwt op ongeveer dezelfde manier zijn fotocollages op. Overdijk werkt met sepiakleurige vlakken, waarin een oog of mond vaak heel licht de indruk van een portret geven. In de badkamer hangen pentekeningen van Overdijk die juist heel direct en bijna stripachtig zijn. Verder is er veel
Leidse Stijl
P/21
Fotografie John Stelck
werk van andere Leidse kunstenaars: grafiek van Marijke Verhoef, etsen van Peter Zuur, werk van fotograaf Jan van IJken, Don Jeffries en striptekenaar Eric Schreurs, bekend van Klepzeiker. Van Arjenne Fakkel hangt een eindexamenstuk. Het is een optische illusie die door smalle verticale stroken van beeld verandert als je erlangs loopt. Een werk van Fleur van den Berg valt bijzonder op. Het is een klein, rood, matglazen hart dat precies in een handpalm past – tegelijk teer en huiveringwekkend, met enkele relatief grote aderopeningen aan de bovenkant.
H ans de B ruijn in Achmea- gebouw van Fons Verheijen
Architectuur meets beeldende kunst
Als grootste gemene deler van hun verzameling hanteren Steenhorst en Horn het begrip ‘mensbeeld’. In een kunstwerk willen zij een evenwicht tussen precisie en gecontroleerde expressie of emotie. Een kunstenaar moet fantasie hebben, maar tegelijk over gedegen technische vaardigheid beschikken. De balans tussen het spontane en het precieze is in bijna al het verzamelde werk te vinden. Deze kenmerkt ook in het werk van Steenhorst zelf: heel zorgvuldig componeert hij scènes met mensen in allerlei situaties, enigszins vervreemdend en soms licht ironisch.
Ivoren torentje Het evenwicht dat zij zo waarderen, treffen zij zelden in tentoonstellingen van hedendaagse kunst in Leiden. Vooral bij Scheltema wegen volgens hen het concept of de theorie meestal zwaarder dan de kwaliteit van het eigenlijke werk. Een kunstwerk dat alleen met uitgebreide uitleg valt te begrijpen, schept afstand, zo vinden Steenhorst en Horn. Er wordt dan geen contact met de toeschouwer gemaakt. En dat terwijl er in Leiden genoeg kwaliteit is om allerlei verrassende verbanden te leggen, bijvoorbeeld tussen kunst en actualiteit. De Leidse kunstenaars die Steenhorst en Horn in hun verzameling hebben, werken niet in een ivoren torentje. Hier ligt volgens Steenhorst en Horn dan ook een taak voor de Lakenhal en Scheltema: meer hedendaagse kunst tonen die aansluit op wat in Leiden op artistiek gebied gebeurt. Bij de tentoonstelling ‘t Laatste oordeel van Leiden in Scheltema was dat wel het geval, een initiatief van de Leidse kunstenaars Allart Lakke en Casper Faassen. Maar te vaak lijdt Scheltema aan helikoptervisie: te hoog boven de stad. In de Lakenhal zou volgens hen op het gebied van hedendaagse kunst zoveel meer mogelijk zijn. Zie bijvoorbeeld het Stedelijk Museum Schiedam, dat zich specialiseert in hedendaagse tekenkunst. Ook De Hallen in Haarlem is een mooi voorbeeld: het hoeven niet altijd tentoonstellingen van plaatselijke kunstenaars te zijn. Kunst van buiten de stad is juist inspirerend voor de lokale beeldende kunst. In Leiden speelde ooit het Centrum Beeldende Kunst daarin een belangrijke rol, maar dat is door toenmalig wethouder Pechtold opgeheven.
Stoplap Steenhorst en Horn ervaren dan ook onvoldoende steun en beleid vanuit de gemeente. Ze vinden de voorzieningen voor beeldende kunstenaars in Leiden nogal gebrekkig. Steenhorst noemt het gemeentelijk kunstbeleid een ‘stoplap met grote gaten’: eigenlijk is er geen beleid gericht op professionele beeldende kunstenaars, er is alleen steun op incidentele basis. De stad heeft de jaarlijkse Kunstroute voor de professionals, maar verder richt het beleid zich voornamelijk op amateurkunst en educatie. Kunst mag gezien worden, maar er zijn ook weinig mogelijkheden in galeries. Het galerie-aanbod in Leiden vinden Steenhorst en Horn mager. Er zijn weinig commerciële galeries, waarvan de inkomsten (vrijwel) uitsluitend bestaan uit de verkoop van kunst. Een aantal galeries is in de loop der jaren uit de stad verdwenen; blijkbaar was de vraag van het publiek te gering. Andere tentoonstellingsruimten, zoals bij ARS, Haagweg 4 of De Pieter, worden gedragen door een collectief. De galerie van het LUMC en de LAK-galerie staan helemaal los van Leidse kunst. Eigenlijk besteden alleen Studio Sidac op de Hogewoerd en galerie Le Petit Port in de Herenstraat ruim aandacht aan Leidse kunstenaars. Steenhorst: ‘Wat Le Petit Port doet, zou de Lakenhal moeten doen.’ In die multifunctionele ruimte is vaak een groepstentoonstelling van Leidse en niet-Leidse kunstenaars te zien, waarbij soms ook in situ-werk mogelijk is. Zo maakte Henriëtte van ‘t Hoog er een grote muurschildering. Daar hing toen ook werk van Guido Winkler, die Steenhorst een upcoming kunstenaar noemt. Hij
Sinds afgelopen voorjaar is het klaar en in gebruik genomen: het nieuwe gebouw van verzekeraar Achmea aan de Schipholweg. Niemand kan het ontwerp van de Leidse architect Fons Verheijen over het hoofd zien. Bij de officiële opening noemde minister Melanie Schultz van Haegen het gebouw ‘spraakmakend, eigenwijs en origineel. De kleurrijke façade is een stille ode aan de in Leiden opgerichte kunstbeweging De Stijl van Theo van Doesburg.’ De schepping van Fons Verheijen heeft Leiden niet alleen als stad van moderne architectuur spannender gemaakt. Ook de beeldende kunst heeft een impuls gekregen, dankzij de openbaar en vrij toegankelijk galerie die op de begane grond aan de Schipholweg is gevestigd. Zoals veel grote
bedrijven heeft Achmea een eigen kunstcollectie, waarvan wisselende tentoonstellingen in Leiden te zien zullen zijn, evenals exposities met werken van kunstenaars uit binnenen buitenland. De Leidse schilder Hans de Bruijn is de eerste kunstenaar die bij Achmea een tentoonstelling heeft mogen inrichten. De Bruijn maakt, letterlijk en figuurlijk, ‘woeste’ werken, of, artistieker gezegd: hij geldt als een conceptueel expressionist, die onder meer scherpe kritiek levert op het cultuurbeleid van de huidige regeringscoalitie. ‘De ruïne’ is sinds 2006 het voornaamste thema in De Bruijns werk, onder andere vastgelegd in het gesloopte geboortehuis van Rembrandt (2006) en een schilderij waarop de Amsterdamse
maakt panelen met schijnbaar eenvoudige kleurvlakken, die door schuine uitsnijdingen een verrassende perspectivische diepte tonen. Daarmee is hij een Leidse vertegenwoordiger van een landelijke groep kunstenaars, zoals Henriëtte van ’t Hoog en Germaine Kruip.
Plek veroveren Steenhorst en Horn concluderen dat het gewoon te moeilijk voor Leidse kunstenaars is hier hun werk te tonen. Is deze stad wel een broedplaats voor beeldende kunst? Veel schrijvers maken in Leiden furore met een debuut. Cabaretiers kunnen schitteren in het landelijk bekende festival. Maar de meeste beeldende kunstenaars beleven geen Leidse première. Tegelijk wordt in Leiden in de luwte hard gewerkt: het valt Steenhorst en Horn op dat er in Leiden zo geweldig veel mensen schilderen, de cursussen bij ARS en BplusC zijn vaak volgeboekt. Soms blijven leerlingen jarenlang lessen volgen. Er zijn technisch heel goede schilders bij, van wie het werk grotendeels een ‘post-post-Haagse
cultuurwethouder Carolien Gehrels de ruiten ingooit van een vleugel van het Stedelijk Museum (2011). Afgelopen oktober verscheen een boek met werken van Hans de Bruijn, De magie van verf, ingeleid door Jetteke Bolten-Rempt, ouddirecteur van stedelijk museum De Lakenhal. Jetteke Bolten noemt de galerie van Achmea ‘een geweldige impuls’ voor de beeldende kunst in Leiden, om twee redenen: ‘Het bedrijf heeft een rijke collectie die echt iets toevoegt aan de beeldende kunst die in Leiden te zien is. En de locatie is bijzonder, in het schitterend gebouw van Fons Verheijen en als een verbindende schakel tussen de galerie in het LUMC en museum De Lakenhal. De kunstroutes door Leiden hebben een belangrijke plek erbij gekregen.’
School-stijl’ kent en meestal alleen in huiselijke kring wordt getoond. Mogelijk is dit wel een typisch Leidse traditie. Veel schilders, vooral in de 19de en begin 20ste eeuw, richtten zich vooral op het pittoreske. Hun werk is soms verbluffend goed geschilderd, maar over het algemeen is hun onderwerpkeuze nogal provinciaal en naar binnen gericht. Alleen de groten, zoals Harm Kamerlingh Onnes of Theo van Doesburg, wisten iets van de revolutionaire ontwikkelingen in hun werk te laten doorklinken. Al vanaf Rembrandts tijd willen kunstenaars naar Amsterdam zodra ze enigszins bekend worden. Volgens Steenhorst en Horn broeide er wel iets op de Haagweg, in de tijd dat het pand werd gekraakt, en veel later, toen het in de problemen kwam. Er was daar een groep kunstenaars die samen een project van de grond kregen, niet speciaal op artistiek gebied, maar door letterlijk hun plek in de stad te veroveren. Ze richtten een eigen werkplaats op en wisten hem grotendeels te behouden. Haagweg 4 is daardoor echt een begrip geworden. En misschien een belofte voor de toekomst.
P/22 Leidse Stijl
UNIV ERS ITEIT
Tekst Marleen Stelling Illustratie Joshua Luijten
Onwaarschijnlijke combinaties leveren in de wetenschap veel op. Onderzoekers kijken over de grenzen van hun eigen vakgebied of staan open voor bijzondere invalshoeken. Over bellen in de woestijn en het belang van humor.
Verleg
ZIJ IS ONCOLOOG, HIJ IS FYSICUS. ZIJ LEERDE DENKEN VANUIT PATIËNTEN, HIJ VANUIT APPARATEN. HOOGLERAREN SUSANNE OSANTO EN TJERK OOSTERKAMP VONDEN IN ELKAAR DE PERFECTE AANVULLING. OOSTERKAMP: ‘IK HEB ECHT EEN ANDERE TAAL LEREN SPREKEN.’
Er klopt iemand op de deur van haar werkkamer. Licht ironisch zegt professor Osanto: ‘Ah, daar is meneer Oosterkamp.’ Als hij binnenloopt, zegt ze lachend: ‘Dag Tjerk.’ Later zal hij over haar zeggen: ‘Ik vond jou in het begin zo deftig.’ Het tekent de sfeer tussen deze twee onderzoekers. De samenwerking tussen de Leidse wetenschappers kwam
‘Samen lachen maakt mislukking minder zwaar’ vijf jaar geleden tot stand. ‘Ik was al een aantal jaren bezig met onderzoek naar het verband tussen vaatproblemen en kanker’, zegt Osanto. ‘Kankerpatiënten met vaatproblemen bleken in de praktijk eerder te overlijden dan patiënten zonder die problemen. Op die manier ontdekte ik dat er een relatie is tussen de twee ziektebeelden.’ Osanto ging op zoek naar een onderzoekspartner die haar kon helpen dit verband te ontdekken. ‘Een vaatprobleem dat ik vaak signaleerde, was het acuut ontstaan van een stolsel in het bloed, een bloedprop.’ Zulke stolsels zouden kunnen worden veroorzaakt door kleine deeltjes in het bloed, ‘nanopartikels’. Omdat die partikels zo klein zijn, konden ze met de techniek van toen onvoldoende in kaart worden gebracht.
Susanne Osanto: ‘Ik hoop dat we in de toekomst sneller bloedmonsters kunnen onderzoeken.’
Hier kwam de expertise van Tjerk Oosterkamp goed van pas. ‘De microscopen van toen waren nauwkeurig genoeg om grote partikels te zien’, legt hij uit. Oosterkamp werkt aan de verdere ontwikkeling van een microscoop, de ‘atomic force’-microscoop, die tot op de nanometer nauwkeurig kan zien wat er met die kleine partikels in het bloed gebeurt. Door de samenwerking met Osanto leerde Oosterkamp op een andere manier onderzoek te doen. ‘Ik heb een heel andere taal leren spreken’, zegt hij. ‘Als fysicus leer je te denken vanuit apparaten. Je test een bepaalde veronderstelling met een apparaat en als die bljkt te kloppen, kun je stellen dat de methode juist is. Onderzoek doen bij patiënten is iets heel anders.’ Osanto vult aan: ‘Elke patiënt is anders, er zijn zoveel factoren die onderzoeksresultaten kunnen beïnvloeden. De vraag of iemand wel of niet ontbeten heeft, kan al een rol spelen bij de uitkomsten. Daarmee moet je allemaal rekening houden voordat je conclusies trekt.’ Osanta en Oosterkamp hopen in de toekomst sneller en dus meer bloedmonsters te kunnen onderzoeken. ‘Je moet heel veel patiënten onderzoeken voordat je geldige conclusies kunt trekken’, zegt Osanto. Oosterkamp vult aan: ‘Om meer tellingen op een dag te kunnen doen, zullen we de machines moeten verbeteren. Maar daar is natuurlijk wel financiering voor nodig.’ Osanto en Oosterkamp hebben tijdens hun onderzoek veel van elkaar geleerd. De rol van humor is daarbij niet te onderschatten. ‘Het zijn in de wetenschap altijd mensen die het doen’, zegt Oosterkamp. ‘Als je samen kunt lachen om iets dat niet gelukt is, maakt dat het onderzoek iets minder zwaar. Ik denk dat we het zonder de lol die we hebben niet al die jaren hadden volgehouden.’
Tjerk Oosterkamp: ‘Als fysicus leer je te denken vanuit apparaten.’
Leidse Stijl
P/23
Tekst Lars de Kruijf Illustratie Joshua Luijten
je grenzen Khalil Alio: ‘Door het mobieltje kan Tsjaad zich openbaren aan de wereld.’
Mirjam de Bruijn: ‘Verschillen tussen mensen en culturen staan samenwerking niet in de weg.’
dingen gewoon niet. Lokale onderzoekers kunnen je ook helpen met het krijgen van toegang tot informatie. Of ze kennen de juiste contactpersonen.‘
VAN HET SLAAN OP DRUMS NAAR HET TIKKEN VAN EEN SMS’JE. HÉT COMMUNICATIEMIDDEL IN AFRIKA IS VANDAAG DE DAG HET MOBIELTJE. IN LEIDEN ONDERZOEKEN MIRJAM DE BRUIJN EN KHALIL ALIO DE GEVOLGEN VAN DIT FENOMEEN. EN VANUIT TSJAAD KOMEN DE NIEUWSTE INZICHTEN.
Steeds vaker te zien in Afrika: een rondtrekkende nomade die even pauzeert in de schaduw van een boom. Hij haalt zijn telefoon tevoorschijn om een belletje te plegen. Want ook in Afrika is men in de ban van het mobieltje. Mirjam de Bruijn, hoogleraar Afrikanistiek aan de Universiteit Leiden, houdt zich sinds 2008 bezig met de vraag wat de opkomst van mobiele telefonie in Afrika kan betekenen voor de bewoners van dit continent. De Bruijn: ‘Het fascineert me wat het doet met mensen die leven in de marge als ze ineens toegang krijgen tot de mogelijkheden van nieuwe communicatietechnologie.’
Het streven is om het Afrikaanse onderwijsniveau te laten groeien naar westerse standaarden. Capacity building noemt De Bruijn dat. Toen zij in 2002 in Tsjaad woonde, richtte zij daar een klein onderzoeksinstituut Afrikanistiek op. Daar werkte ze samen met lokale wetenschappers. Zo kwam ze in contact Khalil Alio die daar werkte als professor Afrikaanse Linguïstiek ‘De relatie van Westerse onderzoekers met Afrika is van oudsher heel hiërarchisch. Vanuit hier werd er kennis overgedragen en geld toegezonden, maar daar bleef het dan bij. Ik vind het juist belangrijk om een open houding te hebben en om op basis van vriendschap samen echt naar iets toe te werken. Wat dat betreft ben ik vrij idealistisch.’
‘Afrikanen komen met inzichten die wij nooit hadden kunnen hebben’ Daarom startte ze het onderzoeksproject Mobile Africa Revisited. Volgens haar vervagen de grenzen tussen veraf en dichtbij steeds meer. ‘Daardoor vinden er allerlei sociale transformaties plaats; er ontstaan nieuwe gemeenschappen. Zo zie je bij migranten uit Kameroen, zoals studenten, dat ze door mobiele telefonie meer toegroeien naar de achterblijvers. Als je via Facebook kunt chatten met je familie in Kameroen, dan ga je niet meer zo snel naar de studentensociëteit. En het wekelijkse telefoongesprek met je moeder kan meer voor je betekenen dan de relatie met je vriendin. Er is een nieuwe dynamiek ontstaan tussen ‘hier en daar’. Binnen het project werkt ze samen met tal van wetenschappers uit binnen- en buitenland, waaronder Afrikanen. De Bruijn meent dat wederzijdse overdracht van kennis hierbij essentieel is: ‘We kunnen veel van elkaar leren. Zij komen met inzichten die wij nooit zouden kunnen hebben. Lokale onderzoekers kennen de structuur van hun samenleving. Als zij observeren, nemen ze andere dingen waar dan wij. Ze hebben de hele opkomst van de mobiele telefonie zelf zien gebeuren. Ze weten bijvoorbeeld hoe geheime informatie via mobieltjes wordt uitgewisseld. Als je daar als Leidse onderzoeker maar voor vijf maanden verblijft, dan zie je zulke
Van het een kwam het ander, en zo komt Alio nu regelmatig over naar Leiden om hier te schrijven aan zijn boek. Hij doet onderzoek naar de taal die Tsjaadse vrouwen en schoolmeisjes gebruiken als zij bellen of sms’en met hun mobieltjes. Daarnaast begeleidt hij een van zijn studenten die bezig is met promoveren – iets dat voor Tsjaadse begrippen erg bijzonder is. Alio ziet zijn werkzaamheden in Nederland dan ook als een grote kans: niet alleen voor zichzelf, maar vooral voor Tsjaad. ‘Het is een land dat internationaal gezien niet echt bekend is. Men kent het van de oorlogen, maar er zijn zoveel andere dingen gaande. Mobiele telefonie zorgt ervoor dat Tsjaad zich kan openbaren aan de wereld: mensen handelen, communiceren en maken vrienden met hun mobieltje. En dat los van alle grenzen. Door het schrijven van een boek wil ik meehelpen om deze ontwikkeling vast te leggen.’ Als het aan De Bruijn ligt, blijft zij bezig met het verleggen van grenzen. ‘We zitten nu nog midden in het onderzoek, maar voor de toekomst hoop ik het netwerk van internationale relaties verder uit te bouwen. Verschillen tussen mensen en culturen hoeven samenwerking niet in de weg te staan.’
P/24 Leidse Stijl
Tekst Simon Bruyning
UNI VERS ITEIT
Antropoloog Dr. Rivke Jaffe
Leidse hiphop
Wetenschappelijk onderzoek naar hiphop
VLIJMSCHERP
Wetenschap en hiphop, het lijkt een ongewone combinatie. Toch swingt het in de wetenschap. Dr. Rivke Jaffe doet onderzoek naar stadsleven en muziekcultuur. Waarom zou je hiphop wetenschappelijk onderzoeken? Over het verschil tussen moord en het jatten van een fiets.
Jody, Nick en Gusstin vormen de Leidse hiphopformatie Vlijmscherp. Vlijmscherp is de laatste jaren uitgegroeid tot een grote hiphopact in de Leidse regio. Zo stonden ze in het voorprogramma van nationale grootheden als Opgezwolle en Typhoon en traden op bij festivals als Werfpop. Vlijmscherp is geen commerciële act, maar wil wel een breed publiek bereiken.
Wat willen jullie met je muziek bereiken? NICK ‘Onze stijl is op tekst gericht. We rappen over gevoelens en proble-
men die ons bezighouden en willen zoveel mogelijk mensen bereiken. Dat is hiphop. We zijn niet zo bezig met bekend worden.’ GUSSTIN ‘We maken wat we tof vinden. Zo zijn ook dubstep- en rockinvloeden in onze muziek te vinden. We willen dat mensen over onze teksten nadenken. Maar we maken geen zielige liedjes. We willen gewoon ons perspectief laten zien.’
RAPS SEKS gaan over meer dan
en meisjes
‘Ik luisterde altijd al naar hiphop en besefte ineens dat het meer kon zijn dan een hobby’, vertelt Dr. Rivke Jaffe (1978). Ze is antropoloog en werkt sinds 2007 bij het Instituut Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie van de Universiteit Leiden. Zij is geboren in de VS en studeerde aan de Leidse universiteit. ‘De kern van mijn onderzoek is stedelijke ongelijkheid en ook in muziek komt dat tot uiting.’ Onderzoek naar muziek – hiphop, dancehall, reggae – maakt nu deel uit van haar wetenschappelijke werk. Zo is onder andere hiphop een manier om maatschappijkritiek te uiten. Hoe laten jongeren in hun teksten blijken dat ze zich buitengesloten voelen? Hoe verbindt dit soort muziek de bewoners van achterstandswijken, van New York tot Paramaribo, van Kingston tot Leiden? Sommige songteksten bekritiseren de overheid omdat die armoede en discriminatie niet aanpakt. Andere teksten verheerlijken juist gangleiders die zich over gettobewoners ontfermen. Entertainment is vaak politieker dan je zou denken. Rivke Jaffe toont het wetenschappelijk aan.
Heeft hiphop een maatschappelijke functie? ‘Ja. Hoewel hiphop enorm gecommercialiseerd is, heeft het oorspronkelijk een maatschappijkritisch karakter: raps gaan niet alleen over seks en meisjes, maar hebben vaak een kritische toon. Daarmee bereikt hiphop mensen die normaal misschien niet over zaken als politiek zouden nadenken. Hiphop biedt een podium voor kritiek op maatschappelijke misstanden. In Nederland is een aantal groepen dat het commerciële en het kritische combineren: zo hebben de Opposites grappige onzinnummers, maar ook nummers met serieuze thema’s.’
Is hiphop hier braver dan in de VS? ‘Ja en nee. Ja, in de VS gaat het over moord, als het hier bij wijze van spreken gaat over het jatten van fietsen. En nee, de meeste plekken in Nederland zijn braaf vergeleken met New Yorkse wijken als de Bronx. Dat betekent niet dat het hier overal geweldig is. Ik denk ook dat er in de Nederlandse samenleving meer kan omdat er minder taboes zijn. Vloeken is hier minder een big deal dan in de VS.’
Is er een Leidse hiphopstijl? ‘Dat is moeilijk te zeggen. Toen ik veel naar rap luisterde in de jaren 90, waren er naar ik weet geen Leidse hiphopacts. Wel was er in die jaren een invloedrijke graffiticultuur in de stad, naast de muziekstroming zelf een traditioneel element van hiphopcultuur. Het bestaan van een Leidse hiphopcultuur sluit ik niet uit. Vanuit die straatcultuur heeft hiphop vanzelf weer veel met de eigen wijk of stad.’
Wat kan wetenschap van hiphop leren? ‘Hiphop is een creatieve manier om uit conflicten en competitie kunst te creëren. Daar zouden wetenschappers wat van kunnen leren.’
Hoe ziet de Leidse hiphopscene er uit? JODY ‘Leiden is geen hiphopstad. Dance en rock zijn hier veel populairder.
‘
hiphop creëert kunst uit conflicten
’
Toch zijn er best wat mensen die zich er mee bezig houden. Maar onze achterban is voor een groot deel niet-Leids.’ GUSSTIN ‘Inderdaad, zeker als je het vergelijkt met een stad als Rotterdam, daar leeft hiphop veel meer.’ NICK ‘Vat me niet verkeerd op, maar in Leiden houden ze over het algemeen van simpel. Mensen willen gewoon een leuk feestje hebben, zonder teveel na te denken. Mainstreammuziek ligt de stad beter.´
Hoe ontwikkelt hiphop zich de komende jaren? JODY ‘Je ziet dat met name dance en hiphop naar elkaar toegroeien.
Danceartiesten hebben hiphoppers tegenwoordig nodig om vernieuwend te blijven. Andersom trouwens ook. De hiphopscene wordt meer mainstream. En mainstreamacts zullen niet snel maatschappijkritische dingen roepen.’ NICK ‘Over een tijdje gaan dance en rap wel weer uit elkaar, zo gaat dat altijd. Nu zie je al dat hiphop vaak teruggrijpt op classics uit de nineties.’
Kan Leiden een hiphopstad worden?
JODY ‘Zeker, maar er moet een hoop gebeuren. Ik denk dat er eerst een act moet opstaan die een breed
publiek aanspreekt en bovendien Leiden claimt als ‘zijn’ stad. Dan heb je kans dat het hier meer gaat leven.’ NICK ‘Moet je dat willen? Als iemand Leiden claimt, kan er wrijving ontstaat binnen de hiphopscene. Wij zijn daar niet mee bezig. Er is geloof ik ook niet zoiets als een Leidse stijl. Leiden komt wel eens voor in onze teksten, maar is niet echt belangrijk. Ook qua accent zijn we niet Leids. Nou ja, misschien als ik een bakkie op heb.’
Wat kan hiphop van de wetenschap leren? JODY ‘Hoe onze muziek precies in elkaar zit, dat is voor ons ook interessant.’ GUSSTIN ‘Volgens wetenschappers werken wij bijvoorbeeld met rijmschema’s. Het is interessant om eens
met een taalkundige naar onze teksten te kijken en ze te ontleden.’
Leidse Stijl
amat eurk unst
P/25
Tekst Dorith Graef Fotografie Yvonne Jansen
Talent zkt geld Amateurkunst is bepaald geen amateuristische kunst. Dat bewijst musicalgezelschap OTIS.
Maandagavond, kwart voor acht, de zaal stroomt vol. Onder druk geroezemoes zoekt iedereen z’n vaste plek op. Dikke mappen vol bladmuziek komen tevoorschijn. Dan slaat de dirigent een paar noten aan op de piano en valt de zaal stil. Het koor begint te zingen, even waan je je in een theater. Maar er is geen podium, geen publiek en achter de dirigent pruttelt een koffiezetapparaat. De ruim 50 leden van musicalgezelschap OTIS repeteren wekelijks voor verschillende producties. Ze zingen, dansen, acteren, overleggen over kostuums, denken na over sponsorwerving. Het werk is in verschillende commissies verdeeld. Birgit van Cleef, hoofd PR: ‘Je wordt geen lid van OTIS als je alleen maar op maandagavond wilt zingen. Dit weekend hebben we een werkweekend, waarin stevig op dans wordt geoefend. Leden die een aparte rol spelen, repeteren ook op donderdagavond.’ De eerste drie kwartier van de ruim drie uur durende repetitieavond oefent het koor. ‘Tutti, vanaf het begin! (…) Is het een kwart? Maak er een achtste van!’ Dan gaan de stoelen aan de kant. Er ontstaat een georganiseerde chaos: mensen rennen op en af, dansen door elkaar, zwieren door de lucht.
centrum voor amateurkunst In Leiden zijn ruim tweehonderd verenigingen en groepen voor amateurkunst actief. Voorjaar 2011 is een Centrum voor Amateurkunst Leiden (CAL) opgericht. Het geeft amateurkunstenaars advies en hulp, bijvoorbeeld bij het vinden van oefenruimten en ateliers, of bij het verzorgen van publiciteit. Willem van Moort, directeur BplusC (Bibliotheek & Cultuur), waaronder het centrum valt: ‘Iedereen kan bij ons terecht. Of je een koor met vijftig leden bent, een popgroep van vier mensen of een schilder die alleen werkt: iedereen is welkom die iets met kunst doet. We kunnen adviseren over subsidies aanvragen
en sponsors werven. We hebben informatie over het inhuren van technische en professionele ondersteuning – noem maar op.’ Het centrum helpt ook nieuwe vormen van samenwerking tussen verenigingen op te zetten. Op 30 oktober 2011 is in de Stadsgehoorzaal een groot festival van Leidse koren en orkesten gehouden. Voor de zomer van 2012 staat een Week van de Amateurkunst op het programma. Het centrum is op dit moment nog alleen online te vinden: zie www.bplusc. nl. In 2012 krijgt het centrum ook een plek in Leiden waar amateurkunstenaars kunnen langsgaan.
