Leen-, Laat- en Cijnshoven in Steenhuffel

Page 1


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Auteur:

Louis De Bondt

Research:

Louis De Bondt

Gedrukt bij:

Create My Books

Louis De Bondt

Overname is toegestaan mits vermelding van de titel van dit boek en de naam van auteur en uitgever. D/2019/Louis De Bondt.

2


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

De heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel 1370-1795 leengoed Peertshoeve en Heetvelde leengoed Quaetbeke 1 en 2 leengoed van Borssele-Rijms leengoed van Gaesbeke de heerlijkheden Diepensteyn, van Ophem, Vilain, ter Trappen, Marselaer de heerlijke cijns van Herbais de cijns van Spinoet de tiende van Sombeke het heerlijke laathof van Beaumont de heerlijke laathoven van Affligem, Pitsenborch, Hertoginnedal de laathoven Was, Spyskens, Kieckens, Anthony, Hujoul, Brants, van der Noot, d’Oyenbrugge, Guisset ... samen 27 verschillende heerlijkheden onder 87 namen Louis De Bondt

3


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Vooraf 1 De complexiteit van een gebied op de grens van Brabant en Vlaanderen Dit deel van ons onderzoek naar de geschiedenis van de groot-Londerzeelse domeinen gaat over het gebied ten westen van de Smisstraat in Steenhuffel. Dat is niet echt een domein te noemen maar eerder een lappendeken van leen- en cijnsgronden die behoorden tot diverse invloedsferen en die bijgevolg aan verschillende leen- en laathoven onderhorig waren. Zowel het leenhof van het hertogdom Brabant als dat van het Huis van Dendermonde (ja, we bevinden ons hier vlak bij de grens met het Graafschap Vlaanderen) hadden hier een aantal hoofdleenmannen. In het begin van de 16de eeuw werd het leen- en cijnsgoed van Dendermonde aan het Land van Grimbergen overgedragen. De reden daarvoor zoeken we nog. Hieronder geef ik een aantal oude plaatsnamen op een recente gemeentekaart. Het gebied dat we gaan behandelen bevindt zich – het goed van Diepensteyn en dat van de heerlijkheid van Ophem - binnen de rode veelhoek.

4


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

In de te onderzoeken streek staat geen dominerend gebouw of het zou de Perrehoeve (later Brandewijnhoeve) moeten zijn. Eerdere onderzoekers hebben daarom alleen maar enige aandacht aan dat Perrehof besteed… en daar dingen bij betrokken die er eigenlijk niet bij hoorden. Ook ik pleit schuldig, maar ben stilaan tot inkeer gekomen. Want er is meer, veel meer… In hetgeen volgt zal ik het niet over het Perrehof (dat blijft een aparte studie waard) maar wel over het volle leen van Jacob van Borssele, over de leengoederen Quaetbeke 1 en Quaetbeke 2, over de laathoven Pee(r)tshove, Heetvelde, Beaumont en het goed van Gaesbeke hebben. En dan vergeten we nog dat ook Diepensteyn hier wat te zeggen had. Aan geen enkele van deze leen- en laathoven waren echte onroerende eigendommen verbonden. We hebben het alleen over zekere rechten, zeg maar erfdienstbaarheden, waarmee die onroerende eigendommen waren ‘bezwaard’. Deze rechten vormden een afzonderlijk leengoed en bestonden doorgaan uit een materieel en immaterieel gedeelte. De eigenaar van het leen had het materiele recht op een (klein) deeltje van de opbrengst van de er aan onderworpen eigendommen. Dat kon de vorm hebben van het innen van een ‘heerlijke cijns’, van een schoofrecht, enz. Immaterieel had hij het recht om voor het beheren van dat recht een eigen administratie (laathof) aan te stellen. Omdat bij iedere verandering van eigenaar van een leengoed (door erfenis of door verkoop), tijdens een ‘verhef’ bij de vertegenwoordigers van het hoofdleenhof, aan de hoofdleenheer een overdrachttaks (heergewijde) betaald moest worden, is het mogelijk om de opeenvolgende eigenaars ervan te kennen. Althans, voor zover de leenboeken van het betreffende Hoofdleenhof nog bestaan. Voor de meeste cijnsgoederen kunnen we in de cijnsboeken van de laathoven (als ze nog bestaan) maar gelukkig ook in de registers van de schepenbank terecht. In het westen grenst dit gebied aan de Smisstraat waarvan algemeen aangenomen wordt dat dit de oudste straat van Steenhuffel is. In denk zelfs dat we hiervoor een deel de loop van de ‘verloren’ oude Romeinse heirbaan tussen Merchtem en den Briel moeten zoeken. In het noordwesten vinden we de uitlopers van het in de 16de eeuw nog omvangrijke Buggenhoutbos, een deel van het door Julius Caesar ondoordringbaar genoemde Kolenwoud. In het noorden ligt de Malderheide. Grote delen van bos en heide werden in de loop der eeuwen tot landbouwgronden omgevormd. Maar dat werd geleidelijk, in verschillende fases en periodes en door verschillende instanties gedaan. Terwijl de Merchtemse en Steenhuffelse Kouter wellicht al in de Frankische tijd op het bos gewonnen waren, is dat met de Asscherhout minstens 5 eeuwen en met de Waelrot minstens 8 eeuwen later gebeurd. De Malderse Heide werd pas in de 17de eeuw geleidelijk teruggedrongen. Van wat we nu nog de Steenhuffelse Heide noemen komen we op de volgende bladzijden alleen maar het meest zuidelijke gedeelte tegen omdat de rest nog geen cultuurgrond was. Ik denk oprecht dat dit de grote versnippering verklaart die we in de rest van dit verhaal nog gaan ontdekken.

Niet alleen het Perrehof. Iedereen in Brabant die de plaatselijke geschiedenis wilt onderzoeken vertrekt gewoonlijk van het imposante werk van historicus- archivaris Alphonse Guillaume Ghislain Wauters (portrettekening hierna), die tussen 1850 en 1856 de vele delen van zijn ‘Histoire des environs de Bruxelles’ publiceerde. Als ik die mens iets kan verwijten – quod non – is het dat hij zich vooral op de documenten van het hertogdom Brabant baseerde. Sedert 1850 zijn ongetwijfeld heel wat historische documenten verloren gegaan maar gelukkig zijn er ook enkele gevonden of herontdekt. 5


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Alphonse Guillaume Ghislain Wauters

Alvorens het over het goed (vroeger gekend als dat) van het Perrehof te hebben, noem ik eerst een paar niet of nauwelijks verwerkte bronnen die mijn blik op dit deel van het oude Steenhuffel aanzienlijk hebben verruimd.

De leengoeden Quaetbeke 1 en 2. Ik begin echter met een al eerder gekende en verwerkte bron. In de oudste leenboeken van het hertogdom Brabant wordt ook al over twee laathoven met de naam ‘Quaetbeke’ gesproken. Dank zij pater Joris Vertonghen weten we wie daarvan de hoofdleenmannen waren en dat we de gronden ervan ten noorden van de Quaetbeek (Kwadebeek) en ten oosten van het Perrehof tot aan het begin van de huidige Heidestraat moeten zoeken.

Het leengoed van Diepensteyn op de Kouter en in de Asscherhout. Ook bekend, maar niet verwerkt (zeker door de heer Wauters niet) zijn de leen- en cijnsboeken van Diepensteyn. Vooral die uit 1466 en 1467 tonen aan dat ook Diepensteyn nogal wat onderlenen en cijnsrechten tussen de Smisstraat en de grens met Peizegem/Buggenhout had.

Een Hofstede van Marselaer in de Asscherhoutstrate. Toen de oud-schepen van Antwerpen en humanist Adriaen van Marselaer op het einde van de 16de eeuw, op het einde van de ‘beroerde tijden’, naar informatie over de geschiedenis van zijn familie zocht, heeft hij ook een aantal zinnen uit de “scheydinghe van de goeden van vrouwe Jacomijne Rijms’ overgeschreven. Het oorspronkelijke document is waarschijnlijk in geen enkel archief meer te vinden. We zullen het dus met dit uittreksel moeten doen. Handelend over de parochie Steenhuffel, wordt in de “scheydinghe” gesproken over: a) Een pachtgoed geheten het goed van Marselaer, het principale hof leen zijnde, groot 7 bunderen, is gehouden van de heren van Pitsenburg en behoort tot dezelfde leen een baljuw en 36 manschappen, groot onder de volle leenen en spleten van leen 17 bunderen in het zelfde goed behuisd met woonhuis, schuren en stallen. De geschiedenis van dit hof is in ‘de hoven van Marselaer in Steenhuffel en Malderen’ te vinden. b) De Marselaermolen, een watermolen gelegen tussen de kerk te Steenhuffel en het Hof van Marselaer; dat ligt op het einde van Steenhuffel tegen Merchtem waar bij de Instraat. Voor een gedetailleerde geschiedenis van deze molen verwijs ik naar ‘de molens van Londerzeel, Malderen en Steenhuffel’. c) Twee hofsteden van Marselaer. 6


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Van minstens één van deze hofsteden zal ik proberen aan te tonen dat we die in de Asscherhoutstrate, op of nabij het Perrehof, moeten zoeken.

Het volle leen van Jacob van Borssele en Jacomijne Rijms. In de haardstedentelling van 1496 1 staat te lezen: Steenhuffele ... viere volle leenen (waarvan) één toebehoerende heeren Jacoppe van Borssele gehouden van den hove van Dendermonde... In de “denombrementen” (de opgaven) van de Steenhuffelse leenmannen van de heren van Glymes, vanaf 1448 2 vond J. Michel Van der Elst het volgende document: “(20 maart 1512) Ick Jacomijne Ryms weduwe wijlen heer Jacops van Borssele, ridder, certificere bij desen dat ick houdende ben te leen den voregen cheyns 3 vanden here van Grimbergen inder maniere als hier voor gespecificeert staet gelegen inder prochien van Steenhuffele ende van Merchten. In oirconden der waerheyt hebbe mijn zeghel hier op gedruckt opten XXten dach van meerte int jaer 1512 nae scriven shoefs van Brabant. De identiteit van deze mensen heb ik in “de Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen” uitgebreid onderzocht. Verder in dit boek vindt de lezer een kopie. Ik zal ook onderzoeken waar in Steenhuffel en Merchtem het volle leen van Jacob van Borssele lag en of er een verband met de Hofstede van Marselaer in de Asscherhoutstrate bestond.

De Peertshoeve tegen het Horenbeekveld. Niet alleen Jacob van Borssele was een Steenhuffelse leenman van het huis van Dendermonde. De ‘Denombrementen van de wetachtige kamer van Vlaanderen’ 4 leren ons dat dit deel van het graafschap Vlaanderen in 1430 over niet minder dan 10 hoofdleenmannen in Londerzeel beschikte. Eén van hen was Wouter vander Messien. Wie die man was en waarvan hij leenman was heb ik in “Het Goed te Boots” proberen te achterhalen. Hij had echter ook een onderleenman in Steenhuffel. Die heette Segher vanden Heetvelde en zijn onderleen bestond uit 5 bunder land, geheten de Peertshoeve, gelegen tegen het Horenbeekveld. Dat is het onderzoeken zeker waard.

Het goed van Gaesbeke en het Laathof van Beaumont. In februari 2013 bezorgde de heer J. Michel Van der Elst mij een kopie van een document van de schepenbank van Steenhuffel van 19 mei 1590. Dat gaat over de overdracht van een laathof, geheten het Laathof van Beaumont, dat bestond uit “eenen heerlycken chyns, soo in penninghen Lovens, oude grooten, capuynen, rogge ende evene, hebbende bedryff van meyer ende lathen, ter gueden t’ongueden ende andere heerlycke rechten... die gecome es van eenen doen ter tyt genoempt Haesbeen alias Ghaesbeke”. Dat document zegt ons ook voor welke eigendommen die heerlijke cijns verschuldigd was. Die bleken vooral op en in de omgeving van het Waelrot (Wolfroth, Walrot) te liggen. In Steenhuffel hadden we recentelijk nog nooit over een laathof van Beaumont gehoord. Wèl werd in sommige leenboeken een ‘goed van Gaesbeke’ als ‘aangelande’ genoemd.

1

Les dénombrements de foyers en Brabant (XIVe-XVIe siècle), J. Cuvelier, 1912, blz. 177-183. Algemeen Rijksarchief, familiearchief de Merode Westerlo, VM 585. 3 Ook hier is geen sprake van materieel goed maar van een cijns waarmee een materieel goed was belast. 4 Algemeen Rijksarchief - Denombrementen van de wetachtige kamer van Vlaanderen – Index 137. 2

7


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Vooraf 2 Verklaring van enkele feodale begrippen In de middeleeuwse teksten die volgen zitten begrippen die voor de mensen uit het “leenroerig tijdvak” geen uitleg nodig hadden maar die wij – intussen al meer dan 200 jaar verder geëvolueerd – niet zo evident meer vinden. Daarom vooraf deze summiere, onvolledige en mogelijk niet helemaal correcte uitleg zoals ik die zelf uit talloze oude doorsnuffelde papieren heb menen te begrijpen.

Het middeleeuwse concept ‘Bezit’. In de middeleeuwen was het eigendomsrecht nooit absoluut en was het belangrijk om het exacte statuut te kennen van de eigendom die men meende te ‘bezitten’. Dat statuut kon dat van een allodium, van een leengoed, van een pachtgoed of van een cijnsgoed zijn. In functie van de waarnemer kon dezelfde eigendom bovendien verschillende statuten hebben. Zo kon een leenman een stuk grond van zijn leenheer als leengoed houden en dezelfde grond aan een derde als cijnsgoed verpachten. Een allodium was de meest ‘volmaakte’ vorm van eigendom “waar enkel God en de zon het voor het zeggen hadden”. De eigenaar had aan niemand op aarde rekenschap af te leggen. Bij overdracht moesten er geen speciale formaliteiten worden vervuld of een overdrachttaks betaald. Er moest met andere woorden geen ‘verhef’ gebeuren. We weten dat het Mulnemerholt in Steenhuffel in 1112 zo’n allodium was. Toen het door zijn eigenaar, Wennemaar van Gent, aan de abdij van Bornem geschonken werd, veranderde het van statuut. Leengoederen waren eigendommen (meestal al dan niet bebouwde gronden maar het konden ook privileges of schuldbewijzen zijn) die door hun verschillende eigenaars (de leenmannen) onder één beschermende koepel, het leenhof of feodaal hof, waren samengebracht. In de eerste plaats was het feodaal hof een militair verbond, bedoeld om krachtiger te kunnen reageren als de eigendom van één der deelnemers bedreigd of aangevallen werd. Snel heeft deze koepel ook de administratieve en juridische bevoegdheden over de aangesloten gebieden naar zich toe getrokken. Aan het hoofd van een leenhof stond een heer die door een hele administratie geholpen werd. Ofschoon hij niet zomaar van leenheer en leenhof kon veranderen, bleef de leenman dus altijd de volle eigenaar van zijn leengoed. In ruil voor de militaire en bestuurlijke hulp werd (alleen) van hem verwacht: - Om de eed van trouw aan de leenheer af te leggen. - Om één keer in zijn leven een "heergewaad" te betalen (dat was een kledingstuk of hulpmiddel om in het "heer" of leger te gebruiken. Aanvankelijk was dat meestal een harnas en eventueel een paard of een tent, later werd dat door een geldbedrag, de eerste vorm van de successie- en overdrachtsrechten, vervangen. - Om in geval van gewapend conflict de leenheer met een vooraf bepaald aantal manschappen bij te staan. De eerste twee verplichtingen werden vervuld telkens wanneer een leengoed van eigenaar veranderde. Dat gebeurde uiteraard bij iedere verkoop maar veel vaker door erfenis nà een sterfgeval. Men sprak dan over... het verhef. Dat gebeurde voor het feodaal hof, voorgezeten 8


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

door een vertegenwoordiger van de leenheer, gewoonlijk diens stadhouder of rentmeester, en met een aantal leenmannen als getuigen. Tot 1534 (en gedeeltelijk ook nog daarna) hadden volgende leenhoven hier veel leengoederen liggen: het Leenhof van het Hertogdom Brabant, het Leenhof van het Land van Grimbergen en het Leenhof van het Land van Dendermonde. Bij ieder verhef werd een persoon – de sterfman – aangeduid wiens overlijden het tijdstip van het volgende verhef moest bepalen. Dat hoefde dus niet de nieuwe leenman te zijn. Om dat tijdstip (en de daaraan verbonden kosten) zo lang mogelijk uit te stellen werd daarvoor bijgevolg dikwijls de jongste zoon of de jongere vrouw van de leenman gekozen. Dat mocht… Een “sterfman, sterfwijf of sterfvrouwe” hoefde immers niet rechtsbekwaam te zijn. Voor het stellen van alle handelingen waarvoor die rechtsbekwaamheid wèl nodig was, werd ook een bezetman of dienstman aangesteld. Deze bezetman was dus nooit een vrouw of een minderjarig kind. Ingeval de sterfman nog “onbejaard” (minderjarig) was, legde de bezetman de eed af bij het feodale hof. Daar waar deze bezetman aanvankelijk in de eigen familie of bij de pachters gezocht werd, komt men in de 18de eeuw ook dikwijls een notaris of zaakgelastigde als bezetman tegen. Vanzelfsprekend kon een meerderjarige mannelijke sterfman tegelijk ook bezetman zijn. Keurgoederen - Sommige goederen waren, behalve aan de gewone verhefformaliteiten, ook nog eens onderworpen aan het betalen van een “keur”. Dat was niet iets om naar uit te kijken. Eigenlijk bestond die keur uit “het beste pand”. Dat betekende dat de keurhouder, die niet de leenheer hoefde te zijn en dat doorgaans ook niet was, het recht had om bij iedere overdracht van het keurgoed (door het overlijden van de vooraf aangeduide “sterfman” of door verkoop) het beste object (een meubel of een paard bijvoorbeeld) op te eisen. In barbaarsere tijden kon dat ook de mooiste dochter zijn, maar doorgaans werd in plaats van het beste pand toch een vooraf vastgesteld geldbedrag afgesproken. In Steenhuffel kwam dat dikwijls overeen met 3 jaar cijns. Cijnsgoederen waren en bleven – in tegenstelling tot leengoederen - de eigendom van de grootgrondbezitter of de heer. Ze werden tegen een jaarlijks te betalen cijns, meestal aan een erfpachter, uitgeleend. Dat betekende in de praktijk dat die erfpachter/gebruiker, zolang hij de cijns betaalde, zich als de echte eigenaar kon gedragen: hij kon het cijnsgoed verkopen of door zijn nakomelingen laten erven. Aan cijnsgoederen waren geen directe militaire verplichtingen verbonden. Onrechtstreeks soms wel, maar daar ga ik niet op in. In de cijnsboeken van Diepensteyn wordt zowel over Cijnsgoederen als over Huur- of pachtgoederen gesproken. Het onderscheid is subtiel en ik heb het verschil niet helemaal begrepen. Het lijkt mij echter dat een huurgoed niet voor een onbepaalde periode maar slechts voor een beperkt aantal jaren (meestal 3 jaar) werd verpacht. Uiteraard kon deze termijn daarna verschillende keren worden verlengd. Een cijnsgoed van Diepensteyn werd voor een langere tijd aan een zogeheten “erfpachter” verhuurd en meestal ging de huur over van vader op zoon of een andere erfgenaam. De notariële en juridische aangelegenheden binnen een (liefst) aaneengesloten gebied van leen-, keur- en cijnsgoederen van dezelfde heer werden gewoonlijk geregeld door een plaatselijke Schepenbank (ook Vierschaar genoemd maar dan vooral bij het behandelen van criminele feiten). Haar meier en schepenen werden benoemd door de heer. De bevoegdheden waren onderverdeeld in laag-, midden- en hoog gerecht. Sommige banken hadden alleen het laaggerecht en moesten zich voor belangrijke kwesties tot hogere banken richten. 9


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

De heer van de schepenbank van het dorp van Londerzeel was de heer van Grimbergen. Meier en schepenen werden door de heer van Grimbergen benoemd. Deze bank was aanvankelijk alleen bevoegd voor materies inzake laag- en middengerecht. Ernstiger zaken werden door het Leenhof van het Land van Grimbergen afgehandeld. Steenhuffel, dat voor een groot deel leen- en cijnsgoed van de Hertog van Brabant was, had al voor 1228 een hertogelijke Schepenbank. In 1248 werd die zelfs tot een hoofdbank verheven en werd ze ook bevoegd voor de hertogelijke domeinen die zich in Malderen, Lippelo, Liezele, Oppuurs (zelfs een stukje van Buggenhout) bevonden. Ze is dat tot 1559 gebleven. Soms werden delen van het werk van een schepenbank door een heerlijkheid overgenomen. Een heerlijkheid was een gebied (niet noodzakelijk een grondgebied) waarvan de leenman van zijn heer – meestal uit erkentelijkheid voor ontvangen diensten of gewoon omdat die geld nodig had – een aantal privileges alias heerlijke rechten gekregen had. Doorgaans bestonden die erin dat hij via een eigen bank (laathof), alle (of sommige) overdrachten en geschillen binnen zijn gebied zelf mocht regelen zonder daarmee naar de plaatselijke schepenbank te moeten gaan 5. Een heerlijk laathof had een meier en enkele mensen die hem assisteerden. Dezen werden door de leenman/eigenaar van de heerlijkheid benoemd en uit zijn best opgeleide laten of erflaten gekozen. Zetelen konden die pas na het afleggen van een eed waardoor ze gezworen laten of erflaten werden. Een heerlijkheid had zelf het statuut van leengoed en ressorteerde als zodanig onder een feodaal hof. Bij elke overdracht ervan moesten bij dat feodale hof de verhefformaliteiten en verplichtingen worden gerespecteerd. Op het grondgebied van Steenhuffel heb ik meer dan 30 verschillende heerlijke laathoven gevonden. Doorgaans werden die genoemd naar hun eigenaar en in de loop der eeuwen hebben ze dus verschillende namen gekregen. Voor meer details kan men in mijn studie over de ‘Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel’ terecht. Het belangrijkste laathof was dat van de heerlijkheid van Diepensteyn. Aan Diepensteyn was echter, naast een laathof, ook nog een leenhof verbonden omdat het ook eigen leengoederen bezat. Dat leenhof werd door een eigen rentmeester (ook stadhouder) en leenmannen beheerd. In het begin van de 17de eeuw wist de eigenaar van Diepensteyn een aanzienlijk aantal van deze kleine laathoven op te kopen en aldus zijn invloed in (het na de Geuzentijd haast uitgestorven) Steenhuffel te versterken. Uiteindelijk is het de heer van Diepensteyn zelfs gelukt om ook de bevoegdheid over de hertogelijke schepenbank van Steenhuffel over te nemen en aldus heer van Steenhuffel te worden.

Het middeleeuwse concept ‘Belasting’. In hetgeen voorafging hebben we al enkele belastingsvormen aangetroffen. Het Heergewaad (ook Hergeweyde) was de overdrachtstaks of het successierecht dat de leenheer kreeg als een leengoed van eigenaar (of beter van sterfman) veranderde. De cijns, pacht of huur was eigenlijk geen belasting maar de jaarlijkse vergoeding voor het gebruik van een eigendom. Deze vergoeding kon een bedrag in geld, een betaling in natura of meestal een combinatie van beide zijn. Op landbouwgronden werd dikwijls een ‘schoof5

Over Vrijheden (Merchtem bijvoorbeeld) en Vrijheerlijkheden (zoals Opdorp), die hun eigen specifieke privilegies hadden, zal ik het hier gemakshalve niet hebben. 10


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

recht’ geheven en dan werden ze schoofgoed genoemd. In dat geval moest de pachter aan de verhuurder bij iedere oogst een deel van de opbrengst betalen. Die opbrengst bestond al naargelang uit iedere derde, vijfde, tiende of twintigste schoof. In de latere middeleeuwen werden deze schoven dikwijls door een overeenkomstig geldbedrag vervangen. Ook bij de Tiendenheffing moest de pachter een deel van zijn oogst afstaan. In dit geval ging het evenwel niet om een normale betaalvergoeding maar om een echte belasting. Deze heffing (die oorspronkelijk bestond uit het deponeren van één tiende van de oogst in een voor dit doel gebouwde tiendenschuur) is wellicht de oudste vorm van belasting die we in Europa kenden; ze bestaat al sedert de 8ste eeuw. Aanvankelijk kwam ze alleen “sociale” bestemmingen ten goede en diende ze voor de armenzorg, het onderhoud van de kerk en het levensonderhoud van de pastoor. De ontvangers waren dan ook doorgaans de pastoor en de kerk, later ook het bisdom of een abdij. Nog later kon dit ‘hefrecht’ (evenals een schoofrecht) verhuurd en zelfs verhandeld worden. De zogeheten Tiendenpachter mocht dan de tienden innen en houden mits de normale begunstigde de overeengekomen huurprijs te betalen, waardoor de tiendenheffing (of het schoofrecht) eigenlijk een cijnsgoed werd. Door de verkoop van deze rechten tegen een éénmalig te betalen bedrag werden ze als leengoed beschouwd en was bij iedere overdracht een nieuw ‘verhef’ vereist. Het voorwerp van de tiende was bepalend voor de naam die men er aan gaf. In Steenhuffel kende men: - De Vleestiende, onderverdeeld in de Lammeren- en de Viggerentiende. Deze kwam in Steenhuffel geheel toe aan de pastoor, maar dat viel tegen. Vanaf 1735 is ze in onbruik geraakt omdat er, aldus pastoor Van den Eynde in 1781 “op Steenuffel geene schapen nog beeren gehouden en wirden”. Over runderen en kippen werd bij de tiende niet gesproken. - De Vruchtentiende, alleen geheven op de zogeheten ‘Tienbare gewassen’, was in 1781 voor 1/6 voor de pastoor. De resterende 5/6 werden verdeeld tussen de onderpastoor, de Heer van Steenhuffel en de Rijngraaf van Salm Salm (wiens voorvader, ook een Diepensteyner, ze van de abdij van Affligem had gekocht). - De Pastorele tiende, bestemd voor de pastoor en voor de kerk, bestond uit: a) de Grote Pastorele Tiende die geheven werd op de opbrengst van de gewassen ten westen van de Molenbeek (Dorp, Smisstraat, Kouter etc...) en b) de Kleine Pastorele Tiende, die geheven werd op de opbrengst ten oosten van de Beek (Over de Beek, Bontestraat, etc.).Van oudsher werden ze (doorgaans aan 2 verschillende tiendenpachters en voor een termijn van 3 jaar) verpacht. In 1781 betaalde de pachter 250 gulden per jaar voor de Grote en 60 gulden plus een kar mest voor de hof van de pastoor voor de Kleine Pastorele Tiende. Vanaf de 16de eeuw werd in onze streken ook over de Tiende Penning gesproken. In 1543 werd een eerste versie ervan door Maria van Hongarije, zus van keizer Karel V en landvoogdes der Nederlanden, ingesteld. Het was een belasting van 10 % op de inkomsten uit vermogen. Ze werd geheven in de jaren 1543, 1544, 1553, 1556 en 1564. Het register van de Tiende Penning van het Land van Grimbergen is bewaard gebleven en ik heb er – vooral voor Londerzeel – veel nuttige informatie in gevonden. In 1569 werd door de nieuwe landvoogd Fernando Alvarez de Toledo, hertog van Alva, de definitie van de Tiende Penning drastisch gewijzigd. Voortaan was het een belasting van 10 % op de verkoop van alle roerende goederen (voedsel, drank, kleding enz.). Deze maatregel heeft de al in 1566 met de Beeldenstormen begonnen troebelen ernstig aangewakkerd en kan als een directe aanleiding beschouwd worden voor de opstand tegen 11


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Spanje die 80 jaar later tot de definitieve scheiding tussen de noordelijke en de zuidelijke Nederlanden heeft geleid. De Tiende Penning van Alva werd in de praktijk nooit geheven maar “gelukkig” hebben we daarvoor in de plaats al lang een “Belasting over de Toegevoegde Waarde” gekregen. De Keur: een bij elke overdracht van een keurgoed éénmalig verschuldigd bedrag, bestaande uit het ‘beste pand’ en in Steenhuffel meestal vervangen door het equivalent van 3 jaar cijns.

Praktisch De gebieden die ik hierna ga bespreken bestonden uit een lappendeken van diverse invloedsferen. Eenzelfde eigendom kon zelfs aan meerdere invloedsferen onderworpen zijn. De definitie van het statuut van die eigendommen hing ook van de positie van de waarnemer af. Wat voor de ene leengoed is kan voor de andere cijnsgoed zijn. Hieronder een zeer vereenvoudigd en niet erg wetenschappelijk overzicht. Leenheer Hertogdom Brabant, Land van Grimbergen, Land van Dendermonde …

→ ←

Schepenbank door de Leenheer aangesteld

↓↑ Leengoed De relatie tussen leenheer en leenman wordt door het Leenhof van de leenheer geregeld ↓↑ Leengoed

Leenman of Hoofdleenman indien er nog onderverdelingen zijn

Onderleenmannen ↓↑ Cijnsgoed De relatie tussen (onder)leenman en cijnsman en die tussen cijnsmannen van dezelfde (onder)leenman wordt door het heerlijk laathof van de leenman geregeld ↓↑ Cijnsgoed

Cijnsmannen, pachters, laten, erflaten Geschillen of transacties die met meerdere laathoven te maken hadden werden – indien ze onder dezelfde leenheer vielen - door de schepenbank van de Leenheer (in Steenhuffel de hertogelijke schepenbank) in aanwezigheid van de verantwoordelijken van de betrokken laathoven gesuperviseerd. Voor geschillen en transacties tussen laathoven van verschillende leenheren waren zovele afhandelingen nodig als er leenheren waren.

En nog twee waarschuwingen 1. Dit is geen boek over heraldiek. De afgebeelde familiewapens kunnen van een andere tak van de beschreven familie zijn. 2. Ik heb de schrijfwijze van familienamen en toponiemen doelbewust niet willen uniformiseren.

12


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Vooraf 3 De heerlijke laathoven in Steenhuffel Veel van de informatie die volgt haalde ik uit cijnsboeken en vooral uit de registers van de Steenhuffelse schepenbank. Daarin wordt uiteraard zelden over leengoed en vooral over cijnsgoed gesproken aangezien het over de relatie tussen de cijnsman en het laathof van de (onder)leenman gaat. Omdat ik hierna echter dit onderwerp vanuit de relatie tussen leenman en leenheer benader, lijkt het mij aangewezen om met een overzicht van de verschillende heerlijke laathoven (die zelf dus leengoed waren) te beginnen. In principe moet het mogelijk zijn om aan de hand van de beschikbare gegevens een overzicht van de gronden van de diverse laathoven op te stellen – en soms heb ik het ook gedaan – maar dikwijls is de situatie té overlappend. Bovendien zijn niet alle oude plaatsbeschrijvingen aan de huidige kadastrale percelen te linken. Hieronder volgt een opsomming van de heerlijke laathoven die in de registers van de schepenbank van Steenhuffel werden genoemd. Soms zijn daarin ook summiere verwijzingen naar oudere laathoven te vinden. Laathoven die aan het Hof van Marselaer, de heerlijkheid van het Hof te Trappen en de heerlijkheid Vilain 6 verbonden waren, werden niet vermeld. De geschiedenis van deze domeinen is echter in een afzonderlijke studie te vinden. Aan het leengoed Quaetbeke 1 en Quaetbeke 2 was blijkbaar geen laathof verbonden. Ik heb er desondanks een hoofdstuk aan gewijd. Meest gebruikte naam Andere namen en/of eigenaars Deel I - Laathoven waar we weinig meer van kennen dan de naam Laathof ‘bij den Donderije’ Laathof van Ridder Peeter Was Laathof van Gillis de Rijcke Laathof van Hendrik Hujoul Laathof van de fam. van Nuffele Laathof van de heer de Merode Laathof van Nieuwenhove Laathof van Chaerle Brants Laathof van de Sielmisse Laathof vd Heyden (ten Houte) Deel II – Laathoven van kloosters en abdijen Laathof van Pitsenborch Laathof van de abdij van Affligem Micault, de la Pierre Laathof van Hertoginnedal Laathof klooster van Bijgaarden Laathof van Bouchout en Zellaer Deel III – Laathof van Peertshove en Heetvelde Peertshove en Heetvelde Der Weduwen, Verpoorten, Symons, Philippi, Symons Deel IV – Het volle leen van Borssele-Rijms Van Borssele-Rijms Van der Zickelen, de Buyle Deel V – Laathof van der Noot Van der Noot de Laistre, d’Oyenbrugge de Duras Deel VI - Het laathof Spyskens Spyskens Van Haelen, Kieckens, Anthony, Prevost Deel VII – Het Laathof Guisset

6

In dit geval omdat de schepenbank van Steenhuffel daar niets mee te maken had. 13


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Meest gebruikte naam Andere namen en/of eigenaars Guisset Van Poelcke, Moyensoen, de Clara, Rubens, de Weert Deel VIII – Het leengoed bij het Perrehof Van Opstalle Van Opstal, vd Noot, Ophem, Diepensteyn, dela Pierre, de Croy, Salm-Kyrburg, Niesse, Moncheaux Deel IX – De Heerlijkheid van Ophem alias de Cijns van Oyenbrugge Heerlijkheid van Ophem De Cotereau, van Oyenbrugge, de Smeth Deel X – Leengoed Quaetbeke 1 Quaetbeke 1 Van Quaetbeke, van Horenbeke, Neuse, Moyensoen, Spira, Heylinck, Soenwaters, Waegemans Deel XI – Leengoed Quaetbeke 2 Quaetbeke 2 Van Quaetbeke, Jacops, vander Stappen, Puttemans, Verhaeghen, Culant, vanden Eede, Perpet Deel XII – Het goed van Diepensteyn Diepensteyn Bouchout, van Almaras, de la Marck, von Vallanghin, Micault, Kesseler, van Maldeghem, de Lalaing Deel XIII – De heerlijke cijns van Herbays en de tiende van Sombeke Herbais en Sombeke De Herbais, vander Noot, vander Meeren, de Valladolit Deel XIV – Het goed van Gaesbeke Het goed van Gaesbeke Haesbeen, van Beaumont, de Bonte, Pelgrims, Moortgat Niet hier maar in een afzonderlijk boek De Heerlijkheid van Marselaer De Heerlijkheid van Vilain De Heerlijkheid ten Trappen De Heerlijkheid van Diepensteyn

14


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Deel I

Laathoven waar we weinig meer van kennen dan de naam

15

Louis De Bondt


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Ik begin met enkele laathoven waarvan niet veel meer dan de naam bekend gebleven is. Dat kan te maken hebben met het feit dat ze de ‘Beroerde Tijden’ niet hebben overleefd of dat hun belangen in Steenhuffel zeer beperkt of haast onbestaande waren. Enkele zijn dan weer in een ander en wel bekend gebleven laathof overgegaan.

Het laathof (bij den Donderije

Door een bijzonder gelukkig toeval, en vooral dank zij de heer Carnier van het Rijksarchief, die weet dat mij zo iets interesseert, kwam ik in het bezit van een kopie van een in het Latijns opgesteld document uit het parochie-archief van Vilvoorde. Het dateert van 5 december 1402 en handelt over de verkoop van enkele gronden in Steenhuffel door Margareta van Marselaer, weduwe van Franck de Swaef. Daarbij wordt vermeld van welke leen- of cijnshoven deze gronden, als ze niet allodiaal waren, afhankelijk waren. De meeste van die hoven kennen we ook uit andere bronnen maar ééntje niet. Op een bepaald moment lezen we immers (vertaald): “gelegen ... bij de goederen van Johannes vanden Dondere gezegd Bij den Donderije” en even verder: “Vervolgens werden de goederen in kwestie overgedragen aan a) de heer Nicolaus de Saint-Géry, ridder en amman van Brussel, optredende voor het leenhof van het hertogdom Brabant, b) Joannes vander Poorten uit Londerzeel bij Steenhuffel (sic) als rentmeester van het leenhof van ridder Jan van Ophem, c) de heer Everard gezegd Ghyselbert van Bouchout, meier voor de abdij van Affligem, d) de heer Hermanus Biblico, meier van Johannes vanden Dondere. (Hermanus Biblico zou de Latijnse vertaling van Herman de Boeck of de Bock kunnen zijn) De leen- en laathoven van Ophem en van de abdij van Affligem komen nog ruim aan bod. Over het heerlijke cijnshof van Joannes vanden Dondere heb ik nergens anders iets gelezen. Wél wordt gespecificeert welke van de 1402 overgedragen gronden daar toe behoorden. Het betrof: - Een weide, gelegen in de voornoemde parochie van Steenhuffel voor de goederen van Egidius vander Linden, tussen de goederen van Joannes metten Schachte aan de ene zijde en die van Henricus Ysenbaert aan de andere (Joost mag weten waar dat was). - Een half bunder land gelegen in de voornoemde gemeente op het veld geheten Smescouter tussen de goederen van Willem vander Slehagen aan de ene zijde en de goederen van Henricus der Weduwen aan de andere (op het zuidelijke deel van de Smisstraat dus.) Verder wordt gezegd dat de goederen ‘bij de Donderije’ bij het Teldeken ( dat is ten oosten van de Gijselberg) lagen. Mochten we nu nog weten aan wie Jan van den Dondere zijn heerlijkheid overgelaten heeft, dan zouden we het mischien kunnen identificeren.

16


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Het laathof van ridder Peeter Was

Slechts 1 keer heb ik in de registers van de Schepenbank van Steenhuffel een verwijzing naar dit laathof gevonden. Op folio 279 van register 6938 heeft men het over “gesworen erfflathen heeren Peeteren Was ridder in sijnen bedrijfve ende laethove tot Steenhuffele ende daer ontrent in dathen duysent vijffhondert ende negenthiene opten zesthiensten dach decembris stilo Brabantia”. In een cijnsboek van de Heerlijkheid van Ophem (zie verder) ontdekten we dat dit laathof in 1522 een onderleen van deze heerlijkheid was of werd en nog later in het laathof van Peertshove en Heetvelde werd opgenomen. Ik zal het onder de heerlijkheid van Ophem bespreken. Het wapenschild van de Brusselse familie Was vertoont een grote gelijkenis met een wapenschild dat in 1593 door Adriaen van Marselaer in de kerk van Steenhuffel gezien en nagetekend werd en dat ik elders ook met dat van de familie van Heetvelde vergelijk. Nagekomen berichten (zie, ook voor de bronvermelding, in het ‘personenregister van groot-Londerzeel 1280-1650). Ridder Peeter Was was de leenman van het leenhof van Grimbergen-Glymes van een cijnshof in Merchtem dat hij in 1499 verkocht aan Willem de Weert. In 1500 verkocht hij ook het leengoed van het Hof ter Spelt aan Willem Waeffelaert. In 1505 verkocht hij een cijnsheerlijkheid in Steenhuffel aan Claes Moyensoen. En, zoals we hierboven al schreven, was hij dus ook de hoofdleenman van een andere cijnsheerlijkheid, deel van het leenhof van Ophem in Steenhuffel, dat hij in 1521 aan Joos der Weduwen verkocht. Bij bezat 5 dw schoofland (cijnsgoed van het laathof VanOpstal/Vandernoot) op het Geertruyenveld voor de Smidse en 5 dw op de Perrecouter. Dus toch een mens waarover nog wat meer te onderzoek valt.

Het laathof van Gillis de Rijcke

Gillis de Rijcke kennen we uit de geschiedenis van de Hoven van Marselaer. In 1534 werd hij genoemd met een heerlijk laathof in Malderen en Steenhuffel maar wordt er alleen over een cijnsgrond bij de Quaede Molen in Malderen gesproken. Hij was er toen zelf de meier van. Gezworen erflaten waren Bussaert Impens, Jan Verelst en Cornelis Suyckens.

17


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Het laathof van Hendrick Hujoul

Over dit laathof werd alleen in 1543 geschreven. Aerdt der Weduwen was er toen de meier van. Gezworen erflaten waren Joos vander Stappen, Joos Eggericx, Peeter Jacops, Gillis der Weduwen en Aerdt Cleyman. Als cijnsgoed werd toen (een deel van) het Moernaeys bos tegen de Malderheide in Steenhuffel genoemd. Hendrick Hujoul was griffier in de Raad van Brabant in 1526 en 1548. In 1552 had hij zelf eigendom tegen het Groot Stratenveld bij de Smiscouter in Steenhuffel. Een Hendrick Hujoul, maar ik weet niet of het dezelfde was, was in deze periode getrouwd met Elisabeth van Sleehagen. Een Adolf Hujoul was in 1550, 1551 en 1556 overmeyer van de schepenbank van Steenhuffel en had eigendom in of tegen de Eshage. Van 1548 tot 1527 was hij ook de meier van Merchtem 7. Volgens het Historisch Gezelschap van Utrecht was hij in 1577 een aanhanger van de prins van Oranje 8. Online genealogieën kennen deze mensen niet. Wèl een Jacques Hujoul (of Hujoel), getrouwd met Marie Stoops, overleden op 28 december 1515. Men kent alleen een dochter Marie. Maar … ook deze Jacques Hujoul was tijdens zijn leven secretaris en griffier bij de Raad van Brabant. Dat zal wel geen toeval zijn . In 1574 verkocht Jan van Ursene, heer van Drietoren te Londerzeel, samen met zijn broer Philips, de watermolen van Ursene aan juffrouw Elisabeth van Bourgoignien, de weduwe van Jacob Hujoel (elders Van Hullegaerden). Deze Jacob was waarschijnlijk een zoon van Rogier, die in 1524 en 1533 al als leenman van Asschreyane werd genoemd. Philips verkocht in 1574 ook nog land te Londerzeel aan een zekere Willem van Doetinghem (zie bij de ‘Geschiedenis van Drietoren’.

Het laathof van de familie van Nuffele

Joos van Nuffele, zoon van Steven, geboren kort voor 1500, getrouwd met Katelijne van Buyten, had meerdere pijlen op zijn boog. Hij had veel eigendom in Londerzeel. Bovendien heeft hij er in 1549 ook nog de meeste gronden van de emigrerende Franchois van Almaras overgenomen. In 1533 was hij stadhouder van Ursene. Daarnaast had dus ook een laathof in Steenhuffel. Zijn dochter Joanna trouwde met Adam van Haelen, de vader van Joos van Haelen die het laathof Spijskens in Steenhuffel overnam (zie bij ‘Spijskens-Kieckens-Anthony’). Een zoon, Adriaen van Nuffele, trouwde kort na 1551 met Elisabeth van Meldert, de dochter van Gielis van Meldert die nà Daneel Vilain de eigenaar van (een stukje van) diens heerlijk7 8

Inventaire des Archives des Chambres des Comptes, Alexandre Pinchart, 1845, tôme II, blz. 284. Berigten van het Historisch Gezelschap te Utrecht, Volume 1, 1846, blz. 10. 18


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

heid in Steenhuffel werd, net lang genoeg om die bij zijn dood eind 1539 door zijn enig dochtertje te laten erven. Door zijn huwelijk is Adriaen van Nuffele omstreeks 1551 dus de eigenaar van (een deel van) de heerlijkheid van Vilain geworden. Omdat dit echter aan het leenhof van het Land van Grimbergen onderhorig was is daarvan in de registers van de Steenhuffelse schepenbank niet veel te vinden. In mijn boekje ’Het Steen op de Heuvel alias het Hof den Bergh’ daarentegen wel. Toen Joos van Nuffele in 1572 overleed is diens laathof in Steenhuffel naar zijn zoon Adriaen gegaan. Maar die heeft zijn vader niet lang overleefd. Hij stierf in 1574 en daarom wordt door de schepenbank van Steenhuffel in hetzelfde jaar van ‘de weduwe en erfgenamen’ van Adriaen van Nuffele gesproken. Die weduwe was dus Elisabeth van Meldert, die met Melchior Laetman hertrouwde. Het was echter haar zoon die het laathof in Steenhuffel erfde. De Steven van Nuffele, die van 1568 tot 1581, de meier van dit laathof werd genoemd, was ook een zoon van Joos senior en Kathelijne van Buyten en dus een broer van Adriaen. Hij overleed in 1583. In 1612 werd dit laathof door Diepensteyn overgenomen. Eigenaar Joos van Nuffele (1548-1568) Wed en erfg Adriaen van Nuffele( 1574) Joos van Nuffele, zoon van Adriaen (1581)

Meiers Aerdt Cleyman (1551) Steven van Nuffele (1568-1581)

Gezworen erflaten Joos vander Stappen (1548-1551) Jan van Molle (1548-1551) Jan Verhoeven 1548) Jan Verstappen (1548,1574) Henric van Vuerssen (1551) Hendrick Lemmens (1551) Christiaen Lemmens (1568) Jan Wiel (1568) Jan Joos (1568) Henrick van Horenbeke (1568-1581) Henrick Putteman (1574) Anthonis Verstappen (1574) Jan vander Meren (1574) Gielis Verlijsbetten (1581) Jan vanden Zijpe (1581) Jan van Horenbeke (1581)

Het laathof van de heer van Merode

Genoemd in 1602 maar verwijzend naar 1551 toen de heer de Merode cijnsgoed (een bos op het Heeken) in Steenhuffel had. Eigenaar De heer van Merode

Meiers Jan Riems, ook Reynen (1602)

19

Gezworen erflaten Jan Goossens (1551) Jan van Valckenborch (1551) Peeter van Auderenhoven (1551) Peeter Joos (1551)


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Het laathof van Jan van Nieuwenhove

Jan van Nieuwenhove (zie de geschiedenis van ten Broecke en Groenhoven) had in 1557 een heerlijk laathof in Malderen. Dat werd in Steenhuffel vermeld omdat de bank van Steenhuffel tot 1559 ook de hertogelijke belangen in Malderen regelde. De meier van dit laathof was in 1557 Franchois Crabbe. Gezworen erflaten waren Joos vanden Bossche, Joos vander Stappen, Philips Addiers en Jan Goossens.

Het laathof van weduwe en erfgenamen Chaerle Brants

Volgens historicus Alphonse Wauters bezat een Jan Brugman een niet bij naam genoemd laathof in Merchtem dat omstreeks 1530 door zijn dochter Geertruy aan Karel Brants (vanden Brande) werd verkocht. Een Karel Brants wordt in Steenhuffel alleen genoemd in 1563 met een cijnsgoed op de Cattesteertputte bij het Robbroek (niet te verwarren met de Cattesteertputte op de Elst). Daar was inderdaad een laathof aan verbonden. De meier was Jan vander Stappen en de gezworen erflaten waren Joos van Horenbeke, Jan Wiel, Christiaen Lemmens en Jan van Opstalle. Volgens het leenboek van de commanderij van Pitzemburg 1589-1686 (Algemeen Rijksarchief reg. 9089) was Christina Brants in 1589 de eigenaar van één van hun onderlenen. Meer wordt daar niet over gezegd behalve dat het een vol leen met een heerlijk cijnshof in Steenhuffel was. Christina kan de dochter van Karel zijn maar de naam van haar ouders wordt helaas niet gegeven. Christina Brants was getrouwd met Virgilius Ghijs. Die was leenman van dezelfde Commanderij van Pitzemburg van 6,25 dagwanden land op de Esptcouter tegen het Cammelant (dat is tegen Peizegem) en van 2 dagwanden op het Verevelt (dat is tussen de huidige Heerbaan en de Bontestraat). Ergens tussen 1603 en 1635 is dat allemaal eigendom van Lijsbeth de Kemmere, de weduwe van Jan van Nijversele, geworden. Deze gronden hadden schijnbaar niets met het laathof van zijn vrouw te maken dat we eerder bij Breestraten in Merchtem en het Robbroek in Steenhuffel denken te moeten situeren. Dat laathof is omstreeks 1620 immers de eigendom van hun dochter Augustina Maria Ghijs geworden. Zij was de vrouw van meester Peeter van Herbosch over wie ik niets met zekerheid kan vertellen dan dat ook hij een gezworen leenman van Pitzemburg was. In 1622 hebben Augustina Maria Ghijs en Peeter van Herbosch hun heerlijk cijnshof in Steenhuffel aan Joos vander Heyden verkocht. Hij was de zoon van Joos senior, was getrouwd met Margriete vander Straten en was griffier van het Land van Asse. Toen hij kort voor 1635 overleed werd zijn vrouw de nieuwe eigenaar. Daarna ben ik elk spoor verloren. Ook in Merchtem zijn de hier genoemde mensen op het eerste zicht niet te vinden.

20


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Het laathof van de Sielmisse

Werd één keer vernoemd in 1621 met Jan Meerte als meier en Franchois Verstappen, Jan vanden Breen, Simon de Vleesschouwer en Jan de Maerschalck als gezworen erflaten. We kennen de kapelanie van de Sielmisse (alias O-L-V) maar normaal is aan zo’n instelling geen laathof verbonden. Omdat meier en erflaten in 1621 dezelfde als die van het laathof van Laureys Kiekens waren, denk ik dat het hier om een verspreking of verschrijving gaat.

Het laathof van Jacop vander Heyden (ten Houte)

Ridder Jacop vander Heyden was onder meer heer in Hove (op het goed te Groenenberghe) en in Merchtem, namelijk op het Hof ten Houte in Peizegem. Hij was getrouwd met Jacquemeyne vander Noot, een dochter van Adolf vander Noot en Philippote van Watermael 9. Deze mensen komen elders nog aan bod. Het is niet mijn bedoeling om hier de geschiedenis van Peizegem of die van de familie vander Heyden uit de doeken te doen. In de registers van de Schepenbank van Steenhuffel worden wel enkele opvolgers van Jacop vander Heyden en Jacquemijne vander Noot genoemd. - Joos vander Heyden, vanaf ca 1604, na de dood van zijn moeder, zelf gestorven voor 1635. - Nog in 1661: Jan vander Heyden, getrouwd met Catharina van Dormael. Jan Van der Heyden was commissaris van de uurwerken van het krijgsvolk van de koning in de Nederlanden. In 1679 kocht hij de heerlijkheid van Wasemont in Landen van Isabelle-Eléonore Strozzi, vrouwe van Hakendover, voor 1600 Florijnen 10. Hij noemde zichzelf heer van Merchtem en Steenhuffel, maar eigenlijk was hij slechts heer te Merchtem. - In 1681 en 1693: Andreas vander Vekene, op 31 december 1668 te Brussel getrouwd met Joanna Judoca van der Heyden, de enige dochter van Jan Van de Heyden (heer te Merchtem en Steenhuffel en heer van Waesmont) en van Catharina van Dormael. Andreas was de zoon van Jehan vander Vekene en Maria Magdalena Goubau (van het Schaliënhuis te Londerzeel). Hij was kapitein bij de ruiterij. - In 1727 en 1731: jonker Marcus (Antonius) vander Vekene, zoon van Andreas, geboren in 1672. Met zijn vrouw Anne Catherine Buysen verkocht hij der heerlijkheid van Waesmont in 1749 aan Henriette Dorothée de Sonval, de weduwe van Jacques de Meroye. Het laathof in Merchtem en Steenhuffel hield hij tot aan zijn dood in 1749. Alles wat ik over deze familie vander Vekene weet heb ik opgeschreven in mijn boek ‘Het Schaliënhuis te Londerzeel en het Slozenhof te Wolvertem’. 9

N.J. Van der Heyden, Notices historiques et généalogiques sur les nobles et anciennes maisons, van der Heyden, dite de la Bruyère. de Bylandt van der Moten etc., Anvers, 1847. 10 Volgende informatie vond ik in het ‘Bulletin de l’Institut archéologique Liégeois, tôme I.XIII, 1939, blz. 51’. 21


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Laathof van Jacop vander Heyden, ridder Jacquemijn vander Noot, wed. vd Heyden (1588) Kinderen van Jacop vander Heyden (1604, 1610) Wed. en erfg. mr Joos vander Heyden (1635) Wijlen Joos vander Heyden (1652) Jan vander Heyden (1661) Andries vander Vekene (schoonz.van Jan) (1681,1693) Marcus Antoinius vander vekene (1727,1731)

Louis De Bondt

Meiers Ph.van Linthout loco Ph. de Hertoghe (1588) Jan van Robbroeck (1610) Jan vanden Broecke (1635,1646) Jan Schelckens (1652,1661) M. Schelckens (1691) J.B. Van Linthout (1731)

Gezworen erflaten Jan Breen zv Jan (1588) Jan van Robbeeck (1588) Berthelmeus vander Hoeven (1588) Jan vanden Breen (1610) Philips van Linthout (1610) Hendrick Feytens (1610) Jan Breem zv Jan (1610) Guillam vander Stappen (1635+1649) Joos vanden Breen (1635-1649) Adriaen van Rode (1635) Steven van Muylders (1647,1651) Franchois vander Stappen (1647-1661) Steven van Herbosch (1651) Jan de Bocq (1661) Jan de Houwer (1661)

De nog bestaande woontoren van het Hof ten Houte in Peizegem. Het is niet zeker of de woontoren en het winhof altijd dezelfde eigenaar als het laathof hadden. In 1611 zou het ‘verworven’ zijn door Hendrik van Etten en Livina vander Heyden (waarschijnlijk een zus van Joos). (Foto uit de brochure ‘Keureroute’ van de tweezame fietser).

22


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Deel II

Laathoven van kloosters en abdijen

23


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Het laathof van de commanderij van Pitsenborch De commanderij van Pitsenborch of Pitzemburg was een instelling van de Teutoonse ridderorde die, als een uitvloeisel van de kruistochten, in 1190 in Duitsland was gesticht. Van oorsprong was het een gasthuisorde en als zodanig waren de leden voorlopers van de Hospitaalridders. De orde kende snel een groot succes omdat vele kruisvaarders en exkruisvaarders uit erkentelijkheid goederen schonken. Dat gebeurde ook met het leprozenhospitaal dat door de heer van Mechelen, Wouter II Berthout, in Pitzenburg was opgericht en dat na de dood van zijn opvolger Wouter III, in 1221 aan de orde werd geschonken. Ook in Steenhuffel had deze commanderij al voor 1300 een aantal gronden in bezit. Die hingen af van het laathof van Pitsenborch in Wolvertem waar de commanderij het grote Hof te Meuzegem bezat. Veel over de cijnsgronden in Steenhuffel zullen we dan ook in het archief van de schepenbank van Wolvertem moeten zoeken. Ik ga hier niet verder op in maar verwijs de geïnteresseerden graag naar de “Kroniek van het Hof te Meuzegem alias hof van Pitsenborch” van Marc Gillisjans. In 1699 bezat Pitsenborch in Steenhuffel nog bijna 20 bunders volle eigendom. Details daarover zijn in het “caertboeck en prochiemetinghe” van Jan van Acoleyen te vinden. Laathof Meiers Commanderij van Pitsenborch te Meuzegem Jan Coppens alias Ruycevelt (1548-1551) Peeter vander Stappen (1551-1560) Jan Ruysevelt (1564) Aerd Coppens ipv zijn vader Jan(1577) Jan Goossens ipv Jan Ruyssevelt (1605-1610) Niclaes Theens (1633,1640) Jan Theens (1655,1658

Gezworen erflaten Assueris van Ympden (1548-1551) = Assuarius van Wemmele (1563-1564 Joos vander Stappen (1548-1551) Jan vander Stappen (1548) Jan van Molle (1548-1551) Philips de Bocq (1551-1564) Lucas van Campenhoudt (1551) Geerde van Rode (1551-1564) Henrick Lemmens (1551) Opmerking: Jan Christoffel de Wagenere (1551) Steven van Herbosch was in 1665 stadhouder Jan de Maerschalck (1560) van het Leenhof. In 1685 was dat Benedictus Willem de Keersmaeker (1560) Dordins. Henrick van Horenbeke (1560-1577) Alvaro Goossens(1560-1577) Christoffel de Boeck (1564) Henrick Jacops (1564) Wouter Lambrechts (1564) Gielis Jacops (1564-1572) Claes Jacops (1563,1564) Jan Moernaey (1564) Gielis van Roye (1563) Matthijs Verschueren (1564) Jan van Robbroeck (1572 Robbrecht de Boeck (1572) Willem de Bonte (1577) Jaspaer de Bonte (1577) Henrick Putteman (1605,1606) Guerick Verschueren (1605) Simon de Vleesschouwer (1605,1606,1610) Jan Smeth (1605) Augustijn van Achter (1606,1610) Jan vande Voirde (1606) Jan vanden Breen (1610 Jacques Merttens (1633-1658) Simon Diericx (1633) Joos Putteman (1633) Jan de Maerschalck (1633,1640) Franchois Vermeren (1640) Christaen de Maerschalck (1642,1658) 24


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Laathof

Meiers

Louis De Bondt

Gezworen erflaten Jan de Vleminck (1642) Guillam Steylaert (1642) Joos vanden Breen (1658) Joos de Maerschalck (1658,1665) Jan vande Voirde (1665) Jan Jans(sens) (1665) Franchois vander Stappen (1665)

Nà 1665 heb ik in het archief van de schepenbank van Steenhuffel, (in 1686) nog maar 1 vermelding van dit laathof gevonden maar geen namen van meiers of erflaten meer. Zoals eerder al gezegd zullen we die in de boeken van Pitsenborch in Meuzegem en Mechelen moeten zoeken. De gronden van Pitzemburg lagen vooral in het gebied Lakeman-Over-de-Beek-Bontestraat. Dus, anders dan de meeste andere hier beschreven cijnsgronden, niet in het gebied Meir-WalrotKouter (een klein stukje aan de Meir/Gijselberg uitgezonderd). De invloed van de commanderij was in Steenhuffel veel aanzienlijker dan tot nu werd gedacht. Iemand die dat wenst uit te zoeken, zal er zijn bezigheid mee hebben.

Pitzemburg anno 1560 (bron archiefbank Vlaanderen)

25


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Het laathof van de abdij van Affligem. De abdij van Affligem werd in 1086 opgericht door Godfried met de baard, de graaf van Leuven, die in 1106 als Godfried I ook hertog van Neder-Lotharingen zou worden. In 1120 werden de goederen van het kapittel van Bornem, dat ook in Steenhuffel enkele belangen had, door de abdij van Affligem opgeslorpt. De abdij van Affligem had tot aan het ontstaan van het bisdom Mechelen (1559) een zeer grote invloed in onze gewesten. Dat kwam omdat ze van de bisschop van Kamerijk de voogdij over de meeste parochiekerken kreeg, wat niet alleen inkomsten opleverde maar haar ook het recht gaf om de pastoors aan te duiden 11. In 1125 schonk Arnold (Arnulf) van Aarschot goederen, gelegen te Steenhuffel (maar ook te Malderen en te Buggenhout), aan Godfried I met de baard, ten behoeve van de door hem opgerichte abdij. De goederen in kwestie behoorden tot de erfenis van zijn zoon Jan die dat jaar als monnik in de abdij was ingetreden 12. In 1239 verkochten ook Willem en Eggeric de Robbroc, ridders te Merchtem, hun tienden van gronden (o.a. gelegen in Steenhuffel) aan de abdij van Affligem. Een jaar later stond Eggericus zelfs al zijn bezittingen, waarbij de Robbroekhoeve in Steenhuffel (tegen Rossem), af aan de zelfde abdij. In 1265 verkocht Gielis III van Wanghe (zoon van Daneel III van Craynhem) 15 bunders grond, gelegen te Merchtem, door hem in leen gehouden van de Aa's van Grimbergen, aan de abdij van Affligem voor de vriendenprijs van 150 Leuvense Ponden. Voor een bedrag van 380 Ponden verkocht hij aan dezelfde abdij ook 34 bunders gelegen te Merchtem en te Steenhuffel. Uit latere teksten weten we dat de goederen, die de abdij van Affligem in Steenhuffel bezat (Affligembroek, Affligembroekmeers), en waarbij zich dus ook het van de abdij van Bornem overgenomen gedeelte Mulneremholt bevond, zich allemaal situeerden tussen de Robbroekhoeve (op de grens met Wolvertem), de Marselaermolen op de Molenbeek, en de grens met Merchtem. Tot 1235 hoorde daar ook een stuk grond bij dat nog eeuwen later de “Affligemeussels” heette. Het was oorspronkelijk 18 dagwand (4,5 bunders) groot en lag tegen de beek, tussen de kerk en de Marselaermolen 13. In 1699 besloeg het echte patrimonium (dus de werkelijke eigendom) van Affligem Steenhuffel nog altijd 15 bunders. Meer dan 10 bunders waren in het Robbroeck gelegen. De rest was verspreid over kleinere perceeltjes op de Smesquatbeke, de Smescouter, de Perrecouter en de Leckerstrate. Er moet wel opgemerkt worden daar toen geen laathof meer bij behoorde. Dat was – samen met de tiende en de schoofrechten van Affligem – in 1654 voor 8480 guldens aan Nicolaes Micault, heer van Diepensteyn, verkocht. Daarna is het al in 1659 via Magdalena Livijne Micault naar haar dochter Marie Therese de Kesseler en haar man Jacques Ferdinand de la Pierre overgegaan. 11

Voor alle parochies is bekend op welke datum en met welk charter de abdij dit recht gekregen heeft (Londerzeel in 1130 bijvoorbeeld). Voor Steenhuffel, Malderen en Liezele is dat niet het geval. Al of niet toevallig werden deze parochies al voor 1228 bestuurd door éénzelfde Schepenbank, waarover later meer. Ik denk dan ook dat het recht om de pastoor te benoemen in deze parochies aanvankelijk een prerogatief van de abt van Bornem was en bij de “fusie” van 1120 samen met al de rest door Affligem werd overgenomen zonder dat daar een afzonderlijk document voor nodig was. 12 Bron: o.a. Miraeus, Tome I, Donationes Belgicæ, Liber I, XLIV, 1723, p. 375 en E. de Marneffe, Cartulaire de l´abbaye d´Afflighem et des monastères qui en dépendaient (Louvain) , Afflighem", 70, p. 109. 13 In 1235 stond de abdij deze grond af aan een zekere Willem van Steenhuffel, in ruil voor een andere stuk grond dat deze in Merchtem had. 26


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Laathof van Abdij van Affligem Nicolas Micault (1655) Jacques Ferdinand de la Pierre (1659)

Meiers Everard gezegd Ghyselbert van Bouchout (1402) Peeter vander Stappen (1551) Christoffel de Wagenere (1562-1566) Joos van Onsem (1569) Jan van Horenbeke (1573,1577) Adriaen Permentier (1588) Joos Goossens loco Snellincx (1588) Philips van Linthout Loco NN (1591) Henrick Putteman (1593,1594) Jan Goossens over Joos Goossens (1604) Jan vanden Breen (1608,1609) Jan vd Breen en Jan van Robbroeck (1610) Jan vanden Breen (1611-1631) Guillam vander Stappen (1653) Christiaen de Maerschalck (1655-1660) Charles Leerens (1661)

Louis De Bondt

Gezworen erflaten. Joos van Horenbeke (1551-1566) Joos vanden Bossche (1551) Jan van Molle (1551) Joos vander Stappen (1551) Jan vander Stappen (1551) Willem de Keersmaeker (1562,1563) Christiaen Lemmens (1563,1565) Jooris vander Molen (1563) Alvaro Goossens (1562-1577) Anthonis vander Stappen (1562-1577) Willem de Bonte (1564-1577) Michiel Verhasselt (1565) Jan van Horenbeke (1569) Christoffel de Keersmaeker (1569) Joos Heyvaert (1569) Joos Goossens (1588) Augustijn van Achter (1588-1623) Franchois van Mechelen (1588) Henrick Putteman (1588-1612) Andries Bruesselman (1588,1594) Wouter de Maerschalck (1588-1612) Joos vander Stappen (1591-1594) Guerick Verschueren (1591,1604) Jan Eggericx (1591) Philips van Linthout (1593,1610) Jan vuyten Hove (1593) Jehan Bombeer (1608) Lucas Vermeren (1608,1609,1612) Huybrecht Verhoeven (1608 Gheert de Keersmaecker (1609) Hendrick Feytens (1610) Anthonis Ruyssevelt (1611) Jan van Robbroeck (1611) Anthonis van Ghindertalen (1612) Gheert Putteman (1612) Jacques Merttens (1618-1631) Joos Moyendoen (1618) Peeter vande Voirde (1618-1631) Franchois Verstappen (1618) Jan de Coster (1623) Jan Verstappen (1623) Jan Verhavert (1623) Jacop van Achter (1627,1629,1631) Steven van Herbosch (1627) Hendrick Putteman jr (1627,1631) Peeter Huyghe (1629) Steven van Herbosch (1629) Joos Putteman (1631) Philips Goossens (1631) Christiaen de Maerschalck (1631) Jan de Bocq (1653) Joos Vertongen (1653) Jan van Herbosch (1653) Franchois vander Stappen (1653) Henrick Cleyman (1659) Joos de Maerschalck (1659) Jaecques Merttens (1659,1661) Jan Tambuyser (1661) Joos vanden Breen (1661) Huybrecht van Linthout (1661) Franchois van Asbroeck (1687)

Vanaf de overname door Nicolaes Micault heeft dit laathof de geschiedenis van de Helhoeve in Londerzeel en van het ‘leengoed bij het Perrehof’ gevolgd. Zie dààr voor meer gegevens.

27


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Het laathof van het klooster van Hertoginnedal te Oudergem. Vermeld in 1588 en 1611. De meiers waren Nicolaes Vercammen (1588) en Anthonis Ruyssevelt (1611). De gezworen erflaten waren Jan Hermans, Joos van Zomergem en Chrisostomus van Zuene. De laatste was dat in 1611 nog altijd. Het had een klein cijnsrecht op het goed van het verdwenen Hof te Cauhagen tussen de Rossemstraat en de Robbroeckstraat.

Het laathof van het klooster van Bijgaarden. Een laathof in Wolvertem. Genoemd in 1605 maar alleen met cijnsgoed in Rossem en in Londerzeel. Ik denk niet dat het cijnsgoederen in Steenhuffel had.

Het laathof van de heren van Bouchout en Zellaer. De naam Zellaer verwijst naar het Zellaerkasteel, een waterburcht in Bonheiden vlak bij Mechelen. Het werd in de eerste helft van de 13 de eeuw in opdracht van Wouter Berthout, heer van Mechelen, gebouwd. De eerste bewoner zou rond 1250 Arnoldus van Zellaer, een rijke kanunnik van het Kapittel van Sint-Rombouts van Mechelen zijn geweest. Daarna werd het domein nog lang (tot in de late 17de eeuw) door diverse hoge geestelijken bewoond. Ze werden de kanunniken van Zellaer of de Zellaristen genoemd en ze waren belast met de religieuze bediening in de Zellaerkapel van de Sint-Romboutskerk.

Boven: Kasteel van Zellaer anno 1662. Hiernaast: Zellaer nu (het is de gerestaureerde versie van het rond 1885 nieuw gebouwde kasteel). Foto van Paul Hermans.

28


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

De cijns van Bouchout en Zellaer was een grondcijns die de heren van Diepensteyn mochten heffen in onverdeeldheid met de kanunniken van Zellaer te Mechelen, Nederhem te Eppegem, enz. Ik weet niet hoe hij is ontstaan. De heren van Bouchout en Zellaer hadden wel een afzonderlijk laathof in Steenhuffel (althans in naam) maar meiers en erflaten waren dezelfden als die van het laathof van Diepensteyn. De meier (drossaard, toen Steenhuffel een graafschap werd) van de schepenbank van Steenhuffel werd bijna automatisch ook de meier van de laathoven van Diepensteyn en van Bouchout en Zellaer. Zie ook de ‘Geschiedenis van Diepensteyn’. Er werd wel een afzonderlijk cijnsboek bijgehouden. Laathof van Bouchout en Zellaer

Meiers Alvaro Goossens (1573,1580) Simon de Vleesschouwer (1597) Jan Goossens ipv Simon Diericx (1601) Simon de Vleesschouwer (1609-1612) Peeter de Gouy (1610 alleen voor Zellaer) Simon de Vleesschouwer (1614-1629) Christiaen de Maerschalck (1637-1660) Charles Leerens (1661-1684) Everaert Tassot (16841694) Joannes Brusselmans (1695-1709) Francois vander Haghen (1710-1715) Joannes le Roy (1716-1735-

29

Gezworen erflaten Jan van Horenbeke (1573,1580) Willem de Bonte (1573,1580) Willem de Dondere (1573) Anthonis Verstappen (1573) Merck Jacops (1580) Joos Verstappen (1580) Wouter de Maerschalck (1588-1614) Peeter van Achter (1588) Jacop van Campenhoudt (1588) Joos vander Stappen (1588) Henrick Putteman (1597-1612) Augustijn van Achter (1597-1624) Andries Bruesselman (1601,1611) Jan van Campenhoudt (1601) Jan Goossens (1605-1612) Jan vanden Breen (1605) Daneel van Nyeuwenhove (1605) Simon Diericx (1609-1629) Nicolaes Wieck (1609) Simon de Vleesschouwer (1609) Hendrick Feytens (1610) Lucas Vermeren (1609) Jan Bombeer (1609) Adriaen van Opstalle (1609-1629) Jan van Robbroeck (1611) Guillam vander Stappen (1614-1650) Augustijn van Achter (1614,1621,1624) Jan Bruesselman (1621-1629) Joos Putteman (1621-1639) Jacques Merttens (1624-1664) Jacop van Achter (1627-1639) Christiaen de Maerschalck (1627) Joos van Horenbeke (1628) Peeter vande Voirde (1628) Jan Cleyman (1629) Jan de Bocq (1637-1664) Hendrick Putteman jr (1637) Jacques van Horenbeke (1637) Jan Meerte (1642) Henrick Meerte (1642) Jan de Vleminck (1642-1654) Joos de Maerschalck (1645-1665) Franchois vander Stappen (1645-1671) Jan vande Voirde (1645-1671) Peeter vande Voorde (1649) Merten Meerte (1650) Guillam vander Stappen (1652,1659) Guillam vande Voirde (1654) Guillam van Muylders (1654,1667) Henrick vande Voirde (1657,1661) Jan Jans(sens) (1658) Cornelis Bruesselman (1658) Gillis Meerte (1658) Henrick Cleyman (1659-1678)


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Laathof van

Meiers

Louis De Bondt

Gezworen erflaten Jan Pinnock (1665) Franchois Meskens (1667) Christiaen van Achter (1671) Joos vanden Bossche (1678) Cornelis de Maerschalck (1678) Christiaen Meert (1696-1714) Joos de Maerschalck (1696-1724) Jacques Mertens (1696) Jaspar Uyttenolie (1704) Gillis Meskens (1704-1735) Jan de Moor (1704-1721) Adriaen Cornelis (1709) Simon de Maerschalck (1709) Peeter Aelens (1709) Joos Moortgat (1714) Jan de Jonge (1718) Adriaen de Strijcker (1718,1719) Peeter de Smeth (1719) Francois van Praet (1719) Lauerijs Eeraerts (1723-1729) Jan Baptist van Acoleyen (1723) Jan Mertens (1723,1724) Niclaes de Wachter (1724) Joos van Praet (1729-1746) Laurijs de Wachter (1729-1749) Mattheus van Gaver (1734-1749) Guillam Robberechts (1734) Joseph Collin (1734-1754) Peeter van Aken (1735) Jan Baptist Adriaenssens (1743-1766) Jan van Acoleyen (mr) (1744-1750) Peter Janssens 1745-1754) Joseph van Doorslaer (1750-1766) Jacob vanden Eede (1754) Peeter Vertonghen (1766) Hendrik Puttemans (1766)

30


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Deel III Laathof van Peertshoeve en Heetvelde Vanden Heetvelde, der Weduwen, Verpoorten, Symons, Philippi en Symons

Leengoed van het Huis van Dendermonde, later van het Land van Grimbergen

Op blz.101 van zijn geschiedenis van Steenhuffel noemt pater Joris Vertonghen, zonder er dieper op in te gaan, enkele laathoven die vroeger in Steenhuffel bestonden: het laathof van Affligem, het laathof van Pitzemburg, het laathof van Oyenbrugge, het laathof van Peetshove en Heetvelde, enz. Wie de erflaten (pachters) waren die een cijnsken aan de abdij van Affligem of aan de commanderij van Pitzemburg moesten betalen en waar hun eigendommen lagen heb ik al even behandeld, maar zullen we toch vooral in het goed bewaarde archief van deze instellingen moeten zoeken. Over het laathof van Oyenbrugge zal ik het nog hebben. Het laathof van Pee(r)tshove en Heetvelde dan maar…

31


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Segher 1 vanden Heetvelde ca 1395/1410-1430 Hoofdleenman Wouter van der Messien. In 1430 beschikte het Huis van Dendermonde in Londerzeel over niet minder dan 10 hoofdleenmannen 14. Eén van hen was Wouter vander Messien. Wie die man was heb ik in “Het Goed te Boots” proberen te achterhalen. Zijn leengoed bestond uit a) 11 bunder land voor het Hof te Luyts in de Londerzeelse Pluimennest (dat was een heerlijkheid met 11 erflaten) en b) 39 bunder grond verdeeld over nog eens 14 onderleenmannen. 12 onderleenmannen beheerden een leengoed in Londerzeel, 1 in Liezele en 1 in Steenhuffel. De Steenhuffelse onderleenman heette Segher vanden Heetvelde en zijn onderleen bestond uit 5 bunder land, geheten de Peertshoeve en gelegen tegen het Horenbeekveld. Het Horenbeekveld. De ligging van het Horenbeekveld is – helaas alleen maar uit vrij recente documenten – behoorlijk goed gekend. Het grenst aan de Boskant (Peizegem) en lag tussen de voormalige spoorweg en nu fietspad Leireken, de Haan en de Boskantstraat. Dit komt overeen met wat ook als Asscherhout bekend gebleven is. Hiernaast: het Horenbeekveld op een recente kaart, door mij aangeduid in groene kleur (donker gearceerd in de zwart-wit versie). Bemerk de ligging van de Brandewijnhoeve, tegen het Horenbeekveld. Brandewijnhoeve is een recentere naam voor het Perrehof.

Op het Horenbeekveld vinden we ook de toponiemen als de Beke (een weide), de Bergkam (een weide) en laatst but not least de Geus (op de bronnen van de Quadbeek). Volgens Joris Vertonghen zou de plaats “de Geus” (te vinden op de kaart van Jan van Acoleyen uit 1699 en zo’n 200 meter ten noorden van het Perrehof gelegen niets te maken hebben met de 16de eeuwse ketters en evenmin met "lambiek". Volgens hem is het een vrij duister woord. Nu we verder in dit boek de eigenaars van een leengoed bij het Perrehof gedurende de geuzentijd zullen leren kennen, is de neiging om de naam Geus letterlijk te interpreteren, al een heel stuk minder vergezocht. De Peertshoeve. Alle vroegere plaatselijke historici hebben het op de Steenhuffelse Kouter altijd over het Perrehof (later Brandewijnhoeve) gehad. Deze naam is echter pas vanaf 1466 (in het leenboek van Diepensteyn) te vinden. Ik acht het niet onmogelijk dat Perrehof de verbastering van het oudere Peertshof zou kunnen zijn. Steenhuffelenaren weten zeer goed dat paard in

14

Algemeen Rijksarchief - Denombrementen van de wetachtige kamer van Vlaanderen – Index 137. 32


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

het Steenhuffels als Pjeid wordt uitgesproken, hetgeen in samenstellingen Pjeire- wordt. Denken we bijvoorbeeld aan de Vilvoordse Pjeirefretters. Pjeirehof... Perrehof.... Echter… Als Peertshoeve en Perrehof een gemeenschappelijke oorsprong zouden hebben, dan waren de gronden van de eerste al voor 1430 van de hoevegebouwen van het tweede afgescheiden. Zoals we verder zullen merken waren het Hof te Perre en het laathof van de Peertshoeve (weliswaar onder een andere naam) in de 16 de en 17de eeuw twee afzonderlijke entiteiten. De Peertshoeve besloeg een oppervlakte van 5 bunders grond. Die lagen tegen het Horenbeekveld in Steenhuffel. In 1430 (het eerste jaartal waarover we beschikken) was het een onderleengoed van het Land van Dendermonde (graafschap Vlaanderen). De hoofdleenman heette Wouter vander Messien die – naast dit onderleen in Steenhuffel - nog 10 andere onderlenen in Londerzeel en 1 onderleen in Liezele bezat. Wie was Wouter van der Messiën? Hoofdleenman Wouter van der Messiën (mèt en zonder trema) leefde tussen 1350 en 1440. De enige van(der) Messiën die ik teruggevonden heb waren mensen uit Mechelen. - Op 19 augustus 1396 gaven Jan Kempe en diens echtgenote Catharina kwitantie aan Jan Van der Messiën voor de roerende goederen die hun bij de dood van Elisabeth, echtgenote Van der Messiën, toegewezen waren 15. - Op 1 december 1440 zetelde een Jan van der Messiën in de leenbank van het Hof en de Heerlijkheid van Milse(n) te Mechelen, waar Jan van Oyenbrugge de hoofdleenman van was. Dat deed hij in de hoedanigheid van achterleenman van datzelfde Hof en ook omdat hij de begunstigde was van een rente of cijns ter waarde van 14 schellingen groten Brabants per jaar die gevestigd was op delen van die heerlijkheid, namelijk op “erven en huizen gelegen op diverse plaatsen in de stad en de vrijheid van Mechelen” 16. - Op 16 maart 1471 kochten priester Willem Van den Wyele, Janne Van der Messien en Wouteren Van Battele van Claes Van Berkelair, de natuurlijke zoon van wijlen Machiel Van Berkelair het huis “den Horen” op de Grote Markt van Mechelen. Ze deden dat namens en ten behoeve van de Rederijkerskamer de Peoene (een onderdeel van de SintJans-gilde). De meeste leden van deze Gilde en van deze (nog altijd bestaande) rederijkerskamer woonden in de Sint Jansparochie. De Horen lag tussen het huis “de Croene” en de eigendom van priester de Ghestelle 17 18. - Een Antonius Van der Messien, priester van het bisdom Kamerijk, zoon van meester Janne Van der Messien, eveneens priester (?), werd in 1500 ingeschreven als pauselijk en keizerlijk notaris. Hij was dat nog in 1522. In juli 1514 verkocht hij een huis (wellicht het zijne) op het Veldeken in de Schuttershofstraat te Mechelen 19.

15

Handelingen van de Koninklijke kring voor oudheidkunde van Mechelen, Volume 57-59, 1953, blz. 60. Handelingen van de Koninklijke kring voor oudheidkunde van Mechelen, Volumes 68-71, 1964, blz. 39 en 66. 17 Lettervruchten van de Sint Jans Gilde bygenaamd de Peoene van Mechelen, deel II, afl. 1, blz. 13-14, G.J.J. Van Melckebeke, Mechelen 1860. 18 Ik vraag me af of deze priester de Ghestelle verwant zou kunnen zijn met Alvaro van Ghestele die in Steenhuffel achtereenvolgens genoemd werd als kapelaan van de kapelanij van Marselaer (ca 1560), de kapelanij van de Sielmisse (1565) en van de samengevoegde kapelanijen van de Sielmisse en Diepensteyn (tot 1618) en die bovendien, op het einde van zijn lange leven (nà 1605), koster van de Sint-Rombouts van Mechelen was. 19 Handelingen van de Koninklijke kring voor oudheidkunde, letteren en kunst van Mechelen, Volume 108, 2004, blz. 68, 94 en 98. 16

33


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Een Wouter is bij deze mensen niet te vinden maar toch heb ik de stellige indruk dat we ook hem bij deze Mechelse familie moeten zoeken. Het gebied waar hij in Londerzeel de hoofdleenman van was (hoofdzakelijk de Pluimennest en de Beemden) is trouwens bijna altijd van Mechelaars geweest. De vroegste gekende eigenaars van de hoven van Voorspoel en Altenaken kwamen uit Mechelen. De familie Huens – die vanaf 1617 op Altenaken kwam - heeft ook altijd sterke banden met de Sint-Jansparochie en de rederijkerskamer de Peoene gehad.

Onderleenman Segher vanden Heetvelde In 1430 werd Heer Segher vanden Heetvelde als onderleenman van de Peertshoeve genoemd. De familie van den Heetvelde ontleent haar naam aan kasteel Heetveld in Oetingen. In de 14de eeuw ging ze ook deel uitmaken van het Brusselse patriciaat. In tegenstelling tot mijn gewoonte ga ik eerst iets over hun familiewapen vertellen. Van de familie van den Heetvelde zijn enkele zegels en wapenschilden bekend. Ze vertonen een vrij grote variatie.

Zegels van Segher van den Heetvelde (1358 en 1380)

Zegel van Wouter van den Heetvelde (1397)

Wapenschild van den Heetvelde, variante 1

Wapenschild van den Heetvelde, variante 2

Wapenschild van den Heetvelde, variante 3

De laatste vier illustraties worden gekenmerkt door de prominente aanwezigheid van 3 heraldische hamers. Welnu, in 1593 werden door de oud-schepen van Antwerpen, Adriaen van Marselaer, drie wapenschilden nagetekend die afkomstig waren uit het omstreeks 1550 afgebroken oude koor van de kerk van Steenhuffel. Eén ervan kon hij direct als dat van de familie Veerendael (of Vierendeel) identificeren. Van het tweede ontdekte ik onlangs dat dit het blazoen van de familie Van Opstal was. De identiteit van het derde (hiernaast door Adriaen van Marselaer nagetekende) wapenschild blijft een raadsel. Zou het misschien een variante van dat van de familie van den Heetvelde kunnen zijn?

Een andere mogelijkheid heb ik al eerder geopperd. Ook het wapenschild van de Brusselse familie Was (hiernaast de variante uit de late 17 de eeuw), die tot 1522 ook een laathof in Steenhuffel bezat, vertoont een nog grotere gelijkenis met deze schets.

Op zoek naar Segher vanden Heetvelde. Online zijn een redelijk groot aantal genealogieën in verband met deze familie te vinden. Maar ze zijn zeer fragmentarisch en absoluut onvolledig. Bovendien worden de namen Segher, Seger, Siger en Sweeder voor en door elkaar gebruikt. Dikwijls is dat terecht. 34


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

De meest volledige refereren als bron naar elkaar maar zijn toch hoofdzakelijk op de "Généalogie des familles inscrites aux lignages de Bruxelles en 1376", tome II. Bruxelles, Genealogicum belgicum, 1971” van J. Anne de Molina gebaseerd. Voor het volgende stamboomfragment heb ik mij vooral door het werk van Pierre-Michel van Win (Gabaon) op Geneanet laten leiden. Geeraert van Heetvelde (ca 1270-1320) zoon van Aert en Maria van Gaesbeek x Clara van Ranst dv Willem en Avezoete de Pape Seger I van den Heetvelde x Aleyt de Hertoghe Ridder Kinderen: Philips, Geeraert, Jan, Willem

Geeraerd II van den Heetvelde (ca 1300-1353) x Margarita de Looze

Diederik van den Heetvelde (ca 1330-1372) x Elisabeth vander Noot dv Hendrik en Eva sMeermans schepen (1359,1367) en amman (13631366) van Brussel Kinderen: Seger (Zweeder), Jacob, Maria

Aleyt van den Heetvelde

Seger II vd Heetvelde ( ca 1360-1412) x Margarita van Coudenbergh gezegd Rollebeek of Rollibuc (+ ca 1398) xx Maria van Wambeke (Utten Limminghe schepen (1394,1399) en ontvanger (1406-1407) van Brussel erft eigendom in Raemsdonck, ter Cleeren en Schoenendonck Kinderen: Geerem, Claes, Catharina, Jan

Willem van den Heetvelde x Margarita Swaefs ridder, schepen van Brussel (1400, 1410,1420, 1424) kinderen: Seger, Jan, Wouter, Geertruyd, Margriete, Willem

Claes van den Heetvelde (ca 1390-1464) x Beatrix van Muysene (+ 1484) heer van Korbeek, ridder in 1439, schepen (1439-1463 )en burgemeester (1450-1451) van Brussel

Seger van den Heetvelde (+ voor 1440) Oudste zoon, overleden voor 1440. Hij liet een zoon na waarover men niets weet onbekende zoon

Seger II van den Heetvelde (+ 1397) x ca 1361 Margarita Fraeybaert dv Jan (heer van Bornival) en Maria sMols ridder, heer van Heetvelde, schepen en amman van Brussel Kind.: Jan, Wouter, Willem (wettig) Peeter, Margiete (bastaarden) Wouter vanden Heetvelde x Clara van Massemen kinderen: Ghijsbrecht, Clara (xx) Maria tsGareelmakers. kinderen:Jan (bastaard) (xx) Hille ’s Conincx gezegd Sponters schepen van Brussel (1397) kinderen: Catharina, Maria

Jan x Elisabeth van Coeckelbergh schepen v Brussel 1396,1406,1422 eigendom in Lennik, Gooik en Asse Peeter Margriete

Jan van den Heetvelde x Lenta van den Dale (+1428) kinderen: Wouter, Barbara

Barbara vanden Heetvelde x Willem van Assche (+ ca 1475)

Om onze Segher 1 (niet te verwarren met het Romeinse cijfer I) te kunnen identificeren hebben we méér, andere en liefst plaatselijke informatie nodig. Ofschoon de familie de Hertoghe van oudsher diverse belangen in Steenhuffel had, leefde de Segher I uit deze stamboom veel te vroeg om in aanmerking te kunnen komen. Segher II dan maar? Het spoor Fraeybaerts. Segher, de zoon van Margarita ‘s Loozen was met een Margarita Fraeybaert getrouwd. In een cijnsboek van het laathof van Diepensteyn onder Steenhuffel uit 1466 is de naam “Fraeybaert(s)” drie keer te vinden. - Eén keer is het “de weduwe Fraeybaerts” die in 1466 een erf aan de beek in het Oude Goed van Voorspoel te Londerzeel heeft (op 31 mei 1542, 2 generaties later, werd de helft van dit erf door Joris van Voorspoel van een zeker juffrouw Fraeybaerts geërfd). - Een andere keer heeft “der weduwen Fraeybaerts” in 1466 een cijns aan de heer van Diepensteyn te betalen. 35


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

-

Louis De Bondt

Tenslotte is de heer van Diepensteyn in 1466 een even grote cijns aan “der weduwen Fraeybaerts” verschuldigd.

Twee wee keer staat er in het cijnsboek “der weduwen Fraeybaerts” te lezen. Het is mogelijk dat het hier een genitief en datief betreft en dat we dit als ‘te goed van’ en als ‘schuldig aan’ de weduwe moeten begrijpen. Maar het is dan wel zeer toevallig dat de eerste eigenaar van de Peertshoeve nà de familie van den Heetvelde gewoon Joos der Weduwen blijkt te heten. Volgens dit cijnsboek was deze mevrouw Fraeybaerts echter in 1466 nog in leven. Ze kan dus onmogelijk de weduwe van de hiervoor genoemde Segher zijn geweest. Van hun zeggen de genealogen immers dat zij (Margarita) al in 1394 overleed en dat hij (Segher) haar nog 3 jaar heeft overleefd. De afstamming van Margarita Fraeybaert is bovendien behoorlijk goed gedocumenteerd. Ze was de dochter van ridder Jan (+1360), heer van Bornival, en van Maria sMols, en ze was dus wel degelijk een generatiegenote van Seger II. Overigens was dit niet de eerste huwelijksverbintenis tussen een Fraeybaert en een de Looze. Omstreeks 1300 trouwde Vranck Fraeybaert (+ ca 1350) met Catharina Loezen waar we de ouders niet van kennen. Deze Catharina zou nog eens hertrouwd zijn met Geerard de Facuwez.

Het lijkt er op dat de link met Fraeybaert wel veelbelovend was maar helaas niet tot een conclusie heeft kunnen leiden. Het eerste spoor naar Slozen en het Slozenhof. De moeder van Segher II van den Heetvelde heette Margarita ’s Loozen. ’s Loozen of sLoozen was de vrouwelijke vorm van de Looze. Margarita was de dochter van Hendrik de Looze en Margarita van Coudenberghe, kleindochter van Willem en achterkleindochter van Jan. Een oom van Margarita, Godfried de Looze, was na zijn vader Willem, de heer van Slozen en het Slozenhof. Slozen, gelegen in de hoek Londerzeel, Steenhuffel, Rossem, is dicht genoeg bij om naar een verband tussen ‘onze’ Segher 1 van den Heetvelde, Segher II, en het Slozenhof te willen zoeken. Iets over de vroegste geschiedenis van dat Slozenhof heb ik al in ‘Het Schaliënhuis te Londerzeel en het Slozenhof te Wolvertem’ geschreven. Jan de Looze (ca 1230-?) Willem de Looze (ca 1260-?) x NN de Plast ???

Gerardus de Looze (ca 1310-?)

Godfried de Looze (ca 1285-1355) x Anna Neukens

Hendrik de Looze (ca 1280-?) x NN kinderen: Margarita x Margarita van Coudenberghe kinderen: Aleydis Schepen van Brussel in 1307

Aleydis de Looze (ca 1310-?) x Jan Coppens (+ voor 1355

Margarita ’s Loozen ca 1305-? x Geeraerd vanden Heetvelde (+1353) kinderen; Segher, Aleyt, Diederik xx Lodewijk d’Escornaix Seger II van den Heetvelde (ca 1325 +1397) x ca 1361 Margarita Fraeybaert dv Jan (heer van Bornival) en Maria sMols xx NN

36


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Over hem schreef J. Anne de Molina (vrij vertaald uit het Frans): “Heer Segher II van den Heetvelde, zoon van Geerard en Margarita ’s Loozen, werd op 26 mei 1354 als burger van Brussel erkend. Nadat hij (in 1356) aan zijde van de Vlamingen aan hun inval in het Hertogdom Brabant deelgenomen had, werd hij door Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen, in augustus 1356 tot amman van Brussel aangesteld”. Opmerking: Tijdens deze Vlaams-Brabantse oorlog, een opvolgingskwestie tussen de schoonzonen van hertog Jan III van Brabant, werd het Hof van Marselaer in de Bontestraat te Steenhuffel door de Vlamingen in brand gestoken. Brussel werd slechts kortstondig veroverd en de Vlamingen werden nog hetzelfde jaar door de mannen van Everaert t’Serclaes verdreven. Samen met veel verwanten moest Segher II de benen nemen maar (de Molina gaat verder...)

“Men moet aannemen dat hij, zoals anderen die zich tijdens die invasie gecompromitteerd hadden, van hertog Wenceslaus en hertogin Johanna van Brabant vergiffenis heeft gekregen 20 , want, nadat hij tot het geslacht van Roodenbeke toegelaten was, werd hij in de jaren 1358, 1363, 1368, 1375, 1380, 1385 en 1391 als schepen van Brussel genoemd. Volgens historicus Hauwaert zou hij voordien al schepen voor de lignage t’Serroelofs zijn geweest”. Opmerking: Roodenbeke en t’Serroelof waren twee van de 7 originele geslachten van Brussel. Alleen mensen die hun afstamming van deze families konden bewijzen werden tot de hoogste functies in Brussel toegelaten. Was het niet logischer geweest om, via zijn grootmoeder, zijn band met de eveneens originele familie van Coudenberghe aan te tonen? Kort na 1370 zou Segher II zijn zegel (iets anders dan zijn familiewapen) hebben aangepast. De versie uit 1358 bevatte naast de Brabantse leeuw nog 2 geitenkoppen. Later werden die laatste vervangen door de kop van een bebaarde man. Omdat dit laatste zegel ook gebruikt werd door een Segher van den Heetvelde die, onder het vaandel van de heer van Gaasbeek, aan de Slag van Baesweiler deelgenomen heeft 21 en hiervoor later van hertogin Johanna een schadevergoeding van 2.339 mottoenen ontving, moet het wel om dezelfde Segher gaan. Opmerking: zoals ook in de Brabantse Yeesten van Jan van Boendaele te lezen staat. Deze veldslag had plaats op 21 augustus 1371 en is, zoals in diverse van mijn andere boekjes wordt uitgelegd, ook bepalend voor onze lokale geschiedenis geweest.

Segher II van den Heetvelde was in 1356 nog geen ridder maar in 1373 was hij dat wel. Volgens Hauwaert was hij de eigenaar van het Hof te Heetvelde onder Kester en Lieferingen. Opmerking: Dat is om het moeilijk te maken. Zowel Kester als Oetingen (de werkelijke locatie van het waterkasteel) zijn nu deelgemeenten van Gooik. Lieferinge, ofschoon dat aan Gooik en Oetingen grenst, werd in 1977 bij het verder afgelegen Ninove gevoegd. In 1391 heeft hij van Peter Eggloy, de heerlijkheid van Haasdonk bij Elewijt verworven. Samen met zijn vrouw (toen nog Margarita Fraeybaert) had hij voordien, in 1384, de Sint-Kruiskapel in de Sint-Niklaasparochie te Brussel gesticht. Hij overleed op 31 maart 1397 en werd met groot vertoon in de kerk van het klooster der Karmelieten begraven. In 1406 werd dat klooster door zijn zonen Jan, Wouter en Willem met een grote schenking vereerd.

