Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Auteur:
Louis De Bondt
Research:
Louis De Bondt
Gedrukt bij:
Create My Books
Coverfoto
Gemeente Londerzeel
Louis De Bondt
Overname is toegestaan mits vermelding van de titel van dit boek en de naam van auteur en uitgever. D/2019/Louis De Bondt.
2
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Vooraf Wat vooraf ging. Op 18 december 2006 plaatste ik op de website Londerzeel Vroeger, onder de titel ‘Bedenkingen bij de vroegste geschiedenis van Steenhuffel, deel I – 1100-1488’ een aantal bedenkingen bij de geschiedenis van het Hof van Marselaer te Steenhuffel, waarvan het bestaan toen recent was “her”ontdekt. Op dat ogenblik – wist ik - werkte de heer Baudouin Walckiers aan zijn boek “Les Marselaer à travers cinq siècles”. Dat boek is in 2009 verschenen. Het zou het definitieve werk over de genealogie van de familie van Marselaer moeten zijn. Er bestaan oudere pogingen. De eerste die zich in de familie Van Marselaer verdiepte, was Adriaen van Marselaer, schepen van Antwerpen, dichter en humanist. We weten intussen (aan de hand van zijn bewaard gebleven notaboekjes) hoe consciëntieus hij in de periode 1575-1597 naar de geschiedenis van zijn familie heeft gezocht, hoeveel kilometers hij daarvoor heeft afgelopen, hoeveel getuigen hij daarvoor heeft ondervraagd en hoeveel oude documenten hij daarvoor heeft overgeschreven. Toch wordt de eerste door zijn eigen zoon Frederik op basis van zijn onderzoek uitgeschreven genealogie nogal eens als “fabulatie” en “fabricatie” afgedaan. Ook het genealogische werk van Jan Lindemans, dat voor het grootste deel dat van Christophe Butkens 1 uit 1726 reproduceerde, wordt – misschien iets te gemakkelijk - van tafel geveegd. Feit is dat zowel de vroegere als de nieuwste werken een groot aantal vragen open laten. Vooral over de betekenis van het Hof van Marselaer in de Bontestraat te Steenhuffel, dat nochtans heel even door Butkens werd vermeld, wordt geen enkele indicatie gegeven. Dat oude omwalde en prestigieuze Hof was, toen Adriaen van Marselaer met zijn studie begon, dan ook al ruim 100 jaar verdwenen.
De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en te Malderen. Tot voor kort werd aangenomen dat de oorsprong van de familie van Marselaer in Malderen lag. De heerlijkheid en het domein van Marselaer is daar tot in recente tijden bekend gebleven. De nog bestaande Marselaermolen in Steenhuffel werd bij de oude eigendommen van het Hof van Marselaer te Malderen ingedeeld. Met de (her)ontdekking van de notaboekjes van Adriaen van Marselaer is ook het bestaan van een Hof van Marselaer in de Bontestraat te Steenhuffel (tussen de Marselaermolen en de grens met Merchtem) aan het licht gekomen. Het heeft er alle schijn van, en de bewijzen volgen, dat het ouder dan dat van Malderen was. De geschiedenis van beide hoven is verbonden maar is niet dezelfde voor elke periode. Om het overzicht te bewaren heb ik dit werk in 4 afzonderlijke periodes ingedeeld. - Periode 1 begint omstreeks 1250 met het verschijnen van de Marselaers in Steenhuffel. - Periode 2 begint in 1329 wanneer de familie van Marselaer belangrijke Hertogelijke gronden in Malderen verwerft. Terwijl de oude tak in Steenhuffel blijft zal de jongere tak zich in Malderen vestigen. - Periode 3 begint omstreeks 1394 wanneer de oude tak in Steenhuffel zonder directe erfgenamen valt en beide hoven onder de jongere tak herenigd worden. - Periode 4 begint in 1477 met de definitieve verwoesting van het oude Hof te Steenhuffel. De geschiedenis van het Hof van Marselaer te Malderen zal, weliswaar onder andere benamingen en eigenaars, nog tot 1831 blijven duren.
1
Christ. Butkens - Supplément aux Trophées tant sacrées que profanes du Duché de Brabant, 1726, vol. 3, p. 92.
3
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Nog een paar woorden over het gebruik van deze studie. Schrijfwijze van de eigennamen. Om te beginnen heb ik er naar gestreefd om in de mate van het mogelijke de originele eigennamen te gebruiken. Het is niet omdat onze 19de eeuwse geschiedschrijvers alle patroniemen consequent naar het Frans meenden te moeten vertalen, dat die ook de juiste zijn. Waar ik andere auteurs citeer heb ik uiteraard hun versie behouden. Zelfs in de originele archiefstukken zijn in vele gevallen meerdere varianten voor eenzelfde naam te vinden. Omdat deze studie digitaal aangeboden wordt en om de kans op slagen van de gebruikte zoekrobots te vergroten heb ik deze alternatieven in de tekst verwerkt.
Jaartallen. De geschiedenis van de hoven van Marselaer wordt in functie van de opeenvolgende eigenaars behandeld. Na de naam van iedere nieuwe eigenaar zijn 3, soms 4 jaartallen te vinden: het eerste is het (vermoedelijke) geboortejaar, het tweede is het (vermoedelijke) jaar dat hij of zij eigenaar van het Schaliënhuis werd, het derde is het jaar dat de eigendom aan een opvolger werd overgedragen, het vierde is het jaar van overlijden (als het van het derde verschillend is). Dus: (geboren in/eigenaar vanaf/overgedragen in/overleden in).
Bijlagen. Om het verhaal niet al te zeer te verzwaren heb ik een aantal gegevens in bijlagen verwerkt. Dat zijn: Bijlage 1 – Het Hof van Marselaer te Steenhuffel nà 1477. Bijlage 2 – De kapelanie van Marselaer te Steenhuffel. Bijlage 3 – De Marselaermolen te Steenhuffel. Bijlage 4 – Een derde hof van Marselaer te Steenhuffel? Bijlage 5 – Een apocriefe geschiedenis van Marselaer. Bijlage 6 – Bouwfasen van het Hof van Marselaer te Malderen. Bijlage 7 – Personeel op of verbonden aan het Hof van Marselaer te Malderen. Bijlage 8 – Bewoners van Marselaer in de doopregisters van Malderen. Bijlage 9 – De Heren van Opdorp. Bijlage 10 – Grafzerken, glasramen, jaargetijden en missen. Bijlage 11 – Het sterfhuis van Tita Johanna Hoppers (Antwerpen 1646). Bijlage 12 – Taxatie van het Hof van Marselaer (1660).
Inspiratie. De talloze gebruikte bronnen zijn in de tekst of in de voetnoten te vinden. Naast het oude onderzoek van de familie van Marselaer zelf en van de vroegere genealogen, hebben vooral volgende recente werken mij bij mijn eigen onderzoek zeer sterk geïnspireerd. - Baudouin Walckiers, Les Marselaer à travers cinq siècles, 2009, 206 blz. - Jozef Verheyden, Het Hof van Marselaer te Malderen in de 17de eeuw, 2003, 117 blz. - Jozef Verheyden, Glasramen tijdens de Beeldenstormen, in GHKL jaargangen 2001 tot 2007. In geen enkel geval kan wat volgt de (sterk aanbevolen) lectuur ervan vervangen. Het omgekeerde geldt hopelijk evenzeer.
4
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Periode 1 1250 – 1329
Ontstaan van het Hof van Marselaer te Steenhuffel
5
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Een legende In zijn “Geschiedenis van Steenhuffel” schreef pater Joris Vertonghen, die van het onderzoek van Adriaen en Frederik van Marselaer niet op de hoogte was, in 1975 het volgende: “De Bontestraat (recentere naam voor d’oude baan) is zeer oud. Haar naam wijst naar een belangrijke aristocratische familie uit de middeleeuwse geschiedenis van Brabant…De aansluiting op Breestraten in Merchtem wijst eveneens op een hoge ouderdom. De volkslegenden over een kasteel aldaar in vroegere tijden, tussen de Oude Baanbeek en de Molenbeek, zijn wellicht geen verzinsel. Ook het bestaan van de Marselaermolen op die plaats kan een litteken zijn van een vroegere vesting van 2de rang, centrum van het domein der Bonte’s.” Als rechtstreekse afstammeling van Merck de Bonte, die omstreeks 1550 in Steenhuffel geboren werd, en waarschijnlijk ook van Perren de Bonte die met zijn vrouw Ida in 1321 in ... de Bontestrate woonde, interesseert het mij bijzonder waarom de Oude Baan al sedert zeker 1321 de Bontestraat wordt genoemd. Een kasteel van Bonte hebben we daar nog altijd niet gevonden. Maar we zijn blijven zoeken. En al zoekende denken we het antwoord gevonden te hebben; 1. Vooreerst ontdekten we zelf dat de Oude Baan en de Bontestrate twee verschillende wegen zijn. Nà vanuit Merchtem Steenhuffel binnen gekomen te zijn is de Oude Baan al na een paar honderd meters naar het westen (de Kouter) afgebogen om via de Brandewijnhoeve een poos de Smisstraat te blijven volgen. Voor meer details en hopelijk bewijs verwijs ik naar mijn boek “De geschiedenis van Diepensteyn”. 2. De heer Jozef Verheyden herinnert zich ooit in oude papieren gelezen te hebben dat een zekere Bonte vanaf de Oude Baan, richting Steenhuffeldorp massa’s bomen heeft gekapt en er een weg heeft aangelegd. Dat is dan de Bontestraat geworden. 3. Dat laatste kan best want in 1500 waren de Bonte’s nog altijd in de bosbouw actief.
En de verbluffende werkelijkheid In het leenboek van de heren van Pitzemburg wordt in 1388 gesproken over “De heer Jan van Marselaer voornoemd, heeft x bunderen in den aert en op het nederveld bij Robbroeck met huis en hof, waar hij in woont, en land daarbij gelegen, en die liggen tussen onzen beemd (dus de beemd van Pitzemburg) en de Roest.” Een veel nauwkeuriger beschrijving van iemands woonplaats zal men in oude documenten zelden vinden. Een Jan van Marselaer (en geen Bonte) woonde dus in een huis en hof tussen de Oude beek en de Molenbeek, tegen de grens met Merchtem. Dat is precies de plaats die door de volkslegenden, zelfs nog in 1975, als de plek van een voormalig kasteel werd aangewezen. Hiernaast: uit de kaart van landmeter Jan van Acoleyen van 1699. Groen (gearceerd) = eigendom van de commanderij van Pitzemburg (van het gedeelte boven de Molenbeek was maar een deel eigendom van Pitzemburg, de rest was vooral van Affligem) Violet (ook gearceerd) = de Roosten (roest)
6
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Hiernaast: op een satellietfoto (te vinden via Google Earth) is op precies deze plek een merkwaardige rechthoekige bodemverstoring te zien. De afmetingen daarvan zijn ca 120 x 60 meter. Zijn dit de grondvesten van het oude Hof van Marselaer? Neen dus. Het zijn de sporen van een ondergrondse watercollector die daar door Aquafin ca 2003 werd gebouwd. Helaas was er geen archeoloog bij de graafwerken aanwezig
Verdere beschrijvingen van het Hof Adriaen van Marselaer, die in 1593 in Steenhuffel kwam zoeken naar de restanten van dit Hof, gaf ons, alvorens zijn eigen bevindingen op te schrijven, een overzicht van de informatie die hij in diverse bronnen over het bestaan van dit hof gevonden had. Met dank aan Jozef Verheyden, die deze documenten onlangs opnieuw heeft gepubliceerd en aan de Marcel Slachmuijlders en Baudouin Walckiers die dat voor sommige gedeelten al eerder hadden gedaan, zijn we zo vrij om ze hierna te herhalen.
Uit het leenboek van Jan de Luu. Datum ca 1380. Een Hof te Marselaer met boomgaard, gelegen tegen het Ridderveld naast de Roest en het Leygenveld, op de beek, groot (inclusief de Instraat tot tegen de grote straat die de “Oudestraat” heet) 6 dagwand en 70 roeden. Het Ridderveld, dat ‘noordwestwaarts’ tegen de Instraat komt: groot 7 dagwand 34 roeden. (Hof, boomgaard en ridderveld zouden volgens deze inventaris 8 bunderen, 1 dagwand en 9 roeden groot zijn maar dat klopt niet helemaal.) Het veld tegen de Roest, dat zuidwest aan de Instraat komt, groot 11 dagwand en 95 roeden. Het Leygenveld (ledig of laag veld) achter het Hof van Marselaer, tegen de boomgaard westwaarts, tot tegen de beek: groot 7 dagwand en 10 roeden. Een stuk land op de Merchtemkouter aan de Molenweg: 5 dagwand en 18 roeden. Een stuk land en meers op de Robbeek: 3 dagwand en 55 roeden. De Roost maaimeers op de Oude beek (noordwaarts): groot 8 dagwand en 75 roeden. Al deze gronden blijken eigendom van Marselaer te zijn. Verder pachtte men: Van de heren van Pitzemburg, een stuk van de Roost maaimeers aan de overkant van de beek, tot op de Oude beek westwaarts: groot 2 dagwand en 44 roeden. Van Janne van Kuds, maaimeers op de Robbeek: 1 dagwand. Van dezelfde Jan van Kuds, in de Roost maaimeers: 8 dagwand en 75 roeden. (Samen zou dat 10 bunder 1 dagwand en 77 roeden winnend land (landbouwgrond) moeten zijn, het Hof, de boomgaard en de Instraat niet meegerekend.)
Een document uit 1399.
“Omnia pira, poma et nuces prout accresent et provenient in Curia 2 de Marzelaer in parochia de Steenhuffele…” Vertaald: Peren, appelen en noten tierden welig en kwamen voort van het Hof van Marselaer in de parochie van Steenhuffel.
2
Ik wil hier wijzen op de zeer incourante term ‘Curia’. Doorgaans werd voor Hof het woord Curtis gebruikt. Ofwel heeft de schrijver hier zeer slecht Kerklatijn gebruikt, ofwel heeft hij er toch iets meer mee bedoeld dan een gewone boerderij. Een Curia is immers een gebouw waar verschillende andere van afhangen.
7
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Bron: ‘scheydinghe van de goeden van vrouwe Jacomijne Rijms’. De datum van dit document is onbekend maar gezien een verwijzing naar de Antwerpse bisschop Livinus Torrentius (1525-1595) moet het van nà 1570 dateren. Dit citaat stelt ons voor grote problemen omdat het een toestand beschrijft die volgens alle andere bronnen in 1570 al lang niet meer kon bestaan. Het moet dus een afschrift zijn van een veel ouder document. Handelend over de parochie Steenhuffel, wordt gesproken over: 1) Een pachtgoed geheten het goed van Marselaer, het principale hof leen zijnde, groot 7 bunderen, is gehouden van de heren van Pitsenburg en behoort tot dezelfde leen een baljuw en 36 manschappen, groot onder de volle leenen en spleten van leen 17 bunderen in het zelfde goed behuisd met woonhuis, schuren en stallen; 2) de Marselaermolen, een watermolen gelegen tussen de kerk te Steenhuffel en het Hof van Marselaer; dat ligt op het einde van Steenhuffel tegen Merchtem waar bij de Instraat. 3) Twee hofsteden van Marselaer. Intussen weten we dat Jacomijne Rijms en haar man Jacob van Borssele, in de 2 de helft van de 15de en het begin van de 16de eeuw, de hoofdleenmannen waren van een leengoed op de Steenhuffelse en Peizegemse Kouter dat oorspronkelijk afhing van het Land van Dendermonde maar omstreeks 1510 naar het Land van Grimbergen is overgegaan. De geschiedenis van dit leen wordt beschreven in mijn ‘Heerlijke Leen-, Laaten Cijnshoven in Steenhuffel’.
Bron: de heer van Diegem. Datum 1465. Ridderlijke tornooien werden gehouden te Steenhuffel tussen ridders geheten Marselaer, Vilain, Ophem, Wilre, Bouchout...”
Steekspelen in Steenhuffel?! Of zou de heer van Diegem het over kaarttornooien hebben gehad? (Tekening Valentin Dufrasne)
Bron: de notitieboekjes van Adriaen van Marselaer. Datum 25 april 1593. “Ik Adriaen van Marselaer, oudt schepen der stadt van Antwerpen, heb gegaen den 25 april 1593, met Jan de Smedt, schepen en borgemeester van Steenhuffel en met Joos Verstappen, koster aldaer, naar het hoff van Marselaer en zijn gegaen den nevenwegh naer Merchten, langs de beemden, welke men heet den leegeren wegh’. En gaende over tkerckhoff sijn voorbij gegaen den groote berg, daer … op te woonen plagh 3 en soo voort tot dat wij quaemen aen de beek die ter slinkerhand lagh ende daernaer aen de VI daghwant meersch die den ouden heer Jan van Marselaer, ridder, den kercke ende den heyligen gheest gegeven heeft. Daernaer quaemen wij aen den molen geheeten den Marselaermolen, daer 2 of 3 huyzen bij stonden ter reghter sijde … en slinkerhandt sijn dan schoenwegh gegaen daer de oude beeke plagh te loopen en die ter slinckser latende sijn gecomen aen ’t oud hoff van Marselaer, welck omwaterd was maer seer vol lis. De funderinghe (?) van tselve hoff was oock geheel wegh sulcx datter niets en stond. 3
Gelukkig heeft Adriaen van Marselaer in een andere document op de plaats van de puntjes wèl drie namen ingevuld. Dat heeft ons in staat gesteld om van een andere vergeten legende opnieuw echte geschiedenis te maken. Zie ‘Het Steen op de Heuvel, alias het Hof den Bergh’.
8
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
De Innstrate quam tegen den inganck van tselven Hoff ende scheen eertijts met haghen tweersijden afgeleynt geweest te zijn. Alsoo het Riddervelt, groot 7 daghwant ende 34 (roeden) noordhoostwaerts, ende het velt tegen de Roost, groot 11 daghwant ende 95 roeden suytwestwaerts zuidwestwaerts 4. Daeraen compt het tegen de voorseyde Innstrate. De Roost wees ons den coster, dat lagh op ons rechterseyde. Seyde oock dat hij sijn grootvader dickmael hadde hooren seggen dat sij op tselve Hoff hadden dickmael den pepercoeck geloopen ende dat zeer fray betimmert hadde geweest, maer inden oorloghe verbrant ende verwoest ingevolge (?) dat het al weye is geworden. Dat eertijts besaeyt plaght te sijn ende is nu uitnemend zeer goet landt ende weyde als vol claveren. De coster seyde dat hij anno 1593 oudt was 60 jaeren. Ende houdende deselve Instrate, die gehelijck lanck was, sijn gecomen tot in de groote strate, die hij seyde dat de oude straete heet, ende die houdende ter slinckser ende gaende langs beemden, sijn gecomen op de oude beek weder ende ten lesten aen den molen tot Langevelde.
Bron: Notities van Adriaen van Marselaer. Datum 25 april 1593. Joos Verstappen zegt: ‘Bij Marselaer ligt achter de kerk van Steenhuffel het Hof van Marsselaer met grote metserije waar men placht om de peperkoek te lopen en te springen. Is nu verdeeld. Een deel hoort toe aan Anthonius van Geendertale (Hof te Molenwijck), het andere deel de wezen van Joos Breem, die procureur-generaal van Brabant was; hij woont in Brussel.” Koster Joos Verstappen zegt ook dat er een kapel was te Steenhuffel, geheten Marselaerkapelle.”
Bron: Extracten uut de brieven van t dorp van Steenhuffel bij Merchten 5. Datum 1594. Het Hoff te Marselaer int dorp van Steenhuffel is mits de oorloghe tusschen Vlaenderen en Brabandt verbrandt ende gheheel gheruineerdt.
Bron: Extracten uit de brieven van t dorp van Steenhuffel bij Merchten. Datum 1615. -Nota dat de ouderen van Steenhuffle seghen dat aldaer 7 ridders hebben ghewoondt, die elcke een steenen brugghe hebben doen legghen ende dat het Hoff aldaer van Marselaer, ghenaemt de breede weye, met een heerlijcke huysinghe is versierdt gheweest ende anno 1615 gheheel gherenneweerdt liggende, behalven dat men aen de wallen ende hofgrachten kan 4
Adriaen van Marselaer kan deze oppervlakten in 1593 onmogelijk uit het hoofd gekend hebben. Het zijn precies dezelfde getallen als in het boek van de familie de Luu (waaruit ze ongetwijfeld werden overgeschreven). 5 In 1594 heeft Adriaen van Marselaer nog volgende personen aangeschreven om bijkomende informatie te krijgen: “Scrijff 1) Nicolaus Wieck, parochiaen de Maldren, deservitor 17 martii 1594, 2) naer Niclaus Wieck, prochiaen van Steenhuffel 1594, 3) Joos Verstappen, coster aldaer, 4) heer Gestel, sacrista van St. Romboudts, capellaen van de Marselaercapelle te Steenhuffel”.
9
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
mercken hoe groot, wijt en lanck dat gheweest is. Nu gheheeten de breede weye, groot x bunderen, toebehoorende , anno 1615 … - Mijnheer Michoult, Heer van Diepensteyn, vertelt dat er een castrale capellanie is van de Marselaers (te zien wie dat deze lenen nu is bezittende in de leenboeken de anno 1595).
De eerste Marselaers. De “apocriefe” geschiedenis. In 1905, ter gelegenheid van de viering van 75 jaar Belgische onafhankelijkheid, en meer bepaald op 21 mei, is er in Malderen een indrukwekkende geschiedkundige stoet uitgegaan. Deze bestond uit een folkloristisch en een historisch gedeelte. Het historische gedeelte werd gevormd door 30 praalwagens en daarvan waren er niet minder dan 11 aan de familie van Marselaer gewijd. In de brochure, die bij deze gelegenheid werd verspreid, wordt het volgende over deze eerste toparchen of heren 6 van Malderen gezegd. 1. De eerste gekende van Marselaer heette Paridaen. Hij trouwde een eerste keer met Fulga van Wanghe en daarna (in 1092) met Gertrudis van Bouchout. 2. Jan, de zoon van Paridaen, werd vernoemd in 1133. 3. Henricus van Marselaere was de zoon van Jan. 4. Donatianus, de zoon van Henricus, werd vernoemd in 1192. 5. Henricus van Marselaer, de zoon van Donatianus, kocht in 1232 rechten op het ontginnen van bossen in Malderen. Deze ‘vergunningen’ werden uitgegeven naar aanleiding van een overeenkomst die tussen hertog Hendrik I van Brabant en Arnoldus van Grimbergen afgesloten was. Verder zijn er in het archief van de familie van Marselaer een aantal documenten te vinden die het hebben over een zekere ridder Jan van Marselaer die in 1099 aan de zijde van Godfried van Bouillon als kruisvaarder onder de muren van Jeruzalem vocht. Helaas is de naam van de auteur van de brochure uit Malderen niet gekend, evenmin als zijn bronnen. Bovendien stond het voor edele families in de late middeleeuwen nog chique om een kruisvaarder in de stamboom te hebben. Derhalve worden deze apocriefe beweringen momenteel als romanceringen van de hand gewezen. Of dat terecht is, zal nog moeten blijken.
En nu serieus... De meeste serieuze onderzoekers – waar ik mijzelf niet bij reken - geloven dus niets van dat alles en gaan er van uit dat de Marselaers een jongere tak zijn van de familie van Ophem. Dat leiden ze af uit het feit dat beide families hetzelfde wapenschild hebben.
Wapenschild van Ophem
Wapenschild van Marselaer
Wapenschild van Hobosch
Zegel Schepenbank Steenhuffel (1314
Wapenschild van Steenhuffel
Daar staat tegenover dat ook het wapen van de familie Hobosch van Merchtem rode ruiten heeft op een zilverwitte achtergrond. Het oudste zegel van de Schepenbank van Steenhuffel 6
De Marselaers zijn nooit de heren van Malderen maar wel heren te Malderen geweest..
10
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
(die al voor 1228 bestond) en dat van 1314 dateert heeft eveneens 2 ruiten. De kleuren hiervan zijn natuurlijk niet bekend, maar het wapen van de heerlijkheid van Steenhuffel dat hiervan werd afgeleid bestaat uit 2 rode ruiten op een zilverwitte achtergrond... Jan Lindemans liet in 1945 zijn stamboom van Ophem met Gielis van Ophem beginnen. Hij had een zoon die Willem heette en die omstreeks 1170 overleed. Voordien had hij met zijn onbekende vrouw (minstens) 4 zonen en 1 dochter gekregen. De namen van de zonen werden in 1171, 1176 7 en, met uitzondering van de oudste, ook nog in 1198 geciteerd. Het waren: - Almarik alias Noi van Ophem: geboren ca 1145 en wellicht voor 1198 gestorven. - Adam van Ophem: geboren ca 1147 en na 1198 overleden. - Wouter van Ophem: geboren ca 1149 en na 1198 gestorven. - Paridaen van Ophem: geboren ca 1152 en na 1198 overleden. - Jan van Ophem, zoon van Paridaen, trouwde (omstreeks 1225?) met Fulga van Wanghe, en noemde zich als eerste “van Marselaer”. Paridaen van Ophem trouwde, maar we weten niet met wie. Hij had een zoon Jan, die (omstreeks 1225?) met ene Fulga van Wanghe trouwde. Deze Jan zou zich als eerste “van Marselaer” noemen 8. Over de afkomst van deze Fulga van Wanghe is niets bekend. Ze is anderhalve eeuw jonger dan haar naamgenote uit de apocriefe versie. A. Wauters
Een nieuwe visie: iedereen heeft gelijk… Oud rijksarchivaris Alphonse Wauters wordt in brede kringen bij de “serieuze” historici gerekend. Ook hij begon in zijn “Histoire des environs de Bruxelles de geschiedenis van het geslacht van Marselaer bij Jan van Ophem. Wie Fulga van Wanghe was zegde hij niet, maar hij heeft haar nogal geheimzinnig als “vrouwe van de toren van Marselaer” omschreven. De grond van Marselaer zou dus eerder van de familie van Wanghe (een tak van van Crainhem) dan van de familie van Ophem moeten gekomen zijn. Dat laatste aspect wordt in alle recente Marselaer-publicaties diplomatisch onbesproken gelaten. Volgens mij is dat volkomen onterecht. Ook de geschiedenis van Diepensteyn te Steenhuffel is immers bij de familie van Crainhem-van Wanghe begonnen… Maar er is meer. Er zijn redenen om aan te nemen dat Jan van Ophem niet de eerste was om zich van de naam “van Marselaer” te bedienen. a) Op blz. 7 van het 10de deel de “Histoire généalogique et héraldique des pairs de France” van chevalier de Courcelles (koninklijk genealoog), uitgegeven te Parijs in 1829 (en hier dus redelijk onbekend) staat namelijk te lezen dat ene Amelberga van Ranst, dochter van Arnaut Berthout II, heer van Ranst, in 1170 de vrouw was van Hendrik van Marselaer. b) Op blz. 19 van het eerste deel van het eerste boek van “die Dynasten, Freiherren und jetzigen Grafen von Bocholz” (uitgegeven in Keulen in 1863) beweert historicus A. Fahne dat Aleidis van Crainhem, de dochter van Lambert, in 1158 de echtgenote was van Hendrik van Marselaer 9. In beide gevallen zou het om dezelfde Hendrik kunnen gaan. Deze Hendrik zou bovendien perfect de in de geschiedkundige stoet genoemde zoon van Jan, kleinzoon van Paridaen kun7
Zie E. Soens, de tienden van de abdij van Ninove te Meise en omstreken, E.S.B., XVIII, blz. 115 - In het Abtenboek van de Abdij van Grimbergen (verwijzend naar het Mechels Cartularium, decima de mays, I en II) vinden wij in 1171 de namen van Almaric, Adam, Wouter en Paridaen als zonen van Willem van Ophem terug. 8 Nochtans kende, zoals ik zo meteen zal uitleggen, de ere-genealoog van de koning van Frankrijk in 1829 een Hendrik van Marselaer die al in 1170 volwassen was, en ook A. Fahne uit Keulen had het in 1863 over een Hendrik van Marselaer die al voor 1158 was getrouwd. 9 De achterkleinzoon van de broer van deze Aleidis van Crainhem was in 1290 de vermoedelijke bouwheer van Diepensteyn te Steenhuffel.
11
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
nen zijn. Helaas is hij in de recentere genealogieën niet meer te vinden. Geen van beide bronnen heeft een nageslacht vermeld. En dan is er nog het verhaaltje over ene Gillis van Marselaer, schildknaap, vaandeldrager van de Berthouts, die sneuvelde tijdens een gevecht tussen de hertog van Brabant en de prinsbisschop van Luik op 3 oktober 1213 10. Die zou toch ook in een oudere tak van Marselaer in te passen moeten zijn, maar niemand heeft het schijnbaar gekund. Ik kan het evenmin. Waarom zou hij geen zoon of kleinzoon van Hendrik kunnen zijn? De hypothese. Door de meest recente visie over de herkomst van Marselaer met de beweringen van de heren Fahne en de Courcelles te combineren, krijgen we het volgende (vereenvoudigde) stamboomfragment.
Wouter van Crainhem ° ca 1100 + ca 1155
↓ Daneel van Crainhem-van Wanghe ° ca 1140 + ca 1225 x Beatrijs van Ranst Vernoemd in Wemmel - Heer van Wanghe ↓ Gielis van Wanghe ° ca 1190 +1278 x Katarina van Eppenghem Ridder, heer van Wanghe, Zaventem, Sterrebeek. Ook heer van Boechout nadat hij van zijn kinderloze oom Willem de waterburcht erfde ↓ Daneel van Wanghe van Boechout Bouwt Diepensteyn te Steenhuffel ca 1290
Lambertus van Crainhem ° ca 1065 ↓ Aleydis van Crainhem ° ca 1110 + ca 1160 X Hendrik van Marselaer ° ca 1105 + ca 1175 Hendrik hertrouwde voor 1170 met Amelberga van Ranst
Rabodo van Crainhem Van hem is alleen een zoon Siger gekend die’ monnik werd en abt van Affligem.
Willem van Crainhem ° ca 1130 + ca 1210 Na 1160 in kasteel Boechout, Meise Geen kinderen in leven
Reinier van Crainhem-Ruschebusch
Fulga van Wanghe (° ca 1200) x Jan van Ophem-Van Marselaer
Arnoldus x Catharina, heren van Grobbendonk en Wemmel Jan proost OLV Antwerpen Otto erfde de eigendommen te Anderlecht
↓ Hof van Marselaer te Steenhuffel
En het scenario. Als we aannemen dat de hier bovenstaande voorstelling correct is (de enige onzekerheid is dat niemand weet of Fulga de zus van Gielis van Wanghe was) dan krijgt de geschiedenis van Steenhuffel een zeer eenvoudig en logisch begin. 1) Een groot deel van het grondgebied van de parochie behoorde de hertog van Brabant toe. Deze had hier al vroeg een schepenbank om over zijn eigendommen te waken. 2) Het is geweten dat hertog Godfried II (1142-1190) in 1147 uitgestrekte domeinen in de wijde omgeving van Brussel aan Wouter van Crainhem in leen gegeven heeft. Voor de lenen van Zaventem, Sterrebeek en het Boechout-domein in Meise is dat gedocumenteerd, maar dat waren niet de enige. Zeer waarschijnlijk waren er ook vele bunders in Steenhuffel bij 11. 10
Algemeen Rijksarchief Gent, familie-archief dela Faille, karton 21, nr. 64. We moeten toch voorzichtig zijn. Veel later in deze studie zal blijken dat Marselaar minstens voor een deel op allodiale grond gelegen was. Allodiaal goed had geen leenheer (dus ook de hertog van Brabant niet) en de eigenaar ervan had alleen aan God rekenschap af te leggen. Is dat de reden waarom de schenkingen in Zaventem, Sterrebeek en Meise wèl en die in Steenhuffel niet in de Brabantse leenboeken te vinden zijn? 11
12
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
3) Door zijn huwelijk met Aleidis van Crainhem, de oudste zus van Wouter, kreeg Hendrik van Marselaer (waarschijnlijk zoon van Jan en kleinzoon van Paridaen) rond 1160 ofwel de volle eigendom, het vruchtgebruik of het onderleenmanschap over (minstens) een deel van die gronden die in Steenhuffel lagen. 4) Omdat Hendrik van Marselaer, noch met zijn eerste vrouw noch met zijn tweede vrouw Amelberga van Ranst, kinderen had is de “grond van Marselaer” in Steenhuffel na zijn dood (ca 1175) naar de oudste vertegenwoordiger van de oudste van Crainhem-tak gegaan. Het stamboomfragment leert ons dat dit Daneel van Crainhem was. Deze was getrouwd was met Beatrijs van Ranst, een zus van Hendriks tweede vrouw, en dat zal deze (logische) opvolging zeker niet bemoeilijkt hebben. Nadat Daneel heer van Wanghe werd, is hij zich omstreeks 1180 van Wanghe gaan noemen. 5) De oudste zoon van Daneel van Crainhem en Beatrijs van Ranst, Gillis van Crainhem-van Wanghe (ca 1190-1278), heer van Wanghe, Zaventem, Sterrebeek en later ook van Boechout te Meise, trouwde met Katarina van Eppenghem, die wellicht zelf ook eigendom in Merchtem en Steenhuffel had (zie Geschiedenis van Diepensteyn) 12 en erfde, omstreeks 1225, naast vele andere dingen, de gronden in Steenhuffel waarop in 1290 de eerste donjon van Diepensteyn zou verrijzen. Hun dochter Fulga kreeg de gronden (en de toren?) in de Bontestraat tegen Merchtem die tot een halve eeuw eerder van haar grootoom Hendrik van Marselaer (de weduwnaar van haar groottante Aleidis van Crainhem) waren geweest. Dat ze als dochter van haar ouders kon erven kan vreemd lijken maar is dat minder wanneer ik zal vertellen hoe deze grond intussen een leengoed van de commanderij van Pitzemburg geworden was (of dat spoedig zou worden) en hierdoor een minder interessant statuut gekregen had. Fulga van Wanghe trouwde met Jan van Ophem, die daarna naar het goed van Marselaer in Steenhuffel verhuisde en zich DAAROM van Marselaer gaan noemen is. Om te besluiten. De hierboven uiteengezette theorie is van mij, ze is volledig nieuw en is niet in al haar details volledig bewezen. Desondanks is haar verdienste – denk ik – dat ze niet alleen een zekere logica bezit maar dat ze bovendien antwoorden geeft op een aantal vragen die doorgaans niet eens werden gesteld. - Waarom zijn de Marselaer-genealogieën uit de brochure van de Geschiedkundige Stoet van 1905 en deze van Jan Lindemans zodanig van elkaar verschillend dat ze voor 1225 op totaal andere families schijnen betrekking te hebben? - Waar valt Hendrik van Marselaer in de familiegeschiedenis van Marselaer te situeren? - Hoe kon Fulga van Wanghe blijkbaar voor haar huwelijk al de eigenaar van een “toren van Marselaer” zijn? - Waarom is een van Ophem zich plotseling van Marselaer gaan noemen? - Het duidelijk verband met de latere gronden van Diepensteyn maakt ook waarschijnlijk dat we het oorspronkelijke gebied van Marselaer al vanaf 1147 in of nabij Steenhuffel moeten zoeken.
12
In 1256 werd ze als eigenaar in Merchtem en Steenhuffel geciteerd. In 1265 verkochten Gielis van Wanghe en zijn vrouw Katarina een deel van hun gronden aan de abdij van Affligem; onder andere 34 bunders, gelegen te Merchtem en te Steenhuffel, tegen de prijs van 380 Ponden.
13
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
1. Jan 1 van Marselaer en Fulga van Wanghe (1190/1225-1255)
Wat er ook van zij, na 1225 en voor 1250 verhuisden Jan van Ophem en Fulga van Wanghe naar de grens tussen Brabant en Vlaanderen op een plek die Marselaer heette 13. Misschien was de oorlog tussen Brabant en Vlaanderen van 1242 daar de aanleiding toe. Wat vast staat is dat in deze periode de feodaliteit in onze streek ingrijpend veranderde en dat de diverse leenheren overal hun pionnen begonnen te plaatsen. Ook daar kom ik straks iets uitgebreider op terug. Hoe dan ook, Jan en Fulga kwamen op geen braak terrein. In een document uit 1112 was er in de parochie van Steenhuffel sprake van het Mulneremholt. Dat betekent “het bos bij het huis van de molenaar”. Als er toen een molenaar was dan moet er ook een molen zijn geweest. En vermits de molen van Diepensteyn noch Diepensteyn zelf toen al bestonden kan dat dit bijgevolg alleen maar de latere Marselaermolen zijn geweest. De naam Marselaer bestaat uit twee gedeelten. Het eerste deel komt waarschijnlijk van "mersch, meersch, marsche, maersche", en kan "beemd, land aan water of door water omspoeld, weiland, weide, vlakke veld, moerasland, broekland" betekenen. "Laer" verwijst naar een open veld, een onbebouwd land of een broekland 14. Omdat de (latere?) locatie van Marselaer in Malderen nogal heideachtig was en pas later werd bebost en bevijverd, en omdat de (oudere?) locatie in Steenhuffel nogal drassig is en was, zou Marselaer best de plaats tussen de Molenbeek en de Oude beek in Steenhuffel kunnen zijn. Hoeveel kinderen Jan en Fulga hadden is niet met zekerheid geweten. Over Peeter schijnt iedereen het eens te zijn. Baudouin Walckiers voegt daar nog een Joos en een illustere NN aan toe. Hij geeft zelf toe dat dit maar een hypothese is 15. Over nakomelingen van Joos bestaan alleen maar onbewezen hypothesen. NN was nodig om de stamboom verder te kunnen zetten via een persoon waar we de vader niet van kennen (en die dus eigenlijk iedereen kan zijn geweest). 1. Peeter van Marselaer. Peeter zou omstreeks 1237 of kort voordien geboren zijn. Zijn naam is te vinden in een afschrift van een document uit 1289. Het oorspronkelijke document werd niet gevonden. Bovendien was het door Frederik van Marselaer niet gekend. In dat afschrift worden de ouders van Peeter niet genoemd, wel de namen van 6 van zijn kinderen: Adriaen, Willem, Gillis, Geeraert, Hendrik en Lilia. 2. Joos van Marselaer. Geboren omstreeks 1240 en voor 1290 gestorven. Hij zou getrouwd geweest zijn met Aleydis Berthout. Hun zoon David zou omstreeks 1270 geboren zijn. De heer Walckiers bracht hem in verband met het Hof ten Damme in Lippelo dat in de tweede helft van de 13de eeuw inderdaad Marselaer-goed geworden is. De eerste bij naam gekende Marselaer te Lippelo (Gielis, ca 1433-1518) is evenwel een nakomeling van de hier boven genoemde 13
Deze hypothese wordt onder meer door Gaston Pepermans verdedigd. Hiervoor baseert hij zich op een oorkonde van de abdij van Middelburg. Eigen onderzoek en onderzoek van anderen heeft ondertussen echter aangetoond dat deze abdij nooit heeft bestaan (bron: J. Verheyden, het Hof van Marselaer te Malderen in de 17 de eeuw, blz. 6). Zoals we echter uitlegden hebben we deze abdij niet nodig om deze hypothese op zijn minst “aannemelijk” te maken. 14 Volgens het “Middelnederlandsch Handwoordenboek” van Jakob Verdam e.a. 15 Les Marselaer à travers 5 siècles, blz. 39.
14
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Peeter van Marselaer. In elk geval loopt zelfs de onbewezen afstamming van deze Joos al bij zijn kleinzoon dood. Dat zou dan een andere Joos moeten zijn waarvan alleen geweten is dat hij in 1361 een ‘transactie’ verrichtte met Franco de Swaef (zie verder) en dat hij een tijdgenoot van ridder Daneel van Boechout op Diepensteyn, Wouter van Berchem, Hendrik van Wilre, Willem van Heetvelde en Willem van Ophem was. 3. NN van Marselaer. In 1307 werd er een ridder Jan van Marselaer vermeld die getrouwd was met Margriet van Wilre. Omdat deze Jan niet bij de 6 kinderen van Peeter vermeld werd, gaat Baudouin Walckiers er van uit dat hij bijgevolg de zoon van een onbekende broer van Peeter was. Vroegere genealogen Houwaert, Butkens en Jan Lindemans dachten echter dat deze Jan een kleinzoon van Peeter en een zoon van Gillis was. Beide interpretaties zijn onbewezen. Helaas voor de heer Walckiers, maar voor het vervolg van dit verhaal zal ik in dit geval toch de oudere versie gebruiken. Ten gepaste tijde zal ik ook proberen uit te leggen waarom ik dat doe. 4. Margriete van Marselaer wordt door Baudouin Walckiers niet vermeld. In sommige oudere werken is ze wel te vinden. Het is zeker dat een Margriete van Marselaer in 1304 in Steenhuffel belangen had, maar de aard van het familieverband met haar naamgenoten is niet bewezen. En dan nog dit. Christophe Butkens heeft in de eerste helft van de 13de eeuw ook een Jan van Marselaer in het Mechelse gevonden. Betreft het hier een totaal andere en oudere tak, de afstammelingen van de kruisvaarder misschien? Of heeft het volgende misschien toch met onze Jan van Marselaer uit Steenhuffel te maken? Op blz. 95 van het derde deel van zijn (volgens de ‘kenners’ niet altijd betrouwbare) ‘Supplément aux Trophées tant sacrées que profanes du Duché de Brabant’ uit 1726, heeft hij het over de verdeling van een erfenis die in 1289 in Mechelen gebeurde. Daarin worden de namen genoemd van: - Agnes, de dochter van ridder Jan van Marselaer. Zij was getrouwd met de schildknaap Servaes t’Serhendricx, een zoon van Georges (Joris) en Marie vander Sennen. - Peeter (Pierre) van Marselaer, ridder. Omdat algemeen aangenomen wordt dat Peeter van Marselaer, de zoon van Jan en Fulga van Wanghe, in het jaar 1289 overleed (zie hierna), neem ik aan dat het hier wel degelijk over dezelfde mensen gaat. Tijd voor een volgend stamboomfragment. De jaartallen van geboorte en overlijden zijn benaderend. Ook voor de andere informatie blijft enige voorzichtigheid geboden. Paridaen van Ophem Hendrik van Marselaer ca 1152-1210 ° ca 1140 x NN x Amelberga van Ranst V Jan 1 van Marselaer ca 1190-1255 x 1225 Fulga van Wanghe V Peeter van Marselaer Margriete van Agnes van Marselaer Joos van Marselaer ca 1237-1289 Marselaer x Servaes t’Serhendricx ca 1240-1288 ca 1240-1310 x Aleydis Berthout V V Hendrik van Willem van Adriaen van Gillis I van Marselaer Lilia van Marselaer Geeraert van Marselaer David van Marselaer Marselaer Marselaer Marselaer ca 1267-1347 ca 1267ca 1280-° ca 1270 ca 1262-1320 ca 1265x Proede van Coolhemx NN Munte ridder geen info Oyenbrugghe geen info ridder in 1341 V zie verder
V zie verder
15
V Joos van Marselaer ca 1300-na 1361
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
2. Peeter van Marselaer en NN (1237/1255-1289)
Over de veronderstelde tweede eigenaar en bewoner van Marselaer te Steenhuffel weten we helaas weinig te vertellen. Als het document uit 1289 uit Mechelen over de verdeling van zijn erfenis gaat, dan was hij ridder. Ik vermoed dat het Hof van Marselaer toen al minstens een generatie voor een deel leengoed van de commanderij van Pitzemburg was. Dat kan verklaren waarom Fulga van Wanghe, ofschoon een vrouw, al in 1225 dit goed van haar ouders had kunnen erven. Of Peeter nog andere eigendommen in Steenhuffel pachtte is niet bekend.
De Commanderij van Pitzemburg De Commanderij van Pitzemburg was een inrichting van de Teutoonse ridderorde die, als een uitvloeisel van de kruistochten, in 1190 in Duitsland was gesticht. Van oorsprong was het een gasthuisorde en als zodanig waren de leden voorlopers van de Hospitaalridders. De orde kende snel een groot succes omdat vele kruisvaarders en ex-kruisvaarders uit erkentelijkheid goederen schonken. Het is geweten dat Wouter I Berthout (1070-1110) en Wouter II Berthout (ca 1110-1180), heren van Grimbergen (en Mechelen) kruisvaarders waren en de Teutoonse Ridderorde met vele schenkingen hebben bedacht. Dat gebeurde ook met het leprozenhospitaal dat door Wouter II Berthout in Pitzemburg was opgericht en dat na zijn dood door zijn opvolger Wouter III, in 1221 definitief aan de orde werd geschonken. Men weet ook dat deze religieuze ridderorde zich in 1294 op en rondom de grote Onze-LieveVrouw hoeve te Meuzegem (gehucht van Wolvertem) gevestigd heeft. Haar goederen strekten zich tot tegen de grens met Steenhuffel uit. Er zijn weliswaar nog geen sporen van schenkingen uit Steenhuffel aan de commanderij van Pitzemburg gevonden, maar ze waren er wel 16. Het oudst bewaarde zegel van de Schepenbank van Steenhuffel hangt trouwens aan een document dat in 1314 door deze schepenbank, op verzoek van de pachters van de Commanderij, naar de hoofdzetel te Mechelen gestuurd werd. Hoe Pitzemburg aan de grond van Marselaer gekomen is zal wellicht niet meer te vinden zijn. Maar de volgende vaststellingen zullen wel niet allemaal op toeval berusten. 1) Marselaer was wellicht een deel, of grensde aan, het Mulneremholt. Dat was een ‘allodium’ waarvan een deel in 1112 aan de abdij van Bornem geschonken werd. Een allodium had een zeer speciaal statuut. Het bezit ervan was aan geen beperkingen onderworpen. De eigenaar was geen dienstbaarheid aan een leenheer verschuldigd. Het is daarom niet verwonderlijk dat de gronden die aan de in de 11de en 12de eeuw opgerichte abdijen geschonken werden meestal allodia waren. Bornem was zo een abdij, de andere waren Affligem, Grimbergen en ... Pitzemburg. (Zie ook blz. 150-151). 2) Zowel in de Steenhuffelse Lakeman als bij Marselaer in de Bontestraat schijnt een verband met de familie Berthout, heren van Mechelen en Grimbergen – de al genoemde be16
Zelfs in 1699 bezat de commanderij van Pitzemburg nog een stuk grond tegen de Marselaermolen (zie vorige kaart). Ook de molen zelf was voor de helft van Pitzemburg (we zullen later ontdekken dat het een dubbelmolen was). De Commanderij bezat eveneens grond tegen het Hof den Bergh in de Lakeman en in de wijk ‘Over de Beek’. Pitzemburg had ook een tiental eigendommen in Londerzeel, dat het grootste deel van zijn geschiedenis tot het Land van Grimbergen behoorde.
16
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
gunstigers van de commanderij – voor de hand te liggen. Voor de grond in de Lakeman verwijs ik naar mijn studie “Steenhuffel, het steen op de heuvel”. Het staat vast dat heren van Grimbergen in de eerste helft van de 12de eeuw (en alleszins voor de verdeling van de Grimbergen goederen in 1197) eigendommen in Steenhuffel hadden. Bovendien bestond er tussen de tussen de familie Berthout en de eerste eigenaars van de goederen van Marselaer in de Bontestraat een dubbel huwelijksverband 17. Arnout I Berthout (1085-1147), heer van Grimbergen en van het Land van Mechelen - Wouter II Berthout (ca 1110-1180), heer van het Land van Mechelen. - Geeraert Berthout (ca 1113-1186), heer van Grimbergen en Rumst. - Arnout II Berthout (ca 1115, + na 1186, heer van Ranst en Berchem x Maria van Issche. - Amelberga van Ranst (° ca 1140) x Hendrik van Marselaer (weduwnaar Aleidis van Crainhem) - Beatrijs van Ranst (° ca 1143) x Daneel van Crainhem-van Wanghe - Gielis van Wanghe (° ca 1190) x Katharina van Eppenghem Diepensteyn, Steenhuffel - Fulga van Wanghe (° ca 1200) x Jan van Ophem-Van Marselaer Marselaer, Steenhuffel - Arnout III van Ranst (° 1145) x Margriet van Nethene. - Wouter van Berchem (° ca 1150) x Elisa d’Aa. - Willem van Ranst van Berchem
Daarenboven was Joos, de broer van Peeter van Marselaer, waarschijnlijk met een (weliswaar onbekende) Aleydis Berthout getrouwd (zie stamboomfragment). Nu maken alle mogelijkheden en waarschijnlijkheden samen nog geen zekerheid. Toch valt het op hoeveel familiale connecties er in deze periode tussen de Berthouts en de eigenaars van het Hof den Bergh en van het goed van Marselaer in Steenhuffel bestonden. Zeker voldoende om deze laatsten van het nut van een schenking aan Pitzemburg te kunnen overtuigen. Als allodiaal “abdijgoed” zijn de gronden van de heerlijkheid van het Hof van Marselaer te Steenhuffel daarna altijd aan de inmenging van de hertog van Brabant onttrokken geweest. Daarom is er in de leenboeken van Brabant ook nergens iets over te vinden. De watermolen van Marselaer had echter niet hetzelfde ‘onafhankelijke’ statuut. Terwijl de helft ervan een Leen van Pitzemburg was, rustte op de andere helft wel degelijk een hertogelijke cijns.
De Schepenbank van Steenhuffel en de Vrijheid Merchtem. Tijdens het leven van Peeter van Marselaer is de feodaliteit in ons deel van Brabant ingrijpend gewijzigd. - Op 28 juli 1251 kreeg de hertogelijke schepenbank van Merchtem van hertog Hendrik III een aantal privileges waardoor “Merchtem binnen de muren” aan zijn zeggenschap ontsnapte en een vrijheid werd. Sigerius Hobosch werd door de hertog als eerste heer van de vrijheid aangesteld. Tot dan was hij altijd een trouwe vazal en hoofdleenman van de heren van Grimbergen geweest en was hij o.m. verantwoordelijk voor de onderlenen van Adam de Hobosch, Henneman d’Ophem, Masselyn de Leest, Jan de Penseghem, Jan de Suthert, Adam Backere, Boch de Honte, Hendrik de Sneppelaer en Katharina, de dochter van Paridaen van Eppeghem 18. 17
De enige onzekerheden in volgend schema zijn a) dat niemand weet wie de vader was van Beatrijs van Ranst en b) of de man van Amelberga van Ranst inderdaad de weduwnaar van Aleidis van Crainhem was. 18 Behalve Katarina van Eppeghem en Adam de Hobosch zijn deze mensen in onze plaatselijke geschiedenis niet gekend. De namen Penseghem, Sneppelaer en Leest laten ons wel vermoeden waar ze woonden. Ik vraag me af of en in welke mate Henneman de Ophem familie van Peeter van Marselaer was.
17
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
-
-
-
Louis De Bondt
3 jaar eerder, in 1248, had Hendrik III deze ingreep al voorbereid door van zijn “buitenbank” de hoofdschepenbank voor zijn domeinen in “Merchtem ver buiten de muren” te maken. Daarvoor werd een hoog, midden en laag gerecht aan de bevoegdheid van de al in 1228 genoemde hertogelijke schepenbank van Steenhuffel toegevoegd. Deze nieuwe hoofdbank bleef in Steenhuffel zetelen en sprak recht volgens het recht van Ukkel 19 en voor het hele hertogelijke gebied voorbij Merchtem, dat in die tijd Smal Brabant werd geheten: Steenhuffel, Malderen, Lippelo, Liezele, Oppuurs (en zelfs het stukje Buggenhout dat in die tijd niet bij Vlaanderen maar bij Brabant hoorde). In 1268 heeft Sigerius de Hobosch zijn hoofdleenmanschap over de hierboven genoemde Grimbergse onderlenen definitief afgestaan. De eigendommen van Katharina van Eppeghem te Steenhuffel zijn toen van Grimbergen naar het hertogdom Brabant overgegaan (zie de geschiedenis van Diepensteyn). Ook de andere onderlenen hebben toen een nieuwe leenheer gekregen. Ook aan de andere kant van de grens van ons hertogdom gebeurde er het een en het ander. Zo is Opdorp (graafschap Vlaanderen) in 1258 een vrijheerlijkheid geworden.
De kinderen van Peeter van Marselaer. Als we het afschrift 20 van een document uit 1289 (een ander dan waarover Butkens het had) mogen geloven, dan had Peeter van Marselaer 6 kinderen. Ze moeten allemaal tussen 1262 en 1280 geboren zijn en het waren: - Adriaen van Marselaer, over wie verder niets geweten is. Mogelijk is hij kort na 1289 kinderloos gestorven. - Hendrik van Marselaer, over wie de gerespecteerde genealogen evenmin iets weten, maar die volgens mij gewoon de eerste of de tweede zoon van Peeter was, en die in die hoedanigheid (mogelijk na de dood van Adriaen) het Hof van Marselaer te Steenhuffel erfde (zie hierna). - Willem van Marselaer, die we in 1321 in Malderen tegen komen toen hij er een hertogelijke cijns betaalde 21 maar die in het leenboek van hertog Jan III (begonnen in 1314) niet te vinden is. - Gillis van Marselaer, die trouwde met Prudentia (alias Proede) van Oyenbrugghe (alias van Coolhem) en over wie we straks veel meer kunnen vertellen als we het over het ontstaan van het Hof van Marselaer te Malderen zullen hebben. Kort na 1329 deed hij in Malderen het verhef van 36 bunders en 5 dagwanden plus nog eens 9 bunders en 5 dagwanden hertogelijke gronden, weiden en bossen 22. - Geeraert van Marselaer, die – als het juist is wat diverse genealogen (zoals Baudouin Walckiers) beweren - met een NN van Munte trouwde, en die naast een zoon Jan (schepen van de bank van Ukkel in 1390) ook een dochter Margriete had. Deze Margriete moet ca 1338 geboren zijn. Zowel zijzelf als haar vader moeten dus “nakomertjes” zijn geweest. Ze trouwde omstreeks 1363 met Gijzelbrecht van Rasseghem de Luu die van zijn ouders het Hof den Bergh in de Lakeman te Steenhuffel erfde en er ook woonde 23. - Lilia van Marselaer, over wie we evenmin iets weten.
19
Zoals we nog zullen zien zijn er vrij veel Marselaers “Schepen van Ukkel” geweest. Moeten we daaruit concluderen dat ze echt in de hoofdbank van Ukkel gezeteld hebben? Ik denk dat ze eerder aan de hertogelijke Schepenbank van Steenhuffel verbonden waren. We weten dat – bij zeer belangrijke kwesties – de schepenen van Steenhuffel door een “schepen van Ukkel” geassisteerd moesten worden. 20 Te vinden in het Fonds van de familie Marselaer, Algemeen Rijksarchief. te Brussel. 21 Mina Martens - Le censier ducal pour l'ammanie de Bruxelles de 1321- Palais des académies, 1958, blz. 261. 22 Louis Galesloot - Livres des feudataires de Jean III duc de Brabant, blz. 111 en 115. 23 Zie op deze website: Steenhuffel – Het Steen op de Heuvel.
18
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
3. Hendrik 1 van Marselaer en NN (1262/1289-1320)
Een Hendrik van Marselaer had, volgens Alphonse Wauters, in 1304 een Hof van Marselaer te Steenhuffel. Het was een laathof van de Commanderij van Pitzemburg, 7 bunder groot met een watermolen. Voor hetzelfde jaar 1304 vermeldde, aldus een notitie van Adriaen van Marselaer uit 1593, de commanderij van Pitzemburg echter (ook?) “Margriete van Marselaer”, de dochter van Jan. Deze Margriet, die dus een ongetrouwde tante van Hendrik moet geweest zijn 24, is in de “gecorrigeerde” genealogieën niet meer terug te vinden. Desondanks heb ik haar in het voorgaande stamboomfragment opgenomen. Tenzij we de woorden “pueri de Mersche” als “de kinderen van Marselaer” moeten vertalen, is er in 1321 in Steenhuffel geen van Marselaer te vinden die cijnsplichtig aan de hertog van Brabant was. Als het Hof in de Bontestraat deels leengoed van Pitzemburg was en deels allodiaal, is dat normaal te noemen. Daarentegen betaalde Arnoldus molitor (molenaar) de Busco er toen aan de hertog wel een pactus communis (een gewone pacht). De enige molen die er toen op het grondgebied van Steenhuffel te vinden was, was degene die hoorde bij Marselaer.
24
Online zijn of waren er genealogieën te vinden die beweren dat Hendrik en Gillis een zuster hadden die Margriete heette. Dat kan natuurlijk wel, maar dan was ze geen dochter maar een kleindochter van Jan. Laat het duidelijk zijn dat de definitieve genealogie van Marselaer, ook na 2009, nog altijd niet geschreven is.
19
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
4. Gillis 1 van Marselaer en Prudentia van Oyenbrugghe (1267/1320-1329/1347)
Hendrik van Marselaer, de zoon van Peeter, had wellicht geen kinderen en is omstreeks 1320 overleden. Het Hof van Marselaer te Steenhuffel is dan naar zijn oudste in leven zijnde broer Gillis overgegaan. Gillis van Marselaer was volgens sommige maar mogelijk niet authentieke documenten in 1310 en 1312 schepen van de bank van Ukkel 25. Ofschoon zijn nakomelingen dat graag geloofden, was hij geen ridder. Omstreeks 1593 schreef Adriaen van Marselaer over hem dat hij “als ridder, op een wit paard gezeten en getooid met een witte vederbos op de helm, een veldslag voor de hertog van Brabant heeft helpen winnen. Met de strijdkreet Op-Hem! Op-Hem ging hij met zijn gezellen de vijand te lijf.” Gillis was omstreeks 1287 getrouwd met Proede of Prudentia van Oyenbrugghe alias van Coolhem 26. Zij was een dochter van Hendrik II van Oyenbrugghe en Coolhem en van Katharina van Boechout (de zus van Daneel van Wanghe-van Boechout, de vermoedelijke bouwer van Diepensteyn) 27.
Gillis verwerft grond van Margareta van Waterpoele in Malderen Net zoals zijn broer Willem had Gillis van Marselaer al voor 1321 in Malderen een aantal hertogelijke gronden in leen gekregen. Willem betaalde er in 1321 een hertogelijke cijns van 12 d en 12 firt. Gillis betaalde er in 1321 een hertogelijke cijns van slechts 1 d. Hendrik van Marselaer, de oudste, werd als cijnsplichtige in Malderen niet vernoemd. Overigens in Steenhuffel evenmin maar hij was a) daar geen leenman van de hertog van Brabant en b) al in 1320 overleden. Interessanter is wat er nà 1321 in dat eerste hertogelijke cijnsboek 28 werd bijgeschreven. Gillis van Marselaer betaalde (nà 1321) de zeer aanzienlijke hertogelijke cijns van 33 d en 33 firt. die in 1321 nog door Margareta van Waterpoele, de dochter van Daneel, werd betaald. Bovendien had hij in Malderen dan ook de cijns “Pactus avene de communi pactu” (1 sext. en 1 d. groot) van of op een zekere “Batissa” overgenomen. ‘Batissa’ is Latijns, maar ik heb het woord in geen enkel woordenboek gevonden. Heeft mevrouw Martens verkeerdelijk ‘Waterpoel’ in de plaats van ‘Winterpoel’ gelezen? Ofschoon in 1321 ook een Sygerus de Winterpoele in Malderen cijnsplichtig aan de hertog was, acht ik dit zeer goed mogelijk. We weten immers dat de Winterpoel (tegen de grens met Lippelo) in de 15de eeuw bij het Hof van Marselaer hoorde (zie Ten Broecke en Groenhoven). In ieder geval vormen deze bijgevoegde krabbels het bewijs dat er pas vanaf 1329 van een uitgebreid hertogelijk leengoed van Marselaer in Malderen kan gesproken worden. 25
Baudouin Walckiers twijfelt aan de echtheid op blz. 46 van zijn “Les Marselaer à travers 5 siècles”, maar zo onlogisch is dat eigenlijk niet. Het hertogelijke gebied in Malderen en Steenhuffel werd bestuurd door de hoofdschepenbank van Steenhuffel. Voor zeer belangrijke gevallen was de aanwezigheid van een schepen van de bank van Ukkel vereist. Het is zeer aannemelijk dat om deze reden lokale notabelen tot schepen van Ukkel werden benoemd. 26 Coolhem was een leengoed van de Oyenbrugghes te Kalfort-Puurs. 27 En dus ook een achternichtje van de hier al eerder genoemde Jan van Marselaer en Fulga van Wanghe. 28 Mina Martens, Le censier ducal pour l'ammanie de Bruxelles de 1321- Palais des académies, 1958, blz. 260.
20
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Willem van Marselaer is wellicht kort voor 1329, eveneens kinderloos, overleden. Niemand heeft nageslacht van hem gevonden. Ook zijn eigendommen zijn toen naar Gillis overgegaan. Prudentia van Oyenbrugghe stierf waarschijnlijk op 28 augustus (de datum van haar jaargetijde in de kerk van Malderen) in 1340 of 1341. In 1341 werd alvast haar erfenis verdeeld. Gillis zou nà 1341 en wellicht in 1347 gestorven zijn. Enkele jaren eerder hadden ze bij de pastoor van Malderen hun eeuwigdurend jaargetijde besteld. In een transcriptie van het “Anniversarieboek van de kercke van Malderen” 29 staat daar letterlijk het volgende over te lezen: “Item here Gielis van Marselaer ende vrouwe Pruide, die gaven den prochiaen erfelec voir haer jaerghetijde, achthien deniers tornoijse, dat geldt d’een hellicht jouffrouwe Margriete van Jans wijf van Ursenne, op een bemdeken geleghen aen den Zannaert ende tusschen de Maerselaer molen, ende dander hellicht dat ghelt Adriaen van Marselaer, op een hofken geleghen tusschen Jans hoff van Marselaer ende Adriaens hoff voerscreven.” Het cursieve gedeelte van de tekst is van latere datum. Zowel Margriete van Ursene als Jan en Adriaen van Marselaer waren hun erfgenamen die de kosten van het jaargetijde moesten dragen 30. Het jaargetijde werd gehouden op de 1ste donderdag na Sint-Baafs in oktober.
De kinderen van Gillis en Prudentia. Gillis 1 van Marselaer en Prudentia hadden volgende kinderen: - Jan, werd geboren omstreeks 1288. We zullen hem verder in Steenhuffel tegenkomen (zie hierna). - Hendrik, geboren tussen 1290 en 1300, trouwde met Beatrijs van de Voorde, dochter van Jan, en is zeker in Malderen gebleven. - Kathelijne. - Claes werd geboren omstreeks 1300. Omdat hij door de organisatoren van de historische stoet van 1905 (weliswaar onterecht) als de stamvader van de Malderse tak van de familie werd beschouwd, zal ik hier wat meer over hem vertellen. Hij is in Malderen – en meer bepaald in de wijk Coevoorde, waar toen nog geen watermolen stond - gebleven. In 1356 werd hij nog als burger van Malderen genoemd. Volgens Christophe Butkens nam hij in het gevolg van de hertog van Brabant in 1349 deel aan de slag van Juliers. Van Claes van Marselaer wordt vermoed dat hij in Malderen een kapelanij heeft gesticht. Hij heeft die alleszins aan een inkomen geholpen. Daarvoor belastte hij zijn 2 erven te Coevoorde met een rente van 4 deniers grooten per jaar ten voordele van de kapelaan. Deze kapelanij was toegewijd aan Onze Lieve Vrouw en ze was belast met het lezen van twee missen per week aan het O.L.V.-altaar in de kerk van Malderen. Na Claes werd deze rente achtereenvolgens betaald door a) Jan van Heyenbeke en mijnheer van Colem, b) Jan van Marselaer (de oudste zoon van zijn broer Hendrik en c) Gillis van Marselaer, de zoon van Jan. Gillis heeft wel met de inflatie rekening gehouden... omstreeks 1420 betaalden hij en zijn “deelgenoten” telkens op Kerstmis 12 deniers grooten aan de kapelaan. Deze rente was niet meer “bezet” op de erven te Coevoorde maar op de Quaije molen. In het cijnsboek van de gravin van Vianen uit 1372 las ik dat Claes van Marselaer ook op het Londerzeelse deel van Coevoorde 4 bunders land en beemd bezat die cijnsgoed van 29
Integraal te vinden op de website Londerzeel Vroeger (zie Transcripties - Malderen – parochie St-Amandus – archief 1350-1496). 30 Margriete was de vrouw (of weduwe) van Jan van Ursene. Jan van Ursene was de kleinzoon van Gillis, namelijk de zoon van Hendrik van Ursene en zijn dochter Elisabeth van Marselaer. Jan en Adriaen van Marselaer waren wellicht al de achter-achterkleinzonen van Gillis. Zie hiervoor een stamboomfragment hierna. De tekst van het register moet bijgevolg rond 1420 geschreven zijn.
21
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
-
Louis De Bondt
het Land van Grimbergen waren. In 1419 was de al eerder genoemde Jan van Heyenbeke daar de cijnsman van 31. Genealogen hebben geen vrouw en nageslacht van Claes of Claus van Marselaer gevonden. Wellicht waren die er niet. Het waren immers (de kinderen van) zijn broers Hendrik en Jan die van hem hebben geërfd. Maar dat is voor later. Claes van Marselaer kreeg een jaargetijde in de kerk van Malderen. Het werd gecelebreerd op dezelfde dag als dat van zijn ouders (Gillis en Prudentia van Oyenbrugghe) en dat van zijn zus Elisabeth, namelijk op de 1ste donderdag na Sint Baafs in oktober. Daarvoor werd een jaarlijkse rente van 3+9 grooten op zijn twee erven te Coevoorde gecreëerd en belastte hij een stuk grond van 5 dagwand aan de Hofstraat te Winterpoel met een jaarlijkse schenking van 1 sister rogge. Die rogge moest dienen voor “een uitdeling van brood aan de armen” nà de dienst. Elisabeth, trouwde waarschijnlijk met Hendrik van Ursene dictus van den Broecke, de erfgenaam van het Hof te Broecke in Malderen. Samen met haar ouders – en op dezelfde dag als haar broer Claes - had ze een jaargetijde in de kerk van Malderen. “Opten eersten donderdach na Sente Baven dach hout men jaergetijde van her Gillise van Maerselaer riddere ende vrouwe Pruijen sijnder geselline, ende jouffrouwe Lijsbetten, heurlieder dochter”. Het anniversarieboek van Malderen suggereert dat Elisabeth op dezelfde dag als haar moeder Prudentia van Oyenbrugghe zou gestorven zijn, op 28 of 29 augustus van het jaar 1341.
Volgens Baudouin Walckiers hadden Gillis en Prudentia ook nog een dochter die eveneens Prudentia heette. Zij zou getrouwd zijn met Jan van Coolhem. Een verklaring voor de schepenbank van Steenhuffel uit 1453 leert ons echter dat zij tussen 1403 en 1407 en hij omstreeks 1424 geboren werd. Iemand is hier dus verkeerd. Anderen zoals Christophe Butkens hebben dan weer een Geeraert en Justus aan het nageslacht van Gillis toegevoegd. Zij zouden ridders geweest zijn. In ieder geval werden ze in 1329 (zie hierna) niet meer vernoemd. Het kan, een ridder had in de 14de eeuw geen ongevaarlijk leven.
31
Algemeen Rijksarchief, familiearchief de Merode Westerlo, LA1249-2 en VM 330. Ook in de de Scoenendonck te Londerzeel was Claes in 1372 cijnsman van het Land van Grimbergen voor 3 dagwand land.
22
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Periode 2 1329-1394
Deling van de goederen in Steenhuffel en Malderen
23
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
In 1329 was Gillis I van Marselaer de eigenaar van: - Het Hof van Marselaer te Steenhuffel, deels leengoed van Pitzemburg, dat hij omstreeks 1320 van zijn kinderloos gestorven broer Hendrik had geërfd. - De eigendommen, leengoederen van de hertog van Brabant, die zijn broer Willem voor 1321 in Malderen had aangekocht. - De blijkbaar zeer uitgestrekte goederen, eveneens leengoederen van de hertog van Brabant, die hijzelf na 1321 van Margareta van Waterpoele overgenomen had. Ofschoon het juiste jaartal van die laatste aankoop niet gekend is, neem ik aan dat die kort voor 1329 gebeurde. Ik vermoed immers dat dit de reden was waarom Gillis al op 14 augustus 1329 (zo’n 18 jaar voor zijn dood) tot de verdeling van zijn flink aangegroeide bezittingen is overgegaan. De notaris van dienst was pastoor Hendrik vanden Scrike. De getuigen waren Godevaert van Ursene en Reynier vanden Broecke. De eerste was de zoon van Reynier II van Ursene en Ida Bode van Asschreyane te Londerzeel; de tweede was de zoon van Gillis van Ursene-vanden Broecke en Adelise van het Hof ten Broecke te Malderen. De belangrijkste bepalingen van deze verdelingsakte, die bewaard gebleven is 32, luidden als volgt. 1) Jan, de oudste zoon, kreeg “Marselaer” en de brouwerij in Malderen. Helaas heb ik het originele document (nog) niet gezien en weet ik dus niet of daarin werkelijk over een brouwerij gesproken wordt. In dat geval zou er “camme” moeten staan. Wel staat er in het oude kerkarchief van Malderen (jaar onbekend) geschreven dat ene “Claus van der Meere heeft gegeven der kercken van Malre een hoefken ghelijck als hij ghelegen es tusschen Jans stede van Marselaer gheheeten de Camme aen d’een sijde, ende Lijsbetten Poijen stede aen dander sijde, comende metten einde aen tkerckhoff”. De Camme in kwestie was dus geen brouwerij (meer) maar een hofstee tegen het kerkhof in het dorp van Malderen. 2) Hendrik en Claes mochten de percelen grond in Malderen tussen elkaar verdelen. Daarbij een goed gelegen aan de “Bredewegen” (dat is tegen Sneppelaer) en “drie bloke heiden daermen geet te Covorde weerts”. Van een watermolen is in dit document geen sprake. Omdat Baudouin Walckiers “Marselaer” als “Het Hof van Marselaer te Malderen” interpreteerde, en omdat er anderzijds rond deze periode ook een Jan van Marselaer op het “Hof van Marselaer te Steenhuffel” werd gesignaleerd, heeft hij voor Steenhuffel een andere Jan, zoon van een onbekende vader, in zijn genealogie geïntroduceerd. Hij geeft zelf toe dat er geen documenten zijn om dat aan te tonen. Ik denk daarentegen dat er in 1329 nog geen Hof van Marselaer in Malderen bestond, en dat Jan, als oudste zoon van Gillis, wel degelijk de kroonjuwelen van zijn vader gekregen heeft. Dat waren de bebouwde eigendommen: het Hof van Marselaer in Steenhuffel en de Camme (de Batissa?) in Malderen. Ik gebruik de volgende argumenten om dat aan te tonen: 1) In het “Livre des feudataires de Jean III duc de Brabant” is van een “verhef” door Jan of Claes van hertogelijke goederen in Malderen nergens sprake. Alleen van Hendrik is op blz. 111 en 115 te lezen: 1) Henricus de Marslaer, circiter XXXVI bonaria tam terre, nemoris, quam prati, sita apud Marslaer, in parochia de Malre (ca 36 bunders, zowel grond, bos als weide, gelegen bij Marslaer in de parochie van Malderen). Deze 36 bunders vormen de totale oppervlakte van het Marselaerdomein zoals die ook in latere documenten te vinden is. 2) Henricus de Marslaer, IX bonaria terre et V jornalia nemoris jacentia in Malre cum III homagiis (9 bunders en 5 dagwanden bos gelegen in Malderen, met 3 onderlenen). Nemoris kan zowel bossen als aanplantingen betekenen. Ik weet niet waar deze grond gelegen was.
32
Algemeen Rijksarchief te Brussel, Fonds van de familie van Marselaer, 2, folio 8 verso.
24
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
2) In de lijst van meisseniers (burgers met bijzondere rechten) in de ammanie van Brussel rond 1356, die door P. Bonenfant in jaargang 1982 van “Eigen Schoon en de Brabander” gepubliceerd werd, zijn op dat moment maar 2 van Marselaers in Malderen te vinden. Dat zijn de broers “Heinrec van Marslare” en “Claus van Marslare”. Geen sprake van Jan. Daarentegen wordt er wel een “Jan van Marslare” als meissenier te Steenhuffel vermeld. Was Jan, de zoon van Gillis, misschien in 1356 al overleden? Vanzelfsprekend is dat zeer goed mogelijk. Het eigenaardige is echter dat we van deze Malderse Jan noch een echtgenote noch kinderen kennen. Alleen Walckiers denkt dat hij met een Prude van Coolhem trouwde. Het zou mij toch verbazen dat zijn vrouw dezelfde naam als zijn moeder had. Het lijkt mij logischer dat Jan van Malderen, zoon van Gillis, nà 1329 gewoon Jan van Steenhuffel geworden is. 3) In 1391 – ik loop nu wat op de zaken vooruit – verklaarde Jan van der Wijckt (of Wijcht) dat zijn moeder Jenne van Marselaer (die zonder twijfel een dochter van Jan van Steenhuffel was) van Claes van Marselaer gronden te Coevoorde had geërfd. De relatie tussen de kinderloos gestorven Claes en Jenne van Marselaer was er bijgevolg naar alle waarschijnlijkheid een tussen suikeroom en nicht.
Jan 2 van Marselaer ca 1288-1349 x voor 1307 Margriet van Wilre (Steenhuffel) V Jan 3 van Marselaer ca 1307+1393 x Prudentia van Ursene V Margriete van Marselaer x Peeter t’Seraerts xx Franco Swaeff V Margriete t’Seraerts x ca 1380 Jan de Luu (ca 1360-1396)
cursief Recht
Hendrik I van Marselaer ca 1300-1377 x Beatrijs vd Voorde + na 1388 (Malderen) V Agatha (Arche) van Marselaer x Jan van Buyseghem x ca 1406 Josse Taye ?
En ook: Elisabeth x Peeter vd Broeck Jenne (Joanna) x NN vander Wijckt. Kathelijne (bastaard) x Walter vd Smissen Catharina van Marselaer + na 1442 x Jan van Massemen Zele, Aalst, Wieze
Claus van Marselaer + na 1360
Jan 4 van Marselaer ° ca 1325-1396 x Cath. vd Meeren, xx ca 1370 Cath. van Couwerborgh ridder V Gillis 2 van Marselaer ° ca 1365 + voor 5/5/1438 x Isabeau de Luu xx Margriet de Luu V Jan 5 van Marselaer ° 1399/1400 x Joanna de Jonge
Hof van Marselaer te Steenhuffel Hof van Marselaer te Malderen
Vet
Gillis 1 van Marselaer ca 1267-1347 x Proede v. Coolhem Oyenbrugghe V Lijsbeth van Marselaer ca 1310x Hendr. van Ursene (Malderen) Lysbeth van Marselaer x Jan de Borbure
Geeraert van Marselaer ca 1280-x NN Munte
Cathelijne van Marselaer
Lenthe van Marselaer Liezele
ridder in 1341
Gillis van Marselaer x voor 1388 Maria van Obberghe Liezele
Alyse van Marselaer x Gillis vd Moirtere Buggenhout en Opwijk
Lysb.van Marselaer ° na 1419 dochter v. Margriet x van der Molen (?)
Marie van Marselaer ongetrouwd ten Damme
Hendrik van Marselaer bastaard
kinderen Couwerborgh Amelberga x Andries van Halen Anna x Renier van Ursene Catharina (bastaard) x Walter v. Buysegem Cathelyne of Lyne bastaard x N. Diericks ? xx Peeter Dralants ?
Hof van Marselaer te Steenhuffel én Hof van Marselaer te Malderen
25
V Margriet van Marselaer ca 1338 -1390 x 1363 Gijselbr. de Luu (ca 1337-1396) Hof den Bergh V o.a. Jan de Luu (ca 1360-1394) x ca 1380 Margriete t’Seraerts V Isabeau de Luu x ca 1394 Gillis III van Marselaer
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Periode 2a: Steenhuffel 5a. Jan 2 van Marselaer en Margriet van Wilre (1288/1329-1346)
Nu dat allemaal uitgeklaard is, mogen we aannemen dat Jan van Marselaer, niet de zoon van NN zoals Baudouin Walckiers beweert maar wel degelijk de oudste zoon van Gillis van Marselaer en Prudentia van Oyenbrugghe, in 1329 zijn vader op het Hof van Marselaer te Steenhuffel is opgevolgd. Deze Jan was voor 1307 getrouwd met Margriet van Wilre, die een dochter van ridder Hendrik van Wilre was. De waarschijnlijke afstammingsreeks van de familie Van Wilre gaat als volgt: Willem van Wilre en Oda Van der Tommen (de erfgename van het burggraafschap van Grimbergen en de toegevoegde lenen) hadden 2 zonen, Goswin (of Golinus) en Hendrik. Beiden hadden een dochter met de naam Margriet. De dochter van Goswin trouwde met Jan van Raetshoven; de dochter van Hendrik met Jan van Marselaer. Hendrik van Wilre verbleef (onder meer?) op ’t Hof te Wildert te Wolvertem, zodat het helemaal geen toeval is dat er in het begin van de 15de eeuw nog “Wilre’s” aan de riddertornooien te Steenhuffel hebben deelgenomen hebben 33. Jan van Marselaer was ridder en schepen van de bank van Ukkel. Volgens de vroegere genealogen is Jan nog een tweede keer getrouwd, namelijk met Prudentia van Ursene, een dochter van Hendrik van Ursene. Wellicht fout, schrijft de heer Baudouin Walckiers op blz. 40 van zijn boek “Les Marselaer à travers 5 siècles”. Prudentia van Ursene is getrouwd met Jan, de zoon van Jan en Margriet van Wilre.
33
De vermoedelijke band tussen het geslacht Wilre en Steenhuffel wordt niet alleen aangetoond door het stamboomfragment maar bovendien ook door de volgende bronnen. De heer van Diegem zou ca 1465 ooit gezegd hebben dat in Steenhuffel werden gehouden “ridderlijke tornooien tussen ridders geheten Marselaer, Vilain, Ophem, Wilre, Boechout.”. Bovendien schreef Adriaen van Marselaer in 1593 in zijn notitieboekje (op de bladzijde waar hij het over Steenhuffel heeft): “Het ware ook wel nodig van blad tot blad te overzien in het leenhof het oud Stoutsboek, om niet alleen onze namen, maar de namen van Wilre, Swaef, Ophem, die daar de alliantie apparentelijk van onze namen zullen uitspreken.” We merken hierbij op dat ridder Vrank de Swaef, die trouwde met Oda, de dochter van Goswin jr. van Wilre, tegen Margriet van Wilre en Jan van Marselaer tante en oom moest zeggen; ook een kleindochter van Jan en Margriete trouwde overigens met een (mogelijk dezelfde) Vranck de Swaef .
26
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
6a. Jan 3 van Marselaer en Prudentia van Ursene (1307/1346-1356/1393)
Volgens mij heeft de heer Walckiers het in dit geval bij het rechte eind. Niet dat mijn goedkeuring alleen een absolute garantie is. Op 15 juli 1347 werd namelijk een ridder Jan van Marselaer genoemd als eigenaar van 6,5 bunders leengoed van de heerlijkheid van Pitzemburg, te Steenhuffel 34. Een ander document uit 1348 zegt dat dit hof te Steenhuffel de eigendom was van een Jan van Marselaer die een oom had die Hendrik heette. Dat is dus Jan, de zoon van Jan. Bovendien wordt in het leenboek van de heren van Pitzemburg nog in 1388 gesproken over “De heer Jan van Marselaer voornoemd, heeft x bunderen in den aert en op het nederveld bij Robbroeck met huis en hof, waar hij in woont, en land daarbij gelegen, en die liggen tussen onzen beemd (dus de beemd van Pitzemburg) en de Roest.” Eerder vertelde ik dat deze beschrijving onmiskenbaar op het Hof van Marselaer in Steenhuffel slaat. Ook historicus A. Wauters (Histoire des environs de Bruxelles, II, 135) bevestigt dat de heer van Marselaer, ridder, omstreeks het jaar 1384, het Hof van Marselaer te Steenhuffel bezat. Als Jan 2 senior omstreeks 1288 geboren werd, dan zal hij 100 jaar later wellicht niet meer hebben geleefd. Jan 3 junior trouwde dus met Prudentia van Ursene. Over deze Prudentia weten de erkende genealogen alleen maar te zeggen dat ze de dochter van Hendrik was. Wel, de enige Hendrik van Ursene die hiervoor in aanmerking komt was tussen 1302 en 1310 getrouwd met Elisabeth van Marselaer, de tante van Jan. Het was in de vroege middeleeuwen niet ongewoon dat neven met nichten trouwden.
Ridder Jan, de Brabantse successieoorlog en de slag bij Basweiler. In 1356 werd het Hof van Marselaer in Steenhuffel, tijdens de Brabants-Vlaamse successieoorlog in brand gestoken. Naar de omstandigheden onder dewelke dat gebeurde – alhoewel niet overgeleverd – hoeven we niet erg te gissen. In 1355 stierf hertog Jan III van Brabant. Hij liet drie dochters en geen zonen na. Lodewijk van Male, de graaf van Vlaanderen, die getrouwd was met de dochter Margaretha, achtte zich een rechtmatige erfgenaam van het hertogdom of ten minste van een deel ervan. Maar Joanna van Brabant was de oudste. Twee jaar eerder was ze getrouwd met de politiek zwakke Wenceslaus van Luxemburg. Onmiddellijk na de intrede van Wenceslaus en Joanna barstte de Brabants-Vlaamse successieoorlog los. Vlaamse legers vielen Brabant binnen en een aantal hoven van Wenceslaus-gezinden werden daarbij vernield. Daarbij dus ook het Hof van Marselaer ofschoon dat eigenlijk geen leengoed van de hertog was. In 1356 werd het hertogdom Brabant zelfs kortstondig door de graaf van Vlaanderen veroverd. Dat gebeurde na de slag van Scheut op 17 augustus 1356. Volgens de legende (zoals die nog tijdens de grote historische stoet van Malderen in 1905 uitgebeeld werd) zou Jan van Marselaer zich gedurende dit, weliswaar door de Brabanders verloren, gevecht zeer heldhaftig gedragen hebben. Hij “haalde het hertogelijke vaandel, dat in handen gevallen was van de Vlaanderaars, uit dezes rangen uit en redde het aldus van de schande. Als belooning voor die heldendaad werd hij door hertog Wencelijn op het slagveld tot ridder geslagen.” 34
Algemeen Rijksarchief Brussel, Fonds van de familie Marselaer, 2, folio 23.
27
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Het probleem met deze legende is dat ze naast een kern van waarheid ook een paar onnauwkeurigheden bevat. Zo wordt deze Jan zowel de zoon van Nicholaus als de man van Prudentia van Ursene genoemd. Bovendien zou hij in 1371 in Basweiler (zie hierna) gesneuveld zijn. De verwarring is begrijpelijk. In deze periode wordt er immers zowel in Steenhuffel als in Malderen van een ridder Jan van Marselaer gesproken. Helaas was dat niet dezelfde. Het waren kozijns. Al wat ik hierna over Jan 3 van Steenhuffel zal vertellen zou dus eigenlijk ook op Jan 4 van Malderen kunnen slaan. Maar ik doe mijn best om ze zo goed mogelijk uit elkaar te houden. In ‘De Brabantsche yeesten’ is de brief te vinden die Lodewijk van Male op 27 augustus, na zijn overwinning bij Scheut; aan al de Brabantse ridders liet bezorgen om hem te Kortenberg als de nieuwe hertog van Brabant te komen erkennen. Er werd ook de lijst van de geadresseerden aan toe gevoegd 35 evenals de namen van de ridders die opgedaagd zijn en van de enkelen die zo beleefd waren om hem schriftelijk te melden dat ze verkozen om Wenceslaus en Joanna trouw te blijven. De (uiterst vriendelijke) uitnodiging ging als volgt: “Bi den grave van Vlaendren, here van Lovene, Breussele, Mechline ende Andwerpen. Lieve vriend. Omme zekere zaken, die ons ende onsen lande van Brabant zonderlinghe touchieren ende anegaen, so ist dat wij u vriendeleke bidden ende versouken dat ghi tote ons comt te Cortemberghe, up desen donderdach naestcomende weke , ende dit ne wilt niet laten alse lief als ghi ons hebt. God zij met u. Ghescreven te Brugghe den xxvii dach van oustmaent. Item, so waren de zelve rudders omboden bi gheliken letteren le commene tenen zekeren daghe te Vulvorde, toe ghedaen deise clause: dat comen si niet, min here zouder goeden corten raed up hebben.” 36 In ons deel van Brabant, dat aan Vlaanderen grenst en waar de graaf en zijn vazal, de heer van Dendermonde, nogal wat eigendommen hadden, was het niet eenvoudig om partij te kiezen. Goswin van Wilre heeft zijn eigendommen in Wolvertem en Kapelle-op-den-Bos beschermd door hulde aan Lodewijk van Male te brengen 37. Ook de heren van Asschreyane (Londerzeel) en Van Nursen-Van den Broecke (Groenhoven Malderen) kozen aanvankelijk de kant van Lodewijk van Male. Voor de heren van Asschreyane die leenmannen van het Land van Dendermonde waren, was dat eigenlijk normaal. Ze werden daar later, nadat Lodewijk van Male door Everaert Serclaes uit Brussel en de rest van Brabant verdreven was, door de raad van Brabant in Kortenberg voor ter verantwoording geroepen. De Marselaers van Steenhuffel – ofschoon als ‘Pitzemburgers’ eigenlijk geen dienstbaarheid aan de hertog verschuldigd - hadden als overtuigde Brabanders al vanaf het begin van de oorlog de kant van hertogin Joanna gekozen… En werden daar met het in brand steken van hun Ridderhof in Steenhuffel voor beloond. De Brabants-Vlaamse successieoorlog en zijn nasleep waren in 1356 nog niet voorbij. In 1371 werden de Brabantse ridders uitgenodigd om aan de zijde van Wenceslaus (de man van hertogin Joanna) in Baesweiler (Basweiler) te gaan vechten. Daarbij werden Wenceslaus en vele van zijn ridders gevangen genomen. Heel Brabant heeft toen flink moeten betalen om hertogin Johanna in staat te stellen om haar man en zijn leger vrij te kopen. Vanaf 1374, nadat het losgeld betaald was, werden de gedode of gevangen genomen Brabantse ridders door de hertog voor de opgelopen schade vergoed. In de overgebleven (weliswaar 35
Hier zijn weinig mensen bij uit onze streek. We vonden: Jan van Marselaer (van Steenhuffel of Malderen?), Vranke de Zuaef (misschien de verder genoemde schoonzoon van Jan II van Marselaer van Steenhuffel), Reinere van Urselle (zoon van Godevaert van het Londerzeelse Drietoren), Jan van den Moertere (van het Hof te Moortele in Liezele en Londerzeel). Geen Arnold van Hellebeke van Diepensteyn. De lijst is wellicht niet volledig. 36 De Brabantsche yeesten: of Rymkronyk van Braband: Volume 2 Jan van Boendale in de bewerking van Jan Frans Willems en Jean Henri Bormans - 1843- Pagina 506. 37 Bron: la Noblesse Belge, jaargang 1910, deel 1, blz. 219.