Musicalvereniging OTIS is in 1990 ontstaan uit een operettevereniging. Bijna ieder jaar brengen ze een grote voorstelling, waaronder de musicalhit Oklahoma!, en ook eigen producties, zoals Otis in Concert. Het gezelschap geeft concerten voor senioren in verzorgingstehuizen. Vorig jaar trad het Dickens’ Kerstkoor op in de Haarlemmerstraat. Birgit: ‘Leden uit Voorschoten trotseerden de sneeuw, op hun scooter, om in het Kerstkoor te kunnen meezingen!’ Bij voorstellingen worden ook professionals ingehuurd, waaronder een compleet orkest. Muziek op cd zou goedkoper zijn, maar een cd kan zich niet ter plekke aanpassen aan het tempo van zang en spel. Professionals kosten geld. Patrick Rensen, penningmeester: ‘Vroeger kregen we steun van het Schipholfonds, maar tegenwoordig vallen we als Leidse vereniging niet meer binnen de regio van dit fonds. Als vaste sponsor hebben we op dit moment alleen het Fonds 1818, dat ons steunt in ruil voor de seniorenconcerten. We willen graag subsidie ontvangen, maar dat wordt steeds moeilijker.’
Sinds 156 ja ar Leiden kent een lange traditie van amateurkunst. Tien van de oudste verenigingen op een rij: 156 jaar Toneelgroep Litteris Sacrum (1856). Kreeg bij het 75-jarig jubileum het predicaat ‘Koninklijk’. 137 jaar Toonkunstkoor (1875). Tot voor kort dacht men dat het koor stamde uit 1951, maar uit archiefonderzoek bleek dat het al in 1875 was opgericht als Zangvereniging Caecilia. 110 jaar Harmoniekapel Werkmans Wilskracht (1902). De oudste muziek vereniging van Leiden, ooit werknemers van de Leidsche Katoenweverij.
Bestuurslid Jeanette Overduin: ‘In het begin speelden we in de Leidse Schouwburg, maar dat werd te duur. Toen werd de Stadsgehoorzaal ons vaste podium, maar door verbouwing konden we daar niet meer terecht. Tegenwoordig spelen we in Theater In de Muze in Noordwijk. We kunnen niet steeds de prijzen van kaartjes omhoog doen; dan wordt de drempel voor bezoekers te hoog.’ Aan het eind van de repetitieavond meldt de penningmeester dat er nog te weinig advertenties zijn verkocht om het programmaboekje te laten drukken. De kaartverkoop voor de volgende voorstelling valt ook tegen. Hij roept de leden op meer sponsors en adverteerders te vinden. Martin van der Brugge, dirigent: ‘Het zijn amateurs, met stuk voor stuk ongelofelijk veel talent!’ Voldoende geld vinden om talent en ambities steeds weer te kunnen omzetten in spetterende voorstellingen – in feite is dat het enige probleem van OTIS.
94 jaar Harmonie Nieuw Leven (1918). Heeft een breed repertoire: van klassieke muziek tot Eric Clapton en muziek uit de film Pirates of the Carribean. 93 jaar Christelijke Oratorium Vereniging Ex Animo (1919). Brengt jaarlijks de Matthäus Passion van Bach ten gehore. 90 jaar Leidse Amateur Fotografen vereniging (1922). Exposeert onder meer in de Universiteitsbibliotheek en boven de trap naar restaurant La Place in V&D. 84 jaar Showband K&G (1928). Vaste deelnemer en regelmatig winnaar van het Wereld Muziek Concours in Kerkrade, een evenement waaraan tientallen bands van over de hele wereld deelnemen.
82 jaar Toneelvereniging Tot ieders genoegen (1930). Brengt twee keer per jaar een voorstelling in de Leidse Schouwburg. 77 jaar Dameskoor Sarabande (1935). Was oorspronkelijk onderdeel van de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen en kreeg de huidige naam bij haar 70-jarig jubileum. 76 jaar Studentenorkest Collegium Musicum (1936). Met meer dan 150 leden de grootste muziekvereniging van Leiden. Is georganiseerd als een studentenvereniging, met commissies en mentoren die de eerstejaars wegwijs maken.
P/26 Leidse Stijl
WON EN
Tekst Laura Mecredy Illustratie Joshua Luijten Fotografie Jan Scheerder en Beelding
Alles anders en toch één Amperestraat
Slachthuislaan
Amperestraat
Feiten & cijfers Wat? Woonwijk waar alle huizen anders zijn. Een mix van koop- en huurwoningen voor zowel de vrije- als de sociale sector. Waar? Leiden Noord, tussen de Willem de Zwijgerlaan en de Maresingel. Wie? Vooral gezinnen met kinderen. Op vijftig procent van de adressen wonen gezinnen, tegenover 28 procent in heel Leiden.
Leidse Stijl Initiatiefnemers: Woningcorporatie Portaal en gemeente Leiden Bouwperiode: 2007-2013 Totaal aantal woningen: 750, waarvan particulier opdrachtgeverschap: 225 Meer informatie: www.nieuwleyden.nl en het boek Nieuw Leyden door Annemarie Sour
In Nieuw Leyden zien alle woningen er verschillend uit. Toch vormen ze samen een geheel. Drie bewoners over hun nieuwe wijk.
W
aarom hebben jullie gekozen voor wonen in Nieuw Leyden? Martijn de Jong: ‘Ik wilde gaan samenwonen met mijn toenmalige vriendin en we zagen advertenties over Nieuw Leyden in de lokale kranten staan. We hadden het geluk dat er een mooie kavel vrijkwam: een hoekwoning met vrij uitzicht, dus die keuze was makkelijk gemaakt.’ Marian Rood: ‘We wilden graag in Leiden wonen, maar konden geen geschikte woning vinden. Bij een fietstochtje langs de singels ontdekten we Nieuw Leyden en besloten meer informatie in te winnen. In de tweede fase konden we een kavel kopen.’ Marije van den Berg: ‘Ons vorige huurhuis was niet erg kindvriendelijk. Toen de tweede op komst was, zijn we op zoek gegaan naar een nieuwe woning. We hebben ons toen voor een huurwoning in Nieuw Leyden ingeschreven. Bijzonder aan het project was dat we mochten meebeslissen hoe de gevel en de binnenkant van het huurhuis eruit kwamen te zien. Inmiddels hebben we een kavel gekocht en is de bouw van ons zelfontworpen huis een paar straten verderop in volle gang.’ Hoe is de ontwerp- en bouwfase verlopen? Martijn de Jong: ‘Ik heb mijn woning wind- en waterdicht laten opleveren en heb zelf voor de verdere afwerking gezorgd. Een goede zet, want de aannemer was een drama: negen maanden te laat en met veel mankementen is het huis opgeleverd. Inmiddels hebben mijn buren en ik een rechtszaak tegen de aannemer lopen. Van Nieuw Leyden hebben we geen begeleiding gehad, waardoor we onze problemen met de aannemer zelf moesten oplossen.’ Marian Rood: ‘Het heeft ruim een jaar geduurd voordat we een aannemer hadden gevonden die het hele blok wilde bouwen. Ze durfden het niet aan en konden in die tijd genoeg ander werk krijgen. Nieuw Leyden heeft toen veel tijd in ons probleem gestoken en daardoor veel voor ons betekend.’
Marije van den Berg: ‘Er is inmiddels geen run meer op de kavels en aannemers vragen niet meer de hoofdprijs. De fundering van onze nieuwe woning is gestort. Volgend jaar moet het huis af zijn.’ Hoe bevalt het wonen in Nieuw Leyden? Marian Rood: ‘Na het moeizame verloop van de bouwfase ben ik nu erg blij om in Nieuw Leyden te wonen. We hebben goed contact met de buren opgebouwd doordat we samen iets hebben ondernomen. Ook met de locatie zijn we heel blij.’ Marije van den Berg. ‘Mijn kinderen kunnen straks op straat met vriendjes uit de buurt spelen. Je hebt in deze wijk alle voordelen van een woonwijk, maar twee keer trappen met je fiets en je staat op de markt.’ Martijn de Jong: ‘Ik woon nu als alleenstaande in deze wijk. Met buren die kinderen hebben, heb ik minder raakvlakken, maar ik woon hiet met veel plezier.’
REMKO SLAVENBURG, stedebouwkundige gemeente Leiden: ‘Samen met het opknappen van de Kooi, Groenoord en de Willem de Zwijgerlaan maakt Nieuw Leyden deel uit van de wijkverbetering van LeidenNoord. Wij hebben bij Nieuw Leyden gekozen voor particulier opdrachtgeverschap, omdat het ministerie van Volkshuisvesting dit met subsidies stimuleerde. Ook leek het ons goed mensen de ruimte te geven zelf hun huis te ontwerpen. Wij kennen tenslotte niet al hun behoeften.’ JETTA POLVLIET, office manager Nieuw Leyden: ‘Onze rol is die van verkopende partij. Bij de eerste fase hadden wij er bewust voor gekozen mensen zoveel mogelijk vrij te laten. Wij weten dat er in het begin onvrede is geweest over gebrek aan begeleiding tijdens de bouw. In latere fases, toen wij merkten dat er behoefte was aan hulp, hebben we wel begeleiding geboden.’
P/27
P/28 Leidse Stijl
muz iek
Tekst Peter Visser Fotografie Luca Di Tommaso / Peter Visser
Verborgen muziek
Als je goed luistert, klinkt overal muziek in Leiden. Je moet het alleen weten te vinden. De Stadsgehoorzaal en de Leidse Schouwburg zijn bekend, LVC ook nog wel. Maar muziek in De Burcht of de Q-Bus? Wat is er te horen in Sub071 of de Lokhorstkerk? Er zijn talloze optredens in de Leidse cafés, musea en kerken. Het mooiste is: dat is bijna allemaal gratis ook. Op zoek naar de verborgen muziek: van orgelconcert tot ‘post-punk noise art’.
Muziek op de kleine podia Je moet er toevallig tegenaan lopen. Want de meeste café’s hebben dan wel een website, maar het programma van de livemuziek ontbreekt vaak. En dat is jammer want er is veel te beleven. Wereldmuziek van De X en jazz van Hot House, het is nog maar het topje van de ijsberg. De Q-Bus is de concertzaal van het Muziekhuis, groot genoeg voor 250 mensen. Sinds een jaar zwaait Hans van Polanen er de scepter en is de programmering steeds diverser geworden. Veel internationale muzikanten, soms (nog) totaal onbekend, soms wereldsterren. En steeds meer organisaties vinden er hun plek, De X (wereldmuziek) organiseert hier sinds kort zijn avonden, evenals Summerjazz en de Leidse Danssalon. Er zijn plannen om een tweede (kleinere) zaal te maken voor de meer intiemere optredens. Sociëteit De Burcht is vooral bekend als café, maar beschikt over een tuinzaal waar ze regelmatig concerten en literaire lezingen organiseren. Hier pro-
grammeert ook Hot House, het Leidse jazzpodium, regelmatig concerten met nationale en internationale groepen. De Sub071 heeft een piepklein zaaltje waar regelmatig, soms een paar keer per week, internationale ‘post-punk noise art’, zeg maar laat-lawaaierige punk, is te horen. Maar eigenlijk is iedere muzikant of groep er welkom en dat leidt soms tot aangename verrassingen. In buurtcentra gebeurt ook van alles, soms ook live muziek, met als bekendste het Open Podium Leiden-Noord waar een breed scala aan wereldmuziek te vinden is, maar dat ook ruimte geeft aan jonge bandjes. In het LAKtheater wordt acht maal per jaar een Café Favoriet gehouden: muziek, poëzie en stand-up comedy. In de zomer worden in de muziektent in De Leidse Hout (naast het Theehuis) zondagmiddagconcerten gehouden. Voor de incrowd zijn er kleine intieme indoor concerten in Velvet Music en Plato Leiden, de cd-en platenwinkels. Aankondigingen en programma’s zijn schaars. Die heb je alleen maar van horen zeggen.
Leidse Stijl
P/29
Muziek in kerken en musea
Legendarische Leidse jazzcafés
In kerken kan je lekker galmen en de sfeer is prima voor klassieke muziek. En Leiden heeft er vele: de Marekerk, de Hooglandse Kerk, de Lokhorstkerk, de Pieterskerk, het zijn dé podia voor klassieke (kamer)muziek en orgelconcerten. Zo heeft de Marekerk een concertprogramma waar niet alleen het Bachkoor Holland optreedt, maar in het voorjaar ook de Johannes Passion is te horen. Een jaarlijkse klassieker zijn in de Pieterskerk de Scratch Muziekdagen. Amateurmusici die met weinig voorbereiding en veel lol ‘from scratch’ een groot klassiek werk uitvoeren, zoals Verdi’s requiem.
In 1972 opende De Twee Spieghels zijn deuren als eerste jazzcafé van Leiden. Ben Walenkamp begon hier met het organiseren van concerten. Bekende en (nog) onbekende jazz musici bestegen hier het podium: Johnny Griffin, Dexter Gorden, Hans Dulfer en Albert Heath traden hier op. Het beroemdste concert was dat van Ben Webster in 1973, omdat het zijn allerlaatste concert bleek te zijn. Na vier jaar had Ben Walenkamp het wel gezien en verkocht hij de zaak. Nadat in 1976 de jazz - zeker live - verdween uit De Twee Spieghels was de weg vrij voor een nieuw jazzcafé, The Duke, dat in 1980 zijn deuren opende. Gedurende 24 jaar haalde eigenaar Dick Wansink nationale en internationale jazzmusici naar The Duke. In 2004 overlijdt Wansink en wordt de zaak verkocht. De muziek klinkt er nog even, maar niet meer op hetzelfde niveau. In 2009 sluit The Duke definitief en heropent iets later als The Duke of Oz, een sportcafé. De Spieghels veranderde intussen nog een paar keer van eigenaar en leek z’n oude gloriedagen niet meer te beleven. Totdat in april 2010 Colin van Gestel-Messiäen de zaak overneemt en er een jazz- en wijncafé van maakt. Met weer live muziek door ervaren musici en aanstormend talent. Op 3 oktober speelde de afgelopen twee jaren Bernhard Berkhout’s Swing Orchestra voor de deur, met beide keren tenorsaxofonist Scott Hamilton als gast. En Scott speelt dan weer helemaal in de traditie van Ben Webster. Zo is de cirkel bij De Twee Spieghels rond en heeft Leiden toch weer een mooi jazzcafé.
Maar ook de vele Leidse klassieke amateurzangkoren geven regelmatig uitvoeringen. Meestal kom je daar achter door de raamposters en de flyers in o.a. boekhandels. Stichting Orgelmuziek Leiden waakt over de vele orgels in de stad. In elke kerk worden regelmatig concerten georganiseerd, maar ook in het Groot Auditorium van het Academiegebouw. Draaiorgels hebben hun eigen Leidse Draaiorgeldag in de Hooglandse Kerk met tientallen draaiorgels. Voor niet-westerse muziek kan je terecht in Museum Volkenkunde. Daar zijn regelmatig optredens en demonstraties van Balinese gamelanmuziek en Japans fluitspel op de shakuhachi, bij mooi weer in de museumtuin. In De Lakenhal is er ook wel eens een optreden tijdens de Leidse Salon op zondagmiddag. Andere Leidse musea organiseren Muziek in het Museum met een breed scala aan muziek, van solozang tot filmmuziek.
Scott Hamilton speelt in de traditie van Ben Webster
Jungle by Night, twee weken na hun optreden op Lowlands, tijdens het Klein Grenzenloos Festival 2011 in Q-Bus
MUZIEKCAFÉS Studio de Veste (pop) www.studiodeveste.nl 2e binnenvestgracht 15 Stadscafé Van der Werff (pop) www.stadscafevanderwerff.nl Steenstraat 2 Pub Bad Habits (popblues) www.badhabitsleiden.nl Pelikaanstraat 64 Cafe ’t Uilenest (pop Nederlandstalig) www.t-uilenest.nl Aaltje Noordewierlaan 52 Café de Tregter (popfolk) www.cafedetregter.nl Herenstraat 1 Theehuis De Leidse Hout (jazzbluespop) www.deleidsehout.nl Houtlaan 100 Brasserie Meelfabriek Zijlstroom(jazzbluespop) www.zijlstroom.nl Zijldijk 28 Leiderdorp
Lazaru’s (hardrockpunk) www.rockcafelazarus.nl Nieuwe Beestenmarkt 32 Brothers of Beer (hardrock) www.brothers-of-beer.nl Noordeinde 44 De Twee Spieghels (jazz) www.detweespieghels.nl Nieuwstraat 11 De Grote Beer (jazz) www.cafediner.nl Rembrandtstraat 27 De Uyl van Hoogland (jazzbattles) www.deuylvanhoogland.nl Nieuwstraat 28 M’n Schoonmoeder (Nederlandstalig) cafe-mn-schoonmoeder.hyves.nl Oude Vest 97 Café ‘t Spoortje (Nederlandstalig) Herensingel 12 De la Soul (soul) www.delasoul-leiden.nl Morsstraat 60
Meneer Janssen (singer/songwriterpoëzie) www.cafemeneerjansen.nl Nieuwe Rijn 21 Dranklokaal De WW (divers) dranklokaaldeww.wordpress.com Wolsteeg 4 Schommelen (divers) Lokhorststraat 19 Re-Spons (divers) www.caferespons.nl Korte Mare 4 Olivier (divers) leiden.cafe-olivier.be Hooigracht 23 De Hut van Ome Henne (divers) dehutvanomehenne.nl St. Aagtenstraat 28 MUZIEK IN KERKEN EN MUSEA Concertagenda Leidse koren www.leidsekoren.nl Stichting Orgelstad Leiden www.stichtingorgelstadleiden.nl
Scott Hamilton op 3 oktober 2011 voor De Twee Spieghels, op de achtergrond de Leidse contrabassist Frans Bouwmeester
Pieterskerk www.pieterskerk.com Kloksteeg 16 Kapelzaal BplusC www.bplusc.nl Oude Vest 45 Marekerk www.marekerk.nl Lange Mare 48 Lokhorstkerk www.doreleiden.nl Pieterskerkstraat 1 Hooglands kerk www.hooglandsekerk.com Middelweg 2 Lakenhal (Leidse Salon) www.lakenhal.nl Oude Singel 28-32 Museum Volkenkunde www.volkenkunde.nl Steenstraat 1
KLEINE PODIA Q-Bus (ook De X, Broedplaats) www.muziekhuis.nl www.de-x.nl Middelstegracht 123 De Burcht (ook Hot House) www.deburchtleiden.nl www.hothousejazz.nl Burgsteeg 14 Sub071 www.sub071.nl Muziektent Leidse Hout www.vriendenvandeleidsehout.nl naast Theehuis Open Podium Leiden-Noord www.leidennoord.nl Driftstraat 49 LAKtheater (Café Favoriet) www.laktheater.nl Cleveringaplaats 1 Velvet Instore www.velvetmusic.nl Nieuwe Rijn 34 Plato Leiden Vrouwensteeg 4-6
P/30 Leidse Stijl
bou wen
Tekst Kimberly Camu i.s.m. Bert Besterveld
De reddingsb oei van Leiden Het Aalmarktgebied ondergaat een metamorfose. Restauratie en een vernieuwd winkelgebied moeten van een ‘dagje uit’ in Leiden weer een ware belevenis maken. Wat gaat er veranderen?
Een nieuwe steeg om de doorloop van winkelend publiek te verbeteren, moderne appartementen, grotere winkelruimtes: voor de Aalmarkt bestaan al jaren plannen. September 2011 is eindelijk de knoop doorgehakt en zijn de bouwvergunningen voor de eerste fase van de renovatie toegekend. Daarmee hoopt wethouder Pieter van Woensel (Ruimtelijke Ordening, Binnenstad en Publiekszaken) ‘het economische hart van Leiden weer te laten kloppen.’ Het Aalmarktproject moet de winkelgebieden van de Breestraat en de Haarlemmerstraat met elkaar gaan verbinden. In de komende jaren komt er achtduizend vierkante meter winkelruimte bij door restauratie van panden aan de Haarlemmerstraat en rondom de Stadsgehoorzaal. Volgens de wethouder Van Woensel is het huidige Aalmarktplan niet de redding van Leiden, maar wel een belangrijke reddingsboei. ‘Veel binnensteden in Nederland hebben het moeilijk, Leiden vormt hierop geen uitzondering. Onze
stap voor stap
binnenstad moet door de renovatie van de Aalmarkt aantrekkelijker worden om in te winkelen. We willen grote winkelketens zoals Sissy Boy, Mango en Sting aantrekken en een diverser aanbod bieden.’ Het geweten van de stad De reanimatie van het economisch hart grijpt diept in op de historische omgeving en baart daarom ook zorgen. Stichting Aalmarkt, een van de belanghebbende partijen in het project, is enthousiast over de ontwerpen voor het pand van V&D [zie kader]. Maar er zijn ook zorgen over de herstructurering rond de Stadsgehoorzaal en Haarlemmerstraat. Evelyne Verheggen: ‘We willen de historische stedenbouwkundige invulling van de binnenstad behouden, inclusief de karakteristieke oude gebouwen’. Verheggen noemt haar stichting ‘het geweten van de stad’ en is vooral ongerust over de plannen rond de oude Aalmarktschool. ‘Er komt achtduizend vierkante meter extra winkelruimte voor grootschalige warenhuizen. Wij vinden dat Leiden zich juist moet onderscheiden met kleine winkels. Bovendien zal het pleintje achter de Stadsgehoorzaal met de mooie, oude boom worden volgebouwd en sneuvelt er een monument voor de nieuwe doorgang. Is het dat wel waard?’ De wethouder vindt het jammer dat er een monument moet wijken, maar kijkt naar het grotere plaatje. ‘We hebben dit in goed overleg met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed besloten, al slopen we niet graag een monument. De doorgang kan nergens anders komen en zonder die nieuwe doorloop bij de Aalmarkt kan het plan niet doorgaan.’ Bovendien denkt Van Woensel dat de monumentale panden door de renovatie juist weer een toekomst krijgen. ‘Geschiedkundige
De eerste concrete stap is de verbouwing van V&D, waarmee de verbinding van de Breestraat en de Haarlemmerstraat wordt gelegd. Het ontwerp van architect Michiel Samson (Kentie & Partners Architecten) leidt tot de nodige vernieuwingen, maar verliest de historische waarde niet uit het oog. Een belangrijk onderdeel van de plannen bestaat uit het aanpakken van de bestaande gevels. Zo zullen aan de Breestraatzijde de bogen van het historische In Den Vergulden Turk in oude luister worden hersteld en zullen de voormalige Vögele-panden worden vervangen door nieuwbouw. Om de hoek in de Mandenma-
kenmerken zullen zoveel mogelijk behouden blijven. Zo wordt winkelen tegelijkertijd een historische beleving’, aldus de wethouder. Over het pleintje voegt hij toe: ‘De tuin wordt kleiner dan de Stichting Aalmarkt hoopt, maar het zal genieten worden daar onder de boom.’ Lintjes doorknippen Ook de betrokken winkeliers zien in de voornemens van de wethouder nog geen aanleiding de champagne te ontkurken. Ton Elderhorst is bedrijfsleider van Gaastra en zijn winkel bevindt zich aan het al gerenoveerde stuk van de Aalmarkt op nummer negen, direct achter de Stadsgehoorzaal. ‘De mooie plannen moeten wel zichtbaar worden. Er zullen binnen vier jaar lintjes doorgeknipt moeten worden, anders zijn er straks geen investeerders meer die hier hun winkels willen openen.’ Dagobert Schulp van de winkeliersvereniging Haarlemmerstraat deelt de mening van Elderhorst. ‘Het Aalmarktproject is een goed plan, het verbinden van de Breestraat met de Haarlemmerstraat is belangrijk. Er wordt alleen al vijftien jaar over gesproken.’
De wethouder erkent het probleem. ‘Het Aalmarktplan loopt inderdaad al jaren. Maar met het krijgen van de bouwvergunningen hebben we wat concreets bereikt. Met de komst van de steigers in 2012 laten we zien dat we bezig zijn. Ik wil dit plan laten slagen en de Leidse bevolking weer vertrouwen in de stad en gemeente geven.’
kerssteeg krijgt het pand tussen de hoek en de achterkant van de Waag een volledig transparante gevel. Verder zullen de huidige kelders van V&D worden omgebouwd tot een fietsenstalling en zal de losruimte voor vrachtwagens verhuizen naar de Breestraat. Volgens architect Samson is het behoud van de bestaande gevels en het daarachter realiseren van nieuwbouw vrijwel onmogelijk. Daarom zullen de gevels vrijwel identiek aan de huidige worden opgebouwd, zoals ook bij de voormalige Aalmarktschool is gedaan. Bovendien blijven de ornamenten wel bewaard en worden die teruggebracht in de nieuwe gevels.
De plannen hebben eveneens gevolgen voor de binnenzijde van het gebouw, die door de verbouwing lichter zal worden dan voorheen. Achter de drie ingangen aan de Breestraat, waar bezoekers nu links- en rechtsom richting Aalmarkt kunnen lopen, komt een winkelgedeelte met een lichtkoepel. In het gedeelte rond de roltrappen wordt gezorgd voor meer daglichtinval. De monumentale trap in de winkel zal niet langer openbaar zijn, maar blijft door middel van een glazen wand wel goed zichtbaar.
stu den ten
De Bouw De bouw van de campus verloopt in drie fasen. De schoolgebouwen van het ROC en het Da Vinci College op het Lammenschanspark zullen op korte termijn worden gesloopt. Tussen november 2013 en mei 2015 worden de eerste twee woonblokken gebouwd. Die zullen bestaan uit 600 studenten- en 117 starterwoningen. Van begin 2015 tot eind 2016 zal worden gewerkt aan de drie volgende delen. De laatste fase
Studeren én wonen in Leiden; het is al jaren geen vanzelfsprekende combinatie. Vaak krijgt de nieuwe lichting studenten te maken met een maandenlange wachttijd. De nieuwbouw van de Leidse Schans biedt straks een oplossing. En die is nog goed voor het milieu ook: Leiden krijgt de duurzaamste campus van Europa.
van het project zal volgens plan eind 2018 worden afgerond. Bij de totstandkoming van De Leidse Schans zijn vier partijen betrokken. Vorm Ontwikkeling B.V., Ballast Nedam en Syntrus Achmea Vastgoed verzorgen de ontwikkeling en realisatie van de campus. DUWO gaat de 1900 studentenwoningen beheren
Leidse Stijl
P/31
Tekst Anja Supper / Bert Besterveld
Duurzaamste campus van Europa
De komst van een nieuwe, grootschalige huisvesting voor studenten is geen overbodige luxe. De Leidse Schans, die zich zal vestigen op het Lammenschanspark, biedt plaats aan circa 1.900 studenten en ruim 200 starters. ‘Een belangrijke stap voor onze kennisstad’, toont wethouder Van Woensel zich tevreden over het plan. ‘Met deze eerste campus pakken we de kamernood hard aan.’ Het grootste deel van het nieuwe woonaanbod zal bestaan uit zelfstandige ruimten. Naar schatting zullen de eerste woningen eind 2014 betrokken kunnen worden en zal het geheel voor 2018 gerealiseerd moeten zijn. De nieuwe invulling van het Lammenschanspark gaat niet alleen het woningtekort aanpakken. In de plannen staat dat het complex de duurzaamste campus van Europa zal worden. De gemeente Leiden omschrijft dit als: ‘Met duurzaam bedoelen we dat er materialen worden gebruikt die weinig energie kosten en niet milieubelastend zijn. De verschillende gebouwen worden voorzien van betere isolatie, waardoor er minder energie verbruikt zal worden. Bovendien zal de opwekking van warmte en elektra op een duurzame wijze worden gedaan.’ Maar de gemeente wil ook sociale cohesie op de campus stimuleren. ‘Een plaats waar bewoners zich met elkaar en met de campus verbonden voelen en waar het plezierig wonen, studeren en verblijven is’, aldus de gemeente.
