Skûtsjekrant 2019 Zomereditie

Page 32

Skûtsjekrant 2019

W W W. S K U T S J E . N L

Nieuwe bemanning, andere zwaarden

‘Striidber’ blijft in de familie De achternaam is bekend: Zijsling. Maar de concurrentie moest even wennen aan de 26-jarige schipper Steven aan het helmhout van de ‘­ Striidber’. Deze oomzegger van oudschipper ­Siebo werd dit voorjaar in zijn lengteklasse zesde bij Langweer bij zijn debuut. En nu gaat hij met zijn jeugdige bemanning voor een podiumplekje. Steven is een ZZP’er met een handige inslag, dus verricht hij vooral kluswerk in het bedrijf van heit Douwe en omke Siebo. Zij hebben in Jutrijp een mooie vloot baggerschepen, waarmee vooral Friese wateren op diepte worden gehouden. Zijn broer en zus Lonneke zeilen ook mee. De eerste staat bij de geroutineerde Pieter Piersma als voorhouder bij de fok en de andere fungeert als peilster. Lonneke zal nog van de bok dromen als er straks echt andere zwaarden worden aangeschaft, zoals in de bedoeling ligt. Want die krijgen, als het aan de algemeen adviseur ligt, een vliegtuigprofiel en ze liften meer dan ze hangen. Zo gaat dat tegenwoordig bij het skûtsjesilen, waar natuurlijk met een scheef oog wordt gekeken naar ontwikkelingen elders. Het zeilen neemt letterlijk een vlucht als er onder surfplanken en bootjes ski’s worden gemonteerd in de vorm van vliegtuigvleugels (‘hydrofoils’).

Een nieuwe bemanning

Op één positie na is de hele bemanning vernieuwd na het dramatische seizoen 2018, toen de ‘Striidber’ degradeerde en Siebo Zijsling er met

zijn ploeg mee stopte. Ze hadden er genoeg aan gedaan om de in 1910 gebouwde Bûtenstfallaatster erbij te krijgen, tot en met de aanschaf van boxershorts met ‘Striidber’ in de band. Maar het mocht niet baten. Siebo werd vorig jaar na een prachtig begin (tweede) veertiende in het klassement. Het aantrekken van een compleet nieuwe bemanning bleek voor de jonge Steven niet zo ingewikkeld. Er zijn genoeg familieleden, vrienden, en er is natuurlijk ook nog de ‘Striidber-jeugd’ (kinderen van de oude bemanning). Bij hen allen is het enthousiasme zo groot dat ze wel eens als reserve mee willen. Dat is, zo heeft de ervaring geleerd, geen overbodige luxe. Er kan immers altijd iemand ziek of geblesseerd raken. En dan moet je uit een vertrouwde poule kunnen putten. Van de oude ploeg is alleen Hendrik van der Zee aangebleven, de lierenman die het skûtsje door en door kent. Op zijn kennis en ervaring wil de nieuwe schipper Steven Zijsling graag bouwen, zegt hij. Want zelf heeft hij als stuurman nog maar weinig ervaring. In de twaalf jaar die hij bij omke Siebo

mee zeilde, begon hij als peiler, om op te klimmen tot voorhouder bij Douwe van Slooten. Zo’n bescheiden palmares deelt hij met meerdere jongelieden die al jong zijn gegrepen door de skûtsjesilerij. Het grote werk begint pas als ze echt aan het helmhout staan. Daar zijn bij de IFKS ook genoeg voorbeelden van. Gedreven was Stevens voorganger Siebo ook, zozeer dat hij rond 2011 met een paar anderen de IFKS commercieel uit het moeras hielp. Met zijn mede-skûtsjeeigenaren Hans en Bauke Sikma en Lammert Jan Wiersma had hij toen al flink in het schip geïnvesteerd om het er goed bij te krijgen. Dat lukte wel, maar de absolute top bleek, ook door heftige weerstand van concurrenten, onbereikbaar. Uiteindelijk deed dat de sympathieke maar fanatieke schipper uit Jutrijp sportief gezien de das om.

