De mens, de menigte
Colofon Dichters in de Prinsentuin 2020 is een festival van NOORDWOORD.
Redactieraad David Ashford
Esmé van den Boom Myron Hamming Rieuwert Krol Jirke Poetijn Lilian Zielstra
Vormgeving NOORDWOORD
Viaductstraat 3 –15 9725 BG Groningen www.noordwoord.nl
Bestuur
Rob Pronk, voorzitter Anneke Attema
Studio RATATA.nl, grafisch ontwerp Kalle Wolters, illustratie omslag Reyer Boxem, fotografie
Dichters in de Prinsentuin 2020 werd mogelijk gemaakt door:
Doeke Sijens Tieske Slim Margriet van der Waal
Organisatie
Rolien Scheffer, directie Correen Dekker, festivalcoördinatie en programmacoördinator Maarten Praamstra, programmering en communicatie Cora Ziengs, productie & administratie Annie Postma, marketing en communicatie Kim Jelsma, redactie, projectondersteuning (stagiair)
2
3
GEDICHTEN Binnen een kleine flat, Osama Alloush__ 6
Op een dag, Kevin Amse______________7 vreemd beroep, Sieger Baljon________ 9 Wennen, Leonie Barnier_____________10 *, Christophe Batens________________ 11 (weeshuis), Geert Jan Beeckman______ 12 Of je leven lust (rauw), Charlotte Beerda___________________ 13
Cabo Creus, Bernard Lichtaard_______ 44 Gebed tot de vossen, Tomas Lieske___ 45 *, Lars Meijer______________________ 46 Last, Lionel Newman_______________ 47 *, J.V. Neylen______________________ 48 See you later alligator, Sarah Oortgijs_ 49
Waterwoorden, Karin Beumkes_______14
niet huilen, Maria, Elsbet De Pauw,
Wie niet weg is, Erik Bindervoet______ 18
En dan komt die verdomde ochtend., Hendrik de Pecker__________________ 51
Where you took me, Cecile Bol_______ 19 *, Mark Boog______________________ 20 *, Annegreet Bos___________________ 21 Ongeborgen, Marie Brummelhuis_____ 22 Batterijen, Joris Brussel____________ 23 Envoi, Elisa Candela________________ 24 Impostersyndroom, Vanessa Daniëls__ 25
Jongensslag, Jirke Poetijn__________ 52 Gestolen tijd, Rachel Raetzer________ 53 Spiegeltje spiegeltje aan de wand, Nghitti Saro______________________ 55 Ik kan niet stoppen met lachen want als ik begin met huilen houd ik niet meer op, Alfred Schaffer____________ 56
Boreaal, Paul Demets______________ 26
Geboren worden op 20-jarige leeftijd, K. Schippers_______________________57
Overkant, Dorien Dijkhuis___________ 27
klapwieken, Hein van der Schoot_____ 58
Bast, Sylvia Dragtstra______________ 28
blikveld, Moniek Spaans____________ 59
De schapen, Mandy Mariska Eggerding___________ 29
Netflix en Chocomel, Rik Sprenkels___ 60
4° N / 52° N, Babeth Fonchie________ 30
Men en wij, maar laten wij, Bert Struyvé_______________________ 61
*, Shari Van Goethem________________ 31
Tegen de avond, Elisabeth Tonnard___ 62
*, Maarten van der Graaff___________ 32
ik heb iemand nodig, Ron Vaessen____ 63
Dien je? Dien je je? Dien, Jacob Groot_ 33
naast, Leen Verheyen_______________ 64
Reizigers, Corie Grootendorst_______ 34
Klaaglied, Twan Vet________________ 65
vruchtbaarheid, Ezra Hakze_________ 35
Mijn democratie, Tom Van de Voorde_ 66
Klodder, Micha Hamel______________ 36
Niche, Nyk de Vries________________ 67
Menigten, Erik Jan Harmens__________37
Apocalyps, Dorien De Vylder________ 68
wij gaan over in wij en over in wij en in wij, Saskia de Jong_________ 39
Oet de tied, Willem Wierbos________ 69
zusje, Asha Karami_________________ 40 we moesten de daken nathouden, Sabine Kars________________________ 41 Wie gij worm, Hester Knibbe________ 42
4
In de straten van Stadskanaal, Gerard Knolhoff___________________ 43
*, Joyce Willemse__________________ 70 Wisselplaats, Monique Wilmer-Leegwater__________ 71 Voordat hij valt, Lilian Zielstra_______ 72
5
OP EEN DAG Beloftes gebruik ik als lokaas om eerlijkheid in het wild te spotten. Zo beloofde ik mezelf om naar alle ongenoemde bestemmingen te gaan die ik in documentaires en in fotomagazines zie.
BINNEN EEN KLEINE FLAT In Zwolle Binnen een kleine flat oefen ik om te spreken en ik heb veel woorden geleerd Maar alleen de hond van mijn buurvrouw heeft mij gegroet Als ik haar nu zie Vraag ik het haar gewoon Hoe is het met uw schattige hond mevrouw
Wat me tegenhoudt heb ik niet in mijn bezit. Ik zeg wel op een dag maar misschien is die dag naderhand al voorbij. Ik heb een lege lijst die ik afvink. Soms ga ik ergens naartoe om te weten te komen dat ik er was, achteraf ben ik er nooit geweest. Kevin Amse
In Zwolle binnen een kleine flat oefen ik om te spreken Gisteren bezocht een vriend-dichter me hij stierf in 2014 Zijn naam is Leo Vroman Hij vertelde me: O, Osama ‘kom vanavond met verhalen Hoe de oorlog is verdwenen En herhaal ze honderd malen Alle malen zal ik wenen’ O, Leo Ze huilen en schreeuwen De kinderen, de vrouwen en de mannen Ik droom een verhaal voor alle komende dagen Ik beschrijf dan hoe de oorlog is verdwenen In Zwolle Binnen een kleine flat oefen ik om te spreken Ik probeer, ik loop, ik ren, ik word moe, ik dans, ik lach, ik glimlach, ik huil, ik vlucht, ik vergeet, ik herinner, ik wens, ik wanhoop, ik hou van, ik kom terug, ik vlieg… en binnenin me schittert de begeerte van de geest zoals een ster die niet sterft. Osama Alloush
6
7
VREEMD BEROEP met kleefkruid heb ik het silhouet van de mens van de donkere aarde geschrobd
waargebeurd aan de randen voerde ik de mieren oliebollenmix & smeekte hen bezie mijn publiek met zachtheid ik heb een vreemd beroep
waargebeurd dagen achtereen, achter de dijk rook je de kwelder
van het verende veen raap ik mens tot mierenvoer prevelend
het silhouet was van oliebollenmix de bosgrond was hard & kleiig & werd steeds verder opengehaald geen mos meer over
VREEMD BEROEP
(lokatie 1)
(lokatie 3)
waargebeurd, twee, driemaaldaags de mensheid was een kind een man in een blauw pak een vrouw in vrijetijdskleding ik heb een vreemd beroep van de donkere klei schrob ik met kleefkruid een mens van meel zingend
waargebeurd dagen achtereen, midden in de stad op het dek brandde augustus benedendeks overstemde ik het geneurie van ventilatoren krijt van franse rotsen op blauwhouten planken magistrale kruisspin vond telkens nieuwe grond voor haar web
VREEMD BEROEP (lokatie 2) simpel als was het koffiedik heb ik het silhouet van de mens van de rulle grond geraapt & in een glazen potje gestopt waargebeurd op veerkrachtig veen, dagen achtereen je rook stilstaand water & hazelaars grond als koffiedik, om je handen doorheen te halen ĂŠĂŠn brug over uit het festival begon territorium van rode mieren,
8
met vloeiende vegen heb ik het silhouet van de mens van de blauwe scheepsvloer gewist
& hoe jong we zijn in de diesel rook je de fijngedrukte planten in het staal hoorde je keltische deurklinken de leeftijd van alles buiten de zware patrijspoorten wrongen vlinderplanten zich uit de kade een vreemd beroep heb ik driemaaldaags wis ik wis ik in een heet ruim wis ik met vloeiende vegen de mens uit Sieger Baljon
9
* Wij zullen tussen seconden nieuwe plekken blootleggen,
mooiere woorden uit onze buik schrapen, woestijnverzen uit plooien halen - dat ze drinken en woekeren.
WENNEN Op dunne zolen liepen we elkaar tegen het lijf. Het marcheerde zoals het zijn moest tot de breedte van mijn hakken in de loop van maanden zich uitrekte in de hoogte en jij mij op een dag aantrof voor mijn schoenenkast op hoge hakken. Nu vragen we ons af of het gewoonweg wennen is dat jij mij op borsthoogte ziet en ik jou over het hoofd. Ook weten we niet of we moeten wachten tot ik zal knakken.
Wij zullen de lucht rimpelen, er alles aan hangen: hindesprongen, zwaluwen en honingwolken.
Sluit je ogen - ik zie wimpels op je huid en schitterend zoet aan je mond.
