Het Cloothof en het Kaashof te Steenhuffel

Page 1


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Auteur:

Louis De Bondt

Lay out:

Louis De Bondt

Gedrukt bij:

Create my Books

Louis De Bondt 2020

Overname is toegestaan mits vermelding van de titel van dit boek en de namen van auteur en uitgever. D/2020/L. De Bondt.

2


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Vooraf Op de site erfgoed.net is, onder het identificatienummer 134058 een redelijk uitgebreide geschiedenis te vinden van het erfgoedobject dat ‘Hoeve Kaashof met tuin’ wordt genoemd. Helaas heeft dit buitengoed – in tegenstelling tot wat hierin beweerd wordt - met het weliswaar nabijgelegen 'Hof te Cloote' niets maar dan ook helemaal niets te maken. Wellicht hebben we deze vergissing te danken aan de heer Ferraris en met name aan zijn volgende kaartfragment uit 1777. Hierop ligt een Cense ter Clooten op de plek waar nu nog het Kaashof te vinden is. Wijlen pater Joris Vertonghen had deze vergissing nochtans al in 1971 gemeld. Onder rubriek 345 van zijn “Toponymie van Steenhuffel” merkte hij op: “De kaart van Ferraris van 1777 situeert deze hoeve (de Cloothoeve) op de plaats van de Kaashoeve. Dit berust op een vergissing. De wallen van de kaart van 1699 (van Jan van Acoleyen) de context der talrijke ‘Cloet-toponiemen’ laten hierover geen twijfel bestaan”. Dat de ouderen zich al eens vergisten zal ik hen niet kwalijk nemen. Dat geeft mij het recht of alleszins het excuus om de bal ook al eens mis te slaan. Niet dat dit mijn bedoeling is. Het weinige dat ik over dat Cloothof weet, en het vele dat ik over het Kaashof ontdekte, zal ik op de volgende bladzijden vertellen.

3


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

4

Louis De Bondt 2020


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Deel I

Het Cloothof

Geen idee hoe ik mij de gebouwen van de Cloothoeve moet voorstellen. Ik heb dan maar van de site van het openluchtdomein van Bokrijk een foto van de Bruegelhoeve uit Vorselaar genomen.

Louis De Bondt

5


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Eén van de 4 groot-Londerzeelse hoven aan de laat-Romeinse Heirbaan van Asse naar den Briel.

In de laat Romeinse tijd liep er een Heirbaan van de belangrijke Romeinse nederzetting Ascania (Asse) naar de haven van den Briel aan de Schelde. De volledige loop van deze weg werd nog niet gereconstrueerd. Maar dat ze via Merchtem en Breestraten/Terlinden op het meest zuidelijke deel van de Bontestraat in Steenhuffel kwam is toch behoorlijk bewezen. Het tracé in Merchtem en Steenhuffel noemde men in de middeleeuwen nog de ’Oude Baan’. Men is er altijd van uitgegaan dat de ‘Oude Baan’ een vroegere benaming van de Bontestraat was. Maar dat klopt dus van geen kanten. De namen Oude Baan en Bontestraat hebben (zeker vanaf de 13de eeuw) gelijktijdig en naast elkaar bestaan. In een aantal andere studies, met name in ‘de Geschiedenis van Diepensteyn’ en in ‘de Geschiedenis van het Hof ter Hellen’ heb ik proberen aan te tonen hoe dat komt. Ik ga dat hier niet allemaal uitgebreid herhalen maar voeg er wel enkele bedenkingen aan toe. - Om vanuit Asse de oude Scheldehaven van den Briel in Buggenhout/Baasrode te bereiken moest men zowel het Kravaalbos (K op de kaart hiernaast) als het Bos van Buggenhout (B), delen van het door Julius Caesar beschreven ondoordringbare Kolenwoud, vermijden. Dus kon men niet anders dan Merchtem en (minstens een stukje van) Steenhuffel passeren. - Eens op het grondgebied van Steenhuffel, voorbij het in 1477 definitief verwoeste Hof van Marselaer, is de Heirbaan niet langer de loop van de Molenbeek richting Steenhuffel-dorp blijven volgen maar is ze zo snel als mogelijk (het hoogste punt van de Merchtemse Kouter voorbij) naar het westen afgeslagen. Tussen deze afslag en het dorp werden door een van mijn voorvaderen de Bonte (vermoedelijk in de 12de eeuw) bomen gekapt en een weg aangelegd en die is de Bontestraat geworden en tot op heden gebleven. Plots begrijp ik ook waarom historicus Wauters het in zijn ‘Histoire des environs de Bruxelles’ nooit over de Oude Baan in Steenhuffel maar wel over de Oude Baanbeek heeft. In tegenstelling tot wat vroegere lokale historici dachten heeft deze mens zich niet verschreven maar wordt hier niet naar de huidige Bontestraat maar wel degelijk naar de oude bedding van de Molenbeek (in het meest zuidelijke deel van Steenhuffel) verwezen. Tot in het begin van de 17de eeuw wordt er in de registers van de Schepenbank van Steenhuffel daarentegen nog wel 48 keer over gronden aan de ‘Oude Strate’ geschreven. De meeste van die gronden heb ik kunnen situeren. Enkele lagen in Merchtem waardoor we de ‘Oude Strate’ met de ‘Oude Baan’ kunnen vereenzelvigen. Anderen lagen in Steenhuffel en zijn te vinden onder de aanduidingen X1 tot X7 op de kaart hierna. - Ter hoogte van het Perrehof (later Brandewijnhoeve), waarvan men aanneemt dat van hieruit de Kouter (cultura) in de laat-Romeinse periode in cultuur werd gebracht, sloot de

6


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

-

-

-

-

Louis De Bondt 2020

Heirbaan aan op de Smisstraat waar zich de eerste smidse van Steenhuffel bevond. Die smidse lag uiteraard langs de weg waar de meeste paarden en karren passeerden. De huidige Smisstraat werd niet tot op het einde gevolgd want dan moest men over de ‘hoge’ Gijselberg. Door eerder alweer links af te slaan kwam men op de Meir. Die afslag lag niet waar de huidige Meir begint (en tot 50 jaar geleden de smidse stond) maar inderdaad meer naar het zuiden. Wat in mijn vroegere studies nog een hypothese was, is intussen bevestigd... ook de oude smidse was een heel stuk zuidelijker gelegen (zie eveneens op de kaart hiernaast). Momenteel is hier geen weg meer te vinden. In het cijnsboek van Diepensteyn van 1547 vond ik wel dat de Oude Strate aan het Heyblok passeerde. Via het Heyblok en de Meir bereikt men een diepte met de naam ‘de Voort’, wat in het Middelnederlands ‘doorwaadbare plaats’ betekent. Dat is wel handig om geen brug te moeten bouwen. Pater Joris Vertonghen aarzelde in zijn ‘Toponymie van Steenhuffel’ niet om hierin een oeroude strategische plek te herkennen en meende dat deze overtochtplaats wellicht al in de tijd der Oude Belgen bestond. Ik denk dat we hem gelijk moeten geven. De Voort sluit aan op het noordelijke deel van de huidige Eshagestraat. Voorbij de Voort en de Eshage, gekomen aan de Plas, bevindt zich aan de rechterkant (richting Dorp) alweer een overstromingsgebied met daarin het Diepenbroeckstraatje; aan de linkerkant begint de steile helling richting Malderen. Om ook die helling links te laten liggen moesten de Romeinse wegenbouwers dus eerst nog een tijdje rechtdoor, de Beekstraat in. Aan het begin van de Beekstraat, aan de rechterkant lag het Cloothof. Wat verder lag en ligt het Hof Ter Hellen... Ter Helle is een zeer oud toponiem. Vanaf Ter Helle kan men via Malderen, Opdorp en eventueel Lippelo over de huidige provinciale Baan naar den Briel. Dat is overigens het traject waarlangs in 1334 de Vla-

7


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

mingen vanuit Dendermonde in Brabant zijn binnengedrongen en bij Ter Helle door een Brabants leger zijn tegengehouden 1. Als we er van uit gaan dat de Oude Strate inderdaad de Oude Heirbaan was en als we mogen aannemen dat er bij de aanleg van een heirweg naar de eigenschappen van het landschap werd gekeken, dus: - dat te steile hellingen zoveel als mogelijk dienden vermeden te worden, - dat voor dichte bossen, moerassen en overstromingsgebieden een zo kort mogelijke omweg moest worden gemaakt, dan kunnen we concluderen dat deze heirbaan in Steenhuffel waarschijnlijk de loop heeft gevolgd die op de kaart met de letter H wordt aangegeven. Het is wellicht geen toeval dat ze niet alleen de Oude Smidse passeerde maar ook vier historische domeinen met elkaar verbond. Het Hof van Marselaer, het Perrehof alias Brandewijnhoeve, het Cloothof en de Helhoeve zouden daarom wel eens een laat-Romeinse oorsprong kunnen hebben. Helaas zijn er van de periode voor 1100 geen documenten meer te vinden. Bijzonder over het Cloothof is onze informatie bijzonder schaars.

1

Volgens de ‘Brabantsche Yeesten’. Alle details is mijn boekjes over Diepensteyn en het Hof ter Hellen. 8


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Bewoners van het Cloothof.

Arnold vanden Cloote (voor en na 1320). Uit een cijnsboek van 1320 ken ik alleen zijn naam. Hij was cijnsplichtig aan de hertog van Brabant. Volgens datzelfde cijnsboek moet hij toen minderjarige kinderen hebben gehad.

Gillis vanden Cloote (tot ca 1396) Eén van die kinderen, mogelijk de oudste, was Gillis (Egidius) vanden Cloote. Waarom hij het Cloothof erfde is mij absoluut niet duidelijk. Hij werd immers priester in het bisdom van Kamerijk (Cambrai) en priesters kregen wel een ‘bruidsschat’ mee maar erfden doorgaans niet. Erfde hij misschien vooraleer hij priester werd? Of was hij de enige zoon? Het is mogelijk maar ik geloof het niet. Tot het einde van de 15e eeuw zullen we immers nog enkele vanden Cloote’s in Steenhuffel (zij het niet op het Cloothof) tegen komen. Daar kom ik straks op terug.

Zijn geschil met Gillis van Bouchout, heer van Diepensteyn. In 1389 liet hertogin Johanna van Brabant door haar ambtenaren in de ammanie van Brussel een groot onderzoek naar het gedrag van haar leenmannen verrichten. Op haar leenman Gillis van Bouchout viel blijkbaar het een en het ander aan te merken. Details zijn in mijn ‘Geschiedenis van Diepensteyn’ te vinden. Eén van de in Steenhuffel ontvangen klachten had echter met Gillis vanden Cloote te maken. De schepenen van de schepenbank van Steenhuffel beweerden dat “ze hadden horen zeggen” dat de heer van Diepensteyn een som geld achterhield die hij aan priester Gielijs vanden Cloet verschuldigd was. De reden daarvoor was, wist men “van horen zeggen” dat de priester Gillis van Bouchout, leenman van de hertog van Brabant, beledigd had door rond te strooien dat die in het geheim ook grond van het huis van Dendermonde (en dus van de graaf van Vlaanderen) in leen had genomen. Gillis van Bouchout ontkende dat met klem en argumenteerde dat vanden Cloet zijn onderdaan was en aan zijn plicht van gehoorzaamheid was te kort geschoten. De priester zou bovendien ook schade berokkend hebben aan de goederen die hij in leen hield van zowel hertogin Johanna als van de heer van Grimbergen. Dàt en dàt alleen was de reden waarom hij 40 Peters (een oude Brabantse munt, iets meer waard dan een gulden) had achtergehouden. Gillis van Bouchout kreeg geen gelijk maar het verzoek om de priester sito presto te betalen of het anders bij de hertogin uit te komen leggen.

Gillis vanden Cloote sticht een kapelanie in Steenhuffel (1368). De oudste documenten waarin we (zijdelings) iets meer over het Cloothof vernemen dateren van het einde van de 14de eeuw. Het oudste komt uit 1368 en betreft de stichting door Gillis vanden Cloote, priester van het bisdom Kamerijk, van de kapelanie van Sint-Gillis en Sint Nicolaes, waarvoor hij de opbrengst van ongeveer 17 hectaren grond, inclusief een omwalde hoeve met schuur en stallen, ter beschikking stelde. Deze gronden lagen redelijk verspreid maar toch voornamelijk in de 9


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Plas. Omdat ze in 1699 nog altijd de eigendom waren van de kapelanie (huis en hof waren wel afgebroken) heb ik ze op de kaart van Jan van Acoleyen van dat jaar kunnen situeren. Aard Huis en hof Land

Opp. 2 1-3-50 7-0-00

Land Land

0-2-00 1-0-00

Land Land Land Land/weide Land Land Land Bos > land

1-0-00 0-1-00 0-1-50 0-2-00 0-1-00 0-1-00 0-1-50 0-2-00

Volgens de stichtingsakte (1368) locatie naast ‘den Cloot en de Herenstrate’ de Cloot of Clootbeemden bij den Cloot tussen de Molenbeek, de Logenbeek en de straat. Clootveld op het Brucxkenveld naast de Luisbeemden Boonstoppelenbos op de Gijselberg op de Vlierenpael op de Vijverquaetbeke tegen de Quaey Munte bij de Beekskens op het Wolfrot op het Horenbeekveld op de Hautquaetbeke bij het Horenbeekveld het Clootbos naast Vranckerijckbos. Ca 1730 door pastoor Stockmans gerooid

belast met Hertogelijke cijns

Volgens kaart 1699 percelen Opp. 1/25 1/21,22,23,24 8-2-51

4-schoof aan abdij St. Bernaerts 4-schoof aan abdij St. Bernaerts

2/91 2/83

0-2-17 0-3-43

4-schoof aan abdij St. Bernaerts

2/93 4/140 4/106 4/109h 4/86 5/4a 5/2 5/49

0-3-68 0-1-89 0-1-38 0-1-54 0-1-05 0-1-04 0-1-43 0-2-10

cijnsplichtig aan Bouchout en Zellaer

cijnsplichtig aan Bouchout en Zellaer cijnsplichtig aan Bouchout en Zellaer cijnsplichtig aan Bouchout en Zellaer

Samen 13 bunders 3 dagwanden en 50 roeden volgens de akte van 1386. Of 13 bunders 2 dagwanden en 22 roeden (ca 16 ha) volgens de meting van 1699. Iets meer of minder dan 17 hectare is dat.

2

In bunders-dagwanden en roeden. 1 dagwand is 100 roeden; 4 dagwanden vormen 1 bunder of ca 1,25 ha. 10


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Fragmenten van de parochiekaart van Jan van Acoleyen uit 1699 (samengevoegd door P.Cooremans). Om het noorden bovenaan en het zuiden onderaan te krijgen moeten ze wel ca 130° worden gedraaid. De omcirkelde nummers staan voor de aan de kapelanie geschonken percelen.

De kapelaan, die door de abt van Affligem (die het patronaat over de parochiekerk bezat) benoemd moest worden, moest drie missen lezen per week 3. Aangezien de kapelanie geen eigen kapel bezat, moest dat gebeuren in de kerk aan het altaar van Sint-Gillis (later dat van SintNiklaes die de tweede patroonheilige van Steenhuffel werd). De kapelaan moest wel op de Cloothoeve resideren. Gezien de inhoud en omvang van de geschonken onroerende goederen in de stichtingsakte is het duidelijk dat Gillis vanden Cloote de laatste van zijn geslacht op de Cloothoeve was. Dat blijkt ook uit zijn testament van 14 mei 1374 waarmee hij zijn roerende eigendommen verdeelde. Er waren vele begunstigden, vooral geestelijkheid, maar directe familie komen we daar niet in tegen. En dat is vreemd want in enkele cijnsboeken komen we nog tot het begin van de 16de eeuw enkele vanden Clootes’ tegen 4. Hierna al hun namen en een poging om ze in een stamboomfragment te plaatsen. -

Arnoldus de Cloete betaalde in 1321 ‘gemeyne pacht’ aan het hertogdom Brabant (Cijnsboek Brabant 1321, AR 4482 Pueri der Cloete (de jongens de Cloete) betaalden in 1321 eveneens ‘gemeyne pacht’. Gillis vanden Cloote, priester, geboren ca 1315, overleden in 1395 of 1396. Zie hoger.

3

Was daar een jaargetijde voor een van Bouchout bij? Dat zou de door Gillis van Bouchout niet betaalde 40 Brabantse Peters kunnen verklaren. 4 Cijnsboek Brabant 1321 (AR44820), cijnsboeken kwartier Overzenne (AR44910, 44914, 44915, 44918, 44923, 44925), leen- en cijnsboeken Diepensteyn 1466-1467, cijnsboek Vandernoot 1508 (AR Fonds de Lalaing).

11


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

-

-

Louis De Bondt 2020

Alijt vanden Cloete (soms Alijsen en Alicen) betaalde vanaf ca 1410 tot ca 1450, nà ene Willem Bode, aan de rentmeester van Overzenne: - Gemeyne pacht (waarvan de helft voor de hertog was). - Een bijzondere cijns (waar alleen de hertog de begunstigde van was) voor 1 bunder land op de Verreheide (dat was aan de Malderheide). Vanaf een niet te bepalen jaar deed ze dat samen met Gielijs Eggericx en omstreeks 1455 betaalde Eggericx alleen. Mogelijk was dat haar (tweede) man en weduwnaar. In 1463 werd Hendrik van Horenbeke de nieuwe schuldenaar van deze cijnzen. Was dit een zoon met haar eerste man? Ik kom hier nog op terug. Vanaf 1466 was het zijn zoon Willem van Horenbeke. Wouter vanden Cloote had een jaargetijde in de kerk van Steenhuffel. Omstreeks 1450 was hij leenman van Diepensteyn voor 12 dagwanden bij het Bosveld, de Vijverquaetbeke, de Hautquaetbeke, de Horenbeekstraat en het Duemsveld. Deze eigendom grensde aan de door Gillis vanden Cloote in 1368 weggegeven percelen 4/109h, 5/2 en 5/4a. Dat is aan de noordwestkant van het huidige fietspad Leireken net voorbij de kruising naar de Haan. Hij was bovendien cijnsman van Diepensteyn voor 7 dagwanden op dezelfde plek.

Op dit veld, aan de Horenbeekstraat, lag een huis met hof, de Cloetmansstede (X op de kaart), 2 dagwanden groot, en cijnsplichtig aan het kwartier van Overzenne. Interessant om weten is dat Hendrik van Horenbeke (in 1463) en daarna diens zoon Willem (in 1466) hiervoor cijnsplichtig waren. Voor mij is dat bewijs genoeg dat Wouter en Alijt vanden Cloote familie waren en wellicht broer en zus. Ook een eventueel huwelijk van Alijt met een van Horenbeke wordt hierdoor niet tegengesproken.

12


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Edoch... In mijn eigenste personenregister van groot Londerzeel (1280-1650) ben ik tot de bevinding gekomen dat een Willem van Horenbeke, cijnsman van Diepensteyn bij het Duemsveld en het Bosveld niet de zoon van Hendrik was maar de zoon van Willem senior en Katelijne de Keyser. Interessant is ook wat er verder met het leen- en cijnsgoed van Diepensteyn gebeurde. Neel vanden Cloote was tot 1467 (kort) de nieuwe leen- en cijnsman van Diepensteyn van de respectievelijk 12 en 7 dagwanden grond aan de Horenbeekstraat. Hij moet de zoon van Wouter zijn geweest. Zeer waarschijnlijk was zijn echte naam Corneel al staat in het cijnsboek Overzenne (AR 44918) wel een keer de naam Daneel. Jan vanden Cloote, zoon van Corneel, was in 1475 en nog altijd in 1496 de volgende leen- en cijnsman van Diepensteyn. Hij betaalde ook de ‘gemeyne cijns’ aan de rentmeester van Overzenne. Hij had (voor 1480) 2 natuurlijke dochters bij de vrouw van Jan van Damme 5. Eén van hen, Elisabeth, heeft hij gewettigd en erkend. De tweede, Joanna, heeft hij niet gewettigd. Beiden hebben de familienaam van Damme gekregen of behouden. Er was ook een Gillis vanden Cloote. Mogelijk was hij een iets jongere broer van Jan en dus ook een zoon van Corneel. In 1467 was hij cijnsman van Diepensteyn voor 0,5 dagwand en op het Heeken (dat is op de Bouw). Tot 1507 was hij ook cijnsplichtig aan het laathof van Opstal (daarna vander Noot) voor 1 dagwand op hetzelfde Heeken en voor het Gheert Temmermansgoed in de Horenbeekstraat. Jan en Gillis zijn de laatste vanden Cloote’s die we in Steenhuffel tegen komen. Over Jan is misschien nog iets in Willebroek te vinden. We weten dat hij ook daar eigendom had. De volgende leenmannen van zijn leen- en cijnsgoed bij de Haan waren Willem Bom (tot ca 1510) 6 en diens zonen Gillis en Hendrik Bom (vanaf 1510). Gillis Bom is ook in de geschiedenis van de Pangatmolen in Oppuurs te vinden. In 1531 kocht hij een rente, bezet op die molen, van Daneel Joos alias Breeckpot en Margriet Somers. In 1550 verkochten zijn dochter Kathelijne en haar man Gillis de Bocq hun deel van die rente aan Robbrecht Mertens (Schepenbank Steenhuffel, register 6936, f° 34v). Gillis werd op het Heeken door Peeter de Lichte en in de Horenbeekstraat door Hendrik vanden Hove opgevolgd. Dat was geen al of niet aangetrouwde familie volgens mij.

5

Dit zou Katherine van Praet (geboren ca 1450, overleden na 1508 en getrouwd met een Jan van Damme op de Koekelberg te Peizegem) kunnen zijn. De volgende voetnoot versterkt mijn vermoeden. 6 Ik durf te suggereren dat die met één van de dochters van Jan van den Cloote was getrouwd.Te meer omdat Hendrik Bom, zoon van Willem, in 1521 een half dagwand weide kocht die voordien nog van Kathelijne van Praet was geweest (zie vorige voetnoot). 13


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Aan de hand van al de voorgaande gegevens kom ik tot het volgende waarschijnlijke stamboomfragment. Arnold vanden Cloote ca 1285-1350 Gillis vanden Cloote ca 1315-1396 priester

NN vanden Cloote ca 1315-

Wouter vanden Cloote ca 1390-1460

Aleydis vanden Cloote ca 1385-1450

Cornelis vanden Cloote ca 1415-1467 Gillis vanden Cloote ca 1440-1507

Jan vanden Cloote ca 1437-1490 2 nat. dochters bij Kath. van Praet Elisabeth van Damme / vd Cloote ca 1470x Willem Bom

Joanna van Damme

Wat cursief staat is speculatief maar toch voldoende gemotiveerd.

De eerste kapelanen. Terwijl de Kapelanie vanden Cloote vanaf 1368 de enige eigenaar van het hierboven beschreven patrimonium was, werd de Cloothoeve, of wat daar nog van restte, contractueel door de kapelaan bewoond. Ongetwijfeld heeft priester Gillis vanden Cloote er tot aan zijn dood in 1396 verbleven maar mogelijk heeft hij het ‘kapelaanschap’ vrij snel aan iemand anders overgelaten. Jan Jacops. Bij de stichting van de kapelanie in 1368 had men al een volgende kapelaan in gedachten. Dat was Jan Jacops, zoon van Jan, maar deze jongen was nog niet gewijd. Ik weet niet of hij het ooit geworden is. Ik vermoed zelfs van niet. Want... Henricus de Zelle al. Rosa (ca 1370). Ofschoon er wel wat archief van de kapelanie vanden Cloote bewaard gebleven is (vooral van nà 1612) komen we daaruit niets over de kapelanen te weten. Andere bronnen (zoals het Biografisch Woordenboek en het Repertorium Germanicum 7) geven ons wel enkele ‘mogelijke’ namen. ‘Mogelijke’ is in deze zin het belangrijkste woord. De eerste is die van een Henricus de Zelle (Czelle) al. Rosa. Omstreeks 1370 was hij kapelaan in de kerk van Steenhuffel. Dat kan eigenlijk alleen maar aan het altaar van Sint-Gillis en Nicolaas zijn geweest. Veel andere mogelijkheden waren er niet. De kapelanie van Diepensteyn 7

Repertorium Germanicum,Verzeichnis der in den Registern und Kameralakten vorkommenden Personen, Kirchen und Orte des Deutschen Reiches, seiner Diözesen und Territorien (RG), Deutschen Historischen Instituts in Rom, 1916. Meest recente uitgave: Weidman, 1993, p. 309. 14


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

is er pas in 1437 gekomen. Over de kapelanie van de Zielmissen wordt pas vanaf het begin van de 16de eeuw gesproken maar wellicht is die uit de tot ca 1477 bestaande kapelanie van Marselaer voortgekomen. Henricus de Zelle al. Rosa is na zijn ongetwijfeld kort verblijf in Steenhuffel onderpastoor in Anderlecht, rector in Herentals en prior in Groenendaal geworden 8. Hij overleed op 21 april 1428. Henric Lolhuys de Holaer (ca 1380). In 1380 was Henricus Lolhuys de Holaer kapelaan in de kerk van Steenhuffel. Later werd hij actief in de Borcht te Antwerpen en lid van Curie in Rome. Hij stierf in Rome op 18 juli 1422. Ik bezit verder geen informatie over deze mens. Wilhelmus de Stocht (ca 1395). In 1395 genoemd als kapelaan in de kerk van Steenhuffel. Gijsbrecht van Duyst (1496 en 1526). Tot 1496 heb ik geen namen meer. Dan vinden we Gijsbrecht van Duyst terug als vice-cureyt of onderpastoor, een functie die in Steenhuffel toen eigenlijk nog niet bestond. In 1526 was hij het nog steeds. Jooris van de Loo (na 1526) Al voor 1520 was Jooris van de Loo de erfkapelaan van de kapelanie van de Zielmissen. Later is hij tevens erfkapelaan van de kapelanie vanden Cloote geworden en in 1531 was hij dat nog steeds. In de tweede helft van de 16de eeuw (geuzentijd) was de kapelanie wellicht niet bemand. En na het einde van de Troebele Tijden (ca 1593) was er niemand meer in geïnteresseerd. Op 16 mei 1611 werd ze, bij gebrek aan voldoende inkomsten om een kapelaan te onderhouden, met de ‘pastorij’ verenigd en werd de kerk van Steenhuffel uiteraard de nieuwe eigenaar van haar eigendommen. De kapelaan werd voortaan officieel onderpastoor.

8

Onze grote mysticus Jan van Ruusbroec was tot aan zijn dood in 1381 de eerste prior van deze priorij. 15


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

De voormalige Cloothoeve na 1612. Over de verschillende gronden die bij het Cloothof hoorden zal ik het verder niet meer hebben. Die werden door de kapelanie en daarna door kerk van Steenhuffel aan verschillende huurders verpacht. Maar over de gebouwen valt er toch nog het een en het ander te vertellen. Onze bron daarvoor is het door de pastoors en onderpastoors bijgehouden parochiearchief. Ik behoud hierna hun teksten in de oorspronkelijke vorm. Boek 1 (15 oktober 1612). Heer pastor Mr. Jan Verhulst sal verhuren sekere woonhuys mette hove, schure ende stallingen, hoff ende messie alsoo tegenwoordich is affgetuynt met riet, eertijts gecompeteert ende toebehoort hebbende de cappelrije vanden Cloot, nu ter ordonnantie van mijn eerw. heere den aertsbisschop van Mechelen, geunifieert metter cure, soo dat den huerder sal vrije vuyt verleenen over de messie. Boek 2 (1618). Een huys ende hoff groot een dachwant, ter eender zijde de strate, Anthonis van Ackelley (+ ca 1615), de perck bosch (= Perrebos) ter andere zijde. Hier op treckt den coninc 1 half veertelken haver 9. Boek 3 (1631-1728). Inden eersten heeft de cappelrije een huys ende hoff, groot een dachwant, 1e s’Heere strate, 2e 3e en 4e den Cloot. Belast aenden coninck met een halff viertel haver. Verhuert aen Jacques Mertens (+ 1664) mette naervolgende wijven 10. Nota: het boven genoempt huys vervallen sijnde, is afgebroken bij overstaen van mijnheer den landdeken vander Laen ende dat daer van gheprofiteert is ende geemploieert aen verbeteringhe van het curen huys. Alexander van der Laen (volgens bepaalde bronnen overigens een zoon van Jan, heer van Schriek en Grootlo, en van Anna Cymon, ‘de mooie erfgename van Diepensteyn’, was landdeken van ca 1612 tot 1649. Jan Verbesselt en Cyriel Laenens, die deze afbraak omstreeks 1631 situeren 11, waren misschien toch een heel klein beetje te voorbarig. Vermoedelijk is het kort na 1640 geweest.

Manuaal van Pastoor Jan Baptist van den Eynde (vanaf 1781). Een stuk lands, gelegen aen de straete den Plasch, groot ontrent een dagwand, genaemt het Rondveldeken, op het welk eertijts een huys heeft gestaen, volgens de oude registers belast met eenen jaerelijkschen chijns van een half veertelken haver aen den Coninck.

9

Het Cloothof en vele andere gronden in de buurt (al degene die cijnsplichtig waren aan de rentmeester van Overzenne en ook de grond van het latere Kaashof zoals we nog zullen zien) behoorden tot het Koninklijk Domein. Daarom is hierover in het archief van de Schepenbank van Steenhuffel quasi niets te vinden. 10 De grafzerk van schepen Jacques Mertens (+1664), zijn eerste vrouw Jacomijnken Ijzeren (Tserru en Cerru) (+1647) en zijn tweede vrouw Enneken Goosens is nog in de kerk van Steenhuffel te vinden. 11 Jan Verbesselt, het parochiewezen in Brabant, deel 10, blz. 90 en Cyriel Laenens, Steenhuffel heden en verleden, blz. 53. 16


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Wanneer, aen wie, en op wat plaetse dezen chijns zoude moeten betaelt worden, is niet bekent. Nota dat dit chijnsken in menigvuldige jaeren niet meer gevraegt en word, en diensvolgens niet en is betaelt. Nota daer en boven dat dit Rondveldeken is omringelt met wateringen dienstig tot vischputten ofte vijvers, welke wateringen ik Pastor aen mij ten dien eynde alle hebbe gereserveert ende in 1785 gespeyst hebbe met alle zoorten van visschen. Op het eynde van ’t jaer 1788 en ’t begin van 1789 is door de extraordinairen grooten vorst alle den visch op de vijvers aen het Rondveldeken in den Plasch, die menigvuldig was, bevrozen gevonden, zoo dat deze wateringen ten jaere 1789 wederom door mij Pastor gespeyst ende voorzien zijn met alle zoorten van visschen. Hebbe in 1784 twee andere hoeken op t’ rondveldeke met jong Elsen-hout beplant. Ondervinde dat jaerelijkx de jonge plantsoenen grootelijkx door de quaetwillige beschadigt worden, te meer omdat vele van de Curegoederen verre van de huysen gelegen zijn, zoo datter wijnige konnen opgroyen en wel bezonderlijk in de Clootgoederen in den Plasch. De wallen van het Cloothof oftewel de visvijvers van pastoor van den Eynde zijn op de vroegste kadasterkaarten nog duidelijk te zien In zijn ‘Toponymie van Steenhuffel’ uit 1971 schreef pater Joris Vertonghen dat toen ter plaatse nog verteld werd dat de grond aldaar nog rijk aan steenafval was. Was dit ‘opvulmateriaal’ of betekent dit dat er op het Cloothof een ‘stenen’ in plaats van een ‘lemen’ woning stond? Ik weet het niet. Maar ergens las ik (ik heb mijn bron helaas niet terug gevonden dat pastoor Martinus Petrus van Zeebroeck nog recuperatiesteen van het vroegere Cloothof liet gebruiken om een verdieping op zijn pastorij te bouwen. Deze pastoor was hier van 1843 tot 1861 actief.

Rechts: Kadasterkaart 1847. (Bron N.G.I.) Onder: Kadasterkaart Popp ca 1860 (Bron N.G.I.)

17


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Meer weet ik over het Cloothof niet te vertellen, behalve misschien nog dit. Gillis vanden Cloote, de stichter van de kapelanie, had een gezongen jaargetijde. Eerst werd dat gecelebreerd door de kapelaan later door de onderpastoor. De kosten daarvan werden ofwel door de nakomelingen gedragen ofwel – wat nog veel frequenter was – door de eigenaar of de pachter van een eigendom waar die verplichting testamentair aan verbonden was. Tot ca 1575 werd dit jaargetijde door Philips de Bonte betaald en daarna, tot zeker 1590, door diens zoon Klaes. Was er een familieverband? Ik heb het alleszins niet gevonden. Ik denk eerder dat het met de eigendom van het Capuynenmeerselken te maken had. Alweer weet ik niet waar we dit meerselken moeten zoeken maar het is logisch dat het in 1368 een deel van de Clootgoederen was. Op het einde van de 18de eeuw was het de kerk die dit jaargetijde betaalde. Was die dan eigenaar van het Capuynenmeerselken geworden? En zo ja, wanneer? In het manuaal van pastoor vanden Eynde is dit toponiem helaas niet te vinden. Kort na 1590 is de familie de Bonte wel voor een hele poos uit Steenhuffel verdwenen. Maar voor dat gebeurde heeft ze een stukje prehistorie van het latere Kaashof geschreven. Dat is stof voor het tweede deel van dit boek.

