Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Auteur:
Louis De Bondt
Lay out:
Louis De Bondt
Gedrukt bij:
Create My Books
Louis De Bondt
Het volgende overzicht beperkt zich tot het ontstaan en de ontwikkeling van het Lager Onderwijs in de deelgemeenten van het huidige Londerzeel. Voor de periode nà 1920 verwijs ik graag naar de publicaties van August Meskens. Achtereenvolgens behandel ik: 1. Londerzeel 1600-1920. 2. Malderen 1596-1920. 3. Steenhuffel 1593-1920. Het lager onderwijs voor volwassenen en het daaraan gekoppelde ontstaan van de Volksbibliotheken is stof voor een afzonderlijk verhaal.
Overname is toegestaan mits vermelding van de titel van dit boek en de naam van de auteur. D/2019/Louis De Bondt.
2
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
ONDERWIJS EN ONDERWIJZERS
Londerzeel (1600-1920) door Louis De Bondt het grootste deel van de in deze bijdrage verwerkte gegevens komt uit het ‘hedendaags’ gemeente-archief van Londerzeel, dat (tot 1918) gedigitaliseerd werd door Louis De Bondt en Robert De Roeck.
I. ONDERWIJS TIJDENS HET ANCIEN REGIME Over het onderwijs in Londerzeel tijdens het ancien regime beschikken we over zeer weinig gegevens. Wat we weten hebben we voor het grootste deel te danken aan Marcel Slachmuijlders die in zijn “De Kroniek van Londerzeel” een aantal oude teksten van de schepenbank van Londerzeel heeft gereproduceerd. Bestond er in Londerzeel al vanaf het einde van de 16de eeuw of begin van de 17de eeuw een kosterschool zoals dat door het concilie van Trente (1545-1563) was gevraagd? Ik bezit daar geen bewijzen van. In 1606 maakte koster Merten Wouters (+ voor 1634), de opvolger van David De Bie, daar in een tekst waarin hij het belang van zijn functie omschreef, alvast geen gewag van. Hij zei wél (ARA schepengriffie nr. 5189) dat hij geletterd moest zijn, muziek moest kunnen lezen en spelen en Latijn moest kennen. Toch wordt hij in andere documenten ook schoolmeester en zelfs bakker genoemd. Vanaf het midden van de 17de eeuw tot op het einde van de 18de eeuw was het kostersambt (althans in Londerzeel-centrum, want de bergkapel had haar eigen personeel) meer dan een eeuw lang in het bezit van de familie Van Campenhout. Hoe het met de eerste vier generaties zit, weet ik niet maar Jan Henrik (koster van 1768 tot 1790) en Martinus (1790 en later) gaven – zoals blijkt uit de namen die ik straks zal geven zeker geen les. In 1709 woonde een zekere Bartholomeus Cuvelle in het huis op de hoek van de markt en de huidige Brusselse straat. Was hij onderwijzer? Het is zeer goed mogelijk. In juli van dat jaar deed de schepenbank van Londerzeel een oproep aan de inwoners “om aelmoesen te geven tot het maecken van een schole”, maar zonder onmiddellijk resultaat. Is dat de reden waarom Cuvelle een paar jaren later naar Steenhuffel vertrok, waar hij trouwde en met zekerheid ook les gegeven heeft. In 1734 werd in Londerzeel wél gesproken over een “schole aan de kerke” waarvan Francois Erix de schoolmeester was. Ik weet beschamend weinig over deze man. Waarschijnlijk was hij de zoon van meier Ernest Ericx en van Maria Van Zeunen en was hij op 22 augustus 1668 in Londerzeel geboren. Maar hij kan ook de zoon van griffier Hendrik Ericx zijn geweest. Mogelijk is hij getrouwd met Maria Moussché, maar dat was dan niet in Londerzeel. Hij is evenmin in Londerzeel overleden.
3
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
In 1766 werd de “schole aan de kerke” opnieuw genoemd maar deze keer zonder de naam van een onderwijzer. Op de meeste plaatsen raakte het onderwijs tijdens de Oostenrijke periode duidelijk in verval. In Londerzeel kwam er echter in 1750 een tweede school bij. Dat was in het Schaliënhuis op Sneppelaar. Petrus De Borger werd er dat jaar door de heer van de heerlijkheid Londerzeel, met akkoord van van de afgevaardigde van de prins van Oranje-Nassau, als onderwijzer aangesteld. Ook over deze man weet ik verder niets met zekerheid. Mogelijk was hij de zoon van Jan De Borger en Joanna De Bont. In dat geval was hij in Londerzeel geboren op 1 april 1731. Hij overleed – niet in Londerzeel - voor 1766 en werd in het Schaliënhuis onmiddellijk door een nieuwe schoolmeester opgevolgd. De naam van die man wordt nergens vernoemd. In tegenstelling tot zijn voorganger, was zijn aanstelling echter niet door de dorpsheer bekrachtigd. In 1766 stuurde Peeter Vanden Eeckhout zijn kandidatuur naar Gaspar Joseph Boot, die een jaar eerder de heerlijkheid van Londerzeel had gekocht. Nadat ook de pastoor zijn goedkeuring en een bewijs van goed gedrag en zeden gegeven had, werd hij op 16 september 1766 door de nieuwe dorpsheer op kasteel drietoren aangesteld. Onder de expliciete voorwaarde evenwel dat hij geen les op de Bleyenhoek zou geven (zoals hij aanvankelijk had voorgesteld) maar de onbekende meester uit het Schaliënhuis moest zien te krijgen. Of dat ook gelukt is, heb ik helaas niet gevonden. Peeter Vanden Eeckhout was de zoon van Jacobus Vanden Eeckhout en Anna Reyntens. Hij was op 14 december 1741 in Londerzeel geboren. Op 4 oktober 1662 was hij in Londerzeel getrouwd met Joanna Vandermeersch en na 1766 zijn we hem niet meer tegengekomen. Tijdens de telling van 1796, toen Londerzeel een deel van de Franse Republiek geworden was, woonde hij alvast niet meer in de gemeente.
II. FRANSEN, HOLLANDERS EN OUDE BELGEN (1794-1842)
De revolutionairen van de Franse Republiek streefden een volledig burgerlijke samenleving na en schaften daarom de voorrechten en vooral de invloed van de adel en de clerus af. De principes van vrijheid, broederlijkheid en vooral gelijkheid indachtig, moest iedereen die het wilde gelijke kansen en dus ook onderwijskansen krijgen. Aanvankelijk wilde de prefectuur de organisatie van het onderwijs zelf in handen nemen. Voor het hele kanton (waarvan de zetel toen Londerzeel was) werden 5 scholen voorzien en tijdens de zitting van de municipale raad van 6 augustus 1798 werden hiervoor onderwijzers benoemd. Voor de school van Londerzeel, die in de aangeslagen pastorij zou komen, werd dat H.F.J. Arnaerts, waarover veel te zeggen valt maar niet in dit kader want hij verkoos om vrederechter te blijven en heeft nooit les gegeven. Het valt overigens te betwijfelen of de ouders van Londerzeel hem hun kinderen zouden hebben toevertrouwd. In 1799 werd Jacobus Hermans door de municipale raad van Londerzeel als onderwijzer aangesteld. Hermans was op 25 maart 1771 in Willebroek geboren en op 5 mei 1798 in Londerzeel getrouwd met Anna Bulens. Hij was een goede citoyen want hij huwde eerst voor de wet. Tijdens zijn huwelijk werd hij als schoolmeester ingeschreven, maar bij de geboorte van zijn
4
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
kinderen in 1803 en 1807 werd hij als “cultivateur” vermeld. Met die laatste bezigheid zal hij wellicht ook meer hebben verdiend. Pas na veel tegenkanting van de plaatselijke bevolking (Boerenkrijg) en een concordaat tussen paus Pius VII en Napoleon Bonaparte (15 juli 1801), kreeg de clerus een deel van zijn vroegere invloed terug. Op 1 mei 1803 werd een nieuwe aangepaste onderwijswetgeving van kracht. De gemeenten mochten nu zelf (onder toezicht van de onderprefect) onderwijs inrichten, het aantal scholen en het onderwijsprogramma bepalen, de onderwijzers benoemen, voor de lokalen zorgen en vaststellen welke ouders voor het onderwijs van hun kinderen betalen konden. Arme kinderen moesten gratis aanvaard worden maar hun aantal mocht nooit meer dan 20 % van de totale schoolpopulatie bedragen. De gemeenten kregen bovendien de “aanbeveling” om een echte gemeenteschool (dus geen katholiek geïnspireerde) op te richten of een bestaande school te “adopteren”.. Of er in Londerzeel een school aan de voorwaarden voldeed, weet ik niet. Die van Jacobus Hermans zeker niet want die heeft blijkbaar nooit echt gefunctioneerd. In het bevolkingsregister van 1813 woonde hij op het nr. 3 in sectie 5 en was hij nog altijd landbouwer van beroep. Dat zegt niet alles natuurlijk, want een boer had de winter veel tijd en boerenkinderen konden alleen maar in de winter lessen volgen. Er woonde in 1813 overigens wel een echte “instituteur” in de gemeente. Jean Leonard Van Assche was zijn naam. Van Assche kwam uit Brussel waar hij ca 1777 geboren was. Hij woonde sectie 1 nr. 1 en was getrouwd met Elizabeth Josephine Van Lack die eveneens uit Brussel kwam. Op 24 februari 1814 is het gezin Van Assche-Van Lack terug naar Brussel vertrokken. Een geweldig succes is die school dus wellicht niet geweest. Ook de Nederlandse koning Willem, die het hier na de slag van Waterloo in 1815 tot 1830 voor het zeggen kreeg, spande zich in om de gemeenten van het belang van een goed georganiseerd lager onderwijs te overtuigen. Een K.B. van 4 november 1816 voorzag een aantal maatregelen om de dienstverlening van de lagere scholen te verbeteren. In Malderen vond Willem, zoals ik elders vertel, een luisterend oor. In Londerzeel was dat ook wel het geval, maar toch iets minder. Weliswaar besloot men ook hier om alvast een spaarpotje aan te leggen voor het bouwen van een school. Dat zat zo... Op dringend verzoek van koning Willem van Oranje werd in 1824 600 gulden gereserveerd voor het bouwen van een school. In 1825 werd zelfs naar een bouwgrond uitgekeken. De volgende jaren werd dat schoolfonds echter niet aangevuld want, zoals onder meer blijkt uit de notulen van de gemeenteraad van 28 september 1828 was de herstelling van de Beelaertsbrug, de aankoop van een volledig stelsel van maten en gewichten en de aanschaf van een “brandspruyt” zodanig noodzakelijk en bovendien zodanig duur dat er uit de gewone inkomsten geen geld in een schoolfonds kon gestoken worden. Daarom werd met dit doel de “personele aanslag” voor het jaar 1829 tijdelijk met 150 gulden verhoogd. Voor het jaar 1830 werd deze tijdelijke extra belasting geprolongeerd. Meer kon er echt niet worden gedaan al kon “den raed voor het tegenwoordig jaer niet anders als zijn misnoegen toonen van geen grooter verhooging in den tijdelijken aenslag dezer gemeente voor te stellen, door diën dat de inwoonders door het verlies van hunne vrugten bij nagelslag voorgevallen in het afgeloopen jaar, in de onmogelijkheyd zijn van eenige verhooging van lasten op te brengen, terwijlen zij met moeyte aan de andere konnen voldoen.” Ja, het waren harde tijden. En toen kwam de onafhankelijkheid en moest de nieuwe overheid eerst wat andere dingen regelen. Zo gauw dat gebeurd was stuurde de dis-
5
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
trictscommissaris op 23 september 1833 een brief naar het gemeentebestuur om te horen hoe men het spaarpotje voor de bouw van de geplande school wenste aan te vullen. Ziehier wat de gemeenteraad daarover op 9 oktober te vertellen had: - De totale kosten voor de bouw van een school werden geraamd op 14.000 francs. - In het spaarfonds bevond zich intussen al een bedrag van 4.000 francs. - De gemeenterekening van 1832 was afgesloten met een overschot van 3.200 francs. - De verkoop van gemeentegoederen zou meer dan genoeg opbrengen om niet alleen een aantal uitstaande schulden af te lossen maar tevens om de rest van de uitgaven voor de bouw van de school te betalen. Dat zag er goed uit. Alleen is daar is dus allemaal niets van in huis gekomen. Intussen was er, zo net voor en net na het begin van onze onafhankelijkheid, aan “onderwijsinstellingen” in Londerzeel geen gebrek. Volgens August Meskens, auteur van het boek ‘Onze jongensscholen Londerzeel’ 1 bestonden er in een aantal wijken kleine privé-schooltjes, waar door mensen van goede wil, meestal tegen een vergoeding van een halve frank per maand en per leerling, aan kinderen van ouders die het konden en wilden betalen een beetje rudimentaire kennis werd bijgebracht. Zonder afbreuk te willen doen aan de verdiensten van Sjef Thijs op de Linde, de onbekende mevrouw uit de Meerstraat, Teugels van Sneppelaar, en van de meesters Maes en Van der Gucht op de Heide, waren er volgens mij toch maar 2 etablissementen die de naam “school” echt verdienden. De eerste was de private school van Theodore Bernard Sammels. Deze halftijdse schoolmeester (zo genoemd in 1815, 1820 en 1825), jeneverstoker (1816) en kamslager (1814, 1819, 1822 en 1826) was geboren in Wolvertem in 1790. Hij was getrouwd met Gertrude Van den Eede uit Grimbergen, en begon vanaf einde 1815 in Londerzeel les te geven. Aanvankelijk woonde hij sectie 1 nr. 12; daarna verhuisde hij eerst naar sectie 1 nr. 25 en dan naar sectie 5 nr. 81. De bijzonderste school lag echter in de Dorpstraat waar ook de meeste kinderen woonden. Het was die van meester Petrus Josephus Hermans, de zoon van de al genoemde Jacobus Hermans en Anna Bulens. Hij was in Londerzeel geboren op 17 februari 1800. Zijn klaslokaal was in orde en zou op zijn kosten in orde blijven. Op 11 juli 1824 gingen de gemeenteraadsleden er mee akkoord om voor hem – in afwachting dat ze hun geld in een gemeenteschool konden investeren - voor maximum 130 guldens lessenaars en ander didactisch materiaal aan te kopen. Daarmee hield Petrus Josephus geld over voor ander huisgerief en hetzelfde jaar trouwde hij met Anna Francisca De Boeck uit Wolvertem. Ook Hermans was alleen maar in de wintermaanden onderwijzer. De rest van het jaar verdiende hij als landbouwer de kost. Als het te druk werd, stond zijn vader Jacobus hem bij. In 1830, nadat Sammels met onderwijzen gestopt was (en waarschijnlijk naar andere oorden verhuisde) begon ook Bernard Kerremans les te geven. Kerremans was geboren in Puurs in 1803 en had tijdens het Hollandse bewind een bekwaamheidsdiploma van de derde rang behaald. Zonder ooit benoemd te zijn werd hij vanaf 1833 als de de facto gemeenteonderwijzer van Londerzeel beschouwd. Dat betekende dat hij van de gemeente een toelage van 50 fr. kreeg om aan arme kinderen les te geven. Dat betekende ook dat hij vanaf 1833 een wedde van 200 fr. ontving van het rijk.
1
“Onze jongensscholen Londerzeel 1826-1973, in woord en beeld, August Meskens, 1996” is in de eerste plaats een prachtig fotoboek.
6
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Ik weet niet waarom Kerremans door het nieuwe vaderland boven Hermans verkozen werd. Op 18 december stuurde de gemeente nochtans een brief naar het provinciebestuur ”bij welken men zeyde dat de heeren Bernardus Kerremans en Petrus Josephus Hermans beyde eenen derden rang in de openbaere onderwijzing bekomen hebbende; dat den eenen zoo wel als den anderen genieten van een onberispelijk gedrag en van het openbaer gezag, en dat nog den eenen nog den anderen tot heden de hoedaenigheyd van onderwijzer dezer gemeentebestuur hebbende, het gouvernement aenzogt wierd het traktement aen d’heer Kerremans toegestaen op de twee onderwijzers te verdeelen, tot dat bij enen te openen comiteit de plaets van gemeente onderwijzer aen den bekwaemsten zou vergunt worden.” Lang leve de concurrentie. Het volgende jaar werd er in Londerzeel een mini-schoolstrijd gestreden. Toen Hermans in juli 1834 hoorde in welke mate collega Kerremans bevoordeeld werd nam hij zelf de pen ter hand om bij het provinciebestuur ook een overheidswedde aan te vragen. Hierover om advies gevraagd vroeg de gemeenteraad op 21 augustus 1834 de toelating om de rijkstoelage van 200 frank tussen beide onderwijzers te mogen verdelen. Dat werd geweigerd omdat een staatssubsidie nu eenmaal niet te delen was 2. Ten einde raad en na veel wikken en wegen werd op 13 november beslist om de 200 fr. in 1835 dan maar volledig op de rekening van Hermans over te schrijven. Deze keer was het Kerremans die zich benadeeld voelde en een gepeperde klacht naar de provinciegouverneur stuurde... De gouverneur vroeg de gemeente om raad en die heeft hij al op 5 januari 1835 in volgende vertaalde bewoordingen gekregen:“de raad besluit dat de klacht niet in overweging genomen wordt, maar beraadt zich daarentegen over de uitdrukkingen en de terminologie die erin wordt gebruikt en drukt zijn uiterste ontevredenheid uit over de reklamant. Deze beweert dat de gemeenteraad zich om de tuin heeft laten leiden. De raad besluit dat hij zich door niemand om de tuin laat leiden, zelfs niet door de heer Kerremans, die zich de hoedanigheid van gemeenteonderwijzer toeëigent zonder dat deze hem ooit werd toegekend. De raad zal de andere onwelvoeglijke zinnen niet weerhouden. De heer Kerremans zou zich kunnen excuseren voor wat een ander er bijgeschreven heeft. Maar, al pleit deze uitleg hem vrij wat de stijl betreft, dan stelt ze van de andere kant ook de middelmatigheid vast van deze onderwijzer die blijkbaar zichzelf niet bekwaam genoeg acht om zijn vermeende rechten te laten gelden zich genoodzaakt ziet om op een huurling beroep te moeten doen.” Zie, soms is het goed om – al dan niet met de steun van de plaatselijke politiek - voor zijn rechten op te komen. In het verre Brussel heeft men de beledigende Vlaamse terminologie van Kerremans wellicht niet eens begrepen. In ieder geval bleef hij zijn uitkering van de staat behouden. Deze moest wel ieder jaar door een Koninklijk Besluit worden verlengd, maar dat heeft nooit problemen opgeleverd. Want Kerremans onderwees “het nieuwe stelsel der maten en gewichten” en hij “vervulde zijn functie met veel inzet en energie en verdiende de welwillendheid van de regering door zijn zorg voor zijn school en door zijn gedrag tegenover zijn leerlingen”, zoals burgemeester en schepenen zonder mankeren getuigden. In 1838 was die staatswedde trouwens al opgelopen tot 300 fr. Ook de 50 fr. die hij als vergoeding voor het onderwijs der behoeftige kinderen van de gemeente kreeg, bleef hij verder ontvangen. Hermans daarentegen kreeg alleen de gemeentelijke subsidie van 50 fr.
2
Ik heb het geprobeerd. 200 : 2 = 100. Op de modernste rekenmachientjes kan het dus wel!
7
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
III. NA DE SCHOOLWET VAN 1842 (1842-1879) A. DE LONDERZEELSE SCHOLEN 1842-1879 Ontstaan van de vrije gemengde school 1 (centrum) Op 23 september 1842 werden de gemeenten bij wet verplicht om een openbare lagere school in te richten. Bestaande vrije lagere scholen konden echter onder speciale voorwaarden door de gemeente aangenomen worden. Eén van die condities was dat de lessen (op kosten van de gemeente) ook voor onvermogende kinderen toegankelijk moesten zijn. Een andere voorwaarde was dat het onderwijs door iemand met een pedagogisch diploma moest gegeven worden. In Londerzeel was er dus nog altijd geen gemeenteschool maar bestonden 2 privé-scholen die aan deze voorwaarden voldeden. Er moest – deze keer definitief - gekozen worden. Beide vrije scholen waren gemengd en lagen in het dorp. De school van Pieter Jozef Hermans (die bij het lesgeven nog altijd door zijn vader Jacobus bijgestaan werd) had de langste traditie. Die ging tot 1799 terug. Maar sinds 1833 had meester Kerremans duidelijk het laken naar zich toegetrokken 3. Tussen 1835 en 1842 werd de school van Hermans in de gemeentelijke correspondentie eigenlijk niet meer vernoemd. Tijdens de gemeenteraadszitting van 21 januari 1843 werd de toepassing van de wet, en vooral de bekostiging en verdeling van het onderwijs der arme kinderen, voor de eerste keer besproken. Uit de notulen van die dag blijkt dat de gemeente aanvankelijk de bedoeling had om beide onderwijzers zoals vroeger 50 fr. voor dat onderwijs te blijven betalen, maar een paar dagen later werd de naam van Hermans in het verslag geschrapt. Op 24 maart 1843 (wegens procedure fouten op 28 juli herhaald) werd Bernard Kerremans tot onderwijzer van zijn aangenomen privé-school benoemd. Hij was de enige kandidaat. De kandidatuur van Hermans was nog voor de eigenlijke stemming ingetrokken. Op financieel gebied ging Kerremans er door deze benoeming niet merkelijk op vooruit. Daar waar hij tot 1842 een staatswedde van 300 fr. had ontvangen zou hij voortaan van de gemeente slechts 200 fr. meer krijgen. Het eerste jaar kende de “aangenomen school” van Kerremans nog geen denderend succes. Hoeveel betalende leerlingen zijn lessen volgden weet ik niet, maar er lieten zich slechts 25 arme jongens en 13 arme meisjes inschrijven voor het gratis onderwijs.
Ontstaan van de vrije meisjesschool (centrum) In 1838 had pastoor Elias Cruckx een aantal kloosterzusters van de orde der Ursulinen uit Tildonk (Melsbroek) naar Londerzeel gehaald om er een klooster te stichten. De allereersten waren soeur Rose (Marie-Rose), Aloysia (werd de allereerste onderwijzeres) en Lucia (keuken en onderhoud, lekenzuster, +1839 ?) Dat het zijn bedoeling was om de nonnen voor het onderwijs in te schakelen wordt bewezen door het feit dat hij op 31 mei 1838 door notaris De Bock een akte van schenking liet opmaken waarmee hij de zusters een huis en een stuk grond 3
Bernard Kerremans, onderwijzer, vervult zijn functie met veel inzet en energie en verdient de welwillendheid van de regering door zijn zorg voor zijn school en door zijn gedrag tegenover zijn leerlingen. Getekend: schepen Willocx.
8
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
in het dorp schonk onder voorwaarde dat ze eeuwigdurend gratis onderwijs aan de arme meisjes van Londerzeel zouden geven. Die zusters waren: Josephine Simons, Joanna Mangelschots, Maria Verhaert, Rosalia De Colnet, Catharina Binnemans, Anna Maria De Greef, Anna Catharina Bresseleer, Joanne Michiels, Antoneta Collin, Maria Elisabeth Van Cauter, Anna Maria De Kinder, Jacoba Smet, Amelberga Van Cauter, NN Weerts en Elisabeth Jacobs. De eerste overste, mère Rose, werd in 1864 opgevolgd door mère Ursule (die al vanaf 1838 in Londerzeel was en de stichteres van het pensionaat).
Mère Rose
Mère Aloysia
Mère Ursule
Alzo gebeurde. Omdat alle begin moeilijk is begonnen de Ursulinen in 1840 met een internaat dat uiteraard niet gratis was. In 1842 startten ze echter ook al met een vrije lagere school waar alle meisjes van Londerzeel – inclusief degene die het schoolgeld niet konden betalen - welkom waren. Op 4 december 1843, 6 maanden nadat de gemeente en de overheid de school van Kerremans als feitelijke gemeenteschool hadden aangenomen, vroeg de provinciegouverneur of men ook de kloosterschool niet zou kunnen adopteren. Eén dag later werd zijn vraag in Londerzeel besproken. De gemeenteraad oordeelde dat de school van de zusters Ursulinen inderdaad “veel gemak aan den onderwijzer van alhier gaf, terwijlen dat de onderwijzing die zij geven en voorstellen aen hunne jonge leerlingen ten uyterst voldoende zijn” en adopteerde de meisjesschool nog dezelfde dag. De Ursulinen (zusters Aloysia en Augustine gaven toen les aan 13 arme meisjes
Ontstaan van de eerste Londerzeelse gemeenteschool (1843-1850) Eind 1843 zat de gemeente Londerzeel dus met 2 vrije aangenomen scholen: de gemengde school van Bernard Kerremans en de meisjesschool van de Ursulinen. De kloosterzusters gaven les in een gebouw gelegen tussen de markt en het huidige Heldenplein. De jongens liepen nog altijd school in het huis van Kerremans, die hiervoor van de gemeente wel een kleine vergoeding kreeg.
9
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
In september 1843 kwam de kantonnale inspecteur van het 4de gebied, de heer Wouters, de aangenomen gemengde school van Londerzeel inspecteren. Met uitzondering van didactisch materiaal, dat grotendeels ontbrak, toonde hij zich redelijk tevreden met wat hij zag. Bij een volgend bezoek in juli 1844 was dat anders. Niet alleen waren er nog altijd niet genoeg schoolmeubelen aanwezig, maar bovenal stelde hij het gebrek aan een schoolgebouw en schoolhuis vast, twee zaken waar een gemeente-onderwijzer volgens de wet van 1842 recht op had. Een oplossing werd merkwaardig snel gevonden. Op 25 mei 1841 had de gemeente namelijk een gebouw aangekocht; het lag op te markt, tegen de gebouwen van de meisjesschool. Het was de bedoeling geweest om het als gemeentehuis in te richten maar omdat de gemeenteraad nog altijd tot volle tevredenheid in een café vergaderde was het nog niet in zijn geheel in gebruik genomen. Op 6 september 1844 ging de gouverneur akkoord om meester Kerremans met zijn leerlingen daar zijn intrek te laten nemen. Hij stemde er ook in toe om een aantal nutteloze gemeentegronden te verkopen en om met de opbrengst daarvan een klaslokaal in de hof van het gemeentehuis te bouwen. De aankoop van de meubelen werd uitgesteld tot de nieuwe school gereed zou zijn. De jaren 1845-1846 waren echte crisisjaren. En de jaren die er op volgden waren geen zier beter. In juli 1848 beschikte de gemeente weliswaar over een plan van architect Spaak voor het nieuwe klaslokaal maar niet over de 5010 fr. die het gebouw en de 658 fr. die de schoolmeubelen zouden kosten. Ze had immers al haar spaargeld aangesproken om de grote armoe te bestrijden die ontstaan was door twee mislukte aardappeloogsten, de daaropvolgende duurte van de levensmiddelen en daar bovenop een dodelijke epidemie van Rode Loop. Er bleef alleen de opbrengst van de verkoop van ongebruikte gemeentegronden: 3194 fr. Toch slaagde de gemeente erin om – mede dank zij een pas in 1852 uitbetaalde provinciale subsidie van 900 fr. – de school in de hof van het gemeentehuis in de zomer van 1850 af te werken. Daarna werd het vrijgekomen deel van het gemeentehuis tot onderwijzerswoning omgevormd. Eindelijk had Londerzeel zijn eerste echte gemeenteschool. Het nieuwe lokaal was in twee klassen ingedeeld, maar de scheidingswand reikte niet tot tegen het plafond. De toegang tot het gebouw lag bovendien vlak bij de toegang tot de meisjesschool der zusters Ursulinen. Op 15 juli 1853 vroeg de arrondissementscommissaris om daar wat aan te doen. Hiervoor werd in de gemeentebegroting van 1854 een bedrag van 300 fr. ingeschreven. Er kwam een volledige scheidingsmuur en de ingang van de school van Kerremans - tot dan aan de kant van de kerk – kwam nu aan de kant van het huidige Heldenplein te leggen. Men moest daarvoor wel over andermans grond.
Het tijdelijke einde van het gemengde statuut van school 1 (1856) Ofschoon vanaf het schooljaar 1844-1845 alle arme meisjes aan de meisjesschool der Ursulinen en al de arme jongens aan de gemengde school van Kerremans toegewezen werden, bleef de school van Keremans een gemengde school. De ouders die lesgeld betaalden stuurden hun meisjes waarheen ze wilden. Nadat jongens en meisjes in 1854 al een andere toegangsweg gekregen hadden werd in 18561857 van overheidswege in Londerzeel een einde gemaakt aan het gemengde onderwijs. Dat er tot dan nog meisjes naar de school van Kerremans gingen blijkt uit het feit dat hij niet protesteerde maar wèl een weddeverhoging vroeg om het verloren lesgeld van de betalende meisjes te compenseren. Dat blijkt ook uit het feit dat in augustus 1857, voor het nieuwe
10
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
schooljaar begon, “vele” inwoners van Londerzeel aan de overheid vroegen om hun meisjes terug naar de gemeenteschool van Bernard Kerremans te mogen sturen. Hun argumenten waren niet mals voor de kloosterzusters. In de notulen van de gemeenteraad van 25 augustus worden ze als volgt omschreven: - De nonnen zouden niet omzichtig genoeg omgaan met zieke kinderen en hierdoor soms hun dood op hun geweten hebben. - Sommige gezinnen hielden hun kinderen liever thuis dan ze naar het klooster te sturen. - Kinderen werden door de zusters voortdurend gepest om hun houding, hun properheid en hun manieren. Die zaken leken voor de onderwijzeressen belangrijker dan de eigenlijke opvoeding te zijn. - Aan het onderwijs in het klooster waren ook te veel “valse” kosten, zoals het kopen van geschenken voor de nonnen, verbonden. - De kinderen werden ook verplicht om in de klas hun klompen of schoenen uit te doen en om zelf de klassen te kuisen. In welke mate deze aantijgingen echt, overdreven of volslagen verzonnen waren valt niet uit te maken. De lezer moet zich echter goed voor ogen houden dat in Londerzeel in deze periode een verbeten strijd tussen de kerkelijke en de burgerlijke overheid woedde. De problemen waren begonnen met het restauratiedossier van de in 1856 afgebrande kerk dat volgens pastoor en kerkfabriek veel te lang aansleepte en “waarin,” aldus onderpastoor Geboers in zijn dagboek, “den grootsten rol gespeeld is door het gemeentebestuur dat altijd in alles dweers en tegenstrijdig werkte tegen het kerkfabriek samenspannende met den distriktcommissaris die ons in alles vijandig was.” 4 Hoe dan ook gaf de gemeenteraad gevolg aan de petitie en werd aan de bestendige deputatie gevraagd om de school van Kerremans vanaf 1 oktober weer gemengd te maken. Ook de argumentatie van de gemeenteraad is zeker het vermelden waard. - De zusters Ursulinen gaven weliswaar ook les aan arme meisjes, maar in de geest van hun orde was het maar normaal dat ze dit werk van barmhartigheid verrichtten. En ook al kregen ze hiervoor van de gemeente geen loon, dan kregen ze wel een vergoeding voor de verwarming der klassen en voor het schoolgerief. - De zusters Ursulinen hadden een belangrijk pensionaat internen. - Geen enkele andere school in de omgeving bezat het monopolie der betalende leerlingen. - Concurrentie en een volledige vrijheid kon alleen maar nuttig voor het onderwijs 5. - De gemeenteschool was ruim genoeg; op het platteland gingen de meisjes vanaf 13 jaar toch niet meer naar school. - De gemeente was zinnens is om in 1858 een tweede gemeenteschool op de heide te bouwen en dat zou het cliënteel van meester Kerremans sterk doen dalen. Bovendien zou ook die school op de heide gemengd moeten zijn want de gemeente had geen geld en te weinig leerlingen om 2 nieuwe scholen te betalen. - Ook vroeger gaven de echtgenote of de dochter van de onderwijzer al naailessen in de gemeenteschool; dat kon nu nog. - Jongens en meisjes konden in de gemeenteschool indien nodig een aparte ingang krijgen. - De scheiding der geslachten scheen de gemeenteraad voor kinderen onder de 14 jaar niet buitengewoon noodzakelijk toe. - De wet op het lager onderwijs legde de scheiding der geslachten niet als een verplichting op. 4
Don Camillo en Peppone in Londerzeel. Het is een lang verhaal dat weldra op deze website zal te lezen zijn. Andere zaken die in deze periode speelden en waarin clerus en politiek lijnrecht tegenover elkaar stonden waren de stichting van een afzonderlijke parochie op de Heide en de verwijdering van het kerkhof rondom de kerk. 5 Er zaten inderdaad al echte liberalen in het gemeentebestuur!
11
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
-
Louis De Bondt
De gemeenteraad had wettelijk zelfs het recht niet om de onderwijzer te verbieden om in zijn betalende school kinderen van beide geslachten te ontvangen voor zover hij aan de voorschriften in verband met het onderwijs der arme kinderen voldeed.
De inspecteur van het lager onderwijs en de arrondissementscommissaris deelden de visie van de gemeenteraad in eerste instantie niet. In tweede of derde instantie blijkbaar wel. Ik heb er in het gemeente-archief verder niets meer over vernomen. Maar in 1884 was de gemeentelijke jongensschool van het centrum – zoals we verder zullen zien – in naam nog altijd een gemengde school. Mogelijk is daar een andere verklaring voor te vinden.
Ontstaan van de gemengde gemeenteschool 2 (heide) Een paar regels hierboven vertelde ik hoe de gemeente Londerzeel in augustus 1857 terloops aan het provinciebestuur liet weten dat het van plan was om in 1858 op het gehucht “de heide” een gemeenteschool op te richten. Dat was niet de eerste keer dat ze die bedoeling had. “In aenmerking nemende,” antwoorde de gemeenteraad op 28 oktober op een vraag van de arrondissementscommissaris,“dat de wijken de Heyde en Sneppelaer en de Meerstraete, eenen afstand van eene halve uer van het dorp afgelegen zijn en dat er in die drij voormelde wijken 2598 zielen bestaen. Naer eene langdurige beraeding zijn wij al te saemen van gevoelen dat er op de Heyde eene school zoude mogen opgerigt woorden tot het vergemakkelijken der gemeynte school, maer dat de gemeynte buyten staet is daeraen eene somme hoegenaemd te konnen betaelen.” “Omdat de meeste arme mensen op de Heide wonen en de kinderen van de Heide dagelijks 3 uur op weg zijn om naar en van de school te komen”, schreef het gemeentebestuur op 7 september 1855, “moeten we veststellen dat van de 144 jongens die voor het gratis onderwijs in de gemeenteschool ingeschreven zijn, er in de wintermaanden maar 60 en in de andere maanden niet meer dan 30 effectief de lessen volgen. Een school op de Heide is zeer noodzakelijk geworden.” Tijdens de zitting van de gemeenteraad van 25 augustus 1857 werd opnieuw de stellige intentie uitgedrukt om vanaf de volgende lente een tweede (gemengde) gemeenteschool op de heide in gebruik te nemen. Onderpastoor Geboers, die nooit mankeerde om de tegenslagen van het naar zijn oordeel antiklerikale gemeentebestuur een plaatsje in zijn dagboek te gunnen, laat ons weten wat er toen gebeurde. “In 1857 hebben de heeren (van de gemeenteraad) iets anders verzonnen,” schreef hij in de zomer van 1858. “Onder schijn van zorg voor het onderwijs der jeugd hebben zij om geld rondgeloopen in geheel het dorp voor het bouwen van een school op de heide. Aanvraag op aanvraag hebben ze gedaan aan het gouvernement, plans doen maken enz. - niets van gekomen.” Eigenlijk is er wel iets van gekomen. In 1858 werd voor de prijs van 400 fr. een stuk grond van J.B. Van Muylder aangekocht. Het lag langs de baan Brussel-Temse, sectie B/143 en was 54a 80 ca groot. In 1858 werden bovendien rijke burgers aangesproken om een steentje voor de school bij te dragen. Die “omhaling” heeft niet minder dan 1862 fr. opgeleverd. En dat was zonder de 1200 fr. die het bureel van weldadigheid had toegezegd. In het najaar van 1858 werd het werk, waarvoor de plannen van architect Laureys al op 18 september 1857 goedgekeurd waren, openbaar aanbesteed.
12
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Aannemer J.B. De Goeyse uit Kapelle-op-den-Bos was met een prijs van 5999 fr. de laagste aanbieder en kon nog in december met de funderingen beginnen. Op 15 oktober 1859 was de school klaar om in gebruik genomen te worden, tenminste mochten er al meubelen hebben gestaan. Een nieuwe collecte bij de Londerzeelse notabelen (opbrengst 250 fr.), een inbreng van de gemeente (72 fr.) van het bureel van weldadigheid (288 fr.) en een subsidie van de staat (600 fr.) volstonden om het meest noodzakelijke (1210 fr.) aan te kopen. De school kon op 1 januari 1860 weliswaar nog niet geopend worden, en evenmin op 1 april, zoals in derde instantie was gepland, maar op 15 september was het op Londerzeel-heide feest. Tussen 1861 en 1866 nam het aantal leerlingen in de school op de Heide met bijna 100 toe. De gebouwen waren daar niet op berekend en uitbreiding drong zich op. In het voorjaar van 1867 werden er 2 plannen op tafel gelegd. Het eerste was gemaakt door architect Laureys. Het bestek hiervoor bedroeg – kosten voor het onteigenen van de grond inbegrepen – 6.000 frank. Het tweede was van de architect van de provincie, Spaak. De kosten hiervoor liepen op tot 15.000 fr. Op 18 juli 1867 kozen de leden van de gemeenteraad – allemaal zuinige mensen - voor het project van architect Laureys. Het ging niet door. In december 1868 moesten de plannen als volgt veranderd worden. - Voor hoofdonderwijzer Alewaerts, die ondertussen een kroostrijk gezin had, zou een nieuwe woning gebouwd worden aan de rechterkant van de school, volgens een plan van architect Spaak. (Op 7 april 1869 ging Joannes Josephus De Amandel, pastoor van het hospitaal te Vilvoorde, akkoord om hiervoor 7a 01ca grond, sectie B/144 aan de gemeente te verkopen tegen de prijs van 803 fr., vetrechten en notariskosten inbegrepen). De bouwkosten voor de woning en de aanpassing van de school werden intussen geraamd op 17.700 fr. - De bestaande meesterswoning zou door de ondermeester gebruikt worden. - De bestaande klas zou heringedeeld worden, het gewelfde plafond door een vlak plafond vervangen en de plaatsing der vensters aangepast. - Na de aanpassingen moest de gemengde school eigenlijk een jongensschool worden. Voor de meisjes zou een andere school gebouwd worden, eveneens volgens plannen van de heer Spaak. Dit project werd niet gerealiseerd. De openbare aanbesteding voor de bouw van een nieuwe meesterswoning en de aanpassing van de schoolgebouwen vond plaats op 17 juni 1869. Aannemer Van de Zande uit X was met 17.191,50 fr. de goedkoopste aanbieder en kreeg het werk. In de zomer van 1871 waren de werken klaar. Door een aantal meerwerken (hangar, stallen en afsluiting) die door de provinciale architect Hansotte (de opvolger van de met pensioen gegane Spaak) bevolen waren – waren de bouwkosten echter opgelopen tot 22.407,88 fr. Dat was zonder het ontbrekende schoolmeubilair dat nog eens extra 920 fr. zou kosten. Omdat de gemeente dat allemaal niet snel genoeg had voorzien en bijgevolg voor die meerkosten te laat subsidie had gevraagd (die dan nog geruime tijd door de bestendige deputatie geweigerd werd en pas in september 1872 werd toegestaan) heeft aannemer Van de Zande eind oktober 1871 nog een deurwaarder moeten sturen om het laatste deel van zijn geld op te eisen 6. 6
Het gemeentebestuur – dat oordeelde dat dit kwam omdat Van de Zande in slechte papieren zat – heeft hem dat blijkbaar kwalijk genomen. Bij de toewijzing van de bouw van het nieuwe gemeentehuis op de markt (november 1871) werd zijn aanbieding zelfs niet in overweging genomen.
13
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Nog in 1871 werden wat allernoodzakelijkste schoolmeubelen aangekocht. Aan 12 rolgordijnen, leien om in de lessenaars te monteren, 4 banklessenaars en wat reparatiewerk werd 554 fr. gemeentegeld uitgegeven. Dat was lang niet genoeg maar voor de rest werd op subsidie gewacht. Die is er niet gekomen. Voor de aanvang der lessen op 1 oktober 1875 mocht schrijnwerker Jaak Peeters nog voor 200 fr. nieuwe lessenaars maken en een paar oude repareren.
Oude koeien: de schenking van pastoor Cruckx, 32 jaar later. De eerste aanneming van de meisjesschool van de zusters Ursulinen in het centrum (4 december 1843), ofschoon door de gemeenteraad goedgekeurd, is nooit een volwaardige adoptie geweest. Dat blijkt onder meer uit de vergoedingen die de onderwijzeressen voor hun onderwijs ontvingen (zie aparte bijlage). Dat blijkt ook uit het feit dat directrice Weemaes en haar medezusters in 1868 vroegen om hun school (deze keer volwaardig) te adopteren. Om aan de voorwaarden daarvoor te voldoen hadden ze een gediplomeerde onderwijzeres in dienst genomen (ik kon echter nergens vinden wie dat was). Hun vraag werd door de gemeenteraad op 8 september 1868 besproken en “overwegende dat de aanvragers bevoegde onderwijzeressen zijn, dat de klaslokalen ruim en goed verlucht zijn en aan de voorwaarden van hygiëne voldoen” ook goedgekeurd. Concreet betekende dit dat de school, die eerder onder artikel 2 van de schoolwet van 23 september 1842 aangenomen was, nu geadopteerd werd onder artikel 3. Nog concreter betekende dat eveneens dat ze nu – voor de eerste keer - van de gemeente een vergoeding voor het onderwijzen der arme kinderen zou krijgen 7. Zowel in 1868 als in 1869 werden de zusters, conform de nieuwe adoptie, voor het onderwijs der arme kinderen vergoed. Maar in juli 1870 barstte de bom. Als gevolg van een betwisting over een voetweg tussen het klooster en de kerkfabriek had iemand de schenkingsakte van pastoor Elias Cruckx uit 1838 gevonden. Meteen werd de vergoedingen voor het onderwijs der arme kinderen door de gemeente opgeschort. De vraag die zich stelde was of de eerste kloosterzusters (Simons, Mangelschots en anderen) het huis en de grond ten persoonlijke titel van pastoor Cruckx hadden gekregen of dat die schenking in het algemeen ten voordele van de arme kinderen van Londerzeel was gebeurd. In het laatste geval moest ze volgens de schoolwet van 1862 als een studiebeurs worden beschouwd en moest het beheer ervan aan de gemeente worden overgedragen. De gemeente was van het bestaan van deze schenking nooit op de hoogte gebracht. Laten we eerlijk zijn; tot 1868 hoefde dat ook niet. De Ursulinen hadden zich wel degelijk ingezet voor het gratis onderwijs en hadden daarvoor tot dan nooit een vergoeding aan de gemeente gevraagd. Het door Cruckx geschonken huis was intussen afgebroken en op de grond waren een mooi klooster en splinternieuwe schoolgebouwen – niet alleen voor het internaat maar ook voor de lagere meisjesschool - gekomen. Ook daarvoor had de gemeente niets betaald. De provinciale en andere overheden hebben in deze betwisting nooit een besluit kunnen of durven nemen. Uiteindelijk stelden de kloosterzusters zelf aan de gemeente voor om de verplichting om gratis onderwijs aan arme kinderen te moeten geven af te kopen. Dat resulteerde in een Koninklijk Besluit van 20 april 1874 en een transactie, geformuleerd in een akte door 7
Dat betekende echter nog niet dat de onderwijzeressen – op voordracht van de schooloverste – door de gemeente zouden worden benoemd en (zoals dat in Malderen en Steenhuffel het geval was of zou worden) ook een vaste wedde zouden krijgen.
14
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
notaris Possoz te Wolvertem, waarbij door de zusters Ursulinen op 8 mei 1874 6000 fr. in de gemeentekas werd gestort. Dat geld moest door de gemeente in fondsen belegd worden waarvan de intrest ieder jaar bij de schoolbegroting moest worden gevoegd. Toen dat geregeld was werd de forfaitaire vergoeding voor het onderwijs der arme kinderen – inclusief de achterstand sedert 1870 - opnieuw aan de onderwijzeressen uitbetaald.
Een nieuwe gemeenteschool in de Mechelse straat (1871-1879) De in 1850 in de hof van het oude gemeentehuis gebouwde en in 1854 aangepaste gemengde gemeenteschool in het dorp (school I) bleef vrij lang voldoening geven. Pas op 22 juli 1871 hoorden we de eerste kritiek. Die had meer met de onderwijzerswoning en het gemeentehuis dan met de klaslokalen te maken. Wat was de situatie? Op het gelijkvloers, evenals op de halve verdieping, waren 4 plaatsen. De helft van het huis, 4 kamers dus, werd door de gemeenteonderwijzer ingenomen. Dat was te doen zolang die niet teveel kinderen kreeg. De onderwijzer had ook geen hof. De andere helft van het gebouw diende als gemeentehuis. Daarvan werden de twee kamers op de halve verdieping als magazijn en als opslagplaats voor het archief gebruikt. Op het gelijkvloers was een ruimte boven de kelder die uitsluitend door het gemeentelijk kadaster werd ingenomen. Tenslotte was er een zaal die afwisselend als bibliotheek, secretariaat en raadzaal voor het schepencollege, de gemeenteraad en voor het weldadigheidsbureel fungeerde. Men redigeerde er eveneens de papieren van de burgerlijke stand en ze deed ook dienst als politiebureel. Samengevat: er was een betere huisvesting voor de onderwijzer én voor de gemeentelijke administratie nodig. In de begroting van 1871 was een bedrag van 10.000 fr. ingeschreven om het gebouw tot een echt gemeentehuis om te bouwen. Dat betekende dat de onderwijzer zou moeten verhuizen maar voor hem werd een huisvestingsvergoeding van 300 fr. per jaar voorzien. In juni 1871 kwam er in het centrum van de gemeente, schuin tegenover de hoofdingang van de kerk, echter een eigendom vrij die perfect gelegen was om er een nieuw gemeentehuis op te zetten. De onderwijzer zou dus niet alleen zijn 4 kamers kunnen houden maar de 4 kamers van de gemeente erbij krijgen. Omdat ook aan de school in de hof wat herstellingwerken te doen waren, werden de totale kosten voor de herinrichting van school en meesterswoning op 6000 fr. geëvalueerd. Eer het gemeentehuis er stond waren we alweer een paar jaren verder. Eind 1874 werd aan provinciearchitect Hansotte gevraagd om de herinrichting van de onderwijzerswoning en de school nog eens goed te bekijken. In maart 1875 kwam die met een aantal onverwachte complicaties voor de dag. - Er was geen plaats om de meester de hof te geven waar hij wettelijk recht op had. - De 3 toen bestaande klassen, met elk 2 tamelijk grote vensters, waren te klein voor de 218 leerlingen die dat jaar volgens de schoolbegroting de school zouden bezoeken. Het was er bovendien te donker. - Er waren voor al die leerlingen maar 5 gemakken wat ook veel te weinig was. - Ook de speelplaats was te klein. Om die beweringen te weerleggen deed burgemeester Van Assche een aantal onaangekondigde schoolbezoeken. Op 24 maart stelde hij vast dat 80 kinderen afwezig waren en op 21 juni ontbraken er zelfs meer dan 90 op het appel. De klaslokalen, de koer en de sanitaire voorzieningen waren bijgevolg ruim voldoende. Bovendien was de gemeente bereid om voor meester
15
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Kerremans een hof te huren - die van zijn vader bijvoorbeeld, die maar 100 meter verder woonde - of om hem anders een vergoeding van 50 fr. voor de gederfde opbrengst te geven. Op 14 augustus besloten de leden van de gemeenteraad – allemaal zuinige mensen - om geen zotte kosten te maken en alles te laten zoals het was... ... 18 maanden lang wist de gemeente de druk van schoolinspecteur, provinciebestuur en ministerie van onderwijs af te houden. Toen het onvermijdelijke toch onafwendbaar bleek besloot de gemeenteraad op 24 februari 1877 om van de nood een deugd te maken en dan maar een volledig nieuwe school en schoolhuis te bouwen. Voor de inplanting had men – nadat er tussen het Dorp en de Statie geen geschikte plek gevonden werd en nadat een andere bouwgrond in de Kwadestraat vanwege de vochtige ligging afgewezen was - een bouwgrond van 22 a in de Mechelsestraat in gedachten. Die was gelegen sectie D/390 en was eigendom van de weduwe Dupret die er 75 fr. de roe voor wilde hebben, ofschoon de gemeenteraad dat minstens 10 fr. overdreven vond. Zodra het provinciebestuur deze grootse gedachten op 19 juni met zijn goedkeuring bekrachtigd had werd de grond in de Mechelstraat aangekocht tegen de wat gereduceerde prijs van 4450 fr. En toen moest er alleen nog maar heel even gewacht worden op de plannen van de heer Hansotte. Dat wachten duurde uiteindelijk 8 maanden. Toen ze door de gemeenteraad op 22 februari 1878 besproken werden, werden ze meteen ook eenparig goedgekeurd. Wellicht wilde niemand het risico lopen om nog eens 8 maanden te verliezen.
Plannen van de nieuwe school, gezien en goedgekeurd door de gemeenteraad op 22-2-1878
En nu iets over de kosten van dit project. De grond kostte dus 4.450 fr. De kosten voor het bouwen van schoolgebouwen, schoolhuis, koer en hof werden op 34.066 fr. geraamd. Kosten voor opmeten, afpalen, schatten, mestrechten en andere aankoopkosten liepen samen op tot 257 fr. De totale kosten voor de nieuwe school bedroegen dus 38.773 fr. De gemeente verwachtte die te kunnen dragen door:
16
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
-
Louis De Bondt
De opbrengst van de verkoop van de oude school die, met uitzondering van een subsidie van 1800 fr. die men indertijd had gekregen, volledig eigendom van de gemeente was 8 Een bijdrage van de gemeente, de provincie en het rijk, ieder voor 1/3 van het overblijvende bedrag.
De openbare toewijzing der bouwwerken had plaats op 19 november 1878. Er waren 5 aanbiedingen binnen gekomen. Aannemer Josse Heynderickx uit Lebbeke was de goedkoopste met een prijs van 29.700 fr. Dat was 4.366 fr. minder dan de prijs van het bestek. We vrezen dat iemand aan deze affaire zijn broek of op zijn minst een broekspijp gaat scheuren. Op 10 april 1879 werd met de werkzaamheden begonnen. Ze zouden alles samen 10 maanden mogen duren. Op 11 augustus stonden de gebouwen onder dak... Maar wel een beetje schots en scheef. Vanaf januari 1880 begon het over het werk van aannemer Heynderickx klachten te regenen. Als waarschuwing voor aannemers die nog gemeentescholen zouden willen bouwen, som ik er een aantal op zoals ze door provincie-architect Hansotte en conducteur van Bruggen en Wegen Poncelet werden vastgesteld. - De bepalingen van het lastenboek waren niet stipt gevolgd. - Er werden veel onregelmatigheden vastgesteld, vooral in het gedeelte van het gebouw waar zich de klassen, vestiaires en het sanitair bevonden. - De façademuren van het gebouw stonden niet loodrecht en waren niet met de andere muren en de zware plafondbalken verankerd. - De opengaande delen van de ramen pasten niet en diverse raamdorpels hadden niet de juiste afmeting. - De dakgoot vertoonde choquerende golvingen en liep bovendien verkeerd af. - De muurplaten, waar het dakgebinte op moest steunen, ontbraken. - Ook de versieringen in de nokken van de zijgevels waren vergeten. - Beerputten, regenwaterputten en vele delen van andere muren waren met slechte materialen gemetst en moesten herdaan worden. - De binnenkant van de oven was niet met vuurvaste stenen gemetst. - De afsluitmuren stonden niet loodrecht. - De deuren van de gemakken waren slecht verankerd en waren niet allemaal even hoog. - De pilaartjes van de binnenplaats waren te licht en stonden op stenen dallen die niet langs alle vier de kanten waren afgewerkt. De dakconstructie die op de dwarsbalken boven pilaren rustte was alweer niet goed verankerd. Om al deze redenen werd aannemer Heynderickx op 21 januari 1880 verzocht om met geen ander werk meer te beginnen vooraleer hij zijn fouten had hersteld. Hij kreeg daarvoor slechts 3 weken tijd. Anders zou de gemeente het, conform de condities van het lastenboek, op zijn kosten door iemand anders laten doen. Zie je de problemen komen? Mede door al deze complicaties, waaraan trouwens niet verholpen werd, was het gebouw op 10 februari niet af, zoals contractueel was afgesproken. Hierdoor kreeg Heynderickx vanaf die dag nog eens een boete van 10 fr. per dag aan zijn been. Op 12 mei kreeg men in Lebbeke dan 8
De gemeente die, om een hoge subsidie te krijgen, het “overblijvende bedrag” zo hoog mogelijk wilde houden, schatte de opbrengst van de oude school op 5.500 fr. De overheid die, om weinig subsidie te moeten geven, het “overblijvende bedrag” zou laag mogelijk wilde houden, meende dat men er gemakkelijk 13.370 fr. kon voor krijgen. Overigens waren staat en provincie maar bereid om samen ½ en niet 2/3 van de overblijvende kosten te dragen. Daar is allemaal veel discussie over geweest maar ik ga daar niet verder op in. Goed om weten is dat de school inmiddels is betaald en afgebroken. En dan is er nog iets wat ik nog een beetje geheim had willen houden. In 1879 gebeurden er dingen waardoor de gemeente verplicht werd om voor een eigen gemeentelijke meisjesschool te zorgen. Ze kreeg toen van hogerhand het verbod om de oude school in het dorp te verkopen en het bevel om die als gemeente-meisjesschool in te richten. Daar kom ik later nog op terug.
17
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
ook de volgende aangetekende brief te lezen: “Aan de heer Josse Heynderickx - Conform artikel 40 van het lastenboek, dat de bouw van onze gemeenteschool door uw onderneming regelt, verzoeken wij u om dit werk onmiddellijk stop te zetten en wij notificeren u dat wij een andere aannemer naar onze keuze zullen laten intekenen voor de uitvoering van het in gebreke gebleven werk.” Aannemer Heynderickx heeft aan heel deze zaak heel veel schulden en rechtszaken overgehouden 9. Het is niet mijn taak om er in dit kader verder op in te gaan, maar wie ooit de geschiedenis van dit bedrijf wenst te schrijven mag er mij gerust naar vragen. Op 23 oktober 1880 waren de bouwwerken aan de nieuwe gemeenteschool door de nieuwe aannemer volledig beëindigd. Wie dat was zijn we niet te weten gekomen maar ook na de definitieve oplevering van het werk was architect Poncelet nog niet helemaal tevreden. De helling van het dak, dat nochtans op kosten van de oorspronkelijke aannemer Heynderickx herlegd was, zou namelijk onvoldoende zijn. Zelfs de leden van de gemeenteraad – allemaal zuinige maar ook verstandige mensen – vonden het niet meer de moeite om hier op door te gaan. Op de aankoop van schoolmeubelen, die op 12 oktober 1881 geplaatst werden, ga ik niet dieper in.
Besluit In 1879 waren er in Londerzeel drie lagere scholen; - School I: de in theorie gemengde gemeenteschool in het Dorp, die spoedig naar nieuwe gebouwen in de Mechelse straat zou verhuizen. - School II: de ook in de praktijk gemengde gemeenteschool op de Heide. 10 jaar eerder waren er plannen geweest om op de Heide een aparte meisjesschool te bouwen, maar die waren niet gerealiseerd. - School III: De aangenomen vrije meisjesschool der zusters Ursulinen in het Dorp.
B. ONDERWIJZERS, ONDERWIJZERESSEN (1842-‘79) De onderwijzers van de gemeenteschool 1 (dorp) Bernard Kerremans (1843-1871) Bernard Kerremans, de allereerste echte gemeente-onderwijzer van Londerzeel was geboren in Puurs in 1803. Tijdens het Hollandse bewind behaalde hij een onderwijzersdiploma van de derde graad. In 1820 werd hij actief in het onderwijs, eerst als “professeur” en dan als hulponderwijzer. Ik weet niet waar. In 1830 vestigde hij zich met vrouw en kinderen in Londerzeel om er een vrije school te openen, die op 28 juli 1843 tot gemeenteschool omgevormd werd. Vanaf 27 april 1859 cumuleerde Kerremans zijn beroep van onderwijzer met dat van gemeenteontvanger. Kerremans is zeer lang – te lang volgens velen – les blijven geven. Gedurende de laatste jaren ging dat ten koste van de kwaliteit van zijn onderwijs waardoor een aantal ouders verkoos om zijn kinderen naar de school op de heide in plaats van naar het dorp te sturen. Op 1 januari 9
De belangrijkste schuldeiser was steenbakker Somers-Segers uit Niel.
18
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
1872, na 41 jaar dienst, ging Kerremans - op eigen vraag maar iemand zal het hem wel ingefluisterd hebben – met pensioen. Op 18 december 1874 ontving hij het Burgerkruis 1ste klas. Hij is op 8 september 1889 in Londerzeel overleden.
Petrus Josephus Kerremans (1844) Al in 1844 deed de nood zich gevoelen om in de aangenomen jongensschool van Londerzeel een hulponderwijzer aan te stellen. Petrus Josephus Kerremans (° Puurs 1822, familie maar geen zoon van Bernard Kerremans) had zich hiervoor kandidaat gesteld en zou zelfs zijn benoemd, maar op 10 oktober trouwde hij met Maria Francisca Verbruggen en verhuisde hij naar Wolvertem.
Joannes Franciscus Jacobs (1845-1846). “In aendagt nemende dat den nomber der schollieren, die bij wintertijd en in het zomersaisoen, de voormelde school bij woonen en dat den voormelden onderwijzer niet in staet is alleen zijnde alle die kinderen het onderwijs te konnen bezorgen of te bewerkstelligen” werd op 18 maart 1845 een andere ondermeester gekozen. Het werd Jan Frans Jacobs, die Bernard Kerremans al een tijdje voor wat drinkgeld had geassisteerd. Hij was de enige kandidaat en kreeg 10 stemmen op 10. Jacobs was geboren in Londerzeel op 4 maart 1828. Hij was de zoon van Jan Baptist Jacobs en Maria Elisabeth De Boeck, was uiteraard nog niet getrouwd en woonde bij zijn vader en stiefmoeder Barbara Seyssens in Londerzeel. Ik vind hem echter niet in het bevolkingsregister van 1840-1846 terug. Jacobs kreeg de smaak van het lesgeven te pakken en trok bij het begin van het schooljaar 1846-1847 naar de normaalschool van Lier om er een echt onderwijzersdiploma te halen. Verdere opzoekingen brachten voldoende nieuwe informatie aan het licht om Jan Frans Jacobs op te nemen in onze lijst van “bijzondere Londerzelenaren. Uit die inventaris komt het volgende: Jan Frans JACOBS Geboren te Londerzeel op 4 maart 1828. Zoon van Jan Baptist, landbouwer, en Maria Elisabeth De Boeck, huishoudster. Hij trouwde met Eugènie van der Borght. Hun zoon Henri werd architect. Op 26 juni 1845 werd hij benoemd tot niet gediplomeerde ondermeester van de gemeenteschool van Londerzeel. Het volgende jaar ging hij, nog steeds niet gediplomeerd, als hulponderwijzer aan de slag in Wolvertem. Op 30 maart 1849 behaalde hij te Lier zijn onderwijzersdiploma. Intussen was hij op 8 januari in Wolvertem al vast als hulponderwijzer in dienst genomen met een jaarwedde van 300 fr. Geholpen door aanbevelingsbrieven van de pastoors van Drogenbos en van Wolvertem en van kantonnaal inspecteur D. Wouters, werd hij op 23 april 1852 benoemd tot onderwijzer te St.-Joost-ten-Node, waar hij moest onderwijzen in het Frans. Zijn jaarwedde bedroeg nu 1200 fr. plus 350 fr. voor de aankoop van papier en boeken en voor de onkosten van de verlichting. In 1855 kreeg hij van de gemeenteraad de opdracht om een “plan d'enseignement et d' organisation de l’ école communale” uit te werken. Op 13 oktober werden zijn voorstellen goedgekeurd. Drie jaar later, in oktober 1858 werd Jacobs algemeen directeur van de gemeentescholen van St.-Joost-ten-Node. Samen met de hele Brusselse flamingantengeneratie van zijn tijd was hij lid van het 'Willemsfonds', de 'Soirées populaires' te Sint- Joost en van een aantal verenigingen waarover we het hierna zullen hebben. In de jaren 1855-1856 publiceerde hij als redactielid in het Brusselse blad De Klauwaert een reeks artikelen over de ‘Geschiedenis der Nederduitsche Tael in België'. In zijn laatste bijdrage (23 maart 1856) sloot Jacobs zich aan bij de 'Brusselse' lijn Delecourt-Bauduin en opperde hij de mogelijkheid “met eenige opofferingen van weer zyden, het ten minsten zoo verre te brengen, dat de neerduitsche werken van Duinkerke tot over Dantzig kunnen gelezen worden, dat 16 millioenen nederduitschers in eigene tael hunne onderhandeling kunnen vernauwen. De Congressen moeten hiertoe de stoot geven. Zou door wederzijdse toegevingen een over het gehele gebied verstaanbaar 'Nederduits' tot stand komen, dan was er voor onze taal veel gewonnen en de Germaanse verbroedering zou er wel bij varen”.
19
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Bij de verkiezingen van februari 1857 waagden de in Brussel geïmmigreerde cultuurflaminganten zich voor de eerste keer aan de politiek door zich bij de radicale vleugel van het voor veranderingen gevoelige Frantalige liberale kamp aan te sluiten. Jacobs was al langer bevriend met de radicaal-liberale G. Tiberghien, professor aan de UFB, die gemeenteraadslid van Sint-Joost-ten-Node was. In 1858 ontstond hierdoor de politieke beweging “Vlamingen Vooruit”. Jacobs werkte mee als voordrachtgever en bij de redactie van het jaarboek. Toen de regering Rogier de Vlamingen in de kou liet staan ontstond in 1861 het “Vlaamsch Verbond” dat Vlamingen van alle politieke strekkingen groepeerde en dat uiteraard ook Jacobs tot zijn leden telde. Intussen had hij in april 1857, samen met o.m. Hippoliet Bauduin, al mee aan de wieg gestaan van het opvoedkundige tijdschrift De Toekomst dat vanaf september het orgaan werd van “de Onderwyzersbond”, de eerste beroepsvereniging van onderwijzers in België. De doelstelling werd als volgt omschreven: materiële verbetering voor de onderwijzer, bescherming van het beroep, indamming van hel Frans in Vlaanderen, hogere kwaliteit van het onderwijs. Tot 1860 zetelde Jacobs in het algemeen bestuur. Dat was niet alles. Samen met o.m. J. Blockhuys stichtte hij in 1858 de “Maetschappy voor Opvoeding en Onderwijs”, een Vlaams-Brabantse onderafdeling van de Onderwijzersbond. Hij propageerde – zoals vele andere in Lier afgestudeerde onderwijzers – de ‘zielleer’ van Beneke en de opvattingen van de Duitse pedagoog F. Fröbel. Met barones de Crombrugghe (1820-1875) stichtte hij te St.-Joost-ten-Node een kindertuin voor betalende kinderen en organiseerde hij er vanaf 1862 volksvoordrachten om de kennis onder de arbeidersklasse te verspreiden. In 1862 werd hij lid vande “Association internationale pour le progrès des sciences sociales”. Tijdens het jaarcongres van deze vereniging in Brussel, zetelde hij in de werkgroep die de rol van de vrouw in het onderwijs bestudeerde. Eind 1864 was hij stichtend lid van de radicaal-liberale Ligue de L’enseignement. Vanaf 1865 werd hij, zowel in de Vlaamse Beweging als in de onderwijzersbeweging wat minder militant. Mogelijk kon hij daardoor op professioneel gebied promotie maken. Op 25 maart 1866 werd hij aangesteld tot kantonnaal inspecteur voor het kanton St.-Joost-ten-Node. Het K.B. van 5 januari. 1875 benoemde hem tot provinciaal inspecteur van Brabant. Toen de provincie in twee “ressorten” werd ingedeeld werd hij op 29 augustus 1879 aangesteld als hoofdinspecteur van het ressort Brussel. Dat bleef hij tot 1891. Jacobs was bovendien lid van de Verbeteringsraad voor het lager onderwijs. Na de onderwijswet van 1 juli 1879 zetelde hij nog in de commissie die met de organisatie van de kindertuinen belast was. In 1891 vroeg Jan Frans Jacobs zelf om gepensioneerd te worden. Hij leed dan al aan een oogkwaal, die hem uiteindelijk tot blindheid zou veroordelen. Jan Frans Jacobs overleed te Brussel op 9 januari 1907 Gepubliceerde werken: - Jacobs publiceerde in de loop van 1855 en 1856 in de Klauwaert zijn bekende artikelen over de “geschiedenis van de Vlaemsche Tael in België”. - Met J. Blockhuys schreef hij in de jaren 1850 rekenboekjes voor de lagere school die op de “zielleer” van Beneke gebaseerd waren. - Hij publiceerde ook vier leesboekjes: Les Animaux, Les Végétaux, Les Minéraux en Phénomènes de la Nature, die vanuit dezelfde optiek geschreven waren en die heel verfrissend waren in vergelijking met de moraliserende boekjes van voor (en na) die tijd. Ze bestonden ook in het Nederlands. - In 1859 publiceerde hij (zowel in Brussel als in Parijs) “le Manuel pratique des jardins d'enfants de Frédéric Froebel", een boek dat als baanbrekend wordt beschouwd. In 1864 verscheen er al een tweede druk en dit handboek werd ook in het Engels en in het Duits vertaald. - In 1860 verscheen, in het Nederlands te Brussel en Amsterdam, het ”Praktisch handboek om kinderen van 2 tot 8 jaar al spelend, gemakkelijk en leerzaam bezig te houden volgens de ontwikkelingen van Frederik Fröbel”. - Jacobs werkte van 1862 tot 1864 mee aan het tijdschrift van Gatti de Gamond “Education de la femme”. - In 1900 verscheen te Namen zijn “Nouveau manuel des jardins d’enfants suivant la méthode de Frédéric Froebel”. Bronnen: a) Bijdrage van F. Simon in het Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 9, blz 202-204 (en zijn daarin geciteerde bronnen), b) Vlaamse en Nederduitse literatuur in de 19de eeuw, volume 1, Ludo Simons, Secretariaat van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1982, blz. 135, c) De school- en letterbode of Bydragen ter bevordering van onderwys, volume 2, 1845, blz. 411, d) De Vlaamse Beweging, M. de Vroede, 1960, bladzijde 158.
20
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Bonaventuur Moens (1846-1877) Vanaf oktober 1846 had Bonaventuur Moens student Jacobs als hulponderwijzer in de school van Kerremans vervangen. Omdat hij dat goed deed werd hij door een eensgezinde gemeenteraad op 31 juli 1847 benoemd. Bonaventuur Moens was geboren in Opdorp op ? Hij was de zoon van ? en ? Op ? trouwde hij met Joanna Christina Van Praet. Als ondermeester was hij niet het hele jaar door nodig op de school. Doorgaans werkte hij maar 9 maand per jaar. In 1855 gaf hem dit een inkomen van amper 300,82 fr. “De gemeente-ondermeester,” aldus de gemeenteraad op 7 september 1855, “die van een allerzedelijkst en onberispelijk gedrag is, en niets op te zeggen valt, is niet gelogeerd noch gevoed door den onderwijzer zoo als in vele gemeenten. Van zijn jaerlijks inkomen van 300,82 francs moet hij logement en mondbehoeften betalen en zich kleeden op eene betamelijke wijze volgens uitoefening van ambt. Daer het hedendaegs leven aller duerzaem is, is het onmogelijk daer van te kunnen bestaen.” Daarom vroeg de gemeente aan de overheid om zijn jaarwedde voor 1856 van 300 tot 400 fr. op te trekken en om hem ¼ van het lesgeld der arme leerlingen te geven. Ter informatie: hoofdonderwijzer Kerremans verdiende, alles inbegrepen, 4 à 5 keer zoveel. De weddeverhoging werd goedgekeurd, maar het aandeel in de vergoeding voor het onderwijs der arme kinderen niet. Daarom vroeg de gemeente op 25 september 1856 een nieuwe weddeverhoging van 50 fr. Ook deze werd door de overheid aangenomen. Van 1859 tot nà 1863 verdiende Bonaventuur Moens nog altijd maar 500 fr. per jaar. Ondertussen was hij getrouwd en had hij 2 kinderen. Op 12 juni 1863 besloot de gemeenteraad om hem éénmalig een premie van 100 fr. te geven. Dat kon omdat de gemeenterekening van 1862 met een aanzienlijk overschot was afgesloten. Voor meer informatie over de inkomensevolutie der leerkrachten verwijs ik naar de bijlage. Meester Moens overleed in Londerzeel op 13 november 1877.