20

Zie ook Roel Jacobs - Een kleine geschiedenis van Brussel, 2004, blz. 103. Zie ook Christophe Butkens, Trophées tant sacrées que profanes du Duché de Brabant, volume 1, blz. 670 en Peter Hoppenbrouwers, Bourgondië voorbij: de Nederlanden 1250-1650, universiteit Leiden 2010, blz. 338. 21

37


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Voor ons verhaal is het eigenlijk niet belangrijk, maar op de bladzijden 34 en 35 van een zeer oud boekje, “Privilegios, ordonnanzas y reglamentos juridicos, politicos y economicos de la villa de Brusselas”, gedrukt in 1699, heb ik het volgende verhaaltje gevonden. Het werd opgetekend op 11 oktober 1421 en het gaat over de broers Jan, Wouter en Willem van den Heetvelde, die allemaal ridders waren. Die lagen al meer dan 20 jaar in gewapende ruzie met Jan van Lombeke en de kinderen van der Streeten. Na tussenkomst van hertogin Johanna was het tot een soort van wapenstilstand gekomen maar die heeft niet lang stand gehouden. Uiteindelijk kwam het tot een proces en omstreeks 1414 werden de broers van den Heetvelde en hun medestanders bij vonnis van de Raad van Brabant veroordeeld om enkele keren op bedevaart te gaan en zich daarna nooit meer in het hertogdom Brabant te vertonen. Aan dat laatste hebben ze geen gevolg gegeven maar ze zijn in Leuven asiel gaan zoeken met het argument dat ze door hun afstamming ook Leuvense Pietermannen waren. Daarbij werden ze door de Staten van Brabant (de vertegenwoordiging van de 3 standen: geestelijkheid, adel en steden) gesteund. Die vonden hun veroordeling onrechtvaardig en gingen zich hierover beklagen bij Jan IV die in 1415 Antoon als hertog van Brabant was opgevolgd. Ze kregen van hem de toelating om de zaak opnieuw te onderzoeken en te berechten. Deze keer werd wél rekening gehouden met wat de broers van den Heetvelde in de loop der jaren was aangedaan: - In 1401 was hun kozijn Dierick van den Heetvelde (staat niet in ons stamboomfragment) door Ghijsbrecht Pipenpoy, op aanstoken van Geerard van Coeckelberghe en anderen, in volle publiek gedood. Volgens de broers van den Heetvelde waren een aantal leden van de Brusselse geslachten medeplichtig aan die moord. - Kort na 1404 kregen de van den Heetveldes en hun bondgenoten opeens een serie vele aanslagen te verduren. Er vielen doden en gewonden en eigendommen werden in brand gestoken en vernield. Op maandag na beloken Pasen van het jaar 1417 besloot het Hof te Leuven, voorgezeten door meester Jan Bont (gezien zijn naam kon dit alleen maar een rechtvaardige rechter zijn), dat de eerdere veroordelingen werden opgeheven. Op 6 november 1420 keerden Jan, Wouter en Willem naar Brussel terug en werden ze er weer tot de hoge ambten toegelaten. Op blz. 9 en 10 van hetzelfde oude boekje “Privilegios, ordonnanzas etc.” uit 1699, lazen we dat op 10 maart 1407 Willem van den Heetvelde, zoon van wijlen Segher, samen met een Jan van den Heetvelde, allebei ridders, leden (geen schepenen) van de stadsraad van Brussel waren. Andere ridders die toen als raadslid aanwezig waren heetten Hendrick Craenhals (van 1385 tot 1415 eigenaar van het Hof ten Trappen in Steenhuffel) en Clasen Swaef. De laatste naam deed mij denken dat Margarita Swaefs, de vrouw van Willem, een dochter of een zuster was van deze Niclaes Swaef. Maar ik dacht verkeerd. Want de heer Félix Victor Goethals, die ook een zeer groot denker was, beweert in deel IV van zijn Dictionaire Généalogique et héraldique des familles nobles du royaume de Belgique uit 1852 dat zij een dochter van Aert of Arnoud en Catharina van Sinte-Guericx was (en dus een kleindochter van ridder Franco gezegd Baertvlesch Swaef, weduwnaar van Lélie tSerclaes, en zijn tweede vrouw Maria Taye). Deze Franco is op 21 augustus 1371 tijdens de al genoemde Slag bij Baesweiler de heldendood gestorven en men heeft dus geen losgeld moeten betalen om hem vrij te krijgen. Voor de andere Brabantse ridders, die daar een smadelijke nederlaag geleden hadden, inclusief hertog Wenceslaus, was dat wel het geval.

Tot zover onze bronnen. We mogen er niet langer aan twijfelen dat Zeger II van den Heetvelde, de amman en schepen van Brussel, de oud-strijder van Baesweiler, de man van Margarita Fraeybaert, de zoon van een meiske uit Slozen was. Maar, vragen wij ons af, zou hij ook de onderleenman van Peertshoven in Steenhuffel kunnen zijn? 38


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Chronologisch schort er wel het een en ’t ander. Maar omdat verwijzingen in oude leenboeken soms 1 à 2 generaties achterlopen, zou hij met wat goede wil inderdaad de door ons gezochte man kunnen wezen. Het tweede spoor naar Slozen. Omdat het inroepen van goede wil niet erg wetenschappelijk is, ben ik verder blijven zoeken. Dank zij het bestaan van ‘Google-books’ en ‘Google-search’ is dat een stuk makkelijker geworden. In het Groot Leenboek van Brabant, kwartier van Brussel 22 staat, bij een beschrijving van het Slozenhof (omstreeks 1430-1435), dat dit onder andere grensde aan de eigendom van de weduwe en kinderen van wijlen ridder Willem vanden Heetvelde. Laat ons eens kijken of zo’n ridder Willem in onze stamboom te vinden is. Ik herhaal en vul aan met de genealogische informatie van ‘Pierfit’ op de site van Geneanet. De oorspronkelijke bron ‘Family: Brabantica, Hermès’ heb ik niet geconsulteerd. Seger II van den Heetvelde (ca 1330 +1397) zv Geerard en Margarita ’s Loozen (ca 1305-?) x ca 1361 Margarita Fraeybaert dv Jan (heer van Bornival) en Maria sMols ridder, heer van Heetvelde, schepen en amman Brussel Kinderen: Jan, Wouter, Willem (wettig), Peeter, Margiete (bastaarden) Willem van den Heetvelde (ca 1365 +1432/1435) x voor 1398 Margarita Swaefs (+1451) ridder, schepen Brussel (1400, 1410,1420, 1424) kinderen: Seger, Jan, Wouter, Geertruyd, Margriete, Willem Segher van den Heetvelde (ca 1395 + voor 1440) x NN Oudste zoon Hij liet een zoon na waarover mern niets weet

Jan van den Heetvelde (+27/1/1467) x Johanna vander Borch dv Geerard en Marie van Quaderebbe

Willem van den Heetvelde (+ tussen 1481 en 1500) x 1455 Jacquemijne vander Dilft dv Jan en Margarita vanden Wijckhuyze

schepen v Brussel kinderen: Jan

Schepen v Brussel 1466,1747,1783 Kinderen: Anthonijs, Jacquemijne, Maria

Wouter van den Heetvelde (+ tussen 1480 en 1499) x Anna van Coudenberghe, gezegd Rollibuc dv Jan en Catharina van Stakenborch

Geetruyd en Magriete vd Heetvelde kinderloos

schepen van Brussel (1458,1463,1473,1479) geen kinderen

onbekende zoon

Een ridder van den Heetvelde a) met de voornaam Willem, b) overleden relatief kort voor 1435, c) en dus tijdgenoot (niet noodzakelijk generatiegenoot) van ‘onze’ Segher van den Heetvelde op Peertshoven, d) met eigendom in Slozen, e) die hij van een voorouder de Looze moet hebben geërfd, is in dit stamboekfragment inderdaad te vinden. Ridder Segher van den Heetvelde van Peertshoven in Steenhuffel was meer dan waarschijnlijk de oudste zoon van ridder Willem van den Heetvelde en Margarita Swaefs die eigendom bij het Slozenhof in Slozen hadden. 22

Algemeen Rijksarchief, Leenhof van Brabant, register 17, f° 33. 39


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Van deze Segher weten J. Anne de Molina en de andere genealogen alleen met zekerheid te vertellen dat hij de oudste zoon was en voor 1440 gestorven is. Hij was dan ook een buitenbeentje. - Om te beginnen is hij ruim voor zijn broers en zussen geboren. Ik heb als zijn benaderend geboortejaar 1395 genomen omdat zijn vader Willem en Margarita Swaefs al voor 1398 waren getrouwd. Volgens J. Anne de Molina was Segher de enige die bij de verdeling onder levenden van de nalatenschap van zijn ouders (op 30 juni 1431) niet geëmancipeerd moest worden. Dat betekent dat de volgende kinderen dus pas nà 1403 23 (en voor 1420 als hun moeder in 1395 ca 20 jaar oud zou zijn geweest) kunnen geboren zijn. Hun gekende huwelijks- en overlijdensjaren spreken dat niet tegen. Deze kinderloze periode is volgens mij te verklaren door de gebeurtenissen in Brussel op het einde van de 14de en het begin van de 15de eeuw. Mag ik de lezer de ‘oorlog’ tussen Willem, Jan en Wouter van den Heetvelde en Jan van Lombeke en companen in herinnering brengen? Ik geloof dat Margarita Swaefs uit lijfsbehoud toen terug bij haar ouders was gaan wonen. - Segher is vrij jong gestorven en is de enige van de zonen die nooit schepen van Brussel is geworden. Misschien was hij de Segher van den Heetvelde die in 1415 of 1416 Jeroen van der Noot in koelen bloede heeft vermoord 24.

Waterkasteel van Heetvelde, Oetingen, Gooik.

23

Hierbij ga ik uit van een wettelijke meerderjarigheid op 28 jaar. Dat is de hoogste leeftijd die ik ergens tegen gekomen ben. Wanneer jongens in 1431 meerderjarig werden, weet ik niet. Meisjes moesten in ieder geval altijd geëmancipeerd worden. 24 F. Favresse, A., l’avènement du régime démocratique à Bruxelles pendant me Moyen Age (1306-1423), p. 163, Mémoires de l’Académie royale de Belgique. 1932. 40


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Segher 2 van den Heetvelde (ca 1410/1430-1470)

Wat er in de eerste decennia nà 1430 met het Goed van de Peertshoeve gebeurde is helaas – bij gebrek aan Dendermonds archief – op dit moment nog niet geweten. Het is wel leengoed van het Land van Dendermonde gebleven maar ik weet niet wie de hoofdleenman en de achterleenman waren. Wat hierna volgt is dus een heel klein beetje speculatief. Aanvulling: Ik ga wat ik hierna geschreven heb niet allemaal veranderen, maar intussen heeft de heer Willy Stevens in 2013 wel “Het Leenhof van Dendermonde tijdens de vijftiende eeuw, deel I” gepubliceerd (Algemeen Rijksarchief, Archief van de Rekenkamers. Delen en banden, nr. 1102 en Archief van de Rekenkamers, denombrementen en andere stukken van de grafelijke leenhoven: het Hof van Dendermonde). Het staat bovendien online. Op blz. 327 citeert hij uit een rapport van 6 augustus 1440 “In Steenhuffel is heer Segher van den Heetvelde leenman van vijf bunders de Peeds Hoeve genoemd gelegen aan het Hoorenbeexvelt’. Ik heb hierna alleen meer lijntjes nodig om tot die conclusie te komen.

Hoofdleenman Wouter Brugman Op een gegeven moment, ergens tussen 1445 en 1470, schijnt een zekere Wouter Brugman het grootste deel van het Londerzeelse leengoed van Wouter vander Messien overgenomen te hebben 25. Voor het gemak ga ik er van uit dat dit ook met de Peertshoeve in Steenhuffel gebeurde. Waar ik bij Wouter van der Messien nog een verband met de Mechelse familie van der Messien vermoedde, heb ik niet het minste idee waar ik deze Brugman moet zoeken, tenzij... … Tenzij Wouter Brugman een broer was van Jan Brugman, secretaris van de stad Brussel voor en na 1473, maar die ook door Karel de Stoute op 10 november 1467 aangesteld als secretaris, rechtsbode en ontvanger van de zegelrechten bij de door hem hervormde Soevereine Raad van Brabant (het opperste rechtscollege van Brabant met zetel in Brussel voor die naar Mechelen verhuisde) 26. Deze Jan Brugman bezat een door historicus Alphonse Wauters niet bij naam genoemd laathof in Merchtem dat omstreeks 1530 door zijn dochter Geertruy aan Karel Brants (vanden Brande) werd verkocht. Dezelfde Jan Brugman was een schoonbroer van Jacques Crupelant, (wellicht) de zoon van de Brusselse schepen Hendrik die we in de geschiedenis van ten Broecke in Malderen zijn tegen gekomen. Maar er is meer.

25

Leengoederen van het huis van Dendermonde in Londerzeel 1420-1614 - Denombrementen van de wetachtige kamer van Vlaanderen - A.R.B. index 137. 26 M. Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, Brussel 1851, tôme 3, blz. 89 en Joannes Emanuel Loovens, hooft-drossaert des landts ende marquisaet van Assche, Practyke, stiel ende maniere van procederen in haere majesteyts souvereynen raede van Brabant, Brussel 1745, blz. 81. De tweede bron geeft ook de namen van de raadsleden die toen werden benoemd. Ik noem er drie: 1) Arnoul de Palude (vanden Broecke) die mogelijk iets met het Hof ten Broecke in Malderen te maken had, 2) Simon van Herbais, wiens naam we ook in ‘Het Steen op de Heuvel’ en in deel 13 van dit eigenste boekje kunnen vinden, 3) Jan van Watermael, over wie we hier al hebben gehad en nog een keer zullen hebben. 41


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Op 21 juli 1459 creëerde een zekere ridder Philips Vilain, zoon van wijlen ridder Jan, heer van Sint-Janssteen, Huysse en Temse, enkele lijfrenten die hij bezette op zijn leen te Moelewijck (Molenwijk) in Merchtem (grenzend aan de Steenhuffelse Kouter). De bevoorrechten waren a) Elisabeth de Keyser, getrouwd met Jan Olbrechts alias de Vos, en haar dochter Catharina Olbrechts, b) Jan en Wouter Brugman, broers en zonen van Thierry (Dierick) 27. Over Philips Vilain, en vooral over zijn bastaardzoon Joos en kleinzoon Daneel, heb ik in ‘Het Steen op de Heuvel’ het een en het ander geschreven. Belangrijker is dat hier bevestigd wordt dat Wouter Brugman wel degelijk een broer had met de voornaam Jan. Helaas heb ik nog niet ontdekt dat secretaris Jan uit Brussel een vader had die Dierick heette.

Onderleenman NN van den Heetvelde Omdat iemand, wiens naam ik straks zal noemen, omstreeks 1480 in Steenhuffel een laathof ‘Hof van den Heetvelde’ kocht of erfde, neem ik aan dat de familie van den Heetvelde tot dan de onderleenman van de Peertshoeve heeft geleverd. Van Segher 1 van den Heetvelde is alleen geweten dat hij een zoon heeft nagelaten, maar zelfs zijn naam is niet gekend. Het zou logisch zijn dat hij de opvolger van zijn vader in Steenhuffel werd.

NN van den Heetvelde is Segher 2 Gelukkig hebben wij de cijns- en leenboeken van Diepensteyn uit de jaren 1466/1467 nog. En daaruit blijkt dat we de onbekende zoon, NN van den Heetvelde, met een gerust geweten Segher 2 van den Heetvelde mogen noemen. Deze Segher van den Heetvelde, ook ridder, was cijnsman van Diepensteyn voor huis en hof (1 bunder groot) te Moelwijc (dat is tegen de grens van Steenhuffel maar wel in Merchtem). Daem vander Slehagen was cijnsman voor 2 bunders land “aen Segers hof vanden Heetvelde gelegen”. “Den Here Segeren vanden Heetvelde” moest ook een cijnsken aan de heer van Zellaer betalen. Daarentegen mocht hij ook een cijnsken van Diepensteyn en van dezelfde heer van Zellaer ontvangen.

27

M. Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, Brussel 1851, tôme 3, blz. 167. 42


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Barbe … vanden Heetvelde ca 1410/1470-1480

In het familiearchief della Faille 28 zitten enkele verwijzingen naar brieven die Adriaen van Marselaer voor 1615 uit Steenhuffel ontvangen heeft en die ongetwijfeld bedoeld waren om hem de namen van de van oudsher in Steenhuffel levende families te leren kennen. Het was immers zijn bedoeling om zijn familiegeschiedenis – die tijdens de Geuzentijd (1466-1493) grotendeels was verloren gegaan en die zich deels in Steenhuffel had afgespeeld – te reconstrueren. In een document uit 1476 werd over een laathof vanden Heetvelde geschreven.

Item eene beseghelden brieff beginnende wij van Peeter van Opstalle, Willem van Hoorenbeke, Willem de Bonte, Gheert de Bonte, ghesworen erflaten jouffrouwe Barbe ….len vanden Heetvelde.

Ik had zeer graag geweten wat er op de stippeltjes heeft gestaan, maar wellicht is dat niet meer te achterhalen. Uit de genealogie van de familie van Heetvelde kennen we een Barbara die de dochter van Wouter en van diens tweede vrouw Marie ’s Gareelmakers was. Zou zij de Barbe en nog wat uit de ‘bezegelde brief’ van 1476 kunnen zijn? Chronologisch kan dat perfect. Maar onze genealogie is verre van volledig. Het zou logischer zijn dat zij een zus, een dochter of de weduwe was van (wij)len Segher 2. In onze plaatselijke archieven heb ik nà 1476 nog twee van den Heetvelde’s gevonden. Philips van den Heetvelde werd in 1514 en 1520 als leenman in Malderen van het Land van Grimbergen genoemd. Janne van den Heetvelde is van 1507 tot 1516 de stadhouder van dat Land van Grimbergen geworden.

28

Algemeen Rijksarchief Gent, familiearchief della Faille, karton 56, nr. 362. 43


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Joos 1 der Weduwen (1400/1480-1485)

Hoofdleenman Adriaen Brugman Ergens tussen 1460 en 1470 werd Adriaen Brugman de nieuwe hoofdleenman van de Londerzeelse leengoederen van het Land van Dendermonde die zijn vader Wouter eerder van Wouter van der Messien overgenomen had 29. De Peertshoeve was daar nog altijd bij.

Onderleenman Joos der Weduwen De heer Jozef Verheyden, die ons veel over de unieke glasramen van de kerk van Steenhuffel geleerd heeft evenals over het 17de eeuwse Hof van Marselaer te Malderen, heeft – ten behoeve van de reconstructie van een tak van zijn eigen stamboom 30 – ook het archief van de oude Schepenbank van Steenhuffel uitgeplozen. Zonder een jaartal te noemen stelde hij vast, en ik citeer: “Joos Der Weduwe(n) had een laathof gekocht ‘Hof van den Heetvelde’, inde daarvan de cijnzen en mocht zich heer noemen. Elders heet het dat hij van heer Peteren Was, ridder, een chijns kocht van heerlijkheid van Ophem te Steenhuffel en Merchtem.” In zijn Histoire des environs de Bruxelles beweert Alphonse Wauters dat deze Pierre Was, lid van de Raad van Namen, zoon van Henri en kleinzoon van ridder Pierre, op het einde van zijn leven bijna zijn hele patrimonium moest verkopen. Een cijnsheerlijkheid in Merchtem verkocht hij aan Guilliam de Weert waarna ze de eigendom van een zekere Moyensoen werd. Het goed van ter Spelt, eveneens in Merchtem gelegen, moest hij in 1501 overlaten aan Bartholomeus Waefelaert. Een niet bij naam genoemde cijnsheerlijkheid in Steenhuffel had hij voordien inderdaad al aan Josse der Weduwen en aan diens zoon, meester Josse der Weduwen junior, verkocht. Op folio 279 van register 6938 van de schepenbank van Steenhuffel heeft men het over “gesworen erfflathen heeren Peeteren Was ridder in sijnen bedrijfve ende laethove tot Steenhuffele ende daer ontrent in dathen duysent vijffhondert ende negenthiene opten zesthiensten dach decembris stilo Brabantia”. Dat kan niet als Peeter Was zijn laathof al voor 1501 had verkocht. Toch is wat hier staat allemaal waar. Intussen heb ik een leenboek uit 1549 van de hier boven genoemde heerlijkheid van Ophem – die ik later zal behandelen - gevonden. Het gaat terug tot 1522 en daaruit blijkt: 1. Dat een Joos der Weduwen omstreeks 1470 het laathof van Peertshoven en Heetvelde heeft gekocht of alleszins heeft bekomen. Dit laathof had (maar dat wisten we al) niets met een heerlijkheid van Ophem te maken. 2. Dat Peeter Was inderdaad het een en ander heeft verkocht maar dat hij dat niet in één keer heeft gedaan. Voor wat Merchtem betreft moeten we ons op de heer Wauters ver29

Leengoederen van het huis van Dendermonde in Londerzeel 1420-1614 - Denombrementen van de wetachtige kamer van Vlaanderen - A.R.B. index 137. 30 de Een Steenhuffelse kwartierstaat Van der Stappen (16 eeuw) in GHKL 2007/1. 44


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

laten. Maar de cijnsheerlijkheid die via Guilliam de Weert de eigendom van een zekere Moyensoen werd, was gedeeltelijk ook in Steenhuffel gelegen. Het was een onderleen van de Heerlijkheid van Ophem en bestond uit ‘diverse erfelijke grondcijnzen in evene, kapuinen, hoenderen, penningen Lovens en andere munten’. Tot 1536 was Claes Moyensoen daar nog de onderleenman van, waarna het naar zijn dochter Marie Moyensoen is overgegaan. 3. Dat we de heer Wauters toch een beetje moeten corrigeren waar hij het over de verkoop van een niet bij naam genoemde cijnsheerlijkheid in Steenhuffel heeft. Peeter Was heeft die immers niet voor 1501 maar pas in 1522 overgelaten. Ook hier ging het over een onderleen van de heerlijkheid van Ophem dat in hun leenboek omschreven werd als een “Vol leen van heerlijke cijnzen in geld, kapuinen, ganzen, hoenderen, rogge, evene, eieren, heerlijke 5de, 10de en 20ste schoven, met bedrijf van meier en erflaten, gelegen in Steenhuffel en Merchtem”. De koper was ook een Joos maar de achterkleinzoon van de onder 1) genoemde Joos. Vanaf 1522 werden de opbrengsten van deze cijnzen bij die van het laathof van Peertshoven en Heetvelde gevoegd. Helaas zijn daar geen cijnsboeken van overgebleven.

De familie der Weduwen. Met deze familie der Weduwen komen we in ieder geval op (iets) bekender terrein. Op basis van wat ik zelf in de schepenakten van Steenhuffel en in een aantal cijnsboeken kon vinden (en ik geef toe dat het soms wel wat verwarrend is) ben ik tot het volgende stamboomfragment gekomen. De geboorte- en sterftejaren zijn benaderend tenzij ze in de tekst bevestigd worden. Het is mogelijk dat naam,- en generatiegenoten (kozijns) met elkaar werden verward. Daarom vermeld ik onder de tabel wat ik over hen denk te weten. Geeraert der Weduwen ° ca 1345 + na 1419 Opmerking 1

Peeter 1 de Weduwen ° ca 1420 + na 1490 Opmerking 4

Claes 1 der Weduwen ° ca 1375 Opmerking 2

Hendrik der Weduwen ca 1380-1470 Opmerking 3

Joos 1 der Weduwen 1405-1485 Opmerking 5

Amelrijc der Weduwen + na 1466 Opmerking 6

Claes 2 de Weduwen ° ca 1430 + ca 1505

Kateline der Weduwen ° ca 1445 + 1507 x Reyner Lemmens ° ca 1445 +1526 Opmerking 8

Opmerking 7

Gaspar 1 der Weduwen Gillis der Weduwen Opmerking 10

Opmerking 11

Joos 4 der Weduwen ° ca 1530 + 1588 Opmerking 15

Aert der Weduwen ° ca 1455 + 1545 Opmerking 9

zie verder Lemmens

Joos 2 der Weduwen ° ca 1480 + 1549 x Margriet van Zuene ° ca 1485 + 1576 Opmerking 12

Claes 3 der Weduwen + na 1551

Joos 3 der Weduwen ° ca 1505 + 1558 meester Opmerking 14

Peeter 2 der Weduwen °ca 1515 + na 1588 meester Opmerking 17

Anna der Weduwen ° ca 1526 +1601 x Laureys Verpoorten ° ca 1520 + voor 1575 Opmerking 16

45

Opmerking 13


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Opmerkingen: 1. Geeraert – In 1372 en 1419 cijnsplichtig aan het Land van Grimbergen voor een hove ter Meere en land achter de Ysac (Londerzeel bij de latere bergkapel.) 2. Claes 1 - Wellicht in Malderen. 3. Hendrik - Was (voor 1466 en na Baten vander Smissen) cijnsman van Diepensteyn voor 30 roeden op het Hoexsken (grens Steenhuffel-Merchtem, ten oosten van de huidige Heerbaan). 4. Peeter 1 - Eigendom op de Quaetbeke - Schoofplichtig (1466) aan Diepensteyn op 1 dagwand op het Walrot in Steenhuffel. Betaalde ca 1490 als onderleenman een hertogelijke cijns aan hoofdleenman van Opstal voor twee percelen grond. Het ene lag op het Ghertel veld tegen de hofstede van Gillys vander Molen. Het andere lag op de Quaetbeek, niet ver van het hertogelijke cijnsgoed van zijn broer Joos. Hij is gestorven nà 1490 maar zeker voor 1508 want in dat jaar werden deze taksen respectievelijk door Gillys vander Molen en een zekere Aernt de Hertoghe aan de nieuwe hoofdleenman Karel van der Noot betaald. 5. Joos 1 der Weduwen. Cijnsplichtig (ca 1460) aan van Opstal (hertogdom Brabant) voor 2 dagwanden op de Quaetbeke; na hem zijn dochter Kateline en daarna haar weduwnaar Reyner Lemmens. 6. Amelrijc der Weduwen. In 1466 cijnsman van Diepensteyn voor 2 dagwanden op het Wolfrot. 7. Claes 2 - Koopt in 1474 2 dagwanden (leengoed Diepensteyn) van Jan vanden Watere. 8. Kateline - Cijnsplichtig (ca 1490) aan van Opstal (hertogdom Brabant) voor 2 dagwanden op de Quaetbeek na haar vader Joos. Nà haar komt haar weduwnaar Reyner Lemmens. Deze Reyner creëerde in 1520, samen met zijn kinderen Jan en Andries, een erfelijke rente, bezet op eigendom in Steenhuffel, ten gunste van Laureys tSerteels (dat betekent dat ze bij hem geld hebben geleend). 9. Aert - Leenman van Diepensteyn (1485) na Claes der Weduwen. Gezworen erflaat van Charles vander Noot (1526), der Weduwen (1545). Meier van het laathof der Weduwen (1531), meier van het laathof Hujoel (1543). Eigendom op de Smescouter (1531). Fundeerde in 1519 een erfelijke rente ten gunste van de broederschap van Sint-Elooi te Brussel met een behuisde hofstee op de Smesse in Steenhuffel als onderpand. 10. Gaspar 1 - Priester, zoon van Aert. Schenkt in 1551 een rente aan het Nazaretten-klooster in Brussel, bepand op een woonstede in Steenhuffel. Eigendom in de Smisstraat. 11. Gillis - gezworen erflaat van Hujoel in Steenhuffel (1543). Stadhouder van de rentmeester van Overzenne bij de schepenbank van Steenhuffel (1545) 31. 12. Joos 2 – Zoon van Aert. Koopt in 1521 een leengoed van Diepensteyn, gelegen in Steenhuffel, van Margrieten tsBleezers en verkoopt het in 1537 aan meester Bernaerdt van Ocley. Koopt een onderleen van de heerlijkheid van Ophem in Steenhuffel van ridder Peeter Was (1522). Leenman van de heren van Grimbergen in 1523. Helft van een vijfschoof op de Peertshoeve. Koopt in 1548 erfrente van 12 Rijnsguldens van priester Geerdt Spijckerman. 13. Claes 3 – Zoon van Aert. Verkoopt in 1551 2 dagwanden op de Smescouter/Stratenveld aan Anthonis vander Stappen. 14. Joos 3 - Meester. Erft in 1545 een halve vijfschoof op de Peertshoeve te Steenhuffel en een onderleen van de heerlijkheid van Ophem van zijn vader Joos. Eigendom bij Couderhagen (Cauwagen) in Steenhuffel (1548). 15. Joos 4 - In 1590 genoemd met grond op het Walrot maar toen wellicht al 2 jaar dood. 16. Anna – Krijgt in 1570 van haar vader Joos het onderleen van de heerlijkheid van Ophem in Steenhuffel. Haar man Laureys Verpoorten was in 1545 al gezworen erflaat van haar vader (in het laathof Peertshoven-van den Heetvelde-der Weduwen). 17. Peeter 2 - meester, zoon van meester Joos en Margriet van Zuene. Verkoopt in 1576 2 dagwanden in Steenhuffel aan Jan vd Zijpe. Bezetman van Philips vander Poorten op de Peertshoeve te Steenhuffel (vanaf 1688) 31

Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6936, folio 6 en 12. 46


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Joos 1 der Weduwen Omstreeks 1480 is Joos 1 der Weduwen de eigenaar van het laathof van de Peertshoeve en Heetvelde geworden. Vanaf dan is men het (ook) het laathof der Weduwen gaan noemen. Hij was rond 1405 – mogelijk in Steenhuffel – geboren. Sommigen noemen hem een zoon van Aerdt en een kleinzoon van Claes. Dat kan, maar ik denk dat ze hem met een jongere Joos verwarren. De manier waarop hij aan dit laathof kwam is mij niet bekend. Mogelijk heeft hij het gekocht. Het is evengoed mogelijk dat hij de weduwnaar van ene Barbara van den Heetvelde was. Het blijft een pure gok. De naam van Joos der Weduwen komen we ook tegen in een denombrement van Karel van der Noot van 1508 (zie verder). Daarin werd hij vermeld als cijnsplichtige voor land op de Quaetbeek dat leengoed van het hertogdom Brabant was. Dat moet tussen 1460 en 1490 geweest zijn. Nà zijn overlijden werd deze cijns verder betaald door zijn dochter Kateline en daarna (al van voor 1507) door haar weduwnaar Reyner Lemmens (zie stamboomfragment). Steenhuffelse bronnen leren ons dat Joos der Weduwen (minstens) twee kinderen had 32. Dat waren: 1. Catharina of Kateline, geboren omstreeks 1445, trouwde met Reyner Lemmens, de zoon van Jan, kreeg (minstens) 4 kinderen, en overleed in 1507. Omstreeks 1490 nam zij de cijns over die haar dan overleden vader Joos op de hertogelijke goederen aan hoofdleenman van Opstal had betaald. Na haar dood was het haar man die verder betaalde (zoals het denombrement van Karel van der Noot uit 1508 ons leert). Over de familie Lemmens – ofschoon die niet direct met dit verhaal te maken heeft – wil ik het toch volgende kwijt. Reyner Lemmens was de zoon van Jan. Deze Jan noemde men in Steenhuffel en omstreken ‘de Scutere’. Jan wordt in het archief van de rekenkamer (44911 folio 6-7) vermeld als Steenhuffelse cijnsplichtige aan het hertogdom Brabant. In het leenboek van de heren van Glymes van Grimbergen wordt hij in 1525 nog altijd vermeld als hun leenman van diverse gronden in het dorp bij de kerk, op de Quaetbeke en in de ‘Smetsstrate’ (sic). Die leenboeken willen wel eens een generatie achter lopen. Volgens Jozef Verheyden had Jan de herberg den Horen in het dorp gekocht van Gillis van Opstal, de zoon van Peter. Dezelfde Peter en Gillis van Opstal hebben in de periode 1490-1494 ook hun rechten in het leengoed bij het Perrehof aan Karel van der Noot verkocht (zie verder). Misschien kende die familie financiële problemen. Hoe dan ook moet Reyner Lemmens, voor hij de herberg in 1495 aan Andries van Roye overliet, ook nog waard van den Horen zijn geweest. In Merchtem bezat hij bovendien de herberg de Rose, die hij had gekocht van Andries de Coc (nog altijd volgens Jozef Verheyden). In 1508, na de dood van zijn vrouw Kateline der Weduwen, moest hij dus aan Karel van der Noot de cijns betalen voor het perceel op de Quaetbeek dat hij van haar had geërfd. - Van Henric Lemmens, een zoon van Reyner, weten we dat hij op 29 augustus 1553 overleden is want zijn grafsteen is nog in de kerk van Steenhuffel te vinden. In 1536 werd hij genoemd als leenman van de Glymes voor een stede in het dorp die hij evenwel nog voor 1540 aan Peeter van der Stappen heeft verkocht. Gheert Lemmens, een andere zoon van Reyner, was leenman van de Glymes in de Leckerstrate. 2. Nicolaus of Claes 2 in onze stamboom hierboven. Hij moet omstreeks 1430 geboren zijn.

Ik ga er van uit dat hij na het overlijden van zijn vader hem vanaf ca 1485 als eigenaar van het voormalige laathof Peertshoven en Heetvelde is opgevolgd. 32

Een bepaalde akte (ik weet niet meer dewelke) zou geïnterpreteerd kunnen worden alsof ook Peeter, door mij vermeld als broer van Joos, een zoon zou kunnen zijn. 47


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Claes 2 der Weduwen (1430/1485-1496/1505)

Eerst dit. Het is niet zeker dat Nicolaus der Weduwen echt de eigenaar van dit laathof is geweest. Wellicht kwam het hem wel toe maar het is mogelijk dat hij het onmiddellijk aan zijn zoon Aert heeft doorgegeven. Om iets over hem te kunnen schrijven heb ik Claes een termijn van 5 jaar gegeven. Eigenlijk weet ik niet veel over deze Claes. Ik las alleen dat hij in 1474 van Jan van de Watere 2 dagwanden grond, leengoed van Diepensteyn, heeft gekocht Was hij de rederijker Claes der Weduwen, die in 1499 één van de vier stichters (en tot 1501 bestuurslid) was van de Broederschap van Onze-Lieve-Vrouw van 7 Smarten was? Misschien lijkt dit een vreemde vraag maar dat is het minder als we met volgende overwegingen rekening houden: - Tot zeker 1593 was niet Genoveva maar O.L.V. van 7 Smarten de patrones van de kerk van Steenhuffel. - Onze familie der Weduwen schijnt iets met ‘broederschappen’ gehad te hebben. In 1519 begunstigde Aert, de zoon van Claes, de Broederschap van Sint-Elooi te Brussel met een jaarlijkse en overerfbare rente van 6 rijnsgulden. Meer daarover als we het over deze Aert zullen hebben. De religieuze Broederschap van Onze-Lieve-Vrouw van 7 Smarten werd in 1498-99 gesticht binnen de Brusselse rederijkerskamer De Lelie. Naast de Maria-devotie had ze ook de bevordering van de relatie tussen de Brusselse rederijkers en de Habsburgse vorsten tot doel. Maximiliaan I van Oostenrijk (1459-1517) en zijn kinderen Filips de Schone (1478-1506) en Margaretha (1480-1530) behoorden tot de leden 33.

Illustratie uit het allereerste rekeningenboek van de Broederschap van OnzeLieve-Vrouw van Smarten (1498-1500) met de namen en de wapens van de stichters: Johannes Steemaer (Pertcheval), Jan de Baertmaker (Smeken) 34, Jan Borreman en Claes der Weduwen.

33

Remco Sleiderinck – De dichters Jan Smeken en Johannes Pertcheval en de devotie tot Onze-Lieve-Vrouw van de Zeven Weeën, op www.middelnederlands.be/sleiderink/docs/queeste2012. 34 Had ook deze Jan de Baertmaker zijn roots in Steenhuffel? In het archief van de familie de Merode, Westerlo, Algemeen Rijksarchief VM 585, wordt een Wouter de Baert(t)maker in het jaar 1525 vermeld als de eigenaar van grond op de Steenhuffelse Kouter. 48


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Aert der Weduwen (1455/1496-1521/1545)

Ook van de volgende der Weduwen heb ik geen zwart op wit bewijs dat hij de onderleenman van het laathof Peertshoven en Heetvelde is geweest. Maar hij is de enige die de leemte tussen zijn grootvader Joos 1 en zijn eigen zoon Joos 2 op kan vullen. Bovendien was hij, nadat zijn zoon er de eigenaar van werd, er nog zeker de meier van. Deze Aert werd een eerste keer genoemd in 1485 als leenman van Diepensteyn, nà (zijn vader) Claes. Verder vonden we zijn naam: - in 1526 als gezworen erflaat van het laathof van Charles vander Noot (zie verder), - in 1531 als meier van het laathof van zijn zoon Joos 2 der Weduwen en met eigendom op de Smiskouter, - in 1543 als meier van het laathof Hujoel (zie vroeger). Over de zelfde Aert der Weduwen weten we ook, dank zij folio 279 van register 6938 van de Schepenbank van Steenhuffel, dat hij op 16 december 1519 beloofde om ieder jaar aan de broederschap van Sint-Elooi 35 te Brussel een overerfbare en overdraagbare rente van 6 Rijnsgulden te geven. Als onderpand voor deze promesse had hij “Aerdt der Weduwen Claes soene, een hoffstadt met huyse ende hove shuren stallen ende andere edifitien daerop staende” gehypothekeerd. Het was “groot een halff bunder gelegen binnen de prochie van Steenhuffele opt Smesse tusschen de goeden Michiel Goossens in deen zijde ende een straetken aldaer loopende in dandere zijde”. Deze hoeve bij de Smisse was (in 1519) nog cijnsgoed van de hier al enkele keren genoemde ridder Peeter Was (en zou in 1522 cijnsgoed van Joos der Weduwen worden). Op 15 juni 1617 werd deze hypotheek door de schepenbank van Steenhuffel opgeheven omdat de toenmalige schuldenaar, juffrouw Louyse van Wesenbeke, weduwe van meester Michiel de Mera, griffier van de hoofdbank van Ukkel, deze schuld tegen de pennink 16 (dus mits de eenmalige betaling van 16 x 6 of 96 rijnsgulden) volledig had afgelost. Dat had ze 1 dag eerder, op 14 juni 1617, gedaan bij notaris Jan van den Broecke te Brussel. Om te laten zien hoeveel ik weet, en ook omdat iemand daar misschien ooit nog wat aan heeft, geef ik hierna de namen van de mensen die toen de bestuurders van deze religieuze broederschap waren. Adriaen Collet was de meier, Michiel Appelman en Jan Goteman waren proviseur, en Peeter van Ghindertaelen was één van de toezichthouders. De naam van griffier Michiel de Mera (of de Mero) is ook te lezen in een register van de schepenbank van Liedekerke-Denderleeuw die in 1590 akte nam van de “verkoop, omgezet in een erfelijke rente, verleden voor de schepenen van Brussel, van huizen in de Lange Ridderstraat door de erfgenamen van Joos der Weduwen en Margriete Van Zuene aan Michiel De Mero” 36. Deze Joos en Margriete moeten we nog leren kennen. 35

Sint Elooi is de patroonheilige van de smeden. Ik heb een zeer sterk vermoeden, maar heb het nooit zwart op wit zien staan, dat een aantal leden van de familie der Weduwen hoefsmeden in Steenhuffel waren. 36 Herman Van Isterdael - Inventarissen van de archieven van de heer (1682-1817), het leenhof (1586-1796) en de schepenbank van Liedekerke-Denderleeuw (1541-1796), archiefbestand 507. 49


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

De naam van de vrouw van Aert der Weduwen heb ik nergens gevonden maar die van 4 van zijn zonen wel. 1. Gaspar werd priester. Op 2 november 1551 schonk hij een jaarrente van 4 Karolusgulden aan het Nazaretten-klooster in Brussel, bepand op een huis in de Smisstraat te Steenhuffel 37. Dat huis was intussen cijnsgoed van het laathof der Weduwen geworden en het is dus zo goed als zeker dat het de zelfde ‘hoffstadt’ was die al in 1519 door zijn vader was gehypothekeerd (die woning bevond zich in de zuidwestelijke hoek gevormd door de Smisstraat en het zuidelijk deel van de Meir 38). 2. Gillis trad in 1543 op als gezworen erflaat van het laathof Hujoel waar zijn vader Aert toen de meier van was. In 1545 werd hij vernoemd als stadhouder van de rentmeester van Overzenne bij de Schepenbank van Steenhuffel. Deze laatste functie heeft volgens mij alleen maar in de tweede helft van de 16 de eeuw bestaan. Wellicht dacht men toen dat meier en schepenen enig toezicht nodig hadden. 3. Claes (Claes 3 in ons stamboomoverzicht). Hij erfde van zijn vader de eigendom op de Smiskouter (tegen het Stratenveld) en verkocht daarvan in 1551 twee dagwanden aan Anthonis vander Stappen. 4. Joos (Joos 2 in onze tabel) was de laatste en wellicht de oudste. Hij volgt.

37 38

Algemeen Rijksarchief, Schepenbank van Steenhuffel, register 6936, f° 61 e.v. Dat is niet op maar tegenover de plek waar tot omstreeks 1960 de oude smidse van Steenhuffel lag. 50


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Joos 2 der Weduwen (ca 1480/1521-1549) en Margriet van Suene (ca 1485/1521-1549/1576)

Hoofdleenman Joris van Voorspoel (1517-1540) Adriaen Brugman is de hoofdleenman van de Peertshoeve gebleven tot zeker 1513, maar niet veel langer, want... In 1517 was het hele Dendermonde-patrimonium in Londerzeel (en een deel in Steenhuffel) door diverse samensmeltingen in handen van slechts 3 families gebleven of gekomen. Dat waren de families van Ursene van Drietoren, de familie van Voorspoel van het Hof van Voorspoel en de familie Vilain van het Hof den Berg in de Steenhuffelse Lakeman. Het goed van de Peertshoeve behoorde van dan af zeker tot het Voorspoel patrimonium. De lotgevallen van de families van Ursene en Vilain werden respectievelijk in “De Geschiedenis van Drietoren” en in “Het Steen op de Heuvel” beschreven. Die van de familie van Voorspoel komen uitgebreid in “Het goed van Voorspoel en Oudenhove” aan bod. Joris (Jooris, Joos) van Voorspoel was in 1513 al één van de negen onderleenmannen van Adriaen Brugman, met name van een heerlijkheid bestaande uit 11 bunders land voor het Hof te Luyts en mogelijk nog wat aansluitende percelen. Dat was dus het goed waarvan in 1430 Wouter vander Messiën de hoofleenman was geweest. Later – waarschijnlijk in 1517 – zijn daar onder meer het goed te Boots op de Heide en de Peertshoeve te Steenhuffel bijgekomen en werd hij de hoofdleenman van het geheel Joris van Voorspoel was geboren omstreeks 1495. Hij was de zoon van Jan en Marie van Roeye. Aan het vorige huwelijk van zijn moeder met de Merchtemse meier Jan Estricx had hij een stiefzus Kathelijne Estricx te danken.

Onderleenman Joos 2 der Weduwen (tot 1540) Joos der Weduwen moet omstreeks 1480 geboren zijn. Wanneer hij leenman van het laathof der Weduwen (het vroegere Peertshoven en Heetvelde) werd, is niet gedocumenteerd. Het was in ieder geval toen zijn vader Aert nog leefde. Het kan dus zijn dat hij al op zeer jonge leeftijd als (onder)leenman werd aangeduid. Voor het gemak ga ik er van uit dat het in 1521 was. Dàt was alleszins het jaar waarin hij (of zijn vader voor hem) ook het laathof van Peeter Was (een onderleen van de Heerlijkheid van Ophem) heeft gekocht. Over het verhef van Peertshoven bij het leenhof van het Land van Dendermonde kan ik, omdat ik het betreffende Leenboek niet vind, verder niets vertellen. Maar over de verhef van het laathof van Peeter Was staat in het Leenboek van de Heerlijkheid van Ophem het volgende te lezen: 51


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

“Joos der Weduwen, Aertssone, ontfinck opten 26en dach marty anno 1521, mits coope ghedaen tegens heeren Peeteren Was, riddere, bij opdrachten ende verthijdenissen, een volle leen, begrijpende diversche heerlijcke cheynsen in gelde, cappuynen, gansen, hoenderen, rogge, evene, eyeren, metten heerlijcken vijfste, thienden ende twintichste schooven, houdende bedrijff van eenen meyere ende lathen, erven ende onterven, met alle sijne toebehoorten, alsoo de selve gelegen sijn in de prochie van Steenuffele ende Merchtem, ende vander Heerlijckheyt van Ophem ruerende sijn, doende daeraff manschap ende betaelende alle heerlijcke rechten. Welcke voers heerlijcken leen hij ontfinck met conditie ende merckelijck onderspreken dat tselve voorschreven leen naer sijne afflijvigheyt ende Margarite van Suene, sijnder huysvrouwe, bij haeren beyder wettighe kinderen van hun beyden ghecomen ghedeylt sullen wordden alsoo bij de meyssenen als knechten, hoofdegelijck sonder dat d’een meer rechts daer inne sal hebben oft moeghen pretenderen dan d’andere, ende ingevalle sij afflijvich worden, te weten hij Joos ende Margarita sonder wettighe ghebeurte als vooren achter te laeten, dat alsdan ’t selve voorschreven leen in maten voers. comen sal op de naeste erffgenaemen der voers Margariten alleenelijck, soo verre sal man ende wijff daer t’samen niet en disponeren, de welcke dispositie sij hen bij expresse reserveerden. Ghedaen op den dach ende jaer voorschreven ter presentie van den leenheer Lenaert Coutereau, Philips Verstappen, meyer in Steenuffele der heerlijcjkheyt van Ophem, Joosse de Hertoghe, Jan Lemmens ende Willem Bom ende vervanghende Danielen Vilayns al mannen van leenen der heerlijckheyt voorschreven.” Wat leert ons de tekst van dit verhef? - Joos 2 was dus met zekerheid de zoon van Aert. Sommige genealogen verwarden hem wel eens met zijn overgrootvader Joos 1 en hebben hem dus in verschillende decennia laten geboren worden. - Hij was toen al met Margriet van Suene (Zuene) getrouwd. Het is niet duidelijk of er al kinderen waren. Andere teksten leren ons bovendien: - Dat hij in 1521 van Margrieten tsBleezers ook een leengoed van Diepensteyn in Steenhuffel (tegen het Walrot) kocht en dat hij dit in 1537 aan meester Bernaerdt van Ocley en diens eerste vrouw Agneese Zeghers heeft doorverkocht. - Dat hij op 25 mei 1523 opgetreden is als getuige bij het verhef door Daneel Vilain (in naam van Philips van Almaras) van een vol leen in Steenhuffel, leengoed van de heren van Glymes van Grimbergen, dat eerder door Anna van Boechout-Boelare was aangekocht (zie ‘Geschiedenis van Diepensteyn’) 39. - Dat hij, zeker nadat hij ‘wijlen’ was, ‘meester’ werd genoemd.

Margriet van Suene Ik heb de afkomst van Margriet van Suene (Zuene) niet gevonden. Online genealogieën noemen haar soms de dochter van Aert maar verbinden haar dan met Joos I der Weduwen en laten haar tussen 1420 en 1450 geboren zijn. Dat klopt dus van geen kanten. Rekening houdende met wat we over haar nakomelingen weten moet ze omstreeks 1485 geboren zijn

39

Algemeen Rijksarchief, familiearchief de Merode Westerlo, VM 585, niet gepubliceerd 52


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Volgens de Steenhuffelse Schepenbrieven is ze nà 1576 gestorven. Ze is dus zeer oud geworden.

Hoofdleenman Joos 2 der Weduwen (vanaf 1540) In 1534 besloten Joris van Voorspoel, Kathelijne Estricx (getrouwd met Willem Meerts) en Daneel Vilain om de goederen die ze in Londerzeel in leen hielden van het huis van Dendermonde aan het Land van Grimbergen, en met name aan graaf Hendrik III van Nassau, over te dragen. Deze belangrijke transactie werd in 1540 definitief en had grote gevolgen voor Londerzeel dat nu, het goed van Ursene uitgezonderd, helemaal leengoed van de oude tak van de heren van Grimbergen werd. Het Dorp van Londerzeel, met de Burcht, de twee molens en de Schepenbank, was dat immers altijd al geweest. De Heren van Grimbergen – ofschoon zelf leenmannen van de hertog van Brabant (die in Leuven Hof hield) – hadden in de loop der eeuwen een grote zelfstandigheid in het gebied ten noordwesten van Brussel verworven. De door hen in 1142 begonnen en in 1159 verloren “Grimbergse Oorlog”, die een regelrechte opstand tegen de Hertog van Boergondië/Brabant was, had hun invloed nauwelijks aangetast. Die invloed was zowel civiel als geestelijk. Om dat laatste te onderstrepen hadden ze – als concurrent voor de ‘hertogelijke’ abdij van Affligem, in 1127 de abdij van Grimbergen gesticht. In 1197 werden de bezittingen van het Land van Grimbergen tussen de twee familietakken van de heren van Grimbergen verdeeld. Er werd afgesproken dat de oude tak van de familie (de Berthouts, opgevolgd door Nassau en Vianden) o.a. de goederen in Asse en Londerzeel zou krijgen en de jonge tak (achtereenvolgens Van Grimberghen, Van Aa en Glymes) onder meer de gronden in Malderen en Steenhuffel zou beheren. Deze afspraak was drie eeuwen later nog altijd van kracht. Toen de Peertshoeve te Steenhuffel in 1534 van het Land van Dendermonde naar het Land van Grimbergen verhuisde zouden de nieuwe eigenaars logischerwijs tot de jonge tak van de familie moeten behoren. Maar omdat het toen een onafscheidelijk onderdeel was van de heerlijkheid van Voorspoel - die voor het overgrote deel in Londerzeel lag – zijn deze goederen daarna toch in het leenboek van de oude tak te vinden. Een ander leengoed van het huis van Dendermonde, dat al omstreeks 1505 aan het Land van Grimbergen was overgedragen, en dat grotendeels in Steenhuffel lag, is wel degelijk eigendom van de jonge tak geworden (zie: Het volle leen van Jacob van Borssele en Jacomijne Rijms). Ter gelegenheid van deze aanzienlijke transactie hebben al de overgedragen percelen een nieuwe leenman gekregen. Dat was dus ook voor de Peertshoeve het geval en aldus is Joos 2 der Weduwen meteen de hoofdleenman geworden. Het leenboek van het Land van Grimbergen, dat in 1543, na de definitieve afwikkeling van de overdracht van de ‘heerlijkheden van Voorspoel en Vilain’ begonnen werd, begint – wat het leen van de Peertshoeve betreft – op folio 52 als volgt: “Joos der Weduwen houdt in leene de helft van eenen vyfschoyve dye hy jaerlycx heffende is op viere oft vyff bunderen lants geheeten de Peertshoeve gelegen binnen der prochien van Steenhuffel opt Horenbeke velt ende opt Quaetbeke velt, ende noch een cleyn cheynsken van sekere schellingen ende penningen”.

53


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Wat leert ons deze tekst? 1. Joos 2 der Weduwen is in 1543 de leenman van een leengoed te Steenhuffel dat door hoofdleenman Joris van Voorspoel van het Land van Dendermonde naar het Land van Grimbergen overgedragen werd. 2. Dat leengoed is de vroegere Peertshoeve. 3. Het goed van de Peertshoeve is 4 à 5 bunders groot (in 1440 werd van 5 bunders gesproken) en ligt op het Horebeekveld en op het Quaetbekeveld. Dat is inderdaad het gebied tussen Peizegem en Walrot waar we verder ook cijnsgoederen van het Hertogdom Brabant zullen kunnen plaatsen. 4. Hier wordt duidelijk slechts over de helft van een vijfschoof gesproken. Dat betekent bijgevolg dat iemand de andere helft van die vijfschoof had. Voor mij lijdt het geen twijfel dat dit de hoofdleenman van de hertog van Brabant was. In 1545 was dat Maria van der Noot (zie verder) 40. Zoals zovelen onder ons heeft ook Joos 2 der Weduwen wel eens een tekort aan liquide middelen gehad. Omdat er in Steenhuffel toen nog geen bankkantoren waren, is hij op 28 november 1541 bij de familie Saulnaige geld gaan lenen met zijn laathof in Steenhuffel als onderpand. Welk bedrag hij leende weet ik niet precies maar ik weet wel dat Philips, Marie en Berbele Saulnaige hiervoor jaarlijks tezamen een rente van 9 Karolusguldens kregen. Ziehier, wat het archief van het Land van Grimbergen daarover vertelt 41: “Item van Philips Saulnaige die opten 28en Novembris anno 1541, present meester Charles Quarre, Jan vanden Brande ende Jan de Pape als mannen van leene, ontfangen heeft tot zijnen ende tot behoeve van jouffrouwen Marien ende Berbelen Saulnaige zijnen susteren, eene rente van 9 karolusguldenen tsiaers te quitene den penninck 18, ende dat bij coope gedaen tegen Joose der Weduwen besedt ende bepant op een heerlijck laethof gelegen te Steenhuffele ende daer omtrent, geheeten de Peedtshoeve, te leene ruerende vander heerlicheyt van Voirspoel en komende vanden hove van Terremonde. Ontfangen voere het hergeweyde voor mijnen genadigen heere 5 ponden Artois.” Op het hele wereldwijde web heb ik maar 3 mensen met de naam Saulnaige gevonden. Anne en Michel leefden in 1585 in Verdun. In 1622 werd een Jean Saulnaige geboren in Saint-Christoly-de-Blaye. Dat ligt ook in Frankrijk maar nog veel verder weg (in het zuidwesten in de Gironde). Veel helpt dat ons niet vooruit.

Omdat het altijd plezierig is om andermans rekening te maken, vertel ik wie de volgende begunstigden van deze overdraagbare rente waren. - In 1543 – Philips en Marie Saulnaige, kinderen van wijlen Philips. Hun zus Berbele was wellicht tussen december 1541 en begin 1543 overleden. - Vanaf 10 september 1592 – meester Jan Vilain. - Vanaf 12 december 1600. – jonker Lucas Hujoul, zoon van Matthijs, schepen van Brussel. - Vanaf 11 juni 1605 – Johanna Hujoul, dochter van jonker Lucas Hujoul en Anna Geerts, getrouwd met Charles de Gouy. Op het einde van de 16 de en in het begin van de 17de eeuw waren achtereenvolgens Willem en zijn zoon Jan Hujoul alias van Hullegaerden ei40

Had de hoofdleenman van de hertog dan geen hele vijfschoof te goed? Wel, dat is allerminst bewezen. Doorgaans wordt daar van een ‘schoofrecht’ gesproken. De enige keer dat een document het over een vijfschoof heeft kan dat in algemene zin zijn bedoeld. 41 Algemeen Rijksarchief, familiearchief de Merode Westerlo, VM468, rekeningen van lenen. 54


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

genaar van de watermolen van Ursene in Londerzeel. Ik weet niet of er een familieverband was. - Vanaf 11 juni 1605 – Onmiddellijk doorverkocht aan Elisabeth Marchant, weduwe van Michiel Bils, koopman in wijnen, ten behoeve van haar dochter Joanna Bils. Elisabeth Marchant was mogelijk een zus van Franchois Marchant, ook al een koopman in wijnen, die in 1598 trouwde met Tita Joanna Hoppers, en met haar bruidsschat in 1608 het Hof van Marselaer in Malderen kocht. - Vanaf 8 oktober 1650 – Jonker Roeland van Craesbeke. - Vanaf 4 maart 1691 – Robert en François van Craesbeke, zonen van Roeland. Tot ca 1695 woonde in Londerzeel een Niclaes van Craesbeke; hij was weduwnaar van Elisabeth de Bleser en hertrouwd met Joanna Stevens; hij had een zoon Jan en een dochter Kathelijne; maar hij was zeeldraaier; dus denk ik niet dat hij een jonker was. Daarna wordt er in de leenboeken van het Land van Grimbergen niet meer over deze rente gesproken. Dat betekent waarschijnlijk dat de eigenaar van de Peertshoeve kort daarna, eindelijk en 150 jaar later, zijn schuld tegen de penning 18 (18 x de waarde van 9 karolusgulden) heeft afgelost.

55


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Joos 3 der Weduwen (1505/1549-1558)

Joos 2 der Weduwen overleed in 1549. Op 4 december 1548 kocht hij nog een erfrente van 12 rijnsgulden van priester Geert Spijckerman 42. Zijn vrouw Margriet van Zuene heeft hem nog lang overleefd en is pas nà 1576 gestorven. Voor zover bekend hadden ze 2 zonen: Joos en Peeter 2. In 1549 deed zijn zoon Joos het verhef van zijn leengoederen. Het onderleen van de Heerlijkheid van Ophem verhief bij op 9 november. het leenboek zegt: “Opten 9en novembris 1549 heeft meester Joos der Weduwen mits de doot ende afflijvicheyt Joos der Weduwen zijns vaeders ontfaen de heerlijcheyt in alder vueghen ende manieren zoo wijlen zijn vaeder dit heeft toebehoert ghehadt hebbende, de heere meester Joos daer aff ghedaen behoerlijcken manschap met hulde ende trouwe bij eede als sterffman naer des leenhoffs reght. Present Daneel van Oesbroeck stadthouder, heere Joos van den Oyenbrugghe heere van den leene, Cristhoffel Pinnock man van leene ende Hendrick van Urssene kerelsman des Princen van Orangien in desen onttleent.” Ook van het verhef van Peertshoven, dat nu niet meer tot het Land van Dendermonde maar tot het Land van Grimbergen behoorde, zijn nu sporen bewaard gebleven: Uit een cijns- en leenboek dat in 1540 begonnen werd 43: “Joos der Weduwen Joossone heeft ontfangen dit voirs leen ende dat naer de doot Joos der Weduwen voirs, zyn vader. Aldus gedaen den 14 decembris anno 1549, present Jan de Pape, Joos van Voirspoel ende meer andere als mannen van leene.” En in de rekening van Engelbert van Oyenbrugge 44, stadhouder van het leenhof van het Land van Grimbergen, staat: “Item van Joose der Weduwen Joossone die opten 14en Decembris anno 1549 present Jan de Pape ende Joos van Voirspoel als mannen van leene ontfangen heeft sekere heerlicheyt van schoyflant, cheynsen ende anderssins vander heerlicheyt van Vorspoel gehouden, nu mijnen heere den Prince toebehoirende ende dat naer de doot Joos zijns vaders. Ontfangen voere het hergeweye 10 karolusguldenen Artois.”

Rare dingen bij de schepenbank van Steenhuffel, maar niet echt. Telkens wanneer een laathof bij een transactie betrokken was en ook de schepenen van Steenhuffel nodig waren, heeft de griffier van de schepenbank de namen van de aanwezige meier en erflaten evenals de naam van de eigenaar van dat laathof opgeschreven. In de periode 1545-1597 heeft hij met het laathof van de Peertshoeve toch redelijk wat kopbrekens gehad. - Tot 1548 werd over het laathof van Joos der Weduwen, zoon van Aert (en in 1545 ook ‘meester’ genoemd), geschreven. Omdat Joos 2 het volgende jaar overleed zal dat wel kloppen.

42

Algemeen Rijksarchief, Schepenbank van Steenhuffel, register 6936, f° 10 e.v. Algemeen Rijksarchief - Familiearchieven de Merode – Westerlo - VM 455, f° LII. 44 Algemeen Rijksarchief - Familiearchieven de Merode – Westerlo -VM468. 43

56


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

-

-

Louis De Bondt

Van het overlijden van Joos 2 heeft men in Steenhuffel blijkbaar nooit gehoord. In 1551, 1553 en een laatste keer op 12 oktober 1557 heeft de griffier het nog over de erflaten van meester Joos der Weduwen. Pas op 23 februari 1559 spreekt register 6936 van de schepenbank op folio 168 over de ‘weduwe en erfgenamen van meester Joos der Weduwen’. De in 1558 overleden Joos was echter de zoon van Joos en niet de 8 jaar eerder overleden zoon van Aert. In Steenhuffel heeft men ze als één persoon behandeld. Mogelijk was Joos ongetrouwd en kinderloos gestorven. In ieder geval was het niet zijn vrouw maar zijn moeder die vanaf 1559 het beheer van Peertshoven overnam. Tot 1 december 1575 heeft men het altijd over de erflaten van de weduwe en (soms) de erfgenamen van meester Joos der Weduwen als men het over het voormalige laathof van Peertshoven en Heetvelde heeft. Eén keer, op 15 oktober 1574, staat zelfs zwart op wit te lezen dat die weduwe wel degelijk Margriete van Zuene was.

Tot zover de gegevens van de Steenhuffelse schepenbank. Is er ook iets in de leenboeken te vinden? Wel, in het leenboek van de heerlijkheid van Ophem (dat dus over iets anders dan Peertshoven gaat) leest men dat “Anna der Weduwen dochter des voorschreven wijlen meester Joos der Weduwen overmidts der doot ende afflijvicheyt desselfs wijlen huers vaeders (hier wordt ondubbelzinnig over Joos 3 gesproken) te leene ontfaen (heeft) den voers heerlijcken cheyns geleghen tot Steenhuffele, Merchten ende daer omtrent. Ende heeft Philips van der Poerten, zoene wijlen Laureys, daer moeder aff es jouffrouwe Anna der Weduwen, gedaen hulde, mansschap ende eedt van trouwe als besedtman, blijvende de voerschreven jouffrouwe Anna der Weduwen daer aff sterffvrouwe.” De datum van dit verhef is moeilijk te lezen maar ik kan er niets anders dan 28 september 1570 van maken. Vader Joos 3 was toen al 12 jaar overleden. Dat er een aantal jaren verliepen tussen de dood van een eigenaar en het volgende verhef was weliswaar niet ongewoon maar meer dan 10 jaar is toch vrij ongezien. En er is nog iets vreemds aan dit verhef. Niet dat Anna der Weduwen haar zoon het verhef heeft laten doen (als vrouw kon ze geen wettelijke handelingen stellen en moest ze dus een ‘bezetman’ hebben, maar wel dat haar zoon Philips in 1570 al volwassen was. Ik beken dat ik de geboortejaren van Joos 2 en Joos 3 der Weduwen in functie van dit gegeven gekozen heb. De consequentie is dat ik (om enkele tienermoeders te vermijden) andere mensen behoorlijk oud moest laten worden. In de boeken van het Leenhof van het Land van Grimbergen (waar Peertshoven en Heetvelde sedert 1540 toe behoorde) is in de periode 1559-1588 geen spoor van een verhef te vinden.

57


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Margriete van Zuene haar zoon en en haar kleinkinderen (1559-1576) Vanaf 1559 hebben de registers van de Schepenbank van Steenhuffel het vrij consequent over het

laathof van de weduwe (en erfgenamen) van meester Joos der Weduwen. Dat men in oktober 1574 met die weduwe nog Margriete van Zuene (de weduwe van Joos 2) bedoelde wordt bevestigd op folio 300 van register 6936. Maar wie de erfgenamen waren wordt nergens gepreciseerd. Van haar eigen 2 kinderen (de enige die we kennen) was Joos 3 overleden. De andere, Peeter 2, leefde nog en hij speelt nog een (bij)rolletje in ons verhaal. De andere erfgenamen waren echter haar kleinkinderen, namelijk de kinderen van Joos 3. We kennen er twee: - Anna der Weduwen heb ik, omdat haar zoon Philips in 1570 al meerderjarig was, in 1526 laten geboren worden. Omstreeks 1547 trouwde ze met Laureys Verpoorten (die in 1570 al wijlen was). - Joos 4 der Weduwen over wie we niets weten dan dat hij eigendom op het Walrot had en dat hij in het voorjaar van 1588 gestorven is. Terwijl Anna al in 1570 officieel de leenvrouwe van het onderleen van de Heerlijkheid van Ophem werd, is er van een verhef van het leengoed van de Peertshoeve tot 1588 geen spoor te vinden. Wellicht is Margriet van Zuene zich na de dood van haar zoon Joos 3 nog een poosje de eigenlijke meesteresse van Peertshoven blijven voelen en wilde ze ook zo aangesproken worden. Mogelijk woonde ze in de Ridderstraat in Liedekerke of Denderleeuw en was het voor een rijke weduwe van boven de zeventig niet veilig om zich naar de bank van Steenhuffel of naar het Leenhof van het Land van Grimbergen (waar Peertshoven sedert 1540 toe behoorde) te verplaatsen als dat nodig was. Vergeten we ook niet dat in 1566 met de Beeldenstormen de beroerde tijden begonnen en dat het in onze streek tot nà de val van Antwerpen (1585) en zelfs tot 1593 zou duren voor de zwaarste gevechten, plunderingen, vervolgingen en epidemieën over waren. Vergeten we bovenal niet dat Willem van Oranje-Nassau de leider van de opstand tegen Spanje was en dat zijn eigendommen (waarbij dat Leenhof van het Land van Grimbergen) enkele keren in beslag genomen werden en – zoals o.m. de burcht van Londerzeel – grondig vernield.

58


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Joos 4 der Weduwen (1530/1577-1588) en Anna der Weduwen weduwe van Laureys Verpoorten (1526/1577-1588/1601) Op 8 januari 1578 noemde de griffier van Steenhuffel (op folio 362 van register 3936) Anna der Weduwen, de weduwe van Laureys Verpoorten een eerste keer als de leenvrouwe van het laathof dat hier besproken wordt. Op 3 november 1580 (folio 357 van hetzelfde register) is Philips Verpoorten de ‘heer van den gronde’ geworden. Op volgende bladzijde zal blijken dat ook Joos 4 der Weduwen, de broer van Anna, tijdelijk als zodanig werd beschouwd. Dat was eigenlijk allemaal verkeerd of op zijn minst voorbarig. Want het eerstvolgende verhef nà 1549 werd pas op 2 april 1588 in het leenboek van het Land van Grimbergen ingeschreven.

De familie Verpoorten of vander Poorten De familie van der Poorten, die nu haar intrede doet in ons verhaal, was niet van Steenhuffel. Waar ze vandaan kwam heb ik niet gevonden. De complicatie dat die naam ook als Verpoorten, de Poorter, Poorters, Spoorters en zelfs Speurters teruggevonden wordt zit daar waarschijnlijk voor iets tussen. Rond 1410 woonde er in Malderen een Henric de Poerter. Hij had een zoon Gielijs maar over familieverbanden en eventuele afstammelingen is niks geweten. In Londerzeel komen we in deze periode meerdere van der Poorten tegen 45. Jan de Poirtere (+ ca 1524) was leenman van Ursene voor 2 stukken grond in Liezele; namelijk 4 dagwanden op het Vlierenvelt en 6 dagwanden op het Voirderenveld. Hij had minstens 2 zonen: 1) Jan (+1546) trouwde met Barbara Goossens en had met haar in Londerzeel 2 zonen: a) Jan of Hanske (1545-1558) en b) Christiaen (° ca 1546). Jan, Barbara, en later ook hun zonen (vertegenwoordigd door hun voogd Jasper van Zuene), waren leenman van Ursene voor 3 dagwanden grond op het Broekveld op Londerzeel-Heide. Christiaen de Poirtere was tot 1598 ook de pachter van het keurgoed ‘ter Couteren’ aan de Weverstraat, 3,5 dagwand groot. Dezelfde Christiaen Speurters (de Poirtere) was niet alleen leenman van Ursene maar, ca 1580, ook leenman van de Prins van Oranje (Grimbergen), namelijk voor een keurhoeve (huis met hof), geheten het Hof te Sneppelaer; de keur werd tussen het leenhof van Grimbergen en het leenhof van Villain en Voorspoel verdeeld. 45

De volgende gegevens komen uit a) leenboek van Jonker Hendrik van Ursene, Algemeen Rijksarchief, verzameling schepengriffies van Brussel, en b) Oudt Ceurboeck van Londerseel van de Prins van Oranje, Algemeen Rijksarchief, schepengriffies van Brussel, nrs. 8945 en 9241 59


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

2. Gielis (+1527), mogelijk getrouwd met Kathelijne Bacxs (+1540), werd na de dood van zijn vader leenman van Ursene in Liezele en had zeker een dochter, namelijk: a) Christine van der Poorten, die trouwde met Gilles de Langhe In 1563 was een Magdalena Verpoorten, dochter van Philips, leenman van de Donckershoeve, een keurgoed dat met 3 keuren was belast en dat bestond uit 0,5 bunder huis en hof en de 24,5 bunders van het Middelvelt. Helaas is nergens een Laureys van der Poorten of Verpoorten te vinden. De schepenregisters van Steenhuffel maken ons ook niet wijzer. Behalve dat hij in 1545 een gezworen erflaat van het laathof der Weduwen was en dat hij de eigenaar was van de “thien dagwanden” op of bij de Perrecouter, komen we niets te weten. Over zijn nakomelingen weten we gelukkig een beetje meer. Laureys Verpoorten en Anna der Weduwen hadden namelijk drie kinderen: - Philips, al genoemd en geboren omstreeks 1547. Hij volgt. - Emerentiana, nog oude jonge dochter in 1635. Ze is dus behoorlijk oud geworden of vrij lang na haar oudste broer geboren. In 1635 schonk ze haar aandeel in 10 dagwanden op de Perrekouter en in enkele renten aan Anthoni Symoens, haar welbekend maar ons voorlopig nog niet. - Iemand waar we het geslacht en de naam niet van kennen.

60


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Philips Verpoorten (1547/1588-1625) en Johanna Gillis Uit een Cijns- en Leenboek van het Land van Grimbergen, begonnen in 1540 46. 2 april 1588 47: “Philips vander Poorten, soone wylen Laureyns vander Poorten, daer moeder af es joffrouwe Anna der Weduwen, dochter wylen Joos der Weduwen, heeft ontfangen als sterfman met ende by mr Peeter der Weduwen die den eedt gedaen heeft als besetman, in een vollen leene dit voirs leen, tot behoeve van synder moeder voirs ende dat naer de doot Joos der Weduwen, Joos sone, haeren broeder. Actum den tweeden april 1588. Present Jacques vander Elst, Anthone Lemmens, mannen van leene”. Dit verhef heeft dus na de dood van (alweer) een Joos der Weduwen plaatsgevonden. Deze Joos, ik noem hem voor het gemak Joos 4, was dus de amper gekende zoon van Joos 3 en broer van Anna, die in het voorjaar van 1588 overleed. Philips Verpoorten was bijgevolg de zoon van Anna en de kleinzoon van Joos 3. Omdat hij in 1570 al meerderjarig was heb ik hem in 1547 laten geboren worden. Daarom is het een beetje vreemd dat bij dit verhef in 1588 ook een bezetman nodig was want zelf was hij volledig handelsbekwaam. Die bezetman was zijn toch al vrij bejaarde grootoom Peeter 2 der Weduwen. Ik heb mij altijd afgevraagd waarom die in 1559, na de dood van zijn broer Joos 3, niet de volgende leenman va Peertshoven en Heetvelde geworden was. Om dit alles en wat nog gaat volgen een beetje te verduidelijken volgt hierna een nieuw stamboomfragment. De lezer gelieve nog niet te veel naar de onderste rij te kijken. Joos 2 der Weduwen ° ca 1480 + 1549 x Margriet van Zuene ° ca 1485 + 1576 Joos 3 der Weduwen ° ca 1505 + 1558 meester Joos 4 der Weduwen ° ca 1530 + 1588

Philips Verpoorten ca 1580-

46 47

Peeter 2 der Weduwen °ca 1515 + na 1588 meester

Anna der Weduwen ° ca 1526 +1601 x Laureys Verpoorten ° ca 1520 + voor 1570 Philips Verpoorten 1547 + 1625 x Johanna Gillis (+1626)

Emerentiana Verpoorten ca 1560-na 1635 oude jonge dochter in 1635

NN Verpoorten

Anneke Verpoorten + na 1631

Margriete Verpoorten ca 1592 + 1631 à 1634 X Anthoen Simons Leuven 13/10/1591-1669

Kathelijne Verpoorten

Algemeen Rijksarchief - Familiearchieven de Merode – Westerlo - VM 455, folio 52. Algemeen Rijksarchief - Familiearchieven de Merode – Westerlo - VM 455, folio 52. 61


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Philips Verpoorten heeft tot 30 september 1610 gewacht om bij het Leenhof van de Heerlijkheid van Ophem ook het verhef van het voormalige leengoed van Peeter Was te doen. Zijn moeder Anna der Weduwen, de vorige eigenaar, was nochtans al in 1601 overleden. Augustijn van Achter werd hiervoor als zijn ‘bezetman’ aangewezen. Tot eind 1624 werd Philips Verpoorten door de griffier van Steenhuffel als de eigenaar van het laathof Verpoorten beschouwd. Soms werd zijn naam echter door ‘de erfgenamen van wijlen Laureys Verpoorten’ en een enkele keer (op 9 maart 1600) zelfs door ‘de weduwe van Laureys Verpoorten’ (zij stierf in 1601) vervangen. In de meeste gevallen preciseerde hij dat dit ‘na wijlen de weduwe van meester Joos der Weduwen was. Tot 7 november 1624 was dat laatste nog het geval. Zijn we er zeker van dat het hier nog altijd over Margriete van Zuene ging? Niet helemaal. De in 1588 gestorven Joos 4 der Weduwen, de broer van Anna en de oom van Philips Verpoorten, was immers ook meester. Ook hij kon een weduwe en erfgenamen achtergelaten hebben. Het zou dus kunnen dat er op het voormalige Peertshoven tussen de Anna der Weduwen en de weduwe van haar boer Joos, en daarna tussen hun kinderen, een bikkelharde successieoorlog plaatsgevonden heeft. Ik wil niet ontkennen dat de Peertshoeve één der betere laathoven in Steenhuffel was. Niet dat je er schatrijk mee kon worden, maar er zijn er slechtere geweest.

Mijn eigen voorvader Merck de Bonte is er zelfs aan eentje failliet gegaan. Ik zal het daar in een ander hoofdstuk met enig verdriet uitgebreid over hebben. Van grote ruzies en eventuele processen is echter geen spoor te vonden Ja, maar... In zijn ‘Histoire des environs de Bruxelles’ schreef Alphonse Wauters de volgende zeer intrigerende tekst (vertaald): “Charles, de zoon van meester René de Gouy, en zijn vrouw, Jeanne Hujoul, deden (in 1605) van de prins van Oranje, als achterleen van het Huis van Dendermonde, het verhef van de hoeve, Reetshoeve geheten, die eveneens een cijnshof, een meier en erflaten had.” We begrijpen nu wel dat Reetshoeve een verschrijving van Peetshoeve en Peertshoeve is. We weten inmiddels dat de ‘Dendermondse’ periode al in 1534 was afgesloten en dat het sedertdien inderdaad tot de oude tak van het leenhof van het Land van Grimbergen behoorde. Maar wat Charles de Gouy hier komt doen is een raadsel. Wilden Philips Verpoorten en zijn neven en/of nichten, de kinderen van Joos IV der Weduwen zich verzoenen door het laathof aan een derde te verkopen? Als dat zo was dan is het in ieder geval niet doorgegaan. De toekomst moet ik weliswaar nog schrijven maar is mij intussen al bekend. En daarin is geen plaats voor Charles de Gouy. Als ‘eigendom’ van de Prins van Oranje kon het natuurlijk door de Spaanse troon in beslag genomen zijn om het aan een trouwe bondgenoot te schenken. Maar de chronologie is in dit geval wel zeer raar. Die inbeslagnames zijn immers een eerste keer in 1568 en een tweede keer in 1588 gebeurd. Bovendien hebben de erfgenamen van de opstandeling Willem van Oranje, na de pacificatie van de Zuidelijke Nederlanden, in 1603 hun aangeslagen eigendommen teruggekregen… Waar zit de fout? Voor het antwoord moeten we enkele bladzijden terug.

62


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

In 1605 hebben Charles de Gouy en zijn vrouw Anna Geerts, namelijk niet het laathof verheven maar de overdraagbare rente van 9 Karolusguldens die op 28 november 1541 door Joos 2 der Weduwen op datzelfde Laathof gevestigd was. Het is een grote geruststelling te mogen constateren dat zelfs onze grootste historici zich al eens konden vergissen 48. Philips Verpoorten alias vander Poorten overleed (zoals blijkt uit de schepenregisters van Steenhuffel) tussen 7 november 1624 en 8 januari 1626. Het zal dus wel in 1625 zijn geweest. Hij was getrouwd geweest met Johanna Gillis (gestorven in 1626 of begin 1627) en bij de verdeling van hun nalatenschap, in 1628, waren er 4 erfgenamen. Nu is het wel het moment om naar de onderste rij van het voorgaande stamboomfragment ter kijken. Die kinderen-erfgenamen waren: - Philips Verpoorten junior, geboren ca 1580, mogelijk kloosterling. - Catharina Verpoorten, geboren ca 1590, in 1628 (nog) niet getrouwd. - Margriete Verpoorten, geboren ca 1592 en voor 1628 getrouwd met Anthony Symons. - Anna Verpoorten, geboren ca 1597, in 1628 (nog) ongehuwd.

48

Een erfelijke rente, die ontstond door een lening met een leengoed als onderpand, werd als een afzonderlijk leengoed beschouwd en moest dus ook, na het overlijden van de sterfman, opnieuw verheven worden. Bankzaken zijn gelukkig een stuk eenvoudiger geworden. 63


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Anthoen Symons (1591/1629-1638/1669) voor Margareta, Catharina en Anna Verpoorten Na het overlijden van hun ouders zijn de vier kinderen van Philips Verpoorten en Johanna Gillis onverdeeld eigenaar van de nalatenschap geworden. Philips junior, de oudste en bovendien de enige zoon, was daar blijkbaar niet mee akkoord. Hierna zal blijken dat hij tot eind 1628 tegen zijn zussen heeft geprocedeerd.

Philips verkoopt zijn deel aan Catharina, Margareta en Anna. “… ende is te weten dat hiermede is commen te vervallen en te niet gedaan is het proces dat Philips Verpoorten, aangaande de voorschreven goederen tegen zijn zusters voor de wethouders van Brussel had aangespannen en dat nog niet werd beslecht. Hij, Philips, belooft van hen dyenaengaende nyet meer te eysschen noch oyck hen nyet meer te praemen oft te molesteren nopende den sterffhuyse, obligatien, vliegende schulden ende meubele goeden vande voorschreven wijlen zijne ouders…” Deze tekst, lichtjes gemoderniseerd om hem een beetje leesbaarder te maken, komt uit een goedenisbrief van de Steenhuffelse schepenbank van 7 september 1628 49. Op die dag beëindigde Philips vander Poorten 50, zoon van Philips senior en Johanna Gillis, allebei overleden, het dispuut met zijn zussen over de nalatenschap van zijn vader door hen zijn eigen deel te verkopen, met name ¼ van: - 1/3 van 10 dagwanden op de Perrecouter tegen de Smescouter 51, belast met de vijfschoof (de helft aan Diepensteyn en de helft aan het laathof der Weduwen/Verpoorten. - Een rente van 5 rijnsgulden en 10 stuivers, bepand op de eigendom van de erfgenamen van Gheert Cammaerts in Steenhuffel. - Een rente van 10 stuivers bepand op 2 hofsteden in Merchtem. - Een rente van een half mudde koren, bepand op een hofstede in Steenhuffel en die betaald moet worden door Peeter vanden Zijpe. Maar vooral ¼ van - Een “heerlijcken cheyns in diversche munten, cappuynen, hoenen ende eene ceurhoeve, metten heerlijcken vijffsten, thiensten ende twintichsten schoove ende pontgelde te weten den thienden penninck vande vercochte oft verhandelende goeden metter heerlijckheyt houdende bedrijff van meyer ende lathen, erffven ende onterffven gelijck ende in alder manieren den voorgenoempden heerlijcken cheyns met alle zijne toebehoirten van oudts geheeten es de Peertshoeve ende te leene gehouden eensdeels vande erffgenaemen wijlen jouffrouwe Marie van Rode vuyten huyse van Dendermonde ende anderdeels vanden voorschreven heere van Steenhuffele onder dese voorschreven prochie ende daerontrent sorterende”. 49

Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6939, folio 57-61. In deze akte wordt deze familie Vander Poorten genoemd maar elders Verpoorten. Dat wisselde nogal en hing – denk ik – alleen af van de gemoedsgesteltenis van de griffier. Iedereen wist wel wie men bedoelde. 51 Dat betekent dat Laureys Verpoorten 3 volwassen geworden kinderen had. We kennen er maar 2 bij naam, Philips en Emerentiana (zie stamboomfragment). 50

64


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Opmerkingen: - De genoemde juffrouw Marie van Rode was in 1494 getrouwd met Jan 3 van Voorspoel. We weten dat de Peertshoeve een onderleen van Voorspoel was maar hier loopt de schepenbank van Steenhuffel toch een beetje achter. Mevrouw van Rode was in 1628 al 110 jaar overleden. Het is niet verwonderlijk dat zij en niet haar man de ‘sterfman/vrouw’ van dat leengoed was. - Wat we nog niet wisten is dat de hoofdleenman van Voorspoel (wellicht Jan 3) de helft van zijn hoofdleenmanschap aan de heer van Diepensteyn had verkocht. - Evenmin wisten we dat het goed van de Peertshoeve een keurhoeve bevatte. Die moeten we nog zoeken. Dat probleem was daarmee dus opgelost. Vanaf 7 september 1628 zijn Catharina, Margareta (getrouwd met Anthony Symons) en Anna Verpoorten allen tezamen de eigenaars van het laathof Verpoorten geworden. Dezelfde dag gebeurde er in de schepenbank van Steenhuffel (en dus niet in de Leenhoven van het Land van Grimbergen en van Diepensteyn, die weliswaar vertegenwoordigd waren) een soort van verhef. Daarbij moest een sterfman of sterfvrouw aangewezen worden en bovendien een bezetman als de eerste een vrouw mocht zijn. Men heeft er voor gekozen om Anthony Symons, de man van Margriete, niet alleen bezetman maar meteen ook sterfman te maken: “…. En nadat de genoemde leenheren hun verhef en heergeweide ontvangen hadden hebben de stadhouder (van het leenhof van het Land van Grimbergen) en de meier (van het leenhof van Diepensteyn ) het kwart van de genoemde goederen aan Anthonis Symons overgedragen die (in naam van zijn vrouw en haar zusters) als sterfman de eed heeft afgelegd en hulde heeft gebracht naer des leenhoeffs recht”. Als daar maar geen heibel van komt. Een goede vier maanden later, op 23 februari 1629, presenteerde Anthoen Symons, zich ook bij het leenhof van Grimbergen om het leengoed van de Peertshoeve een beetje officiëler te verheffen. De oorkonde zegt: “Anthoen Symons als man ende momboir van Joffr. Margriete vander Poorten, dochter Philips heeft mits de afflyvicheyt vanden voorschreven wylen Philips pro indiviso verheven tvoors. leen blyffende den selven daeraff sterffman ende besethman. Actum 23 february 1629, coram J. Diricx, J. Halleman, J. tServrancx ende J.van Humbeecke, leenmannen”. Schoonbroer Philips, die zijn deel weliswaar had afgestaan, vond de inlassing “pro indiviso” (in onverdeeldheid) wel correct maar had daar toch graag de namen van de erfgenamen bij zien staan en ook dat hijzelf er voortaan niets meer mee te maken had. Te meer dat zoiets al op 2 november 1627 in het kantoor van een zekere notaris J. Lievens en op 7 september 1628 in de schepenbank van Steenhuffel overeen gekomen was. Op 2 maart 1629 werd dit kleine misverstand in der minne rechtgezet en gebeurde er een nieuw verhef dat als volgt werd genotuleerd: “Opten II marty 1629 heeft Michiel tServrancx vuyt crachte van procuratie hem gegeven by ende van wegen Philips vander Poorten, sone wylen Philips, opgedraegen tot behoeff van Joffrouen Catharina, Margriete ende Anna vander Poorten, syne susteren, met Anthoen Symons, desselve Margriete man ende momboir, het vierdepaert, ende voorts alle het voirder recht int paert ende deel hem competerende inde voors heerelyckheyt, conform deselve procuratie daeraff synde gepasseert voor J. Lievens als notaris de dato 2 novembris 1627 ende anderssints prout catuis den brieffen hieraff 65


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

gedepescheert, blyffende den selven Anthoen Symons sterffman ende besethman. Actum ut ante, coram joncker Maximiliaen de Mol, stadthouder, J. Diericx, J. tServrancx ende J. van Humbeecke, leenmannen”.

Anthony Symons. Een goedenisbrief van de bank van Steenhuffel noemt op 20 oktober 1635 “sieur Anthoni Sijmoens, sone Guillams, daer moeder aff is jouffrouwe Clara Peeters”. In 1635 leefden zijn ouders dus nog. Zijn vrouw, Margriete Verpoorten was dan al wel overleden. Op 17 november 1629 leende hij een aanzienlijk bedrag aan Jacop van Achter, de voormalige eigenaar van het Perrehof, die daarvoor zijn hofstee in de Dorpstraat en een groot aantal gronden in Steenhuffel hypothekeerde 52. Op 20 oktober 1635 kreeg hij door een schenking onder levenden van Emerentia vander Poorten, de tante van zijn overleden vrouw, ongetrouwde oude jonge dochter uit Brussel, haar deel (of 1/3) van 53: - de al eerder genoemde 10 dagwanden op de Perrecouter, - 4 rentes, samen jaarlijks 12 rijnsgulden, 5 stuivers en 0,5 mudde koren waard. Bij deze gelegenheid werd het oude leengoed van de Peertshoeve door de bank van Steenhuffel nog altijd het laathof van de erfgenamen van Philips Verpoorten genoemd en dat was correct. Die erfgenamen waren dan de nog levende ongetrouwde zussen Anna en Kathelijne en de eventuele kinderen van de overleden zus Margriete Verpoorten.

52 53

Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6939, folio 88-90. Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6939, folio 252-254. 66


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Anthoen Symons (1591/1638-1669)

Omdat Philips junior zijn deel had afgestaan en Katelijne en Anneke Verpoorten geen kinderen hadden is de Peertshoeve nadien terug onverdeeld en ongedeeld op een afstammeling van Margriete Verpoorten en Anthoon Symons overgegaan. In het Leenboek van het Land van Grimbergen, begonnen in 1654, werd dat op folio 56 als volgt ingeschreven: “Anthoen Simons, in hoedanigheid van vader en voogd van een zoon geboren uit zijn huwelijk met wijlen Margriete Vander Poorten, houdt het derde van de resterende tweederde delen in de helft van een vijfschoof te leen. Hij ontvangt deze rente in natura van 4 of 5 bunder land met de naam "De Peertshoeve", gelegen te Steenhuffel op "Het Herenwechvelt (sic)". Daarboven int hij nog een kleine cijns in schellingen en kleingeld in Leuvense wisselmunten. Anthoen Symons is van dit leen sterf- en bezetman. Het leen stond eerder ingeschreven op naam van Philips Vander Poorten en de juffrouwen Johanna (sic) en Catharina Vander Poorten, die gerechtigd waren op de andere tweederden van de vier- of vijfschoof”. Drie opmerkingen: a) De datum waarop Anthoen opnieuw de enige eigenaar van (het Grimbergse deel) van deze heerlijke cijns geworden is, werd niet vermeld. Maar uit het archief van de schepenbank van Steenhuffel valt af te leiden dat het waarschijnlijk in 1538 was. Vanaf dat jaar worden immers niet langer de erfgenamen van Philips Verpoorten maar alleen nog Anthoen Symons als eigenaar van het laathof in de schepenakten aangetroffen. Tot 1669 is dat zo gebleven. b) De naam van de zoon van Anthoen werd niet genoemd De online genealogen hebben weliswaar geen kinderen van Anthoen Simons en Margriet van der Poorten gevonden, maar ze hadden dus wel degelijk (minstens) een zoon: Albert.

67


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Philippe Albert Symons (ca 1630/1669-1688) en Barbara Philippi Op 7 juni 1669 deed Albert Simons, na de dood van zijn vader, voor het Leenhof van het Land van Grimbergen het volgende verhef van de Peertshoeve. Daar noteerde men: “Albert Symons sone Anthonis heeft over de doot desselven verheven het volle leen op dander syde deser naerder gespecificeert, blyvende daer van sterffman ende besethman, hebbende gedaen den eedt daer toe staende in handen van joncker Peeter de Mol, stadthouder, present Peeter Ruycevelt, Jacques Servrancx, Matthys de Smeth. Den 7 juny 1669”. Ik heb geen geboorteakte van Albert gevonden. Bij de schepenbank van Steenhuffel heeft men hem overigens altijd als sieur Philippe Albert Simoens aangesproken 54. Hij moet tussen 1630 en 1635 geboren zijn. Op 3 oktober 1655 trouwde hij in de Sint-Michielskerk van Leuven met juffrouw Barbara Philippi. Zij was gedoopt te Leuven op 5 maart 1636. Haar ouders waren Guillaume Philippi (Halle ca 1600-Leuven 20 mei 1665) en Elisabeth Luyckx (Kestergat ca 1605-Leuven 30 januari 1668). Vader Guillaume was licentiaat in de medicijnen en gaf les aan de Leuvense universiteit. Barbara was de derde van 7 kinderen: - Joannes Franciscus (1 september 1633- ?), doceerde van 1672 tot 1694 aan de universiteit van Leuven - Adrianus (16 februari 1635-1683), trouwde met Maria Vanderhaegen en was licentiaat in de rechten - Barbara (5 maart 1636- ?) - Catharina (25 augustus 1637- ?) - Joannes Antonius (12 september 1638- ?) trouwde met Joanna Maria van den Bossche en werd professor in de rechten aan de universiteit van Leuven - Maria (27 mei 1640- ?) - Petrus Guilielmus (29 oktober 1641- ?) Albert Simons overleed in 1688). Zijn weduwe deed het volgende verhef.

54

Een eerste keer op 8 maart 1670 (folio 37 van register 6943) 68


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Barbara Philippi (1636/1690- ca 1693) “Jouffrouwe Barbara Philippi, weduwe wylen Albert Symons voors, heeft over de doot desselfs ende als erffgename testamentair gepasseert voor den notaris Boterschot verheven het voors volle leen, blyvende daer van sterffvrouwe ende heeft Jeromii vander Hoeven gedaen den eedt als besethman in handen van heer lieutenant stadthouder vander Borght, present Hubert Coomans … als greffier, leenmannen. Desen 15 meert 1690.” De familie Boterschot heeft meerdere notarissen voortgebracht. Corneille Boterschot had van 1645 tot 1654 een kantoor in Brussel. Johannes Boterschot was van 1662 tot 1679 actief in Brecht. Bij welke Boterschot het testament van Albert Symons te zoeken is, heb ik echter niet gevonden. Ik was ook graag iets meer over de bezetman Jeroom of Jeroen vander Hoeven te weten gekomen. Het is mij helaas niet gegund. Ik weet evenmin precies wanneer Barbara Philippi overleden is. In ieder geval was het tussen 1690 en 1695. Ze had een dochter gehad, maar waarschijnlijk was die al eerder gestorven. Magriete van der Poorten 1592 –ca 1633 x Anthoen Simons ca 1590-1669 Albert Simons ca 1630-1690

Guillaume Philippi 1600-1665 x Elisabeth Luyckx 1605-1668 X

Barbara Philippi Leuven 5/3/1636-

Joan.Franc Philippi ° 1633

Adrianus Philippi 1635-1683 x Maria Vanderhaegen

Isabella Catharina Simons ° Leuven 25/9/1660

69

Catharina Philippi 1637-

Joannes Ant. Philippi 1638x 1662 Joanna Maria vd Bossche 1639-1689

Maria Philippi 1640-

Petrus Guil. Philippi 1641-


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Joannes Antonius Philippi (1636/ca 1693-1696) In de parochieregisters van Leuven is maar één kind van Albert Simons en Barbara Philippi te vinden. Dat is Isabella Catharina Philippi die op 25 september 1660 in de Sint Michielskerk werd gedoopt. Ik heb niet gevonden wat er van haar geworden is. In ieder geval speelt ze in dit verhaal niet mee. Mogelijk is ze al voor haar moeder gestorven of was ze in het klooster gegaan. De eigendom van het cijnsrecht op de Peertshoeve ging over naar één van haar nog levende nonkels. Dat was Joannes Antonius Philippi. Deze was geboren/gedoopt in Leuven op 12 september 1638. Op 2 oktober 1662 trouwde hij in de Sint Michielskerk te Leuven met Joanna Maria vandenbossche. Ook zij was in Leuven geboren en wel op 2 november 1639. Ze was de dochter van Martinus Vandenbossche en Judoca Cansmans. Joannes Antonius werd professor in de rechten aan de katholieke universiteit van Leuven en mocht daarom de titel clarissimus dominus voeren. Hij kreeg 10 kinderen: - Guilielmus Joannes (° Leuven 1663) huwde Maria Clara Thenaerts - Elisabetha Martina (° Leuven 1664 + Leuven 1741) huwde Joannes Franciscus Van Buggenhout - Anna Maria Adriana (° Leuven 1666) - Barbara Francisca (° Leuven 1668 + Leuven 1743) huwde Theodorus Leonardus Streithagen - Nicolaus Lambertus (° Leuven 1669) - Petrus (° Leuven 1671) - Judoca Theresia (° Leuven 1673) - Michael (° Leuven 1677) - Philippus Josephus (° Leuven 1679- Leuven 1743) huwde a) Maria Theresia Devos, en b) Maria Catharina Vanwinghe - Ferdinandus Ignatius (° Leuven 1681) Op 3 juni 1689 werd Joannes Antonius weduwnaar; zelf overleed hij te Leuven in 1696. De juiste datum heb ik niet opgezocht.

