Poldergeest nummer 25

Page 1

P O L D E R 9 E E S T NIEUWSBULLETIN VAN AWN AFD. 9 (NOORD-HOLLAND NOORD) EN WERKGROEPEN STICHTING REGIONALE ARCHEOLOGIE “GHEESTMANAMBOCHT”

AFD. 9 Nr. 25

OKTOBER 2017

Column: een ijzertijdkano in Vlaardingen ................................................................................................................................................. 3 Hofstede Tolcke, later genaamd Tolkerbosch ........................................................................................................................................... 4 Een hielbijl uit de bronstijd .................................................................................................................................................................................... 6 Groote Keeten, Boskerpolder ................................................................................................................................................................................ 7 Experimentele Archeologie: potten als toen, maar nu… .................................................................................................................. 7

In memoriam Marianne Teunis ........................................................................................................................................................................... 9 Gevonden voorwerpen ................................................................................................................................................................................................ 9 Twee terpen onder de loep ..................................................................................................................................................................................... 11 Twee wraklocaties ........................................................................................................................................................................................................ 14 Lezingen St. Regionale Archeologie Gheestmanambocht najaar 2017 ................................................................................ 16

Opgraving middeleeuwse kerk Veenhuizen ............................................................................................................................................. 17 Touwnijverheid aan de binnenduinrand bij Egmond-Binnen ................................................................................................... 19 Verdronken dorpen deel II, Grebbe............................................................................................................................................................... 22 Archeologisch onderzoek in je achtertuin .................................................................................................................................................. 23 Nieuwe publicaties ....................................................................................................................................................................................................... 26

-1-


Van de redactie

I

n november 2005 verscheen het eerste nummer van Poldergeest, het nieuwsbulletin van de Stichting Regionale Archeologie Gheestmanambocht (RAG). Dit bulletin telde toen een bescheiden zes bladzijden. Wie wil weten wat in deze eerste Poldergeest werd gepubliceerd, nodigen we uit onze website te bezoeken: www.rag-archeologie.nl, rubriek Archief. Daar vindt u alle reeds verschenen nummers van Poldergeest in digitale vorm terug (m.u.v. van de allerlaatste afleveringen). Poldergeest is inmiddels gegroeid naar een blad met maar liefst 28 bladzijden. Zo ook de aflevering die u nu in handen heeft, de vijfentwintigste alweer! Een jubileum, dat gevierd moet worden, zou u zeggen. Dit laatste doen we niet, omdat we dat in mei 2015 al deden ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van onze Stichting RAG en het naar aanleiding daarvan verschijnen van een extra dik (60 blz.!) jubileumnummer van ons blad Poldergeest. Velen van u herinneren zich vast nog de feestelijke bijeenkomst op zaterdagmiddag 13 juni 2015 in Het Behouden Huis in Oudkarspel. Ons jubileum werd toen opgeluisterd met toespraken van onze voorzitter Silke Lange en burgemeester Hans Cornelisse van gemeente Langedijk en een lezing van de Alkmaarse stadsarcheoloog Peter Bitter over het onderwerp Nieuwe inzichten in middeleeuws Alkmaar. In deze Poldergeest Poldergeest 25 bevat weer een keur aan artikelen over uiteenlopende onderwerpen uit alle delen van Noord-Holland Noord. Poldergeest is behalve het informatiebulletin van Stichting RAG sinds 2012 ook het blad van de Afd. NoordHolland Noord van AWN (Afd. 9), Vereniging van Vrijwilligers in de Archeologie. De vaste column van Silke Lange gaat dit keer over het reconstrueren van een ijzertijdkano in Vlaardingen met behulp van eveneens gereconstrueerde prehistorische bijlen, o.a. van het type dat onlangs ook in Zuiderloo (Heiloo) is aangetroffen. Rino Zonneveld verschaft nadere achtergrondinformatie over een zgn. hielbijl uit de bronstijd, die op 27 juni 2017 in Zuiderloo is opgegraven. Aan de Tolkerdijk bij Zijdewind stond een stolp die in 1959 is afgebrand. Op deze plek zijn bij archeologisch onderzoek restanten onderzocht van een 17de-eeuwse voorganger, genaamd Hofstede Tolcke, later Hofstede Tolkerbosch. John van Lunsen licht dit toe. Frans Diederik doet verslag van een onderzoek door de Werkgroep Schagen in de Boskerpolder bij Groote Keeten, waar twee bijzondere houten palen van bijna 2000 jaar oud zijn aangetroffen. Joost Lubbers raakte gefascineerd hoe onze verre voorouders hun artefacten produceerden. Joost is met name geïnteresseerd in de vraag hoe men vroeger van klei degelijke potten kon bakken. In het artikel Experimentele Archeologie: potten als toen, maar nu… legt Joost uit hoe hij -uiteindelijk succesvol- experimenteerde met pottenbakken anno nu met veronderstelde methodes van toen. Stichting COOG heeft zich de afgelopen jaren verdienstelijk gemaakt door een serie van zeven boeken uit te geven met daarin o.a. een overzicht van verdwenen veldnamen in het Geestmerambacht. Een centrale rol hierbij speelde Marianne Teunis. Helaas overleed zij in augustus van dit jaar. Ger Kalverdijk schreef een In memoriam.

-2-

In onze vaste rubriek Gevonden voorwerpen laten we dit maal vier opmerkelijke vondsten zien. John van Lunsen neemt twee verdwenen terpen onder de loep: één bij Stroet en één bij Warmenhuizen. Er blijkt grote belangstelling te bestaan voor oude kaarten met daarop aangegeven locaties van oude scheepswrakken. Op de middenpagina’s laten wij weer twee voorbeelden hiervan zien: één ten oosten van Texel en één bij Enkhuizen. In Poldergeest 23 besteedden wij aandacht aan het archeologisch onderzoek naar het praalgraf van Reinout van Brederode in Veenhuizen. De onderzoeksrapporten zijn inmiddels gereed en Henk Komen doet verslag over de opgraving van de grafkelder en van de middeleeuwse kerk van Veenhuizen. Langs de binnenduinrand bij Egmond-Binnen heeft de afgelopen zomer uitgebreid archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Daar zijn naar het zich laat aanzien sporen van middeleeuwse touw- of lijnbanen gevonden. Mark van Raaij bericht hierover. Ook in Poldergeest 23 verscheen een artikel over het verdronken dorp Schelphorn in de Oostpolder. Als vervolg hierop nu een vervolgartikel van John van Lunsen over het verdronken dorp Grebbe in het Balgzand. Afgelopen zomer vond in de woonwijk Nieuw Varne in Heiloo een publieksopgraving plaats, waarover u in deze Poldergeest meer kunt lezen. In 2017 is een aantal publicaties verschenen over archeologie, historische geografie en bouwhistorie in Noord-Holland Noord en West-Friesland, die wij graag met u delen. Lezingen Last but least vragen wij u op bladzijde 16 van deze Poldergeest aandacht voor onze lezingencyclus. St. Regionale Archeologie Gheestmanambocht organiseert in november en december drie lezingen met als thema Boerderijen in NoordHolland. Aarzel niet en meldt u zich aan voor deze interessante lezingen, die u beslist niet mag missen. Nieuwe donateurs en leden Op deze plaats willen we graag een aantal nieuwe RAGdonateurs verwelkomen: Guy Kepel (Heerhugowaard), Anita van Breugel (Alkmaar), P. van Leijen (Goes) en Hans Jongkind & Atie van den Berge (Bergen N-H). Ook AWN Afd. Noord-Holland Noord mocht een aantal nieuwe leden inschrijven: Sanne Neervoort-Timmer (Alkmaar), Yvonne Donker-Schrijvers (Limmen), Ria Tel (Castricum), Marja Lute Stet (Castricum), Fons Morsch (Heiloo), Johan Geus (Warmenhuizen) en Sander de Graaf (Barsingerhorn). Ook zij van harte welkom! Ons bestuurslid Henk Komen heeft laten weten niet meer deel te willen uitmaken van het bestuur van RAG. Wij bedanken Henk voor zijn waardevolle bijdragen aan ons werk. Tot slot is er ook nog reden tot feest. Stichting Werkgroep Oud Castricum, lid van AWN, bestaat dit jaar 50 jaar. Vergeleken met veel andere historische verenigingen in onze regio een respectabele leeftijd. Wij feliciteren deze actieve en enthousiaste groep dan ook van harte met dit jubileum, dat groots is gevierd met o.a. de uitgave van een historische canon van Castricum en Bakkum, buurtprojecten en tentoonstellingen.


Column: een ijzertijdkano in Vlaardingen Silke Lange

O

p het Educatief Archeologisch Erf in de Broekpolder in Vlaardingen werken Diederik Pomstra en Leo Wolterbeek aan de nabouw van een ijzertijdkano. De mannen hebben hun ritme gevonden. Met regelmatige slagen hakken ze schuin in de 5 ton zware eiken stam. Dit is de bovenkant, de onderkant van de kano is al afgewerkt. Zodra schors en spinthout zijn verwijderd, zal het binnenste van de stam met dissels worden uitgehold. De oorspronkelijke kano is in 2005 opgegraven op het bedrijventerrein De Vergulde Hand, in Vlaardingen.

Het erf ligt aan de rand van een recreatiegebied en is geliefd bij menig wandelaar. Leo en Diederik hanteren hun bijlen met gemak en de spaanders vliegen alle kanten op. Het ziet er spectaculair uit hoe de twee werken. Het is hun werk, ze zijn professionals, en dat kun je zien ook. Bij een ongeoefend persoon heeft het gereedschap veel te lijden en de bijlsteel breekt vrij snel bij ongeoefende slagen, zij hebben daar geen last van.

Afb. 2 De replica van de ijzertijdkano in wording.

Afb. 1 Opgraving van de kano in Vlaardingen, vindplaats Vergulde Hand (foto: archief gemeente Vlaardingen).

Met zijn lengte van bijna 11 meter is de kano goed twee meter langer dan die uit Uitgeest. Het kano-project is bedacht door Diederik en Leo, medewerkers van de Universiteit Leiden, van de Rijksdienst (en dan van het voormalige NISA) en, hoe kan het anders, enkele houtspecialisten van BIAX Consult. Gezamenlijk zijn er protocollen voor het productieproces opgesteld: door wie wordt er gewerkt, met welk gereedschap, hoe lang, wat valt er aan resthout af, hoe zien de bewerkingssporen eruit? Alles wordt gedocumenteerd, gefotografeerd en gefilmd. Om te onderzoeken welke schade de bijl heeft opgelopen na een bepaald werkproces, wordt er een pasta op de bijlsnede gesmeerd. Die droogt na enkele minuten op, en zo worden eventuele bramen (kleine deukjes in de bijlsnede) en andere beschadigingen op de bijlsnede vastgelegd. De blauwe zalf die ze daarbij gebruiken is dezelfde die bij de tandarts wordt gebruikt voor gebitsafdrukken. Leo en Diederik werken elke dinsdag en woensdag aan de kano, en in het weekend bovendien samen met vrijwilligers. Ook op deze woensdag komt er veel volk kijken bij de kano.

-3-

Ook de bijlen zijn tot in detail gedocumenteerd. Het gaat om authentieke replica’s, gemaakt door de ervaren smid van het Archeon. Alle bijlen zijn vooraf gemeten, getekend en gefotografeerd. Ik vraag Diederik op een gegeven moment om even de bijl naast een van de haksporen te leggen, zodat ik het samen met een meetlatje op de foto kan zetten. Dit soort bewerkingssporen ben ik onlangs op het bouwhout in Zuiderloo tegen gekomen. Ze zijn scherp, vrijwel recht en nauwelijks concaaf. Dit type ijzeren bijl heeft al een vrij dun blad, anders dan de bronstijdbijlen die een concave afdruk in het hout achterlaten. De diepte en mate van de concave indrukken heeft te maken met de mate van de ‘bolle’ vorm van de bijl. Peter van den Broeke, archeoloog uit Nijmegen, heeft bij de werktuigkeuze geadviseerd en komt die dag ook nog langs.

Afb. 3 Replica van een van de bijlen waarmee wordt gewerkt.

We praten over de bijlen en ik verklap hem dat we afgelopen zomer niet alleen een bronzen hielbijl, maar ook een ijzeren bijl hebben gevonden. Precies het type waarmee Leo en Diederik nu werken. Het is al wat later in de middag en Jeroen ter Brugge komt langs om de vorderingen te bekijken, en neemt de bijl ter hand om te helpen. Jeroen is curator van het


Rotterdams Maritiem Museum en is vanaf dag één betrokken bij het kano-project. Hij heeft voor de gemeentelijke subsidie gezorgd en is bovendien initiatiefnemer van het Educatief Archeologisch Erf. Aan het eind van de dag vegen enkele vrijwilligers van het erf de spaanders en het resthout bij elkaar. Die zullen ze gebruiken voor de vuurplaats in de steentijdboerderij. Het boerderijtje is een reconstructie van een Vlaardingenhuis, van ca. 3000 jaar v.Chr. Dit was het eerste gebouw op het erf. Uiteindelijk zal er uit elke periode een gebouw staan. Terwijl we het gereedschap opruimen en richting parkeerplaats lopen, bedenk ik me dat we binnenkort maar weer eens een RAGuitje moeten organiseren. En ik weet ook al, waarnaar toe...