Jozef Eugeen Kerremans (1872-1899) Eind 1871 vroeg de oude meester Bernard Kerremans, na 41 jaren dienst in het onderwijs, zijn pensioen. Op 6 december 1871 werd zijn opvolger gekozen. Ondanks een aankondiging in de “Moniteur” had er zich maar 1 kandidaat aangeboden, maar het was een goeie. Eugène Kerremans was de zoon van de uittredende hoofdonderwijzer. Hij was geboren in Londerzeel op 17 februari 1812. Hij had een diploma behaald aan de normaalschool te Lier en gaf al sinds 1861 les in Sint-Agatha-Berchem. Hij genoot de achting van alle gemeenteraadsleden en werd unaniem tot nieuwe hoofdonderwijzer benoemd. Eugeen Kerremans trouwde met Constantia De Breuker. Ik heb geen kinderen gevonden. Hij werd ook secretaris van de in 1872 opgerichte “liberale” fanfare l’Union. Eugeen Kerremans bleef tot in 1899 hoofdonderwijzer. Dan ging hij met pensioen. Hij overleed in Londerzeel op 21 april 1935. Foto overgenomen uit het boek “Onze Jongensscholen in Londerzeel, August Meskens, 1996.
Benedict Carrijn (1875-1879) In de zomer van 1874 vroegen beide hoofdonderwijzers van Londerzeel (Kerremans in het dorp en Alewaerts op de Heide) om een tweede hulponderwijzer. Op dat moment werd de centrumschool door 222 jongens bezocht. In de gemeenteschool op de Heide werd aan 257 jongens en meisjes les gegeven.
21
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Het provinciebestuur heeft lang getwijfeld of voor dergelijke aantallen wel 3 schoolmeesters nodig waren. Het gemeentebestuur moest zijn aanvraag van 12 juli 1874 nog 3 keer herhalen voordat de bestendige deputatie op 7 oktober zijn zegen gaf om tot de gevraagde aanwerving over te gaan. Omdat er zich op 12 oktober slechts 1 kandidaat aangeboden had en het schooljaar inmiddels al was begonnen, werd deze door de gemeenteraad eenparig aan de school van het dorp toegewezen. Het was Benedictus Carrijn. Hij had zijn diploma behaald aan de normaalschool van Sint-Niklaas en momenteel was hij hulponderwijzer in de gemeenteschool van Overboelare. Hij mocht op 1 januari 1875 in Londerzeel beginnen. Op 9 januari 1879 stuurde meester Carrijn zijn ontslagbrief naar het gemeentebestuur. Deze is in het gemeentearchief bewaard gebleven en hij gaat letterlijk als volgt:
Aan de Heeren Burgemeester en Leden van het gemeentebestuur van Londerzeel. Mijne Heeren, Daar de bezorgdheid van het gemeentebestuur zoo weinig aanmoedigend is om den onderwijzer hier in dienst te houden, heb ik de eer U mijn ontslag als hulponderwijzer in uw gemeente aan te bieden. U verzoekende mij zoo haast mogelijk van mijn bediening te ontslaan, heb ik de eer mij met hoogachting te noemen Uw nederige dienaar B. Carrijn. Londerzeel, den 9 Januari 1879 Carrijn had al eerder laten blijken niet meer tevreden te zijn in Londerzeel Dorp. Op 30 augustus 1878 had hij – samen met Leopold Mees van de school op de Heide – vergeefs naar de post van ondermeester in de gemeenteschool van Steenhuffel gesolliciteerd. Op 9 januari had hij werk in Antwerpen gevonden. In februari 1901 vroeg Carrijn, die toen wegens ziekte al geen les meer gaf, zijn pensioen.
Jean François Mees (1878-1879) Toen meester Bonaventuur Moens in november 1877 overleed moest er naar een nieuwe hulponderwijzer gezocht worden. Hoewel de vacature onmiddellijk in de bladen aangekondigd werd boden zich geen kandidaten aan. In februari 1878 waren er nog 2 extra publicaties in het staatsblad nodig om mogelijke geïnteresseerden warm te maken. Misschien was het vooropgestelde jaarinkomen van 1125 fr. (wedde + schoolgeld der betalende leerlingen + vergoeding voor het onderwijs der arme leerlingen) niet aantrekkelijk genoeg. Op 14 juli 1878 was er nog altijd niemand gevonden. Maar de gemeente had goede hoop en had “jonge mensen aangesproken die op het punt staan om de lessen aan de normaalschool te beëindigen. Dezen zullen eerder geneigd zijn om deze plaats te aanvaarden aangezien ze dra een loonsverhoging mogen verwachten.” Op 7 september 1878 zou dan toch een nieuwe hulponderwijzer benoemd zijn. Dat las ik althans in een brief die op die dag naar de arrondissementscommissaris gestuurd werd. In het
22
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
notulenboek, dat schijnbaar toch volledig is, is hierover echter niets te vinden. Ik moet de naam van deze persoon dan ook schuldig blijven. Toen de arrondissementscommissaris bovendien vroeg waar die persoon zijn diploma bleef zou deze zijn kandidatuur hebben ingetrokken. Vreemd. Waarom was het in deze periode zo moeilijk om een gemeente-onderwijzer te vinden. We zullen de oorzaak hiervoor verder bespreken. Op 3 oktober 1878 werden de referenties van 2 nieuwe kandidaten besproken. De eerste was die van François Mathieu Hoffbauers, die op 29 juni 1858 in Opgrimbie geboren was en een diploma van de normaalschool van Sint-Truiden kon tonen. De tweede was die van Jean François Mees, geboren in Hingene op 17 juli 1856 en met een diploma van de normaalschool van Lier op zak. Het was Mees die unaniem verkozen werd. Hij bleef niet lang in Londerzeel. Hij begon op 1 november 1879 les te geven en op 29 april 1879 volgde hij het voorbeeld van zijn collega Carrijn en gaf hij zijn ontslag. Twee dagen later verhuisde hij al naar Puurs. In oktober 1907 vroeg hij zijn pensioen.
Joannes Emmanuel Verlinden, deel 1 (1879-1884) Na het ontslag van Benoit Carrijn op 9 januari 1879 werd alweer niemand gevonden die zich kandidaat wilde stellen om zijn functie over te nemen. Niet op 8 maart en op 26 maart evenmin. Hetzelfde gebeurde aanvankelijk ook na het ontslag van ondermeester Mees. Het duurde tot 16 augustus vooraleer de gemeenteraad 1 kandidatuur kon evalueren. Als gevolg daarvan werd Jan Emmanuel Verlinden eenparig tot opvolger van Carrijn benoemd. Verlinden was geboren in Breendonk op 25 december 1859 en had een diploma van de staatsnormaalschool van Lier. Van bij zijn aanstelling werd hij geconfronteerd met de nieuwe schoolwet van 1879 waarvan hij tijdelijk één der slachtoffers werd, maar daarover later meer. (Wordt vervolgd) Foto overgenomen uit het boek “Onze Jongensscholen in Londerzeel, August Meskens, 1996”.
De onderwijzers van de gemengde gemeenteschool 2 (heide) Jan Hendrik Alewaerts, deel 1 (1860-1879) Op 15 september 1860 koos de gemeenteraad van Londerzeel de eerste onderwijzer voor de gemeenteschool op de heide, die voortaan school nr. 2 werd genoemd. Het werd Jean Henri Alewaerts uit Booischot, die 8 van de 10 stemmen kreeg. Alewaerts was getrouwd met NN Van Dessel. Ten tijde van de schoolstrijd zag Allewaerts zijn leerlingen en zijn ondermeester naar privéscholen vertrekken. Begin februari gaf ook hij zijn ontslag om les te gaan geven in de gemeenteschool van Kapelle-op-den-Bos. Daar was hij nog altijd toen hij op het einde van het schooljaar 1890-1891 zijn pensioen aanvroeg. Hij overleed in 1899.
23
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Frederic Sterck (1865-1866) Omdat de gemeenterekeningen van 1862 en 1863 met een behoorlijk overschot afgesloten waren, vond de gemeenteraad op 29 juni 1864 dat er nu wel een ondermeester voor de school nr. 2 mocht aangenomen worden. In het schooljaar 1863-1864 waren er niet minder dan 172 arme en 75 betalende kinderen ingeschreven. Er werd alvast beslist dat die een vaste wedde van 320 fr. per jaar zou verdienen, net evenveel als de ondermeester van school 1. Dat bedrag werd ook in de schoolbegroting van 1865 ingeschreven (en werd tot 600 fr. verhoogd toen de weddes van de onderwijzers in 1864 bij K.B. werden vastgelegd). Nadat de vacante plaats van hulponderwijzer verschillende keren in het Staatsblad aangekondigd was, had zich op 27 december 1864 nog altijd maar 1 kandidaat aangeboden. Gelukkig voldeed hij aan alle gestelde voorwaarden inzake diploma en militaire dienst. Omdat hij ook bij het gemeentebestuur in de smaak viel werd hij unaniem verkozen. Frederic Sterck kwam uit Nederhasselt in het arrondissement Aalst. Zijn broer August zullen we later als koster en onderwijzer in Steenhuffel tegenkomen. Sterck overleed veel te jong in de loop van de zomervakantie van 1866.
Henri Raes (1866-1870) Op 24 oktober 1866 had zich 1 kandidaat aangeboden om de overleden hulponderwijzer Sterck op te volgen. Henri Raes uit Wolvertem werd unaniem verkozen. Hij was ca 1836 geboren en mogelijk had hij voordien in Leest les gegeven. Hij begon zijn dienst in Londerzeel op 1 december en verliet de gemeente bij het begin van het schooljaar 1870-1871. Waarschijnlijk was hij ergens anders benoemd.
Pierre Faes (1870-1872) Op 21 oktober 1870 koos de gemeenteraad een opvolger voor Henri Raes die kort voordien zijn ontslag gegeven had. Er waren 2 kandidaten: - Jan Baptist Heeren, die een diploma van de normaalschool van Sint-Truiden had. - Pierre Faes, die gediplomeerd was aan de normaalschool van Lier, en die unaniem tot nieuwe ondermeester van Londerzeel-heide verkozen werd. Pierre Faes was op 10 juli 1848 geboren in Herselt-Ramsel. Hij was niet getrouwd en was momenteel ondermeester in Leest. Hij bleef maar tot eind december 1872 les geven op de Heide. Vanaf 1 januari 1873 ging hij als ondermeester in Steenhuffel aan de slag. Op 1 oktober 1878 ging hij naar Laken. In de zomer van 1883 werd hij ziek en kreeg hij van zijn dokter een “stil en rustig regiem” opgelegd. Eind november 1883 werd zijn pensioenaanvraag door de gemeenteraden van Steenhuffel en Londerzeel besproken. Beiden gaven een negatief advies omdat hij nog jong was, goed gefortuneerd was, geen kinderen had en in staat was om een hotel uit te baten, wat hij overigens al deed.
Het ministerie van onderwijs legde deze adviezen naast zich neer en verplichtte beide gemeenten van rechtswege om hun rechtmatig aandeel in het pensioen van Pierre Faes te betalen. Pierre Faes is op 25 november 1889 in Grimbergen overleden.
Jean Baptiste Heyvaert (1873-1874) De gemeenteschool op de Heide kende een aanzienlijk succes en telde snel haast zo veel leerlingen als de beide scholen in het veel dichter bevolkte centrum. In september 1871 vroeg de arrondissementscommissaris of het misschien niet wenselijk zou zijn om op de heide een tweede ondermeester te benoemen. De gemeente vond echter dat de overbevolking van school 2 maar tijdelijk was en veroorzaakt werd “door de hoge ouderdom van de heer Kerremans en de onbekwaamheid van de heer Moens, waardoor vele kinderen de
24
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
centrumschool verlieten om les te gaan volgen op de Heide. Bovendien kwamen er ook kinderen van naburige gemeenten op de Heide naar school. Wij verwachten,” aldus de gemeente, “ieder moment het ontslag van de heren Kerremans en Moens. Mijnheer De Vos, de kantonnale inspecteur is van deze zaak zeer wel op de hoogte en erkent de spijtige toestand in de school van het dorp.” Het ontslag van Bernard Kerremans kwam er al eind 1871. De aanstelling van zijn zoon Eugeen tot nieuwe hoofdonderwijzer was voldoende om het leerlingenaantal in de centrumschool I onmiddellijk met 30 te zien toenemen en dat van de school op de Heide met 30 te zien dalen. Op 1 januari 1873 vertrok ondermeester Pierre Faes naar de gemeenteschool van Steenhuffel. Op 7 februari werd zijn opvolger benoemd. Men kon kiezen tussen: - Evarist Louis Van Hellemont, die een diploma van de normaalschool van Sint-Truiden had, en - Jean Baptiste Heyvaert, die gediplomeerd was aan de normaalschool van Lier. Het was Heyvaert die met 10 stemmen tegen 1 de functie aangeboden kreeg. Jean Baptist Heyvaert was geboren in Sint-Amands op 4 april 1848. Hij was de zoon van Engelbert Heyvaert en Catharina Merckx die in Sint-Amands een winkel hadden. Momenteel was hij nog ondermeester in de gemeenteschool van Sint-Amands. Zijn benoeming werd midden februari door de bestendige deputatie bevestigd. Op 24 juni 1874 trouwde hij in Londerzeel met Ursula Segers en dat is zowat het enige dat hij aan zijn verblijf in Londerzeel overgehouden heeft. Want kort voor zijn huwelijk, in mei 1874, gaf hij zijn ontslag, om elders te gaan onderwijzen. Jan Baptist Heyvaert overleed waarschijnlijk in 1908 en mogelijk in Blaasveld. Nadat hij weduwnaar geworden was, was hij hertrouwd met NN Van Breedam.
Livinus Joannes Van Achter (1874-1879 Livinus Joannes Van Achter was de enige die zich op 27 mei 1874 had aangeboden om de ontslaggevende ondermeester Heyvaert op te volgen. Hij had een diploma van de normaalschool te Brugge en was momenteel ondermeester in de gemeenteschool van Zele. Hij werd met eenparigheid van stemmen aangenomen. In december 1879, toen de schoolstrijd in Londerzeel in alle hevigheid woedde, gaf hij zijn ontslag omdat hij voor het officiële onderwijs bedankte en in een vrije school les ging geven. Tot 4 (of 16) januari 1880 bleef hij in Londerzeel lesgeven. Toen Livien Van Achter in juli 1908 zijn pensioen aanvroeg was hij hoofdonderwijzer in Sint-Amands
Leopold Mees (1875-1879) In de zomer van 1874 vroegen beide hoofdonderwijzers van Londerzeel (Kerremans in het dorp en Alewaerts op de Heide) om een tweede hulponderwijzer. Op dat moment werd de centrumschool door 222 jongens bezocht. In de gemeenteschool op de Heide werd aan 257 jongens en meisjes – als ze niet op het veld moesten werken - les gegeven. Het provinciebestuur heeft lang getwijfeld of voor dergelijke aantallen wel 3 schoolmeesters nodig waren. Het gemeentebestuur moest zijn aanvraag van 12 juli 1874 nog 3 keer herhalen voordat de bestendige deputatie op 7 oktober zijn zegen gaf om tot de gevraagde aanwerving over te gaan.
25
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Die gebeurde op 9 december. Leopold Mees was de enige kandidaat en werd eenparig benoemd. Mees had een diploma van de normaalschool van Lier en was momenteel ondermeester in de gemeenteschool van Kalfort-Puurs. Op 19 december 1879, toen de schoolstrijd ook in Londerzeel woedde, gaf hij zijn ontslag en verhuisde hij naar Hingene. Toen hij op het einde van het schooljaar 1891-1892 zijn pensioen aanvroeg was hij daar nog altijd onderwijzer (meer bepaald in de gemeenteschool van Eikevliet).
Onderwijzeressen van de aangenomen meisjesschool 3 (dorp) Over de eerste onderwijzeressen van de aangenomen meisjesschool ben ik, omdat hun aanstelling de gemeenteraad niet moest passeren, zeer weinig te weten gekomen. Op dit moment (maart 2008) leggen vier lokale onderzoekers echter de laatste hand aan een boek dat de gehele geschiedenis van het klooster zal beschrijven. Ik wens het iedereen nu al warm aan te bevelen. Tot dan zullen we het met de volgende rudimentaire informatie moeten doen.
Josephine Simons (1843-1865) Ik weet niet zeker of juffrouw Simons al vanaf 1843 de directrice was van de meisjesschool maar in 1848 was ze dat zeker. Ze bleef het tot in 1865. Waarschijnlijk bleef ze daarna nog wel lesgeven.
Jeanne Mangelschots (1843-?) In het begin werd zuster Simons bijgestaan door zuster Mangelschots. Ik weet niet hoelang.
Jeanne Weemaes (1865-1868) In 1865 werd juffrouw Simons door juffrouw Weemaes als directrice van de aangenomen meisjesschool opgevolgd.
Maria Louisa De Vleminckx (mère Gabrielle) (1868-1879 en later) Hulponderwijzeres vanaf ? Ze was dat tot in 1868. Dan volgde ze zuster Weemaes op als directrice.
Anna Catharina Ketelbaut (mère Madeleine) (? – na 1886) Hulponderwijzeres van voor 1868. Ze was dat, in verschillende hoedanigheden, in 1886 nog steeds.
26
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
IV. DE SCHOOLSTRIJD IN LONDERZEEL (1879-1884) In 1878 was er, voor de eerste keer sinds de onafhankelijkheid, in België een liberale regering aan het bewind gekomen. Deze stond onder de leiding van premier Frère-Orban. In 1879 stemde die een wet die het officieel onderwijs (voornamelijk de lagere scholen) een neutraal in plaats van het tot dan overwegend katholieke karakter wilde geven. Het katholieke onderwijs reageerde hierop zeer heftig waardoor het land in twee kampen werd verdeeld. Op 2 april 1879 antwoordde het gemeentebestuur van Londerzeel aan de gouverneur: “Wij bevestigen ontvangst van 2 exemplaren van een affiche waarop een uittreksel van de circulaire van de heer minister van binnenlandse zaken met betrekking tot het voorstel tot wijziging van de wet van 23 september 1842 over het lager onderwijs. De affiches werden opgehangen op de plaatsen waar de publieke akten worden geafficheerd.” Mogelijk werden deze affiches aanvankelijk niet zeer ernstig genomen. In ieder geval werd op 1 juli 1879 een nieuwe organieke schoolwet gestemd en op 17 juli stuurden de diverse provinciegouverneurs de uitvoeringsbesluiten naar alle gemeentebesturen van het land. De geïnteresseerden vinden op het einde van de bijdrage over het onderwijs in Steenhuffel de volledige tekst. De nieuwe wet werd in het katholieke Vlaanderen en vooral op de nog katholiekere boerenbuiten absoluut niet goed onthaald. Eén van de grootste bezwaren was dat de katholieke opvoeding niet langer meer in het totale lessenpakket geïntegreerd was maar, naast moraal, eigenlijk een keuzevak was geworden. De reacties lieten, ook in Londerzeel, niet lang op zich wachten. Ik schreef bijvoorbeeld al hoe moeilijk het was om een ondermeester voor de gemeenteschool te vinden. Mogelijk was de beloofde wedde niet aantrekkelijk genoeg, maar in een brief van 20 augustus 1879 legde burgemeester Petrus Van Assche zijn vinger op de werkelijke wonde. “Laten we wachten,” schreef hij aan de arrondissementscommissaris, “tot op het moment dat het budget voor 1880 moet worden opgesteld, en om dan een definitieve uitspraak te doen over de hoogte van het loon in kwestie. Op dat ogenblik zal de raad een beter oordeel kunnen vellen want dan zal het beter kunnen zien hoe belangrijk het vrije onderwijs, dat zich in onze gemeente aan het organiseren is, ondertussen geworden is en in welke mate de ontvangsten van de gemeenteschool zullen verminderd zijn door de vermindering van het aantal betalende leerlingen die er nog les zullen volgen.” De burgemeester wist zeer goed waarover hij het had. Liever dan de liberale wet toe te moeten passen, had de directrice van de meisjesschool der Ursulinen, juffrouw De Vleminckx, op 7 augustus en ongetwijfeld op bevel van het bisdom, haar ontslag als aangenomen onderwijzeres gegeven en daarmee de meisjesschool terug het statuut van een niet gesubsidieerde vrije school gegeven. Daar bleef het overigens niet bij. De goede oude tijd van de kosterscholen indachtig onderzochten pastoor en andere notabelen de mogelijkheid om ook een katholieke privé jongensschool op te starten. Hetzelfde gebeurde op tal van andere plaatsen. Vele gemeente-onderwijzers legden hun functie neer om naar een privé-school over te stappen. En zij die bleven zagen hun leerlingen in snel tempo naar de privé-scholen vertrekken.
27
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Op 1 september werd de schoolbegroting voor het jaar 1879-1880 aan de nieuwe wetgeving aangepast. Het enige dat veranderde was dat alle arme kinderen, jongens én meisjes, op papier naar de gemeenteschool zouden gestuurd worden en dat de gemeenteonderwijzers nu zelf voor het godsdienstonderricht zouden moeten zorgen. Het bisdom had zijn pastoors en onderpastoors immers verboden om dat nog in de gemeentescholen, waar het een keuzevak geworden was, te doen.
Nergens waar, zoals in Londerzeel en Steenhuffel, in de loop van de voorbije 30 jaren geadopteerde meisjesscholen waren ontstaan, waren de ouders nog geneigd om hun meisjes terug naar een gemengde school te sturen. De regering besefte dat ook. Daarom maande ze op 10 september 1879, 3 weken voor het nieuwe schooljaar begon, de gemeentes aan om dringend voor een aparte gemeentelijke meisjesschool te zorgen. In afwachting dat zo’n school gebouwd zou kunnen worden, beloofde de overheid om onmiddellijk voor geld te zorgen om een lokaal te huren en een onderwijzeres aan te stellen. Indien er geen lokaal zou gevonden worden dan moest maar met buurgemeenten worden samengewerkt of van de jongensschool ofschoon die dat in theorie altijd gebleven was - terug een gemengde school worden gemaakt. Tevens moest een schoolcommissie worden opgericht. In Londerzeel waar de gemeenteschool 2 gebruikte klassen had, moesten hiervoor tegen uiterlijk 20 september 3 kandidaten worden voorgedragen. Dat moesten mannen van aanzien zijn en ze zouden de school moeten surveilleren (lees: controleren of de nieuwe schoolwet in al haar punten werd toegepast.) In tegenstelling tot in Steenhuffel en Malderen werden 3 kandidaten voor deze schoolcommissie gevonden. Het waren De Boeck Jean François Hypolite, De Boeck Henri en De Coster Victor Casimir. Het vermoeden bestaat dat ze van de “liberale strekking” waren Op 21 september 1879 liet het gemeentebestuur de arrondissementscommissaris echter weten dat er in Londerzeel geen lokaal te vinden was om een gemeentelijke meisjesschool in onder te brengen en dat het daarom van de jongensschool van het dorp terug een gemengde school had gemaakt. Weliswaar zonder succes, en op 31 oktober moest men constateren dat, ofschoon de inwoners zeer goed wisten dat de jongensschool terug voor meisjes openstond “geen enkel meisje zich in de circumsriptie Londerzeel-centrum had laten inschrijven voor het gratis onderwijs tijdens het schooljaar 1879-1880. Alle meisjes genoten voordien gratis onderwijs in de geadopteerde school en blijven dat nog altijd doen nu deze adoptie ingetrokken werd. Ze krijgen er gratis les als voorheen.” Reden te meer om een gemeentelijke meisjesschool op te richten, vond het ministerie van onderwijs. Uiteindelijk werd op 19 december – om van het gezeur van de overheid verlost te zijn – een creatieve oplossing gevonden en werd de nieuwe gemeenteschool, die men op dat moment in de Mechelse straat aan het bouwen was, weliswaar pas op 11 augustus “onder dak” was geraakt en waarvan de scheefgemetste muren nog moesten rechtgezet worden, tot gemeentelijke jongensschool gebombardeerd. De meisjes die zich voor het gemeenteonderwijs eventueel zouden kunnen aanbieden konden dan hun intrek nemen in de oude jongensschool in het dorp. De toelating om de oude gebouwen te verkopen en om met de opbrengst ervan een deel van de nieuwe school te betalen, werd door de overheid ingetrokken. Londerzeel, waar een aanzienlijk aantal Liberalen woonde (zoals onder meer wordt aangetoond door de oprichting van de liberale fanfare Union) heeft, in tegenstelling tot zijn buurgemeenten de plaatselijke situatie nooit voor de regering verdoezeld en heeft doorgaans een krachtdadig standpunt ingenomen. Als voorbeeld citeren we een reactie van 13 november op een omzendbrief van 25 oktober waarin de overheid de gemeenten het recht toekende om de huur- en erfpachtovereenkomsten van gemeente-eigendommen te beëindigen als die door de huurder voor oneigenlijke doeleinden zoals het inrichten van een privé-school zouden worden gebruikt. Niet alleen werden er,
28
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
aldus de gemeente, in Londerzeel alleen maar “stulpjes” verhuurd, maar bovendien “was de gemeenteraad graag bereid om aan te nemen dat zij haar scholen geen schade mocht toebrengen, maar geloofde ze evenzeer dat ze verkeerd zou handelen door het onderwijs zelf schade toe te brengen, welk onderwijs dat dan ook zou mogen zijn, zolang het aan de inwoners maar conform de wetten gegeven werd. Veronderstellen dat de gebouwen die op de verpachte gronden stonden geschikt zouden zijn om er privé-scholen in onder te brengen, stond dat dan niet gelijk met het tegenwerken van de verspreiding van het onderwijs in een gemeente waarvan de uitgestrektheid meebrengt dat het voor een deel van de inwoners altijd moeilijk zou zijn om hun kinderen naar de gemeentescholen te laten gaan? Omdat de grondwet onder meer de volledige vrijheid van onderwijs garandeerde was de gemeenteraad van oordeel dat ze, door de omzendbrief te volgen, tegen deze vrijheid zou optreden of er op zijn minst toch ongerechtvaardigde beperkingen aan zou toebrengen.” Dat was verrassend ferme taal, maar er was een reden voor. Op de terreinen van de Burcht (in erfpacht gegeven gemeente-eigendom ?) was op dat moment immers al een privéjongensschool opgericht. Ik zal proberen om de onderwijssituatie in Londerzeel vanaf hier per school te bekijken.
Gemengde gemeenteschool I (Dorp) De centrumschool was dus weer een gemengde gemeenteschool geworden maar er kwamen geen meisjes naar toe. Mocht dat gebeuren dan zou de school gesplitst worden. De jongens zouden naar naar het nieuwe gebouw in de Mechelsestraat verhuizen en de meisjes konden dan hun intrek nemen in de oude school op de Markt. Om deze reden werd de toelating om de oude school te verkopen op 6 november 1879 door het provinciebestuur ingetrokken. Een onderwijzeres in de gemengde gemeenteschool vond de gemeenteraad niet nodig.“De heeren onderwijzers der gemengde gemeenteschool verdienden immers allen lof en het onderwijs door hun gegeven kon door geene onderwijzeresse verbeterd of gehevenredigd worden.” Omdat de centrumschool gemengd was werd de gemeente door de overheid wel verplicht om er ook naailessen te laten geven. Op 19 december werd dus een type-reglement voor dat soort van onderricht goedgekeurd. Tevens moest er een onderwijzeres voor het naaiwerk komen. Omdat er geen haast bij was gebeurde dat pas op 8 november 1880. Toen werd juffrouw Marie Catherine Josephine De Pauw ad interim (door de schoolinspecteur) voor deze functie benoemd. “Ze heeft haar taak onmiddellijk opgenomen,” wist de gemeentesecretaris fier te melden. Over deze onderwijzeres vertellen we later wat meer. We herhalen dat naar de gemengde gemeenteschool geen meisjes gingen en dat alle overheden dat zeer goed wisten. Zo benadrukte de gemeente op 22 december voor de zoveelste keer: “Ondanks herhaalde publicaties om de geïnteresseerde inwoners er van in kennis te stellen dat de gemeentelijke jongensschool nr.1 tot een gemengde school omgevormd is en dat de inschrijvingslijst voor gratis meisjesonderwijs in deze school geopend was, hebben wij geen enkele nieuwe vraag om ingeschreven te worden ontvangen. Alle arme meisjes blijven gratis les krijgen in de vroegere aangenomen school. Wij willen opmerken, mijnheer de commissaris, dat het gemeentebestuur er zal op toezien en er bij het weldadigheidsbureel zal op aandringen om er eveneens voor te zorgen, dat alle arme kinderen onderwijs blijven ontvangen zonder de ouders de volledige vrijheid in schoolkeuze te beletten.”
29
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Op 27 augustus 1880 werden de gemeentescholen ook verplicht om opnieuw onderwijs voor volwassenen in te voeren. Aan dit type van onderwijs zal ik een afzonderlijke bijdrage wijden. Wel wil ik hier vertellen dat, ofschoon het gemeentebestuur, door eerdere slechte ervaringen geleerd, daar absoluut niets voor voelde en het verzoek op 4 september afwees, de gemeenten bij K.B. van 1 september 1881 verplicht werden om dit onderwijs in te richten. Wat dan ook – al was het knarsetandend - in Londerzeel-centrum gebeurde. Bij onderwijs voor volwassenen is het trouwens niet gebleven. De gemeentelijke meisjesschool van het dorp - die dus enkel op papier bestond – moest ook een papieren bewaarafdeling krijgen. In tegenstelling tot de school voor volwassen is die er echter nooit gekomen. Immers, aldus het gemeentebestuur op 4 september 1880 en nog een paar keer daarna, “aangezien er in het Dorp een dergelijke goed uitgebouwde afdeling bestaat die volledig beantwoordt aan de wensen van onze bevolking, vertegenwoordigt het creëren van een tweede dergelijke afdeling geen enkel openbaar nut.” De vrije school van de Ursulinen, had al vele jaren een bewaarafdeling. Tot het begin van het schooljaar 1881-1882 werd de gemengde gemeenteschool op de Markt door de jongens gebruikt. Hoeveel dat er waren weten we niet precies, maar er zijn in het gemeente-archief wel een drietal indicaties te vinden. “Het grootste gedeelte der inwoners maakt voor hunne kinderen gebruik van het vrij onderwijs in voorkeur van het officieel,” schreef de gemeente op 10 september 1880. “De invloed van het gemeentebestuur om het verspreiden van het onderwijs te bevorderen, zich bijzonderlijk op de behoeftigen kunnende uitvoeren, zou het voordeelig zijn dat het weldadigheidsbureel allen onderstand zou weigeren aan de huisgezinnen waar zich kinderen bevinden welke de school niet bijwonen. De keus der school zou aan ieder huisgezin met volle vrijheid overgelaten worden zonder dat er ooit de minste aanzetting in voordeel van d' een of d' anderen scholen zou gebruikt worden. Op zulke wijze zoude men kunnen bekomen dat er geene kinderen van het onderwijs zouden beroofd blijven.” Het pleit voor onze lokale 19de eeuwse beleidsmensen dat ze het belang en de opvoeding van hun kinderen lieten primeren op de bedenksels van de nationale politiek. Na de verhuis van de jongens naar de nieuwe school in de Mechelstraat (eind 1881) werd gezegd “dat de thans bestaande schoolzalen in de nieuwe gemeenteschool voldoende zijn om, ware het noodig, wel het tiendubbel der leerlingen te bevatten welke heden de school bijwonen.” En op 11 januari 1883 schreef men aan de arrondissementscommissaris “dat geen enkele betaalkrachtige leerling in de schoolgaande leeftijd gaat sedert 1879-1880 nog naar de gemeenteschool gaat.” Van de arme jongens daarentegen, leren we uit een document van 15 oktober 1884, kwamen er nog 40 à 50 naar de gemeenteschool. Op 1 januari 1884 bestond het onderwijzerskorps in de gemeentelijke centrumschool nog altijd uit volgende personen: hoofdonderwijzer: Kerremans Eugène (hoofdonderwijzer), Verlinden Jan Emiel (hulponderwijzer), De Pauw M. C. Josephine (lerares handwerk).
Gemengde gemeenteschool II (Heide) Wat gebeurde er ondertussen in de gemengde gemeenteschool op de Heide? In december 1879 gaven beide hulponderwijzers hun ontslag. Leopold Mees vertrok naar Hingene en ook Livien Van Achter hield het officiële onderwijs voor bekeken en ging ergens les geven in een vrije school. Met het ontslag van Van Achter
30
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
was er iets raars aan de hand. Ofschoon het door de gemeenteraad in zitting van 19 december 1879 aanvaard werd, heeft hij het maar op 4 februari 1880 aangeboden. Dat deed hij als volgt:
Aan de Heeren Burgemeester en Leden van den gemeenteraad te Londerzeel. Mijne Heeren, Ik heb de eer U mijn ontslag als hulponderwijzer aan uwe gemeenteschool n° 2 aan te bieden. Laat mij toe, geachte Heeren, U tevens mijnen hartelijken te betuigen voor het vertrouwen dat gij in mij hebt gesteld. Ik blijve met eerbied, geachte Heeren, uw ootmoedige dienaar L.J. Van Achter St. Jozefs-Londerzeel, den 4 february 1880 In beide gevallen werd de plaats vacant verklaard en werd er naar een opvolger gezocht maar niet zeer fanatiek. Er werd er dan ook geen gevonden. Zoals dat voor de centrumschool gebeurde werd ook hier geëist dat er een onderwijzeres kwam om naai- en breilessen te geven. Aangezien de school op de heide niet alleen op papier gemengd was maar altijd al een gemengde school was geweest, vormde dat schijnbaar geen echt probleem. Bij K.B. van 11 juni 1880 werd mevrouw Van Dessel, de vrouw van hoofdonderwijzer Alewaerts, automatisch benoemd. Het inrichten van een bewaarschool wees men, evenals in het centrum, van de hand. De reden die men daarvoor opgaf was dezelfde: “Zowel in het Dorp als op de Heide bestaat een dergelijke goed uitgebouwde afdeling die volledig beantwoordt aan de wensen van onze bevolking en een tweede dergelijke afdeling creëren vertegenwoordigt geen enkel openbaar nut.” Dat er bij de Ursulinen in het centrum een bewaarschool was, ja, dat wisten we al, maar waar we de bewaarschool op de Heide moeten zoeken is voorlopig een raadsel. We zullen er spoedig achter komen. Van de verplichting om een volwassenenschool in te richten werd de gemeenteschool van de Heide ontheven want één zo’n instelling in het centrum was voor een gemeente als Londerzeel inderdaad genoeg
Jan Hendrik Alewaerts, vervolg (1879-1881) Nadat hij eerst een deel van zijn leerlingen (alle meisjes en een klein deel van de jongens) en daarna zijn twee hulponderwijzers had zien weglopen, hield ook meester Jean Henri Alewaerts het op 14 februari 1881 in Londerzeel voor bekeken. Die dag gaf hij zijn ontslag om les te gaan geven in Kapelle-op-den-Bos. Aangezien hij vermoedelijk zijn vrouw naar de Vaartgemeente meegenomen heeft, bleef er in de gemeenteschool op de Heide dus niemand meer over om voor de klas te staan.
Jean De Pauw, deel 1 (1881-1892) De plaats van onderwijzer op Londerzeel-Heide werd in het Staatsblad vacant verklaard en er werd een globale vergoeding van 2000 fr. aan verbonden. Dat was voldoende om de interesse van 4 kandidaten te wekken. Dat waren: - De Haene, nu hulponderwijzer in Laken, - Blommaert, nu hulponderwijzer in Orsmaal-Gussenhoven, - De Keersmaecker, hoofdonderwijzer in het opvoedingsgesticht van St.-Hubert.
31
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
- De Pauw Jean, hoofdonderwijzer in Wolvertem-Westrode. Op 2 maart 1881 werd Jean De Pauw met 8 stemmen op 9 en 1 onthouding verkozen. Jan De Pauw was op 4 februari 1849 geboren in Brussegem. Hij was de zoon van Jan Baptist De Pauw en Cornelia Verlinden Op 2 september 1875 trouwde hij in Londerzeel met Joanna Catharina Ludovica De Pauw die onmiddellijk mevrouw Alewaerts-Van Dessel als “meesteresse van het handwerk” mocht vervangen. Begin 1884 waren de echtelieden Jean en Louise De Pauw-De Pauw nog altijd de enige leerkrachten in de gemeenteschool van de Heide. Uit een document van 15 oktober 1884 leerden we dat ze toen een honderdtal leerlingen hadden (allemaal jongens). Foto uit het boek “Onze jongensscholen Londerzeel, August Meskens, 1996.”
Vrije katholieke jongensschool (Dorp) Zeer kort na het van kracht worden wan de schoolwet van 1879 werd in Londerzeel-centrum een privé school (de vrije school Sint-Christoffel) opgericht. De lessen werden aanvankelijk gegeven in de schuur van gemeentesecretaris De Cat op het terrein van de Burcht. Later werd er met het geld van schenkingen een schoolgebouw in de Stationsstraat gebouwd.
Leo De Craecker, deel 1 (1879-1884) De hoofdonderwijzer van deze privé-school was Leo De Craecker. Hij was geboren in Imp(d)e op 7 juni 1853. Hij was de zoon van Jan Baptist De Craecker en Virginia De Kegel. Zijn diploma had hij behaald aan de normaalschool van Sint-Niklaas. Hij was zijn loopbaan als hulponderwijzer in 1874 begonnen in Impe maar momenteel was hij ondermeester in Smetlede. Het staat vast dat de meeste jongens van het centrum naar zijn privé-school en niet naar de gemeenteschool van Kerremans gingen. Vanaf haar creatie tot op het einde van de schoolstrijd zijn er dat meer dan 200 geweest. In tegenstelling tot de onderwijzer en onderwijzeres van de vrije scholen die in deze periode ook in Steenhuffel bestonden, heeft De Craecker zich nooit aan de controle van de schoolinspectie onttrokken. Hij volgde het lessenprogramma dat door de regering aangenomen was en dat was door de schoolinspecteur bij de bestendige deputatie gedeponeerd. Hij had er dan ook niet al te veel moeite mee om zijn school te laten erkennen voor het afleveren van bewijzen die toegang tot de het examen van kiesbekwaamheid verleenden 10. Foto uit het boek “Onze jongensscholen Londerzeel, August Meskens, 1996”.
Vital De Wit, deel 1 (1879-1884) 10
Op 24 april 1883 werd de kieswetgeving in België gewijzigd. Voortaan konden niet alleen de grote belastingbetalers stemmen maar iedereen die het wenste kon een examen van kiesbekwaamheid aanvragen. Wie in dit examen slaagde mocht ter stembus gaan. Deze examens konden alleen afgelegd worden als men in het bezit was van een certificaat dat men minstens erkend lager onderwijs had gevolgd. Gemeentescholen kregen de volmacht om deze certificaten af te leveren maar de privé scholen moesten deze erkenning vragen en aantonen dat ze het officiële leerprogramma volgden.
32
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Voor zijn 200 leerlingen had De Craecker 2 hulponderwijzers nodig, en die had hij ook. De eerste was Vitalis Hendrik De Wit die op 1 juni 1853 in Liezele geboren was. Hij was de zoon van Andreas De Wit en Rosalie Steenhuyzen.
August Van de Velde, deel 1 (1879-1884) August Van de Velde was de tweede hulponderwijzer van De Craecker. Hij was geboren in Duffel op 31 maart 1850 en had zijn diploma behaald aan de staatsnormaalschool van Lier. Later zou hij tot ondermeester van de gemeenteschool op de Heide worden benoemd, maar dat is stof voor... later.
Vrije katholieke meisjesschool der Ursulinen (Dorp) In de meisjesschool van Londerzeel-centrum veranderde er weinig behalve dat ze niet langer door de staat en de gemeente was geadopteerd en dat de onderwijzeressen bijgevolg niet langer een vergoeding kregen voor het onderwijs dat ze aan behoeftige meisjes gaven. Het onderwijs bleef gratis voor wie dat nodig was en alle meisjes bleven verder gaan naar de school die vanaf 1879 terug een vrije school was geworden. Juffrouw De Vleminckx bleef er met haar hulponderwijzeressen, waarvan we de namen niet kennen, de lessen verzorgen. Ergens tussen 1880 en 1882 besloten de zusters om een nieuwe school in de Statiestraat te bouwen en de oude gebouwen aan de markt te verlaten. Toen de nieuwbouw zo goed als af was, kregen ze in 1885 echter de kans om de aangrenzende oude jongensschool op de markt te kopen en bleven ze aan de kerk 11. Wat er kort nadien met de nieuwe school in de Statiestraat gebeurde zal ik later vertellen.
Vrije katholieke meisjesschool der Ursulinen (Heide) Reeds in 1879 werd ook op Londerzeel Heide door de zusters Ursulinen met een private katholieke meisjesschool begonnen. In bepaalde documenten wordt beweerd dat dit een gemengde school was maar dat is niet juist. Alleen in de er aan verbonden bewaarschool zaten jongens en meisjes bij elkaar. Deze meisjesschool werd gebouwd op grond die de familie de Spoelberch (nochtans zelf redelijk liberaal) daarvoor ter beschikking had gesteld, en wel op perceel C281b (nu C281e). In het gemeentelijk archief wordt over deze school (die in oktober 1880 al operationeel was) met geen woord gesproken (die school had met de gemeente immers niets te maken). We weten wel dat het gebouw aanvankelijk uit 2 klassen zou hebben bestaan. Waar men met de kleintjes bleef, daar hebben we het raden naar.
Philippina Adelia Van de Zande (Mère Cordule) (1879-1885) Mère Cordula was de eerste directrice van de vrije meisjesschool op de Heide. Ze was niet gediplomeerd, maar in een vrije school was dat niet nodig. Hierna, waarschijnlijk is het laatste restant van de oude gebouwen van de Ursulinen in de Breendonkstraat. Deze oude schuur heeft zeker een andere bestemming gehad (merk de dichtgemetste grote boogvensters). Ze staat echter niet op de plaats waar in 1880 de school werd gebouwd. Was het de kapel? Of de bewaarschool misschien? (foto eigendom van bouwonderneming Robert Lauwers uit Tisselt die dit gebouw in 2007 restaureerde.
11
Ik baseer deze gegevens op mondelinge overlevering. We moeten daar echter mee oppassen. Die mondelinge overlevering beweert immers ook dat de vrije jongensschool van Leo De Craecker naar nieuwe gebouwen in de Statiestraat verhuisde. Het gemeente-archief leert ons hierover niets. Het privé-archief der zusters Ursulinen en het parochie-archief moeten hierin duidelijkheid kunnen scheppen. Omdat anderen daar momenteel mee bezig zijn, heb ik mij daar niet willen in mengen. Ik wacht af.
33
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Geen vrije katholieke jongensschool (Heide) Ofschoon een bepaalde bron vermeldt dat de zusters Ursulinen sedert 1879 ook les aan de jongens van de Heide gaven hebben we daar in geen enkel document iets van terug gevonden. Het lijkt ons waarschijnlijker dat de jongens die niet al te ver van het centrum woonden de vrije school van Leo De Craecker bezochten en dat de anderen naar de gemeenteschool van, eerst Alewaerts en daarna Jan De Pauw bleven gaan. Een stuk gemeente-archief van 15 oktober 1884 leert ons bovendien dat op het einde van het schooljaar 1883-1884 nog 100 leerlingen naar de gemeenteschool van de Heide gingen. Veel meer schoolgaande jongens waren er toen op de Heide niet. Hoe dan ook was er na het vertrek van de meisjes in de gemengde gemeenteschool geen plaats voor 3 onderwijzers meer. Toen hulponderwijzer Mees en Vanachter in december 1879 hun ontslag gaven, werden ze dan ook niet meer vervangen.
34
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
V. NORMALISERING VAN HET ONDERWIJS (1884-1920) A. DE ORGANISATIE VAN HET ONDERWIJS Het einde van de schoolstrijd (1884-1885) Op 10 juni 1884 kwam de liberale regering van Frère-Orban ten val. De regering die in haar plaats kwam schortte de door haar genomen onderwijsmaatregelen op. Ook in Londerzeel was men tevreden maar niet ongevoelig voor de moeilijkheden die te wachten stonden. In de notulen van de gemeenteraad van 30 augustus 1884 noteerde men: “overwegend dat de wet van 1 juli 1879 een immens aantal Belgische huisvaders een onderwijs heeft opgedrongen dat indruist tegen hun diepste overtuiging. Overwegend dat een partijregering door de uitvoering van deze wet de natie met onredelijke uitgaven heeft opgezadeld. Overwegend dat het nieuwe wetsontwerp inzake het onderwijs dat door de kamer van volksvertegenwoordigers zopas werd gestemd recht doet aan de grieven der katholieken en tegelijk ook rekening houdt met de overtuiging van de liberalen, maar dat de uitvoering ervan voor de gemeenten vele moeilijkheden en te hoge kosten zal meebrengen. Overwegend dat een nieuwe wet die zou decreteren dat iedere onderwijzer, momenteel gediplomeerd of binnen een te bepalen termijn een diploma behalend voor een speciale door de regering in te stellen jury, les gevend volgens het programma van de regering, in een geschikt klaslokaal, en zich aan inspectie onderwerpend, door de gemeente zal betaald worden in verhouding tot zijn aantal leerlingen en van het succes dat deze behalen tijdens een verplicht examen, overwegende dus dat zo een wet alle partijen zou tevreden stellen, de uitvoeringsmoeilijkheden zou vermijden van de nu gestemde wet en voordelig zou zijn voor het onderwijs door de stimulans die ze geeft aan het onderwijzend personeel. Besluit bij de voorzitter en leden van de senaat de wens uit te drukken te stemmen voor de afschaffing van de wet van 11 juli 1879 en de nieuwe door de kamer gestemde wet te amenderen in de door ons gesuggereerde zin." Op 20 september 1884 werd een nieuwe organieke schoolwet gestemd die een einde aan de schoolstrijd maakte door in grote lijnen naar de toestand van voor 1879 terug te grijpen. In de meeste gemeenten waren echter naast de gemeentescholen goed functionerende vrije scholen ontstaan. De toestand zou pas geregulariseerd kunnen worden – niet door de suggestie van Londerzeel te volgen – maar door overal slechts 1 meisjes- en 1 jongensschool te behouden en de andere af te schaffen. Dat hoefden niet noodzakelijk de pas opgerichte vrije scholen te zijn. Als algemene regel gold dat de school die het dichtst bij de grootste bevolkingskern lag behouden of geadopteerd zou worden. De overbodig geworden onderwijzers zouden in disponibiliteit worden gesteld en zouden, in functie van hun aantal dienstjaren, het grootste deel van hun wedde doorbetaald krijgen. Om de keuzes die Londerzeel zou maken goed te begrijpen is het nuttig om volgende cijfers te kennen. Ze geven ons een beter beeld van de echte toestand van het onderwijs en ik vond ze in een brief van 15 oktober 1884 aan de gouverneur.
35
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Schoolbevolking op het einde van het schooljaar 1883-1884 Jongens Meisjes Totaal Gemeenteschool I - centrum 40 à 50 0 40 à 50 Privé jongensschool - centrum 200 à 210 0 200 à 210 Privé meisjesschool - dorp 0 alle meisjes ca 200 Gemeenteschool Sint-Jozef 100 0 Privé meisjesschool Sint-Jozef alle meisjes ca 130
Nadat de opening van het schooljaar, die op 6 oktober moest plaats hebben, voor onbepaalde tijd werd uitgesteld, werden op 8 oktober door de gemeenteraad de volgende beslissingen genomen: Voor de wijk Sint-Christoffel: 1) De vrije jongensschool van Leo De Craecker werd aangenomen 2) De officiële gemeentelijke jongensschool van Eugeen Kerremans werd afgeschaft. 3) De vrije meisjesschool van juffrouw Marie Louisa De Vleminckx werd aangenomen. Voor de wijk Sint-Jozef 12: 1) De vrije meisjesschool van juffrouw Philippina Adelia Van de Zande werd aangenomen. 2) De gemengde gemeenteschool van Jan De Pauw werd een jongensschool. Op 6 november liet het ministerie van binnenlandse zaken en van openbaar onderwijs weten dat de vrije school van De Craecker (in de Stationsstraat) verder van het dichtst bevolkte deel van Londerzeel af lag dan de gemeenteschool van Kerremans (in de Mechelsestraat) en dat die laatste daarom niet kon opgedoekt worden. Dus besloot de gemeenteraad op 15 november om de in eerste instantie afgeschafte gemeenteschool te heropenen en op 26 november om de adoptie van de vrije school van De Craecker te herroepen. Tegelijkertijd geraakte men het erover eens dat de lessen voor de jongens op 1 december moesten herbeginnen. Op 26 november werd aan de onderwijzers De Craecker en De Wit ook de kans geboden om hun verplaatsing naar de gemeenteschool te vragen. Beiden grepen die mogelijkheid aan en werden op 29 november tot hulponderwijzer benoemd in de gemeentelijke jongensschool nr. 1 waar op dat moment niet minder dan 4 onderwijzers waren: Kerremans, Verlinden, De Craecker en De Wit. Er was ook nog altijd 1 onderwijzeres voor snit en naad. Niemand die er aan dacht om van deze gemengde school, tegelijk met die van de Heide, een jongensschool te maken. De andere beslissingen van 6 oktober bleven behouden. De verschillende jaarweddes werden vastgesteld als volgt: Gemeenteschool Dorp: - Hoofdonderwijzer Kerremans: 2000 fr. + gratis gebruik van onderwijzerswoning met hof - Hulponderwijzer De Craecker: 2000 fr. + gratis gebruik van een onderwijzerswoning - Hulponderwijzer Verlinden: 1400 fr. - Hulponderwijzer De Wit: 1350 fr. Gemeente-jongensschool Sint-Jozef. - Hoofdonderwijzer De Pauw: 2000 fr. + gratis gebruik van een onderwijzerswoning - Hulponderwijzer Van de Velde: 1000 fr. Aangenomen meisjesschool Dorp: - Voor alle onderwijzeressen samen: 1200 fr. (inclusief de bewaarschool) 12
In 1876 had het gehucht de Heide een eigen kerk gekregen en was het de parochie Londerzeel Sint-Jozef geworden.
36
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Aangenomen meisjesschool Sint-Jozef: - Voor alle onderwijzeressen samen:
Louis De Bondt
800 fr. (inclusief de bewaarschool)
De lezer wordt verzocht om de fout in de bovenstaande redenering te zoeken... De arrondissementscommissaris had ze op 19 januari 1885 gevonden en liet de gemeente haar huiswerk hermaken, omdat de wedde van Kerremans, in vergelijking met die van De Craecker, voor een hoofdonderwijzer te vernederend was. Liever dan de jaarwedde van Kerremans met 200 fr. te verhogen, besloot de gemeenteraad op 28 februari om de vergoeding van De Craecker van 2000 op 1800 fr. te brengen. Dat de Craecker over een schoolhuis zou kunnen beschikken bleek ook al een vergissing te zijn. Voor de rest van de vergoedingen die voor het onderwijs werden uitgegeven verwijs ik naar de speciale bijlage hierover. Eigenlijk was de onderwijssituatie in Londerzeel in 1887 al bij al terug vrij overzichtelijk geworden. Londerzeel bestond uit 2 parochies en in iedere parochie waren 2 lagere scholen. - De meisjes van Sint-Jozef gingen naar de aangenomen meisjesschool van Sint-Jozef. - De jongens van Sint-Jozef gingen naar de gemeentelijke jongensschool van Sint-Jozef. - De meisjes van Sint-Christoffel gingen naar de aangenomen meisjesschool van SintChristoffel. - De jongens van Sint-Christoffel gingen naar... de gemengde gemeenteschool van SintChristoffel.
De bouw van een gemeentelijke meisjesschool (Dorp) (1887-1889) Op 23 mei 1887 kwam de gouverneur een knuppel in dit goed georganiseerde hoenderhok gooien. Die had namelijk vastgesteld dat de “gemengde” gemeenteschool van het centrum, die door meer dan 300 leerlingen bezocht werd en maar 3 klassen had, uit haar voegen aan het barsten was. Hij vroeg de gemeente om in de Mechelsestraat voor een vierde klaslokaal te zorgen. Deze vraag werd op 28 mei door de gemeenteraad besproken. De merkwaardige conclusie was dat het waarschijnlijk voordeliger zou zijn om de gemengde gemeenteschool voortaan alleen voor jongens te reserveren, voor de meisjes een volledig nieuwe gemeentelijke meisjesschool te bouwen en om de aangenomen vrije meisjesschool van de zusters Ursulinen af te schaffen. Op 25 juni, 22 augustus en tijdens de bespreking van de begroting voor 1887 werd deze intentie bevestigd. Voor de onderwijzeressen van de aangenomen meisjesschool werd naar een oplossing gezocht. Het is duidelijk dat de vervanging van de aangenomen door een officiële gemeenteschool voor de zusters Ursulinen niet onvoordelig was en door hen al met de gemeente was bediscussieerd. Als inplantingsplaats voor de nieuwe meisjesschool had men een plek, ergens tussen het dorp en het station, in gedachten. Op 21 januari 1888 meende men die gevonden te hebben. Het was een grond van 19a 70 ca, gelegen wijk F nr. 112a en 113c. Helemaal gunstig was dat op deze grond al een vrij nieuw schoolgebouw stond. Het was een voormalige vrije school. Even denken... Hadden de zusters daar tijdens de schoolcrisis geen nieuwe klaslokalen neergezet en waren die niet ongebruikt gebleven omdat ze de oude jongensschool op de markt hadden kunnen kopen? Of ging het over de nieuwe gebouwen van de in 1884 afgeschafte vrije jongensschool van De Craecker?
37
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Om diverse redenen denk ik dat het de voormalige vrije jongensschool was. In ieder geval was de vraagprijs van 6500 fr. voor het gebouw en 1950,30 fr. voor de grond niet overdreven. Omdat er nog een derde klaslokaal en een aantal bijgebouwen nodig waren, werden de bijkomende kosten op nog eens 10.109 fr. geschat. Verkoper en gemeente waren het al met elkaar eens geworden, het bureel van weldadigheid was bereid om de gemeente tegen meer dan schappelijke voorwaarden het nodige kapitaal te lenen, en alleen de bestendige deputatie moest nog zijn zegen geven en subsidie beloven, hetgeen bij K.B. van 5 mei 1888 gebeurde. De staat beloofde om 5/15 en de provincie beloofde om 4/15 van de totale kosten te betalen. Bestek en lastenboek werden goedgekeurd op 23 mei. Over de eigenlijke aankoop heb ik in het gemeente-archief verder niets meer gevonden. Dat moet echter zeer snel gebeurd zijn want op 6 juli werden de bouwwerken al aan aannemer Pouliaert uit Merchtem toegewezen. Met een aanbieding van 9184 fr. was die de goedkoopste gebleken. Pouiliaert begon op 3 september met de bouw van de derde klas. In november vroeg hij wat uitstel om het werk te voltooien. Veel moet er dan niet meer te doen zijn geweest want - ofschoon het geheel pas op 24 april was afgewerkt 13, ging de gemeenteraad op 15 dec.1888 al tot de benoeming der onderwijzeressen over. Er waren maar 2 kandidaten. Ze werden beiden met het maximum der stemmen aangenomen.
De vergroting van de gemeente-jongensschool (Dorp) (1897-1899) Bij de opening van het schooljaar 1896-1897 werd opgemerkt dat de leerlingen in de jongensschool van het centrum wel heel erg slecht over de verschillende klassen verdeeld waren. De school had 3 klassen met elk 2 afzonderlijke afdelingen. De laagste klas had 127 leerlingen en de hoogste had er maar 37. Er werd naar manieren gezocht om dit probleem op te lossen. Het ene voorstel was al wat creatiever dan het andere. Men kon bijvoorbeeld de slimste leerlingen van de 2 laagste klassen naar een hogere afdeling verhuizen. Of men kon de schoolmeester van de laagste klas door een “bewaker” laten assisteren om de ene groep kinderen in de gaten te houden als de meester met de andere bezig was. Men geraakte er niet uit en op 4 februari 1897 werden nog andere voorstellen naar voren gebracht. Waarom bijvoorbeeld geen tweede hulponderwijzer in de jongensschool van de Heide e hopen dat de gezinnen, die tussen het Dorp en de Heide woonden, hun kinderen naar deze laatste school zouden sturen. Op de Heide of Sint-Jozef zoals dat daar intussen heette was immers een klaslokaal op overschot. Men kon de jongste jongens misschien ook naar de meisjesschool sturen. Technisch moest dat uitvoerbaar zijn. Alleen de hogere klassen van de meisjesschool waren in 1889 naar de nieuwe gebouwen in de Statiestraat verhuisd. De 2 laagste klassen waren met de bewaarschool in de oude gebouwen op de markt gebleven.
13
Uiteindelijk kwamen de totale kosten voor deze verbouwing, meubelen inbegrepen, uit op 17777,51 fr. Voor het onderhoud van het metselwerk van deze school werd een originele regeling getroffen met metser Frans Verbesselt. Deze wilde dat wel doen (inclusief de levering van materialen) in ruil voor het gebruik van de grond achter de meisjesschool en de beer van de gemakken. Over het onderhoud der scholen gesproken... Londerzeelse vakmensen die hier in de periode 1894-1894 voor aangesproken werden waren onder meer: Jan Van Looy en Baptist De Ridder (smeden), Guillaume Hermans (metser), Benoit Sterck (schilder), Jan Van Zaelen en Jan Frans Goossens (schrijnwerkers).
38
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Al deze prachtige ideeën werden afgevoerd. Want op 4 april 1897 was men tot de conclusie gekomen dat het beter was om aan de bestaande gemeenteschool in de Mechelstraat een 4de klaslokaal bij te bouwen. Bij architect Barbier uit Schaarbeek werd een plan voor die vergroting besteld. Dat werd door de gemeenteraad op 28 augustus besproken, maar de prijs van het bestek, 14.000 fr., was veel hoger dan de schatting van de eigen specialisten en het werd niet aangenomen. Met wat aanpassingen kwam Barbier daarop met een prijs van 9833 fr. en daarmee ging men akkoord. Nadat er nog veel tijd verloren ging aan heen en weer gediscussieer tussen gemeente en provincie over de plaatsing van de gemakken, aantal en vorm der speelplaatsen, een afsluitmuur of een haag omheen de speelplaats en de verluchting van het lokaal kon de openbare aanbesteding eindelijk op 17 mei 1898 gebeuren. Een maand later werden de binnengekomen offertes bekeken en bleek aannemer François Goffin uit Grimbergen met 11.106 fr. de goedkoopste aanbieder te zijn. Van mevrouw Van Hove werd voor 1567 fr. een stuk grond van 7are 58ca aangekocht. Het lag in de Kouter, wijk D/388a, en het grensde uiteraard aan het bestaande schoolterrein. Op 10 september 1898 werden de werken aangevat. Omdat ook de gemakken dienden verplaatst te worden en omdat dit onmisbaar deel van de infrastructuur bij het begin van het nieuwe schooljaar nog altijd niet te gebruiken was, moest de hervatting der lessen tot 1 november uitgesteld worden. Geen schoolgaande jongen in Londerzeel die daar om maalde. Toen de werken in augustus 1899 werden opgeleverd kon de volgende eindafrekening worden gepresenteerd. Totale kosten: 16.707 fr. - Aankoop grond 1.567 - Aankoopkosten 160 - Aannemingsprijs 11.106 - Bijkomende werken 2.094 - Bemeubeling 1.780 Hiervan werd in principe 1/3 gesubsidieerd door de staat, 4/15 door de provincie. De rest moest uit de gemeentekas komen.
Vergroting van de meisjesschool in de Statiestraat (1906). In maart 1906 liet de kantonnale schoolinspecteur aan het gemeentebestuur van Londerzeel weten dat verschillende klassen weer overbevolkt waren en dat er over het uitbreiden der schoolgebouwen moest nagedacht worden. De gemeente vond dat wel niet nodig, maar na enig aandringen van de overheid werd de architect van de provincie, Henri Jacobs, in november 1906 toch gevraagd om een voorstudie te maken over de vergroting van de gemeentemeisjesschool in de Statiestraat. Op 22 juni werden 2 van zijn ontwerpen besproken maar men kon niet kiezen en dus vroegen de leden van de gemeenteraad – allemaal zuinige mensen – aan raadslid Van Dorslaer, die zelf aannemer was, om uit te rekenen welk voorstel het goedkoopste was. Op 23 november 1907 werd het zoveelste plan van architect Jacobs verworpen omdat de twijfelachtige voordelen nog altijd niet opwogen tegen de zekere kosten. Alweer op bevel van de hogere overheid werd dan maar beslist om naar een bouwgrond uit te kijken om daarop een totaal nieuwe meisjesschool met onderwijzerswoning neer te zetten. Dat kostte wel wat meer maar de resultaten zouden ook beter zichtbaar zijn.
39
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Tegenover het Godshuis en de gemeentelijke jongensschool (Mechelsestraat wijk D, nr. 9a en 8b) lagen 2 aangrenzende percelen, respectievelijk 15a 70 ca (vraagprijs 3988 fr.) en 16a 10 ca (vraagprijs 4089 fr.) groot. Het ene was eigendom van Gierts-Puttemans van Wolverthem en het andere van Jacob Carette uit Tienen. Een openbaar onderzoek van commodo en incommodo leverde op 22 januari 1908 geen tegenkanting op en bij K.B. van 26 juni werd de gemeente de permissie gegeven om de gronden aan te kopen. Het bureel van weldadigheid was alweer bereid om de gemeente geld te lenen voor de aankoop van de grond en het bouwen van de nieuwe school. Niet dat het onmiddellijk nodig was want architect Jacobs scheen er maar niet in te lukken om de gemeenteraad een acceptabel bouwplan voor te leggen. Op 22 oktober 1908 vroeg mijnheer Gierts of men zijn grond nog nodig had. Om hem niet teleur te stellen en ook om geen intrest op de uitgestelde verkoop te moeten betalen (er was immers een belofte van verkoop opgesteld) heeft de gemeente de grond toen aangekocht. Een maand later, op 19 november, werd een nieuw plan en bestek besproken en, mits een paar kleine opmerkingen, goedgekeurd. Dan kwam de winter en dat is geen seizoen om veel buiten te werken. Toen het weer lente werd, namelijk op 17 maart 1910, schreef de gouverneur argeloos aan het gemeentebestuur “dat er spruit uit de inlichtingen gegeven aan den heer minister van Wetenschap en Kunsten door de heeren schoolopzieners dat het bouwen eener school, bevattende 6 klassen met toebehoorten en eene woning waarvan de uitgaaf geschat op 90.000 frs. noch dringend noch onmisbaar is geworden, omdat het zelfs voordeelig en gemakkelijker zoude zijn den dienst van het onderwijs te regelen mits bij bestaande scholen nieuwe klassen bij te bouwen en eene ongebruikte klas tot den dienst vaardig te maken. Het ware inderdaad voldoende om a) eene nieuwe klas te voegen bij de jongensschool van het Centrum, b) de klassen der meisjesschool vaardig te maken en er 2 nieuwe klassen bij te bouwen en c) eene derde klas waarvan het gebouw reeds bestaat aan de gemeenteschool van het gehucht St.-Jozef insgelijks tot dienst van het onderwijs te bereiden.” De gemeente Londerzeel kon daar niet mee lachen en vroeg per kerende om de al gemaakte studie- en notariskosten van de overheid terug te krijgen. De bouwgrond in de Mechelsestraat dacht men met wat geluk wel van de hand te kunnen doen (hetgeen midden 1914 ook gebeurde. Van geluk gesproken, een paar weken later brak de eerste wereldoorlog uit en kelderde de prijs van de grond). Na de nodige procedures – deze keer opmerkelijk snel - doorlopen te hebben werd op 8 mei 1911 een plan van architect Jacobs besproken waarvoor geen grond moest bijgekocht worden en waarin de volgende wijzigingen aan de bestaande meisjesschool in de Statiestraat werden aangebracht: 1) het voorste gebouw, dat momenteel 2 klassen bevatte, werd tot een overdekte speelplaats omgevormd. 2) de derde klas en bijgebouwen, die achter het voorste gebouw lagen, werden afgebroken. 3) tegen de noordelijke grens van de nieuwe eigendom werden 5 nieuwe klassen gebouwd, allemaal met vensters aan één kant. Alles is nog voor het uitbreken van de oorlog in orde gekomen. Ik weet wel niet wanneer precies. Tijdens de eerste wereldoorlog werden de klaslokalen van de lagere meisjesschool door het in Londerzeel gelegerde Duitse Garnizoen bezet en begin 1919 werd er zelfs nog tijdelijk les gegeven in de Waag (een deel van gemeentehuis) en in een herberg in het dorp
40
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Vergroting van de gemeente-jongensschool (Dorp) (1911-1913) Misschien herinneren we ons (het staat maar 16 lijntjes hoger) dat de gouverneur op 17 maart 1910 niet alleen had voorgesteld om de meisjesschool te vergroten maar ook om een klas aan de jongensschool in de Mechelsestraat toe te voegen. Op 7 februari 1911 werd deze kwestie opnieuw op tafel gebracht. De school in kwestie was pas in 1881 in gebruik genomen en de laatste vergroting was nog maar 10 jaar geleden. Intussen waren alle vier de klassen inderdaad alweer overbevolkt 14. Het ware goed, aldus de gemeenteraadsleden – allemaal zuinige maar ook vooruitziende mensen - om deze keer wat op de groei te bouwen, het hele perceel D388b (groot 40a 40ca) van de erfgenamen Van Hove voor 8350,70 fr. aan te kopen en daarop, in het verlengde van het bestaande gebouw, niet 1 maar meteen 2 klassen te zetten. Architect Jacobs, die de Londerzelenaren inmiddels al een beetje beter kende, werd met het maken van de plannen belast. Deze keer waren die meteen goed en op 9 juli 1912 was men zover dat de prijsaanbiedingen van de geïnteresseerde aannemers konden vergeleken worden. Roger Doms uit Grimbergen was de goedkoopste en mocht voor de prijs van 27.511 fr. de 2 extra klassen bouwen en de speelplaats herinrichten. In april 1913 was hij er mee klaar en werden bij Jean De Smedt uit Ramsdonk voor 7217 fr. schoolmeubelen en bij Jean Lebeque uit Brussel voor 1130 fr. didactisch materiaal besteld 15. Vooraan (donkere gedeelte) de school van 1881 met de aangebouwde klas van 1899. Achteraan (lichtere gedeelte) de vergroting van 1913. Foto: Delcampe.net
B. ONDERWIJZERS EN ONDERWIJZERESSEN (1885-) Gemeentelijke gemengde, later jongensschool I (Mechelsestraat) Joseph Eugeen Kerremans, vervolg (1884-1899) Over meester Kerremans vallen weinig nieuwe dingen te vertellen. Hij bleef hoofdonderwijzer tot begin 1899. Dan gaf hij zijn ontslag (dat door de gemeenteraad op 12 januari 1899 werd aangenomen) om vanaf 1 februari met pensioen te kunnen gaan.
Joannes Emmanuel Verlinden, vervolg (1884-1917) Ook over meester Verlinden heb ik weinig nieuwe dingen te zeggen behalve dat hij op 9 juni 1886 met Joanna Catharina Segers trouwde. Dat was een zus van Ursula Segers, die het ook voor onderwijzers had, en eerder met Jan Baptist Heyvaert was getrouwd. Op 26 juni 1897 benoemde de Hospicenraad van Londerzeel (die 3 jaar eerder in Londerzeel een gasthuis had laten bouwen) hem tot haar ontvanger.
14
Dat kwam natuurlijk door de grote aangroei van de bevolking, waarover we hier enkele interessante cijfers krijgen. Het aantal Londerzelenaars bedroeg 4470 in 1880, 4707 in 1890, 5018 in 1900 en 5796 in 1910. 15 Dat een openbare aanbesteding van overheidsinstellingen winnen niet zonder risico is wordt aangetoond door volgende “anekdote”. Om schoolmeubelen te mogen leveren moest Jean De Smedt eerst een waarborg van 700 fr. storten op een rekening bij de Nationale Bank. Hij heeft die maar in mei 1919 teruggekregen. Er is wel een wereldoorlog tussengekomen.
41
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Op 12 januari 1899, toen het ontslag van hoofdonderwijzer Kerremans door de raad werd aangenomen, werd Jan Emmanuel Verlinden tot zijn opvolger benoemd. Hij behaalde 6 van de 9 stemmen, er was 1 onthouding en de enige ander kandidaat, Leo De Craecker, kreeg er 2. In november 1916 werd Verlinden ziek en het was twijfelachtig of hij nog ooit zou kunnen werken. Zijn taak van hoofdonderwijzer-directeur werd tijdelijk door Leonard Jozef Bongaerts overgenomen. Op 26 april 1917 was hij niet meer als onderwijzer in de gemeenteschool ingeschreven. Toen hij met pensioen was kreeg hij het burgerlijk ereteken 1ste klas. Hij overleed in Londerzeel op 23 mei 1933.