70


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Christoffel Symons (ca 1620/ca 1696-1706) Geen enkele van de kinderen van Joannes Antonius Philippi heeft de rente op de Peertshoeve geërfd. Of als dat toch het geval was heeft hij of zij die onmiddellijk doorverkocht. Uit het nieuwe leen- en cijnsboek van het Land van Grimbergen dat in 1699 begonnen is, blijkt immers dat op 14 september 1696 een zekere Sieur Christoffel Symons, burger en ingezetene van de stad Brussel, nà ‘dokter’ Joannes Anthonius Philippi zowel sterf- als bezetman geworden was van een leengoed dat bestond uit de helft van een vijfschoof die hij jaarlijks mocht ontvangen op 4 à 5 bunders land met de naam "de Peertshoeve", gelegen te Steenhuffel op "het Horenbekevelt" en "het Quaetbekevelt”. Daarnaast bezat hij nog "een cleijn cheijnsken" van enkele schellingen en penningen. Ik heb geen direct familieverband tussen deze Christoffel Symons en Albert Simons (dikwijls ook als Symons geschreven), de in 1690 overleden man van Barbara Philippi gevonden. Hij zou in theorie een verloren en nergens terug te vinden zoon kunnen zijn maar dat is wellicht toch wat vergezocht. In ieder geval schijnt niemand de ouders van Christoffel te kennen noch te weten waar en wanneer hij geboren is. Een ruwe schatting zegt ons dat het in 1620 of kort erna moet zijn geweest. We weten ook niet wie zijn echtgenote was. In een schepenakte uit 1703 wordt wel een Christoffel Sijmons genoemd die toen oud rentmeester en raadslid van Brussel was. (Een deel van) zijn nakomelingschap kennen we daarentegen wel. Het intermezzo ‘Philippi’ is aan de mensen van Steenhuffel grotendeels voorbijgegaan. Wanneer men het over deze instelling had werd zelfs nà 1700 nog van het laathof van Anthoen Symons of jouffrouwe Symons gesproken.

71


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Guillielmus Josephus Symons (ca 1690/1706-1737) en Barbara Van Der Borcht Christoffel Symons en een vrouw die wij niet kennen hadden een zoon Jacobus Josephus. Jacobus Josephus moet omstreeks 1655 geboren zijn maar ik weet niet waar. Hij trouwde met mejuffer Barbara De Vos en werd advocaat bij de Soevereine Raad van Brabant. Sommige online genealogieën beweren dat hij brouwer te Brussel was maar dat is niet juist; zijn vrouw was daarentegen wel een brouwersdochter. Barbara De Vos was de dochter van Andries De Vos (Nederheembeek 14 augustus 1624-Brussel 14 juli 1678) en Elisabeth Sammels (+ Brussel Ste. Kathelijne 20 augustus 1662). Andries De Vos had van zijn vader Jan een brouwerij in de buurt van het Groot-Begijnhof te Brussel geërfd 55. Jacobus Josephus Symons kocht in 1704 de Dries aan de Molenbeek in Steenhuffel van Jacobus Wielemans. Hij overleed op 10 september 1706 56, kort voor of kort na zijn vader. Er waren twee kinderen: - Guillielmus Josephus Symons, geboren te Brussel ca 1690, volgt - Joannes Joseph Symons, geboren te Brussel ca 1695, trouwde met Maria Josepha Meeus Omdat beide kinderen bij de dood van hun vader en grootvader nog minderjarig waren werd het volgende verhef van de Peertshoeve op 20 december 1706 door hun moeder Barbara De Vos gedaan. Ze deed dat wel voor en in naam van haar oudste zoon Guilliam Joseph Symons die de nieuwe sterfman werd. Als bezetman werd Franciscus Robberechts aangewezen. Guilliam Joseph Symons, kleinzoon van Christoffel, heeft in tegenstelling tot zijn vader wèl als meester-bierbrouwer in Brussel de kost verdiend. Hij trouwde met Barbara Van der Borcht. Ze hadden eigendom op de Perrekouter. Toen hij in 1728 zijn testament maakte waren er 5 minderjarige kinderen, maar ik ken alleen 3 dochters en een zoon 57. - Anna Maria Josephina Symons trouwde met Andreas de Cauwer en zou, na haar broer Josephus Henricus, leenvrouw van Peertshoven en Heetvelde worden. - Barbara Josephina Symons trouwde met advocaat Christianus Ghisbertus van Griensven. - Jacoba Isabella Josephina Symons trouwde met licentiaat in de medicijnen Petrus Josephus van Bellinghen. - Josephus Henricus Symons, geboren in 1727, volgt. Bezetman Frans Robberechts overleed in de eerste helft van 1734. Ofschoon Guilliam Joseph Symons intussen al zeer meerderjarig was en er dus eigenlijk geen bezetman meer nodig was heeft Jan Van de Voorde op 23 juni 1734 toch de eed als nieuwe bezetman afgelegd. Waarschijnlijk was de heer Symons toen al ziek. Hij stierf begin 1737. 55

Jean de Vos en Marie van Ophem hadden aan elk van hun zonen een brouwerij nagelaten (Annales de l’Académie d'archéologie de Belgique", tôme 17, 1860, p.35). 56 Zijn vrouw Barbara De Vos stierf op 2 april 1734. Beiden werden te Brussel in de kerk van de Minderbroeders begraven. Jacobus Symons werd door de schepenbank van Steenhuffel op 5 september 1707 nog wel vermeld als de begunstigde van de cijnzen van het laathof van de erfgenamen van Christoffel Symons. 57 Bij de verdeling van hun erfenis in 1756 waren maar 2 kinderen meer in leven.

72


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Josephus Henricus Symons (1727/1737-1769) Het volgende verhef van het leengoed van de Peertshoeve had plaats op 29 april 1737. Het was bezetman Jan Van de Voorde die de formaliteiten vervulde. Dat gebeurde met schriftelijke volmacht van de verse weduwe Barbara Van der Borcht en in naam van haar zoon Josephus Henricus Symons die uiteraard als sterfman werd ingeschreven. Die was toen nog maar 10 jaar oud. Uit andere bronnen weten we dat moeder Barbara Van Der Borcht in 1749 nog leefde en toen veel last met haar schoonzoons had. Dat jaar liep er nog een proces aangaande een erfeniskwestie over de nalatenschap van Guillielmus-Josephus Symons. De partijen waren: “Van Griensven Christianus-Gisbertus, advocaat, echtgenoot van Barbara-Josephina Symons, en Van Bellinghen Petrus, licentiaat in de medicijnen, echtgenoot van Jacoba-IsabellaJosephine Symons contra Van der Borcht Barbara, weduwe van Guillielmus-Josephus Symons”. 58 Overigens moeten die schoonzoons geen gemakkelijke heerschappen geweest zijn. Een jaar eerder hadden ze ook al ruzie met elkaar over de nalatenschap van Elisabeth De Vos 59. Ik heb nergens kunnen vinden of Josephus Henricus Symons trouwde en of hij kinderen had. Ik weet ook niet wanneer hij stierf. Na 1737 laten de leenboeken van het Land van Grimbergen veel te wensen over; de datum van het volgende verhef werd niet eens meer genoteerd. Maar gelukkig zijn de schepenregisters van Steenhuffel er nog. Daarin is de naam van zijn opvolgster (niet een dochter maar zijn oudere zus) vanaf 1770 te vinden.

58

Rijksarchief te Anderlecht, Inventaris van het archief van de Raad van Brabant processen van de particulieren (eerste reeks) 1574-1794, index 246. 59 Rijksarchief te Anderlecht - Inventaris van het archief van de Raad van Brabant processen van de particulieren (eerste reeks) 1574-1794. index 846. 73


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Anna Maria Josephina Symons (ca 1724/1770-1793/....) Weduwe van Andreas de Cauwer Na het overlijden van Josephus Henricus Symons werd de helft van de vijfschoof op het goed van de Peertshoeve verheven ten voordele van Anna Maria Josephina Symons, weduwe van advocaat de Gauwer (de Cauwer volgens Steenhuffelse bronnen). De formaliteiten werden vervuld door Judocus Josephus De Rijdt, die al een tijdje bezetman was en dit nog een tijdje bleef. Na dit verhef werd er geen ander meer in het leen-en cijnsboek van het Land van Grimbergen ingeschreven. De Franse Revolutie maakte een einde aan de feodaliteit en de feodale rechten. Niet dat de pachters daarna niets meer te betalen hadden... In de Schepenregisters van Steenhuffel is de naam van Anna Maria Josephina Symons van 1770 tot 1786 te vinden. In dat laatste jaar verkocht ze een bosje bij het Hoorenbeekveld aan de meier van haar laathof, Peter Meert.

74


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Eigenaars, meiers en gezworen erflaten van de Peertshoeve (1531–1793). Hierna volgt een overzicht met namen die uitsluitend in de registers 6936 tot en met 6954 van de schepenbank van Steenhuffel te vinden zijn. Eigenaar (volgens registers, niet altijd correct) Peertshove en Heetvelde Joos der Weduwen (1531-1545 Erfg. Joos der Weduwen ( 1551) Joos der Weduwen (1551-1557) Wed, Joos der Weduwen (1554-1575) Philips Verpoorten (1576-1593) Wed. mr Joos der Weduwen (1597) Wed. Laureys Verpoorten (1597) Erfg. Laureys Verpoorten (1598-1602) Philips Verpoorten (1602) Wed Laureys Verpoorten (1600,1604) Weduwe meester Joos der Weduwen (1601-1604) Erfg. wijlen wed mr J. der Weduwen (1605,1606) Philips Verpoorten (1609-1618) Erfg. mr Joos der Weduwen (1618) Philips Verpoorten (1618-1625) Erfg Philips Verpoorten (1626-1638) Anthoen Symons (Simoens) (1638-1669) (Philips) Albert Symons (Simoens) (1669-1690) Wijlen Philippe Albert Sijmons (1688) Jouffrouwe Symons (1692) Erfgenamen Christoffel Symons (1707,1710) Wijlen Philips (Albert) Symons (1712,1714) Verpoorten alsnu de weduwe d’heer Anthony Sijmons (1713) !!!???, Erfg Sijmons gemeynelijck genoempt Peertshove ende Heete Velde, (1733) Laethove van Peertshove ende Heetevelde toebehoorende aen de erffg. d’heer Sijmons (1734)

Meier Joos der Weduwen (1531) Aerdt Cleyman (1551-1552) Joos van Horenbeke (1553-1570) Jan van Horenbeke (1573-1576) Jan van Rode (1588) Jan Ruycevelt loco Jan van Rode (1588) Peeter van Achter (1593) Augustijn van Achter (1593) Ph. van Linthout loco Aug. van Achter (1593) Augustijn van Achter (1597-1602) Henrick Putteman loco Aug. van Achter (1604) Augustijn van Achter (1604-1605) Philips van Linthout ipv A. van Achter (1609) Augustijn van Achter (1610-1611) Jacop van Achter (1617) Huybrecht Goossens loco NN (1618) Dominicus van Asbroeck loco Nn (1618) Jacop van Achter (1619-1623) Peeter Zeghers jr loco NN (1623) Jacop van Achter (1624-1644) Guillam vander Stappen (1649-1665) Christiaen van Achter (1671) Peeter vande Voorde (1708) Jan vande Voorde, zv Peeter (1712,1714) Petrus Meert (1780)

75

Gezworen erflaten Joos vander Stappen (1531-1552) Daneel Cleyman (1531) Aerdt der Weduwen (1545) Laureys Verpoorten (1545) Gillis van Langevelde (1545) Jan van Molle (1545-1553) Jan van Molders (1551) Robbrecht Vereertbruggen (1551-1552) Huybrecht Wisschaert (1551) Willem de Keersmaeker (1651-1554) Jan Verhoeven (1551) Joos van Hoorenbeke (1551) Christoffel Pinnock (1551) Peeter de Nil (1551) Joos vander Stappen (1552-1576) Jan de Raymakere (1552) Peeter vander Stappen (1553,1557) Pauwel vander Hasselt (1553) Peeter vander Stappen (1554) Jan Meerte sr (1554-1574) Alvaro Goossens (1554-1576) Daneel van Oesbroeck (1557 Jan van Horenbeke (1564) Henrick Coppens (1564-1575) Daneel Meerte (1567,1571) Christiaen Lemmens (1564,1567) Jan van Releghem (1567) Henrick van Horenbeke (1574) Peeter Jacops (1574) Willem de Bonte (1574) Andries Bruesselman (1574-1612) Anthonis Verstappen (1573) Merten Roelants (1573,1575) Jan Vander Stappen (1573-1597) Laureys vander Stappen (1573) Peeter Meerte (1573) Augustijn van Achter (1576-1623) Lanceloot de Maerschalck (1588) Wouter de Maerschalck (1588-1617) Augustijn van Achter (1588-1598) Peeter van Achter (1588) Henrick Putteman (1593-1612) Joos Vander Stappen (1593-1598) Jan Goossens (1593-1618) Jan Smeth (1593-1604) Guerick Verschueren (1597-1609) Simon de Vleesschouwer (1598-1630) Philips van Linthout (1598-1612) Jan van Campenhoudt (1601) Jacop van Campenhoudt (1602-1611) Nicolaes Wieck (1602-1609) Jan vanden Breen (1602-1631) Joos Moyensoen (1605) Adriaen van Opstalle (1605-1637) Henrick Verschueren (1611) Jan van Robbroeck (1611) Christoffel de Keersmaeker (1611-1631)


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Eigenaar (volgens registers, niet altijd correct)

Meier

Louis De Bondt

Gezworen erflaten Simon van Causbroeck (1615-1629) Jan vander Stappen (1617-1638) Peeter vande Voirde (1617-1627) Jan Bruesselman (1617-1629) Jan Cleyman (1617-1635) Hendrick de Smeth (1618) Philips Goossens (1619-1631) Christiaen de Maerschalck (1623-1655) Guillam vander Stappen (1618-1644) Huybrecht Goossens (1624) Jan Putteman (1624-1635) Nicolaes JanJehans (1626) Jacques Mertens (1635-1660) Franchois vander Stappen (1635-1660) Anthonis Cleyman (1644) Jan de Bocq (1646-1665) Jan Dries (1644,1651) Guillam vander Stappen (1644,1650) Christoffel de Keersmaeker (1644,1649) Joos de Maerschalck (1645-1671) Jan de Vleminck (1646-1652) Jan vande Voirde (1646,1650) Henrick van Linthout (1651,1652) Anthonis van Asbroeck (1652) Jan Jans(sens) (1657-1671) Henrick Cleyman (1671) Joos vanden Bossche (1671,1673) Gillis van Acoleyen (1712) Joos de Maerschalck (1712) Francois Brusselmans (1712,1714) Jan Baptist van Acoleyen 1714) Hendrick vande Voorde 1714) Joos vanden Bossche (1780) Theodoor van Roy (1780) Adriaen Janssens (1780)

76


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Deel IV

Het volle leen van Jacob van Borssele en Jacomijne Rijms Van Borssele, Rijms, vander Zickelen, de Buyle

Leengoed van het Huis van Dendermonde, later van het Land van Grimbergen

Uit de haardstedentelling van 1496: Steenhuffele ... viere volle leenen (waarvan) één toebehoerende heeren Jacoppe van Borssele, gehouden van den hove van Dendermonde...

77


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Jacob van Borssele (1437/ca 1465-1503) en Jacomijne Rijms Even recapituleren... De omgeving van het Perrehof – de huidige Brandewijnhoeve – gelegen in het hertogdom Brabant, maar op de grens met het graafschap Vlaanderen, bezat een vrij complexe feodale structuur. Een deel was leen- en cijnsgoed van het hertogdom Brabant maar ook het Land van Dendermonde (Vlaanderen) had er aanzienlijke belangen. Ook in Londerzeel was dat het geval. De eigendommen van het hertogdom Brabant komen nog uitgebreid aan bod. Nà het leengoed van de Peertshoeve en Heetvelde ga ik verder met een ander dat oorspronkelijk tot het Huis of het Land van Dendermonde behoorde en dat al omstreeks 1505 naar (de jonge tak) van het Land van Grimbergen werd getransfereerd. Dat was het volle Leen van Jacob van Borssele en Jacomijne Rijms. In de haardstedentelling van 1496 staat 60: Steenhuffele ... viere volle leenen (waarvan) één toebehoerende heeren Jacoppe van Borssele gehouden van den hove van Dendermonde... In de “denombrementen” (de opgaven) van de Steenhuffelse leenmannen van de heren van Glymes, vanaf 1448” 61 vond J. Michel Van der Elst het volgende document: “(20 maart 1512) Ick Jacomijne Ryms weduwe wijlen heer Jacops van Borssele, ridder, certificere bij desen dat ick houdende ben te leen den voregen cheyns 62 vanden here van Grimbergen inder maniere als hier voor gespecificeert staet gelegen inder prochien van Steenhuffele ende van Merchten. In oirconden der waerheyt hebbe mijn zeghel hier op gedruckt opten XXten dach van meerte int jaer 1512 nae scriven shoefs van Brabant. Toen de oud-schepen van Antwerpen en humanist Adriaen van Marselaer op het einde van de 16de eeuw naar informatie over de geschiedenis van zijn familie zocht, heeft hij ook een aantal zinnen uit de “scheydinghe van de goeden van vrouwe Jacomijne Rijms’ overgeschreven. De datum van dit document is onbekend maar gezien een verwijzing naar de Antwerpse bisschop Livinus Torrentius (1525-1595) moet het van nà 1570 dateren. Het stelt ons voor grote problemen omdat het een toestand beschrijft die volgens alle andere bronnen in 1570 al lang niet meer kon bestaan. Het moet dus een afschrift zijn van een veel ouder document. Handelend over de parochie Steenhuffel, wordt gesproken over: a) Een pachtgoed geheten het goed van Marselaer, het principale hof leen zijnde, groot 7 bunderen, is gehouden van de heren van Pitsenburg en behoort tot dezelfde leen een baljuw en 36 manschappen, groot onder de volle leenen en spleten van leen 17 bunderen in het zelfde goed behuisd met woonhuis, schuren en stallen; b) de Marselaermolen, een watermolen gelegen tussen de kerk te Steenhuffel en het Hof van Marselaer; dat ligt op het einde van Steenhuffel tegen Merchtem waar bij de Instraat. 60

Les dénombrements de foyers en Brabant (XIVe-XVIe siècle), J. Cuvelier, 1912, blz. 177-183. Algemeen Rijksarchief, familiearchief de Merode Westerlo, VM 585. 62 Ook hier is geen sprake van een materieel goed maar van een cijns waarmee een materieel goed was belast. 61

78


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

c) Twee hofsteden van Marselaer. Deze twee hofsteden werden duidelijk onderscheiden van de hoevetjes van de 36 manschappen (de onderleenmannen van het Hof van Marselaer). Ze hadden dus een eigen statuut, dat los stond van dat van het Hof van Marselaer in de Bontestraat, maar ze waren wel van de familie.

Waar lag een andere hofstede van Marselaer? Eén van de genoemde hofsteden moeten we in de Asscherhoutstrate, op of vlakbij het Perrehof, zoeken. Hoe ik tot deze bevinding kom heb ik in de geschiedenis van het Hof te Perre of de Brandewijnhoeve proberen aan te tonen.

Waar lag het volle leen van de echtgenoten van Borssele-Rijms? Uit het eerder gereproduceerde leendenombrement van weduwe Jacomeyne Rijms uit 1512 weten we dat haar bezittingen in Steenhuffel en Merchtem lagen. Helaas heeft ze geen bijkomende details vermeld. Andere leenmannen deden dat gelukkig wel. Volgende vermeldingen zijn niet gedateerd maar moeten tussen 1515 en 1525 geschreven zijn. - Myvrouwe Jacomyn Ryms op een dachwant lants geheeten thacse velt op deen zyden de Quaetbeecke ende op dander zyde doryen (nakomelingen) van Gielis vander Smessen. - Dorye van Peeter van Stappen een stuck lants gelegen op de Smesse Quaetbeeck metter eender zyden aen my vrouwe Jacomyne Ryms goet ende metter ander zyden tgoet van Diepensteyn. - Magriete van Zellicke op de Wagelkens hove op deen zyden haerer selvens leen ende op dander zyden my vrouwe Jacomeyne Ryms goet. - Jaspar de Bonte een dachwant van huysen ende van hoven aen deen zyde de heren strate, aen dander zyde Jan Meerts, leen dat men houdende is van myn vrouwe Jacomyne Ryms. Een paar opmerkingen: Jaspar de Bonte is mijn eigen directe voorvader. Zijn gronden lagen o.m. op het Waelroth en tegen het leengoed ‘de Quaetbeke’ (zie verder). Hij was een onderleenman. Zijn ‘hoofdleenman” was Jacomeyne Ryms. Haar leengoed raakte aan de Quatbeke, de Smesse Quaetbeke en de Wagelkenshove. De precieze ligging van dat hof is niet gekend maar we moeten het zeker op de Steenhuffelse, Merchtemse of Peizegemse kouter zoeken. De inkomsten van Jacomeyne Ryms waren dus afkomstig uit een vrij omvangrijk gebied, gelegen op de grens van Steenhuffel en Merchtem en de grens van Buggenhout-bos en de Steenhuffelse en Merchtemse Kouter. Dat is precies het gebied waar ik het tweede (of derde) Hof van Marselaer van Steenhuffel meen te moeten situeren. Dat kan toch haast geen toeval zijn? Bovendien zou de gelijkschakeling van het volle leen van Jacob van Borssele met dat ‘andere’ Hof van Marselaer de latere interesse van Adriaen van Marselaer voor de nalatenschap van Jacomijne Rijms verklaren.

79


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Hiernaast de oude toponiemen (in het rood) op een recente kaart van Steenhuffel.

Evenals de al besproken Peertshoeve behoorde het volle leen van Jacob van Borssele voor 1500 tot het Land van Dendermonde. Van het tweede hof van Marselaer is het niet geweten. Ik herhaal dat het Huis van Dendermonde in de eerste helft van de 16 de eeuw vele Brabantse leengoederen in het grensgebied met Vlaanderen aan andere (Brabantse) leenhoven overgedragen heeft. Uit de vergelijking van de haardstedentelling van 1496 met het denombrement van 1512 concluderen we dat het volle leen van Jacob van Borssele voor 1510 de eigendom van de jonge tak van de heren van Grimbergen is geworden. In 1534 werden ook de heerlijkheden van Voorspoel en Vilain, grotendeels in Londerzeel gelegen, door de oude tak van de heren van Grimbergen overgenomen 63. Dat was logisch. In 1197, toen de bezittingen van het Land van Grimbergen verdeeld werden, was afgesproken dat de oude tak van de familie (Berthouts, Nassau en Vianden) o.a. de goederen in Asse en Londerzeel zou krijgen en de jonge tak (achtereenvolgens Van Grimberghen, Van Aa en Glymes) onder meer de gronden in Malderen en Steenhuffel zou beheren.

Ridder Jacob van Borssele. Ik heb in geen enkele genealogie een huwelijk tussen een ridder Jacob van Borssele en een mevrouw Rijms gevonden. Is deze Jacob dan onbekend? Gezien het feit dat hij een ridder was lijkt me dat vrij onwaarschijnlijk. Ik vermoed dat het hier gaat over de persoon waarover in het “Oud archief van de stad Gouda, register 234, akte 163 van 18 september 1494” het volgende geschreven werd: “Maximiliaen, Rooms koning, stelt Jacob bastaard van Borsselen, ridder, aan tot kapitein en kastelein van Gouda in plaats van Jacob Leeu(wen), broeder en plaatsvervanger van wijlen Rommer Jacobsz., de vorige kastelein.” Wat weten we nog meer over deze mens? Hij was geboren in 1437. Hij was de zoon van Adriaen van Borssele (1422-6/6/1468) en kleinzoon van Jacob, heer van Brigdamme, Zoutelande en Sint Laurens (1390-Brouwershaven 16/1/1426) en Anna de Henin-Bossu (1395-1478). Zijn moeder kennen we niet, want 63

Voor de details verwijs ik naar “Het Goed van Voorspoel en Oudenhove” en naar “Het Steen op de Heuvel”. 80


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

toen hij verwekt werd was zijn vader nog erg jong en nog niet getrouwd. Jacob zou aanvankelijk in het klooster treden maar zijn roeping heeft niet erg lang stand gehouden. Op 23 februari 1470 trouwde hij in ieder geval met Agneese van Raephorst. Zijn officiële aanspreektitel was dan “ridder, heer van Cleverdamme” 64. Intussen was ook zijn vader Adriaen, heer van Brigdamme, Zoutelande en Sint Laurens, omstreeks 1450 getrouwd met Anna, bastaard van Bourgondië (1430-1508). Toen vaststond dat uit dit huwelijk geen wettige erfgenaam zou komen, werd de bastaard Jacob op 17 september 1476 alsnog gewettigd. Jacob van Borssele had – volgens de meeste genealogen - met Agneese Van Raephorst 5 kinderen 65, toen hij op 25 april 1483 weduwnaar werd. Enkelen beweren hij toen hertrouwde met Agnes van Clivendamme, maar uiteraard was dat de aanspreektitel van zijn eerste vrouw. Volgens mij hertrouwde Jacob van Borssele met onze Jacomeyne Rijms. Dat staat overigens ook in de genealogie van Guillaume de Wailly op Geneanet. Die beweert bovendien dat zij samen drie kinderen hadden die door anderen toegeschreven waren aan zijn eerste vrouw. Een genealogie Van Borssele. Uit al wat vooraf gaat denk ik dat het volgende stamboom-fragment het meest waarschijnlijke is: Jacob van Borssele (1390-16/1/1426), heer van Brigdamme, Zoutelande en St.-Laurens x Anna de Hennin-Bossu (1395-1478) Adriaen van Borssele (1422-6/6/1468), heer van Brigdamme x ca 1450 Anna bastaard van Bourgondië (1430-1508) Jacob bastaard van Borssele, heer van Cleverdamme (1437-18/9/1503) x 23/2/1470 Agneese van Raephorst (+ 25/4/1483) Adriaen van Borssele, heer van Cleverdamme en Weldamme (° ca 1472 + voor 1529) x Maria van Eversdijck Jacob van Borssele, kastelein van het slot (° ca 1475 +20/12/1521) van Gouda x Ursula de Foreest Anna van Borssele (° ca 1478) x Willem Draeck Jacob bastaard van Borssele, heer van Cleverdamme (1437-18/9/1503) xx ca 1484 Jacomijne Rijms (ca 1447 + voor 1525) Cornelis van Borssele, genoemd (van Mijnden’ (° ca 1485) x Guilielma van Schagen Lodewijk van Borssele (° ca 1487) x Adriana Marie Draeck Jeroen van Borssele (° ca 1489) De geschatte geboortejaren van Jacobs kinderen gaan uit van de veronderstelling dat hij met Jacomijne Rijms nog 3 kinderen had, wat ik alleen in de genealogie van Guillaume de Wailly op Geneanet gevonden heb. Enkele andere genealogen, die Rijms niet noemen, denken dat al deze kinderen uit zijn eerste huwelijk waren.

Jacomeyne Rijms en de mogelijke banden van haar familie met Steenhuffel. De afkomst van Jacomeyne (Jacoba) Rijms, die ergens tussen 1450 en 1470 moet geboren zijn, is mij – terwijl ik dit schrijf - ook na zeer lang zoeken, niet bekend. In het “repertorium van de Vlaamse adel, 1350-1500” 66 zijn in deze periode geen mensen met de familienaam Rijms, Ryms, Reyms of Rheyms te vinden. Wel enkele met de naam “Rijm”.

64

De ligging van Cleverdamme/Clivendamme heb ik niet gevonden maar het wordt gewoonlijk in één adem met Brigdamme en Weldamme genoemd. Weldamme was een parochie op het eiland Schouwen-(Duivelland) aan de monding van de Oosterschelde en was lang eigendom van de familie van Cats (de grootmoeder van Peeter Micault, vanaf 1598 heer van Diepensteyn, heette Levina van Cats-van Welle). Brigdamme lag op de weg van Middelburg naar Seroosdkerke, tussen Middelburg en Sint-Laurens. 65 Namelijk: 1) Jacob, trouwde met Ursula van Foreest, werd kastelein van het slot van Gouda, en overleed in Gouda op 20 december 1521, 2) Adriaen, heer van Cleverdamme en Weldamme, trouwde met Maria van Eversdijk, en overleed voor 1529 3) Lodewijk, trouwde met Adriana Maria Draeke, 4) Anna, trouwde met Willem Draeke, en 5) Cornelis, die men noemde “van Mijnden”. 66 Repertorium van de Vlaamse adel (ca. 1350-ca. 1500), Frederik Buylaert 2011, blz. 597 en 814 81


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

- In 1384 was Simon Rijm een “edele ende zeer machtighe poorter der stede van Ghendt”. Een andere Simon Rijm (of was het toch dezelfde) was ridder en was van 25 januari 1391 tot 9 mei 1407 baljuw van Dendermonde. - Op 16 februari 1425 werd ridder Ettor Rijm, wonende in de kasselrijen Kortrijk en Kassel, door de Raad van Vlaanderen opgeroepen voor een veldtocht van Filips de Goede. - In 1437 stonden de gebroeders Baudin, Jehan en Daneel Rym ingeschreven als schildknapen uit Gent. - Op 8 oktober 1485 werd onder meer Willem Rym, eerste pensionaris van de schepenbank van de Keure, op een schavot op de Gentse Vrijdagmarkt onthoofd “omdat hy uut zyn ’t selfs movement den paix belet hadde tusschen den hertoghe van Oostenrycke ende den lande van Vlaenderen” 67 - Op 9 augustus 1540 stierf de edele heer Philips Rym. Hij was 64 jaar oud geworden en werd in de Gentse Sint-Janskerk (later omgedoopt tot Sint-Baafs) begraven. - Karel Rym, geboren in 1533, lid van de Geheime Raad, was de zoon van Gerard Rym, lid van de Raad van Vlaanderen, eveneens afkomstig uit Gent. Zijn broer Lodewijk Rhym werd op 31 januari 1554 in de Sint-Jans kerk te Gent begraven. De Sint-Jans kerk van Gent werd later omgedoopt tot Sint-Baafs. Verder zullen we ontdekken dat ook onze Jacomeyne er enige raakvlakken mee had. Ook de naam Jacomeyne, Jacqueline of Jacoba Rijm en/of Rijms heb ik enkele keren teruggevonden. Dat was om te beginnen het geval in de geschiedenis van Gooik. - In “wekelijks nieuws uit Loven” 68 ontdekte ik de volgende, hierna door mij iets ingekorte en gemoderniseerde, tekst: “Gooik is een der oudste dorpen van Brabant, gelegen in het Land van Gaasbeek. Het bezit een oud kasteel 69. Deze Heerlijkheid heeft eerst toebehoord aen de familie van Craynhem… Daarna is ze overgegaan naar de familie van Rassegem… Vervolgens naar de familie van Baesrode, tot dat Vrouwe Jacoba Ryms-deBaesrode, weduwe van Heer Henricus de Heverle, heer van Oplinter, ze heeft verkocht aen den Heer Hendrik Tауе….” Hendrik Taye was in 1434 getrouwd met Margareta van Boechout, dochter van Gillis 2 van Boechout, heer van Diepensteyn) en Aliane van Reynghervliet. Hij stierf in 1450. Ik kan voorlopig niet bewijzen dat Jacomeyne Rijms-van Baesrode, weduwe van Hendrik van Heverlee, familie (mogelijk een tante) van Jacomeyne Rijms, echtgenote en later weduwe van Jacob van Borssele, was. - Op 2 september 1480 overleed, ik weet niet waar, ridder Hendrik de Coninck die uit Leuven afkomstig zou zijn geweest. Hij liet geen kinderen na maar wel een weduwe met de naam Jacquemeyne Rijm… In deel VIII zullen we een zekere Evrard Conincx vinden, die de eerste gekende eigenaar van de cijns op het hertogelijke deel van de eigendommen bij het Perrehof was. Kan die de grootvader van ridder Hendrik de Coninck zijn geweest?

Terug naar de familie van Borssele en hun band met Steenhuffel. Ook de belangrijke Zeeuwse familie Van Borssele zijn we al elders, met name in de geschiedenis van Diepensteyn, tegengekomen. Margriete van Pouke, de echtgenote van Daneel 2 van Boechout was immers een dochter van Eluard van Pouke en Catharina van Borssele. In 67

Jaerboeken der stad Leuven van 240 tot 1507, Petrus Divaeus, W.A. Van Dieve en E. Van Even, 1856, blz. 320, verwijzende naar ‘Het Dagboek van de Gentsche Collatie, blz. 494’. 68 Wekelijks nieuws uit Loven, mede beschrijvinge diër stad, volume 16, blz. 198. 69 Ik herinner er aan dat ook de familie vanden Heetvelde (zie deel IIa) uit Gooik afkomstig was. 82


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

1431 erfde ze van haar oom Philips van Borssele, in 1396 getrouwd met Machteld van Raephorst, grote gebieden in Zeeland die ze echter aan andere leden van de familie van Borssele terugverkocht. Het is duidelijk – maar helaas nog door niemand aangetoond - dat er tussen Philips van Borssele, schoonbroer van Daneel 2 van Boechout van Diepensteyn, en Jacob van Borssele, de bastaardzoon van Adriaen, een vrij nauw familieverband bestond. De huwelijksverbintenissen met de familie van Raephorst wijzen daar op. Maar ook de namen van Cats en de Foreest komen in beide stambomen voor. Daar ga ik nu verder niet op in. De vraag blijft of Jacob van Borssele, bastaard van Adriaen, in 1483 weduwnaar geworden van Agneese van Raephorst, met Jacomeyne Rijms hertrouwd kan zijn. De afstand tussen Zeeuws Vlaanderen en onze gewesten vormt daarvoor zeker geen bezwaar. In de 15de en vooral 16de eeuw zijn er tal van interregionale contacten op te noemen. Zo hebben de families Herdinck, le Cocq (allebei op Groenhoven) en Micault (een generatie later op Diepensteyn) elkander in Zeeland leren kennen. Ook inzake kalender is er geen probleem. Op 18 september 1494 werd Jacob van Borssele door Maximiliaen van Oostenrijk, keizer van het Heilig Roomse Rijk, graaf van Vlaanderen en hertog van Brabant als kapitein en kastelein van Gouda aangesteld. In 1501 werd hij op die plaats en in dezelfde functie door zijn zoon Jacob opgevolgd. Hij stierf op 18 september 1503 maar het is niet geweten waar. In 1506 werd door de schepenbank van de Keure van Gent de volgende akte opgesteld 70: ”Kennelic zij dat edele ende weerde vrauwe Jaquemijne Rijms, weduwe ende houderigghe bleven achter wijlen mer Jacop van Borssele, commen es ende bekende tachtere ende sculdich zijnde Clayse van Arron…” Verder leert ons deze akte dat Jacomeyne Rijms, toen ze nog de echtgenote en niet de weduwe van Jacop van Borssele was, voor de prijs van 200 “ponden grooten” 2/3 van een huis en hofstede had gekocht, gelegen in Gent ten zuiden van de Sint-Janskerk, recht tegenover de dekenij van dezelfde kerk. Die eigendom had ze gekocht van Jan le Sauvaige, ridder, heer van Eschaubeke en voorzitter van de Geheime Raad. Op het moment dat de akte geschreven werd, was ze de verkoper nog altijd 100 ponden groten schuldig. Drie jaar later was ze dat overigens nog steeds 71.

Het echtpaar van Borssele-Rijms en Marselaer. Nadat Jacomeyne in 1480 weduwe van ridder Hendrik de Coninck, en Jacob in 1483 weduwnaar van Agnes van Raephorst geworden waren, is het niet onmogelijk dat ze in 1484 of 1485 met elkaar zijn hertrouwd. Als Hendrik de Coninck een kleinzoon van Evrard Conincx (de eerste gekende eigenaar van de cijns op het Brabantse deel bij het Perrehof) was, dan kan dit verklaren waarom zijn weduwe Jacomeyne bezittingen in Steenhuffel en Merchtem had.

70

Frans de Potter - Gent, van den oudsten tijd tot heden: Geschiedkundige beschrijving der stad, Volume 5, blz. 58. Akte nr. 84 van het jaar 1506-1507. 71 Meer over deze zaak is te vinden in het Algemeen Rijksarchief - Archief van de Sint-Cornelius-en SintCyprianusabdij te Ninove – IIIB3b Beheer van goederen en gelden, refuge in Gent, akten 310 en 311 - Akten met betrekking tot de overdracht door Jan Le Sauvaige aan Jaquemine Ryms, weduwe van J. Van Borssele, van een deel van een huis aan de Sint-Janskerk. 83


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Maar ook als dit niet het geval zou zijn dan is het denkbaar dat Jacob van Borssele - met het geld van zijn tweede vrouw – niet alleen zijn zinnen had gezet op een mooi huis in Gent maar ook op een eigendom in de parochie Steenhuffel die ze bovendien allebei - via hun hierboven geschetste band met de eigenaars van Diepensteyn - konden kennen. Wel …. In de periode 1477-1480 en ook nog daarna waren er in Steenhuffel interessante koopjes te doen. In 1477 was het Hof van Marselaer in de Bontestraat met de grond gelijk gemaakt en de erfgenamen waren – om welke reden dan ook - niet meer geïnteresseerd in wat er nog van overbleef. En Evrard de la Marck, de broer en medestander van het “beruchte everzwijn van de Ardennen”, zocht, nadat hij weduwnaar van Margareta van Boechout geworden was, een koper voor Diepensteyn. Aldus is Jean de Cottereau in 1480 – althans voor enkele maanden – de eigenaar van Diepensteyn geworden. Zijn broer, Lenaert Cottereau, kwam, zoals ik elders vertelde en nog zal vertellen, in het bezit van Marselaer. Of althans van het voornaamste deel daarvan. Het is mogelijk – maar voorlopig niet te bewijzen – dat ook Jacob van Borssele een tijdje voor Marselaer in de running was. Dat zou de inventarisatie van de Marselaer goederen in de door hem nagelaten papieren verklaren. Zeker is dat hij in dat geval het Hof van Marselaer in de Bontestraat aan Lenaert de Cottereau heeft moeten laten. Maar misschien heeft hij wel “het overschotje” in bezit gekregen. Dat overschotje zou dan één van de twee andere hofsteden van Marselaer kunnen zijn.

84


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Jacomijne Rijms (1440/1503-ca 1515)

Tenzij Jacob van Borssele niet dezelfde was als de ridder die we eerder identificeerden, is hij op 18 september 1503 gestorven. In 1512 werd zijn weduwe nog als eigenaresse in Steenhuffel vermeld. Ze was dan echter geen leenvrouwe van het Land van Dendermonde meer maar was rekenschap verschuldigd aan de jonge tak van de heren van Grimbergen, de Glymes. Ick Jacomijne Ryms weduwe wijlen heer Jacops van Borssele, ridder, certificere bij desen dat ick houdende ben te leen den voregen cheyns vanden here van Grimbergen inder maniere als hier voor gespecificeert staet gelegen inder prochien van Steenhuffele ende van Merchten. In oirconden der waerheyt hebbe mijn zeghel hier op gedruckt opten XXten dach van meerte int jaer duysent vijfhondert ende XII nae scriven shoefs van Brabant. Vanzelfsprekend weet ik (nog) niet wanneer Jacomeyne Rijms gestorven is. Ik hou het op 1515. Maar als ze aanzienlijk jonger dan haar echtgeno(o)t(en) was, dan kan het ook wat later zijn geweest. Wat is er na de dood van Jacomeyne Rijms van haar volle leen in Steenhuffel en Merchtem geworden? Terwijl er over de episode van Borssele-Rijms in Steenhuffel stilaan enig licht aan het schijnen is, is over de periode voor en na hen nog helemaal niets geweten. Mijn vermoeden dat dit leengoed aanvankelijk eigendom van de familie van Buysegem was, daarna door huwelijk naar de in Steenhuffel al goed vertegenwoordigde familie van Marselaer overging en omstreeks 1470, na de definitieve verwoesting van het Hof van Marselaer in de Bontestraat, door de families Rijms of van Borssele werd aangekocht, was en blijft niet meer dan al dan niet verdienstelijke speculatie. Maar, omdat alle beetjes kunnen helpen, ook nog dit. In het leenboek van Diepensteyn, begonnen in 1467, kunnen we lezen dat Kathelijne van Opstalle op 2 december 1504 van haar vader Gielis een heerlijkheid op de Smescouter erfde en dat zij en haar man Aert van Poelcke die op 8 oktober 1515 aan Claes Marijensoene alias Anderlecht 72 en diens vrouw Kathelijne van Buyseghem verkochten. Elders vernamen we dat dat Aert van Poelcke de eigenaar van een laathof in Steenhuffel was dat een paar generaties later door een zekere Gielis Guisset werd geërfd 73.

72

Marijensoene is een verbastering van de naam Moyersoene. De familie Moyersoene alias Anderlecht komen we ook tegen op het Hof ter Trappen (wijk Over de Beek) en op het leengoed Quaetbeke 1 (zie verder). 73 Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6937, folio 288v. 85


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Bijna een halve eeuw later vond ik de namen van Elisabeth en Geertruyt van Poelcke die zeker nakomelingen van Aert van Poelcke waren 74 . Op 4 oktober 1600 verkochten zij in de schepenbank van Steenhuffel een rente op een lening die Jan van Horenbeke (deze naam is hier van geen belang) ooit bij Aert van Poelcke afgesloten had. Normaal hadden de schepenen van Steenhuffel hier niets mee te maken maar ze moesten wel optreden “midts zij de erfflathen van mevrouwe Jacomijne Rijns, wettige gesellinne was van heeren Jacops van Borselle, noch het laethoff van dyen als waer onder de naerbeschreven rente es geconstitueert nyet en ware kennende …” 75 Dit is de enige keer dat de namen van Jacomijne Rijms (of iets wat daar op lijkt) en Jacop van Borssele in de nog bestaande registers van Steenhuffel te vinden zijn. In 1600 wist men blijkbaar ook al niet meer wat er met hun leengoed en laathof was gebeurd. Het is wellicht te laat om nu nog te suggereren om eens de lijn van Buyseghem/van Marselaer – van Borssele/Rijms – van Poelcke/van Opstalle - Marijensoene/van Buyseghem – Gielis Guisset … te onderzoeken. Dat laatste zal ook niet echt meer nodig zijn. Want lang nadat ik voorgaande woorden schreef, is er een nieuw oud document opgedoken dat een aantal van de hiervoor opgeroepen vragen beantwoorden en enkele hypothesen verwerpen of bevestigen kan.

Wat met het volle leen van Jacop van Borssele en Jacomijne Rijms gebeurde. Omdat het leengoed al voor 1512 onder het leenhof van het Land van Grimbergen ressorteerde zou het kunnen dat dààr iets meer te vinden is. Gelukkig heeft de heer J. Michel vander Elst al een groot deel van het archief van het Land van Grimbergen ontsloten. In een 16de eeuws register 76 staat het volgende de lezen: “Steenhuffle - Opten iersen juny anno XXV (1525) heeft ontfangen Dierick Buylen, filius Jans, een volle leen gelegen tot Steenhuffle al na de doot meester Jacop vander Sickelen, van Hector van Grimberghen als stadhouder vande leenen mijns heeren Anthonys van Berghen heer tot Grimberghe…” De namen ‘van Borssele’ en ‘Rijms’ komen hier weliswaar niet in voor, maar die van ‘Dierick Buylen’ deed wel een belletje rinkelen. Zijn naam waren we immers in de registers van de schepenbank van Steenhuffel al tegen gekomen. Nà de miserie van de Geuzentijd en Inquisitie wist op het einde van de 16de eeuw echter niemand meer wie hij was en hoe hij aan heerlijke rechten in Steenhuffel gekomen was. Ik kom hier uiteraard later op terug.

74

Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6937, folio 192v. Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6937, folio 192v-194r. 76 Algemeen Rijksartchief - Familiearchief de Merode VM 442, rekeningen van de drossaard & stadhouder van het land van Grimbergen (1516-1555). Met dank aan J.M. vander Elst. 75

86


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Jacop vander Zickelen (1447/ca 1505-1520) man, later weduwnaar van Jacomijne Rijms

Vander Zickelen en Rijm(s). Laten we met Jacop vanden Sickelen beginnen. In een oud boekje 77 vond ik – dank zij Google search en Google books - het volgende: “In deze wijk (Maelte in Sint-Denijs-Westrem) bevond zich in de middeleeuwen het kasteel van de Gentsche familie Rijm, hetwelck nadien tot de Sersanders en Van der Sickelen overging” En nog: “Symoen Sersanders goet, dat Jan Rijms was, dat es een ander leen mette laten die er toe behoeren (Leenboek van Sint-Pieters)”. En nog: “… te Maelten ende es mersch, groot 2 bunderen 450 roeden, gheleghen voor Boudewijn Rijms goet geheeten, ende behoort nu toe int jaer 1512 meester Jacob van der Sickelen (Cartularium van het Sinte-Clara-klooster)” De namen “Rijms” – een familie uit Gent zoals ik al vermoedde en “Jacob vander Sickelen” (ook Zickelen) in één en dezelfde bron, dat kan toch geen toeval zijn? In hetzelfde boek, onder Bellem, vinden we zelfs een uitgebreide geschiedenis van deze Gentse familie Rijm of Rijms. Hieruit: “De oorsprong en de namen der eerste bezitters van de heerlijkheid van Bellem zijn ons volkomen onbekend. Al wat wij weten is, dat het dorp van over onheuglijke tijden aan de familie Rijm toebehoorde, waarvan door Sanderus gezegd wordt dat zij, ofschoon oorspronkelijk uit Saksen, eene der bloeiendste familiën van Gent was. De oudstvermelde dezer familie, Boudewijn Rijm, is vermaard door zijnen tocht naar het H. Land, met graaf Philips van den Elzas, ten jare 1177. Jordaan Rijm, zijn zoon, onderscheidde zich, ten jare 1205, bij de belegering van Constantinopel, en was de grootvader van Jordaan Rijm, echtgenoot van Avezoete Schoutheete, uit welke, omtrent het midden der XVe eeuw, de eigenlijk gezegde Rijms, heeren van Bellem, gesproten zijn…”. Het vervolg van dit verhaal begint echter pas in 1505 en dat is één generatie te laat om ons behulpzaam te kunnen zijn. Gelukkig hebben de heren de Potter en Broeckaert méér dan één deel van hun OostVlaamse geschiedenis geschreven. In deel V, waar het over Munte gaat 78, hebben ze het over een rente, de “Ransrente” en daarna de “Budsinrente” geheten “gehouden van den heer van Rode, op omtrent elf bunder land, boschen meersch, te Munte, met recht van eenen meier en een jaarlijksch inkomen van 8 deniers parisis, was in 1558, voor twee derde deelen het eigendom van Jacob Budsin, bij erfenis van Geeraardina van der Zickelen, zijne moeder, vrouwe van Karel Budsin, en vóor haar, haren vader Jacob van der Zickelen, ridder, heer van 77

Frans de Potter en Jan Broeckaert – Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, eerste reeks, Arrondissement Gent, eerste deel, Sint-Denijs-Westrem, 1864. 78 Frans de Potter en Jan Broeckaert – Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, eerste reeks Arrondissement Gent, vijfde deel, Munte, 1864. 87


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Nazareth, uit hoofde van zijne echtgenoote Jacoba Rijm, dochter van Boudewijn en van Jutta van Munte.” Op dezelfde bladzijde (het paginanummer is niet in alle uitgaven hetzelfde) wordt nog over een tweede rente gesproken, namelijk over “de rente van Buggenhout 79, ook leen van den heer van Rode, bedroeg 6 mud koorn, 6,5 mud haver en 13 pond parisis in het jaar, behoorde in de eerste helft der XV eeuw aan Boudewijn Rijm, en in 1487 aan Geeraardina van der Zickelen.” Bovenstaande gegevens lijken er op te wijzen dat Jacomijne Rijms, nadat ze weduwe van Jacob van Borssele geworden was, nog eens met Jacob van Zickelen hertrouwde. Vermits het na de dood van die laatste was dat op 1 juni 1525 het volle leen in Steenhuffel werd verkocht, moet dat dus in de bruidsschat van Jacomijne Rijms gezeten hebben, ook al zou ze met van Borssele 3 kinderen hebben gehad.

Eindelijk kennen we de afkomst van Jacomijne Rijms. Hierna, vooral gebaseerd op het werk van de Potter en Broeckaert, en rekening houdende met mijn eigen bevindingen, want de geconsulteerde genealogieën op Geneanet kunnen onmogelijk kloppen, een beetje meer gegevens over de afkomst van Jacomeyne Rijms wiens ouders dus Boudewijn Rijm en Jutta van Munte heetten. Rijm(s) Boudewijn Rijm x Maria Rijnvisch Boudewijn Rijm x Jutta van Munte Daniel Rijm x Elisabeth van Munte Jacomijne Rijms (°ca 1447) x ca 1470 Hendrik de Coninck, ridder (+ 2/9/1480) Geen kinderen Jacomijne Rijms (°ca 1447+ voor 1525) xx ca 1484 Jacob bastaard van Borssele, heer van Cleverdamme (1437-18/9/1503) Cornelis van Borssele, genoemd van Mijnden’ (° ca 1485) x Guilielma van Schagen Lodewijk van Borssele (° ca 1487) x Adriana Marie Draeck Jeroen van Borssele (° ca 1489) Jacomijne Rijms (°ca 1447+ voor 1525) xxx ca 1505 Jacob vander Zickelen

Munte Jan van Munte x 25/12/1412 Anna vanden Putte Jan van Munte (° ca 1415) x a) Catharina van Buyseghem, b) Elisabeth Wiericx, c) Sophia van Cuelsbroeck Jutta van Munte (° ca 1420) x Boudewijn Rijm Daniel Rijm x Elisabeth van Munte Jacomijne Rijms (°ca 1547+ voor 1525) x ca 1570 Hendr.de Coninck (+ 2/9/1480) xx ca 1584 Jacob van Borssele (1437-18/9/1503) Cornelis van Borssele, genoemd van Mijnden’ (° ca 1585) x Guilielma van Schagen Lodewijk van Borssele (° ca 1587) x Adriana Marie Draeck Jeroen van Borssele (° ca 1589) Ik heb de naam van Buyseghem in het vet gezet omdat ik eerder op een mogelijk verband tussen het voormalige goed van de familie van Buysegem en dat van Jacomijne Rijms in Steenhuffel gewezen heb. Ik heb echter nog geen echte elementen om dit vermoeden te staven.

79

Men zou deze naam in verband kunnen brengen met het volle leen van Jacomijne Rijms dat inderdaad aan Buggenhout grensde en wellicht ook gedeeltelijk in Buggenhout lag, maar de auteurs hebben dat alvast niet gedaan omdat deze rente gelicht werd op gronden te Schelderode, Markegem, Melsen, Bottelare, Munte, Gontrode en Lemberge. 88


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

De Gentse familie vander Zickelen. Om iets over de familie van der Sickelen te weten te komen moeten we niet alleen bij vander Sickelen maar ook bij vander Zickelen, Zikkele, Zyckelen, Sixelen, Sicle en zelfs bij de la Faucille gaan zoeken. In het Gentse zijn deze mensen zeer goed bekend en – vooral in toeristische brochures – wordt hun naam nogal eens genoemd. Helaas staan daar zodanig veel tegenstrijdige dingen in dat we het grootste deel van ons huiswerk weer eens zelf moeten maken. Laten we daarom beginnen met wat we zeker weten. - In 1525, toen de erfgenamen van meester Jacop van der Sickelen, een vol leen in Steenhuffel en Peisegem aan Dierick Buylen verkochten, lijkt dat het volle leen te zijn van wijlen Jacop van Borssele en Jacomijne Rijms. Vermits Jacop van Borssele bij de haardstedentelling in 1496 nog leefde en volgens een leendenombrement van 20 maart 1512 niet meer, zou het handig zijn om een link tussen Jacomijne Rijms en meester Jacop vander Sickelen te vinden. - Dat komt goed uit want de heren de Potter en Broeckaert, die toch zeer degelijke 19 de eeuwse historici zijn, lieten ons weten: - Dat ene Jacob van der Zickelen, ridder, heer van Nazareth, getrouwd was met Jacoba (dat is Latijns voor Jacomijne) Rijm, de dochter van Boudewijn Rijm en Jutta van Munte. Deze Jacob had een dochter Geeraardina die getrouwd was met Karel Budsin. - Dat meester (ik leg de nadruk op ‘meester’) Jacob vander Sickelen in 1512 de eigenaar was van ca 2,5 bunders te Maelten die men, naar de vorige eigenaar, het ‘Bouwewijn Rijms goet’ noemde. Dat komt ons dus inderdaad bijzonder goed uit want – als de op 18 september 1503 weduwe geworden Jacomijne Rijms met een weduwnaar Jacop vander Sickelen hertrouwde – dan wordt de toestand in Steenhuffel hiermee verklaard en bevestigd. Maar dan wordt het ingewikkelder. Want in deel II van zijn geschiedenis van de gemeenten van Oost-Vlaanderen” beweert dezelfde historicus Frans de Potter op blz. 85 en 86: - dat ene Jacop vander Sickelen op 25 mei 1520 overleed, dat hij met zijn weduwe Elisabeth vander Hoyen, geen zonen maar wel drie dochters had, dat zijn weduwe (vander Hoyen dus) met Gillis Halsberch, bijgenaamd Aelgoet hertrouwde, dat de verdeling van zijn nalatenschap gebeurde op 12 augustus 1531 en dat de begunstigden zijn drie dochters waren. - Is dit echt dezelfde Jacop vander Sickelen die we in Steenhuffel tegen komen? Ja toch wel. Op 1 juni 1525, toen Dierick Buylen bij het leenhof van Grimbergen het verhef van het volle leen in Steenhuffel deed, was Jacop overleden en het was niet abnormaal dat er tussen een overlijden en het volgende verhef enkele jaren verliepen. De regeling van de erfenis zal zeker niet eenvoudig geweest zijn omdat het hier meervoudig samengestelde gezinnen betrof. Bovendien zegt Frans de Potter ook wie die drie dochters van Jacop waren, namelijk Philippota, Francisca en Geeraardina. In een voetnoot verduidelijkt hij daarenboven dat Philippota getrouwd was met wijlen Philips de Gruutere en dat Geerardina de vrouw was van Chaerles Budsin. Op basis van al deze gegevens kan ik alleen maar concluderen dat: Jacomijne Rijms, geboren ca 1447, trouwde: a) (mogelijk) ca 1470 met Hendrick de Coninck, maar dat dit huwelijk kinderloos bleef 89


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

b) ca 1484 met Jacop van Borssele. Misschien kwamen er 3 kinderen (Cornelis, Lodewijk en Jeroen) maar zeker is dat niet. c) ca 1505 met Jacop vander Sickelen. Ook al gezien de leeftijd van Jacomijne kwamen er geen kinderen meer. Jacomijne overleed, naar schatting, omstreeks 1515 (alleszins nà 1512), en haar weduwnaar hertrouwde. Jacop van Sickelen, geboren ca 1547, trouwde: a) ca 1505 met Jacomijne Rijms. b) ca 1515 met Elisabeth vander Hoyen. Uit dit huwelijk zouden tot uiterlijk 1521 nog 3 dochters geboren worden waarvan de oudste voor 1531 en de twee anderen voor 1540 al getrouwd en gesetteld waren. Ik heb daar toch enkele bedenkingen bij. Nu we dat allemaal weten kan ik iets meer over de familie vander Zickelen (na)vertellen. Zolang Gent bestaat zal die naam onlosbrekelijk verbonden blijven met het imposante Sikkelcomplex alias Van der Zickelensteen, dat bestaat uit de Grote Sikkel aan de Hoogpoort, de aangrenzende Kleine Sikkel aan de Nederpolder ende Achtersikkel, gelegen in een zijstraat van de Sint-Baafskathedraal, niet ver van de Koornmarkt en het Geeraard de Duivelsteen.

Boven links: de grote Sikkel. Boven midden en rechts: de kleine Sikkel. Hiernaast midden en rechts: achtersikkel Foto’s geleend van de site van de stad Gent.

Over de geschiedenis van deze gebouwen heeft Frans de Potter vele bladzijden volgeschreven 80. Het meeste van wat hebben we dan ook aan hem te danken. De oorsprong ervan gaat terug tot de 13de eeuw. In 1302 werd een Symoen vander Zickelen genoemd bij de ondertekenaars van het verdrag van Athies dat tussen de Vlamingen en Phi80

In het tweede deel van zijn Geschiedenis van de gemeenten van Oost-Vlaanderen, blz. 80 en volgende. 90


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

lips de Schone gesloten werd. Een volgende Symoen vander Zickelen, getrouwd met Maria van Lanckzweerde, kocht in 1369 het huis de Kleine Sikkel van Jan Borluut en zijn vrouw Marie Rijms. Zijn broer Nicolaes zou daarna de eigenaar van de Grote Sikkel geworden zijn, maar het was toch Symoen die in 1398 de hele Sikkel aan zijn kinderen Victor, Vincent en Barbara (in 1389 getrouwd met Robrecht van Gavere-Schorisse en na 1391 hertrouwd met Pieter Metteneye 81) overmaakte. Victor vander Zickelen was in de periode 1404 tot 1425 afwisselend schepen van de twee Gentse schepenbanken, die van de Keure en die van Ghedeele. In 1404 werd hij al waardig genoeg bevonden om samen met 3 andere edelen Jan zonder Vrees bij zijn plechtige intrede in Gent te verwelkomen. In 1410 werd hij door de hertog van Bourgondië, weliswaar niet alleen, op handelsmissie naar Engeland gezonden. Naast eigenaar van de Grote Sikkel in Gent bezat hij onder meer ook heerlijkheden van Nazareth en Zevergem. In 1450 heeft hij dat allemaal aan zijn oudste zoon Nicolaes vander Zickelen overgelaten. Nicolaes heeft de Grote Sikkel aanzienlijk uitgebreid en overleed op 15 februari 1474. Het was zijn zoon Philips die de Grote Sikkel en de heerlijkheid van Nazareth erfde. Jacob vander Zickelen, zoon van Philips, was volgens de Potter de laatste vander Zickelen die, tot aan zijn dood op 25 mei 1520, in de Grote Sikkel – dat hij serieus restaureerde woonde. Nergens noemt hij in dit verband (elders dus wel) de naam van Jacomijne Rijms. Die van zijn tweede (of derde?) vrouw Elisabeth vander Hoyen (voor wie het haar tweede huwelijk was) en hun drie dochters Philippota, Francisca en Geeraerdina daarentegen wel. Op 12 augustus 1531 werd de nalatenschap van Jacob vander Zickelen tussen zijn dochters en zijn inmiddels met Gillis Halsberch, bijgenaamd Aelgoet hertrouwde weduwe verdeeld. - Philippota, in 1531 al gehuwd met Philip de Gruutere (waardoor ik er sterk aan twijfel dat zij een dochter van Jacob’s laatste vrouw kan zijn), kreeg onder meer het voorhuis met een galerij, een grote en een kleine zaal, een tuin en een grote paardenstal aan de Hoogpoort in Gent. Dit zou 1/3 van het Zickelencomplex vertegenwoordigd hebben. Philippota moet omstreeks 1535 overleden zijn en Philips is in 1538 gestorven in Overflakee (Nederland). In 1540 noemde men 3 nog minderjarige kinderen van zijn 1ste en 1 minderjarig kind van zijn 2de vrouw (Berta van Nedervenne waarmee hij omstreeks 1536 moet zijn hertrouwd). - Francisca, voor 1540 getrouwd met Joris van Rockolfing, kreeg een andere deel van de Sikkele. In 1564 was haar man, geboren in 1490, baljuw van de Oudburg te Gent 82. Hij was een edelman met Hongaarse roots. Via zijn vrouw werden hij en zijn nakomelingen tot op het einde van het ancien regime heer van Nazareth. Naast de heerlijkheid van Nazareth erfde Francisca – te delen met haar (stief)moeder - ook het Goed te Rijvisch te Zwijnaarde, Sint-Denijs-Westrem. Op 30 september 1541 werden daarvan als eigenaars genoemd: a) Joris van Rockolfinge en jouffr. Françoise vander Sixelen, b) Gillis Halberch en jouffr. Lijsbette vander Hoyen, weduwe meester Jacob vander Zickele 83. Dat kan toch alleen maar uit de nalatenschap van Maria Rijnvisch, de grootmoeder van Jacomijne 81

Frederik Buylaert - Repertorium van de Vlaamse adel (ca. 1350-ca. 1500) – blz. 814. Grote verwarring op het Internet. Volgens vele genealogieën op Gensflandria trouwde Francisca met Lodewijk I van Rockolfing. Op Wikipedia las ik dan weer dat Georges van Rockolfing trouwde met Francisca van der de Zickele, maar dat dit gebeurde in het midden van de 17 eeuw. 83 Te vinden op de ‘genealogie Peeters-Rouneau op Geneanet, die als bron naar de “inventaris der landbouwpachten in de Gentse jaarregisters van de keure, p. 64” verwijst. 82

91


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Rijms, gekomen zijn? Op inventaris.onroerenderfgoed.be vond ik inderdaad de bevestiging dat kasteel Rijvissche, voor het in 1564 door zijn huwelijk van Joris van Rockolfing werd, van de Gentse familie Rijvissche (verbastering van Rijnvisch) was geweest. Ook de volgende prentjes heb ik daar gevonden.

de

Kasteel Rijvissche, zoals het er uitzag in het begin van de 16 eeuw en nu nog steeds

-

Gheeraerdijne, voor 1540 getrouwd met Chaerles Budsin, kreeg het laatste derde deel. Elders vertelden de Potter en Broeckaert ons dat deze Gheeraerdijne ook de “Ransrente (later Budsinrente genoemd) op omtrent elf bunder land, boschen meersch, te Munte, met recht van eenen meier en een jaarlijksch inkomen van 8 deniers parisis” erfde van “haren vader Jacob van der Zickelen, ridder, heer van Nazareth, uit hoofde van zijne echtgenoote Jacoba Rijm.”

Tenslotte nog enkele dingen over Jacob van Zickelen. - In 1514 was “Meester Jacob vander Zickelen” schepen van de bank van Ghedeele (een van de twee Gentse schepenbanken) 84. - Hij overleed op 25 mei 1520 en werd in de kerk van Nazareth begraven. vander Zickelen Philips vander Zickelen x NN Jacob vander Zickelen (° ca 1447 + 25/5/1520), ridder, heer van Nazareth x ca 1490 NN Philippota vander Zickelen (° ca 1495 + ca 1537) x ca 1520 Philip de Gruutere (+ 1540) Francisca vander Zickelen (° ca 1597) x Joris van Rockolfing (° 1490) Geeraerdina vander Zickelen (° ca 1500 + voor 1558) x Karel Budsin Jacob vander Zickelen (° ca 1447 + 25/5/1520), ridder, heer van Nazareth xx ca 1505 Jacomijne Rijms (°ca 1547+ca 1515) Geen kinderen Jacob vander Zickelen (° ca 1447 + 25/5/1520), ridder, heer van Nazareth xx ca 1517 Elisabeth vander Hoyen Geen kinderen Opgepast: Rekening houdende met onze eigen lokale bronnen wijs ik de kinderen van Jacob vander Zickelen dus toe aan een 1ste door niemand gekende of vermelde vrouw. Niet helemaal ondenkbaar want zoals we intussen konden vaststellen is ook Jacomijne Rijms bij de vander Zickelen bestudeerders onbekend. Omdat de gegevens echter schaars zijn kan ik mij desondanks vergissen, zeker mocht blijken dat Philippota vander Zickelen en Philip de Gruutere niet voor maar nà 1531 getrouwd zouden zijn. in de ‘Nobiliaire des Pays-Ba, et du comté de Bourgogne’ waarin de familie de Gruutere uitgebreid behandeld wordt, noch elders, heb ik daar informatie over gevonden.

84

Van der Meersch – Memorieboek der stadt Ghent van’t jaar 1301 tot 1793, blz. 31.

92


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Dierick de Buyle (ca 1500/1525-1563) en Agnes van Duffele gezegd Berthout In een 16de eeuws register 85 staat het volgende de lezen: “Steenhuffle - Opten iersen juny anno XXV (1525) heeft ontfangen Dierick Buylen, filius Jans, een volle leen gelegen tot Steenhuffle al na de doot meester Jacop vander Sickelen, van Hector van Grimberghen als stadhouder vande leenen mijns heeren Anthonys van Berghen heer tot Grimberghe…”

Het laathof van jonker Dierick (de) Buyle. Ik heb lang naar de in de schepenregisters diverse keren genoemde jonker Dierick (de) Buyle, Buylen of Buyele gezocht. Die was, toen men zijn laathof citeerde een poosje overleden. Daniel van Oesbroeck heeft hem in zijn ‘Rijmkroniek van Merchtem’ reeds (of nog) in 1565 als de eigenaar van een kleine juridische entiteit in Steenhuffel vermeld. Volgens historicus Alphonse Wauters, die van zijn opdrachtgevers alle Vlaamse namen moest verfransen, was Thierri Buyele zijn naam. Eens kijken wat ik over Dierick (de) Buyle of de Buyele kunnen vinden heb. - Een Dieric de Buyle werd al in 1533 genoemd als lijfwacht van de 2 natuurlijke dochters van keizer Maximiliaan van Oostenrijk 86. Hij begeleidde hen bij hun binnenlandse reizen. Het waren echte prinsessen en ze woonden bij landvoogdes Maria van Hongarije. - In een brief van 19 oktober 1539 aan legerkapitein Georges du Rois, luitenant van de keizerlijke artillerie en verdediger van het kasteel van Rupelmonde, bevestigde landvoogdes Maria van Hongarije dat zijn verzoek om assistentie bij een eventuele belegering door de Gentenaars haar door haar ‘huissier de chambre’ Thierri Buyle was overgemaakt 87 . Ik weet niet hoe je ‘huissier de chambre’ moet vertalen; kamerdeurwaarder zal het wel niet zijn. - Charles Josse de Buyle, heer van Walhove, zoon van Florent en Marie de Charletz, bezat in Lasnes (Waals-Brabant) veel grond met een oud kasteel, dat ooit de eigendom van de familie vander Kelen was geweest en daarna achtereenvolgens van Thierri de Buyle (in 1550), Henri de Buyle en Jeanne de Winne was 88. - Thierry de Buyle, schildknaap en later ridder, heer van Steenhuyse en van Laenenbourg, groot-baljuw van Warneton, zoon van Jean de Buyle (zoon van Jean en Jeanne Mertens) en van Isabelle de Keyser (dochter van Josse en Isabelle van Varenbergh) trouwde: a) Met NN. b) Op 18 februari 1535 in Mechelen met Agnes van Duffele geheten Berthout, dochter van Wouter van Duffele geheten Berthout (zoon van Wouter, bastaard, en van Catha85

Algemeen Rijksartchief - Familiearchief de Merode VM 442, rekeningen van de drossaard & stadhouder van het land van Grimbergen (1516-1555). Met dank aan J.M. vander Elst. 86 Archives départementales du Nord,Inventaire sommaires des Archives départementales antérieures à 1790, Nord: Archives civiles, Volume 1, 1931, blz. 296. 87 M. Gachard, Relation des troubles de Gand sous Charles-Quint, Bruxelles 1846, p. 274. 88 Jacques le Roy, Le grand théâtre du duché de Brabant, den Haag 1730, blz. 47 93


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

-

Louis De Bondt

rina Fruygh) en van Isabella Gevaerts (bastaarddochter van Gilles en weduwe van Melchisedech vanden Daele). Zij hadden een zoon Charles de Buyle, kapitein in Spaanse dienst, die trouwde met Jeanne Sultz, vrouwe van Steen en Moorsel, dochter van Gaspar Sultz en zijn eerste vrouw Margaretha Speelbergh. Jeanne Sultz overleed op 10 december 1623 en werd in de Sint-Rombouts te Mechelen begraven 89. Volgens Geert Willems op Geneanet (bron?) woonde een Dierik Buyle te Schouwbroek op het kasteeltje ter Linden alias ‘de Kleine Verdoemenis’ in de omgeving van Aalst. Hij was lid van de Catharinisten en van de Sint-Jorisgilde. In 1562 verkocht hij het 5,5 bunders grote goed ter Linden aan Hendrik van der Meere. Uit Wikipedia weten we dat ter Linden een omwald pachthof was, gelegen in de "straete genaemt de twee Steentienis" (omgeving Oude Gentbaan/Paddenhoek) in de wijk Schouwbroek die een onderdeel uitmaakte van de vroegere Praterij Schaerbeek. De praterijen van Mijlbeke en Schaerbeek vormden het Aalsters buitengebied. Ook Wikipedia vermeldt dat Diederik Buyl in 1562 het hof aan Hendrik van der Meere verkocht.

Ik weet (voorlopig) niet of we in alle gevallen met dezelfde persoon te maken hebben, maar chronologisch klopt het allemaal. Misschien heeft de Berthout-dries, bij de Borreput op de Steenhuffelse kouter, zijn naam wel aan Agnes van Duffele/Berthout, de vrouw van Dierick de Buyle, te danken. Overigens zouden de Borreput en de Eyndeput (cijnsgoed van de Buyle) best dezelfde locatie kunnen zijn. Na de Beroerde Tijden heeft men de erfgenamen van jonker de Buyele niet meer gevonden. Mogelijk heeft men ook niet hard gezocht. In een document uit 1631 werd nog eens over het “laethoff van wijlen Dierick de Buyl onder Liesele welcke men nyet sekerlijck en weet” gesproken 90. Misschien moeten we daar gaan zoeken. In 1652 werd in Steenhuffel nog altijd over het laathof van Dierick Buyle geschreven. Ik vraag me toch af wie de ontvangsten, die voor zijn nakomelingen bedoeld waren, ontvangen heeft. Want ze werden wel degelijk geïnd. In 1667 werden er niet alleen geen erfgenamen maar ook geen erflaten meer gevonden. En toch... De opmerkzame lezer zal gemerkt hebben dat in de hoofding de naam van de echtgenote van Dierick de Buyle staat. Dat komt omdat één document van de schepenbank van Steenhuffel het ons toch mogelijk maakte om hem te identificeren en een groot deel van wat ik hierboven vertelde te confirmeren. In een akte van 24 mei 1681 (register 6944 folio 83) lazen we dat Jan Brusselmans en Catharina Meert op 18 april 1651 de hofstee het Bonten Hofken op de Meir hebben gekocht. Dat bleek toen cijnsgoed van het laathof van Jonker Charles de Buyle te zijn. Deze Charles kan niet de zoon van Dierick zijn maar we weten wel wie hij was. In 1652 was hij schepen van Mechelen.

89 90

Dumont, Quarties généalogiques des familles nobles des Pays-Bas, 1776, blz. 57. Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6939, folio 174v. 94


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Charles 1 de Buyle (ca 1540/1564-1620) en Joanna Suls (+1623) In de personendatabank van de ‘Ware vrienden van het archief van Mechelen’ wordt – niet de Charles uit de titel maar de latere schepen Charles 2 - omschreven als schepen, jonker en heer van Steen en Morssel. Andere de Buyle’s in deze databank zijn: - Hendrik de Buyle alias Berthout, overleden voor 17 februari 1593, die een weduwe Johanna de Winne (+ na 1595) achterliet. - Charles de Buyle alias Berthout, voor 1590 getrouwd met Joanna Suls (+ Mechelen 22/9/1623) en verder genoemd van 1590 tot 1595. De link naar Berthout en de Winne is met wat vooraf gaat perfect te verklaren. Door onze bronnen (de Ware Vrienden van het archief van Mechelen, Wikipedia, de Quartiers généalogiques des familles nobles des Pays-Bas, en enkele genealogieën zonder bronvermeldingen op Geneanet) met elkaar te combineren, ben ik tot het volgende stamboomfragment gekomen. Jan de Buyle x Joanna Mertens dv Cornelis en NN

Jacques de Buyle

Jan de Buyle x Isabella Margareta Keysers (+Aalst 111/5/532) dv Joos en Isabella van Vaerenberghe xx Margareta Boyens

Hendrik de Buyle + 1510 x Catharina de Vos

Dierick de Buyle (ca 1500- na 1562) ridder, heer van Steenhuyse en Laenenbourg, heer in Lasnes, laathof in Steenhuffel, groot-baljuw van Wervik x NN XX18/2/1535 Agnes van Duffel dv Wouter en Isabella Gevaerts

Anna de Buyle + Aalst 1551 x Martinus van Migrode (1501-

Charles1 de Buyle ca 1540 + voor 1590 kapitein x Joanna Suls (ca 1553 + Mechelen 22/9/1623) vrouwe van Steen en Morssel dv Jaspar en Margareta Speelbergh

Hendrik de Buyle ca 1545 + voor 1593 x Johanna de Winne

Charles 2 de Buyle ca 1575 + na 1652 schepen van Mechelen, jonker, heer van Steen en Morssel, laathof in Steenhuffel

Florent de Buyle ca 1575-1624 x Marie de Charletz (1580-1646) heer in Lasnes

Celeyne de Buyle x Jan Staessens

heer in Lasnes

Charles Josse de Buyle 1619heer in Lasnes

95

Jeanne Louise de Buyle (1623x 1644 Jean de Bruges heer van la Motte

Philips de Buyle


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Opmerking: de mensen in Lasnes kennen Florent de Buyle wel maar weten niet wie zijn ouders waren. Uit deze stamboom blijkt dat de opvolger van Dierick de Buyle alleen maar zijn zoon Charles 1 kan zijn. Eigenlijk zou ik deze mens niet mogen vernoemen, want in Steenhuffel kende men hem niet en hij kende Steenhuffel evenmin. Veel inkomsten is hij daar, gezien het belang van zijn laathof en de ‘Beroerde Tijden’ wellicht niet door misgelopen. Deze Charles de Buyle alias Berthout was kapitein ten dienste van de koning van Spanje (Philips II) en trouwde omstreeks 1573 met Joanna Suls, vrouwe van Steen en Moorsel (?), dochter van Gaspar Suls en diens eerste vrouw Margareta Speelbergh. In Mechelen bezat de familie Suls het huis de Pelicaen in de Befferstraat. Charles overleed voor 1590 want na zijn dood hertrouwde zijn weduwe op 4 februari 1590 in Mechelen met Bartholomeus van den Eynde, procureur bij de Grote Raad. Haar neef Jaspar van Nieuwenhuyse (zoon van haar tante Joanna en Geert van Nieuwenhuyse) was daarbij een huwelijksgetuige. Met haar tweede echtgenoot kreeg Joanna Suls in Mechelen nog 3 kinderen: Jan (in 1592), Johanna (in 1695) en Antonius Bartholomeus (in 1597). In de periode 1596-1598 lagen ze in proces met Jaspar van Nieuwenhuyse over een schuldenkwestie 91. Jaspar van Nieuwenhuyse was de provisor van het armenhuis De Putterije in Mechelen maar ook, zoals gezegd, haar neef. Al deze gegevens werden bijeen gesprokkeld uit de personendatabank van ‘de Ware Vrienden van het Archief van Mechelen’ 92. Anna Suls overleed op 22 september 1623 en werd er in de Sint-Romboutskerk te Mechelen begraven. Met haar grafsteen is er toch iets vreemds aan de hand. Daarop staat ·: Hier leet begraven Jouff. Joanna Suls, Vrouwe van Steen ende Morssel, Weduwe Wijlen Jonr Charles Buyle alias Berthout, Capiteyn ten dienste van sijne Konincklijcke Majesteyt, sone wijlen Mr Heer Dirick de Buyle, Riddere, Heere van Steenhuyse ende Laenenbourg, Hoog-Bailliu van de stadt van Wervicke, sij stierff den 20. September 1623. Waarom wordt alleen haar 1ste man genoemd?

De familie Suls. Op de bladzijden 169 tot 176 van “ Handelingen van den Koninklijken Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen, volume 71-72, jaargang 1967” publiceerde de heer F.L. Van den Wijngaert een historische nota over de omwalde hoeve ‘het Hooghuis’ of IJzerstein te Onze-Lieve-Vrouw-Waver bij Mechelen. Ooit hoorde daar een toren met een diameter van 14 meter en een huis van plaisantie bij. De oudste bron die deze hoeve vermeldde is een oorkonde van 31 maart 1324, uitgaande van de schepenen van de hoofdbank van Befferen in Mechelen, toen Margriet Kermans, dochter van Paridaen, deze hoeve (toen nog zonder toren) aan haar schoonbroer, de bankier Wouter de Wisselaer, verkocht. De eerste eigenaars waren: 91

de

Algemeen Rijksarchief, Raad van Brabant, processen van particulieren, 2 reeks, dossiernr. 209. Tussen 1589 en 1597 zijn in dezelfde databank nog 4 andere echtgenoten van een Joanna Suls te vinden: Jan Belis, Jan de Fuyter, Jan van der Borcht en Gerard van Nieuwenhuyse. Deze laatste trouwde echter met een dochter van Willem en dus met een tante van ‘onze’ Joanna’. 92

96


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

-

Paridaen Kermans. Margriet Kermans: tot 1324. Wouter de Wisselaer: tot zijn dood voor 1343. Jan de Wisselaer, zijn zoon. Elisabeth de Wisselaer, zus van de kinderloos gestorven Jan, gehuwd met Godevaert Suls, vernoemd vanaf 1369. Ik ga verder met een stamboomfragment. Godevaert 1 Suls ca 1345 x Elisabeth de Wisselaer Godevaert 2 Suls ca 1375-1423 x NN Willem Suls ca 1405-1470 droeg de hoeve in 1466 (in de bank van Befferen) over aan Jan Suls, zoon van zijn broer Jan

Jan Suls ca 1415-? x Margaretha Taeye van Gaesbeke

Jan 2 Suls ca 1445x Joanna Vincx Godevaert 3 Suls in O.L.V. Waver

Willem Suls (ca 1485 +25/3/1541) heer van Morssel, schouteet van Heist (1537) x Johanna Vander Heyden wonen in Mechelen (zij hertrouwde met kanonnengieter Cornelis Pastenaex)

Johanna Suls (+1611) x Geert van Nieuwenhuyse (1533 + 24/2/1588) kanonnengieter en provisor van de kerk van Hanswijk

Jasper Suls (1530-1576) x Margaretha Speelbergh xx Maria van Steynemolen

Willem Suls x Henrica van Bijlant

Johanna Suls (ca 1553-22/9/1623) vrouwe van Steen en Morssel x Charles 1 de Buyle (ca 1540 + voor 1590) xx 1590 Bartholomeus van den Eynde

Jan Suls in Walem

Jan Suls x Cornelia Tribolets

Over Jasper Suls (1530-1576). Jaspar Suls was jonker, handelaar en een spilfiguur van het Calvinisme in Mechelen. Volgend stukje biografie komt uit a) ‘De Mechelse Beeldenstorm in de literatuur van de 16de eeuw tot nu’ van Hugo Verstrepen in de Mechelse Historische Tijdingen van juli 2016, maar vooral uit (b) de bladzijden 39 en volgende van de masterscriptie ‘Adriaen Van Steynemolen (1536-1576) van Yolande Vanhelmont (Universiteit Gent, Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, academiejaar 2015-2016). Beide auteurs verwijzen regelmatig naar het artikel ‘Drie figuren uit het Mechelse Wonderjaar’ van Eugeen van Autenboer in Mechelsche bijdragen (jg 1942), dat ik zelf niet gelezen heb. Aanvankelijk ambieerde Jasper een militaire carrière. Op 10 augustus 1557 onderscheidde hij zich tijdens de veldslag van Saint-Quentin (waar de Spanjaarden een beslissende over97


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

winning op de Fransen behaalden) en als dank werd hij tot lid van de koninklijke lijfwacht van de archiers gepromoveerd. In die hoedanigheid ging hij in 1559 met koning Philips II mee naar Spanje. In 1563 moest hij door een kwetsuur aan de rechterarm het korps verlaten. Philips II gaf hem een levenslang pensioen van 3 stuivers per dag. Met Adriaen van Steynemolen en Hendrik Pieters stichtte hij vervolgens een compagnie om handel met Spanje te drijven. Terwijl Pieters en Van Steynemolen in Spanje bleven keerde Suls naar de Spaanse Nederlanden terug om de zaken vanuit Mechelen en Antwerpen te regelen. Jasper Suls huwde tweemaal, een eerste keer met Margriet Speelberg, een tweede keer met een zekere Maria Van Steynemolen, mogelijk een zus van zijn vennoot Adriaen. In 1568 kwam er een eind aan de samenwerking tussen Suls en zijn handelspartners in Spanje. Daar was een goede reden voor. Op 21 februari 1568 was hij door de Raad van Beroerten (1566-1573) bij verstek veroordeeld tot verbanning en inbeslagname van al zijn goederen. Jasper was een overtuigde en onverbloemde Calvinist. Hij werd er van beticht om samen met schermmeester Gedeon en een zekere Eenooghe de belangrijkste aanstoker van de Mechelse Beeldenstorm van 23 augustus 1566 te zijn geweest. In het voorjaar van 1567 was hij naar veiliger oorden (wellicht Duitsland) gevlucht. Naast zijn persoonlijke eigendommen en het huis ‘de Donderbusse’ van zijn stiefvader en kanonnengieter Cornelis Pastenaex werden in april 1569 ook de winsten van zijn compagnie in Mechelen aangeslagen.

De familie Suls en Steen. In 1465 werd de hoeve in Onze-Lieve-Vrouw-Waver, die later ook als ‘het Hooghuis’ en ‘IJzerstein’ bekend gebleven is, door de griffier van de bank van Befferen beschreven als “den Steen met sijne borchgrachten, huysingen, hoven, schuren, bogaerden, winnende landen, bosschen, heyden, weyden, vorrelen ende alle andere toebehoorten, 24 bunderen groot”. In 1531 was dit goed tot 60 bunderen uitgegroeid. Daar waren ook 12 bunderen in Rijmenam bij. Groter is het daarna niet meer geworden. Nadat omstreeks 1340 de toren was gebouwd kwam er tussen 1538 en 1561 ook een huis van plaisantie bij. Daarna werden de benamingen ‘Hooghuis’ en ‘den Steen’ voor en door elkaar gebruikt. In 1576 werd ‘den Steen’ als eigendom van de Calvinist Jaspar Suls, door de Spanjaarden verwoest. In 1768 waren de hoeve met de toren, het woongedeelte, de stallen en de gronden nog 14 à 15 bunderen groot. In 1780 werd op deze plek met onder andere witte steen van de kasteelruïne een hoeve gebouwd (op de foto hiernaast duidelijk te zien).

Foto Maryline Verhulst (2011)

De familie Suls en Morssel. 98


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Alleen van Willem Suls, de grootvader van Johanna, heb ik naast het feit dat hij van 1 april 1537 tot 1 april 1538 schouteet was van Heist, op verschillende plaatsen gelezen dat hij ook heer van Mortsel was. Ik weet niet waaraan hij die blijkbaar overerfbare titel te danken had want in de geschiedenis van Mortsel heb ik hem niet terug gevonden. Zou “Morssel” op Johanna’s grafsteen in de Sint-Rombouts wel als Mortsel moeten gelezen worden. Ik las ook dat Johanna Suls en haar zoon, de schepen Charles de Buyle, vrouwe en heer van Steen en Moorsel waren 93. Moorsel kennen we: het grenst aan Mijlbeek en Aalst. Daar bestonden in de vroege middeleeuwen 2 heerlijkheden maar volgens mij heeft een familie Suls daar nooit de heer geleverd. Volgen Geert Willems op Geneanet (bron?) woonde Dierik Buyle, de schoonvader van Joanna Suls en ons intussen redelijk goed bekend, te Schouwbroek op het kasteeltje ter Linden alias ‘de Kleine Verdoemenis’ in de omgeving van Aalst. Hij was lid van de Catharinisten en van de Sint-Jorisgilde. In 1562 verkocht hij het 5,5 bunders grote goed ter Linden aan Hendrik van der Meere. Uit Wikipedia weten we dat ter Linden een omwald pachthof was, gelegen in de "straete genaemt de twee Steentiens" (omgeving Oude Gentbaan/Paddenhoek) in de wijk Schouwbroek die een onderdeel uitmaakte van de vroegere Praterij Schaerbeek. De praterijen van Mijlbeke en Schaerbeek vormden het Aalsters buitengebied. Ook Wikipedia vermeldt dat Diederik Buyl in 1562 het hof aan Hendrik van der Meere verkocht.

Charles 2 de Buyle (ca 1575/1650-1655) Ik eindig dit deel van mijn verhaal met Charles 2 de Buyle, zoon van Charles 1 en Joanna Suls. Ofschoon hij schepen van Mechelen werd en belangrijke functies in de lakenweversgilde vervulde, weet ik verder niet veel van hem. Men noemde hem jonker en preciseerde dat ook hij nog heer van Steen en Morssel was. In de “Inventaris van het archief van de Raad van Brabant. Processen van de adel, 1496-1722” 94 vinden we onder dossiernummer 2761 een pak informatie over een rechtsgeding uit 1669 van de weduwe en kinderen van Charles de Buyle en de schepenen van de Hoofdbank van Befferen en Simon Roucx, curator ad lites van het sterfhuis van Amelberga Janssens, weduwe van Peter Caulier. Het gaat over een betwisting over de borgstelling van de hier eerder besproken hoeve 'Ten Steen' die inderdaad onder de schepenbank van Befferen in Mechelen ressorteerde. Iemand zal dat document eens moeten gaan bekijken. Maar intussen hebben we toch alweer wat bijgeleerd, namelijk: - Dat Charles 2 de Buyle voor 1669 gestorven is (en nà 1662 want dat wisten we al), - Dat hij een vrouw en kinderen had. Charles 2 de Buyle werd bij zijn moeder Johanna Suls in de Sint-Rombouts begraven. Op haar grafsteen werd de volgende tekst aan haar grafschrift toegevoegd: Alhier leyt noch begraven Jonr Charles de Buyle haerlieder beyder Sone, Heere van Steen ende Morssel voors., Capiteyn van een vrij Compagnie van tweehondert mannen ten diensten van sijne Con.Majesteyt 95 . Het jaar van zijn overlijden en de naam van zijn echtgenote worden helaas niet vermeld.

93

Bijvoorbeeld in ‘Bulletin du Cercle archéologique, littéraire et artistique de Malines, Vol.19, 1909, blz. 69’. Algemeen Rijksarchif - BE-A0541 005619 007198 DUT 95 Le grand théâtre du duché de Brabant, Antonius Sanderus en Le Roy, boek 1, 1729, blz. 45. 94

99


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Maar in de historische nota van F.L. Van den Wijngaert over de ‘den Steen, alias het Hooghuis en IJzerstein te Onze-Lieve-Vrouw-Waver heb ik toch een beetje over zijn afstammelingen gevonden. Ik zet het in een volgend stamboomfragment.

Jacques de Buyle

Charles1 de Buyle (ca 1540 + voor 1590 x Joanna Suls (ca 1553 + 1623)

Hendrik de Buyle (1545 + voor 1593) x Johanna de Winne heer in Lasnes

Charles 2 de Buyle ca 1575 + na 1652

Florent de Buyle (ca 1575-1624) x Marie de Charletz (1580-1646) heer in Lasnes

Jan Charles de Buyle (ca 1610- na 1675) heer van Berendonck

Charles Josse de Buyle (1619heer in Lasnes

Jeanne Louise de Buyle (1623x 1644 Jean de Bruges heer van la Motte

Marie Louise de Buyle x Eduard van Mechelen de Berthout Carel Eduard van Mechelen voor en na 1717

Françoise van Mechelen x ca 1710 Jean Michel de Locquet (1653-1726)

Henric Berthout van Mechelen

Na 1651 wordt in de schepenbrieven van Steenhuffel nooit meer over dit laathof gesproken. Wèl 1 keer over een laathof Pauw en Buylen (in 1746) en 1 keer over het laathof Pauw, Buylen en Arbois (in 1769). Het bezat cijnsgoed in Steenhuffel en Merchtem maar ik heb geen elementen om het met het hier besproken leengoed te verbinden.

Eigenaars, meiers en gezworen erflaten Hierna volgt een overzicht met namen die uitsluitend in de registers 6936 tot en met 6954 van de schepenbank van Steenhuffel te vinden zijn. Laathof van Dierick Buyele Charles de Buyle (1651)

Meiers Goossen van Gestele (1552,1557) Henrick Putteman loco NN (1593) Huybrecht Goossens loco NN (1618-1631) Henrick Cleyman (1652)

100

Gezworen erflaten Joos van Horenbeke (1557) Peeter vander Stappen (1557) Robbrecht Vereertbruggen (1557) Gielis Witleer (1557) Onbekend (1593) Onbekend (1615) Joos Moyensoen (1618) Philips Goossens (1618-1631) Hendrick Meerte (1618) Philips Goossens (1631) Gillis van Acoleyen (1631) Guillam Moyensoen (1631) Gillis Beelaert (1631) Jaecques Merttens (1650,1652) Jan Pinnock (1650) Franchois vander Stappen (1650,1652) Henrick vande Voirde (1650,1652) Anthonis van Asbroeck (1652)


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Deel V

Het laathof vander Noot, later d’Oyenbrugge de Duras

Leengoed van het Hertogdom Brabant

Pastoor J.B. Van den Eynde in 1793: “Dit stuk land, eertijts eenen bosch genaemt PastorijenVaerenbosch, schijnt belast te zijn met een jaerelijkx chijnsken in den chijnsboek van den Grave vanDuras als Heere van Oyenbruggen. Het is te verwonderen dat de oude handboeken ofte registers geene mentie van dezen chijns en maken.

101


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Adolf vander Noot (1486/1510-1543) en Philippote van Watermale. Jan Baptist Van den Eynde, die van 1781 tot 1805 pastoor van Steenhuffel was en die de Franse Revolutie heeft meegemaakt, heeft nog net op tijd een aantal dingen over het Ancien Regime opgeschreven voor die definitief geschiedenis werden. Maar ook hij zat met enkele vragen waar niemand nog het antwoord van kende. Zoals waarom de graaf van Duras er van uitging dat hij cijnsinkomsten in Steenhuffel had. Niet om pastoor Van den Eynde te helpen, maar om het nooit meer te vergeten, heb ik naar de oorzaak voor de claim van de graaf gezocht. Met het volgende resultaat. Een cijnsboek van Diepensteyn uit 1547 vermeldt een laathof van: “Adolphs vander Noot, cancellier inden Raede van Brabant”. Dat is genoeg informatie om hem te kunnen identificeren als de zoon van Peeter, woudmeester van Brabant, en Angelina vander Heyden (dochter van Willem en Marie Bosquiel), geboren te Brussel op 3 juni 1486, er overleden op 31 maart 1543, in de Sinte Goedele te Brussel begraven, en voordien getrouwd met Philippote van Watermael. Dit laathof zou dus een oudere naam voor dat van Jacop vander Heyden van het Hof ten Houte kunnen zijn (zie deel I). Maar we moeten voorzichtig blijven. Want ook Philippote van Watermael (Watermale) had hier belangen. Over Adolf vander Noot. In 1500 ging Adolf aan de universiteit van Leuven studeren, maar het was in Bologna dat hij in 1510 afstudeerde in kerkelijk en burgerlijk recht. In 1512 werd hij lid van de Raad van Brabant en in 1532 volgde hij Jeroen van der Noot als kanselier van Brabant op. Dat was tot 1540 toen hij luitenant van het Leenhof van Brabant werd. Hij was heer van Oignies en Waudignies, en ridder van het Gulden Vlies. Omstreeks 1510 trouwde hij met Philippote van Watermaele 96. Het zou kunnen, maar het tegendeel zal blijken, dat Adolf vander Noot zijn laathof a) geërfd heeft van zijn moeder Angelina vander Heyden, en b) aan ridder Jacop vander Heyden heeft overgelaten. Deze was namelijk getrouwd met zijn dochter Jacquemeyne vander Noot. Over Philippote van Watermale. Zij was de dochter van meester Jan van Watermaele, een lid van de Raad van Brabant. Jan van Watermaele bezat in 1466 eigendom bij de Boonhof in Steenhuffel en was toen cijnsman van Diepensteyn voor een huis en hof achter de kerk.

In 1508 werd hij door Karel van der Noot 97 in zijn leendenombrement ook genoemd als de eigenaar van een stuk grond dat op het Groot Wolfroth lag.

