Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Auteur:
Louis De Bondt
Lay out:
Louis De Bondt
Gedrukt bij:
Create My Books
Overname is toegestaan mits vermelding van de titel van dit boek en de naam van de auteur. D/2019/Louis De Bondt. 2
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
MISDAAD EN MISDAADBESTRIJDING
in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914
Inhoud Deel I - Ancien regime: vorsters, preters en officieren Deel II - Het wel en wee van onze veldwachters. Deel III - De komst en de beginjaren van de Rijkswacht. Deel IV - Boswachters en Stropers. Deel V - Vermetele diefstallen en inbraken in openbare gebouwen. Deel VI - Over een aantal logees van het gemeentegevang. Deel VII - Alternatieve straffen in de 19de eeuw. Zie verso voor de gedetailleerde inhoud.
Louis De Bondt
3
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Inhoud Deel I – Ancien Regime: over vorsters, preters en officieren (1412-1794) Malderen Londerzeel Steenhuffel Deel II – Het wel en wee van onze veldwachters (1795-1914) Londerzeel Steenhuffel Malderen Deel III – Wonderbaarlijke vermenigvuldiging van het aantal ordehandhavers in Londerzeel (1898-1904) Vooraf – Burgerwacht en nachtpatrouilles als tijdelijke oplossing voor personeelstekort 1889 - Heeft Londerzeel nog wel 2 veldwachters nodig? 1896 – Londerzeel wenst een politiecommissaris, maar niet echt 1896 – Lang leve de Rijkswacht 1897 - Hulpagenten 1897 – De gendarmen komen 1900 – Maar waar komt de kazerne? 1902 – De eerste rijkswachtofficieren in Londerzeel 1904 – Theofiel Turf, de eerste Londerzeelse politiecommissaris Slotwoord Deel IV – De Boswachters en Stropers van Londerzeel, Malderen en Steenhuffel in de 19 de eeuw Verantwoording Het toneel waar dit verhaal wordt opgevoerd De eregalerij van de 64 jachtwachters van groot-Londerzeel De glorieuze en niet zo glorieuze inventaris van de stropers Nog enkele erge en verschrikkelijk erge stropersdrama’s Deel V – Vermetele diefstallen en inbraken in Londerzeelse openbare gebouwen Deel VI – Over een aantal logés van het gemeentegevang van Londerzeel Periode 1830-1880 Augustus 1881 – Van der Snick begaat eene merkweerdige diefte Juli 1885 – Mechelaar speelt met vuur op het veld van Frans Lamberts December 1890 – Een leurder uit Rotselaar met een grote mond Juni 1897 – Angelique Peeters, een te vroeg geboren onbegrepen meisje Mei 1898 – Jan Lauwers heeft te veel plezier Juli 1898 – Karel Aerts en zijn vrienden September 1899 – Verschrikkelijke feiten in de herberg de Kroon Juli 1900 – Wanno van Slozen Mei 1901 – Tweede kermisdag in Londerzeel Sint-Jozef Slotwoord Deel VII – Alternatieve straffen in Londerzeel in de 19de eeuw De prijsduif van Jan Piessens Van Cauwenbergh scheurt kleren voor de armen De positieve gevolgen van negatieve verwijten Dure misverstanden
4
5 7 8 9 15 16 31 38 45 46 53 54 55 57 59 61 63 64 66 67 68 68 71 88 105 113 121 121 122 123 123 123 128 129 130 131 131 132 133 134 136 136 137
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
DEEL I
Ancien regime (1412-1794)
Over vorsters, preters en officieren
5
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Ofschoon mijn onderzoek zich vooral op de periode nà 1800 richtte, is het misschien toch nuttig om even te kijken door welke mensen voordien in onze streken de orde gehandhaafd werd. In de loop der eeuwen hebben die plaatselijke verantwoordelijken diverse namen gekregen. Hun taakomschrijving was niet overal en altijd dezelfde. Alhoewel ook drossaarden, ondermeiers en schouten zich al eens met deze materie bemoeiden, zal ik mij – wat het ancien regime en groot-Londerzeel betreft – toch tot de vorsters, preters en officieren beperken. De vorster was een door de schepenbank aangestelde opzichter over de jacht, de bossen en de landerijen. Sommigen hebben hem ook de taak van deurwaarder toegeschreven. Het was alleszins de man die de besluiten van de hogere overheden zoals die van de hertog aan de bevolking moest kenbaar maken en inbreuken constateren. Nà 1560 heb ik in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel – althans in de documenten die ik bekeken heb – geen “vorsters” meer gevonden. De preter was – denk ik – de naam van de functie die op het einde van de 16de eeuw die van de vroegere vorster verving. Zijn hoofdtaak bleef dus het toezicht houden op bossen, landerijen jacht. Privé-jachtwachters bestonden toen nog niet, wel hadden de meeste domeinbezitters één of meerdere jagers. Bij het doorbladeren van onze lokale papieren heb ik de preter enkele keren als begeleider van een veronderstelde misdadiger naar een andere jurisdictie aangetroffen, maar vooral als de plaatsvervanger van de meier van de schepenbank. Wanneer die laatste door afwezigheid of ziekte verhinderd was om deze bank voor te zitten, was het niet een schepen die hem verving maar wel de de preter (later de officier), die dus niet alleen over een sterke arm moest beschikken maar ook de nodige kennis bezat om louter administratieve aangelegenheden af te ronden. Van enkele preters weten we dat ze op een bepaald moment (niet gelijktijdig) ook meier zijn geweest. De officieren. In Steenhuffel werd de preter vanaf begin 1637 ook als “officier” aangesproken. Na juni van dat jaar werd het woord preter hier zelfs niet meer gebruikt. In Londerzeel werd die naamswijziging pas tussen 1650 en 1680 doorgevoerd. Vorsters, preters en officieren deden niet zelf hun ‘ronde’ maar werden daarvoor door een ‘rondgast’ geholpen. Tenminste als de schepenbank die kon betalen. In woelige tijden werd dan beroep op een boerenwacht gedaan. De periode 1701-1702 was zo’n woelige tijd. Volgende brief uit 1702 van de drossaard 1 van Steenhuffel, gericht aan de drossaard van Brabant, de hoogste politie- en gerechtsofficier van het hertogdom Brabant 2 leert ons dat het allemaal niet zo simpel was. “ Meneer, het staat vast dat niemand beter kan vangen en aanhouden alle vreemde bedelaars, booswichten, landlopers, lediggangers en deserteurs als de boerenwachten. Het is echter beter dat de parochies een beperkt aantal rondgasten onderhouden, omdat de inwoners zelf de patrouille moeten doen. Ik stel vast dat in Londerzeel maar zes man hebben gepatrouilleerd in de gewone patrouille, en twaalf man in de buitengewone patrouille, en Steenhuffel naar verhouding. Er zouden minstens dertig man moeten patrouilleren, volgens het reglement rakende de patrouillanten op het platteland, en dat dag en nacht, hetgeen zelfs door de patrouillanten binnen deze parochies niet kan uitgevoerd worden. Dit stuit op hevig verzet vanwege de boeren, die zeggen dat het onmogelijk is hun gewone werk overdag te doen en ’s nachts te patrouilleren. 1
Zodra Steenhuffel (onder Eugeen Ambroos van Maldegem) een graafschap werd, kreeg de meier de naam van drossaard en mogelijk ook een hoger loon. 2 F. Van Hemelrijck - Misdadigers tussen rechter en beul. 1400-1800, Antwerpen/Amsterdam, p. 13-20; Rijksarchief Anderlecht, Staten van Brabant, Supplementen, nr. 405 6
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Op die manier kunnen ze tijdens het seizoen de oogst niet binnenhalen, en de lasten en pachten betalen. De parochie van Steenhuffel heeft nooit een eigen rondgast onderhouden, maar samen met Merchtem en Londerzeel voor een patrouillant betaald. Voor haar aandeel betaalde ze 42 gulden. Nu is de gemeente belast met het houden en betalen van een volledige rondgast, wat 237 gulden per jaar bedraagt. Dit is een zware last, waartegen de gemeentenaren zich verzetten, en het kan niet anders dan dat er oproer te verwachten is.” Hierna volgt een overzicht van de vorsters, preters en officieren die ik in diverse archiefstukken gevonden heb. Alleen voor Steenhuffel is dit redelijk compleet omdat ik de registers van de andere schepenbanken nog niet grondig heb kunnen bekijken.
Malderen De Boerenwacht. In “Het Hof van Marselaer te Malderen in de 17de eeuw” geeft Jozef Verheyden de samenstelling van de Boerenwacht zoals die daar in 1699 bestond. De jaren voor 1699 waren rampzalig voor onze streek geweest en de grote armoede die daar uit resulteerde had ongetwijfeld het ontstaan aan struikrovers- en dievenbendes gegeven. Maar het waren niet die laatsten die op zondag 14 februari van dat jaar door de boerenwacht werden geviseerd maar wel een zekere Frambach die er (overigens heel terecht) van verdacht werd om op het Hof van Marselaer te Malderen in het geheim brandewijn te stoken; 40 à 50 gewapende personen waren blijkbaar nodig om zijn stookinstallatie te vinden, in beslag te nemen en weg te laten voeren. Volgende namen werden expliciet genoemd (ik heb ze met gegevens uit het doopregister aangevuld): - Balthazar van Nuffel, gedoopt te Malderen op 27/1/1671, zoon van Paschaes en Petronella de Boeck, - Joos van Linthout, gedoopt te Malderen op 12/8/1654, zoon van Huybrecht en Catharina Verhavert, - Nicolaes van Riet, korporaal van de burgerwacht, gedoopt te Malderen op 12/2/1676, zoon van Adriaan en Anna Catharina Craenhals, - Frans van Riet, korporaal van de burgerwacht, gedoopt te Malderen op 29/1/1681, zoon van Adriaan en Anna Catharina Craenhals, - Henrick Vereycken, korporaal van de burgerwacht, geen gegevens. - Joos Mannincx, sergeant van de burgerwacht, gedoopt te Malderen op 30/3/1669, zoon van Jan en Joanna Beelde. Van een ‘officier’ (geen deel van de burgerwacht maar een functionaris van de schepenbank) werd in 1699 niet gesproken. Eén dik jaar later wel. Adriaen van Linthout. Op 29 augustus 1700 had Adriaen van Linthout, officier van Malderen, geen boerenwacht tot zijn beschikking om Guilliam Bastaert, de molenaar op de Herbodinnemolen, te gaan arresteren. Jozef Verheyden schreef: “Maar de jonge molenaar was "voortvluchtig ende fugitief" en de officier kon alleen maar aan de molenaarsvrouw (dat was Joanna van Assche) laten weten dat de voortvluchtige zich de donderdag daarop moest komen verantwoorden. Hij verscheen niet. Op 9 september daarop moest men opnieuw vaststellen dat Guilliam Bastaert nog altijd voortvluchtig was. En op 7 november nog eens, waarna hij definitief veroordeeld werd. De gerechtsrol (OGA Lippelo Nr 49) vermeldt niet waarvan Guilliam werd beschuldigd werd.” 7
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
De genoemde Adriaen van Linthout was geboren in Malderen op 3 februari 1656 als zoon van Huybrecht en Catharina Verhavert. Hij was dus de jongere broer van de eerder genoemde Joos van Linthout. Op 27 januari 1677 trouwde hij, te Malderen, met Cornelia van Campenhout. Van deze Cornelia is in Malderen geen geboorte te vinden. Tussen 1677 en 1691 werden (in Malderen) 8 kinderen (waarbij 2 tweelingen) geboren. Adriaen van Linthout was in 1713 nog altijd officier en overleed op 27 juli 1717. Op zijn begrafenisakte wordt zijn vrouw niet Cornelia maar Cecilia genoemd. Een Cecilia van Campenhout, dochter van Petrus en Paschasia Heymans, was in Malderen geboren op op 19 maart 1642. In 1662 was ze met Corneel Matens getrouwd (waarmee 1 kind) en in 1668 met Frans Ivens (waarmee eveneens 1 kind). Als ze nog eens met Adriaen van Campenhout hertrouwde dan was ze wel 15 jaar ouder dan haar derde man... en was ze 49 jaar oud bij de geboorte van haar laatste kind. Cecilia van Campenhout, volgens het begrafenisregister weduwe van Adriaen van Linthout) stierf in Malderen op 16 januari 1723. Ik heb geen overlijden van een Cornelia gevonden. Het is een raadsel. Omdat het niet altijd te ingewikkeld moet zijn , nog een laatste anekdote. De veelvuldige bezoeken van de officier van Malderen aan de Herbodinnemolen is voor de families van Linthout en Bastaert niet zonder verder gevolg gebleven... Op 25 september 1715 trouwde Adriaen van Linthout junior (° Malderen 7/1/1683), zoon van, met Anna Bastaert (° Malderen 11/4/1689), dochter of heel misschien zus van.
Helaas is Adriaen van Linthout de enige officier van Malderen die ik tot nu toe gevonden heb.
Londerzeel Antoon Storm In 1481 was het blijkbaar de drossaard, die niet dezelfde persoon als de meier was, die er voor moest zorgen dat de Londerzelenaren zich een beetje hielden aan de wet. Dat jaar heerste er een verschrikkelijke hongersnood in onze streek. De administratie van keizer Maximiliaan wilde dat het schaarse voedsel juist besteed werd en gelastte daarom om alle honden te doden. Levensmiddelen uit de ammanie van Brussel mochten bovendien niet naar Mechelen worden geexporteerd. Drossaard Antoon Storm, die niet hard genoeg optrad tegen de overtreders, liep toen een zware veroordeling op maar een interventie van de graaf van Nassau, heer van het Land van Grimbergen waartoe Londerzeel behoorde, heeft toen voorkomen dat hij werd geëxecuteerd 3. Verder weet ik niets te vertellen over deze mens. Hendrick de Smeth Preter in 1574 en wellicht ook nog in de periode 1589-1616. Verder geen gegevens. Adriaen van Marievoorde alias Adriaen Marien Preter in in de periode 1620-1647 (en zeker in 1626). Behalve dat hij een hofstee op Sneppelaer huurde weet ik niets over hem. Als hij kinderen had dan moeten die voor 1631 geboren zijn. Guilliam van Lier. 3
Histoire de la ville de Bruxelles - Alexandre Henne, Alphonse Wouters, blz. 292. 8
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Geboren omstreeks 1695. Zijn ouders ken ik niet maar hij had een zus Barbara die met Adam van Kersbeke trouwde. Op 26 januari 1633 trouwde hijzelf in Londerzeel met Joanna de Bode (alias de Boye en de Boey). Tussen 1633 en 1646 kwamen er 7 kinderen. Guilliam was al preter of gerechtsdienaar van Londerzeel in 1621,1626 en 1629. Hij overleed omstreeks 1673 maar ik weet niet waar. Joanna de Bode stierf in Londerzeel op 25 juni 1693. Peeter Hermans Van Peeter Hermans weet ik alleen: dat hij getrouwd was met vroedvrouw Cypriana de Meyer (+ Londerzeel 19 december 1662). Hij was preter in 1649 en officier van Londerzeel in 1659 en 1660. In 1639 werd hij al als ‘plaatsvervanger van de meier’ genoemd (A.R. Schepengriffie nr. 5225). Adriaen van Balen Adriaen van Balen moet tussen, 1600 en 1605 geboren zijn. Ik weet niet waar. In 1631 of 1632 trouwde hij met Anna Brusselmans, geboren omstreeks 1610. Tussen 1633 en 1654 kregen ze 7 kinderen in Londerzeel. Adriaen stierf te Londerzeel op 9 september 1671. In 1665 werd hij preter genoemd. Hendrick Colwaes Officier in 1787 Hendrick Wouters Officier in 1787 Peeter van Ruysevelt Officier in 1789
Steenhuffel De vorsters. -
Matthijs vanden Bossche Daneel Rombauts Gillis van Quaetbeke Wouter vander Cammen Gillis van Quaetbeke Jan de Kuuwer Joos Verstappen Peeter de Rauw Joos de Lichte
1412-1414 1415-1418 1419-1421 1421-1423 1424-1426 1427-1441 1441-1443 ca 1505 ca 1530
-
Joos Verstappen Jan vander Stappen
in 1540 tot 1557
was ook vorster van Wolvertem.
is ook meier geweest en heeft zijn naam aan een straat gegeven (de Slichtestraete) meier vanaf 1551 maar dat jaar overleden. meier van Steenhuffel vanaf 1557.
Jan vander Stappen is de laatste man die we onder de noemer ‘vorster’ tegen gekomen zijn. Hij had eigendom in de Horenbeekstraat (hofstee het Stappaardeken), aan de Vlierenpaal, het 9
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Eggericxstraatje, de Stokte, de Hoevel en het Geertruyenveld. Hij was in de eerste plaats een koopman in granen. Zijn functie bij de schepenbank was nogal gecompliceerd. In 1559 werd deze bank immers aan de bevoegdheid van de heer van Diepensteyn overgedragen maar tegelijk werd haar de jurisdictie over de hertogelijke domeinen in Malderen, Liezele, Lippelo en Oppuurs afgenomen. Deze transformatie is schijnbaar niet helemaal rimpelloos verlopen. Terwijl Jan vander Stappen tussen 1559 en 1585 in de registers van de schepenbank doorgaans ‘meier’ wordt genoemd, is er in die periode soms ook sprake van een soort van ‘overmeier’. In 1559 was dat Henric Reynaerts, van 1578 tot 1586 was dat de rentmeester van Overzenne. Naast meier van de schepenbank is Vander Stappen ook meier van de heerlijke laathoven Brants en Ophem geweest. Wie wilt weten wat dat waren verwijs ik naar “de Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel”. Jan vander Stappen was de zoon van Peeter en Beatrijs van Horenbeke, en was met Anna Henricx getrouwd. Hij is overleden (kort) voor 1604. Andries Brusselmans Geboren in Steenhuffel omstreeks 1550. Hij trouwde een eerste keer, kort voor 1585, met Joanna Meerts. In 1586 hertrouwde hij al met Joanna de Keersmaeker, een dochter van Willem en Kathelijne van Acoleyen. Van 1583 tot (minstens) 1612 was hij preter (en soms vervangende meier) van Steenhuffel. Hij overleed in 1615. Naast preter was Andries Brusselmans ook meier van de laathoven van Ophem en de Smedt. Hij bezat een hofstee aan de Tristram en eigendom aan de Boecht, de Horst, de Obbempt, de Clootstraat, de Smisstraat, de Quaetbeek, het Wolfrot, de Lemmensheide, het Begijnenblok, het Hazenblok en op de Meir Zijn zoon Jan uit zijn 2de huwelijk (ik heb geen weet van andere kinderen) heeft het tot schepen van de bank van Steenhuffel gebracht. Adriaen van Opstal Geboren in Steenhuffel kort na 1560. Zijn vader heette Jan maar de naam van zijn moeder kennen we niet. Hij trouwde met Willemeyne Verreest. In 1589 werd hij een eerste keer als preter van Steenhuffel genoemd. In 1636 gebeurde dat een laatste keer. Hij heeft dus zowel met de oudere Andries Brusselmans als met de jongere Jan Jans samengewerkt. Adriaen had eigendom bij de Horenbeekstraat, het Walrot, de Bonten Hoorick, de Meir, de Quaetbeek, de Smisstraat, de Smisscouter, de Walrotstraat en de Malderheide. Ook op de Grote Heide in Londerzeel erfde hij een deel van 7 dagwanden van zijn ouders. Op 27 juli 1627 werd hij weduwnaar Hij overleed in Steenhuffel op 22 december 1640. We kennen 7 kinderen. Jan Jans. Geboren als Jan Janjehans is zijn familienaam via Janians en Jans tot Janssens geëvolueerd. Zelf tekende hij als Janssens. Hij moet tussen 1610 en 1613 geboren zijn. Ik weet niet waar en ook niet wie zijn ouders waren. Misschien was hij de zoon van Niclaes Jehanjehans en Cathelijne Pottie. Cathelijne Pottie (of Potty) was de meid geweest van de Steenhuffelse pastoor Nicolaes Wieck. In zijn testament uit 1607 had die een hofstede in Steenhuffel beloofd aan de man die na zijn dood met haar zou trouwen en goed voor haar zou zorgen.
10
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Op 25 mei 1635 trouwde Jan Jans in Grimbergen met de wel heel jonge 4 Maria van Elsen (alias Verelsen, van Elsum en Verelst). Tussen 1637 en 1666 werden in Steenhuffel 8 kinderen geboren. Jan Jans was eerst preter en vervolgens officier van Steenhuffel van 1636 tot 1668. In 1669 werd hij schepen en dat is hij tot aan zijn overlijden op 6 april 1688 gebleven. Zijn vrouw stierf op 8 november 1692. Jan Jans had een hofstee bij de Gijselberg en grond bij de Smisquaetbeek, het Bergveld en in de Eshage. Ook bij het Bunderken in Malderen (op de grens met Steenhuffel) had hij eigendom. Niclaes vanden Berge. Geboren te Steenhuffel tussen 1638 en 1645. Zoon van Guilliam en Anna Vermeren Hij trouwde met Elisabeth van Doorslaer (alias van Deurslach) maar ik heb nergens een huwelijksdatum gevonden. Ze kregen een kind (Carolus) in Steenhuffel op 11 april 1672 dat in ‘nood’ gedoopt werd en waarschijnlijk dood geboren werd (evenwel geen overlijden gevonden). Op 4 februari 1672 was een Niclaes vanden Berge in Malderen getrouwd met Magdalena van Doorslaer (alias van Deurslagh). Zij hadden 3 kinderen in Steenhuffel van 1673 tot 1679, maar dat kan dus niet dezelfde Niclaes vanden Berge zijn. Vanden Berge was officier van Steenhuffel van ca 1670 tot 1688. Hij had eigendom op het Walrot en overleed in Steenhuffel op 5 september 1721. Paesschier van Doorslaer. Paesschier van Doorslaer was, denk ik, de zoon van Adriaen en Eleonora Verhavert. In dat geval was hij geboren te Malderen op 11 oktober 1648. Voorzichtigheid is evenwel geboden want volgens register 6944 van de schepenbank van Steenhuffel heette zijn vader Jacques (maar ik ken geen Jacques die hier in deze periode kinderen had). In 1673 of 1674 trouwde hij met Maria Janssens. Of misschien ook niet want ik heb nergens een huwelijk gevonden. Maria was de dochter van Jan Jan(sen), voormalig officier en intussen schepen, en Maria van Elsen. Van 1674 tot 1692 werden in Steenhuffel 7 kinderen geboren. Paesschier van Doorslaer (alias van Deurslach) werd een eerste keer weduwnaar op 24 april 1698. Op 23 mei 1699 hertrouwde hij (in Steenhuffel) met Anna Verhaghe (afkomst mij niet bekend. Tussen 1700 en 1707 kwamen er nog 3 kinderen bij. Anna stierf op 7 november 1707, 6 dagen na de geboorte van haar laatste kind. Van Doorslaer werd als officier vermeld van 1675 tot 1693. Zeer dikwijls verving hij de afwezige meier Tassot. Hij bezat eigendom in Malderen aan de Malderheide. Hij overleed in Steenhuffel op 7 september 1722. François Brusselmans. François Brusselmans werd geboren tussen 1670 en 1677 maar de beschikbare informatie laat ons niet toe om zijn geboorteplaats en de naam van zijn ouders te achterhalen. Gertrudis van Linthout was meter van zijn tweede kind. Haar man Jacobus Vereertbruggen was peter van zijn eerste. Ik heb echter geen verband tussen deze Gertrudis en een Brusselmans kunnen vinden. Op 18 november 1698 trouwde hij in Steenhuffel met Maria Mertens. Zij was de dochter van Jacques Mertens en Magdalena Hiel en was in Steenhuffel geboren op 28 augustus 1675. Ze kregen 6 kinderen tussen 1699 en 1718. François Brusselmans was officier van Steenhuffel van 1694 tot 1724. Hij had eigendom bij het Eecken, de Horenbeekstraat en de Vijverquaetbeek. Hij overleed in Steenhuffel op 19 januari 1750. 4
Ze kreeg haar laatste kind op 24 juni 1666. 11
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Maria Mertens was al op 31 mei 1729 in Merchtem begraven. Nog twee vaststellingen die toch misschien geen toeval zijn: - Een Simon Brusselmans was in 1675 en 1681 de officier van de vrijheid Merchtem. Hij had echter geen zoon met de voornaam Frans. - Adriaen van Linthout werd in 1700 en 17133 genoemd als de officier van Malderen Rombaut Meeus. Geboren in Steenhuffel op 21 augustus 1650. Zoon van Ingel en Elisabeth Puttemans. Op 13 november 1672 trouwde hij in Steenhuffel met Wencislana de Maerschalck (geboren te Steenhuffel op 24 juli 1647, dochter van Niclaes en Petronella van Achter). Tussen 1674 en 1687 kregen ze 8 kinderen in Steenhuffel. Na het overlijden van zijn eerste vrouw (22/10/1703) hertrouwde hij op 19 april 1704 met Marie Cleymans. Op 27 april 1706 trouwde hij voor de derde keer met Catharina Borms en na 1714 ging hij met haar elders wonen. Rombaut Meeus was officier van 1692 tot 1714. Petrus de Strijcker. Over deze persoon heb ik haast niets gevonden. Ik neem aan dat hij de zoon was van Adriaen de Strijcker en van Joanna vanden Eede en dat hij dus in Steenhuffel geboren was op 30 november 1694. In 1716 verving hij – als officier – twee keer de drossaard van Steenhuffel. En daarna is hij met de noorderzon verdwenen. Guilliam Moons Guilliam Moons of Moens (de registers hebben het altijd over Moons) was de zoon van Jacobus en Catharina van Praet. Hij is geboren in Steenhuffel op 26 februari 1690. Op 14 april 1728 trouwde hij in Steenhuffel met Suzanna Laurens, dochter van Adriaen en Anna van Oosten, geboren in Malderen op 21 augustus 1698. Guilliam en Suzanna hadden in Steenhuffel 7 kinderen. 3 voorkinderen tussen 1724 en 1728 en 4 kinderen tussen 1731 en 1740. Suzanna Laurens overleed op 28 juni 1748. Op 11 september 1749 hertrouwde haar weduwnaar met Maria Meert. Er volgden (denk ik) geen kinderen meer. Op 19 december 1754 werd hij opnieuw weduwnaar. Zelf stierf hij op 14 oktober 1767. Van 1721 tot 1766 was hij officier van Steenhuffel geweest. Moons bezat een hofstee bij het Hofveld in de Bontestraat. Alexander Verraen. Op folio 70 en folio 264 van register 6949 van de schepenbank van Steenhuffel vinden we 2 keer de naam Alexander Verraen als officier van Steenhuffel. Dat was in de jaren 1749 en 1750. Verder schijnt hij in Steenhuffel geen sporen nagelaten te hebben. Joseph van Schoor. Wat volgt is waarschijnlijk maar niet helemaal zeker. Vermoedelijk was Josephus van Schoor de zoon van Martinus en van Judoca Lemmens en in dat geval geboren in Malderen op 20 november 1722. Op 2 juli 1750 trouwde hij in Steenhuffel met Catharina Parmentier. Zij was de dochter van Judocus Parmentier en Anna vanden Eede, en gedoopt in Steenhuffel op 10 september 1725. Van 1751 tot 1767 werden in Steenhuffel 9 kinderen gedoopt. Ze waren niet allemaal hier geboren. Het 4de kind zou in 1758 in Malderen geboren zijn en op de doopakte van het 6de kind staat genoteerd dat dit in 1763 in Buggenhout-Lebbeke was; de vader was toen ‘soldaat’ (zie bewerking van de parochieregisters door Luc Annaert). 12
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Op 11 oktober 1775 werd Joseph van Schoor voor een eerste keer weduwnaar. Ik denk dat hij op 1 november 1776 in Malderen met Anna Marie Kiekens hertrouwde. Zij was de dochter van Jan Baptist en Elisabeth Leemans, geboren op 18 oktober 1850 en dus 28 jaar jonger dan haar man. Er kwamen in Steenhuffel tussen 1777 en 1780 nog 4 kinderen (waarbij een tweeling) bij. Anna Maria Kiekens (soms Anna Theresia genoemd) stierf op 2 november 1780, tien dagen na de geboorte van haar laatste kind. Joseph van Schoor was officier van Steenhuffel van 1759 (mogelijk al vanaf 1754) tot 1781. Hij overleed op 11 juli 1789. Adriaen Mertens. Guilliam Moons, die eind 1467 overleed, werd vanaf 1678 als officier door Adriaan Mertens opgevolgd. Hij was de zoon van Gerardus en Anna De Wachter. Hij was in Steenhuffel geboren op 18 september 1741. Op 21 november 1772 trouwde hij met Maria Anna Van Roy (+ 1/9/1775), op 1 februari 1776 met Petronella Van Hoeymissen (+ 2/11/1795) en op 28 februari 1797 in Nieuwenrode (of Meise?) met Anna Maria Claessens. Hij woonde in de Voortstraat en had ook eigendom op het Walrot. Tot 14 dagen voor zijn dood, op 27 juli 1805, was hij officier (toen al wel veldwachter genoemd), eerst onder het Oostenrijkse bewind en daarna onder de Fransen. Tot de Fransen in 1795 een einde maakten aan de feodaliteit was hij ook ‘geautoriseerd stadhouder’ van het leenhof van Diepensteyn. Frans Moens (ca 1785-1804) Vanaf 1781 werd Adriaen Mertens als bijgestaan door zeker 1792 (zeer waarschijnlijk ook al eerder) werd Mertens bijgestaan door een tweede officier (later hulpveldwachter) Franciscus Moens. Deze was de zoon van de eerder genoemde Guillielmus Moens en Maria Meert en was hier geboren op 10 september 1750. Op 16 januari 1781 was hij getrouwd met Anna Catharina Eeckhout. Het echtpaar woonde in de Dorpsstraat. Hij overleed voor zijn collega, namelijk op 15 april 1804.
13
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
14
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
DEEL II
Het wel en wee van onze veldwachters (1795-1914)
15
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Londerzeel De functie van veldwachter werd de laatste paar decennia flink ondergewaardeerd. Nu, na de meest recente politiehervorming, de champetter – zij het onder een aangepaste naam – heel misschien terug in ons straatbeeld zal verschijnen, lijkt het ons niet meer dan gepast – al was het maar tot lering van degenen die zich tot dit belangrijk ambt zouden geroepen voelen – even te verwijlen bij het leven en het werk van hun illustere voorgangers uit de 19de eeuw. Voordat Londerzeel, rond de eeuwwisseling, zowel een politiecommissaris als een rijkswachtkazerne kreeg, werd de openbare orde door 2 veldwachters in de gaten gehouden. Die brachten direct rapport uit aan de ambtenaar van politie. Doorgaans was het de burgemeester die deze laatste taak op zich nam maar hij kon dit werk ook aan zijn eerste schepen delegeren. Naast de veldwachters en de ambtenaar van politie (die iedere dag tussen 9 en 10 in het gemeentehuis zijn zituur had) bestond er ook nog een burgerwacht waarop in speciale gevallen beroep kon worden gedaan. Privé-eigendommen werden door privé-wachters of boswachters bewaakt. Over burgerwacht en boswachters later meer. Nu willen we ons in de eerste plaats tot de veldwachters beperken.
Augustin Joseph PEEREBOOM (vanaf 1798 tot ca 1810) We weten niet waar Peereboom geboren is maar het was omstreeks 1761. In 1790 trouwde hij met Elisabeth Bogaerts en vestigde hij zich in Londerzeel als visverkoper. Tussen 1791 en 1798 kregen ze 5 kinderen. In 1798 werd Peereboom veldwachter maar hij is dat niet tot het einde van zijn dagen gebleven. In 1826 verdiende hij namelijk als kleermaker de kost.
Jan Baptist VAN MUYLDER (vanaf 1798 tot …) Jan Baptist Van Muylder werd in Londerzeel geboren op 5 juni 1773. Hij was de zoon van Petrus en van Theresia De Ridder. Hij trouwde met Maria Theresia Van Schel en had met haar tussen 1794 en 1804 5 kinderen. Na de dood van Maria Theresia in 1807 hertrouwde hij in 1809 met Anna Francisca De Hertefelt, maar er kwamen geen kinderen meer. Van Muylder combineerde zijn beroep van veldwachter met dat van landbouwer. Hij overleed na 1822.
Jozef MATELINCK (vanaf 1802 tot ca 1829) Jozef Matelinck werd omstreeks 1755 geboren. We weten niet waar en kennen zijn ouders niet. Hij trouwde met Petronella Van Eeckhout en ze kregen tussen 1780 en 1795 in Londerzeel 7 kinderen. Ondanks zijn toen al gevorderde leeftijd werd hij in 1827 nog altijd champetter genoemd.
Pieter Jozef DOREMANS (1803-1808) Geboren in Brussel in 1776 of daaromtrent. Zijn ouders waren schrijnwerker Antoine Doremans en Thérèse Vercammen. Doremans overleed in Londerzeel op 7 maart 1810. Hij is nooit getrouwd geweest.
Arnold VERSPREET (vanaf 1808 tot …) Rond 1808 werd (de toen wellicht al zieke) Doremans opgevolgd door Arnold Verspreet die in 1769 in Vorst-Kempen geboren was. Met zijn vrouw Clara De Boeck kreeg hij tussen 1801 en 1812 in Londerzeel 5 kinderen. Tot (zeker) 1806 verdiende hij als schrijnwerker de kost. Dan,
16
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
in 1807 of 1808 werd hij champetter. In 1812 werd hij evenwel opnieuw als schrijnwerker aangeduid. Wellicht deed hij beide stielen tegelijk.
Dominicus MATELINCK (1812-1818) Dominicus werd in Londerzeel geboren op 3 mei 1786. Zij ouders waren Jozef Matelinck en Petronella Van Eeckhout. In 1812, 10 jaar na zijn vader, werd hij veldwachter in Londerzeel. In 1818 trouwde hij met Maria Elisabeth Polfliet en is hij wellicht uit Londerzeel vertrokken. In ieder geval heeft hij 6 jaar lang samen met zijn vader voor orde en tucht in de gemeente gezorgd. Ook na hem bleef de ordehandhaving een familiezaak. In 1827 zou zijn zuster immers met Gerardus Joannes Van Vorden trouwen, die kort nadien, wellicht in 1829, zijn schoonvader Jozef Matelinck als champetter is opgevolgd.
Gerardus Joannes VAN VORDEN (1829 tot 1833) Toen België zich van het Koninkrijk der Nederlanden afscheurde kregen de instellingen een andere naam maar bestuurlijk veranderde er eigenlijk niets. Van Vorden, een ex-militair, was in 1791 geboren in Etten (bij Zutphen in Gelderland). Zijn ouders waren Joannes en Joanna Dammers. In 1827 trouwde hij in Londerzeel met champettersdochter Maria Anna Matelinck en in 1829 volgde hij zijn schoonvader op. Hij bleef in functie tot 16 oktober 1833, de dag waarop hij stierf. Hij had 2 kinderen.
Conrardus CLEYMANS (1833-1838) Na de dood van Van Vorden werd, van 20 tot 29 oktober 1833, een inschrijvingslijst neergelegd op het secretariaat tot het aenteekenen der persoonen die gelooven recht te hebben tot de voormelde fonctie van veldwagter dezer gemeente. Zowel op zondag 20 als 27 oktober werd bovendien aangeplakt en omgeroepen dat de plaats van veldwachter vacant was. Toch stelden de leden van de gemeenteraad op 2 november vast dat op die naemlijst geene persoonen voorkomen die men gelooft alle de vereyschte hoedanigheden te bezitten. Gelukkig was er één uitzondering. Dat was Conrardus Cleymans, geboren in Londerzeel op 1 oktober 1803. Hij was de zoon van Charles en Maria Van Assche. Vooraleer, zoals zijn vader, schoenmaker te worden had hij, onder het Koninkrijk der Nederlanden, 5 jaar bij het 1ste bataljon artillerie gediend en dat was een bijzonder zwaarwegende referentie. “In aendagt nemende het goed gedrag van den genoemden Conrardus Cleymans, is den gemeenteraed van eenstemmig gevoelen. om tot de plaets van veldwagter der gemeente Londerzeel benoemt te worden, den voormelden Conrardus Cleymans,” aldus burgemeester Verheyden, assessoren Willocx en Crick, en raadsleden De Boeck, De Keersmaecker, Mertens, Caluwaers en Riemslach. In december werd de kandidatuur van Cleymans door de Bestendige Deputatie van de provincie Brabant aanvaard. Desalniettemin is zijn bewind niet onder een gunstig gesternte begonnen. Zitting van 5 januari 1835 - Wat raekt Conrardus Cleymans, betigt met buytensporigheden in het uytoeffenen zijner ambt, ook betigt met slordigheyd en onbekwaemheyd, wegens de bestierders der gemeente die hem den weg zijner pligten wilden aenwijzen. Besluyt den raed met eenpaerigheyd van stemmen dat aen hem een maend traktement zal worden afgetrokken, van welke decisie aen hem terstond, in de gemeente raed geroepen, is kennis gegeven. Deze ingrijpende vermaning moet indruk gemaakt hebben. Conrardus Cleymans herpakte zich en is tot aan zijn dood, op 21 september 1838, veldwachter mogen blijven.
17
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Op 28 april 1834 was hij getrouwd met Anna Catharina Maerevoet, de weduwe van Pieter Jan Van Geel.
Petrus WIJNS (1823-1838) Petrus Wijns was op 21 oktober 1787 in Londerzeel geboren als zoon van Laurentius en Maria Van Lint. Op 20 juli 1814 trouwde hij met Anna Maria De Bondt en tot 1826 hadden ze 6 kinderen. Tot 1823 was hij dagloner en in 1825 werd hij champetter. Ook hij was dus reeds voor de onafhankelijkheid in dienst. Tot 1833 was hij de collega van Van Vorden en hebben wij geen bijzondere wetenswaardigheden over hem gevonden. Op 5 januari 1835 evenwel... Wat raekt Petrus Wijns, betigt met gewoonelijke dronkenschap en weygering van dienst aen den borgemeester. Besluyt den raed met eenpaerigheyd van stemmen dat aen hem een maend traktement zal worden afgetrokken. In tegenstelling tot zijn ambtsgenoot Cleymans, die zoals we eerder lazen dezelfde dag eveneens een ernstige reprimande kreeg, bleef Wijns, zij het met tussenpozen, in de boosheid volharden. En aldus lezen we in de notulen van de zitting van de gemeenteraad van 21 april 1838: Tegenwoordig de heeren Verheyden, borgemeester, Willocx en Mertens, schepenen, Van Assche, Goossens, Van Ruysevelt, Verhofstadt, Remory en Verbesselt, leden, en L. Van Onderbergen, secretaris - Den raed der gemeente Londerzeel, bij een vergaedert ten eynde te beraemen aengaende Petrus Wijns, veldwachter der gemeynte Londerzeel. Gezien den brief van den heer borgemeester en schepenen der gemeynte Londerzeel de dato 10 lestleden, ten dien aengaende gezonden aen Mijnheer den arrondissementskommissaris. Gezien zijne wel edele antwoord de dato 14 lestleden, strekkende de opschorting voor eene maend, van den voornaemden Wijns. In aendagt nemende de groote misnoegen die hij gegeven heeft sedert langen tijd, nochtans naer vele differente vermaeningen die hij gehad heeft van borgemeester en schepenen zooals van de leden van den gemeynten raed, is hij tot heden blijven volherden en wederspannig aen de goede zeden gebleven. Dus hebben wij eenpaerlijk met gemeyn gevoelen en zijn overeengekomen, met te zeggen, dat art. 129 der gemeyntewet van 1836 hem niet meer kan toegepast worden, en dat wij van Ue te verzoeken Mijnheer den Kommissaris de autorisatie om tot de candidaeten in zijne vervanging mogen over te gaen. Op 5 mei 1838 werd Petrus Wijns door de Bestendige Deputatie van zijne plaets van veldwachter ontzet. Hij was niet de eerste en zou zeker ook niet de laatste zijn.
Jan Baptist VAN STEEN (1838-1850) De inschrijvingsperiode voor de opvolging van Cleymans liep van 13 tot 21 mei 1838. Om te voorkomen dat de lijst te lang zou worden werden er aan de sollicitanten strenge voorwaarden opgelegd. De gene die tot die plaets eenig recht of genegenheyd zoude hebben, moeten hun in den bureel van het gemeente secretariaet begeven, mitsgaeders dat ze minder dan vijfendertig jaeren moeten bereyken en in staet zijn te konnen lezen en schrijven. Op 23 mei werden door de gemeenteraad drie in aanmerking komende kandidaten gekozen en voorgesteld aan gouverneur baron de Stassart. Wie de eerste twee kandidaten waren weten we niet. Op 1 juni besloten gouverneur en bestendige deputatie immers de derde kandidaat te benoemen, namelijk Jan Baptist Van Steen. Van Steen trad in functie zodra hij in handen van de vrederechter de eed had afgelegd. Praktisch zijn hele carrière lang had hij Jan Baptist Lathouwers als collega. Op 7 mei 1850 werd hij (door besluit van de gouverneur nr. 32890C3968) uit zijn ambt ontzet. De reden hiervoor is ons niet met zekerheid bekend. Volgende paragrafen zullen evenwel het één en het ander duidelijk maken. Over de familierelaties van Van Steen hebben we (nog) niets gevonden. 18
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Jan Baptist LATHOUWERS (1838-1852) Voor de opvolging van Conrardus Cleymans (overleden op 21 september 1838) boden zich tussen 24 september en 6 oktober vele gegadigden aan. Door de gemeenteraad 5 werden echter slechts drie kandidaten weerhouden: Op de derde plaats plaatste men ze Josephus De Bondt die in Dendermonde geboren was. In zijn voordeel sprak alleen het feit dat hij op 8 november 1837 met een Londerzeelse was gehuwd en hier was blijven wonen. Hij kwam als dagloner aan de kost. Op de tweede plaats kwam Petrus Joannes Polspoel. Deze was in 1809 in Londerzeel geboren en verdiende zijn boterham als timmerman. Op de eerste plaats, zonder enige betwisting, zette men echter Joannes Baptista Lathouwers, geboren en getogen in Londerzeel op 30 augustus 1804, natuurlijke zoon van Anna Maria Lathouwers, op 9 november 1832 getrouwd met Petronilla Willocx en lijnwaadwever 6 van beroep. In zijn voordeel spraken ongetwijfeld het goed gedrag van den genaemden en dat hij alle de door de wet vereyschte hoedanigheden bezit. Maar ook eenen vijf jaerigen dienst bij het 15de afdeeling Nationale militie onder de vaendels van het voor deze Koninkrijk der Nederlanden zal zijn kandidatuur zeker geen slecht hebben gedaan. Op 18 oktober 1838 werd hij door de Bestendige Deputatie tot nieuwe veldwachter van Londerzeel benoemd. Samen met zijn vriend Van Steen was Lathouwers dagelijks op de baan. In de Londerzeelse archieven zijn vele goede dingen over beide mannen terug te vinden. Maar zoals dat meestal het geval is, zijn het de negatieve zaken die uiteindelijk de doorslag geven. Het zat zo... In het midden van de vorige eeuw waren de zomers warm en waren de veldwegen, want kasseien waren nog niet uitgevonden, uitermate stoffig. Een goeie pint van een der Londerzeelse brouwerijen kan een mens in dergelijke omstandigheden soelaas brengen. En de winters, hoeft het gezegd, waren niet met deze van nu te vergelijken. Als de vrieskou ijspegels aan de neus doet groeien... wel, is een druppelke jenever dan geen vriend in nood? Gedurende de eerste periode van hun ambtstermijn wisten beide champetters de geciteerde hulpmiddelen in het voordeel van hun functioneren aan te wenden. Maar wat gebeuren moest, gebeurde... Op 29 augustus 1845 stuurde arrondissementscommissaris Van de Weyer – die in alle jaargetijden en ongeacht het weer veilig achter zijn bureau kon blijven, en die bovendien waarschijnlijk weinig goeie vrienden had – de volgende rancuneuze brief naar het Londerzeelse schepencollege (vertaald): “Messieurs, Bij de gouverneur werd er over geklaagd dat de veldwachters van uw gemeente Van Steen en Lathouwers, zich van tijd tot tijd overgeven aan de drank. Ik verzoek u hen ernstig onder handen te nemen over de noodzaak om zich in het vervolg beter te gedragen.” Het krediet van Jan Baptist Van Steen was al op 7 mei 1850 opgebruikt. Jan Baptist Lathouwers wist het, zij het niet zonder moeite en met hier en daar een valse noot, nog tot in 1852 uit te zingen. Maar dàn... Zitting van den 9 Meert 1852 - Afstelling van eenen veldwachter - Tegenwoordig de heeren Josephus Van Assche, Josephus Franciscus Van Ruysevelt, schepenen, Jan Frans Verbesselt, Louis Scheers, G.S. Verheyden, C.L. Van Doorslaer, P.J. Goossens, J. Hermans, J.F. Verhofstadt, A. Goossens, leden, en J.J. De Cat, secretaris.
5
Joannes Franciscus Verheyden, burgemeester, Jacobus Willocx, 1 ste schepen, A. Mertens, 2de schepen, J.F. Van Ruysevelt, Jan Baptist Remory, A. Van Hove, D. De Keersmaecker, J. Van Assche, J.F. Verhofstadt en A. Goossens, raadsleden. 6 De teelt en verwerking van vlas (zeer belangrijk in Londerzeel) kwam door de opkomst van het katoen sterk onder druk. Het is niet te verwonderen dat vooruitziende spinsters en wevers andere bezigheden zochten. 19
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
De raed der gemeente Londerzeel in buitengewoone zitting vereenigd teneinde met geheime stembriefjes te beraedslaegen over de afstelling van Joannes Baptiste Lathouwers van de plaets van veldwachter dezer gemeente. Gezien den brief van den heer commissaris van dato 2 dezer maend N° 5527. Gezien het artikel 129 der gemeente wet van den 30 Maert 1836. Overwegende dat Joannes Baptiste Lathouwers zich zoodanig aen den drank overgeeft dat hij buiten staet is zijne plichten te kunnen vervullen en dat hij ondanks de onderscheidene drijgingen welke hij uit dien hoofde reeds ondergaen heeft in den drank blijft volharden en zich onbekwaem maekt om zijn ambt te kunnen bedienen. De raed dan doorgaende met de geheime stembriefjes tot de afzetting van Jan Baptiste Lathouwers van de plaets van veldwachter dezer gemeente, heeft hetzelve voor uitslag gegeven dat zijne afstelling met eenparigheid is gestemd geweest en heeft besloten onder de goedkeuring van de permanente deputatie van den provincialen raed de afstelling van Joannes Baptiste Lathouwers van de plaets van veldwachter voor te dragen en de magtiging te vragen om onmiddellijk in zijn plaetsvervanging te mogen voorzien. Hetgeen gebeurde door besluit van de gouverneur nr. 48618C3968 van 18 maart 1852.
Pieter Jozef GOOSSENS (1851-1863) De kandidaten voor de vrij gekomen plaats van Jan Baptist Van Steen (afgezet op 7 mei 1850) konden zich tot 22 mei 1850 aanmelden. Tijdens de zitting van de gemeenteraad van 23 mei werden slechts twee personen gevonden waarvan het gedrag, zedelijkheid, bekwaamheid en opleidingsniveau voldoende waren om de functie naar behoren uit te kunnen oefenen. Dat waren: Philippe Jozef De Meyere, geboren in Londerzeel op 27 maart 1817, die als soldaat gedurende 8 jaren gediend had bij het 11de Infanterieregiment, die kon lezen en schrijven, zich zeer goed gedroeg en Londerzeel zeer goed kende. Jan Baptist Keymolen, geboren in Londerzeel op 19 januari 1819, die had gediend bij het 1ste regiment kurassiers, daar een certificaat van goed gedrag had gekregen, goed kon lezen en schrijven en het ambtsgebied zeer goed kende. Ofschoon De Meyere door alle raadsleden capabel werd bevonden en ook Keymolen 5 stemmen kreeg, werd geen van beide kandidaturen door de bestendige deputatie goed bevonden en werd de gemeente op 2 december aangemaand om een derde kandidaat aan de voorgestelde lijst toe te voegen. Deze werd, na een nieuwe sollicitatieperiode, op 24 december gevonden en unaniem voorgedragen. Het was: Pieter Jozef Goossens, geboren te Londerzeel op 27 augustus 1817, zoon van Jan Baptist en Anna Catharina De Maeyer, op 3 februari 1842 in Londerzeel getrouwd met Sophie Craenhals, die 8 jaren had gediend bij het 5de regiment artillerie en die er met een certificaat van goed gedrag was afgezwaaid. Op 10 januari 1851 werd Goossens door de bestendige deputatie benoemd en een paar dagen later legde hij de eed af in de handen van de vrederechter van het kanton. Toch zou het nog geruime tijd duren voor men hem op de Londerzeelse wegen zou tegenkomen. En daar had hij een bijzonder goede reden voor. Hieronder geven we een onthullende selectie uit de correspondentie van secretaris Joannes Josephus De Cat, maar we proberen het kort te houden. 10/1/1851: Wanneer mag onze nieuwe veldwachter zijn uniform komen halen? 15/1/1851: (Antwoord) Wij kennen de maten van uw veldwachter niet. 16/1/1851: Ziehier de maten van de nieuwe veldwachter voor het maken van zijn kostuum. 25/1/1851: Mijnheer de arrondissementscommissaris. Ons secretariaat bezit slechts één sabel. Het uniform van de oude champetter kan niet dienen voor onze nieuwe veldwachter Goossens. Reeds op 17 augustus 1850 heeft de gemeentekas de kosten voor de kleding van twee 20
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
champetters betaald maar we hebben nog maar één uitrusting ontvangen. De oude uniformen werden uitgedeeld aan de armen omdat ze toch geen enkele waarde meer hadden. 31/5/1851: Onze nieuwe veldwachter heeft nog steeds geen volledig uniform. 1/8/1851: J.B. Goossens, onze veldwachter, heeft slechts twee witte pantalons en één klein kostuum ontvangen. Op 29 juli laatstleden kreeg hij twee katoenen broeken voor de dienstjaren 1850 en 1851. Gelieve uw invloed aan te wenden, mijnheer de commissaris, om de ontbrekende kledingstukken ter bestemming te krijgen. Ze werden door onze gemeente reeds betaald.
Ferdinand Antoon JANSSENS (1852-1867) Op 6 april 1852 weerhield de gemeenteraad 2 kandidaturen voor de opvolging van Jan Baptist Lathouwers (afgezet op 18 maart 1852). Het waren die van: Janssens Ferdinand Antoine, geboren in Humbeek op 16 januari 1818, zoon van Hendrik Jozef en Maria Catharina Willocx, die als soldaat gedurende 8 jaren gediend had bij het 3de regiment artillerie, die kon lezen en schrijven, zich zeer goed gedroeg en het ambtsgebied zeer goed kende 7. Meeus Pierre Jean, geboren in Londerzeel op 25 juli 1816, die eveneens bij het 3de regiment artillerie had gediend, een certificaat van goed gedrag had gekregen, goed kon lezen en schrijven en het ambtsgebied zeer goed kende. Aangezien de kandidatuur van Janssens unaniem werd aanvaard en die van Meeus door slechts 2 raadsleden werd gesteund, werd Janssens als eerste kandidaat voorgedragen. De benoeming door de gouverneur van Brabant liet echter op zich wachten. Op 30 april stuurde de gemeente een herinneringsbrief naar de arrondissementscommissaris en drukte hem op het hart (vertaald): “Aangezien één veldwachter een zo uitgestrekte gemeente als de onze niet kan bedienen durven wij u te vragen, mijnheer de Commissaris, om uw invloed aan te willen wenden bij de hogere overheid om de benoeming van een veldwachter in vervanging van de afgezette Lathouwers te versnellen.” Wat was het probleem? Lezers met een ontwikkelde rekenknobbel hebben wellicht al opgemerkt dat de 2de kandidaat, Meeus, geboren op 25 juli 1816, op het moment van zijn sollicitatie, al 36 jaar geworden was en daarmee de door de wet toegestane leeftijdsgrens met 1 jaar overschreed. Aanvankelijk speelde de gemeente nog met het idee om voor hem een ouderdomsdispensatie te vragen, maar eind mei 1852 zag ze daar van af, en ging ze op zoek naar nieuwe geïnteresseerden. Een keuze tussen Janssens en Janssens vond de bestendige deputatie immers te beperkt. Op 12 juni (vertaald) “had zich een tamelijk groot aantal kandidaten gemeld, maar slechts 2 ervan waren groot en robuust en in staat om de gestelde functies te vervullen. De anderen waren allemaal minder robuust en kleiner van gestalte. De ervaring leert ons,” aldus de gemeenteraadsleden, “dat onze huidige veldwachter (Goossens) die sterk is en onder de wapens is geweest, zich door de bevolking weet te laten respecteren. Daarom zouden wij graag een tweede hebben die eveneens in het leger is geweest en bekwaam om de vermoeidheid te doorstaan van een dienst in een gemeente die zo uitgestrekt is als Londerzeel.” De nieuwe sollicitant waarop gemeenteraadsleden hun oog hadden laten vallen was Pieter Jan Van Hoeck, geboren in 1825, zoon van Antoine Van Hoeck en Anna Catharina Van Muylder, grenadier bij het 10de Linieregiment, 2de bataljon. Ook met deze Van Hoeck was er echter een probleem. Deze soldaat van de lichting 1844 (stamboeknummer 16002) had immers nog niet met zijn regiment afgerekend en kon dus nog altijd opgeroepen worden. Ook voor hem was dus een uitzonderingsmaatregel nodig. 7
Dat laatste was wellicht sterk overdreven. In het verslag van deze zitting staat overigens ook dat hij in Londerzeel geboren was, maar dat bleek na ons onderzoek niet te kloppen. Wèl werd hij in 1852 al regelmatig ten huize van Maria Christina De Boeck gezien, een Londerzeelse dame waarmee hij op 21 februari 1854 zou trouwen. 21
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Op 3 juli 1852 stuurde de Londerzeelse gemeenteraad volgende brief naar Brussel (vertaald): “Mijnheer de arrondissementscommissaris. Wij sturen u een deliberatie van de gemeenteraad over de voordracht van twee kandidaten voor de post van veldwachter, die vacant gekomen is door de afzetting van de heer Lathouwers Jean Baptist. Ofschoon de tweede kandidaat nog niet heeft afgerekend met zijn regiment waarvan hij een certificaat van goed gedrag bekomen heeft, verdient hij evenals de eerste (F.A. Janssens) het vertrouwen van de lokale administratie. Beiden zijn zeer sterk en van onberispelijk gedrag. Wij zouden graag hebben, mijnheer de commissaris, dat één van beiden tot veldwachter in deze gemeente zou benoemd worden.” En op 29 juli... “Mijnheer de arrondissementscommissaris. Wij sturen u een kopie van de deliberatie van de gemeenteraad van 30 juni laatstleden over de benoeming van twee kandidaten voor de vervanging van de afgezette veldwachter Jean Baptist Lathouwers. Aangezien één enkele veldwachter een gemeente die zo groot is als de onze onmogelijk kan bedienen, blijven er meerdere affaires onopgevolgd. De huidige veldwachter is sedert enkele dagen ziek en de gemeente zou met de grootst mogelijke nauwgezetheid moeten bewaakt worden aangezien de oogst rijp is. Dagelijks maken de inwoners ons verwijten dat hun oogst gestolen wordt en het is op dat moment dat het nodig is om een tweede veldwachter te hebben. Wij durven u te vragen, mijnheer de commissaris, om uw invloed aan te willen wenden bij de hogere overheid om de aanstelling van een veldwachter te versnellen”. Dat met goede argumenten, zelfs van de hogere overheid, veel kan bekomen worden, wordt aangetoond door het feit dat de gouverneur op 31 juli 1852 Ferdinand Antoon Janssens tot tweede veldwachter van Londerzeel benoemde. Ook deze (te struise ?) champetter heeft hierna evenwel nog maanden op zijn tuniek moeten wachten. Pas vanaf september kon hij, bekleed met de uiterlijke kenmerken en waardigheid van zijn ambt, op stap. De ambtsperiode van Janssens viel gedurende bijna 11 jaren samen met die van Goossens. In het Londerzeelse gemeentelijke archief zijn dan ook vele sporen van hun optreden terug te vinden. Door hun militaire ervaring en postuur wisten ze zich te laten respecteren. Ook hun gedrag was voorbeeldig. Bezwarende feiten zijn ons over hen niet bekend (en wij hebben er nochtans zeer hard naar gezocht). Zelfs toen het heel even dreigde mis te gaan ging Ferdinand Antoon Janssens zijn verantwoordelijkheid niet uit de weg en koos hij voor de plicht boven het gemakkelijke geldgewin. Dat valt af te leiden uit de brief die de burgemeester van Londerzeel op 4 april 1854 naar de arrondissementscommissaris stuurde en waarin hij schreef: “In antwoord op uwen geëerden brief in dato 23 meert laetstleden heb ik de eer Ue te onderrigten dat Antonius Ferdinandus Janssens, veldwachter onzer gemeente, dewelke eene herberg geopend had, verkoozen heeft de opschorsing te doen van geen herberg niet meer te houden en dezelve te sluiten en van zijn ambt van veldwachter te behouden. De burgemeester.” Ook in 1854, moet men weten, bestonden er al zekere onverenigbaarheden, en mochten staatsambtenaren (champetters en bareelwachters bijvoorbeeld), ofschoon ze schromelijk onderbetaald werden, geen bijverdienste in het schenken van alcoholische dranken zoeken. Over verdiensten gesproken... Extrait du registre aux délibérations du conseil communal de Londerzeel - Séance extraordinaire du 20 septembre 1861 (vertaald) - Tegenwoordig de heeren burggraaf Ferdinand Charles Joseph de Spoelberch, burgemeester, Charles Louis De Vleeshouwer, Charles Louis Van Doorslaer, schepenen, Jean Van Assche, Louis Scheers, Pierre Joseph Goossens, Jean François Robberechts, Jean Auguste De Keersmaecker, Charles Louis Van den Bossche, Pierre Jean Verhavert, Jean François Verbesselt, leden, en Jean Joseph De Cat, secretaris. 22
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Overwegend dat onze twee veldwachters ieder een wedde hebben van 300 fr. en daar boven op een jaarlijkse gratificatie van 200 fr. ontvangen, wat hun vergoeding op 500 frank brengt, hetgeen 50 frank meer is dan de maximum wedde die door de wet aan deze agenten wordt toegekend, besluit de raad dat de wedde der veldwachters niet zal worden verhoogd.
Jean Benoit DE SMEDT (1863) Met de veldwachters Goossens en Janssens brak er een lange periode van stabiliteit aan in het Londerzeelse politionele gebeuren. Dat veranderde drastisch toen Pieter Jozef Goossens in maart 1863 overleed. Na de gepaste rouwperiode werd naar kandidaten voor zijn vervanging uitgekeken. Tijdens de zitting van 31 maart werden er door de gemeenteraad 2 kandidaturen weerhouden. Jean Benoit De Smedt was een ongehuwde landbouwer; hij was op 28 oktober 1830 in Londerzeel geboren en had 10 jaar lang gediend bij het 7de Linieregiment. Hij kon lezen en schrijven, gedroeg zich zeer goed, beschikte over een goed gestel en een perfecte kennis van de streek, en werd derhalve eenparig als eerste kandidaat naar voren geschoven. Jaak Philip Van Doorslaer was op 6 november 1824 in Londerzeel geboren. Hij was gehuwd, vader van 4 kinderen en kwam als klompenmaker aan de kost. Hij was echter niet in het leger geweest en werd eenparig op de tweede plaats gezet. Over Jean Benoit De Smedt, die vrij spoedig daarna benoemd werd, is bijzonder weinig bekend gebleven. Nog vooraleer hij zijn kostuum had kunnen passen had hij immers al zijn ontslag gegeven. Dat gebeurde in de tweede helft van april 1863. Wellicht had hij één dag eerder zijn eerste loon ontvangen en had men hem niets over de te verwachten gratificaties verteld.