28
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
onvolledige) lijsten is ook een Jan van Marselaer te vinden. In 1374 en 1379 ontving die in het totaal 456 Mottoenen 38. Een mottoen was een gouden geldstuk met de afbeelding van een schaap of lammetje. 456 Mottoenen was een groot bedrag. Ter vergelijking: op 21 december 1374 ontving een zekere nog niet geïdentificeerde “Aert van Steenhuffele” een vergoeding van “slechts” 147 Mottoenen voor de schade die hij (als krijgsgevangene te Basweiler) had geleden door zijn deelname aan de veldtocht van hertogin Joanna, als krijger onder het vaandel van de heer van Rotselaar 39. Een andere ‘Steenhuffelenaar’, Jan van der Wijckt (of Wijcht), de kleinzoon van Jan 3 van Steenhuffel zoals we nog zullen zien, die onder het vaandel van de heer van Boechout te Basweiler gevangen genomen was, kreeg in 1374 274 Mottoenen. ‘Een’ ridder Jan van Marselaer heeft dus 456 Mottoenen gekregen. Dat bedrag werd in 4 keer overgemaakt. Eerst 76 Mottoenen te Brussel op 21 december 1374. Daarna nog eens twee keer 76 mottoenen in Leuven en Brussel. Tenslotte de resterende 228 Mottoenen op 28 januari 1379 te Brussel. In 1379 gaf Jan de volmacht aan een zekere Reynier Holland om het geld voor hem in ontvangst te nemen. Holland was gewoon de tussenpersoon van de hertog 40. Was het Jan 3 van Marselaer van Steenhuffel aan wie deze aanzienlijke oorlogsschade uitgedeeld werd? Ook zijn redelijk wat jongere kozijn ridder Jan 4 van Marselaer uit Malderen zou aan de campagne van Wenceslaus deelgenomen hebben, maar het bedrag lijkt te groot om alleen maar op de krijgsgevangenschap betrekking te kunnen hebben. Heeft Jan ook een vergoeding voor de schade aan zijn hof gekregen? Er is één belangrijke aanwijzing dat ridder Jan uit Steenhuffel wel degelijk een schadevergoeding en zekere privileges gekregen heeft. In 1878 schreef pastoor Van den Eynde dat de kapelanij van de Sielmisse zou voortgekomen zijn van een schenking van de hertogin. Wanneer in de Brabantse geschiedenis van een hertogin van Brabant wordt gesproken dan kan dat alleen maar hertogin Joanna zijn. De kapelanie van de Sielmisse is, zoals ik verder zal aantonen, meer dan waarschijnlijk uit de kapelanij van Marselaer voortgekomen. Het zou best kunnen dat ridder Jan van Marselaer niet alleen een geldelijke vergoeding maar ook hertogelijke grond in de nabijheid van zijn leenhof van Pitzemburg gekregen heeft. Misschien was de al veel vroeger genoemde watermolen daar wel bij. Het is bijvoorbeeld opvallend dat in de beschrijving van het Hof van Marselaer uit 1380 van een grondoppervlakte van meer dan 10 bunder sprake is (hof, boomgaard en straat niet inbegrepen) terwijl het leengoed van Pitzemburg maar een grondoppervlakte van 6,5 à 7 bunders had. Mogelijk heeft Jan de opbrengst van een deel van die grond afgestaan om er een kapelaan mee te onderhouden.
Nog wat bedenkingen over ridder Jan. Om het niet te gemakkelijk te maken volgt hierna een opsomming van dingen die door Baudouin Walckiers zonder bijbedenkingen aan Jan 3, de echtgenoot van Prudentia van Ursene worden toegeschreven. Dat deed hij zonder enige terughoudendheid. De cursief toegevoegde bijbedenkingen zijn van mij. - Hij zou in 1340 al ridder geweest zijn. Jan uit Malderen was toen inderdaad nog te jong.
38
Annales de la Société royale d'archéologie de Bruxelles, Volume 12, s.n. 1898. Sceaux armoríes des Pays-Bas et des pays avoisinants (Belgique--Royaume des Pays-Bas--LuxembourgAllemagne-France) recueil historique et héraldique, Vol. 3 - J. Th. de Raadt, Johan Theodor de Raadt, blz. 465. Het wapenschild van deze niet geïdentificeerde Aert of Arnold van Steenhuffele bestond uit 2 delen. In het eerste deel stonden 3 frontaal afgebeelde adelaars, het 2de deel was effen. De kleuren zijn niet bekend. 40 A. Verkooren, inventaire des chartes et cartulaires des duchés de Brabant et Limbourg. Vol. 8, 1923, blz. 13. 39
29
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
-
-
-
-
Louis De Bondt
Op 17 mei 1355 was hij aanwezig te Leuven, waar hij zich samen met 128 andere ridders, er toe verbond om bij de dood van hertog Jan III alles te doen om onenigheid en onlusten te vermijden en er op toe te zien dat alles zou verlopen volgens de het verdrag van Leuven van 8 maart 1355 41. Jan van Malderen was toen nog niet de leenman in Malderen omdat zijn vader Hendrik nog leefde en nog jong genoeg was om zelf naar Leuven te gaan. Daar staat tegenover dat ook Jan uit Steenhuffel geen leenman van de hertog was. Hij staat op lijst van ridders die op 27 augustus 1356 te Kortenberg uitgenodigd werden door Lodewijk graaf van Vlaanderen, die Brussel en Leuven veroverd had, om er op donderdag 1 september 1356 de eed van trouw af te leggen. Die lijst laat inderdaad de naam van een Jan van Marselaer zien, zijn titel en zijn adres staan er evenwel niet bij. Als Lodewijk van Male echter een Marselaer uit Malderen had willen zien dan had hij wellicht niet Jan maar zijn vader Hendrik uitgenodigd. Andere bronnen zeggen dat Jan in tegenstelling tot bijvoorbeeld Hendrik van Wilre en de van Ursene in Londerzeel en Malderen zijn kat heeft gestuurd. Deze Jan zou echter al voor 10 april 1385 overleden zijn. De heer Walckiers leidt dit af uit het feit dat zijn dochter Margriete (al weduwe van Franco de Swaef, zie hierna) toen voor het Feodaal Leenhof van Brabant verschenen is. Wat verder zal ik echter een nieuwe hypothese formuleren. In 1340 was een (andere?) Jan van Marselaer, ridder, burger van Brussel en schepen van Ukkel. Ook in 1390 was een Jan van Marselaer (geen zoon van de vorige) schepen van Ukkel. De heer Walckiers meende, aangezien hij Jan 3 al voor 1385 laten sterven had, dat dit een (ongekende) zoon van Geeraert en NN van Munte (zie stamboomfragment) kon zijn geweest. Als Jan 3 echter in 1390 nog leefde is er geen beletsel om ook deze dingen aan hem toe te schrijven. Butkens kende deze laatste schepen ook, maar dacht hij een zoon van Jan 2 en Margriet van Wilre was.
De eerder geciteerde beweringen van A. Wauters en die uit het Leenboek van de commanderij van Pitzemburg laten er weinig twijfel over bestaan dat ridder Jan 3 van Marselaer in de periode 1384-1388 terug op het intussen gerestaureerde Hof in de Bontestraat te Steenhuffel woonde. Voor zijn zielenheil heeft hij er trouwens ook een jaargetijde gesticht. In het Bisschoppelijk archief te Mechelen bevindt zich nog een zeer versleten afschrift van (een deel van) de nu onvindbare Martyrologie van Steenhuffel. Daarin staat op de laatste bladzijde te lezen: “Obiit Johannes de Marselaer (de datum is niet vermeld, het moet ca 1390 à 1395 geweest zijn), miles, qui dedit pro sua anniversario unum pratum jactem sup ‘de Molenbeke’, dividum illis pertinet curato … de capellanus benavit solidum unum…”. Of vertaald: “Is gestorven Jan van Marselaer, ridder, die voor zijn jaargetijde een beemd op de Molenbeek schonk, waarvan de opbrengst gelijk tussen de pastoor en de kapelaan wordt verdeeld.” In 1593, toen een Adriaen van Marselaer, ex-schepen van Antwerpen, de voorvaderlijke bezittingen in Steenhuffel kwam bezoeken, noteerde die: “Gaande over het kerkhof zijn wij gegaan (langs) den berg, en zo voort tot dat wij kwamen aan de beek die aan de linkerhand lag, en daarna aan de V1 dagwand meers die den ouden heer, Jan van Marselaer, ridder, aan den heyligen geest gegeven heeft. Dezen meers is (nu) groot 6 dagwand, ligt langs de Molenbeke in de meers geheten “Affelgem Eussels”, mitsdien dat die hier nog 12 dagwanden in liggen hebben 42. Daarna kwamen we aan de Marselaermolen...”
41
A. Verkooren, inventaire des chartes et cartulaires des duchés de Brabant et de Limbourg, II, blz. 277, n° 893. Deze 6-dagwand meers, die door ridder Jan van Marselaer voor zijn zielenheil aan de kerk en een kapelanij werd geschonken, was een deel van de aanvankelijk 18 dagwand grote Affligem eussels, die in 1235 door een zekere Willem van Steenhuffel met de abdij van Affligem tegen een stuk grond in Merchtem werd geruild. Meer daarover in mijn bijdrage over ‘het Steen op de heuvel’. 42
30
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
De kinderen van Jan en Prudentia Baudouin Walckiers 43 noemt 2 wettige kinderen van Jan 3 van Marselaer en Prudentia van Ursene. Christophe Butkens 44, die weliswaar denkt dat het kinderen van Jan 2 en Margriet van Wilre waren, noemt er 4. Walckiers heeft bovendien ook 1 onwettig kind van Jan 3 gevonden. Allemaal samen waren dat: - Jan van Marselaer (alleen bij Butkens), die in 1390 schepen van de bank van Ukkel was maar over wie verder niets geweten is (dit zou dus ook gewoon Jan 3 kunnen zijn). - Margriete, die trouwde met a) Peeter t’Seraerts en b) Franck of Franco Swaeff junior, de zoon van Franco senior 45. - Elisabeth, die in 1358 getrouwd was met Peter van den Broeck en volgens Walckiers met haar man van mevrouw vanden Eynde een eigendom kocht in Axelmeer. - Jenne (Joanna), die trouwde met Gillis vander Wijckt (of Wijcht) en de moeder werd van Jan vander Wijct. - Katelijne, een onwettig kind, trouwde met Walter vander Smissen. Er woonde in deze periode een familie Vander Smissen in Steenhuffel, tegenover de kerk.
43
Baudouin Walckiers – Les Marselaer à travers 5 siècles, blz. 41. Christophe Butkens - Supplément aux Trophées tant sacrées que profanes du Duché de Brabant, 1726, vol. 3, blz. 92. 45 Om het niet te simpel te maken moet vermeld worden dat M. Felix Victor Goethals in zijn ‘Dictionnaire généalogique et héraldique des familles noble du royaume de Belgique, vol. 4, 1852’ een Marguerite de Maerselaer laat trouwen met Henri Swaef en met hem 6 kinderen laat hebben, waarbij een Franco Swaef. Deze kinderen moeten echter in de periode 1320-1330 geboren zijn. Zijn Marguerite kan dus onze Margriete niet zijn. 44
31
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
7a. Franco Swaef en Margriete van Marselaer (1321/1356-1380/1394) Jan 3 van Marselaer (1380-1393)
Margriete van Marselaer bezat, aldus Christophe Butkens, het Hof van Marselaer te Steenhuffel. Baudouin Walckiers schrijft dat dezelfde Margriete in 1385 goederen, gelegen te Steenhuffel naast het Hof van Marselaer, verkocht aan Hendrik de Boeck. Op blz. 27 schrijft dezelfde onderzoeker dat het Hof te Marselaer te Steenhuffel in een bepaalde periode ook het Swaefhof heette. Dat laatste kan ook al in 1593 door Adriaen van Marselaer geweten zijn. Die schreef toen in zijn notitieboekje (op de bladzijde waar hij het over Steenhuffel had): “Het ware ook wel nodig van blad tot blad te overzien in het leenhof het oud Stoutsboek, om niet alleen onze namen, maar de namen van Wilre, Swaef, Ophem, die daar de alliantie apparentelijk van onze namen zullen uitspreken.” Op 4 juni 1391 verpachtte een Margriete van Marselaer de opbrengst van de appelen, peren en noten van de Marselaer-boomgaard te Steenhuffel voor een periode van 3 jaar aan Jan Vincke 46 . Bezwarend voor het vervolg van mijn verhaal is wel dat volgens deze bron zij een dochter van Willem was en een kleindochter van ridder Jan. Geen enkele genealoog heeft echter een dergelijke opeenvolging van namen gevonden of de moeite genomen om die onder onze aandacht te brengen. Bovendien was – volgens hetzelfde archief – Margriet van Marselaer, dochter van ridder Jan en weduwe van François Swaef, voor 1399 de eigenaar van ‘een’ hof van Marselaer 47. Tot het tegendeel bewezen wordt ga ik er dus van uit dat deze Margriete een dochter was van Jan 3 en een kleindochter van Jan 2. Margriete van Marselaer, oudste dochter van Jan en Prudentia en waarschijnlijk ook het oudste kind tout court, moet omstreeks 1330 geboren zijn. Omstreeks 1353 trouwde ze met Peeter t’Seraerts. Omstreeks 1355 werd hun enige kind, Margriete t’Seraerts geboren. Wapenschild van de familie t’Seraerts. Over de afkomst van Peeter t’Seraerts heb ik helaas niets gevonden.
Na de dood van haar man, omstreeks 1355, hertrouwde Margriete van Marselaer met Frank Swaeff alias Franco de Swaef junior. Ze had met hem geen kinderen meer. Franco junior overleed volgens Butkens in 1389. Volgens Walckiers werd Margriete echter al in een document van 10 juli 1385 weduwe Swaef genoemd 48. Wie was deze Franco Swaef?
46
Algemeen Rijksarchief Gent, familie-archief dela Faille, karton 21, nr. 73bis. Algemeen Rijksarchief Gent, familie-archief dela Faille, karton 21, nr. 106bis. 48 Koninklijke Bibliotheek, Kabinet der Manuscripten, algemeen fonds, 2 de reeks, register 2, blz. 55. Dit manuscript is van de hand van genealoog J.B. Houwaert wiens werk evenwel op diverse andere punten door de heer Walckiers verworpen wordt. 47
32
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Een ‘Vranke de Zuaef’ werd op 27 augustus 1356 door Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen, naar Kortenberg ontboden om er hem als hertog van Brabant te erkennen, maar hij is niet gegaan 49. In deze periode liepen er echter minstens 3 personen met die naam in onze streken rond. Er was om te beginnen Franco de Swaef, zoon van de Brusselse schepen Hendrik en van Catharina van Kesterbeek. Deze was getrouwd met Oda van Wilre (een kleindochter van Goswin, broer van Hendrik die zoals we vertelden de vader van Margriete van Wilre was. Deze Franco de Swaef sneuvelde in 1371 te Basweiler en had geen kinderen. Er was ook Franco de Swaef, zoon van Nicolaes Swaef en Lelia Noltens, waarvan we alleen weten dat hij schepen van Brussel was en in 1361 overleed. Was hij de man van Margriete van Marselaer? Neen ... tenminste als we Christophe Butkens mogen geloven die beweert dat hij een zoon van Franco senior was. Butkens beweert in een adem echter ook, dat deze Franco pas in 1389 gestorven is. Als Butkens gelijk heeft – wat ik niet kan garanderen - dan was de tweede man van Margriete van Marselaer bijgevolg de zoon van Franco senior en Lelia t’Serclaes en moet hij al weduwnaar geweest zijn van Maria Taye. - Lelia t’Serclaes was een dochter van “ser” of heer Claes de Leeuw. Ze was een tante van Everaert t’Serclaes, de held die graaf Lodewijk van Male in 1356 uit Brussel verdreef. - Franco Swaef senior, was magistraat en schepen ter Brussel. Hij was bovendien de (veel) jongere broer van de hoger genoemde Nicolaes Swaef (de man van Lelia Noltens). Franco (de) Swaef junior was omstreeks 1321 geboren, was in 1344 gehuwd met Maria Taye (dochter van Gijselbrecht Taye, de broer van Elisabeth Taye van Diepensteyn, en van Cathelyne Draeck) Kort na zijn huwelijk is hij weduwnaar zonder kinderen geworden en omstreeks 1355 is hij met Margriete van Marselaer hertrouwd. Ook met zijn tweede vrouw had Franco Swaef geen kinderen. Kunnen Jan 3 van Marselaer, die volgens diverse bronnen, in 1388 nog de leenman van de heren van Pitzemburg te Steenhuffel was, en zijn dochter Margriete tezelfdertijd de eigenaars van het Hof van Marselaer in de Bontestraat zijn geweest? 50. We zouden gemakshalve kunnen aannemen dat Jan, na de brand van zijn Hof in 1356, de leenman van de gronden bleef, maar dat ditzelfde hof, in de periode na 1357 met het geld van Frank de Swaef werd herbouwd. Begrijpelijk dat de gebouwen toen de naam “Swaefhof” kregen. Hierna zal ik echter de hypothese formuleren dat Jan 3 tot 1356 de leenman was, dat hij dan tot ca 1380-1385 door het gezin van Frank Swaef werd opgevolgd, en dat hij daarna, toen er in dat gezin opvolgingsproblemen kwamen, tot aan zijn dood of tot die problemen geregeld waren, opnieuw de leenman geworden is.
De laatste Marselaers van de “Oude tak” Wat er na 1390 met het hof van Marselaer in de Bontestraat te Steenhuffel gebeurde, is vrij duister. Na de dood van haar 2de man (Frank Swaef) had Margriete van Marselaer op 10 juli 1385 al zekere goederen, gelegen te Steenhuffel naast het Hof van Marselaer, aan een zekere Hendrik de Boeck verkocht. Dat was te begrijpen; ze had immers geen kinderen die van haar konden erven. Alleen met haar eerste man, Peeter t’Seraerts, had ze een dochter, Margriet 49
De Brabantsche yeesten: of Rymkronyk van Braband: Volume 2 Jan van Boendale in de bewerking van Jan Frans Willems en Jean Henri Bormans - 1843- Pagina 506. 50 Omstreeks 1356 waren in Steenhuffel geen meisseniers of poorters met de naam t‘Seraerts of Swaef te vinden, wel een Jan van Marselaer. Zie P. Bonenfant – Meisseniers en buitenpoorters in de ammanie Brussel rond 1356 – in Eigen Schoon en de Brabander, jg 1982, blz. 360.
33
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
t’Seraerts. Volgens Baudouin Walckiers trouwde die, zeker voor 1386, met een Gijselbrecht de Luu van den Hamme junior. In de geschiedenis van Steenhuffel zijn we al elders een Gijselbrecht de Luu tegengekomen 51. Zijn volledige naam was Gijselbrecht van Rasseghem de Luu (1337-1396). Hij was de eigenaar van het Hof den Bergh in de Steenhuffelse Lakeman en ca 1336 trouwde hij met Margriet van Marselaer, de dochter van Geeraert van Marselaer en NN Munte (zie stamboomfragment). Gijselbrecht van Rasseghem de Luu had 2 (gekende) zonen, Jan, die in Steenhuffel bleef 52 en de veel jongere Gijzelbrecht junior, die heer van Hamme 53 werd. In 1386 was deze Gijselbrecht junior echter nog niet oud genoeg om al getrouwd te kunnen zijn. Bovendien is Gijselbrecht junior omstreeks 1420 met Margriete van Gavere-Liedekerke in het huwelijk getreden. Ik ben er bijna zeker van – maar heb helaas geen concrete bewijzen – dat Margriet t’Seraerts niet met Gijselbrecht junior trouwde, maar wel met zijn veel oudere broer Jan de Luu. Deze was omstreeks 1360 geboren en zijn vrouw was tot op heden niet gekend. Hij erfde van zijn ouders Gijselbrecht senior en Margriete van Marselaer het Hof den Bergh in de Lakeman. Een paar van zijn kinderen zijn bovendien in de buurt van Steenhuffel gebleven. - Clara de Luu, gezegd van Hamme, trouwde met Robbrecht van Yedeghem, heer van Wieze, en overleed te Wieze op 17 juni 1437. - Isabella (Isabeau) de Luu trouwde omstreeks 1394 met Gielis van Marselaer. Daarover later meer. - Margriet de Luu trouwde omstreeks 1399 met Jan van Wijneghem, die in het leenboek van Pitzemburg vermeld staat (het is echter niet duidelijk of dit betrekking heeft op Pitzemburg-goederen bij het Hof van Marselaer in de Bontestraat of op de Pitzemburggoederen bij het Hof den Bergh in de Lakeman). - Gijzelbrecht de Luu was in 1401 nog minderjarig, maar heeft als oudste zoon wel het hof den Bergh in de Steenhuffelse Lakeman geërfd. De beschrijving van het Hof van Marselaer uit 1380, die we aan het begin van deze bijdrage citeerden maar die ik hierna zal herhalen, werd waarschijnlijk ter gelegenheid van het huwelijk van Margriete t’Seraerts met Jan de Luu opgesteld. Niet voor niets werd ze in het Leenboek van Jan de Luu opgenomen en is ze later in het archief van de familie de Luu te Aalst terecht gekomen. Desondanks is Margriete’s ‘bruidsschat’ - om redenen die ik verder zal bespreken - uiteindelijk toch geen de Luu patrimonium geworden. Maar het heeft niet veel gescheeld. Uit het leenboek van Jan de Luu. Datum ca 1380. Een Hof te Marselaer met boomgaard, gelegen tegen het Ridderveld naast de Roest en het Leygenveld, op de beek, groot (inclusief de Instraat tot tegen de grote straat die de “Oudestraat” heet) 6 dagwand en 70 roeden. Het Ridderveld, dat ‘noordwestwaarts’ tegen de Instraat komt: groot 7 dagwand 34 roeden. 51
Alles hierover in mijn boek “Het Steen op de Heuvel alias het Hof den Bergh). In mijn bijdrage over Het Steen op de Heuvel te Steenhuffel heb ik het over een oud document dat zegt dat vader Gijselbrecht, zijn zoon Jan en nog 5 andere (nergens anders bekende) zonen, op 28 september 1396 in het nu Bulgaarse Nikopol, bij een gevecht tegen de Turken, aan hun einde gekomen zijn. en hoe Gijselbrecht junior nog te jong was om ten oorlog te trekken en zo aan deze slachting ontsnapte. Ik toon daar ook aan dat dit verhaal absoluut geloofwaardig is. 53 Hij baseert zich hiervoor op een document uit het Fonds van de familie Marselaer, Algemeen Rijksarchief te Brussel, 2, folio 28-29. Hamme verwijst hier naar het Hof te Hamme in Herdersem bij Aalst (dat ca 650 de geboorteplaats van de heilige Goedele zou zijn geweest). Hoe en wanneer dat Hof ten Hamme in het bezit van de familie de Luu gekomen is, heb ik niet gevonden, maar het was voor 1300. 52
34
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
(Hof, boomgaard en ridderveld zouden volgens deze inventaris 8 bunderen, 1 dagwand en 9 roeden groot zijn maar dat klopt niet helemaal.) Het veld tegen de Roest, dat zuidwest aan de Instraat komt, groot 11 dagwand en 95 roeden. Het Leygenveld (ledig of laag veld) achter het Hof van Marselaer, tegen de boomgaard westwaarts, tot tegen de beek: groot 7 dagwand en 10 roeden. Een stuk land op de Merchtemkouter aan de Molenweg: 5 dagwand en 18 roeden. Een stuk land en meers op de Robbeek: 3 dagwand en 55 roeden. De Roost maaimeers op de Oude beek (noordwaarts): groot 8 dagwand en 75 roeden. (Al deze gronden blijken eigendom van Marselaer te zijn. Verder pacht men: Van de heren van Pitzemburg, een stuk van de Roost maaimeers aan de overkant van de beek, tot op de Oude beek westwaarts: groot 2 dagwand en 44 roeden. Van Janne van Kuds, maaimeers op de Robbeek: 1 dagwand. Van dezelfde Jan van Kuds, in de Roost maaimeers: 8 dagwand en 75 roeden. (Samen zou dat 10 bunder 1 dagwand en 77 roeden winnend land (landbouwgrond) moeten zijn, het Hof, de boomgaard en de Instraat niet meegerekend.)
Het is mijn persoonlijke overtuiging dat Margriete t’Seraerts na haar huwelijk met Jan de Luu (omstreeks 1380) in de Lakeman gaan wonen is en het beheer van het Hof van Marselaer in de Bontestraat aan haar nog altijd levende grootvader Jan 3 van Marselaer heeft overgelaten. Terwijl haar zoon of zonen later de vaderlijke de Luu-goederen zouden erven moest Marselaer immers in de familie Marselaer blijven. Na de dood van Jan 3 (ca 1393) is het Hof in de Bontestraat inderdaad door erfenis de eigendom van een lid van de jonge tak van Marselaer, namelijk van Gillis 2 van Marselaer, geworden. Intussen had Margriete t’Seraerts voor haar eigen nageslacht een buitengewoon slimme oplossing gevonden. Daarmee belanden we echter al in periode 3 en daarom moet ik eerst vertellen wat er tussen 1329 en 1394 in Malderen gebeurde.
35
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Periode 2b: Malderen In 1625 schreef Frederik van Marselaer het volgende: “Int jaer ons heere 1300 luttel min oft meer, was een edelman geheeten heer Gillis van Maersselaer, riddre woonendte op een hoff gelegen onder de prochie van Maldre geheeten het hoff van Maersselaer, dwelck zijn ouders over de 700 jaeren ende altijt bewoendt hadden. Deze crecht van zijnder wettigher wijve Mevrouwe Prudentia van Coelem drij sone, Jan, Henrick ende Clause van Maersselaer, van dewellcke gecomen sijn alle die vande name ende vande huyse vande Mairsselaers sijn…” Ofschoon Frederik van Marselaer de geschiedenis van het Hof van Marselaer te Malderen omstreeks het jaar 600 laat beginnen, wens ik hem in deze bewering niet te volgen. Ik meen daar ook enkele argumenten voor te hebben. 1. Dit is de enige tekst waarin voor 1350 over een hof van Marselaer te Malderen wordt gesproken 54. Deze tekst is echter geen origineel of een kopie van een origineel. Het is een interpretatie van Frederik van Marselaer uit 1625. 2. Eerder ontdekten we dat er ook een Marselaer in Steenhuffel bestond. We weten met zekerheid dat daar ook een omwalde Hofstee aan verbonden was. In 1625 was deze echter al anderhalve eeuw verdwenen. Het Hof van Marselaer te Malderen was daarentegen net aan zijn grootste bloei begonnen (zie verder). 3. Uit het allereerste hertogelijke cijnsboek 55, begonnen in 1321, blijkt dat de Marselaers in 1321 nog geen 36 bunders hertogelijk goed in Malderen bezaten maar dat dit pas tussen 1321 en 1329 door Gillis van Marselaer van een zekere juffrouw Margareta van Waterpoele, de dochter van Daneel, werd overgenomen. De bewering van Frederik van Marselaer kan daarom enkel stand houden als de van Waterpoeles de voorouders van de van Marselaers waren. 4. In het oude feodale erfenisrecht erfde de oudste zoon altijd de belangrijkste (zoniet alle) eigendommen van zijn vader. Bij de dood van Gillis ging het goed te Malderen evenwel niet over naar zijn oudste zoon Jan, die we met zekerheid in Steenhuffel tegengekomen zijn, maar naar Hendrik. Het verhef door Hendrik, dat zeker nà 1329 gebeurde, betrof niet Marselaer maar wel 36 bunders grond, bos en weide gelegen “bij Marselaer” te Malderen. Daarover dadelijk meer.
54
Weliswaar zou een Henricus van Marselaer, de zoon van Donatianus, in 1232 rechten op het ontginnen van bossen in Malderen hebben gekocht, maar deze mensen zijn in de meest recente genealogieën van Marselaer niet meer te vinden of in onder te brengen. Ik heb dat verhaal daarom naar een bijlage verwezen. 55 Mina Martens - Le censier ducal pour l'ammanie de Bruxelles de 1321- Palais des académies, 1958, blz. 260.
36
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
5b. Hendrik van Marselaer en Beatrijs van de Voorde (1300/1347-1377)
De opvolging van Gillis van Marselaer heeft de genealogen voor grote problemen geplaatst. Normaal gezien was het zo dat de oudste zoon indien niet alle dan toch de meest waardevolle eigendommen van zijn vader erfde. Op 14 augustus 1329, nadat Gillis van Marselaer zowel door aankoop of overname (in hoofdzaak van juffrouw van Waterpoele) als door erfenis van zijn overleden broers, belangrijke eigendommen, in Malderen en Steenhuffel verzameld had, is hij tot een voorlopige verdeling ervan overgegaan. Daarvoor is hij – toen 62 jaar oud maar nog gezond van lijf en leden – bij pastoor Hendrik vanden Scrike gegaan en heeft hij die het volgende op papier laten zetten 56: - Jan kreeg “Marselaer” en de “brouwerij” in Malderen. Het enige andere document waarin in deze periode over een brouwerij of “camme” sprake is komt uit het oude kerkarchief van Malderen waar (jaar onbekend) geschreven staat dat ene “Claus van der Meere heeft gegeven der kercken van Malre een hoefken ghelijck als hij ghelegen es tusschen Jans stede van Marselaer gheheeten de Camme aen d’een sijde, ende Lijsbetten Poijen stede aen dander sijde, comende metten einde aen tkerckhoff”. De Camme in kwestie was dus geen brouwerij (meer) maar een hofstee tegen het kerkhof in het dorp van Malderen. Deze door Jan geërfde hofstede lag zeker niet in het gebied dat we thans nog als Marselaer kennen (tegen de grens van Lippelo). - Hendrik en Claes mochten de percelen grond tussen hen beide verdelen. Daarbij een goed gelegen aan de “Bredewegen” (dat is tegen Sneppelaer) en “drie bloke heiden daermen geet te Covorde weerts”. Van een watermolen is in dit document nog geen sprake en dat kon ook niet. In deze omschrijving kunnen we wèl de 36 bunders van het latere Marselaer herkennen. Desondanks was het niet de oudste zoon Jan maar de tweede zoon Hendrik die na de dood van Gillis in 1347 het verhef van de hertogelijke goederen in Malderen heeft gedaan. In het “Livre des feudataires de Jean III duc de Brabant” staat daarover op blz. 111 en 115 het volgende te lezen: - Henricus de Marslaer, circiter XXXVI bonaria tam terre, nemoris, quam prati, sita apud Marslaer, in parochia de Malre (ongeveer 36 bunders, zowel grond, bos als weide, gelegen bij Marslaer in de parochie van Malderen). Deze 36 bunders is de totale grootte van het Malderse Marselaer domein zoals dat ook in latere documenten wordt opgegeven. - Henricus de Marslaer, IX bonaria terre et V jornalia nemoris jacentia in Malre cum III homagiis (9 bunders en 5 dagwanden bos gelegen in Malderen, met 3 onderlenen). Nemoris kan zowel bossen als aanplantingen betekenen. Ik weet niet waar deze grond gelegen was. Nochtans waren “Marselaer” en de “camme” in Malderen in 1329 expliciet aan Jan beloofd. 56
De inhoud van de verdelingsakte is bewaard gebleven en is te vinden in het Algemeen Rijksarchief te Brussel, Fonds van de familie van Marselaer, 2, folio 8 verso. De getuigen waren Godevaert van Ursene en Reynier vanden Broecke (de eerste was de zoon van Reynier II van Ursene en Ida Bode van Asschreyane te Londerzeel; de tweede was de zoon van Gillis van Ursene-vanden Broecke en Adelise van Ten Broecke te Malderen. In het Rijksarchief te Gent (familie-archief dela Faille, karton 21, nr. 100) bevindt zich ook zijn testament van 10 jaar later (15 augustus 1339).
37
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Dus, aldus onder meer Baudouin Walckiers, moet Jan voor zijn vader gestorven zijn, want het was Hendrik die het verhef van het leengoed deed.” 57 Ja maar, wacht eens even, is die conclusie wel juist? Ze is alvast niet de enig mogelijke, want: a) In tegenstelling tot de heer Walckiers, die een Jan van een onbekende vader op het Hof van Marselaer te Steenhuffel plaatste, heb ik in het eerste deel – hopelijk onbetwistbaar proberen te bewijzen dat de Steenhuffelse Jan en Jan de zoon van Gillis wel degelijk dezelfden waren. Was Jan, de zoon van Gillis, misschien in 1356 al overleden? Vanzelfsprekend is dat zeer goed mogelijk. Het eigenaardige is echter dat we van deze Jan noch een echtgenote noch kinderen kennen. Alleen Walckiers denkt dat hij met een Prude van Coolhem trouwde. Prude van Coolhem was echter ook de naam van zijn moeder. Oedipus revisited? Of zou het toch niet logischer zijn dat Jan van Malderen, zoon van Gillis, nà 1329 gewoon Jan van Steenhuffel en echtgenoot van Margriet van Wilre geworden is? a) In tegenstelling tot de heer Walckiers, die er van uitgaat dat de “kroonjuwelen” van Marselaer, zelfs in 1329, al in Malderen lagen, heb ik hiervoor proberen aan te tonen dat het merendeel van de goederen in Malderen pas na 1321 verworven werden en dat die alleen uit grond en misschien een “Batissa” (wat dat ook mag zijn) bestonden. Daarom is mijn besluit dat: a) De oudste zoon Jan niet voor zijn vader gestorven is en in 1347 – zoals in 1329 afgesproken - wel degelijk de kroonjuwelen, namelijk de bebouwde goederen “Marselaer” (in Steenhuffel) en een hofstee met de naam “de Camme’ in het dorp van Malderen heeft geerfd. Die goederen waren echter geen leengoed van de hertog van Brabant en daar is dus geen verhef van terug te vinden. b) De tweede zoon, Hendrik, de hertogelijke grond in Malderen kreeg. Ik merk nogmaals op dat in de al geciteerde tekst van dat verhef van een hof, een watermolen of een brouwerij geen sprake is 58. Ook bij latere verheffen wordt geen brouwerij vernoemd. Bovendien stellen we vast dat gesproken wordt over 36 bunders gelegen “bij” Marselaer en niet “te” Marselaer. Wellicht moeten we “apud Marslaer” gewoon als “bij de woning van Hendrik van Marselaer” interpreteren. c) We hier niet vernemen wat de derde zoon Claus, die in 1349 aan de zijde van Hertog Jan III in Juliers zou gevochten hebben en die in 1347 dus zeker nog leefde, gekregen heeft. Gelukkig weten we uit andere, hier nog te behandelen, documenten dat hij bij zijn overlijden grond te Coevoorde bezat. Omdat hij zelf geen kinderen had werd een deel daarvan geërfd door de zoon van zijn broer Jan te Steenhuffel en na hem door diens dochter Jenne van Marselaer. Pas toen Jan 4 van Marselaer, de oudste zoon van Hendrik (zie hierna), kort voor 1390 die grond van Jenne kocht, is hij bij het Marselaer domein van Malderen gekomen. Coevoorde was tot dan (en wellicht ook daarna) geen hertogelijk goed. In de lijst van meisseniers (burgers met bijzondere rechten) in de ammanie van Brussel rond 1356, die door P. Bonenfant in jaargang 1982 van “Eigen Schoon en de Brabander” gepubliceerd werd, zijn de broers “Heinrec van Marslare” en “Claus van Marslare” in Malderen te 57
Baudouin Walckiers – Les Marselaer à travers 5 siècles, blz. 46. Historicus Alphonse Wauters heeft ons hier wel degelijk wat wijs gemaakt. Ook hij heeft Hendrik van Marselaer, een zoon van een Gielis van Marselaer, als eerste gekende bezitter van het Hof van Marselaer genoemd. Dat is juist, maar volgens hem zou deze Hendrik in 1312 (het eerste jaar dat de leenboeken bijgehouden werden) voor het Feodaal Hof van Brabant een verhef hebben gedaan (de overdrachttaks of erfenisbelasting betaald) voor een hoeve, een watermolen genaamd den Quaeden molen, 36 of 37 bunder land en weide, en een leenhof van 11 manschappen. Dat verhef van 1312 is echter nergens te vinden. Ook A. Wauters wist dat en verklaarde dit hiaat door de veronderstelling dat de verhefdocumenten te laat bij de klerk arriveerden om ze in te kunnen schrijven. Uit alles wat voorafgaat is duidelijk dat dit verhef er nooit is geweest en dat Hendrik pas later de formaliteiten heeft vervuld. In 1312 was Hendrik trouwens nog veel te jong om wat dan ook te kunnen ‘verheffen’. 58
38
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
vinden. Van een Jan is daar geen sprake. Daarentegen wordt wel een “Jan van Marslare” als meissenier te Steenhuffel vermeld 59.
Hendrik, Beatrijs en de kinderen. Hendrik van Marselaer, vanaf 1347 de nieuwe eigenaar van het Marselaer domein in Malderen, was tussen 1290 en 1300 geboren. Omstreeks 1320 trouwde hij met Beatrijs van de Voorde, de dochter van Jan, die in 1353 van haar vader al diens bossen en de goederen van de van Hernegem’s in Vlaanderen erfde 60. Er woonde een familie van de Voorde op het “Hof te Clooten” (het latere hof ter Bollen) te Liezele, Een familieverband is waarschijnlijk maar is niet bewezen. In het testament van Jan van de Voorde van november 1353 61 zou meer informatie kunnen te vinden zijn. Hendrik van Marselaer en zijn gezin woonden zeker in Malderen. In een document uit het kerkarchief van Malderen 62 van 8 mei 1349 werd hij er, samen met Wouter vanden Vekene, onder pastoor Gillis Loschaert als kerkmeester genoemd. Hendrik en Beatrijs hadden 5 kinderen: - Jan, geboren ca 1330, was de oudste en volgt. - Gillis, leende op 5 maart 1385 geld bij ridder Arnold de Rijcke 63, trouwde met Maria van Obberghe, vestigde zich in Liezele en had volgende kinderen: Hendrik, Zeger (bastaard, aangenomen als poorter van Brussel in 1421, kerkmeester te Londerzeel in 1430), Edmond (bastaard, trouwde met Maria van den Hoecke). - Lysbette, trouwde met Jan van Borbure. Als Jan van Borbure, zoals ik vermoed, dezelfde persoon is als ridder Jan van Borbure alias Hanckere, alias Jan Raduwaert van Borbuer (zoon van Adam en Margareta van Bordebure), dan was hij in 1392-1394 hoofdschepen van het Land van Waas, was hij heer van de heerlijkheid Gheelhauts (nu Geelhof) in Bazel en had hij ook 17 bunders grond in de heerlijkheid van Kruibeke. Hij en Lysbette van Marselaer waren dan de ouders van Hendrik Raywaert van Borbuer (° ca 1385) 64. - Lenthe (Jolanda) - Archa (Agatha), trouwde met Jan van Buyseghem 65. Hendrik van Marselaer schreef zijn testament op 4 december 1375 66 en overleed in 1377. Zijn weduwe verhuisde naar Lippelo en heeft er tot na 1388 bij haar oudste dochter Lysbette gewoond. Opmerking: Sommige genealogen, zoals C. Butkens, beweren dat Beatrijs van de Voorde de 2de vrouw van Hendrik was en dat hij met zijn eerste vrouw, Clara van Hamme, al een dochter Ida had. Deze Ida trouwde met Arnold van Ursene en samen hadden die een zoon, Arnold van Ursene junior, die commandeur werd van de Teutoonse ridderorde van Pitzemburg. Baudouin Walckiers 59
Deze Jan was wel al de zoon van Jan en de kleinzoon van Gillis. Baudouin Walckiers – Les Marselaer à travers 5 siècles – blz. 47. Een Jan van Eernegem, zoon van Gillis, was van 1308 tot en met 1321 bijna onafgebroken schepen van Brugge het Vrije. 61 Bewaard in het Algemeen Rijksarchief te Gent, familie-archief dela Faille, karton 21, nrs. 68bis en 103. 62 Te vinden op de website Londerzeel Vroeger, afdeling transcripties. 63 Algemeen Rijksarchief Gent, familie-archief dela Faille, karton 21, nr. 104. 64 Het distrikt St. Nikolaas, voorheen Land van Waas, volume 2 – A.J.L. Van den Bogaerde van ter Brugge, 1825, blz. 385 en ook www.herweijer.org. 65 Baudouin Walckiers vraagt zich (op blz. 49) af of Agatha kan hertrouwd zijn met Josse Taye waarmee ze in 1445 en 1456 wordt geciteerd. Omdat Agatha voor 1560 moet geboren zijn, lijkt me dat vrij onwaarschijnlijk. Andere genealogen denken dat Agatha, de vrouw van Jan van Buyseghem een dochter was van Gillis van Marselaer en Isabeau de Luu (zie verder). Van de familie van Buyseghem, die blijkbaar ook grootgrondbezitter in Steenhuffel was, bestaat voor zover ik weet geen betrouwbare genealogie. 66 Algemeen Rijksarchief Gent, familie-archief dela Faille, karton 21, nr. 100. 60
39
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
verwerpt dit eerste huwelijk maar weet Ida van Marselaer nergens anders in te passen. Ikzelf heb ook geen Arnold van Ursene in Londerzeel of Malderen gevonden die als man van deze Ida van Marselaer in aanmerking zou kunnen komen. Overigens zou, nog steeds volgens Butkens, Beatrijs van de Voorde na de dood van Hendrik van Marselaer hertrouwd zijn met Gillis van den Heetvelde, heer van Moorsele. Het anniversarieboek van Malderen (te vinden op de website Londerzeel vroeger) maakt ons niet veel wijzer. Het zegt: “Obiit dominus Arnoldus miles, et domina Ida de Marselaer eius uxor”. Vertaald: zijn gestorven de heer Arnoldus (zonder familienaam), en mevrouw Ida van Marselaer, zijn echtgenote. Ze hadden een jaargetijde in Malderen op 18 september.
40
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
6b. Jan van Marselaer (1330/1377-1395) Kathelyne van der Meeren Kathelyne van Couderborch
Op 12 april 1375 (aangepast op 4 december) maakten Hendrik van Marselaer en zijn vrouw Beatrijs van de Voorde hun testament, waarbij ze hun eigendommen tussen hun kinderen verdeelden. - Lysbette, getrouwd met Jan van Borbure, kreeg een huis, een hoeve met onderlenen en een tiende in Hingene. Ze kreeg ook de helft van een grond in Lippelo. Hoe deze eigendommen in het bezit van haar ouders gekomen waren, heb ik niet gevonden. Ze moest daarvoor wel de langstlevende ouder onder haar hoede nemen. - Gillis, de tweede zoon, erfde een leengoed in Liezele bestaande uit 5 dagwanden grond, een onderleen en 30 cijnsplichtigen. - Jan, hun oudste zoon, kreeg vanzelfsprekend de belangrijkste goederen, namelijk de 36 bunders in Malderen. Hij deed het verhef ervan voor het feodaal hof van Brabant na de dood van zijn vader in 1377 67.
Leven en werken van Jan 4 van Marselaer. Jan, die ik het onofficiële rugnummer 4 zal geven, werd ridder en trouwde omstreeks 1360 met Kathelyne van der Meeren, een dochter van ridder Jan. Over wie deze ridder Jan was, zijn de genealogen het niet eens. Was hij één der Jannen uit de befaamde dynastie van Sterrebeek? In dat geval moet Kathelyne een dochter van Jan V en van Kathelyne van Bueren zijn geweest. Baudouin Walckiers aarzelt om de in deze periode nog niet zo befaamde familie van Marselaer met de Sterrebeekse van der Meeren te verbinden. Ik wil er toch de aandacht op vestigen dat in 1462 een Margriete van der Meeren, geboren ca 1410, dochter van ridder Jan (heer van Zaventem en Sterrebeek) en van Machtilde Swaef, vrouwe van het nabijgelegen Hof ten Broecke in Malderen werd. Kathelyne van der Meeren overleed omstreeks 1370. In 1374 hertrouwde Jan van Marselaer met Kathelyne van Couderborch. Deze Kathelyne was de dochter van ridder Simon, schout van Mechelen, heer van Couderborch en vanaf 1376 ook heer van de heerlijkheid van Broekheim in Oplinter 68. Haar moeder was Catharina Willebaerts. Couderborch was een heerlijkheid van meer dan 107 bunders in de gemeenten Temse en Bazel. De eerste gekende leenman ervan, in 1298, was Alexander de Bordebure, een voorvader van de schoonbroer van Jan van Marselaer. Jan van Marselaer was schepen van de bank van Ukkel, ridder en leenman van de hertog van Brabant. Aldus was hij verplicht om hertog Wenceslaus van Brabant, maar ook van Luxemburg, in 1371 te vergezellen naar Baesweiler. Hij deed dat onder het vaandel van Jan van Redelgem. Daar in dat grensgebied tussen Luxemburg, Nederland en Duitsland, had Wenceslaus, ge67
Algemeen Rijksarchief, Rekenkamer 17144 folio 65 verso (jaarrekeningen van de verheffen). Simon werd heer in Oplinter door zijn 2 de huwelijk met Eva van Crainhem, de dochter van Arnold, de vorige eigenaar. 68
41
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
steund door Namen, het aan de stok gekregen met de hertogen van Gelre en Gulik. Op 22 augustus leden de Brabanders er een smadelijke nederlaag. Wenceslaus en de meeste van zijn ridders werden krijgsgevangen genomen en kwamen pas 2 jaar later (de hertog weliswaar een beetje eerder) na het betalen van een enorm losgeld vrij. Dat losgeld werd door hertogin Joanna bij al haar Brabantse cijnsplichtigen – edelen en gewone burgers – ingezameld. De ridders die door de activiteiten van haar man schade geleden hadden werden hiervoor vanaf 1374 vergoed. Gewoonlijk lag die vergoeding tussen 70 en 200 Mottoenen. Een Jan van Marselaer heeft er echter niet minder dan 456 gekregen. Dit zeer aanzienlijke bedrag doet mij twijfelen of de gedupeerde wel Jan 4 van Marselaer van Malderen was. Op het Hof van Marselaer in Steenhuffel woonde immers een andere Jan van Marselaer, de eerder besproken Jan 3, die eveneens ridder was en die in 1356 bovendien bij het begin van de Brabantse successieoorlog door de kant van Wenceslaus en Joanna te kiezen, zijn hof in brand had zien steken. Ik benadruk dat het schier onmogelijk is om alles wat in de periode 1350-1380 aan een Jan van Marselaer toegeschreven werd aan de juiste persoon toe te wijzen. In geen enkel document staat immers hun adres vermeld. De oude kroniekschrijvers hebben ook zelden de moeite genomen om de naam van hun vader achter hun naam te vermelden. En dat was nochtans de gewoonte als er onduidelijkheid over de bedoelde persoon zou kunnen bestaan. Het is dus niet onmogelijk dat het Jan 4 uit Malderen en niet Jan 3 uit Steenhuffel was, die op 17 augustus 1356 gedurende de verloren slag bij Scheut het Brabantse vaandel uit de handen van de Vlamingen redde en daarvoor op het slagveld zelf door hertog Wenceslaus tot ridder geslagen werd 69.
Jan bouwt de Koevoetmolen. Zeker is dat Jan 4 van Marselaer, de zoon van Hendrik, na een deelname aan de slag bij Basweiler en een 2 jaar durende krijgsgevangenschap, door hertogin Joanna van Brabant (in 1383 weduwe van Wenceslaus geworden) een vergoeding voor oorlogsschade heeft gekregen. Ook al waren dat misschien geen 456 Mottoenen dan bestond die vergoeding wel uit geld en andere privileges. Jan 4 van Marselaer heeft dat allemaal goed besteed. Hij heeft ons zelf de volgende tekst van 10 januari 1391 nagelaten. “Ick Jan van Marselaer hebbe doen maecken ende funderen eenen watermoelen gelegen te Coevoirde, met alle haren rechte, welcke mole ick begere ende wille ende geordonneert hebbe, bi consente ende bi willcore van Gielise minen sone, dat desen molen bliven zal na de doot van Joffrouwen Katelinen vander Couderborch minen wettegen wive – her Sijmoens dochter vander Coudenborch – ende haren kinde, de tweedeel van dezen molen met allen haren toebehoirten, ende Gielise minen sone terdendeel.” Bij het opstellen van dit document, dat gedeponeerd werd bij de hertogelijke schepenbank van Smal-Brabant te Steenhuffel, waren als getuigen aanwezig: - Gielis van Marselaer. Dat was waarschijnlijk zijn broer. - Janne van den Broecke. Dat was waarschijnlijk de broer van Hendrik van Ursene dictus van den Broecke die met zijn tante Lijsbeth getrouwd was. - Reynier Lombaerde. Die was waarschijnlijk geen familie. Ridder Jan heeft dus omstreeks 1390 in Malderen de Koevoetmolen laten bouwen. Dat gebeurde op een grond die voordien eigendom van zijn nonkel Claus van Marselaer was ge69
De brochure van de Geschiedkundige Stoet van Malderen van 1905 is ook geen hulp omdat deze Jan a) de zoon van Claes, b) de man van Prudentia van Ursene en c) in 1371 te Basweiler gesneuveld zou moeten zijn.
42
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
weest, die daarna door Jenne van Marselaer, de dochter van Jan 3 uit Steenhuffel, van de kinderloze Claus was geërfd en die vervolgens door Jan 4 van zijn achternicht Jenne was gekocht. In een boek uit 1901 vond ik daarover de volgende verduidelijking 70: “Jan van der Wijcht, eertijds gevangene te Basweiler onder de heer van Boechout, verklaarde in 1391 akkoord te gaan met: “alselken coemerscap alse Jan van Maerslaer, mijn oom, cochte jeghen mer joffrouwen mer moeder, alse van eenen merssche dien ons verstaerf van Claeuse van Maerslaer, daer op dat mijn oem Jan voers. eene molen heeft gheset, gheleghen te Coevoorde.” Jan van der Wijcht was de zoon van Jenne van Marselaer. In de leenboeken van het hertogdom Brabant werd nooit over een verhef van de betreffende grond te Coevoorde geschreven. Zeer waarschijnlijk behoorde hij niet tot het hertogelijke domein. Maar de Brabantse beken deden dat wel. In 1395 kreeg Jan 4 de toelating om water van de oude Kwademolen naar de nieuwe Koevoetmolen af te leiden. De beek die daarvoor gegraven werd lag volledig op Malders terrein. Mogelijk was de wateraanvoer ook daarna nog onvoldoende en zijn er ook aanpassingen aan de waterhuishouding gebeurd in Londerzeel waar de meeste gronden van het Land van Grimbergen waren. In ieder geval waren er ook gevolgen aan de andere kant van de Molenbeek en heeft ook de heer van Nassau-Grimbergen zijn goedkeuring aan deze werken moeten geven. Dat is gebeurd. In het cijnsboek van het Land van Grimbergen van 1419 71 ontdekte ik dat Jan van Marselaer een cijns te betalen had “vanden waterlope ochte beke te gravene om water te zijnre molen te hebben ter minsten scaden”. Opmerking. Ofschoon hertogin Joanna aan alle oud-strijders van Basweiler veel verschuldigd was, betekende dat niet dat die zich alles konden permitteren. Ik vond de volgende ‘anekdote’. Jan van Marselaer had een nicht die getrouwd was met Peter Boyken, de zoon van Gielijs. Maar die nicht was er met een andere man vandoor gegaan. Wat er daarna gebeurde is niet erg duidelijk, maar het kwam er op neer dat Jan van Marselaer naar Peter Boyken trok om er het huisraad van zijn nicht te recupereren maar wandelen werd gestuurd. Later is het vanwege deze kwestie tussen Jan van Marselaer en Henric van Colem enerzijds en Peter Boyken en zijn vrienden anderzijds tot een handgemeen gekomen, waarna de edele heren (Marselaer en Van Colem) nog eens een vergoeding voor de geleden schade gaan eisen zijn. De arme Peter Boyken kon niets anders dan betalen, maar hij is later zijn gelijk gaan halen. Toen hertogin Joanna in 1391 een onderzoekscommissie door Brabant stuurde om er het gedrag van haar leenmannen te onderzoeken heeft hij bij hen in Lippelo zijn verhaal gedaan. Jan en Henric werden veroordeeld tot het terugbetalen van de schadevergoeding en tot nog een flinke geldboete (ten voordele van het Hof van hertogin Joanna) er bovenop 72.
De kinderen van Jan van Marselaer en hun erfenis. Jan van Marselaer had 6 kinderen. Dat waren: Met Kathelyne van der Meeren: 1. Gillis, de eerstgeborene en bovendien een zoon, kreeg de 36 bunders van de goederen van Marselaer in Malderen. Dat werd door een geschreven overeenkomst op 2 september 1390 bevestigd 73. Hij volgt. 70
Sceaux armoiríes des Pays-Bas et des pays avoisinants, vol. 4, Johan Theodor de Raadt, 1901, blz. 240. Algemeen Rijksarchief, familiearchief de Merode Westerlo,VM 330. 72 La grande enquête de 1389 en Brabant, Jacques Bolsée, 1929, blz. 309. 73 Baudouin Walckiers, blz. 55-56, verwijzend naar het Algemeen Rijksarchief, Fonds van de familie Marselaer, 2, folio 128-130, II, 6487-119-1. 71
43
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
2. Maria. Op 2 september 1390 werd afgesproken dat ze de Grimbergse eigendommen van haar vader zou erven. Een aantal historici heeft hier de fout gemaakt om aan te nemen dat Jan van Marselaer ook bezittingen in Grimbergen had. Het gaat hier echter over de hoeve van Winterpoel te Malderen en het Hof ten Damme te Lippelo, die leengoederen van de heer van Grimbergen waren. Omdat Maria niet zou trouwen, zijn deze lenen daarna naar het nageslacht van haar broer Gillis gegaan. 3. Alyse, trouwde in 1403 met Gillis van de Moirtere en kreeg volgens de overeenkomst van 2 september 1390 de goederen van haar moeder in Buggenhout en Opwijk. Met Kathelyne van Couderborch: 4. Amelberga, trouwde (tussen 1392 en 1400) met Andreas van Haelen, een onwettige zoon van Franco Mirabello gezegd van Haelen, ridder in de Orde van de Kousenband, en van Margriet van Wechteld. Andreas van Haelen was al weduwnaar van Margriet van Oyen-
brugge, genoemd Coolhem, dochter van Henric en van Margriete van der Elst. 5. Anna, trouwde met Reinier van Ursene. Deze Reinier heb ik noch bij de van Ursene uit Malderen noch bij die uit Londerzeel gevonden. Volgens C. Butkens was het trouwens een Reinier de Mortele (schepen van Brussel) waarmee Anna trouwde. Met een onbekende vrouw (onwettig): 6. Kathelyne, trouwde (tussen 1393 en 1397) met Walter van Buyseghem van Steenhuffel. Samen met haar ouders had ze een jaargetijde in de kerk van Steenhuffel. De van Buyseghems waren blijkbaar (ook) grootgrondbezitters te Steenhuffel. Waar Kathelyne en haar man te Steenhuffel woonden is nog niet geweten. Misschien was het op de Bouw (de plek van het latere kasteel van de Bouw?) of misschien was het op het Perrehof in de Steenhuffelse Kouter (dat wordt nog uitgezocht). Op 10 januari 1391, kort na de bouw van de gloednieuwe Koevoetmolen, besloot Jan, met akkoord van zijn oudste zoon Gillis, om de eigendom van deze molen in drie gelijke delen te verdelen. 1/3 voor Gillis, 1/3 voor Amelberga en 1/3 voor Anna. Ridder Jan 4 van Marselaer overleed (kort) nà 1395. Hij noch zijn vrouwen hadden een jaargetijde in de kerk van Malderen. Misschien waren ze meer op Lippelo gericht. Hiermee zijn we aan het einde van de tweede periode gekomen. De hoven van Marselaer van Steenhuffel en Malderen zullen spoedig weer onder de zelfde eigenaar komen. Het is verheugend om vast te stellen dat dit letterlijk ‘in der minne’ gebeurde.
44
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Periode 3 1394-1477
Hereniging van de Hoven van Marselaer
45
Louis De Bondt
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Om dit hoofdstuk te beginnen herhaal ik een eerder gebruikt stamboomfragment, want we zullen het nog nodig hebben.
Jan 2 van Marselaer ca 1288-1349 x voor 1307 Margriet van Wilre (Steenhuffel) V Jan 3 van Marselaer ca 1307+1393 x Prudentia van Ursene V Margriete van Marselaer x Peeter t’Seraerts xx Franco Swaeff V Margriete t’Seraerts x ca 1380 Jan de Luu (ca 1360-1396)
cursief Recht
Hendrik I van Marselaer ca 1300-1377 x Beatrijs vd Voorde + na 1388 (Malderen) V Agatha (Arche) van Marselaer x Jan van Buyseghem x ca 1406 Josse Taye?
En ook: Elisabeth x Peeter vd Broeck Jenne (Joanna) x NN vander Wijckt. Kathelijne (bastaard) x Walter vd Smissen Catharina van Marselaer + na 1442 x Jan van Massemen Zele, Aalst, Wieze
Claus van Marselaer + na 1360
Jan 4 van Marselaer ° ca 1325-1396 x Cath. vd Meeren, xx ca 1370 Cath. van Couwerborgh ridder V Gillis 2 van Marselaer ° ca 1365 + voor 5/5/1438 x Isabeau de Luu xx Margriet de Luu V Jan 5 van Marselaer ° 1399/1400 x Joanna de Jonge
Hof van Marselaer te Steenhuffel Hof van Marselaer te Malderen
Vet
Gillis 1 van Marselaer ca 1267-1347 x Proede v. Coolhem Oyenbrugghe V Lijsbeth van Marselaer ca 1310x Hendr. van Ursene (Malderen) Lysbeth van Marselaer x Jan de Borbure
Geeraert van Marselaer ca 1280-x NN Munte
Cathelijne van Marselaer
Lenthe van Marselaer Liezele
ridder in 1341
Gillis van Marselaer x voor 1388 Maria van Obberghe Liezele
Alyse van Marselaer x Gillis vd Moirtere Buggenhout en Opwijk
Lysb.van Marselaer ° na 1419 dochter v. Margriet x van der Molen (?)
Marie van Marselaer ongetrouwd ten Damme
Hendrik van Marselaer bastaard
kinderen Couwerborgh Amelberga x Andries van Halen Anna x Renier van Ursene Catharina (bastaard) x Walter v. Buysegem Cathelyne of Lyne bastaard x N. Diericks ? xx Peeter Dralants ?
V Margriet van Marselaer ca 1338 -1390 x 1363 Gijselbr. de Luu (ca 1337-1396) Hof den Bergh V o.a. Jan de Luu (ca 1360-1394) x ca 1380 Margriete t’Seraerts V Isabeau de Luu x ca 1394 Gillis III van Marselaer
Hof van Marselaer te Steenhuffel én Hof van Marselaer te Malderen
Een korte les in erfenisrecht. Na de dood van de oud geworden Jan 3 van Marselaer (ergens rond 1393) was er geen directe mannelijke afstammeling meer om hem op het Hof van Marselaer in Steenhuffel op te volgen. Zelf had hij alleen maar dochters. Met uitzondering van de oudste (en dan nog in welbepaalde gevallen) konden die de voorvaderlijke eigendommen niet erven. Zijn oudste dochter, Margriete, had met haar eerste man ook maar 1 dochter gekregen, namelijk Margriete t’Seraerts. Deze was omstreeks 1380 (of iets vroeger) getrouwd met een jongen uit de geburen, namelijk met Jan de Luu, de zoon van Gijzelbrecht en Margriete van Marselaer. Ze woonden op het Hof den Bergh in de Steenhuffelse Lakeman. Waarschijnlijk verwachtte Jan de Luu om, als oudste zoon, niet alleen zijn vader in de Lakeman op te volgen, maar ook in het bezit van het na de brand van 1356 nog maar pas heropgebouwde Swaefhof in de Bontestraat te komen. Uit die periode dateert, zeker niet toevallig, de mooie beschrijving van het Hof van Marselaer die in het archief van Jan de Luu te vinden is. Maar zo eenvoudig was dat in die dagen niet. Bij gebrek aan een mannelijke naamdrager/opvolger was het de gewoonte om het familiedomein in kwestie aan de oudste naamdrager/opvolger van de dichtstbijzijnde familietak over te laten (in Engeland was dat zelfs nog in het begin van de 20ste eeuw het geval). Zelfs al mocht er een vreemde koper opdagen dan kon iedere naamgenoot van de oude eigenaar deze verkoop betwisten en beroep doen op zijn zogeheten “recht van vernaardering” om, weliswaar mits vergoeding van de vreemde koper, het goed in familiebezit te houden.
46
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Wie het vorige stamboomfragment bekijkt, ziet onmiddellijk dat bij de dood van Jan 3 van Marselaer (laat ons aannemen in 1393) de oudste mannelijke van Marselaer in leven toen diens volle kozijn Jan 4 van Marselaer was. Jan 4, zoon van Hendrik, ridder en oud-strijder van Basweiler, is inderdaad de opvolger van Ridder Jan 3, zoon van Jan 2, ridder en oudstrijder van Basweiler, geworden. Dat was weliswaar maar voor een paar jaren want hij zou zelf in 1396 overlijden, maar het was lang genoeg om de eerder gesignaleerde verwarring bij de latere historici compleet te maken. Het was ook lang genoeg om voor zijn oudste zoon en opvolger Gillis een geschikte bruid te zoeken...
47
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
8. Gillis 2 van Marselaer (1365/1394-1438) Isabeau de Luu – Margriet de Luu
Een gearrangeerd huwelijk. Ik denk dat de familie van Marselaer en de familie de Luu goede buren en vrienden waren. Bovendien waren ze door het huwelijk van Gijzelbrecht de Luu en Margriete van Marselaer (een achternicht van Jan 4) ook familie van elkaar. Toen Jan 4 omstreeks 1394 het Hof van Marselaer te Steenhuffel erfde heeft dat in deze families waarschijnlijk geen grote problemen opgeleverd. In alle geraadpleegde genealogieën heb ik namelijk gelezen dat in hetzelfde jaar een zekere Gillis van Marselaer, zoon en erfopvolger van Jan 4, in het huwelijk trad met een zekere Isabeau de Luu. Isabeau de Luu had wellicht vele goede eigenschappen, maar de belangrijkste waren toch: 1) dat ze via haar vader Jan de kleindochter was van Gijzelbrecht de Luu en Margriet van Marselaer. 2) dat ze via haar moeder, Margriete t’Seraerts, de kleindochter was van Jan 3 van Marselaer en Prudentia van Ursene, de laatste wettige van Marselaers in de Bontestraat. Gillis van Marselaer was in 1394 al eind in de twintig, maar Isabeau de Luu was toen eigenlijk te jong om al een trouwboekje te krijgen. Volgens de meest optimistische berekeningen was ze nog maar 13 à 14 jaar oud. Maar het was niet ongewoon om een goede huwelijkspartij al een paar jaar voor het kerkelijke huwelijk bij contract vast te leggen. Dat dit in Steenhuffel in 1394 gebeurde zal vermoedelijk geen toeval zijn.
1396 was een rampjaar voor de familie de Luu. De dood van hertogin Joanna had voor Brabant grote gevolgen. Omdat zij en Wenceslaus van Luxemburg en zijn vrouw Johanna geen kinderen hadden om hen als hertog van Brabant op te volgen, had Johanna in 1390 haar nicht Margareta van Male, de dochter van haar zus en graaf Lodewijk van Male van Vlaanderen, als erfgename van de Brabantse troon aangewezen. Wat Lodewijk van Male in 1356 met de wapens niet was gelukt, het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant onder één gezag verenigen, zou zijn dochter dus zonder enig bloedvergieten wel lukken. Hertogin Johanna overleed weliswaar pas in 1406 maar ondertussen trok de Bourgondiër Filips de Stoute, die in 1369 met Margareta van Male was getrouwd, hier al flink aan de touwtjes. In 1396 veroverde Bayezid I, de sultan van het Turkse Ottomaanse Rijk, een groot deel van Hongarije. Filips de Stoute organiseerde een ‘kruistocht’ tegen hem en stelde zijn zoon Jean de Dijon aan als de opperbevelhebber van zijn leger. Omdat Brabant al zo goed als een deel van Bourgondië geworden was, werden ook onze ridders opgeroepen om aan deze campagne deel te nemen. Op 25 september kwam het bij Nikopolis (nu gelegen in Bulgarije) tot de ultieme slag. Jean de Dijon heeft zich daarbij zodanig onderscheiden dat hij er de bijnaam “Jan zonder vrees” aan overgehouden heeft. Maar zijn leger heeft er wel serieus klop gekregen. Omdat een ridder levend meer waard was dan dood, werden de kruisvaarders door de Turken zoveel mogelijk gespaard en krijgsgevangen genomen om er later losgeld voor te vragen. Maar toen sultan Bajezid na de veldslag de massamoord ontdekte waaraan zijn vijanden zich eerder in Rachova hadden schuldig gemaakt, werd hij woedend en zwoer hij wraak. De vol-
48
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
gende ochtend liet hij door de Picardische ridder Jacques de Helly (die nog bij zijn voorganger sultan Murad I in dienst was geweest) de vooraanstaande edelen aanwijzen en deze apart zetten, waarna hij opdracht gaf alle gevangenen in groepjes van drie of vier langs te voeren aan elkaar gebonden met een touw om hun nek. Daarna konden de beulen op zijn teken hen onthoofden, de keel doorsnijden of de ledematen afhakken. Het totale aantal slachtoffers van deze afslachting bedroeg enkele duizenden. Zeven van hen heetten de Luu. Dat waren de 59 jaar oude ridder Gijzelbrecht de Luu (die een raadsman van Filips de Stoute was) en 6 van zijn zonen. Genealogen kennen maar 2 zonen van Gijzelbrecht de Luu en Margriete van Marselaer. Dat waren zijn oudste zoon Jan, geboren omstreeks 1360 en (zoals ik eerder aantoonde) ca 1376 met Margriet t’Seraerts getrouwd, en de veel jongere Gijzelbrecht junior, die pas omstreeks 1384 geboren werd. Niemand heeft ooit de grote leemte tussen beide zonen kunnen verklaren. Wel, vader Gijzelbrecht en 6 van zijn zonen zijn niet uit Bulgarije weergekeerd. Ook niet zijn oudste zoon Jan, de enige die al kinderen had. Gijzelbrecht junior was in 1396 nog te jong om ten oorlog te trekken en is zo aan de slachting van Nikopolis ontsnapt 74.
Jean de Dijon alias Jan zonder Vrees
Sultan Yildirim Bajezid I
Executie van gevangenen als vergelding voor de afslachting van Ottomaanse gevangenen in Rahovo (Rachova).(schilder onbekend)
74
Dit komt uit een manuscript in het Algemeen Rijksarchief te Brussel met de titel “Acten ende Documenten van de Familie van Marselaere, deel 1”. Het werd door andere genealogen en historici gezien, maar geen enkele heeft er naar verwezen. Wellicht hebben ze het als verzinsel van de hand gewezen. In ‘Het Steen op de Heuvel’ toon ik aan waarom het volkomen betrouwbaar is en hoe het op vele onbeantwoorde vragen een antwoord geeft.
49
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Deze vreselijke gebeurtenis, samen met het minder uitzonderlijke overlijden van Jan 4 van Marselaer in hetzelfde jaar, heeft ongetwijfeld een zeer grote invloed op de jonggehuwden Gillis van Marselaer en Isabeau de Luu (de oudste dochter van de gesneuvelde Jan) gehad. Mogelijk zijn ze toen ook in Steenhuffel samen gaan wonen om er de zorg voor de overblijvende de Luu’s op zich te nemen. Dat waren: - Moeder Margriet t’Seraerts, als die nog niet eerder overleden was. - De jongste oom van Isabeau, namelijk Gijzelbrecht de Luu junior, nog maar 12 jaar oud. - De andere wezen van Jan de Luu, dus de twee jongere zusjes van Isabeau. Dat waren Clara en Margriet. De oudste daarvan was toen maximaal 13 jaar oud. Wat er verder met hen gebeurde heb ik mijn bijdrage over ‘het Steen op de Heuvel’ verteld.
Gillis 2 van Marselaer, zijn vrouwen en zijn kinderen. De meeste online genealogieën gaan er van uit dat Gillis van Marselaer, de man van Isabeau of Isabella de Luu (ook zeer dikwijls Elisabeth geheten), de weduwnaar van Maria van Obberghen (en dus de zoon van Hendrik en Beatrijs van de Voorde) was. Het onderzoek van Baudouin Walckiers heeft echter aangetoond dat dit niet klopt en dat het wel degelijk om de zoon van Jan 4 van Marselaer en Catharina van der Meeren gaat. Overigens is deze informatie ook in het oude kerkarchief van Malderen te vinden. Het was een hele opluchting toen ik dat ontdekte. Het gevolg ervan was immers een langs alle kanten sluitend verhaal. Door de erfenis van Gillis 2 van Marselaer, vergemakkelijkt door diens huwelijk met Isabeau de Luu, werden de Marselaer goederen in Malderen en Steenhuffel met elkaar herenigd. Ofschoon de documenten uit deze periode niet meer bestaan heeft hij beide domeinen waarschijnlijk gelijktijdig in 1396, na de dood van zijn eigen vader en de gebeurtenissen in Bulgarije, in bezit genomen. Isabeau de Luu is jong, kort na 1400 gestorven. Gillis hertrouwde, maar de bronnen zijn het er niet over eens met wie. In een document van 11 juni 1416 wordt hij genoemd als de man van Margriete van den Bemde, dochter van Jacques. Dat is ook nog eens in een document van 1431 het geval 75. Een joffrouwe Margrieten van den Bempde wordt ook vernoemd in een leendenombrement van 27 mei 1440 als eigenares van een eigendom tegen de goederen van Gielys Meerte en een nergens anders te vinden Eggericx van Marselaer 76. Het oude kerkarchief van Malderen 77 leert ons daarentegen: “Van kerstdach over een maendt daer na houdt men jaergetijde van Gillis van Marselaer ende Mejouffrouwe Margrite Sluus (= de Luu) sijnder werdinne.” Ook Baudouin Walckiers vond een document uit 1436 waarin geschreven staat dat Gillis van Marselaer, zoon van Jan, getrouwd was met Margriete de Luu, dochter van Gijselbrecht. Deze Margriete was dus geen zus van zijn eerste vrouw maar de dochter van haar jongste aan Nikopolis ontsnapte oom. Als dat juist is, dan werd dat huwelijk niet voor 1420 gesloten. Misschien was Gillis wel drie keer getrouwd. Op 3 maart 1406 is een Gillis van Marselaer in Leuven “peterman” geworden. Baudouin Walckiers gaat er, zich baserende op andere auteurs, van uit dat dit onze Gillis 2 van Marselaer was. De getuigen waren immers zijn kozijn Hendrik van Marselaer de zoon van zijn oom Gillis en Marie van Obberghe en Hendrik Jan, de zoon van Gillis van der Wijcht. We herinneren ons (misschien) dat Joanna (Jenne) van Marselaer, de dochter van Jan 3 en Prudentia van 75
Baudouin Walckiers – Les Marselaer à travers 5 siècles, blz. 58. Algemeen Rijksarchief, Familiearchief de Merode Westerlo, VM 299, Lenen vann het Land van Grimbergen, Leendenombrelenten van Malderen vanaf 1440 (met dank aan J. Michel Van der Elst). 77 Te vinden op de site Londerzeel Vroeger (Transcripties-Malderen–parochie St-Amandus–archief 1350-1496). 76
50
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Ursene van het Hof van Marselaer in Steenhuffel (althans volgens C. Butkens) met een Gillis van der Wijckt was getrouwd. In “de oorsprong der Sinte Peetermannen” staat inderdaad te lezen dat het hier ging om Aegidius de Marselaer, filius Johannis quondam de Marselaer, en dat de kandidaat peterman een “admissiebrief” van Jan van Marselaer kon tonen 78. Deze admissiebrief moest dus al voor 1396 geschreven zijn. Een peterman (man van de Sint-Pietersparochie) was aanvankelijk een poorter van Leuven. Een niet-Leuvenaar kon dit burgerschap pas verwerven als hij kon aantonen dat hij van één van de oude Leuvense geslachten afkomstig was en bovendien goede aanbevelingsbrieven had. Nu is Peterman gewoon de bijnaam van de Leuvenaars. Tevens is het een oude biersoort.
Gillis 2 had met zijn wettige en andere vrouwen, voor zover bekend, 5 kinderen. 1) Catharina van Marselaer was de oudste. Ze werd geboren tussen 1396 en 1398. In 1419 kreeg ze een aantal eigendommen van haar al een hele tijd overleden moeder Isabeau de Luu die in Aalst, Zele en waarschijnlijk ook in Wieze gelegen waren. Ze trouwde met Jan van Massemen (zoon van Geeraert en onder meer heer van Laarne) en was in 1442 nog in leven. Volgens C. Butkens is ze nog een tweede keer getrouwd met Jan de Carillo, schepen van Brussel. Nadat ze opnieuw weduwe geworden was zou ze een grote schenking gedaan hebben aan de celbroeders van Brussel. 2) Jan van Marselaer werd geboren omstreeks 1400 en trouwde met Joanna ’s Jongen (of de Jonghe) uit Zele. Hij volgt. 3) Lysbeth van Marselaer werd geboren nà 1419 en was dus een kind van Margriet de Luu. Ze was waarschijnlijk de moeder van Machtilden van den Molen die samen met haar man Jan Leeman een jaargetijde had in de kerk van Malderen. 4) Hendrik van Marselaer was een bastaard over wie verder niets geweten is. 5) Ook Cathelyne of Lyne van Marselaer was een bastaardkind 79. Gillis 2 van Marselaer overleed eind 1437 of begin 1438. Op 24 januari 1431 had hij al zijn testament gemaakt waarin hij expliciet vroeg om in Malderen begraven te worden. - Zijn vrouw kreeg al haar juwelen. - Jan, wellicht zijn enige wettige maar in ieder geval zijn oudste zoon, kreeg het domein van Marselaer. Ofschoon niet apart vermeld, was daar dus ook het Hof van Marselaer te Steenhuffel bij. Jan kreeg bovendien al de wapens van zijn vader. - Jan kreeg ook een deel van de bezittingen in Liezele en elders, maar die moest hij wel met zijn bastaardbroer Hendrik en zijn zussen Lysbeth en Katharina delen. - Lysbeth kreeg bovendien haar leven lang een zak rogge van de corenmolen te Coevorde. - Zijn oudste dochter Katharina kreeg verder niets. Gelukkig was zij rijk getrouwd en had ze bovendien in 1419 al een aantal eigendommen van haar moeder gekregen. Opmerking: De bastaardkinderen werden door hun vader Gillis 2 dus niet vergeten. Eggericx van Maerselaer, die in 1440 genoemd werd als de eigenaar van een niet nader omschreven eigendom in Malderen, gelegen tegen de goederen van Gielys Meerte en Margriete vanden Bempde, en die bijgevolg tussen 1360 en 1410 moet geboren zijn, was dus waarschijnlijk niet zijn zoon. Was het dan misschien zijn broer? Deze Eggeric is geen enkele genealogie te vinden en ook ik kan hem niet in de stamboom situeren.
78
Université catholique de Louvain – Receuil de travaux 1835-1969 – De oorsprong der Sinte Peetersmannen, Jozef Calbrecht, 1922, blz. 65. Het diploma van Gillis is te vinden in ‘Jurisprudentia Heroica’ en werd overgenomen door Christophe Butkens in Supplément aux Trophées tant sacrées que profanes, 1726, vol. 3, blz. 95. 79 In de laatste gevallen vraag ik mij af of dat geen kinderen van Van den Bemde waren. 15 jaar (de tijd tussen het overlijden van Isabeau en een mogelijk huwelijk met Margriet de Luu) is vrij lang om weduwnaar te blijven.
51
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Samen met zijn tweede vrouw Margriete de Luu had Gillis een jaargetijde in de kerk van Malderen. Het mocht gehouden worden op een willekeurige dag tussen 25 december en 22 januari. Daarvoor kregen Kerk en H. Geest (de armen) 1 dagwand land op de Eerdberre in Liezele, tegen het Voirderveld en het bos van Adriaen van Marselaer (dat bos ging later over naar Hendrik van Marselaer). Bovendien werd (voor brooduitdeling) ieder jaar 1 sister (of 4 viertelen) rogge gegeven, bezet op 1 dagwand land op het Bekerveld te Malderen, naast het land van Gielis Joos. Alvorens verder te gaan, volgt eerst een nieuw stamboomfragment dat voor de al besproken generaties wat vereenvoudigd werd, maar waar een andere (zij)tak) van de familie van Marselaer werd aan toegevoegd. Jan 4 van Marselaer ° ca 1330 + na 1395 x ca 1360 Cath. vd Meeren, x 1374 Cath. van Couderborch V Gillis 2 van Marselaer ° ca 1365 + voor 5/5/1438 x 1394 Lijsbeth de Luu xx Margriet de Luu
Gillis van Marselaer + na 1391 x voor 1388 Maria v.Obberghe Liezele V Hendrik van Marselaer ca 1370 ?? + voor 1440 x Beatrijs vd Hove Liezele
Catharina van Marselaer + na 1442 x Jan van Massemen Adriaen van Marselaer 1423-1477 x Elisab. van Dielbeke
Jan 5 van Marselaer ° 1399/1400 x Joanna de Jonghe V Gillis 3 van Marselaer (1425-1518) x 1477 Johanna Lanen xx 1490 Zegerine van Groesdonck
V Lysbeth van Marselaer ° na 1419 dv van Margriet x vd Molen? Elisabeth (1435x Michiel Stragier xx 1479 Joos vd Motten verbrand hof Steenh.
Siger van Marselaer bastaard Londerzeel
Hendrik van Marselaer bastaard
Cathelyne van Marselaer bastaard x N. Diericks? x P. Dralants?
V Adriaen van Marselaer x Math.v. Assche vrouwe Opdorp
V Peeter van Marselaer ca 1392-1451 x Ida vd Eede
Gijzelbrecht v. Marselaer
Mathilde van Marselaer
Hendrik van Marselaer
Jan van Marselaer
kloosterling
Non in St. Elisabethklooster (Brussel)
kloosterling
kloosterling
52
Edmond van Marselaer + 1467 bastaard x voor 1444 Marie vd Hoecke + 1447 (dv wijlen Jan) V Adriaen en Martijn van Marselaer
en mogelijk: Michiel Claes
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
9. Jan 5 van Marselaer en Joanna ‘s Jongen (1400/1438-1477)
Jan 5 van Marselaer, grootgrondbezitter. Jan van Marselaer werd geboren in 1400 of kort daarna. Tussen 1425 en 1431 trouwde hij met Joanna ’s Jonghen of de Jonghe. Zij was een dochter van ridder Jan de Jonghe uit Zele en Elisabeth van den Damme, gezegd Lombaerts. Ze hadden elkaar leren kinnen via Catharina, de oudere zuster van Jan, die in 1419 van hun moeder Isabeau de Luu goederen in Zele had geërfd. Waarschijnlijk hebben ze de eerste jaren van hun huwelijk in Steenhuffel gewoond. Ik ken immers geen andere naamgenoot die voor het volgende verhaal in aanmerking zou kunnen komen. Het gebeurde in 1433 en we citeren Joris Vertonghen 80: “Joannes de Marselaer had met de hulp van enkele gezellen (A. Wauters preciseert dat het 7 Vlamingen waren) een gevangene laten ontsnappen uit de vrunte (gevang) van Steenhuffel, en hield deze een tijd lang bij hem verborgen. Toen de zaak uitlekte nam hij de wijk naar Vlaanderen (eigen opmerking: verder dan tot in Opdorp of Zele moest hij daarvoor niet lopen) en durfde zich niet meer in Brabant vertonen. Meerdere notabelen spraken voor hem ten beste en hij bekwam genade mits het betalen van 6 klinkaerts. Dit laatste vonnis werd door de amman van Brussel uitgesproken.” In 1436 erfden 81 Jan en zijn vrouw het hof “de Trul” in Zele 82. Dat fraaie omwalde hof was al een paar eeuwen lang de woonplaats van de tiendenpachter (de ontvanger van de graan-, vlees- en vlastienden) van de Abdij van Werden (bij Keulen) die in Zele en in Grembergen zeer vele bezittingen had. Het is vrijwel zeker dat Jan van Marselaer, toen hij het Hof erfde, ook de ontvanger werd van deze abdij. Na hem zou overigens ook zijn zoon Gillis deze functie bekleden. In 1438 erfde Jan ook het grootste deel van de goederen van zijn vader. Op 5 mei 1438 deed hij het verhef van de hertogelijke goederen van Marselaer te Malderen. “Jan van Mairsselair bij doode Gielijs van Mairsselair sijns vaders 5 Maij 1438, hout een huijs ende hof geheten thof van Mairselair metten lande, wateren, beempden, bosschen ende weijden, groot 36 buenren oft daer omtrent, al in eenen stucke, deen neven dandere binnen de prochien van Malre gelegen, tusschen de Malrebeke aen deen zijde ende die Coevoirtbeke aen dandere, streckende metten enen eijnde opte palen der prochien van Londersele, me 9 manschappen ende 2 laetschappen dair toe behorende…” 83 Hij werd toen ook officieel de eigenaar van het Hof van Marselaer te Steenhuffel, maar omdat dit geen leengoed van de hertog van Brabant was, is dit in het leenboek niet te vinden. Als oudste vertegenwoordiger van de oudste nog bestaande tak van de familie van Marselaer was Jan ook de eigenaar van het Hof ten Damme in Lippelo en van de hoeve van Winterpoel te Malderen. Beide eigendommen waren een leen van de heren van Grimbergen. We herinne80
De geschiedenis van Steenhuffel, door Vertonghen, Verhasselt en t’Kint, blz. 128. Op blz. 61 van ‘Les Marselaer’ à travers 5 siècles” beweert Baudouin Walckiers echter dat ze het hof niet erfden, maar kochten, weliswaar van een Jan de Jonghe. 82 Op de plaats van het Hof den Trul kwam in 1737 de pastorij. 83 Bron: Leenhof van Brabant, nr. 12, blz. 9. 81
53
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
ren ons dat ze op 2 september 1390 aan Maria van Marselaer, de tante van Jan, gegeven waren, maar deze Maria is nooit getrouwd en had dus geen directe erfgenamen gekregen. Volgens Baudouin Walckiers werd het Hof ten Damme in 1454 door Jan van Marselaer en Joanna Sjonghen verkocht, maar dat was hoogstens maar voor een klein deeltje het geval. In 1460 was zijn zoon Gillis er alleszins nog de leenman van de heer van Grimbergen, Philips van Glymes. Jan bezat ook een bunder grond in Melle, een bunder grond in Wetteren en 9,5 bunders grond in het land van Aalst. Omstreeks 1473 is daar ook (de helft van) de Vrijheerlijkheid van Opdorp bij gekomen. Als notabele te Malderen werd Jan van Marselaer twee keer in het oude archief van de kerk van Malderen vernoemd. - Op 16 november 1444 was hij - samen met Bussaert van Munte van het Hof ten Broecke, Simon Arens (pastoor), Jan Arens, Jan van Ursene, Gillis van Bever, Gillis van der Straten, Pieter Temmerman (schepen van Opdorp), Gillis de Vettere en Jan Maes - de medeondertekenaar van het testament van Margriete Joes, waarin o.m. de zondagse vroegmis in Malderen werd gesticht. - Op 24 mei 1463 was hij samen met Nicolaes Pipenpoy, Simon Arens, Willem de Paludevan den Broecke en Jan de Cattenbroec als eregenodigde aanwezig toen het nieuwe koor van de kerk van Malderen werd ingezegend. Nicolaes Pipenpoy en zijn vrouw Joanna van Bever(en) hadden een glasraam voor dat koor geschonken, Jan van Marselaer niet 84. Hij zal dus wel iets anders gegeven hebben toen ze met de schaal rondkwamen.
Hoe Jan van Marselaer heer van Opdorp werd. Twee generaties terug hebben we een Gillis van Marselaer achtergelaten die in 1377 van zijn ouders Hendrik en Beatrijs van de Voorde - omdat hij niet de oudste zoon was – slechts een schamel leengoed in Liezele had geërfd. Dat bestond uit 5 dagwanden grond (dat is niet veel), een onderleen en 20 cijnsplichtigen of laten (en dat is behoorlijk). Hij was getrouwd met Maria van Obberghe en had met haar één wettige zoon, Hendrik. Met andere dames had hij nog twee andere maar onwettige zonen: Zeger (of Siger) en Edmond. - Zeger werd in 1421 toegelaten tot het poorterschap van Brussel en was in 1430 kerkmeester in Londerzeel. Men veronderstelt dat hij de vader was van Peeter van Marselaer (°ca 1392) die trouwde met Ida van den Eede, die een erf met een woonhuis en bijgebouwen had op de Asscherhout te Steenhuffel, en die dat erf op 12 oktober 1451 aan zijn dochter Elisabeth overdroeg 85. - Edmond trouwde met Marie van den Hoecke, de dochter van Jan, en veel meer is over hem niet geweten. - Hendrik, geboren ca 1370, kapitein in de cavalerie van de graaf van Vlaanderen, gestorven ca 1439, deed op 23 februari 1407 het verhef van de 5 dagwanden van zijn vader en van nog eens 6 dagwanden die er ondertussen in Liezele waren bijgekomen. Op 25 de84
De van Marselaer lijken in deze periode met Malderen - behoudens het feit dat ze daar eigendom hadden – niet veel te maken gehad te hebben. In het kerkkoor, dat vanaf 1451 tot 1463 in Malderen werd gebouwd, hadden we een glasraam van hen verwacht. De ramen die in 1579 door Adriaen van Marselaer beschreven werden, waren van de bewoners van Groenhoven. Alleen in het kerkschip kwamen na 1530 twee ramen die op de familie van Marselaer betrekking hadden. 85 Opgepast. Over de afkomst van deze Peeter bestaat veel twijfel. Oudere genealogen beweren dat hij een zoon was van Gielis en Isabeau de Luu; Baudouin Walckiers noemt hem op blz. 44 de zoon van onbekenden en op blz. 51 de zoon van Hendrik en Beatrijs van den Hove. Vooral dat laatste is moeilijk vol te houden, want dan zou hij een broer van Adriaen geweest zijn en zouden hij of zijn kinderen van die Adriaen moeten hebben geërfd toen die in 1468 kinderloos overleed. Zoals we verder zullen zien was dat niet het geval.
