Traject Zorg Anatomie en fysiologie niveau 3

Page 1

Deze uitgave is onderdeel van Traject, dé methode voor de zorgopleidingen Verzorgende-IG en Mbo-Verpleegkundige. Deze uitgave bevat een licentie voor de online leeromgeving.

VERZORGENDE IG NIVEAU 3

Traject is gebaseerd op de kwalificatiedossiers 2020 voor de opleidingen Verzorgende-IG en Mbo-Verpleegkundige. In deze kwalificatiedossiers hebben de CanMEDS-rollen een belangrijke plek gekregen, net als technologie en is er meer aandacht voor de zorgvrager en zijn eigen regie en welzijn. Traject sluit aan op de kwalificatiedossiers met actueel en vernieuwend materiaal dat is ontwikkeld in samenwerking met docenten en experts uit het werkveld.

Bovenstaande onderdelen zijn ook opgenomen in de online leeromgeving. Daarnaast bevat de online leeromgeving bij iedere module de volgende onderdelen: - Een grote variëteit aan verwerkingsopdrachten. - Door de module heen zijn allerlei evaluatie- en reflectieopdrachten opgenomen. - Een zelftoets waarmee de student zelfstandig kan beoordelen of zij de stof beheerst. - Een moduletoets die de docent kan inzetten om te beoordelen of de studenten de stof voldoende beheersen.

Anatomie en fysiologie

Traject bestaat uit: - theorieboeken, inclusief een licentie voor de online leeromgeving; - een online leeromgeving met verwerkingsopdrachten, praktijksituaties, beroepsvaardigheden, zelftoetsen, evaluatie- en reflectieopdrachten. Traject is modulair opgebouwd. Deze uitgave bestaat uit meerdere modules. Elke module heeft een vaste opbouw. In deze uitgave zijn de volgende onderdelen terug te vinden: - Actuele theorie die alle benodigde basiskennis en achtergrondinformatie bevat bij de betreffende werkprocessen. - Begrijp je de theorie; stellingen waarmee de student controleert of zij de theorie voldoende beheerst. - Een begrippenlijst.

Anatomie en fysiologie

Wil je weten welke materialen er nog meer beschikbaar zijn bij Traject? Kijk dan op https://www.thiememeulenhoff.nl/mbo/zorg/traject.

Auteurs: A. Engeltjes M.B. Haak A.J. Huijgen

MBO_Traject_VP_Anatomie_en_fysiologie.indd All Pages

29/03/2021 15:16


Traject V&V - Anatomie en fysiologie - niveau 3.indb 4

29/03/2021 14:45


A&F

MOD ULE A&F

1

Anatomie en fysiologie

Auteurs A. Engeltjes M.B. Haak A.J. Huijgen

Traject V&V - Anatomie en fysiologie - niveau 3.indb 1

29/03/2021 14:45


Colofon Auteurs

Over ThiemeMeulenhoff

A. Engeltjes M.B. Haak A.J. Huijgen

ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatieve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content, leerontwerp en technologie samen. Met onze groeiende expertise, ervaring en leeroplossingen zijn we een partner voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs. Zo kunnen we samen beter recht doen aan de verschillen tussen lerenden en scholen en ervoor zorgen dat leren steeds persoonlijker, effectiever en efficiënter wordt.

Fotografie omslag Peter Bak, Rotterdam

Samen leren vernieuwen.

Omslagontwerp Studio Fraaj, Rotterdam

Vormgeving binnenwerk Studio Michelangela

Opmaak binnenwerk Crius Group, Hulshout

www.thiememeulenhoff.nl ISBN 978 90 06 95331 2 Tweede druk, eerste oplage, 2021 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2021 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

Traject V&V - Anatomie en fysiologie - niveau 3.indb 2

29/03/2021 14:45


Voorwoord Deze uitgave is onderdeel van Traject, dé methode voor de zorgopleidingen Verzorgende-IG en Mbo-Verpleegkundige. Deze uitgave bevat een licentie voor de online leeromgeving. Traject is gebaseerd op de kwalificatiedossiers 2020 voor de opleidingen Verzorgende-IG en Mbo-Verpleegkundige. In deze kwalificatiedossiers hebben de CanMEDS-rollen een belangrijke plek gekregen, net als technologie en is er meer aandacht voor de zorgvrager en zijn eigen regie en welzijn. Traject sluit aan op de kwalificatiedossiers met actueel en vernieuwend materiaal dat is ontwikkeld in samenwerking met docenten en experts uit het werkveld. Traject bestaat uit: • theorieboeken, inclusief een licentie voor de online leeromgeving; • een online leeromgeving met verwerkingsopdrachten, praktijksituaties, beroepsvaardigheden, zelftoetsen, evaluatie- en reflectieopdrachten. Traject is modulair opgebouwd. Deze uitgave bestaat uit meerdere modules. Elke module heeft een vaste opbouw. In deze uitgave zijn de volgende onderdelen terug te vinden: • Actuele theorie die alle benodigde basiskennis en achtergrondinformatie bevat bij de betreffende werkprocessen. • Begrijp je de theorie; stellingen waarmee de student controleert of zij de theorie voldoende beheerst. • Een begrippenlijst. Bovenstaande onderdelen zijn ook opgenomen in de online leeromgeving. Daarnaast bevat de online leeromgeving bij iedere module de volgende onderdelen: • Een grote variëteit aan verwerkingsopdrachten. • Door de module heen zijn allerlei evaluatie- en reflectieopdrachten opgenomen. • Een zelftoets waarmee de student zelfstandig kan beoordelen of zij de stof beheerst. • Een moduletoets die de docent kan inzetten om te beoordelen of de studenten de stof voldoende beheersen. We wensen alle studenten en docenten veel plezier en succes met het werken met Traject. Amersfoort 2021, Auteurs, redactie en uitgever

3

Traject V&V - Anatomie en fysiologie - niveau 3.indb 3

29/03/2021 14:45


Traject V&V - Anatomie en fysiologie - niveau 3.indb 4

29/03/2021 14:45


Inhoudsopgave Module 1  Oriëntatie op anatomie en fysiologie  9 1 Oriëntatie op anatomie en fysiologie  11 1.1 De begrippen anatomie en fysiologie  11 1.2 Plaatsaanduidingen, ­vlakken en richtingen  12 1.3 Opbouw van het lichaam  16 Begrijp je de theorie?  18 Begrippen 19