Pieter Jan DE SMEDT (1863-1865) De inschrijvingen voor de opvolging van Jean Benoit De Smedt leverden, aldus de notulen van de gemeenteraad van 9 mei 1863, slechts 1 kandidaat op die over al de kwaliteiten leek te beschikken die voor deze functie nodig waren... Dat was Pieter Jan De Smedt. Hij was geboren in Londerzeel op 19 februari 1834, was soldaat geweest bij het 3de regiment artillerie, werkte momenteel in de militaire bakkerij te Brussel, kon zeer goed lezen en schrijven en hij kende zelfs Frans, wat in het landelijke Londerzeel weliswaar geen echt voordeel maar zeker ook geen onoverkomelijk nadeel was. Zijn gedrag was bovendien voorbeeldig, zijn gestel was robuust en zijn kennis van de gemeente was om zo te zeggen perfect. Weliswaar werd er nog een tweede kandidaat voorgedragen (namelijk Pieter Jan Goossens, landbouwer, geboren in Londerzeel op 2 januari 1831, gediend bij het 3de Linieregiment) maar dat gebeurde, nog altijd volgens dezelfde notulen, alleen maar om in overeenstemming te zijn met de wet. De Smedt was wel degelijk de enige ernstige kandidaat. Gelukkig kon de gouverneur van Brabant deze redenering volgen en aldus werd Pieter Jan De Smedt in juni 1863, naast Ferdinand Antoon Janssens, tot 2de veldwachter benoemd. Ook deze veldwachter heeft te weinig tijd gekregen om vele heldendaden te laten registreren. In april 1865 is hij namelijk schielijk overleden.
Michel VERBELEN (1865-1867) Tijdens de zitting van de gemeenteraad van 19 mei 1865 werden, na een voorafgaand vergelijkend examen om hun onderwijsniveau vast te stellen, en na een individueel onderzoek van hun deugden en gebreken, volgende kandidaten voor de opvolging van Pieter Jan De Smedt weerhouden: Pieter Jan Van den Bossche, toen veldwachter in Ramsdonk, kreeg 7 stemmen op 8.
23
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Michel Verbelen, geboren in Londerzeel op 10 mei 1833, zoon van Hendrik Jan en Maria Theresia Van Asbroeck, landbouwer, kreeg de goedkeuring van 8 raadsleden op 8, en werd in juni 1865 benoemd. Hij overleed eind augustus 1867. Nauwelijks een paar dagen eerder, namelijk op 19 augustus, was hij met de “kapmonteuse” Joanna Maria Vloeyberghs uit Tisselt getrouwd.
Louis Joseph JASPAERT (1867-1868) Begin augustus 1867, slechts een kleine maand voor Verbelen, was na een dienst van 15 jaar, ook veldwachter Ferdinand Antoon Janssens gestorven. Op 19 augustus werden volgende kandidaturen voor zijn opvolging weerhouden: Theodore Cleymans, geboren in 1829, die soldaat geweest was bij het 1de regiment Artillerie, werd unaniem als tweede kandidaat gekozen. Op de eerste plaats kwam echter Louis Joseph Jaspaert die een indrukwekkend curriculum vitae voor kon leggen. Hij was op 12 februari 1836 in Zele geboren, diende van 1856 tot 1860 bij de Grenadiers en van 1860 tot 1866 bij de nationale gendarmerie. In 1866 was hij getrouwd en was hij in Laken een herberg begonnen. Dus werd hij in september 1867 tot veldwachter in Londerzeel benoemd. Waarschijnlijk hadden mannen met dergelijke referenties keuzes genoeg in het leven. Londerzeel wist hem nog geen 6 maanden te boeien. In maart 1868 gaf hij zijn ontslag.
Jean DE JONCKHEERE (1867-1869) Jaspaert was nog niet benoemd of er moest alweer een nieuwe veldwachter worden gezocht voor de overleden Michel Verbelen. Op 12 september 1867 werden twee namen naar voren geschoven. Deze keer kwam de reeds genoemde Theodore Cleymans, met het akkoord van 5 van de 8 gemeenteraadsleden, op de eerste plaats. Als tegenkandidaat (met 4 stemmen) werd Jean De Jonckheere weerhouden. En het was deze laatste die in oktober door de Bestendige Deputatie werd benoemd. Hij bleef in dienst tot september 1869 en toen gaf ook hij zijn ontslag.
Jan Frans VERBESSELT (1868-1889) Op 22 maart 1868 besprak de Londerzeelse gemeenteraad de bekwaamheden van de 16 mannen die zich voor de opvolging van Louis Joseph Jaspaert hadden ingeschreven en oordeelde dat er twee geschikte kandidaten waren. De eerste was alweer Theodore Cleymans (zie vroeger). De tweede was Jan Frans Verbesselt, geboren te Londerzeel op 22 juni 1833, zoon van Antonius Verbesselt en Elisabeth De Bondt. Hij had zijn legerdienst gedaan bij het 2de regiment jagers te voet en was op 22 september 1864 getrouwd met Petronilla De Bondt. Theodore Cleymans kreeg opnieuw de voorkeur (met 6 stemmen tegen 2 en 1 onthouding). Verbesselt kreeg 4 stemmen tegen 3 en 2 onthoudingen. In april 1868 werd echter Verbesselt tot veldwachter van Londerzeel benoemd. Gelukkig voor ons, want van hem hebben we de voorgaande foto gevonden. Wat had Cleymans – al voor de derde keer schromelijk miskend - in de ogen van de hogere overheid dan wel mispeuterd? We leren het uit de notulen van de raadszitting van 7 april. Cleymans, met zijn 39 jaar, had de maximum leeftijdsgrens (35 jaar) immers overschreden en had daarom, conform K.B. van 31-8-1848, vooraf een dispensatie moeten krijgen. 24
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Jan Frans Verbesselt zou ruim 20 jaar in functie blijven. Hij overleed op 21 februari 1889, 56 jaar oud.
Pieter Antoon DE NUYER (1869-1870) Op 12 september 1869 hadden zich 8 kandidaten aangeboden om Jean De Jonckheere op te volgen. Twee onder hen, Pieter Antoon De Nuyer (27 jaar) en François Goossens (25 jaar) leken de gemeenteraadsleden het best geschikt. Beiden gedroegen zich voorbeeldig maar, in tegenstelling tot Goossens, die niet onder de wapens geweest was, had De Nuyer bij het 1ste regiment artillerie gediend. Dus werd hij unaniem op de eerste plaats gezet. Toch wist ook Goossens 7 van de 8 stemmen achter zijn naam te krijgen. Eén stem werd aan een zekere Leo Verbelen gegeven. Pieter Antoon De Nuyer werd, niet helemaal onverwacht, in oktober 1869 benoemd. En in januari 1870 hield hij het voor bekeken.
Gerard DRIESEN (1870-1874) Uit de 7 kandidaten die zich voor de vrijgekomen plaats van De Nuyer aanboden werd op 26 januari 1870 door de gemeenteraad de volgende selectie gemaakt. Op de derde plaats kwam Mathieu Van Crombruggen, met 2 stemmen van de 8. Op de tweede plaats, met 5 van de 8, kwam Charles Louis De Maeyer, die bij het 4de Linieregiment had gediend maar reeds 36 jaar oud was. Op de eerste plaats, met 6 stemmen van de 8, kwam echter Gerard Driesen, 33 jaar oud, die gedurende 12 jaar achtereenvolgens bij de Infanterie en bij de Gendarmerie had gediend. De benoeming van Driesen volgde op 10 februari 1870. Hij heeft zich naar behoren van zijn taak gekweten. Op 13 mei 1874 stuurde schepen Charles Louis Van Doorslaer volgend goed rapport naar de arrondissementscommissaris (vertaald): In antwoord op uw brief 9999 van 9 mei kunnen wij u meedelen dat Driesen Gerard, die op 10 februari 1870 in onze gemeente tot veldwachter benoemd werd, zijn functies met vlijtige onderscheiding uitoefent tot voldoening van zijn oversten en van de inwoners van de gemeente, en daarom vraagt de gemeentelijke administratie de heer commissaris om oor te hebben voor de vraag van de betrokkene, die alle lof verdient.. We weten niet wat de betrokkene aan de commissaris had gevraagd. Wel weten we dat hij begin november 1874 zijn ontslag als veldwachter heeft gegeven.
Jan Frans DE BONDT (1874-1896) En alzo moest ook de lege plaats van Gerard Driesen worden opgevuld. Op 21 november hadden zich (slechts) 3 geïnteresseerden ingeschreven, waarvan er één de eerste evaluatie niet wist te doorstaan. Pieter Jozef Van Campenhout, 28 jaar, geboren te Wolvertem, en soldaat geweest bij het 3de regiment artillerie, wist wèl de instemming van 3 raadsleden te bekomen. Jan Frans De Bondt, 23 jaar, geboren te Malderen (op 12 mei 1851 als zoon van Jozef en Francisca Saerens) en soldaat geweest bij het 8ste Linieregiment, kreeg echter 1 stem méér en werd een maand later door de gouverneur benoemd. Eindelijk brak er weer een periode aan waarin de mensen van Londerzeel de tijd zouden krijgen om hun champetters, in casu Verbessselt en De Bondt, wat beter te leren kennen. Temeer daar dezen al eens werden aangesproken om huis aan huisbezoeken af te leggen. Dat gebeurde onder meer in de tweede helft van 1875 toen het ministerie van financiën een beroep op hun terreinkennis deed om belastingformulieren aan de man te brengen. Het was niet de eerste keer dat dit gebeurde maar deze keer liet deze speciale postbedeling in Londerzeel veel te wensen over. Op 12 januari 1876 riep de belastingcontroleur daarvoor de Londerzeelse burgemeester op het matje. Een week later, op 18 januari, reageerde die als volgt: 25
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Mijnheer de controleur. Uw brief verwondert ons eenigsins en wel bijzonder voor de beschuldigingen tegen ons voorgedragen. Wij kennen geene wet die ons bemachtigt van aan onze veldwachters het uitdragen en inzamelen der biljetten van personele belastingen en van patentrechten voor te schrijven 8 en nogtans hebben wij desaangaande geen verbod gegeven noch er eenige hinderpalen aan gesteld. De veldwachters zelf verklaren het u. Gij vraagt, Mijnheer, wat de veldwachters wederhouden heeft van de zoogezegde verbintenis uit te voeren. Wij hebben hun ondervraagd en ziehier welke reden zij bijbrengen: 1. Dat de namen der belastbaren meestal onduidelijk geschreven zijn. 2. Dat hunne bezigheden hun niet toelaten van die menigte van biljetten gestadiglijk uit te dragen en in te zamelen. 3. Dat de loon welken zij daar voor ontvangen te gering is. 4. Dat de bedreigingen welke de ontvanger, mr. Routs, dikwijls doet hun verontwaardigt en dat deze hun niets te verwijten heeft. 5. Dat de onnauwkeurigheid in de biljetten dikwijls de oorzaak is van scheldwoorden welke de belastbaren hun toesturen. Voor het overige, Mijnheer, denken wij dat gij uwen onderhoorige, Mr. Routs, wel kent. Persoonlijk denken wij dat de reden voor het gebrek aan motivatie van de veldwachters ook kan gevonden worden in de machtswissel die in Londerzeel, na de gemeenteraadsverkiezingen van 13 december 1875, niet helemaal vlekkeloos verlopen is. Hoe dan ook, nadat de nieuwe gemeenteraad was geïnstalleerd, was de eerste brief die kersverse burgemeester Petrus Van Assche liet versturen, de volgende: Londerzeel le 27 janvier 1876. Monsieur le controleur. (Vertaald) In antwoord op uw brief van 22 dezer laten wij u weten dat onze veldwachters zonder uitstel de declaraties der personenbelasting en der patenten zullen distribueren en ophalen. Champetter De Bondt huwde op 12 mei 1875 (op zijn verjaardag) met Jeanne De Buyser die daarna in Londerzeel een herberg open hield. Wij weten natuurlijk wel dat zoiets wettelijk gezien niet kon, maar én De Bondt, én de Londerzeelse bestuurslieden zagen daar lange tijd geen graten in... Het duurde tot 1894 vooraleer er ingegrepen werd. Dat gebeurde pas nadat de arrondissementscommissaris op 1 februari een brief naar het Londerzeelse schepencollege geschreven had en 2 dagen later het volgende antwoord kreeg: “Monsieur le commissaire d’arrondissement (vertaald). In antwoord op uw brief van 1 februari laten wij u weten dat, conform uw wens, veldwachter De Bondt van Londerzeel opgeroepen werd om binnen de kortste tijd de herberg die hij met zijn familie open houdt, te sluiten of over te laten.”. Wat de omschrijving “binnen de kortste tijd”, in dit geval concreet betekende, vonden we in een brief van 15 september 1896 “Monsieur le commissaire d’arrondissement (vertaald). Het college van burgemeester en schepenen van Londerzeel verklaart dat in het kader van artikel 60 van de landbouwwet van 7 oktober 1886, veldwachter De Bondt werd opgedragen om zijn vrouw, Jeanne De Buyser, te verbieden om een herberg uit te baten, en dit vanaf 31 december 1894. Het college”. We hebben redenen om aan te nemen dat er ten huize De Bondt-De Buyser, ook nà 1894 nog menig pintje geschonken werd. We komen daar verder in dit artikel nog even op terug. Ook in andere opzichten was Jan Frans De Bondt een champetter die in staat was om een wet met een zekere flexibiliteit te interpreteren. Zo ontdekten wij nog het volgende bucolische verhaal. Constant Van Steen verklaart op 25 juli 1895 dat hij en zijn zoon August en de 2 zonen van Aerts hebben gevischt met eene mande, zonder dammen te zetten of schade toe te brengen aan de oeverlingen der beek. Van Steen verklaart dat de veldwachter kwaad was omdat hij de 8
Een consulair besluit 16 flor. jaar IX, art.7 verbiedt om de veldwachters te gebruiken voor diensten die niets te maken hebben met de administratie en de politie der gemeente. 26
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
gevangen visch niet kreeg en dat hij op andere plaatsen zelf de beek heeft doen afdammen om visch te vangen, waarvan hij verscheidene getuigen kan bijbrengen. Aerts Frans verklaart dat zij aan de beek palen, dat hij met zijn broeder en Van Steen Constant en zoon hebben gevischt doch geene grond van de kanten gesteken. Zij hebben slechts gevischt met eene mande en later met een nette. Dezelve dag heeft de veldwachter bij Lamberts gestaan die in de beek vischte niet ver van de plaats waar wij waren en aan welken hij dit verbood. Toen de laatste maal de beek geruimd werd waren verscheidene mannen aan ’t visschen. De veldwachter De Bondt stond erbij. De visschers vroegen ‘Waar zullen wij de visch inzetten.’ De Bondt antwoordde ‘Ik heb hier een zakje, zet er de visschen in’. Hij nam dezelve mede naar zijn huis en stelde geene klacht op. Getuigen: Theophile De Maeyer.” Ja, champetter De Bondt had blijkbaar nog nooit gehoord van het begrip ‘nieuwe politieke cultuur’. Zijn oversten trouwens evenmin. Voor zover we weten werd hij immers nooit officieel ter verantwoording geroepen. Ondertussen voelde De Bondt zijn einde (als veldwachter) stilaan naderen. Op 23 maart 1896 verstuurde het schepencollege volgend verzoek: “Monsieur le commissaire d’arrondissement (vertaald). Ingesloten de aanvraag van onze veldwachter De Bondt om met pensioen te mogen gaan, vanwege zwakte die hem belet om zijn functie verder te zetten. In zijn aanvraag zegt De Bondt dat hij 24 jaar dienst heeft en dat hij lijdt aan jicht en nog een andere ongeneeslijke ziekte, wat hem al te dikwijls verhindert om zijn functie van veldwachter uit te voeren. Wij laten u weten, mijnheer de commissaris, dat de aangehaalde redenen echt zijn en daarom vragen wij u om hem door de provinciale commissie te laten onderzoeken en zijn op rust stelling aan te bevelen conform paragraaf 5 van artikel 4 van het provinciaal reglement van 14 juli 1887, goedgekeurd bij K.B. van 4 augustus daaropvolgend.” Op 22 mei gaf ook de gemeenteraad een gunstig advies. Toch zou het nog tot augustus duren vooraleer De Bondt van zijn welverdiende rust zou mogen genieten en zijn pensionering werd aanvaard. Ook daarna bleef hij echter nog actief en werd hij door het gemeentebestuur nog enkele keren ingeschakeld voor het afleggen van huis-aan-huis-bezoeken in het kader van volks-, landbouwen andere tellingen. Op 21 maart 1915, na de dood van zijn eerste vrouw Jeanne De Buyser, hertrouwde de toen 67 jaar oude Jan Frans De Bondt met de 24-jarige Philomena Angelina Engelen.
Felix CALUWAERTS (1889-1904) We moeten even terug in de tijd. Veldwachter Verbesselt was op 21 februari 1889 overleden Tijdens de gemeenteraadszitting van 30 maart 1889 werd zijn opvolging besproken. Er waren niet minder dan 23 kandidaturen binnengekomen. Om een aantal redenen, waarop we later uitgebreid terugkomen, werd echter de behoefte aan een tweede veldwachter in vraag gesteld (De Bondt was toen nog niet werkonbekwaam en bovendien een harde werker) en er werden geen kandidaten aan het provinciebestuur voorgedragen. Dat gebeurde pas nadat dit laatste eind oktober om een buitengewone gemeenteraadszitting had verzocht. Deze werd op 2 november 1889 gehouden. Na de voorgeschreven twee geheime stemrondes werden voor de opvolging van Verbesselt volgende kandidaten, die beide de noodige bekwaamheid, takt en weerdigheid bezitten om de fonctie van veldwachter met eer te bekleeden, naar voren geschoven: Als eerste kandidaat (met 5 stemmen op 9) Verbelen Pieter Jan, geboren te Londerzeel op 30 maart 1855, gehuwd, oud soldaat bij de 4e Artillerie.
27
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Als tweede kandidaat (met 5 stemmen op 9) Caluwaerts Felix, geboren op 15 februari 1854, ongehuwd, oud soldaat als vrijwilliger met premie bij 4e Artillerie, 34ste batterie (lichting 1878, stamboeknummer 2661) 9. Met 8 stemmen en 1 onthouding werd tevens ingegaan op een petitie van 46 inwoners, allen gemeentekiezers, van Sint-Jozef en werd overeen gekomen dat de nieuwe veldwachter zich in de wijk Sint-Jozef moet vestigen. In tegenstelling tot de geplogenheden opteerde de bestendige deputatie van de provincie Brabant niet voor de eerste kandidaat (Pieter Jan Verbelen) maar koos ze voor Felix Caluwaerts, die in december 1889 als veldwachter van Londerzeel werd geïnstalleerd. Het leven en de werken van veldwachter Caluwaerts beschrijven zou ons te ver leiden. Toch willen we nog het volgende kwijt. Toen hij al veldwachter was huwde hij op 12 februari 1890 met Maria Philomena Pelemans. In 1894 ontsnapte het gezin Caluwaerts-Pelemans ternauwernood aan een ramp. De volgende getuigenis werd opgetekend uit de mond van Jan Van Muylder, soldaat bij het 14de Linieregiment, die met permissie in zijn geboorteplaats Sint-Jozef was. Deze zei: “Op 14 mei 1894, 6 uren morgen, was ik op den Steenweg van Brussel-Temsche. Op ongeveer 120 passen van daar riep een kind van 10 jaren om hulp voor brand te blusschen. Er naartoe geijld vond ik op de kelderkamer der woning van veldwachter Caluwaerts een bed dat brandde. In de kamer waar de brand ontstond vond ik een jong kind welk het verstand niet had buiten te gaan en welk in door de woonst buiten droeg, waarna ik de brand bluschte. Er waren geene andere personen aanwezig dan de twee jonge kinderen van de veldwachter en het voornoemd kind welk om hulp riep. De woning die afbrandde staat op ongeveer 200 m. van de naaste geburenwoning.” Op 12 juli 1898 werd Caluwaerts weduwnaar. Omdat een man alleen toch maar een sukkelaar is hertrouwde hij nog geen 2 maanden later, op 9 september, met Maria Theresia Van Riet. Hij bleef veldwachter tot 20 maart 1904, de dag dat hij overleed. Zijn tweede vrouw bleef met 4 kleine kinderen achter. Op 13 mei besloot de gemeenteraad dat “overwegende dat om verzachting toe te brengen aan de behoeftige toestand der weduwe met 4 weezen, allen minder dan 13 jaar oud, die door een trouwe dienaar der gemeente zijn nagelaten, eene milddadigheid van 150 frs. hieraan dient gegund te worden”.
Jan Frans BEUCKELAERS (1896-1911) Toen de door ziekte werkonbekwaam geworden veldwachter De Bondt in augustus 1896 met pensioen ging moest er alweer een opvolger gekozen worden. Evenals in 1889 stelde de gemeenteraad zich opnieuw de vraag of Londerzeel eigenlijk wel 2 champetters nodig had en of de veiligheid niet beter zou worden gediend door het aanstellen van hulpagenten, van een politiecommissaris of door het huisvesten van een rijkswachtbrigade. Omdat dit stof voor een volgend artikel is gaan we hier voorlopig niet verder op in. Nadat een eerste presentatie van kandidaten (op 24 augustus) door de Bestendige Deputatie ongeldig was verklaard werden de kandidaturen tijdens een nieuwe gemeenteraadszitting (op 20 november 1896) opnieuw besproken. 9
Een eerste en een tweede kandidaat werden bij afzonderlijke stembeurten verkozen. Anderen kandidaten die stemmen kregen waren: Vleminckx Charles Edouard (2+1), Carleer Corneel (1+1), De Maeyer Edmond (0+1) en Vergaelen Denis (0+1) 28
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Nà de verplichte geheime stemmingen kwamen volgende namen uit de bus: - Als eerste kandidaat, met 7 stemmen op 11, Beuckelaers Jan Frans, geboren in Londerzeel op 28 augustus 1864, zoon van Carolus Ludovicus en Catharina Sophia De Prins, op 2 maart 1889 getrouwd met Maria Coleta Carlier, oud soldaat (als vrijwilliger met premie) bij het 7e Linieregiment, momenteel actief als werkman in het arsenaal te Mechelen 10; - Als tweede kandidaat, met 6 stemmen op 11 (nà een herstemming) Hermans Jozef Christophe, geboren te Londerzeel op 4 juni 1869, ongehuwd, oud soldaat (milicien) bij het 9de Linieregiment, beroep landbouwwerkman en kandidaat postbode voor de zondagsdienst. Geen van beide kandidaten had veroordelingen opgelopen en beide waren - volgens een verduidelijking van 28 november - van goed gedrag en zeden en bezaten de takt en de waardigheid om het ambt van veldwachter naar behoren te vervullen. Geen van beide was herbergier of had een herberg via zijn vrouw of via een andere tussenpersoon.” Deze laatste precisering was, weten we ondertussen, niet helemaal zonder belang.
Felix VAN MUYLDER (1909- ) Toen Felix Caluwaerts, de tweede champetter, met standplaats op Sint-Jozef, op 20 maart 1904 overleed, werd hij niet meer door een nieuwe veldwachter vervangen. De stijging van de plattelandscriminaliteit en de daarmee samenhangende hervorming van de landelijke politie had zich ook in Londerzeel al doen gevoelen en sedert 1898 waren er hulpagenten en zowaar zelfs een speciale nachtwaker in het straatbeeld verschenen. In plaats van een tweede veldwachter werd door de gemeenteraad - nadat deze post bij koninklijk besluit geschapen was - op 24 oktober 1904 een politiecommissaris aangesteld. Ook hierover meer in een volgend artikel. Toch liet de afwezigheid van een permanent politietoezicht in Londerzeel Sint-Jozef zich sterk gevoelen. Op 13 december 1909 werd door burgemeester Van Hove aan schepenen Augustijns en Mertens en raadsleden Robberechts, Walschap, Van Assche, Scheers, Goltfus en De Keersmaecker “lezing gegeven van een verslag ingediend door den heer politiekommissaris, den wensch uitdrukkende van eenen dienst van agent-kantonnier in te richten. Dezen agent zou door zijnen woonst en verblijf bijzonder geschikt zijn een bijzonder toezicht op de wijk Sint-Jozef te houden. Hij zou hierdoor eene verlichting bieden aan den dienst van den bestaanden brigadier-veldwachter, die neven den heer politiekommissaris, de eenige beëdigde agent der gemeente is, nachtronden helpen doen die door éénen enkelen persoon niet kunnen uitgevoerd worden, de gewone onderhoud der aardewegen en waterleiding langs de straten verzekeren, enz. De dienst in politiezaken niet zwaar genoeg zijnde om zich uitsluitelijk hiermede eene broodwinning te verschaffen zou hem een gering bijvoegelijk bedrag van landbouwer 2 dagen per week toegelaten zijn”. De gemeenteraad volgde de aanbeveling van de politiecommissaris en stelde “de heer Felix Van Muylder, wonende en geboren te Londerzeel den 26 januari 1866, thans geaggregeerde hulpagent der gemeente, die zich voor deze bediening aanbiedt, aan voor de plaats van beedigde agent kantonnier, met een jaarwedde van 500 frs 11. Zijn dienstkleeding en uitrusting is ten laste der gemeente. Hij zal bevoegd zijn tot het bestatigen der op het grondgebied der gemeente gepleegde misdrijven en reglementsovertredingen en zal alvorens in wettige bediening te treden tot de noodige eedaflegging gehouden zijn”.
Vital DE PRETER (191110
Beuckelaers had bovendien een hoofdomtrek van 55 cm. Deze informatie vonden we in een brief van 17 maart 1897, gericht aan tuniek- en kepiemaker Looze, Rue porte de Bruges 27, Gent 11 In deze periode was het jaarloon van een beginnend veldwachter opgelopen tot zo’n 1000 fr. 29
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Voor de opvolging van veldwachter Beuckelaers, die overleed in het najaar van 1911, moest wel een opvolger worden gezocht. Tijdens de gemeenteraadszitting van 25 november werden de 20 binnengekomen kandidaturen besproken. De geheime stemmingen die hierop volgden, gaven het volgende resultaat: Als eerste kandidaat (met 7 stemmen op 8 stemmers) werd gekozen Vital De Preter, landbouwer, geboren te Londerzeel op 14 april 1886, soldaat-grenadier in verlof. Als 2de kandidaat kwam Roelants Pieter Jozef, wattman op elektrische tram Brussel-Humbeek, wonend te Meise, geboren te Londerzeel op 17 april 1884. Deze was geen soldaat geweest. Vital De Preter werd de volgende champetter van Londerzeel en de laatste waarover we het in dit artikel hebben. In 1914, toen de oorlog voor de deur stond, werd hij terug onder de wapens geroepen.
30
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Steenhuffel Adriaen Mertens en Frans Moens, de twee officieren van de schepenbank van Steenhuffel, zijn tot aan hun dood in 1805 en 1804 respectievelijk als veldwachter en hulpveldwachter min of meer actief gebleven. Tijdens het ancien regime (dus voor 1793) en gedurende de eerste jaren van de Franse Republiek (1794-1796) werden ze niet vast bezoldigd maar werden ze per prestatie betaald. Op 11 september 1818 werd dit systeem door de gemeenteraad van Steenhuffel als volgt beschreven: “Met betrekking tot de veldwachter merkt de commissie op dat die tot 1793 betaald werd in functie van het aantal keren dat hij opgeroepen werd, en dat de boeren verplicht waren om hem ieder jaar een deeltje van hun oogst af te staan en dat zijn uitrusting door de Heerlijkheid werd verschaft.”
De kostennota’s van Mertens en Moens voor de periode 5/1/1792 tot 2/4/1796 (de ‘troebele tijd’ van 31/8/1792 tot 3/11/1793 uitgezonderd) zijn bewaard gebleven. Daaruit leren wij dat ze zich vooral bezig hielden met de inbeslagnames door het Franse leger af te kondigen, te organiseren en de konvooien naar de verzamelplaats in Brussel te begeleiden.
Jan Frans DE SMEDT (1804-1814) Adriaen Mertens werd als champetter opgevolgd door Jan Frans De Smedt. Mogelijk was die al van mei 1804 hulpveldwachter geworden. Hij was op 14 juni 1756 in Merchtem geboren, was de zoon van Petrus en Margarita Leparmentier en in 1795 was hij getrouwd met Maria Anna Doesper uit Mont Thabor (bij Trier), de weduwe van Andreas Graff. Hij woonde in de Smisstraat en overleed er op 7 januari 1814. Ofschoon hij dus al eerder in functie was werd zijn aanstelling pas midden 1807 door Chaban, de prefect van het departement van de Dijle, geofficialiseerd.
Petrus PEETERS (1814-1840) De volgende veldwachter van Steenhuffel was Petrus Peeters. Hij was de zoon van schrijnwerker Joannes Mauritius (of Jan Baptist) en van Theresia Doom uit de Voortstraat, waar hij op 4 maart 1762 geboren was. Op 10 mei 1814 werd hij als veldwachter benoemd. In 1816 werd hij door het koninkrijk der Nederlanden in zijn functie bevestigd en op 13 april 1831 zwoer hij – samen met al de gemeenteraadsleden – “getrouwheyd aen den regent, gehoorzaemheyd aen de grondwet en aen de wetten van het Belgisch volk.” Peeters bleef vrijgezel en overleed op 22 januari 1847. Op 15 september 1836 schreef het gemeentebestuur over hem aan de arrondissementscommissaris dat hij altijd de goedkeuring van gemeente en bevolking had genoten maar dat de ongemakken die bij zijn hoge leeftijd hoorden nu dikwijls zijn ijver neutraliseerden en het hem niet meer mogelijk maakten om zijn dienst zo actief als nodig was uit te oefenen. Omdat men (verkeerdelijk) meende dat hij toen al 25 dienstjaren had vroeg men op 6 november zijn pensioen, dat door de overheid werd afgewezen. Op 5 september 1839 werd de pensioenaanvraag vernieuwd omdat “den veldwagter, zooals wij zulks kenbaer gemaekt hebben, onbekwaem is door den hoogen ouderdom die hij bereykt heeft zijne fonctien ten genoegen van het gemeyntebestuer te kunnen uytoefenen, zoodanig dat wij vermeynen noodig te wezen voor de belangen van de gemeynte een pensioen ten zijnen behoeven te vraegen, waertoe hij geregtigd is door 25 jaeren dienst, en hem te vervangen.”
Egied DE MAERSCHALCK (1840-1876) 31
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Tijdens de zitting van 22 januari 1840 bevestigde de gemeenteraad dat Pierre Peeters ten volle recht had op een rustpensioen “temeer daar hij gedurende al die jaren zijn dienst heeft vervuld met een gedrag dat de grootste lofzangen waardig is.” Dat een rustpensioen in die tijd niet veel betekende 12 blijkt ook uit het feit dat tegelijk beslist werd om aan de Bestendige Deputatie te vragen om “van de veldwachters-wedde van zijn opvolger een vierde af te mogen houden om dat – zo lang die leeft - te geven aan de huidige titularis zodat die door dit bedrag, gevoegd bij zijn pensioen, van bestaansmiddelen zal verzekerd zijn.” Als mogelijke opvolgers voor Peeters werden twee personen naar voren geschoven. De eerste was “Gilles De Maerschalck, landbouwer, wonend in Steenhuffel en hier geboren op 17 november 1815, die in alle opzichten en ofschoon hij geen militaire dienst heeft verricht over alle kwaliteiten beschikt die vereist zijn om de functie van veldwachter behoorlijk te vervullen, aangezien hij goed kan lezen en schrijven, zich zeer goed gedraagt en de gemeente uitstekend kent.” De tweede was “Joseph De Maerschalck, landbouwer, eveneens wonend in Steenhuffel en er geboren op 14 september 1804, en die – ofschoon hij nauwelijks in het leger is geweest – ook over alle voor de functie nodige kwaliteiten beschikt aangezien hij goed kan lezen en schrijven, zich goed gedraagt en de plaats kent.” Jozef De Maerschalck was ouder dan 35 jaar en kon dus niet in aanmerking komen. Op 29 januari vroeg arrondissementscommissaris Van de Kerckhove om in diens plaats een andere kandidaat – bij voorkeur een oud-militair – voor te dragen en Gillis De Maerschalck alvast naar Brussel te laten komen om zijn geschiktheid te laten testen. Hieronder herhalen ‘”)we – omdat het grote informatieve waarde heeft - het antwoord van het schepencollege van 7 dagen later:“Mijnheer den heer arrondissementscommissaris. Wij hebben de eer ter ue kennis te brengen dat Gillis De Maerschalck voorgedraegen als eersten candidaet voor de plaets van veldwagter dezer gemeynte, zig op 8 february ten uwen kantoore zal begeven. Voor hetgene betreft de voordragt van eenen ouden soldaet in vervanging van Josephus De Maerschalck, voorgesteld als tweeden candidaet, is zulks onmogelijk aengezien dat den gemeynteraed alvorens deze twee candidaeten te hebben opgegeven, wetende dat het gouvernement meer genegenheyd heeft voor eenen ouden militair dan voor eenen ongedienden, den geheelen staet van bevolking vruchteloos heeft doorzogt om eenen geschikten te vinden tusschen de gedienden; maer wij vermeynen met zekerheyd te mogen zeggen dat, ofschoon Gilles De Maerschalck niet heeft gediend, hij nogtans zeer bekwaem is.” Gillis (Egied) De Maerschalck werd op 15 februari 1840 zonder verdere bezwaren door de provinciegouverneur Baron de Viron tot veldwachter van Steenhuffel benoemd. Nadat hij bij de vrederechter de eed had afgelegd, trad hij in dienst. De Maerschalck was, in tegenstelling tot wat de gemeente Steenhuffel eerder had geschreven niet geboren op 17 november maar wel op 28 oktober 1815. Hij was de zoon van Guillielmus en Joanna Catharina Biesemans. Hij trouwde op 3 november 1838 in Merchtem met Barbara Vermeeren en overleed op 29 juni 1883. Hij was wat struiser van postuur dan zijn voorganger en kon daarom diens uniform niet overnemen. Bovendien was dat versleten. Op 17 maart 1840 zag het schepencollege van Steenhuffel zich daarom verplicht om de volgende brief naar de arrondissementscommissaris te sturen: “De kleedingstukken van P. Peeters, gewezen veldwagter dezer gemeynte, bevinden zich in eenen dusdanigen staet van versletenheyd, dat zijnen opvolger er geene gebruyk meer kan van maeken. Diensvolgens zal het noodig wezen dat hij worde voorzien ten koste dezer gemeynte van alle de kleederen die hem benoodigd zijn ter uytoefening zijner functiën, zooals eene laken 12
Op 21 september 1840 vermeldt het gemeentelijke archief dat dit pensioen 100 fr. per jaar bedroeg en dat het vanaf 13 februari 1840 was toegekend. Dat was veel te weinig om behoorlijk van te kunnen leven en de gemeente had een verhoging gevraagd. Op 22 september 1842 werd het pensioen van Peeters inderdaad met 50 fr. verhoogd. Dat bleef tot aan zijn overlijden onveranderd. 32
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
broek, eene mauwe vest, eene muts en eene Kapotte 13. Maer alzoo de gemeyntebegrooting over het loopende jaer slechts eenen overschot oplevert van 14 fr., zal het onmogelijk wezen de kosten hier uyt te spruyten dit jaer te voldoen. Dientengevolge en aengezien dat den veldwagter zijne functiën niet kan uytoefenen op eene behoorlijke wijze zoo lang als hij onvoorzien zal wezen van uniform, hebben wij de eer ue te verzoeken den aennemer van de leverantie van de kleedingstukken der veldwagters wel te willen verzoeken hem de gemelde voorwerpen te willen afleveren mits de betaeling daervan te geschieden het aenstaende jaer.” Op 5 augustus 1841 voegde men daar nog aan toe (vertaald): “De huidige veldwachter kan geen gebruik maken van de schako van zijn voorganger. Hij bevindt zich weliswaar nog in een redelijke staat maar hij is te klein. Gelieve uw welwillende medewerking te verlenen om van de bestendige deputatie de toelating te bekomen om hem op kosten van de provincie om te ruilen. De kost die dat zou veroorzaken is dermate klein dat we er geenszins aan twijfelen dat dit college vlot zijn goedkeuring zal geven.” En op 21 oktober van hetzelfde jaar: “Den veldwagter oefent zijne fonctien met iever uyt en ten onzen genoegen. Zijnen voorzaet geene borgerskleederen bezittende wanneer hij zijn ambt heeft verlaeten, heeft het gemeyntebestuer aenzogt hem degene te laeten die hij volgens de bestaende verordeningen aen zijnen opvolger moest afgeven. Wij hebben hem ten aenzien van zijnen hoogen ouderdom in zijnen langduerigen dienst deze gunst toegestaen zoodanig dat den tegenwoordigen veldwagter is onvoorzien van broek en schako, van dezen laetsten ter oorzaek dat dengenen van zijnen voorzaet niet past 14. Wij hadden gevraegd aen de permanente deputatie van den provinciaelen raed van hem ten kosten van de provincie te voorzien van eenen nieuwen schako, maer onze vrage is - de duerzaemheyd van de schako’s der veldwagters nog niet geeyndigd zijnde - niet gunstig aenveerd. Wij zijn overeengekomen met den heer arrondissementscommissaris onder UE goedkeuring van een broek ten laste der gemeynte aen den veldwagter te bezorgen en alzoo hij ieverig zijne fonctien uytoefent, wij durven hoopen dat UE hem deze twee kleedingstukken wel zullen willen bezorgen, waervan de kost kan hoogstens beloopen fr. 25.” De daad bij het woord voegend werd meteen 30 fr. in de gemeentebegroting van 1842 gebracht om daarmee voor Egied De Maerschalck een shako en een laken broek te kopen. Champetter De Maerschalck begon te werken voor een jaarwedde van 250 fr. De evolutie van zijn loon is verder in een tabel te vinden. Hij had echter ook bijverdiensten. Als er kasseistenen geleverde werden, mocht hij die tellen en bewaken. In 1856 verdiende hij daarmee 10 fr. Tevens mocht hij het gemeentehuis schuren, wat jaarlijks 5 fr. in zijn laatje bracht. Zijn hele lange loopbaan lang is dat overigens 5 fr. gebleven. De gemeente had over hem zeker niet te klagen. Hij had en deed alles wat men van een champetter mocht verwachten. In zijn jaarlijkse beoordeling staat vanaf 1846 dan ook standaard het volgende te lezen: “De veldwachter heeft een robuust postuur en gedraagt zich zeer goed. Hij vervult goed zijn taak en draagt altijd zijn uniform.” Ook wij hebben slechts 1 zwarte bladzijde in het carrièreboek van deze veldwachter gevonden. Op 28 oktober 1851 diende hij – al dan niet voor het handhaven van de wet - zijn toevlucht tot ‘slagen en verwondingen’ te nemen, iets waarvoor hij op 19 april 1852 met één maand opsluiting en een boete van 16 frank werd bestraft. Dat belette de gemeente niet om 7 maand later de volgende beoordeling naar de hogere overheid te sturen: “De veldwachter heeft een goede lichaamsbouw en gedraagt zich zeer goed. Hij vervult goed zijn taak en draagt altijd zijn uniform.”
13
Naast deze interessante inventaris van kledingstukken bestond de uitrusting van een veldwachter ook uit een sabel met draagriem. Zowel in 1863 als in 1868 bevonden deze zich in goede staat. 14 Wat hier niet bijverteld wordt is dat het hier ging over een splinternieuwe laken broek. 33
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
In mei 1858 werd hij door arrondissementscommissaris Van de Weyer berispt omdat hij de struiken en bomen langs de gemeentewegen niet correct had laten snoeien. Van de Weyer kende echter het enigszins weerbarstige karakter van de plantsoeneigenaars van Steenhuffel niet. Wij wel, en daarom kunnen wij hem dit schijnbaar gebrek aan overredingskracht maar een heel klein beetje kwalijk nemen. Toen, op 16 april 1874, champetter Rombouts van Beigem overleed, droeg de gemeente Steenhuffel Egied De Maerschalck voor om hem als veldwachter der veldwachters van het kanton Wolvertem op te volgen, met andere woorden om hem tot brigadier te promoveren. Waarschijnlijk is dat niet gebeurd. Wèl heeft hij op 15 juli van de bestendige deputatie een erestreep gekregen. Het schijnt dat dit niet helemaal hetzelfde was.
Pieter Damiaan DE MAERSCHALCK (1876-1906) Zo gauw Egied De Maerschalck 60 jaar geworden was, gaf hij om “gezondheidsredenen” zijn ontslag. Dat werd op 18 december 1875 door de gemeenteraad aanvaard en op 29 december werd tot de keuze van een nieuwe veldwachter overgegaan. Als tweede kandidaat werd unaniem voor Louis Kiekens gekozen. De absolute voorkeur van de 8 raadsleden ging echter uit naar Pieter Damiaan De Maerschalck. Een te laat ontvangen brief van een zekere Schipman, kapitein bij het 14de Linieregiment te Merksplas, die de kandidatuur van gewezen korporaal Karel De Maeyer verdedigde, werd niet meer in aanmerking genomen. Pieter Damiaan De Maerschalck was de zoon van Egied De Maerschalck en Barbara Vermeeren. Hij was in Steenhuffel geboren op 1 februari 1842. Op 25 januari 1876 werd hij zonder problemen door de provincie benoemd en dezelfde dag nam hij de fakkel en naar wij aannemen ook het werk van zijn vader over. Op 15 juli 1880 trouwde hij in Merchtem met Maria Louisa De Backer en ging hij in Steenhuffel op het Geertrudeveld wonen. Daar had hij een huis gebouwd op een stuk grond dat hij in 1878 van het bureel van weldadigheid voor een termijn van 60 jaar in erfpacht had bekomen (Sectie A/494). Pieter Damiaan begon met de wedde waarmee zijn vader geëindigd was, en dat was 450 fr. per jaar. Hoe het verder met zijn verdiensten ging vindt de lezer in een aparte tabel. In juni 1880 deed Jean Baptiste Van Bellinghen, een handelaar uit Sint-Gillis bij Brussel, die een groot jachtgebied in Steenhuffel had, een poging om zijn privé-jachtwachter Charles Louis Goossens, die pas in Steenhuffel komen wonen was, tot hulpveldwachter te laten benoemen. Daarbij kreeg hij weliswaar de steun van arrondissementscommissaris Emile van Becelaere, maar de vraag werd op 6 juli terecht door de gemeenteraad afgewezen. “In Steenhuffel worden immers niet meer misdrijven en diefstallen gepleegd dan in de buurgemeenten; onze veldwachter klaagt niet over zijn dienst die hij tot volledige voldoening van het gemeentebestuur en van al onze inwoners verricht; de benoeming van een hulpveldwachter wordt hier door niemand gevraagd en zou een inbreuk betekenen op de gebruiken die in heel de omtrek worden toegepast.” Op 24 september 1886 – een beetje laat om nog van rancune te kunnen spreken – beklaagde dezelfde Van Bellingen er zich bij dezelfde arrondissementscommissaris over dat champetter De Maerschalck een deel van zijn tijd verdeed door voor andere jagers als trakker (wildopjager) op te treden. Het antwoord van de gemeente Steenhuffel was ferm en krachtig en luidde aldus: “Wij laten u weten, mijnheer de commissaris, dat de veldwachter onzer gemeente geen gebruik maakt van achter de jagers te loopen dat hij een enkele maal Mr. Querini heeft vergezeld die slechts sedert drij jaar eene maal heeft komen jagen, die nogtans vele goederen en jacht bezit in Steenhuffel, dewijl mijnheer Van Bellinghen er bijna geene bezit. Mijnheer Querini heeft de veldwachter verzocht om hem te vergezellen om des te meer zeker te zijn van geene overtredingen te doen en dit zou zeker geen enkel veldwachter weigeren. Wij zijn van gevoelen, mijnheer 34
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
de commissaris, dat de veldwachter geenszins buiten zijn plichten gegaan is met de eene of anderen eenen dienst te bewijzen.” Deze zaak is uiteindelijk tot bij de provinciegouverneur gekomen, maar werd door deze op 14 oktober zonder verder gevolg geklasseerd. Begin 1894 kreeg de arrondissementscommissaris te horen dat veldwachter Pieter Damiaen De Maerschalck ook café-uitbater was. Dat was door artikel 60§2 van het landelijk wetboek formeel verboden. Hij kreeg tot 1 maart uitstel om zijn etablissement te sluiten. Deze termijn was, naar zeggen van het gemeentebestuur, absoluut nodig om de drank in zijn kelder kwijt te raken. We zijn er van overtuigd dat een aantal raadsleden hem daarbij geholpen heeft. Gelukkig besefte ook de arrondissementscommissaris dat een champetter met een vrouw en 6 kinderen, maar zonder café, van een jaarwedde van 650 fr. echt niet goed kon leven. Op 30 januari 1896 verzocht hij de gemeente om de vergoeding tot 730 fr. (of 2 fr. per dag) op te trekken. Dat was, aldus de woordvoerder van de provincie “geenszins overdreven temeer daar uw champetter bijna nooit zijn middagmaal samen met zijn familie kan nemen.” ’t Was niet dat de gemeente daar geen begrip voor had, maar...“Aangezien de veldwachter weinig of bijna nooit in het veld en bijzonder in den Kouter te zien is voor het bewaken der veldvruchten, die daar veel gestolen worden, heeft de raad besloten deze vraag uit te stellen tot als wanneer de begrooting voor 1897 zal opgemaakt worden en de veldwachter aan te moedigen om de veldvruchten in de Kouter veel te bewaken.” Het is uiteindelijk allemaal goed gekomen. Voor het jaar 1897 werd de jaarwedde van de champetter niet tot 730 fr. maar zelfs tot 800 fr. verhoogd. Het café dat hij in 1894 moeten sluiten had, werd door zijn dochter “champetters’ Net” tot omtrent 1960 open gehouden. Eind 1899 kwam de plaats van brigadier-veldwachter van het kanton Wolvertem vacant. Eigenlijk was dat een eretitel die doorgaans aan de veldwachter met de hoogste anciënniteit gegeven werd. Zijn zwaarste werk bestond erin om nieuw aangestelde champetters op te roepen om in Brussel hun uitrusting te gaan halen. Voor de zekerheid werd de kandidatuur van De Maerschalck door het schepencollege met de volgende argumenten ondersteund: “Steenhuffel 22 decembre 1899 15 (vertaald) - De heer De Maerschalck, veldwachter van Steenhuffel, is 58 jaar oud en geniet van eene goede gezondheid om zijne plichten goed te vervullen. Hij is niet alleen onder alle opzichten voorbeeldig van gedrag en zeden maar heeft bovendien een vastberaden karakter en een sterk gestel. Hij vervult gewillig de bevelen die hem gegeven worden, hij bevindt zich nooit in de herbergen. De hele tijd dat hij veldwachter is hebben we geen enkele klacht tegen hem ontvangen en hij heeft zich steeds tot volle tevredenheid van al zijn oversten van zijn plicht gekweten. Opzichtens de bevolking onderzoekt hij stipt de personen die zich in de gemeente komen vestigen en degenen die ze verlaten hebben. Voor zooveel mogelijk doet hij de provincie- en gemeentereglementen naleven. Hij bewaakt tamelijk goed de veldvruchten en eigendommen. Hij bezit een goede opleiding, drinkt dus nooit, staat steeds ter beschikking om zijn diensten aan te bieden en bezit ook de verdiensten om tot brigadier veldwachter van het kanton te worden benoemd.” Nog voor het jaar 1899 gans ten einde was, werd De Maerschalck tot brigadier bevorderd. Op 5 februari 1901 – De Maerschalck had toen 25 jaar dienst – vroeg het schepencollege voor hem de “erelat”, die hij overigens meer dan verdiende “voor de goede en loyale diensten die hij al meer dan 25 jaar verleent. Hij is een model functionaris, hij drinkt nooit en vervult zijn taak getrouw en met ere.” Wie zou hem na een dergelijke aanbeveling zo’n onderscheiding kunnen weigeren? Wel, provincieraad en arrondissementscommissaris hadden daar geen enkele moeite mee. Pas nadat de 15
Ik heb hier een paar andere goede eigenschappen, opgesomd in een brief van 12 juni 1900, tussen geschoven. 35
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
gemeente op 12 februari had bevestigd dat hij geen enkel bijberoep noch handelsactiviteit uitoefende, dat het belang van zijn landbouwteelt uiterst marginaal was en dat zijn 31 aren grond alleen door zijn kinderen werden bewerkt, is het misschien in orde gekomen. We zeggen “misschien” want we hebben daar geen bevestiging van gevonden.
Henri BUELENS (1906-1919) Pieter Damiaan De Maerschalck bleef in functie tot hij op 1 juli 1906 overleed. Voor zijn opvolging boden zich 5 kandidaten aan. Op 18 juli 1906 kreeg Jan Baptist De Maerschalck (zoon van) 4 stemmen op 9. Henri Buelens kreeg er 3 en Alfons Robberechts wist 2 gemeenteraadsleden achter zich te krijgen. Jean Baptist Sergoyne en Jean Van Aken kregen er beide 1. Aangezien er geen volstrekte meerderheid was, was een tweede geheime stemming nodig. Daarbij kreeg De Maerschalck 5 stemmen en Buelens kreeg er 4. Uiteindelijk heeft Henri Buelens (°Londerzeel 3/1/1876 en op 22 mei 1901 in Malderen gehuwd met Joanna Ludovica Dierickx) van de bestendige deputatie – die oordeelde dat het ambt van champetter geen erfelijke functie was – de voorkeur gekregen. Henri Buelens nam van zijn voorganger ook de plaats van contraintendrager (bevelschriftdrager) over. Eind 1914 (oorlogsomstandigheden) werden er zoals overal elders hulpagenten aan de veldwachter toegevoegd. Tot het einde van de oorlog waren dat Adolf Steylemans (° Steenhuffel 17 januari 1861) en Pieter Damiaan Van de Voorde (° Steenhuffel 8 september 1887). In 1916 verdienden die ieder 730 fr. In 1919 werd Buelens uit zijn ambt ontzet. Het was burgemeester Jaak Van, Assche die op 12 november 1918 de kat de bel had aangebonden door tegen zijn veldwachter een officiële aanklacht in te dienen. De leden van de gemeenteraad volgden hem en besloten op 17 november unaniem om bij de arrondissementscommissaris zijn afzetting te vragen. Henri Buelens Foto met dank aan de heer Daniël Van Riet
Kijk, we willen zeker geen oordeel vellen. De feiten die hem werden aangewreven waren tijdens de oorlog gebeurd en in zo’n omstandigheden mag men al eens iets door de vingers zien. Bovendien valt aan te nemen dat de handelwijze die hem door de burgemeester zo kwalijk werd genomen hem bij vele Steenhuffelenaren tot een graag gezien figuur heeft gemaakt. Wat Buelens werd aangewreven was anders niet gering. We vatten het samen: 1. Ondanks vele strenge vermaningen had de burgemeester geen beterschap gezien. Hij bewaakte de velden niet en verwaarloosde het om de diefstallen te verbaliseren. Meerdere keren had hij zijn dienst verlaten en zijn verweer dat hij dat alleen maar deed als hij hele nachten zonder eten en drinken op wacht moest staan, ging niet op. 2. Liever dan de bevelen van de burgemeester uit te voeren trok hij tijdens de diensturen met kerels van verdacht allooi naar wipschietingen en danspartijen in andere gemeenten. Politiecommissaris Turf uit Londerzeel bevestigde dat overigens. Dat die daar aan toevoegde
36
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
dat hij in de cafés aan de weststatie ook regelmatig in het gezelschap van de jonge vrouw van een gepensioneerde veldwachter werd gezien, heeft hem ook geen goed gedaan. 3. Hij zou zich laten betalen hebben om een oogje dicht te doen als ergens het verboden kansspel “anker en zon” werd gespeeld. Of er geld mee gemoeid was, werd door Turf niet bevestigd, maar die had zelf wel vastgesteld dat Buelens de spelers waarschuwde als de Londerzeelse politie zijn ronde deed. 4. Als hij al eens in Steenhuffel was dan was Buelens doorgaans in het gezelschap van een alomgekende plaatselijke dievenbende. Met een aantal leden daarvan dreef hij zelfs een geheimstokerij. Weduwe Jozef Van Wemmel (Meir) had toegegeven dat hij de illegale jenever voor de medeplichtigen verkocht tegen een commissie van 2 fr. per fles. Getuigen hadden hem ook gezien toen hij op een nacht de toestellen van de stokerij naar een andere woning verplaatste. 5. Zelfs van op grote afstand had men de bomen horen vallen die hij tot vlak bij zijn huis ongestraft had laten vellen en wegvoeren. De aanklacht tegen veldwachter Buelens zal voor een stuk ook wel een vorm van ordinaire afrekening geweest zijn, zoals er na de oorlog vele waren. We merken in dit verband op dat de genoemde politiecommissaris Turf, die een “Pietje precies” was, er dan weer op afgerekend werd dat hij tijdens de oorlog de wet te precies en te streng had toegepast. Buelens werd geschorst maar verder uitbetaald tot het provinciebestuur op 7 maart 1919 zijn afzetting confirmeerde.
Denis COOLS (1919-1952) Tijdens de zitting van de gemeenteraad van 17 april 1919 werd over de opvolging van Henri Buelens gestemd. Livien De Maerschalck kreeg daarbij 2 stemmen maar zijn concurrenten, Frans Clement Kiekens en Denis Cools, kregen er ieder 4. Een tweede stemronde, tussen de twee bijzonderste kandidaten, gaf nog altijd geen verschil. Daarom werd Frans Kiekens – die de oudste was – als eerste en Denis Cools als tweede kandidaat aan het provinciebestuur voorgedragen . Toch was het Denis Cools die een paar weken later tot veldwachter van Steenhuffel werd benoemd. Hij was de zoon van Franciscus Ludovicus en Rosalia Francisca Crick. Hij was getrouwd met Francisca Van de Voorde waarmee hij al drie kinderen had. Hij had gans de oorlog als soldaat aan het front verbleven. Kiekens was niet getrouwd, was ook soldaat geweest maar was al in augustus 1914 te Namen door de Duitsers krijgsgevangen genomen. Waarschijnlijk hebben zijn frontstrepen de balans in het voordeel van Cools doen overhellen 16. Denis Cools overleed op 30 november 1960. In 1952 was hij door Luypaert als champetter opgevolgd. Dat was meteen de laatste veldwachter die Steenhuffel ooit heeft gehad.
16
Mogelijk is Kiekens daarom iets minder vaderlandslievend is geworden. Hij werd voorzitter van de V.O.S. (de Vlaamse Oudstrijders, de tegenhanger van de Nationale Strijdersbond) en in 1930 zou hij de ter gelegenheid van de 100-jarige onafhankelijkheid van België geplante eeuwboom van Steenhuffel hebben vernield. 37
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Malderen Jan Baptist VAN LINTHOUT (1795-1810) De eerste veldwachter die we in Malderen gevonden hebben heette Jan Baptist Van Linthout. Hij was de zoon van Adriaan en Maria Baeck en was in Malderen geboren op 14 juni 1757. Op 39 april 1794 trouwde hij in Londerzeel met Elisabeth Selleslagh (dochter van Jacobus en geboren in Willebroek omstreeks 1764). In hun huis in Malderen-dorp werden tussen 1795 en 1813 acht kinderen geboren. In 1795 werd Jan Baptist veldwachter en hij is dat tot ca 1810 gebleven. Van Linthout was landbouwer van hoofd- of bijberoep. Met geen van beide activiteiten is hij rijk geworden. Toen zijn weduwe in 1832 overleed was het bureel van weldadigheid van Malderen verplicht om haar lijkkist te betalen. Ik vermoed sterk (maar het zou nagekeken moeten worden) dat Jan Baptist van Linthout een rechtstreekse afstammeling was van Adriaen van Linthout die in 1700 en 1713 de officier van Malderen was. Adriaen van Linthout x Cecilia van Campenhout Huybrecht van Linthout x Elisabeth Heremans Adriaen van Linthout x Maria Baeck Jan Baptist van Linthout.
Benedictus DE BOCK (1810-1812) Benoit De Bock werd veldwachter omstreeks 1810 maar het kan ook iets vroeger zijn geweest. Hij was de zoon van pachter Matthias en Maria Anna Van Hoemissen en geboren in Malderen op 4 april 1763. Koster Jan Baptist De Bock was zijn oudere halfbroer. Tot zijn trouwen woonde hij op de boerderij van zijn vader in het Dorp. Champetter Van Linthout werd in 1794 hun naaste buur. Op 1 november 1797 trouwde hij te Malderen met Joanna Coeckelbergh. Hij is maar korte tijd veldwachter te Malderen gebleven.
Joannes DE SCHRIJVER (1812-1834) De volgende champetter van Malderen was Jan De Schrijver. We weten niet genoeg van die man om zijn genealogie te kunnen reconstrueren. Mogelijk was hij de zoon van Josephus en Joanna Catharina Van Linthout en in dat geval was hij in Malderen geboren op 28 september 1764. In ieder geval trad hij op 28 december 1812 in functie en is hij tot aan zijn dood, op 1 juni 1834 de enige champetter van Malderen gebleven. Schijnbaar werd zijn aanstelling in 1824 door de provinciale overheid in vraag gesteld en werd de gemeente gevraagd om de plaats van veldwachter vacant te stellen en een nieuwe aanwervingsprocedure op te starten. We weten niet of dit een algemene maatregel was of dat alleen de gemeente Malderen hiermee werd geconfronteerd. De reactie van Malderen kennen we daarentegen wel. Op 8 juni 1824 werd geschreven: “De meier en de schepenen van Malderen in uitwerking van statens omzendbrief in dato 19 mey, verklaren dat naar behoorlijk afkonding en bekendmaking hem geenen hoegenaamden persoon hunner gemeente aan hun heeft aangeboden die de plaats van veldwachter wenscht te bekleeden.” Voor de rest weten we over Joannes De Schrijver weinig te vertellen. In de avond van 14 augustus 1825 – de avond van de Grote Kermis - was hij om 10 uur op ronde om het sluitingsuur der cafés te controleren. Mogelijk omdat hij moeilijkheden verwachtte had hij zich door burgemeester Judocus Willockx, schepen Adrien Frans De Laet en 2 rijkswachters van Vilvoorde, Van den Broeck en Jacobs, laten vergezellen. Wel, ’t was nodig. Bij de herberg van de weduwe Hendrik Slachmuylders werden ze door een woedende menigte belaagd en werd de linkerschouder van Van den Broeck met een “halfhout” murw geslagen. Wat later, bij het huis van Jan 38
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Diericx in het Dorp, werd veldwachter De Schrijver in een mestput vol beer geworpen, waarna hij, aldus de overlevering “grote moeite gehad heeft om daar uit te komen.” Tot 1833 verdiende Joannes De Schrijver met zijn werk 123 frank per jaar. In 1834 werd dat bedrag meer dan verdubbeld tot 260 frank, maar lang heeft hij er niet van kunnen genieten. Op 1 juni 1834 is hij in Malderen overleden.