Deze dag is een buidel, een bolle wang. Christophe Batens
Leonie Barnier
10
11
(WEESHUIS) De ramen hebben de kinderen bijeen geroepen. Meisjes jongens ogen achter glas het is een heldere dag een schreeuw staat in de vensterbank. Wat houden hun meesters achter de hand. Een stemmentemmer een traphal die galmt en op bevroren tijden het ratelen van de bedden. Het grondwater uit het bange geslacht. Verzwegen op papier tellen wij de ontelbaren de slaapliedjes die de benen breken. In precieze stiltes. In hele stenen onder een onaantastbaar dak. Zij staan daar om te bestaan en wegen op het licht. Nu moeten wij kijken. Voor alle genade voor hun huidhonger naar affectie. Wij staan verder af dan beneden. Verloren voor de kans hun namen ooit te weten. Geert Jan Beeckman
OF JE LEVEN LUST (RAUW) je kunt niet foppen je kunt pijn en angst alleen verplaatsen van daar waar het rot naar waar het fermenteert van een aardappel een roes maakt ik wilde rust dus ik kreeg een stilleven en het fruit op de schaal lag te rotten geen schnaps voor mij ik deed mij te goed aan mijn (wat ik meende) welverdiende en sloot me daarna brakend op ik wil geen kater zonder roes geen sober leven dus dien het maar weer op angst, pijn rauw Charlotte Beerda
12
13
WIE NIET WEG IS
WATERWOORDEN Ik ken een waterwoord. Ik noem het huilen of een regenklank. Het alfabet van laatste letters want onder je poriën bloeit nog het tropisch regenwoud. Ik geef je daarom water. Morgen ben je ijzig blauw en ik wil je donkergroen denken. Bloembed in de border bloesem van lieveling. Ik geef je daarom water droge holle boomstam. Ik ben de kleine specht die op je hamert. En waterwoorden schreien op je huid het Almachtig Amen van verdriet. Karin Beumkes
14
We moeten kiezen. We moeten ergens beginnen. Uit veel 1. Zie het zo: We worden wakker in de aftiteling, omringd door namen. We komen velen tegen, maar altijd onszelf. Spelers. Figuranten. Decorbouwers. Visagisten. Chauffeurs. Geluids- en stuntlieden. De fotograaf. De auteur. De directeur. De producent. De gebruikte liedjes, inclusief het nummer dat we nu horen, Gimme Shelter van de Rolling Stones. Het brengt ons terug naar het begin van de film: We zitten met z’n allen, dicht opeengepakt, hutjemutje, op slagroomwitte klapstoelen, in de kelder van de hoofdstedelijke boekwinkel A. te A. Bedaard begaan geïnteresseerd poëziepubliek. (Woud van mensen, woud van woorden, sta ons bij!) Rood, brandend tapijt. Fotoboeken over de burgerrechtenbeweging als kadavers opgestapeld op de koffietafels naast met poedersuiker en bloedjam besprenkelde Belgische wafels. (Woud van beesten, woud van centen, sta ons bij!) Op de achterwand worden kleurig vervloeiend in de oersoep dansende kubuskwallen geprojecteerd. (Woud van weinig, woud van veel, woud van niks, sta ons bij!) Tel de lichamen. Tel de levenden. Tel de doden. Tel niet mee. Fasten your triggers! Fasten your seatbelts! Wat is er aan de hand? Waar gaat het om? Wat gaan we doen? Gebeurt er, gebeurt er? We luisteren naar een optreden van Spinvis vertolkt door een heavy bebrilde, in Leger des Heilsuniform gehulde Vlaamse acteur die eruitziet als een superstud die lijdt
15
aan klierkoorts of kusziekte en keuzestress. Het luisterlied dat hij ten gehore brengt is een aftelrijmpje, in een speels bossa nova-ritme, van 100 tot 1. Na nummer 88 de duikboot krijgt een zoentje van de baviaan hou ik het voor gezien. Op de trap naar boven vang ik, tamelijk zeker van mijn zaak, nog enige flarden op van nummer 87: paniek van de maan een kat in een bloemenvaas wie wast zijn kleren? In de computerruimte, waar zich de virtuele database bevindt, zie ik Gerard Reve staan, met roetvegen op het gelaat en lange rastakrullen gedrapeerd over zijn schouders. De volksschrijver draagt een kapiteinspet en een halsketting waaraan, vredesduiven en haviken broederlijk vereend, swastika, hamer en sikkel, kruis en ban-de-bom-teken hangen. Voorovergebogen bestudeert hij een vitrine waarin Amerikaanse munten en exonumia zijn tentoongesteld, een tijdelijke bruikleen van het Oval Office zelve. In Wot we trust. Niet onvriendelijk legt hij uit hoe zwaar het zoude zijn al die ‘muntjes’ mede naar huis te torsen. – Neem aan dat er een man is, vervolgt hij dystopisch-ironisch. Die man is kassier. Die kassier gaat in trendy hip Chelsea schoeisel over Gods herenwegen. K-k-k-kortom, uh… uh… een brave, k-k-k-keurige uh… hardwerkende vaderlander… Het sterke verhaal stokt enigszins. Stotterend. Zijn begerige oog valt op mevrouw Nimmermeer en haar dochtertje Kitty, woonachtig aan het Koningspalmplein, geen slurb, en voorlopig gelukkig voor gentrificatie behoed, die zich nieuwsgierig bij de vitrine hebben gevoegd. – Zoude het niet vreselijk lollig zijn, zegt hij tegen het meisje, als jij een spaarvarkentje was? Dan zoude ik wel weten in welk gleufje ik de centjes moest stoppen!
16
De moeder trekt het meisje weg. Ze belt de politie niet. Ze stapt niet naar de krant. Ze heeft het opgemerkt. Ze gaan vissticks eten. In een cannabinoïde wietwalm komen uit de kelder kreten, nummer 62, in koor: Mantra’s voor de menigvuldigheid! Ik wil handjes zien! Mij niet gezien! Met je morele geluk alleen konkel je niet. Ik vlucht naar buiten, met een rare smaak in m’n mond, met m’n handen over de oren, om deze als dreigbrief vermomde oneliner, deze non-conclusie van een clou in een alledaagse win-win sitcom met een hoog herkenbaarheidsgehalte, waarin plotseling een francofone businessclass reizende expat in minirok als van een satellietschotel uit de lucht komt vallen, niet te hoeven horen. Lucht! Op het plein het standbeeld van ’t Lieverdje in een bekisting ingepakt beklad met leuzen: niet openen bevat kankerverwekkende stoffen uche uche uche! piet gaat en klaas komt niet meer! ex uno de pleuris! De pareidolie der wolken bezorgt mij in een picoseconde woedende gezichten van blueszangers, jazzmusici, peaceniks en zwarte panters. Ik ontwaar grasgoudhaantjes, vioolspinnen, een dampend bord carbonara, een schotel wee en een AK-47. Voor mijn geestesoog wordt in een attoseconde van aarzelingen, besluiteloosheden, biologisch afbreekbare transformaties, variaties, mutaties, dubbelzinnigheden, dubbelzijnigheden, vervellingen, zelfkwellingen,
17
en vele in de lucht en kosmogene straling zwevend gehouden betekenissen een ware doos van Pandora aan beelden opengetrokken, als ware het een blik sappige regenwormen ten behoeve van de visvangst. Uit luidsprekers bevestigd aan lantaarnpalen schalt nummer 22, een quiztune: Pierre! Wat hebben ze niet? Deze unieke duimendraaiset van Lefthand Willy! Uit luidsprekers bevestigd aan lantaarnpalen schalt nummer 21, een protestlied: Mississippimaan. Geboren: bij de rivier. Kleur: zwart. Aantal: geen. Uit luidsprekers bevestigd aan lantaarnpalen schalt nummer 20, een hiphophaiku: Kleur: zwart. Aantal: geen. Gestorven: bij de rivier. Minnesotamaan. Uit luidsprekers bevestigd aan lantaarnpalen schalt nummer 19, een smartlap: Seamus huilt en zingt: diep in het donkerste bos valt licht op de grond. En uit 1 veel uit 1 viel uit 1 val uit 1 gevallen in tot tijd vervallen gedicht ik de menigte menigten woord ik de menigte menigten woorden de menigte woorden mij. Erik Bindervoet
WHERE YOU TOOK ME I had never cut my fingernails; would only retouch occasional casualties – cracks on thumbs, hooks on index fingers, too long witch-like pinkies. Not once did I sit down with a pair of tiny curved scissors to trim down all ten. But I live here now, inside your outside dream. My gloves can’t compete with cupped hands shovelling fresh molehills into planting holes and biodegradable pots. No nail brush can handle the wet earth hugging and sucking ripe parsnips. At night I pull you on top as usual, I run my hands down your back – this time you kiss my neck differently. Cecile Bol
18
19
* Niet de stad stinkt, maar de mensen stinken. Ze ademen en zweten, vlezen fabriek; ze maken mij, elkaar en alles ziek, en in de grachten gist het. Ze verminken alle leven met hun sloddermotoriek, en niet de stad stinkt, maar de mensen stinken. Wat kan ik anders dan me steeds bedrinken? De nuchterheid, de roes en de paniek: ze maken mij, elkaar en alles ziek. De dampen stijgen op en ze bezinken, er tolt een eeuwigdraaiend mechaniek. Ach, niet de stad stinkt, maar de mensen stinken. Zie hoe ze rotten, rochelen en hinken; mismaakte, onverkwikkelijke kliek. Ze maken mij, elkaar en alles ziek.
* wij schrijven vanaf hier wij schrijven nu
Hoor toe hoe donderend de klokken klinken, hun zegen spreidend, zwaar en tiranniek. En niet de stad stinkt, maar de mensen stinken, maken mij, elkaar en alles ziek.
als langoustines en iedereen zoekt werk
Mark Boog
smaak van kersen en een gieter en een tong zomers gaan we op in sepia Annegreet Bos
20
21
ONGEBORGEN
BATTERIJEN
Toen werd het oorlog parachutes landden sluipschutters hingen als apen in bomen om jou te raken, met mijn handen blindeerde ik mijn ogen de bom kon ieder moment barsten maar jij zaaide klaprozen in onze tuin kocht pindarotsjes voor bij de koffie haalde haardhout voor een strenge winter zonder jou.
Soms koop ik batterijen zonder naar het formaat te kijken.
Hoe kon ik neutraal blijven waarom goddomme rijmt tumor op humor toen ook onze laatste schuilkelder in puin lag schraapte de dokter zijn keel keek zo droevig dat ik hem wilde troosten of hij zijn hagelwitte jas soms met Biotex waste kon ik vragen, zacht voor de tijd van het jaar was natuurlijk ook een goed onderwerp van gesprek maar we staarden gehoorzaam naar een lichtbak vol zwarte gaten en kraters alsof het astrocytoom in jouw hoofd een saaie dia bij het eerste uur aardrijkskunde was.
Puur vanuit een drang ze ergens in te steken. Licht te maken. Beweging af te dwingen. Om te zien waar ze in zouden passen. En wat er dan gebeurt. Ik zou zo graag eens batterijen steken in een dof geworden mens in ruil voor verlichting of in een zieke boom. In mijn opa die op goede dagen nog net in staat is zijn broek vol te pissen, terwijl hij zijn stropdas achterstevoren draagt en me aanspreekt met Johan terwijl hij met koontjes op de wangen om mijn handtekening en herinneringen over mijn tijd bij Feyenoord vraagt. Soms zou ik ergens batterijen in willen steken. In de hoop dat er nieuw leven uit te halen valt. Joris Brussel
En toen ging jij dood het was de warmste augustus ooit een nieuw hitterecord zei de weerman trots alle bloemenkransen kwijnden de witte linten hingen roerloos halfstok had het maar gehageld, toen alle cake op was deed ik mijn kogelvrij vest uit en probeerde mezelf weer terug te vouwen tot embryo in een te groot bed voor mij alleen. Marie Brummelhuis
22
23
ENVOI
IMPOSTERSYNDROOM er zijn dagen waarop ik mijn muren van stucwerk verdenk zoals nu misschien wel een beetje
ik leef in een kindertekening van een zee één ononderbroken golflijn van boogjes in cadans
nu ben ik opnieuw luid voor Jonathan stel dat ik had geweten dat jij in een slik en een zucht tot nestvlieder zou transformeren. zou ik jouw broedtijd hebben vertraagd? of leer ik dat moederschap rekbaar is en moederliefde zich keer op keer vernieuwt. zo mooi hoe jij nu uitvliegt. wij wuiven fier en kijken uit naar elke terugkomdag.
