Poldergeest nummer 28

Page 1

P O L D E R 9 E E S T NIEUWSBULLETIN VAN AWN AFD. 9 (NOORD-HOLLAND NOORD) EN WERKGROEPEN STICHTING REGIONALE ARCHEOLOGIE “GHEESTMANAMBOCHT”

AFD. 9 Nr. 28

MEI 2019

Van de redactie ...........................................................................................................................................................2 Column: een vierkant in Heiloo ................................................................................................................................3 Een middeleeuwse schaal uit Sint Pancras ...............................................................................................................3

In memoriam Ger Kalverdijk ...................................................................................................................................4 Gezocht: nieuwe bestuursleden voor Stichting RAG ..............................................................................................5 Dwars door Dirkshorn, Zes eeuwen tastbare geschiedenis in de Dorpsstraat ......................................................6

Excursie naar kerk, museum, begraafplaats en aansluitende historische wandeling ........................................11 Interview met Jac Moras .........................................................................................................................................12 Kaart van de landen gelegen tusschen Alkmaar, Burghorn en den Ringdijk van Geestmerambacht .............13

Nieuwe publicaties ....................................................................................................................................................16 Onderzoek naar de bronstijdbewoning in oostelijk West-Friesland ...................................................................17 Van langhuis naar stolp - in beeld en grafiek, nieuw onderzoek naar de boerderijontwikkeling van NoordHolland ......................................................................................................................................................................18

Hoofdstraat 39: Nieuwbouw op een super oude kern ...........................................................................................24 Lezingen 2018, een kort verslag ..............................................................................................................................25 In memoriam Aat Wit ..............................................................................................................................................27

-1-


Van de redactie Beste RAG-gers en AWN-ers,

D

it redactioneel begint dit maal niet bijster vrolijk. Na het verschijnen van de vorige Polder9eest in oktober 2018 heeft de man met de zeis namelijk kort na elkaar gevoelig toegeslagen. Oud-bestuurder van AWN Afd. Noord-Holland Noord en drager van de Bronzen Legpenning van verdienste van de AWN, Aat Wit, overleed op 19 oktober 2018. In deze Polder9eest gedenken wij deze veelzijdige man, die veel voor de archeologie in Noord-Holland Noord heeft betekend.

Op donderdag 30 november 2017 gaf Harold Bos in de cyclus RAG-lezingen met het thema Boerderijen in NoordHolland noord voor ongeveer 45 toehoorders een prachtige lezing over de ontwikkeling van de pronkkamer in boerderijen in West-Friesland. Hij was toen al ziek, maar daarvan was tijdens zijn enthousiaste lezing niets te merken. Op 9 maart 2019 is Harold helaas onverwacht overleden. Hij laat weliswaar een grote leemte achter in cultuurhistorisch NoordHolland, maar ook veel herinneringen zowel in woord als geschrift. Hij zal zeker in de herinnering blijven voortleven door het nalaten van zijn geliefde Huys Auerhaen aan de Alkmaarse Wilhelminalaan, dat als museumhuis bezocht kan worden. Zeer groot is het verlies van onze eigen Ger Kalverdijk, medeoprichter, tot 2013 voorzitter en daarna bestuurslid van Stichting Regionale Archeologie “Gheestmanambocht”. Wij wijden elders in deze Polder9eest een In Memoriam aan hem. Verder in deze Polder9eest De column van Silke Lange gaat over het verplaatsen van het vierkant van een voorheen beeldbepalende stolp in Heiloo. Vervolgens komt Silke kort terug op een middeleeuwse berkhouten schaal, die tien jaar geleden is gevonden in Sint Pancras. Aan de hand van talrijke, soms opmerkelijke vondsten, gedaan tijdens rioolwerkzaamheden in de Dorpsstraat, gunnen Wytze Stellingwerf en Carla Soonius ons in een fraai en rijk geïllustreerd artikel een blik in zes eeuwen geschiedenis van Dirkshorn. De RAG-excursie gaat dit jaar naar Noord- en ZuidScharwoude. We gaan in Noord-Scharwoude de RK-kerk Sint Jan de Doper, het bijbehorende Sint Jansmuseum en een begraafplaats bezoeken en maken in ZuidScharwoude een historische wandeling. Lees alles hierover in deze Polder9eest. Jac Moras is een trouwe donateur van St. RAG. Hij is een liefhebber van o.a. historische kaarten. Dick Zuiderbaan interviewde hem. Eén van Jac’s kaarten, een 17de-eeuws exemplaar van het Geestmerambacht, siert de middenpagina’s van deze Polder9eest. Er is in onze regio de afgelopen maanden weer een flink aantal nieuwe publicaties over archeologie, cartografie enz. verschenen. Wij selecteerden er zes voor u. Over nieuwe

-2-

publicaties gesproken, Silke Lange vraagt uw bijzondere aandacht voor het recente promotieonderzoek van Wouter Roessingh over de bronstijdbewoning in oostelijk WestFriesland. Na een eerste artikel in de Polder9eest 21 (oktober 2015) over een opgegraven 16de-eeuwse boerderij in Limmen, heeft Mark van Raaij gedurende een aantal jaren de boerderijontwikkeling in Noord-Holland verder bestudeerd. Hij deed dit door in de archieven intensief tal van landkaarten te onderzoeken. Dit resulteerde in een uitgebreid artikel, dat wij u in deze Polder9eest mogen presenteren en als titel heeft: Van langhuis naar stolp - in beeld en grafiek Nieuw onderzoek naar de boerderij ontwikkeling van Noord-Holland. Een bouwval in de oude kern van Hippolytushoef zal worden vervangen door nieuwbouw. Verkennend booronderzoek ter plaatse leverde vondstmateriaal uit het paleolithicum op. Joost Lubbers hoopt en verwacht ook eigenlijk wel dat het toegezegde vervolgonderzoek inderdaad zal worden uitgevoerd. De drie lezingen die Stichting RAG eind 2018 heeft verzorgd mochten weer op veel belangstelling rekenen. In deze Polder9eest vindt u een kort verslag van deze lezingen. Iedereen, die een bijdrage aan deze Polder9eest heeft geleverd, bedanken wij weer hartelijk voor hun belangeloze inzet. Stichting Regionale Archeologie “Gheestmanambocht” Met het verlies van Ger Kalverdijk is het bestuur van stichting RAG teruggelopen tot slechts drie personen. Het hoeft geen betoog dat uitbreiding van het bestuur nu dringender dan ooit nodig is, willen wij ons werk de komende jaren kunnen blijven voortzetten. Lees en vooral: reagéér alstublieft op onze oproep elders in deze Polder9eest. We hebben tot slot vijf nieuwe donateurs mogen inschrijven: Annette Klinkert (Noord-Scharwoude), Hilda Bakker (Zijdewind); Marry Beers (Noord-Scharwoude), Siem Groot (Oudkarspel) en Steven Kalverdijk (Heiloo). We hopen dat u veel genoegen mag beleven aan uw donateurschap. AWN Afd. 9 (Noord-Holland Noord) Ruud Marcus heeft enige tijd geleden al aangegeven dat hij te weinig tijd heeft om het voorzitterschap van Afd. 9 voldoende invulling te geven. Joost Lubbers heeft te kennen gegeven het voorzitterschap te willen overnemen. De overige bestuursleden hebben daarmee ingestemd. Joost Lubbers is met ingang van woensdag 17 april 2019 de nieuwe voorzitter van AWN Afd. 9. De afdeling heeft er twee nieuwe leden bij: Hanneke van der Knaap (Noord-Scharwoude) en Tim Odermatt (Castricum). Naar Afd. 9 verhuisde het lid Leonard Smiet (Limmen). Alle drie hartelijk welkom bij Afd. Noord-Holland Noord.


Column: een vierkant in Heiloo Silke Lange

H

et terrein op de hoek van de Lagelaan en de Oosterzij in Heiloo is kaal. Eerder waren al de bomen en hagen verwijderd, de stolp zelf ging in het najaar tegen de vlakte. Dit allemaal om ruimte te maken voor de afslag van de A9 naar Heiloo. De Lagelaan wordt verbreed en op de hoek van de Oosterzij-Lagelaan komt een rotonde.

Voor wie de Oosterzij kent weet dat de stolp een beeldbepalend gebouw was. De stolp zelf was niet oud, tenminste niet vanuit het perspectief van een archeoloog. Gebouwd in 1885 met geĂŻmporteerd naaldhout en enkele keren verbouwd, bleken er weinig historische elementen in de stolp aanwezig. De boerderij heeft wel een voorganger gehad. Archeologen hebben onlangs de resten hiervan aangetroffen, iets ten zuiden van de plek waar de stolp stond. Het slopen van een boerderij is rigoureus, maar was niet te voorkomen. Anita van Breugel, beleidsmedewerker erfgoed en cultuur van de BUCH (samenwerkingsverband gemeenten Bergen, Uitgeest, Castricum en Heiloo) heeft de boerderij voorafgaand aan de sloop bestudeerd op historische elementen, samen met de auteur van dit stukje. Zij kwam met het idee om het skelet van het gebouw, het houten vierkant, te behouden. De provincie Noord-Holland ondersteunt het idee. Het vierkant is op een braakliggend stuk aan de Oosterzij geplaatst, waar het zal blijven staan.

Afb. 1 Een eenzaam vierkant in Heiloo

Een middeleeuwse schaal uit Sint Pancras Silke Lange

I

n het archeologisch depot van Noord-Holland in Castricum bevindt zich een houten schaal, tien jaar geleden opgegraven aan de Domeynen in de historische dorpskern van Sint Pancras. De schaal lag op de bodem van een waterput en dateert uit het einde van de twaalfde, begin dertiende eeuw. Tijdens de opgraving bleek het hout zacht en kwetsbaar waardoor de schaal slechts fragmentarisch kon worden geborgen. Vanwege de zeldzaamheid van de vondst is gekozen voor conservering en restauratie. Daarbij is het hout gevriesdroogd en vervolgens zijn de losse delen (die terug zijn gevonden) weer aan elkaar geplakt. Ovaal van vorm met licht opstaande rand, meet de schaal ca. 24 cm in lengte en ca. 14 cm in breedte. De hoogte is ca. 4,5 cm. Opmerkelijk is de zorgvuldige afwerking. Uitgaande van de draailijnen is de eerste bewerking op de houtdraaiersbank uitgevoerd, vervolgens heeft men met een guts en met een houtmes de vorm verder afgewerkt. Op de meeste plekken is de wand slechts 0,5 cm dik. Een microscopische houtsoortbepaling heeft aangetoond dat de schaal uit de stam van een berk is gemaakt. Voorzien van een voet en twee subtiel aangebrachte vatten op de zijkanten, diende de schaal vermoedelijk voor het presenteren van fruit, vis of groente.

-3-

Afb. 2 Houten schaal uit Sint Pancras Literatuur Verduin, J.T., 2012: Opgraving aan de Domeynen te Sint Pancras, Zaandijk (Hollandia reeks nr. 372). Lange, S., 2017: Uit het juiste hout gesneden. Houten gebruiksvoorwerpen uit archeologische context tot 1300 n. Chr., (Nederlandse Archeologische Rapporten 54), Amersfoort.


In memoriam Ger Kalverdijk Jaap van Rossum

O

p donderdag 7 februari is op 88- jarige leeftijd rustig in zijn stoel op zijn kamer in zorgcentrum Westerhout Ger Kalverdijk overleden. Ger was medeoprichter, tot 2013 voorzitter en daarna bestuurslid van Stichting Regionale Archeologie “Gheestmanambocht” (RAG). Ger is als zoon van een tuinder geboren in Oudkarspel op 22 augustus 1930. Na een carrière in het voortgezet onderwijs, gaf hij zich vanaf zijn pensioen met volle teugen over aan de cultuurhistorie van zijn geboortegrond: het Geestmerambacht. Hield hij zich eerst vooral bezig met genealogie, later breidde zijn belangstelling zich uit naar de cultuurhistorie van het Geestmerambacht. Er bestond in de jaren tachtig en negentig, na de ingrijpende ruilverkavelingen in het Geestmerambacht, bij vele geïnteresseerden in lokale historie grote behoefte om van alles vast te leggen dat door deze ruimtelijke ingrepen verloren was gegaan en nog verloren dreigde te gaan. Ger was nauw betrokken bij de Stichting COOG (Coördinatie Onderzoek Oud Geestmerambacht, inmiddels opgeheven), die zich beijverde de oude, in de vergetelheid geraakte water- en veldnamen vast te leggen. Hij deed dit samen met mensen als Klaas Bak, Jan Kraakman, Arie Kaan, Arie Leijen, Jaap van Beek, Gerard Boekel, Marianne Teunis, Jaap Mooy en vele anderen. Dit leidde tot de uitgave van een zestal meest kloeke en rijk van historisch beeld- en kaartmateriaal voorziene boekwerken over de water- en veldnamen van Koedijk (vooral het werk van de door Ger altijd zeer geprezen J.P. Geus), Warmenhuizen, Oudkarspel, Noord-Scharwoude, ZuidScharwoude, Broek op Langedijk, Sint Pancras, Zuideinde en Oudorp. Behalve een beschrijving van water- en veldnamen en eigenaren van de inmiddels verdwenen eilandjes in de vaarpolder, verschenen in deze boeken ook tal van achtergrondartikelen over uiteenlopende onderwerpen. Ger was daarbij een auteur die zich hier bepaald niet onbetuigd liet. Van zijn hand -al of niet samen met anderen- zijn kwalitatief uitstekende en goed gedocumenteerde artikelen gepubliceerd over uiteenlopende onderwerpen als het ontstaan van de polder Geestmerambacht, “Chaertboecken”, de Bagijne Ven te Warmenhuizen, het Kromwater, over toponiemen, het scheuren van weiland, ereprijs, de Kerk- en Dergmeer en het bijbehorende, nog altijd bestaande dieselgemaal en molenhuis, Duyck-van Tol (Oudkarpelse naamgever van tulpen?) en de Zijtwinde van Noord-Scharwoude, Oudkarspel en Koedijk. Met name de Kerk- en Dergmeer met zijn dieselgemaal en de Zijtwinde waren stokpaardjes van Ger. Hij zou later in ons blad Polder9eest en tijdens allerlei bijeenkomsten hier nog vaak op terugkomen. Het is mede aan de inspanningen van Ger te danken dat het gemaal van de Kerk- en Dergmeer op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst zou worden. En aan de plaats waar ooit de oude Zijtwinde lag, herinnert mede dankzij Ger een nieuw aangelegde vogelkijkdijk. Bij alle studie naar water- en veldnamen en tal van andere historische zaken, bleef één belangrijk onderwerp onderbelicht: de archeologie. Hoewel aanvankelijk de algemene gedachte was dat door de ruilverkaveling met zijn drastische bodemingrepen er van de archeologie in de bodem niet veel meer over zou zijn, bleek dat in de praktijk vaak erg mee te vallen. Ger wilde zich graag inzetten om de archeologische