96

Na de dood van Philippote (in 1552) zou Adolf volgens sommigen (Peter G. Bietenholz, Thomas Brian Deutscher A Biographical Register of the Contemporaries of Erasmus, Volume 3, 2003, blz. 18) hertrouwd zijn met Margriet van Pede (+16/5/1557). Dat is meer dan waarschijnlijkk fout, want van zijn eigen overlijdensdatum (31 maart 1543) zijn we behoorlijk zeker. 102


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

In 1513 declareerde zijn zoon Jan junior zichzelf als leenman van de heren van Glymes voor grond op de Meercouter, grond op de Walembempt, en grond op de Koekelberg en op ‘den hove van Paissegem’ (de twee laatste in Peizegem) 98. Hetzelfde jaar 1513 werd zijn dochter Philippote genoemd als cijnsman van dezelfde heren van Glymes in Steenhuffel voor 1,5 dagwand op de Hoevel (de Heuvel), dat ze van haar vader, meester Jan van Watermale, had geërfd. Wat hebben we nog meer ontdekt over meester Jan? In het archief van het O.C.M.W. van Brussel 99 wordt in 1512 en 1513 tot drie keer toe een Jan van Watermale genoemd die schepen van Brussel was en ca 1455 getrouwd was met Elisabeth Esselens. Dat er in 1389 in de Bank van Steenhuffel een schepen zetelde die Jan Esselen heette, is mogelijk niet relevant... Maar dat dezelfde (ongetwijfeld zeer moeilijk leesbare) akten hem betitelen als heer van Auseult (of Dausseult of Aussoit) en Woudeguye (of Woudegnije of Woudguye) kan echt geen toeval zijn. Van Adolf vander Noot heb ik immers al verteld dat hij heer was van de beter gekende plaatsen Oignies en Waudignies. Die titels moet hij van zijn schoonvader hebben geërfd. De Jan van Watermale waar we het hier over hebben heette eigenlijk Jan Daneels, gezegd van Watermale. Ik heb nooit gelezen dat hij ook de eigenaar van een laathof in Steenhuffel was, maar het is niet onmogelijk, en zelfs waarschijnlijk, dat Adolf vander Noot via zijn vrouw zijn laathof van hem heeft geërfd. Afdruksel van een koperplaat met het portret en de wapens van Adolf van der Noot

97

Die was van 1494 tot 1535 de hoofdleenman van een leengoed van het hertogdom Brabant in de buurt van het Perrehof op de Steenhuffelse Kouter, zie deel VIII. 98 Jan van Watermael had het Hoff te Peyssegem al op 22 december 1495, nog voor hij getrouwd was, van zijn vader, meester Jan senior, gekregen. Deze hoeve met 35 bunders land was ooit (in 1382) de eigendom van Jan ‘tSerclaes, zoon van Reynier, geweest. 99 Archiefreferenties: a) Fonds Sint-Jacobsgasthuis, n° 55 (charterverzameling van het Sint-Jacobsgasthuis), b) Fonds Hôpitaux, H.821, 27 f° 153, en c)Fonds Hôpitaux, H.821, f° 102 v°-103 (goederenregister van het SintKristoffelsgodshuis). 103


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Peter vander Noot (ca 1515/1543-1583) en Catharina Schoofs

In register 6938 van de schepenbank van Steenhuffel staat expliciet te lezen dat een zekere Peter vander Noot (in de tweede helft van de 16de eeuw en voor Godefroid de Laittre) de eigenaar van een laathof in Steenhuffel was. Adolf en Philippote van Watermale hadden inderdaad een zoon die Peter heette. Uit het vervolg van dit verhaal zal blijken dat het inderdaad deze Peter was die in register 6938 werd bedoeld. Peter was lid van de Raad van Brabant en twee keer getrouwd. Eerst met Anna de la Douve (eigenlijk Anne de la Doirie de la Douve), dochter van ridder Jacques de la Douve de Nieuwkerke, heer van Sanguin, en Jeanne Jossine de Mailly, vrouwe van Hauteville, waarmee hij 1 dochter had: Philippote vander Noot. Zij trouwde met Jean de Ligne en werd de moeder van Philippote de Ligne de Ham. Dat zal belangrijk blijken. Vader Jacques de la Douve de Nieuwkerke mag niet verward worden met Ridder Jacques de la Douve, een voorvader, die in 1408 heer van Nieuwkerke was. Hij werd daar vereeuwigd als reus en mag regelmatig nog eens buiten komen

Met zijn tweede vrouw Catharina Schoofs (ook Schoefs) kwamen er nog 3 kinderen bij. De ouders van Catharina ken ik niet, maar ik weet dat ze een zus had die getrouwd was met Willem de Clerck van Bovekerke, en dat beide zussen met hun mannen op 13 oktober 1558 aan Willem Basselier en Catharina de Naen een hoeve in Deurne hebben verkocht. Peter stierf in of kort voor 1583. In sommige genealogieën staat 1577 maar dat is verkeerd. Volgens register 6937 was hij ridder, heer en meester, en had hij, naast eigendom in Merchtem-Peizegem, ook bezittingen aan de Merctwegh, tegen de Walenmeers, bij de Maeshage, de Waelrothstrate, de Heyde, de Asscherhout en het Geertruyenveld in Steenhuffel. Bovendien was hij de eigenaar van de Couwenbergh-stede die hij aan Hendrick Meerte verhuurde.

104


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Adolf vander Noot (ca 1550/1583-1587) Marie vander Noot (ca 1555/1587-1635) en Godefroid de Laistre In 1633, toen men de eigenaars van ten Houte toch goed kende, werd over het laathof dat we nu bespreken nog gesproken als over ‘het laathof van wijlen Adolf vander Noot, nu genoemd Oyenbrugge’. Er was toen geen meier en er werd maar 1 erflaat gevonden. Dat was Adriaen Moens. Het ging over cijnsgoed aan de Veldekens en bij de Heuvel. Na 1633 heb ik in de registers van de schepenbank van Steenhuffel nog volgende verwijzingen naar dit laathof gevonden: - 1661: Het Laathof van Maria vander Noodt. - 1713: De erfgenamen van vrouwe Marie vander Noodt of de heer van Oyenbrugge. - 1739: Het laathof van de heer van Oyenbrugge In geen enkele genealogie heb ik iets over een huwelijk tussen Marie vander Noot (liefst een afstammelinge van Adolf) en een mijnheer van Oyenbrugge gelezen. Er moet dus een andere verklaring voor de toevoeging ‘van Oyenbrugge’ gevonden worden. Maar de in 1633 genoemde ‘wijlen Adolph’ zou een kleinzoon van de in 1543 overleden Adolph kunnen zijn. Ridder Jacop vander Heyden was o.m. heer in Hove (op het goed te Groenenberghe) en in Merchtem, namelijk op het Hof ten Houte in Peisegem. Hij was getrouwd met Jacquemeyne vander Noot, een dochter van Adolf vander Noot en Philippote van Watermael 100. Adolf vander Noot (+ 1543) x Phillippote van Watermale

Philippote vander Noot x Jean de Ligne, heer van Hamme

Adolf vander Noot ° ca 1550 + 1587

Peter vander Noot (+ ca 1583) x Anne de la Douve xx Catherine Schoofs

Jacquemijne vander Noot x Jacop vander Heyden (Hof ten Houte Peizegem)

Marie vander Noot (° ca 1555 + ca 1635) x Godefroid de Laistre + ca 1629

Anna vander Noot x Michiel t’Seraerts

Deze Adolf (de jonge) was de zoon van Peter en van diens 2de vrouw Catherine Schoofs. Hij is wellicht kinderloos in 1587, in dienst van de Spaanse koning en in Dendermonde gestorven. Van een eventuele vrouw en kinderen heeft blijkbaar niemand weet. Maar hij had wel twee zussen. De ene, Anna, was getrouwd met Michiel t’Seraerts. Ik vond zijn naam driemaal in een register van contracten van enkele laathoven in Steenhuffel (Algemeen Rijksarchief, Schepengriffies van Brabant, arrondissement Brussel, register 6935). De akten op folio’s 6, 10 en 11 beginnen met de aanhef “Wij .... erfflathen joncker Michiel tSeraerts als erffgenaem over wijlen heer ende meester Peeter vander Noot.” Die erflaten waren afwisselend: Symon de Vleesschouwer, Joos Moyesoen, Henrick Meerte, Gooris de Greve, Jacques van Hoorenbeke en Adriaen Moens. De respective datums zijn 12 maart 1615, 16 februari 1616 en 24 november 1616 100

N.J. Van der Heyden, Notices historiques et généalogiques sur les nobles et anciennes maisons, van der Heyden, dite de la Bruyère. de Bylandt van der Moten etc., Anvers, 1847. 105


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Daarna verdwijnt jonker Michiel uit onze archieven en komen we Godefroid de Laistre (de Laittere en de Laittre bij ons) als de eigenaar van het laathof tegen. Dat was de man van de andere zus, Marie vander Noot. Deze Godefroid de Laittere wordt tussen 1618 en 1629 diverse keren als de eigenaar van een laathof vermeld. Naast dat laathof had hij eigendom op of tegen het Geertruyenvelt, tegen het Wolffroth, aan de Veldekens (Meire-Waelroth) en in de Oude Strate in Steenhuffel. Hij had ook bezittingen tegen de Hoeve, bij de Windmolencouter, de Wijmeersch en bij de Coeckelberg in Peizegem. Hij moet (kort) voor 1629 gestorven zijn. Daarna (in 1630 en 1635) komen we terug zijn weduwe Marie vander Noot als de eigenaar van dit laathof, met cijnsgrond bij het Michielsblok en aan het Groot Wolfroth, tegen. Ik noem de toponiemen zoals ik die in de diverse documenten gevonden heb (het gaat altijd over dezelfde plaatsen). Eigenaars Peeter vander Noot (voor 1600) Michiel t’Seraerts (1615-1616 Godefroid de Laittre (1618) Marie vander Noot, wed.de Laittre (1630,-1635) Erfg. Marie vander Noot (1638) Wijlen Peeter vander Noot (1649,1654) Wijlen Marie vander Noot (1658)

Meiers

Gezworen erflaten Symon de Vleeschouwer (1615-1616) Jacques van Horenbeke (1615-1634) Jan vanden Breen (1618-1631) Joos Moyensoen (16156, 1618) Huybrecht Goossens loco NN (1635) Hendrick Meerte (1615,1618) Christiaen de Maerschalck loco NN (1638) Gooris de Greve (1615,1616) Jan Bruesselman (1649-16658) Adriaen Moens (1615,1616) Hendrick de Smeth (1622) Hendrick Putteman (1625-1638) Amandt de Smeth (1634,1635) Jacop van Achter (1625-1638) Guillam vander Stappen (1634-1654) Joos vanden Breen (1649) Franchois van Horenbeke (1649-1665) Gillis Meerte (1649,1658,1661) Jaecques Merttens (1649,1658,1661) Jan de Vleminck (1649-1664) Cornelis Moyesoen (1658) Franchois Meskens (1659) Jan de Bocq (1659) Jan de Greve (1664,1665) Peeter van Opstalle (1664,1665) Jan vander Stappen (1665)

Over de familie de Laistre vernemen we iets meer bij Alphonse Wauters wanneer hij het op blz. 188 van deel 2 van zijn ‘Histoire des environs de Bruxelles’ over het kasteel van Dilbeek heeft. Tot in de tweede helft van de 16 de eeuw was dat immers de eigendom van Jean de Leistre maar dan werd het door de Spanjaarden, toen ze Brussel bezetten, in beslag genomen. Godefroid de Leistre, de Laistre, de Lestre en de Laittre, was de zoon van deze Jean en van Cecile van Brecht, en trouwde dus met Marie vander Noot. Wauters kende haar ouders niet maar wij kennen die intussen wel. De zuster van Godefroid, Anna (Anne Cécile)101, werd de echtgenote van Willem vander Bekene, ridder van Jeruzalem. In 1586 hebben de kinderen het kasteel van Dilbeek teruggekregen. Nà Godefroid en Anna de Laistre zouden hun eigendommen eerst in het bezit van Godefroid van Oyenbrugge en daarna in dat van Ernest Balthazar, graaf van Duras, terecht gekomen zijn. Het is goed dat we dat nu weten, want hetzelfde is klaarblijkelijk met het laathof in Steenhuffel gebeurd. 101

De namen van Cecile van Brecht en de 2de voornaam van Anne Cecile komen niet van A.Wauters maar staan op blz.197 van de ‘Généalogie Vandernoot’ van Azevedo (editie 1771). Deze noemt weliswaar de naam van de vrouw van Godefroid niet, maar dat deze de Laistres in de genealogie vander Noot terecht gekomen zijn, is voor mij bewijs genoeg. 106


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Godefroid de Laittre overleed voor of in 1629. Zijn vrouw Marie vander Noot is tussen 1633 en 1638 gestorven. Waarschijnlijk waren ze op latere leeftijd getrouwd, hadden ze geen kinderen en is ook hun laathof in Steenhuffel naar een andere tak van de familie en vervolgens naar de familie van Oyenbrugge overgegaan.

De familie d’Oyenbrugge de Duras

Kunnen onze eigen schepenregisters ons iets over die transitie van de familie vander Noot naar die van van Oyenbrugge vertellen? Jazeker, maar we zullen wel wat dingen moeten combineren. - Register 6947, f° 84 en 96: Een baron Rogier Wouter vander Noot (overleden voor 1721), baron van Carlo, leende in 1693 geld aan de zussen de Witte en enkele anderen waarvoor die grond te Breestraten in Merchtem hypothekeerden. - Register 6947n f° 219: 1734 – Een landbouwgrond van 128 roeden op het Walroth in Steenhuffel, is in 1734 nog “belast met eenen klijnen cheyns aen den laethove van den heere graeve van Duras”. - Register 6949, f° 80 e.v.: De echtparen Theodorus van Hoymissen en Anna Maria vande Voorde en Mattheus van Gavre en Anna Meert verkopen in 1743 aan Josephus Hyachyntus Gruno de la Vega en Joanna Magdalena Voet van Winsen, 178 roeden van het gerooide Dorenbos te Steenhuffel, dat ze zelf op 3 januari 1727 hadden gekocht van Philippus Franciscus vander Noot, grave van Duras, baron van Carloo, Meldert etc. De tak d’Oyenbrugge de Duras had zich al sedert 1550 van de hoofdtakken van Grimbergen en Coolhem (Kalfort-Puurs) afgescheiden. De door A. Wauters als opvolger van Godefroid de Laistre genoemde Godefroid van Oyenbrugge (een zoon van Gerard en kleinzoon van de hierboven genoemde Philips René van Oyenbrugge en Louyse Van der Noot (zie stamboomfragment hierna) was omstreeks 1610 getrouwd met zijn verre achternicht Marie d’Oyenbrugge de Duras. De band tussen de families van Oyenbrugge en de Duras werd – althans volgens één van onze bronnen 102 - nog eens versterkt door het huwelijk van Magdalena Francisca alias Anna Amour Josephe van Oyenbrugge, de kleindochter van Godefroid, met de eveneens door Wauters genoemde Ernest Balthazar d’Oyenbrugge, graaf van Duras. Omstreeks 1790 schreef pastoor Van den Eynde dat er toen nog altijd een laathof van Oyenbrugge bestond en dat het, naast in Linthout, Ossel en Brussegem ook wat belangen in Steenhuffel had. De bezittingen in Steenhuffel waren echter bijzonder klein. Eigenlijk had hij alleen maar weet van “een stuk land, eertijts bosch, genaemt het Pastorijen Varenbosch, in het geheel groot salvo justo drij dagwanden en half, aen pastor ende coster competerende, dat schijnt belast te zijn met een jaerelijkx chijnsken van vier penningen nieuwe, alias 3 1/3 oorden, in den chijnsboek van den Grave van Duras als Heere van Oyenbruggen.” En hij voegde er aan toe: “Het is te verwonderen dat de oude pastorele handboeken ofte registers geene mentie van dezen chijns en maken.” Het pastorijen Varenbosch lag op de Bouw, tegen Peizegem 102

Dumont, Fragmens genéalogiques, tôme 1, Genève 1743 blz. 185-186 107


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Wel, wij weten nu hoe dat allemaal gekomen is. Om de draad niet helemaal kwijt te raken geef ik hierna een sterk vereenvoudigd, stamboomfragment. Wouter III vander Noot (1351-1432) x Margarita de Hertoghe xx Jutte Colays Geldolf vander Noot x Petronella Gommer

Wouter IV vander Noot (1398-1452) x Elisabeth Eggloy

Peter vander Noot x Angelina vander Heyden (dv Willem en Marie Bosquiel)

Wouter V vander Noot (1430-1477) x Dymphna van Grimberghe gezegd van Assche (+1469) Heer van ter Rijst (Risoir)

Adolf vander Noot (+1543) x Philippote van Watermale

Wouter VI vander Noot x Louyse de Herbais

Karel van der Noot x 21/2/1493 Cecile de Ligne de Ham

Jeroen vander Noot x 1498 Maria van Nassau

Wouter VII vander Noot x Catharina Hinckaert

Peter vander Noot (+ 1583)

Louyse vander Noot +1/10/1578 x Philips Rene van Oyenbrugge

Marie vander Noot + ca 1635 x Godefroid de Laistre

Gerard van Oyenbrugge +1637 ridder, heer van Milsen, schepen en burgemeester van Brussel x Philippote de Ligne de Ham Godefroid van Oyenbrugge x ca 1610 Marie Anne d’Oyenbrugge de Duras dochter van Jacob baron van Meldert en Anne de Berlo

Engelbert-Godefr.d’Oyenbrugge baron van Meldert x Marie Ernestine de Berlo

Maria vander Noot x Philips van Ophem

Jaspar vander Noot x 1561 Jeanne d’Enghien Jeanne hertrouwt in 1579 met Philips Rene van Oyenbrugge

Philippote van Ophem Zie: Leengoed bij het Perrehof

En ook: Nicolaes: Capucijn Engelbert: schepen en burg. Antwerpen (1619-1629, 1632) Catharina x Jean d’Yve , heer van Ramelles, Ramez etc Karel: kanunnik in Doornik Philippote x Adolf van Busleyden, burggraaf Grimbergen Anna x Claude de la Bourlotte, xx Winand de Berlaimont Philips René : geestelijke, in Leuven Isabella van Oyenbrugge non in Maubeuge Angeline Hélène d’Oyenbrugge x François de Kinschor graaf van St-P-Jette

Magdalene Francisca alias Anna Amour Josephe d’Oyenbrugge (1666-1692) x Ernest Balthazar d’Oyenbrugge graaf van Duras Anne Antoinette Ermelinde van Oyenbrugge (1691-1717) x Philippe François vander Noot (1691-1759) Philippe Louis Joseph vander Noot (1710-1748) x Honorine Françoise Antoinette de Hamme de Stalle (ca 1710-1744) Jean Joseph Philippe vander Noot (1746-1802) x 1784 Florence Marie J. Gh. de Ruysschen (1766-1801)

108

Ermelinde d’Oyenbrugge x JB Daneels baron van Korbeek xx JB Martel


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

De gearceerde vakken zijn die met de namen van de zekere eigenaars van het laathof van wijlen Adolf vander Noot in Steenhuffel. Om een familieverband te vinden tussen de laatste vander Noot en de eerste van Oyenbrugge moet men wel 6 generaties terug... Althans op het eerste gezicht. Want het was niet Godefroid maar zijn vader Gerard die de eerste van Oyenbrugge op dit laathof was. In zijn beroemde “histoire des environs de Bruxelles” onder de rubriek Steenhuffel, en in verband met het Cijnshof van Oyenbrugge, heeft Alphonse Wauters geschreven (vertaald) 103: “Sire Gerard van Oyenbrugge en zijn vrouw Philippine Vandernoot stelden in 1631 in Steenhuffel, Merchtem enz. gezworen pachters aan die geen gemeenschappelijk zegel hadden”. Sire Gerard was volgens mijn gegevens weliswaar getrouwd met Philippote alias Philippine de Ligne de Ham, maar de vergissing van Wauters is te begrijpen als men weet dat deze een dochter was van Jean de Ligne de Ham en Philippote vander Noot. In de late middeleeuwen werden blijkbaar ook al eens dubbele familienamen gegeven. En wat blijkt? Philippote vander Noot was niemand anders dan de dochter van Peter vander Noot en diens eerste vrouw Anne de la Douve. Ze was dus de halfzus van Marie vander Noot. Peter vander Noot (+ ca 1583) x Anne de la Douve (+1578) xx Catherine Schoofs Philippote vander Noot (° ca 1577) x Jean de Ligne, heer van Hamme dochter van Anne de la Douve

Adolf vander Noot ° ca 1550 + 1587 zoon van Cath. Schoofs

Marie vander Noot (ca 1555-1635) x Godefroid de Laistre + ca 1629 dochter van Cath. Schoofs

Anna vander Noot x Michiel t’Serraets dochter van Cath. Schoofs

Philippote de Ligne de Ham x Gerard van Oyenbrugge +1637 ridder, heer van Milsen, schepen en burgemeester van Brussel

Het stamboomfragment toont ook de relatie tussen deze tak van de familie vander Noot en degene die de eigenaar van het leengoed bij het Perrehof op de Steenhuffelse Kouter was (zie deel VIII).

103

Alphonse Wauters beweerde ook dat (in 1850) een register van dit laat- en cijnshof van Oyenbrugghe, van de jaren 1620 tot 1796, te vinden was op de griffie van Brussel. Ik heb het in het Rijksarchief niet gevonden maar wellicht niet goed genoeg gezocht. Mogelijk heeft met men dit laathof van Oyenbrugge met de Cijns van Oyenbrugge verward, wat dan weer een recentere naam voor de heerlijkheid van Ophem was. Ja, ik weet dat het verwarrend en ingewikkeld is, maar ik probeer het later uit te leggen. 109


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Deel VI

Het laathof Spyskens, Spyskens, van Haelen, Kieckens, Anthony, Prevost

Leengoed van het Hertogdom Brabant

110


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Peeter Spyskens (ca 1490/1530-1567) x Joanna van der Bauwetten xx Elisabeth Rongé

In 1550 was jonker Peeter Spijskens de eigenaar van een laathof in Steenhuffel. Ik heb te weinig aanknopingspunten om met absolute zekerheid een identiteit op die man te kunnen plakken, maar ik ga het toch proberen. Een familie Spyskens 104 uit het geslacht Coudenberg heeft in de 15de en het eerste kwart van de 16de eeuw een aantal schepenen aan de stad Brussel geleverd. Peeter Spijskens, zoon van Jan en Margareta Bogaerts gezegd vander Smissen, getrouwd met Gertrude Ruyten alias van Meldert, dochter van Vranck en Martina Beydaels, was namens het geslacht Coudenberg schepen voor de Lakengilde in 1503, 1517 en 1520. Later werd hij lid van de Raad van Brabant. Leden van de families van Meldert, vander Smissen en Beydaels zijn in de geschiedenis van Steenhuffel te vinden, maar ik heb niemand aan de familie Spyskens (Spijskens) kunnen linken. Toch ben ik er redelijk zeker van de hier genoemde eigenaar van het laathof in Steenhuffel Peeter Spyskens, de zoon van Peeter en Gertrude van Meldert was. Hij is de enige Peeter die in alle documenten uit deze periode ‘jonker’ werd genoemd. Hij was omstreeks 1490 in Brussel geboren. Op 4 (of 15) juli 1521 (of 1522) trouwde hij in de Sinte-Goedele te Brussel met Joanna van der Bauwetten (ook de la Bawette), dochter van Willem en Johanna van Linkebeeck. Waarschijnlijk (maar niet bevestigd) hertrouwde hij met Elisabeth Rongé In 1522 werd hij schepen van de vrijheid van Overijse, waar hij in 1567 overleed. Genealogen kennen alléén een dochter, Kathelijne. Zij trouwde in 1541 met Philippe Godtschalck. Ze hertrouwde nog met Gommaire Van de Werve en Gerard Coomans maar alleen met haar 1ste man had ze 2 dochters. In de schepenregisters van Steenhuffel komen nog enkele mensen met de familienaam Spijskens of Spyskens voor. Jan Spijskens was in 1599 en Jaspar Spijskens was in 1632 notaris in de ‘Gulden Cop’ te Vilvoorde. Adriana Spijskens (waarschijnlijk een dochter van notaris Jan) leende in de periode 16081621 geld aan o.m. Jan van Horenbeke van het Perrehof en aan de familie Goossens. Maar met het laathof hadden die niets te maken.

104

Over deze familie Spyskens is meer te vinden op blz. 212 tot 218 van “Het Brussels patriciërsgeslacht Spijskens” van Leo Lindemans, verschenen in “L’Intermédiaire des Généalogistes” nr. 4 van 1996. 111


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Joos van Haelen (ca 1545/1568-1604/1622) x Barbara vander Hofstadt Voor 1573 (wellicht kort na de dood van Peeter Spyskens) is het laathof de eigendom van Joos van Haelen geworden. Ik ken geen details. De Steenhuffelse registers vertellen ons dat Joos een zoon van Adam was. Wel, dan was hij omstreeks 1545 geboren, was hij de zoon van Adam en Joanna van Nuffele, en was hij met Barbara vander Hofstadt getrouwd. Zijn vader had eigendom tegen de Perrekouter in Steenhuffel. Zelf bezat hij (na zijn moeder Joanna van Nuffel) ook eigendom in Londerzeel op de Steenbueckel, op de Heegaele, op de Sporct en op het Kruisveld. Joos van Haelen is nà 1620 gestorven. Ik had graag iets meer over deze mensen willen vertellen, maar helaas is dit alles wat ik over hen weet.

112


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Laureys Kieckens (ca 1550/1605-1632) x Jozijne van den Bossche In 1608 was Laureys Kieckens de nieuwe eigenaar. Hij woonde in Brussel en was kort voor of in 1570 getrouwd met Jozijne vanden Bossche. In 1605 kocht hij het Soetendal (bij de Eshage in Steenhuffel) van Gillis de Keersmaecker, in 1611 nog een stuk bos tegen de Cloot van Crispiaen de Vos en in 1613 een heesterbos aan de Clootstraat (dat is het noordelijke deel de huidige Plas). Vanaf 1620, nà de dood van Jan Goossens, heeft hij ook nog pastorijgoed in de Eshage gehuurd. Hij is kort voor of in 1633, maar niet in Steenhuffel, gestorven. Uit het archief van de schepenbank van Steenhuffel ken ik drie kinderen (en uit de parochieregisters van Wolvertem nog een vierde 105) van Laureys. 1) Elisabeth Kieckens (+ Wolvertem 18/5/1634), trouwde met Jan de Hertoghe (+ Wolvertem 2/3/1643), kreeg (minstens) a) een zoon Laureys, geboren in Rossem omstreeks 1590 en begraven in Meuzegem op 9 mei 1664. Hij trouwde met Margaretha Ruyssevelt (+ 9/11/1665) en had met haar 4 kinderen in Rossem tussen 1617 en 1628 106. Grootvader Laureys Kieckens was in 1619 dooppeter van hun 2de kind. Maria, geboren in Rossem op 31 augustus 1594 (verder geen gegevens). 2) Jan Kieckens, geboren omstreeks 1575, trouwde met Maria Bresson, afkomst onbekend. Hij volgt. 3) Anna Kieckens, gestorven nà 1617 en voor 1642. 4) Maria Kieckens, gestorven voor 1652.

105

Maar zonder het werk van Lodewijk Verdoodt op Geneanet was ik daar nooit gaan zoeken. Bron: het werk van Luc Annaert ‘tussen Dender en Dijle’ en zijn bewerking van de parochieregisters van Groot-Wolvertem. 106

113


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Jan Kieckens (ca 1575/1635-1638) x Maria Bresson De nalatenschap van Laureys Kieckens werd op 23 mei 1635 door en bij notaris Lucas Vivien te Brussel door loting verdeeld. Het was zijn zoon Jan die het laathof in Steenhuffel erfde maar zijn naam wordt in die hoedanigheid in de Steenhuffelse archieven nooit genoemd. Omdat het laathof Kieckens behoorlijk onbelangrijk was komt het in het archief van de Steenhuffelse schepenbank maar zeer sporadisch aan bod. Zolang we geen andere bronnen ontdekken om ons meer over deze familie te leren moet ik besluiten met te vermelden dat Jan bij zijn dood veel schulden bij een niet bij naam genoemde schoonbroer had. Het zou een Bresson, een Huaer, een van Thienen of nog wat anders kunnen zijn. Al was Jan Kieckens als leenman van een laathof amper het vermelden waard, dan heeft hij in het grensgebied tussen Steenhuffel en Malderen toch een groot patrimonium ofwel geerfd ofwel gekocht. Het is mogelijk dat dààr zijn schulden van kwamen. Uit latere documenten, namelijk een schepenbrief uit 1707 (register 6946, folio 114 en volgende) kennen we het deel daarvan dat administratief onder de bevoegdheid van de Bank van Steenhuffel viel. Het betrof: - 31 dagwanden, ofwel 7 bunderen en 3 dagwanden, ofwel een kleine 10 hectaren in Steenhuffel. Daarbij een hoeve van 9 dagwanden met schuur, stallen, een bakhuis en een boomgaard. Al deze eigendommen lagen in het gebied Eshage-Beekstraat langs de huidige Plas. - 18 dagwanden, ofwel 4,5 bunderen, ofwel ongeveer 5,6 hectaren in Malderen. Deze gronden met vijver sloten aan op die in Steenhuffel en lagen in de Beekstraat, op het Vijverenveld en op het Bekerenveld. Wie hier het domein van het latere Kaashof in herkent, heeft gelijk. Daarnaast bezat Jan Kieckens (onder meer) ook nog 2 dagwanden bos aan de Hoolbeek in Meuzegem. Volgens folio 339 van register 6939 van de Schepenbak van Steenhuffel is Jan Kieckens (niet lang) voor 30 april 1638 gestorven. Het lijkt er op dat hij met zijn vrouw en zijn dochter Joanne (het enige kind dat in deze akte wordt genoemd) in Douai had gewoond en geleefd. De familienaam Bresson is nog altijd in Douai te vinden.

114


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Vincent Anthony (ca 1615/1640-1692) x Joanna Kieckens (ca 1617/1638-1703 Vanaf 1677 wordt er in de registers van de schepenbank van Steenhuffel over het laathof van sieur Vincent Anthoine gesproken. Het was ongetwijfeld de opvolger van een ander maar nergens werd gezegd of geschreven welk dat was. Alleen die van de erfgenamen van Ernestus de Clara, Marie vander Noot of Laureys Kieckens schenen in aanmerking te komen. Een beetje genealogie kan soms helpen om een dergelijk mysterie op te lossen. Ook in dit geval. Vincent Anthoine alias Vincent Anthony alias Vincent Anthoni bleek – voor hij overleed - namelijk de man geweest te zijn van Joanna Kieckens. Deze Joanna was dan weer de dochter van Jan en Maria Bres(s)on en bijgevolg de kleindochter van Laureys Kieckens 107. Straks volgt een stamboomfragment. Toen Jan Kieckens eind 1637 of begin 1638 overleed – waarschijnlijk in Douai - was Joanna schijnbaar zijn enige erfgename. In een document van 30 april 1638 worden geen andere kinderen genoemd. Joanna was toen 20 jaar of iets ouder en nog niet getrouwd

Vincent Anthony, architect, beeldhouwer en landmeter. Maar wie was Vincent Anthony? Dank zij de wonderen van het Internet en vooral van Google books kan ik daar een antwoord op geven. Op blz. 100 en 101 van het Algemeines Künstler-Lexicon, deel 2, in 1878 in Leipzig heruitgegeven door dr. Julius Meyer, staat zowaar een biografie van deze merkwaardige mens. Ik vertaal: “Vincentius Anthony was een architect en beeldhouwer te Brussel (waar hij zeer waarschijnlijk geboren is) in de 2de helft van de 17de eeuw. De datum van zijn geboorte hebben we niet kunnen vinden. In de oorkonden die het over hem hebben wordt zijn naam op verschillende manieren geschreven. Afwisselend heet hij Anthoen, Anthoon, Anthoine, Anthoni, Anthony. De laatste variante staat in één van zijn boeken en op een stratenplan van de omgeving van Brussel en Leuven. Op 26 juni 1641 werd hij als meester-beeldhouwer in de Brusselse Gilde van de Vier gekroonde heiligen 108 opgenomen. In het betreffende register noemt hij zichzelf Ingenieur en landmeter van Zijne katholieke Majesteit te Brussel. In 1680 tekende hij de plannen voor het Dekenhuis van de Leuvense Lakengilde, waar van de eerste steen op 2 april werd gelegd. Dit kleine gebouw, dat nu bij het stadhuis hoort, bestaat 107

Algemeen Rijksarchief, schepenbank van Steenhuffel, register 9645, folio 39v. Voor mensen die daar iets aan kunnen hebben vermeld ik nog dat Joanna Maria Anthoni en Catharina Huaert nichten van Joanna waren. Een Laureys van Thienen was haar kozijn. 108 Eigenlijk de Gilde van de Vier gekroonde martelaren van Sirmium. Claudius, Castorius, Simpronianus en Nicostratus waren Romeinse beeldhouwers die zich tot het Christendom bekeerden en geen beeld van de afgod Aesculapius wilden maken. Op bevel van keizer Diocletianus werden ze omstreesks 287 levend in loden kisten in zee geworpen. Hierdoor zijn ze, door niet te sculpteren, de patroonheiligen van de beeldhouwers geworden. Rare jongens, die Romeinen. 115


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

nu (1878) nog steeds. In hetzelfde jaar heeft hij ook de opdracht gekregen de bouw van de verdieping op oude Lakenhalle die de universiteit die 1679 van het Leuvense stadsbestuur gekregen had. Anthony hield daarbij geen rekening met de stijl van de onderbouw uit het jaar 1317. Zijn constructie met boogvensters, gekoppelde Dorische zuilen en puntgevel, vertoont de gewone barokelementen. Het hele gebouw wordt nu (1878) door de bibliotheek ingenomen. Het grafmonument van Anthony bevond zich vroeger in het koor van de Onze-Lieve-Vrouw van 7 Smarten in de St. Gery kerk te Brussel. Het vermeldde 4 april 1692 als de sterfdag van de kunstenaar. De inscriptie luidde: D.O.M. Sepulture van Vincentius Anthony architect ende van Johanna Kiekens syne huysvrouw als oock van Catharina Huwaert. Obiit ille 4 aprilis 1693 illa vero 7 febr. 1703. R.I.P. Afbeeldingen van de twee genoemde gebouwen zijn te vinden in Van Even, Louvain monumental, pp 151, 161 Over deze Catharina Huwaert die bij het echtpaar zou begraven zijn, is wat te vinden op folio 39 en volgende van register 6946 van de schepenbank van Steenhuffel. Daar heet ze wel Huaert. Ze was een nicht van Joanna Kieckens en op 17 augustus 1702 was ze hoogbejaard en blind. Zuster Geertruyde van Deuren zorgde voor haar maar om de een of andere reden was Joanna verplicht om de mond- en verzorgingskosten van haar nicht te betalen. Zelf was ze toen ook niet meer van de jongste en al bijna 10 jaar weduwe. Om aan haar verplichtingen te kunnen voldoen, heeft ze toen het 6 dagwanden grote Suetendael (bij de Eshage) in Steenhuffel moeten verkopen. Op 11 februari 1703 werd deze verkoop ook administratief in de schepenbank van Steenhuffel geregeld. In deze ‘goedenisakte’ staat niet dat Joanna 4 dagen eerder gestorven was.

De Dekenij van de lakenwevers in Leuven. Nadat in 1676 de stad de oude lakenhalle volledig aan de universiteit had afgestaan, bekostigde de universiteit de bouw van een nieuw gildehuis of dekenij aan de Naamsestraat. Bouwmeester was Vincent Anthony. Uit Louvain monumental, van Edward van Even (1860). De ets is van Lodewijk Jozef Van Peteghem.

116

De Dekenij van de Lakenwevers in Leuven in 2011 (foto van Vincent Debonne).


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

De Oude Lakenhalle in Leuven voor 1680. In de linker bovenhoek: de lakenhalle na de verbouwing van 1680 naar het ontwerp van hofarchitect Vincent Anthony en de architecten Peeter Merx en Mallineus. De eerste steen werd gelegd op 18 juni 1680. Uit Louvain monumental, van Edward van Even (1860). De ets is van Lodewijk Jozef Van Peteghem.

Hiernaast, dezelfde voormalige lakenhalle in 2011. Foto van Vincent Debonne.

117


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Natuurlijk had Vincent Anthony nog andere realisaties op zijn actief. Het meeste indrukwekkende is wellicht het Belfort van Bergen dat in 1669 onder zijn leiding werd voltooid. De eerlijkheid gebiedt ons wel te zeggen dat architect Louis Ledoux die werken van 1662 tot aan zijn dood in 1667 heeft geleid. Het is het enige Belgische belfort in barokstijl, is 87 meter hoog en werd door de Unesco als werelderfgoed erkend. Hiernaast een foto uit TripAdvisor. Hoewel hij meester-beeldhouwer was, heb ik geen enkel beeldhouwwerk van hem kunnen vinden.

Zoals we van iemand uit Leipzig te weten kwamen is Vincent Anthony op 4 april 1692 gestorven. Joanna Kiekens overleed op 7 februari 1703. Op 15 september 1702 had ze bij notaris Roeland vander Borcht haar testament gedeponeerd. Beiden werden in de St. Gery (Sint Gorikkerk) in Brussel begraven. Deze kerk werd in 1802, onder het Franse bewind, gesloopt.

118


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

De erfgenamen van Vincent Anthony en Joanna Kieckens (xxxx/1703-1730) Na het overlijden van Joanna Kieckens zal het laathof in Steenhuffel vanaf 1703 logischerwijze wel naar haar erfgenamen zijn gegaan. Wie dat waren is gelukkig deels van folio 114v en volgende van register 6946 van de schepenbank van Steenhuffel af te lezen. Samen met wat we al wisten destilleer ik daaruit het volgende stamboomfragment. Laureys Kieckens (ca 1550-1632) x Jozijne vanden Bossche Elisabeth Kieckens (ca 1570-1634) x Ja, de Hertoghe

Jan Kieckens ca 1575-1650 x Maria Bresson

Anna Kieckens + 1617-1642

Maria Kieckens + voor 1652

kinderen in Rossem: Laureys (ca 1590) Maria (° 1594) Joanna Kieckens ca 1617 + 7/2/1703 x ca 1640 Vincent Anthony ca 1615 + 4/4/1693 Claudius Anthony ca 1650 +voor 1707 x Petronella de Hoght nog Anna Maria Anthony 1 dochter ca 1675 + na 1724 3 zonen x Jan Baptist Galle

Kozijns en nichten van Joanna Kieckens: Joanna Maria Anthony (+ na 1691) Catharina Huaert: hoogbejaard en blind in 1702 Laureys van Thienen (test.1667), Joanna is enige erfgen.

Laureys Anthony ca 1650 + voor 1707 x Clara de Cnop Anna Maria Anthony ca 1675 + na 1731 begijntje op Groot Begijnhof Brussel. Eigendom bij Eggericxstraatje (Gijselberg) Steenhuffel)

nog x kinderen

Het is zeker dat het echtpaar Anthony-Kieckens maar 2 zonen volwassen heeft gekregen. Maar zowel Claudius als Laureys Anthony leefden in 1707 ook al niet meer. Claudius, getrouwd met Petronella de Hogt, had 3 zonen en 2 dochters. Maar alleen van Anna Maria kennen we de naam. Ze was getrouwd met Jan Baptist Galle. Laureys, getrouwd met Clara de Cnop, had eveneens (minstens) een dochter die Anna Maria heette. Zij was niet getrouwd maar was begijntje te Brussel op het Groot Begijnhof. Mogelijk was een van de niet gekende andere kleindochters getrouwd met een mijnheer le Corbisier. In ieder geval zijn de vele bunders familiebezit in Steenhuffel, Malderen en Meuzegem tussen de twee takken verdeeld, waarbij de 5 kinderen van Claudius elk 1/10 hadden. Wie het laathof met het cijnsboek kreeg is mij helaas niet bekend.

119


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Jan Prevost (ca 1670/1730-1732) en Barbara Sire-Jacobs Op 9 juli 1726 verkochten de kinderen van Peeter Reyntens (nog in Leven) en Maria le Corbisier (overleden) 80 roeden grond in Steenhuffel aan de Voort tegen de Heide aan Jan Prevost en Barbara Sire Jacobs. Deze Jan Prevost zou een zoon uit een 1ste of 2de huwelijk zijn van Maria le Corbisier en dus een stiefbroer van de verkopers. Maria le Corbisier was een dochter van meester Gillis le Corbisier (1630-1707) en Maria van den Poel (1638-1718) uit Lippelo. Zij hadden die 80 roeden in 1677 van Jan van Britsem gekocht. Jan Prevost was een koopman in wijnen te Brussel en de uitbater van de wijnherberg Sinte Marten op de Zavel. 80 Roeden is niet veel en deze transactie heeft niets met ons onderwerp te maken maar, toen op 6 november 1732 de nalatenschap van Jan Prevost en Barbara Sire-Jacobs door notaris vanden Brempt te Brussel tussen hun 3 kinderen werd verdeeld bleek dat ineens ook nodig te zijn voor “goederen ende landen gelegen onder de prochie van Steenhuffle ende Malderen, bestaende in seecker pachthoff met de huysinghe, schuere, stallinghen, boomgaerden ende alle sijne toebehoorten, in huere gebruyckt bij Joos de Maerschalck, met meer dan veerthien bunderen lant ende bempt daer aen geleghen, getaxeert weerdigh te wesen acht duysent guldens wisselgelt”.

Dat lijkt verdacht veel op de eigendom die Jan Kieckens al in 1638 in de Plas, op de grens van Steenhuffel en Malderen bezat en waar, ondanks dat er geen eigen cijnsgoed bij hoorde, wel het cijnsboek van het laathof Spyskens-Kieckens aan verbonden was. En dat was het ook. De twee zonen kregen ieder de helft van de Steenhuffelse en Malderense goederen (ieder deel op 4.000 guldens geraamd). De dochter kreeg iets anders, waarbij wellicht de wijnherberg Sint Marten aan de Zavel die ook op meer dan 3.000 guldens was geschat. Hieronder hun namen. Jan Prevost (ca 1670-1732) x Barbara Sire-Jacobs Joanna Maria Prevost

Elisabeth Prevost (1738- ?) x 1760 François Remy Stevens (1731-1798)

Christianus Franciscus Prevost Jan Baptist Prevost (ca 1705 + na 1773) ca 1700x Ida de Noter + na 1766 ingeschreven aan de universiteit van Leuven op 31/8/1719 priester vanaf ca 1724 ? Ida Prevost ? 1752 - ? x Franciscus Pauwels 1745 + na 1795

120


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Christianus Franciscus Prevost (ca 1705/1732-na 1773) en Ida de Noter In 1741 werd door de griffier van Steenhuffel expliciet vermeld dat bij de hoeve en de 13 (en geen 14) bunders grond die Jan Prevost van de erfgenamen Anthony hadden gekocht ook het cijnsboek van het laathof Anthony behoorde 109. Tot 28 augustus 1745 zijn de broers Jan Baptist (priester) en Christianus Franciscus (wijnhandelaar) Prevost samen en ieder voor de helft, eigenaar van de goederen in Steenhuffel en Malderen gebleven. Maar zodra priester Jan een officiële pastorale functie en een inkomen had gekregen 110 heeft hij zijn helft aan zijn broer en diens vrouw Ida de Noter verkocht. Dat gebeurde in Brussel bij notaris Robertus Culant. Op folio 57 en 58 van register 6949 worden de verkochte percelen met de hoeve en een nieuw gebouwd huis (het Kaashof?) in detail beschreven maar ik ga dat hier niet herhalen, want: 1) er was geen cijnsgoed van het laathof bij, 2) er staan gegarandeerd enkele fouten in, 3) het hoort bij de geschiedenis van het Kaashof, die (op dit moment) weliswaar nog moet geschreven worden. De volgende jaren heeft Christianus Franciscus Prevost zijn 13 bunders eigendom nog aanzienlijk uitgebreid. Hij kocht in: - 1751: 7,3 dagwanden bij het Bunderken, zowel in Malderen als Steenhuffel, van Carolus Emanuel de Villegas. - 1753: 8,8 dagwanden jong elsbos aan het Perrestraatje van de weduwe en kinderen (Jacobus en Catharina) van Joos de Maerschalck. - 1754: 1 dagwand weide in de Eshage van Philippus vande Voorde, - 1755: een bos bij de Kaashoeve (voor de eerste keer bij naam genoemd) van Geerard van Hoymissen, - 1756: een weide in de Eshage van de erfgenamen van Clara de Jonghe, - 1757: 2 dagwanden bij het Clootvelt van Jan van Doorslaer, - 1766: een deel van een bos in de Eshage bij het Suetendael van de erfgenamen van Marcus Antonius vander Vekene, - 1773: een weide en bos in de Beekstraat van de kinderen van Joos Reyntens. Ik weet niet wanneer Christianus Franciscus Prevost en Ida de Noter gestorven zijn. In 1766 leefden ze beiden nog; in 1773 was op zijn minst wijnverkoper en grondaankoper Prevost nog zeer actief op de vastgoedmarkt. Intussen liepen het ancien Regime, de feodaliteit en het bestaan van laathoven stilaan naar hun eind. 109

Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6948, f° 366v. Tot dàn moest een seminarist of beginnende priester aan het aartsbidom een waarborg geven. Op 27 november 1723 hadden zijn ouders daarvoor hun herberg op de Zavel verpand maar op 19 september 1735, na hun dood, heeft Jan Baptist die hypotheek op zijn eigendom in Steenhuffel en Malderen laten leggen. 110

121


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Als één van hun kinderen nog eigenaar van dit laathof werd, dan heb ik daar alvast niks van gemerkt. Elisabeth Prevost (het enige kind dat de genealogen kennen), geboren in 1738, trouwde op 21 september 1760 in Brussel met François Remy Stevens (1731-1798). Zij noch hun kinderen worden in de resterende registers van onze schepenbank genoemd.

Het laathof van ter Vooren. Tenzij... Wèl vernoemd wordt Ida Prevost 111. Ik weet niet wie haar ouders waren. Haar niet erg courante voornaam Ida doet wel een belletje rinkelen. Ze was voor 1775 getrouwd met Franciscus Pauwels en woonde met haar man in Brussel. Op 5 oktober 1795 gebeurde in de schepenbank van Steenhuffel nog een transactie 112 waarbij, naast de erflaten van Diepensteyn, ook aanwezig waren “Peeter Nicolaus vander Perre, meyer, Jacobus Cornelis, ende Judocus vander Stappen, erflathen van den heerelijcken laethove ende bedrijve van d’heer Franciscus Pauwels genaemt het Hof ter Vooren, sig bestreckende onder het gemelt Steenuffel, Merchtem ende daer ontrent.” Helaas wordt alleen de ligging van het cijnsgoed van Diepensteyn een beetje gepreciseerd en niet datgene wat ons interesseeert, want “deze goedenissebrief is ook geënregistreert ten registere van het laethoff van ter Vooren”. In geen enkel ander document heb ik iets over dit heerlijke laathof (want het had meier en erflaten) gelezen. Uit de context valt voorzichtig af te leiden dat het cijnsgoed in kwestie tussen de huidige Heirbaan en de Bontestraat lag. Wel, Eigenlijk heb ik maar één belangrijk cijnsgoed van het heerlijke laathof Spyskens, Kieckens, Anthony, Prevost gevonden. Dat was een woonhuis met boomgaard en duifhuis in de Bontestraat (het hebben van een duifhuis was een heerlijk recht en alleen aan kloosters en edelen toegestaan) en grond tegen de Vuylbuyck, het Verreveld, het Heidenbroek, het Steenveld, allemaal ten oosten van de huidige Heerbaan gelegen. Tussen 1550 en 1581 was (op zijn minst) het woonhuis de eigendom van Jan Wiel, getrouwd met Kathelijne Heyvaert, ofschoon zijn naam in de lijst van gezworen erflaten (zie hierna) niet te vinden is.

111

De bewerking van de parochieregisters van Brussel-hoofdstad (te vinden via search.arch.be) vermeldt de doop van een Ida Prevost op 18 mei 1752 maar niet de naam van de ouders. Een Franciscus Pauwels werd in de Kapellekerk te Brussel gedoopt op 29 maart 1745. 112 Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6954, folio 240. 122


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Eigenaars, meiers en gezworen erflaten

Laathof van Peeter Spijskens (1550) Joos van Haelen (1573-1587) Laureys Kieckens (1608-1629) Wijlen Laureys Kiekens (1653,1659) Jan Kiekens (1635) Vincent Anthoine (1677, 1580,1691) Erfgenamen van Sieur Anthoni (1699)

Meiers Joos Aelbrechts (1550) Joos van Haelen (1573) Philips van Linthout (1587) Ghuerick Verschueren (1608) Henrick Putteman (1611) Jan Meerte (1622,1629,1648 Steven Duerijns (1648) Jan Meerte (1653,1659) Jan Baptista de Gronckel (1678)

123

Gezworen erflaten Joos vander Stappen (1550) Jan van Molle (1550) Cornelis Aelbrechts (1550) Peeter vander Stappen (1550) Henrick van Horenbeke (1573) Gielis Verlijsbetten (1573) Jan vanden Zijpe (1573) Gooris de Greve (1587-1611) Joos Moyensoen (1587) Adriaen vanden Couter (1587-1629) Franchois vander Stappen (1587-1622) Henrick Putteman (1608) Joos van Haelen (1608) Jan vanden Breen (1611-1622) Simon de Vleesschouwer (1621) Jacques Lemmens (1622) Jan de Maerschalck (1622-1646) Franchois de Keersmaeker (1629,1646) Philips Goossens (1629) Franchois vander Stappen (1644) Cornelis Moyesoen (1644-1655) Steven van Muylders (1644-1659) Jan Meerte (1644,1646) Christiaen de Maerschalck (1646) Jan de Greve (1648) Joos vanden Breen (1653,1659) Joos de Maerschalck (1655) Peeter van Anderenhove (1659) Guillam Moyesoen (1659) Hendrick Cleyman (1677,1678) Gillis van Obberghen (1678)


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Deel VII

Het laathof van Gielis Guisset, voordien van Poelcke en Moyensoen, later de Clara, Rubens en de Weert

Leengoed van het Hertogdom Brabant

124


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Aert van Poelcke (ca 1460/1505-1515/1527) en Kathelijne van Opstalle (ca 1465/1505-15xx) Dit was een lastige. Aert (Arnold) van Poelcke, ook al eens vande Poele genoemd, maar dat is verkeerd, was de zoon van een mij onbekende Mertten maar vooral de man van Kathelijne van Opstalle. Kathelijne was dan weer de dochter van Gielis van Opstalle die tot 1494 de eigenaar van een schoon laathof met cijnsgronden in de buurt van het Perrehof was (zie Deel VIII). Deze Gielis heeft zijn laathof echter niet aan zijn schoonzoon overgelaten maar in 1505 aan Karel vander Noot verkocht. Desondanks noemt een akte van de schepenbank de erfgenamen van Aert van Poelcke als de vroegere eigenaars van het latere laathof van Gielis Guisset 113 dat dus niets met het door Gielis van Opstal in 1505 verkochte laathof te maken had. Onder meer een hofstede gelegen ‘ter Straeten’, slechts 7 roeden groot was daar cijnsplichtig aan. Maar misschien had vader van Opstal meer noten op zijn zang. Het leenboek van Diepensteyn, begonnen in 1467, vertelt dat Kathelijne op 2 december 1504 van haar vader Gielis een heerlijkheid op de Smescouter erfde en dat zij en haar man Aert van Poelke (waarmee ze voor 1492 was getrouwd) die op 8 oktober 1515 aan Claes Marijensoene alias Anderlecht 114 en diens vrouw Kathelijne van Buyseghem verkochten. Was Claes Marijensoene dan één van hun erfgenamen die de andere erfgenamen heeft uitgekocht? Ik heb naar familieverbanden tussen van Poelcke-van Opstalle en Marijensoenevan Buyseghem gezocht maar ik heb ze niet ontdekt. Aert van Poelcke overleed nà 1525. Over de familie van Poelcke-Van Opstalle vertel ik verder in dit boek iets meer. Maar om niet te veel te moeten zoeken, voorlopig toch al dit: Ik heb maar 1 zoon van hun gevonden. Dat was Mattheeus van Poelcke die in 1540 leenman van de Glymes van Grimbergen was voor het Schoelken, een eigendom in Steenhuffel-dorp. Bijna een halve eeuw later vond ik de namen van Elisabeth en Geertruyt van Poelcke. De man van Elisabeth heette Jooris Olivier, de naam van de man van Geertruyt is helaas bij het inbinden van het register grotendeels verdwenen maar het zou Jan de Velder of Veldekens kunnen zijn. Dat zij afstammelingen van Aert van Poelcke waren blijkt uit het feit dat zij in 1597 de begunstigden waren van een rente op geld dat een Jan van Horenbeke ooit bij Aerdt van Poelcke had geleend 115.

Onderleen van de heerlijkheid van Ophem. Na 1477 en het definitieve verdwijnen van het Hof, de heerlijkheid en de familie van Marselaer uit Steenhuffel, zijn hier dingen gebeurd waar we het fijne nog niet van weten. In ieder 113

Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6937, folio 288v. Marijensoene is een verbastering van de naam Moyersoene. De familie Moyersoene alias Anderlecht komen we ook tegen op het Hof ter Trappen (wijk Over de Beek) en op het leengoed Quaetbeke 1 (zie verder). 115 Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6937, folio 192v. 114

125


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

geval bestond hierna een ‘Heerlijkheid van Ophem in Steenhuffel’ waarvan de eerste gekende eigenaar een lid van de Raad van Brabant, namelijk Lenaert Coutereau, is geweest. Deze heerlijkheid heeft schijnbaar de bevoegdheden van enkele oudere en verlaten of onbeheerde heerlijkheden naar zich toegetrokken. Daarbij het grootste deel van de leen- en cijnsgoederen van Marselaer (kort na 1477), het laathof van ridder Peeter Was (in 1522) en ook het laathof van Aert van Poelcke. Dat werden 3 van de 6 onderlenen die samen in de eerste decennia van de 16 de eeuw de heerlijkheid van Ophem in Steenhuffel vormden. Over deze heerlijkheid van Ophem volgt een afzonderlijk deel. In het leenboek van 1549, dat gelukkig ook enkele vroegere (onder)leenmannen noemt, wordt over Aert van Poelcke niet gesproken. Maar over de volgende onderleenman wel...

126


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Claes Marijensoene (ca 1480/1515-1536) en Kathelijne van Buyseghem Ik herhaal. Het leenboek van Diepensteyn, begonnen in 1467, vertelt dat Kathelijne van Opstalle op 2 december 1504 van haar vader Gielis een heerlijkheid op de Smescouter erfde en dat zij en haar man Aert van Poelke die op 8 oktober 1515 aan Claes Marijensoene alias Anderlecht en diens vrouw Kathelijne van Buyseghem verkochten. Marijensoene is een verbastering (of misschien wel het origineel) van de naam Moyersoene. De familie Moyersoene alias Anderlecht komen we ook tegen op het Hof ter Trappen (wijk Over de Beek) en op het leengoed Quaetbeke 1 (zie verder). Het leenboek van de Heerlijkheid van Ophem 116 schrijft dat Claes Moyensoen tot 1536 hun onderleenman was van een heerlijkheid bestaande uit: “Diverse erfelijke grondcijnzen in evene, cappuynen, hoenderen, penningen Lovens en andere munten, op gronden in Steenhuffel”. Het zegt echter ook dat hij het op 23 december 1505 gekocht had van ridder Peeter Was (wat in tegenspraak met onze vorige bevindingen is).

Marie Moyensoen (ca 1515/1536-1553/15xx)

Hetzelfde leenboek van de Heerlijkheid van Ophem vertelt ons verder dat Marie Moyensoen op 6 februari 1536, na de dood van haar vader Claes Moyensoen alias Anderlecht, de sterfvrouw van dit onderleen werd. Omdat ze als vrouw geen juridisch bindende daden kon stellen heeft ze Pauwel Heyvaert als haar ‘bezetman’ aangewezen. Ze was toen nochtans al getrouwd met ene Gillis Guisset.

116

Algemeen Rijksarchief, Fonds De Lalaing. 127


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Gillis Guisset (ca 1510/1553-1570) en Marie Moyensoen Daarna zijn geen nieuwe onderleenmannen meer in dit register van Ophem te vinden en dat is logisch want omstreeks 1553 heeft Gillis Guisset, de man van Marie Moyensoen, dit onderleen gekocht en is hij dus de hoofdleenman van een opnieuw zelfstandig geworden laathof met eigen meier en erflaten geworden. De registers van dat laathof hebben de tand des tijds helaas niet overleefd. Maar gelukkig hebben we de schepenbrieven van Steenhuffel nog. Daarin worden zowel Gillis Guisseth als Guiset, Guiseth, Guisseth, Guysset, Ghuysseth... (in Steenhuffel heeft men zijn naam nooit goed kunnen schrijven) tussen 1553 en 1566 als eigenaar en hoofdleenman genoemd. Daarna wordt er tot 1594 niet meer over dat laathof geschreven. Dat komt ongetwijfeld omdat de zogeheten ’Beroerde Tijden’, die met de Beeldenstormen van 1566 begonnen, tot 1594, een normaal bestuur en administratie volledig onmogelijk maakten. In 1594 was Gillis Guisset overleden en heeft de griffier van Steenhuffel over zijn erfgenamen. Wellicht kende hij die mensen toen niet eens.

Anna Guisset (ca 1540/1571-1604) en Machiel de Clerck Wanneer Gillis Guisset precies gestorven is, weet ik niet. Het jaar 1570 in de vorige titel heb ik willekeurig gekozen. Maar toch niet helemaal. Want in 1574, toen Anna Symon vrouwe van Diepensteyn was, werd door rentmeester Alvaro Goossens en zijn klerk Daneel van Oesbroeck onder moeilijke omstandigheden een nieuw leenboek begonnen. Daarin is ook de volgende tekst te vinden. Het lijkt er op dat het laathof Guisset toen terug een onderleen, deze keer van Diepensteyn, geworden was. Als dit al zo was, dan is het dat toch niet lang gebleven. In ieder geval leert dit nieuwe leenboek ons precies waaruit het laathof Guisset bestond en wie na Gillis de nieuwe eigenaar was. Hierna de transcriptie van de originele tekst. Ik denk dat hij voldoende leesbaar is. Jouffrouwe Anna Guysseth, dochter wijlen Gillis Guisseth die hij hadde van jouffrouwe Maria Moeyesoene geheeten Anderlecht, es houdende tot eenen vollen leene een heerlijckheyt gelegen in de prochie van Steenhuffele, wesende eenen vijffschooff, thienschooff ende twintichschooff, streckende op de Smescouter ende daerontrent, volghende den rappoirte bij Willem Stevens, momboir der voirschreven jouffrouwe Anna ende besethman, wesende overbrocht, te wetene: 128


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

In den eersten een laethoff houdende het bedrijff van meyer ende laeten, erffven ende onterffven, metten heerlijcken vijffsten ende twyntichsten schoven ende den heerlijcken cheinsen in gelde, cappuynen ende evene naer vuytwijsen den schooff- ende cheinsboecken daeraff zijnde ende hier naer vercleert wordt, te weten ierst de volle vijffste schoven opte partijen van landen hier naer bescreven, te wetene - van een stuck landts groot veertich royen luttel min ofte meer, gelegen inde prochie van Steenuffle, de Quaetbeke aen deen zijde ende tHeylich Geestgoet aldaer in dandere toebehorende Aerden de Hertogh. - Item van eenen dachwandt ende thien roeden landts luttel min oft meer gelegen opte Quaetbeke, metter eender zijden aende goeden van Diepensteyn, ende metter andere zijde aen de goeden der orijen Christiaens vanden Bossche. - item van eenen dachwandt ende thien roeden landts luttel min oft meer, gelegen opte Quaetbeke metter eenre zijde aen heere Peeters Schoemans goeden ende metter andere zijde aen de goeden des heer van Diepensteyn, toebehorende Gielise de Bonte. - Item van drie dachwanden lants gelegen opte Quaetbeke, metter eenre zijde aende goeden thoeffs van Diepensteyn, ende metter andere zijde aende goeden der orijen Hendricx van Opstalle, toebehoerende den Heylige Geest van Steenuffele. - Item van anderhalven dachwande landts luttel min ofte meer opte Quaetbeke, metter eender zijde aende Quaetbeke, ende metter andere zijde aen sHeyligen Geestgoeden, aldaer toebehoerende dorijen Hendricx van Opstalle. - Item van vijff ende sestich roeden landts luttel min oft meer gelegen opte Quaetbeke metter eender zijde aende Quaetbeke, metter andere zijde aen de goeden der orijen Henricx van Opstalle, toebehoerende dorijen Geraerds de Bonte. - Item van eenen dachwande landts luttel min oft meer, gelegen opte Quaetbeke, metter eenre zijde Lijsbeth Verbuesten goeden ende metter andre zijde aenden Groenen Wech, toebehoerende dorije Christiaens vanden Bossche. - Item een dachwande landts ende vijffentwintich roeden landts min ofte meer, gelegen opte Quaetbeke metter eenre zijde aen de goeden shoeffs van Diepensteyn, ende metter andere zijde tSmissestraete, toebehoerende Gielise de Bonte. - Item van twintigh roeden landts gelegen opte Quaetbeke metter eenre zijde aen hens goet ende metter andere zijde aen Gielis Leeuws goet, toebehoerende Gielise de Leeuw. - Item van een dachwande ende twyntich roeden landts gelegen opte Quaetbeke, metter eenre zijde aen Adriaen Brugmans goeden ende metter andere zijde aende goeden Gielis de Bonte, toebehoerende heer Peeter Schoeman. - Item van een dachwande landts gelegen op Straetvelt, metter eenre zijde aende Smessecouter ende metter andere zijde aen de goeden meester Peeter Spijskens 117, thoebehoerende Daneel Mornay. - Item van een dachwande landts op selve velt gelegen, metter eenre aen tSmescouter ende metter andere zijde aen de goeden meester Peeter Spijskens voerschreven, thoebehoerende den voerschreven Daneele Mornay. - Item van eenen dachwande landts luttel min ofte meer, gelegen opt Smiscouter, des Heiligen Geestgoet van Steenuffele aen beyde zijden, thoebeboerende den voerschreven Daneelen. 117

Het laathof van Peeter Spyskens (ca 1490-1567) heb ik in deel VI behandeld. Het cijnsgoed daarvan lag in hoofdzaak zoniet uitsluitend tussen de huidige Heirbaan den de Bontestraat. De Smiskouter lag en ligt aan de overkant van de huidige Heirbaan.

129


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

-

Louis De Bondt

Item van een dachwande landts gelegen opte Smissecoutere tusschen de goeden des heyligen geest aldaer in deen zijde ende Daniels Moernay goedt in dandere, coemende metter eenre eynde aen d’Lindevelt, thoenehoerende Aerden de Hertoghe. - Item van een halven bunder landts opte Smissecouter, metter eenre sijde aende goeden Gielis van Buyten ende metter andere sijde aen Smissecouter, toebehoerende de kinderen inden Wildeman. - Item van een halven dachwande landts gelegen opt Cleyn Straetvelt tusschen de goeden des voerschreven meester Peeter Spijskens in deen zijde ende de Smissecoutere in dandere zijde, toebehoerende Adriaen de Hondt. - Item van een bunder landts luttel min ofte meer gelegen opt Cleyn Straetvelt, des Heeren Strate in deen sijde ende de Smissecoutere aen dandere sijde, toebehoerende meester Peeter Spijskens. - Item van een dachwande landts opten Perrecouter gelegen, de goeden Gielis Jacops in deen sijde ende goeden Gielis Vermeren in dander, coemende metten eynde aent Smissecoutere, thoebehoerende Peeteren Jacops. - Item van eenen halven dachwande landts gelegen opten Smisscoutere tusschen der kercken goet van Steenuffele in deen zijde ende Gielis Versmissen goeden in dander, coemende metten eenen eynde aenden Dierentijdt, thoebehoerende dorije vander Smissen. - Item van eenen dachwande landts gelegen opte Quaetbeke tusschen de goeden der orijen Peeters van Opstalle in deene sijde, des heyligen geest goet aldaer in dander, coemende metter derder sijde aen de Quaetbeke, thoebehoerende Jannen Heyns. - Item van onderhalven dachwande landts gelegen opten Smissecouter, metter eenre zijde aen dLindenveldt, ende metter andere zijde aen sHeyligen Geest goet van Steenhuffele, thoebehoerende Janne van Horenbecke. - Item van anderhalffven dachwande landts gelegen aen de goeden Jans van Horenbecke geheeten Heykens in deen zijde ende de goeden Jans Bouwens in dandere, toebehoerende den Heyligen Geest van Steenhuffele. - Item van eenen dachwande landts opten Perrecouter gelegen metten eender eynde aen de Smissecouter ende metter andere sijde aen de goeden van Sinte Cathelijnen Gasthuyse, toebehoerende Janne Binelleere (?). - Item van eenen halffven dachwande landts gelegen opte Perrecouter metter eenre zijde aen de goeden vanden Heetvelde ende metter andere zijde aen Willems sBleesers goeden, dwelck toebehoert Willem Vermeren. - Item van vier ende een halffven dachwande landts opt Lindeveldt, coemende metter eender sijde tSmessecoutere ende metter andere aen Wyllem Slachmaelders goede, dwelcke thoebehoerende zijn der orijen Henricx van Opstalle. - Item van anderhalven dachwande landts gelegen opt Smessecoutere comende metter eenrte zijde aen tCoutergat aen sHeeren Strate, ende metter andere sijde aen Gielis Vermeren goeden, dwelck is thoebehoerende Gielisd van Buyten. Navolgende stucken van lande daerop men jaerlijcx heffende is tvierendeel vijffschoeff. - Item ierst van eenen halven bundere landts luttel min oft meer, toebehoerdende Wyllem Bom, gelegen opten Perrecoutere tusschen tsHeeren Strate ter eenre sijde ende Jacop Verhooffstadt goede ter andere, coemende metter derde sijde aen Wyllems Boems hoff. - Item van seven dachwanden landts toebehoerende Reynier van Horenbecke gelegen opten Perrecouter in een stucke, metter eenre sijde aen Henricx vander Elst goeden ende metter andere sijde aenden Groenen Wech coemende vuyt aen tHoff ten Perre.

130


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

-

Item van ses dachwanden landts den selven Reynieren thoebehoerende opt Despentcoutere in een stucke gelegen, metter eenre sijde aen Desptvalneken ende metter andere sijde aen de goeden thoebehoerende die van Gestele. - Item van een bunder landts den voirgaenden Reynieren thoebehoerende gelegen opten Busmeer, metter eenre zijde aende goeden Philips Vrijlandt ende metter andere sijde den Perrecouter. - Item van eenen dachwande landts dwelck thoebehoert Christoffelen Smidt gelegen in een bloxken coemde aen de .... Clotmans in deen zijde ende de Perrestrate in dandere. - Item van eenen halffven bundere landts thoebehoerende den selven Christoffelen op een bloxken ter plaetse voerschreven. - Item van drie dachwanden landts op Doenen Quaetbeke gelegen aende Perrestrate metter eenre sijde ende metter andere sijde aen Jacops Verhoffstadts goet den voergenoempten Christoffelen toebehoerende. - Item van onderhalven dachwande landts toebehoerende Joossen vander Stappen, gelegen opt Horenbeckeveldt, coemde metter eender eynde aende Perrestrate ende metten anderen eynde aen Wyllems Slechten goet. - Item van twee ende een halffven dachwande landts thoebehoerende dorije Hendricx van der Elst, gelegen op den Perrecoutere, metter eenre zijde aen Reyniers van Horenbecke goeden ende metter andre zijde aen de Busmeere. - Item van twee ende een halven dachwandt landts thoebehoerende de orijen van Marie Smets, gelegen opten Perrecoutere, metter eenre zijde aende goeden Reyniers van Horenbecke ende meter andre sijde aen de Busmeere. Navolgende de parcheelen daerop men heffende is cheyns van verscheinsten (in geld omgezette) vijffschooff. - Item van eenen halven dachwande landts toebehoerende Wyllem Bom, gelegen opte Perrecoutere, Claes van Sleehagen goeden in deene sijde ende de goeden Peeters van Opstalle in deen zijde ende de goeden Wyllem de Blesere in dander, coemende met den eynde aen Gielis vander Smessen goeden, ende is van de goeden opt Hucxken die al meest in een vergaedert sijn, voer den vijffsten schooff vercheinst tsjaers op onderhalve veertele rocx. Naervolcht den cheins voertijden vercregen tegen Kathelijn van Opstalle 118 binnen Steenuffele voerschreven. - Item eerst aen ende op een huys ende hoff met alle sijn toebehoerten, geheten tHoff ten Perre, toebehoerende Reyniers van Horenbecke, gelegen in de prochie van Steenuffele, metter eenre sijde aende Perrestrate ende metter andere zijde aende Busmeere, jaerlijcx erffelijcx eenen penninck Lovens enden tvierendeel van eenen ruere (?). - Item op een halff bunder landts geheten den Dierentijdt, toebehoerende Janne Heyns, coemende metter eender zijde aen Jan Jacops hooff ende metter andere zijde den Smesecoutere ende tsHeren Strate daer, jaerlijcx erffelijcx drije penningen Loevens. - Item op vier dachwanden bempts thoebehoerende Gertruyen Taverniers, gelegen in de Obbempt, metter eenre zijde aende Cuerengoet van Steenuffele, ende metter andere sijde aen Machiels Schoemans meersch, jaerlijcx erffelijcx een penninck Loevens. - Item een stede gelegen ter Straten metten hoeve ende hueren andere toebehoerten, toebehoerende Andriese van Langevelde, metter eender zijde aen tsHeeren Strate ende met118

Hieruit blijkt dat het voormalige laathof van Aert van Poelcke en Kathelijne van Opstalle slechts een deel was van het latere laathof Guisset. 131


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

ter andre zijde aen tStratenveldt, jaerlijcx erffelijcx achthien penningen Lovens, eenen ouden groten ende sesse viertelen evene. - Item op eenen bempt groot drije dachwanden thoebehoerende Michielen Schoeman geheten Busken, gelegen ter Straten metter eenre zijde tegen tsHeren Strate ende metter andere zijde coemende aenden Obbempt, jaerlijcx erffelijcx sesthien penningen Lovens ende twee cappuynen. - Item op huys ende hooff groot tsamen een halff dachwandt toebehoerende Aerde van Rogbroeck, coemende metter eenre zijde aen tsHeeren Strate ende metter andere zijde aenden Obbempt ende aen Michiels Schoemans goet, jaerlijcx erffelijcx eenen cappuyn. - Item op een hoffstadt ter Straten, thoebehoerende Michielen Schoenman, metter eenre sijde tegen tsHeeren Strate ende metter andere zijde aen ders selffs Michielen Schoenmans goeden, jaerlijcx ende erffelijcx eenen halven cappuyn. - Item op een dachwandt eusele het derdendeel coemende metter eenre zijde aen Michiels Schoenmans goeden ende metter andere zijde aen sHeeren Strate, toebehoedende der weduwe sBont, jaerlijcx erffelijcx eenen halven cappuyn. - Item op een huys ende hooff, groot vijffentwyntich royen, toebehoerende Henrick van Horenbecke, coemende metter eenre sijde aern sHeeren Strate ende metter andere sijde aen den Suetenbempt, jaerlijcx erffelijcx tvierendeel van eenen ouden groten. - Item aen ende op een stede, groot vijffentwyntich roeden luttel min ofte meer, toebehoerende Aerden de Hertoge, gelegen metter eenre zijde aen sHeeren Strate ende metter andere zijde aenden Suetenbempt, jaerlijcx erffelijcx tvierendeel van eenen ouden groten. - Item aen ende op den Suetenbempt toebehoerende Andriese van Langevelde, metter eenre sijde aen dObbempt straetken ende aen dandere sijde de orijen Merttens van Laecken goeden, jaerlijcx erffelijcx vijff s chellingen payements. - Item aen ende op een stuck landts, groot twelff roeden luttel min ofte meer, thoebehoerende Gielis de Leeuw, gelegen op de Quaetbeke, coemende metter eenre zijde aen Jan Heyns goet ende metter andere zijde aen den selffs Gielis Leeuws goeden, jaerlijcx erffelijcx eenen .... Op heden den 9den meerte anno 1612 soe heeft Jaecques Boonaerts midts dafflijvigheyt van wijlen den voirschreven ... De rest van de tekst ontbreekt. Met ‘dafflijvigheyt van wijlen den voirschreven” kan de dood van Anna Guisset bedoeld zijn maar wellicht was het toch het overlijden van haar bezetman en tevens momboir Willem Stevens. De momboir was gewoonlijk de echtgenoot (anders zou men wellicht ‘haar vreemde momboir’ geschreven hebben). Ik heb echter geen huwelijk Stevens-Guisset gevonden. Volgens mij was Anna Guisset getrouwd met Machiel de Clerck, overleden tussen 1597 en 1604). In register 6937 van de Steenhuffel wordt hij twee keer vernoemd. - Op folio 138 (14 januari 1597) in “Augustijn van Achter, Maerschalck, Bruesselman ende Joos vander Stappen erfflathen Machiel de Clerck over de erffgenamen van wijlen Gielis Ghuisseth”. - Op folio 257 (1 juli 1604) in “wij Jan van Hoorenbeke de jonghe, Wouter de Maerschalck ende Jan Breem Janssoene vervangende in desen Augustijn van Achter als erfflathen der erffgenamen Machiels de Clerck over wijlen Ghuysseth”. Dat de Clerck geen ‘vreemde’ was en dit laathof niet had gekocht, wordt aangetoond doordat na zijn dood, in 1605 terug over de erfgenamen ‘des heeren Guisset’ gesproken wordt.

132


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Ernestus de Clara (ca 15xx/1606-1628)

Op 5 juli 1608 verschijnt Ernestus de Clara ten tonele. Op folio 336v van register 6937 heeft men het over “Jehan Bombeer ende Lucas Vermeren vervanghende hier inne Andries Bruesselman, erfflathen Ernestus de Clara over ende als dactie hebbende des heeren Guisset” en over een cijnsgrond belast “met twintichschooff aenden voerschreven Ernestus de Clara over Ghuysseth”. Behalve dat hij wellicht in Antwerpen woonde, dat zijn naam zowel als de Clara, del Clara, de Claira en del Claira geschreven werd, en dat hij kort voor of in 1628 overleed, heb ik over deze man niets kunnen vinden. Ook al heb ik zijn cijnsboek 1615-1655 (Algemeen Rijksarchief, register 6935) volledig uitgeplozen.

De erfgenamen van Ernestus de Clara (16xx/1629-1654)

Nog minder weet ik over zijn opvolgers te vertellen. Van 1629 tot 1654 weet de griffier van Steenhuffel alleen maar te melden dat het laathof van de erfgenamen van Ernestus de Clara was. Ook in het betreffende cijnsboek (reg. 6935) wordt tot 1655 alleen maar over de erfgenamen gesproken)

Philips Rubens (1611/1655-1678) In 1651 erfden Clara en Philips Rubens, neefje en nichtje van onze grote schilder, van hun moeder Maria de Moy het Perrehof op de Steenhuffelse kouter. Daar hoorden enkele gronden bij die schoofplichtig aan het laathof van Ernestus de Clara en zijn erfgenamen waren. Vanaf 1671 wordt dezelfde Philips Rubens de eigenaar van dat laathof genoemd. Ik neem aan dat de onbekend gebleven erfgenamen de Clara op een gegeven moment (kort na 1654) hun belangen in Steenhuffel aan Rubens hebben verkocht. Hier zijn daar echter geen documenten over te vinden. In het Antwerpse mogelijk wel. Philips Rubens was de zoon van Philips senior en Marie de Moy. Hij was geboren in Antwerpen op 11 september 1611. Dat was amper 2 weken na het overlijden van zijn vader. Hij trouwde niet en had geen kinderen.

133


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

In de periode 1642-1648 was hij schepen en op 9 november 1648 volgde hij zijn 2 weken eerder overleden schoonbroer Gregorius de Weerdt (de man van zijn zus Clara) als één der vier secretarissen van Antwerpen op. Op 9 april 1667 heeft hij die laatste functie ten voordele van zijn neefje Constantinus de Weerdt opgegeven en in 1674 was hij weer schepen. Hij overleed in Antwerpen op 5 oktober 1678. Voor de rest van zijn verhaal kan ik mijn boekje “Het Hof ter Perre of Brandewijnhoeve te Steenhuffel” warm aanbevelen.

Constantinus de Weert (1630/1678-1700) en Catharina Peeters Omdat Philips Rubens geen directe nakomelingen had werd het Perrehof en alles wat er halvelings bij hoorde, dus ook het laathof, door de zoon van zijn zus Clara geërfd. Die zus was op 12 mei 1629 in de Sint-Jakobskerk te Antwerpen getrouwd met de 11 jaar oudere Joris (Gregorius) de Weerdt. Ze kregen 5 kinderen van wie Constantinus de Weert, geboren omstreeks 1630, de oudste was. Hij werd licentiaat in de rechten, secretaris van Antwerpen in 1667, en door zijn huwelijk op 8 januari 1677 met Catharina Peeters werd hij ook heer van Vordensteyn (in Merksem en Schoten). Catharina Peeters was de oudste dochter van Eduard en Anna Goyvaertsen vander Graeff. Ze was geboren te Antwerpen omstreeks 1656 en haar familie had zich op 50 jaar tijd van bakker tot edelman opgewerkt. Omdat zijn moeder Clara Rubens haar broer Philips amper 25 dagen overleefde (zijn vader Gregorius was al in 1648 gestorven), werd Constantinus de Weert na 30 oktober 1678 de nieuwe heer van het Perrehof en van het laathof Guisset. Dat is hij tot aan zijn dood, op 18 mei 1700, gebleven. Alweer is over deze mens veel meer in “Het Hof ter Perre of Brandewijnhoeve te Steenhuffel” te lezen.

Het vervolg in het kort De volgende eigenaars van het Perrehof, alias Brandewijnhoeve, zijn ook de eigenaars van dit laathof geworden. Namen van meiers en erflaten heb ik nà 1672 niet meer gevonden. In 1713, 1714, 1721 en 1733 hebben de registers van de schepenbank het nog altijd over het laathof van Constantinus de Weert. Maar dat kwam omdat men er hier geen flauw benul van had wie toen de echte eigenaar was. Constantinus had overigens al op 18 mei 1700 het tijdelijke met het eeuwige geruild. Wie de volgende eigenaars wilt kennen kan dus in de geschiedenis van “Het Hof ter Perre of Brandewijnhoeve te Steenhuffel” terecht. 134


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Hierna volgen alleen hun namen en de periode in de welke ze de eigenaar van het laathof waren. -

Clara Petronella Rubens en Jan Willem d’Alvarado y Bracamonte (1701-1716) Catharina Jos. d’Alvarado y Bracamonte en Charles Claude François Blondel (1716-1730) Ferdinand Philippe de Boonem en Catharina Petronelle Blondel (1730-1776) Antonia Francisca d’Alvarado y Bracamonte en NN de Reuschenberg (1778-1779) Ferdinand Van Doorslaer en Joanna Ceulemans (1779-1795)

Eigenaars, meiers en gezworen erflaten Laathof van Aert van Poelcke Erfg. Aert van Poelcke (1553) Gielis Guisseth als erfg. van Poelcke (1563-1565) Erfgenamen Gielis Guisseth (1594) Machiel de Clerck (1597) Erfg. Machiel de Clerck (1604) Erfg. Guisseth (1605) Ernestus de Clara (1608-1623) Erfg. Ernestus de Clara (1629,1631,1654) Philips Rubens (1672-1678) Constantinus de Weert (1678-1700)

Meiers Anthonis vander Stappen (1553-1565) Henrick Putteman (1594) Jan vd Breen loco Lucas Vermeren (1604) Lucas Vermeren (1605) Jan vanden Breen (1608-1618) Peeter Zeghers jr loco NN (1623) Peeter Vermeren (1629-1646) Henrick Cleyman (1654) Gillis van Obberghen (1664) Cornelis de Maerschalck (1672) Ferdinandus van Doorslaer (1780)

135

Gezworen erflaten Peeter vander Stappen (1553) Joos van Hoorenbeke (1553-1565) Jan van Molle (1553) Joos vander Stappen (1553) Alvaro Goossens (1563,1564,1565) Jan vander Stappen (1563) Daneel van Achter (1563) Jan Meerte (1564) Henrick van Horenbeke (1564,1565) Huybrecht Wischaert (1564) Christiaen Lemmens (1565) Joos vander Stappen (1594,1597) Jan vander Stappen (1594) Augustijn van Achter (1594-1623) Joos Lemmens (1594-1605) Wouter de Maerschalck (1597-1606) Andries Bruesselman (1597) Jan van Horenbeke jr (1604-1605) Jan Breem zv Jan (1604) Jan Aelbrechts (1605,1613) Jehan Bombeer (1608) Lucas Vermeren (1608-1616) Andries Bruesselman (1608,1609) Jan Goossens (1609) Adriaen van Opstalle (1609) Hendrik Putteman (1613) Jan van Robbroeck (1613) Jacques Merttens (1616-1655) Joos Moyensoen (1615-1618) Peeter vande Voirde (1615-1641) Franchois Verstappen (1616,1618) Jan Vermeren (1622-1635) Jan de Coster (1623) Jan Verstappen (1623) Jan Verhavert (1623-1629) Jan Bruesselman (1622-1629) Adriaen vanden Coutere (1628) Jacop van Achter (1623-1639) Hendrick Putteman (1631) Joos Putteman (1622-1633) Philips Goossens (1617-1633) Christiaen de Maerschalck (1631) Joos vanden Breen (1635-1644) Guillam vander Stappen (1635) Jan Jans(sens) (1646-1654) Joos de Maerschalck (1646-1672)


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Laathof van

Meiers

Louis De Bondt

Gezworen erflaten Jaecques Merttens (1646-1654) Peeter vande Voirde (1646) Jan vande Voorde (1646-1655) Cornelis Moyesoen (1639-1652) Adriaen Symons (1652) Jan vande Voirde (1654,1664) Christiaen van Achter (1655-1672) Cornelis vander Stappen (1672)

136


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Deel VIII

Leengoed bij het Perrehof Conincx, van Opstalle, vander Noot, van Ophem, Micault, dela Pierre, de Croy, de Salm-Kyrbourg, Niesse, de Moncheaux

Leengoed van het Hertogdom Brabant

137


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Vooraf – Waarom de titel van dit deel gewijzigd werd. In alle vorige versies van het verhaal dat volgt werd onder deze afdeling over het ‘Leengoed Perrehof’ gesproken. Ook in eerdere publicaties van anderen werd steeds de titel Perrehof aan dit leengoed in de Steenhuffelse Kouter gegeven. In de vorige versie (V3.0) had ik het daar al redelijk moeilijk mee. Ik begin met een herhaling van wat ik daar toen over schreef.

Eerdere studies over het Perrehof en wat we al dachten te weten. Wie iets over de geschiedenis van de omgeving van het Perrehof wenste te weten moest zich voorheen tot de volgende bronnen wenden: Alphonse Guillaume Ghislain Wauters – Histoire des environs de Bruxelles, livre IV, 1855, blz. 134 – 11 regeltjes en de naam van het Hof werd niet vernoemd. Cyriel Laenens – Steenhuffel verleden en heden, 1973, blz. 199. J. Vertonghen, L Verhasselt en J. t’Kint – Geschiedenis van Steenhuffel, 1975, blz. 108-109 en 189-190. Deze auteurs hebben hun informatie dan weer hoofdzakelijk uit de oude leenboeken van het Hertogdom Brabant gehaald: - Het Spechtboek (1374) - Het Hoofdleenboek. Zonder het Perrehof te vernoemen spreekt historicus Alphonse Wauters – de bron bij uitstek voor wie het verleden van de regio rond Brussel bestudeert – over een leengoed in Steenhuffel (mogelijk een heerlijkheid) van zeer ondergeschikt belang. Het bestond uit een legaat, een recht op de 5de schoof en had 5 onderleenmannen. Als opeenvolgende hoofdleenmannen noemde hij: 1. Ridder Philippe van Ophem en Marie Vandernoot (dochter van Charles). 2. Philippote en Joanna van Ophem, dochters van de vorige. Allebei ongetrouwd (?). 3. Philips René van Oyenbrugge. 4. Pierre Micault, die het van de vorige kreeg als dank voor de diensten die hij aan Philippote en Joanna van Ophem bewezen had (verhef van 18 januari 1607). 5. Verdeling: - 6 bunders naar Isabelle de Kesseler (verhef van 9 augustus 1677); daarna naar de familie van Maldegem. - de rest naar Marie Thérèse de Kesseler en haar man de baron van Fay, heer van Malderen, Lippelo en Liezele (verhef van 30 september 1672); daarna naar het geslacht Salm. De vroegere lokale onderzoekers Cyriel Laenens en pater Joris Vertonghen aarzelden niet – zoals zal blijken wel zeer begrijpelijk maar niet helemaal terecht – om de naam van het Perrehof (later Brandewijnhoeve) met dit leengoed te verbinden. Joris Vertonghen verschafte ons bovendien bijkomende informatie die hij in het Spechtboek en in het Hoofdleenboek van de hertogen van Brabant vond.

138


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Inkomsten van het leengoed: Recht op de 5de schoof van gronden in Steenhuffel en daarbuiten, hetgeen neerkwam op: 5 zakken en 14 veertelkens rogge. 2 zakken en 4,5 veertelkens haver 2 kapuinen 9 kippen 8 eskulijnen. Leenmannen: - Evrard Conincx (14de eeuw, vernoemd in het Spechtboek). - Jan van Opstalle, door aankoop van de vorige - Peeter Opstalle (verhef van 5 maart 1462) - Gilles van Opstalle (vanaf 7 september 1490), waarschijnlijk zoon van Peeter. - Karel van der Noot, zoon van ridder Wouter (Gauthier), door aankoop op 1494. Zie uitvoerig denombrement van 14 november 1530. - Maria van der Noot (verhef van 5 maart 1535, na dood van de vorige, haar vader). - Philippote van Ophem (verhef van 26 juni 1596, na dood van de vorige, haar moeder). - Pierre Micault, heer van Diepensteyn (aankoop op en verhef van 18 januari 1607).

Andere, recent ontdekte bronnen, en wat nog ontbreekt. Ik heb twee immense problemen met al de tot nu toe gedane onderzoeken. 1. Om te beginnen worden de termen ‘leengoed’ en ‘erfdienstbaarheid op een leengoed’ vrolijk door elkaar gehaspeld. Let wel; een verzameling van erfdienstbaarheden kan wel een afzonderlijk leengoed vormen, maar er zou toch best een onderscheid tussen onroerende en roerende activa worden gemaakt. Van enkele van de hierboven genoemde leenmannen zouden we eventueel nog kunnen vermoeden dat ze inderdaad ook de fysieke of naakte eigenaar waren van de infrastructuur, de inboedel en de landerijen in de omgeving van het Perrehof. Maar dat is niet waar de oude leenboeken het over hebben. Die noemen alleen de opeenvolgende begunstigden van een ‘heerlijke cijns’ - een erfdienstbaarheid dus - waarmee een aantal eigendommen in de omgeving van dat Perrehof was of waren ‘bezwaard’. Die cijns bestond uit een (klein) deeltje van de opbrengst van bepaalde gronden (de vijfde schoof) en een paar andere futiliteiten. Het Perrehof zelf is bij mijn weten nooit belast geweest (enkele door het hof gebruikte gronden wel). Het Hof heeft totaal andere eigenaars gehad dan de mensen die hierna worden genoemd. Ik heb daar een afzonderlijk boekje over geschreven. 2. De tweede beperking is dat deze onderzoeken zich uitsluitend op bronnen van het hertogdom Brabant baseerden. Daarnaast bezaten echter ook de heren van Dendermonde (graafschap Vlaanderen) en de heren van Grimbergen leengoederen in onze streek. Door hun archief bij het onderzoek te betrekken zijn er nieuwe gegevens aan het licht gekomen. Tot zover mijn eerdere door voortschrijdend inzicht ontstane twijfel. Dat deze gefundeerd was zal blijken. Want er is nieuws…

139


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Het Leengoed van het Perrehof blijkt een verzinsel. In augustus 2016 vond de heer Raf Meert in het archief van de Steenhuffelse Schepenbank twee akten over een verkoop van het Perrehof. Hij was zo vriendelijk om er mij een kopij van te bezorgen 119. Daaruit blijkt dat de hoevegebouwen en de er aan verbonden gronden inderdaad NIET tot het zogeheten Leengoed Perrehof behoorden. Er rustten zelfs geen erfdienstbaarheden ten voordele van de eigenaar van dit leengoed op. Ik heb in deze nieuwe versie (V5.0) de vroegere titel van dit deel (Leengoed Perrehof) door ‘Leengoed bij het Perrehof’ vervangen. Alles wat volgt gaat dus over een leengoed van erfdienstbaarheden op zekere eigendommen in de Steenhuffelse Kouter en heeft niets met de Perrehoeve te maken. Het Perrehof – dat voor zover nu bekend nooit leen- of cijnsgoed was – wordt in een afzonderlijk boek behandeld.

119

Raf Meert bezorgde mij nog andere dingen uit de registers van onze Schepenbank. Dat was voor mij de aanleiding om al deze voor onze geschiedenis zo belangrijke documenten (19 dikke boeken) volledig te transcriberen. Dat gebeurde in nauwe samenwerking met de mensen van het Rijksarchief te Leuven. Deze transcripties zijn te vinden op hun site bij de ‘Inventaris van de schepengriffies van Vlaams-Brabant arr. Brussel’. Helemaal onderaan, onder ‘bijlagen’ staat de link.

140


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Evrard Conincx ca 1340/1370-1410 In het Spechtboek wordt Evrard Conincx genoemd als de eerste gekende leenman van een (Brabants) leengoed in de Steenhuffelse Kouter. Het Spechtboek werd in 1374, onder de regering van hertogin Joanna van Brabant, begonnen. Evrard Conincx moet bijgevolg omstreeks 1340 geboren zijn en tot omstreeks 1410 hebben geleefd. Ik heb geen enkel aanknopingspunt gevonden om deze persoon of zijn familie te kunnen identificeren. Drie ‘toevalligheden’ zijn daarentegen wel het vermelden waard: 1) De derde vrouw van Walterus van den Heetvelde, de zoon van Segher van den Heetvelde (die de onderleenman was van de later besproken Peertshoeve tegen het Horenbeekveld) heette Hille ‘s Conincx gezegd Sponters. Zij zou van Turnhout afkomstig zijn geweest. 2) Op 2 september 1480 overleed, ik weet niet waar, ridder Hendrik de Coninck die van Leuven afkomstig was. Hij liet naar verluidt geen kinderen na maar wel een weduwe met de naam Jacquemeyne Rijm… Het is mogelijk, maar allerminst bewezen, dat deze met ridder met Jacob van Borssele hertrouwde nadat die zelf in 1483 weduwnaar van Agnes van Raephorst geworden was. Ook het gezin van Borssele-Rijm(s) komt hier later nog aan bod. Als Hendrik de Coninck bijvoorbeeld een kleinzoon van Evrard Conincx was, dan kan dit verklaren waarom zijn weduwe Jacomeyne bezittingen in Steenhuffel en Merchtem had. 3) Een andere de Coninck (of de vrouwelijke vorm sConincx) met belangen in onze streek was Juliana sConincx, dochter van Willem de Coninck, en getrouwd met Peeter van Wyngele, voormalig rentmeester van het kwartier Overzenne. Op 28 mei 1522 deed zij in het Leenhof van het Land van Grimbergen het verhef van een leengoed dat ze van Marie Cloets, de dochter van Joes en weduwe van Aert van Thienen, had gekocht. Dat leengoed bestond uit een laathof en het recht op de vijfde schoof op een aantal gronden tussen de Hoelbeekstate en de Malderkouter in Malderen. Op 13 december 1529 verkocht ze dat leen aan Yewam Wildemans. Toen schreef men dat zij de weduwe van Peeter van Niversele was 120.

120

Algemeen Rijksarchief – Familie-archief de Merode Westerloo – register VM442, rekeningen van stadhouder Hector van Glymes. 141


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Jan van Opstalle ca 1380/1410-1462 Omstreeks 1410 moet Jan van Opstalle dit leengoed van de erfgenamen van Evrard Conincx hebben gekocht.

Familie van Opstalle in Steenhuffel. Ofschoon ik de origine van deze familie niet heb kunnen achterhalen (een Gielis van Opstalle was in de periode 1385-1395 verschillende keren de afgevaardigde van de brouwers in het Mechelse stadsbestuur) was de naam van Opstal, Obstal en/of Opstalle in Steenhuffel al langer bekend. In een cijnsboek uit 1321 zijn volgende namen te vinden van personen die aan de hertog van Brabant cijnsplichtig waren 121: - Johannes de Busco, de Obstallo - Gaume de Busco de Opstallo - Willelmus de Busco, de Obstallo apud Quithaghe - Johannes de Quaetbeke de Obstallo - Clementia de Obstallo - Johannes Noese de Obstallo Obstallo lijkt hier echter eerder de datief van een plaatsnaam dan een echte familienaam te zijn. De verduidelijking kan ook naar het ‘recht van opstal’ verwijzen. Dat is het recht om bijvoorbeeld een woning te bouwen op de grond van een ander. De cijns zou dan alleen op de ‘opstal’ (de gebouwen) en niet op de grond verschuldigd zijn. Jan van Opstal, de nieuwe eigenaar van de heerlijke cijns van zekere eigendommen in de Kouter zou dezelfde persoon kunnen zijn als degene die in 1403 in hetzelfde hertogelijke cijnsboek genoemd wordt als de onderleenman/pachter van het Goed ter Trappen op Over de Beek dat toen de eigendom van de Brusselaar Assuerius (Sweger, Sweert) Craenhals was. Jan en Willem van Opstalle, twee broers, waren in 1420 cijnsplichtig aan het leenhof van het hertogdom Brabant voor twee naast elkaar en tegen Rossem gelegen eigendommen waar ze op woonden 122.