chaotisch in mijn nonchalance die koert als Rococo van de witte producten
tot de deur zich straks achter me sluit
dan wacht ik gewoon weer tot je me streelt met de vaarrichting mee
omhoog Vanessa Daniëls
Elisa Candela
24
25
BOREAAL We halen onze schouders op, schudden de kou af. De weg die we hebben afgelegd, verdwijnt terwijl we de mist in wandelen. Als bedekt met watten alles. Verzachtende omstandigheden. Het is geen wandelen, maar waden. Het is geen praten, maar woorden horen ritselen bij het uitademen. Ze blijven achter onze stembanden opgesloten. We vragen ons af hoe lang we nog om elkaar heen moeten laveren. We vallen niet stil, laten ons niet verwijderen, bewegen voorlangs. We dansen verder als schaduwen op het straatbeton. De anomalie van esdoornzaden, runentekens ons ingeprent. Geen Gutmensch kijkt op van het ok-gebaar, het instemmend knikken, de flits van het mes, een ander licht op onze daden. Door de mist heen bloedt de ochtendzon. Paul Demets
OVERKANT je zet een vinger op de kaart, trekt een lijn tussen landen, zegt: dit is eerder gedaan zo gaan we aan boord, varen uit slechts weinigen halen de overkant, zeg je weinigen komen ooit in een thuishaven aan na dagen van deining eindelijk land we zien daken van huizen, we ruiken de grond bomen en mensen die in een vingertop pasten nemen al gauw je hele hand hele hart in beslag wanneer we aan land gaan, gooien we stenen over onze schouders om te zien of het een jongetje of meisje wordt Dorien Dijkhuis
26
27
BAST
DE SCHAPEN
de boom in zijn tuin zong hem te laag dus hij moest hem transponeren toch hou ik van die klank – bast
Hij is de man in het portiek die zwijgt als je hem groet. Hij is de hond, de tanden en de tong, de buurman zonder reserve, het hekje rond de tuin.
leg een hand op zijn buik en voel hoe z’n bast tot leven komt hoe zijn sap stroomt laat me nog een lente dromen
Hij is in mij als fietser, de vloek, de afgesneden hoek de achterlijke idioot en iedere malloot die de weg berijdt als een te temmen paard.
en ik hou van bijen ook al brommen ze amper zijn de bloemen op wie denkt nou bijen dromen niet heeft ongelijk laat me op mijn buik liggen en wachten tot hij mijn rug streelt en zegt het kan de zuurspons niet schelen of zeewater zuurder is omdat wij maar wat aanrommelen troost zit niet in woorden wel in strelen zo vergeet ik dat bijen dansen vergeet ik hoe smeltwater aan koude lippen hangt hoe hoog bomen zingen vergeet ik hoe kort mijn tijd, steeds korter een beetje dromerij kan wel helpen als ik het zoemen mis Sylvia Dragtstra
Hij is in jou de onopgeloste ruzie, de haat die tiert op woordeloze grond. Hij is de landmijn in mijn illusie dat goed het kwaad uiteindelijk overwint. Hij is wat je ontgaat tijdens het sluiten van je ogen het wachten op betere woorden, de niet uitgestoken hand. Het blinde paard, het beloofde land, de heilige boeken en de wet waarachter je je verstoppen kan. Hij is de ander maar nooit alleen, de vaderlander de medestander, soms ook is hij de buitenlander. Hij is – waar je van buiten naar binnen loopt, de ramen en de deuren sluit – het biertje dat je haalt voor jou alleen – het stapje waarmee je naar voren dringt – de stem waarmee je luider zingt – het gefluisterde geheim in het andere oor. Hij is mijn huis en niet het jouwe. Hij is – hier mag jij geen beter leven bouwen. Hij is – van mijn moeder mogen er maar twee blijven slapen de snoepjes zijn op, het lachen achter de handen. Hij is altijd de tegenstander. Het is hier vol. Geen plaats. De grens. De haat. De volle trein. Hij is de overlever. De man die nergens meer van schrikt en nergens meer voor wakker blijft. Hij is de man in het portiek die zwijgt als je wil praten de schaduw in donkere straten, de hond, de tanden en de tong die likt. Maar bovenal, in nachten waarin ik slecht kan slapen is hij toch steeds weer de schapen. Mandy Mariska Eggerding
28
29
* dochter. het is nu jaren later. nog stroom je uit me weg. toch blijft het vaag vermoeden dat je kind en kudde bent. een hart dat klopt is overbodig voor leven
onder de huid. verdwijnen is een vorm van blijven. verlies dat geen datum kent vooruitzicht zonder verwachting. waarheid die niet went. ondertussen blijf je
4° N / 52° N
stromen ga je
We staan voor de waterput in Douala, waar ik woon met mijn nicht. Ze ruikt naar een meerkleurige kabba die ze ontgroeid is, maar waarvoor ik nog te klein ben. Terwijl leeuwenkinderen om ons huis dolen, de geluiden van de markt nagalmen in de tranenput, nestel ik dieper in de omhelzing van mijn nicht. Het is hier onbestemd ouder worden. Achtenveertig graden noordwaarts is mijn huid als leer uitgerekt en de borst van mijn nicht vervangen door die van een volwassen vrouw,
niet weg
je laat je niet herleiden. tot een plek. een mens dochter. kudde. kind. een vreemde. voor altijd je bent Shari Van Goethem
liever had ik alles gehad. Babeth Fonchie
30
31
* dit werd geschreven na een tijd een stroom genoise-cancellede geluiden en de bedorven marsepeinsmaak van het echte dit kwam tot stand naast een werkmail voor de werkgevers buiten lag vastgoed in de zon ugh binnen zat ik op de stoel met de rafels vroeg me af of jij soms ook het gevoel hebt in een onherbergzaam paleis te wonen waar je versuft of grimmig door de zalen dwaalt de vloeren glimmen dof de harnassen zijn optimistische dode klankkasten ik herhaal de harnassen zijn optimistische dode klankkasten er zijn deuren die niet open mogen delen van de hofparken zijn afgezet de wind voert kreten aan en in de stilte van het paleis val je in slaap ben ik nog wel in leven denk je of kijk ik afwezig naar binnen bij de levenden kijk ik door een ruit van natte leisteen naar een oprijlaan van kiezels die in droge kilo’s in het donker liggen ik herhaal in droge kilo’s in het donker liggen weet ik daarom niet hoe ik een zin schrijf die niet eindigt in een zich volzuigende punt ik herhaal een zich volzuigende punt en steeds kruipen er gevoelens uit de fortificaties waarin besturen zetelen en moeten jij en ik de gevoelens kleine hapjes bedorven marsepein voeren je herhaalt de droom over het smetteloze slachtoffer is de droom van de politiestaat trouwens het kabinet heeft me in mijn remslaap gevraagd in een reclame voor een groene bank een vader te spelen ik ben jongensachtig en goedkoop een soort verloederde jesse klaver vannacht hebben we het opgenomen en ik lachte en knikte mijn buren toe holde achter mijn kinderen aan door het gras waar alles ontbrak en niemand ons riep
DIEN JE? DIEN JE JE? DIEN Dien je? Dien je je? Dien je je te? Dien je je te gehoorzamen? Moet je doen wat je zegt? Moet je als je niets hoort blijven luisteren? Kan je luister zeggen en toch niets horen? Kan je luister horen en toch iets zeggen? Heb je nog niet gehoord wat je al verkeerd hebt verstaan? Jacob Groot
Maarten van der Graaff
32
33
VRUCHTBAARHEID ik hoor het rinkelen van de ratelpopulier trompetgeschetter door de ruggengraat blaadjes wervelen door mijn zenuwbanen kippenvel langs mijn buik kijk daar ligt het sperma van een esdoorn zijn helikopterzaad: het zijn net drones de wereld een grote vruchtbaarheidskliniek en maar wachten tot het wortel schiet ik vang het zaad op in mijn rok en mag het straks naar zee toe dragen schuimend wacht hij me op ik moet dit ritueel nu steeds herhalen
REIZIGERS Die keer op keer herhalende beeldschermen zie je niet vaak meer in het straatbeeld. Witgoedwinkels zijn zeldzaam geworden. En wij voorbijgangers, achtergrondinvullers
in de stad staan bomen in mijn tuin en ’s nachts graaf ik ze uit de instrumenten in mijn lijf hoor de wind gaan langs mijn eierstokken: tweehuizig kan ik niet verplaatsen. Ezra Hakze
in levens van anderen. Aan de zijlijn wachten we op een teken. Eventjes dansend in beeld, dan weer af. Als ronddraaiende koffers. Ongemist, ongevonden, spelen we mooi weer. Tot één ons aanstoot. Kijk, dit is mijn huis. Ik vind je mooi. Blijf nog maar even hier. Corie Grootendorst
34
35
KLODDER
MENIGTEN
Er woeden getallen in mij vraagtekens zonder genade
vochtig verdeelstation draait dolle overuren speeksel fantaseert
vraagtekens? een menselijke stem een stem uit de verte roepsel roept
extra dikke klodders voor alle types in mij
pindasaus of ketchup wil zou graag lust en codetaal vecht zich vanuit synapsen naar de stembanden dus daarvoor mysterie ik ben twee of drie opties buitelen de toonbank fronst help de ander in mij wil mayo liever hoor het
keuzestress zegt de marketingman tijdsdruk zegt de psycholoog meerstemmigheid zegt de componist en wat zeggen die oenige big data nu? Die weten toch altijd alles? Micha Hamel
tussen ons zit geen licht meer wij bestaan uit elkaar alsof onder ijs verstijven in de diepte onder je zie je m’n afdruk nog in het hoeslaken nahijgen niet doder dan andere doden toch word je bovengemiddeld vaak aan me aangeboden je zegt ik weet niet zeker of er iemand achter me loopt maar je weet het wel: versnel Erik Jan Harmens
36
37
WIJ GAAN OVER IN WIJ EN OVER IN WIJ EN IN WIJ we zagen vuur onder het hek doorkruipen het baltsen tegen een achtergrond van vlammen het rijmen van de bloemen
we verschillen van strot nieuwigheid: we drinken middenin de zin kuren: we drinken het brood
we jagen de komma na we denken erover en dan is het bedacht we wachten op een rechte bocht
we komen uw grenzen verleggen we willen het robbertje vechten we schuilen zo goed dat geen stilstand ons vindt
we nemen stiften om stelsels te kleuren we schrijven brandende brieven: daar dan en dat we hebben geen zin om futloos te zijn
we kennen de truc al: structuur we bakken er in de blini-pan kleine dikke blini’s van we zijn nog op zoek naar atlantis
we hebben een achterbank vol ideeĂŤn we zitten goed, maar het kan beter (we hebben geluksonderzoekers)
we kennen de achterwaartse gedachte we hebben de impact van een impasse we houden afgetrokken begrippen voor werkelijkheid
we worden overtollig geboren merken dat er ruimte is tussen de oren we hebben een kindje met mosterd gevoed
we likken het spuug van de kurken we zijn er om het laven we hebben het accent van hier om de hoek
we vermeerderen het begeerde we begeren het vermeerderde we zijn niet het zuinige halfrond
we missen het metrum we zijn helder en hallucineren we zitten als mensen die op willen staan
we kregen prompt een reactie van ria wij hebben meer holtes, onze walging is groter als we bloeden hebben we honden als vrienden
Saskia de Jong
we kopen een hond, geven hem zijn naam we gebruiken onze naam ijdel we hebben een hartig woordje te spreken met ons
38
39
ZUSJE
WE MOESTEN DE DAKEN NATHOUDEN
ik reis af naar mijn zusje twee jaar geleden ging ze op vakantie nu heeft ze een baan en een man daar
die dag ben ik weer thuisgekomen om schade aan te richten
ik laat haar een gedicht lezen ‘was papa echt vogelverschrikker?’ ik knik
razen om te vergeten voor de duur van een uiteenvallend lichaam
we gaan naar een shooting range ‘als je geen hobby hebt ben je geen echt mens’ ze geeft me een ar15 en noemt hem gebruiksvriendelijk
ik trek me terug in de botten van een smeulende stad maak opnieuw onbeduidende huizen aan
de volgende dag in whole foods houdt haar hand ooit zo klein de pen in stevige grip een driehoekige brandwond op haar pols mijn ademhaling synchroniseer ik met die van haar hard drukt ze de punt op het papier en tekent ik bedank haar en zeg dat ik snel terugbetaal ze draait zich om en loopt naar de deur als je het een deur kan noemen we zouden toch een foto maken?