Leo De Craecker, vervolg (1884-1892) Op 29 november 1884 werd Leo De Craecker, voormalig hoofdonderwijzer van de vrije school, tot 1ste hulponderwijzer van Kerremans aangesteld. Op 15 juni 1892, na de dood van Jan De Pauw, werd hij hoofdonderwijzer in de jongensschool van Sint Jozef. (Wordt vervolgd onder school 2, Sint-Jozef)
Vital De Wit, vervolg (1884) Op 29 november 1884 werd De Wit – tijdens de schoolkwestie ondermeester in de vrije school van De Craecker - tot 3de ondermeester in de gemeenteschool van Kerremans benoemd. Omdat hij besefte dat daar eigenlijk maar plaats voor 2 hulponderwijzers was (er waren daar toen nog maar 3 klassen), gaf hij op 14 januari 1885 zijn ontslag. Hij had werk als hulponderwijzer in Itegem gevonden. Hij werd logischerwijze niet vervangen. Op 10 januari 1889 keerde De Wit echter naar Londerzeel terug toen men een nieuwe hulponderwijzer voor de jongensschool in Sint-Jozef nodig had. (Wordt vervolgd onder school 2, Sint-Jozef)
Marie Catherine Josephine De Pauw, vervolg (1884-1885) Een onderwijzeres waarover zelden gesproken werd was Josephine De Pauw. Deze was geboren in Londerzeel op 5 februari 1853 en was de dochter van herbergier Pieter Jozef de Pauw en Maria Theresia Van den Brande. We herinneren ons dat ze in 1880, toen de jongensschool, althans op papier, een gemengde school geworden was, als onderwijzeres was aangenomen om aan de meisjes snit, naad en breien te leren. Omdat het gemengde statuut van de school nog altijd niet herroepen was, bleef ze op de loonlijst staan. Dat leidde tot volgende surrealistische brief die op 23 januari 1885 naar het provinciebestuur werd gestuurd (vertaald): “Mijnheer de arrondissementscommissaris. In antwoord op uw brief van 13 januari heeft onze gemeenteraad besloten om de breilessen voor de meisjes die naar de gemengde school in het centrum gaan onmiddellijk te laten hervatten. Bevelen werden in die zin gegeven aan de speciale onderwijzeres die deze lessen overigens uit vrije wil, zonder opdracht van de administratie, had opgegeven.” Het werd nog surrealistischer toen op 3 februari 1886 de werkschool voor meisjes in de gemengde gemeenteschool van het dorp officieel heropend werd. Op 19 november 1886 gaf Josephine De Pauw haar ontslag. Dat kwam niet omdat ze niet langer op een gemakkelijke manier 160 fr. per jaar wilde bijverdienen maar omdat ze op 26 januari 1887 zou trouwen met Mechelaar Pieter Jozef Hubert Hubleau. Dat was de voormalige stationschef van Steenhuffel die op 15 augustus 1886 tot stationschef van de Londerzeelse ooststatie was benoemd.
42
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Sophie Janssens (1885-1888) Op 15 december 1886 waren er niet minder dan 3 kandidaten die de wedde van Josephine De Pauw over wilden nemen. De kandidaturen van Pauline De Pauw en Marie De Donder, allebei winkelierster, werden niet weerhouden. Daarentegen werd juffrouw Sophie Janssens, die kleermaakster was, met 6 van de 7 stemmen, vanaf 1 januari 1887 tot nieuwe “meesteresse van het handwerk” in de gemengde gemeenteschool van Londerzeel-centrum benoemd. Tot mijn verbazing leerde ik uit een brief van 26 januari 1887 dat het niet voldoende was om kleermaakster te zijn om lessen in snit en naad te mogen geven. Nee, daarvoor moest er ook aan een normaalschool een examen worden afgelegd. Gelukkig had Sophie Janssens dat in Gent met succes gedaan. Sophie Janssens Bleef in functie tot 31 december 1888. Dan werd de gemengde gemeenteschool eindelijk een exclusieve jongensschool.
Jan Frans Maria De Pauw (1892-na 1919) Omdat Leo De Craecker op 15 juni 1892 de overleden Jan De Pauw opvolgde als hoofdonderwijzer van de jongensschool op de Heide, kwam er in de jongensschool van het centrum een plaats van hulponderwijzer vacant. Na publicaties in het Staatsblad en in “de Londerzeelenaar” boden zich 6 geïnteresseerden aan: - Peeters Victor, geboren te St -Amands 9 augustus 1862. - Sterck Jan Frans, geboren in Wolverthem ,20 maart 1871. - Dierckx August, geboren in St.-Job-in-'t-Goor, 9 april 1871. - Ausloos Andre Alphons, geboren in Hoegaarden, 17 oktober 1864. - Goffens Pierre Arthur, geboren in Kobbegem, 2 januari 1872 - De Pauw Jan Frans, geboren in Londerzeel, 10 Mei 1865. Op 11 juli 1892 werd tot de keuze overgegaan. Jan Frans Sterck, de zoon van koster-onderwijzer August Sterck van Steenhuffel, kreeg 4 stemmen maar Jan Frans De Pauw kreeg er 9, mogelijk omdat hij een naamgenoot van de overledene was, en werd de nieuwe ondermeester. De Pauw was geboren in Londerzeel op 10 mei 1865. Hij was de zoon van ?. Sedert 1887 was hij hulponderwijzer in de gemeenteschool van Sint-Gillis-Dendermonde.
Jan Frans De Boeck (1899-1911) Omdat hulponderwijzer Verlinden op 12 januari 1899 tot hoofdonderwijzer promoveerde moest er voor de jongensschool van het centrum naar een nieuwe hulponderwijzer gezocht worden. Op 4 februari werden volgende sollicitaties bekeken: - De Mesmaecker van Huizingen - De Boeck van Londerzeel - Segers van Gooik - Bogaert van Gent - Talboom van Wolvertem Talboom kreeg 1 stem maar De Boeck kreeg er 7. Zijn aanvangswedde was 1100 fr. Jan Frans De Boeck was geboren in Londerzeel op 19 maart 1893. Uiteraard was hij gediplomeerd en momenteel was hij hulponderwijzer in de stadsschool van Dendermonde. Op 13 oktober 1910 zag De Boeck zich door een ongeneeslijke maar niet letale ziekte gedwongen zijn ontslag in te dienen en een pensioen te vragen.
43
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Pas op 9 maart 1911 werden deze vragen door de gemeenteraad besproken. Er werd een gunstig advies gegeven. Zijn functie hield officieel op 1 april 1911 op.
Benedikt Talboom (1899-1910 en 1917-1923) Aangezien de gemeentelijke jongensschool begin 1899 met een vierde klas was uitgebreid moest er een derde hulponderwijzer gekozen worden. Blijkbaar was Benedikt Talboom de enige die voor deze plaats had gesolliciteerd want op 6 maart 1899 werd hij door de gemeenteraad zonder mededinging en unaniem benoemd. Benedikt Talboom was geboren in Wolvertem op 5 november 1877. Hij had zijn diploma behaald aan de normaalschool van Mechelen en was momenteel nog hulponderwijzer in de katholieke jongensschool van Hemiksem. Hij mocht direct na de Paasvakantie beginnen. Zijn beginwedde bedroeg 1100 fr. Eind augustus had Benedikt Talboom, zoals hij het zelf uitdrukte “door het intreden in andere bediening het genoegen zijn ontslag van zijne bediening van hulponderwijzer in de gemeentejongensschool aan te bieden.” Dit ontslag werd door de gemeenteraad op 3 september aangenomen. In 1917 (waarschijnlijk bij het begin van het schooljaar 1917-1917 keerde Talboom naar Londerzeel terug om Verlinden als hoofdonderwijzer (en ten koste van Bongaerts) op te volgen. In 1923 hield hij op met lesgeven. Tot 1945 bleef hij wel directeur-hoofdonderwijzer zonder klas. Talboom was getrouwd met Rosalie Brosens. Hij overleed in Londerzeel op 6 juni 1956.
Leonard Jozef Bongaerts (1910-1918) Omdat vanaf het schooljaar 1910-1911 ook een derde klas in de jongensschool van Sint-Jozef zou geopend worden werd de keuze van de opvolger van Talboom tot 6 oktober uitgesteld. Voor (één van) beide betrekkingen boden zich 6 kandidaten aan: - Bongaerts Leonard Jozef, geboren te Tongerlo op 16 maart 1884, sinds 1903 hulponderwijzer te Stockheim. - De Meyer Petrus, geboren te Bellem op 28 december 1890, wonende te Bellem. - De Pauw Lodewijk Jozef Benjamin, geboren in Londerzeel op 29 september 1884, hulponderwijzer in Brussegem - Leyse Jan Jos August, geboren te Sint-Katelijne-Waver op 11 augustus 1889 en er wonende. - Robberechts Rosalie Josephine Stephanie, geboren te Wolvertem op 16 maart 1890 en er wonende. Voor de post in het centrum bekwamen bij een eerste stemming: Bongaerts 4 stemmen, De Pauw 4 stemmen en juffrouw Robberechts 1 stem. Een tweede stemming gaf dezelfde uitslag. Na ballotering haalde Bongaerts het met 5 stemmen tegenover 4 voor De Pauw. Omdat Bongaerts al vier jaar dienst had in het onderwijs was zijn aanvangswedde in Londerzeel, waar hij op 1 november begon les te geven, 1200 fr.
44
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Toen hoofdonderwijzer Verlinden in november 1916 ziek werd en het twijfelachtig was of hij nog ooit zou kunnen werken nam Bongaerts diens taak van directeur-hoofdonderwijzer onofficieel over. Om hem na de eventuele pensionering van Verlinden automatisch te kunnen benoemen, werd hij op 16 april 1917 ook officieel tot tijdelijke hoofdonderwijzer benoemd. Als interim bestuurder verdiende hij 75 fr. extra per maand. Bongaerts is echter nooit hoofdonderwijzer in Londerzeel geworden. Het was Talboom, die even later stiekem naar Londerzeel terugkeerde, die de eer zou krijgen. In november 1919 was Bongaerts geen onderwijzer in Londerzeel meer.
Jan Lodewijk Henri De Cort (1911-1913) Nadat Jan Frans De Boeck op 1 april 1911 wegens ziekte noodgedwongen zijn ontslag had moeten geven besloot men om de rest van het schooljaar zonder vervanger verder te werken. Aangezien kort daarna ook meester De Meyer de jongensschool van Sint-Jozef verliet werd tot een gezamenlijke aanwerving van 2 hulponderwijzers besloten. Op 3 oktober 1911 waren er daarvoor 5 kandidaturen binnengekomen: - De Cort Hendrik van Hekelgem - Menten Alphons van Aalst bij St.-Truiden - Van der Slijck Jozef van Brugge - Cuyckens Emile van Malderen - Schreuders Emiel van Kapelle-op-den-Bos. Bij een eerste stemming bekwam Schreuders 3 stemmen maar het was Jan Lodewijk Henri De Cort die het met 6 stemmen haalde. De Cort was geboren in Hekelgem op 15 augustus 1891 en had zijn diploma behaald aan de geaggregeerde normaalschool van Mechelen. Hij mocht op maandag 9 oktober in de centrumschool beginnen en zijn beginwedde was 1100 fr. De Cort vertrok uit Londerzeel in maart 1913.
Karel Lodewijk Meeus (1913-1945) Op 20 April 1913 werd Karel Lodewijk Meeus benoemd als interim opvolger van De Cort, die hij al vanaf 1 maart vervangen had. Zijn wedde was 100 fr. per maand. Karel Lodewijk was geboren in Londerzeel op 13 november 1892. Hij was de zoon van beenhouwer August Meeus uit de Mechelstraat en Anna Catharina Janssens. In 1911 behaalde hij zijn diploma in de normaalschool van Mechelen en zette hij zijn eerste stappen in het onderwijs in Impde-Wolvertem., Waarschijnlijk werd “Lode” Meeus bij het begin van het schooljaar 1913-1914 vast benoemd, maar ik heb daar nog geen gegevens over. In ieder geval was hij dat wel toen hij op 1 augustus 1914, samen met het hele Belgische leger, als brancardier bij het 14de Linieregiment werd gemobiliseerd. Na de oorlogsjaren aan het front keerde hij terug naar de jongensschool van het centrum en hij bleef daar tot hij op 1 november 1945 – als waarnemend hoofdonderwijzer – met pensioen ging. Lode Meeus was van in zijn kinderjaren gepassioneerd door muziek en heeft zijn sporen als componist en dirigent verdiend. Intussen was hij in 1919 getrouwd met de 9 jaar oudere Clothilde Tijsmans, niet alleen de zus van zijn tekstschrijver en vriend van de normaalschool, Jos Tijsmans, maar ook dezelfde Clothilde die in 1906 nog een tijdje les in Londerzeel had gegeven (daarover verder meer).
45
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Alfred Van Ruyssevelt (1915-1918) Omdat het, vooral tijdens het eerste oorlogsjaar, zeer moeilijk was om gediplomeerde onderwijzers voor, naar verwacht zeer tijdelijke, betrekkingen te vinden, werd voor de vervanging van Karel Louis Meeus een beroep gedaan op de niet gediplomeerde Alfons Van Ruyssevelt. Van februari 1915 tot eind 1917 deed die dat werk tot ieders tevredenheid. Toen vroeg de kantonnale schoolinspecteur om alle ongediplomeerden, als het kon, toch maar door een gediplomeerde onderwijzer te vervangen. In Londerzeel waren door deze beslissing alleen Van Ruyssevelt (in het centrum) en (misschien) Wouters (in Sint-Jozef) geviseerd. Als gevolg hiervan verloor Van Ruyssevelt van 1 januari tot 28 februari 1918 zijn baan maar op 1 maart werd hij heropgevist (zie hieronder). Ik geloof echter niet dat hij nog meer dan een paar weken in Londerzeel les gegeven heeft.
Jozef Frans Laurent Robberechts (1918-nà 1941) Op 29 december werd Alfons Van Ruyssevelt voor de bewezen diensten bedankt en vanaf 1 januari 1918 werd Jan Robberechts tot tijdelijke vervanger van Meeus benoemd. Jan Robberechts was geboren in Wolvertem op 16 april 1898 en had op 26 november 1917 voor de middenjury van Brussel zijn diploma behaald. Op 1 maart 1918 werd er in de jongensschool van het centrum een 6de klas geopend en werd Jan Robberechts hiervoor vast benoemd. De plaats van tijdelijke vervanger van Karel Lodewijk Meeus kwam weer vrij en vermits “dat geenen gediplomeerden titularis voor deze bediening zich aangeboden heeft en dat de heer Van Ruysevelt van Londerzeel, die deze plaats vroeger met iever, vlijt en proeven van bekwaamheid vervulde, zich voor het hernemen dezer plaats aanbiedt” werd van Ruyssevelt, te beginnen vanaf 4 maart, heropgevist.
Emiel Van Crombrugghe (1917-1918) Omdat hoofdonderwijzer Jan Emmanuel Verlinden tussen 16 en 26 april wegens ziekte de gemeenteschool verliet en Bongaerts hem als interim hoofdonderwijzer opvolgde kwam de plaats van deze laatste vacant. Het heeft er de schijn van dat toen Emiel Van Crombrugghe als vaste onderwijzer (niet als interim) aangenomen werd. Ongeveer 1 jaar later gaf hij zijn ontslag dat door de gemeenteraad op 11 april 1818 werd aangenomen.
Mathieu Geyzen (1918-1919) Op 11 april 1918 werd Mathieu Geyzen, sedert 1 januari tijdelijke hulponderwijzer in de gemeentelijke jongensschool van Sint-Jozef, als opvolger van Emiel Van Crombrugghe benoemd.
46
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Dat betekende dat er in Sint-Jozef terug een tijdelijke onderwijzer nodig was. Pieter Wouters, die deze plaats voor Geyzen bekleed had maar vanaf 1 januari 1918 in de uitgebreide centrumschool les gaf, werd – met zijn volle goesting - terug naar Sint-Jozef gestuurd Ik weet dat het een beetje ingewikkeld wordt, maar de conclusie van dit alles was dat er nu in het centrum een nieuwe onderwijzer moest komen. In november 1919 was Geyzen in Londerzeel geen onderwijzer meer.
Albert van Impe (1917-1918) Het wordt nog ingewikkelder. Voor 26 april 1817 en tot 1 januari 1818 (toen Pieter Wouters van Sint-Jozef naar het centrum overgeheveld werd) had Albert Van Impe al in het centrum als tijdelijke onderwijzer les gegeven. Dat had ongetwijfeld te maken met het feit dat in deze periode het aantal klassen werd uitgebreid. Toen in het centrum op 16 april 1918 opnieuw een plaats van tijdelijke onderwijzer open kwam, kreeg Albert Van Impe terug zijn kans. Van Impe was niet gediplomeerd en woonde in Londerzeel-Dorp.
Om het een beetje overzichtelijk te houden: op 16 april 1918 had de jongensschool I 5 gediplomeerde onderwijzers voor 6 klassen. Benedikt Talboom (hoofdonderwijzer), Leonard J. Bongaerts, Jan F.M. De Pauw, Jan F.L. Robberechts en Mathieu Geyzen. Er was 1 ongediplomeerde tijdelijke onderwijzer, Albert Van Impe, die de plaats warm hield voor Karel Lodewijk Meeus zolang de oorlog duurde.
Frans Hector De Ridder (1918) Van Impe werd nog in 1918 door een gediplomeerde onderwijzer vervangen. Op 15 juli 1918 werd Frans Hector De Ridder in zijn plaats (of eerder in de plaats van Karel Lodewijk Meeus) als tijdelijke onderwijzer benoemd. De Ridder was geboren in Baardegem op 8 oktober 1899 en had op 8 juli zijn diploma behaald aan de bisschoppelijke normaalschool van Sint-Niklaas. Hij mocht op 1 augustus beginnen. Toen Karel Lodewijk Meeus eind 1918 terugkeerde van het oorlogsfront was er voor de Ridder geen plaats meer in Londerzeel.
Jan Jozef Verlinden (1919-nà 1947) Na de wapenstilstand, we weten niet precies wanneer, werd Jan Verlinden, als onderwijzer aangenomen. Dat gebeurde ofwel in de plaats van Bongaerts ofwel in de plaats van Geyzen, die beiden in deze periode de gemeenteschool verlieten. Verlinden was geboren in Londerzeel op 21 januari 1894, was op 1 augustus 1914 in Mechelen gediplomeerd en had onmiddellijk daarna 4 oorlogsjaren als oorlogsvrijwilliger-brancardier aan het front meegemaakt. Omdat die frontjaren als dienstjaren werden meegerekend had hij meer anciënniteit dan meester Robberechts, die daarom het tweede studiejaar, waar hij tot dan les gaf, aan de nieuwkomer af moest geven. Robberechts werd naar het eerste studiejaar “gedegra-
47
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
deerd”. Jan Jozef Verlinden was oorlogsinvalide en werd na de oorlog ondervoorzitter van de Londerzeelse oud-strijdersbond (N.S.B.) Hij trouwde met Marie Muyshondt en overleed in Londerzeel op 4 april 1952.
J. Tourné (1919-?) Samen met Jan Verlinden werd (in de plaats van Bongaerts of Geyzen ook J. Tourné als onderwijzer aangenomen. Hij kan nooit lang gebleven zijn want ik heb er daarna nooit meer van gehoord (maar dat kan ook aan mijn oren liggen).
In november 1919 waren de de onderwijzers van de gemeentelijke jongensschool I: Benedikt Talboom (hoofdonderwijzer), Jan De Pauw, Karel Lodewijk Meeus, Jozef Robberechts, Jan Jozef Verlinden en J. Tourné Voor het begin van het schooljaar 1922-1923 werden nog Jan Verbruggen benoemd.
Vrije, later gemeentelijke meisjesschool (Dorp en Statiestraat) De vrije meisjesschool van juffrouw Marie Louisa De Vleminckx werd, samen met de bewaarschool, op 8 oktober 1884 terug aangenomen “omdat de talrijke bijwoning dezer school bewijst dat hare onderwijzeressen het vertrouwen der inwoners door hunne diensten verworven hebben”. Voor het onderwijs dat ze aan de arme meisjes moesten geven kregen ze voortaan een globale vaste vergoeding van 1500 fr. per jaar. Dat bedrag gold voor alle onderwijzeressen samen en tot de vrije school een gemeenteschool werd en alle leraressen een vaste jaarwedde kregen.
Marie Louis de Vleminckx (mère Gabrielle), vervolg (1884-ca 1886) Zuster Gabrielle was nog altijd de hoofdonderwijzeres van de meisjesschool. In 1868 had ze zuster Weemaes als directrice opgevolgd. Ze werd geassisteerd door 3 medezusters.
Anna Catharina Ketelbaut (mère Madeleine) (? – na 1888) Deze was ook al van voor 1868 in de meisjesschool van de zusters Ursulinen als onderwijzeres actief. Haar naam wordt in het archief hier en daar ook wel eens als “Ketelbant” geschreven. Toen de gemeente eind 1888 een gemeentelijke meisjesschool inrichtte verhuisde ze niet mee naar het nieuwe gebouw in de Statiestraat.
Leonie De Ketelaere (mère Marie d’incarnation) (voor 1885 – 1912) Leonie De Ketelaere gaf tot begin 1885 les in de meisjesschool van het dorp en verving daarna, tot 31 december 1888, de niet gediplomeerde zuster Cordule als hoofdonderwijzeres in de meisjesschool van Sint-Jozef. Ze was geboren in Assebroek bij Brugge op 22 augustus 1850 en had op 5 augustus 1870 haar diploma behaald aan de normaalschool van Tielt.
48
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Vanaf 1 januari 1889 werd ze hoofdonderwijzeres van de gemeentelijke meisjesschool in de Statiestraat. Toen De Ketelaere op het einde van het schooljaar 1911-1912 fysiek niet meer in staat was om haar functie van hoofdonderwijzeres en directrice naar behoren waar te nemen werd Marie Albertine Willems, tot dan hulponderwijzeres in de aangenomen meisjesschool van SintJozef, als directrice ad interim benoemd. (Zie ook onder Sint-Jozef)
Désirée Terroir (mère Cathérine) (voor 1885 –1896) Désirée Terroir werd geboren in Elsene bij Brussel op 8 april 1851. Op 16 september 1871 had ze haar diploma behaald aan de normaalschool van Messines. Op 15 december 1888 werd ze benoemd tot hulponderwijzeres van de nieuwe gemeentelijke meisjesschool in de Statiestraat. Zij en Leonie De Ketelaere waren dus de enige kloosterzusters die de overstap maakten van lerares in de vrije school naar gemeente-onderwijzeres Zuster Cathérine gaf op 13 april 1896 haar ontslag. Een ongeneeslijke ziekte belette haar nog langer voor de klas te staan. Op 18 januari 1897 vroeg ze haar pensioen. Dat werd aanvaard maar bij de berekening van haar uitkering werden enkel haar dienstjaren als gemeenteonderwijzeres in aanmerking genomen.
Elisa De Brambella (mère Claire) (voor 1874 - ) Deze zuster was al van voor 1874 met een paar helpsters in de gemengde bewaarschool (kinderen van minder dan 7 jaar) actief.
Maria Augusta Bering (1889-nà 1920) Op 4 oktober 1889 werd er een tweede hulponderwijzeres voor de gemeentelijke meisjesschool in de Statiestraat benoemd. Zuster Bering was geboren in Crefeld, Duitsland, op 10 februari 1861. Ze was tot Belg genaturaliseerd bij K.B. van 7 juni 1888. Ze had een onderwijzeressendiploma behaald aan de aangenomen normaalschool van Sint-Katelijne-Waver. Haar aanvangswedde bedroeg 1000 fr.
Marie De Vos (mère Aloise) (1893-nà 1920) Op 13 april 1896 aanvaardde de gemeenteraad de kandidatuur van Marie De Vos voor de opvolging van Désirée Terroir als hulponderwijzeres van de gemeentelijke meisjesschool van het centrum. Marie De Vos was geboren in Schoten op 28 juli 1870. Ze had op 1 augustus 1889 haar diploma behaald aan de normaalschool van Onze-Lieve-Vrouw-Waver en stond vanaf dat zelfde jaar in het onderwijs.
Alix Bertha Clemence Ternest (1903-na 1920) In het schooljaar 1902-1903 waren ongeveer 260 leerlingen in de meisjesschool van het centrum (dorp en Statiestraat) ingeschreven. Het inrichten van een vierde klas kon niet langer uitgesteld worden. Op 9 december 1902 werd hiervoor een hulponderwijzeres benoemd. Het was zuster Ternest die eerder een tijd hoofdonderwijzeres in de meisjesschool van SintJozef was geweest. De indruk bestaat dat ze tussen haar ontslag in Sint Jozef en aanstelling in het centrum lerares was geweest in het pensionaat en ook daarna nog beide taken cumuleerde. Ze begon op 3 januari 1903 opnieuw les te geven in het lager onderwijs. Haar jaarwedde was dan 1100 fr.
49
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
In oktober 1907 werd Bertha Ternest ziek, in die mate dat er van 10 oktober 1807 tot 1 april 1908 een interim onderwijzeres moest worden aangenomen. Dat was Maria Theresia Van Assche die vanaf 10 oktober tot het einde van het jaar de zieke voor de klas verving. Maria Theresia Van Assche woonde in Londerzeel en was er op 9 december 1876 geboren. Op 1 augustus 1903 had ze haar diploma aan de normaalschool van Onze-Lieve-Vrouw-Waver behaald, maar ze had nog niet eerder les gegeven. In 1919 was Van Assche vast benoemd.
Augusta Frêre (ca 1910) Van deze onderwijzeres ken ik alleen de naam. In het schooljaar 1910-1911 gaf ze les aan het 5de en 6de leerjaar in de meisjesschool in de Statiestraat.
Louise De Bauw (ca 1917-1918) Ook over deze onderwijzeres weet ik niets anders te vertellen dan dat ze in het schooljaar 1917-1918 les gaf aan de meisjes van het 1ste en het 2de leerjaar. De kleinsten gingen niet naar school in de Statiestraat maar in de vroegere jongensschool op de markt. In november 1919 stond ze niet meer op de lijst der onderwijzeressen. Foto uit het boek “Onze jongensscholen Londerzeel, August Meskens, 1996”
Onderwijzeressen in de meisjesschool van het centrum nà 1914.
Over de situatie van de twee Londerzeelse meisjesscholen tijdens de 1ste wereldoorlog weet ik voorlopig praktisch niets. Er bestaat wel een lijst van de onderwijzeressen op 13 november 1919. Daarop staan de namen van: 1) Bering Maria Augusta (hierboven al vernoemd) 2) De Vos Marie (hierboven al vernoemd) 3) Ternest Alix Bertha Clemence (hierboven vernoemd) 4) Van Assche Maria Theresia (hierboven vernoemd) 5) ? 6) Hermus Josephine (vernoemd in Sint-Jozef)
Gemeentelijke jongensschool II (Sint-Jozef) Jan De Pauw, vervolg (1884-1892) Jan de Pauw bleef hoofdonderwijzer, ook nadat zijn gemengde school vanaf 8 oktober 1884 een jongensschool werd. Met Van de Velde kreeg hij opnieuw een hulponderwijzer die hij sedert eind 1879 had moeten missen. Op 11 april 1885 zag het schepencollege van Londerzeel zich verplicht om hem nogmaals uit te leggen dat zijn gemeenteschool voortaan alleen aan jongens les mocht geven. We weten niet of hij daar aanleiding toe gegeven had. Mogelijk kwam dat omdat zijn vrouw Joanna Catharina Ludovica De Pauw van haar post als lerares snit en naad ontslagen werd. Jan De Pauw overleed op 28 mei 1892.
50
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
August Van de Velde, vervolg (1884-1888) Op eigen verzoek werd August Van de Velde, de hulponderwijzer van Leo De Craecker in de privé-jongensschool van het Dorp, tot hulponderwijzer van de gemeentelijke jongensschool op de Heide benoemd. Dat gebeurde door de gemeenteraad op 8 oktober 1884 met 8 stemmen tegen 2. Op 20 november 1888 gaf hij om gezondheidsredenen zijn ontslag. Op 15 december werd het door de gemeenteraad aangenomen. De dokters achtten hem niet langer in staat om les te geven. Hij had toen een onderwijzersloopbaan van 12 jaren en 6 maanden.
Vital De Wit, vervolg (1889-1900) Op 10 januari 1889 werd een opvolger voor August Van de Velde gekozen. Na een aankondiging in het Staatsblad van 21 december 1888 hadden zich niet minder dan 10 kandidaten voor de plaats en de wedde van 1000 fr. aangeboden. Dat waren: - De Roover Norbert, Betekom - Sheurbaut Corneille, Bottelare - De Pauw Frans, Londerzeel - Verhaegen Frans, Nieuwenrode - Notebaert Louis, Veurne - Quadens Amand, Booischot - Roose Amand, Mechelen - Verdonck Jan Baptist, Mechelen - Somers Kamiel, Willebroek - De Wit Vital, Itegem Frans De Pauw uit Londerzeel kreeg 3 stemmen achter zijn naam maar het was Vital De Wit, geboren in Liezele en momenteel ondermeester in Itegem, die met 8 stemmen verkozen werd. De Wit kennen we nog als hulponderwijzer van de vrije jongensschool van De Craecker en als kortstondige hulponderwijzer van de gemengde gemeenteschool in het centrum. In december 1889 gaf hij alweer zijn ontslag. Op 31 december zou hij stoppen met in Londerzeel les te geven. Waarschijnlijk is dit ontslag echter niet doorgegaan. Niet alleen werd er geen vervanger voor hem benoemd maar bovendien bleef hij tot 1900 ondermeester in de gemeenteschool van Sint-Jozef. Intussen was hij op 20 september 1894 in Londerzeel met Maria Josepha Bogaerts in het huwelijk getreden. In april 1900 werd aan Vital De Wit de kans geboden om hoofdonderwijzer in de gemeenteschool van Liezele te worden. Op 21 april aanvaarde de gemeenteraad van Londerzeel zijn ontslag. Op het einde van het schooljaar 1919-1920 ging hij in Liezele met pensioen.
Leo De Craecker, vervolg (1892-1919) Na het overlijden van hoofdonderwijzer Jan De Pauw op 28 mei 1892 werd op 15 juni Leo De Craecker, 1ste hulponderwijzer van de jongensschool in het dorp, inderhaast met 9 stemmen op 10 tot hoofdonderwijzer van de jongensschool van de Heide benoemd. Ook Vital De Wit had zich kandidaat gesteld maar had maar 1 stem gekregen. Op 6 februari 1893 trouwde De Craecker in Londerzeel met Louisa Josephina Robberechts Hij overleed op 3 december 1919. Hij was dan al ongeveer een jaar geen onderwijzer meer. Pas in 1920 nam Alfons Eeckelaers zijn taak als hoofdonderwijzer over.
Karel Sterck (1900-1901)
Op 21 april 1900 16 werd de opvolger van Vital De Wit gekozen. Er waren 4 kandidaten: - Van Molle 16
Deze datum moet een vergissing zijn aangezien de aankondigingen in het Staatsblad, in de Londerzelenaar en in de Gazet van Merchtem pas op 4 mei werden besteld en de benoeming pas op 26 mei naar de arrondissementscommissaris ter goedkeuring werd opgestuurd.
51
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
- Karel Sterck uit Steenhuffel - A. Dammekens, hoofdonderwijzer in de vrije school te Vilvoorde - Frans Wauters, onderwijzer in Aalst Het was Karel Sterck die met 10 stemmen op 10 verkozen werd. Karel Sterck was geboren in Wolvertem op 25 maart 1877 maar hij woonde in Steenhuffel. Hij was immers de zoon van koster-onderwijzer August Sterck en Maria Antonia Van Steenwinckel. Zijn onderwijzersdiploma had hij behaald in de normaalschool van Mechelen. Van 1 oktober 1896 tot eind september 1898 had hij les gegeven in de vrije school Sint-Paulus in de St.-Paulusstraat te Antwerpen waarna hij, als plaatsvervanger van zijn broer, tot 20 januari 1900 in het 14de Linieregiment het vaderland moest gaan dienen. Op 1 juni 1900 (werd 1 oktober) mocht hij in de school op de Heide beginnen. Zijn beginwedde bedroeg 1100 fr. Op 30 juni 1901 stopte hij met lesgeven in Londerzeel om vanaf de volgende dag gemeentesecretaris van Steenhuffel te worden. Hij had op 4 juni zijn ontslag gevraagd en op 29 juni was dat door de gemeenteraad van Londerzeel aangenomen.
Alfons August Eeckelaers (1901-1936) Op 29 juni 1901 werd ook de opvolger voor Karel Sterck benoemd. Er kon gekozen worden uit: 1) Jerome Cuvelier, thans onderwijzer te Marke bij Kortrijk 2) Eduard Lambrechts, thans onderwijzer te Dendermonde 3) Lodewijk Drossaert, thans onderwijzer te Niel bij Boom 4) Karel Bogaerts uit Asse 5) Jan Frans De Bondt, thans onderwijzer in de vrije school te Laken 6) Alfons Eeckelaers, thans onderwijzer te Mollem. Drossaert kreeg 2 stemmen maar Eeckelaers kreeg er 8 en werd de nieuwe hulponderwijzer van de gemeenteschool van Sint-Jozef. Alfons Eeckelaers was geboren in Tisselt op 7 september 1878, had zijn diploma behaald aan de normaalschool van Mechelen en gaf momenteel les in de gemeenteschool van Mollem-Bollebeek. Zijn dienst begon op 1 augustus, zijn beginwedde was 1100 fr. Begin 1920 volgde Eeckelaers Leo De Craecker als hoofdonderwijzer van de school van Sint-Jozef op. Dat bleef hij tot hij in 1936 met pensioen ging. Hij was getrouwd met Maria Juliana Verdickt. Hij was secretaris van de fanfare St.-Cecilia van Londerzeel SintJozef en kreeg het burgerlijk ereteken 1ste klas. Hij overleed in Londerzeel Sint-Jozef op 11 mei 1953.
Petrus De Meyer (1910-1911) Vanaf het schooljaar 1910-1911 kwam er een tweede hulponderwijzer in de jongensschool van Sint-Jozef. Op 6 oktober 1910 hadden 6 kandidaten gesolliciteerd voor één der 2 plaatsen die toen vacant waren in Londerzeel. Meester Talboom van de centrumschool had immers zijn ontslag gegeven. Het waren: - Bongaerts Leonard Jozef, geboren te Tongerlo op 16 maart 1884, sedert 1903 hulponderwijzer te Stockheim. - De Meyer Petrus, geboren te Bellem op 28 december 1890, wonende te Bellem. - De Pauw Lodewijk Jozef Benjamin, geboren in Londerzeel op 29 september 1884, hulponderwijzer in Brussegem - Leyse Jan Jos August, geboren te Sint-Katelijne-Waver op 11 augustus 1889 en er wonende.
52
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
-
Robberechts Rosalie Josephine Stephanie, geboren te Wolvertem op 16 maart 1890 en er wonende. Omdat De Pauw enkel in een plaats in de centrumschool geïnteresseerd was en nadat hij die benoeming nipt ten voordele van Bongaerts had gemist, bleven er voor de school van SintJozef nog 4 kandidaten over. Daarvan behaalde Leyse 1 stem en De Meyer kreeg er 8. Hij mocht zijn werk op 1 november beginnen. Zijn aanvangswedde was 1100 fr. Op het einde van het schooljaar 1910-1911 hield hij het in Londerzeel voor bekeken en op 13 september gaf hij zijn ontslag.
Emiel Vincent Eugeen Cuyckens (1911-1912) De opvolger van De Meyer werd – samen met de vervanger van De Boeck in de centrumschool – gekozen op 3 oktober 1911. Voor de 2 posten waren er 5 kandidaten. - De Cort Hendrik van Hekelgem - Menten Alphons van Aalst bij St.-Truiden - Van der Slijck Jozef van Brugge - Cuyckens Emile van Malderen - Schreuders Emiel van Kapelle-op-den-Bos. Nadat De Cort na een eerste stemming in de centrumschool was benoemd werd Cuyckens, met 5 voorkeursstemmen tegen 4 voor Schreuders, aan de school van Sint-Jozef toegewezen. Cuyckens was geboren in Malderen op 1 januari 1891. Hij was de zoon van Louis Cuyckens en Barbara Angelina Verbeeck. Zijn diploma had hij behaald aan de normaalschool van Mechelen en sinds 17 mei 1910 was hij hulponderwijzer in Liedekerke. Zijn loopbaan in Londerzeel begon op 1 november 1911. Zijn wedde was 1100 fr. Op 30 september 1912 werd hij – met hetzelfde loon als in Londerzeel - tot hulponderwijzer benoemd in de gemeenteschool van Malderen Op 28 september 1920 trouwde hij in Malderen met Maria De Man.
Merlevede (1912-1914) Vanaf oktober 1912 werd Cuyckens opgevolgd door meester Merlevede. Over deze man weet ik zeer weinig – ik ken zelfs zijn voornaam niet – met uitzondering van het feit dat hij in 1914 1300 fr. verdiende en dat hij op 20 juni 1914 zijn ontslag heeft aangeboden. Hij had een baan in Opwijk gekregen. Zijn post in Londerzeel zou tot 4 augustus 1914 vacant worden verklaard. Dat was de dag dat het Duitse leger België binnenviel en voor ons de eerste wereldoorlog begon.
Karel De Bauw (1914 en 1919-nà 1944) Wellicht heeft de oorlogsdreiging de aanwerving van een opvolger voor Merlevede verhaast want toen het Belgische leger op 1 augustus gemobiliseerd werd, was Karel De Bauw al tot hulponderwijzer benoemd. De Bauw was geboren in 1993. Voor hij zijn post kon opnemen werd hij naar het oorlogsfront gestuurd. Eind 1918 keerde Karel (Charles) De Bauw terug van het front en een paar maanden later nam hij zijn taak van onderwijzer weer op. Hij trouwde met Leontine Van Hove, speelde orgel in de kerk en overleed in Wolvertem op 29 september 1982.
53
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Leys Toen de scholen in Londerzeel – waarschijnlijk begin februari 1915 – heropend werden, werd Leys, een leerling aan de normaalschool van Mechelen, in dienst genomen om Karel De Bauw tijdelijk te vervangen. Langer dan een paar weken is hij niet kunnen blijven want toen de lessen aan de normaalschool in maart 1915 hervat werden heeft hij zijn studies onmiddellijk verder gezet.
Louis De Decker (1915-1917) Ondanks het feit dat vele jonge leraars zich aan het front aan de IJzer bevonden hadden zich op 3 april toch 3 geïnteresseerden voor de post van interim hulponderwijzer aangediend. Dat waren: - Robberechts van Nieuwenrode - Franckx van Breendonk - Louis De Decker van Londerzeel. August Robberechts zullen we vanaf 1918 in Steenhuffel vinden. Henri Franckx was een gediplomeerd onderwijzer van de normaalschool van Sint-Niklaas en werd bovendien warm aanbevolen door zijn oom, J. Torenwachter, die hoofdonderwijzer in Willebroek was. Hij had ook al 3 weken ervaring als interim in Willebroek opgedaan. Louis De Decker had geen onderwijzersdiploma. Door de oorlog was hij zijn werk als bediende in het Arsenaal der Belgische Spoorwegen in Mechelen kwijt geraakt. Hij was bereid om elke voorgestelde wedde aan te nemen. Omdat hij met vrucht het examen van stationschef afgelegd had, in Londerzeel woonde, de oorlog “niet lang zou duren” en omdat hij gehuwd was en kinderen had, werd Louis De Decker tot 2de hulponderwijzer ad interim benoemd. Toen de toestand zich in bezet gebied terug een beetje “normaliseerde” is Louis De Decker eind oktober 1917 wellicht terug in het arsenaal kunnen gaan werken.
Pieter Lodewijk Wouters (1917-1960) Midden 1917 liet de kantonnale schoolinspecteur weten dat voor de vervanging van onderwijzers die aan het front streden toch bij voorkeur gediplomeerde leraars moesten aangenomen worden. Pieter Wouters van Londerzeel, die net aan de normaalschool van Mechelen afgestudeerd was, stelde zich kandidaat en werd op 29 oktober 1917 in de jongensschool van Sint-Jozef als tijdelijke vervanger voor Karel De Bauw aangenomen. Wouters was geboren in Londerzeel Sint-Jozef op 23 september 1897. Op 1 januari 1918 werd Wouters tijdelijk naar de jongensschool van het centrum overgeheveld maar einde maart kwam hij terug (zie hieronder). Na de oorlog werd hij vast benoemd. Pieter Wouters trouwde met Charlotte Buydts. In 1936 werd hij hoofdonderwijzer. Hij bleef dat tot hij in 1960 met pensioen ging. Hij overleed in Londerzeel op 3 augustus 1966.
Mathieu Geyzen (1918) Nauwelijks 2 maanden na de aanstelling van Pieter Wouters werd, op 29 december 1817, Mathieu Geyzen ook als tijdelijke vervanger van Karel De Bauw aangenomen. Wouters werd intussen voor een poosje naar de school van het centrum getransfereerd.
54
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Geyzen was geboren in Tessenderlo op 20 augustus 1896, hij had met succes zijn examen afgelegd voor de middenjury van Brussel. Na de nieuwjaarsvakantie mocht hij beginnen. Hij heeft nog geen 4 maanden in Sint-Jozef les gegeven. Op 16 maart kwam er een vaste plaats in de jongensschool van het centrum vrij en werd hij daar benoemd. Dat betekende dat Pieter Wouters eind maart 1918 van de centrumschool terug als tijdelijke onderwijzer naar Sint Jozef kon komen, iets wat hem, aangezien hij er woonde, overigens veel beter paste. Dat had dan weer als gevolg dat er voor de centrumschool (die op dat moment al 6 klassen had) opnieuw een tijdelijke onderwijzer moest worden gezocht. Om het een beetje overzichtelijk te houden: op 16 april 1918 had de jongensschool van Sint-Jozef 3 gediplomeerde onderwijzers voor 3 klassen: Leo De Craecker (hoofdonderwijzer), Alfons Eeckelaers en Pieter Wouters. Deze laatste was niet vast benoemd en hield de plaats warm voor Karel De Bauw als die ooit terug zou keren van het oorlogsfront.
Emile Karel Maria Huysmans (1918) Op 25 juni 1918 kwam er een extra tijdelijke onderwijzer naar Londerzeel Sint-Jozef. Dat was Emile Karel Maria Huysmans. Hij woonde op de Battelse Steenweg 167 te Mechelen en was daar ook op 10 oktober 1896 geboren. Hij had zijn diploma behaald voor de middenjury te Laken op 11 april 1918. Hij mocht op 1 augustus beginnen lesgeven met een wedde van 1400 fr. Het einde van de oorlog kwam echter nabij. Toen Karel De Bauw eind 1918 terugkeerde van het front en even later zijn plaats van onderwijzer opnam werd er nog naar een oplossing voor Pieter Wouters gezocht maar voor Huysmans was er geen plaats meer in Londerzeel. In november 1919 gaven de volgende personen les in de gemeentelijke jongensschool van Londerzeel Sint-Jozef: Alfons Eeckelaers (kandidaat hoofdonderwijzer), Karel De Bauw en Pieter Wouters Voor de aanvang van het schooljaar 1922-1923 werden ook nog Frans De Bauw (links) en Arthur Cornelis (rechts) in de jongensschool van Sint-Jozef benoemd.
Vrije meisjesschool (Sint-Jozef) De vrije meisjesschool van juffrouw Philippina Adelia Van de Zande, opgericht bij het begin van de schoolstrijd, werd op 8 oktober 1884 aangenomen “omdat deze van op het oogenblik harer opening in 1879 tot heden is bijgewoond door al de leerlingen der parochie en dat bij gemelde school tevens eene bewaarschool voor de kinderen van beide geslachten, zowel de behoeftige als de betalende, geopend is en bij voortduring zal blijven bestaan tot voldoening van alle inwoners.”
55
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Voor het onderwijs der arme meisjes en voor de bewaarschool kreeg ze een vaste vergoeding van 1000 fr. per jaar. Een vaste wedde hebben de onderwijzeressen daar niet snel gekregen aangezien het geen gemeenteschool was.
Philippina Adelia Van de Zande (Mère Cordule), vervolg (1884-1885) Ook na de adoptie van de school bleef zuster Cordula nog een poosje hoofdonderwijzeres. Ze had echter geen diploma en daarom legde het ministerie van onderwijs haar de verplichting op om bij de eerstvolgende gelegenheid voor een speciaal hiervoor gecreëerde jury een examen af te leggen. Ze heeft dat waarschijnlijk niet gedaan. Begin januari 1886 gaf ze haar ontslag. Ze werd opgevolgd door Leonie De Ketelaere, die van de meisjesschool van Londerzeelcentrum overkwam en wél een diploma had. Mère Cordule verdween echter niet geheel uit beeld. In 1906 was ze nog altijd in de meisjesschool van Sint-Jozef actief. Dan kan als onderdirectrice geweest zijn of misschien ook als bestuurslid van het superviserende “schoolcomiteit van Sint-Jozef”.
Leonie De Ketelaere (mère Marie d’incarnation), vervolg (1885-1888) De Ketelaere was hulponderwijzeres in de aangenomen meisjesschool van het Dorp. Op 16 januari 1885 werd ze – op voordracht van de kloosteroverheid – benoemd tot hoofdonderwijzeres van de aangenomen meisjesschool van Londerzeel Sint-Jozef in opvolging van zuster Cordule die geen diploma had en er wellicht geen wenste te behalen. De Ketelaere was geboren in Assebroek bij Brugge op 22 augustus 1850. Ze had op 5 augustus 1870 haar diploma behaald aan de normaalschool van Tielt. Aanvang 1889 werd ze hoofdonderwijzeres van de nieuwe gemeentelijke meisjesschool in de Statiestraat.
Augusta De Behault (mère Xavier) (1884-voor 1888) Wellicht was zuster Xavier al in 1879 in Londerzeel Sint-Jozef met lesgeven begonnen, maar zeker weet ik dat niet.
Anne Marie De Schrijver (mère Marie Berchmans) (1884-na 1911) (Anna) Marie De Schrijver was geboren in Opdorp op 26 juli 1848. Hoewel “ze goede bewijzen van bekwaamheid” leverde, was ze niet gediplomeerd. Daarom kon ze geen hoofdonderwijzeres worden toen zuster De Ketelaere hoofdonderwijzeres van de nieuwe gemeentelijke meisjesschool in de Statiestraat werd. Mogelijk haalde ze later het gevraagde diploma wel, want eind 1895 werd ze wel directrice van de school
Alix Bertha Clemence Ternest, vervolg (1889-ca 1895) Als opvolgster van hoofdonderwijzeres-bestuurster De Ketelaere, die begin januari 1889 naar de nieuwe gemeentelijke meisjesschool in de Statiestraat vertrok, werd op 23 februari 1889 Alix Bertha Clemence Ternest benoemd. Ternest was geboren in Zeveneken op 4 april 1869. Ze was gediplomeerd aan de geaggregeerde normaalschool van Sint-Niklaas op 25 augustus 1888. Waarschijnlijk is ze tot eind 1895 hoofdonderwijzeres gebleven. Toen werd Marie De Schrijver als nieuwe directrice aangewezen. We komen deze kloosterzuster opnieuw tegen op 9 december 1902 toen ze tot onderwijzeres in de gemeentelijke meisjesschool van de Statiestraat benoemd werd. Daar heb ik het al eerder over gehad.
Odille Britsiers (1895-1905) Toen Marie De Schrijver eind 1895 haar functie van hulponderwijzeres voor die van hoofdonderwijzeres ruilde werd Odille Britsiers als nieuwe hulponderwijzeres aangewezen. Ze be-
56
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
gon op 15 oktober les te geven. Britsiers was gediplomeerd en was geen kloosterzuster. In mei 1905 gaf ze haar ontslag. Ze was hier al op 30 april met lesgeven gestopt en was in Aarschot aangenomen.
Helene De Coster (1905-1906) Op 1 mei 1905 werd de opengevallen plaats van juffrouw Britsiers door Helene De Coster ingenomen. Juffrouw De Coster was geboren in Buggenhout op 5 maart 1880. Ze had op 3 augustus 1901 haar diploma gehaald aan de normaalschool van Sint-Niklaas. Haar aanvangswedde was 1100 fr. Op 30 september 1906 gaf ook zij haar ontslag. Opmerking: Tijdens de raadszitting van 25 maart 1907 werd er gesproken over een zeker “Juffrouw Moortgat, die van 8 mei 1905 tot 31 september 1906 in de meisjesschool van Sint-Jozef zou hebben les gegeven. Als dit geen vergissing is dan gaan we er van uit dat Helene De Coster tussen 1906 en 1907 mevrouw Moortgat werd. Op 23 november 1907 scheen de gemeenteraad het ook niet goed te weten.
Hortense Jeanne Maes (1906-1911) De opvolgster van Helene De Coster was Hortense Maes. Haar aanstelling vanaf 1 oktober 1906 werd door de gemeenteraad op 15 november bekrachtigd. Ze was geboren in Turnhout op 20 juli 1887. Ze was pas afgestudeerd in Herentals op 3 augustus 1906. Ze was geen kloosterzuster maar een wereldlijke onderwijzeres. Haar beginwedde in de aangenomen meisjesschool van Londerzeel Sint-Jozef was 1100 fr. Juffrouw Maes gaf les in Londerzeel tot 30 september 1911.
Clothilde Tijsmans (1906-1907) In maart 1905 liet directrice Marie De Schrijver het gemeentebestuur weten dat er een nieuwe klas moest bijkomen in haar meisjesschool. Raadslid van Doorslaer, die zelf aannemer was, werd gelast om de zaak te onderzoeken. Tot 30 september 1906 heb ik daar verder niets meer over gehoord. In ieder geval was de extra klas dan af (ze werd op 1 mei 1906 geopend) en werd Clothilde Tijsmans daarvoor als hulponderwijzeres aangenomen. Juffrouw Tijsmans was geboren in Hemiksem op 22 mei 1883 en had op 3 augustus 1902 aan de normaalschool van Herentals haar diploma behaald. Haar beginwedde bedroeg 1100 fr. Ook zij bleef niet lang in Londerzeel en gaf in april 1907 haar ontslag. Ze had echter een heel andere reden om naar Londerzeel terug te keren. In de periode 1909-1911 werd haar broer Jos in de normaalschool van Mechelen de beste vriend van Londerzelenaar Karel Lodewijk Meeus (later onderwijzer in de gemeenteschool, zie vroeger). Bij het begin van de oorlog vluchtte de familie Tijsmans naar Engeland en tijdens een verlofperiode leerde frontsoldaat Meeus daar de zuster van zijn vriend beter kennen. Ze gaf er in de buurt van Londen les in een schooltje van Belgische vluchtelingen. In 1919, na de oorlog, zijn ze getrouwd.
Marie Albertine Willems (1907-1912)
Op dezelfde dag dat het ontslag van juffrouw Tijsmans als 2de hulponderwijzeres door de gemeenteraad bekrachtigd werd, namelijk op 18 april 1907, werd juffrouw Willems tot haar vervangster benoemd.
57
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Marie Albertine Willems was geboren in Herenthout op 27 augustus 1887. Ze had op 4 augustus 1906 haar diploma behaald in Herentals. Ze was een wereldlijke onderwijzeres. Ze begon haar dienst op 15 april. Ook haar wedde bedroeg 1100 fr. Vanaf 30 oktober 1912 verving ze tijdelijk zuster De Ketelaere, die fysiek haar werk niet meer aankon, als directrice-hoofdonderwijzeres van de meisjesschool van het centrum.
Josephine Hermus (1911Na het ontslag van juffrouw Maes moest er bij het begin van het schooljaar 1911-1912 een nieuwe onderwijzeres gezocht worden. Op voordracht van schoolbestuurster Anne Marie De Schrijver werd op 3 oktober juffrouw Hermus aangenomen. Josephine Hermus was geboren in Brussegem (Oppem) op 23 februari 1893 en was zopas - op 29 juli 1911- afgestudeerd in Sint-Niklaas. Tijdens het schooljaar 1919-1920 gaf ze les in de gemeentelijke meisjesschool in de Statiestraat.
Nieuwe kloosterzusters in 1912. Over de verdere onderwijzeressen in de aangenomen meisjesschool van Londerzeel Sint-Jozef weet ik voorlopig zo goed als niets. In 1912 trokken de zusters Ursulinen zich terug uit de vrije meisjesschool van Sint-Jozef. We weten niet wat daarvoor de reden was. Pastoor Abbeloos ging op zoek naar een andere kloosterorde die het meisjesonderwijs in zijn parochie ter harte wilde nemen. De Zusters van de Onbevlekte Ontvangenis uit Overijse kwamen en tot 1966 zijn ze ook gebleven. Op 13 volgt: 1) 2) 3) 4) 5)
november 1919 zag het onderwijzeressenbestand er in Londerzeel Sint-Jozef uit als ?, hoofdonderwijzeres, onderwijzeres sedert 1910 Teughels, aangenomen in 1919 Thees, onderwijzeres sedert 1910 Van Houdt, onderwijzeres sedert 1915 ?; aangenomen in 1919.
58
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
BIJLAGE 1 - EVOLUTIE SCHOOLBEVOLKING Arme kinderen die werden ingeschreven voor het gratis lager onderwijs Jaar 1843-1844 1844-1845 1845-1846 1848-1849 1849-1850 1850-1851 1851-1852 1852-1853 1853-1854 1854-1855 1855-1856 1856-1857 1857-1858 1858-1859 1859-1860 1860-1861 Jaar 1861-62 1862-63 1863-64 1864-65 1865-66 1866-67 1867-68 1868-69 1869-70 1870-71 1871-72 1872-73 1873-74 1874-75 1875-76 1876-77 1877-78 1878-79 1879-80 1880-81 1881-82 1882-83 1883-84 1884-85 1885-86 1886-87 1887-88 1888-89 1889-89 1889-90 1890-91 1891-92 1892-93 1893-94 1894-95 1895-96 1896-97
Jongens 25 35 63 100 128 190 188 155
Meisjes 13 22 50 57 105 133 122 107
144 133 139 154 152 164 174
103 60 83 89 86 101 116
School I Dorp jongens meisjes 124 0 117 0 118 0 122 0 134 0 140 0 133 0 153 0 162 0 125 0 134 0 162 0 156 0 170 0 170 0 169 0 171 0 173 0 149 0 194 155 194 167 200 166 196 177 187 0 217 0 225 0 198 0 210 0 206 0 209 0 209 0 204 0 210 0 217 0 228 0 244 0
Totaal 38 57 113 157
Opmerkingen Allen toegewezen aan de school van Bernard Kerremans Jongens bij Kerremans – meisjes bij de Ursulinen. Idem – 1846-1848 geen gegevens (crisisperiode in Londerzeel)
Effectief: max 60 jongens in de winter, max 30 jongens in de zomer.
Op 1 oktober 1860 werd de gemeenteschool op de Heide in gebruik genomen. School III Ursulinen jong. meisj. 0 66 0 70 0 60 0 76 0 108 0 125 0 137 0 153 0 155 0 146 0 124 0 93 0 97 0 98 0 95 0 98 0 107 0 111 0 0 0 158 0 104 (?) 0 183 0 210 0 138 0 199 0 233 0 233 0 245 0 268 0 273 0 291 0 299
School II Heide jong. meisj. 74 63 72 80 82 90 94 94 100 100 111 113 113 114 123 103 124 114 126 96 119 99 92 85 99 89 96 89 115 106 118 104 121 109 130 113 137 118 135 109 140 110 127 113 126 123 134 0 118 0 134 0 136 0 150 0 144 0 149 0 149 0 153 0 142 0 152 0 158 0 161 0
Sch. Ursulinen Heide jong. meisj. 0 114 0 128 0 137 0 126 0 126 0 135 0 132 0 132 0 124 0 128 0 125 0 123 0 121
1897-98 1898-99 1899-00 1900-01
183 201 208
224 205 245
119 118 124
139 121 129
59
Opmerkingen
+ 56 betalende in school I en 75 in school II + 56 betalende in school I en 75 in school II + 50 betalende in school I en 80 in school II + 50 betalende in school I en 80 in school II + 50 betalende in school I en 80 in school II + 50 betalende in school I en 80 in school II + 50 betalende in school I en 80 in school II + 50 betalende in school I en 80 in school II + 50 betalende in school I en 80 in school II + 50 betalende in school I en 80 in school II + 50 betalende in school I en 80 in school II + 48 betalende in school 1 en 70 in school 2 + 35 betalende in school I en 60 in school II + 40 betalende in school I en 62 in school II + 38 betalende in school I en 55 in school II + 33 betalende in school I en 51 in school II de arme meisjes dorp werden eerst niet meegeteld
In jongensschool I ook meer dan 85 betalende
Alg. gratis onderw. Samen 366 jongens en 358 meisjes Alg. gratis onderw. Samen 392 jongens en 372 meisjes Alg. gratis onderwijs, geen betalende leerlingen meer Alg. gratis onderwijs, geen betalende leerlingen meer Alg. gratis onderwijs, geen betalende leerlingen meer
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Jaar 1901-02 1902-03 1903-04 1904-05 1905-06 1906-07 1907-08 1908-09 1909-10 1910-11
School I Dorp jongens meisjes 230 230 242 240 250 261 262 262 278
School III Ursulinen jong. meisj. 247 230 253 272 272 276 285 289 284
School II Heide jong. meisj. 126 133 131 135 132 133 141 153 155
Louis De Bondt
Sch. Ursulinen Heide jong. meisj. 127 137 149 152 160 169 179 181 180
Opmerkingen Alg. gratis onderwijs, geen betalende leerlingen meer Alg. gratis onderwijs, geen betalende leerlingen meer Alg. gratis onderwijs, geen betalende leerlingen meer Alg. gratis onderwijs, geen betalende leerlingen meer Alg. gratis onderwijs, geen betalende leerlingen meer Alg. gratis onderwijs, geen betalende leerlingen meer Alg. gratis onderwijs, geen betalende leerlingen meer Alg. gratis onderwijs, geen betalende leerlingen meer Alg. gratis onderwijs, geen betalende leerlingen meer Alg. gratis onderwijs, geen betalende leerlingen meer
Opmerkingen. - 1872-1873: er bestaat een verklaring voor de plotselinge stijging van het aantal arme leerlingen in de school in het dorp en de daling in de school op de heide. De oude schoolmeester Bernard Kerremans, die zijn taak blijkbaar niet meer aankon, waardoor vele ouders hun kinderen naar de heide ipv naar het dorp stuurden, werd dat jaar door een jonge hoofdonderwijzer vervangen. - 1879-1880: de schoolstrijd was begonnen. De meisjesschool van het dorp was niet meer geadopteerd en de arme meisjes konden er dus niet meer aan toegewezen worden. Ook in de vrije school bleef hun onderwijs echter gratis; geen enkel meisje zou naar de (opnieuw gemengde) jongensschool mogen gaan. Daarom werd het aantal arme meisjes van het dorp aanvankelijk niet in de schoolbegroting opgenomen. Na herhaaldelijk aandringen van het provinciebestuur gebeurde dat pas op 20 november en werden 91 arme meisjes in de begroting van de school van Kerremans ingeschreven. Men heeft ze daar echter nooit gezien. - Vanaf het schooljaar 1884-1885 (einde van de schoolstrijd) zijn de gegevens van deze tabel terug betrouwbaarder. Het duurde wel nog een tijdje om te beslissen naar welke school van het dorp de arme kinderen moesten gaan. - Vanaf 1 januari 1889 werd de vrije school III der Ursulinen door een gemeentelijke meisjesschool vervangen. Het onderwijs bleef er (in het Dorp en in de Statiestraat) door de kloosterzusters gegeven worden. - Vanaf het schooljaar 1893-1894 werd beslist dat ook de kinderen, die al 2 broers en/of zusters als betalend leerling hadden, op aanvraag ook gratis onderwijs konden krijgen. - Door de wet van 15 september 1895 werd het algemeen gratis onderwijs ingevoerd. Vanaf dat jaar komt het aantal ingeschreven arme kinderen (van ouders die minder dan 10 fr. directe belastingen betaalden) overeen met het totaal aantal kinderen. Uit de vergelijking van de lijst, opgemaakt voor het tot stand komen van de wet, met de daarna aangepaste lijst, valt af te leiden dat er ook in het schooljaar 1894-1895 in Londerzeel al geen betalende kinderen meer waren. - We hebben geen verklaring voor de aanzienlijke daling van de ingeschreven kinderen in de 3 gemeentescholen (jongens en meisjes centrum en jongens heide) vanaf het schooljaar 1898-1899. - Bij wet van 19 mei 1914 werd de algemene leerplicht ingevoerd voor kinderen van 6 tot 14 jaar.
60
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
BIJLAGE 2 – VERGOEDINGEN EN WEDDES Vergoedingen voor het onderwijs der arme kinderen (1843-1863) 1843-1844: voor het onderwijs van 38 arme leerlingen: 38,21 fr. van de gemeente + 30 fr. van het bureel van weldadigheid. 1844-1845: voor 57 arme kinderen: 462,50 fr. (inclusief 12,50 fr. van het bureel van weldadigheid). 1844-1845: voor 113 arme kinderen: 462,50 fr. (inclusief 12,50 fr. van het bureel van weldadigheid). 1848-1849: voor 100 jongens: 586 fr. (incl. 12 fr. van het bureel van weldadigheid) – voor 57 meisjes: 50 fr. (dat is de subsidie die de staat daarvoor geeft) 1849-1850: voor 128 jongens: 550 fr. (incl. 12 fr. van het bureel van weldadigheid) – voor 105 meisjes: 50 fr. (dat is de subsidie die de staat daarvoor geeft) 1850-1851: voor 190 jongens: 650 fr. (incl. 12 fr. van het bureel van weldadigheid) – voor 133 meisjes: 75 fr. (dat is de subsidie die de staat daarvoor geeft) 1851-1852: voor 188 jongens: 978 fr. (incl. 12 fr. van het bureel van weldadigheid) – voor 122 meisjes: 135 fr. (dat is de subsidie die de staat daarvoor geeft) 1852-1853: voor 155 jongens: 522 fr. (incl. 12 fr. van het bureel van weldadigheid) – voor 107 meisjes: 130 fr. (dat is de subsidie die de staat daarvoor geeft) 1854-1855: voor 144 jongens: 225 fr. (incl. 12 fr. van het bureel van weldadigheid) – voor 103 meisjes: 104 fr. (dat is de subsidie die de staat daarvoor geeft) 1855-1856: voor 133 jongens: 454 fr. (incl. 12 fr. van het bureel van weldadigheid) – voor 60 meisjes: 92 fr. (dat is de subsidie die de staat daarvoor geeft) 1856-1857: voor 139 jongens: 400 fr. (incl. 12 fr. van het bureel van weldadigheid) – voor 83 meisjes: 92 fr. (dat is de subsidie die de staat daarvoor geeft) 1857-1858: voor 154 jongens: 400 fr. (incl. 12 fr. van het bureel van weldadigheid) – voor 89 meisjes: 82 fr. (dat is de subsidie die de staat daarvoor geeft) 1858-1859: voor 152 jongens: 400 fr. (incl. 12 fr. van het bureel van weldadigheid) – voor 86 meisjes: 82 fr. (dat is de subsidie die de staat daarvoor geeft) 1859-1860: voor 164 jongens: 750 fr. (incl. 212 fr. van het bureel van weldadigheid) – voor 101 meisjes: 86 fr. (dat is de subsidie die de staat daarvoor geeft) 1860-1861: voor 174 jongens: 912 fr. (incl. 212 fr. van het bureel van weldadigheid) – voor 116 meisjes: 87 fr. (dat is de subsidie die de staat daarvoor geeft) 1861-1862: voor 198 jongens en 63 meisjes in de 2 gemeentescholen: 912 fr. (incl. 212 fr. van het bureel van weldadigheid) – voor 66 meisjes bij de Ursulinen: 92 fr. (dat is de subsidie die de staat daarvoor geeft) 1862-1863: voor 189 jongens en 80 meisjes in de 2 gemeentescholen: 1182 fr. (incl. 212 fr. van het bureel van weldadigheid) – voor 70 meisjes bij de Ursulinen: 45 fr. (dat is de subsidie die de staat daarvoor geeft) 1863-1864: voor 200 jongens en 90 meisjes in de 2 gemeentescholen: 3069 fr. (incl. 212 fr. van het bureel van weldadigheid) – voor 60 meisjes bij de Ursulinen: 45 fr. (dat is de subsidie die de staat daarvoor geeft) (Voor het vervolg verwijzen we naar de inkomsten-evolutie hieronder) Het type-schoolreglement van 1859, het KB van 10 januari 1863 en het uitvoerend besluit van de gouverneur van Brabant van 27 maart 1863 probeerden wat uniformiteit te krijgen in de beloning der schoolmeesters en meesteressen. De onderwijzers van de gemeentescholen werden vanaf dan vergoed in functie van de categorie waarin de school door de schoolinspectie was ondergebracht. In 1863 werden beide gemeentescholen van Londerzeel in de 1 ste categorie gerangschikt. De school van de Ursulinen, die geadopteerd was, werd niet geklasseerd. Voor de gemeente-onderwijzers betekende dat concreet: - Een vaste jaarwedde (zie tabel hieronder) - + een vergoeding voor het onderwijs aan de arme kinderen à 85 % van 6,00 fr. per kind . - De betalende kinderen betaalden voortaan allemaal 6,00 fr. per jaar, waarvan ¾ voor de onderwijzer. Voor de gemeente-ondermeesters: - Een vaste jaarwedde (zie tabel hieronder) - + een vergoeding voor het onderwijs aan de arme kinderen à 15 % van 6,00 fr. per kind. - De betalende kinderen betaalden allemaal 6,00 fr. per jaar, waarvan ¼ voor de ondermeester. Voor de onderwijzeressen van de geadopteerde meisjesschool: - Alleen een vergoeding voor de aankoop van klasgerief en verwarmingsmiddelen voor de arme kinderen.
61
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Vergoedingen en weddes (1863-1879) 1863-64 SCHOOL I - Dorp Onderwijzer, arme kinderen à 6,00 fr. x 2/3 Betalende à 6,00 fr. x 75 % Vergoeding voor onderwijs aan volwassenen Vaste wedde Schoolgerief arme leerl. 1 fr./kind vanaf 1870 bijdrage voor verwarming Ondermeester, arme kind. à 0,90 fr. Betalende à 6,00 fr. x 25 % Vergoeding voor onderwijs aan volwassenen Vaste jaarwedde SCHOOL II - Heide Onderwijzer, arme kinderen à 6,00 fr. x 1/3 Betalende à 6,00 fr. x 75 %. Vergoeding voor onderwijs aan volwassenen Vaste wedde Schoolgerief arme leerl. 1 fr./kind vanaf 1870 Bijdrage voor verwarming Ondermeester, arme kind. à 0,90 fr. Betalende à 6,00 fr. x 25 % Vergoeding voor onderwijs aan volwassenen Vaste jaarwedde URSULINEN Samen, arme kinderen à 6,00 fr. (vanaf 1867) Boeken, gerief arme leerlingen, 1 fr. vanaf ’70 Schoolverwarming Weddes onderwijzeressen Vergoeding voor onderwijs aan volwassenen
1864-65
1865-66
1866-67
1867-68
1868-69
1869-70
1870-71
118 = 600 fr. 122 = 488 134 = 536 140 = 560 133 = 560 153 = 162 = 648 125 = 500 56 = 249 fr. 56 = 249 50 = 225 50 = 225 50 = 225 50 = 225 50 = 225 50 = 225 350 = 400 fr. 800 fr. 800 800 800 800 800 800 125 = 125 70 118 = 108 fr. 122 = 244 134 = 268 140 = 280 133 = 280 153 = 162 = 324 125 = 250 56 = 87 fr. 56 = 87 50 = 75 50 = 75 50 = 75 50 = 75 50 = 75 50 = 75 250 = 320 fr. 600 fr. 600 600 600 600 600 600 172 = 877 fr. 188 = 752 200 = 800 227 = 896 217 = 906 226 = 238 = 952 222 = 888 75 = 337 75 = 337 80 = 360 80 = 360 80 = 360 80 = 360 80 = 360 80 = 360 350 150 150 200 fr. 800 fr. 800 800 800 800 800 222 = 222 70 172 = 155 188 = 376 200 = 400 227 = 448 217 = 452 226 = 238 = 476 222 = 444 75 = 113 75 = 113 80 = 120 80 = 120 80 = 120 80 = 120 80 = 120 80 = 120 250 600 fr. 600 600 600 600 600 25 fr. 20 fr. 0 fr. -
25 fr. 20 fr. 0 fr. -
25 fr. 20 fr. 0 fr. -
125 = 750 137 = 822 600
153 = -
155 = 930 0 146 = 146 70 -
Opmerkingen: - Tot er een ondermeester kwam in de school op de Heide werd zijn theoretisch loon (behalve de vaste wedde) bij dat van meester Alewaerts bijgeteld. - Het aandeel van de ondermeester in de vergoeding voor het onderwijs der arme kinderen bedroeg in 1863-1864 geen 1/3 maar slechts 1/5. Dat was aanzienlijk minder dan in Malderen en Steenhuffel en werd daarom het volgende jaar aangepast. - Het weldadigheidsbureel bleef in de kosten voor het onderwijs der arme kinderen 212 fr. per jaar bijdragen tot in het jaar 1874. In 1875 werd dat 350 fr. omdat er van dan af zowel in de jongensschool van het dorp als in de gemeenteschool op de Heide 3 onderwijzers waren. Nog later werd de bijdrage tot 400 fr. opgetrokken. - De serieuze weddeverhoging van 1864-1865 was door de wet opgelegd. Het waren standaardweddes voor een gemeenteschool van de 1ste categorie. - Vanaf het schooljaar 1866-1867 kregen ook de onderwijzeressen van de meisjesschool een vergoeding voor het onderwijs dat ze aan de arme leerlingen gaven. Deze vergoeding was voor alle onderwijzeressen samen en de bijdrage voor boeken, klasgerief en verwarming was hierin begrepen. - Nadat de zusters vier jaar lang een vergoeding voor het onderwijs aan de behoeftige leerlingen gekregen hadden, besloot de gemeenteraad op 23 augustus 1870 om die niet langer te betalen. Men was immers te weten gekomen dat de vroegere pastoor van Londerzeel, Elias Cruckx, toen hij in 1838 in Londerzeel een klooster stichtte, ook een fondatie stichtte waarmee hij de zusters een inkomen verschafte om aan arme leerlingen gratis les te geven. De gemeente had hier nooit van geweten. Pas toen het geschil in 1874 werd opgelost en de kloosterzusters hun plicht om arme kinderen les te geven afkochten door 6000 fr. in de gemeentekas te storten, werd de vergoeding, inclusief de achterstal van de vorige jaren opnieuw door de gemeente betaald. 1871-72 SCHOOL I - Dorp Onderwijzer, arme kinderen à 6 fr. x 2/3 Betalende à 6,00 fr. x 75 % Vergoeding voor onderwijs volwassenen Vaste wedde Schoolgerief arme leerl. 1 fr./kind bijdrage voor verwarming Ondermeester, arme kind. à 0,90 fr. Betalende à 6,00 fr. x 25 % Vergoeding voor onderwijs volwassenen Vaste jaarwedde
134 = 536 50 = 225 800 134 = 134 95 134 = 268 50 = 75 600
1872-73 1873-74 162 = 648 50 = 225 800 162 = 162 95 162 = 324 50 = 75 600
156 = 624 9 fr. x 4/9 50 = 225 9 fr. x 4/9 800 156 = 156 1,25 fr./kind 95 156 = 312 9 fr. x 2 x 5/18 50 = 75 600
62
1874-75 170 = 680 48 = 192 800 170 = 212 ? 170 = 425 48 = 120 600
1875-76 1876-77 1877-78 170 = 680 35 = 140 800 170 = 212 ? 170 = 425 35 = 87 600
1878-79
169 = 676 171 = 684 173 = 692 40 = 160 38 = 145 33 = 132 800 800 800 169 = 211 171 = 214 173 = 216 169 = 422 171 = 427 173 = 432 40 = 100 38 = 95 33 = 82 600 600 600
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
1871-72 SCHOOL II - Heide Onderwijzer, arme kinderen à 6 fr. x 1/3 Betalende à 6,00 fr. x 75 %. Vergoeding voor onderwijs volwassenen Vaste wedde Schoolgerief arme leerl. 1 fr./kind Bijdrage voor verwarming Ondermeester, arme kind. à 0,90 fr. Betalende à 6,00 fr. x 25 % Vergoeding voor onderwijs volwassenen Vaste jaarwedde SCHOOL III - URSULINEN Samen, arme kinderen à 6,00 fr. Boeken, gerief arme leerlingen, 1 fr. Schoolverwarming Weddes onderwijzeressen Vergoeding voor onderwijs volwassenen BEWAARSCHOOL - URSULINEN Totale vergoeding
Louis De Bondt
1872-73 1873-74
213 = 852 80 = 360 800 213 = 213 70 213 = 426 80 = 120
177 = 708 80 = 360 800 177 = 177 70 177 = 354 80 = 120
600
600
0 0 124 = 124 93 = 93 70 70 -
1874-75
188 = 752 9 fr. x 4/9 80 = 360 9 fr. x 4/9 800 188 = 188 1,25 fr./kind 70 188 = 376 9 fr. x 2 x 5/18 80 = 120 9 fr. x 2 x 5/18 600
1875-76 1876-77 1877-78
185 = 740 70 = 280 800 185 = 231 ? 185 = 462 70 = 175
221 = 884 60 = 240 800 221 = 276 ? 221 = 552 60 = 150
600
600
1878-79
222 = 888 230 = 920 245 = 972 62 = 248 55 = 220 51 = 204 800 800 800 222 = 277 230 = 287 245 = 306 222 = 555 230 = 575 245 = 607 62 = 155 55 = 137 51 = 127 600
600
0 forfait. ca 9 fr. 98 = 882 95 = 882 98 = 882 107 = 882 111 = 882 97 = 97 0 0 0 0 0 70 0 0 0 0 0 forfaitair
65 = 200 65 = 200
?
