In Aeternum Mirabile Lectu 2021
Ten Geleide Maurine Carmona Galicia-van Mourik
T
oen ik vorig jaar de ten geleide schreef, dacht ik dat we na de zomer wel weer een leven zouden hebben zonder beperkingen. Nu een jaar later, en zitten we weer in een lockdown en het einde is nog niet in zicht. Corona zal dus ook in dit blaadje een veelvoorkomend thema zijn. Iedereen heeft zijn eigen ervaringen van het leven in ‘coronatijd’. Jong en oud beleven het op een andere manier, maar ook bijvoorbeeld jouw woonplaats maakt uit en een al dan niet positieve instelling, zoals jullie ook in deze IAML zullen lezen. De meeste dingen zijn echter van alle tijden, personeel van het Stedelijk dat afscheid neemt (Just Bent, Inger Loopstra en Dick de Jongh), oud- docenten die van ons heen gaan (Rick ten Have en Ronald Riet) en oud-leerlingen die promoveren (Berend van Meer). Ik wens jullie veel leesplezier en hoop van harte dat corona een significant minder grote invloed heeft op ons leven wanneer ik de Ten Geleide schrijf van de volgende IAML. Hartelijke groet, Maurine Ps. Ook wil ik nog even van de gelegenheid gebruik maken om ons oud-redactielid Klaas Deves te bedanken voor zijn bijdragen aan IAML 2018 en IAML 2019. Bedankt Klaas, voor alle moeite die je hebt gestopt in vooral het interview met mevrouw Hennink en jouw gastvrijheid tijdens de vergaderingen bij jou thuis.
3
Inhoudsopgave
Van de rector Jan Henk van der Werff
Ten geleide 3 Van de rector 5 Het Stedelijk in coronatijd 6
G
COVID-19 Buitengaats 7 Corona-impressies van een Amsterdamse juf
10
In memoriam Rick ten Have 12 Afscheidsinterview Inger Loopstra 13 Ronald Riet 16 Het coronajaar van Amber van der Steen 17 Het ´coronajaar´ van Michiel Schuit, woonachtig in New York - USA 20 Interview Dick de Jong 22 Afscheidsinterview Just Bent 25 Promotie 27 Brussel in coronatijd 28 Fascinerende pianiste, schrijver en overlevende 32 Nationaal dictee 33 Pablo Neruda - Mocht je me vergeten
34
In het hol van de leeuw. Een coronaverslag uit Noord-Italië Bericht van het lustrumbestuur 38 4
35
raag had ik mijn bericht met een ander onderwerp begonnen, maar natuurlijk is het schooljaar coronagekleurd. Het goede nieuws daarbij is dat docenten en leerlingen zich in het algemeen goed door de uitdagende periode hebben heen geslagen. Natuurlijk hebben we te kampen gehad met besmettingen die vooral een aantal collega’s tijdelijk hebben geveld. Maar vaak verzorgden ze in die gevallen hun lessen via Teams vanuit huis. Zorgen zijn er over leerachterstanden en sociaalemotionele schade bij leerlingen.Vooral dat laatste aspect is niet eenvoudig in kaart te brengen. Wel stelt de overheid substantiële middelen ter beschikking om de komende twee jaar leerlingen te ondersteunen waar dat nodig is. Gelukkig ook dat een aantal activiteiten in aangepaste of afgeslankte vorm toch door kon gaan: de Model United Nations met alleen eigen leerlingen, de Poëzieavond online en de aqualeerweek in de duinen. Goed nieuws valt te melden over de renovatie. Een extra subsidie van de gemeente Haarlem heeft de renovatie van het gebouw Prinsenhof binnen bereik gebracht. Inmiddels ligt er een prachtig ontwerp voor die verbouwing en zijn we druk doende de meest geschikte bouwer te selecteren.
De consequentie van de verbouwing is wel dat we een groot jaar voor een deel van de lessen op tijdelijke huisvesting zijn aangewezen. Op dit moment lijkt de tijdelijke huisvesting van het Rudolf Steiner College daarvoor in aanmerking te komen. Dat hangt wel af van het tijdstip waarop de verbouwing echt van start kan gaan. Die start kan worden vertraagd door onder meer archeologisch onderzoek (het Stedelijk is nu eenmaal gebouwd op een archeologische ‘goudmijn’) en bezwaren vanuit de buurt en omwonenden. Ondanks alle corona-sores waren de onderwijsopbrengsten in 2020 uitstekend: alle eindexamenkandidaten slaagden (zonder CE natuurlijk), doorstroom onderbouw en bovenbouwsucces lagen ver boven de door de Inspectie van het Voortgezet Onderwijs gestelde norm en de tevredenheid onder ouders en leerlingen waren op het gewenste peil. Ook kan het SGH alle beschikbare stoelen voor nieuwe leerlingen moeiteloos vullen. Hiermee zijn jullie weer op de hoogte van het wel en wee van het SGH. Tot de volgende keer! Hartelijke groet, Jan Henk van der Werff
5
Het Stedelijk in coronatijd
COVID-19 buitengaats
Lex Weiler
Hans Herklots uit Zwitserland en Italië, examenjaar 1977
E
en nieuwe lente, een nieuw geluid. Wie kent de regel niet en wie had daar niet allerlei verheven en romantische gedachten bij? Een nieuwe lente werd het, met nieuw in de betekenis van het Latijnse novus: ongehoord, nog nooit gezien, revolutionair. Als ik mijn agenda doorblader is er in het voorjaar van 2020 niets dat erop wijst dat de goede gang van zaken verstoord zou worden: keurig so’s en proefwerken opgegeven, zo hier en daar een muziekavond of andere activiteiten. Maar plotseling staat er een streep door een genoteerde afspraak met de tandarts, zijn bijeenkomsten doorgestreept, zijn muziekavonden doorgekruist.Verjaardagen geschrapt, biljartwedstrijden afgelast. Dan 16 maart 2020: SCHOOL DICHT: CORONA De agenda kabbelt merkwaardig genoeg vrolijk verder: surveillance bij toetsen die toch nog wel even gemaakt moeten worden, een plenaire bijeenkomst in de Aula voor beraad over de vraag: Wat nu? Plotseling duiken nieuwe programma’s op, waarvan Teams het hoogste woord heeft. Lessen gaan via Teams: iedereen achter het scherm, leerlingen thuis, docenten vaak ook. Lesgeven aan complete jaarlagen, bestuurd door één à twee collega’s met alle mogelijkheden voor leerlingen om weg 6
te duiken, zich aan te melden en vervolgens de hond uit te laten, voor anderen om ook op deze bijzondere manier van werken mee te doen. Opdrachten inleveren via Magister of met andere ingewikkelde, arbeidsintensieve programma’s. Aan het eind van de lesdag het gevoel hebben helemaal doorgezakt te zijn. Maar boven alles zweeft de vraag: Hoe lang gaat dit duren? Wordt dit het nieuwe normaal? Hopelijk niet: de reizen sneuvelden, dus niet naar Rome of Griekenland, geen Ardennenreis of zeilkamp en ook geen werkweek. Wel ging de diploma-uitreiking in de Grote Kerk door, feestelijk als altijd, maar op gepaste afstand én zonder ouders; zij konden via een beeldverbinding thuis meegenieten!
M
edio januari 2020 woonde ik een driedaagse conferentie bij in San Francisco. Het is een jaarlijks terugkerende extravaganza waar de farmaceutische en biotech industrie en de financiële wereld elkaar kruisen en waarvoor 20’000 mensen uit de hele wereld op de stad neerdalen.
ze zijn niet onderhevig aan de complexe productie en cold-chaindistributie van klassieke vaccins. Toen we afscheid hadden genomen dacht ik: hmmm, misschien toch wat aandelen kopen. Niet dat ik iets vertrouwelijks had gehoord, maar omdat ik dacht dat ze wellicht een keer over de kop zouden gaan. Niet gedaan.
De dag na de conferentie dronk ik een kopje koffie met een Nederlandse vriend die CEO is van een piepkleine ontwikkelaar van vaccins gevestigd in Californië. De aandelen van de onderneming staan genoteerd aan Nasdaq en waren op die dag 25 dollarcent waard en de beurswaarde van de onderneming was nog geen 20 miljoen dollar. Het bijzondere van het bedrijf is dat het vaccins ontwikkelt in pilvorm – pillen die je op kamertemperatuur bij wijze van spreken via de post kan verzenden want
Na, zoals zoveel ondernemingen in de sector, op 31 januari 2020 razendsnel een nieuw programma te hebben opgestart voor een COVID-19 vaccin, is de onderneming bijna precies een jaar later 1.2 miljard waard. Het kan verkeren. Hoewel ik natuurlijk nog geen idee had van wat ons te wachten stond, dacht ik nadat de berichten uit China eind januari 2020 in een stroomversnelling kwamen: dat kan weleens helemaal fout gaan. Noem het een gut feeling. Waar ik normaal 60-70% van mijn tijd easy-jettend door Europa trok, nam ik nu de auto, hoe ver en lang de reis ook was, en ging ik tot eenieders verbazing over tot ‘elbow-greeting’ als ik klanten ontmoette. Better safe than sorry.
Het nieuwe schooljaar 2020/2021 begon hoopvol en vol verwachting 16 december was het weer mis; alleen de 6e klasleerlingen mochten komen, de anderen waren weer veroordeeld tot onderwijs achter het scherm. Hopelijk kan er een mooier bericht volgen op deze vreemde treurzang.
