Pedagogisch medewerker kinderopvang




































































































R.F.M. van Midde
Peter Bak, Rotterdam
Studio Fraaj, Rotterdam
Studio Michelangela
Crius Group, Hulshout
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatieve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content, leerontwerp en technologie samen. Met onze groeiende expertise, ervaring en leer oplossingen zijn we een partner voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs. Zo kunnen we samen beter recht doen aan de verschillen tussen lerenden en scholen en ervoor zorgen dat leren steeds persoonlijker, effectiever en efficiënter wordt. Samen leren vernieuwen. www.thiememeulenhoff.nl
ISBN 978 90 06 91576 1
Vierde druk, eerste oplage, 2022
© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2021
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbe stand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onder wijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
Deze uitgave is onderdeel van Traject, dé methode voor de welzijnsopleidingen Pedagogisch werk en Maatschappelijke zorg. Deze uitgave bevat een licentie voor de online leeromgeving.
Traject is gebaseerd op het kwalificatiedossier 2021, maar ook op de nieuwe wet- en regelgeving, bij voorbeeld de Wet IKK. Daarnaast is er meer aandacht voor online communicatie en sociale media en is het materiaal ingericht op het breder inzetbaar zijn van de pedagogisch medewerker in de toekomst. In Traject hebben al deze elementen een plek gekregen en de methode heeft een opzet, onder andere met leerdoelen gekoppeld aan theorie en opdrachten, die aansluit bij actuele manieren van leren en verwerken.
• theorieboeken, inclusief een licentie voor de online leeromgeving;
• een online leeromgeving met verwerkingsopdrachten, praktijksituaties, beroepsvaardigheden, zelf toetsen, evaluatie- en reflectieopdrachten.
Traject is modulair opgebouwd. Deze uitgave bestaat uit meerdere modules. Elke module heeft een vaste opbouw. In deze uitgave zijn de volgende onderdelen terug te vinden:
• Een korte praktijksituatie met oriëntatieopdrachten om voorkennis te activeren.
• Actuele theorie die alle benodigde basiskennis en achtergrondinformatie bevat bij de betreffende werkprocessen. De theorie bevat veel voorbeelden uit de beroepspraktijk.
• Begrijp je de theorie; stellingen waarmee de student controleert of zij de theorie voldoende beheerst.
• Een begrippenlijst.
Bovenstaande onderdelen zijn ook opgenomen in de online leeromgeving. Daarnaast bevat de online leeromgeving bij iedere module de volgende onderdelen:
• Een grote variëteit aan verwerkingsopdrachten met directe feedback.
• Praktijksituaties. Dit zijn realistische beschrijvingen van situaties uit de beroepspraktijk inclusief opdrachten gekoppeld aan houdingsaspecten, vaardigheden en kenniselementen.
• Beroepsvaardigheden met opdrachten en BPV-opdrachten voor het stapsgewijs aanleren van ver schillende vaardigheden.
• Een zelftoets waarmee de student zelfstandig kan beoordelen of zij de stof beheerst.
• Een moduletoets die de docent kan inzetten om te beoordelen of de studenten de stof voldoende beheersen.
• Door de module heen zijn allerlei evaluatie- en reflectieopdrachten opgenomen.
We wensen alle studenten en docenten veel plezier en succes met het werken met Traject.
Amersfoort 2022, Auteurs, redactie en uitgever
Module 1 Werken met baby's 9
Aan de slag bij de Ieniemienies 10
1 Ontwikkeling van baby's 13
1.1 Baby's op de groep 13
1.2 Groei en ontwikkeling 17
1.3 Lichamelijke ontwikkeling 18
1.4 Cognitieve ontwikkeling 22
1.5 Sociale ontwikkeling 27
1.6 Persoonlijkheidsontwikkeling 29
1.7 Emotionele ontwikkeling 30
1.8 Seksuele ontwikkeling 32
Begrijp je de theorie? 34
2 Organisatie van activiteiten voor baby's 35
2.1 Jouw taken 36
2.2 Zorg voor structuur 37
2.3 Vaste activiteiten 42
2.4 Vrije activiteiten 45
2.5 Ontwikkelingsgericht werken 47 2.6 Speel-leeromgeving 49
Begrijp je de theorie? 56
3 Begeleiden van activiteiten bij baby's 57
3.1 Motorische activiteiten 58
3.2 Zintuiglijke activiteiten 61
3.3 Leeractiviteiten 64
3.4 Bouwactiviteiten 68
3.5 Explorerende activiteiten 70
3.6 Expressieve activiteiten 73
Begrijp je de theorie? 77
4 Zorgtaken bij baby's 78
4.1 Brengmoment 79
4.2 Verschonen 80
4.3 Eten en drinken 82
4.4 Naar buiten gaan 87
4.5 Slapen op het kinderdagverblijf 88
4.6 Afronding van de dag 91
4.7 Zorg voor veiligheid 92
Begrijp je de theorie? 98
Begrippen 99
Module 2 Werken met peuters 107
Drukte op de peutergroep 108
1 Organisatie van activiteiten voor peuters 111
1.1 Programmastructuur 112
1.2 Vaste doelgerichte activiteiten 118
1.3 Vrije activiteiten 122
Begrijp je de theorie? 127
2 Activiteiten voor peuters aanbieden 128
2.1 Motorische activiteiten 128
2.2 Educatieve activiteiten 130
2.3 Creatieve activiteiten 137
2.4 Expressieve activiteiten 140
2.5 Culturele activiteiten 143
2.6 Ontspanningsactiviteiten 144
Begrijp je de theorie? 145
3 Zorgtaken bij peuters 146
3.1 Brengmoment 146
3.2 Naar de wc gaan 148
3.3 Eten en drinken 150
3.4 Naar buiten gaan 155
3.5 Slapen 156
3.6 Opruimen 157
3.7 Ophalen 158
3.8 Zorg voor veiligheid 159
Begrijp je de theorie? 161 Begrippen 162
Module 3 Werken op de bso 165 Activiteiten op de bso 166
1 Organisatie van activiteiten op de bso 170
1.1 Programmastructuur op de bso 170
1.2 Doelgerichte activiteiten 179
1.3 Vrije activiteiten 183
Begrijp je de theorie? 187
2 Inspannende activiteiten aanbieden 188
2.1 Motorische activiteiten 188
2.2 Educatieve activiteiten 194
Begrijp je de theorie? 207
3 Uitdagende activiteiten aanbieden 208
3.1 Creatieve activiteiten 208
3.2 Expressieve activiteiten: drama 217
3.3 Expressieve activiteiten: muziek 221
3.4 Culturele activiteiten 224
3.5 Ontspanningsactiviteiten 225
Begrijp je de theorie? 228
4 Zorgtaken op de bso 229
4.1 Overgang thuis/school naar bso 229
4.2 Wc-bezoek 231
4.3 Eten en drinken 232
4.4 Naar buiten gaan 236
4.5 Opruimen 238
4.6 Naar huis gaan 238
4.7 Schoonmaken 239
4.8 Veiligheid 240
Begrijp je de theorie? 247 Begrippen 248
In deze module staat het werken met baby's (0 tot 2 jaar) in de kinderopvang centraal. Je zult merken dat het begeleiden en ondersteunen van baby's het nodige van een pedagogisch medewerker vraagt. Baby's ontwikkelen zich op allerlei vlakken, maar iedere baby heeft een eigen tempo en een eigen ritme. In deze module leer je daarover, zodat je goed kunt inspelen op de brede ontwikkeling en de behoeften van de baby en zijn ouders hierover kunt informeren.
In deze module gaat het zeker ook over het dagritme, de activiteiten, de ontwikkelingsmaterialen en de speel-leeromgeving, die aansluiten bij de ontwikkeling van de baby. Zowel de organisatie als de begeleiding van activiteiten krijgen veel aandacht.