Jozef DE BONDT (1834-1870) Op 17 juni 1834 werden door de gemeenteraad de kandidaturen voor de opvolging van Joannes De Schrijver besproken. Als gevolg hiervan werd Josephus De Bondt bij meerderheid benoemd. Omdat een gemeenteraad echter geen veldwachter kan benoemen maar enkel 2 valabele kandidaten aan de provinciegouverneur mag voordragen, moest de procedure worden overgedaan. Op 26 juli werd de kandidatuur van 3 geïnteresseerden weerhouden. Jozef Uffelmans (die wel garde aan de ijzeren weg zou worden) viel daarbij als enige uit de boot. Benedict Caluwaerts, Jan Baptist Roelands en Jozef De Bondt werden respectievelijk 3de, 2de en 1ste kandidaat. Jozef De Bondt had inderdaad goede papieren. Hij was de zoon van winkelier Jan Baptist De Bondt en Isabella Laenens en was op 23 oktober 1812 in Malderen geboren. Als milicien van de lichting van 1831 was hij op 21 augustus 1832 ingelijfd bij de 1ste compagnie van het 5de bataljon van het 8ste regiment infanterie. Nadat hij daar de gehele middelvinger van zijn rechterhand verloor, werd hij op 24 januari 1834 ontslagen. Zijn gedrag was onberispelijk en zijn strafblad blank. In 1839 trouwde hij met Francisca Saerens. De benoeming van De Bondt vormde geen probleem. Zijn eerste dagen is hij daarentegen niet zonder kleerscheuren doorgekomen. Men had hem namelijk een te kleine tenue gegeven. Op 29 november 1834 was dat probleem nog altijd niet geregeld. Malderen schreef aan de districtscommissaris: “Daar de uitdeeling van den kleinen tenu voor de veldwachters aanstaande is en Joseph De Bondt, onzen veldwachter, nog zonder kleederen is, ter oorzaak dat de gene van den overleden veldwachter verschoten en hem veel te klein waren, zoo geef ik mij de eer Ue te verzoeken van de noodige bevelen te willen geven op dat genoemden De Bondt nieuwe kleederen of ten minsten zijne kleinen tenu zoude kunnen bekomen.” Ondanks zijn robuust postuur was niet iedereen door zijn voorkomen geïntimideerd. Er zijn ons een paar gevallen bekend waarbij Jozef De Bondt serieus slaag heeft gekregen. Een eerste keer gebeurde dat op 27 april 1838. We geven hieronder het verhaal zoals het ons werd overgeleverd: “Het jaer 1838 den 28sten April ten negen ure voormiddags voor ons Emmanuel Willocx, eersten schepenen, ambtenaer van politie der gemeente Malderen, is gekomen Joannes Baptist De Bondt, den welken ons heeft verklaerd dat op heden om drij uren des morgens Pieter De Smedt, landbouwer aen de statie, zijnen zoon Joseph De Bondt, veldwagter dezer gemeente, gansch bebloed en hebbende verscheyde wonden in zijn hoofd, heeft t’huys gebragt en hij buyten staet was voor ons te compareren. Op welke verklaring wij ons aenstonds ter woning van onzen veldwagter hebben begeven, denwelken heeft verklaert, dat hij op gisteren 27 dezer kort na tien uren des avonds, gekomen is aen de statie van den ijzeren weg, en hoorende dat er veel gerugt was bij Joannes Baptist Heymans, herbergier aldaar, hij er binnen gegaen was en er vond Livinus De Boeck, brouwer te Londerzeel, die aldaer tien à elf personen met honderd liters bier tracteerde, en enigen tijd daer zijnde, Livinus Van Schoor al twist zoekende hem gevraegd heeft waerom hij zijnen broeder voor tien jaeren eenen kaekslag had gegeven, hem geantwoord heeft “omdat hij wilde vegten", waerop Van Schoor zeyde “ge zijt eenen stront-champetter en gij maekt wat veel van uwen neus; gij zoud dat aan mij niet mogen doen.” Dat hij veldwagter eenigen tijd nadien naar huyze meynde te gaen en buyten komende van Livinus Van Schoor stommelings eenen stokslag op zijn linker schouwer en dan eenen stamp op zijne regte bille heeft gekregen zodat hij plat ter aerde viel, en hem alsdan nog verscheyde stampen en slagen en drij steken in zijn hoofd (waerschijnlijk met een mes) heeft toegebragt, 39
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
zoodanig dat hij in onmagt ter aerde is blijven liggen, en nadien door genoemden Pieter De Smedt na huys is gebragt, en hij zijne politiemuts en stok kwyt is. Wijders heeft Pieter De Smedt ons verklaert dat hij op het geschreeuw en gekerm is opgestaen en buyten komende den veldwagter ter aerde liggend gevonden heeft en hem na huys heeft geleyd, en niemand gezien heeft. Volgens openbaer gerucht hebben we nog vernomen dat genoemden Pieter De Smedt gezegd heeft dat hij hun van den veldwagter niet afgetrokken had, zij den champetter zouden doodgeslagen hebben aengezien ze er met het scherp op zaten.” Ja, om in die tijd het sluitingsuur der herbergen in Malderen te controleren, mocht men niet teveel aan zijn gezondheid denken. Een vergelijkbaar, maar iets minder ernstig, incident gebeurde op 4 maart 1849, kort na 21 uur. Ook die avond was champetter De Bondt op ronde. Schepen Jan Baptist Van den Bossche vergezelde hem. Aan de statie, bij het café van Verstegen gekomen, werden ze opgewacht door een groep mannen met grote dorst en kregen ze opmerkingen als “stront police, wij gaen voor zoo geen stront police aen, of geenen stront champètre” rond de oren geslingerd. Dat was voldoende om de ordehandhavers de plek des gevaars stilletjes te doen verlaten. Maar terwijl ze dat deden werden ze door een paar herrieschoppers achtervolgd. Ze zijn er niet zonder kleerscheuren en blauwe plekken vanaf gekomen. De genoemde herberg van Verstegen werd uitgebaat door Joanna Mailly en haar dochter Maria Theresia Verstegen. Deze laatste was de vrouw van stationschef Andreas Josephus Hendericks en geen gemakkelijk mens. Op 27 juli 1851, om middernacht brandde in de herberg van de statie nog volop licht. Dat zou niet erg geweest zijn mochten champetter De Bondt, burgemeester Hendrik Vermeiren en secretaris Van Ingelgem niet zo laat op ronde zijn geweest. Terwijl ze aan de overkant van de straat in, het maanlicht de namen van de overtreders noteerden, stormde vrouw Verstegen vloekend uit haar café waarna ze eerst – we citeren – “de burgemeester met de borst heeft vastgegrepen en hem achterover in de straet geworpen op zulkdanige wijze dat den val hem een kwetsuer op den elleboog van den regten arm heeft toegebragt, dat het bloed langs de mouwen zijner kleding is geloopen, en zijn ledematen zodanig geforceert werden dat hij met groote moeite is regt gekomen”. Nog niet tevreden met dat resultaat is vrouw Hendericks daarna “op den persoon van den secretaris gesprongen, den welken zij insgelijks met de borst grijpende in den grond heeft geworpen, den welken aenstonds regt gesprongen zijnde zich heeft gedefendeerd en dit vrouwspersoon op den grond heeft geworpen.” Dat was het moment voor stationschef Hendericks om in te grijpen. Onverwijld snelde hij zijn gevallen vrouw ter hulp en terwijl – ’t zijn niet onze woorden, vandaar de aanhalingstekens – “burgemeester en veldwachter met de vrouw Hendericks worstelden, heeft sieur Hendericks den secretaris met de borst vastgegrepen, tot dat eindelijk de secretaris hem in den grond heeft geslagen.” Daarop gaf de burgemeester zijn champetter de opdracht om “zich te defenderen, op welke wijze het ook mogt zijn.” Het pleit voor De Bondt dat die er zich mee vergenoegde om het koppel aan te manen om terug “in hunne woonst te gaen en een einde te maken aen hun straetlawijt en rustverstooring.” Hetgeen ze uiteindelijk zonder verder fysiek geweld ook hebben gedaan, niet zonder hun late klanten terug mee naar binnen te nemen 17. Veldwachter Jozef De Bondt heeft gedurende zijn loopbaan nog meer slaag gekregen. Zo werd hij op 1 januari 1859, op het gemeentehuis, door Charel Louis Paridaens in de grote archiefkast getrokken en daar behoorlijk afgetroefd. Niet al het archief van Malderen uit die periode is bewaard gebleven, misschien is er een verband. We laten het hierbij, niet zonder op te merken dat een veldwachter toen blijkbaar ook met Nieuwjaar werkte. 17
Voor wie zich mocht afvragen of dit allemaal zo maar kon, nee dat kon niet. Op 11 augustus werd Maria Theresia Verstegen door de vrederechter veroordeeld tot een boete van 5 fr. en tot het betalen van de kosten van het proces. Hendericks – die zoals een goede echtgenoot betaamt – alleen maar zijn vrouw had geholpen, werd niet gestraft. Op 10 december van dat jaar heeft hij zelf een eind aan zijn leven gemaakt (zie: Malderen, station en stationchefs). 40
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Louis DE BONDT (1870-1888) Op 1 juni 1870 hield Jozef De Bondt het als veldwachter voor bekeken en gaf hij zijn ontslag. Waarschijnlijk lagen ernstige gezondheidsproblemen aan de basis daarvan want nog geen maand later, op 30 juni is hij overleden. Op 9 juni werden de kwaliteiten van zijn kandidaat-opvolgers onderzocht. Als 2de kandidaat werd de sollicitatie van Joannes Boogmans, geboren in Malderen op 21 april 1841 weerhouden. Met 7 stemmen op 7 werd echter de voorkeur gegeven aan Ludovicus De Bondt. Louis De Bondt was in Malderen geboren op 13 februari 1843. Wat zijn goede eigenschappen waren weten we niet, maar in de eerste plaats was hij de zoon van de ontslaggevende champetter Jozef De Bondt (en van diens vrouw Francisca Saerens vanzelfsprekend). Op 7 februari 1843 trouwde hij met Marie Elisabeth Verdickt. Louis De Bondt was nog geen jaar champetter toen de gemeenteraad van Malderen zich verplicht zag om hem een serieuze berisping te geven. Op 5 april 1871 besliste die zelfs om “inziende het buitensporig gedrag van den veldwachter, Louis De Bondt, hem op het loopende kwartaal eene som van 25 fr. als boetstraf te wederhouden.” Verdere details werden daarbij niet gegeven maar we denken dat de cafés van Malderen het de volgende maand met 25 fr. minder omzet hebben moeten doen. In 1877 uitte De Bondt het verlangen om een stukje gemeentegrond van 4a 81 ca, gelegen tussen de statie en het dorp, tussen de wegen nr. 24 en nr. 3 (sectie E/106 of perceel 408 van plan 7 van de atlas der wegen) aan te kopen. Op 26 april ging de gemeenteraad daarmee akkoord en op 14 juli werd bij notaris Crockaert te Londerzeel de verkoopakte getekend. Op 21 augustus 1877 werd hem door de gemeente bovendien een bouwvergunning afgeleverd.
Jan Livien VAN DOORSLAER (1888-1918) Louis De Bondt overleed op 12 augustus 1888. Op 31 augustus werd over zijn opvolging gesproken. Er waren 4 kandidaturen op de gemeente binnengekomen. Amand Van der Vorst en Adolf Van Hamme vielen na een eerste stembeurt af omdat ze onvoldoende militaire referenties hadden. August Cleirbaut (° Malderen 4/1/1855), een gewezen soldaat, kreeg 5 stemmen op 8 en werd voorgedragen als tweede kandidaat. Het was echter Jan Livien Van Doorslaer, eveneens een oudsoldaat, die met 6 stemmen op 8 als eerste kandidaat gekozen werd en korte tijd later door de bestendige deputatie tot veldwachter werd benoemd. Jan Livien Van Doorslaer was geboren in Malderen op 2 april 1859. Hij was de zoon van wijlen Henri Van Doorslaer en van Maria Catharina Tersago. Op 9 april 1890 trouwde hij met Elisabeth De Ridder (+ 15/6/1900); op 28 november 1900 hertrouwde hij met Joanna Paulina De Ridder. Hij was de eerste champetter van Malderen die in staat was om zich (in 1898) bij de pensioenkas der veldwachters aan te sluiten. Zijn voorgangers hadden daarvoor niet genoeg verdiend. Verder zijn we over deze veldwachter – met uitzondering van zijn diverse loonaanpassingen – niet veel meer te weten gekomen. Ongetwijfeld omdat hij zijn werk zonder veel opzien en zonder veel vijanden te maken heeft gedaan.
41
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
In februari 1913 ontving hij een ereteken dat hem tijdens de gemeenteraadszitting van 2 maart plechtig werd overhandigd. Begin september 1914, toen de Duitsers onze streek dreigden te bezetten en burgemeester Rombauts en secretaris Weymans op de vlucht gingen, werd hem de sleutel van het gemeentehuis in bewaring gegeven. Op 1 april 1915 werd hij ook als voorlopige briefdrager (contraintendrager) aangesteld. Begin 1918, in februari of maart, werd Jan Livien Van Doorslaer ernstig ziek en kon hij zijn werk niet langer meer aan. Hij overleed op 28 mei.
Jozef Constant VERMAESEN (1918- ) Tijdens de gemeenteraadszitting van 18 juni 1918 werd bekeken hoe men de overleden veldwachter het beste kon vervangen. Omdat de vreselijke oorlog naar zijn einde scheen te lopen en men weldra een hoop terugkerende militairen verwachtte, besloot men om – in afwachting van een definitieve benoeming - een dienstdoende veldwachter aan te stellen. Er hadden zich 4 geïnteresseerden aangeboden: Pieter Frans Mertens, rademaker, wonende te Steenhuffel en daar geboren op 19 november 1894, kreeg geen stemmen. Pieter Jozef Van Den Eede, landbouwer, geboren in Malderen op 31 maart 1892, bekwam drie stemmen. Hendrik Van Doorslaer, zoon van Pieter Jan en Isabella Van den Bossche, beenhouwer, wonende te Westrode en daar geboren op 14 september 1883, kreeg 4 stemmen. Jozef Constant Vermaesen kreeg 7 stemmen op 7 en werd bijgevolg als interim-veldwachter aangenomen. Hij was de zoon van wijlen Frans Vermaesen en winkelierster-herbergierster Seraphina De Decker en was geboren in Malderen op 28 januari 1886. Vermaesen nam onmiddellijk zijn functie op, maar ook deze aanstelling moest, ondanks de oorlog, de goedkeuring van de provincie krijgen. Ruim een maand na de wapenstilstand, op 20 december 1918, was er nog altijd geen reactie gekomen. Daarom besloot de gemeenteraad om de voordracht van Vermaesen (en van Van Doorslaer als 2de kandidaat) van voorlopig in definitief te veranderen. Deze wijziging werd blijkbaar niet onmiddellijk doorgevoerd en zelfs op 5 mei 1919 was er nog discussie over. Intussen had de gemeente op 10 maart 1919 al wel besloten om voor Vermaesen een revolver en een fiets (prijs 550 fr.) te kopen. Zijn eigen velo was namelijk door de Duitsers bij hun aftocht opgevorderd en niet meer teruggebracht. Op 23 september 1919 werd geld vrijgemaakt om zijn uniform te bestellen. Op 13 april 1920 huwde hij in Malderen met Joanna Antonia (Annette) Dierickx. Hij overleed in Malderen in 1968.
42
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Bijlage Evolutie van de jaarweddes van de veldwachters van Londerzeel, Malderen en Steenhuffel (inclusief bijwinsten of gratificaties, exclusief kosten voor kleding) Periode Steenh. Mald. Lond. Opmerking 1828-1833 ? 123 1834-1837 ? 260 1838 ? 300 Malderen: “Omdat hij 10 centimes per kraam op de markt ontvangt en niet meer kan eisen, stellen we een verhoging voor van 40 frs.” 1839 ? 260 1840-1842 250 300 Malderen: “260 fr. was niet genoeg om zijn familie te onderhouden en hij doet goed zijn werk. Het is de veldwachter verboden een bijverdienste te zoeken, vandaar een verhoging met 40 fr.” 1843 250 365 1844-1850
300
365
1851 1852-1854 1855 1856
300 300 350 350
365 365 400 400
1857-1863
350
400
1864-1866 1867-1869 1870-1878 1879-1889 1890-1891 1892-1894 1895-1896 1897 1898-1899 1900 1901-1906
350 400 450 500 550 600 650 650 650 800 900
450 475 500 ? ? ? ? 700 750 800 800
1907-1908
800
800
1909 1910-1913 1914-1916 1917-1918
800 900 1000 ?
800 900 1000 1100
1920
?
2700
300
Malderen: “We stellen een verhoging voor van 65 fr. om met zijn familie van te kunnen leven. Overigens doet hij uitstekend zijn werk.” 500 Londerzeel: verhoogd met 200 fr. gratificatie (550) Londerzeel: gratificatie wordt 250 fr. (550) (750) Londerzeel: de somme van 250 francs voor gratificatie aen den veldwachter is onvoldoende is om te kunnen bestaen ter oorzaek van de buitengewoone duurte der levensmiddelen en overwegende den grooten iver welke zij ontvouwen in de uitoefening van hun ambt en aengezien zij geen bedrijf uitoefenen en zelfs geene landbebouwing hebben zoo dat zij alle hunne levensmiddelen moeten koopen. 500 Londerzeel: blijkbaar werd de voorziene verhoging van de gratificaties in 1852 en 1856 NIET doorgevoerd!
750
Londerzeel: vast nettoloon van beide veldwachters
850 Steenhuffel: wegens bevordering tot brigadier 1000 Minimumwedde overeenkomstig K.B. van 6/8/1900 (Malderen: van 2000 tot 3000 inwoners, opp. meer dan 600 ha., dus 3de cath. – Steenhuffel: 2163 inwoners, oppervl. 1002 ha. – Londerzeel: meer dan 400 inwoners, groter dan 1000 ha, cath. 5) 1000 Steenhuffel: de nieuwe veldwachter is geen brigadier. Londerzeel: de beginwedde van de in 1905 nieuw aan te werven politiecommissaris bedraagt 1600 fr. 1200 Malderen: Eerdere vragen om een loonsverhoging in 1908 en 1909 werden afgewezen Malderen: Aan de heer Van Doorslaer J.L., veldwachter, wordt voor bewezen diensten eene verhooging van honderd franks toegestaan. Malderen: inclusief duurte-toeslagen
43
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
44
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
DEEL III
De wonderbaarlijke vermenigvuldiging van het aantal ordehandhavers in Londerzeel tussen 1898 en 1904
45
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Tot 1889 was de organisatie van de politie in Londerzeel (en elders) eigenlijk heel simpel en werd de orde op het hele grondgebied gehandhaafd door de ambtenaar van politie (burgemeester of schepen), bijgestaan door 2 champetters (1 in Malderen en Steenhuffel). In ernstige gevallen kon de hulp van de rijkswachtbrigade uit Wolvertem worden ingeroepen, maar deze noodzaak deed zich maar sporadisch voor. In Londerzeel woonden dan ook alleen maar brave en hardwerkende mensen.
Vooraf: Burgerwacht en nachtpatrouilles als tijdelijke oplossing voor personeelsgebrek. Maar in Londerzeel passeerden ook wel eens mensen met slechte bedoelingen, en soms waren er dat te veel. In tijden van onzekerheid – uitzonderlijk en als het echt nodig was – konden daarom burgerpatrouilles en eventueel een nachtwacht samengesteld en opgeroepen worden. Doorgaans gebeurde dat dan om landlopers, bedelaars en dieven tegen te houden. In Steenhuffel was dat bijvoorbeeld in de jaren 1812, 1816 en 1823 regelmatig het geval. In Malderen waren 1823 en 1827 tamelijk drukke patrouillejaren. Telkens als de armoede de kop opstak werd er, vooral ’s winters, gepatrouilleerd. Ook tussen eind 1830 en eind 1834 werd de bevolking gevraagd om waakzaam te zijn en de nachtwacht in te richten. Deze keer was het echter niet zozeer de bedoeling om landlopers, bedelaars en moeskoppers (mensen die oogstrijpe groenten en vruchten van het veld stelen) op te pakken, maar wel om het prille vaderland tegen eventueel terugkerende Hollanders te beschermen. Buiten een paar nachtelijke herbergconflicten tussen de participanten aan de nachtwacht zelf, hebben zich daarbij geen strijdtonelen afgespeeld en na 1850 geraakte deze vorm van burgerdienst meer en meer in verval. Al die nachtpatrouilles werden in principe door de burgerwacht georganiseerd. Burgerwacht: Alle gezonde mannen van 22 jaar of ouder, die zich hadden vrijgeloot van militaire dienst, kwamen in principe op de lijst van de burgerwacht en konden door eenvoudige oproep van de ambtenaar van politie voor veiligheidsopdrachten ingeschakeld worden. In 1853 (ik heb geen andere cijfers) bedroeg het aantal burgerwachters, ingeschreven op de controle van de gewone dienst van Londerzeel, 295 (kaders niet inbegrepen); het aantal wachters ingeschreven in de reserve bedroeg nog eens 108.
Hierna ga ik dieper in op de periode vanaf 1843. De toestand was toen zo uitzonderlijk dat niet alleen van de vrijgelotenen maar van ieder lid van de mannelijke actieve bevolking verwacht werd om zich in beurtrol ter beschikking te stellen. De crisis van 1843-1847. We schrijven 1843. Het onafhankelijke koninkrijk België bestaat 12 jaar en begint zijn plaats in Europa te consolideren. De industriële revolutie steekt het kanaal over. De eerste spoorwegen zijn aangelegd. De vrijhandelseconomie ontstaat. Op ons grondgebied worden al een poosje geen grote veldslagen meer uitgevochten. Alle voorwaarden lijken aanwezig om een relatief voorspoedige tijd te mogen verwachten. Uit de plaatselijke archieven komt echter een heel ander beeld naar voren. In 1843 staan onze gemeenten aan de vooravond van een zeer donkere periode. De zegeningen van de industrie zijn aanvankelijk maar voor weinigen weggelegd. De welstand in het land gaat zienderogen achteruit. Eén van de oorzaken is de commercialisering van het industriële katoen en de daaruit voortvloeiende ineenstorting van het vlasambacht. Over het (relatieve) belang van het vlas in onze lokale economie heb ik het een en het andere geschreven in ‘Sociaal-Economische miserie en andere ongemakken in Londerzeel, Malderen
46
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
en Steenhuffel’. Maar hier gaat het niet over de oorzaken van de crisis (er waren er ook andere) maar wel over de gevolgen. Een vreemdelingenprobleem. Ofschoon de moeilijkheden zich de volgende jaren – ook en vooral om andere redenen (de catastrofale aardappeloogst van 1845 en de Rode-Loop-epidemie van 1846) - zouden opstapelen, was de toestand in onze gemeenten in 1843 nog redelijk goed te overzien. In de steden was de ellende veel groter en de sociale opvang ongetwijfeld kleiner. Velen gingen hun geluk op den buiten beproeven. Overigens met weinig succes. Rondzwerven, bedelen en oogstklare vruchten van de velden stelen was voor sommigen de enige overblijvende manier om te overleven. Vanaf 1843 kenden Londerzeel, Malderen en Steenhuffel, zoals alle buitengemeenten, dan ook een echt vreemdelingenprobleem. Schooiers, die niemand kende, doolden – soms in benden en vooral ’s nachts - over de vruchtbare Noord-Brabantse velden. Toch hebben we in de onderzochte documenten geen definitieve aanwijzingen gevonden dat er in deze periode aanzienlijk meer dan anders gestolen of ingebroken werd; maar het gevoel van onveiligheid groeide met de dag. Een Procureur des Konings lucht zijn hart. Op 24 april 1843 had Procureur des Konings Napoleon Verheyen reeds een eerste circulaire naar de diverse gemeentebesturen gezonden maar hij had daar niet van iedereen een positieve reactie op gekregen. Zes maanden later vond burgemeester Joannes Franciscus Verheyden van Londerzeel de volgende onthullende brief in de gemeentelijke brievenbus die zich in die dagen niet aan het gemeentehuis maar, om ons niet bekende redenen, in een druk bezocht café bevond 18 . Bruxelles le 31 octobre 1843 - Monsieur le Bourgmestre – (Vertaald) Met mijn omzendbrief van 24 april vroeg ik uw aandacht voor de talrijke diefstallen die op den buiten gebeuren en somde ik enkele maatregelen op om de daders van die misdrijven te vinden en te arresteren. Ik heb u toen vooral aangeraden om de landloperij uit alle macht te bestrijden. Ik vroeg u daarom om met uw collega’s en met de commandanten van de rijkswachtbrigades de koppen bij mekaar te steken en patrouilles te organiseren. Ik hoopte dat u zou begrepen hebben dat onze raadgevingen in het belang van uw gemeenten waren en dat u ze zou ter harte hebben genomen. Ik rekende op uw actieve medewerking om verbetering te brengen in de miserabele situatie waarin de veiligheid van de eigendommen van uw ingezetenen zich bevindt. Vandaag echter - ik zeg het met spijt - stel ik vast dat mijn verwachtingen zwaar ontgoocheld werden en dat er bitter weinig met mijn woorden rekening werd gehouden. Het zwerven is verre van verminderd en het aantal diefstallen neemt alsmaar toe. De mensen van den buiten maken zich ongerust en ik merk dat de meeste onder u geen enkele inspanning doen om hen gerust te stellen. Deze toestand, mijne heren, mag niet langer blijven duren. Het is dringend nodig om een einde aan de wetteloosheid te stellen. Daarom is het noodzakelijk dat iedereen doet wat zijn functie hem opdraagt. We komen nu in het meest ongunstige seizoen dat echter zo voordelig is voor wie criminele feiten beraamt. Als we nog langer talmen om de gepaste bestrijdingsmaatregelen te nemen zullen de diefstallen nog toenemen. Ik vraag u dus, mijne heren, om mijn omzendbrief van 24 april nog eens goed te bekijken, om de instructies ervan te volgen of me te zeggen wat u belet om dat niet te doen. Organiseer vooral 18
Op den duur begon men dat toch als storend te ervaren en op 16 mei 1846 liet burgemeester Verheyden de distributeur van het bureel van de brievenpost in Kapelle-op-den-Bos weten (vertaald): “de brievenbus is momenteel geplaatst in een herberg die geen enkele veiligheid biedt. Ik verlang dat ze naar het gemeentehuis wordt overgebracht. Gelieve me zo snel mogelijk de toelating voor deze verplaatsing te geven.” 47
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
en zonder uitstel patrouilles om vagebonden en landlopers, die in de landelijke gemeenten rondzwerven, op te sporen. De wet geeft u het recht om hiervoor leden van de burgerwacht op te eisen. Ik twijfel er trouwens niet aan dat onze burgers, wanneer hun uitgelegd wordt dat het om het veilig stellen van hun belangen en van hun eigendom gaat, volop hun medewerking zullen verlenen. Ik durf te hopen, mijne heren, dat deze nieuwe oproep niet zonder resultaat zal blijven. De omstandigheden dwingen iedere ambtenaar van de gerechtelijke politie 19 om al het mogelijke te doen om de veiligheid te herstellen. Opperste waakzaamheid is nodig en de talrijke aanslagen op de eigendom moeten u daarvan overtuigen. Deze keer viel de oproep niet in dovemansoren. De twee champetters, Jan Baptist Van Steen en Jan Baptist Lathouwers werd op het hart gedrukt om het grondgebied nog nauwgezetter en vooral van wat dichterbij in de gaten te houden. Dat laatste was wellicht niet overbodig want beide heren werden nogal eens in de buurt van herbergen gesignaleerd. Mogelijk was dat achterklap. In 1843 kweten ze zich met volle inzet van hun taak. En amper twee weken later, op 14 november kon men al volgend zegebulletin naar de procureur en naar de rijkswachtcommandant in Wolvertem sturen: “ A Monsieur le Brigadier Commandant de la brigade Gendarmerie du canton de et à Wolverthem – (Vertaald) Gisteren 13 november werden door onze veldwachters twee mannen aangehouden omdat ze geen enkel identificatiebewijs bij zich hadden. Beide beweren in Brussel te wonen. De eerste zegt dat hij Louis Walten heet en de naam van de tweede zou Ferdinand Crampe zijn, van beroep herbergier. Gelieve twee gendarmes te sturen om hen naar de Procureur des Konings in Brussel te brengen. 1ste schepen Willocx.”
De angst voor de schooier aan de deur
Wat deze mannen misdaan hadden zijn we niet te weten gekomen. Belangrijk was dat trouwens niet. Het was voldoende om vreemdeling te zijn en zich niet te kunnen legitimeren om zonder pardon in arrest te worden genomen. Wat er daarna met deze mensen gebeurde zullen we verder in dit verhaal vertellen. De nachtpatrouilles. Een verhoogde alertheid vanwege de 2 veldwachters van Londerzeel en van hun ene ambtgenoot in Malderen en Steenhuffel, was uiteraard onvoldoende om de diefstallenplaag te beteugelen. Midden november werden de burgemeesters van het kanton Wolvertem in de residentie van vrederechter ridder de Burtin d’Esschenbeek te Strombeek-Bever uitgenodigd. Wat daar besproken werd komen we uit volgende brief te weten. Bruxelles le 18 novembre 1843 – (Vertaald) Mijnheer de burgemeester. Na wat we tijdens onze vergadering in Strombeek besloten hebben, nodig ik u uit om volgende woensdag (22 november) een patrouille samen te stellen en die in zoveel secties te verdelen als u nodig acht. De verschillende secties moeten allen tegelijk op hetzelfde uur (4 uur ‘s morgens bijvoorbeeld) op pad gaan en tot het aanbreken van de dag circuleren. Zij moeten vooral bij de landbouwers 19
Het zou (maar dat moeten we nog bespreken) nog meer dan 50 jaar duren voordat er een rijkswachtbrigade in Londerzeel kwam. Een politiecommissaris was er evenmin. Daarom was de burgemeester, naast ambtenaar van de burgerlijke stand ook ambtenaar van politie en de baas van de twee veldwachters. Deze taak kon hij evenwel delegeren en aldus was eerste schepen Jacobus Willocx met dit werk belast. 48
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
navraag doen of er geen zwervers, landlopers om onderdak zijn komen vragen, of deze individu’s geen geld of levensmiddelen hebben geëist en of ze geen dreigementen hebben uitgesproken. Ingeval dergelijke personen zouden gevonden worden, moeten ze gearresteerd worden en tot bij mij gebracht samen met een verslag of proces-verbaal. Het is belangrijk om deze patrouilles discreet te werk te laten gaan teneinde de misdadigers niet te alarmeren. Opdat de patrouilles desgevallend door de gendarmerie of door anderen herkend zouden kunnen worden moet iedere patrouilleleider in het bezit zijn van een biljet met de woorden ‘Patrouille van de gemeente x’, voorzien van het zegel van de gemeente. Om misbruiken te voorkomen moeten deze biljetten bij de terugkeer van de patrouilles terug ingeleverd worden. Wanneer ik het in de toekomst nog eens opportuun zou achten om een algemene patrouille te bevelen, zal ik, om geen papier te verkwisten, u alleen maar een bulletin sturen met daarop dag en uur. Dat bulletin moet u vervolgens naar de vrederechter terugsturen met de melding dat er gevolg aan gegeven wordt of met de redenen waarom niet. De Procureur.” De eerste nachtelijke patrouille (op woensdag 22 november dus) verliep in Londerzeel zonder incidenten. Daarna achtte de procureur het nog zeer dikwijls opportuun om nachtrondes te organiseren. Het tweede optreden van de nachtwacht heeft reeds op dinsdag 5 december plaats. Alweer was het succes niet om over naar huis te schrijven en lange epistels hebben we hierover dus niet gevonden. Wèl het volgend korte bericht aan de procureur: “In antwoord aan uwen wel geheerden brief de dato 2 lestleden, betrekkelijk eene generale patrouille. Ik heb d’eer aen Ued ter kennis te brengen dat er op den 5en dezer van 2 ueren ’s nagts tot 6 ueren ’s morgens eene generale patrouille in Londerzeel heeft plaats gehad en dat er geene hoegenaamde omstandigheden zijn voorgekomen of ontdeckt zijn geweest. Burgemeester Verheyden.” De derde patrouille, op 14 december (tussen 2 en 6 uur), kende hetzelfde resultaat. Op maandag 8 januari 1844 werd er in Londerzeel weliswaar een vreemdeling aangehouden, maar dat was uitsluitend aan de waakzaamheid van de veldwachters te danken. De volgende dag kreeg de rijkswachtcommandant van Wolvertem volgend briefje onder ogen (vertaald): "Ik stuur u onder begeleiding van onze twee veldwachters, een man die gisteren 8 januari om 7 uur ’s avonds aangehouden werd zonder paspoort of andere documenten. Hij zegt Engelbert Jean Goutray te heten, 36 jaar oud te zijn en geboren te zijn in Loo, Veurne-Ambacht. Zijn beroep zou timmerman zijn en hij zou in Gent (Hoogstraat onder Akkergem) wonen. Gelieve hem naar de Procureur des Konings te laten brengen. Getekend, Willocx.” Op 18 april begeleidden Lathouwers en Van Steen een man, Albert Staessens uit Gent, naar Wolvertem die de dag voordien in Londerzeel zonder identiteitsbewijzen was aangetroffen. Terwijl de champetters af en toe resultaten konden tonen, bleef het nut van de patrouilles nog onbewezen. De nachtelijke excursies van woensdag 17 januari, dinsdag 6 februari, donderdag 15 februari en dinsdag 5 maart 1844 werden aan de vrederechter en aan de procureur bevestigd met kennisgeving dat de wacht geene hoegenaamde gevallen zijn te gemoet gekomen. Vanuit Malderen kwamen analoge rapporten. “Wij laten u weten dat de buitengewone patrouille, bevolen in de omzendbrief van de procureur des konings, heeft plaats gehad en dat er niets ontdekt en niemand gearresteerd werd,” klonk het na de patrouilles van 6 en 15 februari en 9 maart 1844. Volledigheids- en eerlijkheidshalve mogen we niet vergeten te vermelden dat er in Malderen blijkbaar al werd gepatrouilleerd nog voor dat op 24 april 1843 door de Procureur des Konings was gevraagd. 49
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
In de nacht van 11 op 12 februari, om 2 uur, “waren veldwachter Josephus De Bondt, Joannes Baptist Roelants, garde van den ijzeren weg, en Ludovicus Du Chain, werkman aan den ijzeren weg, op ronde tot het doen der nachtwacht voor het bewaken der eigendommen. Op den ijzerenweg omtrent de Waterbossen gekomen, zagen zij eenen hun onbekenden manspersoon en onbekende vrouwspersoon den ijzeren weg van Kapelleop-den-Bos naar Malderen opkomen, ieder geladen met een pak aardappels. Presumerende dat zij die aardappels gestolen hadden, hebben zij hen aangehouden.” Het vermoeden van de nachtwachters bleek overigens zeer gegrond. De aardappels waren door de man uit Opwijk en de vrouw uit Londerzeel gestolen uit een kuil van boer De Bruyn te Kapelle-op-den Bos. Volgens de instructies werden ze nog dezelfde dag door rijkswachters van Wolvertem opgehaald en voor ondervraging naar Brussel gebracht. Het spreekt voor zich – en een procureur en een vrederechter wisten dat in 1844 ook – dat men tussen het poten van de plantpatatten en het binnenhalen van de oogst een boer niet veel moet vragen. Van eind april tot eind augustus werden er geen nachtpatrouilles meer bevolen. Op 11 juli werd in Londerzeel wel een Jan Baptist Van Praet uit Meuzegem opgepakt terwijl hij, op klaarlichte dag, van deur tot deur aan het bedelen is. Pas op maandag 28 oktober 1844, om 5 uur ’s morgens, werden de nachtrondes – althans in Londerzeel - hervat. Het enthousiasme van de plaatselijke bevolking was ondertussen al fel bekoeld. Ofschoon er doorgaans in een herberg (dikwijls die van Judocus Wouters) verzamelen werd geblazen en daar op kosten van de gemeentekas eerst iets tegen de nachtelijke kou kon worden genuttigd, begonnen de eerste symptomen van desinteresse zich te manifesteren. Lees wat in dit verband het rapport van die bewuste patrouille van 28 oktober 1844 aan de Procureur des Konings te melden had: Londerzeel den 30 october 1844. Mijnheer den Prokureur des Konings. De generale patrouille van alhier hebben niets hoegenaamd ontmoet of zijn geene misdaders te gemoet gekomen. Maar Van Stappen Egidius 20, beroep landbouwer, en Slachmuylders Louis, beroep landbouwer, beyde alhier woonende, die gedagvaard waren om de patrouille bij te woonen en zijn niet gecompareerd. Den eersten voor zijn verdedigingsmiddelen zegt dat hij hem overslapen had en den tweeden zegt dat hij dronken was geweest. Ik ben van gevoelen, mijnheer, dat dit geen redenen zijn om daar voor nalatig daar aan te blijven en ik geloove dat ze alle beyde de daar toe bestaande straffe zoude mogen verwezen worden tot spiegel voor de andere. Den borgemeester. Een slechte wekker en een ochtendkater waren volgens de toen toegepaste “reglementen over de nachtwacht” 21 inderdaad geen geldige redenen om zich aan zijn burgerplicht te onttrekken, vond ook de rechter op 26 november. En om te laten zien dat hij het meende, veroordeelde hij Van Stappen en Slachmuylders ieder tot een boete van 6 frank en beide samen tot het betalen van de proceskosten. Op dezelfde nachtpatrouille ontbrak trouwens ook landbouwer Jean Goossens. Maar omdat hij korporaal was bij de burgerwacht, werd zijn absenteïsme apart en met meer discretie behandeld. Hoe zwaar hij moeten boeten heeft zijn we derhalve niet te weten gekomen. De nachtelijke expedities van donderdag 14 november en dinsdag 10 december 1844 bleven, alweer, zonder resultaat. Het gebrek aan tot de verbeelding sprekende successen begon danig Egide Van Stappen, ° 1817, zoon van Joannes Van Stappen, waard van herberg ‘de Ster’ op Sneppelaar. Malderen: reglement van 15 januari 1831 (gewijzigd op 10 juni 1847); Steenhuffel: reglement van 23 november 1831; Londerzeel: reglement van ? 20 21
50
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
in te werken op het gemoed van onze voorvaderen die wel wat beters te doen hadden dan ’s nachts op hun blokken in de kou door de donkere drassige velden te klossen. Zelfs degenen die zich laarzen konden permitteren begonnen er figuurlijk hun voeten aan te vegen. Op dinsdag 22 april 1845 ontbrak bijvoorbeeld notaris Crick op het appel. Ziehier wat burgemeester Verheyden dààrover te vertellen had. Hij schreef: “Londerzeel den 26 april 1845. Mijnheer den Vrederechter. Den 19 lestleden heb ik eenen brief ontfangen van wegens mijnheer den Prokureur des Konings te Brussel, gedateerd sedert den 18 lestleden, mij verzoekende eene generale patrouille in mijne gemeynte te willen inrigten op dynsdag 22 lestleden om 2 uren des morgens, welke bevelen van onzen kant volbragt is geweest, maer den heer Crick, notaris alhier woonende, is daar aan nalatig gebleven. Nochtans was hij daar toe gedagvaard, zoo als alle de andere persoonen, om deel te maken van die patrouille, door onsen veldwachter, genaamd Jan Baptist Van Steen, en die aan den voormelden heer Crick, in persoon aangesproken heeft den 21 dezer om 7 ueren na middag. en aan hem de bevelen van den heer Procureur des Konings laten zien, waarop hij geantwoord heeft dat het wel was. Ondertusschen, Mijnheer, laat ik het aan uw wel geheerd oordeel ende wijsheid. Den Borgemeester.” Het zou ons oprecht verbazen mocht notaris Crick, met al de relaties waarover hij beschikte en met ongetwijfeld betere argumenten dan degene die Van Stappen en Slachmuylders tot hun verdediging hadden ingebracht, zwaar voor zijn nalatigheid moeten boeten hebben. Evenmin weten we of Benoit Verspreet, de beheerder van de graan- en oliemolen uit de Meerstraat, zware reprimandes heeft gekregen. Op 18 december 1845 werd over diens afwezigheid het volgende gerapporteerd: “Mijnheer den Vrederechter. Ik heb d’eer Ued te informeren dat den 14 dezer loopende maand om 4 ½ uren namiddag is Benedictus Verspreet, beroep maalder, alhier woonende, aanzogt geweest om de generale wacht bij te woonen de welke plaats gehad heeft op den 14 dezer loopende maand om 11 uren ’s avonds, ingevolgen den brief van Mijnheer den Prokureur des Konings de dato den 11 lestleden, waar aan hij moetwillig nalatig is gebleven, met verzoek van dien moetwilligen te doen voor Ued verschijnen en hem tot de grootste straffe te verwijsen volgens wet en recht. Den borgemeester en schepenen.” Op de nachtpatrouille te Steenhuffel van 18 mei 1847 bleek ook Jan Baptist Van Opstal te ontbreken ofschoon die daarop uitgenodigd was. Daarmee overtrad hij niet minder dan 3 artikelen van het reglement. Op 1 juni werd hij ook hiervoor tot een boete van 6 fr. en het betalen der gerechtskosten veroordeeld. De lezer zal ondertussen al wel begrepen hebben dat het organiseren van een nachtpatrouille voor de opgeroepen nachtwachters mogelijk riskanter dan voor de potentiële criminelen was. Al mogen we dat toch niet veralgemenen. Op 6 augustus 1846 deed de nachtwacht van het Zwaantje te Malderen een bijzonder grote vangst. De patrouille bestond uit korporaal Pieter De Wachter en zijn manschappen Charles Schampaert, Corneel Steenackers, Gilles De Jonghe en Wannes Van Aken. Om 4 uur in de ochtend wisten ze 4 mannen en een vrouw op heterdaad te betrappen toen die in de wei van Carolus Slachmuylders mest en koeienstront in 2 kruiwagens en 4 korven aan het scheppen waren. Het bleek om 5 werkmensen van aan de Kruishoef in Londerzeel te gaan die – conform de instructies - door rijkswachters van Wolvertem werden opgehaald en samen met de in beslag genomen buit (kruiwagens, korven en mest) in Brussel werden afgeleverd 22.
Op 1 september verschenen de misdadigers voor het vredegerecht. De 2 “bendeleiders” werden veroordeeld tot 3 dagen gevang en een geldboete van 35,50 fr., de drie anderen kwamen er met 2 dagen en het betalen van de gerechtskosten van af. 22
51
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Op 3 en 5 december 1846 kwam de nachtwacht van Londerzeel dan weer geene hoegenaamde gevallen te gemoet. Gedurende de zomermaanden van 1847 werden de nachtelijke controles niet opgeschort. Dat toont aan dat de moeskopperij (het stelen van veldvruchten) absoluut niet was afgenomen. Het tegendeel was waar. De volleerde “moeskoppers” wisten nog altijd aan de arm der wet te ontsnappen maar een groter wordend aantal sukkelaars liep tegen de lamp. Op 11 mei 1847 werd vanuit Londerzeel volgend zegebulletin naar de Procureur des Konings verzonden (vertaald): “In de nacht van 10 mei, om 12 uur, werden er in onze gemeente recent geplante aardappelen gestolen, ten nadele en op het veld van Pierre Jean Schellemans, landbouwer alhier. Daarbij werden een werkman uit Baasrode en een andere uit Puurs 23 betrapt. Ze werden gearresteerd door de nachtpatrouille die onder meer bestond uit korporaal Charles Louis Scheers, 37 jaar, landbouwer en olieslager alhier, Pierre Jean Peeters, landbouwer, 33 jaar, en Henri Van Campenhout, 31 jaar, landbouwer alhier. Een van de daders verklaarde aan onze veldwachter Van Steen dat ze, vooraleer de aardappelen te stelen, al 72 geplante zaadwortelen gestolen hadden op een stuk land van Antoon Van Schel, landbouwer te Londerzeel. De andere werd al eens eerder, op 19 januari 1847, aangehouden voor het stelen van hout. Hij werd daarvoor door de correctionele rechtbank te Brussel bestraft met 10 dagen opsluiting en een boete van 5 frank. De burgemeester.” Ook de patrouille van 27 juni 1847 had in Londerzeel succes. De gearresteerde was “... een 33 jaar oude dagloner, geboren in Gijsegem, wonend in Londerzeel, weduwnaar met 1 kind, wegens diefstal van aardappelen tijdens de nacht van zondag 27 op maandag 28 juni (tussen 11 en 12 uur), ten nadele van Henri Vergaelen, dagloner uit Londerzeel. De dief werd op heterdaad betrapt en aangehouden door de nachtpatrouille waartoe onder meer behoorden Richard Peeters, 25 jaar, en Romain Vergaelen, 26 jaar. Het gedrag van de dader is zeer gemeen.” U merkt het, beste lezer, het waren nà 1845 niet altijd dolende stedelingen die genoodzaakt waren om op ongeoorloofde manieren aan eten te komen. Ook buiten de gemeentegrenzen werden inwoners van groot-Londerzeel betrapt en aangehouden. Zo onder meer: - In december 1846: een 50-jarige dagloner en een 60-jarige winkelier uit Steenhuffel opgepakt wegens moeskopperij in Buggenhout - In februari 1847: Een man uit Steenhuffel voor bedelen in Wolvertem. - In mei 1847: 4 dagloners uit Londerzeel wegens bedelarij in Lippelo. - In juni 1847: een gehuwde man uit Londerzeel wegens moeskopperij en landloperij. - Nog in juni 1847: een twintigjarige ongehuwde Londerzelenaar, opgepakt in Antwerpen voor landloperij. - Op 10 oktober 1847: een andere man uit Londerzeel, aangehouden in de omgeving van Antwerpen wegens bedelarij. Vele van deze mensen kwamen - na een paar dagen opsluiting en in zoverre ze geen andere strafbare feiten hadden gepleegd – dikwijls in een bedelaarswerkplaats terecht. Voor Brabant was dat het bedelaarshuis in de voormalige abdij van Terkameren. Daar werden ze, op kosten van de gemeente waar ze geboren waren of nadien minstens 2 opeenvolgende jaren hadden gewoond, onderhouden. Dit zeer tot ongenoegen van de plaatselijke bewindvoerders. Mensen die echt van geen hout pijlen meer wisten te maken konden ook op eigen verzoek in zo’n werkplaats worden opgenomen, hetgeen in deze periode vrij frequent gebeurde. Wat er echter in 1846 de volgende Londerzelenaar overkwam… Wel, dat was te wijten aan een misverstand. 23
Ze woonden allebei wel in Londerzeel. 52
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Om ons niet meegedeelde motieven trok André Van Gucht op 11 augustus 1846 te voet vanuit Londerzeel op bedevaart naar Peutie 24. Hij is evenwel nooit zo ver geraakt dat was niet aan mogelijke blaren op de voeten te wijten. Op 2 oktober schreef schepen Willocx volgende brief aan gouverneur baron de Viron: “Monsieur le gouverneur. (Vertaald) Van Gucht André, 66 jaar, dagloner, wonend in Londerzeel, is in het bedelaarshuis van Terkameren binnengebracht op 12 augustus 1846. Hij werd opgepakt en veroordeeld voor landloperij en dit terwijl hij in feite op pelgrimstocht naar Peutie was. Mijnheer de gouverneur, ik doe een beroep op uw vaderlijke autoriteit om hem in vrijheid te doen stellen. De genoemde Van Gucht is altijd van onberispelijk gedrag geweest en hij werd altijd geacht en gerespecteerd door degenen die met hem in contact kwamen. Uw nederige en zeer onderdanige dienaar.” De smeekbrief van de Londerzeelse gezagdrager heeft niet kunnen beletten dat André Van Gucht op 28 oktober nog altijd in Terkameren zat. Nà 1847 hebben we eigenlijk geen optredens van burgerwacht of nachtpatrouilles meer gevonden. Ongetwijfeld had men ze niet meer nodig. Is er in deze idyllische toestand tegen het einde van de 19de eeuw weer verandering gekomen? Het antwoord, hoezeer ons dat ook spijt, kan helaas alleen maar bevestigend zijn. De toename van de criminaliteit zorgde er voor dat, ook in Londerzeel, de behoefte aan ordehandhavers aanzienlijk groeide.
1889 - Heeft Londerzeel nog wel twee veldwachters nodig? Vooreerst moeten we naar 1889. Veldwachter Jan Frans Verbesselt was op 21 februari 1889 overleden. Tijdens de gemeenteraadszitting van 30 maart werd over zijn opvolging gesproken. Het was ‘slechte tijd’ en er waren niet minder dan 23 kandidaturen binnengekomen. Desondanks besloot de gemeenteraad, die ook moeite had om de begrotingseindjes aan mekaar te knopen, dat eenen tweeden (lees ‘niet overdreven duur betaalde’) man in deze bediening geen ofwel een zeer beperkt voordeel aan de inwoners kan bijbrengen en de aanvraag te doen om in plaats van den overledene eenen of verscheidene (lees ‘nog minder betaalde’) hulpveldwachters te noemen. Er werd evenwel geen initiatief genomen om de plaats van tweede veldwachter af te schaffen en ook de aanwerving van een hulpveldwachter werd op de lange baan geschoven De arrondissementscommissaris, wiens taak het was om dergelijke onregelmatigheden in het oog te houden, liet op 8 augustus aan Londerzeel weten dat, evenals het inrichten van een functie van veldwachter de goedkeuring der bestendige deputatie vereischt, ook de afschaffing der bestaande plaatsen niet kan gebeuren zonder toelating van ’t zelve korps. Het schepencollege vergaderde hierover op 29 augustus en stelde voor om de jaarwedde van de nog te benoemen hulpveldwachter op 400 fr. te brengen om de volgende beweegreden: dat de dagelijksche gemeente- of bestuurlijke zaken slechts de bezigheid van eenen veldwachter vergen. Dat bijgevolg de dienst van een tweede veldwachter, maar bij poozen zijnde, deze zich buiten dit ambt met landbouwwerken mag bezig houden en dat ook het verschil in jaarwedde noodig is om beter het onderscheid der bewezene diensten te bekennen, te meer omdat met gelijke jaarwedde de naijver oorzaak is van minder trouwe diensten”. Op 11 september volgde de gemeenteraad de visie van het college en preciseerde bovendien: “Overwegende dat het bestaan of werk van éénen veldwachter zeer voldoende is, gelijk hetzelve De heilige Leonardus wordt in Peutie als bedevaartsheilige vereerd. Hij is de “bijzondere patroon der lamme, kreupel geraekte, blinde en zwakke menschen, alsook der slaeven, gevangenen en vrouwen in baerensnood...” 24
53
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
bewezen is sedert het overlijden van eenen der titularissen. Overwegende dat om hare groote uitgestrektheid, de landelijke politie der gemeente met het bestaan van twee veldwachters zelfs nog niet voldoende schijnt gewaarborgd te zijn en dat zonder twijfel de politie meer in verband zou staan met de noodwendigheden door dit in dienst zijn van verscheidene hulpveldwachters, mits deze op verschillige wijken der gemeente wonen, in geval van onheilen, oproer, vrijbuiterij of dieftens en wildstrooperijen. Overwegende dat de heer burggraaf de Spoelberch, grondeigenaar in deze gemeente, genegen is om aan zijne particuliere jachtwachters het mandaat van hulpveldwachter toe te vertrouwen. Overwegende zelfs dat, om de politie alle wenschelijke macht en gezag te geven, het goed ware bij het bestaan van eenen veldwachter met hulpveldwachters, eenige gewapende mannen van ons vrijwillig pompierkorps te voegen om in de strengste voorkomende gevallen onder ons bevel en bewaking de rust en goede orde te doen eerbiedigen. Aangezien het door ondervinding bewezen is dat de gelijkheid in dienst van twee veldwachters tusschen hun beiden eenen onvermijdelijken naijver of rivaliteit verwekt, die altijd oorzaak is of minder trouwe diensten voor gevolg heeft... Besluit de gemeenteraad om de machtiging te vragen bij bestendige deputatie om in vervanging van den overleden veldwachter verscheidene hulpveldwachters te noemen.” Het pleit voor het provinciebestuur en de bestendige deputatie dat ze een dergelijke rammelende redenering zonder mededogen en ogenblikkelijk van tafel veegden en het Londerzeelse gemeentebestuur per kerende (29 oktober) de opdracht gaven om binnen de 15 dagen kandidaten voor een volwaardige plaats van 2de veldwachter voor te stellen. Als gevolg hiervan - vertelden we in ons vorig artikel - werd Felix Caluwaerts in december 1889 als veldwachter (met verplichte woonplaats in Sint-Jozef) geïnstalleerd.
1896 - Londerzeel wenst een politiecommissaris, maar niet echt. Het “flerecijn” en de daarmee gepaard gaande werkonbekwaamheid van veldwachter De Bondt vormden voor het gemeentebestuur een nieuwe aanleiding om over de toekomstige organisatie van de Londerzeelse politie na te denken. “Londerzeel le 22 Mai 1896 - Monsieur le commissaire d’arrondissement. (Vertaald) In antwoord op uw brief van 11 mei sturen wij u het advies van onze gemeenteraad met betrekking tot de pensioenaanvraag van onze veldwachter De Bondt. Wat het voorstel betreft voor de benoeming van een nieuwe veldwachter, laten wij u weten dat, in zitting van 21 mei, onze gemeenteraad heeft geadviseerd dat, om een betere uitvoering van de politiewetten en reglementen te verzekeren, een betere repressie van de delicten en het behoud van de goede orde, het nuttig zou zijn om in onze gemeente een politiecommissariaat te creëren. Om ons gemeentebudget niet te zwaar te belasten zou deze commissaris echter moeten benoemd worden in de plaats en in vervanging van de ontslagnemende veldwachter. Aan dit hoofd van de politie zouden verschillende hulpagenten moeten worden toegevoegd, zonder vaste gemeentelijke vergoeding, maar met een vergoeding voor de dagen dat de burgemeester een beroep op hen zou doen. We zouden graag geloven, mijnheer de commissaris, dat dit plan om onze politie te versterken, door de bevoegde autoriteiten goed zal ontvangen worden en wij vragen u om ons te laten weten welk gevolg aan ons voorstel zal gegeven worden. De burgemeester. De bevoegde autoriteiten waren het plan inderdaad niet ongenegen. Het lag trouwens volledig in lijn met de plannen van de minister van binnenlandse zaken die de landelijke politie wilde hervormen en bovenal versterken (omzendbrief van 25 november 1895). “Londerzeel 1 juin 1896 - Monsieur le commissaire d’arrondissement. (Vertaald) In antwoord op uw brief van 28 mei breng ik onder uw aandacht dat de Londerzeelse gemeenteraad aanbevolen heeft om een politiecommissaris te benoemen en hem te laten bijstaan door een zeker aantal hulpagenten, dit in de plaats van veldwachter De Bondt, die zijn op rust stelling vraagt. De gemeenteraad vraagt dus vooraf de afschaffing van de tweede plaats van veldwachter in de 54
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
gemeente. Pas nadat deze afschaffing verleend zal zijn zal de gemeenteraad de creatie van de post van politiecommissaris solliciteren en zal ze met dat doel de deliberatie produceren waar u ons om vraagt. De vraag om afschaffing werd u op 22 mei per vergissing met een gewone brief verzonden. Wij zullen ze u zonder uitstel in de vorm van een deliberatie en in dubbel laten geworden, zodat ze ter goedkeuring aan de bestendige deputatie kan voorgelegd worden. In de overtuiging dat het voorstel van de gemeenteraad een veel efficiëntere politiewerking zal verzekeren, zonder daarbij al te zwaar te wegen op ons gemeentebudget, durf ik u te vragen om ons voorstel bij de bestendige deputatie te steunen. De burgemeester.” De bewuste deliberatie werd op 5 augustus naar het provinciebestuur verzonden. Dat was 2 dagen eerder dan een andere brief, die verstuurd werd door een zekere E. De Bock (of De Boeck) en die probeerde aan te tonen dat de versterking van het politieapparaat in Londerzeel wel degelijk geen overbodige luxe was. “Londerzeel den 7 Augusti 1896 (ontvangen door ‘t provinciebestuur op 8 augustus 1896). Copie d’une plainte. Mijnheer den Gouverneur – Ik neem de vrijheid u te vragen wat ons inwooners van Londerzeel te doen staat in hetgeen waarvan wij dagelijks ooggetuigen zijn. Er zijn herbergen die dag en nacht open blijven waarin gij vindt allen slach, behalve goede, waaronder deze van den veldwachter. Er zijn er die de minderjarige jongelingen met gesloten deuren buiten d’uur dranken verkoopen die hun onmenschelijk maakt en de ouders vol achterdenken stelt, waaruit voortkomt dat wij onophoudelijk baldadigheden, vechtpartijen en schendingen van eigendommen tegenkomen. Niemand is bij avond nog vrij op straat. Van ochtendstond ontmoet men in het dorp hondenkarren in volle vlucht, bespannen met 3 en 4 honden, waarop gezeten één of twee dronkaards en ongelukken veroorzaken. Men zegt ‘waar is de polis?’ Hunnen depot is bij den veldwachter 25 en wat staan wij te verwachten; alle zondagen zijn er kermissen. Men zal exerceren volgens gewoonte, met de messen, en het bloed doen stroomen. Onze gemeente is gesteld voor een lusthof te wezen, waar zij door gendarmen of polis bewaakt. Hopende Mijnheer, dat gij ons zult bijstaan en stellen om de goede orde te doen uitvoeren, met achting. E. De Bock.” Na dit krachtige pleidooi voor de uitbreiding van het Londerzeelse politiekorps kon de Bestendige Deputatie niet anders dan de vraag van het Londerzeelse gemeentebestuur honoreren. De plaats van tweede veldwachter werd afgeschaft en de procedure om de functie van politiecommissaris te creëren werd nog dezelfde maand in gang gezet. En toen kwam er plotseling een zware kink in de kabel. In Londerzeel was namelijk iemand aan het rekenen gegaan en tot de vaststelling gekomen dat ook een politiecommissaris door de gemeente betaald moest worden en bovendien nog meer dan een champetter verdiende. Dat vormde dus een zwaar probleem...
1896 - Lang leve de Rijkswacht. Men mag de creativiteit van (sommige) Londerzelenaar nooit onderschatten. Alsof er niets gebeurd was vertrok er op 24 augustus een andere brief naar de arrondissementscommissaris... “Monsieur le commissaire d’arrondissement. (Vertaald) Ingesloten de deliberatie van onze gemeenteraad over de presentatie van de kandidaten voor de plaats van veldwachter, vacant gekomen wegens het ontslag van veldwachter De Bondt. In tegenstelling tot een eerdere vraag verkiest onze gemeenteraad toch een 2de veldwachter te benoemen en deze functie niet af te schaffen (waarvoor het nochtans de toelating heeft 25
We herinneren eraan dat veldwachter De Bondt, die nog altijd op zijn pensioen wachtte (of zijn vrouw) een herberg uitbaatte, ofschoon hem dat eigenlijk vanaf 31-12-1894 verboden was. Vermoedelijk heeft dit feit hem heel wat moeilijkheden berokkend bij het in orde brengen van zijn pensioen. Wellicht was dat mede de reden waarom de gemeente hem wat liet bijverdienen door hem bij de volks- en veetellingen in te schakelen. 55
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
gekregen).De oprichting van een commissariaat en politiebureel zouden voor de gemeente immers verplichte kosten meebrengen die door de gewone ontvangsten niet kunnen gedragen worden. Om de politiemacht te versterken heeft de gemeenteraad nu de beslissing genomen om aan de hogere overheid de oprichting van een rijkswachtbrigade26 in onze gemeente te vragen. Gelieve deze deliberatie aan de gouverneur voor te leggen. Het college.” Kijk, het is natuurlijk niet verboden om belangrijke beslissingen van alle kanten te bekijken. Maar zegt het spreekwoord ‘niet verzint éér ge begint’. De Londerzeelse politiekers hadden de daaropvolgende weken heel wat uit te leggen. Op 16 september bijvoorbeeld... “Monsieur le commissaire d’arrondissement. (Vertaald) In bijlage sturen wij u ter goedkeuring door de bestendige deputatie de deliberatie van onze gemeenteraad over de herinstelling van de tweede plaats van veldwachter, waarvan vroeger de afschaffing was gevraagd. De motieven die onze gemeenteraad van gedacht hebben doen veranderen zijn gekend; wij hebben ze uiteengezet in de brief met de namen van de kandidaat-veldwachters: 1. De te hoge kosten van de uitvoering van het vorige plan. 2. De vraag die we van vele landbouwers uit de sectie waar de ontslagnemende veldwachter actief was om de plaats van veldwachter toch maar te behouden. Deze sectie is meer dan 900 hectaren groot, terwijl de hele gemeente bijna 2000 hectaren groot is.” En één dag later, 17 september... “Monsieur le commissaire d’arrondissement. (Vertaald) Ingevolge uw brief van 5 september sturen wij u ter goedkeuring door de bestendige deputatie de beraadslaging van onze gemeenteraad over de herinstelling van de functie van veldwachter die we eerder wilden afschaffen. We geven toe, mijnheer de commissaris, dat de regering zich terecht verbaast over de ommekeer die zich binnen onze gemeenteraad heeft voorgedaan, en dat de politieorganisatie in Londerzeel, zoals overal elders in landelijke gemeenten en soms zelfs in de steden, niet altijd onbesproken is. Daarom blijven we ons inspannen om een gendarmerie te krijgen en ondanks de vooruitzichten, uitgedrukt in uw brief, blijven wij de hoop koesteren om – gezien de neiging van de regering om de brigades te ontwikkelen en het aantal ervan te vergroten, en vooral vanwege de geografische toestand van onze gemeente – uiteindelijk toch een gendarmeriebrigade in onze gemeente te verkrijgen, of op zijn minst een détachement. Te meer daar de gemeente niet zal weigeren om voor het bekomen ervan geldelijk tussen te komen. Indien ondanks onze verwachtingen deze verbetering niet kan bekomen worden, dan verzekeren wij u, mijnheer de commissaris, dat ons gemeentebestuur niet zal nalaten om de middelen te zoeken die ons moeten in staat stellen om onze politie zo behoorlijk mogelijk te laten functioneren, en dit door het benoemen van tijdelijke politieagenten. Het college.” Ditmaal wist de gemeente duidelijk wat ze wilde. Een politiecommissaris was, wegens zijn jaarlijks weerkerende kosten, te duur en de (eenmalige) kosten voor huisvesting van een rijkswachtbrigade zouden naar verwacht goedkoper zijn. Ofschoon de kansen om deze te krijgen door de mensen die het konden weten bedroevend laag ingeschat werden, besloot men al zijn inspanningen hierop te richten. Op 6 november 1896 werd zelfs een brief naar de Minister van Oorlog gestuurd die we – vanwege het onmiskenbare historische belang - hieronder vertalen. Mijnheer de Minister - Het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente Londerzeel neemt de eerbiedige vrijheid om de oprichting van een Gendarmeriebrigade – of op zijn minst een sectie - in zijn gemeente te bepleiten.
