Wie ben ik?
Auteurs
Kirsten Bos Erik van ’t Hof Susanne Neutkens Natasja Leoné Theo Peenstra
Bewerkt door: Anita ter Hofte Eindredactie Theo Peenstra Hannebeth Haffmans
Colofon
Over ThiemeMeulenhoff
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatieve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content, leerontwerp en technologie samen. Met onze groeiende expertise, ervaring en leeroplossingen zijn we een partner voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs. Zo kunnen we samen beter recht doen aan de verschillen tussen lerenden en scholen en ervoor zorgen dat leren steeds persoonlijker, effectiever en efficienter wordt.
Samen leren vernieuwen.
www.thiememeulenhoff.nl
ISBN 978 90 06 978919
3e editie, 1e druk, 6e oplage, 2022. (LRN-line)
� ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2020
Beste leerling,
Dit boek van Mundo kun je samen met de digitale leeromgeving gebruiken in de les. Dit boek is van jou persoonlijk, dus je mag er aantekeningen in maken. Na dit schooljaar mag je het boek houden. Dat is makkelijk als je volgend jaar iets wilt opzoeken, of iets moet leren voor een toets.
Wij wensen je veel succes en plezier met het vak Mens en maatschappij.
Team Mundo
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieen in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
Inhoud
Methodeoverzicht 3 Hoe werk je met Mundo? 4 Start Lili en Howick 6
Blok 1 Mijn eigen omgeving 8 Keuzemenu A 24 Keuzemenu B 25
Blok 2 Waar kom je vandaan? 26 Keuzemenu A 42 Keuzemenu B 43
Blok 3 Wat is normaal? 44 Keuzemenu A 60 Keuzemenu B 61
Blok 4 Samen leven 62 Keuzemenu A 77 Keuzemenu B 77
Afsluiting 78 Overzichtskaart Cultuurgebieden 78 Tijdwijzer 80 Eindsprint 82 Begrippen 84
Methodeoverzicht
vmbo-kgt(t/h) vmbo-bk vmbo-kgt(t/h) leerjaar 1 vmbo-bk leerjaar 1 Leerwerkboek 1 Wie ben ik? Leerwerkboek 1 Wie ben ik? Leerwerkboek 2 Voedsel Leerwerkboek 2 Voedsel Leerwerkboek 3 Grieken en Romeinen Leerwerkboek 3 Grieken en Romeinen Leerwerkboek 4 Mens en natuur Leerwerkboek 4 Mens en natuur Leerwerkboek 5 Steden en dorpen Leerwerkboek 5 Steden en dorpen Leerwerkboek 6 Uitvindingen Leerwerkboek 6 Uitvindingen vmbo-kgt(t/h) leerjaar 2 vmbo-bk leerjaar 2 Leerwerkboek 7 Handel Leerwerkboek 7 Handel Leerwerkboek 8 Samenleven Leerwerkboek 8 Samenleven Leerwerkboek 9 Grondstoffen Leerwerkboek 9 Grondstoffen Leerwerkboek 10 Oorlog en vrede Leerwerkboek 10 Oorlog en vrede Leerwerkboek 11 Media Leerwerkboek 11 Media Leerwerkboek 12 Afval en energie Leerwerkboek 12 Afval en energie
Hoe werk je met Mundo?
Dit is Mundo. In dit boek staan teksten en opdrachten die je elke les nodig hebt voor het vak Mens en maatschappij. Op deze pagina’s zie je hoe je met het boek gaat werken. In elk boek wordt een thema behandeld. Het boek is op een vaste manier opgebouwd:
Start
De Start is de themaopening. Hier lees je een verhaal over het thema en ontdek je waar het thema over gaat.
Start Lili en Howick drie waren, vluchtte hun moeder Armina met ze vanuit Armenië naar Nederland. Armina wilde dat ze in Nederland mochten blijven, maar dat mocht steeds niet. Ondertussen gingen Lili en Howick hier naar school, leerden ze Nederlands en kregen ze vrienden en vriendinnen. Nederland moesten. Armina ging toen zelf wel terug, maar ze liet Lili en Howick onderduiken. Een jaar later kregen Lili en Howick te horen dat Armenië een veilig land was en dat ze Nederland nu echt Heel veel mensen kwamen toen in actie: het was niet goed om de kinderen terug te sturen. De blijven. Maar dat gebeurde niet: Howick en Lili moesten Nederland op 8 september 2018 verlaten. want in Armenië hadden ze helemaal niks! De politie vroeg alle mensen om mee te zoeken naar Vlak voor het vliegtuig naar Armenië vertrok, kwam het bericht van de regering: Lili en Howick
Blokken
Blokken met lesstof. Hierin staan begrippen, leerteksten, afbeeldingen en andere bronnen. Met deze informatie kun je de opdrachten in het blok maken.
Mijn eigen omgeving In het ruimteschip Als uitzoomt, zie je een steeds groter gebied. Wat zie je als opstijgt met een ruimteschip? Teken in het eerste vakje van bron wat je als eerste ziet.
Kruis aan. In welk land zijn Lili en Howick geboren?
□ □ De kinderen gaan naar het zwembad.
□ □ De kinderen verstoppen zich bij een ander gezin. □ De kinderen verstoppen zich onder de dekens op hun bed.
□ Armenië Leg je antwoord bij opdracht 1c uit.
