Kansen voor alle kinderen Deel 2 - November 2009

Page 20

Kansen voor alle kinderen? Deel 2 , de Jeugdgezondheidszorg van 4-19 jaar

‘Behoud het goede’ De JGZ jaar ziet haar rol als een belangrijke uitdaging. Zij zal de taken en verwachtingen alleen kunnen waarmaken indien zij daar voldoende voor is toegerust. Tot nu toe is de financiering echter achter­geble­ ven bij alle uitbreidingen van taken. Voor de CJG, VIR en EKD is extra geld beschikbaar gesteld. Via de zogenoemde Brede Doeluitkering komt 46 miljoen euro extra beschikbaar en gemeenten leggen via het gemeentefonds 50 miljoen euro bij. Maar dat blijkt onvoldoende om alle extra taken te bekostigen. Zo heeft de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten aangegeven dat er al 23 miljoen euro nodig is voor de JGZ om hun deelname aan de Zorg Advies Teams te kunnen garanderen. Weer klonken er signalen uit de jeugdgezondheidszorg, zowel van artsen als verpleegkundigen dat al deze taken op deze manier niet goed uit te voeren zijn. Daarom heeft het Wetenschappelijke Bureau van de SP en de vereniging Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland in 2008 een uitgebreide enquête gehouden jeugdartsen in de JGZ 0-4 jaar. Hier bleek inderdaad sprake van achterstallig onderhoud. Liefst 85% van de jeugdartsen is van mening dat ze kinderen niet de zorg kunnen bieden die nodig is. Eenderde van de artsen vindt dat ze de risicokinderen te weinig ziet. En maar liefst 100 procent ervaart een te hoge werkdruk. Er is te weinig tijd per kind. Terwijl ze steeds meer taken krijgen, komt er te weinig geld bij of gaat er zelfs geld af. Er worden veel overuren gemaakt, betaald en onbetaald. De beloning is slechter geworden en de functie-eisen zijn te licht. Driekwart van de artsen ervaart problemen met doorverwijzen naar bijvoorbeeld de jeugdzorg.21 Het rapport naar aanleiding van de enquête bij de jeugdartsen 0-4 jaar is aangeboden aan de minister voor Jeugd en Gezin en de woordvoerders Jeugd en Gezin van de Tweede Kamer. De minister reageerde in een brief op 1 april 2008.22 Hij beschouwde het rapport als een duidelijk signaal van de beroepsgroep. ‘Het rapport maakt duidelijk dat veel artsen een hoge werkdruk ervaren omdat zij de consulten te kort vinden en omdat zij onvoldoende tijd aan risicokinderen kunnen besteden. Daarnaast gaat het rapport ook in op de omstandigheden die hier invloed op hebben. Ik vind dit een serieus signaal omdat ik de jeugdgezondheidszorg zie als de basis voor de zorg en ondersteuning aan kinderen en hun ouders/ verzorgers. Ook binnen het centrum Jeugd en Gezin zal dit zo blijven. Met de oproep ‘behoud het goede’ in het rapport ben ik het dan ook van harte eens. Er komt veel op de jeugdgezondheidszorg af en er wordt veel van de professionals verwacht. De jeugdgezondheidszorg kan dit alleen waarmaken als de professionals die het moeten uitvoeren zich gewaardeerd en gesteund voelen in hun werk.’ De minister erkent dus de problemen maar schuift vervolgens de verantwoordelijkheid naar anderen. Het aanpakken van een te hoge werkdruk en het verbeteren van de professionaliteit is een taak van de werkgevers; het betrekken van de professionals bij nieuwe ontwikkelingen moet lokaal gebeuren. Ook het 21 Kansen voor alle kinderen? Ineke Palm, Marianne Langkamp, Marianne Brackel, februari 2008. 22 Brief van minister voor jeugd en gezin aan de tweede Kamer, 1 april 2008 (31001, 47).

20


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.