Vanuit mijn berghut in Zwitserland volgde ik de berichten in binnen- en buitenland met toenemende verontrusting. Ik heb in een aantal landen gewerkt Hans Herklots 1975, hurkend tweede van links 7
en gewoond: Nederland, Zweden, de VS en Italië. Mijn klanten zijn verspreid over heel Europa. Tot mijn verbazing gooiden vele van mijn naaste vrienden en ongelofelijk knappe klanten die ervoor hebben doorgeleerd – iedereen een PhD – hun kritische vermogen overboord. Waar iedereen tot de uitbraak vrij rondreisde en zich een wereldburger waande, omhelsde men nu het beleid – of wat daarvoor door moest gaan – van het land waarvan men ingezetene was. Ik kon me niet aan de indruk onttrekken dat, nu men was vastgenageld aan het vaderland en geen kant op kon, men zich ook gedwongen voelde om het zwalkende beleid waaraan men onderhevig was te rechtvaardigen, goed te praten of anderszins met de mantel der liefde te bedekken. In weerwil van haar altijd kritische en scherpe blik voelde een Zweedse vriendin, een epidemiologe nota bene, zich geroepen om Anders Tegnell, de Zweedse tegenvoeter van Jaap van Dissel, met hand en tand te verdedigen.Vergelijk de Zweedse cijfers met Denemarken, Noorwegen en Finland en het is glashelder dat Tegnell en de Zweedse politiek die zich achter hem verschool een rampzalig beleid hebben gevoerd. Nederlandse vrienden zeiden hoe goed Rutte het deed en hoe knap het RIVM toch wel niet was. Hoezo weet jij het beter? Velen zijn schoorvoetend tot inkeer gekomen, maar het is tekenend dat, onder de Zugzwang van de eerste golf, mensen posities innamen die daarvoor ondenkbaar waren. In Zwitserland was het helaas van hetzelfde laken een pak. Zwitserland had in beginsel het twijfelachtige voordeel dat een van de kantons, de Ticino, grenst aan het zwaar 8
getroffen Lombardije. Een gewaarschuwd mens telt voor twee, maar nee. In maart luisterde ik naar een interview op de Radio Suisse Romande met een arts tevens ziekenhuisdirecteur in de Ticino die als het ware met zijn laarzen in het bluswater stond. Hij pleitte fel en met voor mij ijzersterke argumenten voor een lockdown. De journaliste die ik ken als kundig en objectief zei: “Ja, maar wij hebben toch een veel betere gezondheidsstructuur dan Italië? We kunnen toch niet eisen dat kinderen thuis blijven?”, enz. Met zoveel woorden zei ze: … zo’n vaart zal het hier toch niet lopen en Italië, tja, daar is het zo’n zootje. De dokter in kwestie reageerde furieus, wat zeer ongebruikelijk is voor de ingetogen Zwitsers, en zei: “U begrijpt niets van het Italiaanse systeem en ik kan u verzekeren dat het net zo geavanceerd is als het onze; als we nu niet ingrijpen is het leed niet te overzien.” Zwitserland sloeg de waarschuwing van Dr. Cassandra in de wind en heeft een onnodig hoge prijs betaald voor haar arrogantie. Dat het een federale staat is, helpt ook niet. Een lockdown kan alleen maar worden verordonneerd als alle kantons ermee instemmen. Dus ondanks de uitslaande brand werd het de Ticino tot heel laat niet toegestaan om de brandweer in te schakelen. Een Engelse vriendin is anesthesiste in Lewisham Hospital in Londen. Zij zou in april met pensioen gaan. Lewisham was een van de centrale ziekenhuizen in Londen tijdens de eerste golf. Zij kon met goed fatsoen niet opstappen terwijl haar collega’s met de moed der wanhoop de instroom van patiënten het hoofd probeerden te bieden. Medio april zei ze me: “Hans, ik ben bang,
heel erg bang.” Ze zei ook dat de houding in het VK en in het bijzonder van het establishment – politiek, medische stand, wetenschap en media – een grote minachting uitstraalde over Italië: zoiets zou hier nooit kunnen gebeuren.Yeah, right.
Hans Herklots 2021
Wij spraken elkaar regelmatig gedurende het jaar. Net voor kerst zei ze: “Het is allemaal redelijk tot rust gekomen; er zijn minder opnames en we weten inmiddels beter wat we moeten doen; bovendien zit ik nu vol antilichamen (ze had zelf COVID-19 opgelopen), wat kan mij gebeuren.” Een maand later spraken we weer. “Het ziekenhuis is opnieuw tot de nok toe gevuld met patiënten; verplegend personeel loopt op z’n tandvlees, is totaal uitgeput; chirurgen verschonen bedden; alleen de 50-60-jarigen worden beademd, de ouderen gaan naar een afdeling om te sterven; het is heel, heel ernstig.”
Inmiddels woon ik sinds vijf maanden in Italië, de eerste Europese brandhaard, COVID-19 gidsland. Er zijn schoolgenoten die al veel, veel langer in Italië wonen en die ongetwijfeld beter zijn geïnformeerd en de pandemie van het begin af hebben meegemaakt, soms zelfs aan den lijve. Mijn provincie “doet het relatief goed”. Wat me in ieder geval opvalt is dat, anders dan in Zwitserland, iedereen heel gedwee mondmaskers draagt en afstand in acht neemt, en geen enkel debat over het wel of niet dragen van maskers wordt gevoerd; men doet het gewoon, ook op het strand en wandelend langs de boulevard. Italië heeft het natuurlijk enorm voor de kiezen gehad en het is nog lang niet voorbij. Tot begin maart is er een lockdown die het verbiedt om zelfs de eigen gemeente te verlaten, tenzij voor dringende zaken, werk, e.d. Nu zijn de Italianen niet roomser dan de paus en er zijn ongetwijfeld mensen die het allemaal aan hun laars lappen. Maar de burgerlijke gehoorzaamheid overheerst. Ik ga een keer per week naar de supermarkt waar het verkeer keurig is gekanaliseerd, overal handgel-dispensers staan en waar je de kakelverse groente, sla en fruit alleen met handschoenen mag beroeren. Het is wellicht een illusie, maar ondanks de nog immer somber stemmende epidemiologische cijfers voel ik me hier veiliger dan in Zwitserland of Nederland. Misschien is het het uitzicht op zee? 9
Corona-impressies van een Amsterdamse juf Freddy Groot eindexamenjaar 1977, Amsterdam, 17 april 2021
O
p 15 februari 2020 vloog ik naar Bali voor de Biodanza World Encounter 2020. Tijdens deze heenvlucht was ik zo zwaar verkouden, dat ik op Schiphol mijn temperatuur nog heb laten opnemen (37,5) en voor de zekerheid een penicillinekuur heb meegekregen. De landing op Jakarta en later op Denpasar, heb ik doorstaan met koffiebekers, die met hete doekjes gevuld waren, over mijn oren heen, om te voorkomen dat mijn trommelvliezen zouden scheuren. Toch heb ik op de gezondheidsverklaring, die ik in Jakarta in moest vullen, gezet dat ik gezond was en geen klachten had. Dit om twee redenen: Ten eerste wist ik immers zeker dat ik geen Corona had, want dat hadden we niet in Nederland (en dat zouden we ook niet krijgen dacht ik naïef). Ten tweede wist ik zeker, dat mijn reis ogenblikkelijk onderbroken zou worden als ik een vermoeden van Corona had. De keurig gestempelde gezondheidsverklaring heb ik als curiositeit bewaard.
In het internationale Biodanza gezelschap bevond zich een jonge vrouw uit Italië, die lachend opmerkte dat de eerste Coronadode die zojuist in Italië was gevallen, uit haar dorp kwam. Bezorgd heb ik de organisatie op haar afgestuurd om uit te zoeken of er gevaar was dat zij besmettelijk zou zijn. Zij vond het allemaal enorm overdreven en beschimpte de Italiaanse autoriteiten, dat ze hele dorpen afsloten van 10
de buitenwereld. De realiteit heeft deze nonchalante houding snel ingehaald en later zouden wij mensen met zo’n mening ‘wappies’ gaan noemen. Op 1 maart landde ik weer op Schiphol, wederom via Singapore, waar iedereen op het vliegveld mondkapjes droeg. Ook een aantal passagiers in het vliegtuig droegen die. Ik mailde mijn directrice met de vraag of ik in quarantaine moest, maar zij vond dat overdreven en vroeg mij om meteen de volgende dag op school te verschijnen, wat ik heb gedaan. Daarna ging het allemaal razendsnel. Op 16 maart sloten de scholen hun deuren. En werd ik ook gelijk ziek, met alle Corona verschijnselen, maar allen in lichte vorm. Direct heb ik de app van het OLVG gedownload en elke avond mijn klachten ingevoerd, zo voelde ik me enigszins veilig en beschermd. Met groeiende ongerustheid volgde ik alle journaals, talkshows en frontberichten, waarin mij één ding heel duidelijk werd: we weten niet hoe de ziekte zich zal ontwikkelen en hoe dit verder zal gaan. Al met al heeft het drie weken geduurd voordat ik mij weer een beetje ‘normaal’ voelde, hoe moeilijk dat ook te peilen was in deze totaal abnormale situatie. Ik zat thuis in een lockdown. Filmpjes voor mijn kleuters makend. Eenmaal per week onwennig overleggend met mijn collega’s via Microsoft Teams. En af en toe een poging
om met drie kleuters tegelijk een soort van lesje via de kleine schermpjes te doen. Onmogelijk uiteraard, maar wel hartverwarmend en hilarisch om mijn kinderen weer te zien en hun blijdschap te voelen dat ze elkaar weer zagen. Een ander lichtpunt en afleiding was het duivennest, met twee zich razendsnel ontwikkelende duifjes erin, dat zich op 1,5 meter van mijn keukenraam bevond in een bloempot. Ten slotte het hoogtepunt van de lichtpunten wat nog steeds, weliswaar in mindere mate, voortduurt is DE RUST. De rust voor mijn huis en de rust in mijn stad. Amsterdam is weer van de Amsterdammers geworden. Mijn woongenot is met 6000 % toegenomen. Van 20.000 mensen die per dag langs mijn beletage met enkel glas, want monumentenpand, aan de gracht liepen, waren dat er misschien tien. De tientallen toeristen die de hele dag aan de grachtenrand, op het bruggetje, op mijn stoepje zaten te drinken, lawaai te maken en troep achterlieten, waren verdwenen !!
leven heeft gekregen. Hopelijk is dit besef ook een van de goede dingen die we aan de pandemie overhouden en hoef ik me niet meer te schamen voor mijn euforie dat de terreur van de toeristen weg is. Inmiddels heb ik al weer maanden ‘gewoon’ voor de klas kunnen staan en kunnen lesgeven. Een tweede lockdown van zes weken begin dit jaar, met volledig digitaal onderwijs aan mijn groep 3/4 vond ik zwaar vermoeiend, maar ook heel verhelderend in een aantal opzichten. Ik had weliswaar korter, maar veel intenser en ook echt elke dag met AL mijn leerlingen contact. Dankzij de enorme inzet van de leerlingen, ouders, mijn collega’s en mijzelf, durf ik nu tegen alle betrokkenen te zeggen: “Onderwijsachterstand door Corona? Wij doen er niet aan!”
Elke ochtend maakte ik een prachtige wandeling door de lege stad. Iedereen heeft de beelden gezien. Het werd opnieuw een toeristische attractie voor mensen van buiten de stad, om naar Amsterdam te gaan en de stilte te voelen. Het was onwerkelijk en hemels tegelijk. De ‘stad’ is gaan beseffen hoezeer die afhankelijk is geworden van de toeristenindustrie en ook wat voor dominante impact die toeristenstroom op het ‘gewone’
Freddy Groot wordt gevaccineerd
11
Mijn collega van groep 8 vertelde mij dat haar leerlingen enorm vooruit zijn gegaan dit jaar, omdat alle onderwijstijd echt aan onderwijs is besteed en niet door allerlei afleidingen als uitstapjes, themaweken, schoolkamp verstoord is. Ook dit is een ‘bijvangst’ van de pandemie, die we zouden moeten koesteren. Het einde lijkt nu in zicht te komen.Vorige week heb ik mijn eerste Astra Zeneca prik gekregen. Stoïcijns heb ik mij buiten het gekrakeel gehouden en mijn huisarts gelukkig ook, die gewoon de 60-plussers heeft opgeroepen. Deze komt zeker niet te vroeg, want zoals iedereen begin ik ook haarscheuren in mijn psychische weerstand te vertonen en denk ik steeds vaker “stop, hou op, ik vind het niet meer leuk”. Hopelijk kunnen we in de zomervakantie weer een beetje als vanouds zorgeloos flaneren door ons leven en genieten van vrijheid, verbondenheid, gezondheid en nabijheid.