?
?
Opmerkingen: - Vanaf het schooljaar 1874-1875 waren er 2 hulponderwijzers in scholen I (dorp) en II (Heide). De in de tabel opgegeven bedragen gelden voor elk der ondermeesters. De zusters Ursulinen (school 3) ontvingen terug een vergoeding voor het onderwijs der arme meisjes nadat het probleem met de donatie van pastoor Elias Cruckx was opgelost. Ze werden nu ook vergoed voor hun bewaarschool. - We benadrukken dat alle hierboven gegeven bedragen begrotingscijfers zijn. De uiteindelijke vergoedingen werden bepaald in functie van de aanwezigheidslijsten die door de hoofdonderwijzers aan de gemeente moesten bezorgd worden. De meeste ingeschreven kinderen kwamen in de zomermaanden niet of zeer onregelmatig naar school. Een aantal liet zich zelfs het hele jaar niet zien. De schoolmeester had er wel financieel belang bij om de door hem opgegeven cijfers wat te manipuleren. Voor het jaar 1875 kregen we daar een voorbeeld van. Er waren dat jaar 170 arme kinderen verwacht en 156 hadden zich effectief ingeschreven. Daar kwamen nog 48 betalende kinderen bij. Bij een onaangekondigd schoolbezoek door de burgemeester op 24 maart ontbraken er echter 71 behoeftige kinderen en werd vastgesteld dat een aantal betalende kinderen naar andere scholen ging. En het was nog niet eens zomer! Op 16 juni van hetzelfde jaar – toen er wel veel werk op de velden was – werd gedurende een officiële inspectie door de schoolinspecteur en de provincieraadsleden Donis en Pangaert bijna geen absenteisme vastgesteld. Dat kwam, aldus het gemeentebestuur omdat de schoolinspecteur al vanaf 7 uur ’s morgens in het dorp gezien was en de inspectie pas in de namiddag gebeurde. Onderwijzer Kerremans had een aantal leerlingen uitgestuurd om de afwezige kinderen van het land te halen. Bij een nieuwe onaangekondigde inspectie door burgemeester Petrus Van Assche op 21 juni waren er alweer 90 van de ingeschreven behoeftige leerlingen afwezig... - Voor de jaren 1879 tot en met 1884 zijn de cijfers allesbehalve representatief. We gaven daarover meer details toen we de schoolstrijd bespraken. - Vanaf het schooljaar 1879-1880 werd de vergoeding voor het onderwijs der arme kinderen opgetrokken van 9 tot 10 fr. per leerling en per jaar in school I. Voor school II bleef het 9 fr. - Na de schoolstrijd van 1879-1884 werd op een systeem van vaste weddes overgestapt (voor de hoofdonderwijzer moet daar de waarde van het gebruik van huis met hof bijgeteld worden) Tot 1896 moest een deel der leerlingen in principe nog zelf het schoolgeld betalen, maar hun aantal verminderde van jaar tot jaar. De opbrengst van hun schoolgeld ging vanaf 1885 a) voor de gemeentescholen volledig naar de kas van de gemeente b) voor de aangenomen vrije scholen voor de helft naar de gemeente en voor de helft naar de directie van het vrije instituut. - Op 18 oktober 1884 was de volgende regeling voor het schoolgeld der betalende leerlingen afgesproken. Ik weet echter niet of deze ooit werd toegepast: kinderen van de laagste afdeling: 0,20 fr. per maand, kinderen van de middelste afdeling: 0,75 fr. per maand, kinderen van de hoogste afdeling: 1,00 fr. per maand. - In 1896 werd in het gehele land het algemeen gratis onderwijs ingevoerd. - Voor de aangenomen vrije scholen werden de vaste onderwijzersweddes door een globale forfaitaire vergoeding vervangen. Toen de aangenomen meisjesschool van het centrum in 1889 een gemeenteschool werd, werden de onderwijzeressen en hulponderwijzeressen niet langer globaal vergoed, maar kregen ze zoals de andere gemeenteonderwijzers een vaste wedde (1200 fr. voor de hoofdonderwijzeres en 1000 fr. voor de hulponderwijzeressen). - Vanaf 1 januari 1896 werd de vergoeding voor de meisjesschool van Sint-Jozef (die een vrije school gebleven was) op 1000 fr. gebracht. Het schoolgerief werd vergoed à 2 fr. per (arme) leerling per jaar, vergoeding voor de aankoop van naai- en breigerief 1 fr. per leerling en per jaar. Maar dat werd herzien. Door de wet van 15 september 1895 (die o.m. het algemeen gratis onderwijs instelde) werd immers ook de betaling der onderwijzers van
63
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
aangenomen vrije scholen geregeld. De hoofdonderwijzeres van vrije meisjesschool van Sint-Jozef (die in cath. 4 viel) kreeg een vaste wedde van 1300 fr. De hulponderwijzeressen kregen een vaste jaarwedde van 1100 fr.
Weddes en vergoedingen voor het schooljaar 1884-1885 JONGENSSCHOOL I - Dorp Hoofdonderwijzer Kerremans
JONGENSSCHOOL II – St.-Jozef Hoofdonderwijzer De Pauw
- Vaste wedde - Waarde gebruik woonst en hof
2000 450
- Vaste wedde - Waarde gebruik woonst en hof
2000 450
- Vergoeding klasverwarming
150
- Vergoeding klasverwarming
150
- Schoolgerief arme kinderen 1,75 fr./kind Hulponderwijzer De Craecker - Vaste wedde Hulponderwijzer Verlinden - Vaste wedde Hulponderwijzer De Wit - Vaste wedde
187 = 327 1800
- Schoolgerief arme kinderen 1,75 /kind Hulponderwijzer Van de Velde - Vaste wedde
134 = 234
MEISJESSCHOOL III - DORP - Vaste weddes (incl. bewaarschool) - Betalende leerlingen (geschat) MEISJESSCHOOL IV – STJOZEF - Vaste weddes (incl. bewaarschool) - Betalende leerlingen (geschat)
1200 250 800 150
1000
1400 1350
Na 1885 worden de vergoedingen der onderwijzers in het gemeentearchief niet consequent en overzichtelijk meer vermeld. De dingen worden duidelijker wanneer we de inkomensevolutie van een aantal onderwijzers bekijken.
Voorbeelden van inkomensevolutie Bernard Kerremans, hoofdonderwijzer school I Schooljaar 1851-1852. - Staatswedde: 200 fr. - Wedde van de gemeente: 75 fr. - Onderwijs 188 arme jongens: 978 fr. Elders staat 600 fr. (wellicht 378 fr. voor de ondermeester) - Voor verwarming der school: 35 fr. - Voor aankopen schoolbehoeften voor arme kinderen: 143 fr. - Betalende leerlingen: ? Schooljaar 1854-1855. - Vaste wedde betaald door de gemeente: 200 fr. - Betalende leerlingen: 730,50 fr., samengesteld als volgt: o 25 kinderen die de franse taal leren à 1,0 fr. per maand gedurende 6 maanden = 150 fr. o 12 kinderen die de franse taal leren à 1,0 fr. per maand, gedurende 6 extra maanden = 72 fr. o 75 kinderen die alleen vlaams leren à 0,75 fr. per maand, gedurende 6 maanden = 337,50 fr. o 38 kinderen die alleen vlaams leren à 0,75 fr. per maand, gedurende 6 extra maanden = 171 fr. - Gemeentelijke vergoeding voor het onderwijs der arme kinderen: 568 fr. - Gebruik van een woning waar 2 à 5 pensionairs kunnen logeren à 75 fr. per trimester. - Bijdrage voor de armen voor de verwarming der klassen: 36 fr. - Bijdrage voor de schoolbenodigdheden der arme leerlingen: 106 fr. - Winst op de verkoop van schoolbenodigdheden aan betalende leerlingen. - Geschat totaal: 1800 à 2000 fr. per jaar. Jan Emmanuel Verlinden, gemeentelijke jongensschool centrum - 1884 hulponderwijzer: 1400 fr. - 1886 hulponderwijzer: 1500 fr. - 1897 hulponderwijzer: 1500 fr. - 1899 hoofdonderwijzer: 2000 fr. (is gelijk aan de laatste wedde van Jozef Eugeen Kerremans) Vital De Wit, ondermeester gemeenteschool 2 - aanvangswedde 1889: 1000 fr. - 1890, gelijkschakeling met Verlinden: 1500 fr. - 1897: 1500 fr.
64
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Jan Frans De Pauw, hulponderwijzer gemeenteschool 1 - Aanvangswedde 1892: 1000 fr. - Vanaf 1 januari 1895: 1250 fr. - Vanaf 1 januari 1897: 1250 fr. - Vanaf 1 januari 1900: 1350 fr. (4-jaarlijkse verhoging, was al 8 jaar in het onderwijs) - Vanaf 1 maart 1902: 1400 fr. - 1906: 1500 fr. (4-jaarlijkse verhoging) - 1907: 1700 fr. (wet van 21 mei 1906, 18 jaar dienst) - 1919: 6600 fr. De Ketelaere, hoofdonderwijzeres gemeentelijke meisjesschool centrum - 1889: 1200 fr. - 1896: 1400 fr. (verplichte aanpassing aan minimumloon en 100 fr. 4-jaarlijkse verhoging) - 1900: 1500 fr. (4-jaarlijkse verhoging) - 1904: 1600 fr. (4-jaarlijkse verhoging) - 1907: 1900 fr. (wet van 21 mei 1906, 22 jaar dienst) Bering, hulponderwijzeres gemeentelijke meisjesschool centrum - 1889: 1000 fr. - 1896: 1200 fr. (verplichte aanpassing aan wettelijk minimumloon) - 1900: 1300 fr. (vierjaarlijkse verhoging) - 1904: 1400 fr. (4-jaarlijkse verhoging) - 1907: 1500 fr. (16 jaar dienst) - 1919: 4900 fr. (30 jaren dienst) Benedikt Talboom, hulponderwijzer - 1899: 1100 fr. (aanvangswedde) - 1903: 1200 fr. (4-jaarlijkse verhoging) - 1907: 1300 fr. (4-jaarlijkse verhoging) - 1919: 5800 fr. De Boeck, hulponderwijzer - 1100 fr. - 1902: 1300 fr. - 1906: 1400 fr. (4-jaarlijkse verhoging) De Vos, hulponderwijzeres - 1897: 1100 fr. - 1902: 1200 fr. - 1906: 1300 fr. (4-jaarlijkse verhoging) - 1910: 1400 fr. (12 jaar dienst) - 1919: 4900 fr. (30 jaren dienst) Ternest, onderwijzeres centrum - 1903: 1100 fr. - 1907: 1200 fr. (4-jaarlijkse verhoging) - 1919: 4900 fr. (31 jaren dienst) Eeckelaers, hulponderwijzer - 1901: 1100 fr. (aanvangswedde) - 1905: 1200 fr. (4-jaarlijkse verhoging) - 1909: 1300 fr. (4-jaarlijkse verhoging) - 1919: 5050 fr. Op 1 januari 1897 waren er volgende onderwijzers en onderwijzeressen in Londerzeel en waren hun weddes, conform de schoolwet van 15 september 1895 als volgt aangepast. Naam Gemeente jongensschool - Dorp - hoofdonderwijzer - hulponderwijzer - hulponderwijzer
Wedde
Kerremans J. Eug Verlinden J. Emm. De Pauw François
65
2000 1500 1250
Ancien.
1ste benoeming 2/4/1862 15/8/1879 15/11/1887
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Naam Gemeente jongensschool - Heide - hoofdonderwijzer - hulponderwijzer Gemeente meisjesschool - Dorp - hoofdonderwijzeres - hulponderwijzeres - hulponderwijzeres Aangenomen meisjesschool - Heide - hoofdonderwijzeres - hulponderwijzeres
Louis De Bondt
Wedde
Ancien.
De Craecker Leo De Wit Vital
1800 1500
De Ketelaere Bering De Vos
1400 1200 1100
14 j 7 md 7 jaar 2 j 7 md
De Schrijver Marie Britsiers Odille
1300 1100
8 j aangen. 1 j. aangen.
66
1ste benoeming 1874-1879 in Impe/Smetlede 28/11/1884
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
BIJLAGE 3 - IETS OVER DE SCHOOLUITRUSTING Toen privé-onderwijzer Bernard Kerremans in 1843 als gemeente-onderwijzer aangenomen werd moest hij in principe niet meer zelf voor schoolmeubelen en didactisch materiaal zorgen. Ofschoon zijn school daar redelijk goed van voorzien was en de gemeente voor hem al eerder een compleet “stelsel van nieuwe maten en gewichten” had aangekocht, vond de schoolinspecteur in september 1843 toch dat er nog een paar dingen ontbraken. Dat waren: - Ten minste 10 lessenaers met derzelve banken. - 25 briefkassen - De 9 leestafels op carton geplekt. - 1 bureel van drukkunstige drukletters. - 12 of 15 letterplanken. - En eyndelijk boeken, papier en pennen voor de kinderen der armen. Ik had graag getoond hoe sommige van die dingen er uit hebben gezien maar heb niets gevonden. Op 22 februari 1860 moest voor de nieuwe gemeenteschool op Londerzeel-Heide, die op 1 april in gebruik zou genomen worden, nog het volgende worden aangeschaft. Omschrijving Prijs Complete pomp voor 2 kranen, te leveren door loodgieter Croes, Londerzeel 75,00 Kachel in gietijzer, te leveren door Popelier, Brussel 50,00 4 gordijnen à 6 fr. 24,00 18 schoolbanken van 8 plaatsen, lengte 4 m., conform aan maar zonder de luxe van die van de gemeenteschool in 540,00 St.-Joost ten Node, te maken door de gebr. Peeters, uitstekende meubelmakers op de Heide. 1 schoolbank werd reeds gemaakt als model. 75 glazen inktpotten, bij Cappellemans, Brussel 9,00 3 Zwarte borden, glijdend op rails, te plaatsen tussen de vensters 45,00 Kleerhangers, vast aan de muur 20,00 Kast b = 1,0 m, h = 1,50 m., d = 0,40 m. 25,00 Eén telraam 12,00 Collectie maten en gewichten 60,00 Landkaarten van België en Europa, te kopen bij Landrien Rieux, Graanmarkt, Brussel 20,00
Op 16 maart 1889 ontbrak nog het volgende meubilair voor de nieuwe meisjesschool in de Statiestraat. - Voor klas nr. 3 moesten er genoeg lessenaars zijn voor 80 in plaats van 60 leerlingen. - De aardrijkskunde kaarten moeten van Alexis komen. - Voor de 18 vensters moesten evenveel gordijnen voorzien worden. - Voor de spreekkamer van de onderwijzeressen werd een kleine kast gevraagd. Al het houtwerk mocht gemaakt worden door meubelmaker Isidoor Meskens uit Hingene tegen de prijs van 2789 fr. De rest mocht worden geleverd door Pouliaert uit Merchtem. En in school 1, de jongensschool op de Heide, kwam men op dat moment nog te kort: - Twee onderwijzerpupiters van het type bureautafel met stoel. - De belangrijkste geometrische vormen. - Een winkelhaak, een T, een gradenmeter en een houten kompas. - Twee kaarten van België en een wereldkaart. - Een bibliotheekkast. In 1898 werd een vierde klas geopend in de jongensschool aan de Mechelsestraat. Daarvoor ontbraken:
67
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
- Verhoog (estrade) - Lessenaar en stoel. - Kast. - Vouwbord. - Vast zwart bord - Zwart mobiel bord (op gietijzeren voet). - Kruisbeeld. - Buste van de koning. - Metriek stelsel, verzameling maten en gewichten. - Weegschaal Roberval - Doos met Belgische munten (Duflos) - Thermometer. - Wereldbol. - ...... (ministerie van oorlog). - 30 lessenaars (Amerikaans systeem). - Vierkante meter. - 2 anti-alcohol borden (dr. G. Rossière) - 50 stokken voor gymnastische oefeningen Alles mocht door Jan Baptist Van Doorslaer uit Londerzeel geleverd worden. Andere schoolleveranciers die een offerte gestuurd hadden waren: Auguste Mees, Herentals, Pouliaert-Peeters, Merchtem, August Sleebus, menuisier, Ruisbroek (Antwerpen), Louis De Bontridder, Grimbergen, J.B. Willems, libraire, Brussel rue d' Anderlecht 129, Paul Van Waeyenbergh, Anderlecht
68
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
BIJLAGE 4 - SPECIAAL ONDERWIJS BEWAARSCHOOL Voor 1870 hadden de zusters Ursulinen al een privé-bewaarschool in het dorp. Deze was door de gemeente niet aangenomen. Op 25 oktober 1872 antwoordde het gemeentebestuur op de vraag van de gouverneur of er geen gemeentelijke bewaarschool nodig was: “In onze gemeente bestaat één privé bewaarschool waarvan we de bronnen van inkomsten niet kennen. De ouders die er hun kinderen heen sturen betalen de onderwijzers een vergoeding van 2 centimen voor elke dag van aanwezigheid.’ Wellicht werd deze bewaarschool voor de aanvang van het schooljaar 1874-1875 toch geadopteerd, want op 7 september 1874 lazen we: “De gemeenteraad van Londerzeel vergadert tot het opmaken van het schoolbudget voor 1875 en besluit als volgt: conform art. 25 der schoolwet van 23 september 1842, 200 fr. als aanmoediging ten voordeel van juffrouw de Brambilla en haar twee medehelpsters in drij lokalen voor het onderwijs en verzorgen van 175 kinderen minder dan 7 jaren oud, waaronder 65 arme.” In de begroting van 1875-1876 werd eenzelfde bedrag ingeschreven. Daarna werd er van een afzonderlijke vergoeding aan de bewaarschool van het dorp niet meer gesproken. Toen eind 1879 ook op Londerzeel-Heide een vrije meisjesschool kwam, was daar meteen ook een bewaarschool voor kleine meisjes èn kleine jongens aan verbonden.
LESSEN IN HANDWERK, HUISHOUDKUNDE, GEZONDHEIDSLEER Na de schoolwet van 1879 en het begin van de schoolstrijd die er onmiddellijk op volgde, deed de Belgische regering er alles aan om de gemeentescholen zoveel mogelijke competitieve voordelen tegenover de overal oprijzende privé-scholen te bezorgen. Dat uitte zich ondermeer in de “lichte dwang” die op de gemeentebesturen uitgeoefend werd om moderne schoolgebouwen te bouwen, onderwijs voor volwassenen en gemeentelijke bewaarscholen in te richten. De meeste van die verzoeken werden op de meeste plaatsen afgewezen. Alleen als de maatregelen niet te veel geld kostten, hadden ze een kans om aangenomen te worden. Het geven van naailessen in de meisjesscholen van de gemeente, was een maatregel die door art. 5 van de wet van 1 juli 1879 werd opgelegd en de gemeentekas niet op al te hoge kosten zou jagen. Londerzeel had in 1879 weliswaar geen gemeente-meisjesschool maar wel 2 gemengde scholen. De gemeenteschool van de Heide was (tot dan) echt gemengd maar die van het Dorp was dat alleen in naam. Toch werden in beide scholen hiervoor onderwijzeressen aangenomen (ik heb het daar a l over gehad) en, op 19 december 1879, een speciaal reglement aangenomen. Hierna geef ik – voor wie het zou interesseren - de artikelen van dit reglement. Art.1: In de gemeentescholen van Londerzeel wordt een werkplaats gecreëerd voor het naaionderricht. Art.2: Dit onderricht bevat alle materies uit het programma dat door de regering op voorstel van de centrale commissie van het lager onderwijs werd aangenomen en dat gepubliceerd werd in het Mem. Adm. van 1877, blz. 1204-1206. Art.3: Per week zullen er minstens 4 uur aan het naaionderricht worden besteed. Art.4: Alle meisjes die het lager onderwijs volgen, volgen ook de naailessen. Art.5: Terwijl de meisjes naailessen volgen zullen de jongens onderwezen worden in het kweken van bomen en in de landbouw en zullen ze herhalingen en praktijkoefeningen van de basisvorming krijgen,
69
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
zoals het maken van opstellen, dictees. De andere vakken zullen natuurlijk in de gemengde scholen door de leerlingen van beide geslachten samen worden gevolgd. Art.6: De raad zal, rekening houdend met de onderrichtingen in deze materie, de persoon aanduiden die de handenarbeid zal onderrichten. Art.7: De speciale onderwijzeres voor het naaiwerk ontvangt per jaar en per meisje een vergoeding van 12 fr. zonder dat het totaalbedrag evenwel de 160 fr. mag overschrijden. Dit artikel werd op 19 juni 1880 als volgt gewijzigd: de speciale onderwijzeres van het handwerk krijgt een vaste vergoeding van 160 fr. per jaar. Art.8: De grondstoffen zullen gratis ter beschikking van de arme leerlingen worden gesteld. Hiervoor wordt een bedrag van 2 fr. per jaar en per leerling in de begroting gebracht. Art.9: Begrippen van hygiëne en huishoudkunde worden eveneens aan de meisjes van de lagere meisjesschool en van de lagere gemengde school onderwezen, en dit conform het programma dat door de regering op voorstel van de centrale commissie van het lager onderwijs werd aangenomen en dat gepubliceerd werd in het Mem. Adm. van 1877, blz. 1206.
De rest van deze materie heb ik al eerder behandeld, behalve dit: In 1895 vroeg de hoofdonderwijzeres van de meisjesschool van het centrum (intussen gemeenteschool geworden) een naaimachine voor de naailessen. Haar vraag werd op 13 mei door de gemeenteraad ingewilligd.
TURNEN In de eerste helft van 1893 werd het turnen officieel aan het leerprogramma van de lagere scholen toegevoegd en kregen de gemeentescholen het voorstel om een heleboel materiaal aan te kopen. Op 15 juni 1863 antwoordde de gemeente Londerzeel daarop (vertaald): “Monsieur le gouverneur. Ingevolge uw omzendbrief betreffende het turnonderricht in het lager onderwijs, laten wij u weten dat bijna al de leerlingen over koorden beschikken om ballen te laten dansen, grote en kleine, en andere voorwerpen die van aard zijn om hun kracht en handigheid te ontwikkelen. Aangezien deze voorwerpen dienen voor alle soorten van lichamelijke oefeningen stellen wij vast dat het geen enkel voordeel zou hebben om ons klasmeubilair aan te laten vullen. Wat betreft de vast opgestelde apparaten voor de turnlessen der jongens, twijfelen wij er niet aan dat het nuttig zou zijn om ze op te stellen, maar bij gebrek aan lokaal, kunnen wij daar momenteel niet aan voldoen.” Dat was geen correct antwoord. Op 26 oktober van hetzelfde jaar werd het vervangen door: “om aan het program van onderwijs aangaande de lichaamsoefeningen te kunnen voldoen heeft de gemeenteraad besloten voor 150 fr. meubelen te koopen voor gymnase.” Toen in 1898 een vierde klas in de jongensschool aan de Mechelsestraat geopend werd, werden daarvoor samen met het ander schoolgerief ook “50 stokken voor gymnastische oefeningen” aangekocht.
SCHOLEN VOOR VOLWASSENEN Het onderwijs der volwassenen (personen ouder dan 14 jaar) was in de 19de en het begin van de 20ste eeuw een verschijnsel met wat “ups” en vele “downs”. Er is zodanig veel over te vertellen dat het een afzonderlijke bijdrage verdient. En die zal het krijgen.
BEROEPSSCHOLEN Londerzeel heeft een vrij lange traditie op het gebied van technisch onderwijs. Zonder er echt heel diep op in te willen gaan wil ik er toch het volgende over kwijt. In 1850 werd door de zusters Ursulinen in het dorp een kantwerkschool opgericht. Kantklossen was echter meer iets voor Bruggelingen of Brusselaars en die school had geen succes. De zusters Ursulinen hadden ook hun pensionaat ofwel het "Maison d' éducation pour jeunes filles", waar middelbaar onderwijs gegeven werd.
70
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
In 1900 begon Karel Hermans op de hoek van de Statiestraat en de Meerstraat met zijn “Institut de commerce”, door Fran onkundigen ook wel eens “Handelsschool voor jongelingen” genoemd. Het was een vrije jongensschool. Meer dan 20 leerlingen heeft het nooit kunnen interesseren. In 1909 hield het instituut op te bestaan. Links: de oprichter Karel Hermans. Rechts: de school op de hoek van Statiestraat en Meerstraat.
In 1906 ontstond de eerste echte beroepsschool in Londerzeel. Onder de naam van “Samenwerkende Maatschappij De Wekker”. In 1906 werd die nog een beroepsschool voor Tuinbouw en kiekenkweek genoemd, even later werd dat “voor Tuin- en Landbouw” en in 1909 had men er al “beroepsschool voor het bedrijf van bloem- en moesteelt” van gemaakt. Hoe dan ook, onder al deze omschrijvingen werd “de Wekker” door de gemeente vanaf het eerste jaar met een jaarlijkse toelage van 400 fr. gesteund. Dat bedrag kwam van een taks op de kippen die op de wekelijkse markt gebracht werden. De theoretische en praktische lessen werden gegeven: 1) Tuinbouwonderwijs: de heer Talboom, gediplomeerde aan de staatstuinbouwschool van Vilvoorde. 2) Landbouwonderwijs: de heer Arnold De Wachter, landbouwingenieur, afgestudeerd aan de speciale landbouwschool te Leuven. Al in het eerste jaar werden de lessen regelmatig door 32 leerlingen gevolgd. Alvorens aangenomen te worden hadden die eerst in een toelatingsexamen moeten passeren. Omdat het gemeentebestuur er van overtuigd was dat land- en tuinbouw en vooral de kippenkwekerij de levensstandaard van de boeren aanzienlijk zou kunnen verbeteren werd deze school door de gemeente op 9 april 1906 (en op vraag van de bestuursleden van de Wekker) als gemeentelijke beroepsschool overgenomen. Dat opende meteen de deur om ook door het ministerie van landbouw gesubsidieerd te kunnen worden. Er werd alvast voor ieder van de twee afdelingen een toelage van 450 fr. per jaar gevraagd. Op een verkreukeld maar niet gedateerd papiertje in het gemeente-archief vond ik de namen van de aandeelhouders van de samenwerkende maatschappij de Wekker. Het waren er 52 en samen zorgden ze voor een kapitaal van 18.650 fr. Nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Naam Van Assche Pieter De Amandel Alphons De Keersmaecker Frans Karel Dupret Geyzen Jos Van Doorslaer Louis De Craecker Helsen Van Loon
Aandelen 30 30 30
Voldaan X X X
Nr. 28 29 30
Naam Talboom B. Van Doorslaer Jean Nijs Octave
Aandelen 4 3 3
Voldaan X X X
20 15 15 14 10 10
X X X X
31 32 33 34 35 36
De Wachter Arnold Van Ruysevelt Jos Verlinden Jan Willocx Em. Vermaesen Edmond Van Doorslaer Frans
3 3 3 3 3 3
X overleden X X X
71
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
Eeckelaers Frans Van Molle Jan Meuldermans Jules Robberechts Seph De Keersmaecker Rosalie De Keersmaecker Maria De Vil Josepha Van Ruysevelt Louis Moens Rosalie Caluwaers Jos De Roeck Jozef Van Assche Frans Augustijns Edward Meeus Louis Bosman Frans Haverals Jos Brosens Antoon Kerremans Eugene
4 4
10 10 10 10 10
X
10 8 8 6 6 6 6 6 6 6 5
X X X X X
X X X
X X X X X X X
Louis De Bondt
37 38 39 40 41
Lettens Jos Pauwels Jan Eeckelaers Alphons Schilders Victor Wabbes Henri
42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52
Van Muylders August Verheyden Leonard Plaskie Denis Plaskie Aline Van Laer Pierre Vanderborght Emiel Vermoesen Charles Rombauts Hort. Meeus Frans Drijboom Alphons De Wit Totaal aandeelen Ingeschreven kapitaal (x 50)
3 3 3 3 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 6 373 18.650 fr.
X X X X
X X
Op 23 september werden 2 gemeenteraadsleden aangewezen om in het bestuur van de Wekker te gaan zetelen. Het waren burgemeester Van Hove en raadslid De Keersmaecker. Hun taak bestond erin om toezicht te houden op: 1) Het benoemen der leraars. 2) Het bepalen van de klasuren en het nazicht der leergangen. 3) Het bijwonen der examens. 4) Het onderzoeken, bespreken en bepalen van de noodzakelijke uitgaven. De Wekker onderwees in een lokaal dat door de gemeente werd gehuurd. Ik weet het niet zeker maar dat zou wel eens in de hof van hoofdonderwijzer Jan Verlinden kunnen gelegen hebben. Verlinden was niet alleen aandeelhouder van de maatschappij, maar eind 1906 of begin 1907 had hij daar een “landgebouw” van 8 op 4 meter, bedoeld voor de stimulering van de kiekenkweek, laten bouwen. Op 25 november 1911 werd hij ook benoemd tot “onderwijzer der beroepsschool voor landbouw en moesteelt en kiekenkweek”. Dat is dus al de vierde naam die ik voor deze beroepsschool in het gemeente-archief aangetroffen heb. Maar deze laatste naamsverandering had een goede reden. In maart 1910 had de heer Janssens, leraar aan de landbouwschool van Vilvoorde, immers laten weten dat het ministerie van wetenschappen nooit een toelage aan een instelling zou geven die niet het woord “landbouw” in haar benaming zitten had. Jan Verlinden gaf iedere donderdagavond les en verdiende daarmee 225 fr. per jaar.
72
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
BIJLAGE 5 - VARIA MATIGHEIDSBONDEN Als gevolg van de wet van 16 augustus 1887 op de openbare dronkenschap werden in het laatste decennium van de 19de eeuw in vele lagere scholen matigheidsbonden opgericht. Dat was zeker het geval in de jongensscholen van Londerzeel. Het didactisch materiaal van deze bonden bestond uit: - Liederenbundels tegen het drankmisbruik, zoals “Vergeet-mij-nietjes”, geschreven door de broers Jozef en Firmin Vinx en uitgegeven in 1904. - Een collectie anti-alcoholische platen. - Het maandblad “Sint-Jansbode”, vanaf ca 1896 uitgegeven door een zekere Senden uit Sint-Truiden. - Een (kleine) gemeentelijke subsidie om bovengenoemd materiaal aan te kopen. In het gemeente-archief van Londerzeel wordt het bestaan van dergelijke bonden op 19 mei 1899 voor de eerste keer vermeld. In 1908 werd er nog een toelage van 50 fr. aan gegeven.
LESUREN EN VERLOFDAGEN In het gemeente-archief van Londerzeel is hierover bijna geen informatie te vinden (In Malderen is dat anders). Vakanties en verlofdagen waren vastgesteld in het schoolreglement. Op 9 juli 1873 werd dat in Londerzeel als volgt gewijzigd: “De tekst van art. 9 van het schoolreglement van 20 april 1865, wordt (mede) op vraag van de onderwijzers van Londerzeel, vervangen door de volgende: ‘Het tijdstip en den duur der vacantie zijn bepaald als volgt: 1) van witten donderdag tot maandag na beloken paaschen (niet inbegrepen). 2) Van den 1sten september tot den 1sten october (was 15 july tot 15 augustus).”
LESSENPROGRAMMA Uit de organieke wet op het lager onderwijs van 23 september 1842. Door de wet opgelegde lessenprogramma: godsdienst, moraal, lezen, schrijven, metriek stelsel, rekenkunde, moedertaal en Frans. Na de organieke wet op het lager onderwijs van 20 september 1884. 1) Het onderwijs in de lagere scholen van Londerzeel bevat al de leervakken als verplichtend voorgesteld krachtens het paragraaf 1 van artikel 4 der voormelde wet. 2) Het onderwijs van den Roomsch-katholieken godsdienst en de zedenleer maakt deel van het programma. Dit onderwijs wordt gegeven tijdens de eerste of gedurende de laatste half uur der klassen. De kinderen wier ouders het vragen zijn niet verplicht dit onderwijs bij te wonen. 3) Voor wat dit onderwijs betreft zijn de onderwijzers gehouden de boeken te gebruiken die hun door de heeren pastoors der parochie worden aangeboden. 4) Het onderwijs der grondbeginselen der fransche taal maakt ook deel van het programma. 5) Behalve de in de nummers 1, 2 en 4 vermelde vakken wordt het de hoofden van iedere school vrijgelaten een of meer der volgende leervakken in hunne school in te voeren: a) De vormleer, b) Eerste beginselen der natuurkunde.
INENTINGEN EN GENEESKUNDIG TOEZICHT Vanaf het ontstaan van de gemeenteschool werden alleen kinderen aangenomen die tegen de koepokken ingeënt waren of die de pokken al hadden gehad. Aan het bekomen van gratis on-
73
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
derwijs werd de voorwaarde verbonden om de kinderen te laten vaccineren. Deze inentingssessies werden door de gemeente in de school zelf georganiseerd. Na de eerste wereldoorlog is er ook een stelsel van gratis geneeskundig toezicht in de scholen gekomen. Op 8 oktober 1919 legde schoolinspecteur Bouts dit systeem – waar net voor het begin van de oorlog ook al sprake van geweest was - in een brief aan het gemeentebestuur uit. In 1920 werd de inrichting ervan door het gemeentebestuur aangenomen en vanaf 1921 was het medisch toezicht van de leerlingen een jaarlijks weerkerende procedure. Op het einde van het schooljaar werden, in aanwezigheid van de notabelen van de gemeente, aan verdienstelijke leerlingen prijsjes uitgereikt. Dat gebeurde niet overal – In Steenhuffel bijvoorbeeld heeft men daar lange tijd niet aan mee gedaan – maar in Londerzeel gebeurde het wel. Die prijzen werden uit de kas van de gemeente betaald. In 1873 werd daar bijvoorbeeld 150 fr. voor uitgetrokken. In 1883 was dat al een tijd 200 fr. geworden. De slimste leerlingen van de klas mochten aan de kantonnale prijskampen deelnemen. Op 19 januari 1887 krijgen we een beetje inzicht in de impact van zo’n voor een paar enkelingen bijzonder heugelijke dag. “Prijsdeeling aan de leerlingen bekroonden in concours op zondag 23 january rond 3 ure namiddag in het gemeentehuis. Er wordt besloten a) voor opluistering der feest de fanfaren maatschappijen uit te nodigen. b) De ouders der kinderen en kinderen bekroond in het concours der lagere scholen moeten persoonlijk en in hunne woningen hiervan verwittigd worden door den veldwachter. c) Bericht van deze plechtigheid zal in de Londerzelenaar afgekondigd worden in nummer Zondag 23 January en het vlag van ’t gemeentehuis moet van ’s morgens uitsteken.” Hierna hadden de namen van de luisterrijke Londerzeelse laureaten moeten staan. Maar ik heb ze niet gevonden.
74
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
ONDERWIJS EN ONDERWIJZERS
Malderen (1596-1920) door Louis De Bondt het grootste deel van de in deze bijdrage verwerkte gegevens komt uit het ‘hedendaags’ gemeente-archief van Londerzeel, dat tot 1920 volledig gedigitaliseerd werd door Louis De Bondt en Robert De Roeck.
Over het onderwijs in Malderen tijdens het ancien regime beschikken we – in tegenstelling tot Londerzeel en Steenhuffel – over zeer weinig gegevens. Hetgeen we weten hebben we voor het grootste deel te danken aan Marcel Van Doren, die in “Malderen, dorp onzer dromen” hierover het volgende schrijft. “Er bestaat een rekening uit het jaar 1596 die zegt: betaald aan meester Cornelis De Backer, schoolmeester, zijn loon 12-0-0. Vanaf 1605 tot 1630 kwamen de koster en de kapelaan de lessen geven om de arme kinderen te leren schrijven. Ofwel moet men dan zonder schoolmeester geweest zijn, ofwel ontving de schoolmeester van de meestbegoede inwoners het schoolgeld en zorgden de koster en kapelaan voor de minderbegoeden. In 1630 betaalde men Arnaut van Bogaert, schoolmeester, om (ook) les te geven aan de arme kinderen. Zijn zoon Andreas van Bogaert zou die taak op zich nemen in 1681.” We hebben naar deze mensen in de parochieregisters gezocht. Van Arnaut of Arnoldus vonden we dat die op 28 oktober 1614 in Londerzeel trouwde met Barbara Verlinden (ook Van Lint) maar dat dit echtpaar pas vanaf 1630 (en tot 1638) in Malderen kinderen kreeg. Er moeten voordien zeker nog kinderen geweest zijn, waarschijnlijk Londerzeel, maar daar werden maar vanaf 1631 doopregisters bijgehouden. Hoe dan ook staat het hiermee vast dat Aernaut van Bogaert (ook Bogaerts) pas vanaf 1629 of 1630 in Malderen onderwijzer werd. Zijn zoon Andreas werd in Malderen als Adrianus in het doopregister ingeschreven op 11 juni 1636. Op 13 juli 1667 trouwde hij er met Barbara Cersan (wordt ook gelezen als Cerssan, Cerfsan, Cerffan en Cerfon), de weduwe van Egidius Moortgat. Op 22 juni 1677 hertrouwde hij in Steenhuffel met Joanna Moins, waarmee hij tussen 1678 en 1686 in Malderen 4 kinderen had.
Op de kaart die landmeter Jan Van Acoleyen uit Steenhuffel in 1717 van Malderen tekende, staat op perceel nr. 1 van kaartblad 6 (de hoek van het Dorp met de Steenhuffelstraat) een gebouwtje dat in het erbijhorend kohier “de scole” wordt genoemd (hiernaast aangeduid met een “S”. Er wordt echter nergens van een schoolmeester gesproken. We weten alleen dat Hendrick Mannincx toen koster was. Op de meeste plaatsen raakte het onderwijs tijdens de Oostenrijke periode – o.a. door de bemoeienissen van de keizer-koster – verder in verval. Of J.B.Van den Broeck (° ca 1751), die in Malderen koster was toen de Fransen in 1794 onze gewesten veroverden, ook onderwijzer was valt bijgevolg te betwijfelen. De revolutionairen van de Franse Republiek streefden een volledig burgerlijke samenleving na en schaften daarom de voorrechten en vooral de invloed van de adel en de clerus af. De
75
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
principes van vrijheid, broederlijkheid en vooral gelijkheid indachtig, moest iedereen die het wilde gelijke kansen en dus ook onderwijskansen krijgen. Aanvankelijk wilde de prefectuur de organisatie van het onderwijs zelf in handen nemen. Voor het hele kanton (waarvan de zetel toen Londerzeel was) werden 5 scholen voorzien en tijdens de zitting van de municipale raad van 6 augustus 1798 werden hiervoor onderwijzers benoemd. Voor de school van Malderen werd dat Guilliam Van den Broeck, waarover we verder niets met zekerheid weten. De enige persoon met die naam die toen in Malderen woonde was dan al 80 jaar oud. We geloven overigens niet Van den Broeck ook echt les gegeven heeft. Pas na veel ellende met de plaatselijke bevolking (Boerenkrijg) en een concordaat tussen paus Pius VII en Napoleon Bonaparte (15 juli 1801), kreeg de clerus een deel van zijn vroegere invloed terug. Op 1 mei 1803 werd een nieuwe aangepaste onderwijswetgeving van kracht. De gemeenten mochten nu zelf (onder toezicht van de onderprefect) onderwijs inrichten, het aantal scholen en het onderwijsprogramma bepalen, de onderwijzers benoemen, voor de lokalen zorgen en vaststellen welke ouders voor het onderwijs van hun kinderen betalen konden. Arme kinderen moesten gratis aanvaard worden maar hun aantal mocht nooit meer dan 20 % van de totale schoolpopulatie bedragen. De gemeenten kregen bovendien de “aanbeveling” om een echte gemeenteschool (dus geen katholiek geïnspireerde) op te richten. Ook de Nederlandse koning Willem, die het hier na de slag van Waterloo in 1815 tot 1830 voor het zeggen had, spande zich in om de gemeenten te overtuigen van het belang van een goed georganiseerd lager onderwijs. Een K.B. van 4 november 1816 voorzag maatregelen ter verbetering van de dienstverlening van de lagere scholen. In Malderen vond koning Willem een luisterend oor.
MALDEREN BOUWT EEN GEMEENTESCHOOL (1823) De gemengde gemeenteschool tegen de Steenhuffelstraat. Op 27 oktober 1820 werd de toestand van het onderwijs in Malderen als volgt beschreven. “De betreurenswaardige staat tot dewelke het lager onderwijs in deze gemeente is vervallen, vereist dat er zonder uitstel maatregelen getroffen worden om geleidelijk de verbeteringen te bekomen die zo algemeen gewenst zijn en noodzakelijk geacht worden voor het welzijn van de komende generatie, en die we nooit zullen kunnen bereiken zonder... dat er een einde komt aan de verwaarlozing waarin de minst bemiddelde volksklasse - die in onze gemeente sedert een groot aantal jaren genegligeerd is - gedompeld is, en dat er een huis voor de onderwijzer en een lokaal voor het geven van lessen wordt gebouwd.” Die dag vroeg de gemeente - nadat ze dat al een eerste keer in januari had gedaan - aan het provinciebestuur van Zuid-Brabant opnieuw de toelating om een school met onderwijzerswoning en tevens gemeentehuis met 2 vertrekken te mogen bouwen. De plannen voor die constructie lagen klaar. Ze waren getekend door architect Petrus Joannes Meeus uit Puurs en op 3 januari 1820 door de gemeenteraad goed bevonden. Op de hoek van het Dorp en de Steenhuffelstraat had de gemeente bovendien een stuk geschikte bouwgrond liggen van 20 roeden (6a30ca) groot. We herinneren ons dat op dezelfde plek tot zeker 1717 de “scole” had gestaan! Bleven de bouwkosten... Architect Meeus had die op 3450 Nederlandse Guldens geraamd. De gemeente Malderen had echter nog geld te goed van dame Cathérine Thérèse Ghislaine Vanderfosse, douairière van wijlen Antoine Charles burggraaf de Beughem. Het ging over twee
76
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
bedragen. Een eerste van 2701,70 Gulden voor goederen die de familie op 3 november 1813 van de gemeente had gekocht; een tweede van 983,57 Gulden waarmee dezelfde familie op 22 december 1815 het recht van doorgang en de weiderechten, die de inwoners van Malderen sinds mensenheugenis in de Heide en de Kruisheide hadden bezeten, had afgekocht. Bij die transacties was overeengekomen dat dit geld voorlopig als een lening zou worden beschouwd en pas aan de gemeente betaald zou worden als die er een bestemming zou voor hebben. Het gebouw dat door architect Meeus getekend was omvatte 1 groot klaslokaal met daarboven een zolder waar de verwachte internen zouden kunnen slapen. In de winter kon het worden verwarmd via een buizenstelsel dat in de keuken van de onderwijzerswoning vertrok. Twee kamertjes werden voorzien om als gemeentehuis te dienen. In het ene konden dan de raadsleden vergaderen en in het andere kon het gemeentearchief worden bewaard. Nu moest dat nog op een zolderkamertje van het Hooghuys van herbergier Kuyckens in het Dorp gebeuren. Nadat de provincie nog een paar bijkomende vragen had gesteld over de financiële situatie van de gemeente (die overigens geen lopende schulden had) en moeilijk had gedaan over de compatibiliteit van het plan van architect Meeus met de bestaande richtlijnen omtrent de bouw van nieuwe schoollokalen, werd het project pas op 21 september 1821 door de gedeputeerde staten (nu bestendige deputatie) goedgekeurd. Tevens werd het gemeentebestuur aanbevolen om niet alle kosten zelf te betalen maar – als compensatie voor de geschonken grond - een subsidie van 836,60 Guldens te vragen. Op 5 oktober gebeurde dat en bij K.B. van 9-1-1822 kreeg Malderen een tegemoetkoming van Fl. 800. De openbare aanbesteding gebeurde op 18 maart 1822. Ze werd gewonnen door aannemer Van Rompa uit Boom die het werk al voor 2920 Nederlandse Gulden wilde doen. Op 26 juni 1823 was de meesterswoning, op een paar kleinere karweitjes na, afgewerkt. De school zelf werd, nadat er een geschikte schoolmeester gevonden was (waarover verder meer), eind oktober of begin november 1823 in gebruik genomen.
Schoolfonds, de schoolcommissie en de school voor volwassenen. Voor het over de schoolmeesters te hebben, gaan we even in op de organisatie van deze eerste gemeenteschool. Op 18 maart 1824 nam het gemeentebestuur van Malderen 3 maatregelen. 1) Er werd een schoolfonds opgericht. Vroeger, in de kosterscholen en andere, werden de lessen alleen gevolgd door de kinderen van ouders die het schoolgeld konden betalen (en door de enkelingen waarvoor de pastoor of de H. Geesttafel dat deed). Dat schoolgeld werd individueel en per maand betaald, met als gevolg dat de school in tijden dat er werk op het veld was (dus het ganse jaar behalve in de winter) bijna geen leerlingen had. Ouders met veel kinderen hadden het bovendien aanzienlijk moeilijker dan ouders met een klein gezin. Het schoolfonds was integendeel een vaste jaarlijkse taks. Iedere belastingplichtige – ook die zonder kinderen – was die verschuldigd. Die belasting bedroeg minimaal (voor een belastingplichtige zonder kinderen bijvoorbeeld) 0,5 Gulden en per schoolgerechtigd kind (van 5 tot 12 jaar) kwam daar 1 Gulden bij. De maximale jaarlijkse taks kon voor een gezin echter niet meer dan 5 Guldens bedragen. Gezinnen die op de lijst der armen van de gemeente stonden betaalden niets. Voor hun kinderen werd door het armbestuur betaald (voor het schooljaar 1824-1850 was dat voor 50 kinderen het geval). Ook door de gemeente werden jaarlijks 70 à 100 Guldens in het Schoolfonds gestort. Het geld van het schoolfonds diende om schoolbehoeften zoals boeken, papier, inkt, pennen, leien en ‘jaarlijks uit de delen prijsjes’ aan te kopen, voor de bekostiging van vuur en licht en vooral om de schoolmeester – ter compensatie van het schoolgeld dat hij misliep – bovenop
77
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
diens staatswedde van 120 Guldens nog 300 Guldens extra te betalen. Voor de ondermeester was dat 10 Gulden extra bovenop zijn wedde van 80 Guldens van het Rijk. De toelating om een Schoolfonds op te richten werd in 1824 aangevraagd en in 1825 door de koning aan de ,gemeenten Malderen en Doetinchem (in Gelderland) verleend. Hiermee was Malderen in de Zuidelijke Nederlanden niet alleen zeer innoverend maar zelfs uniek. De eerste resultaten waren – zoals we nog zullen zien - meer dan overtuigend en werden tijdens de besprekingen van het Onderwijs in de Tweede Kamer van de Nederlandse Staten-Generaal regelmatig als voorbeeld aangehaald. Dat gebeurde onder meer tijdens de zittingen van december 1825, juni 1827 en juli 1829. Het ‘Dagblad van ’s Gravenhage’ van 22 juni 1827 schreef hierover: “In de gemeente Malderen had de invoering van een schoolfonds de gelukkigste uitkomst: op de school aldaar zag men meer kinderen, dan op eenige andere van het 5de district. De invoering van die schoolfonds is er nu nader als vaste maatregel bevestigd”. Op 16 juli rapporteerde de ‘Nederlandsche Staatscourant’: “Het schoolwezen ging in ZuidBraband hier en daar en in verschillende opzigten aanmerkelijk voorwaarts. Bijzondere melding verdient te worden gemaakt van de besluiten door meerdere gemeenteraden genomen ten aanzien der schoolgelden, in navolging van het vroeger door het plaatselijk bestuur van Malderen gegeven voorbeeld”.
2) Er werd een schoolcommissie in het leven geroepen. Deze commissie bestond uit 3 personen, die door het gemeentebestuur werden aangeduid. Eén keer per week maar wel op onaangekondigde uren, moest ze het gedrag van de onderwijzer, de aanwezigheid en de vorderingen der leerlingen, en de goede werking van de school inspecteren. Ze moest ook één keer per jaar een rapport aan het gemeentebestuur bezorgen en aanbevelingen voor mogelijke verbeteringen formuleren. De leden van de commissie waren de verbindingsmannen tussen ouders en onderwijzer. Ze moesten, samen met de kantonnale schoolinspecteur en het voltallige gemeentebestuur, aanwezig zijn bij de examens die op het einde van het schooljaar in het publiek werden afgenomen en de prijsuitreiking die er op volgde. De eerste leden van deze commissie, die op 15 mei 1825 gekozen werden, waren onderpastoor De Wael, schepen Adriaen Frans De Laet en pachter Karel Van den Bossche.
3) En een avondschool voor volwassenen. Samen met de schoolcommissie en het schoolfonds werd ook, voor alle jongens vanaf 15 jaar die het verlangden, een avondschool gecreëerd. De lessen moesten gegeven worden van 1 oktober tot eind april. Het volwassenenonderwijs in de 19de eeuw is een verhaal met wat hoogten maar vooral met vele laagten. We zullen er in deze bijdrage verder geen aandacht aan besteden maar er een apart artikel aan wijden. In 1832 werd het schoolfonds afgeschaft en werd naar het vroegere systeem van individueel schoolgeld teruggegrepen. Wel bleef de gemeente 50 fr. uit de gemeentekas betalen om aan arme kinderen les te geven. Met de organieke schoolwet van 23 september 1842 kwam er een nieuwe regeling voor het armen-onderwijs. Als we het over de wedde van het onderwijzend personeel zullen hebben, zal dat duidelijker worden.
Een jaar na de in gebruik neming is de school al te klein. De gemeenteschool kende, mede dank zij het systeem van het schoolfonds, blijkbaar een groot succes. In een verslag van 27 december 1825 werd bijvoorbeeld het volgende gezegd: “De ondervinding heeft ons doen zien hoeveel kinderen dit jaar onze lagere openbare school bezochten. Dit getal bedroeg den 14 juny van dit jaar 160, bij welke gelegenheid de wel eer-
78
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
waarde en zeer geleerde heer landsdeken te Assche en schoolopziener dezer districts het onderzoek en de prijsuitdeeling in onze tegenwoordigheid deed, en aan de vlijtigste door Z.W.E. en Z.G. schoone boekgeschenken werden ter hand gesteld en verder aangespoord om daarin te blijven volherden. Hoe menigen ouder, die eerst zijn maandgeld voor 5 of 6 kinderen niet kon voldoen, betaalt nu slechts aan den ontvanger 2 à 3 guldens 's jaars, en het is alzoo dat de school dezer gemeente door veel meerder kinderen bezocht word en meer in goede order en regelmatigheid heeft gewonnen. Het vooroordeel dat vele goede ouders in den beginne van de nieuwe schoolboeken en leitjes terughield, is door het invoeren van het boven aangehaalde schoolfonds geheel uit den weg geruimd. Thans zal onze school ook nog in bloei toenemen wegens het aanstellen eener schoolcommissie... Wij uiten den wensch dat meerderen besturen ons voorbeeld volgen van goede onderwijzers aan te stellen en lagere scholen tot stand te brengen, ten einde door voor het aankomend geslacht te zorgen van goede burgers voor kerk en staat aan te kweken. Daar dit in den beginnen veel werkzaamheid en moeite koste, evenwel overwint men zulks al medewerkende langzamer hand.” 160 leerlingen – ook als er veel kleintjes bij zijn - is veel volk voor één enkel klaslokaal. Op 10 december 1824 had de gemeenteraad in principe al beslist om de school te vergroten. De kosten daarvoor werden aanvankelijk op 500 guldens geschat maar die had men nog altijd van burggravin De Beughem te goed. Op 22 oktober 1825 had arrondissementsarchitect Cordemans de plannen klaar. De vergroting betrof 29,7 vierkante ellen grondoppervlak en 72 vierkante ellen dak. De hoogte van het bestek viel een beetje tegen en beliep geen 500 maar 843 Guldens. Het duurde tot 1827 voor koning Willem van Oranje zich bereid verklaarde om dit project met een rijkssubsidie van 41 Guldens te ondersteunen. Daarna moet er iets tussen gekomen zijn. De Belgische onafhankelijkheid wellicht. We hebben geen aanwijzingen gevonden dat deze geplande vergroting ook echt is gebeurd. Wèl dat de gemengde gemeenteschool in 1851 nog altijd maar 1 klaslokaal had. Ook hebben we aan dit project ons enig plan van de oude gemeenteschool overgehouden.
79
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
DE EERSTE GEMEENTE-ONDERWIJZERS (1823-1845) J. Van der Linden (1823-1826) Op 26 juni 1823 was de meesterswoning zo goed als af, maar de gemeente had nog geen door de regering erkende onderwijzer. De hulp van het provinciebestuur werd ingeroepen. Op 10 oktober 1823, terwijl de laatste hand aan de afwerking van de school werd gelegd, kwam de jury voor het middelbaar en lager onderwijs te Brussel met en bekwame kandidaat, waarover de gemeenteraad op 24 oktober het volgende zei: “Nopens de voorstel van de persoon van Van der Linden, bekwaam en kundig om op eene behoorlijke wijze onderricht te geven, en die hem zig in dezen gemeenten als onderwijzer gaarne zoude plaatsen, hebben wij de eere Ue te berichten, indien dezen persoon voorzien is van een diploma, zedig en opgevoed is in den Roomsche katholieken godsdienst, wij hem als openbaren onderwijzer dezer gemeente aanvaarden met verzoek hem zoo haast mogelijk alsdan alhier te komen huisvesten. Met allen dankbaarheid van den voorstel van eenen bekwaam persoon.” Over de antecedenten van J. Van der Linden, die uit Nederland zou komen, zijn we verder niet bijzonder veel te weten gekomen. Hij was afkomstig uit Noord-Brabant. Tot 1823 was hij eerste assistent van de in 1821 (?) opgerichte Vlaamse Stads-armenschool te Brussel. Op 28 oktober 1823 werd hij door het gemeentebestuur verkozen en op 1 december trad hij in dienst als de eerste officieel aangestelde onderwijzer van de eerste gemeenteschool van Groot-Londerzeel, namelijk die van Malderen. Men had hem met volgende vooruitzichten naar Malderen gelokt. 1) Een staatswedde van Fl. 200 (dit is echter nooit meer dan Fl. 120 geworden). 2) Het schoolgeld van de kinderen, ofwel 5 à 6 stuivers per maand en per kind (hetgeen door 300 Fl. uit het schoolfonds vervangen werd). 3) Gratis woonst en andere “emolumenten aen dezen post verbonden”. 4) De schoolmeubelen zouden door de gemeente worden aangekocht en niet, zoals dat in de provincie Antwerpen de gewoonte was, door de onderwijzer moeten worden bekostigd. Daarvoor moest hij wel het hele jaar door les geven, behalve op zaterdagnamiddag, feestdagen en nog vast te stellen vakantiedagen. De schooldag liep van 8 tot 11 in de voormiddag en van 1u30 tot 4 uur in de namiddag. Het onderwijs moest worden gegeven in de “nederduytsche tael” maar als hij dat wilde mocht hij buiten de uren ook Frans onderwijzen. Begonnen met 37 leerlingen was dit aantal één maand later, op 2 januari 1824, al opgelopen tot 137. Ter bekostiging van het onderwijs werd, werd zoals gezegd, in Malderen een schoolfonds opgericht dat overal elders in Brabant en zelfs in de Nederlandse provincies als een “school”voorbeeld werd aanbevolen (zie bijvoorbeeld:. Geschiedkundige Schets van Neêrlands Schoolwetgeving met Aanteekeningen, A. van den Ende, 1846, blz. 138-142). J. Van der Linden bleef nog geen 3 jaar hoofdonderwijzer in Malderen. Op 9 april 1826 werd hij benoemd tot onderwijzer aan de stadsschool van Brussel en 1 dag later aanvaardde het schepencollege van Malderen zijn ontslag “van zijn onderwijzerspost dezer gemeente, welk ambt hij alhier met allen lof en iver heeft uitgeoeffend en bekleed, waar door, alsmede door zijn goed burgerlijk, zedelijk en godsdienstig gedrag, hij zich aan de achting van het bestuur en inwoners heeft waardig gemaakt.”
Jozef De Schrijver (1823-1837) Hoofdonderwijzer Van der Linden kreeg bij zijn aanstelling onmiddellijk assistentie van Jozef de Schrijver. Eigenlijk is deze De Schrijver de eerste “meester” van Malderen die we kennen. Ook voor 1920 gaf hij immers al les aan kinderen die ervoor betaalden.
80
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
De gemeente respecteerde dat werk door hem bij de stichting van de nieuwe gemeenteschool niet zonder inkomsten te zetten maar door hem integendeel de post van ondermeester te geven. Jozef De Schrijver was de zoon van Jan De Schrijver en Maria Francisca Van Damme. Hij was in Malderen geboren op 30 juli 1796. Hij was weliswaar niet “gebrevetteerd”, maar “door dien hij nog jong en veel beloofde voor den belangrijken post van school-onderwijzer” werd hij door hoofdonderwijzer Van der Linden voor belangrijker taken opgeleid. Op 4 december 1823 vroeg de gemeente of het Rijk ook voor hem geen staatswedde van 100 of 75 gulden over had. De ondermeester was nodig, argumenteerde men, want “de gemeente is over de 1400 zielen groot, en de school wordt op dit oogenblik sterk bezogt, zoo dat het getal schoolkomende kinderen tegenwoordig 120 bedraagt en dit kan evenwel binnen 2 à 3 weken noch wel door 30 vermeerderd worden.” Bovendien “zijn de schoolgelden hier in het algemeen zoo laag” dat de onderwijzer van zijn eigen inkomen niet zelf een assistent kan betalen. De vraag van de gemeente werd geaccepteerd en uiterlijk vanaf 1825 zou ook de ondermeester een staatsloon van 80 gulden ontvangen. Toen hoofdonderwijzer Van der Linden in 1826 zijn carrière in Brussel ging verder zetten, werd Jozef De Schrijver, die intussen een onderwijsbrevet van 4de rang bekomen had, op 21 april tot voorlopige hoofdonderwijzer benoemd. Gelijktijdig werd een nieuwe ondermeester aangenomen. Omdat hij nog hetzelfde jaar tot de derde rang promoveerde werd zijn benoeming door het ministerie zonder problemen goedgekeurd en werd hij op 20 december door dekenschoolopziener Brancard officieel in zijn post geïnstalleerd. In 1829 trouwde Jozef De Schrijver met de dan 24 jaar oude naaister Joanna Barbara (maar men noemde haar Marie) De Schutter. Op 9 april 1833 vroeg de gemeente aan de minister van onderwijs of de staatswedde van De Schrijver niet wat verhoogd kon worden. Het antwoord van het ministerie van 1 mei is interessant – niet zozeer omdat De Schrijver die weddeverhoging niet kreeg maar omdat de minister van openbaar onderwijs daarin vertelde (vertaald) “dat de provinciegouverneur me over de onderwijzer zeer gunstige inlichtingen heeft gegeven”, dat hij dus zeker een weddeverhoging verdiende maar dat de gemeente Malderen rijk genoeg was om die zelf te betalen. Jozef De Schrijver was – zoals hierboven al bleek - ongetwijfeld een zeer bekwame schoolmeester. Ook het gemeentebestuur was niet karig met zijn lof, ten minste zolang het de gemeente niets zou kosten. We geven een aantal voorbeelden om dat te illustreren. Voorbeeld 1: Een staatswedde was in die tijd niet gegarandeerd en moest bovendien ieder jaar opnieuw aangevraagd worden. Alleen wie dat echt verdiende mocht verder overheidsgeld verwachten. Malderen was nooit te beroerd om een ander voor zijn personeel te laten betalen. Op 20 januari 1836 gebeurde dat bijvoorbeeld met de volgende woorden:“Deze De Schrijver heeft in alle opzichten recht om verder een staatstraktement te krijgen want hij voldoet volledig aan de voorwaarden die hem zijn opgelegd, zowel wat betreft het onderwijzen der arme kinderen, de goede leermethoden en de promotie van het metrieke stelsel. Zijn gedrag is goed en hij vervult zijn taak met ijver.” Op 23 december 1836 werd daar overigens aan toe gevoegd “dat den onderwijzer de vereischte bekwaamheden bezit tot het onderwijzen van de Vlaamsche taal en de eerste beginselen van de Fransche taal.”
81
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Voorbeeld 2: De Schrijver was ook een tijdje de voorzitter van wat we een kantonnaal onderwijzerssyndicaat zouden kunnen noemen. Toen dit gezelschap in mei 1835 een petitie naar de districtscommissaris stuurde om een werkingstoelage van de provincie en van de gemeente te vragen, werd door de gemeente Malderen het volgende beredeneerde antwoord gegeven:“ Dat het grootste gedeelte der teekenaars nog kinderen zijn; dat alle de boeken welke aan het gezelschap toebehoorden, in bewaring bij Joseph De Schrijver, onderwijzer dezer gemeente, berusten, waarvan hij president was, en dat het vruchteloos zou zijn dat het gouvernement een onderstand aan een gezelschap zou doen wiens president zelfs in staat niet is het onderwijs in het Frans te geven hetwelke nagenoeg het verlang van het grootste gedeelte onzer inwoners zoude wezen.” Voorbeeld 3: Jozef De Schrijver overleed in Malderen op 7 december 1837. Hij liet een 7 maanden zwangere weduwe met een gehypothekeerd huis in het Dorp, en 5 kinderen tussen 1 en 7 jaar oud achter. De nieuw aangestelde onderwijzer had beloofd om haar tijdelijk te helpen (zie verder) maar Malderen was niet geneigd om de weduwe financieel tegemoet te komen. Toen de provincieoverheid op 10 mei 1838 vroeg wat daarvoor de reden was antwoordde de gemeente: “dat de diensten welke den overleden onderwijzer aan deze gemeente gedaan heeft zoo uitmuntend niet zijn geweest en wel bijzonderlijk sedert onze roemrijke omwenteling (lees: sedert we allemaal Frans hadden moeten spreken) van hem en zijne weduwe hiervoren een pensioen van de gemeente te verleenen.” 17
Francis Lemmens (1826-ca 1833) Op 21 april 1826 werd Francis Lemmens de nieuwe hulponderwijzer van de gemeenteschool. Zo nieuw was hij eigenlijk niet. Ook voordien al had hij regelmatig bij het opvoeden van de Malderense schooljeugd bijgesprongen. De plaatselijke schoolcommissie had in een rapport van 12 april zijn kandidatuur gesteund. We weten niet hoelang Lemmens ondermeester gebleven is. In 1834 was hij dat alvast niet meer
Philippus Carolus Slachmuylders (1834-1864) In 1834 volgde Philip Charles Slachmuylders Francis Lemmens als ondermeester in de gemeenteschool op. Volgens een brief van 10 juni 1843 aan de schoolinspectie zou hij al op 27 december 1827 benoemd zijn, maar daar is in de notulen geen spoor van terug te vinden. De functie van ondermeester werd sedert de Belgische onafhankelijkheid nauwelijks meer vergoed en er was dan blijkbaar ook geen noodzaak meer om de regeltjes te volgen. Philippus Carolus was de zoon van Henri Slachmuylders en Coleta Joos (de molenaars van de watermolen op de Herbodin). Hij was op die molen geboren op 21 april 1810, maar wel aan de Londerzeelse kant. Benoemd of niet, toen hoofdonderwijzer Jozef De Schrijver op 7 december 1837 schielijk overleed, was hij de enige om de schoolkinderen op te vangen. “Overwegende dat tot beschaving en bevordering der jeugd het betaamt dat de school zonder staking word gehouden en te voorkomen dat dezelve niet word gesloten. In aanmerking nemende dat Charles Philippus Slachmuylders dezer gemeente sedert verscheide jaren den post van ondermeester bij de school dezer gemeente heeft bekleed, dat hij van een goed en onbe17
Pas op 3 april 1840, op verzoek van de regering en nadat de steun van de nieuwe onderwijzer Slachmuylders (zie verder) kwam weg te vallen, was de gemeente bereid om weduwe De Schutter een steungeld van 50 fr. te geven. Wat ze van het rijk ontving weten we niet, wel dat dit ieder jaar opnieuw aan de schatkist moest aangevraagd en bij K.B. toegekend worden. Zo kreeg ze bij K.B. van 10-12-1854 nog een steungeld van 100 fr.
