Jason magazine (1984), jaargang 09 nummer 6 1

Page 40

arbeidsplaatsen daalt. Bekend is ook het voorbeeld van de Zweedse luciferfabriek WIMCO welke de kleinschalige luciferproducenten in India uit de markt heeft gedrukt, hetgeen leidde tot een netto verlies aan arbeidsplaatsen (32).

Ofschoon er op dit terrein nog veel meer empirisch onderzoek dient te worden uitgevoerd lijkt de voorlopige konklusie gerechtvaardigd dat het werkgelegenheidseffekt van buitenlandse investeringen gering of zelfs negatief is. Dit heeft te maken met het feit dat multinationale ondernemingen kapitaal- in plaats van arbeidsintensief produceren. Daardoor worden vaak arbeidsplaatsen in de arbeidsintensieve sektoren vernietigd.

technologie mag niet worden doorgegeven aan andere bedrijven en niet gebruikt worden voor de export van produkten. Bovendien leidt het vaak wel tot een verplichte invoer van ruwe materialen en onderdelen door Indiase bedrijven. Een tweede probleem is dat de geïmporteerde technologie vaak verouderd is enlof niet aansluit bij behoeftenpatronen in India. Door de import van de technologie wordt de ontwikkeling van inheemse technologie vaak gefrustreerd en in sommige gevallen zelfs overbodig gemaakt (33). Ondanks het feit dat India zélf een goede wetenschappelijke en technologische infrastruktuur heeft opgebouwd blijft het land op deze wijze afhankelijk van het buitenland.

Vergroting van de export? Een ander argument dat vaak gehanteerd wordt voor het openstellen van de ekonomie van een ontwikkelingsland voor buitenlandse bedrijven is, dat deze bijdragen aan een vergroting van de export; aan het verdienen van harde valuta. Voor de Nederlandse mutinationale ondernemingen in India blijkt dit niet op te gaan. Philips India exporteert slechts 5% van haar totale produktie; Enka 1 à 3%; NOCIL 5 à 10% en Hindustan Lever 7 tot 13%. Deze percentages liggen aanzienlijk onder het exportnivo waar de bedrijven volgens de Indiase wet toe verplicht zijn. Bovendien vindt een groot gedeelte van de export naar de Sovjetunie plaats (vooral die van Hindustan Lever en Organon ). Deze uitvoer wordt meer door politieke (de traditionele vriendschapsbanden tussen India en de Sovjetunie ) dan ekonomische faktoren bepaald, en levert geen harde Westerse valuta op. De exportcijfers zijn niet alleen laag, de invoer is relatief groot. Alleen door Lipton Tea en Philips India wordt er meer uit- dan ingevoerd. De uitvoer van Philips komt voornamelijk tot stand vanwege export-subsidies van de Indiase overheid.

Overdracht van technologie? "Via multinationale ondernemingen kan technologie en technische kennis worden overgedragen", stellen voorstanders van privé-investeringen in de Derde Wereldlanden. Toch blijkt de verwachte overdracht van technologie in de praktijk nogal eens tegen te vallen. Er is eigenlijk meer sprake van de verkoop van technologie aan een bepaald bedrijf. De technologie wordt in de regel niet echt overgedragen, blijft beperkt tot dat ene bedrijf, en er worden veel restrikties bij opgelegd. De 38

Arbeidsvoorwaarden bij multinationals Een ander argument dat naar voren wordt gebracht om partikuliere investeringen in India te stimuleren, is dat de arbeidsvoorwaarden en verhoudingen bij mutinationale ondernemingen veel beter zijn dan bij inheemse bedrijven en er daardoor een positieve uitstraling naar de rest van de industriële sektor plaatsvindt. Uit cijfers van de Indiase overheid en diverse studies blijkt dat het reeële inkomen van fabrieksarbeiders in India daalt en zich momenteel op het nivo van 1960 of zelfs 1939 bevindt (34). Feit is dat de lonen in de (nederlandse-) mutinationale ondernemingen in India iets boven het gemiddelde nivo liggen en een uitwndering op deze algemene trend vormen. Toch stagneert ook de koopkracht van deze groep werknemers de laatste jaren. Bovendien blijkt dat de stijging van de lonen van werknemers bij Nederlandse ondernemingen in India achterblijft bij de stijging van de omzet, de buto winsten en de toegevoegde waarde. Ook stellen Nederlandse multinationals in India in toenemende mate dagloners en tijdelijke arbeidskrachten die veel goedkoper zijn dan de vaste arbeidskrachten en op welke kategorie de op zich progressieve arbeidswetgeving geen betrekking heeft - tewerk. In Hindustan Lever's fabriek in Bombay werken op een totaal van 4.000 werknemers zo'n 1.000 werknemers in tijdelijke dienst als dagloner. Verder besteden ook Nederlandse bedrijven in India steeds meer werk uit aan kleinschalige bedrijfjes. Deze worden in de praktijk, vanwege de kontrole over de aan- en afvoer van produkten, volledig door de mutinationale ondernemingen beheerst. In deze pro-

duktie-eenheden zijn de lonen zeer laag en de arbeidsomstandigheden erbarmelijk slecht. 60% van de totale omzet van PEICO wordt momenteel al in de kleinschalige industrie geproduceerd. Hierdoor kan PEICO de arbeidswetten - die alleen voor grotere eenheden gelden - ontduiken. Een ander negatief effekt van deze ontwikkelingen is dat door de overplaatsing van arbeid de kracht van de georganiseerde arbeidsbeweging in de buitenlandse bedrijven ondermijnd wordt. Bovendien worden bij de overplaatsing in de meeste gevallen niet meer arbeidsplaatsen gekreëerd; worden de kostenbesparingen niet doorberekend in de konsumentenprijs van de produkten en leidt deze ontwikkeling makro-ekonomisch tot een verslechtering van de inkomstenverdeling. "SmalI" is in deze gevallen dan ook alles behalve "beautifui " (Schumacher).

Tegenmacht Op basis van bovenstaande feiten worden door akademici, politici, vakbonden en kerkelijke groeperingen in de landen van de Derde Wereld veel vraagtekens gezet bij de aktiviteiten van buitenlandse ondernemingen in hun land. De Indiase hoogleraar S.K.Goyal zegt bijvoorbeeld: "Het is nogal ongelukkig dat we in India - terwijl we altijd heel gevoelig zijn voor zaken die onze nationale eer en politieke onafhankelijkheid aantasten - op dit moment de multinationale ondernemingen weinig of niets in de weg leggen, terwijl ze zich nooit zullen identificeren met de belangen van het land". Opvallend is dat men in het algemeen weinig verwacht van de internationale druk bediskussieerde gedragscode voor multinationale ondernemingen. Casto stelt in zijn rapport voor de Beweging van niet-gebonden landen "No code of conduct could possibly refute the historically proven thesis that capitalism, in its development generated underdevelopment...even the most perfect code could never force transnationals to change their direct investments toward those branches that contribute to the economic progress of the underdeveloped countries unIess they were highly profitable branches" (3' ). Dan Gallin,algemeen sekretaris van de internationale voedingsbond (IUF), heeft in dit verband dan ook terecht opgemerkt dat internationale codes niets meer zijn dan "een kodifikatie van de machtsverhoudingen tussen arbeid en kapitaal". Als reaktie op het falen om multinationale ondernemingen (van boven af) onder kontrole te brengen, zijn de


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.