SecJure Jaargang 28, nr. 4

Page 43

kloppen of niet volledig zijn. Interpretatie van deze onderzoeksresultaten is dus erg ingewikkeld. Dit komt vaak voor bij mengprofielen: hierin zijn de DNA-profielen van meerdere personen gevonden. Even terug naar de Schiedammer Parkmoord; de deskundige heeft alleen gerapporteerd dat de sporen (van de linkerlaars en de nagel) konden worden toegewezen aan één of beide slachtoffers, aangezien geen verantwoorde conclusies konden worden getrokken over de herkomst van de overig in deze mengprofielen aanwezige kenmerken. Vanuit wetenschappelijk oogpunt wordt het NFI immers geacht alleen te rapporteren over onderzoeksresultaten die een zekere mate van betrouwbaarheid hebben.17 Wel waren de deskundigen het erover eens dat er een profiel van een onbekende derde was gevonden en dat het profiel van Kees B. niet terug te vinden was in de mengprofielen. Je voelt het hier al aankomen; essentiële informatie is achter de deur gehouden. Naar mijn mening dient het NFI altijd te rapporteren, ook al is er een zekere mate van onbetrouwbaarheid. Deze onbetrouwbaarheid dient zij overigens wel te vermelden in haar rapporten. Echter, dit mag niet worden aangehouden als bewijs, omdat het onvoldoende betrouwbaar is. Maar zo kunnen wel eventuele misvattingen bespreekbaar worden gemaakt.

advocaat zich actief in het onderzoek mengt, verandert de reikwijdte van het onderzoek als gevolg van zijn input. Het onderzoek wordt evenwichtiger.20 De resultaten van tegenonderzoek zijn positief: onderzoekers blijven scherper en alerter. Ze zijn zich bewuster van hun manier van werken en ze besteden meer aandacht aan de wijze van rapporteren.21 Maar de advocatuur hoeft zich niet enkel bij het NFI te melden. De verdachte heeft op grond van art. 6 EVRM recht op tegenonderzoek. Daarom is er naast het NFI nog een onderzoeksinstituut opgericht: het Forensisch Laboratorium voor DNA Onderzoek (FLDO). Het FLDO is flink wat kleiner dan het NFI, en een enkele blik op de kostenpagina zegt voldoende waarom de advocatuur hier geen gebruik van maakt. Zeker in een pro deo zaak valt hier voor de advocatuur veel te verliezen. Niet enkel juristen dwalen op het gebied van deskundigenrapporten. Ook de deskundigen van het NFI zelf kunnen niet geheel uit de weg met de vragen van het Openbaar Ministerie. Regelmatig wijzigen de deskundigen de vragen of vullen zij deze nader in. Ook hier ligt het gevaar van verkeerde interpretatie. Het wijzigen van vragen is niet geheel zonder risico omdat deskundigen mogelijk uitgaan van een ander scenario dan het Openbaar Ministerie voor ogen had.22

Advocatuur Naast strafrechters en het Openbaar Ministerie missen ook advocaten de nodige forensische kennis om tot een goede interpretatie van een deskundigenrapport te komen. Het is van belang dat je als advocaat de kracht en de beperkingen van het Forensisch onderzoek goed begrijpt. Het NFI werkt niet enkel voor het Openbaar Ministerie: ook de advocatuur kan een beroep doen op onderzoek. Advocaten moeten toegang krijgen tot deze kennis.18 Wat kan de advocatuur doen? Zij hoeven niet louter toe te kijken hoe het Openbaar Ministerie in haar samenwerking met het NFI mogelijk fouten maakt. Er bestaat voor de advocatuur de mogelijkheid om aan het Openbaar Ministerie of de strafrechter te verzoeken om nader onderzoek te doen te doen ten behoeve van de verdediging. Maar dit niet alleen, advocaten hebben zelf ook direct de mogelijkheid tot het verzoeken om onderzoek aan het NFI. Enig nadeel kleeft er wel aan: indien de advocatuur zelf om onderzoek vraagt, dienen zij zelf de kosten te dragen van het onderzoek. Het NFI kan ook enkel een opdracht accepteren als het Openbaar Ministerie niet op dat moment of in een eerder stadium in dezelfde zaak (soortgelijk) onderzoek bij het NFI heeft uitgezet.19 De ultieme vraag voor de advocatuur blijft: zijn er sporen gevonden die niet zijn onderzocht? Daar zullen zij zelf een actieve houding toe moeten innemen. Indien een

Waarheidsvinding ”Het strafrecht streeft er door de context- en doelgebondenheid van waarheidsvinding ook niet naar om de waarheid te achterhalen, maar alleen die waarheid die noodzakelijk is om tot een strafvorderlijke beslissing te komen. Voor de strafrechter geldt dat hij de feiten moet vaststellen die ten laste zijn gelegd. Alle overige, niet in de tenlastelegging tot uitdrukking komende feiten zijn in beginsel aan het oordeel van de strafrechter onttrokken.”23 Hier ben ik het niet helemaal mee eens. Wanneer enkel de tenlastelegging aan waarheidsvinding is onderworpen, doet zich hier sneller het gevaar van tunnelvisie voor. Wanneer de officier van justitie en de strafrechter enkel toewerken naar de waarheidsvinding omtrent de tenlastelegging, kunnen een boel feiten achterwege blijven, die uiteindelijk een enorme impact kunnen hebben op hetgeen bewezen. Even terug naar de zaak van Lucia de B.: het openbaar ministerie had enkel oog voor het bewezen verklaren van de tenlastelegging, waarbij alle feiten zo werden geïnterpreteerd dat zij pasten binnen de tenlastelegging. Indien de strafrechter en de officier van justitie enkel hiervoor oog hebben, vergeten zij juist uit het oog dat juist deze feiten ook een ander beeld van de situatie kunnen schetsen. Zodoende wordt ontlastend bewijsmateriaal op een verkeerde manier ingekleurd. Het is zelfs heel gevaarlijk om als strafrechter enkel te concentreren op waarheidsvinding omtrent de tenlas43 | SecJure Augustus 2014


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.