18


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Deel II

Het Kaashof

Louis De Bondt

19


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

In dit boekje probeer ik de geschiedenis van twee domeinen in Steenhuffel te reconstrueren. Allebei lagen of liggen ze in de huidige Plas. Ofschoon een aantal historici en vooral de mensen van het kadaster ze regelmatig met elkaar verwarren hebben ze echter niets met elkaar te maken. Toen alleen nog enkele toponiemen en een kapelanie het bestaan van een Cloothof suggereerden moest de geschiedenis van het Kaashof nog beginnen. Het tweede was geen voortzetting van het eerste. Het grondpatrimonium was niet hetzelfde. Tussen hun eigenaars bestond er in het beste geval maar een zeer indirect verband. Over het Cloothof was niet veel meer geweten. Het eerste deel van dit boekje zal daar, zoals we merkten, helaas geen drastische verandering aan brengen. Over het Kaashof had ik eigenlijk niets willen schrijven omdat het van vrij recente datum is. De echte geschiedenis daarvan is pas omstreeks 1725 begonnen. Maar toen ik ontdekte dat op dezelfde plek voordien ook al iets bestond ben ik van gedacht veranderd. Zeker toen bleek dat dit een deel van mijn eigen familiegeschiedenis betrof.

De locatie. Het Kaashof ligt nog altijd in Steenhuffel, deelgemeente van Londerzeel, in de noordoostelijke hoek van de Beekstraat en de Plas. Van de Beekstraat vermoed ik dat het een stuk van een laat-Romeinse heerweg was. Die theorie heb ik bij ‘het Cloothof’ beargumenteerd en ik moet die dus niet meer herhalen. De inplanting van de gebouwen van het Kaashof heeft daar echter niets mee te maken. Helhoeve

Links: een kadasterkaart uit 1847 (met dank aan Fredrik De Donder van het N.G.I.) – Rechts een moderne kaart. Daarop de inplanting van het Kaashof en 2 oudere historische hoeves: het Cloothof (in Steenhuffel) en het Hof te Hellen (in Londerzeel).

20


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Periode 1 - ca 1550-1603 De Willem sBonten stede Ik begin dit deel van mijn verhaal met de bespreking van een akte op folio 412 van register 6937 van de Hertogelijke Schepenbank van Steenhuffel. Het was even schrikken toen ik die zag. Het gaat over de verkoop op 28 januari 1603 (in de bank van Steenhuffel geadministreerd op 27 augustus 1611) door Crispiaen de Vos ‘coopman van tappesterije geweest zijnde’ van een bosje in Steenhuffel door een niet eerder genoemde Laureys Kiekens en zijn vrouw Jozijne vanden Bossche. Over deze mensen zal ik het later nog uitvoerig hebben. Nu gaat het niet over hen maar over wat ze kochten en hoe dat beschreven werd. Ziehier

Hierna de letterlijke transcriptie van het hierboven uitvergrote deel van de bladzijde hiernaast: “... te wetene een stucxken bosch gelegen inden Perrebosch, groot ontrent onderhalff dachwant, tusschen de goeden genaempt de Cloote aldaer in deen zijde ende mette twee andere zijden tegen tsHeeren straete tegen over Willem sBonten stede ende metter vierde zijde aende goeden van Andries Bruesselman ende Cypriaen Lemmens ...” Van preter Andries Brusselmans, getrouwd met Jenneken de Keersmaecker, weet ik dat hij onder meer een bos tegen de Clootstrate bezat. Crispiaen Lemmens is hier een variante van Christaen. Hij en zijn vrouw Anneke van Hullegaerden bezaten een heesterbosje in de Perrebossen tegen de Clootstrate. Iedere straat die eigendom was van de Heer van de parochie werd Herenstraat genoemd. Deze benaming kon dus zowel op de 21


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Clootstrate (nu Plas) als de Beeckstrate (nu Beekstraat) slaan. We weten dus precies waar we de hier genoemde Willem sBonten stede moeten zoeken. Helaas hebben we geen gemeentekaart uit deze periode. Eentje uit 1699 hebben we wel.

Boven links: fragment van de kaart uit 1699 – Rechts: een recentere kaart.

Het stuk bos (in 1699 was het wel gerooid), dat door Laureys Kiekens werd gekocht, was a) een deel van het Perrebos, b) grensde aan de Cloot(bemd) en c) raakte bovendien met twee zijden aan de Herestrate (in dit geval de Clootstrate en de Beekstrate). Het kan alleen maar liggen tegenover de plek waar op de recentere kaart ‘Kaashof’ staat. Bijgevolg kan de Willem sBontenstede, aan de overkant van de straat, maar op 2 plaatsen gelegen hebben: 1) Ofwel in de zuidwestelijke hoek die gevormd wordt door de Plas en de Eshagestraat. 2) Ofwel in de noordoostelijke hoek die gevormd wordt door de Plas en de Beekstraat, dus exact waar nu het Kaashof ligt. Wel, het is het tweede. Eens men weet wat men moet zoeken is het natuurlijk makkelijker om het te vinden. En een combinatie van de folio’s 131 en 159v van schepenregister 6937 leert ons dat een zekere Merck de Bonte (zoon van Willem, zie verder) op 4 april 1596 een bunder grond van het Merckenbroek (van waar zou die naam toch kunnen komen?) verkocht dat gelegen was ‘tusschen de stede geheeten Bonte Stede lancx op ende neer aldaer in deen zijde ende metter tweede zijde tegen het Bunderken comende metter derde zijde tegen tgemeyn eussel.” De plek van de Kaashoeve was dus de locatie van het oude Hof van Willem de Bonte. Hoe en wanneer deze mens ten noorden van de Beekstraat belandde ben ik nog niet te weten gekomen. Mogelijk komt dat omdat de periode tussen 1566 (de Beeldenstormen) en 1593 (het einde van de opstand tegen Spanje, althans in de Zuidelijke Nederlanden) misschien wel de beroerdste uit onze lokale geschiedenis is geweest. We noemen die dan ook niet zonder reden ‘de Beroerde Tijden’. Reformatie, contrareformatie, inquisitie, emigratie, oorlog en epidemieen hebben voor een decimering van onze bevolking gezorgd. Door de schepenen van Steenhuffel, die ook de notariële zaken binnen hun bevoegdheidsgebied (de eigendommen van het Hertogdom Brabant) verzorgden, werd maar sporadisch meer vergaderd. 22


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Maar mogelijk is er nog een andere reden. Ten noorden van de Beekstraat begon immers de Malderheide. Tot heidegebied vruchtbaar werd gemaakt en het dus geen waarde had was het eigendom van niemand en van alleman. Iedereen mocht er zijn schapen laten grazen. Pas toen men het tot vruchtbare landbouwgrond begon te transformeren werd het door iedereen opgeëist. Over de vroegste ontginning van de Malderheide heb ik geen informatie. Maar de vroegste ontginning van de Lemmens- en de Cuypersheide heeft honderd jaar later nog tot een 15 jaar durende ruzie tussen de ‘gemeynte van Steenhuffel’ en Charles Florent van Maldegem, de heer van Steenhuffel, geleid. De schepenen beweerden dat die heide altijd gemeenschappelijk was geweest, de graaf argumenteerde dat hij er op zijn eigen kosten wegen had aangelegd. Uiteindelijk werden de Lemmens- en de Cuypersheide in 1778, na opmeting door landmeter Egidius vande Voorde in 1766, tussen beiden verdeeld. Wat er met de Steenhuffelheide (waar we het Kaashof moeten zoeken) tussen 1630 en 1690 gebeurd was zullen we misschien nooit te weten komen. Maar het feit dat we daar in 1699 nog een ‘Gemeen (gemeenschappelijk) Eussel’ vinden lijkt toch aan te tonen dat dit hele gebied (tussen de twee armen van de Beekstraat) voordien niet tot het hertogelijke domein behoorde. Dat zou dan ook verklaren waarom ik niets over overdrachten van de Willem sBonten hoeve (voor 1590) gevonden heb. Overigens blijft de Steenhuffelse Schepenbank ook nà 1590 bijzonders schaars met informatie over dit gebied. Dat zal nog blijken

Kaart uit 1766 van Egidius vande Voorde met de verdeling van de Lemmens- en de Cuypersheide.

23


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

De Steenhuffelse familie de Bonte Willem sBonten stede is de oude vorm voor ‘de stede van Willem de Bonte’. sBonten is een genitief-vorm en werd dus niet alleen voor de eigendom van maar ook voor de kinderen en de vrouwen van de Bonte (die van de Bonte) gebruikt. Deze Willem de Bonte is een directe voorvader van mij. Als geen enkele van mijn voormoeders een scheve schaats gereden heeft althans. Omdat ik intussen ontdekte dat mijn familie, weliswaar zeer lang geleden, toch een heel klein beetje notabel was, wens ik er het volgende over te vertellen. Vooraf mijn allerdiepste excuses omdat wat volgt een beetje te veel op een familiegeschiedenis gaat lijken. Ik kan het echter nergens anders kwijt. Mensen die niet Bonte, De Bondt en De Bont heten zullen aan de komende bladzijden weinig hebben en mogen ze dus overslaan. Maar de al dan niet trotse bezitters van die familienaam gaan er vele nog niet eerder verkondigde dingen in ontdekken.

Generatie 1 Perren den Bonten (1340-na 1403) en NN vander Slehagen (?). De eerste gekende Steenhuffelnaar met de naam Bonte was Perren (Peter) den Bonten. Hij moet omstreeks 1340 geboren zijn en in 1403 had hij volgens onze bron 12 een huis en hof in... de Bontestrate, waar hij cijnsplichtig aan de hertog van Brabant was. Hij deelde die hofstee met Hendrik van der Slehagen. Het zou dus kunnen dat hij met diens zuster was getrouwd. De Bontestrate was toen de naam van een hele wijk. De weg die er doorheen liep en die nu nog altijd de Bontestraat heet, noemde men toen – dacht men tot voor kort - de Oude Baan. Die was op sommige plaatsen nog verhard en we weten met zekerheid dat het een restant van een oude heirbaan was. Waarom deze wijk de Bontestrate heette en heet is (was) voor mij een zeer groot raadsel. Historicus Joris Vertonghen dacht in 1975 nog dat de aristocratische familie de Bonte hier op een door water omwald hof heeft gewoond. Hijzelf had nog oude mensen over dat legendarische kasteel van de Bontestraat horen vertellen. Dat omwalde kasteel is intussen weliswaar teruggevonden. We kennen er nu ook de geschiedenis van. Het werd een eerste keer in 1356 en een laatste keer in 1477 tijdens oorlogen tussen de hertogen van Brabant en de graven van Vlaanderen met de grond gelijk gemaakt. Maar het was niet het kasteel van de Bonte maar wel de vroegste verblijfplaats van het beroemde geslacht van Marselaer. De heer Jozef Verheyden, die ook al veel oude papieren heeft gezien, herinnert zich gelezen te hebben dat de Bontestraat haar naam te danken heeft aan het feit dat een “Bonte” daar ooit, doorheen het bos, een weg heeft aangelegd. Ofschoon de oorspronkelijke bron van dit verhaal nog niet teruggevonden werd, past het wonderschoon bij enkele dingen die ik intussen zelf ontdekte, en dat zijn: 1. Het Hof van Marselaer lag weliswaar aan de huidige Bontestraat maar aan het meest zuidelijke deel ervan. Tegen en op de grens met Merchtem dus. Ten noorden van het Hof bevonden zich de restanten van het Mulneremholt (het bos van het huis van de Molenaar). De molenaar was die van de nog bestaande Marselaermolen, die niet via de oude heirbaan maar via een pad langs de Molenbeek te bereiken was.

12

Algemeen Rijksarchief – Rekenhof, cijnsboeken kwartier Overzenne (reg. 44910). 24


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

2. Voorbij het Hof van Marselaer, volgde de Romeinse Heirbaan, Oude Baan of Oude Strate, niet een tracé naar het centrum van Steenhuffel, maar maakte ze een bocht naar het westen, richting Perrehof, waar de aloude Smisstrate nu nog altijd begint. Mijn argumentatie en bewijsvoering zijn uitgebreid te vinden in het eerste deel van dit boek en nog uitgebreider in mijn “Geschiedenis van Diepensteyn”. 3. Negentig procent van wat de Bontestraat is heeft dus niets met die oude Heirbaan te maken en kan dus best door een ‘Bonte’ of ‘de Bonte’ zijn aangelegd. Twee namen komen in aanmerking als mogelijke zonen van onze Perren den Bonten: Jan en Gielijs.

Generatie 2 Jan Bonte (1365-na 1403) x Ida vander Spect (?) Jan Bonte, wellicht de zoon van Perren, woonde in 1403 eveneens in de Bontestraat. Hij was geboren omstreeks 1365. Hij was getrouwd met vrouwe Ida of Yde (waarschijnlijk van der Spect). Eigenlijk staat er in het cijnsboek van 1403 dat Jan Bonte de man van vrouwe Ida was. Het is daarom waarschijnlijk dat zij de meeste belastbare eigendommen had.

Gielijs (Egidius) de Bonte (1370-na 1440) x Kateline Duvels (?) Egidius, zeer waarschijnlijk ook een zoon van Perren, vinden we omstreeks 1410 tussen de huidige Heerbaan en het zuidelijke deel van de Smisstraat. Hij was er eigenaar van de meers ‘ter Straten’ en van de Gielijs sBonten stede op de Bonten Hoorick. Voor beide eigendommen betaalde hij ‘gemeyne cijns’. De hofstee had hij gekocht of geërfd van Claes de Duvel. Omdat nà hem de cijns door Kateline Duvels en vervolgens door zijn zoon Jan betaald werd vermoed ik sterk dat Kateline, dochter van Claes, zijn echtgenote en daarna zijn weduwe was.

25


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Ik verdenk hem er ook van dat hij eigendom had in het noorden van de Clootstrate alias de Plas. Hij zou wel eens de eerste de Bonte op de latere Willem sBonten stede en het nog latere Kaashof kunnen zijn. Op 3 augustus 1440 werd Egidius De Bonte door zijn gebuur (de heer van Diepensteyn) gevraagd om in het aartsbisschoppelijk paleis te Mechelen als één van zijn twee getuigen) een akte te komen tekenen. Dat was de stichtingsakte van de kapelanij van Diepensteyn (een instelling waardoor een aantal mensen de opbrengst van hun grond afstonden om er een kapelaan voor de kapel van het kasteel Diepensteyn mee te onderhouden). Na zijn dood had hij een jaargetijde in de kerk van Steenhuffel. Ik vermoed dat het echtpaar Gielijs de Bonte-Kateline Duvels 3 zonen had: Willem, Jan en Dries

Generatie 3 – Tak 1 (Jan) Ik heb geen nakomelingen van Jan de Bonte en vrouwe Ida vander Spect gevonden. Na het overlijden van de eerstgenoemde werd de ‘Gemeyne cijns’ voor de hofstee in de Bontestraat aanvankelijk betaald door Joes vander Spect. Korte tijd later werd zijn naam geschrapt en door die van Daem de Costere vervangen. Misschien was die laatste de man van een dochter van Jan.

Generatie 3 – Tak 2 (Gielijs) Jan de Bonte (ca 1405-na 1466) x NN van Grimberghen (?). Jan, zoon van Gielijs: 1) Erfde het huis en hof Ter Straten, tegen het Smeshof, van zijn vader. Na hem werden Machiel Busscinck, Henrick de Vleminck en Peter de Vleminck (ca 1515) er eigenaar van. 2) Daarnaast werd hij – na ene Henric vander Smissen - ook de eigenaar van het huis en Hof ter Smissen op de Meere aan de Herenstraat. Dat was dus niet de voormalige eigendom van zijn oom Willem maar het lag er wel vlak bij. Ik denk dat Hof ter Smissen en Smeshof hetzelfde zijn. Ik vraag mij ook af of de naam iets met de oude Smidse te maken heeft (zie de toponiemen Oude Smisse en het Smisken op de vorige kaart). 3) Vervolgens werd hij zeer actief in de buurt van de Voort en de Vergeven Hage (zie kaart hierna). - Van Jan van Grimberghen bekwam hij er grond en een oude hofstee die voordien van Jan en Goesen Vergheven waren 13. Omdat we hier nà Jan de Bonte eerst Peter Schuerman alias Busken en rond 1515 de haakmeester 14 Joos de Vleminck tegen komen zou het hier om het op de volgende kaart te vinden ‘Schuermansveldeken’ kunnen gaan. - Van dezelfde Jan van Grimberghen (ik gok dat het zijn schoonvader was) bekwam hij ook de voormalige grond van Jan en Zeger de Rode. - Na ene Machiel Busschinck werd hij bovendien de eigenaar van een nieuwe hofstee bij de Vergeven Hage. Ook hiervan werden Peter Schuerman en Joos de Vleminck de volgende eigenaars. 13

Verrassing. Het toponiem ‘Vergeven Hage’ heeft dus niks met een giftige haag te maken maar wel met de familie Vergheven. Of heeft die familie haar naam aan die haag te danken? Familienamen (zie ook vander Smissen) waren in 1400 nog voor een deel ‘onder constructie’. 14 Een ‘haeckmeestere’ was iemand die verantwoordelijk was voor het aanwijzen en merken van de te kappen bomen. 26


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Van de hierboven genoemde gronden is alleen het Hof ter Smissen nog een poosje eigendom van de familie de Bonte, met name van Jans zoon Hendrik, gebleven. Maar er bestaan nog andere bronnen. Op vele hectares tussen het Schuermansveldeken en de Vergeven Hage (achter de huidige Langbeen-hoeve in de hoek tussen de Heidestraat en de Meir) gaan we nog enkele generaties Bonte tegen komen. Toponiemen als Bonten Dries en Jasper(sbonten)stede verwijzen daar naar. Uit de cijnsboeken van Diepensteyn weten we bovendien dat Jan de Bonte, naast cijnsman voor de hofstee bij de Vergeven Hage, ook hun cijnsman was voor: - 1,5 bunders grond op het Galgeveld. - 2 dagwanden bij de Raechtuin of de Raecte. - 2 bunders op de Cuypersheide (nà Claudius vander Meeren). - 3 dagwanden op de Zijp (eveneens nà Claudius vander Meeren). Deze plaatsen zijn allemaal op de kaart hierna te vinden. En dat is niet alles, want Jan was ook: - Cijnsman van Diepensteyn voor land op de Gielsheide, de Quaetbeek, de Deelt en de Kouter. - Bezetman van de Kapelanen van Vilvoorde op de Langen Beemd. - Heilige Geestmeester (armenmeester) en de sterfman van de H. Geest van Steenhuffel voor 2 lenen van het Land van Grimbergen.

Jan de Bonte, zoon van Gielijs, was zo te zien een belangrijk man. Op het einde van zijn leven heeft hij zijn grond op de Kouter aan de H. Geest (de armen) van Steenhuffel gegeven. 27


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Volgens mij had Jan de Bonte, naast de al genoemde Hendrik, nog een oudere zoon die Philips heette en die het merendeel van zijn goederen heeft geërfd. We zullen die nog wel tegen komen. Willem de Bonte (ca 1410-1460) Een Willem de Bonte, woonde in Steenhuffel op de Meere, wellicht naast het Smishof van zijn broer Jan. Vanwege wat vooraf gaat mogen we aannemen dat daarmee niet de huidige Meir bedoeld wordt maar wel het gebied rond de Bonten Hoorick waar – zoals we op de voorgaande kaart kunnen zien - ook enkele Meere- of Meire-toponiemen te vinden waren (de Meireput, de Meerminne, en iets meer naar het westen de Coxmeire en de Weurfmeire). Wellicht was Willem een broer van Jan. Honderd jaar later was zijn naam nog altijd een toponiem. Ik heb 2 zonen van hem gevonden, namelijk Willem junior, en een Gielijs. - Over Willem junior weet ik alleen dat hij (na 1460), uit het vroegere goed van Claes de Duvel, een hofstee op het einde van de Smisstraat in de Bonten Hoorick tegen de Werfmeir had. Nà hem is die in het bezit van eerst Jan de Rademakere en ca 1415 van Zeger de Raymakere geworden. Behalve die hofstee had hij ook eigendom op de Quaetbeek en was hij cijnsman van Diepensteyn voor 1 dagw. in het Hofland aan de Hage en voor 2 dagwanden op het Heeken. Ik vrees dat Willem junior geen nakomelingen of alleen maar dochters had en dat met hem die tak, althans in naam, is uitgestorven. - De andere zoon, Gielijs, was in 1466 cijnsman van Diepensteyn voor 1 dagwand op de Perrekouter, in 1492 (ook) voor 3 dagwanden op het Walrot (nà Lijsbeth van Coudenberghe), en in 1500 voor 1 bunder op het Heeken aka Heerdeken (na Jan Eggericx), waar hij voor een andere grond ook onderleenman van Van Opstal was. In 1508 was hij cijnsplichtig aan Karel van der Noot (de opvolger van Van Opstal) voor land op de Quaetbeke. In 1492 was hij ook al genoemd als leenman van het Land van Grimbergen (jonge tak van Glymes) voor grond op de Busene (alias Buesmeere tegen de Quayen Muente op de grens van Steenhuffel met Peizegem). Hij was bedezetter (soort belastingontvanger) in Merchtem. Gielijs had nakomelingen maar voor de rest van dit verhaal zijn die van geen belang. Maar misschien wel voor iemand anders. Daarom dit. Jan de Bonte was wellicht zijn oudste en misschien enige zoon. In 1508 was hij, evenals zijn vader, cijnsplichtig aan Karel van der Noot en wel voor land op de Sijp tegen de Heent (dat is nog in de Bontestraat). In 1525 had hij een half dagwand land op de Quaetbeke in leen van de heren van Glymes. Het is mogelijk dat het als onderleenman was van Jacomijne Rijms maar dat wordt niet vermeld. Wellicht dezelfde Jan de Bonte, geboren omstreeks 1480, trad in 1551 aan als gezworen erflaat van het laathof van Joos der Weduwen en van het laathof van Herbais. Over al de heerlijke laathoven in Steenhuffel heb ik het in een ander boek. Ik ben niet zeker wat er verder met deze familietak gebeurde. Misschien was de in 1572 genoemde Anthony de Bonte, die ik met de hierna behandelde personen niet kan linken, een zoon van Jan. Hij had eigendom tegen het goed van meester Peter vander Noot, dat van de H. Geest, Philips vander Stappen en grenzend aan 2 dw bos dat in 1571 door Jacop Bosschaert en Marie Meerts aan Willem vander Meren werd verkocht.

Dries de Bonte (ca 1415-1460) Deze Andreas of Dries de Bonte kwam ik alleen maar tegen als de vader van Seger de Bonte, waarover straks wat meer.

28


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Generatie 4 – Tak 1 (Jan, zoon van Gielijs) Philips 1 de Bonte (1430-na 1463) x NN Jacops (?) Philips I de Bonte werd geboren omstreeks 1430. Vermoedelijk was hij de oudste zoon en erfde hij het meeste van zijn vader-grootgrondbezitter Jan. Die gronden lagen, zoals beschreven, vooral in het gebied Voort-Meir-Vergeven Hage maar voor een stuk ook in de Plas In 1463, toen hij aan het tweede deel van zijn leven begon en bijgevolg aan zijn toekomst in het hiernamaals moest denken, schonk hij – samen met een Peter Jacops - de opbrengst van een stuk grond aan de H. Geesttafel van Steenhuffel (de voorloper van het O.C.M.W.). De ligging van die grond is niet vermeld maar hij moet dus gemeenschappelijk bezit van de families de Bonte en Jacops zijn geweest. Ik ben daarom zo vrij geweest om ‘x NN Jacops’ achter de naam van Philips de Bonte te zetten. Maar let op, er staat een serieus vraagteken achter. In het register van de H. Geesttafel, waarin deze schenking vermeld staat, werd Philips een “notabele van Steenhuffel” genoemd. De familie Jacops vinden we later terug op en tegen de Asscherhout. Hendrik de Bonte (1440-na 1514) Hendrik erfde het huis en hof ter Smessen op de Meere aan sHerenstrate, waarvoor hij – als het cijnsboek niet achterliep – in 1514 nog cijnsplichtig aan de rentmeester van Overzenne was. Hij bezat ook een hoevetje aan het Obbeemdstraatje.

Generatie 4 – Tak 2 (Dries, zoon van Gielijs) Zeger de Bonte (1440-1510) xx NN Staes (?) Zeger of Seger de Bonte, zoon van Dries, kleinzoon van Gielijs, wordt een eerste keer in de cijnsboeken van het kwartier Overzenne genoemd in 1463 met cijnsgoed in Steenhuffel tegen de eigendom van de Heilige Geest oftewel de Armen van Malderen. Omstreeks 1570 situeert men hem op een deel van de Verreheyde. In het deeltje over het Cloothof schreef ik dat dit tegen de Malderheide lag, dus in het noordelijke deel van de Plas.

Kort voor 1514 wordt hij in dezelfde registers vermeld als eigenaar van een veld, geheten ‘het Buenderveld aan het Steenen Heydeken tussen Malderen en Steenhuffel’ en van een deel van ‘de Perrebossche gelegen aende Cloetgoeden’. Dat laatste had hij bekomen van Cornelis Eggericx, de zoon van Jan) die het had van Zeger Staes. Ook Joos Addiers bezat, na Zeger 29


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Staes, een deel van dat Perrebos 15. Ik neem aan dat Zeger Staes zijn drie dochters aan respectievelijk Cornelis Eggericx, Joos Addiers en Zeger de Bonte uitgehuwelijkt had. Na de dood van Zeger de Bonte (kort voor 1514) werd diens deel van het bos tussen zijn niet bij naam genoemde erfgenaam de Bonte (geen zoon) en Jan Staes verdeeld. Nog wat later – ik zal het al maar verklappen – is ook een zekere Willem de Bonte eigenaar van 25 roeden van het Perrebos geworden. Hoera... Met Zeger hebben we de eerste bij naam gekende de Bonte op het latere Kaashof gevonden! Hoog tijd voor een eerste stamboomfragment Perrren den Bonten (1340-na 1403) x NN vander Slehagen Jan de Bonte (1365-na 1403) x Ida vander Spect Dries de Bonte (1415-?) x NN Zeger de Bonte (1440-1510) x NN Staes Geen mannelijk nageslacht

Philips 1 de Bonte (1430-na 1463) x NN Jacops

Gielijs de Bonte (1370-na 1440) x Kateline Duvels Jan de Bonte (1405-na 1466) x NN van Grimberghen

Willem sr de Bonte (1410-1460) x NN

Hendrik de Bonte (1440 na 1514) x NN Geen informatie over nageslacht

Willem jr de Bonte (1435-?) x NN Geen mannelijk nageslacht

Gielijs 2 de Bonte (1445-1525) x NN

Hendrik 2 de Bonte (1460-na 1516)

Jan de Bonte (1480-na 1551)

Jaspar sr de Bonte (1483-1555)

Philips 2 de Bonte (1500-na 1570)

Anthony de Bonte (?) (1515-1575)

wordt vervolgd

wordt vervolgd

Omdat noch Zeger noch Willem junior mannelijk nageslacht hadden, omdat we over Hendrik niet veel weten, en omdat Gielijs naar Merchtem (Peizegem?) uitgeweken is, bleef er in Steenhuffel van de 5de generatie maar 1 tak over waar we iets over kunnen vertellen, die van Philips 1 de Bonte.

Generatie 5 – Tak 1 (Philips zoon van Jan) Philips de Bonte en, naar ik aannam mevrouw Jacobs, hadden maar één volwassen geraakte en mij bekende zoon: dat was Hendrik (die ik voortaan Hendrik 2 zal noemen). Hendrik 2 de Bonte (1460- na 1516) Omstreeks 1460 werd Hendrick de Bonte geboren. Van hem weten we zeker dat hij nog belangen in het gebied Plas-Beekstraat had want van zijn buur, de heer van Diepensteyn, pachtte hij in 1516 een stuk aanpalende grond. Hij had volgens mij 2 zonen: Jaspar en Philips. Jaspar was de oudste. Ik denk dat hij rond 1483 geboren is. Hij volgt. 15

Een toponiem als Perrebos (Perrebossen nà de verkaveling) zouden we eerder op de Perrekouter verwachten. Dit bos heeft echter zijn naam te danken aan het feit dat Jan vanden Perre, zoon van Peter, er voor Zeger Staes (dus omstreeks 1450) de eigenaar van was. 30


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

-

Louis De Bondt 2020

Philips 2 werd volgens mijn eigen berekeningen pas omstreeks 1500 geboren. Hij werd genoemd als eigenaar van het ‘Capuynenmeerselken’ (deel van de Clootgoederen in de Plas) en moest hierom het jaargetijde van Gillis van der Cloote betalen. Hij is pas na 1570 gestorven. Philips 2 had voor zover bekend 2 zonen: a) Klaes (Nicolaus) de Bonte, geboren ca 1535, erfde van zijn vader o.m. het Capuynenmeerselken evenals de verplichting om het jaargetijde van Gillis vanden Cloote te betalen (wat hij tot zeker 1590 heeft gedaan). b) Jan de Bonte werd omstreeks 1550 geboren. Kort voor 1590 had hij eigendom aan het Strateveldeken, tussen de Dorpstraat en het zuidelijke deel van de Smisstraat, te Steenhuffel In 1603 haalde hij zowel register 12785 van de Rekenkamer als het visitatieverslag van de deken. Helaas is dat laatste niet mooi en bovendien in het Kerklatijn geschreven. Dat compliceert de verstaanbaarheid. Uit het verslag op folio 175v en 176 van de rekenkamer meen ik echter te begrijpen dat een zekere Versmans van Gulick (bijgenaamd Smaus), een mens die ik verder niet ken maar het moet een soort van reizende champetter geweest zijn, ergens in de zomer van 1603 een smidsaambeeld vond in de messink van Jan de Bonte. Die laatste beweerde bij hoog en bij laag, en bij alles wat daar tussen lag, dat hij niet wist hoe dat aambeeld daar gekomen was. Er was blijkbaar ook niemand die het miste. Derhalve werd dat waardevolle object door meier Jan Goossens in beslag genomen. Na één voorafgaand kerkgebod (aankondiging door afroep in de kerk) werd het op 5 september 1603 openbaar verkocht. Een niet bij naam genoemde koper had er 29 ponden Artois voor over. Die prijs werd met 2 ponden verhoogd omdat ook de verplaatsings-, provianderings- en overnachtingskosten van Versmans van Gulick vergoed moesten worden. Toen de deken later door de pastoor van Steenhuffel over dit incident werd ingelicht wilde hij weten welke straf de Bonte voor de diefstal van een aambeeld gekregen had. Maar die beek nogal mee te vallen. Jan de Bonte had altijd volgehouden dat hij absoluut niet wist hoe dat smederijwertuig op zijn messink terecht gekomen was en er waren geen doorslaggevende redenen om hem niet te geloven. Misschien heeft hij wel een onzevader en wat weesgegroetje moeten lezen maar daar is het zeker bij gebleven. Hoewel het niet veel met ons onderwerp te maken heeft ga ik nog even door met deze Jan de Bonte. Hij had twee kinderen: Adriaen en Cathelijne. Deze laatste, geboren omstreeks 1580, trouwde met Joos van Horenbeke. Later in dit verhaal gaan we deze mensen nog eens tegenkomen.

De nakomelingen van Hendrik 2 de Bonte (generatie 6 e. v.) Jaspar 1 (den ouden) de Bonte (1483-1555) x NN Addiers (?). Waar ik tot nu hier en daar wat heb moeten gissen komen we met deze Jaspar op beter gedocumenteerd en bewijsbaar terrein. We ontmoetten hem de eerste keer in 1504 op blz. 180 van register 6937 van de Steenhuffelse schepenbank. Toen had hij eigendom tegen de Herenstrate en het goed van Willem van Bouchout. Waar dat precies was kunnen we onmogelijk meer achterhalen maar, nà Gillis van Langevelde, had hij ook een hofstee aan het Stratenveld tegen de Herenstrate. Wellicht is dat een andere beschrijving voor hetzelfde goed. Kort voor 1514 heeft hij die aan Jan Heynen, zoon van Coenraert, overgelaten. In 1508 wordt hij genoemd als pachter van de hofstee van de Zielmisse (Smisstraat tegenover het huidige Gertrudeveld) en als eigenaar van een ‘stede bij het hof t’Asscherhout aan de Meere’. Op de Asscherhout was 31


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

hij bovendien onderleenman van de hertog van Brabant voor grond waar Karel van der Noot de hoofdleenman van was; in 1515 was hij ook nog altijd onderleenman in het goed van Jacomijne Rijms van de heren van Glymes. Verder wordt hij vermeld als gezworen erflaat van de heren van Pitsenborch en als eigenaar van een bos in het Walrot. Preciezere gegevens heb ik niet. In 1549 was hij gezworen erflaat van het laathof van Philips van Ophem. Toen was hij ook cijnsman van het laathof der Weduwen voor eigendom bij het Telleken en de Slacheussel (reg. 6936 f° 110) tegen het Moenshof en het Moensstraatje. Dàt weet ik zijn. En als u nog eens de onderkant van de kaart op bladzijde 27 bekijkt, dan weet u dat ook. De verbanden tussen de families de Bonte en Addiers. Het heeft er alle schijn van dat Jaspar zijn geërfde vastgoed aanzienlijk vermeerderd heeft door een huwelijk met een rijke mevrouw. Volgens mij was haar familienaam Addiers. Deze familie bezat behoorlijk wat patrimonium op het Walrot, op de Gijselberg, aan de westkant van de huidige Heidestraat, tussen en op de Voort en de Savelpoel. We herinneren ons misschien dat zijn overgrootvader, Jan de Bonte, daar rond 1450 - al dan niet tijdelijk – ook al grond verworven had. Cornelis Addiers 16 ca 1450-1515 Zijn eigendom is 100 %

Geert Addiers Erft ¼ van 100 %

Hendrik Addiers ca 1490-1545 Bekomt de helft van 100 %

NN Addiers x Jaspar de Bonte sr (1483-1555) Bekomt de helft van 100 % 17

Machiel Addiers (1520-1564) Erft ¼ van 100 %

Jaspar de Bonte jr (1510-1584)

Kathelijne Addiers (ca 1545-

Willem de Bonte (1515-1585)

Johanna Addiers (ca 1550x Jan Claus

Machiel Addiers, die de helft van de nalatenschap van zijn vader Hendrik erfde bezat (mogelijk onder meer): 1) Grond op de Gijselberg (reg. 6937, f° 76). 2) Grond “opt Waelrot tusschen tsHerenstraet in deen zijde ende metter ander zijde aende goeden der erffgenamen Gillis van Praet, comende metter derder zijden aende goeden der huysarmen van Steenhuffele”. 2 Dagwanden daarvan verkocht hij op 11 maart 1563 aan Daneel Meert (register 6936, f° 210v). 3) “Een stede metten huysinghe daer op staende inder vuegen alsoe die gestaen ende gelegen es binnen der prochie van Steenhuffele tusschen Willems Smedt stede in deen zijde ende de stede Henric Jacops in dander zijde overeynde aende goede Jans Meerte ende voer vuytcomende aen sHeeren Strate” (reg. 6936, f° 74 en 135v).

