Falando de Histórias II

Page 193

PÁGINA 37

193

Onderwijs door en voor het dagelijks leven, door middel van de zorg voor het bedrijf, de dieren en het land, als bron van het levensonderhoud waar iedereen van afhankelijk was. Onderwijs tijdens het werk in de praktijk van het uitoefenen van taken die onderling van elkaar afhankelijk zijn. De gezinsopvoeding was zeer streng. Het was een starre vorming, vooral waar het het respect voor ouderen betrof. De leeftijdshierarchie werd vooral bezien met betrekking tot de grootouders. Er is een duidelijke rollenafbakening die gefundeerd was op respect zonder tegenwerpingen van de kinderen in relatie tot de volwassenen. “Een klein misverstand met mijn oma, waar ik erg veel van hield – en ik was zeer gehoorzaam -, maakte dat mijn vader me verplichtte mijn verontschuldigingen aan te bieden aan haar”, herinnert Jeltje de Boer zich. Ze benadrukt dat “er niet opgevoed werd tot vrijheid”, maar “voor respect”. Er heerste in het begin van de kolonisatie het idee dat meisjes niet hoefden te studeren: “Alleen de eerste vier klassen van de lagere school, want hun functie was de zorg voor het huishouden als huisvrouwen en de verantwoording voor het grootbrengen van de kinderen”. De eerste meisjes die gingen studeren waren de onderwijzeressen. Hier herhaalt zich het concept dat van kracht was in de Braziliaanse maatschappij van die tijd dat aan het beroep van onderwijskracht een moederlijk en vrouwelijk karakter toeschrijft. Met betrekking tot de jongens was er de stimulans voor studie op zoek naar andere beroepen dan welke de kolonie kon bieden. Er was de noodzaak het werk te diversifiëren. Een belangrijk punt dat de moeite waard is om even bij stil te staan: er was geen analfabetisme in de kolonie. De emigranten die aankwamen konden al lezen en schrijven. “Diegenen die als kleine kinderen aankwamen en diegenen die hier geboren werden, werden gealfabetiseerd door een meisje van de groep”. Omstreeks 1913 stelde de gemeenschap zelf het lesgeven in schrijven, lezen en rekenen voor. Er valt een gemeenschappelijke inspanning op om onderwijs te bevorderen al is het op een informele en zelfs precaire manier. “Soms waren het de mannen die onderwijs gaven, de eigenaren van boerenbedrijven. Maar dit vond plaats in de pauzes van het werk”, als voorbeeld is er de figuur van Jacob Voorsluys9, die “de kinderen onderwees wanneer hij niet aan het werk was op zijn bedrijf, of wanneer hij niet in de fabriek was waar kaas gemaakt werd. De kinderen genoten onderwijs gedurende één of twee jaar en stopten dan om hun ouders op de boerderij te helpen”. Zo was de kalender van dit onderwijs seizoengebonden, afhankelijk van de gemeenschapsroutine van

het planten en oogsten. De aangenomen handelswijze was die van wederzijds onderwijs of tegelijkertijd, waarbij kinderen van verschillende leeftijden en uit verschillende klassen op dezelfde tijd les kregen van één enkele onderwijzer. Het onderwijsleerplan in de gemeenschap hield het onderwijzen van de kinderen in van de eerste letters en het rekenen en later, met het oog op een voortgaande vorming, wanneer ze jongeren en volwassenen geworden waren, het onderwijs in de kerk en door het geloof. De dominees en onderwijzers organiseerden meisjes-, jongens-, en vrouwengroepen om over de religie te leren maar dat niet alleen, ook over sociale waarden, algemene kennis, en informatie over gebeurtenissen en nieuwsberichten. Op deze manier nam de kerk een educatieve functie op zich, waarbij seculiere en wereldse onderwerpen ter sprake kwamen, echter zonder de opvoedkundige waarden uit het oog te verliezen. Dat is de hoofdzaak van het onderwijs in de kolonie: de functie van de school is studie, maar het geloof is er een onderdeel van, de grondbeginselen van het evangelische geloof. De einder is de mens, opgevoed en onderwezen binnen de principes van het belijdende geloof vanaf de allereerste levensjaren. Als een rode draad loopt het gebruik van de Nederlandse taal door het onderwijs als gevolg van het feit dat die taal thuis gesproken werd. “Alle vakken werden in het Nederlands gegeven”. Jeltje de Boer vertelt dat “in 1936 kwam meester Keimpe van der Meer uit Nederland en hij bracht veel lesboeken mee, vooral van de Nederlandse taal, om te alfabetiseren, te schrijven en te lezen en om oefeningen te maken”. Het idee dat onderwijs een plicht van allen was, wordt concreet gemaakt in het feit dat de coöperatie de school in veel gevallen subsidieerde, en door de gezamenlijke beslissing dat de ouders leergeld moesten betalen, alhoewel er geregistreerd staat dat veel kolonisten een beurs ontvingen opdat hun kinderen naar de particuliere school konden gaan. In de dertiger jaren gingen enkele jongeren van de gemeenschap naar Castro en Curitiba om te studeren en in de behoeften van de kolonie te voorzien, vooral in die van het onderwijs. Enkele meisjes werden onderwijzeres in het basisonderwijs en een jongen haalde zijn diploma boekhouden om, later, de taak van boekhouder op zich te nemen bij de Cooperativa Central de Laticínios do Paraná Ltda. In de vijftiger jaren “was het normaal dat jongeren de vijfde tot en met de achtste klas van het basisonderwijs in Ponta Grossa deden en in Castro, op het Instituto Cristão10, en enkelen begonnen aan een universitaire opleiding. De eerste aan de


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.