-4-

waarden in het Geestmerambacht veilig te stellen. Omdat daarvoor bij de bestaande organisaties geen ruimte bleek te zijn, bleef er niets anders over om daarvoor een afzonderlijke stichting in het leven te roepen. Zo werd op 17 januari 2005 bij notariële acte de Stichting Regionale Archeologie "Gheestmanambocht" opgericht. Hierbij waren behalve Ger Kalverdijk ook Johan van der Molen, Wijb Ouweltjes, Jan Barsingerhorn, Frans Diederik en Wim Dekker betrokken. Ger schreef tal van artikelen in ons blad Polder9eest, waarbij we genoten van het spitsvondig taalgebruik in zijn redactionele inleidingen. Ger vervulde tot 2013 de functie van voorzitter van RAG. Daarna was hij ondanks zijn fysieke beperkingen tot zijn overlijden een actief en betrokken bestuurslid. Hij organiseerde in 2018 de tweede succesvolle Kerk-KroegKerkmeerexcursie naar de Kooger Kerk, de Allemanskerk en het Kerk- en Dergmeerensemble. In november 2018 woonde hij nog enthousiast een van de RAG-lezingen bij. Eerder, op 85-jarige leeftijd, mocht Ger in het gemeentehuis van Langedijk een koninklijke onderscheiding in ontvangst nemen voor zijn inzet voor de Stichting COOG en de Stichting RAG. Namens RAG had de Ger zitting in de Erfgoedcommissie van de gemeente Langedijk. Hij heeft vanuit beide functies een wezenlijke bijdrage geleverd aan het behoud en de bescherming van het archeologisch bodemarchief in het Geestmerambacht.

Afb. 3 Ger Kalverdijk tijdens de lezing van Anita van Breugel op 6 november 2018

We zijn Ger heel erg dankbaar voor alles wat hij voor zijn “Gheestmanambocht” en de stichting RAG heeft betekend. We zullen hem erg missen. Ger laat behalve zijn vrouw, zijn kinderen en kleinkinderen veel goede vrienden na. Het was ons een voorecht om tot deze vriendenkring te mogen horen. Ger, namens alle RAG-gers, bedankt voor al je mooie werk voor het “Gheestmanambocht”, jij was met recht een ware grote geest in de polder van het “Gheestmanambocht”.


Gezocht: nieuwe bestuursleden voor Stichting RAG

Stichting Regionale Archeologie Gheestmanambocht zoekt nieuwe bestuursleden

B

ent u toe aan een nieuwe uitdaging en draagt u de archeologie en historie van het Geestmerambacht een warm hart toe? Kom dan ons bestuur versterken. Wij zoeken

kandidaten met affiniteit voor redactiewerk, het organiseren van lezingen en andere activiteiten voor onze donateurs. We zijn op zoek naar een nieuwe penningmeester en iemand die de taak van opmaak en productie van de Poldergeest op zich wil nemen. Onze Stichting vindt het belangrijk om kennis over de historie en de archeologie van het Geestmerambacht en andere gebieden in Noord-Holland Noord te delen met een groot publiek. Dit doen we door het publiceren van artikelen in het halfjaarlijkse tijdschrift Poldergeest, door het organiseren van excursies voor leden en belangstellenden naar historische en archeologisch belangrijke plaatsen in het gebied tussen Sint Maarten in het noorden en Sint Pancras in het zuiden, tussen Koedijk in het westen en Oterleek in het oosten. Daarnaast organiseren we elk jaar een lezingencyclus met een specifiek thema. Voor scholen, bibliotheken en andere erfgoedinstellingen is het mogelijk om een van onze leskisten te lenen. Ons doel is onze educatie-activiteiten voor kinderen en jongeren in de komende jaren uit te breiden. Het bestuur vergadert vier keer per jaar. GeĂŻnteresseerd? Dan gaan we graag het gesprek met u aan. Stuur een bericht naar info@rag-archeologie.nl Kijk voor meer informatie over de Stichting ook eens op de website: www.rag-archeologie.nl


Dwars door Dirkshorn, Zes eeuwen tastbare geschiedenis in de Dorpsstraat Wytze Stellingwerf en Carla Soonius, Archeologie West-Friesland

A

anleiding In 2018 vonden grootschalige graafwerkzaamheden in de Dorpsstraat van Dirkshorn plaats ten behoeve van het vervangen van de riolering. Aangezien de nieuwe riolering werd aangelegd in het tracĂŠ van de oude riolering was de kans op een intact bodemprofiel met grondsporen klein. Om toch een beeld te kunnen krijgen van de bewoningsgeschiedenis in de historische kern van Dirkshorn werd afgesproken met de gemeente en de aannemer van het werk (KWS) dat de werkzaamheden gevolgd zouden worden. De uit het dorp afkomstige amateurarcheoloog Frank Kuijper (lid van de archeologische werkgroep Schagen) verzamelde de scherven en metalen voorwerpen die tijdens de graafwerkzaamheden naar boven kwamen.

Dirkshorn op de kaart De historische kern van Dirkshorn is een dijknederzetting en staat aangegeven op de Archeolologische Monumentenkaart. Bewoning wordt hier verwacht vanaf de late middeleeuwen. Op de 17de-eeuwse kaart van Dou (Afb. 4) is aaneengesloten bebouwing zichtbaar aan de westzijde van de Dorpsstraat (toen nog geheel Oosterdijk geheten). Zoals bij veel bewoningslinten in West-Friesland is de bebouwing langs de dijk in de 19de eeuw afgenomen (Afb. 5).

Afb. 4 Dirkshorn op de kaart van Johannes Dou (1651-1654). De kaart toont een dichtbebouwd dorpslint in de 17de eeuw.

Afb. 5 De huidige topografie van Dirkshorn geplot op de Kadastrale Minuutkaart van 1819. Duidelijk is te zien dat de bebouwing aan de Dorpsstraat ten opzichte van de 17de eeuw was afgenomen.

Het vondstmateriaal Tijdens de graafwerkzaamheden in de Dorpsstraat zijn duizenden keramiek- en glasscherven uit zes eeuwen verzameld door Frank. Om de historische betekenis van dit vondstmateriaal te kunnen duiden, is vanuit Archeologie West-Friesland een inventarisatie van de scherven per periode en bakselsoort gemaakt. In het hiernavolgende worden de vondsten per periode beschreven. De eerste bewoners langs de Dorpsstraat (circa 14001550) De vroegste aanwijzingen tussen het vondstmateriaal, waaruit is op te maken dat er sprake was van bewoning langs de Dorpsstraat, zijn scherven van grote voorraad- of aspotten en kannen van grijsbakkend aardewerk, grofweg te dateren tussen 1350-1450 (Afb. 6). Tijdens een archeologische opgraving in 2014 aan de Appelhaven 3 in Hoorn is een aantal complete exemplaren van dit model in situ aangetroffen (Afb. 7). De veronderstelling is dat daar rond 1420 de eerste huizen werden gebouwd.1 Typisch voor de late middeleeuwen zijn ook de vele scherven van spaarzaam geglazuurde kookpotjes (grapen) en bakpannen van roodbakkend aardewerk. Vanaf de 16de eeuw werd dit kookgerei steeds meer van een dekkend loodglazuur voorzien. Karakteristiek voor de periode 1475-1550 zijn borden van roodbakkend aardewerk versierd met boogjes van witte kleislib of met gekerfde motieven in een laag kleislib: het zogenaamde sgraffito (Afb. 6). Dit slibversierde materiaal is bijvoorbeeld ook in grote hoeveelheden tussen het afval van Klooster Bethlehem in Blokker gevonden.2 Behalve het voorkomen van specifieke keramiekcategorieĂŤn kan eveneens het ontbreken van bepaalde soorten scherven tussen het vondstmateriaal een indicatie zijn voor de periode wanneer men zich ergens ging settelen. Zo zijn de vroegere soorten kogelpotaardewerk, Pingsdorf- en Paffrathaardewerk die elders in de regio duiden op menselijke activiteit in de 12de en 13de eeuw in het geheel niet vertegenwoordigd tussen de vondsten uit de Dorpsstraat. Bovendien is er nauwelijks vroeg steengoed aangetroffen. Fragmenten van de typische 14de en vroeg 15de-eeuwse lichtgrijze kannetjes uit het Duitse Siegburg ontbreken. Al met al lijkt het er dus op dat pas in de 15de eeuw het bewoningslint aan de Dorpsstraat ontstond.

Afb. 6 Scherven van grijsbakkend en roodbakkend aardewerk uit de periode 1400-1550 1 2

Schrickx 2016, 57 Schrickx 2008, 96-97


Afb. 7 15de-eeuwse aspot van grijsbakkend aardewerk, gevonden tijdens een opgraving aan de Appelhaven in Hoorn

Dirkshorn in de Gouden Eeuw: kleurrijk, maar karig (circa 1550-1700) In de loop van de 16de eeuw nam de variatie in rijkelijk versierde keramiek snel toe. Rond 1600 was er in NoordHolland sprake van grootschalige productie van roodbakkend aardewerk versierd met motieven van witte kleislib met groene accenten. Daarnaast werd er tussen 1575-1625 veel slibversierd aardewerk geïmporteerd uit de stroomgebieden van de Weser en de Werra in Noord-Duitsland. Scherven van het Noord-Hollands slibaardewerk zijn in grote hoeveelheden in de Dorpsstraat gevonden, het Werra- en Weser-aardewerk komt in veel mindere mate voor (Afb. 8).

Naast het grove gebruiksaardewerk van roodbakkend en witbakkend aardewerk kunnen ook meer verfijnde producten van tinglazuuraardewerk opgemerkt worden. Het vroegste tinglazuuraardewerk wordt aangeduid als majolica, veelal herkenbaar aan de proenlittekens op borden en de polychrome beschildering in de kleuren oranje-geel-groen en blauw. Dit materiaal dateert vooral in de eerste helft van de 17de eeuw (Afb. 9). Vanaf circa 1625 ging met name Delft zich richten op de productie van geheel wit geglazuurd aardewerk met meestal blauwe beschilderingen, het zogenaamde faience. Daarbij gold het felbegeerde Chinees porselein – ook in de decoraties – in eerste instantie als voorbeeld. Tussen de verzamelde scherven uit de Dorpsstraat bevinden zich enkele scherven met Chinees geïnspireerde beschilderingen (Afb. 9). Hoewel de 17de-eeuwse inwoners van Dirkshorn wel interesse toonden in de goedkopere imitaties van Chinees porselein, was het porselein op zich waarschijnlijk over het algemeen nog te prijzig voor de inwoners van dit plattelandsdorp. Tijdens de graafwerkzaamheden is slechts één scherf van het door de VOC geïmporteerde kraakporselein uit de periode 1600-1650 gevonden (Afb. 10). De andere porseleinscherven zijn hoofdzakelijk in de 18de eeuw te dateren – een periode dat Chinees porselein voor een veel bredere markt beschikbaar werd. Ook andere producten gerelateerd aan de internationale zeevaart in de 17de eeuw komen slechts mondjesmaat voor. Zo zijn er scherven van drie verschillende plooischotels van Franse faience met Italiaans geïnspireerde decors op te merken (Afb. 11).

Afb. 10 Scherven van Chinees porselein (ca. 1600-1750).

Afb. 8 Scherven van roodbakkend slibaardewerk uit respectievelijk Noord-Holland, Duitsland en Friesland (ca. 1575-1850).

Afb. 11 Scherven van Franse faience met geschilderde decors in Italiaanse Compendiario-stijl (ca. 1600-1650).

Afb. 9 Scherven van majolica en faience uit Nederland (ca. 15751800).

-7-

Een tot de verbeelding sprekende vondst is een randscherf van een Keulse baardmankruik uit het midden van de 16de eeuw (Afb. 12). In deze tijd pasten de Duitse pottenbakkers nog zorgvuldig uitgewerkte matrijzen voor de baardmanapplique toe. Een eeuw later werden baardmankruiken uit het


Rijnland lang niet meer zo verfijnd gemaakt (Afb. 13). Naast scherven van bruin geglazuurde baardmankruiken komt ook het blauw beschilderde steengoed uit het Westerwald in het 17de- en 18de-eeuwse Dirkshorn algemeen voor. Het zijn producten die men in die periode in alle sociale lagen van de Nederlandse samenleving kon tegenkomen. Opvallend is het feit dat steengoed schenk- en drinkgerei rijkelijk vertegenwoordigd is, maar glaswerk uit de 17de eeuw ontbreekt vrijwel helemaal. Afb. 15 Zakzonnewijzer van messing (ca. 16001700)

Afb. 12 Randfragment van een steengoed baardmankruik uit Keulen (ca. 1525-1575)

Afb. 14 Benen mesheft in de vorm van een leeuw (ca. 1600-1700)

Afb. 13 Scherven van steengoed uit Frechen en het Westerwald (ca. 1600-1850)

Andere gebruikelijke vondstcategorieĂŤn komen weer wel voor. Naast versleten leren schoenzolen en een bijzonder benen mesheft in de vorm van een leeuw (Afb. 14) kan een aantal opvallende metaalvondsten opgemerkt worden. Er zijn bijvoorbeeld zeven tinnen eetlepels met een grote ronde bak uit de 17de en 18de eeuw aangetroffen (Afb. 16). De meest opmerkelijke vondst betreft een zakzonnewijzertje van messing dat ergens tussen 1600-1700 is gemaakt (Afb. 15). Bij een opgraving aan de fruittuinen in Enkhuizen en tijdens de aanleg van de Noord-Zuidlijn in Amsterdam zijn identieke exemplaren gevonden.3

3

Vriendelijke mededeling Christiaan Schrickx; Gawronski & Kranendonk 2018, 371.

