De Roede van Tielt Jaargang 1996

Page 36

L.-Vrouw Visitatie, enkele dagen vóór 6 juli, feest van de H.Godelieve. Het was de eerste maal dat de nieuwe pastoor de Godelievedagen te Pittem beleefde. De brief wordt hier integraal meegedeeld (Bijlage I). De bestemmeling was Pieter-Jakob Tanghe, kozijn van pastoor De Costere, sinds 1837 secretaris van het bisdom Brugge en ook licentiaat in de Godgeleerdheid (6). Enkele kanttekeningen bij dit belangrijk schrijven mogen hier volgen. Pastoor De Costere stelt vast dat de Godelievedevotie in Pittem sinds enkele tijd verminderd is “par le trop peu de soin” (kritiek op zijn voorganger pastoor Karel-Jan De Wilde ?), maar spreekt de hoop uit dat het jaar 1846 een nieuwe lente en een nieuw geluid zal betekenen. Hij stoelt deze hoop enerzijds op een goedkeuring vanwege Maur-Albert Cappellari, paus sinds 2 februari 1831 onder de naam van Gregorius XVI (7), en anderzijds op “les autres exercices qui auront lieu” (de Godelievedagen waren toen nakend). De oude Sint-Godelieveprocessie, teruggaand tot 1680, was toen al niet meer bestaande (8). De studax De Costere had zich al intens gebogen over deze devotie waarvan hij wilde verkrijgen “toutes les notions possibles” en op zijn speurtocht was hij terecht gekomen in Izegem, in de buurt van zijn geboortedorp. Daar kwam hij terecht bij de “Monsieur le très digne et si respectable Curé d’Yseghem, natif de Pitthem”, waarmee bedoeld wordt priester Jan De Bruyne, Pittemnaar, sinds 16 september 1834 pastoor te Izegem (9). Die laatste was toen in het bezit van een werk “très rare” (ook nu nog !) “en zeer geleerd” : de Acta S.Godelevae (10), uitgegeven in Antwerpen in 1720 door de Westvlaamse jezuiët pater Jan-Baptist Du Sollier (11). In dit geleerd werk had pastoor De Costere de passus opgemerkt die verband houdt met de Godelievedevotie te Pittem en die hij uit het latijns origineel overschrijft en die we hier geven in vertaling : “De H.Godelieve bezit daar ( - t e Pittem) ook een buitengewone verering omwille van de relieken die er tentoongesteld zijn, onder de goedkeuring van Zijne Hoogwaardigheid de Baillencourt, op 7 november 1676, wiens handtekening ik hier onder ogen heb. Wat meer is, in de bisschoppelijke Acta van die tijd heb ik opge­ merkt dat de hogergenoemde bisschop aan de Pittemnaren de toestem­ ming heeft verleend water te putten in de put van de Gistelse kloostergemeente, opdat aan de personen, die zich niet naar Gistel konden begeven, ook voor hen de troost (van dit water) zou aanwezig zijn” (12). Uit deze brief van pastoor De Costere blijkt dus zonneklaar dat de beken­ de devotie van het Godelievewater in 1846 in Pittem in onbruik was geraakt door “l’indolence de l’un ou l’autre curé”. In 1846 reikte men te Pittem aan de Godelievebedevaarders gewijd water uit waarin de ijverige pastoor een late echo zag van de oude devotie van het Godelievewater,

34


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.