Op de foto zie je een hart met daarop: ‘Ze zijn al thuis!’.
2 Wie ben jij? Je zit in een nieuwe klas. Wat vertel je over jezelf als je je voorstelt? Denk aan familie,
Bedenk hoe anderen iets over jou te weten kunnen komen, zonder dat je hen iets vertelt.
Wat kunnen anderen over jou weten als ze letten op de dingen die je bij opdracht 2b hebt
3 Voorleesverhaal Luister naar het verhaal. Het verhaal speelt in Nederland in 1965.
Mijn eigen omgeving Je eigen omgeving Schrijf drie plaatsen op waar je iedere week wel een keer komt.
b Streep de foute antwoorden door. omgeving zo groot als de straat de wijk de stad een aantal gemeenten de provincie een aantal provincies Nederland Europa de hele wereld buiten. Noem een voorbeeld van wanneer jij buiten eigen omgeving komt. Kijken naar het landschap door mensen zijn gemaakt.
Kennen en kunnen
Elk blok wordt afgesloten met Kennen en kunnen: hierin staat een opsomming van wat je hebt geleerd in dit blok. Je kunt Kennen en kunnen zelf aanvullen, als je meer geleerd hebt dan in het lijstje staat. Menukaarten
Na elk blok volgt een menukaart met keuzeopdrachten. Je mag hier zelf kiezen welke van de opdrachten je van de menukaart wil gaan doen.
Mijn omgeving nog een keer. wilt weten waar een vakantievriend woont. Je zoekt daarom eerst de stad op de kaart van Nederland. Daarna zoek je op een stadsplattegrond de straat waar hij woont. Als je uitzoomt, zie je steeds meer.
Leg uit waarom deze zin ook klopt. Denk aan de putdeksels en verkeersborden de straat. Zie die nog als je heel hoog bent?
Bijvoorbeeld een rivier of een heuvel. Dat zijn natuurlijke elementen landschap met alleen maar natuurlijke elementen een natuurlandschap. Echt wilde 2 Waar kom je vandaan?
Als je klaar bent met dit blok, kun je: uitleggen waarom kennis over je eigen geschiedenis belangrijk is. de namen van de tijdvakken en periodes opnoemen. uitleggen waarom de tijdvakken steeds korter worden. voorbeelden geven van verschillende jaartellingen. Andere belangrijke dingen die je hebt geleerd:
Begrippen de generatie de prehistorie het tijdvak Andere woorden uit dit blok die je belangrijk vindt:
Tijdwijzer
2 Waar kom je vandaan?
Keuzemenu A Schatkist voor de toekomst Wat laat je achter? Over mensen die al lang dood zijn, weten we van alles doordat ze spullen achterlaten. voorwerpen geven veel informatie over hoe de mensen hebben geleefd. Toch is het vaak van weg zijn. een soort steen die niet in het gebied te vinden is. Hoe kwamen de mensen aan die steen? heeft geen gezicht. Vrouwelijke kenmerken zijn sterk overdreven, zoals de heupen en de ze een kind kan krijgen. Probeerden de mensen met dit beeldje aan de goden te vragen of ze voor vruchtbaarheid konden zorgen? We weten het niet. Toen de mensen konden schrijven, was het makkelijker om erachter te komen wat ze van de oude Egyptenaren konden wetenschappers lange tijd niet lezen. In 1799 was het Franse leger op veldtocht in Egypte. Daar vonden soldaten in de plaats Rosetta (nu El kleine tekeningetjes), oud-Egyptisch en Grieks. Grieks was bekend en daardoor lukte het een
Keuzemenu A Regels en afspraken Schoolregels duidelijkheid, structuur en ordening. aan. Maar soms zijn ze lastig en vervelend. regels. Soms zijn ze samen met de vaak zijn regels al heel lang geleden
Schoolregels Schoolregels en bekijk bron 16. Voor wie zijn de regels bedoeld? □ leerlingen □ □ Welke regels vinden jullie belangrijk? Leg uit waarom jullie deze belangrijk vinden.
Wie heeft de regels gemaakt? Mochten leerlingen meedenken over de regels? b
Beantwoord vraag 3a en 3b voor jezelf.
b Welke regels zou je willen veranderen of toevoegen?
Vergelijk de antwoorden in je groepje. Wat hetzelfde en wat is anders?
Veranderingen om handtekeningen te verzamelen? Of moet je een brief schrijven aan de schoolleiding? Of kunnen jullie om een gesprek vragen? Laat dit plan aan jullie docent zien.
Typisch Nederlands Maak de opdracht op de website van Giethoorn vol, overvol met toeristen. Kun een plan bedenken om Giethoorn te redden?
Overzichtskaart
In elk thema vind je een overzichtskaart, die een gebied of ontwikkeling laat zien.
Tijdwijzer
In de Tijdwijzer vind je een grote tijdbalk waar belangrijke gebeurtenissen uit de geschiedenis op staan. De Tijdwijzer helpt je om het onderwerp te plaatsen in de tijd. Je kunt bijvoorbeeld zien wat 50 jaar geleden of 5.000 jaar geleden een belangrijke gebeurtenis was.
Eindsprint
Dit zijn afsluitende opdrachten aan het eind van het thema. Je oefent nog een keer met kaarten en de tijdbalk. Zo herhaal je nog eens de belangrijkste theorie en begrippen. Hierdoor ontdek je of je alles goed kent.