Module 2  Cellen, weefsels en organen  21 1 Cellen  23 1.1 Kenmerken van het leven  23 1.2 Cellen  25 1.3 Intracellulaire en ­extracellulaire vloeistof  27 1.4 Uitwisseling van stoffen  27 1.5 Deling  29 Begrijp je de theorie?  32 2 Weefsels en organen  34 2.1 Weefsels  34 2.2 Dekweefsels  35 2.3 Bindweefsel  39 2.4 Spierweefsel  44 2.5 Zenuwweefsel  46 2.6 Weefselvorming en/of -herstel  49 Begrijp je de theorie?  50 Begrippen 53

Module 3  Huid en huidstructuren  57 1 Huid en huidstructuren  59 1.1 Opbouw van de huid  59 1.2 Taken van de huid  62 1.3 Bij de huid horende ­organen  64 Begrijp je de theorie?  70 Begrippen 72

Module 4  Spijsverteringsstelsel  73 1 Spijsverteringsstelsel 75 1.1 Bouw van het spijsverteringskanaal  76 1.2 Mondholte  76 1.3 Keelholte  79 1.4 Slokdarm  81 1.5 Maag  82 1.6 Dunne darm  85 1.7 Dikke darm  87 1.8 Alvleesklier  89 5

Traject V&V - Anatomie en fysiologie - niveau 3.indb 5

29/03/2021 14:45


A&F

1.9 Lever en galblaas  90 1.10 Buikholte en buikvlies  94 Begrijp je de theorie?  95 Begrippen 97

Module 5  Urinewegstelsel  99 1 Urinewegstelsel 101 1.1 Uitscheidingsorganen  101 1.2 De nieren  102 1.3 Urinewegen  109 1.4 Samenstelling van de urine  112 Begrijp je de theorie?  113 Begrippen 115

Module 6  Bloed en bloedsomloopstelsel  117 1 Bloed en bloedsomloopstelsel  119 1.1 Bloed  119 1.2 Plasma  120 1.3 Bloedgroepen  122 1.4 Bloedsomloop  123 1.5 Het hart  124 1.6 Grote en kleine bloeds­omloop  127 Begrijp je de theorie?  133 Begrippen 134

Module 7  Ademhalingsstelsel  137 1 Ademhalingsstelsel  139 1.1 De bouw van het ademhalingsstelsel  141 1.2 De werking van het ­ademhalingsstelsel  146 Begrijp je de theorie?  149 Begrippen 151

Module 8  Bewegingsstelsel  153 1 Bewegingsstelsel 155 1.1 Skelet  155 1.2 Botten  157 1.3 Botverbindingen  159 1.4 Spieren  160 1.5 Hoofd  163 1.6 Wervelkolom  164 1.7 Romp  168 1.8 Arm  170 1.9 Bekken  175 1.10 Been  176 Begrijp je de theorie?  182 Begrippen 183

6

Traject V&V - Anatomie en fysiologie - niveau 3.indb 6

29/03/2021 14:45


Module 9  Afweersysteem  187 1 Afweersysteem  189 1.1 Verdedigingslinies van het lichaam  189 1.2 Afweer door huid en slijmvliezen  190 1.3 Ontstekingsreactie  191 1.4 Het niet-specifieke ­afweersysteem  191 1.5 Het specifieke afweer­systeem en de zwezerik  192 1.6 Lymfestelsel  193 1.7 Milt  194 Begrijp je de theorie?  196 Begrippen 197

Module 10  Zenuwstelsel  199 1 Zenuwstelsel  201 1.1 Bouw en indeling van het zenuwstelsel  202 1.2 Centraal zenuwstelsel  204 1.3 Perifeer zenuwstelsel  216 1.4 Fysiologische indeling  219 Begrijp je de theorie?  224 Begrippen 228

Module 11  Zintuigstelsel  231 1 Zintuigstelsel  233 1.1 Zintuigen  233 1.2 Reukzintuig  237 1.3 Smaakzintuig  240 1.4 Gevoelszintuig  242 1.5 Gezichtszintuig  245 1.6 Gehoorzintuig  257 1.7 Evenwichtszintuig  262 1.8 Zintuigcellen in skelet, spieren en inwendige organen  265 Begrijp je de theorie?  270 Begrippen 274

Module 12  Hormoonstelsel  279 1 Hormoonstelsel  281 1.1 Hormonen  281 1.2 Hypothalamus-­hypofysesysteem  282 1.3 Schildklier en ­bijschildklieren  285 1.4 Bijnieren  287 1.5 Eilandjes van Langerhans in de alvleesklier  288 1.6 Vrouwelijke en mannelijke geslachtsklieren  289 1.7 Het juxtaglomerulaire apparaat  290 1.8 Pijnappelklier  290 1.9 Weefselhormonen  291 Begrijp je de theorie?  293 Begrippen 294 7

Traject V&V - Anatomie en fysiologie - niveau 3.indb 7

29/03/2021 14:45


A&F

Module 13  Voortplantingsstelsel  297 1 Voortplantingsstelsel  299 1.1 Het vrouwelijke geslachtsorgaan  300 1.2 Het mannelijke ­geslachtsorgaan  306 Begrijp je de theorie?  311 Begrippen 312

8

Traject V&V - Anatomie en fysiologie - niveau 3.indb 8

29/03/2021 14:45


A&F MOD ULE

1

Oriëntatie op anatomie en fysiologie In deze module leer je wat de begrippen anatomie en fysiologie inhouden en waarom je deze begrippen meestal samen tegenkomt. Bij anatomie en fysiologie worden veel Latijnse namen gebruikt. In de praktijk zul je deze namen veel tegenkomen en ook veel gebruiken, bijvoorbeeld wanneer je tijdens een overdracht uitlegt waar een zorgvrager pijn heeft. In deze module leer je hoe je de Latijnse namen in stukjes kunt hakken om erachter te komen wat ze betekenen. Maar er zijn ook termen die je uit je hoofd zult moeten leren. Aan het eind van deze module leer je op welke niveaus je de opbouw van het lichaam kunt bekijken. Dat gaat van het – zelfs niet met een gewone microscoop zichtbare – scheikundige niveau tot aan het niveau van grote orgaanstelsels.