In deze module leer je natuurlijk ook over de verzorging van de baby. Baby's zijn immers helemaal op jouw zorg aangewezen. Het is belangrijk om te weten wat aandachtspunten zijn voor eten, drinken en zorg voor hygiëne en veiligheid. Je leert daarbinnen over ergonomisch werken: de manier van werken waarbij je de kans op lichamelijke klachten zo klein mogelijk maakt.
Vandaag werk je op de horizontale babygroep 'de Ieniemienies'. Je hebt er veel zin in, want vanaf deze week is dit je vaste groep. Je hebt twee jaar lang op verschillende loca ties en groepen gewerkt. Maar nu dus eindelijk een vaste groep. Je verheugt je erop om echt iets te gaan opbouwen met je collega's Isabel en Yara, de kinderen en hun ouders/ verzorgers.
Vandaag werk je samen met Isabel. Je krijgt uitleg van haar over de groep en de kinde ren. Samen met Isabel loop je door de kamer en ze laat je zien waar alles ligt. Er zijn ver schillende hoeken, een grondbox en een hoge box. Je ziet een keuken, een verschoon tafel en twee slaapkamers. Ook heeft de groep aangrenzend een buitenspeelplein met buitenbedjes. Daar mogen de kinderen alleen in als ouders daarvoor toestemming geven.
Het wijst zich eigenlijk allemaal vanzelf. Als je toch iets niet weet, dan kun je het vragen aan Isabel. Hoog tijd om de kinderen wat beter te leren kennen en zij jou natuurlijk. In de grondbox speelt baby Senn. Hij ziet jou nog niet. Je blijft even staan en kijkt wat hij doet. Senn is aandachtig op een kinderpiano aan het spelen. Zodra hij op een toets drukt, klinkt er een vrolijke toon. Hij moet hard lachen en jij ook. Wanneer Senn jouw lach hoort, kijkt hij om. Hij reageert een beetje verdrietig. Je denkt dat hij eenkennig is. Je vraagt aan Isabel of ze Senn wil troosten. 'Jij bent een bekend gezicht voor hem, ik nog niet.'
Je gaat werken bij de Ieniemienies. Wie is daar je doelgroep? Gebruik twee begrippen uit de praktijksituatie die jouw groep beschrijven.
Baby's hebben de mogelijkheid om lekker buiten te slapen. Waarom, denk je, dat ouders hiervoor eerst toestemming moeten geven?
De leeftijd van Senn staat niet genoemd in de praktijksituatie. Welke leeftijd, kijkende naar zijn reactie, zal hij hebben?
4 maanden
9 maanden
15 maanden Leg je antwoord uit.
Isabel pakt Senn op. Hij reageert niet meer verdrietig en lacht. Waarom geeft Senn deze reactie?
In deze module kunnen woorden voorkomen waarvan je de betekenis nog niet kent. Dit kunnen beroepswoorden of vaktaalwoorden zijn, die je nog nooit eerder hebt gelezen. Zorg ervoor dat je ze begrijpt en kunt gebruiken in de module. Als je de woorden begrijpt, is het gemakkelijker om opdrachten in deze module te maken.
Noteer tijdens het lezen van de theorie de woorden die je niet begrijpt. Geef van elk woord de betekenis en een voorbeeldzin.
Tip: In de begrippenlijst van deze module vind je alvast een selectie van vaktaalwoorden die met deze module te maken hebben.
• Je kunt toelichten wat van belang is bij werken op een babygroep en kenmerken beschrijven van de verschillende subfasen bij de doelgroep.
• Je kunt toelichten hoe de lichamelijke ontwikkeling van baby's verloopt, specifiek de motorische en zintuiglijke ontwikkeling, en wat aandachtspunten zijn voor de pedagogisch medewerker.
•
Je kunt toelichten hoe de cognitieve ontwikkeling van baby's verloopt, specifiek de taalontwikkeling, en wat aandachtspunten zijn voor de pedagogisch medewerker.
• Je kunt uitleggen waarin het babybrein verschilt van het volwassen brein en hoe je daar als pedagogisch medewerker rekening mee houdt.
• Je kunt toelichten hoe de sociale ontwikkeling van baby's verloopt en wat aandachtspunten zijn voor de pedagogisch medewerker.
• Je kunt toelichten hoe de persoonlijkheidsontwikkeling van baby's verloopt en wat aandachtspunten zijn voor de pedagogisch medewerker.
• Je kunt toelichten hoe de emotionele ontwikkeling van baby's verloopt en wat aandachtspunten zijn voor de pedagogisch medewerker.
• Je kunt toelichten hoe de seksuele ontwikkeling van baby's verloopt en wat aandachtspunten zijn voor de pedagogisch medewerker.
Je werkt met baby's, omdat dat nou eenmaal het leukste is wat er bestaat. Of je werkt met baby's, omdat je graag in de kinderopvang wilde werken en er een vacature was op die groep. Het maakt niet uit wat de reden is, maar werken met kinderen is een verantwoordelijkheid en dat geldt zeker voor het werken met baby's.
Op de babygroep is het niet alleen jouw verantwoordelijkheid om de kinderen te verzorgen en te begeleiden, maar je houdt je ook bezig met het observeren en stimuleren van de ontwikkeling van de baby's. Het is belangrijk dat je weet hoe de ontwikkeling van een pasgeborene tot peuter verloopt. Alleen dan kun je goed inspelen op de wensen en behoeften van het kind.
Op een kinderdagverblijf komen kinderen vanaf circa 6 weken tot 4 jaar. Ze zitten in groepen bij elkaar. Er zijn twee soorten groepen: horizontale groepen en verticale groepen. In een verticale groep zitten kinderen van 0 tot 4 jaar samen.
In een horizontale groep zitten leeftijdgenoten bij elkaar. Als je werkt met baby's, dan kan dat dus zowel op een horizontale groep als op een verticale groep. Op een (horizontale) babygroep werk je meestal met baby's en dreumesen van 3 à 4 maanden tot 2 jaar. We gebruiken de term baby als we die hele doelgroep bedoelen.
Een baby is een kind in de leeftijd van 0 tot 18 maanden oud. Ook wel: zuigeling.
Een dreumes is een kind van 1 tot 2 jaar en zit wat betreft ontwikkeling tussen een baby en een peuter in.
In de babytijd maakt een kind een enorme moto rische ontwikkeling door. Waar de pasgeborene totaal afhankelijk en hulpeloos is, loopt de dreu mes overal naartoe om te onderzoeken wat er ligt.
Sil (19 maanden) speelt in de groepsruimte van babygroep de Boswachters. Hij zit op de grond met speelgoed om zich heen. Hij is laat met lopen, maar begint nu toch de eerste stapjes te zetten. Pedagogisch medewerker Sophia komt naast hem op de grond zitten en gooit een speelgoed bal weg. Sil kruipt met een vrolijk gezicht achter de bal aan en pakt de bal. Hij gaat ermee staan en Sophia moedigt hem aan. 'Kom maar', zegt ze. Sil loopt een paar pasjes, maar kiest dan toch weer voor het veilige kruipen. Wanneer Sophia de bal hierna nog een keer gooit, wordt baby Jayden ook enthousiast. Jayden is 9 maanden en zit in de tijgerfase, hij kruipt nog niet. Beide jongens gaan achter de bal aan en het wordt een nek-aan-nekrace.
Uiteindelijk heeft Jayden als eerste de bal te pakken. 'Wat tijgert Jayden hard, hè?', zegt Sophia. Sil is de bal alweer vergeten. Hij ziet een speelgoedauto liggen en kruipt ernaartoe. Eenmaal bij de auto ziet hij in de grondbox baby Yannouck van 5 maanden liggen. Yannouck speelt op haar buik en is uitgespeeld met een rammelaar, die naast haar ligt. Sophia loopt naar de grondbox en legt een balletje net buiten het bereik van Yannouck. 'Probeer het balletje maar te pakken, Yannouck', zegt Sophia.