82
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
rispelijk gedrag is, dat hij sedert de dood van den onderwijzer met ijver, vlijt en lof den onderwijzerspost heeft uitgeoefend en de vereischte bekwaamheden, zoo voor de vlaamsche als fransche taal te onderwijzen, bezit.” werd hij op 27 december door de gemeenteraad officieel tot hoofdonderwijzer van Malderen aangewezen.. Er werd in zijn plaats geen nieuwe ondermeester aangeworven. Slachmuylders was nog niet getrouwd en woonde bij zijn moeder die weduwe was. Hij bezat blijkbaar wel de nodige bekwaamheden maar geen diploma of brevet. Volgens een ander rapport van de gemeente gedroeg hij zich goed, was hij zacht van karakter en genoot hij eenieders achting. Onderwijzen deed hij volgens de algemeen aanbevolen methode Princen. Bovendien had hij beloofd om de weduwe en de kleine kinderen van zijn overleden voorganger De Schrijver tot in 1840 in het schoolhuis te laten wonen. Tenminste als hij hoofonderwijzer bleef en de weduwe niet hertrouwde. Ook de helft van de schoolgelden stond hij tot 1840 aan de noodlijdende weduwe De Schrijver af. Concreet betekende dat “de helft der jaarwedde door de gemeente toegestaan, 2) de helft van het tractement op den staat, 3) de helft van alle de schoolgelden, 4) alle de profijten van verkoop van boeken, papier, pennen, inkt en andere schoolbehoeftens.” Omdat de benoeming zonder mededinging gebeurd was en niet alle procedures gevolgd waren, heeft de provincie de benoeming van Slachmuylders niet meteen bevestigd. Pas nadat hij op 22 juni 1838 beloofde om zijn afspraken met weduwe De Schrijver stipt na te komen, werd zijn aanstelling aanvaard. In 1841 trouwde Philippus Carolus Slachmuylders met Joanna Catharina Verberckt uit Liezele. Tussen 1842 en 1860 werden er 10 kinderen geboren. Op 23 september 1842 werd er in het Belgische parlement een nieuwe schoolwet goedgekeurd. Deze verplichtte iedere gemeente van het land om minstens 1 lagere gemeenteschool te hebben waar alle kinderen moesten worden toegelaten. Dus ook de kinderen die het schoolgeld niet konden betalen. Hun onkosten zouden door gemeente en bureel van weldadigheid moeten worden vergoed. Indien er al vrije privé-scholen bestonden kon de gemeente, mits akkoord van de overheid, één van deze als gemeenteschool adopteren. Het programma moest dan wel het hele door de wet opgelegde lessenprogramma omvatten: godsdienst, moraal, lezen, schrijven, metriek stelsel, rekenkunde, moedertaal en Frans. De gemeente mocht alleen onderwijzers benoemen die over bewijsbare bekwaamheden beschikten. Dat bewijs moest geleverd worden door een onderwijzersdiploma en om die af te leveren werden normaalscholen opgericht. Er kwam ook een schoolinspectie. Het was de gemeente die de algemene kosten voor het onderwijs moest dragen en voor een schoolgebouw moest zorgen, maar daarvoor wel van provincie en staat subsidie kon krijgen. Malderen – in tegenstelling tot Steenhuffel en vele andere gemeenten – was eigenlijk al bijna 20 jaar in regel met bijna alle bepalingen van deze nieuwe wet. Behalve op één punt; de hoofdonderwijzer had namelijk geen erkend diploma en daarom moest zijn vroegere benoeming herbekeken worden. Dat gebeurde en op 14 november 1842. “Overwegende dat sieur Philippus Carolus Slachmuylders sedert verscheide jaren den onderwijzerspost binnen deze gemeente met ijver, vlijt en lof heeft bekleed, dat hij een goed en onberispelijk gedrag houdt en de vereischte bekwaamheden bezit,” werd hij door de gemeenteraad van Malderen unaniem tot onderwijzer van de gemeenteschool (her)benoemd. Op 26 maart 1851 volgde Slachmuylders J.B.Van Ingelgem als gemeenteontvanger op.
83
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Op 9 november 1864 gaf hij, wegens ziekte, zijn ontslag als onderwijzer. Het werd door de gemeenteraad op 8 december aangenomen. Drie jaar later, op 16 november 1867, is hij in Malderen overleden.
DRIE LAGERE SCHOLEN IN MALDEREN (1845) De communicatie tussen een gemeentebestuur en de overheid is soms bizar en meestal verhullend. Of er na de schoolwet van 1842 in Malderen een kleine schoolstrijd heeft gewoed zullen we wellicht nooit meer achterhalen. De gemeentelijke notulen zullen er ons alleszins geen antwoord op geven. Op 26 juni en 12 juli 1844 verwittigde de arrondissementscommissaris de gemeente Malderen dat het nodig was om de gemeenteschool te vergroten en om een nieuwe ondermeester aan te stellen. In een eerste reactie antwoordde de gemeenteraad op 29 oktober dat de school in de wintermaanden weliswaar 180 à 200 leerlingen trok maar dat dit al 20 jaar zo was en dat de vroegere onderwijzers ook geen assistentie nodig hadden. De school had al die kinderen altijd probleemloos kunnen opvangen omdat het gemeentehuis, dat naast de school gebouwd was, nooit in gebruik genomen was en een aantal kinderen daar een onderkomen vond. Een tweede antwoord, op 18 februari 1845, werpt echter een heel ander licht op het gebrek aan bouwlust van het gemeentebestuur. Daarin kunnen we letterlijk lezen: “Overwegende dat er thans binnen deze gemeente 3 schoolen bestaan en gevolgentlijk de gemeenteschool door minder kinderen dan gedurende de aangehaalde jaren wordt bijgewoond. Heeft eenpariglijk besloten. dat het schoollokaal groot genoeg is om alle de thans ter school komende kinderen te plaatsen en gevolgentlijk er geene reden bestaan om hetzelve te vergrooten.” In het gemeente-archief wordt verder met geen woord meer over deze 2 andere scholen gesproken. Wel schreef de gemeente in 1870 dat er “reeds sedert verscheidene jaren een lokaal met werkzaal is geopend alwaar de meisjes der gemeente het handwerk leeren en de zedeleer oefenen. Dat aldaar de uitgebreidste lessen worden gegeven door een tiental onderwijzeressen onder beleid van mevrouw Alphonse de Beughem de Nederheembeeck, die daarvan alleen de bekostiging doet en daarenboven jaarlijksch bij eene plechtige uitreiking van prijzen de leerlingen volgens verdiensten beloont en aanmoedigt.” Het is verre van uitgesloten dat deze “school” in 1870 al meer dan 15 jaar bestond. Maar waar moeten we de derde school dan gaan zoeken? We weten dat er vanaf 1881 een vrije school bij de kloosterzusters was. Was die door een soort van parochieschool voorafgegaan? We achten het zeer onwaarschijnlijk. Temeer omdat de gemeente Malderen op 14 oktober 1843 nog de volgende informatie naar de provinciegouverneur had gestuurd (vertaald): “Het gemeentebestuur van Malderen verklaart en bevestigt dat in deze gemeente geen burgerlijk hospitaal, militair ziekenhuis, gevangenis, bedelaarsgesticht, pensionaat, klooster of andere religieuze instelling bestaat”.
TERUG NAAR DE GEMEENTESCHOOL Op 26 april 1847 werd de gemeente opnieuw aangemaand om een ondermeester in dienst te nemen, al was het maar voor de drukkere wintermaanden. Waarom zou men, aldus de gouverneur niet Petrus Josephus Van Nimmen benoemen? Volgens een rapport van de schoolinspecteur zou die dat werk toch al doen. Ook deze keer was het antwoord van de gemeente op 13 juli zeer afwijzend.
84
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
“Sieur Van Nimmen heeft sedert omtrent de 2 jaren de gemeenteschool verlaten, en legt hem geenszins tot het onderwijs toe,” beweerde men. “Deze gemeenteschool wordt gedurende drij à vier maanden des winters slechts door 150 à 175 en gedurende de overige maanden des jaars door 70 à 50 leerlingen bijgewoond. Er bestaan dus geene reden om bij dezelve eenen ondermeester te benoemen.” Eens te meer blijkt hieruit dat ondermeester zijn in Malderen in die tijd geen voltijdse bezigheid was maar eerder een manier om af en toe iets bij te verdienen.
Petrus Josephus Van Nimmen (1847-1848) Sinds Philippus Carolus Slachmuylders in 1834 hoofdonderwijzer van de gemeenteschool geworden was, werd er in de Malderse archieven niet meer over een ondermeester gesproken, tenzij met de opmerking dat men die niet nodig had. Dat betekent dus geenszins dat de onderwijzer af en toe geen assistentie kreeg. Petrus Josephus Van Nimmen zou in de periode voor 1845 al een aantal winters vrijwilligerswerk gedaan hebben in de school. Toen hij echter merkte dat zijn inzet de beleidsmensen van Malderen er niet toe aanzette om hem een vaste plaats in het onderwijs te geven, hield hij het voor bekeken. Daarna sprong Evarist De Bruyn (zie verder) een tijdje voor hem in. Wellicht is toen de schoolinspecteur voor Van Nimmen in de bres gesprongen. In 1846 stuurde die een gunstig rapport over hem naar de provinciegouverneur en op 26 april 1847 maande deze de gemeente aan om Van Nimmen te benoemen. Aanvankelijk voelde de gemeente niets voor een hulponderwijzer wiens loon ze voor het grootste deel zelf zou moeten betalen. Maar na nieuwe interventies van de schoolinspecteur, de arrondissementscommissaris en de minister van binnenlandse zaken (die in februari 1848 de toelating gaf om hem, gezien zijn erkende capaciteiten, te benoemen), werd Pieter Jozef Van Nimmen op 4 maart 1848 door de gemeenteraad unaniem tot ondermeester van de gemeenteschool van Malderen aangesteld. Petrus Josephus Van Nimmen was de zoon van gemeenteraadslid Frans Van Nimmen en Catharina De Greef. Hij was op 21 oktober 1816 in Malderen geboren. Op 9 juli 1848 vroeg hij zijn ontslag en op 9 september werd dat door de gemeenteraad geaccepteerd. Mogelijk is hij toen naar Lippelo vertrokken om er met Anna Coleta Verlinden te trouwen. Tussen 1862 en 1865 vonden we hem in Malderen terug waar hij in deze periode 4 kinderen kreeg en zijn vrouw in het laatste kinderbed overleed. Van Nimmen zelf is in Malderen op 13 maart 1883 overleden.
Jan Baptist Dierickx (1848-1848) Op 12 augustus 1848 verscheen Jan Baptist Dierickx voor de kantonnale schoolinspecteur en deze vond hem geschikt om de ontslagnemende Van Nimmen vanaf 1 oktober als ondermeester van Malderen op te volgen. Na het doorlopen van de vereiste procedures werd hij, al is daar in de notulen niets van te vinden, door de gemeenteraad van Malderen in deze functie benoemd. Of hij ook les gegeven heeft weten we niet. Eind 1848 is hij, nog geen dertig jaar oud, in Malderen overleden
Evaristus De Bruyn (1849-1887) Na 1845, toen Van Nimmen zijn onbezoldigde post van tijdelijke ondermeester had opgegeven, was de toen nog maar 15 jaar oude Evarist De Bruyn al een poosje voor hem ingesprongen. In 1848 was hij interim-ondermeester in Buggenhout geworden, maar hij woonde nog altijd in Malderen, waar hij op 23 juni 1831 geboren was als zoon van Livien De Bruyn en Judoca Van den Broeck.
85
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Toen de pas aangestelde ondermeester J.B. Dierickx eind 1848 onverwacht overleed stelde hij zich kandidaat om hem op te volgen. Maar hij was niet alleen. Op 26 april 1849 stelde de provinciegouverneur immers Charles Louis Rombauts, ook uit Malderen, voor de post van ondermeester voor. De gemeente had echter goede zeer redenen om zijn voorstel te verwerpen en antwoordde op 9 mei: “Overwegende dat de moeder van sieur Rombauts op hare middelen leeft en zij eene der rijkste der gemeente is, en gevolgentlijk haren zoon geen uitstel voor de militie uit hoofde van steun van weduwe kan hebben. Overwegende dat sieur De Bruyn, voor de benoeming van sieur Van Nimmen (4 meert 1848) den post van assistent bij de lagere school dezer gemeente met lof heeft bekleed, dat hij thans deze fonctie tijdelijk met ijver bij de lagere school te Buggenhout waarneemt en dat deze jongeling geene middelen van bestaan bezit, en meer bekwaamheden bezit dan sieur Rombauts. Hebben eenpariglijk besloten om de kandidatuur van sieur De Bruyn verder te blijven steunen.” Evarist De Bruyn begon – alweer zonder officieel benoemd te zijn – op 15 oktober 1849 als ondermeester in Malderen te werken. Op 12 maart 1851 vroeg het gemeentebestuur nogmaals aan de minister van binnenlandse zaken om hem vast te mogen benoemen. Op 17 mei werd dat eindelijk toegestaan en op 25 juni 1851 voltooide de gemeenteraad de daarvoor voorziene procedure. Het gemeentebestuur en de schoolinspectie waren over de inzet en het gedrag van Evarist De Bruyn over het algemeen zeer te spreken. Toch werd hij op 2 april 1862 op de gemeenteraad ontboden om van burgemeester Slachmuylders een officiële berisping te krijgen die woordelijk als volgt werd opgeschreven. “Volgens de door mij genomen inlichtingen hebt gij u schandelijk gedragen met u op den 17 meert laatst in staat van dronkenschap voor uwe leerlingen te vertoonen. Alle ambtenaren zijn verplicht het voorbeeld der zedigheid en der matigheid te geven, maar bijzonderlijk is het eene pligt voor de onderwijzers die het verheven ambt vervullen van de jeugd te onderwijzen en bijgevolg door hun onberispelijk gedrag moeten zorgen van hunne leerlingen nuttige lidmaten te maken voor de samenleving. Ik verwittig u, De Bruyn, dat op het eerste berispelijk feit tot uwen last gevonden, ik aan den gemeentenraad de strengste maatregelen zal voorstellen welke de wet ons oplegt.” Op 17 april stuurde De Bruyn een brief met verontschuldigingen naar de arrondissementscommissaris. Daar stak ook een declaratie bij van dokter Van den Camp. Daaruit bleek “dat den ondermeester De Bruyn is aangedaan door indisposition gastrique, waardoor het nochtans zoude kunnen gebeuren dat hij den brandewijn genomen heeft om zijn maagpijn te stillen, alhoewel hij de palen der voorzichtigheid moet te buiten gegaan zijn, aangezien het bewezen is dat hij in staat van dronkenschap in de school is geweest, maar nochtans in minderen graad dan de klagt hieromtrent ingediend vermeldt.” De excuses werden aanvaard, maar de berisping werd niet ingetrokken. In 1869 trouwde Evarist De Bruyn met Maria Coleta Lemmens. Tussen 1870 en 1879 kregen ze in Malderen 4 kinderen. Op 27 augustus 1887, na een lange en voor de rest voorbeeldige dienst, vroeg hij zijn ontslag om met pensioen te kunnen gaan. “Overwegende dat hij tot heden toe zijne bediening met allen iever en talent, en tot ieders voldoening, vervuld heeft, dat hij gedurende zijne gansche loopbaan, altijd van voorbeeldig gedrag en zeden is geweest, zou niemand zich, onder dat oogpunt, kunnen verzetten tegen het aannemen van een eervol ontslag” waren de laatste woorden die de gemeenteraad officieel aan hem besteedde. Evarist De Bruyn overleed in Malderen op 13 september 1891.
86
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
DE VERGROTING VAN DE GEMEENTESCHOOL (1856) Nadat de schoolinspectie daar al verschillende keren op gewezen had, ging de gemeenteraad van Malderen er op 2 juli 1851 eindelijk mee akkoord dat er aan de gemeenteschool op de hoek van de Dorpstraat en de Steenhuffelstraat dringende herstellingen nodig waren en dat de 1a 76ca bebouwde oppervlakte bovendien te klein geworden was. De school had nog altijd maar 1 klaslokaal en de schoolmeester was regelmatig verplicht om kinderen in de keuken van zijn vrouw te installeren. Er werd dus aan de staat subsidie gevraagd en – als eigen inbreng – werd in de gemeentebegroting van 1852 alvast een bedrag van 450 fr. ingeschreven (in de begroting 1853 werd daar 600 fr. van gemaakt). Op 2 maart 1853 kwam de noodzakelijke vergroting van de gemeenteschool opnieuw ter sprake op de gemeenteraad. Het ene bestaande klaslokaal was inderdaad te klein voor de 200 kinderen die in de winter de school bezochten. Meisjes en jongens konden ook niet van elkaar gescheiden worden zoals door de meest recente schoolwet werd gevraagd. Bovendien werd mevrouw Slachmuylders het stilaan beu om haar grote keuken voor 40 leerlingen te moeten ontruimen en met haar snel aangroeiend kroostrijk gezin op een klein bovenkamertje te moeten wonen. Er lag een plan van de Londerzeelse bouwmeester Petrus Jan Caluwaerts op tafel. Dat voorzag de bouw van een tweede klaslokaal en een gemeentelijke vergaderzaal op de 4a 04ca gemeentegrond die aan de Steenhuffelstraat nog overgebleven was. De kosten daarvoor werden geschat op 5400 fr. en daarvan zou 1/3 of 1800 fr. door de gemeente moeten gevonden worden. Met een begrotingsoverschot van 491 fr. en 500 fr. van de verkoop van bomen bleef er nog een tekort van ruim 800 fr. dat de gemeenteraadsleden evenwel bereid waren aan de gemeente zonder intrest voor te schieten. Op 5 april 1853 oordeelde de arrondissementscommissaris dat het niet opging om het werk van de door de provincie betaalde provinciale architect Spaak door een bouwmeestertje uit Londerzeel te laten verrichten en stuurde hij een nieuw plan naar de gemeente, dat – ofschoon de voorziene bouwkosten 100 fr. hoger waren - door de gemeenteraad op 23 april 1853 werd aanvaard. De lente passeerde, de zomer kwam en ging, een herfst en een winter volgden. Op 27 maart 1854 werd de gemeente een rijkssubsidie van 1500 fr. beloofd. Bovendien was de gemeenterekening van 1853 met een onverwacht overschot van 2330,61 fr. afgesloten. Er bestond bijgevolg geen enkele reden meer om de werken nog langer uit te stellen. Omdat het plan van de provinciale architect ook eerst nog de bestendige deputatie moest passeren (wat op 24 november lukte) en omdat er nog het een en het ander moest worden aangepast, kon de openbare aanbesteding pas op 30 mei 1855 gebeuren. We weten niet wie de gelukkige winnaar werd; wel dat hij voor de prijs van 5300 fr. de volgende werken moest verrichten. - Nieuwbouw van een groot lokaal tegen de Steenhuffelstraat, onderverdeeld in 2 klassen. - Ombouw van 2 kamers van de meesterswoning, die aan de school afgestaan waren, tot Gemeentehuis. - Verdeling van het oude schoollokaal in 2 appartementen die bij de onderwijzerswoning moesten worden gevoegd. - Aanleg van een speelplaats. Het was een koopje. En op 9 februari 1856 was alles af.
87
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
DE NIEUWE GEMEENTESCHOOL OP DE KOUTER (1870) Op 18 mei 1867 werd de ontoereikendheid van de gemeenteschool opnieuw door de gemeenteraad besproken. Het in 1855 gerenoveerde en vergrootte gebouw was niet alleen aan herstelling toe maar was ook alweer te klein geworden. Bijna alle schoolmeubelen waren bovendien in slechte staat. Spaak, de architect van de provincie, had alles eens bekeken en had een plan en een bestek gemaakt. Hij schatte de kosten: - voor het aanpassen van de gebouwen op 2850 fr. - en voor het vernieuwen van de schoolmeubelen op 1300 fr. Samen dus 5150 fr. De plannen werden goedgekeurd maar om ze te kunnen realiseren zou er voor de aanpassing van de speelplaats en de hof van de onderwijzer wat grond van gebuur Jozef Willocx moeten afgenomen worden. Op 5 december 1867 veranderde men evenwel van gedacht en vroeg men aan aannemerarchitect Jacobs uit Puurs om een nieuw plan te tekenen, ditmaal voor een compleet nieuwe school en onderwijzerswoning, die men dacht te kunnen bouwen op een grond van pachter Weymans, gelegen in de Nieuwstatiestraat, tegen het Dorp. Toen ook dat niet bleek te lukken besloot de gemeenteraad op 10 februari 1868 om de nieuwe gemeenteschool met meesterswoning in te planten aan de ingang van de Malderkouter. De 21a 05ca gronden die men daarvoor wilde kopen lagen in wijk B, besloegen de perceelnummers 309a, 310c, 312 en 313 en waren de eigendom van 1) de kerkfabriek van Malderen, 2) Jan Theodore Van der Perre, 3) Jan Baptist Van den Brande. Spaak, de architect van de provincie, zou belast worden met het tekenen van de definitieve plans en met het opmaken van het bestek. Het waren echter de documenten van architect Van Ijsendijck die op 8 februari 1869 door de gemeenteraad werden besproken en ook goedgekeurd. De kostenraming was als volgt: Aankoop van de grond: 3080,00 fr. Bouwkosten: 36947,54 fr. Samen 40027,54 fr. Het onderzoek van commodo en incommodo, dat nodig was om de grond aan te kunnen kopen, liep van 14 tot 24 maart 1869. Er was niemand die zich tegen dit project verzette. De plannen van Van Ijsendijck werden hier en daar nog wat aangepast en er werd nog een extra klaslokaal voorzien. Daardoor zou de nieuwe school een capaciteit van 3 x 90 = 270 leerlingen krijgen
88
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
De bijkomende kosten van 4166 fr. werden op 9 augustus 1869 door de gemeenteraad aanvaard. Dezelfde dag werden aan staat en provincie subsidies gevraagd want het was de bedoeling om nog voor de winter de funderingen te leggen en de bouwmaterialen aan te voeren. Nadat de nieuwe plannen op 2 september 1869 de zegen van de bestendige deputatie gekregen hadden, had de openbare aanbesteding van de werken plaats op dinsdag 5 oktober 1869. Petrus Franciscus De Goeyse, ondernemer van publieke werken te Kapelle-op-den-Bos offreerde
89
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
met 37.945 fr. de laagste prijs en mocht zich gereed maken om in 1870, zo gauw het weer het zou toelaten, met de bouw van de school en meesterswoning te beginnen. Op 19 december 1870 beslisten de gemeenteraadsleden nog om op hun eigen kosten 2 gedenkstenen in blauwe arduin in de voorgevel van de nieuwe onderwijzerswoning te laten plaatsten. Begin juli 1871 was de nieuwbouw volledig af. Bovenop de geoffreerde prijs waren er nog voor 826,97 fr. extra maar goedgekeurde werken uitgevoerd. Om de laatste afbetaling aan aannemer De Goeyse te kunnen doen besloot de gemeente om het oude schoolgebouw, gelegen wijk C nr. 318a, groot ongeveer 3a, openbaar te verkopen. Het oude schoolhuis wilde men nog als gemeentehuis behouden. Het was landbouwer Joannes Ludovicus Van Buggenhout (uit Malderen) die op 21 september de nieuwe eigenaar van de oude school en remise werd. Hij had er 2300 fr. voor over, wat 700 fr. minder was dan de gemeente er graag voor had gekregen. We willen van aannemer De Goeyse geen kwaad vertellen. Tenslotte werd zijn werk door de controleurs van gemeente en overheid zonder opmerkingen geaccepteerd. Toch stelde de gemeenteraad op 23 oktober 1878 vast dat er aan de nog maar 7 jaar oude nieuwe school al belangrijke herstellingen nodig waren “zooals: nieuwe overdekte speelplaatsen, welke thans zoo goed als ineenvallen, groote reparatiën aan de zoldering en het dak van het eigenlijke schoollokaal, zware ijzeren steunpilaren onder de balken der klassen, welke balken op eene vervaarlijke wijze van het plafond zijn afgezakt, het leggen van plancieren langs de beide kanten des schoollokaals, de speelkoeren des winters altijd onder water staande, enz. enz.” Vreemd genoeg hebben we over deze herstellingen verder niets meer gezien of gehoord.
NOG MEER ONDERWIJZERS VAN MALDEREN (1865-1879)
Casimir Verhaegen (1865-1869) We moeten even terug in de tijd. Eind 1864 kon hoofdonderwijzer Slachmuylders wegens ziekte zijn zware functie niet langer uitoefenen en op 9 november gaf hij zijn ontslag. Tijdens de raadszitting van 8 december werd dat ontslag aanvaard en werd een nieuwe onderwijzer benoemd. Er waren meerdere kandidaten maar we kennen er maar één bij naam. Het was Casimir Verhaegen die unaniem als nieuwe hoofonderwijzer van Malderen gekozen werd. Verhaegen was geboren in Meise op 19 juli 1836. We hebben het niet nagekeken maar vermoedelijk was hij een broer van de landmeters Jean Verhaegen, die in 1967 gemeentesecretaris van Steenhuffel werd, en C. Verhaegen, die vanaf 1873 commissaris der wegen van het kanton Wolvertem was. Op 21 maart 1860 had hij zijn bekwaamheidsdiploma behaald aan de Normaalschool van Lier en daarna was hij hulponderwijzer in de lagere gemeenteschool van Kapelle-op-den-Bos geworden. Casimir Verhaegen gaf op 30 maart 1869 zijn ontslag. Het werd door de gemeenteraad op 28 april aangenomen. Hij heeft dus nooit in de nieuwe school op de Malderkouter les gegeven. De volgende onderwijzers deden dat wel.
Bruno Franciscus Callens (1869-1902) Op 30 maart 1869 gaf Casimir Verhaegen zijn ontslag als hoofdonderwijzer. Op 28 april werd het door de gemeenteraad aanvaard en werd tot de benoeming van zijn opvolger overgegaan. Dat werd Bruno Franciscus Callens die alle stemmen behaalde.
90
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Callens was geboren in Petegem op 24 (of 27) juni 1845. Hij had zijn diploma behaald aan de normaalschool van Lier op 17 maart 1866, werd hulponderwijzer in Wortegem op 12 maart 1866 en was vanaf 8 februari 1868 hulponderwijzer in de lagere gemeenteschool van Binkom, waar hij nog altijd woonde. Callens was een prima onderwijzer. Het gemeentebestuur liet geen kans voorbij gaan om te beklemtonen dat zijn leerlingen op de kantonnale prijskampen altijd grote onderscheidingen behaalden. In 1887 was hij vanwege een ernstige ziekte een hele tijd niet in staat om les te geven. Op 16 juni was hij weliswaar aan de beterhand maar het zou toch nog een paar weken duren vooraleer hij terug voor de klas kon staan. Liever dan een interimaris aan te stellen besloot de gemeenteraad toen om de gewone september-vakantie al op 1 juli te laten beginnen en op 15 augustus te laten eindigen. Toen hij al niet zo jong meer was, kort voor 1890, trouwde Callens met Maria Sidonia Moens uit Bornem. In 1890 kregen ze in Malderen nog 1 kind. Op 21 augustus 1899 wenste meester Callens met pensioen te gaan. Ofschoon de gemeenteraad op 20 september zijn aanvraag steunde, ging die om een ons onbekende reden toch niet door. Pas op 1 juni 1902 gaf hij (met ingang van 1 oktober) opnieuw en deze keer definitief zijn ontslag. Voor zijn 34 jaren dienst in de gemeenteschool van Malderen werd hem op 30 april 1903 het burgerkruis van 1ste klas met diploma overhandigd. Hij was de eerste onderwijzer van Malderen die zo iets overkwam.
Emile De Coninck (1872-1874) Aangezien de nieuwe gemengde gemeenteschool op de Kouterbaan drie klassen had en de gemeenteschool maar 2 onderwijzers, raadde de arrondissementscommissaris op 9 september 1871 de gemeente aan om een tweede hulponderwijzer aan te stellen. Tevens opperde hij de mogelijkheid om van deze gelegenheid gebruik te maken om jongens en meisjes van elkaar te scheiden en daarom ware het beter om geen ondermeester maar een meesteresse aan te nemen. Om 2 redenen zag de gemeente zich verplicht om dit voorstel op 20 september af te wijzen. Ten eerste konden de raadsleden zich niet inbeelden hoe men kinderen van 2 geslachten, qua aantal gelijkmatig verdeeld, over 3 klassen moest spreiden en toch van elkaar gescheiden houden. Ten tweede vonden ze het logischer om de klassen niet volgens geslacht maar wel volgens de vorderingen van de leerlingen in te delen. Dat er een derde leerkracht moest komen, daar was men het overigens wel mee eens. De arrondissementscommissaris – die zelf ook geen universitaire graad in toegepaste wiskunde had - moest de redenering van de gemeenteraad volgen en op 30 oktober gaf hij zijn akkoord om een 2de ondermeester en geen onderwijzeres te benoemen. Dat gebeurde op 13 maart 1872. Het was Emile De Coninck die unaniem verkozen werd. De Coninck was geboren in Wortegem, Oost-Vlaanderen, op 11 maart 1853. We vermoeden sterk dat meester Callens, die nog in Wortegem les gegeven had, hem had aanbevolen. Hij was net (op 9 maart 1872) afgestudeerd aan de Normaalschool van Lier waar hij een diploma van de eerste graad behaalde. Hij zou evenveel verdienen als eerste ondermeester Evarist De Bruyn (zie elders) maar omdat hij vrijgezel was (en de families De Coninck en Callens elkaar waarschijnlijk zeer goed kenden) mocht hij bovendien in de nieuwe onderwijzerswoning van Callens over een slaapkamer en een spreekkamer beschikken.
91
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
In 1874 overleed gemeentesecretaris Petrus Joannes Van Ingelgem. Emile De Coninck was één van de kandidaten om hem op te volgen en op 2 juni 1874 werd hij met 5 stemmen (tegen 4 voor Benedict Slachmuylders) verkozen. Omdat de functies van gemeentesecretaris en onderwijzer ook in die tijd al niet cumuleerbaar waren gaf hij op 25 juni zijn ontslag als hulponderwijzer.
Josephus De Smedt (1874-1879) Op 23 september 1874 werd Jozef De Smedt – met 8 stemmen tegen 1 onthouding - als ondermeester benoemd in opvolging van Emiel De Coninck die gemeentesecretaris geworden was. De Smedt was op 9 maart 1854 geboren in Oppuurs waar hij nog altijd woonde. Hij had zijn diploma behaald aan de normaalschool van Brugge. Op 1 oktober 1874 begon hij zijn dienst. Maar ook deze leraar is niet lang in de school van Malderen gebleven. Op 21 maart 1879 werd hem de post van onderwijzer in Lippelo aangeboden, op 3 april verliet hij zijn dienst en 1 dag later begon hij in Lippelo te werken. Pas op 10 mei gaf hij officieel zijn ontslag. De Smedt ging op 18 april 1914 met pensioen. Tot dan was hij hoofdonderwijzer in Lippelo gebleven.
Joannes Van der Perre (1879-1884) Op 30 juli 1879 werd Joannes Van der Perre eenparig tot nieuwe 2de ondermeester van de gemeenteschool benoemd. Van der Perre woonde in Malderen en was er geboren op 11 juni 1860. Hij was de zoon van Joannes Benedictus Van der Perre en Francisca Van de Velde. Hij had nog maar pas (op 24 juli) een diploma van de 2de graad (aspirant-onderwijzer) behaald aan de Normaalschool te Lier. Helemaal in het begin van zijn carrière maakte hij de Malderense versie van de schoolstrijd mee. We komen later nog terug op deze man maar moeten het nu eerst over deze schoolstrijd hebben.
DE SCHOOLSTRIJD IN MALDEREN (1879-1884) Bij de aanstelling van meester Van der Perre was er – althans op papier – nog niets te merken van de dreigende onweerswolken die zich opstapelden boven het gemeentelijk onderwijs. In 1878 was, voor de eerste keer sinds de onafhankelijkheid, in België een liberale regering aan het bewind gekomen. Deze stond onder de leiding van premier Frère-Orban. Nadat in april al overal affiches met een ontwerptekst waren uitgehangen werd op 1 juli 1879 een nieuwe organieke schoolwet gestemd en op 17 juli stuurden de diverse provinciegouverneurs de uitvoeringsbesluiten naar alle gemeentebesturen van het land. De wet wilde het officiële onderwijs (voornamelijk de lagere scholen) een neutraal in plaats van het tot dan overwegend katholieke karakter geven. De katholieke opvoeding werd niet langer meer in het totale lessenpakket geïntegreerd maar was, naast moraal, eigenlijk een keuzevak geworden. Tevens moest een schoolcommissie worden opgericht. In Malderen waar de gemeenteschool 2 klassen had, moesten hiervoor tegen uiterlijk 20 september 3 kandidaten worden voorgedragen. Dat moesten mannen van aanzien zijn en ze zouden de school moeten surveilleren (lees: controleren of de nieuwe schoolwet in al haar punten werd toegepast.) Voor de volledige tekst van deze wet verwijzen wij de geïnteresseerden naar de bijdrage over het onderwijs en de onderwijzers in Steenhuffel, ook op deze website te vinden.
92
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Hoe dan ook, in het katholieke Vlaanderen en vooral op de nog katholiekere boerenbuiten werd ze absoluut niet goed onthaald. De reacties lieten niet lang op zich wachten. Begin augustus zat er er bijvoorbeeld in Steenhuffel al bovenarms op. Daar weigerde de pastoor om nog godsdienstles in de liberale gemeenteschool te geven... En begonnen 2 vrije katholieke scholen met de werving van hun cliënteel... ook overal elders stond het land in brand. En wat gebeurde er in Malderen? Om te beginnen werd in juli de goedkeuring van de lijst der behoeftige kinderen voor het schooljaar 1879-1880 tot nader order uitgesteld. Dat was geen daad van rebellie maar kwam omdat men de uitvoeringsbesluiten van 17 juli van de nieuwe wet nog niet ontvangen had. Overigens kwam die goedkeuring er op 25 september wél. 232 kinderen hadden recht op het gratis onderwijs dat ze, zoals het altijd geweest was, in de gemeenteschool van meester Callens zouden krijgen. Het bureel van weldadigheid – dat niet van een gebrek aan katholieke inspiratie verdacht kon worden – was zelfs bereid om zijn bijdrage voor dit kosteloos onderwijs van 100 tot 125 frank te verhogen. Voor de samenstelling van de schoolcommissie hadden zich echter geen kandidaten aangeboden. Ondanks “dat bij middel van aanplakkingen en afkondigingen de inwoners hiervan zijn verwittigd geworden”, wilde “zelfs, niettegenstaande vele pogingen, niemand dit mandaat aanveerden.” Voor de rest verliep het onderwijsgebeuren in Malderen schijnbaar in peis en vree. Ieder jaar werden stipt de lijsten opgemaakt van de arme kinderen voor het kosteloos onderwijs. Ieder jaar werden deze lijsten keurig ter kennisgeving naar de overheid gezonden. Het enige verschil was dat men vanaf 1880 “vergat” te vermelden naar welke school deze kinderen moesten gaan. Pogingen van de regering om de gemeenteschool met een avondschool en een bewaarschool uit te breiden werden op 2 oktober 1880 – net zoals dat al op 8 september in Steenhuffel was gebeurd - door het gemeentebestuur van Malderen in eerste instantie vriendelijk afgewezen. In 1883 schijnt het even moeilijk geweest te zijn om de ouders ervan te overtuigen om hun kinderen voor het kosteloos onderwijs in te laten schrijven. Twee keer moest er een bijzondere oproep worden gedaan en de inschrijvingsperiode moest met een maand worden verlengd... Van de situatie in Steenhuffel hebben we echter geleerd dat we de officiële briefwisseling tussen gemeente en overheid in deze periode niet altijd mogen vertrouwen...
DE NAWEEËN VAN DE SCHOOLSTRIJD (1884) Op 10 juni 1884 kwam de liberale regering van Frère-Orban ten val. De kiesstrijd, die daarna volgde, was overal heftig maar in Malderen is daarbij een dodelijk slachtoffer gevallen. Op 18 juni werd de 25 jaar oude Jan Baptist Van Schoor door vader en zoon De Schrijver tijdens een herbergruzie de kop ingeslagen. In ‘De Tijd’ (een Hollands dagblad) van 21 juni las ik daarover het volgende verslag: “De jongste belgische verkiezingen hebben, behalve vele ongeregeldheden op verschillende plaatsen, ook aanleiding gegeven tot een moord. Zekere Verschoor (sic) zat in een herberg der gemeente Malderen kaart te spelen, toen twee andere landbouwers binnentraden, de zeventigjarige Deschrjjver en zijn zoon. Tot eerstgenoemde richtte Verschoor op een gegeven oogenblik de vraag, welke van de twee bloemen hij verkoos, de korenbloem (het zinnebeeld der liberalen) of de kollebloem (het symbool der katholieke partij). Deschrjjver zeide, niet de vraag te vatten, en werd nu meer op den man af gevraagd of hij katholiek was of liberaal. “Noch het
93
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
een noch het ander”, luidde thans het antwoord, waarop Verschoor hem toevoegde: “Dan zijt gij geen mensch”. Die uitdrukking gaf aanleiding tot twist, uitdaging én gevecht, dat met een zware, doodeljjk gebleken, verwonding van Verschoor door een casse-tête eindigde. De daders hielden zich eenigen tijd schuil, doch werden weldra in arrest genomen. De zoon echter is weder op vrije voeten gesteld.”
De regering die in de plaats kwam van die van Frère-Orban schortte de door haar genomen onderwijsmaatregelen op. En op 20 september 1884 werd een nieuwe organieke schoolwet gestemd die een einde aan de schoolstrijd maakte door in grote lijnen naar de toestand van voor 1879 terug te grijpen. In de meeste gemeenten waren echter naast de gemeenteschool goed functionerende vrije scholen ontstaan. De toestand zou pas geregulariseerd kunnen worden door overal slechts 1 meisjes- en 1 jongensschool te behouden en de andere af te schaffen. Dat hoefden niet noodzakelijk de pas opgerichte vrije scholen te zijn. Als algemene regel gold dat de school die het dichtst bij de grootste bevolkingskern lag behouden of geadopteerd zou worden. De overbodig geworden onderwijzers zouden in disponibiliteit worden gesteld en zouden, in functie van hun aantal dienstjaren, het grootste deel van hun wedde doorbetaald krijgen. Nu pas zullen we iets meer over de ware toedracht in Malderen tijdens de afgelopen jaren vernemen. Om te beginnen toonde de gemeenteraad zich dermate verheugd over de val van het kabinet dat ze het nodig vond om op 20 november 1884 zijn dankbaarheid in de notulen te laten vereeuwigen: 1) Gezien de koninklijke besluiten, gedagteekend 27 october 1884, waarbij de ontslagen worden aanvaard van de heeren Malon, Jacobs en Woeste van hunne ambten als ministers van Financiën, Binnelandsche Zaken en Openbaar Onderwijs, en van Justicie; overwegende dat het ministerie, waarvan zij deel hebben gemaakt, door het wetsontwerp op het lager onderwijs, dat de wet van 20 september 1884 geworden is, de vrijheid van geweten en de rechten der huisgezinnen had gewaarborgd, de ontwikkeling van het onderwijs verzekerd en de grondwettelijke bepalingen rakende het onderwijs in hunnen waren geest had toegepast, alsook de gemeentevrijheden geëerbiedigd en zich spaarzaam getoond had van de openbare inkomsten; overwegende dat de toepassing der wet van aard was, in het Belgische vaderland de bevrediging der gemoederen en de goede verstandhouding tusschen de openbare machten terug te brengen; aangezien de ontslaggevende ministers zich dus verdienstelijk hebben gemaakt jegens het land; Besluit met eenparigheid, aan de heeren Malon, Jacobs en Woeste, op het oogenblik dat zij het bewind verlaten, als hoofd en leden van het ministerie gesproten uit den wil der natie, de hulde te bieden van zijne dankbaarheid en zijner diepe achting. 2) Ingezien de oproerstokende beweging, welke in de hoofdstad van het land bestendig heerst, en voor gevolg schijnt te moeten hebben de uitvoering op te schorten eener wet door de natie gewild; overwegende dat door de provinciale kiezingen van 25 mei, de algemeene kiezingen van 10 juni en 8 juli laatstleden, het land zijnen uitdrukkelijken wil heeft te kennen gegeven, een einde te stellen aan het noodlottig regiem, ingevoerd door de wet van 1 juli 1879; overwegende dat de kiezingen van 19 october laatstleden bewezen hebben dat, in de overgrote meerderheid der gemeenten, de wet van 20 september 1884 eene onbetwiste goedkeuring heeft bekomen; overwegende dat deze wet de rechten van allen waarborgt, ieders vrijheid van geweten eerbiedigt en dat hare uitvoering aan de gemeente Malderen zal toelaten een wijs en matig gebruik van hare uitkomsten en hare begrooting in evenwicht te houden; Besluit eenstemmig, dat er reden bestaat om zich nederig tot Z.M. te wenden, zoo gedaan wordt bij deze, ten einde haar te smeeken aan de wet door haar voorgesteld en bekrachtigd eene rechtvaardige toepassing te geven.
94
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Eerder, op 10 oktober 1884, had de gemeenteraad de praktische gevolgen van de nieuwe schoolwet (die van 20 september 1884 dus) al besproken. Hierna een paar passages uit de notulen van die dag. Overwegende dat alhoewel de gemeenteschool door weinige kinderen bezocht wordt, het niettemin wenschelijk is, ten einde aan eenieder voldoening te kunnen geven, dat het eigenlijk gezegde gemeente-onderwijs behoude worde; maar dat het ook noodzakelijk is, uit spaarzaamheid, het getal van het personeel te verkleinen, met ten minste ééne der twee thans bestaande bedieningen van hulponderwijzer bij deze school af te schaffen; Overwegende ook van den anderen kant, dat de vrije lagere school, bestuurd door mejuffrouw Julia Fabronius en mejuffrouw Anastasia Van Roy, door het grootste deel der kinderen bezocht wordt; dat het onderwijs er in de beste voorwaarden en met goeden uitslag gegeven wordt; alsook dat het personeel de voorwaarden vereenigt door voornoemde wet vereischt en dat overigens gezegde school de noodige vereischten bezit om te kunnen door de gemeente aangenomen te worden; Overwegende eindelijk, dat de thans bestaande school van volwassenen zoo goed als gansch ontvolkt mag aanschouwd worden; dat zij dus tot niets voordeelig is en diensvolgens de er aan besteede uitgaven volkomen nutteloos zijn; Besluit: 1) De eenige en gemengde gemeenteschool wordt behouden met a) eene bediening van hoofdonderwijzer vervuld blijvende door den heer Bruno Francis Callens en b) ééne bediening van hulponderwijzer vervuld blijvende door den heer Evarist De Bruyn. De ander thans nog bestaande bediening van hulponderwijzer, vervuld door den heer Joannes Van der Perre, wordt afgeschaft en den titularis Van der Perre in beschikbaarheid gesteld met een wachtgeld, waarvan de evenredigheden gelijkvormig de wet zullen bepaald en vastgesteld worden. 2) De gemengde vrije lagere school bestuurd en bediend door de jufvrouwen Julia Fabronius en Anastasia Van Roy, wordt door de gemeente aangenomen en zal eene vaste toelage genieten van tweeduizend franks, deze som bestaande uit het schoolgeld der behoeftige leerlingen en het overige als hulpgeld of toelage. 3) De school voor volwassen jongelingen wordt afgeschaft en het onderwijzend personeel ervan, bij afschaffing van bediening, in beschikbaarheid gesteld.
TWEE ERKENDE LAGERE SCHOLEN (1884-1911) Bij het begin van de schoolstrijd was er in Malderen dus door de kloosterzusters een vrije lagere school opgericht. De eerste lessen werden gegeven in een gebouw van Vermoesen in de Opdorpstraat. De officiële naam van de school was “vrije katholieke lagere school SintAmandus” maar in de omgang werd ze de parochieschool genoemd. Intussen werd begonnen met de bouw van een school in de huidige Kloosterstraat. Er waren 2 klaslokalen, beide 9 x 7 m. groot en voorzien van 4 vensters. Elke klas was ruim genoeg om 68 kinderen te ontvangen. Deze school stond open voor meisjes èn jongens (de 2 speelplaatsen waren van elkaar gescheiden) en arme kinderen werden aanvaard. De school was af in 1884. De eerste leraressen (ook al in de Opdorpstraat) waren Julia Fabronius en Anastasia Van Roy. Ze kwamen van het klooster van Sint-Vincentius à Paulo uit Buggenhout dat zelf pas in 1854 als een succursaal van het klooster van Deinze was ontstaan.
95
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Toen de schoolstrijd voorbij was werd deze vrije school maar al te graag geadopteerd en vanaf 20 november 1884 werden de arme kinderen aan beide instellingen toegewezen. Hoewel in naam gemengd, is de school van dan af een meisjesschool geworden. Het klooster en de school ca 1910. Het lage gebouw is de school die toen al 3 klaslokalen had. Het klooster (gebouw met het torentje) was pas in 1890 afgewerkt.
De gemeenteschool op de Malderkouter werd daarentegen pas 2 jaar later een jongensschool. In het schooljaar 1885-1886 werd daar nog aan 6 meisjes les gegeven. Het jaar daarna aan 9. Daarna heeft men in die school tijdens de lesuren tot halverwege de tweede helft van de vorige eeuw geen meisjes meer gezien.
Juliette Sidonie Fabronius (zuster Jan Berchmans) (ca 1879-1899) Zuster Fabronius was geboren in Brugge op 20 augustus 1849. Ze was in het bezit van een onderwijzersdiploma en had al van 1873 tot 1879 in Buggenhout les gegeven (dit doet ons vermoeden dat ze al eind 1879 met een school in Malderen begonnen is). Op 15 september 1899 gaf ze in Malderen haar ontslag als onderwijzeres.
Anastasia Van Roy (zuster Ignatia) (ca 1879- 1909) Zuster Anastasia was geboren in Wieze op 10 juli 1852. Ze had geen onderwijzersdiploma maar omdat ze onder toezicht stond van een gediplomeerde onderwijzeres was er geen probleem om haar ook na 1884 in de aangenomen school te laten werken. Dat deed ze tot op het einde van het schooljaar 1908-1909. Op 29 september 1909 liet haar overste de gemeenteraad weten dat ze met lesgeven stopte.
Joannes Van der Perre (1879-1884) (vervolg) Tijdens de schoolstrijd was dus, zoals we zagen, naast de gemengde gemeenteschool, een vrije katholieke gemengde school ontstaan en het was deze laatste die veruit de meeste leerlingen had. Op het einde van de schoolstrijd werd deze kloosterschool, waar 2 nonnen les gaven, niet afgeschaft maar door de gemeente geadopteerd en werd het een erkende meisjesschool. Hierdoor was er in de gemeenteschool een onderwijzer te veel en op 10 oktober 1884 werd Jan Van Perre in disponibiliteit gesteld. Deze regeling, waarbij de overbodig geworden onderwijzers naar huis gestuurd werden maar, afhankelijk van het aantal jaren dienst, het grootste deel van hun wedde behielden, was door de regering uitgewerkt om de wildgroei aan lagere scholen in te perken. Op 12 oktober vroeg de provinciegouverneur de gemeente Malderen om haar beslissing aangaande Van der Perre te herzien. Die man wist natuurlijk ook niet wat er precies aan de hand was want de voorbije 4 jaar had hij alleen maar opgesmukte verhalen over de gemeenteschool
96
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
ontvangen. Bovendien had hij van de schoolinspecteur vernomen dat die, tijdens zijn laatste bezoek aan de gemeenteschool, daar toch nog 157 leerlingen had geteld. Dat aantal was ruim genoeg om 3 onderwijzers werk te geven. Burgemeester Rombauts, die al lang geen school van binnen meer gezien had, schrok daar wel een beetje van, gelaste een eigen onafhankelijk onderzoek en trok op 20 november zelf en onaangekondigd naar de gemeenteschool. Daar stelde hij na telling en hertelling vast dat daar inderdaad 159 kinderen aanwezig waren. 14 daarvan kwamen echter van andere gemeenten, 1 was ouder dan 14 jaar en 30 waren nog geen 6 geworden. Eigenlijk hoorden er dus maar 114 leerlingen in de school te zijn. Meester Jan Van der Perre is bijgevolg niet meer teruggekomen.
Longinus Philemondus Goelen (1888-1890) Op 27 augustus 1887 gaf hulponderwijzer Evarist De Bruyn zijn ontslag om met pensioen te gaan. Op 1 maart 1888 kwam de gemeenteraad bijeen om zijn opvolger te kiezen en Longinus Philemondus Goelen werd met 5 van de 9 stemmen verkozen. Hij was geboren in Malderen op 14 juni 1863 en was de zoon van koster Petrus Sixtus Goelen en Joanna Sophia Van den Eynde. Hij was in het bezit van een “volgens de wet geregeld” bekwaamheidsdiploma en was in de periode van de schoolstrijd, tot 1884, ondermeester van koster August Sterck in de vrije jongensschool van Steenhuffel geweest. Hij mocht in Malderen beginnen voor een vaste wedde van 1000 fr. Goelen was niet getrouwd en is al op 16 februari 1890 in Malderen overleden.
Jan Frans Bosmans (1890-1891) Op 11 maart koos de gemeenteraad een opvolger voor de overleden hulponderwijzer Goelen. Er waren 4 kandidaten: - Bosmans Jan Frans, wonend te Steenokkerzeel, - De Pauw Frans, geboren te Londerzeel, hulponderwijzer te St.-Gillis-Dendermonde, - Hens Frans, geboren te Buggenhout, hulponderwijzer te Gent. - Van Herck Arthur Frans, geboren en wonende te Baasrode. Bosmans werd gekozen met 5 voorkeurstemmen. De Pauw en Hens kregen er ieder 1. Deze laatste, Frans Hens, zou nog hetzelfde jaar, vanaf 28 mei, ondermeester in de gemeenteschool van Steenhuffel worden. Jan Frans Bosmans was in Tildonk geboren op 14 februari 1870. Hij bezat het bekwaamheidsdiploma van hulponderwijzer, was momenteel ondermeester in Steenokkerzeel en nam zijn dienst in Malderen op vanaf 1 april. In december 1891 gaf hij zijn ontslag om zijn geluk elders te beproeven. We weten niet waar dat was.
Victor Schilders (1891-1829) Op 29 december 1891 hadden zich, na annonces in de gazetten van Merchtem en Londerzeel, 5 kandidaten gemeld om Bosmans als hulponderwijzer op te volgen. Dat waren: - De Pauw Karel, hulponderwijzer te Etterbeek, wonend te Opdorp en daar geboren op 21 mei 1871. - Goossens Ferdinand, hulponderwijzer, geboren en wonend te Buken, - Peeters Victor, hulponderwijzer, wonend te St. Amands en er geboren op 9 augustus 1862 - Schilders Victor, hulponderwijzer, wonend te Mariekerke en er geboren op 28 okt. 1870, - Van der Perre Petrus, hulponderwijzer, geboren te Malderen op 25/2/1854 en er wonend.
97
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Na 3 stembeurten, waarbij op het einde alleen Schilders, Van der Perre en De Pauw overbleven, werd uiteindelijk de laatste benoemd. Karel De Pauw was in het bezit van een bekwaamheidsdiploma en kon in principe op 1 januari 1892 in Malderen beginnen. De bestendige deputatie keurde, wegens onregelmatigheden bij de stemprocedure, deze benoeming echter niet goed en op 29 januari moest er tussen dezelfde kandidaten opnieuw gekozen worden. Vreemd genoeg kreeg De Pauw deze keer geen enkele stem meer achter zijn naam. Van der Perre kreeg er 1 maar het was Victor Schilders die met 5 stemmen op 6 de nieuwe ondermeester van Malderen werd. Althans in theorie... Want ook nu (op 2 maart) werd de benoeming door de provinciegouverneur wegens onregelmatigheden in de procedure vernietigd. Op 15 maart werd er opnieuw gekozen. Karel De Pauw en Ferdinand Goossens hadden geen interesse meer, maar er was een andere kandidaat bijgekomen, namelijk De Pauw Frans Maria, die op 10 mei 1865 in Londerzeel geboren was. De uitslag van de stemming was dezelfde als die van 29 januari en deze keer werd Schilders wél door de provinciale overheid in zijn functie bevestigd. Op 21 maart 1892 is hij ook effectief in dienst getreden. Schilders begon met een vaste jaarwedde van 1100 fr. Op 1 oktober 1902 ging hoofdonderwijzer Bruno Frans Callens met pensioen. Hij had dat de gemeenteraad op 1 juni laten weten en zo kon die al op 13 juli beginnen met een nieuwe hoofdonderwijzer te zoeken. In “Le Patriote”, “de Londerzeelenaar” en “de Gazet van Merchtem” werden aankondigingen geplaatst. Op 1 september hadden zich 4 kandidaten aangeboden: - Rombaut, hulponderwijzer te Laken, wonende te Aalst, Zonstraat 33, oud 30 jaar. - Schilders, hulponderwijzer te Malderen, geboren te Mariekerke op 28 october 1870. - Van der Perre, hoofdonderwijzer te Impde-Wolverthem, geboren te Malderen op 11 juni 1860. - Van Quellenborgh, hulponderwijzer te Kapelle-op-den-Bos, geboren te Opdorp op 6 juni 1869. Ofschoon Van der Perre een broer en een schoonbroer (Van Ransbeeck) in de gemeenteraad had zitten werd hij – ook al omdat familie niet mocht stemmen - niet verkozen. Bij een tweede stemming kreeg hij wel 2 stemmen maar Schilders kreeg er 4, en het was dus Schilders die vanaf 1 oktober 1902 de nieuwe hoofdonderwijzer van Malderen werd. Zijn aanvangswedde als nieuwe hoofdonderwijzer bedroeg 1400 fr., dat was maar 100 fr. meer dan hij toen als ondermeester verdiende. Wel mocht hij zijn intrek in het schoolhuis nemen waarvan de huurwaarde op 300 fr. werd geschat. In de zomervakantie van 1910 werd Victor Schilders vrij ernstig ziek. Zijn geneesheer, dr. Goltfus uit Londerzeel, verwittigde de gemeenteraad dat hij op 1 oktober de lessen niet zou kunnen hervatten maar dat dit pas op 15 oktober kon gebeuren. Voor die 2 weken werd er geen interimaris gezocht maar werd de vakantie van Schilders en zijn leerlingen met 2 weken verlengd. Toen hij echter ook op 15 oktober nog te ziek was om te kunnen werken, besloot de gemeenteraad om via aankondigingen ’t Nieuws Van den Dag, le Patriote en Le Soir toch een tijdelijke onderwijzer te zoeken. Op 18 oktober werd uit de kandidaturen van Cesar Couvreur uit Lapscheure, Victor Van de Loo uit Meerhout en Julius Soetewey uit Oorderen, de laatste gekozen. Hij werd met een expresbrief verwittigd dat hij de volgende dag moest beginnen.
98
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Maar Soetewey, die gediplomeerd was, kon niet lang blijven. Eind november kon hij elders vast aan de slag en Victor Schilders was nog niet genezen. Daarom werd op 20 november 1910, bij gebrek aan een kandidaat-onderwijzer, juffrouw Antonia Janssens als interim benoemd. Op 25 december, na een nieuw negatief doktersrapport over de gezondheidstoestand van meester Schilders, werd haar contract voor onbepaalde verlengd. Schilders nam zijn dienst weer op, maar we weten niet wanneer. In 1920 stond hij nog altijd aan het hoofd van de gemeenteschool.
Pieter Jozef De Man (1898-1899) Nadat schoolinspecteur Vranckx op 25 november 1897 de gemeente geschreven had dat de populatie van de gemeenteschool intussen alweer tot 187 leerlingen aangegroeid was, vond ook de gemeenteraad op 2 september 1898 dat de derde klas van de gemeenteschool opnieuw in gebruik kon genomen worden. We herinneren ons dat die – na de erkenning van de meisjesschool – in 1884 gesloten was Op 27 september werd een nieuwe 2de ondermeester gekozen uit de volgende kandidaten:. - De Man Pieter Jozef, - De Pauw Jan Baptist, geboren te Kraainem op 28 november 1878, - De Clercq Frans Albien, geboren te Opdorp op 10 maart 1878. De Pauw kreeg 3 stemmen maar de benoeming was voor De Man die de overige 5 stemmen kreeg. Pieter Jozef De Man was geboren in Wieze op 15 juli 1879. Hij woonde momenteel in Buggenhout (waar hij wellicht ondermeester was). Zijn vaste beginwedde, vanaf 1 oktober 1898, bedroeg 1100 fr. 3 maanden na zijn benoeming, op 2 januari 1899, is hij echter in Buggenhout overleden. We weten zelfs niet of hij ook daadwerkelijk in Malderen les gegeven heeft.
Maria Tierens (zuster Benedicta ?) (1898-1905) Ook de aangenomen meisjesschool had intussen het aantal leerlingen flink zien aangroeien. Op 20 september 1898 verwittigde bestuurster Juliette Fabronius het gemeentebestuur dat er per 1 oktober, het begin van het nieuwe schooljaar, een derde klas zou geopend worden. Tevens liet ze weten dat ze Maria Tierens, een gediplomeerde onderwijzeres, voorlopig al als 2de hulponderwijzeres had aangesteld. Als overste van een vrije aangenomen school had ze de bevoegdheid om dergelijke beslissingen te nemen. De gemeenteraad mocht alleen zijn zegen geven, hetgeen op 27 september 1898 zonder problemen gebeurde. Temeer omdat er maar een jaarwedde van 590 fr. werd gevraagd en de gemeente daar wellicht niet zou moeten in tussen komen. Maria Tierens was afkomstig van Malderen. Omdat daar in die tijd meer meisjes met die naam rondliepen weten we niet met zekerheid wanneer ze geboren werd of wiens dochter ze was. Op 7 november 1902 werd haar wedde tot het wettelijke minimum van 950 fr. opgetrokken. Maria Tierens overleed, na een lange ziekte, in de zomer van 1905.
Seraphien De Paepe (1899-1905) Op 24 januari 1899 koos de gemeenteraad van Malderen een nieuwe 2de hulponderwijzer in de plaats van Pieter Jozef De Man die op 2 januari overleden was.
99
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Er waren 4 geïnteresseerden: - Bruyninckx August, geboren te Kessel-Lo op 9 november 1879, - De Bosscher Achilles, geboren te Scheldewindeke op 18 november 1876, - De Paepe Seraphien, geboren te Sint-Kruis-Winkel op 12 april 1878, - Van Garsse Karel Arthur, geboren te Hamme op 6 augustus 1878. Seraphien De Paepe kreeg het maximum van de stemmen, namelijk 7 op 7. Vanaf 1 oktober 1902, toen de eerste hulponderwijzer Victor Schilders, Bruno Callens als hoofdonderwijzer opvolgde, werd De Paepe tot 1ste hulponderwijzer gepromoveerd. Meer verdiende hij daar niet mee maar, omdat hij het vroeg en “omdat hij zich zeer loffelijk van zijn ambt wist te kwijten” kreeg hij ter aanmoediging al op 1 januari 1903 zijn eerste vierjaarlijkse weddeverhoging, waar hij eigenlijk maar 1 jaar later recht op had. Vanaf 1 januari 1903 verdiende hij daarmee 1200 fr. per jaar. Seraphien De Paepe oordeelde dat zijn toekomst niet in Malderen lag en ging zijn geluk elders zoeken. Op 16 september 1905 werd hij onderwijzer in Meerdonk en gaf hij in Malderen zijn ontslag.
Elisa Julia Goris (zuster Veronica) (1899Op 15 september vond zuster Jan Berchmans (Juliette Fabronius) het welletjes en trok ze zich terug als directrice-onderwijzeres van de aangenomen meisjesschool. Ze had zelf Elisa Julia Goris als haar opvolgster aangewezen en deze kandidatuur werd op 20 september door de gemeenteraad van Malderen aanvaard. Goris (zuster Veronica) was geboren in Antwerpen op 18 april 1861. Ze had op 30 juli 1884 haar onderwijzeressendiploma gehaald aan de Normaalschool te Sint-Niklaas. Vanaf het begin van het schooljaar 1899-1999 nam ze haar nieuwe functie op. Haar jaarwedde bedroeg 1045,50 fr. Dat was ook wat haar voorgangster het laatste jaar verdiende.
Pieter Jan Van Steen (1902-1945) Omdat hoofdonderwijzer Bruno Frans Callens op 1 juni 1902 de intentie had geuit om op 1 oktober met pensioen te gaan en omdat als gevolg daarvan op 1 september de eerste hulponderwijzer Victor Schilders tot nieuwe hoofdonderwijzer was benoemd en de 2de hulponderwijzer Seraphien De Paepe ook een rang was opgeschoven, moest er een nieuwe 2 de hulponderwijzer worden gezocht. Er daagden maar 2 geïnteresseerden op voor de post: - Van Gutte Clement Marie Jozef Aloys, wonend en geboren te Haaltert op 25 maart 1881, - Van Steen Pieter Jan, wonend en geboren te St.-Amands op 28 juli 1880. Op 17 september 1902 kreeg Van Steen 5 van de 7 stemmen en vanaf 1 oktober stond hij voor de klas. Zijn aanvangswedde bedroeg 1100 fr. Wanneer 1ste hulponderwijzer Seraphien De Paepe op 16 september 1905 zijn ontslag gaf en naar Meerdonk vertrok werd Van Steen vanaf 1 oktober de eerste hulponderwijzer. Toen in 1914 de oorlogsdreiging toenam was Van Steen de enige van het onderwijzerskorps van Malderen die op 1 augustus door het leger werd gemobiliseerd. Van oktober 1914 tot het einde van de oorlog bevond hij zich als brancardier aan het front achter de IJzer. Heel die tijd werd zijn wedde uitbetaald aan zijn vader Philip, die herbergier was in Sint-Amands. Omdat men aanvankelijk dacht dat de oorlog niet lang zou duren werd er niet snel naar een vervanger voor Van Steen gezocht. Dat gebeurde pas in 1916 toen Frans Benedict Gorremans als interim werd aangeworven. Daarover later meer. In de loop van 1919, toen de oorlog al een aantal maanden voorbij was, keerde Pieter Jan Van Steen terug naar zijn klas.
100
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
2 keer Pieter Jan Van Steen. Links ca 1920, rechts in 1945, toen hij al geruime tijd hoofdonderwijzer was. Na de 2de wereldoorlog kreeg hij, zoals vele Vlaamsgezinde onderwijzers, problemen met de repressie, volgens bijna iedereen zeer onterecht.
Octavie Mommens (zuster Seraphina) (1905-1907) In de zomer van 1905 overleed hulponderwijzeres Maria Tierens. Tijdens de langdurige ziekte die er aan vooraf ging was haar werk al door zuster Octavie Mommens, een gediplomeerde onderwijzeres, overgenomen. Op 9 september 1905 werd ze door de gemeenteraad vast benoemd. In akkoord met de schooldirectie werd haar wedde vastgesteld op 600 fr. Ze stopte in Malderen officieel met lesgeven op 1 oktober 1907. Op 1 oktober 1909 werd ze door haar overste echter terug opgeroepen om zuster Ignatia (Anastasia Van Roy) die op rust ging, als 1ste hulponderwijzeres te vervangen, met een jaarwedde van 945,50 fr. Het is niet heel duidelijk hoe lang ze dat deed en wie haar opvolgde. Over de periode 1907-1914 is het gemeente-archief nogal fragmentarisch als het over de meisjesschool gaat.
Frans Lodewijk Van Meerbeeck (1905-1917) Toen Seraphien De Paepe per 1 oktober als onderwijzer naar Meerdonk vertrok en Van Steen bijgevolg eerste hulponderwijzer werd moest er naar een nieuwe 2de hulponderwijzer gezocht worden. Op 3 oktober 1905 werden de binnengekomen kandidaturen door de gemeenteraadsleden onderzocht. Ze kwamen van: - De Pauw Lodewijk, wonend en geboren te Londerzeel St.-Jozef op 29 september 1884, - De Proft Pieter Jan, wonend en geboren te Breendonk op 13 februari 1886, - Govaerts Leonard, wonend en geboren te Weert op 25 april 1883, - Mertens Hector, wonend te Merchtem, - Scheltens Frans, geboren te Puurs op 1 april 1882 en wonend in Wintham. - Van Meerbeeck Frans Lodewijk, wonend en geboren te Mariekerke op 16 februari 1885. Er waren twee stemrondes nodig om de meest geschikte kandidaat aan te duiden. Bij de eerste stemming kreeg De Pauw 1 stem maar De Proft en Van Meerbeeck kregen er 4. Bij de 2de stemronde haalde Van Meerbeeck 5 stemmen en De Proft kreeg er 4. Omdat het schooljaar intussen al een paar dagen oud was, mocht hij onmiddellijk beginnen. Zijn beginwedde bedroeg 1100 fr. Op 15 mei 1917 kreeg Van Meerbeeck van de gemeente Malderen een speciale tegemoetkoming van 300 fr. De reden daarvoor was dat hij erge verliezen geleden had en zijn woning met inboedel in Mariekerke in 1914 door de krijgsverrichtingen afgebrand was. Van Meerbeeck bleef tot 1917 in Malderen. Op 30 september gaf hij zijn ontslag want men had hem in Mariekerke gevraagd om zijn overleden vader als schoolhoofd op te volgen. Hiernaast Van Meerbeeck in 1914.
101
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Julia Van Hollebeke (zuster .......) (1907-1908) Op 28 september 1907 liet directrice Julia Goris het gemeentebestuur van Malderen weten dat juffrouw Octavie Mommens niet langer in Malderen les zou geven en dat ze door Julia Van Hollebeke zou vervangen worden. Ook Van Hollebeke was een gediplomeerde onderwijzeres en daarom had de gemeenteraad geen probleem om deze aanstelling op 23 oktober te bekrachtigen. Haar jaarwedde werd vastgesteld op 600 fr. Ze is maar 1 schooljaar gebleven.
Angela Snijders (zuster Bertha) (1909-1911) Vanaf 1 oktober 1909 werd Julia Van Hollebeke vervangen door Angela Snijders. Zij had op 4 augustus 1906 haar bekwaamheidsdiploma gehaald voor de jury te Sint-Niklaas. Haar aanstelling was door de gemeenteraad op 19 september bekrachtigd en haar jaarwedde was zoals die van haar voorgangster 600 fr. Officieel is zuster Bertha tot het einde van het schooljaar 1910-1911in Malderen les blijven geven. Op 22 april 1916 werd ze echter opnieuw als onderwijzeres van de 1ste klas genoemd.
A. Cornelissen (zuster .... ) (1909- voor 1914) Op 1 oktober 1909 hield zuster Ignatia (Anastasia Van Roy) het lesgeven voor bekeken. De reeds genoemde zuster Seraphina (Octavie Mommens) verving haar als eerste hulponderwijzeres. Op 4 december werd zuster A. Cornelissen, een niet gediplomeerde onderwijzeres, door de gemeenteraad aangesteld als 2de hulponderwijzeres met een jaarwedde van 600 fr. Wij vragen ons wel af wat er intussen met de nog maar pas benoemde zuster Bertha gebeurde.
Eliza Goyvaert (zuster ..... ) (1911-voor 1914) Op 1 oktober 1911 werd zuster Bertha (Angela Snijders) in de meisjesschool vervangen door zuster Eliza Goyvaert. Goyvaert was niet gediplomeerd. Haar aanstelling werd op 25 oktober door de gemeenteraad aanvaard. Ook haar jaarwedde was 600 fr.
VERGROTING VAN DE GEMEENTESCHOOL Op 13 juli 1907 keurde de gemeenteraad de plannen en het bestek goed voor de verbetering en vergroting van de de gemeenteschool op de Kouterbaan. De documenten waren opgemaakt door architect Hendrik Meyns van Mechelen en de geschatte kosten bedroegen 18.665,13 fr. (op 29 februari 1908 was dat na wat aanpassingen 24.462,87 fr. geworden). Voor dat geld zouden de bestaande gebouwen, school, de gemakken, de waterbakken, speelplaats en onderwijzerswoning in orde worden gebracht en – vooral – zou de school met een vierde klaslokaal uitgebreid worden. Dat zou voor een deel de moestuin van de hoofdonderwijzer innemen en daarom moest er voor een nieuwe hof grond van de buren worden bijgekocht. Nadat de plannen, op verzoek van de provinciale architect Metdepenninghen, nog 2 keer aangepast werden, werd op 18 mei 1908 een nieuw plan met bestek voor een bedrag van 26.494,92 fr. goedgekeurd. De openbare aanbesteding had plaats op 2 oktober 1908. Van de 9 geïnteresseerde aannemers bleek op 6 november August Kennis uit Kapelle-op-den-Bos met 24.990 fr. de goedkoopste aanbieder te zijn. Désiré Cooreman uit Malderen was met 27.601 fr. de duurste.
102
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Voor deze werken werden 8 plannen gemaakt. Een algemeen plan, 2 plannen gelijkvloers, plan gevel oost, plan gevel west, plan voorgevel, plan doorsnede, plan schrijnwerkerij. Alleen degene die we cursief vermeldden hebben we teruggevonden en zijn hier te vinden
Op 15 januari 1910 was de vergroting van de gemeenteschool voltooid. Om de moestuin van de hoofdonderwijzer terug de vereiste oppervlakte te geven werden begin 1910 nog drie perceeltjes grond onteigend.
ONZE LAATSTE SERIE ONDERWIJZERS (1912-1920) Emiel Vincent Eugeen Cuyckens (1912-1937) Nu de gemeenteschool sedert 1910 een vierde klaslokaal had moest men er nog een gepaste bestemming voor vinden. Het duurde tot 11 september 1912 vooraleer de gemeenteraad – op vraag van de schoolinspecteur – besloot om er dan maar een klas van te maken. Op 30 september werd hiervoor een derde hulponderwijzer gekozen. Op aankondigingen in “Le Patriote”, “De vriend van ’t Volk” en de “Gazet van Merchtem”, was maar 1 aanvraag binnengekomen. Het was die van Emiel Vincent Eugeen Cuyckens, geboren te Malderen op 1 januari 1891. Vanaf 17 mei 1910 was hij hulponderwijzer geweest in Liedekerke en momenteel was hij hulponderwijzer in de gemeenteschool van Londerzeel Sint-Jozef. Zijn kandidatuur werd met 6 stemmen en 3 blanco’s aanvaard. Zijn wedde bedroeg 1100 fr.
Marie Vermaesen (1912Eerder dat jaar, op 24 juli 1912, had de directrice van de aangenomen meisjesschool de gemeenteraad al laten weten dat ze in haar school een vierde klas had ingericht. Als een complete verrasssing kwam dat niet want een jaar voordien, op 14 juni 1911, had de provinciegouverneur de gemeente gevraagd om de zusters van de noodzaak ervan te overtuigen. Op 11 september werd deze kwestie tijdens de gemeenteraad besproken. De creatie van een 4de klas en de aanstelling van een 4de onderwijzeres werd zonder veel discussie aangenomen.
