w
w THEMA: HEILZAAM w COLUMN: FILOSOFIE BIJ RAMPSPOED II w GEZONDHEID: WAAR KOMT GENEZING VANDAAN? w ESSAY: WIE DENKEN WIJ WEL DAT WIJ ZIJN?
JAARGANG 1 p 2020 p 4
WWW.LOGON.MEDIA International Editorial Board Europa Italië: Eva Cristina Casciello, Duitsland: Lisa-Maria Worch, Peter Herrle, Gunter Friedrich, Spanje: Michel Cohen, Nederland: Peter Huijs, Ruud Pellikaan, Polen: Wiesia Modrzejewska, Zuid-Amerika Colombia: Diana Orrego, Brazilië: Adele Abdalla, Afrika: Jacques Etoundi Ateba Redactie Nederlandse editie Eric Op ‘t Eynde, Peter Huijs, Anneke Munnik, Dick van Niekerk, Frans Spakman, Anneke Stokman, Ansfrida Vreeburg Vormgeving Studio Ivar Hamelink Redactie-adres LOGON Bakenessergracht 5 NL-2011 JS HAARLEM e-mail: info@rozekruispers.com website: www.rozekruispers.com België Lectorium Rosicrucianum v.z.w Lindenlei 12, B-9000 Gent e-mail: secr.lectoriumrosicrucianum@skynet.be website: www.rozenkruis.be Abonnementsprijs Nederland: Per jaar € 30,– Losse nummers: € 7,95 Proefabonnement (2 nummers): € 10,– Andere landen: per jaar € 40,– Abonnementenadministratie Stichting Rozekruis Pers, Bakenessergracht 5, NL-2011 JS Haarlem IBAN: NL11ABNA0560177593. BIC: ABNANL2A Nieuwe abonnementen kunnen op elk gewenst tijdstip ingaan
Een heilzaam nummer Als je gelukkig maar arm bent, heb je geen behoefte rijk te zijn: je bent het al. Pas als je benauwd bent, weet je hoezeer je van je adem houdt. Pas als je gebrek ervaart ontstaat er behoefte. Als je genezen wil, moet je eerst beseffen ziek te zijn. En dan is het beter niet te lang door te lopen met wat je onder de leden hebt. Sommige dingen pak je aan, andere vermijd je, sommig eten is goed voor je, ander niet; sommige conflicten los je op, andere ga je voorbij. Zo is het in het klein, zo is het in het groot. Wie zal het verwonderen dat onze samenleving, onze hele wereld, zo vol conflict en tegenstelling zit? Zij weerspiegelt precies dezelfde issues als waarmee jezelf kampt – als je tenminste die blik in jezelf durft te slaan. Het is wel verwonderlijk dat er op individueel niveau zoveel schitterends gebeurt. Dat er mensen zijn die alle conflict opzijschuiven, en een oplossing naderbij brengen, op alle denkbare gebieden. Ook jij kunt dat. Door inzicht, door intelligentie en focus, en gericht handelen. Wij onderzoeken in dit nummer enkele aspecten van genezing. Wij geloven 100% dat wij bijdragen aan de gezondheid van het geheel, als we het kleine probleem in onszelf genezen; dat opgeblazen superieure ik, beter, belangrijker dan anderen, los van alles, los van God. Stap uit die illusie, het suprême geneesmiddel ligt in jezelf. Zie waar het schort, waar je mank gaat. Dan is genezing begonnen. Miljarden stralen uit de omringende kosmos trekken je omhoog. Doe het, zie het uitgestrekte meer, nu de rookwolken van de waanzin optrekken. Zie hoe de sterrenhemel zich erin weerspiegelt, altijd nieuw, altijd nu. Adem vrijheid, genezing, Licht. Wees erbij. Peter Huijs
1
Inhoud w Licht en vriendschap Jongerenweek Renova
4
w Are you going to Scarborough Fair Winnie Geurtsen
10
w De wet van harmonie – bron van gezondheid
Thema Genezing 1
18
Dr Dagmar Uecker w “De grote Genezer is gekomen” Thema Genezing 2 Gudula Wilms
24
w Glanzende donkerte Thema Genezing 3 Angela Häusler
28
w Een heilzaam “zijn” Thema Genezing 4 Petra Schmelzer
30
w Waar komt de genezing vandaan?
Thema Genezing 5
34
Hartmut Schröder w Spontane genezing - hoe kan het? Anneke Munnik
2
38
w De crisis van het ik – een kleine anthologie Gunter Friedrich
42
w Ralph en de tocht door Communicatieland Anneke Munnik
48
w Wie denken wij wel dat wij zijn Frans Spakman
54
w Geen angst, zorg en vrees Anneke Stokman
60
w De intelligentie van Licht Jacob Israel Libermann
62
w Gedachten van jonge rozenkruisers 23-47-59-63-68
u Columns Digiloog – Watcher Filosofie bij rampspoed [2] – Dick van Niekerk u Boeken Het verborgen leven van bomen - Peter Wohlleben De alchemie van J.K. Rowling - Hans Andréa
40 69 64
3
Licht en
4
w TEKST: CONFERENTIETEKST w LAND:
NEDERLAND
w BEELD: RENOVA w RUBRIEK: REPORTAGE
Vriendschap Toespraak gehouden tijdens de werkweekconferentie op conferentiecentrum Renova, augustus 2020
V
Vandaag hebben wij het geluk en het voorrecht dat wij op Renova kunnen zijn voor de jongerenweek. En hoewel het anders is dan verwacht willen wij daar verder niet op ingaan maar juist deze week als een bijzondere mogelijkheid van een geconcentreerd samenzijn zien waarin wij hopen dat er in en door jullie een blijde grote kracht zal oplaaien!
En laten wij meteen beginnen met een gedachte die wij als basis nemen voor deze zomerconferentieweek om met elkaar op voort te bouwen. Deze gedachte is: Ken het Licht en sluit er vriendschap mee! Het is niet zomaar een mooie gedachte of uitspraak, nee het is veel meer dan dat, het is de opdracht en de kracht van een mens die zich Rozenkruiser mag
5
noemen. Dus van jou en mij, van ons allen, hier en nu in de Renova tempel waar wij rond de bron hebben plaats genomen. Ken het Licht en sluit er vriendschap mee. Wat is Licht en wat vriendschap?
Ken je het Licht… daar zou je vrij snel een paar antwoorden op kunnen geven. Je kunt denken aan de verschillende vormen waarin licht beschreven wordt. Zonlicht, het licht waardoor het leven mogelijk is als de warmte- en energiebron voor ons bestaan. Licht dat de dingen, de vormen, de schepping, zichtbaar maakt, waardoor er openbaring is, uitdrukking van leven. Licht in de vorm van bewustzijn, licht als kennis die is opgedaan door middel van ervaring via de zintuigen waaruit reflecteren ofwel nadenken ontstaat. Innerlijk licht, de roos of het oeratoom, of vibratie, of aldoordringend onzichtbaar aanwezig… verlicht. En: God is Licht. Je kunt er van alles over zeggen en uitzoeken, het is ook het meest bijzondere verschijnsel en ook misschien wel het grootste mysterie, het geheim van het bestaan, maar wanneer kun je zeggen het Licht te kennen? Erwin Schrödinger, Oostenrijks natuurkundige, schreef: ‘Het beeld dat de wetenschap mij geeft van de echte wereld om mij heen is heel gebrekkig. Het omvat allerlei feitelijke informatie en plaatst mijn ervaringen in een grandioos consistente orde, maar het zwijgt ijzingwekkend over alles wat ons werkelijk aan het hart gaat en werkelijk betekenis voor ons heeft. Het beeld kan ons iets vertellen over rood en blauw, over bitter en zoet, over
6
lichamelijke pijn en lichamelijk genot, maar het weet niets van mooi en lelijk, van goed en slecht, van God en de eeuwigheid. De wetenschap pretendeert soms dat het vragen over deze dingen kan beantwoorden, maar die antwoorden zijn dikwijls zo onnozel dat we ze niet snel serieus zullen nemen.’ Hieruit blijkt wel dat er twee manieren van zien zijn. De fysieke ogen zijn bedoeld om de wereld van vormen te zien, en met innerlijke ogen kunnen wij het onzichtbare waarnemen. Als deze ogen perfect samenwerken dan komt alles samen en ontstaat er een nieuwe manier van zien en van zijn. Van aanwezigheid. Vriendschap heeft een vergaande betekenis
Samengevat kun je zeggen: Kennen is aanwezigheid. Aanwezig zijn in het leven zelf. Heb je wel eens zo een vreemd moment gehad waarop je dacht: wanneer begint het nou eigenlijk het leven? Wanneer gebeurt het? Misschien heeft dat te maken met de samenwerking van onze innerlijke en uiterlijke waarneming. Er zijn een heleboel dingen in ons leven waaruit ons bewustzijn is opgebouwd die alleen uit een beeld voortkomen. Een beeld, geen realiteit. Het lijkt op hoe je bijvoorbeeld kijkt naar een serie. Je ziet een mooi jong mens net als jij misschien, je ziet een leven in momenten voorbij komen. Je kent hierdoor het beeld van iets, maar hoe het voelt? Je weet niet hoe het voelt, hoe het is. Het Licht kennen en er vriendschap mee sluiten op een dergelijke manier is niet mogelijk. Precies dat onschuldige woord vriendschap heeft nu juist een vergaande diepe beteke-
Vriendschap eist niets van vrienden, zij waardeert hun innerlijk leven zonder reserves nis. Het gaat niet om iets kennen, of er bekend mee zijn, hoewel dat heel goed is, zoals kennissen en vrienden, die heb je allebei nodig. Vriendschap is niets anders dan begrepen te worden. Ware vriendschap als principe is een van de hoogste vermogens die de mens gegeven is. Het is daarom zo hoog omdat het mensen samen beter maakt. Je kunt ook zeggen dat het de hulp is om mensen samen te binden, waardoor zij sterk worden omdat ze elkaar dragen. We weten niet of je daar wel eens dieper over hebt nagedacht, maar vriendschap in haar ware betekenis is een geestelijke verbondenheid, een zieleverwerving. En geest is altijd verbonden met leven, arbeid, doel! Vriendschap is in wezen een bewuste geestelijke verbondenheid, geboren uit een gelijk gericht doel. Dit is het eeuwige principe van vriendschap, en daarom is het niet een tijdruimtelijke eigenschap. Ware vriendschap heeft het karakter van het Licht, daarom wordt het vaak ook zo beproefd. Zoals licht en duisternis elkaars tegengestelden zijn. Allemaal bezitten wij de kracht of het vermogen van vriendschap. Meer nog zoals wij hier bij elkaar zijn en dus gekozen hebben om onze levensweg in en met het Licht te willen gaan, kunnen wij zeggen dat wij vriendschap in de ware betekenis bezitten. Laten we daar nog even wat dieper op in gaan.
Een innerlijke, hechte band
Als je op je zieleweg staat wil je de ziel, of de ander in je, volgen. Dat kun je alleen volhouden wanneer je haar liefhebt en trouw bent. In die zin wordt vriendschap bedoeld, bedoeld, als een innerlijke, heel hechte en subtiele band. Om zo anderen te kunnen zien, omdat deze vriendschap je in staat stelt ver uit te stijgen boven je eigen geestelijke vermogen. Mag je dan iets verwachten van vriendschap? Vriendschap eist niets van vrienden, ze verwacht alleen datzelfde, waardering voor elkaars eigenschappen. Dat je elkaar beschermt en juist dat innerlijke leven in diegene ziet en als een onaantastbare schat respecteert zonder reserves. In die zin werd gesproken van een Christus, de kracht die de menselijke waardigheid doet oplichten. En daarmee zijn we bij de kern van wat wij vanavond aan jullie willen overdragen gekomen. Om het Licht te kunnen kennen moet je het een plaats geven. Er een ruimte voor vrij maken. Dat is een universeel gegeven van alle tijden. Het is de reden achter iedere tempelbouw. De opdracht: bouw een hemelschip. Zoals je in het oude Egypte de afbeeldingen van de zonneboot ziet, het hemelschip waarop Osiris zit. En je ziet daar ook zeven stralen, of zeven roeiers met hun roeiriemen. Je kent
7
Vriendschap sluiten met het Licht is dat Licht kennen terwijl je het wordt natuurlijk Noach en zijn schip, maar ook in het oude China heb je zulke afbeeldingen van een keizer, Yao die scheep gaat samen met zeven figuren, en Manoe in het oude India. In Perzië in de tijd van het zoroastrisma, vóór de islam, was het Ahura Mazda de oppergod van het goede, van de wijsheid en het licht, die zijn dienaar zei: ‘maak een Wara, een omheining, en vervolgens een ark, een voertuig. Breng daarin alle ongeschapen lichten tot leven’. Het gaat er hier om alles te verzamelen wat voor een werkelijk Goddelijk leven, of een onsterfelijk zieleleven, noodzakelijk is. Om op zielereis te gaan naar dat wat wij het nieuwe levensveld noemen, of de Oorspronkelijke schepping, moet je eerst een Wara maken, een open ruimte die je zeker stelt. Door er een omheining omheen te plaatsen. Niet een muur maar een besluit, een opdracht tot bescherming. Een besluit om een zuivere plaats te bereiden. Het is de plaats waar niets van deze wereld invloed op heeft, helder, schoon, leeg. En daar begint het bouwen. Het ontstaan van de nieuwe mens, of het bouwen van een hemelschip waarmee de tempel Gods wordt binnen gevaren, zoals dat vroeger wel werd gezegd. Het is en was in alle tijden dezelfde
8
opdracht, om een zevenvoudige geestesschool te bouwen, of om te werken met de zeven aanzichten van de microkosmos, de zeven levensvelden die daarin aanwezig zijn. Die zeven levensvelden met hun bewustzijnskernen, als de zeven roeiers van de zonneboot, moeten weer tot leven komen. En daarvoor is er een kracht, een aanraking, hier en nu. Een aanraking waardoor het bouwen begint en eigenlijk niet meer kan worden gestopt… We noemen het het Nieuwe Levensveld, en in verbondenheid daarmee staat de Hogere Bewustzijnsschool, waar je geleerd wordt hoe je zo een Wara kunt optrekken. Een uitgebreide leer wordt daar overgebracht zodat je je kunt oriënteren. En langzaam leer je steeds beter kennen wat binnen de innerlijke ruimte is en wat daarbuiten moet blijven. Wie je bent en wie je aan het worden bent… Een ontzaglijke ruimte!
Vriendschap sluiten met het Licht is dus eigenlijk dat Licht kennen terwijl je het wordt. Zoals het in het klein, in jezelf gebeurt, zo ontstaat op precies dezelfde wijze een Geestesschool, wordt er een ruimte veroverd, een Wara gebouwd voor de groep, een zevenvoudig Levend Lichaam, het hemelschip met blanke zeilen. Een schip met zangers aan boord, met mensen die leren, zich verwonderen, zich verdiepen, die vreugde vinden en kracht, het zijn de harten die zingen… En zo zal het uiteindelijk ook in de wereld gaan, daar wordt door alle Wijsheidsscholen een ontzaglijke ruimte opgetrokken, waarin de Gnosis van alle
tijden te stralen staat. Als de Universele Leer voor de mensheid. Maar, het begint altijd met vriendschap. Pak eens in de stiltezaal of thuis als je het hebt, het boek Geroepen door het Wereldhart. Bekijk al die foto’s eens. Kijk naar de mensen, hoe ze net als jij zijn, net als wij nu samen zijn. Kijk eens goed naar dat prachtige portret van Catharose de Petri, een jonge vrouw, zij schonk een leven aan haar vrienden en begon aan een bouwwerk. De sterke, vrolijke, ernstige jonge mannen, hoe ze hartstochtelijk naar de waarheid zoeken, studeren en bespreken, vrienden worden. Vriendschap, eerst met het Licht, daardoor met de mensen om ze over het Licht te leren, waardoor een werkplaats tot kennen ontstaat. In de begintijd, toen de groep met elkaar aan het leren was heette Renova nog Elckerlyc. Ook toen waren daar jonge leerlingen-conferenties, een jeugdweek geheten. In een verslag geschreven in het weekblad dat ze in die tijd hadden (in 1946) staat het volgende: ‘Wie op Elckerlyc is geweest in de jeugdweek herinnert zich nog levendig onze bijeenkomsten bij dat heuveltje achter de heg, op het grasveld waar we wel mochten lopen. Na de ochtendvoordracht gingen we naar deze plaats van samenkomst en dan zei ieder die dat wilde of voelde zijn mening of ervaring omtrent een van tevoren vastgesteld probleem. We herinneren ons hoe we dit op een avond hadden bedacht, deze samenspraken. De verschillende problemen en de oplossingen die we vonden. Gesprekken rondom die heuvel, we vroegen ons van alles af, zoals: Is Christendom egoïstisch? Hoe moet
een Rozenkruiser handelen wanneer hij onder de Eskimo’s leeft in verband met zijn vegetarisme? Renova
Die sfeer van samenwerken en samen denken waardoor we een bijzondere kracht meekregen in het gewone dagelijks leven. Dagen vol inspiratie meer dan vijftig jaar geleden hier op Renova. Er is een nieuwe heuvel gekomen, met lange banken en een prachtig uitzicht. Een nieuwe plek die vraagt om gebruikt te worden door jullie nu. Renova is de plaats waar nieuwe gedachten ontstaan, zoals Noverosa de plaats is waar de eerste vriendschappen gesloten worden. Hier wordt je geconfronteerd met het werkzame Licht. Dat onthult, verontrust, dat onbewuste aannames toetst, onwaarachtige beelden ineen doet storten en ons uitdaagt om waarachtig te leren denken. Om de innerlijke bron van kennis te ontsluiten en de ogen van het hart te openen. Het Rozenkruis. Deze als uit een eeuwige bron opwellende kennis omhoog te laten borrelen, te laten opstijgen, waardoor het als een nieuw zieledenken het hoofd verlicht. De slangenstaf, met de beide vleugels waardoor ook ons eigen kleine hemelschip de wijde verten van een oneindige toekomst tegemoet gaat. Dat is de wens aan jullie: Dit avontuur met het Licht aan te gaan, want het is een vriendschap die je gewone verstand oneindig ver te boven gaat, maar dat kan alleen ieder van ons zelf ontdekken! Deze week is Renova van jullie, laat het een onvergetelijke hulp zijn!
9
10
w TEKST: WINNIE GEURTSEN w LAND:
NEDERLAND
w BEELD: SCARBOROUGHBEACHASSOCIATION w RUBRIEK: KUNST
Are you going to Scarborough Fair De laatste jaren worden er op tv veel opnames van popconcerten uitgezonden, vaak voorafgegaan door een documentaire over de betreffende artiesten. Zo kwam ik ertoe een documentaire over Simon & Garfunkel op te nemen, met het aansluitende concert van 1981 in Central Park, New York erbij. Prachtig, al dat jeugdig enthousiasme, met mooie songs, zuiver gezongen.