-8-

Afb. 16 Eetlepels, theelepeltjes en een vork van tin, messing en zilver (ca. 1650-1925)


Drinken en roken in Dirkshorn (circa 1700-1900) Boedelinventarissen en archeologisch vondstmateriaal uit de 18de eeuw tonen aan dat het gebruik van verfijnd glazen drinkgerei in deze periode drastisch toenam.4 Dit hangt onder andere samen met de groeiende populariteit van jenever en wijn. Ook in de Dorpsstraat is duidelijk een toename van het glaswerk op te merken. Naast enkele fragmenten van bekers met emaille-beschildering uit Bohemen komen vooral scherven van kelkglazen naar Engelse mode voor (Afb. 17). Opvallend zijn de glazen met getordeerde stam. Het betreft goedkope imitaties in sodaglas van Engelse slingerglazen van loodglas (kristal) uit de tweede helft van de 18de eeuw. Ook het andere glaswerk getuigt niet van grote rijkdom.

industriële producten is ook een paar scherven van het luxere Europees porselein op te merken. Het gaat om scherven van laat 18de-eeuwse Thüringer kopjes beschilderd met blauwe strobloemen en een paar fragmenten van een mid-19de-eeuws kommetje met een tekst in goud. Behalve de tientallen scherven van kopjes en schotels zijn er ook vijftien theelepels van tin, messing en zilver uit de 18de tot en met de vroege 20ste eeuw gevonden (Afb. 16).

Afb. 18 Scherven van Engelse industriële keramiek (ca. 17401850)

Afb. 17 Fragmenten van bekers en kelkglazen (ca. 1700-1825)

Naast de eeuwenoude belangstelling voor alcoholische dranken maakten de inwoners van Dirkshorn in de 18de eeuw kennis met exotische producten als thee en koffie. Terwijl de toplaag van de Nederlandse samenleving deze dranken al genoot in de latere 17de eeuw, raakte het gebruik van thee en koffie vanaf het tweede kwart van de 18de eeuw algemeen ingeburgerd. Opvallend genoeg is er vrij weinig theegoed uit deze vroege periode in de Dorpsstraat gevonden. Het gaat om scherven van enkele kopjes en schotels van Delfts aardewerk, Chinees porselein en Engels steengoed. De hoeveelheid is op twee handen te tellen. Tussen 1740 en 1850 neemt de productie van verfijnd serviesgoed een grote vlucht met de opkomst van de Industriële Revolutie in Engeland. Onder invloed van de vele technische ontwikkelingen ontstaan nieuwe bakselsoorten en decoratiemethoden. Keramiek wordt in mallen geperst of gegoten, het gebruik van drukdecors doet zijn intrede en de draaibank wordt toegepast om plastische versiering aan te brengen (Afb. 18). Een aantal van de in de Dorpsstraat gevonden scherven van zogenaamd creamware en pearlware draagt merken. Het gaat om vroeg 19de-eeuwse producten van William Smith & Co uit Stockton, Yorkshire en Moore & Co uit Sunderland, Noordoost Engeland. Hieruit blijkt dat de Nederlandse handel met Engeland zich in die tijd vooral op de oostkust concentreerde. Pas rond het midden van de 19de eeuw lukt het een Nederlander, de Maastrichtse fabrikant Petrus Regout, om de kwaliteit van het Britse serviesgoed te evenaren. De graafwerkzaamheden in Dirkshorn leverden vooral producten op van zijn fabriek, opgericht in 1836 (Afb. 19). Naast deze over het algemeen goedkopere 4

Afb. 19 Scherven van Maastrichts industrieel aardewerk (ca. 1850-1900)

Tot slot blijkt uit de honderden verzamelde pijpenkoppen uit de 17de tot en met de vroege 20ste eeuw dat de inwoners van Dirkshorn ook graag van tijd tot tijd een pijpje rookten (Afb. 20). Eén van de pijpenkoppen met een laat 18de-eeuws Gouds model is versierd met de letters “V W” binnen een lauwerkrans (Afb. 21). Deze inscriptie is vermoedelijk te interpreteren als “Vivat Willem”, gerelateerd aan Prins Willem de Vijfde.5 De vroegere bezitter van de pijp zal Oranjegezind geweest zijn in de tijd dat het Huis Oranje onder druk stond vanwege de opkomst van de Patriottenbeweging die vanaf 1780 invloed in het landelijk bestuur trachtte te krijgen. Toen de Patriotten uiteindelijk de macht hadden gekregen met de oprichting van de Bataafse Republiek in 1795, kreeg Dirkshorn enkele jaren later ook te maken met de invasie van Engelse en Russische troepen ten noorden van Callantsoog in 1799. Ze hadden als doel het Oranjebestuur weer te herstel5

Dibbits 2001, 123; Roedema 2004, 68.

-9-

Stellingwerf 2019, 407, Cat. ARCH. 48.


len. Wellicht juichten de Oranjegezinde inwoners van Dirkshorn de binnentrekkende soldaten toe.

toonstelling over de bijzondere vondsten van Frank Kuijper georganiseerd.

Afb. 20 Pijpenkoppen uit de Dorpsstraat (ca. 1650-1925) Afb. 22 Frank Kuijper en Wytze Stellingwerf van Archeologie West-Friesland op de Dag van de Bouw in het Dorpscafé de Kastanjeboom in Dirkshorn met vondsten uit de Dorpsstraat.

Conclusie Hoewel het verzamelen van losse scherven uit het tracé van een hele straat van een andere orde is dan het archeologisch kunnen documenteren van de structuren en het afval in de bodem van bijvoorbeeld één woonerf, heeft de waarneming door Frank Kuijper in Dirkshorn een aantal interessante gegevens opgeleverd. De vondsten uit de Dorpsstraat suggereren dat de bewoning hier in de 15de eeuw op gang kwam. Over het algemeen geven de scherven weinig blijk van grote rijkdom in de eeuwen die daarop volgden. De inwoners van Dirkshorn volgden vanaf de 17de eeuw echter wel de trends in het gebruik van exotische producten als thee, koffie en tabak. Eind 18de eeuw werd het Huis Oranje ook door inwoners van Dirkshorn gesteund, getuige de vondst van een pijpenkop met vermoedelijk de initialen van prins Willem V. Al met al heeft de samenwerking tussen de diverse partijen een mooi resultaat opgeleverd, de geschiedenis van Dirkshorn is weer tastbaar geworden.

Literatuur Afb. 21 Goudse pijpenkop versierd met de Oranjegezinde inscriptie “V W” (Vivat Willem) binnen een lauwerkrans (ca. 1780-1795)

Dag van de Bouw Op 8 november 2018 vond in het café de Kastanjeboom in Dirkshorn de Dag van de Bouw plaats. Archeoloog Wytze Stellingwerf van Archeologie West-Friesland gaf samen met Frank Kuijper uitleg over de vondsten uit de Dorpsstraat aan de degenen die betrokken waren bij de vervanging van de riolering. Ambtenaren van de gemeente en werknemers van KWS luisterden aandachtig naar de verhalen over de vele scherven, lepels, de flesjes en schoenzolen. In de loop van dit jaar wordt in de SPAR supermarkt van Dirkshorn een ten-

- 10 -

Dibbits, H., 2001. Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in Doesburg en Maassluis, 1650-1800, Nijmegen. Garwonski, J., P. Kranendonk (red.), 2018. Spul - Catalogus archeologische vondsten Noord/Zuidlijn Amsterdam, Amsterdam. Roedema, R., 2004. Drinken en klinken: Zeven eeuwen glas in Alkmaar. Vormen uit Vuur: Mededelingenblad Nederlandse vereniging van vrienden van ceramiek en glas 2004/1-2, 48-70. Scrickx, C.P., 2008. Het buitenklooster Bethlehem aan de Bangert in Blokker. Archeologisch onderzoek naar het laatmiddeleeuwse klooster Bethlehem (1475-1573) in het buitengebied van Hoorn, Hoornse Archeologische Rapporten 7. Schrickx, C.P., 2016. Wonen aan een Middeleeuwse haven. Archeologisch onderzoek op het perceel Appelhaven 3 in Hoorn, WestFriese Archeologische Rapporten 97. Stellingwerf, W., 2019. The Patriot behind the pot. A historical and archaeological study of ceramics, glassware and politics in the Dutch household of the Revolutionary Era: 1780-1815, Zwolle.


Excursie naar kerk, museum, begraafplaats en aansluitende historische wandeling

H

et bestuur van Stichting Regionale Archeologie Gheestmanambocht (RAG) heeft voor zaterdag 1 juni 2019 een excursie georganiseerd naar de RK-kerk Sint Jan de Doper, het Sint Jansmuseum en de begraafplaats in NoordScharwoude en een historische wandeling door ZuidScharwoude.

degene die het museum bezocht hebben een rondleiding in de kerk. Na de rondleiding in kerk en museum wordt onder leiding van Anita van Breugel (regioconsulent van Terebinth) de naburige begraafplaats van de Nederlands Hervormde Kerk aan de Kerklaan bezocht. Zij zal het een en ander vertellen over de symbolen op grafmonumenten en de betekenis hiervan. Om ± 12.30 uur kunnen we in het Kloosterhof lunchen. De koffie of thee is daar op rekening van RAG maar de kosten voor de lunch (€ 7,70) is op eigen rekening. Na de lunch starten we met een historische wandeling door Zuid-Scharwoude. Dhr. N. Bruin is onze gids en hij zal u meenemen naar de historische en verborgen plekjes van dit dorp. De wandeling duurt ongeveer anderhalf uur.

Afb. 23 Links Sint Jan de Doper en rechts Kloosterhof

We worden om 10.00 uur in het Kloosterhof met koffie of thee ontvangen door medewerkers en gidsen van de kerk. Na de koffie wordt de groep in tweeën gedeeld. De ene groep krijgt een rondleiding in de kerk en de andere groep krijgt een rondleiding in het Sint Jansmuseum (museum dat bij de kerk hoort). Daarna wordt er gewisseld en krijgt de groep die een rondleiding in de kerk heeft gehad een rondleiding in het museum en

De kerk is goed bereikbaar zowel met openbaar vervoer als met eigen vervoer. Tegenover de kerk is voldoende gratis parkeergelegenheid. Het adres van de kerk is: Dorpsstraat 516, 1723 HG Noord-Scharwoude. Het Kloosterhof is het gebouw naast de kerk. Inschrijving voor de excursie is wenselijk vóór 25 mei 2019 via e-mail info@rag-archeologie.nl (vermeld daarbij behalve uw naam en het aantal personen ook of u deelneemt aan het ochtend- en/of het middagprogramma en of u de lunch gebruikt in het Kloosterhof) of via het aanmeldingsformulier op onze website (www.rag-archeologie.nl).

Samengevat ziet het programma op zaterdag 1 juni 2019 er als volgt uit (tijden bij benadering): 10.00 uur ±10.20 uur ±11.00 uur ±11.40 uur ±11.50 uur ±12.30 uur ±13.15 uur ±14.45 uur

Ontvangst in Kloosterhof Groep I Rondleiding in de kerk Groep II Rondleiding in het Sint Jansmuseum Groep I Rondleiding in het Sint Jansmuseum Groep II Rondleiding in de kerk Korte pauze Bezoek aan de begraafplaats o.l.v. Anita van Breugel Lunch in het Kloosterhof Historische wandeling door Zuid-Scharwoude o.l.v. dhr. Nico Bruin Einde excursie

Afb. 24 Zuid-Scharwoude vanuit de lucht

- 11 -


Interview met Jac Moras Dick Zuiderbaan

N

aar aanleiding van de succesvolle expositie van een verzameling landkaarten uit de 16de eeuw van Jac Moras in het Molenhuijs bij de Poldermolen in Waarland heb ik Jac opgezocht en een gesprek met hem gehad.

Jac heeft een eigen loodgietersbedrijf in Waarland en in zijn vrije tijd is hij geïnteresseerd in het ontstaan en de geschiedenis van zijn woonomgeving.

Bij graafwerkzaamheden op één van deze plekken heeft hij een stuk van een bord met een deel van een afbeelding gevonden. Bij nadere bestudering, samen met John van Lunsen, bleek het om een Majolica bord uit ± 1550 - 1600 te zijn. Daarnaast heeft Jac nog vele opgravingen samen met John van Lunsen en Frans Diederik gedaan waarvan hij veel heeft geleerd. Door zijn interesse in geschiedenis heeft Jac zich gespecialiseerd in restauratiewerkzaamheden. Zo heeft hij onder andere alle loden hemelwaterafvoeren, koperen dakgoten en diverse reparatiewerkzaamheden aan de Grote Sint-Laurenskerk in Alkmaar uitgevoerd. De interesse in kaarten is ontstaan doordat Jac wat meer vrije tijd kreeg en zijn geboortegrond via oude kaarten kon bestuderen. Door bestudering van de kaarten heeft hij een goed beeld gekregen van hoe het er vroeger heeft uitgezien en kan hij er veel over vertellen. De kaarten zijn van de meren rond Waarland en het ontstaan van de polders: Slootgaard, Bleekmeer, Woudmeer, Schagerwaard en Schaapskuil. De meren lagen in het Geestmerambacht en waren in bezit van graaf Lamoraal 1 van Egmond. Deze werd in 1568 in Brussel ter dood veroordeeld en onthoofd. Zijn eigendommen werden verbeurd verklaard. Enkele jaren later werden de Staten van Holland eigenaar van de bezittingen van het huis van Egmond. Van toen kreeg de dochter van de Lamoraal, Sabina, een schadeloosstelling en ontving zij een deel van de opbrengsten. Zij deed een verzoek bij de Staten van Holland om de bovengenoemde meren af te palen en op kaart vast te leggen. Dit verzoek werd in 1590 ingewilligd. Het afpalen gebeurde door palen te slaan op de grens tussen water en land.