54
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
cember 1423 kocht hij grond van Jan van Heyenbeke en Catharina van de Moirtere. Hij trouwde met Beatrijs van den Hove en had met haar waarschijnlijk maar 1 zoon, namelijk Adriaen. Hendrik van Marselaer en zijn vrouw Beatrijs van Hove werden in de kerk van Malderen begraven. Evenals hun zoon Adriaen hadden ze er ook een paar jaargetijden 86. Deze Adriaen van Marselaer, geboren omstreeks 1400, trouwde met Mathilde van Grimberghe van Assche, de dochter van Robbrecht en Joanna Pipenpoy 87. Robbrecht was de heer van Opdorp en van de heerlijkheid van ten Houte te Merchtem (Peizegem). Mathilde was zijn enig kind en bijgevolg de erfvrouwe van beide heerlijkheden 88. Het huwelijk van Adriaen en Mathilda had in Merchtem plaats. Dat kwam enerzijds omdat Opdorp toen nog geen kasteel en zeker geen kerk bezat (de mensen van Opdorp moesten in Malderen zijn om gedoopt, getrouwd en begraven te worden) en omdat Mathilda op het Hof ten Houte in Peizegem (gehucht van Merchtem) verbleef. Op 28 mei 1438 deden Adriaen en zijn vrouw het verhef van het Hof ten Houte. Tezelfdertijd kwam ook de vrijheerlijkheid van Opdorp in hun handen. Op 23 juli 1440 deed Adriaen ook het verhef van de 6 dagwanden grond van zijn vader te Liezele. In 1435 (dus nog 3 jaar voor hij heer van Opdorp werd) heeft Adriaen in Opdorp een kapel laten bouwen. Het glasraam in deze kapel, dat in 1593 door een andere Adriaen van Marselaer werd nagetekend, werd inderdaad door een van Marselaer geschonken. Maar omdat de kapel omstreeks 1480 afbrandde (zie verder) was dat het oorspronkelijke raam van Adriaen niet meer. Vermoedelijk was deze kapel toegewijd aan Onze Lieve Vrouw. In de periode die volgt werd er in Opdorp inderdaad van een “kapelaan van O.L.V.” gesproken. Eerder schreef ik dat Claes van Marselaer omstreeks 1350 in de kerk van Malderen een kapelanij van Onze-Lieve-Vrouw heeft gesticht. Zou het kunnen dat deze kapelanij door Adriaen van de kerk van Malderen naar zijn nieuwe kapel in Opdorp werd overgeheveld?
Ik denk dat Adriaen van Marselaer rond 1450 ook met de bouw van het kasteel van Opdorp is begonnen, maar dat hij de voltooiing ervan niet meer heeft meegemaakt. Adriaen van Marselaer stierf eind 1467 of begin 1468. Hij had geen wettige kinderen maar schijnbaar wel een natuurlijke dochter. Die trouwde met Vranck van Haelen. Kort na zijn overlijden heeft zijn weduwe Mathilda van Assche het Hof ten Houte aan haar nicht Elisabeth Halfhuys en haar man Jan van Watermael verkocht. Opdorp heeft ze gehouden. Er werd afgesproken dat de oudste zoon van Jan van Marselaer en Joanna Sjonghen (dat was Adriaen, waarschijnlijk het petekind van haar overleden man) de naakte eigendom van de helft van deze vrijheerlijkheid zou krijgen. De andere helft ging vermoedelijk naar de familie van Houthem (van het Hof ten Houte). Toen ze kort daarna zelf overleed en bij haar man in de kerk van Malderen begraven werd, is Opdorp – bij gebrek aan directe erfgenamen – in zijn geheel naar de oudste van Marselaer van de meest nabije familietak gegaan. Dat was niet Adriaen, de oudste zoon van Jan, maar Jan zelf omdat die toen nog leefde.
86
Meer details hierover in de bijlage “Zerken, Glasramen en Jaargetijden”. Robbrecht en zijn vrouw hadden een grafzerk voor het altaar van O.L.V. in de oude kerk van Malderen. 88 Blijkbaar was het erfenisrecht kort voordien gewijzigd en konden dochters, onder zeer welbepaalde omstandigheden, het vaderlijke patrimonium erven. Ik heb het niet nagekeken. 87
55
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Adriaen van Marselaer en Mathilda van Assche werden, conform de wens uitgedrukt in hun testamenten van 22 mei 1462 en 12 mei 1466, in de kerk van Malderen (die tevens de parochiekerk van Opdorp was) begraven. Adriaen heeft er ook twee jaargetijden gefundeerd: - Een eerste voor zijn ouders, op de zaterdag na het feest van Sint Jan de Doper in juni. Daarvoor gaf hij jaarlijks 3 stuivers of 9 plecken Brabants, bezet op de beemd Thameusel in Liezele, en 5 stuivers of 15 plecken Brabants, bezet op ‘t Magermansveldeken, ½ bunder groot, gelegen bij zijn hof te Malderen, tegen de straat en het Stratenbosch. - Op 23 mei 1462 fundeerde hij nog een jaargetijde voor zichzelf, zijn vrouw en zijn ouders, te vieren in juni op de dag na het vorige. Daarvoor gaf hij jaarlijks 3 schellingen groote Brabants en 1 mudde rogge, bezet op den Hagaert te Liezele (6 dagwanden groot).
Jan van Marselaer en Karel de Stoute. Jan van Marselaer was een man met vele meesters. - de commanderij van Pitzemburg voor een deel van zijn Hof van Marselaer in Steenhuffel. - de abdij van Werden voor zijn Hof ten Trul in Zele. - de heer van Grimbergen voor Winterpoel en het Hof ten Damme. - de graaf van Vlaanderen voor zijn eigendom in het Land van Aalst. Gelukkig was dat sedert 1430 dezelfde persoon als de hertog van Brabant: Philips II de Goede tot 1467, Karel de Stoute tot 1477. - de hertog van Brabant voor het Hof van Marselaer te Malderen. In één van zijn laatste denombrementen (namelijk in de verklaring die hij begin 1467 deed aangaande de toestand van zijn Hof ten Damme en de hoeve van Winterpoel) verklaarde Jan van Marselaer dat hij Karel de Stoute had gediend bij diens campagne te Luik. Jan zou dat hebben gedaan onder het banier van de soevereine Baljuw van Vlaanderen (dat was toen ridder Jan van Dadizeele) 89. Hier hoort wellicht een woordje uitleg bij. Karel de Stoute was op 15 juni 1467 niet alleen de hertog van Bourgondië en van Brabant geworden, maar hij was door diverse omstandigheden (namelijk door de veroveringen van zijn vader Philips de Goede en door erfopvolging) ook hertog van Limburg en Luxemburg, graaf van Vlaanderen, Artesië, Henegouwen, Holland, Zeeland, Namen, en heer van Mechelen. In 1472 werd hij bovendien hertog van Gelre en graaf van Zutphen. Het Prinsbisdom Luik was altijd uit handen van de Bourgondiërs kunnen blijven, maar het was Philips de Goede nog wel gelukt om er zijn schoonbroer Louis de Bourbon tot prinsbisschop te laten benoemen. Hij was nog niet eens helemaal door zijn zoon Karel de Stoute opgevolgd, of deze maakte Dinant met de grond gelijk (25-30 augustus 1466), veroverde Luik en liet opstandige burgers bij trossen in de Maas gooien. In 1467 kwam hij ook tussen in de Keulense bisschopskwestie. Een jaar later belegerde Karel Luik opnieuw. Deze keer dwong hij de Franse koning, Louis XI, die hij 3 jaar eerder in Monthléry verslagen had, om aan de strijd deel te nemen. 600 Franchimontezen hebben hun dappere weerstand niet kunnen navertellen; een aantal plaatselijke kroniekschrijvers gelukkig wel. Na zijn overwinning trok Karel de Stoute de vurige stede binnen, waarbij opnieuw veel bewoners in de Maas belandden. Ik weet niet of Jan van Marselaer persoonlijk bij deze niet zo bijzondere heldendaden betrokken was of dat hij alleen maar geld en/of manschappen heeft geleverd. 89
Op blz. 160 van de Inventaire des archives de la cour féodale de Brabant, Volume 2, van Louis Galesloot en F. Hayez, 1884, staat daarover het volgende te lezen: “Il déclare qu’il a fait faire le service militaire, dans l’expédition de Liège, sous le souverain bailli de Flandre”.
56
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Wél van zeer nabij aanwezig was een zekere Evrard de la Marck. Door zijn huwelijk met Margareta van Boechout was die in 1465 niet alleen heer van Diepensteyn te Steenhuffel maar ook burggraaf van Brussel geworden. In die laatste hoedanigheid was hij tevens kapitein in het leger van Karel de Stoute en zowel in Dinant als in Luik met 85 soldaten aanwezig. Evrard de la Marck was bovendien de broer van Guillaume de la Marcq (oftewel het everzwijn van de Ardennen) die in deze periode in de streek van Luik een onvergetelijke indruk heeft nagelaten. Waar het echter om gaat is dit. Toen Karel de Stoute, bij zijn poging om ook Lotharingen te veroveren, op 5 januari 1477 in Nancy het loodje legde is er in de meeste Vlaamse steden (en ook in een paar Brabantse) onmiddellijk een grote opstand tegen zijn enige en nog ongetrouwde dochter Maria van Bourgondië uitgebroken. De van Marselaers zijn – voor zover ik weet - het huis van Bourgondië trouw gebleven. Evrard van der Marck heeft echter de kant van de opstandige steden (en de koning van Frankrijk) gekozen. Meer hierover is in mijn boek “De geschiedenis van Diepensteyn” te vinden. Maar wat er toen met Marselaer gebeurde, was dit...
Was 1477 een slecht jaar voor Marselaer? De Bourgondische successieoorlog, die onmiddellijk na de dood van Karel de Stoute begon, heeft vele jaren geduurd, maar de eerste grote vlaag van oproer en troebelen culmineerde al in de maanden maart en april. Zo werden op 28 maart 1477 in Gent de voormalige raadgevers van Karel de Stoute, Hugonet en Humbercourt, door een ‘volkstribunaal’ berecht en opgehangen. Eén van hun rechters was Evrard de la Marck, de toenmalige heer van Diepensteyn. Het is duidelijk dat de trouwste bondgenoten van de gesneuvelde hertog Karel en zijn dochter Maria in het voorjaar van 1477 niet meer veilig waren... In deze context werd het Hof van Marselaer in de Bontestraat te Steenhuffel, eigendom van Jan van Marselaer, opnieuw (na 1356) door milities uit Vlaanderen (al staat dat laatste nergens zwart op wit geschreven) in brand gestoken en met de grond gelijk gemaakt. “Het hof van Marselaer in het dorp van Steenhuffel is mits den oorlog tussen Vlaanderen en Brabant verbrand en geheel geruïneerd” schreef Adriaen van Marselaer op het einde van de 16de eeuw in één van zijn notitieboekjes. Volgens de volksoverlevering (opgetekend in 1604) hadden er tot dan zeven ridders gewoond die ieder een stenen brug hadden gelegd. Ik weet niet of Jan van Marselaer na zijn vlucht uit Steenhuffel in 1433 en zijn erfenis in Zele (1436) en elders (1438) ooit nog naar zijn Hof in de Bontestraat teruggekeerd is en dus ook niet of hij er in 1477 woonde. In Malderen woonde hij vast en zeker niet. Het kasteel van Opdorp (dat hij kort voordien van een Adriaen van Marselaer had geërfd, was waarschijnlijk nog niet helemaal af 90. Het Hof ten Trul in Zele was ongetwijfeld gerieflijker en mooier, maar mogelijk was hij het bij het begin van de troebelen in Vlaanderen ontvlucht. Mogelijk woonde zijn oudste zoon, Adriaen, in de Bontestraat. Later zal ik deze hypothese beargumenteren. Misschien hebben de ouders bij hem hun toevlucht gezocht. Het Hof van Marselaer te Steenhuffel was omwald en in principe goed te verdedigen. Wel, Jan van Marselaer en Joanna Sjongen werden in 1477 in het koor van de kerk van Malderen begraven. Dat was logisch aangezien hij heer van Opdorp was. Hun grafzerk werd bij de verbouwingen van 1791 verwijderd maar er bestaan nog twee getuigenissen, inclusief een schets, van hoe hij er heeft uitgezien.
90
Toch wordt Jan van Marselaer in ‘het XXste penningscohier van Opdorp’ uit 1572 als eerste bewoner van het kasteel van Opdorp vermeld.
57
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Volgens een schets die Adriaen van Marselaer, op het einde van de 16de eeuw, tekende (zie hiernaast) luidde de tekst op die grafsteen als volgt: “Hier leijt begraven Jan van Marselaer, heer van Opdorp en jonckv. Joanna ’t Sionghe sijn wetitch wijf die storve int jaer c XIIII .LXXVII ende Adriaen haer beyder sone int selve jaer in meye bidt voor de zielen.” Dezelfde Adriaen van Marselaer heeft later deze zerk nog een hertekend; maar deze keer met een licht gewijzigde tekst: “Hier leit begraven Jan van Marselaer heer van Opdorp en jonckv. Janne s’Jonghe zijn wettich wijf die storve int jaer ao CCCC. LXXVII ende Adriaen haer beiyder sone int selve jaer in meij bidt voor de zielen.” Rondom deze tweede schets staan de inscripties nog eens, in een ander handschrift dat van Frederik van Marselaer zou kunnen zijn, herhaald. En nu luidt de tekst als volgt: “Hier leghet begraven Jan van Marselaer heere van Opdorp en jouffr. Johane t Sionghe zijn c. wijf die storve ao XIIII LXXVII. XXVI in april ende Adriaen harer beyder sone int selve jaer den VI dach in meij bidt voor allen zielen.” Een grafzerk die zo dikwijls wordt onderzocht en afgeschreven moet wel een zekere betekenis hebben… Ook in het boek “Godsdienstige en wereldlijke geschiedenis van het aartsbisdom Mechelen” van Cornelius Van Gestel, uitgegeven in 1725, wordt de tekst op de grafsteen overgenomen, en wel op de volgende manier:
Naast de niet onbelangrijke verschillen in de schrijfwijze van voornamen en het vermelden van data, zijn we vooral geïntrigeerd door het feit dat - daar waar een aantal genealogen beweren dat Jan van Marselaer op 25 oktober 1476 overleden is 91 - deze inscripties lijken te suggereren dat Jan en Joanna op dezelfde dag, en wel op 26 april 1477, gestorven zijn 92. Bovendien stierf hun zoon Adriaen amper 10 dagen later… Heerste er een epidemie in onze streek? Niet dat we weten. Maar dat er hier iets anders voorgevallen is, dat weten we intussen wel.
91
Ik heb zelfs ergens gelezen, maar ben vergeten waar, dat deze Jan van Marselaer aan de zijde van Karel de Stoute gesneuveld is in Nancy. Dat zou dan op 5 januari 1477 zijn geweest. 92 In de versie van Van Gestel zou de overlijdensdatum alleen als deze van Joanna sJongen geïnterpreteerd kunnen worden. De meervoudsvom ‘storve’ in de versies van Adriaen van Marselaer veronderstelt dat ze allebei dczelfde dag gestorven zijn.
58
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Zou het echt alleen maar toeval zijn dat hun sterfjaar en dat van één van hun zonen samenvalt met het jaar van de ultieme brand van het Hof van Marselaer in Steenhuffel? Had Evrard van der Marck, heer van Diepensteyn en van vele andere dingen, hier soms wat mee te maken?
Een groot mysterie. Kan een grafzerk liegen? De twee hierboven geciteerde versies van de inscripties (die van Adriaen van Marselaer en die van Cornelius van Gestel) wijken voldoende van elkaar af om te mogen besluiten dat de bron van de tweede niet de eerste was. Toch hebben beiden het over het jaar 1477 als sterfjaar van de echtelieden en hun oudste zoon. De getuigenissen van de mensen uit Steenhuffel spreken ook ondubbelzinnig over het jaar 1477 als dat van de definitieve verwoesting van het Hof van Marselaer te Steenhuffel. Naast een gezamenlijke grafzerk hadden Jan, Joanna en hun zoon Adriaen ook een gezamenlijk jaargetijde in de kerk van Malderen. Het werd gecelebreerd op de 1ste dinsdag na het feest van het H. Sacrament in juni. Toch zijn er onderzoekers die blijven beweren dat Jan van Marselaer, zijn vrouw en zijn zoon in 1476 en niet in 1477 gestorven zijn. De complicatie dat voor 1582 (dat is voor het invoeren van de Gregoriaanse kalender) een nieuw jaar op 1 april begon, kan deze verschillen niet verklaren. Ook Baudouin Walckiers blijft het op het jaar 1476 houden en gaat er van uit dat de grafzerk en de latere transcripties allemaal vervalsingen zijn. Vreemd genoeg zijn er argumenten die hun mening ondersteunen. 1. Adriaen van Marselaer, volgens de grafzerk ondubbelzinnig gestorven op 6 mei 1477, werd als schepen van Brussel al in mei 1476 “wegens overlijden” vervangen. 2. Gillis van Marselaer, de tweede zoon van Jan en Joanna, deed het verhef van Marselaer op 25 oktober 1476. Althans volgens het “dagboek van de verhefrekeningen” van het Feodaal Hof van Brabant. In dat rekeningjournaal zou letterlijk te lezen zijn 93: “Van Gielis van Marselaer die opten XXV dach van octobri XIVcLXXVI ... ontfing by dode wylen Jan van Marselaer synen vader en wylen Adriane van Marselaer syn brueder XXXVI bunder... te Marselaer inde prochie van Malre.” Jan en Adriaen waren op 25 oktober 1476 bijgevolg al overleden. 3. Ook in het testament van Jan en Joanna, opgemaakt tijdens hun leven op 17 maart 1476, staan een paar merkwaardige dingen te lezen. Een ruimere samenvatting volgt hierna, maar één element is in flagrante tegenspraak met de dingen die ik hiervoor beweerde. Volgens die overeenkomst kreeg hun dochter Elisabeth – dus op 17 maart 1476 – niet alleen een deel van de Cheynshoeve in Liezele maar bovendien het Verbranthoff te Steenhuffel, dat pas in het voorjaar van 1477 zou in brand gestoken worden! Ik heb echt geen verklaring voor dit laatste feit tenzij dat het laatste testament na de dood van Jan en Joanna misschien nog eens herschreven is. In ieder geval waren er voor de dood van Karel de Stoute geen oorlogshandelingen in onze streek. Zou hier misschien sprake van verzekeringsfraude kunnen zijn? In de recentere geschiedenis van Malderen heb ik namelijk een vergelijkbaar feit gevonden. Terwijl al voor het uitbreken van de eerste wereldoorlog belangrijke subsidies voorzien waren voor de restauratie van het dak en de toren van de parochiekerk, werd voor deze werken na de oorlog met succes een beroep op de commissie voor oorlogsschade gedaan. Volgens Baudouin Walckiers zou Marselaer voor schade tijdens de Bourgondische oorlog in 1477, drie jaar later 6000 gulden schadevergoeding ontvangen hebben.
93
Overgenomen van Baudouin Walckiers, Les Marselaer à travers 5 siècles, blz. 64, voetnoot 245.
59
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Om het mysterie nog groter te maken, ook nog dit. In de “Transcriptie van extracten” uit het oude jaargetijdenboek van Malderen en uit andere documenten van de parochie van voor 1496, gemaakt door pastoor Merten van Zuene in 1582”, integraal op de website Londerzeel Vroeger te vinden” vond ik het volgende: “Wij William van den Broecke, Peter de Temmerman, Jannen van Polfliet ende Jan de Sagere, scepenen van Opdorpe, Jans van Marselaer, heere van Opdorp, ... doen condt ... Gedaen int jaer ons heeren dusentich vierhondert achtentseventich den vijffthiensten dach van sporkille.” Op de plaats van de puntjes staat veel tekst maar die is van geen belang voor dit verhaal. Maar wat opvalt, is dat int jaer ons heeren dusentich vierhondert achtentseventich den vijffthiensten dach van sporkille (dat is 15 februari 1478/1479) Jan van Marselaer, 1 à 2 jaar na zijn dood maar blijkbaar in goede gezondheid, de schepenbank van Opdorp heeft voorgezeten. De volgende Jan van Marselaer die heer van Opdorp was, werd maar op 13 september 1492 geboren.
De kinderen van Jan van Marselaer en Joanna Sjonghen. Jan en Joanna hadden 6 of volgens anderen 9 kinderen. Dat waren: 1) Adriaen van Marselaer, geboren omstreeks 1423, studeerde te Leuven, trouwde met Elisabeth van Dielbeke (ouders onbekend) 94, kreeg geen kinderen, werd opgenomen in het geslacht Serhuygs, werd in 1475 schepen van Brussel en overleed – althans volgens zijn grafsteen - op 5 mei 1477 95, slechts 10 dagen na zijn ouders, en dicht genoeg bij Malderen om er begraven te kunnen worden. Na zijn dood verbleef zijn weduwe een poosje op het Hof ten Damme te Lippelo bij haar schoonbroer Gillis van Marselaer die daar al sedert zijn huwelijk woonde. Dat doet me vermoeden dat Elisabeth van Dielbeke toen geen eigen woonst meer had en zij en haar man Adriaen wel eens op het afgebrande Hof van Marselaer te Steenhuffel zouden kunnen hebben gewoond toen dat werd aangevallen. Is Adriaen 10 dagen later aan zijn daarbij opgelopen verwondingen overleden? Later (zeker voor 1490) hertrouwde Elisabeth met Godevaert van Doorne 96. Adriaen had wel een natuurlijke dochter Johanna, die maar één oog had (het andere verloren bij de brand van het Hof van Marselaer?) en die later trouwde met Peeter van Doorne (rentmeester van Diepensteyn en na zijn huwelijk rentmeester van Gillis van Marselaer). 2) Gillis van Marselaer, geboren ca 1425, volgt hierna. 3) Gijzelbrecht van Marselaer, geboren ca 1426, studeerde samen met zijn broer Adriaen in 1444-1445 in Leuven, werd monnik in de abdij van Affligem en was daar in 1460-1467 ontvanger van de cijnzen van het (Affligems) scriptorium en de pitancerie in Brabant en Vlaanderen. In 1472 of 1479 werd hij prior van Neerwaver waar hij in 1484 de mariale legende door de Broeders van het Gemene Leven te Brussel liet publiceren. In 1493 werd hij eenparig tot abt van Affligem verkozen. In die functie zou hij Goswin Herdinck (+1493) opvolgen, maar hij weigerde uit bescheidenheid. Hij overleed op 13 november 1508 in Neerwaver. Hij kreeg een glasraam met de familiewapens in de kapel van de priorij 97.
94
Elisabeth van Dielbeke werd ook wel eens Lijsbetten Magermans genoemd. In Malderen was er omstreeks 1450 ook sprake van het Magermansveldeken, ½ bunder groot, gelegen tegen het Stratenbos en tegen het hof van Adriaen. 95 Op 12 mei 1476 had hij zijn testament gemaakt (A.R. Gent, familie-archief dela Faille, karton 21, nr. 75). 96 Zie Baudouin Walckiers, Les Marselaer à travers 5 siècles, blz. 66. 97 Archief- en bibliotheekwezen in België, Vol. 66 - Association des archivistes et bibliothécaires, 1995, blz. 15.
60
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
4) Mathilde van Marselaer, geboren ca 1430, werd op 1 september 1465 geprofest als non in het klooster van de Heilige Elisabeth op de berg Sion in Brussel 98. Zij stierf er op 20 april 1518. 5) Hendrik van Marselaer, zou in 1444-1445 ook aan de universiteit van Leuven gestudeerd hebben voor hij priester werd. Vanaf 1482 assisteerde hij zijn broer Gillis als rentmeester van de goederen van de abdij van Werden in Zele. In 1498 legde hij zijn geloftes af in het klooster van Boetendael. In 1503 was hij provinciaal van de broeders Recoletten. C. Butkens geeft hem bovendien de titel van Ridder van Jeruzalem 99. 6) Elisabeth van Marselaer, geboren ca 1435, trouwde met de edelman jonker Michiel Stragier, leenman van de Cauwerburgh en van andere leengoederen te Bazel. Ze hadden een zoon, Geeraert Stragier, die trouwde met Josyne van Ackere en in de periode 1502-1509 baljuw en kastelein van Rupelmonde zou worden. Machiel Stragier overleed in 1477 of 1478. Elisabeth hertrouwde in 1479 met Joos van der Moten (of de la Motte), heer van ter Moten. Er kwam nog een kind, Catharina van der Moten, hetgeen betekent dat Elisabeth nà 1433 moet geboren zijn. Joos van de Moten overleed op 29 juni 1514. Haar dochter Catharina (+1540) trouwde met Josse de Cordes-Waudripont, heer van Bassegem (deel van Anzegem). 7) Jan van Marselaer werd eveneens priester. 8) Michiel van Marselaer. 9) Claes van Marselaer
Het testament van Jan van Marselaer en Joanna Sjonghen. Jan van Marselaer en zijn vrouw hadden in 1472 al een testament gemaakt. Op 17 maart 1475 hebben ze dat samen met hun kinderen nog eens herbekeken. 1475 moet hier wel als 1476 gelezen worden, want voor het invoeren van de Gregoriaanse kalender in 1582 begon het nieuwe jaar pas op 1 april. Daarin werd onder meer het volgende overeen gekomen 100: - Hun zoon Adriaen kreeg, naast de 36 bunders Marselaer-goederen te Malderen, nog twee boerderijen te Merchtem. Tevens de gouden kroon van zijn overgrootmoeder Kathelyne van Couderborch. - Gillis kreeg de lenen van de heren van Grimbergen en twee molens te Malderen. Na de dood van Adriaen heeft Gillis, die aanvankelijk alleen maar de lenen van de heren van Grimbergen (de 29 bunders van het Hof ten Damme, de hoeve van Winterpoel, de tiende van Hingene en blijkbaar ook de Marselaermolen) en de twee watermolens te Malderen gekregen had, ook de 36 bunder Marselaergoederen te Malderen gekregen. Tevens de eigendommen te Zele met het pachterschap van de abdij van Werden en de Vrijheerlijkheid van Opdorp. Hij kreeg ook alle wapens en de meubels maar werd voor dat alles wel belast met het bekostigen van de uitvaart en van de diverse schenkingen (zie verder). - Elisabeth, de oudste ‘wereldse’ dochter, kreeg een deel van de Cheynshove in Liezele en het “Verbranthoff” te Steenhuffel. Bovendien kreeg ze ook de gewaden van mevrouw van Liedekerke, haar overgroottante (langs de kant de Luu). - Hun zoon Gijselbrecht, die in de abdij van Affligem zou intreden of er ingetreden was, kreeg verschillende percelen grond die na zijn dood eigendom van de abdij zouden worden. 98
Mathilde van Dijck- Een rij van Spiegels – De H. Barbara van Nicomedia als voorbeeld voor vrouwelijke religieuzen – Hilversum, 2000. 99 In de Matricule de l'Université de Louvain (1426-1453) heb ik echter alleen maar Adriaen en Gijselbrecht gevonden. Hendrik was toen trouwens wellicht nog wat te jong. 100 Volgens de samenvattingen van a) Alphonse Wauters op blz. 754 van deel II van zijn Histoire des environs de Bruxelles, en b) Baudouin Walckiers op blz. 62-63 van zijn Les Marselaer à travers 5 siècles.
61
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
-
-
-
Louis De Bondt
De andere kloosterlingen kregen niets behalve wat ze bij hun intrede voor hun klooster hadden meegekregen. Voor herstellingswerken aan de kerken van Malderen en Lippelo werden 3 Groote Vlaamse Ponden geschonken. De kapel van Opdorp kreeg 2 Ponden. De kerk en de armen van Malderen, Lippelo, Opdorp en Liezele kregen nog andere dotaties. De kerk van Steenhuffel kreeg niets maar wel de kapelanij van Marselaer te Steenhuffel en Merchtem. Dit is één van de sterkste bewijzen dat er in Steenhuffel voor 1477 wel degelijk een kapelanij van Marselaer bestond. Jan van Buyseghem, de neef van Jan (wellicht de zoon van Catharina van Marselaer en Walter van Buyseghem) kreeg de jachtnetten of stroppen (zyne garens waermede hy testateur plach te jagen op Merchtem en Assche). De pachters en bosbeheerders kregen ieder 3 wikkels zwarte stof om rouwkleding van te maken. Thomas Rogmans, mogelijk de rentmeester, kreeg de reiskleren voor de winter van Jan. Adriaen Floriszoon Boeyens (Utrecht 2 maart 1459-Rome 14 september 1523) kreeg, zowel bij het overlijden van Jan als dat van Joanna, twee grote Ponden om zijn studies aan de universiteit van Leuven voort te kunnen zetten. De kinderen van Jan en Joanna werd aangemaand om deze veelbelovende student verder te steunen. Gillis heeft zich daar ook aan gehouden. Niet zonder resultaat; in 1522 werd hij tot paus Adrianus VI verkozen.
62
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Periode 4 1477-1831
Verder zonder Marselaer te Steenhuffel
63
Louis De Bondt
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Het Hof van Marselaer te Steenhuffel, dat in 1477 voor een tweede keer door oorlogsomstandigheden grondig vernield werd, is nooit meer opgebouwd. De ruïnes werden aan Elisabeth geschonken. Zij was de oudste (eigenlijk enige) niet religieuze dochter van Jan van Marselaer en Joanna Sjongen. Ze was geboren na 1433. In 1477 was ze al een poos de vrouw van de edelman jonker Michiel Stragier, leenman van de Cauwerburgh en van andere leengoederen te Bazel. Ze hadden een zoon, Geeraert Stragier, die later zou trouwen met Josyne van Ackere en in de periode 1502-1509 baljuw en kastelein van Rupelmonde werd. Machiel Stragier overleed in 1477 of 1478 101. Elisabeth hertrouwde in 1479 met Joos van der Moten. Zeer waarschijnlijk gaat het hier over de heer van de heerlijkheid van ter Mote, Wulfskerke (Walskerke) te Anzegem. Dat was een achterleen van de heerlijkheid Hemsrode en eigendom van de familie Van der Moten, die tevens dorpsheren van Ingooigem waren. Joos van der Moten had dus niets te maken met Boudewijn le Cocq, heer van la Motte, die in 1556 heer van Groenhoven te Malderen werd. Maar dat terzijde. In ieder geval was hij een zoon van Jean van der Moten en Marguerite Bette en sedert 15 juni 1469 weduwnaar van de op 22-jarige leeftijd gestorven Joanna Passcheau. Er kwam nog een kind, Catharina van der Moten, die later trouwde met Josse de Waudripont. Naast het Verbrand Hof te Steenhuffel bezat Elisabeth van Marselaer ook het Hof te Bogaerde in Lebbeke, een eigendom in Buggenhout en een deel van de Cheynshove te Liezele. Ze overleed op 19 februari 1508 en werd bij de Arme Klaren te Gent begraven. Op haar grafzerk 102 staat het jaar 1507 want volgens de oude kalender begon het jaar pas op 1 april. Joos van der Moten stierf op 29 juni 1514 en werd bij haar begraven. Aan de geschiedenis van het Hof van Marselaer te Steenhuffel, waar ooit 7 ridders hadden gewoond die elk een stenen brug hadden gelegd, was al 30 jaar voordien een definitief einde gekomen. Wat er daarna met de restanten gebeurde is zeer duister. In Steenhuffel werd nooit meer over Marselaer gesproken of geschreven 103. Omdat ook de vroegere geschiedenis haast nergens geregistreerd was, werd stilaan vergeten dat het had bestaan. In 1950 hadden alleen nog een paar oudere mensen gehoord van de legende over een kasteel in de Bontestraat. Er was nog wel de materiële aanwezigheid van de “Marselaermolen”. Maar die werd met het Hof van Marselaer te Malderen geassocieerd. Ik heb getracht om, aan de hand van de weinige gegevens die nog voorhanden zijn, de verdere geschiedenis van de voormalige gronden van Marselaer te achterhalen. Omdat die materie echter niet meer tot de eigenlijke geschiedenis van Marselaer behoort, zal ik ze in twee bijlagen behandelen: - Het voormalige Hof van Marselaer te Steenhuffel nà 1500. - De kapelanie van Marselaer te Steenhuffel en wat er van geworden is. 101
Rijksarchief te Gent, Sint-Pietersfonds; 1995/2. ‘Hier licht begraeven Lysubet van Marselaere, filia Jans, tvoorseit Joos gheselnede, die overleet int jaer 1507 den XIXen sporcle. Bidt voor de zielen –Tekst te vinden in de licentiaatsthesis van Veronique Despodt, Universiteit Gent, faculteit Letteren en Wijsbegeerte, academiejaar 2000-2001 “ Gentse grafmonumenten en grafschriften tot het einde van de Calvinistische Republiek (1584)”. 103 Met uitzondering van een passage in het cijnsboek uit 1508 van Caerle vander Noot, de hoofdleenman van de hertog van Brabant voor het Perrehof in Steenhuffel (Algemeen Rijksarchief, Fonds de Lalaing): “Heer Gillijs van Bouchout (is mijn onderleenman) op de Perre Couter voor 5 dachwand (vijfschoof)lants luttel min oft meer (waarvan) heer Peeter Was (=Wassernas) voor ¾ en heer Gillijs van Bouchout voor ¾ (schoofplichtig is). Ende desen schoof van dese lande betalen Willem vander Meeren, de capellaene van Vilvorden ende Aleyte van Maerselaer”. Deze Aleyte of Aleydis is in geen enkele genealogie te vinden. Omstreeks dezelfde tijd was een zekere Barbara van Nuwenhove alias Maerselaer volgens het leenboek van Diepensteyn, dat in 1467 begon, hun leenvrouw in Malderen voor 2 dagwand bos in de Steenhuffelstraat en 3 dagwand land tussen Wouterbosch en Bekerenveld. Noch in de genealogie van Marselaer noch in deze van van Nuwenhove (ten Broecke Malderen) komen we dezer dame tegen. 102
64
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Jan 5 van Marselaer ° 1399/1400 x Joanna de Jonghe
Joanna van Marselaer 1480x 1494 Joos de Rijcke
Margriet Beatrijs van van Marselaer Marselaer 14831482x Hector van 1506 Glymes + 1531 Non St. Niklaas – Stadhouder Klooster van het (Aarschot) Land van Grimbergen
V Gillis 3 van Marselaer (1425-1518) x 1477 Johanna Lanen xx 1490 Zegerine van Groesdonck V Jan van Willem van Joos van Marselaer Marselaer Marselaer 1492-1521 1493-1544 1495x 1514 x 1529 onnozel Digna de Elisabeth Mol Joos
65
Antoon van Marselaer 1497-1554 x 1531 Anna van Halen xx Catharina van der Eertbruggen
Adriaen van Marselaer 1500-1550 x Maria van Nispen xx 1540 Catharina Schoyte
Anna van Marselaer 1501x Raphael van uutenhove xx Rogier Bruyneel xx Lieven van den Bosche
Bastaarden Antoon mogelijk ook Joanna x 1500 Peeter van Doorne.
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
10. Gillis 3 van Marselaer (1425 /1476-1518) Johanna Lanen Zegerine van Groesdonck
Gelukkig hebben we het Hof van Marselaer in Malderen nog om iets over te vertellen... Gillis 3 van Marselaer, geboren ca 1425, kreeg het Hof ten Damme te Lippelo, de Koevoetmolen te Malderen en wellicht ook de hoeve Winterpoel te Malderen toen zijn vader Jan nog leefde 104, wellicht in 1472. Na de dood van zijn ouders en zijn oudere broer Adriaen deed hij het verhef van de andere goederen van Marselaer (inclusief Opdorp of althans de helft ervan). De datum van het verhef zou 25 oktober 1476 (en niet 1477) zijn geweest. Het probleem met de overlijdensdata van vader Jan en oudere broer Adriaen heb ik eerder uitgelegd maar niet kunnen verklaren. Als bijzonderste erfgenaam werd hij na de dood van zijn vader ook de tiendenpachter (ontvanger der cijnzen) van de abdij van Werden in Zele. Daarbij werd hij door zijn broer Hendrik, die in Leuven gestudeerd had, geassisteerd. In 1502 werd hij, als afstammeling van het geslacht Serhuygs, als niet residerend poorter van Brussel aangenomen.
Gillis 3 van Marselaer trouwt. Volgens de meeste bronnen trouwde hij in 1477 (1475 volgens C. Butkens en al voor 1466 volgens mij 105) met Johanna Lanen. Zij was de dochter van Jan Lanen en Joanna Vlemincx en kwam uit Gent. Zeer waarschijnlijk zijn ze na hun huwelijk in het nog nieuwe kasteel van Opdorp gaan wonen. Op het Hof van Marselaer te Malderen woonden ze vast en zeker niet; dat had geen status, zoals we verder nog zullen ontdekken. Ze kregen drie kinderen: 1. Joanna (Jenne) van Marselaer, geboren ca 1480, trouwde “per contract” in 1494 met Joos de Rijcke, en zou haar vader opvolgen. Zie verder. 2. Margriet van Marselaer, geboren ca 1482, werd in 1504 non in het klooster van SintNiklaas te Aarschot en stierf er al op 5 mei 1506. 3. Beatrijs van Marselaer, geboren ca 1483, trouwde op 28 februari 1502 met Hector van Glymes-Grimbergen. Deze Hector was drossaard en stadhouder van het Land van Grimbergen van 1516 tot aan zijn dood in juni 1531. Hij zou een natuurlijke zoon geweest zijn (hij noemde zichzelf bastaard) van Philips van Glymes. Philips van Glymes (1420-1464), heer van Grimbergen, had met zijn officiële vrouw Johanna van Hamal van Elderen, een glasraam in het koor van kerk van Malderen, dat tussen 1451 en 1463 werd gebouwd. Hector en Beatrijs hadden (minstens) 7 zonen en 6 dochters.
104
Volgens Jozef Verheyden (GHKL 2004/4 blz. 182) zou Jan van Marselaer ten Damme in 1454 verkocht hebben aan de familie Hoffmans, heren van Lippelo. De nauwgezetheid van de heer Verheyden kennende moet hij dat dus ergens gelezen hebben, maar ik weet niet waar. De familie Hoffmans is echter maar in Lippelo verschenen toen Nicolaes Hoffmans trouwde met Anna van der Straeten en aldus in 1568 heer van Melis en Opdorp werd. Het hof ten Damme is tot 1559 eigendom van de familie van Marselaer gebleven. 105 In het leenboek van Diepensteyn uit 1466 (Algemeen Rijksarchief, Fonds de Lalaing) staat woordelijk: “Gillis van Marselaer es besetman van eenen halven buynder luttel min oft meer gelegen op Kercovenvelt (Malderen) ende zijn wijf is sterfwijf”. Dus was Gillis toen al getrouwd, mogelijk met een eerdere vrouw.
66
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
1486 was een slecht jaar voor Marselaer. Johanna Lanen kwam tragisch aan haar einde. Op 20 augustus 1486 verdronk ze tijdens een bootongeluk op de Schelde. De families van Marselaer en van Ursene waren naar een belangrijk huwelijksfeest in Antwerpen geweest. Het was in die tijd niet alleen lastig maar waarschijnlijk ook niet veilig om over land te reizen. Na de dood van Karel de Stoute (1477) en van zijn dochter Maria van Bourgondië (1482) was het erg onrustig gebleven. De meeste Vlaamse en een aantal Brabantse steden, daarbij aangestookt en geholpen door de Franse koning, kwamen in opstand tegen de Bourgondiërs en daarna tegen Maximiliaan van Oostenrijk, de weduwnaar van Maria. In ieder geval besloot het gezelschap om via den Briel (Buggenhout-Baasrode) per boot over de Schelde te reizen. Na de feestelijkheden keerden ze langs dezelfde weg terug naar huis. Wat er toen te St. Bernards bij Bornem gebeurde werd door een getuige als volgt beschreven en op het einde van de 16de eeuw door Adriaen van Marselaer gekopieerd 106: “Jonkvrouw Joanna Laenen, de vrouw van Gillis van Marselaer, was naar een bruiloft in Antwerpen geweest. Ze was aan boord van een schipper uit Antwerpen ingescheept. Toen een schipper uit Mechelen van de andere kant kwam wilde deze niet uitwijken; het was immers oorlog. Zo zeilden ze elkaar naar de bodem. Vele mensen verdronken. Engelbert van Ursene wist al zwemmend de oever te bereiken. Ook jonkvrouw Joanna Laenen geraakte uit het schip. Ze had een rode fluwelen tabbaart aan met een wijde voering en bleef daardoor lang boven water drijven. Toen ze haar neef op de dijk zag staan riep ze: ‘och neef, ge gaat mij hier toch niet laten verdrinken!’. ‘Neenik, nicht,” antwoordde hij, “maar ge moet mij beloven om mij niet bij mijn benen of om de nek vast te grijpen.’ Dat beloofde zij en daarop sprong hij weer in het water. En terwijl hij dacht om haar bij haar tabbaart vast te grijpen sloeg zij haar armen om zijn hals en ze hield hem zo stevig vast dat ze samen verdronken. Dit gebeurde omstreeks de heiligdag van Sint-Bernard (20 augustus) van het jaar onzes heren 1486 in den oorloghe ten dienen tijd den kwaeden wereld.” Veel later, op 18 januari 1507 werden de goederen van Johanna Lanen tussen haar wereldse dochters Joanna en Beatrijs verdeeld. Daar waren gronden in Wetteren en Hofstade bij. De fluwelen tabbaart waarin ze verdronk was echter al eerder aan de kerk van Malderen geschonken om er mantels voor de beelden van Sint-Amandus en O.L.Vrouw evenals een kazuifel van te maken. Op het laatste kledingstuk waren de wapens van Marselaer en La(e)nen aangebracht. Na de dood van zijn vrouw heeft Gillis voor haar en voor zichzelf in de kerk van Malderen een jaargetijde gefundeerd. Het werd gecelebreerd op 11 juli. Daarvoor werd 182 Rijnsgulden betaald, bezet op een huis te Mechelen, in de Degheemstraat op de hoek van de Coninckstraat. Zeer spoedig daarna is hij met zijn drie dochters definitief in Antwerpen gaan wonen. Uit wat hierna moet blijken heeft hij daar echter ook voordien al een woning gehad.
1487 was een slecht jaar voor Marselaer Ergens tussen 1477 en 1493 werden, volgens recente interpretaties van 17 de eeuwse teksten in Malderen het Hof van Marselaer, de hoeve Winterpoel en de Koevoetmolen, allemaal eigendom van Gillis van Marselaer, verwoest. In dezelfde periode gingen overigens ook de Marselaerkapel van Opdorp en het kerkje van Lippelo in de vlammen op.
106
Bron: Rijksarchief Gent, Archieffonds van de familie Della Faille, notities van Adriaen van Marselaer (de licht gemoderniseerde tekst werd opgesteld op basis van een transcriptie van de heer Jozef Verheyden).
67
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Doorgaans wordt het jaar 1480 als het jaar van de vernielingen opgegeven 107. Daarvoor wordt uitgegaan van de volgende getuigenis die Adriaen van Marselaer in 1579, een eeuw na de feiten, in zijn notaboekje heeft ingeschreven. “In ’t jaar 1480 zo werden drij hoeven afgebrand toebehorende jonker Gillis van Marselaer en daar en bleef niets staan dan een ovenmuur op het Hof van Marselaer. Dit placht Amand Moernaai te vertellen en den ouden Jan Torrens, alias den ouden Jan de Backer, Hectors zone... De kerke van Lippelo in den oorlog afgebrand zijnde, is door die van Marselaer wederop doen maken, ende zo dat deze kerke heet ‘de kerke te Marselaer’, also het Hof van Marselaer niet verre van daar af is…” Is deze tijdsaanduiding wel accuraat? In GHKL 2005/4 publiceerde Jozef Verheyden een brief waarin Gielis zich over deze verwoestingen beklaagde en schadevergoeding vroeg. Omdat ik de originele brief zelf niet vond 108 en omdat ik niet weet wanneer hij geschreven werd, herhaal ik hierna de ietwat gemoderniseerde transcriptie van deze tekst. De cursieve woorden heb ik er ter verklaring zelf aan toegevoegd. “Gillis van Marselaer, schildknaap en drossaard van Buggenhout, zegt dat hij al in zijner tijd gediend heeft wijlen hertoge Karel in zijn oorlogen en wapeningen (waarschijnlijk worden hier de al vroeger beschreven campagnes tegen Dinant en Luik in 1466-1467 mee bedoeld. Er zijn bronnen die beweren dat Gillis begin 1477 ook aan de zijde van hertog Karel de Stoute in Nancy gevochten heeft, maar in tegenstelling tot zijn baas die veldslag heeft overleefd) en zijn pacte gehouden, zoals hij nog doet de pacte van onze genadige heer de Roomse konink (dit is Maximiliaen van Oostenrijk, die in 1477 met Maria van Bourgondië de dochter van Karel de Stoute, was getrouwd en hierdoor, naast keizer van Oostenrijk onder meer ook hertog van Bourgondië en Brabant was geworden.”Roomse konink” oftewel keizer van het DuitsRomeinse Rijk is hij echter pas in de zomer van 1486 geworden. Deze brief moet dus van later zijn.) Om welke pacte te houden, ziende en merkende onlanks de ongehoorzaamheid van die van de stad Brussel, onder wiens kwartier hij gezeten en woonachtig was, in een dorp geheten Malderen, begevende en abandonneerde zijn huis daar inne hij woont, en 2 andere van zijn winhoven en pachtgoeden die hij alsdan (Ik merk op dat hier niet staat “daar” maar wel “toen”) hadde en kostelijk zijnde, vertrok ver van daar met zijn wijf en kinderen, en is gaan wonen in de stad Antwerpen, waar hij sedertdien verblijft en dat nog altijd doet. (Deze brief werd dus geschreven enige tijd nadat Gillis met zijn vrouw en kinderen naar Antwerpen verhuisde. Zijn eerste vrouw was op 20 augustus 1486 verdronken. Zijn 2de kind was in 1482 geboren. Over de ongehoorzaamheid van de stad Brussel, het volgende: Brussel is in 1488 tegen Maximiliaen van Oostenrijk in opstand gekomen. Dat resulteerde in 1489 in de inname van het kasteel van Beersel door de Brusselaars. Maximiliaen zou later Brussel belegeren dat zich ten gevolge van uitputting en een pestepidemie aan hem moest overgeven. Aangezien zijn eerste vrouw nog leefde moet de “ongehoorzaamheid” naar dewelke Gillis refereerde echter een andere verklaring hebben. Welnu, nadat Maximiliaen in Aken tot Keizer van het Heilige Roomse Rijk gekroond was, werd hij op 22 juli 1486 met grote luister in Brussel ingehaald. Hij was daarbij vergezeld door Duitse soldaten. De volgende dag zijn de poorters van Brussel massaal tegen hen in opstand gekomen en hebben vele Duitsers gedood en in de Zenne geworpen. Daarna wist de Brusselse magistratuur zijn burgers nog wel te kalmeren. Tussen 1482 en 1488 heb ik echter geen ander incident gevonden dat de woorden van Gillis kan verklaren.) 107
Zie GHKL 2005/4 blz. 113 en GHKL 2004/4 blz. 182. Zou te vinden moeten zijn in het Algemeen Rijksarchief te Gent, familie-archief dela Faille, karton 22, nr. 111. 108
68
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Gillis van Marselaer zegt ook dat, hangende deze oorlogen, de ruiters en de wapenlui (onder het banier van den konink) en enige gezellen van de stad Mechelen zijn gekomen, bij dage en bij nachte, in het huis van Gillis te Malderen; waar zij bij zijn pachters en landwinners en andere huisgezinnen aldaar wel en deugdelijk ontvangen zijn en gespijsd van eten en drinken, die men hen geerne gegeven heeft, zonder dat zij nooit daarvoor iets betaald hebben aan de pachter noch aan iemand anders. Maar, ter contrarie, hebben zij dikwijls hun goederen en huisraad genomen en geroofd toen ze vertrokken. En in het bijzonder kwamen op Sint Mathijsavond laatstleden (dat is dus op 21 september; bovendien staat er ‘laatstleden’ wat onmogelijk op het jaar 1480 maar alleen maar op 1486 of later kan betrekking hebben) enige ruiters en knechten uit Mechelen, die daar die nacht gelogeerd werden en er aten en dronken zonder iets te betalen. En wat meer is, zij braken en smeten op vele deuren en sloten in het huis en bedreven vele andere ruiterigheden, zodat de maarte, die het huis bewaarde, naar het neerhof moest vluchten en hen alleen in het huis liet. En smorgens gingen ze dan weg met het gerief en de goederen die de huisgezinnen toebehoorden. En omtrent de avondstonde keerden de ruiterknechten wederom, zeggende dat zij kwamen om refref te houden en te nemen, voor hen en mitsgaders enige gevangen vijanden, die zij gevangen hadden, om aldaar des nachts te logeren; welke ruitergezellen woorden kregen met de knechten en de knapen van de pachthoeve en landwinners, waarop dat gevecht en geschut rees, zo dat er eenige zuchtend gestorven zijn. En hoewel dat gevecht niet gekomen is bij toedoen noch door de schuld van de voorzeiden Gillis, en dat hij niet present was maar was in de stede van Antwerpen, namen nadien de ruiterengezellen, met hunne kwade moedwil, zonder enige reden, krachtelijk al de beesten die Gillis in zijn winhoven en pachthoven had. En wat erger kwaad is, hebben zij die selven aangestoken en in assen verbrand, gelijkerwijs of Gillis een landsvijand was geweest, en hebben zij ter contrarie van het pact van de konink gehandeld, en sloegen, smeten en kwetsen jammerlijk en gezamenlijk twee van zijn dienders. In ’t welk zij hem beschadigd hebben van 6000 guldens en meer” Dus: 1) Omdat deze brandstichting gebeurde nadat Gillis met vrouw en kinderen (meervoud) naar Antwerpen verhuisd was kan ze met zekerheid niet voor 1482 gebeurd zijn. 2) Aangezien Maximiliaen van Oostenrijk begin juli 1486 keizer van het Duits-Romeinse Rijk geworden is, moet deze brief daarna geschreven zijn. 3) De vernielingen gebeurden op 22 september “lestleden” dat wil zeggen voorafgaand aan de dag dat de brief geschreven werd. Dat kan ten vroegste in 1486 zijn. Het drama had bovendien niet rechtstreeks met oorlogshandelingen te maken maar was het gevolg van een stomme ruzie tussen de plaatselijke bewoners en de “ruitergezellen” ten dienste van de keizer die, gratis “kost en inwoon” kwamen vragen. Op blz. 301 van het 1ste deel van “Histoire de la ville de Bruxelles” 109 heb ik de volgende passage gevonden (vertaald): “De (nieuwe) oorlog tegen Frankrijk, die in 1487 begon, was niet van lange duur. Maar de vrede die op 20 september te Brussel afgekondigd werd, bracht lang geen rust en voorspoed. De buitenlandse soldaten die Maximiliaen doen komen had, bleven in het land en ontvingen geen soldij. Zij leefden op kosten van de burgerij en de boeren. In Brussel betaalden ze niets van wat ze kochten en wanneer men hen om geld vroeg antwoordden ze met vloeken en dreigementen en zegden ze dat de tijd voor de Duitsers gekomen was om zich in het bloed van de Brabanders en Vlamingen te drenken. Het lot van de boeren109
Histoire de la ville de Bruxelles, Alexandre Henne en Alphonse Guillaume Ghislain Wauters, tôme 1, Bruxelles 1845.
69
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
buiten was verschrikkelijk. De ongelukkige dorpelingen werden verplicht om deze horden zonder beperking de beste Rijnwijn, vlees, brood en kaas te schenken, en dat terwijl ze zelf amper het hoogst rudimentaire konden bekomen...” Zeer herkenbaar dus. Het zijn onder meer deze plunderingen die in 1488 tot de echte Brusselse opstand hebben geleid. Dit alles maakt de datum van 22 september 1487 als de meest waarschijnlijke voor de vernieling van de goederen van Marselaer. Ik merk op dat daarbij alleen over het in brand steken van een pachthof en winhof gesproken werd. De Koevoetmolen en Winterpoel werden niet bij naam genoemd.
Gillis hertrouwt. Op 10 augustus 1490 (datum van het contract) hertrouwde Gillis van Marselaer met Zegerine van Groesdonck die men ook wel Zeghers noemde. Ze was de dochter van Jan van Groesdonck en Margriet Pieterclaes. Ze was eerder sinds 5 oktober 1484 getrouwd geweest met ridder Adriaen Happaert van Antwerpen waarmee ze op 17 januari 1488 een zoon Jan (de latere burgemeester van Antwerpen) had gekregen, en waarvan ze op 2 april 1489 weduwe was geworden. Zegerine was toen nog altijd maar 19 jaar oud 110. Bij zijn tweede vrouw had Gillis nog 6 kinderen: 4. Jan van Marselaer werd geboren op 13 september 1492. Als oudste zoon volgde hij op 14 september 1503 zijn vader, die dan weliswaar nog in goede gezondheid was maar liever in Antwerpen bleef, op als heer van Opdorp. In tegenstelling tot zijn vader en grootvader, die alleen maar de helft van Opdorp hadden, mocht hij zich de enige heer van Opdorp noemen. Kort voordien had zijn moeder immers de andere helft van Librecht van Houthem (burgemeester van Tienen) en diens vrouw Catharina van Ophem overgenomen. Jan trouwde op 9 december 1514 (datum van het contract) met Digna de Mol, de dochter van Hendrik en Joanna van der Noot, en al weduwe van Jan Pipenpoy uit Merchtem met drie kinderen. Jan werd in 1517 schepen van Brussel. Dat dankte hij aan zijn oom Adriaen (schepen van Brussel in 1475) die de familiebanden met het geslacht Serhuygs bewezen had. In 1521 nam hij in het leger van keizer Karel V deel aan het mislukte beleg van Mézières (alweer het begin van een oorlog tussen de dan Spaanse Nederlanden en zijn aartsvijand Frankrijk, waarover ik niet verder zal uitwijden). Jan van Marselaer werd er ziek, werd naar Brussel teruggebracht, maakte daar op 4 oktober 1521 zijn testament en stierf een weinig later. Jan en zijn vrouw Digna hadden glasramen in de na 1490 heropgebouwde kapel van Opdorp en de kerk van Kalfort-Puurs. Zelf zou hij volgens sommigen in Merchtem begraven zijn, maar dat is lang niet zeker. Hij had geen wettige kinderen. 5. Willem van Marselaer werd geboren op 12 maart 1493. Hij ging in dienst als page bij een graaf, vervolgens woonde hij een tijdje bij meester Jan Lattyn, de griffier van het paleis te Mechelen en daarna ging hij aan de universiteit van Leuven studeren. Daar werd hij door een zekere Adriaen Boyens (Boeyens) opgevangen. Vader Gillis en grootvader Jan van Marselaer (+1477) hadden die student uit Utrecht financieel geholpen toen die aan de Universiteit van Leuven studeerde. Deze Adriaen Boyens is de familie van Marselaer daarvoor altijd meer dan erkentelijk gebleven. Adriaen Boyens heeft bovendien een zeer interessante carrière gehad. Van kanselier van de universiteit van Leuven (1497) werd hij 110
In deze periode komen we zeer vele “te” jonge huwelijken tegen (zie ook het huwelijk van Joanna van Marselaer en Joos de Rijcke). Het waren de ouders die de huwelijkspartner voor hun kinderen zochten en, zodra ze onderling akkoord geraakten, een “huwelijkscontract” lieten opstellen. De huwelijksdatum van 5 oktober 1484 is dan ook de datum van dit contract. Pas nà het kerkelijke huwelijk, wanneer bruid en bruidegom echt volwassen waren, gingen ze ook samenwonen.
70
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
leraar en opvoeder van de latere keizer Karel V (1508-1515), bisschop van Tortosa in Spanje (1516), kardinaal (1517) en inquisiteur van Castilië. Zodra de zonen van zijn vroegere beschermheer Gillis van Marselaer volwassen werden heeft hij hen bij zich ontboden en onder zijn hoede genomen. Daarbij dus ook Willem die zijn in 1510 in Leuven begonnen studies dan ongetwijfeld al beëindigd had. Toen Adriaen Boyens op 8 januari 1522 tot paus Adrianus VI verkozen werd heeft hij hen mee naar Rome genomen. Willem stelde hij aan als gouverneur en kastelein van de havenstad Ostia en (maar sommigen spreken dat tegen) als admiraal van zijn pauselijke vloot. In die hoedanigheid was hij in januari 1523 verantwoordelijk voor het ontzetten van de ridders van de Johannieterorde die sedert juni 1522 op het eiland Rhodos door de Turken van Sultan Soliman ingesloten waren. Nadat paus Adrianus VI op 14 september 1523 overleed keerde Willem van Marselaer met zijn broers terug naar Brabant. In 1525 keerde hij nog even naar Italië weer om er aan de slag van Pavia (februari 1525) deel te nemen. Op 24 februari 1525 zou hij er, in de buurt van kasteel Mirabel, persoonlijk betrokken geweest zijn bij de gevangenneming van koning François I van Frankrijk. Hij moet er een serieuze kwetsuur aan het hoofd aan over gehouden hebben. Wellicht vanwege de vele littekens in het gezicht trouwde hij beneden zijn stand met Elisabeth Joos waarmee hij vanaf 1530 drie kinderen had 111. In 1521, na de dood van zijn oudste broer Jan, volgde hij die als heer van Opdorp op. Bij de herverdeling van de vaderlijke goederen in 1525 (zie verder) werd dat bevestigd. Willem overleed in 1544. Hij heeft een gedenkplaat in de kerk van Merchtem. Tot de brand van ca 1590 bevond zich in het kerkschip van Malderen een glasraam met de beeltenissen van de broers Willem, Antoon en Adriaen van Marselaer en paus Adrianus VI. 6. Joos van Marselaer werd geboren op 4 mei 1495. Hij was niet volledig bij zijn verstand en is waarschijnlijk jong gestorven. In ieder geval werd op 3 juli 1525 zijn erfenis, samen met die van zijn in 1521 overleden broer Jan, tussen de overlevenden verdeeld. 7. Antoon van Marselaer werd geboren op 16 januari 1497. Toen Adriaen Boyens op 8 januari 1522 paus Adrianus VI geworden was, werd hij samen met zijn 2 broers in diens gevolg in Rome opgenomen. Antoon werd het hoofd van de persoonlijke lijfwacht van de paus. Nadat paus Adrianus VI op 14 september 1523 overleed keerde Antoon van Marselaer met zijn broers terug naar Brabant. Hij was in Rome echter aan de drank geraakt en hij is er nooit meer afgebleven. Hij trouwde een eerste keer op 24 juni 1531 (datum van het contract) met Anna van Halen (dochter van Franco van Halen en Marie de Lange 112) en een tweede keer met Catharina van den Eertbruggen. Met zijn eerste vrouw had hij 3 kinderen. Hij is in 1554 of later overleden en zou in de Hoogkerk van Dendermonde begraven zijn. Samen met zijn twee broers en de paus stond hij op een glasraam dat zich tot ca 1590 in het schip van de kerk van Malderen bevond. In 1543 werd Antoon van Marselaer nog vermeld als eigenaar van een 2 dagwand beemd in Londerzeel die hij verhuurde aan Jan Bloch 113, en in 1549 als leenman van het Leenhof te Liezele van Franchois van Halen 114. 8. Adriaen van Marselaer werd geboren op 20 september 1500. Adrianus Boyens was zijn peter. Toen die op 8 januari 1522 tot paus Adrianus VI verkozen werd is Adriaen, evenals zijn broers Willem en Antoon, zijn doopvader naar Rome gevolgd. Wellicht heeft hij daarvoor zijn studies, die hij in 1517 in Leuven begonnen was, afgebroken. In Rome werd Adriaen tot hoofdkamerheer van de paus benoemd. Paus Adrianus VI overleed op 14 sep111
Volgens een notitie in het register der tiendenpenning van het Land van Grimbergen bezaten deze kinderen in 1543 in Londerzeel “den Bueckelbosch”, een 5 bunder groot bos waarvan een deel gerooid en heide geworden was. Hun vader Willem, ofschoon die in 1544 zou gestorven zijn, wordt hierin al ‘wijlen’ genoemd. 112 Meer over deze mensen is te lezen in “het goed van Voorspoel en Oudenhoven in Londerzeel). 113 Algemeen Rijksarchief, familiearchief de Merode Westerlo, Land van Grimbergen, tiendenpenning 1543. 114 Algemeen Rijksarchief, schepenbank van Steenhuffel, register 6936, folio 52.
71
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
tember 1523, naar men zegt in de armen van Adriaen van Marselaer. Die keerde met zijn broers terug naar Brabant. Hij vestigde zich in Antwerpen. Na zijn terugkeer kocht hij op 26 mei 1524 een portret dat de hofschilder Jan van Scorel – nog een oud-student van de universiteit van Leuven – twee maanden voor diens dood van paus Hadrianus VI in Rome had gemaakt. Een deel van dat portret is nog steeds te zien in het pauselijke college te Leuven 115. Het portret van paus Adrianus VI door Jan van Scorel.
In Antwerpen trouwde Adriaen van Marselaer eerst met Maria van Nispen en nadat hij in 1539 weduwnaar geworden was op 29 april 1540 met Catharina Schoyte (de dochter van de Antwerpse burgemeester Arnold Schoyte). Adriaen werd (even) schepen in 1549 en weesmeester. Ook zijn kinderen (7 uit het eerste bed en 4 uit het tweede) zouden in Antwerpen carrière maken. Adriaen overleed te Antwerpen op 19 november 1550 en werd de volgende dag in de O.L.V. kathedraal begraven. Samen met de paus en zijn twee oudere broers stond hij tot ca 1590 op een glasraam in het schip van de kerk van Malderen. 9. Anna van Marselaer werd geboren op 10 september 1501. Ze trouwde een eerste keer met Antoon Willem van Uutenhove, zoon van Raphaël (schildknaap, heer van ter Most, een leengoed van het huis van Dendermonde te Wetteren) en van Anna de Baemst. Met Antoon had ze twee dochters: Anna Joanna en Antonette. Na 1526 hertrouwde ze met Rogier Bruyneel waarmee ze 1 zoon had: Adriaen. Ze trouwde nog een derde keer, met Lieven van den Bossche, de zoon van Lieven. Ze had eigendom in Liezele. Gillis had bovendien een natuurlijke zoon met een onbekende vrouw: 10. Antoon van Marselaer. Het zou kunnen dat Gillis, al voor 1480, ook een natuurlijke dochter had. We hebben deze eerder toegeschreven aan zijn oudste broer, de in 1477 gestorven Adriaen. Deze Joanna trouwde ca 1500 met Peeter van Doorne, die van 1496 tot 1527 rentmeester van Diepensteyn was maar tussendoor ook als rentmeester voor zijn schoonvader (of schoonoom) Gillis werkte. Gillis heeft hem een woonhuis in Opdorp geschonken, wat er op kan wijzen dat hijzelf wel degelijk in het kasteel van Opdorp woonde.
Leven en werken van Gillis van Marselaer. Zoals elke jongeling van stand maakte Gillis van Marselaer aanvankelijk carrière in het leger. Hij zou aan de zijde van Karel de Stoute gevochten hebben bij diens gruwelijke expedities naar Dinant en Luik (1466-1467) en ook in 1471 zou hij nog in het leger van Karel de Stoute zijn geweest. Volgens sommige maar niet erg geloofwaardige bronnen (o.m. C. Butkens) zou hij er zelfs bij geweest zijn toen Karel de Stoute op 5 januari 1577 sneuvelde te Nancy. In ieder geval heeft Gillis aan zijn militaire carrière te titel van ridder overgehouden. Gillis van Marselaer had ook eigendommen in Dendermonde en Buggenhout. In 1474 werd hij al de eigenaar genoemd van een goed in de Beronstraat in Dendermonde (naast het huis en 115
O.a. te lezen in a) Mededelingen van het Nederlands Historisch Instituut te Rome – Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, jaargang 1923, blz. 12, en in b) Dutch and Flemish painters, Carel van Mander, 1936, blz. 471.
72
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
de hof van Gillis van den Broecke van Malderen). En in Buggenhout had hij van zijn vader Jan o.m. een eigendom tegen het bos de Torfmeer geërfd. In 1473, dus nog voor zijn eerste huwelijk, werd hij als drossaard en rentmeester te Buggenhout genoemd. Hoe lang hij dat bleef, is niet geweten maar drossaard was hij in 1483 nog steeds. In ieder geval heeft hij daar in deze periode Jan de Rijcke leren kennen. Deze (of zijn vader Jan) was in 1451 door de heer van Grimbergen, Philips van Glymes, als drossaard van het Land van Grimbergen aangesteld en in 1493 zelfs tot oppervalkenier voor de streek tussen Brussel en Mechelen. Gillis van Marselaer en Jan de Rijcke werden jachtgezellen en waren samen dikwijls op stap in het Buggenhout-bos. De laatste werd er in 1504 door een everzwijn gedood. De vriendschap tussen Gillis en Jan had overigens nog andere gevolgen; 2 van hun kinderen trouwden met elkaar. Daar kom ik later op terug. Vanaf 24 juli 1482 heeft Gillis samen met zijn geleerdere broer Hendrik ook de taak van ontvanger der cijnzen van de abdij van Werden te Zele op zich genomen. Deze taak was aan het Hof den Trul in Zele verbonden en we zagen eerder dat dit via het huwelijk van Joanna Sjonghen met Jan van Marselaer (hun vader) eigendom van de familie van Marselaer geworden was. Dit werk schijnt tot in 1498 geen problemen gegeven te hebben, maar toen broer Hendrik dat jaar intrad in het klooster van Boetendael en Gillis er alleen voorstond, begon het mis te lopen. De abdij verweet hem te weinig ontvangsten in te schrijven en uiteindelijk kwam het tot een proces. Dat heeft tot in 1507 gelopen en Gillis werd daarbij door “advocaat” Adriaen Boyens verdedigd 116. Het lijkt er op dat Gillis het proces desondanks verloren heeft. Nog 6 jaar lang heeft hij aan de schepenen van Antwerpen, ten behoeve van de abdij van Werden, 200 Guldens moeten betalen. Als heer van het Hof ten Damme te Lippelo heeft Gillis van Marselaer tussen 1500 en 1514 ook (een deel van) de bouw van een nieuwe kerk in Lippelo bekostigd. Ergens tussen 1480 en 1490 was de oude kerk (zoals of samen met) met 3 eigendommen van Marselaer in Malderen en de Marselaer kapel in Opdorp afgebrand 117. Het gevolg daarvan was dat er zich in het koor van die nieuwe kerk drie glasramen van de familie van Marselaer bevonden. - Een glasraam met de afbeeldingen van Gillis en Zegerine van Groesdonck, achter het hoofdaltaar. - Rechts een glasraam met 2 kinderen van Gillis van Marselaer, een dochter en een zoon. Mogelijk gaat het hier over de in het klooster getreden Margriet en de in 1521 overleden Jan. In dat geval moet het van nà 1521 zijn. - Links een glasraam van Hector van Glymes, zijn vrouw Beatrijs van Marselaer en hun 7 nog jonge zonen en hun 6 dochters. Hector en Beatrijs waren in 1502 getrouwd en ook dit glasraam moet dus van nà 1520 zijn. Gillis had – als eigenaar van het Hof ten Trul – samen met zijn eerste vrouw Joanna Lanen ook een glasraam in de kerk van Zele. Ook zijn ouders Jan van Marselaer en Joanna Sjonghen hadden daar een raam. Als heer van Opdorp had Gillis – samen met zijn tweede vrouw Zege116
In de papieren van Marselaer, bevindt zich een briefje van Adriaen Floriszoon Boeyens en Claes van der Borch, gericht aan Jan van Groesdonck, rentmeester van Antwerpen. Het werd geschreven op 18 september van een onleesbaar jaar. Het bevat een voorlopig antwoord op een vraag om raad vanwege de familie van Marselaer aangaande de moeilijkheden die ze ondervonden bij het innen van de gelden op de domeinen die de Benedictijnerabdij te Zele bezat (bron: Charisterium H. de Vocht 1878-1978, J. Ijsewijn en J. Roegiers, Universiteit Leuven 1979, blz. 154). 117 Het Hof van Marselaer in Steenhuffel in 1477; 3 hoeven en 2 bidplaatsen die met Marselaer verbonden waren in 1487). Ik vermoed dat er “iets” meer aan de hand was dan hetgeen Gillis in zijn schadeclaim aan Maximiliaen van Oostenrijk vertelde. Ook het feit dat het goed van Marselaer na 1477 blijkbaar in beslag genomen werd zou er kunnen op wijzen dat een deel van de Marselaers na de dood van Karel de Stoute misschien toch tijdelijk de verkeerde kant gekozen heeft.
73
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
rine - ook een glasraam in de na 1490 heropgebouwde kapel van Opdorp. Voor meer informatie over deze verdwenen glasramen, inclusief de schetsen ervan, verwijs ik graag naar het werk van Jozef Verheyden “Glasramen in de beeldenstormen”.
De erfenis van Gillis van Marselaer en Zegerine. Zegerine van Groesdonck stierf op 18 oktober 1512. Ze werd begraven in de Sint-Joris kerk te Antwerpen. Van haar zonen met Gillis was er toen nog niemand meerderjarig. Haar nagelaten eigendommen werden, ten behoeve van al haar kinderen in een gemeenschappelijk “sterfhuis” gebracht. Ik weet niet welke goederen daar allemaal toe behoorden maar in Malderen was ze ‘leenman’ geworden van de heren van Glymes van Grimbergen, en dat voor een bunder (1,25 ha) land op de Malderkouter, ten noorden van de “Groenen Wech”. Blijkbaar was deze grond voor haar zoon Antoon bestemd en die werd dan ook als de nieuwe “sterfman” aangewezen. Maar omdat hij als 15-jarige nog geen wettelijke daden kon stellen werd het verhef bij het Leenhof van Grimbergen in zijn plaats door zijn stiefbroer Jan Happaert, zijn ‘bezetman’118 gedaan. Dat gebeurde op 12 januari 1513. Nog geen 7 maanden later, op 5 augustus 1513, gebeurde er bij Janne vanden Heetvelde, de stadhouder van het leenhof van Grimbergen, al een nieuw verhef voor hetzelfde leen in de Maldercouter. Opnieuw was het Jan Happaert die als bezetman de formaliteiten vervulde en de eed aflegde. Maar zijn ‘sterfman’ was niet langer Antonius maar diens 2 jaar oudere broer Willem van Marselaer 119. Ik heb de reden voor deze snelle wijziging niet ontdekt. Het is vreemd (of misschien ook niet als we de levenswandel van Antoon en Willem van Marselaer in overweging nemen) dat Jan Happaert zich op 1 juli 1542 bezetman van Anna van Marselaer noemde 120.
De handtekening van Jan Happart in 1542. Hij bezat in 1543 zelf eigendom in Londerzeel, met name 11 dagwanden bos.
Gillis van Marselaer overleed op 5 september 1518. Al is het niet helemaal zeker dat hij in 1425 geboren was, is hij in ieder geval zeer oud geworden. Van hem werd gezegd dat hij op 87-jarige leeftijd nog een haas schoot zonder bril 121. We weten niet waar hij begraven werd. Zijn grafzerk werd niet gevonden 122. Volgens de rekeningen van zijn sterfhuis zou Lambrecht Zegers, pastoor van Malderen, de uitvaart hebben gedaan. Als we ons realiseren dat Gillis heer van Opdorp was en de kerk van Malderen ook de parochiekerk van Opdorp was, dan is dat logisch. Gillis had op 8 juli 1504 al een eerste testament gemaakt. Al zijn kinderen waren toen al ge118
Verhef: de overdacht van een leengoed waarbij de nieuwe leenman de overdrachttaks betaalde en de eed van trouw aan de leenheer aflegde. Een verhef moest na iedere overdracht (door verkoop of door erfenis) van een leengoed gebeuren. Bij een verhef werden bovendien een “sterfman” en eventueel een “bezetman” aangeduid. De dood van de sterfman was bepalend voor het volgende verhef. Om dat moment zo lang mogelijk uit te stellen werd doorgaans de jongere vrouw of een kind van de leenman als bezetman (of bezetwijf) gekozen. Een “bezetman” was nodig indien de sterfman, omwille van leeftijd of geslacht, niet in staat was om wettelijke handelingen te verrichten. 119 Bijzondere lenen van het Land van Grimbergen in Malderen en Steenhuffel 1487-1522 – Familiearchief de Merode CA2796, folio 66 verso (met dank aan J. Michel Van der Elst). 120 Algemeen Rijksarchief, Familiearchief de Merode Westerlo, VM 299, Lenen van het Land van Grimbergen, Leendenombrelenten van Malderen vanaf 1440 (met dank aan J. Michel Van der Elst). 121 Baudouin Walckiers – Les Marselaer à travers 5 siècles – blz. 72. 122 Volgens sommige oncontroleerbare bronnen zou Gillis een grafzerk in Antwerpen hebben.
74
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
boren. Na zijn dood in 1519 werd, op vraag van schoonzoon Joos de Rijcke, de inboedel (meubilair, gereedschappen en vee) van het sterfhuis te Opdorp verkocht. Het heeft nog drie jaar geduurd om alles te verdelen. Ook daarna was er nog betwisting tussen de kinderen uit het eerste en die uit het tweede bed. Aanvankelijk trad Jan Happaert (de stiefzoon van Gillis) op voor de minderjarige kinderen. Dat drie zonen daarna tot 1524 in Italië zaten zal een vlotte afhandeling ook wel niet bevorderd hebben. Uiteindelijk werd er op 21 juni 1525 een definitieve regeling getroffen. Dat gebeurde nadat de betwistingen (onder meer) aan het oordeel van een zekere Mattheus van Steenberch was voorgelegd. Deze Mattheus van Steenberch was niet alleen pastoor van Londerzeel maar ook Notaris Publicus. Het is dezelfde man die een bedevaart naar Jeruzalem maakte, daar de afstand tussen de staties van de Kruisweg opmat, en daarna in Londerzeel (maar ook op andere plaatsen) deze kruisweg kopieerde. In Londerzeel was dat de onmiddellijke aanleiding tot de bouw van en de bedevaart naar de Bergkapel. De uitspraak van pastoor van Steenberch en zijn assistenten kan (lichtelijk vereenvoudigd) als volgt worden samengevat. Voor de kinderen uit het eerste bed. - Beatrijs van Marselaer en Hector van Glymes stelden zich in eerste instantie tevreden met het Hof te Winterpoel. In de notulen van het verhef dat op 17 september 1518 in het Leenhof van het Land van Grimbergen in haar naam door haar bezetman Peeter van Boendale werd gedaan, wordt haar erfenis omschreven als “een besundere volle leen gelegen inde prochie van Maldere geheeten tHoff te Winterpoele met syn toebehoirten houdende nae inhoudt vande leenboeck 19 buender met oick noch 8 buenderen lants inde selfe goeden van Winterpoele gelegen gelijck die selfe goeden van Winterpoele met allen hueren toebehoirten”. In hetzelfde document lezen we bovendien dat die leengoed “der selfe jouffrouwen Beatris mitten voirs haren man te huwelijck gegeven sijn”. Dat Winterpoel wel degelijk de eigendom van Beatrijs van Marselaer was wordt eveneens aangetoond door het feit dat zij het minstens 2 keer hypothekeerde. Een eerste keer voor een lening van 200 florijnen in een mij niet bekend jaar bij de weduwe van Claes van Houbraken. Een tweede keer op 13 december 1529 voor een bijkomende lening van 100 florijnen bij Jan van Houbraken, de zoon van Philips 123. Volgens andere auteurs die zich in meer of mindere mate in de familie van Marselaer hebben verdiept was Winterpoel het enige dat Beatrijs van haar vader heeft geërfd. In 1506 hadden zij en haar man hun andere erfenisrechten immers al verkocht aan de kinderen uit het tweede bed. Dat kan allemaal waar zijn, maar dan waren de stadhouder van het leenhof van Grimbergen (dat was toen niemand anders dan Hector van Glymes nota bene) en zijn griffier dat 12 jaar later toch diplomatisch vergeten. Want dezelfde dag dat Beatrijs van Marselaer de nieuwe eigenaar van Winterpoel werd is ze ook de nieuwe eigenaar van het Hof ter Beken geworden. Voor wie mij niet gelooft volgt hier het letterlijke verslag: “Van jouffrouwe Beatris van Maerselair dochter wylen Gielis die opten 17ten dach der maend van septembri anno 1518 aen joncker Hector van Grymbergen (= Glymes) als stadthoudere in presencien meester Claes van Nyspen, secretaris des bisschoppen van Camerycke, joncker Jans vanden Heetvelde, Jans van Halle ende Aerts vander Linden als mannen van leene by doode wylen Gielis van Maerselaere haers vaders ontfaen heeft een besundere volle leen geheeten tHoff ter Beken, houdende omtrint 8 buenderen, daer toe behoirt eenen heerlicheyt van laetscapen, daer van als besedtman den behoirlycken eedt gedaen heeft meester Peeter van Boendale”. 123
Algemeen Rijksarchief – Familiearchieven de Merode Westerloo, VM 442, rekeningen van stadhouder Hector van Glymes. Op 17 april 1529 verkocht ze nog een rente van 6 zakken rogge per jaar aan Philips van Royen, de drossaert van het Land van Rumst, en aan diens vrouw Magdalena Schatz. Die rente was bezet op bepaalde gronden in Malderen maar register VM442 geeft verder geen details.
75
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Bovendien erfde Beatrijs – althans in eerste instantie - ook eigendom in Lippelo. Op 11 december 1523 deed Jan Mechelman in haar naam bij het Leenhof van Grimbergen het verhef van “een volle leen gelegen tot Lippeloo ter Haghe staende”. En wat met het Hof ten Damme? Eind 1524 of begin 1525 deed zij het verhef “vanden Hove ten Damme dwelck zij quaem ontfaen naer dat de voerkinderen ontfaen hadden”. Ze moest geen heergeweide of verhefkosten betalen “midts dien zij geen profijt gehadt en heeft”.124 Dat is allemaal nogal verwarrend. Het zal wel met de familiale disputen te maken hebben die zoals gezegd pas op 21 juni 1525 werden opgelost. In ieder geval heeft Beatrijs van Marselaer, nadat ze in juni 1531 weduwe geworden was, in 1535 zowel Winterpoel als het volle leen ter Beken (ook t’Seytebeken geheten) aan Jorys van Glymes verkocht. Op 23 augustus 1553 werd Winterpoel doorverkocht aan de wildvreemde jurist (procureur-generaal van de Hoge Raad te Mechelen) Boudewijn le Cocq die drie jaar later ook Groenhoven te Malderen zou verwerven. - Margriet van Marselaer was non geworden maar had voordien van haar moeder een zesde van haar Grimbergse en Brabantse lenen gekregen evenals 1/3 van de cijnsgoederen die haar moeder persoonlijk toebehoorden. Margriet was echter al in 1506 gestorven. Omdat vader Gillis daarna de inkomsten van die goederen ontvangen had werd aangenomen dat ze nooit aan het klooster geschonken waren en bijgevolg gingen ze nu naar de kinderen uit zijn tweede bed. - Joanna van Marselaer en Joos de Rijcke kregen “de motte” van Marselaer en 400 Gulden daar bovenop. Hoe groot die motte dan nog was heb ik niet gevonden. De oude Kwade molen hoorde er nog wel bij evenals de Koevoetmolen. Voor de kinderen uit het tweede bed. - Jan en Joos van Marselaer waren intussen al overleden en ook de goederen waar ze van rechtswege recht op hadden moesten tussen de overblijvende kinderen worden verdeeld. - Willem van Marselaer erfde het Hof ten Damme in Lippelo, dat een leengoed was van Joris van Glymes, de heer van Grimbergen. In 1521, na de dood van zijn oudere broer Jan, was hij ook al heer van Opdorp geworden. Na zijn dood is zijn zoon Cornelis nog een tijd op het Hof ten Damme gebleven, tot hij het in 1559 aan Christiaen van Nieuwenhoven verkocht, zijn fortuin verspeelde, van zijn vrouw scheidde en naar Friesland trok om daar in 1575 te Franeker kinderloos te overlijden. Dezelfde Cornelis had in 1559 (of iets vroeger) ook al de vrijheerlijkheid van Opdorp verkocht aan Huybrecht van der Straeten, heer van Melis 125. - Antoon van Marselaer bekwam de Koevoetmolen. In ieder geval was hij het die deze in 1547 aan Cornelis de Vos heeft verkocht. Cornelis was aangetrouwde familie van zijn schoonbroer Joos de Rijcke. - Wat Adriaen en Anna gekregen hebben, heb ik niet begrepen. Van de eigendommen in de buurt van Malderen bleven dan alleen nog maar wat hertogelijke gronden en misschien een watermolen over. Gelukkig waren de mensen in de 16de eeuw slimmer dan ik en ze zijn eruit geraakt. Uiteindelijk werd Gillis’ erfenis op 1 april 1532 “geliquideerd”.
124
Algemeen Rijksarchief – Familiearchieven de Merode Westerloo, VM 442, rekeningen van stadhouder Hector van Glymes. 125 1559 was overigens een heel bijzonder jaar voor de feodaliteit in ons deel van Brabant. Op 6 mei 1559 kocht Ferry de Glymes het hertogelijke domein in Malderen en Lippelo voor 618 Ponden. Het gevolg daarvan was dat de schepenbank van Steenhuffel gesplitst werd. De schepenen voor Steenhuffel werden voortaan – in naam van de hertog - door de heer van Diepensteyn benoemd (of dat was althans de bedoeling); voor Malderen, Lippelo en Liezele kwam er in Liezele een nieuwe schepenbank die voortaan onder de exclusieve bevoegdheid van de Glymes van Grimbergen viel.
76
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
De toestand van de Marselaer goederen te Malderen in 1525. Het jaar 1493. Christoffel Columbus had net Amerika ontdekt... Gillis van Marselaer woonde met zijn tweede vrouw, met zijn nog jonge kinderen uit zijn eerste huwelijk en met 2 pasgeboren zoons uit zijn tweede in Antwerpen. In Malderen lagen drie vernielde eigendommen. Gillis had aan de hertog wel een schadevergoeding van 6000 Gulden gevraagd maar het is verre van zeker of hij die ook gekregen heeft. Intussen werd er een huwelijk geregeld tussen Gillis’ oudste dochter Joanna en Joos, een zoon van zijn dan nog niet door een everzwijn verscheurde vriend Jan de Rijcke. Vooraleer dat huwelijkscontract kon gesloten worden wilde de vader van de toekomstige bruidegom uiteraard weten hoe groot de te verwachten bruidsschat was en wat de eventuele kosten daarop waren. Wèl, Joanna’s bruidsschat was haar toekomstige erfenis, het leeuwendeel van de goederen van haar vader in Malderen. Maar die waren in 1487 grotendeels vernield. Daarom werd op 11 september 1493 – op vraag van de voogden van de kinderen uit het eerste huwelijk van Gillis – door Herman Egels en Jan van Heeme een raming van de herstelkosten gemaakt. In dit schattingsverslag werd het betreffende vastgoed wat preciezer vermeld. Het betrof “thoff te Maerselaer, thoff te Winterpoele en een erf bij de molene geheeten Coevoert molen.” Winterpoel en de Koevoetmolen liggen zeker in Malderen. In hetzelfde document werd echter ook vermeld dat de kleine molen volledig vernieuwd werd. De kleine molen is een andere naam voor de Marselaermolen en die ligt in Steenhuffel. Met het Hof van Marselaer kan in theorie dus ook het in 1477 afgebrande hof van Steenhuffel bedoeld geweest zijn 126. Uit de praktijk weten we echter dat het verbrand hof van Marselaer in Steenhuffel niet meer heropgebouwd werd, dat de ligging ervan 100 jaar later nog nauwelijks in het landschap was te merken en dat de andere gebouwen in Malderen er in 1593 nog altijd of opnieuw stonden. Het huwelijkscontract tussen Joos de Rijcke en de slechts 14 jaar oude Joanna van Marselaer werd in 1494 ondertekend. Ik neem dus aan dat de ouders het over de herstelkosten eens waren geraakt en ook over welke partij ze moest betalen. Op 9 juli 1502 volgde er een tweede raming. Deze gebeurde op aanvraag van Joos de Rijcke zelf en ze betrof de kosten van de bijkomende werken die nog nodig waren. Mogelijk was deze nieuwe schatting nodig om Gillis van Marselaer toe te laten om een evenwichtig testament te maken. Omdat er nogal wat gekibbeld werd, gebeurde dat pas op 8 juli 1504. Helaas heb ik de volledige tekst van dat testament niet gevonden, maar nà de dood van Gillis in 1518 heeft het nog 7 jaar reden tot betwisting gegeven. Uiteindelijk hebben Joos de Rijcke en Joanna van Marselaer, zoals ik eerder uitlegde, in 1525 dan toch de “motte” van Marselaer gekregen en nog 400 Gulden er bovenop. Ik vraag me af: - Waarom staat hier de “motte” en niet het “Hof” van Marselaer? Was de site misschien nog niet herbouwd? - Waren die 400 Gulden bedoeld als compensatie voor het ontbreken van de gebouwen?
126
Bij een analyse van mondelinge getuigenverhalen over de eerste wereldoorlog is het mij bijzonder opgevallen hoe dikwijls 2 afzonderlijk voorgevallen gebeurtenissen die enige gelijkenis met elkaar vertonen, als één enkel verhaal worden doorverteld. Het is nuttig om ook in dit geval met deze mogelijkheid rekening te houden
77
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
11. Joos de Rijcke en Joanna van Marselaer (1475/1518-1549)
Ofschoon er nog tot 21 juni 1525 betwistingen waren over de erfenis van Gillis van Marselaer, was natuurlijk al lang geweten dat zijn oudste dochter Joanna en haar man Joos de Rijcke de heerlijkheid van Marselaer te Malderen zouden krijgen. Op 15 oktober 1518 deden ze dan ook het verhef 127. Het betrof de goederen van Marselaer in Malderen inclusief de twee watermolens. Waarschijnlijk erfden ze ook het Hof den Trul in Zele en het tiendenpachterschap van de daar gelegen abdij van Werden. In 1543 (en wellicht ook al voordien) 128 waren ze ook eigenaar in Londerzeel van (onder meer?) 1 bunder elsbos, 5 dagwanden bos met de naam ‘den Valckenvloge’, de 5 dagwanden grote ‘Coevoirtbeempt’. Joanna van Marselaer was op 25 januari 1494 getrouwd met Joos de Rijcke, de zoon van de jachtvriend van haar vader Jan de Rijcke. Ze was toen nog maar 13 jaar oud. Het kwam in die periode wel meer voor dat de ouders van bruid en bruidegom al een “huwelijkscontract” opmaakten voor hun kinderen echt volwassen waren. Pas na het kerkelijke huwelijk, dat jaren later kon plaats hebben, mochten de gehuwden ook gaan samenwonen. “De familie de Rijcke,” aldus een notitie van Adriaen van Marselaer 129 “is gesproten uyt Wals Brabant ende heuren eersten toename is geweest Wiltrijcke en blijckende ’t selve uyt de livreyen die ze geven aen de knechten en de pachters de welcke was een distelblomme en met W en een T welck was van geslaghen figuren en genayt op de hangende mouwe.” Joos de Rijcke is de persoon via dewelke de meeste nu levende Brabanders zich op een wel zéér edele afkomst kunnen beroemen. Hieronder een tamelijk uitgebreid stamboomfragment. Per uitzondering geef ik het in oplopende lijn. Joos de Rijcke, geboren te Mechelen ca 1475, zoon van Jan de Rijcke en Jacomijne van Heffene (dochter van schepen Jan van Heffene en Catharina van Muysen), erfvrouwe van Boortmeerbeek. Jan de Rijcke, geboren te Mechelen ca 1451, Hij woonde in Mechelen in de Milsenstraat, was actief in de textielindustrie. Rond 1495 was hij leenman van de heer van Grimbergen, onderhoofdman van de Sebastiaensgilde en eigenaar van “t Hof te Vuyst op Wolfende (gehucht Rijcken te Eppegem). Bovendien werd hij in 1493 tot oppervalkenier in het Land van Grimbergen aangesteld. In december 1504 werd hij, terwijl hij samen met Gillis van Marselaer en zijn zoon Joos in het bos van Buggenhout op jacht was, door een everzwijn gedood. Althans, dat is wat de legende ons vertelt. In een rekening van Hector van Glymes, stadhouder van het Land van Grimbergen, gedateerd 30 maart 1530, las ik dat wijlen Jan de Rijcke ook eigendom in Lippelo bezat (A.R.-Familiearchief de Merode Westerloo, reg. VM442). Hij was de zoon van Jan de Rijcke en Maria Boote. Jan de Rijcke, geboren te Grimbergen (?) ca 1422 1429. In 1451 door Philips van Glymes aangesteld als drossaard van het Land van Grimbergen. Omstreeks 1450 trouwde hij met Maria Boote. Maria Boote, ° ca 1430, dochter van Wouter Boote en Alijt van Eindhout. Wouter Boote, geboren ca 1400, was de zoon van Almerik III Boote en Elise van Aerschot-Schoonhoven. Almerik III Boote, ° ca 1370, was de zoon van Almerik II Boote en Cathelijne van den Heetvelde. Almerik II Boote, ° ca 1340, was de zoon van Ywein Boote (° ca 1315) en Catharina van der Balct. Catharina van der Balct, geboren ca 1315 was de dochter van Jan van der Balct en Marie van den Berghe. Jan van der Balct, geboren ca 1293, was een zoon van Gilles van der Balct en Yda van Wersingen Gilles van der Balct, geboren te Tervuren (?) ca 1270, was een natuurlijke zoon van Johanna van der Balct (° ca 1248), een koopmansdochter uit de buurt van Tervuren. We kennen echter ook zijn vader. Hij is immers één van de gekende (en door genealogen erkende) bastaarden van Hertog Jan I van Brabant. De stamboom van Hertog Jan I (ook Jan Primus en Cambrinus) gaat terug tot de illustere Karel de Grote (en nog veel verder terug in de tijd voor wie een beetje goedgelovig is). Zijn rechtstreekse familieband met Karel de Grote bewijzen is de ultieme droom van iedere stamboomonderzoeker.