/
Winnie Geurtsen
@scarboroughbeachassociation
11
O
Onverwacht werd m’n aandacht gevestigd op het gevoelige Scarborough Fair, een lied dat me destijds al raakte, door zijn eenvoudige, melancholieke melodie maar ook door de raadselachtige tekst. Ik ging zoeken op het internet en ik vond een veelheid aan versies en interpretaties. Eén versie ging onverwacht diep. Simon & Garfunkel hebben de oorspronkelijke tekst ingekort, en ook verweven met een door Paul Simon geschreven Canticle, een protestsong tegen oorlogsgeweld, meer specifiek tegen de Vietnam-oorlog, waarin de VS destijds verwikkeld waren. Met deze verweven song hebben ze, ondanks de vereenvoudiging door de weggelaten coupletten, een belangrijk aspect toegevoegd: het contrast tussen de uitersten van het aardse bestaan is er haarscherp mee neergezet. Scarborough Fair blijkt al eeuwenlang gezongen te worden; de vele versies van dit zeer oude lied blijken gerelateerd te zijn aan een nog ouder lied, The Elphin knight, dat dezelfde elementen bevat. De precieze leeftijd van het lied is onduidelijk, maar zeer waarschijnlijk werd het al in de vijftiende eeuw gezongen, door rondtrekkende troubadours. Wikipedia geeft onderstaande tekst als de meest volledige versie. Opvallend is dat het als een duet is geschreven en bij eerste lezing kan het opgevat worden als een love-song. Door een denkbeeldige jongeman wordt een beroep gedaan op de luisteraar, op weg naar de jaarmarkt in Scarborough. De luisteraar wordt gevraagd een meisje dat daar woont aan te spreken en aan de jongeman te herinneren; zij was eens zijn trouwe geliefde en zij zal dat weer zijn wanneer er een serie raadselachtige taken wordt uitgevoerd. Daarop antwoordt het betreffende meisje dat de jongeman ook aan het werk moet en als alle opdrachten zijn uitgevoerd, zullen zij weer herenigd zijn. De tekst bevat echter te veel onbegrijpelijke of onuitvoerbare elementen om zomaar een liefdesliedje te kunnen zijn. Laten we een poging wagen tot interpretatie. Scarborough, een havenplaats in York, aan de oostkust van Engeland, is niet zomaar een havenplaats: het is een burcht – borough – aan de Noordzee, een plaats van samenkomst waar bovendien een bron opwelt, al wordt die in de tekst niet genoemd. En het is er, zeker in de late middeleeuwen, een komen en gaan naar en van bestemmingen over de zee: een eindstation en een startplaats van een nieuwe reis. Het meisje zal aanwezig zijn op een fair, een jaarmarkt, een plaats van ontmoeting, die afgesloten wordt met een feest. Welk feest zal zij daar vieren? En wat moeten we denken van zulke veeleisende geliefden? De vrijwel onuitvoerbare opdrachten doen denken aan de verhalen over de graalridders, of aan de werken van Hercules, en wie zich verdiept in de symboliek van de genoemde opdrachten in Scarborough Fair, kan hier ook een diepere betekenis ontdekken. Het lied kan bijvoorbeeld betrekking hebben op twee personen, maar het zou ook kunnen gaan om de twee aspecten van de persoonlijkheid, het mannelijke en het vrouwelijke aspect, dat wil zeggen de actieve en de passieve, de handelende en de ontvangende kant.
12
Jongeman: Are you going to Scarborough Fair? Parsley, sage, rosemary, and thyme; Remember me to the one who lives there, For once she was a true love of mine.
Meisje: Now he has asked me questions three, Parsley, sage, rosemary, and thyme; I hope he’ll answer as many for me, Before he shall be a true lover of mine.
Tell her to make me a cambric shirt, Parsley, sage, rosemary, and thyme; Without any seam or needlework, Then she shall be a true love of mine.
Tell him (her) to buy me an acre of land, Parsley, sage, rosemary, and thyme; Between the salt water and the sea sand, Then he shall be a true lover of mine.
Tell her to wash it in yonder well, Parsley, sage, rosemary, and thyme; Where never sprung water or rain ever fell, And she shall be a true lover of mine.
Tell him to plough it with a ram’s/lamb’s horn, Parsley, sage, rosemary, and thyme; And sow it all over with one peppercorn, And he shall be a true lover of mine.
Tell her to dry it on yonder thorn, Parsley, sage, rosemary, and thyme; Which never bore blossom (fruit) since Adam was born, Then she shall be a true love of mine.
Tell him (her) to reap it with a sickle of leather, Parsley, sage, rosemary, and thyme; And gather it all in a bunch of heather And he shall be a true lover of mine.
De cursief gedrukte coupletten vormen de versie van Simon & Garfunkel.
Tell him to thrash it on yonder wall, Parsley, sage, rosemary, and thyme, And never let one corn of it fall, Then he shall be a true lover of mine. When he has done and finished his work. Parsley, sage, rosemary, and thyme: Oh, tell him to come and he’ll have his shirt, And he shall be a true lover of mine. Jongeman: Are you going to Scarborough Fair? Parsley, sage, rosemary, and thyme; Remember me to the one who lives there, For once she was a true love of mine.
13
Het meisje krijgt een drievoudige opdracht: ze moet een batisten shirt maken zonder naad of naaldwerk, vervolgens moet ze het wassen in een droge bron, waar nooit water opwelde of regen viel, en het op een doornstruik te drogen leggen waar geen bloemen op bloeiden sinds Adam werd geboren. De naam batist geeft een eerste aanwijzing: het is een min of meer doorschijnend weefsel, en de naam zou afkomstig zijn van de dertiende-eeuwse linnenwever Baptiste de Cambrai, uit Kamerijk (Cambric). Een batisten shirt kan worden opgevat als symbool voor een nietmaterieel gewaad, een etherisch weefsel, dat wordt ontvangen bij een ‘doop’. Wordt hiermee misschien indirect verwezen naar de toestand van halfheid, van onvolledigheid die veel mensen ervaren wanneer ze na herhaalde pogingen ontdekken dat het ware, blijvende geluk in dit aardsgerichte leven niet te vinden is? Mensen die, vaak voor hun gevoel al zolang ze zich kunnen herinneren, op zoek zijn naar een dieper, bestendig geluk? De bron waar nooit water ontsprong of regen viel, waar is die te vinden? Hier wordt verwezen naar de diep verborgen bron in ons eigen hart, de bron van levend water, de herinnering van een oud én nieuw levensveld, los van de materie met haar tegenstellingen die ons bestaan hier kenmerken. Een bron van kracht, waar wij eens innig mee verbonden waren, voordat we ervoor kozen ons te verbinden met een veld van veel lagere vibratie, het veld dat wij via onze materiële zintuigen kennen. Het vruchteloze van de tegenstellingen vinden we terug in de doornstruik waar het shirt op te drogen moet worden gelegd: het aan de aarde gebonden, tijdelijke leven, het leven van de dualiteit, van dag en nacht, rijk en arm, goed en kwaad, geboorte en dood. In de woorden which never bore blossom since Adam was born vinden we het beeld van het inmiddels herkenbare gegeven dat het aardse leven is verworden tot een gang van strompelen, vallen en opstaan, waarin niets werkelijk tot bloei komt, hooguit tijdelijk. Het meisje heeft de verzoeken van de jongeman aangehoord en antwoordt dat hij om te beginnen een stuk land tussen het strand en de zee voor haar moet vin-
14
De toestand van ‘Is dat alles?’ is een overgangsfase den. Dit onbestemde gebied kunnen we als symbool zien voor het besef van alles gedaan en gezien te hebben, met alleen nog de vraag: Is that all there is?, een vraag waarin een hunkering naar een uitkomst besloten ligt. Dat stuk land moet worden geploegd met een ramshoorn en vervolgens ingezaaid met één peperkorrel. De toestand van ervaringsvolheid, van: ‘Is dat alles?’ is geen fase van wanhoop, integendeel, het is een overgangsfase. De mens die ervaringsvol is, kan tot het innerlijk besef komen dat dit niet de eindbestemming van het leven kan zijn, want diep in het hart klinkt een krachtige roep: de onvergankelijke kiem van de bestendige liefdekracht. Deze kracht blijkt steeds de aansporing tot zoeken te zijn geweest, waardoor de mens uiteindelijk in de havenplaats is aangekomen. Het feit dat er in Scarborough een bron opwelt, kunnen we zien als een bevestiging van de zekerheid dat de kracht van de oerbron ons niet loslaat; wij worden er onafgebroken door vergezeld. Maar er wordt wel activiteit van ons verwacht: de ramshoorn staat voor kracht en moed, en doorzettingsvermogen. Er moet worden geploegd in de bodem van ons eigen wezen, in ons eigen hart, de grond moet worden losgemaakt voor een nieuw zaad: slechts één peperkorrel. Een peperkorrel veroorzaakt een branderige smaak, en kunnen we zien als symbool dat we een proces aangaan; dat het geen kwestie is van ‘knopje om-klaar’, integendeel, de confrontatie met onze eigenschappen veroorzaakt een vurige loutering. Dit proces levert soms pijnlijke inzichten, die we opdoen wanneer we onszelf in alle nuchterheid en eerlijkheid gaan waarnemen vanuit het hart (‘Alleen met het hart kun je goed zien,’ zegt De Kleine Prins). Dan zien we niet alleen aspecten van onszelf om trots op te zijn, maar ook aspecten die ons niet bepaald sieren: hebzucht, leugenachtigheid, zucht tot manipuleren, jaloezie, agressie, angst, bij ieder in wisselende mate. Niets menselijks is ons vreemd. Deze opbrengst van waarnemingen moet worden geoogst met een lederen sikkel en met een bundel heide worden opgebonden: met de hand – de lederen sikkel – dat wil zeggen in een totaal nieuw handelingsleven, moeten we ons een pad banen door onze eigenschappen heen want deze vormen een barrière tussen ons diepst gelegen innerlijke zelf – de kiem in ons hart – en onze naar buiten gerichte aandacht. De bundel hei, de bunch of heather, staat voor de eigenschap van de persoon om te lang in de eigen problemen te blijven hangen en daar soms ook te veel over te praten (waar het hart van vol is, loopt de mond van over). Het zich vastklampen aan wat we kennen geeft vaak een schijnzekerheid, die belemmerend werkt bij het zetten van een nieuwe stap. Deze fase komt ieder mens vroeg of laat in zichzelf tegen, in meer-
15
Parsley, sage, rosemary and thyme, vormen een opvallende verbindingsdraad dere of mindere mate, en die mogen we, zoals alles, in alle nuchterheid en zonder oordeel waarnemen. De oogst van al onze inzichten moet worden losgeslagen tegen een muur en er mag geen korrel verloren gaan. Hiermee wordt een zeer cryptische maar duidelijke aanwijzing gegeven: als we de nuchterheid en eerlijkheid kunnen opbrengen onszelf te zien in al onze schijnzekerheden en beperkingen, worden de muren tussen ons diepste innerlijke zelf en onze persoon stelselmatig afgebroken, waardoor de persoon weer werkelijk kan worden wat in diepste zin de bedoeling is: de per-soon gaat meer en meer ‘per-sonare’, dat is fungeren als een instrument, als een klankvat dat door laat klinken wat er in de kosmos aan oer-trillingen vibreert. Na al deze arbeid krijgt ‘hij’ van ‘haar’ zijn gewenste batisten shirt, ook wel ‘het gewaad zonder naad’ genoemd. En de mooiste belofte aan elkaar is dat zij na al deze werken weer elkaars ware geliefden zullen zijn: het mannelijke en het vrouwelijke in ons gaan weer met elkaar samenwerken zoals in het oorspronkelijke mens-zijn bedoeld is. Dat hier twee aspecten van onze persoonlijkheid worden aangesproken, wordt nog eens bevestigd door het feit dat de jongen steeds spreekt van ‘a true love of mine’, terwijl het meisje spreekt van ‘lover’, een woord dat we minder met een abstractie of kracht (love) associëren maar meer met een aspect daarvan: het actieve, in de liefdekracht handelende vermogen van de persoon. En als opvallende verbindingsdraad komt in elk couplet dezelfde tweede regel terug: parsley, sage, rosemary and thyme, vier versterkende kruiden bij het gaan van het pad van bevrijding uit de tijdruimtelijk gebonden materie. Wanneer we ons richten op de onpersoonlijke, bovenpersoonlijke liefde, kunnen we namelijk ook een diepere betekenis van het gebruik van deze kruiden ontdekken. Peterselie is zeer rijk aan vitamine C en daarmee een ‘overlevingskruid’; de naam bevat bovendien in het eerste deel een verwijzing naar petros, het Griekse woord voor rots. Salie, Latijnse naam salvia, betekent ‘redder’, waarbij opgemerkt kan worden dat de Engelse naam sage overeenkomt met het Franse sage, dat wijs betekent. Rozemarijn, Latijnse naam rosmarinus, is een plant met versterkende eigenschappen en de naam is etymologisch terug te herleiden tot dauw (ros) van de zee (marinus), of tot roos van de zee. Tijm is eveneens een versterkend kruid, vooral voor de longen, en verwijst via zijn Latijnse naam thymus naar de thymusklier in ons eigen lichaam, die een belangrijke rol speelt bij de innerlijke alchemie die gaat
16
plaatsvinden bij de leerling op het pad. De laatste drie kruiden zijn alle zonnekruiden, in staat tot het omzetten van grote hoeveelheden zonlicht in krachtige plantensappen en oliën. Samen met de ‘rots-kracht’ peterselie geven ze kracht en moed voor het gaan in een nieuwe richting, en voor het volhouden in die richting. Deze kennis bezaten ook de stichters van de Geestesschool van het Gouden Rozenkruis, Jan van Rijckenborgh en Catharose de Petri. Toen op het conferentieoord Renova in Bilthoven een kruidentuin werd aangelegd, werden daar twaalf vakken met genezende kruiden opgenomen waar onder andere salie, rozemarijn en tijm werden geplant. De kracht van een tekst als deze is gelegen in de interpretatiemogelijkheden die erin verborgen zijn, en die meegroeien met het toenemende bewustzijn van de lezer/ luisteraar. We worden niet aan ons lot overgelaten. Talloze teksten met dit onderwerp zijn er in alle talen te vinden in de vorm van sproken, sagen en liedteksten, die de mensheid al eeuwenlang lang begeleiden bij haar gang door tijd, ruimte en materie. Zij verhalen ons van liefde, hoop en bevrijding. Wanneer we ervoor kiezen ons naar binnen te keren en ons toe te wenden naar wat diep ons hart verborgen ligt, vinden we een enorme krachtbron die erop wacht ons te gaan leiden: Remember me to the one who lives there: maak mij weer lid, deelgenoot van diegene die daar woont, want die was eens mijn ware liefde – she once was a true love of mine. Wanneer we dat doen, worden er taken aan ons opgedragen die ogenschijnlijk onuitvoerbaar zijn, maar die in de kracht van dat andere, de Andere in ons, op abstract maar essentieel niveau in ons voltrokken gaan worden, gevoed door die ene onpersoonlijke krachtbron, die de Liefde is. Als die reis wordt aangevangen, ontstaat er ruimte voor het ware feest waartoe wij allen vroeg of laat geroepen worden: het feest van de hereniging met de Andere in ons, die als een kleine zaadkorrel op ons wacht in het diepste diep van ons eigen hart.
Bronnen: Het levende woord, o.a. hfdst. 37 Transfiguratie in de tijd van het einde en 38 Het vuur van de Heilige Geest, Catharose de Petri. https://www.google.com/search?q=scarborough+fair+songtekst&oq=& aqs=chrome.0.69i59l5.7 55148697j0j7&sourceid=chrome&ie=UTF-8 https://galaxymusicnotes.com/pages/about-scarborough-fair https://www.liveabout.com/scarborough-fair-traditional-simon-andgarfunkel-1322515 https://infotainmentnews.net/2013/02/26/digging-up-the-truth-whatthe-lyrics-to-scarborough-fair-mean/ https://culinarylore.com/food-history:scarborough-fair-parsley-sagerosemary-thyme/
17
w THEMA: GENEZING
Muurschildering in Knossos
Wij veroorzaken een overduidelijke disharmonie in ons totale planetaire levensveld, die alleen door radicale omwentelingen en wereldwijde catastrofes kan worden hersteld. ‘De veroorzaker is niets, het milieu is alles!’ Claude Bernard (1813-1878)
18
w TEKST: DR DAGMAR UECKER w LAND:
DUITSLAND
w BEELD: RUTH ALICE KOSNICK w RUBRIEK: GEZONDHEID
De wet van harmonie – bron van gezondheid
G
Gezondheid is een labiel evenwicht. Het is de permanent gevoelige balans tussen behoudende en zich aanpassende krachten in onze al-openbaring. Zij maakt gebruik van de natuurlijke polariteit tussen behoudende, vasthoudende krachten en dynamische, vernieuwende en oplossende krachten. Alleen in de wisselwerking van deze beide, elkaar in stand houdende en op basis van tijdelijkheid afwisselende tegenstellingen is een evolutie naar steeds gedifferentieerdere levensvormen en hogere bewustzijnsgebieden mogelijk. Ondanks de nagenoeg grenzeloze veelheid en onderscheidenheid van uitingen die in het wisselende spel van tegengestelde krachten in ons universum existeren, blijft de harmonie in de
/
Dr Dagmar Uecker
kosmos overeind. De golfbewegingen van de tegengestelde polen houden het evenwicht in stand, omdat ze elkaar wederzijds aanvullen, elkaars voorwaarden vervullen, elkaar omarmen. In waarheid zijn ze op een hogere octaaf van leven, buiten tijd en ruimte, een eenheid. Ze komen dus uit een gemeenschappelijke wortel voort. Polariteit en dualiteit
Ook ons leven wordt fundamenteel getekend door de polariteit: zonder inademing geen uitademing, zonder assimilatie geen loslaten; wij moeten slapen om weer actief en wakker te kunnen zijn; ons vegetatieve zenuwstelsel stuurt alle leven-bepalende functies ritmisch over de aanvurende, active-
19
rende sympathicus en de stabiliserende, krachtherstellende parasympathicus. Zo kunnen we in het wisselende spel van prestatie en ontspanning ons leven in gezonde harmonie in stand houden. Ziekte is de uitdrukking van een disharmonie in ons bioritme. De balans tussen prestatie en ontspanning, tussen opname van voeding en loslaten, tussen beweging en rust, tussen bewust werken naar buiten toe en zelfreflectie naar binnen toe, is verstoord. Voor de leven brengende harmonie in het bonte, wisselende levensspel staat de juiste maat garant. We leven in een tijd waarin de materiële wetenschap enorme technische mogelijkheden heeft geschapen; dit zogenaamde voortschrijden geschiedt schijnbaar onophoudelijk in een spiraal zonder einde, waarbij de rechte maat in de trotse werveling van nieuwe verworvenheden veronachtzaamd wordt. Als er, met de wens tot voortschrijdende groei op alle niveaus van het bestaan, slechts één pool van het spanningsveld van het leven benadrukt wordt, roepen we een overduidelijke disharmonie op in het totale planetaire levensveld, die alleen door radicale omwentelingen en wereldwijde catastrofes kan worden hersteld. Zo wordt het aan de tijd overgelaten om te begrijpen dat wij zelf de veroorzakers zijn van de huidige planetaire misstanden, op ecologisch, sociaal, maatschappelijk en gezondheidsgebied. Het tijdperk van het antropoceen dreigt een weinig roemrijke tijd in de geschiedenis van de mensheid te worden.