Afb. 25 Jac toont één van zijn gedetailleerde kaarten uit de 16de eeuw waar hij veel over kan vertellen (foto Dick Zuiderbaan)

Op 6-7 jarige leeftijd zat Jac al vaak met een schep bij zijn ouderlijk huis aan de Oostkade (nu Slootgaardweg) in het zand te wroeten. Op een dag heeft hij een lepeltje opgegraven wat toen grote indruk op hem heeft gemaakt. Vanaf dat moment is zijn belangstelling voor de archeologie ontstaan en heeft hij er later zijn hobby van gemaakt.

2 oktober 1589. Artus van Brederoode, raad in het hof van Holland krijgt opdracht om met Gijsbert Hogenhouck als secretaris van het hof. Pieter Garbrantszoon landmeter te Schagen met de opdracht om van de afpaling kaarten te maken. De palen werden geslagen door Adriaan Huijgenszoon Schout van Oudkarspel. De afpaling startte op 1 mei 1590 vanuit Oudkarspel namens het hof van Holland van de meren Slootgaard, Witsmeer of Schagerwaard, Bleckmeer de Woudmeer of langedijkerwaard.

Vanwege drukte, een eigen loodgietersbedrijf runnen, het gezinsleven en de vele bestuursfuncties is de interesse voor de archeologie verminderd. Door zijn jarenlange (bestuurlijke) werkzaamheden heeft Jac een Koninklijke onderscheiding (Lid in de Orde van Oranje-Nassau) gekregen. Een verdiende beloning.

Waarland is ontstaan uit enkele eilandjes en verschillende drooggelegde meren. De Waarlands-, Speketers- en Koogpolder waren voormalige eilandjes of wel: oud land. De Slootgaard, Bleekmeer en Schaapskuilmeer zijn drooggelegd: ook wel nieuw land genoemd.

Jac kreeg weer grote interesse in de archeologie doordat er een waterbergingsplan in Waarland gerealiseerd moest worden, waar veel archeologische vondsten werden verwacht. Hier heeft hij veel archeologische materiaal gevonden. Op de plek van het afgebrande huis van zijn opa, in de Slootgaard, heeft hij ook interessante en waardevolle vondsten gedaan.

Jac heeft groot respect voor de mensen die vroeger de kaarten in beeld gebracht hebben. Ze zitten vol met details zoals sluizen en waterlopen (Afb. 25). Zo vond hij laatst nog een kaart met wetenswaardigheden over de trekvaart van Schagen naar Noord-Scharwoude. Jac is nog op zoek naar kaarten van de Kerk- en Dergmeer en de Egmondermeer.

- 12 -


De mooiste kaart die Jac in zijn bezit heeft is van Geleijn Pietersoon Clooster. De kaart gaat over het gekibbel over de grens (lymietsscheiding) tussen Oude Niedorp en Harenkarspel. Deze liep dwars door de Schaapskuil van het Verlaat heen. Andere interessante kaarten uit de 16de en 17de eeuw zijn onder andere kaarten van de Woutmeer, Harenkarspel, De Slootgaard, Schagerwaard, Schaapskuil en Bleekmeer. Op Afb. 28 op pagina 14 ziet u een kaart van de landen gelegen tusschen Alkmaar, Burghorn en den Ringdijk van het Geestmerambacht. Deze kaart is in de 16de eeuw gemaakt door Dirck Gerritsz Langendijck. De kaart is uit de collectie van Hingman nr. 2515 aangaande de Ringpolder en het Geestmerambacht.

De kaart is tot stand gekomen door de luchtfoto’s in A4-tjes te verdelen, de geselecteerde A4-tjes te vergroten en ze daarna op een groot paneel te bevestigen. Hierdoor ontstond een zeer duidelijke foto vol met details. Inmiddels is Jac gestopt met werken zodat hij nu ongestoord kan doorgaan met het verzamelen en bestuderen van oude kaarten en het zoeken naar archeologische vindplaatsen.

Ook heeft Jac twee kaarten van 1,6 x 1,6 meter en een kaart 0,8 x 1,6 meter gemaakt van luchtfoto’s die genomen zijn tijdens een verkenningsvlucht van de Britse RAF op maandag 26 februari 1945 door het 541 SQD even na de middag. Door de kaarten aan elkaar te koppelen krijg je één grote kaart (Afb. 26). Op de kaart zijn zeer gedetailleerd Waarland, De Slootgaard, Speketer, Woudmeer, Koog en Bleekmeer en de Niedorper Schaapskuil te zien. Afb. 26 Panelen met talloze A4-tjes van de gedetailleerde luchtfoto’s (foto Dick Zuiderbaan)

Kaart van de landen gelegen tusschen Alkmaar, Burghorn en den Ringdijk van Geestmerambacht Tekst op Afb. 27: Copie Verclaringh van dese caerte over het quartier deses ringh A B C D E F G H I

Het beginsel van de ringdijck geteijckent Burger verlaet Sijbelhuisser verlaet Tuijtgehornes verlaet Calverdijcker verlaet Des ringdijck aembagt Oosterdijck verlaet De moolen op de Stroet De molen op Dircxhoorn St. Maertens verlaet

De op de kaart ingetekende waterstaatkundige werken waren van belang voor de afvoer van het water uit het Geestmerambacht. De (nu verdwenen) verlaten (sluizen) bij B, C, D en E lagen van west (punt A, Westfriese Zeedijk) naar oost (punt F, Oosterdijk) op het dijktracé dat thans gevormd wordt door de Selschardijk, de Dorpsstraat van Tuitjenhorn, de Koorndijk en de Kalverdijk. De (eveneens verdwenen) molens van de Ringpolder bij G en H en sluis bij I lagen bij of op het huidige dijktracé dat van oost (Oosterdijk/Dorpsstraat in Dirkshorn) naar west (Westfriese Zeedijk bij Sint Maarten) loopt, d.w.z. langs resp. de Raadhuisstraat in Dirkshorn, de Stroet, de Groenedijk, de Dorpsstraat en de Hoge Buurt in Sint Maarten. Laatstgenoemd tracé wordt gewoonlijk als de meest noordelijke begrenzing van het Geestmerambacht beschouwd.

Afb. 27 Legenda van de kaart Afb. 28, uitvergroot

- 13 -


Afb. 28 Kaart van de “landen gelegen tusschen Alkmaar, Burghorn en den Ringdijk van Geestmerambacht�. De (kopie van de) kaart is in de 16de eeuw gemaakt.

- 14 -


Afb. 29 Detail van Afb. 28 Kaart van de “landen gelegen tusschen Alkmaar, Burghorn en den Ringdijk van Geestmerambacht”.

I

n de atlas West-Friesland in oude kaarten* wordt de kaart van het Geestmerambacht ook behandeld. Aan deze atlas ontlenen wij -deels samengevat- de volgende aanvullende informatie. Boven de legenda van de kaart staat dat het een kopie is (zie Afb. 27). Dit betekent dat er een eerdere versie van de kaart is gemaakt. Dit moet zijn gebeurd vóór 1631. Op de kaart is aan de oostzijde van het Geestmerambacht namelijk te zien dat de Heerhugowaard en het Woutmeer nog niet waren drooggemalen. Deze gebieden vielen pas droog in resp. 1631 en 1634. De (oorspronkelijke) kaart dateert dus van vóór die tijd. De niet ingekleurde oppervlakten buiten de noord-zuid lopende oostgrens van Geestmerambacht geven de oever weer van de nog niet bedijkte Heerhugowaard. De aanleiding voor het (opnieuw) tekenen van de kaart is een proces, waarover het Hof van Holland in 1641 een uitspraak deed. Dit proces vond in de eerste helft van de 17de eeuw plaats tussen 'de Waerschappen van Geestmerambacht' aan de ene kant en 'de respectieve Schouten en Regenten van Haringcarspel, Ste. Maerten ende Einigenburch' aan de andere kant. Laatstgenoemden hadden in de sloten waarlangs het Geestmerambacht zijn overtollige water kwijt moest raken, drie verlaten (sluizen) gebouwd. Op de kaart zijn deze verlaten aangeduid met de letters B (Burger verlaet), C (Sijbelhuisser verlaet) en E (Calverdijcker verlaet). Het Geestmerambacht kon door de aanleg van deze verlaten zijn water-

- 15 -

overschot niet meer vrijelijk laten wegstromen in de richting van de sluis nabij Aartswoud. Ook andere waterstaatkundige werken die voor de afvoer van het water uit Geestmerambacht van belang waren, staan op de kaart ingetekend. De voornoemde atlas vermeldt over de afloop van dit proces: “In de uitspraak stelde het Hof de beheerders van de drie verlaten voor de volgende keus. Zij dienden de verlaten of geheel weg te halen, 'ofte daerin te doen hangen vier deuren, met een schutdeur, twee aen de noortzyde en twee aen de zuidzyde', om zo het water uit Geestmerambacht een vrije doortocht te kunnen verlenen indien dat nodig was. Indien zij voor het tweede alternatief kozen, zo werd toegevoegd, moesten zij 'de voorschreven deuren en schutdeur ten eeuwigen dage onderhouden tot haarlieder kosten en [mochten zij] dezelve [de vier deuren en de schutdeur, alleen dan] digt houden, [zolang] de landen, boezemen en waterlozingen van Geestmerambacht mogen blyven ontlast van het water, komende door het voorschreven verlaat'. De eisers kregen bovendien toestemming om, indien de schouten en regenten in gebreke bleven ten aanzien van de uitvoering van het vonnis, opnieuw hun beklag te doen bij het Hof.” Over welke keus uiteindelijk is gemaakt, spreekt de atlas West-Friesland in oude kaarten zich niet uit.

* Marc Hameleers, West-Friesland in oude kaarten, Stichting Uitgeverij Noord-Holland, 1987, blz. 118 en 119


Nieuwe publicaties Jaap van Rossum

I

n deze rubriek brengen we zes nieuwe en fraai uitgevoerde publicaties op het gebied van archeologie, historische geografie en scheepshistorie in Noord-Holland Noord onder uw aandacht.

Titel: Archeologische Kroniek van NoordHolland 2017. Auteurs: o.a. Peter Bitter, Jan de Koning, T.P. Moesker, Koert Salomons, Annemarie Pels-Ouweneel, Sander Gerritse, Bart ter Steege, Caroline Tulp, Michiel Bartels, Jasper Leek. Jaar: 2018. Uitgever: Provincie Noord-Holland. Aantal bladzijden: 168. Prijs: gratis, downloaden via www.ragarcheologie.nl, Links.

Een groot deel van de archeologische ontdekkingen in NoordHolland worden elk jaar verzameld in de Archeologische kroniek van Noord-Holland. In de uitgave van 2017 staan foto’s en beschrijvingen van opgravingen en vondsten, die zijn gedaan in Noord-Holland Noord: Alkmaar (Lundiahof aan de Laat 9-13), Egmond Binnen (duingebied langs de westzijde van de Heereweg tussen Waterrijk en Lioba), Bakkum Noord (Doornduin), Heiloo (Zuiderloo), Den Oever (Keersluis), Den Burg (MarswegKadijksweg, ’t RaaksjeGroeneplaats*) en verder op Texel De Waal (Spangerweg 10), Waddenwijk en Waddenzee. Hiernaast worden ook tal van vindplaatsen elders in NoordHolland beschreven.

Titel: Atlas van het OerIJ-gebied. Auteurs: Silke Lange, Frits David Zeiler e.v.a. onder redactie van Bert Buizer, Hans van Weenen en Piet Veel. Jaar: 2018, derde druk 2019. Uitgever: Uitgeverij Noord-Holland. Aantal bladzijden: 230. Prijs: € 39,95

* Zie ook het artikel in Polder9eest 27, blz. 20 e.v.

Titel: Vondsten tussen Schagen en Verlaat. Auteurs: Hollandia archeologen, Zaandijk. Jaar: 2018. Uitgever: Provincie Noord-Holland. Aantal bladzijden: 16. Prijs: gratis te downloaden.

Tussen 2015 en eind 2018 is de Provincialeweg N241 geheel opnieuw ingericht. Onderdeel van de werkzaamheden was het verrichten van het wettelijk verplichte archeologisch onderzoek, dat plaatsvond tussen 2014 en 2016. In deze periode zijn acht locaties rondom de N241 onderzocht. Hier zijn sporen uit de late ijzertijd, de Romeinse tijd, de vroege en late middeleeuwen en de nieuwe tijd in de ondergrond bewaard gebleven. Deze worden in de brochure beschreven en geïllustreerd met tekeningen, foto’s en kaarten.

Titel: Historische Atlas van Alkmaar, marktstad tussen duin en polder. Auteurs: Harry de Raad en Paul Post. Jaar: 2018. Uitgever: Vantilt. Aantal bladzijden: 80. Prijs: € 29,50

- 16 -

Deze atlas gaat in op de veelzijdige historie van de uitgestrekte groene driehoek tussen Haarlem, Alkmaar en Zaanstad/Amsterdam. In dit zeer gevarieerd samengestelde landschap, bestaande uit kust, duinen, geestgronden, strandwallen, veenweides en polders, stroomde duizenden jaren geleden het Oer-IJ, een noordelijke tak van de Rijn die bij Castricum in zee uitmondde. Zodra er stukken land droogvielen, zijn de eerste bewoners er een bestaan gaan opbouwen. Vandaag de dag is nog veel van de vroege geschiedenis in het landschap terug te zien. Deze atlas is rijk voorzien van informatie in de vorm van tekst, foto’s en kaarten op het terrein van aardkunde, archeologie, geologie, geschiedenis en natuur. Doel van de atlas is niet alleen de bewoners en bezoekers kennis te laten maken met het bijzondere van het gebied, maar ook (lokale) overheden te inspireren om in het ruimtelijk beleid de kwaliteiten van het Oer-IJ-gebied in de toekomst te bewaren.