16

De voornaam Cornelis is niet zeker maar in 1475 werd die in de boeken van Diepensteyn vermeld als hun cijnsman voor ‘goed op de Heyde bij den Hasselt in Steenhuffel’. Dat is weliswaar niet exact de plek waar we zijn zoon Hendrik zullen tegen komen maar wel dicht genoeg in de buurt. 17 Ja, dochters konden wel degelijk erven als bij het huwelijk van de ouders of elders specifiek bepaald werd dat hun bezittingen na hun overlijden ‘hoofdegelijk’ tussen alle kinderen ‘zo knechtkens als meiskens’ moesten worden verdeeld. Iets wat in het progressieve Steenhuffel zeer gebruikelijk was. 32


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Geert Addiers schonk op 4 december 1564 een deel van wat hij van zijn vader Hendrik had geërfd aan zijn nichtjes Kathelijne en Johanneken Addiers, dochtertjes van de kort voordien gestorven Machiel (reg. 6936, f° 199v). Het ging meer bepaald over zijn aandeel (een kwart) in: 4) “Een stuck lants groot omtrent (niet ingevuld) binnen der voerscreven prochie van Steenhuffele gelegen opden Savelpoel comende mette twee zijden aendes heylich geests goet van Steenhuffele ende metter derder zijden aen tsHeeren Straete.” 5) “Een stede inden grootte soo de selve gestaen ende gelegen is binnen der voers prochie opde Voort, comende metter eender zijden aende goeden der erffgenamen Willems de Keersmaecker ende metter andere zijde aen tsHeeren Straeten” (het lijkt er niet erg op maar dit is wel degelijk dezelfde hofstee die ik bij Machiel vernoemde onder 3). Van al deze percelen (of van de aangrenzende percelen waarmee ze oorspronkelijk één geheel uitgemaakt hadden) ontdekte ik dat ze ook eigendom van Jasper de Bonte den ouden en later van zijn zonen waren of werden. Straks zal ik dat uitgebreider behandelen, maar toch al dit... Perceel 1) - Jaspar de Bonte de Jonge, zoon van Jaspar den ouden, bekwam door successie 1 bunder grond op de Gijselberg nà Machiel Addiers (reg. 6937, f° 76). Perceel 2) - Op 27 april 1557 hypothekeerde Willem de Bonte voor een lening bij Hendrik van Hove, o.m. grond op het Walrot aan de straat “tegen de huisarmen, tegen de erfgenamen van Gillis van Praet, tegen het goed van Cathelijne van Acoleyen en het goed van Daneel Meert”. Perceel 4) Op 26 maart 1599 verkocht de schoondochter van Willem de Bonte, Pierijne van Paesschen, weduwe van Hendrik de Bonte, a) 1 dagwand grond aan de Savelpoel en het Eggericxstraatje, tegen de eigendom van Anna van Ingelandt, b) 1 dw grond naast het vorige, dus aan de Savelpoel en het Eggericxstraatje, maar tegen de eigendom van de huisarmen van Steenhuffel (register 6937, f° 165). Perceel 3 en 5) Deze plek op de Voort, in de noordwestelijke hoek die gevormd wordt door de Meir en de Heidestraat werd de volgende generaties de Jaspar sBontenstede geheten. Als Jasperstede is het nog lang een toponiem gebleven. Later hierover meer. Op de kaart op blz. 27 zijn de meeste van de hier genoemde toponiemen met wat zoeken wel te vinden. Jasper de Bonte den ouden kan al deze eigendommen uiteraard gekocht hebben. Maar zou dit alles niet veel makkelijker te verklaren zijn als hij de man was van een zus van Hendrik Addiers? Ik ken helaas haar voornaam niet. Bij gebrek aan hard bewijs heb ik bovendien een vraagteken achter haar familienaam moeten plaatsen. Het is hoe dan ook duidelijk dat Jaspar de Bonte een aanzienlijke status en een serieus territorium bezat. Ik geloof dat hij dat ook aan hard werken en het rooien van bos op de Asscherhout maar vooral op het Walrot te danken had. Het is denkbaar dat hij dat in opdracht en ten behoeve van de houthandelaars Haesbeen en Beaumont uit Dordrecht heeft gedaan. Waarom ik dat denk zal ik later duidelijk maken. Hij is tussen 1552 en 1557 gestorven. Jaspar de Bonte en mogelijk Addiers hadden 4 kinderen. - Willem de Bonte: volgt - Lijsbeth sBonten, geboren ca 1520, was voor en na 1569 getrouwd met Jan Coecke (reg. 6936, f° 282). 33


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

-

-

Louis De Bondt 2020

Johanna sBonten, geboren ca 1525, leende op 11 maart 1568 aan Antoon vander Stappen een bedrag van 124 Carolusguldens, af te lossen na 3 jaar en tot dan tegen een intrest van 3 Carolusguldens en 2,5 stuivers per jaar. Deze lening werd al voor 23 oktober 1569 door Alvaro Goossens, meier van Steenhuffel afgelost, niet aan Johanna de Bonte, die naar het buitenland getrokken of moeten vluchten was en die niet meer terug in Steenhuffel werd verwacht, maar aan haar broer Jaspar de Jonge en haar zus Lijsbeth sBonten (waar zat Willem toen?). We zien hier een directe verwijzing naar de Beroerde Tijden die in 1566 met de Beeldenstormen begonnen en met inquisitie, protestantenvervolging, oorlogen, pest en ontvolking tot 1593 duurden. De man van Johanna, die door de registers van onze schepenbank om veiligheidsredenen niet werd genoemd, was ongetwijfeld protestant en Geus. Omdat de Noordelijke Nederlanden in 1569 nog geen Buitenland waren is het gezin van Johanna, zoals dat van vele anderen, waarschijnlijk in Duitsland terecht gekomen. Jaspar de Bonte den jongen, geboren ca 1510, overleed in 1584. Deze Jaspar heeft zijn naam aan een aantal nog lang na zijn dood gebruikte toponiemen in Steenhuffel gegeven. Deze lagen allemaal tussen het noordelijke deel van de Meir (toen de Oude Strate), de Voort, het begin van de huidige Heidestraat (zelfs tot tegen de Savelpoel) en de Oude Walrotstraat aka Galgestraat. Daar bewoonde hij de Jaspar sBontenstede (nog decennia lang als Jasperstede bekend gebleven) en lagen de Bontendries en de Bontenbossen. Deze zou dus de voorloper van de huidige hoeve Langbeen moeten zijn. In 1573 en 1574 waren zijn buren daar Jan de Smeth, Gillis Meert en de H. Geest van Steenhuffel. Op de toponiemenkaart op blz. 27 heb ik alleen de namen Jasperstede en Bontendries overgenomen. In 1574 besloeg zijn hofstee nog de hele hoek tussen de Meir, de Voort en de Heidestraat. Waar we de toponiemen Driesselken en Veldeken vinden lag oorspronkelijk het 1 bunder grote Bontenbosken. Jaspar de Bonte de jonge overleed zonder directe nakomelingen eind 1584 of begin 1585. Zijn Jaspar sBontenstede heeft hij aan zijn petekind (Jaspar, zoon van Willem) overgelaten. Hierna in het kort (alhoewel) wat er nà de perikelen die ik nog moet beschrijven met deze Jasperstede en omgeving gebeurde. Jasper de Jonge stierf dus in 1584. Hij had geen directe erfgenamen. Zijn hofstee met de Bonten Dries heeft hij, zoals ik al verklapte, aan zijn petekind Jaspar, zoon van zijn broer Willem overgelaten. Maar ook die overleed kort daarna, uiterlijk in 1592 en eveneens kinderloos. Op de Bonten Dries vinden we daarna vertegenwoordigers van de familie van zijn moeder van Ingelandt. De Jasperstede, die intussen snel verviel (het waren toen geen stenen huizen) ging samen met een bunder van het Bontenbos naar de tak van zijn grootoom Philips 2 de Bonte, met name naar diens zoon Jan de Bonte die ergens tussen 1603 en 1616 overleed. Op 10 november 1616 verkochten diens kinderen Adriaen en Cathelijne het bos aan Joos Putteman, de zoon van Hendrik. Adriaen kwam ik verder niet meer tegen, maar mogelijk was hij de persoon die, samen met Maria de Raymaeker in 1591 in Rossem nog een (laatste?) zoon kreeg die ze Arnold lieten dopen. De doopregisters van Rossem werden in 1590 begonnen maar helaas vond de pastoor het toen nog niet nodig om ook de namen van de doopgetuigen op te schrijven. Deze Arnold trouwde in 1621 te Merchtem met Catharina van Nuffele en hertrouwde in 1634 of 1634 (ik weet niet waar) met Catharina de Hertoghe. Bij de doopgetuigen van zijn kinderen komen we wel een de Raymaeker maar geen de Bonte tegen. Cathelijne, getrouwd met Joos van Horenbeke, waren we in 1596 al in Rossem tegen gekomen. Daar had ze toen eigendom tegen ‘tKercken bempdeken van Steenhuffele, de goeden der kercke van Rossum aldaer ende tsHeeren straete’. Ik denk dat ze er woonde.

34


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Op 2 januari 1648 werd de nalatenschap van Cathelijne de Bonte (ze leefde nog) en Joos van Horenbeke (hij was overleden) tussen hun 7 in leven gebleven kinderen 18 verdeeld (register 6941, f° 57v-66v-). Het betrof de gronden tussen de Oude Strate, de Voort en de Bonten Dries van de erfgenamen van Jan van Ingelandt. Wat volgt is familiegeschiedenis en hoort niet in dit boek. Ik wil wel nog kwijt dat Peter de nog altijd behuisde hofstee erfde. En ook nog dit. Op 5 februari 1650 (reg. 6942 f° 260) erfde Barbara Puttemans (x Jan de Mol) een weide op t’Erpelsvoirde. Dat was het inmiddels gerooide Bontenbos dat Adriaen en Cathelijne de Bonte in 1616 aan Joos Putteman hadden verkocht. Ik zou het niet vermelden mocht ook die wei in de erfenisakte (register 6941, f° 268) - en dus nog in 1650 - de Jaspar sBontenstede heten. Hendrik 2 de Bonte (1460-na 1514) x NN Jaspar 1 de Bonte den ouden 1483-1555 x NN Addiers (?) Willem de Bonte Jaspar 2 de Bonte Lijsbeth sBonten 1515-1585 de jonge x Jan Coecke x Anna v Ingelandt (?) 1520-1584 (ca 1525-na 1599) geen nageslacht Merck de Bonte Jaspar 3 de Bonte 1555-1615 1550-1592 x Cathelijne de Moor xx Maria Addiers Christaen

Philippina

Cathelijne sBonten ° ca 1550

Philips 2 de Bonte 1500-na 1570

Johanna sBonten in het buitenland in 1569

Klaes de Bonte 1535-na 1590

Jan de Bonte 1540-na 1603

Henrick de Bonte Adriaen de Bonte Cathelijne de Bonte + 1586 ca 1565+ na 1650 x Pierijne van Paesschen x Joos v Horenbeke

Laureys

Berbele sBonten

18

Pierijnken sBonten ° 1577

Als deze kinderen in Rossem geboren werden dan moet dat allemaal voor 1590 (het eerste jaar van de doopregisters) zijn gebeurd. Ze moet dan wel zeer jong kinderen en enkele tweelingen hebben gehad. 35


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Willem de Bonte (1515/1570-1585) x Anna van Ingelandt (?) Het is deze Willem die zijn naam gaf aan de Willem sBontenstede waar nu nog het Kaashof staat. Willems grootvader Hendrik 2 de Bonte moet die eigendom, als vertegenwoordiger van de enige nog in Steenhuffel overgebleven tak, kort na 1510 van zijn achter-oom Zeger de Bonte hebben geërfd. Ik had daar tot nu niet het minste vermoeden van.

Het Patrimonium van Willem de Bonte. Ik wist wel dat Willem op 27 april 1557 geld leende bij de Londerzelenaar Hendrik van Hove (zoon van Hendrik) en dat hij daar jaarlijks een rente van 2 zakken gedorste pachtrogge van 1ste kwaliteit voor moest betalen. Belangrijker is welke bezittingen hij voor die lening in onderpand gaf. Dat waren (reg. 6936, f° 141 e.v.): 1. Een hofstede van 2 dagwanden in de hoek gevormd door de Horenbeekstraat en grenzend aan de eigendommen van Machiel Verhasselt en Peter Jacops. Dat is op de Haan en meer dan enkele boogscheuten van het Kaashof verwijderd. U vindt deze hofstee op de toponiemenkaart hiernaast onder de letter X.

36


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Deze kaart is dezelfde als die op blz. 12 van deel I. Het betreft hier inderdaad de 2 dagwanden grote voormalige Cloetmansstede die in 1450 nog eigendom van Wouter vanden Cloote was en daarna in 1463 de eigendom van Hendrik van Horenbeke en in 1466, de eigendom van diens zoon Willem van Horenbeke werd. Bedenking. In 1570 betaalde Philips 2 de Bonte, een oom van Willem, als eigenaar van het Capuynenmeerselken, nog het jaargetijde van Gillis vanden Cloote. Zou het kunnen dat we dit meerselken (waarvan ik de locatie nergens gevonden heb) in de voormalige goederen van Wouter vanden Cloote (tussen Leireken en de Haan) moeten zoeken? Is Philips 2 de Bonte door een huwelijk met een dochter van Willem van Horenbeke in het bezit van dit met het jaargetijde belaste meerselken gekomen?

2. 1 Dagwand grond op het Walrot tegen de straat, gelegen tussen zijn ‘andere’ eigendom en de eigendom van Philips vander Stappen. Die ‘andere’ eigendom op het Walrot was (volgens een document van latere datum) een perceel grond van onbekende grootte, eveneens komende tegen de straat en tegen de eigendommen van de erfgenamen van Gillis van Praet en die van de huisarmen. Nog andere documenten uit 1564 en 1568 hebben het over 75 roeden tegen de huisarmen, tegen de erfgenamen van Gillis van Praet en tegen het goed van Cathelijne van Acoleyen. Ook Daneel Meert (die ook elders, zie hierna) een buurman van Willem was, zou hier eigendom hebben gehad. Dat laatste kan, want zijn nakomelingen zaten hier 135 jaar later nog altijd. Voor een andere genoemde, Lanceloot de Maerschalck, geldt dat ook. En op 1 december 1575, wanneer zijn zonen Jaspar en Merck de Bonte met het oog op een lening bij pastoor Jan Sarens van Buggenhout geen of onvoldoende onderpand konden geven, werden ze door hun vader Willem geholpen door zijn eigen eigendom als borg te schenken. Deze keer heeft de akte het over “1 bunder land op het Walrot tussen het goed van Lanceloot de Maerschalck en Philips Verstappen en aan de resterende 2 zijden grenzend aan de straat en de weduwe van Peter vander Stappen”. Dit zijn veel omschrijvingen voor hetzelfde gebied. Ze laten mij toe om de eigendom van Willem de Bonte op het Walrot met vrij grote zekerheid als de percelen 3 en 4 op het 3de kaartblad van Jan van Acoleyen uit 1699 te identificeren (de letter X op de volgende kaart.

37


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Voor wie bij dit alles een déjà-vu ervaring krijgt... We spreken inderdaad over dezelfde locatie die ik eerder onder 2) bij de familie Addiers behandeld heb. 3. 2 Percelen, respectievelijk 1 dagwand en 72 roeden groot op de Grote Hoeve, tegen de straat en de eigendommen van Peter van Acoleyen (zoon van Peter), Philips vander Stappen, Daneel Meert en Diepensteyn. Deze percelen zijn wèl vlak bij het Kaashof gelegen. Ze lagen aan de overkant (westkant) van de huidige Plas (Y op de vorige kaart). Er is echter geen enkele aanwijzing dat Willem in 1557 ook al grond en/of een hofstee aan de oostkant van de Plas bezat. Ook in 1576 was dat laatste schijnbaar nog niet het geval. Op 30 mei van dat jaar leende Hendrik, de zoon van Willem, geld bij Anna Vilain, de dochter van Daneel die tot 1535 een belangrijke bijdrage aan de geschiedenis van Steenhuffel heeft geleverd (zie ‘het Steen op de Heuvel’). Maar Hendrik had geen pand. Vader Willem (die nog het vruchtgebruik had) en zijn broer Jaspar (die blijkbaar al de naakte eigenaar was) zijn hem toen te hulp geschoten door de hierboven genoemde gronden op de Grote Hoeve als borg te geven. Verwacht niet dat ze nog op dezelfde manier als in 1557 beschreven werden. Deze keer betrof het “a) 1 dagwand op de Klein Hoeve tussen de goederen van Diepensteyn en Peter van Ingelandt en vooraan komende aan het ‘straatje’ en b) 1 dagwand en 25 roeden, ook op de Klein Hoeve maar aan de overkant van het straatje, tussen het straatje en de eigendom van de H. Geest (de huisarmen) aan 2 kanten)”. Het bewuste ‘straatje is op de kaart van 1699 zeer duidelijk te zien. Het zijn er zelfs twee. Opmerking: deze grond ten westen van de Plas was goed dat aan het Leenhof van het Hertogdom Brabant onderhorig was en omdat die dus onder de bevoegdheid van de hertogelijke schepenbank van Steenhuffel viel hebben wij er informatie over. De grond ten noorden van de Beekstraat en ten oosten van de Plas was dat, zoals reeds gezegd, duidelijk niet. Daarom gebeurde de administratie niet door en in onze schepenbank en is onze kennis indirect.

De volgende jaren wordt Willem nog vermeld met: - 1563: eigendom tussen het Geertruyenveld en de Bastaertput, tegen de eigendommen van Daneel van Achter en Augustijn de Moor. Ik kan natuurlijk geen 1.000 kaarten in dit boekje zetten, maar we bevinden ons op de Elst tussen de weg naar het kerkhof en de processiebaan. - 1564: Eigendom bij de Lammersheide (dat is bij de Bouw). - 1585: Een eigendom bij de Vlierenpael die in 1585 door zijn erfgenamen aan Simon de Vleeshouwer werd verkocht. Deze eigendom grensde aan het land van Peeter Meert (weduwnaar van Cathelijne Verstappen), aan dat van Pauwel Verhasselt, dat van Jan Verstappen en aan dat van de erfgenamen de Bonte. Bij de laatste naam heeft de griffier geen voornaam vermeld omdat hij het een beetje ingewikkeld was. Maar wij weten over wie het gaat: het was de Jasperstede van de kort voordien overleden Jasper de Bonte de jonge en die hij aan zijn petekind Jasper de Bonte de superjonge (zoon van zijn broer Willem) ging overlaten. Het gaat hier over de letter Z op de vorige kaart. - 1576: 1 dagwand 25 roeden aan het Clootveld tegen de goederen van Peter Meert en aan die van Jan Vermeren. Dat is de letter O op de vorige kaart. Dat we hier nog lang het ‘Bonteveldeken’ vinden als toponiem zal dus wel geen toeval zijn.) Goed, maar daarmee kennen we nog altijd de oorsprong van de Willem sBonten stede niet.

De politieke carrière van Willem de Bonte Vader Jaspar de Bonte (den ouden) was al enkele keren als ‘gezworen erflaat’ mogen optreden. Ik leg uit wat dit betekent. Een heerlijk laathof had de bevoegdheid om een meier aan te stellen en een soort van schepenen aan te duiden die uit de eigen erflaten moesten gekozen 38


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

worden. Zo een ‘Schepenbank’ was bevoegd om de interne administratieve kwesties te behandelen en om vertegenwoordigd te zijn wanneer de overkoepelende hertogelijke schepenbank van Steenhuffel zaken besprak die meer dan één laathof aanbelangden. Van de ‘schepenen’ van zo’n laathof werd verondersteld dat ze konden lezen en schrijven en kennis hadden van de dingen die nu tot het domein van een notaris behoren. Ze moesten ook betrouwbaar zijn en om dat af te dwingen waren ze verplicht om voorafgaandelijk aan de eigenaar van het laathof trouw te zweren... om gezworen erflaten te worden dus. Gezworen erflaat van 8 verschillende heerlijke laathoven. Omdat Willem de Bonte op diverse plaatsen in Steenhuffel eigendom had, was hij als erflaat aan verschillende laathoven cijnsplichtig. Relatief dikwijls (want zoveel zaken behandelden die laathoven niet) werd hij als ‘gezworen erflaat’ gekozen. Ik vermeld: - Voor het laathof van een leengoed bij het Perrehof, met als opeenvolgende heren (er waren ook dames bij) Conincx, van Opstalle, vander Noot (heren van Risoir of Ter Rijst en daarom bij ons de heren Verrijst genoemd), van Ophem: 1564 (2x), 1573, 1580, 1582. - Voor het laathof van de abdij van Affligem: 1564, 1566 (2x), 1573 (2x), 1577. - Voor het laathof van Diepensteyn: 1565, 1567, 1573, 1575, 1577. - Voor het laathof van de commanderij van Pitsenborch: 1577. - Voor het laathof van de heerlijkheid van Ophem in Steenhuffel (met als opeenvolgende heren De Cotereau, van Oyenbrugge, de Smeth ...: 1565 (2x), 1566 (2x), 1567 (2x), 1568, 1582. - Voor het laathof met de naam ‘de heerlijke cijns van Herbays en de tiende van Sombeke’, met als opeenvolgende eigenaars de Herbais, vander Noot, vander Meeren en der Valladolyt: 1570, 1575. - Voor het laathof van Bouchout en Zellaer: 1573, 1580. - Voor het laathof van Peertshove en Heetvelde, met als opeenvolgende eigenaars vanden Heetvelde, der Weduwen, Verpoorten, Symons, etc.: 1575 (2x). De geschiedenis van al deze en nog veel meer laathoven heb ik in ‘de heerlijke leen-, laat- en cijnshove van Steenhuffel’ beschreven. Schepen van de bank van Steenhuffel. Op 15 april 1575 werd Willem de Bonte een eerste keer in de registers als schepen vermeld (reg. 6936 f° 309v). Op zich zegt dat weinig want de namen van de schepenen werden in deze woelige tijden 19 bij de aanvang van een akte nog maar zelden ingevuld. Andere vermeldingen als schepen dateren van 11 juli 1577, 18 oktober 1581, 28 juli 1582 en 26 januari 1584. Ik geloof dat hij tot op het einde van zijn leven schepen gebleven is. In Steenhuffel schijnt iets vergelijkbaars als in Brussel en Leuven bestaan te hebben. Om daar hoge functies te kunnen bekleden moest men zijn bloedsverbondenheid met de stad kunnen aantonen. In Leuven was dat door de erkenning als “Peterman’ en in Brussel moest men zijn afkomst van één van de 7 oorspronkelijke Brusselse Geslachten kunnen bewijzen. Wel, in Steenhuffel kon men wellicht geen schepen worden zonder ‘meisenier’ te zijn. Een meiseniersattest bekwam men van het Hoofdleenhof (hier dus van het leenhof van het hertogdom Brabant) door aan de hand van feiten en met de hulp van 2 getuigen (stavers) onwederroepelijk te bewijzen dat zijn voorouders (ofwel langs vaders- of moederkant) sinds mensenheugenis en nog langer altijd in de streek (hier dus in Steenhuffel) hadden gewoond. 19

Ook de politieke invloed wisselde constant. Nu eens hadden de Geuzen en dan weer de Spaansgetrouwen het voor het zeggen. Hoe dat allemaal zou aflopen was niet te voospellen en men kon dus maar best voorzichtig zijn. 39


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Voor Willem de Bonte was dat geen probleem. Zijn twee getuigen, Amand Goossens en Jan van Daele, hadden naast een goede naam ook wat argumenten. Ik denk dat toen het feit dat een de Bonte ooit de Bontestraat had aangelegd één van hun bewijzen was. Op 2 november 1564 (reg. 6936, f° 193) heeft Willem zijn attest ontvangen. Op 22 december was hij zelf staver voor Jan Meert die vervolgens ook schepen is geworden. Hadden zij kunnen vermoeden dat de persoon die deze zinnen nu, in 2020, schrijft langs vaderskant een directe nakomeling van Willem de Bonte is, en langs moederkant een afstammeling van Jan Meert? Meyssenierbrieff voer Willem de Bonte sone wijlen Jaspars. Wij scepenen der banck van Steenhuffele, saluyt, met kennisse der waerheyt doen te weten eenen iegelijcken die desen letteren sullen sien oft hooren lesen hoe dat opten dach van huyden datum van desen voer ons ende voer Alvaro Goossens onsen meyer commen ende gecompareert es in persoone Willem de Bonte sone wijlen Jaspers ende heeft aldaer wel ende wettelijck bethoont bij Amandt Goossens ende Jan van Daele beyden meysseniermannen des hertogen van Brabant gelijck zij ons dat naevolgende der ordonantien hebben doen blijcken dat hij es een vrije meyssenierman des voers hertogen van Brabant ende der voers banck van Steenhuffele van wettigen bedde van grade te grade ende van meyssenerbloede geboren met alsulcken bethoone als een vrij meyssenierman schuldich es te bethoonen naer vonnisse - bij manisse des voers meyers ende bij wijsdomme van ons scepenen bovengenoempt dyer schuldich waren over te manen ende te wijsen es hier toe geschiet al datter met rechte schuldich was toe te geschieden nyet des hier inne behoorde versuempt noch achtergelaten - In kennisse der waerheyt soe hebben wij scepenen bovengenoempt den gemeynen zegele van onsen scependomme dese letteren doen aenhangen. Gedaen opden tweesten dach der maent van novembri int jaer ons heeren duysent vijfhondert ende vierentsestich

Willem de Bonte is een echte heer. We leerden Willem al kennen als iemand die goed voor zijn kinderen zorgde. We hebben twee voorbeelden gegeven waar hij eigen bezittingen in pand gaf voor een lening van zijn zonen. Dat was mooi hoewel misschien niet slim. Het was echter niet genoeg om van hem een heer te maken. De titel ‘heer’ (of vrouwe) was in de middeleeuwen voorbehouden voor de mensen die de eigenaar van een heerlijkheid waren. Willem is dat – waarschijnlijk kort na de Beeldenstormen en het begin van de opstand van de Nederlanden tegen het Spaanse bewind in 1566 – geworden. De details en datum van de eigenlijke transactie kennen we niet. De schepenbank van Steenhuffel heeft er niets over geschreven. Het was weliswaar een ‘beroerde tijd’ waarin niet al te veel vergaderd werd. Mogelijk had de schepenbank van Steenhuffel er niets over te vertellen. Misschien moeten we voor wat meer gegevens in Dordrecht gaan zoeken. Het zit zo... In Steenhuffel bestond een heerlijk laathof dat bestond uit een aantal cijnsinkomsten en dat achtereenvolgens ‘het goed van Gaesbeke’ en de ‘heerlijkheid van Beaumont’ werd genoemd. De families Haesbeen (die men in Steenhuffel met Gaesbeke verwarde) en Beaumont waren er respectievelijk van voor 1466 tot 1530 en van 1530 tot ca 1566) de eigenaars van. 40


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Beide families zijn in Dordrecht vrij goed gekend. De familie Beaumont was er vooral in de houthandel actief. De bosontginning aan de rand van Buggenhout-bos (als oerbos een deel van het door Julius Caesar genoemde Kolenwoud) en de bijzonder hoge kwaliteit van het hout is waarschijnlijk de reden waarom deze families in onze streek belangen hadden. Maar na 1566 werd het steeds moeilijker en zelfs onmogelijk om heen en weer tussen Dordrecht en Steenhuffel te reizen. Bovendien had de familie Beaumont zijn activiteiten van de houthandel deels naar het brouwen van azijn en andere dingen verlegd. Om deze redenen had de laatste, Cornelis van Beaumont, waarschijnlijk geen interesse in de Zuid-Nederlandse bossen meer. En al zeker niet in de heerlijke cijns waarmee sommige gedeelten daarvan waren belast. Bovendien werden al eens eigendommen van sympathisanten van de opstandeling Willem van Oranje, heer van Grimbergen (en Londerzeel), door de Spaanse landvoogd in beslag genomen. Ik denk dat hij al gauw het zekere voor het onzekere gekozen heeft en een koper voor zijn Laathof heeft gezocht. Een document uit 1590, dat ik later zal behandelen, toont aan dat hij die in de persoon van Willem de Bonte ook gevonden heeft. Het lijkt een beetje logisch als we er van uitgaan dat de Bonte’s, te beginnen met het kappen van bomen voor de aanleg van de Bontestraat, altijd al in de bosontginning gezeten hadden. Jaspar en daarna zijn zoon Willem de Bonte waren misschien de meestergasten van Haesbeen en Beaumont. Of Willem voor of na 1566 ‘heer’ geworden is, laat ik in het midden. Maar ziehier waaruit, gebaseerd op het document uit 1590, zijn heerlijkheid bestond (schepenreg. 6936, f° 74-77). Cijnsplichtige (in 1590) Vorige cijnsplichtige Belast De erfgen. van Jasper de Bonte de ouden Jasper de Bonte 0,5 bunder land, de ouden nu bos

Ligging op de Walrot

De erfgenamen van Jan Lynneman

aan d’ Meerken, straatje nr Walrot op de Walrot Hendric van Hoorenbeeck, de wed. Gillis de Leeuw op de Walrot Crestiaen van Hoorenbeeck gezegd Heykens Waelrothstrate Joost van der Stappen op de Walrot Hendrick van Hoorenbeke aan Lammershey op de Merctwech op de Walrot Gillis de Leeuw aan Lammershey op de Walrot Lammersheyde Jan Moernaeys (de erfg.) Bernaert van Ocley, de erfg. op de Walrot Malderheyde Adolf van der Noot, de erfg. Jan Moernaeys, de erfg. op de Waelroth Jan Puymens Malderheyde Adolf van der Noot, de erfg. Malderheye H. Geest van Steenhuffel op de Walrot H. Geest van Steenhuffel Jan Diepmeer (?) Adolf van der Noot, de erfg. Jan Jacops begin Coutergat Gaesbeke, het goed van Adolf van der Noot

Jan Moernaeys Joos der Weduwen en Jan van der Stappen (meier van de schepenbank) De erfg. van meester Bernaert van Ocley De erfg. van meester Bernaert van Ocley

een stede Gekocht 0,5 bunder land, van Gillis vander Cloot nu bos 0,5 bunder land

De erfg. van meester Bernaert van Ocley. Bernaert van Ocley

0,5 bunder land 0,5 bunder land nu bos 1 dw bos

Onleesbaar

Gekocht van Gillis de Leeuw

1 dw bos

De wezen van Joos Beeckman

Bernaert van Ocley

1 dw bos

H. Geest van Steenhuffel

H. Geest van 1 dw bos Steenhuffel gekocht van de wezen 1,5 dw bos van Jan Puymens

De wezen van Willem de Keersmaecker

Bernaert van Ocley Bernaert van Ocley

De erfg. van Cathelyne de Keersmaecker Nà Joos der Weduwen x dw bos (+ca 1590), dochter van Willem De erfgenamen van Peeter Jacops

Peeter Jacops

0,5 dw land

41

Aangelanden Gheert Goossens Jan Jacops Cornelis van Beaumont Capelrije van Steenhuffel


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Cijnsplichtige (in 1590) Heyn en Cathelijn Heykens De kinderen van Gillis Breen H. Geest van Steenhuffel

Vorige cijnsplichtige Belast Gillis Breen bos 0,5 bunder H. Geest van 1 dw eussel Steenhuffel

Ligging op de Waelroth in de Ry strate in de Ry strate

H. Geest van Steenhuffel en Jasper de Bonte de jongen en wijlen Zeger Goossens

voordien Machiel Addiers

op de Gijselberg

1 bunder land

Aangelanden Gaesbeke, het goed van Gaesbeke, het goed van (eigenaar = Corn. v. Beaumont) Reynier van Horenbeeck Vander Clooten weduwe van Bouchout Zeger Goossens (wijlen) (leen van Pitsenborch) Jasper de Bonte

Let wel. Niet de percelen grond en bos, maar alleen de cijnzen waarmee ze belast waren, werden de eigendom van Willem de Bonte. Zolang iedereen betaalde was dat goed voor een jaarlijkse opbrengst van “7 sisteren en een veertelken 20 rogge, 4 cappuynen en ¾ van een cappuyn, 7 stuyvers (= ca 19 myten)”. Dat was zeker niet genoeg om in een kasteel te kunnen gaan wonen. Maar misschien wel om er op de door Zeger de Bonte nagelaten grond een hoeve(tje) aka de Willem sBonten hofstee mee te zetten.