20
Overal dus waar de mens een verstoring veroorzaakt in het komen en gaan van de polaire krachten die al het leven in ons universum aansturen, omdat hij zich alleen maar op één pool richt, roept hij een gewelddadige correctie op, zodat het door hem verstoorde evenwicht zich kan herstellen. Er is een ‘geestelijk geschenk’, dat aan iedere menselijke, onsterfelijke ziel, als bezinningsmogelijkheid is meegegeven. Het komt aan het licht in de vorm van deugden als matiging, moed, gerechtigheid, barmhartigheid, geloof, in de zin van oervertrouwen, hoop als onverwoestbare troost, en allesomvattende liefde. Als we deze zuivere attributen in ons meedragen, ons erop bezinnen, dan zijn wij een levende voedingsbodem voor een harmonisch, gezond samenwerkend en empathisch mensengeslacht. Als door het ego beheerste persoonlijkheden kunnen wij deze door zelfvergetelheid bepaalde deugden niet zonder meer in onze levenssfeer overdragen. Het ego misbruikt ze voor zijn zelfzuchtige doeleinden, splitst ze af uit hun allesomvattende eenheid in de ikgerichte afzondering en laat ze zo vervallen tot dualiteiten. Zo ontstaan door de mensen misstanden als onmatigheid, lafheid, nijd, wreedheid, jaloersheid, woede en haat. Daardoor verandert de polariteit in een dualiteit. In zulke dualiteiten vinden we onverenigbare tegenstellingen, die vijandig tegenover elkaar staan en elkaar wederzijds bestrijden, in plaats van elkaar aan te vullen.
Er is een ‘geestelijk geschenk’, dat aan iedere menselijke, onsterfelijke ziel, als bezinningsmogelijkheid is meegegeven Ze roepen een eeuwige tweestrijd en oorlogszuchtige handelingen op en vergiftigen de menselijke zienswijze. Dat is de reden waarom onze biosfeer, ons bewustzijnsveld en ons innerlijk milieu fundamenteel ziek zijn. Het ‘milieu’
De Franse arts, farmaceut en experimenteel-fysioloog Claude Bernard verstond onder milieu niet een door hygiënische normen bepaalde omgeving, maar de kwaliteit van onze mentaliteit, onze gevoelens, ons willen, die voor de harmonische regulering van onze fysische existentie kan zorgen. Hoe vinden we de weg naar een harmonische levensordening? Als we leren de natuurlijke wisselingen van de polariteiten te accepteren en die niet door onze eigenbelangen uit het evenwicht te brengen. De dualiteit is niet uit de kosmische wet van harmonie voortgekomen. Zij is ontstaan door de aanmatiging van zichzelf verheerlijkende mensen om zuivere ziele-attributen aan de macht van hun ego te onderwerpen. Zij kan alleen door een louterende zelfkennis en zelfover-
winning geheeld worden, waardoor tegelijkertijd het weer ontwaken van het in principe in de mens aanwezige hogere zieleniveau wordt ervaren. Het ego met zijn zichzelf verheerlijkende materialistische verstandslogica moet bereid zijn als trouwe dienaar van de onsterfelijke ziel, volgens haar intuïtie en ingeboren deugden te leven. Omdat gelijk altijd gelijk aantrekt, hoeft het ons niet te verbazen dat wij zelf de deuren geopend hebben voor krachten en hun stoffelijke dragers die op een parasitaire manier onze organismen aangrijpen en zich daar genadeloos expansief en verstorend manifesteren. Globalisering in de zin van een alverbondenheid onder de mensen op het zieleniveau kan een gezonde harmonie voor het mensheidsorganisme betekenen. Dat wat wij nu als globalisering aanduiden, is een uit een puur materialistische mentaliteit ontstane levensimpuls, waardoor de enkelingen en machtigen zich op kosten van anderen verrijken en hun macht gebruiken tot verdere uitbuiting. De door dit gedrag geïnitieerde werkingen halen de mensheid in, om haar een
21
nieuwe kans op inzicht te bieden. In de taoïstische gezondheidsleer zegt men: ‘Een indringer te doden, betekent nog niet alle deuren voor hem te sluiten.’ De beste manier om ziekten te behandelen, is ze te voorkomen. Daarvoor moet men de oorzaken ervan kennen. Welnu, de oorzaak van ons fundamentele ziekzijn en evenzeer de disbalans in de biosfeer van onze planeet, ligt alleen bij ons mensen. De door ons geschapen onbalansen voeren in de kosmische en planetaire omgeving en evenzo in onze binnenwereld tot een disharmonie, die zich op energetisch en stoffelijk niveau manifesteert. Het terrein van onze biosfeer en het morfogenetische veld van onze planeet, uit de krachten waarvan onze werkelijkheid van morgen gestalte zal aannemen, bevinden zich in een heilloze onevenwichtigheid. Het is een wisselend spel tussen ons en het ‘milieu’, een voedingsbodem waarop ziektekiemen en epidemieën gedijen. Het zijn niet de microben die uiteindelijk onze ziekten tevoorschijn roepen, het is het zieke milieu en onze zelfgeschapen gesteldheid die ons ziek laat worden en de deuren opent voor het verstorende werk van microben. Hoe groter de chaos in ons innerlijk, des te makkelijker kunnen wij van buitenaf bevochten worden. En dat geldt evenzo voor onze planetaire levenssfeer.
22
Autoagressie
Auto-immuunziekten ontstaan, als een autonoom organisme rebelleert tegen zijn eigen eiwitbouwstenen en ze begint te verstoren. Wij weten dat deze ziekten niet te genezen zijn zolang dit zelfverstoringsproces in stand blijft. Is het niet zo dat het organisme ‘mensheid’ zich ten opzichte van zijn planeet buitensporig auto-agressief gedraagt? De huidige wereldwijde gezondheidscrisis biedt ons een immens leermoment. Vanuit dit perspectief kunnen we de crisis als een geschenk beschouwen, dat ons de mogelijkheid biedt om de werkelijke samenhang op een hoger niveau te erkennen. Daarmee worden ons leven en onze ontwikkeling tot vervolmaking gestuwd. De enige kans om van onze fundamentele ziekte te genezen, bestaat daaruit dat we de wetten van harmonie in onze kosmos en tegelijk in onze microkosmos onder ogen zien, hun spel van wisseling aanvaarden en daarmee een gezonde voedingsbodem toebereiden voor een opwaartse ontwikkeling van ons bewustzijn, een vrijwillig meewerken aan de scheppingsorde voor toekomstig leven. Bij de huidige beproeving wordt ons ook een zegenrijke hand gereikt.
JONGE ROZENKRUISERS
Gedachten 1
Op een zekere dag was er een prins genaamd Siddhartha die een dag buiten het paleis mocht spenderen. Hij had immers zijn hele jeugd geen stap buiten de muren van het paleis gezet. Op deze middag buiten de muren trof hij allerlei omstandigheden aan die hij zijn hele leven nog nooit had ervaren. Armoede, pijn, verdriet en teleurstellingen. Hij kon zich niet anders voorstellen dan dat iedereen die in de stad woonde zich constant ongelukkig zou moeten voelen. Hij ondervroeg een hoop mensen over hun ervaringen die ze in het leven ervoeren. En elk verhaal was nog indrukwekkender dan het ander. Vooral die van een monnik. Ik voel geen pijn en geen lijden meer, zei de monnik. Alles hier op aarde is vergankelijk, daarom kunnen we ons beter aan niets hechten, vooral niet aan ons lichaam. ‘Ik ben en dat is alles wat er is’. Ook wij beleven de mogelijkheid om een soortgelijke weg te gaan. Het mentale loslaten van het fysieke schouwspel dat ons enerzijds wil afleiden maar anderzijds ons wil laten zien dat het ons kan helpen de weg te gaan waar wij daadwerkelijk kunnen zijn.
23
w THEMA: GENEZING
Prins der Lelies. Muurschildering in Knossos
24
w TEKST: GUDULA WILMS w LAND:
DUITSLAND
w BEELD: WORLD HERITAGE w RUBRIEK: GEZONDHEID
“De grote Genezer is gekomen” Zie, de grote Genezer is gekomen! Hij weet alle mensen te genezen. Hij heeft zijn genezende schat uitgespreid en roept: “Wie wil, worde genezen.” Zie alle genezingen aan! Er bestaat geen ware genezing dan door hem. Hij houdt geen zieke tegen, hij maakt zich niet vrolijk over enig verwond mens. Hij weet wat hij doet. De woorden uit zijn mond zijn zacht. Hij weet in wonden te snijden en een koelend middel toe te passen. Hij snijdt en reinigt. Hij brandt uit en verzacht dezelfde dag. Zie, zijn zachtheid liet ieder van ons zijn eigen ziekte herkennen. Laat ons onze ziekte niet voor Hem verbergen! Laat de kanker niet in de ledematen blijven steken, opdat het schone beeld van de nieuwe mens niet in ons verstoord worde. Moge hij ons genezing schenken, die alle verwondingen heelt. Moge hij onze schuld wegnemen, onze littekens, die in onze ziel zijn ingebrand.
25
‘… zo klinkt het mij uit een psalm tegemoet, een van de weinige teksten die van de Perzische ingewijde Mani bewaard zijn gebleven. Mani werkte in de 3e eeuw, bezield door de wens om het jonge christendom uit de opkomende dogmatische verstarring te bevrijden. Hij wilde het, verbonden met de spirituele essentie van alle religies, opwekken tot een gnostisch christendom van de Liefde.’
Z
‘Zie, de grote Genezer is gekomen!’ Wat een vreugdevolle uitroep, die ook in mij telkens een hoopvol vibreren opwekt. Een vertrouwd, bijna kinderlijk deel in mij zou er onmiddellijk op af willen gaan en de Genezer opzoeken en hem vragen, ook mij te genezen. Maar dan melden zich direct andere stemmen, “verstandige” delen in mij die zijn ontstaan door ontgoochelingen en die twijfel aankondigen. Sommige hebben alle hoop verloren en klagen: ‘Ja, andere mensen kan hij misschien helpen, maar mij…?’ Andere stemmen sussen dat weer en willen mij wijsmaken dat ik er toch helemaal niet zo erg aan toe ben. En er is zelfs een welopgevoed stemmetje dat mij ervan af wil brengen om de grote Genezer lastig te vallen met mijn trivialiteiten. Er ontstaat een onaangename werveling van tegenstrijdige impulsen in mij. Ik hoop dat dat ophoudt als ik me stuk voor stuk verdiep in de boodschap van de tekst, regel voor regel. “Hij weet alle mensen te genezen” zo verzekert de psalmdichter mij en ik bespeur mijn innerlijke weerstand tegen deze blijde boodschap. Is deze weerstand niet een verkapte hoogmoed om mijzelf als bijzonder en daarmee ook als bijzonder ongeneeslijk te beschouwen? Maar hoogmoed is misschien alleen maar een bescherming tegen vernieuwde verwondingen door falen
26
/
Gudula Wilms
en afwijzen. Dan hoor ik dat de grote Genezer geen enkele zieke afwijst en zich over geen enkel verwond mens vrolijk maakt. De afwisselende stemmen, en de stem van schaamte, die willen verhinderen dat ik mij vertoon met mijn verwondingen, worden zachter. “De woorden uit zijn mond zijn zacht”, hoor ik, en ik merk dat ik wat toegeeflijker word, ik hoef dus geen angst te hebben voor barse verwijten, mag hopen op mildheid en barmhartigheid, die ik mijzelf niet gun. Zijn zachtheid wordt nogmaals geprezen: “Zie, zijn zachtheid liet ieder van ons zijn eigen ziekte herkennen.” Daar ligt iets troostends in: voor hem hoef ik me niet te schamen, in de beschutting van zijn barmhartigheid kan ik zonder verlegenheid mijn verwondingen toegeven. En ik ben niet alleen. Allen die zich naar hem toegewend hebben, ontvangen deze zelfkennis. Ik voel me uitgenodigd om me bij deze mensen aan te sluiten en mijn isolatie te doorbreken; wij allen worden nogmaals bemoedigd: “Laat ons onze ziekte niet voor Hem verbergen!” Een nieuw gevoel ontstaat in mij, een gevoel bij die mensen te horen die hun verwondingen opmerken en naar heling verlangen. Wat is de ziekte waar wij allen aan lijden? De dichter heeft het over ‘kanker’ die wij onder de leden hebben. Een kankercel geldt als ontaard, ze weet
niet meer dat ze hoort bij het grote geheel, het organisme waar ze een het geheel dienende taak heeft. Ze heeft zich schijnbaar afgesneden en woekert als blind op zichzelf gericht voort. Verstorend, en daarmee uiteindelijk ook zichzelf verstorend. Heeft niet bijna ieder mens iets van zo’n kankercel, en ook de mensheid als geheel? Wat weten we nog van de kosmische wetten, van een oorspronkelijke ordening die wij in vreugde en vrijheid mochten dienen? In plaats daarvan cirkelen we in zelfzuchtigheid en eigenwilligheid om ons zelf, totdat de smart in het aangezicht van de zinloosheid van deze kringloop ons op enig moment doet inhouden. En hoe raken we dan uit deze ziekteverwekkende kringloop? “Wie wil, worde genezen” belooft de tekst ons. Dit ‘willen’ moet toch wel een bijzondere kwaliteit hebben, het moet zijn als het dorsten naar water van de verdwaalde in de woestijn, als het verlangen van de verdrinkende naar lucht. Het moet groter zijn dan de lust die onze wensen naar aards vergenoegen aandrijft, het moet een in deze wereld onstilbaar verlangen zijn om weer deel uit te maken van een absoluut zinvolle, door liefde gedragen ordening en vol vreugde onze taak daarin op ons te nemen. Wie van dit verlangen vervuld is, wordt door de grote Genezer welkom geheten. Wat voor geneesmethoden zullen het zijn, die hij op ons toepast? Vooreerst klinkt het naar nieuw lijden: snijden en uitbranden wordt genoemd, en elk deel in mij dat om zichzelf cirkelt, schrikt hiervoor terug. Maar ik merk dat zelfzuchtigheid geen plaats heeft in de oorspronkelijke ordening, en de oplossing zou wel eens verbonden kunnen zijn met brandende pijn en met het gevoel afgesneden te worden van iets dat mij gevangen gehouden heeft. Maar de opkomende angst voor zo’n genezingsweg wordt milder door de verzekering dat de Genezer niet alleen
iets pijnlijks, maar ook iets verzachtends in mij voltrekt: Hij weet in wonden te snijden en een koelend middel toe te passen. Hij snijdt en reinigt. En ik mag erop vertrouwen dat de verzachting niet lang op zich laat wachten: “Hij brandt uit en verzacht dezelfde dag.” Komt dit niet overeen met mijn eigen bescheiden ervaring? Dat ik altijd op het moment dat iets loslaat waar ik me hardnekkig aan vastgeklampt had, iets als verlichting, verkoeling, bevrediging kon bespeuren? Dit helingsproces zou wel eens een lange adem nodig kunnen hebben en een gestaag, deemoedig toewenden naar de Genezer, met de bede ons alles te vergeven dat wij ons zelf en anderen hebben aangedaan, bewust of onbewust, en dat bij ons allen zieleverwondingen heeft achtergelaten. Steeds weer zullen we willen uitwijken, onze eigen weg gaan, zonder hem, of op zijpaden verlichting willen halen. Maar ons wordt verzekerd: Er bestaat geen ware genezing dan door hem. Langzamerhand, en dat hoop ik intens, zal met zijn hulp IN mij iets groeien dat mij op de weg van genezing begeleidt: De tekst noemt het “het schone beeld van de nieuwe mens”. Het leeft in mij als een vage herinnering aan iets dat verloren ging. En als verlangen naar iets dat weer levend in mij wil worden. Door de genezende Christuskracht die in deze tekst wordt bezongen, kan dat iets uit zijn diepe slaap worden gewekt en uitgroeien tot ware mens. En ik mag dienen in dit proces, als ik de wegbereider ben, als ik vooral de weg vrij maak en terugtreed met mijn ik-centrale interesses. Zo dat de genezingskracht van het goddelijke zich kan verenigen met de goddelijke groeiende kiem in mij en ik mede op mag gaan in dit “schone beeld van de nieuwe mens”.