- De kano uit de ijzertijd is geconserveerd en wordt tentoongesteld in het Museum Vlaardingen: Westhavenkade 54, 3131 AG Vlaardingen, http://www.museumvlaardingen.nl. - De replica van deze kano wordt gebouwd op het Educatief Archeologisch Erf: Watersportweg 11 (Bij Polderpoort) in het recreatiegebied Broekpolder in Vlaardingen. Website: zie de link op www.rag-archeologie.nl, rubriek Agenda en nieuws. - Het kano-project kan via Facebook worden gevolgd: kijk voor de juiste link op www.rag-archeologie.nl, rubriek Agenda en nieuws.

Hofstede Tolcke, later genaamd Tolkerbosch John van Lunsen

H

et moet in 1733 een vervallen boel zijn geweest, de verlaten stolp aan de Tolkerdijk (Zijdewind) ten oosten van buurtschap Tolke bij Schagen. In opdracht van Joris Beaumont, een nazaat van ZuidHollandse adel, werd de stolp een eeuw eerder gebouwd (1631) waarbij een uitgebreide 'plantagie' van vruchtbomen werd aangelegd aan de west- en noordzijde van de boerderij.

Arnulphus en Catharina Maria. Twee van zijn kinderen waren eerder jong overleden, resp. in 1657 en 1661.

Afb. 5 Een vroege foto van statige boerderij Tolkerbosch.

Afb. 4 De hofstede Tolkerbosch met grote ‘plantagie’, in 1652 getekend door Geleijn Pietersz Clooster, een landmeter wonende op de nabij gelegen boerderij ‘Vennick’.

Vijfentwintig jaar later komt de stolp in handen van Alkmaarse advocaat Adriaan Westphalen (1626-1696) die het onroerend goed tussen 1666 en 1688 verder uitbreidt door aankoop van omliggende landerijen en huizen in de buurtschap Tolke: “An de Zijdwintsdijck en Witsmeer heb ick Westphalen een grote en seer plesierige welgelegen hoffstede met grote boomgaert geheten van outs Tolcke omtrent twee morgen manteling, ruijm sestich geersen zaed en weijdland altemael an off bij malkander”. In tegenstelling tot andere buitenverblijven in zijn bezit werd de stolp aan de Tolkerdijk niet verpacht, maar gebruikte hij deze enkel voor eigen verblijf tijdens een bezoek aan de regio. Na zijn overlijden in 1696 gaat de hofstede over aan zijn erfgenamen, weduwe Margaretha Coetenburg (overleden 1704) en drie overgebleven kinderen Adriana, Frederick

-4-

Op 24 november 1724 is de hofstede nog in bezit van Frederick Arnulphus, hij verkoopt dan afzonderlijk de grote ' bomen plantagie' naast de stolp. Frederick overlijdt tussen 1725 en 1727, zijn weduwe Catharine de Cotereau wordt vermeld als eigenaresse in 1727. Wanneer zij afstand doet van de stolp is nog niet teruggevonden in de archieven. Volgens de verponding van 1733 staat de bebouwing van Westphalen er verlaten bij. Het is kort na die tijd dat er een nieuwe stolp met dubbel vierkant wordt gebouwd op dezelfde plek, genaamd 'Tolkerbosch', afmetingen 19,8 meter lang, 11,5 meter breed. De naam Tolkerbosch is voortgekomen uit de op dat moment 100 jaar oude, naastgelegen 'bomen plantagie'. Eerste eigenaar is Jan Waijboer (vóór 1746), daarna zijn weduwe (vóór 1761). Vervolgens Lammert Dekker en Maartje Jans Groenveld (vóór 1806); 1812 Teunis de Groot, afkomstig uit de Zijpe; 1832 Cornelis Borst en zoon Gerrit Borst; 1888 Dirk Ariensz Wit; 1906 Arie Brak; 1908 Klaas Bakker en Aaltje Hartland. De boerderij wordt in het jaar 1861 gedeeltelijk gesloopt en de buitenmuren met raampartijen vernieuwd. In 1908 volgt nog een gedeeltelijke verbouwing van het woongedeelte. Een


brand door hooibroei maakt in 1959 een einde aan de 18deeeuwse boerderij met 17de-eeuwse voorganger. Nieuwbouw van de huidige woning met aanpandige schuur dateert van 1960.

Puin van steen en rode dakpan, stukjes plavuis rood ongeglazuurd (dik 2,5- 3cm) en aardewerk scherven waaronder slibaardewerk waren te herleiden naar de 17de eeuw.

Afb. 6 Tolkerbosch voorgevel. Het kleine raam links werd later vervangen voor een groot raam zoals rechts.

Bodemvondsten Bij graafwerkzaamheden in het verleden zijn tijdens het vernieuwen van de vloer in de huidige schuur een tweetal waterputten en restanten van funderingen aangetroffen van de oude boerderij. Ook kwam er een tweetal fraaie wandtegels uit het tweede kwart van de 17de eeuw uit de grond.

Afb. 8 Drietulp in accolades met meanders, 2de kwart 17de eeuw.

Afb. 9 Kadaster; in rood – huidige bebouwing; blauw- 18deeeuwse boerderij.

Met dank aan fam. Wijnker, Tolke en M. Borst, Akersloot. Onderzoek J. van Lunsen, J. Moras Afb. 7 Zeldzame wandtegel, man met knuppel? binnen cirkelband met zigzagmotief, 2de kwart 17de eeuw.

Bronnen:

De tekening van het kadaster laat zien dat de schuur op/over de plek van de 18de-eeuwse stolp is gebouwd. Afgelopen augustus van dit jaar is de vloer van het belendende woonhuis vernieuwd. Hierdoor was er gelegenheid om de kleibodem onder het woonhuis nader te bekijken. Daaruit werd helder dat ook de 17de-eeuwse boerderij als voorganger op dezelfde plek heeft gestaan.

-5-

- Rijksarchief België; toegang BE-A0510/T253 volgnr. 9/2 (jaar 1712), volgnr. 9/3 (testament 1729). - Verponding 1733; 'bouhuijs Adriaan Westphalen spagestoken + 29 ½ morgen land (spagestoken = verlaten) - Notarieel Schagen inv. 4601 akte 30; inv. 4601 akte 18 oktober 1727; inv. 4590 akte 4 + 60; inv.4673 akte 232; inv. 4677 akte 15; inv. 4678 akte 139; inv. 4679 akte 58; inv. 4681 akte 268; inv. 4703 akte 2478. - Oud Recht Schagen inv. 5900 akte 108, 138, 415, 417, 442, 443


Een hielbijl uit de bronstijd Rino Zonneveld

C

astricummer Ron van Wezop, lid van Werkgroep OudCastricum, vond op 27 juni 2017 een gave en unieke hielbijl bij de archeologische opgraving in Zuiderloo te Heiloo. Het is een topvondst: een bronzen bijl van meer dan 3000 jaar oud. De bijl lag op een veenlaag in de strandwal. In de buurt van deze bijl zijn eerder de bekende sikkels van Heiloo gevonden. Ook komen grafheuvels in dit gebied voor.

aan de klingzijde van de "hiel" veel dikker. Soms bezit de bijl een oog ter bevestiging. De bijl werd op een gehoekte en houten steel gezet. Zowel de hielbijl als de vleugelbijl worden in de late bronstijd geleidelijk verdrongen door de kokerbijl.

Afb. 11 Bijlen uit de bronstijd. Van links naar rechts een vlakbijl uit de vroege bronstijd, een randbijl (met al een aanzet van een hiel), hielbijl, een vleugelbijl uit de midden-bronstijd en een kokerbijl uit de late bronstijd (Bron: RMO).

De rechts in Afb. 12 getoonde bijl ligt in het Rijksmuseum van Oudheden en is gevonden in 1941 in de Wieringermeerpolder. De lengte is 12,9 cm.

Afb. 10 De hielbijl: vers uit het veen (Bron: Oud Castricum).

De opgraving werd uitgevoerd door het bedrijf Archol uit Leiden. Tijmen Moesker is de opgravingsleider. Archol werd bijgestaan door amateur-archeologen uit de omgeving. Ron van Wezop is al heel lang een deskundig metaaldetectoramateur en heeft een enorme kennis van metalen objecten die zich in de bodem bevinden. Meestal betreft het munten en fibulae (mantelspelden). De vondst van een bronzen voorwerp is zeldzaam in Nederland. Dat komt omdat brons kostbaar was. Voorwerpen werden omgesmolten of als offer gebruikt. Offers bracht men vaak op natte plaatsen zoals venen, plassen en rivieren. De bijl zal zeker een plaats in het Rijksmuseum voor Oudheden gaan krijgen, omdat het een vondst van nationaal belang is. De ca 20 cm lange bijl leek nog ongebruikt en volgens Ron van Wezop kon je er een appeltje mee schillen. Op Youtube staat een video, waarin Sven Baas (archeoloog bij Archol) en Ron van Wezop over de bijl vertellen. Ga naar de link op www.rag-archeologie.nl, rubriek Agenda en nieuws om deze video te bekijken. De hielbijl is een bijl die in West- en Noord-Europa veel voorkomt. Ze is ontstaan uit de randbijl met als toevoeging een dwarsrichel die diende als stopper voor de steel. Bij de eenvoudigste vorm, de randhielbijl, was dit nog slechts een bescheiden dwarsrand. Bij de klassieke hielbijl is het gedeelte

-6-

Afb. 12 Links: hielbijl Wieringermeer; rechts: hielbijl Roermond.

Een andere hielbijl is gevonden in Hatenboer bij Roermond, periode 1600-1200 v.Chr. Bronnen: - cultureelerfgoed.nl - geheugenvannederland.nl - rmo.nl


Groote Keeten, Boskerpolder Frans Diederik

A

l jaren speelt de ontwikkeling van de Boskerpolder tot recreatiegebied en al vele jaren geleden was er een bureauonderzoek vervaardigd voor het gebied. En al even zo vele jaren betwijfelde de Archeologische Werkgroep Schagen de conclusie dat er ‘niets meer kon zitten als gevolg van een dijkdoorbraak uit de zestiende eeuw’. Totdat het zelf ingestelde booronderzoek door de Werkgroep door de toenmalige gemeente Zijpe werd onderbroken en verboden, was in ieder geval een dikke laag inheemse scherven uit de late ijzertijd of de Romeinse tijd bovenop een veenpakket vastgesteld. De werkgroep moest geduld hebben, maar mocht bij de aanvang van de werkzaamheden wel toekijken. Dat gebeurde dus in 2016.

Afb. 13 Idool met antropomorf snijwerk (tek. Raf Timmermans).

De meeste van de werkzaamheden vonden plaats tot een ontgravingsdiepte tussen de -80 en -150 cm maaiveld. Hier werden slechts dikke pakketten klei en zand waargenomen die door middeleeuwse overstromingen waren afgezet. Ook de zestiende-eeuwse overstroming had grond aangevoerd in plaats van afgevoerd en een eventueel prehistorisch oppervlak lag dus nog dieper. Slechts op één enkel punt werd dieper gegraven en daar kwamen delen van het oude veendek tevoorschijn. De vondstenlaag die daar aanwezig was geweest was praktisch geheel weg, met uitzondering van een tweetal houten palen. De dunste van de twee werd ingemeten en geborgen en was tot grote verbazing aan het diepste eind bewerkt; niet een verwachte eenvoudige punt, maar een antropomorf (in de vorm van een mens) lijkend snijwerk (Afb. 13). Deze paal is tijdens transport helaas gebroken, maar is verder intact aangekomen in het atelier van Biax waar nader onderzoek is verricht. De andere paal bleek slechts een stompe onderkant te hebben, maar is evenzogoed geborgen voor onderzoek. De datering voor de op zijn kop in het veen gedreven ‘idool’ is 1925 BP (Before Present, dus vóór 1950), terwijl de stompe paal iets ouder bleek: 1980 BP. Beide dateringen hebben een marge van 30 jaar. Hiermee worden ze geplaatst in de vroege Romeinse tijd, wat steeds al werd gehoopt sinds de vondst op hetzelfde terrein van een Romeinse ‘as’ met de instempeling ‘CAESAR’, een instempeling die voornamelijk in verband wordt gebracht met de campagne van Germanicus van de jaren 15 en 16 n.Chr. Voor de goede orde werd ook de dikte van het veen vastgesteld op twee meter vijfentachtig, wat mogelijk de dikst overgebleven veenlaag in de Kop van Noord-Holland is.