Won e n op de cam p us Collectieve particuliere binnentuinen O penbare ruimte met veel groen, water en straatmeubilair G lasvezelkabel voor snel internet, telefoon en interactieve televisie W asserette, cafetaria en kleinere winkels aan het ROC-plein
Woning nood In de afgelopen jaren vonden er diverse onderzoeken plaats naar de woningnood onder studenten. Alle kwamen tot een soortgelijke conclusie: er moet iets gebeuren. In 2009 stelde ABF Research dat de gemid-
delde wachttijd voor studenten maar liefst 18 maanden bedraagt. Vooral het aanbod zelfstandige woonruimten is niet in staat de vraag te dekken. Volgens studentenhuisvester DUWO (Duurzaam Wonen) is er in het westen van de Randstad een tekort van ruim 18.000 studentenwoningen. Dit heeft tot gevolg dat de wachttijden zeker tot 2015 een probleem zullen blijven. DUWO, beheerder van de nieuwe
studentenwoningen, benadrukt dat De Leidse Schans slechts een stap in de goede richting is. De organisatie richt zich dan ook op meerdere projecten. Zo werd in het voorjaar van 2011 ook al begonnen met de bouw van 504 zelfstandige woningen aan de Wassenaarseweg. Doordat gebruik wordt gemaakt van kanten-klare wooneenheden, zijn alle kamers eind 2012 al beschikbaar. Ook SLS Wonen (Stichting Leidse
Studentenhuisvesting), beheerder van 60% van de Leidse studentenmarkt, spant zich in om het tekort aan kamers te verkleinen. Naar aanleiding van het onderzoek van ABF Research formuleerde SLS de ambitie met nieuwbouw en herontwikkeling 2.000 nieuwe woonruimten voor studenten te realiseren. In 2012 zullen diverse panden aan de Steenschuur, Langebrug en Ketelboetersteeg worden aangepakt.
Daarmee realiseert de stichting ruim 200 kamers en verschillende universitaire faciliteiten. In hetzelfde jaar zal eveneens de langverwachte verbouwing van de oude Meelfabriek van start gaan. Het ontwerp van architect Peter Zumthor toont onder andere een 45 meter hoge studententoren, ruime loftwoningen en grootschalige faciliteiten.
P/32 Leidse Stijl
DE S TAD
Illustratie Patrick Colly M.m.v. Franceline Pompe
<B
ios
cie
nce
par
k
Het zou een lege en doodse stad zijn – Leiden zonder de faculteiten van de Universiteit Leiden, het Leids Universitair Medisch Centrum, musea, theaters, kerken, galeries, creatieve bedrijven, redacties van media. Architect Patrick Colly ‘vloog’ over zo’n spookstad. In werkelijkheid is het nóg erger: studentenhuizen zijn in deze vogelvlucht nog niet eens weggehaald. Het Bio Science Park ontbreekt helemaal: het zouden de weilanden zijn die het ooit waren.
Leidse Stijl
P/33
Stel datâ&#x20AC;Ś
P/34 Leidse Stijl
Professor dr. Naomi Ellemers (1963) studeerde psychologie aan de UC Berkeley (VS) en in Groningen. Ze behaalde haar doctoraaldiploma in 1987 cum laude. In 1991 promoveerde ze cum laude in Groningen op onderzoek naar strategieën die mensen uit groepen met lage status kunnen gebruiken om hun positie te verbeteren. Van 1991 tot 1998 werkte ze aan de VU Amsterdam.
Sinds 1999 is ze hoogleraar aan de Universiteit Leiden. Ze heeft talrijke Nederlandse en internationale prijzen en subsidies gekregen.
Tekst Frank Nuijens
Voor creativiteit heb je een prutsperiode nodig Ze behoort wereldwijd tot de tien beste wetenschappers in haar vakgebied.Organisatiepsycholoog Naomi Ellemers onderzoekt hoe mensen met elkaar samenwerken. Haar werk levert bijzondere inzichten voor de praktijk op, zoals dat mensen zich vooral inzetten als ze zich moreel kunnen identificeren met hun groep of organisatie. En dus niet als ze meer kunnen verdienen of betere loopbaanvooruitzichten hebben.
W
WINN Naomi Ellemers en Marijn Franx vertellen over grensverleggende wetenschap. Beiden wonnen in 2010 de Spinozapremie,
sche metingen. Bijvoorbeeld de hartslag en de bloeddruk, waar positieve en negatieve stress mee te meten zijn. Daarnaast wil ik ook graag metingen van hersenactiviteit gaan gebruiken. Maar daar zit een spanningsveld in. Want om die hersenmetingen te doen moet je iemand in een heel gecontroleerde omgeving brengen. De persoon moet geïsoleerd in een kamer of zelfs in een scanner liggen zonder andere mensen in zijn omgeving. Dat is de manier om een zuivere meting van hersenactiviteit te krijgen. Maar we willen natuurlijk juist meten hoe mensen reageren op hun omgeving. Je zou het liefste willen dat iemand met een draagbare scanner op zijn hoofd ’s morgens naar zijn werk gaat en dat je dan ’s avonds kunt zien wat er allemaal is gebeurd. Maar dat kan natuurlijk niet.’
at maakt uw onderzoek bijzonder?
‘Veel psychologen houden zich bezig met individuele processen. Het bijzondere van onze invalshoek is dat we ons focussen op groepsgedrag. Mensen ervaren groepsdruk, ze willen elkaar helpen – dat is wat wij onderzoeken.’ Hoe kan een manager uw kennis gebruiken om een beter team te maken?
‘In het werk wordt bijvoorbeeld vaak gezegd dat diversiteit en vers bloed belangrijk is, maar wat je in de praktijk ziet is dat aan nieuwe mensen met nieuwe denkbeelden meteen wordt uitgelegd “hoe we het hier allemaal doen”. Maar managers staan er niet bij stil: waarom willen we nieuwe mensen en wat moeten we dan doen om te zorgen dat ze ook hun bijdrage kunnen leveren. Als je managers laat vragen wat de nieuwe persoon vindt van hoe alles in het bedrijf draait, dan zie je herkenning bij die managers.’
Hoe gaat u dat oplossen?
‘Dat vereist nogal wat creativiteit van ons. Eerst moeten we nadenken hoe de situatie in de meetopstelling te vertalen naar een echte werksituatie. We zullen dus de metingen die we krijgen, moeten toetsen aan de werkelijkheid, in een situatie waarin we niet direct die hersenmetingen kunnen doen. We hebben nu meer inzicht in wanneer mensen fysiek gestrest raken. Als we er actief naar zoeken, kunnen we dat misschien in een werksituatie herkennen. We zijn inmiddels twee jaar bezig met hersenmetingen en het begint nu pas bruikbare resultaten op te leveren.’
Ziet u verschillen tussen bedrijfsleven en overheid?
Foto Charlotte Marres
‘Ik ken de universiteit als overheidsorganisatie heel goed, ook als leidinggevende. Maar ik praat ook veel met studenten en stagiaires die bij commerciële bedrijven zitten. Je zou denken dat het bij het bedrijfsleven beter geregeld is dan bij de overheid, omdat ze winst moeten maken. Maar als ik die verhalen soms hoor, denk ik dat het toch universeel menselijk gedrag is, dat van alle tijden is. Overal gebeuren dingen die eigenlijk niet rationeel zijn, of niet efficiënt.’ U heeft ook gevonden dat mensen door emoties en stress fysiek ziek kunnen worden.
‘We maken onderscheid tussen positieve en negatieve stress. In een werksituatie is een zekere mate van stress wel goed. Als er helemaal niets te doen is, wordt het saai en zakken mensen in. Maar wat onderscheidt nou een positieve stresssituatie, waarbij je uitgedaagd wordt, van een negatieve stresssituatie waarbij je denkt dat je het niet aankunt en het niet goed zal gaan? Dat zijn die ziekmakende stresspatronen. Het blijkt dat je op een aantal punten kunt aanwijzen door welke elementen een situatie als positief of negatief wordt beleefd. We kunnen dat op het niveau van lichamelijke reacties meten, dus we zijn niet afhankelijk van wat mensen ons vertellen. We kunnen ook zien of een situatie die in eerste instantie als negatief wordt beleefd, omgebogen kan worden naar een positieve stresssituatie.’
WET MU ZIEK ENS CHAP
Welke factoren maken dat onderscheid?
‘De sleutel is hoe die omgevingseisen tot je komen en hoe je daar zelf mee omgaat. Stel je komt thuis, je hebt een opdracht gekregen en weet niet hoe je dat moet aanpakken. Maar je partner zegt dan “nee joh, vorig jaar heb je toch dat andere boek gemaakt en dat vond je toen ook heel moeilijk, maar het is je hartstikke goed gelukt en waarom zou dat nu anders zijn”. Dan ga je beseffen dat je misschien toch meer kunt dan je in eerste instantie denkt. Als je het mensen vertelt, dan herkennen ze het. Maar als je in zo’n negatieve spiraal zit kun je dat zelf vaak niet meer bedenken.’
Hoe dan?
Hoe kan een leidinggevende dat ondersteunen?
‘Het is vaak een wisselwerking. Je kunt sleutelen aan de omgevingseisen én aan het gevoel dat mensen zelf hebben over of ze het aankunnen. Dan zie je nog steeds lichamelijke reacties, maar niet op de negatieve manier.’
‘Leg je de nadruk op de mogelijkheden die er zijn of op de gevaren. Als je wilt dat mensen iets nieuws gaan proberen of iets creatiefs gaan doen, helpt het niet als ze geen tijd mogen verspillen met iets dat niet lukt en geen fouten
mogen maken. Daar zie je vaak leidinggevenden de mist in gaan. Aan de ene kant zeggen ze dat de groep innovatief moet zijn. Maar tegelijkertijd moet het wel op korte termijn resultaten opleveren en er mogen geen fouten gemaakt worden. Dat geeft mensen stress, want die twee dingen kunnen niet allebei tegelijk. Je moet als leidinggevende een keuze maken. Als je creativiteit serieus wilt nemen, moet je incalculeren dat er een prutsperiode komt. Of je stelt een team samen dat wordt vrijgesteld van andere taken. Als je je dat niet kunt permitteren, is dat ook prima, maar dan moet je niet denken dat je aan vernieuwing kunt doen.’ U hebt eerder gezegd dat het fijne van de Spinozapremie is dat je een blanco cheque krijgt om iets nieuws te doen. Wat is het vernieuwende dat u van plan bent?
‘Ik wil die groepsprocessen waar ik zo in geïnteresseerd ben, onderzoeken met fysiologi-
Hoe doet u de metingen dan?
‘We hebben bijvoorbeeld aan proefpersonen in de hersenscanner plaatjes laten zien van vrouwen met een hoofddoek op, om te registreren hoe ze daarop reageren. De volgende stap is dan dat we niet een plaatje maar een filmpje laten zien. We vragen aan de persoon in de scanner om met de persoon met hoofddoek via de computer samen te werken. Je kunt zeggen dat het allemaal erg kunstmatig is. Maar je hebt tegenwoordig mensen die alleen maar via e-mail of computers met elkaar samenwerken, dus er zijn werksituaties waar dit behoorlijk dicht bij in de buurt komt.’ Wat is de toegevoegde waarde van de hersenactiviteit ten opzichte van de fysiologische metingen?
‘Je kunt er andere dingen mee onderzoeken. Met de fysiologische metingen kunnen we positieve en negatieve stress onderscheiden. Maar we weten dan niet wát die stress heeft veroorzaakt. In de hersenscanner kun je zien welke hersengebieden op welk moment actief zijn, dus dat zegt bijvoorbeeld iets over of iemand gestuurd wordt door rationele of emotionele processen. En met een EEG [elektro-encefalogram, hiermee meet men hersenactiviteit, red.] kun je in de tijd kijken
‘Mensen willen oprecht niet discrimineren’
aa r s de Nederlandse versie van de Nobelprijs. De één kijkt diep in de ziel van mensen, de ander ver in het heelal.
hoe snel mensen reageren op dingen die ze zien. We weten uit eerder onderzoek dat pas een aantal milliseconden nadat je iemand een plaatje laat zien, die persoon zich dat bewust wordt in de hersenen. De hersenactiviteit die je vanaf het eerste moment ziet, geeft dus aan wat er gebeurt voordat mensen zich bewust zijn wat ze zien. Het blijkt bijvoorbeeld dat ze dan al anders reageren op een vrouw met of zonder hoofddoek. We weten dan of het een onbewuste reactie is van mensen of ze willen samenwerken met iemand met een hoofddoek. Maar het kan ook zijn dat ze eigenlijk dénken dat ze er niet mee samen willen werken en dat niet willen laten merken.’ Wat levert dat hersenonderzoek voor inzichten op?
‘Er zijn normen die zeggen dat we iedereen op een gelijke manier moeten behandelen, we mogen niemand discrimineren. Er zijn zelfs wettelijke regels die dat tegengaan. Maar een van de dingen die we nu pas begrijpen dankzij de hersenmetingen, is dat mensen toch onwillekeurig anders reageren als iemand er anders uitziet. Of dat je op grond van iemands uiterlijk verwachtingen hebt over negatieve prestaties, zoals dat je bij een vrouw veronderstelt dat ze geen leiding kan geven of niet goed in wiskunde is. Als je met zijn allen hebt afgesproken dat je dat niet mag laten merken, dan gaan mensen dat wegdrukken. Als je aan een werknemer vraagt of die met iemand met bijvoorbeeld een ander uiterlijk wil samenwerken, zal hij dat goed vinden. Maar die automatische reactie die opkomt, moet hij actief wegdrukken en dat kost extra energie waardoor iemand uitgeput kan raken en minder goed gaat presteren. Allemaal reacties in het gedrag die je alleen maar kunt verklaren als je weet wat er allemaal in het lichaam gebeurt. Dit kun je mensen niet vragen in een interview. Ze houden het soms zelfs voor zichzelf verborgen, ze willen oprecht niet discrimineren.’ Dat kunnen ze dus maar beter hardop zeggen?
‘Dat is een van de adviezen. Moet je het wegdrukken of moet je toegeven dat het nou eenmaal zo is. Als het maar geen negatief effect heeft op de samenwerking.’ Wat voor soort onderzoeker is Naomi Ellemers?
‘Ik hoor van mensen dat ik wel van de wilde ideeën ben. Toen ik voor het eerst tegen mijn collega’s zei dat ik groepsprocessen in de hersenscanner wilde onderzoeken, werd er hard gelachen en gezucht. Maar ze zeiden gelukkig ook: dat hebben we nog nooit gedaan, kan dat wel? Dat prikkelt mij, dan wil ik dat graag proberen. Maar vervolgens moet je wel voorzichtig zijn en kleine stappen maken, veel geduld hebben en niet te snel met je resultaten naar bui-
Marijn Franx (1960) studeerde in 1984 cum laude af aan de Universiteit Leiden in de astronomie. Vier jaar later promoveerde hij er, weer cum laude. Tussen 1988 en 1993 werkte hij aan de Harvard University. Van 1993 tot 1998 was hij hoogleraar in Groningen. Sinds 1998 is hij hoogleraar in Leiden. In 2010 ontving hij de Spinozapremie van NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek).
Leidse Stijl
P/35
‘We gebruiken het heelal als tijdmachine’ De Leidse Sterrenwacht herbergt niet alleen het oudste observatorium van Nederland, maar ook menig sterrenkundige van wereldfaam. Zoals Marijn Franx. Zijn droom is de lancering van een ruimtetelescoop waarmee hij een nieuwe stap kan zetten in zijn zoektocht naar de ontstaansgeschiedenis van sterrenstelsels.
ten willen. Als onderzoeker heb je allebei die dingen nodig. Het moeilijkste is de balans te vinden. Als je teveel grote stappen maakt, loop je het risico dat je stappen overslaat. En als je te voorzichtig bent, durf je nooit ergens een uitspraak over te doen. Want je kunt het altijd nog beter onderzoeken. Ik heb wel allebei: ik kan met wilde ideeën komen, maar ik kan het ook vanaf het begin goed uitzoeken.’ U zit al sinds 1999 bij de Universiteit Leiden. Het bevalt u hier kennelijk?
‘Voor een bestuurder is het Universiteit Leiden. Maar als werknemers bevinden mijn collega’s zich vooral binnen de vakgroep psychologie. Dat zijn de mensen waar ik elke dag mee te maken heb. De rest van de universiteit is vaak toch wat verder weg. Voor mij is een belangrijke reden om in Leiden te willen blijven dat ik met mijn collega’s bij psychologie een goede werkomgeving heb. Heel collegiaal, wederzijds respect, er wordt hard gewerkt maar in een sfeer van samenwerking en niet concurrentie. Ik heb de indruk dat dat bij andere universiteiten wel anders is.’ Concurrentie is niet goed?
‘Veel bestuurders denken dat mensen beter gaan functioneren als ze met elkaar moeten concurreren, maar daar kleven veel nadelen aan. Natuurlijk mag je mensen best afrekenen op hun resultaten, mag je ze met elkaar vergelijken. Maar ze moeten ook met elkaar kunnen samenwerken, ze moeten op elkaar kunnen vertrouwen, ze moeten respect voor elkaar kunnen hebben. En dat heb ik hier heel sterk in Leiden op mijn eigen afdeling en in mijn eigen faculteit. Ik ben me ervan bewust dat dat iets heel bijzonders is, dat het niet vanzelfsprekend is.’ Een goed team dus, een goede groep.
(lacht)’Ja, en dat is voor mij natuurlijk heel belangrijk.’ Waar komt uw interesse voor het vakgebied vandaan?
‘Mijn ouders zijn allebei sociale wetenschappers, dus het is me met de paplepel ingegoten. Wat ik aan mijn vakgebied altijd leuk heb gevonden is dat je op een wetenschappelijke manier bezig bent, maar dat je het onderzoek wel aan gewone mensen kunt uitleggen. (lacht) Dat is ook weer een nadeel, want iedereen vindt natuurlijk dat ze er zelf meer verstand van hebben. Maar dat is de uitdaging.’ <
W
at is het oudste licht dat we nog kunnen zien?
‘We kunnen nog licht zien van ongeveer 100.000 jaar na de big bang. Dat is het licht dat het langst geleden is uitgezonden. Het kan vrij naar ons toe komen zonder dat het met andere deeltjes botst. Daarvoor was er ook licht, maar dat botste met ander licht en atomen, waardoor het werd geabsorbeerd. Na 100.000 jaar koelde het heelal zodanig af dat het licht ons kon bereiken.’ U heeft ontdekt dat er sterrenstelsels uit de tijd van het jonge heelal zijn verdwenen?
‘Niet zozeer verdwenen, ze vormden geen sterren meer. Je verwacht dat sterrenstelsels heel actief zijn. Maar we hebben dankzij de Hubble ruimtetelescoop gevonden dat er in het jonge heelal een heleboel sterrenstelsels gestopt zijn met groeien, met het omzetten van gas in sterren.’ Waarom zijn ze gestopt met groeien?
‘Dat weten we niet precies. We hebben wel mogelijkheden, maar we weten niet welke van de mogelijkheden de goede is. Om dat te onderzoeken gebruiken we de mooie plaatjes die Hubble maakt. Maar we hebben ook spectra [de verschillende golflengtes waaruit licht bestaat, red.] nodig en daarvoor wordt een nieuwe telescoop ontwikkeld: de James Webb Space telescoop.’ >
P/36 Leidse Stijl
‘De waarnemingen zijn spannender dan de lancering van zo’n telescoop’ Wat is het verschil tussen de foto’s die Hubble maakt en die van deze nieuwe telescoop?
‘Hubble kan infrarood licht meten, maar niet heel erg goed. Daar hebben ze met de bouw in de jaren zestig geen rekening mee gehouden. Zo is er een verwarming in de spiegel van Hubble ingebouwd om te zorgen dat deze op kamertemperatuur blijft. Die spiegel is ten slotte op kamertemperatuur geslepen en als je hem op die temperatuur houdt, blijft de vorm van de spiegel precies goed en blijft het beeld scherp. Maar daardoor straalt de spiegel warmte – en dus infrarood licht – uit dat interfereert met het infrarood licht dat we zouden willen meten. Hij verstoort zijn eigen metingen. Als het heelal uitdijt, wordt het licht steeds roder. Om het rodere licht van die verder weg liggende sterrenstelsels te kunnen zien, moest er een nieuwe telescoop gebouwd worden en dat is de James Webb Space telescoop.’ Daarmee kunt u naar die verre sterrenstelsels kijken?
‘Het heelal is nu 13,7 miljard jaar oud en die sterrenstelsels zonden hun licht uit toen het heelal slechts vier miljard tot minder dan een miljard jaar oud was. Dat licht is dus miljarden jaren lang onderweg geweest naar de aarde.’ Dus die sterrenstelsels zijn nu misschien allang verdwenen?
‘Ja, dat klopt. Ze zijn opgeslokt of hebben andere stelsels opgeslokt, ze zijn in ieder geval dramatisch veranderd.’
En wat is het voordeel van die spectra?
‘Daarmee ontrafel je het licht, zodat je beter kunt zien wat er aan de gang is. Je kunt vooral snelheden meten. Dus samenstelling en snelheid van dat licht zijn twee dingen die we kunnen meten en die we hard nodig hebben.’ Nodig waarvoor?
U bedrijft archeologie van het heelal, kijkt miljarden jaren terug in het verleden. Hebt u enig idee hoe het er op dit moment uitziet aan die verre uiteinden van het universum?
‘Nee, want dat licht doet er veel meer dan dertien miljard jaar over om ons te bereiken. Maar we gaan er vanuit dat het niet anders is dan in het nabije universum. Het verschilt alleen van leeftijd, alles lijkt dat te bevestigen. Op die manier gebruiken we het heelal als tijdmachine. We kunnen helaas geen knoppen instellen, deze tijdmachine is voor ons geprogrammeerd. Maar het is wel een heel mooie machinerie.’ Wat zou u het grootste succes van de Hubble telescoop noemen?
‘Dat zijn er heel veel. De ontdekking van zwarte gaten bijvoorbeeld. Verder hebben we met Hubble plaatjes kunnen maken van het begin van het heelal, en de leeftijd van het heelal kunnen bepalen. En we hebben er planeten rond andere sterren mee gevonden. Bijna allemaal dingen die mensen van tevoren niet hadden verwacht.’ Welke wetenschappelijke grenzen gaat de nieuwe telescoop verleggen?
‘We zullen veel verder in het verleden kunnen kijken. We zullen veel beter leren hoe planeten rond sterren gevormd worden. Ook kunnen we door het stof dat nu nog ons zicht op zwarte gaten blokkeert, heen kijken. Dan kunnen we beter zwarte gaten en hun omgeving bestuderen. Er zijn een heleboel toepassingen.’ Stof rondom zwarte gaten?
‘Rond heel veel zwarte gaten zwerven enorme hoeveelheden stof. Een soort rook, heel kleine deeltjes. Die houden het licht tegen. En als we daar doorheen kunnen kijken, zien we beter wat daar aan de hand is. En we kunnen naar de lichtspectra kijken, wat we met de Hubble nauwelijks konden.’
‘Om die objecten beter te kunnen begrijpen. Zonder spectrum is dat heel moeilijk. Die plaatjes van de Hubble zijn heel mooi, maar zonder de spectra blijft het heel moeilijk te begrijpen wat er nu echt gebeurt. Straks kunnen we bepalen welke chemische elementen er aanwezig zijn bij sterrenstelsels en zwarte gaten, wat de temperatuur is, we kunnen veel beter de fysieke eigenschappen bepalen. Dat is echt van groot belang.’ Wat hoopt u dat de James Webb uw onderzoek gaat opleveren?
‘We willen echt nauwkeurig in kaart brengen hoe sterrenstelsels gegroeid zijn. Dat is een van de dingen die we hopen te doen met die spectrograaf. We willen een volledige beschrijving proberen te maken voor sterrenstelsels. Daar willen we dan uit halen hoe vaak ze gebotst zijn, hoe ze vormen, hoe ze groeien.’
spectra die ik eerder noemde gaat meten. We adviseren over de wetenschappelijke aspecten van de spectrograaf. Wat voor filters zet je erin, hoe ga je ermee waarnemen.’ U geeft advies aan NASA, ik mag aannemen dat u dan ook gebruik mag maken van deze telescoop?
‘Ja, iedereen kan gebruik maken van de data. Maar degene die hebben meegewerkt aan de spectrograaf mogen ook een deel van de waarneemtijd gebruiken. Het wordt heel spannend. Maar we hopen eerst nog van alles te kunnen meten met de Hubble. Daar komen nog steeds fantastische data uit. Maar op een gegeven moment gaat de Hubble ‘dood’, dan houdt het op.’ Wanneer is dat?
‘Dat weet je nooit zeker. Maximaal tien jaar, dan wordt hij in zee gedumpt.’ Gaat u naar de lancering van de James Webb?
(lacht) ‘Dat weet ik nog niet, dat is nog te ver weg. Onze prioriteit is nu om te zorgen dat hij er komt. Het echt spannende moment is als hij begint met waarnemingen. Dat is spannender dan de lancering.’ Wat voor soort onderzoeker is Marijn Franx?
U wilt dan weer kijken naar dat vroege heelal van 100.000 jaar oud?
‘We gaan net als met de Hubble dichtbij en ver weg kijken. Planeten zijn heel klein en het signaal dat je meet is daarom heel zwak, dus die meten we het beste als ze dichtbij staan. De sterrenstelsels die wij willen bestuderen, bevinden zich juist heel ver weg. Zo kijken we terug in de tijd.’ Net als er een indeling van het dierenrijk is, gaat u een indeling van het sterrenstelselrijk maken?
‘Ja, daar komt het op neer. Sterrenstelsels zijn niet zo verschillend als dieren in het dierenrijk. Maar ze zijn er wel in alle vormen en maten. Je hebt heel grote, heel kleine, sommige vormen veel sterren en anderen weer niet, en ze zijn niet gelijkmatig verdeeld in de ruimte.’ Werkt u mee aan de bouw van de James Webb Space telescoop?
‘Ik zit in een aantal commissies. Ik ben betrokken bij de bouw van de spectrograaf, die de
‘Ik ben een waarnemer. Daarbij probeer ik nieuwe dingen te doen, wat niet altijd even makkelijk is.’
De Hubble en James Webb ruimtetelescopen De Hubble ruimtetelescoop werd gelanceerd met de spaceshuttle in 1990. De James Webb zal naar verwachting in 2018 gelanceerd worden met een Ariane 5 raket van de Europese ruimteorganisatie ESA. De Hubble ruimtetelescoop staat relatief dicht bij de aarde op een afstand van zeshonderd km. De James Webb ruimtetelescoop zal 1,5 miljoen kilometer van de aarde afstaan. De Hubble is 13,2 meter lang en heeft een diameter van 4,2 meter en heeft daarmee de afmetingen van een grote vrachtwagen. James Webb heeft een zonnescherm van 22 bij 12 meter en is daarmee bijna zo groot als een Boeing 737. Relatief ‘jonge’ planeten en sterren zijn bijna onzichtbaar door stof dat zichtbaar licht absorbeert. Maar infrarood licht kan door het stof heen komen en is daarom belangrijk voor astronomen. De James Webb ruimtetelescoop kan infrarood licht van 0,6 tot 28 micrometer golflengte zien, terwijl Hubble maar infrarood licht met golflengtes van 0,8 tot 2,5 micrometer kan zien.
Een realist dus.
‘Daar komt het wel op neer. Als waarnemer ben je snel realist. Als het er niet is, kun je het ook niet waarnemen.’ U werkt al sinds 1998 bij de Universiteit Leiden. Wat houdt u hier?
‘De Sterrenwacht speelt daar een belangrijke rol in. De Sterrenwacht is een fantastische omgeving. Leiden heeft op het gebied van sterrenkunde een zeer goede naam.’ Doet de Universiteit Leiden genoeg om haar toptalent te behouden?
‘De universiteit heeft duidelijk heel goede mensen, dat zie je al aan het aantal Spinozapremies dat hierheen gaat. Het belangrijkste is goede mensen aan te nemen, en daarin is de universiteit goed geslaagd.’
Weten ze die goede mensen ook vast te houden?