Begrippen
Als een woord blauw en vetgedrukt is, dan is het een belangrijk begrip waarvan je de betekenis moet kennen. Achter in het lesboek staat een lijst waarin alle begrippen van het thema zijn opgenomen.
Bronnen
In het boek vind je bronnen. Dit zijn afbeeldingen en teksten over een onderwerp. Ook staan er plaatjes of tabellen in waarin jij iets moet doen: kleuren, tekenen of schrijven.
Mundo digitaal
Als er een bij een opdracht of tekst staat, betekent dit dat je een opdracht op www.thiememeulenhoff.nl/mundo moet maken. Je kunt ook bijvoorbeeld een animatie of video bekijken of een zelftoets doen. Alle teksten en opdrachten staan ook op www.thiememeulenhoff.nl/mundo. Je kunt je werk hier nakijken en opslaan.
QR-code
Bij sommige opdrachten staat een QR-code. Zo’n code verwijst naar een video of tekst. Door deze code met je telefoon of tablet te scannen, kun je die bekijken.
Iconen
Bij sommige opdrachten worden iconen gebruikt die je vertellen welke hulpmiddelen je nodig hebt voor de opdracht.
Bij deze opdracht heb je de atlas nodig.
Bij deze opdracht heb je de computer nodig.
Bij deze opdracht heb je extra spullen nodig, bijvoorbeeld een schaar of lijm.
Bij deze opdracht ga je samenwerken.
Start Lili en Howick
Lili en Howick komen uit Armenië. Dat is een buurland van Turkije. Toen Lili en Howick twee en drie waren, vluchtte hun moeder Armina met ze vanuit Armenië naar Nederland. Armina wilde in Nederland wonen, omdat het in Armenië niet veilig was. Tien jaar lang probeerde ze te regelen dat ze in Nederland mochten blijven, maar dat mocht steeds niet. Ondertussen gingen Lili en Howick hier naar school, leerden ze Nederlands en kregen ze vrienden en vriendinnen. Nederland werd hun thuis.
In 2017 besloot de rechter opnieuw dat Lili en Howick samen met hun moeder terug naar Armenië moesten. Armina ging toen zelf wel terug, maar ze liet Lili en Howick onderduiken. Een jaar later kregen Lili en Howick te horen dat Armenië een veilig land was en dat ze Nederland nu echt moesten verlaten. Omdat hun moeder ziek was, zouden ze daar in een weeshuis gaan wonen. Heel veel mensen kwamen toen in actie: het was niet goed om de kinderen terug te sturen. De actievoerders hoopten dat de regering zou beslissen dat de kinderen toch in Nederland mochten blijven. Maar dat gebeurde niet: Howick en Lili moesten Nederland op 8 september 2018 verlaten.
In de nacht voor ze weg moesten, verdwenen Lili en Howick. Ze wilden niet weg uit Nederland, want in Armenië hadden ze helemaal niks! De politie vroeg alle mensen om mee te zoeken naar Lili en Howick. Maar steeds meer mensen en politieke partijen kozen de kant van de kinderen. Vlak voor het vliegtuig naar Armenië vertrok, kwam het bericht van de regering: Lili en Howick mochten voor altijd in Nederland blijven.
1 Klaar voor de start
Lees Lili en Howick en bekijk de foto.
a Kruis aan. In welk land zijn Lili en Howick geboren?
□ Armenië
□ Nederland
b Armina laat haar kinderen onderduiken. Wat betekent dat?
□
□
□
□
De kinderen gaan naar het zwembad.
De kinderen nemen duikles.
De kinderen verstoppen zich bij een ander gezin.
De kinderen verstoppen zich onder de dekens op hun bed.
c Waar is de foto genomen?
□ Armenië
□
Nederland
d Leg je antwoord bij opdracht 1c uit.
e Op de foto zie je een hart met daarop: ‘Ze zijn al thuis!’. Leg dit uit voor Lili en Howick.
2 Wie ben jij?
a Je zit in een nieuwe klas. Wat vertel je over jezelf als je je voorstelt? Denk aan familie, woonplaats, hobby’s en sport.
b Bedenk hoe anderen iets over jou te weten kunnen komen, zonder dat je hen iets vertelt.
c Wat kunnen anderen over jou weten als ze letten op de dingen die je bij opdracht 2b hebt genoemd?
3 Voorleesverhaal
Luister naar het verhaal. Het verhaal speelt in Nederland in 1965.
Blok 1 Mijn eigen omgeving
Waar gaat dit blok over?
In je eigen omgeving ken je veel mensen en weet je de weg. Je eigen omgeving bepaalt voor een belangrijk deel wie je bent. Maar waar stopt je eigen omgeving precies?
Als je buiten je eigen omgeving komt, is een kaart erg handig. Je kunt op een kaart de weg vinden en ook zien hoe het gebied er ongeveer uitziet. Hoe werk je met kaarten?
1 Kaarten
Lees Waar gaat dit blok over?
a Waarvoor kun je een kaart gebruiken? Noem twee dingen.
1 2
b Kaarten zie je op veel verschillende plekken. Bedenk vier plekken waar je kaarten ziet.
2 Vooruitblik
Bekijk de titels, teksten en bronnen van blok 1.
a Hoeveel tekstblokjes (paarse vakken) staan er in blok 1?
b Aan het eind van dit blok staat de tekst ‘Kennen en kunnen’. Wat vind je in dit blokje?
c Kruis de goede antwoorden aan. Waarvoor kun je de tekst ‘Kennen en kunnen’ gebruiken?