Experimentele Archeologie: potten als toen, maar nu… Joost Lubbers

I

n 2014 heb ik meegeholpen met een opgraving aan de waterberging in Schagerbrug. Hier hebben wij in 2 weken tijd met een 20tal vrijwilligers meer dan 10 duizend scherven aardewerk opgegraven. Deze scherven zijn door mij allemaal 1 voor 1 met de hand gewassen. Ik raakte gefascineerd door dit aardewerk en vroeg mij af: hoe ze dit toen al zo mooi konden maken. Ik was vooral nieuwsgierig naar het feitelijke maken van de pot en het bakken van de klei. Geen draaischijf, geen goed geïsoleerde ovens met een goed reguleerbare temperatuur. Nee, handwerk en een open vuur? Ik besloot dat ik dit ook eens wilde proberen. Ik heb de grondboor gepakt en in mijn achtertuin in de Wieringermeer vond ik op ongeveer 80 cm diepte kleiige grond. 30 minuten later was het “potje”, lees een kluit met een gat erin, gemaakt en stond deze onderin mijn vuurkuil. Na een avondje gezellig naast het vuur vond ik de volgende ochtend een bijna vergruist stuk gebakken klei… Maar de kleur.. die was goed. Een passie was geboren, vastbesloten om het nu beter aan te pakken, ben ik te rade gegaan bij collega Frans van de Archeologische Werkgroep in Schagen.

-7-

Hij leerde mij een hoop over het verschralen* van de klei, het proces van het maken van de pot en het laten drogen van het materiaal voordat je kunt gaan beginnen met bakken. Ik had de fragmenten van mijn allereerste baksel bewaard en heb deze vermalen tot verschraling en dit door een nieuwe lading klei gemengd. Wederom een uiterst simpel potje gemaakt. En na een paar dagen wachten deze direct in het vuur gezet. Weer een misbaksel. Deze wederom vermalen tot verschraling en een nieuwe lading klei. Dit keer een schonere klei, die ik met toestemming mocht meenemen van een opgraving in Schagen. Aan deze klei heb ik meer verschraling toegevoegd en dat maakte de bewerkbaarheid van de klei beter, het scheurde minder snel. Hierdoor gaat het ook al steeds meer op een echt potje lijken. Dit keer heb ik ruim 2 weken gewacht voordat ik het bakproces begon, ook begon ik dit proces langzamer door de pot eerst op de rand van de vuurkuil te zetten (Afb. 14) en deze vaak te draaien zodat de temperatuur alvast kon stijgen voordat ik de pot in het vuur plaatste. Dit leek goed te gaan, maar toen ik na een uur het vuur liet uitbranden zag ik de scheuren in de pot komen. Krimpscheuren door een te snelle daling van de temperatuur.


Ik heb toen overwogen om te zorgen voor een grotere aslaag, maar had daar het materiaal niet voor. Ook heb ik overwogen om het vuur te doven met een heel pak aan houtsnippers, echter heeft de angst voor een enorme fik en de kans op een enorme rookontwikkeling mij tot op heden wat tegen gehouden, aangezien ik dit allemaal gewoon in mijn achtertuin doe. Ik ben mij gaan verdiepen in het gebruik van een vuurkuil. Oftewel een gat in de grond, die ik met het afgegraven materiaal kan dichten zodat de temperatuur in theorie langzamer daalt. De vuurkuil Ik heb in de achtertuin een kuil gegraven van 50 cm lang en 50 cm breed en 40 cm diep. De grond bestond uit een sterk doorwortelde, licht kleiige grond en was doordat er meer dan een jaar een enorme lading puin had gelegen flink aangedrukt. De afgegraven grond heb ik in een speciekuip geschept, met als achterliggende gedachte dat ik deze dan makkelijk in een keer in de vuurkuil kon kiepen, zodat er zo min mogelijk warmte verloren gaat.

Afb. 16 Goed kijken of er nergens meer rook ontsnapt!

Afb. 17 Het moment van de waarheid.

Afb. 14 Het voorverwarmen van de kuil en de potten.

Afb. 15 Op deze manier kan ik de pot gecontroleerd in het vuur laten zakken.

Het bakproces had ik tot op dit punt al redelijk onder de knie. Ik heb na een uur branden de speciekuip in een keer omgekieperd en het vuur goed afgedicht (Afb. 16), echter hoorde ik bij het dichtgooien een paar knallen. Na een uur of 6 was de grond koud genoeg en durfde ik de kuil uit te graven. Helaas waren er grote brokken afgespat en waren de potten of zich heel maar niet waterdicht. En het materiaal was zwart‌ (Afb. 17). Het afdichten van de kuil heeft ervoor gezorgd dat het nog hete aardewerk in tweede instantie reduceren is gebakken, dit betekent dat ontdaan van zuurstof, het aanwezige koolstof een binding aangaat met het ijzeroxide dat aanwezig is in klei en zorgt voor een blauwgrijze verkleuring.

-8-

Mijn conclusie op dit bakproces is dat de grond, omdat het in een speciekuip zat, te koud was. En dat het toen het in aanraking kwam met het warme materiaal het verschil weer te groot was, met het springen van het aardewerk tot gevolg. Ondanks dat ik het jammer vind dat ik het aardewerk op dit moment niet oxiderend kan afbakken, had ik wel het idee dat ik op de juiste weg was. Daarom heb ik de volgende dag nieuwe potten gemaakt en deze 2 weken later, in dezelfde weer open gegraven kuil heb gebakken, met als verschil dat ik de grond als een dijk om de kuil had heen gelegd. Dit had direct als voordeel dat de wind minder vat had op het vuur en het bakken wat rustiger leek te gaan. Na een uur weer het vuur afgedicht en weer 6 uur gewacht te hebben, heel voorzichtig het aardewerk blootgelegd en SUCCES!!! (Afb. 18). Eindelijk had ik gebakken aardewerk, zonder scheuren, met een goede klank en.. waterdicht! Ik ben op dit moment nog steeds aan het experimenteren; hoeveel verschraling kun je het beste gebruiken; is een uur bakken niet te kort; hoe maakte ze die mooi gepolijste potten en het aanbrengen van versieringen door middel van ijzeroxide.

Afb. 18 Het afgebakken product‌ mooi toch uit eigen tuin?! * Verschralen, ook wel mageren genoemd, is bedoeld om stevigheid

te geven aan je klei, maar zorgt ook voor een betere geleiding van de temperatuur, zowel bij het bakken als bij het afkoelen.


In memoriam Marianne Teunis Ger Kalverdijk

Het bericht dat Marianne Teunis op 26 augustus 2017 op 73-jarige leeftijd is overleden, was voor ons een heel verdrietig bericht. Zoiets komt altijd te vroeg , net als alle overlijdensmeldingen van goede en onmisbare vrienden. Onmisbaar was Marianne zeker voor de stichting COOG, Coördinatie Onderzoek Oud-Geestmerambacht. Zij vervulde de centrale rol bij het tot stand komen en uitgeven van zeven unieke boeken met de agrarische geschiedenis van de vaarpolder Geestmerambacht vóór de ruilverkaveling van ca.1970. Vanaf 1993 tot 2016 hebben de archiefonderzoekers van COOG het monnikenwerk verricht om de gegevens van de verkoop van land met de eigenaars, ligging en toponymie over meer dan 400 jaar vast te leggen. Marianne heeft al die jaren haar leven gewijd aan het digitaliseren van dat materiaal en heeft via haar eigen uitgeverij ‘Geneaboek’ drie van de zeven boeken èn bovendien het nieuwsbulletin COOGBLICK laten verschijnen in de dorpen van het Geestmerambacht. Door de indexen op veld- en waternamen en ook op eigenaars, vergezeld door haar digitale landkaarten, ontstonden boeken van prima kwaliteit met gemiddeld 325 pagina’s. De boeken worden niet alleen dankbaar gebruikt door genealogen, maar ze zijn vooral door de begeleidende historische verhalen en foto’s interessant voor iedereen. Voor de gemeente Langedijk was zij degene die de nieuwe wijken van straatnamen voorzag, gebaseerd op de veld- en waternamen. Stichting RAG (Regionale Archeologie Gheestmanambocht) heeft in de fase van bronnenonderzoek, voorafgaande aan archeologisch veldonderzoek, gebruik kunnen maken van Marianne’s levenswerk. Hoewel Marianne de COOG-activiteiten als haar belangrijkste vrijwilligerstaak beschouwde, was zij niet minder bekend in de kringen van het stamboomonderzoek. Zij ontwikkelde mede de genealogische programma’s Hazadata en Haza-21, die landelijk ingang kregen, ook o.a. omdat zij er cursussen voor gaf, afgesloten door een diploma. Het meisje dat zich via de moedermavo in eerste instantie had ontwikkeld, groeide uit tot een zeer gezaghebbende vraagbaak, die altijd voor iedereen onbaatzuchtig klaar stond. Door haar ingeboren bescheidenheid was het minder bekend dat zij een heel verdienstelijke kunstschilderes was. Haar gezellige woning in Sint-Pancras en later in Alkmaar getuigde ervan naast de historische kaarten, haar specialiteit. Wij zullen haar deskundigheid en gezelligheid erg missen. De (klein)kinderen van Marianne wensen wij sterkte bij het verlies van hun (groot)moeder. Zowel de (ex-) COOG- als de RAG- leden zullen zich haar dankbaar blijven herinneren.

Gevonden voorwerpen

I

n deze rubriek kan iedereen een zelf gevonden archeologisch object plaatsen, dat hij of zij met andere belangstellenden wil delen. Ditmaal hebben we vier opmerkelijke objecten verzameld: een mogelijke grafsteen, een munt uit de vierde eeuw, een molenspel en resten van oude bijbels in Veenhuizen. Met dank aan Ruud Marcus, F. Ruiter en John van Lunsen. Voorwerp 1 heeft de letter 'C' een recht horizontaal streepje bovenaan i.p.v. de krul van de letter 'T' zoals hier te zien is, anders zou er 'IRRIC' staan). Daterend uit waarschijnlijk de 15de eeuw. Vinder: Ruud Marcus Voorwerp 2

Afb. 19 Grafzerk?

Op excursie naar de Oudewal in Warmenhuizen komen we toevallig terecht bij een huisje, waar de bewoners ons resten laten zien van wat in eerste instantie een grafzerk lijkt. Nader onderzoek, met dank aan J. van Lunsen, komen we tot de conclusie dat het een zerk zou kunnen zijn, mogelijk uit Alkmaar en, gezien de kwaliteit, van een notabele. Op de zichtbare letters staat in het Latijn 'IRRIT'. Het kan nog 'URRIT' zijn als het eerste verticale streepje de zichtbare helft is van twee streepjes ofwel de 'U' (in het middeleeuwse schrift

-9-

Afb. 20 Munt, Follis van Constantine I uit eerste kwart 4de eeuw n.Chr.

Gevonden bij de plaats 't Veld in de toplaag van een akker dat afval uit verschillende eeuwen bevat, voornamelijk 17de 19de eeuw. De grond is in het verleden van elders aangevoerd. Vinder: F. Ruiter.


Voorwerp 3 Een eeuwenoud spel tussen twee spelers waarin je probeert de negen speelstenen, schijfjes, of pionnetjes van de tegenstander te verwijderen. Een speelbord is niet nodig; het spel werd ook buiten op de akker gespeeld d.m.v. inkrassen van speelbanen in de grond. Afgebeeld 2 loden speelschijfjes met ingesneden kruis 17de eeuw, gevonden bij buurtschap de Weere, Lutjewinkel. Dik 1,5 mm; breed 1,5 – 2 cm. Vinders: Do van Dijck en John van Lunsen

Afb. 21 Loden speelschijfjes van het molenspel.

Afb. 22 Het molenspel.

Voorwerp 4

Afb. 24 Gedeelte van het boekbeslag van het kerkterrein Veenhuizen. Afb. 23 Bijbelband, getekend door Johan Belonje.

Voor sloopbedrijf firma Daalder uit Alkmaar was de afbraak van de Veenhuizer kerk in 1965 een eenvoudige klus. In de jaren daarvoor had het sloopbedrijf, samen met collega sloper firma Kruk uit Beverwijk, vele bunkers van de voormalige 'Atlantikwal' gesloopt. Het slopen van een bunker (gewapend beton) was nu eenmaal van een andere orde dan het afbreken van eenvoudig metselwerk van een vervallen kerk. Tijdens de sloop van de kerk ging men rigoureus te werk, niets werd gespaard. Historicus Johan Belonje wist tijdens de afbraak nog enige brokken van grafzerken te inventariseren. Zelfs kerkinventaris belandde als vuilnis in de buitenlucht, zoals oude bijbels; 'oude bijbels in de modder', schreef de krant op 1 juni

- 10 -

1965. Belonje tekende een bijbelband van één der bijbels na, waarop de tekst 'Vischmeer' stond. Een huisbijbel afkomstig van buitenplaats Vischmeer aan de Amsteldijk bij Ouderkerk a/d Amstel. Welke weg heeft deze bijbel afgelegd om in Veenhuizen terecht te komen? In 1988 waren er graafwerkzaamheden in het talud van een sloot ten zuidoosten van de kerk t.b.v. de waterhuishouding. Daarbij was er gelegenheid om de uitgegraven grond te onderzoeken. Naast een paar oude munten kwam het hier afgebeelde, afgebroken stukje boekbeslag te voorschijn. Het boekbeslag zou zomaar op een bijbel kunnen passen. Vinder: J. van Lunsen


Twee terpen onder de loep John van Lunsen Stroet Volgens een vroeg 16de-eeuwse kaart werd het plaatsje Stroet nog 'Strijp' of 'Struijp' genoemd en bestond het uit niet meer dan een drietal huizen bij de T-splitsing Oosterdijk (Groenedijk), heden splitsing Groenveldsdijk met Stroet.1 Een belendend stuk land aan de oostzijde van de splitsing kreeg al in het jaar 1477 dezelfde naam 'Strijp' toebedeeld.2 De plaatsnaam zal voortgekomen zijn uit de veldnaam. Ten zuiden van voorgaande vinden we een klein watertje of wiel met de naam 'Oude Wael', dat al sinds 1421 bekend is.3

loopgraaf is nog te zien op een luchtfoto van februari 1945. Een soortgelijke loopgraaf overkwam ook een terp in Enigenburg (zie blad Poldergeest nr. 20).