26
Niet onbelangrijk: de rijkswacht is een onderdeel van de Krijgsmacht en wordt dus door het ministerie van defensie (toen nog het ministerie van oorlog geheten) betaald. 56
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
De motieven die het aanzetten om deze vraag te stellen zijn de geografische ligging van deze gemeente en van de aangrenzende gemeenten Steenhuffel, Malderen, Kapelle-op-den-Bos, Ramsdonk en Nieuwenrode, die zich allemaal op meer dan 10 kilometer afstand van Wolvertem (de residentie van de huidige gendarmerie) bevinden. Anderzijds bevinden deze gemeenten zich slechts op een gemiddelde afstand van 3,5 kilometers van Londerzeel. Samen tellen deze gemeenten een bevolking van 13.000 zielen. Omwille van hun afgelegenheid van de brigade en van de grote territoriale uitgestrektheid van deze sectie van ons kanton, gebeurt het dikwijls dat de noodzakelijke spoed en de gewenste zorgen niet besteed kunnen worden aan de opsporing en het onderzoek van delicten. De beteugeling van het stropen, de wetten en reglementen inzake volksverbetering, de politiereglementen inzake de gezondheid van de veestapel, evenals de uitvoering van de voorschriften van de landbouwwetgeving zullen door de waakzaamheid van de gendarmerie efficiënt beschermd kunnen worden. De brigade van het kanton Wolvertem 27, dat 14 gemeenten omvat, zou, na het detacheren van een sectie naar Londerzeel en de aangrenzende gemeenten, nog 8 gemeenten moeten bedienen en daar nog voldoende werk mee hebben. In één woord, Mijnheer de Minister, het is duidelijk dat een dergelijke instelling heel wat voordelen zou bieden en daarom aarzelen we niet om te geloven dat we, nà onderzoek, onze vraag verwezenlijkt zullen zien. Gelieve, enz… In afwachting dat er rijkswachtermutsen in de Londerzeelse straten zouden verschijnen moesten er kandidaten voor de opnieuw ingestelde plaats van tweede veldwachter gevonden worden. Zoals we in ons vorige artikel reeds verklapten, was het Jan Frans Beuckelaers die op 20 november 1896 als overwinnaar uit deze selectieprocedure kwam.
1897 - Hulpagenten. Het fin-de-siècle ging gepaard met een toename van het aantal misdrijven. De tijd dat 2 robuuste champetters volstonden om rust en orde op de 2000 hectaren Londerzeel te doen heersen was blijkbaar voorgoed voorbij. Een deel van de gemeenteraadszitting van 2 april 1897 werd aan de toenemende plattelandscriminaliteit gewijd. In de betreffende notulen kunnen wij lezen: “De vermeerdering van het getal der misdrijven welk men thans bestatigt zoowel op den buiten als in de steden brengt bij het schepencollegie het gedacht te weeg van de macht der politie eenigzins te versterken door het bijnoemen van verscheidene politieagenten, om gezamentlijk met de gemeenteveldwachters, nachtwachtdiensten in te richten op de plaatsen en oogenblikken dat zulks noodig geoordeeld wordt.De kennisgeving van dit ontwerp vindt de bijtreding van den gemeenteraad. Verder wordt beslist dat namens den gemeenteraad een vraag tot verkrijg eener brigade gendarmen aan de overheid zal ingezonden worden. Overwegende dat de vermeerdering der misdrijven welke thans op de landelijke gemeentens bestatigd wordt, de uitzetting der politie noodzakelijk maakt. 27
In de Londerzeelse notulen hebben we (slechts) twee namen van Wolvertemse rijkswachtbrigadiers aangetroffen. De eerste is die van een zekere Van Wallegem. Volgens niet honderd procent betrouwbare getuigen had die in de loop van de avond en de nacht van 1 op 2 januari 1894 zowat alle Londerzeelse cafés met een informeel bezoek vereerd. De volgende ochtend, rond 5 uur, bracht hij in de buurt van de ooststatie landbouwer Guillaume Van Praet (van Sneppelaar) tot staan. Deze was met de hondenkar onderweg naar de kiekenmarkt van Mechelen en had de aanzienlijke som van 500 frank op zak. Omdat hij zich door een dronken aanrander bedreigd waande ontstond er in de maanloze nacht een kort maar heftig treffen tussen hondenzweep en sabel. Daarbij kon geen van beide mannen enig lichamelijk letsel vermijden. Hetzelfde jaar, in de nacht van 28 op 29 oktober, kreeg de 29jarige Pieter Jan Broothaerts, in Londerzeel-Dorp een slag van de gelukkig niet versgeslepen sabel van rijkswachter Corneel Sluys op het hoofd. De bloedende wonde werd door Guillaume Cleirbaut en Pierre Vanderstraeten proper uitgewassen. Andere details van dit incident zijn ons niet bekend. 57
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Overwegende dat onze gemeente, met de aanpalende gemeentens van Capellen op den bosch, Ramsdonck, Steenhuffel en Malderen het noordelijk gedeelte uitmakende van het gerechterlijk kanton Wolverthem, tezamen eene bevolking tellen van 13.520 inwoners en eene belangrijke uitgestrektheid grond beklijft. Overwegende dat voor de beteugeling der wildstrooperij, voor de uitvoering der wetten en reglementen, voor verbetering van het vee en voor de gezondheidspolitie van het vee en bijzonder voor de beteugeling der landlooperij de bijstand der gendarmerie gezamentlijk met de gemeenteveldwachters en van de bijzondere veldwachters een uitmuntend gevolg heeft. Overwegende dat omwille van de verre afstand der residentie van de gendarmerie dikwijls in deze omstreken de opspeuring en het eerste onderzoek van misdrijven met de gewenschte snelheid niet kan aangelegd worden. Overwegende dat de geheele brigade van gendarmerie van Wolverthem thans 14 of meer gemeentens tellende, om zijne groote uitgestrektheid verdient in twee gesplitst te worden, zijnde noord en zuidelijk gedeelte van ‘t kanton. Vraagt de gemeenteraad aan den heer Minister van Justitie om een ernstig onderzoek over de welgegrondheid van zijne hooger gezegde beweegredens te willen instellen, en daarna het bestaan eener brigade of tenminste eener sectie van brigade van gendarmerie in Londerzeel of in eene naburige residentie in te richten.” Wat de komst van een rijkswachtbrigade betreft, kwam er voorlopig niet veel schot in de zaak. Maar tijdens de gemeenteraadszitting van 6 mei 1897 werd er werk gemaakt van de aanstelling van (niet beëdigde) hulpagenten. Secretaris Van Doorslaer noteerde die dag voor ons: De gemeenteraad, Overwegende dat bij tusschenpoozen de landelijke politie zou mogen versterkt worden ten einde te voorzien in het behoud der goede orde, en van nachtwachten in te richten, noodig om te waken op het behoud der eigendommen, der vruchten der aarde en aan de veiligheid der inwoners. Gezien art.84, 85 en 125 der gemeentewet die de inrichting van hulpagenten instelt, welke volgens veranderlijke omstandigheden en slechts bij bijzonderen oproep en onder het bevel van den burgemeester zouden werkstellig gemaakt worden. Overwegende dat aan het gemeentebestuur behoort te oordeelen over de noodzakelijkheid van de aanstelling van politieagenten, van hun getal en van de wijze hunner bezoldiging. Overwegende dat voor dezen dienst 6 bekwame mannen door het schepencollegie aangesproken zijn, dewelke dezen dienst aannemen. Besluit, om 6 plaatsen van tijdelijke hulpagent van politie in te stellen. Tot het bekleeden dezer plaatsen worden aangesteld de heeren: Verhasselt Jan Frans, geboren alhier 18 augustus 1862. Verbelen Pieter Jan, geboren alhier 30 meert 1855 Stoels Louis, geboren te Steenhuffel 31 januari 1868 Verbesselt Jan Frans, geboren te Londerzeel 1872 Van Muylder Felix Adrien, geboren alhier 26 juni 1866 Caluwaerts Jozef, geboren alhier 1 oktober 1859.
Hunne bezoldiging zal zijn van 25 fr. per jaar met bijwinst van 2,50 per vocatie, wanneer hunnen dienst meer dan 10 maal per jaar gevraagd wordt. Premiën voor aanwakkering mogen in buitengewone voorvallen gegeven worden. Op 20 mei 1897 werd niet alleen deze deliberatie naar de arrondissementscommissaris gestuurd maar werd tevens nogmaals aangedrongen “om in onze gemeente of in de nabijheid een brigade of een sectie gendarmerie te krijgen”... ... Waarop deze wellicht antwoordde dat Londerzeel maar eerst eens moest proberen om het bestaande politieapparaat efficiënter te gebruiken. Londerzeel van zijn kant reageerde gevat, zij het pas op 20 november. 58
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
“Monsieur le commissaire d’arrondissement,” schreef het college, “(vertaald) als antwoord op uw vraag van 29 oktober laten wij u weten dat onze lokale politiedienst op een ernstige wijze georganiseerd is door de creatie van 6 plaatsen van hulpagent of hulpveldwachter. Deze mannen functioneren onder leiding van 2 beëdigde veldwachters die benoemd zijn door de provinciegouverneur en zijn verdeeld over 2 brigades, één voor elke parochie. Over de goede organisatie van onze politiedienst mag u niet de minste twijfel hebben. Het college.” Dat het de gemeente met zijn hulpagenten menens was wordt bewezen door het feit dat voor deze mannen op 22 september bij Françotte “zes revolvers van het door de provincie Brabant aangenomen kaliber en model” werden besteld. Toch zou het nog een jaar duren voor ze hun dienst op konden nemen. Ondertussen hadden 2 van hen het voor bekeken gehouden. Het was op 21 oktober 1898 dat burgemeester Van Assche de gemeenteraad kon laten weten “dat er ingevolge vroegere beraadslagingen 4 tijdelijke politieagenten waren aangesteld, namelijk de heeren Jozef Caluwaerts, Felix Van Muylder, Frans Verhasselt en Pieter Van Delm 28, die allen wel geschikt waren voor dezen dienst en denzelven aannamen. Een uniform in blauw laken met wit nikkele dubbele rij knoppen en een kepi met witte galons werd voor hunne kledij vastgesteld. Hunne wapenrusting bestond uit revolver en sabel. De bezoldiging dezer agenten bestond in een vast jaargeld van fr.25 per man en daarenboven eene vergelding van 2,50 fr. per man voor elke maal dat zij in dienst geroepen werden”.
1897 - De gendarmen komen. Terug naar 1897... De brief van de arrondissementscommissaris van 20 november was waarschijnlijk mede bedoeld om te achterhalen of de aanwezigheid van rijkswachters in Londerzeel niet te pas en te onpas zou aangewend worden om hen taken te laten verrichten die eigenlijk tot het werk van de politie behoorden. In ieder geval is er na het duidelijke antwoord van het schepencollege een kentering in het dossier van de rijkswachtbrigade gekomen. Tijdens de gemeenteraadszitting van 26 november 1897 “werd lezing gegeven van eenen brief van den heer arrondissementskommissaris door dewelke deze de vraag uitdrukte om te weten of de gemeente zou genegen zijn om een bijdragend deel in de kosten van inrichting eener gendarmerie te dekken. Dit bijdragend deel zou welnamelijk moeten bestaan in het leveren van het hiertoe noodig gebouw”. Waarop de gemeenteraad enthousiast reageerde en “zijnen wensch hernieuwde om de oprichting eener brigade van gendarmerie hier ter plaatse te verkrijgen omdat dit een groot nut zou opleveren voor de handhaving der goede orde en omdat het onderzoek der gepleegde misdrijven hier en in de naburige gemeenten van het kanton Wolverthem er zou bij winnen.” Bovendien was men van oordeel “dat hierin eene gemeentebijlage zou mogen gegeven worden voor het dekken van installering. Om echter een vast gedacht nopens het beloop der hiertoe vereischte uitgaaf te hebben, stelde de heer voorzitter voor van over deze zaak een nader onderzoek te doen, om daarna het bijdragend deel der gemeente te bepalen.” Op 15 december, na een aantal aanvullende discussies die niet altijd in het gemeentehuis werden gevoerd, werd volgend antwoord naar de arrondissementscommissaris gestuurd: “Onze gemeenteraad heeft de kwestie, of wij eventueel bereid zouden zijn om tussen de komen in de kosten voor de oprichting van een nieuwe gendarmeriebrigade door gratis een gebouw, dat als kazerne kan dienen, ter beschikking te stellen, tijdens haar zitting van 28 november laatstleden onderzocht. Een meerderheid van 6 gemeenteraadsleden aanvaardt in principe de gemeentelijke tussenkomst in deze kosten maar is niet bereid om de kosten van de nieuwe infrastructuur, waarbij onderhoud en eventuele latere verbouwingen, ten hare laste te nemen.
28
Op 26 juni 1900 gaf Van Delm zijn ontslag, en toen waren ze nog met drie. 59
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Eerder dan zich akkoord te verklaren om onkosten te dragen waarvan het bedrag nog niet gekend is, verkiest zij, om in gemeenschappelijk akkoord met de Provincie, u als aandeel van de gemeente, een vast bedrag toe te wijzen, hetzij in één keer, hetzij jaarlijks te betalen. Bovendien gelast zij ons schepencollege om de Bestendige Deputatie de aankoop door de provincie voor te stellen van een inrichting die zeer goed en dicht bij het dorp van Londerzeel gelegen is en die bestaat uit ruime gebouwen in goede staat, die zonder grote kosten als gendarmeriekazerne ingericht zouden kunnen worden. De eigenaar zou bereid zijn te verkopen voor een som van 9.500 frank, maar zou zonder al te veel uitstel willen weten of deze aankoop al dan niet zal doorgaan. Hij had namelijk besloten om deze gebouwen (een grote oude en mooie hoeve) tot meerdere woningen om te laten bouwen. Deze werken werden reeds aangevat maar hij liet ze op onze vraag onderbreken. Het zou dus wenselijk zijn, mijnheer de arrondissementscommissaris, dat deze zaak een snelle oplossing zou krijgen, aangezien de bouw van een heel nieuwe kazerne veel meer onkosten zou meebrengen. Aanvaard, enz…Het College.. Op 24 januari 1898 29 kwam de huisvesting van de rijkswachtbrigade opnieuw ter sprake. “Bij brief van 23 januari laatstleden verzoekt den heer arrondissementscommissaris op de vraag van de bestendige deputatie van den provintialen raad hem te willen laten weten of onze gemeente in de kosten van casernement eener brigade van gendarmerie zou willen tusschenkomen. Het in onze vroegere beraadslaging aangewezen gebouw heeft sedert dien tijd het onderzoek, ondergaan van den heer provintialen bouwkundigen. Volgens dezes advies zou, mits hieraan de noodige wijzigingen toe te brengen, dewelke wijzigingen hij 10.000 fr. schat, dit gebouw tot deze bestemming kunnen geschikt worden. Het gevraagde tusschenkomend deel der gemeente beloopt 10.000 franken, ééns aan de provintie te betalen, of een jaargeld van 500 fr. hier aan toe te staan. De gemeenteraad drukt nogmaals de wensch uit het inrichten eener gendarmerie hier te zien gebeuren en besluit, met eenparige stemmen, dat eene som van 10.000 frank, te nemen op de gemeente-inkomsten, hieraan zal bijgedragen worden. Om hierdoor het evenwicht aan zijne ontvangsten met dit der uitgaven niet te zeer te krenken wordt beslist deze bijdrage op 4 dienstjaren af te leggen. Nochtans, om rede van het algemeen nut welk deze inrichting zal bijbrengen, wordt den wensch uitgedrukt tot deze inrichting de tusschenkomst van staatsgelden te vragen.” Bovenstaande visie werd op 29 januari aan de arrondissementscommissaris kenbaar gemaakt. In 1898 was de kogel definitief door de kerk. Binnen afzienbare tijd zou Londerzeel zijn rijkswachtbrigade krijgen.
1900 – Maar waar komt de kazerne? De aanvankelijk gekozen oude boerderij zou echter niet omgebouwd worden. Tussen 1898 en 1900 werd er namelijk om een ons onbekende reden voor nieuwbouw geopteerd. Het werd aan de gemeente Londerzeel overgelaten om een geschikt stuk grond te zoeken.
Uit dezelfde notulen van 24 januari 1898: “Volgens een groot getal inwoners is het aanstellen van één of verscheidene nachtwakers voor de veiligheid der personen en der eigendommen eene noodzakelijkheid geworden. De heer voorzitter biedt tot die post aan de genoemde Karel Van Crombruggen, werkman hier wonende en geboren den 31 augustus 1857. De raad besluit dat de heer Charles Van Crombruggen den dienst van nachtwaker zal waarnemen. Hij gelast het kollegie hieromtrent verdere verordeningen vast te stellen.” 29
60
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Hoe moeilijk dat zoeken was kan worden afgeleid uit de inhoud van de brieven die in de tweede helft van 1900 door gemeentesecretaris Louis Van Doorslaer naar de commandant van de militaire genie in Brussel, de heer Martin, werden gestuurd: Op 29 juni 1900 (vertaald): “Als gevolg van uw brief 169 van 5 juni laatstleden stuur ik u een uittreksel uit de kadasterkaart van Londerzeel en meer bepaald van het tracé van de provinciale baan van Wolvertem naar Temse tussen het dorp en het station Londerzeel-West. Zoals u ziet zijn de eigendommen hier zeer versnipperd en is er maar één die aan de voorwaarden uit uw brief voldoet en 45 meter voorgevel heeft, namelijk deze van rentenier Verheyden, op het plan aangeduid met de letters AB, Een tweede mogelijke inplanting werd aangeduid met de letters CD. Deze heeft ongeveer 48 meter façade die als volgt is samengesteld: 1) de bedding van een afgeschafte spoorlijn (12 m.), 2) een klein perceeltje grond, eigendom van de heer Lamberts uit Londerzeel (6 m.), 3) de aangrenzende eigendom van mr. Goossens, burgemeester van Ramsdonk (30 m) Behalve deze twee inplantingen willen we u nog drie andere mogelijkheden signaleren. 1) De eerste is de eigendom van Plaskie-De Cat, is aangeduid met de letters EF en heeft 37 m. voorgevel en een oppervlakte van 31a70ca. 2) De tweede is eigendom van Jean Meeus uit Willebroek en Aerts uit Brussel, werd aangeduid met de letters GH en heeft een voorgevellengte van 30 meter voor een oppervlakte van 31a60ca. 3) De derde tenslotte (letters IK) is eigendom van mevrouw Van Hove, rentenierster in Londerzeel, geeft op 2 wegen uit. De gevellengte aan de provinciale baan is 25 m., de gevellengte aan buurtweg 11 bedraagt ... meter. Ik geloof, mijnheer de kolonel, dat u hiermee over alle informatie beschikt voor de studie van de bouw van een rijkswachtkazerne.” En op 10 juli (vertaald): “Monsieur le lieutenant-colonel. Ingevolge uw brief van 8 dezer heb ik de heer Brosens gevraagd om u schriftelijk mee te delen tegen welke voorwaarden hij zijn perceel grond nr. 666 van 20 aren wenst te verkopen. De Smedt blijft beweren dat hij de eigenaar is van de strook grond met de 2 grote bomen en de waterput voor zijn huis. Deze strook heeft een breedte van 6 à 7 meter. Plaskie beweert van De Smedt een dagwand grond (31a70) gekocht te hebben, gelegen aan de zuidkant van hun eigendom. Aangezien er geen grenspalen staan kan men de lengte van deze eigendom langsheen de baan niet met zekerheid vaststellen. Zoon Plaskie zegt dat het over 32 meter gaat. De eigendom Van Hove is volgens meting langs de baan Wolvertem-Temse 36 meter lang.” Nog geen week later, op 16 juli (vertaald): “Monsieur le lieutenant-colonel Martin, commandant du Génie, Bruxelles - Ingevolge uw brief van 13 dezer hebben we vrouw Pintens en kinderen De Schutter gevraagd om u hun voorwaarden te laten kennen voor de verkoop van hun terreinen 666b en 666r aan het departement van oorlog. Ik stel vast dat op een klein deel (richting station) van perceel 666r (De Schutter) een gebouwtje staat. Desondanks blijft het, volgens zeggen van de eigenaars, met ongeveer 20 m. grenzen aan de provinciale baan. Aangaande de eigendom van mevrouw Van Hove werd ons door haar zoon, notaris Van Hove uit Wolvertem, gezegd dat dit als industrieel terrein moet worden beschouwd, dat een uitzonderlijke waarde heeft en dat dus veel te duur is om er ook maar aan te denken om er een kazerne op te bouwen. Hier een prijs voor vragen zou nutteloos zijn en zonde van de tijd. en ze zouden
61
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
deze zelfs niet kenbaar maken teneinde geen voorgaande te scheppen dat eventueel later tegen hen zou kunnen worden uitgespeeld. Toen ik uw brief aan onze burgemeester doorspeelde kwam ik geheel toevallig te weten dat een eigendom van Cooremans-Willocx uit Asse te koop werd aangeboden. Deze is eveneens in de agglomeratie gelegen en grenst aan de baan van Brussel naar Temse over een lengte van ongeveer 30 meter. De oppervlakte is ongeveer 25 aren. Hierbij een plan. Er verliepen 2 weken. Dan, op 2 augustus 1900 (vertaald): “Monsieur le lieutenant-colonel - In antwoord op uw vraag 205 van 28 juli kan ik u vertellen dat de prijs die door De Boeck-De Keersmaecker wordt gevraagd (18.000 fr. per hectare) niet overdreven is. In 1899 heeft de gemeente, voor de vergroting van de gemeenteschool, een stuk grond gekocht aan 19.500 fr. per hectare. Die grond lag in een zone waar de grond een lager kadastraal inkomen heeft. De voorgestelde prijs is dus niet te hoog. Daarenboven is het geen zeldzaamheid dat minder diepe bouwgronden in de buurt van de bebouwde kom 30.000 fr. per hectare halen.” 11 oktober 1900 (vertaald): “Monsieur le lieutenant-colonel - Ik bevestig ontvangst van uw brief 302 van 8 dezer en heb er kennis van gegeven aan de geïnteresseerde eigenaars de heer De Keersmaecker en mevrouw De Boeck (de heer De Boeck is overleden nadat hij zijn aanbod om te verkopen had verstuurd). Deze personen hebben geen voorkeur wat betreft de keuze van de landmeter voor het opmeten van het aan te kopen terrein en gaan akkoord met het voorstel in uw brief. Wat echter het passeren van de aktes van grondafstand betreft vragen ze om dit voor de plaatselijke notaris te laten doen.” 16 oktober 1900 (vertaald): “Monsieur le lieutenant-colonel - Gevolg gevend aan uw brief 313 van 13 dezer geef ik u hieronder de namen van de verkopers, die zijn: - Voor perceel F99b: Mr. De Keersmaecker François Amand en zijn echtgenote De Boeck Barbe Marie, brouwers in Londerzeel. De eigendom komt van de echtgenote. - Voor perceel F98c: Mevr. Caluwaers Victoire Justine, rentenierster in Londerzeel, weduwe van De Boeck Jean François Hippolithe, en hun wettige en meerderjarige kinderen De Boeck Marie Joseph Alphonse, brouwer in Aartselaar, De Boeck Victor Marie Henri, brouwer in Londerzeel, en juffrouw De Boeck Marie Rosalie Amanda, zonder beroep in Londerzeel. Door het overlijden van de echtgenoot behoort dit goed voor de helft in volle eigendom en voor de helft in vruchtgebruik toe aan de weduwe. De genoemden zijn de echte en enige eigenaars; ze hebben de bevoegdheid om te onderhandelen en te ondertekenen en er zijn geen minderjarigen of geschrapten. De goederen zijn onbelast en niet gehypothekeerd.” En tenslotte, op 5 november 1900 (vertaald): Monsieur le capitaine - Ingesloten de akten van grondafstand door De Keersmaecker en De Boeck (3076,77 en 4039,92 fr.). De heer Van Doorslaer, aannemer in Londerzeel en Van Reeth-De Keersmaecker, steenbakker in Boom, dringen sterk aan om op de hoogte gehouden te worden van dag en uur van toewijzing der bouwwerken. De gemeentesecretaris.” Omdat de aanbesteding van de bouw van de kazerne niet door de gemeente Londerzeel maar door het ministerie van oorlog gebeurde zijn er in het gemeentelijk archief geen documenten van bewaard gebleven. In ieder geval werd in de loop van het jaar 1901 in de Statiestraat te Londerzeel een modern en functioneel gebouw neergezet.
62
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
De rijkswachtkazerne van Londerzeel werd tijdens de eerste wereldoorlog gebruikt door het Duitse bezettingsgarnizoen
1902 - De eerste rijkswachtofficieren in Londerzeel. Op 16 mei 1902 werd adjudant Pieter Jozef MEULEMAN aangesteld als commandant in Londerzeel. Dezelfde dag nam hij zijn intrek in het gebouw in de stationsstraat (wijk E nr. 14c). Meuleman was geboren in Hofstade (Dendermonde) op 29 juni 1862 en gehuwd met Marie Colette van Gijseghem (eveneens in Hofstade geboren op 27 maart 1861). Een paar dagen later liet hij uit Kruishoutem, waar hij tevoren gediend had, zijn gezin overkomen dat verder bestond uit Louis Jos Marie (° Dendermonde 1888), Robert Frans Baudouin (° Kruishoutem 1991), Jeanne Seraphine (° Kruishoutem 1892), Emma Marie (° Kruishoutem 1894), Josephine Marie Sophie (° Kruishoutem 1895), Marie Marguerite (Kruishoutem 1899). Op 27 mei 1905 werd in de Londerzeelse kazerne nog Marie Anna Josepha geboren. Tijdens de oorlog, toen de rijkswachters in het Belgisch leger dienden, werd Pieter Jozef Meuleman tot ridder in de Leopoldsorde geslagen. Kort na zijn terugkeer (eind 1918 of begin 1919) ging hij met pensioen.
Meuleman was niet de enige rijkswachtofficier die in de kazerne kwam wonen. Dezelfde dag (16 mei 1902) nam ook François LEYSEN (° Nijlen 31 december 1864) er zijn intrek. Zijn vrouw Eliza Montaye (° Gistel 23 augustus 1869) en zijn kinderen Nathalie Rosalie Marie (° Ieper 1891), Maurice Charles Louis (° Beernem 1896), Madeleine Delphine Augusta (° Beernem 1897) en Georges (° Zomergem 1900) volgden hem.
63
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Op 29 mei 1902 volgde August Emiel DE WULF (° Lombardsijde 25 september 1866) met zijn echtgenote Valentine Bernardine Van Doren (° Kortenberg 6 juli 1871) en hun kinderen Justin Joseph (° Kortenberg 1891) en Jeanne Alexia (° Vollezele 25 juni 1893) Désiré VAN LAETHEM (° Sint-Lievens-Esse 14 mei 1863) nam zijn intrek in de stationsstraat op 7 juni 1902. Samen met hem kwamen zijn vrouw Marie Adèle Aldegonde Van Wijmeersch (° Bree 22 oktober 1861), zijn kinderen Georges Gustaaf Remi Alfred (Beringen ° 1894), Gabrielle Louise Cathérine (° Beringen 1895), Armand Theophile (° Beringen 1896), Octavie Julienne (° Beringen 1898), Marie Alphonsine Stephanie (° Tremelo 1899), en zijn schoonzuster Van Wijmeersch Marie Thérèse Stephanie (° Overpelt 1872). Nog op 7 juni 1902 arriveerden – vanuit Tremelo - Constant VAN SPEYBROECK (° Sleidinge 8 november 1857) en zijn vrouw Clara Polders (° Lummen 14 juni 1856). Het paar had geen kinderen ofwel waren deze - wat gezien hun leeftijd waarschijnlijker is - al het huis uit
1904 - Theofiel TURF, de eerste Londerzeelse politiecommissaris. Op 14 maart 1904 stuurde de provinciegouverneur een brief naar de gemeentebesturen waarin de waarschijnlijkheid naar voren geschoven werd dat gemeenten met meer dan 5000 inwoners in de toekomst verplicht zouden worden om een politiecommissaris aan te stellen. In de Londerzeelse gemeenteraad (die reeds in 1896 had uitgerekend hoeveel een commissaris de gemeentekas zou kosten) werd hierover op 22 april 1904 gedebatteerd en werd besloten dat “gezien zijne vroegere beraadslagingen van 2 april 1897 en van 6 mei 1897, door dewelke voor verbetering en versterking der politie 4 plaatsen van politieagent werden ingericht bij de twee plaatsen van veldwachter die reeds bestonden... dit personeel tot heden in getal manschappen altijd sterk genoeg is geweest om op wel voldoende wijze aan de behoeften der politie te voldoen. Gezien dus dat in de sterkte de politie der gemeente niet het getal zijner manschappen ontbreekt, te meer omdat bij elk noodig geval de hulp der plaatselijke gendarmerie mag gerekwereerd worden, wordt de plaats van tweede veldwachter afgeschaft om deze door eene plaats van politiekommissaris te vervangen”. Wie zich afvraagt wat er met de aldus overbodig geworden veldwachter zou moeten gebeuren weze gezegd dat de beslissing van de gemeenteraad aanzienlijk vergemakkelijkt werd door de omstandigheid dat champetter Caluwaerts op 20 maart van dat jaar was overleden. Tijdens de zitting van 13 mei daaropvolgend werd de plaats van politiecommissaris in principe open verklaard en werd de jaarwedde vastgesteld op 1600 fr. Door het Koninklijk Besluit van 12 september (Belgisch Staatsblad van 24 september) werd het bestaan van een commissariaat in Londerzeel bekrachtigd. Een maand eerder, op 13 augustus, had de provinciegouverneur echter laten weten dat de procureur des konings zich tegen het afschaffen van de post van 2de veldwachter had verzet en dat de bestendige deputatie deze visie deelde. Het gemeentebestuur van Londerzeel, dat zich plotseling voor dubbele personeelskosten geplaatst zag, vergaderde op 4 oktober over dit probleem en besloot: “Gezien de brief van den heer gouverneur date 13 augustus waaruit blijkt dat het advies van den heer procureur des konings veranderd is, aangezien hij nu oordeelt dat de tweede plaats van veldwachter niet mag afgeschaft worden uit hoofde der uitgestrektheid der gemeente, waar volgens hem te veel wildstrooperstooneelen voorkomen. Overwegende dat de redens waarop dit advies gesteund is ook bestaan voor andere, even groote en uitgestrekte gemeentens, waar niet minder wildstrooperij bestaat en veel meer aanslagen op personen en eigendommen gepleegd worden dan wel hier, en dat nochtans voor zulke
64
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
gemeentens, waar geene politieagenten bestaan zoo als in Londerzeel, toch de afschaffing der tweede plaats van veldwachter werd toegestaan, mits deze te vervangen door eenen politiecommissaris. Overwegende overigens dat een politiepersoneel bestaande uit politiecommissaris, eenen veldwachter en vier politieagenten ten volle voldoende is voor onze gemeente en dat zelfs zulk personeel op geen andere belangrijke buitengemeente gevonden wordt. Besluit, overeenkomstig met zijne beraadslaging van 13 mei laatstleden, dat de tweede plaats van veldwachter afgeschaft blijft”. Deze keer won Londerzeel het pleit. Een tweede fulltime veldwachter is er in Londerzeel daarna niet meer gekomen. Op 24 oktober 1904, de dag dat tot de keuze van een politiecommissaris werd overgegaan, hadden zich 23 kandidaten bij het gemeentebestuur aangeboden. Dat waren: - Adams, gendarm te paard, Dendermonde. - Aelaert Albert, assurantieagent te Ledeberg. - Baes Isidoor van Diegem. - Damman, politieagent te Antwerpen. - De Bruyne Guillaume, gendarm, Geraardsbergen. - De Ruysscher, gendarm te Mechelen. - De Smet Theophile, gendarm te Haacht. - Fastez Jan, politieagent te Sint-Joost-ten-Noode. - Gerson, politieagent te Elsene. - Magerman Honoré, politieagent te Gent. - Marchal Phil., bediende justitiepaleis te Brussel. - Muls Jan, oud-onderofficier te Molenbeek. - Pasteels, bediende buurtspoorweg te Eeklo. - Pladet Emile, zoon van wachtmeester, Asse. - Picavet Seraphin, gendarm Hoboken. - Turf Theophile, geheim politieagent, Mechelen. - Van den Broeck, nijveraar, Mechelen. - Van Nuffel, bijzondere agent te Aalst. - Van de Water Karl, bijzondere agent te Koekelberg. - Van Weyenbergh, gendarm te Tienen. - Verhaegen Louis, politieagent, Brussel. - Victor Henri, veldwachter Rupelmonde. - Vliegen, schrijver openbaar ministerie Mechelen. Na de voorgeschreven stemprocedure werden voorgedragen: - Als 1ste kandidaat (met 8 stemmen op 11) Turf Theophiel, geheim politieagent te Mechelen, geboren te Kortrijk op 1 juni1869, die vrijwilliger bij het Belgisch leger was geweest. - Als 2de kandidaat (eveneens met 8 stemmen op 11) Adams Servaas Gustaaf, momenteel gendarm te paard te Dendermonde, geboren te Herent op 25 november 1874. (De enige andere kandidaten die stemmen achter hun naam kregen waren Theophiel De Smet en Louis Verhaegen.) Op 13 maart 1905 werd Turf bij koninklijk besluit tot eerste politiecommissaris van Londerzeel benoemd. Op 17 maart legde hij de eed af in handen van burgemeester Van Assche.
65
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog was politiecommissaris Turf één der weinige Londerzeelse notabelen die niet op de vlucht was gegaan. Toen een paar maanden later in Londerzeel een Duits garnizoen geïnstalleerd werd, was hij de contactman tussen Ortskommandant en bevolking. Ondertussen kwam ook het bijhouden van de burgerlijke stand op zijn schouders terecht. Theofiel Turf was extreem sociaal bewogen. Vooral winkeliers en grote landbouwers die tijdens de oorlog woekerprijzen hanteerden moesten het bij hem ontgelden. Na de oorlog werd hij daarom zeer onterecht van collaboratie beschuldigd en diende hij zich meermaals voor zijn gedrag te verantwoorden. Later, toen Turf geen politiecommissaris in Londerzeel meer was, is hij door verdrinking om het leven gekomen. Algemeen werd aangenomen dat het om een zelfmoord ging.
Slotwoord. Toen in 1914 de oorlog uitbrak werden de rijkswachters, die deel uitmaakten van de krijgsmacht, onder de wapens geroepen. Vanaf november nam het Duitse bezettingsgarnizoen zijn intrek in de kazerne. Ook veldwachter Vital De Preter, soldaat-grenadier met verlof, moest bij de mobilisatie zijn regiment vervoegen. De hele oorlog lang werd de orde in Londerzeel gehandhaafd door politiecommissaris Turf en een aantal niet beëdigde en daarom weinig gezaghebbende hulpagenten. Felix Van Muylder, de beëdigde agent-kantonnier van Sint-Jozef was zijn grote steun en toeverlaat.
66
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
DEEL IV
De Boswachters en Stropers van Londerzeel, Malderen en Steenhuffel in de 19de eeuw
67
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Verantwoording Persoonlijk hou ik niet van jagen... en dus ook niet van stropen... Ik ga mijn vlees liever bij de beenhouwer halen. Toch zult ge mij nooit een onvertogen woord over een stroper horen zeggen. Om te beginnen zijn represailles altijd mogelijk. Bovendien heb ik 2 goede argumenten om het voor deze beroepsgroep op te nemen. Eerste argument. In de Bijbel, afdeling Oud Testament, Boek 1, Genesis, staat letterlijk te lezen: “En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt.” Bron: http://www.statenvertaling.net/bijbel/gene/1.html Daar staat dus niet “dat zij heerschappij hebben ... over al het gedierte, mits dat zij in het bezit zijn van de jachtrechten en een jacht- en wapenvergunning kunnen tonen.” Neen, die beperkende voorwaarden werden er pas veel later, en door autoriteiten van mindere rang, aan toe gevoegd. Tweede argument. Een stroper verdient – om de hierboven aangehaalde reden – niet alleen ons begrip, maar zeker ook ons respect. Hij had geen gemakkelijk leven. Onregelmatige werkuren, bij nacht en ontij, buiten, in regen en wind of op zware klompen klossend door klonterige modderwegen of door hardbevroren sneeuw... altijd kans om de benen te breken, nooit enige garantie op succes of geldgewin, maar altijd het risico om de opbrengst van maanden hard labeur in één klap weer te verliezen... Evenzeer respect voor de jacht- en boswachters die ook hun werk vanuit natte greppels of doornig struikgewas moesten doen ... of in de kille ochtendnevel... die voor een schamele jaarwedde van 200 fr. zonder al te veel vrienden door het leven moesten... Verder in deze bijdrage zal ik stropers en jachtwachters bij naam en toenaam noemen. Een aantal van die namen vindt men in beide categorieën terug. Beschouw het als een ultiem eerbetoon aan een - althans in onze streek – uitgestorven ras.
Het toneel waar dit verhaal werd opgevoerd De hoofdrolspelers -
De grondeigenaar woonde dikwijls op het plaatselijke kasteel. Hij bezat het recht om op zijn eigen uitgestrekte grond te jagen maar kon dat ook aan iemand anders doorverhuren. Op geregelde tijdstippen trok hij er met enkele pachters of ander personeel op uit om op zijn wild te jagen. Al het wild dat binnen de grenzen van zijn territorium kwam, op het land, in het water of in de lucht, was van hem en van niemand anders. De grondeigenaar kon
68
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
-
-
-
-
-
-
-
echter ook een overheidsinstelling zijn (gemeente, bureel van weldadigheid of kerkfabriek) die de jachtrechten dan openbaar, meestal aan een Brusselaar verhuurde. De jachtwachter was een privé-bediende die door de eigenaar van het jachtrecht werd aangenomen en betaald om stropers en andere mogelijke delinquenten van zijn territorium te houden. Hij moest niet alleen een proces-verbaal kunnen schrijven en ondertekenen maar moest ook voor de procureur-generaal acceptabel zijn. Daarom was voor zijn aanstelling altijd een aanbeveling van het gemeentebestuur nodig. Zowel de procureurs als de gemeenteraadsleden wisten dat men bij zo’n selectie niet al te kritisch moest zijn. Als er zich veel bossen in het territorium van een jachtwachter bevonden dan werd hij meestal een boswachter genoemd. Naast de stropers moest een jachtwachter de moeskopperij (diefstal van oogstrijpe vruchten op het veld) beteugelen; een boswachter daarentegen moest er ook over waken dat er niet te veel hout gestolen werd. Het territorium van een jacht- en boswachter strekte zich meestal over meer dan één gemeente uit. Daarom moest hij elk proces-verbaal door de lokale politieambtenaar laten affirmeren. De jager kon men herkennen doordat hij goed zichtbaar met een geweer en een weitas, één of meerdere trakkers en eventueel een jachthond over de velden liep. Hij zette het niet op een lopen, of ging niet plots een herberg met een achterdeur binnen, wanneer hij een jachtwachter zag. Wanneer er naar gevraagd werd kon hij altijd een geldige wapendracht- en jachtvergunning uit zijn zakken halen. De trakker kwam men meestal in het meervoud tegen. Het waren de mannen die het wild opspoorden en in het schutsveld van de jager dreven. Minder gegoede jagers, die niet genoeg personeel konden betalen en geen goed opgeleide jachthond hadden, lieten hun trakkers ook het geschoten wild ophalen. De jachthond vond men in alle rassen. Hij werd speciaal geselecteerd op zijn vermogen om het aangeschoten wild te vinden en zijn bereidheid om het aan de jager af te geven. Sommige honden konden meer. Die van mijn overgrootvader – die aan de rand van Buggenhout-bos woonde – ging bijvoorbeeld gans alleen op jacht en bracht regelmatig een nauwelijks aangevreten haas of konijn naar huis... Maar enkel tijdens het jachtseizoen. Het jachtseizoen was en is de periode van het jaar waarin – althans door degenen die over de nodige vergunningen beschikten – straffeloos achter de wilde dieren mocht gezeten worden. In onze streek – waar ook in de 19de eeuw al geen tijgers en olifanten meer zaten - bleef deze slachtpartij tot het “kleinwild” beperkt. Op patrijzen mocht van 15 september tot 15 november geschoten worden. Fazanten moesten tussen 15 oktober en 15 januari op hun hoede zijn. Een haas was van 15 oktober tot 31 december vogelvrij en konijnen stonden van 15 september tot 15 januari op menig menu. De stroper was doorgaans niet intelligent genoeg om al die ingewikkelde bepalingen van buiten te leren en hield zich niet aan seizoenen. Dat was één kenmerk waardoor hij zich van de jager onderscheidde, maar er waren er meer. Hij liep zo onherkenbaar mogelijk, dikwijls ineengedoken over het veld. Zijn jachtgeweer bengelde niet trots aan zijn schouder maar werd – met afgevezen loop – angstvallig onder de grijze kiel verborgen gehouden. Hij droeg geen weitas maar een vuile juten of katoenen zak om zijn schamele buit in op te bergen. Hij had geen trakkers maar soms wel makkers en af en toe ook een hond. Hij zette het gegarandeerd op een lopen als hij dacht door een jachtwachter herkend te zijn. Wanneer een ontmoeting desondanks niet kon vermeden worden, was hij nooit in staat om een geldige wapendracht- en jachtvergunning te tonen. Soms werd hij dan wel wat nerveus of boos, maar als je hem een toekker noemde zou hij je dat nooit kwalijk nemen. Zo noemde hij zichzelf namelijk ook. De jachtdelinquent kon iedereen zijn die tegen één der vele jachtreglementen in overtreding werd bevonden. Een stroper kwam voor de meeste jachtdelicten in aanmerking, maar
69
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
andere beroepscategorieën werden zeker niet uitgesloten. Ziehier wat men kon doen om als een jachtdelinquent geregistreerd te worden. o Jagen zonder in het bezit te zijn van een jachtvergunning. o Met een geweer jagen zonder wapendrachtvergunning o De nodige vergunningen hebben maar jagen buiten het jachtseizoen. o De nodige vergunningen hebben maar een schot lossen op andermans jachtterrein. o De nodige vergunningen hebben maar ze niet aan de jachtwachter willen tonen. o In de winter over een met sneeuw bedekt veld lopen. o Een jachtwachter beledigen, hem zijn geweer of haas niet willen afgeven, hem met woorden of andere middelen bedreigen... Een echte delinquent zorgde er voor om nooit meer dan 2 van deze regels tegelijk te overtreden. Ze werden immers afzonderlijk opgetekend en aangerekend. Zelfs met de tarieven van de 19de eeuw moest men daarmee voorzichtig zijn. Het is meer dan eens gebeurd dat een stroper moest gaan stelen om al zijn boetes te kunnen betalen.
Het decor Een eenzaam en verlaten landschap was een eerste vereiste maar daarnaast kon het decor sterk variëren. Dat hing niet zozeer van persoonlijke voorkeuren dan wel van de seizoenen af. In de zomer kon het bijvoorbeeld een stoffige zandweg door een rapenveld zijn, maar in de winter koos men best voor een route over een metersdik maar - om niet te veel sporen achter te laten wel hardbevroren sneeuwtapijt. Stropers die geen last van nachtblindheid hadden opereerden in de bescherming van een donkere maar maanbeschenen nacht of deden hun werk bij het eerste schemeren van een kille nevelochtend. Overdag was de nabijheid van een droge greppel, niet al te doornig struikgewas of een bevriende herberg aan te raden, om er asiel te vinden wanneer men dacht gezien te zijn.
De rekwisieten -
-
-
-
Het jachtgeweer van de echte jager kon zowel een éénloop als een tweeloop zijn. Een goed geëquipeerde stroper had echter zijn eigen gespecialiseerde materiaal. Dat was de beruchte afvijzer, een geweer waarvan de loop kon afgeschroefd en in de zak gestoken worden. De stok was het werktuig van de beginnende stroper die zich nog geen geweer kon permitteren. Patrijzen of fazanten zal men daar niet veel mee gevangen hebben, maar een haas “kloppen” was voor een geoefende toekker geen probleem eens men zijn leger gevonden had. De gaffel, een tweepuntig landbouwwerktuig, was ideaal om een haas te steken of om naar een haas te gooien. De strop bestond uit een deskundig geplooide ijzerdraad die met een priem of stok in de grond verankerd werd. De grootste kans op succes verkreeg men door ze te plaatsen in het spoor dat door het wild voor zijn verplaatsingen werd gebruikt. Het was een probaat middel om een haas zichzelf te laten verhangen. Zo’n apparaat werd ’s avonds geïnstalleerd en in de morgendauw gecontroleerd. Een nadeel was dat het – tussen avondschemering en ochtendgloren door een waakzame jachtwachter kon gevonden zijn en sedertdien van tussen het ritselend kreupelhout in de gaten zijn gehouden. Een lichtbak werd bij mijn weten in Londerzeel niet gebruikt om wild aan te lokken. Alleen Frans Van Riet, een garde aan de ijzeren weg heeft ooit zijn spoorweglantaarn voor dit oneigenlijke doeleinde aangewend.
Let wel. Al de genoemde rekwisieten zijn zonder onderscheid barbaarse instrumenten, alleen verschoonbaar in de barbaarse en armoedige tijden waarover wij het zullen hebben. Personen 70
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
die ze nu nog zouden gebruiken moeten binnen 150 jaar van mij geen eerbetoon meer verwachten.
De Beloning -
-
Een succesvolle jager kwam met een volle weitas hazen, patrijzen of fazanten naar huis. Wilde konijnen werden in Groot-Londerzeel in de 19de eeuw nooit gevangen. Daar moet een reden voor zijn maar ik heb er geen gevonden. Een doordeweekse stroper was al tevreden als hij 1 haas, 1 patrijs of 1 fazant, aan de waakzaamheid van een jachtwachter kunnen onttrekken had.
Hierna volgen – in alfabetische volgorde – de namen van een aantal van onze voorouders die zich voor het natuurbeheer hebben ingezet. Over de jacht- en boswachters zal ik zo volledig mogelijk zijn en iedereen zal er dus met enig gemak zijn eigen betovergrootvader in herkennen. Voor de stropers zal ik iets meer discretie betrachten. De geïnteresseerde moet zelf maar uitzoeken of hij er familie kan tussen ontdekken.
De eregalerij van de 64 jachtwachters van Groot-Londerzeel Jacht- en boswachters zijn natuurlijk geen verschijnsel van de 19de eeuw. Voordien liepen hier ook al vorsters rond maar die werkten voor de hertogen van Brabant. Vanaf de Franse tijd waren het de veldwachters die toezicht op de velden en de bossen moesten houden. In tijden van grote armoede, waarin stropen, moeskopperij en landlopen schering en inslag waren, werd ook de burgerwacht ingeschakeld. Tot in 1845 ben ik in de 3 Londerzeelse deelgemeenten geen enkele privé-jachtwachter tegen gekomen. Tot dan werden alle (bewaard gebleven) processen-verbaal door de plaatselijke champetter of één enkele keer door de gendarmen van Wolvertem opgemaakt. Dan, in 1845, was er Frans Spiessens in Malderen... en in 1851 Jan De Bondt in Londerzeel. In Steenhuffel was er tot en met 1857 misschien wel 1 boswachter (zie Holbrechts) maar met zekerheid geen enkele privé-jachtwachter te vinden. Als we de jaarlijkse verslagen over het bestuur van de gemeente mogen geloven, had men die ook niet nodig. “De plaatselijke politie doet de jacht bewaken. De veldwachter verricht op dit gebied goed werk. Er werd geen enkele overtreding vastgesteld,” staat daar als standaard formule in te lezen. Het jaar 1843 was een uitzondering. Toen werden bij 3 verschillende incidenten 5 jachtdelinquenten geverbaliseerd. Het gemeentearchief vertoont zeer grote gaten wat het bewaren van misdrijven en delicten betreft. Voor Malderen beschikken we alleen van 1820 tot 1854 over gegevens. Van Londerzeel werd de periode 1836-1900 bewaard, maar de klachtenboeken van 1856 tot 1879 zijn verdwenen. Alleen het archief van Steenhuffel lijkt tamelijk volledig maar geeft bijzonder weinig details. Bovendien werd stropen daar lange tijd getolereerd. Ik heb in het totaal 238 processen-verbaal gevonden. Een aantal individuen liep uiteraard meer dan eens tegen de lamp. Van die 238 zijn er 153 uit Londerzeel, 72 uit Steenhuffel en slechts 13 uit Malderen. Hierna volgen eerst de namen van de 64 jachtwachters die ik daarin (en een paar andere documenten) ben tegengekomen. Achter hun naam staat tussen haakjes het aantal door hen opgestelde P.V.’s. Het totaal daarvan is groter dan 238. Dat komt omdat ze soms met zijn tweeën patrouilleerden.
1. Adriaenssens Petrus Joannes (1) Geboren ca 1872 Hij woonde op het Zwaantje in Malderen. 71
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
In juni 1895 werd hij als jacht- en boswachter aangesteld door Louis De Vos, Peperstraat 35, Mechelen, die het jachtrecht huurde op een deel van de goederen van de familie Cammaert uit Lippelo. Hij werd vernoemd in Malderen en Londerzeel
2. Bellon Jean Baptiste (0) Geboren in Opdorp op 20 augustus 1830. Zoon van Ludovicus en Florentina Van den Berghe. Op 2 juni 1864 trouwde hij in Steenhuffel met Joanna Francisca Van Opstal. Vanaf eind juli 1871, na het overlijden van zijn voorganger Louis De Maerschalck, werd hij jachtwachter van mijnheer Londoz uit Merchtem. Hij werd vernoemd in Steenhuffel waar hij op 9 maart 1879 overleed.
3. Beuckelaers Frans (3) Geboren in Breendonk ca 1863. Getrouwd ca 1886 in Breendonk met Maria Coleta Paulina De Wilde (uit Londerzeel SintJozef). In 1896 bos- en jachtwachter voor Louis De Vos, Peperstraat 35, Mechelen op de goederen van de familie Cammaert uit Lippelo. In 1901 jachtwachter voor brouwer Cammaert uit Bornem. Hij woonde in Malderen op het Zwaantje en werd vernoemd in Malderen en Londerzeel.
4. Broothaerts Pieter Jan (1) Geboren in Londerzeel op 4 juli 1865, zoon van Petrus Bernardus (die ook jachtwachter zou geweest zijn) en Maria Francisca Wouters (uit Steenhuffel). Hij begon zijn carrière als boerenknecht in Slozen. Op 3 januari 1894 trouwde hij in Londerzeel met Maria Julia Moens. Hij werd 5 keer veroordeeld voor een jachtmisdrijf, onder meer na volgende “incidenten”: - 17 april 1888: op heterdaad betrapt door jachtwachter Bertus Mees toen hij in de Pluimennest met een ijzeren priem een haas doodstak. - 16 september 1891: door jachtwachters Bertus Mees en Leo Verbelen betrapt toen hij in de Pluimennest met zijn afvijzer naar een haas schoot. - 11 september 1895: bij de kraag gevat door jachtwachter Leo Verbelen toen hij op de Blauwenhoek een haas “stak” met een gaffel, een wapen dat hij ook gebruikte om Verbelen te bedreigen. Zowel in het proces-verbaal van 1888 als in dat van 1895 werd Broothaers een “gekende wildstroper” genoemd. Dat belette niet dat August Goossens, een handelaar en grondeigenaar uit Brussel, hem in 1899 als gezworen jachtwachter aanstelde. Zo een benoeming kon alleen maar gebeuren na advies van het gemeentebestuur en mits goedkeuring door de procureur-generaal. Deze laatste had aanvankelijk wat bezwaren, maar werd door de volgende brief van de gemeente Londerzeel overtuigd. “Londerzeel 1 decembre 1899 - Monsieur le procureur du roi (vertaald) - Van de 7 veroordelingen die Broothaerts - kandidaat jachtwachter - opgelopen heeft hebben er 5 met jachtmisdrijven te maken en 2 met weinig belangrijke delicten. Het is een bekend feit, mijnheer de procureur, dat de strafste stropers de beste jachtwachters worden en daarom hebben we niet geaarzeld om over deze persoon een gunstig rapport te schrijven. Het college.” Broothaerts werd vernoemd in Londerzeel.
5. Bruggemans Jozef (0) Hulpjachtwachter van de Spoelberch in 1895. Vernoemd in Londerzeel.
72
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Waarschijnlijk gaat het hier over Bruggemans Petrus Josephus, geboren in Londerzeel op 9 december 1860, zoon van Petrus Joannes en Maria Theresia Peeters, die op 23 januari 1900 in Londerzeel trouwde met Maria Elisabeth Peeters.
6. Cleymans Jan Frans (0) Geboren in Steenhuffel op 27 april 1872. Zoon van Jozef uit Londerzeel Sint-Jozef en Van den Bergh Cornelia uit Steenhuffel. Hij trouwde op 16 april 1896 in Londerzeel met Van Assche Maria Elisabeth en werd omstreeks 1900 jachtwachter in Steenhuffel. Dat was hij nog altijd in 1905 toen hij op de Meir woonde.
7. Cuyckens (Petrus Judocus) Victor (0) Geboren in Londerzeel op 8 februari 1793. Zoon van Joannes Antonius en Maria Francisca Verbesselt. Op 22 februari 1827 trouwde hij in Londerzeel met Petronella Theresia Remory. Woonde Wijk 3 nr. 25. Midden december 1843 werd hij bos- en jachtwachter op de goederen in Londerzeel van burggraaf de Grimberghe, baron van Willebroek. Op 8 november 1844 waren er vier reclamaties tegen zijn benoeming ingediend. Details zijn niet bekend, maar mogelijk kwam het omdat hij de “nachtwacht”, die in deze periode veel patrouilleerde voor de voeten liep. Eind november werd zijn benoeming echter bevestigd.
8. De Boeck Karel Lodewijk (0) Geboren in Malderen op 27 augustus 1868, zoon van Adriaan Leopold en De Jonghe Maria. Op 16 januari 1893 in Steenhuffel getrouwd met Janssens Maria Catharina. Dienstplichtige van de lichting 1888 bij het 12de Linieregiment. In juni 1892 werd hij jachtwachter. Eind 1892 was hij dat niet meer en had hij een nieuw tijdverdrijf gevonden. Zowel op 30 maart 1897 als op 20 oktober 1899 werd hij immers door de politierechtbank van Wolvertem (licht) gestraft omdat hij aan illegale kansspelen (Anker en Zon) had deelgenomen. In die tijd probeerde men echt alles te verbieden. Als jachtwachter werd hij vernoemd in Steenhuffel en Malderen. De familie De Boeck-Janssens is voor 1905 uit Steenhuffel vertrokken.
9. De Boeck (Petrus) Frans (10) Geboren in Londerzeel op 27 februari 1815. Zoon van Jan Baptist en Van der Cruyssen Maria Josepha. Trouwde op 22 november 1894 in Londerzeel met Van Hoeck Maria Melania. Jachtwachter van mevrouw de Spoelberch in 1851. Vernoemd in Londerzeel. Bij mijn weten heeft Frans De Boeck nooit een veroordeling gekregen voor illegale jachtpraktijken. Maar voor iets anders wel. Op 27 november 1851 werd hij door de politierechtbank veroordeeld tot een boete van 11 frank wegens nachtlawaai, verstoring van de nachtrust en het toebrengen van schade aan diverse onroerende goederen. Dat kwam zo... In de nacht van 3 op 4 november had hij met een aantal kameraden (François Fierendonck, Jozef Van Muylder, Jozef Vergaelen, Antoine Broothaers en Jan Baptist De Decker) geprobeerd om, na sluitingsuur, nog enkele herbergen binnen te geraken. Omdat niemand voor hen wilde opendoen hebben de uithangborden van de volgende etablissementen het moeten ontgelden: de herberg Rotterdam van Jozef Van der Plas (dorp), de herberg het Koningshof van Petrus Van Ingelgem en Windelina Scheers (dorp), de herberg den Schoenmaker van Jan Huybrechts en Anna Catharina Maerevoet en de herberg de Linde van Petrus Robberechts.
73
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
10. De Boeck Henri (0) Woonde op de Heerbaan in Steenhuffel en was ex-jachtwachter toen hij op 21 december 1896 naar Etterbeek verhuisde. Verder ben ik over hem niets te weten gekomen.
11. De Boeck Petrus (0) Jachtwachter in 1892 en 1893. Vernoemd in Steenhuffel.
12. De Bondt Florent (1) Geboren ca 1845. In 1889 jachtwachter van Bemus-De Bie, de directeur van het pensionaat in Kapelle-op-denBos. Hij woonde in Wolvertem en werd vernoemd in Londerzeel.
13. De Bondt Jan (1) Geboren ca 1802. Woonde in Breendonk. In 1851 en 1853 was hij jachtwachter van de heer Hanssens-Kap uit Vilvoorde. Vernoemd in Londerzeel.
14. De Donder (Jan) Frans (witten baron) (0) Geboren in Wolvertem op 3 april 1842. Zoon van Jan Baptist en Isabella De Schouwer. Op 28 februari 1867 trouwde hij in Londerzeel met Philomena De Donder en hij is er gebleven als herbergier-barbier in het Dorp. Zijn vrouw had een winkel in vlees en specerijen. Kort voor zijn veertigste is hij tijdelijk van de rechte weg geraakt. Ziehier, hoe men hem terug op het goede spoor probeerde te brengen. - 19 augustus 1891: jachtwachters Verbelen en Mees (van de Spoelberch) schrijven een proces-verbaal omdat ze hem in de Eekhout met een jachtgeweer door het veld hebben zien lopen. Daarvoor wordt hij op 12 september 1891 veroordeeld tot een boete van 2 keer 100 fr. met 3 jaar uitstel. - 23 november 1895: Frans De Donder wordt opgepakt wegens landloperij en wordt in een asiel opgesloten tot hij op 5 maart 1896 bij Ministerieel Besluit wordt losgelaten. “Sedert zijn vrijlating werd er tegen hem geen enkele klacht meer gedaan en zijn gedrag lijkt voldoende verbeterd te zijn om hem waardig te achten om het ambt van jachtwachter naar behoren te vervullen,” liet de burgemeester op 5 november 1897 aan de provinciegouverneur weten. “Gelieve ons te laten weten of De Donder onder deze voorwaarden aanvaardbaar is”. Het was een zekere heer Goossens, particulier uit Brussel, die hem als privé-jachtwachter in dienst wilde nemen. In 1899 was De Donder opnieuw (kandidaat) jachtwachter van Bemus-De Bie, de directeur van het pensionaat in Kapelle-op-den-Bos. Ik weet niet of hij het ook geworden is. In ieder geval kreeg hij van de gemeente een onvoorwaardelijk gunstig rapport.