In het praktijkvoorbeeld zie je dat Sil, Jayden en Yannouck allemaal op verschillende manieren bewegen. Jayden en Yannouck zitten in dezelfde ontwikkelingsfase, maar er liggen verschillende ontwikkelingstaken voor hen.
Een ontwikkelingsfase is een periode in het leven van de mens die afgebakend kan worden. Bij elke periode horen specifieke kenmerkende gedragingen. We onderscheiden: ongeboren kind, baby, peuter, kleuter, schoolkind, puber, adolescent, volwassene, oudere mens. Ook wel: levensfase.
In iedere ontwikkelingsfase liggen ontwikkelings taken.
Een ontwikkelingstaak is een stap die ieder kind of iedere jongere in zijn ontwikkeling moet nemen om verder te komen in die ontwikkeling.
Ontwikkelingstaken zijn dus eigenlijk opgaven waarvoor de baby staat. Een baby moet zich nieuwe vaardigheden eigen maken, denk aan omrollen. Voor de pedagogisch medewerker liggen opvoedingstaken bij iedere ontwikke lingstaak. Bijvoorbeeld bij omrollen kun je een baby met een speeltje prikkelen zich om te
draaien. Soms lukt het een baby niet ontwikke lingstaken te volbrengen, bijvoorbeeld omdat de baby een beperking heeft of de thuissituatie onveilig is. Als pedagogisch medewerker moet je dat signaleren en actie ondernemen.
Ontwikkelingstaken van de baby zijn:
het verkrijgen van basisvertrouwen (veilige hechting) om de wereld te ontdekken;
lichamelijk groeien en ontwikkelen: leren omrollen, kruipen, staan en lopen;
onderscheid maken tussen ouders/verzorgers en vreemden;
ontwikkelen van een ik-gevoel: het besef zelf iemand te zijn, los van iemand anders;
verkennen van de omgeving, bijvoorbeeld via speelgoed, voorwerpen en dieren.
Op een babygroep zitten meestal kinderen in de leeftijd van 0 tot en met 2 jaar. Veel kindercentra spreken daarom van baby-dreumesgroep. Baby's zitten in een vaste groep, ook wel een stamgroep genoemd. Bij iedere stamgroep horen vaste pedagogisch medewerkers. Dat zorgt voor vaste gezichten.
Een vast gezicht is een pedagogisch medewerker die altijd werkt als het kind aanwezig is in de kinderopvang.
In de praktijk is het dus zo dat, als het kind aanwe zig is, er die dag minstens één vast gezicht op de groep moet zijn. Voor een baby zijn vaste gezich ten erg belangrijk. Een vaste, vertrouwde peda gogisch medewerker biedt emotionele veiligheid. Als vaste pedagogisch medewerker weet je hoe het kind zich ontwikkelt, waar het behoefte aan heeft en waar het gestrest van raakt. Zo bouwen baby's zelfvertrouwen op en kan een baby zich optimaal ontwikkelen. Op een babygroep ben je als pedagogisch medewerker het vaste gezicht van een beperkt aantal baby's.
Het werken op een babygroep kan hectisch zijn. Je hebt namelijk te maken met kinderen, die niet allemaal even ver zijn in hun ontwikkeling. Eigen lijk zou je de levensfase 'baby' verder moeten onderverdelen, omdat elke subfase een andere aanpak nodig heeft. We bespreken de volgende subfasen:
1 jonge baby; 2 roller-kruiper; 3 lopende dreumes.
Een jonge baby is een kind van 0 tot ongeveer 6 maanden die zich nog niet goed kan omrollen van buik naar rug en van rug naar buik. De eerste dertig dagen na de geboorte noem je een baby ook wel een pasgeborene. Een pasgeboren baby is erg kwetsbaar, hij moet zich nog aanpassen aan het leven buiten de baarmoeder. Vaak kan hij zijn temperatuur nog niet goed regelen en hij moet vaak gevoed worden, overdag én 's nachts. Als pedagogisch medewerker ga je niet met pasge borenen werken. Jij werkt met jonge baby's vanaf de leeftijd van 2 à 3 maanden. Pas dan zijn baby's welkom op een kinderdagverblijf.
Als je aan een jonge baby denkt, dan komen vast de termen huilen, eten en slapen in je op. Maar jonge baby's kunnen meer dan dat. Een jonge baby kan bijvoorbeeld al goed horen. Ook is hij heel gevoelig voor aanrakingen en kan hij erg genieten van liefdevol huidcontact. Op deze manier communiceer je non-verbaal. Een baby herkent ook de stem van de moeder. Jouw stem als pedagogisch medewerker gaat hij herkennen door vaak tegen hem te praten.
Een jonge baby ontwikkelt zich lichamelijk in vlot tempo. Niet alleen groeit hij heel snel, maar het lukt hem ook steeds beter om zijn ledematen op elkaar af te stemmen. Als je kijkt naar een pasgeboren baby, dan valt het op dat deze nog erg onbeheerst en schokkerig beweegt. Dat is bij een baby van 3 maanden al heel anders. Rond 4 maanden kan hij iets grijpen. De baby groeit en ontwikkelt zich in deze fase dus erg vlot. Door zijn spierontwikkeling komt een jonge baby snel in de volgende fase.
Figuur 1.2 een baby van 3 maanden oud; zo'n drie maanden later kan hij zich al omrollen © Getty Images / Everste
Een roller-kruiper is een baby in de leeftijd van ongeveer 6 tot 12 maanden oud, die nog niet kan lopen, maar wel kan omrollen van buik naar rug en van rug naar buik, die daarna gaat tijgeren en vervolgens gaat kruipen.
Zodra de spieren van een baby sterk genoeg zijn om zijn hoofd omhoog te houden, zal hij zich ook snel gaan omrollen. Je spreekt daarom ook wel van een roller.
Een roller is een kind in de leeftijd van ongeveer 6 tot 9 maanden oud die nog niet kan lopen, maar wel kan omrollen van buik naar rug en van rug naar buik.
Dit is een belangrijke fase voor de baby, omdat hij nu zijn positie kan veranderen. Als pedagogisch medewerker is het belangrijk om het rollen te stimuleren als je ziet dat een baby probeert zich om te rollen. Je kunt bijvoorbeeld speelgoed net iets verder neerleggen. De baby zal proberen om het speelgoed te pakken. Herhaal spelletjes, zoals de baby terugrollen, werken ook stimulerend voor de ontwikkeling. Als het rollen goed lukt, dan zal de baby zich lang
zaam gaan voortbewegen. We noemen dit ook wel tijgeren of buikschuiven. Daarna zal hij gaan kruipen en weer later gaat hij lopen. Kruipen doet een kind op zijn handen en knieën. Eerst kruipt een baby nog voorzichtig en langzaam, maar al snel kan hij het vliegensvlug.
rollen tijgeren kruipen lopen n
Figuur 1.3 Verschillende stappen van roller tot lopende dreumes © Tiekstramedia / Getty Images / RuslanDashinsky
In deze fase kunnen baby's gefrustreerd zijn. De baby wil dan meer dan dat hij eigenlijk kan. Door de frustratie kan een baby erg verdrietig zijn. Maar frustraties horen bij het opgroeien, ze zijn juist nodig: een baby zal zichzelf hierdoor uitdagen het steeds opnieuw te proberen. Zo ontwikkelt hij zich richting meer zelfstandigheid.
• Baby Zoë (5 maanden) ligt op haar buik en vindt het moeilijk om door te rollen. Ze is ver drietig.
• Baby Leon (6 maanden) wil een balletje pak ken, maar hij kan er net niet bij. Hij loopt rood aan.
• Baby Fayze (8 maanden) schuift over een groot kussen, dat op de grond ligt. Ze komt er wel op, maar niet meer vanaf. Ze is ontroost baar.
Baby Zoë help je om door te rollen; dan is ze haar verdriet waarschijnlijk snel kwijt.
Je reageert anders op de frustratie van baby Leon, die het balletje net niet kan pakken. Hem stimu leer je om toch het balletje te pakken. Zo nodig geef je hem de kans zich af te zetten tegen jouw arm of been.