Afb. 26 Luchtfoto 1945: 1. veldnaam Strijp; 2. Stroet; 3. Oude Wael; 4. terp Grote Hoge Werf; 5. terp Kleine Hoge Werf.

Een proefopgraving in 1947 leverde niet meer op dan klei met kleine witte kokkeltjes. Doorsnede terp ongeveer 75 meter, egaal oplopend tot een hoogte van 2,20 meter boven maaiveld. Amateur archeoloog Johan Lutjeharms stapte in 1950 op de Hoge Werf en schetste ter plaatse een hoogtekaartje van de toen deels vergraven terp en omliggend terrein.

Afb. 25 Uitsnede van kaart uit begin 16de eeuw waarop Stroet (Struijp) en de Ouwe Wael.

Aansluitend aan de westzijde daarvan was tot 1958 een terp in het landschap te zien, door een dragline in dat jaar gladgestreken in het kader van de ruilverkaveling. Deze terp droeg de naam ' Grote Hoge Werf '. Volgens een 17de-eeuws kroniekje van Alkmaarder Adriaan Westphalen, merendeels in Latijns schrift, is de terp bij Stroet een in 1377 opgeworpen grote heuvel als gevolg van een eerdere overstroming.4 Loek Brandts Buys bezocht de terp in 1946 en schreef dat deze enige jaren eerder voor een deel was afgegraven om daaruit vrijgekomen grond te gebruiken voor verbreding van een nabijgelegen weg.5 Tijdens dit graafwerk zou een aardewerk pot zijn gevonden, die verder niet beschreven of gedateerd werd. Feitelijk gebeurde de afgraving van de terp (waar Brandts Buys op doelde) in de herfst van 1944, toen een groep Duitse soldaten een loopgraaf in de terp aanlegden ter voorbereiding op de naderende confrontatie met de geallieerden. De zigzag

- 11 -

Afb. 27 Links: tekening terp Grote Hoge Werf (W.F.G Wiese 1958); rechts: hoogtekaart Grote Hoge Werf, max. hoogte terp 1,25 m boven N.A.P., 1,80 boven omliggend maaiveld ( J. Lutjeharms 1950).

In mei 1958 brachten de heren J. Ottenbros en W.F.G Wiese, van de archeologische werkgroep historisch genootschap Oud West-Friesland, een bezoek aan de Grote Hoge Werf. De dragline had inmiddels ž deel van de terp afgevoerd ten tijde van hun bezoek. Tijd voor een uitgebreid onderzoek was er niet, maar aan het licht kwam wel dat het gehele profiel bestond uit opgebracht materiaal (klei en zeewier). Het terprestant had op dat moment nog een hoogte van 1,50 meter boven het reeds geÍgaliseerde gedeelte. Rondom de terp werd op ongeveer 25 cm onder het nieuwe maaiveld een brede, vlakke strook samengeperst zeewier (wierbekleding) ontdekt. Er werden geen scherfvondsten van enige betekenis gedaan. Het zou hier gaan om een vluchtheuvel i.p.v. huisterp.


Warmenhuizen Voor een terp ten noorden van de Oostwal, tussen Tuitjenhorn en Warmenhuizen, kwam het einde in de maand mei 1960.6 Amateurarcheologen A. Schermer en J. Westra hebben de terp destijds, tijdens het vlakken verscheidene malen bezocht. Volgens een verslag van de heren werden er dikwijls scherven geraapt uit grauwbruine grondplekken die van as afkomstig konden zijn.

Datering van het aardewerk, waaronder aardewerk in situ uit de bodem van de middeleeuwse sloot, maakt duidelijk dat bewoning van de terp niet vroeger was dan eind 12de eeuw. Een huisterp.

Afb. 30 Hoogtekaart van de terp, max. hoogte terp 1,50 meter boven omliggend maaiveld (J. Lutjeharms 1950).

Afb. 28 1960, gedeelte van het aardewerk uit de terp (foto A. Schermer).

Het aardewerk was overwegend van vrij harde, meer ontwikkelde blauw-grijze kogelpotten en enkele stukjes type Andenne en Pingsdorf, eind 12de – begin 13de eeuw. Opmerkelijk was daarbij de vondst van een menselijk dijbeen. Afgelopen juni/juli van dit jaar werd de omgeving van de terp opnieuw bezocht door de aanleg van een verbindingsweg en daarbij voorafgaande graafwerkzaamheden.

Afb. 31 juni 2017, grauwbruine grondplek (as) waaruit de helft van een 13de-eeuwse steelpan kwam.

Afb. 29 Kaartje vóór 1960 waarop terp, middeleeuwse sloot en oude verkaveling.

De nieuwe verbindingsweg tussen Oostwal en Veilingweg doorkruiste een (in 1960) gedempte middeleeuwse sloot die tot dat jaar vanaf de terp naar de Oostwal liep. De grond waarmee de sloot tijdens de verkaveling van 1960 werd dichtgeschoven, was afkomstig van de naastgelegen terp en rijkelijk voorzien van aardewerk overeenkomstig typen die Schermer en Westra eerder aantroffen.

- 12 -

Afb. 32 Pingsdorf tuitpot 12de eeuw.


Bronnen: 1

Nationaal Archief Parijs; CPN III PAYS BAS 13 ( collectie Busken Huet kaart nr. 13) 2 Noord Hollands Archief; 176 Losse Aanwinsten inv. 2.4.3.81 akte 71 3 Repertorium op de Grafelijke lenen in Friesland ten Westen van het Vlie, 1254-1649 (Harenkarspel) 4 Regionaal Archief Alkmaar; 0850 collectie aanwinsten > 9, geschiedkundige aantekeningen A. Westphalen 5 Brandts Buys werd later bekend door zijn boerderijenonderzoek en schrijver van het boek 'Landelijke Bouwkunst in Hollands Noorderkwartier' 6 A. Schermer maakte een alfabetische index van terpen in het Geestmerambacht en gaf deze terp letter 'J'.

Afb. 33 kogelpotten met diagonale vingerversiering en steelpannen, eind 12de, begin 13de eeuw.

Afb. 34 Profiel middeleeuwse sloot.

Afb. 35 Schets profiel met afmetingen middeleeuwse sloot.

- 13 -


Twee wraklocaties

Afb. 36 Uitsnede kaart Jan Harmensz Pot, 1629.

- 14 -


I

n Poldergeest nr. 24 plaatsten we een artikel met kaartje (uit 1708) waarop een scheepswrak van een Galjoot was aangetekend ten oosten van Texel. Op het artikel kwam een aantal reacties binnen met de vraag of er nog meer van dergelijke kaarten bekend zijn. En die zijn er. Hier twee kaarten uit een selectie van waterkaarten. Afb. 36 op de bladzijde hiernaast: een uitsnede van een kaart getekend in 1629 door Jan Harmensz Pot, beroep schipper en koopman, wonende aan de Oudeschans in Amsterdam. We zien op de kaart de zandplaat 'Vogelsant' ten oosten van Texel met twee plaatsen waar 'wracken' staan aangegeven. EĂŠn van de wraklocaties is voorzien van een tonbaken (bakenton) met naam 'Jaap Vaar'. Heden vinden we daar de zandplaat Burgzand waar de afgelopen jaren een aantal scheepswrakken uit de Gouden Eeuw zijn geĂŻnventariseerd. Afb. 37 hieronder: 'baken van t wrak', een scheepswrak als baken voor de kust van Enkhuizen. Onder het baken de ankerplaats (voor grotere schepen) van Enkhuizen ' Noorder of Hillegat'. Deel van een kaart ontworpen door de bekende Amsterdamse burgemeester Nicolaas Witsen in het jaar 1712 (tekenaar Isaak de Graaf). Een scheepswrak lag als baken bij storm aanmerkelijk vaster op zijn plaats dan een tonbaken.

Afb. 37 Uitsnede kaart Nicolaas Witsen, 1712.

- 15 -


Lezingen St. Regionale Archeologie Gheestmanambocht najaar 2017

W

e nodigen u van harte uit voor het bijwonen van drie lezingen die wij dit najaar organiseren. Het thema is ditmaal Boerderijen in Noord-Holland Noord.

De drie lezingen zien er als volgt uit: 1. Dinsdagavond 14 november 2017: Mark van Raaij, amateurarcheoloog van werkgroep Oud Limmen, over historisch en archeologisch boerderij-onderzoek naar langhuizen, protostolpen en latere stolpen. 2. Donderdagavond 30 november 2017: Harold D.E. Bos, kunsthistoricus, gespecialiseerd in wooncultuur en oude interieurs, over de ontwikkeling van de pronkkamer in boerderijen in West-Friesland. 3. Donderdagavond 14 december 2017: Dieuwertje Duijn, archeoloog en specialist materialen en archeobotanie bij Archeologie West-Friesland, over bouwhistorisch, dendrochronologisch en archeologisch onderzoek naar oude stolpboerderijen in West-Friesland. De lezingen worden gehouden in de grote zaal van Het Behouden Huis, Dorpsstraat 850, 1724 NV Oudkarspel*. Iedereen is welkom. Toegang is vrij. Na afloop van de lezingen stelt Stichting RAG een vrijwillige financiële bijdrage zeer op prijs. Consumpties zijn voor eigen rekening. De zaal is open vanaf 19.30 uur. - 20.00 - 20.45 uur eerste deel van de lezing, - 20.45 - 21.00 uur pauze met koffie en thee, - 21.00 - 21.45 uur tweede deel van de lezing, - 21.45 – 22.00 gelegenheid tot het stellen van vragen, - 22.00 afsluiting. Als u een of meer van deze drie lezingen wilt bijwonen, moet u zich aanmelden bij St. RAG (info@rag-archeologie.nl of via onze website www.rag-archeologie.nl). Vermeld daarbij a.u.b. uw naam, het aantal personen en welke lezing(en) u wilt bijwonen. Houd i.v.m. met mogelijke wijzigingen de website www.ragarcheologie.nl en onze Facebookpagina in de gaten. *Bereikbaarheid van Het Behouden Huis Parkeren: Voor het Behouden Huis of op parkeerterrein bij Vomar Voordeelmarkt, Voorburggracht 415, 1724 NZ Oudkarspel (5 minuten lopen naar Behouden Huis). Openbaar vervoer: Buslijn 9 Alkmaar-Oudkarspel vv, halte Zaagmolenweg (5 minuten lopen naar Behouden Huis).

Inhoud van de lezingen Dinsdagavond 14 november 2017: Mark van Raaij, amateurarcheoloog in de omgeving van de gemeente Castricum,

- 16 -

over historisch en archeologisch boerderij-onderzoek naar langhuizen, protostolpen en latere stolpen. Het historische boerderij-onderzoek heeft voor de ontwikkeling in Noord-Holland van voor 1600 niet tot duidelijke, zelfs elkaar tegensprekende modellen geleid. Alleen nieuw archeologisch onderzoek kan daar meer duidelijkheid in scheppen. Recent archeologisch onderzoek in Limmen en Heiloo (waarbij een geheel nieuw type boerderij uit de vroege 16de eeuw) geeft in combinatie met een nieuwe analyse van het historische kaartmateriaal vernieuwde inzichten in de boerderij-ontwikkeling van Noord-Holland met name die van de ontwikkeling van de stolpboerderij, maar ook van enkele reeds in de 16de eeuw verdwenen boerderijtypes. Donderdagavond 30 november 2017: Harold D.E. Bos, kunsthistoricus, gespecialiseerd in wooncultuur en oude interieurs, over de ontwikkeling van de pronkkamer in boerderijen in West-Friesland. De titel van de lezing luidt: Van ‘Vorest’ tot Pronkkamer, interieur en inrichting van de ‘mooie’ kamer op het platteland 1700-1900. In 2002 is een wooncultuurhistorische verkenning van start gegaan. Dit onderzoek begon met een bezoek aan vele boerderijen in heel West-Friesland. Vooral werd gelet op de ontwikkeling van de pronkkamer binnen het interieur. Het onderzoek beslaat de tijdsperiode van ca. 1700 tot ca. 1900 en betreft zowel boerderijen van het West-Friese als het NoordHollandse type. Ook afgeleide vormen van deze boerderijen worden bij het onderzoek betrokken . Donderdagavond 14 december 2017: Dieuwertje Duijn, archeoloog en specialist materialen en archeobotanie bij Archeologie West-Friesland, over bouwhistorisch, dendrochronologisch en archeologisch onderzoek naar oude stolpboerderijen in West-Friesland. Regelmatig wordt in West-Friesland een stolpboerderij afgebroken. Archeologie West-Friesland (het archeologisch samenwerkingsverband van zeven gemeenten) doet sinds enkele jaren ondergronds en bovengronds onderzoek naar deze boerderijen. Voorafgaand aan de sloop wordt onder meer het vierkant (de houten hoofdconstructie van de stolp) onderzocht. Het vierkant is het oudste gedeelte van de stolp en geeft daarom informatie over de ouderdom van de boerderij. Door middel van jaarringonderzoek kan de leeftijd van het vierkant zeer nauwkeurig worden bepaald. Hieruit is gebleken dat een stolpboerderij vaak veel ouder is dan je op basis van de gevels zou verwachten. Na de sloop vindt een opgraving plaats, waarbij de ondergrondse sporen van de boerderij worden onderzocht. Hierbij komen bijvoorbeeld verdwenen kelders, funderingen en putten tevoorschijn. Aan de hand van deze gegevens kan de oude indeling van de stolp worden gereconstrueerd. Tijdens de lezing wordt ingegaan op de resultaten van diverse onderzochte stolpboerderijen in West-Friesland.