15. De Maerschalck (Carolus) Ludovicus (0) Geboren in Steenhuffel op 16 maart 1828. Zoon van Guillielmus en Marie Philippina Vermeeren. Na 1860 trouwde hij in Merchtem met Anna Theresia Verbesselt uit Humbeek (wed. J.F. Verheyden). Tot aan zijn overlijden, op 13 juli 1871, was hij jachtwachter van de heer Londoz van Merchtem. Hij werd opgevolgd door Jean Baptiste Bellon. Vernoemd in Steenhuffel. 74
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
16. De Ridder Pierre (0) Geboren in Steenhuffel op 15 juni 1839. Zoon van Judocus en Cecilia Van Heymbeeck. Op 16 april 1866 in Steenhuffel getrouwd met Van Muylders Maria Theresia. Jachtwachter vanaf september 1875. Op 27 december 1894 kreeg Pierre De Ridder, samen met vele anderen, van de politierechter van Wolvertem een berisping omdat hij de nieuwe kieswet (algemene stemplicht) niet goed begrepen had en bij de parlementsverkiezingen van 28 oktober niet komen opdagen was. Op 14 september 1895 overleed zijn zoon Joseph, vrijwilliger met premie bij het 2de regiment jagers te voet, in het militair hospitaal van Gent. Tussen 1895 en 1905 verhuisde het gezin De Ridder-Van Muylders naar Merchtem.
17. De Ruysscher Charles (0) Jachtwachter van de heer Vandersteegen uit Nieuwenrode. Vernoemd in Londerzeel in 1888, maar hij woonde waarschijnlijk in Nieuwenrode.
18. De Schouwer Josse (Judocus Josephus) (2) Geboren in Imde op 10 april 1845. Op 13 januari 1869 in Wolvertem getrouwd met Anna Catharina Lamberts uit Wolvertem. Hij woonde in de Smisstraat te Steenhuffel en overleed er op 20 augustus 1919. Vanaf maart 1882 was hij particulier boswachter van Eugene Van Bellinghen. In 1880 en 1883 was hij ook jachtwachter van mevrouw de Spoelberch. Hij werd vernoemd in Londerzeel en Steenhuffel. De loopbaan van Josse De Schouwer heeft niet het normale parcours stroper-boswachter gevolgd. Nà zijn boswachtercarrière was hij landbouwer (1883), dagloner en houtzager (1884), arbeider (1893) en herbergier (1905), maar al die tijd was hij vooral wildstroper. Zonder de pretentie te hebben om volledig te willen zijn, geef ik hieronder enkele van zijn wapenfeiten. - 8 november 1882: als privé-boswachter betrapt toen hij aan het jagen was zonder de toestemming van de eigenaar en zonder wapendrachtvergunning. Hiervoor werd hij op 21 februari 1883 veroordeeld tot een boete van 200 + 100 fr. of tot een gevangenisstraf van 15 + 8 dagen. - 29 oktober 1883: door de gendarmerie zowel in Steenhuffel als in Malderen betrapt op illegale jachtpraktijken. Hiervoor werd hij op 2 februari in beroep vrijgesproken. - 11 oktober 1884: Leo Verbelen, de boswachter van de Spoelberch zag hem met zijn kameraad De Pauw en met een afvijzer uit het Schransbos op Sneppelaar komen en rapporteerde het volgende: “Het jaar 1884 den 11 October rond 7 ure ’s morgens heb ik Leo Verbelen, beëdigde jachtbewaarder van Graaf de Spoelberch, terwijl ik op mijne ronde was op gehucht Sneppelaar aan het Schransbosch, bemerkt dat Josse De Schouwer, oud 40 jaren, en Louis De Pauw, oud 40 jaren, houtzagers wonende te Steenhuffel, uit gezegd bosch kwamen. Ik heb bemerkt dat De Schouwer in de mouw van zijn kleederen den loop (canon) van een geweer verborgen hield. Ik heb hem dit doen opmerken en gepoogd om dat stuk te krijgen. Dan zegde De Schouwer, halte, gullen komt aan mijn lijf niet, waarop hij De Pauw (zijn kamaraad) tot hem riep om hem te helpen. De Pauw trok zijn mes uit den zak om mij te willen mishandelen en om De Schouwer te bevrijden. Om geene messteken te krijgen heb ik mij verdedigd met mijn geweer. Daarop heeft De Schouwer gezegd aan De Pauw, ‘Den stinker zal niet schieten! Ik durf zijn geweer in zijn aanzicht kapot slagen. Waarop hij verder mij aanzocht met hem nog een weinig mede te gaan.”
75
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Op 12 november verklaarde Verbelen – op vraag van de procureur – (vertaald) “dat hij De Schouwer niet op wild had zien of horen schieten maar dat hij er niet aan twijfelde dat De Schouwer aan het jagen was.” - 30 oktober 1884: in Londerzeel geverbaliseerd omdat hij aan het jagen was op andermans terrein, met een verboden wapen en zonder wapendrachtvergunning. Bovendien wilde hij zijn wapen niet afgeven. - 30 oktober 1884: ’s nachts in Nieuwenrode gejaagd zonder wapen- of jachtvergunning. Ook nu wilde hij zijn wapen niet afgeven toen hij betrapt werd. Hiervoor werd hij op 22 december 1884 veroordeeld tot een boete van 26 + 50 fr. of een gevangenisstraf van 23 dagen. In beroep (de feiten van eerder die dag in Londerzeel werden wellicht samen behandeld) is dat een opsluiting van 3 maanden geworden! - 18 oktober 1893: betrapt op stropen in Wolvertem, maar hiervoor werd hij op 13 november vrijgesproken.
19. De Smedt Karel Lodewijk (0) Geboren in Steenhuffel op 17 augustus 1848. Zoon van Joannes en Coen Joanna Francisca. Op 25 juli 1870 in Steenhuffel getrouwd met Hermans Anna Catharina en verhuisd naar Malderen. Jachtwachter in Malderen vanaf eind 1889 en nog altijd in 1898. Vernoemd in Malderen.
20. De Velder Jean François (de Witten) (0) Geboren in Steenhuffel op 1 augustus 1851. Zoon van De Velder Eduard en Van de Voorde Joanna Catharina. In 1871 ging hij als soldaat in dienst bij het 7de Linieregiment te Beverlo. Op 24 januari 1877 trouwde hij in Malderen met Spiessens Joanna Maria Ludovica. In maart 1878 werd hij jachtwachter van J.B. Van Bellingen en in 1894 was hij dat nog altijd. Hij woonde in de Boskantstraat te Steenhuffel tot hij ca 1910 met zijn gezin naar Peizegem verhuisde. Voor het zover was heeft hij volgende vermeldingen in het archief van de gemeente Steenhuffel achtergelaten. - 15 september 1875: jagen zonder wapenvergunning kostte hem op 15 december een boete van 30 fr. - 20 november 1875: in Steenhuffel gepakt door jachtwachter Rampelbergh voor een jachtmisdrijf. Rampelbergh was de jachtwachter van Van Bellingen. Voor wie deze economische sector niet kent lijkt het misschien vreemd dat De Velder nog geen drie jaar later voor dezelfde baas ging werken. - 15 juli 1878: de jachtwachters Jean François De Velder (werkte voor Van Bellingen), Jean Kiekens (de Lalaing) en Benoit Van Keer (de Lalaing) waren met landbouwer Pierre Antoine Van den Eede in Steenhuffel aan het jagen in het jachtgebied van een ander en kregen van een niet bij naam genoemde collega allemaal een proces-verbaal aan hun broek. Pas in beroep, op 27 september) werden ze allemaal vrijgesproken. - 10 oktober 1879: dezelfde heren, Jean François De Velder (jachtwachter van Jan Baptist Van Bellingen), Jean Kieken en Benoit Van Keer (jachtwachters van graaf de Lalaing), landbouwer Pierre Antoine Van den Eede, werden opnieuw betrapt terwijl ze in Steenhuffel aan het jagen waren op andermans jachtgebied. Deze keer was hun baas, Jan Baptist Van Bellingen uit Sint-Gillis-Brussel er ook bij. Alle vijf werden ze op 19 december 1879 veroordeeld tot een boete van 50 fr. maar in beroep werden ze allemaal op 6 februari 1880 vrijgesproken. Degenen die het niet konden betalen hadden doorgaans wat minder geluk.
21. D’Hondt Victor (0)
76
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Geboren in Londerzeel op 22 februari 1863, zoon van Hendrik en Jacobs Maria Paulina. In 1886 soldaat bij het 11de Linieregiment. Op 27 november 1888 in Londerzeel getrouwd met Peeters Philomena. Jachtwachter in 1900. Vernoemd in Londerzeel, doorgaans omdat hij, vooral wanneer hij zat was, mensen verweet dat ze dieven of moordenaars waren, en soms de twee dingen tegelijk.
22. Duffeler Vincent (0) Geboren in Lebbeke op 12 mei 1850, zoon van Joannes Antonius en Cortvriend Maria. Op 20 september 1875 in Londerzeel getrouwd met De Cat Amelia Celestina. Jachtwachter van brouwer Frans De Keersmaeker uit Londerzeel vanaf begin 1899. Vernoemd in Londerzeel. Duffeler werd, samen met Frans Goossens, waarschijnlijk door De Keersmaecker uit compassie en/of loyauteit als jachtwachter in dienst genomen. Vroeger hadden beiden nog als “trakker” (wildopjager) voor hem gewerkt. Nochtans had Duffeler het werken niet echt nodig want hij was rijk getrouwd met een nicht van de brouwer. Op 14 december 1898 hadden De Keersmaecker, Duffeler en Goossens zich samen met aannemer Jan Baptist Van Doorslaer door Bertus Mees laten betrappen toen ze in de Pluimennest aan het jagen waren op een eigendom van de Spoelberch, die de jachtrechten aan Adrien Smits uit Brussel had verhuurd.
23. Goossens Charles Louis (0) Geboren in Londerzeel op 10 mei 1847, zoon van Corneel en De Donder Rosalie. Op 27 januari 1875 in Londerzeel getrouwd met Maria Ludovica Van Campenhout. Op 9 maart 1880 verhuisde hij van Londerzeel naar de Smisstraat in Steenhuffel waar hij een paar maanden later, in juni, jachtwachter van de heer Van Bellingen werd. Om de knepen van het vak te leren ging hij de eerste weken samen met zijn meer ervaren collega Benoit Van Keer op pad. Op 9 augustus ontdekten ze in Steenhuffel een verdacht individu. Ik weet niet wat er toen precies gebeurde maar als gevolg van deze ontmoeting werden beide jachtwachters op 3 januari 1881 “voor slagen en verwondingen” veroordeeld tot een boete van 40 fr. en een opsluiting van 15 dagen. In beroep werden ze echter vrijgesproken. Charles Louis Goossens werd vernoemd in Londerzeel en Steenhuffel.
24. Goossens (Frans) Hypoliet (gebuur) (5) Over de eerste levensjaren van Hypoliet Goossens ben ik niets te weten gekomen. In 1894 was hij landbouwer en herbergier in de Molenstraat te Londerzeel. Begin 1899 werd hij jachtwachter van brouwer Frans De Keersmaeker. Dat was ongetwijfeld het rechtstreekse gevolg van een incident dat zich een paar maanden eerder, op 14 december 1898, in de Pluimennest had afgespeeld. Die dag hadden Frans De Keersmaecker, Vincent Duffeler en Hypoliet Goossens zich samen met aannemer Jan Baptist Van Doorslaer door Bertus Mees laten betrappen toen ze aan het jagen waren op een eigendom van burggraaf de Spoelberch, die de jachtrechten aan Adrien Smits uit Brussel had verhuurd. Goossens had De Keersmaeker daarbij als trakker geassisteerd. In tegenstelling tot Duffeler had hij echter al eerder enige jachtervaring opgedaan. Op 12 maart 1893 was hij – door dezelfde Mees – opgeschreven omdat hij op het 7 dagwandveld in de Pluimennest met een afvijzer rondliep. Omdat zo iets, zeker buiten het jachtseizoen, verboden was, had hij daarvoor op 1 april een boete gekregen. Dat verhinderde de burgemeester van Londerzeel niet om hem op 25 januari 1899 de volgende beoordeling te geven (vertaald): “Over het gedrag en de moraliteit van kandidaat-jachtwachter Frans Hypoliet Goossens het volgende. Ofschoon hij op 1 april 1893 veroordeeld werd voor 77
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
een jachtmisdrijf, is zijn gedrag nadien altijd goed geweest en ik kan u verzekeren dat hij door zijn intelligentie, zijn takt en zijn karakter - onwrikbaar en toch gematigd - aan alle voorwaarden voldoet om een goede jachtwachter te zijn.”
25. Haverals Corneel (3) Geboren in Steenhuffel op 5 april 1845, zoon van Petrus Josephus uit Steenhuffel en Joanna Theresia De Bondt uit Rossem. Hij trouwde in Rossem met Antoinette Roelants en bleef er een tijd wonen. Kort na 1870 (mogelijk nadat hij weduwnaar geworden was) kwam hij terug naar Steenhuffel waar hij herbergier werd op Over de Beek. In oktober 1874 werd hij jachtwachter van Alfred de Spoelberch die daar, in het grensgebied van Steenhuffel, Londerzeel en Rossem, veel eigendommen had. In 1881 was hij dat nog. Hij overleed in Steenhuffel op 28 april 1911.
26. Hermans Petrus Joannes (12) Geboren ca 1862. Woonde op Stuikberg. Jachtwachter van burgemeester Hanssens uit Vilvoorde in 1888 en 1896. Vernoemd in Londerzeel.
27. Hiel Petrus Judocus (1) Geboren in Londerzeel op 19 december 1853. Zoon van Jan Frans en Van Campenhout Maria Theresia. Op 25 juli 1878 in Londerzeel getrouwd met Vijvermans Maria Justina. Jacht- en boswachter van de familie Cammaert uit Lippelo in 1888 en 1890. In die periode vernoemd in Londerzeel. In 1911, als hij zich op de lijst van brouwer Alfons Vercauteren voor de gemeenteraad verkiesbaar stelt (maar niet verkozen wordt), woont hij in Malderen. Hij is dan nog altijd jachtwachter van beroep.
28. Holbrechts Charles (0) In de Aalsterse krant “de Denderbode” van 2 december 1855 werd hij een “bijzonderen wagter” genoemd. Hij was toen, samen met de veldwachter, belast met de bewaking van een eikenbos op de Meir in Steenhuffel. Ofschoon hij volgens dezelfde krant in de buurt van dat bos woonde, heb ik hem niet als inwoner van Steenhuffel kunnen ontdekken. Noch in de parochieregisters, nog in eigenaarlijst van de kadasterkaart van Popp.
29. Kersebeeck Jacobus (1) Geboren in Ramsdonk op 6 juli 1835. Zoon van Guillielmus en Van Eeckhout Anna Maria. Op 14 februari 1861 in Londerzeel getrouwd met De Jonghe Anna Catharina. Jachtwachter van Hanssens uit Vilvoorde in 1881. Woonde waarschijnlijk in of tegen de Molenhoek. Vernoemd in Londerzeel.
30. Kiekens Jan Baptist (0) Geboren in Steenhuffel op 5 juli 1854. Zoon van Jan Frans en De Maerschalck Coleta. In 1874 moest hij als soldaat in dienst bij het 12de Linieregiment en op 22 oktober 1885 is hij in Steenhuffel getrouwd met Bettens Joanna Maria. Hij woonde op de Heerbaan en werd eind eind 1876 jachtwachter van graaf de Lalaing van Diepensteyn. In 1879 was hij dat nog. Jachtwachter van graaf de Lalaing vanaf eind 1876 en nog in 1879.
78
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Ofschoon Kiekens in dienst was van graaf de Lalaing liet hij zich ook wel eens door de concurrentie inhuren als die in Steenhuffel kwam jagen. Soms met alle gevolgen van dien. - 15 juli 1878: de jachtwachters Jean François De Velder (werkte voor Van Bellingen), Jean Kiekens (de Lalaing) en Benoit Van Keer (de Lalaing) waren met landbouwer Antoine Van den Eede in Steenhuffel aan het jagen in het jachtgebied van een ander en kregen van een niet bij naam genoemde collega allemaal een proces-verbaal aan hun broek. Pas in beroep werden ze allemaal vrijgesproken. - 10 oktober 1879: dezelfde heren, Jean François De Velder (jachtwachter van Jan Baptist Van Bellingen), Jean Kiekens en Benoit Van Keer (jachtwachters van graaf de Lalaing), landbouwer Pierre Antoine Van den Eede, werden opnieuw betrapt terwijl ze in Steenhuffel aan het jagen waren op andermans jachtgebied. Deze keer was ook Jan Baptist Van Bellingen (handelaar in bouwmaterialen uit Sint-Gillis-Brussel) er bij. Alle vijf werden ze op 19 december 1879 veroordeeld tot een boete van 50 fr. Tijdens het vooronderzoek probeerde Kiekens – naar mijn gevoel terecht – alle schuld in de schoenen van Van Bellinghen te schuiven, hetgeen aan deze laatste de volgende reactie ontlokte: “Sint Gillis le 23 novembre 1879. Mijnheer Kiekens, ik heb aan den burgemeester geschreven dat hij moet het proces verbaal voort doen. Ik heb u wel te bedanken voor de vijnskap (vijandschap) dat gij mij draagt. J.B. Van Bellinghen, chée d’Uccle 59.” In beroep werden ze op 6 februari 1880 allemaal vrijgesproken. (Een andere Jan Baptist Kiekens, ° Steenhuffel 15-6-1877, zoon van Carolus Ludovicus en Boodts Barbara, zou kort na 1900 ook jachtwachter worden.)
31. Marnef Josephus Leonardus (0) Geboren in Liezele op 27 november 1839. Zoon van Carolus en De Clercq Rosalia. Op 9 september 1863 in Londerzeel getrouwd met Jacobs Maria Ludovica. Hij was jachtwachter toen hij trouwde, maar ik ben hem als zodanig in Londerzeel niet tegengekomen.
32. Mees Jacques Hubert (Bertus of Bertie) (51) Geboren in Tisselt op 30 juni 1843. Zoon van Pieter Jan en Van Ingelgem Anna Catharina. Weduwnaar van De Schrijver Joanna Theresia en op 25 september 1889 in Londerzeel hertrouwd met De Prins Catharina. Jachtwachter van mevrouw de Spoelberch vanaf maart 1881. Jachtwachter van Adrien Smits, eigenaar te Brussel (die de jachtrechten van de Spoelberch huurde), in 1898. Jachtwachter van Dupret in 1899. Vernoemd in Londerzeel en Steenhuffel. Mees was, samen met zijn collega Leo Verbelen, met wie hij – vooral ’s nachts – meestal op excursie was, een der meest actieve jachtwachters die in de 19de eeuw in onze streek te vinden waren. Van de andere kant heb ik geen enkele aanklacht tegen hem ontdekt.
33. Peeters Henri (0) Hulpjachtwachter van de Spoelberch in 1895. Korte tijd later (alleszins voor 1898) verhuisde hij waarschijnlijk naar Breendonk. Vernoemd in Londerzeel.
34. Piessens Jean Louis (Vlekken) (1) Geboren in Liezele op 12 maart 1853. Zoon van Frans uit Liezele en Heyvaert Maria Anna uit Londerzeel. Op 6 oktober 1881 in Malderen getrouwd met Maria Hortensia De Clercq. 79
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Op 6 oktober 1883 werd hij jachtwachter van J.B. Van Bellingen (op diens jachtgebied in Steenhuffel en Londerzeel). Dat bleef hij tot hij door zijn baas per telegram op 25 april 1894 ontslagen werd. De reden hiervoor schijnt een jachtovertreding uit 1893 geweest te zijn die hij niet aan de autoriteiten had doorgegeven. De betrokkenen waren de jachtwachters Piessens en de Velder en de landbouwers Charles Van Ranst (van het Kaashof in de Plas) en Jean Juchtmans. Op 20 april 1894 getuigde de burgemeester van Steenhuffel hierover (vertaald): “Aan mijnheer de onderzoeksrechter Mechelynck te Brussel. Het is mij bekend dat jachtwachter Piessens ongeveer een jaar geleden proces verbaal heeft opgemaakt ten laste van Jean Juchtmans vanwege een meningsverschil dat tussen hen beiden was gerezen. Deze garde Piessens is naar het gemeentehuis gekomen om het proces verbaal uit te schrijven en op hetzelfde ogenblik is ook heer Juchtmans op eigen initiatief gekomen. Ze zijn toen akkoord geraakt en Juchtmans heeft aan Piessens 5 frank betaald als vergoeding voor de beschadiging van de kolf van zijn geweer.” Waarom deze feiten begin april 1894 terug naar boven kwamen heb ik niet gevonden. Op 31 augustus 1893 werd Piessens jachtwachter van de Brusselse rentenier J.B. De Geest. Daarna heeft hij zijn functie zeer zorgvuldig uitgeoefend. Té zorgvuldig wellicht want er is een voorval bekend waaruit blijkt dat hij zijn werk te goed heeft willen doen. Op 26 augustus 1900 was hij op ronde in Londerzeel toen hij een net voor het vangen van wild ontdekte dat met stokken in de grond verankerd was. Denkende dat dit net van een stroper was heeft hij die stokken uitgetrokken. Waar hij echter niet op gelet had, was dat hij zich op het jachtgebied van burgemeester Hanssens uit Vilvoorde bevond en dat diens jachtwachter Jacques Louis Vertongen alles had gezien en hem een proces heeft aangedaan. Of Piessens ook een boete heeft gekregen weten we niet. Jean Louis Piessens werd vernoemd in Steenhuffel, Londerzeel en Malderen.
35. Piessens Josephus Benedictus (0) Geboren in Malderen op 12 april 1861. Zoon van Frans uit Liezele en Heyvaert Maria Anna uit Londerzeel. Hij was dus een broer van de hierboven genoemde Jean Louis. Op 28 december 1881 trouwde hij in Londerzeel met Peeters Joanna Maria Eugenia. Hij was jachtwachter in Malderen vanaf eind 1887. Vernoemd in Malderen.
36. Rampelbergh Jean Louis (1) Geboren in Meuzegem op 1 januari 1841. Zoon van Guillielmus en Van den Borre Maria Anna. Op 21 mei 1872 trouwde hij in Steenhuffel met Maria Theresia De Mol. Dat was een dochter van Charles Louis De Mol die we in de volgende afdeling nog zullen tegen komen. Rampelbergh werd in augustus 1874 de jachtwachter van J.B. Van Bellingen, maar is dat waarschijnlijk niet lang gebleven. In 1875 was hij al pachter op de Brandewijnhoeve. Vernoemd in Steenhuffel.
37. Robberechts Pierre Jean (0) Geboren in Steenhuffel (op de Meir) op 1 september 1870. Hij was de zoon van Petrus Franciscus (een notoire stroper) en Maria Theresia Boogmans. Bij de loting van 1890 had hij pech en moest hij in principe in het leger. Zowel in 1890 als in 1891 kreeg hij echter 1 jaar uitstel vanwege een ernstige oogverwonding waarvoor hij op 4 november 1885 in het Sint-Jans-hospitaal van Brussel opgenomen was. Dit letsel was evenwel niet ernstig genoeg om in juli 1895 zijn benoeming tot jachtwachter te verhinderen. Na zijn huwelijk vertrok hij uit Steenhuffel.
38. Seghers Charles (0) 80
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Waar en wanneer Charles Seghers geboren werd weet ik niet maar in 1843 woonde hij in Malderen op het Zwaantje. In 1851 werd hij daar vernoemd als bos- en jachtwachter voor de heren Ferdinand, Alphonse en mevrouw de burggravin de Beughem in Malderen.
39. Seghers Joseph (0) Boswachter van mevrouw De Beughem in februari 1841. Vernoemd in Malderen.
40. Seghers (Charles) Louis (5) Geboren in Malderen op 5 februari 1852. Zoon van Carolus en van Amelie Meys(mans) uit Steenhuffel. Mogelijk was zijn vader de Charles die ik hierboven onder het nr. 37 vermeldde, maar zeker is dat niet. In 1875 ging hij als vervanger in het leger bij het 1ste Regiment Gidsen. Hij is tot in 1883, telkens als plaatsvervanger, in het leger gebleven. In 1883 trouwde hij met Joanna Francisca De Decker en ging hij naar Steenhuffel wonen. Eind 1885 werd hij jachtwachter van J.B. Van Bellingen. In 1891 is hij verhuisd naar Sint-Gillis-Brussel, Frankrijkstraat nr. 33.
41. Seghers Petrus Josephus (0) Jachtwachter in 1883 en 1885 voor graaf de Beughem uit Lippelo Vernoemd in Malderen. In het gemeentearchief heb ik verder niets over deze persoon gevonden maar in “de Denderbode”, een krant uit Aalst, stond op 23 november 1883 het volgende te lezen: “Maandag nacht, omtrent 4 uur, heeft op het grondgebied der gemeente Lippeloo, op de grenzen der provinciën Antwerpen en Braband, eene ontmoeting plaats gehad tusschen jachtwachters van den graaf de Beughem-de Lippeloo en vier wildstroopers. Een dezer loste een schot op de jachtwachters, doch gelukkig zonder hen te treffen. Een der wachters, de genaamde P. Seghers, van Malderen, gaf vuur op den wildstrooper, die geschoten had, en trof hem in den rug. De wildstroopers namen de vlucht en men kon hen niet inhalen. De gekwetste, die zoodra hij getroffen was, zijn geweer had laten vallen, heeft onderweg veel bloed verloren: een kwartier ver heeft men die bloedsporen kunnen volgen. De wildstroopers zijn tot nu toe niet ontdekt.”
42. Sleebus Charles Louis (0) Geboren in Londerzeel op 21 juni 1851. Zoon van Guillielmus en D’Hondt Joanna Catharina. Op 25 augustus 1875 in Londerzeel getrouwd met Cleirbout Clara Francisca. Jachtwachter van Philemon Cammaert uit Lippelo in 1881. Vernoemd in Londerzeel. Charles Louis Sleebus werd door een stroper vermoord. Op donderdag 28 juli 1881 werd Sleebus volledig onder het bloed, met ingeslagen hoofd en uiteraard dood in een gracht gevonden. De vermoedens en ook enkele sporen wezen in de richting van metser-stroper Désiré Steenackers. Na hevig verzet werd deze aangehouden en door het Hof van Assisen tot de doodstraf (omgezet in levenslange dwangarbeid) veroordeeld. Ofschoon een andere stroper, Jan-Baptist Deckx, in 1885 aan een vriend zou gezegd hebben dat hij Sleebus had vermoord, werd de veroordeling van Steenackers nooit herzien. Meer informatie over deze dramatische zaak is op deze website te vinden in het artikel “Oude kranten over Londerzeel-Malderen en Steenhuffel”. Ook met de vermeende dader Désiré Steenackers is het zeer slecht afgelopen. Daar komen we verder nog op terug.
43. Spiessens Frans (4) 81
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Geboren in Liezele ca 1810. Zoon van Petrus en Theresia Van Cauwenbergh. Op 6 mei 1842 trouwde hij in Londerzeel met Maria Elisabeth Heyvaerts en in 1845 verhuisde hij naar de Kouterstraat in Malderen. Van 1846 tot 1857 (of later) was hij daar boswachter van mevrouw de burggravin de Beughem. Zijn naam wordt ook als Piessens geschreven.
44. Steenackers Frans (5) Geboren in Londerzeel op 27 oktober 1865, zoon van Jozef (Chouppe) en Van den Bergh Maria Theresia. Op 23 april 1890 in Londerzeel getrouwd met Blommaerts Theresia. Bos- en jachtwachter van burgemeester Hanssens uit Vilvoorde in 1896. Zijn broer Désiré was een beruchte “brakkenier” en zullen we verder nog tegenkomen. Vernoemd in Londerzeel.
45. Steylemans Frans Adolf (0) Geboren op 17 januari 1861, wellicht een zoon van Augustinus uit Baardegem en Windelen Maria Elisabeth uit Steenhuffel. Hij was soldaat van de lichting 1881 bij het 13de Linieregiment in Charleroi. Op 26 september 1898 trouwde hij hier met Maria Catharina Vranckaert. Hij woonde in de Bontestraat en werd omstreeks 1900 jachtwachter in Steenhuffel.
46. Struyven Marcel (0) Geboren in Halen op 27 maart 1813. Zoon van Melchior en Jumar Maria Elisabeth. Op 6 november 1861 in Londerzeel getrouwd met Verspecht Elisabeth. Hij was jachtwachter toen hij trouwde maar dat was wellicht in Halen. In Londerzeel zijn we hem na zijn huwelijk niet meer tegengekomen.
47. Terwecoren Egide Jan (0) Geboren in Ossel en omstreeks 1855 getrouwd met Schaeckels Anna Catharina uit Brussegem. Tussen 1857 en 1870 kreeg hij 6 kinderen op Over de Beek in Steenhuffel en tussendoor in 1866 ook nog een dochter in Londerzeel. Hij was jachtwachter vanaf juni 1879. Vernoemd in Steenhuffel.
48. Van Aken Joannes Carolus (0) Jachtwachter in Malderen in 1885. Hetzelfde jaar bouwde hij een huis langs weg nr. 22 (plan 5 van de atlas der wegen, perceel 80). Vernoemd in Malderen.
49. Van Aken Philippus Josephus (0) Geboren in Malderen in 1868 of 1871. In ieder geval was de naam van zijn moeder Vergult. Jachtwachter vanaf juli 1893. Vernoemd in Malderen.
50. Van Asbroeck Jacques Joseph (0) Geboren in Steenhuffel op 16 oktober 1868. Zoon van Julianus en Suys Amelia. Op 14 mei 1890 vertrok hij naar Tisselt en op 28 september 1893 trouwde hij met Henrica Philomena Van Laethem uit Malderen. Hij woonde op het Lemmeken in Malderen. In 1895 werd hij jacht- en boswachter. Vernoemd in Steenhuffel en Malderen.
51. Van Campenhout Jan Baptist (0) Geboren in Willebroek op 19 maart 1818. Zoon van Laurentius en Van den Eynde Anna Catharina.
82
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Op 30 november 1843 in Steenhuffel getrouwd met Kiekens Joanna Catharina, die echter al in 1857 overleed. In augustus 1874 vroegen Bouvier (uit Elsene, maar later zou hij op de Campagne in Steenhuffel komen wonen) en Londoz (uit Merchtem) de toelating om Jan Baptist Van Campenhout als jachtwachter aan te stellen. Gevraagd naar zijn mening, antwoordde burgemeester Pierre Antoine Mertens van Steenhuffel op 25 augustus het volgende aan de procureur des konings (vertaald): “Ik retourneer de documenten betreffende de aanvraag van de heren Bouvier en Londoz om Jan Baptist Van Campenhout, dagloner in Steenhuffel, tot hun jachtwachter te benoemen, en ik laat u weten dat uit ons register der veroordelingen blijkt dat deze Van Campenhout op 15 augustus 1861 veroordeeld werd tot een boete van 50 fr. voor jachtmisdrijf. Hij heeft mij verklaard dat hij kan lezen en zijn naam kan schrijven en dat de heer Bouvier hem alles zal leren wat hij moet kennen om zijn dienst uit te voeren. Ik laat het aan u over om te beoordelen of hij waardig is om jachtwachter te worden; ikzelf heb geen redenen om mij er tegen te verzetten want zolang ik hem ken heb ik hem altijd als een brave man beschouwd.” Van Campenhout was echter ooit nog voor iets anders dan een jachtmisdrijf veroordeeld geweest. Waarschijnlijk duurde het daarom wat langer om de procureur te overtuigen. Na een nieuwe brief van de burgemeester, waarin die op 15 december bevestigde “dat deze persoon van goed gedrag en zeden is, kan lezen en schrijven en intelligent genoeg om de functie van jachtwachter te vervullen” is het in orde gekomen. Van Campenhout hertrouwde met Joanna Catharina Verbeeck. Ik weet niet wanneer en ik weet ook niet waar, maar in Steenhuffel, Londerzeel of Malderen was het niet. In 1883 woonde hij in Blaasveld en begon hij met zijn gezondheid te sukkelen. Omdat hij behoeftig was en nog niet lang genoeg in Blaasveld verbleef moest een deel van zijn medische kosten door de gemeente Steenhuffel worden betaald. Op 28 januari 1885 werd hij opnieuw weduwnaar en begin 1887 werd hij in Blaasveld nog altijd (of opnieuw) door het bureel van weldadigheid van Steenhuffel ondersteund.
52. Van den Bergh Charles (0) Geboren in Steenhuffel op 26 december 1835. Zoon van Corneel en Kerremans Elisabeth. Op 22 mei 1878 in Steenhuffel getrouwd met Craenhals Amelia. Het gezin Van den Bergh-Craenhals woonde in de Plas. Hij werd jachtwachter in mei 1879 en was dat op 6 september 1890 nog altijd.
53. Van den Broeck Jos (7) Woonde in Londerzeel in de Pluimennest tegen Kaaskantmolen. Getrouwd met Louise Potoms. Jachtwachter van Jan Verspreet in 1896. Jachtwachter van brouwer Frans De Keersmaecker in 1899. Vernoemd in Londerzeel. Jos van den Broeck werd twee keer voor een jachtmisdrijf veroordeeld. En twee keer was dat de schuld van de zoon van zijn baas, landmeter Jules Verspreet. - Op 24 oktober 1898 was hij wildopraper voor Jules Verspreet en brouwer Frans De Keersmaeker toen ze aan de Hoefijzers in de Pluimennest aan het jagen waren en daar door Hubertus Mees (de jachtwachter van Adrien Smits, die daar de jachtrechten had) werden opgeschreven. Het is niet verwonderlijk dat Van den Broeck een paar maanden later ook de jachtwachter van Frans De Keersmaeker werd. Deze Londerzeelse brouwer hebben we al eerder leren kennen als een man die weliswaar zijn (jachtgebied)grenzen niet kende, maar die niet te beroerd was om iedereen die door hem in de problemen kwam een baan te geven (zie ook Vincent Duffeler en Frans Goossens).
83
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
-
Op 21 oktober 1900 was Van den Broeck alweer in het gezelschap van Jules Verspreet in de Pluimennest aan het jagen op een plek waar ze dat niet mochten. Deze keer was ook schrijnwerker Evarist Buyens bij hen. Waarom het precies zijn college Frans Goossens (die ook voor de Keersmaeker werkte) moest zijn die hen deze keer betrapte en amendeerde, is niet geweten. Wellicht waren Van den Broeck en Goossens niet de beste vrienden.
Er waren nog andere mensen in Londerzeel die zich geen vriend van Van den Broeck konden noemen. Het lijkt er op dat Jos in zijn leven veel slaag gekregen én gegeven heeft. Hierna een overzicht, niet om mensen met de vinger te wijzen, maar om een brok Londerzeels volksleven niet verloren te laten gaan. Niet dat de beschreven feiten navolging verdienen... - Op 4 october 1897 verklaart Jan Slachmuylders dat hij gisteren avond rond 8 ure, zijnde ter herberg Ger. Van Nieuwenhuyzen, is aangerand door Jos Van den Broeck, jachtwachter, die tot drij maal zijn revolver uit zijnen zak trok, zeggende ‘ik schiet u door den kop’. - Het jaar 1897 den 10 november verscheen Jozef Van den Broeck, jachtwachter van Mr. Verspreet, die verklaart dat aan August Moens en Frans Janssens ter herberg van weduwe De Smet Jacques, Linde, Frans De Donder (witten baron) gezegd heeft dat ik hazen en patrijzen schoot en dat August Moens die voor mij verkocht. - Het jaar 1898 den 12 april verscheen Jos Van den Broeck, jachtwachter van Mr. Verspreet, die verklaart. Gisteren 11 april, 10 ure, op mijne ronde zijnde in het gehucht Pluimennest te Londerzeel, ben ik aangerand door Victor Van Praet en zijne broeder Piet Jan Van Praet. (De rest volgt verder in dit overzicht.) - Het jaar 1898 den 13 april verscheen Frans Willocx, kiekenpoelier Steenhuffel Haan, die verklaart gisteren 7 ½ avond aangerand te zijn door Jozef Van den Broeck, jachtwachter, die op mijn rug sprong en wat gezien is door Frans Janssens en Hubert Mees, jachtwachter van de Spoelberch. - Het jaar 1897 den 13 december. Voor ons burgemeester verscheen den heer Jan Verspreet, die in naam van zijne gezworen jachtwachter Van den Broeck de volgende verklaring deed. Op ronde zijnde in den avond van 12 december rond 9 ure ben ik achtervolgd door drij personen die mij slagen, stampen en mishandelingen toebrachten. Daarna zijn nog 2 andere personen tusschen gekomen. Dan had ik mij te verdedigen tegen 5 personen waarvan ik er 2 heb herkend: Slachmuylders Louis en Vercauteren van Wolverthem. Door de menigvuldige slagen ben ik onbekwaam persoonlijk mijne klacht te doen. - Het jaar 1898 den 17 december. Voor ons Petrus Van Assche, burgemeester, verscheen Jozef Van den Broeck, jachtwachter wonende te Londerzeel aan den windmolen, die verklaart. Gisteren avond rond 10 ure was ik ten huize van Leopold Van Esbroeck, herbergier te Londerzeel Statie, in gezelschap met Frans De Donder (witten baron), Jan Baptist Scheers en Charles Robbijns, zoon van Louis, allen wonende te Londerzeel (Berg) waar wij met de kaart speelden. Door het spel ontstond twist. Jan Scheers pakte mij aan om tegen mij te vechten. Michel D’Hondt, die ook in de herberg was, sprong toe ter hulp. Ik was ten gronde geworpen. Scheers Jan bracht mij menigvuldige vuistslagen toe. D’Hondt stampte mij met de voeten op mijn hoofd en aangezicht en in zijne woede zegde aan Scheers dat hij mij moest keeren om beter in mijn aanzicht te stampen. Frans Scheers, broeder van Jan, en Charles Robbijns, zoon van Louis, zijn insgelijks ter hulp gekomen van mijne aanranders. Leopold Van Esbroeck, baas der herberg, is dan tusschen gekomen, heeft D’Hondt wederhouden van nog te stampen tot dat de ruzie ten einde was. - Het jaar 1989 den 17 december. Voor ons Petrus Van Assche, burgemeester, verscheen Jan Baptist Scheers, die verklaart. Den 16 december 10 ure avond was ik, Jan Baptist Scheers, in de herberg van Leopold Van Esbroeck waar ik met de kaart speelde met Charles Robbijns, Frans De Donder en Jef Van den Broeck. Deze laatste speelde niet eerlijk; er ontstond twist. Van den Broeck beriep mij om met hem buiten te gaan om te vechten, hetwelk ik weigerde. Dan heeft hij mij gepakt en omver gestampt in de herberg. Een bezeerde voet 84
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
hebbende kon ik niet recht. Michel D’Hondt kwam tusschen om mij van de mishandelingen van Van den Broeck te verlossen. - Het jaar 1901 den 31 mei, verscheen Louise Potoms, oud 43 jaren, huisvrouw van Jozef Van den Broeck, jachtwachter te Londerzeel, Pluimennest, die verklaart dat op 17 mei in den namiddag, terwijl mijn man afwezig was, de genaamde Victor Van Praet, vergezeld van Caluwé en de knecht van kinderen Puttemans van Sloosen, aan haar huis haar hebben uitgejouwd en leelijke schreeuwen hebben gelaten. Vandaag 31 mei in de morgen kwamen aan mijn woning wederom de genaamde Victor en Frans Van Praet van Londerzeel en Edmond Van Cauter van Sloozen, Leonard en Frans Verheyden van Rossem tegen de Pluimennest. De drij eersten bedreigden van mij buiten mijn huis te halen en op de straat dood te slagen. Op deze bedreiging heb ik mij verweerd. Deze duurde omtrent een kwartier tot dat eindelijk om hun te doen heen gaan, ik twee revolverschoten loste door een achtervenster van mijn huis. Al die misdaders, strooper zijnde, kwamen uit wraak die zij dragen tot mijne man. De broers Van Praet en Edmond Van Cauter waren geen plezante jongens. We zullen hen verder in dit verhaal nog tegenkomen.
54. Van Deuren Jan Baptist (0) Geboren in Wolvertem op 17 maart 1868. Zoon van Pieter Jan en Van den Bossche Anna Catharina. Op 26 november 1890 in Londerzeel getrouwd met Verbelen Charlotta Antonetta. Hij woonde in Wolvertem (vermoedelijk in het gehucht Westrode). In 1898 werd hij jachtwachter van Bemus-De Bie, de directeur van het pensionaat te Kapelleop-den-Bos. Vernoemd in Londerzeel.
55. Van Keer Benoit (1) Geboren in Merchtem op 1 februari 1846. Zoon van Joannes Carolus Van Keer (zie verder) en Regina Judoca Rottiers. Op 17 oktober 1874 in Malderen getrouwd met Caluwaert Maria Philippina. Het gezin Van Keer-Caluwaert woonde in Steenhuffel op de Heide. Jachtwachter van graaf de Lalaing (Diepensteyn) vanaf midden 1875 en nog in 1878. In die functie volgde hij zijn vader Jean Charles op (zie verder) Benoit Van Keer ging dikwijls met Jean Kiekens (ook een jachtwachter van de Lalaing) op stap en minstens 2 keer zijn ze samen ook in de problemen gekomen. - 15 juli 1878: de jachtwachters Jean François De Velder (werkte voor Van Bellingen), Jean Kiekens (de Lalaing) en Benoit Van Keer (de Lalaing) waren met landbouwer Antoine Van den Eede in Steenhuffel aan het jagen in het jachtgebied van een ander en kregen van een niet bij naam genoemde collega allemaal een proces-verbaal aan hun broek. Pas in beroep werden ze allemaal vrijgesproken. - 10 oktober 1879: dezelfde heren, Jean François De Velder (jachtwachter van Jan Baptist Van Bellingen), Jean Kieken en Benoit Van Keer (jachtwachters van graaf de Lalaing), landbouwer Pierre Antoine Van den Eede, werden opnieuw betrapt terwijl ze in Steenhuffel aan het jagen waren op andermans jachtgebied. Deze keer was hun baas, Jan Baptist Van Bellingen uit Sint-Gillis-Brussel er ook bij. Alle vijf werden ze op 19 december 1879 veroordeeld tot een boete van 50 fr. maar in beroep werden ze allemaal op 6 februari 1880 vrijgesproken. Op 9 augustus 1880 was Van Keer in Steenhuffel op ronde met een andere jachtwachter, namelijk Charles Louis Goossens. Wat er die dag precies gebeurd is weten we niet heel precies maar ze kwamen een stroper tegen en werden als gevolg van deze ontmoeting allebei op 3 januari 1881 voor “vrijwillige slagen en verwondingen” veroordeeld tot een boete van 40 fr. en 15 dagen gevang. Later werden ze hiervoor in beroep vrijgesproken maar intussen had Van Keer zijn post van jachtwachter, al dan niet gedwongen, opgegeven en was hij herbergier geworden. Benedictus Van Keer overleed in Steenhuffel op 28 juni 1927. 85
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
56. Van Keer (Jean) Charles (0) Geboren in Malderen op 24 september 1810. Zoon van Philippus en Maria Theresia Ceuppens. Op 39 maart 1845 trouwde hij in Malderen met Regina Judoca (Josine) Rottiers. Vanaf ongeveer 1855 huurde hij een huisje van de weduwe van graaf de Lalaing op de Heide in Steenhuffel. Daar hield hij herberg maar wellicht werd hij toen ook haar jachtwachter. In ieder geval was hij in 1868 en tot aan zijn dood op 21 november 1873 de jachtwachter van haar zoon. Nog geen 2 jaar later volgde zijn zoon Benoit hem in die functie op.
57. Van Rhode Petrus Josephus (2) Geboren in Merchtem op 23 februari 1832, zoon van Jan en De Backer Maria Catharina. Getrouwd met De Clerck Anna Philippina uit Merchtem en op 15 mei 1867 hertrouwd met Teugels Maria Josepha uit Steenhuffel, waar hij ook woonde. In 1868 was hij jachtwachter van de heer De Coster, een grondeigenaar uit Brussel. Hij werd vernoemd in Steenhuffel.
58. Van Steen (Petrus) Judo (2) Geboren in Londerzeel op 8 oktober 1834. Zoon van Henricus en Jacobs Maria Francisca. Op 15 mei 1862 in Londerzeel getrouwd met Dorothea Callaerts.. Jachtwachter van Devos du Deglas uit Mechelen in 1896. Vernoemd in Londerzeel.
59. Verbelen Leo (41) Geboren in Leest op 25 januari 1838. Kort na zijn geboorte zijn zijn ouders Antoon en Anna Maria Lauwers naar Londerzeel komen wonen. Leo trouwde op 7 april 1869 met Barbara De Bont en ging wonen op de Blauwenhoek. In 1880 werd hij één der jachtwachters van mevrouw de Spoelberch. Leo Verbelen was, samen met zijn college Mees, één der meest actieve jachtwachters die er ooit in Londerzeel en omstreken hebben rondgelopen. Mogelijk werd hij daarom in zijn familie niet graag gezien. Zijn vader Antoon was immers één van die mannen waarvan – aldus een brief van de gemeente van 13 mei 1853 – “iedereen wist dat ze zich zonder ophouden overleveren aan stroperij en de autoriteiten overlast bezorgen” maar hij had zich nooit op heterdaad laten betrappen. Ook zijn broers Frans en Jean Verbelen waren vaak met illegale bedoelingen in Londerzeel op stap. Wanneer Leo de dagindeling van zijn familieleden kende liet hij meestal Bertus Meeus alleen het wild van de Spoelberch bewaken. Maar 1 keer zijn Leo en Frans elkaar tijdens hun werk toch eens tegen gekomen. Mees was er dan nog niet eens bij. Het gebeurde op 26 december 1889. Hier volgt het originele verslag: “Heden 26 december 1889 rond 10 ure voor middag heb ik Leo Verbelen, beëdigde jachtbewaarder, op mijne ronde zijnde te Londerzeel, gehucht Sneppelaar, bemerkt dat mijnen broeder Frans Verbelen daar in het veld was om wild op te zoeken op de goederen van mijnheer Helman, jachtrecht aan graaf de Spoelberch. Ik heb hem bevonden met een geweer genoemd afvijzer in zijne kleeding verborgen. Waarvan proces verbaal. Getuigen Eduard Steenackers.”
60. Verhasselt Adriaen Jozef (0) Kandidaat bos- en jachtwachter op 17 juli 1898. In 1901 jachtwachter voor brouwer Cammaert uit Bornem. Vernoemd in Malderen.
86
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
61. Verleysen Jan Baptist (2) Geboren in Londerzeel op 10 november 1863. Zoon van blokmaker Constant en Francisca Victoria Verbruggen. Op 29 oktober 1887 in Londerzeel getrouwd met Maria Elisabeth (Elise) Kerremans. Hij werd in Londerzeel genoemd als jachtwachter van de Spoelberch in 1894 en 1895 maar hij was vooral in Wolvertem actief. Verleysen was soldaat geweest bij het 14de Linieregiment en was ook een gereputeerde duivenmelker. Hij woonde waarschijnlijk naast het café van Van Humbeeck in de Statiestraat.
62. Vermeir Pierre Xavier (0) Geboren in Buggenhout op 25 juni 1850. Hij trouwde op 14 maart 1878 in Malderen met Goossens Isabella en kwam op 22 maart naar Steenhuffel wonen. Zijn hoofdberoep was herbergier maar eind 1878 nam hij er ook de taak van jachtwachter bij. Hij werd vernoemd in Steenhuffel maar is er niet lang gebleven.
63. Vertongen Louis Jacques (4) Jachtwachter van Hanssens uit Vilvoorde in 1881. Jachtwachter van Hanssens en van Van Wilden in 1900. Hij woonde waarschijnlijk in de Hoogedreef. Vernoemd in Londerzeel.
64. Wauters Jan Joseph (2) Geboren in Beigem ca 1808. Zoon van Andreas en Verbesselt Anna Catharina. Hij trouwde op 9 februari 1836 in Londerzeel met Wouters Maria Josepha en woonde Wijk F nr. 26bis In 1851 was hij jachtwachter van mevrouw de Spoelberch. Op 2 november 1845, toen Wauters nog alleen maar metser en blokmaker was, had champetter Jan Baptist Van Steen hem op het veld van Jef Mertens eens met een afvijzer en een “gebasterteerden brakhond” betrapt. Meer referenties om in zijn sollicitatiebrief voor jachtwachter te zetten heb ik niet gevonden.
65. De anderen (39) Ook de gendarmerie en de veldwachters mochten stropers verbaliseren. Dat gebeurde vooral in de periode dat er nog geen privé-jachtwachters waren. Hierna het lijstje van de processen-verbaal die door iemand anders dan de hierboven genoemde personen werden opgesteld. Verbaliseerder Onbekend Goossens P.J. Lathouwers P.J. Van Steen J.B. De Maerschalck P.D. De Schrijver J. De Bondt Jozef Sollie J.B. NN Gendarmerie
functie veldwachter Londerzeel veldwachter Londerzeel veldwachter Londerzeel veldwachter Steenhuffel veldwachter Malderen veldwachter Malderen veldwachter Ramsdonk veldwachter Liezele
aantal p.v.’s 21 2 1 2 1 2 3 3 1 3
Kort na 1900 komen we nog de volgende namen van jachtwachters tegen. Mogelijk waren ze ook al iets vroeger actief. - Henri De Maeyer, jachtwachter in Londerzeel voor Bemus uit Kapelle-op-den-Bos (1901) - Jan Frans Spiessens, wachter voor mr. Goossen uit Brussel, benoemd op 1 mei 1900. Actief in Londerzeel in 1902. 87
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
-
Andreas Frans Verhasselt, in 1902 jachtwachter voor mr. Dupond uit Brussel. Vernoemd in 1902. Jaak Louis Vertongen, vernoemd in Londerzeel in 1901 en 1902.
De glorieuze en niet zo glorieuze inventaris van de stropers Hieronder volgt – alfabetisch – een lijst van mensen die zich minstens 2 keer laten betrappen hebben op het overtreden van de jachtwetgeving en van wie dat in het archief bewaard gebleven is. Het is twijfelachtig of de allergrootste stropers daar tussen zitten. Grootheid draagt immers vakkennis in zich en een stroper die zijn vak kent laat zich niet door een bos- of jachtwachter betrappen. In deze inventaris hebben we met àlle soorten van jachtdelicten rekening gehouden. We spreken ons ook niet uit of het proces-verbaal al dan niet gerechtvaardigd was. In vele gevallen was het dat namelijk niet. Voor sommigen was het zelfs al genoeg om buiten te komen om al in beschuldiging te worden gesteld. Stropers die ook boswachters waren of werden hebben we een apart (paars) kleurtje gegeven.
1. Bemus-de Bie De eerste in ons rijtje is mijnheer Bemus-de Bie, een man van stand. Hij was de directeur van het pensionaat van Kapelle-op-den-Bos. Omdat hij rijk was had hij op vele plaatsen jachtrechten kunnen huren, maar niet overal. Wanneer hij met zijn tweeloop naar Londerzeel kwam was hij doorgaans in het gezelschap van zijn goede vriend, de schilder Isidoor (of Theodoor) Van Lint. Drie keer is dat niet goed afgelopen. - 4 oktober 1887: samen met Theodoor Van Lint betrapt en geamendeerd door de jachtwachters Leo Verbelen en Jacques Hubert Meeus toen ze in Londerzeel aan de Ooststatie op het jachtgebied van de Spoelberch aan het jagen waren. - 2 december 1891: samen met Isidoor Van Lint betrapt en geamendeerd door jachtwachter P.J. Hermans toen ze zich in Londerzeel met hun geweer op het jachtgebied van Hanssens uit Vilvoorde bevonden. - 22 augustus 1897: Bemus en zijn vriend Isidoor Van Lint hadden nog altijd in Londerzeel hun weg niet leren kennen en werden, samen met 2 trakkers, door jachtwachter Jos Van den Broeck ontdekt in het jachtgebied van Jan Verspreet op den Berg. Met een proces-verbaal als gevolg.
2. Broothaers Pieter Jan In het archief van Londerzeel wordt deze boerenknecht uit Slozen - geboren in Londerzeel in 1865 - tot 2 keer toe een “gekende wildstroper” genoemd. In 1899 was hij 5 keer voor een jachtmisdrijf veroordeeld, maar ik heb er daar maar 3 van gevonden - 17 april 1888: op heterdaad betrapt door jachtwachter Bertus Mees toen hij in de Pluimennest met een ijzeren priem een haas dood stak. - 16 september 1891: door jachtwachters Bertus Mees en Leo Verbelen betrapt toen hij in de Pluimennest met zijn afvijzer naar een haas schoot. - 11 september 1895: bij de kraag gevat door jachtwachter Leo Verbelen toen hij op de Blauwenhoek een haas “stak” met een gaffel, een wapen dat hij ook gebruikte om Verbelen te bedreigen. Deze referenties, zijn ervaring en zijn terreinkennis hebben hem zeker geholpen om het in 1899 tot beëdigde jachtwachter van Brusselaar August Goossens te schoppen.
3. De Baerdemaecker Egied Louis 88
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Deze mens, geboren in 1848 in Merchtem, zoon van Jan Baptist, was schoenmaker op de Over de Beek in Steenhuffel, maar omdat iedereen daar in die tijd klompen droeg, verdiende hij daar zijn brood niet mee. Dit zijn de resultaten van zijn pogingen om zijn vrouw Anna Justina Parijs en zijn 5 (of meer) kinderen van de hongerdood te redden. - 24 augustus 1885: gepakt voor stropen. Ik weet niet wat een haas in 1885 waard was maar op 23 september kreeg hij hiervoor een boete van 100 fr. - 29 november 1886: De Baerdemaecker had nu wel een jachtvergunning maar niet voor de plek waar hij die dag door jachtwachter Louis Seghers werd gezien. Op 10 januari 1887 werd veroordeeld tot een boete van 100 fr. Alweer een dure haas. - 27 november 1892: jachtwachter Mees betrapte hem in de Pluimennest, net nadat hij een haas geschoten had. Dit stuk wild kostte hem op 30 december 200 fr. Zijn gebuur Jean Haverals, die meegegaan was om al dat moois te kunnen dragen, kon ook met lege handen naar huis. Zijn veroordeling op 30 december kwam neer op een boete van 100 fr. maar als hij 2 jaar braaf bleef hoefde hij die niet te betalen. Deze Haverals komt verder in onze inventaris niet meer voor. - 12 maart 1893: De Baerdemaecker was met een andere gebuur naar Wolvertem (Rossem) getrokken. Daar moeten ze iets verkeerds gedaan hebben want ze kregen allebei een procesverbaal voor een jachtovertreding aan hun been. Op 1 mei werden ze evenwel vrijgesproken.
4. De Bondt Jozef Jozef De Bondt was geboren omstreeks 1877. Hij was de zoon van Jan en stond al vroeg op eigen benen. Hij was nog geen 18 jaar oud toen hij zijn eigen kost wilde verdienen. De jachtwachters van Londerzeel wisten dat hij regelmatig stroopte maar het was moeilijk om hem te betrappen. Twee keer lukte het toch. - Op 15 september 1895 zag jachtwachter Mees hem met een stok uit het Schransbos (op Sneppelaar) komen. Ofschoon we dat niet echt “betrappen” kunnen noemen, was het toch genoeg om hem te verbaliseren. - En op 2 september 1896 werd hij op de Blauwenhoek door jachtwachter Frans Steenackers gezien toen hij met een stok een haas doodsloeg.
5. De Keersmaeker Frans Brouwer Frans De Keersmaeker had alle recht om in Londerzeel te jagen want hij had daar genoeg rechten voor betaald. Hij kende echter zijn (jachtgebieds)grenzen niet. Als hij met zijn gevolg in de Pluimennest op stap was, dan lag Jacques Hubert Mees, de jachtwachter van Adrien Smits uit Brussel, op de loer. Twee keer heeft dat bij mijn weten resultaat opgeleverd. - 24 oktober 1898: brouwer Frans De Keersmaeker, landmeter Jules Verspreet en Jos Van den Broeck, de jachtwachter van Jan Verspreet (de vader van Jules) werden, op de Hoefijzers in de Pluimennest, door Mees verwittigd dat ze zich op het terrein van Smits bevonden, maar ze gingen onverstoorbaar verder met de jacht. - 14 december 1898: Frans De Keersmaeker was deze keer vergezeld van aannemer Jan Baptist Van Doorslaer en de trakkers Frans Goossens en Vincent Duffeler wanneer hij, alweer in de Pluimennest, door jachtwachter Mees geamendeerd werd omdat ze op het terrein van Smits aan het jagen zijn. Frans De Keersmaecker liet de mensen die hij in de problemen bracht nooit in de steek. Begin 1899 liet hij Vincent Duffeler, Frans Goossens en Jos Van den Broeck (hoewel die al jachtwachter van Verspreet was) tot zijn eigen jachtwachters benoemen. Daarmee konden ze jaarlijks 200 fr. bijverdienen. Naar verwachting was dat genoeg om de verwachte boetes te betalen.
6. De Mol Charles Louis 89
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Geboren in Steenhuffel omstreeks 1803, zoon van Petrus. Hij woonde in de Boskantstraat. - Op 9 januari 1843 liep hij tegen de lamp in Merchtem. Zijn wapen werd in beslag genomen en op 2 februari kreeg hij supplementair een boete van 30 fr. - Op 28 mei 1865 schoot hij in Buggenhout een haas en bedreigde hij de boswachter die hem kwam zeggen dat dit niet mocht. Alweer een geweer kwijt en op 3 juli veroordeeld tot een boete van 30+50+16 fr.
7. De Pauw Louis Louis was geboren in 1847, woonde op Over de Beek in Steenhuffel en was een houtzager. Houtzagers – tenminste die van Steenhuffel – waren doorgaans geen gemakkelijke mensen. Binnen de tijd van een week kwam hij in 1884 in Londerzeel twee keer in aanraking met een plaatselijke arm der wet, meer bepaald die van jachtwachter Leo Verbelen. - Op 11 oktober 1884 gebeurde het volgende: “Rond 7 ure ’s morgens heb ik Leo Verbelen, beëdigde jachtbewaarder van Graaf de Spoelberch, terwijl ik op mijne ronde was op gehucht Sneppelaar aan het Schransbosch, bemerkt dat Josse De Schouwer, oud 40 jaren, en Louis De Pauw, oud omtrent 40 jaren, houtzagers wonende te Steenhuffel, uit gezegd bosch kwamen. Ik heb bemerkt dat De Schouwer in de mouw van zijn kleederen den loop (canon) van een geweer verborgen hield. Ik heb hem dit doen opmerken en gepoogd om dat stuk te krijgen. Dan zegde De Schouwer, halte, gullen komt aan mijn lijf niet, waarop hij De Pauw (zijn kamaraad) tot hem riep om hem te helpen. De Pauw trok zijn mes uit den zak om mij te willen mishandelen en om De Schouwer te bevrijden. Om geene messteken te krijgen heb ik mij verdedigd met mijn geweer. Daarop heeft De Schouwer gezegd aan De Pauw, ‘Den stinker zal niet schieten! Ik durf zijn geweer in zijn aanzicht kapot slagen. Waarop hij verder mij aanzocht met hem nog een weinig mede te gaan.” - Op 17 oktober van hetzelfde jaar is De Pauw dezelfde Verbelen nog eens in Londerzeel tegengekomen. Uit het proces-verbaal leren we alleen dat hij Verbelen verweten heeft en (heel eventjes) gedreigd heeft om hem neer te schieten. Op 22 december werd De Pauw hiervoor veroordeeld tot 8 dagen gevang. Later werd dat, na een gratieverzoek aan de koning, vervangen door een boete van 26 fr. Let wel, dat alles zonder met een haas, patrijs of fazant uit het Schransbos gekomen te zijn. Op 23 januari 1892 kreeg Louis De Pauw een zwaar werkongeval waarbij zijn rechter dij volledig verbrijzeld werd. Mogelijk was hij de eerste persoon in Steenhuffel die van de “pensioenen hulpkas ten voordele der slachtoffers van werkongevallen” een steungeld kreeg. Dat was 70 fr.