Baby Fayze is ontroostbaar. Haar help je daarom zo snel mogelijk van het kussen af.
Een baby van 12 maanden kan nog lang niet altijd lopen, maar de meesten kunnen wel al staan met steun of zelfs lopen met steun. Een dreumes loopt gemiddeld vanaf 15 maanden, maar dit is per kind verschillend. De eerste stappen zijn vaak nog onwennig en spannend. Soms kiest hij toch weer voor het veilige kruipen, want dan kan hij niet vallen. Vroeg of laat komt hij erachter dat hij zich lopend sneller kan voortbewegen. En als hij kan lopen, dan kan hij ook de trap van de glijbaan opklimmen. En nog veel meer. In zijn lichamelijke ontwikkeling heeft de baby dus een behoorlijke sprong gemaakt.
zal dus lang niet altijd luisteren als je hem iets verbiedt. Hij gooit bijvoorbeeld nog een keer het speelgoed uit zijn box, ook al zeg je hem dat dat niet mag. Als hij doorheeft dat je om zijn gedrag moet lachen, dan zal hij dat gedrag herhalen. Een dreumes kijkt zeker ook naar wat volwassenen en andere kinderen doen. Hij maakt contact en wil van hun gedrag leren. Bepaalde gedragingen neemt hij over. Dit noem je imitatie.
Vayen en Josh zitten aan tafel. Voordat ze gaan slapen, krijgen ze een rijstwafel met water. Na een aantal slokken tikt Josh hard met zijn beker op de tafel. Vayen kijkt ernaar. Ze pakt haar beker en doet precies hetzelfde als Josh. Ze moeten er allebei om lachen.
De eerste twee jaar groeit een kind razendsnel. En datzelfde geldt voor zijn ontwikkeling.
Groeien is het toenemen in grootte, dus in lengte of omvang.
Ontwikkeling is een duurzame en langzame geestelijke en lichamelijke verandering bij mensen.
Figuur 1.4 een dreumes klimt graag een glijbaan op © Rosanne Verlaan
Een dreumes is actief en nieuwsgierig. Een dreu mes is gericht op het hier en nu en kan intense gevoelens ervaren, denk aan een intens verdrie tige dreumes of een dreumes die heel erg boos is. Zodra een dreumes kan lopen, wordt zijn bereik een stuk groter. Dit stimuleert zijn ontdekkings drang: hij wil alles aanraken en uitproberen. Hij
Ontwikkelen wil zeggen dat er sprake is van een verandering. Bij baby's gaat het dan meestal om een vooruitgang, die je ziet in de verschillende ontwikkelingstaken. Bijvoorbeeld van liggen naar rollen of van rollen naar kruipen. Bij groei en ontwikkeling speelt het zenuwstelsel een grote rol. Het zenuwstelsel bestaat uit herse nen, het ruggenmerg en de zenuwen die door het hele lichaam lopen. Bij pasgeborenen is het zenuw stelsel nog niet rijp. Zij hebben nog geen enkele controle over de handelingen die zij verrichten. De
eerste controle ontstaat het dichtst bij het lichaam en het hoofd. Dus bij de nek, schouders en armen. Door de rijping zal een baby eerst gaan rollen, daarna gaan zitten en weer later kruipen.
Rijping is een natuurlijk ontwikkelingsproces dat leidt tot volgroeien, tot ontwikkeling komen.
Rijping speelt ook een duidelijke rol in hoe baby's communiceren. Een baby maakt eerst alleen maar wat kirgeluidjes, maar rond de leeftijd van 1 jaar vertelt hij vaak hele verhalen vol onbegrij pelijke woorden. Ook de eerste 'echte' woordjes gaat hij dan zeggen, maar de verschillen tussen kinderen zijn groot. Sommigen zeggen hun eerste woordje wanneer ze 18 maanden oud zijn. Na het eerste woordje volgen er snel meer en daarna volgt de fase dat de dreumes zinnetjes van twee en drie woorden maakt.
Bij ieder kind is sprake van een brede ontwikke ling, ook bij baby's.
Brede ontwikkeling is de persoonlijke groei van een kind op meerdere ontwikkelingsgebieden tegelijk.
In de tabel hierna zie je alle ontwikkelingsgebieden uitgewerkt voor de ontwikkeling van een baby. Als pedagogisch medewerker volg je de brede ontwikkeling van een kind. Op vaste momenten observeer je deze ontwikkeling, zodat je tijdens een oudergesprek de ouders kunt informeren. De observatie geeft aan waar de baby in zijn ontwikkeling zit. Ook hier zul je zien dat niet alle baby's van dezelfde leeftijd in de ontwikkeling gelijklopen. Er zijn verschillende ontwikkelings gebieden (ook wel: ontwikkelingsaspecten) en de baby kan zich niet op alle gebieden tegelijker tijd ontwikkelen.
Kinderen ontwikkelen zich allemaal op hun eigen manier en in hun eigen tempo. Waar de ene baby motorisch sterker is, is de andere baby van dezelfde leeftijd meer bezig met de taalontwikke ling. De baby moet eerst veel oefenen om de ont wikkeltaak uiteindelijk te beheersen en een vol gende stap in de ontwikkeling te zetten. Het gaat niet altijd precies volgens het boekje. Uiteindelijk volgt iedere baby een eigen traject en komen ze bijna allemaal op hetzelfde eindpunt terecht. Nogal wat ouders maken zich echter zorgen over de ontwikkeling van hun kind. Ouders zien dat hun buurmeisje al wel loopt en hun eigen kind in dezelfde leeftijd nog niet. Aan jou de taak om hier professioneel mee om te gaan. Het is belangrijk om ouders gerust te stellen. Op de babygroep heb je veel oudercontact. Je praat met ouders aan het einde van de dag. Tussendoor houd je ouders vaak op de hoogte via het ouderportaal van het kindercentrum en heb je jaarlijkse ouder gesprekken, waarin je de ontwikkeling en het wel bevinden van het kind met de ouders bespreekt.
In het eerste jaar gaat de lichamelijke ontwikkeling van een baby erg snel.
Lichamelijke ontwikkeling is de ontwikkeling in groei, spierkracht, zintuigen en motoriek.
Een gemiddelde baby weegt na een voldragen zwangerschap 3,5 kilo en is ongeveer 50 centi meter lang. Als de baby 1 jaar is, dan weegt hij ongeveer 10 kilo en is hij 75 centimeter lang. Ook van zijn eerste tot zijn tweede verjaardag blijft de groei in een behoorlijk tempo doorgaan, maar het groeitempo neemt wel iets af. De lichaamsverhoudingen zijn bij een pasgebo rene anders dan bij een volwassene. Het hoofd van een pasgeborene is namelijk een kwart van zijn totale lichaamslengte. Bij een volwassene is
Lichamelijke ontwikkeling: lichamelijke groei
Lichamelijke ontwikkeling: motoriek
Lichamelijke ontwikkeling: zintuigen
Cognitieve ontwikkeling: babybrein
Cognitieve ontwikkeling: taalontwikkeling
Sociale ontwikkeling
Snelle lengtegroei in het eerste jaar en groei van het gewicht.
Van reflexmatig naar doelbewust bewegen. Eerst ontwikkeling van grove motoriek, later van fijne motoriek.
Betere ontwikkeling van zien, horen, ruiken, voelen en proeven.
Groei van aantal verbindingen in de hersenen, snoei van hersenverbindingen die de baby weinig gebruikt en versterking van hersenverbindingen die hij veel gebruikt.
Enorme taalontwikkeling: eerst gaat een baby woorden begrijpen, pas daarna gaat hij ze zelf gebruiken.
Een baby maakt graag contact met anderen. Via sociale interactie en imitatieleren, leert hij welk gedrag gewenst is en welk gedrag niet.
Persoonlijkheidsontwikkeling Ontwikkeling van ik-gevoel: het besef zelf iemand te zijn, los van anderen.