Opgraving middeleeuwse kerk Veenhuizen Henk Komen

H

et is zaterdag zes maart 1965. De slopers staan klaar. De plaatselijke aannemer, tevens lid van de kerkvoogdij, laat weten dat sloop onvermijdelijk is. Er moet en zal een nieuwe kerk komen, passend bij de moderne tijd. De sloper van het oude gebouw is de firma Daalder en de aannemer van het nieuwe kerkgebouwtje is Piet Nap. Zijn zoon, Klaas Nap maakte het ontwerp. De sloop komt nog wel even ter sprake bij de gemeente Heerhugowaard, maar die wil eerst wel eens weten wie die vreemde snuiter, de heer Van Brederode in dat verre onbekende Veenhuizen, nou eigenlijk was. Is het wel de moeite waard daar nog wat woorden aan te besteden? Als het binnen de gemeenteraad dan eindelijk ter sprake komt, wordt het meteen van de agenda afgevoerd omdat de kerk inmiddels in puin ligt.

De Veenhuizenaren hebben het geweten dat ze hun godshuis moesten verliezen. Doffe slagen klonken dagenlang over het dorp. Ooggetuigen zagen de ene sloper na de andere met stapels leien over het naar verluid uiterst rotte dak heen en weer draven. Twijfels of de kerk echt wel zo rot was, werden nog versterkt toen de slopers de grootste moeite hadden om de toren af te breken. Op zondag ging de sloop in alle haast door. Krantenberichten uit die tijd vertellen dat de graftombe in weer en wind was blijven staan, slechts beschermd door enkele balen stro. Altijd was ontkend dat zich onder de tombe een grafkelder zou bevinden. Op 21 oktober ontdekte de sloper dat er toch een grafkelder lag. Er werden menselijke resten gevonden. Een deskundige ter plaatse constateerde dat het hier in ieder geval om een vrouw en een man ging met meerdere botten. Mogelijk waren dit de stoffelijke resten van Reinout van Brederode en zijn vrouw. Goed onderzoek was niet mogelijk. Oponthoud kostte geld. Twee dagen later werd het dek van de grafkelder kapot geslagen, de gevonden botten in het graf gegooid en verder dichtgestort met puin zonder enig respect voor wat mogelijk eens de heer van Veenhuizen was. Een laag grond en een grasveld onttrok het zicht op de laatste rustplaats van deze familie. Sindsdien is er jarenlang sprake geweest van een in ere herstellen van dit graf en de resten van de overledenen daarin. Grafkelder

In 2016 is het dan eindelijk zover. De gemeente Heerhugowaard stelde geld beschikbaar voor een opgraving van de grafkelder door Hollandia archeologen. De zeventiendeeeuwse grafkelder werd gevonden en de archeologen konden zich een beeld vormen hoe buitengewoon onzorgvuldig in 1965 met de inhoud was omgegaan. Er werden tien (fragmentarische) schedels gevonden, waaronder die van een kind. Van twee schedels was nauwelijks iets overgebleven. Met een DNA-onderzoek is geprobeerd de identiteit van de menselijke resten die zijn aangetroffen te achterhalen. Door mogelijk eerdere grafruimingen is het voorstelbaar dat botten van de Van Brederodes vermengd zijn met botten van de plaatselijke bevolking. Naast die van een negenjarige jongen zijn nog drie van de tien schedels met zekerheid aan mannelijke individuen toe te schrijven. Een met een sterfteleeftijd tussen de 22 en 34 jaar en twee met een zeer globale schat-

- 17 -

ting van overlijden tussen de 40 en 80 jaar. Het onderzoek leidde niet tot een zekere toeschrijving van de resten aan Reinout van Brederode, zijn vader of moeder: Lancelot en Adriana. Theoretisch gezien is het mogelijk dat de vader, moeder en twee dochters in werkelijkheid Reinout, Petronella en twee dochters van hen beiden, Anna Catherina en Isabella Adriana zijn. De leeftijd van de vader komt overeen met de sterfteleeftijd van Reinout, maar van de moeder kon de sterfteleeftijd niet worden vastgesteld. Het grondige DNA- en isotopenonderzoek heeft meer inzicht verschaft in de herkomst en onderlinge relaties van de doden, maar hun identiteit geven zij ons nog niet prijs.

Afb. 38 Prent van de kerk van Veenhuizen, getekend door H. Tavenier in 1798. Dit is de middeleeuwse kerk uit plm. 1300. Het driebeukige koor aan de achterzijde is omstreeks 1785 gesloopt. Daardoor kwam de graftombe van Brederode buiten de kerk te liggen. Een houten of stenen aanbouwtje moest het monument beschermen. Middeleeuwse kerk

Na het opgraven van de grafkelder ontdekten de archeologen dat deze uit 1862 dateerde en een oudere voorganger verving die twee keer zo groot is geweest. Bij de bouw van de kerk in 1862 (dezelfde die in 1965 werd gesloopt) werd de oude grafkelder van Van Brederode afgebroken en vervangen door een kleinere die tegen de oostgevel van het koor werd geplaatst. De fundamenten van die oostgevel werden eveneens aangetroffen. Vastgesteld kon worden dat het koor is gebouwd op de fundering van hergebruikt materiaal. Vermoedelijk van de afbraakresten van een middeleeuwse kerk. De zacht gebakken oude baksteen leent zich uitstekend voor de bouw van funderingen omdat deze goed bestand is tegen vocht. Buiten de restanten van het negentiende-eeuwse koor bleek de kerkterp van Veenhuizen voor de archeologen een verrassing in petto te hebben. Er werden resten aangetroffen van een driezijdig gesloten middeleeuws koor dat veel groter was dan het koor van 1862. Dit metselwerk had duidelijk veel grotere afmetingen, (gemiddelde lengte baksteen 26 cm) wat duidde op een hogere ouderdom. Ook bleek de steen veel zachter dan de hardgebakken stenen uit 1862. De tussenliggende mortel bestond uit een zachte kalkmortel. Omdat het muurwerk verder naar het zuiden van zeer slechte kwaliteit was en omdat onder het koor geen paalfundering werd aange-


troffen, moest worden aangenomen dat het oorspronkelijke koor direct op het veen was gebouwd. Dit koor bezat onvoldoende draagkracht en bevond zich tevens dicht tegen de oude slootkant. Daardoor was het vermoedelijk al spoedig gaan zakken. Het koor zal hersteld zijn. Misschien is dit meerdere keren nodig geweest. Bij het verder blootleggen van de fundamenten werd een oude restauratie zichtbaar aan het oostelijke uiteinde van het koor. Aan de hand van het aangetroffen baksteenformaat dateren de archeologen de ouderdom van deze kerk tussen plm. 1275-1325.

reden voor de sloop is onbekend, maar waarschijnlijk was dit de bouwvallige toestand. Met de sloop van de middeleeuwse kerk en de bouw van een kleinere in 1862 kwam de grafkelder weer in het koor binnen de kerk te liggen. Met de sloop in 1965 en de bouw van de huidige kerk in Veenhuizen kwamen de restanten van de grafkelder wederom buiten de kerk en onder het maaiveld terecht. Bij de opgraving in 2016 is de kelder hersteld en het getoogde dek gereconstrueerd. Na afloop van alle onderzoeken zijn alle botten in twee kistjes in de grafkelder teruggeplaatst.

Afb. 39 Plattegrond van de opgraving van de funderingen in de kerkterp van Veenhuizen in 2016. Bij nummer 1 zien we de oudste opgegraven fundering van een deel van het koor van de grote kerk uit omstreeks 1300. Nummer 2 is het opgegraven koorgedeelte van de in 1862 gebouwde kleinere kerk met in dat koor de graftombe van Brederode (nr. 3). Nummer 4 is de huidige kapel en 5 is de klokkenstoel. (bron afbeelding Hollandia archeologen). Oude begraafplaats

Onder de aangetroffen koormuur uit het eerste kwart van de veertiende eeuw werden botten gevonden die erop wijzen die hier een oudere begraafplaats heeft gelegen. Deze botten zijn met behulp van de C-14 methode gedateerd in de periode 1150-1275. Ze zijn dus ouder dan de middeleeuwse kerk zelf. Werd de terp van Veenhuizen als begraafplaats gebruikt voordat er een kerk werd gebouwd, of wijst dit op het aanwezig moeten zijn van een oudere voorganger van de kerk uit omstreeks 1300? Restanten van een oudere kerk zijn echter niet aangetroffen. De lengte van de middeleeuwse kerk is niet met zekerheid vast te stellen. Bij de opgraving is alleen de koorzijde opgegraven. Naderhand is aan de westzijde van de huidige kerk een boring uitgevoerd door de archeologen Sjeng Dautzenberg en Pieter Floore om de westgevel van de kerk te traceren. Echter zonder resultaat. De westgevel van de middeleeuwse kerk blijft voorlopig verborgen. Het koor van de middeleeuwse kerk werd gesloopt tussen 1785 en 1789 waardoor de graftombe met het grafmonument buiten de kerk kwam te liggen. Daarvoor in de plaats kwam een eenvoudige stenen of houten aanbouw aan de achterzijde van de kerk ter bescherming van de graftombe, zoals te zien is op tekeningen van de kerk van Veenhuizen door Hendrik Tavenier. De

Afb. 40 De in 1862 gebouwde kerk van Veenhuizen welke in 1965 werd gesloopt. Bronnen: − Henk Komen. Gesjoemel met Veenhuizer graftombe. Uitgave Verborgen Verleden. Dertien eeuwen streekhistorie rondom het kerkplein, 1978. − Themanummer van het magazine Oude Hollandse Kerken, nr. 84, zomer 2017 (zie ook blz. 26 van deze Poldergeest). − Sjeng Dautzenberg en Jaap van der Veen. De opgraving rond de kerk. − Lisette Kootker. Isotopenonderzoek en de Brederodes. − Constance van der Linde. Een zeventiende-eeuwse grafkelder.

Wist u… dat alle tot dusver verschenen Archeologische Kronieken Noord-Holland te vinden zijn op onze website www.ragarcheologie.nl? Ga naar de rubriek Links en scroll naar het kopje Archeologische Kronieken (Noord-)Holland 1975 t/m 2015.

- 18 -


Touwnijverheid aan de binnenduinrand bij Egmond-Binnen Mark van Raaij

B

ij een opgraving afgelopen september werden ten westen van de Herenweg in Egmond-Binnen (tussen Waterrijk en het Lioba klooster direct tegen het duin aan) bijzondere archeologische sporen gevonden. Aanleiding waren de vondsten (door amateurs) van keramiek en metaal na graafwerk ten behoeve van een natuurproject in opdracht van de PWN. De vondsten besloegen voornamelijk de periode 13de tot en met de 16de eeuw. Met medewerking van de PWN werd door Hollandia Archeologen uit Zaandijk een proefsleufonderzoek uitgevoerd dat grondsporen aan het licht bracht (met dank aan Jan de Koning voor de foto’s en de opgravingsplattegrond). Daar waar deze sporen niet bewaard zouden blijven werd een grote put aangelegd. Hierbij werden twee smalle maar lange structuren ontdekt elk bestaande uit een dubbele palenrij. Van één structuur was na uitbreiding tot bijna 50 meter het eind nog niet bereikt. Een tweede put verderop, in het verlengde van de structuur, toonde aan dat deze mogelijk tenminste 150 m lang was! (Afb. 41 en Afb. 42). Keramiekvondsten plaatsen deze structuren ruwweg in de periode 14de t/m 15de/16de eeuw.

Afb. 41 De plattegrond van lijnbaan 1 (2,5 x 25 m).

Afb. 42 Een deel van de plattegrond van lijnbaan 2 (3,5 x 40 m).

