Orgels: vroeger, nu en in de toekomst Jaap Jan Steensma
De laatste twee decennia zijn kerkgemeenschappen veelal verantwoordelijk voor de totstandkoming en het onderhoud van kerkorgels. Maar met het teruglopend kerkbezoek rijst de vraag hoe de toekomst eruitziet voor de orgelcultuur en de monumentaal waardevolle orgels. In vroeger tijden heeft de orgelcultuur forse veranderingen overleefd. In dit artikel wordt geschetst hoe het instrument, ook in Gelderland, vanuit een kerkelijke achtergrond is gered dankzij inspanningen van de wereldlijke overheid en bijbehorend concertant gebruik.
Venster, 2018, nummer 3 — 10
Drukke werkzaamheden Stadsorganisten hadden het maar wát druk, in de jaren rond 1500. De rooms-katholieke kerkkalender telde tal van grotere en kleinere feesten, heiligendagen en (para)liturgische evenementen waarbij orgelspel vereist was. In de instructie voor de organist van de Maartenskerk in Tiel luidde het als volgt: Oick sal die orgelist gehalden wesen nae idt loff in summis festis ende solennibus festis, als die vier hooch tijden mit oir navolgende drie heylich daech Ascensionis domini, Trium Regum ende dergelijken, spolen een Moutet off meer, na wtwising der festdaghen.1 (Vertaald: Ook moet de organist na het lof een of meer motetten spelen op hoge en plechtige feestdagen zoals de vier hoge feestdagen en de volgende drie heilige feestdagen van Hemelvaart, Drie Koningen en dergelijke, al naar gelang de feesten uitwijzen.) Dit is maar een klein fragment van een zeer uitvoerige tekst. Het document bevat een hele waslijst aan momenten waarop de organist moet aantreden en geeft tevens enkele gedrags-
regels zoals de stad niet verlaten zonder toestemming, zélf spelen op de belangrijke momenten etc. Het orgelspel bleef niet beperkt tot muziek tijdens de mis, maar kon ook verlangd worden tijdens getijdengebeden (het officie) op feestdagen, of tijdens het lof.
Orgel en zang Enkele gezangen die de organist moest spelen, staan ook in de instructie vermeld: Te Deum (op feestdagen), Gaude Maria (bij Maria-feesten), Verbum caro mit die prosa (Kerst), den hymnum Nunc dimittis ende idt Salve [Regina] (Maria Boodschap, 25 maart). Hóe de organist die gezangen speelde, is niet met zekerheid bekend, maar aangenomen wordt dat het orgel werd gebruikt in afwisseling met zangers (het priester- en/of het jongenskoor). Bij een feestelijk gezang als het Te Deum werd dan de ene regel gezongen, een- of meerstemmig, en de volgende regel werd instrumentaal vertolkt. Het begeleiden van zangers, zoals een pianist een