Auteur A. Engeltjes

Traject V&V - Anatomie en fysiologie - niveau 3.indb 9

29/03/2021 14:45


1

A&F MODULE 1 Oriëntatie op anatomie en fysiologie

Oriëntatie op anatomie en fysiologie

10

Traject V&V - Anatomie en fysiologie - niveau 3.indb 10

29/03/2021 14:45


Oriëntatie op anatomie en fysiologie

1

Oriëntatie op anatomie en fysiologie 1 LEERDOELEN

• • • • • •

Je kunt omschrijven wat de vakgebieden anatomie en fysiologie inhouden. Je kunt toelichten waarom je de begrippen anatomie en fysiologie meestal in combinatie met elkaar tegenkomt. Je kunt uitleggen hoe je door het taalkundig ontleden van anatomische plaatsaanduidingen erachter komt wat ze betekenen. Je kunt uitleggen op welke zes manieren het lichaam anatomisch in vlakken verdeeld kan worden en welke doorsneden die opleveren. Je kunt uitleggen welke termen in de anatomie gebruikt worden om richtingen of plaatsen in het lichaam aan te geven. Je kunt uitleggen welke niveaus er onderscheiden worden in de opbouw van het lichaam.

Voor bijna iedereen is het duidelijk dat anatomie en fysiologie te maken hebben met kennis over het menselijk lichaam. Toch blijkt het vaak moeilijk om precies onder woorden te brengen wat deze twee begrippen inhouden. Deze module bespreekt wat er onder anatomie en fysiologie verstaan wordt. Eerst komen de begrippen anatomie en fysiologie aan bod. Daarna word je vertrouwd gemaakt met woorden die regelmatig voorkomen bij het beschrijven van de bouw en werking van het lichaam. Tot slot worden de niveaus van de opbouw van het lichaam besproken.

1.1

De begrippen anatomie en fysiologie

is daarom al eeuwenlang nieuwsgierig naar hoe het lichaam precies werkt en is opgebouwd. Want hoe beter je de werking en opbouw begrijpt, hoe groter de kans dat je kunt 'repareren'. De mens wil graag iets doen als een onderdeel stukgaat en het laat afweten. Het woord 'anatomie' is een ander woord voor ontleedkunde. Anatomie is de wetenschap die zich bezighoudt met het ontleden en in kaart brengen van de bouw van het menselijk lichaam. De fysiologie bestudeert het functioneren van de mens en andere levende wezens. De fysiologie kijkt dus naar hoe het menselijk lichaam werkt. Anatomie en fysiologie worden vaak in één adem genoemd. Dat is best logisch, want de bouw en

Door middel van je lichaam leef je, ervaar je jezelf, presenteer je jezelf, ontmoet je de ander en ontdek je de wereld. Als je lichaam werkt zoals het moet, dan is het technisch gezien een schitterend staaltje van hoogwaardige techniek. Een goed werkende machine, samengesteld uit verfijnde onderdelen die perfect op elkaar zijn afgestemd. Ieder onderdeel levert zijn eigen bijdrage. Kan een onderdeel – om welke reden dan ook – zijn bijdrage niet leveren, dan werkt het lichaam minder goed. Het lichaam gaat dan haperen en in het ergste geval kan het er zelfs mee stoppen. De mens 11

Traject V&V - Anatomie en fysiologie - niveau 3.indb 11

29/03/2021 14:45


1

A&F MODULE 1 ORIëNTATIE OP ANATOMIE EN FySIOLOGIE

werking van het lichaam hangen nauw samen. Toch is het goed om deze begrippen uit elkaar te houden.

Na al die honderden jaren werken aan de ontleding van het menselijk lichaam, zijn er nog altijd onbeantwoorde vragen over de bouw en werking van het lichaam. Dit zijn bijvoorbeeld vragen over de ingewikkelde structuren in de hersenen, of over de bouw van de allerkleinste onderdelen van het lichaam.

Anatomie Het spijsverteringskanaal bestaat uit de mond, keelholte, slokdarm, maag en darmen.

1.2

Plaatsaanduidingen, vlakken en richtingen

Als je het lichaam gaat ontleden en wilt beschrijven, dan moet je doorsneden maken van het lichaam en de onderdelen ervan. Je moet dan afspreken hoe je die doorsnede maakt en vanuit welke positie je het lichaam beschrijft. Om dit duidelijker te maken een voorbeeld: als je voor iemand staat en je vraagt hem zijn rechterhand uit te steken, dan vind je het logisch dat hij de hand uitsteekt die voor hem rechts is. Hoewel dat vanuit jouw gezichtspunt links is, vind je het heel vanzelfsprekend dat hij zijn rechterhand uitsteekt. Je hebt dit zo geleerd, het is ooit afgesproken om het zo te doen. Net zoals ooit is afgesproken wat links en rechts is. In de anatomie geldt precies hetzelfde: als het over links of rechts gaat, dan is dat altijd vanuit de persoon zelf gezien.

Fysiologie In de mond wordt door de speekselklieren speeksel geproduceerd. Dit speeksel splitst bepaalde suikers. Het maagsap verteert eiwitten en splitst vetten in kleine druppels.

Over de bouw van het lichaam is al heel veel bekend. Al honderden jaren zijn mensen bezig met het ontleden van het menselijk lichaam. In de zestiende eeuw deed de Vlaamse arts Andreas Vesalius al onderzoek op lichamen van overleden mensen. Hij maakte van alles wat hij zag nauwkeurige tekeningen en publiceerde die. Hierdoor groeide het begrip van het menselijk lichaam. Het zorgde ook voor een ingrijpende vooruitgang van de geneeskunde.

rechterlong

linkerlong

Figuur 1.2 Links en rechts © Gemma Stekelenburg Figuur 1.1 Andreas Vesalius © Leemage / Corbis via Getty Images

12

Traject V&V - Anatomie en fysiologie - niveau 3.indb 12

29/03/2021 14:45


Oriëntatie op anatomie en fysiologie

Mensen in sommige beroepsgroepen zijn veel met het lichaam bezig. Voor hen is het vanzelfsprekend om vaktaal te gebruiken als ze plaatsen in of op het lichaam benoemen. Je kunt hierbij denken aan artsen, tandartsen, fysiotherapeuten, maar ook aan verpleegkundigen en verzorgenden. De vaktaal is aangeleerd: het is niet meer nodig om na te denken over het gebruik van deze woorden. Als iemand vaktaal gebruikt en je begrijpt het niet, dan kan dit knap lastig zijn. In je werk als verzorgende helpt het om deze vaktaal wél te begrijpen. Hierna volgt een korte bespreking van enkele onderdelen van de medische vaktaal. Het gaat om veelgebruikte plaatsaanduidingen, vlakken en richtingen.