103
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
De benoeming van deze 3de hulponderwijzeres gebeurde op 30 september. Met 5 stemmen tegen 1 en 1 onthouding werd het juffrouw Marie Vermaesen, die trouwens door de directrice van de school aanbevolen was. Vermaesen was geen kloosterzuster. Ze was geboren in Malderen op 27 april 1884 en de dochter van Frans Vermaesen en Maria Seraphina De Decker. Ze was in het bezit van een bekwaamheidsdiploma en had al 6 jaar ervaring als hulponderwijzeres in de aangenomen meisjesschool van Buggenhout-Opstal. Op 1 oktober 1812 trad ze in dienst. Haar jaarwedde beliep aanvankelijk 1100 fr. maar werd op 24 februari 1913 tot 1200 fr. opgetrokken omdat ze in Buggenhout-Opstal ook al zoveel verdiende.
Rosalie Nuyts (zuster ....) (ca 1915-na 1920) We vonden niet wanneer deze kloosterzuster in Malderen begon te onderwijzen maar in documenten van 22 april, 4 mei, 18 juli en 20 november 1916, 19 februari en 26 oktober 1917 en 31 mei 1920 vonden we haar naam als onderwijzeres van de vierde klas.
Frans Benedikt Gorremans (1916Tijdens de mobilisatie van 1 augustus 1914 werd meester Van Steen als brancardier opgeroepen. Op 20 augustus brak voor België de eerste wereldoorlog uit en vanaf oktober zat het hele Belgische leger achter de IJzer van de rest van het vaderland afgezonderd. Pas toen het duidelijk werd dat die oorlog langer ging duren dan men aanvankelijk had verwacht besloot de gemeenteraad om een tijdelijke vervanger voor Van Steen aan te nemen. Op 20 november 1916 werd Frans Benedikt Gorremans als interim benoemd. F.B. Gorremans ca 1945. Hij was dan nog altijd onderwijzer in Malderen.
Gorremans was in Malderen geboren op 11 oktober 1897. Hij was de zoon van Joannes Ludovicus Gorremans en Coleta Maria Maetens en had een onderwijzersdiploma. Bij het begin van het nieuwe schooljaar, op 2 oktober 1916, trad hij in dienst met een contract van onbepaalde duur, met de minimum jaarwedde van 1200 fr. en een woonstvergoeding van 150 fr. Toen Frans Van Meerbeeck eind 1917 hoofdonderwijzer in Mariekerke werd, werd Gorremans op 29 januari 1918 vast benoemd. Hij was trouwens de enige kandidaat. Om niet te veel geïnteresseerden te krijgen was het openstaan van de plaats alleen maar in het Londerzeelse weekblad “De Vriend van ’t Volk” verschenen. Zijn jaarwedde werd niet aangepast. Er werd voorlopig geen nieuwe vierde onderwijzer aangenomen. Het einde van de oorlog werd nu spoedig verwacht en men verkoos op de terugkeer van Van Steen te wachten. De jaarwedde van de uitgespaarde onderwijzer werd in 1918 “als duurtetoeslag” over de overgebleven leerkrachten verdeeld (Schilders: 800 fr., Cuyckens 300 fr. en Gorremans 250 fr.). Ook de kloosterzusters kregen in 1918 een gezamenlijke duurtetoeslag van 600 fr. Marie Vermaesen moest zich daarentegen met 25 fr. tevreden stellen, hetgeen ons doet vermoeden zij geen kloosterzuster was. Op 27 mei 1925 trouwde Gorremans in Londerzeel met Celina Cools. Bij het begin van het schooljaar 1916-1917 werden de verschillende schoollokalen in Malderen door de volgende leerkrachten bevolkt (de laatste kolom geeft hun aantal leerlingen in dat jaar).
104
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Gemeentelijke jongensschool - 1ste klas Schilders de - 2 klas Van Meerbeeck - 3de klas Cuyckens de - 4 klas Gorremans Aangenomen meisjesschool. - 1ste klas dame A. Snijders - 2de klas dame Goris Julia de - 3 klas juffr. Vermaesen M. - 4de klas dame Nuyts R.
Hoofdonderwijzer-bestuurder Hulponderwijzer Hulponderwijzer Interim voor Van Steen, brancardier aan ’t front
Louis De Bondt
32 36 41 48
Hulponderwijzeres Onderwijzeres-bestuurster. Hulponderwijzeres (ook naaldwerk) Hulponderwijzeres (ook naaldwerk) Een foto uit 1925. Van links naar rechts: Pieter Van Steen (zittend), Emiel Cuyckens (staand), Frans Gorremans (staand) en Victor Schilders (zittend).
We eindigen het eerste deel van deze bijdrage met een paar woorden over de toestand van het onderwijs tijdens de eerste wereldoorlog. Na het uitbreken van die oorlog bleven de scholen uiteraard een hele tijd gesloten. Een groot aantal mensen was trouwens toch op de vlucht. Toen de Duitsers op 27 september hun aanval – ook via Londerzeel, Steenhuffel en Malderen – op Antwerpen lanceerden kwamen deze gemeenten onder vuur te liggen. Het was vooral het geschut van de forten van Liezele en Breendonk dat hier veel schade aanrichtte. Het klooster van Londerzeel werd zwaar getroffen, de gemeenteschool van Steenhuffel werd licht geraakt. In Malderen waren het onder meer de klassen van de meisjesschool die erg te lijden hadden. Toen de lessen in Malderen op 1 februari 1915 hernomen werden, was dat dus alleen voor de jongens in de gemeenteschool. Vermoedelijk werden de lessen in de herstelde meisjesschool pas in april hervat. Op 10 augustus 1915 deed dokter Eugene Bessems van Buggenhout alle klassen in Malderen sluiten omdat er mazelen waren vastgesteld. Hierdoor is de grote vakantie dat jaar wat vroeger begonnen. Om de leraars (en het andere gemeentepersoneel) tijdens de oorlog te kunnen betalen was de gemeente dikwijls verplicht om geld bij particulieren te lenen. Doorgaans was dat tegen een intrest van 4 %.
105
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Onderwijzers in de jongensschool 1920-1944. Jules De Bondt (1923-1955) Jan De Bleser (1929-1967) Eugeen De Bont (1932-1969) Jan Buelens (1932-1963) Frans Plaetinck (1937-1971) August De Schutter (1936-1977) Jozef De Toetsel (1937-1939 en 1941) Valentina Schelfhout (1939-1940) Germaine Cooremans (1939-1944) De onderwijzers van Malderen in 1945. Staand van links naar rechts: Plaetinck, Buelens, De Schutter. Zittend, van links naar rechts: E. De Bont, Van Steen, Gorremans.
EVOLUTIE VAN DE SCHOOLBEVOLKING jaar 1832-1833 1833-1834 1834-1835 1835-1836 1836-1837 1837-1838 1838-1839 1839-1840 1840-1841 1841-1842 1842-1843 1843-1844 1844-1845 1845-1846 1846-1847 1847-1848 1848-1849 1849-1850 1850-1851 1851-1852 1852-1853 1853-1854 1854-1855
jongens betalend
jongens arm
jongens totaal
meisjes meisjes betalend arm
24
67
26
20 25 (ing.) 18 (ing.) 29 36 44 27 48 58 55 55 58
meisjes totaal
totaal betalend
totaal arm 50 58 42
algemeen totaal
48 (winter) 66 67 (winter 83 (winter) 86 (winter) 87 (winter) 85 (winter)
59
53 (effectief, max. = 80) 46 47 46 (winter) 57 44 35 44 (ingeschreven) 36 (ingeschreven.) 51 59 70 45 81 101 96 98 98
112 (winter) 156 160 179 183 189 (winter) 183 winter)
18 64 (winter) 90 93 (winter) 96 (winter) 97 (winter) 102 (winter) 98 (winter)
46
21
15 19 (ing.) 18 (ing.) 22 23 26 18 33 43 41 43 40
106
113
200 (winter)
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
jaar 1855-1856 1856-1857 1857-1858 1858-1859 1859-1860 1860-1861 1861-1862 1862-1863 1863-1864 1864-1865 1865-1866 1866-1867 1867-1868 1868-1869 1869-1870 1870-1871 1871-1872 1872-1873 1873-1874 1874-1875 1875-1876 1876-1877 1877-1878 1878-1879 1879-1880 1880-1881 1881-1882 1882-1883 1883-1884 1884-1885
jongens betalend
jongens arm 51 59 57 53 61 59 51 69 58 62 65 66 72 76 70 72 72 72 76 77 87 89 96 106 123 123 138 132 140 134
jongens totaal
meisjes meisjes betalend arm 30 36 41 46 49 52 48 50 56 56 54 58 61 73 75 64 76 90 92 98 101 107 109 102 109 109 102 108 105 103
Louis De Bondt
meisjes totaal
totaal betalend
59 59 59 59 59 98 92
totaal arm 81 95 98 99 110 111 99 119 114 118 119 124 133 149 145 136 148 162 168 175 188 196 205 208 232 232 240 240 245 237
algemeen totaal
173
Opmerkingen. - In het schooljaar 1834-1835 waren er slechts 21 jongens en 24 meisjes tussen 7 en 12 jaar die niet naar school gingen. - In het schooljaar 1838-1839 werden de arme kinderen verplicht om het hele jaar door de lessen te volgen, anders zouden hun ouders geen steun van het armbureel meer ontvangen. - In het jaarlijks verslag over het onderwijs in 1845-1846 werd het totaal aantal kinderen dat de gemeenteschool bezocht, niet vermeld. Datzelfde jaar gaf het bureel van weldadigheid ook geen steun voor het onderwijs der arme kinderen. Mogelijk waren er in deze periode problemen in de gemeenteschool; er waren blijkbaar ook 2 private scholen opgericht. - Bij de 98 arme kinderen van het schooljaar 1853-1854 bevonden zich ook 2 kinderen uit het weeshuis van Brussel, Philippart en Coppens. Voor hen werd door het weeshuis betaald. - De aantallen van 1879 tot en met 1884 zijn zeker opgesmukt. De meeste kinderen gingen toen naar de vrije gemengde zusterschool. jaar 1885-1886 1886-1887 1887-1888 1888-1889 1889-1890 1890-1891 1891-1892 1892-1893 1893-1894 1894-1895 1895-1896 1896-1897
Verdeling der niet betalende kinderen over de 2 erkende scholen gemengde gemeenteschool geadopteerde gemengde school Jongens Meisjes Totaal Jongens Meisjes Totaal Jongens 115 6 121 0 94 94 115 127 9 136 0 109 109 127 128 0 128 0 121 121 128 142 0 142 0 121 121 142 134 0 134 0 121 121 134 139 0 139 0 120 120 139 151 0 151 0 129 129 151 157 0 157 0 139 139 157 154 0 154 0 153 153 154 154 0 154 0 151 151 154 180 0 180 0 166 166 179 200 0 200 0 193 193 200
107
totaal Meisjes 100 118 121 121 121 120 129 139 153 151 155 193
Alg. totaal 215 245 249 263 255 259 290 296 307 305 346 393
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
De organieke schoolwet van 15 september 1895 voerde het algemeen gratis lager onderwijs in. De aantallen niet betalende kinderen komen daarna overeen met de totale schoolbevolking. Na 1897 zijn in het gemeentearchief alleen nog maar onvolledige gegevens over de schoolpopulatie meer te vinden.
DE WEDDE VAN HET ONDERWIJZEND PERSONEEL De eerste gemeente-onderwijzer van Malderen genoot vanaf het schooljaar 1824-1825 een vaste wedde die bestond uit a) een staatswedde van 120 Guldens + een supplement uit het schoolfonds van 300 Guldens. Een paar jaar later werd dat 120 + 140 Guldens. De ondermeester had een vaste staatswedde van 80 Guldens, aangevuld met een supplement uit het schoolfonds van 10 Guldens. Een paar jaar later werd dat 80 + 50 Guldens. Na de Belgische onafhankelijkheid bleef de staatswedde van de hoofdonderwijzer ongewijzigd, die van de ondermeester werd schijnbaar afgeschaft. De gemeente reduceerde de eigen tussenkomst uit het schoolfonds van respectievelijk 140 en 50 Gulden tot 50 en 0 Gulden. Die 50 Gulden ging er van uit dat de betalende leerlingen opnieuw maandelijks hun schoolgeld zouden betalen en dat de arme leerlingen gratis les zouden krijgen. Het schoolfonds werd, met andere woorden, vanaf het jaar 1832 terug afgeschaft. In 1833 werd de totale jaarwedde van de twee onderwijzers samen op 106 gulden gebracht. Er waren toen 58 arme leerlingen ingeschreven. In 1834 werd voor de eerste keer gerekend in Belgische Frank. De staatswedde van de onderwijzer werd 252 à 258 fr. ipv 120 Guldens. De gemeentelijke toelage voor het onderwijs aan de niet betalende leerlingen werd 100 fr. ipv 50 Fl. en bleef dan tot 1843 onveranderd. 1835-36 1837-38 Hoofdonderwijzer Staatswedde 256 fr. 258 Wedde ten laste van de gemeente 0 0 Toelage gemeente voor arme leerlingen 100 fr. 100 Bijdrage bureel voor arme leerlingen 0 0 schoolgeld, schrijvende betalende leerlingen (63 ct./md) ? x 63 ct./md 30 x 63 ct./md schoolgeld niet schrijvende betalende (43 ct./md) ? x 43 ct./md 29 x 43 ct./md
1838-1839
1839-1840
252 252 0 0 100 (tot 1843) 100 0 0 ? x 63 ct./md 60 x 63 ct./md ? x 43 ct./md 53 x 43 ct./md
1843-1844 ? 200 50 ct /kind/md 0 ? x 63 ct./md ? x 43 ct./md
De schoolwet van 23 september 1842 wijzigde de manier waarop de onderwijzers werden vergoed. Ook het bureel van weldadigheid zou voortaan – indien het daar de middelen toe had – moeten bijdragen in de bekostiging van het gratis onderwijs der arme kinderen. Er bestonden regels om te bepalen wie al dan niet als arm kon worden beschouwd. Arme kinderen werden bovendien alleen maar tot het gratis onderwijs toegelaten als ze waren ingeënt. 1844-45 Hoofdonderwijzer Staatswedde Wedde ten laste van de gemeente Toelage gemeente voor arme leerlingen Bijdrage bureel voor arme leerlingen schoolgeld, schrijv.betalende leerl. (63 ct./md) schoolgeld niet schrijv.betalende (43 ct./md) Ondermeester Gemeente-wedde Toelage gemeente voor arme leerlingen
1845-46
1846-47
1847-48
1848-49
1849-50
? ? ? ? ? ? 200 200 200 200 352 350 100 100 100 100 266 288,42 50 f 0 0 0 0 0 ? x 63 ct./md ? x 63 ct./md ? x 63 ct./md ? x 63 ct./md ? x 63 ct./md ? x 63 ct./md ? x 43 ct./md ? x 43 ct./md ? x 43 ct./md ? x 43 ct./md ? x 43 ct./md ? x 43 ct./md 200 0
250 0
1850-51 1851-52 1852-53 1853-54-55 1855-56 1856-57 Hoofdonderwijzer Staatswedde ? ? ? ? ? ? Wedde ten laste van de gemeente 350 350 350 300 300 300 Toelage gemeente voor arme leerlingen 270 374 303 200 260 240 Bijdrage bureel voor arme leerlingen 0 50 50 50 50 50 schoolgeld, schrijv. betalende leerl. (63 ct./md) ? x 63 ct./md ? x 63 ct./md ? x 63 ct./md ? x 63 ct./md ? x 63 ct./md ? x 63 ct./md schoolgeld niet schrijv. betalende (43 ct./md) ? x 43 ct./md ? x 43 ct./md ? x 43 ct./md ? x 43 ct./md ? x 43 ct./md ? x 43 ct./md Ondermeester Gemeente-wedde 300 300 300 300 300 300 Toelage gemeente voor arme leerlingen 0 0 0 0 0 0 Bijdrage bureel voor arme leerlingen 0 0 0 0 0 0
108
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
In 1853-1854 werd de gemeentelijke toelage voor het onderwijs der arme kinderen met 1/3 verminderd “omdat toch maar de helft van de aangenomen arme kinderen de lessen volgde”. In 1856-57 heette het ‘dat de 81 ingeschreven arme kinderen toch alleen maar in de winter, dus gedurende 6 maanden de lessen volgden’. 1857-58 1858-59 1859-60 1860-61 1861-62 1862-63 Hoofdonderwijzer Staatswedde ? ? ? ? ? ? Wedde ten laste van de gemeente 300 300 300 300 300 300 Toelage gemeente voor arme leerlingen 324 356 280 x 2/3 280 x 2/3 544 x 2/3 664 x 2/3 Bijdrage bureel voor arme leerlingen 50 50 50 x 2/3 50 x 2/3 50 x 2/3 50 x 2/3 schoolgeld, schrijv. betalende leerl. (63 ct./md) ? x 63 ct./md ? x 63 ct./md ? x 63 ct./md ? x 63 ct./md ? x 63 ct./md ? x 63 ct./md schoolgeld niet schrijv. betalende (43 ct./md) ? x 43 ct./md ? x 43 ct./md ? x 43 ct./md ? x 43 ct./md ? x 43 ct./md ? x 43 ct./md Ondermeester Gemeente-wedde 300 300 300 300 300 300 Toelage gemeente voor arme leerlingen 0 0 280 x 1/3 280 x 1/3 544 x 1/3 664 x 1/3 Bijdrage bureel voor arme leerlingen 0 0 50 x 1/3 50 x 1/3 50 x 1/3 50 x 1/3
Op 24 november 1858 moest de gemeente een opgave maken van de totale inkomsten van onderwijzer en ondermeester. Slachmuylders had een totaal inkomen van 1711,64 fr., samengesteld als volgt: jaarwedde 300 fr. + vergoeding voor het onderwijs aan de arme kinderen 388 fr. + schoolgeld (hele jaar) van de betalende leerlingen 798 fr. + gratis woonst ter waarde van 100 fr. + tractement als gemeenteontvanger 125,64 fr. Ook zonder zijn inkomen als gemeente-ontvanger was dat ruim meer dan het wettelijke minimum van 700 fr. Ondermeester De Bruyn daarentegen had enkel zijn jaarwedde van 300 fr., hetgeen 200 fr. minder was dan het wettelijk opgelegde minimum. Voor het onderwijs aan de arme kinderen, dat voor het overgrote deel door hem gegeven werd, kreeg hij niets. Vanaf het schooljaar 1859-1860 werd deze onrechtvaardigheid verholpen door de ondermeester 1/3 van de toelagen voor het onderwijs der arme kinderen te geven. Het type-schoolreglement van 1859, het KB van 10 januari 1863 en het uitvoerend besluit van de gouverneur van Brabant van 27 maart 1863 probeerden wat uniformiteit te krijgen in de beloning der schoolmeesters en meesteressen. De onderwijzers van de gemeentescholen werden vanaf dan vergoed in functie van de categorie waarin de school door de schoolinspectie was ondergebracht. In 1863 werd de gemeenteschool van Malderen in de 1 ste categorie gerangschikt. Dat betekende concreet voor de onderwijzer: - Een vaste jaarwedde van 350 fr. (voor latere aanpassingen zie tabel hieronder) - + een vergoeding voor het onderwijs aan de arme kinderen à 2/3 van 6,00 fr. per kind (werd ½ van 12 fr. vanaf 1875-1876) - De betalende kinderen betaalden voortaan allemaal 6,96 fr. per jaar, waarvan 2/3 voor de onderwijzer. En voor de ondermeester: - Een vaste jaarwedde van 300 fr. (voor latere aanpassingen zie tabel hieronder) - + een vergoeding voor het onderwijs aan de arme kinderen à 1/3 van 6,00 fr. per kind (werd ¼ van 12 fr. vanaf het schooljaar 1875-1876) De betalende kinderen betaalden allemaal 6,96 fr. per jaar, waarvan 1/3 voor de ondermeester. Onderwijzer, arme kinderen à 4 fr. Betalende à 6,96 fr. x 2/3r. Vaste wedde Onderwijzer totaal Ondermeester, arme kind. à 2 fr. Betalende à 6,96 fr. x 1/3 Vaste jaarwedde
1863-64 1864-65 1865-66 1866-67 1867-68 1868-69 1869-70 1870-71 114 = 456 fr. 118 = 472 119 = 476 124 = 496 133 = 532 149 = 596 145 = 580 136 = 544 59 = 274 fr. 59 = 274 fr. 59 = 274 59 = 274 59 = 274 59 = 274 ?= ? 98 = 456 = 350 fr. 350 800 800 800 800 800 800 114 = 228 fr. 118 = 59 = 137 fr. 59 = 137 fr. = 300 fr. 300
119 = 59 = 137 600
124 = 59 = 137 600
133 = 59 = 137 600
149 = 59 = 137 600
149 = ?= ? 600
149 = 98 = 228 600
De serieuze weddeverhoging van 1865-1866 was door de wet opgelegd. Het waren standaardweddes voor een gemeenteschool van de 1ste categorie. Vanaf 1866 werd ook de beer van de gemakken van de gemeenteschool bij publiek opbod verhuurd. Een deel van die opbrengst kwam de onderwijzer ten goede. Vanaf 1871-1872 kwam er een tweede ondermeester in de (nieuwe) gemeenteschool van Malderen en werden de weddes herbekeken en herverdeeld. Het loon van de hoofdonderwijzer zou voortaan bestaan uit: een vaste jaarwedde van 800 fr. + 1/3 van de opbrengst der betalende leerlingen + 1/2 van de vergoeding voor de arme leerlingen (die opgetrokken werd tot 8 fr. per kind en per jaar). Het loon van iedere ondermeester zou bestaan uit: een vaste jaarwedde van 600 fr. + 1/3 van het schoolgeld der betalende leerlingen + 1/4 van de vergoeding voor de arme kinderen. Vanaf het schooljaar 1871-1872 werd de vergoeding voor het onderwijs der arme kinderen opgetrokken naar 8 fr. per jaar en per kind (hiervoor bleef het bureel van weldadigheid ieder jaar 50 fr. betalen, vanaf 1874-1875
109
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
werd deze bijdrage verhoogd tot 100 fr., nog later tot 125 fr.). Het schoolgeld der betalende leerlingen bleef onveranderd op 6,96 fr. Onderwijzer, arme kinderen à 4,00 fr. Betalende à 6,96 fr. x 1/3. Vaste wedde Onderwijzer totaal 2 Ondermeesters, arme kind. à 2,00 fr. elk Betalende à 6,96 fr. x 1/3 Vaste jaarwedde
1871-72 148 = 592 fr. ?=? = 800 fr.
1872-73 162 = 648 92 = 213 = 800 fr.
148 = 296 fr. ?=? = 600 fr.
162 = 324 92 = 213 = 600 fr.
1875-76 Onderwijzer, arme kinderen à 6,00 fr. Betalende à 6,96 fr. x 1/3. Vaste wedde Onderwijzer totaal 2 Ondermeesters, arme kind. à 3,00 fr. elk Betalende à 6,96 fr. x 1/3 Vaste jaarwedde
? ? ? ?
Vanaf het schooljaar 1875-1876 werd de vergoeding voor het onderwijs van arme kinderen van 8 tot 12 fr. per kind en per jaar opgetrokken. Tevens werd deze vergoeding van dan af verdeeld tussen de hoofdonderwijzer (de helft) en ¼ voor ieder der hulponderwijzers. Deze verandering werd als volgt gemotiveerd: “... Overwegende dat het toch de hoofdonderwijzer (Callens) is welke alleen de zware verantwoordelijkheid der school op zich draagt, hij toch heel en gansch met het bestuur gelast is en, wij durven het hoog bekennen, dat hij het is welke onze tegenwoordige gemeenteschool op den voet bracht en houdt waar wij haar thans zien, hetgeen genoeg blijkt uit den uitslag der laatste prijskampen tusschen de leerlingen van de lagere scholen. In aanmerking nemende dat de hoofdonderwijzer, buiten de dagschool, eenen koers in de Fransche taal geeft, gratis voor de behoeftige leerlingen, dat aldus in den laatsten prijskamp een behoeftig leerling der gemeenteschool van Malderen eenen prijs in de Fransche taal behaalde, dat er van dien kant den hoofdonderwijzer wel iets zou mogen vergoed worden in het steungeld voor het onderwijs der arme kinderen. Gezien ook dat het traktement der hulponderwijzers, door eene geringe vermindering, nog tamelijk hoog zal blijven, hetgeen zij zelven met instemming bekennen, hierin volkomen hunne toestemming gevende.” Eind 1884, na het einde van de schoolstrijd werd de intussen ontstane vrije school van de kloosterzusters, met 2 onderwijzeressen, geadopteerd. De vergoeding voor het onderwijs der arme kinderen bleef 12 fr. per kind en per jaar maar zou nu tussen de 2 scholen verdeeld moeten worden. Het schoolgeld van de betalende kinderen, dat nog altijd 6,96 fr. bedroeg werd verhoogd tot 8,25 fr. per jaar en per kind. De verdeling gebeurde als volgt. 1884-85
1885-86
1894-95
1895-96
? ? ?
121 = 871 fr. ? ?
? ? ?
121 = 581 fr. ? ?
154 = 1109 ? 2000 fr. ? 154 = 739 ? 1000 fr.
0 0 2200 fr. 0 0 0 1100 fr.
? ? ? ? ? ?
94 = 564 fr. ? ? 94 = 564 fr. ? ?
151 = 906 fr. ? 1200 fr. 151 = 906 fr. ? 1100 fr.
0 0 1275 fr. 0 0 1175 fr.
Gemeenteschool Onderwijzer, arme kinderen à 12,0 fr. x 3/5. Betalende à 8,25 fr. x 3/5. Vaste wedde Onderwijzer totaal 1 Ondermeester, arme kind. à 12,0 fr.x 2/5 Betalende à 8,25 fr. x 2/5 Vaste jaarwedde Geadopteerde school Bestuurster, arme kinderen à 12,0 fr. x 1/2 Betalende à 8,25 fr. x 1/2 Vaste wedde Onderwijzeres, arme kinderen à 12,0 fr. x 1/2 betalende à 8,25 x 1/2 Vaste jaarwedde
Met de schoolwet van 15 september 1895 werd het algemeen gratis lager onderwijs ingevoerd. De vergoeding voor het onderwijs der arme kinderen en het schoolgeld der betalende kinderen vielen weg en de vaste jaarwedde werd overeenkomstig aangepast. De aangepaste vaste weddes die we in het archief vonden lijken echter veel te laag te zijn. Later werd een systeem van eerst 4-jaarlijkse en daarna 2-jaarlijkse weddeverhogingen ingevoerd. Hieronder de wedde-evolutie van een aantal onderwijzers en onderwijzeressen nà 1895. Jongensschool Callens, hoofonderwijzer 1896 Schilders 1892 (aanvangswedde) 1896 (hulponderwijzer) 1900 1902 (hoofdonderwijzer) 1908
Vaste wedde Huisvesting Bestuur 2200 1100 1200 1300 1400 1500
300 in natura
300 in natura 300 in natura
Vaste wedde Huisvesting Bestuur Cuyckens, hulponderwijzer 1912 (aanvangswedde) 1915 1916 1918 Meisjesschool
110
1100 1200 1500 1600
150 150
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Jongensschool Vaste wedde 1909 1800 1916 2400 1918 2500 De Paepe, hulponderwijzer 1902 1100 1903 1200 Van Steen, hulponderwijzer 1902 (beginwedde) 1100 1904 1200 1911 1300 1915 1400 1917 1900 Van Meerbeeck, hulponderw. 1905 (aanvangswedde) 1100 1910 1200 1914 1300 1916 1700
Huisvesting Bestuur 300 in natura 300 in natura 200 300 in natura 200
150 150
300
Louis De Bondt
Vaste wedde Huisvesting Bestuur Fabronius, hoofdonderwijzeres 1896 1899 E.J. Goris, hoofdonderwijzeres 1899 1902 Van Roey, 1ste hulponderw. 1896 1902 Tierens, 2de hulponderwijzeres 1898 (aanvangswedde) 1902 M. Vermaesen, 1ste hulponderw. 1912 (aanvangswedde) 1913 1915 1917
1275 1045,50 1045,50 1050 1175 1175 590 950 1100 1200 1300 1500
150 150
Voor het jaar 1920 werden de onderwijzersvergoedingen als volgt aan de levensduurte aangepast. Naam Schilders Victor Van Steen P.J. Cuyckens Emiel Gorremans Fr. De Wachter A.M. dame Goris Julia dame Nuyts Rosalie dame Snijders Angela juf. Vermaesen Maria
schoolhoofd onderwijzer onderwijzer onderwijzer schoolhoofd onderwijzeres onderwijzeres onderwijzeres
jaarwedde 3000 3000 3000 3000 75 1400 1400 1400 2600
verhoging 2350 1450 1000 300 800 520 490 1040
bestuur 400
huisvesting 400 200 200
400
familieverg. 700
dienstjaren 28 16 10 3 -
400 200
IETS OVER DE SCHOOLUITRUSTING Op 23 december 1836 was het volgende meubilair in de gemeenteschool van Malderen aanwezig: “14 lessenaars, 45 letterplanken, 9 leestafels, 1 leesmachien, 2 bordens, 1 meter, eenen vierkanten meter dienende ter uitlegging der oppervlakte, geheel het metriek stelsel volledig, bestaande in gewichten, alle de maten voor droge waren te beginnen met den 1/2 mudde tot en met het 1/2 maatje, en voor de natte waren, van den dubbelen liter tot en met het half maatje, en een kaarte generaal van het Belgenland.” Voor de nieuwe gemeenteschool die bij het begin van het schooljaar 1871-1872 op de Kouterbaan in gebruik genomen werd (en waar een derde klas aan toe gevoegd was), waren vele nieuwe schoolmeubelen nodig. Op 8 november 1871 besprak de gemeenteraad een bestek dat door de kantonnale schoolinspecteur was opgemaakt. De totale geraamde kosten liepen op tot 5136 fr. Alleen een estrade van 80 fr. werd overbodig bevonden omdat men die alleen voor de jaarlijkse prijsuitdeling nodig had en men die voor die dag gemakkelijk ergens kon lenen (het zullen wel biervaten van de plaatselijke brouwerij geweest zijn, nemen we aan). Een deel van de schoolmeubelen zou van “het Amerikaanse stelsel” moeten zijn en de aanbesteding zou openbaar moeten gebeuren. Omdat de gemeente te weinig liquide middelen had zou ze – om haar eigen aandeel van 1/3 te bekostingen – bij burggraaf De Beughem 1695 fr. moeten lenen voor een termijn van 5 jaar tegen de schappelijke intrest van 4 %. Op 13 maart 1872 ontdekte raadslid de Penaranda echter dat er moeilijkheden te verwachten waren. Bij een aanbesteding voor de gemeenteschool van Schaarbeek was immers een zekere heer Belot opgedoken die beweerde de exclusiviteit voor het Amerikaanse stelsel te bezitten. De openbare aanbesteding werd daarom – in afwachting dat de situatie wat duidelijker zou worden – uitgesteld. Intussen kreeg schrijnwerker Francis Jacobs uit Puurs op 5 juni de opdracht om alvast voor een bedrag van 775 fr. schoolmeubelen van een niet gepatenteerd type te maken.
111
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Dat alles betekende wel dat in augustus 1875 de gemeenteschool nog steeds zonder een aantal belangrijke schoolmeubelen zat. Maar het is uiteindelijk toch in orde gekomen al weten we niet wanneer en hoe.
SPECIAAL ONDERWIJS BEWAARSCHOOL Op 24 oktober 1870 vroeg de arrondissementscommissaris aan Malderen om een bewaarschool in te richten. De vraag werd door de gemeenteraad afgewezen.“Immers,” antwoordde men op 9 november, “de gemeente bezit geen hoegenaamd lokaal waarin zij thans eene bewaarschool zou kunnen inrichten. De gemeente Malderen is bovendien verdeeld in 4 wijken, en is samengesteld door verre afgelegen gehuchten waarvan de meest bevolkte tot 4 kilometers der kom van het dorp verwijderd zijn en gevolgentlijk een hinderpaal zijn de zoo teedere jonge kinderen ter bewaarschool te zenden. Daarom bestaan er geene hoegenaamde redens voor de inrichting eener bewaarschool in onze gemeente te bewerkstelligen.” Tijdens de periode van de schoolstrijd vond de liberale overheid het zeer wenselijk dat de in verdrukking komende gemeentescholen de concurrentiestrijd met de overal opduikende vrije katholieke scholen in de best mogelijke omstandigheden konden aanbinden. Niet alleen werd gevraagd om met een school voor volwassenen te beginnen maar ook met een bewaarschool. Ook deze keer was het antwoord van de gemeente op 20 oktober 1880 negatief, en wel om de volgende redenen: “Overwegende dat de bewaarscholen met een loffelijk doel worden gevraagd en ingericht. In aanmerking nemende nochtans dat op de buitengemeenten, vooral die redelijken grooten omvang hebben, het niet te verwachten staat dat de ouders hun de noodige moeite geven zullen tot het nakomen der verplichtingen hun door die inrichting opgeleid, vooral niet ten tijde van het landwerk of zeker niet gedurende het gure wintersaizoen. Om die redenen, besluit de gemeenteraad eenstemmig, een ongunstig advies te geven aan de bijvoeging bij de gemeenteschool eener bewaarschool.” We denken niet dat de zusters van de vrije meisjesschool toen al een bewaarklas hadden. Later (uiterlijk in 1926) is die er uiteraard wel gekomen, maar we hebben er in het gemeentearchief voor 1920 geen enkele verwijzing naar gevonden.
HANDWERK, HUISHOUDKUNDE, GEZONDHEIDSLEER Op 8 december 1869 vroeg de arrondissementscommissaris om een “werkzaal aan de gemengde gemeenteschool toe te voegen in welke de meisjes tot het handwerk zouden worden opgeleerd door een aan het onderwijzend personeel vreemd zijnde persoon.” Op 6 januari 1870 antwoordde de gemeente: “Overwegende dat er in Malderen reeds sedert verscheidene jaren een lokaal met werkzaal is geopend alwaar de meisjes der gemeente het handwerk leeren en de zedeleer oefenen. Dat aldaar de uitgebreidste lessen worden gegeven door een tiental onderwijzeressen onder beleid van mevrouw Alphonse de Beughem de Nederheembeeck, die daarvan alleen de bekostiging doet en daarenboven jaarlijksch bij eene plechtige uitreiking van prijzen de leerlingen volgens verdiensten beloont en aanmoedigt. Besluit eenstemmiglijk dat er geene hoegenaamde redenen bestaan eene tweede werkzaal-leerschool in onze gemeente op te richten, stemmende bij deze alle dankbetuiging voor de zoo mildadige begiftiging door voornoemde mevrouw De Beughem bewerkstelligt.” Op 11 december 1877 – nadat de schoolinspecteur opnieuw op het “aanleren van handwerk, gezondheidsleer en huishoudkunde in de lagere meisjesscholen en in de scholen voor beide geslachten” had aangedrongen en zelfs een ontwerpreglement had opgestuurd, werd eens her-
112
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
haald: “Gezien dat er in de gemeente eene school van handwerk voor meisjes bestaat, bestuurd door de hooggeboren markgravin de Beughem de Nederheembeke, met medehulp van een tiental burgersdochters, welke zonder onkosten de schoonste uitslagen oplevert... dat wijders in de gemeenteschool, door het ieverig onderwijzend personeel, de beginselen van gezondheidsleer en huishoudkunde aan beide geslachten onderwezen worden, terwijl de jongens onderricht krijgen over boomteelt, landbouw, teekenen, toonkunde, enz. gedurende de vier uren dat de meisjes in eene afzonderlijke plaats zich met handwerk onledig houden. Besluit eenstemmig voornoemd reglementsontwerp niet aan te nemen en den huidigen staat van zaken te behouden.” Kort nadien – maar we weten niet wanneer – werd juffrouw Maria Philomena Snackaerts als “meesteres voor het naaiwerk” in de gemeenteschool aangesteld. Nadat zij op 11 mei 1885 overleed en ofschoon de gemeenteschool toen nog alleen maar in naam een gemengde school was, werd zij 17 juni door Anna Maria De Wachter vervangen. De Wachter was in Malderen geboren op 6 februari 1850. Ze was getrouwd met Jozef Leopold Van Hamme, was naaister van beroep, en “scheen het best geschikt, zoo door haar deftig gedrag, hare handigheid in haren stiel, enz. om dit ambt doelmatig en volgens den zin der nieuwe schoolwet van 1884 te vervullen.” Haar jaarwedde werd vastgesteld op 100 fr. Het is mogelijk dat ze tot augustus 1887 de 9 meisjes, die toen nog in de gemeenteschool ingeschreven waren, leren naaien heeft. Daarna werd de gemeenteschool alleen nog maar door jongen bezocht. Op 23 januari 1901 werd haar jaarwedde “gezien dat er van deze wedde sedert ‘t dienstjaar 1889 inbegrepen tot heden, enkel de helft is betaald geweest. Gezien de schriftelijke verklaring waarbij dezelfde Anna Maria De Wachter afziet van alle rechten op achterstel van al de verloopen dienstjaren tot heden, en dat zij gezegde jaarwedde voor het tegenwoordige en de toekomende dienstjaren aanvaard,” tot 75 fr. verminderd. In 1920 verdiende ze dat nog steeds.
TURNEN In de eerste helft van 1893 werd het turnen officieel aan het leerprogramma van de lagere scholen toegevoegd. Daar waar Steenhuffel nog wat reserves had tegen deze vorm van opvoeding leek dit in Malderen in mindere mate het geval te zijn. In ieder geval besloot de gemeenteraad op 30 augustus om volgende gymnastische toestellen voor de lagere scholen aan te kopen: 125 kleine stokken in es, 3 grote stokken in es, 1 bal met beweegbare ring, 1 koord voor strijdspel. Het mocht wat geld kosten want er werd hiervoor niet minder dan 50 fr. van de post “onvoorziene uitgaven” gehaald.
SCHOLEN VOOR VOLWASSENEN Bij de instelling van het gemeentelijk onderwijs in Malderen, in 1823 dus, werd er al een school voor volwassenen opgericht. Dit onderwerp vormt echter een apart verhaal dat een eigen bijdrage verdient.
VARIA MATIGHEIDSBONDEN Als gevolg van de wet van 16 augustus 1887 op de openbare dronkenschap werden in het laatste decennium van de 19de eeuw in vele lagere scholen matigheidsbonden opgericht. Dat was zeker het geval in de jongensscholen van Londerzeel en wellicht ook in de gemeenteschool van Steenhuffel. De werkingsmiddelen van deze bonden bestonden uit:
113
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Liederenbundels tegen het drankmisbruik, zoals “Vergeet-mij-nietjes”, geschreven door de broers Jozef en Firmin Vinx en uitgegeven in 1904. - Een collectie anti-alcoholische platen. - Het maandblad “Sint-Jansbode”, vanaf ca 1896 uitgegeven door een zekere Senden uit Sint-Truiden. - Een (kleine) gemeentelijke subsidie om bovengenoemd materiaal aan te kopen. In Malderen horen we de eerste keer over deze matigheidsbonden op 18 maart 1907 toen ze een toelage van 25 fr. kregen van het gemeentebestuur. -
LESUREN EN VERLOFDAGEN Vanaf het schooljaar 1823-1824. De lessen werden het hele jaar door gegeven, behalve op zaterdagnamiddag, feestdagen en nog vast te stellen vakantiedagen. De schooldag liep van 8 tot 11 in de voormiddag en van 1u30 tot 4 uur in de namiddag. Het onderwijs moest worden gegeven in de “nederduytsche tael” maar als hij dat wilde mocht de onderwijzer buiten de uren ook Frans onderwijzen. Uit het schoolreglement van 11 augustus 1859. “art. 9 - Het tijdstip en duur der vacantiën zijn bepaald op elk jaar van 15 july tot en met 15 augusty ingesloten (was 15 september tot 1 october) om reden het verslag van den heer Philip Charles Slachmuylders, gemeenten onderwijzer te Malderen, blijkens welke de gemeenteschool telken jare van 15 july tot 15 augusty door meer dan het twee derde deel der leerlingen is verlaten uit oorzaak der inzameling van den oogst en andere veldvruchten, en dat den onderwijzer slechts met het één derde, wezende de jongste leerlingen, tijdens dit tijdstip zich verplicht vindt bezig te houden.” Uit het schoolreglement van 7 november 1903, dat wijziging bracht aan dat 24 juli 1897. Hoofdstuk IV - Van de schooldagen en schooluren - Van de verlofdagen en de rusttijden. Art. 33 - Ter uitzondering der in artikel 34 opgenoemde verlofdagen zijn de scholen alle dagen des jaars open. De klassen duren 2 ½ uren des morgens en 2 ½ uren des namiddags van 1 october tot 1 maart; van dan af tot 24 augustus, 2 uren des morgens en 2 uren des namiddags. Begin en einde der klas: van 1 october tot 1 meert begint de klas des morgens om 9 ure en eindigt om 11 ½ ure; des namiddags begint zij om 1 ure en eindigt om 4 ure. Van 1 maart tot 24 augustus begint de klas des morgens om 8 ½ ure en eindigt om 11 ½; des namiddags begint zij om 1 ½ en eindigt om 3 ½. Art. 34 - De verlofdagen zijn degenen bepaald in gezegd artikel en de volgende: de afgestelde feestdagen, de maandag na den 2den zondag van october (jaarmarkt), de 6 e februari (patroonof biddag) en de maandag na den 1e zondag van juli. Art. 35 - Het tijdstip en de duur der rusttijden zijn bepaald als volgt: 1) van Kerstmis tot 2de januari, 2) Van zaterdag voor tot zondag na Paschen. 3) Van 24 augustus tot 1 october. Uit het schoolreglement (gemeenteschool) van 24 februari 1913. Schooluren: gansch het schooljaar door zullen de klassen duren: - des morgens van 8 ½ tot 11 ½ ure. - des namiddags van 1 ½ tot 3 ½ ure. De verlofdagen: de verlofdagen zijn: de zondag, de kerkelijke feest- en heiligdagen, de donderdag namiddag, allerzielen, de maandag des konings, de voordag en de drij volgende weekdagen van nieuwjaar; den 21sten juli, de maandag en de dinsdag der kermis, de dagen der kantonnale onderwijzers vergaderingen, de maandag na den 2den zondag van oktober, de
114
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
maandag na den 1e zondag van juli, de begrafenis van eenen onderwijzer des krings Wolvertem, de 6e februari, den 23e Oogst. In zo’n gevallen vervangen deze de wekelijksche verlof.) De Vacantien - De Paaschvacantie begint met witten donderdag en eindigt met bloken paschen. - De groote vacantie begint den 24 oogst en eindigt den 1e october. Schoolwandelingen: om het onderwijs meer aanschouwelijk, praktisch en aantrekkelijk te maken, naar den wensch der schoolwet mogen de onderwijzers schoolwandelingen doen. Deze wandelingen hebben onderwijs ten doel, b.v. de bewerkingen op het land, het bezoeken van wel ingerichte veestallen en kiekenkweekerijen, den maaltijdplanten leeren kennen, den loop der beek, de grondsoorten van Malderen, de orienteering... - Duur der wandeling: ééne wandeling mag den ½ dag niet te boven gaan. - De hoofdonderwijzer zal gelast zijn met het toezicht. Hij zal over de noodzakelijkheid daarvan waken. Schoolreisjes: om dezelfde redens mogen jaarlijks één of twee schoolreisjes gedaan worden ’t zij met gansch de school of per klas; die reisjes mogen den duurtijd van éénen dag omvatten. De hoofdonderwijzer zal hiervan het schepenkollegie en den kantonalen opziener op voorhand verwittigen.
LESSENPROGRAMMA Uit de organieke wet op het lager onderwijs van 23 september 1842. Door de wet opgelegde lessenprogramma: godsdienst, moraal, lezen, schrijven, metriek stelsel, rekenkunde, moedertaal en Frans. Uit het nieuwe schoolreglement van 7 november 1903 Lesprogramma: Het lager onderwijs omvat al de verplichtende vakken met de beginselen van landbouwkunde. Het bevat dus niet de “niet verplichtende vakken”. 9 september 1905: “De burgemeester doet uitschijnen dat, alhoewel vlaamsch gezind, het noodzakelijk is het aanleeren der Fransche taal op het programma te brengen, ten einde alle behoeftige kinderen in staat te stellen eenen dienst of bediening aan te vangen, alwaar de twee talen onmisbaar zijn. Hij stelt dan voor op het programma te laten inschrijven dat er dagelijksch een halve uur Fransche les zal gegeven worden.”
INENTINGEN EN GENEESKUNDIG TOEZICHT Vanaf het ontstaan van de gemeenteschool werden alleen kinderen aangenomen die tegen de koepokken ingeënt waren of die de pokken al hadden gehad. Aan het bekomen van gratis onderwijs werd de voorwaarde verbonden om de kinderen te laten vaccineren. Deze inentingssessies werden door de gemeente in de school zelf georganiseerd. Na de eerste wereldoorlog is er ook een stelsel van gratis geneeskundig toezicht in de scholen gekomen. Op 8 oktober 1919 legde schoolinspecteur Bouts dit systeem – waar net voor het begin van de oorlog ook al sprake van geweest was - in een brief aan het gemeentebestuur uit. Op 26 februari 1920 werd de inrichting ervan aangenomen met 4 stemmen tegen 2 en 1 onthouding (die van burgemeester Rombauts die zich onthield omdat hij zelf dokter was) aangenomen. Op 31 mei 1920 werd dokter Jan Baptist Rombauts met 3 stemmen en 2 onthoudingen voor onbepaalde tijd met dit toezicht in de Malderense scholen belast. Hij was de enige kandidaat. Zijn vergoeding zou daarvoor in 1920 886 fr. (of 2 fr. per leerling) bedragen.
115
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
ONDERWIJS EN ONDERWIJZERS
Steenhuffel (1593-1920) door Louis De Bondt het grootste deel van de in deze bijdrage verwerkte gegevens komt uit het ‘hedendaags’ gemeente-archief van Londerzeel, dat, tot 1920, gedigitaliseerd werd door Louis De Bondt en Robert De Roeck.
Vanaf Gemengde Vrije school 1 Gemengde Vrije school 2 Gemengde GemeenteVrije jongensschool school Vrije meisjesschool Vrije bewaarschool
1593 Joos Vd Stappen
1599 Willem Vd Stappen
1620 Jaak Vd Perre
1668 Hendrik Van Opstal
Vanaf 1726 1750 1763 1775 1798 Gemengde Vrije school 1 Joos Vd Eede Jaak Vd Eede J.B. Moortgat Gemengde Vrije school 2 Gemengde Gemeenteschool
1802
Vrije jongensschool Vrije meisjesschool Vrije bewaarschool
Vrije jongensschool Vrije meisjesschool
De Backer
Julie Blondiau Anastasia Buysschaert M Van Lommel
Vrije bewaarschool
1884
1888 1890
1893
Eduard Casteels August Sterck F. Hens Eveline De Smedt Aug. Sterck L. Goelen
1898 1902
J. Alf. Vd Branden
Daelemans Ceulemans R. De Ridder M. Th. Heymans Joanna Francisca Van Hoeymissen Theodorine Clara Cobbaert
Vanaf 1902 1907 1915 1916 1918 1919 > Gemengde Vrije school 1 Gemengde Vrije school 2 Gemeenteschool jongens Eduard Casteels Jan Alfons Van den Branden L. Casteels Frans Amedé Hammenecker J. Van Doorslaer Georges Van Assche August Robberechts De Man A.E. Verheyden Vrije jongensschool Vrije meisjesschool Theodorine Clara Cobbaert Rosalie De Ridder J.F. Van Hoymissen Vrije bewaarschool Maria Jamaer A. Van den Bosch
116
1717 Alexander Vd Bossche
1822 1825 1830 1844 1847 1853 Ludovicus Moortgat M.J. Moortgat Jan Baptist Verhavert J. Marin Meeus J.F. De Ridder
Leclerc
Vanaf/tot-vanaf 1853 1854 1855 1868 1869 1872 1873 1879 Gemengde Vrije school 1 Gemengde Vrije school 2 (Gemengde) Gemeentsch. Jean Marin Meeus Pierre Faes
1696 Bartholomeus Cuvelle
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
I DE KOSTERSCHOOL (1593-1719) In 1601 werd in Steenhuffel een nieuwe koster aangesteld. Bij die gelegenheid werd ook zijn taakomschrijving op papier gezet. Het geven van onderwijs was daar niet bij. Het decanaal visitatieverslag van 1602 bevestigt echter dat er toen in de parochie wel degelijk een school bestond. Deze was opgericht door de pastoor met medewerking van de koster die tevens “schoolmeester” was. De pastoor in kwestie was Nicolaes Wieck die tot 1610 ook de parochies Malderen en Lippelo bediende. Hij was de eerste pastoor na de desastreuze beroerde tijden en de school kan dus niet voor 1593 zijn opgericht.
Joos Van der Stappen (1593-1598). De koster vanaf ca 1573 - en dus ook de medestichter van de school - was Joos Van der Stappen 18. Hij was de zoon van Peeter (die tussen 1546 en 1557 schepen en meier van Steenhuffel was) en van Beatrijs van Horenbeke. Joos was getrouwd met Anna De Keersmaecker en had 5 kinderen 19. Hij was tevens herbergier en overleed waarschijnlijk in 1603. Een paar jaar eerder, in 1601, had hij de kosterij al aan zijn neef Guillielmus Van der Stappen overgelaten. Of Joos ook echt een deel van de Steenhuffelse jeugd onderwezen heeft is niet zeker. In ieder geval blijkt uit documenten waarin zijn naam vernoemd werd 20 dat hij daarvoor zeker de vereiste kennis en kwaliteiten had.
Guillielmus Van der Stappen (1599-1620). Zowel in de armenrekeningen van 1599 als in die van 1615 wordt deze Guillielmus als koster en schoolmeester (ludens magister) vermeld. Volgens een bepaalde bron is hij dat tot zeker 1645 gebleven maar we denken dat dit een misvatting is. Guillielmus was omstreeks 1580 geboren als zoon van Jan (een broer van de vorige koster Joos) en Tanneken Henrix. Hij was getrouwd met Petronella (Pierijnken) Smet, had 4 kinderen en is op zeer hoge leeftijd in Steenhuffel, namelijk op 5 september 1666, overleden. Niet alleen is hij als koster en onderwijzer bekend, maar het plaatselijke archief noemt hem ook als tiendenpachter en als meier van het laathof Vander Poorten en van Diepensteyn.
Jaak Van der Perre (1620-1668). Vermoedelijk heeft Guillielmus Van der Stappen zijn kosterij annex winterschool in 1620 overgelaten. In het decanale visitatieverslag van 1621 wordt het bestaan van de school opnieuw bevestigd en wordt Jaak Van der Perre als koster-onderwijzer genoemd. Over deze Van der Perre hebben we weinig informatie gevonden. Hij was omstreeks 1585 geboren. Mogelijk was hij de zoon van Hendrik uit Londerzeel en de broer van Jan die in deze periode kapelaan in Steenhuffel was. We weten niet of hij getrouwd was en met wie. Wèl weten we dat hij op 21 maart 1668 in Steenhuffel overleed en dat hij toen nog altijd koster was. Denkelijk heeft hij ook tot op het einde van zijn leven les gegeven.
18
Andere bronnen beweren echter dat Zeger Goossens tot in 1601 koster van Steenhuffel was en toen stopte na 40 jaren dienst. In een ander artikel proberen we dit dilemma op te lossen. 19 Dat wil zeggen 5 opgegroeide kinderen. Omdat het oudste doopregister van 1645 dateert, kennen we vroegere individuen alleen maar als ze in een akte of elders vermeld worden. 20 Zo onder meer de notities van Adriaen van Marselaer, oud schepen van Antwerpen, over het bezoek dat hij in 1593 aan oude Marselaer-sites te Steenhuffel bracht.
117
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Hendrik Van Opstal (1668-1676). Van 1668 tot 1679 (en mogelijk tot 1693) werd de kosterij in Steenhuffel beheerd door Joos Van den Bossche. Deze gaf geen les. In 1668 verkochten hij en zijn vrouw Petronella Biesemans 25 roeden weide in de Smisstraat aan Hendrik van Opstal, die dan expliciet ‘schoolmeester’ wordt genoemd. In 1672 en 1676 was hij dat nog steeds. In 1680 zou dezelfde Hendrik volgens bepaalde bronnen ook koster worden, al heb ik dat in de registers van de schepenbank niet zelf gezien. Hendrik Van Opstal was geboren te Malderen op 13 maart 1641. Hij was de zoon van Hendrik senior en Anna Van Kousbroeck. In 1676 trouwde hij met Anna Cleymans en later, in 1687, met Margaretha Goossens. Hij overleed op 22 september 1676. Ik weet niet wie hem als schoolmeester heeft opgevolgd.
Bartholomeus Cuvelle (1697-1719). De volgende naam van een schoolmeester vonden we in de rekening van de armen van het jaar 1704. Daarin staat: “Inden eersten comt te blijcken ... dat den rendant betaelt heeft aen meestere Bartholomeus Cuvelle de somme van 7 guldens 9 stuijvers over gheleert te hebben in qualiteijt van schoolmeester door agreatie vanden overleden pastoor 9 arme kinderen.” Cuvelle was beslist geen koster (dat was Jan Van den Bossche). In 1700 staat hij in de registers van de schepenbank van Steenhuffel 1 keer als drossaard vermeld. Zou dat een vergissing zijn? In 1709 bezat hij volgens de “generaele metingh en caertboeck” van Jan Van Acoleyen een ruime woning op de hoek van de markt en de Brusselsestraat in Londerzeel. Mogelijk had hij daar eerder ook les gegeven, maar een vraag van de schepenbank aan de inwoners van Londerzeel om aalmoezen voor de bouw van een school te geven kende geen succes. Misschien was dat de reden waarom hij naar Steenhuffel verhuisde. We weten niet waar hij vandaan gekomen was. Misschien was het uit de buurt van Rijsel waar in die tijd vele naamgenoten woonden. Mogelijk was hij een achtergebleven soldaat uit het grote Franse leger dat hier in 1697 had gekampeerd en was hij als onderwijzer aangeworven omdat hij de kinderen naast het Vlaams uit Rijsel ook een aardig mondje Frans kon leren. Op 19 februari 1704 was hij in Steenhuffel echter getrouwd met Jacoba Van Meulders en amper 6 dagen later werd hun (of haar) eerste kind geboren. In 1705 en 1708 volgden nog een dochter en een zoon. Cuvelle overleed in Steenhuffel op 28 januari 1719. De geciteerde tekst uit de armenrekening van 1704 leert ons dat niet alleen de rijke kinderen onderwijs genoten maar dat de armentafel van Steenhuffel ook het onderricht bekostigde van 9 arme kinderen die vooraf door pastoor Carolus Raguet uitgekozen waren. Bartholomeus Cuvelle is voor 1721, niet in Steenhuffel, overleden.
Enkele vaststellingen over het onderwijs in Steenhuffel in de 17de eeuw. In de schepenregisters van de schepenbank van Steenhuffel komt het thema ‘lager onderwijs’ haast nooit aan bod. We leren wel dat de belangrijkste families enkele notarissen en advocaten hebben voortgebracht, maar dat is het onderwerp van deze studie niet. Volgende vaststellingen zijn echter het vermelden waard. Het belang van een degelijk onderwijs. Toen Anna Breem op 20 oktober 1643 overleed liet ze 2 minderjarige kinderen na. Ofschoon hun vader, Joos de Maerschalck 21, nog leefde en er geen redenen zijn om hem er van te verdenken dat hij zijn plicht niet deed, vonden zowel zijn eigen familie als die van Anna Breem het verstandig om door de schepenbank van Steenhuffel op papier te laten zetten waaraan hij zich te houden had. Hij stond namelijk op het punt om te hertrouwen met Cathelijne van Hoorick en er zouden nog wel kinderen komen. 21
Joos de Maerschalck, zoon van Wouter en Jenneken Brusselman, was brouwer en schepen van Steenhuffel van 1646 tot 3 april 1676, de d ag dat hij overleed.
118
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Op 20 maart 1645 22 beslisten zij dat Joos “zal gehouden zijn zijne voorschreven twee kinderen te doen schole gaen, leeren leesen ende schrijven, ende tot dien elck een ambacht daer mede sij eerlijck hennen cost sullen moeghen oft cunnen winnen alwaert tzij ende onderhouden hen van eten ende drancken, eerlijck cleeden ende reeden, tot dat zij zullen gecomen wesen totten ouderdom van achtien jaeren…” Dit maar om aan te geven dat een behoorlijk onderwijs, zeker in de betere Steenhuffelse kringen, zeer belangrijk werd geacht. Het is overigens in orde gekomen. De financiering van het onderwijs. Het onderwijs zal wel niet gratis geweest zijn, maar toch werd ook een beetje met de behoeftigen rekening gehouden. We weten dat de eigenaar van minstens 1 hofstee in Steenhuffel “met drij huysen, schuere, stallen ende andere edifitien daerop staende, in de Dorpstraete, groot mette lande oft weyden daeraen gelegen twee bunderen tusschen Delst oft Doelen in deen zijde ende in dandere tsHeeren straete” verplicht was om ieder jaar “een veertel tarwe Mechelsche maete aende schoolkinderen van Steenhuffele” te betalen 23. Dat hier over een tarwe-cijns gesproken wordt doet vermoeden dat het een oude erfdienstbaarheid betrof. In de 17de eeuw was die al lang door een geldbedrag vervangen. In augustus 1713 is nog sprake van een stuk grond, namelijk de Bastaardput op het Geertruyenveld tegenover het begin van de Meir, dat onder meer belast was met een jaarlijkse cijns van “eene mechelsche viertel terwe aende arme scholieren deser prochie van Steenuffle”24. De meisjes werden niet vergeten. In 1673 was Jenneken Jacobs al 2 keer weduwe. Van haar 1ste man Gillis Huyghe, waarmee ze in Steenhuffel op 6 mei 1659 getrouwd was, had ze 1 dochter Anneken Huyghe (ik weet niet waar en wanneer ze geboren was). Van haar 2de man Adriaen Simoens, waarmee ze, ook in Steenhuffel, getrouwd was op 8 januari 1670 en die er op 20 mei 1673 overleed, had ze eveneens een dochtertje, Elisabeth Simoens (in Steenhuffel geboren op 23 juli 1671). Vooraleer een 3de keer met Peter Alens te trouwen (ze waren al in ondertrouw) werd, speciaal voor de twee kinderen, op 17 november 1673 een voorhuwelijkscontract gemaakt 25 waarbij hun moeder maar vooral haar toekomstige derde man er zich toe verbonden dat Anneken Huyghe en Elisabeth Simoens “sullen moeten worden opgebrocht inde catholycke religie ende voorders onderhouden behoorlijck van cost ende dranck, cleeren ende lijnwaet naer staet, ende sal vermogen ter scholen te gaen tot haer achtien jaeren ten minsten alle winters vier maenden.”
II DEEMSTERING VAN HET ONDERWIJS (1719-1794) We hebben geen namen van onderwijzers uit de periode nà 1719 gevonden. De kosters waren achtereenvolgens Alexander Van den Bossche (1717-1726), Joos Van den Eede (17261750), Jaak Van den Eede (1750-1763), Jan Baptist Moortgat (1763-1775) en Simon Moortgat (1775-1797). Alleen van Jan Baptist Moortgat, zoon van Peeter en Maria Vertonghen, weet ik zeker dat hij ook les gegeven heeft. 22
Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6941, f° 126. Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6942, f° 301v en 305v (1661) en 351v (1663). 24 Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6946, f° 212v. 25 Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6943, f° 208-212. 23
119
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Op 11 augustus 1775 verkochten hij en zijn vrouw Anna Maria Lemmens een deel van hun woning ‘de Koning van Spanje’, gelegen op de Elst, aan Jacobus vander Stappen. In die koop waren begrepen “een vloer, een keuken, een kamer, een kelder, een waterput en een koolhof tegen de Dorpstraat” maar NIET “de camer alsnu door de transportanten gebruyckt voor de schole”. Er moesten wat aanpassingen gebeuren om de twee cavels van elkaar te scheiden maar het is duidelijk dat de koster zijn klaslokaal verder wilde blijven gebruiken 26. Jan Baptist Moortgat had het huis ‘de Koning van Spanje’, waar ook een bollebaan naast lag, in 1762 gekocht van de erfgenamen van de griffier van Steenhuffel Franciscus Lallemant. Zou het kunnen dat die er ook al onderwijs gegeven had? ‘Geleerd’ was hij alleszins genoeg maar of dat hij ook de Catechismus kende?
Ofschoon het Oostenrijks bestuur (1714-1794) weinig oog voor de geestelijke ontwikkeling van de bevolking had, gingen de kosterscholen dus niet helemaal verloren. Later, wanneer het onderwijs opnieuw georganiseerd werd, zouden het trouwens opnieuw de kosters zijn die het heft in handen namen. Hoewel de geprivilegieerden alleen tijdens de wintermaanden – als er geen werk op het veld was – les ontvingen en hoewel het godsdienstonderricht ongetwijfeld op de eerste plaats kwam, heeft pater Joris Vertonghen 27 voor ons berekend dat tegen het einde van de 18de eeuw zowat 1/3 van de volwassen van Steenhuffel op zijn minst zijn naam kon schrijven.
III ONSUCCESVOL OVERHEIDSINGRIJPEN (1794-1843) In 1794 werd België een deel van de Franse Republiek. Omdat de revolutionairen een volledig burgerlijke samenleving wensten, werden de voorrechten en vooral de invloed van de adel en de clerus afgeschaft. De principes van vrijheid, broederlijkheid en vooral gelijkheid indachtig moest iedereen die het wilde gelijke kansen en dus ook onderwijskansen krijgen. Aanvankelijk wilde de prefectuur de organisatie van het onderwijs zelf in handen nemen. Voor het hele kanton (waarvan de zetel toen Londerzeel was) werden 5 onderwijsinstellingen voorzien en tijdens de zitting van de municipale raad van 6 augustus 1798 werden hiervoor onderwijzers benoemd. Voor de gemeenschappelijke school van Steenhuffel, Rossem en Impde werd dat een zekere heer Leclerc, waarover we verder niets weten. We geloven overigens niet dat die man ooit echt les gegeven heeft. Pas na veel ellende met de plaatselijke bevolking (Boerenkrijg) en een concordaat tussen paus Pius VII en Napoleon Bonaparte (15 juli 1801), kreeg de clerus een deel van zijn vroegere invloed terug. Op 1 mei 1803 werd een nieuwe aangepaste onderwijswetgeving van kracht. De gemeenten mochten nu zelf (onder toezicht van de onderprefect) onderwijs inrichten, het aantal scholen en het onderwijsprogramma bepalen, de onderwijzers benoemen, voor de lokalen zorgen en vaststellen welke ouders voor het onderwijs van hun kinderen betalen konden. Arme kinderen moesten gratis aanvaard worden maar hun aantal mocht nooit meer dan 20 % van de totale schoolpopulatie bedragen. De gemeenten kregen bovendien de “aanbeveling” om een echte gemeenteschool (dus geen katholiek geïnspireerde) op te richten. Uit de gemeentelijke correspondentie die volgde, leren we dat Steenhuffel daar niet toe genegen was. 26 27
Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6952, folio 288 e.v. Geschiedenis van Steenhuffel door Vertonghen, Verhasselt en t’Kint, blz. 165 en 166.
120
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
De privé-school van koster Ludovicus Moortgat (1802-1843-1844). Op 21 januari 1804 schreef ‘burgemeester’ Egied Hiel aan de prefect van het departement van de Dijle dat de gemeente geen gemeenteonderwijzer kon vinden maar dat er wel een privé (lees katholieke) school bestond die alleen in de winter open was. In 1808 was de toestand nog steeds dezelfde. Het was koster-organist, Ludovicus Moortgat, die er tot 1814 de lessen verzorgde. Die bestonden uit de eerste beginselen van de Vlaamse taal, schrijven en rekenen. De lessen werden gegeven in het huis van de koster (dat stond toen bij het Sint-Genoveva-kapelletje achter de kerk) 28 en in de winter werden die door 30 jongens en 30 meisjes gevolgd. Ludovicus Moortgat was in Steenhuffel geboren op 30 mei 1777. Hij was de zoon van koster Jan Baptist Moortgat en Anna Maria Lemmens. In 1804 trouwde hij met Joanna Petronella De Greve en hij stierf in mei 1858. In 1852 was Ludovicus al zodanig versleten dat hij zijn ambt van koster niet meer kon vervullen. In 1844 was hij – om een heel andere reden – al met het lesgeven gestopt. Het is vrijwel zeker dat Ludovicus in de periode 1825-1830 een tijdje door zijn neef Martinus Josephus Moortgat (de zoon van zijn broer Simon en Anna Maria Livina Verhavert) werd geholpen. Later is die onderwijzer geworden in Leest, waar hij in 1878 (71 jaar oud) met pensioen is gegaan.
De privé-school van Jan Baptist Verhavert (1822-1848). Vanaf 1822 kwam er in Steenhuffel een tweede privé-school bij. Zoals we verder zullen zien trok ze aanzienlijk minder leerlingen dan die van Moortgat en ook het gemeentebestuur zag ze eigenlijk liever verdwijnen. Joris Vertonghen noemt Hendrik Verhavert als onderwijzer van deze school, maar in die tijd woonde er niemand met die naam in Steenhuffel. Daarentegen vonden wij in het archief alleen de naam van Jan Baptist Verhavert als schoolmeester terug. Jan Baptist was geboren in Steenhuffel op 26 maart 1796. Hij was de zoon van de maalder van de Marselaermolen Petrus Verhavert en diens eerste vrouw Maria Judoca De Maerschalck. Hij was in het leger geweest en in 1820, kort nadat hij afzwaaide, getrouwd met Joanna Van Humbeeck. De privé-school van Verhavert bleef bestaan tot het schooljaar 1847-1848 en werd dus in de lente van 1848 gesloten. In het schooljaar 1846-1847, vernamen we uit het verlag van de zitting van het schepencollege van 10 december 1846, gingen er nog 50 kinderen naar toe. Een vergelijking tussen de twee privé-scholen. Aantal leraars (1836) Aantal leerlingen (winter) 1836-1837 Aantal leerlingen (winter) 1837-1838 Aantal leerlingen (winter) 1838-1839 Aantal leerlingen (winter) 1839-1840 Aantal leerlingen (winter) 1840-1841 Aantal leerlingen (winter) 1841-1842 Lesgeld (1836) Overheidsbijdragen (1836) Lessenprogramma Klaslokaal
School Moortgat School Verhavert 1 1 144 78 meer dan 140 niet vermeld 77 jongens en 68 meisjes 40 jongens, 30 meisjes 84 jongens, 66 meisjes waarvan 20 gratis. 45 jongens, 30 meisjes 81 jongens, 69 meisjes, waarvan 10 gratis 45 jongens, 35 meisjes 82 jongens, 74 meisjes, waarvan 12 gratis. 50 jongens, 40 meisjes, 0 gratis 0,64 fr. per kind en per maand (6 md) 0,64 fr./md over 6 maanden 0 0 Vlaams schrijven volgens de oude methode, cijferen De onderwijzers waren eigenaar van de klaslokalen. De klas van Moortgat was in de kosterij achter de kerk. Waar Verhavert les gaf weten we niet.
28
Het stond tot in 1795 op de boomgaard achter de kerk en werd toen naar de huidige locatie verplaatst. Ofschoon we daar geen bewijzen voor hebben denken we dat deze verplaatsing gebeurde om plaats te maken voor de uitbreiding van de kosterschool.
121
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Lesmateriaal
De lessenaar van de leraar en de schoolbanken waren in beide scholen privéeigendom. Schoolboeken waren er niet tenzij de kinderen hun eigen boeken meebrachten. Voor de privé-school van Moortgat had de gemeente een volledige serie maten en gewichten aangekocht die eigendom van de gemeente bleef. In het schooljaar 1839-1840 werd door Lodewijk Moortgat ook tijdens de zomermaanden aan 40 jongens en meisjes les gegeven. Over de school van Verhavert wordt in dit verband niets gezegd. Wellicht wilde men alle middelen gebruiken om de school van Moortgat door de overheid als gemeenteschool te laten erkennen en te laten subsidiëren. Voor het schooljaar 1841-1842 werd expliciet vermeld dat er noch bij Moortgat noch bij Verhavert tijdens de zomer les gegeven werd. In heel de gemeente zouden dat jaar maar 5 schoolgerechtigde kinderen geen onderwijs genoten hebben!
De gemeente Steenhuffel heeft haar voorkeur voor de school van Moortgat nooit onder stoelen of banken gestoken en heeft in deze periode nooit de motivatie gevoeld om een eigen gemeenteschool te bouwen. Daar waren trouwens altijd goede redenen voor. In de Franse periode heette het dat men geen geschikte onderwijzer vond. In 1828 konden geen extra inkomsten gevonden worden omdat de belastingplichtigen door de hagelbui van 5 juli 1828 enorme schade hadden geleden... Van 1837 tot 1841 werd ieder jaar opnieuw voor Ludovicus Moortgat – die eenen grooten iever voor het onderwijs der jeugd betoont – een “tractement” uit de kas van het Rijk gevraagd maar niet gekregen. En op 10 november 1842 tenslotte schreef de gemeente aan de provinciegouverneur: “Het is te verhopen dat het lot van den heer Moortgat, den welken zoo veel iever betoont voor het onderwijs der jeugd, zal verbeterd worden door de in voeging stelling van de nieuwe wet nopens het onderwijs.”