127
Algemeen Rijksarchief, Cour féodale de Brabant, journal des comptes de reliëfs de fiefs, 344, folio 160 A.R. familiearchief de Merode, register van de tiendenpenning van het Land van Grimbergen. 129 Jozef Verheyden in Glasramen in de beeldenstormen, GHKL 2005/4. 128
78
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Joos de Rijcke en Joanna van Marselaer hadden samen niet minder dan 16 kinderen. Ze stonden allemaal afgebeeld op het glasraam dat de familie in 1523 aan de kerk van Malderen geschonken heeft. Velen waren dan weliswaar al overleden. We kennen er 13 bij naam: 1. Joos de Rijcke junior werd geboren in Mechelen op 29 oktober 1498. Hij groeide er op in de Milsenstraat. In 1515 trad hij binnen in de Orde der Franciscanen en in 1516 legde hij zijn kloostergeloften af in het klooster van de Minderbroeders te Gent. In 1532 gaf hij gevolg aan de oproep van koningin Isabella van Portugal, de vrouw van keizer Karel V, om missiewerk in Amerika te gaan verrichten. In 1534 kwam hij aan in Panama. De volgende jaren bekleedde hij een aantal leidende functies in het Inca-gebied van Quito: hij was o.m. overste van het klooster van Quito (Ecuador) en gouverneur van de deelprovincie met dezelfde naam. In 1569 werd hij als overste naar het nieuwe klooster van Popayan (Colombië) overgeplaatst. Daar is hij, waarschijnlijk in augustus, 1578 als Fray Jodoco Rique gestorven 130. Hiernaast een foto van zijn standbeeld in Quito. 2. Philips de Rijcke, geboren te Mechelen in 1501, jong gestorven. 3. Karel de Rijcke, geboren te Mechelen in 1502, jong gestorven. 4. Clarissa de Rijcke, geboren te Mechelen in 1503. 5. Huybrecht de Rijcke, geboren te Mechelen in 1503, jong gestorven. 6. Hendrik de Rijcke, geboren te Mechelen in 1506, jonge gestorven. 7. Korneel de Rijcke, geboren te Mechelen in 1507, overleden nà 1532. 8. Joanna (Jenne) de Rijcke, geboren te Mechelen in 1508. 9. Anna de Rijcke werd geboren te Mechelen in 1509. Ze trouwde ca 1530 met Franchois van Almaras, de zoon van Alvaro en Francyne Zwaeyers uit Antwerpen (deze Alvaro zou hertrouwen met Anna van Boelare en zo heer van Diepensteyn te Steenhuffel worden). Anna de Rijcke en Franchois van Almaras pachtten een hofstede in Londerzeel-dorp, tegen de Burchtvijver, een leengoed van Philips van Ursene van het Drietorenkasteel te Londerzeel. Ze hadden zelf ook veel eigendom in Londerzeel. Ze kregen 3 kinderen. Na de dood van zijn eerste vrouw Anna hertrouwde Franchois ca 1538 met Adriana Barthoutsdochter van Assendelft, verhuisde hij naar het noorden en verkocht zijn vele bunders grond in Londerzeel aan (vooral) Steven van Nuffele. 10. Pauwel de Rijcke, geboren te Mechelen in 1510 stierf nà 1532 wellicht zonder nageslacht. 11. Kathelijne de Rijcke, geboren te Mechelen ca 1511, trouwde in 1540 met Peeter van Paesschen uit Ruisbroek 131, zoon van Paque van Calonne en Margriet van den Broecke. 12. Gillis de Rijcke, geboren in Mechelen ca 1514, trouwde op 14 januari 1541 te Brussel met Helena van der Borcht, en volgde zijn vader Joos op als heer van Marselaer, ter Haegge en Wolflinde. Hij stierf op 7 januari 1560. Hij volgt. 13. Magdalena de Rijcke, geboren te Mechelen op 25 juli 1518, trouwde in 1545 met Philips Sweerts, zoon van Roeland Sweerts, erfde van haar vader de titel van dame van Boortmeerbeek en overleed in 1545 of 1562.
130
Ludo Cosijns op de Joos de Rijcke site . Dat kan wel zijn, maar op folio 140r van register 6936 van de Schepenbank van Steenhuffel staat op 13 mei 1557 toch redelijk goed te lezen dat de echtgenote van Peeter van Paesschen een dochter van Jan de Rijcke was. Ze verkochten toen 2 dagwanden van het bos de Valkenvliege in Liezele aan Fernando Benny. 131
79
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Waar woonden Joos de Rijcke en Joanna van Marselaer? Joos de Rijcke heeft zeer waarschijnlijk de reconstructie van het verwoeste Hof van Marselaer tot een goed einde gebracht. Dat Hof is van dan af trouwens het Rijkenhof (s’Rijckenhof) gaan heten. Toch is het twijfelachtig of hij met zijn familie veel in Malderen verbleven heeft. Direct na het kerkelijke huwelijk, dat in 1497 plaats had, dus ruim drie jaar na de datum van het huwelijkscontract, is hij met zijn vrouw zeer waarschijnlijk in het ouderlijke huis in de Milsenstraat te Mechelen gaan wonen. Volgens alle geraadpleegde genealogieën werden al hun kinderen in Mechelen geboren, maar is dat wel zeker? Toen hun dochter Anna omstreeks 1530 met Franchois van Almaras trouwde werd bijvoorbeeld expliciet vermeld dat ze van Boortmeerbeek was. De drie kinderen, waar we de namen niet van kennen, werden wellicht tussen 1519 en 1523 geboren, maar het is erg twijfelachtig of dat in Mechelen was (anders hadden we het waarschijnlijk wel geweten). Misschien kunnen de enkele dingen die nog over het leven van Joos de Rijcke geweten zijn ons iets meer over zijn verblijfplaatsen vertellen. - 1475 – Joos de Rijcke wordt geboren in Mechelen. - 1493 – Joos wordt volgens sommigen aangesteld tot oppervalkenier, opperjachtmeester of groot jachtheer van Brabant. Wellicht heeft men hem hier verward met zijn vader Jan en of die ooit opperwachtmeester was is ook lang niet zeker. - 1494 – Joos trouwde met Joanna van Marselaer. Het huwelijkscontract werd door de prelaat van Grimbergen in Mechelen opgemaakt. - 1504 – Joos erfde de titel van heer van Boortmeerbeek na de dood van zijn vader. - 1508, 1516, 1518 en 1523 – Gezworene van het Wollewerk (textielgilde) van Mechelen). - 1509 – Gezworene van de Burgerij te Mechelen. - 1511 en 1517 – Schepen van Mechelen. - 1518 – Joos erfde de titel van heer van Marselaer van zijn schoonvader. De familie de Rijcke heeft niet minder dan drie glasramen nagelaten. - In 1523 werd een glasraam aan de kerk van Malderen geschonken. Daarop stonden alle 16 kinderen, inclusief degene die al overleden waren. - Ook in de kerk van Zele bevond zich een glasraam van Joos de Rijcke. Dit schijnt er op ter wijzen dat Joos van zijn schoonvader niet alleen Marselaer te Malderen erfde maar ook het Hof den Trul in Zele, waaraan het tiendenpachterschap van de abdij van Werden verbonden was. - Het derde glasraam van Joos de Rijcke bevond zich in de kerk van O.L.V. te Mechelen, vlak boven het graf van zijn ouders Jan en Jacomyne van Heffene. Joos de Rijcke is omstreeks 1549 overleden. Werd hij in het familiegraf te Mechelen bijgezet? Helaas moet ik het antwoord schuldig blijven. Ook waar Joanna van Marselaer, die in 1557 gestorven is, begraven werd, is niet geweten.
80
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
12. Gillis de Rijcke (1514 /1549-1560) en Helena van der Borcht (1515/1560-1586)
Gillis de Rijcke was in 1549, bij de dood van zijn vader Joos, blijkbaar nog de oudste in leven gebleven en beschikbare zoon. De echte oudste, Joos de Rijcke junior bevond zich als missionaris bij de Inca’s in Midden en Zuid-Amerika. Op 8 juli 1549 deed Gillis derhalve het verhef van de goederen van Marselaer, Ter Hagen 132 en Wolflinde. Op 14 januari 1541 was Gillis de Rijcke in de Sint Goedele te Brussel getrouwd met Helena van der Borcht. Zij was geboren omstreeks 1515 en de dochter van Vranc (Franciscus) van der Borcht, wapenheraut en procureur in de Raad van Brabant, en een onbekende moeder. Ze was in 1541 al weduwe van Antoon Brasseur, lijfwacht van de Hongaarse koning, waarmee ze op 22 december 1537 in de Sint Goedele te Brussel was getrouwd en waarmee ze in de korte tijd van haar huwelijk 3 kinderen had 133: - Antoon Brasseur junior (die later met een Elisabeth de Rijcke zou trouwen). - Hieronimus Brasseur - Elisabeth Brasseur. Op 27 december 1551 fundeerde Gillis de Rijcke bij de schepenbank van Steenhuffel (die toen ook nog voor de hertogelijke goederen in Malderen verantwoordelijk was) ten voordele van zijn tweede vrouw, en na haar dood ten voordele van haar 3 kinderen met Antoon Brasseur, een jaarlijkse rente van 10134 Rijnsguldens. Daarvoor hypothekeerde hij al zijn (helaas niet opgesomde) eigendommen. Zijn moeder Johanna van Marselaer, die daar nog het vruchtgebruik van had, ging er mee akkoord. Zowel Gillis, zijn moeder als zijn vrouw Helena waren die dag in Steenhuffel present.
In 1543 huurde Gillis de Rijcke in Londerzeel 1 bunder eussel van Janne Block, nog 1 bunder hei-eussel van Christoffel Goossens en bovendien een hofstede van 2 bunder van de erfgenamen van Cornelis Andries. Toch hebben hij en zijn vrouw het grootste deel van hun tijd waarschijnlijk in Malderen gespendeerd. Ze hadden volgende kinderen: - Barbara de Rijcke, geboren ca 1542 (of 1548), wellicht in Malderen, gestorven te Malderen op 8 augustus 1629. Ze trouwde 2 of 3 keer. In ieder geval trouwde ze, voor 1567, met Hendrik van Opstal (1535-1575) de koster van Lippelo maar afkomstig van Zele. Ik wil de lezer er aan herinneren dat grootvader Joos de Rijcke en waarschijnlijk ook nog vader Gillis via het Hof ten Trul en het tiendenpachterschap van de abdij van Werden bindingen met Zele hadden. Er kwamen 2 kinderen: Anna van Opstal en Antoon van Opstal. Een eerste keer weduwe geworden, hertrouwde ze ca 1575 met Jan van Horenbeke. Uit dit tweede huwelijk kwamen geen kinderen. Haar eventuele 3de huwelijk, in 1586 met Zegher Goossens, is pas recent in de online genealogieën opgedoken. Ik heb het sterke vermoeden dat deze informatie uit mijn eigen online werk werd “geleend”. Een beetje voorzichtigheid is bijgevolg toch aan te raden. Ziehier, waarop ik deze veronderstelling baseer:
132
Heer van ter Hagen zou hij volgens sommige bronnen al op 8 juli 1544 geworden zijn. Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6936; folio 93v. De geconsulteerde genealogieën kennen alleen Antoon. 134 Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6936; folio 92v-93v. 133
81
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
In 1586 is het leen van Marselaer (waarvan ze vanaf 1568 de erfvrouwe of sterfvrouwe was) naar een andere tak van haar familie overgegaan. 2) Het is zeker dat ene Zegher Goossens, na de dood van zijn eerste vrouw Lijsbeth Wiels (waarmee hij 5 kinderen had) met “een Barbara de Rijcke trouwde. Ik vond echter nergens dat dit de vrouwe van Marselaer was. Volgens de kohierboeken van Jan Van Acoleyen (1617) bezat hij echter – naast goederen in Steenhuffel - een hofstee in de Hoelstraete (tegen de Herbodinnemolen) en andere eigendommen in de buurt van de Quaden molen van de familie De Rijcke. Het lijkt mij daarom zeer aannemelijk, ja zelfs waarschijnlijk dat weduwe De Rijcke in 1586 met haar gebuur en weduwnaar Goossens hertrouwde. Ze was toen 38, maar waarschijnlijker 44 jaar oud en nog net jong genoeg om nog 1 zoon (Philips) te krijgen. 3) Omstreeks 1438 hadden Gillis van Marselaer en zijn twee vrouw Magriete de Luu voor zichzelf een jaargetijde gesticht in de kerk van Malderen. Daar was ook een uitdeling van brood aan de armen aan verbonden. De kosten daarvan moesten betaald worden door de erfgenamen van de grond die met deze erfdienstbaarheid was belast. In dit geval was dat 1 dagwand land op het Bekerveld te Malderen. Welnu, ten tijde van pastoor Merten van Zuene (1582 en later) werd deze brooduitdeling betaald door Zeghere Goossens, de zoon van Louijs. 4) Deze Zeger Goossens, was naast een niet onbemiddelde landbouwer, ook koster van Steenhuffel. Haar eerste man was koster van Lippelo geweest. Philips de Rijcke werd geboren in 1543. Ik heb geen huwelijk van hem gevonden. Hij is zou in 1586, kort na zijn moeder, gestorven zijn 135. Verdere informatie ontbreekt. Kathelijne de Rijcke, geboren omstreeks 1544 en in 1600 overleden. Ze trouwde met Gillis Spanoghe. Joanna de Rijcke, geboren omstreeks 1553, overleden te Lippelo in 1631. Ze trouwde ca 1580 met jonker Lenaerd Biesens, kapitein in de cavalerie, stadhouder van Lippelo. Ze had met hem 2 dochters: Maria en Helena. Na de dood van haar eerste man hertrouwde ze ca 1583 of ca 1591 met Joos van Waerbeke, schepen van Malderen, Liezele en Lippelo, pachter van het Hof te Melis, gestorven te Lippelo op 8 mei 1626 en er begraven in de kerk. Er kwamen nog 2 kinderen: Martijne (die de boskapel te Buggenhout zou herbouwd hebben) en Gillis. Volgens het cijnsboek van 1616 woonden Joanna en Joos van Waerbeke toen in de hofstede de Sterre op de heide van Lippelo. Joanna de Rijcke overleed te Lippelo in 1631 en werd bij haar 2de man begraven. 1)
-
Gillis de Rijcke is ook bekend gebleven als de stichter van een aantal studiebeurzen, maar dat is een beetje onverdiend. In feite liet hij bevestigen dat ook zijn eigen nakomelingen voor deze door Gillis van Marselaer gecreëerde beurzen in aanmerking kwamen. Rutger van Marselaer heeft hetzelfde voor de Marselaer-tak van Antwerpen, Perk en Elewijt gedaan 136. Op 6 mei 1559 kocht Ferry de Glymes, heer van Grimbergen, het hertogelijke domein in Malderen (waarbij Marselaer) en Lippelo voor 618 Ponden. Het gevolg daarvan was dat Gillis de Rijcke een nieuwe leenheer kreeg. Het Marselaer domein en de rest van Malderen en Lippelo moesten voortaan met hun geschillen niet meer bij de hertogelijke Schepenbank van Steen-
135
Op verschillende plaatsen vond ik 29 mei 1586 als zijn overlijdensdatum. Dat is echter zeer onwaarschijnlijk want op 29 juli van dat jaar heeft hij samen met zijn zussen het verhef van Marselaer gedaan. 136 We kennen de namen van drie personen die een beroep op deze beurzen hebben gedaan en die dus hun afstamming van Gillis van Marselaer vooraf moesten bewijzen: 1) Egidius van den Bossche, ° Londerzeel ca 1591, zoon van Geeraert en Anna van Opstal, werd priester in het klooster van Tongerlo en pastoor van Broechem, 2) Jacobus Peeters, ° Blaasveld 7/11/1770, zoon van Philippus en Maria Theresia Maes, en 3) Joannes Nepomucemus Cloostermans, ° Puurs 31/3/1776, zoon van Joseph en Anna Catharina Bogaerts.
82
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
huffel zijn maar zich wenden tot de nieuw opgerichte bank van Liezele, die onder de exclusieve bevoegdheid van de Glymes van Grimbergen viel. Gillis de Rijcke heeft zijn nieuwe heer niet lang meer moeten dienen. Hij stierf op 7 januari 1560. Op 17 juli 1560 deed zijn weduwe het nieuwe verhef van Marselaer. Helena van der Borcht zelf overleed kort voor 29 juli 1586.
83
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
13. Filips, Barbara, Kathelijne en Joanna de Rijcke (15../1586-1586/16..)
Kort na de dood van hun moeder deden haar vier kinderen gezamenlijk het verhef van de goederen van Marselaer. Dat gebeurde op 29 juli 1586. Philips had wellicht geen kinderen. Misschien was hij in het klooster en zeer waarschijnlijk was hij niet getrouwd. Hij stierf kort na het verhef. Zijn oudste zuster Barbara was kort voordien voor de tweede keer weduwe geworden en was – om de armoede uit huis te houden - met haar gebuur, de weduwnaar Zegher Goossens, hertrouwd. De beroerde tijden hadden sedert 1566 een ware ravage aangericht in onze streek. De bevolking was door oorlog, epidemies en emigratie gedecimeerd. Zegher Goossens was wellicht de beste partij die Barbara de Rijcke nog kon krijgen. Weliswaar was hij niet van edele komaf maar hij bezat grote stukken landbouwgrond in Steenhuffel en Malderen. Bovendien was hij koster in Steenhuffel, weliswaar van een niet of amper gebruikte kerk. Ook Kathelijne en Joanna de Rijcke waren getrouwd met leden van de lokale nog enigszins welgestelde burgerij en zaten wellicht nog net niet aan de bedelstaf. Ze hadden allemaal andere prioriteiten dan voor een niets opbrengend leenhof te zorgen. In 1586 werd er voor het domein van Marselaer dan ook een koper gezocht.
84
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
14. Marie de Hertoghe (1530/1586-1604) en Diederick van Liefvelt (1521/1586-1601)
Er werd snel een koper gevonden. Het was Marie T’shertoghen. De verkoop werd geregeld op 25 oktober 1586. Een paar weken voordien was ze getrouwd met Diederick van Liefvelt 137. De hoeve van Marselaer was eigenlijk een huwelijksgeschenk voor haar man. Van Liefvelt was al haar derde echtgenoot. Uit haar twee vorige huwelijken had ze 7 kinderen, maar ik ken ze niet.
Kanselier Diederick van Liefvelt. Laten we met haar man beginnen. Diederick van Liefvelt stamde uit een adellijk geslacht uit Vilvoorde. Hij werd te Vilvoorde geboren in 1521. Hij studeerde rechten in Leuven en vestigde zich al voor 1541 als advocaat in Brussel. Hij werd spoedig ook als advocaat bij de Raad van Brabant aangesteld. Christiaan Huygens, de latere secretaris van de Raad van State, was bij hem 2 à 3 jaar lang inwonende stagiair. Het was op aanbeveling van Diederick dat Huygens op jonge leeftijd, in 1578, opgenomen werd in het “college van vier”, de raad van secretarissen aan het hof van Willem van Oranje. Van Liefvelt had uitgesproken “republikeinse” sympathieën en had ook veel invloed bij de opstandelingen tegen het Spaanse regime. In het 2de deel van Resolutiën van de Staten– Generaal, oude en nieuwe reeks (1576-1625), uitgegeven door Martinus Nijhoff in 1917, wordt zijn naam (weliswaar onder het pseudoniem Theodore de Liesfelt) op niet minder dan 38 bladzijden vermeld. Eind 1579 werd hij, samen met Willem van Oranje en de Markies van Bergen door Matthias van Oostenrijk, de zoon van keizer Maximiliaen II en prinses Maria van Spanje, tot commissaris benoemd in de Staten-Generaal (volgens anderen werd hij gewoon raadslid in de Raad van State, het is maar een kleine nuance). In 1581 werd hij door dezelfde Matthias tot kanselier van Brabant benoemd. Dat was een van de hoogste posten in het politieke leven van die dagen, maar... ... Maar het probleem was het Spaanse Regime deze benoemingen, net zomin als Matthias trouwens, niet erkende. Matthias was in 1579 door de opstandige Nederlandse Provincies, die de Spaanse landvoogd Alexander Farnese (de hertog van Parma) afwezen, tot hun eigen landvoogd uitgeroepen (hij is dat tot 1581 gebleven). Op blz. 186 van volume 1 van “de Schouwburg der Nederlanden ofte geographische en historische beschryvinge de 17 Nederlandsche Provintiën” bevestigt Johannes Baptista Christyn 138 dat Van Liefvelt niet in de lijst van de kanseliers te vinden is, maar dat daar van 1580 tot aan zijn dood in 1585 een zekere Diederik t’Seftich als dusdanig staat ingeschreven. Volgens Christyn was dat te wijten aan het feit dat hij een soort van tegenkanselier was en “ten tyde der beroerten van 137
Hoewel over deze persoon niet zo bijzonder veel geschreven werd, is zijn naam onder vele gedaanten aan te treffen. Zijn voornaam Diederick is ook als Dirk, Dierik, Theoderik en Thierry te vinden. Voor zijn familienaam liggen de dingen nog aanzienlijk gecompliceerder: (van) Liefveld, Liefvelt, Lieffelt, Lyffelt, Liesveld, Liesfelt... Het is allemaal goed. Ik zal hier uitsluitend de naam Diederick van Liefvelt gebruiken; dat is de versie die door zijn eigen zoon, die een diploma in de letteren had (zie verder) opgeschreven werd. 138 Het boek waaruit deze informatie komt werd gedrukt in 1786 maar ik weet niet in welke periode de schrijver leefde. Een Jan Baptist Christyn komt later nog terug in de geschiedenis van Marselaer.
85
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
de Nederlanden door de onvergenoegde was benoemd”. Want, vervolgt hij:“In syn Geschiedenisbeschryving der oorlogen van Vlaenderen, Boek V, zegt Strada dat Theodorus van Liefvelt Cancellier van Braband was in ’t jaer 1584, en dat hij van Antwerpen naer Brussel ontboden wird om naer Vrankryk in hoedanigheyd van Afgezant te gaen.”
Diederick van Liefvelt is van 1581 tot 1585 kanselier van Brabant onder het regime van Oranje gebleven. Dan werd hij afgezet. Ik weet niet door wie of waarom. Het merkwaardige is dat zijn Staatsgezinde sympathieën zijn diplomatieke carrière in het zuiden niet blijvend schijnen gehypothekeerd te hebben. Het volgende verhaal is te vinden op blz. 528 en volgende van het 4de volume van “De tachtigjarige oorlog der Nederlanders tegen de Spaansche overheersing” van de historici Otto Julius Bernhard von Corvin Wiersbitsky en Isaac Marcus Calisch. Het is ook in tal van andere werken te lezen. Het is immers een klassieker uit de Noord-Nederlandse onafhankelijkheidssagen-cyclus. Diederick van Liefvelt speelt hierin weliswaar een twijfelachtige rol, maar hij had dan ook de hoofdrol niet. Die was voor prins Maurits van Oranje voorbehouden. Ik vat samen: Na de officiële Spaanse landvoogd Alexander Farnese (de man die in 1582 de burcht van Londerzeel verwoestte), volgden Peter Ernst von Mansfeld (1592-1594) en Ernestus van Oostenrijk (1594-1595). Na hem kwam don Pedro Henriquez de Acevedo, beter bekend als de graaf van Fuentes (1595-1596). Deze laatste werd in de Spaans gebleven Zuidelijke Nederlanden door de vredelievende aartshertogen Albrecht en Isabella opgevolgd. Al in 1593 was duidelijk dat de opstand der Geuzen en de daarmee samenhangende vrijheidsstrijd in het zuidelijke deel van de Nederlanden (het huidige België) verloren was. Bij het zich afscheurende noorden werd intussen gepolst of er al enig uitzicht op vrede was. Bij één van deze pogingen stuurde landvoogd Fuentes in april 1595 een delegatie naar Middelburg om er met Prins Maurits van Oranje over vredesvoorwaarden te onderhandelen. Deze missie werd geleid door Diederick van Liefvelt en door Jacob Maes en Otho Martinus vervolledigd. Dat waren, aldus de historici van toen “drie schrandere Regtsgeleerden en bekwaame Onderhandelaars”. Dat laatste valt nog te bezien. In ieder geval spraken ze met dubbele tong. Ze probeerden Maurits en zijn gezellen er van te overtuigen dat ze door de Staten-Generaal van de Zuidelijke Nederlanden gezonden waren, dat ze alleen voor de Zuidelijke Nederlanders spraken en dat de Spaanse bewindvoerders niet op de hoogte waren of hoefden te zijn van hun initiatief. Maar Maurits van Oranje wist dat ze met medeweten en vrijgeleiden van de graaf van Fuentes uit Brussel vertrokken waren. Toen van Liefvelt suggereerde dat een hereniging van de zuidelijke en noordelijke Nederlanden mogelijk was als Maurits diplomatisch” een stapje opzij zou zetten, was de maat bij deze laatste vol. Zeer ondiplomatisch stak hij de hand in de borstzak van Liefvelt en haalde hij een door Fuentes zelf uitgeschreven vrijgeleide voor de dag. Met het schaamrood op de wangen zag van Liefvelt zich verplicht om onverrichter zake naar Brussel terug te keren. De hem toegebrachte vernedering zou op de mensen van Middelburg zoveel indruk hebben gemaakt dat de resterende katholieken zich daar een paar jaar niet meer hebben laten zien. Was van Liefvelt een dubbelagent? Of was hij gewoon behendig genoeg om van twee walletjes te kunnen eten? In dat laatste geval verdient hij veel respect, want om dat zo lang vol te houden was veel aanleg nodig. F.A.J. Dambré 139 schreef over hem: “Deze staatsman heeft een lang leven in dienst van zijn volk geijverd voor vrijheid van geweten en vrede; en dit in een tijd waar angst, verdachtma-
139
F.A.J. Dambré, Studia Germania Gandensia, volume 2, jg. 1960, blz. blz. 9 en volgende.
86
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
king en terreur hoogtij vierden. Kanselier van Liefvelt handelde steeds als een wijs, bezadigd en gewetensvol man, voor wie dienst aan zijn volk hoogste en eerste plicht was “. Constantijn Huygens, de grote Nederlandse dichter en zoon van Christiaen, beschreef Diederick van Liefvelt als een zeer ontwikkeld en hoogstaand man 140. Het is niet zeker of zijn vrouwen daar ook zo over dachten... Van zijn laatste ben ik haast zeker van niet...
Diederick van Liefvelt privé Diederick van Liefvelt trouwde een eerste keer, omstreeks 1552, met Maria Herdinck 141. Op 22 december 1570 kochten ze een hoeve in Nederheembeek. Ze kregen (minstens) 4 kinderen: - Diederick junior, meestal Theoderick genoemd werd geboren te Brussel ca 1555. Hij werd op 29 augustus 1569 als student ingeschreven aan het “Porcuscollege” (het college van het verken) te Leuven, maar zette zijn studies verder te Leiden waar hij in 1581 aan de faculteit der letteren afstudeerde. In 1603 (of 1613) werd hij nog vrijwilliger in het Staatse leger maar hij is vooral bekend gebleven als dichter en vertaler van werk van de Franse schrijver Guillaume de Salusten seigneur du Bartas 142. - Anna trouwde met de veel oudere Balthasar Hoefnagel (1521-6/5/1608), secretaris van de Grote Raad van Mechelen. Balthasar was ook de broer van Susanna (de vrouw van Christiaen en moeder van Constantijn Huygens). Ze hadden talrijke kinderen waarbij JacobGilles Hoefnagel, die trouwde met Anna Maria van Liefvelt (mogelijk een dochter van Theoderick junior). - Adriana. - Maria. Diederick van Liefvelt trouwde een twee keer met Elisabeth Oliviers, maar over dat huwelijk heb ik verder niets gevonden. Men noemde hem heer van Hamme en St.-Anna. In 1572 komen we hem tegen als de pachter van de heerlijkheid van Baasrode-Sint-Amands. “Heer en meester Dierick van Liesfelt, houdt in pacht van mijnheer Halewijn van Peenis (Peene) heer van Baasrode-Sint-Amands, de heerlijkheid derzelve prochie, met een pachthoeve groot over land, heiden, weiden, slobberijen en visserijen, omtrent vier en zestig bunder, en de pacht die dezelfde van Peene toekomt, zoals cijnzen, boeten, keuren en breuken, mortmeubelen, en des meer, een windmolen en twee delen van tienden binnen de voorgeschreven parochie, voor de som van vijf en veertig ponden groot, zestien schellingen en acht grooten: komt de 20ste penning van een jaar de som van 2 penningen en 5 schellingen 10 grooten” 143. Toen Diederick van Liefvelt in 1586 een derde keer met Marie T’sertoghen trouwde en hij van haar het Hof van Marselaer ten geschenke kreeg, was hij nog maar net als kanselier van Brabant (onder het regime van Oranje) aan de dijk gezet. Misschien dacht ze hem in Malderen een plek te bieden waar hij zich voor eventuele wraakgezinde Spaansgezinden of rancuneuze Staatsen kon verstoppen. Maar als dat al zo was, dan had ze toch verkeerd gedacht. In 1558 was het zeer nabijgelegen Groenhoven gekocht door een zekere Boudewijn le Cocq en de 140
De Jeugd van Constantijn Huygens: door hemzelf beschreven, vertaald uit het Latijn door A.H. Kan, 1646, blz. 8 - Constantijn Huygens kan dit alleen maar van zijn vader geweten hebben want hij werd zelf pas in 1596 geboren, te laat om Diederick echt gekend te kunnen hebben. 141 De familie Herdinck komen we tegen in de geschiedenis van het Hof ten Broecke te Malderen, in die van Diepensteyn (Steenhuffel) en ook in die van de gronden van het Hof van Marselaer te Steenhuffel na 1477 (zie bijlage). De aard van het familieverband van Maria met deze mensen is niet gekend, maar het was er zeker. 142 De meeste kennis over Diederick van Liefvelt heb ik overigens te danken aan een studie, van de hand van F.A.J. Dambré, die over deze zoon verschenen is in ‘Studia Germania Gandensia, volume 2, jg. 1960, blz. blz. 9 en volgende 143 Jan Hallez - Bijdragen tot de Geschiedenis van Sint-Amands-op-Schelde, Sint-Amands 1937, blz 193-194.
87
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
huidige bewoner, diens zoon Pierre le Cocq, was één der meest beruchte ketter- en geuzenvervolgers van het land. In mijn bijdrage over ten Broecke en Groenhoven valt daar van alles over te lezen. Waarschijnlijk kreeg Diederick van Liefveld pas na zijn huwelijk in de gaten wie hij als buurman kreeg. Marie T’sertoghen, zijn laatste vrouw, schreef later over hem 144: “Ik ben alleen met hem getrouwd om hem daarmee zijn schulden te betalen. Ik heb hem een hoeve van 36 bunders te Malderen ten huwelijk gegeven. De voorgaande regering heeft hem gedragen als kanselier van Brabant, zonder veel profijt, tot 1585. Daarna wilde hij zijn magnifiek huis in Brussel niet laten, en liet mij in 1586 achter...” Hoopte ze hem met geld opnieuw onder het echtelijke dak te krijgen? Wellicht wel, en niet helemaal zonder resultaat. In ieder geval hebben ze op 24 januari 1587 samen het verhef van Marselaer gedaan. Bovendien heeft ze in 1594 voor hem van de vorige eigenaar François Vermeeren ook de heerlijkheid van Opdorp gekocht. Het heeft allemaal niet mogen blijven duren. Diederick van Liefvelt overleed in Brussel in 1601 met veel schulden. Zijn zoon Theoderik van Liesfelt (de jonge) liet voor hem een mooie grafzerk maken maar heeft de rekening wel naar zijn stiefmoeder gestuurd. Die trouwde (in 1602?) nog een vierde keer met Joris (Georges) Spannenberger. Maar veel kans om haar vorige man te vergeten kreeg ze niet. Zijn onbetaalde rekeningen bleven haar achtervolgen. Onder meer de huur van de heerlijkheid van Baasrode bleek nooit betaald te zijn. Marie T’sertoghen zuchtte: “Ik moest alsmaar meer schulden van hem uitbetalen. Hij bleef daar in Brussel twee bedienden houden, een klerk en een bastaard van den jongen Liefvelt. Zo was hij ook 4 jaren lang reizende, dat kostte mij veel geld. Van zijn magere heerlijkheden had hij niet veel. In 1598 had hij geen hoop meer. Toen hij stierf, heb ik ook nog mijn juwelen moeten verkopen.” Maria T’sertoghen stierf zelf in 1604. Alle schulden waren dan nog niet betaald en werden nu op de erfgenamen uit zijn eerste huwelijk, Anna en de dichter Theoderick van Liefvelt junior verhaald. In 1612 werd de zaak opnieuw door de diverse schuldeisers voor de Grote Raad van Brabant gebracht. Ik weet niet of alles daar regelmatig en eerlijk verlopen is. Anna was in 1580 immers getrouwd met Balthasar Hoefnagel, drossaard van Rumst maar tot zijn dood in 1608 ook de secretaris van die Grote Raad. Theoderick junior daarentegen had, in navolging van zijn vader, al sedert 1603 in dienst van het Staatse leger tegen Spanje geageerd. In 1613 werden zijn eigendommen in Opdorp en Sint-Amands aangeslagen. Marselaer in Malderen was daar niet bij. Dat was in 1604 al in andere handen gekomen.
De hoeve van Marselaer in 1593. In 1593, toen er na ruim 25 jaar eindelijk terug zonder levensgevaar gereisd kon worden, doorkruiste Adriaen van Marselaer, humanist, voormalig schepen van Antwerpen, de zoon van de Adriaen die kamerheer van paus Adrianus VI was geweest, onze gewesten op zoek naar zijn roots. Hij heeft toen ook een schets van de hoeve van Marselaer in Malderen getekend. Boven de schets staat te lezen: “Baesrode, Londerzeel en Merchtem geheel verdestrueert en verbrant ... het huys tot Opdorpe op de mote is lanck 46 voeten, breedt 35 voeten. De mote is lanck 90 voeten, breedt 82 voeten. Het huys te Marselaer is lanck 70 voet, breedt 25. De mote ofte berch is int vierkant 112 voet, breet 104.”Of in vertaling: het huis van Marselaer was 21 meter lang en 7,5 m. breed. Het stond op een heuveltje van 34 op 31 meter. 144
Jozef Verheyden - glasramen in de beeldenstormen, deel 7 in GHKL 2006/1.
88
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Als er al een toren was dan heeft Adriaen hem niet getekend. Hij stond alleszins niet vast tegen het huis. Over een omwalling wordt niet gesproken al is dat met het bestaan van een motte wel waarschijnlijk. Deze beschrijving is niet geheel conform met wat we bij Alphonse Wauters kunnen lezen. Weliswaar heeft hij het over een toestand van 14 jaar later. Hij schreef: “In 1607 bleef er (van het kasteel van Marselaer) alleen een stenen toren en een hoeve, omringd door een watergracht over”.
89
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
15. De kinderen Spannenberger en Rolte (15../1604-1607)
Het is waarschijnlijk dat Maria T’sertoghen met Joris Spannenberger (van Spangenberghe) in de eerste plaats voor zijn geld is getrouwd. Vermoedelijk was die bereid om een deel van haar schulden af te betalen in ruil voor de eigendom van het Hof van Marselaer. De woning zelf, was zoals we zagen, weliswaar niet geweldig maar er waren wel nog altijd 36 bunders grond en een heerlijkheid aan verbonden. Kort na de dood van Maria hebben zijn kinderen 145 en stiefkinderen dan ook het verhef van Marselaer in orde gebracht. Het gebeurde op 18 juni 1604 en de betrokkenen waren: - Melchior Spannenberger, man van Charlotte Massis, overleden op 16 oktober 1627 146. - Georges junior Spannenberger. - Balthazar Spannenberger, getrouwd met Jacomijne van Halle. - Jehan Spannenberger; die in 1603 al de omwalde Schriekhove in Londerzeel had gekocht. - Christina Spannenberger, getrouwd met Gaspar Schellincx. - Anna Rot (of Rolte), getrouwd met Hendrik Vandezype, gewoon secretaris in de raad van Brabant. - Beatrix Rot (of Rolte), getrouwd met ridder Louis Leuckenoir en overleden tussen 1604 en 1606. De zussen Rot of Rolte 147 waren voorkinderen van de eerste vrouw van Georges Spannenberger.
145
Volgens A. Wauters (Histoire des environs de Bruxelles) en anderen die zich op Wauters baseerden, zouden deze 7 kinderen de kinderen van Spannenberger en Maria T’sertoghen zijn. Maar als Maria voor 1586 al 7 kinderen had, dan is dat technisch onmogelijk. Bovendien was Jehan Spannenberger, volgens een document van de schepenbank van Londerzeel, in 1603 al volwassen en in staat om de Londerzeelse Schriekhoeve te kopen. 146 Le grand théatre du duché de Brabant, Antonius Sanderus en Le Roy, 1729, blz. 235. 147 A. Wauters (Histoire des environs de Bruxelles) heeft het over een Béatrix Rot. Louis Galesloot (Inventaire des archives de la Cour féodale de Brabant) heeft het over een Anna Rolte als vrouw van Hendrik Vandezype. Deze Anna wordt door Wauters ook Spannenberger genoemd, maar dat is fout.
90
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
16. Madeleine Butkens (1550/1607-1607/1616)
De kinderen Spannenberger en Rolte hebben Marselaer zo gauw ze konden voor 9000 Florijnen doorverkocht. Maar ze zijn moeilijk aan hun geld geraakt. In 1606 hebben ze bij het Feodaal Hof van Brabant op een spoedige betaling aangedrongen 148 en daarna is het toch in orde gekomen. De koopster was Madeleine Butkens. Zij was in 1599 in Luxemburg weduwe geworden van Pierre de Tailly, zoon van Nicolaes en Joanna van Zeebroeck. In 1616 zou ze zelf ook in Luxemburg overlijden. Hoe deze mensen, met ogenschijnlijk Brusselse roots, in Luxemburg verzeilden ben ik niet te weten gekomen. Op 14 februari 1607 deed Madeleine Butkens het verhef van Marselaer. Op dat moment bleef er, althans volgens A. Wauters die in dit deel van zijn werk niet helemaal betrouwbaar gebleken is, van het kasteel van Marselaer alleen een stenen toren en een hoeve, omringd door een watergracht over.
148
Louis Galesloot - Inventaire des archives de la Cour féodale de Brabant, vol. 2, blz. 348, nr. 1403.
91
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
17. François Marchant (1565/1608-1620) en Tita Johanna Hoppers (1568/1608-1646)
Ook Mevrouw Butkens heeft Marselaer niet lang gehouden. Wellicht heeft ze alleen maar gemakkelijk geld willen verdienen op de potentiële meerwaarde van het domein. In het begin van de 17de eeuw, toen het duidelijk werd dat de Noordelijke protestantse Nederlanden zich definitief van de Zuidelijke katholieke en Spaanse Nederlanden afgescheiden hadden, zijn vele katholieke Spaansgezinden, die dikwijls hoge functies voor de Spaanse landvoogden uitgeoefend hadden, uit het noorden naar het zuiden uitgeweken. Anderen, die bijvoorbeeld bij de Grote Raad te Mechelen, het opperste rechtscollege in de Nederlanden, werkzaam waren, zijn hier “gestrand” en gebleven. Er bestond in onze streek dus nogal wat vraag naar een leengoed waar ook een titel aan verbonden was. Zo zijn in deze periode op Diepensteyn, Drietoren, Groenhoven, Oudenhoven en het Hof ter Trappen, emigranten uit de noordelijke Nederlanden terecht gekomen. Wel, op Marselaer was het niet anders. In 1608 verkocht Madeleine Butkens het vervallen Hof van Marselaer, ook het Rijckenhof genoemd, aan meester François Marchant en zijn vrouw Tita Johanna Hoppers, die er op 19 november het verhef van deden.
François Marchant. François Marchant, geboren te Brussel ca 1565, was een zoon van Jacob Marchant (15371609). Jacob bezat een hoeve in Ramskapelle en was onder meer baljuw van Nieuwpoort, in welke functie hij aan de zijde van de Geuzen vocht. Daarnaast was hij vooral dichter en historicus die een aantal werken over de Vlaamse geschiedenis in het Latijn heeft nagelaten. François Marchant studeerde rechten, werd raadsheer van de prinsen van Savoie 149, Beieren, Kleef en Luik en hun vertegenwoordiger bij de Spaanse landvoogden Albrecht en Isabella te Brussel. Dat heeft hem onder meer de titel van ridder opgeleverd. In 1611 werd hij als belastingsadviseur (raet fiscael) lid van de Raad van Brabant (te Mechelen en Brussel) en dat is hij tot aan zijn dood gebleven.
Tita Johanna Hoppers. In 1598 was François Marchant in de Sint-Goedele te Brussel getrouwd met Tita (Tiets) Johanna Hoppers, een dame die zich op een redelijk interessante kwartierstaat kon beroepen 150. Sjoerd Hoppers x Rixtje Piersma
Gregorius Bertolff van Aken x Katrijn van Edingen van Aelst (Leuven 1484-Leeuwarden 27/2/1528) (1490-?)
V
Joachim Hoppers (1523-1575)
V
x
Christina Bertolff van Aken (Leuven 1525-3/11/1590)
V
Tita Johanna Hoppers (1568-1646) 149
Van de hertog van Savoie trok hij een wedde van 200 kronen per jaar. De geschiedenis van de nu uitgestorven familie Hoppers is vrij goed beschreven. Volgende informatie haalde ik uit a) De Vrije Fries, uitgegeven door Friesch Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde, Deel V, 1850, b) Nl.wikipedia/Joachim Hoppers, c) Levensbeschryving van eenige voornaame meest Nederlandsche mannen, Simon Stijl en Johannes Stinstra, vol. 4, 1777, blz. 104, d) Het Hof van Marselaer te Malderen in de 17de eeuw, Jozef Verheyden, 2003 150
92
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Sjoerd Hoppers stamde af van een belangrijk oud Fries geslacht met vele notabelen. In Friesland komt hun naam in een aantal oude sagen voor. Rixtje Piersma was de dochter van Feike Piersma, burgemeester van Sneek, en Tieth Jarigha. Tieth Jarigha was de zus van Doede Jarigha, alias Dyonisius Dodoens, de vader van Rembert Dodoens die we kennen van zijn kruidenboek. Gregorius Bertolff (Bertolphus) van Aken kwam uit een familie die in de 15de eeuw een paar vertegenwoordigers had in de Schepenbank van Aken. Zijn vader Joannes was in Leuven terecht gekomen en er getrouwd met Elisabeth Scribaens. Gregorius werd in 1506 licentiaat in de rechten te Leuven en werkte eerst een aantal jaren in Brussel. In 1527 werd hij door keizer Karel V aangesteld als de allereerste president van het door hem in 1515 gestichte Provinciaal Hof van Friesland. Hij overleed op 27 februari 1528. Hij werd begraven in de kloosterkerk van de Predikheren te Leeuwarden. Een koperen plaat met zijn beeltenis die ooit zijn graf afdekte (zie hiernaast) is nu in de depots van het Fries Museum opgeslagen. Katrijn van Edingen van Aelst was niet zijn eerste vrouw. Zijn eerste vrouw, waar we de naam niet van kennen, was begraven in de Sinte Goedele te Brussel. Naast zijn (wellicht) jongste dochter Christina (Cristynken), had hij nog 2 andere dochters (Grietken en Janneken; één van hen trouwde met advocaat Tegnagel), een zoon Jan (die lid werd van de raad van Vlaanderen) en enkele bastaarden. Catharina (Katrijn) van Edingen van Aelst was de dochter van Pieter en NN Boeninck. Pieter was in het eerste kwart van de 16de eeuw een internationaal vermaarde tapijtwever en – handelaar. Hij leverde wandtapijten aan alle machtigen der aarde, niet in het minst aan de keizer. De recente overdekte winkelgalerij aan de Nieuwstraat te Aalst werd naar hem vernoemd. Na het overlijden van Tita Johanna Hoppers in 1646 werd een inventaris van haar inboedel gemaakt (zie bijlage). Daar was ook een portret bij van Katrijn van Edingen van Aelst. Joachim Hoppers (zie portret van Pieter Pourbus hieronder) werd geboren te Sneek op 11 november 1523. Zijn moeder stierf bij zijn geboorte. Na de dood van zijn vader (ca 1526) werd hij door zijn grootouders Piersma-Jarigha opgevoed. Na zijn lagere studies in Sneek en Haarlem ging hij op 18-jarige leeftijd in Leuven (toen nog de enige universiteit in de Nederlanden) rechten studeren. Daarna studeerde hij ook nog aan de hogescholen van Parijs en Orleans. In 1549 behaalde hij zijn diploma van licentiaat en begon hij in Leuven les te geven. In 1554 werd hij door landvoogdes Margaretha van Parma benoemd tot lid van de grote Raad te Mechelen (het opperste rechtscollege in de Nederlanden) waarvan Viglius ab Aytta 151, eveneens uit Friesland afkomstig, toen de voorzitter was. Hij heeft Viglius zelfs even als voorzitter van de grote raad vervangen maar in 1555 werd hij gepromoveerd tot lid van de Geheime Raad te Brussel. Omwille van zijn volgzaamheid aan de landvoogdes heeft hij daar de niet zo vleiende bijnaam “oui madame” gekregen. In 1561 werd hij de belangrijkste grondlegger van en lesgever aan de op 19 januari van dat 151
Viglius ab Aytta (1507-1577), was zowel voorzitter van de Geheime Raad als voorzitter van den Raad van State. Hij is de bindende schakel tussen al de Noordelijke Nederlanders die in het begin van de 17 de eeuw in groot-Londerzeel terecht gekomen zijn.
93
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
jaar door Philips II gestichte zusteruniversiteit van Leuven te Douai. In mijn bijdrage over het Hof ten Broecke vertel ik hoe de notabelen van Douai al in 1532 een zekere Boudewijn le Cocq, die in 1556 de heer van Groenhoven in Malderen zou worden, een duur vat wijn hadden geschonken om zijn steun voor hun vraag naar een universiteit te krijgen. In 1565 werd Joachim, samen met o.m. de graaf van Egmont, door koning Philips II naar Madrid ontboden om er de grieven van de Nederlanden tegen het Spaanse gezag uiteen te zetten. Terwijl Egmont terugkeerde, een opstandeling werd, en op het schavot belandde, bleef Joachim met zijn vrouw Christine de Bertolfs (een dochter van Gregorius de Bertolff van Aken en van Katrijn van Edingen van Aelst) in Madrid. Daar in Madrid breidde het gezin Hoppers-de Bertolfs zich nog stelselmatig uit. Naast de oudste kinderen, Gregorius, Gatze (alias Galinus), Sjoert en Catharina, die wellicht in Leuven geboren werden, kwamen er nog 4 kinderen bij. Vanwege zijn verdiensten, ondermeer als geheim zegelbewaarder - en door zijn reputatie van ja-knikker zeker niet gehinderd - werd hij door Philips II tot heer van Dalem aangesteld en werd hij ridder in de zeer exclusieve orde van het gouden spoor.
Joachim Hoppers portret van Pieter Pourbus
Joachim Hoppers Alg. Geschiedenis des Vaderlands, Vol. 5, blz. 193
Uit de Madrileense periode is een uitgebreide correspondentie tussen Joachim Hoppers en zijn Mechelse boezemvriend Viglius ab Aytta bewaard gebleven. Sommige historici hebben hem achteraf verweten dat hij zijn invloed onvoldoende heeft gebruikt om de koning van Spanje er toe te bewegen om wat gematigder tegen de in de Nederlanden begonnen opstand op te treden. Het is een feit dat men hem in Spanje ook niet alles vertelde. De beruchte hertog van Alva, die als landvoogd naar onze gewesten was gezonden, vertrouwde hem voor geen zier. Joachim Hoppers overleed in Madrid op 15 december 1575 en hij werd er ook begraven. Zijn weduwe en kinderen keerden via Keulen terug naar de Nederlanden. Die kinderen waren: - Gregorius Hoppers: geboren omstreeks 1558, waarschijnlijk te Leuven, werd ridder en volgde zijn vader op als heer van Dalem. Hij kende zijn talen en reisde door Spanje, Frankrijk, Italië en Duitsland. Hij werd rechtsgeleerde aan de universiteit van Douai, gaf les aan de universiteit van Leuven en was van 1605 tot aan zijn dood in 1610 raadsheer in
94
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
de geheime raad. Wie zijn vrouw was is niet geweten maar zijn zoon Jochem volgde hem als heer van Dalem op. - Gatze (Galinus en officieel Caius Antonius) Hoppers: geboren ca 1560, wellicht te Leuven. Studeerde na zijn terugkeer uit Madrid wijsbegeerte, burgerlijk en canoniek recht in Douai. Hij trouwde met Trijntje Johannesdochter van Aylva maar had geen kinderen. Hij werd praepositus (provoost) van Sint-Pieter en in 1617 kanselier van de universiteit van Leuven. Samen met zijn broer Gregorius gaf hij de (zeer talrijke) juridische geschriften van zijn vader uit en hij zou ook zelf geschreven hebben. Hij stierf in 1634 en werd in het koor van de Sint-Pieters begraven. - Sjoert (Seduardus) Hoppers: geboren ca 1562, waarschijnlijk in Leuven, en zeker voor zijn derde verjaardag gestorven. - Catharina Hoppers: geboren ca 1564, wellicht in Leuven. Na haar terugkeer uit Madrid trouwde met Cornelis Arnolts van der Myle, bevelhebber op het slot van Gouda. - Rixt (Regista) Hoppers: geboren ca 1566, misschien in Madrid, trouwde na haar terugkeer in de Nederlanden met Cornelis van Ouderwerve-van Burgh, heer van Burch en Adrichem, burgemeester van Zierikzee. In “Genealogische en heraldische bladen: maandblad voor geslacht-, wapen- en zegelkunde, volume 11, 1894, blz. 232” vond ik de volgende kwartieren van het echtpaar Cornelis van Oudewerve en Regista Hoppers: Oudewerve (van Burgh), Hoppers, van Adrichem. Piersma. Schiltmans. Bertholfï. Oem. Edingen alias van Aelst. Van Oudewerve, van Adrichem, Schiltmans en Oem zijn de kwartieren van Cornelis (zoals in de geschiedenis van Adrichem te vinden is). Piersma en Edingen alias van Aelst waren de familienamen van de grootmoeders van Tita Johanna en Regista Hoppers, Bertholfi was de naam van hun moeder. Regista overleed in september 1592, haar man Cornelis in 1618). - Tieth Johanna (Tita Johanna) Hoppers: geboren te Madrid ca 1568, trouwde met François Marchant en we zullen hier nog veel meer over haar te weten komen. - Yda Hoppers, geboren ca 1570, was de jongste. Ze bleef ongetrouwd. - Er was nog een 8ste kind, Timen, dat in Madrid gestorven is. Christina (de) Bertolf(s) zou, volgens de inscripties op haar grafzerk in de Dominikanerkerk te Brussel, op 3 november 1540 op 65-jarige leeftijd overleden zijn, maar onze bron moet een 9 voor een 4 gehouden hebben. 1590 als jaar van overlijden ligt meer voor de hand. Op die zerk staan de volgende kwartieren: Hoppers, Jongama, Piersma, Jarigha, Bertolff, Scribani, van Edingen en Brevivre
François, Tita Johanna en de kinderen. François Marchant en Tita Johanna Hoppers hadden 2 kinderen toen ze Marselaer kochten. - Petronella Livina Marchant werd gedoopt in de Ste Goedele te Brussel in 1603. Ze trouwde met Maximiliaen de Mol, heer van Hoovorst, en kreeg 8 kinderen. - Joachim Marchant werd gedoopt in de Ste Goedele te Brussel in 1606. Hij werd lid en zelfs secretaris van de Geheime Raad (maar staat niet in de inventarissen vermeld). Hij trouwde op 9 februari 1644 in de O.L.V. kathedraal van Antwerpen met Anna van Colen, weduwe van Ferdinand de Groote (waarmee ze in 1621 getrouwd was). Zijn enige dochter, Tita Johanna Marchant trouwde met Ignace de Hornes. Hij overleed, door zijn familie verstoten, ca 1668 in het klooster van Hanswijk bij Mechelen. Het hele verhaal moet nog volgen. Er moet nog een andere en oudere zoon geweest zijn, namelijk Jacques, want de inventaris van het sterfhuis van Tita Johanna Hoppers (zie bijlage) vermeldt “het Contrefeytsel van Jaecques een kindt van de overledene”. Over het lot van deze Jacques is verder niets bekend en in het testament van François en Tita Johanna van 1611 wordt over hem niet gesproken. Zeer waarschijnlijk is hij als kind gestorven.
95
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
En Marselaer. Het zijn François Marchant en Tita Johanna Hoppers die Marselaer het uitzicht gegeven hebben zoals we dat in latere documenten kunnen vinden. Tussen 1609 en 1620 hebben ze Hof van Marselaer grondig gerestaureerd en uitgebouwd. Deze periode komt overeen met die van het twaalfjarig bestand (1609-1621) waardoor de vijandelijkheden tussen Spanje en de Noordelijke Nederlanden tijdelijk opgeschort werden en reizen en handel drijven weer wat gemakkelijker werden. De bestaande toren werd hersteld, er kwam een onderkelderd bijgebouw met een grote zaal en een keuken. Er kwam ook een nieuwe schuur. Op de site stonden ook 2 zomerhuizen, een brouwerij, een bakhuis, een paardenstal, een koeienstal, een varkenshok, een schaapsstal en een wagenhuis.
Schets van Jan van Acoleyen (1717) (de zuidkant ligt bovenaan)
De schets van landmeter Van de Voorde (ca 1750) geeft iets meer details: kasteel in hoefijzervorm, twee torens aan de zuidkant, duidelijker inrijpoort.
Het kasteel van Marselaer op de kaart van Ferraris (ca 1775).
96
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Kasteel van Marselaer op de kadasterkaart van Malderen, uitgegeven op 7 juli 1855, gemaakt op basis van de deelkaarten van 1825.
François Marchant is in het voorjaar van 1620 gestorven. Zijn weduwe Tita Hoppers is nog vele jaren op het Hof van Marselaer gebleven. Daar was ze de buurvrouw van Boudewijn 3 le Cocq van Groenhoven. In 1629 stond ze deze toe om water van haar Marselaerbeek (nu de Malderse beek) af te tappen om er de wallen van het Groenhof mee te vullen. Dat ging ten koste van haar eigen Kwaden Molen die op sommige dagen te weinig debiet kreeg om nog te kunnen malen. Maar de oude Kwaden Molen was ook zonder dat probleem al vele decennia lang niet erg rendabel meer. Ze verpachtte de bij haar eigen hof gelegen hoeve van Marselaer. Dank zij het werk van Jozef Verheyden 152 kennen we een paar van de pachters ook bij naam. Tot 1635 waren dat Joos Wouters en Kathelijne van Keer. Zij waren in Puurs getrouwd op 9 oktober 1616. Ik weet niet waar ze hun eerste kinderen kregen maar in 1630 werd in Malderen hun dochter Christina geboren. Tita Johanna Hoppers werd haar meter. In 1633 kwam er in Malderen nog een zoontje Franciscus bij. Vanaf 1635 waren de pachters Franchois van Eechout (zoon van Stoffel en Passchijne Hannemans, de bewoners van ‘de Zage’ op Sneppelaar te Londerzeel) en Petronella De Bock. In 1644, na het huwelijk van haar zoon Joachim Marchant, is Tita Johanna met hem mee naar Antwerpen getrokken en daar is ze op 10 mei 1646 in het huis Sphera Mundi (op Kipdorp) gestorven.
Over een erfeniskwestie. Maar eerst een waarschuwing. Ik heb een beetje vals gespeeld en ik ga dat nog een poosje blijven doen. De Marchants deden dat ook. Ik heb gedaan alsof Tita Johanna Hoppers tot aan haar dood de eigenaar van Marselaer was, maar natuurlijk was ze alleen maar de vruchtgebruikster. Na de dood van haar man Franchois Marchant waren zijn kinderen Joachim en Pe152
Jozef Verheyden – Het Hof van Marselaer te Malderen in de 17de eeuw.
97
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
tronella Livina in gelijke mate de eigenaars van al zijn bezittingen geworden. In het testament van 24 mei 1611 was dat ondubbelzinnig vastgelegd. Maar hoe moet men zo een eigendom verdelen? Zolang de moeder leefde en de vruchtgebruikster was, was dat ook niet nodig. Weliswaar hebben Petronella-Livina Marchant en haar man Maximiliaan de Mol op 11 maart 1628, 8 jaar na de dood van hun vader, een verhef van Marselaer gedaan 153. Ik weet niet of dat voor het geheel was of alleen maar voor hun helft. Ik weet ook niet of er daardoor ruzie in de familie gekomen is. 154 Jozef Verheyden denkt van wel . Hij heeft ook argumenten om zijn vermoeden te staven. Immers... Toen Joachim in 1638 vrij ernstig ziek werd, maakte hij zijn testament. Daarin heeft hij heel zijn nalatenschap aan zijn moeder overgelaten. Antoon van der Veken, zijn knecht, kreeg zijn hele leven lang een half pond per jaar. Zijn zus Petronella Livina kreeg helemaal niets, maar haar knechten en meiden zouden wél ieder één keer 24 guldens krijgen. Joachim heeft zijn ziekte nog vele jaren overleefd. Overigens kunnen we ons de vraag stellen of Petronella-Livina zich niet eerder gelukkig mocht prijzen dat ze niet van haar broer zou erven. Wat we immers nog niet weten maar spoedig zullen ontdekken is dat die toen wellicht al meer schulden dan bezittingen had. Daar staat tegenover dat Joachim Marchant zowel in 1626 als in 1640 peter was van twee van de kinderen van zijn zuster. Dat was voor de kinderen die in Malderen geboren werden (de enigen waarvan ik, dank zij het werk van Luc Annaert, de doopgetuigen kon achterhalen). Daarenboven heeft een derde kind, dat in 1628 in Brussel geboren werd, ook de voornaam Joachim gekregen. Zo ernstig kon die ruzie dus niet zijn. Na de dood van moeder Tita Johanna, op 10 mei 1646, werd het erger. Ook zij had om te beginnen een grote hoeveelheid schulden nagelaten. Hoe dat kwam zal verder duidelijk worden. Op 8 en 19 juni 1646 werd, op vraag van haar zoon Joachim Hoppers en van Maximiliaan de Mol (de echtgenoot van haar dochter Petronella Livina) een inventaris van haar inboedel te Antwerpen opgemaakt. Twee jaar later werd ook de inboedel die na haar verhuis op het hof van Marselaer achtergebleven was openbaar verkocht. Een deel van beide boedelbeschrijvingen is in bijlage te vinden. Maar er was meer. Op 10 december 1646 dagvaardde Joachim Marchant zijn zus en schoonbroer voor het leenhof van Brabant om hen hun helft van Marselaer te ontzeggen. Daarvoor beriep hij zich op een document uit 1640 waarmee Tita Johanna Hoppers het testament van zichzelf en haar man van 24 mei 1611 zou hebben herzien. Dat document bestond wel degelijk. Daarin had moeder Hoppers laten vastleggen dat haar dochter Petronella Livina en haar intussen al kroostrijke gezin nog wel de helft van de vaderlijke hoeve in Ramskapelle bij Nieuwpoort en haar deel van de erfenis van Tita’s ongehuwde zuster Yda zouden krijgen, maar dat de heerlijkheid van Marselaer te Malderen, met alles wat er bij hoorde, in zijn totaliteit naar haar zoon Joachim zou gaan. Over de rechtsgeldigheid van deze herziening werd hierna decennia lang gediscussieerd. Weliswaar heeft het leenhof van Brabant op 4 oktober 1647, 11 april 1648 en 22 september 1648 een aantal uitspraken gedaan maar die werden steeds door minstens één van de partijen (ofwel
153
A. Wauters – Histoire des environs de Bruxelles. Jozef Verheyden, het Hof van Marselaer te Malderen in de 17 de eeuw, gebaseerd op het archief van notaris G. Van Paesschen in het Rijksarchief te Antwerpen. 154
98
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
50 procent) gecontesteerd. Daarna is het tot 1660 redelijk kalm geworden. Dat had – zoals we zullen merken – zeer veel zoniet alles te maken met geld dat er doorgaans niet was. Hoe dan ook... Ofschoon er over deze betwisting voor 1660 geen definitief oordeel werd geveld en Joachim en Petronella dus allebei gelijktijdig eigenaars van het Hof van Marselaer waren, zal ik hun avonturen toch apart behandelen en zal ik Joachim tot 1660 als de enige echte eigenaar van Marselaer beschouwen. Maar helemaal eerlijk is dat niet...
99
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
18. Joachim Marchant (1606/1646-1660/1668) en Anna van Colen
Joachim Marchant. Joachim Marchant werd gedoopt in de Ste Goedele te Brussel in 1606. Toen hij op 14-jarige leeftijd zijn vader verloor werd hij aan het hof van de Spaanse aartshertogen te Brussel opgevoed. Daarna werd hij kapitein “gereformeert” in het Spaanse leger. In 1630 was hij in die functie actief en verbleef hij in Sint-Winoksbergen (Bergues) en Hondschote. Na zijn militaire loopbaan werd hij lid van de Grote Raad en later zelfs secretaris van de Geheime Raad van de Spaanse landvoogden ·. Na de dood van zijn vader in 1620 heeft hij de door hem begonnen restauratie en verfraaiing van het Marselaer-domein in Malderen voortgezet. Dank zij een taxatie uit 1660 (te vinden in bijlage) maar meer nog dank zij de beschrijving die Jozef Verheyden er van heeft gegeven 155 weten we vrij goed waaruit deze werken bestonden: - Er werden hoogstambomen, waarbij vele eiken, aangeplant en toegangswegen aangelegd. - Hij heeft een grote en diepe visvijver van omtrent 120 aren laten graven. - Er kwam een tuin met fruytbomen, cornoelle haegen, sapijnbomen, huselaers, roselaers, vijgenboomen, besen overzee, stekebesen, asperges en meer andere vruchten... gekomen in vollen wasdom, meerweerdig te wesen, soo om de rariteyten als deught van de selven. De vervallen oude pachthoeve werd afgebroken (in 1647) en door een nieuwbouw ver156 vangen. Met de nog bruikbare oude balken werd de koestal gerepareerd . Marselaer had (of kreeg) ook een “duyfhuys”. Als “heer” van een heerlijkheid had Joachim het privilege om duiven te houden. Er zijn bewijzen van dat hij dat in 1644 ook deed. - Op 30 januari 1638 heeft Joachim Marchant ook de Koevoetmolen van Wijnant Moicx en Jenneken Huybens gekocht, heeft hij de toegangsweg naar de molen verbeterd en heeft hij over de beek een nieuwe houten brug laten leggen. Deze molen was in 1390 door Jan van Marselaer gebouwd en had tot 1547, toen hij aan Cornelis de Vos werd verkocht, tot het domein van Marselaer behoord. In 1662 zou deze molen door een deurwaarder worden aangeslagen. De reden daarvoor zal ik later vertellen. - Tussen 1630 en 1640 werden op het terrein van Marselaer door timmerman Jan Knapelinck ook 2 zomerhuizen gebouwd. Mogelijk waren die bedoeld voor het groeiende gezin van Petronella Livina en werden dezen bijgevolg niet door Joachim bekostigd. In ieder geval hebben al deze verfraaiingen en aankopen Joachim veel geld gekost. Té veel zoals snel zou blijken...
De schulden van Joachim. Joachim had schulden. Gelukkig kon hij aanvankelijk nog bij zijn moeder Tita Johanna Hop155
Jozef Verheyden, Het Hof van Marselaer in de 17 de eeuw. Voor de 3 generaties Marchant heb ik zeer veel informatie uit dit bijzonder interessante en bijzonder goed gedocumenteerde boek gehaald. Ik wens te benadrukken dat mijn onderzoek de lectuur van het werk van de heer Verheyden in geen enkel opzicht kan vervangen. 156 Jozef Verheyden, verwijzend naar het archief van Lippelo in het Rijksarchief te Antwerpen, doc. nr. 13, getuigenis van timmerlieden Gillis van Eeckhoudt en Frans Cnapelincx in 1660.
100
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
pers terecht. In 1640 herzag ze het testament dat zij en haar al 20 jaar eerder overleden man op 24 mei 1611 hadden gemaakt en waarin hun eigendommen gelijkmatig tussen hun twee kinderen zouden worden verdeeld. Petronella Livina en haar intussen al kroostrijke gezin zouden voortaan nog wel de helft van de vaderlijke hoeve in Ramskapelle bij Nieuwpoort en haar deel van de erfenis van Tita’s ongehuwde zuster Yda krijgen, maar de heerlijkheid van Marselaer te Malderen, met alles wat er bij hoorde, zou in zijn totaliteit naar Joachim gaan. In 1642 schonk ze Joachim ook de (andere) goederen van zijn vader die in Vlaanderen lagen. Ze schonk Joachim ook haar weduwepensioen van 400 florijnen. Om Joachim nog verder te helpen had ze in 1639 ook een bos in Malderen verkocht... Op 15 mei 1646, 5 dagen na de dood van zijn moeder, heeft Joachim Marchant – die ongetwijfeld zeer goed wist dat zij zich voor hem in de schulden gestoken had – bij notaris van Clooster te Antwerpen van haar erfenis afgezien. Inmiddels had hij een nieuwe sponsor gevonden...
Joachim trouwt met een rijke weduwe. Op 9 februari 1644 trouwde Joachim Marchant in de O.L.V. kathedraal van Antwerpen met Anna van Colen, de ‘veronderstelde’ 157 rijke weduwe van Ferdinand de Groote. Anna van Colen was de dochter van koopman (vooral in textiel) Bartholomeus van Colen (ook van Ceulen en van Ceule) en van diens tweede vrouw Suzanna Tholincx (en kleindochter van Nicolaas de Groote en van Maria van Breuseghem). De familie van Colen was oorspronkelijk uit Aken afkomstig. In 1621 was ze een eerste keer getrouwd met Ferdinand de Groote (+1638). Dat was in Keulen, waarheen zijn vader Balthazar met zijn gezin, zoals vele andere Antwerpse koopmanfamilies, tijdens de godsdienstige en andere troebelen van de Beroerde Tijden (1566-1593) een toevlucht had gezocht. Nà zijn huwelijk is Ferdinand met zijn vrouw naar het gepacificeerde Antwerpen teruggekeerd waar hij samen met zijn broer Balthazar 158 in 1636 de “compagnie De Groote’ (niet te verwarren met de Grote Compagnie, of toch wel?) heeft gesticht. Na zijn dood in 1638 werd zijn weduwe Anna van Colen vennoot in deze compagnie, die zich o.m. in de handel in edelstenen specialiseerde en daarom van de definitieve afsluiting van de Schelde door de onafhankelijk geworden Noordelijke Nederlanden (verdrag van Munster van 15 mei 1648) niet al te veel te lijden had. Met haar eerste man Ferdinand de Groote had Anna van Colen al 2 kinderen: Nicolaas de Groote en Suzanna de Groote (die trouwde met Martin de Hornes). Op 17 november 1644 werd de enige dochter van haar 2de man Joachim Marchant, namelijk Tita Johanna Marchant, in Antwerpen gedoopt. U mag 2 keer raden wie de meter was. In “Het Hof van Marselaer te Malderen in de 17de eeuw’ verdedigt de schrijver Jozef Verheyden de hypothese dat deze Tita Johanna geen dochter van Joachim was maar van Claude de Hennin. Er bestaan liefdesbrieven tussen deze Hennin en Anna van Colen maar hij was volgens de familie niet rijk genoeg om met haar te kunnen trouwen. Tita Johanna zou Joachim ooit eens haar “schoonvader” (dat kan zowel stiefvader als pleegvader zijn) 157
In zijn boek “De Nazomer van Antwerpse welvaart – De disapora en het handelshuis De Groote tijdens de eerste helft van de 17de eeuw” schrijft Roland Baetens niet alleen dat Anna van Colen behoorlijk spilzuchtig was, maar ook: “Anna van Colen, weduwe van Ferdinand, had het voorbeeld kunnen volgen van enkele krachtdadige vrouwen uit haar directe familiale omgeving en haar vermogen op een verstandige wijze beheren. Ze bleek echter niet uit het zelfde hout gesneden, en koos de gemakkelijke weg. In 1644 hertrouwde ze met Joachim Marchant..." 158 Getrouwd met Johanna Fourment; de zus van Helena Fourment, de vrouw van Rubens.
101
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
hebben genoemd. Bovendien zou het feit dat Tita Johanna later haar enige kind Claudine zou noemen, een hint naar haar echte vader Claude kunnen zijn. Dat laatste is echter niet juist; Claudine was haar vierde en voorlaatste kind (zie verder). De eerste jaren na hun huwelijk hebben Joachim Marchant en Anna van Colen zowel in Antwerpen als op Marselaer gewoond. In Malderen heeft Anna van “Ceule” op 2 juni 1645 Anna Marievoet boven de doopvont gehouden. Anna was het dochtertje van Guilliam, de majordomus (huismeester) van het Hof van Marselaer, en van diens vrouw Kathelijne Batens. Na de dood van zijn moeder in 1646 is Joachim naar Brussel verhuisd. Anna van Colen, die een zwakke gezondheid had, verbleef van dan af ook veel in haar geboortestad, tevens kuuroord Aken. In de zomer van 1650 werd ze opnieuw ernstig ziek. Eerst is ze voor 6 weken naar Spa vertrokken om er een behandeling met Spa-water te ondergaan. Daarna trok ze verder naar Aken (Aqua in het Latijn) waar ook genezende warme zwavelhoudende minerale bronnen zijn en waren. Het heeft niet geholpen. Toen ze verder achteruit bleef gaan maakte ze haar testament (waarin ze het Recolettenklooster van Aken flink bedacht). Op 22 september 1650 is ze er aan dysenterie en uitdroging gestorven.
De schulden van Joachim, deel 2. Zijn huwelijk met de rijke weduwe Anna van Colen heeft Joachim toegelaten om een deel van de gemaakte schulden af te lossen, maar lang niet allemaal. Nadat hij in 1646 – uit eigen beweging - al afstand van de Belgische eigendommen van zijn moeder had gedaan, werd hij in 1648 ook verplicht om ten voordele van zijn schuldenaars afstand te doen van haar goederen die in Friesland lagen 159. Na de dood van zijn vrouw volgde een nieuwe lange procedure over de verdeling van haar eigendommen. Pas begin 1652 werd met de kinderen de Groote het volgende overeen geko160 men : - Joachim Marchant, die – althans volgens de kinderen de Groote – er gedurende de 6 jaar van hun huwelijk ruim 11.000 Gulden 161 van zijn overleden vrouw had doorgejaagd, werd verplicht om iedere aanspraak op de erfenis van Anna te laten varen. Daar was ook de helft van het huis Sphera Mundi bij. - Ter compensatie kreeg hij van de kinderen van Ferdinand de Groote a) een éénmalig bedrag van 16.000 gulden, b) het huis ‘het Clotken’ te Brussel waarvan de waarde op 5.000 gulden werd geschat, c) de betaling van zijn schulden (verminderd met de waarde van het ‘Clotken’), en d) een overlevingsrente van 2000 gulden per jaar indien hij na zijn dochter Tita Johanna zou overlijden. Ook voor zijn nog minderjarige dochter Tita Johanna werden een paar regelingen getroffen: - Als voogden kreeg ze haar oudere stiefbroer Nicolaes de Groote en Maximiliaen Gerards, een Antwerpse schepen, toegewezen. Deze laatste was aangeduid door het gerecht om er op toe te zien dat Joachim de financiële toekomst van zijn dochter niet te veel zou hypothekeren. - Tita Johanna Marchant werd aan de zorgen van haar stiefzus Suzanne de Groote en haar man Martinus-Ignatius de Hornes toevertrouwd. Voor haar opvoeding zouden dezen betaald worden uit een fonds dat door meester Gerards werd beheerd. Dat fonds bestond 159
Rijksarchief Antwerpen, archief van notaris G. van Paesschen. Rijksarchief Antwerpen - OGA Lippelo Nr 13 (met dank aan Jozef Verheyden). 161 Volgens Jozef Verheyden zou iedere Gulden nu zo’n 75 Euro waard moeten zijn. 3 à 7 Euro lijkt mij echter realistischer. Het is hoe dan ook moeilijk om de valuta uit twee verschillende perioden met elkaar te vergelijken. De inflatie is immers niet voor alle producten gelijk. 160
102
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
-
Louis De Bondt
vooral uit inkomsten van de eigendommen van de overleden Anna van Colen (zo’n 12.000 Gulden per jaar) maar ook de verwaarloosbare opbrengsten van het Hof van Marselaer en de Koevoetmolen 162. Tussen Joachim, de voogden van zijn dochter en de kinderen van zijn zuster PetronellaLivina Marchant en Maximiliaen de Mol werd afgesproken dat Tita Johanna, na de dood van Joachim – en dat op basis van het devolutierecht – de heerlijkheid van Marselaer evenals het huis het Clotken te Brussel zou erven. Dat gebeurde bij het Leenhof van Brabant en moest problemen voorkomen mocht Joachim hertrouwen en nog kinderen krijgen.
Joachim trouwt met een rijke weduwe, deel 2 Eind 1652 hertrouwde Joachim Marchant met Constantia Schuyt (of Constance Schut volgens de griffier van de Londerzeelse Schepenbank 163). Zij was de naar men zegt zeer corpulente weduwe van Hendrik de Haze, een Antwerpse koopman in koloniale waren 164 die zijn vader Jeronimus in 1638 als heer van Stabroek was opgevolgd. Constantia Schuyt kwam zelf ook voort uit een belangrijke koopmansfamilie. Ze was geboren ca 1610 en was de dochter van Elbert Gijsbertzoon Schuyt (Naarden 1576-Amsterdam 1632) en diens 2de vrouw Constantia de Haze, de zuster van Jeronimus. Hendrik de Haze en Constantia Schuyt waren dus neef en nicht. Ik weet niet of ze kinderen hadden. Toen Constantia met Joachim Marchant hertrouwde was ze een rijke mevrouw. Volgens Jozef Verheyden was ze aan renten, obligaties en contanten samen meer dan 100.000 gulden waard 165 . Maar ze was ook zeer voorzichtig. Bij haar huwelijkscontract van 11 oktober 1652 werd o.m. een 3 bladzijden lange “declaratie ende specificatie van de juweelen, silverwerck, schilderyen ende meubelen competerende vrouwe Constantia Schuyt, vrouwe van Stabroeck” gevoegd 166. Ook deze inventaris is in bijlage te vinden. Ze heeft nog andere ‘voorzorgen’ genomen. Zo kon Joachim, ingeval ze voor hem zou overlijden, ‘slechts’ 24.000 Gulden van haar erven. Na haar huwelijk hield ze ook een gedetailleerde boekhouding van de inkomsten en uitgaven van Joachim bij. Constantia Schuyt was een ervaren en wijze vrouw. Ze stierf in juli of begin augustus 1657. Heeft Joachim de beloofde 24.000 Gulden gekregen? Wellicht kan haar testament, dat op 16 augustus ten kantore van notaris Ghysberts te Antwerpen geopend werd ons daar meer over vertellen. Dat begon echter met de volgende weinig belovende woorden: "Ik Constantia Schuyt, daer mijn man eenige van mijne middelen heeft geprofiteert, soo ist dat mijnen uitersten wille...". Joachim had ondermeer 1600 Gulden besteed aan dingen die niets met hun huishouden te maken hadden. Wat die dingen waren is niet vermeld. We hadden dat nochtans graag geweten.
De schulden van Joachim, deel 3 en slot. In 1656 had Joachim een kleine meevaller doordat zijn gebuur le Cocq van Groenhoven veroordeeld werd om hem het zeer aanzienlijke bedrag van 1225 gulden voor het aftappen van het water van zijn Marselaerbeek te betalen. Maar evenmin als de 11.000 Gulden die hij tij162
Toen Joachim tegen het einde van zijn leven in het Hanswijckklooster te Mechelen belandde, werden ook zijn onkosten daar uit dit fonds betaald. 163 Website Londerzeel Vroeger – Personen vermeld door de Schepenbank van Londerzeel. 164 Zijn broer Jeronimus de Haze junior oefende dezelfde activiteit uit in Amsterdam. 165 SAA, Not. 1322, huwelijksvoorwaarden 11 oktober 1652. 166 De omschrijving ‘vrouwe van Stabroek’ is eigenlijk verkeerd. Haar eerste man was wel degelijk heer van Stabroek maar de opvolging is niet via hem maar via zijn broer verlopen.
103
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
dens het leven van zijn eerste vrouw had verkwanseld, evenmin als de 16.000 Gulden die hij na haar dood gekregen had, evenmin als de 1600 Gulden van zijn tweede vrouw, en evenmin als het bedrag dat hij na haar dood ontvangen heeft, hebben deze 1225 gulden veel aarde aan de dijk gebracht. In 1662 werd de Koevoetmolen, die hij in 1638 gekocht had, alweer wegens onbetaalde schulden, door een deurwaarder in beslag genomen en aan Gillis Albert Van Maele, raadsheer van Brabant, doorverkocht 167. Vanaf 1662 heeft Joachim zich nooit meer in Malderen vertoond en heeft hij het Hof van Marselaer aan de zorgen van de kinderen van zijn zus en schoonbroer overgelaten (zie hierna). Vermoedelijk is hij aanvankelijk terug in Antwerpen gaan wonen. Bij zijn dochter TitaJohanna en haar man Martinus-Ignatius de Hornes, die in 1652 het kasteel van Niel hadden gekocht, woonde hij zeker niet. Vanaf uiterlijk 1666 logeerde hij, berooid, in het klooster van Hanswijk te Mechelen waar de jongste broer van Martinus Ignatius de Hornes kanunnik en zijn neef Daniël de Hornes prior was. In 1667 werd Joachim ziek en omstreeks 15 augustus 1668 is hij in het klooster gestorven.
De processen van Joachim. Een prima middel om arm te sterven is tijdens zijn leven veel advocaten aan te spreken. Joachim Marchant heeft veel archief nagelaten door de rechtszaken waarin hij bijna zijn hele leven betrokken is geweest. Een onvolledig overzicht... Met le Cocq van Groenhoven lag hij in proces over het water van de Marselaerbeek. Tussen 1645 en 1656 lag hij in conflict met Boudewijn III le Cocq, de eigenaar van Groenhoven, over het water van de Marselaerbeek. Dat verhaal moet ik hier niet uitgebreid vertellen omdat het al door de heer Jozef Verheyden in “Het Hof van Marselaer te Malderen in de 17 de eeuw” uit de doeken werd gedaan. Toch in het kort het volgende. Het water voor de wallen van het Groenhof kon alleen van de Marselaerbeek (een deel van de Molenbeek) komen. Maar als er te veel water afgeleid werd kreeg de Kwade Molen (nog altijd van Marselaer) en de Koevoetmolen (die hij in 1638 had gekocht) op sommige dagen niet genoeg debiet. De vorige bewoners hadden daar blijkbaar niet al te moeilijk over gedaan. Tita Johanna Hoppers had haar gebuur in 1629 zelfs formeel toegestaan om water van haar Marselaerbeek af te tappen om er de wallen van zijn Groenhof mee te vullen. Maar toen Boudewijn III le Cocq in 1645 naar Humbeek verhuisde heeft Joachim Marchant geprobeerd om van deze “erfdienstbaarheid” af te komen. Vandaar de processen. Pas op 4 juli 1656 bereikten Boudewijn le Cocq van Groenhoven en Joachim Marchant van Marselaer een akkoord. Boudewijn mocht water blijven afnemen mits het voor de Koevoetmolen naar de Marselaerbeek terug te leiden en mits a) het betalen van de symbolische prijs van “een hinne” per jaar en een allerminst symbolische maar gelukkig eenmalige schadevergoeding van 1225 gulden. Joachim moest het molenwerk van de versleten Quaeden Molen op het Zwaantje 168 weg laten nemen. Met de erfgenamen van pastoor Hendrik de Leeuw lag hij in proces over ... geld. In 1640 had Tita Johanna Hoppers 400 Gulden geleend bij de pastoor van Malderen Hendrik de Leeuw. Deze kon zich dat permitteren omdat hij ook mooie inkomsten als kanunnik van O.L.V. van Mechelen had. Na de dood van de pastoor (1657) ontdekten diens erfgenamen (de kinderen van Cornelis de Leeuw uit Mechelen) dat deze lening nog niet was terugbetaald. Vanzelfsprekend gingen ze verhaal halen bij haar zoon Joachim Marchant. Er volgde een zeer lange en ongetwijfeld kostelijke gerechtelijke procedure. Uiteindelijk trok Joachim wel aan 167 168
Website Londerzeel Vroeger – De Molens van Londerzeel, Malderen en Steenhuffel. De Quaeden Molen is de herberg het Swaentjen geworden.
104
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
het langste eind: door in 1646 af te zien van zijn deel van de erfenis van zijn moeder had hij immers ook haar schulden niet overgenomen! Met de stad Antwerpen lag hij in proces over de stadsbelasting. Van 1647 tot 1657 lag Joachim ook in proces met de stad Antwerpen over de vraag of hij als persoon met een ambt in Brussel (secretaris van de Geheime Raad, een ambt dat volgens de stad louter protocollair zou zijn), als ingezetene van Antwerpen, in Antwerpen belasting moest betalen. Details daarover zijn te vinden op blz. 51-52 van “Het Hof van Marselaer in de 17de eeuw”. Overigens was het antwoord “ja”. In tegenstelling tot de heer Pieter Pauwel Rubens bijvoorbeeld, was Joachim voor Antwerpen niet belangrijk genoeg om een uitzondering te krijgen. Met zijn zuster en schoonbroer lag hij in proces over Marselaer. Joachim Marchant is nooit de enige en onbetwiste eigenaar van het Hof en de Heerlijkheid van Marselaer te Malderen geweest. Wie daaraan mocht twijfelen, moet zeker verder lezen.
105
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
19. Maximiliaen de Mol (1580/1660-1665) en Petronella Livina Marchant
Omstreeks 1624 was Petronella-Livina Marchant getrouwd met de veel oudere Maximiliaen de Mol. Maximiliaen de Mol, geboren ca 1580, was de zoon van Peeter de Mol (+1591), heer van Hooghvorst, grootvalkenier van koning Philips II van Spanje, en van Livina Borluut (+1631). Na de dood van zijn vader volgde hij die op als heer van Hooghvorst, dat hij echter moest verkopen. In 1617 werd hij drossaard van de baronie van Grimbergen, hetgeen hij tot 1656 gebleven is. In die functie is zijn naam veelvuldig in de documenten van de schepenbank van Londerzeel te vinden. Ofschoon François Marchant en Tita Johanna Hoppers in hun testament van 24 mei 1611 duidelijk hadden laten vastleggen dat hun bezittingen, dus ook het Hof van Marselaer, in gelijke mate tussen hun twee kinderen moest worden verdeeld, deden Petronella-Livina Marchant en haar man Maximiliaan de Mol op 11 maart 1628, 8 jaar na de dood van hun vader, het verhef van (of van een deel van) Marselaer 169. Of dat meteen ernstige gevolgen voor de familierelaties had is – zoals ik eerder al uitlegde niet erg duidelijk. In ieder geval waren het moeder Tita Johanna en Joachim die tot aan het huwelijk van Joachim (op 9 februari 1644) op het Hof van Marselaer woonden.
Een kroostrijk gezin voor de uitvinding van het kindergeld. Ofschoon Maximiliaan de Mol uit een zeer aanzienlijk Brussels geslacht stamde dat diverse schepenen en burgemeesters aan de stad geleverd heeft, was hij zelf niet rijk. Mogelijk had dat met zijn kroostrijk gezin te maken. Hij en zijn vrouw Petronella-Livina kregen immers 8 kinderen. Slechts 2 daarvan werden in Malderen geboren maar allemaal hebben ze, tot ze volwassen werden, in Malderen of in de buurt van Malderen verbleven 170: - Maximiliaen de Mol junior, geboren ca 1625, heer van Dalem, Staden en Schinnevoirt, trouwde met Catharina Longin, dochter van Alexander, heer van Groot-Bijgaarden, en van diens 2de vrouw Isabella van Dongelberghe. Hij werd drossaard van het Land van Grimbergen vanaf 1663 en in 1671 was hij dat nog. In een document van 11 september 1675, waarmee hij een goed in het ‘Land van Daelhem’ bij Gorinchem hypothekeerde, werd hij “commissarius van de Staten van Brabant” en “erfgenaam van zijn neef Joachim Hoppers” genoemd 171.