Het gezin van Willem de Bonte. De naam van de vrouw van Willem de Bonte wordt in geen enkel document genoemd. Maar ik denk hem te kennen (al blijft het wel een gok). Ik leid die af uit een incident uit 1569 en een (behalve voor ons onderzoek) spijtige misstap van een meisje uit Steenhuffel. Het ging zo. Cathelijne sBonten uit Steenhuffel, genoemd in 1569, dochter van NN en Anneken van Ingelandt, was in 1569 naar de markt van Merchtem gegaan met een zak vlas, waarin ze een kareelsteen (grote baksteen) had gestopt. Ze werd betrapt, in de vrunte (cachot) van Steenhuffel opgesloten, maar omdat haar ouders de reputatie van brave mensen hadden, en omdat haar moeder zich vreselijk voor het gedrag van haar dochter geneerde, werd ze met een serieuze berisping en met een boete ten voordele van de armen vrijgelaten 21. De naam van de vader wordt hier weliswaar niet genoemd maar wie anders dan Willem zou het kunnen zijn? Als we er van uitgaan dat Cathelijne tussen 1550 en 1555 geboren was dan is dat precies de periode waarin die kinderen kreeg. Zijn broer Jaspar de jonge is kinderloos gestorven. Het zou natuurlijk iemand uit de tak van Zeger, Hendrik, Willem junior of Gielis 2 de Bonte kunnen zijn maar ik heb geen nakomelingen van hen gevonden 22. Het niet vermelden van Willems naam is overigens goed te verklaren door het feit dat die toen al notabel (en misschien zelfs al schepen) was en het geen voordelen biedt om zo’n voorval in zijn curriculum te vermelden. Bovendien vond ik: - Dat Willem de Bonte de familie van Ingelandt kende omdat bijvoorbeeld Peter van Ingelandt zijn buurman bij de Grote Hoeve was. - Dat de Bonten Dries, die toch tot het kernbezit behoorde van Jasper de Jonge, wiens Jasparstede en andere goederen naar de kinderen van zijn broer Willem gingen, de eigendom 20

1 Sister is ca 0,5 hectoliter, 1 veertelken is ca 0,8 hectoliter. Algemeen Rijksarchief – Chambre des comptes, Rekenkamer – Rekeningen van meier Alvaro Goossens, 12780, folio 19. 22 Het goed van Zeger (bij het Bunderken en de Plas) was overigens bezit van onze Willem, wellicht diens dichtste of enige overgebleven erfgenaam, geworden. 21

42


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

-

Louis De Bondt 2020

van de familie van Ingelandt werd. In 1646 waren dat de kinderen van Jan van Ingelandt geworden. Dat de schoondochter van Willem (Pierijne van Paesschen, weduwe van Hendrik) op 26 maart 1559 1 dagwand land, gelegen aan het Eggericx straatje en aan twee kanten ingesloten door het goed van Anna van Ingelandt aan Simon de Vleeschouwer verkocht. Dit gaat gegarandeerd over grond bij de Savelpoel. We schreven dat Jaspar de jonge ook daar eigendom had.

Willem de Bonte had minstens 3 zonen en althans volgens mij, ook minstens 1 dochter: - Jaspar de Bonte: geboren omstreeks 1550. Met deze Jaspar is het eigenlijk slecht begonnen. En heel goed afgelopen is het evenmin. Uit een oud register 23 leerde ik dat hij op 22 februari 1571 of 1573 door de vierschaar van Steenhuffel tot een relatief geringe geldboete veroordeeld was omdat hij Jan Eggericx met een mes had bedreigd. Een tijdje later werd die boete tot 18 rijnsguldens verhoogd omdat hij (Jaspar de Bonte dus), die na zijn veroordeling in Bornem in Vlaanderen verbleef, onder eed had beloofd om terug te keren, maar die belofte niet had gehouden. Die nieuwe veroordeling moet geholpen hebben. De kronieken vertellen niet wanneer men hem in Steenhuffel heeft terug gezien maar op 1 december 1575, wellicht net meerderjarig geworden, was hij aanwezig in de schepenbank en verpandde hij een 1 bunder grote hofstede op de Voort voor een lening bij pastoor Jan Sarens uit Buggenhout. Dat was de Jaspar sBontenstede van zijn oom en peetvader Jaspar de jonge, die hij dus al moet gekregen hebben ofschoon die oudere Jaspar pas eind 1584 of begin 1585 overleed. De rente bedroeg 12 Carolusguldens per jaar zodat het geleende bedrag 300 gulden moest zijn. Dat bedrag was niet alleen voor zichzelf maar ook voor zijn nog minderjarige broer Merck. Maar de hofstee alleen was als borg onvoldoende. Gelukkig was vader Willem er nog om een bunder land op het Walrot als bijkomend pand te geven. Eerder dat jaar had Jasper ook al borg gestaan voor een lening van zijn broer Hendrik bij Anna Vilain. Meer daarover wanneer ik het straks over die Hendrik zal hebben. In 1577 komen we Jaspar tegen als gezworen erflaat van het laathof van de Commanderij van Pitzemburg. Dat was ongetwijfeld voor een deel van de grond aan zijn stede bij de Voort. Hij had ook eigendom in de Eshage, aan de Quatbeke bij het Hazenblok (westkant van het noordelijk deel van de Meir, halverwege tussen de Smisstraat en de Walrotstraat), op de Meir en bij de Steert (oudere naam voor de Cauwenbergstede of de Meerts aan de Parrebeek in de huidige Walrotstraat). Op 18 februari 1593 is dat allemaal van zijn erfgenamen geworden. Ook in januari 1597 wordt in de registers nog van zijn erfgenamen gesproken. De namen van die erfgenamen worden nooit genoemd. Ik geloof niet dat Jaspar de Bonte de superjonge een vrouw en kinderen had. En van zijn broers en zus was in 1597 alleen nog de jongste broer, Merck de Bonte, overgebleven. En die had zijn eigen niet geringe problemen. -

-

Cathelijne de Bonte: geboren omstreeks 1552, ben ik na haar misstap uit 1569 niet meer tegen gekomen. Tenzij misschien dat zij in 1622 in Malderen doopmeter van een kleinzoon van Merck de Bonte was. Hendrik de Bonte: geboren omstreeks 1554, trouwde met Pierijne van Paesschen. Hij is voor 1599 (en wellicht al voor 1587) gestorven maar heeft wel 2 dochters nagelaten: o Petronella (Pierijnken) de Bonte. 21 jaar oud in 1599 en dus ca 1578 geboren. o Barbara (Berbel) de Bonte

23

Algemeen Rijksarchief – Chambre des comptes, Rekenkamer – Rekeningen van meier Alvaro Goossens, 12780, folio 37 en 42. 43


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Over Hendrik is in ons archief het volgende te vinden: - Op 30 mei 1576 leende hij een bedrag tussen 50 en 100 Carolusguldens bij Anna Vilain, dochter van Daneel, en dat tegen een rente van 3 Carolusguldens per jaar. Dat was zonder eigen onderpand omdat hij wellicht nog niet helemaal meerderjarig was (toen 24 à 25 jaar) en nog niets bezat. Zijn broer Jaspar (die dus al meerjarig was en eigendom had) en zijn vader Willem, die nog het vruchtgebruik had, stelden als borg: a) 2,25 dagwanden ten noorden en ten zuiden van het ‘straatje’ aan de Klein Hoeve in de Plas, tussen de goederen van de H. Geest en die van Peter van Ingelandt, b) 1,25 dagwand aan het Clootveld (in de zuidwestelijke hoek van de Plas en het zuidelijk deel van de Eshagestraat) tegen de goederen van Peter Meert en Jan Vermeren. Allebei de panden zijn onder de letters Y en O op de kaart op blz. 37 te vinden - Op 12 december 1585 kocht hij op de koopdag bij Zeger van Horenbeke een in beslag genomen paard. Merck Jacops, getrouwd met Clara Vleminckx, had zich mede borg gesteld voor de betaling van de prijs van 32 Rinsguldens, maar overleed kort daarna. Op 14 mei 1587 had de verkoper nog geen geld gezien. Dat doet mij vermoeden dat Hendrik de Bonte toen ook al wijlen of alleszins niet bereikbaar was. Peter van Achter, de nieuwe man van Clara Vleminckx heeft toen een 3 dagwanden grote behuisde hofstede op de Mere moeten verkopen. De koper was preter Andries Brusselmans maar er wordt niet bijverteld of die aangeslagen hofstee eigendom van de Bonte of van Jacops was. - Op 26 maart 1599 verkocht de weduwe van Hendrik de Bonte, Pierijne van Paesschen, die het vruchtgebruik had, samen met haar dochters Berbel sBonten en de 21 jaar oude Pierijnken sBonten, en samen met Merck de Bonte als dichtste familielid, aan schepen Simon de Vleeschouwer: a) 1 dagwand grond aan de Savelpoel en ‘t Eggericxstraatje, tegen de eigendom van Anna van Ingelandt, b) 1 dw grond naast het vorige, dus aan de Savelpoel en het Eggericxstraatje, maar tegen de eigendom van de huisarmen van Steenhuffel, c) 2,5 dw grond tussen de goederen van Peter Meert (aan 2 kanten), Hendrik Putteman en de Luisbempt. Over a) en b) heb ik het al eerder gehad. Zo ook over c) want dat was de grond die in 1576 door Willem en zijn zoon Jaspar de Bonte, voor hun zoon en broer Hendrik, als onderpand was gegeven voor een lening bij Anna Vilain en die dus nog altijd belast was met een rente van 3 guldens per jaar (nu ten gunste van Hendrik Vilain). Dat de oppervlakte van het als toponiem bekend gebleven Bonteveldeken van 1 dw en 25 roeden intussen verdubbeld was, moeten we maar geloven. Het zou nog 100 jaar duren voor onze gezworen landmeter Jan van Acoleyen zijn “prochiemeting” van Steenhuffel zou presenteren. -

Merck de Bonte: geboren ca 1555. Hij volgt.

Willem de Bonte werd op 26 januari 1584 nog schepen van Steenhuffel genoemd. Op 11 april 1585 was hij wijlen. Anneken van Ingelandt overleefde hem en leefde in 1599 nog.

44


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Merck de Bonte (ca 1550/1585-1590/ca 1615) x Kathelijne De Moor xx Marije Addiers De voor 2010 bestaande genealogieën van de families Bonte, de Bonte, de Bont en de Bondt, begonnen allemaal met deze Merck de Bonte, die omstreeks 1555 in Steenhuffel geboren werd. Een flink deel van alle huidige naamdragers in het oude hertogdom Brabant (en daar rekenen we dus ook Antwerpen en Noord-Brabant bij) zouden hem als stamvader hebben. Wat er met de andere de Bontes uit Steenhuffel gebeurde heb ik eerder uitgelegd. Ze zijn verdwenen en van hun eventuele nakomelingen werd nog geen spoor gevonden. Wie van de naaste familie van Merck de Bonte bleef er na 1585 in Steenhuffel nog over? - Zijn tante Johanna zat met haar man in het buitenland, als ze nog leefde. - Een andere tante, Lijsbeth, was getrouwd met Jan Coecke maar ik weet niet waar ze terecht gekomen is. Hoe dan ook, als ze al kinderen had, dan waren dat geen de Bonte’s. - Zijn oom Jaspar Junior was al redelijk bejaard en zou omstreeks 1589 overlijden. - Zijn broer Jaspar de nog jongere had, de messentrekker, had zich blijkbaar herpakt, verzamelde door erfenis en hard werken een vrij groot patrimonium, maar geraakte niet aan volwassen kinderen. Hij is ergens tussen 1577 en begin 1593 gestorven. - Zijn andere broer, Hendrik, getrouwd met Pierijne van Paesschen en overleden voor 1587, had weliswaar 2 dochters, maar die zetten de naam de Bonte niet voort. - Geen nieuws over zijn zus Cathelijne. Als zij kinderen had, dan heetten die zeker niet de Bonte. Een Cathelijne de Bonte was in 1622 in Malderen doopmeter van een kleinzoon van Merck de Bonte. De laatste de Bonte’s die in de 17de eeuw nog in Steenhuffel werden genoemd (maar er niet meer woonden) waren Adriaen en Cathelijne de Bonte, kinderen van Jan. Adriaen was mogelijk in Rossem getrouwd met Maria de Raymaker en heeft in dat geval, via zijn zoon Arnold, in Merchtem wel nageslacht gehad. Cathelijne was zeker getrouwd met een Joos van Horenbeke en woonde zeer waarschijnlijk ook in Rossem. Maar dat heb ik, geloof ik, al allemaal verteld. Op 26 oktober 1660 overleed dezelfde Cathelijne of een andere Catharina de Bonte en daarmee was het, althans in Steenhuffel, gedaan. Maar 250 jaren later zijn we terug gekomen… Er was natuurlijk ook nog onze Marcus aka Merck de Bonte en over hem zal ik het hebben. Hij was een eerste keer getrouwd met Kathelijne de Moor. Volgens Bernard Daspremont op Geneanet was zij de dochter van Christiaen de Moor en een onbekende vrouw en was ze bij haar huwelijk met Merck al weduwe van Christoffel vanden Bossche (zoon van Gillis en Joanna Addiers) waarmee ze 1 dochter had (dat was Marie die trouwde met de latere Londerzeelse schepen Merten de Boeck). Deze onderzoeker geeft helaas geen bron... Misschien was het mijn eigen website wel. In mijn ‘Personenregister van groot-Londerzeel 1280-1650’ zijn deze mensen – mits de naam van Joanna Addiers door die van Zanne vander Meeren te vervangen inderdaad in de genoemde configuratie te vinden. Christoffel en Kathelijne hadden een hofstee op de Boonwijt 45


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

en cijnsland op de Eertbrugge en het Scoofland in Londerzeel (dat is tussen Klein Holland en de Blauwenhoek, aan beide kanten van de huidige provinciale baan). Op basis van de jaartallen waarin Kathelijne de Moor, haar man Christoffel vanden Bossche en haar dochter voor de eerste keer worden genoemd, ben ik tot de vaststelling gekomen dat zij toch 5 à 10 jaar ouder dan Merck de Bonte was. Haar huwelijk met Merck had plaats in 1584. Volgens het archief uit Londerzeel (maar erg duidelijk is het niet) is ze dan onmiddellijk naar de Beekstraat in Malderen verhuisd. Dus niet naar de Willem sBontenstede in de Steenhuffelse Plas die dan toch al enkele maanden leeg moet hebben gestaan... mogelijk leefde de weduwe van schoonvader Willem nog. Bij haar 2de huwelijk was Kathelijne de Moor al bijna 40 jaar oud en tijd voor nog veel kinderen was er niet meer. Toch kwamen er nog 3. - Christiaen de Bonte zou geboren zijn in 1585. Men denkt in Malderen maar eigenlijk is dat niet te verifiëren. Op 3 juli 1607 trouwde hij in Malderen met Philippyne Peeters en had er 7 kinderen vanaf 1608 tot 1629. - Philippyne (Lupia) de Bonte werd geboren in 1587. Op 2 september 1612 trouwde zij in Malderen met Hendrik vanden Eynde. In Malderen werden geen kinderen geboren. Ook in het indrukwekkende verzamelwerk van Luc Annaert ‘Tussen Dender en Dijle’ heb ik geen zonen of dochters gevonden. - Laurentius (Laureys) de Bonte, ten laatste geboren in 1590 en overleden in Malderen op 20 december 1659. Daar hadden ook zijn 2 huwelijken plaats gevonden. Op 18 januari 1613 trouwde hij er met Joanna Ardies. Dat is duidelijk een verschrijving of mislezing van Addiers. Ze was een dochter van Ingelbert en Anna de Bie. We komen hun namen in 1619 in Londerzeel tegen. Als er kinderen kwamen dan zullen die wel in Londerzeel geboren zijn maar ik heb er geen gevonden. Op 3 november 1622 volgde (alweer in Malderen) een tweede huwelijk met Maria Lathouwers. Uit zijn 2de huwelijk volgden 6 kinderen die tussen 1623 en 1634 geboren werden. Merck de Bonte werd kort daarna weduwnaar. Misschien stierf zijn vrouw in haar laatste kinderbed. Hij hertrouwde (nog voor men in 1601 in Malderen de huwelijksregisters begon bij te houden) met Maria Addiers. Met haar had hij geen kinderen meer. Waarschijnlijk was Maria de dochter van Philips Addiers waarvan we weten dat hij omstreeks 1580 eigendom in de Beekstraat tegen de Molenbeek (kant Malderen) en wat cijnsgoed op de Gijselberg in Steenhuffel bezat. In Malderen was hij gezworen erflaat van Philips van Nieuwenhoven (ten Broecke), in Steenhuffel werd hij in 1557 ook als gezworen erflaat van Philips van Ophem genoemd. Merck noch zijn tweede vrouw zijn ooit dooppeter of –meter van een kleinkind geweest. Hij heeft ook zijn voornaam niet doorgegeven. De eerste doopgetuigen heetten Jan van Deurslaghe en Paulina Horrickx (in 1608), Egidius van Sauterre (een onbestaande familienaam) en Philippina de Bonte (in 1610) en Frans Lemmens en Anna Verhavert (in 1616). Het is mogelijk dat Merck in 1608 al overleden was (in 1616 was hij dat alleszins). Maar Maria Addiers leefde in 1617 zeker nog. In een cijnsboek vinden we haar dan als de weduwe van Merck de Bonte en cijnsplichtig aan het hertogdom Brabant voor een hofstee van 3 dagwanden en 2 dagwanden land in de Beekstraat in Malderen.

46


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

De Cijnsheerlijkheid de Bonte. Na de dood van zijn vader, grootvader en broers erfde Merck op korte tijd al hun eigendommen. Daarbij nogal wat gehypothekeerde gronden. Daarnaast werd hij ook de eigenaar en de heer van het heerlijke laathof van Beaumont. Ook in normale tijden bracht die heerlijkheid niet veel op. Maar tussen 1566 en 1590 waren de tijden niet normaal. De ligging van de betrokken cijnsgronden en de namen van de cijnsplichtigen heb ik eerder gegeven. Ik voeg daar nu nog enkele opmerkingen aan toe: - Drie keer wordt er gesproken over land dat inmiddels (in 1590 dus) bos geworden is. Nooit zien we het omgekeerde. Eerder zouden we verwachten dat uitlopers van het bos van Buggenhout gerooid zouden zijn om er vruchtbare landbouwgrond van te maken. Sedert 1566 was er van normale landbouwactiviteiten echter geen sprake meer zodat het logisch is dat het bos opnieuw delen verloren terrein begon in te nemen. - Dezelfde crisisjaren 1566-1590 waren er ongetwijfeld ook de oorzaak van dat als cijnsplichtige over ‘de erfgenamen, de wezen of de kinderen van’ wordt gesproken. Onze bevolking was in deze periode immers gedecimeerd. Waarschijnlijk wist men in 1590 nog niet wie de reformatie, inquisitie, contrareformatie, oorlogen, epidemies en emigratie had overleefd en wie dus de erfgenamen waren. Niet alleen door gebrek aan cijnsinkomsten had vader Willem van zijn verworven status van ‘heer’ en ‘schepen van de schepenbank’ kunnen genieten. Hij is namelijk enkele jaren voor het einde van de Beroerde Tijden overleden en heeft na 1590 niet van de geboden kansen kunnen “profiteren”. Al de schepenen van Steenhuffel die deze periode overleefden zijn inderdaad tegen geringe kosten grootgrondebezitter geworden door de plaats van de verdwenen Steenhuffelenaren in te nemen. Op 19 mei 1590 heeft Merck de Bonte zijn Laathof van Beaumont of, met andere woorden, eenen heerlycken chyns, soo in penninghen Lovens, oude grooten, capuynen, rogge ende evene, hebbende bedryff van meyer ende lathen, ter gueden t’ongueden ende andere heerlycke rechten...” aan een zekere edelman Jan Pelgrims verkocht. Dat was waarschijnlijk kort na de dood van zijn eerste vrouw en kort voor zijn tweede huwelijk. Wat er verder met dit ontvolkte laathof gebeurde heb ik uitgebreid in ‘de heerlijke leen-, laaten cijnshoven van Steenhuffel’ beschreven. Het is niet meer het onderwerp van dit boek. Maar ook de dynastie Pelgrims heeft er niet veel plezier aan gehad. Eigenlijk was het, aldus een verklaring van 23 mei 1590 “eenen laethove geheeten Beaumont (waarvan hij) geen lathen noch ter tijt en heeft connen gereconneren deur dafflijvicheyt vande schepenen van voerschreven zijnen laethove tot Steenhuffele ende daer ontrent gelegen.” 24

Merck de Bonte verbrandt zijn schepen in Steenhuffel. Toen hij zijn heerlijk laathof verkocht had Merck zijn banden met Steenhuffel al grotendeels opgeblazen of verbroken. - In 1587 verkocht hij aan Wouter de Maerschalck, zoon van Lanceloot en schepen van de bank van Steenhuffel, 75 roeden op het Walrot tegen de straat, tussen de goederen van de Maerschalck en de erfgenamen van Philips vander Stappen (reg. 6937/44). Hij verkocht er toen ook 75 roeden aan schepen Jan de Smeth. - Nog in 1587 verkocht hij 2 dagwanden Elsbos tussen het goed van de erfgenamen van Jan Spettael aan Augustijn van Achter, schepen van de bank van Steenhuffel.

24

Algemeen Rijksarchief – schepenbank van Steenhuffel, register 6937, folio 77r. 47


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

- Op 9 en 23 mei 1590 (reg. 6937 f° 78v) verkocht hij een bos aan Jacquelijne van Spangen, weduwe van Aerens van Cruyningen, heer van Cruyningen en Voorhout. Dat bos was 1 dagwand groot en lag tussen de eigendom van Jan de Smeth, die van meester Peter vander Noot en tegen die van de kapelanie van Diepensteyn. - Op 5 november 1590 verkocht hij 1,5 dw meers bij het Rattenbroeck (eigendom van de huisarmen) en bij de goederen van Diepensteyn aan Berbel (Barbara) Verhulst, weduwe van Christoffel van Acoleyen. Evenals 1,25 dw op het Brugksken, ten oosten van de Gijselberg. - Op 18 juni 1592 ‘reg. 6937 f° 93 verkocht hij 1 dw meers bij de Eshage, tussen de Hasselthof van Joos Verstappen en de goederen van Hendrik Meert en Jan de Smeth, schepen van de bank van Steenhuffel. Deze grond had hij van zijn broer Jaspar geërfd. - Op 9 januari 1597 verkocht hij 2 dagwanden op het Walrot aan Henrick Putteman, schepen van Steenhuffel, en diens vrouw Elisabeth Henricx. Die grond lag tussen het goed van Lanceloot de Maerschalck en dat van Jan van Blitterswijck (die het van de erfgenamen van Philips vander Stappen had overgenomen). Hij grensde bovendien aan het goed van Wouter de Maerschalck en de Walrotstrate. Ofschoon de goedenisbrieven van de schepenbank van Steenhuffel zich op de vlakte houden over de motieven die Merck er toe brachten om al die eigendommen van de hand te doen, bestaat er voor mij geen twijfel over dat niet alles op vrijwillige basis gebeurde. Ik herhaal dat vader Willem en zijn zonen nogal wat gekocht hadden met geleend geld. Alleen bij de verkoop van januari 1597 werd expliciet geschreven dat die gebeurde om een rente van 12 guldens per jaar (met achterstel) af te kopen waarvan op dat moment Daneel de Clerck en Johanna van Damme de begunstigden waren (het betreft hier dus de lening van 1 december 1775 bij de Buggenhoutse pastoor Jan Sarens). De meeste van de verkochte gronden zijn door wie de voorgaande bladzijden van buiten heeft geleerd wel terug te vinden. Ik ga daar niet dieper meer op in. Maar...

Zijn we de Willem sBontenstede niet vergeten? Neen, toch niet. Maar het weinige dat ik er nog over weet heb ik voor het einde gelaten. Op 4 april 1596 (reg. 6937 f° 131) verkocht Merck de Bonte het 1 bunder grote naar hem genoemde Merckenbroeck aan Reynier de Moor (zoon van Jacop en mogelijk een aangetrouwde kozijn) en aan diens vrouw Tanneken vanden Bossche (dochter van Philips). Van dat Merckenbroek wordt gezegd dat het lag tussen zijn eigen stede (waar hij dezelfde dag eigenaar van werd) en het Klein Bunderken, en dat het aan het groot Bunderken grensde evenals aan de eigendom van de Steenhuffelse pastoor Niclaes Wieck. We vergissen ons niet als we hierin het gebied ten noorden van het Kaashof denken te herkennen. Immers, wanneer Reynier de Moor datzelfde Merckenbroeck op 23 mei 1598 aan pastoor Wieck doorverkoopt (register 6937 f° 159) wordt het beschreven als “1 bunder land te Steenhuffele tusschen de stede geheeten Bonte Stede lancx op ende neer aldaer in deen zijde ende metter tweede zijde tegen het Bunderken comende metter derde zijde tegen tgemeyn eussel ende metter vierde zijde tegen sijnsselffs goet.” Dat is duidelijk. Of misschien toch niet. Ik stel mij namelijk 2 vragen. 1. Van welke stede werd Merck de Bonte op 4 april 1596 de eigenaar. In het archief van de schepenbank van Steenhuffel is daarvan geen ‘goedenis’ te vinden. Als het over de hofstee in de Beekstraat in Malderen gaat, waar hij met zijn tweede vrouw ging wonen, dan 48


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

moeten we die overdracht natuurlijk in de documenten van de bank van Liezele/Lippelo/Malderen gaan zoeken en dat heb ik (nog) niet gedaan. 2. Die Addiers-hoeve in Malderen lag wel ten noorden van het Bunderkensveld, terwijl men het Merckenbroek in Steenhuffel tussen het (groot en klein) Bunderken en de op 4 april 1596 verkregen stede situeerde. Als we dat juist interpreteren moet dit dus de WillemsBontenstede zijn. 2 Jaar later heeft heet die nog altijd sBontenstede. Was ze dan nog altijd de eigendom van Merck de Bonte? Het is spijtig, maar ik weet het niet. Ik schreef al eerder – en we zullen het nog ervaren dat de betreffende grondpercelen in Steenhuffel ten noorden van het zuidelijke deel van de Beekstraat en ten oosten van de Plas nooit tot de bevoegdheid van de Steenhuffelse schepenbank hebben behoord en dus elders werden geadministreerd. Merck de Bonte stierf in Malderen, wellicht kort voor 1617 25. Volgens een document van dat jaar bezat zijn weduwe nog altijd een hofstede van 3 dagwanden (dat is 9.432 m² of bijna 1 ha) en nog een stuk grond van een half bunder (dat is 6.288 m²) in de Beekstraat. Of dat volledig uit de erfenis van haar ouders kwam of dat er ook een deeltje van haar man bij zat weet ik echter niet. Ook Maria Addiers is voor 1620 in Malderen overleden.

25

De begrafenisregisters werden helaas maar vanaf 1620 bijgehouden. 49


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Periode 2 – 1604-1730 Nieuwe tijden, andere mensen, maar nog geen Kaashof Na 1593 heeft de griffier van de Schepenbank het regelmatig over ‘de andere tijden’. Hierdoor werd een duidelijke scheidingslijn tussen het Steenhuffel van voor 1566 en dat van na 1590 getrokken. En dat was zoals later zou blijken helemaal terecht. Van de oude feodaliteit bleef niet veel over. Hele gebieden en domeinen waren door oorlogen, ziekten en emigratie ontvolkt en wat vacant was werd door anderen ingenomen. Op alle groot-Londerzeelse domeinen (Drietoren, Diepensteyn, Groenhoven, Marselaer, Voorspoel, Oudenhove...) zijn spaansgezind gebleven ‘vluchtelingen’ uit de noordelijke Nederlanden terecht gekomen. In het begin van de 17de eeuw is ook de familie Kiekens bij ons verschenen door een heerlijk laathof op te kopen. Neen, niet het laathof de Bonte, want dat was in 1590 al door een edelman uit Rijsel, Jan Pelgrims, verworven. Vanaf 1606 is Laureys Kiekens de heer en eigenaar van de oude maar verlaten cijnsheerlijkheid Spijskens geworden. Even terug in de tijd.

Peeter Spyskens (ca 1490/1530-1567) x Joanna van der Bauwetten, xx Elisabeth Rongé. In 1550 was jonker Peeter Spijskens de eigenaar van een laathof in Steenhuffel. Ik heb te weinig aanknopingspunten om met absolute zekerheid een identiteit op die man te kunnen plakken, maar ik ga het toch proberen. Een familie Spyskens 26 uit het geslacht Coudenberg heeft in de 15de en het eerste kwart van de 16de eeuw een aantal schepenen aan de stad Brussel geleverd. Peeter Spijskens, zoon van Jan en Margareta Bogaerts gezegd vander Smissen, getrouwd met Gertrude Ruyten alias van Meldert, dochter van Vranck en Martina Beydaels, was namens het geslacht Coudenberg schepen voor de Lakengilde in 1503, 1517 en 1520. Later werd hij lid van de Raad van Brabant. Leden van de families van Meldert, vander Smissen en Beydaels zijn in de geschiedenis van Steenhuffel te vinden, maar ik heb niemand aan de familie Spyskens (Spijskens) kunnen linken. Toch ben ik er redelijk zeker van dat de hier genoemde eigenaar van het laathof in Steenhuffel Peeter Spyskens, de zoon van Peeter en Gertrude van Meldert was. Hij is de enige Peeter die in alle documenten uit deze periode ‘jonker’ werd genoemd. Hij was omstreeks 1490 in Brussel geboren. Op 4 (of 15) juli 1521 (of 1522) trouwde hij in de Sinte-Goedele te Brussel met Joanna van der Bauwetten (ook de la Bawette), dochter van Willem en Johanna van Linkebeeck. Waarschijnlijk (maar niet bevestigd) hertrouwde hij met Elisabeth Rongé In 1522 werd hij schepen van de vrijheid van Overijse, waar hij in 1567 overleed.

26

Over deze familie Spyskens is meer te vinden op blz. 212 tot 218 van “Het Brussels patriciërsgeslacht Spijskens” van Leo Lindemans, verschenen in “L’Intermédiaire des Généalogistes” nr. 4 van 1996. 50


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Genealogen kennen alléén een dochter, Kathelijne. Zij trouwde in 1541 met Philippe Godtschalck. Ze hertrouwde nog met Gommaire Van de Werve en Gerard Coomans maar alleen met haar 1ste man had ze 2 dochters.

Spyskens

vd Bauwetten

Rongé

In de schepenregisters van Steenhuffel komen nog enkele mensen met de familienaam Spijskens of Spyskens voor. Jan Spijskens was in 1599 en Jaspar Spijskens was in 1632 notaris in de ‘Gulden Cop’ te Vilvoorde. Adriana Spijskens (waarschijnlijk een dochter van notaris Jan) leende in de periode 16081621 geld aan o.m. Jan van Horenbeke van het Perrehof en aan de familie Goossens. Maar met het laathof hadden die niets te maken.

Joos van Haelen (ca 1545/1568-1604/1622) x Barbara vander Hofstadt. Voor 1573 (wellicht kort na de dood van Peeter Spyskens) is het laathof de eigendom van Joos van Haelen geworden. Ik ken geen details. De Steenhuffelse registers vertellen ons dat Joos een zoon van Adam was. Wel, dan was hij omstreeks 1545 geboren, was hij de zoon van Adam en Joanna van Nuffele, en was hij met Barbara vander Hofstadt getrouwd. Zijn vader had eigendom tegen de Perrekouter in Steenhuffel. Zelf bezat hij (na zijn moeder Joanna van Nuffel) ook eigendom in Londerzeel op de Steenbueckel, op de Heegaele, op de Sporct en op het Kruisveld. Joos van Haelen is nà 1620 gestorven. Ik had graag iets meer over deze mensen willen vertellen, maar helaas is dit alles wat ik over hen weet.