27
w THEMA: GENEZING
Glanzende donkerte
/
Angelika Häusler
E
Een nachtelijke ervaring
Het is ver na middernacht. Ik lig weer eens een keer wakker. Net als zo vaak in deze slapeloze nachten lig ik maar, en kijk door het open dakraam naar de hemel; vaak zijn er sterren te zien, maar vannacht niet. Altijd zoek ik iets, ik wil me helemaal onderdompelen in de nacht, me er helemaal aan overgeven. Ik probeer te zien in de ruimte achter de sterren. Waar ben Je? Hoor je mij, Geliefde? Maar er komt nooit een antwoord, er is altijd alleen maar één stil, donker niets. Ik voel me verloren in de lege ruimte, ingesloten in een vacuüm. Alleen ik schijn er te zijn. Ik voel mijn lichaam, maar er moet nog iets anders zijn, behalve ikzelf, denk ik. Vaak weet ik het zeker dat het er is, vaak ook twijfel ik eraan. Er bestaat gewoonweg geen zekerheid, nergens; in deze donkerte bestaat überhaupt niets, alleen ik schijn er te zijn. Vaak, in deze slapeloze nachten, overvalt me een onbestemde angst, maar nu niet. Ik ervaar mijn adem, hoe hij langzaam, ritmisch in- en uitstroomt. Op de een of andere manier verwondert het me, dat ik in dit vacuüm kan ademen. En nog steeds, altijd, zoek ik
28
Jou, Geliefde. Ik peil de zwarte nacht. Waar ben Je? De donkerheid van de kosmos begint te lichten
Het vacuüm opent zich. Mijn ogen (mijn innerlijke ogen) ervaren het: de donkerheid van de kosmos geeft licht. Ze is vol energie, als een oneindige ruimte van elektriciteit. Ik zie niet alleen, een kostelijke (reukloze) frisse geur (ik denk aan een morgenstond in het voorjaar), waait door mij heen. Het is zuivere energie, het is de reine liefde. Iets wil geboren worden. Het heeft geen verleden. Het schijnt de bron van de schepping te zijn. Het eeuwige begin. Een geboorteschoot. Ik voel mij ondergedoken in een gouden, onzichtbaar licht, in liefde. Mijn innerlijke zintuigen schijnen grenzeloos open te staan. Ik ‘ruik’ energie. Ik zie het overal schitteren, fonkelen en lichten. Als een frisse wind stroomt energie door alles heen. Het begrip ‘de adem Gods’ komt in mij op. Iets wil zich openbaren, iets wil ontwaken. Zilverglanzende energievonken springen chaotisch rond in de duisternis, ik denk aan het woord ‘oorsprong’.
w TEKST: ANGELIKA HÄUSLER w LAND:
DUITSLAND
w BEELD: SCOTT RUTH w RUBRIEK: TIJDGEEST
Bevalt jou ook iets aan ons, donkere nacht? Wat houd je onder je mantel, dat mijn ziel onzichtbaar krachtig beroert? Kostelijke balsem druipt uit jouw hand, uit de maanbundel. De zware vleugels van het gemoed hef jij omhoog. Donker en onuitsprekelijk voelen wij ons bewogen – een ernstig gezicht zie ik, blij geschrokken, dat zich zacht en aandachtig tot mij neigt… Novalis, Gedichte, Hymnen an die Nacht.
©Are you there – Scott Ruth
29
w THEMA: GENEZING
Een heilzaam ‘zijn’
30
w TEKST: PETRA SCHMELZER w LAND:
DUITSLAND
w BEELD: KNOSSOS, KRETA, WERELDERFGOED w RUBRIEK: GEZONDHEID
Als we over genezing spreken, waar gaat het dan over? Nou ja, er wordt iets gedaan – een medicijn toegediend, een methode toegepast; iets is heilzaam. Of we denken aan het proces van genezing; iets wordt weer heel. Maar er is een derde aspect: er is een zijn, een zijnstoestand die heilzaam is, omdat hij heel is – misschien zelfs geheiligd, heilig.
S
/
Stel er is een ziek mens, een ziek levend wezen, van wie de lichamelijke – en eventueel psychische – toestand uit balans is, en die daardoor lijdt. Genezing betekent dan herstel van deze balans met verschillende middelen en methoden. Op het zuiver lichamelijkstoffelijke vlak misschien door allopathie, op fijnere niveaus misschien met homeopathie of andere methoden die berusten op de energetische werking van bijvoorbeeld planten (zoals de Bach-remedie). In deze gevallen volgt genezing wanneer een mens medicijnen krijgt. Laten we een stap verder gaan: er is een geestelijk helen of genezen door de overdracht van energie. Hoe de genezing hier ontstaat is moeilijk te zeggen. Is het iets dat de genezer uit zijn eigen
Petra Schmelzer
wezen schept of stelt hij of zij zich alleen maar als bemiddelaar en transformator voor genezende energiestromen ter beschikking? Om dit te onderscheiden is een verfijnd waarnemingsvermogen nodig – maar ook hier krijgt een mens van een ander mens een “medicijn” in de ruimste zin van het woord. Hoewel bij alle genoemde methoden de bewustzijnstoestand van de arts of genezer natuurlijk ook van belang is, is het tot nu toe beschrevene terug te brengen tot een korte formule: er bestaat de bedoeling om te genezen en deze wordt omgezet door Doen. Heling door ‘zijn’
Hoe zou dat moeten? Wat wordt daarmee bedoeld? Bij het verschil tussen heling met een bedoeling en door Doen
31
32
gaat het om heling door de zijnstoestand van een ander mens, zonder bedoeling.
maakt het leven op aarde mogelijk, eenvoudigweg doordat hij is wat hij is – zon – en schijnt.
Genezen zonder doel
Niemand is een eiland
Iedereen heeft vermoedelijk wel eens de ervaring gehad dat er plaatsen zijn waar men zich goed voelt, of dat het verblijf in de natuur ons kracht kan geven. Er zijn gewijde plaatsen, waar een bijzondere, verfijnde en hoge trilling heerst, die een heilzame werking heeft. Daar is er niemand die of niets dat de bedoeling heeft mij te helen. Het gebeurt gewoon, op het moment dat mijn systeem resoneert met de harmonische trilling die op deze plaatsen ervaarbaar is. [1] Hetzelfde geldt als we tijd met onze vrienden doorbrengen. We tunen op elkaar in – zonder bedoeling -, en als we weer uit elkaar gaan, ondervind ik vreugde, voel mij energetisch opgeladen. In de natuur is harmonische trilling bijna vanzelfsprekend, omdat zij deel is van haar eigen, innerlijke wezen. Of een mens zich in een harmonische trillingstoestand bevindt, hangt af van zijn zijnstoestand, die op zijn beurt bepaald wordt door het bewustzijn. Onze bewustzijnstoestand beïnvloedt ons denken en voelen. Onze gedachten en gevoelens beslissen over ons handelen. En uit ons handelen ontstaan ons leven en ons zijn. Zo creëert ons bewustzijn ons leven, en uit het leven wordt onze zijnstoestand duidelijk. Hoe bewuster een mens is, des te hoger is zijn trillingstoestand, des te hoger trillen zijn fijnstoffelijke lichamen. Met “hoger” wordt hier bedoeld: harmonischer. Als een mens, van wie de fijnstoffelijke lichamen in disharmonie zijn, die dus ziek is, resoneert met de zijnstrillingen van een mens bij wie het systeem harmonisch trilt, kunnen deze genezend werken voor hem. Men zou kunnen zeggen: hij ontsteekt zichzelf daarmee. Dat geschiedt zonder bedoeling. Men kan het met de zon vergelijken. Die
En net zoals de zon niet alleen maar schijnt voor bepaalde levende wezens, en haar werkingsbereik geen focus kent maar universeel is, zo werken ook mensen op elkaar in, die elkaar niet concreet en lichamelijk ontmoeten. Wij zijn niet slechts individuen, maar ook door een onzichtbaar net van trillingen met elkaar verbonden – met alles wat ons omgeeft. Jörg Starckman heeft dat in zijn boekje Vragen en antwoorden over de realiteit 1) mooi beschreven: Het wereldbeeld van het scheppende bewustzijn weerspreekt onze intuïtieve logica. Dat berust daarop, dat ons verstand tot op het diepste in de – door hemzelf geschapen – voorstelling is geworteld, dat wij mensen afgescheiden, verregaand onafhankelijke individuen zijn (…) Maar wij zijn geen eenzame scheppingsfreelancers. Overal waar mensen met elkaar in contact komen, zijn ze een gezworen scheppingsteam. Beter gezegd, het begrip team is nog veel te sterk geworteld in de voorstelling van gescheiden individuen. Het antwoord op de vraag, van wie het bewustzijn in een groep de boventoon voert, is altijd: het gemeenschappelijke […] Vanuit zijn door het scheidingsbewustzijn begrensde ego kan een individu geen noemenswaardige nieuwe stromingen in het collectieve bewustzijn tot stand brengen. Maar hoe meer zijn bewustzijnsvenster wijd open staat en zich opent voor de verbondenheid met alles, des te groter wordt zijn radius van het veranderbare. […] Men kan zich de mensheid voorstellen als een net van punten, en ieder punt in het net is verbonden met andere, die vergelijkbare werkelijkheden beleven. Dit beeld van een net vinden we ook in de hindoeïstische en boeddhistische vertelling van het net van de god Indra, waarin iedere knoop, iedere individu-
aliteit, een geslepen juweel is. Uit dit met-elkaar-verbonden-zijn resulteert dat wij onze medeverantwoordelijkheid voor het geheel waarnemen, op het moment dat we de verantwoordelijkheid nemen voor onze zijnstoestand, voor onze trillingstoestand, want die roept in andere mensen een resonantie op, en zo creëren we realiteit, of we ons daarvan nu bewust zijn of niet. Opdracht en verantwoordelijkheid
[1] Er zijn mensen en plaatsen waar een heilzame werking van uitgaat [2] Een geestelijk trillingsprincipe klopt in mijn wezen aan. [3] Een aanraking met het universele bewustzijn. 1) Hoofdstuk 5: Gemeenschappelijke schepping van de realiteit (p. 48-54 als uittreksel). Bonn 2011
Jörg Starckmuth gaat nog een stap verder: Een individu bereikt daarbij op enig moment een gebied waar alle punten in dezelfde grondrichting bewegen. Het individu is deel van een collectieve stroming geworden. Hij wordt in principe door de stroom van het leven gedragen, en de hele realiteit die hem omgeeft, inclusief alle medemensen, draagt het proces mede en brengt het voort. […] Deze toestand wordt bereikt als het scheidende ego zijn (schijnbare) belang verliest en het bewustzijn zich richt op de eenheid van het zijn. Ligt het in onze macht: dat ons ‘bewustzijn’ zich richt op de eenheid van al het zijnde? Je kunt daaraan twijfelen. Want: ”deze toestand wordt bereikt, als het scheidende ego zijn belang verliest.” Hoe zou het ego dat voor elkaar krijgen? We hebben dus een verantwoordelijkheid en een opgave die wij niet kunnen vervullen, zolang wij ons als gescheiden ego beleven. Wat nu? We hebben erover gesproken, dat de zijnstoestand, het zijn van de mens in hoge mate door zijn bewustzijnstoestand wordt bepaald. Nu is de volgende vraag: Wat bepaalt de bewustzijnstoestand? [2] Hier spelen de meest verschillende factoren een rol. Centraal in de leer van het rozenkruis staat daarbij “de roos” in het hart van de mens; een geestelijk trillingsprincipe, dat steeds weer in mijn wezen aanklopt. Hoe meer ik mij laat aanraken en ernaar luister,
des te meer verandert “door de geur van de roos” mijn bewustzijn en – zoals boven beschreven – mijn zijn. Het ego verliest in dit proces aan belangrijkheid en een nieuw soort harmonie doortrilt mij en, door mij heen, alles waarmee ik verbonden ben. Heel zijn en helend zijn
En misschien is er nog meer. De mensen, de aarde, de wereld – wij staan voor de eis en de mogelijkheid van een diepgaande verandering, de “sprong” in een nieuwe trillingstoestand. Deze sprong is een zich herinneren, een bewust weer meetrillen in een bewustzijnstoestand waardoor de mens zich weer met het universele bewustzijn kan verbinden, dat uit het begin der tijden is voortgekomen. [3] De “roos” is een zinnebeeld voor onze onsterfelijke individualiteit en tegelijk deel van dit universele bewustzijn, en trilt ook in deze frequentie. Zij trilt in mijn sterfelijke wezen en geeft zo impulsen voor transformatie, voor de “bewustzijnssprong”. Hoe meer mensen zich bewust met dit trillingsprincipe in het hart verbinden, hoe meer krijgt het net van Indra een volkomen nieuwe kwaliteit. Wat deze verandering tot het universele bewustzijn voor ieder van ons betekent, is met ons huidige denken niet te vatten. Maar ons handelen kan steeds meer gaan overeenstemmen met de eenheid van het zijn, zodat we herkennen waaruit onze opdracht als mens bestaat. Het gaat erom, zich stap voor stap aan dit proces te wijden, want: “de hele schepping wacht met verlangen op het openbaar worden van de kinderen Gods.” De nacht komt en de mensen slapen als vissen In het donkere water. Dan de dag. Velen nemen hun werktuig op. Anderen worden zelf tot Doen. (Rumi)
33
w THEMA: GENEZING
Waar komt de Het genezingsproces begeleiden wij het beste door het actieve verlangen naar genezing te laten afsterven. Dit lijkt een provocatieve uitspraak. Maar laten we proberen uit te vinden of het waar is of niet, als we de psychologie van de genezing erbij betrekken.
G
Genezing komt op in het individu uit het daarachter werkende, alles doordringende veld van de universele ordening en liefde. Dit heeft onze wens tot genezing niet nodig om de genezing te kunnen voltrekken; het heeft veel meer nodig dat wij onze weerstand tegen deze onpersoonlijke, dynamische ordening van het geheel laten varen. Om telkens weer te herkennen wat weerstandsloosheid is, is een eenvoudige geest nodig die niets anders doet dan zich de totale beweging van dat wat is, te realiseren.1 In deze toestand voltrekken de innerlijke helingsprocessen zich ongestoord, maar kan ook het onbewuste zijn zich ontledigen in het gewaar zijn. Een intuïtief verstaan alsmede impulsen die met de uiterlijke oorzaken van ziekte verbonden zijn, kunnen zich kenbaar maken. Daaruit volgt een intelligent handelen. Zo’n oordeel-loos gewaar zijn betekent, de hoogmoedigheid van de persoonlijke
34
/
Hartmut Schröder
interpretatie te laten sterven. Het betekent voor het ik, dat iedere waarneming omarmt, te sterven, omdat het zich overgeeft aan het zuivere niet-vooringenomen gewaar zijn. Want het is het ik (het ego) dat rondom het eenvoudige feit van de ziekte een wens, een idee, een beeld van genezing opbouwt; een beeld dat geen substantie en geen waarheid in zich draagt. In dit verlangen wordt het bewustzijn onontvankelijk voor het feit dat al bij het eerste begin van de storing de beweging van genezing zich heeft ingezet. Zichzelf overgeven aan het gewaar zijn
Eenvoudig gewaar zijn betekent dus niet “ik neem waar”. Het betekent, ik geef me over aan het gewaar zijn. Zo is er het gewaar zijn van angst. Zo is er het gewaar zijn van onverschilligheid. Zo is er het gewaar zijn van de angstreactie waar de wens tot genezing uit
w TEKST: HARTMUT SCHRÖDER w LAND:
DUITSLAND
w BEELD: JOSEPH STELLA w RUBRIEK: GEZONDHEID
genezing vandaan? De strijd van het licht - Joseph Stella, 1913
ontstaat. Zo is er het gewaar zijn van verwarring. Zo is er het gewaar zijn van gebrek aan oriëntatie. Zo is er het verlangen om te weten. Zo is er het gewaar zijn van een verlangen naar waarheid. Als er alleen dit gewaar zijn is, dan eindigt het persoonlijke ik, dat de ik-loze impuls tot genezing steeds voor zichzelf omarmt. De waarheid is dat deze ikloze impulsen hun eigen manifestatiekracht bevatten en hun eigen dynamiek ontvouwen, vrij van het ik, gedragen door het geheel. De waarheid is ook, dat deze impulsen steeds weer door het ik worden omarmd en omgeleid, en daarom geen vrucht kunnen dragen. Het geheim van de ziele-aspecten van genezing is dus hetzelfde als dat van de innerlijke spirituele bevrijding: de volkomen overgave van het ik-wil en de daaruit voortkomende ontvankelijkheid en doorlatendheid van de menselijke geest voor de heilige ordening. Ramana Maharshi drukt dit zo uit: “De andere weg is, het ego te doden, doordat men zich volledig aan de heer onderwerpt, zijn eigen hulpeloosheid erkent en steeds weer zegt: “Niet ik, maar Gij, o Heer”, iedere gedachte aan ‘ik’ en ‘mijn’ opgeeft en het volledig aan de heer overlaat, wat die met iemand wil doen. De overgave is niet volledig zolang de vereerder dit of dat van de heer wil. Ware overgave is de godsliefde omwille van de liefde en om niets anders, zelfs niet om verlossing te bereiken.” 2
36
Het gewaar zijn van de emoties
Tenslotte willen we nog concreet op de innerlijke beschadigingen en “ziekten” van de ziel ingaan. Het gewone verstand gelooft dat het zich bewust moet worden van een oorzaak voor deze disharmonische, emotionele toestanden, zodat het die kan oplossen. Maar dat is niet echt waar. Iedere vermeende oorzaak, die het verstand klaarlegt, is alleen maar het gevolg van een andere oorzaak. Het geloof dat men het probleem begrijpt als men een van de oorzaken benoemt, komt uit het ik, dat een snelle en eenvoudige verklaring wil om rust te verkrijgen. Het einde van de emotionele disharmonie ligt niet in het vinden van een vermeende uiterlijke oorzaak of verklaring. Het ligt in het gewaar zijn van de emotie zelf, dat noch wil dat de emotie verdwijnt, noch dat zij blijft. Zulk een gewaar zijn van de emotie is een schouwen met de ogen der eeuwigheid in plaats van met de ogen van de ervaring of van het weten en daarmee van de tijd. Wij willen nu kort ingaan op de verschillende niveaus, om dat helder te krijgen. Het gewone verstand is zich in de emotie die hem beweegt, alleen indirect bewust over de inhoud van zijn denken. Hij denkt bijvoorbeeld aan voorbijgegane, eventueel ingrijpende gebeurtenissen, die dan schijnbaar een bepaalde emotie bij hem teweeg brengen, die er echter latent altijd al was. Dan is er het niveau dat zich van de emotie bewust wordt, maar deze onmiddellijk door het
In een toestand van weerstandsloosheid voltrekken de innerlijke helingsprocessen zich ongestoord denken wil verklaren en een plek geven. Daarbij is iedere verklaring een uitdrukking van het tijdelijke. Maar er is ook een niveau in ons, dat alleen maar de kwaliteit van de emotie ziet.3 Dit niveau beschouwt de kwaliteit van de kracht der emotie, vrij van gedachten, vrij van associaties met gebeurtenissen en herinneringen uit het verleden. Omdat dit schouwen vrij is van het verleden en vrij van de verwachting van een toekomst, is het vrij van de tijd. Het is een schouwen uit de heelheid in het nu. In dit schouwen vindt een ontlediging van het tot nu toe onderbewuste plaats. Want er is geen weerstand meer, die zich tegen deze natuurlijke, heilzame ontlediging van het onderbewuste zou verzetten. Als dit proces zich voltrekt, kan hij verder gaan met een volkomen verandering van ‘al wat is’.
ziekte is daarentegen geen bewijs voor de mogelijkheid van verstoring van het alles doordringende veld van heilige ordening en harmonie, maar een bewijs voor de mogelijkheid van scheiding van dit veld op een bepaald vlak. Hier is het hermetische principe van toepassing: zoals in grote, zo ook in het kleine. Zo boven, zo beneden. Want ook de collectieve toestand van de mensheid lijkt op die van een psychisch zieke. Innerlijk sterven in de zin van sterven aan het verleden, is sterven van de weerstand tegen het zuivere leven van het eeuwig Nu. Het is het sterven van de weerstand tegen de re-manifestatie van de universele, alles doordringende ordening en harmonie. En een dynamisch aspect van deze universele ordening is onder andere genezing.