‘Ik weet eigenlijk niet in hoeverre de universiteit daar iets aan kan doen. Het gaat erom dat mensen zelf een omgeving kunnen creëren waarin ze goed hun werk kunnen doen. Het enige dat de universiteit moet doen is die mogelijkheid scheppen voor wetenschappers. Ik geloof niet dat de universiteit in staat zou zijn meer te doen dan dat.’ Ze zijn er alleen om de randvoorwaarden te creëren.
(lacht) ‘Ja, ook al denken de bestuurders zelf natuurlijk dat ze veel meer doen.’ <
UNIV ERSI TEIT
Leidse Stijl
Dr. Maarten Mous, hoogleraar Afrikaanse taalkunde (rechts) en promovendus Mulugeta Tsegaye
P/37
Tekst Tom Janssen
‘Mijn rug doen pijn’ Taalkunde als breinkraker Werken hersens anders als je een andere taal, zoals Ethiopisch spreekt? Zowel talen als hersenen hebben hun eigen vaste structuren. Leidse taalkundigen onderzoeken deze fundamenteel wetenschappelijke vraag.
H
et is een unicum in de wereld van het talenonderzoek: het onderzoeksproject van Dr. Maarten Mous, hoogleraar Afrikaanse taalkunde. Want het meeste onderzoek is gedaan met Westerse proefpersonen en psycholinguïstisch onderzoek naar Afrikaanse talen wordt verder nergens gedaan. En dat terwijl de wereld meer dan zesduizend talen kent, waarvan de meeste niet-Westers zijn. Er is weinig bekend over hoe en waar die talen in de hersenen zijn verankerd. Komend jaar gaat zijn promovendus Mulugeta Tsegaye naar Ethiopië om Konso-sprekende proefpersonen aan experimenten te onderwerpen. Het Konso is een van de ruim tachtig verschillende talen die in Ethiopië worden gesproken. De taalkundigen doen psycholinguïstisch onderzoek. Mous licht toe: ‘Daarbij kijken we of bepaalde concepten die binnen een taal bestaan ook een psychologische realiteit zijn. Dat wil zeggen: slaan de hersenen woorden ook in die verschillende categorieën op?’ In Afrikaanse talen zitten wezenlijk andere structuren dan in Westerse. In talen als Nederlands en Duits kennen we mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden. In het Konso lijkt nog een ander geslacht te bestaan: meervoud. Sommige woorden die niets meervoudigs betekenen, worden wel gebruikt alsof ze meervoudig zijn. Je zegt dan bijvoorbeeld niet ‘mijn rug doet pijn’ maar ‘mijn rug doen pijn’. Er zijn onderzoekers die niet geloven dat dit meervoud een derde categorie van geslacht is. Professor Mous: ‘Het is een heuse wetenschappelijke strijd. Met psycholinguïstisch onderzoek hoop ik hun ongelijk te bewijzen en deze slag te winnen.’
Mous geeft een ander voorbeeld van een zeer eigen kenmerk uit het Konso: ’In het Nederlands ben je verplicht te zeggen of je enkelvoud of meervoud bedoelt. Je moet zeggen: “ik koop een boek”, of “ik koop boeken”. In het Konso is dat niet verplicht. Van elk woord bestaat een neutrale vorm, een enkelvoudige vorm en een meervoudige vorm. Die drie vormen zijn er voor elk woord. Voor mannelijke woorden, vrouwelijke woorden, maar ook voor woorden die als geslacht meervoud hebben.’ Waarom die interesse in een taal die door een selecte groep Ethiopiërs wordt gesproken? ‘Er zit een grotere gedachte achter. In alle talen van de wereld kan je woorden indelen naar getal en geslacht. Dit onderzoek kan gevolgen hebben voor hoe men denkt over getal en geslacht in het algemeen.’ ’Het is een specifiek klein probleem dat we nu onderzoeken. Maar het is een opening naar interdisciplinariteit. Die was er op het terrein van beschrijvende taalkunde nog niet. Het is vooral veldwerk: we willen zoveel mogelijk vreemde talen in kaart brengen. Ik onderzoek normaal de grammatica en maak een woordenboek. Psycholinguïstisch onderzoek biedt meer diepgang. Die diepgang is nodig als je echt wilt weten hoe talen in ons hoofd werken.’
Het experiment Psycholinguïstisch onderzoek, hoe werkt dat in de praktijk? Om daar achter te komen nam deze Leidse Stijl-verslaggever plaats op de stoel van de proefpersoon. Mulugeta Tsegaye reist volgend jaar naar Ethiopië om daar deze experimenten te doen. Om te kijken hoe taal in de hersenen werkt, heb je niet per se dure MRI-scanners of een badmuts vol sensoren nodig. Iets simpels als een reactietijd op een woord kan ons ook veel leren. Tsegaye: ’Het is vrij simpel, ik heb eigenlijk alleen mijn laptop en een donkere kamer nodig. Het is de bedoeling dat je de naam noemt van het voorwerp dat je op het scherm ziet.’ Er verschijnt een sleutel en tegelijkertijd zegt een Afrikaanse stem een voor mij onverstaanbaar woord. Ik zeg: ‘sleutel’.
Vervolgens verschijnt een vogel op het scherm. ‘Furaa’, zegt de stem. ’De stem dient als afleider’, legt Tsegaye uit, ‘Het zegt een woord met een andere betekenis dan het plaatje.’ De ‘afleider’ heeft soms hetzelfde en soms een ander geslacht dan het woord op het plaatje. Als het geslacht van de afleider en het plaatje hetzelfde is, zijn mensen sneller in staat om het plaatje te benoemen. Dat is uit eerder onderzoek is gebleken. Tsegaye: ‘Zo kunnen we zien of woorden ook in het hoofd van mensen tot hetzelfde geslacht behoren. Door middel van reactietijden kunnen we de verschillende categorieën van geslacht in beeld brengen.’ Bij mij werkt het experiment niet. Daarvoor zal ik eerst nog een paar cursussen Konso moeten volgen.
Geen woorden voor Taalwetenschappers komen regelmatig woorden en uitdrukkingen tegen die niet te vertalen zijn. Voor sommige begrippen bestaat geen Nederlandse equivalent. ‘Wij gaan volgende week naar de Efteling.’ Een duidelijke zin, maar niet voor wie ’m wilt vertalen naar het Ebang, een taal die wordt gesproken wordt in Soedan. Het is namelijk onduidelijk of met wij ‘ik en jij’ of ‘ik en iemand anders’ wordt bedoeld. Het Ebang heeft daarvoor aparte woorden: - danga betekent ‘ik en jij’ - alinga betekent ‘ik, jij en andere(n)’ - ananga betekent ‘ik en andere(n)’
Van horen zeggen Nederlanders worstelen met de d’s en t’s in werkwoorden. In het Trio, een taal die wordt gesproken door gelijknamige indianen in Indonesië, is het
vervoegen van werkwoorden nog ingewikkelder. Sprekers van deze taal geven door de vervoeging van het werkwoord aan of zij iets weten uit eigen waarneming, of dat zij het van iemand anders gehoord hebben. Hiervoor bestaan aparte werkwoordsvormen.
Zelfs in het Duits Niet alleen bij het vertalen van niet-Westerse talen lopen taalkundigen tegen dit soort problemen aan. Zelfs onze oosterburen hebben woorden die wij niet kennen. Zo kennen wij wel het woord heimwee, het verlangen naar thuis. Het Duits kent ook het woord fernweh wat juist het tegenovergestelde betekent: het verlangen weg van huis te zijn. Probeer dat maar eens naar het Nederlands te vertalen.
P/38 Leidse Stijl
the ater
Tekst Annemarie van der Zwet / Aïda Brands
Toneel
Foto: Moniek Wegdam
‘Met genoeg fantasie en de juiste uitlichting kun je door Leiden lopen, maar New York of Londen zien.’ Kristel Boekhorst
Leidse theatermakers laten de traditionele schouwburgen en theaters achter zich en zijn op straat, in winkels en huiskamers te vinden. Is ‘locatietheater’ de vorm waarmee Leiden zich van andere steden kan onderscheiden?
Locatietheater is aan het terugkomen’, vertelt Sheila Lever van het Plantsoentheater (HTP). Met een publiek dat vaak niet groter is dan veertig man speelt Lever al tien jaar op verschillende locaties. Dat kan in Levers eigen huiskamer zijn, maar ook een atelier of veilinghuis kunnen als locatie dienen. ‘Locatietheater zag je veel in jaren 70 en 80’, memoreert de Leidse theatermaakster. Spelen op locatie is dus niet wat deze vorm van theater vernieuwend maakt. ‘Het verschil met vroeger is dat er een generatie opkomt met een andere expertise’, aldus Lever. ‘Wij willen theatercodes doorbereken en een chemie laten ontstaan tussen acteurs en publiek.’ Dat is volgens Lever kenmerkend voor haar manier van locatietheater maken. Ook kunstenares Kristel Boekhorst brengt locatietheater naar een ander niveau. Zo beperkt Boekhorst zich niet alleen tot een fysiek andere locatie, maar is ze bijvoorbeeld ook te vinden op internet. ‘De code van voorstellingen – dat het doek opengaat en het publiek begint te klappen – interesseert mij niet echt’, zegt de theatermaakster. ‘Mijn werk richt zich op het spanningsveld tussen realiteit en fictie; ik houd ervan te verwarren en dingen op zijn kop te zetten.’
‘Wij willen theatercodes doorbereken en een chemie laten ontstaan tussen acteurs en publiek.’ Sheila Lever
De creativiteit van Boekhorst richt zich deze winter op een mobiele reisgids door Leiden. De bezoeker zal door dit werk het gevoel krijgen een reis rond de wereld te maken. ‘Met genoeg fantasie en de juiste uitlichting kun je door Leiden lopen en dan New York of Londen zien’, vertelt ze. Weer een heel andere vorm is het boekje Ik zie u vaker dan mijn moeder dat ze zal uitbrengen. Een ode aan alle verkopers in Leidse winkels die deel uitmaken van het dagelijkse leven van veel mensen, in de vorm van een vriendenboekje.
Spannend theater Beide Leidse theatermakers onderstrepen de grote rol die het publiek in hun werk speelt. Zowel Sheila Lever als Kristel Boekhorst sleept het publiek echt mee in de spannende wereld van het theater. Boekhorst doet dat door haar publiek op het verkeerde been te zetten. ‘Zodra ik zeg dat het kunst is, kijken mensen er anders tegenaan.’
Leidse Stijl
In de stukken van Lever staan alledaagse relaties centraal, zoals die van een moeder en dochter, of van een getrouwd stel. ‘Het is niet een soap op toneel, het heeft meer diepgang. Het drama komt heel dichtbij en dat kan confronterend zijn. Daardoor kan het zijn dat het publiek ontregeld en onzeker wordt. Toch ervaart de bezoeker deze vorm vaak als prettig. Er komen mensen naar onze stukken die anders nooit naar het toneel gaan’, vertelt zij over de sterke band met het publiek van het Plantsoentheater. Het zou volgens Lever interessant zijn als de Leidse theatermakers ook hun onderlinge band zouden versterken. Het lijkt haar goed als de theatermakers hun expertise kunnen gaan delen: ‘Ik vind het belangrijk dat er een pand komt waarin Leidse theatermakers zich kunnen vestigen. Zo kun je gebruik gaan maken van elkaars deskundigheid en gezamenlijke projecten ontwikkelen.’ Ondanks het ontbreken van die centrale plek, is er toch sprake van een flinke toename van andersoortige theatrale activiteiten in Leiden. Diverse artiesten vinden en creëren duidelijk hun eigen platform en publiek.
Theater voor de stad Het gemeentebestuur en cultuurmakelaar Erica Haffmans hebben zich de afgelopen jaren ingezet om Leiden ook meer een broedplaats voor talentvolle kunstenaars te laten zijn. Als onderdeel van dit streven is de stichting PS|theater van Pepijn Smit naar Leiden gehaald. Ook Smit beperkt zich niet tot theaterzalen. Hij vertelt: ‘We willen graag theater maken voor de hele stad, dus de stad met al haar bewoners als podium – dàt is ons grote
Deze winter is Smit weer druk met het project ‘Radio Laat je Leiden’ na het succes hiervan in 2010. PS|theater verzamelt hiervoor, samen met creatief platform Peen en Ui, verhalen van verschillende Leidenaren, van bejaarden tot Minervanen, die de basis vormen voor theatrale radioshows. De show is ook visueel interessant voor het publiek, dat live bij de uitzending aanwezig kan zijn. ‘Ook hier zie je die combinatie van knusheid terwijl je ook iets bijzonders meemaakt. Daar gebruiken we steeds een andere vorm voor. Dat kan de ene keer een geregisseerd feest voor twintigers en dertigers zijn en de andere keer een project in verzorgingshuizen met negentigjarigen’, aldus Smit.
Toekomst van Leids theater Met spannende theatermakers, zoals Lever, Boekhorst en Smit, baant Leiden zich een weg naar nieuw theater. Er lijkt een ware stroming in de Leidse theaterwereld te ontstaan waarbij locatie en betrokkenheid van het publiek centraal staan. Het zou een soort theater kunnen zijn waarin Leiden zich kan onderscheiden. Wie weet spreekt men over een aantal jaren zelfs over een Leidse Stijl in de theaterwereld.
DE toekomst van het LAKTheater De Universiteit Leiden zorgt voor het gebouw, de gemeente Leiden voor de theaterprogrammering. Dit uitgangspunt bepaalt de toekomst van het LAKTheater, waarover de besturen van gemeente en univer siteit onderhandelen. In de eerste maanden van 2012 moet duidelijk worden of het LAKTheater inderdaad tot in lengte van jaren kan openblijven. De universiteit heeft aangegeven geen geld meer beschikbaar te stellen voor de programmering van theatervoorstellingen. De gemeente is in principe bereid de exploitatie van het LAKtheater onder te brengen bij de BV Stadspodia, die ook de Leidse Schouwburg en de Stadsgehoorzaal exploiteert. Maar veel extra geld kan de gemeente niet in de LAK-programmering steken. De boekhouding van de BV Stadspodia staat al onder druk, onder andere door dalende bezoekersaantallen als gevolg van BTW-heffing op theaterkaartjes. Wethouder Jan Jaap de Haan (Cultuur, CDA) over de toekomst van het theater: ‘Iedereen in Leiden wil uiteraard dat het LAK, met z’n bijzondere, vernieuwende programmering en z’n eigen publiek, gewoon openblijft. Maar we hebben ook te maken met financieel krappe tijden en een gemeenteraad die scherp op exploitatiebudgetten let. Daardoor hebben we nog even de tijd nodig om alles goed uit te zoeken en uit te rekenen. We moeten het nu zorgvuldig regelen, om te voorkomen dat er over een paar jaar opnieuw zorgen over de toekomst van het LAK ontstaan.’ Het LAK is het enige vlakkevloer theater in Leiden, wat het onder andere geschikt maakt voor dansvoorstellingen. In z’n programmering zoekt het LAK naar jong en vernieuwend podiumtalent.
‘Hè leuk, het lijkt wel alsof ik aan mijn eigen keukentafel zit, terwijl ik iets heel bijzonders mee maak... daar wil ik meer van zien’ Pepijn Smit
Foto: Luca Di Tommaso
anders
ideaal. Dit betekent dat je ook heel vaak buiten het theater bezig bent. We zoeken dan ook naar vormen om een stuk daadwerkelijk in de stad te brengen.’ Zijn stukken, zoals Paard dat hij in opdracht van de 3 OctoberVereeniging maakte, worden in de openlucht opgevoerd en zijn voor iedereen vrij te bezoeken. ‘Ons hoofddoel is van PS een gezelschap te maken dat weet wat leeft in de stad’, legt Smit uit. ‘Dat, als je bij ons komt kijken, je het gevoel hebt: “hé leuk, het lijkt wel alsof ik aan mijn eigen keukentafel zit, terwijl ik nu ook iets heel bijzonders meemaak, daar wil ik meer van zien…”’
P/39
P/40 Leidse Stijl
mus ea
Tekst Merel Bas en Tom Omes
I N-DE STEIGERS Naturalis ook voor kunst Naturalis is straks hét Centrum voor Biodiversiteit in Nederland, waar kunst en wetenschap elkaar gaan ontmoeten. ‘We hebben zoveel meer in huis’, aldus Paul Voogt, adjunct-directeur. De kogelwerende huid, de bacteriën die biobrandstof maken of de operazingende wormen, het waren de drie toppers op de tentoonstelling Designers & Artists 4 Genomics in Naturalis. Het project startte in 2010 en is het resultaat van een prijsvraag waar kunst, design en life sciences worden verbonden. Het past precies bij de doelstelling van Naturalis om kunst en wetenschap samen te brengen. Op het bureau van adjunct-directeur Paul Voogt liggen alweer 25 nieuwe inzendingen voor de prijsvraag van komend jaar. Waarom zou je kunst en wetenschap bij elkaar brengen? ‘Er zijn steeds meer kunstenaars die werken met levende materialen of zich hierdoor laten inspireren,’ stelt Voogt. ‘Deze kunstenaars zoeken de grenzen op van wat wel en niet kan. Zo dragen ze bij aan een ethisch maatschappelijk debat wat ook erg bij Naturalis past. Kijk naar het debat rond biodiversiteit. Veel mensen zien de Nederlandse natuur als een statisch geheel dat niet zou moeten veranderen. Maar je kunt het ook beschouwen vanuit het idee dat de natuur altijd in beweging is, dat er nieuwe soorten bijkomen en andere soorten uitsterven.’ ‘Kijk naar de komst van de exotische halsbandparkieten en de herintreding van de wolf in Nederland. De eerste soort hoort officieel niet thuis in ons land, en zou mogelijk andere vogelsoorten verjagen, maar dat blijkt allemaal wel mee te vallen. De tweede soort leefde vroeger wel in Nederland. Maar het is de vraag wat er gaat gebeuren: zullen de wolven langzaam alle herten van de Veluwe oppeuzelen? Dit zijn interessante onderwerpen waar ook onze onderzoekers een mening over hebben, maar waar we nog niet zoveel mee doen.’ Naturalis wil een prominentere rol in dit soort debatten en heeft daarom een eerste Late Night Show in het Pesthuis georganiseerd. Schrijvers, filosofen, onderzoekers en kunstenaars kwamen op deze avond bijeen om samen met het publiek te filosoferen. Het ging over de zin en onzin van dingen als een seedvault op Spitsbergen, necrofiele eenden, bio art en het opzetten van dieren. Het past allemaal in de plannen om in de toekomst niet alleen kinderen, maar ook volwassenen aan te spreken. Het museum zal onder de naam Nederlands Centrum voor Biodiversiteit Naturalis twee keer zo groot worden. Dit is een gevolg van het verhuizen van de collecties van het Nationaal Herbarium naar Naturalis. Het betekent dat Naturalis nu onderdak biedt aan de belangrijkste natuurhistorische collecties van Nederland. Er zijn daarom plannen voor nieuwbouw, maar die moeten door de bezuinigingen van het kabinet worden aangepast. Ook de vaste tentoonstelling in het museum staat er alweer dertien jaar en zal waarschijnlijk over vier jaar opnieuw worden ingericht.
Boerhaave verjongt Door bezuinigingen kwam afgelopen jaar opeens het zwaard van Damocles boven Museum Boerhaave te hangen. Directeur Dirk van Delft legt uit hoe het museum deze slag overleeft en zich voorbereidt op de toekomst.
Waarom moet heel Leiden, ja, zelfs heel Nederland, naar De Lakenhal komen? ‘Omdat De Lakenhal een zeer bijzondere collectie heeft. Nog te weinig mensen weten dat. Een veelgehoorde kreet is dat er bij ons alleen ‘oude kunst’ te zien zou zijn, maar dat is absoluut niet het geval. Een tijdje terug hadden we hier werk van Jan Wolkers. Ter gelegenheid van Leidens Ontzet hebben we afgelopen jaar een historiestuk door fotograaf Erwin Olaf laten maken.’
Hoe komt het dat Boerhaave in de problemen zit? ‘Musea moeten meer eigen inkomsten verwerven. Dat is een ontwikkeling waarmee ik het van harte eens kan zijn. Het probleem is dat Boerhaave afgelopen zomer te horen kreeg dat we met terugwerkende kracht zelf meer geld moeten binnenhalen. Dat is geen zuiver spel. Het gaat om een groot bedrag: zeven ton extra. En dat terwijl de geefcultuur in Nederland nog moet groeien. In Amerika tel je niet mee wanneer je als groot bedrijf geen musea of andere culturele instellingen ondersteunt. In Nederland is de reactie: ik betaal toch belasting?’
Hoe valt De Lakenhal op tussen de vele musea in Leiden? ‘Dat zien wij absoluut niet als een nadeel, integendeel. Elk museum in Leiden is anders. Wij zijn het enige echte kunstmuseum en zo profileren we ons ook. Ons museum is middelgroot, maar het gaat erom dat het uniek is wat je toont. De Lakenhal vertaalt de Leidse kunst en geschiedenis naar het heden.’
Hoe gaat het nu? ‘Heel goed. Onze tactiek is dat we niet zielig zitten te wachten op vermogende partijen die ons reddingsboeien toewerpen, maar zelf het heft in handen hebben genomen. We investeren in vernieuwende projecten als ‘Boerhaave Junior’, een Technolab en een educatieve waterspeelplaats in onze binnentuin. Daarmee kunnen we een jonger publiek trekken. Bij dergelijke projecten zoeken we financiers. Dat lukt wonderwel. Alleen al voor ‘Boerhaave Junior’ hebben we twee ton steun gekregen van fondsen als Fonds 1818 en het Prins Bernhard Cultuurfonds. ‘Ook het bedrijfsleven steunt ons, bijvoorbeeld via het adopteren van voorwerpen uit onze collectie, en we hebben een geweldige aanwas van nieuwe vrienden. We lopen het vuur uit de sloffen en doen een schat aan ervaring op. We benadrukken op allerlei manieren hoe uniek Boerhaave is. We zijn bijvoorbeeld het enige museum in Nederland over de geschiedenis van de geneeskunde.’
Museum Volkenkunde staat noodgedwongen in de steigers: de oude houten kozijnen zijn hard aan vervanging toe. De metamorfose gaat verder dan de buitenkant, vertelt John Sijmonsbergen, directeur Publiek & Partners.
Nieuwe vleugel De Lakenhal Stedelijk Museum De Lakenhal staat aan de vooravond van een grote renovatie. Het museum barstte uit zijn voegen. Na de verbouwing, die gepland staat voor de jaren 2013-2015, heeft het museum ruimte voor verschillende tentoonstellingen tegelijk. Minke Schat, hoofd publiekszaken, over het enige echte kunst museum van Leiden. De Lakenhal gaat verbouwen. Waarom? ‘De Lakenhal heeft een bijzondere vaste collectie en die wil je het liefst permanent kunnen tonen. Maar omdat speciale tentoonstellingen ook ruimte vergen, gaat dat met de huidige faciliteiten niet. We barsten letterlijk uit onze voegen. Voor een tentoonstelling moeten we vaak een groot deel van de vaste opstelling weghalen.’ Wat gaat er gebeuren? ‘De Lakenhal is een monumentaal pand, dus we gaan restaureren en groot onderhoud plegen. Er komt een nieuwe vleugel in de tuin. We willen meer service aan bezoekers bieden, waarbij we denken aan huisvesting van een restaurant in ons pand. De oude hoofdingang op de Lange Scheistraat willen we in ere herstellen.’ Blijft het museum tijdens de verbouwingen wel open? ‘Ja, voor zover dat mogelijk is. We hebben een plan tijdens de verbouwing bijzondere aandacht te besteden aan het gebouw De Lakenhal. Wellicht dat we in samenwerking met de aannemer rondleidingen kunnen organiseren.’
Volkenkunde voor avonturiers
Een opknapbeurt? ‘Ja, maar niet alleen de buitenkant. Alle ruimtes zijn geklimatiseerd, dus moesten de vierduizend stukken in de vaste opstelling noodgedwongen uit het museum worden gehaald. Een geweldige kans om na te denken over een andere inrichting. Al zullen we de topstukken uit de collectie natuurlijk laten staan. ‘Eén van de grote trappen bij de entree zal verdwijnen. Dat geeft een veel opener blik op de vernieuwde museumwinkel en het te bouwen Arabisch koffiehuis. Bezoekers kunnen het café nu vaak niet vinden. Verder had elke zaal een betonnen wand: daarop zullen we nu grote beelden van mens en landschap projecteren. Die context misten we nog bij alle prachtige objecten.’ Buiten, rondom het museum, is ook steeds meer te zien ‘Dat is een positieve bijkomstigheid van de verbouwing. Sluiten wilden we absoluut niet, zeker niet in een tijd waarin we sterk groeien. Daarom hebben we besloten het terrein als expositieruimte te gebruiken, als een soort museumtuin. Een voorbeeld is het boothuis van de Maori, dat onlangs is gebouwd. We zijn van plan binnenkort buiten ook twee totempalen te plaatsen. Hiermee proberen we de aandacht van passanten te trekken.’ Waarom zouden mensen uit heel Nederland, sterker: uit de hele wereld, hier moeten komen? ‘Bij ons zie je de wereld waarmee Nederland onlosmakelijk verbonden is. We willen nieuwe bezoekers positief verrassen door in te zetten op iconen uit de volkenkunde. Hoewel het razend interessant is een tentoonstelling te maken over een onbekende indianenstam, zijn wij ervan overtuigd dat de bezoeker afkomt op de bekende hoofdtooien en totempalen. En wij hebben het gelukkig allebei.’ Met andere woorden: een verbreding van publiek? ‘Museum Volkenkunde is een van de oudste volkenkundige musea ter wereld. Liefhebbers kennen ons al, maar we willen onze schat aan voorwerpen en informatie ook delen met de rest van Nederland: letterlijk in heel Nederland en daarbuiten veel beter bekend raken. En dat kan. Museum Volkenkunde is per slot van rekening al sinds 1837 het museum voor de avonturier in ons allemaal!’
Delfts blauw Het afgebeelde tegeltableau is gebaseerd op de Osmaanse Iznik-stijl. Voor deze stijl zijn de kleuren blauw en wit typerend, net zoals bij de Delfts blauwe aardewerken. Het tableau bevat verschillende islamitische elementen.
Als ergens in Nederland een museum kan komen over de islamitische wereld, dan is dat Leiden. Rijksmuseum van Oudheden, Museum Volkenkunde, de Universiteitsbibliotheek, het zijn Leidse instellingen met een schat aan islamitische (kunst) voorwerpen en literatuur. Wie alleen al zoekt in de digitale catalogus van Volkenkunde vindt bijna 2.500 objecten die verband houden met islam. Rijksmuseum van Oudheden (RMO) wijdde dit voorjaar een tentoonstelling aan deze godsdienst en cultuur, getiteld Handelswaar en Souvenirs. In de tentoonstelling waren onder andere handgeknoopte tapijten, oosterse schilderijen en kleurrijke tegeltableaus te zien. Bij de opening van deze expositie zei directeur Wim Weijland van Oudheden over de islamitische schatten in Leiden: ‘Met de wereldberoemde collectie oosterse handschriften bij de Universiteitsbibliotheek, met de wetenschappelijke instrumenten als de astrolabes, het kompas van de islamitische wereld in Museum Boerhaave, met de Islamica [islamitische voorwerpen, red.] in Museum Volkenkunde, met de antieke Nabije Oosten opstelling van het RMO, representeren wij hier misschien wel een islamitische wereld in het klein.’
De tulpen, die wij als Hollands product beschouwen, symboliseren hier volgens maker Mehmet Gürsoy het woord ‘Allah’ in Arabisch schrift. In het midden staat de islamitische geloofsbelijdenis uitgeschreven: ‘la ilaha illa Allah wa Muhammadun rasul Allah’. Dit betekent: ‘Er is geen God dan God en Mohammed is Gods profeet.’ Tropenmuseum Amsterdam
Islam Museum
Huygens’ droom: een museum over islamitische kunst en cultuur lijk zichtbaar’, zegt Charlotte Huygens, hoofd presentaties van het Rijksmuseum van Oudheden. ‘Oosterse mozaïek- en weeftechnieken, bijvoorbeeld, zijn ook beïnvloed door de klassieke wereld. Er valt dus veel te zien en te bestuderen op het snijvlak van westerse kunst en islamitische kunst.’ Om die reden ziet Huygens volop mogelijkheden voor een islammuseum in Leiden. ‘Islamitische kunst is een schakel tussen oosterse en westerse culturen.’ De tentoonstelling Handels waar & Souvenirs was een mooie eerste stap in de richting van Huygens’ droom: een museum over islamitische kunst en cultuur. Ook Abdelhaq Jermoumi, vicevoorzitter van de Moskee Islamitische Vereniging Leiden (MIV), ziet kunst als een van de sleutels tot een beter inzicht in islam: ‘Zo kan een autochtone Nederlander zien dat de islamitische cultuur veel dieper gaat dan wat krantenkoppen nu vaak suggereren’, zegt hij. ‘Er ligt te veel nadruk op problemen rondom immigratie en overlast door moslimjongeren. Leer de andere kanten van de islam ook eens kennen!’