8. De Schouwer Jean Josse De Schouwer was een andere houtzager uit Steenhuffel. Hij was in 1845 in Imde geboren. In 1880 en 1883 hebben we hem als de jachtwachter van mevrouw de Spoelberch van kasteel drietoren ontmoet. Daar waar een carrière in het wildbeheer doorgaans een evolutie van stroper naar jachtwachter laat zien, is het bij de Schouwer eigenlijk een beetje omgekeerd verlopen. - Op 8 november 1882, toen hij zelf nog privé-boswachter was, werd hij door een college betrapt toen hij zonder de toestemming van de eigenaar en zonder wapendrachtvergunning aan het jagen was Hiervoor werd hij op 21 februari 1883 veroordeeld tot een boete van 200 + 100 fr. of tot een gevangenisstraf van 15 + 8 dagen. - Zijn tweede geregistreerde probleem dateert van 29 oktober 1883. Toen werd hij door de gendarmerie geverbaliseerd omdat hij zowel in Steenhuffel als in Malderen aan het jagen of het stropen was. Op 2 februari 1884 werd hij vrijgesproken.
90
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
-
-
-
Op 11 oktober 1884 beleefde hij met zijn college houtzager Louis De Pauw een hachelijk avontuur aan het Schransbos dat ik hierboven al beschreven heb en dus niet meer moet herhalen. Op 30 oktober 1884 werd hij met zijn vriend Florent Robberechts in Nieuwenrode betrapt toen ze daar ’s nachts zonder jacht- noch wapenvergunning aan het jagen waren. Robberechts kwam er op 22 december af met een boete van 100 fr. of 8 dagen gevang, maar De Schouwer, die niet aan zijn proefstuk was en bovendien zijn wapen niet aan de jachtwachter had willen geven, kreeg 26 + 50 fr. of 23 dagen gevang aan zijn broek. Later werd dat gewijzigd in 3 maanden op water en droog brood, maar daar was wellicht de straf voor de feiten van 11 oktober in begrepen. Na deze zware straf heeft De Schouwer zich lang koest gehouden (of is hij voorzichtiger geweest). Op 18 oktober 1893 liep hij echter opnieuw, deze keer in Wolvertem, tegen de lamp. De feiten moeten niet zwaar gewogen hebben want op 13 november werd hij er voor vrijgesproken.
9. De Velder Jan Baptist Jan Baptist De Velder was een werkman uit de Breendonkstraat in Breendonk. Hoe bekend hij in zijn woonplaats was, weet ik niet maar in Londerzeel is hij twee keer in de boeken gekomen. - Op 21 oktober 1888 schoot hij een haas op Sneppelaar. Op zich was dat geen probleem maar jachtwachter Leo Verbelen had het gezien. Ook zijn helper, Frans De Bondt, kreeg zijn naam op hetzelfde stuk papier. - Op 3 februari 1893 liep hij met zijn makker Pieter Jan Lauwers (de zoon van Jan van Stuikberg) in de velden langs de Minnestraat. Lauwers schoot een haas en De Velder raapte hem op. Omdat geen van beiden een jacht- of wapenvergunning had, was dat bij de wet en ook door jachtwachter Pieter Hermans verboden.
10. De Velder Jean François (de Witten) Geboren in Steenhuffel op 1 augustus 1851. Zoon van De Velder Eduard en Van de Voorde Joanna Catharina. Hieronder een kort overzicht van zijn wapenfeiten die we al vroeger onder de afdeling “jachtwachters” gedetailleerder beschreven hebben. - 15 september 1875: gejaagd zonder wapenvergunning, boete 30 fr. - 20 november 1875: door Jean Louis Rampelbergh, de jachtwachter van Jan Baptist Van Bellingen, bij het stropen betrapt. Als beloning mocht hij in maart 1878 Rampelbergh als jachtwachter van Van Bellingen opvolgen. - 15 juli 1878: samen met zijn collega jachtwachters Jean Kiekens en Benoit Van Keer geverbaliseerd toen ze landbouwer Pierre Antoine Kiekens bij de jacht aan het helpen waren en daarbij in andermans jachtgebied terecht gekomen waren. - 10 oktober 1879: opnieuw met zijn vrienden jachtwachters en zijn baas Van Bellingen op andermans territorium betrapt.
11. Deckx Jan Baptist Jan Baptist Deckx werd in geboren op Londerzeel-Heide in 1852. Hij was de zoon van Jan. Naast zijn gewone bezigheden als dagloner kende hij een korte maar vruchtbare carrière in de wildstroperij. Ondanks een bewezen activiteit van maar 8 maanden – de reden hiervoor zal ik verder bespreken, is hij één der weinigen die in het gemeentearchief van Londerzeel, en meer bepaald in de klachtenboeken, als wildstroper omschreven wordt. Ziehier, wat hij van oktober 1881 tot mei 1882 presteerde. - 1 oktober 1881: met een afvijzer een haas geschoten in de Kerfeinden en geverbaliseerd door Louis Jacques Vertongen die dat had gezien.
91
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
-
11 oktober 1881: met een afvijzer naar de patrijzen geschoten in de buurt van de Kruishoeve. Niks geraakt maar toch van Jacques Hubert Mees een proces-verbaal gekregen. - 28 december 1881: met een afvijzer door het jachtgebied van iemand anders gelopen op Sint-Jozef. Niet geschoten maar omdat men hem kende werd hij door jachtwachters Verbelen en Mees uit voorzorg geverbaliseerd - 18 februari 1882: met een afvijzer een haas geschoten aan de Kruishoeve en door Leo Verbelen geverbaliseerd. - 25 mei 1882: met een afvijzer over het veld gelopen aan de Vogelenzang. Door Mees en Verbelen op den boek gezet. Hierna volgt letterlijk het proces-verbaal: “Den 25 mei 1882 rond 8 ½ hebben Leo Verbelen en Jacques Hubert Meeus, beëdigde jachtbewaarders van de graaf Adolphe de Spoelberch, op hunne ronde zijnde bevonden dat Jan Baptist Deckx, daglooner te Londerzeel St. Joseph, op een stuk land genaamd de Vogelzang, eigendom van den heer Braekman, burgemeester te Temsche en gebruikt door Jan Baptist Pas te Londerzeel, waarvan de jacht schriftelijk is afgeteekend aan den heer de Spoelberch, met een geweer (afvijzer) overging. Wij kwamen bij hem, wij verklaarden hem proces verbaal en zegden, “gij moet uw geweer afgeven”. Hij zegde, “ik heb geen geweer”. Op de vraag welke ik deed, hem zijn geweer aanwijzend, zegde hij, “halt blijf van mij”. Met dezelve stond nam hij iets uit zijne zak en sloeg ermede. Wij hebben ons dan verweerd met ons wapens. Dan zegde hij, wagt nog eens, ik zal nog iets anders uithalen. Dit hebben wij streng verboden zeggende, gij moogt niets boven halen. Dan is hij eenige meters van ons verwijderd en heeft een stuk van zijn geweer willen slagen. Hij is dan naar zijn huis geloopen zeggende, “wacht eenige minuten, ik zal seffens op het veld terug zijn”, hetgeen hij deed doch wij hebben het veld verlaten omdat wij met dien gevaarlijken Deckx geene gemeenschap meer wilden en omdat deze zeker slechte gevolgen kon hebben.” Ik begrijp zeer goed dat Verbelen en Meeus voor een schamele wedde van 200 fr. per jaar geen enkel levensbedreigend risico wilden nemen. Overigens heeft Deckx altijd volgehouden dat hij geen afvijzer had en even naar huis moest om naar zijn klein kind te kijken. Dat een confrontatie met Jan Baptist Deckx wel degelijk levensbedreigend kon zijn werd helaas bewezen op dinsdag 13 maart 1883. Een paar dagen nadat hij de celstraf – tot dewelke hij voor de opgesomde feiten veroordeeld was – had uitgezeten, kreeg hij het in een café in Londerzeel aan de stok met Dominique d’Hertefelt die hij met een stoofdeksel de kop heeft ingeslagen. d’Hertefelt overleed een paar dagen later en op 2 mei 1883 werd Deckx door de correctionele rechtbank van Brussel wegens onvrijwillige doodslag tot 4 jaar cel veroordeeld. Het is tijdens dit verblijf in hotel Amigo te Brussel dat hij aan een medegevangene zou gezegd hebben dat hij en niet de hiervoor veroordeelde Désiré Steenackers op 27 juli 1881 jachtwachter Karel Sleebus had vermoord. Voor meer informatie over deze affaire, zie “Oude kranten over LonderzeelMalderen en Steenhuffel”.
12. Goossens Frans Hypoliet (gebuur) Goossens was één van die personen die, dank zij zijn aandeel in een jachtovertreding van brouwer Frans De Keersmaeker (op 14 december 1898), begin 1899 jachtwachter van diezelfde De Keersmaeker geworden is. Hij was echter al eens eerder met het gerecht in aanvaring gekomen. Op 12 maart 1893 was hij door jachtwachter Mees bij de kraag gevat toen hij op het 7 dagwandveld in de Pluimennest met een afvijzer rondliep. Daarvoor had hij op 1 april van de rechter een boete gekregen.
13. Hermans Jozef Van de gemeente Malderen is er niet zoveel stropersarchief bewaard gebleven. Toch is Jozef Hermans er in geslaagd om zijn naam 2 keer in dit overzicht te krijgen. 92
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Hermans was, al naargelang van de bron, een arbeider of een landbouwer in de Mattestraat. - Op 1 september 1843 liet hij zich door champetter Egide De Maerschalck van Steenhuffel betrappen op een niet nader omschreven jachtdelict. Op 30 september werd hem door de rechter daarvoor een boete van 30 fr. en de proceskosten aangerekend. Ook zijn wapen was hij kwijt. - Op 5 september 1844 was het de velwachter van Malderen, Jozef De Bondt, die hem op het Bekerenveld met een nieuw geweer (een éénloop) maar zonder wapenvergunning zag lopen. De boete op 2 oktober was 35,50 fr. maar zijn geweer had hij kunnen redden. Ik heb geen bewijs gevonden dat hij het daarna nog onrechtmatig heeft gebruikt.
14. Jacobs François François Jacobs werd geboren omstreeks 1843. Hij woonde wellicht niet in Steenhuffel maar had er wel vrienden. - Op 6 juli 1868 liep hij met een aantal van hen - de broers Jan en Louis Vereertbruggen en Henri Biesemans - en met een jachtgeweer door de Steenhuffelse velden. Zijn geweer werd hem afgenomen en op 11 augustus kreeg hij er nog eens een boete van 30 fr. bovenop. Indien hij dat verkoos mocht hij echter ook 10 dagen in ’t prison gaan zitten. - Op 16 april 1871, nadat hij kleermaker in Wolvertem geworden was en voor een nieuw geweer had kunnen sparen, keerde hij naar Steenhuffel terug, maar niet om zijn oude vrienden te bezoeken. Deze keer werd hij als jager aangetroffen in andermans jachtgebied (tarief 16 fr.), buiten het jachtseizoen (tarief 61 fr.), zonder jachtvergunning (tarief 150 fr.) en zonder wapendrachtvergunning (tarief 150 fr.). Al deze boetes werden hem door de rechter op 26 april, zonder hoeveelheidkorting, aangerekend.
15. Kiekens Jan Baptist Geboren in Steenhuffel in 1854. Zoon van Jan Frans. Jachtwachter van graaf de Lalaing vanaf eind 1876 en nog in 1879. Het is niet omdat Kiekens zelf jachtwachter was, dat hij door zijn collega’s werd ontzien. - Op 15 juli 1878 liet hij zich met zijn collega’s Benoit Van Keer en Jean François De Velder, en met landbouwer Antoine Van den Eede in Steenhuffel betrappen toen ze in het jachtgebied van iemand anders aan het jagen waren. Weliswaar werd hij hiervoor in beroep vrijgesproken. - Op 10 oktober 1879 werd hij, in het gezelschap van dezelfde personen plus Jan Baptist Van Bellingen, alweer gezien op een plek waar hij niet mocht jagen. Ook deze keer werd hij op 6 februari 1880 vrijgesproken. Een GPS-apparaat om de weg niet kwijt te raken, kende men toen nog niet.
16. Lauwers Jaak Jaak Lauwers was een werkmens uit Londerzeel. Hij was ca 1862 geboren als zoon van Louis van Stuikberg. Zijn natuurwandelingen hebben hem volgende vermeldingen opgeleverd. - 12 januari 1894: een haas geschoten op de Moortels in Breendonk en door Petrus Hermans op den boek gezet. Hiervoor op 21 april 1894 van de rechter een boete van 300 fr. gekregen. - 26 augustus 1900: jachtwachter Joannes Piessens geholpen bij het verwijderen van een net om wild te vangen. Jammer genoeg gebeurde dat op grond waar Hanssens uit Vilvoorde het jachtrecht had en ging hij hiermee dus zijn boekje te buiten. Dat was althans de mening van jachtwachter Jacques Louis Vertongen die hem hiervoor amendeerde.
17. Lauwers Pieter Jan (Henneken) Henneken was geboren omstreeks 1869. Hij was de zoon van Louis van Stuikberg en de broer van de hierboven genoemde Jaak. Hij verdiende zijn kost als werkman en af en toe ook als stroper. Op volgende dagen zijn de kosten echter een stuk hoger dan de opbrengst uitgevallen. 93
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
-
20 november 1889: een (1) haas geschoten in de Peerdeweide te Sint-Jozef, maar door jachtwachter Pieter Jan Hermans afgepakt. Met een proces verbaal er boven op. - 3 februari 1893: een haas geschoten in de Minnestraat, die door zijn kameraad (en schoonbroer) Jan Baptist De Velder uit Breendonk laten oprapen, maar niet kunnen verhinderen dat jachtwachter Pieter Jan Hermans het alweer had gezien. Of misschien wel verkeerd gezien, zoals uit volgende mededeling zou kunnen blijken. “Het jaar 1893 den 12 juni verklaart Pieter Hermans, jachtwachter alhier, dat gisteren voormiddag omtrent 11 ure Jacques Lauwers aan zijn huis (bij Hermans) hem kwam aanranden, zeggende dat ik valschelijk zijn broeder en schoonbroeder had geamendeerd voor jachtmisdrijf, dat ik daarvoor een valschen eed had gedaan en dat dit de laatsten zouden geweest hebben die ik deed straffen, dat wanneer hij bij avond of morgen mij ontmoette hij mij zou omver geschoten hebben.” Is het niet mooi om zo ferme voor een jongere broer op te komen? - 23 september 1894: in Londerzeel Sint-Jozef met een afvijzer op stap en dat was op zichzelf al zeer verdacht. Toen jachtwachter Leo Verbelen hem die af wilde nemen zou hij die zelfs hebben bedreigd. Dat waren 2 overtredingen in 1 proces-verbaal. Ziehier het woordelijk verslag: “Het jaar 1894 den 23 september rond 7 ure ‘s morgens heb ik, Leo Verbelen, beëdigde jacht- en boschwachter, wonende te Londerzeel, aangesteld door mijnheer de burggraaf de Spoelberch, grondeigenaar te Londerzeel, daar op mijne ronde zijnde op de eigendommen van mijnheer de graaf de Bourbon en markies de Nedouchel, waarvan het jachtrecht aan graaf de Spoelberch behoort, daar bevonden dat Pieter Jan Lauwers, oud 24 jaren, werkman, wonende te Londerzeel Neerhavert, op jacht was en wild opzocht. Lauwers was drager van een geweer gezegd afvijzer, hetwelk hij niet wilde afgeven. Toen ik hem hierover vervolg verklaarde, bedreigde Lauwers mij hiervoor te mishandelen of slagen toe te brengen gelijk zij (zijn broeder Jacques en anderen) over eenige weken hadden toegebracht aan een jachtwachter van mijnheer Baeckelmans te Thisselt.” Zoals doorgaans in dergelijke gevallen is het natuurlijk bij dreigen gebleven.
18. Limnander Jerome Limnander geniet – ofschoon ik in dit artikel de alfabetische rangschikking hanteer – de eer om de eerste persoon te zijn die ik in mijn onderzoek ben tegengekomen. Zijn twee vermeldingen gaan tot het jaar 1820 terug. Limnander was een notabele uit Opdorp. Omdat hij echter een grootgrondbezitter was en Opdorp maar een relatief kleine oppervlakte heeft, had hij ook wat eigendom in Malderen liggen. De champetter van Malderen, Jean De Schrijver, heeft hem (minstens 2 keer) geverbaliseerd. - De eerste keer (bij ons weten) gebeurde dat op 9 september 1820. Jerome Limnander was in Malderen (op den Wilg) met een tweeloop op jacht. Dat was weliswaar niet in alle omstandigheden verboden, ware het dat hij een wapen- en jachtvergunning had kunnen tonen en in zijn eigen jachtgebied gebleven was. In zijn proces-verbaal wist De Schrijver nog te vertellen dat Limnander ook dikwijls buiten het jachtseizoen op hazen en patrijzen schoot. - Op 28 september 1820 werd dezelfde Limnander door dezelfde champetter alweer zonder jacht- en wapenvergunning in Malderen aangetroffen.
19. Menxel Michael Michael Menxel was geboren in Duffel op 22 januari 1797. Hij was een natuurlijk kind. Toen hij volwassen was, trouwde hij en werd hij landbouwer en herbergier in Londerzeel. Ik heb hem twee keer in de Londerzeelse klachtenboeken gevonden. - Een eerste keer vond ik zijn naam op 24 november 1836. Toen werd hij veroordeeld tot een geldboete van 30 fr. Dat was het standaard tarief voor een eerste jachtdelict. - Op 24 augustus 1838 werd hij opnieuw veroordeeld tot een boete van 30 fr. Dat moet door een andere rechter geweest zijn die van de veroordeling van 1836 niet op de hoogte was. 94
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
-
Op 24 februari 1853 trof jachtwachter Jan Frans De Boeck hem aan toen hij met een sleepnet hazen aan het vangen was. Dat was verboden.
20. Plas Louis Plas Louis werd geboren omstreeks 1850. 18 jaar later was hij ingeschreven in Steenhuffel (Over de Beek) maar woonde hij als boerenknecht bij pachter Van Overstraeten in Merchtem. Wat hierna volgt zijn jeugdzonden, die we hem moeten vergeven. Het gemeentebestuur, dat hem een brave jongen noemde, deed dat ook in een brief aan de procureur. - Op 27 september 1868 schoot Louis Plas met zijn afvijzer een haas op de grond van graaf Dandelot. Dat was tegen het pachthof Van der Perre op de hoek van de Over de Beek en de Rossemstraat. Maar Plas had geen wapendrachtvergunning en dat werd hem door jachtwachter Pieter Jozef Van Rode nogal kwalijk genomen. - Op 3 januari 1869 werd hij door jachtwachter Van Rode opnieuw bij het illegale jagen (dat wij hier voor het gemak stropen noemen) betrapt. Hiervoor kreeg hij op 20 maart een boete van 26 fr. of een gevangenisstraf van 8 dagen. Gelukkig werd hij later – op voorspraak van het gemeentebestuur van Steenhuffel – door de rechter vrijgesproken.
21. Robberechts Pierre François Geboren in Steenhuffel op 25 oktober 1841, zoon van Carolus Robberechts en Joanna Catharina Janssens. Hij woonde met zijn vrouw, Maria Theresia Booghmans op de Meir. - Zijn eerste teruggevonden wapenfeit dateert van 2 september 1874. Hij was toen al 33 jaar. Het feit dat hij toen aan een onbekende jachtwachter geen wapen- en jachtvergunning kon tonen, heeft hem op 28 december een boete van 30 fr. of een opsluiting van 10 dagen gekost. - Op 18 november 1885 was het tarief voor de jachtovertreding, die hij op 9 oktober begaan had, opgelopen tot 100 fr. - Op 25 november 1887 kreeg hij een gecumuleerde boete van 200 + 26 fr. Deze keer weten we waaraan hij dit te danken had. Op 15 september was hij in Steenhuffel op stropen betrapt en had hij de jachtwachter die het hem vertelde, uitgescholden. Zijn zoon Pierre Jean werd jachtwachter in 1895.
22. Steenackers Desiré Geboren omstreeks 1858. Hij was de zoon van Jozef (Chouppe) en woonde op Sneppelaar. Jachtwachter Frans Steenackers was zijn broer maar ze zijn elkaar nooit voor de voeten gelopen. Het had nochtans gekund. Het beroep van Désiré was volgens de Londerzeelse klachtenboeken immers “brakkenier”. Zeker 3 keer heeft hij zich laten betrappen. - 1 september 1880: jachtwachter Leo Verbelen was in de buurt toen hij, samen met zijn makker Jan Lamberts, op ongeoorloofde wijze 2 hazen schoot. - 2 april 1881: deze keer was het jachtwachter Charles Louis Sleebus die hem en zijn broer Eduard op heterdaad betrapte toen ze op Sneppelaar een haas schoten. - 30 april 1881: alweer op jacht met een geweer maar zonder vergunning. Het is toen dat jachtwachter Leo Verbelen hem in zijn proces-verbaal een brakkenier heeft genoemd.
Liever verdrinken dan terug de gevangenis in. Op donderdag 28 juli 1881 werd Steenackers door de Rijkswacht van Wolvertem aangehouden op verdenking van moord op jachtwachter Charles Louis Sleebus, die men die dag met ingeslagen kop in een gracht had gevonden. Hoewel hij altijd ontkende werden er genoeg aanwijzingen gevonden om hem door het hof van assisen tot de doodstraf (omgezet in levenslange 95
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
dwangarbeid) te laten veroordelen. Ofschoon een andere stroper, Jan-Baptist Deckx, in 1885 aan een vriend zou gezegd hebben dat hij Sleebus had vermoord, werd de veroordeling van Steenackers nooit herzien. In de ochtend van 3 november 1897 wist Steenackers, samen met De Corte (een andere ter dood veroordeelde) aan de waakzaamheid van zijn bewakers in de Gentse Coupure-gevangenis te ontsnappen. Daarna gebeurde wat in “de Denderbode” uit Aalst op 7 november als volgt beschreven werd: “De Corte en Steenackers, twee veroordeelden tot eeuwigdurenden dwangarbeid, hebben woensdag morgend gepoogd uit de gevangenis van Gent te ontsnappen. Zij zijn zooverre in hunne poging gelukt dat zij reeds den muur naast de Akkergemstraat overgeklommen waren, vooraleer de waker hen bemerkte. Deze zette hen seffens achterna en zag twee in het wit gekleede mannen langs de Coupure wegvluchten. Op kleinen afstand van de gevangenis gelukte het den waker Steenackers in te halen, doch deze sloeg met een brood dat hij meegenomen had in het gelaat van zijnen vervolger en gelukte er in weer los te geraken. Weer herbegon de eigenaardige jacht. Op het einde der Coupure waren de twee vluchtelingen gedwongen den oever af te dalen om niet in de handen te vallen van de werklieden, welke op het geblaas van den gevangeniswaker kwamen toegesneld. Na eenigen tijd vruchteloos gepoogd te hebben weder boven te komen sprongen zij eindelijk in het water van de Lei. Ontsnappen was onmogelijk. Dit zagen ook de twee veroordeelden en Steenackers riep uit: ‘Liever mij te laten verdrinken dan weer in de gevangenis te komen’, en hij verdween onder het water. De Corte kwam terug aan den oever en werd doornat terug naar het centraal boethuis gebracht. Aangaande de ontvluchting der twee gevangenen, lezen wij nog in ’t Fondsenblad: Het lijk van Steenackers is opgevischt; Steenackers was gelast met het aansteken der kachels in de gevangenis. Hij was sedert 17 jaren achter slot. De Corte was helper in de keuken. Beide waren ter dood veroordeelden, doch hunne straf werd in levenslangen dwangarbeid veranderd. informatie over deze dramatische zaak is op deze website te vinden in het artikel “Oude kranten over Londerzeel-Malderen en Steenhuffel”.
23. Teugels Henri Geboren in Londerzeel in 1801, getrouwd met Maria Catharina Broothaers. Zijn wapenfeiten: - 8 februari 1841: gepakt door de veldwachter van Liezele die zijn geweer confisqueerde. Op 2 maart is daar vanwege een rechter nog een boete van 30 + 20 fr. bijgekomen. - 30 december 1852: samen met zijn oudere maar niet wijzere gebuur Henri Van Schel betrapt bij het illegaal jagen en op 26 januari 1853 veroordeeld tot een geldboete van 50 fr.
24. Teugels Pier Jan Eindelijk nog eens iemand die tot 3 keer toe “een gekende wildstroper” werd genoemd. Pier Jan was geboren in Londerzeel in 1876. Hij was de zoon van (Frans) Jozef Teugels en Rosalie Blommaerts. Hij woonde op Sint-Jozef in de Patatestraat (rue des pommes de terre). Als men daar woonde was men eigenlijk verplicht om stroper te worden. De hazen, konijnen, fazanten en patrijzen liepen of vlogen er te dik. Pier Jan heeft zijn best gedaan. - 23 oktober 1896: in het zicht van jachtwachter Judo Van Steen naar een haas geschoten aan de Kruishoeve. - 13 november 1896: alweer een haas geschoten aan de Kruishoeve. Aan jachtwachter Frans Beuckelaers die hem op heterdaad betrapte gaf hij als excuus dat hij eigenlijk zijn leven aan het beteren was en niet langer met stelen maar met “toekken” (braconieren) zijn boterham wilde verdienen. Beuckelaer had er geen oren naar. - 15 december 1896: met een geweer op jacht in Londerzeel Sint-Jozef en ermee “gewezen” naar de jachtwachters Hermans en Steenackers, die nog niet doorhadden dat hij zijn leven gebeterd had. Ik geef hierna het volledige verslag van dit incident, vooral om aan te tonen 96
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
dat er tussen stropers en jachtwachters – ook al waren het aartsvijanden – toch ook een zekere vorm van verstandhouding mogelijk was. “Het jaar 1896 den 15 december. Wij Petrus Hermans en Frans Steenackers, beëdigde jachtbewaarders aangesteld van den heer Edmond Hanssens, voor zijn jacht en eigendommen te Londerzeel, rond 10 ure ’s avonds op onze ronde zijnde op het gehucht Sint-Jozef op eigendom van burggraaf de Borchgrave, jachtrecht aan genoemde heer Hanssens, bemerkten dat Pieter Jan Teugels, gekende jachtstrooper, er aan was ’t jagen vergezeld van een tweede persoon. In zijne nabijheid gekomen zijnde op omtrent 5 meters afstand, keerde Teugels zich met dreigende houding om op ons te schieten (en mikte op ons beide). Hermans, die het gevaar bemerkte, zegde aan zijn gezel Steenackers ‘pas op’. Teugels, bij Steenackers komende, zegde hem ‘Ha Sooiken, zijt het gij?’. Wij scheiden ons open met het doel de tweede persoon te kunnen kennen tot welke Teugels zegde ‘Blijft staan’, doch deze bleef niet. En intusschen vluchtten beide mannen weg. Waarvan proces verbal.” - 31 december 1896: gedreigd om de jachtwachters Hermans en Steenackers samen met Edmond Hanssens, de burgemeester van Vilvoorde, die op zijn erf een aangeschoten haas kwamen zoeken, naar de eeuwige jachtvelden te sturen. Hierna het verslag van de gebeurtenissen tijdens die koude oudejaarsnamiddag. “Op 31 december 1896, 2 à 3 ure namiddag was te Londerzeel op jacht Mr. Hanssens, vergezeld van zijn jachtwachters P. Hermans en Frans Steenackers en kwetste er een haas op eigendom van de Borchgrave. Wij hebben den haas achtervolgd aangezien er geenen jachthond bij was. Deze liep in de richting van de woning van Jos Teugels. Daar in de nabijheid gekomen zijnde, werden wij aangerand door Jozef Teugels, zijne vrouw Rosalie Blommaerts (de eerste met eene schup) en hun zoon P. Jan Teugels, gewapend met een stuk ijzer, waar zij ons wederhielden het wild op te rapen en van de vrouw Teugels het verwijt van dief werden toegestuurd. Jozef Teugels verweet mij, Hermans, dat ik zijn zoon onrechtveerdig had een proces aangedaan en zegde ‘als gij er durft over komen over mijn land klief ik u den kop’ en hield terzelvertijd zijne schup in de lucht. Pieter Jan Teugels (zoon), gewapend met een stuk ijzer, zegde terzelvertijd ‘Ja, zij zijn er aan’ (bedoelende van ons te helpen dooden).” De vaststelling dat Hermans zijn avontuur heeft kunnen navertellen, toont aan dat vader en zoon Teugels zich ingehouden hebben. Bovendien had de familie Teugels – maar ik weet niet of de rechter er ook zo over dacht - het gelijk aan haar kant. Hadden Hermans, Steenackers en Hanssens dan nog nooit van het begrip “huisvredebreuk” gehoord? - 22 maart 1897: een haas geschoten in de Patatestraat en door jachtwachter Pieter Judo Van Steen betrapt. - 23 maart 1897: met een stok een haas doodgeslagen toen jachtwachter Pieter Jan Adriaenssens dicht genoeg in de buurt was om dat op te merken. - 24 april 1897: een haas geschoten aan de Kruishoeve en door jachtwachter Frans Steenackers geverbaliseerd. In de zomer van 1899 liep Pieter Jan Teugels nog een tegen de lamp, maar dat weten we alleen maar omdat hij uitstel vroeg om zijn straf uit te zitten en omdat de Londerzeelse burgemeester die vraag niet steunde “omdat hij zich alleen maar bezig houdt met stropen en met accordeon spelen op de kermissen.” Hij vertelde er niet bij welke van die twee beschuldigingen hij het ergste vond.
25. Thijs Petrus Jan Ook Thijs was een verdienstelijke en erkende wildstroper. Hij woonde ergens tussen Sneppelaar en de Blauwenhoek en moet omstreeks 1845 geboren zijn. - Op 3 mei 1881 schoot hij een haas op de Blauwenhoek op een moment dat jachtwachter Leo Verbelen daar al dan niet toevallig passeerde. 97
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
-
-
Op 26 mei 1881 liep hij met een geladen afvijzer over de openbare weg en klopte hij Leo Verbelen daarmee op de kop toen die zijn geweer wilde afpakken. Op 2 februari 1883 werd hij samen met Jean François Verbelen (de broer van Leo) gepakt toen ze in Londerzeel aan het stropen waren. Wegens recidivisme heeft hij daarvoor op 4 maart een gevangenisstraf van 32 dagen gekregen. Op 26 december 1885 was hij met zijn afvijzer wild aan het zoeken op Sneppelaar, maar voor hij wat gevonden had, zette Leo Verbelen hem al op den boek.
26. Van Caesbroeck Maria Anna Geboren in Londerzeel op 17 oktober 1825. Ze was een natuurlijk kind en zal dus wel een moeilijke jeugd hebben gehad. In ieder geval is ze de enige dame in dit illustere herengezelschap en ze heeft haar plaats met volgende feiten zeker niet gestolen. - 4 december 1853: samen met haar 9 jaar jongere neef Jozef Van den Eynde had ze 13 hazenstroppen gelegd in de Moorhoek. Ze werd door jachtwachter Frans De Boeck en champetter P.J. Goossens, die een ganse nacht in de kou en in het struikgewas op de loer hadden gelegen, betrapt toen ze die om 5u15 in de ochtend kwam controleren. - 14 april 1854: 8 stroppen gelegd in het Kerkenbosch van Petrus Van Hove en op heterdaad betrapt door jachtwachter Jan Frans De Boeck die daar van 3 uur ‘s nachts tot 8u15 ’s morgens in hinderlaag had gelegen.
27. Van den Bergh Jozef Geboren in Londerzeel in 1861. Wever en “gekende” wildstroper uit de Meerstraat. Zover ik weet heeft hij zich – ondanks zijn gevestigde reputatie - maar 2 keer laten pakken. - Op 30 november 1896 schoot hij een haas in de Meerstraat, merkte te laat dat jachtwachters Hermans en Steenackers in de buurt waren en vluchtte in een schuur. Maar ze hadden hem al van ver herkend. - Op 16 september 1899 zocht hij naar wild op Neeravert. Dat deed hij met wisselvallig succes want hij schoot wel een haas maar die werd door jachtwachter Pieter Jan Broothaers in beslag genomen. Hij (Van den Bergh) heeft er op 11 december een boete van 200 fr. en een gevangenisstraf voor gekregen. Deze straf werd in beroep bevestigd en op 15 augustus 1900 werd hij uitgenodigd om zich bij het prison aan te melden. Omdat er in de oogstmaand veel werk op het veld is, werd er om uitstel gevraagd, maar deze keer weigerde de gemeente om zijn aanvraag te steunen. “Een uitstel van straf,” aldus de burgemeester op 16 augustus, “zou hem geen enkel materieel voordeel opleveren. Het valt daarentegen te vrezen dat hij, bij de opening van het volgende jachtseizoen, nog harder aan het stropen zal slaan.” Ja zeg, mijnheer de burgemeester, hoe moest hij anders wat bijverdienen om zijn boete te kunnen betalen? Bij wijze van compromis werd hem toch een uitstel van 15 dagen gegeven. Op 4 september werd een nieuwe aanvraag naar de procureur des konings gestuurd. Deze keer argumenteerde de burgemeester (vertaald):“Van den Bergh teelt vlas en heeft nu geen geld maar binnen 2 maand zal hij zijn best doen om zijn boetes van 200 fr. te betalen. Wanneer hij bovendien ook nog zijn gevangenisstraf zal moeten uitzitten zal dat zijn hele familie ruïneren.” En op 8 oktober: “Gevolg gevend aan uw vraag van 5 dezer hebben we Van den Bergh opnieuw aangemaand om zijn boetes te betalen. Hij heeft ons opnieuw zijn spijt betuigd en gezegd niet te kunnen betalen vanwege de lasten van zijn familie. Sedert 1897 is dit al zijn derde veroordeling voor stroperij. Ook de vorige boetes werden niet betaald.”
28. Van den Broeck Jos Woonde in Londerzeel in de Pluimennest tegen Kaaskantmolen.
98
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Hij was jachtwachter van Jan Verspreet in 1896 en bovendien van brouwer Frans De Keersmaecker in 1899. Jos van den Broeck is twee keer voor een jachtmisdrijf veroordeeld. Twee keer was dat de schuld van de zoon van zijn baas, landmeter Jules Verspreet. De details hebben we al gegeven toen we het uitgebreid over de jachtwachter Van den Broeck hebben gehad.
29. Van den Eede Pierre Antoine Geboren in Steenhuffel op 30 januari 1828. Getrouwd met Veronica Polfliet en waarschijnlijk een pachter van Jan Baptist Van Bellingen uit Sint-Gillis-Brussel. In die laatste hoedanigheid ging hij met Van Bellingen en een aantal jachtwachters regelmatig in Steenhuffel op jacht. - Op 15 juli 1878 riskeerden hij en de jachtwachters Jean François De Velder, Jean Kiekens en Benoit Van Keer zich daarbij op het jachtgebied van iemand anders. - Op 10 oktober 1879 deed hij dat met dezelfde personen nog een keer maar deze keer was ook Van Bellingen er bij.
30. Van Keer Benoit Geboren in Merchtem op 1 februari 1846. Op 17 oktober 1874 in Malderen getrouwd met Caluwaert Maria Philippina en op de Heide in Steenhuffel gaan wonen. Jachtwachter van graaf de Lalaing (Diepensteyn) vanaf midden 1875 en nog in 1878. Van Keer was er telkens bij toen Pierre Antoine Van den Eede (zie hier net boven) op 15 juli 1878 en 10 oktober 1879 zijn boekje (en de grenzen van zijn jachtterritorium) te buiten ging.
31. Van Lint Isidoor Een schilder uit Nieuwenrode en de jachtkameraad van kostschooldirecteur Bemus-De Bie (reeds eerder vernoemd). Ze gingen meestal samen op jacht en kregen meestal ook samen een proces aan de broek. In Londerzeel is dat voor zover ik weet drie keer gebeurd. - 4 oktober 1887: geamendeerd door de jachtwachters Leo Verbelen en Jacques Hubert Meeus toen ze in Londerzeel aan de Ooststatie op het jachtgebied van de Spoelberch aan het jagen waren. - 2 december 1891: geverbaliseerd door jachtwachter P.J. Hermans toen ze zich in Londerzeel op het jachtgebied van Hanssens uit Vilvoorde bevonden. - 22 augustus 1897: door jachtwachter Jos Van den Broeck betrapt in het jachtgebied van Jan Verspreet op den Berg.
32. Van Praet Victor (de Smauce) Geboren in Londerzeel op 19 augustus 1871, zoon van Jan Baptist uit de Pluimennest. - Zeer waarschijnlijk was Victor een brave mens gebleven als hij op 10 november 1889 niet met zijn hond in de Pluimennest gaan wandelen was en als dat beest, voor de ogen van jachtwachter Corneel Haverals uit Steenhuffel, geen haas had gepakt. Wie de haas kreeg werd niet overgeleverd, maar het proces-verbaal was voor Van Praet. En zo is het allemaal begonnen. - Na dit incident heb ik hem een poosje niet meer ontmoet. In 1891 had hij immers als vrijwilliger met premie dienst bij het 12de Linieregiment genomen. - Op 4 juni 1896 werd hij voor een jachtmisdrijf veroordeeld tot een boete van 200 fr. - Op 4 januari 1897 zagen jachtwachters Jan Baptist Verleysen uit Wolvertem en Jos Van den Broeck uit Londerzeel hem met Emiel De Cock (van herberg op de hoek van de Brusselsebaan en de Kaaskantmolenstraat) én met een jachtgeweer door een rapenveld in de Pluimennest stappen. Dat werd een nieuw proces-verbaal. - Op 22 maart 1898 merkte Jos Van den Broeck hoe Van Praet deze keer een haas doodschoot. Victor Van Praet kreeg een proces-verbaal en Jos Van den Broeck kreeg – met wat uitstel slaag. 99
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
“Het jaar 1898 den 12 april verscheen Jos Van den Broeck, jachtwachter van Mr. Verspreet, die verklaart. Gisteren 11 april, 10 ure, op mijne ronde zijnde in het gehucht Pluimennest te Londerzeel, ben ik aangerand door Victor Van Praet en zijne broeder Piet Jan Van Praet. Beiden waren met stokken gewapend en brachten mij slagen toe, meer dan 20 stokslagen werden mij toegebracht. Ik vluchtte naar den steenweg waar verscheidene personen gingen. De gebroeders Van Praet achtervolgden mij en brachten mij nog verscheidene slagen toe. Waarvan getuigen Joannes Pas, draaijer, en Delphine Van Doorslaer, dochter van weduwe Filip Van Doorslaer.” - Het was niet de laatste keer dat de Smauce en zijn vrienden een jachtwachter belaagden. In mei 1901 waren ze op strafexpeditie tegen de al genoemde Jos Van den Broeck. Op 17 mei beperkten hun acties zich nog tot het schreeuwen van lelijke dingen naar het hoofd van diens vrouw, maar op 31 mei... Wel, laten we het mevrouw Van den Broeck, Louise Potoms, zelf vertellen: “Op 31 mei in den morgen, terwijl mijn man afwezig was, kwamen aan mijn woning wederom de genaamde Victor en Frans Van Praet van Londerzeel en Edmond Van Cauter van Sloozen, Leonard en Frans Verheyden van Rossem tegen de Pluimennest. De drij eersten bedreigden van mij buiten mijn huis te halen en op de straat dood te slagen. Op deze bedreiging heb ik mij verweerd. Dit duurde omtrent een kwartier tot dat eindelijk om hun te doen heen gaan, ik twee revolverschoten loste door een achtervenster van mijn huis. Al die misdaders, strooper zijnde, kwamen uit wraak die zij dragen tot mijne man.” - Ook bij de laatste gebeurtenissen die ik in dit artikel zal beschrijven, was Victor Van Praet meer dan een gewone figurant.
33. Van Ransbeeck Pierre Geboren in Steenhuffel in 1865. Zoon van Leon van de Bontestraat. - Op 13 september 1893 kreeg hij een proces verbaal voor een jachtdelict, gepleegd in Steenhuffel, maar op 10 februari 1894 werd hij hiervoor door de rechtbank vrijgesproken. - Op 18 november 1893 werd hij alweer geverbaliseerd voor een jachtmisdrijf ontvangen. Op 29 december werd hij veroordeeld tot een relatief kleine boete van 50 fr.
34. Van Schel Petrus Josephus Petrus Van Schel was geboren in 1815. Hij was de zoon van Guillaume Van Schel op Stuikberg, en heeft heel zijn leven lang zijn boterham als voddenkoopman verdiend. Als er een prijs zou bestaan voor de wildstroper die in Londerzeel het meest tegen de lamp gelopen is, dan kreeg Van Schel, met 6 processen-verbaal, de zilveren medaille. - 5 november 1842: veroordeeld tot een boete van 30 fr. voor een jachtmisdrijf, gepleegd in Londerzeel in oktober van dat jaar - 18 november 1843: op jacht geweest zonder wapenvergunning en door veldwachter Jan Baptist Van Steen geamendeerd. Op 1 december veroordeeld tot een boete van 30 fr. en zijn geweer heeft hij nooit meer teruggekregen. - 21 november 1848: op stap geweest met Victor De Smedt uit Londerzeel en met de tweeloop van zijn broer Antoon een haas geschoten in een korenveld op Neeravert. Uren in het rond was geen jachtwachter van Londerzeel te zien maar de champetter van Ramsdonk, Jan Baptist Sollie, mocht ook processen schrijven. Op 28 december werd hij hiervoor veroordeeld tot een boete van 30 fr. - 20 september 1851: het uitschelden en bedreigen van jachtwachter Frans De Boeck in het café van de statie kostte Van Schel op 20 oktober 3 dagen gevang en een boete van 30 fr. - 7 december 1851: door jachtwachter Jan De Bondt opgemerkt toen hij op den Bist in Londerzeel mét een afvijzer maar zonder vergunning aan het jagen was. - 26 januari 1853: door de rechtbank nog maar eens veroordeeld tot een boete van 50 fr. vanwege een ‘jachtmisdrijf’
100
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
35. Van Steen August Geboren omstreeks 1874. Zoon van Constant. - 20 februari 1889: met zijn broer Jean (zie hieronder) en de 14-jarige Jan Frans De Boeck (de zoon van Mie Broek) had 2 hazenstroppen gelegd langs de ijzeren weg in het Sevessenbos bij kasteel Drietoren. Ze werden door jachtwachter Jacques Hubert Mees betrapt en later veroordeeld. Wat daarna gebeurde vertelt ons iets over hoe hard het leven van een overijverige jachtwachter kan zijn. Let wel, het is maar één kant van de medaille die we hierna horen: “Heden 4 juni 1889 verscheen Hubert Mees die verklaart dat op den nacht van 1-2 juny schade is toegebracht aan zijne vlas hetwelk was afgemaaid. Van op den eersten oogenblik vermoedde ik dat Constant Van Steen en zijne zoons hetzelve gedaan hadden omdat zij mij zulks tengevolge eener jachtmisdrijf hadden bedreigd. Aan Rosalie Verbelen dochter van Leo hadden de zoons van Steen op maandag 27 mei gezegd dat zij vooraleer in het gevang te gaan wegens hun jachtmisdrijf met hunnen vader aan Berthie ‘s nachts wel zouden veel schade toegebracht hebben. Gisteren was de zoon Van Steen August met mijnen zoon August Mees en Jean Aerts aan hetzelven vlas toen Van Steen aan hun zegde: ‘Het is spijtig dat wij uw vlas hebben afgemaaid, nu hebben wij er niets van of gijlen ook niet’. Mijn zoon Gust zegde: ‘jongen hier staan voetprinten in, past er uwen voet eens in’ hetwelk hij deed en bekende eenen voet te zijn gelijk aan de zijne. Dan vroeg mijn zoon langs waar zij gekomen waren waarop hij dit uitlegde: langs achter ’t Kasteel, dat zij met tweeen in ‘t gras en eenen op de baan gingen, dat twee hebben gekapt met pikken terwijl eenen van hun aan mijne woning waakte. De aan mij toegebrachte schade bereken ik 50 franken.” - 13 april 1890: samen met zijn broers Jean en Pierre en met de broers Henri en Benoit De Wit het wild naar de Molenbeek gestouwd en het water in gejaagd om het daar makkelijker te kunnen pakken. Jachtwachter Mees kon daar niet mee lachen. - 19 april 1891: deze keer was alleen zijn broer Jean erbij toen Leo Verbelen, jachtwachter van Adolf de Spoelberch, hem een haas, die zich opgehangen had, uit een strop zag halen.
36. Van Steen Jean Zoon van Constant en de broer van August. Waarschijnlijk omstreeks 1875 geboren. Zijn drie eerste vermeldingen kreeg hij samen met zijn broer August (zie hierboven). Een extra vermelding bekwam hij op 18 december 1899 toen hij aan het kasteel, op de jacht van Dupret, stroppen had gelegd en jachtwachter Mees hem betrapte toen hij ze kwam lichten. (Pierre Van Steen, de andere broer, heeft met slechts 1 vermelding in het klachtenboek van Londerzeel, dit lijstje niet gehaald.)
37. Verbelen Frans (Sussen) Frans Verbelen was geboren in Londerzeel op 6 februari 1842. Zijn ouders waren Antoon Verbelen en Anna Maria Lauwers. Belangrijker in het kader van dit artikel is dat Leo Verbelen zijn broer was. Die Leo was één der meest actieve jachtwachters die ze in Londerzeel ooit hebben gekend. Frans Verbelen was daarentegen de primus inter pares van de Londerzeelse wildstropers uit de 19de eeuw. Als we alleen maar met het aantal processen-verbaal rekening houden tenminste. - 8 september 1880: Frans en zijn andere broer Jean Verbelen werden door jachtwachter Judo De Schouwer betrapt toen ze op den Berg zonder vergunning aan het jagen waren. - 31 mei 1881: Frans Verbelen gedroeg zich in de ogen van jachtwachter Jacobus Kersebeeck verdacht toen hij lang een veld in den Middenbosch liep en daarbij een zak probeerde te verbergen.
101
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
-
4 maart 1883: Frans Verbelen (hier verkeerdelijk Jean François genoemd) krijgt van een niet bij naam genoemde rechter een gevangenisstraf van 32 dagen opgelegd voor een jachtmisdrijf dat hij, samen met Petrus Jan Thijs, op 2 februari 1883 had gepleegd. - 20 februari 1887: de broers Frans en Jean Verbelen schieten een haas in de Pluimennest maar Jacques Hubert Mees had het gezien. - 30 september 1889: Frans Verbelen schiet met zijn afvijzer een haas aan de hoeve van pachter Geeroms in de Pluimennest. Het is alweer jachtwachter Mees die roet in zijn eten komt gooien. - 26 december 1889: wild moet een beetje liggen voor men het in de pan legt, weet een goede kok. Daarom was het wellicht voor zijn Nieuwjaarsdiner dat Frans Verbelen die dag met zijn afvijzer op Sneppelaar wild aan het zoeken was. Het zal dat jaar bij de ouders Verbelen wellicht geen vrolijk nieuwjaarsfeest geweest zijn want hij liep zijn broer Leo tegen het lijf en die aarzelde niet om een proces-verbaal te schrijven. Over het algemeen wisten de broers Verbelen uit elkanders buurt te blijven. - 22 november 1896: Frans werd door jachtwachter Jos Van den Broeck geverbaliseerd toen hij wild aan het zoeken was. Dat vond Frans deze keer veel te lichtvaardig en op zijn beurt diende hij een klacht in tegen jachtwachter Van den Broeck. Alleen aan de eerste klacht werd gevolg gegeven en toen Verbelen het volgende voorjaar voor de rechter stond was hij verbaasd dat die man alleen de versie van Van den Broeck gekregen had. Op 25 juni 1897 verantwoordde de burgemeester van Londerzeel, tevens ambtenaar van politie, zich als volgt: “Monsieur le Procureur du Roi - (Vertaald) In antwoord op uw brief (hierbij gevoegd) laat ik u weten dat er van de klacht van François Verbelen geen proces verbaal werd opgesteld omdat deze door garde Van den Broeck terecht geïnterpelleerd werd aangezien hij de baan verlaten had en in het veld was gestapt. De wederzijdse slagen die het gevolg waren van deze interpellatie waren bovendien niet zeer hard. Wachter Van den Broeck heeft van zijn kant ook klacht tegen Verbelen ingediend. Verbelen is een stroper die reeds 18 keer veroordeeld is voor jachtmisdrijf.”. - 9 september 1900: Frans Verbelen was voor zijn opvolging aan ’t zorgen en liep samen met zijn zoon in het grensgebied van Londerzeel en Wolvertem wild te zoeken. Het was jachtwachter Frans Hypoliet Goossens die deze keer moeilijk deed. Eens men een slechte naam heeft, is het nog moeilijk om die kwijt te raken. Frans Verbelen werd bovendien – zoals al uit zijn belevenissen van 22 november 1896 gebleken is – door de jachtwachters gezocht, en door zijn collega’s medestropers te pas en te onpas als zondebok gebruikt. Wat volgt is een waar gebeurd verhaal en ik laat het door de broer van Frans, Leo Verbelen, vertellen: “Het jaar 1885 den 3 October rond 5 ½ ‘s avonds heb ik Leo Verbelen beëdigde, jachtbewaarder, terwijl ik op mijne ronde was te Londerzeel Weverstraat, gezien dat een persoon een scheut loste op eenen afstand van omtrent 700 meters van mij. Deze persoon ging voort met zijn geweer in de hand om het wild op te zoeken waar hij had op geschoten. Dit was op eene stuk land, eigendom van Leonard Robbijns, waarvan het jachtrecht bij mondeling akkoord aan weduwe graaf de Spoelberch toehoort. Waar ik hem naderde en hem heb herkend als zijnde Jean Baptist Cleymans, herbergier wonende te Londerzeel. Ik heb hem aangesproken: ‘Tist gij zijt er aan’. Waarop hij eens omzag en vluchtte zonder aan mij te antwoorden. Cleymans Jean Baptist verklaart dat op 3 October toen de geweerscheut afging hij stond bij Jozef Mariën op omtrent 300 meters van waar deze gelost was. Wij hoorden de scheuten. Een weinig later hoorden wij dat Verbelen riep ‘Tist gij hebt een proces verbaal’. Cleymans verklaart dat hij geen permis van de jacht heeft. Cleymans verklaart verder dat Thérèse Willems, weduwe Van Ingelgem, aan hem gezegd heeft dat Verbeelen aan haar vroeg ‘Threes gij hebt dat ook gezien dat Tist Cleymans daar een haas geschoten heeft’ waarop zij antwoorde ‘neen, mij docht dat het François Verbelen (gezegd Sussen) was.’
102
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
38. Verbelen Jean Geboren in Leest tussen 1839 en 1841. Deze andere broer van jachtwachter Leo Verbelen was een stuk minder actief in het Londerzeelse stroperswezen maar heeft met 2 vermeldingen toch ook zijn plaats in dit overzicht verdiend. Dat heeft hij wel een beetje aan zijn broer Frans te danken die hij op 8 september 1880 en 20 februari 1887 bij zijn illegale praktijken begeleidde (zie hierboven)
39. Verbelen Jozef. Jozef Verbelen (geen naaste familie) was in Merchtem geboren op 24 oktober 1860. Op 12 augustus 1886 was hij in Londerzeel getrouwd met Elisabeth Van Heymbeeck en daarna als blokmaker een tijdje in Steenhuffel gaan wonen. Het is echter uit de Londerzeelse klachtenboeken dat we hem wat beter hebben leren kennen. - 20 oktober 1889: wild opgezocht in den Eekhout in Londerzeel en door jachtwachter Florent De Bondt geverbaliseerd. - 30 december 1895: een haas geschoten op het jachtterritorium van Bemus in Londerzeel en door de gendarmerie in beslag genomen. Alweer een Nieuwjaarsdiner naar de vaantjes.
40. Vereertbruggen Louis Geboren omstreeks 1828-1831. Hij zou als landbouwer in Steenhuffel moeten gewoond hebben maar ik kan die mens in geen enkel register vinden. Het is wél in Steenhuffel dat hij bij het illegale jagen 4 keer tegen de lamp gelopen is. - 7 september 1861: door de rechtbank veroordeeld tot een boete van 50 + 40 fr. voor dingen die hij op 15 augustus samen met Jan Baptist Van Campenhout in Steenhuffel had uitgespookt. - 15 december 1865: met zijn geweer naar een haas geschoten met – ook voor hem - pijnlijke gevolgen: geweer in beslag genomen en op 6 februari veroordeeld tot een boete van 30 + 30 + 16 fr. of een gevangenisstraf van 17 dagen. - 6 januari 1868: zonder wapen- of jachtvergunning met zijn éénloop op het land van de weduwe Puttemans gejaagd. - 11 augustus 1868: samen met zijn broer Jean en Henri Biesemans veroordeeld tot een boete van 30 fr. of 10 dagen op water en droog brood. Het was Biesemans die op 6 juli naar het wild geschoten en zijn wapen moeten inleveren had. Op 19 augustus 1868 liet de gemeente Steenhuffel aan de arrondissementscommissaris weten dat Louis Vereertbruggen tot dan al drie keer voor stropen veroordeeld was. We hebben dus niet veel gemist.
41. Verspreet Jules Jules Verspreet was één van de eerste Londerzelenaar die zijn vader “Papa” noemde. Hij was dan ook van hoge komaf. Hij was omstreeks 1879 geboren en was de zoon van maalder Jan die rijk genoeg was om zijn eigen jachtwachters te hebben. Jules had voor landmeter gestudeerd en was dat op het einde van de 19de eeuw ook geworden. Verspreet is, toen hij ging jagen, echter een paar keer vergeten dat hij daarbij op het territorium van zijn vader moest blijven. Op de volgende dagen heeft hij dat namelijk niet gedaan. - Op 18 oktober 1898 heeft Petrus Hermans (de jachtwachter van Hanssens) hem met een jachtgeweer over het jachtgebied van zijn baas zien lopen, en die baas had hem gezegd dat hij niemand mocht ontzien. - Op 24 oktober 1898 was hij in het gezelschap van brouwer Frans De Keersmaeker en jachtwachter Jos Van den Broeck in de Pluimennest de weg kwijt geraakt en op de Hoefijzers terecht gekomen. Toen Jacques Hubert Mees hem weer op het juiste pad wilde brengen heeft hij niet geluisterd. 103
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
-
Op 21 oktober 1900 werd hij alweer, ditmaal door jachtwachter Frans Goossens, betrapt toen hij op een ander dan zijn eigen terrein aan het jagen was. Deze keer waren schrijnwerker Evarist Buyens en jachtwachter Jos Van den Broeck zijn jachtgezellen.
42. Willocx Joannes Jan Willocx is de laatste van ons lijstje. Hij was een Londerzeelse particulier en in de eerste week van september 1851 was hij bij zijn kozijn Emmanuel Willocx in Malderen op bezoek om op diens uitgestrekte jachtvelden, alleen vergezeld van zijn hond, op jacht te gaan. - Op 4 september 1851 zag Charles Seghers, de jachtwachter van de Beughem, hem om 8 uur ‘s morgens met zijn tweeloop een haas schieten op het Hofveld op de Kruisheide. Dat land werd weliswaar door Emmanuel Willocx gepacht maar de jachtrechten die er op rustten niet. - 2 dagen later, op 6 september dus, liepen jager en hond rond 2 uur in de namiddag rond op het Nuyteveld tegen het Groenhofbos. Hetzelfde liedje. Ook dit stuk grond werd door Emmanuel Willocx bewerkt, maar het was de Beughem die er het jachtrecht had.
43. De anderen Naast de hoger genoemde mensen hebben we nog een lijst van 97 personen die ooit 1 procesverbaal voor een jachtovertreding gekregen hebben. Doorgaans zal dat per ongeluk geweest zijn en we zullen hun wedervaren hier niet in detail bespreken. Voor volgende lieden maken we echter een uitzondering om aan te tonen dat stropers in de beste families te vinden waren. Bosselaer Florimond, een particulier uit Mechelen, stond op 15 januari 1855 zonder toelating met zijn tweeloop naar het wild te schieten op de grond van madame de Spoelberch in Neeravert. Hij was in het gezelschap van een jachthond en van Renaert Augustin, een andere Mechelse particulier, maar jachtwachter Frans De Boeck had het gezien. Bouvier Pierre Henri, een 54-jarige advocaat uit Elsene, die later op de Campagne in Steenhuffel zou komen wonen, werd op 15 september 1880 in Steenhuffel betrapt op jagen zonder wapen- en jachtvergunning. Op 30 september werd hij door de rechtbank vrijgesproken. Bullerkosten Philippe Louis, een schilder uit Eikevliet werd op 27 oktober 1884 met drie trakkers door jachtwachters Mees en Verbelen betrapt toen ze in Londerzeel op de jachtvelden van iemand anders aan het jagen waren. Cammaert Charles Maximiliaan, rentenier uit Lippelo, was op 16 september 1854 op het Meiveld in Londerzeel aan het jagen. Niet alleen was die grond de eigendom van Van Ingelgem en mocht hij er niet komen, maar bovendien beschadigde hij ook de planten. Het was Jan Van Ingelgem zelf die hem verbaliseerde, maar er is nooit iets van gekomen. Deglas J, een suikerbakker op de Grote Markt te Mechelen schoot op 20 augustus 1893 – dat was buiten het seizoen – naar fazanten op Sneppelaar. Jachtwachters Leo Verbelen en Judo Hiel hebben hem niet laten begaan. T’Kint Carolus, bewoner van het kasteel van Imde en de zoon van de burgemeester van Wolvertem was op 2 september 1852 met een wilddrager aan het jagen op de Achtbunders in Rossem. Dat was echter de Spoelberch gebied en jachtwachter Frans De Boek heeft hem dit bij middel van een proces-verbaal laten weten. Van Riet Frans uit Ramsdonk was bediende aan den ijzeren weg. Op 29 juni 1885, om 3u30 in de ochtend schoot hij met zijn tweeloop een haas in de buurt van het pachthof van Robberechts. Jachtwachters Verbelen en Mees waren, ondanks het vroege uur, op post. Bijzonder was dat Van Riet bij de jacht een lantaarn van de Belgische Staatsspoorwegen als lichtbak had gebruikt. Verbockhoven Gustave Emile Jules Louis, een 29 jarige rentenier uit Fleurus werd op 16 februari 1891 door de rechtbank veroordeeld tot een boete van 50 fr. voor een overtreding van 104
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
de jachtwetgeving die hij op 15 december 1890 in Steenhuffel had begaan (in beroep vrijgesproken) Verspreet Benedict, maalder te Londerzeel, werd op 12 november 1843 door de champetters Van Steen en Lathouwers illegaal en met een geweer op het land van Theo Van Hoeymissen aangetroffen. Willocx Louis, geboren in Londerzeel ca 1823, was op 22 oktober 1849 al particulier wat betekende dat hij niet meer moest werken voor zijn kost. Die dag werd hij 2 keer door de champetters J.B. Lathouwers (Londerzeel) en J.B. Sollie (Ramsdonk) in overtreding bevonden. Eén keer bij het Hof ter Locht waar Hanssens uit Vilvoorde het jachtrecht had en een tweede keer op Stuikberg. Beide keren had hij een tweeloop, een jachthond en 2 wilddragers bij zich maar geen jacht- of wapenvergunning. Hij werd daarvoor 1 keer geverbaliseerd. Ik eindig dit overzicht met de eregalerij der Londerzeelse stropers van het jaar 1853. In een brief van 13 mei van dat jaar werd van volgende personen gezegd dat “ze zich zonder ophouden overleverden aan stroperij, de autoriteiten overlast bezorgden en het best zouden opgesloten worden.” Cleymans Pierre Jean De Boeck Pierre, zoon van François Lamberts François Lamberts Joseph Van Laer Louis Van Muylder Joseph Van Riet Pierre Jean Verbelen Antoon Alleen kiekenverkoper Pierre Jean Van Riet heeft ooit een veroordeling gekregen. Op 21 mei 1852 was hij veroordeeld tot een boete van 160 fr. Tegen Antoon Verbelen was op 21 december 1851 door Jan Jozef Wouters wel een proces-verbaal opgemaakt. Maar de motivering dat hij “als stroper bekend stond” was niet genoeg om hem naar een rechter door te verwijzen.