De alles doordringende ordening en harmonie 1. Geciteerd in Devaraja Mudallar: Tagebuch der Gespräche mit Ramana Maharshi 2. Oordeel-loos gewaar zijn 3. Beschouwen, vrij van gedachten.
Het feit van de lichamelijke en psychische genezing is een bewijs voor het principe van een onpersoonlijke, alles doordringende ordening en harmonie. Want genezing is de her-manifestatie van deze ordening en harmonie in een deel van het geheel. Het feit van de
37
Spontane genezing hoe kan het? Dr. Bernie Siegel, hoogleraar aan de Yale School of Medicine en chirurg aan twee ziekenhuizen, raakte uitermate gefrustreerd vanwege de uitzichtloosheid van kankerpatiënten die hij opereerde en vanwege het eindeloze moeten vertellen dat er niets meer voor een patiënt kon worden gedaan. Na een radicale innerlijke ommezwaai begon hij mensen te bestuderen die ‘zomaar’, dus wetenschappelijk onverklaarbaar, genazen. Volgens hem geldt voor 15 tot 20 procent van de patiënten dat zij weigeren voor slachtoffer te spelen. Deze mensen eisen waardigheid en medezeggenschap, hoe het verloop van de ziekte ook is. Siegel redeneert: ‘Een wonder, zoals een permanente remissie van kanker, komt weinig voor; het is een waardevol feit en moet niet worden afgedaan met te stellen dat het een meevaller is. En als één patiënt het kan, dan is er geen reden waarom anderen het niet zouden kunnen. Ik besefte dat de geneeskunde haar mislukkingen bestudeerde, terwijl ze van haar successen had moeten leren.’ Biochemisch onderzoeker Caryle Hirshberg en redacteur van het Amerikaanse blad ‘Psychology Today’ Marc Ian Barash wierpen zich ook op dit onderwerp, en bestudeerden de psychische en sociale factoren die een rol spelen bij ziekteontwikkeling en genezing. Ook het Helen Downing Instituut in Nederland houdt zich daarmee diepgaand bezig. Wat bovengenoemde onderzoekers concludeerden, is dat de bron van de genezing in de eerste plaats ligt bij de patiënt. Er is een bepaalde staat van zijn die bij alle bestudeerde gevallen van spontane genezing een rol speelt: het gaat om mensen die misschien wel de diagnose accepteren, maar niet de prognose. Het zijn niet per se de lieve mensen die altijd alles voor iedereen over hebben, niet de volgzamen die de meeste kans hebben op een spontane remissie, maar de mensen die hun eigen autonomie ontdekken. Voor het medisch personeel zijn dit vaak lastige klanten, die overal vragen bij stellen, behandelingen weigeren, hun eigen dossier willen verbeteren of laten merken dat ze ‘het’ zelf beter weten. En dat is dan ook zo. Het zijn, volgens Hirshberg en Barash, mensen die trouw zijn aan zichzelf, of aan hun vaak net-ontdekte Zelf. Daarentegen stelt Siegel dat er mensen zijn die zo gehoorzaam zijn dat als de dokter zegt: ‘U heeft nog twee maanden te leven,’ dat zij op de dag af na twee maanden
38
sterven. Omgekeerd wil dit niet zeggen dat volgzame mensen geen genezingskans hebben en ook niet dat lastige mensen zullen genezen. Het zijn algemene tendensen die door alle onderzoekers worden geconstateerd. Maar er speelt meer: een liefdevolle en ondersteunende omgeving bijvoorbeeld. De voor de hand liggende zaken als beweging en gezond eten kunnen een rol spelen als dat is waar de autonome mens voor kiest, maar evengoed kan die kiezen om door te gaan met een ongezonde levensstijl en geneest dan ook. Siegel citeert in zijn boek Lessen van wonderbaarlijke patiënten Plato, uit boek IV van zijn Wetten: ‘Heeft u ooit opgemerkt dat er twee klassen van patiënten zijn… slaven en vrije mensen? En de artsen van de slaven rennen van de ene patiënt naar de andere, doorlopend medicijnen voorschrijvend. Dit soort artsen praat nooit met hun patiënten of laat hen nooit praten over hun klachten. De arts van de slaaf schrijft voor wat de ervaring leert alsof hij exacte kennis bezit en wanneer hij zijn orders heeft gegeven, als een tiran, haast hij zich met evenveel zelfvertrouwen naar de volgende zieke dienaar. (…) Maar de andere arts, die een vrij man is, verzorgt en bezoekt vrije mensen; hij stelt diepgaande vragen, gaat ver terug in de tijd en zoekt naar de aard van de stoornis; hij gaat in discussie met de patiënt en diens vrienden, krijgt meteen informatie van de zieke en geeft hem tegelijk instructies zo goed als hij kan; en hij zal hem niets voorschrijven tot hij hem eerst heeft overtuigd. (…) Als een van die artsen die hun patiënten als slaaf behandelen een van de artsen die de patiënt als mens benaderen zou ont-
moeten en hem zou horen praten met zijn patiënt en hem een taal hoort gebruiken die soms bijna filosofisch klinkt, als hij hoort hoe hij het ziekteproces vanaf het allereerste begin bespreekt en hem hoort discussiëren over de totale natuur van het lichaam, dan zou hij in een vrolijk gelach uitbarsten. Hij zou zeggen wat de meesten van hen die artsen worden genoemd, voor in de mond hebben liggen: ‘Malle kerel, u geneest de zieke niet, u onderwijst hem, en hij wil geen arts worden, maar genezen worden.’ Een voorbeeld uit Lessen van wonderbaarlijke patiënten: ‘In haar tienerjaren kreeg Louise kanker aan de eierstokken met uitzaaiingen naar de buik en de longen. Haar oncoloog ‘gaf’ haar met chemotherapie nog zes tot twaalf maanden te leven. Ze vertelde hem dat alleen God wist wanneer haar tijd om was en nam haar leven in eigen handen. Ze ging uit huis vanwege moeilijkheden, zocht een flat en spendeerde haar laatste tien dollar aan het plaatsen van een advertentie waarin ze aanbood andere kankerpatiënten te helpen. Op een zeker moment had haar oncoloog verdere behandeling geweigerd omdat ze al ‘te ver heen’ was, maar zes maanden nadat ze haar eigen weg was gegaan waren al haar tumoren verdwenen. Haar arts was zo ontroerd dat hij het haar niet hardop kon vertellen, maar schoof met tranen in zijn ogen ene receptbriefje naar haar toe, waarop hij had geschreven: ‘Je kanker is verdwenen.’ Op de dag waarop ze zou hebben moeten sterven, schreef Louise hem een vrolijk briefje met de vraag: ‘Waar moet ik de kist heen sturen?’ We kennen spontane genezingen ook van nabij: Een vriend leed als kind aan epilepsie. Toen hij zestien was, manifesteerde zich dat in heftige vorm. Hij slikte twee jaar medicijnen en ontmoette toen een vrouw die hem op het spoor van spiritualiteit bracht. Hij begon anders te denken en vroeg zijn arts, een gewoonlijk aardige vrouw, of hij de medicijnen kon gaan afbouwen en met homeopathie zichzelf kon gaan genezen. ‘Op dat moment verscheurde de dokter mijn kaart met gegevens en zij dat ik geen toegang meer had tot de zorg, en dat dit mijn dood zou betekenen. Ik heb daarna nooit meer echt toevallen gehad, alleen af en toe een gevoel van afwezigheid, alsof ik de controle over mezelf dreigde te verliezen. Dat liet ik gewoon stromen en het is langzaam verdwenen.’ Zijn dochter had een nog zwaardere vorm van epilepsie, waarbij ze bijna dagelijks neerviel, ook in het verkeer. De artsen wilden haar opereren aan haar amygdala (een deel van
Je staat-van-zijn speelt een belangrijke rol! het limbisch systeem in de hersenen). Zij weigerde die operatie en heeft binnen een paar maanden met biofeedback geleerd haar toevallen te voorkomen. Wat rest is dat ze af en toe een beetje vreemd kijkt of lacht, maar toevallen heeft ze niet meer. Verder bereikte ons van nabij nog de volgende getuigenis over het zelfgenezend vermogen van het lichaam: ‘Na mijn hartaanval had ik besloten het advies van de cardiologen te volgen om twee omleidingen (bypasses) te laten maken en geopereerd te worden. Twee vaten waren namelijk te zeer dichtgeslibd en/of verkalkt. Daags voor die ingreep werd mij duidelijk dat de eerste bypass in het hart zelf geknutseld werd, door materiaal van het hart te gebruiken, maar dat voor de tweede omleiding een bloedvat elders uit mijn lichaam diende te worden gehaald. Daartoe werd op mijn rechterkuit een forse streep aangebracht. Daags na de operatie kwam de chirurg mij vertellen dat de tweede omleiding niet was uitgevoerd, omdat het hart zelf een nieuwe verbinding had gemaakt voor de bloedstroom en ze kwam mij de situering van die nieuwe verbinding laten zien.’ Het operatieteam reageerde blij en verwonderd op deze ontwikkeling. Anneke Munnik
39
Digiloog
H
eb je dat ook dat een bepaald begrip je intrigeert? Dat het je jarenlang bezighoudt? Dat je ermee bezig blijft? Dat je er niet los van komt? Ik heb dat wel. Om precies te zijn heb ik dat met de twee begrippen analoog en digitaal. Misschien heb jij daar niets mee. Dat kan. Dan stop je gewoon met lezen en gaat door naar het volgende artikel. Ik ben een techneut en mijn oudste herinnering aan het woord digitaal gaat terug tot de jaren dat er ineens digitale telefonie kwam. Tot die tijd was telefonie analoog. Deze column gaat niet over telefonie maar over het feit dat je dat telefoneren – vér-spreken – kennelijk op twee manieren kunt realiseren: analoog of digitaal. Ik wist natuurlijk al lang dat analoog ‘gelijk aan’ betekent, ofwel gelijkmatig, staploos, harmonisch. Digitaal daarentegen gaat stapsgewijs. Oneerbiedig gezegd met horten en stoten, abrupt, disharmonisch. Een voorbeeldje: De overgang van zwart naar wit kan analoog verlopen of digitaal. De illustratie geeft aan wat ik bedoel.
maakt, zeker een techneut. En dan te bedenken dat een mens niet eens een rechte lijn kan tekenen of een zuiver vierkant zonder daarbij een liniaal te gebruiken. Wie is het gegeven om uit de losse hand een exact ronde cirkel te tekenen, om nog maar te zwijgen over een gelijkzijdige vijfhoek? Analoog is veel ouder dan digitaal; ook in de techniek. Een klok, een thermometer een barometer, ze kregen allemaal wijzers toen de mens zich ermee ging bemoeien. Dat bleef eeuwenlang zo. Totdat er cijfers aan te pas kwamen (digits zeggen ze in het Engels), toen werd zes uur, waarbij de ene wijzer naar beneden wees en de andere omhoog ineens: 06:00:00 uur Als je analoog en digitaal bekijkt over het beklimmen van een berg, dan zou je dat schematisch zo voor kunnen stellen als in de onderstaande figuur.
OG
ANALO
AL DIGITA
DIGI
TAAL
Ik weet niet hoe het komt, maar ik vraag me dan altijd af wat is nou beter? Analoog, dus geleidelijk, of digitaal, dat wil zeggen plotsklaps? In de natuur gaat alles geleidelijk, zijn er alleen gebogen lijnen en geen rechte hoeken, die een mens zo graag
40
Als je zelf wilt bepalen hoe groot de stappen zijn die je neemt, dan zou je dat analoog kunnen noemen. Als je via een trap omhoogloopt, heeft de maker van de trap bepaald hoe groot je stappen moeten zijn. Analoog komt dus natuurlijker over en je bent niet afhankelijk van wat een ander voor jou bedacht heeft. Zou je ook zo kunnen kijken naar het pad, de trap, van inwijding waar het in de school van het Rozenkruis toch om gaat? Ik kom er niet uit wat beter is. Soms is analoog prettiger, omdat het geleidelijk aan is. Op andere momenten
w COLUMN: WATCHER w LAND:
NEDERLAND
w BEELD: BAUHAUS w RUBRIEK: TIJDGEEST
DAN IS ER GEEN NUL EN ÉÉN MEER lijkt digitaal hoogstaander, omdat het in wezen ‘alles of niets’ is. Het gaat altijd om veranderingen. Veranderingen tussen zwart en wit, tussen hoog en laag, tussen nul en één, tussen niets en alles. Veranderingen duiden op verschillen, op tegengesteldheden. Misschien moet ik het denken in verschillen loslaten, dan hoef ik ook niet meer te kiezen tussen analoog en digitaal. Dan is er geen nul en één meer. Dan is er alleen nog maar de nul, de cirkel, die alles omsluit. De cirkel waarvan de omtrek nergens is en het middelpunt overal. En zo kom je als vanzelf van het beeld van een cirkel bij een spiraal. Een cirkel is een prachtig beeld, maar wel als het ware gesloten, dicht, zonder in of uitgang. Terwijl een spiraal altijd ópen is. En als je met een open ‘mind ‘ en een open hart je weg bewandelt, je ontwikkeling gaat, dan is dat alsof je een spiralengang volgt. Begrippen als analoog en digitaal vallen daarbij in het niet. Een spiralengang voert je tegelijkertijd naar de kern van alles en naar de onmetelijke grootheid die daar één mee is.
41
De crisis van het ik
Een kleine anthologie 42
w TEKST: GUNTER FRIEDRICH w LAND:
DUITSLAND
w RUBRIEK: TIJDGEEST
Steeds dient zich weer iets nieuws aan. Maar deze keer, in onze tijd, is het wel een heel bijzondere stap die de mensheid moet zetten. Leraren van de mensheid zijn gekomen en gegaan, en enkelingen en groepen zijn hun nagevolgd. Zo hebben hun gedachten vorm aangenomen in de mentale sfeer van de aarde. En nu zijn wij aan de beurt, onder de omstandigheden van de huidige tijd.
H
Het gaat om een bewustzijn, dat de dichter Hölderlin verwoordde als: ‘Een wereld is ieder van jullie. Als de sterren aan de hemel leven jullie, ieder een God, in een vrij verband tezamen.’ (In: Die Eichbäume). Dat is wat als mogelijkheid in ons rust: als de sterren aan de hemel, ieder een God, een wereld op zich, in een vrij verband tezamen. Tweeëneenhalf duizend jaar geleden droeg Pythagoras een soortgelijke leer aan zijn leerlingen over. Zij moest wel geheim worden gehouden, anders had ze de woede van de autoriteiten opgewekt. De tijd was er nog niet rijp voor. De mens is diep in zich een God. Ook Jezus zei: ‘Jullie zijn goden’ (Joh.10:34), en hij citeerde daarbij het Oude Testament. Je kunt erom lachen, of geïrriteerd raken. Maar onverwachts kan zich ook een moment voordoen dat alle perspectieven tot nu toe verandert. In onze tijd komen er meer ervaringen van ontwaken. Het zijn momenten waarin het bewustzijn van de mens verandert. Iets uit de diepte heeft zich aangediend. ‘Wie ben ik?’ Deze vraag begeleidt de
/
Gunter Friedrich
mensheid. En het antwoord moet verkend worden. Ik – wie is dat?