In de Historische Atlas van Alkmaar wordt in 35 hoofdstukken van ieder twee bladzijden voor het eerst een totaaloverzicht gegeven van de ruimtelijke ontwikkeling van de stad Alkmaar vanaf het prille begin: de tiende eeuw. De oudste kaart waar Alkmaar enigszins gedetailleerd op staat stamt pas uit 1540; het is de kaart van de onbedijkte Berger- en Egmondermeer van Simon Meeuws. Voor de jaren rond 1000, 1200, 1300 en 1400 zijn reconstructiekaarten en ruimtelijke impressies vervaardigd, die voornamelijk gebaseerd zijn op archeologisch onderzoek. De ruimtelijke geschiedenis van de stad wordt geïllustreerd aan de hand van talloze historische kaarten en afbeeldingen. Zes hoofdstukken zijn gewijd aan de regio rondom Alkmaar. In het laatste hoofdstuk wordt een blik in de ruimtelijke toekomst van de stad Alkmaar geworpen.


Titel: Wereldvondsten uit een Hollands schip, basisrapportage BZN17 / Palmhoutwrak. Auteurs: Arent Vos e.a. Jaar: 2019. Uitgever: Provincie Noord-Holland. Aantal bladzijden: 414. Prijs: € 20,00

Letterlijk wereldnieuws was de vondst van een naar verhouding in prima staat verkerende jurk in een 17de- eeuws scheepswrak dat al eerder bekend was onder de naam BZN17 (vindplaats Burgzand Noord, nr. 17), ook wel het palmhoutwrak genoemd naar een deel van de lading: palmhout (eigenlijk buxushout; in plaats van palmtakken worden bij ons op Palmzondag nl. buxustakjes gebruikt). Het lijvige en van vele afbeeldingen voorziene rapport Wereldvondsten uit een Hollands schip is een eerste verslag van o.a. de ontdekking van het wrak, van de berging van een aantal unieke voorwerpen, van het onderzoek naar allerlei details van schip en lading en de datering ervan.

Titel: Schatrijk Noordelijk Duingebied. Tekst en redactie: Monica Dütting en Linda Verniers. Jaar: 2018. Uitgever: Steunpunt Monumenten en Archeologie NoordHolland. Aantal bladzijden: 132. Prijs: gratis te downloaden.

In de serie archeoglossies Schatrijk verscheen na twee eerdere afleveringen over resp. Wieringen* en Waterland een uitgave over het Noordelijk Duingebied. Wat deze glossy aan inwoners en lokale bestuurders duidelijk wil maken is dat het duingebied tussen Camperduin en het Noordzeekanaal een bijzonder rijke (archeologische) historie kent. Artikelen over o.a. de ondergrond van het Noordelijk Duingebied, hoven, ambachten en baljuwschappen, de oorlog van 1799, het Huldtoneel in Heemskerk, de Linie van Beverwijk, kastelen en graven, de Atlantikwall en buitenplaatsen worden afgewisseld door interviews met lokale bestuurders en deskundigen, beschrijvingen van een aantal bijzondere vondsten en met een tweetal recepten. * Zie Polder9eest 26, blz. 27

Onderzoek naar de bronstijdbewoning in oostelijk West-Friesland Silke Lange

A

rcheoloog Wouter Roessingh is in december aan de Universiteit van Leiden gepromoveerd op het thema bronstijdbewoning in West-Friesland. De titel van zijn dissertatie luidt: ´Dynamiek in beeld. Onderzoek van Westfriese nederzettingen uit de bronstijd’.

de natuurlijke bronnen in het landschap efficiënt te benutten en te exploiteren. Roessingh spreekt van gestapelde landschappen. Dankzij de goede conserveringsomstandigheden zijn sporen en vondsten uit deze periode uitstekend bewaard gebleven. De dissertatie van Roessingh is als pdf te downloaden via: https://openaccess.leidenuniv.nl/handle/1887/67133 De archeologie van West-Friesland staat vanaf 19 april ook centraal in Huis van Hilde met de tentoonstelling ‘Liefs van Julia’. Hierbij worden de resultaten van het archeologische onderzoek voorafgaande aan de aanleg van de nieuwe Westfrisiaweg gepresenteerd.

Afb. 30 Wouter Roessingh

Roessingh heeft oude opgravingen bestudeerd en komt in zijn dissertatie tot verrassende conclusies over het landgebruik in de midden- en late bronstijd (omstreeks 1600 tot 800 voor Chr.). In het voormalige kwelderlandschap bevonden zich talrijke boerendorpjes die nauw met elkaar verbonden waren. Er blijkt sprake van hechte boerensamenlevingen die vele generaties op dezelfde plek bleven wonen. De mensen wisten

- 17 -

Afb. 31 Julia en meer, nu te zien in Huis van Hilde Lees meer in het artikel Dynamiek in beeld, Onderzoek van Westfriese nederzettingen uit de bronstijd in Archeologie in Nederland, april 2019, blz. 8-17.


Van langhuis naar stolp - in beeld en grafiek Nieuw onderzoek naar de boerderijontwikkeling van Noord-Holland Mark van Raaij

D

it artikel is een beknopte samenvatting van een bijdrage voor een publicatie in de reeks “Noord-Hollandse archeologische publicaties” (Huis van Hilde) onder de titel: K.T. Salomons (F. Diederik, M. van Raaij en P. Vos), 2019: Op de grens van Kennemerland en West-Friesland. Archeologisch onderzoek langs de N2411. De kennis van de boerderijontwikkeling van Noord-Holland voor de 15de en de 16de eeuw vertoont nog steeds grote hiaten. De archeologische gegevens uit deze periode zijn bijzonder schaars en het historische boerderijonderzoek heeft niet tot een overeenstemming in visie kunnen leiden (waarover later meer). Juist in deze periode hadden zich ingrijpende ontwikkelingen afgespeeld wat uiteindelijk resulteerde in de vierkante stolpboerderij. Dit speelde zich geheel af in de bloeiperiode van de 16de eeuw, dit na een slechte periode in de 15de eeuw. Door de sterk stijgende prijzen van zuivelproducten in de tweede helft van de 16de eeuw maakte de veeteelt toen een sterke groei door wat zijn weerslag heeft gehad op de bedrijfsvoering en de gebouwen. Het vele grondbezit op het platteland van vermogende stedelingen moet tevens zijn invloed hebben gehad. De aanleiding voor een nieuw onderzoek naar de boerderijontwikkeling was een boerderijplattegrond van een opgraving in Limmen aan de Zuidkerkenlaan2. Het was een archeologisch nog onbekend type en de plaats die het innam in de ontwikkeling was onbekend. Door een nieuw onderzoek van al het kaartmateriaal in combinatie met de huidige archeologische, historische en dendrochronologische gegevens kan nu een duidelijker beeld van de boerderijontwikkeling in NoordHolland worden gegeven. De Gooi- en Vechtstreek in het zuidoosten van Noord-Holland werd niet meegenomen. Deze stond geheel onder invloed van aangrenzende regio’s buiten Noord-Holland. De archeologie en het kaartmateriaal De archeologisch bekende boerderijplattegronden uit de 14de eeuw laten geheel van hout opgetrokken woonstalhuizen zien met een rechthoekig grondplan. De inpandige indeling bestond uit een woongedeelte voorin de boerderij en een stalgedeelte achterin. Tussen beide gedeelten bevond zich een werkruimte. De paren dakdragende palen (gebinten) en de wandstijlen werden nog ingegraven. Opgravingen van 15de-eeuwse boerderijen in Alkmaar en Heiloo laten een verandering van bouwwijze zien. De stijlen werden niet meer ingegraven maar op bakstenen poeren geplaatst. De wand werd waarschijnlijk al op een lage wand van baksteen gebouwd. Dit was een ontwikkeling naar het zogenaamde langhuis. De verstening van het woon- en werkgedeelte zette daarna door. Reeds op de oudste landmeterskaarten van 1560 zien we boerderijen waarbij het woon- en werkgedeelte al geheel uit baksteen was opgetrokken. Het achterste bedrijfsdeel bleef echter nog zeer lang geheel van hout, hoewel ook hier de gebinten op stenen poeren werden geplaatst. Dit langhuis heeft aan de basis gestaan van de

verdere ontwikkelingen in de 16de eeuw. Voor de periode 1500-1550 zijn echter nagenoeg geen archeologische gegevens voorhanden en beschikken we slechts over één duidelijke kaart: die van Amsterdam uit 1544 door Cornelis Anthonisz. Dit is echter een opmerkelijke staalkaart voor de boerderijontwikkeling. Hoewel aan deze enkele kaart uiteraard geen algemene conclusies getrokken kunnen worden, laat hij wel duidelijk zien dat belangrijke ontwikkelingen reeds vóór 1544, dus al in de eerste helft van de 16de eeuw, hadden plaatsgevonden. Deze ontwikkelingen hebben alles te maken met de verandering van de opslag van hooi- en oogst. Tot in de 15de eeuw vond alleen opslag plaats in de vorm van een mijt of schelf (los opgestapeld). Waarschijnlijk pas in de 15de eeuw kwam in Noord-Holland de hooiberg met vier roeden in gebruik met een beweegbare kap (vijzelberg). Op de kaart van 1544 komt verder voor de kapberg of hooihuis (hooiberg met vaste kap en geheel omtimmerd). Vanachter het langhuis aangebouwd noemen we deze de hooihuisboerderij. De eerste landmeterskaarten verschijnen na 1560, maar vooral in groter aantal na 1580 tot ver in de 17de eeuw.

Afb. 32 Boerderijtypes met vergroot bedrijfsdeel met het jaartal (vetgedrukt) waarin ze op de landmeterskaarten voor het eerst voorkwamen.

De boerderijontwikkeling volgens de landmeterskaarten Voor deze studie is gebruik gemaakt van al het in de Noorden Zuid-Hollandse archieven beschikbare kaartmateriaal. Na een kritische selectie bleken ruim 2300 afbeeldingen van boerderijen geschikt voor analyse.

- 18 -


Het nieuwe onderzoek van het kaartmateriaal heeft een andere aanpak gehad dan tot nog toe gebruikelijk was. Het streven was de verandering op het kaartbeeld in de loop van de tijd numeriek in beeld te krijgen en deze in grafieken en verspreidingskaarten weer te geven. De aanname daarbij was dat de kaarten een reflectie zijn van de in die periode voorkomende boerderijtypes. Blijkens het kaartmateriaal werd de ontwikkeling in de 16de eeuw gedomineerd door de vergroting van het bedrijfsgedeelte waarschijnlijk vanuit het streven om hooi en/of oogst inpandig op te slaan. Het schema (Afb. 32) geeft de op de kaarten herkende boerderijtypes weer die bepalend zijn geweest voor deze ontwikkeling. Ze zijn in chronologische volgorde geplaatst met het jaartal van eerste verschijnen op het kaartmateriaal. Voor de benaming is zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij die ingeburgerd zijn vanuit het historisch boerderij onderzoek. Deze hoofdontwikkeling is ook te herkennen aan de hoge percentages waarmee bovengenoemde types op de kaarten voorkomen. Als voorbeeld hierbij de grafiek van de regio noordelijk duingebied (van Beverwijk tot Camperduin) met de in het schema genoemde boerderijtypes (Afb. 33). Dit is de regio waar voor alle periodes vanaf 1560 de meeste bruikbare kaarten beschikbaar zijn.

Afb. 33 Grafiek van alle boerderijtypes met vergroot bedrijfsgedeelte in het noordelijke duingebied van de 16de t/m de 19de eeuw. Langhuisstolp A en B zijn respectievelijk zonder en met dars. Het berghuis (oranje) bestond reeds op de eerste kaarten maar zien we direct percentueel afnemen na de introductie van de langhuisstolp zonder dars (groen). Deze neemt snel in percentage toe maar neemt ook snel in aantal af na het verschijnen van de langhuisstolp met dars (geel). Ook deze neemt snel in percentage toe. Zelfs nog lang na de introductie van de vierkante stolp (zwart). Pas aan het eind van de 17de eeuw nemen de percentages langhuisstolp af ten gunste van de vierkante stolp. Maar pas in de 19de eeuw overstijgt de vierkante stolp de percentages van de langhuisstolp en werd hij daarna het dominante boerderij type.

De grafiek laat zien dat er sprake was van een ontwikkeling van het langhuis naar vierkante stolpboerderij in vier stappen: 1) Berghuis: het langhuis met, door een dubbel laag vierkant, vergroot berdrijfsdeel. 2) Langhuisstolp (A) zonder dars: het langhuis met centraal vanachter aangebouwde gesloten kapschuur (stolpschuur). 3) Langhuisstolp (B) met dars: als voorgaande maar nu met dars en grote darsdeuren in een zijbeuk van de stolpschuur. 4) Vierkante stolp: het woongedeelte met haard is hier geheel in een zijbeuk van de stolpschuur opgenomen. Deze stapsgewijze ontwikkeling is weer te geven in een ontwikkelingsschema (Afb. 40). Deze wordt hieronder in wat meer detail besproken.

Afb. 34 De plattegrond van het opgegraven berghuis aan de Zuidkerkenlaan in Limmen in drie fases. Links fase 1: 1525-1560 langhuis met aangebouwde schuur met dubbel laag vierkant en gesloten door wanden buiten de stijlen; rechts fase 2 en 3: 15601625 met aangebouwde zijbeuken aan de schuur. Daarboven het boerderijtype zoals hij op landmeterskaarten werd afgebeeld.