□
□
□
□
□
Voor het leren van een toets.
Om te lezen wat er in het volgende blok komt.
Om een idee te krijgen waar dit blok over gaat.
Voor het maken van een samenvatting van dit blok.
Om elkaar te overhoren.
d Aan het eind van dit blok staat ook een lijstje met begrippen. In de Afsluiting staan die begrippen nog eens. Wat is het verschil?
Mijn omgeving
André Kuipers is een Nederlandse ruimtevaarder. In 2012 werkte hij in het ruimtestation ISS. André vertelt: ‘Je hebt het gevoel dat je gewoon op de grond aan het werk bent. Tot je uit het raam kijkt en ziet dat je rond de aarde draait.’
Stel je voor dat jij ook een ruimtereis maakt. Gewoon, met een ruimteschip vanuit je eigen straat. Wat zie je dan als je naar beneden kijkt? Eerst zie je de huizen in je straat, dan de hele wijk, de hele stad, Nederland, Europa en zo verder. Je ziet dus een steeds groter gebied. Dat noem je uitzoomen Omgekeerd zie je bij de landing van het ruimteschip een steeds kleiner gebied. Iets van steeds dichterbij bekijken, noem je inzoomen Bij het vak mens en maatschappij kijk je naar al die stukken van de wereld, maar eerst zoomen we in op het gebied dat je goed kent: je eigen omgeving. Het zijn de plaatsen waar je iedere week wel een keer komt.
3 Ruimtereis
Lees Mijn omgeving
a Streep door en vul de zin aan. Zou jij een reis door de ruimte willen maken? Ik zou wel / niet een reis door de ruimte willen maken, want
b Bekijk de foto van André Kuipers. Wat bedoelt André Kuipers met: ‘Je hebt het gevoel dat je gewoon op de grond aan het werk bent. Tot je uit het raam kijkt.’
4 In het ruimteschip
Lees Mijn omgeving nog een keer en bekijk bron 1.
a Streep de foute antwoorden door.
• Als je uitzoomt, zie je een steeds groter / kleiner gebied.
• Als je inzoomt, zie je een steeds groter / kleiner gebied.
b Wat zie je als je opstijgt met een ruimteschip?
• Teken in het eerste vakje van bron 1 wat je als eerste ziet.
• Teken in het tweede vakje wat je daarna ziet.
• En zo verder.
c Zet de volgende woorden bij de goede pijl in bron 1: stijgen – dalen – uitzoomen – inzoomen
5 Inzoomen en uitzoomen
Lees Mijn omgeving nog een keer.
a Streep het foute antwoord door.
Bron 1 Inzoomen en uitzoomen.
Je wilt weten waar een vakantievriend woont. Je zoekt daarom eerst de stad op de kaart van Nederland. Daarna zoek je op een stadsplattegrond de straat waar hij woont.
Je bent dan aan het inzoomen / uitzoomen.
b Als je uitzoomt, zie je steeds meer.
Leg uit waarom deze zin klopt.
c Als je uitzoomt, zie je steeds minder.
Leg uit waarom deze zin ook klopt. Denk aan de putdeksels en verkeersborden in de straat. Zie je die nog als je heel hoog bent?
d Fotografen en cameramensen gebruiken het woord inzoomen ook. Betekent inzoomen dan hetzelfde?
Ja / Nee, want
6 Je eigen omgeving
Je doet deze opdracht met de hele klas. Samen bepaal je wat jullie eigen omgeving is. Je hebt nodig: een kaart van de omgeving van de school. a Schrijf drie plaatsen op waar je iedere week wel een keer komt.
1 2 3
b Zet elke plaats met een stip op de kaart. Trek dan een lijn om het gebied waar veel stippen dicht bij elkaar staan. c Streep de foute antwoorden door. De lijn op de kaart is de grens van de eigen omgeving van jullie klas. Onze eigen omgeving is zo groot als de straat / de wijk / de stad / een aantal gemeenten / de provincie / een aantal provincies / Nederland / Europa / de hele wereld d In jouw leven heb je niet alleen te maken met je eigen omgeving. Je komt er ook weleens buiten. Noem een voorbeeld van wanneer jij buiten je eigen omgeving komt.
Kijken naar het landschap
Als je iemand de weg wijst, noem je bijvoorbeeld een straat, een kerk of een brug. Wegen en gebouwen noem je inrichtingselementen. Dat zijn vaste onderdelen van het landschap die door mensen zijn gemaakt.
In je omgeving kom je misschien ook dingen tegen die níet door mensen zijn gemaakt. Bijvoorbeeld een rivier of een heuvel. Dat zijn natuurlijke elementen
Een landschap met inrichtingselementen noem je een ingericht landschap. Een landschap met alleen maar natuurlijke elementen is een natuurlandschap. Echt wilde natuurlandschappen zijn zeldzaam. In de meeste gebieden op aarde heeft de mens wel iets in het landschap veranderd.
7 Inrichtingselementen
Lees Kijken naar het landschap en bekijk bron 2.
a Wat is een inrichtingselement?
b Noem twee inrichtingselementen die je in het voorste deel van bron 2 ziet.