Ik neem waar wat mij omgeeft. Ik kijk om mij heen, en daarmee ben ik het middelpunt van een cirkel, die door mijn waarneming ontstaat. De wereld werkt op mij in, en mijn bewustzijn is steeds bezig iets ervan in zich op te nemen. Steeds opnieuw vorm ik de cirkel van mijn waarneming, en steeds wordt weer iets anders tot inhoud van mijn bewustzijn. Wij bestaan allen alleen maar uit bonte vodden die zo los aan elkaar hangen, dat elk van hen elk ogenblik fladdert zoals hij wil; daarom zijn er net zoveel verschillen tussen ons en ons zelf – als tussen ons en de anderen (Michel de Montaigne, 1533-1592) Ieder van ons is meerderen, is velen, is een overmaat aan zelven (Fernando Pessoa, 1888-1935) In werkelijkheid […] is geen enkel ik, ook niet het naïefste, een eenheid, maar een uiterst gecompliceerde wereld, een
43
©Wainscott Beach, lucas lai
De mens is geen vaste, blijvende gestalte... kleine sterrenhemel, een chaos van vormen, treden, toestanden, erfenissen en mogelijkheden. […] Als lichaam is elk mens een eenheid, als ziel nooit. […] De borst, het lijf, is steeds één, maar de daarin wonende zielen zijn niet twee, of vijf, maar ontelbare; de mens is een uit honderd lagen bestaande ui, een uit vele draden bestaand weefsel (Herman Hesse, 1877-1062). En dan, plotseling, op een heel speciaal moment, kan er iets bijzonders gebeuren: de dingen worden doorzichtig. Ik beleef iets van het levende, het ener-
44
getische, het stromende van de levensvormen. Alles is met elkaar verbonden, stroomt ineen. Vormgevende, bezielde krachten zijn aan het werk. En in een moment van grote openheid laten zij zich zien: de levensvormen beginnen te ‘spreken’, tonen zich bezield. Fijnstoffelijke werelden van allerlei soort werken achter de zichtbare en geven er vorm aan, wat wij als vaste vorm waarnemen. En de mens? De mens is geen vaste, blijvende gestalte […], hij is veeleer een poging en een overgang, hij is niets anders dan de
smalle, gevaarlijke brug tussen natuur en geest. De meest innerlijke bestemming drijft hem tot de geest, tot God, terwijl het innigste verlangen hem naar de natuur, naar zijn moeder terugtrekt: angstig bevend zwenkt hij tussen beide machten. Wat de mensen onder het begrip ‘mens’ verstaan, is alleen een vergankelijke, burgerlijke overeenkomst. (Hermann Hesse) 1 De ziel is geschapen op een plaats tussen tijd en eeuwigheid, die beide de ziel beroeren. Met haar hoogste krachten beroert de ziel de eeuwigheid, maar met haar laagste krachten beroert zij de tijd. (Meester Eckehart, ca. 1260-1328) Ik en niet-ik
Er kan nog meer gebeuren: Ook de fijnstoffelijke energievelden kunnen zich voor het innerlijke oog oplossen, kunnen net zo in het niets verdwijnen. Alles ontstaat uit dit ‘niets’, het draagt alles en neemt alles weer in zich op. Alleen het zuivere gewaar zijn blijft. Als ik me concentreer op het verloop van de tijd, kan de ervaring zich voordoen: ik ontsta van moment tot moment, en los op van moment tot moment, mijn zijn is een voortdurend geboren worden en sterven. Alleen het gewaar zijn blijft. Er is een hermetisch gezegde: God is een oneindige cirkel, waarvan het middelpunt overal en de omtrek nergens is. Deze uitspraak raakt de kern. Op het uiteindelijke niveau, dat van het nietzijn, ben ik één van deze middelpunten. Een punt is geen materie. Het is een principe, dat materie om zich heen vormt, die voor zichzelf tot omtrek maakt. Zo ontstaan periferieën rondom het middelpunt, en zij allen zijn, ondanks hun verschillen, afbeelding van het midden. De onvoorstelbare volheid van het zijn is, elk voor zich, zo’n afbeelding. Ik ben net zo’n perifeer gebied, afbeelding van het God-Ik in het midden – in mijn eigen midden. Oerbeeld en afbeelding kunnen met elkaar
communiceren, want ze horen bij elkaar, ja ze komen uit elkaar voort. Ononderbroken gaan krachtimpulsen uit van het midden naar de periferie en van daaruit weer terug naar het midden. Zo wordt de ruimte tussen die beiden gevuld. Het is ziel, gebied, landschap, tussen tijd en eeuwigheid, veld van ontmoeting. Mijn existentie is een steeds nieuwe informatie aan het goddelijke midden. En het goddelijke midden zendt haar informatie naar mij. Zo gaat het heen en weer, van moment tot moment. Mijn belevenissen, mijn denken en ervaringen worden in ‘echtheid’ overgedragen aan het midden en worden van daaruit naar mij terug gespiegeld – verrijkt met impulsen van het goddelijke. Op deze manier ontvang ik intuïtieve kennis, rijpheid en verandering, op deze manier ontvangt mijn leven waarde en zin. Het wordt duidelijk dat wij een kosmisch avontuur zijn. De godheid ervaart zich in ons, in ieder enkel individu, als individuele ervaring. Daarom zijn wij belangrijk, zijn wij van existentieel belang voor de innerlijke God. Angelus Silesius (1624-1677) zegt hierover: Ik weet, dat zonder mij God geen moment kan leven, Ga ik te gronde, moet hij uit nood de geest opgeven. 2 Mijn middelpunt is een principe dat door mij bestaat. Door mij wordt het meest innerlijke tot ‘god’. Maar ik kan mij afscheiden van het innerlijke godswezen, doordat ik mijn kleine ‘ik-ben’ centraal stel. Ik kan proberen mijzelf tot het enige middelpunt te maken, ik kan mijn omgeving vullen met materie en waarden die ik op mijn persoonlijkheid betrek. Ik ben bezig aan belangrijkheid te winnen uit mijn eigenwilligheid en de omgeving die ik schep. Dan treedt de stroom aan informatie tussen het goddelijke en mij op de achtergrond, wordt tot vage impulsen die werken in het onbewuste. Er ontstaat een afgrond in mij, de innerlijke structuur klopt niet
45
meer. Maar het goddelijke middelpunt werkt door. Zijn impulsen voeren mij tot een crisis, een existentiële crisis. Het kan niet anders. Want dat vroegere onaangetaste veld van de ziel is bijna helemaal verdwenen. Zo moeten de krachten van het midden dat wat zich afscheidt verbreken, om de scheuring te helen en de innerlijke samenhang in mij te herstellen. Het verval van al wat ik om mij heen gebouwd heb, het verval van het kleine ik-ben, is dus onvermijdelijk. In mijn falen – het kan dramatisch zijn of ongemerkt – in mijn ziekten en mijn sterven, kunnen de innerlijke ogen zich openen. Maar eerst vindt de strijd plaats, de poging van het kleine ik, om zich groot te maken. Het ik is een proefondervindelijk verkregen individuele existentie. Het komt naar het schijnt in eerste instantie voort uit de confrontatie met de omgeving, en als het eenmaal als subject tot stand is gekomen, ontwikkelt het zich verder zowel uit confrontaties met de omgeving als met de innerlijke wereld. Het ik is de bewuste persoonlijkheid (C.G. Jung, 1875-1951) 3 Ik-wording is een strijdbaar willen, een bewustzijn dat zich op zichzelf concentreert, om zichzelf samenbalt. De natuur is doordrenkt van de strijd om bewustzijn. Als zich in een plant een knop ontvouwt en tenslotte openbreekt en tot bloei komt, is dit een prestatie die de natuur volbrengt. De bloeiwijze schijnt dan, na deze geweldige inspanning, plotseling gewichtloos te zijn. In de bloem overwint de plant de zwaartekracht. (Jochen Kirchhoff, 1944-2019) Om wat zou het in het universum anders gaan dan om bewustzijnsontwikkeling, om wat anders dan om de strijd om licht, vorm en bewustzijn? Alle kwellingen, al het lijden, alle ellende, al het vreselijke kan, als dat überhaupt kan, alleen vanuit deze hogere en wijdere perspectieven iets als rechtvaardiging ervaren. (Jochen Kirchhoff) 4 Na eindeloze ervaringen kan mijn ik zich
46
op weg begeven naar zijn IK, het goddelijke midden. Het bereikt zijn laatste bloei, dan vallen de bloemblaadjes af en het wordt door het niet-zijn gegrepen, valt op hetzelfde moment als een vrucht op de ‘bodem’. De bodem is de aarde waar wij op leven, én het is de innerlijke god. Door zich aan hem over te geven wordt de ziel genezen, wordt nieuw geboren uit het innerlijk, wordt gewichtloos, komt los van de materiële boeien. Ook dan, bij het afvallen, kan nog angst optreden, een huiveren voor dat wat ‘ik’ ten diepste ben, angst voor het niet-zijn, het onbekende. Maar in de overgave aan het grenzeloze in het eigen innerlijk voltooit de mens zich. Het gevolg is een steeds nieuw geboren worden, uit het innerlijkste, uit het onbekende. In dit vergaan en ontstaan, in deze steeds intensiever wordende communicatie ontstaan momenten van een-zijn met het goddelijke, maar ook met al het geschapene; want het midden van alles wat leeft is één. Ontwaakt dat in mij, dan draag ik bij aan het ontwaken van de eenheid in de ander. In mijn sterven tot het IK deelt alles wat de inhoud van mijn bewustzijn bepaalt, iets van het geheim van de onsterfelijkheid mee. Zo vervult de zin van de crisis zich op steeds nieuwe wijze. In jou Al het zichtbare En Het oneindige onzichtbare (Rose Ausländer, 1901-1988, in: In dir)
Voetnoten Noot 1 Hermann Hesse, De Steppewolf Noot 2: Angelus Silesius, Hemelse Zwerver, 1e boek vers 8 Noot 3 C.G. Jung, Aion: Onderzoeken in de fenomenologie van het Zelf Noot 4 Jochen Kirchhoff, Die Anderswelt. Eine Annäherung an die Wirklichkeit. Klein-Jasedow, 2e druk 2002, blz. 217
JONGE ROZENKRUISERS
© Davide Cambria
Gedachten 2
Vroeger keek ik vaak naar de vloeiend bewegende en dansende poppen in het poppentheater. Met touwtjes aan alle ledematen en de mond voerden ze een toneelstuk uit. Al snel word je bewust van het feit dat de poppen zelf niet praten en bewegen, maar een poppenspeler hen van achter bestuurt Uiteraard hebben de poppen geen bewustzijn, maar ze kunnen zich moeilijk verzetten tegen de constante kracht van de touwtjes. Later trad ik zelf op in theaterstukken waarbij ik meerdere malen een voorgeschreven stuk speel, opnieuw bepaald door een script. Ditmaal mij ervan bewust dat de regisseur de touwtjes in handen had. Na het stuk zes keer te hebben gespeeld, begon ik mij af te vragen waarom ik de zevende keer het precies weer zou herhalen. Waarom zou ik dit voorgeschreven spel blindelings meespelen? Dit wordt natuurlijk van mij verwacht. Je kunt je laten meesleuren met de alledaagse zogenaamde nodigheden van deze wereld. Blijf daarin vragen stellen aan jezelf, aan elkaar; ‘Wie ben ik’, ‘Waar ga ik naar toe’ en ‘Waar wil ik naar toe’? Schrijf jouw eigen script met de touwtjes in jouw handen. Neem de vrijheid om meer te ervaren dan te verwoorden is. Laat het script voortvloeien uit liefde.
47
Ralph en de tocht door Communicatieland 48
w TEKST: ANNEKE MUNNIK w LAND:
NEDERLAND
w BEELD: ANNEKE MUNNIK w RUBRIEK: KUNST
49
Eigenlijk ging het meteen al fout met de communicatie. Ralph werd geboren met de helm (‘Je was helemaal vies toen je geboren werd,’ zei zijn moeder). De moedermelk bleef weg en daarom kreeg Ralph de fles. Zijn tere lijfje reageerde met een schreeuwend rood eczeem, waarop hij van top tot teen werd ingesmeerd met een donkerbruine teerzalf. Op voorschrift van de huisarts kreeg de kleine kokertjes om zijn armpjes, opdat hij niet zou krabben. Dit vettige, donkerbruine, schreeuwende monstertje met de stijve armpjes moest de moederlijke knuffel ontberen, waardoor hij al meteen op afstand stond.
T
Toen Ralph twee was, en altijd vroeg wakker, mocht hij net als zijn oudere broertjes ’s morgens bij zijn ouders in bed, maar terwijl de andere kinderen met hun duim in hun mond tegen hun ouders aan in slaap vielen, zat Ralph op hun hoofden en trok aan hun wenkbrauwen. Het viel dus niet mee en toen hij begon te praten, werd de zaak alleen nog maar erger. Hij slikte niets voor zoete koek en stelde vragen waar zijn ouders geen raad mee wisten, dus werden ze boos. De kleine Ralph snapte totaal niet waarom ze boos werden om eerlijke, geïnteresseerde vragen. Hij trok zich terug en hield zich zo gedeisd mogelijk. Toch wisten de volwassenen – en al gauw ook zijn broertjes – altijd wel iets te vinden waar ze ontevreden over waren als het Ralph betrof. Dit alles maakte van Ralph een denkertje. O, hij praatte bij tijden ook veel, altijd in een poging om lief gevonden te worden, maar lief vonden ze hem niet, wel intelligent. Op de basisschool leerde Ralph bij aardrijkskunde dat hij in Communicatieland woonde. Dat woord zei hem niets, zelfs niet als ze het uitlegden.
50
/
Anneke Munnik
Wat hij deed, tijdens aardrijkskundeles, is luisteren hoe mensen met elkaar praatten, hoe ze reageerden, wat ze leuk vonden en welke redeneringen ze erop na hielden. Vooral dat laatste, dat intrigeerde hem buitengewoon. Wat mensen, klein of groot, allemaal geloofden en zeiden, zonder dat er ook maar iets van klopte! Omdat Ralph werkelijk vrij intelligent was, bleef hij nooit zitten, al deed hij geen huiswerk. De betrekkingen met mensen om hem heen bleven op een zeer laag pitje staan. Vriendjes klaagden dat hij altijd de spelletjes bedacht, leerkrachten dachten dat hij zijn opstellen niet zelf schreef en hij werd uitgelachen omdat hij wat iemand dit jaar zei, vergeleek met wat diegene in eerdere jaren had gezegd. Het lijkt erop dat mensen zichzelf in allerlei stukken delen, dacht Ralph. Het ene stuk weet niets van het andere en zo kunnen de vreemdste argumenten naar voren worden gebracht, die bovendien totaal niet klopten met de personen die dat deden. Af en toe probeerde Ralph een beetje mee te praten, maar dat was hem toch te gek, om te doen alsof, alleen maar om aardig gevonden
te worden. Soms trok hij een tijdje met iemand op, maar het duurde nooit lang of hij viel weer buiten de boot. Excuses maakte hij nooit als het mis ging met de communicatie, en zo lieten steeds meer mensen hem vallen. Natuurlijk leed hij aan eenzaamheid. Zo moet een koekoeksjong zich voelen, dacht Ralph, of het lelijke jonge eendje. Was hij nou ook maar een zwaan, dan had hij nog kans op geluk. Hij ploegde voort op zijn reis door Communicatieland. Inmiddels wist hij wat het woord betekende en hij verbeterde hier en daar wat aan zijn gesprekstechnieken, maar echt contact kreeg hij niet.
Het lukte Ralph maar niet om te sterven Toen Ralph zo tegen de vijftig liep, was hij in een bijzonder onherbergzame streek van zijn land terechtgekomen. Regelmatig stuitte hij daarbij opeens op een grasveldje met langwerpige, bolle stenen waar hij op uitrustte. Vreemd warm waren die stenen. Maar het werden er minder en minder en op het laatst zag hij niets dan hoge, ijzige bergen en verrotte en vermolmde huizen, waar al lang geen mens meer woonde. Daar klom en gleed Ralph doorheen, want hij moest wel. Hij moest verder, of hij wilde of niet.
Toen zijn watervoorraad op was en er in de ijzige streek ook niets eetbaars meer groeide, besloot Ralph in een oude loods te gaan liggen en daar gewoon te sterven. Niets wat hij geprobeerd had, was ooit echt gelukt. Hij kon een heleboel, maar hij had er niets aan. Hoe kon hij weten dat er in hem allerlei zaden aan het ontkiemen waren? Alles zag er doods en vruchteloos uit. Het lukte Ralph maar niet om te sterven. Hij had mateloze dorst, maar kwam er niet van om. Hij verhongerde niet, maar zijn maag schreeuwde om voedsel. Toen Ralph na een paar dagen nog steeds leefde, sleepte hij zijn gebeente naar buiten om sneeuw te drinken en blaadjes te eten. Groot was de schok toen buiten niet het vertrouwde, troosteloos kille landschap op hem wachtte, maar een zonnige weide, waarover allerlei gekleurde linten van licht heen en weer schoten. Een ervan kwam uit zijn eigen hart. Dat moet een hallucinatie zijn, bedacht hij, maar dan wel een hele mooie! Langs het lint naar zijn hart kwam een jonge vrouw aanlopen, het lint met beide handen volgend. Zij is vast blind, dacht hij, maar toch leek het alsof ze hem aankeek. Toen ze nog op een paar meter afstand stond, lachte ze hardop. Ralph vertrouwde het beeld niet en knipperde met zijn ogen. Maar de vrouw bleef en ze praatte tegen hem: ‘Je zult wel dorst en honger hebben. Je komt uit Communicatieland, niet? Harde lessen zullen dat zijn geweest.
51
52
Ja, kijk maar niet zo verbaasd, iedereen hier heeft die tocht ooit gemaakt.’ ‘Iedereen hier? Maar…’ Toen zag Ralph de andere mensen, allemaal met linten, die liepen uit hun hart van de een naar de ander en ook naar het gras, de bloemen, de bomen, naar water. Eigenlijk was het een groot meer van licht, waarin van alles bewoog en schitterde, maar tegelijkertijd zag je alle contouren. Zo mooi… Er kwam een jongen naar hem toe met een blad met glazen en schaaltjes, allemaal gevuld met onbekende, geurige spijs en drank. Ralph tastte gretig toe, terwijl de anderen glimlachend toekeken. Daarna volgden er lange gesprekken, ongelooflijke gesprekken. Gesprekken die klopten, die geen wrevel gaven, er was herkenning en vrolijkheid, maar ook ernst en diepgang. Plotseling schrok Ralph: ‘Ik ben toch doodgegaan, hè, dat moet wel.’ ‘Het antwoord is ja en nee, je bent doodgegaan voor het een, en geboren voor het ander. Je hebt veel leed doorgemaakt, en eenzaamheid. Doordat je niet lekker mee kon doen met de anderen, ben je veel gaan nadenken en heb je gezien wat er allemaal niet klopt in de wereld, hoe de mensen eigenlijk slapen. Je denkt misschien dat je ons alles moet vertellen wat je hebt meegemaakt, maar dat hoeft niet. Wij kennen dat allemaal, uit ervaring. Al zijn er geen twee tochten hetzelfde, ze lijken toch op elkaar. Wij hier, putten uit die ervaring. Wij putten er kennis uit, over hoe de mensen met elkaar omgaan, welke redeneringen ze gebruiken om niet echt vooruit te hoeven komen; wij hebben zo lang in Communicatieland vertoefd, dat niemand ons daar nog iets over hoeft te vertellen.’ Ralph wierp er plotseling tussendoor: ‘Is dit het Land van het Licht? Daar heb ik soms van gedroomd, dat ik daar was.’ ‘Nee, dit is niet het Land van het Licht. Dat is nog een stuk verder. Je bent in
Connectieland en hier ben je als een pasgeborene. Je hebt nog hulp nodig om je te ontwikkelen. Maar jij bent bij uitstek geschikt om de slapers te wekken en de dromers te helpen. Juist jij, daarom heb jij die lange opleiding genoten.’ ‘Opleiding? Was het een opleiding? Was dat het? En waarom wist ik dat niet?’ ‘Wacht maar rustig af, we zullen je alles vertellen. Eerst breng ik je naar je kamer, waar je ’s nachts kunt verblijven, maar niet om te slapen. Dat doen we hier niet. Wel dien je tot rust te komen en als je rust, zal de wijsheid in je opborrelen. En wat is wijsheid als zij niet leeft? Als zij niet straalt en werkt? Wat zou de zin ervan zijn als jij hier wijs zit te zijn en helemaal niets doet?’ Hij keek Ralph ernstig aan: ‘Jij voelde je alleen, maar wij hebben iedere stap van je weg gevolgd, je van binnenuit gesteund als je dat nodig had. Herinner je je niet die momenten dat je opeens weer moed vatte, ook al veranderde er niets aan de omstandigheden? Je voelde je alleen, maar zoals je hier duidelijk kunt zien: niemand is alleen, want wij zijn al-één, dus ook in Communicatieland. Geloof me, met wijsheid geladen, en werkelijk uitgerust, zul jij beseffen dat alle dromers die je hebt gesproken, ook wakers zullen worden, net als jij was, en connectors, zoals je nu zult worden. Ook de diepste slapers, die jij ervoer als warme stenen, zijn verwant, zoals wij allemaal zijn. De eenzamen zijn één-samen. De linten van licht, die nu nog voorop in het beeld staan voor jou, zijn daar ook, tussen alle mensen, dieren, planten, stenen. Alles ís verbonden, of de mensen het zien of niet. Jij hebt dat al die tijd geweten, diep in je hart. Die wetenschap is de draaggolf van het leven, de Liefde. Genoeg voor nu. Kom je mee naar je kamer?’ Verward, maar vervuld van een onbestemde verwachting, volgde Ralph zijn nieuwe vriend naar zijn nieuwe verblijf: de kraamkamer.