- 19 -


1) Van langhuis naar berghuis De berghuisboerderij is het eerste boerderijtype in NoordHolland met een als schuur vergroot bedrijfsgedeelte aan de achterzijde van het langhuis. Voor het eerst afgebeeld op de kaart van Amsterdam uit 1544. Hier is goed zichtbaar dat het schuurgedeelte was opgebouwd uit drie ver uit elkaar staande gebinten die zodoende twee vierkante vakken vormde. De gebinten van de schuur zijn nauwelijks hoger dan die van het ervoor gelegen langhuis. Feitelijk gaat het dus om een dubbel laag vierkant. Tevens komt er een variant voor met aangebouwde zijbeuken. Deze laatste werd reeds afgebeeld op een prent naar Maarten van Heemskerck uit 1563. Hij was toen werkzaam in Haarlem. Dat we nu met zekerheid kunnen zeggen dat het type berghuis met wanden ook het dubbel lage vierkant had en niet een normale gebintafstand komt doordat dit type overeenkomt met de plattegrond die is opgegraven in Limmen aan de Zuidkerkenlaan (Afb. 34). Hoe het type berghuis is ontstaan is nog onbekend. Waarschijnlijk ging het om het vanachter aanbouwen van een schuur met een dubbel laag vierkant dat een lage variant was van het vierkant dat in de hoge kapschuur voorkwam. Minder waarschijnlijk lijkt een ontwikkeling vanuit het langhuis zelf door het verlengen van traveeën in het bedrijfsdeel zoals dat in Brabant al vanaf de 11de eeuw voorkwam. Hoewel voor het eerst afgebeeld nabij Amsterdam (1544) blijkt uit de kaarten dat het type vooral voorkwam in het duingebied en de Zijpe en daar rond 1560-1575 met percentages van respectievelijk 20% en 12% voorkwam. Hieruit kan afgeleid worden dat het berghuis al ver daarvoor in de eerste helft van de 16de eeuw ontstaan moet zijn of mogelijk zelfs nog eind 15de eeuw. Wat ook bevestigd wordt door de aanvangsdatering van circa 1525 van het berghuis van LimmenZuidkerkenlaan. De percentages namen vanaf 1560 al snel af door introductie van de langhuisstolp. In West-Friesland en Amstelland kwam het berghuis zo goed als niet voor. Op Texel bij Den Burg (Smitsweg 6) is een aan de berghuisboerderij verwant type als enige behouden gebleven (Afb. 35). Deze heeft de kenmerkende dubbele lage vierkanten in de schuur (hoogte 3,30 m) maar is hier met zijn brede zijbeuken en grote darsdeuren aangepast aan de 17de- eeuwse eisen.3

Afb. 35 Berghuistype genaamd “De Worsteltent” bij Den Burg op Texel. Foto van voor de ingrijpende verbouwing tot restaurant. Er is helaas geen bouwhistorisch onderzoek geweest. Dit is misschien nog mogelijk.

2) Van berghuis naar langhuisstolp zonder dars Op het kaartmateriaal zien we dat kort na 1560 de lage schuur van het berghuis werd vervangen door een stolpschuur met

tentdak en met een enkel hoog vierkant en rondom zijbeuken, waarmee de introductie van de langhuisstolp een feit was. Het ligt voor de hand dat veel van de eerste langhuisstolpen door verbouw van langhuizen zijn ontstaan en niet direct door nieuwbouw.

Afb. 36 Het gebruik van de stolpschuur op landmeterskaarten vanaf 1580. Links: aangebouwd achter het langhuis (langhuisstolp). Midden: zijdelings aangebouwd. Rechts: vrijstaand.

De opslag van oogst/hooi werd bij de langhuisstolp dus niet, zoals bij de berghuisboerderij, in de lengte, maar in de hoogte gezocht. Zie Afb. 37 voor het verschil in constructie tussen het berghuis en de langhuisstolp. Aanleiding om deze hoge schuur aan te bouwen moet gezocht worden in de mogelijkheid van veel bredere zijbeuken, dit bij een goede dakhelling. Dat was bij het berghuis met zijbeuken te beperkt. De aanvangsdatering tussen 1560 en 1580 wordt zowel door het kaartmateriaal als door recent beschikbare dendrochronologische dateringen bevestigd4.

Afb. 37 Draadmodellen van berghuis met zijbeuken links en langhuisstolp (zonder dars) rechts. In rood zijn de gebintconstructies weergegeven. Hieruit blijkt het grote verschil in constructie van de schuurgedeeltes: het berghuis heeft een dubbel laag vierkant, de langhuisstolp een enkel hoog vierkant. Let ook op het kenmerkende verschil in de vorm van het dakvlak (licht groen).

De percentages van de langhuisstolp zonder dars nemen na introductie snel toe. Ze waren het hoogst ten noorden van het IJ, maar veel lager in de Zaanstreek en ten zuiden van het IJ. Reeds op het eind van de 16de eeuw namen de percentages weer af na de introductie van de langhuisstolp met dars en het type verdwijnt al in de loop van de 17de eeuw. Dat het bij de langhuisstolp om een reeds bestaande schuur ging die aangebouwd werd en niet om een doorontwikkeling van het dubbele lage vierkant van het berghuis wordt duidelijk doordat op het kaartbeeld gelijktijdig deze stolpschuur ook wel zijdelings aangebouwd of vrijstaand naast het langhuis voorkwam (Afb. 36). Dit gebruik was met 18% het hoogste ten zuiden van het IJ en nam naar het noorden toe af. In het

- 20 -


noordelijk duingebied nog met 8% maar al nauwelijks meer in West-Friesland. Een aanwijzing dat de ontwikkeling van de stolpschuur zich in zuidelijk Noord-Holland had afgespeeld. Het zijdelings aanbouwen nam na 1600 sterk af, maar handhaafde zich nog lang in Amstelland. De ontwikkeling van de vrijstaande stolpschuur is nog onbekend en vond als een parallelle ontwikkeling plaats tegelijk met die van het berghuis. Als een voorloper kan de (halfopen) kapschuur beschouwd worden zoals afgebeeld op de kaart van Amsterdam uit 1544 (Afb. 38). We zien hier reeds een schuur met twee hoge gebinten. Het hoge vierkant van de latere (langhuis)stolpboerderij bestond dus reeds in de eerste helft van de 16de eeuw. Uit de open zijde blijkt het hooiberg karakter van de kapschuur die opgevat zou kunnen worden als een fase tussen de open hooiberg en de volledig gesloten stolpschuur met rondom zijbeuken.

3) Naar langhuisstolp met dars De langhuisstolp maakte daarna nog een belangrijke ontwikkeling door met de introductie van de dars en grote darsdeuren waardoor een hoog beladen kar naar binnen kon rijden. Daarbij werd dan meestal het langhuis naar de zijkant van de schuur opgeschoven waardoor de zijbeuk aan de andere zijde geheel vrijkwam voor de darsdeuren. Deze waren dan meestal aan de voorzijde gelegen, naar de weg georiĂŤnteerd. Bij de droogmakerijen voornamelijk aan de achterzijde. De oudste afbeeldingen komen voor nabij Alkmaar (1598) en de Zijpepolder (1599). Rond 1600 komt de langhuisstolp met darsdeuren bij de Zijpepolder reeds voor met ruim 50%, maar ook in West-Friesland met ruim 30%. In het noordelijke duingebied ten zuiden van Alkmaar echter met slechts 8% en nog zuidelijker kwam hij toen helemaal nog niet voor. Dit wijst erop dat de ontwikkeling van de dars met darsdeuren in West-Friesland lijkt te zijn begonnen. Maar wanneer precies is door het ontbreken van geschikte kaarten van voor 1600 voor WestFriesland helaas niet te zeggen. Waarschijnlijk echter na 1572. Op de kaart van de Zijpe polder van 1572 kwam namelijk nog geen langhuisstolp voor5.

Afb. 38 Het oudste op een kaart afgebeelde hoge vierkant in een halfopen kapschuur op de kaart van Amsterdam uit 1544 door Cornelis Anthonisz.

Uit het kaartmateriaal blijkt dat de vrijstaande stolpschuur niet alleen agrarisch werd gebruikt, maar ook gelijktijdig (voor 1583) in de textielnijverheid (blekerij) aan de binnenduinrand nabij Haarlem (Afb. 39). In het geval deze tevens voor bewoning werd gebruikt is dit feitelijk de oudst afgebeelde vierkante stolp. Mogelijk komt het idee van de vierkante stolp niet uit de agrarische sector maar uit de textielnijverheid.

Afb. 40 Ontwikkelingsmodel met de stapsgewijze ontwikkeling van langhuis naar stolpboerderij Afb. 39 Links: stolpschuur op een blekerij in de duinen nabij Overveen (Haarlem) op een kaart uit 1583 door Pieter Bruinsz. Rechts dezelfde stolpschuur nog in gebruik op een kaart daterend tussen 1650 en 1700 (anoniem).

4) Van langhuisstolp met dars naar de vierkante stolp Na het geheel opnemen van het woongedeelte inclusief haard in de schuur was uiteindelijk sprake van de vierkante stolpboerderij. Afgaande op het kaartmateriaal ligt het ontstaan rond 1590. De datering wordt bevestigd door de archeologie.

- 21 -


Alle opgegraven vierkante stolpboerderijen zijn tot op heden van na 16006. De eerste vierkante stolpen vinden we op het kaartmateriaal in de Zijpepolder (1599) en het aangrenzende westelijk deel van West-Friesland (kaart van de Stadslanden van Alkmaar 1598, Haringhuizen/Emaus). De boerderijen in de Zijpe waren pachtboerderijen, gebouwd in opdracht van stedelijke investeerders. Het lijkt aannemelijk dat deze investeerders van invloed zijn geweest op het ontstaan en de verspreiding van de vierkante stolp. In ieder geval wat de droogmakerijen betreft. Van een compleet nieuw ontwerp kunnen we echter niet spreken. Daarvoor zijn te veel kenmerken al ver daarvoor tot ontwikkeling gekomen. Uit de verpreidingskaarten van Afb. 42 blijkt dat in de droogmakerijen de vierkante stolp na zijn introductie niet direct dominant werd, maar wel hoge percentages haalde. Ook blijkt de sterke invloed op het oude land rond de droogmakerijen waar de percentages ook hoog zijn. Er werd net als buiten de droogmakerijen nog lang de voorkeur gegeven aan de langhuisstolp (met dars). Pas in de loop van de 19de eeuw werd de vierkante stolp echt dominant. Echter alleen ten noorden van het IJ. In de Zaanstreek en ten zuiden van het IJ bleven de percentages laag. Vooral Amstelland stond onder invloed van midden Nederland met een toename van krukhuisboerderijen vanaf de 17de eeuw. In Waterland, Zeevang en de Zaanstreek nam het gebruik van het hooihuis en de hooihuisboerderij toe.

kamer� werden genoemd) en de krukhuisboerderij die ten zuiden van het IJ voorkwam. Discussie Er kan in het kader van dit artikel niet uitgebreid ingegaan worden op een vergelijking van het hier beschreven ontwikkelingsmodel met die in andere publicaties, de sociaaleconomische invloed in de 16de eeuw op de agrarische bedrijfsvoering en een vergelijking met de boerderijontwikkeling in de rest van Nederland. Daarvoor wordt verwezen naar de publicatie (in voorbereiding) genoemd bij de inleiding.

Afb. 41 De hooihuisboerderij. Links de oudste afbeelding op de kaart van Amsterdam uit 1544. Rechts op de kaart van Alkmaar uit 1597 van Cornelis Drebbel.

Zoals gezegd is er vanuit de archeologie van Noord-Holland nog geen volledige synthese mogelijk voor de periode van de 15de en 16de eeuw. De belangrijkste pogingen om voor deze periode tot een model te komen, zijn die vanuit het historisch boerderijonderzoek. De resultaten van de afgelopen eeuw laten een divers beeld zien dat loopt van een ontwikkelingsmodel (Uilkema7, Hekker8, Brandts Buys9) via het ontkennen van een ontwikkeling (het ontwerpmodel van De Jong10, maar ook de boerenschuur als afgeleide van de middeleeuwse kloosterschuur door Knottnerus11) tot een poging om deze visies te verenigen (Van Olst12 en Eelman13). Algemene overeenstemming bestaat hierin dat het langhuis aan de basis heeft gestaan van de ontwikkeling tot aan de stolpboerderij, dat de langhuisstolp ontstaan is door het aanbouwen van een stolpschuur en dat waarschijnlijk het ontstaan van de vierkante stolp onder invloed heeft gestaan van stedelijke investeerders en ook nog dat de grote houtimporten in de 16de eeuw hebben bijgedragen aan de snelle opmars van de (langhuis)stolp. De belangrijkste discussie is die over het ontstaan van het vierkant. Hekker ziet dat die ontwikkeld is in de vrijstaande kapschuur vanuit de kapberg (de geheel gesloten hooiberging). Brandts Buys ziet echter het vierkant ontwikkeld vanuit het langhuis zelf door vergroting van het bedrijfsgedeelte (door hem stolpvorming genoemd). Hoewel hij voor de Wieringer boerderij wel uitgaat van een aangebouwde kapschuur. Knottnerus spreekt van een verkleinde versie van de kloosterschuur (waarvoor feitelijk geen aanwijzingen zijn!). Eelman ziet ook de mogelijkheid van een invloed buiten Noord-Holland (immigranten).