In memoriam Rick ten Have Lex Weiler 22 februari 2021 is Rick ten Have op 72-jarige leeftijd overleden. Hij was een markante verschijning op school als leraar economie en, na zijn loopbaan als wethouder in Amsterdam, als financiële man van de school. Met zijn onafscheidelijke koffertje voor de pijpen en andere rookbenodigdheden bewoog hij zich kalm en enigszins gebogen door de school; op weg naar de lerarenkamer en naar zijn lokaal was hij niet te betrappen op een sportieve vooruitgang. Een Stoïcijnse rust en waardigheid straalde hij uit, behalve wanneer hem als financiënbeheerder iets niet zinde. Tijdens de plechtigheid op Zorgvlied, die op de computer te volgen was, kwamen echter heel andere kanten van Rick naar voren: zijn vaardigheid in het tapdansen die hij af en toe ook op school toonde; zijn lidmaatschap van een carnavalsvereniging in Maastricht; zijn bijna Epicureïsche levenswijze: een glas wijn, een krant of boek en veel gezelligheid om zich heen. Roem behaalde hij met zijn streven om alle Amsterdamse gemeenteklokken gelijk te laten lopen. Des te treuriger is het dat hij de laatste periode doorbracht in het Sarphatihuis in Amsterdam: sic transit gloria mundi! Wij hopen van harte dat oud-leerlingen die les van Rick hebben gehad, warme herinneringen aan hem zullen bewaren. 12
Afscheidsinterview Inger Loopstra Maurine van Mourik
H
et is vrijdag 11 december en we spreken elkaar via Teams. Inger Loopstra is dan al zo´n 1,5 jaar geleden gestopt bij het Stedelijk, waar ze zo´n 17 jaar heeft gewerkt als TOA biologie. Later deed ze daar ook grafisch vormgeving bij. Momenteel doet ze alleen nog de opmaak van de IAML. Ze vindt het prima dat te blijven doen. “Het is maar een kleine klus één keer per jaar. Leuk om te doen”, zegt ze. Het gaat goed met Inger. Er kan wat minder nu in corona tijd, maar ze vermaakt zich goed. Het liefst is ze bezig met fotografie. Inger maakt deel uit van de fotogroep Haarlem. Dat vindt ze normaal gesproken leuk, maar nu de bijeenkomsten via Teams plaatsvinden mist ze het directe contact met de andere leden. Hoe kijk je terug op jouw tijd bij het Stedelijk? “Ik was blij dat ik weer een baan had, want ik zat thuis. Ik werkte eerst bij Staatsbosbeheer, maar dat kantoor verhuisde van Haarlem naar Alkmaar en dat vond ik te ver reizen met kleine kinderen thuis. Daarom ben ik toen toch maar gestopt daar, wat ik eigenlijk niet van plan was, dus ik was heel blij dat ik weer een baan had bij het Stedelijk. Ik moest in het begin erg wennen. Ik was TOA en dat werk had ik nooit eerder gedaan. Maar goed, de docenten van toen, Dirk Slagter en Lydia Sevenster, hebben me daar bij geholpen en daarna ging het goed.”
“Het Stedelijk was altijd gezellig, er is altijd wel reuring met leerlingen. Dat vond ik heel leuk. Ik heb vroeger de Grafische School gedaan. Op een geven moment zag ik de schoolgids en toen dacht ik mijn hemel! Arial 10 van begin tot eind, dat vond ik zo saai. En dan had je een ongelijke indeling in hoofdstukken, het ene hoofdstukje was een halve pagina en het andere was zeg, 2.1. tot en met 2.21. Toen heb ik, eerst in overleg met Joop Olgers, gevraagd of ik daar wat aan mocht doen en later in samenspraak met Hein (Bierman) heb ik de vormgeving aangepakt. Dat vond ik leuk om te doen.Vanaf dat moment heb ik de opmaak van het drukwerk verzorgd. Het begon met de schoolgids.” “Nog weer later vroeg ik aan Joop Olgers of ik de website mocht veranderen, want ik had mezelf geleerd om websites te maken. Ik heb een nieuwe website gemaakt en die nog een tijd lang bijgehouden. Indertijd wist ik precies waar alles stond, dus ik kon alles makkelijk bijwerken als het nodig was. Ik had de website van de eerste tot de laatste pixel zelf geschreven.” Inmiddels is de site weer veranderd en dat is goed, want de tijd draait door. Het grafische werk was goed te combineren met het werk als TOA. “Er zit wel wat ruimte in het werk als TOA, omdat je in een bepaalde periode van het jaar meer practica hebt: vaker in de herfst dan in de lente. Soms zijn er toetsweken 13
en de week ervoor en er na loopt het niet zo hard met de proefjes. En als er dan wel weer wat te doen is, vond ik dat ook weer leuk. Het is een leuke afwisseling.” Hoe ben je ooit bij het Stedelijk terecht gekomen? “Ik zocht weer een baan toen mijn kinderen wat ouder werden en toen zei mijn man: er staat een advertentie in de krant voor tandartsassistent. Nou dat zocht ik niet, maar toen ik zelf in de krant keek zag ik de advertentie van het Stedelijk. Daar heb ik op gesolliciteerd en na het gesprek belde Joop Olgers ´s avonds dat ik het was geworden. Er waren drie kandidaten: de één was bang voor spinnen en de ander voor bloed en ik zei dat het me allemaal niet zoveel uit maakte. Dat was de reden dat ik werd aangenomen.” Wat vond je het leukst van jouw banen bij het Stedelijk? “In het begin vond ik het klaarzetten van de practica en alles op tijd in orde hebben wel spannend. Toen ik dat tien jaar gedaan had vond ik het wel weer leuk om wat meer aan vormgeving te gaan doen, want anders wordt het te veel routine.” Wat is het grappigst wat je hebt meegemaakt met leerlingen? “Met de veldwerkdagen vond ik ze altijd wel heel erg leuk. Dat waren dagen in de Kennemerduinen voor vijfdeklassers met biologie. Dan moeten ze zelf een onderwerp zoeken waarbij één biotische en één abiotische factor onderzocht wordt. Je kan bijvoorbeeld zeggen wordt de duindoorn groter vlak bij zee dicht bij elkaar dan in het binnenland of iets dergelijks. Dan trok14
ken de leerlingen heel leuke conclusies en legden verbanden die op een gebrek aan ecologisch inzicht duiden. Maar dat geeft niet, want daar zijn het leerlingen voor. Dat was soms lachwekkend.” Het contact met de leerlingen vond Inger leuk. “Het was meestal niet heel intensief, want het ging toch vaak via de docenten, want daar kregen ze cijfers van, maar er waren wel klassen waar het contact beter mee was. In de vijfde klas heb je de veldwerkdagen en dat contact blijft dan vaak nog in de zesde, maar daarna zijn ze natuurlijk van school af.” Naast proefjes deed Inger meer, namelijk onderzoekjes en flash animaties: “Ik heb ook nog een keer een onderzoekje gedaan over hoe leerlingen het vonden om met organisch materiaal te werken. Leerlingen vonden het altijd heel speciaal om met dood materiaal van de slager te werken, bijvoorbeeld een long of een hart. In de eerste klas begon het dan met kippendijen voor de gewrichten.Van de eerste tot en met de zesde klas vonden ze het even leuk alleen vanaf de vijfde klas kregen ze er een hekel aan dat ze het moesten tekenen. De docent dacht als ze het tekenen, dan kijken ze beter, maar de leerlingen dachten daar anders over; “dan kijken we goed en dan moeten we het ook weer tekenen”. Ze waren echt goed aan het kijkenen vragen wat is dit en wat is dat en dan moesten het ook nog tekenen binnen een te kort tijdsbestek van maar één lesuur. Daarnaast had je nog leerlingen die vonden dat ze helemaal niet goed konden tekenen
en die zeiden dan, ach, waar begin ik aan. Helaas is er niets gebeurd met de uitkomsten van het onderzoek. Ze vonden de uitkomsten wel opmerkelijk, maar daar bleef het bij. ” Een ander onderzoekje wat ik nog eens gedaan heb was met groente, die leerlingen moesten herkennen en vertellen welk deel van de plant je bij een bepaalde groente eet. Is dat een blad, of een bladsteel. Bij rabarber is dat bijvoorbeeld de bladsteel. Deze les uit het boek van de eerste klas deden ze best goed, maar ik vroeg het ook in de derde en zesde klas. Daar kenden ze de namen van de groente beter, maar de plantenanatomie begrepen ze niet. Uit verveling schreven ze dan een naam in de aardappel. Maar ook dit project is een stille dood gestorven.” “Verder hield ik me bezig met flash animaties. Bijvoorbeeld van de biceps heb ik tot op de eiwitstructuren getekend hoe dat beweegt. Die worden nog wel gebruikt, vooral in de bovenbouw. Ze kunnen de animaties via html laten zien. Ik had voorheen nog nooit iets laten bewegen op een scherm. De eerste keer tekende ik een rondje met een cirkel eromheen en toen ging de inhoud ervan door. Je moest dat allemaal apart aansturen. Ik mocht daar van school een cursus in doen en daar heb ik veel profijt van gehad. Docenten keken dan mee of mijn tekeningen goed waren, want ik had zelf niet genoeg anatomische kennis.”
weinig tijd om buiten het drukke werk om nog af te spreken. Met de administratie had ik goed contact. ik kwam wel graag in de docentenkamer. Soms planden we met de sectie biologie een moment om samen koffie mee te drinken of met elkaar te gaan eten.” Deed je veel aan fotografie naast jouw baan op het Stedelijk? “Weinig. Ik had m´n handen vol aan het Stedelijk en opgroeiende kinderen thuis. voor de schoolgids en de website maakte ik later wel foto’s. tot dat de privacywet er kwam. Toen mocht het niet meer en dat vond ik niet leuk. Nu werken ze zoveel mogelijk met een tekening.” Tot slot, waar ben je nu mee bezig? “Van de winter heb ik een boekje gemaakt met groenten en fruit. erder al een boekje met ’zesjes’, dat zijn foto’s die in elkaar doorlopen., een boekje over Heemsteedse kunstenaars en een over de stad,”
Met wie ging je het meeste om op het Stedelijk? “Ik ging eigenlijk het meest om met de docenten biologie, want docenten hebben
15
Ronald Riet
Het coronajaar van Amber van der Steen
Lex Weiler
Barcelona, maart 2021
Na geruime tijd ziek te zijn geweest is Ronald Riet op 75-jarige leeftijd overleden.Van 1971 tot 2006 was hij docent scheikunde aan het Stedelijk. Ronald onderscheidde zich door zijn grote vakkennis en een niet aflatend enthousiasme voor zijn vak en de school als geheel. Maar ook zijn inzet voor de Aob, de vakbond voor onderwijzend personeel, was kenmerkend voor hem. Als mens was hij altijd goedgehumeurd en het schijnt dat hij met zijn pretogen leerlingen overhaalde om zijn vak leuk te vinden en uiteindelijk ook te kiezen. Een geschil met Nicole Sol over een veel te laag cijfer werd door Ronald met een bulderende lach in de kiem gesmoord. Dat het niet altijd meezat, bleek wel uit een ongelukje met een chemisch goedje dat op zijn hand terecht kwam en ook nog rook veroorzaakte en dat nog wel vlak nadat de schade door de grote brand hersteld was. Menigeen dacht dat het een flauwe oefening was, maar de komst van de ambulance liet ons de ernst van de situatie inzien. Spreekwoordelijk was de gevoeligheid van Ronald voor alcohol; op slotavonden voor het personeel was het na één glaasje al te veel en sloeg de vrolijke stemming van Ronald over naar de hele zaal, tot ieders genoegen! Avonden overigens waar hij vaak vergezeld werd door zijn geliefde vrouw Lia. Haar en alle overige familie wensen we sterkte met het verlies van zo’n geliefde man.