Bewogen historie

Zoals vrijwel alle wedstrijdskûtsjes bij de IFKS heeft de ‘Striidber’ een bewogen historie. Dat begon al bij de bouw voor rekening van Auke Tjerks Sieswerda uit Witmarsum in 1910, door Jan Oebeles van der Werff in Drachten. Het was toen, kort na de eeuwwisseling, nog een gouden tijd voor skûtsjes als de ‘Vier Gebroeders’, die ruimen vol terpmodder, zand, grind en mest versleepten en ’s winters turf vervoerden. In 1941, toen het schip in Amsterdam van een motor werd voorzien om als motortjalk verder te varen, was alles anders geworden. Het was oorlog. Na de bevrijding kwam de woning-

nood, waardoor van schepen als de ‘Jacolina’ de drijvende onderkant van een woonark werd gemaakt. Wie daar niet in heeft gewoond, kan zich nauwelijks voorstellen hoe lekker het in zo’n licht schommelend vaartuig slaapt. Ton Brundel ontdekte de fraaie lijnen van het schip in 1989. Allard Syperda uit IJlst zeilde er tussen 1990 en 1998 wedstrijden mee bij de IFKS, nadat hij eerst de naam ‘Striidber’ had geïntroduceerd. Jammer dat hij na een conflict met wedstrijdorganisator Sieb Bandstra voortijdig stopte. Toen ontfermde Siebo zich met een paar maten over het schip. De ‘Striidber’ is volgens de officiële meting 20,52m lang. Dat is kort genoeg voor de grote klassen van de IFKS. En hoe dat dan met de formaliteiten gaat, daarover moeten ze zich op hoger niveau maar duidelijker uitspreken. Dat geldt voor de hele skût­ sjebusiness.

Honderd meter te laag

‘It skip leit der goed by,’ zegt Steven. Het is goed getrimd, zodat de stuurman niet aan het helmhout hoeft te hengsten om het op koers te houden. Daarmee is een wedstrijd nog niet gewonnen natuurlijk. ‘Wy traine geregeld op ‘e Hegemer Mar en dan blykt wol dat wy allegear noch aardich wat leare moatten. doe ’t ik sels foar it earst in tonne besocht te ûnderheljen, kaam ik wol hûndert meter te leech út.’ Hindert niks, zegt de nieuwe schipper. Dat maakt het juist uitdagend. Maar het bewijst wel dat je als stuurman overal je ogen bij moet

hebben en zelf op je werk moet focussen om schip en bemanning goed te laten presteren. Daarom zijn de wekelijkse trainingsrondjes op de Hegemer Mar ook niet vrijblijvend. ‘Wy benutte elke tonne dy ’t wy ûnderweis tsjinkomme. Sa learst stjoeren en silen.’ En je leert natuurlijk het meest tijdens wedstrijden. Het was, zegt Steven Zijsling, voor de hele club aan boord een opsteker dat we goed mee konden doen. En bij Lemmer Ahoy gaan we er weer volop tegenaan. Hoewel: ‘ik kin my wol yntinke dat Jappy Visser fan de Sneker Pan sei dat er it skip earst heel hâlde woe. It giet der om wei. En wy moatte as jongste generaasje suver alles noch leare.’

Vooral in de praktijk

Steven Zijsling is eraan gewend om dingen in de praktijk te leren. Dat ligt hem beter dan de theorie. De geheimen van het skûtsjesilen haalt hij dan ook niet uit een boekje, maar zal hij gaandeweg ontdekken tijdens confrontaties met anderen op de Friese wateren. Die praktische leerschool is ook voor collega’s nuttig gebleken. En het laatste jaar hebben ze als ploeg heel wat uren gemaakt. Ze zijn, mogen we aannemen, wel los vertrouwd op het water. En wat mooi is: dat mooie grote zeil met daarin het IJlster wapen (‘schip zonder roer’) als zeilteken is weer voor een generatie behouden gebleven. En aan de onderkant van de C-klasse is er alweer een twintiger bij gekomen.

De ‘Striidber’ in 2018, tijdens de finale van de IFKS in Lemmer. De degradatie uit de A-klasse was onvoorstelbaar, maar wel waar. ‘Omke Siebo’ stopte ermee en met hem op één na de hele bemanning. (Foto’s Tom Coehoorn)

Met de debuterende schipper Steven Zijsling moet het Drylster skûtsje weer in de C-klasse beginnen. Met een compleet nieuwe bemanning moet het wedstrijdzeilen worden geleerd. Het doel? Een podiumplekje en rechtstreekse promotie naar de B-klasse. Met dit snelle schip zou dat geen probleem moeten zijn. (Foto’s SkyDrone Sloten / Jelte van der Meer)

32


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.