Emotionele ontwikkeling: vertrouwen en veiligheid
Emotionele ontwikkeling: gevoelens
Seksuele ontwikkeling
Veilige hechting ontstaat wanneer opvoeders behoeften van de baby vervullen.
Een pasgeborene laat zich leiden door vier basisemoties: blij, bang, bedroefd en boos. Na een maand of vijf ontwikkelen zich afgeleide emoties.
Een baby is erg gevoelig voor lichamelijke aanrakingen en zal het eigen lichaam leren kennen.
het hoofd één achtste. De hals van de baby ont breekt bijna helemaal en de beentjes zijn in ver houding erg kort.
Motoriek is het beheersen van de spieren.
pasgeborene peuter volwassene Figuur 1.5 De lichaamsverhoudingen veranderen bij het ouder worden © Tiekstramedia
Naast de lichamelijke groei bestaat de lichame lijke ontwikkeling ook uit de motorische ontwik keling en de zintuiglijke ontwikkeling.
Motoriek heeft te maken met bewegingen die het kind maakt. Bij een pasgeboren baby zijn die bewe gingen nog niet zo uitgebreid, maar dat verandert snel. Spierbeheersing valt voor een jonge baby ook niet mee. Zelfs het hoofd stilhouden kunnen pas geborenen niet. Daar zijn de nekspieren nog niet sterk genoeg voor. Vandaar dat je het hoofdje altijd moet ondersteunen als je een baby optilt. Er zijn twee soorten motoriek: de fijne motoriek voor kleine, precieze bewegingen en de grove motoriek voor grotere bewegingen. In het eerste jaar ontwikkelt vooral de grove motoriek zich in een hoog tempo. Een baby leert omrollen, tijge ren, zitten, kruipen, staan en lopen. Maar ook de basis voor de fijne motoriek legt een baby al vroeg. Zelfs bij het grijpen naar een speeltje is hij al begonnen met die ontwikkeling.
Een pasgeborene kan nog geen doelbewuste bewegingen maken. De allereerste bewegingen die een baby maakt, zijn de reflexbewegingen.
Een reflex is een reactie of beweging die zich automatisch voltrekt (of iemand dat nu wil of niet).
Een baby heeft vanaf de geboorte verschillende reflexen, waaronder de grijpreflex, de zuigreflex en de moro-reflex.
De grijpreflex is een automatische reactie waarbij de baby dat wat je in zijn handpalm legt, vastpakt. Als je bijvoorbeeld je vinger in de handpalm van de baby legt, dan sluit hij zijn handje. De grijpreflex van een pasgeboren baby is zo sterk, dat hij zijn hele gewicht zou kunnen dragen met twee handjes.
De zuigreflex is een automatische reactie die ont staat als er iets de lippen van de baby raakt. Aan alles wat in de mond van de baby komt, zuigt hij. Dit betreft niet alleen de speen en de tepel, maar bijvoorbeeld ook je vinger.
De moro-reflex (ook wel: schrikreflex) is een reflex die opgeroepen wordt als de ondersteuning voor nek en hoofd plotseling verdwijnt. De baby spreidt dan zijn armen en lijkt zich daarna aan iets vast te willen klampen. Vaak gaat de baby hierbij ook hard huilen. Als je een baby bijvoorbeeld te snel neerlegt, dan kan hij de moro-reflex laten zien. Vanaf 6 maanden verdwijnt de moro-reflex.
Na ongeveer 6 maanden kan een baby omrollen van rug naar buikligging, na ongeveer 7 maanden kan hij los zitten en met ongeveer 15 maanden loopt hij los. Het beste is om een baby niet in zit houding neer te zetten, maar om hem deze
Figuur 1.6 De moro-reflex is een teken dat de baby schrikt © Getty Images / Andrey Zhuravlev
ontwikkelingstaak zelf te laten uitvoeren als hij eraan toe is. Als je een baby namelijk in zithou ding neerzet, dan kan hij omvallen. Hetzelfde geldt voor staan en lopen. Een baby wordt moto risch vaardiger door een samenspel van oefening, rijping en motivatie. Die motivatie kun je wel goed stimuleren. Bijvoorbeeld door een interessant speeltje net buiten zijn bereik neer te leggen. Een oudere baby motiveer je op eenzelfde manier tot tijgeren of kruipen.
Een baby ontwikkelt zowel zijn grove als fijne motoriek, doordat hij zijn spieren steeds beter leert beheersen.
Baby's leren het beheersen van de spieren vol gens een aantal vaste principes:
1 Hoe dichter spieren zich bij de hersenen bevinden, hoe eerder de baby deze spieren beheerst. Bijvoorbeeld: een baby kan eerder zijn hoofd optillen dan dat hij iets kan pakken.
2 Hoe dichter de spier zich bij de romp bevindt, hoe eerder de baby deze spier beheerst. Bij voorbeeld: een baby kan eerder omrollen dan los staan.
3 Hoe ongerichter de beweging, hoe eerder de baby deze beweging kan maken. Bijvoorbeeld: een baby kan als eerste iets pakken met de hele hand, pas later kan hij dat met zijn duim en wijsvinger.
4 Als eerste beheerst een baby de grove moto riek, als laatste de fijn motorische beweging. Een baby zal eerst gaan rollen, kruipen en lopen en later pas een vorkje kunnen vasthouden.
Een zintuig is een groep zenuwcellen, die gevoelig is voor prikkels van buitenaf. Het gaat om: druk (= tast), geluid (= gehoor), licht (= zicht), smaakstoffen (= smaak) en reukstoffen (= reuk). Met de vijf zintuigen kan iemand dus voelen, horen, zien, proeven en ruiken.
De zintuigen van een baby zijn na de geboorte nog niet goed en volledig ontwikkeld. Als peda gogisch medewerker stimuleer je daarom de zintuiglijke ontwikkeling bij baby's. Dit doe je door de baby een boeiende omgeving aan te bieden, die hem uitdaagt om nieuwe dingen te ontdek ken. Denk hierbij aan nieuwe geluiden, geuren, smaken en materialen om aan te voelen. Pas wel op voor overprikkeling en overdrijf niet. Twee speeltjes in de buurt van de baby leggen is goed, maar tien speeltjes is te veel.
Ideeën voor de eerste maanden
• Laat een baby zachte geluiden horen: neuriën, een muziekmobiel, fluisteren of zacht praten.
• Wissel de geluiden af: zingen of afwisselend zachter en luider praten. Pas ook je stem aan terwijl je met je baby praat.
• Geef een baby speelgoed met felle kleuren en zorg voor contrasten: denk aan een felge kleurde rammelaar.
• Geef zachte materialen, bijvoorbeeld een knuffel, een zachte bal en pop.
• Houd contact via de huid: denk aan aaien, strelen en babymassage.
Vlak na de geboorte ziet een baby nog onscherp. Een maand na de geboorte is het zien al een stuk verbeterd, maar details kan een baby nog steeds niet goed zien. Rond 4 maanden gaat een baby diepte zien. Die ontwikkeling gaat samen met het grijpen naar voorwerpen. Rond 5 maanden kan een baby iets dat beweegt, met zijn ogen volgen. Als pedagogisch medewerker kun je de ontwikke ling van het zien stimuleren en erop inspelen. Bij een baby van 5 maanden kun je een volgspelletje doen. Pak zijn aandacht met een leuk speeltje en beweeg dat langzaam voor zijn gezicht heen en weer. Of trek zijn aandacht met je eigen gezicht en kijk hoe de baby reageert als je je ogen groot maakt, je wangen bol of je mond in een grote lach trekt.
Al in de baarmoeder hoort een baby de hartslag en de stem van zijn moeder. Die stem herkent hij dan ook meteen na de geboorte. Het is dus niet verrassend dat een moeder haar baby kan kalme ren door zachtjes tegen hem te praten. Als een baby 3 maanden oud is, dan reageert hij op stem geluid door zelf geluidjes te maken en door te kij ken naar de persoon die tegen hem praat. Hij kan schrikken en gaan huilen als je plotseling een hard geluid maakt, zoals hard in je handen klappen. Of een baby goed kan horen, zie je bijvoorbeeld als hij zijn hoofd naar je toedraait, zodra je hem prik kelt door geluid te maken met een rammelaar.