16
B
ijna een jaar geleden begon de pandemie, voor ons in Barcelona. Als een laaiend vuur raasde het coronavirus door Noord Italië, onze buren.Vooralsnog maakten wij (mijn vrienden om mij heen en ik) ons niet al te druk vreemd genoeg. Toen werd aangekondigd dat ons kantoor dicht zou gaan het weekend van 13 maart grapten wij nog dat we elkaar op maadag weer zouden zien. Niets was minder waar. Stond ik op 8 maart 2020 nog met 8000 anderen op de women’s march , zo zaten we klokslag 20.00 uur opgesloten in huis op zondagavond de 15e maart. Mondkapjes verplicht overal, alleen bezoekjes (alleen, niet met partner/huisgenoot/ouder/etc.) naar de supermarkt of de apotheek waren toegestaan. Zo begonnen een aantal weken die, bij gebrek aan een ander woord, bizar waren. Maart is een maand waarin het nog weleens wil regenen in Barcelona, en regenen dat deed het in maart 2020. Ook al wilde ik graag naar buiten om wat frisse lucht te krijgen, de bezoekjes aan de supermarkt waren niet favoriet: iedereen keek elkaar achterdochtig aan en mondkapjes waren nieuw en ongemakkelijk. Thuis werken leek altijd zo aantrekkelijk voor velen. Elke dag uit bed rollen en zo aan het werk, geweldig! Snel kwamen velen onder ons erachter dat het niet zo
rooskleurig is als het lijkt. Meeste van mijn vrienden in Barcelona wonen/woonden niet in appartementen die voorbereid waren om plotseling ook als kantoor te dienen. Plotseling moesten mensen die met zijn vieren een huis delen allemaal aan de keukentafel werken. Ikzelf deel een loft stijl appartement met mijn partner, ook dat maakte tot een gezellige (lees: drukke) sfeer aan de keukentafel/eettafel/ kantoor/borreltafel. Eén van de lastigste aspecten van thuiswerken wasde overgang van werkdag tot avond en daarmee tijd om te ontspannen. Hoeveel Netflix kaneen mens kijken tot je er helemaal ziek van wordt? Ik geloof zó dat 2020 het jaar van de crime doc was. Zoom fatigue was tegen het eind van de zomer ook een begrip. Al wilde je nog zo graag met ouders, broers, zussen, vrienden bijkletsen, na een aantal maanden washet leuke ook wel van de Zoom calls en Facetime sessies af. Ik zou niet weten hoeveel virtuele borrels ik heb gehad in die eerste twee maanden. Er gingen redelijk wat flessen wijn doorheen. Na een week of vier kwamen mijn partner en ik erachter dat wij toegang hadden tot het dak van ons gebouw. Zo hadden we plotseling een ruimte waar we buiten konden zitten, om te lezen, om misschien een telefoontje voor werk te nemen, om te zonnebaden, om een biertje te drinken na het werk. Zodra het warmer werd namen we avondeten mee naar boven
17
om op het kleedje te eten; een picnic op het dak. Dat dakterras (ik zeg dakterras maar een terras is het niet echt) was een redding. Kleine dingen gaven veel vreugde in die eerste paar weken, een mooie les. Gedurende deze weken in maart en april waren wij niet-hond-hebbenden redelijk jaloers op de hond-hebbenden onder ons. Die mochten namelijk de hond uitlaten. Een slimme buurman op onze straat had dit snel genoeg door en huurde zijn hond uit aan anderen op de straat. Dit ging van een leien dakje tot de politie, die veel controle hielden op straathoeken, wel heel vaak dezelfde hond zag langskomen. De slimme buurman werd beboet en de hond werd weer door zijn baasje uitgelaten. Clandestiene afspraakjes werden in supermarkten en apotheken gehouden door geliefden die apart van elkaar in lockdown zaten. Iedere avond om klokslag 20.00 uur gingen wij het balkon op, samen met de rest van de stad, om te applaudisseren voor alle medewerkers in de gezondheidszorg. Het was vaak het enige moment om met de medemens een praatje te maken en voor velen de eerste keer om eens goed de buren te leren kennen. Eén van onze Italiaanse buurmannen maakte zich gewoon om na het applaudisseren iedereen te vermaken met een serenade. Dit alles speelde zich af tegen een achtergrond van een gevoel van onrust en zorgen om familie en naasten. Mijn grootmoeder woont alleen in Den Haag, de rest van de familie in Haarlem. Grootmoeder woont in een gebouw met assistentie voor ouderen en zat daarmee in een van de gevarenzones in het land.Veel mensen in het gebouw overleden en het 18
was een, zoals mijn oma me vertelt, saaie boel. Mijn oma’s zussen verloren beiden hun man.Vrienden om mij heen verloren grootouders.
reisje vergeten. Nog nooit waren negen volwassenen allemaal tegelijkertijd in zo’n goed humeur; we waren allemaal zo blij om elkaar te zien.
2 mei 2020 was de eerste dag dat wij in Barcelona weer naar buiten mochten voor een wandeling met één andere persoon en alleen om te sporten. Met zowel het strand, het park en de berg Montjuïc op twintig minuten lopen nam ik het er nagenoeg dagelijks van om dan wel te hardlopen of een mooie wandeling te maken. Ook gingen langzamerhand een aantal cafeetjes open om coffee to go te verkopen. Zoals ik al aangaf, kleine dingen waren nu zo mooi, om van te genieten. Een ware luxe.
Augustus 2020 In Augustus vloog ik naar Nederland om mijn familie te zien. Het was vreemd om te reizen, ik was redelijk angstig en droeg twee mondkapjes tijdens de reis.Vooral het idee dat ik een ander ziek kon maken zat in mijn hoofd en maakte me bang. Ik bracht twee weken door met mijn familie, vader, moeder, stiefmoeder, broer, twee zusjes van 5 en 8 jaar, en voelde mij gelukkig dat ik dat kon doen.
Eind mei gingen cafés en restaurants officieel open. Ik ontmoette vier van mijn beste vriendinnen om Aperol Spritz te drinken op een terras. Geen van ons wist meer hoe wij ons moesten gedragen in de buitenwereld. We hadden zo lang binnen gezeten. De make up die we hadden opgedaan voelde onwennig, net als de feestelijke kleding die wij hadden aangetrokken. 19 juni 2020, Cabrils De zomer was inmiddels hard op weg in Spanje en restricties werden langzamerhand meer versoepeld. Dit leidde tot een trip met zijn negenen naar een villa, een half uurtje buiten de stad. Op een berg, in een villa met een zwembad en een barbecue hadden we een aantal van de beste dagen van onze levens. Wakker worden in een ander huis, mensen om ons heen die we in maanden niet hadden gezien, natuur, heerlijk eten en cocktails. Nooit zal ik dat
Na de zomer kwam het virus met een tweede golf hard aan. Het was volledig te voorspellen. Gedurende de herfst en wintermaanden werden restricties weer strenger en brachten we meer tijd door in huis.Veel dingen die voorheen vreemd leken werden zo gewoon; het huis uit met sleutels, portemonnee en mondkapje. Was in september en oktober kantoor open, zo ging dat ook weer dicht uit voorzorgsmaatregelen. Thuiswerken was weer de norm. In November hoorde ik dat er een herstructurering was en ik vanaf januari niet meer
nodig zou zijn. Een nieuw jaar in met een onzekere toekomst in een pandemie. Ook geen ongehoord verhaal, velen verloren banen en velen van hen met aanzienlijk meer verantwoordelijkheden (denk hypotheken, auto’s, kinderen) dan ik. Gelukkig zag ik dit als het perfecte moment om eindelijk dat project op te zetten waar ik al zo lang mee bezig was. Maar die silver lining heeft niet iedereen. Het is voor ons allemaal een vreemd, triest, ongewoon jaar geweest. Een jaar waarin ik zoveel gesprekken had met vrienden over hoe moeilijk we het hadden terwijl we ook probeerden te realiseren dat anderen het vele malen moeilijker hadden. Wat wij in het Engels noemen check your privilege . Want de pandemie maakte veel dingen duidelijk, één daarvan zijnde dat het de bestaande ongelijkheden in onze samenlevingen alleen maar versterkte. Ik hoop dat wij elkaar allemaal van steun zullen zijn in de komende jaren, er zal veel overblijvend letsel zijn zowel fysiek als mentaal voor ons allemaal. Waar wij aan het begin van de pandemie veel solidariteit vonden, hoop ik dat wij daaruit kunnen blijven putten in de nabije toekomst.
19
Het ´coronajaar´ van Michiel Schuit, woonachtig in New York - USA
sport om de gewenste afstand te houden, wordt verboden uit solidariteit met alle buitenshuis activiteiten, die nu verboden zijn. Het wordt nu akelig stil buiten.
