De R ndvraag Wetenschappelijk medewerkers stellen elkaar vragen
De vraag van Sebastiaan Dovis (Klinische Ontwikkelingspsychologie) Beste Marieke,
Spiegeloog
14
Zoals je weet zijn er verschillende theorieën die een verklaring geven voor het gedrag van kinderen met ADHD. Bijvoorbeeld, het functional working memory model suggereert dat kinderen met ADHD hyperactief gedrag vertonen om hun onderactieve brein te activeren. Hierdoor kunnen ze beter functioneren (met andere woorden: kinderen met ADHD zijn beweeglijk om beter te kunnen functioneren; als ze zichzelf niet kunnen activeren vervallen ze in dromerig of afwezig gedrag). Dergelijke aannames geven handvatten voor de klinische praktijk. Nu vraag ik me af hoe men de symptomen van kinderen met autisme verklaart; wat is de functie van hun gedrag? Sebastiaan
April 2016
Het antwoord van Marieke de Vries (Klinische Neuropsychologie) Autisme kenmerkt zich door beperkte interesses, herhalende gedragingen en afwijkingen in communicatie en sociaal gedrag. Wat de functie van dit gedrag is, vind ik moeilijk te zeggen, maar er zijn verschillende cognitieve theorieën die dit gedrag verklaren. De drie meest bekende zijn de Theory of Mind-theorie (kinderen met autisme zouden de intenties, gedachten en gevoelens van anderen minder goed kunnen inschatten); de Centrale Coherentie-theorie (kinderen met autisme zouden de wereld fragmentarisch ervaren en losse details moeilijk kunnen integreren tot een coherent beeld); en de Executieve Functie (EF)-theorie (kinderen met autisme zouden problemen hebben in de EF’s; cognitieve functies die nodig zijn bij het uitvoeren en aanpassen van gedrag). Deze theorieën sluiten elkaar in mijn optiek niet uit. Sterker nog, ze verklaren mogelijk ieder verschillende gedragingen van kinderen met autisme (Brunsdon & Happe, 2014). Zo verklaart de Theory of Mind-theorie met name de sociale problemen, de Centrale Coherentie-theorie de gerichtheid op details, en de EF-theorie onder andere het repetitieve gedrag. Er zijn echter grote individuele verschillen bij kinderen met autisme (Pellicano, 2010). Niet elk kind laat problemen zien op hetzelfde vlak en niet elk ervaren probleem heeft dezelfde onderliggende oorzaak. Om een voorbeeld te geven: als een kind met autisme zich sociaal terugtrekt, kan dit komen
doordat het kind geen behoefte heeft aan sociale contacten. Dit hoeft echter niet zo te zijn. Het kan ook zo zijn dat er wel behoefte is aan sociale contacten, maar dat het niet goed lukt aan die behoefte te voldoen. Voor het beperkte sociale contact is dan ofwel een motivationele verklaring (een kind heeft geen behoefte om aan die contacten te komen), of een competentieverklaring (het lukt een kind niet goed om sociale contacten aan te gaan). Of bepaalde theorieën bruikbaar zijn bij de behandeling is daarom niet eenduidig. Allereerst moet worden bekeken waar problemen mee worden ervaren, maar ook wat een onderliggende verklaring kan zijn (bijvoorbeeld gebrekkig sociaal inzicht, overprikkeld raken door details, of een EFprobleem). In het bovenstaande voorbeeld zou een kind met weinig motivatie baat kunnen hebben bij stimulering tot het leggen van sociale contacten (waarbij de vraag is wanneer dit wenselijk of nodig is), terwijl een kind met een competentieprobleem handvatten voor het aangaan van sociale contacten nodig heeft.
Bronnen
- Brunsdon, V. E., & Happe, F. (2014). Exploring the ‘fractionation’ of autism at the cognitive level. Autism: The International Journal of Research and Practice, 18(1), 17-30. - Pellicano, E. (2010). Individual differences in executive function and central coherence predict developmental changes in theory of mind in autism. Developmental Psychology, 46(2), 530-544.
De Rondvraag wordt doorgegeven aan Michiel van Elk (Sociale Psychologie) Beste Michiel, Ik was recent bij een lezing van professor Nico van Straalen over de evolutionaire verklaring voor altruïsme. Hierbij kwamen onder andere geloof en godsdienst aan de orde. Zowel altruïstisch gedrag als geloof (of het openstaan voor suggestie in brede zin) zouden een biologische oorsprong hebben. Dit laatste vond ik met name interessant, omdat ik me kan voorstellen dat geloof juist iets is dat door opvoeding en sociale omgeving wordt overgedragen. Jij doet veel onderzoek naar mensen die openstaan voor suggestie. Wat is jouw visie op de verhouding tussen de biologische basis en de sociaalpsychologische basis voor geloof ? Hoe is de verhouding van nature en nurture? Marieke