Uit dezelfde periode kwamen naast deze structuren aan de noordwestrand van de put nog andere paalsporen, greppels en drie (ton)waterputten tevoorschijn, maar door de beperkte omvang (ze lopen door buiten de put) kon daar nog geen structuur in herkend worden. Na diverse interpretaties als hekwerk, schuren, visdroogrekken tot landweren aan toe kan nu met enige reserve (de opgraving moet nog uitgewerkt worden) ervan uitgegaan worden dat het wat de lange structuren betreft gaat om tenminste twee zogenaamde touw- of lijnbanen. Deze waren bedoeld om meerdere strengen hennepvezel te draaien (twijnen) tot touw.

- 19 -

Afb. 43 Een opname met een drone toont de voortgang van de opgraving. Met witte lijnen is de langste lijnbaan aangegeven (structuur 2). Foto: Kees Zwaan.

Deze lijnbanen waren voornamelijk bedoeld om touw te maken ten behoeve van de scheepvaart. Daarbij komt dan direct Egmond aan Zee in beeld waarvan het historisch bekend is dat hier de zeevisserij vanaf het eind van de middeleeuwen tot grote bloei kwam. De Enqueste van 1494 (waarin Egmond zelf overigens niet besproken werd) vermeldt bij Limmen dat hier vis uit Egmond aan Zee (over land) werd aangevoerd en vanaf hier met een 14 schuiten naar Utrecht en verder werd vervoerd. Het ging dan voornamelijk om gedroogde vis (kabeljauw en platvis). De Informacie van 1514 vermeldt dat Egmond aan Zee voer met ruim 50 schepen waarvan de helft zogenaamde pinken1. Egmond aan Zee was met ruim 1500 inwoners in 1514 dan ook een behoorlijk grote plaats in het Noorderkwartier. Alleen steden als Alkmaar, Monnickendam en Edam waren groter. EgmondBinnen bleef hierbij flink achter met ruim 600 inwoners. Naast de visserij werd in de periode 1550-1600 ook zelfs op Scandinavië (via De Sont) gevaren. Dan moeten blijkbaar ook wat grotere scheepstypes in gebruik zijn geweest2. Voor deze visserij moeten veel touw en netten nodig zijn geweest. Het is niet verwonderlijk dat deze ook lokaal geproduceerd werden. De hennep die voor de vezels nodig waren werd ook lokaal verbouwd. Pater Hof vermeldt in zijn studie over de Abdij van Egmond dat uit de opbrengsten van de tienden blijkt dat vanaf eind 15de eeuw steeds meer hennep (en ook vlas) werden verbouwd. Deze hennep werd ook ter plaatse bewerkt wat blijkt uit rootkuilen die zijn gevonden in de duinen direct ten westen van de lijnbanen3. De hennep moest in waterkuilen eerst een rottingsproces van enkele weken ondergaan om de vezels los te maken (het roten). Na het drogen werden de stengels verder bewerkt. Of de lokale productie voldoende was is niet bekend. Wel is bekend dat er ook hennep werd ingevoerd (uit met name Rusland). Deze was echter al geroot en gedroogd en kon meteen verder bewerkt worden tot vezels en garens. De touwslagerij werd zowel op een kleinschalige manier gedaan in de open lucht alsmede op meer grootschaliger industriële wijze in speciale smalle lange gebouwen.


Een voorbeeld van het eerste geval geeft een detail van een prent van Egmond aan Zee uit 16184 (Afb. 44). Hierop zijn duidelijk de lange strengen te zien die vanuit een schuur naar buiten liepen waar ze door de touwslager met behulp van een wiel tot touw werden gedraaid. Tevens zijn talrijke rekken te zien waar vis werd gedroogd.

Afb. 44 Kleinschalige touwslagerij in Egmond aan Zee. (Bron: collectie Rijksmuseum).

Een mooi voorbeeld van industriële lijnbanen laat een prent zien van drie deels afgebrande lijnbanen nabij Amsterdam uit 1680 (Afb. 45 en Afb. 46). Deze zijn aanmerkelijk jonger dan die van Egmond, maar ze zijn goed vergelijkbaar.

aan Zee, want in 1750 waren er nog steeds 38 schepen met 228 vissers. Namen de inwonersaantallen van de kustplaatsen af, Egmond-Binnen daarentegen maakte in de periode 1514-1622 een opmerkelijke groei door waarbij het aantal inwoners verdubbelde van ruim 600 tot ruim 1200. Dit is vooral opmerkelijk omdat het dorp, samen met de Abdij, in 1573 werd verwoest. We zien in deze periode een andere nijverheid opkomen en wel die van de blekerijen. Daar werd het nog roodbruine nieuw geweven linnen gewassen en gebleekt in de zon op bleekvelden. Het schone duinwater en de altijd aanwezige wind maakte het tot een ideale plaats. De eerdergenoemde rootkuilen in de duinen bevatte naast die van hennep ook zeer veel sporen van vlas, de grondstof voor linnen. Hieruit kunnen we afleiden dat het vlas (evenals hennep) lokaal verbouwd werd en ook dus verwerkt, mogelijk ook geweven. Maar aangenomen mag worden dat het meeste linnen afkomstig was uit Alkmaar dat een aanzienlijk linnennijverheid bezat. In totaal ging het bij de Egmondse blekerij om drie bedrijven waarvan één gerund werd door een Munsters geslacht6. Egmond-Binnen had ook een (bescheiden) plaats in de papiernijverheid met een enkele papiermolen. Het is juist in deze periode (eind 16de eeuw) dat aan de Abdijlaan in het centrum en op het hoogste punt van de terp een aantal rijke huizen werd neergezet7. Halverwege de 17de eeuw kwam reeds de terugval zoals overigens ook elders in Noord-Holland. En in 1795 was het aantal inwoners gehalveerd ten opzichte van 1622 en nog maar de helft van die van Egmond aan Zee. Rond 1800 verdwijnt dan de laatste blekerij.

Afb. 45 Industriële lijnbanen (deels afgebrand) nabij Amsterdam. (Bron: collectie Rijksmuseum).

Reeds vanaf de eerste helft van de 16de eeuw is er sprake van een gestage teloorgang van de visserij in Egmond aan Zee en een daarmee gepaard gaande vermindering van het aantal inwoners. In 1622 blijkt het aantal inwoners afgenomen van ruim 1500 in 1514 tot een kleine 1300 in 1622. Terwijl juist in deze periode overal in Noord-Holland het aantal inwoners steeg (opmaat naar de Gouden Eeuw). Nog dramatischer was het gesteld met het nabij gelegen Wijk aan Zee, ook een vissersplaats. Daar halveerde het aantal inwoners zelfs in de periode 1514-1622. Milieuproblemen worden hiervoor verantwoordelijk gehouden. Er was sprake van veel zandverstuivingen en kusterosie. Door dit laatste verdween uiteindelijk vrijwel de helft van Egmond aan Zee in het water. Met als triest “hoogtepunt” de kerk die samen met 36 huizen in 1741 in zee verdween. Dit had uiteraard zijn weerslag op de kustvisserij en daarmee ook op de nevenactiviteiten als de touwnijverheid. De jongste sporen bij Waterrijk dateren dan ook uit de 16de/vroeg 17de eeuw. Het Kohier van 1630 vermeldt dan ook dat in Egmond-Binnen geen lijnbaan aanwezig was. Deze nijverheid was blijkbaar geheel opgeslokt door die van Alkmaar waar toen niet minder dan 48 lijnbanen aanwezig waren5. De visserij bleef echter lang aanwezig in Egmond

- 20 -

Afb. 46 Een detail van Afb. 45 waarop goed de constructie te zien is. Deze komt goed overeen met de opgegraven lijnbanen.

Tot slot kan nog vanuit historisch oogpunt een kritische kanttekening geplaatst worden bij het natuurproject ter plaatse wat behelsde om dit vlakke terrein een meer “natuurlijk” reliëf te geven. Het is een constatering achteraf maar door het archeologisch onderzoek is duidelijk dat dit terrein al zeer lang geleden deze vlakke conditie had gekregen die nodig was voor het functioneren van de lijnbanen. Door het grondverzet is eigenlijk het cultuur landschap ter plaatse onrecht aangedaan. Dergelijk grondverzet moet in de toekomst wel


heel kritisch overwogen worden en bij voorkeur na een archeologisch onderzoek worden bepaald. Noten 1 Bij het parkeerterrein aan de boulevard van Egmond aan Zee is een replica van een pink te zien. Een pink was een klein scheepstype (vanaf 6 m lengte) speciaal voor de kustvisserij. Door zijn platte bodem kon hij makkelijker van en op het strand getrokken worden. 2 Gegevens ontleend aan: Het Noorderkwartier door A.M. van der Woude uit 1972

3 Roten in Holland’s drinkwater? Archeobotanisch onderzoek aan mogelijke rootkuilen (LM) in het duingebied bij Egmond Binnen. BIAXiaal 503, Zaandam, W. van der Meer, 2010 4 Door Visscher, zie website Rijksmuseum 5 Zie noot 2 6 Zie noot 2 7 Pavlovic, A., 1998: ‘Egmond: Abdijlaan 15-17’, Archeologische kroniek Noord Holland over 1997, Regionaal-historisch tijdschrift Holland, jaargang 30, p. 341-342.

In het hierboven beschreven onderzoeksgebied rond Waterrijk zijn nog enkele opvallende vondsten gedaan, die we de lezer niet willen onthouden: een metalen gesp, een waterton, een vlakdissel en een schijffibula.

Afb. 47 Een bijzondere metaalvondst was de gesp links, ongereinigd. Rechts een vergelijkbaar exemplaar uit Friesland.

Afb. 49 Vlakdissel met steel. (Bron: website Stichting Werkgroep Oud-Castricum, met dank aan Rino Zonneveld).

Afb. 48 In het vlak zijn vijf watertonnen aangetroffen waarvan één met een bodem, één met een vulling van een groot stuk natuursteen en één met een vlakdissel met steel (zie Afb. 49). (Bron: website Stichting Werkgroep Oud-Castricum, met dank aan Rino Zonneveld).

Afb. 50 Een opvallende metaalvondst is een 10de-eeuwse schijffibula versierd met een rood emaillen kruis. (Bron: website Stichting Werkgroep Oud-Castricum, met dank aan Rino Zonneveld).

Bezoek regelmatig onze Facebookpagina voor actuele berichten uit de media en evenementen op het gebied van archeologie en cultuurhistorie in en buiten onze regio. Bijvoorbeeld over de recente opgravingen in Zuiderloo en Bakkum. U kunt deze pagina het gemakkelijkst bereiken via onze website www.rag-archeologie.nl.

- 21 -


Verdronken dorpen deel II, Grebbe John van Lunsen

H

et moet een vreemd gezicht zijn geweest; de ruim 100 doodskisten die tijdens een storm in januari 1877 bloot spoelden. Een Wieringer visser ontdekte het kerkhof in de maand mei van dat jaar, ten noorden van het eiland Wieringen op het huidige Balgzand. Uit onderzoek ter plaatse bleek dat de kisten in ongeschonden staat waren, van zeer dik hout, aan de buitenzijde verteerd, maar inwendig nog vrij gaaf en hard. De beenderen en schedels met helder witte tanden waren goed geconserveerd. Afwijkend van gebruikelijk waren de deksels van dwars-planken vervaardigd en lagen de kisten allen in de richting van zuidwest en noordwest. Kort na het onderzoek spoelde het zand er weer overheen. Het is pas in 1949 dat er opnieuw aandacht voor de verdronken begraafplaats is. De toenmalige conservator van het Helders museum, de heer Nijkamp, werd in dat jaar door kustvisser J. Wiggers geattendeerd op resten van doodskisten langs een getijdengeultje op het Balgzand. De ontdekking van het kerkhof in 1877 (en later in 1949) was echter een herontdekte ontdekking. Kroniekschrijver Dirk Burger van Schoorl bezocht de plek namelijk al twee eeuwen eerder, op 6 en 7 november 1678 tijdens zeer laag tij. “wij waren op de plaets Grebbe, daer wij zeer veel menschen geraemtens, doods-hoofden en schinkels vonden. De muer der kerk was van duijfsteen (tufsteen). Wij vonden ook verscheijde soorte van gebakken potten”. Verder maakt Burger melding van restanten van muren, dikte 6 voet, en de vondst van een stenen ? beeld. De muren, die volgens een viertal 17de-eeuwse kaarten op twee plekken zijn aangetroffen, zijn in beide gevallen gezien in een getijdengeul.

dronken plaats Grebbe globaal op een waterkaart. Volgens Witsen zou Grebbe zelfs een stad zijn geweest omringd door een muur die in zijn tijd nog gedeeltelijk boven het zand uitstak.

Afb. 52 Uitsnede van een kaart jaar1661, tekenaar Dirk Abbestee. In een getijdengeul ter hoogte van het huidige Nieuwe Diep de tekst: 'oude murasie dick in 't fondament 24 ½ voet'.

Later, in 1777 vond ene heer Ris er nog stenen met brokken beeldwerk.