53
Wie denken wij
54
w TEKST: FRANS SPAKMAN w LAND:
NEDERLAND
w RUBRIEK: ESSAY
wel dat wij zijn Het minder worden van het ‘ik’ ten gunste van het ‘wij-gevoel’ wordt ten tijde van een lockdown als sociaal wenselijk ervaren. Maar cultureel kan dat juist als een stap terug in de individuele vrijheidsbeleving worden aangemerkt. Zijn we eigenlijk wel ‘rijp’ genoeg om ons ik ondergeschikt in dienst van een ziel te stellen die aan een universeel menselijk wij-gevoel verwant is? Werden alle Menschen Brüder door het terugtreden van ons ‘ik’ op basis van angst voor de risico’s voor de volksgezondheid? En op basis van een gecontroleerde samenleving?
/
Frans Spakman
D
De bestaande ‘wij-culturen’ stammen vaak nog uit een verzuild verleden en opgeleefde orthodoxe geloofssystemen. Het zijn culturen waarbinnen velen gewend zijn zich met iedereen uit zijn clan/stam te mogen bemoeien. Een grote sociale controle kan daarvan uitgaan. Tegelijk gaat het ook om culturen waar men voor elkaar zorgt en geen min of meer afgedwongen mantelzorg nodig lijkt. Het is dan ook niet geheel juist om deze culturen ‘achterlijk’ te noemen. Wij-culturen in bredere zin staan opnieuw in de belangstelling, omdat ik-culturen dreigen dood te lopen in individualisme met de eenzaam-
55
heid van bezit (bezit van de zaak is het einde van het vermaak zegt de volksmond), zelfzucht in afgescheidenheid, triomf en trots ten koste van derden. De Tweede Berg
De Amerikaanse schrijver/columnist David Brooks beschrijft in zijn boek De Tweede Berg hoe we ons als mens van de ik-cultuur te veel richten op succes, prestaties, aanzien, op ons ik derhalve. Hij noemt die gerichtheid de ‘eerste berg’ met als beloning kortstondig geluk. Terwijl ‘de tweede berg’ gaat om relaties, compassie, gemeenschappen. Kortom, de vorming van een ‘nieuwe’ wij-cultuur, ook voorbij wat de twintigste eeuw te zien heeft gegeven. David Brooks stelt dat op die tweede berg ‘onze zielen zachtjes gaan gloeien en we vreugde ervaren’. Op de ‘eerste berg’, die van de ikcultuur, zijn we zo autonoom geworden dat we de verbinding met de ander zijn kwijtgeraakt: ‘Een soort onzichtbaar harnas dat ons opgedrongen wordt onder het mom van autonomie en vrijheid. Dat begint steeds meer te knellen en je ziet dat meer en meer mensen daar afstand van willen nemen,’ aldus psycholoog Paul Verhaeghe. Voor David Brooks betekent het dat we naar een ‘toegewijd’ leven gaan, een nieuw wij-gevoel, een post-iktijdperk-wij-cultuur. En zo zouden we de Tweede Berg, de ware berg, kunnen bestijgen. Maar hoe hou je het ‘nieuwe’ wij vrij van nieuwe conflicten, wanneer je je bijvoorbeeld verbindt met een enthousiaste nieuwe groep op idealistische niet-ik-motieven gegrondvest? Immers de keerzijde van een nieuw ‘wij-gevoel’
56
kan een gemakkelijke voedingsbodem zijn voor een ‘zij’ dat daartegenover staat. David Brooks waarschuwt voor een ‘stammenstrijd’: je aansluiten bij een partijdige stam is niet direct het aangaan van een volwassen relatie: ‘Stammenstrijd is de donkere tweelingbroer van de gemeenschap,’ zo geeft hij aan. En je kunt je dan afvragen wat nog het verschil is met de orthodoxe gemeenschappen van weleer en ook nog van nu. Pijnlijke confrontatie
Het leven binnen de keurige lijntjes van de morele codes en voortgedreven door sociale controle van weleer heeft velen doen beseffen dat er ook een verstikkende saamhorigheid was tijdens de naoorlogse wij-cultuur. De opmars van het individualisme vanaf de jaren zestig was daar een reactie op met de roep om vrijheid. En daar komen we nu als het ware van terug: David Brooks geeft aan dat wanneer persoonlijke, sociale en emotionele vrijheid een ultiem doel wordt, het dan volstrekt gaat falen omdat ‘goed leven’ draait om commitment. Dus wanneer we tot de conclusie kwamen: ‘Ik bepaal zelf wel met wie ik trouw, of ik het huis uit ga om te studeren, hoe ik me kleed, met wie ik omga; ik wil vrij zijn in dit alles, niet gecontroleerd, via mijn ouders, door de gemeenschap,’ dan hebben we gemerkt dat het nastreven van die vrijheid pijnlijk kan zijn wanneer het een confrontatie wordt – door de onverenigbaarheid van wij-cultuur en ik-cultuur: de wij-cultuur ging samen met geborgenheid, angst en schaamte, de ik-cultuur met een nietadequate vrijheidsdrang, uitmondend in
Is de controverse tussen wij-cultuur en ik-cultuur oplosbaar? Er is een documentaire over een cineasteactrice, , in Nederland geboren uit Turkse ouders die hier na de oorlog als gastarbeiders naartoe gekomen zijn. Je ziet hoe zij wil leven volgens de Nederlandse ikcultuur, en dus uitbreken uit de wij-cultuur, waarbij het meisje maar te doen heeft wat de ouders voorschrijven. En de ouders zijn weer onderdeel van de gemeenschap, waar strenge sociale controle de opvoeding langs de meetlat van de regels legt. Het is ook een cultuur waarbij iedereen gewend is zich met iedereen uit zijn clan/ familie te mogen bemoeien. Tegelijk is het toch ook een cultuur waar men voor elkaar zorgt, zijn bejaarde ouders in huis neemt, verantwoordelijkheid voor de buren draagt. De families zijn zeer uitgebreid, honderden gasten bij een huwelijk was voor de Covidtijd heel gewoon, bij een stervende in het verpleeghuis stonden soms tientallen familieleden. Men voelt zich ingebed in dit geheel, leeft voor het geheel. In Afrika zijn er volken waar zelfs geen woord voor ik bestaat. Je bent alleen maar onderdeel van… Ook is er een stilzwijgende norm in zo’n cultuur: wat men niet weet, dat is niet erg. Als de Nederlandse verloofde van het meisje uit de documentaire zich laat besnijden
om met haar te mogen trouwen (dan ben je pas een echte moslim, wat de voorwaarde was), zegt de moeder achteraf: ‘Heeft hij het écht gedaan? Dat had niet gehoeven. Je had ons toch ook kunnen zéggen dat het gebeurd is. Want wat ‘men’ niet weet, dat is niet erg.’ In de ik-cultuur, die we Westers noemen (ehhh… Urk? Staphorst?), bepaal ik zelf wel met wie ik trouw, of met wie ik omga. Ik wil vrij zijn in dit alles, en geen ouder of gemeenschap houdt me tegen. Als dat botst dan moet dat maar. Jullie wij-cultuur gaat gepaard met angst en schaamte; in mijn ik-cultuur ben ik altijd op zoek naar vrijheid, naar mezelf. Nee, het leven wordt er niet makkelijker op. Toch kan een positieve grondtoon de overhand krijgen in het leven van een mens, als er inzicht doorbreekt, als het je opeens duidelijk wordt waardoor de tegenstellingen in stand blijven en in hoeverre jij dat mede veroorzaakt. Dan verandert een deel van je denken. Als je hart maar meedoet! Dan breek je uit de ik-cultuur, die van -ikdie-me-vrij-wil-voelen, en ook uit die wat zwoele inkapseling in de wij-cultuur. En zie: je angst valt weg. Je hebt de één-cultuur gevonden: de vrijheid van de ziel. Eén in concrete, alles verbindende liefde. Anneke Stokman
57
Referenties ‘Wie denken wij wel dat wij zijn?’ Christiaan Weijts, NRC 25 juli 2020. De Tweede Berg, David Brooks, Ned. vertaling 2020. Interview Paul Verhaege, Trouw, juli 2020 Bewustzijn schept Vrede, Christina von Dreien, 2020.
58
een ‘vrijheidsdwang’ tot zelfontplooiing. Wordt die zelfontplooiing een ultiem doel, dan kan dat op veel fronten ontwrichtend uitwerken voor natuur, wereld, medemens, waarbij de ‘roofbouweconomie’ van de laatste drie decennia als een katalysator werkt. De harmonisering van de ‘onverenigbaarheid’ vraagt om een nieuwe ‘wijcultuur’, het bestijgen van de Tweede Berg, waarbij zoveel valkuilen (zoals nieuwe stammenstrijd, kleffe saamhorigheid) bestaan, dat er (bezint eer ge begint) vooraf veel meer duidelijkheid moet zijn over wie wij wel denken dat wij zijn. Het vraagt om bedachtzaamheid in een tijd die geregeerd wordt door emoties: we leven als het ware in een ‘emocratie’, waarin de vormingskracht voor zo’n nieuwe wij-cultuur z’n energie mede ontleent aan hypes en sterke prikkels via de schermwereld en via buitenproportionele, draconische maatregelen tegen dreiging van een gezondheidswereldramp. Daardoor is het voornamelijk ‘angst’ die die energie voor een nieuwe wij-cultuur kan leveren. En hoewel angst een motivatie zou kunnen zijn voor de ware zelfontplooiing, is de energietrilling ervan meestal te laag om tot vernieuwing in de richting van een uitstijgende wij-cultuur te komen. Het besef van ‘wie wij zijn’ is belangrijker dan ooit om een noodzakelijk nieuwe wij-cultuur te kunnen beleven. Wij denken te weten wie wij zijn als we aangeven dat het uiteindelijk de bedoeling is van het mens-zijn te leren liefde voor alles en allen te ontwikkelen, het ego en de angst te overstijgen, zonder zich opnieuw te laten knevelen in geestelijke onvrijheid.
Het ‘veld van zijn’ is veel directer, slaat als het ware het stadium ‘wie denken wij wel dat wij zijn’ over door het besef dat we allen goddelijke wezens zijn die hier een ervaring als mens hebben. En niet zozeer mensen die goddelijke wezens gaan worden. Daarom is er een ‘nieuwe-tijds’-ontwaken mogelijk, besef van de god-in-ons die we werkelijk zijn. Daarom durven sommige jongeren te zeggen: ‘Ik ben al gerealiseerd.’ Wat is dan de verhouding met die ‘ik-cultuur’ van weleer? Uiteraard het ontbreken van streven naar macht, bezit en aanzien. Maar verrassend genoeg óók het afscheid van de ik-drang tot perfectionering. Omdat perfect zijn vanuit het ik een bescherming is tegen het beschikbaar zijn van de oeremotie van de god-in-ons. Vaak gaat de drang tot perfectie samen met vaste patronen van vakmanschap, van ‘zeker weten’. Maar vakmanschap dient vooral het kunnen reproduceren. Het reikt niet de ziel aan die met ‘zijn’ verbindt. Vooral kunstenaars ervaren dat. Als het uitgangspunt is ‘minder ik, meer wij’ gaat dat samen met meer creatieve vrijheid, meer durfkapitaal voor de ziel, meer investeren in ‘zijn’. Je moet dan de patronen durven loslaten, erop vertrouwen dat de universele eenheid van mensen al bestaat, dat alle Menschen Brüder werden en dat die tijd al is aangebroken. Eigenlijk is dat een wij-cultuur, die niet nog gecultiveerd hoeft te worden, maar die in essentie (letterlijk) al aanwezig is. Dat onze zielen zachtjes gaan gloeien en vreugde mogen ervaren!
JONGE ROZENKRUISERS
Wat is het heerlijk dat we deze zomer toch nog een jongerenweek hebben op Renova. Het is alsof ik even de hectische wereld achter me laat en in een ‘feel-good’ bubbel zit met gelijkgestemden. We klussen en werken met plezier, hebben goede gesprekken en bezinningsmomenten tijdens de diensten. We zuigen ons helemaal vol met deze positieve vibratie en impulsen. Maar…zoals bij alles, komt ook aan deze week een einde en gaan wij allemaal weer door de poort de wijde wereld in.
Thera, Santorini. Werelderfgoed
Gedachten 3
De ‘to do’ lijstjes staan al weer te wachten en het dagelijks leven trekt je gelijk mee in haar hectiek. In de B-zomerweek verhalen werden dit grokken genoemd. Grote zwarte vogels die boven op je hoofd gaan zitten. Ze belemmeren een heldere blik en geven je het gevoel dat je in een rollercoaster belandt waar je geen vat meer hebt op de situatie. Met een intens verlangen denk je terug aan deze ‘feel-good’ jongerenweek op Renova of aan de zomerweken met de kinderen op Noverosa. Terwijl de rollercoaster van het leven doordendert word je stil en ben je met je gedachten bij de mooie momenten van deze weken. Je neemt de herinneringen op in je hoofd en je hart. Glimlacht bij deze gedachten en gelijk zijn de grote zware zwarte grokken verdwenen. Die roller coaster raast wel door maar jij bent in het middelpunt van jezelf. Misschien stuur je vrienden van de jongerengroep dan een ‘feel-good’ appje ‘de grokken zijn verdwenen’.
59
Geen angst, zorg en Rozenkruisers hebben bepaalde mantra, die hulp bieden bij het voeren van de door hen gewenste levenshouding. Een daarvan is: ‘Angst, zorg en vrees zijn uw grootste vijanden.’
/
Anneke Stokman
60
w TEKST: ANNEKE STOKMAN w LAND:
NEDERLAND
w BEELD: INTERNET
W vrees
Waarom eigenlijk? Is het niet volstrekt normaal om bang te zijn in deze tijden van corona, en om je zorgen te maken over een eindeloze lijst van onderwerpen, van personeelstekort in ‘de zorg’ tot het klimaat of het gevaar dat je ontslag boven het hoofd hangt? Elke journalist die vertegenwoordigers van bepaalde instanties/bedrijven/scholen/ organisaties enzovoort ondervraagt, ligt het in de mond bestorven: ‘Waar maakt u zich zorgen over?’ Ja, en…? Het is toch goed om je zorgen te maken? De wereld is verre van volmaakt, er moet zoveel veranderen en verbeteren… En toch: angst, zorg en vrees zijn je grootste vijanden, als het je intentie is om niet langer te leven vanuit de verkramping van het ego, vanuit de gewoontevorming, maar vanuit de groeiende nieuwe ziel. Waarom? Wat is nodig om die nieuwe ziel voedsel te geven, te laten groeien? Dat is het openstaan voor zuivere ethers, niet bezoedeld door de negativiteit van zorg en angst. Ja, maar je moet toch realistisch zijn? We leven toch in een zorgelijke tijd, sterker nog, we zijn ons leven niet zeker, in zekere zin. Je kunt die zorgen toch niet wegwuiven? Toch staan we voor de opdracht van het wu-wei, het niet-doen, het ingaan Angst = ik. Ik kan niet houden wat ik heb; ik word bedreigd in mijn bestaan; ik ‘ga er niet meer over’.
w RUBRIEK: GEEST EN ZIEL
in de rust en het evenwicht van het midden, van Tao. Dus oogkleppen op? Je nergens iets van aantrekken? Nee, dan schiet je door – de ene kant op, dan ontken je de realiteit, steek je je kop in het zand, probeer je weg te duiken in onbewustheid. Terwijl we juist op weg zijn naar een nieuw bewustzijn, een nieuw inzicht in het waarom van alles. Op zoek naar een Licht dat de ziel verlicht, dat innerlijke vrede schenkt. Daarbij is de lage trilling van angst een obstakel, dat je steeds weer wegtrekt van die weg. En het gebeurt zó gemakkelijk. Vrijwel bij elke ontmoeting, elk gesprekje: ‘Heb je al gehoord dat…’ – ‘Ja, erg hè? Hoe moet dat toch verder?’ En de angst popt weer op als je niet uitkijkt. De ingesleten neuronengangetjes in je hersenen maken het ook wel makkelijk, ja verleidelijk, om weer de angstmodus op te zoeken. Het is zo vertrouwd. En je trillingsgetal wordt weer destructief. Daarvan loskomen is hard werken. Niet toegeven, alert blijven: wat gebeurt hier! Vertrouwen hebben: er wordt een weg gegaan met de mensheid, blijf in het midden, laat het Licht zijn werk doen. Dat is een aanvaarden dat het moet gaan zoals het gaat. Dat niemand, zoals het in de Bijbel staat, ‘door bezorgd te zijn één el aan zijn lengte kan toevoegen’. Wat een bevrijding! Dan is er ruimte voor liefde, voor alles en allen. Op wat voor kronkelwegen we met elkaar ook voortploeteren, er is Licht! Omarm dat, en je hebt je grootste vijanden overwonnen.
Zorg = bezorgd zijn, je zorgen maken. Let op dat woord ‘maken’, je doet het dus zelf. Je kunt het ook niet doen!
61
w TEKST: JACOB ISRAEL LIBERMANN w LAND:
HAWAII, VS
w RUBRIEK: CITAAT
/
De intelligentie van licht
W
Jacob Israel Libermann
Wij kunnen heel veel van het leven leren door te kijken naar hoe boomwortels omgaan met obstakels. Als wortels rotsen op hun weg vinden, dan kronkelen ze zich er gewoonlijk omheen; ze omarmen de rots en maken van de hindernis iets waarmee ze hun voordeel kunnen doen, want uiteindelijk wordt hun basis er steviger door. Hetzelfde geldt voor ons. Als wij de wonderbaarlijke intelligentie van het leven omarmen, reiken onze wortels dieper en geven ze ons een gevoel van een vloeibare stabiliteit, waardoor we in de zwaarste storm soepel overeind en op koers kunnen blijven. Maar, denk je misschien, ik wil de moeilijke mensen en situaties in mijn leven niet accepteren! Natuurlijk wil je dat niet, en dat is ook niet nodig. Je hoeft alleen maar te erkennen wat ze vertegenwoordigen. Dat is een vriendelijker benadering, waardoor bovendien de spanning vanzelf wegvloeit. Jacob Israel Liberman is een Amerikaanse optometrist, wiens visie op zicht zich niet beperkt tot het fysieke. Hij is een internationaal gerespecteerd pionier, wetenschappelijk onderzoeker en spreker over alle aspecten van het zien. Een spontane verbetering van zijn gezichtsvermogen bracht hem op het spoor van de connectie tussen licht, zicht en bewustzijn. Licht is voor hem ‘de goddelijke vonk die onze levensweg begeleidt, en die ons verbindt met de ongeziene architect van al wat is’. Liberman deelt zijn bevindingen via alle mogelijke kanalen en internationale podia.