1

Plaatsaanduidingen Veelvoorkomende plaatsaanduidingen voor of achter een lichaamsonderdeel zijn:

1.2.1 Plaatsaanduidingen Een plaats wordt in de medische vaktaal vaak aangegeven door een voor- of achtervoegsel te plaatsen bij het woord waar het om gaat (het kernwoord). Als iemand een medicijn via de mond moet innemen, dan noemt de arts dat 'per os'. 'Per' is het voorvoegsel en 'os' het kernwoord. Het voorvoegsel 'per' betekent 'doorheen' en 'os' is mond. Per os betekent dus 'door de mond (heen)'. Een ander voorbeeld is 'intramusculair'. 'Intra' is het voorvoegsel, 'musculus' het kernwoord en 'air' het achtervoegsel. 'Intra' betekent 'binnenin'. 'Musculus' staat voor spier. Het achtervoegsel 'air' betekent 'met betrekking tot'. Intra­ musculair betekent dus 'in de spier'. Wat je uit deze voorbeelden kunt leren, is dat je medische vaktaal beter kunt begrijpen door de moeilijke woorden op te delen in stukjes. Hoor je een medische term of kom je deze tegen, probeer dan na te gaan of het gaat om een kernwoord met voor- of achtervoegsels. Als je dit weet en je weet wat het kernwoord betekent, dan kun je je een beeld vormen van de plaats of positie van het onderdeel in het lichaam. Hierna vind je een overzicht van voorvoegsels die je kunt opvatten als plaatsaanduiding.

binnenin, in = intra

in de spier = intramusculair

boven = supra

boven het schaambeen = suprapubisch

buiten = extra

buiten de cel = extracellulair

doorheen = per

door de mond = per os

na = post

na een operatie = postoperatief

naast = para

via een andere weg eten krijgen dan door de mond = parenteraal

onder = sub

onder de huid = subcutaan

rondom = peri

rondom de anus = perianaal

tussen = inter

tussen de ribben = intercostaal

voor = pre

voor de geboorte = prenataal

Soms worden toevoegingen gedaan aan het kernwoord als: -aal, -aan, -air en -isch. Je ziet deze zogenoemde achtervoegsels in de gegeven voorbeelden. Deze achtervoegsels duiden erop dat ze 'betrekking hebben op'.

1.2.2 Vlakken Naast de voor- en achtervoegsels wordt nog een aantal algemene woorden regelmatig gebruikt om aan te geven waar iets ligt in het lichaam. In deze titel zijn veel tekeningen opgenomen van delen van het lichaam, zodat je een beeld krijgt bij wat wordt beschreven. Regelmatig zijn dit 'doorsnede'-tekeningen. Doorsnedetekeningen worden hier vlakken genoemd. Om duidelijk te maken hoe je een vlak moet bekijken, wordt gebruikgemaakt van woorden die het soort doorsnede en de richting ervan weergeven. Enkele benamingen van vlakken die regelmatig worden gebruikt, vind je hierna. Vlakken kun je het best begrijpen als je de uitleg meteen probeert terug te zien in de figuur.

13

Traject V&V - Anatomie en fysiologie - niveau 3.indb 13

29/03/2021 14:45


1

A&F MODULE 1 ORIëNTATIE OP ANATOMIE EN FySIOLOGIE

mediaan vlak

frontaal vlak

transversaal of horizontaal vlak

Figuur 1.3 Vlakken of doorsneden © Gemma Stekelenburg

Horizontaal en verticaal zijn bekende begrippen. Horizontaal wil zeggen van links naar rechts. Verticaal betekent van boven naar beneden. Een doorsnede van het lichaam van links naar rechts noem je een 'horizontaal vlak'. Dit wordt ook wel een 'transversaal vlak' genoemd. Een horizontaal vlak van het lichaam kun je op elke hoogte maken, bijvoorbeeld van je hoofd, borstkast, onderlichaam of voeten. Een 'verticaal vlak' is een doorsnede van boven naar beneden en heeft verschillende benamingen, omdat je van de staande mens een dwarsdoorsnede kunt maken van links naar rechts, van voor naar achter en van achter naar voor.

De dwarsdoorsnede van links naar rechts is een 'frontaal vlak'. Een doorsnede van voor naar achter is een 'sagittaal vlak'. En als deze doorsnede van voor naar achter precies door het midden van het lichaam loopt, spreek je van een 'mediaan vlak'.

14

Traject V&V - Anatomie en fysiologie - niveau 3.indb 14

29/03/2021 14:45


Oriëntatie op anatomie en fysiologie

1

Tabel 1.1  Veelvoorkomende aanduidingen voor doorsneden (vlakken) van het lichaam horizontale doorsnede van het lichaam

transversaal vlak

doorsnede van voor naar achter door het midden van het lichaam

mediaan vlak

dwarsdoorsnede van links naar rechts door het lichaam

frontaal vlak

een doorsnede van voor naar achter

sagittaal vlak

1.2.3 Richtingen

superior

Om aan te duiden waar in je lichaam zich een bepaald onderdeel bevindt, worden woorden gebruikt die aangeven in welke richting je moet denken. Woorden die regelmatig voorkomen in de medische vaktaal zijn 'superior', 'inferior', 'centraal', 'perifeer', 'mediaal' en 'lateraal'. Deze woorden geven het volgende aan: • superior: een lichaamsdeel ligt boven andere lichaamsdelen; • inferior: een lichaamsdeel ligt onder andere lichaamsdelen; • centraal: een lichaamsdeel ligt meer naar het midden; • perifeer: een lichaamsdeel ligt meer aan de buitenkant; • mediaal: een lichaamsdeel ligt meer bij de middellijn; • lateraal: een lichaamsdeel ligt meer naar de zijkant toe.

superior

craniaal

proximaal dorsaal

ventraal lateraal

caudaal

mediaal centraal proximaal perifeer distaal

inferior

distaal inferior

Figuur 1.4  Richtingen  © Gemma Stekelenburg

Hierna volgen nog meer aanduidingen in medische vaktaal, en hun betekenis.