Vander Hofstadt

Van Haelen

51


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Laureys Kiekens (ca 1550/1605-1632) x Jozijne van den Bossche

In 1608 was Laureys Kiekens de nieuwe eigenaar van het laathof. Hij woonde in Brussel en was kort voor of in 1570 getrouwd met Jozijne vanden Bossche. We vonden zijn naam voor de eerste keer in een Steenhuffels schepenregister op 12 maart 1589 (register 6937 f° 158 e.v.). Toen verwierf hij grond, belast met (o.m.) 3 mudden rogge per jaar aan de huisarmen van Steenhuffel en kocht hij die last af door ineens 3 sisters rogge (omgezet in 48 Rijnsguldens kapitaal) te betalen. Die eigendom lag niet in Steenhuffel maar in Wolvertem; 1 bunder op het Qualsteyghem veld en 1 bunder op de Windmolenkouter. Hij was leengoed van de heer van Leefdaal en in 1410 eigendom van Zeger vander Hasselt, zoon van Bouden. 1. Op 28 januari 1603 kochten Laureys Kiekens en Jozijne vanden Bossche ten kantore van notaris Jacques Houtmans te Brussel van de erfgenamen van Crispiaen de Vos, voormalig tapijtenkoopman, anderhalf dagwand bos in het Perrebos, tegen ‘den Cloot’ en met 2 zijden tegen de straat. Aan de overzijde van de straat lag de Willem sBonten stede. Deze aankoop werd door de schepenbank van Steenhuffel pas op 27 augustus 1611 geregistreerd (register 6937 f° 412). 2. Op 28 juli 1605 kocht dezelfde Laureys Kiekens van Gillis de Keersmaecker een weide van 3 dagwanden in het Soetendal (bij de Eshage in Steenhuffel. Het was cijnsgoed van de commanderij van Pitzemburg en het grensde aan de eigendommen van Jan Goossens en Peeter vande Voorde (de Sueraert) en eveneens aan de (Eshage)straat en grond die hij blijkbaar reeds eerder in bezit had gekregen (register 6937 f° 284v). In een ander document (register 6938, folio 132v) wordt nog vermeld dat deze grond(en) bij de Hasselthof gelegen waren. 3. Op 14 december 1613 kocht hij van de echtgenoten Christiaen Lemmens en Anna van Hullegaerden 1 dagwand heesterbos, gelegen in de Perrebossen, bij de Clootstraat (Plas), het bos dat hij al eerder had gekocht, en bij het goed van de kapelanie vanden Cloote (register 6938 f° 46v). Kocht Laureys Kiekens nog andere gronden in Steenhuffel? Ik heb in de schepenregisters geen directe aankoopbewijzen meer gevonden maar daar werden alleen zaken afgehandeld die onder haar bevoegdheid (dus die van het Leenhof van Brabant) of onder de bevoegdheid van een aan haar onderhorig laathof vielen. Onrechtstreeks werd Kiekens wel al eens als de eigenaar van een aangrenzende grond vermeld. Dat was het geval voor: 4. Grond Tussen het Brugksken, het Telleken en de Boonstoppelen (reg. 6938 folio 164, register 6939, folio 63). 5. Grond ten zuidwesten van maar niet rakend aan het Bunderken (register 6941 folio 18v) 6. Grond tegen het Bunderken. Uit de analyse van de latere eigendommen (zie verder) leid ik af dat het hier om een voorlopig niet te bepalen oppervlakte ten noordoosten van en mogelijk zelfs op het huidige Kaashof gaat (register 6942 folio 316). Dit is wellicht het Merckenbroeck (of een deel ervan), deel van de Bontestede, dat we 1598 in handen van

52


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

pastoor Nicolaes Wieck achtergelaten hebben nadat het door Reynier de Moor van Merck de Bonte was gekocht en doorverkocht. Het blijft merkwaardig hoe weinig de documenten van de Schepenbank ons over dit gebied in Steenhuffel vertellen. De ligging van de zes hierboven beschreven gronden is op de toponiemenkaart hierna vrij nauwkeurig te bepalen. Ik heb ze met het corresponderende nummer aangeduid.

Laureys Kiekens is kort voor of in 1633, maar niet in Steenhuffel, gestorven. Uit het archief van de schepenbank ken ik drie kinderen (en uit de parochieregisters van Wolvertem nog een vierde 27). 1) Elisabeth Kiekens (+ Wolvertem 18/5/1634), trouwde met Jan de Hertoghe (+ Wolvertem 2/3/1643) en kreeg (minstens) a) een zoon Laureys, geboren in Rossem omstreeks 1590 en begraven in Meuzegem op 9 mei 1664. Hij trouwde met Margaretha Ruyssevelt (+ 9/11/1665) en had met haar 4

27

Maar zonder het werk van Lodewijk Verdoodt op Geneanet was ik daar nooit gaan zoeken. 53


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

kinderen in Rossem tussen 1617 en 1628 28. Grootvader Laureys Kiekens was in 1619 dooppeter van hun 2de kind. b) Maria, geboren in Rossem op 31 augustus 1594 (verder geen gegevens). 2) Jan Kiekens, geboren omstreeks 1575, trouwde met Maria Bresson, afkomst onbekend. Hij volgt. 3) Anna Kiekens, gestorven nà 1617 en voor 1642. 4) Maria Kiekens, gestorven voor 1652. Anna en Maria Kiekens zijn wellicht getrouwd met een van Thienen en met een Huaert (wie met wie weet ik echter niet). De dochter van Jan Kiekens blijkt langs vaderskant immers een kozijn en nicht gehad te hebben met die familienamen (register 6946 f° 39v).

28

Bron: het werk van Luc Annaert ‘tussen Dender en Dijle’ en zijn bewerking van de parochieregisters van Groot-Wolvertem. 54


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Jan Kiekens (ca 1575/1635-1638) x Maria Bresson

De nalatenschap van Laureys Kiekens werd op 23 mei 1635 door en bij notaris Lucas Vivien te Brussel door loting verdeeld. Het was zijn zoon Jan die het vroegere laathof Spijskens en de door zijn vader gekochte gronden in Steenhuffel erfde, maar zijn naam wordt in die hoedanigheid in de Steenhuffelse archieven nooit genoemd. Omdat het laathof Kiekens behoorlijk onbelangrijk was komt het in het archief van de Steenhuffelse schepenbank maar zeer sporadisch aan bod. Zolang we geen andere bronnen ontdekken om ons meer over deze familie te leren moet ik besluiten met te vermelden dat Jan bij zijn dood veel schulden bij een niet bij naam genoemde schoonbroer had. Dat zou een Bresson, een Huaer, een van Thienen of nog wat anders kunnen zijn. Al was Jan Kiekens als leenman van een laathof amper het vermelden waard, dan heeft hij in het grensgebied tussen Steenhuffel en Malderen toch het van zijn vader geërfde patrimonium nog aanzienlijk uitgebreid. Het is mogelijk dat dààr zijn schulden van kwamen. Aangezien de registers van de Schepenbank van Steenhuffel nooit over deze aankopen spreken moeten we besluiten dat het hier niet ging over hertogelijk domein. Toch is het grondbezit van Jan Kiekens in Steenhuffel en elders ons niet helemaal onbekend. Een schepenbrief uit 1707 (register 6946, folio 114 en volgende) beschrijft wat één van zijn achterkleindochters 29, samen met haar 9 niet bij naam genoemde mede-erfgenamen, uit zijn nalatenschap erfde. Ik vat samen:

In Steenhuffel. 1) Een half bunder (2 dw) weide in de Eshage. Dit gaat over de (toen) 3 dagwanden grote weide die Laureys Kiekens op 28 juli 1605 van Gillis de Keersmaecker had gekocht. 2) Een half bunder (2 dagwanden) weide tussen de Beekstraat, het Perrebos, de Cloot en de Eierweide. Ook dit perceel kennen we al; het was op 28 januari 1603 (toen werd maar 1,5 dagwand gemeten en was het nog bos) door Laureys Kiekens van de erfgenamen van Crispiaen de Vos gekocht. 3) Een hofstede met woonhuis, schuur, stallen, boomgaard met fruit- en andere bomen, met een totale oppervlakte van 9 dagwanden (2 bunders en 1 dagwand of ca 2,6 ha) tussen de Beekstraat (hier sHeerenstrate genoemd), het Groot Bunderken, het Klein Bunderken en het Gemeen Eussel. We kijken nog eens naar de voorgaande kaart en zien dat dit alleen maar de grond van en die ten noordoosten van het latere Kaashof, de voormalige Willem sBontenhoeve kan zijn. Zoals al geschreven was deze volgens folio 18v van register 6941 al in 1646 Kiekensbezit (daar wordt van ‘het goed van de erfgenamen van Laureys Kiekens gesproken). Later, wanneer ik de kaart van Jan van Acoleyen uit 1699 bespreek, zal ik dit verder kunnen detailleren.

29

Anna Maria Anthony, dochter van Claudius, begijntje op het Groot Begijnhof te Brussel. Haar afstamming van Jan Kiekens leg ik straks wel uit. 55


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

4) 7 Dagwanden (1 bunder en 3 dagwanden) grond op het Gemeen Eussel, grenzende aan de straat, de Schrynckenstede, het Helsken en de hofstede onder 3). 5) 3,5 dw land en weide tegen de Cloot, de vijfschoofmeers, het Vijverveld en het begijnhof van Mechelen. 6) 3,5 Dagwanden op het Groot Bunderken in Steenhuffel, grenzend aan de straat, de eigendom van Frans Goossens en de eigendom van Jan van Zeune.

Op de grens van Steenhuffel en Malderen. 7) 6 Dagwanden (1,5 bunder) op het Vijverveld, inclusief de Vijver. 4 Dagwanden in Malderen en 2 in Steenhuffel, grenzend aan de straat, de eigendom van het begijnhof van Mechelen en de Vijfschoofmeers (van de erfgenamen van Peter Moortgat). 8) 3 Dagwanden op de Schrynckensstede, daarvan 2 dw in Steenhuffel en 1 in Malderen, grenzend aan de Beekstraat, aan de eigendom van Frans Goossens en het Gemeen Eussel

In Malderen 9) 1 Dagwand in Malderen, op het Vijverveld, tegen het goed van het begijnhof van Mechelen en de hofstede van Frans Goossens 10) 0,5 Dagwand maaibeemd, gelegen op het grondgebied van Malderen tussen de Molenbeek, de eigendom van Frans Peeters, die van het Begijnhof van Mechelen, en het Hofland. Dit perceel ligt uiteraard niet op onze vorige kaart. Maar de enige eigendom die het Begijnhof van Mechelen in Malderen had waren 98 aren tussen de Molenbeek en het Saeghsken. De halve dagwand maaibeemd in kwestie heb ik op de vorige kaart aangeduid met een X. Omdat hij niet in heidegebied ligt en evenmin in Steenhuffel zal men in de schepenregisters van Malderen-Lippelo-Liezele moeten zoeken hoe en wanneer hij door de familie Kiekens verworven werd. 11) 1 Bunder (4 dagwanden) in Malderen, op het Helsken, grenzende aan het Klein Bunderken en de eigendom van Peter le Cocq van Groenhoven. Het gaat om cijnsgoed van het Hof van Winterpoel. 12) 75 roeden in Malderen tussen de eigendom van het Begijnhof van Mechelen, de straat, Lieven de Bleser, het H. Geestbos van Malderen 13) 7 Dagwanden op het Bekerenveld in Malderen (tegen Guilliam Verhagen), Guilliam Saeffoet, de straat naar Malderen en grond van de kerk van Malderen. Cijnsgoed van Winterpoel.

In Meuzegem 14) 2 Dagwanden bos in Meuzegem in de Hoolbeke, cijnsgoed van Pitzemburg Volgens folio 339 van register 6939 van de Schepenbak van Steenhuffel is Jan Kiekens (niet lang) voor 30 april 1638 gestorven. Het lijkt er op dat hij met zijn vrouw en zijn dochter Joanna (het enige kind dat in deze akte wordt genoemd) in Douai had gewoond en geleefd. De familienaam Bresson is nog altijd in Douai te vinden. Op 26 september 1642 werd de nalatenschap van Jan Kiekens door loting bij notaris Vivien verdeeld. Daar ga ik op de volgende bladzijde nog een eigenaardige vaststelling bij maken. Deze Laureys stierf in 1667, ongehuwd en zonder directe erfgenamen. In zijn testament van 8 januari 1667 had hij zijn nicht Joanna als enige en universele erfgename aangewezen.

56


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Vincent Anthony (ca 1615/1640-1692) x Joanna Kiekens (ca 1617/1638-1703

Vanaf 28 november 1676 wordt er in de registers van de schepenbank van Steenhuffel over het laathof van sieur Vincent Anthoine gesproken. Het was ongetwijfeld de opvolger van een ander maar nergens werd gezegd of geschreven welk dat was. Alleen die van de erfgenamen van Ernestus de Clara, Marie vander Noot of Laureys Kiekens schenen in aanmerking te komen. Een beetje genealogie kan soms helpen om een dergelijk mysterie op te lossen. Ook in dit geval. Vincent Anthoine alias Vincent Anthony alias Vincent Anthoni bleek – voor hij overleed namelijk de man geweest te zijn van Joanna Kiekens. Deze Joanna was dan weer de dochter van Jan en Maria Bres(s)on en bijgevolg de kleindochter van Laureys Kiekens 30. Straks volgt een stamboomfragment. Toen Jan Kiekens eind 1637 of begin 1638 overleed – waarschijnlijk in Douai - was Joanna schijnbaar zijn enige erfgename. In een document van 30 april 1638 worden geen andere kinderen genoemd. Joanna was toen 20 jaar of iets ouder en nog niet getrouwd. Op 26 september 1642 werd zijn nalatenschap door loting bij notaris Vivien verdeeld. Dat is vreemd als Joanna zijn enige erfgename was. Maar dat was ze blijkbaar niet. Weliswaar heeft ze het laathof en de meeste eigendommen in Steenhuffel gekregen, maar haar kozijn Laureys van Thienen (dus een zoon van een zus van Jan) kreeg het Sutendael. Deze Laureys stierf in 1667, ongehuwd en zonder directe erfgenamen. In zijn testament van 8 januari 1667 had hij zijn nicht Joanna als enige en universele erfgename aangewezen.

Vincent Anthony, architect, beeldhouwer en landmeter. Maar wie was Vincent Anthony? Dank zij de wonderen van het Internet en vooral van Google Books kan ik daar een antwoord op geven. Op blz. 100 en 101 van het Algemeines Künstler-Lexicon, deel 2, in 1878 in Leipzig heruitgegeven door dr. Julius Meyer, staat zowaar een biografie van deze merkwaardige mens. Ik vertaal: “Vincentius Anthony was een architect en beeldhouwer te Brussel (waar hij zeer waarschijnlijk geboren is) in de 2de helft van de 17de eeuw. De datum van zijn geboorte hebben we niet kunnen vinden. In de oorkonden die het over hem hebben wordt zijn naam op verschillende manieren geschreven. Afwisselend heet hij Anthoen, Anthoon, Anthoine, Anthoni, Anthony. De laatste variante staat in één van zijn boeken en op een stratenplan van de omgeving van Brussel en Leuven. Op 26 juni 1641 werd hij als meester-beeldhouwer in de Brusselse Gilde van

30

Algemeen Rijksarchief, schepenbank van Steenhuffel, register 9645, folio 39v. Voor mensen die daar iets aan kunnen hebben vermeld ik nog dat Joanna Maria Anthoni en Catharina Huaert nichten van Joanna waren. Een Laureys van Thienen was haar kozijn. 57


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

de Vier gekroonde heiligen 31 opgenomen. In het betreffende register noemt hij zichzelf Ingenieur en landmeter van Zijne katholieke Majesteit te Brussel. In 1680 tekende hij de plannen voor het Dekenhuis van de Leuvense Lakengilde, waar van de eerste steen op 2 april werd gelegd. Dit kleine gebouw, dat nu bij het stadhuis hoort, bestaat nu (1878) nog steeds. In hetzelfde jaar heeft hij ook de opdracht gekregen de bouw van de verdieping op oude Lakenhalle die de universiteit die 1679 van het Leuvense stadsbestuur gekregen had. Anthony hield daarbij geen rekening met de stijl van de onderbouw uit het jaar 1317. Zijn constructie met boogvensters, gekoppelde Dorische zuilen en puntgevel, vertoont de gewone barokelementen. Het hele gebouw wordt nu (1878) door de bibliotheek ingenomen. Het grafmonument van Anthony bevond zich vroeger in het koor van de Onze-Lieve-Vrouw van 7 Smarten in de St. Gery kerk te Brussel. Het vermeldde 4 april 1692 als de sterfdag van de kunstenaar. De inscriptie luidde: D.O.M. Sepulture van Vincentius Anthony architect ende van Johanna Kiekens syne huysvrouw als oock van Catharina Huwaert. Obiit ille 4 aprilis 1693 illa vero 7 febr. 1703. R.I.P. Afbeeldingen van de twee genoemde gebouwen zijn te vinden in Van Even, Louvain monumental, pp 151, 161 Over deze Catharina Huwaert die bij het echtpaar zou begraven zijn, is wat te vinden op folio 39 en volgende van register 6946 van de schepenbank van Steenhuffel. Daar heet ze wel Huaert. Ze was een nicht van Joanna Kiekens en op 17 augustus 1702 was ze hoogbejaard en blind. Zuster Geertruyde van Deuren zorgde voor haar maar om de een of andere reden was Joanna verplicht om de mond- en verzorgingskosten van haar nicht te betalen. Zelf was ze toen ook niet meer van de jongste en al bijna 10 jaar weduwe. Om aan haar verplichtingen te kunnen voldoen, heeft ze toen het inmiddels tot 6 dagwanden aangegroeide stuk grond op het grote Suetendael (bij de Eshage, zie vroeger) in Steenhuffel moeten verkopen. Op 11 februari 1703 werd deze verkoop ook administratief in de schepenbank van Steenhuffel geregeld. In deze ‘goedenisakte’ staat niet dat Joanna 4 dagen eerder gestorven was.

31

Eigenlijk de Gilde van de Vier gekroonde martelaren van Sirmium. Claudius, Castorius, Simpronianus en Nicostratus waren Romeinse beeldhouwers die zich tot het Christendom bekeerden en geen beeld van de afgod Aesculapius wilden maken. Op bevel van keizer Diocletianus werden ze omstreeks 287 levend in loden kisten in zee geworpen. Hierdoor zijn ze, door niet te sculpteren, de patroonheiligen van de beeldhouwers geworden. Rare jongens, die Romeinen. 58


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

De Dekenij van de lakenwevers. Nadat in 1676 de stad de oude lakenhalle volledig aan de universiteit had afgestaan, bekostigde de universiteit de bouw van een nieuw gildehuis of dekenij aan de Naamsestraat. Bouwmeester was Vincent Anthony. Uit Louvain monumental, van Edward van Even (1860). De ets is van Lodewijk Jozef Van Peteghem.

Louis De Bondt 2020

De Dekenij van de Lakenwevers in Leuven in 2011 (foto van Vincent Debonne).

De Oude Lakenhalle in Leuven voor 1680. In de linker bovenhoek: de lakenhalle na de verbouwing van 1680 naar het ontwerp van hofarchitect Vincent Anthony en de architecten Peeter Merx en Mallineus. De eerste steen werd gelegd op 18 juni 1680. Uit Louvain monumental, van Edward van Even (1860). De ets is van Lodewijk Jozef Van Peteghem. 59


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Hiernaast, dezelfde voormalige lakenhalle in 2011. Foto van Vincent Debonne.

Natuurlijk had Vincent Anthony nog andere realisaties op zijn actief. Zijn meest indrukwekkende gebouw is wellicht het Belfort van Bergen dat in 1669 onder zijn leiding werd voltooid. De eerlijkheid gebiedt ons wel te zeggen dat architect Louis Ledoux die werken van 1662 tot aan zijn dood in 1667 heeft geleid. Het is het enige Belgische belfort in barokstijl, is 87 meter hoog en werd door de Unesco als werelderfgoed erkend. Hiernaast een foto uit TripAdvisor. Hoewel hij meester-beeldhouwer was, heb ik geen enkel beeldhouwwerk van hem kunnen vinden.

Zoals we van iemand uit Leipzig te weten kwamen is Vincent Anthony op 4 april 1692 gestorven. Joanna Kiekens overleed op 7 februari 1703. Op 15 september 1702 had ze bij notaris Roeland vander Borcht haar testament gedeponeerd. Beiden werden in de St. Gery (Sint Gorikkerk) in Brussel begraven. Deze kerk werd in 1802, onder het Franse bewind, gesloopt.

60


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

De nalatenschap van Vincent Anthony in Steenhuffel en Malderen. In 1699 tekende Steenhuffelenaar Jan van Acoleyen zijn ‘Kaartboek van Steenhuffel’ met perceelindeling. Daarbij hoorde een ‘kadastrale legger’ met toponiemen en de namen van de eigenaars en gebruikers van de diverse percelen. Dit werk is voor onze lokale geschiedenis van onschatbare waarde. Meester van Acoleyen heeft daarna nog vele andere kaartboeken van de omliggende parochies opgesteld. Dat van Londerzeel kwam er in 1710 en dat van Malderen in 1717. Al de eigendommen van Vincent Anthony (in 1699 van zijn nog niet bij naam genoemde erfgenamen bleken allemaal op het eerste kaartblad te liggen. Dat is handig want zo kan ik het overnemen. Ik heb dat kaartblad wel 133° moeten draaien om het noorden ongeveer in het noorden te krijgen.

Boven links: het originele eerste kaartblad uit de atlas van Jan van Acoleyen (één van de weinige dat nog leesbaar is) – Rechts: mijn bewerking met daarop de hieronder vermelde toponiemen en de percelen die in 1699 de eigendom van ‘de erfgenamen van sieur Vincent Anthoine’ waren: rood perceelnummer op gele (of donkere in de zwart-witversie) achtergrond). Voor de volledigheid en voor wie daar iets aan heeft: Perceel 26 Perceel 39 Perceel 42 Perceel 51 Perceel 54 Perceel 55 Perceel 62 Perceel 64

Hofstee van Guilliam van Wemmel en Barbara Goossens. Hofstee van de weduwe van Peter Moyson. Hofstee van de erfgenamen van Jan vande Voorde en Pierijne Vermeren. Hofstee van Gillis van Praet. Hofstee van Andries Lemmens junior. Hofstee van de erfgenamen van Gillis van Malderen. Hofstee van de erfgenamen van Andries Lemmens senior en bewoond door zijn zoon Jan. Hofstee ‘het Heiblommeken’ van Baes de Maerschalck.

De erfgenamen van sieur Vincent Anthoine bezaten in Steenhuffel (in 1699). KB1 Gebruiker Perc 3,4 Jos van Acoleyen

Beschrijving 1699 lant op bunderkensvelt aende strate en tegen de prochie limite

8

Joos de Maerschalck

sijn pachthoff met lant daer aengelegen, sonder voetwegh (1,5 r.)

8b

de Maerschalck

de voorplantagie voor thof

9

lant op bunderkensvelt tegen thof en beeckstrate sonder vw. (6 r.)

61

opp Beschrijving 1707 (b-dw-r) 6. 3,5 Dagw. op het Groot Bunderken, 0-3-1 grenzend aan de straat, Frans Goossens en Jan van Zeune. Hofstede met woonhuis, schuur, 2-0-36,5 3. stallen, boomgaard met fruit- en andere bomen, totale oppervlakte 9 dagw. (2 bunders en 1 dagwand of ca 2,6 ha) tussen de Beekstraat 0-0-30 (hier sHeerenstrate genoemd), het Groot Bunderken, het Klein Bunderken en het Gemeen Eussel. 4. 7 Dagw. (1 bunder en 3 dagw.) op het Gemeen Eussel, grenzend aan 1-2-64 de straat, de Schreynkenstede, het Helsken en de hofstede onder 3)


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

KB1 Gebruiker Perc

Louis De Bondt 2020

Beschrijving 1699

opp Beschrijving 1707 (b-dw-r) 7. 3 Dagw. op de Schreynkensstede, daarvan 2 dw in Steenhuffel en 1 in 0-2-53 Malderen, grenzend aan de Beekstraat, aan de eigendom van Frans Goossens en het Gemeen Eussel 8. 6 Dagw. (1,5 bunder) op het Vijverveld, inclusief de Vijver. 4 Dagwanden in Malderen en 2 in Steenhuffel, 0-1-74 grenzend aan de straat, de eigendom van het begijnhof van Mechelen en de Vijfschoofmeers (van de erfg. van Peter Moortgat).

10

Joos van Acoleyen

lant op bunderkensvelt tegen de strate en prochielimite

11

Jan Diericx

vijvervelt daer de prochielimite doorloopt (vijver = 11 r.), samen

12

Joos Piessens

lant tegen vijvervelt, hooge clootbemt en prochie limite

0-1-24

14

Joos van Acoleyen

lant tegen vijvervelt

0-2-11

17 31

37

bloxken tegen beeckstrate, perrebos en hooge clootbemt Jan Janssens

bemt inde eshage

Joos van Acoleyen

bemt het Soetendal sonder voetwegh (5 roeden)

5.

3,5 dw land en weide tegen de Cloot, de vijfschoofmeers, het Vijverveld en begijnhof van Mechelen.

2.

Een half bunder (2 dagwanden) weide tussen de Beekstraat, het Perrebos, de Cloot en de Eierweide.

0-1-46

1.

half bunder weide in de Eshage.

1-2-64

Niet meer genoemd in 1707 want om haar nicht Cath. Huwaert te kunnen onderhouden heeft Joanna Kiekens het inmiddels tot 6 dagwanden aangegroeide stuk grond op het grote Suetendael (bij de Eshage, zie vroeger) in Steenhuffel moeten verkopen. Op 11 februari 1703 werd deze verkoop ook administratief in de schepenbank van Steenhuffel in orde gebracht.

0-1-60,5

Het pachthof van Vincent Anthoine, dat voordien al zeker eigendom van Jan Kiekens was, en dat alleen maar de oude Willem sBontenstede kan zijn, werd in 1699 nog niet Kaashof geheten. Anders had meester Jan van Acoleyen dat wel geweten en vermeld. Waren het nog dezelfde gebouwen als in 1600? Of stond daar intussen een nieuwe hoeve? Vincent Anthoine heeft het van de familie Kiekens geërfde patrimonium in Steenhuffel behouden maar niet uitgebreid. Juffrouw Anthoine bezat in Malderen in (1717). Kb 7

8

Gebruiker Beschrijving 1717 ?

Land aan de Holbeke op het Bekerenveld

Beemd op ’t Vijverveld tussen de Molenbeke en het Saeghsken

62

opp Beschrijving 1707 (b-dw-r) 12. 7 Dagw. op het Bekerenveld (tegen Guilliam Verhagen), Guilliam Saeffoet, de straat naar 1-3-0 Malderen en grond van de kerk van Malderen. Cijnsgoed van Winterpoel. 13. 75 roeden tussen de eigendom van het Begijnhof 0-0-72 van Mechelen, de straat, Lieven de Bleser, het H. Geestbos van Malderen


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

De gronden in Malderen, in de akte van 1707 nog genoemd onder de percelen 9) 10) en 11) waren intussen door de erfgenamen Anthoine verkocht. - 1 dw op het Vijverveld, tegen het goed van het begijnhof van Mechelen en de hofstede van Frans Goossens, aan Kathelijne de Maerschalck. - 0,5 dagwand maaibeemd, gelegen tussen de Molenbeek, de eigendom van Frans Peeters, die van het Begijnhof van Mechelen, en het Hofland, aan Merten Cooremans. - 1 Bunder (4 dagwanden) op het Helsken (Helst op de kaart), grenzende aan het Klein Bunderken en de eigendom van Peter le Cocq van Groenhoven, aan de weduwe van Frans Meert.

63


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

De erfgenamen van Vincent Anthony en Joanna Kiekens (xxxx/1703-1730)

Na het overlijden van Joanna Kiekens zal het laathof in Steenhuffel vanaf 1703 logischerwijze wel naar haar erfgenamen zijn gegaan. Wie dat waren is gelukkig deels van folio 114v en volgende van register 6946 van de schepenbank van Steenhuffel af te lezen. Op deze bladzijden wordt de verkoop behandeld door juffrouw Anna Maria Anthony, dochter van Claudius en Petronella de Hocht, getrouwd met Jan Baptist Galle, aan haar nicht, de begijn Anna Maria Anthony (ja waarom het gemakkelijk maken), dochter van Laureys en Clara de Cnop, van haar deel oftewel 1/10 van de nalatenschap van hun grootmoeder Joanna Kiekens. De verkoopprijs van dat 10de deel bedroeg 400 Rijnsguldens wisselgeld. De administratie had plaats in de bank van Steenhuffel op 20 september 1707 en de verkoopakte was opgesteld door de Brusselse notaris J.F. Halffbunder op 13 september voordien. Samen met wat we al wisten (de aard en ligging van de eigendommen in Steenhuffel, Malderen en Meuzegem) destilleer ik daaruit het volgende stamboomfragment. Laureys Kiekens (ca 1550-1632) x Jozijne vanden Bossche Elisabeth Kiekens (ca 1570-1634) x Ja, de Hertoghe

Jan Kiekens ca 1575-1650 x Maria Bresson

kinderen in Rossem: Laureys (ca 1590) Maria (° 1594)

Anna Kiekens + 1617-1642 x NN Huaert of x NN van Thienen

Maria Kiekens + voor 1652 x NN Huaert of x NN van Thienen

Joanna Kiekens ca 1617 + 7/2/1703 x ca 1640 Vincent Anthony ca 1615 + 4/4/1693 Claudius Anthony ca 1650 +voor 1707 x Petronella de Hoght

nog Anna Maria Anthony 1 dochter ca 1675 + nà 1724 3 zonen x Jan Baptist Galle

Catharina Huaert + na 1702 Hoogbejaard en blind in 1702

Laureys Anthony ca 1650 + voor 1707 x Clara de Cnop

Anna Maria Anthony ca 1675 + nà 1731 begijntje op Groot Begijnhof Brussel. Eigendom bij Eggericxstraatje (Gijselberg) Steenhuffel)

64

nog x kinderen

Laureys van Thienen + 1667 Testament op 8/1/1667


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Het is zeker dat het echtpaar Anthony-Kiekens maar 2 zonen volwassen heeft gekregen. Maar zowel Claudius als Laureys Anthony leefden in 1707 ook al niet meer. Claudius, getrouwd met Petronella de Hogt, had 3 zonen en 2 dochters. Alleen van Anna Maria kennen we de naam. Ze was getrouwd met Jan Baptist Galle. Laureys, getrouwd met Clara de Cnop, had eveneens (minstens) een dochter die Anna Maria heette. Zij was niet getrouwd maar was begijntje op het Groot Begijnhof te Brussel. Mogelijk was een van de niet gekende andere kleindochters getrouwd met een mijnheer le Corbisier. In ieder geval zijn de vele bunders familiebezit in Steenhuffel, Malderen en Meuzegem tussen de twee takken verdeeld, waarbij de 5 kinderen van Claudius elk 1/10 hadden. Wie het laathof met het cijnsboek kreeg is mij helaas niet bekend.

65


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Periode 3 – 1730-1943 De geschiedenis van de Kaashoeve De allereerste vermelding 32 van wat we nog altijd als de Kaashoeve kennen dateert van 18 november 1741. Op folio 366v van register 6948 staat: “Een partije landts gelegen binnen den voorschreven graeffschappe van Steenhuffle op het Cammelandt, groot volghens de prochiemetinghe sevenentseventigh roeden ... op den last van den cheyns van een Mechelsche viertel coren t’sjaers aen den laethove van d’erffgenaemen sieur Vincent Anthoni geseght de Caeshoeve ...” Ja maar 1. De naam Caeshoeve slaat niet op de gebouwen en de grond in de hoek van de Beekstraat en de Plas waar de erfgenamen Anthony de volle eigendom van hadden, maar op het cijnsheerlijkheid Spijskens/Kiekens waar geen volle eigendom maar alleen cijnsopbrengsten aan verbonden waren. 2. Het zou mij verbazen dat de erfgenamen Anthony (nadat Anna Maria Anthony in 1707 haar deel aan haar nicht Anna Maria Anthony had verkocht waren dat nog altijd 9 takken) 34 jaar later nog steeds in ‘onverdeeldheid’ zaten. Deze verbazing is terecht. Want de bovenstaande cursieve tekst gaat verder; “de Caeshoeve, nu competerende sieur Provost”.

32

Wijlen pater Joris Vertonghen schreef in zijn ‘Toponymie van Steenhuffel’ dat hij op een kaart van Jan van Acoleyen (die leefde tot 1749/1750), in privé-bezit, de naam Keishoven vond als toponiem voor een veld. Op een sectiekaart in 4 delen (dus niet die van 1699) van dezelfde landmeter zou de naam Keesveld op de plaats van de huidige Kaashoeve staan. Op de kaart van 1699 had de daar liggende hoeve in ieder geval (nog) geen naam. 66


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Jan Prevost (ca 1670/1730-1732) en Barbara Sire-Jacobs

Terwijl nog tot 1751 regelmatig van de erfgenamen van Vincent Anthony gesproken wordt komen we stilaan, vanaf 1726, wat meer over de nieuwe eigenaar Provost, die eigenlijk Prevost bleek te heten, te weten. 9 juli 1726, register 6946 f° 371v – Een zekere Joannes Prevost, koopman in wijnen te Brussel, en zijn vrouw Barbara Sire Jacobs, kopen van de kinderen van Peter Rijntens (nog in leven) en Maria le Corbisier (overleden) uit Opdorp, voor 150 guldens wisselgeld, een perceel van 80 roeden gelegen naast hun andere eigendom. Maria le Corbisier was een dochter van meester Gillis le Corbisier (1630-1707) en Maria van den Poel (1638-1718) uit Lippelo. Zij hadden die 80 roeden in 1677 van Jan van Britsem gekocht. De koper, Joannes Prevost zou een zoon uit een 1ste of 2de huwelijk zijn van Maria le Corbisier en dus een stiefbroer van de verkopers. 80 Roeden is niet veel en deze transactie heeft niets met ons onderwerp te maken maar wat mij intrigeert is dat de echtgenoten Prevost-Sire Jacobs voordien ook al eigendom in Steenhuffel hadden. Hebben we iets gemist? Jazeker, en niet zo’n beetje. Toen op 6 november 1732 hun nalatenschap door notaris vanden Brempt te Brussel tussen hun 3 kinderen werd verdeeld bleek dat ineens ook over een laathof, gronden en andere eigendommen in Steenhuffel te gaan die ze (dus uiterlijk begin 1726) van de erfgenamen van Vincent Anthony hadden overgenomen. Over deze belangrijke transactie is, op het moment dat ze gebeurde, in de registers van onze schepenbank niets te vinden. Later volgen toch meer details.

