Het Register 2010 nr. 3: Schenk- en erfbelasting: wat te doen?

Page 33

n n n n n

Vennootschapsbelasting

2010/14 Verkoop woning aan ­schoonzoon dga was onzakelijk Onlangs oordeelde Rechtbank Den Haag dat de verkoop van een woning door een bv aan een schoonschoon van de dga een onzakelijke transactie was. Navordering volgde. Belanghebbende bv ontwikkelde in 1999 een project voor de bouw en verkoop van zes woningen. De schoonzoon van de direc­ teur-grootaandeelhouder van belanghebbende was in loondienst bij de dochtermaatschappij van belanghebbende, waarmee een fiscale eenheid Vpb werd gevormd. Een van de woningen werd in november 1999 tegen kostprijs verkocht aan de schoonzoon. De inspecteur legde belanghebbende navorderingsaanslagen ven­ nootschapsbelasting 2000 en 2001 op, voor het verschil tussen de kostprijs van de aan de schoonzoon verkochte woning en de ver­ koopprijs van de andere woningen. Bovendien werden deze ver­ hoogd met vergrijpboeten van 50%. Belanghebbende ging hierte­ gen in beroep.

Onttrekking De rechter stelde vast dat belanghebbende zich een voordeel had laten ontgaan en dat zowel de bv als de dga zich daarvan bewust waren geweest. Omdat de woning tegen kostprijs was verkocht meende de rechter dat sprake was van een onttrekking. Belangheb­ bende had volgens de rechter niet aannemelijk gemaakt dat winst­ gemis was ingegeven door zakelijke motieven. Zij voerde als zake­ lijk motief aan dat de woning tegen een te lage prijs was verkocht om het lage salaris van de schoonzoon te compenseren. Dit achtte de rechter echter niet bewezen. In de loonboekhouding was hier­ over niets terug te vinden. De navorderingsaanslagen bleven in stand. De rechter besliste uiteindelijk dat de inspecteur de correc­ tie op de winst terecht aan de jaren 2000 en 2001 had toegerekend. Dit was overeenkomstig de mate van winstneming van de bv op de andere vijf woningen. Op een ander onderdeel kreeg belangheb­ bende wel het gelijk aan haar kant. De rechter vernietigde namelijk de boeten. De inspecteur had vergrijpboeten opgelegd omdat spra­ ke zou zijn geweest van (voorwaardelijke) opzet. De rechter oor­ deelde echter dat belanghebbende niet willens en wetens had ge­ handeld met als doel te lage belastingaanslagen. n

Rechtbank Den Haag, 8 januari 2010, LJN: BL0777

Loonbelasting

2010/15 Gebruikelijk loon mocht op € 500 per jaar Rechtbank Den Haag heeft beslist dat een directeur-grootaandeelhouder die werkzaam is voor een holding-bv maar daar bijna geen werkzaamheden voor verricht, mag volstaan met een gebruikelijk loon van slechts € 500 per jaar.

Belanghebbende (dga) bezat alle aandelen in een holding. Deze hol­ ding bezat weer 50% van de aandelen in een werk-bv. De dga werd door zijn holding aan de werk-bv uitgeleend. De inspecteur stelde een gebruikelijk loon vast voor de werkzaamheden voor de holding op basis van de afroommethode. De dga ging hiertegen in bezwaar en beroep. Rechtbank Den Haag besliste dat de inspecteur onte­ recht de afroommethode had toegepast. Deze methode houdt in dat de inspecteur het gebruikelijk loon van een dga afleidt uit de winst van de bv verminderd met kosten, lasten en afschrijvingen. Maar deze is alleen bedoeld voor een enkelvoudige bv-structuur en daar was in onderhavige zaak geen sprake van. Dat had tot gevolg dat het gebruikelijk loon bepaald moest worden aan de hand van ­salarissen van werknemers met soortgelijke dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelde. Het was aan de dga om bewijs te leveren dat het ontvangen loon niet in belangrijke mate afweek van hetgeen in soortgelijke dienstbetrekkingen ge­ bruikelijk was. De rechter vond dat de dga daarin was geslaagd.

Beperkt tijdsbeslag De dga had aangevoerd dat de werkzaamheden voor de holding uit­ sluitend bestonden uit het opmaken, beoordelen en vaststellen van de jaarrekeningen, het beheren van de liquide middelen en het bij­ wonen van de vergadering van aandeelhouders. Dit kostte de dga minder dan 1% van zijn totale arbeidstijd. Gezien dit beperkte tijds­ beslag en de aard van de werkzaamheden kwam de rechter tot de conclusie dat hieraan slechts een zeer beperkt loon, van circa € 500 per jaar moest worden toegekend. n

Rechtbank Den Haag, 5 november 2009, LJN: BK3693

2010/16 Forfait werkkostenregeling terug naar 1,5% De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij het percentage van het forfait van de werkkostenregeling weer wil ­verhogen van 1,4 naar 1,5 van de fiscale loonsom. De nieuwe werkkostenregeling houdt in dat de werkgever vanaf 2011 1,4% van de fiscale loonsom onbelast mag vergoeden. De werkgever kan in de jaren 2011 tot en met 2013 kiezen of hij de werkkostenregeling toepast of de huidige regels voor vergoedingen en verstrekkingen handhaaft. Vanaf 2014 is de werkkostenregeling verplicht voor elke werkgever. De werkkostenregeling houdt in dat een vast percentage van de fiscale loonsom onbelast mag worden vergoed. Op grond van het wetsvoorstel Wet uniformering loonbe­ grip zal de belaste werkgeversvergoeding voor de inkomensafhan­ kelijke bijdrage Zorgverzekeringswet vervallen. In dat geval dalen de fiscale lonen doordat de werkgevers geen belaste vergoedingen voor de op het loon in te houden inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet meer betalen. Daardoor zou de vrije ruimte in de werkkostenregeling worden versmald. Dit wordt nu voorkomen door het percentage voor die vrije ruimte met 0,1 % te verhogen. Dit betekent de forfaitaire ruimte van de werkkostenregeling weer op 1,5% van de fiscale loonsom staat. Dit is inmiddels verwerkt in een nota van wijziging bij het wetsvoorstel Wet uniformering loon­ begrip. Het percentage voor de werkkostenregeling stond in eerste

maart 2010 | nummer 3 | het Register

33


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.