en buiten fluit een man tegen de nacht Sabine Kars
ik loop haar achterna langzaam lopen we achteruit naar de ingang ik denk aan de keer in het park dat we ruzie kregen en ik op de schommel bleef zitten Asha Karami
40
41
IN DE STRATEN VAN STADSKANAAL Ik zie geen opening, geen bos door de bomen maar ellenlang diep oorsprong onder verschiet. Een uitzicht zonder haven. Mijn hoofdpijn is grijs, koffiezwart de zegen. Ik ontloop de handshake van het leven, ontken de megafoon. Ik zie splinters in de ogen van Maybelline, het meisje van de buren gooit de eerste steen.
WIE GIJ WORM Een kleine nomade schuilt in mij dwaalt door velden en stegen, ik kom mij tegen herken behaaglijk een deel verwerp een ander niet te verteren spiegelbeeld dat rimpelt in water of als een bedenkelijk fata morgana mij verontrust. Lief, naarstig spitten wij grond om leggen de worm bloot, doen ramen en deuren op slot of gooien die open om welkom te heten, wij: x en y
Maar ik geheel anders. Ik neem van mijn myeline. Zonder heroïne komt niemand de hemel in. Ik ben verdwaald, vang de eerste steen en buig naar de lakmoesproef. Maar in deze straten groeien biezen tegen de klippen opbouwen wijzen hun huizen op een rots. Hier loopt men onberijmd de straten af en wordt mij verteld wie Marlène Dietrich iswaarom ik de laatste tijd zo vaak moet huilen. Hier is de zomer vol druilerige liefde. Hier ontmoet je kromme mensen, recht voor de raap. En als je hiernaartoe wilt komen, draag dan wat bloemen in je haar. Gerard Knolhoff
met witregels. Weet je nog die keer dat er een storm opstak en we beschutting zochten in een stal en de dieren ons zwijgend aankeken herkauwden: ik ken jou ik ken jou – Hester Knibbe
42
43
CABO CREUS Hier gaan we rusten waar de zee het land kust met een mond vol stenen en zand. Onder het oppervlak liggen gestorven schepen met onleesbare namen, de wind waait de geesten van zeelieden als witte schuimsporen over de golven. De zee heeft schuilplaatsen in de rotsen gebeukt, de branding knikkert met stenen die rond zijn geslepen door het eeuwenlang heen en weer rollen, ze ratelen meer dan dat ze praten; ze zijn oorverdovend. Meeuwen krijsen boven de makrelen, in de spleten overleven hardnekkige plantjes, stukken hout spoelen gebleekt en gezouten aan. Het is een toneel met alleen rekwisieten, de vuurtoren is onbemand, een koe staart vanaf de klif. Bernard Lichtaard
GEBED TOT DE VOSSEN Rekelse roodbruine jagers op de grens van beschaving en natuur jullie beet is roestig ijzer jullie woning een middeleeuwse roofburcht. Licht is jullie dansante pas jullie zijn de kleuren in wilde tuinen waar alles dooreen groeit alles druipt van vermiljoen en smaragd. Waar het katijft het verbast en verbladert het lupijnt waar alles twijgt en verpluist waar het onophoudelijk kruit van licht vosgeluk. Vrouwe vos moederste van alle dieren wees ons een voorbeeld leer ons geduld en waakzaamheid in magere tijd behagen. Leer ons de kleinen lief te hebben te zogen te drenken te stutten bemesten begieten verpakken in vloeibladen bloeiende poĂŤzie. Leer ons hunkeren naar uw lusthof waar de duistere ingang bedekt wordt door scrupuleus groen waar de amoureuze takken met dorens en met eigendunkelijk opstandgegroei de poederbestoven bollen van meisjesbont omhelzen. Tomas Lieske
44
45
LAST The day a stranger offered me $30,000 and my mom left, time moved back to the weekend before school starts.
* Een opstaand raam tegen het alleen zijn. Ik heb je niet horen binnenkomen. Sliep ik al? Zag je de muren, de spinnenwebben? Er bleven stemmen achter hangen. Ik ving het zware ademen op van een droom.
Late summer night, crickets chorus of whispers pouring through open windows ripples of black honey, now filling the room and now emptying and now filling again. Kids shouting final declarations echo to the bottom of the clubhouse swimming pool floodlit beside forest shadows.
Mijn broertje kan niet zonder mij in slaap vallen, we spelen met onze vingers in elkaars mond. Onze tong is een glijbaan, onze tanden de vangrails. We fluisteren, hier liggen de grote jongens.
A Friend asks me: Are any of them the same as me?
Waarom slaap ik niet op de bank? Op straat wordt ons bestaan onderschreven in iedere stap. Naast jou loop ik onrustig. Je aanwezigheid is kauwgum onder mijn schoenzool.
When people reveal themselves as nothing more than water, air, earth, and fire, will be the last day I sit waiting for the cold snap at the edge of Autumn.
Niemand staat op ons te wachten. De staat leeft op bij onze mislukking. Hoeveel gezichten mag een straatbeeld ontsieren tot het ordeverstoring is? Had ik je weggedrukt door bijbaantjes?
Lionel Newman
Misschien genoot ik ervan, terwijl je de handen van onze vader groeide. Ik heb eruit gegeten. Over delen heeft hij mij niets geleerd, plaatst naast ieder succesverhaal een crematorium. Lars Meijer
46
47
*
SEE YOU LATER ALLIGATOR
Ik maak sardines schoon in juli sta in de blauwe gedachte
Haar gezicht zweeft seconden lang, zo dichtbij dat ik het aanraken kan. Maar ik ben die beweging ontwend en houd me vast aan de lijn van de hond. Als ik me vertraagd omdraai verdwijnt haar fiets – naast een andere fiets – al in het duister waarin ik tast. Thuis was ik mijn handen net zolang, totdat mijn vel openscheurt als carbonpapier, maar de afdruk van haar wang zit al onder mijn huid. Ik lees mezelf in slaap bij Een bed vol schuim: ex-geliefden bestaan niet, een geliefde is een geliefde of niet.
en in mij het weten van een vrouw met het hoofd naar beneden. Ze lacht, trekt aan zenuwen. Ik doe niet mee, grijns niet zoals zij. Zij weet niets van deze klimrozen van hun groei naar het blauwe zijn. Ik zeg haar: het overvloedige is mooi en zij antwoordt dat ik droom. Er zal uit mij geen baby vallen, slechts de schaduw van haar hoofd. En ik ben als de dood dat men haar ontdekken zal,
Als ik mijn ogen weer open, liggen op het kussen naast me twee behaarde flaporen; de hond is van het voeteneind opgeklommen tot echtgenote. De streep licht tussen de gordijnen verraadt de ochtend, maar niet welke dag van de week het is. In de film die ik opdis, The Lobster, wordt eenieder die er niet in slaagt de relatiestatus te bemachtigen, in een dier naar keuze veranderd. Als alleenstaande schrijver koos ik niet de kreeft maar de inktvis: een weekdier, een koppotige, ik ben een walking head geworden; ik spuit alleen nog inkt. De zon schijnt nog altijd, de hond wil naar buiten. Op een bosbankje maak ik een praatje met een gepiercete tatoeëerder. Zijn volgende tattoo staat gepland op zijn hoofd: de teddybeer die hij in zijn jeugd gemist heeft. Nadat hij tussen de bomen verdwenen is besef ik pas, dat ook hij een inktvis was. Maar dan eentje die het ultieme ont-beren weet te keren. Ik moet hem terugvinden, ik wil een tatoeage van armen om mijn middel, die met me wegdansen.
in mijn ogen zal zien dat er geen begin maar een einde in mijn lijf oprukt.
Ik leg mijn wang tegen warm boomschors en check of er nog nieuws is. Niet van haar, maar: De alligator van Hitler is op 84-jarige leeftijd overleden in de Moscow Zoo. Volgens zijn verzorger hield hij van massages met een bezem.
Ik neem een sardine, trek het mes langs zijn buik en dofbruin en dofpaars en dof
Sarah Oortgijs
vallen de vormen – het doet me niets. God weet wanneer zij in mij vervagen zal, ik haar zal herkennen in de schaduw die als een schaar uit mijn voeten trekt. J.V. Neylen
48
49
EN DAN KOMT DIE VERDOMDE OCHTEND.