Familie van Opstalle op het Hof ten Opstalle in de Pluimennest. Moeten we de familie van Jan van Opstalle misschien in Londerzeel gaan zoeken? Het Hof ten Opstalle (ook het Hof te Rode geheten) is maar op een boogscheut afstand van de Trappenhoef gelegen. In 1389, toen op initiatief van hertogin Joanna van Brabant een groot onderzoek naar het gedrag van haar leenmannen gehouden werd, komen we in Londerzeel een Jan van Opstal 121 122

Le censier ducal pour l'ammanie de Bruxelles de 1321- Palais des académies, 1958 – blz. 267. Algemeen Rijksarchief, Rekenkamer 44911, folio 6-7. 142


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

tegen die de vader of de grootvader van de Jan van Opstal van het leengoed bij het Perrehof kan zijn geweest. Hetgeen volgt moet zich tegen of in Steenhuffel hebben afgespeeld want het grondgebied van Londerzeel was tussen het Land van Dendermonde en het Land van Grimbergen verdeeld. De hertogin had er geen eigendommen of bevoegdheden. De originele tekst gaat als volgt 123: “Jan van den Obstal claecht over Reyneren Lemmens, want overmids dat Jan hout gecocht hadde iegen enen persone ende hem leverde ende hi betalet, doe quam de Lewe de lombart ende seide dat hi dat hout eer ghecocht hadde ende betaelt, doe ruemde de man die ’t hout vercocht hadde, doe liet Jan voirs. den lombarde 't hout ende en woude dair niet omme dedingen ende verloes sijn gelt. Dit gedaen quam Reyner voirs. ende daechde Janne hijromme te Woluen, of dat hi binnen dier weken te sinent quame met hem spreken, doe verdroit Janne voirs. der dedingen ende moist Renieren voirs. dis geven 1 scilt vleems”. (Zeer vrije interpretatie) Jan van Opstal deed zijn beklag over Reinier Lemmens. Jan had immers van iemand hout gekocht en dat was geleverd en betaald. De Leeuw, de lombaard (van Londerzeel) beweerde echter dat hij datzelfde hout al eerder gekocht en betaald had. De verkoper van het hout gaf de Leeuw gelijk. Jan van Opstal heeft het hout dan maar aan de lombaard gelaten en verloor zijn geld omdat hij niet wilde procederen. Maar Reinier Lemmens (een schepen van de Steenhuffelse schepenbank maar bovendien de belastingontvanger van de hertogin) heeft hem toch naar zijn kantoor in Woluwe ontboden en hem 1 Schild Vlaams belasting op het niet geleverde hout aangerekend. Dezelfde of een andere Jan vanden Obstalle, zoon van Gheert, komen we ook tegen in de cijnsboeken van het Land van Grimbergen, en wel als hun cijnsplichtige: - voor een huis, hof en 1 bunder elsbroek (zowel in 1372 als nog in 1419), - voor een stukje losweg ‘ter Obstalle’ (in 1372 en 1419), - voor de ‘Crone’ in het dorp (alleen in 1419). Andere naamgenoten in Londerzeel waren: - Gielijs van den Obstalle: drager van de keur van de keurhoeve ten Obstalle (het latere Hof te Rode 124 ) in de Pluimennest te Londerzeel (in 1372). - Heinric vanden Obstalle, zoon van Jan, broer van Claes: cijnsman op de Blotaerts goederen, voor het Hof ten Obstalle (in 1372 en 1419). - Claes vanden Obstalle, zoon van Jan, broer van Heinric en samen met hem cijnsman op de Blotaerts goederen, 1 dagwand grond voor het Hof ten Obstalle (in 1372 en 1419). Ook cijnsman voor huis, hof en 1 bunder elsbroek op de Grote Paeleyke (in 1372 en 1419) en drager van de keur van de keurhoeve ten Obstalle, na Gielijs (in 1419), - Gielijs vanden Obstalle: cijnsman voor 1 dagwand grond voor het Hof ten Obstalle, nà Claes en Heinric (vanaf ca 1425).

123

“La Grande Enquête de 1389 en Brabant”, Jacques Bolsée, Académie royale des sciences, des lettres et des beaux-arts de Belgique. Commission royale d'histoire, M. Lamertin, 1929. 124 De geschiedenis van het Hof ten Opstalle/hof ten Rode is intussen vrij grondig onderzocht en het resultaat staat in een boekje. Terwijl de keur van deze keurhoeve in 1372 en 1419 door mensen met de naam van Opstalle gedragen werd, vinden we in dezelfde periode en in dezelfde cijnsboeken achtereenvolgens Jan vanden Rode, Jan Janszone vanden Rode en Magriete van Rode als cijnsmannen ‘van huyse ende hove ten Obstalle’. Ik acht het niet onmogelijk dat de namen vanden Rode en van Opstalle aliassen waren. 143


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Peeter Opstalle ca 1410/1462-1490 Op 5 maart 1462 deed Peeter Opstalle bij het leenhof van Brabant het verhef van zijn leengoed. Waarschijnlijk was hij de zoon van Jan. Daaruit leren we voor de eerste keer dat het hier een vol leen betrof en dat er ook onderlenen aan verbonden waren, onder meer dat van Catharina van Ysghem, de weduwe van ridder van Hamme, te Mollem 125. Wel, ik ben eens in Mollem gaan kijken, maar daar kennen ze Catharina van Ysghem niet. Heeft mijnheer Galesloot, de bewerker van het leenboek, zich dan vergist? Straks zullen we in dit verband tot een verrassende vaststelling komen… Naast hoofdleenman van het hertogdom Brabant was Peeter ook onderleenman van Diepensteyn voor 1 bunder in de Leckerstrate. In 1480 nam hij ook 2 percelen cijnsgoed over: 2 dagwanden eussels in de Hasselt (na Gielijs Lemmens) en 3 dagwanden aan de (Quaet)beeckstrate (nà Heyn van Horenbeke). Peeter (van) Opstalle had een zoon, Gilles (zie hierna) en zeer waarschijnlijk ook een dochter, Katline. Zij was getrouwd met Gillis van Langvelt, was in 1467 onderleenman van Diepensteyn voor 1 dagwand land op de Smessecouter en overleed in 1498. Vermoedelijk was er nog een tweede zoon, namelijk Jan de jonge. Ook die werd in 1467 – samen, met Katline – als onderleenman van Diepensteyn genoemd voor 2 dagwanden grond (leengoed van het Land van Grimbergen) dat aan de Leckerstrate te Steenhuffel lag en dat de ‘Dwaesheyt’ heette. Vlak daarnaast, op de Cambeke hadden ze nog een hof en 3 dagwanden eussel dat evenwel geen leen- maar cijnsgoed van Diepensteyn was. In het algemeen rijksarchief 126 bevindt zich nog een leendenombrement van Peeter van Opstalle waarin hij zijn vol leen in Steenhuffel, Merchtem en Mollem aan hertog Philips declareert. Het is haast niet te lezen maar het is wel degelijk Peeter van Opstalle die deze aangifte deed. In de marge heeft iemand van het archivariaat later de datum 3 août 1497 genoteerd. Dat is vreemd want – zoals we zullen zien – was in 1497 het leen al 2 keer van eigenaar veranderd.

125

Louis Jean Guillaume Galesloot - Inventaire des archives de la cour féodale de Brabant- 1884 – blz 179. Algemeen Rijksarchief te Anderlecht – Leenhof van Brabant. Verklaringen en denombrementen, inv.nr. 2381. 126

144


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Gilles van Opstalle ca 1430/1490-1494/1505

Op 7 september 1490 deed Gilles van Opstalle, de zoon van Peeter, het volgende verhef. Deze Gilles, of Gielys in het Steenhuffels, was niet alleen de hoofdleenman van de hertog van Brabant maar had bovendien nog andere interessante eigendommen te declareren. In de registers van Diepensteyn van 1466 en 1467 127 vinden wij zijn naam als hun (onder)leenman voor: - Een heerlijkheid (vol leen) op de Smessecouter in Steenhuffel, - Een heerlijkheid van cijnzen en schoven (vol leen), met een keur, in de hoven te Heysbosch te Londerzeel. Jan van Opstal, de grootvader van Gilles, had deze heerlijkheid, waar ik de ligging niet van ken 128, gekregen van zijn oom Gillis de Becker maar, toen hij ontdekte dat zijn nicht Katline de Becker, dochter van Gillis, hiermee onrecht was aangedaan, heeft hij het haar op 26 augustus 1450 overgedragen. Blijkbaar is dat toch niet allemaal verlopen zoals de betrokkenen dat wensten. In dezelfde registers las ik dat a) Gilles van Opstal zich in 1467 als de leenman van deze heerlijkheid beschouwde, b) dat dezelfde heerlijkheid op 20 juli 1484 door Gillis de Becker aan meester Ghijsbrecht Molenpas werd verkocht. (Deze Molenpas was secretaris van hertog Philips van Bourgondië en was door deze in 1457 aangesteld als zijn procureur om zijn belangen in Brabant te behartigen 129 ), c) dat er dezelfde dag, op 24 juli 1484 dus, door de zoon van Katline de Becker. Gillis de Bock, een nieuw verhef gebeurde. - Een stede in Steenhuffel, 25 roeden, in 1480 gekocht van Henric van Couwenberge jr. - In 1476 werd Gillis ook al als de eigenaar van een laathof in Steenhuffel beschouwd. We lazen: “ Item wij Claes vander Sleehaghen, Willem de Bonte, Willem van Horenbecke ende Geeraert de Bonte, ghesworen erflaten Gillis van Opstalle …” 130. Bovendien had Gilles van Opstalle ook nog eigendom van het Land van Grimbergen in leen. Op 9 augustus 1468 deed hij daarvan het volgende denombrement 131: “Ic Gielys van Opstalle hout te leene van mynen heere Philips van Grimberghen eenen beemt die jaerlicx gelt 20 St, noch houdt te leene van den selven heere Philips jaerlicx 2 percelen died nu beset syn op … dat onderhout (?) heeft … dit niet op … ….. den selven heer Philips gedaen hebben dat dit de waerheyt is ende in kenisse der waerheyt soo hebbic Gielys voirs … segel hier op gedruct anno 1468 9 dach in augusto. De tekst van dit denombrement is helaas zeer moeilijk leesbaar maar gelukkig is het er aan bevestigde zegel van Gielys van Opstalle bewaard gebleven.

127

Algemeen Rijksarchief – Fonds de Lalaing (met dank aan Raf Meert). In 1419 vinden we in het cijnsboek van het Land van Grimbergen 4 mensen met de ‘familienaam’ van Heysbosch en met cijnsgoed op Sneppelaar. In 1710 lag daar nog een bos dat ‘Heybosch’ heette. 129 J.A.C. Buchon - Collection des chroniques nationales françaises: écrites en langue Flamande, 1826, p. 166. 130 Algemeen Rijksarchief Gent, Fonds della faille, karton 56, nr. 362. 131 Algemeen Rijksarchief - Familiearchieven de Merode Westerlo - Land van Grimbergen - VM 585 – Leendenombrementen Steenhuffel vanaf 1448 - Digitalisering: J.M. Van der Elst, Transcriptie: L. De Bondt. 128

145


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

In 1593 werd ditzelfde wapenschild (links) gezien en nagetekend (rechts), maar niet herkend, door Adriaen van Marselaer toen die het al een paar decennia lang in de steigers staande maar onafgewerkte nieuwe koor van de kerk van Steenhuffel bezocht. De verklaring daarvoor heb ik in een andere bijdrage geleverd.

146


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Karel van der Noot ca 1455/1494-1535 x Cecile de Ligne de Ham Op 7 september 1494 verkocht Gielys van Opstalle het leengoed bij het Perrehof aan Karel (Charles) van der Noot. Volgens het ‘Hooftleenboeck’ van de hertogen van Brabant 132 was deze Karel de zoon van ridder Wouter (Wauthier, Gauthier) van der Noot. In onze Brabantse geschiedenis zijn er meerdere personen met deze naam geweest, maar er is er slechts één die voor de rest van ons verhaal in aanmerking komt.

Over Karel van der Noot en zijn familie. Wouter van der Noot 133, heer van Risoir (ter Rijst te Heikruis onder Pepingen), West-Wesel en West-Doorne, geboren ca 1430, werd in 1454 tot ridder geslagen. Hij was raadsheer en kamerheer van de Bourgondische en Brabantse hertogen Philips de Goede en diens zoon Karel de Stoute. Door dezelfde Karel de Stoute werd hij benoemd tot diens ambassadeur bij de koning van Hongarije. Na de dood van Karel de Stoute in Nancy (1477) en de opstanden in Vlaanderen en Brabant die daar op volgden (waarbij onder meer het Hof van Marselaer in de Bontestraat definitief werd vernield) zag diens enige dochter en erfopvolgster, Maria van Bourgondië, zich verplicht om te trouwen met aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk. In 1482 werd Wouter van der Noot ook raadsman en kamerheer van deze nieuwe vorst. Op 13 september 1477 maakte Wouter van der Noot zijn testament. Hij overleed op 7 november van hetzelfde jaar en werd begraven in de kerk van de Karmelieten te Brussel, bij zijn vrouw die al in 1469 gestorven was. Die vrouw was Dymphna van Grimberghe gezegd van Assche, dochter van Jan III van Grimberghe, heer van Asse, en Cornelia van Boutersem, vrouwe van Brecht, Merksem, Schoten, Kwaadmechelen, West-Wesel, Beverlo, enz... Wouter en Dymphna hadden volgende kinderen. 1. Wouter VI van der Noot, heer van West-Wesel en West-Doorne, trouwde met Louyse de Herbais, erfvrouwe van Morkhoven (nu deelgemeente van Herentals). 2. Karel van de Noot, volgt. 3. Jeroen van der Noot, trouwde op 27 mei 1498 te Breda met Maria van Nassau (+1521), was ridder geslagen in 1514, werd kanselier van Brabant en stierf in februari 1540. Karel van der Noot werd geboren omstreeks 1455. Hij volgde zijn vader op als heer van Risoir alias Ter Rijst (Heikruis-Pepingen) waar hij in 1480 een kasteel liet bouwen (dat in de 19de eeuw door een moderner gebouw vervangen werd). Op 21 februari 1493 trouwde hij per contract met Cécile de Ligne en daarna kreeg hij met haar volgende kinderen: 132

Algemeen Rijksarchief Brussel – Hoofdleenboeken, register 19, folio 27. Charles Joseph de Vegianio - Nobiliaire des Pays-Bas et du comté de Bourgogne, 1868, Volume 3, blz. 1434.

133

147


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

1. Karel van der Noot, trouwde niet, ging in keizerlijke dienst en stierf in Spanje. 2. Wouter VII van der Noot, heer van Risoir, werd ridder en kolonel van een infanterieregiment ten dienste van keizer Karel V. Hij trouwde op 7 november 1527 per contract met Catharina Hinckaert (+1570, begraven in de abdij van Grimbergen), dochter van ridder Jan, heer van Obain, Corbais en Wattignies, en van en Barbe d’Enghien, en als dusdanig erfvrouwe van Carloo (alias Sint-Job in Ukkel). 3. Catharina van der Noot, trouwde met ridder Jan van Brecht (heer van Diegem) en stierf jong op 22 februari 1525. 4. Joanna van der Noot werd non in de abdij van Vorst waar alleen adellijke juffrouwen werden toegelaten. 5. Cécile van der Noot werd non in de cisterciënzerabdij van Terkameren. 6. Magdalena van der Noot, werd non in Lier. 7. Anna van der Noot, werd eveneens non in Lier. 8. Maria van der Noot, geboren ca 1500 à 1506, trouwde met ridder Philippe van Ophem.

Waarom K. van der Noot het leengoed bij het Hof te Perre heeft gekocht. Wel, Karel van der Noot was van zeer goede komaf en had geld. Bovendien had hij een ambitieuze en eveneens bemiddelde vrouw. Cécile de Ligne was geboren tussen 1455 en 1462. Zij was de dochter van ridder Jan de Ligne, heer van Ham, en van Catharina van Ydeghem van Wieze. Ja maar... Vertelde de heer Galesloot ons niet dat een zekere Catharina van Ysghem, de weduwe van ridder van Hamme, in 1462 in Mollem de ‘onderleenman’ van de Steenhuffelse hoofdleenman Peeter van Opstalle was 134? De heer Galesloot heeft duidelijk niet goed gelezen of de schrijver van het Spechtboek heeft misschien ook niet mooi geschreven. In ieder geval is hiermee duidelijk geworden dat Gielis van Opstal zijn hoofdleengoed te Steenhuffel en zijn onderleen in Mollem gewoon aan zijn veel aanzienlijkere Mollemse onderleenman heeft overgelaten.

De aangifte van Karel van der Noot van 10 november 1530. Van iedere leenman werd verwacht dat die op tijd en stond bij het leenhof van zijn leenheer aangifte van de door hem in leen gehouden goederen deed. Zo’n aangifte noemde men een ‘denombrement’ en dikwijls zijn daar mooie beschrijvingen in te vinden. Het denombrement dat op 10 november 1530 door Karel van der Noot naar het leenhof van de hertog van Brabant werd gestuurd is vrij omslachtig en is bovendien bewaard gebleven 135 . De geïnteresseerde kan in bijlage de volledige transcriptie vinden. Daaruit leren we: a) dat de door Karel van der Noot opgegeven leengoederen verspreid lagen over de gemeenten Steenhuffel, Malderen, Merchtem, Brussegem en Mollem. b) dat er meerdere achterlenen aan verbonden waren. c) dat er serieus rekenmachientje nodig is om de totale opbrengst in 1530 uit te rekenen. Voor het gedeelte onder Steenhuffel, Peisegem en Malderen bestond die uit 2,5 Rijnsgulden, 3 kapuinen, 11 kippen, 150 eieren, 1 mudde en 20 veertelkens haver (evene) en 4 mudden en 4 sisteren rogge. Eigenlijk is dat bedroevend weinig maar gelukkig kan ik bevestigen dat Karel van der Noot ook nog andere inkomsten had. 134 135

Louis Jean Guillaume Galesloot - Inventaire des archives de la cour féodale de Brabant- 1884 – blz 179. Algemeen Rijksarchief te Brussel – Hoofdleenboeken – register 15 (16 folio bladen). 148


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Daar waar het denombrement van 1530 ons zeer veel informatie over de Mollemse grondindeling verschaft, komen we niet te weten voor welke eigendommen die cijnzen op het ‘volle leen’ in Steenhuffel verschuldigd waren. Ook de naam van de onderleenman van het niet genoemde of beschreven Perrehof is nergens te vinden. Heeft dit misschien te maken met het feit dat de hoeve zelf geen leengoed van het leenhof van Brabant was? Ik herinner er aan a) dat de grond van de “Peertshoeve” – waarin ik het latere Perrehof meende te herkennen – in 1440 een leengoed van het huis van Dendermonde was, b) dat de in deze buurt gelegen eigendommen van Jacomijne Rijms, weduwe van Jacob van Borssele, kort voor 1515 van het Leenhof van het Land van Dendermonde naar dat van het land van Grimbergen overgingen, en c) dat hetzelfde in 1534 ook met nog vele andere bezittingen in Steenhuffel en Londerzeel zou gebeuren. Misschien moeten we een beschrijving van het Perrehof uit 1530 in iets anders dan het leenboek van Brabant gaan zoeken (zie verder). Aan het Cijnshof van Steenhuffel was ook een achterleen in Merchtem verbonden. Daarover komen we gelukkig iets meer te weten De gronden ervan waren samen 14 dagwanden (ca 3,5 bunders of 4,4 hectare) groot en lagen “te Peysseghem opten Cockelberch ende opten Hoeve”. Dat is in de Peizegemse kouter, tegen het Perrehof. Ze waren aan de volgende mensen verpacht: - 2 bunders en 11 roeden, verdeeld over 2 percelen, aan Katharina van Opstal, dochter van wijlen Gillis van Opstal, getrouwd met Aert van Poelen (van Poelcke). We zijn deze mensen al in deel VII tegen gekomen. - 1 bunder, verdeeld over 2 percelen, aan Joannes van Damme. - 0,5 dagwand en 18 roeden aan Hendrik Moens die het had gekocht van Goessen van Zomerghem. - 1 dagwand en 18 roeden aan Jan van Maldren. - 1 dagwand en 18 roeden aan Daneel Moerman die het gekocht had van Gillis Bom.

Wat met de familie van Opstal? De familie van Opstal – met name Katharina - was dus niet helemaal van het leengoed bij het Hof te Perre verdwenen. Naast ‘onderleenman’ van het hertogdom Brabant voor 2 bunders en 11 roeden in de Peisegemse Kouter (waarvoor ze in 1530 nog cijns verschuldigd was aan Karel vander Noot) was Katharina (althans in 1508) diens onderleenman voor a) 1 dagwand land op de Quaetbeek, nà M. vander Smessen, en b) voor 2 dagwanden land en weide op ‘t Cleyn Buenderken. Nog op ‘t Cleyn Buenderken betaalde ze ook de cijns van het land van Gillijs van Robbroek, hetgeen betekent dat ze dat wellicht als onderhuurder gebruikte. Ook in de leenboeken van het Land van Grimbergen ben ik de namen van Katharina van Opstal en haar man 4 keer tegen gekomen. Maar de vermeldingen hebben ofwel weinig met het Perrehof te maken of zijn te vaag om er conclusies over hun woonplaats te kunnen uit trekken. Hier volgen ze voor de volledigheid. - Op 4 juli 1492 was Katelyne van Opstalle - na de dood van een mij onbekende Gielis van Moerseke - al sterfvrouwe geworden van een bijzonder leen van 6 dagwanden land en eussels, in Steenhuffel gelegen. Die dag deed haar man ‘Aerde van Poele’ in haar naam bij stadhouder Gielis van Duffle het verhef.

149


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

-

-

-

-

Louis De Bondt

Op 29 juli 1497 werd ze bovendien sterfvrouw van een Grimbergs leengoed, bestaande uit 6 dagwand land en meers in Steenhuffel, dat zij en haar man ‘Aerts van Poelcke’ van de Brusselaar Jan de Lathouwer hadden gekocht 136. Op 14 november 1505 erfde ze van haar onlangs overleden vader Gillis de helft van een meers in Steenhuffel die ook al door haar vader als een bijzonder leen van het Land van Grimbergen gehouden was. ‘Aert van Poulcke’, wel degelijk de man van Katelyne van Opstalle, werd in 1525 nog als pachter en (onder)leenman van Grimbergen van een stuk grond in de Peizegem-Kouter op de grens met Steenhuffel vermeld. 137 In 1540 was een Matheeus van Poelcke, zoon van Aert, dan weer leenman van de Glymes van Grimbergen (dat is de andere Grimbergse tak) voor een eigendom in Steenhuffel-dorp die het “Schoelken” heette.

Het leenboek van Diepensteyn, begonnen in 1467, heeft ook wat over hen te melden, namelijk dat Katharina op 2 december 1504 van haar vader Gillis de heerlijkheid op de Smessecouter erfde en dat zij en haar man Aert van Poelke die op 8 oktober 1515 aan Claes Marijensoene alias Anderlecht 138 en zijn vrouw Kathelijne van Buyseghem verkochten. (zie deel VII). Op folio 193 van register 6937 van de schepenbank van Steenhuffel lazen we dat Aert van Poelcke, de zoon van Mertten, en zijn vrouw Cathelijne van Opstalle, op Sint Mertensdag 1504, geld leenden aan Jan van Horenbeke, de zoon van Jan die men Heykens noemde. In 1601 was die lening nog altijd niet afgelost maar werd er nog ieder jaar een rente van 1 gulden (of 5 schellingen groote Brabants) op betaald. Tot dat jaar waren de zussen Elisabeth van Poelcke, getrouwd met wijlen Jan … (echt niet te lezen maar het zou Veldekens kunnen zijn) en Geertruyt van Poelcke, getrouwd met Jooris Olivier, daar de begunstigden van. Ik neem aan dat zij de kleindochters van Aert van Poelcke en Cathelijne van Opstalle waren. En dan nog dit. Aert van Poelcke zou zelf ook de eigenaar van een heerlijk laathof in Steenhuffel geweest zijn. Onder meer een hofstede gelegen ‘ter Straeten’, 7 roeden groot was daar cijnsplichtig aan. Het was de voorloper van het laathof van Gielis Guisseth 139 (zie deel VII).

Aanvulling: een oudere aangifte van Karel van der Noot. In november 2014 bezorgde de heer Raf Meert mij een kopij van een ouder denombrement van Karel van der Noot. Het dateert van Kerstmis 1508 en is heel wat explicieter dan dat uit 1530 wat zijn hertogelijke leengoederen in Steenhuffel betreft. De aangifte ging – zoals al enkele keren eerder benadrukt - niet over een heerlijkheid maar over een heerlijke cijns. Ze begint als volgt (in modern Nederlands omgezet): “Deze heerlijke cijnsrente verkreeg jonker Chaerle vander Nooth, heer van Ter Rijst, van Peeter van Opstalle 140 in het jaar 1494. Hij houdt hem in leen van onze genadige heer de koning van Castillië, hertog van Brabant, enz.

136

Familiearchieven de Merode Westerlo, Archief van het Land van Grimbergen, CA2796, Leenboek 1487-1522 Familiearchieven de Merode Westerlo - Archief van het Land van Grimbergen - VM 585 - Leendenombrementen Steenhuffel vanaf 1448. 138 Marijensoene is een verbastering van de naam Moyersoene. De familie Moyersoene alias Anderlecht komen we ook tegen op het Hof ter Trappen (wijk Over de Beek) en op het leengoed Quaetbeke 1 (zie verder). 139 Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6937, folio 288v. 140 Peeter van Opstalle, vader van Gilles, was nochtans al voor eind 1490 overleden. Mogelijk was de overdracht toen al door hem in gang gezet. 137

150


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

en hij is gevestigd (op eigendommen) in Steenhuffel en omgeving. Hernieuwd voor Kerstmis 1508.” De cijns bestond vooral uit kleine hoeveelheden rogge, evene en (delen van) kapuinen en werd geheven op een 100-tal belaste – meestal kleine - eigendommen, verspreid over de Steenhuffelse (en Peizegemse) kouter, langs de Quaetbeek en op het Wolfroth (nu Walrot). Hierna geef ik een overzicht van de leen-, cijns- en schoofgoederen die in dit denombrement worden vermeld. Een volledige transcriptie is in bijlage te vinden. Leengoederen en onderleenmannen. Naam Ligne, van Malderen, van Moens Moerenay Opstalle Praet, van

Voornaam Cecilie Jan, zv Gillijs Henric, zv Henric Daneel Katherine, dv Gillys Getr. met Aert van Poele Katherine, dv Jan x NN van Damme

Opmerkingen vrouw van Caerle vander Noot – Houdt een vol leen in Mollem 1 dw 18 roeden leengoed in Peisegem 0,5 dw en 18 roeden leengoed 1 dw 18 roeden leengoed, gekocht van Gillys Bom 2 dw en 43 roeden leengoed in Peizegem na overlijden vader (nov. 1504) 1 dw en 18 roeden leengoed in Peisegem 3 dw in Merchtem op de Cockelbergh en de Hoeve, nà haar broer Aernde 3,5 dw in Merchtem op de Cockelbergh en de Hoeve, nà haar neef Jan van Praet

Cijnsgoederen en cijnsplichtigen in 1508 Naam Beeckman Blaser, de Bloemen, der Bonte, de Bonte, de Bonte, de Bouchout, van Breems Breems Breems

Voornaam Jan Willem Jan Jasper Jan Gillys Gillys Katheryne Daem Gillys

Opmerkingen Betaalde de cijns van Lysbeth Cuypers voor Huis en Hof voor 1 dw land op het Cleyn Wolfsroth en voor een deel van 1 bunder land op de Perrecouter voor 1 dw land aan de Asscherhout, na Jan Merte voor 1 dw land op het Heeken tegen de Asscherhout, nà Willem Vits voor 1 dw land op de Sijp tegen de Hoeve, nà Janne van Grimbergen voor 1dw land op de Quaetbeke, na Gillis Merte, zoon van Wouter Jonker-voor land op ’t Meerken, nà Gillys van Langvelde Betaalde de cijns van Gillys Breems voor land op Wolfroth, Heeken en Asscherhout voor 75 roeden land op Wolfroth naast het hof van Zegher Maes voor 2 dw land op Wolfrot, Heeken, Asscherhout (verpacht aan de kinderen van Katheryne Breems, Jan Heyckens en Gheert Gosens) Broucke, vanden Peeter Betaalde de cijns van Peeter vanden Perre voor land in de Breede straete Cuypers Lysbeth voor land op de Quaede Winnighe, land aan de Eggrix Straete, land op het Cleyn Buenderken (verpacht aan Rombout op de Heyde) en voor een huis en hof (verpacht aan Jan Beeckman) Driessche, vanden Henric voor ? Driessche, vanden Zegher voor recent geplant bos (verpacht aan Jan Merte) op Quaetbeek, nà Peeter Rogiers, en voor 0,5 dw op het Heeken - ook genoemd met stede in Horenbeekstrate tegen stede van Jan Moerenaey Eggricx Laurette, dv Gillys voor huis en hof. De cijns wordt betaamd door Willem vander Meeren Eggricx Willem + voor 1508, was cijnsplichtig voor ? Goosens Gheert Betaalde de cijns van Gillys Breems voor land op Wolfroth, Heeken en Asscherhout Halle, van Jan voor 1/3 van 2 dw in het Gemeyn Eussel, na Willem vanden Perre Hasselt, ver Gillys een stuk land in de Hage en een stuk meers en bos in het Broeck achter de gracht van Thorre Truyen; alles nà Janne vanden Hove Hee, vanden Katherine voor 75 roeden op het Meerken Henden, vander Willem voor grond in het Rattenbroeck, gepacht door de kind. van Henric Saghers, betaald door Pauwel van Sconaerden Hertoghe, de Aernt voor 1 dw land op de Quaetbeek. Voordien werd die cijns betaald door Peeter der Weduwen Heyckens Jan voor 2 dw land op Wolfrot, 3 dw op ’t H eeken en 1 dw in de Asscherhout (dat laatste nà Zegher Maes); betaalde ook de cijns van Gillis Breems voor dito Heyckens Willem Vernoemd met land tegen Geertruyenveld en met grond op het Heeken naast het cijnsgoed van Jan Heyckens Heyde, op de Peeter voor een bosje aan Steenheyde en Rattenbroeck, nà Lijsbeth Cuypers Heyde, opte Willem voor bos in het Rattenbroeck, nà Henric vander Hoeven Heyde, van op de Rombout Betaalde de cijns van Lysbeth Cuypers voor land op 't cleyn buenderken Hofstadt, vander Imbrecht voor een eussel aan de Heerstraete, nà Daneel van Horenbeke Horenbeke, van Daneel voor 2 veldekens tegen Lysbetten tFos.. Horenbeke, van Henric voor een bosje tegen het Pypenpoys bos en voor 1 dw bos aan Marie van Mulders (verpacht aan 151


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Naam

Voornaam

Louis De Bondt

Opmerkingen Jan Merte) Horenbeke, van Jan Vernoemd met land op cl. Wolfsroth,Heeken (in Malderschen weg) en Asscherhout – cijnsplichtig voor andere grond nà Katheryne van Borrem Horenbeke, van Reynken voor 1 dw + 2 dw land op het Heeken Horenbeke, van Ghysbrecht Vernoemd met land op cleyn Wolfrot Hove, vanden Henric Vernoemd met land in ‘t Broeck aan ‘t Straetken Hove, vuyt den Henric +1508 – zijn erfgenamen zijn (nà Gillis van Clotte) cijnsplichtig voor de Gheert Temmermansgoede achter de schuur van Wouter Boets in de Horenbeekstrate - voor bos in ‘Rattenbroeck (na Willem Eggricx)-Betaalde ook de cijns van Gillys Merte voor land op het Heeken tegen de Asscherhout Jacops Gillys voor 1 dw land op de Asscherhout, nà Gillys de Hertoghe-ook vernoemd met land op het Meerken Jacops Jan +1508 - voor 75 roeden land op het Heeken-Zijn erfg. cijnsplichtig voor 0,5 dw land op de Asscherhout (na Bertel Jacops) Kempeneren Katherine voor land op Desp Kershove, van Cornelys voor 0,5 dw land op het Meerken, na Claes vanden Bossche Laens Geertruy voor ? Langvelde, van Andries voor een hofstede met een weide ernaast Lemmens Reyner voor land op de Quaetbeek. Voordien werd die cijns betaald door Kateline der Weduwen (zijn overleden vrouw) en nog vroeger door Joos der Weduwen (haar vader) Lichte, de Peeter voor 1 dw op het Heeken (samen met Willem van Meere en na Gillis van Cloote), voor x dw land op de Asscherhout, na Ghisel Merte, en voor land op het Heeken Luu, de Ghijsbrecht voor 2 dw land op de Quaetbeek. Voor hem Jacomijne Huys en nog vroeger Kateline vander Smessen Maes Zegher Vernoemd met een Hofstede op het Wolfroth Meeren, vander Gillis voor 1 dw land met voetweg op de Quaetbeke, nà Jan Merte Meere, vander Willem voor 1 dw land op ’t Heeken (samen met Peeter de Lichte, nà Gillis van Cloote) en voor 1/3 van 2 dw in het Gemeyn Eussel (na Henric vander Perre) - betaalde ook cijns van Laurette Eggricx, dv Gillys, voor huis en hof, en de cijns van Gillys Merte (Buggenh.) voor land op de Quaetbeke en het Cleyn Wolfrot Merte Gillys voor 1 dw land (verpacht aan Henric vuyt den Hove) op het Heeken tegen de Asscherhout Merte Gillys Woont in Buggenhout-voor 1 dw land op het Heeken in de Malderschen weg , voor 0,5 land op het Cleyn Wolfrot (verpacht aan Margriete Merte) en voor 1 dw op de Quaetbeek (verpacht aan Willem van Meere) Merte Jan Voor het Geert Temmermansgoed aan het Heeken (na Gillys Merte), voor land in de Haghe en in ’t Broeck (nà Jan van Horenbeke), voor 1 dw p de Asscherhout; ook vernoemd met land op Quaetbeke tegen Cl. Wolfrot - betaalde ook de cijns vd H. Geest voor land aan het Heeken Meerte Magriete Betaalde de cijns van Gil.Meerte (Bugg) voor land op Cl.Wolfrot dat ze pachtte, en de cijns van Jan Meerte, zv Wouter voor land in 't Broeck achter Thorre Truyen en voor het Temmermansgoed aan het Straetken Merte Peeter voor land in de Haghe en in ’t Broeck Merte Jan, zv Wouter voor het Gheert Temmermansgoed aan het Straetken, voor land in de Haghe en voor een stuk meers in 't Broeck achter de gracht van Thorre Truyen; alles verpacht aan Magriete Merte Moelen, vander Gillys voor 1 dw land op het Ghertel veld aan Gillys vander Molen stede, nà Peeter der Weduwen Moerenaey Jan voor een stede (1 dw) In de Horebeeckstrate Moerenaey Daneel voor een hofstede tussen Wolfrot en Borreputte (nà Henric van Driessche) en voor 1 dw land op Desp aan de Groenen Weg Moor, de Aert voor huis en hof, nà Ghysel de Wale Moerenaey Quinten voor 1 dw and op de Hoeve (tegen de Sijp), na Johannes van Acken Mutsers, van Jan voor 1 dw land op het Groot Wolfsroth en 2 dw op Perrekouter Noot, vander Caerle jonker - aan zichzelf voor 25 roeden land op het Cleyn Buenderken), na Jan vanden Perre Nuwenhoven, van Katherine voor land op de Perrekouter, na Marije van Horenbeke Opstalle, van Kathlijne, dv Gillis 1 dw land op de Quaetbeek (na M. vander Smessen), voor 2 dw land en weide op het Cleyn Buenderken, en voor -Betaalde ook de cyns van Gillys van Robbroeck voor land op het cleyn buenderken Overhes, van Joes voor 0,5 dw land op het Groot Wolfsroth en voor 0,5 dw op het Cleyn Wolfsroth na Ghysele van Horenbeke Parafys Magriete voor 3 dw land (verpacht aan Gillys vander Smessen) op de Sijp en voor huis en hof (verpacht aan dezelfde) Perre, vanden Henric voor de hoevinghe ter Perre daer Rogier op woende, voor 0,5 dw op het Cleyn Buenderken voor het Gat en voor grond in het Perrebos Perre, vanden Jan Betaalde, nà Margr. vanden Perre, de cijns van de kind. van Zegher Staes voor 1 bunder beemd in het Perrebos Perre, vanden Magriete Loywijx wijf voor de hoevinghe ter Perre daer Rogier op woende Perre, vanden Peeter voor huis en Hof (3 dw) (verpacht aan Gillis Staes),voor land op het Gemeyn Eussel (verpacht aan Jan Staes), voor 6 dw land in de Breede Strate (verpacht aan Peeter vanden Broucke) 152


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Naam Perre, vanden Praet, van Raymaeker, Ts...s Robbroeck, van Sarens Scouwenbroeck,van Scouwebrouck,van

Louis De Bondt

Voornaam Willem Jan Lysbeth Gillys Peeter Peeter

Opmerkingen Vernoemd met land in het Gemeyn Eussel + voor 1508-Zijn erfg.voor 1 dw land op de Quaetbeekvoor het Gat voor 1 dw land op Donck hoeve en 2 dw op de Sijp (verpacht aan Gillys vander Smessen) voor 2 dw land (verpacht aan Katheryne van Opstalle) op het cleyn buenderken voor een 'plaatsje' in het Perrebos van Peeter vanden Perre, na Jan Eggricx +voor 1508 - Zijn erfg. vernoemd met land in het Broeck tegen Thorre Truyen

Henric

voor 1 dw land in d’Haghe en in 't Broeck, na Jan van Praet, en voor Temmermansgoed achter de gracht van Thorre Truye tegen de grote put, na de erfgenamen van Jan van Praet voor huis en hof (na Jan vander Hasselt) , en voor 3 dw land op het Doyen veld en op de Hoeve (tegen de Sijp); betaalde ook de cijns van Magr. Parafijs voor huis, hof en land op de Sijp, en die van Lysb.Tsraymaekers voor land op de Sijp. voor 1 dw land op de Perrekouter aan de Quaetbeek voor 0,5 dw op het Cleyn Wolfrot, na Gillys Merte voor 2 st. land op Cleyn Wolfrot tegen Quaetbeek; betaalde ook de cijns van Peeter vanden Perre voor een huis en hof (3 dw) voor 1/3 van 2 dw land in het Gemeyn Eussel - betaalde ook de cijns voor een stuk land van Peeter vanden Perre + 1508 – Zijn erfgenamen zijn cijnsplichtig voor 1 bunder beemd in het Perrebos (na Margriet vanden Perre) - voor 1 dw bos aan de Clootstraete - Ook vernoemd met land (geen cijnsgoed) tegen het Perrebos voor 75 roeden bos te Horenbeke voor ? Meester-Vernoemd met land op Groot Wolfsroth Vernoemd met land op of tegen Geertruyenveld Vernoemd met land op de Asscherhout voor 2 x 2 dw op het Cleyn Buenderken Vernoemd met land op cleyn Wolfsroth voor 0,5 dw land oip ’t Meerken, voor 0,5 dw land op het Geertruyenvelt, nà Gillis de bastaard van Bouchout voor 1 bunder land op de Perrecouter, na Daneel vander Smessen voor land Vernoemd met land op of tegen de Asscherhout

Smessen, vander Gillys Smessen, vander Henrick Staes Gillys Staes

Jan

Staes

Zegher

Stappen, vander Peeter Vastenael Marie Watermaele, van Jan Zwaens Willem Capelrije van Henric Goessens Capelrije van Vilvoorde tGasthuys van Sinte Kateline H. Geest van Steenhuffel H. Geest van Steenhuffel H. Geest van Steenhuffel H. Geest van Steenhuffel 't Goed van Gaesbeke

In het bovenstaande overzicht ontbreken nog enkele namen. De oppervlakte van de cijnsplichtige percelen en de grootte van de cijns zijn hier meestal niet vermeld omdat ze dikwijls zeer slecht leesbaar zijn op het origineel en doorgaans zeer klein. Na de vermelding “verpacht aan” staat telkens een vraagteken omdat ik er van uit ga dat de persoon die de cijns betaalde ook de pachter was maar omdat dit niet helemaal zeker is.

Schoofgoed en betalers van de Vijfschoof (omgezet in geld) Naam Voornaam Bouchout, van Gillijs, heer

Goossens

Henrick

Opmerkingen 5 dw vijfschoofland op het Geetruyenvelt voor de Smesse (1/4 gebruikt door hemzelf en ¾ door heer Peeter Was) 5 dw vijfschoofland met voetweg op de Perrecouter (1/4 gebruikt door hemzelf en ¾ door heer Peeter Was) – wordt betaald door Willem vd Meeren, de kapelaan van Vilvoorde en Aleyte van Marselaer 3 dw vijfschoofland op de Asscherhout

153


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Maria van der Noot ca 1505/1535-ca 1575 x Philippus van Ophem (+1540) De volgende hoofdleenvrouwe van het Leengoed bij het Hof te Perre was Maria van der Noot. Zij was de jongste dochter van Karel en Cécile de Ligne. Op 5 maart 1535 deed ze bij het leenhof van Brabant het verhef. Haar vader Karel moet dus niet lang tevoren overleden zijn. Volgens mijn eigen berekeningen is Maria tussen 1500 en 1506 geboren. Omstreeks 1533 trouwde ze met ridder Philippe van Ophem. Deze Philippus werd al geciteerd in 1507 (en nog in 1549, maar zou in 1540 gestorven zijn). Hij was de zoon van Segher van Ophem, baljuw van Gaasbeek (geciteerd in 1487) en Margarita van Rechem. Zijn grootouders waren Segher van Ophem senior (+1480, de zoon van juffrouw de Cilly, schepen van Brussel in 1456 en baljuw van het Land van Gaasbeek in 1461) en Catharina van Dynther (+18/8/1474). Hij had nog twee broers die echter vrij jong en kinderloos stierven waardoor Philippus de enige erfgenaam van deze van Ophem-tak geworden is. Met Maria van de Noot had hij 3 kinderen 141: - Antonius van Ophem, geboren ca 1535. - Joanna van Ophem, geboren ca 1539 (alleen door Alphonse Wouters genoemd). - Philippote van Ophem, geboren ca 1541. Philippus zou in 1540, dus voor de geboorte van zijn laatste kind, gestorven zijn… Lees toch maar even verder. Zijn weduwe bleef met drie kleine halfwezen achter. Ik weet niet of ze nog hertrouwde en ook gerenommeerde Belgische historici weten ons helaas niet te vertellen wat er verder met haar en haar kinderen is gebeurd. Alleen historicus A. Wauters heeft het nog even over haar. Hij schreef woordelijk, maar wel vertaald 142: ”De familie de Fraye bezat ook een eigendom met de naam Opberghen. In 1479 was het van Daniel van Opberghen en daarna, in 1518, van Marguerite van Opberghen geweest. In 1573 was Jean de Fraye de eigenaar. Het hing af van het Leenhof van Marie Vandernoot te Steenhuffel en had een cijnshof en een leenhof dat zich uitstrekte over Bollebeek en Brussegem”. Het vorige citaat leert ons dat Maria vander Noot in 1573 nog de eigenaar van het leengoed bij het Perrehof in Steenhuffel was. Dat wordt door de registers van de schepenbank bevestigd. Maar die bevestigen nog wat anders, met name dit: - Ridder Philips van Ophem was in 1557 nog in leven. - Na zijn dood heeft zijn weduwe, alleszins in 1573 en 1574, inderdaad het leen- en cijnsgoed in Steenhuffel beheerd .

141 142

En niet 4 zoals de meeste internet-genealogieën ons proberen wijs te maken. Alphonse Wauters - Histoire des environs de Bruxelles, volume 1, blz. 531. 154


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

In 1580 was Anna van Ophem 143 haar als eigenaar opgevolgd, en pas na haar is Philippote gekomen (zie verder). Deze Anna van Ophem moet een dochter zijn van Philips en Maria vander Noot. Maar niemand schijnt haar te kennen. Volgens Alphonse Wauters was er wel een Joanna van Ophem, over wie ik straks nog enkele bedenkingen zal hebben. Het is duidelijk dat de namen Anna en Joanna betrekking hebben op dezelfde persoon. Wie heeft het fout, de heer Wauters of de Steenhuffelse schepenbank? -

143

2 vermeldingen in register 6939: op folio 356 en 357. 155


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Philippote van Ophem ca 1541/1596-1607/1621 Er verliepen 6 decennia voor het volgende verhef van de cijnsinkomsten van gronden bij het Perrehof werd genoteerd. Dat gebeurde op 26 juni 1596 door Philippote van Ophem, de jongste dochter van Maria van der Noot. Uit de schepenregisters van Steenhuffel valt af te leiden dat haar moeder Maria al tussen 1576 en 1580 overleden was. Ook dat een Anna van Ophem, ongetwijfeld haar oudere zuster, van dan af als de nieuwe niet officiële eigenaar van het leengoed werd beschouwd. Dat daar van geen verhef te vinden is zal met de speciale tijdsomstandigheden te maken hebben. Vanaf 1566 waren de Nederlanden tegen het Spaanse bewind in opstand gekomen. De oorlogsmiserie werd daarenboven door de gevolgen van reformatie, contrareformatie en inquisitie versterkt. Ook bij ons werd de bevolking in deze periode gedecimeerd. Pas vanaf 1593, toen Spanje zijn gezag in de Zuidelijke Nederlanden had geconsolideerd en de onafhankelijkheidstrijd zich tot de Noordelijke Nederlanden beperkte, herstelde het gewone leven zich weer een beetje. Maar de breuk met het verleden - of ‘den ouden tijd’ zoals men dat voortaan zou noemen - was vrij totaal. Een intensieve speurtocht naar het leven van Philippote van Ophem heeft uiteindelijk volgende twee resultaten opgeleverd. 1. In zijn ‘Chronica nobilissimorum ducum Lotharingiae et Brabantiae’ schreef Edmond Van Dynter in 1854 op blz. XV van volume I dat een achterkleindochter van Siger van Ophem en Catharina van Dynter, namelijk Philippote van Ophem, eredame van de gravin de Warfusée, op 22 maart 1621 overleed en in de kerk van Oudenaken (nu deelgemeente van Sint-Pieters-Leeuw, op de grens met Pepingen, maar vroeger een leengoed van de heer van Gaasbeek) begraven werd. 2. In het archief van de familie van Beieren-van Schagen 144, heren van Schagen 145 bevindt zich een document uit 1618 met als titel “Testament van Philippote van Ophem, verwant van de graaf van Warfusé, waarbij zij tot haar enige erfgenaam haar nicht Anna Genout benoemt”. Ik denk dat hier het een en het ander te verduidelijken valt.

144

Noord-Hollands archief, index nr. 133, heerlijkheid Schagen, inventaris van het archief van de Heren en Vrouwen van Schagen en hun aanverwante geslachten 1414-1830, nr. 311. In dat archief zijn wel meer testamenten te vinden die ook voor onze geschiedenis interessant zouden kunnen zijn, o.m. nr. 306, Akte van overeenkomst tussen Gerard van Pipenpoy, heer van Merchtem, en zijn schoonzuster Margaretha van der Noot, betreffende de verdeling van zekere nalatenschap, waaronder die van Jacob van Mierop, heer van Cabau, 1607 – 307. Besloten testament van Diederik van Schagen en Margaretha van der Noot, 1608, extract, z.j., afschrift, 1635; en een afschrift op perkament, 1609 - 308. Memorie houdende toelichting van Diederik van Beieren van Schagen op het testament van zijn vrouw Margaretha van der Noot – 311. Testament van Philipote van Ophem, verwant van de graaf van Warfusé, waarbij zij tot haar enige erfgenaam haar nicht Anna Genout benoemt, 1618, authentiek extract, 1661 – 315. Besloten testament van Willem Anth. van Schagen, zoon van Diederik van Schagen en Margaretha van der Noot, 1623; met een notariële bekrachtiging, 1634, afschrift, z.j. (17e eeuw). 145 In 1427 was de heerlijkheid van Schagen (Noord-Holland) door hertog Philips de Goede in leen gegeven aan Willem van Beieren, een bastaardzoon van Albrecht van Beieren, graaf van Holland. 156


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Verbleef Philippote van Ophem in 1618 in Schagen? Schagen is een stadje in de provincie Noord-Holland, regio West-Friesland. Op het einde van de 16de eeuw zijn vele edellieden uit onze streek naar het noorden geëmigreerd. Sommigen deden dat als vertegenwoordigers van het Spaans bestuur, anderen omdat ze als opstandeling de grond in het zuiden onder hun voeten te heet voelden worden. Philippote heeft echter nooit in Schagen verbleven. Haar testament werd trouwens in het kasteel van Gaasbeek ‘verleden’. Het is duidelijk dat ze altijd in het Pajottenland, in de buurt van Gaasbeek en Pepingen, heeft gewoond; daar werd ze overigens ook begraven.

Wie was de gravin van Warfusé? Tot 3 april 1657 was Warfusé in handen van de familie van Renesse. Toen verkocht Alexander van Renesse dit in de provincie Luik gelegen graafschap aan Diederik van Beieren van Schagen (Theodore de Baviere de Schagen). Deze Diederik van Beieren van Schagen was in 1633 getrouwd met Marie de Thiennes, geboren op 8 juli 1611, de dochter van Thomas de Thiennes (baron van Heukelom, Broecke, Leyenburg, heer van Caestere, Rumbeke, Claerhout, Berthe en Waerdenburg) en van Anna van Renesse, dochter van Guillaume de Renesse, heer van Warfusé, geboren op 28 januari 1550 en van Anne de Rubempré (1560-1607), burggravin van Montenaken. De gravin van Warfusé, waar Philippote van Ophem de eredame van was, is dus zeer waarschijnlijk Anne de Rubempré geweest, die tot 1607 heeft geleefd.

Hoe het testament van Philippote in het archief van Schagen belandde. Het zou kunnen dat Philippote van Ophem, na het overlijden van de dan nog maar pas 47 jaar oude Anna de Rubempré in dienst van haar dochter Anna van Renesse en haar man Thomas de Thiennes gebleven is, maar dat verklaart niet waarom hun dochter Marie de Thiennes in 1633, dus 15 jaar nadat het in Gaasbeek geschreven was, haar testament naar Schagen (en den Haag waar ze na haar huwelijk woonde) zou meegenomen hebben. Er moet dus een andere reden zijn. Misschien is het deze. Marie de Thiennes was niet de eerste vrouw van Diederik van Beieren van Schagen. In 1607 was die al een eerste keer in Leiden getrouwd met Margaretha van der Noot, een dochter van Anthonis 146 en Margaretha van Drogendijk (Drooghendijck). Ze was in 1581 geboren en stierf in 1608 in het kraambed bij de geboorte van haar eerste zoon. Een familieverband tussen Anthonis en Maria van der Noot (Philippote’s moeder) zou kunnen verklaren waarom er in het archief van Schagen niet het originele testament maar een “authentiek extract” uit 1661 werd gevonden. Mogelijk werd dat door de erfgenamen van Beieren-de Thiennes (beide gestorven in 1658) opgevraagd om te zien of hun al lang geleden gestorven suikertante hen misschien toch niets nagelaten had. Dat was echter niet het geval. Bovendien... moeten we al 5 generaties teruggaan om, met Wouter IV van de Noot (13981452) een gemeenschappelijke voorvader van Anthonis en Maria van der Noot te vinden.

146

Deze Anthonis van der Noot was lid van de Raad van Brabant en provinciale Woudmeester. Hij was o.m. mede-eigenaar van de visserij in de Merwede en (samen met prins Willem van Oranje) bezat hij de visrechten tot aan de monding van de Lek Zijn ouders waren Antoon (die in 1541 schepen van Antwerpen was en eveneens in de Raad van Brabant zetelde) en Marie du Quesnoy. 157


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Wie was Anna Genout? Philippote’s enige erfgename was Anna Genout. Volgens het testament was dat haar nicht maar verder komen we niks over haar te weten. Helaas waren aan het woord “nicht” ook in de middeleeuwen al meerdere definities verbonden. Anna Genout was dus: - ofwel een dochter van een zus van ofwel haar moeder (Maria van de Noot) of van haar vader (Philippe van Ophem), - ofwel de dochter van een zus van Philippote zelf. De 4 zussen van Maria van der Noot zijn gekend en hun namen heb ik eerder gegeven. Maar geen enkele daarvan is met een mijnheer Genout getrouwd. Ze zouden daarentegen allemaal non geworden zijn. Van Philippe van Oppem zijn daarentegen geen zussen bekend, alleen twee broers die voor hem gestorven zijn. En vervolgens is er Joanna van Ophem, die (alleen) volgens Alphonse Wauters een zus van Philippote was maar over wie we verder niets weten behalve dat ze in Steenhuffel Anna werd genoemd. Was zij de moeder van Anna Genout? De familienaam Genout komt men eigenlijk alleen maar in Frankrijk tegen. Ik heb echter geen enkel aanknopingspunt met de families van Ophem of van der Noot kunnen ontdekken. Genealogen moeten hier dringend aan het werk.

Heeft Anna Genout ook de cijnsinkomsten van leen bij het Perrehof geërfd? Lang voordat Philippote van Ophem in Gaasbeek haar laatste wil heeft laten noteren, namelijk op 18 januari 1607, was deze cijns al in het bezit van de heer van Diepensteyn gekomen...

Eigenaars, meiers en gezworen erflaten (1526-1605). Hierna volgt een lijst met namen zoals ik die uit de registers 6936, 6937, 6938 en 6939 van de hertogelijke schepenbank van Steenhuffel gefilterd heb. Eigenaars Peter van Opstalle Karel vander Noot (1526) Philips van Ophem, ridder (1549-1557) Weduwe Philips van Ophem (1573,1574) Anna van Ophem (1580) (*) Philippote van Ophem (1605) De heer van Diepensteyn Over jouffrouwe van Ophem (1614) (x Kints?)

Meiers Wouter Coppens (1526) Christoffel de Wagenere (1549) Joos vander Stappen (1557) Anthonis vander Stappen (1564-1574) Christoffel vander Stappen (1576-1582) Ph.van Linthout loco Ch. vd Stappen (1605)

158

Gezworen erflaten Aerdt der Weduwen (1526) Joos vander Stappen (1526) Henric Lemmens (1526) Pauwel van Acoleyen (1526) Peeter vander Stappen (1549-1557) Willem de Keersmaeker (1549) Jasper de Bonte (1549) Jan vander Stappen (1549-1574) Philips Addiers (1557) Willem de Donder (1557) Jan Eggericx (1564) Gielis Meerte (1564) Willem de Bonte (1564-1582) Alvaro Goossens (1573-1576) Joos Verstappen (1573) Andries Bruesselman (1573-1576) Steven van Nuffele (1574) Henrick van Horenbeke (1564-1574) Jan van Horenbeke (157-15826) Joos vander Stappen (1582) Peter van Ingelandt (1582) Jan Goossens (1605)


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Eigenaars

Meiers

Louis De Bondt

Gezworen erflaten Henrick Putteman (1605) Gooris de Greve (1605) Jan vanden Breen (1605)

(*) Deze Anna van Ophem is de enige naam die in mijn uitgebreide uiteenzetting ontbreekt. Volgens de schepenbank van Steenhuffel was ze in 1576 de eigenaar van het leengoed bij het Perrehof. Dat is tussen Philippus van Ophem (volgens de meesten al overleden in 1540 maar door de schepenbank in 1557 nog genoemd en zijn dochter Philippote (vanaf 1596). Die lange periode werd dus overbrugd door a) Maria vander Noot, de weduwe van Philips, wat door de schepenbank bevestigd wordt, en vervolgens vanaf 1575 of 1575 door Anna van Ophem. Deze Anna moet dus haar dochter zijn en dezelfde als de alleen door Alphonse Wauters genoemde Joanna zijn. Wie heeft het fout, de heer Wauters of de Steenhuffelse schepenbank?

159


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Peter Micault (ca 1539/1607-162 x Aldegondis van Achelen Zonder de naam Perrehof te noemen (en intussen weten we waarom) begon historicus Alphonse Wauters zijn beschrijving van de heerlijkheden van tweede rang te Steenhuffel met de volgende woorden (vertaald): “Als dank voor diensten die hij aan Philippote en Jeanne van Ophem bewezen had, ontving messire Pierre Micault van Philippe-René van Oyenbrugge een Brabants leengoed dat bestond uit een legaat, een recht op de vijfde schoof, 5 mannen, enz. (verhef van 18 januari 1607). De juffrouwen van Ophem hadden het geërfd van hun ouders, sire Philippe van Ophem, ridder, en Marie, dochter van Charles Vandernoot.” Daarbij stellen zich vier pertinente vragen. 1) Wat weten we over Jeanne (Joanna), alias Anna, de zus van Philippote van Ophem? 2) Wat doet Philippe René van Oyenbrugge in dit verhaal? 3) Wie was Pierre Micault? 4) Welke diensten heeft Pierre Micault aan de zussen van Ophem bewezen?

Jeanne, de zus van Philippote van Ophem. Deze Joanna van Ophem, die omstreeks 1539 moet geboren zijn, wordt alleen door Alphonse Wauters vermeld. In andere genealogische studies komen we haar niet tegen. De enige Joanna van Ophem die we elders in deze periode ontdekten, hebben we eigenlijk onder de Franse naam Jeanne d’Ophem teruggevonden. De kerk van Heppignies bezit een zeer oude klok. Ze werd gegoten door klokkenmaker Jean Grongnart en werd geschonken door een zekere Jeanne Ophem die van 15 december 1583 tot aan haar dood op 1 november 1602 de 22 ste abdis van de “abbaye de l’Olive” was 147. Deze abdij bevond zich in Morlanwelz maar was in 1567 tijdens een plaatselijke Beeldenstorm grondig vernield waarna de zusters voor lange tijd naar Binche verhuisden. Een andere bron 148 vertelt ons bovendien dat deze abdis op 3 maart 1584 door de landvoogd Alexander Farnese, prins van Parma, officieel werd benoemd en dat ze in 1539 geboren was. Over haar ouders wordt met geen woord gesproken maar ze zou dus perfect de zus van Philippote kunnen zijn. Ware het niet dat deze abdis eigenlijk Anne-Marie d’Ophem zou hebben geheten. Ook de door haar geschonken klok in Heppignies heeft men, volgens de inscriptie, Anne en niet Jeanne gedoopt. Tot iemand het tegendeel zal bewijzen, ga ik er dus toch maar van uit dat Joanna van Ophem niet heeft bestaan omdat ze Anna heette, dat ze op een onbekend moment en op een onbe-

147

Bron: Tchorski, patrimoine religieux – lexique des cloches – La Dynastie Grongnart Théophile Ploegaerts – Les moniales de l’ordre de Cîteaux dans le Pays-Bas meridionaux depuis le XVIe siècle jusqu’à la Revolution française, les abbayes an Wallonie, imprimerie cistercienne 1937, p. 38 e.v. l’abbaye de l’Olive à Morlanwelz. 148

160


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

kende plaats met een onbekende mijnheer Genout is getrouwd, dat ze een dochter had die Anne heette, en dat deze de enige erfgenaam van haar tante Philippote geworden is 149.

Philips René van Oyenbrugge. Philips René van Oyenbrugge was, langs moederskant, een aangetrouwde neef van Philippote van Ophem. Ik neem aan dat hij, toen het leengoed bij het Perrehof in 1607 aan Pierre Micault verkocht of geschonken werd, niet de eigenaar van dat leengoed maar Philippote’s bezetman 150 was. Tijd voor een stamboomfragment. Karel van der Noot x 21/2/1493 Cecile de Ligne de Ham Karel vander Noot + Spanje

Philips vd Noot Cecile vd Noot Margriet vd Noot allen religieuzen

Catharina vander Noot x Jacques Croyens ridder

Wouter VII vd Noot x 7/11/1527 x Catharina Hinckaert

Catharina vander Noot x Jan v Brecht geen kinderen

Joanna vander Noot

Karel vander Noot (1530x Margriet vander Aa

Jaspar vander Noot x 1561 Jeanne d’Enghien heer v Carloo Jeanne hertrouwt in 1579 met Ph.R. van Oyenbrugge

Louyse vander Noot +1/10/1578 x Philip Rene v Oyenbrugge

non in Vorst

Cecile Magdalena Anna Maria vander vd Noot vander Noot vd Noot Noot x Philips non in non in Lier non in Lier v Ophem Terkameren +1540 Maria vd Noot x

Antonius van Ophem

Joanna Philippote van Ophem v Ophem x NN Genout (?)

Philips René van Oyenbrugge komt twee keer in deze stamboom voor. Hij stamde uit een zeer belangrijke noordwest-Brabantse familie met zeer veel belangen en eigendommen in onze streek. Zijn vader was Engelbert van Oyenbrugge (1501-1576), stadhouder (1561-1562) en drossaard van het Land van Grimbergen. Zijn moeder was Catharina tSeraerts alias Haenkenshooft, een dochter van Antoon, lid van de Raad van Brabant. Philips René (12/9/1531-12/5/1617) trouwde een eerste keer met Louyse vander Noot, dochter van Wouter VII vander Noot en Catharina Hinckaert, en werd weduwnaar op 1 oktober 1578. Hij hertrouwde ca 1579 met Jeanne d’Enghien de Sandberghe, die in 1573 weduwe geworden was van zijn broer Jaspar vander Noot. Zijn titels waren heer van Oyenbrugge en Milsen. Evenals zijn vader was hij een poos drossaard van het Land van Grimbergen. Op een bepaald moment was hij ook de gouverneur van het Kasteel van Vilvoorde dat eigenlijk een beruchte en gevreesde staatsgevangenis was. In 1607 was hij de enige man in Philippote’s familie die nog leefde en bovendien nog in de Zuidelijke Nederlanden verbleef. Straks daarover meer. Het is logisch dat hij haar bezetman was.

149

Anna’ van Ophem vindt men in soorten maar geen enkele wordt in verband met Philips van Ophem en Marie vander Noot gebracht. Iemand moet de eerste zijn. 150 Misschien moet ik nog eens uitleggen wat de termen “sterfman” en “bezetman” betekenen. De sterfman was de persoon na wiens overlijden aan de leenheer de “overdrachttaks” moest worden betaald. Doorgaans was dat de nieuwe leenman zelf, maar om het tijdstip van betaling zo lang mogelijk uit te stellen werd soms ook zijn jongere vrouw of één van zijn kinderen als sterfman aangewezen. Een sterfman hoefde immers geen wettige handelingen te kunnen stellen en kon dus een vrouw of minderjarig zijn. In dat geval, of wanneer de sterfman veel verhinderd was, moest ook een bezetman aangeduid worden die wél rechtsbekwaam moest zijn. 161


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Peter Micault. Pierre Micault was een politieke vluchteling uit de Noordelijke Nederlanden. Alles over zijn nobele afkomst, zijn boeiende leven en zijn grootse daden kan in mijn bijdrage over de Geschiedenis van Diepensteyn nagelezen worden. Tot eind 1597 werkte hij als drost en stadhouder van het kasteel, de stad en het land van Lingen voor de Spaanse overheid. Lingen ligt nu in het Noordwesten van Duitsland, in de deelstaat Nedersaksen. In de middeleeuwen lag het op het kruispunt van twee zeer belangrijke handelswegen: de Vlaamse en de Friese Straat. Gedurende grote delen van zijn geschiedenis was Lingen de hoofdplaats van een graafschap dat tot de Nederlanden gerekend werd. De voertaal was er trouwens Diets (dus Nederlands). De markt van Lingen. Links: het stadhuis, gebouwd in 1555, verbouwd in 1663

Lingen was in 1548 Spaans geworden toen het door keizer Karel V gevoegd werd bij het graafschap Overijssel, dat deel uitmaakte van zijn Bourgondische Kreits. Het graafschap Lingen werd administratief en juridisch bestuurd door een drost die door de Spaanse landvoogd werd aangesteld. In 1588 bevond Peter Micault, kapitein van 400 Duitse infanteriesoldaten, zich op het gepaste moment op de juiste plaats en bovendien bezat hij de gevraagde kwalificaties. Op 12 november 1597 werd Lingen door de Staatse troepen onder leiding van prins Maurits van Oranje, na een belegering en intensieve beschieting van ruim 2 weken, ingenomen. Het graafschap werd bij de provincie Overijssel gevoegd... Het was bepaald geen veilige plek meer voor een katholieke drost. Peter zag of kreeg de kans om naar het Spaans gebleven zuiden te vluchten. Hij keerde terug naar de streek van zijn ouders die intussen overleden waren en die in Eppegem maar ook in Steenhuffel al eigendom bezaten. Op 20 januari 1598 kocht hij de heerlijkheid van Diepensteyn van François d’Aarberg von Valangin.

162


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Nadat hij weduwnaar van Edwert van Frittema geworden was, hertrouwde Peter Micault op 20 april 1606 in de Sint-Romboutskathedraal van Mechelen met Aldegondis van Achelen. Zij was de dochter van de zeer notabele Ygram van Achelen en Clementia van Hoytema en ook haar katholieke familie was uit het protestants geworden Den Bosch (Noord-Brabant) naar Mechelen geëmigreerd. In 1605 hadden Ygram en Clementia bovendien het Goed van Voorspoel en Oudenhoven in Londerzeel gekocht. Peter en Aldegondis waren beslist van plan om zich in Steenhuffel te verankeren. Op 2 augustus 1606 kochten ze het nabijgelegen Hof Tusschenbeke (Hof ter Helle, Helhoef) op de grens tussen Steenhuffel, Malderen en Londerzeel, tegen de Molenbeek. In 1607 bekwamen ze ook het de heerlijke rechten op de gronden bij het Perrehof (nu Brandewijnhoeve) in de Steenhuffelse Kouter. Opmerking: alle onderzoekers schijnen er tamelijk overtuigd van te zijn dat de heer van Diepensteyn daarna ook de bezitter van de ‘naakte eigendom’ van de Perrehoeve was. Maar dat is volkomen fout gebleken. In de ‘Geschiedenis van het Hof te Perre of de Brandewijnhoeve’ leest u eindelijk het enige echte verhaal. Het verhef van 18 januari 1607 heeft het overigens alleen over een legaat, een recht op de vijfde schoof, 5 mannen, enz.

Hoewel hij met tussenpozen terug drost van Lingen werd toen dat door de Spanjaarden werd heroverd, is het duidelijk dat Peter Micault grootse plannen met Steenhuffel had. Hij restaureerde niet alleen Diepensteyn maar hij heeft er ook enkele verwaarloosde laathoven gekocht (zie deel I). Het leengoed bij het Perrehof zou hij volgens Alphonse Wauters gekregen hebben als dank voor diensten die hij aan Philippote en Jeanne van Ophem bewezen had.

Welke diensten heeft Peter Micault aan de zussen van Ophem bewezen? Nergens wordt gezegd welke deze diensten konden zijn. Maar ik heb een vermoeden. Hou er wel rekening mee dat hetgeen volgt voor een stukje speculatie is. De Spaansgezinde familie Micault. De Micaults waren katholieke mensen en hebben, van toen ze nog in de Bourgogne woonden, hun leenheer altijd goed en trouw gediend. Die leenheer was de hertog van Bourgondië die tevens de hertog van Brabant was en die rond 1500 bovendien de koning van Spanje is geworden. Het professionele leven van de Micaults maakte van hen zeer gerespecteerde mensen bij de opeenvolgende Spaanse landvoogden in hun Hof op de Brusselse Koudenberg. De Spaansgezinde familie van de vrouw van Peter Micault. Toen Groningen in 1594 definitief door de opstandelingen veroverd werd, is ook een zekere Igram van Achelen met zijn vrouw Clementia van Hoytama en zijn 6 kinderen naar Brussel gevlucht. Deze Igram was van 1570 tot maart 1578, onder Spaans bestuur, voorzitter geweest van de Raad van Friesland, maar was toen door de Staatsen afgezet en met zijn Raad van Friesland naar het nog niet veroverde Groningen getrokken. In Brussel werd Igram van Achelen voor zijn trouw aan de Spaanse zaak beloond. In 1595 werd hij tot ridder geslagen en tot lid en rekestmeester van de Geheime Raad benoemd. Eind 1598 werd hij naar Mechelen overgeheveld om er de overleden Jacob Bogaert als voorzitter van de grote Raad van Mechelen (het opperste justitiehof in de Nederlanden) op te volgen. Dat is hij tot aan zijn overlijden (Mechelen 28 oktober 1601) gebleven. 163


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Vanaf 1600 is de familie van Achelen-Hoytama ook in Londerzeel en omstreken neergestreken. In de periode 1600-1605 heeft ze grote delen van het in beslag genomen goed van Voorspoel en Oudenhoven (behorende tot het Land van Grimbergen) verworven. In 1606 trouwde dochter Aldegondis van Achelen met Peter Micault die grootste plannen met Diepensteyn en Steenhuffel had. Zoon Volkaard van Achelen volgde zijn vader op als invloedrijk lid van achtereenvolgens de Grote Raad van Mechelen, de Grote Raad van Brabant en, tot zijn overlijden in 1631) van de zeer exclusieve Geheime Raad. De opstandige familie vander Noot. Met de familie vander Noot was dat anders. Toen in 1565 het Eedverbond der Edelen geschreven werd en aan de landvoogdes Margaretha van Oostenrijk werd afgegeven hebben ook de twee enige zonen van Wouter VII vander Noot (in zijn tijd nochtans de kolonel van een Spaans infanterieregiment) daar hun handtekening onder gezet en bijgevolg het verwijt “geux” naar hun hoofd geslingerd gekregen. Dat waren dus de neven van Philippote en Joanna van Ophem. Aan welke kant hun enige broer Antonius van Ophem stond is niet geweten. Misschien leefde hij toen gewoon niet meer. Jaspar vander Noot, was dus één van die ondertekenaars. Op 11 november 1561 was hij getrouwd met Jeanne d’Enghien, dochter van Virgilius, heer van Zandbergen, en van Agnes van Berchem. Via zijn moeder werd hij heer van Carloo. Hij was eerst hopman van 500 infanteristen in dienst van de Spaanse koning maar vanaf 1565 sloot hij zich aan bij de opstand en deelde hij meestal in de lotgevallen van zijn broer, die we hierna zullen beschrijven. In 1570 bevond Jaspar zich met zijn eenheid bij Unico de Maninga in Friesland. Volgens de historici Van Meteren en te Water sneuvelde hij in 1573 bij een poging om het door de Spaanse troepen belegerde Haarlem te ontzetten, waar ook zijn broer Karel aanwezig was. Maar zoals in de meeste Hollandse onafhankelijkheidsverhalen is ook hier veel ruimte aan de verbeelding gelaten. Vast staat dat men hem in november 1583 met enkele troepen nog in Bonn heeft gezien. Karel vander Noot, 151 heer van Risoir (ter Rijst), la Haye en Massain, de jongere broer van Jaspar, was een andere ondertekenaar van het eedverbond der edelen. In zijn jonge jaren vond men hem nog als edelman aan het hof van keizer Karel V (1546) en aan dat van diens opvolger koning Philips II (1558). In 1559 was hij luitenant van de compagnie lichte cavalerie van de graaf van Egmont, uiteraard nog altijd in Spaanse dienst. Eind 1561 of begin 1562 trouwde hij met Margriet van der Aa de Randerode, dochter van ridder Karel van de Aa van Randerode en van Catharine de Bourgneval. Toen de graaf van Egmont in 1566 de zijde van de opstand koos, volgde hij zijn baas en werd hij een vertrouweling van de leider van die opstand Willem I, prins van Oranje, die onder meer ook heer van het Land van Grimbergen (waarbij Londerzeel) was. Op paasdag 1567 vluchtte Karel met zijn broer en een aantal andere belangrijke gereformeerden weg uit Antwerpen. De Hertog van Alva, die intussen als landvoogd naar de Spaanse Nederlanden was gezonden, dagvaardde hen om zich binnen de drie weken in Brussel te komen presenteren. Karel was gelukkig wijs genoeg om daar niet op in te gaan en werd ver151

De volgende informatie is in vele historische werken te vinden. Een deel werd overgenomen van A.J. Van der AA - Biografisch woordenboek der Nederlanden bevattende levensbeschrijvingen, deel 13, blz 310 en volgende. 164


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

bannen. Toch zijn er auteurs (Strada onder meer) die beweren dat Karel, heer van Risoir, en zijn broer Jaspar, heer van Carloo, samen met andere edelen op 2 juli 1568 op last van Alva in Brussel werden onthoofd. Dat laatste is pertinent onwaar. Een deel van zijn briefwisseling met Willem van Oranje uit de periode 1570-1572 is bewaard gebleven. En in 1573 is hij bij het beleg van Haarlem aanwezig geweest. Ook is men hem na 1568 nog in het Guliksche tegengekomen, waar hij, alweer samen met zijn broer, opstandelingen rekruteerde en wapens inzamelde. Voor hetzelfde jaar wordt er ook melding gemaakt van een complot om de landvoogd Alva te vermoorden. Die had de gewoonte om voor de uitoefening van godsdienstige verplichtingen naar het klooster van Groenendaal in het bos van Soignies te trekken. De intentie van beide broers om hem daar gevangen te nemen en te doden mislukte echter omdat iemand van hun trawanten het plan verklapte. Nog later kreeg Karel van de prins van Oranje het bevel over 800 ruiters en 4 vaandels infanterie. Het is niet geweten waar en wanneer hij uiteindelijk aan zijn einde kwam. Een bron 152 zegt dat hij in 1589 nog bij de Watergeuzen werd gemeld. Volgens een 17 de eeuwse genealogie werd hij in Frankrijk met vergif om het leven gebracht. Ook Karels zonen, Karel en Lamoral, waren, zodra die volwassen werden, zeer direct bij de opstand tegen Spanje betrokken. Karel junior trouwde met Anna de Manmaker, dochter van Adriaen (algemeen schatbewaarder van Zeeland) en Catharina van Marselaer. Hij werd heer van Hoogwoude en Aertswoude in West-Friesland, kapitein van de garde van de prins van Oranje en daarna kolonel van een infanterieregiment. In 1601 was hij gouverneur van Oostende toen die plaats tijdelijk terug in handen van de opstandelingen was. Daarna werd hij kastelein en gouverneur van Sluis en luitenant van prins Frederik-Hendrik van Nassau in het bestuur van Zeeuws-Vlaanderen. Hij overleed op 30 augustus 1614 en werd begraven in de Sint-Janskerk te Sluis. Op zijn (grote) grafsteen is te lezen: Memento Mori – memoriae Caroli Van Der Noot, herois vere maximi, qui annos sex et triginta animo insuperabilis, Corpore Me sus, omnibus periculis pro Patria expositus, ubicumque libertas sanguine, et ferro vindicari potuit in Germania Belgica ejus vindicis, Ostendœ omnium, quas historia loquitur, urbium celeberrimœ menses quindecim felicissimi defensoris, Slusae inter primos expugnatoris, cujus annos plurimos ipse munimentum fuit in hac terra, qumi virtute sibi emit, hosti eripuit, uxor mœsta - Hier light begraven Jonckheer Charles Van Der Noot, ende sterf den 30 Auguslus 1614, Heer van Hoogwoude ende Aertswoude, etc., in syn leven colonel van een Régiment voetknechten, Casteleyn en Gouvernr.der stadt van Sluys, Lieutenant van den hoogh geboren Prince Hendrick-Frederick van Nassau over alle d'andere Steden, Sterckten, Garnisoenen van Vlaenderen, onder de gehoorsaemheyt van de hoogh Mogende Heeren Staten-Generael der Vereenichde Nederlanden; Soone van den Heer Charles van der Noot, Ridder, ende Heer van Risoir.. Lamoral werd cavaleriekapitein in dienst van de Staten Generaal der Verenigde Nederlanden en trouwde in 1596 met Anne de Hertaing, de zuster van Daniel die eveneens gouverneur van Oostende was geweest, dochter van Guillaume, heer van Marquette, kolonel van een Waals infanterieregiment, gouverneur van Bergen-op-Zoom, en van Anne de Lievin. 152

Verzamelde berigten omtrent de krijgsbevelhebbers bij Nieuwpoort: 2 Julij 1600, door Christiaan Lodewijk Schuler tot Peursum, Utrecht 1836, blz. 66. 165


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Wat dit alles met het leengoed bij het Perrehof te maken heeft? Wel, met mensen als Karel en Jaspar vander Noot als naaste familie was het duidelijk dat ook Jeanne (of eerder Anna) en Philippote van Ophem door het Spaanse bewind niet graag werden gezien. Zowel in 1568 als in 1588 werden alle bezittingen van de rebel Willem van Oranje, heer van Grimbergen (waaronder vele in Londerzeel) door de Spaanse koning in beslag genomen en in de meeste gevallen aan trouwe bondgenoten geschonken of verkocht. Pas in 1603 zouden ze worden teruggegeven. Aan de Oranjes’s wel te verstaan, niet aan de vroegere leenmannen en onderleenmannen die er op woonden. Ook nà 1603 waren de goederen van politieke tegenstanders echter nog vogelvrij. Ofschoon het leengoed bij het Hof te Perre geen eigendom van het Land van Grimbergen was, was het, als leengoed van een verwante van de rebellen vander Noot mogelijk een zelfde lot beschoren. Daarbij mogen we ook niet vergeten dat vanaf 1593, toen de opstand tegen Spanje in het zuiden in het voordeel van Spanje was beslecht, vele invloedrijke katholieke Spaansgezinden vanuit de voor Spanje verloren noordelijke provincies naar het zuiden zijn gevlucht en dat die eigendommen nodig hadden om van te kunnen leven. Op Drietoren, Voorspoel, Oudenhoven, het Hof te Boots (allemaal Londerzeel), Groenhoven, Marselaar (Malderen) zijn aldus in deze periode van oorsprong Noord-Nederlandse geslachten terecht gekomen. Dat was ook het geval voor het Steenhuffelse Diepensteyn, dat weliswaar altijd Spaansgezinde eigenaars had, daarom niet aangeslagen was, maar in 1595 door de politieke vluchteling Peter Micault was gekocht. Ik denk dat Philippote van Ophem vanwege haar familiebanden grote problemen kreeg met de Mechelse Grote Raad die zijn zinnen op haar leengoed had gezet. Ik denk ook dat ze vanaf 1595, althans voor haar goederen in Steenhuffel, steun bij haar nieuwe en aan het Hof en aan de Grote Raad zeer invloedrijke buur Peter Micault is gaan zoeken en dat ze die ook tijdelijk heeft gekregen. Ik denk bovendien dat, zodra de familie van Achelen zich door huwelijk in 1606 met Diepensteyn kwam moeien, de eis om het leengoed bij het Perrehof te onteigenen terug binnen de Raad van Mechelen werd besproken en dat toen – waarschijnlijk op voorstel van Peter Micault – een regeling werd uitgewerkt waarbij de geviseerde de schande van inbeslagname en een financieel verlies werd bespaard en de toestemming kreeg om het leengoed alsnog tegen een weliswaar zacht prijsje aan de dichtstbijwonende onverdachte spaangezinde te verkopen. Dat was uiteraard de familie Micault-Van Achelen op Diepensteyn. Dat is wat ik denk, maar helaas heb ik geen harde elementen om dat te bewijzen. Had Alphonse Wauters, die ik aan het begin van dit hoofdstuk citeerde, zijn eigen bronnen genoemd, dan hadden we misschien meer zekerheid gekregen. Overigens moet er mij nog iets van het hart. Op de kaart van meester-landmeter Jan van Acoleyen uit 1699 is in het bronnengebied van de Quadbeek, dus vlak bij het Perrehof, het toponiem “de Geus” te vinden. In zijn “Toponymie van Steenhuffel” meende pater Joris Vertonghen dat deze – volgens hem ‘duistere’ - plaatsnaam niets met de 16de eeuwse ketters te maken had. Zijn we daar nog altijd echt zo zeker van?

Andere laathoven in Steenhuffel met Ophem en Oyenbrugge in hun naam. Misschien herinnert de lezer zich nog dat ook in Deel V van dit boek gehandeld werd over een heerlijk laathof in Steenhuffel waar over de families van Ophem en Oyenbrugge geschreven werd. Straks, in deel IX, volgt, met de Heerlijkheid van Ophem, nog een derde. Dat is om moeilijk te doen want deze laathoven hadden niets met elkaar te maken. Natuurlijk waren er wel familiebanden. 166


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Die band heb ik al eerder in deel V gevisualiseerd. Hierna doe ik het nog eens maar vanuit een ander perspectief. Wouter III vander Noot (1351-1432) x Margarita de Hertoghe xx Jutte Colays Geldolf vander Noot x Petronella Gommer

Wouter IV vd Noot (1398-1452) x Elisabeth Eggloy

Peter vander Noot x Angelina vander Heyden (dv Willem en Marie Bosquiel) Adolf vander Noot (+1543) x Philippote van Watermale

Wouter V vander Noot (1430-1477) x Dymphna van Grimberghe gezegd van Assche (+1469) Heer van ter Rijst (Risoir) Wouter VI vander Noot x Louyse de Herbais

Karel van der Noot x 1493 Cecile de Ligne de Ham

Jeroen vander Noot x 1498 Maria van Nassau

Wouter VII vander Noot x Catharina Hinckaert

Peter vander Noot (+ 1583)

Louyse vander Noot +1/10/1578 x Philips Rene van Oyenbrugge

Marie vander Noot + ca 1635 x Godefroid de Laistre

Catharina van Oyenbrugge x Jean d’Yve heer van Ramelles, Ramez etc

Maria vander Noot x Philips van Ophem

Jaspar vander Noot x 1561 Jeanne d’Enghien Jeanne hertrouwt in 1579 met Philips Rene van Oyenbrugge Engelbert van Oyenbrugge Ridder schepen van Antwerpen (1619-1629) en burgemeester (1632

Gerard van Oyenbrugge +1637 ridder, heer van Milsen, schepen en burgemeester van Brussel x Philippote de Ligne de Ham

Philippote van Ophem

Philippote v. Oyenbrugge x Adolf van Busleyden, burggraaf van Grimbergen, heer Borcht, Tertommen

Godefroid van Oyenbrugge x Marie Anne d’Oyenbrugge de Duras dv Jacob baron van Meldert en Anne de Berlo

Isabella van Oyenbrugge

Engelbert-Godefroid d’Oyenbrugge baron van Meldert x Marie Ernestine de Berlo

Angeline Hélène d’Oyenbrugge x François de Kinschor graaf van St-P-Jette

Anna van Oyenbrugge x Claude de la Bourlotte xx Winand de Berlaimont

en ook Philips René v Oyenbrugge, geestelijke, in Leuven Nicolaes van Oyenbrugge, Capucijn Karel van Oyenbrugge kanunnik in Doornik

non in Maubeuge

Magdalene Francisca d’Oyenbrugge x Ernest Balthazar d’Oyenbrugge, graaf van Duras Anne Antoinette Ermelinde van Oyenbrugge (1691-1717) x Philippe François vander Noot (1691-1759) Philippe Louis Joseph vander Noot (1710-1748) x Honorine Françoise Antoinette de Hamme de Stalle (ca 1710-1744) Jean Joseph Philippe vander Noot (1746-1802) x 1784 Florence Marie J. Gh. de Ruysschen (1766-1801)

167

Ermelinde d’Oyenbrugge x JB Daneels baron van Korbeek xx JB Martel


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Tenslotte dit… De eigenaar van het leen bij het Hof ter Perre was niet de enige hoofdleenman van het hertogdom Brabant in dit gebied. Ook de heer van Diepensteyn was er hoofdleenman van een aantal eigendommen. Elders in dit boek, maar vooral in de ‘Geschiedenis van Diepensteyn,’ geef ik daarover meer details. Door in 1598 Diepensteyn te kopen was Peter Micault dus al hoofdleenman van het Leenhof van Brabant geworden. In 1607 heeft hij zijn rechten in dit deel van Steenhuffel bijgevolg (alleen maar) aanzienlijk uitgebreid. Overigens heeft dezelfde Micault nog een paar andere laathoven onder Diepensteyn gebracht: - In 1604 kocht hij de Heerlijke Cijns van Herbais en de Tiende van Sombeke (zie verder). - In 1612 kocht hij de cijnsinkomsten van Joos van Nuffele (zie deel I). - In 1612 en 1618 kocht hij wat er van de Heerlijkheid van Ophem in Steenhuffel nog overgebleven was (zie deel IX)

168


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

De Heren en dames van Diepensteyn (1626-1672) Tot 1673 bleef het leengoed bij het Perrehof in het bezit van de volgende heren en dames van Diepensteyn. Voor alle details over hun leven verwijs ik naar de ‘Geschiedenis van Diepensteyn’. Hier volgen alleen hun namen en een stamboomfragment. Achtereenvolgens waren dat - Frederik Micault: van 1626 tot 1632. - Nicolaes Micault: van 1633 tot 1652, samen met - Magdalena Livijne Micault: van 1632 tot 1672. Peter Micault ca 1552 - 1626 x ca 1587 Edwert Frittema dv Feycke van Frittema en IJdt Gerbrandsd. van Aytta xx Aldegonde van Achelen Heer van Indevelde, Diepensteyn. Kapitein, drost van Lingen Magdalena-Livyne Micault ° ca 1595 + 1672 x Jean des Champs de Kesseler + Brussel 11/9/1639 zv Jean des Champs en Ursula von Kesseler

Frederik Micault ° ca 1590 + Diest 20 juli 1632 heer van Diepensteyn en van Steenhuffel Drost van Lingen

Marie-Therese des Champs dite de Kesseler ° ca 1634 x 1654 Jacques-Ferdinand de la Pierre de Bousies 31/3/1637 – 23/12/1677 Dame v.Malderen, Lippelo en Liezele

Isabella Clara Eugénie des Champs de Kesseler (1631-1715) x 5/5/1654 Ambrosius Eugeen van Maldeghem ° 1627 + 15/110/1693

Nicolaes Micault ° ca 1588-1659 Grootproost St.Servaaskerk Maastricht Indevelde en Eppegem

Marie Micault ° 1593 + Vorst 17/5/1640 Non klooster Vorst

De tot voor kort onbekende Jean des Champs de Kesseler. Magdalena-Livyne Micault was op 31 december 1626 in de Sint-Niklaaskerk te Brussel een eerste keer getrouwd met Jean des Champs gezegd de Kesseler. Zijn naam werd op vele manieren geschreven. In ieder geval was hij een belangrijk man. Over de raadselachtige afkomst en het boeiende leven van de man die eigenlijk gewoon Jehan Kesselaer bleek te heten, heb ik in mijn studie over ‘de geschiedenis van Diepensteyn’ vele bladzijden volgeschreven. Alhoewel het geen plagiaat zou zijn ga ik deze hier niet herhalen. Maar het volgende wil ik hier toch wel kwijt. - Twee van zijn overgrootvaders (langs moeders kant) waren een simpele Antwerpse kruidenier en een lakenbereider. - George Kesselaer, zijn grootvader (langs moeders kant) emigreerde naar Keulen, werd een Kesseler, en heeft er fortuin gemaakt. - Jehan ging in Keulen voor hem werken en breidde diens handelsimperium nog aanzienlijk uit.

169


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

-

-

Louis De Bondt

Omdat de enige zoon van zijn grootvader (dus de oom van Jehan) een liederlijk leven leidde, zijn geld verkwistte en mede daarom jong overleed, heeft Jehan het fortuin en zelfs de naam Kesseler van zijn grootvader geërfd. Zijn eigen vader was immers een Deschamps. Door zijn rijkdom heeft hij in Keulen een schatrijke erfgename, Anna vanden Hoevel, aan de haak geslagen, is met haar getrouwd en is hij de rijkste man van Keulen geworden. Na de dood van zijn eerste vrouw heeft hij zijn imperium in de steek gelaten en is hij met zijn dochtertje (die later non zou worden) terug naar België gekomen. Hier is hij van kamerdienaar tot toponderhandelaar van de landvoogden Albrecht en Isabella opgeklommen. Door diverse omstandigheden kwam hij in het bezit van de heerlijkheden Petegem, Haybes en Marquette. Door zijn 2de huwelijk met Magdalena Micault werd hij ook mede-heer van Diepensteyn dat na het overlijden van Nicolaes Micault in 1659 naar de twee dochters uit zijn 2de huwelijk overging.

170


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Maria Theresia des Champs de Kesseler (1633/1673-....) x Jacques Ferdinand de la Pierre (ca 1625/1673-1677) Ofschoon Magdalena-Livyne Micault intussen hertrouwd was met Claude-Gabriel Mouchet gezegd de Bateford, baron van Tramelay, en pas op 17 september 1672 overleed, werden haar eigendommen en die van haar eerste echtgenoot, samen met die van de kort voordien overleden Nicolaes Micault, op 13 juni 1659 tussen de dochters uit haar eerste huwelijk verdeeld. Isabella Clara Eugenia des Champs de Kesseler, werd geboren op 11 januari 1631. Ze werd op 16 januari gedoopt in de Sint-Elooiskapel te Brussel. Haar dooppeter was niemand minder dan koning Philips IV van Spanje; haar meter was de Infanta Isabella Clara Eugenia. Op 5 februari 1654 trouwde ze met Eugène Ambroise van Maldegem. Ze stierf op 31 december 1715 in Douai, maar tot we zover zijn valt er nog veel over haar te vertellen. Dat deed ik uitgebreid in de ‘Geschiedenis van Diepensteyn’... En, héél in het kort hierna. Bij de verdeling in 1659 kregen zij en haar man de helft van Haybes (in onverdeeldheid) evenals de heerlijkheden Marquette-en-Ostrevant, Indevelde, Nederheym, Diepensteyn en Steenhuffel. Daarmee werd ze, onder meer, dame van Steenhuffel. Voor de rest van dit verhaal mogen we haar vergeten. Maria Theresia Livina Kesselaer (Marie Thérèse des Champs de Kesseler) werd hoogstwaarschijnlijk geboren in 1633. Op 27 juni 1654 trouwde ze met Jacques Ferdinand de la Pierre de Boussies 153, de (latere) baron van Fay. Hij was geboren te Meerbeek omstreeks 1625 154. Hij was de oudste zoon van Philippe Guillaume de la Pierre (+ Philippeville 18/12/1629), heer van Fay, en van Philippote de Goux (+1633), vrouwe van Wedergraat, Meerbeek, Neigem en Denderwindeke. Voor hij in 1654 trouwde had Jacques Ferdinand zijn vader al opgevolgd als heer van Fay dat in 1662 een baronie zou worden. Hij was bovendien kolonel van een regiment Waalse Infanterie in Spaanse dienst (althans volgens de gevestigde biografen; volgens de schepenbank van Steenhuffel – die hem ook ‘maître de camp’ noemde - was het van een regiment paardenvolk). Hij werd gouverneur en groot-baljuw van de Stad en het Land van Dendermonde. Bij de verdeling in 1659 kregen Maria Theresia Livina en Jacques Ferdinand de la Pierre de Boussies het Hof ten Damme in Lippelo, het Hof ter Hellen in Londerzeel, een aantal gronden in Steenhuffel en Merchtem, en de helft van Haybes (in onverdeeldheid). Daarnaast erfden ze (minstens het grootse deel van) de tiende en de schoofrechten in Steenhuffel, die Nico153

Boussies (nu Bousis) is een dorp in Frankrijk (departement du Nord, regio Nord-Pas-de-Calais). Vroeger behoorde het tot het graafschap Henegouwen. Door zijn huwelijk met Jeanne de Boussis was Jean de la Pierre, heer van Ligny, in 1468 heer van Bousis geworden. Jacques-Ferdinand was echter zelf geen baron van Bousis maar moest deze titel, evenals die van heer van Wedergraat, aan zijn jongere broer François Philippe overlaten. 154 De meeste online genealogieën geven 31 maart 1637 als zijn geboortedatum. Dat lijkt me toch een beetje ongeloofwaardig. Niet alleen zou hij dan bij zijn huwelijk nog maar 17 jaar oud geweest zijn, maar bovendien is zijn moeder in 1633 overleden). 171


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

laes Micault in 1653/1654 van de abdij van Affligem had gekocht. En, last but not least (althans in het kader van dit boek) hebben ze ook de cijnsinkomsten van het Laathof bij het Perrehof gekregen. In 1662 zijn ze bovendien heer en dame van Lippelo, Malderen en Liezele geworden. En dat kwam zo. Tot 1559 werden de eigendommen van het Hertogdom Brabant in Malderen, Lippelo, Liezele en Oppuurs door de hertogelijke Schepenbank van Steenhuffel beheerd. Na de splitsing van deze bank behoorde het hoog-, midden- en laaggerecht in Malderen, Lippelo en Liezele tot 1662 (een korte periode uitgezonderd) toe aan de heren van Grimbergen (tak Glymes). In 1662 deed Eugeen van Grimbergen er afstand van al zijn materiële bezittingen ten voordele van Jacques-Ferdinand de la Pierre de Boussies. Op 6 november 1664 kocht die ook het hooggerecht in deze drie dorpen voor de prijs van 18.500 gulden, bovenop het bedrag van 10.000 gulden dat al door hun voorgangers was betaald.