169
A. Wauters – Histoire des environs de Bruxelles. Over Antoon, die in 1651 geen drossaard van het Land van Grimbergen kon worden omdat hij van fraude verdacht werd, over Joachim die in 1652 “edelman van zijn Hoogheid van Lorreinen” werd, over Maximiliaen junior die in 1656 in de afspanning de Croon van Jan van Nuffel te Londerzeel “huurlingen” ronselde, genoeg volk bijeen kreeg om kapitein van een compagnie voetgasten ten dienste van zijne Majesteit te kunnen worden, maar zijn flink opgelopen drankrekening niet betaalde, over Frans en Peeter de Mol die tijdens een openbare verkoop te Londerzeel in 1656 met een vuurwapen een aanwezige kwetsen ..., zijn enkele leuke anekdotes te lezen in Het Hof van Marselaer te Malderen in de 17de eeuw, blz. 32-33, van Jozef Verheyden. 171 Jan Wies – Catalogus van het archief over de familie de Mol, deel 1, document nr.78. (verschenen in het ‘driemaandelijks tijdschrift van de Vereeniging Families Mol’, Utrecht, 1939). Joachim Hoppers, de grootvader van Maximiliaen de Mol, had van Philips II de titel heer van Dalem gekregen. Nadien was die overgegaan op 170
106
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
-
-
Louis De Bondt
Caius Antonius de Mol, geboren te Malderen op 28 november 1626. Waarschijnlijk is dit de Antoon de Mol die door de schepenbank van Londerzeel in 1652 genoemd werd als luitenant. Joachim François de Mol, geboren te Brussel in 1628. In 1654 genoemd als stadhouder van het Land van Grimbergen 172. François de Mol, drossaard van het Land van Grimbergen van 1656 tot 1660. Maria de Mol. Anna-Juliana de Mol. Livina-Maria de Mol. Petrus de Mol, geboren te Malderen op 6 augustus 1640. Drossaard van het Land van Grimbergen van 1660 tot 1663 (dat is toch wel verbazingwekkend jong).
Het risico van het aanvaarden van een erfenis. Petronella-Livina was ook niet rijk. Haar moeder had haar – evenals haar broer – al een paar keer financieel bij moeten springen. Toen Tita Johanna Hoppers op 10 mei 1646 te Antwerpen overleed, werden haar eigendommen in principe tussen haar twee kinderen verdeeld. Maar was er wel veel te verdelen? Zowel van de inboedel van het sterfhuis in Antwerpen als van dat van het Hof van Marselaer werd een inventaris gemaakt. Deze inventarissen zijn in bijlage te vinden. Joachim, die in Antwerpen bij zijn moeder woonde en dus wist dat zij ook veel schulden had, had op 15 mei 1646 bij notaris Van Clooster zijn helft van haar erfenis geweigerd. Petronella-Livina en Maximiliaen hebben hun deel van de erfenis aanvaard... En dat had de volgende gevolgen: - In september werd de helft van een bos van 5 bunders, gelegen te Malderen, op vraag van 173 Peeter van Hagen, ontvanger der belastingen, door een deurwaarder in beslag genomen . Het betrof het deel van Petronella-Livina. De helft van Joachim was al in 1639 door zijn moeder verkocht omdat hij geld nodig had. - De 1580 gulden, die Tita Joanna voor het huwelijk van haar kleinkinderen had gespaard, werden bevroren. Pas in 1650 zullen de zonen uit dit fonds elk 125 en de meisjes elk 50 gulden krijgen. - De inboedel van het Hof van Marselaer te Malderen werd eveneens in beslag genomen en in 1648 openbaar verkocht. Het is duidelijk dat de erfenis van Petronella-Livina slechts een druppel olie was op een gloeiende plaat. In 1651 was Maximiliaan de Mol verplicht om voor de opvoeding van zijn kinderen de helft van een bos in Lebbeke (ook voortkomend uit de nalatenschap van Tita Johan174 na Hoppers) te verkopen . In juli 1646 legde een arrest van de raad van Brabant beslag op al zijn goederen. Dat gebeurde op verzoek van één van zijn schuldeisers “vrouwe Marie van Achelen van Saint Albert”.
Viglius ab Aytta, de spin in het web van een Friese invasie. Deze Marie van Achelen was de weduwe van Philippe Prats (of Praets) en daar hoort een Gregorius, de oudste zoon van Joachim, en daarna op diens zoon Jochem. Maximiliaen zou Dalem dus van deze laatste ochem hebben geërfd. Het is mij niet duidelijk volgens welk artikel van het erfenisrecht dit kon gebeuren. 172 Marcel Slachmuijlders – De Kroniek van Londerzeel, blz. 30 173 Jozef Verheyden – verwijzend naar Rijksarchief te Antwerpen - OGA Lippelo Nr 54: Aanslag van september 1646 vanwege Pr van Hagen, belastingontvanger. 174 Jozef Verheyden, verwijzend naar het archief van notaris G. van Paesschen, 1651, Rijksarchief Antwerpen.
107
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
beetje uitleg bij. Philippe was de zoon van Philippe Prats senior, de heer van Saint Albert en was secretaris van de geheime raad onder de landvoogden Albrecht en Isabelle. Hij was dus een collega van Joachim Marchant. Marie van Achelen was de dochter van Volkaard of Folcard van Achelen die tot 1600 advocaat was bij de grote raad te Mechelen en daarna tot 1631 rekestmeester van de Geheime Raad. Haar moeder was Marie Marguerite Bogaert, de dochter van Jacob. Van Achelen is één van de vele Noord-Nederlandse adellijke families die na de afscheiding van de Noordelijke Provincies bezit van onze streek genomen heeft. Het feit dat ze allemaal vertegenwoordigers hadden bij de Grote Raad te Mechelen of bij de Geheime Raad, heeft hen daar zonder de minste twijfel bij geholpen. Dat ze ook allemaal familie of vrienden waren van ene Viglius ab Aytta vast en zeker ook. Ik leg dat verder uit. Een zekere Gerbrand ab Aytta had o.m. volgende kinderen: 1. Viglius ab Aytta (dat is de kerel die voor Alva de Bloedwet ontwierp waardoor meer dan 6000 mensen op het schavot belandden) had rechten gestudeerd en bracht het tot voorzitter van de Grote Raad te Mechelen en van 1549 tot 1570 zelfs tot hoofd van de Geheime Raad. Hij raakte daar onder meer bevriend met raadslid Pierre le Cocq en werd ca 1653 peter van diens jongste zoontje Viglius. Pierre le Cocq was niet alleen advocaat en procureur generaal van de Raad van Vlaanderen, maar was tevens de eigenaar van het Groenhof te Malderen. 2. IJdt Gerbrandsd ab Aytta trouwde met Feycko van Frittema. - Hun dochter Edwert Frittema trouwde ca 1587 met Peter Micault. Peter was geen advocaat maar militair en vanaf 1589 drost van Lingen. In 1597 moest hij naar het zuiden emigreren en kocht hij de heerlijkheid van Diepensteyn te Steenhuffel (zie verder). 3. Mintz (Clementia) ab Aytta trouwde met Jelle van Hoytema. - Hun dochter Clementia (Mintz) van Hoytema trouwde in 1561 in Swichum (Friesland) met Igram van Achelen uit ‘s Hertogenbosch, licentiaat in de rechten. Geen onbelangrijk detail is dat Clementia en Igram door een zekere Joachim Hoppers (de boezemvriend van Viglius ab Aytta en o.m. raadsheer van de Grote Raad van Mechelen) aan elkaar gekoppeld waren. De dochter van Joachim Hoppers kocht in 1608 het Hof van Marselaer te Malderen. Igram van Achelen werd in 1574 voorzitter van het Hof van Friesland en na zijn emigratie naar de Zuidelijke Nederlanden vanaf 1598 voorzitter van de Grote Raad van Mechelen, in opvolging van Jacob Bogaert. Clementia van Hoytema kocht, nadat ze in 1601 weduwe geworden was, in 1605, Oudenhoven te Londerzeel van Franchois Bogaert (de zoon van de hierboven vermelde Jacob) die ook de heer van het Hof ter Trappen in Steenhuffel was. - Hun dochter Aldegondis van Achelen trouwde op 20 april 1606 met Peter Micault, de weduwnaar van de hoger genoemde Edwert Frittema. Ook Peter Micault was naar het zuiden moeten emigreren en had in 1597 Diepensteyn te Steenhuffel gekocht. Samen met zijn tweede vrouw zou hij ook nog het Hof ter Hellen te Londerzeel, het Perrehof te Steenhuffel, en het Hof ten Damme in Lippelo verwerven. - Hun zoon Volkaard of Folcard van Achelen was van 1597 tot 1600 advocaat bij de Grote Raad te Mechelen tot 1600, daarna was hij achtereenvolgens raadsheer in de Grote Raad van Brabant (tot 1611) en lid en rekestmeester van de Geheime Raad (tot aan zijn dood te Brussel in 1631). Hij was getrouwd met Marie Bogaert, de dochter van Jacob en de zus van de al genoemde Franchois.
108
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
De verdeling van het Hof van Marselaer. Niet alleen kregen Maximiliaen en Petronella Livina een deurwaarder vanwege Marie van Achelen op hun dak – wat aantoont dat je bij je vrienden nooit moet lenen – bovendien dreigden ze ook nog hun deel van de onroerende goederen van Marselaer te verliezen... Even recapituleren. - Op 24 mei 1611 hadden François Marchant en Tita Johanna Hoppers in hun testament gezet dat na hun dood hun 2 kinderen hun nalatenschap in 2 gelijke delen zouden erven. - Op 11 maart 1628 hadden de oudste dochter Petronella-Livina en haar man Maximiliaen de Mol, blijkbaar zonder broer Joachim daarin te kennen, alleen het verhef van Marselaer gedaan. - In 1640 bedacht Tita Johanna Hoppers, nu al 20 jaar weduwe zich, en besliste ze dat haar erfenis weliswaar in 2 gelijke delen moest worden verdeeld maar dat alleen haar zoon Joachim het Hof van Marselaer zou krijgen. - Intussen verbleven zowel de weduwe als haar zoon en haar dochter, de man van haar dochter en de kinderen op het Hof in Malderen. - Toen Joachim in 1644 met een rijke koopmansweduwe uit Antwerpen trouwde is hij met zijn vrouw én met zijn moeder in Antwerpen gaan wonen en zijn Petronella-Livina, Maximiliaen de Mol en hun kinderen in Malderen gebleven. - Na het overlijden van Tita Johanna Hoppers in 1646 heeft haar zoon Joachim van zijn deel van haar erfenis afgezien (alleen van de roerende goederen weliswaar). Petronella-Livina heeft haar deel aanvaard, maar daar bleken helaas nogal wat schulden bij te zitten. - Om (een deel) van die schulden te betalen werd in 1648 de inboedel van Marselaer openbaar verkocht. Het Hof bleef van de familie, maar van wie? Op 10 december 1646 was Joachim Marchant immers bij het Leenhof van Brabant een procedure gestart om, op basis van de gewijzigde beslissing van zijn moeder van 1640 - heel het Hof van Marselaer op te eisen. Ondanks een paar uitspraken in 1647 en 1648 was deze kwestie nog niet beslist. - Nadat Joachim in 1650 een eerste keer weduwnaar werd, is hij een tijdje in Brussel gaan wonen. Zowel met zijn eigen familie als met zijn schoonfamilie werden toen bij het Leenhof van Brabant een aantal al dan niet bindende afspraken gemaakt. Eén daarvan was dat het Hof van Marselaer, na de dood van de vorige (nog vast te stellen) eigenaar zou overgaan naar Tita Johanna Marchant, het enige kind van Joachim. - Op 23 december 1659, een tijd na de dood van zijn tweede vrouw, heeft Joachim Marchant de schenking van Marselaer aan zijn dochter Tita-Johanna bevestigd. Dat gebeurde niet bij het Leenhof van Brabant maar in het kantoor van de Brusselse notaris Adriaen de Bruyn. De kinderen van zijn zuster waren – zoals verder zal blijken - deze keer niet aanwezig om hun akkoord te geven. - Voor 1660 is Joachim Marchant naar Malderen weergekeerd en hij is er tot 1662 gebleven. Hij had toen minstens 2 bedienden op het hof. Kunt u nog volgen, beste lezer? Troost u, de mensen in het midden van de 17de eeuw konden het evenmin. Om te beginnen was het nodig om vast te stellen wie de huidige eigenaar van Marselaer was. Ik, dacht Joachim Marchant die in Brussel woonde, nauwelijks nog naar Malderen kwam en er al jaren zijn schulden niet meer betaalde 175. Wij natuurlijk, dachten Petronella-Livina Marchant en Maximiliaan de Mol, die zeer waarschijnlijk zeer veel of misschien wel continu in Malderen verbleven. 175
Bij Jozef Verheyden lazen we dat Joachim in 1662 al sedert 1630 zijn cijns op het Sluysbos van Andreas Hoffmans d'Alvorado, heer van Woelputte niet meer had betaald.
109
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Tot 1660 vormde deze kwestie eigenlijk geen groot probleem. Zowel Joachim als Maximiliaen lieten zich in alle officiële documenten “Heer van Marselaer” noemen. Allebei hadden ze de grootste moeite om de financiële eindjes aan elkaar te knopen. De inkomsten van Marselaer konden hen daarbij hoegenaamd niet helpen. Die waren misschien net genoeg om de kosten ervan te dekken. Maar in 1660 veranderde de situatie. De kinderen van Maximiliaen de Mol waren dan groot geworden. Toen ze in de gaten kregen dat Joachim het Hof van Marselaer op 23 december 1659 nog maar eens aan zijn enige dochter had gegeven, stuurden ze hun ouders naar het gerecht om de vernietiging van deze schenking te vragen evenals een uitspraak in het proces dat al in 1646 begonnen was. Die uitspraak is er op 24 maart 1660, tijdens een buitengewone bijeenkomst van de stadhouders van het Feodaal Hof in Brussel gekomen. Maximiliaen de Mol en Petronella Livina Marchant werden in het gelijk gesteld. Zich baserende op het testament van 1611 beslisten de rechters dat Joachim en Petronella-Livina ieder de eigenaar waren van de helft van het Hof van Marselaer, de pachthoeven, de watermolen, de grond en het leen- en cijnsboek van de heerlijkheid. Ook een jaarrente van 100 Rijnsgulden, gevestigd op de heerlijkheden van Schailemont en du Bois moest eerlijk worden verdeeld. Om tot de uiteindelijke verdeling over te kunnen gaan moest het Hof van Marselaer zo snel mogelijk worden getaxeerd. De (vooral) door Joachim van Marselaer gedane kosten mochten van het deel van zijn zuster worden afgetrokken. De taxatie van Marselaer, waar meerdere stielmannen bij betrokken waren, heeft vijf dagen in beslag genomen. Ze had plaats op 14, 15, 19 en 20 mei en op 1 juni van hetzelfde jaar. Het bijzonder leerrijke document dat daar het gevolg van was is in bijlage te vinden. Door landmeter François van Nyen uit Lippelo werd ook een “caerte figuratief” van het goed van Marselaer getekend. Deze kaart is waarschijnlijk verloren. De kinderen de Mol hebben niet op de taxatie gewacht om van hun recht gebruik te maken. Op 5 mei hadden Maximiliaen junior en Peeter, met akkoord van hun zussen Maria en Anna, al de helft van de hoeve van Marselaer aan Hendrik Buyens (geboren ca 1610, zoon van Gillis) en Kathelijne van Nuffel verpacht. Frans van Eechout en Peeternelle de Bock, de pachters van Joachim Marchant, mochten de andere helft blijven bewerken. Maximiliaen de Mol junior dreigde er ook mee om het personeel van Joachim Marchant, dat nog op het Hof verbleef, namelijk een juffrouw van Morselede en kokkin-dienstmeid Antonette de Mayer van het Hof te verjagen. Voor 1662 is dat hem, wat mevrouw de Mayer betreft, zeker niet gelukt. Daarna waarschijnlijk wel. We weten immers dat Joachim Marchant in 1662 nog altijd op Marselaer woonde maar er nooit aanwezig was, en dat Maximiliaen de Mol er in 1664 de lakens uitdeelde. Vader Maximiliaen de Mol senior overleed in 1665. Op 28 september 1665 werd er door het Feodaal hof van Brabant overgegaan tot een nieuwe verdeling – ditmaal tussen Joachim Marchant en de kinderen van zijn zus Petronella-Livina van de heerlijkheid en het cijnshof van Maerselaer, onder Londerseel en Malderen. 176 Daarbij werd gemakshalve van de papieren van 1660 gebruik gemaakt, maar het bleef ingewikkeld.
176
Inventaire des archives de la cour féodale de Brabant, vol.2, Louis Galesloot, 1884, blz. 385 – index 2314.
110
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
20. Tita Johanna Marchant (1644/1668-1695/1710) en Martinus Ignatius de Hornes
Het bleef inderdaad erg ingewikkeld. In 1662 woonde Joachim Marchant in theorie nog altijd op het Hof van Marselaer, maar hij was er nooit. Misschien was hij toen al naar het klooster van Hanswijk te Mechelen getrokken. In 1664 waren het Maximiliaen de Mol junior en enkele van zijn broers en zusters die het Hof bewoonden. De herverdeling van het Hof van Marselaer op 28 september 1665, na de dood van Maximiliaen de Mol senior, waarvan we de details helaas niet kennen, heeft geen eind aan de disputen gemaakt. In 1666 betwistte Joachim Marchant nog de eigendom van een stuk grond van 7 dagwand en 52 roeden op de Scheysselberg, naast de Scheysselberghoeve. De hoeve zelf was bij de verdeling van 28 september 1665 aan Peeter, Livina-Maria en Anna Juliana de Mol toegewezen. Er werd ook een nieuwe taxatie gevraagd en gemaakt. Dit nieuwe proces en de daaraan verbonden onkosten hebben Joachim Marchant nog eens ruim 250 guldens gekost; begin 1668 heeft hij zijn proces verloren. Maar de kinderen de Mol hebben er weinig plezier aan gehad. Kort daarna werd hun helft van Marselaer, die ze hadden ‘bezwaard’ met een lening van 4500 gulden tegen een intrest van 6,25 %, door hun geldschieter ridder Cornelis van Reynegom, heer van Buzet (Busey), Coensborcht enz. maar vooral 177 griffier van financiën, vanwege achterstallige betalingen in beslag laten nemen . Joachim Marchant is midden augustus 1668 bij de paters in Mechelen gestorven. Omdat ze wist dat hij veel schulden had heeft zijn dochter Tita Johanna van zijn erfenis afgezien. Maar (de helft van) het Hof van Marselaer (dacht ze) was al in 1659 – door een schenking onder levenden – haar eigendom geworden. Om niets aan het toeval over te laten is ze direct in actie gekomen.
1668 - De blijde intrede van Tita Johanna Marchant. Tita Johanna Marchant, herinneren we ons nog, was de enige dochter van Joachim Marchant en Anna van Colen. Op 17 november 1644 was ze door haar grootmoeder Tita Johanna Hoppers in Antwerpen boven de doopvont gehouden 178. Na de dood van haar moeder werd ze door haar stiefzuster Suzanna de Groote en haar tweede man Martinus-Ignatius de Hornes opgevangen. Suzanne de Groote was op 27 oktober 1646 een eerste keer getrouwd met François Meerts, een zakenrelatie van haar vader. Nadat deze op 2 december 1646 door een smartelijk ongeluk (de ontploffing van een partij buskruit in hun opslagplaats in de Antwerpse Keizerstraat) om het leven kwam, was ze op 5 september 1647 hertrouwd met jonker Martinus-Ignatius de Hornes (16191691), heer van Geldorp in Noord-Brabant. In 1652 hadden ze het kasteel van Niel gekocht en het 177
Dietsche Warande, 1889 – De Heerlijkheden van het Land van Mechelen – blz. 655, en A. Wauters - Histoire des environs de Bruxelles, deel 4, blz. 257. 178 Eigenlijk is dit niet juist. Ze heeft wel haar naam aan haar kleindochter gegeven maar was niet bij de doop aanwezig.
111
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
is daar dat Tita-Johanna Marchant sindsdien werd grootgebracht. Op 22 februari 1663 was Suzanna de Groote in haar 13de kinderbed gestorven. Vermoedelijk heeft Tita Johanna daarna de zorg voor haar kinderen op zich genomen.
Op 29 augustus 1668 stuurde Maximiliaen Gerards, de voogd maar ook de advocaat van de dan 24 jaar oude Tita Johanna zijn adjunct notaris Haverlant naar Malderen om de kinderen de Mol te verzoeken om het in beslag genomen Marselaer te verlaten. Pas in september hebben ze aan die vraag voldaan. Maximiliaen de Mol junior is dan een tijdje in de herberg SintJacob in Londerzeel gaan logeren. Op 17 oktober 1668, deed Tita Johanna - geheel volgens de regels – het verhef van de helft van haar overleden vader. Op 24 november is ze zelf met groot vertoon in Malderen verschenen 179. Ze was vergezeld van notaris Haverlant, de afgevaardigde van haar Antwerpse advocaat, meester Maximus Gerardi (tevens de voogd die haar in 1651 van rechtswege toegewezen was) en van een aantal mannen met bijlen die onmiddellijk, als niet mis te interpreteren statement, drie fruitbomen begonnen om te hakken. Meier Louijs Van Quellenborgh, die met zijn schepenen Hendrik Covens en Dierick Verheyden aanwezig was, verklaarde “en heeft in onse presentie possessie genomen op het hoff off huys van Marselaer gelegen onder Malderen, van den hove en huyse met alle de huyssagies, hoven, waranden, landen, bemden, weydenen, gronden, ende alles...”
Het ‘verdachte’ huwelijk van Tita Johanna Marchant. Officieel is Tita Johanna Marchant op 4 november 1670 in Mechelen St. Kathelijne in het huwelijk getreden. Ze was dan al 26 jaar oud en dat was toen veel voor een eerste huwelijk. Haar echtgenoot was Martinus Ignatius de Hornes, jawel de weduwnaar van haar halfzus Susanna de Groote. Ik vertelde al dat Tita Johanna sinds 1651 door Suzanna de Groote en Martinus Ignatius de Hornes was grootgebracht... Toen Martinus Ignatius hertrouwde was hij al 7 jaar weduwnaar. Dat was abnormaal lang voor een nog relatief jonge en welgestelde edelman. Er zijn dan ook stemmen die zeggen dat Tita Johanna na de dood van haar stiefzuster het kasteel van Niel nooit verlaten heeft. Meer dan waarschijnlijk hebben ze gelijk en heeft ze de zorg voor de vele kleine wezen, allemaal tussen een paar dagen en 14 jaar oud, op zich genomen. Waarom het dan zolang duurde voor het tot een huwelijk kwam? Wel, daarvoor was geen gewone maar een pauselijke dispensatie nodig. Die werd pas verleend na een zeer grondig onderzoek. Ik weet niet wanneer men ze aangevraagd heeft, maar wel dat de toelating uit Rome er pas op 14 augustus 1670 gekomen is 180. Martinus Ignatius de Hornes was geboren op kasteel Geldorp in Geldrop (in 2004 gefusioneerd met Mierlo in Noord-Brabant) op 25 december 1619. Hij was de zoon 181 van Amand II de Hornes (eerst 6 jaren militair in het regiment van baron de Hassicourt, daarna edelman in het huis van de aartshertogen Albrecht en Isabella, in 1630 benoemd tot ‘gewoon monsteringcommissaris’ van het leger van de Spaanse koning, en later tot proviaat-meester of provedor generaal van de legers van de Nederlanden en van Bourgondië, en lid van den raad van oorlog) en van Elisabeth de la Faille (dochter van Martijn, heer van de baronie van Nevele, van Heijdonck en Vichte, en van Sibylla Stecher). 179
Het volgende verhaal is, zoals misschien wel de helft van alles wat ik over 3 generaties Marchant op Marselaer in de 17de eeuw te vertellen heb, een adaptatie en samenvatting van de veel meer gedetailleerde informatie uit het boek “Het Hof van Marselaer te Malderen in de 17 de eeuw” van Jozef Verheyden. 180 Dictionnaire généalogique et héraldique des familles nobles du Royaume de Belgique, vol. 3, Félix V. Goethals, 1850. 181 En kleinzoon van Amand I de Hornes (heer van Geldorp) en Barbara de Jeude, achterkleinzoon van Martinus de Hornes (heer van Gaasbeek, Houtkerke en Hondschote) en Catharina de Hornes (vrouwe van Geldorp).
112
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
In 1634 werd Martinus Ignatius opgenomen in de “Hoofdgilde der kolveniers, busschieters en kanonniers Sint Antone” te Gent. Terwijl zijn broer Amandus III zijn vader als heer van Geldorp opvolgde, zocht hij zijn heil in Antwerpen, trouwde hij op 5 september 1647 (datum van het contract) met Suzanne de Groote (° Antwerpen 1630), 16 jaar oud en al weduwe van François Meerts, en kocht hij in 1652 met haar geld de heerlijkheid en het kasteel van Niel. Op 6 augustus 1661 werd hij schout van Mechelen 182. Suzanna stierf op 22 februari 1663 een paar dagen na haar dertiende bevalling. Martinus Ignatius, die sedert 1661 schout van Mechelen was, wiens jongste broer Philips als kanunnik in het klooster van Hanswijk verbleef, wiens neef Daneel de Hornes prior van datzelfde klooster was, en die een regelmatige deelnemer aan de befaamde Hanswijkprocessie was, heeft na de dood van zijn vrouw haar mooiste kleed aan Onze-Lieve-Vrouw van Hanswijk geschonken. Om het met de woorden van een tijdgenoot 183 te zeggen: “Martinus-Ignatius de Hornes, heer van Geldorp, Niel, etc., tegenwoodigen schouteeth der stadt Mechelen, heeft de alderheylighste Moeder vereert met een rock”.
Toen Amandus III, die priester was, in 1672 overleed (en in het familiegraf te Niel begraven werd) volgde Martinus Ignatius hem als heer van Geldorp op. Hij bleef het tot aan zijn dood in 1691, waarna hij in Geldrop en Niel werd opgevolgd door zijn oudste zoon Embert (° Antwerpen 9 augustus 1652, zoon van Suzanne de Groote). Het kasteel van Geldorp is in de 17de eeuw een onderduikadres voor katholieke priesters en bisschoppen geweest. Er bevond zich ook een schuurkerk (verscholen kerk) waar katholieke erediensten werden gehouden, iets wat in de gereformeerde Nederlanden verboden was.
Van wie is het Hof van Marselaer? Begin maart 1669, dat is ruim 3 maanden na haar “blijde intrede” in Malderen en ruim anderhalf jaar voor haar huwelijk, verhuisde Tita Johanna Marchant naar Mechelen, wellicht om dichter bij haar toekomstige echtgenoot, de schout van Mechelen, en zijn kinderen te kunnen zijn. Meteen daarna zijn de ongetrouwde zussen Maria-Livina en Anna de Mol terug op het Hof van Marselaer komen wonen. Waren al de betwistingen dan nog steeds niet opgelost? Blijkbaar niet. De kinderen de Mol hadden bij nader toezien niet al hun eigendommen in Malderen verloren. En over het statuut van andere was nog altijd niets definitief beslist. 1. Wat was het statuut van hun deel van het Hof van Marselaer? De hypothecaire schuldeiser Cornelis van Reynecom had wegens achterstallige intrestbetalingen weliswaar beslag laten leggen op het Hof, maar het duurde tot 1670 voor het Leenhof van Brabant de toelating gaf om het bij openbaar bod te verkopen. Het was van Reynecom zelf die het voor 11600 gulden verwierf. Op 10 oktober 1670 heeft hij er bij het Feodaal Hof zelfs het verhef van gedaan. Zes dagen later heeft Tita Johanna Marchant bij datzelfde hof echter haar rechten “van bloedswegen” op de heerlijkheid laten gelden. Op 30 oktober heeft zij de openstaande schuld en intrestlasten van haar stiefbroers en stiefzussen ten overstaan van van Reynecom overgenomen en onmiddellijk betaald. Dezelfde dag heeft ze een nieuw verhef voor de rest van Mar-
182
Deze functie heeft hij ook echt uitgeoefend. Als schout van Mechelen zag hij er op toe dat de plakkaten tijdig door de trompetter of belleman afgeroepen werden en dat de vonnissen door de scherprechter door "executeren met het zweerd" of "met de corde" werden uitgevoerd. Hij betaalde ook de lonen van deze mensen uit. 183 Pierre Siré, op blz. 175 van l’Histoire de Notre-Dame d’Hanswyck’.
113
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
selaer gedaan 184. Mogelijk heeft ze ook de hypotheek op de Koevoetmolen gelicht, maar dat is niet zeker (de geschiedenis van deze molen tussen 1662 en 1709 is slecht gedocumenteerd). Aanvulling: Het archief van notaris Frans van Nijen uit Lippelo (1689-1709), bewerkt door Gaston Roggeman, bevestigt onze hypothese. Daarin ontdekten we dat molenaar Niclaes van Buggenhout vanaf 1670 de huurder was van jonker Martinus-Ignatius de Hornes (hetzelfde jaar getrouwd met Tita Johanna Marchant). We vonden daar ook dat voor het jaar 1690 door dezelfde jonker (kort voor diens dood) zijn pacht werd kwijtgescholden omdat hij veel te lijden had gehad van fouragerende soldaten. In1698 werd zijn huurcontract door Maria-Livina de Mol, dochter van Maximiliaen de Mol en Petronella Livina Marchant (zie verder) niet meer verlengd. In 1702 was de eigenaar van de Koevoetmolen schijnbaar niet gekend, maar in 1709 werd de Beughem als genoemd als eigenaar genoemd.
Dit nieuwe verhef werd op zijn beurt door de kinderen de Mol betwist. Naar goede gewoonte, neem ik aan, want ik geloof niet dat ze er goede gronden voor hadden 185. 2. En dan was er nog de Quaden Molen die al sedert onheuglijke tijden bij Marselaer hoorde. Deze was schijnbaar nog steeds van hen. We herinneren ons dat die molen in 1656, als gevolg van een compromis na een 10 jaar durende conflict tussen François Marchant van Marselaer en Boudewijn III le Cocq van Groenhoven over het water van de Marselaerbeek, moest ontmanteld worden. Dat is – met wat uitstel – in 1664 gebeurd. Ofschoon dat allemaal volgens afspraak gebeurde trokken de kinderen de Mol deze zaak daarna toch opnieuw voor het gerecht. In 1771 werd Martinus-Ignatius de Hornes zelfs veroordeeld om de molen, intussen de herberg het Swaentjen geworden, in zijn vroegere staat te herstellen. Pas toen hij kon aantonen dat de afbraakmaterialen van de molen (het hout en ijzerwerk) tot omstreeks 1666 op het erf van het Hof van Marselaer gelegen hadden en toen door de zussen Maria Livina en Anna de Mol, die daar toen ook al woonden, waren verkocht, is hij aan die verplichting ontsnapt. Deze en andere processen hebben tot 1672 aangesleept. Niemand – behalve de advocaten - is daar echt beter van geworden. Bovendien braken er opnieuw zware tijden aan. Nadat de Franse Zonnekoning Lodewijk XIV met zijn “devolutieoorlog” in 1667-1668 hier al voor de nodige ellende had gezorgd, is die in 1672 met zijn “Hollandse oorlog” begonnen en die heeft tot 1678 geduurd. In 1683 is hij nog eens teruggekeerd om tijdelijk onze Spaanse Nederlanden te veroveren. Zijn “negenjarige oorlog (1689-1697) heeft uiteindelijk ook de allerrijkste gezinnen (zoals dat van de hierboven genoemde molenaar Niclaes van Buggenhout) tot de uiterste armoe gedreven. Mogelijk was dat de reden waarom Martin de Hornes de zussen de Mol ook na 1672 nog op (een deel) het Hof van Marselaer laten wonen heeft. Dat nam niet weg dat hij zich als de enige eigenaar bleef beschouwen en dat hij nog regelmatig in zijn huis van plaisantie te Malderen verbleef. Tussen 1678 en 1683 heeft hij er een ijskelder gebouwd en een doolhof aangeplant. De lijst van de personen die hij in deze periode in Malderen betaalde geeft een goed idee van de aard der werken die ze er hebben uitgevoerd 186. “Paesschier van Nuffel en Jan Verhavert, pachters. Francis en zijn zoon Jan van Eechout, timmerlieden. Gillis van Eeckhout werkte aan een ijsput. Merten Caluwaert, werkte bij gele184
Dietsche Warande, 1889 – De Heerlijkheden van het Land van Mechelen – blz. 655. Jozef Verheyden (Het Hof van Marselaer te Malderen in de 17de eeuw) denkt het te weten. Hij twijfelt er sterk aan of Joachim Marchant wel de echte vader van Tita Johanna was. Als hij gelijk heeft dan kon deze zich niet op het argument “van bloedswege” beroepen. In de diverse procesverslagen wordt over die mogelijkheid echter niet gerept. Dat was een delicate zaak natuurlijk. 186 Volgende opsomming werd overgenomen uit “Het Hof te Marselaer te Malderen in de 17 de eeuw” van J. Verheyden. 185
114
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
genheid. NN Hemelaer, leverde verven. Jan vanden Geyn was geelgieter. Jan Van Riet en Peter Caluwaert, houtzagers en grachtdelvers. Anthoni van Loon, steenhouwer. Joachim Peeters leverde hout. Merck de Vos werkte aan de vijver. Jan van den Berghe en Jan van Ingelghem werkten aan de "doolhof" te Marselaer. Jan Vermeren leverde twee bomen om een schof te maken voor den Quaeden Molen. Jan de Laet heeft de karpers gevangen uit de vijver...”
De dood van Martinus Ignatius de Hornes en de gevolgen. Martinus Ignatius de Hornes, heer van Geldorp, beide Brachuysen, ter Rivieren, Marselaer, Niel en Hellegat, overleed schielijk in de kathedraal te Antwerpen op 3 juni 1691. Hij werd bijgezet in de graftombe die hij in het koor van de O.L.V. kerk van Niel voor zijn eerste vrouw had laten maken (deze tombe werd in 1821 weggenomen). Martijn Ignatius de Hornes en Susanne de Groote hadden 13 kinderen. Behalve Susanna Maria Louisa werden ze allemaal gedoopt in de Antwerpse St.-Jacobskerk 187. 1. Amand Ferdinand, gedoopt op 26 februari 1649. 2. Anna Maria, gedoopt op 11 maart 1650. 3. Susanna, gedoopt op 5 maart 1651. Ze is jong gestorven. 4. Imbert, gedoopt op 9 april 1652. Op 31 januari 1688 trouwde hij met de in Malderen geboren Cornelia (Elisabeth) Manriquez, dochter van Alfons, griffier van Buggenhout, Malderen, Liezele en Lippelo, en van Susanna Bogaerts (dochter van Jan, notaris, drost en ontvanger van Rumst, en van Maria de Nielis). Hij volgde zijn vader op als heer van Niel en Geldrop. Vijf kinderen van Alfons Manriquez/Mauriquez (in Malderen steeds Maurigne geschreven) en Susanna Bogaerts werden in Malderen gedoopt. - Cornelia Maurigne, hierboven genoemd, op 10 januari 1661 (getuigen: heer Guilliam Bogaerts en vrouwe Cornelia Maurigne, vrouw van meier Ludovicus van Quellenborgh). - Elisabeth Maurigne, op 16 mei 1664 (getuigen: Petrus Bogaerts, Elisabeth Strijpens, Anna Wils (zus van de onderpastoor) en Judocus Beelde (koster). - Petronella Maurigne, eveneens op 16 mei 1664 (getuigen: priester Petrus de Nelis, meier Ludovicus van Quellenborgh, mevrouw Clara Maurigne en Cornelia Maurigne, de vrouw van de meier). - Franciscus Ignatius Maurigne, op 7 november 1666 (getuigen: heer Franciscus Ignatius Bogaerts en mevrouwe Cornelia De Hertoghe. - Joannes Alphonsus Maurigne, op 7 maart 1669 (getuigen: meier Ludovicus van Quellenborgh en zijn vrouw Cornelia Maurigne, Jan Bogaerts, Clara Maurigne
5. Maria Johanna, gedoopt op 22 maart 1653. 6. Margaretha, geboren in 1654. 7. Isabella Clara, gedoopt op 24 juni 1655. Ze werd non te Muizen en stierf in 1731 of vroeger. 8. Susanna, gedoopt op 15 juli 1656. Zij trouwde te Antwerpen (in de St.-Joris) op 7 juni 1672, met Jacob van Santvoort en stierf zonder kinderen in 1703. 9. Maria Catharina, gedoopt op 7 juli 1657. 10. Tita Johanna, gedoopt op 27 februari 1659. Ze trouwde met Don Francisco Josepho Moreno en stierf na 1715 en voor 1731. 11. Susanna Maria Louisa, gedoopt op 30 november 1660 te Niel. Waarschijnlijk kort na de geboorte gestorven.
187
Dietsche Warande, 1889 – De Heerlijkheden van het Land van Mechelen – blz. 658-660. Ik geef hier deze genealogie omdat ze de enig juiste is en genealogen als Goethals vele ‘volgelingen’ op een verkeerd spoor hebben gezet.
115
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
12. Francisca Xaveria de Hornes, gedoopt op 7 december 1661. Ze trouwde met Jan Frans Quellinus, kapitein in Spaanse dienst, zoon van de schilder Jan Erasmus Quellinus en van Cornelia Teniers (dochter van David Teniers en Anna Breughel). 13. Martijn Ignatius de Hornes Junior, gedoopt op 18 februari 1663. De doopgetuigen waren Ferdinand Amand de Hornes en Tita Johanna Marchant. Hij stierf zonder kinderen. Tita Joanna Marchant stierf in Mechelen in 1710. Zij en Martinus Ignatius de Hornes hadden volgende kinderen 188: 1. Carolus Franciscus de Hornes, gedoopt te Mechelen St.-Kathelijne op 2 december 1671; bleef ongetrouwd en overleed op 10 januari 1695. 2. Maximilianus de Hornes, gedoopt te Mechelen St.-Kathelijne op 1 februari 1673. 3. Hyacintus de Hornes, gedoopt in Mechelen St.-Kathelijne op 3 januari 1674. 4. Claudina de Hornes, gedoopt te Mechelen St.-Kathelijne op 13 september 1675; trouwde met Bernard Doffarel (O’ Farell), kapitein in het Engelse leger, afkomstig uit Ierland. 5. Franciscus Xaverius de Hornes, gedoopt te Mechelen St.-Kathelijne op 7 januari 1677. Ook Martin de Hornes had schulden toen hij stierf. Naast een zeer kroostrijk gezin had hij ook een dure hobby. Volgens zijn tijdgenoot baron Jacob le Roy was hij een groot liefhebber (amantissimus) van paarden en had hij op zijn goed (ik weet niet waar) een door hemzelf opgerichte stoeterij. In 1680 hadden hij en zijn vrouw al een huis op de Markgravenlei in Antwerpen moeten verkopen. In 1681 verkochten ze ook het huis ‘het Clotken’ te Brussel, dat Tita Johanna van haar moeder Anna van Colen had geërfd. Op 9 februari 1683 hadden ze bij Egidius de Paepe, gewoon lid van de raad van Brabant, en bij diens vrouw Anna Catharina Nocetti 5000 gulden geleend. Daarvoor hadden ze de heerlijkheid van Marselaer gehypothekeerd en met een jaarlijkse rente van 312 gulden en 10 stuivers belast. Deze schuld hebben ze weliswaar op 13 april 1686 afgelost maar dezelfde dag hypothekeerden ze de heerlijkheid, het kasteel en alles wat er bij hoorde opnieuw. Ditmaal waren het Jan Baptist Christyn, ridder, baron en/of baanderheer van Meerbeek, lid van den hoge raad van Vlaanderen, van de raad van State en van de bijzondere raad, hoofd-intendant van de krijgsraad, en zijn vrouw Catharina de Pretere die bereid gevonden werden om hen 9500 gulden te lenen 189. Na de dood van Martijn Ignatius de Hornes eiste ridder Christyn de openbare verkoop van Marselaer en in maart (definitief op 9 juli) 1693 heeft het Leenhof van Brabant hem daarin (postuum want hij is kort voordien overleden) gelijk gegeven 190. Er lag niet alleen een zware hypotheek op Marselaer maar op 28 december 1686 had Martinus Ignatius ook het Nielerbroek te Niel als onderpand gegeven voor een lening van 4300 gulden bij Jacob du Mont alias Brialmont. De kinderen uit zijn eerste huwelijk met Susanna de Groote deden wat ze konden om hun erfenis te redden. Op 11 juni 1691 deed Tita Johanna de Hornes voor zichzelf en haar drie nog in leven zijnde zussen – om hun erfdeel zeker te stellen – het verhef van twee derden, in een huis met ongeveer 4 bunders land op het Nielerbroek te Niel.
Marselaer was echter niet te redden. De inboedel en het vee waren al in 1692 verkocht. Daar waren o.m. de volgende waardevolle dingen bij: 5 koeien, de meubelen, waaronder een ‘slaapezel’ met 4 pilaartjes, een tafel, een schapraai en twee vrouwenstoelen, de materialen op het neerhof waarbij de mest in de “messink” en bonenstaken. Een jaar later, na de uitspraak van het Hof, volgde de verkoop van het “kasteel” van Marselaer. 188
Parochieregisters van Mechelen 1519-1796, op de site van “de Ware vrienden van het Archief van Mechelen”. De gegevens van genealoog Felix Victor Goethals en al degenen die er van kopieerden zijn helaas fout. 189 Dietsche Warande, 1889 – De Heerlijkheden van het Land van Mechelen - blz. 655 en 656. 190 Louis Galesloot – Inventaire des archives de la cour féodale de Brabant, vol. 2, blz. 400.
116
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Na de eerste officiële bekendmaking op 27 april 1693 (zowel op de pui van het Brussels stadhuis als na de hoogmis in Malderen, Lippelo en Londerzeel) volgde op 9 juli de openbare verkoop van: “sessendertigh bunderen soo landt, bosch als bempden, metten Hove van Marselaer, ende waeteren al in een stuck, huys van plaisantie, plantagie ende pachthof, geleghen binnen de prochie van Malre, tusschen de Malderbeke en de Coevoetbeke,.. met omtrent elf manschappen, erflaten, cheynsboek, leenboeck... 191 " Het lijkt erop dat deze eerste koopdag niet is doorgegaan. Mogelijk moest eerst de erfenis van de intussen overleden Jan Baptist Christyn geregeld worden. In ieder geval heeft het Leenhof van Brabant op 16 oktober 1694 een nieuwe openbare verkoop bevolen. De koper heette Martin Frambach. Wat er daarna met de oude jonge dochters de Mol gebeurde is niet heel duidelijk. Anna was waarschijnlijk voor 1693 overleden. Livina-Maria is tot zeker 1698 in Malderen gebleven. Mogelijk was ze van haar nicht Tita Johanna Marchant ook na 1691 nog op het Hof van Marselaer mogen blijven wonen en heeft de nieuwe eigenaar Frambach haar ook daarna als “conciërge” op het Hof gehouden. Veel waarschijnlijker is dat in 1693 het Hof van Marselaer door Frambach en de Koevoetmolen door Maria Livina werden gekocht. Jozef Verheyden vertelt een aantal verhalen waaruit blijkt dat Maria-Livina zich in 1695 met de watertoevoer naar de Koevoetmolen heeft gemoeid… en dat ze hierdoor Passchier van Nuffel (de meier van Malderen) en Guilliam Bastaert (de molenaar van de Herbodinnemolen) danig op de zenuwen werkte. Zeker is ook dat zij in 1698 molenaar Niclaes van Buggenhout door Jan Elskens vervangen heeft.
Hoppers, Marchant, de Mol, Hornes in onze parochieregisters. In Malderen. Doopgetuige datum boreling Petron. Livina Marchant 9/7/1609 Petronella van Roosen Joachim Marchant 28/11/1626 Caius Antonius de Mol Tita Johanna Hoppers
28/11/1626
Tita Johanna Hoppers Tita Johanna Hoppers Tita Johanna Hoppers Joachim Marchant Tita Johanna Hoppers Joachim Marchant Joachim Marchant Anna van Ceule (Colen)
25/9/1630 5/11/1634 9/1/1639 1/10/1639 1/10/1639 6/8/1640 14/10/1640 2/6/1645
ouders Andere doopgetuigen Jan en Amelberga Cleymans Antoon Impel Maximiliaen en Petronella Marchant Tita Johanna Hoppers, Caius Ant. Hoppers, Livina Borluut Caius Antonius de Mol Maximiliaen en Petronella Marchant Caius Antonius Hoppers , Joachim Marchant Christina Wouters Judocus en Catharina van Keer Jan Cooman Jan Marievoet Willem en Catharina Batens Jan Marievoet, Catharina Smets Ursula Gasp. vd Eede Frans en Petronella de Bock Philippus de Bock Norbert Marievoet Willem en Catharina Batens Tita Johanna Hoppers, Guil. Erpels Norbert Marievoet Willem en Catharina Batens Joachim Marchant, Guilliam Erpels Petrus de Mol Maximiliaen en Petronella Marchant Joanna Cleys (mevr.) Alexander van Eeckhout Frans en Petronella de Bock Henricus de Lede Anna Marievoet Willem en Catharina Batens Gertrudis Meulemans
1) Petronella Livina Marchant was op 9 juli 1609 toen nog maar 6 jaar oud. Haar vader Franchois had nog maar net het Hof van Marselaer gekocht.
In Londerzeel Doopgetuige (Caius) Antonius de Mol Livina Maria de Mol Anna Juliana de Mol Huwelijksgetuige Maximiliaen de Mol senior Maximiliaen de Mol senior (Caius) Antonius de Mol
191
datum 16/4/1654 4/4/1655 4/10/1669 datum 8/9/1641 14/7/1654 14/7/1654
boreling ouders Catharina Van Balen Adriaen en Anna Brusselmans Cosmans Livinus Alens Nicolaes en Anna van Causbroeck Petrus Jul. Causbroeck Simon en Maria van Assche Huwelijk van Willem Erpels x Joanna van Balen Willem Erpels x Joanna Baudinet Willem Erpels x Joanna Baudinet
Andere doopgetuigen
Jozef Verheyden, verwijzend naar het Algemeen Rijksarchief te Brussel, nr. A 158, register 9855.
117
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
21. Martin Frambach (1652/1695-1702/1708)
Nadat het Leenhof van Brabant op 16 oktober 1694 een nieuwe opdracht had gegeven om – op verzoek van Jan Baptist Christyn – de heerlijkheid van Marselaer openbaar te verkopen, werd vlug een koper gevonden. Hij heette Martin Frambach. Op 23 december 1694 (volgens anderen op 29 januari 1695) heeft hij het verhef van zijn nieuwe aanwinst gedaan. Op 2 februari 1695 kocht hij, voor 8150 gulden, ook de Herbodinnemolen. Tot ca 1600 had die bij het Hof ten Broecke (Groenhoven) van Malderen gehoord. Toen was het vervallen gebouw gekocht door molenaar Willem Verhagen en Odilla (of Cecilia) Geerts. Omstreeks 1620 werden deze door hun dochter (Elisabeth?) en haar man Louis Bastaert opgevolgd en het was hun kleinzoon Guilliam Bastaert (zoon van Guilliam senior en Elisabeth Verheyden) die hem in 1695 uit geldnood aan Martin Frambach heeft overgelaten. Bastaert mocht wel verder blijven malen, maar toen hij in 1698 ook zijn huur niet meer kon betalen, werd hij als molenaar door Theodoor Van Hooghmisse vervangen (die was op 14 maart 1699 in Puurs getrouwd met Anna Maria van de Voorde). Nadat Frambach de Herbodinnemolen verworven had heeft hij volgens sommige auteurs zijn Koevoetmolen van de hand gedaan. Details over deze verkoop zijn niet gekend en dat is logisch. Zoals we eerder schreven is Frambach immers nooit de eigenaar van de Koevoetmolen geweest. In 1670 was die, door het aflossen van de daarop rustende hypotheek, terug in handen van de nakomelingen van Joachim Marchant gekomen. Tot ca 1695 waren dat Tita Johanna Marchant en haar man Martin Ignace de Hornes; tot zeker 1698 was dat Maria Livina de Mol. Pas na de dood van deze laatste (tussen 1698 en 1702) werd de molen aan de heer de Beughem 192 verkocht. In 1709 was de eigenaar onbekend, en daarna (alleszins voor 1716) werd hij aangekocht door Joannes Emanuel Lovens en zijn zuster Maria Lovens, getrouwd met advocaat Van Langendonck. De vroegere Quaeden molen, intussen de herberg het Swaentje geworden, werd door Frambach verhuurd aan Jan Moortgat en Jacquemyne van Nuffel. Jozef Verheyden ontdekte dat Jan Moortgat daar toen ook al brouwde.
Wie was Martin Frambach? Over de af- en herkomst van Martin Frambach was en is helaas niet veel te vinden. En wat ik vond was bovendien grotendeels verkeerd. Dat hij koopman in wijnen was, is waarschijnlijk juist, maar heer van “Hebberden” is hij ongetwijfeld nooit geweest. Vermoedelijk heeft de auteur Herbodinne willen schrijven. Hij zou uit Mechelen afkomstig geweest zijn, maar in de Mechelse parochie- en huizenregisters op de site van ‘De Ware Vrienden van het Archief’ komt zijn familienaam niet voor. Het raadsel van zijn afkomst kan mogelijk opgelost worden door een bezoekje aan de SintMaartenskerk te Kortrijk te brengen. Catharina Isabella Frambach (zie hierna) werd daar in de Sint-Anna kapel begraven onder een grafsteen van wit marmer met haar familiewapens. In deze kapel heeft het in 1862 gebrand en de zerk kan dus verdwenen zijn. Helaas hebben de heemkundige kring de Leiegouw uit Kortrijk, de Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk en de erfgoedcel van Kortrijk zich niet verwaardigd om op mijn vraag daarover te reageren. Deze ongetwijfeld nuttige verenigingen krijgen hier een bijzondere vermelding omdat zoiets 192
De familie de Beughem is pas in 1776 eigenaar van het Hof te Melis te Lippelo geworden.
118
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
mij nergens anders overkomen is. In 1749 was een Franchois C. Frambach belastingontvanger in het Land van Herve (Inventaris van het archief van de Raad van Brabant, Processen van de particulieren, 1ste reeks, nr. 816). Er bestond ook een Martin Frambach, geboren op 4 januari 1694, zoon van Theodorus en Margaretha Sanders uit Sint-Geertruid. Theodorus zou in theorie een broer van onze Martinus kunnen zijn. Nog een mogelijke hint: Guillaume J.B.de Marselaer, zoon van Gilles Frédéric en Maria de Caldenborch wordt door Butkens, op blz. 94 van zijn supplément aux trophées, etc. heer van Opdorp, Beuckem, Loxem en Frambach genoemd. Deze man leefde van 1660 tot 1713 en had geen kinderen. Baudouin Walckiers (Les Marselaer à travers 5 siècles) noemt hem wel maar bespreekt hem amper.
We weten dat hij kinderen had, minstens 2 dochters, maar we weten niet wie hun moeder was en waar en wanneer ze geboren werden. - Maria Frambach trouwde met Guilliam Willems. - Catharina Isabella Frambach trouwde in 1702 met Jan Baptist Coppieters, algemeen ontvanger der domeinen in West-Vlaanderen. Hun dan nog minderjarige zoon Charles Coppieters werd in 1717 nog als eigenaar van de Herbodinnemolen genoemd. In de doopregisters van Malderen komen we deze familie slechts één keer tegen. Martinus Flambach (sic), heer, was op 3 september 1707 de doopgetuige van Martinus Constantinus van Hooghmisse, het zoontje van Theodoor en van Anna Maria van de Voorde (zijn maalders op de Herbodinnemolen). Theodoor van Hooghmisse heeft tussen 1700 en 1712 negen kinderen in Malderen gekregen. Dus hoopte ik de naam van de vrouw van Martin Frambach als meter van één van die andere kinderen aan te treffen, maar dat is niet het geval. Alleen het zesde kind, Martinus Constantinus, kreeg doopgetuigen van hoge afkomst. Zijn meter was ‘domicella’ Constantia Isabella van der Vekene 193. Dat was de dochter van Marcus vander Vekene en Isabelle Helena Francisca Rubens (van het Schaliënhuis op LonderzeelSneppelaar). Ze was in Londerzeel geboren in 1671 en zou pas in 1714 met ene Simon van de Werve trouwen. Martin Frambach moet hoe dan ook ofwel van adel geweest zijn ofwel een belangrijke functie aan het hof van de Spaanse landvoogden gehad hebben, want in 1696 weigerde hij in Malderen belastingen te betalen. Alleen hovelingen konden in principe dit voorrecht claimen. De gemeente Malderen heeft het hem geweigerd. Daarna is het tussen Frambach en Malderen nooit meer goed gekomen. Op zondag 8 februari 1699 deed de 50 man sterke burgerwacht van Malderen, aangevoerd door sergeant Joos Mannincx en de korporaals Hendrick Vereycken, Balthazar van Nuffel, Joos van Linthout, Nicolaes en Frans van Riet, een gewapende inval op het Hof van Marselaer en namen er een transporteerbare koperen distilleerketel mee. Of dat koper bedoeld was om de achterstallige gemeentebelasting te compenseren of dat Frambach een geheimstoker was, werd niet gepreciseerd. Waarschijnlijk was het dat laatste, want in 1700 was er in Malderen sprake van drie (geheim)stokerijen; bij Frambach, bij Jacob De Smedt en bij Franchois van Doorslaer 194.
193
In zijn bewerking van de parochieregisters van Malderen (gezinsreconstructie) voegt pater F. Verberckmoes “de Wieckhuysen” aan de naam van Constantia Isabelle van der Vekene toe. Ik heb dat niet teruggevonden maar weet wel dat ze naast vrouwe van het Schaliënhuis inderdaad ook vrouwe van Wyckhuize was (zie mijn bijdrage over de geschiedenis van het Schaliënhuis). 194 Jozef Verheyden verwijzend naar OGA Lippelo Nr 11 in het Rijksarchief te Beveren.
119
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
22. Catharina Isabelle Frambach (1670/1702-1706) en Jan Baptist Coppieters De volgende eigenaars van het Hof en de Heerlijkheid van Marselaer waren Catharina Isabella Frambach, de dochter van Martin, en haar man Jan Baptist Coppieters. Deze Coppieters, ontdekte ik kwam uit een zeer belangrijke Brugs-Kortrijkse familie. Jan Baptist Coppieters 195 werd geboren te Kortrijk op 6 januari 1661. Hij was de zoon van Jan en Catharina de la Deure (of Ledure). Hij was raadgever van de Spaanse koning (Filips van Anjou), zijn algemeen ontvanger der domeinen in het kwartier van West-Vlaanderen, ontvanger der patent- en tolrechten in Kortrijk en lid van de Raad van Financiën te Brussel. Hij trouwde een eerste keer in 1687 met Maria Gertrudis (of Geraldine) Van Den Bogaerde (+ Kortrijk 29 november 1701, 39 jaar oud), dochter van de Brugse schepen Wijt en Marie Jacquemijne de Crits. Kort na haar overlijden hertrouwde hij met Isabella Catharina Frambach, vrouwe van Marselaer (Masselaer) en Hebberden (Herbodinne?). Hun voorhuwelijkscontract werd gepasseerd voor notaris Janssens te Brussel op 25 juli 1702 maar pas op 24 januari 1708 geregistreerd 196. Isabella Catharina stierf, eveneens in Kortrijk, op 2 augustus 1706. Ze werd er in de SintMartinuskerk begraven. Jan Baptist Coppieters trouwde nog een derde keer met Maria Joanna Immeloot, vrouw van Vlamertinge. Op 26 april 1731 werd hij opnieuw weduwnaar. Zelf stierf hij te Brussel op 18 maart 1718 en werd in de Sint-Goedele (in de O.L.V.-kapel) begraven. Jan Baptist Coppieters had 5 kinderen Met Maria Gertrudis Van Den Bogaerde: - Jan Baptist Coppieters, raadslid in Brugge (in 1743), schepen (1742, 1754, 1755, 1756) en schatbewaarder (1749, 1752). Hij was er, onder meer, provoost van de edele broederschap van het H. Bloed in 1733 en voogd van het hospitaal van O.L.V. ter Potterie. Op 21 april 1731 trouwde hij met Jeanne van Steelant, vrouwe van Wallant, dochter van Antoine Ignace en Marie-Anne Trappequiers. Hij stierf op 28 mei 1783 - Robrecht-Jozef Coppieters, provoost van de edele broederschap van het H. Bloed te Brugge in 1742, raadslid in Brugge (1749, 1754), schepen (1752), ontvanger-generaal der belastingen in West-Vlaanderen. Trouwde a) met Maria Geluck uit Ieper en b) op 26/10/1724 te Oostende met Catharina Dorothea d’Egmont (weduwe van François Dominique de Salablanca, gouverneur van de stad Oostende). Hij overleed op 11 november 1754. - Theresia Maria Coppieters, trouwde te Brussel met Joseph de Fimar, lid en archivaris van de Raad van Brabant, maar had geen kinderen. Met Catharina Isabella Frambach: - Charles Coppieters, geboren te Kortrijk ca 1704, heer van Marselaer en Hebberden, trouwde met Magdalena Vanden Berghe, en stierf zonder kinderen 197. Met Maria Joanna Immeloot: - Ferdinand Coppieters, priester, heer van Vlamertinge. 195
De volgende informatie komt uit Bruges et le Franc ou leur magistrature et leur Noblesse, van J. Gailliard, tôme 4, 1860, blz. 368 e.v. 196 Louis Galesloot - Inventaire des archives de la Cour féodale de Brabant, blz. 105. 197 In 1730 werd een M.C. van den Bergen, echtgenote van Charles-Joseph Coppieters tot opsluiting veroordeeld (Inventaris van het archief van de Raad van Brabant, Processen van de particulieren, 1 ste reeks, nr. 1622).
120
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Volgens Alphonse Wauters schonk Martin Frambach het Hof en de Heerlijkheid van Marselaer als bruidsschat aan zijn dochter Catharina Isabella toen deze met Jan Baptist Coppieters trouwde en deden die het verhef ervan op 24 januari 1708. Wel, dat klopt dus niet, want: 1. Het huwelijkscontract van Jan Baptist Coppieters en Catharina Isabella Frambach dateert van 25 juli 1702. Het werd echter pas op 24 januari 1708 geregistreerd, vandaar de verwarring. 2. Catharina Isabella was overigens al op 2 augustus 1706 in Kortrijk gestorven. 3. Op 3 september 1707, bij het doopsel van het 6de kind van zijn molenaar, werd Martin Frambach nog altijd (of opnieuw) ‘heer’ (van Marselaer) genoemd. In ieder geval heeft Jan Baptist Coppieters, voor hij nog een derde keer trouwde, het Hof van Marselaer in het verre Malderen waarmee hij geen enkele binding meer had, willen verkopen. Dat kon hij echter pas nadat hij aan de hand van zijn (nog niet geregistreerde) huwelijkscontract kon aantonen dat het zijn eigendom was. Op 24 januari 1708 heeft hij a) dat huwelijkscontract laten registreren, b) het verhef van Marselaer gedaan en c) de heerlijkheid – met uitzondering van de Herbodinnemolen – aan Petronella de Pape, de weduwe van Willem du Marteau verkocht.
121
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
23. Petronella de Paepe (1645/1708-1733) (weduwe van Guillaume Ernest de Marteau) De in de verhefdocumenten genoemde de Marteau was dus mevrouw Petronella de Paepe. Ze was geboren te Brussel op 28 januari 1646 en was het 5de kind (van 17!) van Leon Jean de Paepe (+ 8 augustus 1685) en Isabelle (Elisabeth) van Langenhove (+ 30/6/1687). Vader Leon Jean was een zoon van de Leuvense professor Corneille de Pape en van Anna van den Hove. Hij was o.m. ridder, heer van Glabbeek, raadslid van de Stad Brussel, lid en advocaat-fiscaal van de Raad van Brabant, lid van de supreme raad van Vlaanderen te Madrid en (vanaf 1 december 1674) voorzitter van de Private alias Geheime Raad te Brussel. Moeder Isabelle van Langenhove, die op 6 oktober 1637 in de Sinte Goedele te Brussel met Leon Jean was getrouwd, was de dochter van Pierre, lid van de Raad van Brabant, en van Catharina Colliers. Goed volk... Haar overleden man, Guillaume Ernest de Marteau, was ook niet van de minste. Hij was geboren ca 1627 en was de oudste zoon van Gilles (heer en meier van My, gestorven in 1673 te Ferrières 198 bij Luik en begraven in de kasteelkapel te My in Belgisch Luxemburg (sinds 1977 deel van de provincie Luik) en Jeanne de Paheau (dochter van Franchois en Marguerite Anne de My). Hij volgde zijn vader op als heer van My, Bierloz en Verlaine. Bij patentbrief van januari 1671 werd hij aangesteld als lid van de Grote Raad te Mechelen. In die functie was hij de directe opvolger van Jan Baptist Christyn 199, inderdaad, de latere schuldeiser van Martijn Ignatius de Hornes, die in 1693 het Hof van Marselaer heeft doen verkopen. Na de dood van François Fleuriet werd Guillaume Ernest op 8 november 1678 door de Raad van State te Brussel aanbevolen om hem als voorzitter van de Raad van Namen op te volgen, maar hij is het niet geworden. Daarentegen is hij lid van Grote Raad te Mechelen gebleven tot aan zijn dood, op 19 augustus 1682. Hij zou gestorven zijn in Spa en werd in de castrale kapel van My begraven 200. Hij en zijn vrouw hadden twee kinderen 1. Leon Guillaume de Marteau werd gedoopt in de Sint-Pieter en Pauluskerk te Mechelen op 8 augustus 1676. De doopgetuigen waren Leon Jean en Petrus Martinus de Pape (de vader en broer van Petronella) en Anna de Greve. Hij werd licentiaat in de rechten, trouwde wellicht niet (heel misschien werd hij kloosterling in het klooster van Bernardfagne) en leefde nog in 1733 201. 2. Isabella Sidonia Josepha Beatrix de Marteau werd gedoopt in de Sint-Pieter en Pauluskerk te Mechelen op 17 november 1681. De doopgetuigen waren Erasmus de Marteau (een oom) en opnieuw Anna de Greve die de plaats innam van de afwezige Isabelle van Langenhove (de moeder van Petronella de Paepe). Isabella Sidonia Josepha trouwde met Ni198
My, vroeger een deel van de provincie Luxemburg, werd tijdens de gemeentefusies van 1977 bij Ferrières in de provincie Luik gevoegd) 199 Butkens, Supplément aux trophées tant sacrés que profanes du duché de Brabant, tôme 2, 1726, blz. 315. 200 Volgens sommigen werd hij begraven in Huy in de Condroz. Volgens mij is Huy echter een verkeerde lezing van My dat ook in de Condroz ligt. 201 In de parochieregisters van Mechelen (met dank aan de Ware vrienden van het archief van Mechelen, die ze online hebben gezet) vinden we op 29 augustus 1717 een Guillaume de Marteau en een Joanna de Marteau als ouders van Josephus de Marteau. Het hoeft natuurlijk niet dezelfde te zijn.
122
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
colaes Theodorus baron van Renesse de Wilp (de Wulpen), gedoopt in den Haag op 11 november 1676, zoon van Thierry en Catharina van der Hoogh. Nicolas werd later luitenant in de Garde der Nederlandse Hellebaardiers. Het echtpaar de Renesse-de Marteau heeft minstens drie jaar in Malderen gewoond. Twee van hun kinderen zijn er gedoopt: a) Elisabeth Maria Josepha op 10 september 1707 en b) Franciscus Xaverius Josephus op 27 februari 1709. In beide gevallen was Petronella de Paepe meter. Voor de andere belangrijke doopgetuigen die naar Malderen kwamen verwijs ik naar de bijlage. Op 21 oktober 1723 is Isabella Sidonia, etc. zelf in Malderen meter geweest van Isabella Sidonia Josepha Beatrix Van Assche, het dochtertje van Jacques en Elisabeth Maes. Op 28 oktober 1705 verkochten weduwe Petronille de Paepe en haar kinderen de kastelen, gronden en heerlijkheden van My, Bierloz en Renimont aan Ernest Ferdinand Martigny en Anne Catherine de Mashelin (of Matrelin).
Het kasteel van My was in 1705 erg vervallen. Hierboven hoe het er uitzag na de grondige verbouwingen die in 1727 begonnen. De ruïne van de burcht van Logne aan de Ourthe, die onder de verantwoordelijkheid viel van de heer van Bierloz.
Drie jaar later werden ze dus de eigenaars van Marselaer te Malderen. Bij de verkoop van 24 januari 1708 werd dat als volgt omschreven: “De heerlijckheid en de goederen van Marselaere, bestaende in 36 bunders, soo lant, bosch als bemden, metten hove van Marselaere ende waeteren, al in één stucke, huys van plaisantie, plantagie en pachthof, gelegen binnen de prochie van Maldere, tusschen de Maeldereke in d’een seyde aen offe op de paele der prochie Londerzeele, met ontrent 11 manschappen daertoe behoirende erfflaten, cheynsboeck, leenboeck, ende alle andere der selve goeden ende hove van Marselaere, toebehoirten, appendentiën ende dependentiën leenroerich van onsen voorschr. leenhove.” In 1717 202 bezat “de Marteau” (zonder specificatie van weduwe of kinderen) in Malderen het 202
Volgens het “caertboek” en “cohierboek” van Malderen, opgemaakt door meester Jan van Acoleyen in 1717.
123
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
“kasteel van Marselaer met hofstede, pachthof, waterhof, dreven, land en beemden (17 ha en 34 a groot) evenals een waterput, weide, bos, land en dreef, genaamd “de Sluysen” (5 ha en 36 a groot). De in 1708 niet meeverkochte Herbodinnemolen was dan met zijn 97 are vijver en koolhof de eigendom van jonker Charles Coppiters, de minderjarige zoon van Jan Baptist en Catharina Isabella Frambach. Zijn grootvader Martin Frambach is wellicht na 24 januari 1708 definitief uit Malderen vertrokken. Hij had er daarna geen eigendommen meer. Voor het leen van Charles Coppieters (de Herbodinnemolen dus) werd later, in de persoon van een zekere heer Verbeyst, een curator aangesteld. Helaas heb ik het jaar waarin dat gebeurde niet gevonden, maar het moet kort na 1750 zijn 203. De hofstee het Swaentjen (32 a) was in 1717 de eigendom van juffrouw Bosch die in Malderen op dat moment geen andere eigendommen had. In 1714 had Claudine de Hornes, de dochter van Martijn Ignatius de Hornes en Titia Johanna Marchant, proberen aan te tonen dat deze herberg eigenlijk niet in de verkoop van 1694 aan Martin Frambach begrepen was. Dat was ook zo. Het Swaentjen werd door de Grote Raad van Mechelen van Petronella de Paepe afgenomen maar niet aan Claudine de Hornes gegeven. Juffrouw Bosch zullen we strak nog tegen komen. Petronella de Paepe is in Malderen drie keer doopgetuige geweest. Twee keer was dat – zoals ik al schreef - voor kinderen van haar dochter Isabella Sidonia Josepha Beatrix de Marteau. Een derde keer was dat op 27 januari 1719 voor Petrus Walschap, het zoontje van Jan en Jacoba Van Humbeeck. Petronella de Paepe overleed waarschijnlijk begin 1732, maar ik weet niet waar.
203
Louis Galesloot – Inventaire des archives de la cour féodale de Brabant, volume 2, blz. 276, document 6720.
124
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
24. Françoise Hennekin (1655/1733-1740) wed. van Jan Bosch en van Alexandre Mathieu de Burlen Op 16 mei 1733, na de dood van hun moeder Petronella de Pape, verkochten haar kinderen en erfgenamen Leon Guillaume en Isabella Sidonia Beatrix Josepha de Marteau het Hof en de heerlijkheid van Marselaer aan Françoise Hennekin, die er dezelfde dag het verhef van deed. Françoise Hennekin was dan al twee keer weduwe.
Over Françoise Hennekin en haar echtgenoten. Op 31 juli 1660 kocht een zekere Abraham Hennekin, een zijdekoopman, het pand ‘het Grooten Gulden Schilt” in de Hoogstraat te Antwerpen. Abraham was twee keer getrouwd: a) met Josina Lemmens en b) in 1644 met Elisabeth van Boesdonck (dochter van zeemleerverkoper Jan van Boesdonck en Magdalena Peeters). Hij had kinderen met allebei. Na de dood van Abraham (in 1677) en Elisabeth, werd dit belangrijke huis bij de verdeling van de erfenis op 27 juni 1687 toegewezen aan Françoise Hennekin en Joannes Baptista Bosch 204. Françoise Hennekin en Joannes Baptista Bosch woonden sinds hun huwelijk (wellicht ca 1685) niet meer in Antwerpen. Omdat men hun verblijfplaats niet kende en omdat ze bovendien de belasting van de issuiemeesters niet betaalden, verboden dezen om het huis te verkopen. J.B. Bosch was geboren ca 1650. Hij was de zoon van Pieter Bosch en Catharina de Baerdemaecker (Baertmaker). Hij en zijn vrouw Françoise kregen (waarschijnlijk omstreeks 1687) maar één dochter, Maria Magdalena Bosch. Op 25 juni 1688 heeft Jan Baptist (sommigen zeggen zijn vader Pieter) de heerlijkheid van Kwabeek en Vertrijk, tot dan eigendom van de familie Gasparini, gekocht. Gelegen in de gemeente Boutersem (in het zuiden van Vlaams-Brabant), in de vallei van de Velp, was het een leengoed van het hertogdom Brabant. In de 15de eeuw droeg het de naam “ter Sluizen”. Op het domein (dat nog altijd een toeristische trekpleister is) bevond zich een kasteel, een hoeve en een watermolen. In 1694 of begin 1695 is Françoise Hennekin weduwe geworden. Kwabeek en Vertrijk werden toen door Dominique de Kerpen (ook al heer van Loofort e Willebringen) en zijn vrouw Catharina Bosch (de zus van Jan Baptist) geërfd. Hoe lang Françoise weduwe gebleven is weet ik niet precies, maar ze hertrouwde met Alexander Mathieu Ignace de Burlen, heer van Arbre. Arbre was een heerlijkheid in de provincie Namen. Nicolas Burlen (of Burlin), getrouwd met Agnès Zuallart, werd heer van het Land van Arbre op 28 juni 1661. In 1663 kreeg hij van koning Philips IV de adellijke titel terug die eerder van een voorvader was afgenomen. Zijn zoon Alexandre Mathieu Ignace (waarschijnlijk geboren omstreeks 1655) werd in 1678 genoemd als heer van Chenoy (een kleine heerlijkheid in de parochie Saint-Denis bij Namen). Hij is het niet lang gebleven want in 1679 werd zijn heerlijkheid – omdat hij zijn heerlijke
204
Rijksarchief Antwerpen, schepenregisters 928, folio 499 verso (overgenomen van de bijdrage van Ivan Derycke op de website Antwerpiensia).
125
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
cijns niet betaalde – aangeslagen en in 1681 aan Paul Jean de Berlo gegeven 205. Deze tegenslag belette hem niet om zijn vader – ik schat rond 1690 - als heer van Arbre op te volgen. Tussen 1695 en 1700 trouwde hij dus met Françoise Hennekin. Het is mogelijk dat de reden voor dat huwelijk in Chenoy te zoeken is. Ik vermoed (maar heb er nog geen echte bewijzen voor gevonden) dat deze Heerlijkheid nog voor 1690, door erfenis of door aankoop van de Berlo, in handen van de familie Bosch gekomen was. In ieder geval werd Maria Magdalena Bosch (de dochter van Françoise Hennekin uit haar eerste huwelijk) bij haar overlijden als vrouwe van Chenoy omschreven en is deze heerlijkheid naar haar erfgenaam Arnoldus Vanuffel overgegaan. Alexander etc. was eerst schildknaap, vervolgens ridder, ex-heer van Chenoy, daarna heer van Arbre, na zijn huwelijk misschien opnieuw heer van Chenoy, werd ook lid en vervolgens procureur-generaal van de Raad van de provincie Namen. Op 10 maart 1706 volgde hij Josse Bernaert op als lid van de Grote Raad van Brabant te Mechelen 206. Alexandre Mathieu Ignace de Burlen overleed in 1722. Hij had met Françoise Hennekin nog één zoon. Walter Norbert de Burlen, volgde zijn vader op als heer van Arbre maar hij werd ongeneeslijk ziek en op 3 maart 1725 maakte hij zijn testament waarbij hij alles aan zijn moeder Françoise Hennekin overliet. Françoise Hennekin deed het verhef van de heerlijkheid van Arbre op 10 april 1725 207. Nadat Françoise Hennekin opnieuw weduwe geworden was en nadat ze de opvolging in Arbre geregeld had, keerde ze naar Antwerpen terug. Het verbod dat haar in 1687 opgelegd was om het huis “het Grooten Gulden Schilt” te verkopen werd op 10 juni 1730 opgeheven 208. Ze heeft van die mogelijkheid echter geen gebruik gemaakt. Op 16 mei 1733 heeft ze bovendien het Hof van Marselaer te Malderen gekocht. Waarom heeft een rijke weduwe met een mooi huis in Antwerpen en een kasteel in Arbre haar geld in een eigendom in Malderen gestoken? Het is een raadsel. Of, zoals we zullen zien, misschien toch niet. Françoise Hennekin (intussen ook Hennequin geworden) werd op 28 maart 1740 in Brussel begraven.
205
Charles François Joseph Galliot - Histoire générale, ecclasiastique et civile de la ville et province de Namur, vol. 3, 1788, blz. 338. – In 1749 werd een Arnoldus van Nuffel (Vanuffel) als heer van Chenoy genoemd. 206 Christophe Butkens-Supplément aux Trophées tant sacrées que profanes du Duché de Brabant, 1726, vol. 3, blz. 317. 207 Société archéologique de Namur – Annales, vol. 18, 1889, blz. 63. 208 Ivan Derycke op de website Antwerpiensia.
126
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
25. Maria Magdalena Bosch (1687/1740-1750) Françoise Hennekin had met haar eerste man slechts 1 dochter. Met haar tweede man had ze weliswaar een zoon, Walter Norbert de Burlen, maar die is jong, ongehuwd en kinderloos in maart 1725 gestorven. Marie Madeleine Bosch was derhalve haar enige erfgenaam. In 1717 – dus 16 jaar voor haar moeder Marselaer kocht - was deze al eigenares van de herberg het Swaentje. We herinneren ons dat deze herberg – en voormalige watermolen – in 1714, na een betwisting door Claudine de Hornes, door de Grote Raad van Mechelen van het Hof van Marselaer losgekoppeld was vermits hij niet in de verkoop van Marselaer van 1694 was begrepen. Juffrouw Bosch moet hem direct daarna ofwel van Claudine de Hornes, ofwel tijdens een openbare verkoop hebben gekocht. Ik weet niet wat haar in Malderen interesseerde. Misschien waren het de brouwactiviteiten in het Swaentje wel. Overigens is de natuur daar ook zeer mooi. In haar testament van 27 maart 1740 (1 dag voor haar dood) heeft haar moeder haar (uiteraard) de heerlijkheid van Arbre geschonken. Maria Magdalena heeft er op 10 mei 1740 het verhef van gedaan. Waarschijnlijk heeft ze Arbre kort daarna verkocht want in 1745 werd Joseph Jacques Goupy, burggraaf van Quabeek (Kwabeek), als heer van Arbre genoemd 209. Deze Joseph Jacques Goupy had de heerlijkheden van Kwabeek en Vertryck in 1710 gekocht van Dominique de Kerpen en haar tante Catharina Bosch. Ze verkocht ook het pand “het Grooten Gulden Schilt” in de Hoogstraat te Antwerpen aan de koopman Guillielmus Frans Le Grelle en zijn vrouw Anna Maria Mertens. Volgens Ivan Derycke op de website Antwerpiensia gebeurde dat op 20 februari 1751, dus een jaar na haar overlijden. In de verkoopakte wordt de verkoopster omschreven als “Magdalena Catharina (sic) Bosch, vrouwe van Marselaer, Arbre, Neffe, etc., enige dochter van Vrouwe Françoise Hennekin en Jan Baptist Bosch”. Als ze nog vrouwe van Arbre was, dan moet de verkoop al voor 1845 plaatsgevonden hebben. Nog over de voornamen van juffrouw Bosch. Marc Gillisjans vertelde mij dat hij een voorouder heeft die Jan Gillisjans heette, in Halle leefde en zijn naam tot Jean Janssens herleidde. De kinderen van deze Jan Gillisjans hebben hun bezittingen nagelaten aan hun nicht juffrouwe Maria Catharina Bosch, dochter van Jan Baptist en Francoise Hennekin.
Over Marselaer wordt in het testament niet gesproken, maar het is zeker dat Maria Magdalena Bosch van haar moeder ook de heerlijkheid in Malderen heeft geërfd. Over de datum van haar verhef is echter niets geweten. Juffrouw Bosch is nooit getrouwd geweest. Ze is op 15 juli 1750 zonder directe erfgenamen en zonder testament in Brussel gestorven.
209
Société archéologique de Namur – Annales, vol. 18, 1889, blz. 63.
127
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
26. Arnoldus van Nuffel (1673/1751-1758)
Juffrouw Bosch stierf niet alleen zonder directe erfgenamen maar ook zonder testament. De akte van scheiding en deling van haar nalatenschap is te vinden in het Rijksarchief 210. In deze akte wordt ze als volgt omschreven: dochter van Joannes Baptista en Françoise Hennekin, en vrouwe van Marselaer, Chenoy etc. Chenoy was nochtans al in 1681 door haar stiefvader wegens achterstallige belastingen verloren en was in 1681 aan Paul Jean de Berlo, heer van Quabeek (Kwabeek), gegeven. Het vreemde is dat een Arnoldus Vanuffel, volgens de Naamse bronnen, vanaf 1749 de heer van Chenoy was. Want kijk, bij de verdeling van de goederen van Maria Magdalena Bosch waren de gebroeders Van Nuffel de belangrijkste begunstigden. Joos Philips van Nuffel (getrouwd met Catharina d’Ancré) kreeg de heerlijkheid van Chenoy. Maar het was Arnulphus Van Nuffel die het goed van Marselaer kreeg. Gelukkig voor ons blijken Arnoldus en Arnulphus dezelfde persoon te zijn.
De families Bosch en Van Nuffel. De familie Van Nuffel heeft zeer veel vertegenwoordigers in Merchtem en Londerzeel gehad. De betovergrootvader van Arnoldus was de laatste eigenaar van het Hof den Bergh in de Steenhuffelse Lakeman. Zijn overgrootvader was op het einde van de 16de eeuw van Londerzeel (en Steenhuffel) naar Brussel verhuisd. Met de hulp van diverse bronnen maakte ik het volgende (sterk vereenvoudigde) stamboomfragment. Bartholomeus Bosch x Elisabeth Raemaeckers
Adriaen van Nuffel ca 1530-1574 x Elisabeth van Meldert o.m. Hof den Bergh, Steenhuffel
V
V
Jan Bosch
Gillis van Nuffel ca 1560x Kathelyne van Volxem in Brussel
V
V
Pieter Bosch Koopman te Brussel ca 1610x Catharina Baertmaker
Gillis van Nuffel 1595x Barbara Uyttenhove brouwer in Brussel
V
V
Catharina Bosch Jan Baptist Bosch Barbara Bosch Franchoys van Nuffel ca 1642-1715 Antw. 1650 - 1594 Antw. 1645 + Br. 1717 Brussel 1640– 1710 x x Françoise Hennekin x Brussel 1666 X x Brussel 1666 Dominique de Kerpen Antw. ca 1655 – Br. 1740 Franchoys van Nuffel Barbara Bosch Brussel 1640 – 1710 Antw. 1645 – Br. 1717
210
V
V
Maria Magdalena Bosch ca 1687-Brussel 1650
Arnold (Arnulphus) van Nuffel Brussel 1673 – 1758 priester
Jan Baptist van Nuffel Brussel 1675 – 1736 x Mechelen Maria Begga d”Ancré
Namelijk in het Algemeen Rijksarchief te Brussel, verzameling de Cock de Rameyen 1515-1860, akte nr.128.
128
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Twee opmerkingen: 1. Dat Maria Magdalena Bosch bij haar overlijden vrouwe van Chenoy genoemd werd, is dan toch niet zo eigenaardig. Weliswaar is ze dat niet via haar stiefvader (Alexandre Mathieu Ignace de Burlen) geworden, maar wel via haar eigen vader die in 1688 de heerlijkheid van Kwabeek en Vertrijk bezat en in dezelfde periode ook de heer van Chenoy moet geworden zijn. Ik heb al eerder de mogelijkheid geopperd dat Alexandre Mathieu Ignace de Burlen met de weduwe van Jan Baptist Bosch trouwde om zo Chenoy terug te krijgen. Het moet niet altijd omwille van de grote liefde zijn. In ieder geval waren de heerlijkheden Chenoy, Arbre, Kwabeek en Vertrijck al voor 1725 (en wellicht tussen 1695 en 1700) onder de familie Bosch ver- of herenigd 211. 2. Arnold van Nuffel en Maria Magdalena Bosch waren kozijn en nicht. Arnold van Nuffel, zoon van Franchoys en Barbara Bosch, was gedoopt in de Brusselse Ste Catharinakerk op 13 juni 1673. Hij werd priester (vandaar zijn roepnaam Arnulphus), kanunnik te Aalst en daarna in Anderlecht. Toen hij het Hof van Marselaer erfde was hij cantor van het kapittel van Harelbeke en in 1756 was hij dat nog. Hij deed het verhef van Marselaer op 26 november 1751. Op 2 november 1752 heeft hij de Koevoetmolen, die dan uit twee graanmolens bestond, terug bij het leengoed van Marselaer gebracht door hem voor 4.857 guldens wisselgeld aan te kopen van Joannes Emmanuel Lovens. De familie Lovens had deze molen in 1716 gekocht, had op de Londerzeelse oever wel een nieuw woonhuis gebouwd, maar had de smoutmolen, die op de Malderse oever van de Molenbeek stond, laten vervallen. In 1757 heeft de nieuwe heer van Marselaer er een nieuwe smoutmolen laten bouwen. Dat heeft hem nog eens 4729 guldens gekost. Arnold van Nuffel is in 1758, vermoedelijk in Harelbeke, overleden.
211
Het zou nuttig (maar niet in het kader van deze studie) zijn om de feodale verbanden tussen Arbres en Chenoy bij Namen en Kwabeek en Vertrijk (nu Boutersem) grondiger te onderzoeken.
129
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
27. Arnulf Goduwal Bertolf van Nuffel (1721/1758-1789) en Marie Marguerite Allard Priester Arnoldus van Nuffel had geen erfgenamen in de eerste graad. Hij had wel 6 broers en zussen gehad maar die waren allemaal voor hem overleden. In 1758, toen Arnold zijn einde voelde naderen 212, heeft hij Marselaer aan zijn neef Arnulf Goduwal Bertolf van Nuffel geschonken. Deze Arnulf was de zoon van zijn oudste broer Jan Baptist (Brussel 8 maart 1675-Brussel 20 mei 1736) en Marie-Begge d’Ancré (1785-Brussel 17 oktober 1740, dochter van Charles en Catharina van Cauwenberghe). Arnulf was pas de 7de van hun 11 kinderen en maar de 5de zoon, maar Arnoldus van Nuffel was zijn peter. Toch waren het niet zijn oudere broers en zusters die zich tegen de schenking van Marselaer aan Arnulf hebben verzet. Het waren daarentegen Jacques-Joseph van Nuffel 213 (° Brussel 13/4/1724) en Arnold-Hendrik Brummel in naam van zijn vrouw Maria-Catharina van Nuffel (° Brussel 27/4/1732) die aan het Feodaal Hof van Brabant vroegen om deze schenking onder levenden te annuleren. Het Hof heeft hierover op 14 oktober 1758 uitspraak gedaan en is de eisers niet gevolgd 214. Jacques-Joseph van Nuffel heeft het zich erg aangetrokken. Misschien heeft het er toe bijgedragen dat hij op 11 december van hetzelfde jaar, amper 34 jaar oud, overleden is. Toch was dat niet het einde van het dispuut. Op 1 juni 1759 werd aan de griffier, meier en schepenen van Londerzeel opgedragen om al de voormalige goederen van Arnoldus van Nuffel en de huidige goederen van Arnulf van Nuffel, voor zover die in Londerzeel lagen, te blokkeren of in beslag te nemen. De rest van dit verhaal ben ik niet te weten gekomen, maar de afloop was wel dat (alleszins het grootste deel van) de erfenis van kanunnik Arnoldus in handen van Arnulf en zijn nageslacht gebleven is. Arnulf Goduwal, enz. (Arnould Guydalve Bertulphe in de Frantalige boekskes) was op 29 december 1721 gedoopt te Brussel. Op 21 juni 1742 trouwde hij met Marie Marguerite Allard, de dochter van Dominique. Ze was, las ik, tevens de kleindochter van Michel Alard, schilder aan het hof van de landvoogden Albrecht en Isabelle, maar dat laatste is fout 215. Hij was schildknaap, werd rentmeester van veldmaarschalk en schrijver Charles Joseph Lamoral, de 7de prins de Ligne (al voor 1773 en tot deze in 1782 door keizer Jozef II naar het Russische hof van Catharina de Grote werd gestuurd) 216 en werd opperrechter van de Tolkamer van de stad Brussel.
212
Sommigen denken dat deze schenking onder levenden al in 1751 gebeurde. Een paar on-line genealogieën noemen haar Madeleine-Christine. 214 Louis Galesloot – Inventaire des archives de la cour féodale de Brabant, volume 2, blz. 415, document 2928. 215 Dat laatste vond ik op de website www.virnot-de-lamissart.com. In dat geval zou grootvader Michel echter anderhalve eeuw voor zijn kleindochter moeten geboren zijn. Op blz. 128 van ‘L'architecture civile d'inspiration Française à la fin du XVIIe et au XVIIIe siècle dans la principauté de Liége’ van Renée Louise Doize, uitgegeven in 1934, wordt melding gemaakt van Michel Allard, die in 1688 schilder was aan het hof van Francisco Antonio de Agurto, marquis de Castanaga. Deze was van 1685 tot 1692 de laatste Spaanse landvoogd in de Zuidelijke Nederlanden. 216 Als rentmeester-penningmeester en gevolmachtigde van Charles de Ligne 213
130
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
In 1751 was hij, met dank aan zijn moeder Marie Begge d’Ancré, tot de 7 Geslachten van Brussel namelijk dat van Caudenberghe, toegelaten. In de periode 1751 viel die eer ook te beurt aan zijn oom Joos Philip (of Philip Joost) van Nuffel (heer van Chenoy, die ook met een d’Ancré was getrouwd) en aan zijn broers Jean François (heer van Heynsbroeck), Jacques Joseph en François Joseph (getrouwd met Anna Marie de la Ruelle) Op 18 augustus 1756 werd hij door keizerin Maria Theresia van Oostenrijk in de adelstand verheven. In zijn boek “Malderen, dorp onzer dromen, schrijft Marcel Van Doren, dat Maria Theresia van Oostenrijk twee keer het Hof van Marselaer te Malderen heeft bezocht. Wel, dit kan misschien de verklaring zijn.