Een baby kan goed ruiken. De pasgeborene ruikt zijn moeder, de borst en tepel. Geur speelt ook een belangrijke rol bij wat de favoriete knuffel is van een baby. Die neemt namelijk de eigen geur aan van de baby en dat troost baby's. Geef je een baby een nieuwe, zelfde knuffel, dan zal hij deze bijna nooit accepteren. Hij wil zijn eigen knuffel, want daar zit die vertrouwde geur aan.
Bij de geboorte heeft een baby duizenden smaak papillen (vooral op de tong). Deze maken hem heel gevoelig voor smaken. Baby's hebben een voorkeur voor zachte, zoete smaken en zacht,
lauw eten. Dat komt goed uit, want moedermelk is een beetje zoetig.
De smaakontwikkeling van een baby moet je sturen. Als je een baby nooit nieuwe smaken aan biedt, dan zal hij nooit aan nieuwe smaken wen nen. Geduld heb je daarbij wel nodig: een baby moet soms wel tien keer proeven voordat hij aan een smaak gewend is.
Sensomotorische ontwikkeling is de ontwikkeling in de samenwerking van zintuigen en de motoriek.
De sensomotorische ontwikkeling bij de baby is het duidelijkst te zien in de ontwikkeling van de oog-handcoördinatie. Oog-handcoördinatie is het precieze samenspel tussen wat de ogen zien en de handen doen.
Figuur 1.8 een baby kan sterk reageren op eten dat hij niet kent © Getty Images / monkeybusinessimages
De tastzin is een van de eerste zintuigen die zich ontwikkelt bij een ongeboren baby. Dat maakt dat de huid van de baby meteen na de geboorte al erg gevoelig is voor aanrakingen. De baby vindt knuffelen en aanrakingen erg fijn. Aanrakingen zijn ook heel belangrijk voor een goede ontwikkeling van de baby. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat couveusebaby's die veel aangeraakt worden, beter groeien. Een baby reageert niet alleen op aanrakingen, maar zeker ook op pijn. Baby's voe len pijn net zo goed als volwassenen dat doen. Als een baby pijn heeft, dan kun je dat zien aan zijn gezichtsuitdrukking en hoor je dat ook aan hoe hij huilt. Negeer de signalen niet als een baby pijn heeft, maar onderzoek wat er aan de hand kan zijn.
De ontwikkeling van zintuigen en de motoriek verloopt niet los van elkaar. Er is sprake van een samenwerking. Je spreekt van sensomotorische ontwikkeling.
De oog-handcoördinatie ontwikkelt zich bij baby's tussen 6 en 9 maanden. Een baby ziet bijvoorbeeld een tuimelaar en laat deze met zijn handje bewegen. Voorwaarde is onder andere dat een baby diepte kan zien. Ook moet zijn fijne motoriek voldoende zijn ontwikkeld. Hoe ouder een baby wordt, hoe beter zijn oog-handcoördi natie wordt. Een baby van ongeveer 1 jaar kan al vormen in een vormenstoof doen, bijvoorbeeld. De ontwikkeling van een goede oog-handcoör dinatie is erg belangrijk. Zonder dat kan een kind niet leren schrijven of leren een bal te vangen.
Cognitieve ontwikkeling is het denken, het geheugen en de taal. Ook wel: verstandelijke ontwikkeling.
Bij baby's komt de cognitieve ontwikkeling op gang door herkenning van vaste patronen. Een baby gaat iets herkennen door herhaling. Bij voorbeeld: hij herkent jouw gezicht, omdat hij dat steeds te zien krijgt. Herkenning is iets anders dan een herinnering kunnen oproepen. Dat kan een baby nog niet. Herkenning gaat om leren wat bij wat hoort, bijvoorbeeld het muziekdoosje bij slapen gaan of de fles bij eten krijgen. Als peda gogisch medewerker let je er dus op dat je vaste gewoonten aanhoudt.
Jonge baby's hebben van nature het verlangen om de omgeving te willen verkennen. Ze zijn nieuwsgierig en hun geheugen werkt steeds
beter. Baby's gaan hun geheugen gebruiken. Ze passen in hun gedrag toe wat ze weten. kennis verwerven kennis opslaan kennis ophalen kennis toepassen
verbetering van de verbindingen wordt een kind steeds vaardiger.
Figuur 1.9 Het geheugen van de baby: kennis verwerven, opslaan en ophalen resulteert in kennis toepassen (oranje = geheugen, blauw = gedrag) © Tiekstramedia
Een baby ziet een poes. Een baby moet eerst de kennis verwerven dat het een poes is en wat een poes kan en doet. Die kennis zal een baby opslaan. Ziet hij een volgende keer een poes, dan haalt hij die kennis weer op en kan hij die kennis toepassen en zijn gedrag daarop afstemmen. Bij voorbeeld: een poes kun je aaien.
Bij de snelle ontwikkeling die een baby door maakt in de eerste twee jaren spelen de hersenen een belangrijke rol. Bij de geboorte zijn de herse nen niet af. Je zou kunnen zeggen dat een baby geboren wordt met een babybrein.
Het babybrein omvat de hersenen waarmee een baby geboren wordt. Deze zijn in staat verbindingen te snoeien die een baby weinig gebruikt en verbindingen te versterken die een baby veel gebruikt.
Welke verbindingen gesnoeid en versterkt wor den, hangt af van de omgeving waarin een baby opgroeit. Krijgt een baby bijvoorbeeld twee talen aangeboden (zoals: vader spreekt Nederlands, moeder spreekt Roemeens) dan zullen er extra veel verbindingen aangelegd worden in het taal centrum van de hersenen. In de babytijd komen er sowieso heel veel verbindingen bij. Bijvoor beeld voor de zintuigen, de motoriek, het geheu gen en het emotionele gedrag. Dankzij groei en
Figuur 1.10 groeien en snoeien van zenuwverbindingen in de hersenen © Gilmore JH, Knickmeyer RC, Gao W (2018)
Bij de cognitieve ontwikkeling kun je niet om de ontwikkelingspsychologen Jean Piaget en Lev Vygotsky heen. Deze ontwikkelingspsychologen verdiepten zich in hoe kinderen leren.
Piaget was ervan overtuigd dat kinderen vooral leren door zélf te ervaren en zélf te doen. Het kind moet zélf de onderzoeker zijn. Het tempo waarin een kind zich ontwikkelt, heeft weinig te maken met stimulans uit de omgeving. Piaget stelt dat er een enorme drang tot leren in kinderen zelf zit en dat die vanzelf naar buiten komt.
Piaget gaat uit van een model dat bestaat uit ver schillende stadia. Voor de baby en dreumes gaat hij uit van zes deelfasen.
1 0 - 1 maand: reflexen
Een pasgeborene beschikt na de geboorte alleen over een aantal reflexen. Alle gedrag van een pasgeboren baby volgt uit die reflexen.
2 1 - 4 maanden: reacties gericht op het eigen lichaam
Een baby tussen de 1 en 4 maanden gaat reacties herhalen die op het eigen lichaam zijn gericht. Als de baby bijvoorbeeld per ongeluk zijn voetje vastpakt, dan zal hij het later nog eens proberen.
3 4 - 8 maanden: reactie gericht op de nabije omgeving
Bij baby's tussen de 4 en 8 maanden zie je dat ze stapje voor stapje de wereld leren kennen.
Een baby tikt bijvoorbeeld tegen een speeltje en zal dit later nog eens doen. Zijn gedrag heeft nog geen doel.
4 8 - 12 maanden: doelgericht handelen Baby's tussen de 8 en 12 maanden gaan handelen vanuit een plan. Hierbij gaan ze verschillende gedragingen combineren. Hun handelen wordt minder toevallig. Een baby zal bijvoorbeeld met opzet een bepaald speeltje wegleggen, omdat daaronder, deels zichtbaar, een speeltje ligt wat hij wil hebben.