Afb. 53 'Grebbe verdronke Stadt' ten noorden van Wieringen; kaart Nicolaas Witsen jaar 1712.

Afb. 51 Uitsnede van een kaart jaar 1662, tekenaar onbekend. In getijdengeul Noorderzijl de tekst: 'alhier vint men die muur vande Stadt Grebbe'.

Ook de Amsterdamse burgemeester Nicolaas Witsen bezocht de vindplaats op het Balgzand. Witsen onderzocht (in het jaar 1710) de muren op steensoort en tekende de positie van ver-

- 22 -

Andere bodemvondsten van het Balgzand waren een sarcofaag en een aardewerk potje. De sarcofaag werd uit de Balg gehaald, een toenmalige geul op het Balgzand en belandde daarna in Den Burg op Texel waar het in ieder geval tot 1881 nog te zien was. Het aardewerk potje 'van vreemd maaksel'


dat op 23 maart 1882 door een visser in dezelfde omgeving werd gevonden schatte men toen 13de-eeuws. Huisplaatsen Professionele aandacht voor de middeleeuwse bewoning op het Balgzand kwam er vanaf de jaren '50 van afgelopen eeuw. Kustvisser J. Wiggers (Den Helder) en C. Stijgers, eigenaar van een zeepierenhandel en botenverhuur op de wadden (aan de rijksweg, de Kooy – Den Helder), wisten middeleeuwse woonresten terug te vinden op het wad, op 2500 m ten oosten van de Kooy. Met deze aanwijzing bezocht bioloog-archeoloog G. van der Heide de plaats in 1951 en fotografeerde daar het fundament van een middeleeuws huis, gemarkeerd met grote turven. Enkele jaren daarna vond de Helderse amateurarcheoloog P. Smit, samen met de heer J. Westenberg de grondslagen van een ander middeleeuws huis in de nabijheid van voorgaande. In alle gevallen zijn de bewoningssporen in, langs, of bij getijdengeulen aangetroffen. Bedenken we dat een getijdengeul slechts een gering oppervlak van het wad betreft, dan staat het vast dat er nog veel Bronnen: - Handschriften nagelaten door Gisbertus Cuperus; Mr. P Boscha 1842 - Bataviaasch handelsblad 21 mei 1877 en 6 juli 1877 - Algemeen Handelsblad 15 mei 1877 - Geschiedenis der beschaving; C.F van Duyl - Het ontstaan der Zuiderzee; Vrije Fries IV, 1846- J. G. Ottema - Dagblad De Tijd 25 maart 1882 - Wieringer Courant 14 januari 1927

oude resten van menselijke activiteit onder het zand van de Waddenzee verborgen ligt ‌.

Afb. 54 Het Balgzand; 1) locatie waar doodskisten zijn gevonden; 2) plaatsen waar sporen van bewoning is aangetroffen.

- Navorscher 1852, blz. 242 - Heldersche en Nieuwedieper Courant 20 mei 1877 en 28 oktober 1885 - Het leven van Mr. Nicolaas Cornelisz Witsen (1641-1717) ; Johan Frederik Gebhart-1881 - Middeleeuwse bewoningsresten op het Balgzand; P. Smit- Westerheem 1972 - Oude kaarten en de geschiedenis van de kop van Noord- Holland; J. Westenberg-1961

Archeologisch onderzoek in je achtertuin: een opgraving met de (toekomstige) bewoners van woonwijk Nieuw Varne in Heiloo Silke Lange

I

n Heiloo, in de nieuwe woonwijk Nieuw Varne, wordt al sinds enkele jaren archeologisch onderzoek verricht. Als afsluiting op de archeologische opgravingen vond er afgelopen juni samen met de bewoners en in samenwerking met de vrijwilligers van de Stichting Regionale Archeologie Baduhenna een publieksopgraving plaats.

Afb. 55 Een doorsnede (coupe) op een kruisingsvlak tussen de noord-zuidgreppel en een greppel die door de hoofdgreppel wordt gesneden.

- 23 -

Doel was het om de nieuwe bewoners in contact te brengen met de geschiedenis van de plek en meer inzicht te geven over het oorspronkelijke landschap. De woonwijk ligt aan de westkant van de strandwal LimmenHeiloo-Alkmaar. Hier heeft zowel het landschap als ook de archeologie meer geleden dan aan de oostkant. Dit is de zeekant van de strandwal: winderosie en overstromingen hebben de cultuurlagen als het ware afgetopt. De bewoningssporen uit de late bronstijd en ijzertijd zijn soms maar enkele centimeters diep bewaard gebleven. Dit neemt niet weg dat de vindplaats belangrijk is. Ook al zijn de archeologische sporen slecht bewaard en wordt er nauwelijks vondstmateriaal aangetroffen, dan nog is de informatiewaarde hoog. Plattegronden van huizen zijn niet ontdekt, maar wel palenkransen, kuilen en greppels. Het gaat om off-site sporen. Dit zijn sporen van landinrichting buiten de eigenlijke nederzetting. In 2008 is hier de eerste palenkrans opgegraven. Met behulp van 14C-dateringsonderzoek is deze palenkrans in 800 v.Chr. gedateerd, in de overgangsperiode van de late bronstijd naar de vroege ijzertijd.


Afb. 56 Het onderzoek wordt ook vanaf de putrand gevolgd.

Resultaten van eerder uitgevoerd onderzoek Aan de westkant van de strandwal zijn ondertussen meer palenkransen, kringgreppels en kuilen gevonden. Naast deze structuren waarvan we denken dat ze blijk geven van dodenrituelen en rituelen die mogelijk in verband stonden met seizoensvieringen, zijn er ook paden gevonden en greppels die stukken land hebben begrensd. Mogelijk zijn dit omheiningen voor vee, zogenaamde veekralen.

Actief meedoen Met uitzondering van de aanleg van het onderzoeksvlak met een kraanmachine, zijn alle werkzaamheden samen met het publiek uitgevoerd. Van te voren had de hoofdaannemer van het project de bewoners geïnformeerd over de kans om mee te helpen en kon men zich hiervoor inschrijven. Het uiteindelijke opgravingsteam was zeer gevarieerd in leeftijd en ervaring. Maar al gauw bleek dat er enkele natuurtalenten onder de deelnemers aanwezig waren. Met name het schaven van het vlak, waarbij met een schep een dun laagje grond wordt verwijderd om zo de archeologische sporen in het horizontale aanzicht goed zichtbaar te maken, is secuur werk. Je wilt niet dat er te veel grond wordt weggehaald en ook niet dat er ‘kuiltjes’ door het scheppen ontstaan. Ondanks dat sommigen de schep voor het eerst in de hand hadden genomen en nooit eerder aan een opgraving hebben mee geholpen, was het vlak aan het eind van de ochtend van de eerste veldwerkdag zo glad als een laken. Een plaatje, waarin de sporen onderdeel leken te zijn van een schilderij in aardkleuren.

Afb. 59 Joep (links) en Fons (rechts) aan het schaven.

Afb. 57 Het onderzoeksvlak wordt opgeschaafd.

Verstoorde grond In de afgelopen jaren werd al duidelijk dat sommige delen van de vindplaats meer verstoord zijn dan andere. Dit bleek ook het geval tijdens de publieksopgraving. Slechts in een van de vier werkputten die waren aangelegd voor de publieksopgraving, werden sporen uit de prehistorie aangetroffen. Weliswaar geen palenkransen, maar wel een aantal kuilen en greppels.

Afb. 58 Het vlak na aanleg met de kraan.

Voor het participerende publiek was er genoeg te doen. Er moesten greppels worden gecoupeerd en de coupes (dwarsdoorsneden van het spoor) moesten daarna worden ingemeten, beschreven, getekend en gefotografeerd. Aansluitend konden ze worden afgewerkt met een troffel. Het couperen van de sporen vergt enige ervaring, maar bij het uittroffelen van de sporen om vondsten te verzamelen, kon iedereen mee helpen. Ondanks het nauwkeurige troffelen is helaas maar een handje vol vondsten aangetroffen, waaronder een stukje vuursteen en een scherf van handgevormd aardewerk. Op basis van de magering waarmee de klei is gemengd, en de kleur van het baksel, is het aardewerk te dateren in de ijzertijd.

Afb. 60 Joep (midden) geeft uitleg aan bezoekers.

- 24 -


Greppels en kuilen Interessant was een noord-zuid georiĂŤnteerde greppel met een breedte van ca. 0,50 meter die nog 25 cm diep bewaard was gebleven en over de gehele lengte van de werkput te volgen was. In het verlengde van de greppel bevond zich een rechthoekige kuil. De bovenkant van de kuil was vertrapt. Aan de vele hoefindrukken te zien, hebben hier koeien, schapen of mogelijk geiten in een nat seizoen gelopen. De lange noordzuidgreppel werd op verschillende plaatsen haaks doorsneden door andere greppels. Hier is duidelijk sprake van prehistorische landindeling.

Afb. 62 Jonge archeologen schaven het spoor van de kuil met hoefindrukken op.

Afb. 61 Jong geleerd. Sven leert van zijn opa hoe men de troffel hanteert. Opa Lou weet hier alles van want is al jaren als bestuurslid van Baduhenna betrokken bij de lokale archeologie.

Dank De publieksopgraving in Nieuw Varne was een initiatief van de gemeente Heiloo en uitgevoerd in samenwerking met de Stichting Baduhenna. Naast amateurarcheologen waren ook vrijwilligers van Stichting Oud Castricum bij het onderzoek betrokken. De projectontwikkelaar BPD Ontwikkeling, en aannemer Van Gelder hebben het onderzoek gefaciliteerd en onder meer een kraan voor de graafwerkzaamheden beschikbaar gesteld. Dank gaat ook uit naar Niels Tuinman van Hollandia archeologie die het sporenvlak digitaal heeft ingemeten. Tenslotte had het onderzoek niet kunnen worden verricht zonder de helpende handen van de (toekomstige) bewoners van de wijk Nieuw Varne.

Afb. 63 Lange coupe over meerdere greppels.

Afb. 64 Veel handen maken weinig werk (en het is gezellig ook). Het uittroffelen van een greppel door publiek.

- 25 -


Nieuwe publicaties Jaap van Rossum

D

e afgelopen maanden is een aantal publicaties verschenen over archeologie, historische geografie en bouwhistorie in Noord-Holland Noord en West-Friesland, die wij graag met u delen. De uit Broek op Langedijk afkomstige Lisa Timmerman rondde in 2017 haar masterscriptie af. Deze scriptie gaat over het ontstaan van de Vier Noorder Koggen, een van de vier ambachten van West-Friesland. De in het kader van haar studie Landschapsgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen geschreven scriptie richt zich vooral op een onderwerp dat velen al langer intrigeert, nl. de ontginning van het West-Friese landschap. De 125 blz. tellende en rijk met afbeeldingen en kaarten geïllustreerde masterscriptie Middeleeuwse agrarische veenontginningen in de Vier Noorder Koggen, een interdisciplinair onderzoek naar de opbouw van het natuurlijke landschap en de kolonisatie- en ontginningsgeschiedenis van WestFriesland (800-1300), behandelt eerst de geologische ontstaansgeschiedenis, de bodemkundige ontwikkelingen en de vegetatie van het landschap omstreeks 700-800 n.Chr. Daarna volgt het deel dat zich richt op de ouderdom van de kolonisatie en ontginningsgeschiedenis van de Vier Noorder Koggen. De ontginningen zijn in de 12de eeuw voltooid. Het laatste deel gaat over de invloed die de politieke en kerkelijke rechtsverhoudingen op deze ontginningen hadden. De masterscriptie kan worden gedownload via www.ragarcheologie.nl, rubriek Agenda en nieuws.