O
Ik woon in Manhattan vlak naast een van de grotere ziekenhuizen in de stad. Normaal gesproken mengt het sporadische geluid van een sirene van een aankomende ambulance zich met het bruisende achtergrondgeluid van ons drukke 24/7 stadje. Nu zijn de sirenes om de vijf minuten dag en nacht hoorbaar, gevolgd door een oorverdovende stilte tussen de sirenes door. Na een ketting van zoom vergaderingen en Webinars lopen we nu elke dag in Central Park om wat frisse lucht te halen. Onderweg naar het park passeren we ‘dog hill’ het weitje naast het ziekenhuis, dat normaal wordt gebruikt door spelende kinderen en honden die van hun vrijheid mogen genieten. Als een pijnlijke herinnering aan de huidige toestand van de Pandemie, is dit weitje nu bezet met een tenten -complex, dat exclusief bestemd is voor de vloedgolf aan Corona patiënten. Het normaliter drukke 5th Avenue is nu ter plekke afgezet om plaats te maken voor een lange rij van vrieskast -vrachtwagens, die de overvloed aan Corona-slachtoffers tijdelijk onderbrengen.
p 3 Februari 2020, zie ik op de voorpagina van de New York Times een foto waarop een groot aantal graafmachines druk bezig in ruwe aarde gaten te graven. Het onderschrift van de foto is: “China bouwt een nieuw ziekenhuis met 1,000 bedden in 10 dagen”. Hier in de VS aan de andere kant van de wereld begint het op dat moment door te dringen wat er in China aan de hand is met betrekking tot deze nieuwe epidemie.
Als ook Noord-Italië overgaat tot een lockdown, organiseer ik snel een laatste bezoek aan mijn moeder die net is opgenomen in een ziekenhuis in België. Eenmaal daar hoor ik op de radio dat men in Brabant thuis moet werken in navolging van de maatregelen die in Italië en Wuhan al geldig zijn. De volgende dag word ik vroeg wakker gemaakt door een bombardement van what’s-appjes van mijn familie in de VS: “Pa, je vliegt vanmiddag terug naar New York. Trump heeft net aangekondigd op TV dat de grens wordt dichtgegooid en je kan na morgen niet meer terug”. Het vliegtuig zit vol met jongelui die van hun ‘study abroad’ terug naar huis zijn gestuurd. Ik vraag aan mijn medepassagiers of één van hen uit Italië komt en doe braaf het ziekenhuis maskertje voor mijn mond. Terug in New York City worden de lockdown maatregelen aangekondigd. Werk en restaurants - ‘life as we know it’ - gaan allemaal prompt dicht. In mijn laatste reis 20
met de Subway is de lockdown griezelig zichtbaar door het verlaten perron en mijn lege wagon.Voor de winkels staat nu een rij en eenmaal binnen, alleen voor degenen die een masker dragen, is het pijlen volgen voor eenrichtingsverkeer met 1.5 meter afstand. Een enkele overtreder wordt met harde woorden gedwongen zich te gedragen door de, immer om hun gezondheid bezorgde, New Yorkers. Ik vraag me af hoe effectief het kan zijn om alle inkopen af te vegen met desinfecterende middelen, maar doe braaf mee. Chinees eten bestellen gaat nu vrij rap omdat men bang is gemaakt voor alles dat met China te maken heeft. Ik ontvang een clipje van een idioot die Corona bier verdenkt. Zoals ik inmiddels heb vernomen is, net als in de rest van de wereld, ook hier het tekort aan wc-papier het hoofdonderwerp van klachten. Ik voel me schuldig als een zwarthandelaar wanneer ik zes rollen in één klap op de kop kan tikken. Zelfs tennis in de open lucht, de perfecte
Michiel Schuit 2021
Medio April, als het aantal Coronasterfgevallen is gestegen boven duizend per dag, is men zich er hier goed bewust van wat voor een ellende zich afspeelt binnen de New Yorkse ziekenhuizen. Elke avond om 19:00 uur doen we de ramen open en slaan we, in concert met onze duizenden buren, deksels op pannen om onze erkenning te tonen aan de verpleegkundigen en zorgmedewerkers van de ziekenhuizen, die op
dat moment van dienst wisselen. Dit unieke geluid is duidelijk hoorbaar in de stilte van de lockdown en heeft het kenmerk van de ‘ground-zero’ van dit moment in onze crisis van de Covid19 Pandemie. Maar op TV, in de krant en op de sociale media worden we gerustgesteld, dat deze pandemie niet erger zal worden dan de Griep van 1919 en dat we in een paar weken weer naar ons werk kunnen gaan. Met de echte waarheid voelbaar buiten ons appartement bereiden we ons voor op een wat langer en meer realistisch traject. Aan het eind van een belastend jaar en aan het begin van de tweede pandemie-golf, lijkt het dat onze stads burgers hun les goed hebben geleerd, want nu draagt iedereen braaf een mondmasker en houdt de veilige afstand. De rest van het land moet die les blijkbaar nog leren. Onze geïndividualiseerde samenlevingen hier in de VS maakt het blijkbaar moeilijk om zich aan te passen aan crisismaatregelen, zoals de lockdown en een mondmasker dragen. Op den duur zal het ook daar doordringen dat deze maatregelen minder voor eigen veiligheid dienen maar meer bestemd zijn voor het nut van de gemeenschap. Trump & Company wist dat wel maar heeft niet gedurfd om leiding te geven met deze simpele les. Dat heeft hem zijn kroon gekost. Wie weet hoeveel van de 400,000 doden vermeden hadden kunnen worden als die les wat eerder was geleerd? New York City staat, wat betreft het aantal Corona-slachtoffers per inwoner, helaas aan de top van de wereldwijde pandemiestatistiek, ver boven België. Maar in navolging van ons onofficiële motto: ‘Don’t ever bet against New York’ ben ik er van overtuigd dat, net als na ‘Nine/Eleven’, we ook hier weer gelouterd en sterker uit zullen komen!
21
Interview Dick de Jong Amber van der Steen
H
oe ben je ooit bij het Stedelijk gekomen? “Na werkzaamheden bij Albert Heijn (hoofd kassier) en het ministerie van landbouw en visserij (administratief afd pensioenen) zag ik in de krant een advertentie van het stedelijk waarin ze een conciërge vroegen. Dat leek mij wel wat want ik ging veel om met jeugd (voetbaltrainingen en wedstrijd begeleiding en bij Albert Heijn had ik veel te maken met kassa bezetting zowel jong als oud dus heel divers). Ook de verdere werkzaamheden zoals onderhoud en klus zaken leken mij wel wat. Met andere woorden: een nieuwe uitdaging. Daarbij was ik toen net verhuisd naar Haarlem en het reizen naar Den-Haag een beetje beu. Dus, gesolliciteerd en ik werd uitgenodigd voor een gesprek.” Wat is jouw allereerste herinnering aan het stedelijk? “De allereerste herinnering was de dag van de sollicitatie. Ik moest vroeg op want ik was namelijk op zomervakantie met de caravan in Mierlo en moest rond het middaguur in Haarlem zijn. Het eerste dat mij opviel was het statige oude gebouw. Zover ik mij kan herinneren bestond de sollicitatiecommissie uit 3 personen namelijk de rector Ger Smit, conrector Berend van Haard en de conciërge Nelleke van Eijk. Zelf was ik best wel zenuwachtig, maar voelde mij gelukkig toch snel op mijn gemak. Het groeiende aantal leerlingen en 22
diverse werkzaamheden waren de reden dat er een conciërge bij moest komen. Terug op mijn vakantieadres kreeg ik al snel bericht dat ik was aangenomen en na overleg ben ik toen dat jaar in Oktober 1987 begonnen. Wat misschien leuk is om te vermelden dat in mijn eerste werkweek mijn nieuwe collega s dachten: zo nu zullen we eens even kijken of die nieuwe collega wel zo handig is en dus mocht ik op Zolder (Prinsenhof waar toen de Kantine was), een deur opnieuw afhangen. Iedereen weet dat een deur goed afhangen nou niet één van de makkelijkste klussen is en ik heb dan ook aardig staan zweten en vloeken maar uiteindelijk is het mij het wel gelukt. “Nogmaals dank je wel Ferry”.” Wat is het meest opvallende dat er is veranderd in de tijd dat je bij het stedelijk werkt? “De meest opvallende verandering is dat door de digitalisering je zou verwachten dat er meer tijd zou zijn om allerlei andere zaken aan/op te pakken, maar niets is minder waar. De werkdruk neemt alleen maar toe en de communicatie blijkt tegenwoordig steeds lastiger te zijn, waardoor iedereen steeds meer langs elkaar heen werkt en men meer met zijn eigen zaken bezig is dan dat er samen naar het geheel wordt gekeken. Ook het feit dat de school een stuk kleiner was en dat de meeste collega’s, zowel onderwijzend als onderwijsondersteunend personeel, fulltime in dienst
Dick de Jong 2009 waren maakte dat er korte lijntjes waren zonder vergadercultuur.” Wat zijn de bezigheden op je werk die je graag doet? “Eigenlijk zijn alle bezigheden wel leuk. Natuurlijk zijn er ook zaken die minder aantrekkelijk zijn, maar daardoor is de baan wel heel afwisselend. Bij veel zaken ben ik betrokken geweest of heb ik die zelf opgestart zoals bijvoorbeeld MUN (Peter Hooft), brugklaskamp (Ruud Prins/ Nicole Sol), survivalkamp (Ronald Riet), tekenkamp (Herman Spilker), filmavonden (AI en begeleiding), schooltoneel (Elias van Zanden), eindejaars en examen borrels(lief en leed/Lex Weiler), culturele dagen/week (Erik Baronner/Mirjam Steenman) en natuurlijk de open dagen, altijd goed voor veel stress maar reuze Gezellig.”
Grappigste/leukste herinnering? “Ik heb gelukkig heel veel leuke herinneringen, maar de leukste waren vooral de geweldige verhalen (smoezen) die leerlingen hadden (verzonnen) om maar te zorgen dat ze bij het te laat komen een goed verhaal hadden om een half achtje te voorkomen. Één verhaal is mij altijd bijgebleven. Welke leerling dat was weet ik niet meer maar die vertelde zo overtuigend dat ze ‘s morgens bij het uitlaten van de hond de hond kwijt was geraakt, toen is gaan zoeken en jawel hoor, hond lag in het water, de hond uit het water gehaald, hond zich uitschudden, leerling natuurlijk helemaal nat, dus weer naar huis om droge kleren aan te trekken, toen ruim een uur te laat. Checken was in die tijd lastig (alleen gewone telefoon geen mobieltjes), dus ja dan maar een gratis telaatje. Later erachter gekomen dat leerling niet eens een hond had, maar ja met zo’n goed verhaal ik heb verder geen actie meer ondernomen. Ik heb nog meer verhalen die ik zou kunnen vertellen maar misschien is dat leuk voor een boekje over het wel en wee van het Gymnasium een titel heb ik al: Sorry, Sorry ,Sorry.” Hoe kijk je terug op zo’n lange tijd bij een school? “Eigenlijk is de school een redelijke afspiegeling van de maatschappij.Veel verschillende mensen, jong oud en van diverse pluimage, van alles wat dus. Net als in de maatschappij zijn er regels die soms wel en soms niet worden nageleefd en/of bestraft worden. Er worden kinderen geboren (van collega’s bijvoorbeeld)en er overlijden mensen (zoals mijn lieve collega’s Arie Dijkhorst en Joyce Bauduin). Ook het over-
23
lijden van leerlingen (door een ongeluk of op ander wijze) komt hard binnen. Alles wat overal ter wereld voor komt. Alleen bij zo’n kleine maatschappij wat een school is komen deze dingen vaak erg dichtbij en zijn erg ingrijpend. Als ik verder terug kijk is dat met gemengde gevoelens. Enerzijds veel mooie jaren met goede collega’s en goede samenwerking, anderzijds vervelende incidenten met onverwachte besluitvormen die soms het werken niet echt inspirerend maakte. Over het algemeen heb ik nog wel een positief gevoel hoewel ik het jammer vind dat kritische opmerkingen op school tegenwoordig vaak direct bestempeld worden als negatief, terwijl ik denk dat juist de oudere collega’s veel ervaring en kennis van zaken hebben om juist de goede keuzes te kunnen maken.” Hoe heb je de Corona Tijd ervaren? “Ook hierin ben ik redelijk dubbel. Als je je laatste 1 1/2 jaar voor je pensioen moet werken met alle onzekerheden en andere en nieuwe regels vind ik dat wel tegenvallen. Aan de andere kant had/heb ik, doordat de school regelmatig gesloten was/is, wat meer vrije tijd en kan ik dus vast wat wennen aan al die vrije dagen. Wel ben ik van mening dat als iedereen zich gewoon GOED aan de afspraken en regels houdt / had gehouden er volgens mij minder besmettingen en risico s waren geweest.