NIET HUILEN, MARIA deze ochtend werd er een illusie geboren en een ontredderde omhelzing ontwaakt met stamelende handen namen wij foto’s van Pluto en ik flitste overbodig onze ledematen kunnen daveren en we kunnen bewegen op de maat van een of ander epos we kunnen een militie misdadigers opstellen ons intellect doden terwijl iemand heel luid lalt dat iets niet raadzaam is
Er zullen geen croissantjes gegeten worden, er zal geen ochtendadem geroken worden. De verse trekvlek in je IKEA-dekbedovertrek voelt warm als een aanraking, een ventilator pompt je zweetlucht van dagen door de kamer, je zou kokhalsneigingen krijgen als je jezelf ruiken kon. Zou je opstaan over straat gaan en zien hoe kinderen figuurtjes tekenen in het stof dat uit de Sahara is overgewaaid om vervolgens hier op de voorruit van een geparkeerde auto neer te slaan. Alle beweging onderhevig aan wrijving valt uiteindelijk stil.
een ander knarst het hart uit z’n lichaam in een natte nacht begingen wij een nazomerzonde, toxische dampen kronkelend in het licht van een tegenstelling zing voor mij nogmaals een hymne, angstvallig lonkend naar de volle Maan en wij geloven in deze verbeelding want zonder koffie blijft de ochtend roes en ontnuchtert de nacht nooit meer
Zo ook jij, hier in bed. Je rolt je op, scrollt tot je ogen branden als na een chloorbad, van een camping ergens in Frankrijk-noem-het-de-Dordogne. Jullie waren er samen heengereden in de MINI Cooper van haar vader, de wagen was stampesvol afgeladen. De camping was verlaten. Jullie hebben je toen nog vermaakt. Hendrik de Pecker
iemand trekt hevig bloemen uit de grond en ik vraag je of dit vandalisme is of niet te stoppen hartstocht dit is blasfemie stottert iemand, tergend wetend wat ieder woord betekent Elsbet De Pauw
50
51
JONGENSSLAG Ik dacht dat het aan de jongens lag, Zij zeiden: je bent een emmer, een zwembad je bent een meer wij willen vastgehouden worden Ik zocht naar mensen die voor elkaar in konden staan Ik bracht zomermiddagen door in de schuur bij Jan, die alle andere meisjes pijn deed Hij droeg witte spuugjes in zijn mondhoeken Lichamelijk leken we voor elkaar bedacht Op de fiets naar huis huilde ik vaak Zwaaide soms naar de buurman die eens zei dat ik nogal ruim was voor mijn leeftijd ging aan tafel bij mensen die dachten dat woorden een aanraking konden vervangen Jirke Poetijn
GESTOLEN TIJD Hij kwam naar Minnesota voor een nieuw begin vond een thuis, kreeg een baan, leerde dansen. Ze noemden hem beschermer, trouwe vriend hij komt vanavond niet meer thuis. Hij werd wakker met de zon op zijn gezicht de wens om alles te doen wat hij kon die avond heeft iemand zijn tijd gestolen hij komt vanavond niet meer thuis. Er wachten kinderen tot ze wakker worden er wacht een meisje dat haar opa niet kent er wachten broers, een tweeling, een geliefde een hele stad bij een lege stoel. Je hebt me een minuut cadeau gegeven hij had tien keer adem kunnen halen. Rachel Raetzer
52
53
SPIEGELTJE SPIEGELTJE AAN DE WAND ik keek in de spiegel en zag een kind omringd door kroes haar, de op elkaar gestapelde krullen die alle richtingen leken uit te groeien, werden bijeengehouden door parelwitte linten. Ik was op zoek naar mijzelf en hoopte dat de spiegel mij antwoord kon geven op een vraag die ik al een tijdje met mij meedroeg. Een vraag die op mijn schouders rustte en hoe hard ik ook schudde, de vraag viel er niet vanaf ik had in mijn geschiedenisboek naar een antwoord gezocht, maar vond slechts één bladzijde toen ik mijn schoolmeester erover vertelde zei hij dat is een zwarte bladzijde uit de geschiedenis en hij zei de klas door te gaan naar de volgende pagina gepassioneerd en triomfantelijk werden oude grootheden opnieuw tot leven gebracht in het versleten klaslokaal. Ik zag hoe zeehelden glorieus en heldhaftig voorbij voeren in hun geornamenteerde houten zeilschepen gevuld met porselein, thee en specerijen
ik zag hoe de vraag mijn ogen bedekte, mijn keel dichtkneep ik zag hoe een traan uit de spiegel sprong ik hoorde hoe de spiegel tegen mij zei: “Jouw kleur is niet de mooiste van het land” ik besloot niet meer in de spiegel te kijken en draaide hem om de jaren verstreken en op een dag riep de spiegel mijn naam ik keek in de spiegel en zag hoe het spookbeeld van een kansloze zwarte generatie aan het vervagen was ik zag hoe zwart zelfbewustzijn de wereld veranderde ik zag hoe een krantenartikel uit 1874 mij vertelde wie ik was ik zag een vrouw die door de tijd was gerijpt, een vrouw met een Afrokapsel om “U” tegen te zeggen ik liet de vraag los en bevrijdde mijzelf Nghitti Saro
bladzijde na bladzijde met roem en faam kwam in mijn hoofd terecht ik keek weer in de spiegel en zag een vrouw met gladgestreken zwarte haren, de op elkaar gestapelde krullen waren verdwenen en veranderd in een schoonheidsideaal dat onbereikbaar was ik zag hoe mijn spiegelbeeld vervormd werd door heldinnen met lange blonde lokken en afgeplatte dunne billen. Ik zag hoe een geconstrueerd wit schoonheidsideaal langs treinstations voorbij denderde en keer op keer via media en glossy modebladen terechtkwam in mijn spiegelbeeld
54
55
GEBOREN WORDEN OP 20-JARIGE LEEFTIJD Als je iets uitvlakt zit in de gumresten de betekenis, rul en grijs. Begin opnieuw: een voorwerp voor iets anders gebruiken, een boek onder een tafelpoot, lucifer als tandenstoker, servetje in de kier van een raam. Wat te doen met de Rijkspostspaarbank, in de Van Baerlestraat? Ik schreef er rente bij,
IK KAN NIET STOPPEN MET LACHEN WANT ALS IK BEGIN MET HUILEN HOUD IK NIET MEER OP het eerstehands sterven het andermaal sterven. bijvoorbeeld een mens die leeft en het volgende moment niet meer. die twee mensen netjes naast elkaar gelegd en daar weer naast een mens op batterijen naast precies diezelfde mens maar dan zonder – misschien liep binnenin het kunststof mechaniek iets vast. vier figuren, ogenschijnlijk naast elkaar op een windstille ochtend zomaar midden in het jaar in een ruimte zonder afmetingen en al bijna zonder kleur, wat een hardnekkig vooruitzicht, zo heb ik u lief. Alfred Schaffer
zag door het glas een man in een auto stappen, vlak voor het Stedelijk, hij reed daarna inderdaad weg. De kantine kost bijna niets, later blijf ik er komen, niemand vraagt of ik nog wel bij de bank werk, wordt het een studio, film over Jacques Rigaut, ‘geboren worden op 20-jarige leeftijd’, schreef hij, ‘het niets omhult me net zo gevoelig, als water het lichaam’, zie ik cello’s en trompetten naar binnen gaan, Franse hoorn, een Japanse draagt een triangel, conservatorium, een haag juichende meisjes wacht op Justin Bieber, is het een hotel, zingt achter een art-decogevel op de Ceintuurbaan Marlene Dietrich, worden er later ijskasten verkocht, nu kun je er om 7 uur ontbijten, komijn, cayenne, geroosterd brood. Van dit gedicht een vliegtuig vouwen, het zweeft weg vanaf het balkon, een man stopt het in z’n zak, uitgedoofde functies, andere gloeien op, cijfers, muziekinstrumenten, film, slapen, gumresten, niets, poëzie. K. Schippers
56
57
KLAPWIEKEN een luchtje ontdekt, een knoop gevonden van een halfstok jas, tussen kierende vloerdelen lag oud zeer en de sleutel van een weggefietst kettingslot posters van muren geschraapt, archiefkast leeg laten lopen, de bladblazer het huis door gejaagd, muren roomwit gesaust kalender verlost van ontdane maanden, geklapwiekt met tuindeuren, een boodschap van scholeksters begrepen, een vliegreis geboekt tussen de buxushagen een folder van de Gamma gevonden die leek op aangeschoten wild, veel korting op het betere hang- en sluitwerk Hein van der Schoot
BLIKVELD hij herkent de kamer niet als kamer ziet afstand bewaren als iets voor later hij probeert een landschap tekent een enkele lijn misschien een boom daar of om kalm te blijven een hek, hij is bang voor paarden er zit een gat in zijn kijken geen grens waar hemel en aarde elkaar raken niets daartussen het paard gaat aan tafel Moniek Spaans
58
59
NETFLIX EN CHOCOMEL eigenlijk heb ik een hekel aan aanrakingen ik streel veel liever het gewatteerde behang in de hal van het casino of de toetsen nog warm van de vorige stationspianist
MEN EN WIJ, MAAR LATEN WIJ
hé kijk vingerverf op de deurklink wat intiem ik denk: mag dit wel? maar ook: mooi dat ik dit voelen mag
men buigt jonggewas tot kneedbaarheid spuit nachtvogels uit winkelcentra men boetseert betondieren langs vijverranden
het blijft jammer: je kunt alleen anderen de hand schudden en dat mislukt alsnog weleens. je kunt jezelf
maar laten wij op onze beurt verveling negeren in verblinde kantoorkolossen en laten wij madeliefjes tatoeëren als selfie-like
mislopen als een gefaalde high five het ongemak vullen met Netflix en Chocomel
men stelpt woorden met een snelverband vermijdt lege pleinen, verzwijgt verspilde tijd men glijdt een veldslag in met lotusbloemen
Rik Sprenkels
maar laten wij daarom huiden vleesrood looien en woorden schaven tot een krul men zegt dat wij de laatste hoge bergen breken waar al voldoende dalen zijn men zegt dat wij niet meer zijn dan de druppel van liefde aan een glasblazerstang laten wij daarom dan maar buigen klein en dichtbij maar nooit met de wijzers mee Bert Struyvé
60
61
IK HEB IEMAND NODIG ik heb iemand nodig die zegt natuurlijk worden wij walvissen, ook zij begonnen met poten toen ze dachten dat de lucht niet meer kleurde voor verdrinking kozen maar spuitgaten kregen liever trek je je nagels uit, al staat pijn in geen vergelijking tot jezelf en een statig roofdierinstinct dat zich langzaam meester van je maakt neem de tijd, als je dichterbij komt kun je de zee horen fluisteren, hoe het zout de wind en wij met stijve armen de golven in
TEGEN DE AVOND Ik zat in de tuin, alleen. De zon was op haar avondbeen. Ik hield een boek en een rosé.