De familie Prevost uit Brussel. NN Prevost x Maria le Corbisier Jan Prevost (ca 1670-1732) x Barbara Sire-Jacobs Joanna Maria Prevost

Christianus Franciscus Prevost Jan Baptist Prevost (ca 1705 + nà 1773) ca 1700x Ida de Noter ingeschreven aan de universiteit + na 1766 van Leuven op 31/8/1719 priester vanaf ca 1724

Elisabeth Prevost Ida Prevost (1738- ?) ca 1736 - ? x 1760 François Remy Stevens x Franciscus Joseph. Pauwels (1731-1798) 1745 + na 1795

67


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Jan Prevost was een koopman in wijnen te Brussel en de uitbater van de wijnherberg Sinte Marten op de Zavel. Over de familie Sire Jacobs weet ik eigenlijk niets met enige zekerheid.

De ‘Presbyteralen titel’ van zoon Jan Baptist Prevost. Op 31 augustus 1719 werd hun zoon Jan Baptist aan de universiteit van Leuven ingeschreven. In 1724 werd hij priester. Een toekomstige priester moest, vooraleer gewijd te worden, de aartsbisschop de verzekering geven dat hij in zijn eigen levensonderhoud kon voorzien zolang hij geen betaalde kerkelijke functie en een daaraan verbonden inkomen had. Op 27 november 1723 hadden zijn ouders met dat doel als ‘presbyteralen titel’ hun wijnherberg Sint Marten, waarvan de waarde op 3000 guldens werd geschat, in pand gegeven. Jan Prevost moet kort voor 1732 overleden zijn. In ieder geval werd zijn nalatenschap op 6 november 1732 door notaris vanden Brempt te Brussel tussen zijn 3 kinderen verdeeld. De zonen kregen ieder de helft van zijn bezittingen in Steenhuffel. Zijn dochter Joanna Maria erfde de nog steeds voor haar broer Jan Baptist gehypothekeerde wijnherberg op de Zavel. Pas op 19 september 1735 besloot Jan Baptist om daar wat aan te doen en zijn zus te ontlasten en werd door notaris Carel Lefebure te Mechelen het pand in Brussel door een ander in Steenhuffel vervangen. Op 3 oktober 1735 (register 6948 f°6v) werd dit nieuwe pand, eigendom van Jan Baptist, door de griffier van de bank van Steenhuffel als volgt omschreven: “sijne goederen ende landen gelegen onder de prochie van Steenhuffle ende Malderen, bestaende in seecker pachthoff met de huysinghe, schuere, stallinghen, boomgaerden ende alle sijne toebehoorten, in huere gebruyckt bij Joos de Maerschalck, met meer dan veerthien bunderen lant ende bempt daer aen geleghen, getaxeert weerdigh te wesen acht duysent guldens wisselgelt, welcke goederen aen den heere comparant ende aen sieur Cristianus Franciscus Provost, sijnen broeder, ieder voor d’hellicht pro indiviso sijn competerende volgens de scheydinge ende deylinghe daer van sijnde aengegaen met jouffrouwe Joanna Maria Provost, hunne suster, respectievelijck gepasseert voor den notaris J. van Brempt ende seeckere gethuygen binnen Brussel den sesden november seventhien hondert twee en dertigh.” In dit document heeft het pachthof in kwestie nog geen naam maar we weten wat het is. We weten nu ook dat het door Joos de Maerschalck werd gepacht en mogelijk ook bewoond. Helaas weet ik voorlopig niet welke Joos dat was. Er zijn er minstens 3 die in aanmerking komen.

68


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Christianus Franciscus Prevost (ca 1705/1732-na 1773) en Ida de Noter Priester Joannes Baptista Prevost verkoopt zijn helft in Steenhuffel en Malderen aan zijn broer Christiaen François. Tot 28 augustus 1745 zijn de broers Jan Baptist (priester) en Christianus Franciscus (wijnhandelaar) Prevost samen en ieder voor de helft, eigenaar van de goederen in Steenhuffel en Malderen gebleven. Maar zodra priester Jan een officiële pastorale functie en een inkomen had gekregen en zijn onderpand kon ontlasten (dat gebeurde op 17 augustus 1745) heeft hij op 28 augustus in Brussel bij notaris Robertus Culant zijn helft aan zijn broer en diens vrouw Ida de Noter voor een bedrag van 4.350 guldens wisselgeld verkocht. Pas op 11 november 1750 werd deze verkoop in de bank van Steenhuffel geregistreerd. Op folio 57 en 58 van register 6949 worden de betrokken percelen en eigendommen nauwkeurig beschreven. Ik vat hieronder alles samen in een tabel. Ik behoud de originele formulering. Aard

Ligging

1 seker pachthoff geheeten de Voort, met de onder de prochie van Steenhuffle huysinghe, schuere, stallinghe ende nieuwen bouw daer op geconstrueert, boomgaerden, blocke, ende alle sijne andere toebehoorten ende batimenten, met den opstal daer aene 33. 2 eene weyde gelegen, geheeten het Soetendael onder de prochie van Steenhuffle, paelt noord Joos Franckaert, oost Jan Hiel ende Joos van Okeley, suyd de straet, west Mattheys van Gaever ende Franchois de Wachter 3 Eene weyde genoemt de Galghe paelt noordt van Okeley, oost vande Voorde ende de Cure van Steenhuffle, suyt Joos van Okeley, west Carel de Jonghe. 4 een stuck lant genaemt de Schrynckens stede paelt noord den Rijngrave ende vidua Joos van Dorslaer, oost ende suyd de straete, west het voorschreven. Op Steenhuffle 277 roeden ende op Malderen 100 roeden 5 een stuck lant gelegen op den gemeynen noordt de kercke van Leest ende Joos Reyntiens, oost het naer heusel volghende stuck, suyd de hoffstede, west de straete ende vidua Joos van Dorselaer 6 Een stuck lant gelegen op den voorschreven paelt noordt Joos Reyntiens, oost het naervolgende, suyd de straete, gemeynen heusel west de twee voorschreven 7 een stuck lant gelegen op den voorrschreven noord d’Elst ende den Reyngrave, oost de Schrynkens stede, suyd de gemeynen heusel straete, west het voorschreven goet 8 een stuck lant ende bosch, genaemt den Aeonder Steenhuffle; paelt noord de straete, oost Jan de Mayer, suyt de renweyde (= Eierweide), Cure van Steenhuffle, west Jan van Hufsel ende Joos de Maerschalck 9 een stuck lant genaemt de Beggijne Weyde onder Steenhuffle; paelt noordt d’infirmerije van Mechelen, oost het Vijvervelt, suydt het naervolgende, west Joos Reyntiens 10 eene weyde genaemt den Mottenbosch op de prochie van Steenhuffle; paelt noordt het voorschreven, oost (niet ingevuld), suyd Cure van Steenhuffle, west Joos Reyntiens 11 een stuck lant gelegen op het Vijvere Velt paelt noordt het Vijverken ende den voetwegh, oost Jan Erremans ende de beggijnen van Mechelen, suydt den Buggenhout merschen, west de firmerije van Mechelen. Op Steenhuffle 200 roeden, ende op Malderen 413 dertigh roeden. 12 een Vijverken paelt noordt de straete, oost den Dam, suydt het Vijverveldt 33

Opp. (b-dw-r) 0-1-41

1-2-75 0-1-55 0-3-77 1-0-93 1-2-22 0-3-02 0-1-67 0-2-06 0-1-37 1-2-13

0-0-40

Belangrijke opmerking. Volgens deze akte werd dit pachthof met de nog bestaande maar toen splinternieuwe trapgevelwoning in 1750 ‘de Voort’ genoemd. Daarom had ik het bij een eerste lezing niet herkend. Het toponiem ‘Voort’ is immers 300 meter zuidwestelijker gelegen. 69


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Aard

Louis De Bondt 2020

Ligging

Opp. (b-dw-r)

13 Een cheynsboek 34 14 Item etc. 35

We herkennen hier zonder veel moeite de dingen die volgens Jan van Acoleyen in 1699 de eigendom van de erfgenamen van Vincent Anthony waren.

Christianus Franciscus Prevost breidt uit. De volgende jaren heeft Christianus Franciscus Prevost, koopman in wijnen te Brussel, aan wie we dus het tweede oudste nog bestaande stenen gebouw van Steenhuffel te danken hebben (het woonhuis van de Marselaermolen is van 1714) zijn 13 bunders eigendom nog aanzienlijk uitgebreid. Ik zet hierna in een tabel waarmee. Datum Prijs 4/5/1751-Not. J.B. Donroy, Brussel 19/5/1751-Bank van Steenhuffel

Verkoper

Car. Eman. de Villegas, heer van Louvrange, oud schepen en tresorier van 1200 Fl. wisselgeld Brussel 23/1/1753-Not. D.F. de Jonge, Brussel Jacob en Cath. de Maer19/2/1753-Bank van Steenhuffel schalck (Puurs, Bornem, kind. van Joos en Hendrina ? van Doorslaer 1/10/1754-Not. D.F. de Jonge, Brussel Philippus vande Voorde 13/1/1755-Bank van Steenhuffel (Steenh.) kleinz. van Jan vd 280 Fl. wisselgeld Voorde en Anna Meeus 31/10/1754-Not. D.F. de Jonge, Brussel Gerard van Hoymissen 10/1/1755-Bank van Steenhuffel (dienende schepen van Malderen) en Petronella 475 Fl. wisselgeld van Nuffel 12/1/1756-Not. A. Claessens Merchtem erfgenamen van Clara de 12/1/1756-Bank van Steenhuffel Jonghe (ongehuwd) 541,5 Fl. wisselgeld 23/2/1757-Not. A. Claessens Merchtem Jan van Doorslaer en Maria 2/5/1757-Bank van Steenhuffel Hermans (Malderen) 766 Fl. courant 11/8/1766-Not. D.F. de Jonge, Brussel 8//3/1773-Bank van Steenhuffel 335 Fl. wisselgeld 20/4/1773-Not.J.M. Adriaenssens Sth. 3/5/1773-Bank van Steenhuffel 430 Fl; wisselgeld

J.B. vd Vekene (heer van Termannen) en andere erfg. van Marcus Ant. vd Vekene, heer van Wasemont, en Anna Maria van Linthout kinderen en erfgenamen van Joos Reyntens en Catharina Meert

34

Aard

Ligging

onbehuisde hofstede

aan het Bunderken en 2 x de straat, deels in Steenhuffel deels in Malderen aan het Perrestraatje

elsbos of jong heesterbos weide

schaarbos genoemd Kerrebos

weide land, voordien weide heester- en elsbos (voordien weide), allodiaal goed weide en elsbos

Opp. Bron b-dw-r Reg / f° 1-3-28 6949/306

0-0-80 6949/400

in de Eshage tegen hun 0-1-0 6950/40 eigen eigendom en die van de pastorij ontrent de Caeshoeff 0-2-0 6950/49v 36 paelende de acceptant, cap. van de Cloote en Jan v Doorslaer in de Eshage tegen de 0-1-97 6950/78v andere eigendom van Prevost. paelende Joos de 0-2-0 6950/107v Maerschalck, Prevost, het Clootveld en de straat 37 in de Eshage tegen het 0-1-17 6951/6v Suetendael

in de Beekstraat tegen 0-1-58 6952/197v de kapelanie vd Cloote, de hoeve van Alexander de Mayer en de eigendom van Prevost

Het cijnsboek van het vroegere laathof Spijskens. Ook op f° 366v van register 6948 van de Schepenbank van Steenhuffel (zie Algemeen Rijksarchief, transcriptie van Louis De Bondt) vermeldt de griffier in 1741 dat bij de hoeve en de toen 13 (en geen 14) bunders grond, die Jan Prevost van de erfgenamen Anthony had gekocht ook het cijnsboek van het laathof Anthony behoorde. 35 Er was dus nog wat (ik kom aan nog geen 10 bunders en dus 3 à 4 bunders te kort). Maar dit had niets met Steenhuffel te maken en werd door de griffier, die mogelijk al kramp in de vingers had, niet overgenomen. Ik denk dat het de eigendom in Humbeek was. 36 Dit is de allereerste keer dat in de schepenregisters de naam ‘Caeshoeff’ voor de hofstede staat. 37 Hier wordt expliciet gezegd dat het nieuw ontgonnen gronden betreft. Vroeger vielen die rechtstreeks onder de bevoegdheid van het leenhof van Brabant. Sedert Micault de bevoegdheid over de hertogelijke schepenbank van Steenhuffel had gekocht waren ze bij de Hoge Heerlijkheid van Steenhuffel gevoegd. 70


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Ik weet niet wanneer Christianus Franciscus Prevost en Ida de Noter gestorven zijn. In 1766 leefden ze beiden nog; in 1773 was op zijn minst wijnverkoper en grondaankoper Prevost nog zeer actief op de vastgoedmarkt. Intussen liepen het ancien Regime, de feodaliteit en het bestaan van laathoven stilaan naar hun eind.

71


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Franciscus Josephus Pauwels (1740/1776-1809) en Ida Prevost Als één van de kinderen Prevost–de Noter nog eigenaar van het Kaashof en het Laathof werd, dan heb ik daar alvast niks van gemerkt. Elisabeth Prevost (het enige kind dat de genealogen kennen), geboren in 1738, trouwde op 21 september 1760 in Brussel met François Remy Stevens (1731-1798). Zij noch hun kinderen worden in de resterende registers van onze schepenbank genoemd.

Het laathof van ter Vooren. Tenzij... Wèl vernoemd wordt Ida Prevost 38. Ik weet niet wie haar ouders waren. Haar niet erg courante voornaam Ida doet wel een belletje rinkelen. Ze was voor 1775 getrouwd met Franciscus Josephus Pauwels en woonde met haar man in Brussel. Op 27 januari 1777 werden zij door de schepenen van Steenhuffel ‘gegoed’ in een eigendom die ze op 27 december 1776 ten kantore van notaris J.F. de Grauw in Mechelen van de Mechelse meester-brouwer Petrus Joannes Josephus van Diepenbeeck hadden gekocht (register 6952 f° 315 e.v.). Het ging om 11 dagwanden bij de Perrekouter. Ze hadden er 3.100 guldens wisselgeld voor betaald en waren daar, achteraf bekeken, toch niet erg gelukkig mee. Op 31 december 1778 hebben ze het door dezelfde notaris aan Petrus Alexander van Volden, baron van O.L.V. Lombeek, laten doorverkopen. Dat ze daar volgens de goedenisbrief uit Steenhuffel van en 8 februari 1779 (reg. 6953 f° 95v e.v.) 3.700 guldens wisselgeld voor kregen zal hun verdriet wel enigszins hebben verzacht. Op 5 oktober 1795 gebeurde in de schepenbank van Steenhuffel nog een transactie 39 waarbij, naast de erflaten van Diepensteyn, ook aanwezig waren “Peeter Nicolaus vander Perre, meyer, Jacobus Cornelis, ende Judocus vander Stappen, erflathen van den heerelijcken laethove ende bedrijve van d’heer Franciscus Pauwels genaemt het Hof ter Vooren, sig bestreckende onder het gemelt Steenuffel, Merchtem ende daer ontrent.” Helaas wordt alleen de ligging van het cijnsgoed van Diepensteyn een beetje gepreciseerd en niet datgene wat ons interesseert, want “deze goedenissebrief is ook geënregistreert ten registere van het laethoff van ter Vooren”. In geen enkel ander document heb ik iets over dit heerlijke laathof (want het had meier en erflaten) gelezen. Uit de context valt voorzichtig af te leiden dat het cijnsgoed in kwestie tussen de huidige Heirbaan en de Bontestraat lag. Wel, Eigenlijk heb ik maar één belangrijk cijnsgoed van het heerlijke laathof Spyskens, Kiekens, Anthony, Prevost gevonden. Dat was een woonhuis met boomgaard en duifhuis in de Bonte38

De bewerking van de parochieregisters van Brussel-hoofdstad (te vinden via search.arch.be) vermeldt de doop van een Ida Prevost op 18 mei 1752 maar niet de naam van de ouders. Een Franciscus Pauwels werd in de Kapellekerk te Brussel gedoopt op 29 maart 1745. 39 Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6954, folio 240. 72


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

straat (het hebben van een duifhuis was een heerlijk recht en alleen aan kloosters en edelen toegestaan) en grond tegen de Vuylbuyck, het Verreveld, het Heidenbroek, het Steenveld, allemaal ten oosten van de huidige Heerbaan gelegen. Tussen 1550 en 1581 was (op zijn minst) het woonhuis de eigendom van Jan Wiel, getrouwd met Kathelijne Heyvaert, ofschoon zijn naam in de lijst van gezworen erflaten (zie hierna) niet te vinden is. Ik denk dat het veilig is om het heerlijk laathof ‘ter Vooren’ met het vroegere Spijskens gelijk te stellen. Het is bovendien logisch dat Franciscus Josephus Pauwels niet alleen de eigenaar van dit laathof maar ook van het Kaashof was. Zoals we op blz. 70 schreven heette dat laatste in 1750 nog het ‘pachthof de Voort’. Ter Vooren en de Voort zijn weliswaar niet helemaal hetzelfde maar zo nauw keek men in die tijd in Steenhuffel niet.

73


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

???? (1795-1809) In 1794 kwamen de Franse Revolutionairen ons vertellen dat we ons geld niet langer aan de geestelijkheid en de adel moesten geven maar dat zij daar ook een goede bestemming voor hadden. Kloosters en kerken werden, althans tijdelijk, gesloten. De adel werd in vele gevallen uit zijn kastelen verdreven. De feodaliteit werd opgeheven. Het zou mij verwonderen mocht het Kaashof toen in beslag genomen zijn. De eigenaars daarvan waren immers geen edelen maar waren (zeer) rijk geworden door (zeer veel) wijn en zo te verkopen. Door hard te werken dus.

De pachters. Bij de eerste telling onder het Frans Bewind (1795-1796) werden, bij de percelen van het woonhuis en de tuin van het Kaashof, geen namen van eigenaars of bewoners ingevuld. Maar op het pachthof zelf werkte en woonde het gezin van de oude Jan (Baptist) de Maerschalck. We herinneren ons dat een Joos de Maerschalck in 1699 en 1735 ook al de pachter van de Kaashoeve was. De mensen die in 1795 op het pachthof van de Kaashoeve verbleven waren 40 : - Jan (Baptist) de Maerschalck, zoon van Niclaes en Catharina van Gaver, geboren te Steenhuffel op 24 mei 1714, op 22 november 1757 te Sint-Amands getrouwd met Petronella Cooremans, en op 4 september 1785 weduwnaar geworden. Zelf stierf hij in Steenhuffel op 31 maart 1797 nadat hij er van 1770 tot 1794 bijna ononderbroken schepen was geweest. Petronella Cooremans was de dochter van Paulus en Anna Maria vande Vijver en geboren in Sint-Amands op 26 februari 1734. - Vincent de Maerschalck, zijn zoon, geboren in Steenhuffel op 9 november 1761. Hij overleed in 1818 waarschijnlijk ongehuwd. - (Jan) Frans de Maerschalck, nog een zoon, geboren in Steenhuffel op 7 december 1764. In 1793 trouwde hij in Malderen (misschien, want in 1795 woonde ze niet op het Kaashof) met Joanna Maria Teugels. Hij overleed in Steenhuffel in 1845. - Jan Baptist de Maerschalck, ook een zoon, geboren in Steenhuffel op 18 juli 1768. - Theresia de Maerschalck, zijn dochter, geboren in Steenhuffel op 11 december 1769. Meer informatie vinden over haar laat ik aan specialisten over want in verschillende documenten wordt ze zowel Theresia, Anna Theresia als Maria Theresia genoemd. - Susanna NN, de meid. Jan (Baptist) de Maerschalck en Petronella Cooremans hadden nog meer kinderen maar die hadden intussen al het ouderlijk huis verlaten: - Henrina, geboren in 1758, trouwde in 1784 met Jan van Baelen. - Anna Maria, geboren in 1760, trouwde in 1792 in Londerzeel met Egidius Hiel. - Maria Catharina, geboren in 1763, trouwde in 1792 met Petrus Goossens en hertrouwde in 1806 met Egidius Peeters. - Anna of Maria Theresia, geboren in 1767 en in hetzelfde jaar overleden, 8 maanden oud. - Judoca, geboren in 1771, trouwde in 1802 met Theodoor de Boeck. 40

Geboortedata en eventuele partners heb ik er zelf bijgezocht. 74


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

- Jacobus, geboren in 1772 maar nog hetzelfde jaar gestorven, 8 maanden oud. Was er een nauwe familieband met de vroegere pachter Joos de Maerschalck? Wel, Niclaes de Maerschalck (1678-1753), de vader van Jan (Baptist) was de zoon van Christiaen (16481690) en Anna de Wachter (1642-1723) en een kleinzoon van een andere Nicolaes. Van een directe opvolging kan dus geen sprake zijn. Eén van de 7 kinderen van Christiaen en Anna de Wachter (en dus een broer van Niclaes en een oom van Jan Baptist) was wel een Joos. Deze Joos werd geboren in 1668, trouwde op 22 november in Malderen met Henderina van Dorsselaer, en stierf in Steenhuffel op 18 november 1744. Hij was inderdaad de man die in 1735 het pachthof huurde van Jan Prevost. Maar ofschoon hij 3 zonen en 1 dochter groot gekregen heeft, was het toch een zoon van zijn broer Niclaes die vanaf 1745 de pacht van het Kaashof overnam.

Op zoek naar de logische eigenaars. Over de echte eigenaars van het Kaashof kan ik tot 1810 voorlopig niets vertellen. Als het niet aangeslagen was dan moeten we ze logischerwijze bij de kinderen van Franciscus Josephus Pauwels en Ida Prevost gaan zoeken. Maar waren die er wel? Als dat zo was dan zouden ze vanaf 1760 moeten geboren moeten zijn. In de online genealogieën zijn ze niet te vinden. Ik denk dat ik door veel te combineren en te deduceren toch een dochter en een zoon gevonden heb. De sleutel ligt in de genealogie van de familie T’Kint de Roodebeke. Corneille T’Kint de Roodenbeke (1720-1785) x Marie Francolet (1733-1807) Henri T’Kint de Roodenbeke (1763-1831) x Elisabeth Prevost (1738-1760) dv Christiaen François en Ida de Noter

Franciscus T’Kint de Roodenbeke (1759-1786) x Maria Theresia Pauwels dv ? en ? ik veronderstel van Franciscus Josephus en Ida Prevost

En dan krijgen we... Christiaen François Prevost (ca 1705-na 1773) x Ida de Noter Elisabeth Prevost (1738-1760) x François Remy Stevens (1731-1798).

Ida Prevost (ca 1740-?) x Franc. Joseph Pauwels (1740-??)

Ida Josepha Stevens (1762-1811) x Henri T’Kint de Roodenbeke (1763-1831)

Maria Theresia Pauwels (ca 1762- ?) x Franc.T’Kint de Roodebeke (1759-1786)

Jan Baptist Pauwels (17..-1812) x Barbara Petronella Maria vanden Elsken (1764-+?)

De namen van Maria Theresia Pauwels en Jan Baptist Pauwels komen in onze gemeentelijke archieven niet voor. Die van Barbara Petronella Maria vanden Elsken daarentegen wel. Haar relatie met de familie Pauwels heb ik niet in een genealogisch onderzoek maar wel in het verslag van een proces uit 1813 gevonden.

75


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Jan Baptist Pauwels (ca 1760/1809-1812) Barbara Petronella Maria van den Elsken (1764-1824)

Wat volgt heeft niemand in Steenhuffel ooit geweten. Hier volgt dus een exclusief verhaal. Hoe het Kaashof van de familie Pauwels-Prevost naar een familie vanden Elsken overging vond ik (niet helemaal per toeval want ik heb er zeer hard naar gezocht) in het verslag van een proces bij het hof van beroep te Brussel uit 1813 41. Het is geen stichtend verhaal. Ik vat de 22 bladzijden samen.

Het arme kamermeisje en de zwakbegaafde rijke erfgenaam. De familie Pauwels uit Brussel bezat een zeer aanzienlijk fortuin dat tussen de 2 kinderen werd verdeeld. De dochter was getrouwd met een mijnheer T’Kint (er worden nergens voornamen genoemd maar uit de vorige bladzijde kennen we ze wel). De zoon, Jan Baptist, was echter om het zacht uit te drukken ‘zwak begaafd’. Bij het gezin woonde toen een soort van kamermeisje. Haar naam was Barbe vanden Elsken (in dit document meestal Vandenelsken geschreven). Zij kende zowel de intellectuele als financiële vermogens van Jan Baptist en ‘verleidde’ hem om met haar te trouwen. Het huwelijk had plaats in Brussel in 1809. Er ging een huwelijkscontract aan vooraf waarin beide echtgenoten aan de langstlevende hun hele vermogen schonken. Dat was aanzienlijk in het geval van Jan Baptist en bij Barbe (Barbara) onbestaande. Noch voor noch binnen de 2 jaar na het huwelijk heeft de familie Pauwels tegen deze gang van zaken geprotesteerd. Ze verzetten zich evenmin toen ze merkten hoe Jan Baptist via ruime volmachten zijn vermogen door zijn vrouw liet beheren. In 1811 werd de zwakbegaafde Jan Baptist echter volledig imbeciel en idioot. Zijn zuster en haar man T’Kint probeerden om hem uit zijn rechtsbekwaamheid te laten ontzetten. Tevens probeerden ze om de volmachten die hij aan zijn vrouw had gegeven nietig te laten verklaren omdat hij die volgens hun zeggen niet bij zijn volle verstand gegeven had. Er volgde een proces. Als gevolg hiervan verloor Jan Baptist definitief al zijn rechten maar werd het beheer van zijn persoon en vermogen toch aan zijn wettige vrouw, Barbe vanden Elsken dus, toegewezen. Intussen had de familie Pauwels voor T’Kint als voogd gekozen. Ook in de processtukken is zijn voornaam nergens te vinden. We weten dat het Franciscus was. Barbara vanden Elsken verdedigde zich zo hard ze kon en wellicht zou er een nieuw proces gekomen zijn mocht Jan Baptist Pauwels niet kort daarna (op 20 juli 1812) de slecht functionerende geest gegeven hebben. Het was maar uitgesteld...

41

Décisions notables de la cour de Bruxelles, MM. Fournier en J. Tarte, volume 29 (2de volume van het jaar 1813), blz.241-263.

76


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

T’Kint en zijn vrouw, die al eerder de geldigheid van het huwelijk van hun broer hadden betwist, gingen nu een stapje verder en eisten de nietigheid ervan evenals die van het huwelijkscontract op basis van ‘sterke’ argumenten. - Het huwelijk was hen te laat ter ore gekomen. - Het was steriel gebleven. - Jan Baptist was bij zijn huwelijk al zinneloos. - Dat laatste werd onomstotelijk aangetoond door de ‘schandalige voorhuwelijkse vrijpostigheden’ van Jan Baptist tegenover zijn toekomstige bruid. - Barbe vanden Elsken had zich na haar huwelijk nooit in de familie Pauwels geïntegreerd. Noch in 1ste aanleg noch in beroep kregen ze van de rechter gelijk. Niet alleen hadden ze maar eerder moeten protesteren. Bovendien had T’Kint nog zaken gedaan met mensen aan wie Jan Baptist ook een volmacht had gegeven en had hij toen de geldigheid van die volmacht nooit betwist. Uiteindelijk werd besloten dat (vertaald uit het Frans) “1) Aangezien tijdens het proces bewezen werd, zowel door het feit dat de eisers in dezelfde stad woonden als die waar het huwelijk voltrokken werd als door het feit dat een van de naastbestaanden er vooraf van verwittigd was, dat derden van de viering van dit huwelijk op de hoogte waren en dat dit met al de gewenste plechtigheden was doorgegaan. 2) Aangezien ze, vermits ze van het huwelijk op de hoogte waren, volgens art. 174 van het burgerlijk wetboek het recht hadden om zich er tegen te verzetten als ze gefundeerde redenen meenden te hebben. 3) Maar aangezien ze te laat van dit recht gebruik hebben gemaakt. De rechtbank niet in staat was om het huwelijk nietig ter verklaren. En dus, na de openbare aanklager gehoord te hebben en diens mening te delen, verklaarde het Hof niet het huwelijk maar de aanvraag tot vernietiging nietig en veroordeelde het de aanvragers tot het betalen van de kosten en alle aangerichte schade.”

Barbara Petronella Maria vanden Elsken en haar interessante familie. In 1817 werden in het atelier van Andreas van den Gheyn in Leuven 2 nieuwe klokken voor Steenhuffel gegoten. De oude waren door de Fransen meegenomen en tot kanonnen omgesmolten. De grootste klok, 1223 ponden zwaar, was toegewijd aan onze Lieve Vrouw. Ze droeg de namen van haar peter “Carolus Leopoldus Ludovicus comes De Maldeghem, dominus de Steenuffel, etc.” 42 en van haar meter “Domina Barbara Petronella Maria Van Den Elsken”. Op 4 juni 1818 werden ze door Van den Gheyn geleverd en op 16 juli 1818 werden ze gewijd en onder groots gebeier in de kerktoren opgehangen. Als meter van de grootste klok werd Barbara Petronella Maria van den Elsken belangrijker geacht dan de burgemeester van Steenhuffel en zijn gade die de kleinere klok mochten dopen. We kennen nu haar voorgeschiedenis als kamermeid. Hebben onze bronnen uit Steenhuffel daar nog iets aan toe te voegen? In mijn bewerking van het ‘hedendaags archief van Steenhuffel, 1794-1920’ is de familienaam enkele keren te vinden. Helaas moeten we, na deze eerste vermelding uit 1818, tot 1858 wachten om in ons archief nog iets over deze familie te vernemen. Het Internet dan maar. 42

Mogelijk dacht men in Steenhuffel dat met het verdrijven van de Fransen het Ancien Regime terug zou komen, maar dat was verkeerd gedacht. De graaf van Maldegem was wel de heer van Diepensteyn maar die van Steenhuffel kon hij niet meer worden. 77


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Ik begin met een stamboomfragment. Jan Baptist van den Elsken (1714-1785) Jan Baptist had met een eerdere vrouw, Marie-Catherine x 1755 Trigau (+1749) al 3 kinderen: Marie-Caroline (°1738), Isabella Judoca van Herzele (1725-...) Jean-Baptiste (°1740) en Thérèse Eugénie (°1747) Jeanne Marie Isabelle (°17561827)

François Jean (°1758 -1857) x 1796/1801 Marie Anne Joseph Mouchet(1771-1857)

Isabelle Josephine vd Elsken (1797-...) x 1815 Alexandre Joseph Guillain Carton de Wiart (1781-1851) (rentenier)

Jean Joseph (° 1759-1803)

Pierre André (°1761+1782)

Emanuel François Joseph van den Elsken (1802-na 1869 voor 1879) x 1837 Charlotte Brown (1799-1890)

Barbe Petronille Marie (°1764-1824) x J.B.Pauwels (1760-1812)

Jean Baptiste Joseph (°1766)

Guillaume François Emmanuel (°1770-1838)

Jean Baptiste

Clementine van den Elsken (1838-1904) x 1859 Jules (Joseph) Quirini (1827-1884

Barbara Petronella Maria (of Barbe Petronille Marie) hebben we gelukkig gevonden. Ze werd gedoopt in Alsemberg op 25 mei 1764. Haar vader was meier van de parochies Rode, Linkebeek en Alsemberg evenals van de heerlijkheden van Vorst, Bollebeek, Waterloo, Watermaal en Etterbeek. Op de plaats van haar geboortehuis kwam later een klooster dat tot 1911 door Duitse nonnen werd bestuurd. Daarna werd het door verbannen Jezuïeten uit Portugal aangekocht en betrokken. Zo arm als hierboven beweerd wordt was ze waarschijnlijk niet. Haar ouders waren gegoede burgers. Maar haar fortuin had ze toch in hoofdzaak aan haar krankzinnige en jong gestorven echtgenoot te danken. Joanna Maria Isabella, haar oudste zus, werd gedoopt in Alsemberg op 3 december 1756 en stierf te Brussel op 11 september 1827, waarschijnlijk ongehuwd. Haar broer François Jean, geboren in Alsemberg op 20 april 1758, trouwde in 1796 voor de kerk in Brussel en in 1801 voor de wet in Vorst met Marie Anne Joseph Mouchet (° Brainel'Alleud 1771). Bij dat laatste huwelijk erkende hij haar (en wellicht ook zijn) 3 kinderen. In de huwelijksakte wordt hij landbouwer genoemd. Toch heeft hij het nog tot burgemeester van Alsemberg en andere dorpen gebracht. Hij komt hier later nog aan bod. Een andere broer Pierre André (doopnaam Petrus Andreas Augustinus) werd gedoopt te Vorst op 27 december 1761 en er begraven op 31 december 1781, 20 jaar oud en ongehuwd. Jean Baptiste, gedoopt in Vorst op 12 oktober 1766 en er begraven op 16 december van hetzelfde jaar. Guillaume François Emmanuel, geboren in Vorst 22 december 1770, werd kapitein in het 8ste regiment lichte infanterie en werd op 5 november 1804 ridder in het Franse Erelegioen 43. Een collaborateur in feite. Ook over hem zal ik het straks nog hebben. 43

De informatie die vooraf ging vond ik a) in het personenzoekregister van het Rijksarchief en b) in het genealogisch werk van Pierre Thomas op Geneanet. Zelf beweert die ook wat mosterd bij Éric Halflants en Géry Deroide gehaald te hebben. Over Jean Joseph vanden Elsken valt heel wat te lezen in een artikel van Jaak Muyldermans, verschenen in ‘Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, jaargang 1928’. 78


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Jean Joseph vanden Elsken heb ik tot het laatst gehouden, want over hem werd al zeer veel verteld en geschreven. Ik probeer het kort te houden. Jean Joseph werd gedoopt in Alsemberg op 11 november 1759. Na zijn studies aan het aartsbisschoppelijk college te Mechelen en in het Atrechts-college te Leuven werd hij omstreeks 1785 tot priester gewijd. Hij werd leraar en later zelfs rector van het Atrechtscollege. Al in 1786 en dus 3 jaar voor het begin van de Brabantse Omwenteling was hij een hevig tegenstander van de hervormingen van Jozef II, de Oostenrijkse keizer-koster en vooral van diens ‘Plan de l’Institut’. Onder de schuilnaam Ernestus Keuremenne schreef hij tal van polemische brieven aan rebellerende seminaristen en anderen religieuzen. Ze werden in 1788-1889 gebundeld en hadden een zeer groot lezerspubliek. Bij het Oostenrijkse bewind maakte hem dat echter niet geliefd. Op 27 september 1788 wist hij in vrouwenkleren aan een arrestatieteam uit het Atrechtscollege te ontsnappen en naar Sint-Truiden te vluchten. Daar werd hij op 14 juni 1789, tijdens een wandeling naar het klooster van Mielen, op bevel van graaf von Trautmansdorff, algemeen gouverneur van de Prins-Bisschop van Luik, door in hinderlaag liggende soldaten gevangen genomen. Maar nog dezelfde dag werd hij door inwoners van Sint-Truiden bevrijd. Zijn verhaal is nog lang niet ten einde maar er zijn andere plekken om er meer over te lezen. Bijvoorbeeld in het 50 blz. lange artikel ‘En het dorp zal duren…’ in het tijdschrift van het Heemkundig Genootschap Van Witthem uit Beersel, juli-sept. 2009. Het staat online. Ik besluit met de vaststelling: de eigenares van het Kaashof te Steenhuffel had wel een interessante broer.