Boekomslag van Yusuf al-Saruni: Mutaradat muntasaf al-layl (Achtervolging om middernacht), Cairo 1973.
P/41
Tekst Romy Groeneveld Beeld Collectie U.B. Leiden
Leiden telt talloze islamistische kunstschatten en beschikt over grote kennis van de islamitische wereld. Het zou logisch zijn hier een islammuseum op te richten. Goed idee?
De islamitische kunst en cultuur zijn relatief onbekend bij de doorsnee Nederlander. ‘Wij beschouwen het cultureel erfgoed van de Grieken en Romeinen als óns erfgoed. In de Arabische wereld zijn de sporen uit de klassieke wereld net zo goed duide-
Islamitische kunst is niet alleen voor Nederlanders van waarde. Jermoumi zou willen dat ook jonge moslims meer in aanraking komen met islamitische kunst. Zij kunnen er met gemeenschappelijke, oosterse trots naar kijken en zien wat hun cultuur heeft bijgedragen aan de westerse beschaving. Jermoumi hoopt dat er meer tentoonstellingen komen die aantrekkelijk zijn voor moslims. ‘We moeten meer manieren vinden om de Marokkaanse Henk en Ingrid vaker in contact met kunst en cultuur te brengen.’ In plaats van te kijken naar dergelijke beperkingen ziet Charlotte Huygens van RMO liever de mogelijkheden. Volgens haar hoeft er ook niet direct één centrum voor islamitische kunst te bestaan. ‘Als ik ver in de toekomst kijk, is islamitische kunst sowieso in elk museum geïntegreerd.’ Musea in Leiden, maar ook elders in Nederland, kunnen de relatie laten zien tussen kunst uit de Arabische wereld en kunst met een andere achtergrond. Een voorbeeld is de textielindustrie, die sterk is beïnvloed door oosterse culturen. Ook kan een museum aandacht besteden aan het verband tussen het zogenaamd oer-Hollandse Delfts blauw en islamitische keramiek. Op die manier ontstaat een brug tussen de islamitische en westerse wereld. Huygens: ‘Kunst is een toegangspoort waar mensen elkaar kunnen ontmoeten zonder dat er allerlei maatschappelijke discussies in de weg staan.’
Leidse Stijl
!()؟
P/42 Leidse Stijl
lite ratu ur
Tekst Marloes Vinke
Een kraamkamer voor schrijvers De lijst met bekende Leidse schrijvers is lang en blijft groeien. De stad is altijd sterk met literatuur verbonden geweest. Hoe valt de band tussen Leiden en haar schrijvers te verklaren?
Ilja Leonard Pfeiffer
Franca Treur
Op ’t hoekje van de Hooigracht / En van den Nieuwen Rijn / Daar zwoer hij, dat hij zijn leven lang / Mijn boezemvriend zou zijn.’ Het is een dichtregel van de hand van Piet Paaltjens uit zijn beroemde werk Snikken en Grimlachjes (1867). De beroemde Leidse student-schrijver liet zich inspireren door het decor van de sleutelstad en haar studentenleven. Hij was zeker niet de enige.
Ook Willem Bilderdijk, Nicolaas Beets en Johannes Kneppelhout begaven zich in de 19de eeuw op het schrijverspad. ‘Leiden was tussen 1760 en 1860 een broedplaats van culturele activiteiten’, verklaart Rick Honings, onderzoeker aan de Universiteit Leiden, in zijn proefschrift Het Literaire Leven in Leiden tussen 1760 en 1860. ‘Vooral literaire genootschappen en de Schouwburg droegen bij aan het literaire klimaat, maar de literatuur speelde ook een sociale rol in deze roerige tijd’, legt Honings uit. De stad wist hiermee nationaal de aandacht te trekken. ‘De letterkunde was verweven met historische gebeurtenissen, zoals de ramp met het kruitschip in 1807 en de revolutie van 1848. Over deze indrukwekkende gebeurtenissen werden volop verhalen pamfletten geschreven.’ Literatuur kent in deze stad dus een lange voorgeschiedenis. Ook nu is er een hele lijst van schrijvers en dichters die een sterke connectie met Leiden hebben: Jan Wolkers, Maarten ‘t Hart, J.M.A. Biesheuvel, Anton Korteweg, Onno Blom, Christiaan Weijts, Ilja Pfeiffer, Franca Treur, Thomas Blondeau. Ze wonen hier, schreven erover of studeerden aan de universiteit. ‘De Hooigracht verheugt zich, het Levendaal verlustigt zich, de Papengracht maakt zich paraat, en eerstejaarsmeisjes fietsen fluitend door de Doezastraat.’ Christiaan Weijts schrijft deze zin in 2003 in zijn column van Universiteitskrant Mare en zo blijkt dat er zo’n 150 jaar na Paaltjens nog niets veranderd is. De stad Leiden laat ook Weijts niet onberoerd. Dat is goed te merken in zijn twee romans, Art.285b en Via Cappello 23, waarin de sleutelstad een grote rol speelt.
Christiaan Weijts
Weijts: ‘De stad heeft voor mij allerlei lagen, zoals je in Rome een oudheid, renaissance en moderne tijd in één oogopslag kunt overzien, zo kan ik door de Wolsteeg stappen en afdalen in verschillende archeologische lagen van mijn persoonlijk bestaan.’ Leiden kent dus door de jaren heen een lange reeks bekende auteurs. Is de stad dan ook een kraamkamer voor schrijvers? ‘De stad is zeker een broedplaats voor veel schrijvers, vooral de universiteit speelt hierin een belangrijke rol’, zegt Honings. Ook Weijts ziet er wel iets in, Leiden als kraamkamer. ‘Ilja, Franca en ik zijn dan wel uit Leiden vertrokken, maar dat is ook wel weer tekenend voor een kraamkamer denk ik.’ Toch blijft het ook voor Weijts raadselachtig waarom Leiden en schrijvers zo’n goede combinatie zijn. ‘Misschien speelt mee dat Leiden binnen de singels zo klein is dat je vanzelf gaat dromen van de buitenwereld. En ook het universitaire klimaat draagt hieraan bij. Het trekt allerlei mensen van het denkende slag aan’, aldus de schrijver. Jaap Goedegebuure, hoogleraar Moderne Letterkunde aan Universiteit Leiden, beaamt dit. ‘Leiden heeft stimulerende letterenopleidingen en er heerst ook een grote onderlinge creatieve wedijver. De universiteitskrant Mare is bovendien een kweekplaats.’ Christiaan Weijts werkt op dit moment aan zijn derde roman. Speelt Leiden ook hierin een rol? ‘Ik had me voorgenomen voor de verandering een boek eens níet in Leiden te situeren. Dat leek te lukken, totdat de middelbareschooltijd van de hoofdpersoon ineens een grote plek is gaan opeisen, en wel op het Stedelijk Gymnasium in ... Leiden.’
Talenten voor de toekomst Professor Jaap Goedegebuure tipt Coen van Beelen en Dennis Koopman als beloftes voor de toekomst. Dennis Koopman (1987) is student Nederlands aan Universiteit Leiden. De letterenopleiding stimuleert hem om te schrijven. Hij volgt het gastschrijverscollege creatief schrijven van P.F.Thomése en hiervoor die van Arnon Grunberg en Thomas Rosenboom. Ook de genoemde creatieve wedijver is bij Koopman terug te vinden; hij schreef in de almanak, in het opleidingstijdschrift en doet mee aan schrijfwedstrijden.
‘Universiteitskrant Mare is een kweekplaats’ Jaap Goedegebuure
Ook Coen van Beelen (1987) is een veelbelovend veelschrijver. Op z’n 18e won hij in 2005 de Mare-Kooyker Kerstverhalenwedstrijd met het verhaal De stem van Kerst. Nu studeert hij Nederlandse Taal en Cultuur aan de Leidse universiteit en werkte freelance voor Mare. In 2010 werd hij genomineerd voor de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek 2010 in de categorie essay. Coens columns zijn te vinden op de website van het studenten weblog van de Leidse universiteit.
ple inen
Het Pleinenboek is samengesteld door een projectgroep van Stadslab Leiden met medewerking van onder anderen Marieke van Gils, Annemarie Koopman, Patrick Colly en Younes Elorche, die samen de redactiegroep vormden. Het boek is samengesteld door Huub Frencken en vormgegeven door Robert Muda. Het is voor 12 euro in Leidse boekwinkels te koop en via www.uitgeverijginkgo.nl te bestellen.
Leidse Stijl
P/43
Tekst Suzette Hermsen Illustraties Patrick Colly
Huiskamers De Leidse pleinen kunnen veel aantrekkelijker. Een projectgroep van het Stadslab maakte Het Pleinenboek, een werkboek vol bijzondere plannen. Een waterplein in het midden van de stad? De grauwe Garenmarkt als openbare binnentuin? Het kan allemaal.
Leidse architecten, stadsontwikkelaars, kunstenaars en andere bewoners stelden het boek samen, een spontaan en gratis uitgebracht advies aan de stad. Het staat vol ideeën om de Leidse pleinen aantrekkelijker te maken. Want Leiden heeft talloze pleinen. Maar het zijn er vooral veel en de stad mist een centraal plein. Het Pleinenboek biedt veel eenvoudige en uitvoerbare oplossingen, maar ook die een grote investering en inspanningen vergen.
Het boek is bedoeld als werkboek. Het is geen toeristisch ‘ontdek je plekje’, maar een klusboek met concrete voorstellen voor verbetering. Sommige pleinen ondergaan een complete metamorfose. Als overdekte markt met een glazen dak zou de Beestenmarkt een totaal andere aanblik krijgen. Of, ander idee: de hele Beestenmarkt onder water laat lopen en in het midden een groen eiland aanleggen. Ook de Garenmarkt is in het klussenboek bijna onherkenbaar. Wat nu een rommelige parkeerplaats is, blijkt in een perspectiefschets te zijn omgetoverd tot een modern plein met terrassen en parasols. Supermarkt Hoogvliet is verdwenen. Maar op de Garenmarkt zou ook een gigantisch bouwblok neer te zetten zijn met een pleintje in het midden. Of misschien juist helemaal vol groen, zodat er een openbare binnentuin ontstaat.
De Beestenmarkt met eiland
Het paradepaard is volgens de makers van het boek het ontwerp voor het Rijnwaterplein. Het kan komen te liggen op een van de meest centrale punten van Leiden, bij café Annie’s, waar de Oude en de Nieuwe Rijn samenkomen. Nu is het water, maar wat gebeurt er als je dit water bedekt? Het plan is zowel uitvoerbaar als origineel: leg drijvende vlonders op het water. Zo wordt de monumentale waarde van de kelders onder café Annie’s voor iedereen zichtbaar. Een deel van de vlonders zou permanent op het water liggen. Maar door schakelbare onderdelen kunnen de vlonders op verschillende manieren op het water worden gelegd en dus voor meerdere doeleinden gebruikt. De makers van het boek hopen dat het idee van de vlonders - ook op andere plekken in de stad- wordt opgepikt. Ze hameren erop nu ’door te pakken’ met het Stationsplein, de Lammermarkt, de Kaasmarkt en de Garenmarkt. Ook hopen ze op een reeks openbare discussies/’ateliers’ over de pleinen in het RAP-architectuurcentrum.
De Beestenmarkt als stadsplein
In het boek worden circa zestig pleinen en pleintjes beschreven die binnen de singels van de Leidse binnenstad liggen. De leden van de Stadslabprojectgroep hebben alle pleinen bekeken, gefotografeerd en ideeën voor verbetering en vernieuwing verzameld. Aan de bewoners van de pleinen is gevraagd mee te denken. Samen met het RAP (Rijnlands Architectuur Centrum) heeft het Stadslab vorig jaar, op de Dag van de Architectuur, een ‘ontwerpmarathon’ gehouden, waarbij is gebrainstormd over de Leidse pleinen. Het plan voor dit boek komt voort uit de Stadszomernachtdroom in de zomer van 2009, een evenement waarbij honderden ideeën zijn verzameld om Leiden mooier, spannender en bruisender te maken.
De Beestenmarkt met glasbebouw
P/44 Leidse Stijl
MO DE
Tekst Nisse Benhaddaoui en Sophia Heemskerk Fotografie John Malaihollo
De Meelfabriek Wat nu nog een verlaten en vervallen fabrieksterrein is, ondergaat de komende jaren een metamorfose. De Meelfabriek aan de Zijlsingel wordt omgetoverd tot de modernste wijk van Leiden. Eigenaar en projectontwikkelaar Ab van der Wiel heeft hiervoor ontwerpen laten maken door de Zwitserse architect Peter Zumthor en de Nederlandse tuin- en landschapsarchitect Piet Oudolf. De eerste fase van de bouw begint komend voorjaar. Het totale plan bestaat uit twaalf onderdelen.
House of Dromen over een
In het plan voor De Meelfabriek is een House of Fashion opgenomen. Leiden als modestad – zit er toekomst in?
Carlijn (24) volgt een master Journalistiek en Nieuwe Media aan de Universiteit Leiden. Ze schrijft voor ‘independent style paper’ Glamcult en werkt als freelance assistent-styliste en journalist.
1 Hotel. In voormalige graansilo’s komen zeventig ‘design’-hotelskamers, met horeca op de achtste en negende verdieping. 2 Spa en welness. In het oude magazijn komt een Azzuro-centrum: een breed wellness-concept inclusief een hammam, waarvan – behalve ontspanning en beweging – ook voeding deel uitmaakt. Op het bovenste etage komen (zwem) baden. Eigenaar Ab van der Wiel van de Meelfabriek exploiteert een dergelijk Azzuro-centrum al in Noordwijk. 3 Loft appartementen. Elf ruime woningen van 250 m2, met zelf in het delen open ruimten. 4 Loft atelier. Zeven verdiepingen met flexibel in te delen ruimten voor het nieuwe werken, inclusief meubilair dat ook is ontworpen door architect Peter Zumthor. 5 Appartementen. Zes grote woningen op de verdiepingen en vier kleinere op de begane grond, met glazen gevels van vloer tot plafond aan de tuinzijde en meer besloten gevels aan de straatkant. 6 Woningen. Tien ruime eengezinswoningen, met een woonkeuken op de begane grond en woonkamer op de eerste etage. Onder de woningen komt een parkeergarage met plek voor twee auto’s per huis.
7 ‘Green house’ appartementen. Tien grote appartementen van 250 m2 met plafonds op ruime hoogte (3,70 meter) en een aparte tuinkamer. 8 House of Fashion / Wonen en werken. Het noordelijke silogebouw krijgt woningen met ateliers/kantoorruimten aan huis. Op de begane grond, aan het water, en eerste verdieping komt een café/restaurant. Ook is hier een House of Fashion gepland. 9 House of Design. Werkruimten voor creatieve bedrijven. 10 Kunst- en cultuurgebouw. Zes verdiepingen, te huur voor seminars en workshops, in het oudste gebouw van het complex dat nog bestaat, het voormalige Ketelhuis uit 1896. Op de bovenste etage is een filmzaal gepland. 11 Woontoren. Voor kleinere, hoogwaardige appartementen. 12 Tuin. De Meelfabriektuin wordt ontworpen door landschapsarchitect Piet Oudolf. Onder de tuin komt een parkeergarage voor circa vierhonderd auto’s. In de eerste fase wordt gewerkt aan de gebouwen met de nummers 2, 3, 4, 5, 6 en 7 en de parkeergarage en tuin (12).
ZIE VERDER : www.demeelfabriek.nl | info@demeelfabriek.nl
‘Bij een House of Fashion denk ik aan meer dan één kunstvorm: aan exposities van modeontwerpers en -fotografen, plus een filmzaal voor documentaires en films waarin mode een belangrijke rol speelt. Ook is het een plek om feesten te geven en natuurlijk: modeshows. ‘Steden als New York, Londen en Berlijn bieden interessante voorbeelden. Vintage marktjes, food events, filmscreenings en kunstexposities worden er tot één concept gesmeed. De economische crisis hoeft hierbij geen belemmering te zijn. In Berlijn barst het van de creatievelingen en veel geld hebben ze niet. Dat is juist stimulerend. Een leegstaand pand kan als locatie dienen, mensen gaan zelf de hapjes verzorgen. Voor een filmscreening heb je niet meer dan een beamer en een witte muur nodig.
‘Toen ik in Leiden kwam wonen, had ik het idee dat bijna iedereen hier polo’s, jasjes en nette bloesjes droeg. Ik begon er zelf ook aan mee te doen, maar ik ben er snel weer vanaf gestapt. Kledingstijl is toch heel persoonlijk. Als ik nu een kek hoedje draag, wordt me wel eens gevraagd of ik op weg ben naar een verkleedpartijtje. We moeten loskomen van de kudde. Hopelijk geeft een House of Fashion Leidenaren een opener houding. ‘Mode hoeft zich niet tot een House of Fashion te beperken. Je kunt ook experimenteren met pop-up stores (tijdelijke winkels, red.) van jonge ontwerpers. Culturele instellingen, zoals Scheltema en musea, zouden meer aan mode kunnen doen. Zelf zou ik op het gebied van styling wel met pas afgestudeerde ontwerpers van kunstacademies aan de slag willen.’
Carlijn Jas: The People of the Labyrinths Beha: Superdry Kniekousen: Hema Wedges: van model zelf Kim Kimono: Froufrou’s Overslagjurk: Monki Rok: BB Dakota Ring: Froufrou’s Wedges: van model zelf
Josine Sjaal: Turnover Top: Ready to Fish Dino-ring: Froufrou’s Kniekousen: Hema Schoenen: Froufrou’s
Styling Nisse Benhaddaoui/ Sophia Heemskerk Visagie Evelien van der Ham Kleding Spice PR en Froufrou’s Locatie 50 kV-station Leiden Met dank aan woningbouwcorporatie Portaal
Leidse Stijl
P/45
Rosalie Parka: Froufrou’s Kimono: Froufrou’s Ring: Froufrou’s Pumps: Froufrou’s
Fashion Kim (24) heeft
de opleiding Hotelen Evenementmanagement gevolgd. Zij is office manager bij Not Just Vision (luxe brillenmerken).
Josine (24) heeft de
HBO-studie Communicatie & Media, Reclame & Design gevolgd. Zij is inkoopassistent voor internationaal modeimporteur Teidem.
‘Bij een House of Fashion denk ik aan een smeltkroes van ontwerp, pr en retail, met ook design, muziek, fotografie en kunst. Ik zou het laagdrempelig houden, zodat er niet alleen grote namen te zien zijn, maar ook jonge en nieuwe ontwerpers een kans krijgen. Eigenlijk zie ik het voor me als een creatief lab met verschillende elementen die elkaar overlappen. ‘Een House of Fashion zou veel toevoegen aan Leiden, want op dit moment is er niets op dit gebied. Er is volgens mij voldoende draagvlak voor. Er zijn immers genoeg creatievelingen in de stad. Iemand van hen moet opstaan en zeggen: en nú gaan we beginnen. Of ik dat ben? Ik wil eerst nog veel leren in mijn huidige functie. Maar stel dat ik mijn eigen bedrijf zou starten, dan biedt een House of Fashion hiervoor de ruimte.’
‘Een House of Fashion is voor mij een broedplaats waar allerlei soorten kunst en fashion bij elkaar komen. Ik zou hier vooral nieuwe designers een kans willen geven, bijvoorbeeld door hun werk te combineren met opkomende bandjes. Bij modeshows kun je muziek door verrassende dj’s en bands laten verzorgen. Omdat werkruimte in Leiden moeilijk te vinden is, zouden er ook ateliers in moeten zitten.
‘Ik weet niet of er toekomst is voor mode in Leiden. Iedereen werkt op zijn eigen eilandje. Een House of Fashion zou een platform moeten zijn waarop verschillende disciplines uit de modewereld zich verenigen: een spannende combinatie van designers, kunstenaars, fotografen en filmmakers. Het is een huis voor jonge en professionele ontwerpers: mensen die aan de weg timmeren en inspirerende merken. ‘Een probleem in Leiden is dat we hier geen academie hebben, waardoor de stad onaantrekkelijk is voor modestudenten. Creativiteit mis ik enorm in Leiden. Er wordt weinig georganiseerd voor creatievelingen, terwijl zakenmensen wel hun eigen platform hebben, zoals de 071-netwerkborrels. Ik zou zoiets wel willen organiseren, maar ik vrees dat hiervoor niet genoeg animo is. Misschien zijn er mensen die dit lezen en willen meehelpen? Dan kan het balletje gaan rollen!’
‘Ik vind mensen in Leiden onvoldoende ruimdenkend op modegebied, dus ik vraag me wel af of er toekomst zit in een House of Fashion. Het kan alleen wat worden wanneer het meteen groots wordt aangepakt, om vernieuwende creatieve mensen te trekken. En dan misschien van hieruit een Fashion Week organiseren? Of is dat wishful thinking?’
Rosalie (26) studeerde aan het Amsterdam Fashion Institute. Zij is accountmanager bij mode pr-bureau Press Only.
P/46 Leidse Stijl
med ia
Tekst Marijn Kramp / Fotografie Hielco Kuipers
‘Ik hoop dat er vaart in de stad komt’
Marijn Kramp (41) is redactiechef van Leidsch Dagblad, de regionale krant die vorig jaar haar 150 ste verjaardag vierde. Leidse Stijl stuurde haar vier vragen. Ze gaf en schreef zelf de antwoorden. De 25 redacteuren bij Leidsch Dagblad maken dagelijks drie edities, een voor de Leidse regio, een voor de Duin en Bollenstreek en een voor de Rijn en Veenstreek. Tot anderhalf jaar geleden was Marijn chef van de redactie in Alphen aan den Rijn waar dagelijks de Rijn en Veenstreek wordt gemaakt en het tabloid alphen.cc dat vier keer per week verschijnt. De twee andere edities worden gemaakt in het Leidsch Dagblad kantoor in Nieuwe Energie, het bedrijfsverzamelgebouw in de voormalige textielfabriek van Clos & Leembruggen aan de 3de Binnenvestgracht in het Leidse centrum. Behalve in Leiden en Alphen wordt er ook in Alkmaar nog gewerkt aan het Leidsch Dagblad. Daar staat het hoofdkantoor van HDC Media, de uitgever van het Leidsch Dagblad, en wordt het eerste katern van de krant gemaakt waarin het binnenlandse en buitenlandse nieuws staat. Deze centrale redactie is verbonden met de drukkerij waar de krant ’s nachts van de persen rolt, in vrachtwagens wordt gestapeld en tussen vier en vijf uur bij de uitdeelposten in deze regio wordt afgeleverd. Een strakke logistieke operatie die zes dagen per week tot verse kranten op de deurmat leidt.
Hoe was het jaar 2011 voor het Leidsch Dagblad? ‘Druk en veelbewogen. Terugkijkend op het regionale nieuws heeft de schietpartij in winkelcentrum de Ridderhof in Alphen aan den Rijn verreweg de grootste impact gehad. Dat spreekt voor zich. Wat Tristan van der Vlis heeft aangericht, zal iedereen, en daarmee ook de krant, nog lang bezig houden. Net als voor de Alphenaren is het voor de redacteuren die in Alphen werken erg aangrijpend geweest. Bij de jonge journaliste en de fotografe die er als eerste ter plaatse waren, staat het Ridderhofdrama, de enorme hectiek en de angst van dat moment, op het netvlies gebrand.’ ‘Andere gebeurtenissen die direct in mij opkomen als ik het jaar laat passeren, waren de brand in de psychiatrische instelling Rivierduinen waarbij drie mensen omkwamen, de Pool die zijn auto in een huis in Noordwijk reed en het bejaarde echtpaar dat er woonde doodde. Het nieuwe provinciebestuur dat een
streep door de sneltram Rijn Gouwe Lijn haalde. Ook reed de eigenaar van een tatoeeerzaak in Leiden met zijn auto dwars door een muur vanaf de tweede verdieping van een parkeergarage. Wonder boven wonder overleefde hij dat. En het Glazen Huis natuurlijk. Dat zet de stad de laatste maand van het jaar volledig op zijn kop. Een welkome positieve afsluiting van een somber nieuwsjaar.’ ‘De krant zelf heeft ook niet stil gestaan. We zijn met vier lokale nieuwssites begonnen, een voor Katwijk, een voor Noordwijk, een voor Leiderdorp en een voor Leiden. Deze “Vandaagsites” bundelt het lokale nieuws uit de krant met dat van andere websites en met berichten die mensen zelf kwijt willen. Ook is er een eerste ontwerp voor het Leidsch Dagblad op tabloidformaat ontworpen. De krant wil graag naar een kleiner formaat. Maar voor het zover is, moet eerst de vormgeving van de krant en de drukkerij worden aangepast.’
Wat hoop je dat er in 2012 met het Leidsch Dagblad gaat gebeuren? ‘De krant gaat, zoals het er nu naar uit ziet, in de eerste helft van 2013 over op tabloid formaat. Dan is de drukkerij klaar om de hele krant op dat kleinere formaat te drukken. Het komend jaar gaan we daar op vooruitlopen en zal er al het een en ander veranderen. De krantenbijlagen die nu al op tabloid verschijnen, zoals de Vrij en het Sporttabloid op maandag krijgen al eerder een nieuw uiterlijk. Daar zie ik naar uit. Voor ons is dat hartstikke spannend. Hoe pakt de nieuwe vormgeving uit, hoe reageren onze lezers erop en hoe gaat de rest van de krant er in de toekomst uitzien…?’
Hoe was het jaar 2011 voor Leiden?
Wat hoop je dat er in 2012 in Leiden gaat gebeuren?
‘We hadden geweldige feesten. De culturele feestmaand juni, het jubileum van de 3 October Vereeniging met een extra lang Leidens Ontzet. En niet te vergeten het Glazen Huis. Naast al dit vertier vond ik het ook een jaar van kaalslag. Op zich niet vreemd in het huidige economische klimaat, maar de kosten waren niet altijd de reden om plannen te schrappen of voor de zoveelste keer vooruit te schuiven. De Rijn Gouwe Lijn, het Huis van de Sport, de ringweg, de Oostvlietpolder, de Aalmarkt, er wordt al jaren – over sommige plannen zelfs al tientallen jaren – over vergaderd maar tot nu toe met weinig tot geen resultaat. Daar zullen best wel mensen blij mee zijn maar ik vind de lijst met “grootse plannen die (voorlopig) niet doorgaan” in Leiden wel erg lang worden. Terwijl andere steden in Nederland zoals Maastricht en Haarlem de afgelopen tien, vijftien jaar die slag wel wisten te maken.’
‘Ik hoop dat de bezuinigingen voor de sociaal zwakkeren niet rampzalig uitpakken maar ik vrees eerlijk gezegd het ergste als ik de berichten tot mij neem. De kaalslag in het speciaal onderwijs, de groeiende werkloosheid, de gesubsidieerde banen die komen te vervallen, en allerlei andere regelingen en tegemoetkomingen die verdwijnen. Het zal, ben ik bang, het komend jaar voelbaar worden in Leiden. En ik hoop dat er vaart in de stad komt en dat dit stadsbestuur wat gaat toevoegen aan de stad. Het zou aardig zijn als er daadwerkelijk weer eens iets gebouwd of aangelegd gaat worden. Zo zie ik uit naar het nieuwe poppodium De Nobel, de verbouwing van de Meelfabriek en naar een tram naar het strand, ha ha. Maar niet als daar dan nog eens tien jaar over vergaderd moet worden.’