waar we zullen duiken, leren de kou te weerstaan, met een beetje geluk krijgen we een dikke huid, in het ergste geval niet, maar evolueren zullen we Ron Vaessen
Een donker spijkerjas viel om mijn schouder heen. Ik was een golfje op de zee. Ik dacht je. En viel nu bijna met je één. Elisabeth Tonnard
62
63
NAAST ik laat de avond vallen vandaag woon ik in de nacht blijf nog even liggen op de straat jij overwintert in een kopje thee door de ramen van het huis schemer je het donker in ik gebruik mijn hoofd als lampenkap leg schaduwen te drogen maar wij begrijpen elkaar niet vouwen elkaar op tot kopjes en kasseien tot we naast elkaar plekken zijn en slapen Leen Verheyen
KLAAGLIED O, de liefdes die ik niet beschreef. De zinnen die geen mens ooit leest. De dagen die alleen voor mij hebben bestaan, de nachten dat ik wakker lag, geen regel die het daglicht zag. O, de woorden die ik keelde met de halen van mijn pen. Alle onbekenden die niet spraken met mijn stem. Zo veel vrouwen die ik nooit verzon en alle Dapperstraten, copyrettes, kroppen jonge sla waar ik niet aan begon. O, alles wat geen letter kreeg en dan die God die in het diepst van mijn gedachten taai in alle talen zweeg. Aanschouw daarom wat zinnen op een weerloos vel: er staan meer woorden niet dan wel. Twan Vet
64
65
NICHE
MIJN DEMOCRATIE Wat mijn hart te boven gaat: de planeet investeert in brede schouders en bundels staal De manier waarop dit ons leidt, ontslaat soms de vrees dat in sommige lagen diep als deze nacht een mens zijn blik niet vasthoudt maar verliest In mijn geest ontbreekt die verschrikking hij draait niet op gevaarlijk maar vecht met abrupt moeizame adem Alsof een voet een berg aanwijst op de baan van overzeese golven een pas die je niet vermoedt maar versterkt met korte pauzes Consternatie vervangt herinnering ook al weegt zij zelden door een directe verklaring voor gemakkelijke last Nochtans is het goede aan inspraak dat we verschillen ontdekken en toegang vinden tot het zeldzame zoals wildernis een glanzend bos of wat je aantreft onder een blad de zindelijke koers van wormen op beton rasperig en lobbig kruipend langs donker hout
Iemand nam me mee en ineens stond ik in dat stadion. Vanaf de hoogste ring keek ik naar beneden en kon niet geloven wat ik zag: een enorme menigte van misschien wel dertigduizend mannen, voornamelijk mannen, met vlaggen en vaandels, met daarop de beangstigende symbolen. Hun aantal was een schatting natuurlijk, maar waarschijnlijk zat ik er niet ver naast. Ik zakte bijna door mijn benen, door de aanblik en het lawaai, al kwam een plotselinge kalmte over me toen ik rust vond tegen de achterwand. Stel nou dat het Donald Duck-verzamelaars waren geweest, mompelde ik tegen mezelf, dan had ik gelachen. Dan had ik gezegd: het is slechts een niche. Nyk de Vries
Tom Van de Voorde
66
67
APOCALYPS In een ijskoude lentenacht, terwijl een man in blauwe overall vuurkorven aansteekt om de boomgaardknoppen te behoeden en ik aan de keukentafel, blosjes op mijn wangen, met een stukje houtskool vliegen op het papier kras, bromvliegen hitsig als jonge stieren, in het sputterende licht van de tl-buis komen ze tot leven, in die ijskoude lentenacht vergaan alle structuren, tussen hermetisch gesloten toegangspoorten storten de muren in, secuuropgezette dieren ontbinden op slag, flatgebouwen stuiken in elkaar, hoorns verpulveren tot keratinestof, waterbronnen ontploffen, vergruizen rotsen, kristallen van biotiet en kwarts smelten tot een inzwart, aan de randen helrood oplichtend, dampend lavastroompje dat razendsnel aandikt tot een niets ontziende moordader, de meest uiteenlopende organismen vallen uit elkaar tot eencelligen, een immense vuurtornado verkoolt ze allemaal, lukraak slaan kometen
OET DE TIED Het loodje leggen Heengaan Sterven De pijp uitgaan Woorden voor als iemand overlijdt Maar het mooist sterf je in het Twents Want daar ga je uit de tijd
als smerige sneeuwballen kraters in het aardoppervlak, vloedgolven rijzen op tot net onder de maan, metropoolbrede modderstromen zetten hele steden en reservaten blank, enkele onthoornde witte neushoorns zwerven rond bij de afgrond, aarde en water laaien op, lucht en vuur razen neer, door het neergaande woud van de nacht zoemen miljarden bromvliegen, hun metaalgroene pantsers stralen restjes tl-licht uit, zuigen gretig het eerste groezelige daglicht op, doorzichtige aalscholvers trekken over, rook en damp verhullen een verpletterende leegte, haar ogen ratelen na, met een ruk richt ze haar blik naar de zon, de kubus, een nabrandende kudde barcodes briest op haar netvlies, de filmstrook vat vlam, de projector loopt vast. Dorien De Vylder
Een woord dat het kille laakt Zonder poespas of show Die het doodgaan tot iets menselijks maakt En soms is dat ook gewoon zo Hej’t al heurt? Gait is oet de tied Gerrit was nou eenmaal aan de beurt Waarna hij voltooid het leven liet Een woord dat voor naasten verzacht Waar het bestaan nog hoopvol in gloort Want al komt het soms verwacht Leef je na je dood toch een beetje voort Mocht mijn moment ooit daar zijn, Dan sterf of overlijd ik niet Als ik van de aarde verdwijn Dan ga ik oet de tied Willem Wierbos
68
69
*
WISSELPLAATS
Elke morgen in bed speel ik zeesterretje vreemd hoe ik telkens weer verbaasd ben dat ik daarbij niemand weet te raken.
Verlaten zijn de paden waar ik loop, vooral die verdraag ik. Laten we zwijgen als we elkaar tegenkomen. Ik zal je niet herkennen. Mensen zie ik over het hoofd, dieren niet, geen dieren. Die zie ik altijd.
Ooit vertelde een man dat je zeesterren niet moet oppakken, omdat hun benen kunnen breken. Alles wat je te zien krijgt als het eb is, is kwetsbaar. Mensen kun je daarom ook beter laten liggen. Alleen kijken, met je handen op de rug en soms je blik laten rusten op iets wat groeit en een vorm aanneemt die precies zou kunnen passen. Mensen proberen elkaar aan te trekken als veel te krappe winterjassen, zelfs als de naden scheuren, hebben ze nog hoop. Ik ken een man die nergens meer voor vecht. Hij dobbert willoos in een stuurloos bootje en stoot zich soms aan dezelfde steen. Hij was een rots, er lag een rode zeester op. Tegen alle omina in heb ik hem opgepakt. Hij brak meteen een been. Joyce Willemse
Ik kies voor het pad dat ik niet eerder zag. Er zijn afgesleten stenen, keien, een kleine brug, het water roest bruin. Of er ijzer in zit, vraag ik het paard. Of bloed naar ijzer ruikt, of ijzer naar bloed, vragen we ons af. Of we het samen drinken kunnen. Zij kent het smalle gras, dit karrenspoor, haar neus blaast dunne wolkjes uit. Ze staat niet graag alleen zegt zij - er waren andere dieren en vraagt of ik nog blijven wil. Ze dampt de ochtend in mijn handen. Deze ogen hebben geen wimpers nodig. Met lippen als zachte was, warm en kneedbaar - alsof ze zich geen tanden weet - zo strijkt ze langs mijn schedel. Als ben ik haar met vier benen, met hoeven, in die wei, zo worden wij. Met tere snuit. Een staart die vliegen verjaagt. Fluwelen oren. Er wasemt stoom van haar machtig lijf, zo krachtig hoe zij staat en kijkt. Tussen ons een ijle lijn waar zij naar luistert. Haar vacht ruikt naar vrede, naar wegen die ik nog niet ken. Als het regent, schuilen wij in elkaar, noemen elkaar bij naam. Raken niet uitgepraat over de bomen. Monique Wilmer-Leegwater
70
71
VOORDAT HIJ VALT Het misselijkmakende moment is vóórdat hij valt, het volle besef dat zijn lijf in het luchtledige hangt In dat niemandsland ziet hij blote voeten tegen een felblauwe lucht, hij komt los van de aarde en is zijn schoenen kwijt. Ze raken de grond eerder dan hij, het asfalt is bezaaid met slippers en gympen Iemand houdt een bord omhoog waar het woord LOVE op staat. Ze weet nog niet wat er gebeurt ze heeft nog niet gezien dat ze naast een stopbord staat. STOP LOVE, staat er, STOP LOVE. Een man maakt zich klein achter een Toyota, hij houdt zich dicht bij de grond en denkt aan zijn moeder, hoe ze de keukentafel dekte, liedjes voor hem zong toen hij een kind was Lilian Zielstra
72
73
Osama Alloush (1988) is docent filosofie en woont nu zo’n twee jaar in Nederland. Hij schrijft nu ook poëzie in het Nederlands en won met een van zijn gedichten over Zwolle een publicatie in de Stadsgedichtenbundel 2019. Kevin Amse (1989) publiceerde in Het Liegend Konijn en Deus Ex Machina en behaalde de Turing Top 100. Hij stond vier keer in de finale van het Belgisch kampioenschap Poetry Slam en werd er derde in 2017. In 2018 sloot hij dichtend De Zevende Dag af, meteen zijn debuut op de Vlaamse televisie. website: www.amse.be
BIOGRAFIEËN
Sieger Baljon (1981) publiceerde in 2017 zijn poëziedebuut Dronken kalender bij Uitgeverij Opwenteling. Hij is podiumpoëet, klankdichter en theatertuinier. Momenteel werkt hij aan zijn eigen performance-cyclus. Daarnaast was hij artist in residence in Het Huis Utrecht. In seizoen 2019-2020 speelde hij een rol in de lovend ontvangen voorstelling Het dier, het dier en het beestje (8+) van Theater Artemis. website: www.sjamandada.org Leonie Barnier (1956) won al tweemaal de jaarlijkse poëziewedstrijd van de Schrijversvakschool Groningen. Ze trad al op in het Groninger Museum, tijdens theaterfestival Noorderzon in Groningen en tijdens Dichters in de Prinsentuin. Haar gedicht ‘Afslag Boerakker’ won de eerste prijs van de poëziewedstrijd van de Openbare Bibliotheek Groningen.