1 2
c Zijn de fietsen inrichtingselementen? Leg je antwoord uit.
d Streep het foute antwoord door.
De bomen aan de overkant van het water staan in rijen. Ze zijn door mensen geplant. De bomen zijn dus inrichtingselementen / natuurlijke elementen
8 Natuurlijke elementen
Bekijk bron 2.
a Noem twee natuurlijke elementen die je in bron 2 ziet.
1 2
b Aan de overkant van het water zie je bebouwing en weilanden. Dat is een ingericht landschap. Hoger op de berg heeft de mens minder invloed.
Trek op de foto een rode lijn tussen het ingerichte landschap en het natuurlandschap.
9 Van huis naar school
Bekijk bron 3.
Doe deze opdracht met z’n tweeën.
a Er zijn twee rollen.
1 Je vertelt aan de ander de weg van jouw huis naar school. Vertel waar je links, rechts en rechtdoor gaat.
2 Je luistert naar de weg die de ander vertelt. Schrijf in bron 3 zoveel mogelijk inrichtingselementen en natuurlijke elementen die de verteller noemt.
b Draai de rollen om en doe de opdracht nog eens.
Inrichtingselementen
Natuurlijke elementen
Bron 3 Inrichtingselementen en natuurlijke elementen op de weg van huis naar school.
10 Hoeveel kilometer reis jij per jaar?
Bekijk bron 4. Je hebt nodig: een rekenmachine en een kladblaadje. Reken uit hoeveel kilometer jij in een jaar reist. Vul bron 4 in.
Schat de afstand erheen
School
Plaatsen waar je elke week komt (zoals winkel, vereniging)*
Bezoek aan familie (tel de keren en kilometers in een maand)*
Vakantie naar … (vul de laatste vakantie in)
Totaal
Reken de afstand heen en terug uit Reken de afstand in een jaar uit
km km x 2 = km km x 200 dagen = km per jaar
km km x 2 = km km x 40 weken = km per jaar
km km x 2 = km km x 12 maanden = km per jaar
km km x 2 = km km per jaar km per jaar
* Schrijf op je kladblaadje de plaatsen op. Schat hoeveel kilometer die plek is vanaf je huis. Schrijf die getallen onder elkaar en tel ze bij elkaar op. Vul dat getal in de tweede kolom in.
Bron 4 Deze afstand reis ik in een jaar.
Voor 1850 1900 1950 1980 2010
Bron 5 De wereld wordt steeds kleiner.
11 Vervoer
Bekijk bron 5.
a Welke vervoermiddelen gebruik jij bij de reizen die je in opdracht 10 hebt opgeschreven?
b Op welke andere manieren kun je ook contact hebben met mensen op andere plaatsen?
c Mensen konden steeds sneller en verder reizen door uitvindingen van nieuwe vervoermiddelen. Schrijf in bron 5 hoe de uitvinding heet die bij iedere tijd hoort.
d Door nieuwe vervoermiddelen werd de wereld steeds kleiner. Kijk maar naar de grootte van de wereldkaart. In het echt is dat natuurlijk niet zo. Bedenk wat de uitspraak wel betekent.
Werken met kaarten
In Mundo gebruik je kaarten. Een kaart is een verkleinde tekening van een gebied. Op een goede kaart staan:
• de titel. Die geeft aan over welk gebied of over welk onderwerp de kaart gaat.
• de legenda. Die geeft aan wat de symbolen (= tekens) en kleuren op de kaart betekenen.
AtlantischeOceaan
12 Kaarten
Lees Werken met kaarten en bekijk bron 6A en 6B. a Schrijf de titels van de kaarten op. 6A: 6B: b Wat betekenen de kleuren in de legenda?
Noordzee
NEDERLAND
• de schaal. Die geeft aan hoeveel keer groter het gebied in het echt is. De schaal wordt aangegeven met een schaalstok of een schaalgetal. ad BELGIË FRANKRIJK
6A: er wonen inwoners op een vierkante kilometer. 6B: de hoogte van het land ligt tussen en meter.
Mijn eigen omgeving
c Wat is juist? Streep het foute antwoord door.
In kaart 6A zie je ook landen met een lichtgroene kleur. Deze kleur staat niet / wel in de legenda. Dat betekent dat er in deze kaart geen / wel gegevens over dat land staan.
Rekenen met schaal
Schaalstok
Een schaalstok is een kleine liniaal. De cijfers geven aan hoe groot de afstand op de kaart in het echt is.
Zo werk je met een schaalstok:
1 Meet de schaalstok met je eigen liniaal.
2 Reken eerst uit hoeveel 1 cm op de kaart in werkelijkheid is.
3 Meet daarna de afstand op de kaart tussen de twee punten die je wilt weten.
4 Doe nu het aantal centimeters dat je hebt gemeten keer de uitkomst van stap 2.
Schaalgetal
Een schaalgetal bestaat uit cijfers. Bijvoorbeeld: 1 : 1.200.000. Dit betekent dat alles op de kaart in het echt 1.200.000 keer zo groot is. Dus 1 cm op de kaart is in het echt: 1 cm × 1.200.000 = 1.200.000 cm.
Zo werk je met het schaalgetal:
1 Maak van het schaalgetal kilometers. Dat doe je door 5 nullen weg te strepen. Dus 1.200.000 cm = 12 km.
2 Meet nu met je liniaal de afstand in cm op de kaart.
3 Doe het aantal centimeters dat je hebt gemeten keer het aantal kilometers. Bijvoorbeeld 5 cm op de kaart = 5 × 12 km = 60 km in werkelijkheid.