Wat zijn de hobby’s of activiteiten die je zoal bezighouden? “Golfen, wandelen, klussen, zwemmen (op vakanties), en met vakantie gaan. Helaas kan ik in deze tijd door alle beperkingen niet naar mijn huisje in Frankrijk en staat het golfen ook op een lager pitje, maar dat gaat allemaal wel weer goed komen. Ik heb drie kleinkinderen die altijd van alles voor hun kamer nodig hebben, zoals onlangs de van steigerhout gemaakte bedden met ledverlichting. Binnenkort krijg ik dan ook alle tijd om aan hun kluswensen te voldoen.” “Tot slot wil ik iedereen bedanken waarmee ik in het verleden heb gewerkt: leerlingen, oud-medewerkers, oud-docenten en oud-collega’s. Het is raar om in deze tijd te stoppen met werken en de school vaarwel te zeggen maar het is zoals het is en mensen die mij kennen weten dat ik niet iemand ben van toeters en bellen en mooie speeches. Nee, doe je werk en zorg dat je het goed doet en hoewel ik Ajax fan ben vind ik dat lied van die andere club beter bij mij passen GEEN WOORDEN MAAR DADEN, Groetjes, en misschien kom ik één van jullie nog eens tegen zoals die keer dat ik naar Nice vloog en door de piloot, die een oud leerling bleek te zijn, werd uitgenodigd om de landing vanuit de cockpit mee te maken, wat een geweldig leuke en mooie ervaring was. Boven alles wens ik iedereen veel gezondheid en geluk.”
Afscheidsinterview Just Bent Maurine van Mourik
N
a 32 jaar heeft Just Bent in 2019 afscheid genomen van het Stedelijk Gymnasium. Hij heeft een fijne tijd gehad op het Stedelijk en geniet nu ook volop van het ‘legaal spijbelen’ na zijn pensioen. Wat mis je nu, na ruim een jaar met pensioen te zijn het meeste? “De leukste kant van het werk als docent vond ik het uitdenken en maken van nieuwe dingen, zoals opdrachten, toetsen, presentaties, puzzeltjes. Ook zaken zoals het inrichten van het wiskundekabinet of meubeltjes timmeren voor de mediatheek of decors maken samen met Engel voor toneel vond ik leuke bezigheden. Of het verzinnen van wiskunde-opdrachtjes voor de Open Dag en als leerlingen gingen helpen met het vervaardigen daarvan, dan was ik helemaal in mijn element. Ik kan niet eens zeggen dat ik die dingen erg mis, want thuis knutsel ik ook heel wat af. Een paar maanden geleden had ik zelfs een tentoonstelling van mijn schilderijtjes en ik heb een boekje geschreven (over getallen natuurlijk).
Hoe ben je ooit op het Stedelijk terecht gekomen en hoe lang heb je uiteindelijk op het Stedelijk gewerkt? “Vóórdat ik op het Stedelijk kwam werkte ik op een school voor LBO en MAVO, dat heet tegenwoordig VMBO. Het werk en de leerlingen waren daar prima, maar ik wilde toch graag eens op een hoger niveau wiskundeles geven. Het Stedelijk kende ik van horen zeggen, dat wil zeggen: ik hoorde in mijn Haarlemse jeugd vaak zeggen dat dat zo'n bijzondere school was. Toen er een plekje vrijkwam heb ik gesolliciteerd. Dat was in 1987. Ik heb het dus 32 jaar volgehouden op jullie schooltje.”
Ja, één ding mis ik wel: het jaarlijks optreden samen met Jan v.d. Maas op de slotavond.”
Just Bent op de eenwieler
24
25
Wat zijn volgens jou de grootste veranderingen die het Stedelijk heeft doorgemaakt in de tijd dat jij daar les hebt gegeven? “Veranderingen gaan geleidelijk en het Stedelijk is tamelijk conservatief, dus de evolutie gaat daar vrijwel ongemerkt. Toch zou het een behoorlijke schok zijn als je terug- gekatapulteerd werd naar 1987. De sfeer onder docenten was veel formeler. Men sprak, tijdens vergaderingen, elkaar met u aan. Ook waren er onder collega's sommige vakgenoten die zo'n ruzie hadden, dat ze elkaar nooit meer wilden spreken en iedere samenwerking uitgesloten. Daar had je als beginnend docent geen weet van, daar kwam je pas na een jaar achter. Alles was veel zuiniger. Docenten moesten betalen voor hun kopjes koffie, Dat was toen heel vieze filterkoffie, uit zo'n grote ketel. Docenten moesten ook meebetalen als ze de Romereis wilden begeleiden.Verder denk ik dat leerlingen nu veel meer gewend zijn om in het openbaar te spreken; ze zijn ook allemaal al heel vaak in een vliegtuig geweest en ze spreken beter Engels en ze kunnen helemaal niet meer rekenen...” Welke klas vond je het allerleukst om les te geven? En waarom? “Ik heb heel veel leuke klassen gehad. Ik herinner mij, uit de begintijd, een groep jongens die bij mij thuis kwam Risken en meisjes die bij ons oppasten. Ik ben ook eens gaan tennissen tegen een jongetje uit de Eerste, waarbij de hele klas kwam kijken. Het ging erom of ik wel of niet één game zou winnen tijdens de partij. Dat werd: niet. In Rome kregen Roel Janssen en ik de aller moeilijkste groep ooit. Al op de heenreis
26
in het vliegtuig dreigden de stewardessen dat de vlucht zou worden afgebroken. Ze noemden zichzelf de Terrorklas en dat waren ze ook. Toch kregen we het uiteindelijk heel leuk met ze. Je ziet dat mijn voorbeelden steeds slaan op zaken buiten de les om. In het lokaal had ik eerlijk gezegd het liefst een kleine groep wiskunde-D'ers.Van die wat stillere, bescheiden, maar razend slimme typjes. Dan was lesgeven een plezier en ging soms de bel terwijl je dat nog helemaal niet verwachtte.” Wat heb je naast het lesgeven (en natuurlijk de IAML columns) nog meer gedaan voor het Stedelijk? “Een tijdlang ben ik op het Stedelijk de roosterman geweest. Aanvankelijk maakte ik de roosters met Erik de Jongh op een ruitjesvelletje met een potlood en een gummetje. Een geweldige puzzel, waar we weken mee zoet waren. Dat is nu allemaal geautomatiseerd natuurlijk. Jarenlang gaf ik ook verbredingslessen aan slimmeriken uit de onderbouw. Ik deed elk jaar iets anders: we hebben houten puzzels geknutseld, ik gaf goochelles, een groepje leerde grimeren. Ooit probeerde ik docenten met Excel te leren omgaan en een paar jaar geleden gaf ik samen met Linde van Tienen een cursus presentatie. O ja, ik heb jaren geleden onder pseudoniem in de schoolkrant een feuilleton geschreven. Dat was à la de Da Vinci-code van Dan Brown. Alle docenten van het Stedelijk kwamen er herkenbaar in voor, maar met verbasterde namen.
Wat is het grappigste wat je op het Stedelijk hebt meegemaakt? Tijdens mijn laatste jaar had ik een grote, drukke groep op vrijdag het achtste uur. De maximale tijd dat de klas onafgebroken in stilte naar mij luisterde was ongeveer drie seconden. De eerste keer tijdens zo'n les, toen ik zag dat er nog steeds niet eens een halfuur voorbij was, probeerde ik de aandacht een beetje terug te krijgen door een slap verhaal te vertellen met een grap op het eind. Daarna liet ik ze maar naar huis gaan. De volgende week wilden ze weer een grap. Dat ging "de grap van de week" heten. Al op dinsdagochtend herinnerden de leerlingen mij eraan dat ik vrijdag toch echt weer met een grap moest komen. "maar dit keer een goede!", lieten ze er dan op volgen. Ik verzon steeds iets anders, meestal vrij melig, maar dat mocht. De laatste keer ben ik stiekem in een kast gaan zitten, met de tekst op het bord: "Ga rustig aan je werk. Let op: Bent ziet jullie!" Ik kon de leerlingen zien door een gaatje in de kastdeur. Niemand ging natuurlijk werken; ze babbelden wat. Toen ben ik
door dat gaatje leerlingen gaan vermanen. Ze hadden geen idee waar het geluid vandaan kwam. Ze dachten aan camera's en een microfoon. Opeens kwam ik dus uit de kast. Dat was wel grappig, geloof ik. Heb je op dit moment nog veel contact met oud- collega's en oudleerlingen? Ja, als ik het zo optel zijn er nog redelijk wat oud-leerlingen die ik soms of regelmatig zie. Dat zijn meestal leerlingen uit mijn beginperiode. Ik ken ze daarom al zo lang, dat ik ze nauwelijks nog als oud-leerlingen beschouw, maar meer als goede vrienden. Voor oud-collega's geldt precies hetzelfde. Waar geniet je nu, nadat je gestopt bent bij het Stedelijk, het meeste van? Het voelt elke dag als vakantie, of noem het: legaal spijbelen. Tijdens schooltijd naar de ijsbaan of een rondje racefietsen, dat is toch geweldig? En nooit meer hoeven vergaderen, wat een zegen!
Promotie
O
ns heeft het bericht bereikt dat Berend van Meer (eindexamenjaar 2006) in november 2020 gepromoveerd is op het proefschrift Quantifying functional phenotypes in human pluripotent stem cell derived cardiomyocytes for disease modelling and drug discovery. Van harte gelukgewenst.
27
Brussel in coronatijd
heid allemaal een duit in het zakje. België stond regelmatig hoog op de lijst van de landen met het meeste besmettingen per 100.000 over de laatste twee weken. Het was een zooitje.