Tijdens een minisymposium op vrijdagmiddag 7 juli 2017 in de kerk van Veenhuizen werd het tijdschrift Oude Hollandse Kerken, themabulletin Veenhuizen (NH) overhandigd aan Gerlof Kloosterman, die de honneurs waarnam van wethouder Leo Dickhoff van Heerhugowaard. Dit themabulletin, een uitgave van de Stichting Oude Hollandse Kerken, staat grotendeels in het teken van de resultaten van de opgraving in 2016 rond het kerkje van Veenhuizen. Een greep uit de multidisciplinaire inhoud van het themabulletin: Henk Komen verzorgt een historisch-geografisch artikel over het ontstaan en de ontwikkeling van het middeleeuwse Veenhuizen. Carly Misset, historisch onderzoeker, vertelt over de befaamde familie van Reinout van Brederode, wiens graftombe nog altijd in Veenhuizen staat te pronken. Op dit monument en andere graftombes laat kunsthistoricus Peter van Dael zijn licht schijnen in het artikel Een Humanistengraf. Sjeng Dautzenberg (archeoloog bij Hollandia) en Jaap van der Veen (bestuurslid Stichting Oude Hollandse Kerken) gaan vervolgens uitgebreid in op de opgraving rond de kerk van Veenhuizen. Constance van der Linden, archeoloog en

- 26 -

fysisch antropoloog, probeert de vraag te beantwoorden of de stoffelijk resten die in 2016 in de grafkelder zijn gevonden ook echt van de familie Van Brederode afkomstig zijn. Eveline Altena en Lisette Kootker, beide bio-archeologen, gaan dieper in op het daarbij uitgevoerde DNA-onderzoek en isotopenonderzoek. Het themabulletin wordt afgesloten met twee artikelen van Jaap van der Veen over resp. het belang van Veenhuizen voor de cultuurhistorie van Heerhugowaard en de Stichting tot behoud Praalgraf Veenhuizen. U kunt het gehele 30 bladzijden tellende themabulletin van Oude Hollande Kerken, zomer 2017, nummer 84, gratis downloaden via www.rag-archeologie.nl, rubriek Agenda en nieuws. Lees ook het artikel Opgraving middeleeuwse kerk Veenhuizen door Henk Komen op blz. 16 van deze Poldergeest. In deel 24, Onder woonhuizen en schoenwinkels, in de welbekende RAMA-reeks over archeologie in Alkmaar wordt verslag gedaan van drie opgravingen, die in 2013 en 2014 in de Alkmaarse binnenstad zijn uitgevoerd. Het gaat om de resultaten van de opgravingen bij een bouwlocatie bij Baanstraat 32, een inpandige verbouwing bij Langestraat 51 en een bouwlocatie bij Schoutenstraat 36-38. Deze opgravingen voegen weer nieuwe informatie toe aan de historie van Alkmaar in de middeleeuwen en nieuwe tijd. Het rapport, dat 266 pagina’s telt en royaal is voorzien van afbeeldingen in kleur, is voor € 32,50 verkrijgbaar bij SpaUitgevers in Zwolle (www.spa-uitgevers.nl). Veel kerkgebouwen, die niet of niet uitsluitend meer bestemd zijn voor de eredienst, worden niettemin geacht toch de eigen broek op te blijven houden. Zo ook de monumentale Witte Kerk in Heiloo. Dit kan om aanpassingen aan of uitbreiding van het gebouw vragen. Om dit op verantwoorde wijze te kunnen doen is vooraf een bouw- en cultuurhistorische verkenning en waardestelling noodzakelijk. De beheerders van de Witte Kerk in Heiloo zijn zich hiervan bewust en hebben opdracht gegeven een dergelijk onderzoek uit te laten voeren. Dit heeft geresulteerd in de uitgebreide rapportage: Bouw- en cultuurhistorische verkenning Witte Kerk in Heiloo, opgesteld door de bouwhistorici S.G. Kalverdijk en J.H. van der Hoeve en verschenen in maart 2017. Het rapport bevat 103 blz. + 3 bijlagen. Het is helaas (nog?) niet verkrijgbaar in de boekhandel. Een van de hoofdstukken is gewijd aan een bouwhistorische beschrijving van de kerk. Hierbij worden de bouwmassa en hoofdopzet van het kerkgebouw, het exterieur, de waterput (Willibrordusput) en het kerkhof, de constructie en het interieur afzonderlijk behandeld. In een volgend hoofdstuk staat de bouw- en gebruiksgeschiedenis van de kerk centraal. Een ander hoofdstuk gaat over de waardestelling van het gebouw


en onderdelen daarvan, incl. het kerkhof, de kerkmuur en de waterput. In het laatste hoofdstuk wordt het dringende advies gegeven om tijdens een eventuele verbouwing alert te zijn op bouwkundige en archeologische zaken die nog niet eerder onderzocht konden worden. Tussen 2013 en 2015 vonden er vlakbij Opperdoes diverse kleine onderzoeken plaats aan de noordkant van de Almersdorperweg tegen de Westfriese Omringdijk aan. Hierbij kwamen sporen van het in 1334 door een verwoestende stormvloed verdwenen middeleeuwse plaatsje Almersdorp tevoorschijn, waaronder resten van het verlaten kerkhof. Op 5 november 2015 ging Sander Gerritsen, projectleider bij Archeologie West-Friesland, tijdens een lezing voor RAGdonateurs en andere belangstellenden in op de resultaten van het onderzoek. Over deze resultaten is nu een 268 bladzijden tellend rapport verschenen: Van het voorland verdwenen, archeologisch onderzoek rond het kerkhof van laatmiddeleeuws Almersdorp, vlakbij Opperdoes gemeente Medemblik. Het is deel 4 in de reeks Noord-Hollandse Archeologische Publicaties. De auteurs zijn Sander Gerritsen (over de onderzoekslocatie, het doel en methode en de resultaten van het archeologisch onderzoek), Constance van der Linden (over het aangetroffen menselijk botmateriaal), Lisette Kootker (over het isotopenonderzoek naar de herkomst van vijf individuen uit Almersdorp) en Jasper Leek (hij bekeek archeologisch onderzoek door W.C. Braat uit 1932 naar de verloren middeleeuwse nederzettingen in de Wieringermeer opnieuw). Daarnaast hebben nog vele andere bijdragen aan dit onderzoek geleverd. Het eerste exemplaar van het rijk met afbeeldingen en kaarten geïllustreerde rapport werd op donderdag 20 juli 2017 in De Torenschouw in Opperdoes door gedeputeerde Jack van der Hoek overhandigd aan wethouder Hans Tigges van de gemeente Medemblik. Hieraan vooraf gaf Sander Gerritsen een lezing. Ook deze publicatie kan worden gedownload via www.rag-archeologie.nl, rubriek Agenda en nieuws. Overigens besteedde en besteedt uw lijfblad Poldergeest ook aandacht aan het fenomeen verdronken dorpen in NoordHolland Noord. In Poldergeest 23 schreven wij over het verdwenen dorp met begraafplaats Schelphorn in de Oostpolder. In deze Poldergeest (blz. 22) staat het tweede artikel in deze serie, dat over het verdwenen dorp Grebbe in het Balgzand gaat.

Hout is altijd een belangrijke grondstof geweest voor een groot aantal verschillende gebruiksvoorwerpen. Denk hierbij aan voorwerpen uit het dagelijkse en minder dagelijkse leven: voorwerpen die met jacht en visserij te maken hebben (m.n. steentijd) en kook- en keukengerei en gereedschap voor huisnijverheid en grondbewerking (vooral in de perioden na de steentijd). In het recent in opdracht van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed geschreven rapport Uit het juiste hout gesneden, Houten gebruiksvoorwerpen uit archeologische context tot 1300 n.Chr. worden de resultaten weergegeven van een synthetiserend archeologisch onderzoek naar deze houten gebruiksvoorwerpen (exclusief bouwhout). Synthetiserend betekent dat de gegevens van een veelheid aan individuele vondsten worden vertaald naar nieuwe kennis en inzichten. Het gaat hier om voorwerpen uit de periode vanaf de prehistorie (mesolithicum) tot aan 1300 n.Chr , die zijn aangetroffen bij opgravingen in geheel Nederland in de periode 1997-2014. Het boek bevat per archeologische periode een overzicht van houten voorwerpen en een thematisch ingedeelde catalogus die voorzien is van vele speciaal voor dit project gemaakte tekeningen. De hier gekozen thema’s zijn: jacht en visserij, dagelijks leven in huis en op het erf, landbouw, ambacht en houtnijverheid, ambacht en handel, transport, religie en (doden)ritueel, vermaak, wapens en overige. Het 419 blz. tellende rapport is opgesteld door Silke Lange, met bijdragen van R. Kruisman, J. van der Laan en S. Nicolay en is als nr. 54 verschenen in de reeks Nederlandsche Archeologische Rapporten. Het kan worden gedownload via www.ragarcheologie.nl, rubriek Agenda en nieuws. Iedereen die belangstelling heeft voor de archeologie in Noord-Holland Noord en West-Friesland zal in dit rapport aardig wat van zijn gading kunnen vinden (enkele voorbeelden staan in Afb. 65). Bijlage II van het rapport bevat nl. een uitgebreid overzicht van alfabetisch gerangschikte vindplaatsen met houten gebruiksvoorwerpen uit de prehistorie tot 1300 n.Chr. opgegraven tussen 1997 en 2014. Behandelde vindplaatsen in Noord-Holland Noord en West-Friesland zijn Akersloot, Alkmaar, Bovenkarspel, Castricum, Drechterland, Egmond, Enkhuizen, Heiloo, Limmen, Medemblik, Sint Pancras, Uitgeest en Warmenhuizen.

Afb. 65 a, b, c en d. Enkele afbeeldingen van houten voorwerpen uit Noord-Holland in Uit het juiste hout gesneden. a. Uitgeest, Waldijk-Assum, reconstructie van een spaandoos door wijlen Jelus Matser; b. Doorboorde eikenhouten schijf uit Limmen-De Krocht; c. Gedraaid esdoornhouten bakje uit Castricum-Oosterbuurt; 4d. Pollepel Heiloo Zuiderloo-Oost. (foto’s a, b en c: K. Zwaan; tekening d: R. Timmermans).

- 27 -


Van de penningmeester van RAG RAG-donateurs, die hun financiële bijdrage 2017 aan de Stichting RAG nog niet hebben voldaan, vragen wij vriendelijk dit alsnog te doen door minimaal € 10,-- over te maken op rekening: NL85 INGB 0000 7791 46 t.n.v. Stg Reg Arch Gheestmanambocht te Alkmaar. Stichting RAG heeft per 1 januari 2014 de status van Culturele ANBI. Dit betekent dat particuliere donateurs in de aangifte inkomstenbelasting 1,25 keer het bedrag van de gift mogen aftrekken. Ondernemingen mogen 1,5 keer het bedrag van de gift aftrekken in de aangifte vennootschapsbelasting. Meer over ANBI en RAG staat op www.rag-archeologie.nl.

Uw e-mailadres graag! Graag vragen we nogmaals uw aandacht voor het volgende. De uitnodigingen voor vergaderingen, lezingen en andere evenementen worden uitsluitend per e-mail en dus niet per papieren post verzonden (kosten- en tijdbesparing!). Poldergeest, het halfjaarlijks verschijnende informatiebulletin, wordt wel aan alle leden van AWN Afd. Noord-Holland Noord en de donateurs van Stichting RAG verzonden. Als u op de hoogte gehouden wilt worden van actuele zaken, zorg er dan voor dat uw emailadres bij ons bekend is (d.zuiderbaan@rag-archeologie.nl of j.van.rossum@rag-archeologie.nl). En bezoek regelmatig de agenda van de website www.rag-archeologie.nl.

Agenda • • • • •

Bezoek komend najaar de drie lezingen van Stichting RAG met als thema Boerderijen in Noord-Holland Noord. Lees meer hierover op blz. 16. Van 15 september 2017 tot en met 11 februari 2018 presenteert het Allard Pierson Museum de tentoonstelling ‘Crossroads. Reizen door de middeleeuwen’. Huis van Hilde: de nieuwe tentoonstelling Van Viking tot Graaf van Holland werpt licht op het ontstaan van Holland in de vroege Middeleeuwen. Kijk op www.rag-archeologie.nl (Agenda) voor meer en actuele informatie over onze lezingen en over andere evenementen. Voor landelijke archeologie-evenementen en lid worden van AWN, zie de website van AWN, www.awn-archeologie.nl.

Colofon POLDERGEEST is het nieuwsbulletin van de Stichting RAG en AWN Afd. Noord-Holland Noord en verschijnt twee maal per jaar. Bestuur AWN Afd. Noord-Holland Noord: Ruud Marcus, voorzitter, Jaap van Rossum, secretaris, Roel Zutt, penningmeester, Joost Lubbers, bestuurslid, Rino Zonneveld, bestuurslid,

ruudmarcus@gmail.com javaros@hetnet.nl roelzutt@quicknet.nl jsb.lubbers@quicknet.nl rinozonneveld@gmail.com

tel. 0226-318639 tel. 072-5157122 tel. 0226-393960 tel. 06-10845258 tel. 06-29100834

Werkgroepen in Noord-Holland Noord die lid zijn van AWN, zijn: Archeologische Regiowerkgroep Oer-IJ, Archeologische Werkgroep Kop van Noord-Holland, Archeologische Werkgroep Strandwallen, Stichting Regionale Archeologie Gheestmanambocht, Stichting Regionale Archeologie Baduhenna en Stichting Werkgroep Oud Castricum. Bestuur Stichting Regionale Archeologie “Gheestmanambocht” (RAG): Silke Lange, voorzitter, s.lange@rag-archeologie.nl Dick Zuiderbaan, secretaris, d.zuiderbaan@rag-archeologie.nl Jaap van Rossum, penningmeester, j.van.rossum@rag-archeologie.nl webredacteur, redactie Poldergeest Ger Kalverdijk, bestuurslid, g.kalverdijk@rag-archeologie.nl John van Lunsen, bestuurslid, codex-1@hotmail.com Stichting RAG

info@rag-archeologie.nl

Inschrijvingsnummer RAG bij Kamer van Koophandel: 37116370 Inschrijvingsnummer AWN Afd. 9 NHN bij Kamer van Koophandel: 58659277

- 28 -

tel. 072-5337525 tel. 0226-313722 tel. 072-5157122

tel. 06 26868078 tel. 06 42763709