Presbyter - Praeses Collegii Buslidiani Trilinguis Lovanii, Canonicus Ecclesiae Collegiatae et Parochialis ad S. Petrum, et per totam Germaniam Inferiorem Apostolicus et Patrius Librorum Censor et Visitator.

79


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Guillaume François Emmanuel van den Elsken (1770/1824-1838)

Barbara Petronella Marie vanden Elsken is na de dood van haar zwakzinnige man in 1812 niet hertrouwd en overleed zonder kinderen te Brussel op 29 april 1824. Haar toch wel aanzienlijke rijkdom (de helft van het Pauwels vermogen waarbij het Kaashof in Steenhuffel) werd tussen haar nog levende broers en zuster verdeeld. In de ‘inventaris landschappelijk erfgoed \ historische tuin of park Kaashoeve ID: 134058’ lezen we “dat dit landgoed rond 1830 als buitenverblijf werd gebruikt door legerkapitein Guillaume van den Elsken en dat het de kern vormde van 14,5 hectare landerijen. We vernemen ook dat het Kaashof omringd werd door drie percelen tuin, samen 20 are groot, een boomgaard van 68 are en het als vijver vermelde overblijfsel van de ringgracht.” De opgegeven oppervlakten komen uit het 1ste kadasterboek en stemmen overeen met wat we al wisten. Het Kaashof heeft echter nooit een ringgracht gehad. Hier wordt ongetwijfeld de gracht van het al lang verdwenen maar niet bij het Kaashof horende Cloothof bedoeld. Er staan wel meer foutjes in de genoemde inventaris. Maar dat Guillaume vanden Elsken de nieuwe eigenaar was zou best zo kunnen zijn. Of misschien ook niet. Zijn naam is in het Steenhuffels gemeentelijk archief niet te vinden. En de volgende vanden Elsken op het Kaashof was niet zijn zoon. Hoe dan ook... Guillielmus Franciscus Emmanuel vanden Elsken was geboren te Vorst op 22 december 1770. Hij maakte als kapitein van het 8ste Regiment van de Lichte Infanterie carrière in de legers van de Franse Republiek, achtereenvolgens in dat van het Noorden, in dat van Samber en Maas en in dat van Italië. Op 5 november 1804 werd hij ridder in het Franse Legion d’Honneur. Hij beëindigde zijn actieve dienst als plaatscommandant van Aken (waar hij eind 1809 nog woonde) en als commandant van de reservisten van het Departement van de Roer. Ik denk niet dat we deze mens veel in Steenhuffel hebben mogen aanschouwen. Hij overleed te Vilvoorde op 24 juli 1838. Er zijn geen echtgenote of kinderen bekend. Ik heb ze althans niet gevonden.

80


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

François Jean van den Elsken (1758/1838-1857) x Marie Anne Josephe Mouchet (1771/1838-1857) De volgende eigenaar van het Kaashof was, neem ik aan want hij is evenmin in het archief van Steenhuffel te vinden, de oudere broer van Barbe Petronille en Guillaume François Emmanuel. Dat was François Jean van den Elsken, roepnaam Jean of Johan, geboren in Alsemberg op 20 april 1758. Volgens de mensen van het Heemkundig Genootschap van Beersel is die 99 jaar oud geworden. Hij zou immers pas op 5 november 1857 in Brussel gestorven zijn. Andere bronnen (o.m. de West-Europese adel op Genealogie Online) geven dezelfde dag maar het jaar 1837 als het moment van zijn overlijden. Ik ga hoe dan ook iets over hem vertellen. In 1801, 43 jaar oud, trouwde hij in Vorst met Marie Anne Joseph Mouchet (° Brainel'Alleud/Waterloo 1771, dochter van Joseph en Maria Anna Coppens). Dezelfde andere bronnen situeren dit huwelijk al in Brussel op 30 augustus 1796. Het zal wel iets met het door de Franse Revolutie ontstane verschil tussen een kerkelijk en wettelijk huwelijk te maken hebben. In ieder geval heeft François Jean ter gelegenheid van dat laatste huwelijk de 3 kinderen van Marie Anne Josephe (en wellicht ook de zijne) erkend. In de huwelijksakte werd hij landbouwer genoemd. In 1830 was hij brouwer in de omgeving van de Oude Graanmarkt. Later zou hij ook nog burgemeester van Alsemberg geworden zijn, maar daar steek ik mijn hand niet voor in het vuur. François Jean vanden Elsken(°1758 + 1837 of 1857) x 1796/1801 Marie Anne Joseph Mouchet (1771-1857) Isabelle Josine vanden Elsken (1797-...) x 1815 Alexandre Joseph Guillain Carton (1741-...) rentenier

Edouard François Joseph vanden Elsken (1798-1822)

Emanuel François Joseph van den Elsken (1802-na 1869 voor 1879) x 1837 Charlotte Brown (1799-1890) Clementine van den Elsken (1838-1904) x 1859 Jules (Joseph) Quirini (1827-1884

Van de drie ‘voor’kinderen ken ik er slechts twee. Isabelle Josine vanden Elsken. (1797-1878) Geboren te Vorst op 2 juli 1797. Ze trouwde op 3 augustus 1815 te Sint-Joost-ten-Noode met Alexander Joseph Ghislain Carton de Wiart (1781-1851, zoon van Hendrik Joseph Ghislain Carton, heer van Wiart, en Catharina Elisabeth Aerts van Opdorp). Kinderen: Adriaan Bonaventura Ghislain (1816-1877), Zadig Romuald Silvestre (?), Hassan Eusebe Rodolphe (1821-1889) 81

Jean Baptiste vanden Elsken (1804x 1827 Marie Françoise Palstermans


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

en Riego Benjamin Constant (1825-1895) 44. Ze overleed te Brussel op 22 maart 1878. De fotografie was toen net uitgevonden en via Lezlek Mila (Geni.com) hebben we haar portret. Edouard François Joseph vanden Elsken Geboren in 1798 en jong gestorven in 1822. Na 1801 werden nog (minstens 2 kinderen geboren. Emmanuel François Joseph vanden Elsken Geboren in 1802 en gestorven tussen 1869 en 1879. Hij volgt. Jean Baptiste vanden Elsken Beter bekend als ‘kolonel Borremans’. Geboren op 26 mei 1804 te Vorst. Op 28 juni1827 trouwde hij met Marie Françoise Palstermans. Hij kreeg met haar 3 kinderen: Adolphe, Clothilde en Edouard Hippolyte Charles Adrien. Uit Wikipedia: “Borremans (ook bekend als Van den Elsken), een 26-jarige brouwerszoon uit de omgeving van de Oude Graanmarkt in de Brusselse binnenstad, had gedurende de rellen van de maand augustus 1830 en in de aanloop naar de gevechten van 24 september een groep van ongeveer 200 vrijwilligers samengesteld die hij tot Chasseurs de Bruxelles had omgedoopt. De Brusselse Jagers vonden onderdak in de brandweerkazerne van de wijk rond de Oude Graanmarkt. De groep had deelgenomen aan de gevechten van 22 en 23 september en aan de strijd om het Brusselse Warandepark, waar het regeringsleger zich had teruggetrokken. Op 27 september werden de Chasseurs de Bruxelles door het Voorlopig Bewind van de opstandelingen erkend als geregelde troepen. Ze werden als eerste infanterie-eenheid in het nieuwe leger opgenomen. Dezelfde dag werd de eenheid aangevuld met 200 vrijwilligers uit de streek van Aat. Borremans maakte snel carrière aan het hoofd van dit korps; hij werd majoor op 28 september en luitenant-kolonel op 5 oktober. Het korps heette ondertussen ook officieel Chasseurs de Bruxelles en telde ongeveer 450 man, verdeeld over zes compagnies en een staf. Op 1 november vaardigde het Gouvernement Provisoire een decreet uit tot oprichting van het 1ste Regiment Jagers te Voet, waarvan de Chasseurs de Bruxelles van Borremans de kern uitmaakten... Op 25 februari 1831 werd Borremans, nu kolonel, commandant van dit allegaartje dat, verdeeld over twee bataljons, was aangegroeid tot 950 mannen. Wanneer het Voorlopig Bewind en het Nationaal Congres niet in staat bleken credibiliteit te verwerven groeide het Orangisme weer aan. De Orangisten bouwden een netwerk uit dat het rechtmatige bestuur wenste te herstellen... Geconfronteerd met het onvermogen van het nieuwe bestuur, raakte Borremans bij het netwerk betrokken. Op 23 maart 1831 was voor de Orangisten het sein tot de opstand gegeven. De volgende dag beslisten ze, als een van de acties ter bevrijding van het land, kolonel Borremans, hoofd van de Jagers en geboren Brusselaar, er op uit te sturen om in uitgaansgelegenheden een aanhang te ronselen... De kolonel toonde zich echter zo onvoorzichtig hardop voor de terugkeer van prins Willem-Frederik van Oranje te pleiten... en gaf het op.... In een moment van vertwijfeling gaf hij zich aan bij de politie van het nieuwe bewind, hetgeen een streep door de rekening van de Orangisten was... Verschillende leden van de verzetshaard konden ontkomen, 44

Deze Riego trouwde met Marie Clémence Jeanne Ghislaine Cammaerts (1844-1925). Hun zoon Réné Léon Marie Ghislain Carton de Wiart trouwde in 1902 met Gabrielle Louise Marie Joseph Quirini en werd hierdoor (en dus niet door zijn afstamming van een vanden Elsken) de eigenaar van het Kaashof. Dat hoofdstuk moet nog geschreven worden. 82


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

maar Borremans werd voor het militair gerecht gedaagd. Op 31 mei 1831 werd hij door het Hoger Militaire Gerechtshof veroordeeld en geschrapt uit de militaire rangen wegens: ‘het niet bekendmaken van een complot tegen de Belgische staatsveiligheid’... Bij het huwelijk van Leopold I, die ondertussen de troon van het Belgische koninkrijk had aanvaard, werd hem in september 1832 gratie verleend.” In 1837, bij het huwelijk van zijn broer Emmanuel François Joseph, voor wie hij getuige was, woonde hij in Aken. Daarna bracht hij het nog tot majoor van de Burgerwacht van Elsene en op 19 juli 1856 werd hij zelfs tot ridder in de Leopoldsorde gepromoveerd 45.

Spotprent op kolonel Borremans (1831, Rijksmuseum, Amsterdam, Nederland

Jean François vanden Elsken overleed dus in Brussel op 5 november, waarschijnlijk in 1837. Marie Anne Josephine Mouchet stierf te Sint-Joost-ten-Noode op 12 mei 1857. Hun grafsteen is nog altijd terug te vinden aan de gevel van de Sint-Denijskerk van Vorst. Daarop staat te lezen dat hij burgemeester was van Rode, Alsemberg, Linkebeek en Vorst. Daarna nog eens alleen in Vorst.

45

Ferdinand Veldekens-La Livre d’or de l’ordre de Leopold et de la croix de fer, vol. 2, blz. 43. 83


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Emanuel François Joseph van den Elsken (1802/1858-1874) Charlotte Brown (1799-1890)

Volgens mij heeft weduwe Marie Anne Josephe tot aan haar dood in 1857 het vruchtgebruik van de Kaashoeve in Steenhuffel behouden. Mogelijk was de naakte eigendom voordien al naar haar zoon Emanuel François Joseph van den Elsken overgegaan, maar we komen hem pas vanaf 1858 in de Steenhuffelse annalen tegen.

Eerst iets over zijn leven 46. Emanuel François Joseph van den Elsken, roepnaam Emanuel, werd geboren in Vorst op 9 februari 1802. Tot aan zijn huwelijk stond hij ingeschreven op het adres van zijn ouders, Place des Wallons. Hij was actief bij het legioen van de Burgerwacht van Elsene. Gedurende de eerste maanden van de Belgische onafhankelijkheid moest het leger immers nog worden georganiseerd. Aanvankelijk was dat als onderluitenant, daarna als luitenant en in 1831 als kapitein. In 1832 werd hij met het ridderschap in de Leopoldsorde vereerd. Onze eerste koning die nog vrienden moest maken was erg kwistig met het uitdelen van die dingen. Op 8 juni 1837 trouwde hij te Brussel met ‘de rentenierster’ Charlotte Brown. In de huwelijksakte werd hij als kapitein bij het 1ste Regiment Jagers te Voet ingeschreven. Omdat hij militair was had de koning vooraf, bij K.B. van 23 mei 1837, zijn toelating voor dat huwelijk moeten gegeven. Charlotte Brown was geboren op 26 juni 1799 te Sible Hedingham, Essex, Engeland, maar na een vorig huwelijk woonde ze te Brussel in de Rue de Confreries.

Sible Hedingham in 1998.

46

De meeste genealogische gegevens vond ik in de huwelijksakte nr.459 van de stad Brussel van 8/6/1838 (met dank aan het Algemeen Rijksarchief). 84


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Ze was de dochter van wijlen George Brown en de eveneens wijlen Sara Neuwman. Op 16 maart 1830 was ze weduwe geworden van James Denny Op eigen verzoek werd E.F.J.vanden Elsken op 11 april 1838 eervol uit de burgerwacht van Elsene ontslagen. Maar bij KB van 9 september 1848, bevestigd op 19 augustus 1853, werd hij daar opnieuw tot luitenant-kolonel-commandant benoemd 47.

Emanuel François Joseph van den Elsken in Steenhuffel. Na Barbe Petronille (in 1817) is Emanuel François Joseph de eerste vanden Elsken die we nog eens in het gemeentearchief van Steenhuffel tegen komen. We hebben daarvoor wel tot 1858 moeten wachten. Ziehier een beetje correspondentie met ons plaatselijk bestuur. Over Emanuel en de bomen langs de Heidestraat. Ixelles lez Bruxelles le 27 janvier 1858. (Vertaald) - Aan de burgemeester en schepenen van Steenhuffel. De ondergetekende Emmanuel F. Joseph Vanden Elsken, eigenaar wonend te Elsene bij Brussel, rue de Naples nr. 37, vraagt u de toelating om bomen te mogen planten op zijn eigendommen langs de Heystrate (van Steenhuffel naar Malderen), langs de Holbeekstrate (van Buggenhout naar Tisselt) en langs de Beekstrate. E. Vanden Elsken, rue de Naples 37, Ixelles Deze aanvraag werd goedgekeurd door het schepencollege op 1 februari 1858 en door de commissaris der wegen van het 3de district, Cappelle, op 16 februari 1858, op de percelen: plan 2 perceel 3, palende aan weg nr. 2 van Steenhuffel naar Malderen; plan 2 perceel 205, aan weg nr. 17, Meerstraat. Schijnbaar is men vergeten om dit goede nieuws aan vanden Elsken mee te delen, want... Ixelles lez Bruxelles le 11 mars 1858. (Vertaald) - Aan de burgemeester en schepenen van Steenhuffel. Omdat het waarschijnlijk is dat het weer nu snel gaat beteren zou ik zeer graag de eerder gevraagde toelating krijgen om bomen te planten langsheen mijn eigendommen in Steenhuffel. E. Vanden Elsken, rue de Naples 37, Ixelles Steenhuffel le 15 mai 1858. (Vertaald) Het college van burgemeester en schepenen, Aan de heer E.F. Van den Elsken, eigenaar te Elsene. Mijnheer, in antwoord op uw vraag bij brief van 7 april laatstleden, laten wij u weten dat wij u de toelating geven om bomen te planten op uw eigendom langs weg nr. 2 (de weg van Steenhuffel naar Malderen), op 1 meter afstand van de buitenste oever van de gracht, mits aan de gemeente de schadeloosstelling te betalen die u hebt aangeboden, namelijk 1 fr. per boom. Bij bevel, de secretaris, Follez, De burgemeester, P.A. Mertens. Volgens https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134058 liet “de zoon van legerkapitein Guillaume Van den Elsken (sic, dat is dus fout), Emanuel rond 1865 de overgebleven grachtarm (dat is ook fout want het Kaashof heeft nooit een gracht in de zin van een omwalling gehad) dempen, de noordvleugel van het complex slopen en de dienstvleugel langs de oostzijde uitbreiden tot een U-vormige plattegrond, zodat er een strikte scheiding ontstond tussen het landhuis enerzijds en het landbouwbedrijf met het neerhof anderzijds. Voor het eerst verschijnt de term 'lusthof' in de kadastrale legger, een perceel van 36 are ten noorden aansluitend bij het landhuis”.

47

Ferdinand Veldekens-La Livre d’or de l’ordre de Leopold et de la croix de fer, vol. 2, blz. 43. 85


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Kadasterkaart uit 1860. Daarop de gebouwen van het Kaashof (665 en 665) en de wallen van het vroegere Cloothof (onder 646) die nooit bij de eigendommen van de Kaashoeve hebben gehoord.

Over de goede werken van Emanuel en vooral van zijn vrouw Ixelles le 22 janvier 1867. (Vertaald) Mijnheer de burgemeester, ik laat u weten dat ik vandaag naar het station van Londerzeel een pak heb laten sturen met daarin 20 dekens. Ik vraag u om deze aan de bejaarde armen van uw gemeente uit te delen. E. Vanden Elsken. (Onderaan in ander handschrift bijgeschreven: en 5000 kil. de houille). Steenhuffel le 27 janvier 1869. (Vertaald) Aan de heer Van der Elsken te Elsene. Mijnheer, In naam van ons bureel van weldadigheid dank ik u voor de schenking van 6000 kilo steenkool om te verdelen onder de armen van onze gemeente die u daar eeuwig erkentelijk voor zijn. Het gemeentebestuur en de armen zijn u voor deze weldaad nog meer dank verschuldigd daar door de strengheid van het seizoen het verbruik zo hoog is dat het bureel van weldadigheid niet genoeg middelen heeft om aan de behoefte te kunnen voldoen. Ixelles le 28 janvier 1879. (Vertaald) Mijnheer de burgemeester. Madame Vanden Elsken heeft dit jaar voor de armen van Steenhuffel 2 wagons steenkolen van elk 5000 kg. gestuurd. Omdat ze de rekening van de transportkosten nog niet ontvangen heeft vraagt ze u om haar het bedrag te laten weten. Ze zou ook willen weten of men met de kolen tevreden was. Steenhuffel den 27 januari 1881. Mijnheer de secretaris. Terwijl ik den woensdag nogal haastig was heb ik u vergeten te zeggen van eenen brief op te maken voor madame Van den Elsken om haar te bedanken over de kolen die zij voor den armen van Steenhuffel gegeven heeft. Gelieve hierover iets op te maken en mij te zenden. Ik zal het dan opsturen.In afwachting groeten u hertelijk. De burgemeester. Content dat we ook eens iets goeds over de mensen kunnen vertellen. Alhoewel... Nà 1881 heb ik geen liefdadige schenkingen van de eigenaars van het Kaashof meer gevonden. Moge-

86


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

lijk was madame Brown op haar tenen getrapt omdat ze in 1881 zelf naar een bedankje had moeten vragen. Emile en Charlotte hebben wel degelijk vrij regelmatig in Steenhuffel verbleven maar gebruikten het Kaashof uitsluitend als buitenverblijf. Het pachthof was wel permanent bewoond maar tot 1890 weet ik niet door wie. Dat moet zeker in de Bevolkingsregisters te vinden zijn. Emanuel vanden Elsken stierf in Elsene op 21 juli 1874. Charlotte Brown overleed er op 17 april 1890. Ze was 91 jaar oud geworden. Ze hadden 2 kinderen: - Clementine Amélie Louise, geboren in 1838. Zij volgt. - Victor Jean Charles, geboren in 1840 en in 1852 gestorven, amper 12 jaar oud.

87


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Jules Joseph Jean Quirini (1827/1874-1884) x Clementine Amélie Louise vanden Elsken (1838/1874-1904) Zoals we merkten heeft Charlotte Brown zich nog tot zeker 1881 om de armen van Steenhuffel bekommerd. De eigendom van het Kaashof was wellicht al sedert de dood van haar man in 1874 op haar enige in leven gebleven kind overgegaan. Clémentine Amélie Louise Vanden Elsken werd geboren in Brussel (Elsene) op 6 mei 1838. Op 7 juni 1859 trouwde ze, eveneens in Elsene, met Jules Joseph Jean Quirini. Hun huwelijkscontract was opgemaakt bij notaris Martroye te Brussel op 20 april 1859. Haar man was geboren te Fleurus op 24 juni 1827. Zijn ouders waren Auguste Joseph Quirini en Josephine Hanelet. Sedert 1774 droegen alle Belgische mannelijke afstammelingen van deze oorspronkelijk Venetiaanse familie de erfelijke titel ‘ridder van het Heilig Roomse Rijk’. Na het einde van het Ancien Regime werd dat in de meeste gevallen ‘graaf’. Het echtpaar Quirini-vanden Elsken woonde nog in de Rue de Naples 39 en had 4 kinderen: - Marie Charlotte Josephe Quirini, geboren te Elsene op 6 juni 1860, trouwde op 16 oktober 1883 in Elsene met Henri Leopold Maximilien Louis Zoude (1854-1909), een industrieel uit Saint-Hubert in Luxemburg (huwelijkscontract bij notaris Maroy te Elsene op 15/10/1883) en overleed te Saint-Hubert in 1930. - Amélie Emma Marie Josephe Quirini, geboren te Brussel (Elsene) op 20 februari 1863, trouwde op 1 september 1885 te Elsene met de Namense industrieel Ambroise Héliodore Charles Ghislain Bequet (huwelijkscontract bij notaris Grosemans te Brussel op 29/07/1885), en overleed te Oostende op 14 juli 1929. - Charles Victor Quirini, geboren te Elsene op 19 december 1864 en er op 5 februari 1866 gestorven, amper 13 maanden oud. - Fer(di)nand Arnould Marie Joseph Quirini, geboren te Elsene op 9 september 1866, trouwde op 10 december 1866 te Roux-Mirroir met Joséphine Céline Marie Piéret, en overleed te Dion-Valmont op 12 maart1932. - Gabrielle Louise Marie Joseph Quirini, geboren te Elsene op 9 november 1874. De online genealogieën kennen in het beste geval alleen haar eerste naam. In Steenhuffel kende men haar daarentegen zeer goed. Zij volgt. Jules Joseph Jean Quirini (1827-1884) x Clementine Amélie Louise vanden Elsken (1838-1904) Marie Charlotte Josephe Quirini (1860-1930) x1883 Henri Leo M. L. Zoude (1854-1909)

Amélie Emma Marie Josephe Quirini (1863-1929) x 1885 Ambroise Héliodore Ch. Gh. Bequet

Charles Victor Quirini (1864-1866)

Fernand Arnold Marie Joseph Quirini (1866-1932) x 1889 Joséphine Cél. M.Piéret (1868-1945)

Jules Joseph Quirini stierf op 8 juli 1884 in Pont-de-Loup. Clementine vanden Elsken stierf op 19 maart 1904 in Nice (Frankrijk). 88

Gabrielle Louise Marie Joseph Quirini (1874-1943) x1902 Réné Léon Marie Gh. Carton de Wiart (1867-1906)


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Quirini in Steenhuffel. De naam Quirini (Querini) is voor 1900 in ons gemeentelijk archief maar drie keer te vinden. 1. Op 20 september 1876 liet de heer Quirini door de gemeente een ‘verklaring’ aan de procureur des konings bezorgen. Wat daarin stond weet ik niet maar ik vermoed dat het om een geval van klein vandalisme ging. Wie het echt wenst te weten moet in het archief van de procureur gaan zoeken en meer bepaald in diens brief aan de gemeente’ Steenhuffel nr. 34766 van 16 september van hetzelfde jaar. De volgende vermeldingen gebeurden postuum. 2. Op 24 september 1886 beklaagde Jean Baptiste Van Bellinghen, een handelaar uit SintGillis-Brussel, die jachtrechten in een gebied in Steenhuffel huurde, er zich bij de arrondissementscommissaris over dat champetter Pieter Damiaan De Maerschalck een deel van zijn tijd verdeed door voor andere jagers als trakker (wildopjager) op te treden. Het antwoord van de gemeente Steenhuffel was ferm en luidde aldus:“Wij laten u weten, mijnheer, dat onze veldwachter geen gebruik maakt van achter de jagers te loopen. Eén enkele maal heeft hij Mr. Querini vergezeld die slechts sedert drij jaar ééne maal heeft komen jagen, die nogtans vele goederen en jacht bezit in Steenhuffel, dewijl mijnheer Van Bellinghen er bijna geene bezit. Mijnheer Querini heeft de veldwachter verzocht om hem te vergezellen om zeker te zijn van geene overtredingen te doen en dit zou zeker geen enkel veldwachter weigeren. Wij zijn van gevoelen, mijnheer, dat de veldwachter geenszins buiten zijn plichten gegaan is met de eene of anderen eenen dienst te bewijzen.” Hierbij moet opgemerkt worden dat dezelfde Van Bellingen in juni 1880 had geprobeerd om zijn privé-jachtwachter Charles Louis Goossens door de gemeente te laten betalen door hem als hulpveldwachter te laten benoemen. De gemeente had dat toen resoluut geweigerd aangezien “in Steenhuffel niet meer misdrijven en diefstallen gepleegd worden dan in de buurgemeenten; onze veldwachter klaagt niet over zijn dienst die hij tot volledige voldoening van het gemeentebestuur en van al onze inwoners verricht; de benoeming van een hulpveldwachter wordt hier door niemand gevraagd.” Deze zaak is uiteindelijk tot op het bureau van de provinciegouverneur gekomen, maar werd door deze op 14 oktober zonder verder gevolg geklasseerd. Wij onthouden dat Jules Joseph Jean Quirini, de eigenaar van het Kaashof, gedurende de laatste drie jaren van zijn leven, slechts één keer in Steenhuffel komen jagen is. 3. Midden april 1896 werd er in het Kaashof ingebroken. Op 20 april, om 11u35 stuurde de commandant van de Gendarmeriebrigade van Wolvertem naar de burgemeester van Steenhuffel het volgende telegram: “Verzoek onmiddellijk te laten weten als daders der diefstal bij Quirini bekend of onbekend zijn, of als er vermoedens zijn en op wien. Is de diefstal belangrijk?” Het antwoord van de burgemeester heb ik nog niet gevonden. Maar er wordt nog altijd intensief naar gezocht.

89


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Uit https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134058 48: “Onder Emmanuels schoonzoon en erfgenaam, Jules Quirini, worden rond 1883 de voornaamste verbouwingen aan het Kaashof uitgevoerd. Het 17de-eeuwse 'speelhuis' (moet 18de eeuwse zijn) – een bescheiden baksteenbouw van twee bouwlagen (met natuurstenen negblokken en onderdorpels) van drie bij drie traveeën onder een zadeldak en tussen twee met vlechtingen afgewerkte puntgevels – wordt naar het noorden toe verlengd met een even grote uitbouw. De getrapte puntgevels zouden het geheel een traditionalistisch uitzicht geven en de verbouwingssporen en naden worden weggewerkt onder een dikke pleisterlaag. De nieuwe hoofdtoegang in de zuidgevel wordt voorafgegaan door een met leilinden omzoomd pleintje, een miniversie van de traditionele 'cour d'honneur'. De rij Italiaanse populieren (Populus nigra 'Italica', waarvan er nog één overblijft) langs de westgevel en een witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum) wat verderop behoren ongetwijfeld tot de door Quirini aangebrachte stoffering van de 'lustgrond'. De opslag van linde (Tilia x europaea) in deze zone zou een relict kunnen zijn van een prieel. De monumentale inrijpoort met hardstenen pijlers en een smeedijzeren hek langs de steenweg Steenhuffel-Malderen dateren vermoedelijk van later.”

48

De informatie over verbouwingen en groenaanplantingen werden grotendeels overgenomen uit ‘Historische tuinen en parken van Vlaanderen - Noordwestelijk Vlaams-Brabant: Affligem, Asse, Grimbergen, Kapelle-opden-Bos, Londerzeel, Meise, Merchtem, Opwijk, Wemmel’ van Roger Deneef en Jo Wijnant, Brussel: Vlaamse Overheid. Agentschap Onroerend Erfgoed, 2011. Ik denk dat ze betrouwbaar is. 90


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Réné Léon Marie Ghislain Carton de Wiart (1867/1904-1906) x Gabrielle Marie Louise Joseph Quirini (1874/1904-1943) Na de dood van Clementine Amélie Louise vanden Elsken onder niet opgehelderde omstandigheden in Nice op 19 maart 1904 ging het Kaashof in Steenhuffel over naar haar jongste dochter. Gabrielle Louise Marie Joseph Quirini werd geboren in de Rue de Naples te Elsene op 9 november 1874. Op 9 september 1902 trouwde ze in Elsene met Réné Léon Marie Ghislain Carton de Wiart, geboren te Brussel op 23 november 1867, zoon van Riego Benjamin Constant Carton de Wiart (doctor in de rechten en advocaat bij het Hof van Beroep te Brussel) en Marie Clémence Jeanne Ghislaine Cammaerts en dus haar achterneef. François Jean vanden Elsken (°1758 + 1837of 1857) x 1796/1801 Marie Anne Joseph Mouchet (1771-1857)

Adriaan Bonaventura Gh. Carton de Wiart (1816-1877) x Zoë Marie Isabelle Ryan (1838-1892) Leon Constant Ghislain Carton de Wiart (1854-1915) x 1879 Ernestine Wenzig (1860-1886) xx 1888 Mary James (1861-1936)

Isabelle Josine vanden Elsken (1797-...) x 1815 Alexandre Joseph Guillain Carton (1781-1851) rentenier

Emanuel François Joseph van den Elsken (1802-na 1869 voor 1879) x 1837 Charlotte Brown (1799-1890)

Riego Benjamin Carton de Wiart (1825-1896) x Marie Clém. Jeanne Ghisl. Cammaerts (1844-1925).

Clementine van den Elsken (1838-1904) x 1859 Jules (Joseph) Quirini (1827-1884

Réné Léon Marie Ghislain Carton de Wiart X (1867-1906)

Gabrielle Louise Marie Joseph Quirini (1874-1943)

De familie Carton de Wiart Naast René Leon hadden Riego Benjamin Constant Carton de Wiart (Ampsin 1825-St.-Gillis 1896) en Marie Clémence Jeanne Ghislaine Cammaerts (Brussel 1844-Etterbeek 1925) nog andere kinderen. Hieronder noem ik ze allemaal. - NN (jong gestorven). - Charles Victor (1866-1878). - René Leon (1867-1906) x Gabrielle Louise Quirini. - Henri Victor (1869-1951) x Eugenie Juliette Verhaegen. - Maurice Emmanuel (1872-1935) - Edmond Constant (1876-1959.) x Louise de Moreau de Bioulx De laatste vier werden in 1904 in de Belgische adel opgenomen. 91


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Familiefoto uit 1901 (bron: flickr.com/photos/halflants). Hierop. Zittend van links naar Rechts: Maurice Emmanuel, moeder-weduwe Marie Clémence Jeanne Cammaerts, Eugenie Juliette Verhaegen, Henri Victor. Staand van links naar rechts: René Leon en Edmond Constant Carton de Wiart.