13 Schaalgetal
Lees Rekenen met schaal en gebruik bron 6B.
a Wat is het schaalgetal van de kaart van Nederland in bron 6B?
b Hoeveel nullen gaan er van het schaalgetal af om van centimeters kilometers te maken?
c Hoeveel kilometer is 1 centimeter op de kaart in werkelijkheid?
14
Schaalstok
Lees Rekenen met schaal en gebruik bron 6A.
Je hebt nodig: een liniaal.
a Bereken met de schaalstok de afstand tussen Amsterdam en Madrid. Vul de stappen in.
1 Gebruik je liniaal. De lengte van de schaalstok is cm.
2 cm op de kaart is km in het echt. Dus 1 cm op de kaart is in het echt km.
3 Gebruik je liniaal. Op de kaart is de afstand tussen Amsterdam en Madrid cm.
4 In het echt is de afstand tussen Amsterdam en Madrid km (antwoord stap 2) × cm (antwoord stap 3) = km.
b Vraag aan je docent of je het oefenblad Rekenen met schaal moet maken.
15 Kaart van je eigen omgeving
Gebruik bron 7A en B.
a Teken in bron 7A een kaart van je eigen omgeving. De schaal staat er al in. Die moet je dus gebruiken.
• Ga naar Google Maps.
• Zoek je eigen woonplaats op.
• Zoom in of uit tot de schaalbalk rechtsonder in je beeld 2 km is.
• Schuif je eigen dorp of wijk in het midden van het beeld.
• Teken de belangrijkste plaatsen, wateren, wegen en je school op de kaart.
Let op: je beeldscherm (laptop, tablet, telefoon) heeft niet dezelfde grootte als bron 7A. Je moet daarom kiezen wat je tekent en alles evenveel kleiner maken.
b Teken in bron 7B nog een kaart van je eigen omgeving. Doe het op dezelfde manier, maar zoek nu je huis en zoom in of uit tot de schaalbalk 50 meter is. Schrijf de namen van de drie belangrijkste straten of gebouwen op de juiste plek.
c Wat vond je moeilijk aan deze opdracht? Wat zou je een volgende keer anders doen?
Mijn eigen omgeving 2cm = 2 km
Bron 7 Kaarten van mijn eigen omgeving en mijn straat.
Mijn straat 2 cm = 50 m
Zoeken in de atlas
Veel kaarten die je bij mens en maatschappij gebruikt, staan in de atlas. Je kunt op verschillende manieren iets opzoeken in de atlas:
• met de inhoud (voor in de atlas). Hier staan alle kaarten op een rij.
• met de kleuren. Alle kaarten die over Nederland gaan hebben bijvoorbeeld een groene kleur.
• met het onderwerpregister (achter in de atlas). Dit is een lijst met onderwerpen. Als je een kaart zoekt over toerisme, dan zie je in deze lijst welke kaarten er over dat onderwerp zijn.
• met het namenregister (achter in de atlas). In deze lijst kun je de namen van landen, plaatsen, bergen, rivieren en zeeën opzoeken. Bijvoorbeeld: je zoekt Almere. Dan zie je staan: Almere 28-29 D3. Dit betekent: Almere vind je op de kaart op bladzijde 28-29 in kaartvak D3.
• met de bladwijzers (achter in de atlas). Deze staan op de binnenkant van de kaft van je atlas. Als je al weet waar een gebied ongeveer ligt, kun je hier heel snel de goede kaart mee vinden.
16 Zoeken in de atlas
Lees Zoeken in de atlas. Gebruik de atlas. a Wat hoort bij elkaar? Trek lijnen.
Je zoekt de kaart met de titel Nederland –sport
• • Inhoud
• • Kleuren Je zoekt een kaart over energie.
Je zoekt de plaats Liverpool.
•
Je zoekt het land Thailand en je weet dat dat in Zuidoost-Azië ligt.
• • Onderwerpregister
• Namenregister
• • Bladwijzers b Je hebt nodig: kleurpotloden. Bekijk de inhoud van de atlas. Geef de vakjes de juiste kleur. Kaarten over Nederland Kaarten over Europa Kaarten over de werelddelen Kaarten over de aarde c Hoe staan de kaarten in de atlas?
Je zoekt kaarten over de aarde.
□ Van dichtbij naar ver weg.
□ Van ver weg naar dichtbij.
17 Kaartvakken
Bekijk bron 8.
a De kaart is verdeeld in vakken.
• Bovenin staan de letters A, B, C en D.
• Links staan de cijfers 1, 2, 3 en 4. Elk vak heeft een letter en een cijfer. Groningen ligt bijvoorbeeld in vak D1.
2
B C D A 4
1 Noordzee BELGIË
Zo vind je vak D1: • Zet de wijsvinger van je rechterhand op D.
• Zet de wijsvinger van je linkerhand op 1.
• Beweeg je rechterhand met een rechte lijn naar beneden.
• Beweeg je linkerhand met een rechte lijn naar rechts.
• Waar je wijsvingers bij elkaar komen is het vakje D1.
Je kunt dit ook andersom doen.
• Ga op een stad staan.