Christophe Batens (1970) studeerde in 2018 af in Literaire Poëzie bij Lies van Gasse. Dat deed hij met de bundel Nachtvaarders, over vluchtelingen. Ook publiceerde hij al in Het Liegend Konijn. Geert Jan Beeckman (1961) debuteerde bij Uitgeverij P met Diep in het seizoen in 2007. Hiermee won hij de Herman de Coninckprijs 2008 voor het beste debuut. Hij publiceerde daarnaast Hersenneerslag in 2011 en Bloedgroepen in 2015. Hij trad op tijdens onder andere Poetry International Rotterdam en er verschenen al gedichten van zijn hand in Poëziekrant, Het Liegend Konijn en Deus Ex Machina. website: www.geertjanbeeckman. blogspot.com Charlotte Beerda (1987) is woordkunstenaar en zangeres en is wijkdichter van wijken in Groningen. Ze trad op bij Urban House Groningen, op Festival Hongerige Wolf en op Noorderzon Groningen. Daarnaast schreef ze voor het Bevrijdingsfestival, Diversity Day en de Poetry Circle Groningen. Ze neemt deel aan het NOORDWOORD Talent Startblok. Karin Beumkes (1960) stond in 2005 en 2016 op Dichters in de Prinsentuin en in 2009 op Onbederf’lijk Vers. Ze publiceerde in Het Liegend Konijn, Echte Inkt, Dichters voor Nicaragua, Op ruwe planken en meer. website: www.karinbeumkes.blogspot.com
Erik Bindervoet (1962) debuteerde in 1990 samen met Robbert-Jan Henkes met de roman Autobiografie van een Polemist bij uitgeverij Rothschild & Bach. Zijn poëziedebuut, Tijdelijk zelfportret met hoofd en plaatsbepaling, oranje, werd genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs 1996. Vertalingen van werk van Bob Dylan, James Joyce en de Beatles door Bindervoet en Henkes maakten grote indruk. Erik Bindervoet is ook redacteur en tekenaar. Begin 2020 verscheen zijn bundel De droom van eb inkt diervoer. website: www.erikbindervoet.nl Cecile Bol (1982) schrijft naast Nederlandstalige gedichten tegenwoordig vooral in het Engels. Ze leidt een Poetry Stanza, een Engelstalige dichtersgroep van literair café de Graanrepubliek in Groningen. website: www.cecilebol.nl Mark Boog (1970) debuteerde met de dichtbundel Alsof er iets gebeurt en kreeg hiervoor de C. Buddingh’-prijs in 2001. Hij kreeg daarnaast in 2006 de VSB Poëzieprijs met De encyclopedie van de grote woorden. Mark Boog schrijft naast poëzie ook proza, van zijn hand verschenen reeds zes romans. In 2016 verscheen De rotonde, een roman in verzen. Eind 2019 verscheen Liefde in tijden van brand. De bundel werd begin 2020 als clubkeuze naar alle abonnees van het poëzietijdschrift Awater gestuurd. website: www.markboog.nl
Annegreet Bos is onderdeel van de NOORDWOORD Talent Topklas Poëzie. Ze won in 2019 de derde prijs van de Groningse voorronde van schrijfwedstrijd Write Now!. Daarnaast is ze lid van de Dichtclub in Groningen en stond ze eerder op Dichters in de Prinsentuin. Marie Brummelhuis publiceerde in de NRC, kreeg les van onder meer Ingmar Heytze, Ellen Deckwitz en Tjitske Jansen en is lid van dichtersgilde ‘de Maandagdichters’. Ze is eigenaar van ‘Wat je schrijft ben je zelf’. Joris Brussel (1987) is stadsdichter van Alkmaar en voormalig stadsdichter van Beverwijk en Velsen. Heeft gepubliceerd in onder andere Meander, Hard//hoofd en Tirade. Hij had een poëzierubriek ‘Dicht in de duisternis’ op 3FM en trad op tijdens bijvoorbeeld North Sea Poetry, Amsterdam Wereldboekenstad en Onbederf’lijk Vers. website: www.jorisbrussel.nl Elisa Candela (1971) trad op op Watou in september 2019 als een van de residenten in het Schrijvershuis. Ze publiceerde in 2002 een monografie over kunstenaar Koen Vanmechelen bij Ludion en schreef als ghostwriter Borderline Times (Dirk De Wachter) en Dreamers who Do (Hilde Helsen). website: www.elisacandela.be Vanessa Daniëls (1981) is afgestudeerd aan de theaterschool De Kleine Academie in Brussel. Ze creëerde ‘Kaffee’, een voorstelling die flirt met de grens tussen theater en poëzie. Ze trad op op podia als Ballonnenvrees, Sprekende Ezels en Smeltkroezen. In 2019 won ze de prijs Azertyfactor.
Paul Demets (1966) debuteerde in 1999 met de dichtbundel De papegaaienziekte, bekroond met de Prijs voor Letterkunde van de Provincie Oost-Vlaanderen. In 2011 verscheen De bloedplek, waarvoor hij de Herman de Coninckprijs ontving. In 2018 volgde de bundel De klaverknoop, die werd bekroond met de Jan Campert-prijs. Van 2016 tot 2019 was Demets plattelandsdichter van de provincie Oost-Vlaanderen, een aanstelling die hij afsluit met de publicatie van De Hazenklager, zijn nieuwste dichtbundel. website: www.debezigebij.nl/auteurs/ paul-demets/ Dorien Dijkhuis (1978) publiceerde in november 2019 haar debuutbundel Waren we dieren bij uitgeverij Nieuw Amsterdam. In februari verscheen hiervan de tweede druk. Ze schrijft zowel proza als poëzie en heeft publicaties in onder andere Het Liegend Konijn, Tirade, Hard//hoofd en De Optimist op haar naam staan. Ze trad al eerder op in de loofgangen van de Prinsentuin. website: www.doriendijkhuis.nl Sylvia Dragtstra (1975) is lid van de Dichtclub in Groningen, waar ze iedere maand voordraagt. Er is werk van haar verschenen in Dwalen door Groningen en ze trad op tijdens Festival Hongerige Wolf. website: www.sylviadragtstra.nl
Mandy Mariska Eggerding (1968) is theatermaker en studeert Poëzie aan de Schrijversvakschool in Amsterdam. Ze won in 2019 de Rob de Vos Dichtprijs en vier van haar gedichten werden in de Top 1000 van De Gedichtenwedstrijd geplaatst. Een vijfde verscheen op de longlist van de Debutantenschrijfwedstrijd. website: www.mandyeggerding.com Babeth Fonchie (1993) is dichter, kunstenaar en jurist. Ze had optredens op onder meer Vers van het Mes, Cinnamon Wednesdays en Fête de la Fxmme. Ze is huisdichter voor online feministisch magazine LilithMag en won tweemaal de eerste prijs bij de Kunstbende Limburg en Utrecht in de categorie Taal. website: www.lilithmag.nl Shari Van Goethem (1988) debuteerde in 2016 met Een man begraaft een boom. In 2019 verscheen haar tweede bundel, Tere stengels. Als winnares van Auditie brachten haar gedichten haar op Rotspaleis in het Sportpaleis in Antwerpen. Ook stond ze op bijvoorbeeld Noorderzon Groningen en werd ze genomineerd voor de Melopee Poëzieprijs. website: www.sharivangoethem.be Maarten van der Graaff (1987) debuteerde in 2013 met Vluchtautogedichten. Hiervoor kreeg hij de C. Buddingh’-prijs. In 2015 publiceerde hij Dood werk, waarvoor hij werd beloond met de J.C. Bloem-poëzieprijs. In 2017 verscheen zijn debuutroman Wormen en engelen. In 2020 verscheen zijn dichtbundel Nederland in stukken. website: www.maartenvandergraaff.nl
Jacob Groot (1947) debuteerde onder het pseudoniem Jacob der Meistersänger in 1970 met de bundel Net als vroeger. Hij is dichter, schrijver, essayist en vertaler en was redacteur van De Revisor. Groot vertaalde onder meer werk van Charles Baudelaire en Thomas Bernhard. In 2012 ontving hij de A. Roland Holst-penning. Verlies me niet – een gedicht uit 2018 is zijn meest recente werk. website: www.deharmonie.nl/persoon/ jacob-groot
Erik Jan Harmens (1970) was in 2002 de eerste Poetry Slamkampioen van Nederland. Hij publiceerde zijn eerste bundel, In menigten, in 2003. Voor zijn werk werd hij genomineerd voor verscheidene prijzen, zoals de Paul Snoek Poëzieprijs en de J.C. Bloempoëzieprijs. Naast poëzie schrijft hij ook proza. In maart 2016 verscheen Ik noem dit poëzie, met al zijn verzamelde gedichten. In 2019 verscheen zijn laatste bundel kom. website: www.erikjanharmens.nl
Corie Grootendorst (1951) was Polderdichter van de Krimpenerwaard 2014-2015. Daarnaast trad ze op op Onbederf’lijk Vers 2019 en in Wintergast bij de Haagse Kunstkring.
Saskia de Jong (1973) publiceerde in 2004 haar debuutbundel Zoekt vaas, waarvoor ze voor de C. Buddingh’prijs werd genomineerd. Voor haar tweede bundel, Resistent, ontving ze de Gedichtendagprijs 2007 en werd ze genomineerd voor de Paul Snoek Poëzieprijs. In 2020 verscheen haar ‘bastaardbundel’ Het jaagpad op en af, waarin het perspectief gevierd wordt. website: www.saskiadejong.nl
Ezra Hakze (1993) won in 2015 de Amsterdamse finale van Write Now! en publiceerde al op Hard//hoofd, op De Optimist, in De Revisor en op de website van de Groene Amsterdammer. Ze was daarnaast te horen in de Slaapservice van Opium op Radio4. Micha Hamel (1970) bracht in 2004 zijn eerste dichtbundel uit, Alle enen opgeteld. Hiervoor ontving hij de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs. Voor zijn bundel Bewegend doel won hij de Jan Campert-prijs. In 2017 verscheen de bundel Toen het moest. Naast dichter is hij een bekend componist en dirigent. website: www.michahamel.com
Asha Karami debuteerde in 2019 met de bundel Godface bij De Bezige Bij. Hiervoor ontving ze een nominatie voor de Herman de Coninckprijs en de bundel werd opgenomen in de shortlist voor de Grote Poëzieprijs 2020 Ze trad op tijdens De Nacht van de Poëzie 2019 en op andere festivals. Daarnaast publiceerde ze gedichten in onder ander Het Liegend Konijn, Revisor en De Gids. Ook stond ze al in de finale van het NK Poetry Slam. website: www.debezigebij.nl/auteurs/ asha-karami/
Sabine Kars (1971) debuteerde in december 2019 met de bundel Hoofdkwartier bij De Kaneelfabriek. Haar poëzie is te lezen op deuren en muren, in verschillende bloemlezingen en literaire tijdschriften. Ze droeg haar gedichten voor op onder meer Dichters in de Prinsentuin 2013, het VerhAal, Fabriek Magnifique en Bach Bridges. website: www.sabinekars.nl Hester Knibbe (1946) debuteerde in 1982 met Tussen gebaren en woorden. Ze ontving voor haar werk verscheidene prijzen, waaronder de Anna Blaman Prijs in 2001 en de A. Roland HolstPenning in 2009. Voor haar bundel Archaïsch de dieren ontving ze in 2015 de VSB Poëzieprijs. Ze publiceerde ook in tijdschriften als De Gids, De Revisor en Tirade. Begin 2020 verscheen haar bundel Inzake dit huis. website: www.singeluitgeverijen.nl/ auteur/hester-knibbe/ Gerard Knolhoff (1967) had zijn voordraagdebuut op 30 januari 2020 in de bibliotheek van Stadskanaal in verband met het begin van de Poëzieweek. Hij doet mee aan het project Dichter bij het Verleden. Bernard Lichtaard (1948) is de schrijversnaam van Henk Huinink. Hij bereikte regelmatig de Top 1000 en Top 100 van De Gedichtenwedstrijd. In 2019 werden gedichten van zijn hand gepubliceerd in Roet en verscheen het gedicht ‘Magische haas’ op de literatuursite Meander.