Tabel 1.2  Woorden die gebruikt worden om aan te geven waar een onderdeel zich in het lichaam bevindt Betekenis

Medische term

liggend boven andere lichaamsdelen

superior

liggend onder andere lichaamsdelen

inferior

liggend in/richting het midden

centraal

richting de buitenkant

perifeer

richting de middellijn

mediaal

richting de zijkant

lateraal

richting de romp

proximaal

richting uiteinde armen of benen

distaal

richting de buik

ventraal

richting de rug

dorsaal

richting het hoofd

craniaal

richting de stuit (onderkant van de rug)

caudaal 15

Traject V&V - Anatomie en fysiologie - niveau 3.indb 15

29/03/2021 14:45


A&F MODULE 1 ORIëNTATIE OP ANATOMIE EN FySIOLOGIE

1

1.3

Opbouw van het lichaam

1.3.1 Cellen Het lichaam telt triljoenen cellen. In de kern zijn ze allemaal op dezelfde manier opgebouwd. Op basis van vorm, grootte en functie kun je ze onderverdelen in zo'n tweehonderd verschillende typen. Zo zijn er langgerekte zenuwcellen, die vooral geschikt zijn om elektrische signalen door te geven. Er zijn ook bolle cellen, de vetcellen, die vet opslaan. Cellen die gelijk van soort zijn en tegelijk dezelfde functie hebben, vormen weefsels.

Cellen zijn de kleinst levende delen van ons lichaam. Cellen van gelijke soort vormen samen weefsels. Verschillende weefsels samen vormen organen, die op hun beurt samenwerken in een orgaanstelsel. Als je op deze wijze naar de bouw van het lichaam kijkt, dan kun je het lichaam indelen in verschillende niveaus (zie figuur).

orgaanstelselniveaus

spier

bot

zenuw

hormoon

bloed

lymfe

ademhaling

urineweg spijsvertering voortplanting

huid

het hart

atomen orgaanniveau hartspierweefsel moleculen

scheikundig niveau

hartspiercel

weefselniveau

celniveau Figuur 1.5 Niveaus van samenstelling van het lichaam © Gemma Stekelenburg

16

Traject V&V - Anatomie en fysiologie - niveau 3.indb 16

29/03/2021 14:45


Oriëntatie op anatomie en fysiologie

1

taak uitvoert. Zo werken de verschillende weefsels in het hart samen om het bloed door het lichaam te pompen. De weefsels van de longen werken samen om zuurstof naar het bloed toe te brengen en om afvalgassen als kooldioxide af te voeren. Het hart en de longen zijn daarmee organen. Andere voorbeelden van belangrijke organen zijn lever, nieren, maag en hersenen.

1.3.4 Orgaanstelsels Organen die geordend en volgens een vast patroon met elkaar samenwerken, noem je orgaansystemen of orgaanstelsels. Zo werken de mond, slokdarm, maag en darmen geordend samen om je eten en drinken in kleine stukjes te verteren, zodat het in je lichaam kan worden opgenomen. Dit proces heet spijsvertering. Het samenwerkingsverband wordt het spijs­ verteringsstelsel genoemd. Er worden verschillende stelsels onderscheiden. Naast het spijsverteringsstelsel heb je: • ademhalingsstelsel; • beenderstelsel; • hart- en bloedvatstelsel; • hormoonstelsel; • huid, haar en nagels; • afweerstelsel; • lymfestelsel; • spierstelsel; • uitscheidingsstelsel; • voortplantingsstelsel; • zenuwstelsel; • zintuigstelsel.

Figuur 1.6  Cellen die gelijk van soort zijn en tegelijkertijd

dezelfde functie hebben, vormen weefsels  © Gemma Stekelenburg

Cellen kun je ontleden in onderdelen. Deze onderdelen kun je weer uiteenrafelen in stoffen. Tussen deze stoffen binnen een cel, maar ook daarbuiten, vindt onafgebroken activiteit plaats. Deze activiteit, de zogenoemde chemische processen, zijn noodzakelijk voor de cellen, weefsels en organen, om hun taak te kunnen uitvoeren. Er zijn veel (zuivere) stoffen die een rol spelen bij deze chemische processen. Hierbij moet je denken aan Zuurstof (O2 ), Waterstof (H), Stikstof (N), Calcium (Ca) en IJzer (Fe).

1.3.2 Weefsels Weefsels kun je onderverdelen op basis van hun functie. Er zijn vier basistypen: dek-, bind-, spier- en zenuwweefsel. Het weefseltype dat de functie heeft om het lichaam en de holten van het lichaam te bekleden, heet dekweefsel. Het weefseltype dat andere weefsels verbindt, steunt en beschermt, heet bindweefsel. Het weefseltype dat het lichaam doet bewegen, heet spierweefsel. Het weefsel dat ervoor zorgt dat de verschillende onderdelen van het lichaam met elkaar kunnen communiceren, heet zenuwweefsel.

Alle stelsels samen zorgen ervoor dat je lichaam bedekt wordt, steun heeft, wordt gecontroleerd en bevoorraad. Ook zorgen ze ervoor dat het afval wordt verwijderd, je zo min mogelijk ziek wordt, zo lang mogelijk blijft leven en dat je je daarvan bewust bent. Uiteindelijk zorgen de stelsels ervoor dat de mens als soort blijft voortbestaan. In de andere modules komen de verschillende stelsels uitgebreid aan bod.

1.3.3 Organen Een orgaan bestaat uit verschillende weefsels. Een orgaan is een duidelijk te onderscheiden deel van het lichaam, dat een bepaalde, specifieke 17

Traject V&V - Anatomie en fysiologie - niveau 3.indb 17

29/03/2021 14:45


1

A&F MODULE 1 Oriëntatie op anatomie en fysiologie

BEGR IJP JE D E THEORIE? Geef bij iedere stelling aan of deze juist of onjuist is. Juist

Onjuist

1 Een sagittaal vlak is ook een horizontaal vlak.

2 Het lichaam telt triljoenen verschillende celtypen.

3 Een orgaan is een duidelijk te onderscheiden deel van het lichaam dat een bepaalde, specifieke taak uitvoert.

4 Het bindweefsel is het weefseltype dat als taak heeft het lichaam en de holten van het lichaam te bekleden.

5 Het weefseltype dat het lichaam beweegt, heet zenuwweefsel.

6 Organen die geordend en volgens een vast patroon met elkaar samenwerken, worden orgaansystemen genoemd.

7 Het oog is een voorbeeld van een orgaan.

8 De vertering van eten tot heel kleine deeltjes in de darmen, zodat het kan worden opgenomen in het bloed, heet het spijsverteringsstelsel.