3
In welk vak ligt Leeuwarden? b Zoek vak C2 op. Welke drie steden liggen in vak C2? 1 2 3 c In welk vak ligt jouw woonplaats? d In welke twee vakken valt de meeste neerslag? en 50 km neerslag (in mm) meer dan 900 850 - 900 800 - 850 750 - 800 700 - 750 minder dan 700
• Beweeg je vingers naar boven en opzij.
• Dan weet je hoe het vak heet. Bron 8 Zo werk je met kaartvakken.
18 Werken met de
bladwijzers
Gebruik de bladwijzers in de atlas.
Je hebt nodig: kleurpotloden.
a Vul bron 9 verder in.
b Geef de gebieden in bron 9 dezelfde kleur als ze op de bladwijzers hebben.
c Vergelijk de kleuren met opdracht 16. Dit zijn niet / wel dezelfde kleuren.
Gebied/plaats Bladzijde in de atlas
Noord-Nederland
Blokzijlerdijk Frankrijk Noord-Europa Afrika
Verenigde Staten Bron 9
19 Werken met de atlas
Gebruik de atlas.
a Vul bron 10 verder in.
1 Zoek in het namenregister de plaats op.
2 Schrijf de bladzijdenummers op.
3 Schrijf het kaartvak op.
4 Zoek de plaats nu op in de atlas. Hoe heet de kaart waar je die plaats vindt? Schrijf dat ook op.
b Doe in bron 10 hetzelfde met de landen en wateren.
c Vraag aan je docent of je het oefenblad Werken met de atlas moet maken.
Plaats Bladzijde in de atlas Kaartvak Titel van de kaart Eindhoven Skopje
Onverwacht Land Moldavië Argentinië Laos Water
Zuidlaardermeer Ob Gele Zee Bron 10
20 Zoek het op!
Gebruik de atlas.
Deze opdracht doe je met z’n drieën.
a Zoek in het namenregister vijf steden op die je niet kent. Schrijf ze op. Zoek de steden eerst zelf op, zodat je zeker weet dat je een stad hebt gekozen. Schrijf het land waarin de stad ligt ook op.
Schrijf dan de steden op een apart blad. Maak twee van zulke bladen.
b Geef je twee klasgenoten het blad.
Als jij zegt ‘Start!’, mogen je klasgenoten beginnen. Ze zoeken zo snel mogelijk op in welk land de plaats ligt. Dat schrijven ze op het blad.
Wie het eerst klaar is, heeft gewonnen.
Kijk wel even of de antwoorden goed zijn.
c Speel het spel nog twee keer met de lijstjes van je klasgenoten.
Noord, oost, zuid en west
De aarde is een draaiende bol. Het lijkt alsof de aarde rond een stok draait. De plaatsen waar die stok uit de aarde steekt, zijn de noordpool en de zuidpool. Als je de aarde precies tussen de polen doormidden snijdt, krijg je twee helften: het noordelijk halfrond en het zuidelijk halfrond. De grens tussen die twee halfronden is de evenaar. Plaatsen die op dezelfde afstand van de evenaar liggen, liggen op dezelfde breedtecirkel
Zo kun je de aarde ook in de lengte doorsnijden en krijg je lengtecirkels. De nullijn van die lengtecirkels loopt over Engeland. Die noem je de nulmeridiaan. Zo kun je aangeven hoe ver een plaats naar het oosten of het westen ligt.
De breedteligging van een plaats meet je in graden noorderbreedte (N.B.) of zuiderbreedte (Z.B.). De lengteligging van een plaats meet je in graden oosterlengte (O.L.) of westerlengte (W.L.). Met deze graden of coördinaten kun je de ligging van iedere plaats op de wereld precies bepalen. 60° N.B.
A B
120° O.L . 60 ° W.L.
NOORDERBREEDTE
ZUIDERBREEDTE
Bron 11 Breedte- en lengteligging.
alfrond oostelijk halfrond
21 Wereldbol
Lees Noord, oost, zuid en west en bekijk bron 11A.
Je hebt nodig: kleurpotloden.
a Trek in bron 11A de evenaar met rood over.
b Kleur het noordelijk halfrond geel en het zuidelijk halfrond oranje.
22 Meridianen
Lees Noord, oost, zuid en west en bekijk bron 11B.
Je hebt nodig: kleurpotloden.
a Trek in bron 11B de nulmeridiaan en de 180°-meridiaan (lengtecirkels van 0° en 180°) met rood over.
b De halfronden zijn genoemd naar hun ligging ten oosten of ten westen van de 0°-lijn die over Engeland loopt.
Kleur het oostelijk halfrond paars en het westelijk halfrond bruin.
23 Ontdekkingsreis
Lees Noord, oost, zuid en west en gebruik bron 12 en de atlas.
Je hebt nodig: kleurpotloden en een liniaal. In het jaar 1500 ging een ontdekkingsreiziger met zijn schip op zoek naar goud en spullen om mee te handelen. Hij maakte onderweg steeds aantekeningen van waar hij was, waar hij land zag en waar hij aan land kon gaan. Die gegevens zette hij op een kaart (bron 12).
a Trek in bron 12 met je liniaal lijnen tussen de stukken kust.
b Kleur het land groen en de zee blauw.
c Vergelijk de kaart van bron 12 met een wereldkaart in de atlas. Om welk deel van de wereld heeft deze ontdekkingsreiziger gereisd?