Nog een paar erge en verschrikkelijk erge stropersdrama’s 1. Een verhaal over een jachtwachter en zijn klak (1852) Op 12 december 1852 was Henricus De Smedt, geboren in Londerzeel op 16 maart 1815, in de buurt van de Stede in Westrode door Frans De Boeck betrapt toen hij een haas schoot. De Smedt was een landbouwer maar ook een stroper. Omdat hij zich echter alleen maar deze keer laten vangen heeft, heb ik hem nog niet vernoemd. Zijn jachtdelict werd naar de rechtbank doorverwezen en op 5 januari 1853 kwam de zaak in Brussel voor. Zo een zitting van de rechtbank was een serieuze zaak waar aanklager, verdachte en eventueel getuigen à charge en à décharge werden gehoord. Na iedereen gehoord en alles wel overwogen te hebben veroordeelde de rechter Henricus De Smedt tot een boete van 50 + 30 fr. en bovendien tot een gevangenisstraf van 15 dagen. Na de uitspraak trokken alle betrokkenen samen te voet terug naar Londerzeel. Het gezelschap bestond uit jachtwachter Frans De Boeck, de veroordeelde Henri De Smedt en de drie getuigen die De Smedt naar Brussel had meegenomen om voor hem een goed woordje te doen: Petrus Joannes Van Riet (een erkende stroper die ik net hiervoor heb vernoemd), Petrus Judocus Van Riet (een garde aan de ijzeren weg en broer van de vorige) en een zekere Jan De Bondt (die de Breendonkse jachtwachter zou kunnen zijn). 105
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Petrus Josephus Hermans, de burgemeester van Londerzeel, vertelt ons was er daarna gebeurde. Op heden den zesden der maend Januarius 1853 om 9 uren voormiddag. Voor ons Petrus Josephus Hermans, burgemeester der gemeente Londerzeel, is gecompareerd Franciscus De Boeck, oud 37 jaren, beëdigde jagtbewaerder van Mevrouw de Gravin de Spoelberch, denwelken ons verklaerd heeft dat hij op vijfden dezer maend om zeven en half uren ’s avonds, komende van Brussel om naer Londerzeel te gaen, gekomen zijnde bij Mijnheer Stuckens, herbergier woonende te Strombeek-Bever, is den aenklager door Petrus Judocus Van Riet, garde op den ijzeren weg, Petrus Van Riet, koopman in kiekens, Joannes De Bondt, landbouwer, Henricus De Smedt, landbouwer, alle woonende te Londerzeel, dewelke den aenklager hebben toegebragt verscheidene twistwoorden, waernaer Van Riet Petrus zeide aen Franciscus De Boeck ‘komt kosijn met mij, u mag niemand iets misdoen’. Den aenklager zeggende aen De Bondt Joannes ‘drinkt een mede’, waarop De Bondt zegde ‘ik drink met geen slecht volk’. Dan zegde De Boeck Franciscus ‘morgen komt mijnen meester de Graaf de Spoelberch naer Londerzeel’. ‘Uwen meester’ zegt De Bondt Joannes, ‘is eenen luyseman en eenen slechten’. Het huis van mijnheer Stuckens verlaten hebbende zijn zij allen tot bij mijnheer Vleminckx, brouwer en herbergier gegaen. Daer een glas bier gedronken hebbende zijn zij gezamentlijk gegaen naar Meysse, gekomen tot in het bareel huis n° 2, bewoond door Joannes Moyson, zoon van Antoon. Daer is den aenklager aengerand en overvallen door vier persoonen, Judocus Van Riet, Pierre Van Riet, Joannes De Bondt en Henricus De Smedt, alle woonende te Londerzeel, dewelke hem hebben geslagen en gestampt en met hunne stokken ter aerde geslegen en ter zelfder tijde twee gaten in zijne kop toegebragt. Dat alles ter presentie van den bareelhouder Joannes Moyson, zoon van Antoon, en van Charles Louis De Bondt en Josephus Van Muylder. Burgemeester Hermans, die bij gebrek aan een commissaris, ook de hoogste politieambtenaar van Londerzeel was, deed onmiddellijk wat nodig was en zocht de getuigen op. Josephus Van Muylder, oud 33 jaren, werkman, woonende te Londerzeel, verklaert gehoord en gezien te hebben ten huyze van Mijnheer Stuckens ... dat Judocus Van Riet, Petrus Van Riet, Joannes De Bondt en Henricus De Smedt vele verwijtingen en scheldwoorden hebben toegebragt aen Franciscus De Boeck, garde. De Bondt Joannes zegde dat hij van geene wever of spoelmaker schrik had. Judocus Van Riet zegde aen De Boeck, garde ‘kom met mij eens buiten, ik en mijn broeder Petrus zijn goed voor alle die voor ons goed zijn’. Vervolgens ging de burgemeester met zijn champetter naar Rossem en naar Meise om er de andere getuigen te ondervragen. De Bondt Charles Louis, oud 23 jaren, dienstknegt, woonende bij pachter Verheyden, gemeente Rossem onder Wolverthem, die ons verklaert gehoord en gezien te hebben... dat, in het bareel huis in de gemeente Meysse, De Bondt Joannes de klak van De Boeck genomen heef en die over de stoof gesteken om te verbranden, al vloekende en dagende. In het bareel huis heeft Judocus Van Riet eerst De Boeck Franciscus, garde, aengepakt in de presentie van Joannes Moyson, zoon van Antoon, bareelhouder. Dan zijn Van Riet Judocus en Petrus Van Riet, Joannes De Bondt en Henricus De Smedt gelijk met hunne stokken den aenklager overvallen en geslagen en, ten aerde liggende, hebben ze hem nog met hunne botten menigvuldige stampen toegebragt. Dan is De Boeck Franciscus buiten gevlugt en daer is hij weder aengepakt door Petrus Van Riet en die heeft hem nog eenige stokslagen toegebragt. De burgemeester der gemeente Londerzeel, vergezeld door zijnen veldwachter Janssens Ferdinandus, gekomen ter Meysse in het bareelhuis N° 2, gehouden door Joannes Moyson, zoon van Antoon, om inlichtingen te nemen over het hier bovenstaende klagt, vergezeld door mijnheer Crockaert, schepen der gemeente Meysse, heb daer gezien het bloed gesprongen te zijn op den muur binnen de keuken naest de deur 1½ voet hoogte van den grond, het welke Joanna Moyson bekende voor de twisting op de muur niet geweest was. Dan heeft Joannes Moyson verklaerd 106
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
dat op vijfden January laetstleden om acht ueren ’s avonds bij hem is binnen gekomen Judocus Van Riet, Petrus Van Riet, Joannes De Bondt, Henricus De Smedt en Franciscus De Boeck. De eerste genaemde hebben de klak van De Boeck Franciscus genomen en die aen de stoof gestoken om te verbranden. Dan hebben Van Riet Judocus, Van Riet Petrus en De Bondt Joannes De Boeck Franciscus aengevallen en hebben hem met hunne stokken vele slagen toegebragt, en op den vloer neerliggende hebben ze hem nog verscheide stampen met hunne botten of schoenen toegebragt, is den aenklager het huis uitgevlugt en hebben ze hem tot buiten met hunne stokken achtervolgd al vloekende en tierende, waernaer zij zijn wederom binnengekomen en hebben de muts van Franciscus De Boeck in de stoof verbrand.
2. De moord op Sleebus en de zelfmoord van de vermeende moordenaar (1881-1897) Ik had het al eerder over de moord op jachtwachter Karel Sleebus in juli 1881. Voor de volledigheid reproduceer ik hierna, zonder verdere commentaar, wat ik daarover in een paar kranten gevonden heb. Het is één der meest schrijnende verhalen die ik in Londerzeel gevonden heb. Bovendien overspant het een periode van 16 jaar. De Werkman, Aalst 5/8/1881 (idem in het Land van Aelst van zondag 7/8/1881). Londerzeel, een Gardechasse vermoord - Woensdag van d’ander week ging de jachtwachter Karel Slebus, van 4 ure ’s morgends eenige geburen helpen om ’t vlas te rooien. Men zag hem niet meer terug; er werden opzoekingen gedaen en ’s anderendaags vond de brigadier der gendarms van Wolverthem hem in ‘ne gracht liggen, dood, ’t hoofd ingestampt, gansch vertrappeld en met bloed bemorst. Aanstonds vielen de vermoedens op zekeren wildstrooper Steinackers, die schrikkelijk koleirig was op den gardechasse. De gendarms schoten er achter en vonden hem ten 7 ure ’s avonds, te Sneppelaer in d’herberg Blankenbergh. Steinackers werkte daar, hij plaveide den vloer, en er begon een razend gevecht; de gendarms sloegen erop met den kolf hunner geweeren en hij scheurde hunne kleederen in stukken. Steinacker werd voor den Juge gebracht en loochende alles, doch in zijn huis vond men een paar bottinnen die juist pasten met voetstappen op de plaats der misdaad; ook was nevens ’t lijk den trekker van een gilet gevonden en bij den betichte vond men een gilet zonder trekker. Er bestaat dus weinigen twijfel of hij is de moordenaar. Steinacker is gevangen meegevoerd naar Brussel. Nieuwsblad van Geel - 6/8/1881 De anders zoo vreedzame gemeente Londerzeel, is in opschudding gebracht door een afschuwelijk drama. Men heeft over eenige dagen aldaer het lijk gevonden van een jachtwachter, door een wildstrooper vermoord. Het slachtoffer is de genaamde Karel Slebus, jachtwachter van M. Kammans uit Lippeloo. Voorlaatsten woensdag morgend, ten 4 ure, verliet hij de ouderlijke woning, om eenige geburen te helpen, bij het vlasrooien. Hij had beloofd spoedig naar huis te komen. Ten 10 ure voormiddag was hij echter nog niet teruggekeerd. Men ging op zoek, doch men vond hem niet. Eerst donderdag morgend, ontdekte M. Candaele, kommandant der brigade gendarmen van Wolverthem, het lijk van den ongelukkigen jachtwachter in een gracht, op ongeveer 400 meters van zijne woning, op een afgezonderde plaats. De kiel van het slachtoffer was over het hoofd getrokken. Slebus had aan het hoofd eene groote wonde bekomen, toegebracht bij middel van een stomp werktuig. De plaats waar ’t lijk lag, was gansch vertrappeld en met bloed bedekt. De vermoedens vielen aanstonds op eenen wildstrooper, Desiré Steinackers, die reeds verscheidene malen doodsbedreigingen tegen den jachtwachter had uitgesproken. Het parket gaf aanstonds bevel Steinackers aan te houden. Omtrent 7 ure ’s avonds begaven de gendarmen zich naar eene herberg van Sneppelaer, in Blankenberghe, waar de betichte werkte. Toen de gendarmen hem wilden aanhouden,, hief Steinackers, die bezig was den vloer der 107
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
herberg te plaveien, zijnen hamer tegen hem op, doch zij gelukten erin dit wapen uit zijne handen te rukken. Een hevig gevecht ontstond daarop tusschen den misdadiger en de gendarmen. Het duurde 3 kwart uurs eer deze laatsten den wildstrooper konden meester worden; hunne uniformen waren gansch in stukken gescheurd. Nieuws- en Advertentieblad van Herenthals - 8/7/1882 Het hof van kassatie heeft maandag het beroep verworpen der volgende veroordeelden door het assisenhof van Brabant: 2° Désiré Steenackers, 24 jaar, metser en wildstrooper te Londerzeel, veroordeeld tot eeuwigdurenden dwangarbeid en de bijhoorige straffen (arrest 9 mei) voor eenen moord, gepleegd te hebben op den 27 juli 1881, op den jachtwachter Karel Slebus te Londerzeel. Nieuwsblad van Geel, 7 november1885, De Denderbode Aalst 8 en 15 november 1885, De Kempenaar, 26 juni 1886. Rechterlijke dwaling30 - Een Brusselsch blad wil dat een metser onplichtig tot levenslangen dwangarbeid zou veroordeeld zijn door het assisenhof van Brabant, voor moordaanslag op eenen jachtwachter. Men weet dat over vier jaar te Londerzeel, de jachtwachter Sleebus in de wreedste omstandigheden werd vermoord. Zijn lijk werd in eenen gracht met water gevuld, aangetroffen; de hoofdschedel was door eenen kogel doorboord en het stervende slachtoffer was daarna in de gracht geworpen. gevonden. Door het assisenhof plichtig verklaard, werd een metser van Londerzeel, een onverbeterlijken wildstrooper, die in het openbaar gedreigd had Sleebus “te zullen vinden” tot levenslangen dwangarbeid veroordeeld. Dit vonnis werd uitgebracht na een langdurig onderzoek, waarin de verklaringen der getuigen nog al tegenstrijdig waren. Welnu, volgens een brief aan La Nation zou Désiré Steenackers onschuldig veroordeeld zijn. De ware plichtige zou een zekere Baptist D. zijn, die nu eene straf van 4 jaar gevang ondergaat voor vrijwilligen manslag op den genaamden d’Hertefeld. Steenackers zou het slachtoffer geweest zijn van een eerloos komplot, en D. zou zelfs aan een zijner vrienden verklaard hebben dat hij en niemand anders de dader der misdaad was... De Kempenaar voegt daar op 26 juni 1886 nog aan toe: Het is noodig dat er licht in die zaak kome, en indien het gerecht zich bedrogen heeft, moet de dwaling dadelijk hersteld worden door de invrijheidstelling van den ongelukkige, die sedert vier jaar voor eene misdaad boet, waaraan hij geen plicht heeft. Den Denderbode, Aalst, zondag 7 november 1897. Jacht op gevangenen - De Corte en Steenackers, twee veroordeelden tot eeuwigdurenden dwangarbeid, hebben woensdag morgend gepoogd uit de gevangenis van Gent te ontsnappen. Zij zijn zooverre in hunne poging gelukt dat zij reeds den muur naast de Akkergemstraat overgeklommen waren, vooraleer de waker hen bemerkte. Deze zette hen seffens achterna en zag twee in het wit gekleede mannen langs de Coupure wegvluchten. Op kleinen afstand van de gevangenis gelukte het den waker Steenackers, hen in te halen, doch deze sloeg met een brood dat hij meegenomen had in het gelaat van zijnen vervolger en gelukte er in weer los te geraken. Weer herbegon de eigenaardige jacht. Op het einde der Coupure waren de twee vluchtelingen gedwongen den oever af te dalen om niet in de handen te vallen van de werklieden, welke op het geblaas van den gevangeniswaker 30
Enkelen in Londerzeel waren daar al veel langer van overtuigd. Uit het gemeente-archief (gedigitaiseerd en getranscribeerd door Louis De Bondt): “Den 3 Augustus 1881 is hier gekompareerd Joannes Thijs, strooidekker, dien verklaart dat Francis Callaerts in de herberg bij Martinus Voet verklaarde dat hij durft zeggen overal dat Steenackers die moord niet begaan heeft. Getuigen P.J. Janssens, Jan Baptist De Bondt en Jan Baptist Deckx.” Onthou die laatste naam.
108
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
kwamen toegesneld. Na eenigen tijd vruchteloos gepoogd te hebben weder boven te komen sprongen zij eindelijk in het water. Ontsnappen was onmogelijk. Dit zagen ook de twee veroordeelden en Steenackers riep uit: “Liever mij te laten verdrinken dan weer in de gevangenis te komen”, en hij verdween onder het water. De Corte kwam terug aan den oever en werd doornat terug naar het centraal boethuis gebracht. Aangaande de ontvluchting der twee gevangenen, lezen wij nog in ’t Fondsenblad: Het lijk van Steenackers is opgevischt; Steenackers was gelast met het aansteken der kachels in de gevangenis. Hij was sedert 17 jaren achter slot. De Corte was helper in de keuken. Beide waren ter dood veroordeelden, doch hunne straf werd in levenslangen dwangarbeid veranderd. Den Denderbode, donderdag 18/11/1897. Was hij wel schuldig? - De ontvluchting uit de gevangenis van Gent, waarover in de laatste dagen zooveel gesproken werd, geeft aanleiding tot het volgende verhaal, dat wij in het Fondsenblad vinden: Steenackers die bij zijne ontvluchting uit de gevangenis in de Lei verdronk, was in 1880 door het assisenhof van Brabant ter dood veroordeeld, wegens moord op eenen jachtwaker van Londerzeel, op gruwzame wijze bedreven. Hij heeft altijd met krachtdadigheid geloochend. Het voornaamste, zoo niet het eenige bewijs te zijnen laste, was een knop, niet ver van het tooneel der misdaad gevonden. Zulk een knop ontbrak aan de ondervest van Steenackers. Deze genoot ten andere eene goede faam; niettemin werd hij verwezen. Eenige tijd daarna liet een strooper en slechte kerel van Londerzeel verstaan dat hij den moord had bedreven, waarvoor Steenackers werd veroordeeld. Niemand echter durfde spreken. Het was maar over drie jaren, toen de kerel in kwestie wegens andere misdrijven op de vlucht was gegaan dat de tongen los gingen. Doch de booswicht kon niet gevat worden en de waarheid zijner gezegden niet vastgesteld. Steenackers bleef in de gevangenis. Den Denderbode, Aalst, zondag 26/12/1897. Twee schildwachten - Men weet dat de twee schildwachten Everaert en Van Coppenolle, die de wacht hadden toen De Corte en Steenackers uit de gevangenis van Gent ontvluchten, vervolgd werden. Beiden kregen 15 dagen gevangenis, en Van Coppenolle daarbij een jaar correctie, omdat hij zijnen post verlaten had. De veroordeelden gingen in beroep. Het hooger krijgsgerecht heeft bevonden dat de feiten niet bewezen waren en heeft beiden vrijgesproken.
3. Een stroper vlucht onder een trein aan de Hagelboom (1897) De Hagelboom is een wijk op de grens van Londerzeel en Ramsdonk. Het volgende drama speelt zich af tussen de Londerzeelse Ooststatie en de plaats waar de Mechelsesteenweg nu onder de spoorlijn Mechelen-Dendermonde gaat. In 1897 was de spoorwegbedding hier nog niet opgehoogd. Dat zou pas een paar jaar later, na de verbreding van het zeekanaal BrusselWillebroek gebeuren. Het volgende verslag komt uit de Denderbode van 31 januari 1897. Wildstroopersdrama te Londerzeel - Op het gehucht Hagelboom, onder Londerzeel, ontmoetten twee jachtwachters, die op dienstronde waren, drie wildstroopers, waarvan de eene een kruiwagen voerde. Deze was de voorste. De wachters ziende, gaf hij een fluitsignaal en alle drie zetten het op een loopen. De wachters losten schoten in de lucht en de stroopers beantwoordden die schoten al vluchtend. Het was een regelmatig pelotonsvuur van beide zijden. Eensklaps riep een der stroopers: Ik heb het vast! Denkelijk was hij gekwetst. Maar toch kon hij met de anderen de vlucht voortzetten. Doch aan het punt gekomen, waar de spoorbaan den weg doorsnijdt, werd een der stroopers verrast door eenen trein, die met volle stoom voorbijsnelde. Men vond zijn lijk op vreeselijke wijze verminkt en men meende in hem eenen der meest gevreesde wilddieven van den omtrek te herkennen. 109
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
De twee gevluchte stroopers worden nog opgezocht. De kruiwagen was geladen met een twintigtal kiekens en een aantal hazen. De hazen waren ongetwijfeld gestroopt maar de kippen waren gestolen. Op het einde van de 19de eeuw was Londerzeel een echte kiekengemeente geworden. Jozef Geyzen, afkomstig van Vorst-Limburg, had de kippenkweek en vetmesterij in Londerzeel geïntroduceerd en vooral gemoderniseerd. Het was niet alleen een bron van welvaart geworden maar ook een oorzaak van echte criminaliteit. Daar waar het stropen in Londerzeel voor 1850 vooral uit armoede en voor eigen consumptie gebeurde, was er een circuit van handel in gestolen kippen en illegaal gestroopt wild ontstaan. Deze dieren werden doorgaans één of twee dagen later op de vroegmarkten van Brussel, Mechelen en Dendermonde aangetroffen.
4. De wraak van vier betrapte wildstropers (1904). De volgende gebeurtenissen hadden plaats in 1904 en vallen dus eigenlijk buiten het tijdsbestek van dit artikel. Daarom heb ik jachtwachter Verbruggen niet in de lijst van jachtwachters uit de 19de eeuw opgenomen. Een paar van de hierna genoemde personen zijn we echter al eerder tegen gekomen. Slachtoffer en daders woonden allemaal in het grensgebied tussen Londerzeel en Wolvertem, met name in de gehuchten Pluimennest (Londerzeel) en Slozen (Wolvertem). Ik laat de kranten aan het woord: Den Denderbode Aalst, donderdag 31/3/1904 (ook in het Nieuwsblad van Geel van 2/4/1904, het Nieuws- en Advertentieblad van Herenthalsvan 2/4/1904en Het Land van Aelst van 3/4/1904). Wraak van Wildstroopers - Eenige weken geleden werd te Londerzeel de jachtwachter Verbruggen, in dienst van baron de Spoelbergh, door wildstroopers aangerand op het oogenblik dat hij te Wolverthem, ten 2 uren ’s nachts te huis kwam. Daar hij zich in wettige verdediging bevond, loste hij een schot op zijne aanvallers en een hunner, Edmond Cauter, werd vrij erg getroffen. Sedertdien ging de wachter, uit vrees voor weerwraak, naar Londerzeel wonen. Zondagavond gingen vier wildstroopers hem opzoeken. Zij ontmoetten hem en mishandelden hem zoo erg, dat hij bewusteloos bleef liggen. Twee gendarmen zetten de wildstroopers achterna. Dezen vielen zij ook aan, ontwapenden en sloegen hen totdat zij hen voor dood lieten liggen. Drie der plichtigen zijn aangehouden. De vierde loopt nog. De toestand der slachtoffers laat weinig hoop. Het parket heeft een streng onderzoek geopend. Later – Het voornaamste slachtoffer van den aanval, de wachter Verbruggen, is vader van verscheidene kinderen. De bijzonderste plichtige schijnt Van Cauter te zijn, dezelfde, die over zes weken door den wachter werd gekwetst en thans genezen is. De vier aanvallers waren in een rijtuig naar Londerzeel gekomen om den wachter op te zoeken. En toen men hen had gezegd dat hij in de herberg van De Bondt was, kwamen zij hem daar aanvallen, slaan en stampen en poogden toen hem door de vensterruiten naar buiten te werpen. Dit lukte echter niet, omdat het houtwerk niet ruim genoeg was. Toen wierpen de aanvallers hem ten gronde en begonnen hem opnieuw te slaan, met stokken, bierglazen, stoelen en trapten hem met de hielen hunner leerzen op het gelaat. Terwijl dit wildemanstooneel gebeurde kwamen de gendarmen Van Laethem en De Wulf, die verwittigd waren, toegesneld, maar overmand wordende, waren zij ook weldra ontwapend, ten gronde geworpen en met hunne eigene geweerkolven ten bloede geslagen, totdat de wapens in stukken vlogen. Zij raapten de stukken op alsook de kepis der gendarmen, brachten die in hun rijtuigen en reden weg. De burgemeester, een geneesheer en andere lieden waren middelerwijl toegesneld en toen heeft de commandant der gendarmerie van Londerzeel zijnen collega van Wolverthem verwittigd van de vlucht der bandieten. Deze laatsten werden ontmoet, rijdend zoo veel hun paard maar loopen kon, met de mutsen der gendarmen op het hoofd en zwaaiend met de verbrijzelde wapens der 110
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
gerechtsdienaars. Al die tropheeën werden gevonden in de woningen der plichtigen, waar drie hunner, Pieter en Victor Van Praet, en Van Cauter werden aangehouden. De gevluchte is Frans Van Praet. Hoe het met de twee rijkswachters van de nog maar pas (in 1902) opgerichte rijkswachtbrigade van Londerzeel afgelopen is, weet ik niet. Wellicht was hun toestand toch niet zo hopeloos als men aanvankelijk vreesde. Met Verbruggen is het alvast goed gekomen, of toch bijna... Den Denderbode, Aalst, zondag 10/7/1904 - Het drama van Londerzeel – De rechtbank van Brussel heeft tegen de betichten de volgende straffen uitgesproken: A. Van Cauter krijgt 4 jaar en 6 maanden gevangenis, Victor Van Praet 5 jaar, Pieter Van Praet 3 jaar en 7 maanden, Frans Van Praet, bij verstek, 5 jaar, en Piet Spaessers 3 maanden. Het eerste slachtoffer, de jachtwachter Verbruggen, die vroeger op Van Cauter had geschoten, zat naast zijne beulen op de bank der beschuldigden. Hij krijgt 3 maanden gevangenis en 50 fr. boet en moet aan Van Cauter 500 fr. schadevergoeding betalen.
5. Jachtopziener door stropende vader gedood (1968). Ik eindig mijn bijdrage over dit aspect van het Londerzeelse volksleven met een recenter, minstens even droevig, maar helaas evenzeer waar gebeurd verhaal. Ik neem het letterlijk over uit de Nederlandse krant ‘de Telegraaf. Het gebeurde in 1968 toen de namen van verdachten, ook zonder veroordeling, nog voluit mochten geschreven worden. De Telegraaf, 10/9/1968 - Jachtopziener door stropende vader gedood. Van onze correspondent. Brussel, dinsdag. Een Belgische arbeider uit Londerzeel (provincie Brabant) heeft zijn 31-jarige zoon na een twist met een jachtgeweer doodgeschoten. Het slachtoffer was getrouwd en vader van drie kinderen. De dader staat in de streek bekend als een stroper, die herhaaldelijk zijn woede had geuit over het feit, dat zijn zoon in zijn vrije tijd het ambt van jachtopziener uitoefende. De Telegraaf, 16/9/1968 - Het drama in de bossen van Londerzeel, door Wim Koevoets. Peer wil wat bijverdienen en laat zich aanstellen als boswachter. Maar alras vindt hij zijn vader tegenover zich, wie het stropen in het bloed zit. Vaderliefde verkeert in ziedende haat. In de herbergen klinkt het dat het zo wel moest aflopen Londerzeel, maandag – Het schot hagel, waarmee Jef Patat zijn zoon doodde, klinkt nog na in de cafés van Londerzeel. Ze zeggen achter hun pils vandaan dat het zo wel móest aflopen. Een zoon. die boswachter is in het gebied waar zijn vader stroopt, dat kan niet goed gaan. Dat wordt moord en doodslag. En het werd moord en doodslag. Zondagnacht. Boswachter Peer de Bondt (31) leeft niet meer, zijn vader. Jozef de Bondt (56) alias Jef Patat, zit in Brussel in het gevang. En het dorp, niet ver van Brussel, en een beetje weggedoken in de Vlaamse bossen, praat erover, meewarig, zoals dat past bij een smartlap die grauwe werkelijkheid is geworden. Zo is het gekomen: Jèf Patat, liefhebber van boogschieten, stropen en pils, woont in Londerzeel, vlak bij zijn zoon Peer, die met vrouw en drie kinderen, Patricia (10), Pascal (17 maanden) en Natascha (4 maanden) in een zelfgebouwd huisje woont. Peer werkt met zijn vader op de Eternietfabriek in Kapellen-op-den-Bos, is samen met zijn vader lid van de boogschutters en net als zijn vader bezeten van de omringende bossen en het daarin wemelende wild. Maar hij is wat serieuzer, wat eerzuchtiger dan vader Jef Patat, hij weet heel goed dat een groot deel van de bossen en het wild dat daarin leeft, eigendom is van de familie Van Muylder-Plaskie. Peer wil wat bijverdienen en hij laat zich door de familie aanstellen als boswachter. Dat was drie maanden geleden. Stropers 111
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Peer kende iedereen in het dorp, was zeer goed ingevoerd in het plaatselijke stroperswezen. en hij besteedde zijn boswachters-uren aan het volstrekt stropers vrij maken van de bossen van zijn werkgever. En ook tegen zijn vader zei hij: „Ge moet uit de bossen blijven om te stropen. Als ik u snap, moet ik u aangeven. Doe ik dat niet, dan verlies ik mijn baan". Dat moet, zegt het dorp, kwaad bloed gezet hebben bij vader Jef Patat. Hij, een begaafd, een toegewijd, een verslaafd stroper, heeft een zoon die uit plat winstbejag hem de voet dwars zet. Jef trekt zich van de waarschuwing van zijn zoon niets aan. Peer kwijt. Zich van zijn taak zoals dat van een serieus, eerzuchtig man te verwachten is. De stroperij loopt terug. En dan, in een maanloze nacht, patrouilleert hij door de bossen van de puissant rijke familie, als hij in een schim zijn vader ontdekt. Het dorp zegt dat vader en zoon elkaar een moment hebben aangekeken, zwijgend, en dat ze daarna zijn doorgelopen, ieder in zijn eigen richting. Maar de volgende dag stond de rijkswacht bij Jef Patat voor de deur, om procesverbaal op te maken. Jef kreeg een boete die er niet om loog en het ergste: een volstrekt, definitief jachtverbod. Het dubbelloops geweer van Jef moest de kast in. Wrok 's Avonds beende hij wrokkig door het dorp, de driftkop, en in de herbergen begroef hij zijn gezicht in het bier. Tegen middernacht, als hij in de bossen hoorde te zijn, achter de haas, waggelde hij zijn voordeur binnen om met de slaap zijn roes te lijf te gaan. Overdag trof hij zijn zoon op de eternietfabriek. Ze spraken niet meer tegen elkaar, ze keken niet eens meer. Het verhaal van de ene herberg verschilt van de andere. Er wordt ook gezegd dat het Jef helemaal niet ging om het verraad, dat zijn zoon pleegde aan het stroperschap. Ze zeggen, dat Jef zélf boswachter had willen worden. Dat mag zo zijn: drie maanden lang verkeerde vaderliefde in ziedende haat. Elke avond stapte Peer punctueel de bossen van de familie Van Muylder-Plaskie in, tuk. op slinkse hazevangers, en elke avond begon Jef Patat aan zijn kroegentocht. Tegen het ochtendgloren viel de zoon in zijn bed, onmachtig van vermoeienis, en de vader, onmachtig van de lafenis. Jef had nog maar één ding voor op zijn zoon: hij was een betere boogschutter. Hij had een vaste greep op de pees, zijn pijlen wisten het hart van de schijf beter te raken dan die van zijn ook niet misse zoon. Wedstrijd Maar het bier deed zijn werk. Zondag trok de schutterij van Londerzeel naar het naburige Breendonk. Vader en zoon de Bondt, ieder in de eigen wagen, trokken mede ten strijde. Jef Patat ging aan de pils, nog voor de wedstrijd begon, en wat gebeurde? Zijn altijd zo vaste hand miste de goede greep op de pees, zijn blik faalde, zijn pijlen wisten het hart van de schijf niet te vinden. De wakkere zoon miste niet, en de wedstrijdleiding maaktè uit, dat Peer als boogschutter zijn vader geklopt had. Jef Patat werd blind van woede. De ene herberg zegt, dat Jef te dronken was om goed te schieten, en dat de jonge boswachter de rust zelve was; de andere herberg verhaalt van stekelige opmerkingen die de vader op het beslissende schiet-moment uit zijn balans haalden. Feit is: Jef Patat was buiten zichzelf. Hij rende naar zijn auto, startte, ramde de wagen van zijn zoon en scheurde weg. En Peer besloot het niet langer te nemen. Hij pakte zijn beschadigde auto. reed naar zijn ouderlijk huis en ging zich bij zijn moeder beklagen. „Ik eis. dat hij de schade aan mijn auto zal vergoeden”, zei Peer, volgens de herberg, en terwijl zijn moeder zachtkens trachtte het verhaal van haar zoon te begrijpen, kwam de vader binnen, blind van de pils, en ziedend van haat. Het werd vechten. Jef Patat greep zijn zoon vast, ze vochten. Ze sloegen en sloegen, en Jef sloeg het hardst. Bloedend, en met gescheurde kleren werd Peer buiten geslagen en de vader riep zijn zoon uit de deuropening na: „Ik kom u doodschieten!" Jachtgeweer Jef moet mokkend in huis hebben gewacht tot zijn vrouw naar bed was gegaan. Toen heeft hij de kast opengemaakt waarin sinds drie maanden het dubbelloops jachtgeweer stond, 112
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
onbruikbaar gemaakt door zijn bloedeigen zoon, en hij heeft het geladen met hagel. Hij ging op pad, naar het huis dat honderd meter verderop staat. Intussen was Peer, bloedend, thuisgekomen, had zich neergezet .op de sofa en was zijn vrouw beginnen te vertellen van de vechtpartij met zijn vader en diens bedreiging, die hij trouwens niet te ernstig opnam. Hij wilde naar bed gaan. Hij kleedde zich verder uit, toen de deur openvloog en Jef Patat binnen stond, met zijn geladen jachtgeweer. „Nu schiet ik u dood!”, brulde Jef en hij schoot twee lopen leeg, de hartstreek van zijn kind doorzevend. Nog even stond Peer recht, hij wankelde naar de deur en viel dood naar buiten. Arrestatie Het was twee uur in de nacht. De haas in de bossen van de familie wist van niets, toen bij buurman Hendrik de Decker op de deur gebonsd werd. Blootsvoets en in nachtpon stond daar de vrouw van Peer die gilde dat haar man was neergelegd. Hendrik zegt: „Ik heb haar in mijn auto gezet en we zijn naar de Rijkswacht gegaan, die terstond is meegekomen”. Jef Patat werd van zijn bed gelicht. Zijn nog warme jachtgeweer werd ln beslag genomen en nu, in het Brusselse gevang, is zijn roes over. Men weet niet wat hij denkt. Ook de herbergen, die alles weten, kunnen maar gissen. De twee huizen, zo dicht bij elkaar in Londerzeel, staan leeg. Moeder de Bondt, vrouw van de moordenaar, moeder van de dode, is weg. De herbergen weten niet waar ze is. De vrouw van de dode is met haar kinderen logeren bij een tante in Brussel. Ze is woensdag vertrokken, vlak nadat Peer de boswachter begraven is en Jef Patat, de doder, naar Brussel is overgebracht. In die twee huizen is het stil, maar in de herbergen gonst het. Vanachter de schuimende glazen klinkt het dat het zo wel móest aflopen.
Hij kleedde zich uit toen de deur. openvloog en Jef Patat. Binnen stond, met zijn geladen jachtgeweer. “Nu schiet ik u dood” brulde Jef en schoot.
113
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
114
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
DEEL V
Vermetele diefstallen en inbraken in Londerzeelse openbare gebouwen
Zelfs in het doorgaans brave Londerzeel werd in de loop der geschiedenis veel gestolen. Oogstklare vruchten op het veld bijvoorbeeld, en kippen... Heel veel kippen vooral, echt een kiekengemeente 115
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
waardig. Ongetwijfeld zou het nuttig zijn om aan dit aspect van de gemeentelijke geschiedenis een diepgaande studie te wijden. Wie daar enige neiging toe voelt moet echter weten dat daar heel veel tijd en massa’s papier voor nodig zijn. Ons leek het minder ambitieus en daarom meer uitvoerbaar om hierna een overzicht te brengen van criminele feiten die zich tussen 1830 en 1914 in en rond onze openbare gebouwen hebben voorgedaan.
1841 – Geen futiliteit, zegt de vrederechter. In de Franse periode is Londerzeel nog een tijd lang de zetel van het kanton en van het vredegerecht geweest, maar in 1841 was dat anders. De vrederechter heette toen Chevalier de Burtin d’Esschenbeeck en hij resideerde in Strombeek-Bever. Op 3 mei van dat jaar stuurde die de volgende brief naar J.F. Verheyden, die op dat moment burgemeester van Londerzeel was. “Monsieur le Bourgmestre,” begon hij, en hij ging verder in het Frans, iets wat wij om literair-strategische redenen zullen vermijden, “verschillende kranten berichten dat in de nacht van 24 op 25 april misdadigers een gril van één der 14 kapellen van de kruisweg te Londerzeel ingedrukt hebben, de beelden er uit hebben gehaald en ze in de velden hebben geworpen. De nacht ervoor zou een ander beeld van de heilige maagd uit een andere kapel weggenomen zijn. Als dergelijke feiten in uw gemeente zijn gebeurd dan ben ik ten zeerste verwonderd, mijnheer de burgemeester, dat u me daarvan – in weerwil van verschillende instructies dienaangaande - niets heeft laten weten. Gelieve me dus zo snel mogelijk en liefst per expressebrief hierover een gedetailleerd rapport te bezorgen en – indien de krantenberichten juist zijn – me te laten weten of er processen-verbaal werden opgesteld, aan wie ze verzonden werden, of er verdachten zijn, en welke maatregelen u genomen heeft om dergelijke verfoeilijke misdaden, die niet streng genoeg kunnen vervolgd worden, op te lossen. Verwaarloos niet meer om mij onmiddellijk te verwittigen mochten er zich nog vergelijkbare feiten, hoe klein ook, in uw gemeente voordoen. De vrederechter, Chevallier De Burtin d’Esschenbeek.” Burgemeester Verheyden las, nam een slok water, liet de champetters Van Steen en Lathouwers bij zich komen, en dicteerde vervolgens op 6 mei aan zijn secretaris Louis Van Onderbergen in het Vlaams: “Londerzeel den 6 Mey 1841 - Aen Mr. den Ridder De Burtin d’Esschenbeek, vrederechter des kantons Wolverthem te Strombeeck-Bever - Mijnheer den Vrederechter – In antwoord aen uwen geheerden brief de dato 3 lestleden N° 99 betrekkelijk de overtredingen geschied aen de kapellekens staende langs henen den Kruys Weg binnen mijne gemeente, voorgevallen in den nagt van den 24 à 25 lestleden. In het hiergenaemd Pilatus huysken, is de lat van de deur gewrongen en het beeld van Pilatus met dat van Ons Heer, met twee andere beelden genomen, en het een weynig achter de kapel of het gezegd huysken in ’t veld geplaetst, zonder dat er is kwaed aen gedaen te hebben, en in een ander open kapelleken waer zij het beeld van Onze Lieve Vrouw missen. Daer en is niemand die ons kan aenwijsen wat dag dat dit daer uyt zoude genomen zijn. Dit is al wat er geschied is. Nochtans, zoo haest dat ik er kennisse van gehad hebbe, ben ik seffens met mijne twee veldwachters naer de heyde gegaen, en alzoo in de bijzondere wijken mijner gemeente, en bij de bijzonderste en suspecte persoonen huyszoeking gedaen, voor dat voormelde beeld van Onze-Lieve-Vrouw te konnen ontdecken, en na alle onze opzoekingen en genomen informatiën, is het zonder uytslag gebleven. Maer nog onophoudelijk de veldwachters doen informeren, om er eenige inlichtingen te konnen hebben, maer tot heden nog niets ontdeckt, hebbe ik er geen proces verbael konnen van opstellen, terwijlen de daeders aen ons onbekend blijven, voor het aen den competerenden rechter over te zenden. Ontfangt, ik
116
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
bied U Mr. den Vrederechter, de verzekerheyd mijner hoog agting. Den Borgemeester, Verheyden.”
1852 – Stoutmoedige inbraak in de Sint-Christoffelkerk. Burgemeester Verheyden overleed op 18 november 1851 en werd op 2 juli 1852 opgevolgd door Petrus Josephus Hermans, die zijn eerste schepen Van Ruysevelt als ambtenaar van politie aanstelde. Op 14 augustus 1852 kreeg deze zijn broer op bezoek. Over hun gesprek is het volgende bewaard gebleven: “Heden den 14den der maend augustus 1852 ten 6 ueren ’s morgens. Voor ons Josephus Franciscus Van Ruysevelt, is gecompareerd Joannes Franciscus Van Ruysevelt, koster dezer gemeente, dewelke ons heeft onderrigt dat er met inbraek diefte begaen was in de kerk in den nacht van den 13 à 14 loopende maend. Hebben achtervolgens de voorgaende verklaring zonder uitstel ons begeven vergezeld door J.J. Decat, secretaris, mijnheer Pieters, pastoor; De Maerschalck en Geboers, beide onderpastoors, Josephus Verbesselt, kerkmeester, en Franciscus Van Ruysevelt, koster, om te aenschouwen op welke manier zij in de kerk hadden gebroken. Hebben bevonden alsdat zij eene eyke plank, lang 2 meter 60 centimeter, tegen den muur van de kerk hadden geplaetst alwaer zij uit de venster zes glaze ruiten hebben uitgebroken en aldaer zijn binnen getreden. Ons te zamen in de kerk begeven hebbende om te aenschouwen of er voorwerpen weggenomen waren hebben bevonden alsdat er eenen offerblok en twee kassen, alwaer in elke eene schael berustte, dewelke met eenen ploegkouter opengebroken zijn geweest en alwaer uitgenomen is geweest omtrent 5 à 6 franken. Den ploegkouter hebben zij in de kerk laten liggen. Verders hebben wij alle onderzoekingen gedaen of er niets meer weg genomen was en hebben niets meer kunnen ontdekken. Den ploegkouter hebben wij in bewarenis gehouden om ter dispositie van de rechterlijke overheid te worden gesteld.”
1852 – Wie roofde de perziken van de zusters Ursulinen? 1852 was een zwart jaar voor de religieuze eigendommen van de parochie Londerzeel SintChristoffel. We kennen de exacte datum niet, maar rekening houdende met het rijpingsproces van steenvruchten moet het rond 5 augustus zijn geweest. Toen zette iemand, na het invallen van de duisternis, een houten ladder (want aluminium hadden ze toen nog niet) tegen de hoge muur van de boomgaard der zusters Ursulinen en betrad even later de sacrale grond. De volgende ochtend stelden de kloosterlingen vast dat hun perzikbomen kaalgeplukt waren. Onderzoek ter plekke leverde geen bruikbare sporen op en ook een bezoek aan een aantal verdachte Londerzeelse keukens bracht geen illegale confituurfabricatiepraktijken aan het licht. Net zoals de auteur van de inbraak in de kerk, zou de dief – althans op aarde – wellicht zijn rechtvaardige straf ontlopen... Maar zie, drie maanden later, “den 3 november 1852, omtrent 7 ¼ ueren ’s avonds, gekomen zijnde uit de kerk en in het naer huis gaen, werd Petrus Josephus Clerbaut, oud 48 jaren, werkman, door Conrardus Clerbaut, oud 37 jaren, schoenmaker, zijn broeder, verweten als dat hij een dief was en dat hij de persen uit den hof van het klooster gestolen en verkocht had. Petrus Robbijns, oud 23 jaren, schoenmaker, en Catharina De Smedt, oud 49 jaren, werkvrouw, alle woonende te Londerzeel, zouden dat hebben gezien.”
117
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
10 dagen later werd Conrardus Clerbaut door de politierechtbank vanwege deze lasterlijke en onbewezen aantijgingen, veroordeeld tot een boete van 10 fr. En de perziken? Wel die werden – wat een wonder - precies één jaar later, en nog wel op de plek waar ze gestolen waren, op dezelfde bomen teruggevonden. Waaruit blijkt, zoals onze huidige rechters gelukkig begrepen hebben, dat men met veroordelen niet te snel moet zijn.
1881 – 40 jaar later (dan 1841). We slaan 30 jaar over. Niet dat er in Londerzeel niet meer gestolen werd, maar bij ontstentenis van crimineel archief, hebben wij er niets over gevonden. “Den 2 juny 1881 evenwel,” bemerkte schepen Jozef Goossens “dat in den nacht tusschen 1 en 2 juny dieftens met inbraak waren gepleegd in de kapel van den Calvarieberg en in het Pilatus huis; de daders waren onbekend.” Wij persoonlijk denken dat iemand de 40ste verjaardag van de vergelijkbare feiten van mei 1841 heeft willen herdenken.
1881 – Is de bewaker van de peterselie van de zusters Ursulinen een dief? Was de zomer van 1852 rampzalig voor de kerkelijke eigendommen, dan was dit met de zomer van 1881 al evenzeer het geval. Wat moeten we bijvoorbeeld van het volgende denken? “Den 28 july 1881 is gekompareerd Jan Broothaers, schrijnwerker, dien verklaart dat Filomene De Donder, vrouw van François De Donder, winkelier wonende te Londerzeel Dorp, hem gedurig schampsche verwijtingen toebrengt en gezegden doet aan andere personen. Onder andere heeft voornoemde vrouw aan anderen verteld dat hij (Jan Broothaers) ‘s nachts over de omsluitmuur van het klooster gegaan is en de moeskruiden uit dien hof steelt in plaats van ze gade te slaan. Deze gezegden zijn gebruikt in bijwezen van Marie Van der Straeten (de vrouw van Henri Van Ruyseveld), weduwe Cauwenbergh van den Boulevard, en Philippine De Schouwer, vrouw Jan Van Hoeck.”
1885 – Diefstal in de gemeenteschool van Londerzeel Sint-Jozef. Gezien de jeugdige leeftijd van de hieronder genoemde delinquenten, hun duidelijk aantoonbare schuld, maar hun schijnbaar gebrekkige opvoeding, hebben we na zeer lang nadenken besloten om alleen hun initialen prijs te geven. De beschreven feiten hadden plaats in de (in 1860 geopende) jongensschool te Londerzeel St.-Jozef. Meester De Pauw stelde ze vast. “Het jaar 1885, den 8 november. Voor ons Petrus Van Assche, burgemeester ambtenaar van politie te Londerzeel, is gecompareerd Jan De Pauw, oud 33 jaren, hoofdonderwijzer in de gemeenteschool te Londerzeel Sint-Jozef, die ons verzocht heeft zijne klacht te willen opstellen als volgt: Op 7 november rond 11 uren 30, bij het eindigen der klas, was een som van fr. 0,75 neergelegd op de plaats waar mijn hulponderwijzer gedurende de klas zit. Dit was het beloop van een ontvangen maandgeld. Toen ik de leerlingen in rang geplaatst had en weder in de school kwam om dit geld op te nemen was hetzelve gestolen. Ik had ogenblikkelijk ver-moedens op de genoemde PJT., oud 9 jaren, zoon van JT., werkman op de Kruishoeve, leerling die de school had bijgewoond en uit de rangen was achtergebleven. Ondervraagd zijnde door de hulponderwijzer Vandevelde, verklaarde de leerling T. dat hij waarlijk dit geld gestolen had en dit aan zijn broeder CLT., oud 15 jaren, gegeven en dat dezen op zijne beurt het geld in de herbergen verteerd had. Later, op verzoek van genoemde De Pauw, onderwijzer, heeft de veldwachter De Bondt bij de ouders van genoemde leerling, de echtgenoten T-B, gegaan om van hun het
118
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
gestolen geld weder te eischen. Beiden antwoordden dat zij daar niets van gaven en dat de schoolmeester mocht doen wat hij kon.”
Meester Jan De Pauw, die we net zijn tegengekomen
Meester Eugene Kerremans, die we nog gaan ontmoeten
1888 – Het zijn niet altijd de goeie die terugkomen. In 1888 kreeg de bergkapel alweer ongewenst bezoek. “In den nacht tussen 5 en 6 december,” verklaarde Charles Jan Scheers, “ hebben dieven ingebroken in de Calvarieberg te Londerzeel door een venster en hebben er drij offerblokken opengebroken en den inhoud hiervan geruimd. De daders zijn onbekend. Dezelven nacht zouden dieven ook in het kapelleken van Ramsdonk-Kouter gebroken hebben.”
1888 – Ook de gemeentelijke jongensschool van Londerzeel krijgt bezoek. Amper drie weken na de hiervoor beschreven misdrijven, in de nacht van 28 op 29 december, werd er ingebroken in de nieuwe jongensschool in de Mechelstraat. Meester Eugène Kerremans ging daarover de volgende dag klacht indienen op het gemeentehuis en bevestigde “dat verleden nacht diefstal met inbraak was gebeurd in de zijne genoemde school en dat ongeveer 25 fr. (zijnde het geld van de spaarkas) en enige schoolbehoeften gestolen waren”.
De plek der misdaad: de gemeenteschool in de Mechelstraat.
25 frank was in die dagen vrij veel geld en dat het om het spaargeld van de kinderen ging maakte de zaak niet minder erg. De schuldige werd niet gevonden maar beschuldigden waren er genoeg. Nog jaren nadien (zeker tot 15 november 1890) was het voldoende om met zijn geburen in ruzie te liggen om het verwijt van “schooldief” naar zijn kop geslingerd te krijgen.
1891 – Het kapelletje van Plaskie in de Kattestraat. Tot einde 1890 hield de inbraak in de gemeenteschool het Londerzeelse roddelcircuit aan de gang. Kort daarna kreeg men gelukkig wat nieuws om over te praten: 119
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
“Het jaar 1891 den 1 february verklaart Denis Plaskie dat op gisteren onbekende personen aan de kapel voorgebouwd (aan zijn woonst) en aan hem toehorende, aan den weg genoemd Kattestraat (Boulevard), inbraak gedaan hebben door ‘t opheffen der uitgangdeur, hebben er glazen bokalen en bougies gebroken en waarschijnlijk de buit die er in was gestolen.”
1892 – De meisjesschool van Sint-Jozef. “In den nacht van 10 en 11 december 1892 braken dieven binnen in de school van St.-Jozef en stalen er saayetten, kousen, eenen rok en andere kleine voorwerpen. De daders bleven onbekend,” aldus een laconieke mededeling in de gemeentelijke annalen. Nochtans had men alles in het werk gesteld om deze drieste misdaad op te lossen. Men was alleen bij de verkeerde man gaan zoeken. Verdachte J.V. uit L, bij wie de rijkswachters van Wolvertem op 14 december een huiszoeking deden, was immers meer in “het verkopen van in Malderen gestolen kippen” gespecialiseerd.
1898 – De gedurfde raid op het cachot. Het volgende verhaal is reeds elders uitgebreid aan bod gekomen. Omdat we, zolang we nog iets nieuws te vertellen hebben zo weinig mogelijk willen herhalen, zullen we het deze keer bij de volgende korte getuigenis houden. “Het jaar 1898 den 25 juli. Ik Frans Beuckelaers, veldwachter, merkte dat een man door beklimming over de afsluitingpoort, die een hoogte heeft van ongeveer 3 meters, of over het dak van aanpalende gemeentegebouwen, langs herbergen die er neven staan, was binnengedrongen op de koer die uitzicht geeft op het gemeentegevang. Hem achtervolgende ben ik er in gelukt denzelven, die over een dak wegvluchtte, te kunnen aanhouden en heb hem herkend als zijnde de genoemde Jean Brusselmans, mandenmaker alhier, en heb denzelven tot ’s anderendaags in het gemeentegevang opgesloten gehouden. Brusselmans, van zijne woede, heeft verscheidene ruiten uit het venster geslagen. Ik vermoed dat Brusselmans wilde pogingen aanleggen om zekere Aerts, die in het gevang was opgesloten, er uit te verlossen.” Hierboven een afbeelding van de voorgevel van het stadhuis, toen zonder pui. Het cachot is op deze afbeelding niet te zien want het zit aan de binnenkant en bovendien in de kelder
1899 – ‘Hoog’ bezoek in de melkerij van Londerzeel. Wie alles wenst te weten over het ontstaan en de beginjaren van de Melkerij van Londerzeel moeten we naar het 4de nummer van jaargang 1987 van het tijdschrift van de Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel verwijzen. Wij onthielden dat ze in 1895 werd gesticht. Op 4 februari 1899 verscheen Jan Cnapelinckx, de directeur van dit bedrijf voor burgemeester Van Assche, “en hij verklaarde dat verleden nacht een onbekende dief of dieven in de melkerij hadden gebroken langs het dak boven den stoomketel en alzoo gepoogd hadden langs den zolder in de aanhoorige gebouwen binnen te breken. Niets was ontvreemd. Drij weeken vroeger had de melkerij nachtelijke bezoekers gekregen met het gevolg dat postzegels en eenig geld waren ontvreemd.”
1899 – Sigarenrokende filatelisten in het kantoor van de burgemeester. De bezoekers van de melkerij werden nooit gevonden. Zou het kunnen, vragen wij ons af, dat het dezelfde criminelen waren, waarover 4 weken later het volgende werd verteld: 120
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
“In de nacht van 28 february à 1 meert 1899 hebben dieven ingebroken in het gemeentehuis en hebben er bij middel van inbraak gestolen ongeveer 20 postzegels van 10 centimen en eene kas geleedigd waar omtrent 100 cigaren van licht formaat in lagen. Van een tweede lessenaar is het slot afgebroken. Niemand heeft iets van gehoord of gezien.” Werden de volgende dagen extravagante blauwe sigarenwalmen in Londerzeel gesignaleerd? Werden er plots meer gefrankeerde brieven aan de postmeester afgegeven? We geloven het niet. Ook deze dieven, die wellicht van buiten de gemeente waren, wisten hun nochtans welverdiende straf te ontlopen.
1899 – Twee inbraken zonder buit. Zijn ze één maand later naar Londerzeel teruggekeerd? “Het jaar 1899 den 31 meert. Ik Beuckelaers, veldwachter op mijne gewoone ronde zijnde, heb vernomen dat in den nacht 30-31 meert dieven waren binnengedrongen in eene kapel staande te Londerzeel, gehucht Ursene, en er eene offerblok hadden opengebroken. Niets is gestolen en de daders zijn ongekend gebleven. Zelfde dag vernam ik dat in de melkerij ook nachtelijke bezoekers hadden geweest doch er was insgelijks niets gestolen.”
1899 – Als de naaimachine te zwaar is pakken we maar een emmer mee. 100 Jaar geleden waren de mensen, ook de dieven, veel minder kieskeurig dan vandaag. En bovendien waren ze met weinig tevreden. Wie daar aan twijfelt, leze het volgende verhaal: “In den nacht van 23 à 24 april 1899 hebben dieven gebroken in de school, hebben eene ruit gebroken in de klas langs de statiekant, voorzijde der school, hebben gepoogd het naaimachien te stelen en hebben eene wateremmer medegenomen.”
1902 – Hoe een offerblok leegmaken zonder sleutel. Het zou ons oprecht verbazen mochten er vandaag nog grote schatten in de offerblokken te vinden zijn. Daarom kunnen we volgend verhaal, dat een aanzienlijke instructieve waarde heeft, zonder groot gevaar om criminele geesten te inspireren, nu wel publiceren. “Het jaar 1902 den diensdag 24 juni rond 11 ½ ure. Bij mij Frans Beuckelaers, beëdigde veldwachter, verscheen Lodewijk Van Ruysevelt, koster der kerk St. Christoffel, die verklaarde dat hij kwam te bespieden dat in zelfde kerk een heer zich bezig hield met geld uit de offerblok te halen. Onmiddellijk hem vergezellende ben ik ter plaats gegaan om de dief te trachten te betrappen. Ik bestatigde dat inderdaad een heer, oud ongeveer 40 jaren, in de kerk was alsook eene juffer van jongere ouderdom. Deze heer deed daar op den oogenblik niets dan rondzien op de voorwerpen die zich in de kerk bevonden. Uit de ondervraging die ik deed om zijne eenzelvigheid te kennen, toonde hij mij eerst eene abonnementkaart van spoorwegen waarop zijn bust en portret stond met de naam Arthur Evrard. Daarbij gaf hij mij zijne hierbijgevoegde adreskaart af waarop te lezen staat ‘Arthur Evrard, 121
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Place Anneessens 10, Bruxelles, verklarende naar Londerzeel te zijn gekomen om er laken of stoffen te verkoopen, wat zijn bedrijf was. Uit meerder onderzoek bestatigden wij geene sporen van poging tot inbraak of van stelen van de inhoud der offerblok. De persoon die hem vergezelde verklaarde zich te noemen Sylvie Salle, dagloonster, wonende zelfde adres, 10 Anneessensplaats te Brussel. Deze zegde hier te zijn gekomen voor hare gezondheid. Twee dagen later 26 juny vond de Eerwaarde Heer pastoor dezer kerk op den vloer achter den offerblok een bobijntje van ongeveer 60 centimeter lang, waarvan het einde bestreken was met eene plekkende zelfstandigheid. Dit voorwerp had dus gediend om geld uit de offerblok te halen. Aan de gepleegde diefstal valt dus niet meer te twijfelen, doch het beloop van het gestolene is onbekend. Wij voegen bij tegenwoordige klacht het instrument dat tot het begaan van de diefstal gediend heeft."
1903 – Fietsende offerblokkendief is champetter te voet te snel af. We weten niet hoe dikwijls de offerblokken van de Sint-Christoffelkerk in 1903 gelicht werden, maar volgens ons had dit wel eens vaker mogen gebeuren. Door de geautoriseerde instanties dan wel te verstaan. Op 30 december 1903, in de voormiddag, werden alweer twee offerblokken het slachtoffer van braak. De meegenomen buit werd op zo’n 50 frank geraamd. Er was een verdachte. Dank zij de opmerkzaamheid van een paar devote Londerzelenaressen kon politiecommissaris Turf op 6 januari 1904 het volgende signalement verspreiden: “Is verdacht dezen diefstal gepleegd te hebben een persoon van 30 tot 40 jaar oud, 1,75 m ongeveer, slank, zwart haar achterovergekamd, zonder baard noch knevel, is gekleed met grijzen korten overjas met band in den rug, draagt eene rijbroek in kakki, banden in kakki rond de beenen gewonden, is ook drager eener grijze muts. Hij verplaatst zich per rijwiel.” Dergelijke rare snuiters kwam men in Londerzeel niet vaak tegen in die dagen. Toch heeft men de man nooit kunnen grijpen. Dank zij zijn, misschien wel gestolen velo, is hij de wet te snel af gebleken. Links - Dit is niet de dief, maar het is de enige oude Londerzelenaar met een fiets waarvan we een foto hebben.
Gezien de prijs van een bicyclette (hier uit 1890) hoeft het ons eigenlijk niet te verwonderen dat zijn eigenaar een bijverdienste moest zoeken. De illustraties zijn van: M. Meert (tekening kerktoren), Steven (tekening bergkapel), Gust Meskens (onderwijzers De Pauw en Kerremans), gemeentearchief (plan gemeenteschool), Le monde de la jeunesse, 1890 nr.1 (de bicyclette en de perzikendieven) en de rest zijn we vergeten.
122
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
DEEL VI
Over een aantal logés van het gemeentegevang van Londerzeel
123
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Eén van de meest intrigerende ornamenten in de communale architectuur was dat kleine venstertje, half boven het niveau van de straat, met stevige tralies ervoor, waarvan onze gemeentehuizen waren en in sommige gevallen nog steeds zijn voorzien. Dat is namelijk het venstertje van het gemeentegevang, in de volksmond ook wel eens kot, bak of cachot geheten. Welke dramatische toestanden met water en droog brood speelden zich ooit achter deze danig verroeste tralies af? Vast staat dat deze ruimte in eerste instantie niet ontworpen werd als opslagplaats voor niet te definiëren prularia, waarvoor ze vandaag de dag wordt gebruikt In de volgende bijdrage wordt het verhaal gebracht van mensen die het voorrecht hadden om het gemeentegevang in zijn gloriedagen van de binnenkant te mogen aanschouwen. Omdat het al lang geleden is – en natuurlijk ook omwille van de historische volledigheid mogen en zullen we hun namen en daden zonder enige terughoudendheid onthullen. We zullen daarbij evenwel geen oordeel vellen. Wie zonder zonden is werpe namelijk de eerste steen. We moeten de lezer desalniettemin op het hart drukken dat dit laatste bij de wet verboden is en desgevallend tot eenzame opsluiting in het cachot kan leiden.