Andere boerderijtypes Een nog niet benoemd boerderijtype is de hooihuisboerderij (Afb. 41). Dit is een langhuis met vanachter aangebouwde dichte hooiberg met vaste kap. Hij werd op de landmeterskaarten in de 16de eeuw zo goed als niet afgebeeld en vrijwel niet in de 17de eeuw. Maar komt wel voor op enkele prenten uit de 17de eeuw. Met name in Amstelland. Hij is, blijkens de kaart van Amsterdam, sinds 1544 vrijwel onveranderd gebleven en blijkbaar pas in de jongere historische tijd in aantal toegenomen, met name in zuidelijk Noord-Holland. Van de regio Waterland en Zeevang zijn echter geen gedetailleerde kaarten beschikbaar zodat ons beeld hier onvolledig is. In de 16de eeuw kwam verder nog een enkel ander boerderijtype voor die in de loop van de 17de eeuw verdween. Deze zijn grotendeels onderbelicht gebleven in het historische boerderij onderzoek. Deze zullen in de volgende Polder9eest worden besproken. Alvast genoemd kunnen worden de pachtboerderij met herenverblijf (waarvan de oudsten “stenen

Conclusies Beperken we ons hier tot die aspecten van de in dit artikel beschreven ontwikkeling die nieuw zijn ten opzichte van andere publicaties. Duidelijk in beeld gekomen is het type berghuis als eerste boerderij met vanachter aangebouwde schuur met een vierkant. Waarschijnlijk ging het om een verlaagde variant van het vierkant zoals dat gelijktijdig voorkwam in de hoge kapschuur. Deze ontwikkeling vond al vroeg in de 16e eeuw plaats. Het type berghuis verspreidde zich voornamelijk in het westelijke kustgebied. Mogelijk is er een verband met het gemengde bedrijf met akkerbouw op de strandwallen. Rond 1560 werd deze lage schuur achter het langhuis vervangen door een stolpschuur met een enkel hoog vierkant. Deze langhuisstolp kreeg hiermee zijn kenmerkende piramidale dak van het schuurgedeelte. Door de grotere hoogte waren veel bredere zijbeuken mogelijk die functioneel gebruikt konden worden.

Een regionale ontwikkeling - de Wieringer boerderij De ontwikkeling van dit type is onbekend. Hij kan beschouwd worden als een variant van de langhuisstolp waarbij de stolpschuur niet centraal vanachter maar zijdelings (als onvolledige kapschuur) aan de achterzijde van het langhuis is aangebouwd zoals op de kaarten vanaf 1580 voorkomt (Afb. 36 midden en Afb. 40).

- 22 -


De ontwikkeling van de vrijstaande stolpschuur vond waarschijnlijk plaats ten zuiden van het IJ. De langhuisstolp met aangebouwde stolpschuur (nog zonder dars) is een ontwikkeling vanuit zuidelijk Noord-Holland. Een belangrijke constatering is dat de langhuisstolp in aanvang geen dars en darsdeuren had. Deze langhuisstolp wijkt dus af van de historisch bekende langhuisstolpen met dars. De ontwikkeling van de dars met darsdeuren lijkt vrij zeker een ontwikkeling te zijn die rond en ten noorden van Alkmaar (West-Friesland) heeft plaats gevonden. De vroegste dendrochronologische datering van 1559 voor het vierkant14 laat zien dat deze basisconstructie, ondanks vele verbouwingen van stolpboerderijen, tot in onze tijd in gebruik kon blijven. Het is echter belangrijk in te zien dat het in de loop van de tijd zeer verschillende varianten kunnen zijn geweest. Die gaat van kapschuur via langhuisstolp tot de vierkante stolp die pas tegen het eind van de 16de eeuw ontstond. Er kan niet per definitie van uitgegaan worden dat het om “een stolpboerderij” gaat. Bij het ontstaan was de vierkante stolp niet meteen het dominante type. Zelfs niet in de droogmakerijen. Zeker tot in de 19de eeuw was de langhuisstolp het meest gangbare type. De dominantie van de vierkante stolp ontstond pas in de loop van de 19de eeuw. Het ontstaan van de vierkante stolp kan met vrij grote zekerheid geplaatst worden ten noorden van Alkmaar (de Zijpepolder en direct aangrenzend oud land). Een invloed van stedelijke investeerders in deze polder lijkt

aannemelijk daar de pachtboerderijen in hun opdracht werden gebouwd. Het idee dat men met veel experimenteren (trial-and-error) uiteindelijk via een geleidelijke ontwikkeling bij de vierkante stolp uitkwam, kan hier niet bevestigd worden. De ontwikkeling van langhuis naar stolp is zeer overzichtelijk en kent slechts drie tussenstadia. Daarbuiten bestaan nog vier varianten van het langhuis die met lage percentages voorkwamen en ook geen rol hebben gespeeld in deze ontwikkeling. Daaronder zijn de boerderij met zijdelings aangebouwde herenkamer aan het woongedeelte (voorkomend bij zowel langhuis, berghuis als langhuisstolp) die tot op Texel voorkwam. Deze zijn aantoonbaar bezit van stedelingen en kwamen het meest voor in de regio’s met veel bezit door buitenstaanders (het duingebied en de droogmakerijen). Tenslotte moet nog vermeld worden dat voor alle periodes er grote regionale verschillen bestaan in de verspreiding en percentages van de genoemde boerderijtypes. Het is een ware lappendeken. Wel tekent zich een zeer duidelijk verschil af tussen het noorden en het zuiden van het IJ. Bij deze laatste was er een toenemende invloed vanuit midden Nederland. Binnen deze tweedeling bestaat er in elk weer een verschil tussen de zand- en kleistreek (met gemengd bedrijf) en de achterliggende veengebieden (veeteelt). De droogmakerijen vertonen een afwijkend beeld die toegeschreven kan worden aan de invloed van investeerders.

Afb. 42 Verspreidingskaarten vierkante stolpboerderij voor drie periodes. De cursieve cijfers in de regio’s geven de percentages aan. Voor een beschrijving zie de tekst.

Reacties op dit artikel zijn welkom: m.vanraaij@quicknet.nl.

- 23 -


Noten 1 Het rapport zal na publicatie medio 2019 beschikbaar zijn via collectie.huisvanhilde.nl/publicaties.aspx 2 Raaij, M.van, 2015: Een belangrijke 16de-eeuwse boerderijplattegrond uit Limmen, in: Polder9eest 21, oktober 2015, p 9-12. 3 Afbeeldingen van voor en tijdens de verbouwing in W. Eelman 2010: Boerenbouwkunst op Texel, p 184-185. 4 Uit West-Friesland zijn nu meerdere dendrochronologische dateringen bekend van het hout van vierkanten uit stolpboerderijen uit de 16de eeuw. Het oudst gedateerde vierkant is die van een stolp uit Hoogkarspel met kapdata van 1599. Zie www.archeologiewestfriesland.nl voor diverse publicaties. 5 De langhuizen met vergroot bedrijfsdeel in de Zijpe polder op de kaart van 1572 zijn allen van het berghuistype (zonder zijbeuken) waarbij de schuur even breed is als het langhuis en met de kenmerkende deur in de lange gevel van de schuur. Bij langhuisstolpen werd nooit een deur in de zijgevel van de schuur afgebeeld uitsluitend aan de achterzijde.

6

Zie de bij noot 4 vermelde website voor de publicaties. In Van Olst, E.L.,1991: Uilkema, een historisch boerderijonderzoek. Boerderij-onderzoek in Nederland 1914-1934 8 Hekker,R.C.,1948: De ontwikkeling van de boerderijvormen in Nederland 9 Brandts Buys, L.,1974: De landelijke bouwkunst in Hollands Noorderkwartier en Schilstra, J.J., Brandts Buys,L. en De Jong,C.,1978: De stolp te kijk. 10 De Jong, S., 1985, Vijf Noordhollandse boerderijbestekken uit de eerste helft van de 17de eeuw 11 Knotnerus,O.,2008, Haubarg, Barghaus, Bargscheune und ihre mittelalterlichen Vorläufer-Materialen zur Vorgeschichte der Gulfscheune, in: Probleme der Küstenforschung in südlichen Nordseegebiet 32. 12 zie noot 7 13 zie noot 3 14 zie noot 4 7

Hoofdstraat 39: Nieuwbouw op een super oude kern Joost Lubbers, voorzitter Archeologische Werkgroep Schagen

R

ecent ontving ik als voorzitter van de Archeologische Werkgroep een rapport van een bureauonderzoek van de locatie Hoofdstraat 39, Hippolytushoef (Wieringen).

Afb. 43 Voormalige bakkerij Hoofdstraat 39

Bij menigeen op Wieringen is dit pand bekend als Bakkerij Wagemaker, als laatste op naam van J. Wagemaker (1957 – 1990), hiervoor in eigendom van J. Wagemaker (1913 – 1957), daarvoor in eigendom van N. Wagemaker (1869 – 1913) en nog weer eerder in eigendom van C. Dijkshorn (1861-1868). En zo kunnen wij doorgaan tot 1803 toen de boerderij/bakkerij voor het eerst als zodanig werd geregistreerd. U herkent bovenstaande foto (Afb. 43) mogelijk wel. Maar dat de boerderij voor de eerste keer op een kaart uit 1641 (Afb. 44) staat, wist u misschien nog niet. Er ligt een plan om drie moderne woningen te plaatsen, er gaan op het moment diverse tekeningen langs van ontwerpen die mijn inziens niet thuis horen in een oude dorpskern, maar dit is een aparte discussie.

- 24 -

Om u een goed beeld te geven waarom ik het zo belangrijk vind dat Archeologie op Wieringen niet langer wordt genegeerd, het volgende. In het rapport dat ik heb ontvangen bleek dat er in 2016 al een vooronderzoek is geweest op verzoek van de gemeente. Dit vooronderzoek is gebeurd door middel van een karterend (verkennend) booronderzoek. Dit doet men met een boor met een doorsnede van 7 cm, niet heel anders dan de grondboor die u misschien wel in de schuur heeft liggen. De stukken grond die worden opgeboord worden in een lange lijn op de grond gelegd, zodat je de opbouw van de grond kan bestuderen en je een idee krijgt van de opbouw van de diverse grondlagen. Grondlagen geven soms een mooi beeld van bewoning uit het verleden. Heel soms gebeurt het dat je met een kleine boor als deze materiaal mee naar boven haalt. De spreekwoordelijke speld uit de hooiberg. Laat het in dit geval nu zo zijn dat er 4! stukjes aardewerk naar boven zijn gekomen in de boor! Dit is best heel bijzonder. Deze stukjes aardewerk, hoewel erg teer, konden gedateerd worden op 8000 jaar voor Christus. Dit betekent dus dat er in het paleolithicum, ook wel steentijd genoemd, al bewoning was, hier aan de Hoofdstraat 39. Conclusie van het rapport is dan ook dat er een vervolgonderzoek moet komen met proefsleuven en afhankelijk van de uitslag van dit onderzoek dient er volledige opgraving plaats te vinden. Zoals jammer genoeg al veel vaker is gebleken, mag de gemeente hier helaas van afwijken. Maar wij houden samen met u dit project in de gaten, want ik vind dat het tijd wordt dat de archeologie van Wieringen geen bijzaak meer is maar hoofdzaak. Daarom hebben wij contact gehad met de gemeente Hollands Kroon en hebben ze aangegeven het rapport te willen gaan volgen.


Afb. 44 Locatie van het plangebied op de kaart van Koegras en Huisduinen van C.J. Visser (1641). De kaart was oorspronkelijk op het zuiden georiĂŤnteerd, maar is hier 180 graden gedraaid om vergelijking met nieuwe kaarten te vergemakkelijken.

Lezingen 2018, een kort verslag Jaap van Rossum

H

et thema van de drie lezingen die wij in november en december vorig jaar organiseerden was begraven en begraafplaatsen. Hiervoor kregen we de welwillende medewerking van drie ter zake kundige sprekers: Anita van Breugel, Lisette Kootker en Constance van der Linde.

zijn grafstenen te vinden met zgn. acroteria (oortjes) voor het ophangen van doodskransen (Afb. 45). Anita liet de toehoorders ook kennismaken met een in Noord-Holland minder bekend fenomeen, nl. graftrommels. Dit zijn graftekens van stof of keramiek, afgedekt met glas.

Hieronder geven wij een korte impressie van de lezingen, die uiteraard geen recht doet aan de volledige inhoud van de lezingen. De lezing van Anita van Breugel (anitavanbreugel.nl) had als titel "Funerair erfgoed: erfgoed tussen hemel en aarde". Een van de vele functies die Anita van Breugel vervult is die van regioconsulent van Terebinth, een onafhankelijke stichting die zich inzet voor het behoud van funerair erfgoed in Nederland. Zij hield in haar lezing een pleidooi voor aandacht voor en behoud van het funerair erfgoed. Nog te weinig graftekens hebben een monumentenstatus. Anita leidde ons langs een aantal bijzondere plekken op begraafplaatsen, zowel binnen onze regio als (ver) daarbuiten. Voorbij kwamen Roermond, Warmond (bijzondere kerkruĂŻne), Stroe, Medemblik, Schagen, Maastricht, Scheveningen, enz., plaatsen waar o.a. ook de entrees van begraafplaatsen veel symboliek bevatten. Symbolen op grafmonumenten, zoals rupsen, vlinders, treurwilgen, zandlopers, papavers (eeuwige slaap) waren in oorsprong vooral van betekenis voor ongeletterden. Ook de begraafplaats in Egmond aan Zee kwam aan de orde. Hier

- 25 -

Afb. 45 Grafsteen in Egmond aan Zee met acroteria voor het ophangen van doodskransen

Op YouTube heeft het Zuiderzeemuseum Enkhuizen een filmpje geplaatst waarop rituelen (niet-materieel erfgoed) zijn


te zien die hoorden bij een begrafenis van een visser uit Wieringen, zoals spiegels omdraaien, klokken stilzetten en de deuren en ramen op een kier (https://youtu.be/K0c8bwN5Z3Q of google op de zoektermen wieringen youtube begraafplaats).

Aan de hand van een database met strontiumgegevens, die de afgelopen tien jaar enorm is gegroeid, is isotopenonderzoek enorm succesvol geworden, geeft het steeds beter inzicht in de mobiliteit van onze verre voorouders en raakt het daardoor steeds sterker verankerd in de Nederlandse archeologie.