IV – DE EERSTE GEMEENTESCHOOL (1843-1853) Die “nieuwe wet nopens het onderwijs” was de schoolwet van 23 september 1842 die de gemeenten verplichtte om minstens 1 lagere gemeenteschool te hebben waar alle kinderen moesten worden toegelaten, inclusief de kinderen van de ouders die het schoolgeld niet konden betalen. Voor hen zouden gemeente en bureel van weldadigheid moeten inspringen. Indien er al vrije privé-scholen bestonden kon de gemeente, mits akkoord van de overheid, één van hen als gemeenteschool adopteren, maar het programma moest dan wel het gehele door de wet opgelegde lessenprogramma omvatten: godsdienst, moraal, lezen, schrijven, metriek stelsel, rekenkunde, moedertaal en Frans. De gemeente mocht de onderwijzers benoemen, mits die over bewijsbare bekwaamheden beschikten. Dat bewijs moest geleverd worden door een onderwijzersdiploma en om die af te leveren werden normaalscholen opgericht. Er kwam ook een schoolinspectie. Het was de gemeente die de algemene kosten voor het onderwijs moest dragen en voor een schoolgebouw moest zorgen, maar daarvoor wel van provincie en staat subsidie kon krijgen. Het is duidelijk dat de gemeente aanvankelijk de privé-school van Lodewijk Moortgat wilde laten adopteren, maar waarschijnlijk kon die het hele lessenpakket niet aan. Vast staat hij onvoldoende de Franse taal beheerste. Desondanks vroeg het gemeentebestuur in het voorjaar van 1843 de toelating om hem voorlopig als gemeente-onderwijzer te mogen beschouwen en pas een echte schoolmeester te mogen benoemen zodra het de middelen zou hebben om een echt schoolgebouw te bouwen. Om daarvoor te zorgen werden alvast 2 gemeentelijke opcentiemen gestemd. Het ministerie van openbaar onderwijs was bereid om een kort uitstel te verlenen op voorwaarde dat de beide privé-scholen op dezelfde voet zouden worden behandeld. Daarom werd
122
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
op 12 oktober 1843 voor de allereerste keer een lijst opgemaakt van al de arme kinderen waarvoor de gemeente (40 fr.) en het bureel van weldadigheid (80 fr.) het onderwijs zouden betalen. Voor het schooljaar 1843-1844 waren dat er 53 die evenredig over de privé-scholen van Moortgat en Verhavert zouden worden verdeeld. De afstand van de woonplaats tot de school zou bepalen wie naar welke school moest gaan. Korte tijd later heeft, om redenen die wij niet kennen, Jan Baptist Verhavert zich echter uit de mini-schoolstrijd teruggetrokken en werd de vrije school van Louis Moortgat door de bestendige deputatie van de provincie voor een termijn van 1 jaar aangenomen. Verhavert bleef nog tot in de lente van 1848 als privéonderwijzer actief.
Joannes Marinus Meeus (1844-1879) Toen het interimaat van Ludovicus Moortgat op zijn einde liep moest de gemeente naar een eerste echte gemeenteonderwijzer op zoek. Er waren 4 geïnteresseerden: Jan Baptist Verhavert (de privé-schoolmeester van Steenhuffel), Joannes Petrus (of François) Moens (gewezen ondermeester in Nieuwenrode), Fideel Verhavert (particulier uit Londerzeel) en Joannes Marinus Meeus. De sollicitatiebrief van deze laatste is bewaard gebleven: “Merchtem, den 2 julius 1844 - Aen de heeren borgemeester en leden der gemeente Steenuffel – Mijnheeren - Ik heb reeds vernomen dat gijlieden wenscht te vinden eenen jongeling die bekwaem zijnde de plaets van onderwijzer der lagere school in uwe gemeente te bekleeden. Geloovende al de noodige kennissen te bezitten om dit ampt met eer te bedienen, zoo derf ik het zelve van ulieden verzoeken. Ik durf mij ook beroemen over het bezit der wetenschap van de fransche en vlamsche tael, en twijffel geenszins het onderwijs der zelve te kunnen geven, als ook der voornaemste takken die bevat zijn in het art. 6 der organische wet. Ik heb de eer bij deze vraeg te voegen een certificaet van goed gedrag, en geloovende ook in staet te zijn het hert der kinderen, aengaende de zeden en den godsdienst, te kunnen vormen. Ik verhoop, met betrouwen, dat de heeren borgemeester en leden der zelve gemeente zullen in aenmerking nemen het verzoek mijner vrage en zich te geweerdigen aen mijnen wensch te voldoen. Ik ben deze gunst van uwe regtveerdigheid verwachtende, en groete ul. met eerbied. J. Meeus”. Joannes Marinus Meeus had inderdaad sterke troeven. Hij kon niet alleen aanbevelingen voorleggen van burgemeester De Coster en vooral van pastoor De Becker, beide van Merchtem, maar men kende hem in Steenhuffel nog een beetje. Hij was hier immers op 15 februari 1819 geboren en was de zoon van Lambert Meeus en Maria Anna Caluwaerts. Vader Lambert (° Haacht 8 juni 1778) was vanaf 1809 molenaar op de Kwaadbeekmolen op de Meir geweest, eerst als knecht van de jonge weduwe van Jozef Leemans en vanaf 13 oktober 1810 als haar 2de man. Nog voor 1830 hadden zijn ouders hun windmolen moeten verkopen maar ze waren op de Meir (kruispunt met Walrotstraat) blijven wonen. Joannes Marinus Meeus was in 1840 ondermeester geworden in de private kostschool van Sacré te Merchtem en dat was hij toen hij in 1844 solliciteerde nog steeds. Tijdens de stemming in de gemeenteraad op 4 juli 1844 kreeg Meeus 6 stemmen op 9; de andere kandidaten kregen er ieder 1. Zijn voordracht werd geaccepteerd en hij werd aangenomen voor een gegarandeerde wedde van 200 fr. en de vaste belofte dat de gemeente weldra voor een school en schoolmeubelen zou zorgen. In afwachting werd het (weliswaar te kleine) oude klaslokaal met inboedel (lessenaar, schoolbanken en stoof) van Ludovicus Moortgat gehuurd tegen 60 fr. per jaar (100 fr. in 1848). Tevens werden leestafels, een “machine typographique” en een lessenaar voor de onderwijzer aangekocht. Meester Meeus begon op 18 oktober 1844 in Steenhuffel les te geven. Twee weken later, op 5 november 1844 werd het allereerste schoolreglement goedgekeurd
123
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Op 24 september 1845 werd de toestand van het gemeentelijk onderwijs in Steenhuffel als volgt samengevat:“Den gemeynten onderwijzer oefent zijne functien uyt ten onze volle voldoening. Het lokael die het gemeyntebestuer ten zijne beschikking heeft gesteld is te kleyn voor het groot getal kinderen zijne school bijwoonende. Nogtans, mijnheeren, is het onmogelijk hem in dezen oogenblik een ander lokael te bezorgen. Hij zal zich met het tegenwoordig moeten vergenoegen tot wanneer de gemeynte genoegzaem middelen zal bezitten om een dusdaenig lokael op haere eygene middelen op te bouwen. De gemeynte heeft zich de bijzonderste mobiliaire voorwerpen bezorgd zoals een typographiek bureel, een letterkas, lesplanken, geographieke kaerten, enz. Voor hetgene betreft de groote meubelen zooals lessenaers zal men deze niet kunnen aenkoopen van naer dat de gemeynte in bezit zal wezen van een ander lokael op dat hetgene alsnu in gebruyk eene te kleyne uytgestrektheyd heeft om zoodaenige meubelen te ontfangen. De inschrijving van de behoeftige kinderen heeft dit jaer gemakkelijker plaets gehad dan voorgaendelijk door de zorg van de ouders om hun kinderen te doen inschrijven. Zij beginnen beter te verstaen het nut die zal spruyten voor hunne kinderen uyt een goed onderwijs. De koepokinenting doet grooten voorspoed en zal nog meer en meer voorspoed doen door de verordeningen van de wet nopens het onderwijs, verpligtende de ouders der kinderen die kosteloos het onderwijs willen genieten van voorafgaendelijk hunne kinderen te doen inenten. Dit jaer zijn er slechts 14 inentingen kenbaer gemaekt, verrigt door de heer Oomen. De overige zijn geschied door geneesheeren en heelmeesters die in het gebruyk niet zijn van ons eenen staet dienaengaende over te leveren.” Op 1 oktober 1852 kon meester Meeus eindelijk de eerste echte gemeenteschool van Steenhuffel in gebruik nemen.
De eerste gemeenteschool in het Dorp Een tekst van 22 november 1849 beschrijft die de situatie als volgt: “... de ongemakken voor het gemeentebestuur dat, bij gebrek aan een gemeentehuis, momenteel in een herberg moet vergaderen, waar het publiek constant toegelaten is, wat dikwijls tot grote problemen leidt ... de belabberde toestand van het lokaal dat momenteel als schoollokaal wordt gebruikt en dat bovendien te klein is om de schoolgaande kinderen te ontvangen en een te laag plafond heeft, waardoor de kinderen continu aan ziektes worden blootgesteld 29, en dat ofschoon de gemeente voor de huur van deze twee lokalen 120 fr. moet betalen...” 2 dagen eerder, op 20 november 1849, had de gemeente – in aanwezigheid van de provinciale architect - een gebouw gekocht dat met relatief weinig kosten omgebouwd zou kunnen worden tot een gemeentehuis, school en meesterswoning. Dat gebouw was de voormalige herberg “het Hoefijzer”. Het lag, komende van de kerk, aan de rechterkant van de Heerbaan, net voor en tegen de toen nog niet overwelfde Vuilbeek en het stond op een grond van 13 are. Het was dus zeer centraal gelegen en bevatte een wooncomplex dat bestond uit een zaal en 4 extra kamers, een schuur, een paardenstal, een remise en een kelder, alles gebouwd in baksteen en in goede staat. Het werd verkocht door de Joseph Verspecht en zijn toen nog 3 minderjarige kinderen. Op 11 januari 1850 tekende de Londerzeelse architect Pierre J. Caluwaerts de plannen voor de verbouwing van het complex waarvan de kosten door de architect van het arrondissement op nog eens 2250 fr. werden geschat en waarvan we de volgende (door ons wat herstelde) fragmenten hebben teruggevonden. 29
In 1849 werd het klaslokaal op last van dokter Carette uit Londerzeel zelfs voor een tijd gesloten omdat er voor een cholera-epidemie gevreesd werd.
124
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Vooraanzicht van de onderwijzerswoning en gemeentehuis (straatkant). Van links naar rechts: plaats voor het “prison” van Steenhuffel – Doorgang naar de school (T op het grondplan) – Onderwijzerwoning (D op het grondplan) – Gemeentehuis (C, B en A op het grondplan (de ingang is langs achter).
Vooraanzicht van de gebouwen, om te bouwen tot 2 schoolklassen (N en O op het grondplan)
De Rue de l’Eglise heet nu de Van Doorslaerstraat. De “Ruiseau” is de kleine Vuilbeek die later tussen de baan naar Merchtem en de Rue de l’Eglise overdekt werd (en waarboven nu de krantenwinkel staat).
Voor de ombouw A Kamer B Keuken C Keuken D Poort, kamer E F G H -
Na de ombouw Zaal, gemeentebureel Raadzaal Hal of vestibule Kamers voor de onderwijzer Kamer Keuken Gang gemeentehuis Zoldertrap
Afmetingen (L x B) in m. 5,65 (6,50) x 6,00 4,18 x 3,80 4,18 x 1,90 5,76 x 3,30 en 5,76 x 2,90 2,90 x 3,10 4,00 x 3,10 1,10 x 4,85
125
Opmerking
Achter D Achter D
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
I K L M N O P Q R S T
Kelder Paardenstal Paardenstal Magazijn Magazijn Schuur Paardenstal
Kelder, kamer voor onderwijzer Plaats voor 1 of 2 gevangeniscellen Latrines Waterpomp Laagste klas Hoogste klas Speelplaats voor het huis Speelplaats Hof Oven Poort voor de leerlingen
Louis De Bondt
2,80 x 3,20 3,10 x 3,40 2 x 1,45 x 1,55 5,30 x 7,15 3,70 x 7,15 5,60 (15,20) x 17,65 6,53 (10,20) x 13,50
Tussen beek en baan
De kosten voor de aankoop en de verbouwingen beliepen 6916,20 fr. (4644 fr. voor de aankoop van het gebouw en 2250 fr. voor de verbouwingswerken, en werden betaald uit volgende bronnen: - De opbrengst van 2 opcentiemen die voor dit doel vanaf het jaar 1844 werden geheven. - De subsidie van de overheid (eind 1852 was 2000 fr. ontvangen, 1000 fr. van de provincie en 1000 fr. van het rijk) 30 - Verkoop van afbraakmaterialen. - De opbrengst van de verkoop van bomen. - Oorspronkelijk had men ook gehoopt om de opbrengst van de verkoop van onbruikbare stukjes gemeentegrond te kunnen gebruiken, maar het grootste deel van dat geld was in 1848 en 1849 geconsumeerd om de gevolgen van de miserie van de rode-loop-epidemie te bestrijden. - Het tekort van 2700 fr. werd gedekt door een lening die in augustus 1851 voor een periode van 10 jaar (intrest 5 %) bij François Boeckmans uit Schaarbeek werd aangegaan. De laatste schijf van 1000 fr. kon echter pas in 1865 worden afgelost. De verbouwingen werden onder meer uitgevoerd door: - De Decker uit Steenhuffel voor het metselwerk, - Parijs uit Steenhuffel, voor de schrijnwerkerij, - Van Hemelrijck en zusters, Buggenhout voor levering van kalk, steen, plafonneerlatten ... - Jacques Van Ruysevelt, glazenmaker te Londerzeel, voor de levering en plaatsen van het glas in de ramen van de school. - De Bont, smid te Steenhuffel, voor het leveren van spijkers, ijzer- en slotenwerk. In 1856 waren ook de oude schoolbanken, die men van de privé-school van Moortgat overgenomen had en die van 1828 dateerden, dringend aan herstelling of vervanging toe. Bovendien ontbraken – aldus een rapport van de schoolinspectie – een collectie van maten en gewichten, een kaart van België en een kast om schoolvoorwerpen in weg te bergen. Hiervoor werd een uitgave van 200 fr. voorzien. Dezelfde schoolinspectie eiste ook dat er een ventilatie-systeem in de klaslokalen zou komen, dat er langs de oever van de Vuilbeek, die aan de speelplaats grensde een afsluitmuur op steunhoogte zou worden gebouwd en dat de woning van de schoolmeester zou worden vergroot. De gevraagde aanpassingen werden – met uitzondering van de vergroting van de onderwijzerswoning die pas in 1859 gebeurde en mits een staatsubsidie van 600 fr. – in 1857 uitgevoerd. Terug naar Jean Marin Meeus die een man van veel stielen was. Op 27 april 1849 werd hij tot gemeenteontvanger benoemd (daarbij versloeg hij de enige andere kandidaat, zijn oude rivaal30
Omdat zowel de subsidieaanvraag als de toekenning ervan nogal problematisch verliepen en de gemeente na de rampjaren 1846-1848 geen geld in kas had, was burgemeester Petrus Antonius Mertens op 20 januari 1850 verplicht om het bedrag van de eerste aanbetaling uit eigen zak voor te schieten.
126
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
collega J.B. Verhavert met 7 stemmen tegen 1). Op 27 april 1859 werd hij (her)verkozen tot kapitein van de Burgerwacht. Meester Meeus bleef les geven tot in 1879. Op 8 april, toen hij net 60 jaar oud geworden was, gaf hij zijn ontslag om met pensioen te gaan en op 23 april werd dat door het gemeentebestuur aangenomen. Op 14 april 1885 nomineerde de gemeente hem voor een burgerlijk ereteken 1ste klas. Als meester Meeus zijn onderscheiding gekregen heeft dan moet dat echter postuum zijn geweest. Op 17 oktober 1886 is hij immers in Steenhuffel overleden. P.S. Voor de volledigheid. Pierre Meeus, geboren in Steenhuffel in 1814, een broer van Jean Marin, was omstreeks 1848 onderwijzer in Leuven.
Jean François De Ridder (ondermeester 1846-1854). Tijdens de gemeenteraadszitting van 15 september 1846 werd vastgesteld dat meester Meeus zijn taak niet langer meer in zijn eentje kon verrichten. Men dacht een ondermeester aan te kunnen werven voor een loon van 50 fr. per jaar, een bedrag dat dan ook meteen in de begroting van 1847 werd ingeschreven. Men had zelfs al een kandidaat die het voor die wedde wilde doen. Nog dezelfde dag werd Jean François De Ridder eenparig en bij geheime stemming, zoals dat hoorde, tot hulponderwijzer verkozen. De Ridder was in Steenhuffel geboren op 2 april 1828. Hij was de zoon van Jaak en wijlen Anna Catharina Moyson. Sinds oktober 1843, toen hij dus nog maar 15 jaar oud was, had hij eerst meester Moortgat en nadien meester Meeus al regelmatig, maar alleen voor wat drinkgeld, een handje toegestoken en iedereen was over zijn inbreng tevreden. Maar alles wat De Ridder kende had hij door ervaring geleerd. Hij was nooit naar een normaalschool of een middelbare school geweest en dus werd zijn benoeming door de bestendige deputatie afgewezen (brief nr. 4374 van 11 januari 1847.) De argumenten die de gemeente op 30 januari gebruikte om De Ridder desondanks te mogen benoemen zijn zeker het vermelden waard. Vertaald luiden die als volgt: Wij geloven enkele overwegingen naar voren te moeten brengen die in het voordeel pleiten van de benoeming die, dat geven wij toe, vooraf aan de goedkeuring van de regering had moeten voorgelegd worden, wat niet is gebeurd omdat ons gemeentebestuur het momenteel dermate druk heeft dat het er niet aan dacht om eerst de wet te consulteren. De leerlingen die uit dergelijke scholen komen moeten behoorlijk vergoed, gelogeerd, gevoed en verschoond worden door de onderwijzer. In onze school is dat niet mogelijk want de inkomsten ervan volstaan amper om de onderwijzer en zijn familie te onderhouden. Die kan zich dus alleen maar laten assisteren door een ondermeester die in de gemeente woont, die gelogeerd, gevoed en verschoond wordt door zijn ouders en die tevreden is met een klein supplement op het traktement dat hij van de provincie of van het rijk ontvangt.” Op 11 februari 1847 werden deze argumenten herhaald maar ook dan had men er in Brussel geen oren naar. Toen herinnerde zich iemand dat De Ridder, die dus al een tijdje ondermeester de facto was, een paar jaar eerder bij de kantonnale schoolinspecteur een examen afgelegd had en door die man bekwaam genoeg bevonden was. Uiteindelijk gaf de minister van binnenlandse zaken op 15 april de gemeenteraad de toelating om met een nieuwe geheime stemming tot de vaste benoeming over te gaan... Hetgeen op 27 april gebeurde en door het ministerie op 31 mei 1847 aangenomen werd. Jan Frans De Ridder bleef tot volle tevredenheid van meester Meeus en van het schepencollege actief tot 30 april 1854. Dan gaf hij om een gewettigde maar niet genoemde reden zijn ontslag. In 1861 trouwde hij met Sophie De Bondt en in 1882 werd hij burgemeester van Steenhuffel. Dat was hij nog altijd toen hij op 14 juli 1890 overleed.
127
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
V EINDE VAN HET GEMENGDE ONDERWIJS (1853-1879) Op 2 juni 1854, de dag dat het ontslag van Jan Frans De Ridder als hulponderwijzer aangenomen werd, werd een nieuwe ondermeester voorgedragen. Het was de 18 jarige Charles François Baudewijns. Hij woonde in Steenhuffel maar was op 29 januari 1836 geboren in Oppuurs. Hij had weliswaar geen leraarsopleiding aan een normaalschool genoten maar werd door het gemeenbestuur geschikt voor de functie geacht, temeer daar hij die al sedert “meerdere” maanden de facto tot volle tevredenheid had vervuld en bovendien tevreden was met de 300 fr. die hij ermee kon verdienen. Baudewijns woonde immers bij zijn nonkel Jozef Van Camp, die hem gratis eten en onderdak bezorgde. De bestendige deputatie was echter niet bereid om Steenhuffel een tweede keer een dispensatie voor een onderwijzersdiploma te verlenen en de benoeming ging niet door. Er werd niet meer naar een (gediplomeerde) hulponderwijzer gezocht. Niet alleen kon de gemeente deze niet betalen maar bovendien was de behoefte eraan aanzienlijk geslonken. In 1852 was er in de gemeente immers een private meisjesschool gekomen.
DE AANGENOMEN MEISJESSCHOOL In 1852 liet pastoor Martinus Van Zeebroeck naast de kerk een klooster bouwen. Er werden 4 nonnen van de congregatie van Sint-Franciscus à Paulo uit Sint-Genesius-Rode naar Steenhuffel overgeheveld en de grondregels van de nieuwe congregatie van Onze Lieve Vrouw van 7 Weeën werden op 20 september 1853 door kardinaal Sterckx goedgekeurd. Op 1 oktober van hetzelfde jaar werd er al een vrije meisjesschool met 2 klassen geopend. Jeanne Barbe De Backer (zuster Angela) was de eerste onderwijzeres-bestuurster. Met de verbale steun van de pastoor en omdat er ook arme kinderen aangenomen werden kende de school onmiddellijk een groot succes. Op 16 december 1853 vroeg de gemeenteraad om deze privé-school als gemeentelijke meisjesschool te mogen adopteren. De argumentatie luidde als volgt: “Overwegende dat... een versterkend maal wordt gegeven en beschutting tegen de kou gedurende de ganse dag in het winterseizoen. Overwegende dat daar nog deze weldaad uit volgt dat ze (het arme meisje) een goede opvoeding zal krijgen die ze elders niet mag verwachten en dat er, doordat deze instelling vlijtig wordt bezocht, een constante scheiding der seksen bestaat, wat een groot voordeel voor de zedelijkheid betekent. Overwegende dat het onderwijs der arme meisjes kosten voor deze congregatie veroorzaakt en dat het rechtvaardig is om deze daar zoveel mogelijk voor te vergoeden. Daarom besluit de raad om de toelating te vragen om de genoemde school, die bestuurd wordt door dame Jeanne Barbe De Backer te mogen adopteren zodat zij kan vergoed worden voor het gratis onderwijs dat er aan arme meisjes gegeven wordt.” De meisjesschool werd op 16 maart 1854 aangenomen. Voor het leerjaar 1854-1855 werden de arme kinderen gelijkmatig over de gemeenteschool en de aangenomen school verdeeld. Omdat er meer meisjes dan jongens voor het gratis onderwijs in aanmerking kwamen, werden nog 4 meisjes aan de gemengde gemeenteschool toegewezen. Ofschoon meester Meeus de drastische inkrimping van zijn aantal leerlingen niet had voorzien en hij al in april de schoolbenodigdheden voor het komende schooljaar had aangekocht, heeft de overheveling van de meisjes naar de nieuwe school blijkbaar geen grote meningsverschillen opgeleverd. In 1869 kocht de congregatie der kloosterzusters van schepen Vital Vertonghen een stuk grond van 65 aren op de hoek van de Elst en de Smisstraat. Daar werden in
128
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
de loop van het volgende jaar een nieuw klooster met kleine boerderij en een school met 2 klaslokalen gebouwd. Later zouden meer leslokalen volgen.
Jeanne Barbe De Backer (zuster Angela) (1853-1855) Zuster Angela was dus de eerste bestuurster van vrije school en vanaf 16 maart 1854 van de geadopteerde meisjesschool. Zelf gaf ze les aan de oudste meisjes. We weten niet waar ze geboren is en ze werd niet in Steenhuffel begraven. Vanaf het schooljaar 1856-1857 werd ze als bestuurster opgevolgd door Julie Blondiau (zuster Martha), die al van in het begin de overste van het klooster was.
Anastasia Buysschaert (zuster Vincentia) (1853-1884) Al van bij de oprichting van de vrije meisjesschool bestond er een tweede klas. De hulponderwijzeres voor de kleinsten was Anastasia Buysschaert (zuster Vincentia). Ze was geboren in Zwevegem op 29 november 1830. In 1878 volgde ze Julie Blondiau (zie hierna) op als bestuurster van de school. Eén jaar later, op 2 augustus 1879 gaf ze haar ontslag als lerares van de aangenomen school. Over de reden daarvoor zullen we het verder hebben. Tot 1884 bleef ze actief als lerares en bestuurster van de vrije meisjesschool. In 1890 werd ze de overste van de congregatie. Anastasia Buysschaert overleed nà 1911.
Julie Blondiau (zuster Maria Martha) (1855-1878) In 1855 volgde Julie Blondiau zuster Angela op als bestuurster van de aangenomen school. Ze was op 11 mei 1831 geboren in Herne als dochter van Andreas Jozef Blondiau en Maria Catharina Zorgeloos. In 1878, één jaar voor de schoolstrijd begon, liet ze het bestuur van de school aan Anastasia Buysschaert over, maar tot aan haar dood, op 27 maart 1890, bleef ze overste van de congregatie.
Maria Philomena Josepha Van Lommel-Woumans (1868-1869) In het schooljaar 1868-1869 (van 1 oktober 1868 tot 30 april 1869) gaf ook Maria Philomena Josepha Woumans les in de aangenomen meisjesschool. Ze was geen kloosterzuster en toen wellicht nog niet getrouwd. Tot augustus 1904 – toen ze haar pensioen aanvroeg – was ze nog gemeente-onderwijzeres in Wilmarsdonk
Maria Theresia Heymans (zuster Maria Clara) (1873-1893) In 1878 kreeg zuster Vincentia assistentie als hulponderwijzeres van Maria Theresia Heymans (zuster Maria Clara). Ze was de dochter Van Bernardus Benedictus Heymans en Catharina Paridaens en was op 6 augustus 1847 in Merchtem geboren. Tot 1885 had zuster Maria Clara geen diploma. Toen de school in 1884 – na de schoolstrijd (zie verder) - terug geadopteerd werd en alle onderwijzeressen gediplomeerd moesten zijn beloofde ze om in 1885 dat diploma te halen. Het is er volgens ons niet van gekomen maar aangezien ze door een gediplomeerde onderwijzeres bijgestaan werd mocht ze de functie van directrice (die ze in 1884 verkregen had) behouden. Maria Theresia Heymans overleed in Steenhuffel op 26 mei 1893. Ze werd als schoolbestuurster opgevolgd door Theodorine Clara Cobbaert, die haar sinds 1888 als hulponderwijzeres had bijgestaan.
Joanna Francisca Van Hoeymissen (zuster Antonia) (1878-1921) In 1878, toen zuster Vincentia directrice werd, kwam er in de aangenomen meisjesschool een nieuwe hulponderwijzeres 31. Dat was Joanna Francisca Van Hoeymissen (zuster Antonia). 31
Bij het bepalen van haar aantal dienstjaren werd echter van een eerste aanstelling op 1 oktober 1880 uitgegaan.
129
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Zij was geboren in Steenhuffel op 23 maart 1848, was de dochter van Jan Van Hoeymissen en Joanna Catharina Moyson en overleed in het klooster in 1923 32. Mogelijk is de zeer lange carrière van zuster Antonia in het Steenhuffels onderwijs (in 1921 was ze nog altijd in functie) van 1884 tot 1888 kortstondig onderbroken geweest. Ze was namelijk niet gediplomeerd en dat was een vereiste om de vrije school in 1884 terug te laten adopteren (zie verder). In die periode werd ze door een jongere kracht (Daelemans, die in 1885 haar diploma zou halen) geholpen of vervangen
DE (IN NAAM) GEMENGDE GEMEENTESCHOOL Pierre Faes (1872-1878) Vanaf 1854 moest meester Jean Marin Meeus zijn werk zonder de assistentie van een hulponderwijzer zien te klaren. Op 11 september 1872, bij de bespreking van de begroting voor het jaar 1873, besloot de gemeenteraad om eindelijk opnieuw een ondermeester in de gemeenteschool aan te stellen. De schoolzaal was immers in twee afzonderlijke lokalen ingedeeld, wat voor 1 onderwijzer niet erg handig was. Tijdens de wintermaanden werd de school bovendien door 120 à 140 leerlingen bezocht, en daarenboven was meester Meeus met zijn 54 jaren niet meer van de jongste. Al 28 jaar vervulde hij gewetensvol zijn plicht maar zijn gezondheid liet al 2 jaar wat te wensen over. Er waren twee kandidaten. De eerste was Louis Stockmans die in 1866 afgestudeerd was aan de normaalschool van Lier, daarna derde onderwijzer was geweest in Mol en die momenteel 2de onderwijzer was te Koersel waar hij ook les aan volwassenen gaf. Het was echter Pierre Faes die op 1 januari 1873 door de gemeenteraad unaniem gekozen werd en op 20 januari 1873 in dienst getreden is. Faes was op 10 juli 1848 geboren in Herselt-Ramsel en was tot dan ondermeester in de gemeenteschool van Londerzeel-Heide. Hij was niet getrouwd en kon daarom inwonen bij meester Meeus. Hij is tot 1878 ondermeester gebleven. Op 4 augustus gaf hij zijn ontslag en op 14 september vertrok hij naar Laken om daar les te geven. In de zomer van 1883 werd hij ziek en kreeg hij van zijn dokter een “stil en rustig regiem” opgelegd. Eind november 1883 werd zijn pensioenaanvraag door de gemeenteraden van Steenhuffel en Londerzeel besproken. “Overwegend”, aldus Steenhuffel, “ dat de heer Faes door zijn ziekte weliswaar niet langer meer onderwijzer zal kunnen zijn, maar dat hij nog jong is en een ander vak kan uitoefenen. Overwegende dat de heer Faes goed gefortuneerd is, geen kinderen heeft en dat het beroep van hotelier, dat hij momenteel uitoefent, hem fatsoenlijke bestaansmiddelen verschaft. Om al deze redenen is de gemeente unaniem van oordeel dat de pensioenaanvraag van de heer Faes niet mag ingewilligd worden.” Het ministerie van onderwijs legde dit negatief advies, evenals dat van Londerzeel dat gelijkluidend was, vierkant naast zich neer en verplichtte beide gemeenten van rechtswege om hun rechtmatig aandeel in het pensioen van Pierre Faes te betalen. Pierre Faes is op 25 november 1889 in Grimbergen overleden.
Eduard Casteels (1878-1915) Op 30 augustus 1878 werd overgegaan tot de benoeming van een nieuwe hulponderwijzer. De sollicitanten waren: - Mees Leopold, ondermeester te Londerzeel Sint-Jozef. 32
In 1926 volgens Joris Vertonghen.
130
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
- Casteels Eduard, ondermeester te Merchtem-centrum. - Carrijn Benoit, ondermeester te Londerzeel-centrum. Eduard Casteels, die een diploma van 3 jaar staatsnormaalschool kon voorleggen, werd met eenparigheid van stemmen verkozen. Hij was op 22 januari 1851 geboren in Oordegem als zoon van Marcellinus Casteels en Nathalia De Cock. Op 6 januari was hij benoemd tot hulponderwijzer in Oordegem en op 18 december 1875 werd hij hulponderwijzer in Merchtem. Een paar dagen na zijn aanstelling in Steenhuffel, op 4 september 1878, trouwde hij in Merchtem met Evelina Maria Elisabeth De Smedt. Eduard Casteels bleef, eerst als hulponderwijzer en vanaf 23 mei 1879 als hoofonderwijzer, in Steenhuffel actief tot 30 september 1917. Eerder, op 3 september 1917, had hij zijn pensioen aangevraagd dat door de gemeenteraad op 8 september werd aanvaard. Hij overleed in Steenhuffel op 4-8-1920. De eerste jaren na zijn aanstelling zijn bijzonder turbulent geweest. Daar had de schoolstrijd die in juli 1879 in alle hevigheid losbarstte, alles mee te maken.
VI DE SCHOOLSTRIJD IN STEENHUFFEL (1879-1884) Nadat Jean Marin Meeus met pensioen gegaan was werd ondermeester Eduard Casteels op 23 mei 1879 met algemeenheid van stemmen en 1 onthouding, tot hoofdonderwijzer gepromoveerd. Zodra deze bevordering door de bestendige deputatie was aangenomen gaf hij op 29 mei zijn ontslag als ondermeester. Er moest bijgevolg dringend een nieuwe onderwijzer worden gezocht. Op 14 juni was er, ofschoon de vacature in het Belgisch Staatsblad en in een aantal andere kranten bekend gemaakt was, nog altijd geen gevonden. Op 16 juli schreef de gemeentesecretaris aan de arrondissementscommissaris: “Tot op heden hebben we nog geen enkele aanvraag gekregen en derhalve kunnen we nog niemand benoemen. We voorzien dat we voor de eindexamens van de normaalscholen niet veel keus zullen hebben. In onze streek staan er immers meerdere plaatsen open die belangrijker zijn dan de onze en waar ook nog geen postulanten zijn.” Op 6 augustus herinnerde het provinciebestuur de gemeente er aan dat de uitgangsexamens in de normaalscholen op dat moment plaats vonden en dat het dus het moment was om nieuwe annonces te plaatsen. De waarheid was echter dat op dat ogenblik geen enkele Steenhuffelnaar om een nieuwe hulponderwijzer voor de officiële gemeenteschool stond te springen. Net als overal elders was immers ook in Steenhuffel een ware schoolstrijd losgebarsten. In 1878 was er, voor de eerste keer sinds de onafhankelijkheid, in België een liberale regering aan het bewind gekomen. Deze stond onder de leiding van premier Frère-Orban. In 1879 stemde die een wet die het officieel onderwijs (voornamelijk de lagere scholen) een neutraal in plaats van het tot dan overwegend katholieke karakter wilde geven. Het katholieke onderwijs reageerde hierop zeer heftig waardoor het land in twee kampen werd verdeeld. Op 31 april 1879 antwoordde het gemeentebestuur aan de provinciegouverneur: “Wij bevestigen de ontvangst van de affiches (met de ontwerptekst van de nieuwe wet op het lager onderwijs) die u ons heeft gestuurd. We hebben ze onmiddellijk op de hiervoor voorziene plaatsen uitgehangen en de nodige maatregelen genomen opdat ze niet zouden beschadigd worden.”
131
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Mogelijk werden deze affiches aanvankelijk niet zeer ernstig genomen. In ieder geval werd op 1 juli 1879 een nieuwe organieke schoolwet gestemd en op 17 juli stuurden de diverse provinciegouverneurs de uitvoeringsbesluiten naar alle gemeentebesturen van het land. Voor de geïnteresseerden geven (op het einde van deze bijdrage) de volledige tekst. De nieuwe wet werd in het katholieke Vlaanderen en vooral op de nog katholiekere boerenbuiten absoluut niet goed onthaald. Eén van de grootste bezwaren was dat de katholieke opvoeding niet langer meer in het totale lessenpakket geïntegreerd was maar, naast moraal, eigenlijk een keuzevak was geworden. De reacties lieten, ook in Steenhuffel, niet lang op zich wachten. Op 6 augustus verwoordde het gemeentebestuur die als volgt (vertaald):“Mijnheer de gouverneur. Gevolg gevend aan uw brief in MA 141 van 18 juli, waarin u vraagt om u te laten weten hoe er in onze gemeente werd gereageerd op de omzendbrief van de minister van openbaar onderwijs aangaande de uitvoering van de wet van 1 juli laatstleden over het lager onderwijs, laten wij u weten dat de bedienaar van de eredienst (de pastoor) weigert, omdat hij daar door zijn oversten toe gedwongen is, om godsdienstles te geven in de gemeenteschool. Tot op heden hebben de onderwijzers zich met dit onderwijs gelast en ze zullen dat blijven doen.” De gouverneur reageerde op 8 augustus:“Burgemeester en schepenen van Steenhuffel moeten de inlichtingen die in hun brief van 6 augustus gegeven werden completeren door mij dringend te laten weten op welke manier de voorschriften van de ministeriële omzendbrief van 17 juli 1879 aangaande art. 4 van de schoolwet van 1 juli 1879 in de geadopteerde meisjesschool van Steenhuffel zullen worden uitgevoerd.” Wel, in de geadopteerde meisjesschool werd er zelfs niet aan gedacht om te wet te lezen, laat staan om ze uit te voeren. Zuster Buysschaert had immers al op 2 augustus haar ontslag gegeven als onderwijzeres van de geadopteerde school. Haar twee hulponderwijzeressen deden hetzelfde. De ontslagen werden op 10 augustus in de gemeenteraad aangenomen. Liever dan de liberale wet toe te moeten passen, verkozen de kloosterzusters – ongetwijfeld op bevel van het bisdom - om van hun school opnieuw een niet gesubsidieerde vrije katholieke meisjesschool te maken. Daar bleef het overigens niet bij. De goede oude tijd van de kosterscholen indachtig onderzochten pastoor Petrus Franciscus Pauwels, koster August Sterck en een aantal andere notabelen de mogelijkheid om ook een katholieke privé jongensschool op te starten. Hetzelfde gebeurde op tal van andere plaatsen. Vele gemeente-onderwijzers legden hun functie neer om naar een privé-school over te stappen. En zij die bleven zagen hun leerlingen in snel tempo naar de privé-scholen vertrekken. Op 1 september werd de schoolbegroting voor het jaar 1879-1880 aan de nieuwe wetgeving aangepast. Het enige dat veranderde was dat alle arme kinderen, jongens en meisjes, op papier naar de gemeenteschool zouden gestuurd worden en dat de gemeenteonderwijzers nu zelf voor het godsdienstonderricht zouden moeten zorgen. Hiervoor werd zowel voor hoofdonderwijzer Casteels als voor de hulponderwijzer – die er nog altijd niet was – een bonus van 100 fr. voorzien. Nergens waar, zoals in Steenhuffel, in de loop van de voorbije 30 jaren geadopteerde meisjesscholen waren ontstaan, waren de ouders nog geneigd om hun meisjes terug naar een gemengde school te sturen. De regering besefte dat ook. Daarom maande ze op 10 september 1879, 3 weken voor het nieuwe schooljaar begon, de gemeente aan om dringend voor een aparte gemeentelijke meisjesschool te zorgen. In afwachting dat zo’n school gebouwd zou kunnen worden, beloofde de overheid om onmiddellijk voor geld te zorgen om een lokaal te
132
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
huren en een onderwijzeres aan te stellen. Indien er echt geen lokaal zou gevonden worden dan moest maar met buurgemeenten worden samengewerkt of van de jongensschool - ofschoon die dat in theorie altijd gebleven was - terug een gemengde school worden gemaakt. Tevens moest een schoolcommissie worden opgericht. In Steenhuffel waar de gemeenteschool 2 klassen had, moesten hiervoor tegen uiterlijk 20 september 3 kandidaten worden voorgedragen. Dat moesten mannen van aanzien zijn en ze zouden de school moeten surveilleren (lees: controleren of de nieuwe schoolwet in al haar punten werd toegepast.) Om wat tegen te wringen werden deze wensen pas op 21 september door de gemeenteraad besproken. Over de meisjesschool: “Overwegende dat er in onze gemeente geen enkel lokaal bestaat om er voorlopig een meisjesschool in onder te brengen. Overwegende dat de gemeente geen inkomsten heeft om een nieuw gebouw te bouwen en dat de lokalen van de jongensschool ruim genoeg zijn om alle kinderen van beide geslachten te ontvangen. Besluit de toelating te vragen om van de gemeentelijke jongensschool voorlopig een gemengde gemeenteschool te mogen maken.” Over de schoolcommissie werd met geen woord gerept. Dat was niet verwonderlijk, want zelfs op 12 oktober was nog niemand gevonden die zich hiervoor kandidaat durfde stellen. Op 27 september en 7 november liet arrondissementscommissaris Emile Van Becelare weten dat van de jongensschool een gemengde school mocht worden gemaakt maar dat daar wel twee voorwaarden aan verbonden waren. - De schoolbanken van de vroeger geadopteerde maar nu weer privé geworden meisjesschool moesten zonder uitstel naar de gemengde gemeenteschool verhuisd worden. De minister van onderwijs had namelijk vernomen dat die voor een groot deel uit de gemeentekas waren betaald. - De gemeente moest zonder verwijl maatregelen nemen om de bouw van een meisjesschool mogelijk te maken. Aan de eerste voorwaarde zou al op 1 oktober zijn voldaan. En wat de tweede conditie betrof repliceerde de gemeente dat ze dat zeker zou overwegen zo gauw daar behoefte aan zou zijn. Wel, eind 1879 was deze behoefte er zeker niet. De twee klassen van de gemeenteschool waren groot genoeg voor de kinderen die er gebruik van maakten. Haast alle meisjes gingen naar de privé-meisjesschool van het klooster (die ook arme kinderen accepteerde); en een zeer groot deel van de jongens volgde les in de op 1 oktober geopende privé-school van koster August Sterck.
DE VRIJE JONGENSSCHOOL. August Sterck (1879-1884) August Sterck was geboren in Nederhasselt op 22 (of 10) mei 1839. Op 5 juni 1867 was hij in Wolvertem getrouwd met Maria Antonia Van Steenwinckel. Hij was een gediplomeerde onderwijzer van de Bisschoppelijke Normaalschool in Sint-Niklaas-Waas. Vooraleer hij op 10 augustus 1879 koster en privé-onderwijzer (met een jaarwedde van 400 fr.) werd te Steenhuffel, was hij al koster en hoofdonderwijzer in Impde (Wolvertem) geweest. Hij gaf les in een gebouw met één klaslokaal dat speciaal hiervoor in de hof van het in 1870 verhuisde klooster werd gebouwd. Sterck bleef privé-onderwijzer tot en met het schooljaar 1884-1885. Na het einde van de schoolstrijd werd zijn vrije school op 7 oktober 1885 afgeschaft en op 14 oktober werd hij tot hulponderwijzer in de gemeenteschool benoemd met een jaarwedde van 1000 fr. We komen later nog terug op deze man.
133
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Het gebouw van de vrije jongensschool werd in 1886, volgens contract, aan het klooster afgestaan (de zusters maakten er gebruik van om er in 1888 een bewaarschool in te richten).
Longinus Philemondus Goelen (? - 1885) We weten niet wanneer Longinus Goelen als hulponderwijzer in de vrije jongensschool ondermeester werd, maar hij was het alleszins op 15 oktober 1884 toen de gemeente deze school wilde adopteren (zie verder). Longinus was een gediplomeerde onderwijzer. Hij was geboren in Malderen op 14 juni 1863. Hij was de zoon van koster Petrus Sixtus Goelen uit Keerbergen en Joanna Sophia Van den Eynde uit Malderen. Na een korte onderwijscarrière in Steenhuffel is Goelen later, namelijk vanaf 1 maart 1888, nog hulponderwijzer in de gemeenteschool van Malderen geworden. Daar is hij al op 16 februari 1890, nauwelijks 26 jaar oud, overleden. Hij was niet getrouwd.
DE VRIJE MEISJESSCHOOL Nadat Anastasia Buysschaert (zuster Vincentia) op 2 augustus 1879 haar ontslag had gegeven als lerares en directrice van de aangenomen meisjesschool, bleef ze beide functies tot in 1884 in de vrije meisjesschool vervullen. Ze werd nog altijd geassisteerd door Maria Theresia Heymans (zuster Maria Clara) en Joanna Francisca Van Hoeymissen (zuster Antonia), waarover we het al eerder hebben gehad. In de eerste helft van 1884 stopte Anastasia Buysschaert met lesgeven en volgde Maria Theresia Heymans haar als bestuurster op. De privé-scholen, die overal in het land ontstonden, werden door vele rechtgeaarde katholieken, inclusief politici, gesteund. Zo ontving de meisjesschool van Steenhuffel bijvoorbeeld op 24 maart 1880 van een organisatie die zich “Vereniging voor de aanmoediging van het onderwijs en de opvoeding van meisje en vrouwen” noemde een premie van 20 fr. evenals een boek om “plechtig en openbaar” uit te reiken aan de laureate, juffrouw Maria Sylvia Hauwenhove, die we verder niet kennen. De voorzitter van deze vereniging was senator J.R. Rinhofsheim, de secretaris was volksvertegenwoordiger August Couvreur. Op 24 augustus 1883 werd de kieswetgeving in België gewijzigd. Voortaan konden niet alleen de grote belastingbetalers stemmen maar iedereen die het wenste kon een examen van kiesbekwaamheid aanvragen. Wie in dit examen slaagde mocht ter stembus gaan. Deze examens konden alleen afgelegd worden als men in het bezit was van een certificaat dat men minstens erkend lager onderwijs had gevolgd. Gemeentescholen kregen de volmacht om deze certificaten af te leveren maar de privé scholen van Steenhuffel kregen die niet. Op 5 januari 1884 stuurde de gemeente het protest van August Sterck door naar de provinciegouverneur. Nadat ze de papieren voor de erkenning ontvangen had moest ze echter op 30 januari toegeven: “Wij hebben de registers die u ons bezorgde aan de heer Sterck afgegeven. Nadat deze er kennis van genomen had heeft hij ons gezegd dat zijn school een privéinstelling is en dat hij niet met een onderzoek door een door de bestendige deputatie aangeduide persoon akkoord kan gaan.” Hetzelfde deed zich voor in de vrije meisjesschool. Beide Steenhuffelse privé-scholen liepen daarom een erkenning om certificaten af te mogen leveren mis. Voor Sterck zou de weigering om de schoolinspectie toe te laten overigens nog andere gevolgen hebben (zie verder).
KAFKAIAANSE TOESTANDEN IN DE GEMEENTESCHOOL. De gemeente Steenhuffel heeft de rampzalige toestand van de gemeenteschool zeer lang voor de overheid verborgen gehouden. In de volgende jaarverslagen werd er niet over gesproken en
134
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
de schoolbegrotingen werden opgemaakt alsof er alleen maar een gemengde gemeenteschool bestond. De overheid deed overigens ook geen moeite om de ware toedracht te achterhalen. Op de vraag waarom meester Eduard Casteels in juni 1880 nog altijd geen hulponderwijzer had werd met het antwoord ‘dat men er nog geen gevonden had ondanks het feit dat de plaats al 3 keer in het Staatsblad vacant verklaard was’ genoegen genomen. Dat deze door beide partijen gevoerde struisvogelpolitiek tot Kafkaiaanse toestanden leidde, hoeft geen betoog. Zo werd er tijdens het opmaken van de schoolbegroting voor 1880-1881 ‘in alle ernst’ van uit gegaan dat er 238 kinderen (126 jongens en 112 meisjes) recht hadden op gratis onderwijs. Ze zouden allemaal, samen met de betalende leerlingen, in de 2 klassen van de school van Casteels en de nog te benoemen ondermeester worden opgestapeld. Welke technische middelen men daarvoor ter hulp zou roepen, vertelde men er niet bij. En het provinciebestuur moest het ook niet weten. Eind augustus 1880 vond dat integendeel dat men van zo’n groot succes moest profiteren om de gemeenteschool verder uit te bouwen. Door voor een bewaarschool voor beide geslachten te zorgen bijvoorbeeld... en voor een school voor volwassen mannen... en in de gemeenteschool moest er iemand komen om de talrijke meisjes snit en naad te leren. Op 8 september kwam de gemeenteraad samen om deze verzuchtingen te bespreken. Een bewaarschool zag men echt niet zitten, want: “onze gemeente is zeer uitgestrekt en de buitenwijken zijn sterker bevolkt dan het dorp; daarom is het zeker dat een bewaarschool in Steenhuffel helemaal geen kinderen zal trekken.” Aangaande een school voor volwassenen herinnerde men zich “dat er in het verleden al twee keer zo een school in Steenhuffel was geopend, dat het bijwonen ervan al vanaf de opening veel te wensen liet, dat ze in het tweede jaar nog nauwelijks werd bezocht en dat ze zich beide keren bij gebrek aan leerlingen zelf had afgeschaft.” Het mocht allemaal niet baten. Op 15 maart 1881 decreteerde de minister van openbaar onderwijs dat er vanaf 1 oktober een cursus voor volwassen mannen aan de gemeenteschool moest worden toegevoegd. Het aanleren van snit- en naad (of hand- en naaldwerk) was een ander probleem. Natuurlijk gingen er maar een handvol jongens en helemaal geen meisjes naar de school van meester Casteels, maar dat hoefden ze in Brussel niet te weten. Dus vroeg de gemeente op 21 oktober 1880 de toelating om, in afwachting dat ze hiervoor een vaste onderwijzeres zou benoemen, alvast een interimaris aan te mogen stellen.
Eveline Marie Elise De Smedt (1879-1894) Deze beoogde interimaris was Eveline Marie Elise De Smedt. Ze was op 12 september 1855 in Merchtem geboren en de dochter van graanhandelaar Gerardus Ludovicus De Smedt en winkelierster Henrica Philippina Linthout. Op 4 september 1878 was ze in Merchtem getrouwd met Eduard Casteels, een paar dagen nadat die tot ondermeester in Steenhuffel was benoemd. Ofschoon ze pas op 21 oktober 1880 als interimaris voor dit werk werd voorgesteld en pas op 18 december werd benoemd zou ze in 1883 nog achterstallig loon voor de periode vanaf 15 oktober 1879 ontvangen. De schoolwet van 1879 schreef nu eenmaal voor dat iedere gemengde gemeenteschool vanaf het schooljaar 1879-1880 een “meesteresse voor het handwerk” moest hebben... Pas op 21 februari 1886, toen de schoolstrijd voorbij was en nadat het ministerie bij de controle van de schoolbegroting had opgemerkt dat de jaarwedde van deze onderwijzeres van 150 fr. tot 60 fr. was teruggebracht, besloot de gemeente om open kaart te spelen en legde ze uit: “Voor wat aangaat de jaarwedde van de meesteresse van het handwerk, op 60 fr. gebracht,
135
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
heeft de raad besloten deze jaarwedde op die som te laten van 60 fr. Geene meisjes wonen de school bij. De meesteresse heeft dus geene fonctie te doen en bijgevolg zal de jaarwedde van 60 fr. voldoende zijn.” Mevrouw Casteels-De Smedt heeft tot in 1894 een wedde ontvangen. In 1894 werd de vergoeding in onderling akkoord afgeschaft en werd de wedde van haar man, onderwijzer Eduard Casteels als compensatie met 100 fr. verhoogd. Vanaf 1896 (na de nieuwe schoolwet van 1895) moest er opnieuw een wedde voor de meesteres van het handwerk in de begroting worden opgenomen, maar deze werd nooit uitbetaald.
Grote behoefte aan een nieuwe gemeenteschool Kafkaiaanse situaties waren er niet alleen bij het opmaken van de schoolbegrotingen en bij de aanstelling van een onderwijzeres voor het handwerk. Op 26 januari 1881 stelde de schoolinspecteur vast dat de schoolinfrastructuur, die al niet nieuw meer was toen ze in 1850 was aangekocht, enige herstellingen nodig had. Het dak van de woning van de onderwijzer moest grondig worden gerepareerd, de daken der gemakken moesten worden hersteld, de pomp moest beter op haar sokkel worden verankerd, en aan de achterdeur van de onderwijzerswoning moest een portaal worden geplaatst. “De heer Casteels vraagt voor het ogenblik alleen maar een kamertje,”, reageerde de gemeente op 20 juli – na enig aandringen – geschrokken. “Binnen de maand zal er aan zijn wens worden voldaan.” We kunnen de gemeente deze keer perfect vergeven dat ze geen zware investering aan het schoolgebouw wilde doen want op dit ogenblik, in volle schoolstrijd, gingen er maar 8 à 10 leerlingen naartoe. Voor de liberale regering was het in deze tijd echter een principekwestie om de gemeentescholen goed te (laten) verzorgen en daarom ontving de gemeente op 11 januari 1882 het volgende verzoek: “Op vraag van de minister van openbaar onderwijs verzoek ik u om zo snel mogelijk de maatregelen te nemen die nodig zijn voor de bouw van een nieuwe woning voor de gemeenteonderwijzer en voor de verbetering der bijgebouwen van de school.” Dit ging een stuk verder dan het repareren van een dak en het vastzetten van een pomp. Op 10 februari 1882 antwoordde de gemeente aan de arrondissementscommissaris: 1) Vorig jaar werd, op vraag van de onderwijzer, een nieuwe kamer in zijn huis gemaakt, er werd een bakoven bijgebouwd en het huis werd volledig behangen en zowel binnen als buiten geschilderd. 2) De onderwijzer en zijn vrouw hebben maar 1 kind en geen meid. Tot er meer kinderen komen is de woning groot en goed genoeg. 3) De gemeentekas is leeg. 4) Onze gemeenteschool is in goede staat. De gemeenteraad vraagt daarom aan de minister om met de bouw van een nieuwe onderwijzerswoning 3 à 4 jaar te mogen wachten en dan, tegelijk met de woning, een nieuwe school te bouwen. Laat ons weten hoe de minister hier over denkt, want het is niet onze bedoeling om tegen te stribbelen. De reactie van het ministerie was kort maar krachtig. Door een Koninklijk Besluit van 17 augustus 1882 werd de gemeente Steenhuffel van rechtswege verplicht om een nieuwe onderwijzerswoning te bouwen en de bestaande gemeenteschool te vergroten.
136
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Wat er daarna volgde, behandelen we in vogelvlucht: Liever dan veel geld aan het oude gebouw in het Dorp te spenderen, koos de gemeenteraad er op 11 oktober 1882 voor om een nieuwe meesterswoning en een nieuwe gemeenteschool met twee klassen te bouwen. Aanvankelijk had men daarvoor een stuk grond van 22a40ca, gekadastreerd sectie A496b, op het oog. Nadat het provinciebestuur zijn goedkeuring gegeven had werd aan provinciaal architect Hansotte gevraagd om de plannen te tekenen en het lastenboek op te maken. Op 2 februari 1883 herriep de minister van onderwijs echter het advies van de provincie en “besloot dat de gekozen grond onmogelijk kon dienen voor het bouwen van een school met onderwijzerswoning vanwege de nabijheid van de ijzeren weg en dat er een ander terrein moest gekozen worden.” In overleg met schoolinspecteur De Vos en architect Hansotte opteerde het schepencollege op 2 mei 1883 voor een bouwgrond, 25a 30ca groot, sectie B1van het kadaster. Het was eigendom van landbouwer Pierre Van den Bossche en zijn vrouw Joanna Catharina Verheyden. Het lag achter de Elst en kon alleen via voetweg nr. 47 worden bereikt. De vraagprijs bedroeg aanvankelijk 4000 fr., werd verminderd tot 3600 fr. maar de gemeente was maar bereid om hoogstens 2800 fr. te betalen en dreigde met onteigening. Op 29 juli 1883 werd een verkoopovereenkomst getekend. Opnieuw keurde de provincie de bouwgrond in eerste instantie goed en op 7 september 1883 stuurde Hansotte zijn plannen en bestek waarin de bouwkosten op 29.497 fr. werden geraamd. Op 30 januari 1884 verzocht de arrondissementscommissaris het schepencollege om toch maar een nieuwe bouwgrond te kiezen. “Het door de de bestendige deputatie op 13 september 1883 goedkeurde terrein (B1) is immers laag en moerassig gelegen en de er naastliggende weide staat in de winter onder water. De voetweg die er naartoe leidt en moet dienen voor het transport van bouwmaterialen is te smal (slechts 1,50 m. breed) en ligt langs een 3,00 m. brede en 1,50 m. diepe beek. De oevers daarvan zijn bovendien zeer stijl en dat vormt een gevaar voor de kinderen op weg naar of van de school. Bovendien moet men, om de school vanaf het noordelijk deel van de gemeente te bereiken, de ijzeren weg oversteken op een plaats waar geen bareel of wachter aanwezig is.” Op 10 februari 1884 stelde de gemeente een derde inplantingsplaats voor. Deze keer ging het over een stuk van sectie A500, groot 20 à 24 aren, en eigendom van schepen Vital Vertonghen. Op 10 juni 1884 kwam de liberale regering van Frère-Orban ten val. De nieuwe regering schroefde de door haar genomen onderwijsmaatregelen terug. Zo ook de veroordeling van de gemeente Steenhuffel om van rechtswege een nieuwe onderwijzerswoning (en school) te moeten bouwen. “Omdat dit gebouw niet langer nodig is”, konden bij het opmaken van de gemeentebegroting voor 1885, de gemeentelijke opcentiemen (die vanaf 1881 van 29 tot 36 verhoogd waren) terug naar 30 worden gebracht. Een jaar later, op 12 augustus 1885, werd de bouw van een nieuwe gemeenteschool door de arrondissementscommissaris opnieuw aan de orde gebracht. Maar aldus de gemeente “Onze huidige financiële toestand laat het niet toe, zelfs niet met de hulp van staat en provincie. Deze bouw is trouwens niet dringend. Het oude gebouw is immers nog in behoorlijke staat en kan nog enkele jaren zonder ongemakken dienst doen.”
137
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
VII DE NAWEEËN VAN DE SCHOOLSTRIJD (1884) Op 10 juni 1884 kwam de liberale regering van Frère-Orban ten val. De regering die in haar plaats kwam schortte de door haar genomen onderwijsmaatregelen op. En op 20 september 1884 werd een nieuwe organieke schoolwet gestemd die een einde aan de schoolstrijd maakte door in grote lijnen naar de toestand van voor 1879 terug te grijpen. In de meeste gemeenten waren echter naast de gemeenteschool goed functionerende vrije scholen ontstaan. De toestand zou pas geregulariseerd kunnen worden door overal slechts 1 meisjes- en 1 jongensschool te behouden en de andere af te schaffen. Dat hoefden niet noodzakelijk de pas opgerichte vrije scholen te zijn. Als algemene regel gold dat de school die het dichtst bij de grootste bevolkingskern lag behouden of geadopteerd zou worden. De overbodig geworden onderwijzers zouden in disponibiliteit worden gesteld en zouden, in functie van hun aantal dienstjaren, het grootste deel van hun wedde doorbetaald krijgen. De officiële gemeenteonderwijzer Eduard Casteels, die sinds 1879 nauwelijks leerlingen had maar al die tijd zijn vaste wedde had ontvangen, zag plots weer betere tijden in het verschiet. Op 13 oktober 1884 schreef hij een brief naar het gemeentebestuur die we hierna in extenso reproduceren. Aan de heeren voorzitter en leden van den gemeenteraad te Steenhuffel. Mijne heeren - Ongetwijfeld zullen alle weldenkende ouders en inwoners uwer gemeente het einde van de schoolstrijd met vreugde begroeten. Vermits in deze omstandigheid veler aandacht op de onderwijzers gevestigd is, zal het niet zonder belang zijn, ulieden hier opentlijk te verklaren, dat ik bereid ben mij van ganscher harte bij uwe bevredigende inzichten aan te sluiten. Maar opdat de ontworpene overeenkomst volledig vruchtbaar en duurzaam weze zal ik mij tevens veroorloven eenige bedenkingen aan uw oordeel te onderwerpen. Onder het beheer der wet van 1842 hebt ulieden mij tot onderwijzer uwer gemeente benoemd met een jaarwedde van 1900 frank (bijwinsten inbegrepen). En, zonder onverwachte buitengewone voorvallen, gansch onafhankelijk van onzen wil, beloofde dit inkomen van jaar tot jaar te verhoogen. Algemeen klimmen de bezoldigingen der ambtenaars met de toeneming van hunne beroepsbekwaamheid, hun werk en hunne levenseischen, en, het zou niet moeilijk vallen te bewijzen dat ik al die voorwaarden heden ten mijnen voordeele inroepen kan. Bijna al de omliggende localiteiten van gelijken of lageren rang dan Steenhuffel verleenen een behoorlijk bestaan aan hunne onderwijzers. Alzoo hebben de onderwijzers van Merchtem-ten-Bosch 1800 fr., Malderen ruim 2000 fr., Londerzeel-Heide 2000 fr. (de hulponderwijzer 1000 fr.), Cappellen, Meysse, Humbeeck gaan 2000 fr. te boven, Nieuwenrode komt er dicht bij. Niettegenstaande al die aangevoerde redenen kan ik ten volle begrijpen dat mijn inkomen voor het loopend dienstjaar merkelijk werd verminderd. Persoonlijke verbitteringen, onvermijdelijk verbonden aan eenen strijd, als voor leven of dood, konden dien maatregel eenigszins wettigen. Overigens was die akt van uwe besturing slechts de uitoefening van een wettelijk recht. Edoch, gij zult wel toegeven, mijne heeren, dat ik ook onbetwistbaar rechten bezit die de belangen der school en der gemeente op eene gevoelige wijze zouden kunnen treffen. Ik wil mij echter de moeite sparen dezelve aan te halen omdat het niet in mijne bedoeling ligt er eenig misbruik van te maken. Ik wilde alleen doen uitschijnen dat wij allen, omwille van het algemeen belang, niet zoozeer met onze rechten als met onze plichten moeten ingenomen zijn.
138
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Op het gebied van overeenkomst en bevrediging mogen geene andere redenen vooruitgezet worden dan diegene welke verzoenend, billijk, rechtvaardig en redelijk zijn, en, alles wat zweemt naar haat of wraak, zou er doodend kunnen werken. Werpen wij dus den sluier der vergetelheid over de woelige, vredeverwoestende gebeurtenissen van het verleden om hand aan hand te werken aan de verheffing uwer school en het behoud der eervolle faam van vredelievend en eensgezind Steenhuffel. Ziedaar, mijne heeren, de gronden op dewelke ik mij berust om te verhopen dat wij wederzijds zullen terugkomen tot een stelsel waarover elkeen tevreden was. Uw ootmoedige dienaar, Casteels. Toen meester Casteels deze brief aan het gemeentebestuur bezorgde wist hij duidelijk niet dat de gemeenteraad op 8 oktober een aantal beslissingen had genomen die op 15 oktober 1884 als volgt werden geformuleerd: “Overwegende dat het vrije lager onderwijs bestaande in onze gemeente meer dan voldoende is om in al de noodwendigheden te voorzien. Overwegende dat dit onderwijs gegeven wordt door een personeel dat beantwoordt aan de vereischten der wet. Overwegende dat bijna al de hoofden van familiën, buiten een zeer klein getal, de wensch uitgedrukt hebben hunne kinderen het onderwijs in de vrije scholen te doen geven. Overwegende dat het nutteloos en schadelijk zijn zou de bestaande gemeenteschool te behouden, dewijl deze school sedert augustus 1879 slechts door 8 à 10 leerlingen is bijgewoond geweest. Overwegende dat de geldelijken toestand der gemeente ook niet toelaat 3 scholen alhier te behouden. Besluit. 1) De lagere gemeenteschool bestuurd door Edward Casteels, zonder ondermeester, wordt afgeschaft. 2) De onderwijzer Casteels, aldus in beschikbaarheid gesteld voor afschaffing van bediening van zijn ambt, zal het wachtgeld genieten hetwelk hem door gemeld reglement wordt toegekend, ’t zij de twee derde van frs. 2156,44 of 1437,62 fr. (waarvan 2/5 dor de gemeente te betalen). 3) De vrije lager scholen, bestuurd door 1) August Sterck en Longinus Goelen, beide gediplomeerde onderwijzers, en 2) Juffrouwen Theresia Heymans en Marie Daelemans, die niet gediplomeerd zijn maar die verlangen het exaam in 1885 af te leggen, worden aangenomen. De scholen zullen geene andere vergoeding kunnen eisschen dan degene der arme en betalende leerlingen die hunne scholen zullen bijwonen. Die zullen gerekend worden op 9 fr. per hoofd en per jaar. Op 10 november 1884 werden deze beslissingen ook aan de inwoners meegedeeld die hun bezwaren konden laten gelden. Wie zeker bezwaren had was de op ‘vervroegd pensioen’ geplaatste onderwijzer Eduard Casteels, die onmiddellijk in de tegenaanval ging. Op 17 november 1884 overhandigde hij aan het gemeentebestuur de handtekeningen van 28 gezinshoofden die het behoud van de gemeenteschool vroegen. Dat waren er 8 meer dan nodig waren om een school niet te laten verdwijnen. “Maar”, schreef het schepencollege 6 dagen later aan de inspecteur van het lager onderwijs: “op 19 en 21 november hebben er al 8 hun aanvraag weer ingetrokken zodat er eigenlijk maar 20 meer overblijven.” Op 26 november was er overigens nog een negende gezinshoofd dat van gedacht veranderd was. “Toch is het nodig,” meende het provinciebestuur op 5 december,“om te onderzoeken of deze terugtrekking niet onder een zekere druk is gebeurd. Artikel 1§2 van de wet van 20 september 1884 zegt dat de gemeenteschool niet kan afgeschaft worden wanneer 20 hoofden van families
139
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
met schoolgaande kinderen er het behoud van vragen. Uw gemeenteraad moet dus met de petitie rekening houden. Op 21 december 1884 33 probeerde de gemeenteraad de provincie er nog van te overtuigen dat intussen maar 8 gezinshoofden meer het behoud van de gemeenteschool verlangden en dat de 20 andere hun handtekening volledig vrijwillig hadden ingetrokken, maar toch werd haar beslissing om de gemeenteschool af te schaffen niet aanvaard. Dat werd op 26 februari 1885 als volgt gemotiveerd. ... De gemeente Steenhuffel telt 1900 inwoners. A rata van 15 % zou deze gemeente 286 schoolgaande kinderen moeten hebben, 143 jongens en 143 meisjes. Volgens de verslagen van de schoolinspectie beschikt de private jongensschool maar over één klaslokaal met een maximale capaciteit van 90 leerlingen en is dus onvoldoende uitgerust is om aan de behoeften van de schoolbevolking te kunnen voldoen. Van de andere kant hebben 28 familiehoofden met schoolgaande kinderen het behoud van de gemeenteschool gevraagd. Het is juist dat een aantal van hen intussen verklaard hebben om hun handtekening in te trekken, maar het onderzoek dat hierover geopend werd doet ons vermoeden dat deze intrekkingen onder druk gebeurden. Wat de aanneming van de vrije scholen betreft blijkt uit de verslagen van de schoolinspectie dat de heer Sterck zich verzet tegen een bezoek van de kantonnale schoolinspecteur van Vilvoorde om de kinderen te ondervragen teneinde zich er van te verzekeren dat deze wel degelijk les krijgen volgens het programma dat door de nieuwe wet wordt voorgeschreven. Ik heb de hoofdingenieur gevraagd om deze onderwijzer te doen inzien dat, als een geadopteerde school geen inspectie aanvaardt, de adoptie onmiddellijk moet worden ingetrokken. In de vrije meisjesschool is juffrouw Heymans niet gediplomeerd en ook de hulponderwijzeres Van Hoeymissen Françoise, Belgische kloosterzuster, is niet in het bezit van een diploma.. Vanwege de belofte van de directrice om in de maand juli een gediplomeerde onderwijzeres aan haar onderwijzend personeel toe te voegen, is de minister akkoord, om de school van juffrouw Heymans tot 1 juli eerstkomend vrij te stellen van de verplichting om een diploma voor te kunnen leggen. In die omstandigheden is het echter niet mogelijk om aan de koning voor te stellen om de gemeente Steenhuffel toe te laten om haar enige gemeenteschool af te schaffen. De gouverneur. Op 11 maart deed de gemeente Steenhuffel nog een laatste poging om de gouverneur zijn standpunt te laten herzien. Ze merkte op dat een aantal van de 32 leerlingen van de gemeenteschool nog niet eens schoolgerechtigd was en dat de privé-school van Sterck gerust naar de ruimere lokalen van de afgeschafte gemeenteschool kon verhuizen. Kort daarna is er echter - om een niet achterhaalde reden - een aanzienlijke wijziging in de houding van het gemeentebestuur tegenover Sterck opgetreden. Daar waar de privéonderwijzer tot dan schijnbaar de volledige steun van gemeentebestuur en bevolking genoot, vonden we in een document van 14 oktober 1888 het volgende: “In 1885 werd de school van August Sterck slechts nog door een klein getal leerlingen bijgewoond, want het grootste getal inwoners waren over zijn onderwijs niet tevreden, zeggende dat het niet mogelijk is de fonctie van onderwijzer met die van koster goed te vervullen. Op 1 october 1885, ziende dat het getal leerlingen der gemeenteschool van dag tot dag aangroeide en toen reeds op 100 beliep en dat men daar ging verplicht worden van eenen hulponderwijzer te noemen, heeft de verzoeker zijne school niet meer geopend, misschien uit vrees dat hij er geene leerlingen zou ingeschre-
33
Rond dezelfde tijd merkte meester Casteels dat de gemeente plotseling zijn vergoeding voor het kuisen van de school vergeten te betalen was.
140
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
ven hebben, en dan heeft hij zelf middelen in het werk gelegd om zijne school te doen afschaffen om als hulponderwijzer in onze gemeenteschool benoemd te worden. 34” De knoop werd uiteindelijk doorgehakt tijdens de gemeenteraadszitting van 7 oktober 1885. 1) De aangenomen jongensschool van August Sterck werd afgeschaft. 2) In de gemeenteschool zou een hulponderwijzer worden benoemd. Eén week later, op 14 oktober, werd de voormalige privé-onderwijzer, koster August Sterck, met algemene stemmen (mits 1 onthouding vanwege De Mesmaecker) voor deze functie aangenomen.