5 1 - 1,5 jaar: doelbewuste variaties van acties Kinderen tussen de 1 en 1,5 jaar gaan expe rimenteren met bepaald gedrag. Het gooit bijvoorbeeld een blokje vanaf verschillende hoogten, omdat het kind door heeft dat dat steeds een verschillend geluid geeft. Of het experimenteert met zijn stem door het maken van gekke geluiden of door steeds meer lawaai te maken.
6 1,5 - 2 jaar: eerste denken
De fase bij kinderen tussen de 1,5 en 2 jaar is die van het eerste denken. Een dreumes van deze leeftijd is in staat om een innerlijke voorstelling te maken van een gebeurtenis of object dat er niet meer is. Je noemt dit object permanentie.
Objectpermanentie is het besef van een baby dat mensen en voorwerpen blijven bestaan, ook als ze niet zichtbaar zijn.
Of bij een dreumes sprake is van objectperma nentie kun je zelf testen: wat doet hij als jij hem een speeltje voorhoudt en daarna onder een doek legt? Als hij het gaat zoeken, dan is er sprake van objectpermanentie.
Objectpermanentie is erg belangrijk voor zowel de cognitieve ontwikkeling als de sociaal-emotio nele ontwikkeling. Dankzij objectpermanentie komen bijvoorbeeld rollenspel en imitatiespel op gang. Een dreumes kan bijvoorbeeld doen alsof hij in een auto zit of een baby(pop) eten geeft.
• Speel regelmatig kiekeboe of verstoppertje met een baby. Hij leert door dit soort spelle tjes dat je steeds weer terugkomt.
• Blijf tegen een baby praten, ook als je uit het zicht bent. Zo leert hij dat als je niet zichtbaar bent, er toch kunt zijn.
• Wil een baby iets dat niet zichtbaar is? Toon hem dan, dat het er wel is. Pak het samen uit een la, doos of mand. Zo leert een baby dat dingen die onzichtbaar zijn, niet weg zijn.
Vygotsky had een andere overtuiging dan Piaget. Zijn visie is dat het kind de omgeving nodig heeft om zich te ontwikkelen. Vygotski was de eerste die over de zone van naaste ontwikkeling sprak.
De zone van naaste ontwikkeling gaat over dat wat een kind nog net niet kan, maar met wat hulp wel. De zone van naaste ontwikkeling maakt duidelijk welke ontwikkeling het kind nog kan maken.
De zone van naaste ontwikkeling is een gebied waarbij kinderen begeleiding nodig hebben, als zij iets nog niet zelfstandig kunnen uitvoeren, omdat het te moeilijk is. Door deze begeleiding komt het kind steeds een stapje verder in zijn ontwikkeling en heeft het uiteindelijk geen begeleiding meer nodig.
Figuur 1.11 Om te kunnen doen alsof is objectpermanentie nodig © Getty Images / romrodinkaJuuls is aan het puzzelen Juuls van bijna 2 jaar vindt het nog erg lastig waar precies de stukjes van de puzzel in moeten. Peda gogisch medewerker Sissy komt naast Juuls zitten en legt één stukje op de juiste plek. Ze laat daarbij aan Juuls zien dat je soms een puzzelstukje moet draaien, voordat het op de juiste plek past.
Behalve de zone van naaste ontwikkeling heeft Vygotsky het ook over zone van actuele ontwikkeling en overvragingszone . De zone van actuele ontwikkeling is de comfortabele zone, waarin het kind zich veilig voelt en dingen doet die het beheerst. Bijvoorbeeld een kind van 2 jaar zal met een potlood gaan krassen. Het kind kan er natuurlijk nog niet mee schrijven. Om zich te blijven ontwikkelen, stimuleer je het kind, zodat het tot nieuw gedrag komt dat iets meer van hem vraagt. Het kind bevindt zich dan in de zone van naaste ontwikkeling. Let op: je kunt ook te veel van een kind vragen. Als je een kind te veel uit zijn zone van naaste ontwikkeling haalt, dan voelt het zich onveilig en kom je in de overvragingszone .
Zonder taal kun je niet denken en zonder den ken ben je niet in staat tot taal. Taal vormt bovendien de basis van onze communicatie met elkaar.
De taalontwikkeling bij baby's is enorm. Want, ook al zeggen de meeste kinderen rond het eer ste jaar pas hun eerste woordje, ze zijn al veel eerder bezig met taal. Taalbegrip komt voor taal gebruik: eerst gaat een baby woorden begrijpen, pas daarna gaat hij ze zelf gebruiken. Kinderen hebben anderen nodig om taal te leren.
Zorg voor een taalrijke omgeving Baby's vinden taal leuk, omdat je daarmee con tact met hen houdt. Ook als baby's nog niets terugzeggen, is het belangrijk om veel tegen hen te praten. Ze slaan alle klanken op en uiteindelijk zullen ze hier woorden van gaan maken. Benoem in het contact met een baby alles wat je doet. Zo maak je de taalomgeving nog rijker voor de baby. Zorg voor veel herhaling. Alweer hetzelfde boek voorlezen of hetzelfde liedje zingen is dus juist heel goed. Herhaling zorgt voor herkenning en zo bouwt de baby een steeds grotere woordenschat op.
De woordenschat is het aantal woorden dat iemand begrijpt (passieve woordenschat) en zelf gebruikt (actieve woordenschat).
Een uitgebreide woordenschat zorgt voor een beter taalbegrip en is een belangrijke factor voor later schoolsucces.
De taalontwikkeling is een onderdeel van de cog nitieve ontwikkeling.
Taalontwikkeling is de manier waarop een kind zich ontwikkelt in taalgebruik en woordbegrip.
De passieve woordenschat van baby's is altijd verder ontwikkeld dan de actieve woordenschat. Als een baby van 1,5 jaar oud nog niet praat, maar wel iets kan aanwijzen, dan is dat dus niets om je zorgen over te maken.
Op de juiste manier corrigeren Het is belangrijker dat een kind veel praat, dan dat het goed praat. Als het kind eerst zelfvertrouwen krijgt, dan komt het op de juiste manier praten vanzelf. Als pedagogisch medewerker help je een baby bij het krijgen van zelfvertrouwen. Als hij bijvoorbeeld 'poes' zegt tegen een hond, dan corrigeer je hem één keer en benoem je de juiste diersoort. Eén keer corrigeren is voldoende, zo voorkom je dat een kind niet meer durft te praten. Praat niet mee in de kindertaal, maar gebruik de juiste woorden. Een hond is een hond en geen waf-waf. Benoem dingen en mensen ook zo spe cifiek mogelijk. Als je honden, katten, konijnen allemaal 'dieren' noemt, help je een kind niet. Leer het dus de juiste woorden. Als de woordenschat van een kind al wat groter is, dan kun je hem ook uitdagen. Er is bijvoor beeld een bak met auto's op de groep. In die bak zitten ook tractoren. Gebruik dan het woord 'tractor' bewust om zijn woordenschat nog groter te maken.
De taalontwikkeling verloopt in fasen. Bij baby's is sprake van de voortalige fase en de vroegtalige fase. Vanaf de peutertijd is sprake van andere taalfasen.
1 Voortalige periode (0 - 1 jaar)
De voortalige periode is de eerste taalfase, waarin het kind zelf nog geen woorden of taal gebruikt.
In de voortalige periode bereidt een baby zich voor op het praten. Hij oefent met klanken. De eerste klanken waar baby's mee beginnen zijn 'aaah', 'oh' en 'eh'. Je spreekt ook wel van kirren. Als een baby kirt, dan weet je dat hij het naar zijn zin heeft. Zo rond de 3 maanden gaan baby's tateren. Ze bewegen hun mond en stoten mede klinkers uit, bijvoorbeeld 'gggg' en 'rrrr'. Vanaf een maand of 7 gaat een baby brabbelen. Hij imiteert de taal uit zijn omgeving en kan nu een klinker na een medeklinker zeggen, zoals 'dada' en 'bababa'. In de voortalige periode is het taalgebruik dus alleen nog het gebruik van klanken. Soms lijkt de baby een woordje te gebruiken, maar dat lijkt dan zo, omdat het qua klank op dat woordje lijkt.
