Natuur in Drenthe - zicht op biodiversiteit - deel 7

Page 7

Figuur 3.6.6

de vaatplanten betreft, gaat het vooral om Kleine veenbes, Lavendelhei en Eenarig wollegras. Juist het grote aantal vennen met beginnende hoogveenvorming leverde een belangrijke bijdrage aan de ruimtelijke spreiding van hun voorkomen. Van deze soorten, en dan vooral van Kleine veenbes en Lavendelhei, is echter het aantal groeiplaatsen in Drenthe de laatste decennia sterk verminderd. Bij inventarisaties in 1990 in Midden-Drenthe en het herinrichtingsgebied Roden/Norg van vennen en veentjes die ook in 1976 waren onderzocht, bleken beide soorten uit minstens de helft van de vennen verdwenen (tabel 3.6.2). Deze gegevens betroffen voornamelijk vennen en veentjes in kleine natuurterreinen te midden van agrarisch gebied. Blijkens de tussentijdse resultaten van het florameetnetproject van de WFD (zie paragraaf 3.1) is het aantal kilometerhokken waarin beide soorten in de periode 2001-2008 zijn vastgesteld met meer dan de helft verminderd ten opzichte van de periode 1970-1996. Deze achteruitgang doet zich niet voor in de grotere natuurgebieden, waar de soorten zich wat lijken te herstellen onder invloed van een intensief herstelbeheer, maar juist in de vennen en veentjes

Kleine veenbes

Geert de Vries

1990 - 2008 (176) 1970 - 1996 (337)

Geert de Vries

174

verschijnen enkele vaatplanten, in eerste instantie biesachtige soorten als Snavelzegge, Veenpluis en Witte snavelbies (tabel 3.6.1). Plaatselijk groeit de vegetatie boven het wateroppervlak uit. Om de vegetatie drijvende te houden is vorming van methaangas onder het veenmospakket nodig. Hierdoor ontstaat een ingewikkeld mozaĂŻek van slenken en bulten dat karakteristiek is voor hoogveenvorming (zie Hoogvenen, paragraaf 3.4.1/2). De bulten zijn vaak prachtig rood van kleur door de aanwezigheid van Hoogveenveenmos en soms ook Rood veenmos. Over deze veenmossen legt de kruipende Kleine veenbes vaak meer of minder dichte matten. Kenmerkend voor de bulten zijn Lavendelhei, Gewone dophei, Ronde zonnedauw en Eenarig wollegras. Uiteindelijk kunnen zich ook Struikhei en soms Kraaihei vestigen op de bulten, waar het milieu iets droger en ook minder zuur is dan in de slenken. Voor hun voeding zijn de ‘bultsoorten’ vrijwel geheel aangewezen op wat er met de neerslag uit de lucht komt vallen. Voor een aantal soorten van vennen en veentjes vormt Drenthe het zwaartepunt van de landelijke verspreiding. Wat


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.