Leidse Stijl
KUN ST
P/47
Tekst Marlies van Boekel / Fotografie Marc de Haan / Rinie Bleeker
‘Ik zoek naar niet gemaakte dingen, die van zichzelf zijn’
Klimwand met schijf in grofpuin, Spaarnwoude
FRANS DE WIT LEEFT Elke week liepen Van Kooten en De Bie de trappen op van dit kunstwerk in het tv-programma Krasse Knarren. Zo werd landschapskunstenaar Frans de Wit met Klimwand met schijf in grofpuin nationaal bekend. Ook is hij de maker van de monumentale roestige zuilen bij museum Naturalis. Frans de Wit (1942-2004) was de grootste Leidse beeldhouwer van deze tijd. Nu is er ook een Frans de Wit-prijs en een stichting die zijn werk levend houdt. Op film is hij nog aan het werk te zien: hij zoekt op een werf grote brokken roestig scheepsschroot uit voor het werk bij Naturalis. Een gedreven man met een visie op zijn ontwerpen. Vaak bouwde hij zelf zijn beelden van reusachtige proporties vooor markante plekken. Zo is de Klimwand met schijf in grofpuin in Spaarnwoude het grootste landschapskunstwerk in Nederland. Een kring van vrienden en belangstellenden wilde zijn manier van werken levend houden en richtte daarom in 2008 de Stichting Beeldhouwer Frans de Wit op. De stichting organiseert tentoonstellingen, verzorgt publicaties en beheert een website met foto’s van zijn werk.
Harde materie, zoals beton, ijzer en staal, fascineerde hem, doorleefd materiaal dat een verhaal vertelt en een huid heeft. Op de filmopnames zie je zijn gedrevenheid, zijn verlangen de grote stukken onwillig en verroest staal om te smeden tot een reusachtig nieuw kunstwerk waarin 120 ton staal is verwerkt. Het was kenmerkend voor Frans de Wit. Alles deed hij zelf: schroot uitzoeken, lassen, smeden, het werk vervoeren en plaatsen. Zelf fabriceerde hij de werktuigen om een grote bruine beuk in de Hortus uit te hollen. Hiervan maakte hij een kunstwerk dat uiteindelijk in de tuinen van Naturalis is vergaan.
Slapen in een echte De Wit Misschien wordt het mogelijk te overnachten in het werk van Frans de Wit. Hij liet namelijk een bijzondere woonboot na. De Leidse rondvaartreder Sjaak Veringa vertelt bevlogen over het schip dat de kunstenaar bouwde in de jaren 60. ‘Ik wil deze boot weer helemaal opknappen en van binnen zoveel mogelijk inrichten met designmeubels, het liefst door Frans de Wit zelf gemaakt. Het schip verdient een monumentenstatus en een mooie plek in de Rijn. De stalen opbouw is door Frans zelf ontworpen, geïnspireerd door VOC-schepen. Hij bouwde het van tweedehands ijzer op de scheepswerf van de Koninklijke Grofsmederij in Leiden. Het stalen
Monumentale roestige zuilen bij museum Naturalis, Leiden
Nieuwe De Wits
Frans de Wit-prijs Aanstormende jonge kunstenaars maken nu ook kans op de Frans de Wit-prijs. Het is een jaarlijkse prijs die wordt uitgereikt door de Stichting Beelden in Leiden. Joque Mulder is nu voorzitter van deze stichting. Van haar kwam het idee voor een jaarlijkse beeldententoonstelling op de Hooglandse Kerkgracht in Leiden. De respons hierop was enorm en zo ontstond ook de wens op om hier een prijs aan te verbinden. Dit werd de Frans de Wit prijs. Stichting Beelden werkt nauw samen met Stichting Beeldhouwer Frans de Wit. Joque Mulder: ‘Frans de Wit zocht de ruimte en dat willen wij ook met onze tentoonstelling.’ De prijs zal bij de opening van de tentoonstelling, in juni 2012, voor het eerst uitgereikt worden. In de jury zit o.a. Jan Teeuwisse, directeur van het museum Beelden aan Zee in Scheveningen.
Frans de Wit (Leiden, 1942-2004) was een beeldhouwer en landschapskunstenaar. Hij studeerde van 1960 tot 1965 aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. In zijn werk gebruikte hij basisvormen als vierkanten, driehoeken en cirkels. Maar hij werkte ook met tegenstellingen: open-gesloten, horizontaal-verticaal, hol-bol. Voor hem telde niet alleen het eindresultaat, maar ook het werkproces zelf. Hij noemde dit: werken aan werk. Hij ontwierp een aantal monumentale werken, zoals de Klimwand met schijf in grofpuin in Spaarnwoude (1986-1992), bekend van de openingsbeelden van de Krasse Knarren van Koot en Bie. Het Vierkant eiland in de plas in Rotterdam, Prinsenland (1992-1996), is geplaatst op het historisch laagste punt van Nederland, ruim zeven meter onder NAP. De constructie, van vierkant en cirkel, vormt een schaal met oplopende balken en meet 55 x 55 meter. Zijn laatste grote opdracht, de roestige zuilen bij Naturalis, 5 Beelden op 1 Kromme (1999-2002) is uitgevoerd in opdracht van de Rijksgebouwendienst. Hij gebruikte hiervoor 200.000 kilo scheepsstaal. De beelden vormen een visuele verbinding tussen het Leidse Pesthuis en de nieuwbouw van museum Naturalis. Daarnaast maakte hij talloze kleinere sculpturen in opdracht, zoals de bronzen hoekbeelden aan de gevel van het Rijksmuseum van Oudheden. Hierin verwees hij naar de klassieke tempelarchitectuur.
casco is van een oude zeilboot, een zogenoemde Hagenaar, die breed is en laag genoeg is om onder Haagse bruggen door te varen. Uiteindelijk wordt het mogelijk om in dit kunstwerk te overnachten.’
De Stichting Beeldhouwer Frans de Wit heeft een cahier uitgegeven met foto’s van een aantal markante kunstwerken op bijzondere plekken in Leiden en Nederland. De uitgave werd gepresenteerd in Stedelijk Museum de Lakenhal tijdens de opening van een tentoonstelling over Frans de Wit in september 2011. Op dit moment worden er plannen ontwikkeld voor een stadswandeling langs de vele kunstwerken van Frans de Wit in Leiden, inclusief een mobieleapp toepassing.
P/48 Leidse Stijl
Het Cultuurkwartier omvat Museum de Lakenhal Danstempel In Casa Nobel Complex Scheltema Complex Theater Imperium Leidse Schouwburg Museum Boerhaave
CUL MU ZIEK TUUR
Cultuur kwartier
Het Cultuurkwartier is volop in ontwikkeling. Wat staat er te gebeuren met het Scheltema Complex, muziekcentrum De Nobel en de Leidse Schouwburg?
Scheltema: een ‘tussenjaar’ Vijf jaar heeft de Stichting Scheltema geprobeerd de voormalige dekenfabriek, eigendom van de gemeente Leiden, een ‘broedplaats’ te laten zijn voor beeldende kunst, podiumkunst en de wisselwerking tussen beide. Per 1 januari 2012 staakt de stichting haar activiteiten – een gevolg van te weinig inkomsten naast te hoge kosten en diverse ongemakken in het gebouw zelf (waaronder te geringe geluidsisolatie).
De Lakenhal
SA I N CA
De Lakenhal bereidt zich voor op een ingrijpende restauratie en de bouw van een nieuwe vleugel, in de jaren 2013-2015. Zie pagina 40 in deze krant.
S C H E LT E M A C O M P LE X
M DE M US E U AL LAK E N H
Hoe verder met Scheltema? Wethouder Jan Jaap de Haan (Cultuur, CDA): ‘Scheltema houdt z’n culturele bestemming, dat besluit hebben we genomen. We gaan het gebouw niet verhuren om er een advocatenkantoor van te maken. We zien absoluut een toekomst voor Scheltema in het Cultuurkwartier weggelegd. Theater-
NOB E L X C O M P LE
SC HO UW BU RG
ER T H E AT IUM I M PE R
De Nobel
Tussen de Lakenhal en Scheltema komt het nieuwe muziekcentrum De Nobel. Muziekcentrum LVC, nu gevestigd aan de Breestraat, krijgt hierin onderdak. In het ontwerp van Ector Hoogstad Architecten blijft het industriële karakter van de Marktsteeg behouden door de gevel van Marktsteeg 4-8 te restaureren. Aan de kant van de Lange Scheistraat komt een nieuwe gevel van roestkleurig cortenstaal. In het pand komen twee zalen: een grote voor zevenhonderd bezoekers en een kleinere zaal voor honderd mensen. Verder komt er in het pand een foyer/grand café. Naar verwachting gaat De Nobel in 2014 open voor publiek.
‘Creatieve huisbazen’
MUSEUM BOERHAAVE
Veel panden in het Cultuurkwartier-in-aanbouw staan op dit moment leeg, wachtend op nieuwe bestemmingen. Een projectgroep van Stadslab Leiden heeft een plan gemaakt om deze leegstaande panden te verhuren als werkplaatsen, winkels, ateliers en studio’s voor mensen met creatieve beroepen. De gemeente werkt mee, om waar nodig vergunningen te geven. Samen met ‘antikraakbedrijf’ HOD wordt het plan verder uitgewerkt. Wie belangstelling heeft en/of wil meewerken aan dit project: mail naar info@stadslableiden.nl
gezelschap De Veenfabriek, dat nu z’n thuisbasis in Scheltema heeft, willen we voor Leiden behouden. Ook de broedplaatsfunctie voor De Lakenhal moet in stand blijven.’ Maar…? ‘We moeten er wel voor zorgen dat Scheltema rendabel wordt geëxploiteerd. Dat zou kunnen door cultureel ondernemerschap een steviger plek in het gebouw te geven, bijvoorbeeld met een versterkte horecafunctie. Of door er een cultureel ‘bedrijfsverzamelgebouw’ van te maken, waarin meerdere kunstenaars en gezelschappen zich kunnen vestigen.’ Voorkeur? ‘Nee, geen voorkeur, zolang het maar een broedplaats kan zijn en aantrekkelijk blijft om veel publiek te trekken.’ Besluiten? ‘2012 wordt een tussenjaar. Uiterlijk per 1 januari 2013 moet Scheltema weer helemaal op de rails staan.’
Schouwburg
Het oudste theater van Nederland (‘sinds 1705’) ligt in het hart van het Cultuurkwartier. De Leidse Schouwburg is nu alleen toegankelijk bij voorstellingen. Als het aan directeur Bart van Mossel ligt, gaat dat veranderen. ‘De tijden dat theaters zich alleen bezighouden met voorstellingen is voorbij. Evenals de Stadsgehoorzaal bieden we méér dan alleen een theater- of concertkaartje.’ De Schouwburg gaat het naastgelegen pand van voorheen K&O bij haar activiteiten betrekken. Van Mossel: ‘We willen een bruisend theaterrestaurant openen. Ook willen we, naast voorstellingen, heel veel andere activiteiten organiseren.’ Het college van B en W heeft al 1 miljoen euro voor de plannen uitgetrokken. Binnenkort zal de gemeenteraad hierover een besluit nemen.
Leidse Stijl
P/49
Tekst Diana van den Driessche Fotografie Edwin Weers
Paul Koek over
Sch elte ma en de mogelijkheden van de beperking
Paul Koek, artistiek leider van de Veenfabriek, blijft optimistisch. Ondanks de economische crisis ziet hij volop mogelijkheden voor Scheltema, de oude dekenfabriek die de thuisbasis is van zijn muziektheatergezelschap. Scheltema huisvest nog diverse andere gezelschappen: ‘Het vereist een open houding in zo’n gebouw te kunnen werken’, aldus Koek, ‘maar het verlangen kunst, wetenschap en ambachten met elkaar in aanraking te brengen is er nog steeds.’ Hij is zich bewust van de beperkingen van het gebouw. ‘Alle bewoners moeten zich realiseren dat Scheltema een rijksmonument is. Het is niet gebouwd om, naast feesten met schallende speakers, tegelijkertijd intieme activiteiten als een begrafenis te herbergen.’ Het een heeft consequenties voor het ander, maar dat inspireert hem juist. Koek: ‘Het is geluidstechnisch een wonderschoon gebouw, maar wel lek. Ik werk toegepast, uitgaande van mogelijkheden en beperkingen en ben minder gevoelig voor irritatie als iemand in een andere ruimte een synthesizer zit te checken. Het geeft eerder een ruimere concentratie als ik nadenk over een muzikaal concept. Als elders ook van alles gebeurt, maakt dat mijn concept breder en transparanter.’ Voor hem werkt het juist positief. ‘Ik hou van wederzijdse beïnvloeding.’ Volgens Paul Koek scoren activiteiten in het kader van Utopisch Nest opmerkelijk goed. Kunstenaars experimenteren daarin samen met de Universiteit Leiden, Stedelijk Museum de Lakenhal en de Veenfabriek. Het levert tal van bijzondere voorstellingen en tentoonstellingen op. Zoals Het laatste Oordeel van Lucas van Leyden, dat voor twee theatermakers inspireerde tot een voorstelling in de tuin van De Lakenhal. Koek is blij met de Stichting Doen en de Mondriaan Stichting die zich aan Scheltema hebben verbonden en deels Utopisch Nest financieren. Toch zijn de middelen minimaal: ‘Het is onwaarschijnlijk dat een gebouw met zo weinig centen bijna 25.000 bezoekers per jaar trekt. Er is bijna geen geld voor publiciteit en ook niet om te programmeren. Het gaat veel via netwerken.’ Hij houdt ervan binnen strakke structuren en afspraken met subsidiegevers te opereren. Dus voor 2012 staat er al weer van alles op stapel. Als eerste Flow my tears met de internationaal bekende acteur Jeroen Willems en Wunderbaum-actrice Marleen Scholten. Een zoektocht naar identiteit en geloof in elkaar, ondergedompeld in de muzikale wereld van de Britse luitist John Dowland. Koek: ‘Die schreef rond 1600 onwaarschijnlijk mooie liederen.’ Daarnaast is hij op zoek naar een leegstaand pand in Leiden voor het stuk Monniken (in samenwerking met Theater Artemis). Dit gaat over drie kluizenaars die verleid worden om de buitenwereld binnen te laten. Het pand dat hij zoekt, moet in contrast staan met de voorstelling.
Voor de komende zomer heeft de Veenfabriek regisseur Eric de Vroedt van Toneelgroep Amsterdam uitgenodigd. Het is de bedoeling een voorstelling te maken over de rol van het geld in onze maatschappij. Acteurs en muzikanten van de Veenfabriek zullen hierin optreden. Muzikanten van ASKO|Schönberg ensemble vullen het gezelschap aan. De voorstelling op locatie in verschillende steden zal vertellen over geloof en ongeloof in de heilzaamheid van geld; van gemeenschapsgeld, belastingen en de
eigen al dan niet zuur verdiende centen. Het gaat over ‘geloof en ongeloof’ in elkaar en in de samenleving. En dat alles vanuit Scheltema, laboratorium voor de kunst, broedplaats, melting pot voor de Nederlandse cultuur, geworteld in een Leids historisch monumentaal pand.
De Veenfabriek, theatrale trots Met de Veenfabriek heeft Leiden een spraakmakend eigen theater gezelschap. Onder leiding van Paul Koek maakt het gezelschap verrassende voorstellingen, vaak op bijzondere locaties. De Veenfabriek werkt ook samen met (inter)natio naal bekende gezelschappen. Zoals in V&D (Haar leven, haar doden van Engelse toneelschrijver Martin Crimp), op een volkstuincomplex (#MOES) en het nieuwste project in Raadszalen (BANG). In 2010
was Scheltema de perfecte locatie voor De City, geschreven door Martin Crimp. In 2008 was de pers lyrisch over Licht is de Machine op voormalig Vliegkamp Valkenburg. De Veenfabriek werkt ook internationaal; zo bracht het Drei Schwestern in Bochum. Paul Koek legt steeds nieuwe verbindingen om zijn visie op de samenleving, liefde, offers, pijn en hoop te uiten. Een van de laatste
producties is een eigentijdse bewer king van Medea, op basis van vier monologen van Peter Verhelst. Een samenwerking tussen de Veenfa briek, het Hermes Ensemble en muziektheater Transparant. De Veenfabriek laat zichzelf inspi reren door samenwerking te zoeken met jonge acteurs en de muzikanten van Touki Delphine. In 2010 is een pilot met het Koninklijk Conser vatorium in Den Haag begonnen.
Studenten van de specialisatie modern muziektheater T.I.M.E. (This is Music-Theatre education) zijn de eerste twee jaar nauw verbonden met de Veenfabriek met Scheltema. De gemeente Leiden wil hiermee ook de band met studenten van kunstopleidingen in naburige steden aanhalen. De Veenfabriek bestaat als muziektheatergezelschap sinds 2005. De gemeente Leiden vroeg
artistiek leider Paul Koek zich met de Veenfabriek in het Scheltemacom plex te vestigen als onderdeel van een broedplaats voor kunst, cultuur en kennis. De Veenfabriek kwam voort uit het muziektheaterlaboratorium De Veen studio van Theatergroep Hollandia. Het werk van de Veenstudio ging over de verhouding tussen geluid en beeld, tussen muziek en theater.
P/50 Leidse Stijl
ro c
Tekst Daan Blok Fotografie Hollandse Nieuwe
in cijfers
mbo-opleidingen in de sectoren economie, zorg & welzijn, sociale beroepen en techniek | 8.000 leerlingen | 2.000 leerlingen
volwassenenonderwijs | circa 800
medewerkers | 22 opleidingsrichtingen, waaronder Bakkerij, Hotelschool Leiden, ICT, Onderwijs, Welzijn & Zorg, Sport & Bewegen en Toerisme | circa
400
cursisten Educatie & Inburgering | Cursussen en trainingen voor bedrijven en particulieren
Nieuwbouw ROC Leiden CS Zeezijde Architect: Meyer & Van Schooten Interieur: Meyer & Van Schooten Bouw: 2009-2013 Vloeroppervlakte: 51.000 m² Parkeren: 2.438 m² parkeergelegenheid voor auto’s en fietsen OV: NS-station Leiden Centraal naast het gebouw
Nieuwbouw ROC Lammenschanspark (LMP) Architect: Thomas Rau, RAU Interieur: Jos Broekman, Hollandse Nieuwe Bouw: 2003-2011 Vloeroppervlakte: 54.300 m2 Parkeren: 1.500 fietsen, 750 auto’s OV: NS-station Lammenschans naast het gebouw
Geen lokalen meer, maar een ‘open leerlandschap met thuishonken’. Jos Broekman ontwierp het interieur voor het nieuwe ROC-gebouw Lammenschanspark. Hij is sinds 1993 partner bij interieur– architectuurbureau Hollandse Nieuwe. ‘Je kiest niet voor de gemakkelijkste weg’.
Leidse Stijl
P/51
Leidse landmarks U zegt erg analyserend te werken, door welke aspecten was u verrast bij het analyseren van het ROC Leiden? ‘Soms bewonder je het lef van initiatiefnemers: het ROC wenste een zeer open leerlandschap waar studenten zich kunnen bewegen en binnen een bepaald domein hun thuishonk hebben. Vakdocenten worden veel mobieler doordat zij zich tussen de domeinen bewegen. Dat is een hele andere aanpak dan een docent die in z’n lokaal zit. Je maakt veel intiemere plekken binnen toch een hele grote omgeving. Maar er zijn ook heel generieke ruimtes die multifunctioneel zijn.’ Het lef van de initiatiefnemers, wat bedoelt u daar precies mee? ‘Je kiest niet voor de gemakkelijkste weg. Bij medewerkers stuit verandering in je organisatie en in cultuur altijd op weerstand. Ga maar eens aan je docent vragen om in een open ruimte van honderden vierkante meters met meerdere groepen studenten les te gaan geven: “Dan kan ik me niet concentreren, er is teveel onrust, dat gaat niet werken.” Wij hebben daar als interieurarchitect natuurlijk een rol in om de randvoorwaarden akoestisch gezien zo goed mogelijk te coveren.’
Hebt u het hier als interieurarchitect ook over met het ROC? ‘Wij prediken echt tegen opdrachtgevers: wij zijn niet een doel op zich, maar één van de middelen. In de kwaliteit van het onderwijs moet je ook heel veel investeren. Je kan bijvoorbeeld nog zo’n prachtige winkel maken, maar als het product niet deugt, dan ga je het niet verkopen.’ Oud-voorzitter van het College van bestuur van het ROC en één van de initiatiefnemers voor de nieuwbouw Jacques van Gaal wilde met de nieuwe huisvestiging dat het ROC zich gaat focussen op Leiden, hoe denkt u daarover? ‘Ik heb meerdere keren gedacht: voor een ROC vind ik het een erg topzwaar plan. Kan een opleiding dit financieel wel aan? Rau en Meyer & Van Schooten als grote architecten zijn niet de goedkoopste. Aan de andere kant; het ROC zet zich wel echt op de kaart, de gebouwen kunnen iconen worden. Het ROC Leiden zal landelijk veel bekender worden door deze gebouwen.’
U heeft dat ook aan docenten uitgelegd? ‘Ja. dat is een proces wat je doormaakt. Je neemt hun bezwaren en feedback mee, hoewel het wel een beleidsmatige keus is geweest om niet 100 lokalen te maken, maar heel veel open domeinen. Het is niet een volledig experiment, het wordt al wel langer gedaan, maar je moet wel ambassadeurs hebben op het ROC die zo’n organisatorische verandering willen uitleggen.’ U zou toch eigenlijk een ontwerp willen dat zichzelf uitlegt, waar de logica vanaf spat? ‘Je hebt mensen nodig in zo’n organisatie die snappen waarom je anders wilt gaan werken dan je deed in het verleden. “Je hebt wat meer geluidsoverlast of je hebt wat meer ruis, dus leer elkaar ook daarop aan te spreken.” Mits goed ontworpen, heb je een diversiteit aan voorzieningen voorhanden. Als je luidruchtige brainstormsessies hebt, zijn daarvoor ruimtes waarin je je kan terugtrekken. Als je geconcentreerd wil werken, moet je die mogelijkheden hebben.’ Wat is volgens u de grootste misser in de ontwerpwereld wat betreft onderwijs? ‘Ik weet niet zo snel een grote misser, meer gemiste kansen. Er is tussen hogescholen een strijd om zieltjes te winnen. Hogeschool Inholland is daarin misschien wel doorgeslagen door de huisvestingscomponent teveel als een soort magneet te zien voor studenten, waarin zij zich young professionals wanen. Als je dat op de juiste manier doet, vind ik dat gezond. Maar wat je niet moet doen, en dat is wat Inholland heeft gedaan, is er zoveel aandacht aan geven dat ze misschien te weinig oog hadden voor het inhoudelijke component, het onderwijsniveau.’
‘
Een ontwerp waar de logica vanaf spat
’
P/52 Leidse Stijl
Beeldend kunstenaar Marlies van Boekel heeft haar atelier in de Kaasmarktschool. Ze interviewde een aantal kunstenaars, die net als zij een atelier hebben in een voormalig schoolgebouw en tekende de sfeer op.
Tekst Marlies van Boekel Fotografie Erik Wiersma
aan het werk Beeldend kunstenaars hebben de ruimte nodig, letterlijk en figuurlijk. Het resultaat zie je pas op de expositie. Hoe werk je in zoâ&#x20AC;&#x2122;n atelier? En wat is hun dagelijks uitzicht? Een beeld van acht kunstenaars in hun werkomgeving.
Inge Reisberman
kun st
Kunstcentrum Haagweg 4 ligt aan de Haagweg en is onlangs verbouwd. Hier zijn ateliers te huur voor kunstenaars, maar nu kunnen ook bedrijven in de creatieve sector hier terecht. De Haagweg beschikt over zo’n 2000 m2 commerciële bedrijfsruimte en er zijn 55 ateliers voor kunstenaars.
De Kaasmarktschool ligt verscholen in de Koppenhinksteeg achter de Kaasmarkt. Het kunstverzamelgebouw bestaat sinds 1985. Er zijn ateliers en werkruimtes voor kunstenaars van vrijwel alle disciplines. De theater-, bewegings- en muziekrepetitieruimtes inclusief de voormalige gymzaal worden beheerd door de Stichting Jonge Leidse.
Leidse Stijl
P/53
Haagweg 4 Moderne lagen Haar atelier oogt ruim, licht en is geordend. Na de ingrijpende verbouwing en verhuizing heeft alles zijn plek gekregen in dit riante zolderatelier. Het oogt nieuw met strakke wit gestuukte wanden, behalve de vloer, een echte werkvloer, die daardoor mooi contrasteert met de strakke ordening. Eén muur roept nog de herinnering op aan hoe het was. Je ziet de bakstenen van de eensteensmuur door de stuc en de gebroken witte latex heen. Hier op de zolderruimte stonden de voor altijd vergeten lesmaterialen van de oude ambachtsschool, stoffig en onder de spinnenwebben, opgeslagen in het diffuse licht van de nooit gewassen zolderramen. Als een abstracte vorm uit één van haar eigen werken zit Inge Reisberman op de vloer van haar atelier. Ze zaagt het aluminium staafje, dat bij het ophangsysteem van haar werk hoort, op maat. Een moment van pure concentratie. Alles moet perfect zijn. Dat hoort bij haar werk. Met behulp van de computer creëert zij een nieuwe ordening van de werkelijkheid. Ze zoekt naar nieuwe vormen die gepresenteerd worden met hedendaagse materialen en technieken. Foto’s zijn uitgangspunt van haar creatieve proces, een schilderachtig zoeken naar het uiteindelijke beeld. Laag na laag wordt bewerkt, geschaafd, weggehaald of toegevoegd. Soms zijn er wel honderd versies van hetzelfde werk.
Vanuit de stilte Op het atelier van Sylvia ten Kley heerst een serene rust, het is een enclave hoog boven de drukte van de stad. Je moet eerst veel trappen op om hier te komen. Ook de ruimte zelf is strak en wit nu. Alleen de bruine balken herinneren nog aan de oude stoffige zolderruimte waar vroeger nooit iemand kwam. Binnen de gedeelde werkruimte heeft ze haar eigen plek gecreëerd, waar ze op een bijna meditatieve manier haar kunstwerken maakt. Het is werk op papier, eenvoudig en vaak getekend met potlood. Tekenen naar de waarneming is voor haar basis en uitgangspunt, ‘omdat je zonder waarneming geen schoonheid kunt ervaren’. Vanuit het tekenen is de combinatie ontstaan met naaldwerk: ze gebruikt draadjes, loodjes, pareltjes, bladmetaal. Kleur speelt daarbij nauwelijks een rol. De schuine wand van haar atelier biedt geborgenheid. Op een rechte wand hangen twee werken op A3-formaat. Ze willen ruimte om zich heen en stuk voor stuk van dichtbij bekeken worden, zodat je goed de fijn geborduurde steekjes kunt zien en de gelaagdheid van wit op wit. Op een tafel liggen schelpjes en andere spulletjes die kinderen kunnen gebruiken bij de workshops die ze geeft.
Fleur van den Berg
Breekbaar De verbouwing van de Haagweg kwam voor Fleur van den Berg goed uit, omdat ze de steiger van de schilders kon gebruiken om bij de bovenkant van haar werk te komen. Het is een reusachtige figuur die opdoemt uit de aarde. De figuur is opgebouwd uit duizenden kleine witte schelpachtige vormen van keramiek. Wat hem kwetsbaar maakt in zijn reusachtigheid. Sinds het kappen van de hoge bomen is haar atelier licht en zonnig, een verademing na alle onrust van de verbouwing en de verhuizing. De ruimte bevindt zich op de begane grond vanwege alle zware apparatuur: een oven om haar objecten van keramiek te bakken, twee ovens voor het smelten van glas en in een kleine zijruimte een immens luchtdrukapparaat. Daarbij komen de vele kasten met opgeslagen materiaal en rekken vol glazen platen in allerlei kleuren. Die moeten in smalle staafjes gesneden
worden. Een tijdrovend klusje dat ze graag uitbesteedt. Het werk staat voor het monster dat wij zelf geschapen hebben door de manier waarop we met de natuur omgaan. Vier jaar is ze ermee bezig geweest zonder dat ze weet of het ooit een plek zal krijgen. Dat is autonoom kunstenaarschap: vorm geven aan je ideeën, investeren in tijd, geld, moeite en aandacht. Dit zonder garanties, maar met de wetenschap dat de beelden hoe dan ook gemaakt moeten worden. Ze maakt nu mensfiguren, hun emoties verbeeld als kronkelende lijnen in vlammend rood, die naar buiten lijken te stromen als bloed. Ze hangen verspreid over de enige vrije hoge witte wand, fel beschenen door het binnenvallende zonlicht.