9 Tussen stoffen binnen een cel vindt activiteit plaats. Tussen stoffen binnen een cel en erbuiten vindt geen activiteit plaats.

10 De orgaanstelsels zorgen er samen voor dat de mens in leven blijft.

11 De fysiologie bestudeert hoe het menselijk lichaam is opgebouwd.

12 De nauwkeurige tekeningen in de 16e eeuw van Andreas Vesalius ­zorgden voor een ingrijpende vooruitgang in de geneeskunde.

13 Er is al honderden jaren gewerkt aan de ontleding van het menselijk lichaam. Daardoor zijn er nauwelijks nog onbeantwoorde vragen over de bouw van het menselijk lichaam.

14 Fysiologie is de wetenschap die zich bezighoudt met de bouw van ­organismen.

15 Als je voor iemand staat en je kijkt deze persoon in het gezicht, dan bevindt het linkeroog van de persoon zich voor jou aan de rechterkant.

16 In de medische vaktaal betekent het voorvoegsel 'intra' tussen.

17 Als een arts de opdracht geeft om parenteraal voeding te geven, dan bedoelt hij dat eten door de mond moet worden gegeven.

18 Je handen en voeten bevinden zich perifeer van je romp.

19 Met de term dorsaal wordt bedoeld 'richting de rug'.

20 Een frontaal vlak is een dwarsdoorsnede van links naar rechts door het lichaam.

18

Traject V&V - Anatomie en fysiologie - niveau 3.indb 18

29/03/2021 14:45


BEGRIPPEN

Begrippen Oriëntatie op anatomie en fysiologie

anatomie

Ontleedkunde.

caudaal

Liggend richting de stuit (onderkant rug).

cel

Kleinste eenheid van leven (levende deel) van het lichaam.

centraal

Liggend naar het midden.

craniaal

Liggend richting het hoofd.

distaal

Liggend richting uiteinde armen of benen.

dorsaal

Liggend richting de rug.

extra-

Buiten. Bijvoorbeeld: extracellulair is buiten de cel.

frontaal vlak

Dwarsdoorsnede van het lichaam, van links naar rechts.

fysiologie

Functioneren van het menselijk lichaam.

horizontaal vlak

Horizontale dwarsdoorsnede van het menselijk lichaam. Ook wel: transversaal vlak.

inferior

Liggend onder andere lichaamsdelen.

inter-

Tussen. Bijvoorbeeld: intercostaal is tussen de ribben.

intra-

Binnenin. Bijvoorbeeld: intramusculair betekent 'in de spier'.

lateraal

Liggend naar de zijkant.

mediaal

Liggend bij de middellijn.

mediaan vlak

Doorsnede door het midden van het lichaam, van voor naar achter.

orgaan

Duidelijk te onderscheiden deel van het lichaam, met een specifieke functie.

orgaanstelsel

Geheel van organen die geordend en volgens een vast patroon samenwerken.

orgaansysteem

Zie: orgaanstelsel.

para-

Naast. Bijvoorbeeld: paramedisch betekent 'naast de dokter'. Paramedische zorg heeft als doel de gezondheid van de zorgvrager zo goed mogelijk op peil te houden en is niet direct gericht op de genezing van een ziekte of aandoening.

per

Doorheen. Bijvoorbeeld: per os is door de mond.

19

Traject V&V - Anatomie en fysiologie - niveau 3.indb 19

29/03/2021 14:45


A&F MODULE 1 Oriëntatie op anatomie en fysiologie

peri-

Rondom. Bijvoorbeeld: perianaal is rondom de anus.

perifeer

Liggend aan de buitenkant.

post-

Na. Bijvoorbeeld: postoperatief is ná een operatie.

pre-

Voor. Bijvoorbeeld: prenataal is vóór de geboorte.

proximaal

Liggend richting de romp.

sagittaal vlak

Verticale dwarsdoorsnede van het lichaam, van voor naar achter.

spijsvertering

Proces van voedselvertering.

spijsverteringsstelsel

Het geheel van lichaamsdelen en organen, van mond tot anus, dat betrokken is bij de spijsvertering.

sub-

Onder. Bijvoorbeeld: subcutaan is onder de huid.

superior

Liggend boven andere lichaamsdelen.

supra-

Boven. Bijvoorbeeld: suprapubisch is boven het schaambeen.

transversaal vlak

Horizontale dwarsdoorsnede van het menselijk lichaam. Ook wel: horizontaal vlak.

ventraal

Liggend richting de buik.

verticaal vlak

Doorsnede van het lichaam, van boven naar beneden.

weefsel

Cellen van gelijke soort en met dezelfde functie.

A A N D E S L AG M E T J E K E N N I S Ga naar de digitale leeromgeving eDition om aan de slag te gaan met de ­verwerking en de zelftoets.

20

Traject V&V - Anatomie en fysiologie - niveau 3.indb 20

29/03/2021 14:45


A&F MOD ULE

2

Cellen, weefsels en organen In het eerste hoofdstuk van deze module leer je aan welke zes kenmerken je levende organismen kunt herkennen. Daarna ontdek je hoe de kleinste levende delen van een organisme – de cellen – zijn opgebouwd, welke functies die allemaal hebben in je lichaam, hoe ze stoffen kunnen uitwisselen met hun omgeving en hoe ze zich kunnen vermenigvuldigen. Aan het einde van dit hoofdstuk leer je hoe geslachtscellen ontstaan en welke chromosomen zich in eicellen en zaadcellen kunnen bevinden. In het tweede hoofdstuk van deze module leer je hoe cellen zich differentiëren en welke vier basistypen weefsel ze kunnen vormen. Van elk basistype weefsel – dekweefsel, bindweefsel, spierweefsel en zenuwweefsel – leer je hoe het is opgebouwd en wat de kenmerken en taken ervan zijn. Je ontdekt dat er binnen elk subtype weefsel grote variaties zijn. Aan het eind van dit hoofdstuk leer je hoe weefsels zichzelf kunnen vormen en/of herstellen.