Vanaf nu en tot het einde van het Ancien Regime zijn de eigenaars van het Laathof bij het Perrehof dezelfden als die van de schepenbank van Malderen, Lippelo en Liezele gebleven. Ik zou dus voor de rest van dit hoofdstuk naar de ‘Geschiedenis van Malderen’ kunnen verwijzen, maar dat boek werd nog niet geschreven. Gelukkig waren zij ook de eigenaars van het Hof ter Hellen alias Tusschenbeke in Londerzeel. En dààr bestaat al wel een boekje van. Wat volgt is een extreem in gekorte samenvatting.

Lippelo – Gravenkasteel

172


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Philippe François Albert de Croy (ca 1645/1678-1696) x Claudine Françoise de la Pierre du Fay (ca 1655/1678-1690) Niemand blijkt te weten wanneer Maria Theresia des Champs de Kesseler overleden is. Van haar man Jacques Ferdinand de la Pierre weten we het wel: dat was op 23 december 1677. Het echtpaar had drie dochters: 1) Madeleine Liévine de la Pierre du Fay (volgens sommigen Edouarde Madeleine), trouwde twee keer. Een eerste keer met Landelin de Longueval, graaf van Bucquoy, kolonel bij de Oostenrijkse cavalerie. Deze sneuvelde tijdens de slag van Salankemen tegen de Turken op 19 augustus 1691. De tweede echtgenoot was Gothard Henri, graaf van Dalburg en Falkenstein. Madeleine stierf in Wenen op 29 maart 1694, zonder kinderen. 2) Claudine Françoise de la Pierre du Fay, geboren ca 1655, trouwde met Philippe François Albert de Croy, markies van Warnecq, zoon van Eustache de Croy (graaf van Roeulx in Henegouwen en van het Heilig Rijk, ridder van de orde van het Gulden Vlies) en van Prolixène Théodore Gertrude de Ketteler d’Anholt, vrouwe van Laghen en Assen. 3) Marie Isabelle de la Pierre du Fay, waarschijnlijk jong gestorven en wellicht daarom in de meeste genealogieën niet opgenomen. Bij de verdeling van de erfenis werd de heerlijkheid van Malderen, Lippelo en Liezele en alles wat daar bij hoorde, dus ook het leen bij het Perrehof in Steenhuffel, aan de tweede dochter gegeven, zodat Claudine Francoise na het verhef van 10 november 1678 vrouwe van deze dorpen geworden is.

173


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Marie Thérèse de Croy (1678/1697-18/6/1713) x Henri Joseph Gabriel de Salm-Kyrbourg (ca 1674/1697-14/10/1716) Philippe François Albert de Croy en Claudine Françoise de la Pierre du Fay hadden maar één dochter. Dat was Marie Thérèse de Croy, geboren ca 1676. Ze trouwde op 2 februari 1704 met Henri Joseph Gabriel Wild- en Rheingraaf 155, graaf van Salm-Kyrbourg, baron van Heyne en Leuze 21/6/1674-14/10/1716), zoon van Charles Florentin de Salm-Neuvillers (1638-1676) en Marie Gabrielle de Lalaing (1638-1709). De familie de Salm kwam voort uit de oude Lotharingse adel die in de vroege middeleeuwen ook de graven van Luxemburg heeft voortgebracht. Plaatsnamen als Vielsalm en Salmchâteau (allebei in België gelegen) verwijzen naar dit geslacht. Op het einde van de twaalfde eeuw vestigde een tak van de familie zich in de Franse Vogezen. Door het huwelijk van Jeanette de Salm met Jean V Wildgrave de Dhaun en Kyrburg, Rhingrave de Stein (ca 1450) is het graafschap van Salm vervolgens naar de familie Wild- en Rheingraaf overgegaan 156. De titels Wildraaf van Dhaun en Rheingraaf van Stein gingen tijdelijk verloren toen de hoofdtak van de familie in 1681 geen mannelijke opvolging had. Salm-Kyrburg werd van dan af in hun naam door regenten bestuurd. De zonen van Henri Joseph Gabriel de Salm-Kyrbourg (regent van 1696 tot 1716) en van prinses Marie Thérèse de Croy) zouden de dynastie herstellen en in 1738 zelfs de erfelijke prinselijke titel verwerven (zie verder) Op 26 januari 1697 deed Marie Thérèse het verhef van haar erfenis. Ik neem dus aan dat haar vader kort voordien, dus in 1696, overleden was. Dat sterfjaar heb ik evenwel nergens bevestigd gevonden 157. Maria Theresia de Croy overleed op 18 juni 1713 en haar man Hendrik Jozef Gabriel Wild- en Rheingraaf, graaf van Salm-Kyrbourg, op 14 oktober 1716.

155

Wildgraaf was oorspronkelijk de titel van een edelman met de rang van graaf die de jurisdictie bezat over onbewoonde en/of nog niet in kultuur gebrachte gebieden (bossen bvb). Rheingraaf was eveneens een edelman met het statuut van graaf die vanuit een versterking langs de Rijn daar tol mocht heffen. 156 De familie de Salm-Kyrbourg had (alternerend met de oudste tak van de familie) zitting en stemrecht in de Duitse Landdag (parlement). 157 Soms wordt wel 1698 als het jaar van zijn overlijden opgegeven. 174


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Jean Dominique Albert de Salm-Kyrbourg (1708/1720-1778) Henri Joseph Gabriel de Salm-Kyrbourg en Marie Thérèse de Croy hadden drie kinderen; - Jean Dominique Albert de Salm-Kyrbourg, geboren 19 juli 1708, op 11 december 1738 benoemd tot prins van het Heilige Roomse Rijk. - Philippe Joseph de Salm-Kyrbourg, ridder van de Witte Arend en in 1738, samen met zijn broer, benoemd tot prins van het Heilige Roomse Rijk. Hij werd geboren op 21 juli 1709 en trouwde op 12 augustus 1742 met Maria Thérèse Josephe, prinses van Hornes (geboren op 19 oktober 1726, dochter van Maximilien Emmanuel en Marie Thérèse Charlotte de Bruce, barones van Melsbroek) - Henriette Thérèse Norbertine de Salm-Kyrbourg, geboren te Mechelen op 15 november 1711, trouwde op 12 februari 1738 met Maximilien Emmanuel de Hornes, de vader van haar schoonzus (zie hierna), en stierf kinderloos op 9 april 1751. Jean Dominique, prins van Salm, graaf van Dhaun en Kyrbourg, Rijngraaf van Stein, graaf van Rhenneberg, erfde de heerlijkheid van Malderen-Lippelo-Liezele. Het verhef gebeurde op 23 november 1720. In tegenstelling tot zijn broer en zus had hij, toen hij op 2 juni 1778 overleed, geen nageslacht.

175


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Philippe Joseph de Salm-Kyrbourg (1709/1778-1779) x Marie Thérèse Josephine de Hornes (1725/1778-1783) Jean Dominique was niet getrouwd en overleed zonder kinderen op 2 juni 1778. Zijn goederen en rechten gingen over naar zijn broer Philippe Joseph, die eerder van zijn vader al het prinsdom Hornes-Yssche had geërfd. Het verhef van de heerlijkheid van Malderen, Lippelo en Liezele gebeurde op 8 augustus 1778. Philippe Joseph was geboren op 21 juli 1709. Hij werd ridder van de Witte Arend en was in 1738, samen met zijn broer, benoemd – onder de naam van prins van Salm-Kyrburg - tot prins van het Heilige Roomse Rijk. Hij was kamerheer van keizerin Maria Theresia van Oostenrijk maar de exacte periode ken ik niet.

De door de Poolse koning Vladislaus gestichte ridderorde van de Witte Arend werd in 1704 door zijn opvolger August II heropgericht. Hiernaast, het uniform van deze orde dat in 2014 alleen nog als carnavalkostuum te verkrijgen was.

Op 12 augustus (of oktober) 1742 trouwde hij te Brussel met Marie Thérèse Josephine de Hornes, prinses van Hornes, gravin van Baucignies (19/10/1726-19/6/1783), dochter van Maximilien II Emmanuel de Hornes (van Hoorne-Baucignies) en Marie Thérèse Charlotte de Bruce (1696-1736, dochter van Thomas, graaf van Ailesbury en Elgin). Deze Maximilien II was na de dood van zijn eerste vrouw in 1738 hertrouwd met Henriëtte Thérèse Norbertine de Salm-Kyrburg, de zuster van Philippe Joseph, en, nadat dit huwelijk ontbonden werd, in 1752 met prinses Marie Albertine van Gavere. Marie Thérèse Josephine de Hornes was de laatste erfgename uit het geslacht de Hornes 158. Na de dood van haar vader (in 1763) erfden zij en haar man alle grafelijke, prinselijke en heerlijke titels en bezittingen van de Hornes, waaronder het prinsdom van Hornes-Yssche en het kasteel Stapelen in Boxtel. In 1778 zijn ze dus ook heer en vrouwe van Malderen, Lippelo, Liezele en van het leengoed bij het Perrehof geworden. 158

Ze had weliswaar nog een jongere zuster, namelijk Elisabeth Philippine Claude (1733-1826). Die trouwde met vorst Gustaaf Adolf von Stolberg-Gedern, had geen zonen maar wel meerdere dochters (waaronder Louise von Stolberg-Gedern, de latere echtgenote van Charles Edward Stuart) maar die deelde niet in de Horneserfenis. 176


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Maar lang hebben ze daar niet meer van kunnen genieten. Philippe Joseph overleed op 7 juni 1779. Zijn vrouw stierf in Parijs op 19 juni 1783.

Kasteel Stapelen.

177

Louis De Bondt


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Frederik Jan Otto Frans van Salm-Kyrbourg (1745/1779-1787/1794) Johanna Francesca Anthonia van Hohenzollern-Sigmaringen Philippe Joseph de Salm-Kyrbourg en Marie Thérèse Josephine de Hornes verbleven doorgaans in Parijs en kregen daar 10 kinderen: 1. Marie Maximilienne Louise Françoise Sophie (19/5/1744–1790), trouwde op 24/6/1763 met de weduwnaar Jean Bretagne Charles de La Trémoille, hertog van Thouars. 2. Frédéric Jean Othon François Chrétien Philippe Henri (Limburg 13/5/1745–Parijs 23/7/1794) had een zeer bewogen leven had dat ik hierna zal beschrijven. 3. Auguste Friederike Wilhelmine (13/9/1747–1822), trouwde op 29/10/1764 in de kerk van St. Jacques du Haut-Pas te Parijs met hertog Anne Emmanuel Ferdinand François de Croÿ (°10/12/1743), een Frans militair (later generaal) die het tot “Marechal de France” (een zeer hoge eretitel) heeft geschopt. 4. Charles Auguste (4/6/1750-3/8/1750) 5. Louis Victor (10/11/1752-21/11/1754) 6. Marie Louise Josephe Ferdinande Marguerite (18/11/1753-1774) 7. Elisabeth Claudine (1756–1757) 8. Amélie Zephyrine (6/3/1760–1841), trouwde met Anton Aloys (Antonio Luigi), prins van Hohenzollern-Sigmaringen (en broer van de eerste vrouw van Frederik Jan Otto Frans, zie hierna) maar heeft een grotere vermaardheid verworven als minnares van Alexandre de Beauharnais (de man van Josephine). 9. Charles Albert Henry (27/9/1761-?) 10. Maurice Gustave (Auguste) Adolphe (27/9/1761–1813), trouwde met gravin Christiane von Wartenberg. Over al deze mensen is zeer veel te vertellen maar ik zal mij voorlopig tot Frederik Jan Otto Frans beperken. Als oudste zoon was hij immers de erfgenaam van de titel “Prins van SalmKyrbourg”, van (onder meer) de heerlijkheid Malderen-Lippelo-Liezele, van het Hof ter Hellen, en van de rechten op de eigendommen bij het Perrehof. Die laatste heeft hij al op 21 juli 1779 “verheven”.

Het bewogen leven van Frederik III van Salm-Kyrburg in vogelvlucht. Vooraf: aan wie dat leven toch een beetje van dichterbij zou willen bekijken, kan ik mijn boekje over ‘Tusschenbeke alias het Hof ter Hellen” sterk aanbevelen (ja, iemand moet het doen). Frederick Jean Otto François Christian Philippe van Salm-Kyrburg, zoals hij door de mensen die veel tijd hadden werd genoemd, werd geboren op 13 mei 1745. Hij groeide op aan het Franse Hof van Louis XV. In 1779 volgde hij zijn vader op als officieel regent van Salm-Kyrburg en sedertdien is hij vooral als Frederick of Friedrich III, prins van Salm-Kyrburg bekend gebleven. Daarnaast was hij via zijn moeder uiteraard ook de Prins van Hornes. 178


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Zijn territoriale eigendommen strekten zich uit over Henegouwen, Vlaanderen, Artois en Brabant. Naast al die grond was hij ook de eigenaar van het op zijn initiatief ontworpen maar nooit voltooide kanaal van Provins. Ik heb eens opgezocht welke al zijn titels waren. Het waren er vele. Men mocht hem aanspreken als: Prins en Vorst van Salm-Kyrburg, Prins van Hornes, Hertog van Overijse en Evere (en volgens sommigen ook van Ahaus, Bocholt en Gemen), Wildgraaf van Dhaun en Kyrburg (Kyrbourg voor de Fransen), Rheingraf van Stein, Graaf van Altena, Bailleul, Boucignies, Brederode, Houtekerke, Mechelen, Melsbroek, Neerpelt, Piermont, Rennenberg, Soire-leChâteau, Stryen, Weert, Wessen, Zutphen, Groot-woudmeester van de Bourgogne, Baron van Batenburg, Boxtel, Eyne, Gaasbeek, Goor, Hees, Honcourt, Kessel, Kessenich, Leende, Lesdaing, Lokeren, Lores, Milaan, Pecq en Saffenberg, Markies van Acy, Burgraaf van Levignan, Grand van Spanje, Heer van Lestrem en Estrelles. Mijn bronnen zijn zeker nog enkele kwalificaties vergeten. Alleen wij schijnen blijkbaar te weten dat hij ook de heer van Malderen, Lippelo, Liezele en van een leen bij het Hof te Perre in Steenhuffel was. Althans tot 1 augustus 1786. Toen heeft hij die laatstgenoemde eigendommen aan zijn gebuur de Beughem verkocht. Of toch bijna, maar dat is stof voor straks. Door zijn goede afkomst en zijn opvoeding aan het hof van de Franse koning Louis XV was het uiteraard niet moeilijk om voor hem een geschikte bezigheid en een nobele echtgenote te vinden. - Van 1763 tot 1771 was hij eerst onderluitenant en vervolgens commandant van keizerin Maria-Theresia. - In februari 1771 ging hij voor de concurrentie werken en werd hij – in het Franse leger kolonel van een regiment uit de Elzas. - In 1772 kwam hij dan weer in dienst van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden als kolonel van het infanterieregiment Saxen-Gotha. - In 1784 beschikte hij als Rijngraaf van Salm over een eigen legioen. Dat bestond uit 8 compagnies Huzaren, 2 compagnies Jagers en 6 compagnies infanterie. Het was samengesteld om de Nederlanders tijdens de zogeheten “Keteloorlog” (oktober 1784) bij te staan. Dat was een treffen tussen de legers van de 7 Provinciën en die van het H. Roomse Rijk, waarbij gelukkig alleen een koperen ketel door een kogel werd geraakt. - In de periode 1781-1788 bouwde hij – naar men zegt met de enorme bruidsschat van zijn vrouw (zie verder), want zelf zat hij financieel aan de grond - in de Rue de Bellechasse te Parijs het Hotel de Salm-Kyrbourg dat nog altijd bestaat maar tot ‘Palais de la Legion d’Honneur’ werd omgedoopt.

Links: De bouw van het Hotel de Salm-Kyrburg aan de oever van de Seine in Parijs (1781-1788) Rechts: Het binnenhof in 2007 - Bron: Vrije mediaverzameling, Wikimedia Commons. -

179


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

-

-

-

-

Louis De Bondt

In 1786/1787 stuurde de Franse koning, na hem tot veldmaarschalk bevorderd te hebben, Frederik III naar Utrecht om er de Hollandse Patriotten, die deze stad op stadhouder Willem V veroverd hadden, bij te staan. Aangenomen werd dat hij, door zijn aandeel in de ‘Keteloorlog’, door de Hollanders graag werd gezien. De prins van Salm-Kyrburg werd in Utrecht inderdaad goed ontvangen. In deel 12 van zijn “Geschiedenis des Vaderlands” heeft Bilderdijk daar het volgende over geschreven: ‘Die scheele Rhijngraaf van Salm, zag er in zijn hussarenmontering recht ijsbaarlijk uit, en ook binnen- en buitenlands was al de hoop voor die partij (van de Patriotten) op hem gevestigd...” Meer details over de revolte van de Hollandse Patriotten ga ik hier niet geven. Kijk daarvoor in mij geschiedenis van de Helhoeve of nog liever bij andere auteurs. Toch dit. Op 13 september 1787 werd Utrecht, nog altijd verdedigd door de Rijngraaf van Salm, zonder slag of stoot door het Pruisische leger ingenomen. “Doch toen het met Pruissen ernst begon te worden, retireerde hij (Frederik III) tijdig, en begaf zich opeens naar buiten ’s lands” aldus de diplomatische historicus Bilderdijk. Frederiks weifelend en karakterloos gedrag in Utrecht heeft hem geen vooraanstaande plaats in de Nederlandse geschiedenisboeken gegeven. Gelukkig moest hij daar na 1787 niet meer zijn. Terug in Parijs deed hij voor een vergoeding van 40.000 franken afstand van de titel van Veldmaarschalk. Dat was misschien genoeg om de laatste facturen van de bouw van zijn hotel de Salm-Kyrburg mee te betalen. Hij probeerde er nog contact te krijgen met enkele daar neergestreken Hollandse Patriotten maar in de zomer van 1788 weigerde Pieter Paulus, één van hun belangrijkste leiders, hem te ontvangen. Zijn “patriottisch intermezzo” in Utrecht werd hem niet ten gunste aangerekend en ook de Franse revolutionairen zouden dat niet doen. Op 5 Thermidor jaar II (23/7/1794) werd hij samen met zijn vriend Alexandre de Beauharnais door een revolutionair tribunaal te Parijs veroordeeld en nog dezelfde dag door de guillotine onthoofd. Hen werd medeverantwoordelijkheid voor de capitulatie van Mainz (Mayence) verweten. Hieronder enkele familieportretten van Alexandre de Beauharnais.

Alexandre de Beauharnais toen hij zijn kop nog niet verloren was

Zijn vrouw Joséphine de Beauharnais, later eerst minnares en daarna vrouw van Napoleon Bonaparte.

Amalie Zephyrine van Salm, minnares van Alexandre de Beauharnais en zus van Frederik III van Salm-Kyrburg

Op 29 november 1781 was Frederik III van Salm-Kyrburg in Straatsburg getrouwd met Johanna Francesca Anthonia van Hohenzollern-Sigmaringen (Sigmaringen, Baden-Württemberg 5/5/ 1765-Slot Kirn 23/8/1790). 180


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Frederick III prins v Salm-Kyrburg

Louis De Bondt

Johanna Francesca Anthonia van Hohenzollern-Sigmaringen

Ook zij was een echte prinses en de dochter van (even ademhalen) .... Karel Frederik Leopold Joseph, vorst van Hohenzollern-Sigmaringen, graaf van Berg-‘sHeerenberg, heer van Haigerloch en Wehrstein, en van Johanna Josephine Anthonia van Hohenzollern-Berg. Hij kreeg met haar 4 kinderen, maar 3 ervan zijn in het jaar 1786 als peuter gestorven: - Philippine Friederike Wilhelmine (1783-1786) - Frederick Hendrik Otto (1785-1786) - Frederick Emanuel Otto Louis Philip Conrad (+1786) - Frederick Ernest Otto Philip Anton Furnibert (1789-1859, als Frederik IV gekend als 4de prins van Salm-Kyrbourg. Hij trouwde op 11 januari 1815 met Cécile Rosalie Provost (1783-1866), barones van Bourdeaux. Johanna Francesca Anthonia van Hohenzollern-Sigmaringen stierf op 23 augustus 1790 op kasteel Kyrburg (of mogelijk kasteel Dhaun) te Kirn, en werd er de volgende dag in de parochiekerk begraven. De meeste genealogen beweren dat Frederik III daarna hertrouwde met Alexandrine Rosalie Chodkiewicza (portret van Anna Rajecka uit 1791 hiernaast), dochter van graaf Johan Nicolaas Chodkiewicz en Maria Louisa Rzewuska, geboren in Tsjernobil, Oekraine op 16/9/1768 en onthoofd op de Place de na Nation te Parijs op 30 juni 1794. Maar dat zou toch nog eens moeten nagekeken worden. Want er zijn nog vijf andere echtgenoten van deze dame bekend. - Anthonie Philips de la Trémouille, prins van Talmond, graaf van Laval, geboren op 27 december 1765 en overleden op 29 januari 1794 in Cour du Château (pays de la Loire). In 1787 had die wel een zoon bij Henriette Louis d’Argouges (die pas in 1831 overleed). - Philippe Charles Elyzée graaf van Baussancourt (17661794). - Arthur Richard, earl van Dillon, gouverneur van Tobago (Braywich 3/9/1750- Parijs, 14/4/1794n onder de guillotine). - Alex prins Alexandre Lubomirsky (1751-Wenen 13/7/1804) waarmee ze in 1788 een dochter had. - Thadée Mostowski 1766-1842. 181


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Terug naar Steenhuffel en Malderen. Dat Frederik III zijn bezittingen in Malderen, Lippelo, Liezele en Steenhuffel wilde verkopen had misschien te maken met de hoge kosten van zijn geplande nieuwbouw in Parijs, maar mogelijk ook met de wending die zijn politieke en vooral militaire loopbaan intussen genomen had. Op 28 december 1780 gaf “sijne doorluchtigh hoogheyt mijnher Fredericus Othon Joannes Franciscus Henricus Philippus Prince van Salm, Kyrbourgh, wildgrave van Dhaun, rhingrave de Stein, grave van Rennebergh, baron de Leuze, Peck ende Melsbroeck etc. etc., heere van Malderen, Lisel ende Lippeloo ende andere plaetsen, universele erfgenaem van her Philippus Josephus Prince van Salm, Kyrbourgh etc. etc. sijnen heere vader” 159 de heren Beviere en Dutertre, koninklijke notarissen van het Châtelet binnen Parijs, de opdracht om een zekere Maximilianus Franciscus Niesse de volmacht te geven om enkele losse stukken grond openbaar te verkopen. Deze gronden waren hoofdzakelijk in Steenhuffel gelegen maar, ofschoon het voormalige de le Pierre eigendommen waren, waren de schoofrechten van het laathof bij de Perrehoeve daar (nog) niet in begrepen. Hierna volgt een overzicht. Alle koopdagen werden georganiseerd en gehouden door notaris Jan Baptist Claessens uit Buggenhout. Koopdag 27/12/1780 18/1/1781 31/1/1781

13/8/1781

Kopers Jacobus van Riet en Barbara Roelants Adriaen van Riet en Petronella de Mul Jacobus van Riet en Barbara Roelants Jan Baptist Pauwelaert, Dendermonde Carolus Josephus de Man, Antwerpen Alexius Puttemans en Elisabeth Buelens Alexius Puttemans en Elisabeth Buelens Guil. Vranckaert en Joanna M. v Achter Patricius, graaf van Neny Ferdinandus van Aken Peter de Boeck en Theresia van Roy Matthijs Puttemans

Kochten 1,51 dagw. op het Geertruidenveld (KB 2/64) 161 1,75 dw van het Hofland aan de Horenbeekstr. KB 5/86 Geen info want geen bevoegdheid van de schepenbank 2 bunder 7 r. op de Cuypersheide, Voortstr. (KB 1/61) 2,71 dagw. van de Faybossen (KB 7/50 en KB7/52) 3 dw 66 r van het Wijnsmeersken tussen Rob- en Molenbeek 1 dw 70 r. van de Bleuken aan de Molenbeek (KB 8/16+17) 3 dw 90 r land op de Stappaertstede of Neermeire (Voortstr.) 5 bund. 21 r. vd De Grote Weide bij Merchtem (KB 9/78+79) Geen info want geen bevoegdheid van de schepenbank 1 bunder en 93 r. op de Geertsbergen (KB10/19) Geen info want geen bevoegdheid van de schepenbank

Reg./folio 160 6954/155 6953/133 6953/144, 256 6953/144 6953/185 6953/209, 320 6953/315 6953/256 6953/318 6953/256 6953/191 6953/191

Voor zover ik weet hebben deze verkopen niet voor problemen gezorgd. Helemaal anders was het toen Frederik III van Salm-Kyrburg op 15 juli 1786, toen hij op weg naar Utrecht was om er met de Garde Nationale de Hollandse Patriotten te gaan helpen, ten kantore van de Brusselse notaris Jacobus Josephus van Lint, ook de rest van zijn bezittingen in Malderen, Lippelo, Liezele, Steenhuffel en Londerzeel verkocht. Daar zaten namelijk wèl enkele interessante dingen tussen. Het ging over de activa die hij als enige en universele erfgenaam van zijn vader Prins Philippe Joseph Antoine de Salm Kirbourg, volgens de bepalingen van diens testament, opgemaakt te Parijs op 6 februari 1779 en er op 7 juni bij meester Le Febure gedeponeerd, bevestigd, had geërfd. Zijn hiervoren genoemde broer en zussen hadden bovendien nog eens extra van hun mogelijke aanspraken op deze goederen afgezien.

159

Dat is de titulatuur die men in Steenhuffel gebruikte. ste De nummers van het register van de schepenbank en van het 1 blad van de akte. 161 Dat zijn kaartblad en perceelnummer in het kaartboek van Jan van Acoleyen uit 1699. 160

182


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Op blz. 6 tot en met 11 van register 6954 van de Steenhuffelse Schepenbank (een goedenisbrief van 4 augustus 1786) kunnen we lezen waar het over ging. Ik vat samen: - De gronden en heerlijkheden van Lippelo, Malderen en Liezele met alle de- en appendentiën en inclusief het hoog-, midden- en laaggerecht in die dorpen. Ook de schoofrechten van het Leengoed bij het Perrehof in Steenhuffel hoorden daar bij. - Het deel ten noorden van de Molenbeek van de Grote Tiende in Steenhuffel en een zesde deel van de Kleine Tiende in de zelfde parochie die met de graaf van Maldegem (voor de helft) en met de pastoor en de onderpastoor (ieder voor 1/6) werden gedeeld. Het nu verkochte deel was in 1654 door Nicolaes Micault van de abdij van Affligem gekocht. - Een landbouwgrond in Steenhuffel, bewerkt door Matthijs de Boeck, en een andere in Merchtem, bewerkt door Frans de Koker. Samen waren die 4 bunders en 51 roeden groot. De koper was burggraaf Jean Joseph Hyacinthe de Beughem. Jan Jozef Hyacinthe de Beughem Het leven en de werken van Jan Jozef Hyacinthe de Beughem heb ik uitvoerig in mijn studie over “Het Goed van Voorspoel en Oudenhove” uit de doeken gedaan. Op 8 april 1771 had die immers deze eigendommen in Londerzeel van de familie de la Tour de Saint-Quentin gekocht. Hij was gedoopt in de St. Goedele te Brussel op 17 december 1711 als oudste zoon van Hyacinthe Joseph Albert van 162 Beughem (1675-1735), raadslid en meester van de Brusselse rekenkamer, en van Marie Ursule Gasparine Thérèse de Villegas-d’Hoogvorst (1684-1715). Zijn grootvader, Mathieu van Beughem (licentiaat in de rechten, heer van Houthem, Ramsdonk, Kapelle-op-den-Bos en Ottignies) was getrouwd met Constance Rubens (dochter van Albert en kleindochter van de grote Pieter Pauwel). Hierna een overzicht van de rest van zijn leven, alweer in vogelvlucht. - Op 30 november 1730 was Jean Joseph Hyacinthe de Beughem in het bisschoppelijke paleis te Antwerpen getrouwd met Marie Jeanne du Bois de Walhain (+ Brussel 30 november 1780). - In 1750 werd hij woudmeester van Brabant. - Op 4 september 1756 werd hij door keizerin Maria Theresia van Oostenrijk tot burggraaf verheven. Deze titel kon slechts onder bepaalde voorwaarden worden doorgegeven. - Via zijn vader werd hij op 6 december 1769 heer van Kapelle-op-den-Bos en Ramsdonk (het kasteel van Houtem was daar evenwel niet bij). - Vanwege zijn verre familieband met Rubens erfde hij in 1776 het Hof te Melis te Lippelo van zijn verre verwanten Ferdinand Philips Antoon, baron de Boonem, en Catharina Petronella Caroline Josepha de Blondel, die zelf geen kinderen hadden. Omdat hij daarna meestal in Lippelo verbleef werd dikwijls ‘de Melis’ aan zijn familienaam toegevoegd. - Op 15 juli 1786 kocht hij de heerlijkheden van Lippelo, Liezele en Malderen (inclusief het Hof ten Damme in Lippelo, een grond in Merchtem en een grond, tienden, en een laathof in Steenhuffel) van Frederik Jan Otto van Salm, de 3de prins van Salm-Kyrburg, en is hij heel even en officieus ook de heer van Malderen, Lippelo en Liezele geworden. Niet lang genoeg om zijn naam in de titel van dit hoofdstuk te vermelden, want ... 162

Jean Joseph Hyacinthe was inderdaad de eerste die zijn naam heeft verfranst. Beughem komt eigenlijk van Bodeghem. 183


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

... Want uit de “Geschiedenis van Lippeloo” van pastoor J.A. Van Elsen weten we dat deze transactie onmiddellijk werd betwist. Volgens dezelfde auteur was de ambetanterik een zekere Gustaaf van Salm, een kolonel in het leger van Louis XVI. Op blz. 109 schreven de auteurs van de nooit genoeg te prijzen “Geschiedenis van Steenhuffel” dat het de zoon van Frederik III – eveneens een prins van Salm Kyrburg - was die moeilijk deed. Hier stellen zich twee kleine probleempjes: - Niet alle mannelijke vertegenwoordigers van de familie Salm-Kyrburg waren prins. Deze hoge titel was aan de hoofdvertegenwoordiger ervan voorbehouden. Van 1779 tot aan zijn dood in 1794 was dat dus Frederik III. - In 1794 werd de titel door zijn enige in leven gebleven zoon, ook een Frederik, overgenomen. Hij werd dus prins Frederik IV van Salm-Kyrburg. Maar, in 1794, toen zijn vader zijn hoofd verloor, was die nog maar 5 jaar oud 163. Eigenlijk kan de ‘betwister’ niemand anders dan Maurice Gustave Adolphe, de broer van Frederik III en de man van gravin Christiane von Wartenberg, zijn geweest. Gelukkig hebben we de schepenregisters van Steenhuffel om dat te bewijzen.

163

Na de dood van zijn vader werd Frederik (Parijs 14/12/1789-Brussel 14/8/1859) door zijn tante Amalie Zephyrine opgevangen. Ondanks het feit dat die zowel haar broer als haar minnaar onder de guillotine had zien belanden had ze goede contacten met aan het Franse Hof en meer bepaald met Joséphine de Beauharnais en Charles Maurice de Talleyrand. 184


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Maurice Gustav Adolf van Salm (1761/1787-1787/1813) Christiana Maria Louise von Wartenberg (1758/1787-1788/1821) Maurice Gustave had alle recht om zich tegen het voornemen van zijn broer te verzetten. Op 24 april 1784 had hij bij de Soevereine Raad van Brabant van zijn eigendomsrechten afgezien maar hij bleef wel familie van de verkoper. Tijdens het Ancien Regime bestond er namelijk een “recht van vernaardering”. Dat betekende dat bij de verkoop van een stuk familiepatrimonium een ander familielid steeds de voorkeur had. Op 27 juli 1786 (amper 12 dagen na de verkoop) werd burggraaf de Beughem al van het ‘vernaarderingsvoornemen’ verwittigd. Hij stierf 9 maanden later, op 24 april 1787. Zijn erfgenamen hebben zich - waarschijnlijk zonder proces – bij de situatie neergelegd en hebben zich, zodra ze van Maurice Gustave het al betaalde geld had teruggekregen, wijselijk teruggetrokken. Dat laatste gebeurde op 18 augustus 1787 zoals een onverdachte bron ons in het volgende hoofdstuk zal vertellen. Maurice Gustave Adolf van Salm-Kyrburg deed het verhef van zijn aankopen op 14 september 1787. Hij heeft zijn eigendommen in onze streek niet lang gehouden. Amper 11 dagen later, en wel op 25 september, heeft hij immers een deel van zijn patrimonium aan een zekere Maximiliaan Niesse verkocht. Dat waren het hoog-, midden- en laaggerecht van Lippelo, Malderen en Liezele, het Hof ten Damme, het Hof te Winterpoel (op de Malderse Kruisheide dat in 1634 een deel van het Hof te Melis geworden was), een deel van de tiende van Steenhuffel, 2 schoofrechten in Steenhuffel en Merchtem, en het Londerzeelse Hof ter Hellen 164. Dat is althans wat we bij Alphonse Wauters in het hoofdstuk over Malderen van zijn ‘Histoire des environs de Bruxelles’ kunnen lezen. Maar dat is niet helemaal correct. Het Hof te Winterpoel bijvoorbeeld was immers nooit de eigendom van de familie Salm maar was, als onderdeel van het Hof te Melis, sedert 1776 de onbetwistbare eigendom van Jean Joseph Hyacinthe de Beughem geweest. Nog een woordje over Maurice Gustav Adolf. Hij was geboren te Parijs op 27 september 1761. Op 1 april 1782 was hij getrouwd met de op 5 augustus 1758 geboren gravin Christiana Maria Louise von Wartenberg. Hij was Huzaar en Ridder in de Orde van Sint Hubertus, een orde die op 3 november 1444 door hertog Gerhard III van Jülich-Berg (Noordrijn-Westfalen, omgeving Düsseldorf) ter herinnering aan zijn overwinning op Arnold von Geldern tijdens de slag bij Linnich (1444) was gesticht. Hij overleed op 17 februari 1813; zijn vrouw op 5 september 1821. Ik heb niet nagekeken of ze kinderen hadden, want als die er waren dan hadden deze al lang niets meer met onze streek te maken.

164

Alphonse Wauters, histoire des environs de Bruxelles, in het hoofdstukMalderen. 185


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Maximilien François Niesse ca 1750/1787-1792/.... en Jeanne Josèphe Wilhelmine Massion Zoals reeds geschreven, heeft Maurice Gustav Adolf van Salm het grootste deel van zijn patrimonium in onze streek op 25 september aan Maximiliaan Niesse verkocht. Laten we kijken wat ze hier in Steenhuffel over te vertellen hadden. Dat was redelijk veel. De griffier heeft er de bladzijden 90 tot en met 93 van zijn register 6954 mee vol gekregen. Die vangen aan met de veelzeggende titel “Goedenisse gedaen wegens sijne hoogheyd Mauritius Gustavus Adolphus prince van Salm Kyrbourg etc. ten behoeve van Maximilianus Franciscus Niesse, woonachtig tot Brussel”. Daarna gaat het verder in het Frans. Ik zal het een beetje samenvatten: - De verkoper was dus inderdaad “sa majesté Mauritius Gustavus Adolphus, prince de Salm Kirbourg, wildgraff d’Haun, rhingraff de Stein, colonel de hussards au service de sa majesté très chretienne, chevalier de l’ordre Palatin de Saint Hubert etc. etc. etc.” - Op 25 september verkocht die ten kantore van notaris André Bergé te Brussel (hij was daarbij persoonlijk aanwezig): - De gronden en heerlijkheden van Liezele, Malderen en Lippelo, met hoog, midden en laaggerecht, met alle ap- en dependentiën, met het jacht- en het visrecht in de rivieren en de openbare beken, met het recht van aanplanting langs de Heerwegen en – straten, met het recht om meier, schepenen, griffiers en sergeanten te benoemen, met het recht om, afwisselend met de plaatselijke pastoor, een onderpastoor voor Liezele aan te stellen, met het recht om in de drie parochies de kerkmeesters bijeen te roepen en met alle andere heerlijke rechten en bevoegdheden. - Alle cijnsboeken die nog in Malderen, Liezele en Lippelo bestonden. - Het deel ten noorden van de Molenbeek 165 van de Grote Tiende van Steenhuffel, en 1/6 van de Kleine Tiende waarvan de graaf van Maldegem ½ en pastoor en onderpastoor ieder ook 1/6 bezaten. - Een schoofrecht op ongeveer 9 bunders en 3 dagwanden grond in Steenhuffel en Merchtem. 3 dagwanden waren vijfschoof (5 schoven per 100), 4 bunders waren vierschoof, en 2,5 bunders waren tien- en twintigschoof. Volgens de in 1710 vernieuwde kaart ging het over 31 artikelen of percelen. - Nog een ander schoofrecht op verschillende landbouwgronden in Steenhuffel en Merchtem, ook op de kaart van 1710 te zien. - De helft van een schoofrecht (vijfschoof) op meerdere stukken grond onder Steenhuffel. De andere helft was van de ‘kanunniken van Zelard’ in Mechelen. Opmerking: Het grootste deel van de hier opgesomde schoofrechten waren die van het laathof bij het Hof te Perre. - 437 roeden landbouwgrond (de Lemmensheide geheten) in Steenhuffel, palende aan de graaf van Maldegem, de heer Aerts, griffier van Puurs, de vertegenwoordigers van de heer de la Vega en aan de baan. 165

Dit is eigenlijk toch een vreemde bepaling. De Molenbeek doorkruist Steenhuffel immers van Zuid naar Noord en heeft dus een westelijke en een oostelijke (en geen noordelijke) oever. 186


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Nog een bunder en 62 roeden landbouwgrond, naast de vorige en palende aan de vertegenwoordigers van de heer de la Vega, de heer Verhavert, Jerôme van Langenhove en de Mattestraat. - 755 roeden landbouwgrond, vroeger bos, geheten het Eekenbos, gelegen onder Steenhuffel en palende aan de erfgenamen van Antoon de Coster, aan de Boschstraat, aan juffrouw Collin en aan Henry Velderen (sic, dat moet de ‘Hendriksvelderen’ zijn). - Tenslotte alle delen (er volgt alleen etc.) De verkochte goederen waren eigendom van de prins van Salm door de ‘vernaardering’ tegenover de erfgenamen van wijlen Jean Joseph Hyacinte burggraaf de Beughem. Die erfgenamen hadden zich bij akte, gepasseerd bij notaris Amand vanden Eynde op 18 augustus 1787, teruggetrokken. Burggraaf de Beughem had eerder die goederen op 15 juli 1786 ten kantore van Jacques Louis van Lint van zijne hoogheid Frederic Otton Jean François Henry Philippe, regerend prins van Salm Kyrbourg gekocht en was al 12 dagen later door de broer van de verkoper verwittigd dat hij die koop betwisten zou. De definitieve akte van retrocessie werd pas op 14 september 1787 bij het leenhof van Brabant ondertekend en afgestempeld. De goedenis van het Steenhuffelse deel gebeurde op 29 september 1788. De bank van Steenhuffel werd voorgezeten door officier Jozef van Schoor omdat drossaard Pieter Jozef Lemmens als naar gewoonte alweer afwezig was. Hij werd door de schepenen Jan De Maerschalck, Peeter Meert, Peeter van Doorslaer, Jan Adriaen Jacobs en Francis Pieters geassisteerd. De prins van Salm werd hier vertegenwoordigd door Joannes Josephus Moeremans die hiervoor op 25 september (de dag van de verkoop) de volmacht had gekregen. Op de verkochte goederen rustte (op het moment van de goedenis in Steenhuffel) nog wel een claim, Die was op 18 februari 1788 ingespannen door Theodorus Franciscus Sironval. De koper was de Brusselaar Maximilien François Niesse. -

-

-

-

-

Maximilien François Niesse. Ik heb lang vergeefs naar deze mens gezocht. We zijn hem al eerder – in de periode 1780-1782 - als de intendant en volmachthouder van Frederik III, prins van Salm-Kyrburg, tegen gekomen. Toen hij voor zijn opdrachtgever, via notaris Jan Baptist Claessens, de verkoop van een aantal gronden in Steenhuffel regelde, moest notaris Jan Baptist Claessens zich daarvoor telkens van Buggenhout naar het Hof ten Damme in Lippelo begeven. Bijgevolg neem ik aan dat de heer Niesse daar toen al woonde. Nog voor Lippelo (met ten Damme) aan burggraaf de Beughem werd verkocht, wellicht in 1785, is hij naar Brussel getrokken. Dat is wat we uit de schepenregisters van Steenhuffel konden leren. Een klein stukje van de rest van zijn verhaal heb ik dank zij zijn ‘opvolgers’ en, via de zoekfunctie op de site van het Rijksarchief, in de parochieregisters van Brussel gevonden. Maximilien François Niesse moet tussen 1750 en 1760 geboren zijn. Zijn vermoedelijke ouders, Louis Niesse en Maria Macq, waren in de Brusselse Kapellekerk op 2 juni 1749 getrouwd. Zelf trouwde hij in dezelfde kerk twee keer met een zekere mevrouw Massion. - Een eerste keer op 30 september 1783 met Maria Catharina Massion. - Een tweede keer op 5 februari 1787 met Jeanne Josèphe Wilhelmine Massion. Zijn tweede vrouw was de dochter van Josse Massion en Marie Cathérine Prevot. 187


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Met haar had hij twee dochters: - Pauline Amélie Niesse de Lippeloo (zo staat ze in het parochieregister ingeschreven) werd in de Sint-Jacobskerk te Brussel gedoopt op 12 mei 1789 maar is al op 15 juni van hetzelfde jaar in Brussel gestorven. - Simphorose Félicité Constance Niesse, werd geboren in Brussel op 31 januari 1791. Ze trouwde op 23 juli 1811 te Sint-Truiden met Etienne Jacques Travers baron de Jever (Saint-Georges-de-Nehou, Frankrijk 22/10/1765 – Kasteel Nieuwenhoven Sint-Truiden 10/9/1872), generaal-majoor van de Franse Cavalerie, en overleed te Luik op 20 april 1667. In 1785 werd Maximiliaan Niesse, inwoner van Brussel, uit zijn functie van intendantgeneraal voor de Nederlanden van de prins van Salm, ten voordele van de hier eerder genoemde Thomas Geoffroy en Josué Bouhébent, ontslagen. Dat gebeurde niet zonder slag of stoot en in het archief van de Raad van Brabant is er een proces over te vinden 166. Tussen 1795 en 1798 is Maximilien François Niesse ook de eigenaar van het kasteel van Opdorp geworden dat hij later (ik weet niet wanneer) aan Jerome Limnander heeft verkocht. In 1803 kocht hij ook kasteel Nieuwenhoven te Sint-Truiden dat – als buitenverblijf van de abdij van Sint-Truiden – door de Franse revolutionairen aangeslagen was.

Het gezin Niesse-Massion is niet op het Hof ten Damme in Lippelo of ergens anders in de buurt komen wonen. In 1810 verbleven ze als renteniers in de Rue notre Seigneur, 682 sectie 2 te Brussel.

De loodzware hypotheek van Maximilianus Franciscus Niesse. Eigenlijk kunnen we stellen dat de heer Niesse, door de aankoop van het Hof ten Damme en alles wat daar bij hoorde, een beetje wraak voor zijn ontslag als intendant van 1785 genomen heeft. Maar heeft hij zijn financiële mogelijkheden niet overschat? Het is zeker dat hij heel veel moeten lenen heeft, maar hij had dan ook heel veel om in pand te geven. Over zijn grootste lening wordt uitgebreid geschreven op de bladzijden 105 tot en met 116 van register 6954 van de Schepenbank van Steenhuffel. Ofschoon hier vooral over de betrokkenheid van Steenhuffel gesproken wordt, vallen er toch enorm veel andere dingen uit 166

Inventaris van de Raad van Brabant. Processen van de particulieren.(tweede reeks), nr. 3490. 188


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

te leren. In mijn boekje over ‘Tusschenbeke alias het Hof ter Hellen’ heb het volledige document als bijlage gereproduceerd omdat het – niet zozeer voor de geschiedenis van dat Hof ter Hellen of voor de geschiedenis van het Leengoed bij het Perrehof – maar wel voor de geschiedenis van Malderen zo ontzettend belangrijk is. Samengevat gaat het aldus: - Maximiliaan Niesse had op 25 september 1787 van Mauritius Gustavus Adolphus, prins van Salm Kirbourg een zwaar gehypothekeerde eigendom gekocht en diens openstaande schulden dus overgenomen. Dat waren: 1) een lening van 120.000 guldens wisselgeld bij Theodoor François Sironval, een welgestelde koopman uit Brussel. Omdat die een moeilijke aflossing of rentebetaling verwachtte had die op 18 februari 1788 een claim op de hierna nog eens gespecificeerde eigendommen laten leggen. Het is in orde gekomen hoor. Bij het huwelijk van Catherine Massion, de schoonzus van Maximiliaan Niesse (ze trouwde op 28 mei 1810 met de Antwerpse wisselagent Julien Joseph Francesçhini) waren zowel Maximiliaen als Theodore Sironval (geboren in 1740) huwelijksgetuigen.

-

-

-

-

-

2) Een lening van 24.000 guldens wisselgeld bij de graaf de Lalaing zoals op 3 oktober 1788 door J.J. de Neck, griffier van het leenhof van het Land van Grimbergen, bevestigd was. Deze lening heeft, zoals ik in een ander boekje schreef, de geschiedenis van de Helhoeve niet alleen letterlijk maar ook figuurlijk gehypothekeerd. 3) Een lening van 29.400 guldens wisselgeld bij Theresia Joanna van Beughem, echtgenote van baron François Charles Léonard Joseph van Eesbeeck gezegd van der Haeghen, en dochter van Jean Joseph Hyacinthe de Beughem en Marie Jeanne du Bois, de vorige eigenaars. Bovendien had ook Liezele een claim gelegd op een stuk grond dat de prins van Salm Kirbourg wilde verkopen. Het betrof “parteyen van weylanden, groot volgens verclaeren acht en halff bunderen, door de selve gemeynte gereclameert van den regerende prins van Salm Kirbourg”. De waarde daarvan bedroeg 17.000 guldens wisselgeld, maar het hangende proces was nog niet uitgesproken Op 19 december 1789 beloofde Maximilianus Franciscus Niesse, heer van Lippelo, Malderen en Liezele maar wonende in Brussel, bij notaris Anthonius Servatius van de Wouwer te Antwerpen, om al de overgenomen leningen – samen goed voor het niet onbelangrijke bedrag van 173.400 guldens wisselgeld - binnen de 14 dagen af te lossen. Maar zoveel geld had Niesse uiteraard niet op zijn spaarboek staan en dezelfde dag ging hij bij dezelfde notaris een nieuwe lening aan. Om aan het nodige kapitaal te geraken had hij de Antwerpse kassier of bankier Carolus Joannes Michael De Wolff ingeschakeld. Die overhandigde hem het bedrag van 150.000 guldens wisselgeld waarop een groot aantal geldschieters ingetekend had. We kennen hun namen en in de geschiedenis van ‘Tusschenbeke alias het Hof ter Hellen’ heb ik ze overgenomen. Hier ga ik dat niet meer doen. Op dit bedrag van 150.000 guldens moest jaarlijks, tegen een intrestvoet van 5%, een rente van 7.500 guldens worden betaald aan Karel Jan Michael De Wolff die het dan tussen de geldschieters zou verdelen. Bij correcte betaling van de intrest binnen de 6 weken na de valdag werd de intrestvoet met een half procent verminderd. Als waarborg voor de correcte betaling van deze rente werden ook al zijn al enkele keren genoemde gronden, tienden en schoofrechten in Steenhuffel gehypothekeerd.

189


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Philippe Joseph Ernest de Moncheaux (1762/1792-17../18..)

Op blz. 754 van het 5de boek van zijn ‘Histoire des environs de Bruxelles’ schreef Alphonse Wauters in 1855 (vertaald) “dat een inwoner van Brussel, Maximilien François Niesse op 25 september 1787 het hoog-, midden- en laaggerecht van Malderen, Lippelo en Liezele kocht, evenals het kasteel ten Damme te Lippelo, de hoeve Winterpoel te Malderen, de hoeve Ter Hellen te Londerzeel, een deel van de tiende van Steenhuffel en twee schoofrechten in hetzelfde dorp en in Merchtem.” Hij voegde daar meteen aan toe dat hij op 8 april 1792 het grootste deel daarvan voor een bedrag van 127.000 Florijnen doorverkocht aan Philippe Joseph Ernest de Moucheaux, heer van Hautmetz. Helemaal juist, of toch bijna. Op folio 188 verso en volgende van register 6954 van de Schepenbank van Steenhuffel heeft men het inderdaad over de “Goedenisse gedaen wegens den heere Maximilianus Franciscus Niesse, heere van Malderen, Lisele ende Lippeloo, inwoonder van Brussele, ten behoeve van joncker Philippus Josephus Ernestus de Moncheaux, heere van Haut Metz, eensgelijkx ingesetene der voorschreven stad Brussele”. De volledige akte is, vanwege het uitzonderlijk belang voor wie de geschiedenis van Malderen bestudeert, alweer in transcriptie als bijlage in het boek over het Hof ter Hellen te vinden. We zouden het laathof dat we hier bespreken te veel eer aandoen om alles hier nog eens te herhalen. Uiteraard was het in de verkoop begrepen. Toch dit... - De verkoop had plaats op 8 april 1792, ten kantore van notaris Petrus Nuewens te Brussel. - De koper was Philippe Joseph Ernest de Moncheaux, dan nog geen ridder maar schildknaap. - De koopwaar was grosso modo dezelfde als degene die Niesse 5 jaar eerder had gekocht. - De verkoopprijs bedroeg 127.000 guldens wisselgeld, bovenop de hierna genoemde lasten. 16.000 Guldens werden onmiddellijk betaald. De resterende 111.000 guldens (vermeerderd met 4,5 % intrest vanaf 1 maart) zou de koper ten laatste in december 1792 overmaken. - Bovenop dit bedrag van 127.000 guldens wisselgeld nam de koper vanaf 1 januari 1792 de rentelast over van een lening van 174.100 guldens die de verkoper bij verschillende personen uit Antwerpen, Mechelen, Brussel en bij de kerk van Liezele was aangegaan en waarvoor de verkochte eigendommen waren gehypothekeerd. - De koper nam, vanaf eind 1791, ook alle heerlijke en andere cijnzen te zijnen laste waarmee Terhellen in Londerzeel en het Eekenbos in Steenhuffel waren belast, evenals de helft van de kost van een jaargetijde in de kerk van Steenhuffel. Samen kwam dat jaarlijks op ongeveer 14 Florijnen. - De koper had recht op al de heerlijke en feodale opbrengsten van de verkochte goederen vanaf begin 1792. Voor de overname van de aanplantingen en mobiliën had hij immers 190


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

-

-

Louis De Bondt

27.000 guldens wisselgeld contant betaald. De vis in de vijvers, het kreupelhout in de tuin en de roerende goederen in het kasteel van Lippelo, zoals die in een bijlage bij het verkoopcontract waren vermeld, waren in de verkoopprijs begrepen. De koper moest alle bestaande pachters overnemen, met uitzondering op de gronden die nu gepacht werden door Jan Verheyden in Puurs en door Jan Baptist van Linthout in Malderen. De gemeente Liezele was nog steeds van mening dat zij, en niet de verkoper, eigenaar was van een deel van de daar verkochte grond. Verkoper en koper verbonden er zich toe om deze transactie bij alle instanties waar dat nodig was, behoorlijk te laten goeden. Dat waren er nogal wat: - De Soevereine Raad van Brabant. - Het Leenhof van het hertogdom Brabant. - Het Leenhof van het Land van Grimbergen. - Het Leenhof van het burggraafschap van Grimbergen (voor de Helhoeve). - Het Leenhof van de commanderij van Pitzemburg. - Het Leenhof van Marselaer. - De Schepenbank van Malderen, Liezele en Lippelo. - De Schepenbank van Londerzeel. - De Schepenbank van Merchtem. - De Schepenbank van Steenhuffel. In Steenhuffel gebeurde dat op 25 juni 1792 en daar heb ik mijn kennis aan te danken.

Wat niet in het eigenlijke verkoopcontract van 8 april 1792 vermeld werd, maar wat de schepenen van Steenhuffel niet was ontgaan, was het feit dat er op de verkochte goederen nog enkele niet afgehandelde ‘arresten’ wogen: - Een arrest van 11 mei 1790, ingediend door deurwaarder A.J. van Bevere in naam van ridder Albert Marie Le Roy d’Origon. - Een arrest van 14 juni 1790, ingediend door deurwaarder van Droogenbroeck, op verzoek van Jacques de Bruyn in naam van de heer Eugenius graaf van Lalaing, burggraaf van Oudenaarde. Dat laatste was geen onbelangrijk detail en zou serieuze gevolgen krijgen, maar niet voor dit verhaal.

Over Philippe Joseph Ernest de Moncheaux Naast het feit dat de door de heer Wauters genoemde heer de Moucheaux wel eens Philippe Joseph Ernest de Moncheaux zou kunnen heten, zijn we nog enkele andere dingen over de nieuwe eigenaar van onder meer het Leengoed bij de Hof ter Perre te weten gekomen. Hij zou geboren zijn te Brussel op 23 september 1763. Hij was de zoon van Joseph Guillaume François de Moncheaux, gezegd Adin (Brussel 171524/12/1777), schildknaap, heer van Hautmez (niet Hautmetz!) en Legris 167, eigenaar van o.m. de Sint-Jobsmolen te Ukkel, en van Marie Philippine du Bois de Hoves (1728- ....) 168. De familie Adin, gezegd de Moncheaux is een geslacht met een zeer lange geschiedenis en heeft haar roots in Artois. 167

Waarschijnlijk gaat het hier over het Hof van Hautmez in Prémesques (Permeke) in het Franse Noorderdepartement (arrondissement Rijsel). 168 Société d'études de la province de Cambrai - Recueil, Volumes 38-39, 1932 –blz. 1083. 191


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Philippe Joseph Ernest werd – door erfenis van zijn vader in 1778 - zoals gezegd heer van Hautmez. Op 24 januari 1781 werd hij ingeschreven aan de universiteit van Leuven. Volgens onze bron uit Elsene is hij, nà schildknaap, ook ridder geworden. In 1792 werd hij – door eigen geld en verdienste - heer van Malderen, Liezele en Lippelo. In hetzelfde jaar 1792 verkocht hij aan een zekere Joseph Francart een stuk grond, 2 bunders groot, gelegen te Elsene in de hoek gevormd door de Steenweg op Elsene en de Steenweg op Waver, geheten “Helhof” waarop hij voordien een landhuis had laten bouwen 169. Ik heb geen idee hoe lang hij dat allemaal gebleven is of gehouden heeft. Met de komst van de Franse revolutionairen is hij in ieder geval in 1795 zijn heerlijke rechten kwijt geraakt. Ofschoon het niets meer met ons onderwerp te maken heeft, tenslotte ook nog dit. In september 1814 werden het Land en de Heerlijkheid van Lippelo, Malderen en Liezele (zonder de daaraan verbonden heerlijke rechten) door het kantoor van de Brusselse notaris J.M. Catoir opnieuw openbaar verkocht. In o.m. de “Oprechte Haerlemsche Courant” van 28 en 30 juli en 11 en 13 augustus 1814 heb ik daar de volgende aankondiging over gevonden.

Transcriptie: La TERRE DE LIPPELOO, MALDEREN et LIEZELE, située dans le Departement des deux Nethes a Vendre. - Le Notaire J.M. CATOIR, residant à Bruxelles, rue de l’Etuve, Sec.8 N° 1390, vendra incessamment publiqueinient, au plus offrant, la belle TERRE et SEIGNEURIE DE LIPPELOO, MALDEREN et LIEZELE, située dans le Departement des deux Nethes, a trois lieues de Malines, et de Bruxelles, et d'Anvers, et 2,5 de Termonde, et d'Alost, et a une lieue du Canal à Tisselt, conduisant de Bruxelles à Willebrouck. Cette propriété est une des plus belles et des plus agréables de la Belgique, tout par son site, que par ses eaux, ses belles et nombreuses plantations. Cette propriété étant un Bien patrimonial de libre disposition, consiste en un tres beau et vaste Château, bati à la moderne, située a Lippeloo, en grande partie Tapissé, avec Glaces et Cheminées de marbre, avec avant Cour, Écuries, Remises et autres batimens, deux Jardins legumiers, un grand Jardin anglais, en forme de Parc, avec belle grotte et 5 reservoirs, le tout entouré de grands Étanges et superbes avenues, a deux et quatre rangées de beaux Hêtres, plus une belle Ferme y Contigue et tous les Biens, Terres, Prés, Bois, Étangs et pepinières dependant de la dite terre, situés tant sous la dite Commune de Lippeloo, que sous Malderen et Liezele, tous ces dits Biens à l’exception des quelques petites parties detachées, ne forment qu'un seul gazon et contiennent ensemble 73 Hectares ou 60 Bonniers, salvo justo, mesure en 20 pieds ½ de Bruxelles à la verge (grande mesure). Plus les 169

Brabantsche folklore, nrs 141-144, jg 1959, blz. 345. De verkoper wordt hier omschreven als ‘ridder de Moncheaux, heer van ‘Hautmetz, Lisel, Malderen en Liploo’. 192


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

belles et nombreuses plantations, qui se trouvent dans un grand nombre de rues, dreves, grandes routes et terrains, sous les dites Communes de Lippeloo, Malderen et Liezele, sur lesquels le propriétaire des dits Biens a le droit de planter. La vente publique de cette propriété sera annoncée incessamment, avec indication du jour et lieu de la vente. Entretems les amateurs peuvent s'adresser au dit Notaire Catoir, pour prendre connaissance des conditions et inspection des Cartes figuratives. Il est aussi chargé de traiter avec les amateurs de gré à gré. Op 11/8/1814 en 13/8/1814: L'adjudication préparatoire aura lieu Lundi 29 aout et l'adjudication definitive Lundi 12 septembre 1814 à midi, en la Commune de Tisselt, à l’auberge nommée le St. Esprit. Vertaling: Het Land van Lippelo, Malderen en Liezele, gelegen in het Departement van de beide Nethe’s, te koop. Notaris J.M. Catoir, verblijvend te Brussel, Stoofstraat sectie 8 nr. 1390, zal onverwijld aan de meestbiedende openbaar verkopen het mooie Land en Heerlijkheid van Lippelo, Malderen en Liezele, gelegen in het departement der beide Nethe’s, op 3 mijlen afstand van Mechelen, Brussel en Antwerpen, op 2,5 mijlen afstand van Dendermonde en Aalst, en op 1 mijl afstand van Tisselt aan het kanaal Brussel-Willebroek. Deze eigendom is één der mooiste en aangenaamste van België, zowel door zijn ligging, zijn waters als door zijn mooie en vele aanplantingen. Deze eigendom is een erfgoed met vrij beschikkingsrecht en bestaat uit een zeer mooi en groot modern kasteel, gelegen te Lippelo, grotendeels behangen, met ramen en marmeren schouwen, met voorhof, stallen, loodsen en andere gebouwen, twee groentetuinen, een grote Engelse siertuin in de vorm van een park, een mooie grot met 5 reservoirs, dat alles omgeven door grote vijvers en wondermooie lanen met twee en vier rijnen beuken. Daarbij een mooie hoeve met de daarvan afhangende goederen, velden, weiden, bossen, vijvers en plantentuinen, eveneens gelegen in Lippelo maar ook in Malderen en Liezele. Al deze goederen vormen – enkele kleine losse stukjes uitgezonderd – een aaneengesloten geheel met een totale oppervlakte van 73 hectares of 60 bunders salvo justo (Brusselse maat) Bovendien de mooie en talrijke aanplantingen in een groot aantal straten, dreven, wegen en terreinen in de gemeenten Lippelo, Malderen en Liezele waar de eigenaar het recht van aanplant heeft. De openbare verkoop zal spoedig aangekondigd worden met aanduiding van de dag en de plaats van verkoop. Inmiddels kunnen de geïnteresseerden zich al tot notaris Catoir richten om de verkoopvoorwaarden te kennen en de figuratieve kaarten in te zien. De voorlopige toewijzing zal plaats hebben op maandag 29 augustus en de definitieve op maandag 12 september 1814, ’s middags, in de herberg ‘St. Esprit’ te Tisselt.

De naam van de verkoper wordt in dit document helaas niet vermeld. Onoverkomelijk erg is dat niet. Het leengoed bij het Steenhuffelse Perrehof en de Londerzeelse Helhoeve waren in deze transactie immers niet meer begrepen. Tot zo ver een zeer lang verhaal over iets dat eigenlijk een leengoed van behoorlijk weinig waarde was. Ik besteedde er zoveel aandacht aan omdat ik aanvankelijk dacht dat het iets met het Hof te Perre te maken had. Toen dat niet het geval bleek te zijn vond ik het toch zonde om het weg te gooien.

193


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

194

Louis De Bondt


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Deel IX

De heerlijkheid van Ophem alias de Cijns van Oyenbrugge in Steenhuffel De Cotereau, van Oyenbrugge, de Smeth

Leengoed van het Hertogdom Brabant

De heerlijcheyt van Ophem ter selver steden daeraf es proprietaris soo ick wel weet een edel heere verstaet wel de reden Oijenbrugghe genaempt ten es niemant leet (fragment van een gedicht uit 1565)

195

Louis De Bondt


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Een gedicht uit 1565 In zijn Rijmkroniek “Antiquiteiten der vryheydt ende prochie van Merchtem”, geschreven in 1565, dus nog net voor het begin van de Beroerde Tijden, verwees de auteur Daniel van Oesbroeck diverse keren naar de feodale toestand in het naburige Steenhuffel. Hij kende Steenhuffel zeer goed omdat hij er een deel van zijn tijd doorbracht. Hijzelf hielp er de griffier. Zijn zoon Petrus werd er zelfs geboren. Eén van zijn verzen gaat als volgt: oock esser tot Steenhuffel luttel of vele den heere van Diepensteyn, Ophem rijck en ele die syn elck aldaer versien seer menich vout van heerlijcheijden soe wel weten jonck en out leenhoven, laethoven het es wel hunnen staet daermede hen jaerlycx incompt selver en gout ter saecken van dijnen elcx hem roeije oick slaet onder Merchten van cheijns en leene vroech en laet dees heeren moet men tot in hen hoven volghen in tgene dat recht es en sijt nijet verbolghen. Tvoorseijde hoff van Diepensteijn soo ick las hoorde wijlen toe Alvaro van Almaras die corts hiervoren es overleden 170 dwelck een cloeck heere en ridder was welcke heerlychheijt alnoch op dit pas in den selven struyck es op den dach van heden. De heerlijcheyt van Ophem ter selver steden daeraf es proprietaris soo ick wel weet een edel heere verstaet wel de reden Oijenbrugghe genaempt ten es niemant leet sijn huysvrouwe ende dochter elck weer dbescheet Meesters Lenaert Coutreau raedordinaris die van deser heerlycheyt was proprietaris

Naast de heerlijkheid van Diepensteyn – die we intussen behoorlijk goed kennen - wordt in 1565 in Steenhuffel dus nog een andere – evenwaardige – heerlijkheid, namelijk de heerlijkheid van Ophem vernoemd.

De identificatie van de heerlijkheid van Oppem te Steenhuffel, deel 1. Toen ik met dit onderzoek begon was er – voor zover ik weet – nog geen enkel ander archiefstuk opgedoken waarin naar de belangrijke heerlijkheid van Ophem te Steenhuffel wordt verwezen. Heeft Daniël van Oesbroeck zich vergist? Van iemand die zijn informatie uit de eerste hand had, is dat moeilijk aan te nemen. Waar kunnen de bezittingen van deze heerlijkheid dan gelegen hebben? Als we rekening houden met de ligging van de eigendommen van Diepensteyn (vooral tussen de Smisstraat, Watermolenstraat en Lakeman) en de eigendommen van het leengoed Quaetbeke (tussen de Smisstraat en de Meir), dan kunnen de goederen van de heerlijkheid van Ophem alleen maar gelegen hebben: 170

Alvaro de Almaras de jongere, schepen van Antwerpen, heer van Diepensteyn, overleed in 1560. 196


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

a) ten zuiden van de Heerbaan en de Lakeman, b) en/of ten westen van de Smisstraat (zowel ten noorden als ten Zuiden van de Heerbaan) In dat gebied lagen 3 hoven waaraan mogelijk een heerlijkheid verbonden was. 1. Het Hof ter Trappen, tegen de grens met Londerzeel op Over de Beek, zou inderdaad het statuut van heerlijkheid gehad hebben, maar de eigenaars ervan hadden niets met Cottereau, van Ophem of Oyenbrugge te maken. Weliswaar is omstreeks 1467 of kort daarna het Hof ter Trappen en wat er bij hoorde eigendom van een “meester” Hendrik der Moor geworden. In 1565 was het eigendom van Joanna Doublet, een dochter van Philippe Doublet die procureur van de Hoge Raad van Brabant te Mechelen was. 2. Het Hof den Bergh in de Lakeman, dat een cijnsheerlijkheid van de heer van Grimbergen was, was dat in 1565 niet meer. In 1534 werd het door de laatste rechtmatige eigenaar (Daneel Vilain) verkocht of gedwongen verlaten en zijn daar rare dingen gebeurd. In 1699 was een deel van dat gebied nog eigendom van de heer Rose, een lid van de Grote Raad van Brabant te Mechelen 171. Hoe dan ook, tot 1565 zijn we ook op die plek de namen Cottereau, van Ophem of Oyenbrugge niet tegen gekomen. 3. Het Hof van Marselaer, gelegen tussen de Oude en de Nieuwe Beek tegen de grens met Merchtem in de Bontestraat, was in 1477 afgebrand en nooit meer heropgebouwd. Het is daarna volledig uit onze geschreven geschiedenis en langzaam aan ook uit het collectieve geheugen verdwenen. Daarnaast had men in Steenhuffel geen heerlijkheden die men – zelfs met veel goede wil met Diepensteyn zou kunnen vergelijken. Op de Meir, het Walrot en op de Steenhuffelse Kouter waren weliswaar een aantal ‘heerlijke laathoven’ tot stand gekomen en één daarvan is zelfs van 1535 tot 1607 van de familie van Ophem geweest 172. Maar de opbrengst van dat laatste was bijzonder klein. Volgens het hoofdleenboek, bewaard in het rijksarchief, register 29, blz. 15 bedroeg die in 1530 slechts 25 Rijnsguldens, 3 kapuinen, 11 kippen, 150 eieren, 1 schepel en 20 veertelkens haver. Het was een heerlijkheid van cijns- en schoofrechten en er was ook geen enkel grondbezit aan verbonden. Aangezien we de eigenaars van al de leen- en laathoven tussen 1477 en 1565 vrij goed denken te kennen – die van het oude Marselaer uitgezonderd – zou het logisch zijn om de heerlijkheid van Ophem uit 1565 op de gronden van het Marselaer uit 1477 te gaan zoeken. Bovendien waren de van Marselaers, naar eigen zeggen, uit de familie van Ophem voortgekomen. Ze gebruikten hetzelfde wapenschild en hadden de uitroep “Op-Hem” als wapenspreuk gekozen. Eigenlijk weten we niet goed wat er na 1477, de verwoesting van hun hof en het verdwijnen van de Marselaers uit Steenhuffel met hun eigendommen is gebeurd. In de ‘Hoven van Marselaer te Malderen en Steenhuffel’ heb ik er wel een bijlage aan gewijd. Deze tekst is daar grotendeels een herhaling van.

Een wandeling in 1593. Wisten onze voorouders meer? In 1593, het eerste jaar na de ‘Beroerde Tijden dat er in onze gewesten terug veilig gereisd kon worden, passeerde Adriaen van Marselaer, humanist en oud-schepen van Antwerpen, in Steenhuffel om ook hier naar sporen van zijn voorouders te zoeken. 171

Hoe de familie Rose of Roose in het bezit van deze gronden gekomen is, heb ik in ‘Het Steen op de Heuvel alias het Hof den Bergh’ op blz. 54 en volgende uitvoerig uitgelegd. 172 Zie Deel VIII. Eerst was er Philippus van Ophem tot 1540, daarna tot 1585 zijn weduwe Maria vander Noot en vervolgens hun dochter Philipotte van Ophem. 197


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Gegidst door koster Joos Verstappen wandelde hij van de kerk langs de Molenbeek naar de restanten van het oude Hof van Marselaer waar alleen de met lis dichtgegroeide wallen nog van overbleven. In zijn verslag lezen we een mooie beschrijving van de toestand van het Hof van Marselaer in 1593, 116 jaar na de fatale brand. Maar over een nieuwe eigenaar komen we in dit document helaas niets te weten. Gelukkig heeft Adriaen later een paar dingen ‘per correspondentie’ aangevuld. Aldus vernemen we: Joos Verstappen zegt: ‘Bij Marselaer ligt achter de kerk van Steenhuffel het Hof van Marsselaer met grote metserije waar men placht om de peperkoek te lopen en te springen. Is nu verdeeld. Een deel hoort toe aan Anthonius van Geendertale, het andere deel de wezen van Joos Breem, die procureur-generaal van Brabant was; hij woont in Brussel.” Koster Verstappen zegt ook dat er een kapel was te Steenhuffel, geheten Marselaerkapelle.” Frederik van Marselaer, de zoon van Adriaen heeft nog tot zeker 1615 contact met de getuigen uit Steenhuffel gehouden. Uit één van zijn teksten: “Het Hoff te Marselaer int dorp van Steenhuffel is mits de oorloghe tusschen Vlaenderen en Brabandt verbrandt ende gheheel gheruineerdt... Is nu gheheeten de breede weye, groot x bunderen, toebehoorende, anno 1615…(niet ingevuld)”. We moeten andermaal vaststellen dat er gedurende de beroerde tijden (1566-1593) veel archief en kennis over de ‘oude tijden’ verloren was gegaan. Ik heb toch een naam en een toponiem vetjes gemaakt. Straks zullen we zien waarom.

De identificatie van de heerlijkheid van Oppem te Steenhuffel, deel 2. Bij mijn onderzoek naar de geschiedenis van Diepensteyn stootte ik op een register uit 1549 waarin een aantal interessante details over de leengoederen van een leenhof van Ophem te Steenhuffel gegeven worden. Gelukkig vermeldt het ook de vroegere leenmannen en leenheren, maar helaas alleen van die lenen die op dat moment nog tot de leengoederen van Ophem behoorden. Tussen 1485 en 1549 waren echter al een aantal onderlenen verkocht. Het zou mij goed uitkomen mocht dit register 1) op de heerlijkheid uit het gedicht van 1565 betrekking hebben, en 2) mijn vermoeden kunnen staven dat de heerlijkheid van Ophem eigenlijk een voortzetting van de verdwenen heerlijkheid van Marselaer was. Het begin is veelbelovend. Het gaat namelijk over het “Leenboeck der heerlijckheyt van Ophem, wijlen toebehoorende Lenaerdt Coutereau, in sijnder tijt raedt ordinaris ende nu tertijt heere Joos van Oyenbrugge, ridder getrouwt hebbende vrouwe Anna Coutereau, dochter des voorschreven heere Lenaerdt Couttereau, geleghen binnen de prochie van Steenuffele, vernieuwt int jaer 1549”. Ik heb opnieuw 2 namen vet gemaakt. Het zijn dezelfde die we ook in het gedicht van Daneel van Oesbroeck uit 1565 konden lezen. Dat is één. En nu komt twee. Want in het leenboek worden een tiental onderlenen genoemd. Van één daarvan worden Anthonis van Ghindertalen senior en junior van 1550 tot 1613 als onderleenman genoemd. En dàt is de naam van de man die volgens Adriaen van Marselaer in 1593 de eigenaar van een groot deel van het oude Marselaer was. Details volgen straks. Ik kan mijn verhaal nu verder in functie van de opeenvolgende eigenaars/hoofdleenmannen vertellen.

198


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Lenaert de Cotereau (ca 1462/1480-1530) en Marie Auroen alias van Amerongen De eerste eigenaars of leenheren/hoofleenmannen (afhankelijk van uit welk perspectief men ze bekijkt) van deze heerlijkheid van Ophem ken ik niet. Heetten ze misschien ‘van Marselaer’? Mogelijk is ze echter pas op het einde van de 15de eeuw ontstaan. Zoals we straks zullen merken lijkt het een samenraapsel van een aantal verlaten of verkommerde oudere heerlijkheden te zijn, waar Marselaer er maar één van was. De eerste in het leenboek genoemde leenheer was dus Lenaert de Cotereau. In 1565 noemde Daneel van Oesbroeck (onder meer klerk in de bank van Steenhuffel) hem meester en “raedordinaris” Lenaert Coutreau. Dat betekent dat hij lid van de raad van Brabant was. De familienamen de Cotereau en Coutreau waren in de al beschreven geschiedenis van Steenhuffel weliswaar niet terug te vinden, maar een Jean de Cottereau is een paar maanden lang de heer van de heerlijkheid van Diepensteyn geweest. “Bij ontstentenis van een wettige mannelijke telg,” schreef Joris Vertonghen op blz. 65 van zijn Geschiedenis van Steenhuffel, “kwam Margareta van Bouchout 173 in 1465 in het bezit van Diepensteyn. Ze huwde de edelman Evrard de la Marck… die overleed te Luik op 19 juli 1496. Margareta zelf bleef gedurende 15 jaar dame van Diepensteyn. Ze stierf nog voor haar man in 1480… Uit patentbrieven van Keizer Maximiliaan van Oostenrijk en zijn zoon Filips de Schone (15 maart 1482) blijkt dat Evrard de la Marck, na de dood van zijn vrouw Margareta van Bouchout, al zijn rechten op het “kasteel van Diepensteyn”, zich uitstrekkend onder Steenhuffel, Londerzeel en Merchtem, had afgestaan (verkocht) aan Jean de Cottereau… In de Nederlanden was het een gewoonterecht dat een familielid zich kon verzetten tegen de verkoop van leengoed aan vreemden, op voorwaarde de koopsom terug te betalen. Een andere Daniel van Bouchout (een achterneef van Margareta van Bouchout) heeft van dit voorrecht gebruik gemaakt en nam Diepensteyn op 3 maart 1481 alweer in bezit…” Jean de Cottereau heeft de dynastie der Bouchouts op Diepensteyn dus al bij al slechts enkele maanden onderbroken. Er werd dan ook nauwelijks aandacht besteed aan deze man. Wetende dat het opschrijven van familienamen in de 15de eeuw nog geen exacte wetenschap was, ging ik op zoek naar een eventueel verband tussen Lenaert Coutreau (die voor 1565 de heer van de heerlijkheid van Ophem was) en Jan de Cottereau (die in 1480 heel even heer van de heerlijkheid van Diepensteyn werd) De familie de Cotereau is zeer goed gekend in Asse waar ze 3 eeuwen lang de heerlijkheid van Asse in bezit heeft gehad. Uit de website van de heemkring Ascania van Asse weten we dat ze in de loop der eeuwen ook veel bezittingen heeft gehad in onder andere Westmalle, Zoersel, Schellebelle, Wanzele, Wideux, Barvaux-en Condroz…. In jaargang 1979 van het tijdschrift Ascania, blz. 93-107, publiceerde Jaak Ockeley een genealogie van de Cotereau, waaruit ik de volgende samenvatting heb gehaald.

173

De dochter van Daniel van Boechout, heer van Diepensteyn tot 1465. Veel meer gegevens zijn te vinden in mijn boek over de ‘Geschiedenis van Diepensteyn’. 199


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Jehan de Cottreau, ridder x Agnes de Dammartin. Jehan Cotereau (ca 1400-1465) x Marie Bayart erfvrouwe van Puiseux en Tournelles. Heer van Puiseulx en Tournelles uit hoofde van zijn vrouw, barbier-geneesheer van Filips de Goede, raads- en kamerheer van hertog Filips de Goede van Boergondië. Robert Coterau (ca 1425-1490) x Marie de Licques xx Margriete Herdinckx Op 16 juli 1464 redde Robert het leven van Karel de Stoute in de slag van Montléry. Als beloning werd hij benoemd tot kamerheer, raadslid, en later tot hoofd van de Raad van Brabant. Op 9 juli 1466 verwierf hij de heerlijkheid Relegem. Met zijn tweede vrouw had hij 7 kinderen. Margriete Herdinckx was een zuster van abt Goswin Herdincx van Affligem; ze stierf te Relegem in 1494.

Philipotte de Cotereau x Jean de Boulenger ridder, heer van Augny

Jan de Cotereau (°Puiseux, Fr. 1460 + 1506) x 1484 Margriet van Widoie-Elderen. Margriet van Widoie-Elderen was de dochter van Willem van Widooie en Joanna van Gete, erfvrouwe van Asse. Als zodanig was ze eveneens erfvrouwe van Asse, Widooi (Wideux), St.Lambrechts-Herk, Gete, Steenpoel, enz. Jan de Cotereau was erfstandaarddrager van het hertogdom Brabant. Keizer Maximiliaan stelde hem aan tot grootbaljuw van Dendermonde; op 21 januari 1505 werd hij amman van Brussel. Op 27 juli 1501 verhief hij in naam van zijn vrouw de heerlijkheid tot Asse, maar op 24 januari 1506 verkocht hij deze voor 24.000 gulden aan de abdij van Affligem.

Leonard de Cotereau (° ca 1462 + 1527) x Marie Aurroen (van Amerongen) Leonard Cottereau was lid van de Raad van Brabant, gezant van de hertog te Gelderland

Marie de Cotereau x Jan de Grootte ridder, kanselier van Brabant.

Andere kinderen: - Adolf, kloosterling Scheut. - Karel, heer van Herdersem, Jeanne, x Hendrik van Schoonhoven, heer van Wauray - Marie, x Jan Utenlimminghen, baron van Wange. - Philippe, x Anne of Catherina van Houthem; heer van Herdersem na zijn broer Karel, zegelbewaarder van Brabant.

Jean (Jan) en Leonard (Lenaert) de Cotereau waren dus broers en de zonen van ridder Robert de Cotereau. In 1480, toen Jan de heerlijkheid van Diepensteyn wilde kopen was hij amper 20 jaar, dus nog minderjarig en nog niet getrouwd. De koop moet bijgevolg in zijn naam door zijn vader zijn gebeurd. Ook voor zijn andere minderjarige zoon Lenaert wist vader Robert in Steenhuffel eigendom te verwerven. Dat waren de goederen die in 1565 door dichter Daniël van Oesbroeck de heerlijkheid van Ophem in Steenhuffel werden genoemd. Het begint er een beetje op te lijken dat de Marselaers van Steenhuffel tijdens de opstand van de Vlaamse steden tegen hertogin Maria van Bourgondië in 1477 misschien toch niet de goede kant hadden gekozen, dat hun eigendommen in Steenhuffel verbeurd werden verklaard en dat ze door de Raad van Brabant, althans tijdelijk, bij het Koninklijk Domein werden gevoegd. Twee bedenkingen hierbij. - Is dat misschien de reden waarom er over de overlijdensdata van Jan van Marselaer, Joanna Sjongen en hun zoon Adriaen (1477) zoveel onduidelijkheid en tegenspraak bestaat? Hadden hun nakomelingen iets te verbergen? - Is dat misschien de reden waarom Elisabeth van Marselaer, de laatste eigenaar van het verband Hof te Steenhuffel, in Gent, dus in Vlaanderen, terecht gekomen is? Het zijn vragen waar ik helaas het antwoord niet van ken. 200


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Hoe dan ook, als dit vermoeden – waarvoor momenteel dus geen bewijs bestaat - juist is, dan is het niet verwonderlijk dat het vacante goed van Marselaer aan Robert (de) Cotereau (het hoofd van de Raad van Brabant en een persoonlijke vriend van de pas gesneuvelde hertog) werd geschonken of voor een zacht prijsje overgelaten 174. Het is mijn vaste overtuiging dat vader Robert de Cotereau, door van zijn zonen de heren van de twee belangrijkste heerlijkheden in Steenhuffel te maken, de bedoeling had om de ‘heerlijkheid van Steenhuffel’ te creëren. Daardoor zouden zijn nakomelingen meier en schepenen van de schepenbank mogen benoemen die, vergeten we dat niet, toen nog de bevoegdheid over de hertogelijke eigendommen in heel Smal Brabant had. Door de verwikkelingen op Diepensteyn is hem dat niet gelukt 175. Lenaert Coutreau was getrouwd met Marie (Anne volgens de Nobiliaire des Pays-Bas et du Comté de Bourgogne) Auroen alias van Amerongen. Ik heb de afkomst van deze dame niet gevonden en het wapenschild in de titel zou dus van een andere familie van Amerongen kunnen zijn.

174

Nu is het wel zo dat we in de volgende periode overal advocaten, leden en procureurs van de Grote Raad van Mechelen, van de Geheime Raad of van de Raad van Brabant zullen tegenkomen, maar dat was toch vooral tijdens en onmiddellijk na de opstand der Geuzen (1566-1593). 175 Wat Jan de Cotereau in Steenhuffel met geld in 1480 niet lukte, lukte hem op een andere manier elders wel. Na 1481 wist hij immers het hart van de dochter van de zoonloze heer van Asse te winnen en in 1501 volgde hij zijn schoonouders in de heerlijkheid Asse op. In 1506 verkocht hij zijn rechten weliswaar aan de abdij van Affligem, maar één generatie later zou zijn zoon Jan ze terug verwerven en zouden diens nakomelingen nog bijna 3 eeuwen lang heer van Asse blijven. 201


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Joos van Oyenbrugge (ca 1490/1530-1571) en Anne Cottreau Van Coutreau naar Oyenbrugge. Hieronder herhaal ik de oorspronkelijke tekst uit de rijmkroniek en de “vertaling” 176 ervan zoals mij die door mevrouw Annelies van Gijsen, neerlandica-mediëviste te Antwerpen, op 16 maart 2008 werd doorgemaild. Oorspronkelijke tekst

Vertaling

De heerlijcheyt van Ophem ter selver steden daeraf es proprietaris soo ick wel weet een edel heere verstaet wel de reden Oijenbrugghe genaempt ten es niemant leet sijn huysvrouwe ende dochter elck weer dbescheet Meesters Lenaert Coutreau raedordinaris die van deser heerlycheyt was proprietaris

Van de heerlijkheid Ophem in dezelfde plaats is de eigenaar (wat ik heel goed weet) een edele heer (begrijp goed wat ik zeg/let goed op, lezer), die Oijenbrugge heet (tot niemands verdriet). Zijn echtgenote is (ende is vermoedelijk een verkeerde lezing van es) de dochter (dat is eenieder bekend) van meester Lenaert Coutreau, raadordinaris, die [voorheen] de eigenaar van deze heerlijkheid was.

Volgens deze rijmkroniek was een edele heer van Oyenbrugge de opvolger van Lenaert Coutreau. Hij was met een dochter van zijn voorganger getrouwd. Daarom ben ik in de oudste archieven die nog over Steenhuffel bestaan op zoek gegaan naar andere verwijzingen, hoe subtiel ook, naar mensen met de naam Coutreau... En ik heb er aanvankelijk geen gevonden… Tot het mij uiteindelijk lukte om een vroeg 17 de eeuws handschrift uit het register 2 van het parochiearchief van Steenhuffel te ontcijferen. Het is een kopij van een document dat door de schepenbank van Steenhuffel op 3 september 1532 ten behoeve van de capelrije van Diepensteyn werd opgesteld. De inhoud ervan heeft in deze context geen belang, maar het volgende uittreksel wel. “… zekere parcheelen van lande in zijne stucken gelegen binnen de prochie van Steenhuffel voorschreven aen thoff ten Trappen waer aff d’een stuck groot is sesse dachwanden, gelegen tusschen de goeden van Jouffrouwe Anne Coutreau in d’een zijde commende metter twee anderen zijden aen de goeden Philips vander Stappen…” Bijgevolg ben ik in de al genoemde jaargang 1979 van het tijdschrift Ascania gaan kijken of daar misschien een Anne Coutreau of Anne de Cotereau te vinden was. En ziehier, met wat aanvullingen van mijzelf, het resultaat.

176

Deze ‘vertaling’ bestaat hoofdzakelijk in het toevoegen van een paar komma’s en punten op de goede plaats en het tussen haakjes plaatsen van de stopwoorden die alleen moesten dienen om het rijm te doen kloppen. 202


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Leonard de Cotereau (° ca 1462 + 1527) x Marie Auroen (van Amerongen) Leonard Cottereau was raadsheer van Brabant, gezant van de hertog te Gelderland Philips de Cotereau (° ca 1490 + 1549) x Anna van der Moeien (erfvrouwe van Westmalle, Zoersel, Pulderbos, Halle en Pulle), xx Marie van Lyere xxx Anna de Pandt.

Anne Cottreau (° ca 1492) Trouwde nà 1511 met Joos van Oyenbrugge Joos van Oyenbrugge werd (via zijn vrouw) heer van Kobbegem bij verhef van 20 november 1561. Hij werd op 20-12-1571 begraven in de O.-L.-V.-over-de-Dijle-kerk te Mechelen,

Dirk (Thibaut) de Cotereau ° ca 1495x Adriana van Themseke. Jurist, lid Raad van Brabant, Heer van Clabecq – Van 1537 tot 1556 eigenaar van ten Broecke, vermoedelijke bouwer van het Groenhof.

Eraert van Oyenbrugge

Anne Cottreau heeft de heerlijkheid van Oppem dus van haar in 1527 overleden vader Lenaert geërfd. De gegevens uit het leenboek bevestigen dat. Haar oudere broer Philips had deze inkomsten wellicht niet nodig want die had zich door een goed huwelijk van een mooie toekomst in Westmalle en omstreken verzekerd. Haar jonge broer Dirk (die eigenlijk Thibaut heette) was jurist en lid van de Raad van Brabant. Bovendien was hij heer van Clabecq en eigenaar van de zeer rendabele steengroeven die daar gelegen waren. In 1537 kocht hij ten Broecke te Malderen en vermoedelijk is hij de eerste bouwer van het Groenhof geweest 177 Zo is verklaard waarom Van Oyenbrugge in 1565 door Daniël van Oesbroeck de eigenaar van de heerlijkheid van Ophem werd genoemd. Joos van Oyenbrugge was immers omstreeks 1515 met Anna Cottreau getrouwd en is pas op 20 februari 1571 overleden. Joos van Oyenbrugge was de zoon van Otto en Elisabeth van Voosdonck Hij werd begraven in het koor van de O.L.V. kerk te Mechelen. Hij en Anne hadden 8 kinderen 1) Joos van Oyenbrugge, werd heer van Kobbegem en stierf nà 1577. 2) Eeraert van Oyenbrugge, volgt. 3) Hendrik van Oyenbrugge, infanteriekapitein in Friesland. 4) Marie van Oyenbrugge, trouwde met a) Claude van den Berghe en b) met Willem Quarré, heer van Heetvelde. 5) Isabella van Oyenbrugge, trouwde met Adriaan de Ligne de Ham, kapitein en GrootBaljuw van het Prinsdom Gavere en van het Land van Zottegem 6) Joanna van Oyenbrugge, werd non in de voor de adel gereserveerde abdij van Vorst. 7) Barbara van Oyenbrugge, werd eveneens non in Vorst. 8) Anna van Oyenbrugge, trouwde met Peter Pipenpoy, heer van Merchtem, die voordien al twee keer weduwnaar was.

177

Alle details hierover zijn te vinden in mijn boek ‘Ten Broecke en Groenhoven te Malderen”. 203


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Eraert van Oyenbrugge (ca 1520/1572-1600) en Margriet Taye Vanaf 1572 volgde Eraert van Oyenbrugge zijn vader op het Leengoed van de heerlijkheid van Ophem in Steenhuffel op. Hij liet zich heer van Kobbegem en Oppem noemen maar eigenlijk was dat de titel van zijn oudste broer Joos. Hij trouwde met Margriet Taye, dochter van Adriaan, heer van Wemmel, en van Anna van Oyenbrugge. Hij overleed nà 1577 maar ik heb nergens kinderen kunnen vinden. Ook niet bij Gerard van Oyenbrugge zoals de klassieke genealogen hem wel eens durfden noemen. Zou dat misschien kunnen komen doordat die genealogen zich ook op een andere manier vergistten? Want volgens dezelfde mensen zijn Adriaan Taye en Anna van Oyenbrugge pas in 1568 getrouwd en was Margriet hun vierde kind. Dus moet onze Eraert van Oyenbrugge al ouder dan 50 geweest zijn toen zijn toekomstige vrouw geboren werd. Het is een raadsel. Natuurlijk kennen we het exacte geboortejaar van Eraert niet. In 1566 braken zeer beroerde tijden aan. Tot 1593 kende onze streek alleen maar miserie en ellende. Door oorlog, plundering en ziekte werd de bevolking van Steenhuffel gedecimeerd. Het grootste deel van het archief en daarmee ook de toegang tot de kennis over ons verleden, ging onherroepelijk verloren. Ik weet evenmin wanneer Eraert gestorven is. Alle bronnen zeggen dat het nà 1577 moet zijn geweest. Persoonlijk denk ik dat het tussen 1593 en 1597 was. In 1593 werd namelijk door de griffier van de bank van Steenhuffel een laatste keer over de heerlijkheid van Eraert van Oyenbrugge geschreven, in 1597 ging het de eerste keer over zijn erfgenamen. Het jaar 1595 in de titel van dit deel is wellicht een gemotiveerde gok. In 1601 – weten we uit het Leenboek van de heerlijkheid van Ophem – hebben zijn niet bij naam genoemde erfgenamen de heerlijkheid aan een volslagen vreemde verkocht.

204


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Guilliam de Smeth (ca 1520/1601-1618/16xx) In 1601 verkochten de erfgenamen van Eraert van Oyenbrugge de heerlijkheid van Ophem (of wat daar in Steenhuffel na de eerdere verkoop van enkele onderlenen nog van over schoot) aan Guilliam de Smeth. Volgens een latere transactie was die in 1618 oud-burgemeester van Brussel. Met deze informatie, vrees ik, zullen we het moeten doen.

de heren en dames van Diepensteyn. 15xx/1618-xxxx Op 3 oktober 1618 heeft Guillaumme de Smet, oud burgemeester van Brussel, het leen- en cijnsboek van de Heerlijkheid van Ophem overgedragen aan Peter Micault die pas de nieuwe eigenaar van Diepensteyn geworden was. Dat boek wordt bewaard in het Rijksarchief in het Fonds de Lalaing en het is daar dat ik het gevonden heb. Vanaf 1601 werden de onderdelen door het leen- en laathof van Diepensteyn behandeld maar nog wel 20 jaar lang apart ‘in het boek van Ophem’ geadministreerd.

205


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

De achterlenen van de Heerlijkheid van Ophem In het leenboek van Ophem uit 1549 worden details over 10 achterlenen en hun onderleenmannen gegeven. Het lijkt er op dat op het einde van de 15 de eeuw een aantal verkommerde of verweesde laathoven (of op zijn minst de rechten en inkomsten die ze bezaten) onder de noemer Ophem werden gehergroepeerd. In de periode 1515-1600 werden die achterlenen de één na de andere verkocht waardoor de heerlijkheid van Ophem ophield te bestaan.

1. De cijns van Spinoet De cijns van Spinoet was een vol leen, bestaande uit een heerlijkheid van cijnzen in geld, kapuinen, hoenderen, rogge, evene en eieren, met bedrijf van meier en erflaten. Eerst iets over die nogal vreemde naam ‘Spinoet’ die ik in geen ander plaatselijk document gelezen heb. Al surfend op het wereldwijde web komt men vlug bij een ‘Hof van Spinoet’ terecht. Dat is echter alleen maar een woning in de van de Poele Straat te Raamdonksveer (Noord-Brabant). Die straat heeft haar naam te danken aan ridder Daniël van de Poele 178, die in 1400 de leenrechten, met laag en middelgerecht, bezat in de ambachtsheerlijkheid van Raamsdonk en die in 1410 sneuvelde in de slag tegen de Luikenaars bij Othee. Hij was getrouwd met Joanna Spinoet. Ik denk niet dat we het hier moeten zoeken. Een ander mogelijk aanknopingspunt is dat Spinoet ook een alias of verbastering kan zijn van de namen Spinoit, Despinoit en Espinois. Espinois (nu een deel van Binche) is een dorp in de provincie Henegouwen. Ik heb hard gezocht maar geen enkele link met ons verhaal gevonden. Op 24 september 1517 (datum van het verhef door rentmeester Daneel Vilain) heeft Lenaert de Cotereau het leenmanschap van ‘de cijns van Spinoet’ aan Alvaro van Almaras en Anna van Bouchout, heer en dame van Diepensteyn, verkocht. Ik denk niet dat de heren van Diepensteyn daar al eerder onderleenman van waren 179. Behalve dat de volgende heren van Diepensteyn deze heerlijkheid bezaten heb ik er tot 1598 niets meer van gehoord. Omschrijving van het leen De cijns van Spinoet, een heerlijkheid van cijnzen in geld, kapuinen, hoenderen, rogge, evene en eieren, met bedrijf van meier en erflaten. Vol leen.