Als grondeigenaar had Arnulf van Marselaer grootse plannen. Nog voor hij definitief heer van Marselaer werd kocht hij alles wat er in de buurt werd aangeboden. - Op 28 augustus 1755 kocht hij van de broers Alexander Constantin en Jan Frans Jozef Vander Vekene, de enig overgebleven erfgenamen van hun ouders Frans Jozef Vander Vekene en Maria Anna Josepha de Crane, hun deel van de gronden van het Schaliënhuis op Sneppelaar (Londerzeel). Deze Londerzeelse Vander Vekene waren als vaandrig in het regiment van de prins van Salm Salm in Luxemburg terecht gekomen en waren van plan om daar te blijven 217 (zie de bijdrage over het Schaliënhuis op deze website). - Nog in 1755 of iets vroeger kocht hij ook “eene erffelijcke rente van seven en twintigh guldens courant geldt ’s jaers, specialijck beseth ende geassigneert op sekere partije landts met den huijse, schuere ende stallinghen daer op staende geleghen binnen voorschreve prochie ten gehuchte genoemt Sneppelaer, groot een bunder sesentwintigh roeden.” Op 4 september 1765 heeft hij deze gronden en rente ten kantore van notaris P. Van Campenhout te Londerzeel aan baron Helman doorverkocht 218. - Arnulf Van Nuffel heeft daarna nog andere voormalige eigendommen van de familie Vander Vekene de Berent overgenomen. Op 24 september 1765 kocht hij van Constantia Vander Vekene, dochter van Philips Jan Baptist, en weduwe van Henri Joseph Gielis Hujoel, een rente die deze bezat op gronden van de heerlijkheid van Wyckhuize (in Beveren bij Roeselare). De heerlijkheid van Wijckhuize was ooit de eigendom van Jehan Vander Vekene geworden. Die bezat het recht om er een baljuw aan te stellen. De eigenaars van Wijckhuize en van Beveren-Roeselare zouden een tijd dezelfde zijn geweest 219. Omdat ik over de heerlijkheid van Berent (via A. Wauters) alleen maar weet dat die in de buurt van Roeselare lag en ik er verder niets over gevonden heb, vraag ik mij af of “Berent” geen oude naam of verschrijving van “Beveren” zou kunnen zijn 220. Arnulf van Nuffel en Marie Marguerite Allard hadden 5 kinderen, maar ik vond er maar 4. - Goduwal Bertolf Engelbert van Nuffel werd gedoopt te Brussel op 22 september 1752, en volgt hierna. - Dominicus Josephus van Nuffel, trouwde met Isabelle le Long. - Maria Anna van Nuffel, geboren te Brussel op 5 maart 1744, trouwde op 17 februari 1767 te Brussel met Charles Joseph Marie Lenglart, heer van les Rosiers te Lannoy, schepen van Rijsel, kleinzoon van Anne Catherine de Kerpen (en dus achterkleinzoon van Domi217
Bron: Algemeen Rijksarchief, kerkelijk archief St. Christoffel Londerzeel, nr. 34.119 van 4 augustus 1760. Algemeen Rijksarchief – Kerkelijk archief St. Christoffel nr. 34.121. 219 Coutumes des pays et comté de Flandre: Winendale, Ysendyke - Commission royale pour la publication des anciennes lois et ordonnances de la Belgique, Louis Gilliodts-Van Severen – supplément 1893, blz. 124. 220 De Opwijkse genealoog Jan Lindemans schrijft in zijn “genealogie Van Nuffel” dat Arnulf heer van Wyckhuyze en ‘Beernem” was; anderen hebben ‘Beemen’ en ‘Berent’ gelezen. Volgens mij moet dat dus allemaal ‘Beveren’ bij Roeselare zijn. 218
131
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
-
Louis De Bondt
nique de Kerpen en Catharina Bosch) en overleed te Rijsel op 22 december 1826. Charles Lenglart heeft een grote kunstverzameling aangelegd van de schildersfamilie “les Watteau de Lille” die hij ook financieel ondersteunde. Aan hem hebben we de familieportretten op de volgende bladzijde te danken (de afbeeldingen komen van de site www.virnot-delamissart.com). Joanna Francisca van Nuffel, trouwde met Jacobus Antonius le Brun (eveneens uit Rijsel afkomstig en daar op 14 december 1809 overleden).
Arnulf van Nuffel stierf te Brussel op 13 november 1789 maar werd in Malderen begraven. Voor 1789 waren Arnulf Goduwal Bertolf van Nuffel en zijn gezin al sporadisch op het Hof van Marselaer te vinden. Op 10 februari 1754 was Arnulf peter van Maria Theresia Moortgat en op 7 april 1755 was zijn vrouw meter van Maria Margaretha Moortgat. Beide waren kinderen van Jan Moortgat en Elisabeth de Maeyer. Wellicht waren dat hun pachters Na het overlijden van Arnulf zijn de weduwe en een paar kinderen echter definitief in Malderen komen wonen. Bij de telling van 1796 vinden we op het Hof van Marselaer op de Savel volgende personen terug. - M. Marge Allaert, rentenierster. - D. van Nuffel, haar zoon, geboren in 1743. - Ange van Nuffel, haar zoon, geboren in 1752 - Er was ook een inwonende meid, de dan 27 jaar oude Anna Maria Moortgat. Maria Margaretha Allard stierf op het Hof van Marselaer op 21 september 1808.
Jean Baptiste van Nuffel
Marie Begge d’Ancré
Lenglart en M.A. v. Nuffel
Marie Marguerite Allard
Arnulf God. Bert. v. Nuffel
132
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
28. Eduard Goduwal Bertolf Engelbert van Nuffel (1752/1789-1820) en Anna Marie Moortgat (Eduard) Goduwal Bertolf Engelbert van Nuffel (Gudecaldua Bertholplus Angelus van Nuffel) werd gedoopt te Brussel op 22 september 1752. De eerste voornaam Eduard is alleen in de parochieregisters van Malderen te vinden, zowel bij zijn huwelijk als later bij de geboorte van zijn dochter Maria Elisabeth Adelaide. Overigens wordt hij in het gemeentelijk archief van Malderen steevast Ange van Nuffel genoemd.
Ange van Nuffel - een vergeten artistiek genie. Ange van Nuffel behaalde het diploma van licentiaat in de rechten. Daarna trok hij echter naar Rome om er een kunstopleiding te volgen bij de in Wenen geboren maar in Italië werkende kunstschilder Anton von Maron. Ongetwijfeld had de grote kunstcollectie van zijn schoonbroer Charles Lenglart, die zelf ook een amateur schilder was, hem op dat idee gebracht. In het overzicht “1770-1830”, samengesteld door Pierre Loze en in 1985 door het Museum van Elsene uitgegeven, staat op blz. 37 de volgende passage (vertaald uit het Frans): “... Anderen (die een studiereis naar Italië maakten) kenden onmiddellijk succes. In 1781 zien we Goddyn op een schitterende wijze de eerste prijs in de wedstrijd van Parma krijgen. En niet zonder verbazing vernemen we dat de Brusselaar Ange Van Nuffel de Wykhuise, een leerling van von Maron, over wie we overigens niets anders weten, als portretschilder goed genoeg gevonden werd om in 1783 aan het concours de Parme deel te mogen nemen, en om drie jaar later de lof van de “Giornale della bell Arte” toegezwaaid te krijgen”. Deze compleet vergeten maar talentrijke portretschilder kan niemand anders dan onze Ange van Nuffel zijn. Zoals ik eerde uitlegde was zijn vader de allereerste van Nuffel die (vanaf 24 september 1765) iets met Wykhuise te maken heeft gehad. Waarom Ange van Nuffel het schilderen opgegeven heeft, ben ik niet te weten gekomen. In ieder geval is hij naar België weergekeerd. In 1792 is hij op het Hof van Marselaer te Malderen ingetrokken. Zijn moeder en zijn oudste, ook nog niet getrouwde broer, waren daar al twee jaar eerder (na de dood van vader Arnulf) komen wonen. Marie Margaretha Allard (Allaert in Malderen) had ook één inwonende ongetrouwde meid: Anna Maria Moortgat was toen nochtans al 27 jaar oud.
Ange van Nuffel – vrederechter en burgemeester. Kort na zijn terugkeer in België is Ange van Nuffel vrederechter van het kanton Wolvertem geworden 221. Toen de Franse Revolutie zich in 1795 van onze gewesten meester maakte en Londerzeel tijdelijk tot de hoofdplaats van het kanton promoveerde, is hij dat nog een paar dagen mogen blijven. Dan werd hij door de Leuvenaar Arnaerts vervangen. Op 21 april 1803 trouwde citoyen Ange te Malderen met Anne Marie Moortgat, de voormalige inwonende meid van zijn moeder. Anna Maria Moortgat was een burgermeisje van redelijk eenvoudige komaf. Ze was gedoopt te Malderen op 7 april 1769 en de dochter van Martinus
221
De documenten die uit zijn ambtsperiode overbleven, zijn wel met de initialen D.J. ondertekend. Maar dat kan de afkorting voor doctor jurisd. zijn.
133
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Moortgat en Maria Theresia Van Doorslaer. Haar oom Jan Moortgat en tante Elisabeth De Mayer waren voor en na 1755 de pachters van Marselaer geweest. Ange van Nuffel was bij zijn huwelijk al 51 jaar oud; zijn bruid was er 34. Er kwamen drie dochters, maar slechts één van hen werd in Malderen geboren: 1. Maria Elisabeth Adelaïde werd geboren te Malderen op 16 mei 1805. Ze trouwde ca 1825 met Macharius Cammaert (Bornem 16 april 1809–Bornem 27 januari 1879) zoon van Maximiliaan Emmanuel (1766-1839) en Joanna Catharina s’Heeren (1776-1820). Ze had voor zover ik weet twee zonen: - Charles Maximiliaen Cammaert wordt genoemd in het klachtenboek van Malderen op 13 mei 1851. - Maximiliaen Emmanuel Cammaert werd geboren te Bornem op 26 april 1830. Zijn moeder stierf 10 dagen na zijn geboorte. Hij trouwde op 22 september 1853 te Malderen met Maria Joanna Willocx, dochter van de Malderse schepen Emmanuel Willocx. 2. Maria Justina Paulina van Nuffel, eveneens genoemd in het klachtenboek van Malderen op 13 mei 1851, trouwde met Jan Baptist van Ingelghem uit Lippelo. Jan Baptist was notarisklerk. Van 1835 tot 1836 was hij gemeenteontvanger van Malderen en daarna tot 1850 secretaris. Hij stierf te Lippelo begin 1851 en werd als gemeentesecretaris door zijn zoon Pieter Jan opgevolgd. 3. Julia Van Nuffel, waarschijnlijk ongehuwd, woonde in Lippelo. In 1851 waren de zussen Paulina en Julia, samen met de zonen van de in 1830 overleden Maria Elisabeth Adelaïde, nog altijd de wettige eigenaars van de goederen van Marselaer te Malderen. Op 13 mei lieten ze burgemeester Hendrik Vermeiren van Malderen een proces-verbaal opmaken over het feit dat hun sloten op het schof ter hoogte van het Zwaentje op de Molenbeek door andere sloten vervangen waren. Ze kenden weliswaar de dader niet maar verdachten wel een zekere heer Lenglart, grondeigenaar te Rijsel in Frankrijk. Deze Lenglart was dus hun neef of achterneef. Ofschoon ik het fijne van deze zaak niet kunnen achterhalen heb, blijkt uit deze “anekdote” wel dat de verdeling van de Marselaer goederen na de dood van Arnulf van Nuffel op 13 november 1789 niet helemaal rimpelloos verlopen is. Ja, dat er 62 jaar later nog altijd ruzie over werd gemaakt. Marcel Slachmuijlders vond in het “Ontfangboeck van joncker Angelus van Nuffel, maire van Malderen”, een document van 1 september 1812” dat er na de dood van Marie Marguerite Allard (1808) een “contract van scheydinghe” werd opgemaakt. Het werd uiteindelijk ‘gepasseerd’ op 29 juni 1821 ten kantore van notaris Bernard Gérard te Malderen. Aanwezig waren: Dominicus Josephus van Nuffel, weduwnaar van Isabella le Long, Maria Anna van Nuffel, de vrouw van Charles Joseph Lenglart uit Rijsel, en Joanna Francisca van Nuffel, de weduwe van Jacques Antoine le Brun uit Rijsel. Details zijn mij niet bekend. Een ander proces-verbaal van 16 september 1854 bevestigt dat de heer Lenglart (Langlart) uit Rijsel inderdaad eigendom in Malderen had, meer bepaald het stuk grond dat het Meiveld werd genoemd (dit ligt zo’n 300 m. ten zuiden van het Hof van Marselaer).
Het einde van Marselaer. Ange van Nuffel werd nog tijdens het Frans bewind maire van Malderen en is dat onder Hollands bewind, tot aan zijn dood, gebleven. Hij overleed te Brussel op 8 mei 1820. Zijn weduwe, Anna Maria Moortgat, is daarna bij één van haar dochters gaan wonen en stierf in Oppuurs in 1830.
134
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Zij en haar man waren de laatste vrouw en heer van Marselaer. Eigenlijk waren ook zij dat al niet meer. Met de Franse Revolutie was er immers een eind aan de Feodaliteit gekomen. Ange van Nuffel had dat begrepen door met zijn meid te trouwen. Bovendien werd het Hof van Marselaer met de nog bestaande bijgebouwen in 1831 afgebroken. Althans volgens bepaalde bronnen 222. Op de kadasterkaarten van Van der Maelen (ca 1847) en Popp (ca 1860) is daar echter niets van te merken (zie hierna). Weliswaar liepen deze kaarten doorgaans enkele jaren achter.
De omgeving van het Hof van Marselaer in 1860 (fragment uit de kadasterkaart van Popp) Attentie: het noorden ligt rechts.
Marselaer op kaart Vandermaelen (ca 1847)
Marselaer op kaart Popp (ca 1860)
In 1855 schreef Alphonse Wauters: “Vandaag ziet men nog de mooie lanen en vijvers die het hof omringden, en de restanten van een afgebroken kasteel ...’ Ik besluit mijn overzicht van de eigenlijke geschiedenis van het Hof van Marselaer met de woorden van Marcel Van Doren. Ze komen uit zijn boek ‘Malderen, dorp onzer dromen”. Hij 222
In “de dagboeken van Judocus De Keyser”, bewerkt door Maurits Sacré, staat letterlijk: “In het jaer 1831 is het masselaer casteel afgebroken tot Malderen.” Judocus De Keyser was een ooggetuige.
135
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
schreef in 1990: “Uiteindelijk komt Marselaer, evenals Winterpoel en het Gravenkasteel (Lippelo), in handen van de maatschappij Avicola. Daaruit groeit later de immobiliënmaatschappij L'auxiliaire du Progrès, die nu nog Marselaer bezit. Alle sporen van het kasteel van Marselaer zijn ook uitgewist - 't is nu bos. Na de oorlog van 1914-1918 is het afgebroken op bevel van Graaf Moretus, zogezegd om het wild in de bossen niet te verstoren als het nog bewoond bleef, want in die tijd was het nog bewoond door de familie Louis Van Riet-Peeters. Er stond nog 'n groot woonhuis - stallingen en 'n zeer ruime schuur - wat verder in 't bos nog resten van de kapel - alles in witte steen en fraaie ingangspoort en omgeven door 'n brede wal...”
136
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Bijlage 1
Het Hof van Marselaer te Steenhuffel nà 1477
137
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
We hadden de ruïnes van het in 1477 afgebrande Hof van Marselaer te Steenhuffel achtergelaten in handen van Elisabeth van Marselaer, de dochter van Jan en Joanna Sjongen, en haar man jonker Michiel Stragier, waarmee ze naar de streek van Bazel uitgeweken was. Met haar tweede man Joos van der Moten kwam ze in het Gentse terecht en daar is ze ook gestorven. In Steenhuffel heeft men nooit van haar gehoord. Het Verbrand Hof werd nooit heropgebouwd. Wat er mee gebeurde is niet geweten. In principe zou het archief van de commanderij van Pitzemburg ons iets over een eventuele verkoop moeten kunnen vertellen, maar helaas.
Een wandeling uit 1593. In 1593, toen het na de Beroerde Tijden, weer veilig was om door het land te reizen, ging Adriaen van Marselaer, dichter, humanist, ex-schepen van Antwerpen, de zoon van Adriaen die ooit de kamerheer van paus Adrianus was geweest, op zoek naar de sporen die er van zijn voorouders in Smal-Brabant waren overgebleven. Uiteraard bezocht hij ook Steenhuffel waar hij hoopte de echte roots van zijn familie en de link naar de familie van Ophem te ontdekken. Op 25 april noteerde hij het volgende: “Ik Adriaen van Marselaer, oudt schepen der stadt van Antwerpen, heb gegaen den 25 april 1593, met Jan de Smedt, schepen en borgemeester van Steenhuffel en met Joos Verstappen, koster aldaer, naar het hoff van Marselaer en zijn gegaen den nevenwegh naer Merchten, langs de beemden, welke men heet den leegeren wegh’. En gaende over tkerckhoff sijn voorbij gegaen den groote berg, daer (Gijzelbrecht de Luu met vrouwe van Marselaer) op te woonen plagh (na hem kwam joncker Daneel Vilain, sijn zoon Hendrik is nu burgemeester van Aelst. Nu woont daer Gielis van Meldert) 223 en soo voort tot dat wij quaemen aen de beek die ter slinkerhand lagh ende daernaer aen de VI daghwant meersch die den ouden heer Jan van Marselaer, ridder, den kercke ende den heyligen gheest gegeven heeft. Daernaer quaemen wij aen den molen geheeten den Marselaermolen, daer 2 of 3 huyzen bij stonden ter reghter sijde … en slinkerhandt sijn dan schoenwegh gegaen daer de oude beeke plagh te loopen en die ter slinckser latende sijn gecomen aen ’t oud hoff van Marselaer, welck omwaterd was maer seer vol lis. De funderinghe van tselve hoff was oock geheel wegh sulcx datter niets en stond. De Innstrate quam tegen den inganck van tselven Hoff ende scheen eertijts met haghen tweersijden afgeleynt geweest te zijn. Alsoo het Riddervelt, groot 7 daghwant ende 34 (roeden) noordhoostwaerts, ende het velt tegen de Roost, groot 11 daghwant ende 95 roeden suytwestwaerts. Daeraen compt het tegen de voorseyde Innstrate. De Roost wees ons den coster, dat lagh op ons rechterseyde. Seyde oock dat hij sijn grootvader dickmael hadde hooren seggen dat sij op tselve Hoff hadden dickmael den pepercoeck geloopen ende dat zeer fray betimmert hadde geweest, maer inden oorloghe verbrant ende verwoest ingevolge dat het al weye is geworden. Dat eertijts besaeyt plaght te sijn ende is nu uitnemend zeer goet landt ende weyde als vol claveren. De coster seyde dat hij anno 1593 oudt was 60 jaeren. Ende houdende deselve Instrate, die gehelijck lanck was, sijn gecomen tot in de groote strate, die hij seyde dat de oude straete heet, ende die houdende ter slinckser ende gaende langs beemden, sijn gecomen op de oude beek weder ende ten lesten aen den molen tot Langevelde.
223
De tekst die tussen haakjes staat werd eerst open gelaten en later bijgevoegd.
138
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Tot zover een mooie beschrijving van de toestand van het Hof van Marselaer in 1593, 116 jaar na de fatale brand. Maar over een nieuwe eigenaar komen we in dit document helaas niets te weten. Gelukkig heeft Adriaen later een paar dingen ‘per correspondentie’ aangevuld. Aldus vernemen we: Joos Verstappen zegt: ‘Bij Marselaer ligt achter de kerk van Steenhuffel het Hof van Marsselaer met grote metserije waar men placht om de peperkoek te lopen en te springen. Is nu verdeeld. Een deel hoort toe aan Anthonius van Geendertale, het andere deel de wezen van Joos Breem, die procureur-generaal van Brabant was; hij woont in Brussel.” Koster Verstappen zegt ook dat er een kapel was te Steenhuffel, geheten Marselaerkapelle.” Frederik van Marselaer, de zoon van Adriaen heeft nog tot zeker 1615 contact met de getuigen uit Steenhuffel gehouden. Hij noteerde dat jaar: “Het Hoff te Marselaer int dorp van Steenhuffel is mits de oorloghe tusschen Vlaenderen en Brabandt verbrandt ende gheheel gheruineerdt... Nota dat de oudere van Steenhuffle seghen dat aldaer 7 ridders hebben ghewoondt, die elcke een steenen brugghe hebben doen legghen ende dat het Hoff aldaer van Marselaer, ghenaemt de breede weye, met een heerlijcke huysinghe is vercierdt gheweest ende anno 1615 gheheel gherenneweerdt liggende, behalven dat men aen de wallen ende hofgrachten kan mercken hoe groot, wijt en lanck dat gheweest is. Nu gheheeten de breede weye, groot x bunderen, toebehoorende, anno 1615… Mijnheer Michoult, Heer van Diepensteyn, vertelt dat er een castrale capellanie is van de Marselaers (te zien wie dat deze lenen nu is bezittende in de leenboeken de anno 1595). De laatste opmerking is verbijsterend. In 1595 wist men blijkbaar ook al niet meer wat er precies met het goed van Marselaer was voorgevallen. We moeten andermaal vaststellen dat er gedurende de beroerde tijden (1566-1593) veel archief en kennis over de ‘oude tijden’ verloren was gegaan.
Een gedicht uit 1565 In zijn Rijmkroniek “Antiquiteiten der vryheydt ende prochie van Merchtem”, geschreven in 1565, dus nog net voor het begin van de Beroerde Tijden, verwees de auteur Daniel van Oesbroeck diverse keren naar de feodale toestand in het naburige Steenhuffel. Hij kende Steenhuffel zeer goed omdat hij er een deel van zijn tijd doorbracht. Hijzelf hielp er de griffier. Zijn zoon Petrus werd er zelfs geboren. Eén van zijn verzen gaat als volgt: oock esser tot Steenhuffel luttel of vele den heere van Diepensteyn, Ophem rijck en ele die syn elck aldaer versien seer menich vout van heerlijcheijden soe wel weten jonck en out leenhoven, laethoven het es wel hunnen staet daermede hen jaerlycx incompt selver en gout ter saecken van dijnen elcx hem roeije oick slaet onder Merchten van cheijns en leene vroech en laet dees heeren moet men tot in hen hoven volghen in tgene dat recht es en sijt nijet verbolghen. Tvoorseijde hoff van Diepensteijn soo ick las hoorde wijlen toe Alvaro van Almaras die corts hiervoren es overleden 224 dwelck een cloeck heere en ridder was welcke heerlychheijt alnoch op dit pas in den selven struyck es op den dach van heden. 224
Alvaro de Almaras de jongere, schepen van Antwerpen, heer van Diepensteyn, overleed in 1560.
139
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
De heerlijcheyt van Ophem ter selver steden daeraf es proprietaris soo ick wel weet een edel heere verstaet wel de reden Oijenbrugghe genaempt ten es niemant leet sijn huysvrouwe ende dochter elck weer dbescheet Meesters Lenaert Coutreau raedordinaris die van deser heerlycheyt was proprietaris Naast de heerlijkheid van Diepensteyn – die we intussen behoorlijk goed kennen - wordt in 1565 in Steenhuffel dus nog een andere – evenwaardige – heerlijkheid, namelijk de heerlijkheid van Ophem vernoemd.
De identificatie van de heerlijkheid van Oppem te Steenhuffel, deel 1. Tot dusver (dat is: tot ik met dit onderzoek begon) is er – voor zover ik weet – nog geen enkel ander archiefstuk opgedoken waarin naar de heerlijkheid van Ophem te Steenhuffel wordt verwezen. Heeft Daniël van Oesbroeck zich vergist? Van iemand die zijn informatie uit de eerste hand had, is dat moeilijk aan te nemen. Waar kunnen de bezittingen van deze heerlijkheid dan gelegen hebben? Als we rekening houden met de ligging van de eigendommen van Diepensteyn (tussen de Smisstraat, Watermolenstraat en Lakeman) en de eigendommen van het leengoed Quaetbeke (tussen de Smisstraat en de Meir), dan kunnen de goederen van de heerlijkheid van Ophem alleen maar gelegen hebben: a) ten zuiden van de Heerbaan en de Lakeman, b) en/of ten westen van de Smisstraat (zowel ten noorden als ten Zuiden van de Heerbaan) In dat gebied lagen 4 hoven waaraan mogelijk een heerlijkheid verbonden was. 1. Het Hof ter Trappen, tegen de grens met Londerzeel op Over de Beek, zou inderdaad het statuut van heerlijkheid gehad hebben, maar de eigenaars ervan hadden niets met Cottereau, van Ophem of Oyenbrugge te maken 225.Weliswaar is omstreeks 1467 of kort daarna het Hof ter Trappen en wat er bij hoorde eigendom van een “meester” Hendrik der Moor geworden. In 1565 was het eigendom van Joanna Doublet, een dochter van Philippe Doublet die procureur van de Hoge Raad van Brabant te Mechelen was. 2. Het Hof den Bergh in de Lakeman, dat een cijnsheerlijkheid van de heer van Grimbergen was, was dat in 1565 niet meer. In 1534 werd het door de laatste rechtmatige eigenaar (Daneel Vilain) verkocht of gedwongen verlaten en zijn daar rare maar helaas nog niet helemaal opgehelderde dingen gebeurd. In 1699 was een deel van dat gebied nog eigendom van de heer Rose, een lid van de Grote Raad van Brabant te Mechelen 226. Hoe dan ook, tot 1565 zijn we ook op die plek de namen Cottereau, van Ophem of Oyenbrugge niet tegen gekomen. 3. Het Hof van Marselaer, gelegen tussen de Oude en de Nieuwe Beek tegen de grens met Merchtem in de Bontestraat, was in 1477 afgebrand en nooit meer heropgebouwd. Het is daarna volledig uit onze geschreven geschiedenis en langzaam aan ook uit het collectieve geheugen verdwenen. Daarnaast had men in Steenhuffel geen heerlijkheden die men – zelfs met veel goede wil met Diepensteyn zou kunnen vergelijken. Op de Meir, het Walrot en op de Steenhuffelse Kouter waren weliswaar een aantal ‘heerlijke laathoven’ tot stand gekomen en één daar-
225
Zie ‘Geschiedenis van het Hof ter Trappen’. Hoe de familie Rose of Roose in het bezit van deze gronden gekomen is, heb ik in ‘Het Steen op de Heuvel alias het Hof den Bergh’ op blz. 54 en volgende uitvoerig uitgelegd. 226
140
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
van is zelfs van 1535 tot 1607 van de familie van Ophem geweest 227. Maar de opbrengst van dat laatste was bijzonder klein. Volgens het hoofdleenboek, bewaard in het rijksarchief, register 29, blz. 15 bedroeg die in 1530 slechts 25 Rijnsguldens, 3 kapuinen, 11 kippen, 150 eieren, 1 schepel en 20 veertelkens haver. Er was ook geen enkel grondbezit aan verbonden. Aangezien we de eigenaars van al de leen- en laathoven tussen 1477 en 1565 vrij goed denken te kennen – die van het oude Marselaer uitgezonderd – zou het logisch zijn om de heerlijkheid van Ophem uit 1565 op de gronden van het Marselaer uit 1477 te gaan zoeken. Bovendien waren de van Marselaers, naar eigen zeggen, uit de familie van Ophem voortgekomen, ze gebruikten hetzelfde wapenschild en hadden de uitroep “Op-Hem” als wapenspreuk gekozen.
Wie was Lenaert Coutreau? In 1565 wijst Daniël van Oesbroeck noch Maria van der Noot noch haar man Philippe van Ophem aan als de eigenaars van de heerlijkheid van Oppem. Hij heeft het over een van Oyenbrugghe die een meester “raedordinaris” Lenaert Coutreau is opgevolgd. Hieronder herhaal ik de oorspronkelijke tekst uit de rijmkroniek en de “vertaling” 228 ervan zoals mij die door mevrouw Annelies van Gijsen, neerlandica-mediëviste te Antwerpen, op 16 maart 2008 werd doorgemaild. Oorspronkelijke tekst
Vertaling
De heerlijcheyt van Ophem ter selver steden daeraf es proprietaris soo ick wel weet een edel heere verstaet wel de reden Oijenbrugghe genaempt ten es niemant leet sijn huysvrouwe ende dochter elck weer dbescheet
Van de heerlijkheid Ophem in dezelfde plaats is de eigenaar (wat ik heel goed weet) een edele heer (begrijp goed wat ik zeg/let goed op, lezer), die Oijenbrugge heet (tot niemands verdriet). Zijn echtgenote is (ende is vermoedelijk een verkeerde lezing van es) de dochter (dat is eenieder bekend) van meester Lenaert Coutreau, raadordinaris, die [voorheen] de eigenaar van deze heerlijkheid was.
Meesters Lenaert Coutreau raedordinaris die van deser heerlycheyt was proprietaris
De familienaam Coutreau is in de al beschreven geschiedenis van Steenhuffel weliswaar niet terug te vinden, maar een Jean de Cottereau is een paar maanden lang de heer van de heerlijkheid van Diepensteyn geweest. “Bij ontstentenis van een wettige mannelijke telg,” schreef Joris Vertonghen op blz. 65 van zijn Geschiedenis van Steenhuffel, “kwam Margareta van Bouchout 229 in 1465 in het bezit van Diepensteyn. Ze huwde de edelman Evrard de la Marck… die overleed te Luik op 19 juli 1496. Margareta zelf bleef gedurende 15 jaar dame van Diepensteyn. Ze stierf nog voor haar man in 1480…Uit patentbrieven van Keizer Maximiliaan van Oostenrijk en zijn zoon Filips de Schone (15 maart 1482) blijkt dat Evrard de la Marck, na de dood van zijn vrouw Margareta van Bouchout, al zijn rechten op het “kasteel van Diepensteyn”, zich uitstrekkend onder Steenhuffel, Londerzeel en Merchtem, had afgestaan (verkocht) aan Jean de Cottereau… In de Nederlanden was het een gewoonterecht dat een familielid zich kon verzetten tegen de verkoop van leengoed aan vreemden, op voorwaarde de koopsom terug te betalen. Een ande227
Zie ‘Heerlijke Leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel’. Eerst was er Philippus van Ophem tot 1540, daarna tot 1585 zijn weduwe Maria vander Noot en vervolgens hun dochter Philipotte van Ophem. 228 Deze ‘vertaling’ bestaat hoofdzakelijk in het toevoegen van een paar komma’s en punten op de goede plaats en het tussen haakjes plaatsen van de stopwoorden die alleen moesten dienen om het rijm te doen kloppen. 229 De dochter van Daniel van Boechout, heer van Diepensteyn tot 1465. Veel meer gegevens zijn te vinden in mijn boek over de ‘Geschiedenis van Diepensteyn’.
141
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
re Daniel van Bouchout (een achterneef van Margareta van Bouchout) heeft van dit voorrecht gebruik gemaakt en nam Diepensteyn op 3 maart 1481 alweer in bezit…” Jean de Cottereau heeft de dynastie der Bouchouts op Diepensteyn dus al bij al slechts enkele maanden onderbroken. Er werd dan ook nauwelijks aandacht besteed aan deze man. Wetende dat het opschrijven van familienamen in de 15de eeuw nog geen exacte wetenschap was, ging ik op zoek naar een eventueel verband tussen Lenaert Coutreau (die voor 1565 de heer van de heerlijkheid van Ophem was) en Jan de Cottereau (die in 1480 heel even heer van de heerlijkheid van Diepensteyn werd) De familie de Cotereau is zeer goed bekend in Asse waar ze 3 eeuwen lang de heerlijkheid van Asse in bezit heeft gehad. Uit de website van de heemkring Ascania van Asse weten we dat ze in de loop der eeuwen ook veel bezittingen heeft gehad in onder andere Westmalle, Zoersel, Schellebelle, Wanzele, Wideux, Barvaux-en Condroz…. In jaargang 1979 van het tijdschrift Ascania, blz. 93-107, publiceerde Jaak Ockeley een genealogie van de Cotereau, waaruit ik de volgende samenvatting heb gehaald. Jehan de Cottreau, ridder x Agnes de Dammartin. Jehan Cotereau (ca 1400-1465) x Marie Bayart erfvrouwe van Puiseux en Tournelles. Heer van Puiseulx en Tournelles uit hoofde van zijn vrouw, barbier-geneesheer van Filips de Goede, raads- en kamerheer van hertog Filips de Goede van Boergondië. Robert Coterau (ca 1425-1490) x Marie de Licques xx Margriete Herdinckx Op 16 juli 1464 redde Robert het leven van Karel de Stoute in de slag van Montléry. Als beloning werd hij benoemd tot kamerheer, raadslid, en later tot hoofd van de Raad van Brabant. Op 9 juli 1466 verwierf hij de heerlijkheid Relegem. Met zijn tweede vrouw had hij 7 kinderen. Margriete Herdinckx was een zuster van abt Goswin Herdincx van Affligem; ze stierf te Relegem in 1494.
Philipotte de Cotereau x Jean de Boulenger ridder, heer van Augny
Jan de Cotereau (°Puiseux, Fr. 1460 + 1506) x 1484 Margriet van Widoie-Elderen. Margriet van Widoie-Elderen was de dochter van Willem van Widooie en Joanna van Gete, erfvrouwe van Asse. Als zodanig was ze eveneens erfvrouwe van Asse, Widooi (Wideux), St.Lambrechts-Herk, Gete, Steenpoel, enz. Jan de Cotereau was erfstandaarddrager van het hertogdom Brabant. Keizer Maximiliaan stelde hem aan tot grootbaljuw van Dendermonde; op 21 januari 1505 werd hij amman van Brussel. Op 27 juli 1501 verhief hij in naam van zijn vrouw de heerlijkheid tot Asse, maar op 24 januari 1506 verkocht hij deze voor 24.000 gulden aan de abdij van Affligem.
Leonard de Cotereau (° ca 1462 + ca 1530) x Marie Aurroen (van Amerongen) Leonard Cottereau was lid van de Raad van Brabant, gezant van de hertog te Gelderland
Marie de Cotereau x Jan de Grootte ridder, kanselier van Brabant.
Andere kinderen: - Adolf, kloosterling Scheut. - Karel, heer van Herdersem, Jeanne, x Hendrik van Schoonhoven, heer van Wauray - Marie, x Jan Utenlimminghen, baron van Wange. - Philippe, x Anne of Catherina van Houthem; heer van Herdersem na zijn broer Karel, zegelbewaarder van Brabant.
Jean (Jan) en Leonard (Lenaert) de Cotereau waren dus broers en de zonen van ridder Robert de Cotereau. In 1480, toen Jan de heerlijkheid van Diepensteyn wilde kopen was hij amper 20 jaar, dus nog minderjarig en nog niet getrouwd. De koop moet bijgevolg in zijn naam door zijn vader zijn gebeurd. Ook voor zijn andere minderjarige zoon Lenaert wist vader Robert in Steenhuffel
142
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
eigendom te verwerven. Dat waren de goederen die in 1565 door dichter Daniël van Oesbroeck de heerlijkheid van Ophem in Steenhuffel werden genoemd. Het begint er een beetje op te lijken dat de Marselaers van Steenhuffel tijdens de opstand van de Vlaamse steden tegen hertogin Maria van Bourgondië in 1477 misschien toch niet de goede kant hadden gekozen, dat hun eigendommen in Steenhuffel verbeurd werden verklaard en dat ze door de Raad van Brabant, althans tijdelijk, bij het Koninklijk Domein werden gevoegd. Twee bedenkingen hierbij. - Is dat misschien de reden waarom er over de overlijdensdata van Jan van Marselaer, Joanna Sjongen en hun zoon Adriaen (1477) zoveel onduidelijkheid en tegenspraak bestaat? Hadden hun nakomelingen iets te verbergen? - Is dat misschien de reden waarom Elisabeth van Marselaer, de laatste eigenaar van het verband Hof te Steenhuffel, in Gent, dus in Vlaanderen, terecht gekomen is? Het zijn vragen waar ik helaas het antwoord niet van ken. Hoe dan ook, als dit vermoeden – waarvoor momenteel dus geen bewijs bestaat - juist is, dan is het niet verwonderlijk dat het vacante goed van Marselaer aan Robert (de) Cotereau (het hoofd van de Raad van Brabant en een persoonlijke vriend van de pas gesneuvelde hertog) werd geschonken of voor een zacht prijsje overgelaten 230.
Het ontstaan van de heerlijkheid van Steenhuffel. Ik heb de stellige indruk dat Robert de Cotereau, die in 1464 aanzien en rijkdom had verworven door het leven van Karel de Stoute te redden, zijn plotseling verworven macht wilde gebruiken om zijn nakomelingen een volwaardige en overerfbare heerlijkheid na te laten, een heerlijkheid die niet alleen inkomsten kon genereren maar waarin de heer het ook daadwerkelijk voor het zeggen had. Een heerlijkheid met een eigen schepenbank dus, waarvan de leden door de heer werden gekozen. Dat hij in eerste instantie zijn oog op Steenhuffel liet vallen hoeft ons niet echt te verbazen. 1) Steenhuffel was, na Merchtem, de belangrijkste gemeente van de meierij met dezelfde naam. 2) Al zeer vroeg had Steenhuffel een eigen schepenbank. Ze werd al vernoemd in 1228 en in 1248 was er een hoog, midden en laag gerecht aan toegevoegd. In 1480 was ze nog altijd de hoofdbank voor heel Smal Brabant (Steenhuffel, Malderen, Lippelo, Liezele, Oppuurs en zelfs een stukje Buggenhout dat nog niet bij Vlaanderen hoorde). De schepenen werden nog altijd door de hertog van Brabant benoemd, maar op vele andere plaatsen had die deze bevoegdheid – voor bewezen diensten – al aan de plaatselijke heer overgedragen. 3) In Steenhuffel - dat zelf geen heerlijkheid was maar waar het grootste deel van de bodem tussen 2 lokale heerlijkheden was verdeeld - boden zich tussen 1477 en 1480 voor iemand met geld en ambitie gelijktijdig 2 zeldzame kansen aan. - Diepensteyn zat zonder wettige erfopvolger. Robert de Cotereau kende Diepensteyn en zijn eigenaars, de Boechouts, maar al te goed. Op 9 juli 1466 had hij van dezelfde familie de heerlijkheid van Relegem in bezit gekregen en hij was er bij toen Daneel van Boechout, de heer van Diepensteyn, op 16 juli 1464 op het slagveld van Montléry zijn leven liet. In 1480, toen ook diens dochter en enige wettige erfgename Margareta
230
Nu is het wel zo dat we in de volgende periode overal advocaten, leden en procureurs van de Grote Raad van Mechelen, van de Geheime Raad of van de Raad van Brabant zullen tegenkomen, maar dat was toch vooral tijdens en onmiddellijk na de opstand der Geuzen (1566-1593).
143
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
-
Louis De Bondt
kinderloos overleed, bleek haar weduwnaar maar al te bereid om de heerlijkheid van Diepensteyn te verkopen 231. De heerlijkheid van Marselaer was vanaf 1477 vacant. Mogelijk waren de eigendommen ervan door de hertog en de raad van Brabant in beslag genomen.
Door van zijn twee toen bijna meerderjarige zonen de heren van de twee belangrijkste heerlijkheden in Steenhuffel te maken zou de weg open liggen om van de familie de Cotereau op korte termijn de echte heren van Steenhuffel en dus ook van de schepenbank te maken. Omdat de aankoop van Diepensteyn door strubbelingen met een andere tak van de familie Bouchout, niet doorging, mislukte dit ambitieuze plan van Robert de Cotereau. Zijn zoon Leonard werd wel de heer van de voormalige goederen van Marselaer en zou dat tot het einde van zijn leven blijven. Opmerking. Later werden er nog twee pogingen ondernomen om van Steenhuffel een heerlijkheid te maken. In 1559 kreeg de nieuwe eigenaar van Diepensteyn, Alvaro de Almaras, het recht om de schepenen van de schepenbank van Steenhuffel te benoemen, maar tegelijkertijd werd de bevoegdheid van deze bank sterk ingekrompen omdat er voor Malderen, Lippelo en Liezele een aparte schepenbank werd opgericht. Ofschoon Alvaro de Almaras op een gegeven moment zeker de ambitie had om ooit heer van de heerlijkheid van Steenhuffel te worden is het echter nooit zover gekomen. Het zijn ongetwijfeld geldkwesties en daarna de beroerde tijden die vanaf 1566 zouden volgen, die zijn verzuchtingen gedwarsboomd hebben. In ieder geval wijzen de gebeurtenissen van 1559 er op dat de heerlijkheid van Oppem – wat Daniël van Oesbroeck niet zegt – intussen al veel aan belang had ingeboet. Pas In 1630 lukte het een opvolger van Alvaro, namelijk Frederik Micault, om naast heer van Diepensteyn ook heer van Steenhuffel te worden. Die gunst bekwam hij niet zozeer omdat hij zijn vorst zo’n grote dienst had bewezen maar vooral omdat koning Philips IV geld nodig had en hij er direct 6500 florijnen, als eerste aanbetaling, voor wilde geven. Wat in Steenhuffel niet lukte … Wat Jan de Cotereau in Steenhuffel met geld in 1480 niet lukte, lukte hem op een andere manier elders wel. Na 1481 wist hij immers het hart van de dochter van de zoonloze heer van Asse te winnen en in 1501 volgde hij zijn schoonouders in de heerlijkheid Asse op. In 1506 verkocht hij zijn rechten weliswaar aan de abdij van Affligem, maar één generatie later zou zijn zoon Jan ze terug verwerven en zouden diens nakomelingen nog bijna 3 eeuwen lang heer van Asse blijven.
Van Coutreau naar Oyenbrugge. Daarmee is het gedicht van Daniël van Oesbroeck uit 1565 uiteraard nog niet helemaal verklaard. De vraag hoe het oude goed van Marselaer bij Lenaert Coutreau terecht gekomen is, heeft weliswaar een plausibel antwoord gekregen maar hoe het vervolgens eigendom van een van Oyenbrugghe geworden is, weten we nog altijd niet. Daarom ben ik in de oudste archieven die nog over Steenhuffel bestaan op zoek gegaan naar verwijzingen, hoe subtiel ook, die ons iets over de verdere geschiedenis van de heerlijkheid van Oppem konden leren… En ik heb er aanvankelijk geen gevonden… Tot het mij uiteindelijk lukte om een vroeg 17de eeuws handschrift uit het register 2 van het parochiearchief van Steenhuffel te ontcijferen. Het is een kopij van een document dat door de 231
De mislukte aankoop van Diepensteyn door Jan de Cotereau heeft deze relaties blijkbaar niet al te sterk geschaad. Anna van Boechout, dan de nieuwe erfvrouwe van Diepensteyn, zou omstreeks 1500 zelfs nog trouwen met Robbrecht Herdinck (een natuurlijke zoon van Goswin Herdinckx, de abt van Affligem, en dus een neef van Margriete Herdinckx, de vrouw van Robert de Cotereau). Een andere natuurlijke zoon van deze abt, Adolf Herdinckx werd in 1500 leenman op Hobosch te Merchtem (eigendom van Affligem) en kocht in 1514 het Hof ten Broecke met de Herbodinnemolen de windmolen, alles in Malderen (leenroerig aan het Leenhof van Brabant).
144
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
schepenbank van Steenhuffel op 3 september 1532 ten behoeve van de capelrije van Diepensteyn werd opgesteld. De inhoud ervan heeft in deze context geen belang, maar het volgende uittreksel wel. “… zekere parcheelen van lande in zijne stucken gelegen binnen de prochie van Steenhuffel voorschreven aen thoff ten Trappen waer aff d’een stuck groot is sesse dachwanden, gelegen tusschen de goeden van Jouffrouwe Anne Coutreau in d’een zijde commende metter twee anderen zijden aen de goeden Philips vander Stappen…” Bijgevolg ben ik in de al genoemde jaargang 1979 van het tijdschrift Ascania gaan kijken of daar misschien een Anne Coutreau of Anne de Cotereau te vinden was. En ziehier, met wat aanvullingen van mijzelf, het resultaat. Leonard de Cotereau (° ca 1462 + ca 1530) x Marie Aurroen (van Amerongen) Leonard Cottereau was raadsheer van Brabant, gezant van de hertog te Gelderland Philips de Cotereau (° ca 1490 + 1549) x Anna van der Moeien (erfvrouwe van Westmalle, Zoersel, Pulderbos, Halle en Pulle), xx Marie van Lyere xxx Anna de Pandt.
Anne Cottreau (° ca 1492) Trouwde nà 1511 met Joos van Oyenbrugge Joos van Oyenbrugge werd (via zijn vrouw) heer van Kobbegem bij verhef van 20 november 1561. Hij werd op 20-12-1571 begraven in de O.-L.-V.-over-de-Dijle-kerk te Mechelen,
Dirk (Thibaut) de Cotereau ° ca 1495x Adriana van Themseke. Jurist, lid Raad van Brabant, Heer van Clabecq – Van 1537 tot 1556 eigenaar van ten Broecke, vermoedelijke bouwer van het Groenhof.
Eraert van Oyenbrugge
Omstreeks 1530 heeft Anne Cottreau de heerlijkheid van Oppem dus van haar vader Lenaert geërfd. Haar oudere broer Philips had deze inkomsten wellicht niet nodig want die had zich door een goed huwelijk van een mooie toekomst in Westmalle en omstreken verzekerd. Haar jonge broer Dirk (die eigenlijk Thibaut heette) was jurist en lid van de Raad van Brabant. Bovendien was hij heer van Clabecq en eigenaar van de zeer rendabele steengroeven die daar gelegen waren. In 1537 kocht hij ten Broecke te Malderen en vermoedelijk is hij de eerste bouwer van het Groenhof geweest 232 Zo is verklaard waarom Van Oyenbrugge in 1565 door Daniël van Oesbroeck de eigenaar van de heerlijkheid van Ophem werd genoemd. Joos van Oyenbrugge was immers omstreeks 1515 met Anna Cottreau getrouwd en is pas in 1571 overleden. In 1565 braken echter zeer beroerde tijden aan. Tot 1593 kende onze streek alleen maar miserie en ellende. Door oorlog, plundering en ziekte werd de bevolking van Steenhuffel gedecimeerd. Het grootste deel van het archief en daarmee ook de toegang tot de kennis over ons verleden, ging onherroepelijk verloren.
De identificatie van de heerlijkheid van Oppem te Steenhuffel, deel 2. Bij mijn onderzoek naar de geschiedenis van Diepensteyn stootte ik op een register uit 1549 waarin een aantal interessante details over de leengoederen van het leenhof van Ophem te Steenhuffel gegeven worden. Gelukkig vermeldt het ook de vroegere leenmannen, maar helaas alleen van die lenen die op dat moment nog tot de leengoederen van Ophem behoorden. Tussen 1485 en 1549 waren echter al een aantal onderlenen verkocht. Ziehier, een samenvatting van het: Leenboeck der heerlijckheyt van Ophem, wijlen toebehoorende Lenaerdt Coutereau, in sijnder tijt raedt ordinaris ende nu tertijt heere Joos 232
Alle details hierover zijn te vinden in mijn boek ‘Ten Broecke en Groenhoven te Malderen”.
145
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
van Oyenbrugge, ridder getrouwt hebbende vrouwe Anna Coutereau, dochter des voorschreven heere Lenaerdt Couttereau, geleghen binnen de prochie van Steenuffele, vernieuwt int jaer 1549. De leenheren van de Heerlijkheid van Ophem. -
De eerste eigenaars of leenheren van deze heerlijkheid van Ophem ken ik niet. Heetten ze misschien ‘van Marselaer’? - In 1517 (en ook al vroeger) tot zeker 1526 was dat dus Lenaert de Cotereau (getrouwd met Marie Auroen alias van Amerongen). Zijn familiegeschiedenis is hierboven te lezen. We stelden vast dat hij de heerlijkheid van Ophem niet door erfopvolging heeft verkregen maar wel door de verdiensten van zijn vader, Robert de Cotereau die op 16 juli 1464 in de slag van Montléry het leven van Karel de Stoute had gered, vervolgens diens kamerheer werd en het zelfs tot hoofd van de Raad van Brabant schopte. Daar zat hij op de eerste rij om iemand van zijn zonen aan te duiden als er ergens een vrijgekomen plaats moest worden ingevuld. Ik veronderstelde en geloof dat Lenaert de Cotereau, via zijn heerlijkheid van Ophem, op die manier ook grote delen van het nà 1477 verlaten Marselaer te Steenhuffel in bezit gekregen heeft. - Na de dood van Lenaert de Cotereau (ca 1530) werd het leenheerschap door zijn schoonzoon Joos van Oyenbrugge (getrouwd met Anna de Cotereau) overgenomen. - Daarna, vanaf 1572, volgde zijn zoon Eraert van Oyenbrugge, heer van Kobbegem en Oppem. - Diens erfgenamen verkochten in 1601 de heerlijkheid aan Guilliam de Smeth, oud burgemeester en rentmeester van de stad Brussel. In de hoop dat het voor iemand van nut kan zijn noem ik nog de stadhouders/rentmeesters van de heerlijkheid van Ophem zoals ik die in diverse documenten gevonden heb. Dat waren: Philips vander Stappen (1521-1537), Christoffel Pinnock (1543-1545), Daneel van Oesbroeck (1547-1549), Willem de Kempeneere (1560), Joes van Ruycevelt (1582), Robbrecht Hermans (1596-1610), Hendrik Puttemans (1610), Peeter Puttemans (1613). De leenmannen (m/v) van de Heerlijkheid van Ophem in Steenhuffel. Omschrijving van het leen 1. Een vol leen, met heerlijkheid van achterlenen
Leenman of -vrouw Tot 1537: Joris van Glymes, heer van Grimbergen. 1537: Peeter van Glymes 1582: Ferry de Bergues, zv Ferry 1606: Jacques de Berghes, zv Ferry 1613: Philips Francois de Bergues 2. De cijns van Spinoet, een heerlijkheid van cijnzen in geld, kapui- 1517: Alvaro van Almaras nen, hoenderen, rogge, evene en eieren, met bedrijf van meier en 1526: Alvaro II van Almaras erflaten. Vol leen. xxxx: Jan vander Laen en Anna Cymon 1596: Franchois de Vallangin 1598: Peeter Micault Deze cijnzen zijn inkomsten van het laathof van Diepensteyn gebleven. Ik heb er geen afzonderlijk cijnsboek van gevonden. 3. Een vol leen van heerlijke cijnzen in geld, kapuinen, ganzen, Tot 1522: Peeter Was, ridder hoenderen, rogge, evene, eieren, heerlijke 5de, 10de en 20ste schoven, 1522: Joos der Weduwen, zoon van Aerdt met bedrijf van meier en erflaten, gelegen in Steenhuffel en 1549: Joos der Weduwen, zoon van Joos Merchtem. 1570: Anna der Weduwen x Laureys Verpoorten 1610: Zegher Verpoorten, zoon van Laureys 1619: Philips Verpoorten, zoon van Laureys De opbrengst van deze cijnzen werden gevoegd bij die van het laathof van Peerdshove en Heetvelde dat nog lang als een afzonderlijk laathof is blijven bestaan (zie ‘Heerlijke Leen-, Laat- en Cijnshoven in Steenhuffel) 4.Diverse erfelijke grondcijnzen in evene, kapuinen, hoenderen, Tot 1536: Claes Moyensoen alias Anderlecht penningen Lovens en andere munten, op gronden in Steenhuffel. 1536: Marie Moyensoen 5. 3 Dagwanden grond in het Vossenhol (tegen Rossem) Tot 1545: Hendrick Putteman, getrouwd met Berbel van Roye
146
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Omschrijving van het leen
Leenman of -vrouw 1545; Hendrick Putteman, zv Hendrick en van Roye (2,5 jaar) 1614: Hendrick Putteman, zv. Hendrick en Elisabeth Hendrickx 6. Een vol leen (geen details) Tot 1523: Lijsbeth en Cornelis sPrincen 1523: Hendrick Moernaey en Sebastiaan Roeckeloos 7. Een vol leen (geen details) Tot 1523: Jan van Overbeke, getrouwd met Joanna sPrincen 1523: Marie van Overbeke, dv Jan, getrouwd met Nn Verlijsbetten 8. 2 dagwanden grond op de Hoge Schrieck in Rossem De Huisarmen van Rossem 9. 1,5 dagwanden op de Smisquaetbeek tegen het Hazenblok. Tot 1532: Alvaro Goossens 1532: Jan Goossens, zoon van Alvaro 10. De Blesers Blocken, 19 dagwanden weide tussen de Molenbeek Tot 1535: Jan vanden Bossche, zoon van Jan en de Leckerstraat 1535: Adriaen van Streithem, zoon van Osten, getrouwd met Anna vander Hoffstadt 1550: Anthonis van Ghindertalen, zoon van Anthonis (elders van Hieronimus). 1599: Anthonis van Ghindertalen, zv Anthonis, klz van Anthonis 1612: Magdalena van Ghindertalen, dochter van Anthonis 1612: Peeter Micault
1. De samenstelling van deze heerlijkheid met achterlenen wordt helaas niet gegeven. Naast leenman van de Heerlijkheid van Ophem waren de heren van Glymes (jonge tak van de heren van het Land van Grimbergen) en hun voorgangers zelf leenheer van de heerlijkheid van het Hof den Bergh in de Steenhuffelse Lakemansplas. Tenzij we de geschiedenis van dat Hof den Bergh moeten herschrijven, en ‘leenheer’ hier voor ‘hoofdleenman’ staat, spreken we over twee verschillende entiteiten. Kort na 1500 was ook het leengoed van Jacob van Borssele en Jacomijne Rijms, op de Steenhuffelse en Peizegemse Kouter, door het Land van Dendermonde aan de heren van Glymes-Grimbergen overgedragen. 2. De Cijns van Spinoet - Eerst iets over die nogal vreemde naam ‘Spinoet’ die ik in geen ander plaatselijk document gelezen heb. Al surfend op het wereldwijde web komt men vlug bij een ‘Hof van Spinoet’ terecht. Dat is echter alleen maar een woning in de van de Poele Straat te Raamdonksveer (Noord-Brabant). Die straat heeft haar naam te danken aan ridder Daniël van de Poele 233, die in 1400 de leenrechten, met laag en middelgerecht, bezat in de ambachtsheerlijkheid van Raamsdonk en die in 1410 sneuvelde in de slag tegen de Luikenaars bij Othee. Hij was getrouwd met Joanna Spinoet. Ik denk niet dat we het hier moeten zoeken. Een ander mogelijk aanknopingspunt is dat Spinoet ook een alias of verbastering kan zijn van de namen Spinoit, Despinoit en Espinois. Espinois (nu een deel van Binche) is een dorp in de provincie Henegouwen. Ik heb hard gezocht maar geen enkele link met ons verhaal gevonden. Op 24 september 1517 (datum van het verhef door rentmeester Daneel Vilain) heeft Lenaert de Cotereau deze het leenmanschap van ‘de cijns van Spinoet’ aan Alvaro van Almaras en Anna van Bouchout, heer en dame van Diepensteyn, verkocht. Ik denk niet dat de heren van Diepensteyn daar al eerder onderleenman van waren 234. Behalve dat de volgende heren van Diepensteyn deze heerlijkheid bezaten heb ik er tot 1598 niets meer van gehoord. 3 tot en met 9. Geen informatie. Over de diverse leenmannen en over de (andere) laathoven die ze bezaten is wel het een en het ander in de ‘Heerlijke Leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel’ te vinden. ’10. De Blesers Blocken – Nu wordt het interessant. Want van 1550 tot 1612 zijn twee Anthonissen van Ghindertalen leenman geweest van deze 19 dagwanden weide, die in het noorden aan het oude goed van Marselaer grensden. Die naam zijn we als al eerder op blz. 139 als Anthonius van Geendertale tegen gekomen. We recapituleren en voegen daar wat aan toe.
233
Zijn naam vindt men o.a. in het archief van de Nassause Domeinraad, register 815, art. 561 en 562. Alhoewel... In het cijnsboek van Diepensteyn, begonnen in 1466, lijken op folio 15 en 16 ook enkele inkomsten uit de chijns van Spinoet te staan (het woord Spinoet is wel zeer slecht leesbaar). 234
147
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Van Ghindertalen en andere eigenaars in het zuiden van de Bontestraat. In 1593 – toen er een eerste inventaris kon gemaakt worden van wat er na de Beeldenstormen en geuzenopstanden nog overgebleven was - werd over de voormalige goederen van de heerlijkheid van Marselaer het volgende opgeschreven: “Joos Verstappen zegt: ‘Bij Marselaer ligt achter de kerk van Steenhuffel (wat nog overblijft van) het Hof van Marsselaer met grote metserije waar men placht om de peperkoek te lopen en te springen. Is nu verdeeld. Een deel hoort toe aan Anthonius van Geendertale, het andere deel de wezen van Joos Breem, die procureur-generaal van Brabant was; hij woont in Brussel…… De watermolen te Steenhuffel liggende op de beek tussen de kerk en het hof van Marselaer aldaar heet ‘de Marselaersmolen’ en hoort toe aan…, die mijnheer Vander Lanen gekocht heeft.” Bron: Notities van Adriaen van Marselaer, datum 25 april 1593. Uit ander lokaal archief, in het bijzonder de documenten van de capelrije van de Sielmisse weten we dat er kort voor 1600 in hetzelfde gebied nog twee andere grootgrondbezitters waren. Dat waren Jan Wiels en de erfgenamen van jonker Jan Pipenpoy. De grond van het oude Marselaer was in 1600 met andere woorden al erg versnipperd. Mijnheer Vander Lanen is Jan Vander Laen, de tweede echtgenoot van Anna Symoen, afstammelinge van de Almaras, die van 1573 tot 1595 de eigenares van Diepensteyn was. Jan Wiel(s) was de zoon van Jan senior. Hij was getrouwd met Kathelijne Heyvaert. Tussen 1550 en 1581 bezat hij een woonhuis met boomgaard en duifhuis in de Bontestraat (het hebben van een duifhuis was een heerlijk recht en eigenlijk alleen aan kloosters en edelen toegestaan) en grond tegen de Vuylbuyck, het Verreveld, het Heidenbroek, het Steenveld, allemaal ten oosten van de huidige Heerbaan gelegen. Ook aan de westelijke kant van de Heerbaan, op het Cammelant en in de Perrekouter bezat of huurde hij grond. Voor de grond waarop het woonhuis stond was hij cijnsplichtig aan het heerlijke laathof van Peeter Spijskens. De erfgenamen van Jan Pipenpoy zijn hoogstwaarschijnlijk de erfgenamen van de heer van Merchtem, burgemeester van Brussel, Jan Pipenpoy, die in 1557 was overleden en die volgens alle online genealogieën gehuwd was geweest met Anne (of Digne) van Oyenbrugge (een dochter van Joos en Maria van Ursel). Ja maar… bij de schepenbank van Steenhuffel dachten ze in 1589 dat Anna van Oyenbrugge de vrouw was van de dan weliswaar ook al overleden Peeter Pipenpoy, de zoon van de hier boven genoemde Jan 235. Op 25 mei 1589 verkocht zij als jonge weduwe uit pure noodzaak 3 bunders grond op het Verreveld en het Hoeksken in de Bontestraat en op het Cammelant, de Espt en de Perrekouter, aan de kinderen van Cornelius Gras die in deze periode ook eigenaar van het Hof ten Trappen in Steenhuffel en van Oudenhove in Londerzeel werden. Het Spaanse garnizoen van Brussel had in 1584 haar 3 molens in Merchtem afgebrand en daarmee haar voornaamste bron van inkomsten afgenomen zodat zij zelfs haar enig kind, Eraert Pipenpoy, niet fatsoenlijk kon onderhouden. Meer daarover in de ‘geschiedenis van het Hof ten Trappen’. De familiale situatie van Joos Breem heb ik nog niet gevonden. Ik weet dus niet of hij door huwelijk of aankoop in het bezit van een deel van de erfenis van Anne Cottreau is gekomen. Het is ook mogelijk dat hij al eerder een stukje van het verbrande Hof van Marselaer had gekocht. Vermoedelijk zal het toch geen toeval zijn dat ook hij een belangrijk man binnen de Raad van Brabant was. In de periode 1573-1576 werd hij genoemd als substituut procureur-generaal, later werd hij procureur-generaal. Het is inderdaad opvallend hoeveel Steenhuffelse, Londerzeelse en Malderse eigendommen in de periode 1470-
235
Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6937, folio 66.
148
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
1534 en meer nog in de periode 1593-1615 in handen van leden van de grote Raad van Brabant gevallen zijn. De registers van de schepenbank van Steenhuffel kennen een meester Joos Breem die tussen 1560 en 1590 eigendom had aan de Roosten in de Bontestraat. Maar die was geen procureur-generaal maar chirurgijn. 236 Dat is vreemd, want ik geloof niet dat die functies compatibel zijn. Anthonius van Geendertale. Dàt is de mens die ons in eerste instantie interesseert. Hij laat ons immers toe om de (tot nu toe alleen maar veronderstelde) link tussen het verdwenen Marselaer en de Heerlijkheid van Ophem te bewijzen.
Anthonis van Ghindertalen, leenman van de heerlijkheid van Oppem. Anthonius van Geendertale, die in 1593 volgens koster Joos Verstappen de eigenaar van een deel van het vroegere Marselaer was, ben ik enkele keren in de registers van de schepenbank van Steenhuffel tegen gekomen. Daar wordt hij Anthoen en Anthonius van Ghindertalen genoemd 237. Hij was de zoon van Hieronimus van Ghindertalen (van Antonius volgens het leenboek uit 1549) en van een vrouw die ik niet ken. In 1550 had zijn vader 7,75 bunders grond op de Hoge en de Neer Bloken in Steenhuffel gekocht. De verkoper wordt in de schepenbrieven van Steenhuffel niet vermeld, maar ik kom er zo meteen op terug. In het 3de kwart van de 16de eeuw, in volle Geuzentijd en opstand der Nederlanden tegen de Spaanse koning, werd een groot deel van zijn eigendommen (in Merchtem en Steenhuffel) door het Spaans Bestuur in beslag genomen. Tijdens het verzoenende bewind van de aartshertogen Albrecht en Isabella werden de meeste van deze aangeslagen goederen aan de vroegere eigenaars terug gegeven. Het verhaal van de familie van Ghindertalen is een beetje gelijklopend met dat van de erfgenamen van de meest bekende opstandeling Willem van Oranje (die heer van het Land van Grimbergen en dus ook van het grootste deel van Londerzeel was). De familie Coppens alias van Ruycevelt, belangrijk in Rossem en eigenaars van het Hof te Kouhagen in Steenhuffel, overkwam hetzelfde. Met zijn vrouw Petronella Jan Laurens had Anthonius (minstens) 1 zoon en 2 dochters. - Hieronimus junior van Ghindertalen die in 1612 in Humbeek woonde. - Magdalene van Ghindertalen, die trouwde met Adolph van Weerde en al eerder in Goes in Zeeland terecht gekomen was. - Cathelijne van Ghindertalen, was eveneens naar de Noordelijke Nederlanden geëmigreerd en er met Jacques de Manrique getrouwd. In 1612 waren zij en haar man al overleden. Hun zoon Jacques de Manrique junior woonde toen in ’s Gravenhage en droeg de titel van ‘heer van Maasdam’.
De familie van Ghindertalen en het vroegere Marselaer. Anthonius van Ghindertalen overleed in 1610 of begin 1611. Op 28 maart 1611 werd in aanwezigheid van de schepenen van Brussel zijn erfenis tussen zijn kinderen verdeeld. Ik beschik niet over alle details, maar zijn 2 dochters waren niet geïnteresseerd om naar de Zuidelijke Nederlanden terug te keren en probeerden zo snel mogelijk een koper voor hun geërfde bezittingen te vinden. Cathelijne van Ghindertalen was in 1612 al overleden, maar:
236
Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6936, folio 237-238 en register 6937, folio’s178,427,436 237 Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6937, folio’s 385,420,,427,432,434,436.
149
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
-
Op 3 april 1612 verkocht Jacques de Manrique junior, heer van Maasdam, erfgenaam van zijn overleden moeder Cathelijne van Ghindertalen 1 bunder en 25,5 roeden van de 5 bunders en 51,5 roeden metende ‘Groote Mestweyde’, gelegen tussen de Molenbeek en de Roosten en rakende aan de eigendom van meester Joos Breem. De andere 4 bunders en 25 roeden waren leengoed van de Commanderij van Pitsenborch. Magdalena van Ghindertalen erfde het heerlijke leengoed van de Blesers Blocken. In 1612 vroeg ook zij aan haar hier achtergebleven broer Jeronimus om haar belangen in Steenhuffel van de hand te doen. 1. Op 30 augustus 1612 (bevestigd op 23 oktober) verkochten Hieronimus junior uit Humbeek en zijn zus Magdalene van Ghindertalen uit Goes: - alsulcke 6 bunderen, 3 dachwanden ende 58 roeden mestweyde, geleghen tot Steenhuffele, geheeten de Hoogh ende Neer Blocke, wesende leengoet vanden heer van Oyenbrugge, - 1 bunder 3 dagwanden ende 58 roeden weyde, genaempt de Groote Mestweyde, groot int geheele ontrent 5 bunderen ende 51,5 roeden, daer aff 4 bunders ende 25 roeden es leengoet onder de heeren van Pitsenborch, tusschen de Molenbeke loopende van Merchten naer Steenhuffele in deen zijde ende de goeden genaempt de Roosten in dandere, comende metter derde zijde de goeden der erffgenamen wijlen meester Joos Breem.” 2. De 19 dagwanden van de Blesers Blocken, ook leengoed van de heerlijkheid van Ophem die 2 dagen eerder haar akkoord had gegeven, werden op 30 oktober overgedragen. 3. Voor 28 dagwanden van de Hoogh- en de Neer Blocke (delen van of rakende aan de Blesers Blocken) en 8 dagwanden van de Grote Mestweyde (waarvan we zeker weten dat daar het Hof van Marselaer had gestaan) was dat al 1 week eerder, op 23 oktober 1612, gebeurd 238. Al deze verkopen gebeurden... “tot behoeff van joncker Peeter Michoult (lees Micault), drossaert ende capiteyn vande stadt ende lande van Lignen, heer van Indevelde ende van Diepensteyn, ende jouffrouwe Aldegonde van Achelen zijne wettighe huysvrouwe.” 239
Peeter Micault was op 12 november 1597 door de Staatse troepen onder leiding van prins Maurits van Oranje uit Lingen (nu in Duitsland maar toen een deel van de Noordelijke Nederlanden) verdreven en was zijn toevlucht op Diepensteyn in Steenhuffel komen zoeken.
Hiernaast: uit de kaart van landmeter Jan van Acoleyen van 1699. Groen (gearceerd) = eigendom van de commanderij van Pitzemburg (van het gedeelte boven de Molenbeek was maar een deel eigendom van Pitzemburg, de rest was vooral van Affligem) Violet (ook gearceerd) = de Roosten (roest).
238 239
Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6938, blz. 3 e.v. Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6937, folio’s 426-427 en 434-436.
150
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Zeer belangrijk – De hierboven genoemde ‘Grote Mestweide’ is de locatie van het verdwenen Hof van Marselaer is. Ze werd in 1699 nog altijd de Grote Weide genoemd (zie kaart). Het is bij de transacties van 1612 (en met name op folio 427v van register 6937 van de schepenbank van Steenhuffel) dat ik de enige directe verwijzing naar het allodiale aspect van een deel van Marselaer heb gezien. Ik heb het al enkele keren discreet aangeraakt maar nu weten we dat het kerngebied van Marselaer uit 4 bunders en 25 roeden leengoed van Pitzemburg en uit 1 bunder en 25 roeden allodiaal goed bestond. Dat allodiale deel, dat aan niemand leenroerig was, was ongetwijfeld het deeltje van het eveneens allodiale Mulneremholt dat in l112 uit de schenking van Wennemaar uit Gent aan de abdij van Bornem weggelaten was. In 1120 werden de goederen van het kapittel van Bornem door de abdij van Affligem opgeslorpt. Dat is althans wat algemeen aangenomen wordt. Affligem is inderdaad de eigenaar van het grootste deel van de gronden (inclusief het Robbroek) ten oosten van de Molenbeek geworden. Maar ook de abdij van Pitzemburg schijnt (althans in Steenhuffel) haar deel gekregen te hebben. Het bestaan van 1 bunder en 25 roeden allodiaal gebleven (en in 1112 niet aan de abdij van Bornem geschonken) deel van het Mulneremholt toont volgens mij aan dat hier toen al een belangrijk ‘Hof’ met een ‘sterke’ eigenaar aanwezig was. Het is exact op deze plaats dat de omwalde gebouwen van Marselaer zich bevonden.
Het is duidelijk dat, hoewel de van Ghindertalens tot 1612 de eigenaars van de Grote Mestweyde waren, zij voordien ook de leenmannen van de commanderij van Pitsenborch en van de heer van Oyenbrugge zijn geweest. Wel, die heer van Oyenbrugge was Eraert van Oyenbrugge, heer van Kobbegem “joncker Joossen wijlen, daer moeder aff was vrouwe Anna Cottreau”.240 Waarmee, naar mijn bescheiden mening, bewezen is dat de door Daneel van Oesbroeck genoemde heerlijkheid van Ophem wel degelijk minstens het kerngebied van het oude Marselaer overgenomen heeft. Een stukje genealogie van Ghindertalen. Omdat ik nog geen definitieve genealogie van deze familie gevonden heb 241, geef ik hierna mijn versie zoals ik die uit de registers van de schepenbank van Steenhuffel heb afgeleid. NN van Ghindertalen Laureys van Ghindertalen ° ca 1520 + <1580
Hieronimus van Ghindertalen ° ca 1520
Jacques van Ghindertalen ° ca 1550 + 1597 X Margriet van Horenbeke veel eigendom in Steenhuffel, o.m. de Roosten Jacques van Ghindertalen ° ca 1575 Zit in Keulen in 1602 In 1618 nog eigendom tegen Coeckelbergh (Peisegem)
Jan van Ghindertalen ° ca 1577 In Brussel in 1611verkoopt 18 b. in Steenh. en Mercht. aan Anth. v. Nevele
Anthoen van Ghindertalen ° ca 1545 X Petronella Jan Laurens woont in Brussel maar nog eigendom in Steenhuffel
Anna van Ghindertalen ° ca 1580
Barbara van Ghindertalen ° ca 1582
zit in Keulen in 1602
zit in Keulen in 1602
Cathelijne van Ghindertalen ° ca 1565 + <1612 X Jacques de Manrique + <1612
Magdalena van Ghindertalen ° ca 1568 X Adolph van Weerde wonen in Goes (Zeeland) in 1612
Hieronimus van Ghindertalen ° ca 1570 woont in Humbeek in 1612
Jacques de Manrique Heer van Maasdam Woont in ‘s Gravenhage
De geschatte geboortejaren zijn ruw benaderend.
240
Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6937, folio’s 426-427 en 434-436. De meest uitgebreide genealogie van deze familie vond ik op geneanet en werd samengesteld door Frederic de Cock. Wat volgt komt echter uitsluitend uit de registers van de bank van Steenhuffel die iets anders vertellen. 241
151
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Peter Micault koopt de heerlijkheid van Ophem in Steenhuffel. Door in 1598 Diepensteyn te kopen werd Peter Micault automatisch ook de leenman van het leenhof van Ophem voor het volle leen dat de heerlijke Cijns van Spinoet werd genoemd en dat op 24 september 1517, door Alvaro I van Almaras was gekocht (zie eerder). Het verhef daarvan is bij het leenhof van Ophem op 20 mei 1598 gebeurd. In 1612 kocht hij, van de erfgenamen van Anthonis van Ghindertalen, ook veel grond in het zuiden van de Bontestraat, die gedeeltelijk tot het leenhof van de commanderij van Pitzemburg en het leenhof van Ophem had behoord. Daarbij de Blesers Blocken en de Grote Mestweide alias de plek waar tot 1477 het Hof van Marselaer had gestaan. Peter Micault was in 1612 dus al de leenman van het leenhof van de heerlijkheid van Ophem voor twee volle lenen. Omdat hij van plan was om in Steenhuffel te blijven was dat onaanvaardbaar voor een man met zijn statuut. Temeer dat de eigenaar van die Heerlijkheid van Ophem in Steenhuffel ook wat macht veroverd had. - Terwijl de heer van Diepensteyn in 1516 nog een preter mocht benoemen voor een periode van telkens 3 jaar, werd die periode een paar decennia later tot 2 jaar beperkt. Het derde jaar was dat het voorrecht van de heer van Ophem. - Bovendien waren zijn huis van Plaisantie, de Molenstappen en het Peerdeweideke al vanaf ten laatste 1550 om een mij niet bekende reden met een jaarlijks cijns van 18 penningen Lovens aan het laathof van Ophem belast. Om al deze redenen (en wellicht om een aantal andere) heeft Peeter Micault op 3 oktober 1618 ook het cijnsgoed van de heerlijkheid van Ophem in Steenhuffel van de toenmalige leenheer Guilliam (de) Smeth overgenomen. Daarna waren de rentmeesters in principe dezelfde als die van Diepensteyn maar werd er nog zelden over een leenhof van Ophem gesproken. Daarentegen werd door de griffier van Diepensteyn tot 1756 een cijnsboek van het laathof van Ophem bijgehouden. Meer details zijn in het al veel genoemde “Leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel’ te vinden. Post Scriptum: Van Oyenbrugge in Steenhuffel. Omstreeks 1555-1465 hadden minstens 3 grondeigenaars in het hierboven beschreven deel van Steenhuffel een Van Oyenbrugge in de familie. 1) Anne Cottreau was ca 1515 getrouwd met Joos van Oyenbrugge. 2) Peeter Pipenpoy was ca 1560 getrouwd met Anna van Oyenbrugge. 3) Louise van der Noot (mogelijk dochter van Karel die tot 1535 eigenaar was van een cijnsheerlijkheid op gronden bij het Perrehof, was ca 1555 gehuwd met Philips René van Oyenbrugge. Anna (of Digne) van Oyenbrugge was (wellicht) een dochter van Joos van Oyenbrugge (drossaard van Grimbergen) en Maria van Ursel. Philips René van Oyenbrugge was een kleinzoon van dezelfde Joos en Maria van Ursel. De ouders van Joos van Oyenbrugge, de echtgenoot van Anne Cottreau en de latere heer van Kobbegem, kennen we voorlopig niet. Gezien zijn voornaam kan de drossaard van Grimbergen best zijn vader of zijn oom zijn geweest Tot tegen de Franse revolutie bestond er nog een laathof van Oyenbrugge dat, naast Linthout, Ossel en Brussegem ook wat belangen in Steenhuffel had. De bezittingen in Steenhuffel waren echter bijzonder klein. Eigenlijk hebben wij alleen maar weet van “een stuk land, eertijts bosch, genaemt het Pastorijen Varenbosch, groot salvo justo drij dagwanden en half, aen pastor ende coster competerende, dat schijnt belast te zijn met een jaerelijkx chijnsken van 4 penningen nieuwe, alias 3 1/3 oorden, in den chijnsboek van den Grave van Duras als Heere van Oyenbruggen.” Pastoor Van den Eynde, in wiens manu-
152
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
aal we deze verwijzing vonden, voegt daar overigens aan toe “Het is te verwonderen dat de oude pastorele handboeken ofte registers geene mentie van dezen chijns en maken.” Ook wij weten niet op welke oude documenten de graaf van Duras zich baseerde om in de 18de eeuw plotseling weer wat geld in Steenhuffel te komen zoeken. De tak d’Oyenbrugge de Duras had zich al sedert 1550 van de hoofdtakken van Grimbergen en Coolhem (Kalfort-Puurs) afgescheiden. Wel was Godefroid van Oyenbrugge (een kleinzoon van de hierboven genoemde Philips René van Oyenbrugge en Louise Van der Noot omstreeks 1610 getrouwd met zijn verre achternicht Marie d’Oyenbrugge de Duras 242. Het pastorijen Varenbosch lag op de Bouw, tegen Peizegem. Ik geloof daarom dat de oorsprong van dit laathof terug te voeren is op het deel van het leengoed bij het Perrehof dat ca 1600 niet door Pierre Micault van Diepensteyn werd overgenomen.
242
Nog een toevalligheid die wel geen toeval zal zijn. De ouders van Godefroid waren Gerard van Oyenbrugge en Philipote de Ligne. Karel van der Noot, eigenaar van het leengoed bij het Perrehof, was getrouwd met Cecilia de Ligne de Ham. Dit versterkt mijn vermoeden dat Louise van der Noot, die trouwde met Philips Rene van Oyenbrugge en dus de grootmoeder was van Godefroid, wel degelijk een dochter van Karel was.
153
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
154
Louis De Bondt
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Bijlage 2
De kapelanie van Marselaer te Steenhuffel
155
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Voor 1477 Op de voorgaande bladzijden verwees ik al naar een aantal teksten die zinspeelden op het bestaan van een kapelanie van Marselaer op het grondgebied van Steenhuffel.
Uit de Martyrologie van Steenhuffel: “Obiit Johannes de Marselaer, miles, qui dedit pro sua anniversario unum pratum jactem sup ‘de Molenbeke’, dividum illis pertinet curato … de capellanus benavit solidum unum…”. Of vertaald: “Is gestorven Jan van Marselaer, ridder, die voor zijn jaargetijde een beemd op de Molenbeek schonk, waarvan de opbrengst gelijk tussen de pastoor en de kapelaan wordt verdeeld.” “Koster Joos Verstappen zegt (in 1593) dat er een kapel was te Steenhuffel, geheten Marselaerkapelle (waar er twee jaargetijden gefundeerd waren van de Marselaers).” “Mijnheer Michoult, Heer van Diepensteyn, vertelt (ca 1615) dat er een castrale capellanie is van de Marselaers (te zien wie dat deze lenen nu is bezittende in de leenboeken de anno 1595).” Het testament van Jan van Marselaer van 17 maart 1476 waarin hij, naast schenkingen aan de kerken van Malderen, Opdorp, Lippelo en Liezele, ook een schenking deed aan de kapelanij van Marselaer te Steenhuffel en Merchtem. In “Steenhuffel, verleden en heden”, schreef Cyriel Laenens op blz. 20: “ Steenhuffel maakte deel uit van het bisdom Kamerijk dat omstreeks 390 gesticht werd. Voor het eerst wordt melding gemaakt, volgens geschiedkundige bijdragen (die spijtig genoeg niet worden vernoemd) van bisschop Rogier de Warin, die in 1180 aan Steenhuffel de toestemming zou gegeven hebben tot het bouwen van een bidkapel.” We hebben geen reden meer om aan deze veronderstelling te twijfelen. Een Roger de Wavrin is inderdaad van 1179 tot 1191 bisschop van Kamerijk geweest. Omdat de parochie Steenhuffel (en waarschijnlijk dus ook de kerk) al voor 1112 bestond en omdat de stichtingsdata van de andere Steenhuffelse kapelanijen gekend en van recentere datum zijn, betreft het hier dus mogelijk de stichting van de tot voor kort vergeten kapelanie van Marselaer. Al zou dat wel voor gevolg hebben dat deze familie nog vroeger dan gedacht in Steenhuffel aanwezig was.
En wat er na 1477 mee gebeurde De castrale kapel (kasteelkapel) van Marselaer zal wel samen met het hof in 1477 zijn afgebrand. In 1600 bestond er in Steenhuffel echter nog wel een kapelanie waarvan de oorsprong later voor niemand meer duidelijk was. Dat was de kapelanie van de Sielmisse, ook genoemd “kapelanie van Onze Lieve Vrouw”. Het is erg aanlokkelijk om deze kapelanie van Onze Lieve Vrouw met de kapelanie van Marselaer gelijk te stellen, maar zijn daar wel aanwijzingen voor te vinden? Eerste aanwijzing: Ook in Malderen was de kapelanie van Marselaer toegewijd aan O.L.Vrouw. Idem dito voor de kapel die in Opdorp door de Marselaers werd gebouwd. Tweede aanwijzing: Pastoor Van den Eynde schreef in 1878 dat de kapelanie van de Sielmisse zou voortgekomen zijn van een schenking van de hertogin. Wanneer in de Brabantse geschiedenis van een hertogin van Brabant wordt gesproken dan kan daar alleen maar hertogin Joanna mee bedoeld worden. Dat deze hertogin en haar echtgenoot Wenceslaus na de slag van Baesweiler in 1371 aan een zekere ridder Jan van Marselaer mogelijk wat verschuldigd waren, heb ik eerder uitgelegd. Het zou best kunnen dat ridder Jan van Marselaer niet alleen een geldelijke vergoe-
156
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
ding maar ook hertogelijke grond in de nabijheid van zijn leenhof van Pitzemburg gekregen heeft. Het is bijvoorbeeld opvallend dat in de beschrijving van het Hof van Marselaer uit 1380 van een grondoppervlakte van meer dan 10 bunder sprake is (Hof, boomgaard en straat niet inbegrepen) terwijl het leengoed van Pitzemburg maar een grondoppervlakte van 6,5 à 7 bunders had. Weliswaar was een deel van Marselaer allodiaal waar we dus eigenlijk weinig over weten. Mogelijk heeft Jan de opbrengst van een deel van die grond afgestaan om er een kapelaan mee te onderhouden. Derde aanwijzing De goederen die de kapelanie van de Sielmisse in 1610 bezat worden opgesomd in “De geschiedenis van Steenhuffel” van Vertonghen, Verhasselt en t’Kint (blz. 362-363). We gaan ze hier niet allemaal herhalen maar volstaan met de conclusie van Joris Vertonghen zelf, die zich er over verwonderde dat “het opvallend is dat deze gronden liggen in een beperkte gordel Bontestraat-Perrekouter.” Dat is precies het gebied waar ook de goederen van het hof van Marselaer zich bevonden 243. Vierde aanwijzing. In “Steenhuffel, verleden en heden”, blz. 136, vertelt Cyriel Laenens, dat Hendric van den Damme rond 1520 de inkomsten van de kapelanie van de Sielmisse mocht behouden, omdat hij een familielid was van de stichter ervan. In een “rentebrieff tot behoeft der capelrije van Diepensteyn” van 3 september 1532 wordt deze Hendric van den Damme “erffprochiaen” van Steenhuffel genoemd. Als zijn naam iets te maken had met het Hof ten Damme in Lippelo, dan mocht hij zich inderdaad familie van de van Marselaers noemen. Vijfde aanwijzing. In 1618 werd de kapelanie van de Sielmisse versmolten met de kapelanie van de sacrale kapel van Diepensteyn, omdat de inkomsten van deze laatste niet groot genoeg meer waren om een kapelaan te onderhouden. Ik heb al eerder een tekst geciteerd waarin de nieuwe heer van Diepensteyn zijn interesse voor (de inkomsten van) een oude kapelanie heeft laten blijken: “Mijnheer Michoult, Heer van Diepensteyn, vertelt (ca 1605) dat er een castrale capellanie is van de Marselaers (te zien wie dat deze lenen nu is bezittende in de leenboeken de anno 1595).” Zesde aanwijzing. Het ultieme bewijs van onze veronderstelling dat de kapelanie van de Sielmisse niets anders dan de oude kapelanie van Marselaer kan zijn, wordt door het combineren van volgende beweringen geleverd: - Uit “geschiedenis van Steenhuffel, blz. 363”: Er zijn ook enkele namen bekend van priesters die de kapelanie der Sielmisse hebben bediend, o.a. Alvaro van Ghestele in 1565. En op blz. 369 (samengevat): in 1618 leefde deze kapelaan nog, maar hij was intussen stokoud, kon zijn dienst niet meer doen, en woonde bovendien niet meer in Steenhuffel. - Uit een tekst van Adriaen van Marselaer, opgeschreven in 1593: “Heer ... Gestel, sacrista van St. Rombouts, kappelaan van de Marselaerkappelle te Steenhuffel.” Deze Alvaro (of Aluarius) van Ghestele bleef nog even kapelaan van de samengevoegde kapelanieën van Marselaer (Sielmisse) en Diepensteyn. En, al kon hij geen missen meer celebreren, dan was hij nog wel in staat om ons een overzicht van zijn inkomsten van 1618 na te laten (parochiearchief, boek 2, blz. 19, op de website Londerzeel Vroeger te vinden). 243
De kapelanie van de Sielmisse had ook 1/3 van de tiende van Steenhuffel (evenveel als de kerk die dat evenwel met de abdij van Affligem moest delen), evenals inkomsten van tienden op Over de beek, den Asscherout en de opbrengst van een derde schoof vanwege de hertog van Brabant. Deze gegevens kunnen alleen maar onze hypothese ondersteunen.
157
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
158
Louis De Bondt
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Bijlage 3
De Marselaermolen te Steenhuffel
159
Louis De Bondt
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Ongeveer op de plek van de nog altijd bestaande Marselaermolen stond al voor 1312 een watermolen. Weliswaar niet op exact dezelfde plaats als nu, de Molenbeek werd immers verschillende malen verlegd. Hij was verbonden aan het nabijgelegen Hof van Marselaer (en had waarschijnlijk ook dezelfde eigenaars) maar hij had een afwijkend feodaal statuut. In 1320 was Arnold de Baso (of de Busco) de molenaar die, in tegenstelling tot de heren van Marselaer, een cijns aan de hertog van Brabant betaalde. Mogelijk was het leenheerschap over molen toen al tussen het hertogdom Brabant en de Commanderij van Pitzemburg te Mechelen verdeeld. Deze commanderij bezat een belangrijk “ridderlijck leenhof tot Meusegem ende Schoudenbroek sich voorts bestreckende in diversche andere dorpen in Brabant”. Het zou kunnen dat de Marselaermolen aanvankelijk een dubbelmolen was, dat wil zeggen een molen met een rad aan beide oevers van de beek. Het is zeker dat er ooit ook aan de rechteroever van de beek gebouwen stonden. In zijn “Toponomie van Steenhuffel schreef Pater J. Vertonghen: “Deze molen stond weleer op een andere plaats, want de loop van de Molenbeek is gewijzigd. Naar men ons verzekerde bevinden zich de fundamenten van de oude molen in de weide, aan de overkant van de straat, op ongeveer 30 m. van de huidige beek en 30 m. van de as van de huidige straat. De plantengroei in de weide zou zelfs de aanwezigheid van puin in de grond verraden”. Dat zou het dubbele feodale statuut van de molen kunnen verklaren. Terwijl de molen op de ene oever leenroerig aan het Hertogdom Brabant was, was de molen op de andere oever aan de Commanderij van Pitzemburg schatplichtig. Eenvoudiger dan één gebouw in twee te moeten delen.
Een halve eeuw na de definitieve verwoesting van het Hof van Marselaer werd de watermolen in 1516/1517 volgens de meeste bronnen door Alvaro van Almaras, heer van Diepensteyn, gekocht. Dat zal wel zijn, maar hij behoorde toen al wel, samen met de Diepensteynmolen en een watermolen in Merchten tot het goed dat – volgens de plakkaten die in november 1516 aan de kerkdeuren van Steenhuffel;, Londerzeel en Malderen evenals aan de poort van het Raadshotel (stadhuis) te Brussel opgehangen werden – tot het te koop aangeboden goed van Diepensteyn. Dat de molen van Marselaer toen inderdaad al een paar generaties van Diepensteyn was wordt ook aangetoond door het feit dat de heer van Diepensteyn hem in 1477 (dat is het jaar van de definitieve verwoesting van het Hof van Marselaer) voor een periode van 3 jaar aan molenaar Jan Breem verhuurde (Algemeen Rijksarchief, Fonds de Lalaing, Diepensteyn cijnsboek 1466, met dank aan Raf Meert). De volgende generaties bleef de Marselaermolen een deel van het goed van Diepensteyn. - Van 1578-1593 was hij de eigendom van Jouffrouwe Anna Sijmons, vrouwe van Diepensteyn en echtgenote van Jan Vander Laen. In 1593 werd dat door Adriaen van Marselaer, op aangeven van de Steenhuffelse koster Joos Verstappen; als volgt bevestigd:”De watermolen te Steenhuffel liggende op de beek tussen de kerk en het hof van Marselaer aldaar heet ‘de Marselaersmolen’ en hoort toe aan … (naam niet ingevuld), die mijnheer Vander Lanen gekocht heeft.” - De volgende eigenaar was jonker Franchois d’Aarberg de Valangin, die van 1595 tot 1598 de heer van Diepensteyn was. Molenaar Jan Van Houthen, getrouwd met Margriet Van Brabant, maalde toen op de Marselaermolen. Marc Gillisjans vond deze Jan van den Houwte, getrouwd met Margareta van Brabant, ook in de rekeningboeken van de abdij van Groot-Bijgaarden (KA 8113 p.XV). In 1591 wordt hij daarin vermeld als “molder tot Wolverthem” (soms doorstreept en bijgeschreven Ympde). Tussen 1591 en 1599 huurde hij 5 bunders eussels onder Wolverthem en werd dan eveneens “molder” genoemd (KA 8184, p.XVI verso). Deze Jan, nog altijd aldus Marc Gillisjans, was Jan den Ouden, overleden te Imde in 1625. Zijn zoon Jan den Jongen (+ Imde 1629 ) was windmolder te Wolvertem.