Auteur A. Engeltjes

Traject V&V - Anatomie en fysiologie - niveau 3.indb 21

29/03/2021 14:45


2

A&F MODULE 2 CELLEN, WEEFSELS EN ORGANEN

Cellen, weefsels en organen

22

Traject V&V - Anatomie en fysiologie - niveau 3.indb 22

29/03/2021 14:45


Cellen

1

Cellen 1 LEERDOELEN

• • • • • • •

Je kunt toelichten aan welke zes kenmerken je leven kunt herkennen. Je kunt beschrijven hoe het celmembraan, het cytoplasma en de celkern zijn opgebouwd en wat hun functie is. Je kunt uitleggen hoe binnen en buiten de cel homeostase (evenwicht) wordt bereikt. Je kunt toelichten hoe cellen stoffen kunnen uitwisselen met hun omgeving via diffusie, osmose en op een actieve manier. Je kunt uitleggen waarom het belangrijk is dat cellen zich delen en hoe de celdeling verloopt. Je kunt uitleggen waarin de celdeling van lichaamscellen verschilt van die van geslachtscellen. Je kunt beschrijven hoe X- en Y-chromosomen het geslacht van een baby bepalen.

Een cel is het kleinst levende deel van het menselijk lichaam. Cellen zijn de basiselementen van het leven. Alle levende wezens, of ze nu groot of klein zijn, worden erdoor gevormd. Grote levende wezens, zoals de mens, bestaan uit vele miljarden cellen. Die cellen vormen weer weefsels. In dit hoofdstuk komt aan bod hoe cellen zijn opgebouwd, wat de verschillende typen cellen zijn, met verschillende taken, en dat cellen in staat zijn zichzelf na te maken om zich in stand te houden.

1.1

Kenmerken van het leven

Figuur 1.1  Organismen kunnen uit één tot miljarden cellen zijn opgebouwd. Voorbeelden: pantoffeldiertje, mens en

olifant  © Shutterstock 23

Traject V&V - Anatomie en fysiologie - niveau 3.indb 23

29/03/2021 14:45


1

A&F MODULE 2 Cellen, weefsels en organen

Een veelgebruikt woord voor een levend wezen is 'organisme'. Je kunt pas zeggen dat iets leeft als het aan alle kenmerken van leven voldoet. Die kenmerken zijn niet afhankelijk van hoe groot een organisme is. Er zijn levende wezens die uit één cel bestaan en levende wezens die uit vele miljarden cellen bestaan. Een voorbeeld van een eencellig organisme is het pantoffeldiertje. Dit diertje komt voor in zoet water met veel rottende plantendelen. De mens is een voorbeeld van een uit vele miljarden cellen opgebouwd organisme. Ook de olifant is uit vele miljarden cellen opgebouwd. Iets leeft als alle kenmerken voor leven te herkennen zijn. Deze kenmerken zijn: • stofwisseling; • groei; • prikkelontvangst en -verwerking; • aanpassingsvermogen; • beweging; • voortplanting.

omvat het steeds verder uiteenvallen van stoffen tot steeds kleinere stukjes materiaal (moleculen). Dit gebeurt bijvoorbeeld met je eten, in je darmen. Het proces van opbouw komt na het proces van afbraak: de moleculen gaan zich met elkaar verbinden, om nieuwe stoffen te vormen. Zo worden bijvoorbeeld eiwitten gevormd voor de opbouw van nieuwe cellen en nieuw leven.

1.1.2 Groei Groei betekent groter worden, maar ook toenemen en uitbreiden. Je lichaam groeit bijvoorbeeld in de lengte, je gewicht neemt toe. Groei ontstaat doordat bestaande cellen groter worden, en er zich nieuwe cellen vormen doordat cellen zich delen. Gaat het vormen van nieuwe cellen sneller dan het afbreken van cellen, dan is er sprake van groei door toename. De stoffen uit je eten en drinken, ingeademde lucht en de stofwisseling zorgen ervoor dat groei mogelijk is.

1.1.1 Stofwisseling 1.1.3 Prikkelontvangst en ­-verwerking

Stofwisseling (metabolisme) is het geheel van chemische processen die nodig zijn voor de functie, energiebehoefte, opbouw en het voortbestaan van een organisme en zijn cellen. Een chemisch proces is in feite de ontbinding van een stof en de omzetting ervan naar een nieuwe stof.

Mensen zijn in staat om signalen (prikkels) uit de buitenwereld en van binnenuit op te vangen (prikkelontvangst), deze signalen door te geven, te verwerken en hierop te reageren (prikkelverwerking). Je hoort bijvoorbeeld een geluid: het komt binnen via je oor, gaat via de gehoorgang verder naar je trommelvlies, daar wordt het versterkt, vervolgens gaat het via de zenuwen naar je hersenen en tot slot word je je bewust van het geluid. Als het geluid aangenaam is, reageer je anders dan bij een oorverdovend hard geluid. Als het geluid te hard is, zul je waarschijnlijk je hoofd wegdraaien en je oren afdekken. Van een aangenaam geluid wil je meer horen: je spitst je oren en draait je hoofd zo nodig bij, om het nog beter te horen.

De stofwisseling van het lichaam Allerlei stoffen komen je mond en neus binnen. Deze stoffen ondergaan, zodra ze je lichaam binnenkomen, allerlei bewerkingen. Deze bewerkingen gaan door tot het moment dat de stoffen, in welke vorm dan ook, je lichaam weer verlaten. De vertering van het eten in je darmen is een vorm van stofwisseling. Het inademen van zuurstof en deze zuurstof opnemen in je bloed is dat ook. Het verbranden van energie door je spieren is stofwisseling. Het verwerken en verwijderen van afvalstoffen via je urine of ontlasting ook. Het begrip 'stofwisseling' is dus een veelomvattend begrip.

1.1.4 Aanpassingsvermogen Aanpassing (adaptatie) is het vermogen tot het aanpassen aan veranderende (levens)omstandigheden. Een voorbeeld hiervan is de ontwikkeling van je spieren als je langere tijd intensief sport.

Stofwisseling kun je onderverdelen in twee afzonderlijke verwerkingen: het proces van afbraak en het proces van opbouw. Het proces van afbraak 24

Traject V&V - Anatomie en fysiologie - niveau 3.indb 24

29/03/2021 14:45


Cellen

Een ander voorbeeld is langere tijd aan de lijn doen. De eerste weken val je snel af, maar het lichaam past zich aan de kleinere hoeveelheid voedsel aan en je valt steeds minder snel af. Het lijkt alsof je met veel minder eten toe kunt.