Leenman of -vrouw 1517: Alvaro van Almaras 1526: Alvaro II van Almaras xxxx: Jan vander Laen en Anna Cymon 1596: Franchois de Vallangin 1598: Peeter Micault Deze cijnzen zijn inkomsten van het laathof van Diepensteyn gebleven. Ik heb er geen afzonderlijk cijnsboek van gevonden.

178

Zijn naam vindt men o.a. in het archief van de Nassause Domeinraad, register 815, art. 561 en 562. Alhoewel... In het cijnsboek van Diepensteyn, begonnen in 1466, lijken op folio 15 en 16 ook enkele inkomsten uit de chijns van Spinoet te staan (het woord Spinoet is wel zeer slecht leesbaar). 179

206


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

2. Het onderleen Glymes – de Bergues

Een vol leen, met heerlijkheid van achterlenen De samenstelling van deze heerlijkheid met achterlenen wordt helaas niet gegeven. De heren van Glymes (jonge tak van de heren van het Land van Grimbergen) en hun voorgangers waren al enkele eeuwen de leenheren van de cijnsheerlijkheid van het Hof den Bergh in de Steenhuffelse Lakemansplas. In 1534 heeft de eigenaar en bewoner van dat Hof den Bergh (Daneel Vilain) al zijn bezittingen aan de heren van Grimbergen overgedragen Zijn eigen heerlijkheid Vilain, waarvan de cijns- en leengronden in Londerzeel lagen, gingen naar de oude tak. De cijnsheerlijkheid van het Hof den Bergh in Steenhuffel is van de jonge tak van de heren van Grimbergen gebleven maar werd, omdat hun leenman Vilain naar Mechelen verhuisde, wellicht als onderleen bij de heerlijkheid van Ophem gevoegd. Het zal wel niet toevallig zijn dat de onderleenmannen, in tegenstelling tot die van andere achterlenen, pas vanaf 1537 in het leenboek van Ophem ingeschreven werden. Na 1613 hebben we over dit achterleen niets meer vernomen. Mogelijk was het begrepen in het laathof van de familie van Nuffele dat in 1612 door Diepensteyn werd opgeslorpt (zie Deel I). Omschrijving van het leen Een vol leen, met heerlijkheid van achterlenen

Leenman of -vrouw Tot 1537: Joris van Glymes, heer van Grimbergen. 1537: Peeter van Glymes 1582: Ferry de Bergues, zv Ferry 1606: Jacques de Berghes, zv Ferry 1613: Philips Francois de Bergues

207


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

3. Het laathof van Peeter Was Een vol leen van heerlijke cijnzen in geld, kapuinen, ganzen, hoenderen, rogge, evene, eieren, heerlijke 5de, 10de en 20ste schoven, met bedrijf van meier en erflaten, gelegen in Steenhuffel en Merchtem. Volgens het leenboek van de Heerlijkheid van Ophem was dit volle leen tot 1522 de eigendom van ridder Peeter Was. Het is niet helemaal duidelijk of het toen al hun achterleen was. Ik heb maar één andere verwijzing naar dit laathof gevonden. Op folio 279 van register 6938 van de schepenbank van Steenhuffel heeft men het over “gesworen erfflathen heeren Peeteren Was ridder in sijnen bedrijfve ende laethove tot Steenhuffele ende daer ontrent in dathen duysent vijffhondert ende negenthiene opten zesthiensten dach decembris stilo Brabantia”. Deze beschrijving heeft het volgens mij niet over een achterleen. Toen werd een “hoffstadt met huyse ende hove, schure, stallen ende andere edifitien daerop staende, groot een halff bunder, gelegen binnen de prochie van Steenhuffele opt Smesse tusschen de goeden Michiel Goossens in deen zijde ende een straetken aldaer loopende in dandere zijde…” verpand. Ik heb te weinig referentiepunten om deze hoeve exact te kunnen lokaliseren. In 1617 waren alleen de schepenen van de bank van Steenhuffel bij de bespreking van deze zaak aanwezig hetgeen betekent dat men de opvolger van ridder Was als eigenaar van dit laathof niet kende. Om die te kennen had men het leenboek van het Land van Ophem moeten hebben. Dat zat in 1517 bij de Brusselaar Guilliam de Smet en werd pas op 3 oktober 1618 aan de griffier van Diepensteyn, Jan vanden Broecke, die ook de griffier van de schepenbank van Steenhuffel was, overgedragen. Ik vermeld dit vrij onbelangrijke detail om iets over deze Jan vanden Broecke te kunnen vertellen. Hij was van beroep notaris die op de Keesmarkt in Brussel woonde. Naast griffier van de schepenbank van Steenhuffel (1616-1626) was hij ook griffier van Huldenberg (1624) en van de tresauriers en rentmeesters van de stad Brussel. Hij was getrouwd met Marie Elincx. In 1651 erfden hun kinderen Jan, Karel, Klaas, Joanna Theresia en Marie van hen een huis en hof in de Dorpstraat in Steenhuffel en grond tegen de Croon bij het Stratenveld. Uit dat leenboek van Ophem weten we dat dit laathof van Peeter Was in 1522 door Joos der Weduwen werd gekocht en vanaf dan als een onderdeel van het laathof van Peertshove en Heetvelde behandeld werd. (zie Deel III). Omschrijving van het leen 3.Een vol leen van heerlijke cijnzen in geld, kapuinen, ganzen, hoenderen, rogge, evene, eieren, heerlijke 5de, 10de en 20ste schoven, met bedrijf van meier en erflaten, gelegen in Steenhuffel en Merchtem.

Leenman of -vrouw Tot 1522: Peeter Was, ridder 1522: Joos der Weduwen, zoon van Aerdt 1549: Joos der Weduwen, zoon van Joos 1570: Anna der Weduwen x Laureys Verpoorten 1610: Zegher Verpoorten, zoon van Laureys 1619: Philips Verpoorten, zoon van Laureys De opbrengst van deze cijnzen werden gevoegd bij die van het laathof van Peertshove en Heetvelde dat nog lang als een afzonderlijk laathof is blijven bestaan (zie ‘Heerlijke Leen-, Laat- en Cijnshoven in Steenhuffel)

208


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Ridder Peeter Was Met de functie ‘zoeken naar personen’ vond ik in de gedigitaliseerde files van het Rijksarchief in deze periode tal van verwijzingen naar een Peeter of Pierre Was. Bijna altijd kwam ik in Brussel terecht. Een man met die naam was in: - 1480: lid van het geslacht Sweerts. - 1480, 1485: schepen van Brussel. - 1486: burgemeester van Brussel. - 1496: een kramer, tinnenpotgieter en honderdman. - 1498: schepen van Brussel. - 1515: schepen van Brussel. - 1517, 1518: koopman en rentmeester van Brussel. - 1519: schepen van Brussel. Deze Peeter kan een zoon geweest te zijn van Amelrijck Was, die in de periode 1448-1489 eveneens rentmeester van Brussel was geweest. Een andere Amelrijck Was, voormalig schepen, was in 1477 in Brussel op een jammerlijke manier aan zijn eind gekomen. (Kort: Na de dood van Karel de Stoute op 5 januari 1477 bij Nancy zijn veel steden in Brabant en Vlaanderen in opstand gekomen tegen zijn centralistisch bestuur. In maart 1477 bestormde een menigte het stadhuis van Brussel. Amelrijck Was, oud-schepen, werd als represaille en als 1 van de 8 van de Lakengilde geëxecuteerd. Nooit wordt deze Brusselse Peeter als ‘ridder’ opgevoerd. Een ridder Peeter Was gebruikte in 1508 1,25 dagwand van Gillis van Bouchout (Diepensteyn) op het Geertruyenveld voor de smidse. Dezelfde betaalde ook een schoofplicht aan Karel vander Noot (zie Deel VIII) op grond op de Perrecouter (die aan Willem vander Meeren, Aleyte van Marselaer en de kapelanen van Vilvoorde was verpacht). Misschien was Peeter Was een zoon van Amelrijck Was (zie Brussel), in 1466 geciteerd met eigendom in de buurt van de Querensteen (de Molenbeek in Merchtem) en een afstammeling van één van de broers Amelrijck en Walterus Was die in en voor 1389 in Merchtem woonden. Een Barbara Was trouwde op 1 juni 1505 in de Sinte Goedele te Brussel met Jan Pipenpoy, een afstammeling van de heren van Hobosch in Merchtem. Heel misschien is Peeter Was dezelfde persoon als Peeter Wassernas die in 1519 drost van Hendrik van Nassau, de heer van het Land van Grimbergen, was. Allemaal fout, schrijft Alphonse Wauters in zijn Histoire des environs de Bruxelles. Deze Pierre Was, lid van de Raad van Namen, zoon van Henri en kleinzoon van ridder Pierre 180, heeft op het einde van zijn leven bijna zijn hele patrimonium moeten verkopen. Een cijnsheerlijkheid in Merchtem verkocht hij aan Guilliam de Weert waarna ze de eigendom van een zekere Moyensoen werd (dit gaat dus over het laathof van Gielis Guisset dat we in deel VII besproken hebben). Het goed van ter Spelt, eveneens in Merchtem gelegen, moest hij in 1501 overlaten aan Bartholomeus Waefelaert. Een niet bij naam genoemde cijnsheerlijkheid in Steenhuffel had hij aan Josse der Weduwen en aan diens zoon, meester Josse der Weduwen junior, verkocht.

180

De functie ‘zoeken naar personen in het Rijksarchief’ geeft 2 resultaten in Namen. In 1554 en 1755 woonde daar een Pierre de Was. Het zal wel niet dezelfde zijn.

209


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

4. Het laathof Moyensoen Diverse erfelijke grondcijnzen in evene, kapuinen, hoenderen, penningen Lovens en andere munten, op gronden in Steenhuffel. In Deel VII hebben we dit achterleen van de Heerlijkheid van Ophem kunnen identificeren als het heerlijke laathof op de Smescouter dat Kathelijne van Opstalle op 2 december 1504 van haar vader Gielis erfde en dat zij en haar man Aert van Poelke op 8 oktober 1515 aan Claes Marijensoene alias Anderlecht 181 en diens vrouw Kathelijne van Buyseghem verkochten. Later werd het de eigendom van Gielis Guisset. Misschien is het nuttig om het iets uitgebreider over de familie Marijensoene alias Moyensoen alias Moyersoene alias Anderlecht te hebben. Ik stel dat echter nog een beetje uit en kom er op terug als we het Leengoed Quatbeke 1 gaan bespreken. Over de familie van Buyseghem wil ik toch iets kwijt. In de tijdschriften Intermediair en Brabantica zijn wel een drietal artikels over deze toch vrij belangrijke familie verschenen maar, voor zover ik weet bestaat er nog geen serieuze genealogie. Omdat ze blijkbaar ook grootgrondbezitter in Steenhuffel was, geef ik hier een opsomming van de gegevens uit onze plaatselijke bronnen. - Omstreeks 1350 trouwde een Jan van Buyseghem met Agatha (Arche van Marselaer, dochter van Hendrik en Beatrijs van de Voorde (of van Gillis en Isabeau de Luu). - Omstreeks 1395 trouwde Walter van Buyseghem, van wie expliciet geschreven staat dat hij in Steenhuffel woonde, met Kathelijne van Marselaer, een bastaarddochter van Jan van Marselaer (de man van Cathelijne vander Meeren en Cathelijne van Couwenborgh. De eerder genoemde Agatha was haar tante. - In 1476 bedachten Jan van Marselaer en zijn vrouw Joanna sJonghen hun neef Jan van Buyseghem (wellicht de zoon van Catharina van Marselaer en Walter van Buyseghem) in hun testament. Daarin wordt ook nog van een Walter van Buyseghem junior gesproken. - En in 1515 was een Kathelijne van Buyseghem (die ook een dochter van Walter senior zou kunnen zijn) dus al getrouwd met Claes Marijensoene. - Omstreeks 1535 trouwde een Kathelijne van Buyseghem met Jan van Munte. Zij zou de weduwe van Claes Marijensoene kunnen zijn want volgens het Leenboek van de heerlijkheid van Ophem (zie hierna) is deze voor 1536 gestorven. Omschrijving van het leen Diverse erfelijke grondcijnzen in evene, kapuinen, hoenderen, penningen Lovens en andere munten, op gronden in Steenhuffel.

Leenman of -vrouw Tot 1536: Claes Moyensoen alias Anderlecht 1536: Marie Moyensoen

181

Marijensoene is een verbastering van de naam Moyersoene (en Moyensoene). De familie Moyersoene alias Anderlecht komen we ook tegen op het Hof ter Trappen (wijk Over de Beek) en op het leengoed Quaetbeke 1 (zie verder). 210


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

5. Het laathof van Ghindertalen De Blesers Blocken, 19 dagwanden weide tussen de Molenbeek en de Leckerstraat. Omschrijving van het leen Leenman of -vrouw De Blesers Blocken, 19 dagwanden weide tussen de Molenbeek en Tot 1535: Jan vanden Bossche, zoon van Jan de Leckerstraat 1535: Adriaen van Streithem, zoon van Osten, getrouwd met Anna vander Hoffstadt 1550: Anthonis van Ghindertalen, zoon van Anthonis (elders van Hieronimus). 1599: Anthonis van Ghindertalen, zv Anthonis, klz van Anthonis 1612: Magdalena van Ghindertalen, dochter van Anthonis 1612: Peeter Micault

Nu wordt het interessant. Want van 1550 tot 1612 zijn twee Anthonissen van Ghindertalen leenman geweest van deze 19 dagwanden weide, die in het noorden aan het oude goed van Marselaer grensden. Die naam zijn we elders ook als Anthonius van Geendertale tegen gekomen. We recapituleren en voegen daar wat aan toe.

Van Ghindertalen en andere eigenaars in het zuiden van de Bontestraat. In 1593 – toen er een eerste inventaris kon gemaakt worden van wat er na de Beeldenstormen en geuzenopstanden nog overgebleven was - werd over de voormalige goederen van de heerlijkheid van Marselaer het volgende opgeschreven: “Joos Verstappen zegt: ‘Bij Marselaer ligt achter de kerk van Steenhuffel (wat nog overblijft van) het Hof van Marsselaer met grote metserije waar men placht om de peperkoek te lopen en te springen. Is nu verdeeld. Een deel hoort toe aan Anthonius van Geendertale, het andere deel de wezen van Joos Breem, die procureur-generaal van Brabant was; hij woont in Brussel…… De watermolen te Steenhuffel liggende op de beek tussen de kerk en het hof van Marselaer aldaar heet ‘de Marselaersmolen’ en hoort toe aan…, die mijnheer Vander Lanen gekocht heeft.” Bron: Notities van Adriaen van Marselaer, datum 25 april 1593. Uit ander lokaal archief, in het bijzonder de documenten van de capelrije van de Sielmisse weten we dat er kort voor 1600 in hetzelfde gebied nog twee andere grootgrondbezitters waren. Dat waren Jan Wiels en de erfgenamen van jonker Jan Pipenpoy. De grond van het oude Marselaer was in 1600 met andere woorden al erg versnipperd.  Mijnheer Vander Lanen is Jan Vander Laen, de tweede echtgenoot van Anna Symoen, afstammelinge van de Almaras en van 1573 tot 1595 eigenares van Diepensteyn.  Jan Wiel(s) was de zoon van Jan senior. Hij was getrouwd met Kathelijne Heyvaert. Tussen 1550 en 1581 bezat hij een woonhuis met boomgaard en duifhuis in de Bontestraat (het hebben van een duifhuis was een heerlijk recht en eigenlijk alleen aan kloosters en edelen toegestaan) en grond tegen de Vuylbuyck, het Verreveld, het Heidenbroek, het Steenveld, allemaal ten oosten van de huidige Heerbaan gelegen. Ook aan de westelijke kant van de Heerbaan, op het Cammelant en in de Perrekouter bezat of huurde hij grond. Voor de grond waarop het woonhuis stond was hij cijnsplichtig aan het heerlijke laathof van Peeter Spijskens.  De erfgenamen van Jan Pipenpoy zijn hoogstwaarschijnlijk de erfgenamen van de heer van Merchtem, burgemeester van Brussel, Jan Pipenpoy, die in 1557 was overleden en die volgens alle online genealogieën gehuwd was geweest met Anne (of Digne) van Oyenbrugge (een dochter van Joos en Maria van Ursel). Ja, maar… bij de schepenbank 211


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

van Steenhuffel dachten ze in 1589 dat Anna van Oyenbrugge de vrouw was van de dan weliswaar ook al overleden Peeter Pipenpoy, zoon van de hier boven genoemde Jan 182. Op 25 mei 1589 verkocht zij als jonge weduwe uit pure noodzaak 3 bunders grond op het Verreveld en het Hoeksken in de Bontestraat en op het Cammelant, de Espt en de Perrekouter, aan de kinderen van Cornelius Gras die in deze periode ook eigenaar van het Hof ten Trappen in Steenhuffel en van Oudenhove in Londerzeel werden. Het Spaanse garnizoen van Brussel had in 1584 haar 3 molens in Merchtem afgebrand en daarmee haar voornaamste bron van inkomsten afgenomen zodat zij zelfs haar enig kind, Eraert Pipenpoy, niet fatsoenlijk kon onderhouden. Meer daarover in de ‘geschiedenis van het Hof ten Trappen’. De familiale situatie van Joos Breem heb ik nog niet gevonden. Ik weet dus niet of hij door huwelijk of aankoop in het bezit van een deel van de erfenis van Anne Cottreau is gekomen. Het is ook mogelijk dat hij al eerder een stukje van het verbrande Hof van Marselaer had gekocht. Vermoedelijk zal het toch geen toeval zijn dat ook hij een belangrijk man binnen de Raad van Brabant was. In de periode 1573-1576 werd hij genoemd als substituut procureur-generaal, later werd hij procureur-generaal. Het is inderdaad opvallend hoeveel Steenhuffelse, Londerzeelse en Malderse eigendommen in de periode 1470-1534 en meer nog in de periode 1593-1615 in handen van leden van de grote Raad van Brabant gevallen zijn. De registers van de schepenbank van Steenhuffel kennen een meester Joos Breem die tussen 1560 en 1590 eigendom had aan de Roosten in de Bontestraat. Maar die was geen procureur-generaal maar chirurgijn. 183 Dat is vreemd, want ik geloof niet dat die functies compatibel waren. Anthonius van Geendertale. Dàt is de mens die ons in eerste instantie interesseert. Hij laat ons immers toe om de (tot nu toe alleen maar veronderstelde) link tussen het verdwenen Marselaer en de Heerlijkheid van Ophem te bewijzen.

Anthonis van Ghindertalen, leenman van de heerlijkheid van Oppem. Anthonius van Geendertale, die in 1593 volgens koster Joos Verstappen de eigenaar van een deel van het vroegere Marselaer was, ben ik enkele keren in de registers van de schepenbank van Steenhuffel tegen gekomen. Daar wordt hij Anthoen en Anthonius van Ghindertalen genoemd 184. Hij was de zoon van Hieronimus van Ghindertalen (van Antonius volgens het leenboek uit 1549) en van een vrouw die ik niet ken. In 1550 had zijn vader 7,75 bunders grond op de Hoge en de Neer Bloken in Steenhuffel gekocht. De verkoper wordt in de schepenbrieven van Steenhuffel niet vermeld, maar ik kom er zo meteen op terug. In het 3de kwart van de 16de eeuw, in volle Geuzentijd en opstand der Nederlanden tegen de Spaanse koning, werd een groot deel van zijn eigendommen (in Merchtem en Steenhuffel) door het Spaans Bestuur in beslag genomen. Tijdens het verzoenende bewind van de aartshertogen Albrecht en Isabella werden de meeste van deze aangeslagen goederen aan de vroegere eigenaars terug gegeven. Het verhaal van de familie van Ghindertalen is een beetje gelijklopend met dat van de erfgenamen van de meest bekende opstandeling Willem van 182

Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6937, folio 66. Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6936, folio 237-238 en register 6937, folio’s178,427,436 184 Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6937, folio’s 385,420,,427,432,434,436. 183

212


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Oranje (die heer van het Land van Grimbergen en dus ook van het grootste deel van Londerzeel was). De familie Coppens alias van Ruycevelt, belangrijk in Rossem en eigenaars van het Hof te Kouhagen in Steenhuffel, overkwam hetzelfde. Met zijn vrouw Petronella Jan Laurens had Anthonius (minstens) 1 zoon en 2 dochters. - Hieronimus junior van Ghindertalen die in 1612 in Humbeek woonde. - Magdalene van Ghindertalen, die trouwde met Adolph van Weerde en al eerder in Goes in Zeeland terecht gekomen was. - Cathelijne van Ghindertalen, was eveneens naar de Noordelijke Nederlanden geëmigreerd en er met Jacques de Manrique getrouwd. In 1612 waren zij en haar man al overleden. Hun zoon Jacques de Manrique junior woonde toen in ’s Gravenhage en droeg de titel van ‘heer van Maasdam’.

De familie van Ghindertalen en het vroegere Marselaer. Anthonius van Ghindertalen overleed in 1610 of begin 1611. Op 28 maart 1611 werd in aanwezigheid van de schepenen van Brussel zijn erfenis tussen zijn kinderen verdeeld. Ik beschik niet over alle details, maar zijn 2 dochters waren niet geïnteresseerd om naar de Zuidelijke Nederlanden terug te keren en probeerden zo snel mogelijk een koper voor hun geërfde bezittingen te vinden. Cathelijne van Ghindertalen was in 1612 al overleden, maar: - Op 3 april 1612 verkocht Jacques de Manrique junior, heer van Maasdam, erfgenaam van zijn overleden moeder Cathelijne van Ghindertalen 1 bunder en 25,5 roeden van de 5 bunders en 51,5 roeden metende ‘Groote Mestweyde’, gelegen tussen de Molenbeek en de Roosten en rakende aan de eigendom van meester Joos Breem. De andere 4 bunders en 25 roeden waren leengoed van de Commanderij van Pitsenborch. Magdalena van Ghindertalen erfde het heerlijke leengoed van de Blesers Blocken. In 1612 vroeg ook zij aan haar hier achtergebleven broer Jeronimus om haar belangen in Steenhuffel van de hand te doen. 1. Op 30 augustus 1612 (bevestigd op 23 oktober) verkochten Hieronimus junior uit Humbeek en zijn zus Magdalena van Ghindertalen uit Goes: - alsulcke 6 bunderen, 3 dachwanden ende 58 roeden mestweyde, geleghen tot Steenhuffele, geheeten de Hoogh ende Neer Blocke, wesende leengoet vanden heer van Oyenbrugge, - 1 bunder 3 dagwanden ende 58 roeden weyde, genaempt de Groote Mestweyde, groot int geheele ontrent 5 bunderen ende 51,5 roeden, daer aff 4 bunders ende 25 roeden es leengoet onder de heeren van Pitsenborch, tusschen de Molenbeke loopende van Merchten naer Steenhuffele in deen zijde ende de goeden genaempt de Roosten in dandere, comende metter derde zijde de goeden der erffgenamen wijlen meester Joos Breem.” 2. De 19 dagwanden van de Blesers Blocken, ook leengoed van de heerlijkheid van Ophem die 2 dagen eerder haar akkoord had gegeven, werden op 30 oktober overgedragen. 3. Voor 28 dagwanden van de Hoogh- en de Neer Blocke (delen van of rakende aan de Blesers Blocken) en 8 dagwanden van de Grote Mestweyde (waarvan we zeker weten dat daar het Hof van Marselaer had gestaan) was dat al 1 week eerder, op 23 oktober 1612, gebeurd 185. 185

Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6938, blz. 3 e.v. 213


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Al deze verkopen gebeurden... “tot behoeff van joncker Peeter Michoult (lees Micault), drossaert ende capiteyn vande stadt ende lande van Lignen, heer van Indevelde ende van Diepensteyn, ende jouffrouwe Aldegonde van Achelen zijne wettighe huysvrouwe.” 186 Peeter Micault was op 12 november 1597 door de Staatse troepen onder leiding van prins Maurits van Oranje uit Lingen (nu in Duitsland maar toen een deel van de Noordelijke Nederlanden) verdreven en was zijn toevlucht op Diepensteyn in Steenhuffel komen zoeken.

Hiernaast: uit de kaart van landmeter Jan van Acoleyen van 1699. Groen (gearceerd) = eigendom van de commanderij van Pitzemburg (van het gedeelte boven de Molenbeek was maar een deel eigendom van Pitzemburg, de rest was vooral van Affligem) Violet (ook gearceerd) = de Roosten (roest).

Zeer belangrijk – De hierboven genoemde ‘Grote Mestweide’ is de locatie van het verdwenen Hof van Marselaer is. Ze werd in 1699 nog altijd de Grote Weide genoemd (zie kaart). Het is bij de transacties van 1612 (en met name op folio 427v van register 6937 van de schepenbank van Steenhuffel) dat ik de enige directe verwijzing naar het allodiale aspect van een deel van Marselaer heb gezien. We weten nu dat het kerngebied van Marselaer uit 4 bunders en 25 roeden leengoed van Pitzemburg en uit 1 bunder en 25 roeden allodiaal goed bestond. Dat allodiale deel, dat aan niemand leenroerig was, was ongetwijfeld het deeltje van het eveneens allodiale Mulneremholt dat in 1112 uit de schenking van Wennemaar uit Gent aan de abdij van Bornem weggelaten was. In 1120 werden de goederen van het kapittel van Bornem door de abdij van Affligem opgeslorpt. Dat is althans wat algemeen aangenomen wordt. Affligem is inderdaad de eigenaar van het grootste deel van de gronden (inclusief het Robbroek) ten oosten van de Molenbeek geworden. Maar ook de abdij van Pitzemburg schijnt (althans in Steenhuffel) haar deel gekregen te hebben. Het bestaan van 1 bunder en 25 roeden allodiaal gebleven (en in 1112 niet aan de abdij van Bornem geschonken) deel van het Mulneremholt toont volgens mij aan dat hier toen al een belangrijk ‘Hof’ met een ‘sterke’ eigenaar aanwezig was. Het is exact op deze plaats dat de omwalde gebouwen van Marselaer zich bevonden.

186

Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6937, folio’s 426-427 en 434-436. 214


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Het is duidelijk dat, hoewel de van Ghindertalens tot 1612 de eigenaars van de Grote Mestweyde waren, zij voordien ook de leenmannen van de commanderij van Pitsenborch en van de heer van Oyenbrugge zijn geweest. Wel, die heer van Oyenbrugge was Eraert van Oyenbrugge, heer van Kobbegem “joncker Joossen wijlen, daer moeder aff was vrouwe Anna Cottreau”.187 Waarmee, naar mijn bescheiden mening, bewezen is dat de door Daneel van Oesbroeck genoemde heerlijkheid van Ophem wel degelijk minstens het kerngebied van het oude Marselaer overgenomen heeft.

Een stukje genealogie van Ghindertalen. Omdat ik nog geen definitieve genealogie van deze familie gevonden heb 188, geef ik hierna mijn versie zoals ik die uit de registers van de schepenbank van Steenhuffel heb afgeleid. NN van Ghindertalen Laureys van Ghindertalen ° ca 1520 + <1580

Hieronimus van Ghindertalen ° ca 1520

Jacques van Ghindertalen ° ca 1550 + 1597 x Margriet van Horenbeke veel eigendom in Steenhuffel, o.m. de Roosten Jacques van Ghindertalen ° ca 1575 Zit in Keulen in 1602 In 1618 nog eigendom tegen Coeckelbergh (Peisegem)

Jan van Ghindertalen ° ca 1577 In Brussel in 1611-verkoopt 18 b. in Steenh. en Mercht. aan Anth. v. Nevele

Anthoen van Ghindertalen ° ca 1545 x Petronella Jan Laurens woont in Brussel maar nog eigendom in Steenhuffel

Anna van Ghindertalen ° ca 1580

Barbara van Ghindertalen ° ca 1582

zit in Keulen in 1602

zit in Keulen in 1602

Cathelijne van Ghindertalen ° ca 1565 + <1612 x Jacques de Manrique + <1612

Magdalena van Hieronimus van Ghindertalen Ghindertalen ° ca 1568 ° ca 1570 x Adolph van Weerde woont in wonen in Goes Humbeek in (Zeeland) in 1612 1612

Jacques de Manrique Heer van Maasdam Woont in ‘s Gravenhage

De geschatte geboortejaren zijn ruw benaderend.

187

Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6937, folio’s 426-427 en 434-436. De meest uitgebreide genealogie van deze familie vond ik op geneanet en werd samengesteld door Frederic de Cock. Wat volgt komt uitsluitend uit de registers van de bank van Steenhuffel die iets anders vertellen. 188

215


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

6-10. Nog 5 andere achterlenen Omschrijving van het leen 6. 3 Dagwanden grond in het Vossenhol (tegen Rossem) 7. Een vol leen (geen details) 8. Een vol leen (geen details) 9. 2 dagwanden grond op de Hoge Schrieck in Rossem 10. 1,5 dagwanden op de Smisquaetbeek tegen het Hazenblok.

Leenman of -vrouw Tot 1545: Hendrick Putteman, getrouwd met Berbel van Roye 1545: Hendrick Putteman, zv Hendrick en van Roye (2,5 jaar) 1614: Hendrick Putteman, zv. Hendrick en Elisabeth Hendrickx Tot 1523: Lijsbeth en Cornelis sPrincen 1523: Hendrick Moernaey en Sebastiaan Roeckeloos Tot 1523: Jan van Overbeke, getrouwd met Joanna sPrincen 1523: Marie van Overbeke, dv Jan, getrouwd met Nn Verlijsbetten De Huisarmen van Rossem Tot 1532: Alvaro Goossens 1532: Jan Goossens, zoon van Alvaro

Naast de 5 achterlenen die ik – denk ik toch – vrij goed heb kunnen situeren, worden in het Leenboek van de Heerlijkheid van Ophem uit 1549 nog 5 andere achterlenen genoemd die ik met geen enkele andere informatiebron in verband kan brengen. De families Puttemans en Goossens zijn in Steenhuffel wel bekend en hebben tal van meiers en schepenen geleverd. Hendrik Moernaey had eigendom aan de Robbeek in Steenhuffel en aan de Kleinen Dries in Rossem. Over de familie de Prins wordt in de registers van de Schepenbank pas nà 1626 iets geschreven, maar in een leenboek van Diepensteyn vond ik wel een Lijsbeth sPrincen die in 1496, nà Willem van Horenbeke, hun leenman (M/V) was voor 2 dagwanden op de Quaetbeke. In 1520 was ze dat, na een Jan Prinse, opnieuw of nog steeds. De families van Overbeke en Roeckeloos zijn hier helemaal niet bekend. Hoewel het om 2 volle lenen en over (minstens) 3 achterlenen met (amper) grondbezit gaat, ga ik mijn kop er niet verder op breken.

Peter Micault koopt de heerlijkheid van Ophem in Steenhuffel Door in 1598 Diepensteyn te kopen werd Peter Micault automatisch ook de leenman van het leenhof van Ophem voor het volle leen dat de heerlijke Cijns van Spinoet werd genoemd en dat op 24 september 1517, door Alvaro I van Almaras was gekocht (zie eerder). Het verhef daarvan is bij het leenhof van Ophem op 20 mei 1598 gebeurd. In 1612 kocht hij, van de erfgenamen van Anthonis van Ghindertalen, ook veel grond in het zuiden van de Bontestraat, die gedeeltelijk tot het leenhof van de commanderij van Pitzemburg en het leenhof van Ophem had behoord. Daarbij de Blesers Blocken en de Grote Mestweide alias de plek waar tot 1477 het Hof van Marselaer had gestaan. Peter Micault was in 1612 dus al de leenman van het leenhof van de heerlijkheid van Ophem voor twee volle lenen. Omdat hij van plan was om in Steenhuffel te blijven was dat onaanvaardbaar voor een man met zijn statuut. Temeer dat de eigenaar van die Heerlijkheid van Ophem in Steenhuffel ook al wat macht veroverd had.

216


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

-

Terwijl de heer van Diepensteyn in 1516 nog een preter mocht benoemen voor een periode van telkens 3 jaar, werd die periode een paar decennia later tot 2 jaar beperkt. Het derde jaar was dat het voorrecht van de heer van Ophem. - Bovendien waren zijn huis van Plaisantie, de Molenstappen en het Peerdeweideke al vanaf ten laatste 1550 om een mij niet bekende reden met een jaarlijks cijns van 18 penningen Lovens aan het laathof van Ophem belast. Om al deze redenen (en wellicht om een aantal andere) heeft Peeter Micault op 3 oktober 1618 ook het cijnsgoed van de heerlijkheid van Ophem in Steenhuffel van de toenmalige leenheer Guilliam (de) Smeth overgenomen. Daarna waren de rentmeesters in principe dezelfde als die van Diepensteyn maar werd er nog zelden over een leenhof van Ophem gesproken. Daarentegen werd door de griffier van Diepensteyn tot 1756 een cijnsboek van het laathof van Ophem bijgehouden.

Eigenaars, meiers en gezworen erflaten Hierna volgt de lijst van eigenaars, meiers en gezworen erflaten die ik uit de registers 6936, 6937, 6938 en 6939 (en alleen daaruit) heb gedestilleerd. In de volgende registers wordt nog wel over het laathof van Oppem onder Diepensteyn gesproken (nog in 1732), maar de gezworen erflaten zijn dezelfde als die van Diepensteyn. Eigenaars Joos van Oyenbrugge 1542-1571 Henrick van Oyenbrugge 1580 Eraert van Oyenbrugge (1577-1593) Erfg. Eraert van Oyenbrugge (1597-1601) Guillam de Smeth (1601-1618) den heere van Diepensteyn over sieur Guillamme de Smeth (in 1629)

Meiers Christoffel Pynnock (1541) Daneel van Oesbroeck (1551-1557) Willem de Kempenere (1560-1563) Daneel van Oesbroeck (1564) Willem de Kempenere (1564-1580) Joos Ruycevelt (1582) Andries Bruesselman, loco NN (1586) Andries Bruesselman (1588) Ph. van Linthout ipv A. Bruesselman (1593) Jan Verstappen (1597) Andries Bruesselman (1601,1605) Henrick Putteman (1609-1611) Simon de Vleesschouwer (1615,-1618)

217

Gezworen erflaten Joos van Horenbeke (1541-1568) Willem vander Breestraeten (1541) Henrick Putteman (1541) Jan de Raymaeckere (1541) Henric Lemmens (1551) Jan van Molle (1551,1553) Joos vander Stappen (1551-1567) Jan vander Hoeven (1551) Peeter vander Stappen (1553-1560) Jan van Heyenbeke (1557) Robbrecht Vereertbruggen (1560) Adriaen vander Hofstadt (1562) Willem de Keersmaeker (1563) Simon vanden Bempde (1562,1564) Gielis van Buyten (1562,1564) Peeter Dooms (1560,1562) Anthonis vander Stappen (1560-1577) Willem de Bonte (1564-1582) Jan Eggericx (1560-1567) Alvaro Goossens (1560-1580) Jan vander Stappen (1560-1593) Jan Meerte (1564-1567) Lanceloot vanden Heede (1565) Peeter Jacops (1564-1577) Jan van Horenbeke (1567-1582) Gielis Wouters (1567) Henrick Coppens (1567) Jan van Horenbeke (1580) Andries Bruesselman (1580-1611) Merck Jacops (1580-1582) Joos Verstappen (1582,1588) Henrick Putteman (1586-1605) Augustijn van Achter (1586-1615) Wouter de Maerschalck (1586-1617) Christoffel Verstappen (1586-1593)


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Eigenaars

Meiers

Louis De Bondt

Gezworen erflaten Peeter van Achter (1588) Henrick Putteman (1597-1605) Jan vande Voirde (1602) Jan Goossens (1601-1618) Gillis Bruesselman (1601) Guerick Verschueren (1605) Joos Moyensoen (1605) Jan vanden Breen (1609) Simon de Vleesschouwer (1609-1611) Jehan Baptist (1610) Jan Breem zv Jan (1611) Jan van Robbroeck (1611) Simon Diericx (1615-1618) Jan vander Stappen (1616-1618) Nicolaes Pauwels (1616) Jan Bruesselman (1615,1617) Geeraert Putteman (1618)

Vermits de Heerlijkheid van Ophem een aantal achterlenen had, was er niet alleen een laathof maar ook een leenhof met een stadhouder/rentmeester aan verbonden. In het Leenboek van 1549 vinden we de volgende namen: - Philips vander Stappen: 1521-1537. - Christoffel Pinnock: 1543-1545. - Daneel van Oesbroeck: 1547-1549 (was dit de reden waarom hij het belang van deze Heerlijkheid in zijn rijmkroniek misschien een beetje overdreven heeft?) - Willem de Kempeneere: 1560. - Joes van Ruycevelt: 1582. - Robbrecht Hermans: 1596-1610. - Hendrik Puttemans: 1610. - Peeter Puttemans: 1613.

218


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Deel X

Leengoed Quatbeke 1 Van Quaetbeke, van Horenbeke, Neuse, Moyensoen, Spira, Heylinck, Soenwaeters, Waegemans

Leengoed van het Hertogdom Brabant

219


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

De volgende leengoederen, Quaetbeke 1 en Quaetbeke 2, ken ik alleen uit bladzijden 104, 105 en 106 van de ‘Geschiedenis van Steenhuffel’ van Joris Vertonghen, J. Verhasselt en J. t’Kint. In geen enkele register van de schepenbank van Steenhuffel worden ze genoemd. De gronden van Quaetbeke 1 lagen tussen: - ’s Herenstraete, - de Neermerckte - de Vlierenpael, - het goed van Pitzemburg. Dat komt ongeveer overeen met het gearceerde gedeelte op de recente kaart hiernaast. Het was een leengoed van het hertogdom Brabant en werd reeds in het tweede oudste leenboek (het Spechtboek, begonnen in 1374 ) vermeld. In de 16de en 17de eeuw was er geen afzonderlijk heerlijk laathof (meer) aan verbonden. Waarschijnlijk ressorteerde het rechtstreeks onder de hertogelijke schepenbank. De eerste gekende hoofdleenman heette van Quaetbeke maar we kennen zijn voornaam niet. Ik denk dat het Gosen van Quaetbeke was die in 1356 als meisenier van Steenhuffel werd genoemd. Daarna volgden:

Hendrik van Horenbeke (ca 1380/1415-1438). Hendrik, Hein van Horenbeke werd omstreeks 1390 geboren en overleed in 1438. Hij was de zoon van Peeter van Horenbeke ‘die men heette Wieze’. Zijn moeder kennen we niet

Jan van Horenbeke (ca 1405/1439-1440/1477). Jan van Horenbeke, de zoon van Hein, deed het verhef van het leengoed op 31 januari 1438. Omdat toen het jaar pas in maart begon moeten we dit als 1439 interpreteren. Naast hoofdleenman van het leengoed Quaetbeke 1 was hij ook onderleenman van Diepensteyn voor a) 2 dagwanden land op het Horenbekeveld, b)1 dagwand en 25 roeden op de Quaetbeke, c) 0,5 dagwand beemd tegen de Quaetbeke. Bovendien was hij cijnsman van Diepensteyn op het Hoexsken, na zijn vader Hein. Hij stierf in 1477 maar toen was hij al lang de hoofdleenman van Quaetbeke 1 niet meer.

Matthias Neuse (ca 1415/1440-1483/1485). Al op 16 juli 1440 heeft Jan van Horenbeke zijn hoofdleenmanschap aan Matthias Neuse verkocht. Dat is een mens die ik niet ken. Misschien was hij een afstammeling van Andreas, Willelmus of Joannes Nase die in 1321 Steenhuffelse cijnsmannen van het hertogdom Brabant waren. Een andere, jongere Andreas Nase (geboren tussen 1345 en 1375) kan zijn vader zijn. 220


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Jan Moyersoen (ca 1450/1483-1514) x Elisabeth van Nieuwenhoven. Jan Moyersoen, bijgenaamd Anderlecht, deed op 28 juni 1483 het volgende verhef nadat hij het leengoed van de oude Matthias Neuse had gekocht. Zou hij familie kunnen zijn van Hendrik Moyersoen, de secretaris van Brussel, die van 1495 tot 1553 de eigenaar van de Heerlijkheid van het Hof ter Trappen was? Wèl, het was zijn grootvader. Hierna een stamboomfragment 189. Hendrik Moyersoen x Maria Coyens V Jan Moyersoen ca 1400 - 1482 V Jan Moyersoen ca1425 - nà 1483 x Elisabeth van Nieuwenhoven

Gillis Moyersoen

Claes Moyersoen + 1635 (1) x Kathelijne van Buysegem

Leengoed Quaetbeke 1, Steenhuffel V Joos Moyersoen ca 1447 – 8/1/1517 Meester. Toegelaten tot de 7 Brusselse geslachten 6/4/1498 x Elisabeth van Heylborre V Hendrik Moyersoen Jan 1470-4/9/1553 Moyersoen Secretaris van Brussel x Barbara vd Haghen Heerlijkheid ter Trappen, Geen kinderen V Maria Moyersoen x Arnold Wevels

Elis. Moyersoen +1603 x Pieter de Pape

Catharina Moyersoen ca 1450-na 1515 x ca 1472 Niklaes van Spiers (2)

Margaretha Moyersoen x Jacob de Buysschere Geen kinderen Pieter Moyersoen

Joos Moyersoen

V Jan van Spira Priester Leeng. Quaetbeke 1

V Jan Moyersoen

Vanaf 1515 een heerlijkh. op de Smessecouter Steenhuffel V Gillis Moyersoen x Margriete van Wiese

NN van Spira x NN Heylinck

Marie Moyersoen

Adriaen Plas 1482-

V Margareta Heylinck

Geen kinderen ? (3)

Opmerkingen: (1) Ik herinner er aan dat deze Claes Moyersoen (men schreef Claes Marijensoene alias Anderlecht) op 8 oktober 1515 een heerlijkheid op de Smessecouter te Steenhuffel kocht. De verkopers waren Katharina van Opstal en haar man Aert van Poelke en het was een achterleen van de heerlijkheid van Ophem (zie Deel IX). Deze Claes kocht in 1495 ook grond in Essen. Naast een zoon Gillis, die trouwde met Margriete van Wiese) had hij nog andere kinderen, zoals Marie die het achterleen van Ophem in Steenhuffel erfde. 189

Afgeleid uit La famille Moyersoen: 1321-1977, Gustave Moyersoen; compléments par Ludovic Moyersoen, 1977 en aangevuld met eigen gegevens. 221


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

(2) Alle on-line genealogieën geven alleen een huwelijk van Catharina met Guillielmus vander Plast. Zij laten Catharina pas in 1460 geboren worden en in 1482 sterven. De erfopvolging bij het leengoed Quaetbeke 1 laat er echter niet de minste twijfel over bestaan dat Catharina Moyersoen, dochter van Jan en Elisabeth van Nieuwenhoven, getrouwd was met meester Niklaes van Spiers (alias van Spira) en dat ze dat in 1515 nog altijd was. Ofwel is het leenboek van het hertogdom Brabant verkeerd door haar een dochter van Jan te noemen, ofwel hebben sommige genealogen haar met een andere Catharina verward. (3) Een Joos Moyesoen, geboren ca 1560 en overleden in Steenhuffel op 12 januari 1627, had eigendom op of tegen het Wolfroth (1612), was tot zijn dood cijnsman van de kapelanie van de Sielmisse voor 1 dw op het Steenvelt en voor 1 dw op het Cammelant, had een hofstee in de Smesstrate; grond tegen het Hof te Perre, op de Perrekouter en tegen de Buesmeer (1624). Zeer waarschijnlijk is het dezelfde Joos die we kennen als maalder, weduwnaar van een onbekende vrouw, die in 1586 hertrouwde met Berbel (Barbara) van Ingelandt, die eigendom had op de Perrekouter, de Smiskouter en het Wolfroth, en die nog veel meer eigendom verwierf door tussen 1587 en 1620 nog 2 hofsteden in de Bontestraat en grond op de Smiskouter, de Perrekouter en elders bij te kopen. Geen wonder dat hij erflaat van niet minder dan 7 verschillende laathoven was. Hij had kinderen met zijn eerste vrouw, maar die kennen we niet. Met Barbara van Ingelandt had hij: Cornelis, die trouwde met Margriete vander Stappen, Grietken, geboren in 1589, die trouwde met Gheeraert de Mol, en Guilliam. Ik vond geen familieverband met de mensen in bovenstaand stamboomfragment.

De Moyersoens waren oorspronkelijk afkomstig uit Asse. Ze hadden daar altijd in het huis “de Sterre” in de “Wagestrate” gewoond (kort voor 1517 is deze hoeve afgebrand). Jan Moyersoen, de nieuwe eigenaar van Quaetbeke 1, was getrouwd met Elisabeth van Nieuwenhove (Godelieve vanden Nieuwenhoven volgens sommige sites). Dat zou, met de nadruk op ‘zou’ een dochter van Philips van Nieuwenhove, heer van ten Broecke in Malderen, en burgemeester van Brussel in 1458, kunnen zijn. Ik merk op dat in 1508 een Katherine vanden Nuwenhoven cijnsplichtig was aan Karel vander Noot voor ‘land’ op de Perrekouter.

Catharina Moyersoen (ca 1450/1515- ca 1530) x Niklaas van Spiers Catharina Moyersoen, ook Anderlecht geheten, dochter van Jan, heeft het leengoed van Quaetbeke 1 op 21 januari 1515 bij het leenhof van Brabant in bezit genomen. Dit zou kunnen betekenen dat haar vader pas in 1514 gestorven is. De on-line genealogieën geven ‘nà 1483’ als zijn jaar van overlijden. Tussen een overlijden en een nieuw verhef konden wel eens meerdere jaren verlopen. Volgens het ‘hooftleenboeck van het Quartier van Brussel’ was deze Catharina toen getrouwd met meester Niklaes van Spiers, een advocaat bij de Raad van Brabant. Deze Niklaes van Spiers heb ik enkele keren gevonden. In 1470 studeerde Nicolaus de Spira aan de universiteit van Leuven 190. In 1507, als meester Nicolas de Spira, ook Claes Spira, licentiaat in beide rechten en als advocaat van de Brusselse liefdadige instellingen, trad hij op als schatter van den deel van de

190

Académie royale des sciences, des lettres et des beaux-arts de Belgique. Commission royale d'histoire – Publications in quarto, volume 58, 1946, blz. 29. 222


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

nalatenschap van de op 29 november 1506 overleden Daniel Schockaert, kapelaan van de O.L.V. ter Kapelle-kerk 191. Op 9 februari 1522 stelde Nicolas de Spira, notaris en apostolisch advocaat aan het Hof te Brussel, op vraag van de landvoogdes Margaretha van Oostenrijk, de akte op waarmee een zekere broeder Prepositus zijn ketterse gedachten officieel herriep 192. Prepositus herviel echter en vluchtte naar het afvallige Augustijnerklooster van Wittenberg in Saksen. Een andere Nicolas de Spira (eigenlijk a Spira in het Latijn) was van 1543 tot aan zijn dood in 1568 abt van de abdij van Grimbergen. ( Van Gestel tôme II blz. 73)

Jan van Spira (ca 1480/1530-1555) De leenbeoeken van Brabant noemen Jan van Spira als de volgende hoofleenman van het leengoed Quaetbeke 1. Hij was priester en de zoon van Catharina Moyersoen en Niklaas van Spiers alias Nicolas de Spira. De datum van het overlijden van zijn moeder en die van het volgende verhef werden niet genoteerd. De door mij gegeven jaartallen moeten als ruwe schattingen worden geïnterpretteerd.

Margaretha Heylinck (ca 1535/1555-1612) Omdat priester Jan van Spira geen kinderen had, werd Quaetbeke 1 door een kleindochter van Catharina Moyersoen geërfd. Haar naam was Margaretha Heylinck en dus moet haar moeder, een jongere zus van Jan van Spiers, van Spira of de Spira geheten hebben.

Jean Soenwaters (ca 1590/1613-1614/….) Margaretha Heylinck moet nog jong geweest zijn toen ze het leengoed in Steenhuffel erfde, want het was geen zoon of dochter maar een kleinzoon die het volgende verhef heeft gedaan. Zijn naam was Jean Soenwaters. Hij was de zoon van Corneel en NN Heylinck en hij heeft op 21 maart 1613 zijn erfenis in bezit genomen. Ik heb vergeefs naar een huwelijk Soenwaters-Heylinck gezocht. Ik heb ook niemand met familienaam Soenwater(s) gevonden, al bestaat die wel.

Gillis Waegemans (1564/1614-1625) x Barbara Rentier Jean Soenwaters heeft Quaetbeke 1 niet lang gehouden. Ofschoon we de exacte datum niet kennen heeft hij het binnen het jaar aan Gillis Waegemans verkocht. Waegemans was openbaar notaris en griffier van de Tolkamer te Brussel. Ik heb eens met google-search gekeken of er over deze man nog meer te vertellen is. En ja hoor: - In 1603 ondertekende hij reeds als griffier.

191

Liber amicorum Raphaël de Smedt – 4 - Litterarum historia – Leuven 2001- blz. 64 (verwijzend naar het Algemeen Rijksarchief, A.S.G. n° 283 folio116 en 117 verso. 192 François Jos. Ferd. Marchal, chevalier - Histoire politique du règne de l'empereur Charles V, 1856 - blz. 351. 223


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

- Op 4 mei 1612 kreeg hij van de president van de Rekenkamer van Brabant, samen met Jan Houwaert, de volmacht “om te continueren het afsteken, schalmen ende het doen ruymen van de riviere van de Zenne tot aen de jurisdictie toe van Mechelen…” 193 - In 1616 werd tegen hem bij de Raad van Brabant door Jeronimus de Pottere een proces aangespannen in verband met een betwisting over een hofstede met boomgaard. Gillis was toen al meester 194. - Op 15 juni 1624 was Gillis Waegemans, griffier van de Tolkamer, 60 jaar oud 195. - Hij was getrouwd met Barbara Rentier die hem overleefde, met Mattheeus van Dormael (rentmeester van de schipvaart te Brussel) hertrouwde, en al voor 1648 voor de tweede keer weduwe was 196.

Thomas Wagemans (ca 1605/1626-na 1667) Op 26 november 1620 werd een Thomas Wagemans uit Gent ingeschreven aan de universiteit van Leuven. Op 31 januari 1645 was hij of een naamgenoot, samen met Barbe de Vadder, getuige bij de doop van Thomas de Vadder die later advocaat bij de Grote Raad van Brabant werd 197. Dat is alles wat ik over hem weet behalve dat hij op 6 februari 1626 van zijn kort voordien overleden oom Gillis Waegemans een schoon leengoed in Steenhuffel had geërfd en dat hij dat lang gehouden heeft. Alsof de inkomsten van het leengoed Quaetbeke 1 te groot waren voor een mens alleen, heeft Thomas Wagemans het in juli 1667 in twee stukken verkocht. Quaetbeke 1 a Jan Brusselmans, vanaf 14/7/1667 Getrouwd met Anna Breems Jan Brusselmans, zoon van Jan, vanaf 7/9/1672 Zoon van Jan en Anna Breems, in 1640 getrouwd met Cath. Meert Joost vanden Bossche, koopt van Brusselmans op 22/810/1686 Zoon van Joos, in 1660 getrouwd met Petronelle Biesemans; schepen van Steenhuffel, koster (1667-1693, + 5/10/1693 Peeter vanden Bossche, vanaf 30/7/1694 °Steenhuffel 34/3/1656, zoon van de vorige Christiaen vanden Bossche, vanaf 10/1/1705. Broer van Peeter; ° Steenhuffel 25/9/1679 Theodoor Broeckmans, koopt op 16/1/1706 Antwerpenaar,1655-1708. Heer van Lachenen. Kocht de Trappenhoeve in Steenhuffel. Getrouwd in 1682 met Anne Marie Sallet (+ 1727). Hun dochter Marie Constance trouwde in 1702 met Pierre Joseph Melyn (1681-1731). Jan Frans van Havre x Anna Thérèse Joseph Melyn, erven op 21/5/1729. Jean François van Havre, zoon van ridder Jean François (schepen en schatbewaarder van Antwerpen) en van Thérèse de Pret, werd gedoopt te Antwerpen op 9 maart 1705. Hij erfde de titel van ridder van zijn vader en volgde hem in 1726 als schatbewaarder op. Op 9 november 1726 trouwde hij met Anne Thérèse Joseph Melyn. Hij overleed op 24 novemner 1785.

Quaetbeke 1b Gilles Meerte, vanaf 7 juli 1667 Zoon van Martinus en Elisabeth vande Sande, in 1655 getrouwd met Barbara Meeus; schepen van Steenhuffel.

Peeter Robrecht, erft van Gilles Meerte, vanaf 13/5/1702. Jan Moortgat, koopt van Peeter Robrecht op12/4/1720

Jacob van Riet x Maria Moortgat, dv Jan, vanaf 24/10/1733

Catharina van Riet, na haar moeder, vanaf 9/6/1778 193

D.F. Martinez - Het Recht domaniael in desen Hertogdomme van Brabant, deel 1, Brussel 1729, blz. 221. ste Rijksarchief te Anderlecht – Raad van Brabant. Processen van de adel 1511-1650, 1 deel, I-62-art. 69. 195 T. Willink, Rijksuniversiteit Leiden. Rechtshistorisch Instituut. Het West-Brabantsche erfrecht, 1696, blz. 61. 196 ste Rijksarchief Anderlecht. Raad van Brabant. Processen van de adel 1511-1650, 1 deel, I-62-art. 917 en 1071. 197 Tablettes du Brabant - Volume 4 – Blz. 195. 194

224


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Deel XI

Leengoed Quatbeke 2 Van Quaetbeke, Jacops, vander Stappen, Puttemans, Verhaeghen, Culant, vanden Eede, Perpet

Leengoed van het Hertogdom Brabant

225


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Ook dit leengoed van het hertogdom Brabant lag op de Quaedbeek, meer bepaald tussen de Vlierenpael en de eigendom van Jan van Horenbeke. Deze plaatsaanduidingen helpen mij niet verder. De Vlierenpael lag in de hoek Meir/Heide maar in de 14 de eeuw liepen hier meerdere Jan van Horenbeke’s rond en die hadden overal veel grond. Mogelijk lagen de percelen van dat leengoed tussen die van Quaetbeke 1 verspreid. Heel belangrijk was dit leengoed niet. De opbrengst in cijnzen was het equivalent van 2 zakken rogge. Die zakken waren vroeger wel wat groter dan nu, maar toch… Het hoofdleenboek van het Hertogdom Brabant geeft ons de volgende hoofdleenmannen.

Gilles van Quaetbeke (ca 1380/1415-1438) Deze Gilles was tussen 1419 en 1426 vorster van Steenhuffel.

Maria van Quaetbeke (ca 1425/1438-1490) x Jan Jacops Gilles overleed in 1438. Hij zal wel meerdere kinderen gehad hebben maar we kennen alleen zijn dochter Maria die op jonge leeftijd Quaetbeke 2 van haar vader erfde. Omstreeks 1445 trouwde ze met Jan Jacops die zeker ook van Steenhuffel en wellicht een zoon van Bertel (Bartholomeus) was. Maria stierf in 1490

Pieter Jacops (ca 1460/1490-1537) Aanvankelijk moest Pieter zijn erfenis met broers en zussen delen maar we kennen hun namen niet. Zeer waarschijnlijk waren er een Hendrick (Heyn) en Gillis (Egidius) bij. Op een gegeven moment is Pieter wel de enige hoofdleenman geworden. Pieter Jacops ‘die men Bertels heet’ 198 werd omstreeks 1460 geboren. Naast het leengoed Quaetbeke 2 bezat hij in 1525 ook grond tegen de Mere, op het Waelrot en in het dorp 'waar de camme' op staat'. Dat laatste is aan het begin van de Lekkestraat.

Jan Jacops (ca 1490 /1538-1539/….) Jan was de zoon van Pieter maar de naam van zijn moeder kennen we niet. Op 4 februari 1538 heeft hij het leengoed van zijn kort voordien overleden vader geërfd.

Anna Jacops (ca 1515 /1539-1539/na 1551) Op 3 september 1539 heeft Jan Jacops de cijns van Quaetbeke 2 aan zijn dochter Anna geschonken. Zij heeft die nog dezelfde dag aan de nog minderjarige Philips vander Stappen verkocht. Later trouwde ze met Joos van Praet

198

Ik vermoed dat dit naar zijn grootvader Bertel was, om hem van andere Pieters te onderscheiden.. 226


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Philips vander Stappen (ca 1530/1539-1557) x Cornelia Spaenhove Philips vander Stappen, geboren omstreeks 1530, was de zoon van Philips senior en Kathelijne Goossens. Zijn vader, die meier was van Diepensteyn, overleed op 5 oktober 1536. Zijn grafsteen is nog altijd in de kerk van Steenhuffel (voor het altaar van Sint-Niklaas) te vinden. Philips trouwde met Cornelia Spaenhove. Hij had eigendom aan het Walroth, bij de Luysbempt en aan de Rampelayebeek.

Christoffel vander Stappen (ca 1530/1557-1575/1608) x Anna vander Elst Ofschoon Philips vander Stappen zeker twee zonen had (Philips en Michiel, maar die zijn misschien jong gestorven) werd Quaetbeke 2 na zijn overlijden (in of kort voor april 1557) door zijn neef Christoffel vander Stappen geërfd. Dat was de zoon van zijn broer Antonis (meier van de laathoven van Ophem en Guisset en Verrijst in Steenhuffel) en Kathelijne van Assche. Hij was omstreeks 1535 geboren en was omstreeks 1560 getrouwd met Philippijne van Asbroeck waarmee hij vermoedelijk geen kinderen had. Nadat hij weduwnaar werd hertrouwde hij nog met de uit Meise afkomstige Anna vander Elst en had met haar tussen 1580 en 1592 nog 2 dochters en 3 zonen. Christoffel heeft zijn vader als meier van het laathof van Philipote van Ophem in Steenhuffel opgevolgd. In 1599 was hij dat nog. Daarnaast was hij gezworen erflaat van Eraert van Oyenbrugge en van Diepensteyn. Tussen 1579 en 1587 heeft hij veel oorlogsschade geleden. Hij was zeker niet de enige maar van hem wordt het expliciet gezegd. In 1590 huurde hij ook een bos in de wijk Over de Beek (tegen de Trappenhove) van de kapelanie van Diepensteyn.

Hendrik Puttemans (1541/1575-1613) x Elisabeth Hendrickx Christoffel vander Stappen heeft zijn leengoed aan Hendrik Puttemans verkocht. Dat moet omstreeks 1575 geweest zijn. Hendrik was de zoon van Hendrik senior en Berbele van Roye van het Hof ten Putte in de Bontestraat. Hij trouwde met Elisabeth Hendrickx uit Opwijk en ik heb 5 kinderen gevonden (Gerard, Henric, Jan, Josse en Margriet, allemaal geboren tussen 1575 en 1588). Van 1574 tot 1609 was hij schepen van de Steenhuffelse schepenbank. Doordat hij al vroeg in staat was om velen met wat geld te helpen (in ruil voor een onderpand) heeft hij nà de Beroerde Tijden (1566-1593) veel ontvolkte eigendommen aangeslagen of voor een appel en een ei kunnen kopen. Op zijn oude dag is hij nog meier van de laathoven Kieckens (1611) en Ophem (1612) geworden. Hij stierf in Steenhuffel in het najaar van 1613.

Gerard Puttemans (ca 1580/1613-1620) x Joanna Verlinden (ca 1585-1653) Gerard, zoon van Hendrik, geboren tussen 1575 en 1587, erfde het Leengoed Quaetbeke 2 van zijn vader. In 1610 trouwde hij in Steenhuffel met Joanna Verlinden. In 1614 was hij armmeester en in 1620 kocht hij het Hof ten Bleyenberghe in Steenhuffel van Hendrik de Smedt; tot dan woonde hij op het Hof te Grimberghen. Hij stierf in 1620 of 1621, waarna zijn weduwe in 1622 hertrouwde met Jan de Vleminck.

227


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Kinderen van Jan van Achter en Catharina Puttemans (…./… 1679/…) Tussen 1611 en 1620 hebben Gerard Puttemans en Joanna Verlinden 6 kinderen gekregen: Hendrik (1611), Elisabeth (1613), Petrus (1615), Magdalena (1616), Catharina (1618) en Barbara (1620). Toen Gerard stierf waren deze kinderen nog zeer jong. Hun moeder heeft tot haar dood op 11 april 1653 ongetwijfeld het vruchtgebruik van het laathof behouden. Op 17 mei 1643 trouwde Catharina, de jongste dochter, met Jan van Achter, de zoon van Jacob en Wencelijne van Hove. Volgens het hoofdleenboek van het hertogdom Brabant hebben zij het laathof niet geërfd maar is dat, na de dood van Joanna Verlinden, in 1553 direct naar hun al bestaande of nog komende kinderen gegaan. Dat waren: Anna (1646), Christiaen (1650), Magdalena (1654), Petrus (1659), Laurens (1661) en Petronella (1665). Op 14 oktober 1679, toen al 4 van deze kinderen meerderjarig waren en de oudste, Anna, al 10 jaar de vrouw van Petrus de Wachter was, hebben ze – om uit de onverdeeldheid te raken, hun leengoed te Steenhuffel verkocht.

Jan Verhaeghen (ca 1635/1679-1683/….) en Margaretha van Meulders Deze koper heette Jan Verhaeghen. Op 25 januari 1661 trouwde een Jan Verhaeghen in Steenhuffel met Margaretha van Meulders. Ik heb geen kinderen gevonden. Geen van beiden is in Steenhuffel gestorven.

Adriaen Culant (ca 1640/1683-1719) Op 27 januari 1683 werd de cijns van Quaetbeke 2 gekocht door Adriaen Culant. Dat was geen mens van hier. In de archiefbank van Mechelen 199 zit een leenbrief van het leenhof van Brabant waarin een Adriaan Culant op 17 februari 1669 het verhef deed van het Hof Ter Most te Hombeek ten voordele van het klooster van Leliëndaal, na de dood van diens proost Gilbert Mutsaerts en in naam van de nieuwe proost Jacobus Molleman. Adriaen Culant was dus een zaakgelastigde, misschien was hij wel notaris of als ambtenaar aan het Leenhof van Brabant verbonden… In 1676 was er inderdaad een Culant Adrien Martin notaris in Brussel 200. Dat moet hem zijn. In ieder geval is hij zelf in 1683 de nieuwe hoofleenman van Quaetbeke 2 geworden.

Robert Culant (ca 1675/1720-1739/1759) en Marguerite Françoise Devel Op 28 januari 1720 deed Robert Culant, de zoon van Adriaen, het volgende verhef. Ook hij was notaris in Brussel (tevens notaris van de Raad van Brabant) van 1717 tot 1758 201. Hij woonde in de L.V. Broeders-straat in Groot-Bijgaarden. Zijn vrouw heette Marguerite Françoise Devel. Robert Culant overleed op 3 januari 1759 te Brussel, parochie Saint Gery. Quatbeke 2 had hij al 20 jaar eerder verkocht.

199

H. Installé - Inventaris van het fonds Leliëndaal op het Stadsarchief te Mechelen, 1984, bestanddeel 473. Louis Jean Guillaume Galesloot - Inventaire du Notariat Général de Brabant, Bruxelles 1865, blz. CXII. 201 Louis Jean Guillaume Galesloot - Inventaire du Notariat Général de Brabant, Bruxelles 1865, blz. 34. Ook in dit boek al genoemd op bladzijde 120. 200

228


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Guilliam vanden Eede (1683/1739-1743) en Antonia Perpet Op 4 december 1739 was het leengoed in Steenhuffel volgens het Hoofdleenboek door Gilles vanden Eede, koster van Opwijk, gekocht. In de Sint-Pauluskerk van Opwijk is echter nog een grafsteen van Guilliam van den Eede die van 1704 tot 1743, het jaar van zijn overlijden, inderdaad de koster van Opwijk was. Guilliam was geboren in Opwijk op 1 maart 1683 als zoon van Adriaen en Anna de Smet. Op 18 februari 1710 trouwde hij met de 5 jaar oudere Antonia Perpet (° Opwijk 26/10/1678), dochter van Adriaen en Elisabeth vanden Breen. Er kwamen geen kinderen. Volgens Steenhuffelse bronnen was zijn tweede vrouw. Volgens de informatie op zijn grafsteen stierf Guilliam in 1743.

Antonia Perpet (1678/1743–1749) De volgende eigenaar van het leengoed was Antonia Perpet, de weduwe van Guilliam vanden Eede. Ze stierf kinderloos in 1749 en werd bij haar man in de kerk van Opwijk begraven.

Michiel Perpet (ca 1689/1749-1753) en Petronella Lissens Michiel Perpet, de oudere broer van Antonia, nam het leengoed in 1749 over. In het hoofdleenboek wordt hij een 60-jarige genoemd maar eigenlijk was hij op 17 juli 1676 in Opwijk geboren. Dat maakte van hem een mens van 73 jaar. Op 9 januari 1710 was hij in Opwijk getrouwd met Petronella Lissens. Tussen 1710 en 1725 hebben ze samen 7 kinderen gehad. Nadat Michiel Perpet in 1753 overleed werd Quatbeke 2 in twee gesplitst. Quaetbeke 2 a Corneel van Herbeen, door aankoop in 1753. Zou omstreeks 1722 in Opwijk moeten geboren zijn maar ik heb hem niet gevonden. Waarschijnlijk gaat het over Cornelius van Esbeen die op 17/4/1749 in Opwijk trouwde met Anna Maria Wouters. Over waar en wanneer hij geboren was, is niets te vinden maar op 14/2/1722 was in Mechelen OLV een Ferdinandus Hesbeen uit Antwerpen getrouwd met de Opwijkse Catharina Perpet. Egied Perpet, een broer van Antonia en Michiel, was hun getuige. Jozef de Wocht, door aankoop op 30 mei 1777 Zou ca 1727 moeten geboren zijn in Steenhuffel, maar niet gevonden.

Quaetbeke 2 b Antoon Jaak vanden Eeden vanaf 20 oktober 1753. Zoon van Jaak en Catharina Lallemans. Geboren in Steenhuffel op 3 mei 1730. Vader Jaak was koster te Steenhuffel tot 1763. Ik heb geen huwelijk of kinderen gevonden.

Elisabeth vanden Eede, door erfenis op 8 augustus 1763 Zus van Jaak junior, geboren te Steenhuffel op 5 oktober 1723. Trouwde op 5/9/1752 met Theodoor van Hoeymissen. Ze overleed op 30/6/1766 bij de geboorte van haar 10de kind (Petrus, die 14 dagen later stierf).

229


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

230

Louis De Bondt


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Deel XII

Leenhof en laathof van Diepensteyn

Leengoed van het Hertogdom Brabant en enkele andere leenheren

231


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Aan het goed van Diepensteyn was méér dan 1 heerlijkheid verbonden. Het feodale statuut was gemengd en niet alleen de hertog van Brabant had er iets over te zeggen. Voor het beheer van de leengoederen bezat het een leenhof, voor dat van de cijnsgoederen een laathof. In dit overzicht van leen- en laathoven ga ik er niet dieper op in. Wie meer wenst te weten verwijs ik door naar mijn “Geschiedenis van Diepensteyn”. Hierna volgt wel meer duiding over de rentmeesters/stadhouders van het leenhof en de meiers en gezworen erflaten van het laathof.

Rentmeesters-stadhouders van het leenhof van Diepensteyn. Janne van Bouchout werd 1389 rentmeester van Diepensteyn genoemd. Een Jan van Bouchout was ontvanger der Domeinen te Asse van 1386 tot 1395. Ghijsbrecht van Bouchout, nog rentmeester in 1461, was in 1466 wellicht al overleden. Peeter van Bouchout werd in 1466 als nieuwe rentmeester en meier van Diepensteyn aangesteld en is direct met nieuwe leen- en cijnsboeken begonnen. Daarin heb ik zijn naam tot in 1477 aangetroffen. Janne van Groelst: rentmeester van 1477 tot 1482. Een Jan van Groelst (eigenaar van de Helm) was in 1481 ook meier van Londerzeel. Johannes vanden Bossche: In 1482 stadhouder/rentmeester van Diepensteyn genoemd. Wellicht zeer kort, en vervangen door... Jan tsHouwers, alias van Horenbeke die men heet de Houwere. Zoon van Zeger. Stadhouder van Diepensteyn genoemd in 1482. Overleden in 1499. Peeter van Doorne was rentmeester van Diepensteyn van 1496 tot 1523. Omstreeks 1500 trouwde hij met Joanna van Marselaer waarna hij ook rentmeester van het Hof van Marselaer te Malderen werd. Hij woonde in Opdorp en werd in 1527 door Joos Vinck vermoord. Begraven in Buggenhout. Eerder in dit boek vertelde ik meer over hem. Daneel Vilain was rentmeester van Diepensteyn van 1523 tot 1537. Alle details over hem zijn eerder in dit boek te vinden. Ghoswin van Ghestele, geboren ca 1490, nam de taak over toen Vilain in 1537 naar Mechelen verhuisde en is tot 1573 actief gebleven. Hij was getrouwd met Joanna van Halen. Van 1537 tot 1573 (officieel tot 1575) was hij ook stadhouder van Ursene/Drietoren. Hij stierf in 1577. Meer over hem is eerder in dit boek te vinden. Alvaro Goossens was rentmeester van 1573 (officieel vanaf 1575) tot 1580. Hij was de zoon van Zegher en Marie van Rhode. Als kind had hij tegen Alvaro van Almaras ‘peter’ mogen zeggen. Behalve met zijn werk voor Diepensteyn verdiende hij ook de kost als herbergier op een hofstede aan de Cambeke (tussen de Elst en de Heerbaan). Hij was getrouwd met Margriet Verhasselt. Van 1564 tot 1575 was hij tevens meier van Diepensteyn en van de schepenbank van Steenhuffel. Hij overleed in 1580. Jan Van der Stappen, geboren ca 1540, zoon van Peter en Beatrijs van Horenbeke, koopman met regelmatig transport naar Antwerpen. Meisenier van Steenhuffel in 1578, rentmeester 232


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

en meier van Diepensteyn van 1580 tot aan zijn overlijden in 1589. Getrouwd met Anna (Tanneken) Henrix uit Lebbeke. Engelbert de Bie: rentmeester en meier van Diepensteyn van 1590 tot 1595, “procureur ten plattelande”, getrouwd met Anna van Cutsem. Meestal liet hij zich wel door Simon de Vleeschouwer vervangen die in de schepenregisters van 1597 tot 1633 zowel meier van het laathof als rentmeester van het leenhof van Diepensteyn wordt genoemd, ofschoon we voor die laatste functie ook andere namen kennen. Engelbert de Bie was ook meier van Asscherayen of Drietoren in 1606. Een Christoffel de Bie (de vader van Engelbert?) was in 1568 ook al eens de gevolmachtigde van Alvaro 2 van Almaras geweest maar een titel of functie werd daarbij niet vermeld. Misschien heeft hij enkele keren de ouder wordende Ghoswin van Ghestele vervangen. In 1575 was dezelfde Christoffel alleszins rentmeester van Drietoren. Philips van Linthout: geboren omstreeks 1560, zoon van Peeter (ca 1575 meier van Diepensteyn) en Maria van Oesbroeck (dochter van Daniel en Margriet van Cleye). Philips was notaris in Merchtem (1585-1612) en griffier van Steenhuffel (1595-1612). In 1595 was hij ook kort rentmeester en meier van Diepensteyn. Getrouwd met Anna Verhoeven. Overleden te Merchtem op 31 augustus 1617. Simon Dierickx (Diricxssoen in de oudste documenten): geboren in 1570, rentmeester van Diepensteyn vanaf 1598, ook genoemd als pachter (1608) en kastelein (1612) van Diepensteyn, huisarmmeester (1610), schepen van Steenhuffel van 1608 tot 1637. Hij was een eerste keer getrouwd met Martijnken Meynaerts en hertrouwde op 16 mei 1623 in Steenhuffel met Anna De Keersmaecker. Hij stierf in Steenhuffel op 14 oktober 1641. Op 4 mei 1615 was hij door Clementia van Hoytema, de moeder van Aldegondis van Achelen en schoonmoeder van Peter Micault, aangesteld als bezetman (soort van zaakwaarnemer) voor een deel van het goed van Voorspoel in Londerzeel, namelijk voor de omwalde motte met ‘berghuisken’, dat ze die dag had gekocht. Jan Helleman, rentmeester van Diepensteyn in 1632 (slechts 1 keer genoemd en voor de rest onvindbaar). Mogelijk heeft hij een zieke Simon de Vleeschouwer (zie hierna) enkele keren vervangen. Simon de Vleeschouwer, was schepen van Steenhuffel van 1587 tot 1633, meier van Diepensteyn van 1597 tot 1633, rentmeester van Diepensteyn van 1627 tot 1633. Bovendien was hij meier van de laathoven van Philips Verpoorten (1609-1610) en van Guilliam de Smeth (1616-1618). Hij trouwde 2 keer, de eerste keer met een door hem zeer goed maar door mij niet gekende vrouw en de tweede keer met Johanna Robs. Overleden in Steenhuffel op 25 mei 1635. Steven van Herbosch, geboren te Merchtem ca 1590, zoon van Steven en Paeschijne vande Velde. Trouwde op 18 november 1612 in Merchtem met Odilia van Linthout, dochter van Philips en Anna Verhoeven (zie hoger). Steven junior was, naast rentmeester van Diepensteyn (1641-1649), ook griffier van de bank van Steenhuffel en van Diepensteyn (1624-1668), notaris in Merchtem, meier van Merchtem (1615-1649), meier van het laathof van Affligem te Merchtem (1618-1627), stadhouder van het leenhof van Pitzemburg te Meuzegem (1630-1645), ontvanger van de cijnzen van Affligem (1641). Hij overleed te Merchtem op 22 januari 1669. (Bron: o.a. familiereconstructie Merchtem 1596-1900). 233


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Christiaen de Maerschalck, geboren op 27 oktober 1593, zoon van Wouter en Johanna Brusselmans, op 16 mei 1623 getrouwd met Margriet van Achter. Van 1649 tot 1660 werd hij genoemd als rentmeester van het leenhof van Diepensteyn. In de eerste plaats was hij toch zeer lang meier van de bank van Steenhuffel (1638-1660) en meier van het laathof van Diepensteyn (1634-1660). Hij stierf op 18 februari 1660 met veel schulden en werd begraven in de kerk. Judocus Neefs: maakte zijn rekeningen als rentmeester van 1668 tot 1688. Van 1668 tot 1689 was hij ook de griffier van Steenhuffel. Zijn naam is in de schepenregisters veel te vinden maar met weinig bijkomende informatie. Mogelijk is hij de persoon die op 11 september 1680 in Steenhuffel trouwde met Barbara Neefs. Periode 1688-1706: geen rekeningen en waarschijnlijk ook geen aparte rentmeester. Theodoor Cornet: zoon van Jan en Anna van de Velde, gedoopt in de Sint-Goedele te Brussel op 19 september 1670. Zijn vader zou procureur bij de Raad van Brabant zijn geweest. Op 22 juli 1706 trouwde hij in de Sint-Nicolaaskerk te Brussel met Anne Françoise Janssens. Van 1707 tot eind 1728, was hij, naast griffier van de bank van Steenhuffel, zowel rentmeester als griffier van Diepensteyn. Zijn laatste levensdagen heeft hij terug in Brussel gesleten waar hij in september 1729 begraven werd. Theodoor Cornet heeft gedurende zijn verblijf in Steenhuffel veel grond en eigendommen (zoals de Meireminne op de Meir) aangekocht. In 1728 heeft hij in de Kasteelstraat (nu Brouwerijstraat) een huis laten bouwen. Maar dat was allemaal met geleend geld. Bij zijn plots overlijden, slechts enkele weken of maanden daarna, waren die leningen uiteraard nog niet afgelost en is zijn weduwe Anna Françoise Janssens met de schulden blijven zitten. Tussen 1731 en 1735 werden al haar bezittingen (eerst de roerende en daarna de onroerende) in beslag genomen en openbaar verkocht. Alleen het huis in de Kasteelstraat heeft ze mogen houden. Josephus Hyachintus Collin. Geboren omstreeks 1700, zoon van Petrus en Elisabeth Dannoot uit Brussel. Maria Lambertina Hulin was zijn tweede vrouw. Hun zoon Carolus Ludovicus Josephus Collin, getrouwd met Joanna Maria Robijns, was tot aan zijn vroegtijdige dood (kort voor 1770) secretaris van de soevereine raad van Brabant. Verder weet ik over de antecedenten van deze familie zeer weinig, behalve dat de oom van Maria Lambertina Hulin, Lambrecht Hulin, kanunnik van Sint Pieter in Leuven, in 1718 een studiebeurs van 110 frank stichtte voor de afstammelingen van Maria Lambertina en haar broer Ferdinand Hulin, voor zover die een theologische opleiding volgden. Josephus Hyachintus Collin was rentmeester en griffier van Diepensteyn van 1729 tot 1766. Daarnaast was hij (misschien niet allemaal tegelijk) ook griffier van de banken van Steenhuffel en Londerzeel, meier van de poort en vrijheid van Merchtem en drossaard van Willebroek. In 1745 stelde Joannes Dominicus van Maldeghem hem aan testamentair executeur van zijn testament. Hij heeft veel vastgoed gekocht in Steenhuffel (in het dorp, op het Walrot, bij de Geersbergen, nu Kaaskantmolen) en te Merchtem (op de Busmeire en te Molenwijk). In 1764 maakte hij zijn testament. Ik denk dat hij in 1766 (alleszins voor 1771) gestorven is maar ik weet niet waar. Jacobus Marcellus Adriaenssens: geboren te Steenhuffel op 16 januari 1736, zoon van Jan en Ursula Josepha George. Hij werd notaris met ‘kantoor’ in Steenhuffel. Na eerst een aantal 234


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

jaren hulpgriffier van de schepenbank te zijn geweest is hij, na het overlijden van Collin (zeer waarschijnlijk in 1766) griffier en rentmeester van Diepensteyn geworden. Dat is hij allemaal tot aan zijn dood op 3 oktober 1786 gebleven. Vanaf 1784 werden naast de inkomsten en uitgaven van Steenhuffel, Londerzeel, Eppegem en Grimbergen ook de rekeningen van de hoeve Ter-Holst in Overijse in de boeken van Diepensteyn ingeschreven. Dat zal tot 1797 zo blijven. Jacobus Marcellus Adriaenssens was wellicht niet getrouwd. Ik heb alleszins geen huwelijk of kinderen gevonden. Jacques de Wachter: rentmeester van Diepensteyn van 1786 tot 1803. Hij woonde in Brussel maar had goede connecties in Steenhuffel waar hij al vanaf 1749 procuratiehouder bij de schepenbank was. In 1771 was hij de executeur van het testament van Josephus Hyachintus Collin (zie boven) en de administrateur van de financiën van diens kleindochter Anna Martina Collin. Ik denk dat hij in 1724 in Steenhuffel geboren was als zoon van schepen Laureys de Wachter en Maria Robberechts. Na 1795 en het einde van de feodaliteit bestond het leenhof niet meer en waren er dus ook geen rentmeesters van Diepensteyn meer. Wel is Jacques de Wachter nog tot 1803 rentmeester van de graaf gebleven. Daarna ben ik nog enkele mensen tegen gekomen die deze functie voor de eigenaar van Diepensteyn hebben bekleed. Frans Hoorick trad op als rentmeester van de eigenaars van Diepensteyn van 1827 tot 1854. Charles Hahn deed dat van 1855 tot 1866. NN Prudhomme komen we in 1873 en 1874 in deze functie tegen.

Meiers van het Laathof van Diepensteyn. Henrick van Couwenberghe was meier van de heerlijkheid van Diepensteyn in 1450. Janne Stevens: meier in 1466. Peeter van Bouchout: genoemd in 1473 en 1474. Hij was ook rentmeester van het leenhof. Philips vander Stappen, zoon van Peeter, geboren ca 1475, gehuwd met a) Cornelia Spaenhove en b) Kathelijne Goossens. Was meier van het laathof van Diepensteyn in 1531 en tot aan zijn overlijden op 6 oktober 1536. Ghoswin van Ghestele: heeft van 1537 tot 1550 de functies van rentmeester en meier van Diepensteyn gecombineerd. Ook daarna werd hij nog regelmatig meier genoemd maar officieel was hij dat niet meer. Zie bij rentmeesters-stadhouders. Robbrecht vander Eertbrugge, ook Vereertbruggen, getrouwd met Margriete Aelbrechts, was meier van 1550 tot 1563. In 1556 woonde hij als pachter en kastelein op het hof. Alvaro Goossens was niet alleen meier van de schepenbank van Steenhuffel en rentmeester van Diepensteyn maar van dat laatste was hij ook de meier van 1564 tot 1575. Hij overleed in 1580. Zie bij rentmeesters-stadhouders. Petrus van Linthout was van 1575 tot 1580 meier en griffier van Diepensteyn. Hij werd geboren omstreeks 1530 en was in Merchtem getrouwd met Maria van Oesbroeck, een doch235


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

ter van Daniël en Margriet van Cleye. Daniël van Oesbroeck was de dichter van de Rijmkroniek van Merchtem en was in de periode 1564-1566 klerk van rentmeester Alvaro Goossens op Diepensteyn. Petrus van Linthout was ook griffier van de schepenbanken van Steenhuffel en Merchtem en woonde afwisselend in beide dorpen. Jan Van der Stappen, meier en rentmeester van Diepensteyn van 1580 tot 1589. Zie bij rentmeesters-stadhouders. Engelbert de Bie: rentmeester en meier van Diepensteyn van 1590 tot 1595. Zie bij rentmeesters-stadhouders. Philips van Linthout: geboren circa 1560, zoon van Petrus en Maria van Oesbroeck. meier en rentmeester van Diepensteyn in 1595. Zie bij rentmeesters-stadhouders. Simon Dierickx, naast rentmeester, pachter en kastelein in 1612, in 1596 ook genoemd als meier van Diepensteyn. Tot 1630 heeft hij bovendien regelmatig Simon de Vleeschouwer als meier vervangen wanneer die ziek of verhinderd was. Zie bij rentmeesters-stadhouders. Simon de Vleesschouwer, meier van Diepensteyn van 1597 tot 1633. Zie bij rentmeestersstadhouders. Christiaen de Maerschalck, meier van Diepensteyn van 1633 tot 1660. Zie bij rentmeestersstadhouders. Carel Leerens: soms Leirens (niet Keerens). Meier van Diepensteyn (1661-1678), meier van de bank van Steenhuffel (1661-1668), getrouwd te Steenhuffel op 2 december 1662 met Barbara Mertens. Everardus Tassot: getrouwd in Erembodegem op 19 juni 1683 met Martina Kieckens. Meier van Diepensteyn van 1684 tot 1694. In die periode ook meier (vanaf 1689 werd dat drossaard) van de bank van Steenhuffel. Overleden te Steenhuffel op 5 februari 1695. Periode 1695-1716: geen informatie. Jan le Roy: meier van Diepensteyn en drossaard van Steenhuffel van 1716 tot 1755. Verder heb ik geen informatie over hem.

Gezworen erflaten van het Laathof van Diepensteyn. Hierna volgt het overzicht van meiers en gezworen erflaten die ik uit de registers van de Schepenbank van Steenhuffel gefilterd heb. Laathof Diepensteyn

Meiers Robbrecht vander Eertbruggen (1550-1563) Alvaro Goossens (1564-1580) Engelbert de Bie (1596) Simon de Vleesschouwer ipv E. de Bie (1597) Simon de Vleesschouwer (1597) Jan Goossens ipv Simon Diericx (1601) Simon de Vleesschouwer (1601-1611) Simon Diericx ipv S. de Vleesschouwer (1611) Simon de Vleesschouwer (1617-1630) Christiaen de Maerschalck (1635-1660) Charles Leerens (1661-1678) Everaert Tassot (16841694)

236

Gezworen erflaten. Henric Lemmens (1531) Joos vander Stappen (1531-1551) Daneel Cleyman (1531) Joos van Horenbeke (1550-1564) Goossen van Gestele (1551) Jan van Molle (1550,1551) Peeter vander Stappen (1550,1551) Jan vander Stappen (1563-1580) Alvaro Goossens (1563) Anthonis vander Stappen (1563-1575) Daneel van Achter (1563) Willem de Donder (1564-1577)


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Laathof

Meiers Joannes Brusselmans (1695-1709) Francois vander Haghen (1710-1715) Joannes le Roy (1716-1735-

237

Louis De Bondt

Gezworen erflaten. Willem de Kempenere (1564) Willem de Bonte (1564-1577) Jan van Horenbeke (1573,1575,1576) Jasper de Bonte,(1575) Christoffel vander Stappen (1576-1596) Andries Bruesselman (1576-1611) Augustijn van Achter (1576-1621) Hendrick van Horenbeke (1577) Jan van Horenbeke (1580-1586) Merck Jacops (1580) Peter Brosman (1586) Jan van Robbroeck (1586) Henrick Putteman (1586-1611) Joos vander Stappen (1588-1597) Peeter van Achter (1588) Wouter de Maerschalck (1588-1617) Jacop van Campenhoudt (1588) Jan Goossens (1596-1618) Simon de Vleesschouwer (1596) Guerick Verschueren (1597-1607) Jan Vander Stappen (1597-1635) Jan vanden Breen (1601-1627) Jan van Campenhoudt (1601) Adriaen van Opstalle (1607,1611) Nicolaes Wieck (1609) Simon Diericx (1609-1635) Hendrick Feytens (1610)) Henrick Verschueren (1611) Jan van Robbroeck jr (1611) Jan Bruesselman (1617-1629) Augustijn van Hemelrijck (1621) Jacques Mertttens (1621-1664) Joos Putteman (1623,1639) Jacop van Achter (1623-1640) Jan Goossens (1618) Nicolaes JanJehans (1619) Guillam vander Stappen (1623-1651) Franchois de Keersmaeker (1618) Christiaen de Maerschalck (1626-1677) Jan Cleyman (1626-1635) Steven van Herbosch (1628-1649) Simon van Causbroeck (1628 Adriaen van Opstalle (1629-1635) Jan de Bocq (1635-1671) Hendrick Putteman jr (1630) Jan Putteman (1635) Christoffel de Keersmaeker (1638,1639) Peeter vande Voirde (1638) Franchois vander Stappen (1640-1672) Henrick Meerte (1642-1645) Joos de Maerschalck (1644-1674) Jan vande Voirde (1645-1668) Jan de Vleminck (1646-1665) Jan de Blesere (1646) Franchois de Keersmaeker (1647,1651) Joos vande Voorde (1648,1651) Peeter Goossens (1649) Christiaen van Achter (1651-1690) Peeter Putteman (1651) Guillam vander Stappen (1652-1661) Adriaen vanden Broecke (1658) Henrick Cleyman (1664-168777) Adriaen van Achter (1667) Jan Jans(sens) (1667-1683) Jan vande Voorde (1668-1671) Cornelis de Maerschalck (1679-1693)


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Laathof

Meiers

Louis De Bondt

Gezworen erflaten. Christaen de Maerschalck, zv Joos (1679-1687) Joos vanden Bossche (1679-1693) Cornelis vander Stappen (1681) Philips van Acoleyen (1684) Geeraert de Moor (1687-1693) Guillam de Bock (1687,1688) Christiaen de Maerschalck zv Niclaes (1688) Peeter vande Voorde (1690-1727) Peeter Aelens (1692-1713) Gillis Meert (1693-1700) Andries Lemmens (1693) Jacques Mertens (1693-1704) Rombout Meeus (1693-1710) Adriaen Cornelis (1695-1700) Joos van Buggenhout (1695-1724) Franchois Meert (1698-1700) Laureys de Boeck (1698-1713) Jan de Keersmaecker (1698) Joos van Acoleyen (1698) Jacques Goossens (1699-1729) Adriaen de Maerschalck (1700-1734) Hendrick Puttemans (1700-1710) Carel van Muylders (1700)-1713) Andries Dedemaecker (1700,1701) Joos de Maerschalck (1703-1724) Joos Moortgat (1703-1725) Christoffel de Maerschalck (1704) Jan vanden Bossche (1705) Guillam Robrechts (1708-1729) Gillis Meskens (1712-1724) Andries van Dorselaer (1712) Simon de Maerschalck (1712,1713) Jan Vranckaert senior (1712-1718) Gillis van Acoleyen (1712-1718) Adam Vranckaert (1714-1730) Francois Cornelis (1723-1754) Jan de Hertogh (1713-1724) Jan van Acoleyen (1713-1727) Niclaes de Maerschalck (1714-1735) Jan de Moor (1715) Francois van Praet (1718) Geeraert Meert (1718) Joos van Praet (1718-1735) Guillam Cornelis (1723,1724) Laureys Eeraerts (1723-1731) Jan Mertens (1724) Niclaes de Wachter (1724) Jan de Maerschalck (1724-1731) Francois Meskens (1724) Peeter de Maerschalck (1725-1727) Jan Moortgat (1727-1745) Andries Segers (1727) Christoffel van Verre (1727) Laureys de Wachter (1729-1735) Jan vande Voorde (1730) Peeter van Aken (1731-1754) Peeter de Boeck (1731,1732) Jan de Boeck (1732,1733) Jacobus vanden Eede (1734) Joseph Collin (1734,1735) Peeter Janssens (1734,1735) Jesper de Jonge (1735) Adriaen de Boeck (1735-1745) Mattheus van Gaver (1735) Andries Mertens (1743) Joos van Praet (1743) 238


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Laathof

Meiers

Louis De Bondt

Gezworen erflaten. J.B. Adriaenssens (1743-1766) Niclaes de Maerschalck (1744-1751) Jacobus Dedemaecker (1745-1749) Joseph van Doorslaer (1749-1766) Petert Janssens (1754) Hendrik Puttemans (1760-1766) Peter Vertonghen (1766-

Nadat Peeter Micault in het begin van de 17de eeuw enkele laathoven in Steenhuffel overgenomen had, en ofschoon die van dan af in de praktijk tot het laathof van Diepensteyn behoorden, werden de oude cijnsboek toch nog een hele tijd bijgehouden. Laathof Diepensteyn in het boek van Guillam de Smeth

Meiers Christiaen de Maerschalck (1635-1660) Charles Leerens (1661-1678)

Nà 1670 niet meer afzonderlijk vermeld.