160
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
-
Louis De Bondt
Op 20 januari 1598 kocht jonker Peeter Micault het goed en de heerlijkheid van Diepensteyn. Daarbij hoorden twee watermolens. Dat waren de Marselaermolen en de aan de nabij het Hof gelegen Diepensteynmolen. Deze laatste was volgens de beschrijving “kort voordien (dwz tijdens de Beroerde Tijden 1566-1593) afgebrand, maar de restauratiewerken waren door de vorige eigenaar (Franchois de Valangin) al aangevat en de materialen om hem verder te herstellen waren voorhanden”. Zodra de herbouwde en moderne Diepensteynmolen terug functioneerde en omdat Diepensteyn eigenlijk geen twee watermolens nodig had, deed Peeter Micault omstreeks 1605 zijn belangen in de verouderde Marselaermolen van de hand. Om te beginnen heeft hij een erfelijke jaarrente van 50 Rijnsguldens, die tot de inkomsten van de gehele molen behoorden, aan de Jezuïeten van Brussel verkocht of geschonken. De molen zelf – althans de helft ervan dat een leengoed van Pitzemburg was - verkocht hij aan zijn molenaar/pachter Guilliaume alias Willem Verhaghen en zijn vrouw Odilla (of Cecilia) Geerts. De andere helft, die een leen van de hertog van Brabant was, heeft hij wellicht nog gehouden, want bij ons onderzoek naar de geschiedenis van Diepensteyn stelden we vast dat Frederik Micault pas in 1630 afstand deed van de watermolen van Marselaer aan de familie van Roy.
-
-
-
-
Verhaegen en Geerts hadden al vanaf 1598 op de Marselaermolen gemalen en omstreeks 1600 hadden die ook al de vervallen Herbodinnemolen in Malderen gekocht. Dààr werden ze ten laatste in 1620 door hun dochter Elisabeth en schoonzoon Louis Bastaert opgevolgd. Wat er daarna in Steenhuffel gebeurde kunnen we nu reconstrueren doordat Marc Gillisjans mij een aantal afschriften van het leenboek van het “ridderlijck leenhof tot Meusegem ende Schoudenbroek”, de lokale afdeling van de Commanderij van Pitzemburg.bezorgde. Dat leenboek begint als volgt: “Jan Coppens over Guilliaume Verhaeghen over Joncker Peeter van Micault over Joncker Franchois de Wallangin over Jouffrouwe Anna Sijmons hout te leene als sterffman tot sijn ende Anna Ceuleneers sijnder huysvrouwe behoeff de helft van eenen watermolen…” In 1621 verkocht Willem Verhaeghen de Pitzemburg-helft van de molen aan molenaar Jan Coppens en zijn vrouw Anna Ceuleneers. Op 24 december 1621 deed Jan Coppens daarvan het verhef voor stadhouder Josse Hijltema. Zijn deel van de molen was belast met de helft van erfrente van 50 Rijnsgulden, jaarlijks te betalen aan de Jezuïeten van Brussel. Op 23 januari 1630 droegen Jan Coppens en Anna Ceuleneers de helft van de molen over aan Jan van Breen en zijn vrouw Joanna (Jenneken) Clercx. Dezelfde dag deed Jan van Breen als sterfman bij stadhouder Steven van Herbosch het verhef 244. Jan van Breen was de zoon van Melchior uit Merchtem en Maria Verspecht. Hij stierf op 9 mei 1632 en werd in de kerk van Steenhuffel begraven. Melchior vanden Breen, zoon van Jan, deed het volgende verhef van de helft van de watermolen op 22 juli 1632. Zijn broer Joos en zus Anna bleven mede-eigenaar. Moeder Joanna Clercx hield het vruchtgebruik. Op 20 februari 1638 stonden Joanna Clercx, weduwe Jan vanden Breen, en haar zonen Melchior en Joos vanden Breen hun rechten in de molen af aan Adriaen van Rhode, de weduwnaar van Anna van de Breen, en aan zijn kinderen. Dezelfde dag legde Adriaen van Rhode als sterfman de eed af in handen van de stadhouder die nog altijd Steven van Herbosch heette.
244
Meester Steven van Herbosch (Merchtem 1590-22/1/1669) was niet alleen stadhouder van het leenhof van Pitzemburg te Meuzegem, maar hij was ook griffier van de schepenbank van Steenhuffel, rentmeester van Diepensteyn (1641) en ontvanger van de cijnzen van Affligem (1641). Hij was meier van Merchtem (1615-1649) en van het laathof van Affligem te Merchtem (1618-1627) (Bron: familiereconstructie Merchtem 1596-1900).
161
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Marc Gillisjans bezorgde mij akte NB307, eveneens gedateerd op 20 februari 1638, uit het archief van Steven van Herbosch, die niet alleen stadhouder van Pitzemburg maar ook notaris te Merchtem was. Het is het contract waarmee Adriaen van Rode (van Roye), die zelf geen molenaar was, de Marselaermolen verhuurde aan molenaar Niclaes vander Cruyce 245 voor een termijn van 9 jaar. Het stipuleert uitvoerig de rechten en de plichten van beide partijen inzake onderhoud van gebouwen, weg, brug en molenuitrusting, de eventuele tegemoetkomingen van de verhuurder bij overstroming en andere ongelukken en de autoriteit (namelijk de schepenbank van Steenhuffel) die eventuele geschillen moest beslechten. We vernemen bovendien dat de Marselaermolen uit een korenmolen en een boekweitmolen bestond. Op te merken is ook dat een zekere Jan Coppens, molenaar, toen als getuige aanwezig was.
Hiernaast de originele handtekening van Adriaen van Roye, Rhode of Rode
-
-
-
245 246
Op 23 mei 1636 was Adriaen van Rhode hertrouwd met Elisabeth Dobbelaers. Mogelijk om latere erfeniskwesties te voorkomen (hij overleed op 21 december 1649) heeft hij de helft van de Marselaermolen niet lang gehouden maar aan de vroegere eigenaars Jan Coppens en Anna Ceuleneers verkocht. Jan Coppens deed het verhef bij het leenhof van Meuzegem op 3 juli 1641. Het was nog altijd Steven van Herbosch die daar als stadhouder de eed van trouw afnam. Jan Coppens overleed midden 1645. Op 19 augustus van dat jaar deed zijn weduwe Anna Ceuleneers als sterfvrouwe een nieuw verhef bij Steven van Herbosch. Als bezetman (als vrouw kon zijn immers geen wettelijke handelingen stellen) werd Jan Biesman opgegeven. Jan was de zoon van haar schoonzoon Peeter (elders Dierick) Biesman. Op 28 september 1672 werd Jan Biesman als bezetman van de helft van de watermolen vervangen door Jan van den Eede, waarmee Anna Ceuleneers, weduwe van Jan Coppens, op 7 augustus 1646 in Merchtem was hertrouwd. Anna Ceuleneers overleed te Steenhuffel op 12 november 1683. Op 24 januari 1684 werd in de Schepenbank van Steenhuffel tot de deling en verloting van hun nalatenschap, waarbij de Pitzemburgse helft van de Marselaermolen overgegaan 246 . Er waren twee groepen erfgenamen: a) de kinderen van Margriete Coppens en Dierick Biesman, en dat waren Jenneken Biesemens (getrouwd met Quintinus Verbelen) en Hendrick Biesemans, b) de kinderen van Merten Coppens en Joanna de Moilder, en dat waren de meerderjarige Jan Coppens en zijn minderjarige broers en zussen. Het volgende komt uit de betreffende acte: “Alsoo dat daeraf onder den cavel vande lettere A aen Jan Coppens cum suis, kinderen ende erfgenaemen van Martinus Coppens bij voorkeuse hem bij de eerste comparanten gejont, overmits de renuntiatie van sijn recht van preferentie van het naervolgende leen, is toegeeygent ende aengeshreven, eerst de hellicht van eenen watermolen gemeynelijck genoempt den Marselaermolen wesende leen onder de commanderije van Pitzenborch Duytsche ordre binnen Mechelen (welcken last van desen leen desen lothe sal moeten draegen, nemaer sal het eerste verhef ofte hergeweyde verschenen mits de doot van Anneken Ceulenaers moeten bij het gemeyn sterfhuys worden betaelt), ende alnoch de hellicht vande huysinge, keucken, kaemer, verckenskot midtsgaeders de hellicht vanden gronde vanden coolhove, soo die gelegen is over de strate, tsaemen groot ontrent een half dachwant met de hellicht van het stalleken staende opden gronde vanden coolhove, alle Niclaes van der Cruyce was op 10 februari 1629 in Wemmel gehuwd met Amele vanden Broeck. Algemeen Rijksarchief, schepenbank van Steenhuffel, register 6944, folio 158 en volgende.
162
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
-
-
-
Louis De Bondt
welcke hellichten boven den voorschreven last van het leen sijn getauxeert 693 guldens. Item alle het hout staende op een half bunder landts met de schuere staende op het selve half bunder landts paelende tegen de Molenbeke, sHeeren Strate ende tegen de goeden des godtshuys van Affligem, van alle het welck desen lothe sal hebben tijdt om af te breken ofte cappen tot twee jaeren naer date deser, getauxeert tsaemen ter somme van 172 guldens. Item alnoch een dachwant bempts, gelegen binnen dese niet ingevuld), ter derder de goeden vande erfgenaemen joncker Jan vander Veken ende ter derder de goeden van het godtshuys van Affligem, aldaer genoech bewesen voor suyver ende eygen goedt, getauxeert ter somme van 100 rensguldens. Alle welcke goeden tsaemen in tauxatie bedraegen de somme van 965 guldens … Alsoo dat daeraf onder den cavel vande lettere B aen Heyndrick Biesemans ende Jenneken Biesemans met Quintinus Verbelen, haeren man ende momboir, met den rechte lothe is toegeschreven eerst de hellicht van eenen watermolen soo den selven gestaen is binnen dese prochie van Steenhuffele, gemeynelijck genoempt den Marselaermolen, met de hellicht vande huysinge, keucken, caemer, verckenskot midtsgaeders de hellicht vanden gronde vanden coolhove, soo die gelegen is over de strate, met de hellicht van het stalleken staende opden gronde vanden coolhove, tsaemen groot ontrent een half dachwant, alle welcke hellichten sijn belast met 32 stuyvers tsjaers daerop jaerlijckx in cheynse vuytgaende aenden godthuyse van Affligem, item een Mechelsche veertel cooren aende huysarmen van Rossum, item een Mechelsche veertel cooren aenden huysarmen van Malderen ende tot dien 100 heeringen daerop jaerlijckx vuytgaende aenden selven huysarmen van Rossum, getauxeert boven den voorschreven last ter somme van 653 guldens. Item alnoch een half bunder landts gelegen binnen dese prochie sonder te comprehenderen eenich hout ofte de schuere daerop staende, paelende ter eerster de Molenbeke, ter tweeder het goedt des godtshuys van Affligem, ter derder ende vierder sHeeren Strate, aldaer genoech bewesen opden last van drij stuyvers jaerlijckx daerop in cheynse vuytgaende aenden godtshuyse van Affligem sonder meer commer, alle welcke goeden commen in tauxatie te bedraegen de somme van 1003 guldens.” Op 24 februari 1684 deed Jan Coppens bij het leenhof van Pitzemburg het verhef van het deel dat aan hem en zijn broers en zussen toegewezen was en dat leengoed was. Het deel van Jenneken en Hendrick Biesemans, dat geen leengoed meer was, moest uiteraard niet verheven worden. Heeft Jan Coppens vervolgens ook de andere delen van de Pitzemburgse molen gekocht? Van zijn broers, zussen, neef en nicht wordt verder alleszins niet meer gesproken of geschreven. Op 13 oktober 1698 verkochten molenaar Jan Coppens en Jacques Mertens (die optrad als voogd van de minderjarige Anna Maria, een kind van Jan en Barbara Leirens) voor het leenhof van de Commanderij van Pitzemburg “tot Meusegem ende Schoudenbroeck” ”sekere hellicht van een watermolen gelegen onder Steenuffel gemeynelijck genoemt de Marselaeren molen soo ende gelijck deselven is geleghen ende staende op een half daghwant erve, paelende ter 1re de Molenbeke, ter 2re de heere Dominus van der Borcht, ten IIIre de goeden Jan van der Stappen” aan Laureys van Roye en Anna Verheyen. Deze verkoop was het gevolg van een beslissing van de schepenen van Steenhuffel van 6 mei 1698. Laureys van Roye was geen directe afstammeling van de hierboven genoemde Adriaen van Rhode. Hij was de oudste zoon van Merten van Roye, geboren te Wemmel maar nà zijn huwelijk met de Steenhuffelse Anna van der Stappen molenaar op de Diepensteynmolen geworden. Maar er is meer. Uit folio 232 en volgende van register 6945 van de schepenbank van Steenhuffel blijken dezelfde Merten van Roye en Anna vander Stappen voor 1698 ook al de eigenaars geweest te zijn van de andere helft van de Marselaermolen. Op 23 maart 1701 werd hun nalatenschap tussen hun 7 kinderen (Laureys, Marie, Philips, Anna, Peeter, Gillis en de al overleden Franchois door loting verdeeld. Peeter en Gillis
163
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
-
-
-
-
-
Louis De Bondt
kregen bij deze deling niets omdat ze op 3 december 1700, door tussenkomst van oud griffier Judocus Neeffs, zich ieder al ¼ van de Marselaermolen hadden toegeëigend. Die kwestie lag in 1701 nog altijd in proces en ik ken de uitkomst niet. De zonen van Merten en Anna hebben de stiel van hun vader wel verder gezet: Peeter, geboren te Steenhuffel in 1654, volgde zijn vader op als molenaar op Diepensteyn; Franchois geboren te Steenhuffel in 1656, was voor zijn overlijden molenaar in Ossel geweest; Philips, geboren in Steenhuffel in 1657, werd van 1714 tot 1726 molenaar op de Koevoetmolen die toen echter niet bij het domein van Marselaer te Malderen behoorde. Voordien, namelijk tot 1702, had dezelfde Philips ook al op de watermolen in Londerzeel-Dorp en op de windmolen in de Mechelsestraat gemalen. Over Gillis zal ik het straks nog hebben. Laureys, de oudste van de broers, kocht in 1698 de helft van de molen die niet van zijn ouders was. Hij was geboren te Steenhuffel op 25 februari 1651. Op 19 september 1685 was hij te Kapelle-op-den-Bos getrouwd met Joanna van der Sande maar op 16 september 1691 weduwnaar geworden. Op 12 februari 1692 was hij in Ramsdonk hertrouwd met Anna Verheyen. Ofschoon Laureys van Roye op 13 oktober 1698 de Marselaermolen in Steenhuffel kocht, heeft hij er waarschijnlijk nooit zelf gemalen. Hij werd vooral als molenaar op de windmolen van Kapelle-op-den-Bos vermeld. Hij is op 15 april 1722 overigens ook bij één van zijn kinderen te Kapelle-op-den-Bos gestorven. Dat betekent dat hij toen zijn watermolen in de Bontestraat al aan iemand anders overgelaten had. Dat wordt door het leenboek van Meuzegem (folio 106) bevestigd. Op 12 december 1718 verscheen een zekere Jan van Buggenhout voor de stadhouder en de leenmannen van Christophorus Hendricus baron van Ryau, de toenmalige commandeur van de Duitse Orde van Pitzemburg (lid van de Geheime Raad van kardinaal en hertog van Saxen). Jan van Buggenhout sprak niet voor zichzelf maar in naam van “Laureys van Roye, muijlder binnen de vrijheyd van Capellen opden Bosch ende Anna Verheyden sijne wettighe huysvrouwe” die hem al op 8 april 1710 ten kantore van notaris Daniel Louys vanden Driessche te Londerzeel als hun gevolmachtigde hadden aangesteld. Jan van Buggenhout bevestigde dat Laureys en Anna aan Gillis van Roye (dat was zijn jongste broer) en diens vrouw Anna de Boeck, ingezetenen van Steenhuffel “mits de somme van één duysent vier hondert guldens courant gelt, vercocht, gecedeert ende getransporteert hadden, voor den voors. notaris, de hellicht in sekeren watermolen gestaen ende gelegen binnen de prochie van Steenuffel metten huyse ende hof gemeynelijck genaemt de Marselaeren molen commende ter 1re aen ’s heeren straete, ter 2re de acceptanten, ten 3re mevrouwe vander Borght ende ter 4re de Molenbeke”. We komen ook te weten dat Gillis van Roye, maar in dit geval wel in onverdeeldheid met zijn oudere broer Peeter (molenaar op Diepensteyn), ook de andere helft van de molen (het niet-Pitzemburg deel) bezat. Dat was al in 1701 tijdens een “lotinghe en deylinghe” beslist. Gillis van Roye was geboren te Steenhuffel op 11 juni 1664 en was op 13 september 1701 in Londerzeel getrouwd met Anna Catharina de Boeck. Hij zou omstreeks 1727 (geen akte gevonden) te Steenhuffel overlijden. In 1714 bouwde Gillis van Roye een nieuw en nu nog bestaand molenhuis. Het zou kunnen dat de tweede molen op de andere oever toen afgebroken werd. Het leenboek van Pitzemburg eindigt bij Gillis van Roy en Anna de Boeck. Andere bronnen maken het echter mogelijk om verder te gaan als volgt. Rond 1727 werd Gillis opgevolgd door zijn zoon Jan Van Roy (geboren in Steenhuffel op 20 augustus 1702) die trouwde met Maria Meert en die op 5 juni 1754, te jong en met alleen maar een 7 maanden oud dochtertje Maria, overleed. In afwachting dat de molen een nieuwe eigenaar kreeg was het een andere Gillis Van Roy (de zoon van Peter op Diepensteyn) die voor het malen zorgde.
164
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
-
-
Louis De Bondt
Het was Judocus Van Roy (oom van de jong gestorven Jan en broer van Gillis, Lauwereys en Peter) die in 1763 de molen kocht. Judocus was echter niet van stiel en verhuurde hem aan zijn nicht Maria Theresia Van Roy die achtereenvolgens met de molenaars Jan Verhavert en Andreas Van Humbeeck trouwde. In 1796 was deze laatste nog altijd de maalder op de molen. In 1798 werd Petrus Verhavert (de zoon van Jan en Maria Theresia Van Roy) de nieuwe molenaar-eigenaar. Hij trouwde eerst met Maria Judoca De Maerschalck en later met Martina De Bondt. De volgende eigenaars-molenaars zijn terug te vinden in de volgende tabel.
Periode vanaf 1834 21.07.1849 18.06.1850 1852 28.01.1885 01.03.1914 01.07.1921 10.09.1929 1952
transactie eigenaar erfenis deling huwelijk erfenis erfenis verkoop erfenis
(nieuwe) eigenaar(s) en aanpassingen Verhavert-de Bondt Petrus, de weduwe, te Steenhuffel De kinderen. Verhavert-Moortgat Henricus, molenaar te Steenhuffel Henricus hertrouwt met Carlier Bernardina. De weduwe (Bernardina Carlier) en kinderen (+ Henricus). De kinderen. Vanaf 1905 tot 1921 was Jan Frans Verhavert de molenaar. Jacobs-Mertens Jozef Gerard, landbouwer te Steenhuffel En kinderen (+ vrouw Mertens). Wordt na verandering beschreven als huis.
De heer Jacobs was de laatste molenaar. In 1960 werd het rad verwijderd als gevolg van saneringswerken aan de beek. Thans zijn de molen en het molenhuis gerestaureerd; binnen in het molenhuis zijn de oude maalbedden nog aanwezig. Het landschap is geklasseerd.
Lente van 1975 - De laatste molenaar Jozef G. Jacobs (dan niet meer actief). foto’s Roel Bal
http://mapio.net/
commons. wikimedia.org
165
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Marselaermolen lente van 1975 foto’s Roel Bal
www.londerzeel.be
foto, van Luc T. (Wikiloc)
166
Louis De Bondt
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Bijlage 4
Een derde Hof van Marselaer te Steenhuffel?
167
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Als iemand het over een Hof van Marselaer te Steenhuffel had dan dacht men tot voor kort dat hij misschien iets te veel gedronken had maar nu weten we dat het tot in 1477 in de Bontestraat, tussen de Oude Beek en de Molenbeek en tegen de grens met Merchtem gelegen heeft. In oude documenten wordt echter ook over de aanwezigheid van andere Marselaers op andere plaatsen in Steenhuffel gesproken.
De verwijzingen. 1. Ik begin met het meest recente document... Het heet de “scheydinghe van de goeden van vrouwe Jacomijne Rijms’. De datum is onbekend maar gezien een verwijzing naar de Antwerpse bisschop Livinus Torrentius (1525-1595) moet het van nà 1570 dateren. Dit citaat stelt ons voor grote problemen omdat het een toestand beschrijft die volgens alle andere bronnen in 1570 al lang niet meer kon bestaan. Het moet dus een afschrift zijn van een veel ouder document. Intussen weten we dat Jacomijne Rijms de weduwe was van Jacob van Borssele en dat zij kort na 1500 een leengoed van het Land van Dendermonde aan het Land van Grimbergen overgedragen heeft. Dat leen lag op de Steenhuffelse en Peizegemse kouter en de geschiedenis ervan is in mijn boek “Leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel” na te lezen. Handelend over de parochie Steenhuffel, wordt gesproken over: a) Een pachtgoed geheten het goed van Marselaer, het principale hof leen zijnde, groot 7 bunderen, is gehouden van de heren van Pitsenburg en behoort tot dezelfde leen een baljuw en 36 manschappen, groot onder de volle leenen en spleten van leen 17 bunderen in het zelfde goed behuisd met woonhuis, schuren en stallen; b) de Marselaermolen, een watermolen gelegen tussen de kerk te Steenhuffel en het Hof van Marselaer; dat ligt op het einde van Steenhuffel tegen Merchtem waar bij de Instraat. c) Twee hofsteden van Marselaer. Deze twee hofsteden werden duidelijk onderscheiden van de hoevetjes van de 36 manschappen (de leenmannen van het Hof van Marselaer). Ze hadden dus een eigen statuut, dat los stond van dat van het Hof van Marselaer in de Bontestraat, maar ze waren wel van de familie. 2. Omstreeks 1350 trouwde Agatha (Arche) van Marselaer, dochter van Hendrik 1 en Beatrijs van de Voorde (van de tak van Malderen) met Jan Van Buyseghem. Ik weet niet wie Jan van Buyseghem was, waar hij woonde en of hij nakomelingen had. Ik weet daarentegen wel dat de van Buyseghems redelijk notabel waren. Op het einde van de 15de eeuw werden een paar mensen met die naam tot de oude Brusselse geslachten Sweerts en Roodenbeke toegelaten. 3. Eén generatie later, omstreeks 1395 trouwde een Catharina van Marselaer, bastaarddochter van Jan 4 van Marselaer en Catharina van Couwerborgh (van de tak van Malderen), die tegen de hiervoor genoemde Agatha tante moest zeggen, met Walter van Buyseghem. Van hem werd expliciet gezegd dat hij van Steenhuffel was. Walter van Buyseghem (Buizegem) moet er een (groot)grondbezitter zijn geweest. Deze Catharina van Marselaer had een jaargetijde in de kerk van Steenhuffel waarvoor ze een stuk grond gegeven had. In Register 2 van het parochie-archief van Steenhuffel bevindt zich een afschrift uit 1612 van een veel ouder maar helaas verdwenen cijnsboek. Daarin staat hierover te lezen: “... Catrina van Masselaer voor haer ende haer ouders jaergetijde van een derde deel van een dagmae1 lants op den vijver gelegen de huijsarmen alhier met de Percke ter ander zijden 4 stuivers; twee stelten rogs”. 4. Van 12 oktober 1451 dateert de volgende tekst: “… acceptanti nomine et ad opus Elizabeth de Marzelaer, filia dictorum Petri domistadum cum domo supra stante et suis pertinentis situm in parochia de Steenhuffele in vico dicto de Asscherhout strate…”. Of vrij
168
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
vertaald: “aanvaard in naam van en voor Elisabeth van Marselaer, dochter van de genoemde Pieter, een erf met daarop een woonhuis en bijgebouwen, gelegen in de parochie Steenhuffel, in de wijk genoemd Asscherhoutstrate.” Vermoedelijk gaat het hier over Elisabeth van Marselaer (°ca 1425) dochter van Pieter (°ca 1392) en Ida van den Eede, kleindochter van Siger of Zeger van Marselaer die een bastaard was van Gillis van Marselaer en Maria van Obberghe en die we in 1430 in Londerzeel als kerkmeester tegenkwamen. 247.
De toponiemen. Waar lagen deze eigendommen? Als we de hierboven gebruikte toponiemen kunnen identificeren, moet deze vraag te beantwoorden zijn. A. Catharina van Marselaer, de weduwe van Walter van Buyseghem stichtte omstreeks 1440 een jaargetijde voor zichzelf, haar ouders maar blijkbaar niet voor haar man. Ze gaf daarvoor de opbrengst van een stuk grond op de VIJVER tegen de HUYSARMEN en de PERCKE. Dat moet dus haar eigen grond geweest zijn. Helaas weet ik niet waar de toponiemen ‘vijver” en “Percke” in Steenhuffel te situeren zijn. Pater Vertonghen, die nochtans een vrij complete Toponymie van Steenhuffel publiceerde, kende deze plaatsen evenmin. Maar in een recenter register staat: “Juffrouw Catharina Van Marschlaere heeft gegeven den prochiaen voor haar jaargetijde met dat van haar ouders 't derde deel van een dagwand lands, gelegen op de Vijverquaetbeek ...” Wel... - Het bronnengebied van de Vijverquatbeeck ligt in een moerassige strook tegen het Perrehof (nu Brandewijnhoeve) in de Kouter. Het Perrehof was vroeger omwald. Zelfs in 1935 lag er aan het begin van de Vijverquaetbeek nog een echte VIJVER. - Het eerste deel van de naam Perrehof, Perre, betekent volgens alle verklarende woordenboeken: omheining, afsluiting, park of park, dus PERCKE. - De Kerk en de H. Geesttafel of de HUYSARMEN van Steenhuffel hebben tot in recente tijden veel eigendommen langs de Vijverquaetbeek gehad. B. Elisabeth van Marselaer erfde in 1451 een erf met woonhuis en bijgebouwen (dat is meer dan een gewone cossaarderij) in de wijk ASSCHERHOUTSTRATE. Dit erf hoeft vanzelfsprekend niets met het vorige erf op de Vijver te maken hebben. De naam “Asscherhout” kon door pater Joris Vertonghen in zijn ‘Toponymie van Steenhuffel’ niet met zekerheid worden verklaard. Het zou Essenbos kunnen betekenen, maar anderzijds zou er volgens de volksoverlevering op een zekere diepte onder de grond een laagje as te vinden zijn. Op de kaart van Jan van Acoleyen uit 1699 wordt heel het gebied dat toen nog aanleunde tegen het Buggenhout-Bos met de naam Asscherhout aangeduid. Voor wie Steenhuffel kent: dat is het gebied tussen fietspad Leireken, de Haan en de Bouwbeek. Het raakt in het zuiden aan het Perrehof. Het betreft in ieder geval grond die al voor 1700 op het bos van Buggenhout (een restantje van het door Julius Caesar genoemde ondoordringbare Kolenwoud) gewonnen werd. Meestal gebeurde zo’n grondwinning door een stuk bos in brand te steken. De kapelanie van de Sielmisse (die het patrimonium van de kapelanie van Marselaer overgenomen heeft) had ook 1/3 van de tiende van Steenhuffel (evenveel als de kerk die dat evenwel met de abdij van Affligem moest delen), evenals inkomsten van tienden op Over de beek, op den Asscherout en de opbrengst van een derde schoof vanwege de hertog van Brabant. 247
Opgepast. Over de afkomst van deze Peeter bestaat veel twijfel. Oudere genealogen beweren dat hij een zoon was van Gielis en Isabeau de Luu; Baudouin Walckiers noemt hem op blz. 44 de zoon van onbekenden en op blz. 51 de zoon van Hendrik en Beatrijs van den Hove. Vooral dat laatste is moeilijk vol te houden, want dan zou hij een broer van Adriaen geweest zijn en zouden hij of zijn kinderen van die Adriaen moeten hebben geërfd toen die in 1468 kinderloos overleed. Zoals we eerder zagen was dat niet het geval.
169
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
De eerste summiere aanwijzingen lijken een vroeg verband tussen de families van Buyseghem, van Marselaer en het Perrehof te suggereren. Het kan. De vroegste bewoners van het Perrehof die ik in mijn studie over die hoeve met zekerheid heb kunnen identificeren hebben immers pas vanaf omstreeks 1465 tot 1545 geleefd. Het waren Reynier van Horenbeke en Elisabeth van der Meeren. Pater Joris Vertonghen heeft het volgende over het Perrehof geschreven: “De plaats is uitstekend gekozen: hoog gelegen, en toch in een bronnengebied met weiden, tevens aan de poort van de grote Kouter en nabij het grote Buggenhoutbos”. Deze beschrijving zou best de definitie van het woord “Marselaer” kunnen zijn. Het ontstaan van dit Hof gaat zeer waarschijnlijk terug tot de Frankische periode.
Op zoek naar de identiteit en eigendom van Jacomijne Rijms. Zelfs in het midden van de 16de eeuw was mevrouw Jacomijne Rijms in Steenhuffel al volslagen onbekend en vergeten. Hierna zal ik haar identiteit proberen te achterhalen. Ik doe het stap voor stap, want de zoektocht was zo mogelijk nog interessanter dan het resultaat. Het document waar ik in het begin van deze bijlage naar verwees heet “scheydinghe van de goeden van vrouwe Jacomijne Rijms’. Waarschijnlijk is het in geen enkel archief meer te vinden. We kennen alleen een paar uittreksels zoals die in 1593 door Adriaen van Marselaer van een andere kopie werden overgeschreven. Adriaen heeft ontzettend veel moeite gedaan om alles wat er nog over zijn voorouders te vinden was op te sporen en bij elkaar te brengen. Wat heeft hem er toe aangezet om ook in de papieren van mevrouw Rijms te gaan kijken. Ik kan alleen maar veronderstellen dat hij de redenen kende waarom daarin iets over Marselaer te vinden zou zijn. Helaas heeft hij ons die niet doorgegeven. In april 2013 bezorgde J. Michel Van der Elst mij een kopie van de “denombrementen” (de opgaven) van de Steenhuffelse leenmannen van de heren van Glymes, vanaf 1448” 248. Niet alle denombrementen bleven bewaard, maar het volgende document, gedateerd op 20 maart 1512, is dat gelukkig wel Ick Jacomijne Ryms weduwe wijlen heer Jacops van Borssele, ridder, certificere bij desen dat ick houdende ben te leen den voregen cheyns vanden here van Grimbergen inder maniere als hier voor gespecificeert staet gelegen inder prochien van Steenhuffele ende van Merchten. In oirconden der waerheyt hebbe mijn zeghel hier op gedruckt opten XXten dach van meerte int jaer duysent vijfhondert ende XII nae scriven shoefs van Brabant.
Waar lag het volle leen van de echtgenoten van Borssele-Rijms? Uit het hierboven gereproduceerde leendenombrement van weduwe Jacomeyne Rijms uit 1512 weten we dat haar bezittingen in Steenhuffel en Merchtem lagen. Helaas heeft ze geen bijkomende details vermeld. Andere leenmannen deden dat gelukkig wel. Volgende vermeldingen zijn niet gedateerd maar moeten tussen 1515 en 1525 geschreven zijn. - Myvrouwe Jacomyn Ryms op een dachwant lants geheeten thacse velt op deen zyden de Quaetbeecke ende op dander zyde doryen (nakomelingen) van Gielis vander Smessen.
248
Algemeen Rijksarchief, familiearchief de Merode Westerlo, VM 585.
170
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
-
Dorye van Peer van Stappen een stuck lants gelegen op de Smesse Quaetbeeck metter eender zyden aen my vrouwe Jacomyne Ryms goet ende metter ander zyden tgoet van Diepensteyn. - Magriete van Zellicke op de Wagelkens hove op deen zyden haerer selvens leen ende op dander zyden my vrouwe Jacomeyne Ryms goet. - Jaspar de Bonte een dachwant van huysen ende van hoven aen deen zyde de heren strate, aen dander zyde Jan Meerts, leen dat men houdende is van myn vrouwe Jacomyne Ryms. Een paar opmerkingen: Jaspar de Bonte is mijn eigen directe voorvader. Zijn gronden lagen o.m. op het Waelroth en tegen het leengoed ‘de Quaetbeke’. Hij was een onderleenman. Zijn ‘hoofdleenman” was Jacomeyne Ryms. Haar leengoed raakte aan de Quatbeke, de Smesse Quaetbeke en de Wag(g)elkenshove. De precieze ligging van dat hof is niet gekend maar we moeten het zeker op de Steenhuffelse, Merchtemse of Peizegemse kouter zoeken. De inkomsten van Jacomeyne Ryms waren dus afkomstig uit een vrij omvangrijk gebied, gelegen op de grens van Steenhuffel en Merchtem en de grens van Buggenhout-bos en de Steenhuffelse en Merchtemse Kouter. Dat is precies het gebied waar ik het tweede (of derde) Hof van Marselaer van Steenhuffel meen te moeten situeren. Dat kan toch haast geen toeval zijn? Bovendien zou de gelijkschakeling van het volle leen van Jacob van Borssele met dat ‘andere’ Hof van Marselaer de latere interesse van Adriaen van Marselaer voor de nalatenschap van Jacomijne Rijms verklaren. . Hiernaast de oude toponiemen op een recente kaart van Steenhuffel
Evenals het leengoed van de Peerdshoeve behoorde het volle leen van Jacob van Borssele voor 1500 tot het Land van Dendermonde. Van het ‘andere’ hof van Marselaer is het niet geweten. Ik herhaal dat het Huis van Dendermonde in de eerste helft van de 16de eeuw vele Brabantse leengoederen in het grensgebied met Vlaanderen aan andere (Brabantse) leenhoven overgedragen heeft. Uit de vergelijking van de haardstedentelling van 1496 met het denombrement van 1512 concluderen we dat het volle leen van Jacob van Borssele voor 1510 de eigendom van de jonge tak van de heren van Grimbergen is geworden. In 1534 werden ook de heerlijkheden van Voorspoel en Vilain, grotendeels in Londerzeel gelegen, door de oude tak van de heren van Grimbergen overgenomen 249. Dat was logisch. In 1197, toen de bezittingen van het Land van Grimbergen verdeeld werden, was afgesproken dat de oude tak van de familie (Berthouts, Nassau en Vianden) o.a. de goederen in Asse en Londerzeel zou krijgen en de jonge tak (achtereenvolgens Van Grimberghen, Van Aa en Glymes) onder meer de gronden in Malderen en Steenhuffel zou beheren.
249
Voor de details verwijs ik naar “Het Goed van Voorspoel en Oudenhove” en naar “Het Steen op de Heuvel”.
171
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Ridder Jacob van Borssele. Ik heb in geen enkele genealogie een huwelijk tussen een ridder Jacob van Borssele en een mevrouw Rijms gevonden. Is deze Jacob dan onbekend? Gezien het feit dat hij een ridder was lijkt me dat vrij onwaarschijnlijk. Ik vermoed dat het hier gaat over de persoon waarover in het “Oud archief van de stad Gouda, register 234, akte 163 van 18 september 1494” het volgende geschreven werd: “Maximiliaen, Rooms koning, stelt Jacob bastaard van Borsselen, ridder, aan tot kapitein en kastelein van Gouda in plaats van Jacob Leeu(wen), broeder en plaatsvervanger van wijlen Rommer Jacobsz., de vorige kastelein.” Wat weten we nog meer over deze mens? Hij was geboren in 1437. Hij was de zoon van Adriaen van Borssele (1422-6/6/1468) en kleinzoon van Jacob, heer van Brigdamme, Zoutelande en Sint Laurens (1390-Brouwershaven 16/1/1426) en Anna de Henin-Bossu (1395-1478). Zijn moeder kennen we niet, want toen hij verwekt werd was zijn vader nog erg jong en nog niet getrouwd. Jacob zou aanvankelijk in het klooster treden maar zijn roeping heeft niet erg lang stand gehouden. Op 23 februari 1470 trouwde hij in ieder geval met Agneese van Raephorst. Zijn officiële aanspreektitel was dan “ridder, heer van Cleverdamme” 250. Intussen was ook zijn vader Adriaen, heer van Brigdamme, Zoutelande en Sint Laurens, omstreeks 1450 getrouwd met Anna, bastaard van Bourgondië (1430-1508). Toen vaststond dat uit dit huwelijk geen wettige erfgenaam zou komen, werd de bastaard Jacob op 17 september 1476 alsnog gewettigd. Jacob van Borssele had – volgens de meeste genealogen - met Agneese Van Raephorst 5 kinderen 251, toen hij op 25 april 1483 weduwnaar werd. Enkelen beweren hij toen hertrouwde met Agnes van Clivendamme, maar uiteraard was dat de aanspreektitel van zijn eerste vrouw. Volgens mij hertrouwde Jacob van Borssele met onze Jacomeyne Rijms. Dat staat overigens ook in de genealogie van Guillaume de Wailly op Geneanet. Die beweert bovendien dat zij samen drie kinderen hadden die door anderen toegeschreven waren aan zijn eerste vrouw. Een genealogie Van Borssele. Uit wat vooraf gaat denk ik dat het volgende stamboom-fragment het meest waarschijnlijke is: Jacob van Borssele (1390-16/1/1426), heer van Brigdamme, Zoutelande en St.-Laurens x Anna de Hennin-Bossu (1395-1478) Adriaen van Borssele (1422-6/6/1468), heer van Brigdamme x ca 1450 Anna bastaard van Bourgondië (1430-1508) Jacob bastaard van Borssele, heer van Cleverdamme (1437-18/9/1503) x 23/2/1470 Agneese van Raephorst (+ 25/4/1483) Adriaen van Borssele, heer van Cleverdamme en Weldamme (° ca 1472 + voor 1529) x Maria van Eversdijck Jacob van Borssele, kastelein van het slot (° ca 1475 +20/12/1521) van Gouda x Ursula de Foreest Anna van Borssele (° ca 1478) x Willem Draeck Jacob bastaard van Borssele, heer van Cleverdamme (1437-18/9/1503) xx ca 1484 Jacomijne Rijms (ca 1447 + voor 1525) Cornelis van Borssele, genoemd van Mijnden’ (° ca 1485) x Guilielma van Schagen Lodewijk van Borssele (° ca 1487) x Adriana Marie Draeck Jeroen van Borssele (° ca 1489) De geschatte geboortejaren van Jacobs kinderen gaan uit van de veronderstelling dat hij met Jacomijne Rijms nog 3 kinderen had, wat ik alleen in de genealogie van Guillaume de Wailly op Geneanet gevonden heb. Enkele andere genealogen, die Rijms niet noemen, denken dat al deze kinderen uit zijn eerste huwelijk waren.
250
De ligging van Cleverdamme/Clivendamme heb ik niet gevonden maar het wordt gewoonlijk in één adem met Brigdamme en Weldamme genoemd. Weldamme was een parochie op het eiland Schouwen-(Duivelland) aan de monding van de Oosterschelde en was lang eigendom van de familie van Cats (de grootmoeder van Peeter Micault, vanaf 1598 heer van Diepensteyn, heette Levina van Cats-van Welle). Brigdamme lag op de weg van Middelburg naar Seroosdkerke, tussen Middelburg en Sint-Laurens. 251 Namelijk: 1) Jacob, trouwde met Ursula van Foreest, werd kastelein van het slot van Gouda, en overleed in Gouda op 20 december 1521, 2) Adriaen, heer van Cleverdamme en Weldamme, trouwde met Maria van Eversdijk, en overleed voor 1529 3) Lodewijk, trouwde met Adriana Maria Draeke, 4) Anna, trouwde met Willem Draeke, en 5) Cornelis, die men noemde “van Mijnden”.
172
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Jacomijne Rijms en de mogelijke banden van haar familie met Steenhuffel. De afkomst van Jacomeyne (Jacoba) Rijms, die ergens tussen 1450 en 1470 moet geboren zijn, is mij – terwijl ik dit schrijf - ook na zeer lang zoeken, niet bekend. In het “repertorium van de Vlaamse adel, 1350-1500” 252 zijn in deze periode geen mensen met de familienaam Rijms, Ryms, Reyms of Rheyms te vinden. Wel enkele met de naam “Rijm”. - In 1384 was Simon Rijm een “edele ende zeer machtighe poorter der stede van Ghendt”. Een andere Simon Rijm (of was het toch dezelfde) was ridder en was van 25 januari 1391 tot 9 mei 1407 baljuw van Dendermonde. - Op 16 februari 1425 werd ridder Ettor Rijm, wonende in de kasselrijen Kortrijk en Kassel, door de Raad van Vlaanderen opgeroepen voor een veldtocht van Filips de Goede. - In 1437 stonden de gebroeders Baudin, Jehan en Daneel Rym ingeschreven als schildknapen uit Gent. - Op 8 oktober 1485 werd onder meer Willem Rym, eerste pensionaris van de schepenbank van de Keure, op een schavot op de Gentse Vrijdagmarkt onthoofd “omdat hy uut zyn ’t selfs movement den paix belet hadde tusschen den hertoghe van Oostenrycke ende den lande van Vlaenderen” 253 - Op 9 augustus 1540 stierf de edele heer Philips Rym. Hij was 64 jaar oud geworden en werd in de Gentse Sint-Janskerk (later omgedoopt tot Sint-Baafs) begraven. - Karel Rym, geboren in 1533, lid van de Geheime Raad, was de zoon van Gerard Rym, lid van de Raad van Vlaanderen, eveneens afkomstig uit Gent. Zijn broer Lodewijk Rhym werd op 31 januari 1554 in de Sint-Jans kerk te Gent begraven. De Sint-Jans kerk van Gent werd later omgedoopt tot Sint-Baafs. Verder zullen we ontdekken dat ook onze Jacomeyne er enige raakvlakken mee had. Ook de naam Jacomeyne, Jacqueline of Jacoba Rijm en/of Rijms heb ik enkele keren teruggevonden. Dat was om te beginnen het geval in de geschiedenis van Gooik. - In “wekelijks nieuws uit Loven” 254 ontdekte ik de volgende, hierna door mij iets ingekorte en gemoderniseerde, tekst: “Gooik is een der oudste dorpen van Brabant, gelegen in het Land van Gaasbeek. Het bezit een oud kasteel 255. Deze Heerlijkheid heeft eerst toebehoord aen de familie van Craynhem… Daarna is ze overgegaan naar de familie van Rassegem… Vervolgens naar de familie van Baesrode, tot dat Vrouwe Jacoba Ryms-deBaesrode, weduwe van Heer Henricus de Heverle, heer van Oplinter, ze heeft verkocht aen den Heer Hendrik Tауе….” Hendrik Taye was in 1434 getrouwd met Margareta van Boechout, dochter van Gillis 2 van Boechout, heer van Diepensteyn) en Aliane van Reynghervliet. Hij stierf in 1450.
-
-
Ik kan voorlopig niet bewijzen dat Jacomeyne Rijms-van Baesrode, weduwe van Hendrik van Heverlee, familie (mogelijk een tante) van Jacomeyne Rijms, echtgenote en later weduwe van Jacob van Borssele, was. Op 2 september 1480 overleed, ik weet niet waar, ridder Hendrik de Coninck die uit Leuven afkomstig zou zijn geweest. Hij liet geen kinderen na maar wel een weduwe met de naam Jacquemeyne Rijm… Een ander heerlijk laathof op de Perrekouter had een zekere Evrard Conincx als de eerste gekende eigenaar. Kan die de grootvader van ridder Hendrik de Coninck zijn geweest?
252
Repertorium van de Vlaamse adel (ca. 1350-ca. 1500), Frederik Buylaert 2011, blz. 597 en 814 Jaerboeken der stad Leuven van 240 tot 1507, P. Divaeus, W.A. Van Dieve en E. Van Even, 1856, blz. 320, verwijzende naar ‘Het Dagboek van de Gentsche Collatie, blz. 494’. 254 Wekelijks nieuws uit Loven, mede beschrijvinge diër stad, volume 16, blz. 198. 255 Ik herinner er aan dat ook de familie vanden Heetvelde (eigenaar van het laathof van de Peerdshoeve bij het Horenbeekveld) uit Gooik afkomstig was. 253
173
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Terug naar de familie van Borssele en hun band met Steenhuffel. Ook de belangrijke Zeeuwse familie Van Borssele zijn we al elders, met name in de geschiedenis van Diepensteyn, tegengekomen. Margriete van Pouke, de echtgenote van Daneel 2 van Boechout was immers een dochter van Eluard van Pouke en Catharina van Borssele. In 1431 erfde ze van haar oom Philips van Borssele, in 1396 getrouwd met Machteld van Raephorst, grote gebieden in Zeeland die ze echter aan andere leden van de familie van Borssele terugverkocht. Het is duidelijk – maar helaas nog door niemand aangetoond - dat er tussen Philips van Borssele, schoonbroer van Daneel 2 van Boechout van Diepensteyn, en Jacob van Borssele, de bastaardzoon van Adriaen, een vrij nauw familieverband bestond. De huwelijksverbintenissen met de familie van Raephorst wijzen daar op. Maar ook de namen van Cats en de Foreest komen in beide stambomen voor. Daar ga ik nu verder niet op in. De vraag blijft of Jacob van Borssele, bastaard van Adriaen, in 1483 weduwnaar geworden van Agneese van Raephorst, met Jacomeyne Rijms hertrouwd kan zijn. De afstand tussen Zeeuws Vlaanderen en onze gewesten vormt daarvoor zeker geen bezwaar. In de 15de en vooral 16de eeuw zijn er tal van interregionale contacten op te noemen. Zo hebben de families Herdinck, le Cocq (allebei op Groenhoven) en Micault (een generatie later op Diepensteyn) elkander in Zeeland leren kennen. Ook inzake kalender is er geen probleem. Op 18 september 1494 werd Jacob van Borssele door Maximiliaen van Oostenrijk, keizer van het Heilig Roomse Rijk, graaf van Vlaanderen en hertog van Brabant als kapitein en kastelein van Gouda aangesteld. In 1501 werd hij op die plaats en in dezelfde functie door zijn zoon Jacob opgevolgd. Hij stierf op 18 september 1503 maar het is niet geweten waar. In 1506 werd door de schepenbank van de Keure van Gent de volgende akte opgesteld 256: ”Kennelic zij dat edele ende weerde vrauwe Jaquemijne Rijms, weduwe ende houderigghe bleven achter wijlen mer Jacop van Borssele, commen es ende bekende tachtere ende sculdich zijnde Clayse van Arron…” Verder leert ons deze akte dat Jacomeyne Rijms, toen ze nog de echtgenote en niet de weduwe van Jacop van Borssele was, voor de prijs van 200 “ponden grooten” 2/3 van een huis en hofstede had gekocht, gelegen in Gent ten zuiden van de Sint-Janskerk, recht tegenover de dekenij van dezelfde kerk. Die eigendom had ze gekocht van Jan le Sauvaige, ridder, heer van Eschaubeke en voorzitter van de Geheime Raad. Op het moment dat de akte geschreven werd, was ze de verkoper nog altijd 100 ponden grooten schuldig. Drie jaar later was ze dat overigens nog steeds 257.
Het echtpaar van Borssele-Rijms en Marselaer. Nadat Jacomeyne in 1480 weduwe van ridder Hendrik de Coninck, en Jacob in 1483 weduwnaar van Agnes van Raephorst geworden waren, is het niet onmogelijk dat ze in 1484 of 1485 met elkaar zijn hertrouwd. Als Hendrik de Coninck een kleinzoon van Evrard Conincx (de eerste gekende eigenaar van de cijns op het Brabantse deel bij het Perrehof) was, dan kan dit verklaren waarom zijn weduwe Jacomeyne bezittingen in Steenhuffel en Merchtem had. 256
Frans de Potter - Gent, van den oudsten tijd tot heden: Geschiedkundige beschrijving der stad, Volume 5, blz. 58. Akte nr. 84 van het jaar 1506-1507. 257 Meer over deze zaak is te vinden in het Algemeen Rijksarchief - Archief van de Sint-Cornelius-en SintCyprianusabdij te Ninove – IIIB3b Beheer van goederen en gelden, refuge in Gent, akten 310 en 311 - Akten met betrekking tot de overdracht door Jan Le Sauvaige aan Jaquemine Ryms, weduwe van J. Van Borssele, van een deel van een huis aan de Sint-Janskerk.
174
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Maar ook als dit niet het geval zou zijn dan is het denkbaar dat Jacob van Borssele - met het geld van zijn tweede vrouw – niet alleen zijn zinnen had gezet op een mooi huis in Gent maar ook op een eigendom in de parochie Steenhuffel die ze bovendien allebei - via hun hierboven geschetste band met de eigenaars van Diepensteyn - konden kennen. Wel …. In de periode 1477-1480 en ook nog daarna waren er in Steenhuffel interessante koopjes te doen. In 1477 was het Hof van Marselaer in de Bontestraat met de grond gelijk gemaakt en de erfgenamen waren – om welke reden dan ook - niet meer geïnteresseerd in wat er nog van overbleef. En Evrard de la Marck, de broer en medestander van het “beruchte everzwijn van de Ardennen”, zocht, nadat hij weduwnaar van Margareta van Boechout geworden was, een koper voor Diepensteyn. Aldus is Jean de Cottereau in 1480 – althans voor enkele maanden – de eigenaar van Diepensteyn geworden. Zijn broer, Lenaert Cottereau, kwam, zoals ik elders vertelde, in het bezit van Marselaer. Of althans van het voornaamste deel daarvan. Het is mogelijk – maar voorlopig niet te bewijzen – dat ook Jacob van Borssele een tijdje voor Marselaer in de running was. Dat zou de inventarisatie van de Marselaer goederen in de door hem nagelaten papieren verklaren. Zeker is dat hij in dat geval het Hof van Marselaer in de Bontestraat aan Lenaert de Cottereau heeft moeten laten. Maar misschien heeft hij wel “het overschotje” in bezit gekregen. Dat overschotje zou dan één van de twee andere hofsteden van Marselaer kunnen zijn.
Jacomijne Rijms nà van Borssele. Tenzij Jacob van Borssele niet dezelfde was als de ridder die we eerder identificeerden, is hij op 18 september 1503 gestorven. In 1512 werd zijn weduwe nog als eigenaresse in Steenhuffel vermeld. Ze was dan echter geen leenvrouwe van het Land van Dendermonde meer maar was rekenschap verschuldigd aan de jonge tak van de heren van Grimbergen, de Glymes. Vanzelfsprekend weet ik (nog) niet wanneer Jacomeyne Rijms gestorven is. Ik hou het op 1515. Maar als ze aanzienlijk jonger dan haar echtgeno(o)t(en) was, dan kan het ook wat later zijn geweest. Wat is er na de dood van Jacomeyne Rijms van haar volle leen in Steenhuffel en Merchtem geworden? Terwijl er over de episode van Borssele-Rijms in Steenhuffel stilaan enig licht aan het schijnen is, is over de periode voor en na hen nog helemaal niets geweten. Mijn vermoeden dat dit leengoed aanvankelijk eigendom van de familie van Buysegem was, daarna door huwelijk naar de in Steenhuffel al goed vertegenwoordigde familie van Marselaer overging en omstreeks 1470, na de definitieve verwoesting van het Hof van Marselaer in de Bontestraat, door de families Rijms of van Borssele werd aangekocht, was en blijft niet meer dan al dan niet verdienstelijke speculatie. Maar, omdat alle beetjes kunnen helpen, ook nog dit. In het leenboek van Diepensteyn, begonnen in 1467, kunnen we lezen dat Kathelijne van Opstalle op 2 december 1504 van haar vader Gielis een heerlijkheid op de Smescouter erfde en dat zij en haar man Aert van Poelke die op 8 oktober 1515 aan Claes Marijensoene alias Anderlecht 258 en diens vrouw Kathelijne van Buyseghem verkochten. Elders vernamen we dat dat Aert van Poelcke de eigenaar van een laathof in Steenhuffel was dat een paar generaties later door een zekere Gielis Guisset werd geërfd 259. 258
Marijensoene is een verbastering van de naam Moyersoene. De familie Moyersoene alias Anderlecht komen we ook tegen op het Hof ter Trappen (wijk Over de Beek) en op het leengoed Quaetbeke 1 (zie verder). 259 Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6937, folio 288v.
175
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Bijna een halve eeuw later vond ik de namen van Elisabeth en Geertruyt van Poelcke die zeker nakomelingen van Aert van Poelcke waren ·. Op 4 oktober 1600 verkochten zij in de schepenbank van Steenhuffel een rente op een lening die Jan van Horenbeke (deze naam is hier van geen belang) ooit bij Aert van Poelcke afgesloten had. Normaal hadden de schepenen van Steenhuffel hier niets mee te maken maar ze moesten wel optreden “midts zij de erfflathen van mevrouwe Jacomijne Rijns, wettige gesellinne was van heeren Jacops van Borselle, noch het laethoff van dyen als waer onder de naerbeschreven rente es geconstitueert nyet en ware kennende …” 260 Dit is de enige keer dat de namen van Jacomijne Rijms (of iets wat er op lijkt) en Jacop van Borssele in de registers van Steenhuffel te vinden zijn. In 1600 wist men blijkbaar ook al niet meer wat er met hun leengoed en laathof was gebeurd. Het is wellicht te laat om nu nog te suggereren om eens de lijn van Buyseghem/van Marselaer – van Borssele/Rijms – van Poelcke/van Opstalle - Marijensoene/van Buyseghem – Gielis Guisset … te onderzoeken. Dat laatste zal ook niet echt meer nodig zijn. Want lang nadat ik voorgaande woorden schreef, is er een nieuw oud document opgedoken dat een aantal van de hiervoor opgeroepen vragen beantwoorden en enkele hypothesen verwerpen of bevestigen kan.
Wat er met het volle leen van Jacomijne Rijms gebeurde. Omdat het leengoed al voor 1512 onder het leenhof van het Land van Grimbergen ressorteerde zou het kunnen dat dààr iets meer te vinden is. Gelukkig heeft de heer J. Michel vander Elst al een groot deel van het archief van het Land van Grimbergen ontsloten. In een 16de eeuws register 261 staat het volgende de lezen:“Steenhuffle - Opten iersen juny anno XXV (1525) heeft ontfangen Dierick Buylen, filius Jans, een volle leen gelegen tot Steenhuffle al na de doot meester Jacop vander Sickelen, van Hector van Grimberghen als stadhouder vande leenen mijns heeren Anthonys van Berghen heer tot Grimberghe…” De namen ‘van Borssele’ en ‘Rijms’ komen hier weliswaar niet in voor, maar die van ‘Dierick Buylen’ deed wel een belletje rinkelen. Zijn naam waren we immers in de registers van de schepenbank van Steenhuffel al tegen gekomen. Nà de miserie van de Geuzentijd en Inquisitie wist op het einde van de 16de eeuw echter niemand meer wie hij was en hoe hij aan heerlijke rechten in Steenhuffel gekomen was. Ik kom hier uiteraard later op terug.
Jacomijne Rijms en Jacop vander Zickelen. Laten we met Jacop vanden Sickelen beginnen. In een oud boekje 262 vond ik – dank zij Google search en Google books - het volgende: “In deze wijk (Maelte in Sint-Denijs-Westrem) bevond zich in de middeleeuwen het kasteel van de Gentsche familie Rijm, hetwelck nadien tot de Sersanders en Van der Sickelen overging” En nog: “Symoen Sersanders goet, dat Jan Rijms was, dat es een ander leen mette laten die er toe behoeren (Leenboek van Sint-Pieters)”. En nog: “… te Maelten ende es mersch, groot 2 bunderen 450 roeden, gheleghen voor Boudewijn Rijms goet geheeten, ende behoort nu toe int jaer 1512 meester Jacob van der Sickelen (Cartularium van het Sinte-Clara-klooster)”
260
Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6937, folio 192v-194r. Algemeen Rijksartchief - Familiearchief de Merode VM 442, rekeningen van de drossaard & stadhouder van het land van Grimbergen (1516-1555). Met dank aan J.M. vander Elst. 262 Frans de Potter en Jan Broeckaert – Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, eerste reeks, Arrondissement Gent, eerste deel, Sint-Denijs-Westrem, 1864. 261
176
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
De namen “Rijms” – een familie uit Gent zoals ik al vermoedde en “Jacob vander Sickelen” (ook Zickelen) in één en dezelfde bron, dat kan toch geen toeval zijn? In hetzelfde boek, onder Bellem, vinden we zelfs een uitgebreide geschiedenis van deze Gentse familie Rijm of Rijms. Hieruit: “De oorsprong en de namen der eerste bezitters van de heerlijkheid van Bellem zijn ons volkomen onbekend. Al wat wij weten is, dat het dorp van over onheuglijke tijden aan de familie Rijm toebehoorde, waarvan door Sanderus gezegd wordt dat zij, ofschoon oorspronkelijk uit Saksen, eene der bloeiendste familiën van Gent was. De oudstvermelde dezer familie, Boudewijn Rijm, is vermaard door zijnen tocht naar het H. Land, met graaf Philips van den Elzas, ten jare 1177. Jordaan Rijm, zijn zoon, onderscheidde zich, ten jare 1205, bij de belegering van Constantinopel, en was de grootvader van Jordaan Rijm, echtgenoot van Avezoete Schoutheete, uit welke, omtrent het midden der XVe eeuw, de eigenlijk gezegde Rijms, heeren van Bellem, gesproten zijn…”. Het vervolg van dit verhaal begint echter pas in 1505 en dat is één generatie te laat om ons behulpzaam te kunnen zijn. Gelukkig hebben de heren de Potter en Broeckaert méér dan één deel van hun Oost-Vlaamse geschiedenis geschreven. In deel V, waar het over Munte gaat 263, hebben ze het over een rente, de “Ransrente” en daarna de “Budsinrente” geheeten “gehouden van den heer van Rode, op omtrent elf bunder land, boschen meersch, te Munte, met recht van eenen meier en een jaarlijksch inkomen van 8 deniers parisis, was in 1558, voor twee derde deelen het eigendom van Jacob Budsin, bij erfenis van Geeraardina van der Zickelen, zijne moeder, vrouwe van Karel Budsin, en vóor haar, haren vader Jacob van der Zickelen, ridder, heer van Nazareth, uit hoofde van zijne echtgenoote Jacoba Rijm, dochter van Boudewijn en van Jutta van Munte.” Op dezelfde bladzijde (het paginanummer is niet in alle uitgaven hetzelfde) wordt nog over een tweede rente gesproken, namelijk over “de rente van Buggenhout 264, ook leen van den heer van Rode, bedroeg 6 mud koorn, 6,5 mud haver en 13 pond parisis in het jaar, behoorde in de eerste helft der XV eeuw aan Boudewijn Rijm, en in 1487 aan Geeraardina van der Zickelen.” Bovenstaande gegevens lijken er op te wijzen dat Jacomijne Rijms, nadat ze weduwe van Jacob van Borssele geworden was, nog eens met Jacob van Zickelen hertrouwde. Vermits het na de dood van die laatste was dat op 1 juni 1525 het volle leen in Steenhuffel werd verkocht, moet dat dus in de bruidsschat van Jacomijne Rijms gezeten hebben, ook al zou ze met van Borssele 3 kinderen hebben gehad.
Eindelijk kennen we de afkomst van Jacomijne Rijms. Hierna, vooral gebaseerd op het werk van de Potter en Broeckaert, en rekening houdende met mijn eigen bevindingen, want de geconsulteerde genealogieën op Geneanet kunnen onmogelijk kloppen, een beetje meer gegevens over de afkomst van Jacomeyne Rijms wiens ouders dus Boudewijn Rijm en Jutta van Munte heetten.
263
Frans de Potter en Jan Broeckaert – Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, eerste reeks Arrondissement Gent, vijfde deel, Munte, 1864. 264 Men zou deze naam in verband kunnen brengen met het volle leen van Jacomijne Rijms dat inderdaad aan Buggenhout grensde, maar de auteurs hebben dat alvast niet gedaan omdat deze rente gelicht werd op gronden te Schelderode, Markegem, Melsen, Bottelare, Munte, Gontrode en Lemberge.
177
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Rijm(s) Boudewijn Rijm x Maria Rijnvisch Boudewijn Rijm x Jutta van Munte Daniel Rijm x Elisabeth van Munte Jacomijne Rijms (°ca 1447) x ca 1470 Hendrik de Coninck, ridder (+ 2/9/1480) Geen kinderen Jacomijne Rijms (°ca 1447+ voor 1525) xx ca 1484 Jacob bastaard van Borssele, heer van Cleverdamme (1437-18/9/1503) Cornelis van Borssele, genoemd (van Mijnden’, ° ca 1485) x Guilielma van Schagen Lodewijk van Borssele (° ca 1487) x Adriana Marie Draeck Jeroen van Borssele (° ca 1489) Jacomijne Rijms (°ca 1447+ voor 1525) xxx ca 1505 Jacob vander Zickelen
Munte Jan van Munte x 25/12/1412 Anna vanden Putte Jan van Munte (° ca 1415) x a) Catharina van Buyseghem, b) Elisabeth Wiericx, c) Sophia van Cuelsbroeck Jutta van Munte (° ca 1420) x Boudewijn Rijm Daniel Rijm x Elisabeth van Munte Jacomijne Rijms (°ca 1547+ voor 1525) x ca 1570 Hendr.de Coninck (+ 2/9/1480) xx ca 1584 Jacob van Borssele (1437-18/9/1503) Cornelis van Borssele, genoemd (van Mijnden’, ° ca 1585) x Guilielma van Schagen Lodewijk van Borssele (° ca 1587) x Adriana Marie Draeck Jeroen van Borssele (° ca 1589) Ik heb de naam van Buyseghem in het vet gezet omdat ik eerder op een mogelijk verband tussen het voormalige goed van de familie van Buysegem en dat van Jacomijne Rijms in Steenhuffel gewezen heb. Ik heb echter nog geen echte elementen om dit vermoeden te staven. Van 1434 tot 1462 was Bussaert van Munte, zoon van (een andere) Jan uit Gent, de eigenaar van ten Broecke (het latere Groenhof) in Malderen.
De Gentse familie vander Zickelen. Om iets over de familie van der Sickelen te weten te komen moeten we niet alleen bij vander Sickelen maar ook bij vander Zickelen, Zikkele, Zyckelen, Sixelen, Sicle en zelfs bij de la Faucille gaan zoeken. In het Gentse zijn deze mensen zeer goed bekend en – vooral in toeristische brochures – wordt hun naam nogal eens genoemd. Helaas staan daar zodanig veel tegenstrijdige dingen in dat we het grootste deel van ons huiswerk weer eens zelf moeten maken. Laten we daarom beginnen met wat we zeker weten. - In 1525, toen de erfgenamen van meester Jacop van der Sickelen, een vol leen in Steenhuffel en Peizegem aan Dierick Buylen verkochten, lijkt dat het volle leen te zijn van wijlen Jacop van Borselle en Jacomijne Rijms. Vermits Jacop van Borssele bij de haardstedentelling in 1496 nog leefde en volgens een leendenombrement van 20 maart 1512 niet meer, zou het handig zijn om een link tussen Jacomijne Rijms en meester Jacop vander Sickelen te vinden. - Dat komt goed uit want de heren de Potter en Broeckaert, die toch zeer degelijke 19 de eeuwse historici zijn, lieten ons weten: o Dat ene Jacob van der Zickelen, ridder, heer van Nazareth, getrouwd was met Jacoba (dat is Latijns voor Jacomijne) Rijm, de dochter van Boudewijn Rijm en Jutta van Munte. Deze Jacob had een dochter Geeraardina die getrouwd was met Karel Budsin. o Dat meester (ik leg de nadruk op ‘meester’) Jacob vander Sickelen in 1512 de eigenaar was van ca 2,5 bunders te Maelten die men, naar de vorige eigenaar, het ‘Bouwewijn Rijms goet’ noemde. Dat komt ons dus inderdaad bijzonder goed uit want – als de op 18 september 1503 weduwe geworden Jacomijne Rijms met een weduwnaar Jacop vander Sickelen hertrouwde – dan wordt de toestand in Steenhuffel hiermee verklaard en bevestigd.
178
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Maar dàn wordt het ingewikkelder. Want in deel II van zijn geschiedenis van de gemeenten van Oost-Vlaanderen” beweert dezelfde historicus Frans de Potter op blz. 85 en 86: - dat ene Jacop vander Sickelen op 25 mei 1520 overleed, dat hij met zijn weduwe Elisabeth vander Hoyen, geen zonen maar wel drie dochters had, dat zijn weduwe (vander Hoyen dus) met Gillis Halsberch, bijgenaamd Aelgoet hertrouwde, dat de verdeling van zijn nalatenschap gebeurde op 12 augustus 1531 en dat de begunstigden zijn drie dochters waren. - Is dit echt dezelfde Jacop vander Sickelen die we in Steenhuffel tegen komen? Ja toch wel. Op 1 juni 1525, toen Dierick Buylen bij het leenhof van Grimbergen het verhef van het volle leen in Steenhuffel deed, was Jacop overleden en het was niet abnormaal dat er tussen een overlijden en het volgende verhef enkele jaren verliepen. De regeling van de erfenis zal zeker niet eenvoudig geweest zijn omdat het hier meervoudig samengestelde gezinnen betrof. Bovendien zegt Frans de Potter ook wie die drie dochters van Jacop waren, namelijk Philippota, Francisca en Geeraardina. In een voetnoot verduidelijkt hij daarenboven dat Philippota getrouwd was met wijlen Philips de Gruutere en dat Geerardina de vrouw was van Chaerles Budsin. Op basis van al deze gegevens kan ik alleen maar concluderen dat: Jacomijne Rijms, geboren ca 1447, trouwde: a) (mogelijk) ca 1470 met Hendrick de Coninck, maar dat dit huwelijk kinderloos bleef b) ca 1484 met Jacop van Borssele. Misschien kwamen er 3 kinderen (Cornelis, Lodewijk en Jeroen) maar zeker is dat niet. c) ca 1505 met Jacop vander Sickelen. Ook al gezien de leeftijd van Jacomijne kwamen er geen kinderen meer. Jacomijne overleed, naar schatting, omstreeks 1515 (alleszins nà 1512), en haar weduwnaar hertrouwde. Jacop van Sickelen, geboren ca 1547, trouwde: a) ca 1505 met Jacomijne Rijms. b) ca 1515 met Elisabeth vander Hoyen. Uit dit huwelijk zouden tot uiterlijk 1521 nog 3 dochters geboren worden waarvan de oudste voor 1531 en de twee anderen voor 1540 al getrouwd en gesetteld waren. Ik heb daar toch enkele bedenkingen bij. Nu we dat allemaal weten kan ik iets meer over de familie vander Zickelen (na)vertellen. Zolang Gent bestaat zal die naam onlosbrekelijk verbonden blijven met het imposante Sikkelcomplex alias Van der Zickelensteen, dat bestaat uit de Grote Sikkel aan de Hoogpoort, de aangrenzende Kleine Sikkel aan de Nederpolder ende Achtersikkel, gelegen in een zijstraat van de Sint-Baafskathedraal, niet ver van de Koornmarkt en het Geeraard de Duivelsteen.
Boven: de Achtersikkel in Gent
179
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Boven links: de grote Sikkel - midden en rechts: de kleine Sikkel. Foto’s geleend van de site van de stad Gent.
Over de geschiedenis van deze gebouwen heeft Frans de Potter vele bladzijden volgeschreven 265 . Het meeste van wat hebben we dan ook aan hem te danken. De oorsprong ervan gaat terug tot de 13de eeuw. In 1302 werd een Symoen vander Zickelen genoemd bij de ondertekenaars van het verdrag van Athies dat tussen de Vlamingen en Philips de Schone gesloten werd. Een volgende Symoen vander Zickelen, getrouwd met Maria van Lanckzweerde, kocht in 1369 het huis de Kleine Sikkel van Jan Borluut en zijn vrouw Marie Rijms. Zijn broer Nicolaes zou daarna de eigenaar van de Grote Sikkel geworden zijn, maar het was toch Symoen die in 1398 de hele Sikkel aan zijn kinderen Victor, Vincent en Barbara (in 1389 getrouwd met Robrecht van Gavere-Schorisse en na 1391 hertrouwd met Pieter Metteneye 266) overmaakte. Victor vander Zickelen was in de periode 1404 tot 1425 afwisselend schepen van de twee Gentse schepenbanken, die van de Keure en die van Ghedeele. In 1404 werd hij al waardig genoeg bevonden om samen met 3 andere edelen Jan zonder Vrees bij zijn plechtige intrede in Gent te verwelkomen. In 1410 werd hij door de hertog van Bourgondië, weliswaar niet alleen, op handelsmissie naar Engeland gezonden. Naast eigenaar van de Grote Sikkel in Gent bezat hij onder meer ook heerlijkheden van Nazareth en Zevergem. In 1450 heeft hij dat allemaal aan zijn oudste zoon Nicolaes vander Zickelen overgelaten. Nicolaes heeft de Grote Sikkel aanzienlijk uitgebreid en overleed op 15 februari 1474. Het was zijn zoon Philips die de Grote Sikkel en de heerlijkheid van Nazareth erfde. Jacob vander Zickelen, zoon van Philips, was volgens de Potter de laatste vander Zickelen die, tot aan zijn dood op 25 mei 1520, in de Grote Sikkel – dat hij serieus restaureerde woonde. Nergens noemt hij in dit verband (elders dus wel) de naam van Jacomijne Rijms. Die van zijn tweede (of derde?) vrouw Elisabeth vander Hoyen (voor wie het haar tweede huwelijk was) en hun drie dochters Philippota, Francisca en Geeraerdina daarentegen wel. Op 12 augustus 1531 werd de nalatenschap van Jacob vander Zickelen tussen zijn dochters en zijn inmiddels met Gillis Halsberch, bijgenaamd Aelgoet hertrouwde weduwe verdeeld. - Philippota, in 1531 al gehuwd met Philip de Gruutere (waardoor ik er sterk aan twijfel dat zij een dochter van Jacob’s laatste vrouw kan zijn), kreeg onder meer het voorhuis met een galerij, een grote en een kleine zaal, een tuin en een grote paardenstal aan de Hoog265 266
In het tweede deel van zijn Geschiedenis van de gemeenten van Oost-Vlaanderen, blz. 80 en volgende. Frederik Buylaert - Repertorium van de Vlaamse adel (ca. 1350-ca. 1500) – blz. 814.
180
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
poort in Gent. Dit zou 1/3 van het Zickelencomplex vertegenwoordigd hebben. Philippota moet omstreeks 1535 overleden zijn en Philips is in 1538 gestorven in Overflakee (Nederland). In 1540 noemde men 3 nog minderjarige kinderen van zijn 1ste en 1 minderjarig kind van zijn 2de vrouw (Berta van Nedervenne waarmee hij omstreeks 1536 moet zijn hertrouwd). -
Francisca, voor 1540 getrouwd met Joris van Rockolfing, kreeg een andere deel van de Sikkele. In 1564 was haar man, geboren in 1490, baljuw van de Oudburg te Gent 267. Hij was een edelman met Hongaarse roots. Via zijn vrouw werden hij en zijn nakomelingen tot op het einde van het ancien regime heer van Nazareth. Naast de heerlijkheid van Nazareth erfde Francisca – te delen met haar (stief)moeder - ook het Goed te Rijvisch te Zwijnaarde, Sint-Denijs-Westrem. Op 30 september 1541 werden daarvan als eigenaars genoemd: a) Joris van Rockolfinge en jouffr. Fransoise vander Sixelen, b) Gillis Halberch en jouffr. Lijsbette vander Hoyen, weduwe meester Jacob vander Zickele 268. Dat kan kan toch alleen maar uit de nalatenschap van Maria Rijnvisch, de grootmoeder van Jacomijne Rijms, gekomen zijn? Op inventaris.onroerenderfgoed.be vond ik inderdaad de bevestiging dat kasteel Rijvissche, voor het in 1564 door zijn huwelijk van Joris van Rockolfing werd, van de Gentse familie Rijvissche (verbastering van Rijnvisch) was geweest. Ook de volgende prentjes heb ik daar gevonden.
Kasteel Rijvissche, zoals het er uitzag in het begin van de 16 de eeuw en nu nog steeds
-
Gheeraerdijne, voor 1540 getrouwd met Chaerles Budsin, kreeg het laatste derde deel. Elders vertelden de Potter en Broeckaert ons dat deze Gheeraerdijne ook de “Ransrente (later Budsinrente genoemd) op omtrent elf bunder land, boschen meersch, te Munte, met recht van eenen meier en een jaarlijksch inkomen van 8 deniers parisis” erfde van “haren vader Jacob van der Zickelen, ridder, heer van Nazareth, uit hoofde van zijne echtgenoote Jacoba Rijm.”
Tenslotte nog enkele dingen over Jacob van Zickelen.
267
Grote verwarring op het Internet. Volgens vele genealogieën op Gensflandria trouwde Francisca met Lodewijk I van Rockolfing. Op Wikipedia las ik dan weer dat Georges van Rockolfing trouwde met Francisca van der Zickele, maar dat dit gebeurde in het midden van de 17 de eeuw. 268 Te vinden op de ‘genealogie Peeters-Rouneau op Geneanet, die als bron naar de “inventaris der landbouwpachten in de Gentse jaarregisters van de keure, p. 64” verwijst.
181
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
-
Louis De Bondt
In 1514 was “Meester Jacob vander Zickelen” schepen van de bank van Ghedeele (een van de twee Gentse schepenbanken) 269. Hij overleed op 25 mei 1520 en werd in de kerk van Nazareth begraven.
vander Zickelen Philips vander Zickelen x NN Jacob vander Zickelen (° ca 1447 + 25/5/1520), ridder, heer van Nazareth x ca 1490 NN Philippota vander Zickelen (° ca 1495 + ca 1537) x ca 1520 Philip de Gruutere (+ 1540) Francisca vander Zickelen (° ca 1597) x Joris van Rockolfing (° 1490) Geeraerdina vander Zickelen (° ca 1500 + voor 1558) x Karel Budsin Jacob vander Zickelen (° ca 1447 + 25/5/1520), ridder, heer van Nazareth xx ca 1505 Jacomijne Rijms (°ca 1547+ca 1515) Geen kinderen Jacob vander Zickelen (° ca 1447 + 25/5/1520), ridder, heer van Nazareth xx ca 1517 Elisabeth vander Hoyen Geen kinderen Opgepast: Rekening houdende met onze eigen lokale bronnen wijs ik de kinderen van Jacob vander Zickelen dus toe aan een 1ste door niemand gekende of vermelde vrouw. Niet helemaal ondenkbaar want zoals we intussen konden vaststellen is ook Jacomijne Rijms bij de vander Zickelen bestudeerders onbekend. Omdat de gegevens echter schaars zijn kan ik mij desondanks vergissen, zeker mocht blijken dat Philippota vander Zickelen en Philip de Gruutere niet voor maar nà 1531 getrouwd zouden zijn. in de ‘Nobiliaire des Pays-Bas et du comté de Bourgogne’ waarin de familie de Gruutere uitgebreid behandeld wordt, noch elders, heb ik daar informatie over gevonden.
Het volle leen en laathof van jonker Dierick Buyele te Steenhuffel. In een 16de eeuws register 270 staat het volgende de lezen: “Steenhuffle - Opten iersen juny anno XXV (1525) heeft ontfangen Dierick Buylen, filius Jans, een volle leen gelegen tot Steenhuffle al na de doot meester Jacop vander Sickelen, van Hector van Grimberghen als stadhouder vande leenen mijns heeren Anthonys van Berghen heer tot Grimberghe…” Mijn zoektocht naar de identiteit van deze jonker, van wie men op het einde van de 16de eeuw in Steenhuffel alleen de naam nog kende 271, heeft eveneens veel moeite en tijd gekost maar is niet zonder resultaat gebleven. Dat is in ‘Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel’ te vinden. Hier ga ik er niet verder meer op in. Maar... Bij mijn studie van de geschiedenis van het Perrehof alias Brandewijnhoeve is gebleken dat, alhoewel de gebouwen van deze hoeve - evenals die van het Hof van Marselaer in de Bontestraat - op grond met een allodiale oorsprong stonden en dus niemands leengoed waren, bijna 1 bunder er aan verbonden landbouwgrond cijnsplichtig aan het laathof van Dierick Buyele en dus voorheen aan dat van Jacomijne Rijms cijnsplichtig was. Misschien was het toch niet zo voortvarend om het derde Hof van Marselaer met het latere Perrehof gelijk te stellen.
269
Van der Meersch – Memorieboek der stadt Ghent van’t jaar 1301 tot 1793, blz. 31. Algemeen Rijksartchief - Familiearchief de Merode VM 442, rekeningen van de drossaard & stadhouder van het land van Grimbergen (1516-1555). Met dank aan J.M. vander Elst. 271 En en nog… In de schepenbrieven van Steenhuffel komt men zowel Dierick (de) Buyle, Buylen en Buyele tegen. 270
182
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Bijlage 5
Een apocriefe geschiedenis van Marselaer
183
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Zoals bij iedere geschiedenis bestaan er ook in die van Marselaer documenten en verhalen die voor een volgende onderzoeker schijnbaar nergens op slaan en bijgevolg maar al te graag worden genegeerd. Omdat ik er van uitga dat vroegere auteurs niet noodzakelijk dommer of minder nauwgezet waren dan ik, groepeer ik hierna een aantal beweringen die volgens moderne genealogen ongetwijfeld verzonne n zijn maar die ik desondanks in mijn verhaal probeerde in te passen. Dat is ook mij niet met allemaal gelukt. De door de serieuze onderzoekers afgewezen beweringen staan hieronder in normale druk, de cursieve teksten zijn mijn eigen bedenkingen daarbij.
Algemeen. Er is vooral het probleem van de allereerste Marselaers. Een zekere ridder Jan van Marselaer – aldus vele papieren in het Marselaer-archief – streed in 1099 aan de zijde van Godfried van Bouillon als kruisvaarder onder de muren van Jeruzalem. Het klinkt (of klonk moet ik eerder zeggen) natuurlijk chicque om een kruisvaarder in de familie te hebben. Feit is dat Christophe Butkens – zonder het verband met Godfried van Bouillon te leggen – in deze periode (of misschien iets erna) ook een onbekende ridder Jan van Marselaer ontdekte. Op blz. 95 van het derde deel van zijn (volgens de ‘kenners’ niet altijd betrouwbare) ‘Supplément aux Trophées tant sacrées que profanes du Duché de Brabant’ uit 1726, heeft hij het over de verdeling van een erfenis die in 1289 in Mechelen gebeurde. Daarin worden de namen genoemd van: - Agnes, de dochter van ridder Jan van Marselaer. Zij was getrouwd met de schildknaap Servaes t’Serhendricx, een zoon van Georges (Joris) en Marie vander Sennen. - Pieter (Pierre) van Marselaer, ridder. Volgens de brochure die verkocht werd bij het uitgaan van een grote historische stoet te Malderen op zondag 21 mei 1905 – de originele tekst in verband met Marselaer volgt hierna heette de eerste gekende van Marselaer Paridaen. Diens afstamming gaat daarna als volgt. 1. Pardidaen van Marselaer trouwde eerst met Fulga van Wanghe en daarna (in 1092) met Gertrudis van Bouchout. In wat vooraf gaat heb ik de theorie van Baudouin Walckiers gevolgd (en verder uitgewerkt) die Paridaens zoon Jan met Fulga liet trouwen en deze 100 jaar jonger maakte. 2. Jan, de zoon van Paridaen, werd vernoemd in 1133. 3. Henricus van Marselaere, de zoon van Jan. Deze Henricus, die we ook in Franse en Duitse bronnen tegenkomen, heb ik een plaats in de geschiedenis van Marselaer kunnen geven. 4. Donatianus, de zoon van Henricus, werd vernoemd in 1192. 5. Henricus van Marselaer, de zoon van Donatianus, kocht in 1232 rechten op het ontginnen van bossen in Malderen. Deze vergunningen werden uitgegeven naar aanleiding van een overeenkomst tussen hertog Hendrik I van Brabant en Arnoldus van Grimbergen. 6. David, de zoon van Henricus. Op blz. 95 van het derde deel van zijn‘Supplément aux Trophées tant sacrées que profanes du Duché de Brabant’ uit 1726, heeft Christophe Butkens het over een David van Marselaer die met zijn vrouw in 1288 in het klooster van het H. kruis te Doornik hun jaargetijde fundeerden. Volgens A. Wauters was deze David inderdaad de zoon van Hendrik. Hij had een zoon Josse die nog vernoemd werd in 1364. Anna Magdalena van Marselaer, de dochter van Josse, trouwde met de heer van Schoonhoven. 7. Gillis van Marselaer, zoon van David, was ridder en trouwde in 1310 met Prudentia van Coelhem. 8. Nicholaus van Marselaere, zoon van Gillis, volgde zijn vader op als Toparch van Malderen. Tijdens zijn bewind werd Malderen drie keer achtereen verwoest door Hendrik
184
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
van Vlaanderen: in 1333, 1336 en 1339. Claus van Marselaer is weliswaar bekend, maar in deze versie krijgt hij een groter belang dan ik hem eerder heb gegeven. Hendrik van Vlaanderen ken ik niet maar op 9 januari 1334 (1333 volgens de oude kalender) zijn de troepen van Lodewijk van Nevers, graaf van Vlaanderen vanuit Dendermonde wel Brabant binnengevallen en hebben in Lippelo en Malderen een aantal huizen in brand gestoken. De Vlamingen maakten toen deel uit van een grote anti-Brabantse coalitie maar werden op 2 maart (aldus Jan van Boendale in de Brabantse Yeesten) bij het Helleken te Londerzeel smadelijk verslagen. Op 16 maart werd een algemene wapenstilstand gesloten en volgens het verhaal (dat ik in de bijdrage over de geschiedenis van Diepensteyn uitgebreid vertel) heeft die tot 1356 stand gehouden. 9. Jan, de zoon van Nicholaus (volgens onze versie de zoon van diens broer Hendrik) trouwde met Catharina van der Meren. Tijdens de slag van Scheut (1356) door dewelke Lodewijk van Male, de graaf van Vlaanderen, de Brabantse hertog Wencelijn (Wenceslaus) versloeg en zelf tijdelijk hertog van Brabant werd, “haalde Jan van Marselaere het hertogelijke vaandel, dat in handen gevallen was van de Vlaanderaars, uit dezes rangen uit en redde het aldus van de schande. Als belooning voor die heldendaad werd hij door hertog Wencelijn op het slagveld ridder geslagen. Later volgt hij nog den hertog op zijne krijgstochten en sneuvelt in den veldslag van Bassweiler in Duitsland ten jare 1371.” De laatste bewering is zeker niet waar.
De historische stoet van 1905 over Marselaer De volgende tekst werd te Malderen gepubliceerd op 21 mei 1905 ter gelegenheid van de 75ste verjaardag van de Belgische onafhankelijkheid en van het uitgaan van een indrukwekkende historische stoet. Ik geef hem a) opdat hij niet zou verloren gaan, en b) omdat hij op vele punten (vooral wat de vroegste periode betreft) afwijkt van de versie van de geschiedenis van Marselaer die ik hiervoren ontwikkeld heb en die ook wel enkele fouten zal bevatten. Hierboven heb ik wat commentaar op deze tekst gegeven, hierna zal ik dat niet meer doen.
De begeleidende tekst De oudst gekende (heer van Malderen) is Paridaen Marselar die eerst gehuwd was met Fulghe de Wanghe en later met Gertrudis van Bouchout (1092). Zijn zoon Joannes, die in 1133 genoemd wordt, had voor opvolger Henricus van Marselaere. Daarop volgt Donatianus in 1192 die voor zoon had Henricus van Marselaere. Ten tijde van deze Henricus werden bij overeenkomst gesloten tusschen Henricus, hertog van Brabant en Arnoldus van Grimberghen, in Malderen boschontginningen gedaan. Deze gronden wierden in cijnzen uitgegeven en door Henricus van Marselaere aangeworven. Dit gebeurde in ’t jaer 1232. Henricus van Marselaere had voor nazaat David, en deze wierd opgevolgd door Ridder Gillis, uit wiens huwelijk met Prudentia van Coelhem (in 1310), Nicolaüs van Marselaere sproot (1312) onder wiens “toparchaat” Malderen drijmaal achtervolgens verwoest werd door Hen-
185
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
drik van Vlaanderen in 1333, 1336 en 1339. In 1356 vinden wij zijnen zoon Jan, die later in den echt treedt met Catharina Van der Meren. Deze heer moet een dapper strijder geweest zijn en de mannen van Malderen die hem volgden niet minder; want, in den veldslag van Scheut, bij Brussel, waar hertog Wencelijn van Brabant moest onderdoen voor den graaf van Vlaanderen, Lodewijk van Male, haalde Jan van Marselaere het hertogelijke vaandel, dat in handen gevallen was van de Vlaanderaars, uit dezes rangen uit en redde het aldus van de schande. Als belooning voor die heldendaad werd hij door hertog Wencelijn op het slagveld ridder geslagen (1356). Later volgt hij nog den hertog op zijne krijgstochten en sneuvelt in den veldslag van Bassweiler in Duitsland ten jare 1371. Zijn zoon, Gillis, trouwt met Joanna Sjongen, die onder de familie des hertogen van Brabant genoemd wordt (1390). Joannes van Marselaere, die daarop volgt, staat als getuige bij de wijding van de hooge koor in 1451, te samen met Nicolaüs Pipempoy, Simon Sarents, Guillielmus de Palude en Joë de Cattenbroeck. Onder zijn opvolger Adrianus, getrouwd met Mathildis d’Assche, wordt de kerk voltrokken: zij is gewijd in 1463 door Godefridus, bisschop van Diana. Gillis van Marselaere, zijn zoon, had voor echtgenoote Sigerine Van Groesdonck. Hij volgde den hertog van Burgondië in zijnen oorlog tegen de Zwitsers en den hertog van Loreinen en vond er, evenals zijn meester den dood in de belegering van Nancy in 1477. Hij liet vier zonen en eene dochter na, namentlijk: Ridder Jan, Guillielmus, Adrianus, Antonius en Joanna. Ridder Jan werd eerst schepene en eindelijk “amman” of burgemeester te Brussel (1517). Van hem bezitten wij een breedvoerig testament waarin hij zijne goederen verdeelt tusschen zijne broeders en zuster en daarin een bezet sticht wiens opbrengst bestemd was om aan zekeren “Adrianus Florentii” dien hij zich ter herte getrokken had, zijne studiën te laten voltrekken. Wie was deze “Adrianus Florentii”? Te Utrecht van onbemiddelde ouders geboren, kon hij dank aan edelmoedige weldoeners zooals in ’t bijzonder Jan van Marselaere, aan de Leuvensche Hoogeschool zijne studiën doen en priester worden. Hij schitterde weldra door zijne uitmuntende geleerdheid en werd met Guillielmus de Croy als leermeester aangesteld van Keizer Karel V. Later bisschop en vertrouweling van den keizer, oefende hij het gezag uit van onderkoning van Spanje, wierd kardinaal, om, na den dood van Leo X, met algemeene stemmen van het Conclave, als Paus uitgeroepen te worden, onder den naam van Adrianus VI. ’t Is de eenige van gansch Nederland, die ooit de Pauselijke weerdigheid bekleedde, en wij mogen er met rechtmatige fierheid op wijzen dat een telg van Malderen, Jan van Marselaere daar grootendeels toe bijgedragen, misschien wel de gansche grondslag van gelegd heeft. Eens tot dit hoogste ambt verheven vergat Adrianus VI zijne weldoeners niet. Hij riep de drij broeders van Jan bij zich te Rome en schonk hun eervolle bedieningen; Guillielmus was kastelein van Ostia en kapitein der galeien welke het eiland Rhodes ter hulp gezonden werden (zijn grafsteen berust in de kerk van Merchtem), Adrianus stond als kamerheer van het hof van Rome – de Paus was toen terzelfder tijd koning -. Antonius werd bevelhebber genoemd der Pauselijke lijfwachten. Wat nu hunne zuster Joanna aangaat, deze was in den echt getreden met Josse de Rycke (1518), wiens vader, op jacht in Buggenhout-bosch, door een everzwijn gedood werd. Men weet dat op dezelfde plaats de boschkapel gebouwd werd. Josse de Rycke was Groot-Jachtheer van Brabant. Dat was ook zijn zoon Gillis de Rycke (1548) die in het huwelijk trad met Helene Van der Borght.