Kaasmarktschool Het verstrijken van de tijd Ze heeft ruimte nodig, haar atelier is hoog en geordend met een leeg middenvlak waar ze rond kan lopen. Het harde licht wordt gedempt met transparante schermen. Je voelt de aanwezigheid van de kinderen nog voor wie uren eeuwen leken te duren, vol verlangen starend door de hoge ramen naar het schoolplein dat nu een tuin is, kauwend op hun pennenhouders in een doodstil lokaal, waarin je alleen het schuifelen van voeten hoorde, het krassen van een pen, het tikken van de klok. Voor Marie Oosterbaan gaat het altijd om het proces. Voortdurend is haar werk in beweging, onderzoekt zij de positie van de lijn of het vlak op papier of doek. Ze doet geen enkele concessie, komt de beschouwer niet tegemoet met aangenaam en toegankelijk ogende afbeeldingen van de realiteit. Ze bestudeert het verstrijken van de tijd. Heel concreet soms in series turftekens op het doek, in grijstinten met hier en daar een zweem van kleur, een nieuw patroon van ritmische en evenwijdige lijnen. Maar ook de repeterende beweeglijkheid van vuur fascineert haar. Op andere momenten wandelt zij daadwerkelijk door het landschap en observeert uiterst nauwkeurig de veranderende contouren van een bergketen, de manier waarop de weg zich voor haar uit naar de horizon beweegt. > Marie Oosterbaan
P/54 Leidse Stijl
Als atelierruimte begon de Plantsoenschool als weloverwogen experiment. De gemeente Leiden stelde in 1974 de school in huur ter beschikking aan een tiental kunstenaars voor woon- en atelierruimte. Bijna alle oorspronkelijke ateliergebruikers wonen en werken er nog. Ze richtten een eigen stichting op en zorgden met eigen middelen dat de oorspronkelijke staat van het gebouw behouden bleef.
Alicia Fernández Solla
Als een droom Haar werkplek is in een grote ruimte met uitzicht op de Kaasmarkt. Tot halverwege de vorige eeuw zagen de kinderen vanuit hun lokaal hoe hier de kaas werd verkocht en kaasdragers rondliepen, zoals nu nog in Alkmaar. De kaas werd met paard en wagen aangevoerd of over het water van de Oude Rijn in door paarden getrokken schuiten. Nu zie je een zee van autodaken, de levendigheid van de stad, het water van de gracht en bomen. Alicia Fernández Solla maakt foto’s. Ze is geboren in Spanje, in Galicië. Kijkend naar Nederland met de blik van een buitenstaander maakt ze foto’s in grijstinten afgedrukt op mooi dik papier. Het zijn verlaten landschappen, bedrijfsterreinen, strakke blokvormige woningen in uitgestorven nieuwbouwwijken. Het lijkt een land waar je niet zou willen wonen. Maar Madrid fotografeerde ze warm en vol licht, als een stad waar je naar kunt verlangen, wanneer je ver weg bent. Een stad waar je over kunt dromen, kijkend naar de herfstbladeren vanuit je atelier in Leiden: La vida es sueño (het leven is een droom).
Plantsoenschool Gouden Eeuw Aan de hoge wanden van haar atelier op de eerste etage hangen grote tekeningen. Nog steeds zie je de oorspronkelijke vorm van het grote klaslokaal en het schoolbord hangt er nog, maar verder is het atelier sober, geordend. Op de vloer of de witte wanden zie je geen verfresten. Hanneke Francken heeft ruimte nodig om afstand te nemen van haar werk. Lang wil ze kijken hoe ze verder moet, nadenken over de keuzes, die ze gaat maken over kleur en compositie, de delen van de voorstelling die ze naar de achtergrond wil brengen. De thema’s van de Gouden Eeuw zijn een grote inspiratiebron voor haar. In haar werk brengt ze beelden en symbolen uit verleden, heden en andere culturen bij elkaar en maakt nieuwe combinaties, geeft ze nieuwe betekenissen. De vurige tongen van de magnolia, pauwen, artisjokken, verboden vruchten, gebak, drinkbekers, guirlandes en waxinelichtjes in goud worden met elkaar verweven en exploderen bijna op het papier zonder dat zij hun vorm verliezen. Hoe inspirerend zou haar werk geweest zijn voor de vijfdeklassers, die slechts gevoed werden met stichtelijke prenten aan de wanden, voorgedrukte tekeningen met dikke zwarte lijnen moesten natekenen, binnen de lijntjes moesten kleuren en dan een zes kregen voor hun inspanningen.
Objets trouvés Door de ramen valt nu meer licht, omdat een grote plataan omviel tijdens de heftige zomerstormen. Was hij als jonge boom nog getuige geweest van het zingend opdreunen van de tafel van zeven? Of zag hij dat de kinderen kwetterend stilstonden voor de donkere geheimzinnige volière vol parkieten? En hoe er altijd één kind was, dat zijn vinger te lang door het gaas stak en huilend aan de hand van meester terugging naar de klas. Die klas waar Marijke nu een afdruk maakt van het fijn getekende zwarte rasterwerk van takjes en vruchtjes, dat overbleef van de dode boom. Nog steeds zijn er treinen die rondrijden met
Thom Geraedts
de kunstwerken van Marijke Verhoef op de wanden. Het past bij haar werk dat het voortdurend het land doorkruist. Zelf verplaatst ze zich ook door de stad of het land en gebruikt bijzondere plekken of voorwerpen als markeringen op haar plattegronden. Alsof ze zeggen wil: hier was ik. Ze zag misschien een achtergelaten voorwerp – soms niet meer dan een simpele wieldop – en de bijzondere schoonheid van vorm. Het werd daardoor een uniek voorwerp, dat losgemaakt van zijn context een nieuwe betekenis krijgt. Ze speelt met alledaagse en vertrouwde vormen in zeefdrukken, etsen, litho’s, foto’s of schilderijen. Zet er nieuwe betekenislagen overheen.
Droogtijd Het atelier van Thom Geraedts zit op de eerste etage als een doos in het veel grotere en hogere klaslokaal. De geluidloze soepele schuifdeur waarlangs je binnenkomt en de relatieve leegte van de ruimte doen bijna Japans aan. Hij bouwde het zelf, in de jaren 70 al, toen de school net veranderd was in ateliergebouw. Ondanks de donkere dag valt er veel licht door de ramen, waardoorheen je de oude bomen van het plantsoen ziet met okergele herfstbladeren. Het is stil. Je hoort geen verkeerslawaai, geen
langs denderende bussen, alleen af en toe het aanslaan van een merel. Hier verteert hij alle indrukken uit de dagelijkse werkelijkheid en brengt ze terug tot de pure essentie in een spel met vormen. Zijn onderwerp is: het verstrijken van de tijd. Soms geeft hij een performance in zijn eigen atelier. Een publiek van hooguit tien mensen kijkt ademloos mee hoe hij werkt. In diepe stilte maakt hij tegen een witte wand twee vierkanten, beschilderd met zwarte schoolbordverf, nat met een spons. Tijdens de droogtijd bevestigt hij daartussenin uitgesneden kristalvormen van karton met zorgvuldig uitgekozen grijskleurige punaises. En plotseling ben je weer terug in het klaslokaal, waar de kinderen zwijgend hun vingers hoog in de lucht steken. Vol verlangen om het grijs uitgeslagen schoolbord weer terug te toveren naar een magisch glanzend zwart vlak, omdat de meester dan moest wachten tot het bord weer droog was en de droogtijd opvulde met een mooi verhaal.
Marijke Verhoef
Leidse Stijl
ZO POË RG ZIE
P/55
Tekst Bert Besterveld Fotografie Erik Flikkenschild
POLIKLINIEK van de toekomst Een geheel nieuwe manier van werken in poliklinieken. En: een Zorg Academie die de tientallen opleidingen in de verpleegkunde moet versterken. Werk in uitvoering in het LUMC, ROC en de Hogeschool Leiden. Ooit in de polikliniek van een ziekenhuis geweest? Volle wachtkamers. Artsen die met vijf piepers op zak heen en weer rennen. Lang wachten. Gesprekjes van vijf minuten in de spreekkamer. Volgende patiënt! In het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) wordt gewerkt aan de ontwikkeling van de ‘polikliniek van de toekomst’. Het digitale patiëntendossier vervult hierin een centrale rol. Zowel de patiënt als alle behandelende artsen en andere zorgverleners zullen toegang hebben tot dit dossier. Wie voor een (of meerdere) ziekte(n) onder behandeling is, vult regelmatig thuis, via internet, enkele elektronische vragenlijst in. (Deze manier van zorgverlening wordt ook wel HomeCare genoemd.) Daartoe behoren zowel een lijst met algemene vragen over iemands lichamelijke en geestelijke conditie (over eetlust, slaapgedrag, energie en vermoeidheid, klachten als koorts, hoofdpijn, buikpijn, enz.) als een of meerdere lijsten over de specifieke ziekte(n). Zorgverleners kunnen de resultaten uit de vragenlijsten via het elektronisch dossier van de patiënt beoordelen. In de huidige situatie krijgt een patiënt vaak te horen dat hij of zij over enkele maanden voor controle moet terugkomen. Straks, via het digitale patiëntendossier, kan veel preciezer worden vastgesteld wanneer iemand door een arts of verpleegkundige moet worden opgeroepen en welk soort medische hulp of zorg een patiënt dan nodig heeft. Tijdiger en gerichter patiënten kunnen helpen – dat is het streven. Nu staan veel patiënten ‘voor vijf minuten’ in de agenda van een arts. In het nieuwe systeem kan vooraf veel beter worden ingeschat of een arts voor een bepaalde patiënt enkele minuten of een half uur moet uittrekken, of dat eerst bloedonderzoek nodig is voordat iemand weer bij een arts langsgaat. Deze nieuwe manier van omgaan met patiënten vormt slechts een klein onderdeel van een groot LUMC-project voor ver-
CARE PARK
Het is één woord: verpleegkundige – en iedereen heeft er wel een beeld bij. Voor de meeste mensen zal dat (veelal) een vrouw zijn, die patiënten in het ziekenhuis verzorgt. Eén woord, maar niet één vak: in Leiden zijn tientallen opleidingen binnen de verpleegkunde te volgen, evenals diverse andere studies voor zorgberoepen. Het ROC (mbo) biedt ze aan, evenals Hogeschool Leiden (hbo), terwijl binnen het LUMC (universitair) verschillende specialisaties zijn te volgen. Nog een woord: zorgacademie. Het klinkt als één gebouw voor opleidingen in de zorg. Dat is het niet. Wat wel? Zorg Academie Leiden is de naam voor de samenwerking tus-
Ontwerp van de ‘poli-tafel’ van de toekomst: een arts of verpleegkundige zit niet meer verscholen achter een beeldscherm. Patiënt en behandelaar zitten recht tegenover elkaar en zien dezelfde informatie in de tafel.
nieuwing van de medische zorg. Vanuit dit project, CuraRata geheten, ontstaat de ‘polikliniek’ van de toekomst’. Een ander belangrijk onderdeel van CuraRata is het verzamelen van gegevens van heel veel patiënten en het opslaan van lichaamsmateriaal (DNA, weefsel, bloed, enz.) in zogenaamde biobanken. Deze biobanken vormen een schatkist aan informatie voor wetenschappelijk onderzoek, waaruit betere behandelmethoden en grotere genezingskansen kunnen voortkomen. Dit maakt het mogelijk relaties te zien die nader kunnen worden onderzocht. Opeens kan bijvoorbeeld blijken dat een patiënt met een bepaalde ziekte – die bovendien uit een familie komt met een geheel andere, erfelijke ziekte – een verhoogde kans heeft om
sen het ROC Leiden, Hogeschool Leiden en het LUMC om (aanstaande) studenten vanuit één organisatie te informeren over de studieprogramma’s, de verschillende studies beter te laten aansluiten op elkaar en op de wensen van ziekenhuizen en andere zorgverleners. Dat de samenleving ‘vergrijst’, is juist voor de zorgsector een dubbel probleem: steeds meer ouderen hebben zorg nodig, terwijl minder jongeren beschikbaar zijn voor zorgberoepen. De oplossing van dit probleem vergt veel verschillende maatregelen, waaraan de Zorg Academie een bijdrage levert. Eén daarvan is: zorgen dat minder studenten zonder diploma hun studie staken. Dit valt bijvoorbeeld te realiseren door de overstap naar andere zorgstudies te vergemakkelijken. Een andere maatregel is: afstudeerprogramma’s aanbieden waarnaar grote vraag is op de arbeidsmarkt, zoals assistent-fysiotherapeuten voor verpleeghuizen en verpleegkundigen die gespecialiseerd zijn in de zorg voor ouderen, bij wie vaak verschillende problemen tegelijk een rol spelen (chronische ziekten, geriatrische aandoeningen).
later ook last te krijgen van een nare bijwerking of andere klacht. Ook kan de opgedane nieuwe kennis leiden tot andere en betere zorg. De kloof tussen laboratorium en patiënt wordt hierdoor een stuk kleiner. Zowel voor het nieuwe digitale patiëntendossier als voor de verdere ontwikkeling van de ‘biobanken’ vol patiëntinformatie geldt dat de bescherming van privacy een belangrijke kwestie is. Naast uiterst veilige en betrouwbare computersystemen is ook het voeren van ethische discussies en opstellen van duidelijke spelregels onderdeel van het onderzoek naar de ‘polikliniek van de toekomst’. Meer over alle aspecten van CuraRata is te lezen op www.curarata.nl.
ROC Leiden mbo-verpleegkundige Assistent fysiotherapie Verzorgende IG Medewerker medische steriele hulpmiddelen Helpende zorg & welzijn Diverse nascholingscursussen Hogeschool Leiden Verpleegkundige (hbo bachelor) Fysiotherapeut (hbo bachelor) Kunstzinnige therapie (hbo bachelor) ‘Advanced Nursing Practice’ (hbo master) Fysiotherapie/oefentherapie chronisch zieken (hbo master) Praktijkondersteuner Huisartsenpraktijk Praktijkopleider
Vlakbij elkaar gevestigd zijn de meeste verpleegkundestudies al, in de Hogeschool en het LUMC en straks ook in de nieuwbouw van het ROC naast station Leiden. Het gebied aan de ‘zeezijde’ van het station geniet bekendheid
Recovery Verpleegkundige Sociaal Verpleegkundige Leids Universitair Medisch Centrum Operatie-assistent Anesthesie medewerker Klinisch perfusionist Kinderverpleegkundige Obstetrieverpleegkundige ‘High care’ neonatologie Intensive care neonatologie Intensive care-verpleegkundige Cardiac care-verpleegkundige Medium care-verpleegkundige Dialyse-verpleegkundige Hematologie-verpleegkundige Oncologie-verpleegkudige
als Bio Science Park. Meer en meer ontwikkelt het zich nu ook als een Care Park. Meer informatie op zorgacademieleiden.nl
P/56 Leidse Stijl
win kels
Tekst Myra Albersen Fotografie Marc de Haan
Eigenheimer of hoogvlieger Van Blokker tot Hema, Leiden heeft winkels van alle ketens. En bijzondere, zoals voor vliegers en voor aardappelen. ‘Niet goed, geld terug.’
Het Aardappelpakhuis Wie nog weet wat afkoker is, kan hier zeker terecht. In het Aardappelpakhuis op de Geregracht vind je elke denkbare aardappelsoort, voor stamppot tot frites. Eigenaar Henk Collé is van huis uit groenteboer. Hij was meer tijd kwijt met het maken van salades en hutspotten en besloot daarom het Aardappelpakhuis over te nemen. Het pakhuis lijkt meer op een schuur waar je vooral veel - en ongewassen - aardappelen kunt kopen. Op het menu staan Nicola aardappelen, Bintjes, licht kruimige aardappelen en bloemige Eigenheimers. Een diepte-interview leert dat afkokers aardappelen zijn die snel uit elkaar vallen en dus met niet al teveel water gekookt moeten worden. Dit lijkt een kunst voor de wat oudere garde. Toch komen ook jongelui en studenten hier hun aardappels halen. ‘Niet goed, geld terug.’ Geregracht 25-27.
De Vliegershop Eigenaar Dagobert Schulp begon met de vliegers vanuit een liefde voor vliegende objecten. Hij was oorspronkelijk modelvliegtuigbouwer. Eerst maakte hij kleintjes, later steeds apartere en grotere vliegers. Hieruit ontstond de Vliegershop, de spreekwoordelijke uit de hand gelopen hobby. Jong en oud komt hier winkelen. In de winkel is op een foto een van de grootste vliegers ter wereld te zien, zo’n acht meter hoog en dertig breed. Bouwpakketvliegers, een-lijnsvliegers, matrassen, krachtvliegers en stuntvliegers. ‘Wat je niet zoekt, vind je hier!’ zegt medewerker Gijs Sieben. Turfmarkt 2
me dia
LOS-media.nl LOS.nu levenmagazine.nl
Leidse Stijl
P/57
Fotografie John Brussel / Femke Schook
Leiden heeft twee magazines: een glossy over de Leidse regio en een vrijetijdsmagazine over cultuur, uitgaan en shoppen. De uitgevers van deze bladen kennen de stad door en door. Sander Pardon en Roald Laport over hun band met de stad en hun blad.
Is o.a. Uitgever van LOS Magazine, vanaf medio december aangevuld met LOS.NU!; een website met elke dag een andere lokale deal. Vindt dat de gemeente Leiden meer gebruik zou kunnen maken van de kennis en bereidwilligheid van haar eigen ondernemers. Ziet in de ‘woonstadcultuur’ het belangrijkste gevaar voor de toekomst van Leiden. De eigen tuin is belangrijker dan de stad. Voelt zich ondernemer met de Leidse stijl; creatief, ambitieus, kritisch maar met rood-wit bloed door de aderen. Houdt van z’n drie schatten! En van Leiden, een goed gesprek en het Bourgondische leven. Hoopt dat alle plannen in de stad werkelijkheid worden. Leiden heeft een prachtige historie en hopelijk een net zo’n mooie toekomst.
Bladenmakers Roald Laport begon in 2005 als 26-jarige met LOS Magazine, sinds dit jaar ondergebracht in LOS Media BV. Daarnaast richtte hij eind 2008 Van Zessen Klaar op, een bureau voor communicatie, creatie en productie. In beide bedrijven werken in totaal veertien mensen. Waarom een magazine? Laport: ‘Ik werkte bij Het op Zondag en kwam met het idee voor een gratis promotioneel magazine voor de horeca. Daar zagen zij geen brood in, dus ben ik het zelf gaan doen. En er was direct behoefte. We begonnen met 32 pagina’s, alleen horeca, in een oplage van 20.000. De uitgave van september jl. was 86 pagina’s en we hebben tegenwoordig een oplage van 50.000 exemplaren.’ Een behoorlijke groei in een tijd dat commerciële media veelal krimpen. Wat is het geheim: ‘Duidelijk format, groot bereik en daardoor rendement voor onze adverteerders. En ondanks het commerciële model heeft elke uitgave een hoog leesbaarheidsgehalte. We onderscheiden ons door kwalitatieve interviews en redactionele verhalen, leuke rubrieken, fraaie advertentieopmaak en een breed scala aan informatie gerelateerd aan cultuur en uitgaan.’ Wat brengt de toekomst: ‘Minder breedte, meer diepte. De focus lag eerst op zoveel mogelijk verschillende adverteerders. Nu zijn we druk bezig om zoveel mogelijk voor onze adverteerders te doen. We verzorgen al vormgeving, drukwerk en websites, maar daar komt dus nu ook LOS.NU! bij. Een Groupon-achtige website met elke dag een andere deal voor minimaal 50% korting. Imago in print en actiematig online.’
Sander Pardon begon eind 2005 met zijn eigen magazine voor Leiden, de Leidse buurgemeenten en de Bollenstreek. Drie jaar later richtte hij een tweede editie op, voor de Haagse regio. Waarom? Pardon: ‘Met twee bladen bestrijken we nu een gebied waar 1,2 miljoen mensen wonen. Je hebt hier alles; cultuur, natuur, steden, bedrijven, kennis en veel interessante mensen vooral. Mensen willen graag over hun eigen stad of dorp lezen. Dat vergt balanceren met onderwerpkeuze: komen alle gemeenten wel aan bod? Dat is het spel – iedereen erbij betrekken.’ Pardon richt zich met LEVEN! op een brede doelgroep, van zowel inwoners als bezoekers: ‘Ik geloof niet in een scheiding tussen beroepsmatige en particuliere lezers. Ook een directeur leest graag iets over zijn eigen stad of dorp. Bij ons gaat een verhaal over een advocatenkantoor hand in hand met een stuk over een nieuw restaurant.’ Last van nieuwe media zegt de uitgever niet te hebben: ‘We zitten natuurlijk op het puntje van onze stoel als het gaat om digitale varianten, zoals apps. We volgen alle drukte in de social media op de voet. Mijn opvatting is dat onze functie als magazine hierdoor juist wordt versterkt. Wij bieden overzicht en via scancodes verwijzen wij door naar websites. Maar belangrijker vind ik dat we onze relaties ook regelmatig zien bij allerlei activiteiten die we organiseren. We bieden een podium, een netwerk, waaruit weer allerlei nieuwe dwarsverbanden ontstaan. Persoonlijk contact wordt steeds belangrijker en media kunnen dat steeds nauwkeuriger faciliteren, let maar op.’
Is Uitgever van ‘LEVEN! blad van ontdekkingen’ Vindt de overdadige feestverlichting in de
binnenstad eigenlijk heel gezellig Ziet dat Leiden aan de vooravond staat van een grootschalige transformatie Voelt zich eerst wereldburger en dan Leidenaar Houdt van zowel een biertje in de kroeg als gala’s aan de kust Hoopt op de komst van een aantal New York-achtige uitgaansgelegenheden in de regio
P/58 Leidse Stijl
Tekst Anne Gotink
Verrassen in de openbare ruimte
KUN MU ZIEK ST Prullenbakstoel van Merijn Tinga
Kunst hoort te verrassen, vinden cultureel ondernemer Ben Walenkamp en beeldend kunstenaar Merijn Tinga. Zonder vergunning begon Walenkamp ooit poëzie op Leidse muren
te zetten. Tinga plaatste zijn beeldengroep Trafficosaurus Luminoso illegaal op een rotonde bij de LUMC-parkeergarage. Beiden zien volop kansen voor meer kunst in de Leidse openbare ruimte. Tinga plaatste afgelopen april illegaal de beeldengroep Trafficosaurus Luminoso bij het LUMC. Via sociale media vroeg hij het publiek te stemmen over de toekomst van zijn beeldengroep: 94 procent van alle reacties was positief. De Leidse kunstenaar vindt de procedure voor het plaatsen van beeldende kunst in Leiden te omslachtig. ‘Een commissie van wijze heren praat er vaak lang over en bepaalt bijvoorbeeld dat een kunstwerk er anders moet gaan uitzien dan de kunstenaar in eerste instantie had voorgesteld.’
‘De hele stad is mijn speeltuin’
‘W
e hebben prachtige musea, maar daarbuiten is niet veel gaande’, zegt Ben Walenkamp over kunst in de Leidse openbare ruimte. ‘We moeten de stad uitdagen, zodat er weer eens wat gebeurt.’ Dat vindt de man die tussen 1992 en 2005 het straatbeeld van Leiden danig deed veranderen door, samen met zijn collega Jan-Willem Bruins van de Stichting Tegen-Beeld, gedichten op Leidse muren te laten schilderen. Walenkamp betreurt het dat er een splitsing bestaat tussen studenten en de rest van de Leidse bevolking: ‘Die twee groepen zouden de handen ineen moeten slaan. Jongeren hebben zoveel creativiteit in zich, maar met al die studentenverenigingen komt ‘t er niet echt uit. Die verenigingen zouden afgeschaft moeten worden. Misschien is dat ouwelullenpraat, maar ik geloof dat burgers en studenten dan pas echt gaan samenwerken.’ Beeldend kunstenaar Merijn Tinga vult aan: ‘Er wordt altijd gezegd dat Leiden bekendstaat als cultuurstad en kennisstad, maar we moeten wel willen vernieuwen om dat imago te kunnen vasthouden. Ik zie nog te weinig vernieuwing. Leiden is heus een leuk stadje, er kan hier best veel, maar mensen zouden meer moeten samenwerken. En mensen moeten zich meer bewust worden van de kunst in hun omgeving en wat die voor die stad kan betekenen.’
‘Het zou prachtig zijn als de Van Doesburg Fontein het eerste is wat je ziet als je het station uit komt?’
Plaatsing van het kunstwerk duurt dan zo lang dat het publiek er via de media vaak al van op de hoogte is gesteld. Tinga: ‘Een kunstwerk is dan voor het publiek geen verrassing meer, terwijl ik juist wil bereiken dat een toeschouwer denkt: hé, wat is dat?’ Om die reden heeft Tinga geen vergunning willen aanvragen om zijn Trafficosaurus Luminoso permanent te mogen plaatsen. ‘Je ziet vaak dat gebouwen sneller veranderen dan de kunst eromheen. Dat klopt naar mijn idee niet. Iets prikkelt maar een beperkte tijd.’ Inmiddels heeft Merijn Tinga een succesje geboekt op ‘de autoriteiten’. Cultuurwethouder Jan Jaap de Haan heeft toegezegd dat Tinga’s werk in ieder geval mag blijven staan voor de duur van een vergunningaanvraag. Bovendien ziet hij Tinga’s initiatief als een stimulans om vaker kunstwerken tijdelijk in de openbare ruimte te plaatsen. De Trafficosaurus-beelden verhuizen binnenkort een rotonde verderop, dichtbij museum Naturalis. Ook Walenkamp heeft ervaring met commissies die zich buigen over plaatsing van kunst in de openbare ruimte. Sinds enkele jaren zet hij zich, samen met de Stichting Vierkant in Vierkant, in om het gelijknamige werk van kunstenaar Theo van Doesburg, oprichter van de Stijlgroep, in Leiden te realiseren. Van dit twaalf meter hoge fontein stond in 2009 en 2010 al een prototype op schaal op het Stationsplein om het publiek kennis te laten maken met het kunstwerk. ‘Het zou toch prachtig zijn als dat het eerste is wat je ziet wanneer je uit het station komt lopen?’ zegt Walenkamp. ‘Het is dan meteen een mooie verbinding naar museum De Lakenhal, waar de kunst van Van Doesberg te vinden is.’ Verwacht wordt dat de fontein in 2017 in Leiden staat, het jaar waarin het honderd jaar geleden is dat de plastiek gecreëerd werd en de kunstbeweging De Stijl door Van Doesburg werd opgericht. Waar de fontein ook komt, Walenkamp hoopt op die plek dan ook passende muurgedichten te laten schilderen. Tinga werkt intussen aan ‘straatmeubilair’, zoals hij het zelf noemt. ‘Van bestaande elementen in het straatbeeld maak ik iets compleet anders, zodat het op een andere manier bruikbaar is. Van een prullenbak maak ik bijvoorbeeld een stoel.’ Waar die komt te staan, is natuurlijk een verrassing. De hele stad is mijn speeltuin, dat blijft zo. Of ik dit illegaal ga doen, weet ik niet. Volgens mij is dat niet nodig.’
OND ERW IJS
De school Grondlegger van de Leidse instrumentmakers School is Nobelprijswinnaar prof. Kamerlingh Onnes (1853-1926). Afgelopen november bestond de school 110 jaar. De specialisaties zijn: metaal, keramiek, glasblazen en optiek – het werken met lenzen.
Bij het voltooien van de vierjarige opleiding is de student officieel Research instrumentmaker. Studenten en docenten maken op aanvraag onderdelen en instrumenten voor bedrijven als: Dutch Space, ESTEC, Universiteit Leiden en Leiden Probe Microscopy. Voor de Leidse Sterrewacht heeft de LiS lenzen en tandwielen van de oude telescopen gerestaureerd.