Kees Rietvald, eindexamenjaar 1977
M
ijn naam is Kees Rietveld, 62 jaar, humanitair arts. Ik ben vader van een tweeling van acht, zoon van een moeder van 100 en woon in Brussel. Er zijn decades waarin niets gebeurd en er zijn weken waarin decades gebeuren, zei Lenin, die het kon weten. Toen Corona ‘gebeurde’ viel het vliegverkeer plotseling stil. Een vriend was gestrand in Londen en wilde terug naar Irak. Een andere vriend zat in Nigeria en wilde terug naar Servië. Een derde zat in lockdown in Amman waar ik eigenlijk heen wilde. In een normale situatie had ik ze alle drie gezien reizend voor een opdracht. Een wereld, waarin reizen natuurlijk en makkelijk was veranderde plotseling in een wereld voor een beeldschermpje thuis. COVID overkwam mij eigenlijk op een gunstig moment, in ballingschap uit het midden oosten in een regenachtig Brussel. 35 jaar lang ben ik eigenlijk nooit langer dan een maand of wat op een plek geweest. Gedeeltelijk omdat mijn werk omgeving oorlogszones zijn, gedeeltelijk ook omdat ik de Oost en de West beiden in mijn leven nodig had. Ik ben te oosters voor het westen geworden, maar nog steeds te westers voor het oosten. Ik leefde in koffers tussen plekken, als een zonnige flat in Amman, waar ik die koffers even neer kon zetten, om een waterpijp te roken en een boek te lezen. Daar kwam verandering in toen ik in 2003 vader werd van een tweeling en plot28
seling over dingen als school na moest denken. Oorlogszones, zijn geen familiezones. Er is niets te doen voor Lene en school noch gezondheidszorg voor de tweeling. Ik nam minder werk aan, naarmate de kinderen mondiger werden. Het is moeilijk af te reizen, zonder te weten of je levend terug zult komen en in de ogen van een vijfjarig kind te kijken dat vraagt “Pappa, wanneer kom je terug?”, zelfs als dat werk je passie en je leven is. COVID vond me in Brussel en pappa was thuis. België is een oorlogszone. Daarom voelt het thuis voor mij. Een taalstrijd, die eigenlijk een culturele strijd is, doorwoelt het leven. Een generatie geleden stonden Nederlandstaligen in de winkel nog te wachten tot alle Franstaligen eerst geholpen waren. Het is een land waarin een helft één taal spreekt en zich de sociaal meerdere voelt, de andere helft twee talen en zich als een geslagen hond gedraagt, en een kleine expatriate minderheid, die er meer spreekt in een bubbel leeft. Wij zitten in de derde groep. Ik spreek tien talen, Lene acht en de tweeling nu al drie. België heeft twee gezondheidsstructuren en zo’n tien ministers van volksgezondheid, die geen van allen met elkaar praten. Mensen hebben moeite met elkaar door een deur te gaan. Kabinetsformaties duren jaren. Er was geen regering toen de pandemie uitbrak. Het Corona beleid een meertalig gekrakeel en vingerwijzen. Bij persconferenties deden een podium vol ministers van volksgezond-
Ik denk graag zelf. Dat doe je als expatriate altijd. Of je nou in Kabul, Brussel of Damascus bent, je vertrouwt op je eigen weten. Als arts, die in internationale gezond-
heidszorg werkt, was ik me snel bewust van de gevaren van COVID en wist wat me te doen stond. We gingen in quarantaine weken voordat de overheid daartoe besloot. Omdat we nu eenmaal expatriate zijn, kostte ‘social[CR1] - distancing’ ons weinig moeite. Dat doen we eigenlijk altijd al. Probeer maar eens een Nederlandstalige of Deenstalige babysit te vinden.
Kees Rietveld met zijn 100-jarige moeder
29
De dood zat regelmatig aan tafel dit jaar. Lene had haar beide ouders verloren net voor het begin van COVID. We moesten begrafenissen in Denemarken organiseren en een huis leegruimen. Een vriend overleed, geïnfecteerd door de dominee, die hem bezocht had, nog net voor het bejaardenhuis dicht zou gaan.
Voor volwassenen was het leven als de gevangenen in de grot van Plato. We werkten tussen afleidingen (één iedere drie minuten gemeten) door, staarden naar schermpjes en misten de werkelijkheid. COVID is een sociaal overdraagbare ziekte. Het verspreid zich in die omstandigheden die het leven, leven waard maken.
We moesten zeilen tussen de Scylla van al die hoestjes, waar de lagere school nu eenmaal mee gepaard gaat en de Charybdis van mijn bijna honderdjarige moeder, met de foute bloedgroep, die ik regelmatig wilde zien, aan de andere kant van een grens die soms zo maar dicht kon gaan. Het ging goed met veel pre-quarantaine en soms bidden dat ze het zou uithouden tot de grens weer openging.
Nu is de ziekte er een jaar. Hij blijft natuurlijk. De mensheid en de ziekte zijn als een danspaar dat net in de pas begint te komen. Er wordt veel gezwamd over vaccins, die uit der aard maar tijdelijk zijn - wat men niet zegt - en de griepprik waar het wel een deel van uit zal gaan maken, wat de prijs daarvan gaat opkrikken, wat men ook niet zegt. Judo begon weer.Voetbal begon weer. Ballet begon weer. De grenzen gaan dicht of blijven nog even open. De wereld is veranderd en veel waar ik aan gehecht was is verdwenen. Toch heeft het jaar ons goeds gebracht.
Kinderen moeten rennen, spelen en vriendjes zien, niet leren hun handjes te wassen en afstand houden.Voetbal hield op. Judo hield op. Ballet hield op. Het speelkwartier hield op. De school hield op. Tijd om te werken hield op. Er kwam thuis onderwijs. Een onderwijzeres zat jolig te doen op een schermpje. De tweeling hadden allebei een tablet. Gelukkig vond de tweeling dat ook niets. We zijn offline gegaan. Thuis onderwijs was een beproeving voor ouders en kinderen. Het was goed dat ze samen waren. Een buurjongetje staarde jaloers over het hek, terwijl de tweeling op straat aan het ravotten en diertjes verzamelen waren en ik een nieuwe opdracht klaar maakte. De tweeling leerde bomen, vlinders (24 verschillende soorten gezien) en vogels determineren. Ze leerden van het blad spelen op de piano.
30
Mijn moeder vierde haar 100ste verjaardag. Mijn zuster Aafje en ik stonden naast haar. We luisterden samen voor een raam naar de band van mijn broer Boni buiten op het gras. Ze hadden zelf hun koffie meegenomen. Zeven oudere heren, die hit nummers uit de jaren dertig voor haar speelden. “Ik kan jullie ZIEN!” juichte mijn moeder, toen haar 100-jarige ogen net de vage omtrekken van de band beneden zagen. Ik mocht en kon de Chaconne van Bach voor haar spelen op mijn viool. Ik mocht haar liefde voelen.
De tweeling zijn vrienden geworden. Omdat Frida een passie voor Ballet heeft, wilde Kees nu niet meer op voetbal, maar ook op ballet, om samen met haar te dansen en haar net zo hoog op te tillen als die danser van het Bolsjoj ballet. Ze dansen ‘natuurlijk’ samen. Ze voelen elkaar zonder woorden aan. Een tweeling, die een pas de deux danst, is de droom van iedere balletleraar. Lene en ik zijn door het vuur gegaan en gelouterd. We hebben geleerd elkaar ruimte te geven en elkaars krachten en zwakheden te respecteren. Toch heb ik heimwee naar dat terras, luisterend naar de muezzin, die het zonsondergang gebed afroepen, duiven die opstijgen uit het dal, cirkelend, zoekend naar de zon, in mijn hand een waterpijp, beleefd geroezemoes in het Arabisch om me heen, een geurende jasmijn bloeiend over de balustrade, op tafel voor me een boek en tegenover me een vriend, na een lange reis, om reisverhalen mee te delen. Ah vriendschap! De prijs van Covid is hoog! De tweeling danst samen
31
Fascinerende pianiste, schrijfster en overlevende Oud-docente Mieke Tillema schrijft biografie over Ida Simons Mieke Tillema
I
da Simons-Rosenheimer (Antwerpen, 1911 -– Den Haag, 1960) was vóór de Tweede Wereldoorlog een beroemd concertpianiste. Tijdens de oorlog overleefde zij de kampen Barneveld, Westerbork en Theresiënstadt. En in de jaren ’50 boekte zij groot succes als schrijfster. Wie was deze veelzijdige, getalenteerde maar ook complexe vrouw? Dat onthult haar biografie, die vanaf 10 juni in de boekhandel ligt. Ida Rosenheimer groeide op in een kleurrijk, Joods gezin in Antwerpen, waar zij als 19-jarige ook debuteerde als pianiste. Het gezin was inmiddels naar Scheveningen in Nederland verhuisd. Haar muzikale carrière was rijk en zij trad zelfs op met het Concertgebouworkest. Na de Tweede Wereldoorlog is zij, getraumatiseerd door haar kampervaringen, niet meer in staat op te treden. Maar ze maakt een grandioze comeback. Boek van het Jaar Ze gaat schrijven en publiceert een dichtbundel, twee novellen en de roman Een dwaze maagd. Het vervolg hierop, Als water in de woestijn, heeft ze door haar vroege dood niet kunnen voltooien. Naar aanleiding van Een dwaze maagd schreef De Standaard: ‘Gevonden, de Nederlandse Stoner, een boek dat je moet hebben.’ En NRC-Handelsblad: ‘U hoeft voorlopig geen ander boek te lezen’. Een dwaze maagd werd het Boek van het Jaar in 1960. 32
Marnix Gijsen In de Verenigde Staten ontmoet Ida Simons haar geboorteplaatsgenoot Marnix Gijsen (Antwerpen, 1899 – Lubbeek, 1984). Het begin van een bijzondere en diepe vriendschap, gemarkeerd door bijna honderd brieven, die Gijsen vaak begon met de aanhef ‘Liefste Ida, Parel der Nederlanden’. Over deze relatie, maar ook over alle andere aspecten die licht kunnen werpen op het korte, tragische leven van Simons schreef Neerlandica Mieke Tillema (docente Nederlands aan het Stedelijk Gymnasium van 1969 tot 2008) de biografie Ida Simons. Pianiste, schrijfster, overlevende. Hij verschijnt in de laatste week van juni bij Uitgeverij Cossee in Amsterdam. Voorproefje nu al te zien Mieke Tillema gunt ons nu al een voorproefje via een filmpje (‘boektrailer’), gemaakt door oud-leerling van het Stedelijk Gymnasium, Bram van Uchelen (eindexamenjaar 1983) en Moreen Pattiruhu,, waarin ze haar fascinatie voor Ida Simons aanstekelijk verwoordt. “Ida was een fantastische schrijfster. Een fantastische vrouw, die fascineert van het begin tot het eind.” Het filmpje, waarin originele piano-opnamen van Simons zijn verwerkt, is te zien op de Facebook-pagina van het boek: https://meerdoc.nl/meerdoc-presenteertboektrailer-rond-biografie-ida-simons/
Exclusief voor de lezers van In Aeternum: als je de biografie bestelt bij de uitgeverij Cossee krijg je het bij verschijnen toegestuurd met het vroegst gepubliceerde werk van Ida Simons, In memoriam Mizzi cadeau. Het boek (à 27,99) kan besteld worden via vangeem@cossee. cm ; verzendkosten zijn voor rekening van de uitgeverij.