Maurice Emmanuel Carton de Wiart, geboren te Brussel op 28 januari 1872, werd priester, bisschop en apostolisch protonotaris (een zeer hoge kerkelijke functie en/of onderscheiding.).Hij bracht het laatste deel van zijn leven door als pauselijk gezant en vicaris-generaal van kardinaal Bourne, de aartsbisschop van Westminster. Hij stierf in Londen op 25 juni 1835.

Edmond Constant Carton de Wiart. Volgens zijn persoonlijke pagina op Wikipedia studeerde hij in 1898 in Leuven af als doctor in de rechten en de politieke wetenschappen, waarna hij zich aan de universiteiten van Rome, Parijs, Oxford en Berlijn vervolmaakte. Terug in België werd hij buitengewoon hoogleraar aan de Leuvense universiteit. Hij werd ook secretaris en kabinetschef van Leopold II en speelde een belangrijke rol in de onderhandelingen waardoor diens Congo Vrijstaat door de Belgische Staat werd overgenomen. Hij verdedigde Leopold II tegen de vooral Engelse aantijgingen van genocide 49 en heeft ook aan het tot stand komen van de ‘Koninklijke Schenking’ meegewerkt. Daarnaast was hij directeur bij de Société Générale de Belgique en 46 jaar lang voorzitter van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen. In 1910 trouwde hij met Louise Marie Henriette Ignace Ghislaine de Moreau de Bioulx (1883-1970), een eredame van koningin Elisabeth (onscherpe foto van het koppel hiernaast). 49

Terwijl ik deze regels schrijf (juni 2020) worden de standbeelden van Leopold II overal te lande beklad en van hun sokkel gehaald. Niet helemaal onterecht maar met weinig respect voor kunst, kunstenaar en vroegere belastingbetaler. Edmond Constant Carton de Wiart heeft wellicht nooit een monument gekregen. Dat is dus werk gespaard. 92


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

In 1911 werd hij in de Belgische adel opgenomen. In 1922 kreeg hij de titel van baron en in 1954 werd hij graaf. Tijdens de 1ste wereldoorlog werd hij vrijwilliger bij de Karabiniers en werd hij de vertegenwoordiger van de regering in Le Havre in de ‘Commission for relief in Belgium’ die door Herbert Hoover was opgericht. Hij zat als expert in de Belgische delegatie bij de Vredesconferentie in Parijs. Hij verbleef toevallig in zijn buitenverblijf te Marche-lez-Dames toen koning Albert I daar met fatale gevolgen van de rotsen viel. Vermoedelijk is er geen verband. Na de 2de wereldoorlog ijverde hij voor de terugkeer van Leopold III naar België. Van 1951 tot 1954 was hij als grootmaarschalk in dienst van de jonge Boudewijn aan het koninklijk hof. Hij stierf te Sint-Lambrechts-Woluwe op 3 december 1859.

Links: Edmond Carton de Wiart met zijn neefje Xavier in (1931) Rechts: Edmond toen hij al veel medailles had

Henri Victor Marie Ghislain Carton de Wiart. Geboren te Brussel op 31 januari 1869. Op 21 april 1897 trouwde hij te Watermaal-Bosvoorde met Eugénie Juliette Verhaegen (1872-1955, dochter van Jean Georges en Marie Rommel en kleindochter van de stichter van de U.L.B.). Zijn loopbaan in vogelvlucht: (gebaseerd op een wat overdreven lofrede van Yves Schmitz in de ‘Biographie Nationale’). - 1881-1890: Middelbare studies in Aalst en studies filosofie en rechten in Brussel (en kort ook in Parijs en Bonn). - 1890; Ingeschreven bij de Balie van Brussel. - 1895: Gemeenteraadslid in Sint-Gillis-Brussel. - 1906-1908: Determinerende rol in de debatten waardoor de Congo Vrijstaat van Leopold II aan de Belgische Staat werd overgedragen. - 1896-1951: Volksvertegenwoordiger voor de Katholieke partij. - 1911-1918: Minister van Justitie (de 4 laatste jaren in de regering in ballingshap in Le Havre). Omdat zijn broer Edmond secretaris was van Leopold II kon Henri maar lid van een regering worden nadat de koning gestorven was en zijn broer voor de Société Générale was gaan werken. - 1918: Minister van Staat. - 1920-1921: Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. 93


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

- 1921: Benoemd tot Graaf. - 1922: Doctor honoris causa aan de universiteit van Leuven en Straatsburg. - 1922: 4 Maanden durende Congo-reis. - 1923: Voorzitter van de Federatie der Belgische advocaten. - 1928-1935: Belgisch afgevaardigde bij de ‘League of Nations’, een voorloper van de V.N. - 1932-1934: Minister van Arbeid, Sociale voorzorg en Hygiëne. - 1940-1915: Lid van de regering in ballingschap in Londen. - 1950: Minister van Justitie. Henri Carton de Wiart verzamelde talloze hoge eretekens van over de hele wereld en was de auteur van een groot aantal historische studies, romans en reisverslagen. Hij stierf op 6 mei 1951 na een korte ziekte in het ziekenhuis te Ukkel.

Henri Carton de Wiart (2x) (in het midden een portret van Martin Bollé uit 1945) en zijn vrouw Eugénie Verhaegen.

94


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

René Leon Carton de Wiart en Gabrielle Louise Quirini. Terug naar ons verhaal over het Kaashof. Op 9 september 1902 trouwde Gabrielle Louise Marie Joseph Quirini met de derde broer Réné Léon Marie Ghislain Carton de Wiart, René Leon was geboren in Brussel op 23 november 1867. Over zijn opleiding is eigenlijk niet zoveel geweten. In ieder geval werd hij officier bij de Gidsen en kwam hij in het door de Britten gecontroleerde Egypte terecht waar hij onder bevel van Lord “Sirdar” Kitchener aan een aantal veldslagen zowel in Egypte als in Soedan heeft deelgenomen. Vooreerst twee bedenkingen daarbij: 1. Wat de militaire esbattementen in Egypte en Soedan betreft. Voor 1882 had Egypte zich in de Franse invloedsfeer bevonden. Maar daarna had Engeland het overgenomen. Begin 1883 werd onder meer veldmaarschalk Horatio Herbert Kitchener naar Caïro gezonden om er het Egyptische leger te helpen reconstrueren. Dat leger werd geleid door Britse officieren maar stond nog wel, althans in naam, onder de soevereiniteit van de Egyptische Khedive (onderkoning). Omdat de Fransen en Italianen hun invloed aan de oevers van de Nijl (Egypte, Soedan, Ethiopië) wilden veilig stellen of vergroten is het de volgende jaren geregeld tot schermutselingen gekomen. Niet zozeer tussen hen onderling maar met de plaatselijke volkeren (hoofdzakelijk de Mahdi-aanhangers in Soedan 50) wiens grond men wilde veroveren voor iemand anders dat deed. Kitchener stond daarbij aan het hoofd van de Anglo-Egyptische troepen. Hoe onze René Carton de Wiart, weliswaar een militair, daarbij betrokken raakte, is een raadsel maar wel een feit. Ik heb eens opgezocht bij welke veldslagen hij aanwezig kan of moet zijn geweest. - 3 Augustus 1889: de Slag van Toski. Een gevecht in het zuiden van Egypte tussen de Anglo-Egyptische cavalerie en 6.000 Soedanezen die er het Mahdi-geloof wilden verspreiden. De Mahdi’s leden er een verschrikkelijke nederlaag. - 7 Juni 1896: de Slag van Ferkeh (Firketh). Een leger van Soedanese Mahdiaanhangers werd door de troepen van Kitchener verrast en verslagen. Deze veldslag wordt algemeen beschouwd als het begin van de herovering van Soedan. - 17-13 September 1896: de Slag van Hafir. Een volgende fase in de Mahdi-oorlog waarbij Kitchener een Soedanese aanval afhield, de stad Dongola veroverde en naar de Atbara (rivier in Noordoost Soedan) op kon rukken. - 8 April 1898: de Slag van Atbara. De Engels-Egyptische troepen versloegen hier opnieuw 15.000 Mahdi’s. - 2 September 1898: de Slag van Omdurman. Kitchener versloeg met zijn zeer gedisciplineerd en goed uitgerust leger de in aantal dubbel zo sterke maar slechtbewapende troepen van Abdullah al-Taashi (of Abdullah Ibn-Mohammed Al-Khalifa of Abdullah al-Khalifa of Abdullahi al-Khalifa) die Muhammad Ahmad, die zichzelf tot Mahdi uitgeroepen had, was opgevolgd. Deze slag was beslissend voor de herovering van Soedan en Khartoem, die echter pas zou bezegeld op ... - 25 november 1899: met de Slag van Umm Diwaykarat, waar de laatste restjes van de Mahdi-staat verslagen werden.

50

Een Islamitische Messias die de religie komt herstellen en rechtvaardigheid in de wereld komt brengen. 95


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Kitchener in Soedan (het begin en het einde van de Mahdi-oorlogen staan wel niet op deze kaart).

Enkele hoofdrolspelers. Van Links naar Rechts: Kitchener, Muhammad Ahmad, Abdullah Ibn-Mohammed Al-Khalifa, Réné Leon Carton de Wiart. 96


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

2. Terwijl ik niet ontdekte wat een Belgisch edelman, weliswaar een militair, in het Ottomaans-Egyptisch-Britse leger te zoeken had, heb ik wel een goede verklaring voor zijn verhuis naar Egypte gevonden. Zeer waarschijnlijk had die alles te maken met de aanwezigheid daar van zijn oudere neef Leon Constant Ghislain Carton de Wiart (1854-1915, zoon van Adriaan Bonaventure en Zoë Marie Isabelle Ryan. Leon Constant werd advocaat, magistraat en raakte betrokken bij de voorbereiding van het Heliopolis Oasis project dat 10 km. noordoost van Caïro, op de plaats van het oude Heliopolis, een nieuwe stad wilde bouwen. Vanaf 1904 werd dat het project van Belgische Industrieel Empain die in 1905 bovendien de vergunning kreeg om tussen Heliopolis en Cairo een elektrische tramverbinding aan te leggen (de Cairo Electric Railways and Heliopolis Oases Company). Leon Constant Carton de Wiart is bijgevolg voor enige tijd naar Caïro getrokken. In 1879 trouwde hij daar met Ernestine Zephiryne Emilie Wenzig. Hun zoon Adrian werd weliswaar in 1880 in Brussel geboren (in wel geïnformeerde kringen dacht men dat die een natuurlijke zoon was van Leopold II) 51 maar na de dood van zijn eerste vrouw in 1886 is haar weduwnaar definitief naar Caïro teruggekeerd. In 1888 hertrouwde hij er met Mary James en omstreeks 1906 werd hij er directeur van de Cairo Electric Railways and Heliopolis Oases Company. Hij is er in 1915 gestorven.

Links: de’ villa Empain in Heliopolis (1907) – rechts: de electrische tramlijn in Heliopolis.

Voor zijn huwelijk was Réné Leon Carton de Wiart dus al luitenant-kolonel in het OttomaansEgyptische leger. Daarna geraakte hij, in navolging van zijn neef Léon, in de kring van zakenlui, industriëlen en juristen rond baron Edouard Empain, die Heliopolis ging bouwen. Hij werd Belgisch consul in Caïro, vertrouweling van de Egyptische khedive of onderkoning Abbas II en kreeg er de titel van Bey (Bey was aanvankelijk de titel van de gouverneur van een provincie in het Ottomaanse Rijk, daarna werd het een eretitel en nu is het tot een beleefde aanspreektitel verwaterd). In een artikel ‘The Belgians of Egypt’, verschenen in de krant ‘Egyptian Mail’ van 13 mei 1995, gaat Samir Raafat dieper in op de aanzienlijke bijdrage die Belgische industriëlen en diplomaten op het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw aan de ontwikkeling van Egypte geleverd hebben. Daarin noemt hij expliciet de naam van René Carton de Wiart als officier in het paleis en het huishouden van de Khedive. Hij 51

Sir Adrian Paul Ghislain Carton de Wiart werd een zeer gerenommeerde Britse Luitenant-generaal, onderscheiden in de Boerenoorlog en in beide wereldoorlogen. 97


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

en meester Leon Carton de Wiart waren daar graag gezien omdat ze – via Edmond Constant Carton de Wiart (zie hoger) – een directe verbinding hadden met het Belgische koningskuis. In 1904 werd René ook in België tot de erfelijke adelstand verheven.

Een verhaal over een blanke slavin en een arabische volbloedhengst.

Abbas II Helmy

Ikbal Hanim

Marianna Török

Zwarte Arabische volbloedhengst

Lang geleden, toen de mensen elkaar nog verhaaltjes vertelden, wist iedereen in Steenhuffel dat ‘Madame Carton’ de zwarte Arabische volbloedhengst, die men in haar weide bij het Kaashof kon bewonderen en die soms voor de sjees waarmee zij in het dorp haar brood en vlees ging kopen, ingespannen werd, wel... dat ze die van de koningin van Egypte had gekregen. We weten intussen dat haar man een vertrouweling was van de Onderkoning Abbas II. Het is vrij zeker dat ook Gabrielle Louise Quirini na haar huwelijk in 1902 in Caïro, misschien zelfs in het koninklijk paleis, heeft gewoond. Maar wie was die onderkoningin of khediva? Abbas II Helmy (1874-1944) was de laatste khedive of onderkoning van Egypte en Soedan. Hij regeerde van 1892 tot 1914. Hij was twee keer getrouwd. Een eerste keer met de slavin Ikbal Hanim (1876-1941), ook bekend als Khediva Ikbal Khanum Effendi, die hem tussen 1895 en 1902 zes kinderen gaf maar waarvan hij in 1900 al scheidde. Pas in 1910 hertrouwde hij met zijn tweede vrouw Marianna Török van Szendrő (1777-1968), een in Amerika geboren Hongaarse gravin waarmee hij echter al eerder een relatie had. Voor 1902 en nà 1906 is madame Carton niet in Egypte geweest. Wie lost dit raadsel op?

Het tragische einde van René Leon Carton de Wiart René Carton de Wiart kwam tragisch om het leven op 17 oktober 1906 toen hij naar België terugkeerde met het schip “Grosser Kurfurst” en in de baai van Napels overleed.

98


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Omdat er nog veel plaats in dit boekje is, enkele weinig ter zake doende afbeeldingen van de Grosser Kurfurst, gemaakt in de periode 1905-1910 (later soms bijgewerkt en ingekleurd) en voordat het luxueuze passagiersschip tijdens de 1ste wereldoorlog door de Amerikanen in beslag genomen werd en tot het oorlogsschip USS Aeolus werd omgebouwd (Bron: https://www.youtube.com/watch?v=9ecJtNJ2uvg) Hieronder de mensen die kunnen geweten hebben wat er op 17 oktober 1906 in Napels is gebeurd: links de officieren, rechts de bemanning.

Over de juiste omstandigheden van het overlijden van René Carton de Wiart heb ik niets gelezen maar 3 dagen na zijn dood, op 20 oktober 1906 verscheen, van de hand van Georges Ramaekers, een artikel in Le Matin onder de titel “La moderne Héliopolis, Le lieutenant colonel René Carton de Wiart-Bey”. Het wordt bewaard in het Fonds Carton de Wiart in het Rijksarchief. Ik verwachtte daar interessante dingen in te vinden en heb voor de niet geringe prijs van 40 Euro een scan besteld en ontvangen. Wel, die viel een beetje tegen. Behalve een foto van 99


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

de betrokkene gaat dat artikel vooral over de heer Empain. Hieronder een volledige reproductie. Alleen het vrij korte en weinig informatieve deel over de eigenaar van het Kaashof heb ik vertaald

Over de laatste van de in Egypte actieve Belgen waar ik iets over wilde vertellen kwam er gisteren uit Napels een telegram met de mededeling dat hij door de dood werd neergemaaid. Het is wijlen luitenant-kolonel René Carton de Wiart-Bey wiens zeer bijzondere carrière ik mij had voorgenomen hier te loven. Alleen de Engelse officieren kunnen het Egyptische leger vervoegen. Het systeem dat er wordt toegepast is hetzelfde als datgene waarmee het Belgische leger zijn officieren uitleent aan de Congolese staat. Toch was er een Europese officier die een uitzondering op deze strikte regel vormde en dat was precies de oudere broer van de Brusselse volksvertegenwoordiger en de secretaris van de koning. De naam Wiart is glorievol in Egypte. Het broederlijk verdriet van mijn vrienden zal getemperd worden door de bedenking dat hun oudere broer één der eersten van onze expansionisten was.

100


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Madame Karton. De jonge weduwe hertrouwde nooit en bracht daarna een groot deel van haar leven door op het Kaashof in de Plas te Steenhuffel dat ze na de dood van haar moeder in 1904 had geërfd. Uit https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134058:“Zij breidde het park uit in noordelijke richting ten koste van de boomgaard en legde het net van paden aan, dat op een schets van rond de Eerste Wereldoorlog wordt afgebeeld en nog ten dele in het microreliëf zichtbaar is. Het centrale heuveltje met de beuk (Fagus sylvatica) en een tweede heuveltje langs de westrand – wellicht bedoeld als uitzichtpunt – maakten deel uit van de nieuwe lay-out. De bomengordel rond het park werd verrijkt met witte paardenkastanje, bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea'), Hollandse linde (Tilia x europaea) en robinia (Robinia pseudoacacia). Het achterste, noordelijkste gedeelte van het voormalige boomgaardperceel werd als moestuin door een haag van de rest afgescheiden. De siertuin, waarin een Arabische volbloed ronddraafde die de weduwe "Carton de Wiart Bey" uit Egypte had laten overkomen, besloeg de facto circa 1 hectare 25 are” Het toponiem ‘Kaashof’ werd vrij snel door ‘madame Karton’ vervangen en dat wordt door de ouderen onder ons nog altijd gebruikt. Recente luchtfoto van het Kaashof via Google Earth. Er is werk aan om het terug in de toestand te krijgen waarin madame Karton het heeft achtergelaten. 101


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Over centen. In het jaar 1908 werd het kadastraal inkomen van de goederen van het Kaashof gewaardeerd op 4.166,88 fr. ‘Madame Carton’ betaalde toen 450,86 fr. belastingen aan de Belgische Staat (291,68 fr. grondlasten en 159,18 fr. personenbelasting). Ter vergelijking: de Lalaing, graaf, Jaques Mertens Van Humbeeck, weduwe J.B., Merchtem Vertonghen Vital en Vertonghen-Moortgat, Smisstr. (burgem.) Carton de Wiart Quiriné René, rue Vlees (Kaashof) De Mesmaecker-Van Ranst, wed. Fidèle, Dorp 9 (brouwer) Bouviez-Parvillez Pierre Henri, Ixelles (op de Campagne) Dandelot-Rodriguez d’Evora y Vega, burggravin, Brux (op de Bouw) Moortgat-Van Langenhoven Charles Louis, Dorp 20 (brouwer)

kadastr. 17514,26 6732,69 5478,94 4.166,88 2.862,34 ? 4.382,10

grondlasten 1225,98 470,91 383,52 291,68 200,38 323,10 306,26

person.bel. 0 0 76,38 159,18 71,16 0 0

patentrecht 0 0 0 0 86,40 0 0

totaal 1.225,98 470,91 459,90 450,86 357,84 323,10 306,26

1.576,20

110,34

144,34

75,6

262,24

Bron: uitgaande correspondentie van de gemeente Steenhuffel, los blad (ca 31 december 1908).

Het Kaashof als asiel. Een (wellicht graaggeziene) gast op het Kaashof was Juffer Orianne, de dame die met haar ploeg uit Londerzeel tijdens de eerste wereldoorlog enkele duizenden gesneuvelde en amper begraven soldaten ontgroef, identificeerde en treffelijk liet herbegraven, en die verantwoordelijk was voor de oprichting van talloze oorlogsmonumenten in onze streek en ver daarbuiten. Maar deze juffrouw Orianne was geen sant in eigen land (ik bedoel in Londerzeel), het voorwerp van insinuaties en achterklap, en heeft na de oorlog haar woning in Londerzeel (de villa Cara in de Drietorenstraat) voor een huis van de familie in Brussel geruild. Uit haar persoonlijke correspondentie weet ik echter dat ze in de zomers van 1924, 1925 en Orianne op de cover van Pourqoui Pas? van 15 mei 1925.

De patatjes van madame Carton. Een oorlog, en zeker een wereldoorlog is een slechte tijd voor iedereen. De kasseien in de Gewijde Boomstraat te Elsene waren niet geschikt om er veldvruchten op te kweken. De Duitse bezetter had dat moeten weten maar deed niet liever dan de gemeentelijke administraties met lastige vragen te koeioneren. Op 27 september 1916 verstuurde de gemeente Steenhuffel de volgende brief. “Aan de Zivilkommissar bij de Kaiserlichen Kreischef, Brussel - Ik heb ik de eer u te laten weten dat het juist is dat Mme Carton de Wiart op haar land, dat haren eigendom is, zelf aardappelen heeft geplant. De gemeente heeft er niets op tegen dat zij deze aardappelen naar hare woning te Brussel, Rue de l’Arbre Bénit 97, vervoert.” Het kan nuttig zijn om een schoonzus van een minister van Staat te kennen. Graaf Henri Carton de Wiart, de schoonbroer van Gabrielle Marie Louise Joseph Quirini, was in 1928 geen minister, en zeker geen minister van justitie meer, maar toch was de burger102


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

meester van Steenhuffel, hierbij ongetwijfeld door de eigenares van het Kaashof gesteund, niet te verlegen om hem op 24 juli van dat jaar de volgende brief te sturen. “Aan graaf Carton de Wiart, Staatsminister te Brussel ... te vragen of er geen middel zou zijn den genaamde De Pauw Jan Paul, geboren te Steenhuffel den 28-2-1883 en veroordeeld te Brussel, Cour d’Appel den 16 april 1928 voor jachtmisdrijf, een jaar uitstel te doen bekomen voor het gevang. Dan heeft hij twee kinders op negen die eenig werk zouden kunnen verrichten. Hij heeft nu zijn ordre d’écrou (opsluitingsbevel) ontvangen.” Gabrielle Louise Marie Joseph Quirini overleed kinderloos op 23 september 1943.

De pachters van het Kaashof. Na de familie de Maerschalck die in 1799 nog de hoeve van het Kaashof huurde, heb ik het niet meer over de pachters gehad. En dat heeft een reden. Ik heb er niet hard naar gezocht. In de bevolkingsregisters die kort na 1830 begonnen zijn, moet de geïnteresseerde ze zeker kunnen vinden. Intussen toch al dit: Van Ranst-Vanden Borre (1890-1911). In 1890, 1894 en 1905 heette de pachter Charles of, om meer precies te zijn, Karel Lodewijk Van Ranst. Hij was geboren in Steenhuffel op 4 augustus 1851, zoon, van Petrus Josephus uit Eikevliet en Barbara Theresia Van Nuffel uit Steenhuffel. Op 11 juli 1888 was hij in Brussegem getrouwd met Maria Theresia Josephina Vanden Borre (° Brussegem 10/2/1856). Voor 1900 heb ik in Steenhuffel geen kinderen gevonden. In 1910 werden ze op de boerderij geholpen door het inwonende echtpaar Pieter Joseph Benedict de Smedt (° Merchtem 3 augustus 1881) en Maria Eugenia Vanden Borre (° Brussegem 1 oktober 1883) die op 22 mei 1909 in Brussegem waren getrouwd. Van Ranst is zijn stiel niet onder een gelukkig gesternte begonnen. Op 5 mei 1890 werd door de rijksveearts Louis Van Passen bij 3 van zijn varkens het bijzonder besmettelijke ‘Rouget’ (vlekziekte) vastgesteld. Bij een nieuwe controle op 7 juli, door Van Ranst zelf aangevraagd, bleek een zeug nog dezelfde ziekte te hebben. De vlekziekte had zich in oktober en november 1889 voor de eerste keer in Steenhuffel op 9 boerderijen gemanifesteerd. In 1890 werden naast Van Ranst nog 8 andere bedrijven getroffen. Daarna, tot 1894 beperkte het probleem zich tot 1 à 2 gevallen per jaar behalve in november 1892 toen er een lichte heropflakkering was met 4 gevallen. Ook de stier van Charles van Ranst heeft, om een heel andere reden, het correspondentieregister van de gemeente Steenhuffel gehaald. Op 3 november 1891 liet secretaris J. Verhaegen, in naam van burgemeester Vital Vertonghen en schepencollege met enige fierheid aan de arrondissementscommissaris weten: “Mijnheer de commissaris. Gevolg gevend aan uw brief van 27 oktober laatsleden nr. 3047E laten wij u weten dat de heer 103


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Charles Van Ranst zijn stier nog altijd heeft en als openbare dekstier laat gebruiken. Hij is dus in regel met art. 12 van het reglement ter verbetering van het runderras.” Edoch... Op 7 september 1892 volgde er een andere brief, deze keer gericht aan de provinciegouverneur: “Wij laten u weten dat de heer Charles Van Ranst niet meer in het bezit is van zijn (prijs)stier. Hij heeft hem ongeveer een maand geleden verkocht.” En nu we het toch over de beesten van de Kaashoeve hebben... “Steenhuffel den 31 maart 1895. Wij ondergeteekenden, Joseph Dons en Van de Voorde Louis, landbouwers en geburen van den heer Charles Van Ranst, pachter in den Plas te Steenhuffel, verklaren dat het bij onze kennis is dat gezegde Van Ranst zijne koei, rood-wit inlandsch ras, van den ouderdom van omtrent 5 jaren, in zijn bezit heeft van haar geboorte tot den dag dat hij dezelve verkocht heeft” Dit attest was op 28 maart gevraagd door het slachthuis van La Louvière, waar de koe op 15 maart geslacht was en vanwege tuberculose voor verbruik was afgekeurd. Het moest dienen om Van Ranst een schadevergoeding te kunnen laten vragen. En dan nog dit... Ik besef dat mijn verhaaltjes in sneltempo aan historisch belang verliezen, maar ik wil zo volledig mogelijk zijn. Eind maart of begin april 1894 moet er in Steenhuffel iets zeer ernstigs zijn voorgevallen. Op 12 april werden de jachtwachters Jan Piessens en François Devylder, samen met landbouwer Charles Van Ranst, per telegram verzocht om zich de volgende dag, om 10 uur, in het kantoor van onderzoeksrechter Eduard Mechelynck te Brussel te presenteren. Nu had het station van Steenhuffel al wel een telegraaf maar een rechtstreekse treinverbinding tussen Steenhuffel en Brussel was er niet. En het laatste deel van de tramlijn van Londerzeel naar Brussel werd pas op 1 december 1894 voor de dienst van reizigers en goederen geopend. Bovendien kende men in Steenhuffel alleen de jachtwachters Jean Louis Piessens, alias Vlekken, en Jean François De Velder, alias den Witten. De heer Mechelynck is bijgevolg zelf naar Steenhuffel mogen komen. Wat hij op 16 april om 11 uur ook heeft gedaan. Mochten we nu nog weten wat er toen tussen deze mensen besproken werd... Het heeft helaas niet mogen zijn. Maar voor het doden van een haas door hagel uit een verkeerd geweer verplaatste een onderzoeksrechter zich waarschijnlijk niet. Maar zie: wie blijft zoeken vindt soms wel eens wat. Op blz. 80 van mijn eigen boek “Misdaad- en misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel” staat een groot deel van dit verhaal. Het heeft helaas niets met het Kaashof te maken. In de lente van 1893, aldus een brief van de burgemeester van 20 april 1894, “had de jachtwachter Piessens proces verbaal opgemaakt ten laste van Jean Juchtmans vanwege een meningsverschil dat tussen hen beiden was gerezen. Deze garde Piessens is naar het gemeentehuis gekomen om het proces verbaal uit te schrijven en op hetzelfde ogenblik is ook heer Juchtmans op eigen initiatief gekomen. Ze zijn toen akkoord geraakt en Juchtmans heeft aan Piessens 5 frank betaald als vergoeding voor de beschadiging van de kolf van zijn geweer.” Maar terwijl de gevolgen van dit meningsverschil in 1893 nog beperkt bleven tot een beetje schade aan een jachtgeweer is het een jaar later tot een nieuwe twist tussen beide mannen gekomen. En deze keer werden ook lijf en leden van Piessens enigszins gemolesteerd. Dat moet in de buurt van het Kaashof gebeurd zijn en collega jachtwachter De Velder en boer van Ranst waren daar als getuigen bij aanwezig. Ik heb geen veroordeling ten laste van Juchtmans gevonden. Althans niet voor de hier genoemde feiten.

104


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Cools-Vande Voorde (1912-1919) In 1912 zijn er nieuwe mensen op het pachthof van de Kaashoeve komen wonen. Dat waren Denis Cools (° Steenhuffel 13 februari 1887 + Steenhuffel 30 november 1960, zoon van Franciscus Ludovicus en Rosalia Francisca Crick) en Maria Francisca Vande Voorde (° Steenhuffel 13 mei 1889, dochter van Michaël en Maria Elisabeth Avidia Le Maire). Zij waren op 13 januari van dat jaar getrouwd. In 1912 en 1913 werden op de boerderij 2 kinderen geboren. Voor 1919 is er nog een derde bijgekomen maar dat was misschien niet meer op de boerderij. Denis Cools heeft immers niet als pachter maar als champetter een plaats in onze lokale geschiedenis gekregen. Van 1919 tot 1952 heeft hij hier in die functie zijn strepen verdiend. Jozef Janssens (vanaf 1936). In 1936 werd Jozef Janssens uit Rossem de nieuwe pachter van de hoeve. Zijn bijnaam was ‘de Mus’. Ook dàt werd al gauw een veelgebruikt toponiem.

105


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

En nu ... Het is mijn gewoonte om mijn opzoekingen tot ca 1920 te beperken. Ook hier wijk ik daar niet al te veel van af. Ik eindig met wat ik nog op https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134058 heb gevonden. “Toen het landgoed in 1976 door de huidige eigenaars werd opgekocht, verkeerde het in een verregaande staat van verval. Het huis werd grotendeels ontpleisterd en het interieur vernieuwd. De moestuin achteraan was sinds lang door vlierstruiken en opslag allerhande overwoekerd; deze zone bleef grotendeels ongemoeid. In het vroegere parkgedeelte, een open gazon dat gedeeltelijk door solitaire bomen overschaduwd wordt, herinneren enkele fruitbomen – onder meer een liggende zwarte moerbei (Morus nigra) – nog aan de oorspronkelijke boomgaard. De drukke verbindingsweg tussen Steenhuffel en Malderen zorgt voor de onvermijdelijke geluidshinder, maar desondanks gaat van de plek een zekere bekoring uit.”

Bron van de afbeeldingen: links www.Londerzeel.be – rechts https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134058

106


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

foto Dirk De Baere

Boven en onder: Google Streetview

107

Louis De Bondt 2020


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

108

Louis De Bondt 2020


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

Louis De Bondt 2020

Inhoud Vooraf Deel I – Het Cloothof Eén van de vier groot-Londerzeelse hoven aan de laat-Romeinse heirbaan van Asse naar den Briel? De bewoners van het Cloothof Arnold vanden Cloote (voor en na 1320) Gillis vanden Cloote (tot ca 1396) Zijn geschil met Gillis van Bouchout, heer van Diepensteyn Gillis vanden Cloote sticht een kapelanie in Steenhuffel De eerste kapelanen De voormalige Cloothoeve nà 1612 Deel II – Het Kaashof De locatie Periode 1 – De Willem sBonten stede (ca 1550-1603) De Steenhuffelse familie de Bonte Willem de Bonte en Anna van Ingelandt Het patrimonium van Willem de Bonte De politieke carrière van Willem de Bonte Willem de Bonte is een echte heer Het gezin van Willem de Bonte Merck de Bonte, Kathelijne de Moor en Marije Addiers De cijnsheerlijkheid de Bonte Merck de Bonte verbrandt zijn schepen in Steenhuffel Zijn we de Willem sBontenstede niet vergeten? Periode 2 – Nieuwe tijden, andere mensen, maar nog geen Kaashof (1604-1730) Laureys Kiekens en Jozijne vanden Bossche Jan Kiekens en Maria Bresson Vincent Anthony en Joanna Kiekens De erfgenamen van Vincent Anthony en Joanna Kiekens Periode 3 – De geschiedenis van het Kaashof (1730-1943) Jan Prevost en Barbara Sire-Jacobs Christianus Franciscus Prevost en Ida de Noter Franciscus Josephus Pauwels en Ida Prevost Jan Baptist Pauwels en Barbara Petronella Maria van den Elsken Guillaume François Emmanuel van den Elsken François Jean van den Elsken en Marie Anne Josephe Mouchet Emanuel François Joseph van den Elsken en Charlotte Brown Jules Joseph Jean Quirini en Clementine Amélie Louise van den Elsken René Léon Marie Ghislain Carton de Wiart en Gabrielle Marie Louise Josephe Quirini En nu… Inhoud

109

3 5 6 9 9 9 9 9 14 16 19 20 21 24 36 36 38 39 41 47 47 47 48 50 52 55 57 64 66 67 69 72 76 80 81 84 88 91 106 109


Geschiedenis van het Cloothof en het Kaashof te Londerzeel-Steenhuffel

110

Louis De Bondt 2020


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.