Leidse Stijl
P/59
Tekst Maud Etman
Op de nanometer (0,000000001 meter) nauwkeurig Instrumenten maken voor de wetenschap – het is een vak apart. De mbo-opleiding Precisietechnologie is al ruim een eeuw in Leiden gevestigd. In de nabije toekomst maken ze hier hersenprotheses van titanium. Binnenkort volgt een hbo-afdeling. En de Leidse school slaat de vleugels uit naar Delft en Den Haag. ‘Na vier jaar ben je Research instrumentenmaker. Dan mag je niet alleen instrumenten maken, maar ook tekenen en mede ontwerpen. Het lijkt me mooi hierna in een ziekenhuis te werken en protheses te maken.’ Floor Groen (19), studente
twintig á dertig studenten per jaar, maar zij vinden ons idee met dat aantal financieel niet haalbaar. Omdat we gebruik willen maken van faciliteiten die er al zijn, denken we dat het wel haalbaar is. Daarom zijn we hoopvol gestemd over de beoordeling.’
De mbo-opleiding blijft intussen op zijn plek?
‘We willen geen meelopers; we willen iemand die zelf denkt’
In de Leidse instrumentmakers School (LiS) klinkt het lage geruis van gasbranders en de raspende klanken van metaal op metaal. Glas wordt voorzichtig geblazen en keramiek nauwkeurig geslepen. Het is misleidend rustig op de gangen, maar in de lokalen zijn tientallen jongeren nonstop aan het werk. Directeur Dick Harms noemt zijn LiS ‘een vakschool waar je alle vormen van precisietechniek leert’. Studenten maken hier met metaal, glas en keramiek allerlei onderdelen voor wetenschappelijke apparatuur. ‘Studenten van ons hebben de vingers van de grijparmen van de Marsrover gemaakt. Die kunnen thuis vertellen dat hun werk op Mars rondrijdt. Daar geniet je van.’
Wat maakt de LiS bijzonder? Directeur Harms: ‘Het werk op de LiS wordt alleen maar verfijnder en preciezer. We zijn uniek omdat hier dingen gebeuren die nergens anders zó plaatsvinden. Dit is vakwerk, niet alleen ma-
chinaal. De instrumenten en onderdelen die we maken zijn tot op de nanometer [0, 000 000 001 meter] nauwkeurig!’ ‘Daarnaast heeft de LiS een sterke historische band met wetenschap. Ons bestuur bestaat uit vrijwilligers en dat zijn bijna allemaal oud-hoogleraren natuurkunde. Gecombineerd met goede contacten in het bedrijfsleven kunnen we mooie projecten aan de studenten aanbieden. De vierdejaars gaan binnenkort met CoSine - specialist in meetsystemen - proberen iets te ontwikkelen om de bandbreedte van glasvezelkabel te vergroten.’
Staan er grote veranderingen gepland voor de opleiding? ‘We leren studenten hier een manier van denken: van een probleem naar een oplossing werken. Aan de praktische kant van de opleiding zijn we daarom eigenlijk al een hbo. We doen al zoveel op een hoger niveau dat het maar een klein stapje leek om naar het hbo door te gaan. Nu gaan we op twee andere locaties zowel een mbo- als hbo-opleiding aanbieden. Een deel doen we straks samen met de TU Delft en een deel wordt samen met De Haagse Hogeschool ingevuld. Precisietechnologie, zo gaat de opleiding heten. Ons enige probleem is dat de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie de opleiding nog moet goedkeuren. Wij mikken op
‘Nee, ook daar zijn we op zoek naar een nieuw gebouw, want het aantal inschrijvingen groeit. We kunnen niet eindeloos nee zeggen, we moeten meegroeien met de vraag. Daarbij komt dat we hier steeds de vloer moeten verstevigen, zodat deze nieuwe zware machines kan blijven dragen. In samenwerking met de Universiteit Leiden hopen we een nieuw gebouw aan de overkant van de weg te kunnen neerzetten. De school mag niet te groot worden. Op dit moment kent en waardeert iedereen elkaar; die cultuur willen we graag behouden. Precisiewerk is concentratie. Als de school te groot wordt, werkt dat niet goed meer.’
Maken jullie over tien jaar nog steeds wat jullie nu maken? ‘Over tien jaar doen we wat we nu doen, aangevuld met alle interessante technieken die erbij komen. We kijken altijd naar nieuwe dingen, recentelijk bijvoorbeeld naar de mogelijkheden van 3D printen. Er is nu een wetenschapper die in 3D een stuk hersenpan van titanium print. Als er bij iemand operatief een deel van de hersenpan is verwijderd, kan dat hiermee ingescand en in metaal nagemaakt worden, om als een soort prothese terug te zetten. Er is geen limiet aan wat je met dergelijke techniek kunt uitvoeren. Het is al mogelijk om eten te printen: snoepjes bijvoorbeeld, echt bizar.’
Zou de LiS ergens anders net zo succesvol kunnen zijn? ‘Leiden is onze bakermat. Kamerlingh Onnes zou zich in zijn graf omdraaien als we hier weg gingen. Al onze vrienden en contacten zitten hier. We zouden nooit uit Leiden weg kunnen of willen. Nooit.’
P/60 Leidse Stijl
act ief
Tekst Bert Besterveld
Stadslab
geeft ‘gratis energie’ De naam Stadslab Leiden duikt in deze Een greep uit het programma krant enkele malen op (o.a. op pagina van Stadslab Leiden in 2012 4/5 over het Singelpark en pagina 43 De projectgroep Singelpark werkt plannen uit voor een interna over het boek Leidse Pleinen). Het tionale ontwerpwedstrijd. Nu het boek Leidse Pleinen is verschenen – en binnen de Stadslab is een netwerkorganisatie kortste keren was uitverkocht – wordt mogelijk een volgende die ‘creativiteit en energie’ wil projectgroep gevormd om ideeën uit dit ‘werkboek’ te helpen realiseren. toevoegen aan de stad Leiden. De Aan de Breestraat is eind november de eerste ‘kunsteta deelnemers werken in projectgroepen. lage‘ ingericht in een leegstaand winkelpand. In 2012 wil de organiserende Stadslabgroep 25 etalages met kunst hebben Professionals stellen hun kennis en ingericht. Ook zijn er plannen voor muurschilderingen in stegen vaardigheden beschikbaar om Leiden die uitkomen op de Breestraat. Mogelijk groeien deze initiatie ven uit tot een allesomvattend plan om de nu ‘onherbergzame’ ‘spannender, mooier en bruisender’ te Breestraat een impuls te geven. maken. Een projectgroep ‘365 graden’ werkt aan een programma voor Het Stabslab is voortgekomen uit een massaal bezocht ‘ideeën festival’ in juni 2009 (‘Stadszomernachtsdroom’). In november van datzelfde jaar is het Stadslab opgericht. In de verschillende Stadslabgroepen zijn ruim honderd leden actief. Meer dan vierhonderd mensen zijn geabonneerd op de Nieuwsbrief; regelmatig komen ze naar brainstormavonden.
excursies ‘achter de schermen’ bij Leidse instellingen en organi saties, komende zomer. De nieuwe centrummanager van Leiden, Edwin Roodhart, wil de koopzondag een boost geven. Stadslab gaat hem helpen door ideeën te verzamelen. ‘Meer groen in Leiden’, met daktuinen en beklede gevels. Initia tiefnemers hiervoor hebben zich gemeld bij het Stadslab. Intussen gaat het project ‘Culturele huisbazen’ door in 2012. In het voorjaar komt de redactie weer bijeen voor Leidse Stijl 2013. Omstreeks 21 juni staat de vierde Stads zomernachtsdroom op het programma.
Meedoen? Vragen?
Annette Mol, Thijs van Iersel en Koen Brakenhoff, bestuursleden van Stadslab Leiden, na de uitreiking van de nationale vrijwil ligersprijs.
Prijswinnaars Woensdag 7 december 2011 regende het prijzen voor Leidse vrijwilligers: Stadslab Leiden won in Amsterdam de nationale ‘Meer dan handen Award’. Honderd Nederlandse ge meenten hadden tweehonderd initiatieven voor vrijwil ligerswerk genomineerd. Stadslab Leiden, dat bij de laatste tien was geëindigd in de categorie Innovatie, won de eerste prijs: 5.000 euro en een kunstwerk. De jury roemde het Stadslab als een ‘vernieuwend en uniek concept in Nederland’. In Leiden ging de Co Verhoogprijs 2011 voor bijzondere verdiensten bij vrijwilligerswerk naar mevrouw Wil Pet voor haar inzet in de wijk Pancras Oost. Muzikaal talent Vivienne Aerts, onder andere koordirigent en organisator van culturele evenemen ten, won de aanmoedigingsprijs voor jong talent. (Meer over Vivienne Aerts op pagina 12/13 in deze krant.)
Kijk op www.stadslableiden.nl, e-mail: info@stadslableiden.nl.
De architectuur van de kenniseconomie Stadscentra, wijken en dorpen zijn als eigen woningen: plekken waar mensen zich prettig en veilig willen voelen. Aan de publieke ruimte, die (het woord zegt het al) van iedereen is, moeten dus hoge eisen worden gesteld, met een balans tussen bebouwde en ‘groene’ omgeving, bijzondere architectuur en gedegen onderhoud. Het Rijnlands Architectuur Centrum, afgekort RAP, wil hieraan een bijdragen leveren. Het richt zich op de stad Leiden, de omringende gemeenten, het zuidelijk deel van de Bollenstreek en het weidegebied tot aan Alphen aan den Rijn. Het meest in het oog springt de expositieruimte van het RAP, op de hoek van Nieuwstraat en Hartesteeg, recht tegenover de Hooglandse Kerk. In de eerste maanden van 2012 is er een tentoonstelling te zien die is samengesteld door architecten van tien ‘jonge’ bureaus, die met elkaar samenwerken onder de naam elan. Ze laten zien hoe de openbare ruimte met ver schillende ‘interventies’ een impuls kan krijgen. Behalve exposities organiseert het RAP ook discus sies, workshops en rondwandelingen. Eenmaal in
de drie weken, op donderdagen tussen 17 en 19 uur, zijn er lezingen en interviews, vaak opgeluisterd met live muziek, waarbij actuele thema’s worden besproken uit de architectuur, stedenbouw en/of design. Op 26 januari ontvangt het RAP Christiaan Weijts met door hem geko zen muziek. Voor 2012 heeft het RAP daarnaast weer een ambitieus programma samengesteld met lezingen, tentoonstellingen en publicaties over de betekenis van de universiteit voor de stad en de regio. Zoals vroeger de industriële gebou wen de ontwikkeling van steden bepaalden, zijn dat in onze tegenwoordige kenniseconomie juist de gebouwen van universiteit, hogescholen en ROC’s. Leiden heeft binnen de Randstad een bijzondere positie, gelegen tussen Amsterdam als noordvleugel en Rotter dam/Den Haag als zuidvleigel. Een mogelijke fusie tussen de universiteiten van Leiden, Delft en Rotterdam tot een Delta Universiteit zet de schijnwerpers ook het begrip Deltametropool, als andere benaming voor de Randstad. De tweede helft van het jaar verschuift de aandacht daarom naar de Deltametropool. Zie ook: www.rapsite.nl
Peen en ui wordt gevormd door Maaike Botden, Sanne Desmé, Gideon Roggeveen en Jennefer Verbeek. Een stichtingsbestuur, geleid door Gert-Jan Cornel en Frank Köster, ondersteunt hen. Zie www.peenenui.nl
Leidse Stijl
P/61
Tekst Bert Besterveld Fotografie Meire Vieira
Peen en Ui als bindmiddel
Impressies van de ‘kijkdozen’ die Peen en Ui inrichtte in tien sloopflats aan de Boshuizerkade.
Bedrijven voor de organisatie van feesten en evenementen zijn er volop. Het Leidse collectief Peen en Ui zou zo’n etiket op te plakken zijn – maar het doet ze tekort. De ‘makers’ van Peen en Ui vormen het middelpunt van een netwerk dat sociale en culturele activiteiten organiseert. Ze richten zich bepaald niet alleen op gezelligheid en amusement, maar vooral ook op het ontdekken van talent en het losmaken van creativiteit bij de deelnemers. Hoog in hun vaandel staat het trefwoord ‘verbinding’: waar mensen samenkomen, ontstaan vanzelf bijzondere contacten en initiatieven, die wijken en buurten sterker en mooier kunnen maken. Peen en Ui organiseerde in de zomer van 2011 het evenement ’t Was goed, waarbij tien ‘kijkdozen’ waren ingericht in twee sloopflats aan de Boshuizerkade. Met muziek, beeldende kunst en performances verbeeldden kunstenaars de mooie, ontroerende en grappige verhalen die Peen en Ui bij (oud-) bewoners had verzameld. Aan de Aalmarkt vormt Peen en Ui de spil van ‘OPEN, makers aan de markt’. In leegstaande panden werken hier kunstenaars zichtbaar en toegankelijk voor het publiek. Dit project, dat op 31 december 2011 zou eindigen, gaat door in 2012 – wegens succes geprolongeerd. In 2012 gaat Peen en Ui activiteiten opzetten om studenten meer bij het sociale en culturele leven in Leiden te betrekken. Ideeën en medewerking van studenten zijn welkom. Zie ook: www.peenenui.nl
P/62 Leidse Stijl
DE MU ZIEK STAD
Tekst Jeroen Maters Beeld Franceline Pompe
WETENSCHAP/CULTUUR
Jos van den Broek Hoogleraar Publiek begrip van de wetenschap, samensteller van quizzen, kunstenaar. Hans Heestermans Lexicoloog, oud-hoofdredacteur van de Dikke van Dale, maakte een Leids woordenboek. Vincent Icke Groot sterrenkundige, legt ingewikkelde materie eenvoudig uit, onder meer in De Wereld Draait Door. Tevens kunstenaar. Jan van IJken Filmmaker en fotograaf drong door in de bio-industrie en legde de gevoelige relatie tussen mens en dier vast.
KUNST/CULTUUR Nico Dijkshoorn Sneldichter, o.a. DWDD, speelt ook muziek.
Fons Verheijen De echte stadsbouwmeester van Leiden en oprichter van RAP.
Simone de Jong Creatief genie. Spaart terloopse zinnen en stille genoegens.
Mark Kneppers Wipneus & Pim, Kraak & Smaak, eigenaar vinylafdeling Velvet
Armin van Buuren Ex-rechtenstudent werd beste DJ van de wereld.
Ab van der Wiel Maakt samen met Peter Zumthor van de Meelfabriek een ‘creatieve stad in een stad’.
Merijn Tinga Schepper van legale en minder legale kunst in de openbare ruimte (Trafficosaurus Luminoso bij het LUMC).
WETENSCHAP >
Paul Koek Briljant theatermaker en een van de krachten achter Scheltema, winnaar Prins Bernard Cultuurfondsprijs.
Geert van der Velden Fields of Wonder: o.a. het wonderschone Openluchthotel. Sanne Dresmé en Jennifer Verbeek Peen & Ui: heel veel bijzondere culturele projecten, zoals Makers aan de Markt. Cor Smit Kent elke steen in Leiden en schreef mooie boeken over de stadsgeschiedenis.
CU
Ben Walenkamp Leidse muurgedichten, Poëziemanifestatie en Leiden jazzstad
Frank van Leeuwen en Bart in ’t Veld Prokwadraat: veel evenementen, zoals Schemerstad en diverse wandelevenementen.
Jochem Myjer Gevierd komiek met een groot hart voor de stad.
Bas Haring Hoogleraar ‘Publiek begrip van de wetenschap’, jong en enthousiast, gewild mediapersoon.
Casper Faassen Een van de meest succesvolle kunstenaars (schilderen, fotografie) van de stad.
Michaël Roumen en Alexander Mouret Oprichters en directeuren Leids Film Festival
LT U
UR
>
Onno Blom Dé schrijver over schrijvers Meta Knol Vernieuwende directeur van De Lakenhal Bart van Mossel Directeur Stadspodia Leiden (Schouwburg, Stadsgehoorzaal) helpt Leiden als cultuurstad op de kaart te zetten Erica Haffmans Eerste cultuurmakelaar van Leiden, geeft Leidse makers een podium
Eveline Crone Jonge hoogleraar scoorde onverwachte hit met Het puberende brein. Ionica Smeets Een van de twee ‘Wiskundemeisjes’ maakt haar vak hip in Nederland.
SAMENLEVING > CULTUUR/SAMENLEVING
WETENSCHAP/ SAMENLEVING
Ton van Raan Beroemd om zijn ranking van universiteiten, bedenker slogan ‘Leiden, stad van ontdekkingen’
WETENSCHAP/BEDRIJFSLEVEN
Nettie Buitelaar Drijvende kracht achter Biosciencepark, beste bedrijventerrein van Nederland 2010
Suzanne van Ginneken Maakt populaire groene avontuurlijke speeltuinen en school‘pleinen’, actie tegen de wipkip. Aaf Verkade Maakt met haar buurtbewoners rondom de Kijfgracht een paradijsje met o.a. gevel-, stoep- en drijvende tuinen.
Marcel Verburg Bracht Leiden weer terug aan de basketbaltop van Nederland. Guido Enthoven Zet zich met zijn Instituut voor Maatschappelijke Innovatie in voor meer en betere burgerparticipatie in overheidsbesluitvorming in Nederland.
Tjeerd Haasbroek Liep als tambour-maître twintig jaar voor meervoudig wereldkampioen show- en marchingband K&G.
CULTUUR/ BEDRIJFSLEVEN
BEDRIJFSLEVEN Helga van Maanen Nam ontslag als ambtenaar in Den Haag om in Leiden Van Manen aan tafel te openen, nu met twee shops-in-shop een mini-Bijenkorf op de hippe Hogewoerd. Eric Went Bedrijfsjournalist en oprichter van Unit 2 in het Huis van de Communicatie maakte een succesvol kantoorconcept met ruim dertig mede-ZZP-ers.
Hans Blom Voorzitter van de zeer actieve Historische Vereniging Oud-Leiden. Leiden heeft een bevolking die het meest is geïnteresseerd (79%) in de geschiedenis van de eigen stad van alle steden in Nederland.
Sjaak Veringa Eigentijdse en eigenwijze watergeus. Zette de eerste botenverhuur in Leiden op en maakte de eerste rondvaartboot met bewegend glazen dak om onder de bruggen door te kunnen varen. Lisa Johnson Zet zich als directeur van SLS Wonen waar mogelijk in om de stad verder te brengen.
Driss Abdales Maakte van islamitische slagerij Mabrouk het trefpunt voor allochtoon en autochtoon Leiden.
Wolfram Peters, Jos Oberdorf Directeuren van ontwerpbureau NPK Industrial Design in Leiden, dat vele belangrijke internationale designprijzen won.
Ramses Braakman De baas van reclamebureau Hart voor de Zaak is een drijvende kracht achter ondernemersstarterswedstrijd LEF.
Peter Krouwel Mede-oprichter NPK, bepaalt nu met ontwerpbureau Streetlife steeds meer hoe het straatmeubilair in Nederland (en Leiden) eruit ziet.
BEDRIJFSLEVEN >
Mariëtte Barnhoorn Van secretaresse naar directeur van het bekende Leidse uitzendbureau Luba en drijvende kracht achter diverse Leidse businessnetwerken. Herman van der Velde Zette met het succesvolle Djoser de eerste reisorganisatie voor avontuurlijke groepsreizen op. Aart van Bochove Oprichter en voorzitter van eerste Ondernemersfonds van Nederland, in Leiden.
De 071 Leidenaren zijn geselecteerd door Jeroen Maters. Hij is mede-oprichter van Stadslab Leiden en de stichting Leiden Communicatiestad, bedenker van ‘Quartier Leyden’ en het Singelpark, organisator van Festival De Verleiding (voor communicatieprofessionals Leiden) en bestuurslid van het Lucas van Leyden Mecenaat van Stedelijk Museum De Lakenhal.
Sinds 1993 is hij directeur van Maters & Hermsen Journalistiek in Leiden, een bureau voor bedrijfsjournalistiek. Franceline Pompe, beeldende kunstenaar, ontwikkelde de vorm voor het Netwerk 071, uitgaande van de primaire kleuren, à la Mondriaan (De Stijl).
Leidse Stijl
IE
K/
CU
LT U
UR
PO
Ewald Jamin en Arjan Posthumus Briljante tuinarchitecten met de mooiste binnenstadstuin van NL in Ketelboetersteeg.
Hadi Abdi Eigenaar van eethuis Vooraf en Toe, huiskamer van creatief Leiden.
PO
CU
RI ED
LT U
UR
/B
Ro Wa ber ce s de t Str Kw ntrum eer ijk ter am ma ste ( de ug o na ee nage en g ver Leid m al n aa r van elief de se s D nta Le de) r te (k 66 l j id Jo Pe ver enni -we aren en. t Dir hn K ste s)e tho e Dir r D rke con ud Le ecte roe Co ecte uij n. om er na iden ur ci s ie sin mmu ur va vest me al op zet d tyma de ds d nica n Le ein t e de e s rke gro sec e op ties iden en t nie kaart tad in ing v Aa co eien tor za richt tad, uw , o ter an dv mm m g ing da D n t e a Ke de nat un et 1 in in man n d nn r m ioica 5 20 isfe ee tie 4 n 08 gro Leide die er Lu be ieu sti r d o n i val dri w t N e t s t o e t L jve e . e t d a erl ev ee ke n. n a n e n f n v e Ja d e a e m n ma s De n Bo akt ente de ten e. n v sp mee er a r n tan eke st to t v nde t d an e b Ne ios ver de coo bee rla nd pexp lding loi-
K/
LIT
IE
Hein van Engelen Eigenaar van café en foto-expo Van Engelen.
EV
Chris de Waard, Sander Pardon, Emile van Aelst Drie stadschroniqeurs, ieder op hun eigen wijze (resp. weblog, Leven!, Sleutelstad.nl).
JF
Peter Labrujère Levende icoon van Leiden, organisator van allerlei: parkeerplan, rederij, cursus Leids dialect, protestacties.
EN
Gijsbert van Es Mede-oprichter Stadslab Leiden, bedenker nrc.next, hertaler Max Havelaar, oprichter Leids koor PUIC en zo nog een aantal initiatieven.
Els van Eyck Heslinga Als (scheidend) voorzitter van de 3 October Vereeniging waakte ze voor een plat feest en maakte ze er een viering van vrijheid van.
SL
Koen Brakenhoff Enthousiast voorzitter Stadslab Leiden en hoofd marketing Leidse Schouwburg, z’n huis in Nieuw Leyden schitterde laatst in Eigen Huis & Interieur.
IE LIT PO
He Ze nri op t als Len en bu fer tus rge ink Pi se me n o es De eter rga ter v w Le a nis de e n ati ure Bin iden thou Wo es d e i n n e . n win en n r 2 s ( 0 El e s V n t 1 l Pro en ad 7 VD ‘De co B he gra en van de t ) die d eft mm a Ne ma rink N it op a ar e ede el Be met vo derl chtig ma ge Bin en rla st Fr zet ne am nd e oo or B and’ ste n W ank . ns Pie k in ouw zet man tad bitie wil rui etho de W ter voo end zich va vo us ske r o N ran m 6 uder it b n or M k d ( rk nde ede eha sta va ilom D6 ela en r m rla lve N 6 d n e n ma sp Le te ) w u De ee nd van chte ie S ke ark ide r la il v La r d n. re, ch van n h nge an ke e I e n u x nh -w fras po ltz Ne et la sin de al. eth tru pu va de ng gel l a o c rla ste ud tuu ire n H nd er m r a VV & M inis eg en t D Ja in ilieu er n Le , W Ja ide n. CD ist a ap d zo A-w ls tw e H r a e g e sta en th ed an nie d in dat oude e ter Pr t be Ned Leid r erv mijn teg otes zuin erla en d oor po en d teert igt o nd is e en te p litie e t d ig k a land even cultu ie e s o ur ls e l da ijke pe . W tn od CD nlijk Ra alte ig Ais. an adsl r van on nex t id (G Pe t be wer axic roe ijpe Le elde per, hauf nLin wa iden n va maa feur ks) lte en n e kt m an n rva ze en np t z ge ooie ex eijp e o dr e.c p oom om d .
LIT
In de netwerksamenleving zijn mensen op talloze manieren met elkaar verbonden. Op deze pagina’s: een netwerk van 071 Leidenaren. Ieder van hen heeft een groot eigen netwerk in de stad. Contact leggen met hen is eenvoudig, bijvoorbeeld via sociale media zoals LinkedIn en Twitter.
<
071
K
Netwerk
P/63
118.000 inwoners telt Leiden | 525.000 inwoners in de regio, Holland-Rijnland | bijna 40% van de huizen in Leiden wordt door één persoon bewoond | in 28% van de huizen woont ten minste één kind | 32.963 Leidenaren zijn van buitenlandse komaf | 17.815 Leidenaren komen uit een nietwesters land | inwoners van Leiden bezitten ca. 44.000 auto’s: 38 auto’s per 100 inwoners | 58.000 van de 118.00 Leidenaren hebben betaald werk | 2 op jongens met voorpret - de 3 vrouwen heeft een baan | de Leidse arbeidsmarkt telt 16.000 banen in de zorgsector (gezondheid, welzijn), 9.000 banen in het geeft niet om wat, onderwijs en 7.000 banen in de detailhandel | 54% van de beroepsbevolking is hoger opgeleid (HBO, WO) | 15 % van de beroepsbevolking is lager opgeleid | het gemiddeld besteedbaar inkomen is 33.400 euro per jaar | Leiden trok in 2010 1.063.000 bezoekers van buiten de regio, die gezamenlijk 2.383.000 belletjetrekkers van ver in de veertig keer naar Leiden kwamen | 36% van de bezoekers is 50 jaar of ouder | 48% van de bezoekers komt uit Zuid-Holland | met quasi-bloedende neuzen, 45% van de bezoekers komt (ook) om te winkelen | Leiden heeft 850 winkels, 14 hotel- en logiesaccommodaties, 105 restaurants en 234 cafe’s | van de 10.000 woningen in de binnenstad zijn er 7.400 vóór 1949 gebouwd | 2.793 panden hebben de status van monumenten | op Leidse gevels staan minstens een kwarteeuw 154 muurgedichten | Leiden telt 22 boekwinkels, 11 antiquariaten, 9 vestigingen van de openbare bibliotheek | de Universiteitsbibliotheek wanhopig verliefden, heeft een collectie van 3.500.000 boeken en 1.000.000 naslagwerken en e-books | het basis- en voortgezet onderwijs in Leiden telt 54.650 leerlingen, met 8.603 werknemers | de Universiteit Leiden telt 18.515 studenten en 3.984 werknemers | Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) 6.744 medewerkers aanhouders (als ze verliezen), | de Hogeschool Leiden telt 8.000 studenten en medewerkers | het middelbaar beroepsonderwijs (ROC) telt 8.419 leerlingen en 785
Koester
zoekend elders waar het anders is, werknemers
het Bio Science Park, omzet ca. 7.000.000.000 euro in 2010, telt circa 70 bedrijven en 12.000 werknemers | 43% van de Leidenaren besteedt vrije tijd aan tenminste één culturele activiteit | de Leidse cultuursector telt ruim 100 instellingen en bedrijven | de viering van bewonderaars, ‘3 Oktober’ trekt jaarlijks ruim 100.000 bezoekers van buiten de stad | Leiden telt 20 musea, die samen ca. 750.000 bezoekers per jaar ontvangen ontvlambaren. | in de top-4 van best bezochte Leidse musea (2010) staan Naturalis, met 262.864 bezoekers; Rijksmuseum van Oudheden, met 131.383 bezoekers, de Hortus Botanicus, met 107.553 bezoekers, en Museum Volkenkunde, met 103.696 bezoekers | Leiden telt 7 podia voor theater, dans en muziek, met Of koester ze niet. samen ca. 200.000 bezoekers | de Leidse Schouwburg, de Stadsgehoorzaal en De Waag kregen in 2011 108.191 bezoekers. | 5% van de Leidenaren zingt, de meesten in een koor of ensemble | 12% van de Leidenaren bespeelt een muziekinstrument | Leiden telt 3 bioscopen, met bij elkaar 10 zalen Spuw uit je mond wat lauw is. en 1.638 stoelen | Le ide n is de 5de stad van Nederland op het gebied van musea (gemeten naar bezoekersaantallen), de 4de stad op het gebied van rijksmonumenten (absolute aantallen) en de 2de stad op Anton Korteweg het gebied van boekenwinkels | Samenstelling: Bert Besterveld. |
Koester werd in 2009 voor Scheltema door Anton Korteweg geschreven (1944). Hij woont in Leiden en is dichter en neerlandicus. Sedert zijn debuut in 1968 heeft hij regelmatig dichtbundels gepubliceerd. Hij was directeur van het Nederlands Letterkundig Museum in Den Haag.