1

cellen zich om een specifieke taak uit te voeren, zoals de taak om prikkels op te vangen, stoffen te maken die voedsel kunnen verteren of om het lichaam te bewegen. In feite is dus de taak van een lichaamscel: de eigen specifieke taak uitvoeren, zichzelf in leven houden en vervangen. Op deze manier maken lichaamscellen het leven van het lichaam als geheel mogelijk.

1.1.5 Beweging Beweging is het vermogen om te veranderen in vorm en je te verplaatsen. Door je spieren te gebruiken, kun je bijvoorbeeld lichaamsdelen ten opzichte van elkaar laten bewegen. Je kunt ook je hele lichaam verplaatsen.

1.2.2 Opbouw van een cel Een menselijke cel bestaat uit een celmembraan, cytoplasma en een celkern. Celmembraan Elke cel heeft een celmembraan. Binnen dit celmembraan bevinden zich een gel-achtig vocht en, in de meeste gevallen, een of meerdere celkernen. Deze gel-achtige stof is het cytoplasma. Het celmembraan is het omhulsel, de toegang en de uitgang tot de cel. Het vormt de scheiding tussen de ruimte in de cel en de ruimte buiten de cel. Het membraan is een dun, doorlaatbaar vlies, gebouwd om bepaalde stoffen goed te laten passeren. Het celmembraan is dus selectief door­ latend (semipermeabel). Niet alle stoffen kunnen erdoorheen. Stoffen die van buiten naar binnen worden getransporteerd, zijn stoffen die de cel nodig heeft om te kunnen functioneren, zoals voedingsstoffen en zuurstof. Deze stoffen worden opgenomen uit het weefselvocht waardoor alle cellen worden omgeven. Daarnaast kunnen stoffen worden afgevoerd die niet meer nodig zijn: de afbraakproducten. De stoffen worden doorgelaten via buisvormige openingen.

1.1.6 Voortplanting Door voortplanting neemt het aantal organismen toe. De voortplanting maakt het mogelijk dat een soort blijft voortbestaan. Zonder voortplanting sterft de soort uit.

1.2 Cellen Elk menselijk leven start zijn bestaan vanuit de bevruchte cel, die ontstaat door het samensmelten van een vrouwelijke eicel en een mannelijke zaadcel. Vanuit deze ene bevruchte eicel ontwikkelt zich het menselijk lichaam. Deze ene cel deelt zich namelijk in nieuwe cellen, die nieuwe cellen delen zich ook weer, en in hoog tempo gaat dit proces door. Er ontstaan steeds meer cellen en uit die cellen ontstaan ook nieuwe soorten cellen. Een compleet ontwikkeld lichaam bevat meer dan 200 verschillende soorten cellen. Al deze soorten cellen verschillen in grootte, vorm en taak, maar ze zijn wél lid van dezelfde grote familie. Ze dragen niet alleen dezelfde erfelijke informatie, ze zijn ook volgens eenzelfde basispatroon opgebouwd. Lichaamscellen hebben daarom een groot aantal gemeenschappelijke kenmerken.

Cytoplasma Het cytoplasma kun je zien als 'de werkplaats' van een cel. Het bestaat voor het grootste deel uit water (70 tot 80%). Het overige deel bevat stoffen als eiwitten, vetten, suikers en zouten. Tussen deze stoffen vinden veel chemische reacties plaats. Dit is de stofwisseling van de cel. Om de stofwisseling te ondersteunen, bevinden zich in het cyto­ plasma kleine orgaantjes. Dit zijn de organellen. Ieder organel heeft zijn eigen specifieke taak in de werkplaats van de cel. Het grootste organel is de

1.2.1 Taak van een cel Alle lichaamscellen hebben de taak om zichzelf in leven te houden en te vervangen, dat is de eerste overeenkomst. Daarnaast specialiseren lichaams25

Traject V&V - Anatomie en fysiologie - niveau 3.indb 25

29/03/2021 14:45


Deze uitgave is onderdeel van Traject, dé methode voor de zorgopleidingen Verzorgende-IG en Mbo-Verpleegkundige. Deze uitgave bevat een licentie voor de online leeromgeving.

VERZORGENDE IG NIVEAU 3

Traject is gebaseerd op de kwalificatiedossiers 2020 voor de opleidingen Verzorgende-IG en Mbo-Verpleegkundige. In deze kwalificatiedossiers hebben de CanMEDS-rollen een belangrijke plek gekregen, net als technologie en is er meer aandacht voor de zorgvrager en zijn eigen regie en welzijn. Traject sluit aan op de kwalificatiedossiers met actueel en vernieuwend materiaal dat is ontwikkeld in samenwerking met docenten en experts uit het werkveld.

Bovenstaande onderdelen zijn ook opgenomen in de online leeromgeving. Daarnaast bevat de online leeromgeving bij iedere module de volgende onderdelen: - Een grote variëteit aan verwerkingsopdrachten. - Door de module heen zijn allerlei evaluatie- en reflectieopdrachten opgenomen. - Een zelftoets waarmee de student zelfstandig kan beoordelen of zij de stof beheerst. - Een moduletoets die de docent kan inzetten om te beoordelen of de studenten de stof voldoende beheersen.

Anatomie en fysiologie

Traject bestaat uit: - theorieboeken, inclusief een licentie voor de online leeromgeving; - een online leeromgeving met verwerkingsopdrachten, praktijksituaties, beroepsvaardigheden, zelftoetsen, evaluatie- en reflectieopdrachten. Traject is modulair opgebouwd. Deze uitgave bestaat uit meerdere modules. Elke module heeft een vaste opbouw. In deze uitgave zijn de volgende onderdelen terug te vinden: - Actuele theorie die alle benodigde basiskennis en achtergrondinformatie bevat bij de betreffende werkprocessen. - Begrijp je de theorie; stellingen waarmee de student controleert of zij de theorie voldoende beheerst. - Een begrippenlijst.

Anatomie en fysiologie

Wil je weten welke materialen er nog meer beschikbaar zijn bij Traject? Kijk dan op https://www.thiememeulenhoff.nl/mbo/zorg/traject.

Auteurs: A. Engeltjes M.B. Haak A.J. Huijgen

MBO_Traject_VP_Anatomie_en_fysiologie.indd All Pages

29/03/2021 15:16


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.