Tomas Lieske (1943) debuteerde met gedichten in de literaire tijdschriften Tirade en De Revisor. Zijn officiële debuutbundel, De ijsgeneraals, werd in 1987 gepubliceerd. Hij schrijft zowel proza als poëzie en heeft al vele titels op zijn naam staan. Hij ontving verscheidene prijzen, waaronder de Libris Literatuurprijs, de Inktaap en de VSB Poëzieprijs. In 2019 verscheen Keto Stiefkomando, het vervolg op zijn bundel Daedalea (2016). website: www.tomaslieske.nl Lars Meijer (1994) studeert Creative Writing aan ArtEZ Arnhem. Hij trad op tijdens Onbederf’lijk Vers en Wintertuin Festival. Zijn werk verscheen onder meer op de Notulen van het Onzichtbare en De Optimist. In 2019 werd hij derde bij de voorronde van Write Now! Nijmegen. Hij is ook co-host van het YouTubekanaal Poëzie & Pils.
Sarah Oortgijs (1981) studeerde af aan Writing for Performance aan de HKU. Ze publiceerde onder meer ‘Sterrenstof’ in Ik wou dat ik een vogel was, dat in 2019 bij Ploegsma verscheen. Ook verschenen er gedichten van haar hand in Querido’s Poëziespektakel 1 & 2. Ze nam eerder deel aan Dichters in de Prinsentuin. Elsbet De Pauw (1998) won in 2019 de eerste prijs van Write Now! Gent met haar gedichtenreeks ‘Wat nu al doodbaar is’. In 2020 is ze een van de achttien schrijvers die met De Buren op schrijfresidentie mogen in Parijs. Hendrik de Pecker (1995) had optredens op Onbederf’lijk Vers 2019, Lowlands 2018 en andere podia. Hij won vorig jaar de tweede prijs van Write Now! Eindhoven en publiceerde werk in ZINK collectie 01.
Lionel Newman (1987) trad in 2019 op op de Science Slam tijdens de Poëziemarathon in Groningen. Hij is onderdeel van de Poetry Stanza van literair café de Graanrepubliek in Groningen en schrijft Engelstalige gedichten.
Jirke Poetijn schrijft proza en poëzie, onder andere op haar blog en voor Shortreads. Ze is lid van de Dichtclub in Groningen en trad op tijdens festival Grasnapolsky. Ze is onderdeel van de NOORDWOORD Talent Topklas Poëzie website: www.jirke.nl
J.V. Neylen (1989) bracht voor het eerst gedichten naar buiten tijdens Dichters in de Prinsentuin 2015. Ze publiceerde vervolgens in De Revisor, Het Liegend Konijn, Deus Ex Machina en Hollands Maandblad. De VOCATIO-beurs voor jong talent werd haar in 2017 toegekend. In juni 2020 verscheen haar debuutbundel En niet bij machte bij Atlas Contact. website: www.jvneylen.com
Rachel Raetzer (1996) was huisdichter van de Rijksuniversiteit Groningen, waaruit de bundel Boven in de boom voortkwam. Ze maakt deel uit van het NOORDWOORD Talent Startblok. Nghitti Saro (1972) is student proza en poëzie aan de Schrijversvakschool Groningen. Ze trad op bij de opening van de expositie de Nieuwe Beeldenstorm in Galerie Noord.
Alfred Schaffer (1973) debuteerde in 2000 met Zijn opkomst in de voorstad bij De Bezige Bij. Voor zijn werk ontving hij meerdere prijzen, waaronder de Jo Peters Poëzieprijs 2002, de Ida Gerhardt Poëzieprijs 2010 en de Charlotte Köhler Prijs 2017. In 2020 verscheen zijn meest recente bundel, Wie was ik. website: www.debezigebij.nl/auteurs/ alfred-schaffer-2/ K. Schippers (1936) publiceerde in 1963 De waarheid als De Koe, zijn poëziedebuut. In 1996 ontving hij voor zijn poëzie de P.C. Hooft-prijs. Na 1976 schreef hij voornamelijk romans, waarvoor hij onder andere de Libris Literatuurprijs kreeg. In 2011 verscheen de poëziebundel Tellen en wegen. Ter gelegenheid van Koppermaandag werd door de Groningse uitgever Trionapers in een oplage van 111 exemplaren zijn gedicht ‘Baby Zeepaardje’ gedrukt. website: www.singeluitgeverijen.nl/ auteur/k-schippers/ Hein van der Schoot (1951) volgde de Toneelacademie Maastricht en gaf les op de Hogeschool voor de Kunsten ARTEZ en aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Hij is lid van het Zwols Dichterscollectief en publiceerde onder andere in Lava Literair, Parmentier, Volkskrant en de VPRO-gids.
Moniek Spaans (1961) stond eerder in de loofgangen van Dichters in de Prinsentuin en kwam met haar gedicht ‘waagstuk’ in de jubileumbloemlezing Dichters in de Prinsentuin, De Oversteek in 2017. Ze droeg onder meer voor bij Onbederf’lijk Vers en Ongehoord. Gedichten van haar hand werden opgenomen in De Zeef en de Poëziekrant. Haar geïllustreerde proza werd uitgegeven bij Querido. website: www.moniekspaans.nl Rik Sprenkels (1988) trad op op Onbederf’lijk Vers, Dichters in de Prinsentuin en in de finale van het NK Poetry Slam. In 2019 tourde hij rond met de Poëziebus en won hij de tweede prijs van de Nijmeegse Literatuurwedstrijd. In 2020 verschenen zijn gedichten in de bundel Vrijspraak, uitgebracht door Proces Verbaal. website: www.rikdicht.nl Bert Struyvé (1952) publiceerde in Extaze, ORP, Meander, Het Gezeefde Gedicht, De Vallei en meer. Hij nam deel aan het project ‘Poëzie op straat’ in Gent en werd al genomineerd voor verscheidene prijzen: de Rinke Tolman poëzieprijs, de Rob de Vos poëzieprijs en de Vlaamse Zeef bundelpoëzieprijs. Hij trad op in boekhandel Van der Velde Assen tijdens de Poëzieweek 2020. Elisabeth Tonnard (1973) publiceerde in 2017 twee poëziebundels; De wolk in de prestigieuze Slibreeks en haar debuutbundel Voor het ideaal, lees de schaal. Voor de tweede werd ze genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs 2018. Ze heeft meer dan veertig kunstboeken gepubliceerd. website: www.elisabethonnard.com
Ron Vaessen (1987) publiceerde al in Kluger Hans, Hard//hoofd en deFusie. Hij stond in 2014 op de longlist van de Lowlands-schrijfwedstrijd en is redacteur van de Tilburgse universiteitskrant Univers. Leen Verheyen (1984) is naast schrijfster ook filosofe. Ze schreef theaterteksten in opdracht van theatergezelschappen als Hetpaleis en Villanella en publiceerde al in tijdschriften als Kluger Hans en de Poëziekrant. Ze trad op op podia als De Nachten en Ballonnenvrees. In 2019 verscheen haar filosofisch debuut Wat de lezer leert: filosofen over het nut van literatuur. website: www.leenverheyen.eu Twan Vet (1998) is dichter en muzikant. Hij was als liedjesschrijver te horen in kleine theaters en op festivals in heel Nederland. Hij publiceerde gedichten in Meander Magazine en had optredens in Casa Portiera in Zeeland en tijdens de Nacht van de Literatuur in Amersfoort. website: www.twanvet.nl Tom Van de Voorde (1974) debuteerde in 2008 met zijn poëziebundel Vliesgevels filter. Hiervoor werd hij genomineerd voor de C. Buddingh-prijs. Ook werd hij genomineerd voor de Herman de Coninckprijs en bekroond met de driejaarlijkse prijs van de provincie Oost-Vlaanderen. In 2020 verschijnt zijn vierde bundel, Jouw zwaartekracht mijn veer, bij Querido. website: www.singeluitgeverijen.nl/ auteur/tom-van-de-voorde/
Nyk de Vries (1971) schrijft in het Fries en het Nederlands. Hij had zijn poëziedebuut in 2007 met Motorman, een verzameling prozagedichten. Hij schrijft ook romans, waaronder Rezineknyn (Rozijnkonijn), zijn debuut. In 2016 won hij de Piter Jellesprijs voor zijn roman Renger. Hij is op dit moment Dichter fan Fryslân. website: www.nykdev.nl Dorien De Vylder (1988) debuteerde in 2017 met de bundel Vertraagd Stilleven en kwam in 2020 met haar tweede bundel, Heerlijk afgebakend eindeloos. Ze is (eind)redacteur bij Kluger Hans en trad bijvoorbeeld op tijdens Noorderzon Groningen. Ze won diverse poëzieprijzen en behaalde selecties in De Gedichtenwedstrijd, Write Now! en Naft voor Woord. website: www.uitgeverijbijvrijdag.be/ auteurs/dorien-de-vylder Willem Wierbos (1995) is huisdichter van de Rijksuniversiteit Groningen 2019-2020. Hij trad op bij de Dichtclub in de Kroeg van Klaas, bij Flano, in Forum Groningen bij Lutje Poetry en op diverse locaties van de universiteit. website: www.willemwierbos.nl Joyce Willemse (1971) behaalde in 2015 de derde plek in De Gedichtenwedstrijd, was winnaar van de Citer Poëzieprijs en stadsdichter van Veenendaal. Ze stond eerder in de loofgangen op Dichters in de Prinsentuin. website: www.joycewillemse.wixsite. com/etching-joy
Monique Wilmer-Leegwater (1966) publiceerde op Meander en volgde de cursus Poëzie van de Schrijversvakschool in Amsterdam. Ze werd tweemaal genomineerd voor de Willem Wilmink Dichtprijs. In 2019 won ze de tweede prijs van de Stadsgedichtenwedstrijd en de derde prijs van de Elly Blom Poëziewedstrijd. Daarnaast is ze organisator van Borne doet Poëzie 2.0. Lilian Zielstra (1991) debuteerde in 2019 met de bundel Ik zag een man met een bos bloemen naar de Nieuwstad gaan bij Uitgeverij Passage. Ze was huisdichter van de Rijksuniversiteit Groningen in 2013-2014 en stadsdichter van Groningen in 2017 en 2018. Ook won ze de Frans Vogel Poëzieprijs. In 2014 en 2017 trad ze al op tijdens Dichters in de Prinsentuin.