De Praalwagens. In de stoet reden ook 30 praalwagens mee. 9 daarvan waren gewijd aan de familie van Marselaer. 1. Paridan Marselar en echtgenoote Fulge de Wanghe (1092) Joan van Marselar (1133)
186
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
2. 3.
4. 5.
6.
7. 8. 9.
Louis De Bondt
Henricus van Marselaere Donatianus van Marselaere (1192) Henricus van Marselaere (1232) Groep te paard. Boschontginning door Henricus van Brabant en Arnoldus van Grimberghen in Malderen (1232)) - Groep te voet. Gwijde van Dampierre, graaf van Vlaanderen, vergunt bijzondere voorrechten aan Malderen ten tijde van Willem van Grimberghen en Henricus van Marselaere. Oorsprong der jaarmarkt van Opdorp (1258) – Groep te paard. Kooplieden op weg naar de jaarmarkt van Upedorp (Opdorp) (1258) – Groep te paard. David van Marselaere Gillis van Marselaere, Prudentia van Coelhem, getrouwd in 1310. Nicolaüs van Marselaere (1349). Jan van Marselaere wordt op het slagveld van Scheut ridder geslagen door Wencelijn I, hertog van Brabant. Hij is vergezeld van zijne echtgenoote Prudentia van Ursene en gevolgd van een groep ridders en schildknapen te paard. Gillis van Marselaere, Joanna Shongen (1390) te paard. Joë van Marselaere. Opbouw der eerste kerk, 1451. Wagen. Adrianus van Marselaere en echtgenoote Mathildis d’Assche, 1463. Gillis van Marselaere en echtgenoote Sigérine van Groesdonck. Kinderen: - Jan, schepene van Brussel, 1517 - Guillielmus, kastelein van Ostia en kapitein der galeien. - Adrianus, kamerheer aan ’t hof te Rome - Antonius, kapitein der Pauselijke lijfwachten. - Joanna, getrouwd met Josse de Rycke 1518 Groep te paard.
187
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Bijlage 6
Bouwfasen van het Hof van Marselaer te Malderen
188
Louis De Bondt
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Het eerste gebouw dat met de familie van Marselaer in verband gebracht werd is de “legendarische” toren van Fulga van Wanghe, vrouwe van Marselaer. Hij is legendarisch omdat er echt niets over geweten is. Als hij al bestaan heeft dan stond hij zeker niet in Malderen. Het eerste hof van Marselaer in Malderen was een hofstede, misschien een kleine hoeve, die gebouwd was op de grond die tot ca 1325 de eigendom van de familie van Waterpoele was geweest en dan overgenomen werd door Gillis van Marselaer. Het is zelfs waarschijnlijk dat de eerste van Marselaer die naar Malderen uitgeweken is, niet in het grensgebied met Londerzeel en Lippelo woonde maar in een hofstee, geheten de Camme, bij het kerkhof in het dorp. Naast een ruwe schets van het hoofdgebouw uit 1593 en wat krabbeltjes op een paar figuratieve caerten, bestaat er geen beeldmateriaal over het Hof van Marselaer. De gekende 17 de eeuwse graveurs hebben niet de moeite genomen om er hun tijd en energie in te steken. In het sterfhuis van Tita Johanna Hoppers werd in 1646 wel “een Caerte oft Pourtraict van ‘t hoff ende landt van Marselaer” met een zekere kunstwaarde aangetroffen, maar bij mijn weten is dat nog niet herontdekt.
Op de schets van Adriaen van Marselaer, die niets van de omgeving toont, is een gewoon landhuis te zien met één verdieping en een zolder met dakkapellen. Het gebouw had een lengte van 21 meter en was 7,5 meter breed en het stond op een motte of heuvel van 34 op 31 meter. Wellicht was die motte al door water omgeven. Er is geen toren getekend. Als er al een toren was, dan stond die los van het hoofdgebouw. Hetzelfde geldt voor de “brouwerij” waar (slechts) een paar vroegere historici van gewaagden. Persoonlijk twijfel ik of die ooit heeft
189
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
bestaan. Alphonse Wouters beschreef een toestand van 14 jaar later. Hij schreef: “In 1607 bleef er (van het kasteel van Marselaer) alleen een stenen toren en een hoeve, omringd door een watergracht over”. Tussen 1609 en 1620 hebben François Marchant en Tita Johanna Hoppers Marselaer grondig gerestaureerd en uitgebouwd. Hun zoon Joachim Marchant bevestigde later het bestaan van een ijzeren inrijpoort en een zeer oude versterkte toren die gedeeltelijk afgebroken werd en waarvan het afbraakmateriaal voor de vergroting werd gebruikt. Joachim Marchant heeft verder aan de verfraaiing van Marselaer gewerkt. Hij zorgde voor 2 (houten) zomerhuizen, hij heeft het hoofdgebouw onderkelderd, en haaks op het hoofdgebouw kwam er een stenen bijgebouw met een grote zaal, een keuken en een ‘balkon’. Er kwam ook een nieuwe schuur, een bakhuis, een paardenstal, een koeienstal, een schaapstal, een varkenshok en een wagenhuis. Behalve dat laatste zal dat alles wel niet binnen de kleine omwalling maar bij de hoeve van Marselaer hebben gestaan. Die hoeve was mogelijk het Scheysselhof, maar dat is niet helemaal zeker. Misschien heeft Joachim van Marselaer ook al een buitenomwalling met vijvers laten graven, maar er bestaan aanwijzingen dat dit vooral onder Martinus-Ignatius de Hornes is gebeurd. Deze laatste heeft ook een doolhof aangelegd. Gedurende de periode de Hornes werd Marselaer in 1683 als volgt omschreven: “heerlijkheid onder Malderen, Lippelo en Londerzeel met 36 bunders bouwland, bos en weiland, een kasteel, een laathof, een cijnsboek en een leenhof.” De watermolens en voormalige watermolens is men in deze beschrijving vergeten. Over het interieur komen we nog het volgende te weten: boven 4 slaapkamers, waarvan 1 onder de toren; beneden het kabinetje van mijnheer zaliger, de salet en de balkon. Dan zitten we al in 1692. De volgende beschrijving dateert van 24 januari 1708: “De heerlijckheid en de goederen van Marselaere, bestaende in 36 bunders, soo lant, bosch als bemden, metten hove van Marselaere ende waeteren, al in één stucke, huys van plaisantie, plantagie en pachthof, gelegen binnen de prochie van Maldere, tusschen de Maeldereke in d’een seyde aen offe op de paele der prochie Londerzeele, met ontrent 11 manschappen daertoe behoirende erfflaten, cheynsboeck, leenboeck, ende alle andere der selve goeden ende hove van Marselaere, toebehoirten, appendentiën ende dependentiën leenroerich van onsen voorschr. leenhove.” In 1717 tekende Jan van Acoleyen een figuratieve kaart van Malderen. Ondanks zijn onbetwiste landmeetkundige capaciteiten was hij echter geen begaafd tekenaar. Hieronder zijn versie van het Hof van Marselaer. We zien de grote inrijpoort. Het hoofdgebouw heeft 2 hoekse bijgebouwen waarvan er één wellicht los van het hoofdgebouw staat. Binnen de omwalling staat slechts één los gebouw, mogelijk het wagenhuis. Zijn opvolger Van de Voorde heeft omstreeks 1750 zijn schets overgenomen, maar het haakse bijgebouw aan de oostkant (op de tekening hieronder ligt het zuiden bovenaan) begint al een beetje beter op een torentje te lijken.
190
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Links: Schets van Jan van Acoleyen (1717) (de zuidkant ligt bovenaan).
Rechts: De schets van landmeter Van de Voorde (ca 1750) geeft iets meer details: kasteel in hoefijzervorm, twee torens aan de zuidkant, duidelijker inrijpoort.
Noch Van Acoleyen, noch Van de Voorde hebben een buitenomwalling getekend. Die is wel duidelijk te zien op de kaart die Ferraris in 1778 maakte.
Het kasteel van Marselaer op de kaart Ferraris (ca 1775).
De volgende decennia is deze configuratie – zoals de eerder getoonde kadasterkaarten aantonen - nauwelijks gewijzigd. Het “kasteel” van Marselaer zou in de periode 1827-1831 afgebroken zijn, maar betrouwbare getuigen vertellen dat er tot kort na de eerste wereldoorlog nog wat gebouwen zijn blijven staan.
Boven: Marselaer nu. Links: Marselaer op kaart Popp (ca 1860)
191
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Bijlage 7
Personeel op of verbonden aan het Hof van Marselaer
192
Louis De Bondt
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Alfabetisch geklasseerd op de stam van de familienaam. Naam Augustein Van Balen Franchois De Bock Philips Van Buggenhout Niclaes Buyens Hendrik Caluwaerts Merten Van Campenhout Claes Crockaert Jan De Decker Philips Van Eeckhout Frans Van Eeckhout Gillis Van Eeckhout Jan Elksens Jan Erpels Guilliam
Van Gucht Guilliam VerHavert Gillis VerHavert Steven Van Hole Bernaert Van Ingelghem Cornelia Jacobs Cornelis Knapelinckx Jan Leemans Guilliam Leemans Jan Marievoet Guilliam
Marievoet Guilliam Marievoet Jan De Meyer Antonette Moortgat Jan Van Nuffel Paesschier Pauwels Anna Van Roye Philips Van Schouwenbroeck Anna De Smet Jan De Smet Steven Van der Veken Antoon Walschap Jan verWerft Jan Wouters Joos Zegers Jan
Periode Opmerking ca 1672-1681 9 jaar lang knecht van Tita Johanna Marchant op Marselaer ca 1669 tot na 1678 hovenier op Marselaer; trouwde op 19/7/1690 te Lippelo met de meid Anneke Pauwels. Kreeg 3 kinderen op Marselaer van 1691 tot 1693. 1654-1659 laatste molenaar van de Quaeden molen. Komt uit Sint-Amands. 1690-1698 molenaar Koevoetmolen vanaf 1660 pachter van de kinderen de Mol van de helft van Marselaer. Geboren ca 1610, zoon van Gillis. Getrouwd met Kathelijne van Nuffel 1669 werkman, getrouwd met Maeyken (Maria) De Laet. Huurden vanaf 1668 ook herberg het Swaentjen. tot ca 1651 pachter van Joachim Marchant, dan naar Londerzeel. Getrouwd met Sijnken Vleminckx. 1651 valkenier van Joachim Marchant, ongehuwd in 1651. 1644-1647 vanaf 15/3/1644 huurder van de Koevoetmolen. 1635-na 1660 pachter van heel Marselaer tot 1660, daarna van de helft van Marchant. Getrouwd met Peeternel De Bock. Tita Johanna Hoppers was in 1639 meter van zijn tweede kind, en haar zoon Joachim was peter van het derde kind in 1640. ca 1630-tot ca 1652 metser-timmerman (deed het onderhoud) vanaf ca 1652 zoon van Gillis; metser-timmerman (deed het onderhoud ,à zijn vader) 1698-1702 molenaar Koevoetmolen voor en na 1639 werkte in 1639 op het hof. In welke hoedanigheid is niet bekend, maar hij was er al lang genoeg om doopgetuige van de zoon van de Majordomus te mogen zijn. Hij is 2 keer in Londerzeel getrouwd en twee keer was Maximiliaen de Mol senior zijn getuige: 1) Op 8 september 1641 met Joanna van Balen, 2) Op 14 juli 1654 met Joanna Baudinet (de andere getuige was toen Antoon de Mol, de zoon van Maximiliaen). 1639-1640 molenaar Koevoetmolen 1757 molenaar Koevoetmolen tot ca 1654 molenaar op de Quaeden molen. 1667-1673 huurder Koevoetmolen; tot dan molenaar op de molen van de graaf van Grimbergen. na 16788 jaar lang meid op Marselaer van M.I. de Hornes 1699 bediende op het Hof van Marselaer, getrouwd met Catharina van Steenwinckel. ca 1630-1640 metser-timmerman (deed het onderhoud) tot + ca 1665 molenaar Koevoetmolen, insolvent gestorven. 1666-1667 huurder Koevoetmolen, broer van Guilliam, broer van Marten uit Erps (bij Vilvoorde) voor 1634 Guilliam van Marievoerde. Getrouwd met Catharina Batens (° Rossem 26/381602), na 1645 kreeg tussen 1632 en 1647 zes kinderen. In 1634 was Tita Johanna Hoppers meter van hun zoon Jan, in 1639 waren Tita Johanna en haar zoon Joachim Marchant meter en peter van hun zoon Norbert (Guilliam Erpels, zie hierna, was een andere doopgetuige) en in 1645 was Anna van Ceule (van Colen), vrouw van Joachim, meter van hun dochter Anna. Guilliam was Majordomus op het Hof van Marselaer, eerst van Tita Johanna Hoppers en daarna (zeker in 1644) van haar zoon Joachim. 1668 vaste timmerman (kan dit ?) 1669 werkman voor en tot 1662 de kokkin en meid van Joachim Marchant 1754-1755 Pachter van Arnulf van Nuffel, Getrouwd met Elisabeth De Mayer. vanaf 1668 of ‘69 pachter. Zoon van Peeter en Catharina van den Bosch, trouwde op 24/1/1666 te nog na 1683 Lippelo met Petronella De Boeck (doopkind van Petronella de Boeck, vrouw van vorige pachter Franchois van Eeckhout?). Was meissenier en meier van Malderen. 1684-1688 meid op Marselaer. Trouwde op 19/7/1690 met Franchois van Balen, de hovenier van Marselaer van M.I. de Hornes. Kreeg nog 3 kinderen op Marselaer van 1691 tot 1693. 1714-1726 molenaar Koevoetmolen na 167810 jaar lang meid op Marselaer van M.I. de Hornes na 1675 ? broer van Steven, paardenknecht van M.I. de Hornes (na zijn broer) vanaf 1672 tot + paardenknecht van M.I. de Hornes tot aan zijn overlijden. Zoon van Hendrik en Joanna Moerney (Lippelo?) ca 1650 vaste knecht van Joachim Machant voor en na 1719 pachter van Petronella de Paepe. Getrouwd met Jacoba van Humbeeck. ca 1660 hovenier tot 1635 pachter van de hoeve van Marselaer. Getrouwd met Kathelijne Van Keer op 9/10/1616 in Puurs. Nog 2 kinderen in Malderen in 1630 en 1633. ca 1629 molenaar op de Quaeden molen
Veel van deze gegevens (niet allemaal) werden gehaald uit “Het hof van Marselaer te Malderen in de 17 de eeuw” van Jozef Verheyden.
193
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
194
Louis De Bondt
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Bijlage 8
Bewoners van Marselaer in de doopregisters van Malderen
195
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Doopgetuige datum boreling Petronella Livina Marchant 9/7/1609 Petronella van Roosen Joachim Marchant 28/11/1626 Caius Antonius de Mol
Louis De Bondt
ouders Jan en Amelbertga Cleymans Maximiliaen en Petronella Marchant
Andere doopgetuigen Antoon Impels Tita Johanna Hoppers Caius Antonius Hoppers Livina Borluut Tita Johanna Hoppers 28/11/1626 Caius Antonius de Mol Maximiliaen en Petronella Marchant Caius Antonius Hoppers Joachim Marchant Tita Johanna Hoppers 25/9/1630 Christina Wouters Judocus en Catharina van Keer (1) Jan Cooman Tita Johanna Hoppers 5/11/1634 Jan Marievoet Willem en Catharina Batens (8) Jan Marievoet Catharina Smets Tita Johanna Hoppers 9/1/1639 Ursula Gasp. van Eeckhout Frans en Petronella de Bock (1) Philippus de Bock Tita Johanna Hoppers 1/10/1639 Norbert Marievoet Willem en Catharina Batens (8) Joachim Marchant Willem Erpels Joachim Marchant 1/10/1639 Norbert Marievoet Willem en Catharina Batens (8) Tita Johanna Hoppers Willem Erpels Joachim Marchant 6/8/1640 Petrus de Mol Maximiliaen en Petronella Marchant Joanna Cleys (mevr.) Joachim Marchant 14/10/1640 Alexander van Eeckhout Frans en Petronella de Bock (1) Henricus de Lede Anna van Ceule (Colen) 2/6/1645 Anna Marievoet Willem en Catharina Batens (8) Gertrudis Meulemans Guilliam Bogaerts 10/1/1661 Cornelia Maurigne Alfons en Susanna Bogaerts (6) Cornelia Maurigne (7) Petronella de Paepe 101/9/1707 Elis.Maria Jos. de Renesse Nicol.Theod. en Isab. Sid. de Marteau (5) Frans Corn. de Hoogh Petrus Patinier Petronella de Paepe 27/2/1709 Frans Xav. Jos. de Renesse Nicol. Theod. en Isab. Sid. de Marteau (5) Graaf van Ternat (2) Anna Cath. Rosetti (3) Petronella de Paepe 27/1/1719 Petrus Walschap Jan en Jacoba Van Humbeeck 1) Catharina Robrechts Petrus van Hemelrijck Isab.Sidon.Jos. de Marteau 21/10/1723 Isabella Sidonia Josepha Jacobus en Elisabeth Maes Jan Baptist Maes Beatrix Van Assche Arnulf van Nuffel 10/2/1754 Maria Theresia Moortgat Jan en Elisabeth De Mayer (1) Martinus Moortgat Catharina Maes Maria Margaretha Allard 7/4/1755 Maria Margaretha Moortgat Jan en Elisabeth De Mayer (1) Theresia Moortgat Frans Jozef d’Artefelt (4)
(1) Pachters van Marselaer. (2) Deze graaf van Ternat kan niemand anders zijn dan Philip Theodore François de Fourneau, graaf van Kruikenburg, Ternat, etc. Ik heb geen familieverband gevonden. (3) Anna Catharina Rosetti was de weduwe van Gaspar de Paepe, broer van Petronella. (4) Elders Jozef Frans d’Hertefelt, heer van het Schaliënhuis op Sneppelaar, zoon van Godfried Lodewijk en Helena Ferdinanda Vander Veken. (5) Woonden in Malderen op het Hof van Marselaer. (6) Vijf kinderen van Alfons Maurigne (dat is de verbastering van Mauriquez) en Sussana Bogaerts werden in Malderen geboren. Cornelia trouwde met Imbert de Hornes, de opvolger van Martin Ignace de Hornes in Niel en Geldrop. Meer over de familie Bogaerts is te vinden in de bijdrage over het Hof ter Trappen in Steenhuffel. (7) Vrouw van Ludovicus Van Quellenborgh, meier van Malderen. (8) Majordomus. Woonde dus op het hof van Marselaer.
196
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Bijlage 9
De Heren van Opdorp
197
Louis De Bondt
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
In 1258 schonk Gwijde van Dampière, graaf van Vlaanderen, Opdorp als vrijheerlijkheid aan Willem van Grimbergen, heer van Asse. Het huwelijk van Elisabeth van Grimbergen met Geeraerd van Marselaer zou Opdorp in het bezit van het geslacht van Marselaer hebben gebracht. Dat is één versie van de geschiedenis. Een andere, meer op harde feiten gebaseerd, zegt het volgende: - 1438 1438 - 1467 1468 - 1477 1477 - 1504 1504 - 1521 1521 - 1542 1542 - 1559 1559 - 1568 1568 - 1568 1568 - 1572 1572 - 1576
1576 - 1579 1579 - 1580
1580 - 1582 1582 - 1594 1594 - 1601 1601 - 1622 1622 - 1623 1623 - 1628 1628 - 1628 1628 - 1648 1648 - 1670 1670
Robbrecht van Assche (door schenking door de graaf van Vlaanderen) Mathilda van Assche (x Adriaen van Marselaer) (door erfenis) Jan van Marselaer x Joanna Sjonghen (door erfenis) Gillis van Marselaer (door erfenis) Jan van Marselaer, zoon van Gillis (schenking, erfenis) Willem van Marselaer, zoon van Gillis en broer van Jan (erfenis) Cornelis van Marselaer, zoon van Willem (erfenis). Huybrecht van der Straeten, heer van Melis (door aankoop) Anna van der Straeten (zus van Huybrecht) x Nicolaes Hoffmans (erfenis). Philips Hoffmans (zoon van Nicolaes) x Anna de Bonnart (erfenis) Betwisting van de eigendom van Opdorp door Hector van Glymes en Beatrijs van Marselaer. Vraagt Opdorp voor zijn oudste zoon Gillis. Uitspraak volgt in 1576. Kasteel van Opdorp wordt aangeslagen (Philips Hoffmans in het ongelijk gesteld en Gillis van Marselaer verdacht van Protestantisme?). Jooris van Glymes (zoon van Hector?) krijgt Opdorp voor 40 j. trouwe dienst aan de keizer (was 13 j. lang lijfwacht van Karel V). Hij mag de heerlijkheid verkopen. François Vermeeren (door aankoop) François Vermeeren junior (erfenis) Dirk van Liefvelt sr (via aankoop door Marie s’Hertoghen, vrouwe Marselaer Dierick van Liefvelt junior (erfenis). Erfgenamen van Dierick van Liefvelt jr. (Marcus, Lion en Anna x NN San glier) Jacques Sanglier, zoon van NN en Anna van Lieffelt (door aankoop). Frederik van Marselaer, schepen en burgemeester van Brussel, heer van Perk en Elewijt, zoon van Adriaen (door aankoop) Rutger van Marselaer (door schenking). Frederik van Marselaer, zoon van Adriaen (door erfenis van de kinderloze Rutger) Gillis-Frederik, zoon van Frederik (door erfenis) Frederik-Jozef, zoon van Gillis Frederik (door erfenis) Volgens andere bron Philip van de Werve (petekind van Rutger van Marslaer)
- 1718 1718 - 1732
Filips-Jozef, zoon van Frederik-Jozef (erfenis). Laatste naamdrager, sterft kinderloos. Angelina Theresia van Marselaer, kleindochter van Frederik, non. Schenkt bij testament (1732) geld voor de bouw van een kerk in Opdorp.
Belangrijke opmerking: Ook de schoonzoon van Philips Hoffmans, Willem d’Alverado y Bracamonte en diens zoon Andreas d’Alverado y Bracamonte zijn zich tot zeker 1628 nog heer van Opdorp en Melis blijven noemen (misschien omdat de andere heren Staatsgezinden waren).
198
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Bijlage 10
Glasramen, grafzerken, jaargetijden en missen
199
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
In de kerk van Malderen waren grafzerken (niet noodzakelijk graven) van: Robbrecht van Assche en Joanna Pipenpoy (voor het altaar van O.L.V.) Hendrik van Marselaer en Beatrijs van Hove. Adriaen van Marselaer en Machtildis van Assche. Jan van Marselaer en Joanna sJonghen (in het nieuwe koor) Glasramen Jan van Marselaer en Digna de Mol, in de kapel van Opdorp en de kerk van Puurs (kort na 1490). Gillis van Marselaer, in de kerk van Zele en de kapel van Opdorp (na 1490). Gillis van Marselaer en Zegerine van Groesdonck, centraal in het koor te Lippelo (gedateerd 1514). Twee kinderen van Gillis van Marselaer, in de kerk van Lippelo (ca 1525). Beatrijs van Marselaer (dochter van Gillis en J. Lanen) en Hector van Glymes: in Lippelo in het koor. Joanna van Marselaer (dochter van Gillis), Joos de Rijcke en hun 16 kinderen: in Malderen, boven de lijkdeur. Joos de Rijcke had ook een glasraam in Zele en in de O.L.V. kerk te Mechelen boven het graf van zijn ouders. Jan van Marselaer (zoon van Gillis en Zegerine van Groesdonck) en Digna de Mol: in Opdorp achter het hoofdaltaar. Willem, Antoon en Adriaen van Marselaer (zonen van Gillis en Zegerine van Groesdonck): in Malderen, samen met paus Adrianus VI, in het schip van de (nieuwe) kerk. Jaargetijden in de kerk van Malderen. 1. Voor Gillis van Marselaer, zijn vrouw Prude (van Oyenbrugge) en hun dochter Margriet (moet wellicht Elisabeth zijn). Jaargetijde gesticht ca 1347 en gehouden op de 1ste donderdag na Sint-Baafs in oktober. Prudentia en haar dochter Elisabeth schijnen op dezelfde dag (29 augustus) en nà Gillis, dus nà 1347 gestorven te zijn. Hiervoor werden 3 grooten of 18 deniers betaald bezet op a) een beemdeken tussen de Zannaert en de Marselaermolen en b) een hofken tussen de “hoven” van Jan en Adriaen van Marselaer tegen de Zannaert. Later (ik weet niet wanneer want ik kan de hierna genoemde mensen niet met zekerheid situeren) werd dit jaargetijde betaald door Margriet van Ursene, de vrouw van Jan van Marselaer) en door Adriaen van Marselaer (ieder de helft). 2. Voor Claes van Marselaer. Jaargetijde gesticht ca 1360 en gehouden op dezelfde dag als dat van Gillis, Prude en Margriet (Elisabeth) namelijk op de 1ste donderdag na St. Baafs in oktober. Daarvoor werd betaald: - 3 Grooten, bezet op een erf te Coevoort (ca 1400 betaald door Jan van Heyenbeke) - 9 Grooten, bezet op een ander erf te Coevoort (ca 1400 betaald door ‘mijnheer van Colem) - 1 Sister rogge (voor brooduitdeling), bezet op 5 dagwand land aan de Hofstraat te Winterpoel (later betaald door Adriaen van Marselaer). 3. Voor Arnoldus van Ursene en Ida van Marselaer. Jaargetijde gesticht ca 1380 en gehouden op 18 september. 4. Voor Gillis van Marselaer en zijn tweede vrouw Margriete de Luu. Jaargetijde gesticht ca 1438 en gehouden op een willekeurige dag tussen 25 december en 22 januari. Daarvoor kregen Kerk en H. Geest (de armen) 1 dagwand land op de Eerdberre in Liezele, tegen het Voirderveld en het bos van Adriaen van Marselaer (dat bos ging later over naar Hendrik van Marselaer).
200
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Bovendien werd (voor brooduitdeling) ieder jaar 1 sister (of 4 viertelen) rogge gegeven, bezet op 1 dagwand land op het Bekerveld te Malderen, naast het land van Gielis Joos. Dit werd later – ten tijde van pastoor Merten van Zuene (1582 en later) - betaald door Zeghere Goossens, de zoon van Louijs. Is dit de 3de man van Barbara de Rijcke (dochter van Gielis de Rijcke en Helena van der Borcht) waarmee ze 1586 is getrouwd? 5. Voor Hendrik van Marselaer en zijn vrouw Beatrijs van Hove. Jaargetijde gesticht ca 1438 door Beatrijs zelf. Daarvoor gaf ze 9 Vlaamse Grooten, bezet op een huis en Hof, 15 roeden groot, op de Neckere te Opdorp. 6. Voor Hendrik van Marselaer en zijn vrouw Beatrijs van Hove, gesticht door hun zoon Adriaen, waarschijnlijk kort na de dood van zijn moeder omstreeks 1450. Mogelijk verving dit het jaargetijde onder 5. Het werd gehouden in juni de dag na het feest van SintJan de Doper Daarvoor gaf hij 5 stuivers (15 plecken Brabants), bezet op de Thameusel, een beemd van ½ bunder in Liezele, naast de goederen van Adriaen van Marselaer. 7. Gelijktijdig met 6 bestelde hij ook een jaargetijde, op de 2de dag na het feest van Sint-Jan de doper in juni, voor zichzelf Adriaen van Marselaer en zijn vrouw Machtild van Assche. Hij gaf 1 rijnsgulden per jaar, bezet op het Magermansveldeken, ½ bunder groot, gelegen tegen het Stratenbos te Malderen en het Hof van Adriaen (de andere Adriaen, zoon, van Jan en Joanna Sjonghen). 8. Kort voor zijn dood (1476) voegde Adriaen van Marselaer een “uitdeling van brood aan de armen” toe aan de jaargetijden onder 6. en 7. Hiervoor voorzag hij 3 schellingen Groote Brabants en 1 mudde rogge, bezet op de Hagaert, een stuk land van 6 dagwand, gelegen te Liezele tegen de Briel en zijn eigen bos 9. Voor Lijsbeth van Marselaer, haar dochter Machtild van der Molen en die haar man Jan Leemans, werd omstreeks 1475 een jaargetijde gesticht, te celebreren op de 2de zondag van februari. 10. Jan van Marselaer, zijn vrouw Johanna Tsjonghen en hun oudste zoon Adriaen, allen gestorven in 1477, kregen een jaargetijde in juni, de 1ste dinsdag na het feest van het H. Sacrament. 11. Gillis van Marselaer en zijn eerste vrouw Joanna Lanen, verongelukt in 1486, hadden een jaargetijde op 11 juli. Daarvoor werd 182 Rijnsgulden betaald, bezet op een huis te Mechelen, in de Degheemstraat op de hoek van de Conincstraat. Tussen 1425 en 1435 fundeerden een Gielis van Marselaer en zijn vrouw Margriete een jaargetijde in de kerk van Malderen. Hiervoor schonken ze de opbrengst van een huis in Mechelen en van gronden in Liezele. Deze Margriete heette echter, volgens het anniversarieboek van de kerk van Malderen, niet Van Obberghe maar Huns. Deze Huns is in de geraadpleegde genealogieën niet te vinden. Jaargetijden in Steenhuffel. De oudste jaargetijdenboeken van Steenhuffel bestaan niet meer maar in het bisschoppelijk archief te Mechelen zijn wel nog een paar uittreksels te vinden. - Ridder Jan van Marselaer (de echtgenoot van Prudentia van Ursene) had een jaargetijde in de kerk van Steenhuffel: “Obiit Johannes de Marselaer (datum onvermeld, het moet ca 1390 à 1395 geweest zijn), miles, qui dedit pro sua anniversario unum pratum jactem sup ‘de Molenbeke’, dividum illis pertinet curato … de capellanus benavit solidum unum…”. Of vertaald: “Is gestorven Jan van Marselaer, ridder, die voor zijn jaargetijde een beemd op de Molenbeek schonk, waarvan de opbrengst gelijk tussen de pastoor en de kapelaan wordt verdeeld.” In een recenter register staat; “Item een derde deel van een bunder beemd, gelegen achter de Marselaermolen, op d’ een zijde de goederen van het Godshuis van Affligem, op d’ ander zjide de goederen van de kerk van Steenhuffel en van Merchtem, welke Mr. Van Marselaer gaf voor zijn jaargetijde”.
201
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
-
Louis De Bondt
Catharina van Marselaer (een bastaarddochter van Jan uit Malderen) die ca 1390 trouwde met Walter van Buyseghem uit Steenhuffel had een jaargetijde in de kerk van Steenhuffel waarvoor ze een stuk grond gegeven had. In Register 2 van het parochie-archief van Steenhuffel bevindt zich een afschrift uit 1612 van een veel ouder maar helaas verdwenen cijnsboek. Daarin staat hierover te lezen: “... Catrina van Masselaer voor voor haer ende haer ouders jaergetijde van een derde deel van een dagmae1 lants op den vijver gelegen de huijsarmen alhier met de Percke ter ander zijden 4 stuivers; twee stelten rogs”. In een recenter register staat: “Juffrouw Catharina Van Marschlaere heeft gegeven den prochiaen voor haar jaargetijde met dat van haar ouders 't derde deel van een dagwand lands, gelegen op de Vijverquaetbeek, 't ander derde deel de kerk, en met het derde derdedeel onze huisarmen van Steenhuffel. Daarvan moet hebben de koster een veertelken. Voor mijn derde deel geeft dat twee veertelkens”.
Jaargetijden en missen in Lippelo. - Mis voor de erfgenamen van Gillis van Marselaer: iedere vrijdag (gefundeerd voor 1530). - Catharina de Rijcke (dochter van Gillis), gefundeerd ca 1600.
202
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Bijlage 11
Sterfhuis van Tita Johanna Hoppers (Antwerpen 1646)
203
Louis De Bondt
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Deze inventaris werd overgenomen van de “Antwerpse kunstinventarissen uit de zeventiende eeuw: Volume 5” uit 1991 van Erik Duverger. Daarna volgen mijn eigen opmerkingen. 1646, 8 en 19 Juni. — Uittreksel uit de inventaris van de nagelaten goederen van Tita Johanna Hoppers, weduwe van François Marchant, lid van de Raad van Brabant en fiscaal. Zij is op 10 mei 1646 overleden en laat 2 kinderen na, nl.: Joachim Marchant, secretaris van de Geheime Raad, en Petronella Livina Marchant, echtgenote van Maximiliaan de Mol, heer van Hoovorst. De inventaris is opgemaakt op verzoek van Maximiliaan de Mol en Joachim Marchant. Twee blasoenen mette wapene van de Marchants Een Contrefeytsel van een Vrouwe mette voors. wapene van de Marchants ende een andere Het Contrefeytsel van den Broeder van den Raedtsheer Marchant, capucin geweest hebbende Het Contrefeytsel van Thielman Hoppers Het Contrefeytsel van Jaecques een kindt van de overledene Twee Contrefeytsel van Jor Cornelis van der Burgh ende van zyn huysvrouw de suster van d'afflyvige Het Contrefeytsel van de oudtste Sustere der afflyvige Twee Contrefeytsels van Heer (niet ingevuld) Tingnagel ende zyne Huysvrouwe. Het contrefeytsel van de voors Joncker Cornelis van der Burgh ouder wesende Het Contrefeytsel van.Joffr. Cornelia van der Burgh des voors. Joncker Cornelis dochtere. Het Contrefeytsel van Joffrouwe Catharina van Edingen alias van Aelst Het Contrefeytsel van wylen Heer Joachimus Hopperus. Een groote copere stryckplate Ses tenne schotelen van dry ponden mette gefigureerde wapenen daerop van Marchant en Hoppers, thien tenne schotelen met gelycke wapenen van twee pondt en halff, twee tenne treseerschotels, ses tenne schotelen mette voors. wapenen van twee ponden, twee tenne schotelen van twee ponden en halff gemarckt mette wapenen van Marchant, een tenne schotel van dry Pondt mette wapene van Marchant, vierentwintich tenne telloiren mette gefigureerde wapenen van Marchant ende Hoppers Eenen gedruckten boeck heel oudt geïntituleert van den Gulden Troon oft Vierentwintich Ouden, een gedruckten Cruydeboeck van D. Rembert Dodoneus, een doosken met twee coraeltacken, eenen bundel pampieren van alderhande remedien voor sieckten, een doosken met twee gelase fleskens ende plaesters, een marbel drinckpotteken. Een crucifix met peirlemoeyer ingeleght Een groen Dornix taeffelcleet, een signet van de Hoppers met silvere wapen Een figure van Sinte-Crispyn Eenige patroonen om te bordueren ende andere prondelinghe Achtien folia met gedruckte beeldekens van Albor Dur wesende de figuren van de Passie Ons Heeren met noch seven andere beldekens dwelck toecommende is den gemeynen erffgenamen van Heer Caius Anthonius Hoppers Een leeren coffer oft bahuul daerinne bevonden eenen boeck met diversche printen oft beeldekens, eenen boeck met figuren van Vogelen, twee geschreven boecken met diversche remediën tegen sieckten ende om te coken, twee yvoire dooskens liggende in d'een yvoiren doosken eenen gouden penninck mette figure van Sieur Laureys tot Nurenberch geslaegen, een roode sattyne borsse met heylichdom daerinne, een bundelken papieren met epitaphiën ende wapenen, een cleyn geborduert cofferken, een silvere cachet een silvere cachet van der afflyvige moeder, een groen doose daerinne eenen paternoster met drye goude cnoppen, een gouden cruysken ende een gouden Agnus Dei Een Contrefeytselken van een Vrouw op papier Een verlicht Mariebeeldeken rontsomme met goude geborduerde randen Een houte doosken met gelase figuerkens van Bloemen, Vruchten, etc.
204
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Een houte fluytken met een cachet van silver, eenen gouden reliquair, een goude gebreyde geborduerde borsse met cristal ende heylichdom, twelff agathen, noch een agaet met een troigne, eenen beenen paternoster, een coralen paternoster met silvere vergulde teeckenen, twee paer Spaensche geparfumeerde handtschoenen, eenen gebroken geparfumeerden paternoster, cristallynen reliquair met silver vergult beslagen, een silvere medaille mette figuren van Carolus ende Philippus, eenen coralen paternoster met vyff vergulde teeckenen, een rooden paternoster Seventhien beeldekens van de Passie Ons Heeren op parcquement Dryentwintich figuren van Bloemen op papier geschildert Eenen eenhoren lanck een halff elle liggende in een leire custodie oock toecommende den voors. erffgenaemen van Heer Caius Anthonius Hoppers Een deel printen van alderley soorte met eene Caerte van de Staten ende wapenen van Vlaenderen met coleuren verlicht Een taeffelcleett op de maniere van Turcx tapyt, een groen laeckene taeffelcleet met geile gefigureerde randen rontsomme, een taeffelcleet van groenen gefigureerden tryp, een taeffelcleet van Dornicx goedt groen ende swert Een Contrefeytsel op doeck van Heer Tingnagel gemaeckt anno 1618 Een figure op parcquement wesende Typus Haeretici Een Caerte oft Pourtraict van ‘t hoff ende landt van Marselaer Twee cleyn rondekens wesende Contrefeytsels van Joffr. Regista ende Joffrouwe Ida Hoppers Twee soutvaten van agaet oft melcksteen met silver vergult beslagen, eenen steenen tanneyten bierpot met silveren dexsel daerop gesneden de wapen van Marchant. Een Lievevrouwebeeldeken in vergulde lystkens Een Naeckt Jesuken Eenen gebedtboeck metter handt geschreven, een Turx tapyte taeffelcleet Een witte doose met prondelinge ende het beelt van Sinte-Maria Magdalena Een yvoire hanthave met silveren signet van de Hoppers, eenen boeck daerinne d'afflyvige heeft begost te schryven eenige remediën voor sieckten, een saxken met patroonen om te breyden ende steken ende een servette, een wit saxken met een bundelken patroonen om te bordueren, een deel printen ende patroonen, eenen swerten fluweelen preeckstoel. Opmerkingen. 1) Dodoens had met een brief van 5 januari 1567 zijn beroemde boek opgedragen aan zijn achterneef Joachim Hoppers, die hem aan het Spaanse Hof introduceerde. Over de relaties tussen Dodoens, Joachim Hoppers en Viglius ab Aytta is veel te lezen in “Recherches historiques et critiques sur la vie et les ouvrages de Rembert Dodoens, P.J. Van Meerbeeck, Mechelen 1841”. Rembert Jarickz Joenckema
Feico Piersma x Tidea Joenckema Suffridus Hoppers x Rixtia Piersma Joachim Hoppers x Christina Bertolf Dodo Joenckema = Denis Dodoens) Rembert Dodoens x Cath. de Bruyne Rembert Dodoens xMarie Saerine
2) Caius Antonius Hoppers, proost van St. Pieter te Leuven en kanselier van de universiteit, zoon van Joachim. Dit is Gatze, of Galinus, de broer van Tita Johanna. 3) De hier genoemde familieleden zijn: Cornelis van der Burgh, getrouwd met Registe (Rixt) Hoppers, de zus van Tita Johanna; de oudste zuster van Tita Johanna is Catharina Hoppers; de heer Tingnagel heb ik eerder advocaat Tegnagel genoemd en hij was getrouwd met een tante (familienaam de Bertolf) van Tita Johanna. 4) Joffrouwe Catharina van Edingen alias van Aelst (roepnaam Katrijn) was de grootmoeder van Tita Johanna Hoppers. Ze was op 31 augustus 1518 te Brussel getrouwd met Gregorius Bertolff van Aken (Leuven 1484-1527) en had met hem 4 kinderen: Jan, Grietken, Janneken en Christynken. De jongste (Christina) trouwde met Joachim Hoppers, de vader van Tita-Johanna. 5) Hierboven werden alleen de voorwerpen met een zekere ‘kunstzinnige’ waarde overgenomen. De originele inventaris bevat veel meer: 8 tafels, 4 schragen, 27 stoelen en banken, 2 kleerkasten, een keukenkast, een ‘tennen piespot’, een groot aantal ‘slapelakens’ sommigen met de initialen van haar overgrootouders in geborduurd, koffers, persoonlijke en boekhoudkundige documenten
205
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
(adelbrieven, rentebrieven, pachtbrieven, correspondentie, processen...), een gedrukt boek over het leven van Christus van haar grootvader Joachim Hoppers. 6) Hierbij zijn evenmin de vele dingen die ze bij haar verhuis naar Antwerpen in 1644 op het Hof van Marselaer in Malderen had achtergelaten. Deze werden in 1648 openbaar verkocht 272. Daarbij waren 37 echte schilderijen (geen contrefeytsels), waarvan er 17 in het bezit van de pastoor van Liezele kwamen. Verder stoelen, tafels, 2 bedden, en ook: - Een rondeel taeffelken, gekocht voor 16 stuivers, door mevrouwe Marchand. - Eene coffere ofte Secrete, 14 st., de zelve. - Een wijmen zetelstoel, 24 st., Dierick Peeters. - Twee Spaensleren stoelen, 35 st., Hendrik de Mayer (pachter hoeve Boneffe, Liezele). - Noch twee leeren stoelen, 32 st., Jan de Neve. - Noch een vrouwenstoel, 9 st., mevrouwe Marchand. - Eenen zetelstoel, 20 st., den heere pastoor van Liezele. - Een mans zetelstoel, 8 st., Peeter van Berckel. - Een quaet fornuys, 5 pond, 4 st., mevrouwe Marchand. - Eene quaen taeffele, 25 st., Jan de Neve. - Een quaet taeffelken, 9 st., Huybrecht vanden Eede. - Noch een taeffelken, 9 st., den heere pastoor van Liezele) - Noch een taeffelken, 10 st., Joos Marien. - Een hanghende schapraeye, 35 st., den heer drossaert Mol, borge Guilliam Marievroede. - Quaet kofferken (is voet van taeffel), 14 st, mevrouwe Marchand. - Een quaen schrijne, 6 st. Dierick Peeters. - Een quaen balance, 12 st., den heere pastoor van Liezele. - Een quaen balance en schaelen, 7 st, Jan van Camp. - Een taeffel, 27 st., Peeter de Rijcke. - Zekere boeken, 28 st., Jan Crockaert. - Een quaeden zadel en ploegijser, 16 st., Jan Peeters. - Een quaet buffetken, 21 st., dheer pastoor van Liezele. - Een quaeden stoel, 3 st., Peeter Zegers. - Noch quaen prondelinghe, 20 st, den heer drossaert Mol. - Een quaet cusseken, 6 st., Jan Verhaghen. - Noch twee zitcussens, 15 st., Jan Peeters. - Noch quaen schraeghen, 6 st., Geeraert Meulemans. - Een schraeghe, 4 st., de zelve. - Een quaet bacxken, 7 st., Jan van Camp. Meer inventarisssen uit de sterfhuizen van in dit boek vernoemde personen zijn te vinden: a) 11 oktober 1652 - Notaris С. Doppegieter, Protocollen 1652 - Declaratie van de juweelen, silverwerck, schilderyen ende meubelen competerende vrouwe Constantia Schuyt, vrouwe van Stabroeck (innebrengende ten houwelyck met Jor Joachim Marchandt, heere van Martselaer, etc.). b) De Antwerpsche “konstkamers”, Jean Denucé, 1932, blz. 132 e.v. c) Antwerpse kunstinventarissen uit de 17de, vol.1, deel 13 – Erik Duverger, 2004, p. 336 e.v. d) 11 Oktober 1652. – Uittreksel uit het huwelijkscontract van Joachim Marchant, heer van Marsselaer, secretaris van de Geheime Raad, met Constantia Schuyt - Antwerpse kunstinventarissen uit de 17de eeuw: 1659-1653 – Erik Duverger, 1984, blz. 336 e.v. e) Uittreksel uit de inventaris van de nagelaten goederen van Anna van Colen, weduwe van Ferdinando de Groote en echtgenote van Joachim Marchant (Marchandt), heer van Marsselaer, secretaris van Zijne Majesteit - Antwerpse kunstinventarissen uit de 17de eeuw: 1659-1653 – Erik Duverger, 1984, blz. 149 e.v.
272
Te vinden in het R.A. te Antwerpen, Schepenakten Lippelo, Nr 13: Verkoop meubelen Mevr.Marchant 1648. Ik heb ze echter overgenomen uit “Het Hof van Marselaer te Malderen in de 17de eeuw” van Jozef Verheyden.
206
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Bijlage 12
Taxatie van het Hof van Marselaer in Malderen (1660)
207
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Vooraf 24 maart 1660. Joncker Joachim Marchant secretaris van sijne majesteijts secreten raede etc. Impétrant tegen Joncker Maximiliaen de Mol drossaert van Grimbergen als man ende momboir van vrouw Petronella Marchant ende hunne kinderen. Gedaegde ende verweerddre Ghesien by mijne heeren die stadthoudere ende mannen van leen des souvereijn leenhoffs van Brabant het procès der voorschreven partijen soo ende gelijck tselve es begonst bij brieven van daeghsele bijden voorschreven empêtrant aldaer verworven opden thiensten decembris 1646 ende voorts geinstrueert tot.... inclus mette respective vonnissen interlocatoir van den vierden octobris 1647, elffsten aprilis ende tweentwintichsten septembris 1648. Inde sake gegeven pertinente conclusien dijenvolgende ter weder zijden genomen mette respective antwoorden van partijen daertegens gedient ende voordere instructien daer op gevolqht. Ghesien oock de respective copyen ende bescheeden in forme van thoon hinc inde overgegeven ende enquesten van partijen respective geleyt mitsgaeders de voordere incidenten in desen genioneert soo in materie van alimentatie requeste civile nieuwe feijten des impétrants vuyt crachte van relievement proces voor commissarissen vanden hove als andersints gedient mette verbaelen in saecke gehouden op alles wel ende rijpelyck geleth Thoff ter manissen impus voorschreven heeren des stadthouders tusschen de voorschreven partijendiffinitivelijck recht doende, verclaert dat den voorschr. impétrant ten behoeve des ghedaeghde schyldich is affstant te doen, ingevolghe van den testamente van wijlen partijen ouders vanden vierentwintichen meij 1611, van de hellicht vanden huijse ende goederen van Marselaer mette landen, bempden hoven, watermolen, leenboeck ende cheynsboeck ende van alle andere appendentien ende dependentien vanden selven hove ende huijse van Marselaer, mitsgaeders oock de hellicht vande rente van hondert rintsguldens tjaers opde respective heerlijckheden van Schailemont ende du Bois indes suppleants pertinente conclusie vanden vierden Juny 1648 naerder geruert ende vervolgens mette selve gedaeghde te procederen voor commissarissen tusschen partijen te deputeren tot esgale partagie vande selve goeden ende renten den selven impétrant daer inne condemnerende mitsgaeders inde restitutie oft goetdoeninghe vande vruchten, baeten ende prouffyten daer van genoten den impétrant geheel in syne melioratien aende selve qoeden gedaen ende tot dyen inde alle costen vanden processe ten behoorelycke tauxatie en de moderatie vanden hove. Aldus gedaen ende vuijtgesproken inde audientie des voorschreven souvereijns leenhoffs van Brabant, extraordinarie vergadert sijnde binnen Brussele ten woonhuijse voorschreven heeren stadthou-ders opden vierentwintichsten merte 1660. ende was onderteeckent F. Michiels Concordat hac cum suo originali. quod testor A. Van Donroij – nots.
Taxatie Marselaer – 14 mei 1 juni 1660. Taxatie priseringe ende estimatie geschiet ter versoecke vande heere jonkr Joachim Marchant ende jonkr Maximiliaen Demol dat vande goed is gelegen binnen de prochien van Maldere en Londersele, competerende thoff van Marselaer gelijck die bij die voorschreven heere Marchant ende de pachter gebruict worden te weten alleenelijck vande saeyende lands, bosch ende weyden, sonder eenige melioratiën oft plantagien gelyck aen de naerbeschreven parcheelen breeder gespecifieert staet dat ten overstaen vanden meyer, byde scepenen als int eynde deser.
208
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
I. Ierst de gronden vanden erve. 1) Inden iersten den bempt tegens het broeck ten eenren ten tweeden den bempt vanden Winterpoel, ten derden het goetshuys van Afflegem, ten vierden tegens den dam vanden vyver oft visscherye, getaxeert gelyck die nu geleghen is op drij hondert gulden het dachwant, comt de ... dachwanden de somme van ... 2) Item de drij weykens liggende achter den vyver, binnen de buitenste visscheryen, comende aldaer ter eenre tegen de wateringe tegens het Scavoir bosch toebehoirende den heer van Lieffkensroy, ten tweeden ten derden ende vierden paelende tegen de vyvers vanden voorschreven heere Marchant, ghelyck deselve nu zijn getaxeert het dachwant op 225 guldens, compt alsoo saemen over de ... dachwanden de somme van ... (3) Item het prieel ofte de warande liggende tegens den hoff ende voorts rontom in zyn water, te weten den grondt sonder de plantagien, getaxeert op 200 gulden het dachwant compt over de ... dachwanden de somme van ... (4) Item het poortvelt achter den rijstal ten eenre de dreeff, den tweede den vyver, ten derden den winterpoel, getaxeert op 150 gulden ’t dachwant compt over de ... dachwanden de somme van ... 5) Item t’ Scheyselbergh dat is beplant met eeckenstruycken alleenelijck de gront getaxeert op vijff en twintigch guldens het dagwant, compt over .. dagwandt de somme van … 6) Item het Scheyselbergh daer de hoeff op staet, zynde saeyende lant, ter eenre tegens Keersmakers bosken, ter tweedere het voorschreve parcheel, ter derden ende vierden de dreve van mijn heer Marchant, getaxeert op 75 guldens het dachwant, compt over de … dachwant, de somme van … 7) Item d’ Omloopen zijnde bempde gelegen tegens de Hooge Bosch ter eenre, ten tweeder ’t Scheyselbergh, ten derden ’t Keersmakers boske, ten vierden den selfe Keersmaecker, getaxeert op hondert vijffenseventich guldens het dachwant, compt over de ... dachwant de somme van … 8) Item ’t Hoffvelt, palende tegens de Lange Dreve ende de dreef vande hoeve, ter derde de Aert, ten vierden het Meyvelt, getaxeert op 125 guldens het dachwant, comt over de … 9) Item de Aert consisterende in diversche weyden ende ontrent een dachwant elsbosch, getaxeert door een het bosken mette weyden op ende ter somme van 150 gulden het dachwant, compt over de … dachwant de somme van … 10) Item het Meybosken gelegen tusschen den voornoemde Aert ende het Meyvelt, ter derde het Hoffvelt, ter vierde zijde, getaxeert op 250 guldens het dachwant, compt over de ... dachwant de somme van … 11) Item het lant op het Meyvelt, ter eenre,de hofstede van Peeter Van Nuffele, ten tweeden, de dreve, ten derden het Gotshuys van Afflegem, getaxeert op 150 guldens het dachwant, compt over de ... dachwant de somme van … 12) Item de hoff, staende voor het huys rontom gelegen in sijn water, is getaxt op 225 guldens het dagwant, compt over de … dachwant de somme van … 13) Item de Potshoff gelegen beneffens het huys naest het Poortvelt ter eenre, ten tweeden ’t goet vanden heere van Liefkensrode, ter derde de vijver tegens ’t hoff, getaxeert op als voren ter somme van 225 gulden ’t dachwant, hier de somme van … 14) Item de vijvers gelegen die eertijts landt geweest hebben, zijn getaxeert gelijck die lant waeren conform hunne paelgenoten ter somme van 200 gulden het dachwant, compt over de … dachwant de somme van… 15) Item de Bascourt is getaxeert op 200 guldens het dachwant, compt over de … dachwant de somme van… II. Taxatie van plantagien consisterende soo in opgaende eycken bomen, troncken als abeelen, sonder hier inne begrepen te hebben eenige fruytboomen, linden oft andere boomen van plaisantie.
209
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Plantagien. 16) Eerst de geplante (H)eersterstruycken op de Scheyselbergh soo die nu gestaen zijn, worden de selve vruchten daer van sonder de grondt getaxeert op hondert guldens het dachwant, zijnde alsoo tesaemen metten gront getaxeert op 500 guldens het bunder dus hier alleen over de beternisse ider dachwant op 100 guldens, sonder den gront, compt over de … dachwant de somme van … 17) Item de rechte dreve, opgaende eycken struycken voorbij ’t Hoff te Marselaer, consisterende in 617 opgaende boomen, getaxeert op ….. 18) Item de Cruysdreve streckende recht uyt voorbij de pachthoeve tot aende Aert, consisterende in 212 boomen getaxeert op … 19) Item de opgaende boomen staende vervolgens in den Aert, sijnde een deel vande voorschreven dreve tot 190 in getalle, getaxeert op …. 20) Item de Dreeff beginnende op de hoeck van de Warande en loopende rontom, tot achter tegen ’t goet vande Winterpoel, met die rontom inden bempt aldaer, consisterende ’t saemen in 223 opgaende eycken boomkens, getaxeert op … 21) Item d’ abeelen inden seloven bempt totten number van 25 in getal, getaxeert op … 22) Item d’ opgaende eycken boomkens, soo inde Warande als die inde drij bemdekens, met die opde Bascourt ende om ’t huys, tot 408 in getal, alle eycken, getaxeert op 183 guldens en twelff stuyvers. 23) Item d’ opgaende boomen tot 16 eycken, tegens d’ Elsbosch inden Aert, getaxeert op … Trunckeycken 24) Eerst de truncken staende inde Rechte Dreve, met die gestaen tegens de Cruysdreve tot aen het pachthoff, consisterende in 526 trunckeycken, getaxeert op …. 25) Item de Dweersche Dreve neffens het castiel (??) achter het Scheerbosch tegens het goet van Afflegem, consisterende in 350 eyckentruncken, getaxeert op …. 26) Item noch 90 truncken tusschen de opgaende Dreve, getaxeert op … 27) Item inden Aert, wederzijds de opgaende dreve, met eenige tegens het bosch, samen 160 tronckeycken, getaxeert op …. Abeelen 28) Item 60 abeleen boomen op Scheiselbergh met die opde beedkeloop tegen de Aert, cnsisterende in 36 abeelen, boven die op de beeckkant ’t saemen 96 boomen, getaxeert op… 29) Item d’ abeelen inden Aert, tot 62 in getalle, getaxeert op ende ter somme van ….. 30) Item noch 72 abeelen bommen, staende inde voorschreve Aert tegens de voornoemde abeele, getaxeert op … 31) Item de tronckeycken ende eenige opgaende eyckehout daer tusschen met noch eenige olmkens, zijnde t’saemen consisterende inde number van 451 boomkens, zijn deen door danderen, is alles getaxeert ter somme van … 32) Item noch 79 troncken met 25 opgaende eycken ende 6 abeelen, staende op het Poortvelt, getaxeert n alles ter somme van … Aldus gedaen ende getaxeert binnen Maldre voorschreve, ten overstaen van Huybrecht Van Linthout, ter dese gesubstitueerde des meyers, bij François Verhavert, Hendrick Covens, Gillis Van Waerbeeck, Dirick Verheyden ende Anthoen Verheyden, schepene der voorseyde prochie van Maldre, Lisel ende Lippeloo, opde vierthiende en vijffthiende mey 1660 Mij present als greffier, Maurique Gecontinueert de voorschreve taxatie opde 19den mey 1660 ten overstaen van H. Van Linthout, ter deses gesubstitueerde des meyers, François Verhavert, Hendrick Covens, Dierick Verheyden, Anthoen Verheyden ende Gillis Van Waerbeecke, schepenen, gelijck hier naer volght. III. Taxatie vande metserije. 1) Eerst de metserije ende melioratie vanden bauw.
210
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Inden eersten is bij mrs. Frederick van Kerckhove ende Peeter Toubeau, metsers van hunnen stiel gevisiteert ende dienvolgends getaxeert geweest de muere gemaeckt achter aenden sael op ende ter somme van 390 guldens. 2) Item is noch gemeten het nieuwe quartier te weten de balcon, ende is bij de voornoemde metsers meesters dienvolgends getaxeert op ende ter somme van 429 guldens. 3) Item hebben dese lieden gemeten ende getaxeert de nieuwe keuken mette kelder, ende de schauwe vande nieuwe keuken ende naer de voors. visitatie alsoo tesaemen getaxeert op ende ter somme van 1053 guldens. 4) Item aen den inganck vande nieuwe saele, de geheele pandt inde sael mette poorte van de sael gevisiteert ende bij de voors. Frederick Van Kerckhove voortijdig met andere gemetst, is alsoo getaxeert ter somme van 116 gulden. 5) Item noch het maecken van het ticheldack met het plaveysel geleydt, soo inden sael, inde keucken als inde cleyn saeltje, met ’t gene inde twee somerhuysen, tesaemen getaxeert op 171 guldens. 6) Item gevisiteert de twee somerhuysen met de vrije muer, staende tegens dwater opgemetst, met het poortje ende conterpoort daer de brugge achter in leydt draeydt, ende alsoo getaxeert ter somme van 741 guldens. 7) Item de peertstal mette schure, ende de gevel vande brauwerije met de hanger vande ketel, hoven ende schauwen, te weten het s..; vande schure;, tesaemen getaxeert ter somme van 1036 guldens. 8) Item de buytenmuren vande brauwerij met het plaveysel, zijn getaxeert op 180 guldens ende 8 stuyvers. 9) Item de groote poorte staende voor in het innecomen van de bascourt, is bij de selve meesters getaxeert 1016 guldens ende 8 stuyvers. 10) Item is de witten steen naer voorgaende visitatie, soo van canteelen, vensters, stelgaten ende het voors. cleyn poortken … ,aenden hove verwerckt alles getaxeert ter somme van 803 guldens. 11) Item de sockels (of Focken) onder de brugge, met het wit werck oft witte steen van den peerdestal ende brauwerije sijn altesaemen getaxeert op ende ter somme van 787 guldens 4 stuyvers. 12) Item de schauwschinckels vande salets met lamasters vande selve salets, de twee somerhuisen ende balcon, eijn te saemen getaxeert op ende ter somme van 115 guldens. 13) Item het afsetten vande toren met pinseelen vande selve, met alle de huisingen, vermits deselve vervallen waren, is saemen getaxeert ter somme van 151 guldens. 14) Item het schaliendack, soo vande gallerije, de twee somerhuisen, als de peertstal, met het loot ende nagelen ende de hout, tesaemen getaxeert op 489 guldens ende 8 stuyvers. 15) Item de metserije op het pachthoff, soo van huys, schure, (h)ovenhuys als stallingen, is bij de voors. meesters getaxeert ter somme van 312 guldens. IV. Taxatie van het Yserwerck. 16) Item is bij meester Jan Vertongen, smith van zijne stiele, woonende tot Lippeloo, gevisiteert geweest alle het ijserwerck voor soo vele het nieuw gemaeckt is ende geemployeert, soo totten Hove van Marselaer, brauwerije, stallingen, poorte, deuren, alsmede totte pachthove, welcke yserwercke consisteert soo in anckers, geerden, sloten, leden, raemwerck, gelaesenroeden, etc, ende naer voorgaende visitatie is ’t selve alsoo getaxeert op ende ter somme van 600 guldens. V. Taxatie van de gelasen. Item meester Joos François, gelasemaker van zijne stiel, woonende tot Puers, heeft gevisiteert alle de gelase vensters, gelijck hier vorens, vanden Hove van Marselaer etc. met die vanden hoeve ende andersints.
211
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
17) Inden eersten 107 gelase vensters sijn bij de selve gevisiteert geweest ende voor soo veer die vernieuwt zijn alsoo getaxeert ter somme van 1 gulden 4 stuyvers het stuck; compt alsoo samen ter somme van 128 guldens en acht stuyvers. 18) Item 41 gelase vensters het stuck getaxeert tot 80 stuyvers, compt over deselve tesamen de somme van 36 gulden achtig stuyvers. 19) Item alnog gevisiteert 26 vensters van fransch gelas ende sijn deselve alsoo ider getaxeert op 2 guldens, compt ter somme van 52 guldens. 20) Item alnog 24 fransche gelase vensters, sijn bij der selve getaxeert op 2 guldens ende 10 stuyvers, compt alsoo tesaemen ter somme van 60 guldens. 21) Item noch 6 gelaesen vensters, sijn bij den voorseyden meester Joos François getaxeert op eenen gulden 10 stuyvers, compt alles de somme van 9 guldens. VI. Taxatie van Timmeragie. Item meester Gillis De Decker, timmerman van zijnen stile, woonende tot Oppuers, ende meester Gillis Van Eeckhout, woonende tot Londerzeel, oyck timmerman als vore, hebben gevisiteert de tilmmeragien vande hove van Marselaer met die vande brauwerije, schure ende pachthoeve, voor soo vele die selve vernieuwt zijn, mette brugge ende poorte daer aen gemaeckt, als volght. 22) Eerst gevisiteert de saele vande voors. Hove alwaer geleydt zijn twee stagiën met nieuwe delen bert daer onder eenige nieuwe ribben met stijlen, rychels, deuren, schutsels dewelcke daer vannoode zijn geweest, met nagels ende arrebeydt ende dienvolgende te saemen getaxeert op ende ter somme van 246 guldens 8 stuyvers. 23) Item gevisiteert inde eetkamer de nieuwe ribben, dele, strijckhouten, ende deuren, dack als gemaeckt mette nagels ende arbeyt, ende sijn deselve getaxeert op ende ter somme van 132 guldens 11 stuyvers. 24) Item de timmeragie van de keucken, soo deselve geheel nieuw is wort bij de voorschreven meesters alles als voren getaxeert ter somme van 350 guldens 6 stuyvers. 25) Item het werck ’t gene aen de toren nieuw gemaeckt is, consisterende soo in solderinge als andersints nagels ende arbeyt, t’saemen getaxeert ter somme van 143 guldens 12 stuyvers. 26) Item het nieuwse quartiet genoempt de balcon, die alles van onder tot boven is bestaende in nieuwe timmeragie, is deselve getaxeert ter somme van 177 guldens 11 stuyvers. 27) Item de solderinge boven en onder de salet met haer …trap mette kelderdeur ende trappen, met noch een deur ende trappe aende windelgra…, samen getaxeert op ende ter somme van 210 guldens. 28) Item het waschhuys met noch andersints de twee andere deuren ende schutsel sijn bij de selve meesters getaxeert de somme van 15 guldens 2 stuyvers. 29) Item noch 64 nieuwe vensters die welcke aen den hove hier vorens niet mede gebrocht is sijn in reckeninghe, sijn desen getaxeert ter somme van 160 guldens . 30) Item noch 37 nieuwe raemen, staende rontom inde voorschreve hove, mette ge… , inde twee somerhuysen, te saemen getaxeert op 178 guldens. 31) Item de galderije met de kelderdore ende toebehoorte, tesaemen getaxeert op 103 guldens 18 stuyvers. 32) Item de brugge met het cleyn poortke op het hoff, is bij de selve meesters getaxeert ter somme van 251 guldens ende 1 stuyver. 33) Item het somerhuys, de timmeragie daer inne, mette het nagels ende arrebeyt, saemen getaxeert op 144 guldens ende 4 stuyvers. 34) Item ’t somerhuys, de timmeragie daer inne, soo dat gestaen is achter de toren, mette nagels ende arrebeyt als voren, getaxeert op 151 guldens 10 stuyvers. 35) Item de timmeragie van de rijstal, die alles is nieuw gemaeckt, mette dore, vensters, ribben, rasteele, baelistaecken, schaeliebert ende andersints voor nagels ende arrebeyt, tesaemen de somme van 565 guldens 14 stuyvers.
212
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
36) Item de timmer vande brauwerije sonder de alem (= alaam?), consisterende in cuypen, backen ende ketels als andersints, is bij de voornoemde meesters getaxeert ter somme van 74 guldens 15 stuyvers. 37) Item de groote poorte met de voorste brugge, aen d’innecomen vanden bascourt, is tesaemen mette nagels ende arrbeyt getaxeert ter somme van 291 guldens ende 11 stuyvers. 38) Item van gelijcke gevisiteert de hoeve geheten de “Hoeff te Marselaer”, te weten de timmer van het huys consisterende soo in solderinge, ribben, latten, nagels, etc. mette nagels ende arbeyt tesaemen getaxeert op ende ter somme van 657 guldens. 39) Item de schure aldaer met eene nieuwen winckel daer aen gemaeckt, consisterende soo in stijlen, rychels als andersints, mette daer bij geheel ….. …….. gemaeckt, lattij, nagels, leem, weege (?) ende andersints, als vore getaxeert de somme van 546 guldens 13 stuyvers. 40) Item de peertestal, koestal, backhuys ende verckenskot, waer van de slooten (stoelen ?) zijn gevonden uyt het audt haut dat is gecomen vande hove van Marselaer, dus alleenelijck de arrbeyt mette nagels, daer boven eenige nieuwe kepers aldaer geleydt, oyck het gedreve nieuw dack met latten, roeden, nagels, wissen, plecken, etc, tesaemen getaxeert ter somme van 390 gulden en 12 stuyvers. Aldus gedaen ende getaxeert ten overstaen vande meyer ende schepenen in dato als boven, met verclaeren ende presentatie daer omme in handen des voors. gesubstitueerden des meyers, bij de voornoempde meesters gedaen, van de voorschreve taxatie hier vorens geschiet, des versocht sijnde bij dese te confirmeren ende vernieuwen daer de ….. ende gerequireert ……………. Mij present als greffier. 1) Ende aengaende de hoybempt achter het huys, groot ontrent twee bunders, mette drij osseweykens, oyck achter het selve huiys, die hier vorens inde taxatie getaxeert sijn (gelijck aldaer te sien is) dient geconsidereert datte selve osseweykens merckelijck sijn vebetert, hebbende oversulcx de voors. schepen verclaert de beternisse daer van ten minsten te –zijn ter somme van 50 guldens den dachwant. 2) Aengaende de twee gemetste …. zij bezitten arduynsteen mette metserije. 3) In het nieuw opgaende eycken bosch met negen groote steene goten om het water te leyden, dienende tot inloop ende affloop vanden vijver, verclaren de voorseyde schepenen hiervorensniet getaxeert te zijn, die nochtans merckelijck ende seer veel gecost hebben gelijck het selve kennelijck ende genoegsaem te sien is. 4) Item van de melioratie gedaen in alle drij de hoven, soo van planten van saye als menighe van fruytboomen, met alle de lindeboomen ende menighe van gesaegde latten ende stijlen, waer mede de wagens ende somerhuisen gemaeckt zijn ende de hove merckelijck verbetert hebbende veel gelt gecost; verclaeren de voornoempde schepenen daer van hier vorens insgelijckx oyck taxaet geschiet te zijn. 5) Item van de vijvers, het graven der selve uyt dorre landen, dient gecondidereert dat de selve meer weerdigh zijn als het lant, als dienende oyck tot vrijicheyt vande hove, vande hoeve ende huysen, welcke verclaeren deselve schepene oyck seer veel gelt gecost te hebben, ende hier vorens niet getaxeert te zijn. Gedaen en verclaert in dato als boven, mij present als greffier, Maurique. Gecontinueert de voors. taxatie bij de schepenen ten overstaen vande meyer als hier naer int eynde deser opden 20en mey 1660. VII. Taxatie van het plantsoen ende den arbeyt van de werckliden deselve geplant hebbende. 41) Eerst het plantsoen vande opgaende eycken, staende inde Rechte Dreve tot 617 boomen mette arrebeyt van voeren, planten ende overdoen met die verdroogt ende werden gerestaureert sijn inden wal, sijn alle bij de naerbeschreve schepenen getaxeert ter somme van 25 guldens het hondert, compt tesaemen 155 gulden.
213
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
42) Item de resterende opgaende plantsoenen consisterende hier vorens inde taxatie in 5 items saemen totten number van 1049 opgaende plantsoenen, zijn mette planten, restaureren, etc. alles als voren tesaemen getaxeert ter somme van 25 gulden ’t hondert, compt saemen de somme van 262 guldens. 43) Item de plantsoenen van tronckeycken consisterende inde voors. taxatie in 6 items, aldaer mette arrebeyt van aen te voeren, planten, overdoen van die verdroogt te restaureren, samen getaxeert op 20 guldens het hondert, compt alles ter somme van 310 guldens. 44) Ontbreekt Gecontinueert de voors. taxatie bij de schepenen ten overstaen vande meyer opden 1 juny 1660. 45) Ierst den grond waer den quaden molen tegen staat daer het huys het Swaentien nu is op; staende met het pleckxken erver daer tegens sijnde het hoffken, is byde voorschreven schepenen getaxeert de somme van tien guldens de roede, verclarende de voors. schepenen dat het huys alsnu beter ende profictabelder is ende de hure naer rate alsnu meer is inbrengende als ten tyde de meulen daer op was staende, mits de reparatien daer toe jaerlyckx van noode ende datten selven molen jaerlyckx maer een halff en vermochte te malen ende het resterende halff jaer, synde den besten tyt, moeste sil staen ofte wel alsdan het water huren van Niclaes vanden Haute. 46) Item de eesterkens, sijnde de troncken staende tegens de Leugenbeeck, sijn getaxeert tot 28 in getalle gelijck die nu staen, de somme van 6 stuyvers zodus 13 guldens en 8 stuyvers. 47) Het planten, verd… etc. saemen 5 guldens 12 stuyvers. 48) Item zijn bij meester Gillis Van Eeckhout en François Cnapelinckx, timmelieden van hunne stiel, ten overstaen vande voors. meyer ende schepenen, getaxeert de melioratie van de huysinge het Swaentjen, consisterende in plecens (stukwerk?), latteien, rychels, stijlen, kepers, hove, etc., int geheel 100 guldens. 49) Item de brugge over de becke aldaer mette pijlers ter syden, plancken, samen mette nagels en arbeyt, de somme van 150 guldens. Aldus gedaen ende getaxeert ten overstaen van meyer ende schepenen mitsgaders dat als boven mij als greffier. Maurique. Op heden den 5 july 1663 hebben wij meyer ende schepenen van Malderen, Lisel ende Lippeloo collegialyter vergadert zijnde binnen de voorseyde prochie van Malderen te speelhuyse aldaer, genoempt ’t Hoff van Marselaer, in conformiteyt van de apointement gegeven ten verbalen van den 4en july te vorens, tusschen joncker Joachim Marchant, secretaris van zijnen Majesteyts secreten rade, impetrant, ten eenre, ende de kinderen van wijlen Joncker Maximiliaen De Mol, anderzijds, …. vermogen van d’autorisatie aen ons gegeven bij de H. commissaris van den souvereine leenhove van Brabant gepro…eert tot taxatie en proseringe vande goederen competerende de voorseyde Hove van Marselaer, ende naer voorgaende visitatien van respective partijen, hebben die getaxeert ende bevonden weerdigh te zijn ende gelijck die respectievelijck gepriseert zijn geweest in onze voorgaende taxatie van de welcke de leste geschiet is den 1 juny 1660. Actum ten dagh, maend en jare als boven.
Achteraf. 21 augusti 1663 Aan Joncker Joachim Marchant Hendrick De Mol Vanden Clooster voorde voorschreve joncker Marchant verclaert in hande van ons, commissaris, overgelecht t’hebben (?) een carte figurative vande deylinghe ten desen questie is ……………; dat ons commissaris ……. te procederen totte ……….. scheydinge ende deylin-
214
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
ge inden vonisse ende verbaelen bougeriert (?) veruder (?) gementionneert, ende anderssints inde selve saebre (??) te definieren (?) gelijck thoff naer gelegentheyt vande saebre (??) in goede ……….. ende equiteyt sullen vinden te behooren, verclaerende hiertoe te hebben doen daegen de procureur Douroy per primarius et ….. Douroy mits d’absentie vande heer adt (advocaat?) L …ens neempt …….. …….. ……. sijnde anderssints te …….. te ……… totte scheydinge ende deylinge hierboven gebeurt (?). Vander Clooster accordeert inde versochte …………. dat de selve tijdt verstrecken (?) sijnde bij thoff sal worden geprocedeert totte selve scheydinge ende deilinghe. ….. de ……… Douroy, acte hier van AVande Clooster Habeat per curiam. Joncker Marchant Consorten de Mol. ‘t Hoff gesien hebbende de caerte figuratiff midtsgaeders de eenige taxatie bij partijen overgeleght, aleer te procedere… …cht scheydinge ende deylinghe, ordonneert aen de selve de partije vande goeden inde geseyde caerte figuratiff begrepen (expliciet) te designeren ende aen te wijsen inde voorseyde eenige taxatie, inde ……… die ….. in deselve caerte gedesigneert, nl 2, 5, 11, 13 ende 15…….. ……… …………. op ’t selve gedaen voorts geprocedeert te worden naer behooren ……… ………… ………….. Actum 8 november 1663 t’ Hoff gesien hebbende die caerte figuratyff mitsgaders de wettige taxatie bij partijen ons gelast, al over te procederen totte hoogere (?) scheydinge ende deylinge, ordonneert aen de selve de partijen van goeden inde caerte figuratyff begrepen (expliciet) te designeren ende aen te wijsen inde voorseyde wettige taxatie, ende …….. de partijen inde selve caerte gedesigneert van 2, 5, 11, 13 ende 15, of wie deselve aldaer te supplieren om ‘t .. gedane voorts geprocedeert ten …….. behoeven, de costen tot selfden ………. Actum 10 novembris 1663. 18 martii 1664 Vanden Clooster geassisteert met de adt van L… in conformiteyt vande discussie (?) tusschen partijen is …………. …………; tot aenwijsinghen van alle aldaer (quasi onleesbaar) ……………….. Is geappointeert dat totte absolute scheydinge ende deylinge in deser ge… sal worden geprocedeert op den voet vande taxatie de welcke 5 july ……. geheeft ende op die conditie bij partijen alsdan toegeven in presentie van ons commissaris. Joncker Joachim Marchant voldoende aen den interlocutoire vonisse inde leenhove, gegeven den 10 november 1663, nopende de schijdinge ende deylinge vanden laethove van Marselaer te doen tegen de kinderen wijlen joncker Maximiliaen de Mol ende aenwijsende de nr. 2, 5, 11, 13 ende 15 aldaer uyt gedruckt …… en naervolgende enz. - Inden eerste aengaende de partije sub nummero secundo (2) inde caerte gestelt, bestaende op eenen dam van aen een goet, de Winterpoel, tot aende dreve, groot sijnde 109 roeden, deselve sijn getaxeert gelijck de waters daeruyt genomen, inde voorschreven caerte figuratief gest… numero nono (9). Ende inde acte van taxatie, priseringe ende estimatie begrepen sub articulo decimo quarto (14). Sijnde aldaer de voorschreve vijvers getaxeert gelijck die eerstmael landt geweest hebben, à 200 guldens het dachwant. - Den vijfden post inde vonisse uytgedruckt, consisterende op de caerte figuratief de plaetse daer het speelhuys op staet, ter grootte 27 roeden. Deselve is getaxeert onder de Bascourt
215
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
staende inde selve caerte sub numero octavo (8). Ende inde acte van taxatie onder den 15 articulo, aldaer getaxeert à 200 guldens het dachwant. - Item de Groote Dreve, inde caerte staende sub numero undecimo (11), groot ses roeden . is getaxeert ende genomen inde acte van taxatie, soo ende gelijck de gronden daer de selve is aenpaelende die naest genoemd ……….. …………. ………. - Item de grond vande dreve langs de bosch op Schijselberg, staende inde caerte sub numero 13, groot 71 roeden. Is getaxeert gelijck de Schijselbergh, staende inde acte van taxatie sub numero quito, à 250 guldens het dachwant. - Item de grondt vande dreve naer den Aert tot aende beke van het pachthof, staende inde caerte sub nmero decimo quinto (15), groot 19 roeden. Deselve is getaxeert gelijck het Hoffvelt, staende inde acte van taxatie sub numero octavo (8) à 25(0) guldens het dachwant. Hier beneffens generaliter te considereren dat alle de gronden vande Omloopen ende Dreven getaxeert sijn soo ende gelijck de gronden daer die sijn aen paelende. Dit is ’t gene waer van ’t Hoff nopende de artickelen inde voors. vonisse gementioneert naerer uytwijsinge heeft versocht. Verseckerende …….. ………. te hebben voldaen , biddende dat tselve oock gedient sijn te procederen totte absolute schijdinge ende deylinge van de goederen dwelcke …….. Joncker Joachim Marchant, secretaris van Sijne Majesteyts secreten raed De kinderen van wijlen Joncker Maximiliaen de Mol. Het huys tot Marselaer Den 5 july 1663 Vanden Clooster, geassisteert met den heer advocaet Van Groningen (??) is op de ……….., ingevolgen van den vonisse tusschen partijen, gegeven op den 24 marty 1660 ende die commissie op ons commissarissen gedressert den tweeden decembris lestleden, versoeckt dat ons gelieven soude te procederen tot scheydinge ende deylinge van goederen inde selver vonisse ende commissie gexueert (?), verclaerende partije daer … … hebben door ……. ….. opde primarius ……… Douroy geassisteert metter heere advocaet Lou… ende kinderen Maximiliaen de Mol ende JouffrouDymna (?) ende Anna De Mol, is alles geheel …………………….. (vele bladzijden onleesbaar wegens te bleke kopij) Den stadthouder vanden souvereynen Leenhove van Brabant. Verthoonen ……………. joncker Joachim Marchant als erftochtenaer van de goederen van Marselaer, heer Niclaus De Groot, heere van Keer (?), heer Gerardi …. den stadt…;, als momboirs van Jouffroue Johanna Marchant, dat opden 24 meert 1660 tusschen den heer verthoonder en joncker Maximiliaen de Mol bij deffinityff ……… ……….. ……….. onder andere is.
216
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Louis De Bondt
Inhoud Vooraf Wat vooraf ging De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen Nog een paar woorden over het gebruik van deze studie Periode 1 – 1250-1329 – Ontstaan van het Hof van Marselaer te Steenhuffel Een Legende En de verbluffende werkelijkheid Verdere beschrijvingen van het Hof De eerste Marselaers 1. Jan 1 van Marselaer en Fulga van Wanghe 2. Peeter van Marselaer en NN De Commanderij van Pitzemburg De Schepenbank van Steenhuffel en de Vrijheid Merchtem De kinderen van Peeter van Marselaer 3. Hendrik van Marselaer en NN 4. Gillis 1 van Marselaer en Prudentia van Oyenbrugghe Gillis verwerft grond van Margareta van Waterpoele in Malderen De kinderen van Gillis en Prudentia Periode 2 – 1329-1394 – Deling van de goederen in Steenhuffel en Malderen Periode 2a: Steenhuffel 5a. Jan 2 van Marselaer en Margriet van Wilre 6a. Jan 3 van Marselaer en Prudentia van Ursene Ridder Jan, de Brabantse successie-oorlog en de slag van Basweiler Nog wat bedenkingen over ridder Jan De kinderen van Jan en Prudentia 7a. Franco de Swaef en Margriete van Marselaer – Jan 3 van Marselaer De laatste Marselaers van de Oude Tak Periode 2b: Malderen 5b. Hendrik van Marselaer en Beatrijs van de Voorde 6b. Jan 4 van Marselaer, Kathelijne van der Meeren en Kathelijne van Coudenborch Leven en werken van Jan 4 van Marselaer Jan bouwt de Koevoetmolen De kinderen van Jan van Marselaer en hun erfenis Periode 3 – 1394-1477 – Hereniging van de Hoven van Marselaer Een korte les in erfenisrecht 8. Gillis 2 van Marselaer, Isabeau de Luu en Margriet de Luu Een gearrangeerd huwelijk 1396 was een rampjaar voor de familie de Luu Gillis 2 van Marselaer, zijn vrouwen en zijn kinderen 9. Jan 5 van Marselaer en Joanna ‘s Jonghen Jan 5 van Marselaer grootgrondbezitter Hoe Jan van Marselaer heer van Opdorp werd Jan van Marselaer en Karel de Stoute Was 1477 een slecht jaar voor Marselaer? Een groot mysterie De kinderen van Jan van Marselaer en Joanna sJonghen Het testament van Jan van Marselaer en Joanna ‘s Jonghen Periode 4 – 1477-1831 – Verder zonder Marselaer in Steenhuffel 10. Gillis 3 van Marselaer, Johanna Lanen en Zegerine van Groesdonck Gillis 3 van Marselaer trouwt 1486 was een slecht jaar voor Marselaer 1487 was een slecht jaar voor Marselaer Gillis hertrouwt Leven en werken van Gillis 3 van Marselaer De erfenis van Gillis van Marselaer en Zegerine De toestand van de Marselaergoederen te Malderen in 1525 11. Joos de Rijcke en Joanna van Marselaer Waar woonden Joos de Rijcke en Joanna van Marselaer?
217
2 2 2 3 5 5 5 7 10 14 16 16 17 18 19 20 20 21 23 26 26 27 27 29 31 32 33 36 37 41 41 42 43 45 46 48 48 48 50 53 53 54 56 57 59 60 61 63 66 66 67 67 70 72 74 77 78 80
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
12. Gillis de Rijcke en Helena van der Borcht 13. Filips, Barbara, Kathelijne en Joanna de Rijcke 14. Marie de Hertoghe en Diederick van Liefvelt Kanselier Diederick van Liefvelt Diederick van Liefvelt privé De hoeve van Marselaer in 1593 15. De kinderen Spannenberger en Rolte 16. Madeleine Butkens 17. François Marchant en Tita Johanna Hoppers François Marchant Tita Johanna Hoppers François, Tita en de kinderen En Marselaer Over een erfeniskwestie 18. Joachim Marchant en Anna van Colen Joachim Marchant De schulden van Joachim Joachim trouwt met een rijke weduwe De schulden van Joachim, deel 2 Joachim trouwt met een rijke weduwe, deel 2 De schulden van Joachim, deel 3 en slot De processen van Joachim 19. Maximiliaen van Mol en Petronella Livina Marchant Een kroostrijk gezin voor de uitvinding van het kindergeld Het risico van het aanvaarden van een erfenis Viglius ab Aytta, de spin in het web van een Friese invasie De verdeling van het Hof van Marselaer 20. Tita Johanna Marchant en Martinus Ignatius dee Hornes Het bleef inderdaad erg ingewikkeld 1668 – De blijde intrede van Tita Johanna Marchant Het verdachte huwelijk van Tita Johanna Marchant Van wie is het Hof van Marselaer? De dood van Martinus Ignatius de Hornes en de gevolgen Hoppers, Marchant, de Mol en de Hornes in onze parochieregisters 21. Martin Frambach 22. Catharina Isabella Frambach en Jan Baptist Coppieters 23. Petronella de Paepe, weduwe van Guillaume Ernest de Marteau 24. Françoise Hennekin, weduwe van Jan Bosch en van Alexandre Mathieu de Burlen 25. Maria Magdalena Bosch 26. Arnoldus van Nuffel De families Bosh en van Nuffel 27. Arnulf Godewal Bertolf van Nuffel en Marie Marguerite Allard 28. Eduard Goduwal Bertolf Engelbert van Nuffel en Anna Marie Moortgat Ange van Nuffel, een vergeten artistiek genie Ange van Nuffel, vrederechter en burgemeester Het einde van Marselaer Bijlage 1 – Het Hof van Marselaer te Steenhuffel nà 1477 Een wandeling uit 1593 Een gedicht uit 1565 De identificatie van de heerlijkheid van Oppem te Steenhuffel, deel 1 Wie was Lenaert Coutreau? Het ontstaan van de Heerlijkheid van Steenhuffel Van Coutreau naar Oyenbrugge De identificatie van de heerlijkheid van Oppem te Steenhuffel, deel 2 Van Ghindertalen en andere eigenaars in het zuiden van de Bontestraat Anthonis van Ghindertalen, leenman van de Heerlijkheid van Oppem De familie van Ghindertalen en het vroegere Marselaer Peeter Micault koopt de Heerlijkheid van Oppem in Steenhuffel Bijlage 2 – De Kapelanie van Marselaer Voor 1477 Wat er na 1477 mee gebeurde
218
Louis De Bondt
81 84 85 85 87 88 90 91 92 92 92 95 96 97 100 100 101 101 102 103 104 104 106 106 107 107 109 111 111 111 112 113 115 117 118 120 122 125 127 128 128 130 133 133 133 134 137 138 139 140 141 143 144 145 147 149 149 152 155 156 156
Londerzeel – De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen (1250-1821) – 2019
Bijlage 3 – De Marselaermolen te Steenhuffel Bijlage 4 – Een derde Hof van Marselaer in Steenhuffel? De verwijzingen De toponiemen Op zoek naar de identiteit en de eigendom van Jacomijne Rijms Bijlage 5 – Een apocriefe geschiedenis van Marselaer. Bijlage 6 – Bouwfasen van het Hof van Marselaer te Malderen. Bijlage 7 – Personeel op of verbonden aan het Hof van Marselaer te Malderen. Bijlage 8 – Bewoners van Marselaer in de doopregisters van Malderen. Bijlage 9 – De Heren van Opdorp. Bijlage 10 – Grafzerken, glasramen, jaargetijden en missen. Bijlage 11 – Het sterfhuis van Tita Johanna Hoppers (Antwerpen 1646). Bijlage 12 – Taxatie van het Hof van Marselaer (1660). Inhoud
219
Louis De Bondt
159 167 168 169 170 183 188 192 195 197 199 203 207 217