VIII NORMALISERING (1885-1920) Vanaf 1 oktober 1885 bestonden er in Steenhuffel dus slechts 2 scholen meer: - De officiële gemengde gemeenteschool, met Eduard Casteels als onderwijzer en August Sterck als ondermeester. - De aangenomen meisjesschool van de kloosterzusters, met juffrouw Heymans als onderwijzeres en juffrouwen Van Hoeymissen en Daelemans als hulponderwijzeressen. Alleen de laatste was op dat moment gediplomeerd en was – wellicht vanaf 1 juli 1885 – tijdelijk in dienst getreden om aan de diplomavereisten van de schoolwet te voldoen. De afschaffing van de vrije jongensschool van Sterck heeft schijnbaar voor geen ernstige problemen gezorgd. En als er tussen de oude rivalen al enige vorm van rancune bestond dan is daar in het archief geen spoor van terug te vinden. Op 16 november 1885 was de verdeling van de Steenhuffelse schoolbevolking als volgt. Gemengde gemeenteschool Vrije meisjesschool Totaal Jongens 126 126 Meisjes 10 157 * 167 Totaal 136 157 * 293 Inclusief kleine jongetjes (dat betekent dat er vanaf het schooljaar 1885-1886 dus ook een bewaarschool was. Deze was ingericht in de klas van de vroegere vrije jongensschool, die in de hof van het klooster gelegen was, en na de schoolstrijd volgens contract aan de kloosterzusters was overgedragen.
GEADOPTEERDE MEISJESSCHOOL Maria Daelemans (1885-1888) Toen de vrije meisjesschool op 15 oktober 1884 terug werd aangenomen moesten de onderwijzeressen beloven om zo spoedig mogelijk een onderwijzeressendiploma te halen. In afwachting dat dit het geval zou zijn moest er een gediplomeerde onderwijzeres aan de school worden toegevoegd. Dat was Marie Daelemans die in 1885 haar diploma aan de normaalschool haalde. Over deze Marie Daelemans hebben we verder niets gevonden. We weten zelfs niet of ze wel een kloosterzuster was. Vermoedelijk heeft ze maar een drietal jaren in Steenhuffel les gegeven. Dan hadden ook Heymans en/of Van Hoeymissen het vereiste diploma behaald.
34
Eerlijkheidshalve moet hierbij opgemerkt worden dat deze vrij negatieve beoordeling van Sterck er kwam nadat hij als hulponderwijzer in de gemeenteschool bij het ministerie van onderwijs over zijn wedde was gaan klagen.
141
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Theodorine Clara Cobbaert (zuster Ignatia) (1888-nà 1921) Op 1 oktober 1888 werd Theodorine Clara Cobbaert hulponderwijzeres in de geadopteerde vrije meisjesschool. Misschien was dat in de plaats van Maria Daelemans of misschien werd er een nieuwe klas geopend. Ze had toen al 4 jaar ervaring in het onderwijs. Cobbaert was op 18 april 1865 geboren in Zedelgem. Ze had daarna met haar ouders in SintAndries-Brugge gewoond. In 1875 was het gezin verhuisd naar Wilrijk. In 1888 kwam ze van Dudzele waar ze echter niet in de bevolkingsregisters ingeschreven was. In 1893 volgde ze Maria Theresia Heymans, die op 26 mei van dat jaar overleed, op als bestuurster van de meisjesschool. Dat was ze in 1921 nog steeds.
Maria Joanna Ceulemans (1893-
)
Toen Theodorine Clara Cobbaert (zuster Ignatia) in 1893 de op 26 mei van dat jaar overleden Maria Theresia Heymans als directrice van de meisjesschool opvolgde, moest er een nieuwe hulponderwijzeres gezocht worden. Het werd Maria Joanna Ceulemans. Ze was niet gediplomeerd. We weten niet hoe lang ze les gegeven heeft. In 1914 deed ze dat alleszins niet meer.
Rosalia De Ridder (1898- na 1921) Vanaf het schooljaar 1898-1899 kreeg de aangenomen meisjesschool een tweede hulponderwijzeres. In 1921 was Rosalie De Ridder in die functie nog altijd in dienst.
GEMEENTELIJKE (JONGENS)SCHOOL August Sterck, vervolg (1885-1890) We gaan verder met het curriculum vitae van August Sterck waar we al eerder mee begonnen waren. In een document van 14 oktober 1888 worden zijn beroepsinkomsten als volgt samengevat. 1) De bediening van hulponderwijzer met een jaarwedde van fr. 1000. 2) De bediening van koster: zeker fr. 1500 per jaar. 3) De bediening van organist: fr. 400 4) De bediening van waskeersenmaker: fr. 175,00 5) De bediening van luider der klok van aftocht: fr. 15,00 6) De bediening van bestierder van het uurwerk: fr. 35,00 7) De bediening van het beroep van herbergier, geschat op fr. 200,00 8) De bediening van het beroep van koopman in melen, geschat op fr. 125,00 9) De bediening van het beroep van landbouwer, geschat op fr. 125,00 Samen: fr. 3575,00 In 1889 begon August Sterck met zijn gezondheid te sukkelen. Op 15 januari 1890 onderging hij tijdens de zitting van de provinciale commissie voor pensioenen een geneeskundig onderzoek dat hem in staat moest stellen om met vervroegd pensioen te kunnen gaan. Daar werd bevestigd dat hij “wegens ziekte zijn functie niet meer kon uitoefenen en nooit meer op zou kunnen nemen”. Op 8 februari werd zijn ontslag, dat hij op 2 februari aangeboden had – met ingang van 1 maart - door de gemeente aanvaard en zijn pensioenaanvraag aangenomen... ... en op 2 maart, 1 dag na zijn in pensioentreding, werd hij tot 1 september 1890 tot hulponderwijzer “ad interim” benoemd... Er zou zich immers geen enkele kandidaat aangediend hebben om hem op te volgen. Provinciegouverneur Vergote liet zich aan deze creatieve gedachtegang niet vangen en verzocht het schepencollege op 29 maart om “het openstaan der plaats in de Moniteur Belge te willen doen bekend maken (hetgeen nog niet was gebeurd), en uwen gemeenteraad te ver-
142
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
zoeken van zoohaast mogelijk te willen overgaan tot de benoeming van eenen definitieven titularis in vervanging van mijnheer Sterck.” Op 13 april vroeg de gemeente of er niet met een vaste benoeming kon gewacht worden tot de eindexamens in de normaalscholen afgelegd waren, immers “de gemeenteraad zou zeer graag een jonge onderwijzer willen benoemen, die men hier kent en die in augustus de normaalschool zal beëindigen.” Persoonlijk denken we dat hierbij aan Louis Casteels, de zoon van Eduard Casteels, werd gedacht. Er waren echter nog andere Steenhuffelenaren die ambitie hadden om onderwijzer te worden Op 29 oktober 1892 deed de gemeente een aanvraag om Sterck een burgerlijke decoratie te verlenen. Hij heeft deze op 29 november 1899 (!) gekregen. August Sterck is op 20 januari 1906 in Steenhuffel overleden. Voor de volledigheid. August Sterck had drie zonen die ook onderwijzer werden: Jean François (° ca 1871), Frederic Marie (° ca 1875) en Karel ( ° Wolvertem 23-3-1877). Deze laatste werd eerst hulponderwijzer in de Sint-Paulusschool te Antwerpen, op 21 april 1900 hulponderwijzer in Londerzeel Sint-Jozef, en legde in april 1901 die functie neer om gemeentesecretaris van Steenhuffel te worden. Een dochter van August Sterck trouwde met Jan Alfons Van den Branden die later onderwijzer in Steenhuffel werd. Een broer van August, Frederic, werd op 27 decembre 1864 ondermeester te Londerzeel-Heide.
De nieuwe gemeentelijke jongensschool op de Elst. August Sterck heeft nooit les gegeven in de nieuwe gemeenteschool die bij de aanvang van het schooljaar 1890-1891 in gebruik genomen werd. Op 2 mei 1887 had provinciegouverneur August Vergote aan de gemeente laten weten (vertaald): “dat men de minister van binnenlandse zaken en openbaar onderwijs gesignaleerd had dat het dringend nodig was om een nieuwe gemeenteschool met onderwijzerswoning te bouwen. De huidige lokalen voldeden niet meer en vormden een ernstige bedreiging voor de gezondheid der kinderen.” Vreemd genoeg werd deze keer aanvankelijk niet naar een nieuwe inplantingsplaats gezocht maar dacht men de school en de speelplaats op de bestaande plek te kunnen vergroten door de Vuilbeek te overwelven. Een kladpapiertje van 28 mei 1887 verschaft ons volgende verduidelijkingen bij dit project. 1) De onderwijzerswoning zou afgebroken en heropgebouwd worden. 2) De klaslokalen zouden 1 meter breder en 2 meter langer worden. 3) Door de beek te overwelven kon de speelplaats worden vergroot.
143
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Op 30 september liet de gouverneur evenwel weten dat de provincie – omdat de reconstructie van de lokalen ongeveer even veel zou kosten als een volledig nieuw gebouw niet met dit voornemen akkoord kon gaan. En dus ging de gemeente nog maar eens op zoek naar een geschikte grond voor de nieuwe gemeenteschool. Op 5 oktober had men die – met de hulp van de heer Jacobs, provinciaal Inspecteur van het lager onderwijs en met de steun van de provinciale architect Dumortier - gevonden. Het was het westelijke deel (25a groot) van perceel sectie A nr. 511k, in het geheel 62a 40 ca groot, eigendom van de weduwe en kinderen van Joannes Tobias Wouters. Door ligging en hoogte leek het aan de gestelde voorwaarden te voldoen. Op 7 november 1887 tekende de familie Wouters een belofte van verkoop. De overeengekomen prijs bedroeg 2345 fr., vetrechten inbegrepen (uiteindelijk zou dit 2600,50 fr. worden). Architect Henri Jacobs (de zoon van de provinciale inspecteur van het lager onderwijs) kreeg de opdracht om de plannen te tekenen. Op 28 maart 1888 was hij daarmee klaar. Het bestek beliep 29.800 fr. (inclusief grond en notariskosten 32.355 fr.). Voor haar eigen inbreng (1/3 der kosten) kon de gemeente een beroep doen op een bedrag van 5012,22 fr. dat al in 1884 en 1885 voor de bouw van een nieuwe school opzij gelegd was. De rest zou bij particulieren geleend worden en later worden afbetaald door de gemeentelijke opcentiemen van 30 tot 39 te verhogen en met de opbrengst van de verkoop van de oude school (die geschat werd op 2500 fr.). Toen de ingediende offertes op 27 juni 1888 opengemaakt werden, bleek aannemer Louis Smets uit Tisselt met 28.240 fr. de laagste aanbieder te zijn. Op 1 augustus 1888 begon hij met de bouwwerkzaamheden en op 19 juni 1889 was de ruwbouw van de school en van de onderwijzerswoning af. De definitieve oplevering gebeurde op 6 januari 1890 en nadat er nog een aantal bijkomende dingen waren afgewerkt en schoolmeubelen aangekocht werden, de gebouwen bij het begin van het nieuwe schooljaar (op 1 oktober 1890) in gebruik genomen. Het is echter mogelijk dat 1 klas al op 1 oktober 1898 naar de nieuwe locatie op de Elst was overgebracht.
In de zomer van 1905 werd een derde klaslokaal aan de gemeentelijke jongensschool gebouwd en werd de speelplaats heraangelegd. Dat gebeurde door aannemer PouliaertPeeters en de kosten kwamen uit op 11.851 fr. Om haar eigen aandeel (1/3) te kunnen dekken leende de gemeente 4000 fr. bij het bureel van weldadigheid, die op 31 december 1909 zouden worden terugbetaald. Door grote onkosten aan het wegennet en de vergroting van de parochiekerk werd deze terugbetalingstermijn evenwel diverse keren uitgesteld. Uiteindelijk zou ze tussen 1914 en 1923 in 10 jaarlijkse termijnen van 400 fr. worden afgelost.
144
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Op 28 september 1914 werden de oprukkende Duitsers te Steenhuffel vanuit de buitenste fortengordel rond Antwerpen beschoten. Daarbij werd niet alleen de brouwerij volledig plat gelegd maar werden ook een aantal huizen in het Dorp en op de Elst getroffen. Ook de gemeenteschool werd geraakt. Bij de dienst voor oorlogsschade werd later een schadeclaim ingediend voor een bedrag van 2.829,13 + 825,00 fr. In 1919 werden opnieuw 2 klaslokalen aan het bestaande schoolgebouw toegevoegd. De plannen hiervoor werden getekend door Meyns uit Mechelen. Dat was de architect die ook voor de vergroting van de kerk had ingestaan. Vanaf 1 oktober 1918 was er uit noodzaak al een voorlopige 4de klas in het gemeentehuis ingericht. In 1925 maakte de linkervleugel van de school plaats voor een gebouw met 4 klassen en 1 verdieping, dat er tot ca 1985 is blijven staan.
François Hens (1890-1893) Op 1 maart 1890 ging ondermeester August Sterck om gezondheidsredenen met pensioen. 1 dag later werd hij tot 1 september ad interim benoemd, zogezegd omdat er geen kandidaten waren om hem op te volgen. In werkelijkheid had de gemeente de plaats echter nooit vacant verklaard. In augustus zou er namelijk een Steenhuffelnaar (we denken Louis Casteels) aan de normaalschool afstuderen en die wilde men graag in Steenhuffel houden. Ook de vraag om een nieuwe ondermeester te benoemen nadat de examens aan de normaalscholen afgelegd waren werd door de gouverneur niet geaccepteerd. “Er moet vooreerst opgemerkt worden dat een interimair doorgaans niet de inzet en toewijding vertoont die van een definitief benoemde onderwijzer mag worden geëist. Daarnaast is het laten besturen van een school door een jongeling van de gemeente die nog maar pas van de normaalschool komt en dus niet de nodige ervaring bezit, niet goed voor het onderwijs en voor die onderwijzer die in het begin van zijn carrière nog geen gezag en prestige zal kunnen laten gelden.” En dus werd de openstaande plaats midden mei 1890 in het Belgisch Staatsblad, in de Gazet van Londerzeel en in de Gazet van Merchtem geannonceerd. Er werden 5 sollicitaties ontvangen. Ze waren van: - Raes Louis uit Opwijk, - Van Genechten Frederic Lambert Hubert, uit Waterlo, - Van Hoeck Arthur François, uit Baasrode, - Van Genechten Louis, uit Meerhout, - Van Wijnsberghe Joseph François, uit Torhout, en - Hens François, uit Buggenhout. Het was deze laatste, François Hens, die op 28 mei door de gemeenteraad met 6 stemmen op 8 (Louis Raes kreeg er 2) tot nieuwe ondermeester van Steenhuffel werd verkozen. Hens kon pas op 7 juni in dienst treden omdat de school waar hij tot op dat ogenblik werkte eerst een plaatsvervanger moest zoeken. Over François Hens is in het gemeentearchief zeer weinig te vinden omdat hij maar 3 jaar in Steenhuffel als ondermeester gebleven is. Op 19 maart 1893 gaf hij zijn ontslag. 15 april was zijn laatste schooldag in Steenhuffel. Veel meer over hem weten we dank zij bijdragen van Ludo Cosijns in het tijdschrift van de Heemkundige kring Ter Palen van Buggenhout (februari 1994 en vooral september 2002). Hierna een samenvatting. Franciscus Hens werd geboren in Buggenhout op 21 februari 1869. Hij was de jongste zoon van Jan Baptist, een meester-koperslager uit Duffel die via zijn huwelijk met Emerantia Celestina De Wachter uit Bornem uiteindelijk in Buggenhout was beland.
145
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Na zijn periode in Steenhuffel werd Frans Hens in 1893 ondermeester en later onderwijzer in de gemeenteschool van Buggenhout. Op 23 oktober 1906 trouwde hij met Maria Verdickt uit Waasmunster die na haar huwelijk een textielwinkel in de Stationsstraat te Buggenhout uitbaatte. Frans Hens ging in 1927 met pensioen, onderscheidde zich in het Buggenhoutse verenigingsleven en overleed op 12 april 1944.
Jan Alfons Van den Branden (1893-1935) Op 29 maart 1893 werden de kandidaturen voor de opvolging van François Hens door de gemeenteraad besproken. Het waren er drie: - De Nil Joseph Alphonse, uit Rossem, - Van den Brande Alphonse, uit Lovendegem, - Peeters Victor, uit Sint-Amands. Een geheime stemming leverde Van den Brande 6 stemmen op (de Nil kreeg er 1). Joannes Alfons Van den Branden was geboren in Merchtem op 14 januari 1873. Hij was de zoon van Joannes Albertus en Sophia Van Assche. Na zijn studies aan de normaalschool werd hij vanaf 1 januari 1893 6 weken lang ondermeester in Lovendegem, waar hij woonde toen hij in Steenhuffel werd benoemd. Op 12 september 1900 trouwde hij in Steenhuffel met Maria Rosalia Sterck (° Impde 4-21873), een dochter van de vroegere Steenhuffelse schoolmeester en koster August Sterck. Toen Eduard Casteels op 30 september 1915 met pensioen ging, volgde Van den Branden hem als hoofonderwijzer op en verhuisde hij naar de onderwijzerswoning. Zijn aanstelling door de gemeenteraad gebeurde op 9 september. Jan Alfons Van de Branden overleed in Merchtem op 15 december 1935.
Marie Lodewijk Leonard Casteels (1902-1906)
In het gemeentearchief is geen spoor te vinden van de benoeming van Louis Casteels tot 2de hulponderwijzer in de gemeenteschool. In iedere geval is hij het, zodra de bouw van het 3 de klaslokaal beëindigd was (dat was in 1906), voor zeer korte tijd geworden. Op 30 november 1902 was hij al wel benoemd als 3de onderwijzer aan de Adultenschool. Hij was de zoon van hoofdonderwijzer Eduard Casteels, was in Steenhuffel geboren op 28 juni 1881 en deed zijn middelbare studies in het Sint-Romboutscollege te Mechelen. In 1902 studeerde hij al aan de Universiteit van Leuven. In november 1906 gaf hij zijn ontslag om nog verder te studeren en dat ontslag werd op 2 december aanvaard. Louis Casteels promoveerde in 1909 tot doctor in de wis- en natuurkunde. Tot 1923 werkte hij als astronoom aan de Koninklijke sterrenwacht te Ukkel, daarna was hij tot 1951 hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Gent. Hij overleed op 15 januari 1965 en werd in Steenhuffel begraven.
Frans Amedée Hammenecker (1907-1919) Na advertenties in de Moniteur, de Patriot, het nieuws van den dag, de gazet van Londerzeel en van Merchtem, boden zich 6 kandidaten aan om Casteels als 2de hulponderwijzer op te volgen. Dat waren: - De Ridder Frans Jozef van Bornem - Desire Jules van Brussel - De Wit Adriaan Theodoor van Heffen - Hammenecker Frans van Mariekerke
146
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
- Pirana Charles van Brussel, en - Van Tolhuyzen Frans van Hombeeck. Op 24 december werd Frans Hammenecker met 6 stemmen op 9 verkozen. De Wit kreeg 2 stemmen en De Ridder 1. Hammenecker was geboren in Mariekerke op 29 juli 1886. Zijn beginwedde bedroeg 1100 fr. Begin oktober 1919, toen het nieuwe schooljaar eigenlijk al begonnen was, gaf hij zijn ontslag.
Georges (Joris) Maria Jozef Van Assche (1915-1919) Toen Jan Alfons Van den Branden op 30 september 1915 Eduard Casteels als hoofonderwijzer opvolgde moest er een nieuwe (hulp)onderwijzer gezocht worden. Op 21 september werden door de gemeenteraad 3 kandidaturen onderzocht, namelijk deze van: - Jozef Van Doorslaer, de zoon van Frans Van Doorslaer, uit Steenhuffel. - Georges Maria Jozef Van Assche, eveneens uit Steenhuffel. - Fouquet, uit Heindonk. Nadat er besloten was om geen interim aan te stellen maar direct tot een vaste benoeming over te gaan viel Jozef Van Doorslaer uit de boot, want die was soldaat aan het front, en werd Georges Van Assche met 8 stemmen op 8 verkozen. Georges van Assche was in Steenhuffel geboren op 7 december 1894. Hij was de zoon van Jan Baptist en Joanna Van de Voorde. In 1914 had hij zijn middelbare studies afgerond in het college van Boom. Hij had geen diploma van een normaalschool, maar had op 6 augustus 1915 wel met vrucht het examen afgelegd voor de jury, die door de regering was aangesteld om een oplossing te vinden voor het tekort aan gediplomeerde onderwijzers. De meeste jonge leraars zaten immers aan het front. Het gemeentelijk onderwijs was voor Georges Van Assche maar een tijdelijke baan. Na de oorlog, op 15 januari 1919, gaf hij zijn ontslag en ging hij verder studeren. In 1920 behaalde hij een kandidatuur en in 1924 een doctoraat aan de veeartsenijschool te Kuregem. Als dierenarts had hij een praktijk te Londerzeel van 1924 tot 1934. In 1934 werd hij docent aan de veeartsenijschool te Gent, waar hij als eerste de leerstoel “zoötechnie” bekleedde. Hij overleed na een korte ziekte in Londerzeel op 18 augustus 1839, amper 45 jaar oud.
August Robberechts (1918 - na 1940)
Voor het schooljaar 1918-1919 werd de gemeente door de overheid verplicht om een 4de onderwijzer in dienst te nemen. Dat gebeurde op 16 september 1918. Er waren 3 sollicitanten: - August Robberechts uit Nieuwenrode - Theophiel Scheers uit Merchtem - Juffrouw Theresia Cornelis uit Opwijk. Theophiel Scheers kreeg 1 stem en August Robberechts de 7 andere. Bijgevolg werd deze laatste tot vierde onderwijzer benoemd. De hoofonderwijzer was dan van den Brande, de 2de onderwijzer Hammenecker, de 3de onderwijzer Van Assche en de 4de onderwijzer Robberechts. Robberechts was geboren in Nieuwenrode op 2-11-1895 en had op 1-8-1914 zijn diploma behaald aan de normaalschool van Mechelen.
Hilaire Ernest Marie De Man (1919-1919) Toen Georges Van Assche op 15 maart 1919 – toen er al meer dan 1 trimester van het schooljaar voorbij was - besloot om zijn hogere studies te hervatten, kwam de plaats van 4de onderwijzer aan de gemeentelijke jongensschool vrij. Pas op 18 juli werd deze vacature ingevuld.
147
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Hilaire Ernest Marie De Man uit Moorsele was de enige kandidaat en werd met 8 op 8 stemmen aangenomen. Hij was geboren in Moorsele op 1 juni 1894 en had zijn diploma van onderwijzer gehaald aan de normaalschool van Thourout (Torhout?) op 31 juni 1913. Hij trad op 1 augustus 1919 in Steenhuffel in dienst. En één maand later gaf hij zijn ontslag.
(Alfons) Emiel Verheyden (1919- nà 1960) Tijdens de gemeenteraadszitting van 30 september 1919 werd een opvolger voor Hilaire De Man gezocht. Er hadden zich drie kandidaten, allemaal uit Steenhuffel, allemaal met een diploma van de normaalschool van Mechelen, aangeboden. - Frans Steenackers, - Jozef Van Doorslaer, - Emiel Verheyden. Met 5 stemmen tegenover 3 voor Jozef Van Doorslaer werd Alfons Emiel Verheyden tot onderwijzer aangesteld. Hij was in Steenhuffel geboren op 11 december 1899, was de zoon van Petrus Franciscus en Virginia Cuyckens, en had op 9 augustus 1919 zijn diploma van onderwijzer behaald aan de normaalschool van Mechelen. Hij trouwde met Maria Blondina Steenackers, werd later hoofdonderwijzer en bleef in Steenhuffel les geven tot aan zijn pensioen.
Meester Verheyden en zijn klas van 1921 – Foto uit het privé-archief van Alfons Emiel Verheyden. Met dank aan Bert De Clercq, zijn schoon-kleinzoon
(Lodewijk) Jozef Van Doorslaer (1919-1940) Nauwelijks 1 week nadat Emiel Verheyden was aangesteld moest er opnieuw dringend een gemeenteonderwijzer gekozen worden. Frans Amedée Hammenecker had begin oktober immers ook zijn ontslag gegeven. Op 7 oktober werden de kandidaturen besproken van: - Andries uit Hombeek, - Fouquet uit Heindonk,
148
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
- Jozef Van Doorslaer, uit Steenhuffel, - Van Rompaey uit Blaasveld. Jozef Van Doorslaer, al 2 keer eerder gepasseerd, werd met 6 stemmen (tegen 2 voor Van Rompaey) tot nieuwe onderwijzer benoemd. Hij was de zoon van Frans en Maria Josepha Van Hamme, was geboren in Steenhuffel op 2 februari 1893, had zijn diploma aan de normaalschool van Mechelen behaald op 31 juli 1913 en had vervolgens de oorlog aan de het front aan de IJzer doorgebracht. Jozef van Doorslaer werd later hoofonderwijzer en sneuvelde in het begin van de 2de wereldoorlog, namelijk op 30 mei 1940, in Brugge als reserve-commandant van het Belgische leger. Hij kreeg een gedenkplaat op de speelplaats van de gemeenteschool, in de zijgevel van de onderwijzerswoning, en de Elst (de straat waar de school in lag) wordt sindsdien de “commandant Jozef Van Doorslaerstraat genoemd.
August Robberechts
François Hens (foto Ludo Cosijns)
Louis Casteels
Joris van Assche
ca 1939- van links naar rechts Boven: Cesar Van de Voorde – Frans Steenackers – Rik Mertens Onder: Emiel Verheyden – Jozef Van Doorslaer – August Robberechts
149
Jozef Van Doorslaer
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
En verder (tot na 1960) Naam geboren te Cesar Van de Voorde Steenh.
geboren op 22-3-1907
vanaf 1927
tot 1965
gehuwd met Marthe D’Hondt
Frans Steenackers Mertens Hendrik Alfons De Pauw
Steenh.
21-7-1900 31-1-1924
1962 1948 1985
Anna Wouters
Londerz.
1930 1934 1948
Roger Verdickt
Steenh.
15-8-1923
Maria Verbeken
ca 1965 Josephine Van Steen
EVOLUTIE VAN DE SCHOOLBEVOLKING Jongens Arm 1840-1841 1841-1842 1842-1843 1843-1844 1844-1845 1845-1846 1846-1847 1847-1848 1848-1849
7
Meisjes betalend arm 125
44 44 50 55
1849-1850 ingeschreven 60 effectief 1850-1851 ingeschreven 65 effectief 1851-1852 ingeschreven 60 effectief 1852-1853 ingeschreven 63 effectief 1853-1854 ingeschreven 62 effectief 1854-1855 ingeschreven 54 effectief 1855-1856 ingeschreven 65 effectief 75 1856-1857 ingeschreven 66 effectief 60 1857-1858 ingeschreven 63 effectief 65 1858-1859 ingeschreven 67 effectief 63 1859-1860 ingeschreven 66 effectief 64 1860-1861 ingeschreven 69 effectief 62 1861-1862 ingeschreven 68 effectief 64 1862-1863 ingeschreven 66 effectief 65 1863-1864 ingeschreven 61 effectief 64 1864-1865 ingeschreven 70
5
Totaal arm
betal.
109
12
234
34 35 42 45
65 68 61 60 40 53 46 45 45
ingeschreven 50 effectief ingeschreven 50 effectief ingeschreven 52 effectief ingeschreven 63 effectief ingeschreven 59 effectief ingeschreven 62 effectief ingeschreven 65 effectief 65 ingeschreven 69 effectief 67 ingeschreven 66 effectief 72 ingeschreven 75 effectief 73 ingeschreven 70 effectief 78 ingeschreven 76 effectief 71 ingeschreven 78 effectief 72 ingeschreven 75 effectief 66 ingeschreven 68 effectief 60 ingeschreven 63
Alg. tot. Scholen
betal.
71 91 77 75 73 69 60 60 64
ingeschreven 53 ingeschreven 6 ingeschreven 78 ingeschreven 79 ingeschreven 92 ingeschreven 100 effectief 75 ingeschreven 110 effectief 89 ingeschreven 115 effectief 105 ingeschreven 115 effectief 102 ingeschreven 126 effectief 116 ingeschreven 121 effectief 114 ingeschreven 116 effectief 121 ingeschreven 130 effectief 140 ingeschreven 135 effectief 127 ingeschreven 129 effectief 137 ingeschreven 142 effectief 136 ingeschreven 136 effectief 142 ingeschreven 145 effectief 133 ingeschreven 146 effectief 136 ingeschreven 141 effectief 131 ingeschreven 129 effectief 124 ingeschreven 133
150
230 246
school Moortgat 156 – Verhavert 90
64
143
76
176
school Moortgat school Moortgat school Moortgat + 50 betalende bij Verhavert school Moortgat+ school Moortgat
83
193
school Moortgat
88
203
school Moortgat
86
201
school Moortgat
78
204
school Moortgat
80
201
school Moortgat
80
196
136
276
159
286
138
275
135
271
113
255
122
255
106
242
105
236
109
233
jongens + 4 meisjes: gemeenteschool meisjes - 4: aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
1865-1866 1866-1867 1867-1868 1868-1869 1869-1870 1870-1871 1871-1872 1872-1873 1873-1874 1874-1875 1875-1876 1876-1877 1877-1878 1878-1879 1879-1880 1880-1881 1881-1882 1882-1883 1883-1884 1885-1886 1886-1887 1887-1888 1888-1889 1889-1890 1890-1891 1891-1892 1892-1893 1893-1894 1894-1895 1895-1896 1896-1897 1897-1898 1898-1899
Jongens Meisjes Arm betalend arm effectief 70 40 effectief 63 ingeschreven 70 ingeschreven 64 effectief 67 47 effectief 55 ingeschreven 70 ingeschreven 59 effectief ? effectief ? ingeschreven 76 ingeschreven 52 effectief 68 43 effectief 46 ingeschreven 75 ingeschreven 58 effectief 76 30 effectief 50 ingeschreven 73 ingeschreven 54 effectief 75 31 effectief 58 ingeschreven 65 ingeschreven 57 ingeschreven 67 ingeschreven 52 ingeschreven 71 ingeschreven 52 ingeschreven 76 ingeschreven 62 ingeschreven 80 ingeschreven 67 ingeschreven 80 ingeschreven 75 ingeschreven 93 ingeschreven 81 ingeschreven 98 ingeschreven 89 ingeschreven 103 ingeschreven 93 ingeschreven 126 ingeschreven 108 ingeschreven 126 ingeschreven 112 ingeschreven 125 ingeschreven 108 ingeschreven 134 ingeschreven 106 ingeschreven ? ingeschreven ? ingeschreven 115 ingeschreven 112 ingeschreven 119 ingeschreven 121 ingeschreven 128 ingeschreven 126 ingeschreven 134 ingeschreven 132 ingeschreven 142 ingeschreven 137 ingeschreven 149 ingeschreven 150 ingeschreven 150 ingeschreven 149 ingeschreven 158 ingeschreven 152 effectief 118 ingeschreven 163 ingeschreven 157 ingeschreven 160 ingeschreven 159 ingeschreven 171 ingeschreven 155 ingeschreven 160 ingeschreven 146 ingeschreven 161 ingeschreven 156 effectief 119 effectief 144 ingeschreven 135 ingeschreven 165
betal. 65 66
51 50 48
Totaal arm effectief 133 ingeschreven 134 effectief 122 ingeschreven 129 effectief ? ingeschreven 128 effectief 114 ingeschreven 133 effectief 126 ingeschreven 127 effectief 133 ingeschreven 122 ingeschreven 119 ingeschreven 123 ingeschreven 138 ingeschreven 147 ingeschreven 155 ingeschreven 174 ingeschreven 187 ingeschreven 196 ingeschreven 234 ingeschreven 238 ingeschreven 233 ingeschreven 240 ingeschreven ? ingeschreven 227 ingeschreven 240 ingeschreven 254 ingeschreven 266 ingeschreven 279 ingeschreven 299 ingeschreven 299 ingeschreven 310 ingeschreven 320 ingeschreven 319 ingeschreven 326 ingeschreven 306 ingeschreven 317 effectief 263 ingeschreven 300
Louis De Bondt
Alg. tot. Scholen betal. 105
238
113
235
?
?
94
208
80
206
79
212
0 0 0
299 299 310
meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school idem idem idem idem idem idem idem idem idem Allen - in theorie - gemeenteschool Allen - in theorie - gemeenteschool Allen - in theorie - gemeenteschool Allen - in theorie - gemeenteschool Allen - in theorie - gemeenteschool Gemeente- en aangenomen school Gemeente- en aangenomen school Gemeente- en aangenomen school Gemeente- en aangenomen school Gemeente- en aangenomen school Gemeente- en aangenomen school Gemeente- en aangenomen school Gemeente- en aangenomen school
0 0 0 0 0
320 319 326 306 317
Gemeente- en aangenomen school Gemeente- en aangenomen school Gemeente- en aangenomen school Gemeente- en aangenomen school Gemeente- en aangenomen school
0
300
Gemeente- en aangenomen school
Opmerkingen: 1) Reeds in 1843 was aan het recht voor de armen om hun kinderen gratis les te laten krijgen de plicht verbonden om deze kinderen tegen de koepokken in te laten enten. 2) In het schooljaar 1848-1849 was het grote verschil (25 %) tussen het aantal ingeschreven en effectief schoolgaande kinderen toe te schrijven aan de epidemie van Rode-Loop die eind 1848 in Steenhuffel ravage aanrichtte. 3) Vanaf 1870 krijgen we geen informatie meer over het aantal betalende kinderen. Op 18 december 1882 realiseerde de arrondissementscommissaris zich dat ook en vroeg hij om hem de deliberatie te sturen waarmee de gemeenteraad het systeem van absoluut gratis onderwijs zou hebben ingevoerd. Waarop de gemeente op 20 december antwoordde: “...laten wij u weten dat het systeem van het absoluut gratis onderwijs in Steenhuffel niet bestaat. Er werd hierover evenmin een beraadslaging gehouden. De inschrijving van de arme kinderen voor het gratis onderwijs gebeurt overeenkomstig de voorschriften van art. 1 van het K.B. van 12 augustus 1879 en het klein aantal kinderen dat nog naar de officiële gemeenteschool gaat voldoet aan deze vereisten. Uiteindelijk zou het algemeen gratis lager onderwijs door de wet van 15 september 1895 ingevoerd worden. In Steenhuffel betaalde echter al vanaf het schooljaar 1890-1891 niemand meer “dewijl er in de gemeente maar eenige kinderen zijn die de schoolkosten kunnen betalen”. Vanaf dat jaar komt het aantal ingeschreven arme kinderen overeen met de totale schoolbevolking. 4) Tijdens de schoolstrijd (1879-1884) was de meisjesschool van de kloosterzusters niet langer geadopteerd. Ofschoon alle (arme) kinderen (jongens en meisjes) aan de gemeenteschool van Casteels werden toegewezen, stuurde het overgrote deel van de ouders zijn kinderen naar de vrije meisjesschool (in het klooster) en de vrije jongensschool (van August Sterck). Ook in die scholen werden arme kinderen aanvaard maar we hebben er geen cijfers over. 5) Bij wet van 19 mei 1914 werd de algemene leerplicht ingevoerd voor kinderen van 6 tot 14 jaar.
151
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
GEMEENTELIJKE BIJDRAGE VOOR GRATIS ONDERWIJS Periode 1843-1845 1846-1849 1850 1851-1852 1853-1860 1861-1870 1871-1873 1874
Gemeente 70 fr. 47 fr. 0 309 fr. 200 fr. 200 fr. 200 fr. 254 fr.
Weldadigheidsbureel 140 fr. 93 fr. 0 93 fr. 93 fr. ? 200 fr. 200 fr.
Opmerking staatssubsidie wegens rode loop in 1848
De bijdrage der gemeente aan de bekostiging van het gratis onderwijs der arme kinderen werd vanaf het schooljaar 1873-1874, op aandringen van het ministerie, opgetrokken tot ongeveer 7,5 % van de gewone gemeente-ontvangsten. Dat bedrag liep aldus op van 254 fr. voor het schooljaar 1873-1874 tot 2406 fr. voor het schooljaar 1900-1901. De bijdrage van het bureel van weldadigheid werd verhoogd tot 300 fr. voor het schooljaar 1877-1878 en werd 400 fr. voor het volgende jaar. Dat zou zo blijven tot in 1896 toen de bijdrage van het bureel, als gevolg van de nieuwe schoolwet van 15 september 1895 – die het algemeen gratis lager onderwijs instelde – werd afgeschaft.
DE WEDDE VAN HET ONDERWIJZEND PERSONEEL Op 29 september 1859 werd een nieuw schoolreglement aangenomen met o.m. de volgende bepalingen. 1) Elke leerling moest in de school kunnen beschikken over 0,75 m² grondoppervlak en 3 tot 4 m³ lucht. 2) Alleen kinderen die door het schepencollege waren aangenomen kregen gratis onderwijs. 3) Betalende leerlingen moesten bewijzen dat zij de pokken gehad hadden of ertegen ingeënt waren en moesten de kwitantie kunnen tonen van de betaling van het schoolgeld aan de gemeenteontvanger. 4) Het schoolgeld voor de betalende leerlingen mocht maximaal 8,64 fr. per jaar bedragen. Het college kon dit bedrag verminderen als meerdere kinderen van hetzelfde gezin dezelfde school bezochten. 5) Het schoolgeld moest per maand of trimester op voorhand betaald worden aan de gemeenteontvanger. 6) Na elk trimester moest de onderwijzer een aanwezigheidslijst naar de burgemeester sturen Het type-schoolreglement van 1859, het KB van 10 januari 1863 en het uitvoerend besluit van de gouverneur van Brabant van 27 maart 1863 probeerden ook wat uniformiteit te krijgen in de beloning der schoolmeesters en -meesteressen. Voor de aangenomen scholen werd van een vaste jaarwedde uitgegaan (af te spreken tussen de instelling en de gemeente). De onderwijzers van de gemeentescholen werden vergoed in functie van de categorie waarin de school door de schoolinspectie was ondergebracht. De gemeenteschool van Steenhuffel werd in de 2de categorie gerangschikt. Dat betekende concreet voor de onderwijzer:
152
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
-
Een vaste jaarwedde van 250 fr. (werd 600 fr. vanaf 1864-1865, 700 fr. vanaf 1867-1868 en (omdat de school in cat. 2 bleef maar het aantal leerlingen had van een cat. 1 school) 800 fr. vanaf 1868-1869 (voor verdere aanpassingen zie tabel hieronder) - + een vergoeding voor het onderwijs aan de arme kinderen à 6,00 fr. per kind - De rijkste betalende kinderen betaalden 8,64 fr. per jaar - De kinderen uit iets minder welstellende gezinnen en kinderen die nog broers of zusters als medeleerling hadden, betaalden 7,68 fr. per jaar. Volgende cijfers geven we voor het geval iemand ze ooit zou kunnen gebruiken. Meeus, arme kinderen à 6,00 fr. Meeus, betalende à 7,68 fr. Meeus, betalende à 8,64 fr. Meeus, vaste wedde Meeus totaal Blondiau, vaste wedde Meeus, arme kinderen à 6,00 fr. Meeus, betalende à 7,68 fr. Meeus, betalende à 8,64 fr. Meeus, vaste wedde Blondiau, vaste wedde
1863-64 61 = 366 fr. 20 = 153,60 fr. 10 = 86,4 fr. = 250 fr.
1864-65 70 = 420 fr. 20 = 153,60 fr. 10 = 86,4 fr. = 600 fr.
1865-66 70 = 420 fr. 31 = 238,08 16 = 138,24 = 600 fr.
1866-67 70 = 420 fr. 18 = 138,24 12 = 103,68 600 fr.
1867-68 76 = 456 fr. 18 = 138,24 12 = 103,68 700 fr.
1868-69 75 = 450 fr. 18 = 138,24 12 = 103,68 800 fr.
1869-70 73 = 438 fr. 18 = 138,24 12 = 103,68 800 fr.
= 350 fr.
= 350 fr.
= 350 fr.
= 350 fr.
= 350 fr.
= 350 fr.
= 350 fr.
1870-71 61 = 366 fr. 20 = 153,60 fr. 10 = 86,4 fr. = 250 fr. = 350 fr.
1872-1873 Onderwijzer, arme kind. 71x6,00=426 fr. Onderwijzer, betalende 1 19x5,12=97,28 Onderwijzer, betalende 2 18x5,75=103,50 Onderwijzer wedde 800 Ondermeester, arme kind. 71x3,00=213 fr. Ondermeester, betalende 1 19x2,56=48,64 Ondermeester, betalende 2 18x2,88=51,84 Ondermeester, wedde 600 Klooster, totaal wedde 350 Onderwijzer, arme kinderen Onderwijzer, betalende 1 Onderwijzer, betalende 2 Onderwijzer wedde Onderwijzer toeslag godsd. Ondermeester, arme kind. Ondermeester, betalende 1 Ondermeester, betalende 2 Ondermeester, wedde Onderm. toeslag godsd. Meesteres handwerk Klooster, totaal wedde Klooster, arme kinderen Onderwijzer, arme kinderen Onderwijzer, betalende Onderwijzer wedde Ondermeester, arme kind. Ondermeester, betalende Ondermeester, wedde Meesteres handwerk Klooster, totaal wedde Klooster, arme kinderen Onderwijzer, wedde Ondermeester 1 wedde Meesteres handwerk Onderwijzeres, wedde Hulponderwijzeres 1 Hulponderwijzeres 2
1871-72 70 = 420 fr. 20 = 153,60 fr. 10 = 86,4 fr. = 600 fr. = 350 fr.
1873-74 76x6,00=456 19x5,67=107,73 18x6,00=108,00 800 76x3,00=228 19x2,83=53,77 18x3,00=54,00 600 500
1879-80 234x4,42=1033,73 37x5,77=213,57 800
1874-75 80x6,64=531,20 19x5,67=107,73 18x6,00=108,00 800 80x3,32=265,60 19x2,83=53,77 18x3,00=54,00 600 500
1875-76 80x6,80=544 32x5,67=181,44 18x6,00=108,00 800 80x3,40=272 32x2,83=90,45 18x3,00=54,00 600 500
1876-77 1877-88 1878-79 93x6,8=632,40 98x6,8=666,40 103x6,8=700,4 32x5,67=181,44 32x5,67=181,44 32x5,67=181,44 18x6,0=108,00 18x6,00=108,00 14x6,00=84,00 800 800 800 93x3,4=316,2 98x3,4=333,20 103x3,4=350,2 32x2,83=90,56 32x2,83=90,56 32x2,83=90,56 18x3,00=54,00 18x3,00=54,00 14x3,00=42,00 600 600 600 500 500 500
1880-81 1881-82 1882-83 1883-84 1884-85 1885-86 238x7,33=1745,33 233x7,33=1708,67 240x7,33=1760 227x7,33=1664,67 628,60 728,60 ? ? ? ? ? ? ? ? 160 fr. 200 fr. 800 800 800 800 800 800 100 100 100 100 238x3,67=872,67 233x3,67=854,33 240x3,67=880 227x3,67=832,33 300 fr. ? ? ? ? ? ? ? ? 600 600 600 600 700 1000 100 100 100 100 150 150 150 150 150 150 600 1000 400 400
234 x 2,21 = 516,87 37 x 2,88 = 106,57 600
1886-87 728,60 200 fr 800
1887-1888 728 200 fr. 800
1000 100 1400
1000 100 1400
1895-96 2000 1100 0 1315
1888-1889 728 200 800 1000 100 1400 1896-97 2000 1100 150 1315
1889-90 728 200 800 1000 100 1400 1897-98 2000 1200 150 750 565
153
1890-91 928
1891-92 928
1892-93 928
1893-94 928
1894-95 1028
800
800
800
800
800
1000 100 1575
1000 100 1575
1000 100
1000 100 1575
1000 0 1575
1898-99 2000 1200 150 750 565
1899-1900 2000 1200 150 750 565 400
1900-01 2000 1200 150 750 565 400
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Verg. schoolbehoeften Grondstoffen handwerk
250 140
280 140
Louis De Bondt
280 140
180 140
280 140
280 140
Opmerkingen: 1) De bekostiging van het onderwijs gebeurde door: - Een bijdrage van de gemeente (en tot 1896 ook van het bureel van weldadigheid) voor het onderwijs der kinderen uit arme gezinnen (zie hoger). - De ouders (voor de betalende leerlingen), tot met de schoolwet van 15 september 1895 het gratis lager onderwijs voor iedereen werd ingevoerd. - De rest kwam van de overheid (bijleg op de kosten voor de arme kinderen en vaste wedde der onderwijzers). 2) De eigenlijke betaling van het onderwijs der arme kinderen gebeurde niet volgens de bedragen in de begroting maar volgens de aanwezigheidslijsten. 3) Toen met de schoolwet van 15 september 1895 het algemeen gratis lager onderwijs werd ingevoerd verviel de vergoeding voor het onderwijs der arme en betalende kinderen en werd de vaste jaarwedde overeenkomstig aangepast. 4) De vaste wedde voor de aangenomen school was onafhankelijk van het aantal onderwijzeressen. 5) De opgegeven bedragen in de hier bovenstaande tabellen zijn begrotingscijfers; van 1879 tot 1884 was er geen ondermeester in de gemeenteschool die amper leerlingen had. Voor het schooljaar 1884-1885 gingen deze cijfers er van uit dat de geadopteerde school van August Sterck niet zou worden afgeschaft en veel meer leerlingen zou hebben dan de gemeenteschool van Eduard Casteels. 6) Ofschoon mevrouw Casteels als meesteres van het handwerk in de gemeenteschool haar functie slechts tussen 1881 en 1884 (toen er ook enkele meisjes de gemeenteschool bezochten) heeft uitgeoefend, heeft ze een wedde getrokken voor al de jaren dat de betrekking van rechtswege bestond (dus vanaf de schoolwet van 1879). Van 1879 tot 1885 was dat 150 fr. (de jaren 1879-1881 werden uitbetaald met terugwerkende kracht).Van 1886 tot 1893 werd die verminderd tot 100 fr. Dan werd, in 1894, in onderling akkoord, de vergoeding afgeschaft en de wedde van haar man, onderwijzer Eduard Casteels, ter compensatie met 100 fr. verhoogd. Vanaf 1896 (na de nieuwe schoolwet van 1895) moest er opnieuw een wedde voor de meesteres van het handwerk in de begroting worden opgenomen, maar deze werd nooit uitbetaald.
In 1920 en 1921 zag het inkomen van de diverse onderijzers en onderwijzeressen er, conform de organieke schoolwet van 13 november 1919, uit als volgt. Jaarwedden 1920 dienstjaren Kind. - 21 j. Naam 1e benoeming gewone frontj. B.S. bijwinsten (*) 1 Robberechts August oct. 1914 5 gehuwd 3000 A, 400 W, 500 H 2 Van den Brande Alfons 1 jan. 1893 27 gehuwd 7 3000 A, 2200 H, 1100 3 Van Doorslaer Lodewijk Jozef sept. 1913 6 4 ongehuwd 3000 A, 1000 H, 200 W 4 Verheyden Emiel sept. 1919 ongehuwd 3000 A, 200 W 5 Cobbaert Theodorine 1 oct. 1884 35 religieuze in 1600 A, 800 H, 400 W, + gemeenschap 6 De Ridder Rosalie 1 oct. 1898 21 1400 A, 800 H levende 7 Van Hoeymissen Joanna 1 oct. 1880 39 1400 A, 800 H * Bijwinsten: A = aanvangswedde, W = woonst, H = verhoging. 1-4 behooren tot de gemeenteschool / 5-6 behooren tot de aangenomene meisjesschool / 2 en 5 zijn de bestuurders.
wedde 3900 6300 4200 3200 3000 2200 2200
Jaarwedden 1921 dienstjaren Kind. - 21 j. Naam 1e benoem. gewone frontj. B.S. bijwinsten (*) wedde 1 Robberechts August oct. 1914 6 gehuwd 1 4800 A, 400 W, 1200 H, 182,5 F 6583 2 Van den Brande Jan Alfons 1 jan. 1893 28 gehuwd 7 4800 A, 400 B, 3200 H, 1277,50 F 9678 3 Van Doorslaer Lodewijk Jozef sept. 1913 7 4 ongehuwd 4800 A, 1800 H, 200 W 6800 4 Verheyden Emiel 31 sept. ‘19 1 ongehuwd 4800 A, 200 W, 200 H 5200 5 Cobbaert Theodorine 1 oct. 1884 36 religieuze in 2400 A, 1600 H, 400 W, 300 B 4700 gemeenschap 6 De Ridder Rosalie 1 oct. 1898 22 2400 A, 1400 H 3800 levende 7 Van Hoeymissen Joanna 1 oct. 1880 40 2400 A, 1600 H 4000 8 Jamaer Marie 1 jan. 1916 5 1800 A, 250 H 2050 9 Van den Bosch A. 1 jan. 1916 5 1800 A, 400 W, 200 B, 250 H 2650 * Bijwinsten: A = aanvangswedde, W = woonst, H = verhoging, F = familievergoeding, B = bestuur 1-4 behooren tot de gemeenteschool / 5-6 behooren tot de aangenomene meisjesschool / 8 en 9 behooren tot de aanneembare bewaarschool, 2, 5 en 9 zijn de bestuurders.
154
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
IETS OVER DE SCHOOLUITRUSTING In de eerste gemeenteschool van Steenhuffel werden gewoon de oude schoolmeubelen van de privé-school van Moortgat gebruikt. Deze waren in 1828 gemaakt en aangekocht. Op 7 februari 1856 liet de gouverneur weten dat de schoolinspectie had vastgesteld dat het meubilair van de gemeenteschool nog niet volledig was, dat de zeer oude schoolbanken grote herstellingen nodig hadden, dat er een collectie van maten en gewichten ontbrak evenals een kast om schoolvoorwerpen in op te bergen en een kaart van België, waarvoor de totale aanschafkosten op 200 fr. werden geraamd. In de zomer van het zelfde jaar werden nog andere mankementen vastgesteld. Gelukkig was de overheid bereid om de gemeente een subsidie van 599,68 fr. te verlenen op voorwaarde: - dat in de klaslokalen een ventilatiesysteem werd aangelegd dat in het programma van de regering werd aanbevolen, - dat er een afsluitingsmuur, op steunhoogte, tegen de Vuilbeek werd gebouwd, - en dat de onderwijzerswoning zou worden vergroot. De gemeente vond deze aanbevelingen gewettigd met uitzondering van de vergroting van de onderwijzerswoning die ruim genoeg werd geacht. In de loop van 1857 werden dan ook de volgende werken uitgevoerd: 1. De bouw van een omheiningmuur met de hoogte van een leuning en de reconstructie van de brug die toegang gaf tot de school. 2. De reparatie van de lessenaars. 3. De aanleg in de klas van het ventilatiesysteem dat door het regeringsprogramma werd aanbevolen. 4. De aankoop van een opbergkast voor de schoolbehoeften. Er moest dan nog een pomp aangekocht worden, een plankenvloer gelegd en een dakgoot gehangen. In augustus 1859 was ook de onderwijzerswoning vergroot. In 1863 kwam het probleem van de verluchting der klassen opnieuw aan de orde. Op aandringen van de provinciale overheid en in overleg met de provinciale architect en de commissaris der wegen kregen de 2 klassen van de gemeenteschool in de herfst van 1863 een nieuw (of aangepast) ventilatiesysteem. Ook in de klassen van de aangenomen meisjesschool werden door de de zusters van Sint Franciscus à Paulo eind februari 1865 ventilatoren geplaatst. In 1874 was het meubilair van de gemeenteschool alweer dringend aan vernieuwing toe. Vooral de banken waren al meer dan 30 jaar oud en niet meer te herstellen. Bovendien waren er niet genoeg voor de twee klaslokalen die nu, door het aanstellen van een tweede onderwijzer, volledig werden benut. Een aankooplijst van 24 december leert ons meer over de schooluitrusting uit die tijd. Aantal 1 1 1 2 1
Omschrijving Nieuwe landkaart van België opgeplakt Nieuwe landkaart van Europa opgeplakt Wereldbol van ongeveer 0,25 meter diameter Beelden van O.L. Vrouw Het beeld van den koning
155
Prijs 30 25 35 20 35
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
1 4 2 2 1 2 1 65
Volledige stelsel van maten en gewichten Zwarte borden (dubbele met gewichten) Bureau pupitre voor den onderwijzer Estraden, lang omtrent 8 m. en breed 1,40 m. Horlogie Rolgordijnen Ijzeren koolbak Lessenaars, Amerikaansch stelsel, 2 plaatsen, 1,09 x 0,65 m.
Louis De Bondt
65 300 70 25 30 30 5 1625 2295
De plannen voor de schoolbanken, de estrade, de lessenaar en de borden werden getekend door de architect van de provincie, Hansotte. Het was Pierre Van de Ven, schrijnwerker, rue neuve 54, Mechelen, die na een openbare aanbesteding alles mocht maken en in januari 1875 mocht leveren. Voor de nieuwe gemeenteschool, die op 1 oktober 1890 in gebruik werd genomen, moesten er uiteraard ook bijkomende meubelen komen. Eind 1889 had de provinciale architect Jacobs hiervoor al de plannen getekend. De prijs van het bestek beliep 1087 fr. en 3/5 hiervan zou naar goede gewoonte door de overheid worden betaald. In 1904 mocht schrijnwerker Jan Baptist Brabant uit Steenhuffel nog voor 911 fr. bijkomend meubilair maken en leveren voor het 3de klaslokaal dat in 1905 in gebruik zou worden genomen. François De Wandeler uit Asse mocht hetzelfde doen voor een waarde van 1339 fr.
156
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
SPECIAAL ONDERWIJS BEWAARSCHOOL In het schooljaar 1870-1871 was er nog geen bewaarschool in Steenhuffel. Op 2 november 1870 oordeelde de gemeenteraad dat daar hoe dan ook geen behoefte aan was. Immers, schreef men aan de arrondissementscommissaris: “in een weinig bevolkte maar uitgestrekte gemeente als de onze, zijn er maar weinig kinderen van de bedoelde leeftijd. Het is voor de ouders al een grote moeite om de kinderen naar de gemeenteschool te sturen als ze de wettelijke ouderdom daarvoor bereiken. Bovendien heeft de gemeente maar beperkte middelen en zou de inrichting van een dergelijke school onnodige kosten meebrengen voor de gemeente en het gouvernement.” In 1880 vroeg de overheid opnieuw of het moment niet opportuun was om een gemeentelijke bewaarschool in te richten. De nieuwe schoolwet van 1879 had immers een ware schoolstrijd tussen de gemeentescholen en de overal opgerichte vrije katholieke scholen doen ontstaan en om goed te kunnen concurreren moesten alle mogelijke middelen worden ingezet. Niet in Steenhuffel evenwel. “Onze gemeente is zeer uitgestrekt,” antwoordde de gemeenteraad op 8 september, “en de buitenwijken zijn sterker bevolkt dan het dorp; daarom is het zeker dat een bewaarschool in Steenhuffel helemaal geen kinderen zal trekken.” De zusters van de in 1852 opgerichte – en na de perikelen van de schoolstrijd in 1884 weer aangenomen meisjesschool – zagen het anders. Bij het begin van het schooljaar 1885-1886 begonnen ze met een bewaarschool. De kleinste kinderen werden opgevangen in het klaslokaal dat in 1879 in de hof van het nieuwe klooster was gebouwd en dat tot het einde van de schoolstrijd als vrije jongensschool had gediend. In 1898 werd dit 10 meter lange lokaal in twee verdeeld. Tot in 1908 deed één deel dienst als derde lagere klas. Toen was de bewaarschool zodanig overbevolkt dat de schoolinspectie een tweede bewaarschoolklas eiste. De derde lagere klas verhuisde naar een nieuwbouw tegen de 2 lagere klassen die al in 1879 waren gebouwd. Wie de allereerste “froebelonderwijzeressen” van de “Kattekensschool” 35 waren hebben we niet gevonden. Pas vanaf het schooljaar 1920-1921 werden de leraressen van de bewaarschool door de overheid betaald en kennen we de namen van de nonnen die de kinderen wat tucht probeerden bij te brengen. Het waren.
Marie Jamaer (1920-
)
Van Marie Jamaer weten we alleen maar dat ze al sinds 1 januari 1916 les gegeven had en vanaf 1 oktober 1920 tewerk gesteld werd in de “aanneembare bewaarschool”.
Anna Catharina Francisca Van den Bosch (zuster Josepha) (1920-nà 1955). Ook deze kloosterzuster gaf al les sedert 1 januari 1916 en werd vanaf 1 oktober 1920 in de “aanneembare bewaarschool” van Steenhuffel benoemd.
35
Dit is in Steenhuffel tot in de 2de helft van de vorige eeuw de volksnaam van de bewaarschool geweest. De naam is terug te voeren tot het feit dat in de gebouwen tot het einde van de schoolstrijd in 1884 de vrije katholieke jongensschool gevestigd was.
157
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Haar kloosterlinge-naam was zuster Josepha. Ze was zeer klein van gestalte maar haar faam is in Steenhuffel legendarisch geworden omdat ze drie generaties leren “prikken” en “matjes weven” heeft. Zuster Josepha was geboren in 1888 en is in 1960 overleden.
De klas van zuster Jozefa in 1955
LESSEN IN HANDWERK, HUISHOUDKUNDE, GEZONDHEIDSLEER Als gevolg van een ministeriële omzendbrief van 26 juni 1877 werd in de geadopteerde lagere meisjesschool een atelier ingericht voor “de verspreiding en verbetering van de lessen in het naaldwerken het aanleren van begrippen van hygiëne en huishoudkunde”. Het bijwonen van de lessen, die minstens 4 uren per week in beslag namen, was verplicht voor alle schoolgaande meisjes. De nodige materialen moesten gratis aan de arme leerlingen worden bedeeld. Ook aan de meisjes van de gemengde meisjesschool (als die er zouden zijn) moesten de begrippen van hygiëne en huishoudkunde worden bijgebracht. De jongens hadden dat in die tijd nog niet nodig. Ofschoon ook in Steenhuffel een intern reglement aangaande dit onderwijs goedgekeurd werd moet het zijn dat het toch niet echt ter harte werd genomen. Op een nieuwe ministeriële omzendbrief van 1 september 1887 werd op 18 januari 1888 en 9 oktober 1889 het volgende antwoord geformuleerd: “Overwegende dat de begrippen van gezondheidsleer, huishoudkunde, huishoudelijke werkzaamheden, van spaarzaamheid, het naaldwerk, het strijken en snijden van kleederen, het reinigen van kinderen, meubels en kleeren, in onze scholen, voor zooveel de landbouw en werkmansklassen het noodig hebben, genoegzaam onderwezen worden; dat de jonge meisjes dier klassen van jongs af door voorbeelden hunner moeders en meesteressen daarin genoegzaam geoefend worden om ten bekwamen tijde den rol eener volmaakte huishoudster en moeder te vervullen. Beslist de raad dat in onze gemeente geene de minste noodzakelijkheid bestaat van in onze scholen leergangen van huishoudkunde, van huishoudelijke werkzaamheden, enz. in te voeren voor de meisjes, noch van leergangen voor volwassene meisjes in te richten.”
158
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
TURNEN Steenhuffel is altijd met zijn tijd meegegaan, maar alleen als het moest en niet te veel kostte. De houding tegenover de lessen in lichamelijke opvoeding is daar een voorbeeld van. “Wij stemmen volkomen in met het belang der gymnastiek”, schreef het gemeentebestuur midden oktober 1892, “maar de vooroordeelen onzer bevolking tegen dit onderwijs zijn nog te talrijk en te algemeen, om van nu af al de toestellen in te voeren, welke bij ministeriëlen omzendbrief van 15 september 1892 worden aanbevolen. De ouders beweren dat de lichaamsoefeningen hier nog talrijker en doeltreffender zijn dan in volkrijke en minder landelijke gemeenten. Zij brengen in dat drijf- en pinkelspel, kaatsen, hoepelen, haantje-over en meer andere spelen, benevens allerlei tuin- en veldwerken, zeer nuttige en afwisselende oefeningen uitmaken. In het belang van de school en van het gymnastiekonderwijs zelve, achten wij het voorzichtig bij de invoering dezer nieuwigheid, slechts trapsgewijze te werk te gaan. Wanneer dus al de vrije lichaamsoefeningen van het programma zijn uitgeput, zouden wij kunnen beginnen met de noodige worstelstokjes aan te koopen. Boven hunne goedkoopheid bieden deze toestellen nog het groot voordeel dat daarmede de gemakkelijkste, de afwisselendste, de aantrekkelijkste en talrijkste lichaamsoefeningen kunnen uitgevoerd worden.” Op 16 april 1893 werd het turnen officieel aan het leerprogramma van de lagere scholen van Steenhuffel toegevoegd. Het werd echter aan het oordeel van de hoofdonderwijzers overgelaten om te bepalen of er hiervoor voorwerpen of toestellen moesten worden aangekocht.
SCHOLEN VOOR VOLWASSENEN Het onderwijs voor volwassenen vormt in Steenhuffel, net als in Londerzeel en Malderen overigens, een heel apart verhaal. We zullen het afzonderlijke behandelen.
VARIA MATIGHEIDSBONDEN Als gevolg van de wet van 16 augustus 1887 op de openbare dronkenschap werden in het laatste decennium van de 19de eeuw in vele lagere scholen matigheidsbonden opgericht. Dat was zeker het geval in de jongensscholen van Londerzeel en wellicht ook in de gemeenteschool van Steenhuffel. De werkingsmiddelen van deze bonden bestonden uit: - Liederenbundels tegen het drankmisbruik, zoals “Vergeet-mij-nietjes”, geschreven door de broers Jozef en Firmin Vinx en uitgegeven in 1904. - Een collectie anti-alcoholische platen. - Het maandblad “Sint-Jansbode”, vanaf ca 1896 uitgegeven door een zekere Senden uit Sint-Truiden. - Een (kleine) gemeentelijke subsidie om bovengenoemd materiaal aan te kopen.
SPAARKAS Op 11 augustus 1897 werd er in Steenhuffel voor de eerste keer aan gedacht om de kinderen in klasverband te laten sparen. Nochtans besefte het gemeentebestuur zeer goed dat “het in het begin het niet gemakkelijk vallen zal deze voordeelen aan de ouders der kinderen te doen verstaan.”
159
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
LES- EN VERLOFDAGEN Voor het schooljaar 1915-1916 was de volgende regeling van kracht. Algemene verlofdagen: - Lentevakantie: van de laatste maandag van april tot de 2de maandag van mei (voor het planten der aardappelen en plekken der wijmen). - Zomervakantie: van den 1ste maandag van september tot de 1ste maandag van oktober (voor het rooien der aardappelen en het wachten der koeien). - De verlofdagen van nieuwjaar, kermis, enz. Individuele verlofdagen (ten laatste 1 dag vooraf aan te vragen en nooit meer dan 35 dagen per jaar). - De week voor en de week na de lentevakantie (planten der aardappelen en plekken der wijmen). - Van de 15de tot den 30ste juni (voor het bewerken van het hooi). - Van de 3de maandag van juli tot de 2de maandag van augustus (voor het bewerken van de oogst).
INENTINGEN EN GENEESKUNDIG TOEZICHT Vanaf het ontstaan van de gemeenteschool (1843) werden alleen kinderen aangenomen die tegen de koepokken ingeënt waren of die de pokken al hadden gehad. Aan het bekomen van gratis onderwijs werd de voorwaarde verbonden om de kinderen te laten vaccineren. Deze inentingssessies werden door de gemeente in de school zelf georganiseerd. Na de eerste we reldoorlog is er ook een stelsel van geneeskundig toezicht in de scholen gekomen.
160
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
DE ORGANIEKE SCHOOLWET VAN 1 JULI 1879
161
Louis De Bondt
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
162
Louis De Bondt
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Louis De Bondt
Inhoud Onderwijs en Onderwijzers – Londerzeel (1600-1920) Onderwijs tijdens het Ancien Regime Fransen, Hollanders en Oude Belgen (1794-1842) Nà de schoolwet van 1842 (1842-1879) De Londerzeelse scholen (1842-1879) Ontstaan van de vrije gemengde school I (centrum) Ontstaan van de vrije meisjesschool (centrum) Ontstaan van de eerste Londerzeelse gemeenteschool (1843-1850) Het tijdelijke einde van het gemengde statuut van school I (1856) Ontstaan van de gemengde gemeenteschool II (Heide) Oude koeien: de schenking van pastoor Cruckx, 32 jaar later Een nieuwe gemeenteschool in de Mechelse Straat (1871-1879) Besluit Onderwijzers en onderwijzeressen (1842-1879) De onderwijzers van de gemeenteschool I (Dorp) De onderwijzers van de gemengde gemeenteschool II (Heide) De onderwijzers van de aangenomen meisjesschool III (Dorp) De Schoolstrijd in Londerzeel (1879-1884) Gemengde gemeenteschool I (Dorp) Gemengde gemeenteschool II (Heide) Vrije katholieke jongensschool (Dorp) Vrije katholieke meisjesschool der Ursulinen (Dorp) Vrije katholieke meisjesschool der Ursulinen (Heide) Geen vrije katholieke jongensschool (Heide) Normalisering van het onderwijs (1884-1920) De organisatie van het onderwijs Het einde van de schoolstrijd (1884-1885) De bouw van een gemeentelijke meisjesschool in het Dorp (1887-1889) De vergroting van de gemeente-jongensschool in het Dorp (1897-1899) De vergroting van de meisjesschool in de Statiestraat (1906) De vergroting van de gemeente-jongensschool in het Dorp (1911-1913) Onderwijzers en onderwijzeressen (1885-1920) Gemeentelijke gemengde, later jongensschool I (Mechelsestraat) Vrije, later gemeentelijke meisjesschool (Dorp en Statiestraat) Gemeentelijke jongensschool II (Sint-Jozef) Vrije meisjesschool Sint-Jozef Bijlage I – Evolutie van de schoolbevolking Bijlage II – Vergoedingen en weddes Bijlage III – Iets over de schooluitrusting Bijlage IV – Speciaal onderwijs Bewaarschool Lessen in handwerk, huishoudkunde en gezondheidsleer Turnen Onderwijs voor volwassenen Beroepsscholen Bijlage V - Varia Matigheidsbonden Lesuren en verlofdagen Lessenprogramma Inentingen en geneeskundig toezicht Onderwijs en Onderwijzers – Malderen (1596-1920) Onderwijs tijdens het Ancien Regime Malderen bouwt een gemeenteschool (1823) De gemengde gemeenteschool tegen de Steenhuffelstraat Het schoolfonds, de schoolcommissie n de school voor volwassenen Een jaar na de in gebruik neming is de school al te klein De eerste gemeente-onderwijzers (1823-1845) Drie lagere scholen in Malderen (1845)
163
3 3 4 8 8 8 8 9 10 12 14 15 18 18 18 23 26 27 29 30 32 33 33 34 35 35 35 37 38 39 41 41 41 48 50 55 59 61 67 68 68 69 70 70 70 73 73 73 73 73 75 75 76 76 77 78 80 84
Onderwijs en onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1593-1920
Terug naar de gemeenteschool en de onderwijzers (1847-1865) De vergroting van de gemeenteschool (1856) De nieuwe gemeenteschool op de Kouter (1870) Nog meer onderwijzers en onderwijzeressen van Malderen (1865-1879) De Schoolstrijd in Malderen (1879-1884) De naweeën van de schoolstrijd (1884) Twee erkende lagere scholen (1884-1911) Vergroting van de gemeenteschool Onze laatste serie onderwijzers en onderwijzeressen Evolutie van de schoolbevolking De weddes van het onderwijzend personeel Iets over de schooluitrusting Speciaal onderwijs Bewaarschool Lessen in handwerk, huishoudkunde en gezondheidsleer Turnen Onderwijs voor volwassenen Varia – Matigheidsbonden, Lesuren en verlofdagen, Lessenprogramma, Inentingen en geneeskundig toezicht Onderwijs en Onderwijzers – Steenhuffel (1593-1920) De kosterschool (1593-1719) Kosters-onderwijzers Enkele vaststellingen over het onderwijs in Steenhuffel in de 16de eeuw Het belang van een degelijk onderwijs De financiering van het onderwijs De meisjes werden niet vergeten Deemstering van het onderwijs (1719-1794) Onsuccesvol overheidsingrijpen (1794-1843) De privé-school van koster Ludovicus Moortgat (1802-1844) De privé-school van Jan Baptist Verhavert (1882-1848) De eerste gemeenteschool (1843-1853) Einde van het gemengde onderwijs (1853-1879) De aangenomen meisjesschool De (in naam) gemengde gemeenteschool De Schoolstrijd in Steenhuffel (1879-1884) De vrije jongensschool De vrije meisjesschool Kafkaiaanse toestanden in de gemeenteschool De naweeën van de schoolstrijd (1884) Normalisering (1885-1920) De geadopteerde meisjesschool De gemeentelijke jongensschool De nieuwe gemeentelijke jongensschool op de Elst En verder (tot nà 1960) Evolutie van de schoolbevolking Gemeentelijke bijdrage voor het gratis onderwijs De wedde van het onderwijzend personeel Iets over de schooluitrusting Speciaal onderwijs Bewaarschool Lessen in handwerk, huishoudkunde en gezondheidsleer Turnen Onderwijs voor volwassenen Varia – Matigheidsbonden, Spaarkas, Lesuren en verlofdagen, Inentingen en geneeskundig toezicht
164
Louis De Bondt
84 87 88 90 92 93 95 102 103 106 108 111 112 112 112 113 113 113 116 117 117 118 118 119 119 119 120 121 121 122 128 128 130 131 133 134 134 138 141 141 142 143 150 150 152 152 155 157 157 158 159 159 159