Het motto van de lezing van Lisette Kootker was “Oude technieken - nieuwe vraagstellingen. Over de toepassing van isotopenonderzoek in de archeologie". Lisette Kootker, verbonden aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, promoveerde in 2017 op de toepassing van isotopenonderzoek in de Nederlandse archeologie. Haar proefschrift “Mapping Migrations: The application of strontium isotopes in Dutch cultural heritage research” is te vinden op https://research.vu.nl/en/publications/mapping-migrationsthe-application-of-strontium-isotopes-in-dutch-2. Op 16 november 2018 kreeg Lisette Kootker tijdens de Reuvensdagen in Vlaardingen de W.A. van Es-prijs 2018 uitgereikt voor haar proefschrift.

Constance van der Linde gaf haar lezing de titel “Dood en gewond langs de Slaperdijk; de Slag om de Zijpe (10 september 1799)” mee. Constance van der Linde is werkzaam bij het fysisch antropologisch onderzoeksbureau Tot op het Bot. De oorlog in Noord-Holland in 1799 tussen enerzijds de Engelsen en de Russen en anderzijds de Fransen en de Nederlanders heeft in het Noord-Hollandse duingebied verscheidene slagvelden opgeleverd. Door verstuiving van duinzand komen daar nog steeds regelmatig skeletten van slachtoffers van de strijd naar boven. Ook in het binnenduinrandgebied komt dit voor. Op twee van deze vindplaatsen ging Constance nader in: die van de slag bij Groote Keeten (27 augustus 1799) en die van de slag bij Krabbendam (10 september 1799). Zij besprak het onderzoek van de skeletten van de soldaten, waarvan de resten onlangs zijn opgegraven en liet zien hoe ze als fysisch antropoloog te werk gaat. De lezingen werden ook dit keer weer goed bezocht: op dinsdag 6 november 2018 mochten wij met Anita van Breugel 36 toehoorders ontvangen, op donderdag 29 november 2018 trok Lisette Kootker er 39 en op dinsdag 11 december 2018 verwelkomden we met Constance van der Linde 51 belangstellenden. De lezingen kregen ook in de lokale media ruime aandacht.

Afb. 46 Bemonstering van tandglazuur met een tandartsboor

Isotopenonderzoek wordt evenals DNA-onderzoek onder meer verricht aan menselijk skeletmateriaal. Door het strontiumgehalte in het tandglazuur van een skelet te vergelijken met wat in de voedselsamenstelling in een bepaald gebied gebruikelijk is, kan vastgesteld worden waar iemand in zijn jonge jaren heeft gewoond. Dit type onderzoek is een technisch hoogstandje en Lisette gaf ons een boeiend kijkje in de keuken van het onderzoeksproces. Isotopenonderzoek kan niet alleen antwoorden geven op de vraag wat men at (paleodieet), maar dus ook op de vraag waar men vandaan komt of beter nog waar men niet vandaan komt, zoals het geval was bij het onderzoek naar de herkomst van de skeletten van het massagraf uit 1573, dat op de Paardenmarkt in Alkmaar is gevonden; deze mannen kwamen uit de buurt van Alkmaar. Helaas leveren gecremeerde skeletten geen tandglazuur op, maar geen nood: ook uit het zgn. benig labyrint van het oor is nog na te gaan waar men de eerste twee jaar van het leven heeft gewoond.

- 26 -

Afb. 47 Door archeologen zijn de resten van een menselijk skelet aan de Slaperdijk in Schagen geborgen

De data voor de volgende cyclus van drie lezingen zijn inmiddels bekend: 5 november 2019, 19 november 2019 en 10 december 2019. Het thema van de lezingen is dan voedsel door de eeuwen heen.


In memoriam Aat Wit Jaap van Rossum

I

n 2011 is besloten in Noord-Holland Noord, incl. Texel, een nieuwe AWN-afdeling op te richten: Afd. 9. Het gebied Noord-Holland Noord maakte voordien deel uit van Afd. 2, waar ook West-Friesland onder viel, dat nu het werkgebied van de huidige Afd. 2 is. De nieuwe afdelingen 2 en 9 bestaan vanaf hun heroprichting vrijwel louter uit nieuwe bestuursleden. De oude Afd. 2 heeft wegens gebrek aan bestuursleden een aantal jaren een sluimerend bestaan geleid. Deze gang van zaken is er de oorzaak van dat de afdelingshistorie buiten beeld is geraakt. Zo waren de huidige bestuursleden, die vrijwel alle in 2011 en later met een schone lei begonnen, niet meer volledig bekend met de personen, die in vroeger jaren de oude Afdeling 2 bestierden.

Afb. 48 Aat Wit (Foto: Niestadt-Fotocollectie Zijper Museum)

Toen het Landelijk Bestuur van de AWN in 2018 de afdelingen benaderde met het verzoek de gegevens te controleren die op de eregalerij op de landelijke AWN-website staan, kwam het bestuur van Afd. 9 tot de verrassende ontdekking dat op deze eregalerij drie (voormalige) leden van AWN Afd. 9 (Noord-Holland Noord) voorkwamen: als ereleden staan de alom bekende heer E.H.P. Cordfunke (sinds 1976) en dhr. P.K.J. van der Voorde ( ) (sinds 2006) genoemd. Als drager van de Bronzen Legpenning van verdienste (sinds 1995) werd dhr. A. (Ate) Wit uit Nieuwe Niedorp vermeld. De bronzen legpenning wordt toegekend aan AWN-leden die zich op bijzondere wijze hebben ingezet voor de Nederlandse archeologie. Met enige schroom stelde het huidige bestuur van AWN Afd. NHN vast er niet van op de hoogte te zijn op welke gronden ons lid dhr. A. Wit, geboren en getogen in Nieuwe Niedorp, destijds de bronzen legpenning heeft ontvangen. Hoog tijd dus om een en ander uit te zoeken. Navraag bij het Landelijk Bestuur van AWN leverde een verwijzing op naar een bericht in het katern Verenigingsnieuws van Westerheem juni 1995 (met dank aan Henk Kluitenberg). Deze zoektocht werd kort daarop gevolgd door het bericht dat de heer Aat Wit op 19 oktober 2018 in zijn woonplaats Nieuwe Niedorp op 89 jarige leeftijd is overleden. Als eerbetoon aan deze oud-bestuurder van AWN Afd. Noord-Holland Noord, die veel voor de archeologie heeft betekend, citeren

- 27 -

wij hier graag het volledige Bestuursbericht in Westerheem waarin wordt gemeld dat hem de bronzen AWN-legpenning 1995 is uitgereikt: Tijdens de algemene ledenvergadering in Lelystad is uit de eerdere voordrachten door twee afdelingen de keuze van het hoofdbestuur bekend gemaakt voor de toekenning van de Bronzen Legpenning 1995 aan de heer Aat Wit uit Nieuwe Niedorp. In de laatste vijftien jaar is de heer Wit een stuwende kracht geweest voor de Afd. Noord-Holland Noord en heeft eerst door opgraving en later vooral door veldverkenning bijgedragen aan het vinden van een aantal belangrijke vondstcomplexen. Te noemen zijn het kerkterrein van het “vergeten” dorp Geddingmore en de neolithische vondstcomplexen in de Groetpolder bij de boerderijen “Zeewijk” en “De Vrijheid”, waar ROB en BAI jarenlang onderzoek hebben gedaan naar de enkelgrafcultuur en de bekercultuur. Door zijn werk op het gemeentehuis en de bekendheid van zijn omgeving met zijn hobby heeft hij veel bijgedragen aan het begrip voor het bodemarchief in zijn streek. De heer Wit is al vele jaren bestuurslid van de afdeling. De voorzitter van de AWN heeft de verdiensten van de heer Wit geschetst en hem daarna de legpenning met Oorkonde uitgereikt. In zijn dankwoord vertolkte de heer Aat Wit zijn dankbaarheid voor deze erkenning en wekte de aanwezigen op de taak van de amateur in de archeologie als een belangrijke bijdrage aan de wetenschap te blijven beschouwen en te vervullen. De verdiensten van Aat Wit kunnen verder aangevuld worden door het noemen van een aantal publicaties van zijn hand, die in de bibliotheek van het Regionaal Archief Alkmaar aanwezig zijn: 1. 100 jaar klooster en kerk in Niedorp, 1907-2007 / samengesteld door Aat Wit, Harry de Jong en Matthé Ebbing, 2007 2. Historie van de Niedorpen en Winkel / door Aat Wit, 1982 3. Niedorp in historisch perspectief: de voormalige gemeenten Barsingerhorn, Nieuwe Niedorp, Oude Niedorp, Winkel in vroeger tijden / door A. Wit, 1993 4.Themanummer Engels-Russische invasie in 1799 / [A. Wit ... et al.], 1999 5. Vijfhonderd jaar weesmeesters in Nieuwe Niedorp, 1497-1997 / door A. Wit, 1997 6. Ziekenverzorging in Nieuwe Niedorp van verleden tot heden / A. Wit, 2009

Behalve voor de AWN was Aat Wit zeer actief voor de Stichting Historisch Niedorp en publiceerde hij regelmatig in het Informatieblad van deze stichting. Ed Dekker noemde Aat Wit in het Noordhollands Dagblad van 22 oktober 2018 het “historisch geweten” van Niedorp. Behalve archeoloog was hij ook vogeldeskundige en maakte hij in Niedorp carrière van fietsenmaker via gemeentebode (en in deze hoedanigheid in 1990 koninklijk onderscheiden!) tot gemeenteraadslid. Mede aan hem zou het behoud van de brughoofden bij de Langereis van de verdwenen tramlijn Wognum-Schagen te danken.


Van de penningmeester van RAG RAG-donateurs, die hun financiële bijdrage 2019 aan de Stichting RAG nog niet hebben voldaan, vragen wij vriendelijk dit te doen door minimaal € 10,-- over te maken op rekening: NL85 INGB 0000 7791 46 t.n.v. Stg Reg Arch Gheestmanambocht te Alkmaar. Stichting RAG heeft per 1 januari 2014 de status van Culturele ANBI. Dit betekent dat particuliere donateurs in de aangifte inkomstenbelasting 1,25 keer het bedrag van de gift mogen aftrekken. Ondernemingen mogen 1,5 keer het bedrag van de gift aftrekken in de aangifte vennootschapsbelasting. Meer over ANBI en RAG staat op www.rag-archeologie.nl.

Uw e-mailadres graag! Graag vragen we nogmaals uw aandacht voor het volgende. De uitnodigingen voor vergaderingen, lezingen en andere evenementen worden in beginsel uitsluitend per e-mail en dus niet per papieren post verzonden (kosten- en tijdbesparing!). Polder9eest, het halfjaarlijks verschijnende informatiebulletin, wordt wel aan alle leden van AWN Afd. Noord-Holland Noord en de donateurs van Stichting RAG verzonden. Als u op de hoogte gehouden wilt worden van actuele zaken, zorg er dan voor dat uw e-mailadres bij ons bekend is (d.zuiderbaan@rag-archeologie.nl of j.van.rossum@rag-archeologie.nl). En bezoek regelmatig de agenda van de website www.rag-archeologie.nl.

Agenda 

  

De RAG-excursie is dit jaar op zaterdag 1 juni 2019 en voert ons naar Noord-Scharwoude (bezoek aan de RK-kerk Sint Jan de Doper, het bijbehorend Sint Jansmuseum en de begraafplaats) en naar Zuid-Scharwoude (wandeling met gids langs bijzondere plekjes). Meer over de excursie op blz. 5. De data voor de volgende cyclus van drie lezingen zijn inmiddels bekend: 5 november 2019, 19 november 2019 en 10 december 2019. Het thema van de lezingen is dit keer voedsel door de eeuwen heen. Kijk op www.rag-archeologie.nl (Agenda) voor meer en actuele informatie over onze lezingen en over andere evenementen. Voor landelijke archeologie-evenementen en lid worden van AWN, zie de website van AWN, www.awn-archeologie.nl.

Bezoek ook onze Facebookpagina voor actuele berichten uit de media en evenementen op het gebied van archeologie en cultuurhistorie in en buiten onze regio. U kunt deze pagina het makkelijkst bereiken via onze website www.rag-archeologie.nl.

Colofon POLDER9EEST is het nieuwsbulletin van de Stichting RAG en AWN Afd. Noord-Holland Noord en verschijnt twee maal per jaar. Bestuur AWN Afd. Noord-Holland Noord: Joost Lubbers, voorzitter, Jaap van Rossum, secretaris, Roel Zutt, penningmeester, Ruud Marcus, bestuurslid Rino Zonneveld, bestuurslid,

jsb.lubbers@quicknet.nl javaros@hetnet.nl roelzutt@quicknet.nl ruudmarcus@gmail.com rinozonneveld@gmail.com

tel. 06-10845258 tel. 072-5157122 tel. 0226-393960 tel. 0226-318639 tel. 06-29100834

Werkgroepen in Noord-Holland Noord die lid zijn van AWN, zijn: Archeologische Regiowerkgroep Oer-IJ, Archeologische Werkgroep Kop van Noord-Holland, Archeologische Werkgroep Strandwallen, Stichting Regionale Archeologie Gheestmanambocht, Stichting Regionale Archeologie Baduhenna en Stichting Werkgroep Oud Castricum. Bestuur Stichting Regionale Archeologie “Gheestmanambocht” (RAG): Silke Lange, voorzitter, s.lange@rag-archeologie.nl Dick Zuiderbaan, secretaris, d.zuiderbaan@rag-archeologie.nl Jaap van Rossum, penningmeester, j.van.rossum@rag-archeologie.nl webredacteur, redactie Polder9eest Stichting RAG

info@rag-archeologie.nl

Inschrijvingsnummer RAG bij Kamer van Koophandel: 37116370 Inschrijvingsnummer AWN Afd. 9 NHN bij Kamer van Koophandel: 58659277

- 28 -

tel. 072-5337525 tel. 0226-313722 tel. 072-5157122