Nationaal dictee
H
elaas was het nu niet het mediagebeuren van het jaar; net nu een oud-leerling van de school, Olav van Kessel (eindexamenjaar 1989) met de eerste prijs aan de haal ging. Met slechts 2 fouten stak hij de concurrentie de loef af en zal hij zich het woord watjekou(w) tot in lengte van dagen herinneren. Bravo!
33
Mocht je me vergeten
In het hol van de leeuw,een coronaverslag uit Noord-Italië
Pablo Neruda Voor allen die het afgelopen jaar een dierbare zijn verloren
Mocht je me vergeten wil ik dat je één ding weet: Als ik kijk naar de kristalmaan, de rode tak van trage herfst bij mijn raam, als ik, bij het vuur gezeten, de ongrijpbare as neem of rimpelig lijf van brandhout, weet je, dat alles mij tot jou voert, alsof alles wat bestaat, geuren, licht, metalen, scheepjes zijn die varen naar jouw eilanden die me verwachten. Welnu dan, als beetje bij beetje jouw liefde voor mij minder wordt, zal beetje bij beetje mijn liefde voor jou minder worden. Als je me plotseling vergeet, zoek me niet, want ik zal je reeds vergeten zijn.
Als je de wind van vlaggen die door mijn leven waait waanzinnig en lang vindt, en je besluit me aan de oever te laten van het hart waarin ik wortel bedenk dat op die dag, op dat uur, ik mijn armen op zal heffen, dat mijn wortels naar buiten komen om andere grond te zoeken. aar als je dag na dag, uur na uur, voelt - onverzoenlijk lief dat je voor mij bestemd bent, als, dag na dag, en bloem aan je lippen ontstijgt om mij te zoeken, ach dan, allerliefste, komt dat vuur weer in mij op, in mij blust niets of wordt vergeten, mijn liefde voedt zich aan jouw liefde: zolang je leeft zal mijn liefde in jouw armen zijn zonder mijn armen te verlaten. Pablo Neruda
34
Marije de Jager, eindexamenjaar 1976 ‘Als ik jou was, bleef ik mooi in Nederland’, adviseerde een Italiaanse collega toen ik me op 23 februari vorig jaar, na een van mijn frequente verblijven in Nederland, klaar maakte voor de terugreis naar Italië. Ik vond dat een bespottelijk advies. Ja, er scheen een of ander luchtwegvirus rond te waren in Lombardije, maar om daar nou huis en haard voor in de steek te laten leek me overdreven. En dus nam ik de geboekte Flixbus naar mijn woonplaats Rovereto in de regio Trentino-Alto Adige.
Als thuiswerkend vertaler en redacteur had ik minder last van het binnen zitten dan vele anderen. Mijn werk had niet onder de lockdown te lijden, integendeel: de corona-opdrachten – artikelen, webteksten, testkitinstructies – stroomden binnen. Om in beweging te blijven liep ik rondjes door de woonkamer en volgde ik Pilateslessen online. Zoom werd onmisbaar voor de dagelijkse communicatie met vrienden en collega’s. Mijn huis werd mijn habitat en ik voelde me er veilig.
Twee weken later zat het land op slot (als eerste in Europa) en hadden we collectief huisarrest. We mochten één keer per dag de deur uit, met een mondkapje om en niet verder dan 200 meter van ons huis. Behalve levensmiddelenwinkels en krantenkiosken waren alle winkels dicht, evenals de horeca, het onderwijs, de kantoren, allerlei dienstverlening. De Italianen werden dagelijks met een speciaal bulletin op televisie bijgepraat over het voortschrijden van de epidemie. Ook verschenen er beelden van legertrucks die lijkkisten met corona slachtoffers afvoerden; dat gebeurde in Bergamo, 150 km ten westen van waar ik woonde.
down had het gewenste effect: de besmettingen namen af, zo ook de dagelijkse dodentallen, en na ruim twee maanden, half mei, kregen we onze vrijheid terug. We mochten de deur uit, zoveel als we wilden, zij het met een mondkapje om en op 1meter afstand van elkaar. Maar tot mijn verbazing taalde ik daar niet naar. Ik was zo gewend geraakt aan de schulp die mijn huis was geworden dat me alle lust ontbrak om naar buiten te gaan. Dat was bizar. Pas toen het zomer werd en het nabijgelegen, opvallend toeristenluwe Gardameer begon te lonken, kroop ik voorzichtig uit mijn schulp.
De hele lockdown lang was het buiten doodstil. Het enige wat je hoorde was een steeds herhaalde oproep om binnen te blijven: het was de brandweer die met megafoonwagens door de straten reed. Huis aan huis werden pakketjes mondkapjes verspreid.
Het was een fantastische zomer: schitterend weer, weinig toeristen en een gevoel van algehele vrijheid en relatieve veiligheid. Er werd voor het najaar een tweede coronagolf voorspeld, maar eigenlijk geloofde niemand daarin. Eind september gingen de scholen open en kwam het verenigingsle-
35
In de week voorafgaand aan die tweede, gedeeltelijke lockdown was ik voor mijn doen extreem veel onder de mensen geweest: ik had de sportschool bezocht, een concert bijgewoond, in een dokterswachtkamer gezeten en deelgenomen aan een koorrepetitie. (Ik zie de lezer met zijn ogen rollen.) Op zaterdag werd ik om 3 uur ’s ochtends klappertandend van de koorts wakker. ‘Neem paracetamol en blijf vooral binnen’, maande de gebelde arts van de huisartsenpost. Geveld door de koorts en met een knallende hoofdpijn had ik niet veel anders gekund. Een paar dagen later kon ik in de teststraat terecht en een week na het begin van mijn klachten kwam de uitslag: positief voor covid-19. Inmiddels was ik koortsvrij maar kon ik niets meer ruiken en voelde ik me slap en futloos. Ook haperde het in mijn hoofd. Tijdens beeldvergaderen met collega’s kwam ik vaak niet verder dan: ‘Jongens, beslissen jullie maar. Mijn hersenen werken niet.’ Marije de Jager 1974 ven weer op gang. Koren gingen repeteren, sportclubs mochten weer trainen. Iedereen moest in binnenruimtes een mondkapje dragen en 1 meter afstand bewaren, maar verder leek het leven net als vroeger. Met al die vrijheid liet de voorspelde tweede golf niet lang op zich wachten. Het land ging eind oktober weer voor een groot deel op slot, al mochten de scholen en winkels ditmaal open blijven. Reizen tussen de verschillende regio’s was niet toegestaan en het mondkapje werd net zo’n gewoon kledingstuk als een onderbroek – je zou het wel laten om zonder de deur uit te gaan. 36
De maandag na de testuitslag bezorgde een politieagent een brief van de burgemeester waarin mij werd verboden het huis te verlaten tot ik weer beter was. Er werd gemeld dat ik strafbaar was als ik dat wel deed en dat de GGD, de burgerbescherming, de gemeentepolitie, de staatspolitie en de militaire politie van dit feit op de hoogte waren gesteld.Verder liet de burgemeester weten dat ik binnenkort zou worden gebeld door een medewerker van de GGD-coronacentrale met instructies over bron- en contactonderzoek en een afspraak voor de tweede test, die negatief moest zijn wilde ik weer naar buiten mogen.
Maar er kwam geen telefoontje van de centrale. Er was ook geen nummer dat ik zelf kon bellen voor informatie. Zelfs aan mijn huisarts had ik niets, want alles bleek centraal geregeld. Helaas kon de coronacentrale de inmiddels de pan uit rijzende aantallen niet bolwerken, waardoor contactonderzoek achterwege bleef en de besmettingen alleen maar verder toenamen. Drie weken na het begin van mijn ziekte – ik was nu klachtenvrij – kwam toch het verlossende telefoontje. Ik werd zonder omhaal genezen verklaard. Omdat ik al drie weken binnen zat, hoefde ik niet nogmaals een test te ondergaan. Naar mijn contacten werd niet gevraagd – daar was het dan ook rijkelijk laat voor. De meldingsapp, die ik braaf had gedownload, werkte alleen als je een code invoerde die je kreeg van de coronacentrale; dat was vier weken na besmetting ook vrij zinloos. Onder normale omstandigheden is de gezondheidszorg in Trentino voorbeeldig geregeld. Ik vind dat ze in mijn geval – en vele andere, bleek later – aardig wat steken hebben laten vallen. Anderzijds ben ik ervan overtuigd dat ik, als ik ernstige covid had gehad en opgenomen had moeten worden, de best denkbare zorg had gekregen. Tot zover mijn coronaverslag uit Noord-Italië. Er is een jaar voorbij sinds ik de raad van mijn collega in de wind sloeg. En al heb ik daar geen spijt van, ik zou toch graag weer eens gewoon een tripje naar Nederland maken – zonder gehannes met testen, zonder quarantaine en zonder de onzekerheid van de toestand van nu.
Marije de Jager 2021
37
Bericht van het lustrumbestuur Lieve schoolgenoten, Tot onze grote spijt zijn wij genoodzaakt het geplande 126e lustrum op 4 september van dit jaar niet door te laten gaan. Wij vinden dit (net als jullie allemaal) ontzettend jammer, maar in de huidige tijd is het onmogelijk om een waardig lustrum te organiseren. Wel zijn wij -of wellicht een nieuw lustrumbestuur- voornemens om in het voorjaar van 2023 een festiviteit te organiseren in de Philharmonie. luctor et emergo! Het 126e lustrumbestuur, Louise, Hein, Sophie, Tim, Laura, David.
Colofon Redactie Maurine van Mourik (eindexamen 2001) Amber van der Steen (eindexamen 2009) Freddy Groot (eindexamen 1977) Lex Weiler (docent klassieke talen) Vormgeving Inger Loopstra Druk Ferry Lammers IAML verschijnt digitaal en wordt verspreid via e-mail en op www.sghaarlem.nl Een (gewijzigd) e-mailadres doorgeven kan via administratie@sghaarlem.nl 38
Stedelijk Gymnasium Prinsenhof 3, 2011 TR Haarlem telefoon 023-5125353 (receptie) e-mail administratie@sghaarlem.nl website sghaarlem.nl Bank: NL87 ABNA 0845 5165 66 Giro: NL46 INGB 0002 3046 88