Diepensteyn In het boek van Fontis Nà 1650 niet meer afzonderlijk vermeld. Diepensteyn In het boek van Ophem

Diepensteyn In het boek van Joos van Nuffel Diepensteyn In het boek van Sombeeck (1629)

Christiaen de Maerschalck (1650-1660) Charles Leerens (1661-1678) Christiaen de Maerschalck (1649-1660) Charles Leerens (1661-1678) Everaert Tassot (16841694) Joannes Brusselmans (1695-1709) Francois vander Haghen (1710-1715) Joannes le Roy (1716-1735-

Charles Leerens (1661-1678)

239

Gezworen erflaten. Jan de Vleminck (1644) Franchois vander Stappen (1644-1658) Henrick Meerte (1644) Jaecques Merttens (1644-1664) Jan de Bocq (1646-1670) Jan vande Voirde (1646-1664) Guillam vander Stappen (1651-1664) Christiaen van Achter (1651) Peeter Putteman (1651) Joos vande Voirde (1651) Ingelbert Meens (1653) Steven van Muylders (1653,1664) Joos de Maerschalck (1658-1670) Gillis Meerte (1661-1664) Guillam Maes (1670) Jan de Vleminck (1650) Jaecques Merttens (1650) Guillam vander Stappen (1650) Merten Meerte (1650) Guillam vander Stappen (1649) Franchois vander Stappen (1649,1656) Jaecques Merttens (1649,1656) Joos de Maerschalck (1649) Jan vande Voirde (1649-1658) Jan de Vleminck (1656) Adriaen van Achter (1658) Jan Brueselman (1658) Guillam vander Stappen (1658) Jan de Hertogh (1719) Niclaes de Maerschalck (1719) Joos de Maerschalck (1719) Laureys de Wachter (1732) Peeter Janssens (1732) Guillam Robberechts (1732) Joos van Praet (1732) Idem als Diepensteyn


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

240

Louis De Bondt


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Deel XIII

De heerlijke Cijns van Herbays en de tiende van Sombeke De Herbais, vander Noot, vander Meeren, de Valladolyt

Leengoed van gemengde natuur

241


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Op 20 augustus 1604 kocht Peter Micault, de kersverse nieuwe heer van Diepensteyn (volgens onze bron 202 toen nog getrouwd met Eduwaerde van Frittema en zeer vermoedelijk ook met haar geld) van Jan van Bourgoigne, heer van Fonteyne en diens vrouw Marie de Valladolyt – met akkoord van hun enige erfgenaam namelijk Anthonette van Bourgoigne, getrouwd met Richard Barronnaige, heer van Craningen, Fonteyne etc., de heerlijke cijns van Herbais en een kwart van de heerlijke tiende van Steenhuffel die men de tiende van Sombeke noemde. Ik denk en ik vrees dat hier wat meer uitleg bij nodig is. De cijns van Herbais en de tiende van Sombeke vormden samen een heerlijkheid in de parochies Oppuurs, Duffel, Steenhuffel en elders. Blijkbaar hing het deels af van het leenhof van het hertogdom Brabant en deels van het leenhof van het Land van Grimbergen. Mogelijk was dat laatste deel in de jaren 1500-1540 van het huis van Dendermonde naar het Land van Grimbergen overgegaan. Zoiets was toen ook met vele andere eigendommen in het grensgebied van Brabant met Vlaanderen gebeurd. Dat wist men bij een eerdere transactie in 1555 echter al niet zeker meer want koper en verkoper spraken toen af dat – mocht blijken dat het Land van Dendermonde nog enige zeggenschap over zekere delen van de heerlijkheid zou hebben – men ook voor die instantie de nodige formaliteiten zou vervullen. In Oppuurs omvatte deze heerlijkheid “de heerlijckheyt van Oppuershe metten heerlijcken cheynse ende alle andere rechten, met oyck den hove metten huyse, schueren, stallen ende alle andere edifitien daer op staende, mette winnende landen, bempden, weyden, eusselen, bosschen ende houtwas daer toe behoorende”. In 1575 werd dat gehuurd door een zekere Verhulst. In Duffel en omgeving bezat het “de helft van een hoeve, winnende landen, weyden ende eusselen” waarvan in 1575 Jan van Veken de huurder was. De andere helft was toen eigendom van een juffrouw de Helt. Onder Reet of Aartselaar had de heerlijkheid “drije partijen pleckbosch”. Verder was er nog het “hoefken van Raskenbroeck” waarvan men zich (althans in 1575) niet herinnerde waar het lag, en een cijns van 4 sisteren rogge op zekere gronden die in Laken lagen. In Steenhuffel bestond de heerlijkheid (nog altijd in 1575) uit “den cheyns der thienden metten vijffschooff ende andere heerlijcke rechten” en werd ze door Alvaro Goossens, die toen de meier van Steenhuffel was, gehuurd. In de diverse schepenbrieven vond ik maar enkele betrokken gronden: een blok land van 2,5 dagwanden, nog eens 2 dagwanden land (belast met 2 kapuinen), het Bosveld (op de grens met Peisegem en Buggenhout), belast met ¼ van de vijfde schoof en 17 stuivers, en 1 dagwand op de Werfmeer (bij de Quayemunte op de grens met Peisegem). Veel zal dat allemaal wel niet opgebracht hebben maar iemand moest er natuurlijk de eigenaar van zijn en bovendien was het voor Peter Micault genoeg om zich naast heer van Indevelde en Diepensteyn voortaan ook heer van Sombeke te laten noemen 203.

202

Hetgeen volgt is gebaseeerd op Algemeen Rijksarchief, schepenbank van Steenhuffel, register 6936, folio 86r en 331r tot 334r, en register 6937, folio 73r, 213r en 326v tot 329r. 203 In een brief van 12 januari 1618, gericht aan de pastoor van Steenhuffel, schrijft Matthias, aartsbisschop van Mechelen, bijvoorbeeld: “Wij hebben ontfanghen dees moedighen supplicatie van Peeter Michault, riddere, heere van Indevelde, Diepensteyn, Sombeke, drossart ende capiteyn vanden huyse, stadt ende landen van Ligne …” De verdere inhoud is hier van geen belang. Het gaat om een vraag om de kapelanie van Diepensteyn, die niet genoeg meer opbracht om een kapelaan te kunnen onderhouden, bij de parochiekerk te voegen (bron parochie-archief). 242


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Over deze cijns van Herbais en de tiende van Sombeke kan ik het nog volgende vertellen. De eerste eigenaar die met naam wordt vermeld is Margriete van Viverschem alias van Diest, die ze in 1575 aan jonker Jacop van Vallalodyt verkocht. Maar de naam Herbais waren we al eerder in Steenhuffel tegengekomen. Vertrekkende van de goed gedocumenteerde genealogie van deze familie zal ik nu uitzoeken of we een logisch verband met de genoemde Margriete van Viverschem kunnen ontdekken. ↓ Simon I de Herbais, heer van Herbais, leefde van ca 1250 tot 1313. Ik denk niet dat deze al inkomsten uit Steenhuffel had. ↓ Simon II de Herbais, zoon van de vorige, ridder, heer van Herbais, slaan we eveneens over maar we hebben hem nodig om zijn afstamming te kennen. Hij leefde van ca 1300 tot 1371. ↓ Simon III de Herbais, een zoon van Simon II, ridder, heer van Herbais, getrouwd met Désirée d’Huy, zou eveneens in 1371 overleden zijn. Niet dat het belangrijk is, maar ik denk dat het later was. ↓ Jehan de Herbais, zoon van de vorige, geboren rond 1360, ridder, heer van Herbais, was getrouwd met Isabelle van Edinghen. Volgens de meeste genealogieën stierf hij in 1395 maar ik ben er vrij zeker van dat het niet voor 1400 kan zijn geweest, want… ↓ Simon V van Herbais (nummer 4 was zijn nonkel), een zoon van Jehan, werd geboren omstreeks 1400 of kort daarna. Hij werd luitenant-kastelein van de gevangenis van Vilvoorde en was niet alleen heer van Herbais maar ook van Pepingen en Morkhoven ondermeer. Hij was getrouwd met Katheline de Hertoghe en overleed in 1468. Nu wordt het interessant. Want een authentieke bron uit Steenhuffel 204 noemt een Kateline de Hertoghe als cijnsplichtig aan Diepensteyn voor een stuk grond op de Hoevel. Bovendien moesten volgens hetzelfde cijnsboek een Symons van Herbayen (= Herbais) en zijn zoon Peeter van Herbais geen cijns aan Diepensteyn betalen maar hadden ze in 1466 recht op een kleine vergoeding (ieder 1 denier Lovens) van de eigenaar van Diepensteyn voor ‘een niet omschreven iets’ wat in Steenhuffel door Diepensteyn werd gebruikt. Het lijkt er verdacht veel op dat dit ‘niet omschreven iets’ een deel was van de cijnsheerlijkheid van Herbais. In ‘Het Steen op de Heuvel’ wees ik op de familiebanden tussen onder meer de families de Hertoghe, de Herbais, Vilain en andere die allemaal belangen in Steenhuffel hadden. ↓ Pierre III de Herbais, zoon van Simon V (we kenden hem al, maar in Steenhuffel sprak men toen geen Frans en verkoos men om hem Peeter te noemen). Zoals in een document uit 1476 205. “Item eenen beseghelden brieff, beginnende, wij Willem Breeme, Willem van Hoorenbeke, Willem de Bonte, Gheert de Bonte, ghesworen erflaten Peeters van Herbeys, doen kont ….”. Deze Peeter was zoals zijn vader heer van Pepingen, Morkhoven en Herbais. Zijn vrouw zou Catharina vanden Huffel geweest zijn (als dat maar niet vanden Steenhuffele was). Ze hadden maar 1 dochter. Dat was ↓ Louyse de Herbais, erfvrouwe van Morkhoven (nu een deelgemeente van Herentals). Zij trouwde met Wouter VI vander Noot, heer van West-Wesel en West-Doorne. Ik ben er eigenlijk zeker van dat zij de eigenaars waren van de heerlijke cijns van Herbais (of toch van een deel er van). Wouter was overigens een broer van Karel vander Noot, heer van Risoir alias Ter Rijst (Heikruis-Pepingen) die getrouwd was met Cecilia de Ligne-de Ham en die in 1494 van Gillis van Opstal een heerlijkheid kocht die bestond uit de helft van de 204 205

Algemeen Rijksarchief, Fonds de Lalaing, Cijnsboek Diepensteyn 1466. Algemeen Rijksarchief Gent, Fonds della Faille, karton 56, nr. 362. 243


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

vijfde schoof van de opbrengst van een aantal gronden die vooral op de Perrecouter en tegen de grens met Peisegem gelegen waren. Zie daarvoor ‘De leen-, laat- en cijnshoven in Noordwest-Steenhuffel’. Maximiliana vander Noot, dochter van, nog altijd vrouwe van Morkhoven (vanaf ca 1506), trouwde met Philips vander Meeren, ridder, heer van Sterrebeek en Zaventem en door zijn huwelijk ook van Morkhoven een beetje. In 1550 was Jan Cleyman de meier en waren Jan Jacops, Peeter Jacops, Michiel Verhasselt en Jan de Bonte de gezworen erflaten van wat in Steenhuffel nog steeds de naam had van ‘het heerlijk laathof van Herbais’. Jan vander Meeren, ridder, zoon van Phillips en Maximiliana, volgde in 1561 zijn moeder als heer van Morkhoven op 206. Hij was dan al getrouwd met Margriete van Viverschem alias van Diest. In de archieven van Steenhuffel wordt hij beschreven als heer van Morkhoven, Oppuurs, etc. Maximiliana vander Meeren, vrouwe van Morckhoven, Steenvoorde, Ophem en Hollaecken, dochter van, trouwde met Franchois d’Oignies (+1590), heer van Coupigny, Austin, Grison etc. Na de dood van vader Jan vander Meeren gaven ze (als eigenaar van een deel van de heerlijke cijns van Herbais) hun moeder (die het vruchtgebruik had) de toelating om deze te verkopen. Voor het vervolg van het verhaal kunnen we vanaf nu in de al geciteerde schepenregisters van Steenhuffel terecht. Jonker Jacop de Valladolyt was op 28 augustus 1575 de hoogste bieder 207 en op 10 oktober 1575 werd hij door de bank van Steenhuffel als de nieuwe eigenaar en de heer van het Steenhuffelse deel geïnstalleerd. Dat bestond dus uit “den heerlijcken cheyns van Herbays consisterende in gelde, rogge, evene, cappuynen ende vijffschooff met oyck tvierdendeel vander heerlijcke thienden geheeten de thiende van Sombeke met alle de heerlijcke rechte ende anderssins oyck alle tgene des daer aene ende van es dependerende binnen de voersschreven prochie van Steenhuffele gelijck ende alsoo Alvaro Goossens den selven cheyns ende thiende in hueringe is houdende”. Jacop de Valladolyth was bij die overdracht niet aanwezig maar had zijn gevolmachtigde Matheeus de Beer afgevaardigd. Wie toen onder meer de heerlijkheid van Oppuurs kocht hebben ze in Steenhuffel niet opgeschreven, maar dat zullen ze ginder wel weten. Marie de Valladolyth, de dochter van Jacop was na het overlijden van haar vader de volgende eigenaar. Ik weet niet vanaf wanneer dat was. Ze was getrouwd met Jan van Bourgoigne, heer van Fonteyne. Deze Jan van Bourgoigne verkocht op 20 augustus 1604 de heerlijkheid van zijn vrouw, met haar goedkeuring en met de goedkeuring van zijn enige erfgename, zijn dochter Anthonette, getrouwd met Richard Baronnaige, heer van Craningen en Fonteyne aan “joncker Peeter Michoult 208 heer van Indevelde, Diepensteyn etc. drossaert intentant ende capiteyn der stadt, casteele ende lande van Lingen”. Jan van Bourgoigne is echter zeer kort daarna gestorven zodat de cijns van Herbais en de tiende van Sombeke pas op 6 januari 1608 bij de bank van Steenhuffel door zijn weduwe overgedragen werden. Daarbij werd expliciet gesteld dat ze na de dood van Peeter uitslui-

206

J.M.Goris, Herentals goed bekeken. Cultuurhistorische gids voor Groot-Herentals: Herentals, Noorderwijk en Morkhoven, Herentals, 1981, blz. 83-93. 207 In 1608 dacht men dan weer dat Jacops schoonzoon de heer van Fonteynen de hoogste bieder was, maar wij baseren ons op het origineel. Uiteindelijk maakte het niet veel verschil. 208 Het heeft zeer lang geduurd voor men in Steenhuffel wist dat men niet Michoult maar Micault moest schrijven. Voordien was Nicolaes en Charles Micault ook al hetzelde overkomen. 244


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

tend door zijn kinderen bij zijn eerste vrouw Eduarde van Frittema zouden worden geerfd omdat hij in 1604, het echte jaar van de koop, nog met haar was getrouwd. Ik weet niet waarom en sedert wanneer de cijns van Herbais en (een deel van) de tiende van Sombeke in één naam werden genoemd. - Heel misschien gebeurde het toen Willem van Wesele, gezegd van Sombeke en zijn vrouw Isabeau van Berchem geen directe erfgenamen hadden en een deel van hun bezittingen overgingen naar de kinderen van haar broer Jan II die getrouwd was met Jeanne de Herbais (weduwe in 1445). Deze Jeanne was een dochter van ridder Jehan en een zus van de eerder genoemde Simon V van Herbais. Er moet een eenvoudiger verklaring zijn. - Sombeke kan natuurlijk verwijzen naar de heerlijkheid van Sombeke in Waasmunster. Ik heb al eerder geschreven dat de families van Bouchout-Boelaer-van Steelant-Almaras al voor 1500 meerdere en sterke banden met Waasmunster hadden. In de geschiedenis van die heerlijkheid heb ik echter geen aanknopingspunt ontdekt. - Serieus snuffelwerk op het Internet heeft – naast enkele zeer vage verwijzingen naar een mogelijk verband met de Gentse Sint-Baafsabdij en naar iets wat in de 15de eeuw de ‘thiende in de vasten’ heette, slechts één echt resultaat opgeleverd. En dat is dat heer Pieter de Costere, priester te Belsele en/of Sinaai in de tweede helft van de 15 de eeuw onderleenman van de graaf van Vlaanderen was van “een thiende gheheeten de Groote Thiende van Sombeke” dat daar bestond uit een recht op 2 schoven op gronden tegen de grens met Waasmunster en Elversele (in het oosten) en de ‘Beke te Waerselaeken’ (in het westen) 209. Over de heerlijke cijns van Herbais en de tiende van Sombeke werd ook in de registers van de schepenbank van Steenhuffel niet veel gesproken. De lijst van eigenaars, meiers en gezworen erflaten (tussen 1550 en 1604) is dan ook vrij kort. Eigenaar Jan vander Meeren (1571) Jacques de Valadolit (1575) Peeter Micault (1609) Verkregen van de erfgenamen van de heer van Fonteynen

Meiers Aerdt Cleyman (1550) Alvaro Goossens (1571-1575)

209

Gezworen erflaten Jan Jacops (1550) Peeter Jacops (1550) Michiel Verhasselt (1550) Jan de Bonte (1550) Joos van Horenbeke (1571-1578) Willem de Bonte (1571-1578) Jan Meerte (1571-1578) Willem Vermeren (1571-1578) Jan van Horenbeke (1575) Philips vander Stappen (1575) Peeter Jacops (1575)

e

e

e

Livre des feudataires des comtes de Flandre au pays de Waes aux 14 , 15 et 16 siècle, A.J.V.M.C de Schouteete de Tervarent, Saint-Nicolas, 1873, blz. 563. 245


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

246

Louis De Bondt


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Deel XIV

het Goed van Gaesbeke het heerlijke laathof van Beaumont Haesbeen, van Beaumont, de Bonte, Pelgrims, Moortgat

Oorspronkelijke leenheer onbekend

247


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Het Goed van Gaesbeke Omdat ik heel lang niet geweten heb wat er met het volle leen van Jacob van Borssele, na de overdracht van het land van Dendermonde naar het Land van Grimbergen, en na het overlijden van zijn vrouw Jacomijne Rijms (ca 1515) gebeurde (zie Deel IV), heb ik lang gedacht dat het daarna nog een poosje als het Goed van Gaesbeke bekend gebleven is. Maar dat was buiten de waard gerekend. Die waard, in dit geval, is het cijnsboek van Diepensteyn uit 1466 210. Daarin staat: “Gielijs Meerte int hoexken aenden Esp, eenen halven dachw. lants tusschen tgoet van Gaesbeke ende Lijsbeth tWouters goet. 7 d. (daarvan) betaelt Peter de Lichte 3 peters Brabants.” In het eerder besproken denombrement van Karel van der Noot uit 1508 is op een gegeven moment ook sprake van ’t Goed van Gaesbeke. “Item Jan der Bloemen over Jan Merte van 1 dachw. lants aenden Asscherhout, de capelrije van heere Henric Gosens deen zyde, tgoet van Gaesbeke dander.10 stuivers borsegelt Deze twee vermeldingen leren ons: - Dat het al voor 1466, en dus ook tegelijk met het volle leen van Jacob van Borssele bestond. - Dat het op of tegen de Asscherhout lag en ook tegen de Esp(t). - Dat het geen cijnsgoed van het leenhof van het Hertogdom Brabant en ook geen onderleen van Diepensteyn was maar er in beide gevallen wel aan grensde. En dat was dat…

Het Laathof van Beaumont. Dat was tot de heer J. Michel Van der Elst zo vriendelijk was om mij in februari 2013 op het bestaan van het Leengoed van het Laathof Beaumont te Steenhuffel te wijzen. Wel, daar hadden we hier in Steenhuffel recentelijk ook nog nooit ofte nimmer van gehoord. Zijn bron was nochtans een document van de Schepenbank van Steenhuffel van 19 mei 1590. Het gaat over de overdracht van een laathof, geheten het Laathof van Beaumont, dat bestond uit “eenen heerlycken chyns, soo in penninghen Lovens, oude grooten, capuynen, rogge ende evene, hebbende bedryff van meyer ende lathen, ter gueden t’ongueden ende andere heerlycke rechten...”. Het leenhof, waar dit laathof van afhing, is niet vermeld. De verkoper was een zekere Merck de Bonte die het na en vanwege het overlijden van zijn vader Willem de Bonte in bezit gekregen had. De koper was Jan Pelgrims die niet zelf aanwezig was maar zijn zaakgelastigde Matthys van Waelborch had afgevaardigd. Over de oorsprong van dat laathof ‘gemeynelijck genaempt den cheyns van Beaumont’ wordt verder nog gezegd dat: “die gecome es van eenen doen ter tyt genoempt Haesbeen alias Ghaesbeke”. De gronden van het laathof - gelegen ende sorterende onder de prochie

210

Algemeen Rijksarchief, Fonds de Lalaing, Diepensteyn, cijnsboek 1466 (met dank aan Raf Meert die het mij bezorgde) 248


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

van Steenhuffle ende daeromtrent - grensden bovendien op 2 plaatsen aan “de goeden van Gaesbeke toebehoirende Cornelisse van Beaumont”. Als men het in 1590 had over “doen ter tyt’ dan verwees men naar de periode voor de alles verwoestende Geuzentijd die in 1566 met de Beeldenstormen was begonnen. Een zoektochtje op het Internet leert ons dat de familie Haesbeen weliswaar bestaat of bestond maar weinig gedenkwaardige mensen heeft voortgebracht. In 1423 leefde er in Dordrecht een meester Jan Haesbeen die kort voor 1448 overleed. Verder heb ik geen naamgenoten gevonden. Het is waarschijnlijk te ver gezocht om onze Haesbeen in Dordrecht te gaan zoeken... De familienaam Gaesbeen bestond echter ook, met name rond Gent waar de begin-g nauwelijks van een h te onderscheiden is.

249


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

NN Haesbeen (14../ca 1503-ca 1530)

Tot er nieuwe informatie gevonden wordt die alles wat ik hierna ga vertellen ontkracht stel ik de volgende werkhypothese voor. Sedert het begin van onze plaatselijke geschreven geschiedenis bevond er zich in het grensgebied Steenhuffel-Peizegem-Buggenhout, naast het domein van het hertogdom Brabant dat waarschijnlijk al sedert de Frankische tijd als kouter in kultuur was gebracht, een gebied dat tot het Land van Dendermonde behoorde. Dat gebied bevond zich ten noordoosten van het vorige, daar waar we op de kaart aan het begin van dit boek de plaatsnamen Asscherout (Asscherhout) en Waelroth (Wolfroth) vinden. Eigenlijk waren dat uitlopers van het grote Buggenhout-bos, een deel van het vroegere Kolen-woud, die pas in de 14de en 15de eeuw gedeeltelijk tot landbouwgrond waren omgevormd. Dit Dendermondse gedeelte was in de 14de eeuw mogelijk uitgeleend aan de familie van Buysegem en vervolgens door huwelijk eigendom van de familie van Marselaer geworden. Toen deze laatste familie, na de grondige vernieling van hun Hof in de Bontestraat, het in 1477 in Steenhuffel voor bekeken hield, zijn de meeste van hun eigendommen in handen van vooraanstaande leden van de Raad van Brabant terecht gekomen. Zo werd meester Leonard de Cottereau de nieuwe eigenaar van (minstens een deel van) wat ooit de Heerlijkheid van Marselaer was geweest. Restantjes kwamen in andere handen. In 1496 waren Jacob van Borssele en zijn echtgenote Jacomijne Rijms aldus de leenmannen van een vol leen van het huis van Dendermonde dat zowel in Steenhuffel als in MerchtemPeizegem gelegen was. Kort daarna, mogelijk na de dood van ridder Jacob van Borssele in 1503, werd dit gebied aan het Land van Grimbergen en meer bepaald aan de heren van Glymes overgedragen of verkocht. Misschien heeft het vroegere Volle Leen dan ook een andere feodaal statuut gekregen. Ongeveer gelijktijdig met het echtpaar van Borssele-Rijms, is ook een mijnheer Haesbeen alias Gaesbeke ten tonele verschenen. We weten met zekerheid dat er al in 1466 op of tegen de Asscherhout goederen van Gaesbeke bestonden die niet rechtstreeks aan de hertog van Brabant leen-of cijnsplichtig waren. Zoals ik al schreef heb ik op het hele Internet slechts 1 middeleeuwse mijnheer Haesbeen gevonden. Hij heette Jan, leefde in Dordrecht, werd in 1423 ‘meester’ genoemd en overleed er kort voor 1448. Zou onze N.N. Haesbeen één van zijn nakomelingen kunnen zijn? Misschien zijn zoon? Dordrecht ligt natuurlijk niet bij de deur. Toch zullen we een paar bladzijden verder tot de ontdekking komen dat deze hypothese niet zomaar te verwerpen valt.

250


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Johan van Beaumont (1488/ca 1530-1558) x Johanna Oem Het document van de Steenhuffelse schepenbank van 1590 leert ons dat (minstens een deel van) het Goed van Gaesbeke het Laathof van Beaumont geworden is. Omdat ik geen familieverband tussen Haesbeen en van Beaumont gevonden heb, ga ik er van uit dat een zekere mijnheer van Beaumont dit laathof – zijnde (een deel van) het goed van Gaesbeke) ergens tussen 1530 en 1550 heeft gekocht. Misschien was dat de nog in 1590 vernoemde Cornelis van Beaumont, maar ik denk eerder dat het diens grootvader Govert of vader Johan is geweest. Tenzij de familie van Beaumont al veel vroeger in dit rijke bosgebied belangen had. Op dinsdag nà St. Matthijsdag 1305 waren alle eigendommen van Floris van Borssele, die de moord op zijn vader Wolfaert van Borssele (te Delft in 1298) had willen wreken, verbeurd verklaard en door graaf Willem III, graaf van Holland en Zeeland, aan zijn jongere broer Jan van Beaumont, ook bekend als Jan van Henegouwen en Jan van Blois (1288-1356) gegeven. De betreffende akte werd in Dordrecht opgemaakt en ondertekend 211. In vele publicaties werd Jan van Beaumont daarna bij de familie van Borssele gerekend. Het is misschien goed om weten dat ridder Jacob van Borssele (de echtgenoot van Jacomijne Rijms), hoewel een bastaard, een rechtstreekse afstammeling van de in 1298 vermoorde Wolfaert van Borssele was 212. Of de van Beaumont van het Steenhuffelse laathof familie waren van Jan van Henegouwen van Beaumont is evenwel meer dan twijfelachtig. Cornelis van Beaumont (1530-1616) was daarentegen meer dan waarschijnlijk de zoon van Johan van Beaumont (1488-1558) en Johanna Oem.

De houthandelaar uit Dordrecht. Johan van Beaumont werd geboren in Dordrecht in 1488. Hij was de zoon van Govert alias Goeyken Adriaenszoon van Beaumont (1440-1504) die op 31 juli 1474 in Dordrecht getrouwd was met Theodora (Dirckje) van Egmond. Zijn moeder was de dochter van Adriaen (of Jan) Aelbrechtszoon van Egmond, die in Dordrecht schepen en houthandelaar was. Ook vader Govert was of werd een koopman in hout en lid van de Houtkopers- of Sint Nicolaasgilde 213. De Dordrechtse families Haesbeen, van Beaumont en van Egmond moeten elkaar zeer goed hebben gekend. De bosontginning in Buggenhout-bos en meer bepaald op het Waelroth (Wolfsroth) en op de Asscherhout) is waarschijnlijk de reden waarom Goverts zoon, Johan van Beaumont, het 211

Jacobus Kok- Vaderlandsch woordenboek. 35 deelen en byvoegsels 1-3, 1787, blz. 809-810. Via achtereenvolgens Clays (de broer van Floris), Albert (1342-1390), Claes, Jacob en Adriaen. 213 Ons voorgeslacht, jg. 2006, blz. 98-99. 212

251


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

goed van Gaesbeke te Steenhuffel en Peizegem van de familie Haesbeen heeft overgenomen. Hoewel Johan schijnbaar geen houthandelaar maar een azijnbrouwer was, zat zijn oudere broer Adriaen 214 nog wel in de stiel. In 1504 volgde die immers zijn overleden vader op als lid van de Dordrechtse Houtkopers- of Sint Nicolaasgilde. Johan van Beaumont, azijnbrouwer in ‘den Bock’ in de Wijnstraat te Dordrecht, trouwde een eerste keer met Maria Blok maar werd weduwnaar voor er kinderen waren. Omstreeks 1528 hertrouwde hij met de ruim 20 jaar jongere Johanna (Janneken) Oem. Zij was geboren in Dordrecht in 1490 en was de dochter van Cornelis (die schepen en schatbewaarder van Dordrecht was) en Anthonia Outmans (of Rijnsburg van Cuyl). Johan overleed in 1558 en werd begraven bij zijn eerste vrouw voor de preekstoel in de grote kerk van Dordrecht. 16 jaar later, in 1574, werd ook zijn tweede vrouw Johanna in dezelfde kelder bijgezet 215. Met Johanna Oem had hij drie zonen 216: - Govert van Beaumont (1530-17/2/1599) trouwde in 1565 met de Dordrechtse doopsgezinde Barbara van Wesel (1545-1575) en in 1576 met Rijnsburg van Slingelandt. Hij werd brouwer in ‘de vier Heemskinderen’ te Dordrecht. Bovendien was hij schutmeester van de kloverniers en van 1581 tot 1590 was hij schepen 217. - Cornelis van Beaumont (1530-1616), bespreken we hierna. - Herbert van Beaumont (1535-1585) trouwde met Cornelia van Slingelandt. Er waren ook zes dochters: - Neeltgen (Cornelia) van Beaumont trouwde met Adriaen Pieterszoon Nan en stierf zonder kinderen in 1601. - Marijken (Maria) van Beaumont trouwde met brouwer Jan Gerritszoon Jans. Ze had kinderen en overleed in 1603. - Rijnsborgh van Beaumont trouwde met Adriaen Mol en schepen Henrick Hoinck - Dirxken van Beaumont trouwde met Philips Gijsbertszoon Paeyman. - Thoentgen (Toenken, Antonia) van Beaumont trouwde met Gijsbert Corneliszoon van Diemen - Margriet (Margaretha) van Beaumont trouwde met Jacob Corneliszoon van Diemen.

214

Adriaen Govertszoon van Beaumont trouwde met Cornelia Vastraet Aertsdochter de Jode Ons voorgeslacht, jg. 2006, blz. 101. 216 Johan van Beverwijck – ’t Begin van Hollant in Dordrecht, 1640, blz. 323 217 www.genealogieonline.nl/stamboom-uijtterlinde/l46167.php 215

252


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Cornelis van Beaumont (1530/1558-ca1566/1616) x Jenne van Haerlem Blijkbaar was het dus Cornelis die na de dood van zijn vader het heerlijke Laathof van Beaumont heeft geërfd. Hij was geboren te Dordrecht in 1530, mogelijk was hij een tweelingbroer van Govert. Hij trouwde met Jenne van Haerlem, dochter van Gijsbert, en kreeg met haar slechts (?) 1 zoon. Dat was Jan van Beaumont die zou trouwen met Cornelia Beenen en volgende kinderen zou krijgen: - Maria van Beaumont, trouwde met de historicus Wouter van Gouthoven. - Adriaen van Beaumont. - Gijsbert van Beaumont. Omdat in 1566 met de Beeldenstormen de zogeheten ‘troebele tijden’ 218 begonnen en normaal transport zo goed als onmogelijk was, had Cornelis waarschijnlijk geen interesse in de Zuid-Nederlandse bossen meer. En al zeker niet in de heerlijke cijns waarmee sommige gedeelten daarvan waren belast. Bovendien werden al eens eigendommen van sympathisanten van de opstandeling Willem van Oranje, heer van Grimbergen, door de Spaanse landvoogd in beslag genomen. Ik denk dat Cornelis van Beaumont al gauw het zekere voor het onzekere gekozen heeft en een koper voor zijn Laathof heeft gezocht. Het eerder genoemde document van de schepenbank van Steenhuffel uit 1590 toont aan dat hij die ook gevonden heeft. Of dat echt in 1566 of al iets vroeger was laat ik in het midden. Cornelis van Beaumont overleed op 10 maart 1616. Ik heb daarna geen spoor van nakomelingen in onze plaatselijke archieven gevonden.

218

Een tijd van inquisitie, kettervervolging, opstand der Nederlanden tegen het Spaanse gezag. Op amper 25 jaar tijd werd onze bevolking door oorlog, ziekte en uitwijking gedecimeerd. In de Zuidelijke Nederlanden eindigde deze periode in 1593. In de Noordelijke Nederlanden ging de strijd met tussenpozen verder tot hetgeen nu Nederland is uiteindelijk in 1648 onafhankelijk werd. 253


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Willem de Bonte (ca 1515/1566-1585)

Willem de Bonte uit Steenhuffel, die de volgende eigenaar van het Laathof werd, was zeer waarschijnlijk voordien al een cijnsplichtige van Cornelis van Beaumont. Hij was een zoon van Jasper de Bonte die we al twee keer eerder zijn tegengekomen. In het leendenombrement van Karel van der Noot werd die in 1508 genoemd als cijnsplichtige voor land op het Heeken tegen de Asscherhout, land dat leengoed van de hertog van Brabant was. Ergens tussen 1515 en 1525 declareerde hij zichzelf – als onderleenman van Jacomijne Rijms - cijnsplichtig aan de heren van Glymes voor “een dachwant van huysen ende van hoven aen deen zyde de heren strate, aen dander zyde Jan Meerts, leen dat men houdende is van myn vrouwe Jacomyne Ryms”. Van Jan Meerts (of Meerte of Merte) heb ik in het begin van dit deel al geschreven dat hij eigendom tegen het goed van Gaesbeke had.

De Bonte in Steenhuffel. Willem de Bonte is mijn directe voorvader, als geen enkele van mijn voormoeders een scheve schaats gereden heeft althans. De eerste gekende Steenhuffelnaar met de naam Bonte was Perren den Bonten. Hij moet omstreeks 1340 geboren zijn en in 1403 woonde hij volgens onze bron 219 in ... de Bontestrate, waar hij cijnsplichtig aan de hertog van Brabant was. Hij deelde er een huis en hofstee met Hendrik van der Slehagen. Het zou dus kunnen dat hij met diens zuster was getrouwd. De Bontestrate was toen de naam van een hele wijk. De weg die er doorheen liep en die nu nog altijd de Bontestraat heet, noemde men toen – dacht men - de Oude Baan. Die was op sommige plaatsen nog verhard en we weten met zekerheid dat het een restant van een oude heirbaan was. Waarom deze wijk de Bontestrate heette en heet is (was) voor mij een zeer groot raadsel. Historicus Joris Vertonghen dacht in 1975 nog dat de aristocratische familie De Bonte hier op een door water omwald hof heeft gewoond. Hijzelf had nog oude mensen over dat legendarische kasteel van de Bontestraat horen vertellen. Dat omwalde kasteel is intussen weliswaar teruggevonden. We kennen er nu ook de geschiedenis van. Het werd een eerste keer in 1356 en een laatste keer in 1477 tijdens oorlogen tussen de hertogen van Brabant en de graven van Vlaanderen met de grond gelijk gemaakt. Maar het was niet het kasteel van De Bonte maar wel de vroegste verblijfplaats van het beroemde geslacht van Marselaer. De heer Jozef Verheyden, die ook al veel oude papieren heeft gezien, herinnert zich gelezen te hebben dat de Bontestraat haar naam te danken heeft aan het feit dat een “Bonte” daar ooit, doorheen het bos, een weg heeft aangelegd. Ofschoon de oorspronkelijke bron van dit verhaal nog niet teruggevonden werd, past het wonderschoon bij enkele dingen die ik intussen zelf heb ontdekt, en dat zijn:

219

Algemeen Rijksarchief - telling van 1403. reg. 44-910 Rekenhof.

254


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

1. Het Hof van Marselaer lag weliswaar aan de huidige Bontestraat maar in het meest zuidelijke deel ervan. Tegen en op de grens met Merchtem dus. Ten noorden van het Hof bevonden zich de restanten van het Mulneremholt (het bos van het huis van de Molenaar). De molenaar was die van de nog bestaande Marselaermolen, die niet via de oude heirbaan maar via een pad langs de Molenbeek te bereiken was. 2. Voorbij het Hof van Marselaer, volgde de Romeinse Heirbaan, Oude Baan of Oude Strate, niet een tracé naar het centrum van Steenhuffel, maar maakte ze een bocht naar het westen, richting Perrehof, waar de aloude Smisstrate nu nog altijd begint. Mijn argumentatie en bewijsvoering zijn uitgebreid te vinden in mijn “Geschiedenis van Diepensteyn”. 3. Negentig procent van wat de Bontestraat is heeft dus niets met die oude Heirbaan te maken en kan dus best door een ‘Bonte’ of ‘de Bonte’ zijn aangelegd. 4. Dat de familie de Bonte van oorsprong houthakkers en bosontginners waren maakt de hypothese dat de houthandelaars Beaumont hun bosbedrijf aan hun ‘meester-houthakker’ verkochten bepaald niet vergezocht.

Jan Bonte, wellicht de zoon van Perren, woonde in 1403 eveneens in de Bontestraat. Hij was geboren omstreeks 1360. Hij was getrouwd met vrouwe Ida (waarschijnlijk van der Speet). Eigenlijk staat er in het cijnsboek van 1403 dat Jan Bonte de man van vrouwe Ida was. Het is daarom waarschijnlijk dat zij de meeste belastbare eigendommen had. Een Willem de Bonte, over wie we verder niets weten dan dat hij in 1403 ook in Steenhuffel woonde, was mogelijk een broer van Jan. Een Egidius (of Gielis) de Bonte - zeer waarschijnlijk een zoon van Jan en Ida, geboren omstreeks 1390, woonde niet meer in de Bontestraat maar verhuisde naar de goederen van het oude Cloothof. Dat lag tussen Diepensteyn, de Plas en de Beekstraat. Of hij op het Hof woonde is niet geweten maar hij bewerkte er wel de gronden van. Persoonlijk ben ik van gevoelen dat hij door zijn huwelijk met een dochter Van den Cloote op het hof terecht gekomen is. Op 3 augustus 1440 werd Egidius De Bonte door zijn gebuur (de heer van Diepensteyn) gevraagd om in het aartsbisschoppelijk paleis te Mechelen een akte te komen tekenen. Dat was de stichtingsakte van de kapelanij van Diepensteyn (een instelling waardoor een aantal mensen de opbrengst van hun grond afstonden om er een kapelaan voor de kapel van het kasteel Diepensteyn mee te onderhouden). Na zijn dood had hij een jaargetijde in de kerk van Steenhuffel. Philips I de Bonte werd geboren omstreeks 1420. In 1463, toen hij aan het laatste stuk van zijn leven begon en bijgevolg aan zijn toekomst in het hiernamaals moest denken, schonk hij – samen met een Peter Jacops - de opbrengst van een stuk grond aan de H. Geesttafel van Steenhuffel (de voorloper van het O.C.M.W.). In de akte die daarvan werd opgemaakt werd hij een “notabele van Steenhuffel” genoemd. De familie Jacops vinden we later terug op en tegen de Asscherhout. Omstreeks 1460 werd Hendrick de Bonte geboren. Ik denk dat hij de oudste zoon van Philips was. Van hem weten we zeker dat hij nog altijd tussen de Plas, Diepensteyn en de Beekstraat woonde, want van de heer van Diepensteyn pachtte hij in 1516 een stuk aanpalende grond. Hij had een zoon, Philippus de Bonte die volgens mij eigen berekeningen rond 1500 geboren werd, die genoemd werd als eigenaar van het ‘Capuinenmeerselken’, die het jaargetijde van Gillis van der Cloote betaalde, en die pas nà 1570 gestorven is. Philippus had voor zover bekend 2 zonen: a) Klaes (Nicolaus) de Bonte, geboren ca 1535, die van zijn vader o.m. het Capuinenmeerselken erfde evenals de verplichting om het jaargetijde van Gillis van der Cloote te betalen (hetgeen hij tot zeker 1590 heeft gedaan) en b) Jan de Bonte, die omstreeks 255


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

1550 geboren is, maar over hem is verder niets geweten behalve dat hij omstreeks 1590 eigendom in de Dorpstraat aan het Strateveldeken te Steenhuffel had. Een andere mogelijke zoon van Philips I was Egidius (Gillys) de Bonte. Iets jonger dan Hendrick erfde hij waarschijnlijk het recentelijker verworven goed op en tegen de Asscherhout. In 1490 komen we hem tegen als onderleenman van Van Opstal voor land op het Heeken (dat in 1508 eveneens eigendom van de H. Geest van Steenhuffel geworden was). In 1508 was Egidius cijnsplichtig aan Karel van der Noot voor land op de Quaetbeke. En in 1525 was hij (ook) leenman van de Glymes van Grimbergen voor grond op de Busene (alias Buesmeere tegen de Quayen Muente op de grens van Steenhuffel met Peizegem). Jan de Bonte was waarschijnlijk een zoon van Egidius. In 1508 was hij cijnsplichtig aan Karel van der Noot en wel voor land op de Sijp tegen de Heent (dat is nog in de Bontestraat). In 1525 had hij een half dagwand land op de Quaetbeke in leen van de heren van Glymes. Het is mogelijk dat het als onderleenman was van Jacomijne Rijms maar dat wordt niet vermeld. Jaspar de Bonte moet, gezien de ligging van zijn eigendommen, bijna zeker een zoon van Egidius (Gillys) zijn geweest. Hij moet omstreeks 1483 geboren zijn. Evenals zijn vermoedelijke broer Jan was hij in 1508 al onderleenman van de hertog van Brabant voor grond tegen de Asscherhout waar Karel van der Noot de hoofdleenman van was; in 1515 was hij ook nog altijd onderleenman in het goed van Jacomijne Rijms van de heren van Glymes. Verder wordt hij vermeld als gezworen erflaat van de heren van Pitsenborch en als eigenaar van een bos in het Walrot en grond tegen Telleken en de Slacheussel. Het lijkt er op dat Jaspar de Bonte een aanzienlijke status en een serieus territorium heeft verworven. Ik geloof dat hij dat aan hard werken en het rooien van bos op de Asscherhout maar vooral op het Walrot te danken had. Het is denkbaar dat hij dat in opdracht en ten behoeve van de houthandelaars Haesbeen en Beaumont uit Dordrecht heeft gedaan. Hij is tussen 1552 en 1557 gestorven. Toen Jaspar de Bonte ouder werd en zijn kinderen volwassen werden, is men hem in Steenhuffel ‘den ouden’ gaan noemen. Dat was omdat één van zijn zonen ook Jaspar heette en bijgevolg het bijvoegsel ‘den jongen’ kreeg. - Jaspar de Bonte junior was gezworen erflaat van Pitsenburg en had grond op de Quaetbeke, aan de Meere, bij de Savelpoel, op de Gijselberg, tegen de Eshage en op de Voort. Toen hij erfde van Margriet Addiers werd hij ook eigenaar aan het begin van de nog niet ontgonnen Malderheide ten noorden van de Voort. Was Margriet Addiers zijn vrouw of was het zijn moeder? Of was het maar een suikertante? Ik weet het niet. Naast Jaspar de jongen waren er nog 3 andere kinderen: 220 - Lijsbeth sBonten was in 1568 getrouwd Jan Coecke . - Johanna sBonten verbleef in 1569 met haar gezin (de naam van haar man werd helaas niet genoemd) in het buitenland en men ging er van uit dat ze daar zou blijven. Ik herinner er aan dat met de beeldenstormen van 1566 de opstand tegen het Spaans gezag begonnen was, dat daarop de hertog van Alva naar onze gewesten was gestuurd en dat de inquisitie en de vervolging onder zijn bewind niet om mee te lachen waren. Mijn betovergroottante Johanna was ongetwijfeld getrouwd met een Geus.

220

Algemeen Rijksarchief - Schepenbank van Steenhuffel, register 6936, folio 282 256


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

- Willem de Bonte is de man wiens naam in de titel van dit hoofdstuk staat. Ik moet hem dus een beetje extra aandacht geven.

Willem de Bonte Willem moet omstreeks 1515 geboren zijn. Terwijl zij broer Jaspar junior rijkdom tussen de Walrot, de Voort en de Gijselberg verwierf (dat is het gebied van de huidige Meir) heeft Willem zich schijnbaar verder op de bosontginning op en ten zuiden van het Walrot geconcentreerd. Ook hij heeft een aanzienlijk patrimonium verzameld. De registers van de schepenbank noemen hem als eigenaar van: - Een hofstede in de Horenbeekstraat. - 1 bunder grond op het Walrot. - Grond op de Grote Hoeve (in de Plas). - Grond tegen dElst en de Bastaertputte (Smisstraat) - Grond tegen de Lammersheide Verder werd hij genoemd als gezworen erflaat van de heer Verrijst (sic en 221), Affligem, Diepensteyn, Joos van Oyenbrugge, Eraert van Oyenbrugge, Bouchout en Zellaer, der Weduwen, vander Meeren (ofwel Herbais), de weduwe van Philips van Ophem (Marie vander Noot), Anna van Ophem, Pitsenborch en de Valadolit (ook Herbais). Dat betekent dat hij van al deze laathoven cijnsgoed bezat of huurde. Ofschoon de goedenisdocumenten daarvan niet meer bestaan weten we uit latere overdrachten dat hij op een bepaald moment ook het laathof van Beaumont van Cornelis Beaumont heeft gekocht. Daarmee werd Willem de Bonte een echte heer, weliswaar zonder kasteel maar wel met zeer veel schulden. We weten dat hij onder meer bij de familie Putteman in Steenhuffel en bij pastoor Sarens van Buggenhout geld had moeten lenen om zijn aankopen te financieren. Normaal mocht het geen probleem zijn om die af te lossen, maar… in 1566 begonnen de beroerde tijden... Op 2 november 1564 heeft men hem zijn bewijs van meisenierschap gegeven en daarmee was hij volgens mij de eerste (wellicht de enige) de Bonte die dat kreeg. Nadat hij als gezworen erflaat in diverse laathoven bestuurservaring had opgedaan is hij in 1575 schepen van de hertogelijke schepenbank van Steenhuffel geworden. Hoe lang hij dat gebleven is heb ik niet kunnen vinden omdat tijdens de ellende van de ‘beroerde tijden’ door de vierschaar niet veel vergaderd werd. Hij is in ieder geval kort voor 1585 overleden. Dat was het jaar dat de Zuidelijke Nederlanden met de val van Antwerpen de opstand tegen Spanje definitief verloren. Hij heeft dus niet van de kansen kunnen profiteren die na de oorlog geboden werden. Al de schepenen van Steenhuffel die de beroerde tijden overleefden, zijn inderdaad tegen geringe kosten grootgrondebezitter geworden door de plaats van de door oorlog, epidemies of emigratie verdwenen Steenhuffelenaren in te nemen. Willem de Bonte had 3 zonen:

221

Bedoeld is hier de heer van Ter Rijst (Risoir). Tot 1535 was dat Karel vander Noot, de eigenaar van het leengoed bij het Perrehof; daarna één van zijn erfgenamen. 257


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Henrick de Bonte trouwde ca 1575 met Pierijne van Paesschen en kreeg 2 dochters: Berbele en Pierijnke. In 1599 waren zij nog jonge ongetrouwde wezen en om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien heeft Merck de Bonte, hun nonkel en hun voogd, grond op de Voort, aan de Eshage en tegen de Luysbempt aan Simon de Vleeschouwer (een schepen van Steenhuffel) moeten verkopen. - Jaspar de Bonte. van hem weet (wist) ik voorlopig niks behalve dat hij ofwel jong en kinderloos gestorven is of dat hij zich in Steenhuffel niet meer heeft laten zien. Het was dat laatste: uit een oud register 222 leerde ik dat hij op 22 februari 1571 of 1573 door de vierschaar van Steenhuffel tot een relatief geringe geldboete veroordeeld was omdat hij Jan Eggericx met een mes had bedreigd. Een tijdje later werd die boete tot 18 rijnsguldens verhoogd omdat hij (Jaspar de Bonte dus), die na zijn veroordeling in Bornem in Vlaanderen verbleef, onder eed had beloofd om terug te keren, maar die belofte niet had gehouden. Uit een document van de Schepenbank kwam ik bovendien te weten dat zijn broer Merck de Bonte (zie hierna) in 1592 een perceel grond in de Eshage, dat van de intussen overleden of nog altijd vermiste Jaspar was, heeft verkocht. - Merck de Bonte, wellicht de jongste van de drie, die omstreeks 1555 geboren is. Hij volgt. Ofschoon ik van de vroegste afstammingsverbanden niet helemaal zeker ben, geef ik hieronder het meest waarschijnlijke stamboomfragment. Geboorte- en overlijdensjaren zijn (soms sterk) benaderend. -

Perren den Bonten (1340-na 1403) x Nn van der Slehagen (?) Willem de Bonte ca 1365-

Jan Bonte (1360-na 1403) x Ida van der Speet in de Bontestrate

Egidius I de Bonte (1390-na 1440) x Nn van der Cloote (?) Cloothofgoed (Gijselberg-Plas-Beekstr.) Philips de Bonte (1420-na 1463) Cloothofgoederen, ook grond op en tegen Asscherhout (Walrot-Haan-Peizegem) Hendrick de Bonte (1460-na 1516) op de Cloothof-goederen (Gijselberg-Plas-Beekstraat)

Egidius II de Bonte (1461-na 1525) op en tegen Asscherhout (Walrot-Haan-Peizegem)

Philips II de Bonte 1500-na 1570

Jaspar de Bonte Sr 1483-1555

Jan de Bonte 1485-na 1525

Klaes de Bonte 1535-na 1590

Jan de Bonte 1540-

Willem de Bonte 1515-1585

Jaspar de Bonte jr. 1520-ca 1589

Adriaen de Bonte

Cathelijne de Bonte x Joos v Horenbeke

Merck de Bonte 1555-1615

Jaspar de Bonte

Lijsbeth sBonten x Jan Coecke

Henrick de Bonte x Pierijne van Paesschen Pierijnken sBonten ° 1577

222

Johanna sBonten is in het buitenland in 1569

Berbele sBonten

Algemeen Rijksarchief – Chambre des comptes, Rekenkamer – Rekeningen van meier Alvaro Goossens, 12780, folio 37 en 42.

258


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Niet in dit stamboomfragment: - Cathelijne sBonten uit Steenhuffel, genoemd in 1569, dochter van NN en Anneken van Ingelandt. Ze was naar de markt van Merchtem gegaan met een zak vlas, maar ze had daar een kareelsteen in gestopt. Ze werd betrapt, in de vrunte van Steenhuffel opgesloten, maar omdat haar ouders de reputatie van brave mensen hadden, en omdat haar moeder zich vreselijk voor het gedrag van haar dochter schaamde, werd ze met een serieuze berisping en met een boete ten voordele van de armen vrijgelaten 223. - Anthony de Bonte, genoemd in 1571 met eigendom in Steenhuffel, niet ver van de Asscherhout. - Cathelijne sBonten, genoemd in 1596 met eigendom in Rossem

223

Algemeen Rijksarchief – Chambre des comptes, Rekenkamer – Rekeningen van meier Alvaro Goossens, 12780, folio 19. 259


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Merck de Bonte (ca 1550/1585-1590/ca 1615) x Kathelijne De Moor xx Marije Addiers De voor 2010 bestaande genealogieën van de families Bonte, de Bonte, de Bont en de Bondt, begonnen allemaal met deze Merck de Bonte, die omstreeks 1555 in Steenhuffel geboren werd. Alle huidige naamdragers in het oude hertogdom Brabant (en daar rekenen we dus ook de huidige provincies Antwerpen en Noord-Brabant bij) blijken van hem af te stammen. Wat er met de andere de Bontes uit Steenhuffel gebeurde is niet geweten. Ze zijn verdwenen en van hun eventuele nakomelingen werd nog geen spoor gevonden. Wie van de naaste familie van Merck de Bonte bleef er na 1585 in Steenhuffel nog over? - Zijn tante Johanna zat met haar man in het buitenland, als ze nog leefde. - Een andere tante, Lijsbeth, was getrouwd met Jan Coecke maar ik weet niet waar ze terecht gekomen is. Hoe dan ook, als ze al kinderen had, dan waren dat geen de Bonte’s. - Zijn oom Jaspar Junior was al redelijk bejaard en zou omstreeks 1589 overlijden. - Zijn broer Jaspar de nog jongere had iets mispeuterd en was met de noorderzon verdwenen. - Zijn andere broer, Hendrick, getrouwd met Pierijne van Paesschen en overleden voor 1599, had weliswaar 2 dochters, maar die zetten de naam de Bonte niet voort. De laatste de Bonte’s die in de 17de eeuw nog in Steenhuffel werden genoemd waren Adriaen en Cathelijne de Bonte, kinderen van Jan. Cathelijne was getrouwd met een Joos van Horenbeke. In 1616 verkochten zij het 1 bunder grote sBonten bos aan de Voort aan Joos Putteman. Op 26 oktober 1660 overleed dezelfde of een andere Catharina de Bonte en daarmee was het gedaan. Maar 250 jaren later zijn we terug gekomen…

De erfenis van Merck de Bonte Wat Merck allemaal van zijn ouders erfde weet ik niet maar daarbij was behoorlijk wat grond die deels met geleend geld was aangekocht dat vanwege de slechte tijden niet kon worden afgelost. Daarnaast werd hij ook de eigenaar en de heer van het heerlijke laathof van Beaumont. De ligging van die gronden en de namen van de cijnsplichtigen vonden we in het in het al enkele keren eerder geciteerde document uit 1590. Nu ga ik er wat dieper op in. Cijnsplichtige De erfgen. van Jasper de Bonte de ouden

Vorige cijnsplichtige

De erfgenamen van Jan Lynneman Jan Moernaeys

Belast Ligging 0,5 bunder land, op de Walrot nu bos een stede

Gekocht van Gillis vander Cloot

Joos der Weduwen en 260

Aangelanden Gheert Goossens Jan Jacops Cornelis van Beaumont Capelrije van Steenhuffel

aan d’ Meerken, straatje nr Walrot 0,5 bunder land, op de Walrot Hendric van Hoorenbeeck, de nu bos wed.Gillis de Leeuw 0,5 bunder land op de Walrot Crestiaen van Hoorenbeeck


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Cijnsplichtige Jan van der Stappen (meier van ...)

Vorige cijnsplichtige

De erfg. van meester Bernaert van Ocley De erfg. van meester Bernaert van Ocley De erfg. van meester Bernaert van Ocley. Onleesbaar

Gekocht van Gillis de Leeuw

Belast

Ligging

0,5 bunder land 0,5 bunder land nu bos 1 dw bos

op de Walrot aan Lammershey op de merctwerch op de Walrot Gillis de Leeuw aan Lammershey op de Walrot Lamersheyde Jan Moernaeys (de erfg.) Bernaert van Ocley, de erfg. op de Walrot Malderheyde Adolf van der Noot, de erfg. Jan Moernaeys, de erfg. op de Waelroth Jan Puymens Malderheyde Adolf van der Noot, de erfg. Malderheye H. Geest van Steenhuffel op de Walrot H. Geest van Steenhuffel Jan Diepmeer (?) Adolf van der Noot, de erfg. Jan Jacops begin Coutergat Gaesbeke, het goed van Adolf van der Noot op de Waelroth in de Ry strate Gaesbeke, het goed van in de Ry strate Gaesbeke, het goed van (eigenaar = Corn. v. Beaumont) Reynier van Horenbeeck op de Gijselberg Vander Clooten weduwe van Bouchout Zeger Goossens (wijlen) (leen van Pitsenborgh) Jasper de Bonte

1 dw bos

De wezen van Joos Beeckman

1 dw bos

H. Geest van Steenhuffel

1 dw bos

De wezen van Willem de Keersmaecker

gekocht van de wezen van Jan Puymens

1,5 dw bos

De erfg. van Cathelyne de Keersmaecker (+ca 1590), dochter van Willem

Nà Joos der Weduwen

x dw bos

De erfgenamen van Peeter Jacops

0,5 dw land

Heyn en Cathelijn Heykens De kinderen van Gillis Breen H. Geest van Steenhuffel

bos 0,5 bunder 1 dw eussel

H. Geest van Steenhuffel en Jasper de Bonte de jongen en wijlen Zeger Goossens

Louis De Bondt

voordien Marye Addiers 1 bunder land

Aangelanden gezegd Heykens Waelrothstrate Joost van der Stappen Hendrick van Hoorenbeke

Samen goed (zolang iedereen betaalde) voor 7 sisteren en een veertelken rogge 4 cappuynen en ¾ van een cappuyn 7 stuyvers (= ca 19 myten)

Enkele opmerkingen. Drie keer wordt er gesproken over land dat inmiddels bos geworden is. Nooit zien we het omgekeerde. Eerder zouden we verwachten dat delen van het bos van Buggenhout gerooid zouden zijn om er vruchtbare landbouwgrond van te maken. Sedert 1566 was er van normale landbouwactiviteiten echter geen sprake meer zodat het logisch is dat het bos delen verloren terrein terug begon in te nemen. Dezelfde crisisjaren 1566-1590 waren er ongetwijfeld ook de oorzaak van dat als cijnsplichtige over ‘de erfgenamen, de wezen of de kinderen van’ wordt gesproken. Onze bevolking was in deze periode immers gedecimeerd. Waarschijnlijk wist men in 1590 soms nog niet wie de troebele tijden had overleefd en wie dus de erfgenamen waren. Over de genoemde personen en/of families kan ik het volgende vertellen: - Jasper de Bonte de ouden: zie hoger. - Geert Goossens, geboren in 1522, zoon van Zegher en Joanna Cloostermans.

261


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

- Jan Jacops: geboren ca 1540, waarschijnlijk een kleinzoon van een andere Jan Jacops (+1508) die tot 1508 cijnsplichtig was aan Karel van der Noot voor grond op de Asscherhout. Grootvader Jan was in 1490 ook de eigenaar van het Leengoed Quaetbeke 2. - Cornelis van Beaumont: zie hoger. Het feit dat hij hier nog vermeld wordt als de eigenaar van (delen van) het goed van Gaesbeke betekent dat hij weliswaar zijn laathof aan Willem de Bonte overgelaten had maar – mogelijk in afwachting van betere tijden – nog onderleenman was gebleven. - Jan Lynneman (of Lindemans) leefde van ca 1550 tot 1600 - Jan Moernaeys leefde van ca 1535 tot ca 1580. - Hendrik van Hoorenbeeck, geboren tussen 1520 en 1523 en dus voor 1590 overleden. hij was de zoon van Laurentius en in 1575 meisenier van Steenhuffel geworden. - Joos der Weduwen is met zekerheid een telg uit de familie die we vroeger (Peertshoeve) besproken hebben. - Joost van der Stappen: er leefden meerdere mensen met die naam in Steenhuffel in deze periode. Waarschijnlijk hebben we het hier over de zoon van Peeter en Beatrijs van Horenbeeck, geboren ca 1545, getrouwd met Anna de Keersmaecker (een dochter van de hier eveneens genoemde Willem). Joost was koster (1573, 1588, 1593...), had een herberg tegenover de lijkdeur van de kerk, naast den Hoorn, en overleed ca 1603. - Adolf van der Noot. zie vroeger. In tegenstelling tot wat ze zouden kunnen verwachten was het belang van deze Adolf niet afkomstig van Karel van der Noot (die van 1494 tot 1535 de hoofdleenman van het aangrenzende leengoed van het hertogdom Brabant was maar van zijn vrouw Philippote van Watermael waarmee hij ca 1510 was getrouwd. Deze Philippote was namelijk de dochter van meester Jan van Watermaele, een lid van de Raad van Brabant. Jan van Watermaele werd in 1508 door Karel van der Noot in zijn leendenombrement al genoemd als de eigenaar van een stuk grond dat aan zijn eigen leengoed grensde maar op het Groot Wolfroth lag. In 1512 en 1525 declareerde Jan zichzelf als leenman van de heren van Glymes voor grond op de Meercouter, grond op de Walenbempt en grond op de Koekelberg en op ‘den hove van Paissegem’ (de twee laatste in Peizegem) 224. Adolf, geboren te Brussel op 3 juni 1486 en er overleden op 31 maart 1543, was de zoon van Peeter, woudmeester van Brabant, en Angelina van der Heyden. In 1500 ging hij aan de universiteit van Leuven studeren, maar het was in Bologna dat hij in 1510 afstudeerde in kerkelijk en burgerlijk recht. In 1512 werd hij lid van de Raad van Brabant en in 1532 volgde hij Jeroen van der Noot als kanselier van Brabant op. Dat was tot 1540 toen hij luitenant van het Leenhof van Brabant werd. Hij was heer van Oignies en Wandignies, en ridder van het Gulden Vlies. Na de dood van zijn eerste vrouw Philippote zou Adolf hertrouwd zijn met Margriet van Pede (+16/5/1557). 225 - Joos Beeckman: in 1508 betaalde een Jan Beeckman de cijns van Lysbeth Cuypers voor een huis en hof aan Karel van der Noot, hoofdleenman van het Leenhof van Brabant.

224

Jan van Watermael had het Hoff te Peyssegem al op 22 december 1495, nog voor hij getrouwd was, van zijn vader, meester Jan senior, gekregen. Deze hoeve met 35 bunders land was ooit (in 1382) de eigendom van Jan ‘tSerclaes, zoon van Reynier, geweest. 225 Peter G. Bietenholz, Thomas Brian Deutscher A Biographical Register of the Contemporaries of Erasmus, Volume 3, 2003, blz. 18 262


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

- Het Goed van Gaesbeke: zie hoger. De vermelding als “aangelande” schijnt te suggereren dat het Laathof van Beaumont slechts een deel van het vroegere laathof van de heer Haesbeen besloeg. - Peeter Jacops, geboren ca 1460, zoon van Jan (zie hoger) en Maria van Quaetbeke. Hij was eigenaar van het laathof Quaetbeke 2 en bezat grond tegen de Mere, op het Waelroth en in het dorp ‘waar de camme op staat’. Hij was echter al op 4 februari 1538 overleden. - Heyn en Catharina Heykens (of van Hoorenbeeck dictus Heykens). In 1508 was de familie Heykens cijnsplichtig aan Karel van der Noot (hoofdleenman van Brabant) voor land op het Wolfroth, op het Heeken en in de Asscherhout. - Gillis Breen (ook Breem): de zoon van Jan; geboren ca 1515, getrouwd met Anna Meerte (dochter van Hendrik en Geertruyd Camerman) - Reynier van Horenbeeck, geboren ca 1465, zoon van Willem en getrouwd met Elisabeth van der Meeren. Deze Elisabeth was de dochter van Willem die in 1508 aan Karel van der Noot (hoofdleenman van de hertog van Brabant) cijns betaalde voor land op het Heeken Hij betaalde toen eveneens de cijns van Laurette Saerens (dochter van Gillys), voor huis en hof, en de cijns van Gillys Meerte (Buggenhout) voor land op Quaetbeke en in het Cleyn Wolfrot. - Marije Addiers: de familie Addiers woonde in de Beekstraat maar dan wel langs de andere kant van de goederen van het vroegere Cloothof, in Malderen dus. Voordien bezat ze ook grond ten zuiden van de Malderheide ten noorden van de Gijselberg en de Voort. De overdracht van haar cijnsgoed op de Gijselberg (in vogelvlucht zo’n 400 meter van haar ouderlijke hoeve verwijderd) aan Jasper de Bonte de jonge moet heel kort voor 1590 gebeurd zijn. De reden daarvan zouden we in het huwelijkscontract tussen Marije Addiers en een zekere Merck de Bonte kunnen vinden, mocht het nog ergens bestaan.

Het leven van Merck de Bonte Merck de Bonte trouwde een eerste keer met Kathelijne De Moor, de dochter van Christiaen en de kleindochter van Gillis De Moor uit de Bontestraat. Tussen 1580 en 1590 kregen ze een aantal kinderen waarvan er zeker 3 in leven bleven: - Christiaen, geboren in 1585, trouwde op 3 juli 1607 met Philippyne Peeters en kreeg kinderen in Malderen. - Philippijne (afgekort Lupia), geboren omstreeks 1587, trouwde op 2 december 1612 met Hendryck van den Eynde. Ik heb geen info over kinderen. - Laureys, geboren kort voor 1590, en overleden op 20 december 1659, is twee keer getrouwd; een eerste keer op 28 januari 1612/1613 met Joanna Addiers, en een tweede keer op 3 november 1622 met Maria Lathauwers. Hij had kinderen met beide vrouwen. Kathelijne De Moor stierf kort voor 1590, wellicht in haar derde kinderbed. Merck hertrouwde met Marije Addiers. Waarschijnlijk was zij de dochter van Philips Addiers waarvan we weten dat hij omstreeks 1580 eigendom in de Beekstraat tegen de Molenbeek (kant Malderen) en wat cijnsgoed op de Gijselberg in Steenhuffel bezat. In Malderen was hij gezworen erflaat van Philips van Nieuwenhoven, in Steenhuffel werd hij in 1557 ook als gezworen erflaat van Philips van Ophem genoemd. Na zijn 2de huwelijk is Merck de Bonte naar de Beekstraat in Malderen verhuisd. Daar is hij kort voor 1617 overleden. Volgens een document van dat jaar bezat zijn weduwe een hofstede van 3 dagwanden (dat is 9432 m² of bijna 1 ha) en nog een stuk grond van een half bunder (dat is 6288 m²) in de Beekstraat. Of dat volledig uit de erfenis van haar ouders kwam of dat er ook een deeltje van haar man bij zat weet ik echter niet. 263


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Merck de Bonte verbrandt zijn schepen in Steenhuffel. Toen hij naar Malderen verhuisde had Merck zijn banden met Steenhuffel al grotendeels opgeblazen of verbroken. - In 1587 verkocht hij grond op het Walrot aan Wouter de Maerschalck, schepen van de bank van Steenhuffel. - Nog in 1587 verkocht hij 2 dagwanden Elsbos aan Augustijn van Achter, schepen van de bank van Steenhuffel. - In 1590 verkocht hij een bos aan Jacquelijne van Spangen, weduwe van Aerens van Cruyningen heer van Cruyningen en Voorhout. - In 1590 verkocht hij een meers bij het Rattenbroeck aan Berbel Verhulst, weduwe van Christoffel van Acoleyen - In 1592 verkocht hij een meers bij de Eshage (voordien van zijn ‘verdwenen’ broer Jaspar geërfd of gekregen) aan Jan Smeth, schepen van de bank van Steenhuffel. - In 1596 (toen woonde hij al wel in Malderen) verkocht hij noch het 1 bunder grote en naar hem genoemde Merckenbroeck aan Reynier de Moor, zoon van Jacop, en mogelijk een aangetrouwde kozijn. - Nog in 1596 verkocht hij 2 dagwanden op het Walrot aan Henrick Putteman, schepen van Steenhuffel. Dat was niet alles. In 1590 verkocht hij ook zijn heerlijk laathof van Beaumont. Ofschoon de goedenisbrieven van de schepenbank van Steenhuffel zich op de vlakte houden over de motieven die Merck er toe brachten om al die eigendommen van de hand te doen, bestaat er voor mij geen twijfel over dat niet alles op vrijwillige basis gebeurde. Vader Willem had voor het begin van de Beroerde Tijden veel gekocht met geleend geld. De gronden die Merck van hem erfde waren voor een groot deel gehypothekeerd. Het laathof bracht – zoals we zullen zien – geen stuiver meer op. Ofwel heeft Merck zelf besloten om van zijn gehypothekeerde eigendommen en de daaraan gekoppelde rentelasten af te raken ofwel werden ze aangeslagen. Ik geloof dat het laatste het geval was voor de percelen die eigendom van een Steenhuffelse schepen geworden zijn.

264


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Jan Pelgrims (ca 1545/1590-1596) en Clara Bertels Op 19 mei 1590 heeft Merck de Bonte zijn Laathof van Beaumont of, met andere woorden, eenen heerlycken chyns, soo in penninghen Lovens, oude grooten, capuynen, rogge ende evene, hebbende bedryff van meyer ende lathen, ter gueden t’ongueden ende andere heerlycke rechten...” aan Jan Pelgrims verkocht. Dat was waarschijnlijk kort na de dood van zijn eerste vrouw en kort voor zijn tweede huwelijk. Volgens het document van de schepenbank van Steenhuffel was de koper niet bij de transactie aanwezig maar had hij zijn zaakgelastigde Matthys van Waelborch afgevaardigd. De naam Jan Pelgrims (of Pelgrems) was al eens eerder in de registers van de Steenhuffelse schepenbank opgedoken. Voor 1589 had hij van priester Joos vander Stappen grond in de Boschstrate (nu Boskantstraat) bekomen. Op 1 mei 1589 had hij bovendien van Jan van Zomerghem, zoon van Jan, anderhalf dagwand land en bos, ook in de Boschstrate, aangekocht. Dat laatste was leengoed van Diepensteyn en moest dus ‘verheven’ worden. Om dat te doen had Pelgrems zijn ‘dienaar’ Thomas van Assche als ‘bezetman’ aangeduid.

Jan Pelgrems. Wat weten we over Jan Pelgrems, Pelgrims of Pellegroms? Aanvankelijk bijna niets. Hij was duidelijk niet van hier. Wellicht wist hij wel wat hij kocht. Dat was – aldus een verklaring van 23 mei 1590 “eenen laethove geheeten Beaumont (waarvan hij) geen lathen noch ter tijt en heeft connen gereconneren deur dafflijvicheyt vande schepenen van voerschreven zijnen laethove tot Steenhuffele ende daer ontrent gelegen.” 226 Het laathof dat Merck de Bonte van zijn vader had geërfd was in de loop van voorbije 20 jaren flink ontvolkt en de al niet grote cijnsinkomsten waren bijgevolg dramatisch geslonken. Toch werd schijnbaar geprobeerd om het opnieuw te laten functioneren. Volgende tekst uit het register van de rekeningen van meier Alvaro Goossens 227 alludeert hier wellicht op: “Joos Verstappen, koster, krijgt een boete omdat hij met Jan Verstappen, zijn broer, gevochten heeft en ze elkaar vuistslagen hebben toegebracht naar aanleiding van een ruzie over een zeker rentmeesterschap voor de heer Jan Pelgrems uit Antwerpen. Dat gebeurde in het jaar 1596 en, omdat ze niet overeen gekomen zijn, werd op 27 november 1598 de schade begroot op 14 schellingen artesisch.” Jan Pelgrems zou dus iemand van Antwerpen zijn. Waarom hij voor zijn laathof (geen leenhof) een rentmeester dacht nodig te hebben, is mij een raadsel. Opmerking: dat in de titel van dit hoofdstuk de naam van een echtgenote staat, is eigenlijk voorbarig, want we kennen haar nog niet.

226

Algemeen Rijksarchief – schepenbank van Steenhuffel, register 6937, folio 77r. Algemeen Rijksarchief – Chambre des comptes, Rekenkamer – Rekeningen van meier Alvaro Goossens, 12780, folio 83-84. 227

265


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Jan 2 Pelgrims (ca 1570/1596-1615) en Anna Villan Jan Pelgrems is voor 24 oktober 1596 overleden. We weten dat omdat ‘Franchois Pelgrems, sone wijlen Jans’ op die dag het verhef heeft gedaan van het leengoed van Diepensteyn dat zijn vader in 1589 van Jan van Zomerghem had gekocht. Over het laathof werd niet gesproken. Ik neem aan dat het in eerste instantie door al zijn niet genoemde kinderen in onverdeeldheid werd geërfd. De weinige keren dat er iets met hun cijnsgronden moest gebeuren werd dat doorgaans door de griffier van Steenhuffel (in 1606 was dat nog Philips van Linthout) in hun naam geregeld “wel verstaende alnoch geen lathen te hebben van goeden qualiteyt om een laethove daer uyt te funderen.” 228 Tot en met 1607 werd er in alle gevallen van de kinderen van wijlen sieur Jan Pelgrems gesproken. Daarna werd er 6 jaar lang (tot november 1613) in de schepenregisters niets meer over gezegd. Op 21 november 1613 bleek dat sieur Jan Pelgrems junior de enige eigenaar was. Hijzelf dacht dat althans.

Om de leegte van deze bladzijde wat op te vullen, hierboven de afbeelding van een leeg blad uit register 6936 van de schepenbank van Steenhuffel.

228

Algemeen Rijksarchief – schepenbank van Steenhuffel, register 6937, folio 296v en elders.

266


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

De erfgenamen van Jan Pelgrems (1615-1649) Jan Pelgrems junior moet kort voor of in 1615 gestorven zijn. Vanaf november 1616 tot juni 1639 wordt de eigenaar van het laathof consequent met de omschrijving “de erffgenaemen wijlen sieur Jan Pelgrems” aangeduid. In juni 1630 is dat één enkele keer “de erffgenaemen joncker Jan Pelgrems” geworden. Tot zover ik het nagekeken heb heeft het vroegere laathof van Beaumont tot 1649 geen eigen laathof en schepenbank meer gehad en werd het door de schepenen van Steenhuffel vertegenwoordigd “als geaucthoriseerd in plaetse van de erfflathen vande erffgenaemen wijlen sieur Jan Pelgrems van hennen heerlijcken laethove aldaer.” 229 In 1631 hadden de erfgenamen van Jan Pelgrims eigendom tegen het Vranckerijck-bos. Bij deze gelegenheid werd er ook over een Pielgrems-bos gesproken. Dat laatste lag op of tegen de Asscherhout. In 1638 werd nog een Jan Pelgrims genoemd met grond in de Bontestraat. Hij was getrouwd met Elisabeth Pitteurs. Op 1 september 1658 werd in Steenhuffel nog een dochtertje, Joanna Pellegroms, geboren. De doopgetuigen waren Joanna de Maerschalck en Gerard Gillis. Al deze namen lieten mij niet toe om de familie Pelgrems te identificeren. Met uitzondering van Joanna de Maerschalck, die wellicht de vroedvrouw was, is geen van deze mensen in Steenhuffel gestorven. Ook in de bestanden van Luc Annaert ‘Tussen Dender en Dijle’ zijn ze niet te vinden. Maar dan… Vanaf folio 92 van register 6941 van de Schepenbank van Steenhuffel (jaar 1649) kregen we dan toch een deel van de informatie die we zochten en die mij toeliet om de volgende ‘genealogie Pelgrems’ te reconstrueren. Jan I Pelgrems x Clara Bertels Franchois Pelgrems (in 1649 niet meer genoemd). Jan II Pelgrems (+ ca 1615) x Anna Villan (+ na 1647) – wonen in Rijsel en hebben belangen in s’Hertogenbos en Steenhuffel Maria Pelgrems (° ca 1610) x Jeronimo de Salcedo Clara Pelgrems (+ voor 1649) x Daneel de Philemont Clara de Philemonts – meerderjarig maar ongehuwd in 1649 Sara de Philemonts x Hans Schrodder Margriete Pelgrems (+ voor 1649) x Jordaen Cruse (+ na 1649) – wonen in de stad Hamborch Johannes Cruse – meerderjarig in 1649, woont in de stad Hamborch Maria Cruse – minderjarig in 1649 Margriete Cruse – minderjarig in 1649 Elisabeth Cruse – minderjarig in 1649 Henrick Pelgrems (+ voor 1649) x NN Francisco Henricque Pelgrems Diego Pelgrems

229

Algemeen Rijksarchief – schepenbank van Steenhuffel, register 6939, folio 341. 267


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

In 1649 hebben de erfgenamen Pelgrems hun bezittingen en rechten in Steenhuffel in delen verkocht. Hier volgt een overzicht van de chronologie 230. 9 juli 1647 – Maria Pelgrems en mogelijk nog andere (minderjarige) kinderen van Anna Villan, weduwe van Jan II Pelgrems (die in dat geval na 1615 hertrouwd moet zijn) geven hun moeder de toelating om hun deel of ¼ van de nalatenschap van Jan I Pelgrems en Clara Bertels, gelegen in ‘sHertogenbosch, Zwijndrecht, Burcht en Steenhuffel, voor 500 Dukaten zilvergeld te verkopen aan hun kozijn Francisco Henricque Pelgrems. Daarmee komt een einde aan een proces dat de eersten tegenover de tweede hadden ingespannen. Details moeten wellicht in Rijsel te vinden zijn. Ik vermoed dat Jan II van oordeel was dat hij alleen het laathof in Steenhuffel van zijn vader had geërfd en dat dit door minstens een deel van de kinderen van zijn broer en zussen werd betwist. Of misschien waren het de mogelijke nakinderen van Anna Villan die hun deeltje wilden. 31 juli 1649 – Veel werk voor de bank van Steenhuffel. Om te beginnen komt Jan van Hoorick, als gevolmachtigde van Anna Villan en haar kind of kinderen, met de nodige papieren bevestigen dat hun kozijn Francisco Henricque Pelgrems 2 jaar eerder wel degelijk hun rechten in Steenhuffel heeft gekocht. 31 juli 1649, dezelfde dag – Francisco Henricque Pelgrems staat persoonlijk voor meier en schepenen van de schepenbank en voor de gezworen erflaten van de laathoven die betrokken zijn, om er alles te verkopen wat hij kan verkopen, en dat is (nog altijd uit de nalatenschap van Jan I Pelgrems en Clara Bertels): - Het kwart van hemzelf en van zijn broer Diego (van wie hij de volmacht had gekregen). - Het kwart van de kinderen van Jan II en Anna Villan dat hij in 1647 had gekocht. En meer bepaald van 231: De helft van Kopers Betrokken laathoven 2 dw land op de Gijselberg Jan vande Voorde en Anna Meeus Cijnsgoed Pelgrems 1,5 dw in de Boschstrate Jan vande Voorde en Anna Meeus Leengoed Diepensteyn Eesterbos (Kempsvelt of Seemptsvelt) bij Vranckerijck-bos Ook de laathoven van Diepensteyn (over OpHet Coppenol bos met de Penneweerde en het Geroyt Bos hem), Bouchout en Het bos de Hooge Heyde 232 Huybrecht Moortgat en Marie Verbert Zellaer en vander Noot Het bos de Bonte Reesten bij de Asscherhout waren bij dit deel van de Het Lanck Halfbunder-bos overdracht betrokken Het bos den Heuvel Het cijnsboek van Jan Pelgrems en Clara Bertels Opmerking: de eerste twee posten waren van de beide broers alleen. Na de verkoop aan Jan vande Voorde werden ze uit het cijnsboek geschrapt en dus niet cijnsplichtig meer.

28 augustus 1649 – Een kleine maand later komt ook Johannes Cruse persoonlijk uit het verre Hamburg naar Steenhuffel om de andere helft van de nalatenschap van zijn grootouders Pelgrems-Bertels te verkopen. Hij heeft de volmachten van zijn minderjarige zussen en van zijn nichten Sara en Clara de Philemont in zijn bezit 233. We hebben het over: 230

Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6941, folio 93 e.v. Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6941, folio 92, 98 e.v. en 102 e.v. 232 Deze naam verwijst wellicht nog naar de periode waarin de familie de Bonte dit laathof bezat. 233 Een door de volmachtgever ondertekend papiertje was toen niet genoeg. Hiervoor was een notarisakte nodig. Ik herinner er aan dat de meeste betrokkenen in Noord-Frankrijk en Duitsland woonden en dat fax of email nog niet bestonden. 231

268


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

De andere helft van 2 dw land op de Gijselberg 1,5 dw in de Boschstrate Eesterbos het Kempsvelt bij het Vranckerijck-bos Het Coppenol bos met de Penneweerde en het Geroyt Bos Het bos de Hooge Heyde Het bos de Bonte Reesten bij de Asscherhout Het Lanck Halfbunder-bos Het bos den Heuvel Het cijnsboek van Jan Pelgrems en Clara Bertels

Louis De Bondt

Kopers Jan vande Voorde en Anna Meeus Jan vande Voorde en Anna Meeus

Betrokken laathoven Cijnsgoed Pelgrems Leengoed Diepensteyn Ook de laathoven van Diepensteyn (over Ophem), Bouchout en Huybrecht Moortgat en Marie Verbert Zellaer en vander Noot waren bij dit deel van de overdracht betrokken

Op 31 juli en 28 augustus is Huybrecht Moortgat de nieuwe eigenaar van de twee helften van het cijnsboek en dus van het laathof geworden.

269


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Huybrecht Moortgat en Marie Verbert (1649-1675) Twee keer wordt er in de schepenregisters van Steenhuffel nog over erflaten van Huybrecht Moortgat gesproken. In september 1655 werden Jan vande Voorde, Peeter Verstappen en Gillis Moortgat als zodanig gedefinieerd. In maart 1661 werden er (alweer) geen gevonden en moesten ze door de schepenen vervangen worden 234. Huybrecht Moortgat was de zoon van Peeter Moortgat en Johanna Verhoeven en de kleinzoon van Gillis Moortgat en Margriete vander Meeren. Hij werd, vermoedelijk in Steenhuffel, geboren omstreeks 1600. Zijn ouders hadden hier al eigendom aan de Malderheide, de Lemmensheide en de Merctweg. Omdat er nog geen parochieregisters bijgehouden werden geef ik hier de namen van zijn broers en zussen die ik die in de schepenregisters gevonden heb. - Adriaen, trouwde met Jacoba van Wemmel. - Gillis, trouwde met Anna van Zuene. - Johanna, trouwde met Joos Rogman. - Elisabeth, trouwde met Marinus Aelbrechts. Huybrecht trouwde, wellicht in 1625, met Maria Verbert. Ik weet niet waar. Alleszins niet in Steenhuffel. In Buggenhout, waar de huwelijken vanaf 1624 bijgehouden werden 235 staat dit huwelijk evenmin ingeschreven. Ik weet evenmin waar ze geboren werd. Bij de doopgetuigen van haar kinderen zijn geen mensen van haar kant te vinden. Gezien de geboortejaren van die kinderen moet ze in ieder geval zelf tussen 1602 en 1606 geboren zijn. Huybrecht Moortgat, die de eigendom van zijn ouders in Steenhuffel erfde, en Marie Verbert woonden echter in Buggenhout. Hun 8 kinderen, alleen zonen, werden daar geboren: - Peeter, op 31/5/1626 - Gillis, op 20/12/1628 - Jan, op 20/7/1631 - Cornelis, op 10/4/1635 (gestorven voor 1647) - Joos, op 10/2/1638 (hij stierf op /10/1652) - Huybrecht, op 26/12/1642 (overleden voor 1644) - Huybrecht 2, op 9/8/1644 - Cornelis 2, op 10/1/1647 Marie Verbert overleed in Buggenhout op 3 november 1663. Huybrecht Moortgat overleed er op 26 februari 1675. Beiden werden in hetzelfde graf in de kerk van Buggenhout begraven. Nog een laatste ding, dat we zeker niet mogen vergeten te vertellen. Volgens de inscriptie op hun grafzerk was Huybrecht Moortgat “in syn leven meier en schepene der princelyckheyt van Buggenhout” 236

234

Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6943, f° 86v en 289. Luc Annaert, Buggenhout-huwelijken 1624-1799. 236 Luc Annaert – Buggenhout, begrafenissen in de kerk. 235

270


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Bijlage

De meiers en drossaarden, schepenen, griffiers, vorsters en officiers van de Schepenbank van Steenhuffel 1385-1795

271


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Meiers en drossaarden van de Schepenbank Voor 1400 ken ik maar 2 namen en ze werden ondermeier genoemd. Had Steenhuffel toen een hoofdmeier of was dat die van Merchtem? Tot 1559 waren de meiers van Steenhuffel ook die van Malderen, Lippelo, Liezele en Oppuurs. De bevoegdheden van de overmeier van de meierij Merchtem en van de stadhouder van de rentmeester van Overzenne ken ik niet, maar wellicht waren het toezichthouders. We komen ze vooral tegen in de jaren voor 1559 toen de bank van Steenhuffel de zeggenschap over de hertogelijke domeinen in Malderen, Lippelo, Liezele en Oppuurs verloor. Nadat Steenhuffel onder van Maldeghem een graafschap werd, is (vanaf 1678) de meier een drossaard geworden. Periode 1385 1389 1416 1424 1471 1478 1496-1526 1526 1530 1532-1542

Meier of drossaard Gillis van Horenbeke Reinier Lemmens Pieter Boeninck Willem den Rave Jan van Elst Arnaut Sanctus Jacob van Nieuwenhoven Wouter Coppens Joos de Lichte Joos Verstappen Hendrick van Damme 1542-1545 (was ook pastoor) 1545 1546-1549 Hendrik van Damme (3) 1549 1550 Christoffel de Wagenere 1550 Jacob Aelbrechts 1550-1556 1556-1559 Jan Verstappen 1559-1564 Jan Verstappen 1564-1585 Alvaro Goossens 1586-1595 Jan Goossens 1596-1611 Jan Goossens 1611-1632 Huybrecht Goossens 1633 Jan van Zeverdoncq 1634-1637 Huybrechts Goossens 1638-1660 Christiaen de Maerschalck 1661-1680 Charles Leerens 1680 1681-1684 Charles Leerens 1684-1694 Everaert Tassot 1695 NN vander Vekene 1695-1709 Joannes Brusselmans 1710-1715 Franchois vander Haghen 1716-1755 Jan le Roy 1756 1757-1776 Jan Andries van Ravesteyn 1776 1777-1779 Jan Andries van Ravesteyn 1780-1795 Pieter Jozef Lemmens

stadhouder vd overmeier Overmeier

stadh. vd rentmeester van Overzenne

Gillis der Weduwen

Hendrik Lemmens Adolph Hujoul Hendrik Reynaerts

Reinier Witleers

Jan Verhoeven Peter vander Stappen Peter vander Stappen Peter vander Stappen Peter vander Stappen Jan Verstappen Niclaes Vercammen

Daniël vander Kelen

Jan Baptist Claret

272


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Schepenen van de bank van Steenhuffel. De namen staan alfabetisch in functie van het hoofdbestanddeel van de familienaam. Naam Van Achter Augustijn Van Achter Christiaen Van Achter Jacob Van Acoleyen Jan Van Acoleyen Jan Van Acoleyen Joos Adriaenssens Jan Baptist Aelens Peter Van Aken Peter De Bock Guilliam De Bock Jan De Bock Jan De Bock Jan De Bock Laureys De Bock Peter De Bock Peter De Bonte Willem Vanden Bossche Joos Vanden Bossche Joos Brusselmans Jan Van Buggenhout Joos Van Campenhout Jacob Cleymans Hendrik Cornelis Adriaen Cornelis Frans Cornelis Guilliam Dedemaecker Andries Diericx Simon De Donder Guilliam Van Doorslaer Andries Van Doorslaer Jozef Van Doorslaer Peter Eeraerts Laureys Fasseel Gillis Goossens Daniel Van Haelen Franchois De Hertogh Jan Van Heyenbeke Daniel Van Horenbeke Hendrik Van Horenbeke Jan Van Horenbeke Joos Van Horenbeke Peter Uyttenhove Jan Jacobs Jan Adriaen Janssens Jan Janssens Peter De Keersmaecker Willem Lemmens Andries De Maerschalck Adriaen

Periode 1586-1625 1670-1689 1625-1644 1703-1713 1749-1765 1695-1699 1740-1747 1689-1713 1727-1765 1688-1690 1627-1668 1668-1685 1727-1739 1692-1699 1727-1733 1770-1782 1575-1582 1550 1678-1693 1617-1630 1694-1700 1592 1670-1686 1695-1700 1749-1754 1723-1726 1700-1703 1608-1637 1575-1577 1700-1702 1749-1766 1782-1794 1723-1726 1700-1721 1703-1711 1552 1700-1718 1612-1618 1575-1577 1575-1586 1552 1592 1581-1587 1782-1795 1669-1687 1751-1754 1550 1692-1693 1700-1726

De Maerschalck Christiaen De Maerschalck Christiaen De Maerschalck Cornelis De Maerschalck Geraerd De Maerschalck Jan De Maerschalck Joos De Maerschalck Joos De Maerschalck Joos De Maerschalck Niclaes De Maerschalck Simon De Maerschalck Wouter Meert Christiaen Meert Engel Meert Gillis Meert Frans Meert Gerard Meert Peter Meert Hendrik Mertens Andries Mertens Jacques Mertens Jacques Van Mol Jan Moyson Peter Pieters Frans Van Praet Frans Van Praet Joos Puttemans Hendrik Puttemans Hendrik Puttemans Hendrik Puttemans Hendrik Puttemans Joos De Roover Jan Van Ruysevelt alias Coppens Aert Verschueren Gheurick De Smeth Jan Vander Stappen Antoon Vander Stappen Joos Vander Stappen Frans Vertonghen Peter De Vleesschouwer Simon De Vleminck Jan Vande Voorde Peter Vande Voorde Peter De Wachter Laureys Van Wemmel Willem

273

1676-1686 1688-1690 1675-1693 1718 1770-1794 1636-1646 1646-1651 1652-1676 1716-1719 1704-1720 1593-1617 1694-1697 1707-1708 1689-1701 1695-1700 1713-1726 1776-1795 1640-1644 1736-1746 1646-1664 1703-1704 1550 1770-1774 1782-1795 1743 1726-1746 1581-1613 1700-1710 1766-1770 1777-1781 1619-1639 1694-1697 1575 1588-1611 1583-1605 1575 1546 1640-1672 1754-1766 1587-1633 1640-1671 1689-1701 1707-1708 1726-1739 1703-1704


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

De griffiers van de Schepenbank van Steenhuffel Aanvankelijk dikwijls notaris en nà 1630 ook meestal griffier van Diepensteyn. Naam NN Groelst Claes vanden Brande NN Pinnock Amelrijck Smeth J. vander Spicht Philips van Linthout Jan vanden Broecke Steven van Herbosch Judocus Neeffs Franciscus Lallemant Theodoor Cornet Joseph Hyacint Collin Adriaenssens Jacobus Marcellus Cornelis vanden Daele Frans Jan Karel van Meerbeeck

Periode 1519,1520 1526-1555 1550 1556-1582 1578 1583-1612 1616-1626 1624-1664 1669-1689 1690-1706 1707-1730 1731-1766 1766-1788 1788 1788-1795

notaris in Merchterm notaris in Merchtem notaris te Brussel notaris in Merchtem

notaris notaris in Steenhuffel

De vorsters en officiers van de Schepenbank van Steenhuffel De functies van vorster, preter, sergeant en officier zijn niet precies omschreven en waren niet overal gelijk. We kunnen ze met die van de latere veldwachter vergelijken. Een officier zat echter, bij afwezigheid van de drossaard, de schepenbank voor. In sommige periodes waren ze met twee. Wie meer over deze mensen wenst te weten kan in mijn boek “Misdaad- en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel, 1412-1914” terecht. Naam Matthijs vanden Bossche Daneel Rombauts Gillis van Quaetbeke Wouter vander Cammen Gillis van Quaetbeke Jan de Kuuwer Joost Verstappen Peter de Rauw Joos de Lichte Joos Verstappen Jan vander Stappen

Periode 1412-1414 1415-1418 1419-1421 1421-1423 1424-1426 1427-1441 1441-1443 ca 1505 ca 1530 in 1540 tot 1557

Functie vorster vorster vorster vorster vorster vorster vorster vorster vorster vorster vorster

Andries Brusselmans Adriaen van Opstal Jan Janjehans (Janssens) Niclaes vanden Berghe Paesschier van Doorslaer Rombaut Meeus Francçois Brusselmans Petrus de Strijcker Guilliam Moons Alexander Verraen Joseph van Schoor Adriaen Mertens Frans Moens

1583-1612 1589-1636 1636-1668 1670-1688 1675-1693 1692-1714 1694-1724 1716 1721-1766 1749-1750 1759-1781 1768-1805 1785-1804

preter preter preter officier

Opmerking

Was ook vorster van Wolvertem Ook meier geweest en heeft zijn naam aan de Slichtestraete gegeven Ook meier geweest (+1551) Meier 1559-1564

Eerst preter, daarna officier, daarna schepen

Werd veldwachter nà het Ancien Regime Werd veldwachter nà het Ancien Regime

274


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Louis De Bondt

Inhoud Vooraf 1 – De complexiteit van een gebied op de grens van Brabant en Vlaanderen Vooraf 2 – Verklaring van enkele feodale begrippen Vooraf 3 – De heerlijke laathoven in Steenhuffel Deel I - Laathoven waar we weinig meer van kennen dan de naam Laathof ‘Bij de Donderije’ Laathof van Ridder Peeter Was Laathof van Gillis de Rijcke Laathof van Hendrik Hujoul Laathof van de fam. van Nuffele Laathof van de heer de Merode Laathof van Nieuwenhove Laathof van Chaerle Brants Laathof van de Sielmisse Laathof vd Heyden (ten Houte) Deel II – Laathoven van kloosters en abdijen Laathof van de commanderij van Pitsenborch Laathof van de abdij van Affligem Laathof van Hertoginnedal in Oudergem Laathof klooster van Bijgaarden Laathof van Bouchout en Zellaer Deel III – Laathof van Peertshove en Heetvelde Vanden Heetvelde Der Weduwen Verpoorten Symons Philippi Symons

Deel IV – Het volle leen van Borssele-Rijms Van Borssele Rijms Van der Zickelen de Buyle Deel V – Laathof van der Noot Van der Noot d’Oyenbrugge de Duras Deel VI - Het laathof Spyskens Spyskens Van Haelen Kieckens Anthony Prevost Deel VII – Het Laathof Guisset Van Poelcke Marijensoene/Moyensoen Guisset de Clara Rubens De Weert Deel VIII – Het leengoed bij het Perrehof Conincx Van Opstalle Vander Noot Van Ophem Micault Dela Pierre De Croy De Salm-Kyrbourg Niesse De Moncheaux Deel IX – De Heerlijkheid van Ophem alias de Cijns van Oyenbrugge De Cotereau Van Oyenbrugge De Smeth 275

4 8 13 15 16 17 18 18 18 19 20 20 21 21 23 24 26 28 28 28 31 32 44 61 64 69 69 77 78 85 87 93 101 102 107 111 112 113 114 116 121 125 126 128 129 134 134 135 137 141 142 147 156 171 171 173 175 186 190 195 199 202 205


de heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel (1370-1795) – 2019

Deel X – Leengoed Quaetbeke 1 Deel XI – Leengoed Quaetbeke 2 Deel XII – Leenhof en het laathof van Diepensteyn Deel XIII – De heerlijke cijns van Herbays en de tiende van Sombeke Deel XIV – Het goed van Gaesbeke en het heerlijke laathof van Beaumont Haesbeen Van Beaumont De Bonte Pelgrims Moortgat Bijlage – De Meiers, drossaarden, schepenen, griffiers, vorsters en officiers van de Schepenbank van Steenhuffel Inhoud Niet hier maar in een afzonderlijk boek: De Heerlijkheid van Marselaer De Heerlijkheid van Vilain De Heerlijkheid ten Trappen De Heerlijkheid van Diepensteyn

Louis De Bondt

219 225 231 241 247 250 251 254 265 270 271 275

Over de heerlijkheden van Marselaer, Diepensteyn, Vilain en ten Trappen bestaan afzonderlijke boeken.

276


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.