Bron 12 Op ontdekkingsreis.
d Een echte ontdekkingsreiziger tekende natuurlijk ook de nulmeridiaan en de evenaar op de kaart. Zet deze begrippen in de kaart.
e Klopt jouw kaart in bron 12 met de kaart in de atlas? Welke verschillen zijn er?
24 Zelf een aardbol maken
Je hebt nodig: een ballon en stiften.
Op een rij
In deze opdracht maak je van een ballon een aardbol. Lees de opdracht eerst een keer helemaal door voordat je begint.
a Blaas de ballon op en knoop hem dicht. Teken een kruisje precies tegenover het knoopje.
b Het kruisje is de noordpool, de knoop is de zuidpool. Trek nu een lijn rond de ballon, halverwege de noordpool en de zuidpool. Dit is de evenaar. Zet de namen er (klein) bij.
c Trek vier lijnen van de noordpool naar de zuidpool. Verdeel deze lijnen goed over de ballon. Deze lijnen zijn de nulmeridiaan, de 180°-meridiaan en de lengtecirkels van 90° O.L. en 90° W.L.
d Zet bij een van de lijnen 0°, bij een lijn 180° en bij de lijnen ertussen 90° O.L. en 90° W.L. Let goed op dat je O.L. en W.L. bij de juiste lijnen zet.
e Kijk goed naar een wereldkaart, de wereldbol in de klas of bron 11. Teken met een andere kleur de vorm van de werelddelen op de ballon.
25 Plaatsen
a Noem de plaatsen (dorpen, steden, wijken) die bij je eigen omgeving horen.
b Op welke manier kun je plaatsen opzoeken in de atlas?
Oefenbladen vaardigheden
Vraag aan je docent of je het extra oefenblad Rekenen met schaal moet maken. Vraag aan je docent of je het extra oefenblad Werken met de atlas moet maken.
Kennen en kunnen
Als je klaar bent met dit blok, kun je:
• vertellen wat inzoomen en uitzoomen is.
• vertellen welke plaatsen bij je eigen omgeving horen.
• zelf voorbeelden noemen van natuurlijke elementen en inrichtingselementen.
• uitleggen wat het verschil is tussen een natuurlandschap en een ingericht landschap.
• drie belangrijke dingen noemen, waarop je moet letten als je naar een kaart kijkt.
• rekenen met de schaal van een kaart.
• plaatsen opzoeken in de atlas.
• uitleggen hoe de wereldbol is ingedeeld met lengtecirkels en breedtecirkels.
Andere belangrijke dingen die je hebt geleerd:
•
•
Begrippen
de breedtecirkel de evenaar het inrichtingselement inzoomen de legenda de lengtecirkel het natuurlijke element de nulmeridiaan de schaal de titel uitzoomen
Andere woorden uit dit blok die je belangrijk vindt:
Keuzemenu A Kaart van droomland
Mooie plaatsnamen
Vaak vertelt een plaatsnaam iets over het ontstaan van die plaats. Amsterdam betekent bijvoorbeeld dam in de Amstel en Rotterdam dam in de Rotte. De Amstel en de Rotte zijn riviertjes. Bij die dammen gingen mensen wonen. Zo kun je misschien ook verzinnen wat Heerenveen betekent of Hoogkerk. Maar bij veel plaatsnamen is het moeilijker te raden wat de plaatsnaam betekent.
Er zijn kaarten van gebieden die niet echt bestaan. Denk maar aan de kaarten in Fortnite en andere games. De namen op die kaart zijn dus verzonnen. Er zijn zelfs verzonnen kaarten die zijn gemaakt om te fantaseren. Daar staan namen op zoals Slaapstad, Bergen van Werk en een rivier die Woordenstroom heet.
1 Kaarten
Je hebt nodig: papier en kleurpotloden of een computer.
Lees Mooie plaatsnamen en bekijk bron 13.
a Bedenk waarom deze plaatsen zo heten.
b Maak zelf een kaart. Doe het zo:
• Bedenk of je een kaart wilt maken voor een spel of om bij weg te dromen.
• Maak een lijst met plaatsen, gebieden en wateren die op de kaart moeten komen. Bedenk wat bij elkaar hoort.
• Bedenk welke plaatsen en gebieden bij elkaar op de kaart moeten liggen. En of je land een eiland is of dat er buurlanden zijn.
• Teken de kaart. Maak er ook een (fantasie)schaal en een legenda bij.
Keuzemenu B
Kaarten maken in Alcarta-online
Maak de opdracht op de website van Mundo .
Met z’n tweeën bedenken jullie een leuk dagje uit voor de hele klas. Je bedenkt een programma voor de dag en je zet op een rij wat het kost. Jullie presenteren je plan aan de klas. Na alle presentaties kiezen jullie het beste plan.
Mundo is een methode voor het leergebied mens en maatschappij in de onderbouw van vmbo-kgt(t/h) en vmbo-bk. De vakken aardrijkskunde, geschiedenis en economie zijn geïntegreerd rond inhoudelijke thema’s.
Thema 1 gaat over identiteit: over wie je bent, waar je bij hoort en hoe mensen met elkaar omgaan.
Auteurs
Kirsten Bos
Erik van ’t Hof
Susanne Neutkens
Natasja Leoné
Theo Peenstra
Bewerkt door:
Anita ter Hofte
Eindredactie
Theo Peenstra
Hannebeth Haffmans