62
JONGE ROZENKRUISERS
Heb je wel eens meegemaakt dat je zo’n spontane en aangename ontmoeting had met iemand die je nog nooit eerder hebt gezien; bv op straat, in de trein, op de conferentie? Dat je een gesprek aangaat dat niet van persoon tot persoon is, maar echt van ziel tot ziel. Zo een moment is best speciaal. Je maakt dan een unieke band met die persoon waar je opeens echt jezelf kan zijn. Zelfs als je elkaar al een tijdje niet meer gezien hebt, verdwijnt die connectie ook niet. Natuurlijk kan je niet altijd klikken met iedereen, maar toch voelt het wel fijn als je zo een puur moment kan delen met elkaar. Als je dan je vanuit je ziel, uit jezelf openstelt voor die bijzondere ontmoeting dan komt er ruimte om een mooie vriendschap op te bouwen.
Š Baby Girl, Karen Powell
Gedachten 4
63
Het verborgen leven van bomen Het boek Het verborgen leven van bomen; wat ze voelen, hoe ze communiceren, ontdekkingen uit een onbekende wereld. De auteur(s) Peter Wohlleben (1964) studeerde bosbouw en werkte meer dan twintig jaar bij bosbeheer in Rijnland.. Jij is gedurende zijn werk en leven langzaam anders naar
bos en de natuur gaan kijken. Hij werd, nadat hij in 2006 ontslag nam, boswachter in de Eifel en schreef meerdere boeken. Het geheime leven van bomen was zijn (internationale) doorbraak in 2016. Beginalinea / Voorwoord ‘Toen ik mijn professionele loopbaan als houtvester begon, wist ik ongeveer evenveel van het verborgen leven van bomen als een slager van de gevoelens van dieren. De moderne bosbouw
produceert hout, dat wil zeggen: er worden stammen geveld en vervolgens weer nieuwe boompjes geplant. Lezend in vaktijdschriften ontstaat al snel de indruk dat men alleen is geïnteresseerd in het welzijn van het bos voor zover dat noodzakelijk is voor een optimale bedrijfsvoering. Voor het normale werk van een houtvester is dat ook voldoende en langzamerhand wordt je blik daardoor vervormd. Omdat ik elke dag honderden sparren, beuken, eiken of dennen
©Gordon Welters, The New York Times
64
w TEKST: REDACTIE w LAND:
NEDERLAND
w RUBRIEK: BOEKEN
moet taxeren op hun geschiktheid om gezaagd te worden en op hun marktwaarde, is mijn waarneming beperkt tot dat gezichtsveld. (…) Ongeveer twintig jaar geleden begon ik met het organiseren van survivaltrainingen en blokhuttentochten voor toeristen. (…) In gesprekken met de vele bezoekers werd mijn beeld van het bos weer rechtgezet. Kromme knoestige bomen die ik toen nog als inferieur beschouwde, riepen bij wandelaars veel enthousiasme op. (…) Ineens ontdekte ik talloze wonderen waar ik eigenlijk geen verklaring voor had. (…) Ik nodig je uit om het geluk dat bomen ons kunnen geven met mij te delen. Wie weet ontdek jij zelf bij je volgende boswandeling wel kleine en grote wonderen.’ Redenen om dit boek niet te lezen Zelfs als je dol bent op natuur kan het zijn dat je enigszins moet doorbijten om door te blijven lezen. De hoofdstukken lijken soms wat los van elkaar te staan en hoewel je veel leert, kun je na een half boek niet veel navertellen. Misschien zou een overkoepelend verhaal of een structuur het boek beter maken, iets om voor door te lezen. Misschien schrijft Wohlleben nog wat droog in dit boek, in zijn laatste boek, De geheime band tussen mens en natuur is dat iets minder het geval. Redenen om dit boek wel te lezen Als je van natuur houdt, specifiek van bomen en bos, heeft dit boek je veel te bieden; wees bereid om je te verbazen
over het wonder der natuur. Een van de sterkste punten van het boek is dat de schrijver ons meeneemt in de oneindige complexiteit van het leven. Hoe bomen samenleven met en afhankelijk zijn van groot en klein leven om hen heen, hoe ingenieus alles in elkaar zit en samenhangt. Zo leren we van alles over een druk bodemleven, over de langzame groei van bomen en over de minieme kans van een eikel om een volwassen eik te worden. En hoe vogels en andere dieren samenleven met bomen, of hen het leven zuur en moeilijk maken. Met voorbeelden geeft hij aan dat een geplant bos, zoals bijna al het bos in Europa, ook al is het al honderd jaar oud, in de verste verte nog niet de benodigde complexe samenhang heeft gekregen met alles wat leeft, zoals dat in een oerbos het geval is. Veel van wat Wohlleben ons van het wonder der bomen en het bos wil meegeven is ‘gewoon’ afkomstig uit wetenschappelijke publicaties. Verbazingwekkend hoeveel de wetenschap al heeft kunnen bewijzen en wat gek dat je daar, als je dit boek niet zou lezen, zó weinig over hoort. Wat ik bijzonder vond om te lezen, is hoe bomen via hun uitgebreide, zeer fijne wortelstelsel met elkaar communiceren en hoe schimmels daarin ook nog een soort middelaar kunnen zijn. Zie het als een soort internet van bomen onderling. Als één boom last heeft van een plaag worden bomen in de buurt ‘gewaarschuwd’, zodat ze direct antistoffen kunnen aanmaken of een vervelend smaakje
... DAT DE GRENZEN TUSSEN PLANTEN EN DIEREN LIJKEN TE VERDWIJNEN. NOU EN? WAT ZOU DAAR ZO ERG AAN ZIJN? waardoor het specifieke insect dat de plaag veroorzaakt de bladeren niet meer lekker vindt. Wohlleben wil ons prikkelen om geraakt te worden door het wonder der natuur. Soms maakt hij daarvoor ook een uitstapje naar iets dat niet wetenschappelijk is bewezen en maakt het meer filosofisch. En eigenlijk voelt dat misschien wel natuurlijk… om het wonder der natuur niet alleen maar vanuit de wetenschap te benaderen. Opvallende passage ‘Kunnen planten denken, zijn ze intelligent? (…) Als de wortel in de aarde tastend zijn weg zoekt, kan hij prikkels ontvangen. De onderzoekers meten elektrische signalen die in een overgangszone worden verwerkt en tot gedragsveranderingen leiden. Stuiten de wortels op giftige stoffen, ondoordringbare stenen of op natte stukken, dan analyseren ze de situatie en geven de noodzakelijke veranderingen aan de
65
groeizone door. Die verandert vervolgens van richting en stuurt de uitlopers om het gevaarlijke stuk grond heen. Of je hierin ook nog een centrum van intelligentie, geheugen en emoties kunt zien, wordt op dit moment door de meerderheid van de plantenonderzoekers in twijfel getrokken. Ze winden zich er vooral over op dat de bevindingen naar soortgelijke situaties bij dieren worden vertaald, en ten slotte over het feit dat de grenzen tussen planten en dieren lijken te verdwijnen. Nou en? Wat zou daar zo erg aan zijn? De scheiding plant/dier is sowieso willekeurig gekozen en opgehangen aan de manier waarop ze aan hun voedingsstoffen komen: de ene bedrijft fotosynthese, de andere eet levende wezens. Grote verschillen zijn er tenslotte alleen nog in het tijdsbestek waarin informatie wordt verwerkt en in handelingen wordt omgezet. Maar zijn langzame wezens automatisch inferieur aan snelle? Ik denk weleens dat we bang zijn dat we bomen en ander groen met meer respect zouden moeten behandelen als onomstotelijk zou worden vastgesteld hoezeer ze in veel opzichten op dieren lijken.’ (pagina 77–78) Ansfrida Vreeburg
Hans Andréa, De Alchemie van J.K. Rowling in het licht van de Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis. De Morgenster, Haarlem 2020 Wie zich heeft laten inspireren door het artikel Harry Potter en de ontmoeting
66
met het kwaad in LOGON nr. 2, zal ook enthousiast worden over het feit dat nu een heel boek verschenen is met adembenemende inzichten in de rijke symboliek die de zeven delen bevatten. Hieronder enkele uitspraken van lezers. Zoals J.K. Rowling in de trein werd getroffen door een impressie van de omvangrijke en later wereldwijd imponerende geschiedenis van Harry Potter, zo werd Hans Andréa getroffen door zich openbarende inzichten in de diepgaande parallel tussen Harry Potter en de universele leer van alle tijden. Daardoor veranderden beider levens van koers, van het ene moment op het andere, door een ingeving die uit een andere wereld leek te komen. Hans Andréa kreeg het idee voor zijn boek met deel 2 van Harry Potter aangereikt en werd direct in zijn levensovertuiging getroffen door het doorzien van het verband tussen Harry Potter en zijn eigen levensvisie: de universele leer. Het was het symbool van de slang dat zijn ogen opende voor de onuitputtelijke bron van symboliek in Harry Potter, zicht gevend op de diepgang van wat oppervlakkig gezien een kinderboek is. De slang is het oersymbool dat staat aan de basis van ons vertrek uit het paradijs naar het verblijf in deze wereld. Onze wereld die ver van het paradijs is verwijderd, maar juist heel dichtbij voor hem die weet. Het symbool van de slang opende het zicht op een onuitputtelijke reeks van symbolen die zouden volgen in de zeven
delen die het leven van Harry Potter beschrijven. Symboliek in levende en overleden personen, gewone dieren en fabeldieren, bomen, voorwerpen, situaties en ontwikkelingen. Hans Andréa werd gegrepen door zich ontvouwende inzichten, die hij begon uit te werken en op te schrijven. Zijn enthousiasme kon hij niet meer voor zichzelf houden en hij begon zijn teksten toe te sturen aan mensen die er door meegenomen werden. Zij vormden met elkaar een klankbord, waardoor de inspiratie kon blijven stromen. Op enig moment hoorde ik van zijn berichten. Het lezen van een enkel bericht was voldoende om verbluft vast te stellen: die man weet waar hij het over heeft. Ik ben zijn berichten gaan lezen en later zelfs gaan vertalen, uit het Engels, de taal waarin ze geschreven werden. In ieder nieuw hoofdstuk groeide mijn verwondering en bewondering voor de analyses van Hans Andréa, die stap voor stap de universele leer terugvindt in Harry Potter. Wie zich afvraagt: waar kom ik vandaan, waarvoor ben ik hier en waar ga ik naartoe?, vindt antwoord in de universele leer. Hans Andréa laat zien, in voortdurend inspirerend enthousiasme, hoe deze leer terug te vinden is in Harry Potter en door middel van de spannende levensgeschiedenis van Harry Potter is opgenomen door een half miljard lezers van alle leeftijden. Wat Hans Andréa noemt ‘De Broederschap van Ontferming’ heeft een kanaal gecreëerd om een grote groep van de
ER IS MAAR ÉÉN VOORWAARDE: HET EGO MOET VERDWIJNEN. JAMMER VOOR SCHURFIE, MAAR ER IS GEEN KEUS (BLZ. 85)
mensheid met zijn boodschap te bereiken. Hans Andréa heeft die boodschap ontsluierd en treedt er mee naar buiten. En hoe dan ook, het zaad is gezaaid en neergekomen in de harten van lezers wereldwijd. Laat je meevoeren door de enthousiaste ontdekkingstocht van Hans Andréa door de boeken van Harry Potter. Ruud Maatman, vertaler uit het oorspronkelijke Engels naar het Nederlands
Voor mij is dit boek als een deel 8 van de 7-delige Harry Potter-reeks van J.K. Rowling. Na een stilte rondom Harry Potter komt hij in dit boek opnieuw tot leven, maar nu in onszelf, in ons diepste wezen. De schrijver neemt je mee op een innerlijke reis in een alchemisch proces van verandering. Hij doet dit aan de hand van het verhaal van De Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis en laat verbanden zien met het verhaal van Harry Potter. Hij verwijst in zijn uitleg regelmatig naar stukjes tekst uit deze
boeken, waardoor het boek ook een waardevol leerboek wordt, waar je nooit in uitgelezen raakt, omdat het steeds verdiept en zodoende tot een kompas in je leven kan worden. Het boek is boeiend, inspirerend, diepzinnig, maar toch luchtig om te lezen, mede door de symboliek in Harry Potter. De schrijver laat alle personages hierin tot leven komen. Met een glimlach kunnen we hiernaar kijken, zeker als we ze herkennen als ook verborgen in onszelf. Ik kan dit prachtige boek iedereen aanraden die ook van Harry Potter houdt. Constance van der Plas
Het is een geweldige gave dat de auteur heeft ontdekt dat de geschiedenis van HP eigenlijk op dieper niveau symbolische taal is die het gnostieke bevrijdingspad uitdraagt, openbaart. Zoals in het boek De Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis van Jan van Rijckenborgh. Ik vind dat het wonderlijke pad van bevrijding geniaal is verwoord door de auteur. Het is heel helder, in eigentijdse taal, met veel geduld en enthousiasme uitgelegd! Iedereen die zich afvraagt: wie ben ik, waar kom ik vandaan, en waar ga ik naartoe?, zou dit boek moeten lezen. Het openbaart ons dat we liefdevolle wezens zijn van goddelijke komaf.
symboliek, in een spannend verhaal gegoten, maar diep indringend in het menselijke onderbewuste. Dáárom is het wereldwijd omarmd, vertaald in tachtig talen en verfilmd. Met overtuigend enthousiasme ontsluit Hans Andréa deze verborgen symboliek, waardoor een nieuwe dimensie voor de lezer open gaat. Het rozenkruisgeschrift De Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis uit 1616 is daarbij zijn leidraad en ijkpunt. Ook dat is een mysterieverhaal met een symboliek die de auteur duidelijk vertrouwd is, en waarvan hij laat zien dat die één-op-één met die van Harry Potter te vergelijken is. En dat kan ook niet anders want beide brengen hetzelfde, universele verhaal, elk voor een andere tijd, in een andere vorm. Harry Potter is het latente goddelijke in jouw hart, het gaat over jou en over de mogelijkheden van de héle mensheid om in een nieuwe dimensie te ontwaken. Laat je meeslepen door de zinderende overtuigingskracht van de auteur, en Harry Potter zal nooit meer hetzelfde voor je zijn. Een ver-reikende en verrijkende ervaring. Anneke Stokman
Janine Paliwoda – Duitse vertaler – Zwitserland
De zeven delen Harry Potter houden miljoenen in hun ban. Waarom, wordt duidelijk in dit boek. Het is universele
67
JONGE ROZENKRUISERS
Wisten jullie dat de eikenbomen hier voor het gebouw 140 jaar oud zijn? Dat is bijna het dubbele van een mensenleven. Deze bomen stonden er zelfs eerder dan het gebouw van Renova! Maar nog steeds zijn ze elk jaar vol in de bloei. Met hun wortels diep in de grond voeden zij zichzelf met hetgene wat ze nodig hebben om te bloeien. Beste vrienden, wanneer wij tezamen naar de tempel gaan voeden wij ons ook met de energie die we nodig hebben om tot bloei te komen. Omdat wij allen net als de eikenboom mogen gaan bloeien!
Š Georgia, Joshua Evans-Hooper
Gedachten 5
68
w COLUMN: DICK VAN NIEKERK w LAND:
NEDERLAND
w RUBRIEK: COLUMN
Filosofie bij rampspoed [2]
K
inderen zijn godgeleerd. Die gevleugelde uitspraak van de beroemde Tsjechische filosoof, pedagoog en theoloog Jan Amos Comenius (1608-1670) drong zich bij mij op toen ik onlangs een bijzonder berichtje las in een avondblad. Kinderen in de Indiase miljoenensteden waren in shock toen ze op het ‘hoogtepunt’ van de viruscrisis plots ontdekten dat het altijd drukke en rumoerige verkeer stilviel en de stinkende vuilsluiers om hen heen tot niets ineenschrompelden. Tot hun peilloze verbazing zagen ze voor het eerst dat hun stad omringd was door kleurrijk gebergte; op sommige plekken konden ze zelfs de Himalaya zien. Waarom hadden hun ouders nooit eerder verteld hoe de wereld rondom hen heen er echt uit zag, vroegen ze zich bijna verontwaardigd af? Met vooruitziende blik heeft Comenius al vier eeuwen geleden aangegeven hoe de positie van het kind moet zijn in zo’n situatie. Kinderen zijn godgeleerd, stelt hij vol overtuiging! Dat betekent dat iedere vraag van hen uiterst serieus moet worden genomen. Dat betekent dat kinderen inzicht in de samenhang der dingen bezitten. Dat betekent dat kinderen al het juiste zicht op de werkelijkheid en op de waarheid met zich dragen. Dat betekent dat het leven zelf, de zichtbare en tastbare werkelijkheid, de school voor hen is. Ja, Comenius was ervan overtuigd dat kinderen wijzer en god-geleerder zijn dan volwassenen! Het is zaak hun latente inzichten door goed beeldend onderwijs en door adequate vorming wakker te waaien. De bronnen daarvoor zijn te vinden in de Bijbel en – revolutionair voor zijn tijd – in de natuur. Door dicht bij de natuur en haar wetten te leven, komt het kind tot
nieuwe inzichten, en gaan het kind – en de latere volwassene – ervaren dat het de natuur als het ware te leen heeft. Te leen om ervaringen en diepere inzichten op te doen en niet om haar te exploiteren, te misbruiken of te vervuilen. Die kinderen komen uit het Licht en zij gaan tot het Licht, aldus Comenius. Het leven als leerschool van onthechting, het leven in geloof loslaten. Comenius heeft dat in zijn roerig en onstuimig leven waargemaakt. Drie keer moest hij het bestaan opnieuw opbouwen; drie keer raakt hij vrouw en kinderen kwijt, drie keer ook al zijn boeken en publicaties, alsook zijn woonhuizen. Dat alles door brand, pest of vervolging. Drie keer bezitloos rondzwerven en toch aan het levenseinde een imposant oeuvre van 250 boeken nalaten… Als er iemand is die heeft voorgeleefd hoe te handelen in tijden van ontreddering, dan is het Comenius wel. In zijn beroemde geschrift ‘Het ene nodige’ (1669) blikt hij een jaar voor zijn dood terug op zijn levensweg: 1. Belast uzelf niet met zaken die u niet echt nodig heeft, maar stel u tevreden met het weinige dat uw gemak dient en prijs God. 2. Ontbreekt het u aan alle gerieflijkheid, wees dan tevreden met het strikt nodige. 3.Wordt ook dit u ontnomen, probeer dan uzelf te behouden. 4. Kunt ge uzelf niet behouden, laat dan uzelf los maar zie toe dat ge God vasthoudt.Wie God heeft, kan alles missen. Hij bezit het kostbaarste wat een mens zich kan voorstellen. Hij bezit het eeuwige leven met God en in God, voor altijd (…).Van alles wat een mens begeren kan, is dit het doel en het einde. Het is een tekst van groot vertrouwen, van loslaten door geloven. Hij hangt al maanden op mijn prikbord.
KINDEREN ZIJN GODGELEERD, STELT COMENIUS VOL OVERTUIGING!
69 3