De vroegtalige periode is de tweede taalfase en bestaat uit twee stadia. In het eerste stadium gaat een kind zijn eerste woordjes zeggen. In het tweede stadium maakt het eenvoudige zinnen.
In de vroegtalige periode krijgen woorden wel betekenis. Een dreumes gaat bijvoorbeeld de woordjes 'auto', 'pop' en 'bal' gebruiken. De eer ste losse woorden die een kind zegt, zijn eigenlijk hele korte zinnetjes. Je noemt dit een-woord zinnetjes. Zo verwijst het woord 'drinken' naar een hele wereld van enorme dorst en zin in een beker met water, het liefst nu meteen; maar het kan ook betekenen dat de beker met melk op de grond is gevallen. Al snel is er enorme vooruit gang te zien in de taalontwikkeling: de dreumes gebruikt steeds meer woorden en de woorden
kirren tateren brabbelen Figuur 1.14 De voortalige periode bij de baby (0 - 1 jaar) © Tiekstramediaworden ook specifieker. In het begin noemt het kind bijvoorbeeld alles een auto. Ook de vracht wagen en de tractor. Maar al snel kan het verschil maken tussen verschillende soorten voertuigen. Er komen er steeds meer bij. Een auto kan dan bij voorbeeld ook een ziekenauto, Audi of BMW zijn. Tegelijkertijd met de groei van zijn actieve woor denschat breidt ook zijn passieve woordenschat zich steeds verder uit. Wanneer een kind 15 maan den oud is, moet het opdrachten van twee woor den kunnen begrijpen, zoals 'zwaai maar' of 'kusje geven'. En op de leeftijd van 1,5 jaar moet een kind ook een eenvoudige handeling kunnen uitvoeren, zoals een lichaamsdeel aanwijzen. Als je een dreu mes vraagt: 'Waar zit je mond?', dan moet hij die zonder problemen kunnen aanwijzen. Met 21 maanden (1 jaar, 9 maanden) moet een kind ongeveer tien woordjes kunnen zeggen. Dit moment valt samen met dat een kind zich een innerlijke voorstelling van iets kan maken: als het een hond ziet, dan weet het dat daar het woord 'hond' bij hoort. Zeg jij tegen hem: 'Kijk, een hond' dan klopt dat met zijn innerlijke voorstelling. Stel, je wijst dan een poes aan, dan zal het kind in ver warring raken. Het zal waarschijnlijk afwisselend naar de poes en naar jou kijken, want iets klopt er niet. Nadat een kind de eerste tien woordjes geleerd heeft, groeit zijn woordenschat daarna razendsnel. Als hij 2 jaar is, dan kent hij zo'n drie honderd woorden. Als hij 5 jaar is, dan heeft hij ongeveer tweeduizend woorden geleerd.
Op sociaal vlak leert een baby ook razendsnel.
Sociale ontwikkeling is de ontwikkeling van de omgang met anderen, ontwikkeling van acceptatie van anderen en ontwikkeling van sociaal gedrag.
Een baby maakt graag contact met anderen, ook al kan hij nog niet praten. Je stimuleert de sociale ontwikkeling door duidelijk non-verbaal
te communiceren, veel oogcontact te maken, voortdurend met de baby te praten en hem veel te knuffelen.
Een jonge baby reageert op andere mensen door te huilen, lachen en trappelen. Hij gebruikt dus lichaamstaal, want zelf kan hij nog niet praten.
Lichaamstaal is communicatie zonder woorden die via de mimiek (gezichtsuitdrukkingen), gebaren, oogcontact en de houding van het lichaam verloopt.
Hoe ouder een baby wordt, hoe meer lichaams taal hij laat zien. Denk aan: verdrietig kijken, weg kijken of grote ogen maken.
Baby Jazz van 5 maanden ligt in de box. Pedagogisch medewerker Kim loopt even langs de box om te kijken of alles goed gaat. Ze doet de box open en lacht naar Jazz. Jazz lacht meteen terug en begint te trappelen. Ook is hij aan het tateren. Kim maakt oogcontact. Ze zegt: 'Heb jij het naar je zin?' Jazz kijkt aandachtig. Hij volgt wat Kim doet. Dan begint hij te lachen. 'Vind jij die aandacht wel fijn?', vraagt Kim. Ze lacht terug.
Lachen is een belangrijke uiting van lichaamstaal. Het is een manier om contact te maken. Na de geboorte kan een baby alleen nog maar reflexma tig lachen. Vanaf ongeveer 6 weken gaat een baby echt lachen. Dit lachen is een reactie op iets. De baby reageert bijvoorbeeld op jouw lach. Deze lach is een teken dat de baby zich kan verbinden met iemand en heet sociale glimlach. Omdat volwassenen weer reageren op het lachen van de baby, ontstaat er een interactie die de sociale ontwikkeling van de baby versterkt.
Deze uitgave is onderdeel van de methode Traject, de methode voor de welzijnsopleidingen Pedagogisch werk en Maatschappelijke zorg.
Traject Welzijn Pedagogisch werk is gebaseerd op het kwali catiedossier 2021, maar ook op de nieuwe wet- en regelgeving, bijvoorbeeld de Wet IKK. Daarnaast is er meer aandacht voor online communicatie en sociale media en is het materiaal ingericht op het breder inzetbaar zijn van de pedagogisch medewerker in de toekomst. Traject sluit daarop aan met actueel en vernieuwend materiaal dat is ontwikkeld in samenwerking met docenten en experts uit het werkveld. Bovendien is Traject exibel inzetbaar, zodat het altijd past bij de manier waarop de opleiding het onderwijs vormgeeft. Het materiaal is modulair opgebouwd en het is mogelijk de modules te arrangeren. Er kan op verschillende manieren met de methode worden gewerkt: blended, een combi van boeken en digitaal of volledig digitaal of met maatwerkboeken.
Traject bevat onder andere de volgende elementen:
De theorie bevat alle benodigde basiskennis en achtergrondinformatie bij de betre ende werkprocessen. De praktijkvoorbeelden die de theorie ondersteunen, zorgen voor een verbinding met de beroepspraktijk.
De praktijksituaties zijn realistische beschrijvingen van situaties uit de beroepspraktijk, inclusief opdrachten gekoppeld aan houdingsaspecten, vaardigheden en kenniselementen.
De beroepsvaardigheden bevatten opdrachten voor het stapsgewijs aanleren van instrumenteeltechnische, communicatieve, verzorgende en sociaal-agogische vaardigheden.
Traject biedt verschillende opdrachten:
Oriëntatieopdrachten om voorkennis te activeren;
Verwerkingsopdrachten die bestaan uit verschillende vraagtypen om de kennis en vaardigheden te begrijpen en toe te passen;
Casuïstiekopdrachten om op basis van een praktijksituatie de kennis en vaardigheden toe te passen en te analyseren;
Moduleopdrachten als activerende en motiverende opdrachten op de module; Vaardigheden die oefenopdrachten en BPV-opdrachten bevatten; Toetsen.
Het aanbod van Traject bestaat in grote lijnen uit: theorieboeken inclusief een licentie voor de online leeromgeving met een heldere en gestructureerde uitleg over de benodigde vakkennis, verduidelijkt met veel praktijkvoorbeelden; maatwerkboeken die door de opleider worden samengesteld door een selectie te maken uit het brede aanbod van modules voor de betre ende opleiding; een online leeromgeving met theorie, verwerkingsopdrachten, toepassingsopdrachten, zelftoetsen en evaluatie- en re ectievragen bij iedere module. Daarnaast bevat de online leeromgeving ondersteunend materiaal voor de docent, zoals toetsen bij iedere module.
Wil je weten welke materialen er nog meer beschikbaar zijn bij Traject? Kijk dan op https://www.thiememeulenho .nl/mbo/welzijn/traject
A.C. Verhoef
R. Verlaan
R.F.M. van Midde