Het gemeentehuis van Steenhuffel, met in de kelder 2 cellen, werd al een poosje geleden afgebroken. Schrijver van volgende waargebeurde historiën kwam net te laat om nog enkele mooie foto’s te kunnen nemen. We zullen het dus met de bovenstaande historische prentjes van het al half afgebroken cachot moeten doen. Mijn foto-apparaat geeft 6-2-2012 als datum van het gebeuren.
Periode 1830-1880. Het gemeentehuis op de Londerzeelse markt werd, hebben we ons laten vertellen, pas in 1872 gebouwd. Of dat juist is zullen we in een andere bijdrage onthullen. In alle geval hebben we – voor deze datum – nauwelijks iets teruggevonden over het bestaan van een gemeentelijk gevang. Voor 1872 maakte een cachot geen wezenlijk deel uit van de infrastructuur van het in 1841 aangekochte gemeentebureel - annex schoollokaaltje. Slechts éénmaal in heel deze periode werd er, in het voor deze studie geraadpleegde archief, expliciet naar het bestaan van deze inrichting van openbaar nut verwezen. Dat was op 2 juni 1854 toen burgemeester Joannes Franciscus Verheyden zonder veel resultaat de van diefstal verdachte Louis Van Laer (14 jaar oud) ondervroeg. “Na ons enige uren met hem bezig 124
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
gehouden te hebben” noteerde de burgervader nadien, “heb ik hem afgedregen van hem in het kot te zetten, en in het wegleiden naar het kot heeft hij aan veldwachter Petrus Josephus Goossens volledige bekentenissen afgelegd.” Hetgeen ons toelaat om te besluiten dat het lokaal dat in die tijd voor de tijdelijke opvang van jeugdige delinquenten werd gebruikt, allerminst aanlokkelijk moet zijn geweest. Misschien was het wel het gemeentelijke kolenkot... Van de periode 1872 tot 1881 is weinig crimineel archief overgebleven. De naam van de allereerste logé van het cachot van het nieuwe gemeentehuis moeten we de lezer dus schuldig blijven, maar er wordt nog altijd naar gezocht.
Augustus 1881 – Van der Snick begaat ‘eene merkweerdige diefte’. In augustus 1881 liepen er vreemde snuiters rond in Londerzeel. Ze kwamen uit de Vlaanders en logeerden doorgaans bij boeren in de omgeving van Londerzeel-Berg. Waarom ze daar verbleven en wat ze daar uitvoerden wordt niet verteld maar gelukkig weten wij uit andere bronnen dat precies in deze periode, tussen den Berg en Boom, het alsdan nog ontbrekende gedeelte van de befaamde spoorlijn Leireken werd aangelegd. En aangezien gespecialiseerde grondwerkers en piossers toen nog uit verre streken moesten ingevoerd worden, is het niet vermetel om de hieronder beschreven gebeurtenissen met deze werkzaamheden in verband te brengen. “Heden 20 Augustus 1881”, noteerde Charles Louis Van Doorslaer in het klachtenboek, “hebben wij, op verzoek en ten bijwezen van Frans Van Poel, oud 26 jaren, werkman aan den ijzerweg, wonende te Berlaar (Oost-Vlaanderen), opzoekingen gedaan om de opbrengst van een diefstal te ontdekken die bij hem, in zijn woning, werd gepleegd in den nacht tussen 16-17 Augusti. Ten woonhuize van Aloïs Eeckelaers te Londerzeel-Berg, bij diens vrouw Joanna Van de Walle en hare meid Catharina Hoste, oud 18 jaren, hebben wij vernomen dat Adolf Van der Snick, oud 19 jaren, geboortig en wonende te Berlaar, bij zijn schoonbroeder heeft binnengebroken tussen 16 en 17 Oogst en daar heeft gestolen een porte-monnaie met 175 fr., zakhorloge, 2 hemdens, paleto, broek, vest, een paar kousen, cravatte en muts, waarmede hij is naar Londerzeel gekomen in zijn logement (bij Eeckelaers). De meid Catharina Hoste heeft van Van der Snick de horloge en 18 frs. afgenomen en, in onze tegenwoordigheid, aan den eigenaar Van Poel wedergegeven. Op het ogenblik der huiszoeking verklaarden de vrouw Eeckelaers en hare meid dat Adolf Van der Snick naar Brussel was. Den 21 Augustus heeft de veldwachter Jean Frans De Bondt Van der Snick aangehouden op betichting van merkweerdige diefte en opgesloten in het gemeentegevang. ’s Anderendaags hebben wij, ambtenaar van politie, de commandant der gendarmerie 31 bevolen bovengenoemde naar mijnheer Procureur des Konings te geleiden.”
Juli 1885 – Mechelaar speelt met vuur op het veld van Frans Lamberts. Dat Mechelen in 1885 al erg verstedelijkt was en er in de buurt van de Sint-Romboutstoren geen graanvelden te vinden waren, moge blijken uit de volgende anekdote. Op 27 juli van dat jaar, om 4 uur in de namiddag, stak, op het land van Frans Lamberts te Londerzeel, een vreemde jongeling om een niet meegedeelde reden, het rijpende graan in brand. 31
In gemeenten zonder politiecommissaris, zoals toen in Londerzeel, vervulden de burgemeester of de eerste schepen de functie van ‘ambtenaar van politie’. Met de gendarmerie wordt hier de rijkswachtkazerne van Wolvertem bedoeld. Het zou nog 18 jaar duren voordat Londerzeel zijn eigen rijkswachtafdeling kreeg. 125
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Florent De Wachter, Jozef De Bondt (die bij De Wachter werkte), en Frans Lamberts, de benadeelde landbouwer, hebben dat met hun eigen ogen gezien en grepen de uitheemse pyromaan onmiddellijk bij de kraag. Deze bleek bij ondervraging Louis Hontoir te heten. Hij was op 25 oktober 1870 in Dendermonde geboren maar woonde met zijn ouders, Joseph Hontoir (schilder in het arsenaal) en Marie Langlet, te Mechelen in de Stassaertstraat nr. 83. Zelf oefende hij het bedrijf van blikslager uit. “Na aanhouding”, besloot schepen Van Doorslaer, “heeft de veldwachter Verbesselt genoemde persoon in het gemeentegevang gebracht waar zijn eerste aanhoring gebeurde. Doch de aangehoudene loochent en verklaart zulk niet gedaan te hebben.”
December 1890 – Een leurder uit Rotselaar met een grote mond. Om enige aandacht van potentiële klanten te krijgen moeten marktkramers bij voorkeur zeer hard kunnen roepen. Maar voor leurders, die van deur tot deur verkopen, kan een grote mond opzetten in sommige gevallen nadelige gevolgen hebben Ziehier wat onze vriend Pieter De Muynck in Londerzeel overkwam. “Ten jare 1890 den 10 december rond 4 ure ’s avonds”, staat er in het klachtenboek geschreven, “was te Londerzeel Dorp de genoemde De Muynck Pieter, ongehuwd, geboren te Rotselaer in 1842, er wonende, rondleurder met sergiën 32. Zat zijnde bracht hij beledigingen toe aan Frans Hermans en Frans Verlinden, werkman bij De Keersmaecker, en is in het gemeentegevang opgesloten tot in den morgen van 11 december.” Iets dergelijks gebeurde, op 27 februari 1897, ook met Edward Blondau. Over hem wordt ons onthuld dat hij, als zoon van Georges Blondau en Elisabeth De Decker, in Rumst geboren was, maar zich in de Kathelijnestraat te Mechelen had gevestigd, alwaar hij het volstrekt eerbare beroep van kleermaker beoefende. De hele kille voormiddag had hij met zijn niet nader omschreven koopwaar op de kiekenmarkt te Londerzeel gestaan. Alvorens tegen de middag op te kramen, besloot hij om, in het vooruitzicht van de lange reis per hondenkar naar Mechelen, nog een opwarmertje te nemen in een Londerzeels café. We benadrukken hier met klem dat het nog altijd februari was. Maar in plaats van een warme koffie of zo te bestellen ging zijn voorkeur naar wat sterkers uit. Dat heeft hem uiteindelijk de das omgedaan. Want het gevolg daarvan was, noteerde schepen Van Doorslaer nuchter, “dat Edward Blondau voor dronkenschap in het gemeentegevang opgesloten werd en gelost om 5 ure.”
Juni 1897 – Angelique Peeters, een te vroeg geboren onbegrepen meisje. En nu iets helemaal anders. Konden we ons tot hiertoe nog verschuilen achter de troostende gedachte dat hoofdzakelijk, zoniet uitsluitend, vreemdelingen met het Londerzeelse gevangeniswezen in aanraking kwamen en dat onze eigen brave voorouders zoiets niet overkwam, dan worden we vanaf nu keihard met de neus op de feiten gedrukt. Vooreerst is er het droevige verhaal van Angelique. Angelique was echt een vrouw van deze tijd. Tot haar ongeluk leefde ze echter op het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw en werd ze bijgevolg door de maatschappij en door de Londerzeelse champetters, die hun tijd aanzienlijk minder ver vooruit waren, absoluut niet begrepen. Meer dan 100 jaar na de feiten die haar in het gemeentegevang deden belanden lijkt het ons gepast om haar eindelijk de erkenning te geven die ze door haar werken en daden ruimschoots heeft verdiend. Ziehier haar levensverhaal. Angelique (voluit Isabelle Angelique Peeters) werd in 1875 geboren als dochter van Jan Baptist. Haar hele kindsheid verliep in een volmaakte harmonie, haar hele jeugd lang leefde ze volstrekt 32
Beddendekens. 126
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
voorbeeldig... Maar zoals dat gaat in onze wereld, dààrover is dus niets bekend gebleven 33. En toen, op 10 juni 1897 – ze was toen bijna 22 jaar oud - kwam er plotseling een abrupt einde aan haar apocrief bestaan. Op die dag werd ze door Jan Frans Beuckelaers, beëdigd veldwachter van Londerzeel “in het politiegevang aangehouden wegens dronkenschap, openbare en buitengewone lawijten en verwijten en ontstichting der rust en der goede orde.” Over de redenen voor al dat straatlawijt – en die zullen er, me dunkt, toch wel geweest zijn wordt ons verder niets verteld. Gelukkig hoeft een opsluiting in het cachot niet lang te duren. Bovendien kan een goede nachtrust ook voor een miskende en gefrustreerde ziel zeer heilzaam zijn. Na haar een slaapkussen en een deken gegeven te hebben, vertrok de Londerzeelse hoeder der wet onbezorgd naar huis... Zie, achteraf oordelen is natuurlijk heel gemakkelijk, maar toch valt het niet te ontkennen dat hij beter een schildwacht aan haar deur had achtergelaten, want: “Het jaar 1897 den 11 juni,” rapporteerde hij de volgende ochtend onthutst, “heb ik Jan Frans Beuckelaers, bestatigd dat Angelique Peeters, oud 22 jaren, landbouwster alhier, die ik daags tevoren in het politiegevang had moeten opsluiten, bij hare loslating aan dit gebouw en aan de meubelen aanzienlijke schade had toegebracht. De vensterraam alsook de deurraam en het bed of de rustplanken had zij afgebroken en verbrijzeld. Verscheidene stenen had zij uit den muur gebroken en de deur beschadigd door de slagen die zij bij middel van stenen er heeft op toegebracht. Het geheel der toegebrachte schade beloopt x 34 franken.” Ofschoon deze aangrijpende getuigenis het een en het ander verklapt over de materiële uitrusting van het cachot ten jare 1897 – hetgeen ons in het kader van dit artikel niet ongenegen is hadden we toch veel liever iets meer vernomen over de diepere zielenroerselen die Angelique Peeters tot dit nachtelijk labeur hadden aangezet. Maar helaas, psychologische begeleiding van gedetineerden was in die dagen nog niet aan de orde 35. Het verhaal is daarmee echter niet ten einde. Op 12 juni ging vader Jan Baptist Peeters bij Petrus Van Assche zijn beklag doen over het onrecht dat zijn dochter volgens hem was aangedaan. Het pleit voor de burgemeester dat hij die klacht niet meteen onder het matje veegde maar de betreffende veldwachter zonder uitstel op datzelfde matje inviteerde. Over het onderhoud dat daarop volgde konden we het volgende vernemen: “Op heden 12 juni 1897 heb ik, Jan Frans Beuckelaers, oud 33 jaren, beëdigde veldwachter der gemeente Londerzeel, omtrent 10 uren voormiddag, mij bij den heer burgemeester P. Van Assche bevindende om enen uitleg te geven dewelke dringend was, ontmoet de genaamde Peeters Jan Baptist, die daar kwam verklaren dat zijne dochter, die ik 2 dagen vroeger had aangehouden wegens dronkenschap en verstoring der openbare rust, onplichtig was aangehouden en dat ik haar ten onrechte had opgesloten. Weggaande van het huis des burgemeesters bedreigde Peeters mij met de woorden: ‘Van deze reis zult gij zweten, ik zal uw affaires arransjeren, ik zal u doen wegjagen, en in geval ik het niet kan, dan zal ik u doen overplaatsen, want gij handelt niet rechtvaardig’. En dan riep hij nog verscheidene woorden dewelke hij binnensmonds sprak en die ik niet goed verstond.” 33
Lees toch maar voetnoot 27 op volgende bladzijde. De schatter was op dat moment nog niet langs geweest. 35 Deze zaak heeft ons niet losgelaten. Nadat dit artikel al geschreven was hebben we onze opzoekingen voortgezet en alzo zijn wij gestoten op een feit dat diepe wonden in de ziel van Angelique Peeters moet nagelaten hebben en dat wellicht haar latere gedrag kan verklaren. Op 17 december 1895, om 1 uur in de namiddag, werd ze wenend in het gemeentehuis aangetroffen. Toen haar gevraagd werd wat er scheelde, verklaarde ze door haar tranen heen “dat Guillaume Van Praet van Sneppelaar, Antoon De Moor, André Wijns, en Corneel Van Praet, broeder van den eersten, allen gezellen in de herberg van Pieter Jan Broothaers en Joanna Moens, haren sjaal, een paar blokken en kolenschup ontnomen hadden. De veldwachter, die ze er op afgestuurd had, had alles reeds terug gebracht, en nu kwam ze klacht hierover doen.” 34
127
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Ja, ouderliefde kan een mens als eens tot merkwaardige uitspraken verleiden. De dreigementen van de misschien terecht verontwaardigde Peeters werden bij ons weten nooit ten uitvoer gebracht. De vrede keerde langzaam terug in Londerzeel-Dorp. Maar bij dit alles waren we even Angelique uit het oog verloren. Wat was er intussen van haar geworden? Wel, we herinneren ons ongetwijfeld dat ze, zonder enige psychologische nazorg en na een zeer slechte nachtrust, in de vroege ochtend van 11 juni terug de wijde wereld was ingestuurd. Op 12 juni, om 7 uur ‘s avonds, hebben verscheidene getuigen haar aan de Weststatie gezien. Op dat moment stapte ze de herberg van Jan Baptist Van Humbeeck binnen. We laten de getuigen zelf aan het woord: Jan Baptist Van Humbeek, herbergier aan de weststatie: “Angelique kwam binnen en vroeg een glas bier. Nauwelijks binnen zijnde stuurde ze, in tegenwoordigheid van verscheidene personen, mij allerhande verwijtingen toe 36. Ik zette haar aan de deur. Bij 10 ure kwam zij evenwel weder en begon mij opnieuw dezelve verwijtingen toe te sturen. De volgende dag, 13 juni, gebeurde hetzelfde. Omdat ik niet thuis was begon ze mijn meid dezelfde verwijten toe te sturen. Ze bedreeg haar zelfs erg te slagen. ‘s Anderendaags, 14 juni, heeft zij gewapend met een sikkel, een hele tijd voor mijn woning over en weer gelopen met de bedreigingen ‘als zij durft buiten komen kap ik haar (de meid) den kop af’. Koster August Van de Velde heeft dat ook gezien en gehoord.” Jan Van Riet, 32 jaar, bareelwachter aan de Weststatie: “Alles wat Van Humbeeck vertelt is volkomen juist.” Denis Lamberts: “Ik heb gehoord dat Angelique Peeters Van Humbeeck op 12 juni zowel om 7 uur als om 10 uur ’s avonds verweten heeft. Van 13 en 14 juni weet ik echter niets.” Frans Heyvaert: “Alles wat Angelique aan Van Humbeeck op 12 juni verweten heeft, heb ik gehoord. Op 13 juni was ik daar niet, maar op 14 juni heb ik Angelique Peeters horen roepen dat ze met de sikkel naar de meid zou kappen.” Waarom Angelique zo gebeten was op Van Humbeeck en zijn meid zijn we niet te weten gekomen. Het zijn trouwens ook onze zaken niet. Wel weten we dat ze de bewuste sikkel nooit voor andere dan geoorloofde doeleinden heeft aangewend. Wat deed ze dan wel? Een goede week later werd ze in Mechelen aangetroffen, alwaar haar onderdak werd verleend... jawel, in het cachot. Op 12 juli schreef secretaris Van Doorslaer in dat verband volgende brief aan de Mechelse politiecommissaris: “Mijnheer de commissaris – Wil zoo goed zijn ons per keerende post, en zoo omstandig mogelijk, de feiten aan te halen die in uwe stad de aanhouding hebben veroorzaakt van Angelique Peeters van onze gemeente. Deze aanhouding heeft plaats gehad op ’t einde der maand juni. Zoo men hier zegt zou deze verscheidene nachten in uw politiegevang doorgebracht hebben. Deze inlichtingen zijn ons zeer dringend gevraagd door den heer vrederechter”. Het antwoord van de commissaris had ons beslist heel wat kunnen leren, maar helaas... 36
We hebben lang geaarzeld om de inhoud van deze verwijten publiek te maken. Maar gezien de hele stationsbuurt ze toch al had gehoord en om aan te tonen hoe geëmancipeerd Angelique Peeters, in 1897 al was, zullen we ze hier toch herhalen. Die ‘allerhande verwijtingen’ concretiseerden zich namelijk door de woorden ‘smeerlap, rotzak, hoerjager, en dief’. Veel meer lelijke woorden zal dat meisje niet gekend hebben, nemen wij aan. 128
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Er verstreek een maand. De spoorlijn Mechelen-Dendermonde werd in die periode druk gefrequenteerd, althans door Angelique. Zelfs in het verre Brussel – dat nochtans geenszins aan deze ijzeren weg gelegen is en waar men hier dus geen hinder kon van hebben – begon men zich hierover vragen te stellen. “Het is waar,” bekende burgemeester Van Assche op 25 augustus aan de procureur des konings, “sedert juni werden er door ons bureel al verschillende klachten, gelijkaardig aan die van de politiecommissaris van Buggenhout, ten laste van Angelique Peeters opgesteld. Deze vrouw lijkt aangestoken te zijn door een manie die zich manifesteert door een hysterische vorm van opwinding. Wij weten dat de onderzoeksrechter van Brussel deze vrouw door een gespecialiseerde arts heeft laten onderzoeken en zich over haar mentale toestand heeft laten informeren”. Kijk beste lezer, in die dagen was er echt niet veel nodig om door een ‘gespecialiseerde arts’ voor gek te worden verklaard. Het is, in Nederland, een zekere Dolle Mina 37 overkomen. Het overkwam midden september 1897, in België en na een rapport van ene dokter De Boeck, ook een zekere Angelique. Maar in tegenstelling tot haar Hollandse collega, heeft deze laatste er (nog) geen hoofdstuk in de geschiedenisboekskes voor gekregen. Wèl kreeg ze kost en inwoon in l’asile des femmes aliénées te Mons. Gratis was dat niet. Om te vermijden dat de kosten voor het wellicht lange verblijf uit zijn gemeentekas zou moeten betaald worden stuurde de Londerzeelse burgemeester op 22 oktober volgende verduidelijking naar de directeur van de genoemde instelling in Bergen (vertaald): “In antwoord op uw brief 10461 van 19 oktober laten wij u weten dat Peeters Isabelle Angélique, die op 18 oktober op vraag van de procureur des konings te Brussel in uw instelling werd toegelaten, haar bijstandwoonst in Liezele heeft 38, en dit om reden van de woonst van haar vader. Dit meisje moet als arm beschouwd worden.” Op 2 november bevestigde dezelfde Petrus Van Assche aan de arrondissementscommissaris: “Monsieur le commissaire d’arrondissement (vertaald). Ingevolge uw vraag 21453 van 22 oktober laten wij u weten dat de vader, de broer en zusters, die allen in Londerzeel wonen, op de hoogte werden gebracht van de opname van Isabelle Angelique Peeters in het krankzinnigengesticht van Mons. Vader Peeters liet ons, toen hij dit vernam, weten dat hij niets had aan te merken aangaande de beslissing van de procureur. Hij voegde daar aan toe dat, ofschoon zijn dochter geen last was voor de familie, zij vanwege haar voortdurende landloperij van de laatste maanden, er ook niets aan bijdroeg. De burgemeester van Londerzeel”. Ellende alom dus voor Angelique. Niet begrepen door de Londerzeelse overheden, valselijk beschuldigd door een rapport van dokter De Boeck uit Brussel, en nu ook al door haar eigen familie in de steek gelaten, mocht ze alle hoop op een zonnige toekomst laten varen... Plotseling keerde evenwel het tij. Kregen de Bergense gespecialiseerde artsen een andere opleiding dan die van Brussel? Of vond men niemand die haar onderhoudskosten wilde betalen (zie voetnoot 8)? Feit is dat daar, ofschoon men er geen Vlaams verstond, nog dezelfde winter het besef groeide dat het plaatselijk 37
Wilhelmina Drucker (1847-1925). Uiteraard heeft Liezele krachtig tegen deze zienswijze geprotesteerd. In die mate zelfs dat de gouverneur van Brabant tussenbeide diende te komen. Londerzeel bleef echter bij zijn standpunt en schreef op 10 december (vertaald): “Monsieur le gouverneur. Wij retourneren u het dossier betreffende de bijstandwoonst van Peeters Angelique en laten u weten dat uit de aangehechte brief van het schepencollege van Liezele (gedateerd 25 november) blijkt dat de ouders van dit meisje van 12 januari 1885 tot 8 januari 1897 in Liezele hebben gewoond. Aangezien de opgeslotene op 12 november 1875 geboren werd en pas op 12 november 1896 meerderjarig is geworden, is het bijgevolg boven iedere twijfel verheven dat de gemeente Liezele, wegens een ononderbroken verblijf van de ouders van 12 jaar aldaar, als haar bijstandwoonst moet worden beschouwd en haar onderhoudskosten moet betalen. Het college”. 38
129
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
zothuis niet de meest geschikte plek was voor een meisje als Angelique. Nadat alle betrokkenen van deze verheugende bevinding op de hoogte waren gebracht werd op 8 januari vanuit Londerzeel volgende brief naar de directeur van de inrichting geschreven (vertaald): “Wij bevestigen ontvangst van uw brief 1671 van 6 januari met de melding dat Peeters Marie Angelique, die in uw instelling opgesloten zit, op proef kan vrijgelaten worden. Dienaangaande willen wij opmerken, mijnheer de directeur, dat de plaatsing van dit meisje in een tehuis of in een moederhuis, eerder toekomt aan de gemeente waar zij haar bijstandwoonst heeft en die haar dus moet ondersteunen, dan aan de onze. Daarom vragen wij om u, wat de plaatsing van dit meisje betreft, tot de gemeente Liezele te wenden, te meer daar deze behoeftige op het ogenblik dat de bijstand nodig zal worden niet meer in onze gemeente woont. De burgemeester”. Meer dan een jaar lang werd het hierna heel stil rond Angelique. Uit de voorgaande brief van burgemeester Van Assche weten we wat daarvoor de reden was. Dàn, op 9 juli 1899, kwamen we haar opnieuw in Londerzeel tegen... En alweer stapelden zich donkere onweerwolken aan de ogenschijnlijk heldere hemel op... Kort na de middag, rond 14u30, stapte ze de herberg van de gebroeders Frans en Livien Goossens op de Vijfhoek 39 binnen. Het was bijna zomer, en in het heetste van de dag. Wie kan daar geen begrip voor hebben? Toch was het deze aanval van grote dorst die haar opnieuw in aanraking met de plaatselijke ordehandhavers zou brengen... Wat er die namiddag ten herberge Goossens precies gebeurde zullen we wellicht nooit meer volledig achterhalen. We moeten het met volgende getuigenissen doen. “Angelique Peeters was vergezeld door Baptist De Boeck en Alfons Van Stichel,” vertelde Livien Goossens, wanneer hij dienaangaande om uitleg werd gevraagd. “Baptist en Alfons zetten haar aan om mij allerlei verwijten toe te sturen. Om dat te doen ophouden deed mijn broer Frans de deur der herberg open en verzocht haar van heen te gaan, hetgeen zij niet wilde doen. Dan zijn zij met hun drijen, Angelique Peeters, Van Stichel en De Boeck, opgestaan en begonnen zij mij slagen en stampen toe te brengen. Alfons Van Stichel bracht mij stampen toe in de zij en in mijn gezicht. De Boeck hield mijn handen vast en beet in mijnen vinger. En Angelique scheurde mijn aangezicht in stukken en ging dan zelf aan onze bierpomp tappen. Ondertussen loopt en dwaalt haar vader Jan Baptist in de gemeente rond en zoekt met alleman ruzie. Florent De Bondt en Francisca De Hertogh, de vrouw van Jan Meeus, die de gesprekken tussen Angelique Peeters, De Boeck en Van Stichel afgeluisterd hebben, kunnen getuigen dat ik de waarheid spreek.” Gelukkig is deze keer ook de versie van Angelique Peeters zelf voor het nageslacht bewaard gebleven. Na een nacht te hebben doorgebracht in het plaatselijk cachot, waaruit deze keer en bij wijze van voorzorg alle roerende goederen weggenomen waren, mocht ze de volgende declaratie afleggen: “Om 2 uur 30 ben ik de herberg binnen gegaan,” verklaarde ze. “Rond 3 uur kwam Livien Goossens binnen. Hij was vergezeld van zijn gebuur Baptist Van Stichel. Ik denk dat Goossens zat was. Hij begon mij namelijk liefde te betonen waaraan ik geen gehoor gaf 40. Maar hij ging verder, begon mij ‘hoer’ te verwijten en wilde mij dan buiten zetten. Maar ik bleef omdat mijn bier niet uit was. Daarop bracht hij mij mishandelingen toe, beet in mijn vinger en krabde in mijn hals. In zijne woede stuurde hij mij opnieuw de verwijten van hoer en straathoer toe. Baptist De Boeck en Baptist en Alfons Van Stichel, die daar ook waren, kunnen dat allemaal getuigen.” 39
Oftewel Blijenhoek, oftewel Blauwenhoek. In het voordeel van Livien Goossens pleit dat hij een redelijk gefortuneerde vrijgezel was. Zijn ouderdom (55 jaar) speelde wellicht een beetje in zijn nadeel. 40
130
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Kijk, beste lezer, zovele jaren na de feiten, willen we over deze kwestie geen definitief oordeel meer vellen. In het door ons onderzochte tijdsbestek was het trouwens de laatste keer dat Angelique Peeters in botsing kwam met de plaatselijke arm der wet.
Mei 1898 – Jan Lauwers heeft te veel plezier. Kermissen, jaarmarkten, veeprijskampen en voetbalwedstrijden vereisen altijd een bijzondere waakzaamheid vanwege de ordediensten. Kwestie van op het ergste voorbereid te zijn. Als er dan helemaal niets verkeerd loopt dan is dat eigenlijk zonde van de moeite en de tijd. Gelukkig was de voltallige aanwezigheid van het Londerzeelse champetterskorps op de jaarmarkt te SintJozef op maandag 23 mei 1898 verre van overbodig. Het was Jan Lauwers die daar in zijn eentje voor zorgde. Over diens bijdrage aan de feestelijkheden werd het volgende geregistreerd: “Wij Felix Caluwaerts en Jan Frans Beuckelaers, beedigde veldwachters der gemeente Londerzeel, maken verslag dat maandag 23 mei te 12 ure ‘s middags, gekleed zijnde en beëdigd gelijkvormig aan de wet, en doende gewone omgangen in de gemeenteschool te Londerzeel SintJozef, waar de prijstrekking tussen de eigenaars van het te koop gestelde vee moest gebeuren, opgemerkt hebben dat Pieter Jan Lauwers, oud 30 jaren, zich in bovengemelde plaats bevond in staat van dronkenschap en ruststoorder. Hem tot stilzwijgen aanzocht hebbende weigerde hij dit te doen en ging immer voort met lawijt en na herhaalde vermaningen verzochten wij hem de zaal te verlaten. Op zijne weigering waren wij genoodzaakt zulks met geweld te doen en hem in het gevang te sluiten. Lauwers bood hevigen tegenstand en bracht ons de beledigingen en bedreigingen toe ‘dat zult gij u beklagen’, deed pogingen om uit het gemeentegevang te breken en herhaalde nog de bedreiging: ‘dat Felix mij eens alleen komt uit den bak laten’.” Hoeveel personen de volgende ochtend bij de vrijlating van Jan Lauwers aanwezig waren, werd niet meegedeeld.
Juli 1898 – Karel Aerts en zijn vrienden. Het begon allemaal op een mooie avond hartje zomer, als de dagen lang zijn, de nachten kort en de dorst zeer groot. Bovendien was het zondag, de dag waarop na een week van hard labeur, even verpozing mag worden gezocht. Die zondag 24 juli 1898, om 8 uur in de avond, werd de rust van burgemeester en dokter Petrus Van Assche van Londerzeel echter wreed verstoord door een vreselijk gerucht op de straat voor zijn huis. Hijzelf verduidelijkte: “Op zondag 24 juli 1898 rond 8 uren ‘s avonds bevond ik, ondergetekende, burgemeester der gemeente Londerzeel, aan mijne woning den genaamden Aerts Karel, werkman, wonende te Londerzeel, die in dronken toestand verkeerde en weigerde zich naar huis te begeven. Daar hij door zijne gebaren, vloeken en lawijt ene grote samenscholing had veroorzaakt, bevond ik mij verplicht hem naar het gemeentegevang te leiden. Doch hij bood hevigen weerstand en na hem enige meters verre voorts gedreven te hebben, ontsnapte hij mij. Omtrent ene halve uur later, toen ik huiswaarts weder keerde, nadat ik enen gekwetsten was gaan verplegen, ontmoette mij genaamde Aerts, ditmaal gewapend met in de ene hand een snijmes en in de andere een puntachtig tafelmes. Hij stuurde mij de volgende uitdagingen en verwijtingen toe: ‘Hewel burgemeester, poog nu nog eens mij in den bak te zetten, dan zal men wat anders zien’. Op mijne vraag wat hij voornemens was met zijne wapens te doen, antwoordde hij mij: ‘Dat zal men wel 131
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
zien; poog nu nog maar mij in den bak te zetten; maar dan zullen er andere dingen gebeuren’. Deze bedreigingen werden verscheidene malen herhaald. Ik had aan den veldwachter Beuckelaers bevel doen toekomen van, samen met den tijdelijken politieagent Verhasselt, en zo nodig met behulp van andere personen, Aerts op te sluiten om hem buiten gevaar voor kinderen te stellen. De veldwachter en voornoemde agent Verhasselt, bijgestaan door Pieter Van Delm, wiens hulp de veldwachter had ingeroepen, ontmoetten Aerts omtrent 10 uren. Zij namen hem het snijmes af dat hij op de deur van het huis, toehorende aan weduwe De Keersmaecker, en bewoond door zijne ouders, had in stukken gedaan, en leidden hem naar het gevang. De veldwachter Beuckelaers verklaarde mij later dat Aerts, om hem te laten ontwapenen en weg te leiden, hevigen weerstand bood; daarenboven dreigde hij Van Delm door den kop te schieten zo haast hij zoude los zijn. Van Delm legde dezelve verklaring af en bevestigde voornamelijk de doodsbedreiging die Aerts tegen hem deed. Ook Verhasselt bevestigde de feiten.” Vanzelfsprekend komt Karel Aerts tè eenzijdig uit dit verslag naar voren. Hij was absoluut geen asociale kerel en mocht zich de vriend van velen noemen. Guillaume Cleirbaut, Victor Van Praet (de Smoos), Frans De Donder en Frans de Boeck, werden dikwijls in zijn gezelschap gezien. En dan was er nog iemand op wie hij in alle omstandigheden kon rekenen. Deze keer laten we veldwachter Beuckelaers aan het woord: “Het jaar 1898 den 25 juli. Ik Frans Beuckelaers, veldwachter, merkte dat een man door beklimming over de afsluitingpoort (die een hoogte heeft van ongeveer 3 meters) of over het dak van aanpalende gemeentegebouwen, langs herbergen die er neven staan, was binnengedrongen op de koer die uitzicht geeft op het gemeentegevang. Hem achtervolgende ben ik er in gelukt denzelven, die over een dak wegvluchtte, te kunnen aanhouden en heb hem herkend als zijnde de genoemde Jean Brusselmans, mandenmaker alhier, en heb denzelven tot ‘s anderendaags in het gemeentegevang opgesloten gehouden. Brusselmans, van zijne woede, heeft verscheidene ruiten uit het venster geslagen. Ik vermoed dat Brusselmans wilde pogingen aanleggen om zekere Aerts, die in het gevang was opgesloten, er uit te verlossen.” Kijk, als dat geen ware vriendschap is. Naast de vaststelling dat deze dappere bevrijdingspoging jammerlijk mislukte, dient te worden erkend dat ze eigenlijk ook een beetje overbodig was. Want ondertussen had men Karel Aerts al losgelaten. Deze laatste was over het gebeurde allerminst te spreken. Bovendien begreep hij niet waarom Pieter Van Delm 41 zich met zijn opsluiting was komen moeien. Nog dezelfde dag is hij hem persoonlijk om uitleg gaan vragen. “Den 25 juli,” noteerde burgemeester Van Assche als gevolg hiervan, “verscheen voor mij Pieter van Delm, die verklaarde dat Aerts hem bedreigde omver te schieten omdat hij, gevraagd door de politie der gemeente, hem hielp in het gemeentegevang op te sluiten.” Deze affaire heeft nog een staartje gekregen. Zat zijn mag, maar iemand met de dood bedreigen is door de wet verboden. Op 17 augustus, om halftien, werd de zaak nog eens ten gronde bij de krijgsauditeur op het Justitiepaleis te Brussel besproken.
September 1899 – Verschrikkelijke feiten in herberg ‘de Kroon’. De derde zondag van september is het kermis in Londerzeel-dorp. En de maandag daarop is het er ook nog altijd een beetje feest. Het is dit vrolijke tafereel dat het decor vormt voor het volgende nochtans droevige verhaal. “Voor ons,” aldus de heer Petrus Van Assche, burgemeester en politieambtenaar van Londerzeel, “verscheen Barbara Van Acker, echtgenote van Aloïs Van Esbroeck, blokmaker, wonende 41
Petrus Van Delm zou later wèl tot hulpagent van Londerzeel worden benoemd. 132
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
te Malderen, die ons de volgende verklaring deed. Gisteren 26 september was ik in gehoor geweest voor den heer vrederechter van Wolvertem tegen mijn schoonzoon Louis Van Mulders van Malderen. Deze heeft mij achtervolgd tot Londerzeel waar ik verbleef ter herberg ‘De Kroon’. Vier herhaalde malen heeft hij daarbinnen geweest, telkens om mij te vinden en te mishandelen. De vierde maal was ik in de herbergzaal (het was kermis) toen Van Mulders er binnen kwam en riep ‘zij moet dood!’, een mes nam en mij hiermede enen slag toebracht in den hals, met gevolg dat hij mij in den hals kwetste, door enen wollen halsdoek in vieren gevouwen, dien ik droeg. Daarna vluchtte hij en liep in de herberg gehouden door kinderen Plaskie te Londerzeel (Markt). Een geneesheer, in haast geroepen, vermaakte mijne wonde. Om Van Mulders te beletten zijn doodsbedreigingen verder te verwezentlijken, is dezelve door de politie opgezocht en in de wachtzaal voor vertrek van den trein van 7 ure 38 door den veldwachter en statieoverste aangehouden en tot ’s anderendaags in het gemeentegevang opgesloten. Jan Van Esbroeck van Malderen, August Van Esbroeck van Londerzeel, Barbara Hortensia Kerremans van Ramsdonk, Clementine Van Hoof van Merchtem (Boskant) en Josephine Vos, dienstmeid in gemelde herberg ‘De Kroon’, waren getuige van de feiten.” Ja, wat hebben wij daar nog aan toe te voegen, behoudens de volgende goede raad misschien? Laat met de kermisdagen nooit een mes in een café op tafel liggen.
Juli 1900 – Wanno van Slozen Zowel voor de gemeente Londerzeel als voor Wanno uit Slozen werd 8 juli 1900 een dag om nooit meer te vergeten. En dat kwam zo: “Het jaar 1900 den 8 juli, “aldus onze hierna bij naam genoemde informant, “heb ik, Felix Caluwaerts, beëdigde veldwachter van Londerzeel, op wacht zijnde omtrent het plein der provinciale landbouwprijskamp 42 te Londerzeel dorp, aan Jan Van Opstal, oud omtrent 20 jaren, bijgenoemd Wanno, wonende bij zijne ouders te Wolvertem-Slozen, herhaalde malen verbod gedaan van te gaan op een plaats die hem niet was toegelaten. Na gedane vruchteloze pogingen was ik genoodzaakt dezelve voor openbare dronkenschap in het gemeentegevang op te sluiten.”
Mei 1901 – Tweede kermisdag in Londerzeel Sint-Jozef. Op 20 mei 1901 (niet toevallig alweer een tweede kermisdag) was champetter Caluwaerts opnieuw van dienst op Londerzeel Sint-Jozef. Van hem vernamen we uit de eerste hand: “Tweede kermisdag. Ik Felix Caluwaerts, beëdigde veldwachter te Londerzeel, bekleed met mijn uniform en vergezeld van de agenten Felix Van Muylder en Jozef Caluwaerts, in dienst zijnde te Londerzeel op de wijk Sint-Jozef, vernomen hebbende dat twist en begin van vechting was ontstaan ter herberg van Louis Piessens-Hofmans, ben onmiddellijk ter plaats gekomen en heb bevonden de genaamde August Voet die in ruzie was geweest met zekere Karel Botte. Voet wilde op mijne vermaning niet bedaren en was in dronken toestand. Om de orde te houden leidden wij hem weg om hem in het gemeentegevang op te sluiten. Gedurende deze werkzaamheid kwamen Frans Van den Eede, zijn zonen Petrus en Edmond Van den Eede, en Frans Voet, broeder van den eersten, tussenbeide. Dezen wilden met geweld August Voet (den aangehoudene) uit onze handen rukken. Gedurende deze tegenstand bracht August Voet enen beet toe in 42
Dit was een hoogst uitzonderlijke gebeurtenis. 133
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
den vinger van agent Van Muylder. Later in den avond bracht Petrus Van den Eede ons de bedreiging toe met te zeggen: zo gij durft proces verbaal maken zullen wij zien wat wij te doen hebben.”. Ja, vroeger was er nog veel solidariteit onder de mensen. Overigens heeft veldwachter Caluwaerts – die men geen gebrek aan moed kan verwijten – zijn proces verbaal wel degelijk geschreven, en, wat nog dapperder is, op 25 mei naar de Procureur des Konings verzonden. Hij heeft er gelukkig niets aan over gehouden.
Slotwoord. Lezers die in bovenstaande verhalen een familielid menen te herkennen en zich daar een beetje voor schamen moeten goed beseffen: a) dat er, vooral in de vorige eeuw, meer dan één paard rondliep dat Bles heette, en b) dat minstens één zwart schaap in iedere familie te vinden is. Het hangt er maar van af hoe lang men wenst te zoeken. Bovengenoemde personen zijn daarenboven zeker niet de enige die met het Londerzeelse gevangeniswezen in aanraking zijn gekomen. Alleen hadden zij het ongeluk en wij het geluk dat hun belevenissen voor het nageslacht werden bewaard. Waarvoor natuurlijk onze dank.. Ook van de volgende individuen werd het tijdelijke verblijf in het cachot geregistreerd ✓ Van Driessche August, geboren te Gent op 4 december 1866, werd op 15 september (jaar onbekend), kort na de noen naar het gemeentegevang gebracht. Hij beschikte over een werkboekje dat op 29 december 1890 in Gent was afgeleverd (wat niet verboden was), maar werd er bovendien van verdacht geld te hebben gestolen bij Robberechts in de Pluimennest. ✓ Brauniger Emile, geboren te Vandeshut op 17 Juni 1871, zoon van Hervé en Bier Jeanne, “heeft in den bak gelogeerd in den nacht van 11-12 December (jaar onbekend). Hij verklaarde naar Aelst te gaan.” Deze man had niks verkeerd gedaan. Alleen was het andere Hotel de la Grande Place hem wat te duur. ✓ Ook Sherbier Oscar, geboren te Pas de Calais en Lanson Joseph, geboren te Chambry, hebben, om dezelfde reden, in de nacht van 17 op 28 december 1897 in het gemeentegevang geslapen.
134
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
DEEL VII
Alternatieve straffen in Londerzeel in de 19de eeuw
135
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Wanneer men in archieven snuffelt komt men soms wel eens rare zaken tegen. In de eerste plaats veel stof natuurlijk maar af en toe ook een interessante anekdote. Onderstaande verhaaltjes komen uit de weinige klachtenboeken die in Londerzeel nog zijn overgebleven. In deze interessante registers werden de wetenswaardigheden genoteerd die de mensen op het gemeentehuis over hun geburen kwamen vertellen evenals de processen-verbaal die door de Londerzeelse champetters te velde werden opgesteld. Zware criminele feiten komt men daar eigenlijk niet in tegen want om te beginnen waren onze voorouders veel braver dan wij en bovendien werd de behandeling van ernstige feiten aan de rijkswacht overgelaten. Wat er met het archief van de rijkswacht gebeurde is ons voorlopig niet bekend. Overigens - de lezer gelieve dat goed te beseffen - is het ons absoluut niet om de wat kleinere kantjes van onze voorvaderen te doen. Wat voor ons primeert zijn de levenslessen die we uit hun wedervaren kunnen trekken. Zo zal deze korte bijdrage ons misschien duidelijk maken dat de oude Londerzelenaren, zij het heel af en toe, toch nog zo dom en onredelijk niet waren.
De prijsduif van Jan Piessens. Om te beginnen dit... We weten niet sedert wanneer de duivensport in Londerzeel op een georganiseerde wijze wordt beoefend maar dat er in 1882 reeds een met schone geldprijzen begiftigde competitie bestond wordt door het volgende verhaal onomstotelijk bewezen. Het was 17 april. Kort voor de middag stonden Benoit Rasquin, Frans Beuckelaers en Jan Moortgat op de Boulevard naar de hemel te kijken. En toen gebeurde er iets wat vooral in het begin van het seizoen, als de duiven nog niet goed opgeleerd zijn, zelfs de allerbeste “keupper” kan overkomen. De duif van Jan Piessens kwam namelijk in volle snelheid aangevlogen maar vergiste zich jammerlijk van adres en van dak en ging binnen bij Cloots in het huis ernaast. Het vervolg van het verhaal laten we door de gedupeerde Jan Piessens zelf vertellen "Joseph Cloots," aldus diens eigen woorden, "heeft mijn duif op zijn kot gepakt en heeft ze daarna verkocht bij Frans Verschueren. Ik ben er onmiddellijk achter gegaan. Benoit Scheers en Benoit De Borger waren bij Verschueren. De Borger vroeg of hij jonge duiven had. 'Neen,' antwoordde Verschueren, 'maar wel een oude'. Ik vroeg of ik ze eens mocht zien maar hij wilde ze mij niet tonen. Uiteindelijk heb ik ze teruggekocht voor 1 frank 30. Ik bereken hierdoor een schade te hebben ondergaan van 50 franks..." Wellicht besefte Jan Piessens zelf ook wel dat het door hem aangebrachte feitenmateriaal niet coherent genoeg was om van een rechter gelijk te krijgen en daarom verklaarde hij zich grootmoedig bereid om zijn klacht te laten vallen "op voorwaarde dat Judo Cloots, de vader van Joseph, hem 3 maanden huiskweek verleende, ’t is te zeggen tot 23 juni, en verders zijn huis zou vloeren binnen de maand mei." Deze klacht is op twee na de oudste vermelding die ik in de Londerzeelse annalen over een florerende duivensport heb gevonden. Dat is vooral te wijten aan de omstandigheid dat de klachtenboeken van 1848 tot 1881 niet bewaard gebleven zijn. Voorwaar een groot gemis.
136
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
In "De Londerzelenaar" van 21-2-1886 (met dank aan Jean Carlier-Brugghemans) vinden we namen van een aantal Londerzeelse duivenmaatschappijen die vlogen op exotische oorden als Compiegne, Cambrai, Quiévrain en Clermont. - "Vooruit met Moed", gevestigd in de herberg Het Peerd, bij J.B. De Bondt in De Meerstraat. - "De Snelle Duif", gevestigd bij P.J. Blommaert, schoenmaker en herbergier. - "l'Hironelle", gevestigd in den Hert, bij August Broodhaers in Londerzeel-Dorp. - "De ware vrienden", gevestigd in de Vlasbloem, bij Petrus Janssens, Lemmeken. Wanneer de eerste echte prijsvlucht in België heeft plaatsgevonden kunnen zelfs de specialisten ons niet meer vertellen. Feit is dat reeds rond 1810 vanuit Gent op Brugge, Antwerpen en Rijsel gevlogen werd en in 1815 zelfs al op Tours.
137
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Van Cauwenbergh scheurt kleren voor de armen Ooit, lang geleden, scheurde Sint-Maarten zijn mantel in twee en gaf hij de helft daarvan aan een arme bedelaar. Lees hoe Benoit Cauwenbergh in 1885 deze legende tot twee maal toe op een zeer originele wijze interpreteerde en eveneens door het verscheuren van (andermans) kleren de armen bedacht. Zijn eerste overgeleverde daad van barmhartigheid dateert van 17 mei 1885. "Toen", aldus de annalen, "is rond 10 ure Benoit Van Cauwenbergh bij Joseph De Coninck binnen gekomen en heeft daar mishandelingen toegebracht aan Jan Baptist De Boeck, mandenmaker te Londerzeel Dorp. Door deze mishandelingen heeft Van Cauwenbergh de kiel van De Boeck verscheurd. De Boeck vraagt 4 frank schadevergoeding voor zijne kleding en 3 frank 50 voor den armen 43". Nog geen vijf maanden later, de tijd die nodig was om een aantal discipelen te bekeren, “in den nacht tussen 11 en 12 oktober 1885 hebben Benoit Van Cauwenbergh, Benoit De Baerdemaecker en de oudste zoon van Louis Roelants uit de Pluimennest aan Frans Goossens slagen toegebracht en zijn klederen verscheurd. Dat gebeurde op de steenweg te Londerzeel in ‘t Dorp omtrent het biermagazijn van Jan De Boeck. De ruzie was begonnen als gevolg van een woordenwisseling die plaats had in de herberg van Egide De Prins, waar Goossens, samen met Jos De Boeck van den Blijenhoek als eersten waren weggegaan. Volgens Lievin Goossens hadden Jean De Smedt en Pierre Jean Van Riet Van Cauwenbergh geholpen. Frans Goossens berekende een schade van 20 frank 15 voor zijn kleeding, maar verklaarde in akkoord gekomen te zijn met de beschuldigden mits deze elk 4 frank betaalden als schadeloosstelling en 5 frank in de kas van den armen".
De positieve gevolgen van negatieve verwijten Iemand iets naar het hoofd slingeren is natuurlijk niet beleefd en kan bovendien gevaarlijk zijn, zelfs als het "maar" om verwijten gaat. Onbewezen aantijgingen kunnen terecht met een zware gevangenisstraf worden bestraft. De dader mag de hemel dan ook danken als het slachtoffer met een minnelijke schikking akkoord wilt gaan. Ook uit deze minnelijke schikkingen kon het bureel van weldadigheid van Londerzeel zo nu en dan zijn voordeel halen. De ene keer weliswaar al wat meer dan de andere maar het ene verwijt is dan ook het andere niet. Joanna De Boeck, een boerin uit de Pluimennest, is er zeer goedkoop van af gekomen. Op 27 december 1887 had ze op de dinsdagmarkt Anna-Katrien Polspoel, een boter- en eierenkoopster uit Nieuwenrode voor "zwarte teef" uitgescholden, hetgeen twee getuigen konden bevestigen (dat er gescholden was, bedoelen we). Polspoel verklaarde zich evenwel content als De Boeck 5 frank aan den armen zou geven. Nog in de Pluimennest. Op 1 januari 1886 44, nieuwjaar, een kwartier voor de middag, verweet Jos Geeroms aan zijn gebuur August Roelants dat hij nog een glazenmaker in Wolvertem moest gaan betalen, wat waarschijnlijk de waarheid was, en bovendien dat hij een smeerlap en een deugniet was, iets wat Roelants bij hoog en bij laag betwistte. Desondanks begon weduwe De Bondt-Verbesselt, ook al uit de Pluimennest, haar gebuur Geeroms vocaal te ondersteunen. 43
Met "den armen" bedoelde men het Bureel van Weldadigheid, de voorloper van onze huidige O.C.M.W. De lezer zal ongetwijfeld merken dat we de chronologische volgorde in de steek hebben gelaten en vooral oog hebben voor de gradaties in de gevraagde schadevergoeding. 44
138
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Vermoedelijk was er die dag een geburenfeestje aan de gang want Frans Lewie, Dolf De Backer, Wannes Broothaers en Frans Van den Dries hoorden al dit verbaal geweld maar waren wel zo wijs om zelf hun mond te houden. Roelants vroeg als genoegdoening 5 frank voor den armen en (denkelijk om de glazenmaker te betalen) ook nog 15 frank voor zichzelf. Op 7 mei 1898 hebben Livien en Frans Goossens (dezelfde als die van een eerder verhaal) in het café van Jean Van Humbeeck Jef Van Doorslaer voor dief en mensenbedrieger uitgemaakt. Van Doorslaer kon daar niet mee lachen temeer daar ook Désiré De Wachter en Jaak Verdickt dat hadden gehoord en je weet maar nooit tegen wie die dat nog zouden doorvertellen. Om de ongefundeerdheid van de verwijten te bewijzen vroeg hij een tegemoetkoming van niet minder dan 20 franken, niet voor zichzelf maar uitsluitend voor de armen. Op 28 september 1885, om 11 uur 's morgens om precies te zijn, verweet Henri Craenhals, een zoutzifter, aan Leopold Vanderwilt, dat die een sleur, een sloeber en een slechterik was. Dat waren drie zwaarwichtige verwijten bij elkaar en daar kwam nog bij dat hij vroeger, rond Pasen, hetzelfde slachtoffer al eens verweten had van met zijn vrouw aan te houden. Toen had Craenhals, gewapend met een sikkel, Vanderwilt zelfs bedreigd "om hem eens vast te pakken als hij iets durfde doen". Vanderwilt was vast van plan om deze zaak door de rechter te laten beslechten "ten ware dat Craenhals een vergoeding van 25 frank als eerherstelling aan de armen van Londerzeel zou geven". Op de avond van 28 juli 1896 is smid Rik Haverals met grote dorst en kwade bedoelingen de herberg van Plaskie binnengekomen. Daar heeft hij vrouw De Smedt de huid vol gescholden en de twee dochters Plaskie respectievelijk "smerige ros en teef" verweten. Vrouw De Smedt eiste niet alleen 25 frank eerherstelling maar tevens dat Haverals aan de dochters Plaskie op zijn knieën om vergiffenis zou vragen.
Dure misverstanden Soms, heel af en toe, vooral op de kermisdagen of als het te warm of te koud was, of als het wat te veel of te weinig regende, wel, vrij regelmatig dus, werd er in Londerzeel gevochten. Nadat de strijd gestreden was gingen de betrokkenen doorgaans vreedzaam naar huis of naar het volgende café, maar in een paar gevallen gebeurde het ook dat iemand - doorgaans de verliezer de volgende dag op het gemeentehuis zijn beklag ging maken. Dat deed o.m. Jan De Velder op 29 april 1892. Eén dag eerder had Isidoor Peeters “hem op straat aangerand en mishandelingen toegebracht, zoals zijn getuigen André Wijns, Antoon De Moor, Jan De Bondt en Jacques De Maeyer konden bevestigen. Jan De Velder vroeg van Isidoor Peeters 5 fr. voor de armen en een ronde bier voor hemzelf en de getuigen”. Op 2 maart 1893 kwam Charel Wijns op het gemeentehuis vertellen dat hij door Wannes Van Assche, werkman aan de statie, was afgeranseld, 2 à 3 keer opnieuw. Ondanks alle pijn en smarten verklaarde hij dat desalniettemin grootmoedig te willen vergeven als Wannes wat aan den armen zou geven.
139
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
140
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
DEEL VIII
Verschrikkelijke misdaden in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel in de 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw
Serieuze dingen nu, heel serieuze zelfs. 141
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Oudere mensen hebben het nogal eens neerbuigend over de jeugd van tegenwoordig, maar de jeugd van vroeger en de mensheid in het algemeen was - blijkt, na ernstig onderzoek - geen haar beter te zijn geweest. Ik zou zelfs durven stellen dat we er een beetje op vooruit zijn gegaan en misschien een beetje beschaafder zijn geworden. In de vorige delen heb ik het over diverse misdrijven en vergrijpen gehad. Ik haalde ze meestal uit de klachtenboeken van de champetters, dus zo extreem erg waren die meestal niet. Zware criminele feiten werden niet door de veldwachters maar door de gendarmerie, eerst die van Wolvertem en later die van Londerzeel, behandeld.
Enkele schrijnende stropersverhalen staan al op de bladzijden 105 tot 112 van dit boek. Een aantal andere zware – meestal maar gelukkig niet altijd met fatale gevolgen – volgen hierna Ze komen iot oude gazetten.
1855 - Verdacht van kindermoord te Malderen. Het eerste criminele feit haalde ik niet uit een krant maar vond ik in het archief van de gemeente Malderen (getranscribeerd en gedigitaliseerd door Louis De Bondt en Robert De Roeck). Bovendien is het, voor zover ik weet, niet bewezen. Malderen - PV N° 133, 15-6-1855. Proces verbael van in beslagneming van bedde en kledingstukken (zegge voorwerpen aengaende de zoo gezegde baring) van Christina Jacobs. Het jaer duizend acht honderd vijf en vijftig den vijftiende juny te vier uren namiddag, wij Emmanuel Verdoodt, schepen gedelegueerden ambtenaer van politie der gemeente Malderen, arrondissement Brussel, vergezelt van Josephus De Bondt, veldwachter dezer gemeente, hebbe ingevolge brief van den heer vrederegter van dit kanton, gedagteekend op gisteren n° 250, ons begeven ten woonhuize van de gehuisschen Henri De Block, pagter woonende alhier in de Blomstraet, ten einde in beslag te nemen alle de te bevindene kleedingstukken toehoorende aan Christina Jacobs, gedomicilieerd te Puers, betigt van kindermoord en alhier bij deze gehuisschen De Block als dienstmeid verbleven hebbende, alwaer zij schijnt te hebben gebaerd; alsook om op te zoeken en in beslag te nemen alle hoegenaemde kleedingseffecten of lijnwaden aen de gehuisschen De Block behoorende en welke zouden schijnen tot de baering of kindermoord te zijn gebruikt geweest. Gekomen ten woonhuize der gehuisschen De Block hebben zij ons de slaepkamer der dienstmeiden getoond en, het bedde gekeerd, bevonden: 1) eene katoene sargie, 2) een lijnwaden laken, 3) een lijnwaeden blauw gestreept bedde, allen met bloed beplekt, welke voorwerpen aen de gehuisschen De Block behooren. Op dezelfde kamer bevonden een meubel, gezegd kommode, welke de gehuisschen De Block ons aentoond verklaren toebehooren aen voornoemde Christina Jacobs, en daer dit meubel slotvast zijnde, ons vermoedens bijbragt, hebben wij, in onze hoedanigheid als ambtenaer van politie, genaemden Petrus Franciscus Rombouts, hoefsmid te Malderen, gerequireerd het zelve te openen en open zijnde hebben wij op den eerste oogslag in hetzelve bemerkt een ineengerolde grof lijnwaad, schijnende van een lijnwaden zak te zijn gesneeden, dik bebloeit, twee hemdens en een stuk papier, onder de voorschreven opgerolde lijnwaedstuk-zak liggende, met een weinig bloed beplekt, alsook een soort van corset en een wit borzeken inhoudende twee honderd tachentig francs in stukken van vijf francs. Alle welke voorschreven beddegoed, lijnwaed en voorwerpen door ons in beslag is genomen voor met het tegenwoordig proces verbael aen den heer vrederegter van het kanton Wolverthem
142
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
te worden overgemaekt, na de beschreven borze met de geldspeciën hiervooren, aengehaeld in bewaernis aen den gehuisschen De Block te hebben overhandigd. Waervan proces verbael opgemaekt en gesloten te voorschreven plaets te Malderen den vijftienden Juny achttien honderd vijf en vijftig. E. Verdoodt. Malderen - PV N° 134, 16-6-1855. Proces verbael van in beslagneming van eenen ijzeren hamer met houten steel bij Henricius De Block te Malderen. Het jaer duizend acht honderd vijf en vijftig den zestienden Juny hebben wij Emanuel Verdoodt, schepen gedelegueerden ambtenaer van politie der gemeente Malderen, arrondissement Brussel, vergezeld van Josephus De Bondt, veldwachter dezer gemeente, ons begeven ingevolge brief van den heer vrederegter van dit kanton, gedagteekend op heden n° 257, ten woonhuize van Henricus De Block, pagter woonende alhier in de Blomstraet, en hebben aldaer in beslag genomen eenen ijzeren hamer met houten steel, welke hamer door de genaemde Justina Croes, dienstmeid bij gemelden De Block, van de kamer der dienstmeiden, in dewelke Christina Jacobs was gelogeerd en hare slaeprust nam, is genomen geweest op zondag laetst en welken zij voor dusdanig is erkennende aen ons ambtenaer van politie. Daer er (zich) op de voorbeschreven kamer geene andere kwetsende voorwerpen bevinden hebben wij onze opzoekingen omtrent dies gestaekt. Waervan en van alle welke wij het tegenwoordig proces verbael hebben opgemaekt, om met den in beslag genomen hamer aen den heer vrederegter van het kanton te worden overgemaekt. Te Malderen dag, maend en jaer als boven. E. Verdoodt.
1856 - Inbraakpoging met dodelijk gevolg te Lippelo. De daders zijn van Londerzeel. De Denderbode, Aalst, 16 maart 1856. Wij hebben, zegt ‘de Schelde’ in zijn nummer van 18 february van eenen stouten aenslag, gepleegd te Lippeloo, in den nagt van den 10 dier maend melding gemaekt. Vier mannen namelijk hadden gepoogd in de wooning van pagter Jacobs te breken; den zoon had zijn geweer op hun gelost en eenen van hun gekwetst. De dieven hadden hunnen gekwetsten makker weggedragen vooraleer men den tijd had gehad de geburen te verwittigen. Ziet hier nu het vervolg dezer gebeurtenis: Des anderendaegs in den morgend, kwam er bij den doctor te Londerzeel eenen man die eene geweerscheut in den arm en schouder had ontvangen, om er het lood te doen uythalen. Doch daer hij geene voldoende antwoord op de vragen van den doctor kon geven, verwittigde dezen aenstonds de policie, en den gekwetsten wierd in hechtenis gehouden, en in geregtshanden overgeleverd. Naer wij vernemen, is men verpligt geweest den gevangenen den arm af te zetten, doch hij heeft tot hiertoe zijne medepligtigen niet willen kenbaer maken. Wat den armen Jacobs aengaet, dien droevigen voorval heeft op hem eenen dusdanigen indruk gedaen, dat men hem, vier dagen later, op zijn bed heeft dood gevonden.
1860 - Bakker uit Londerzeel schiet de veldwachter van Ramsdonk dood. De Kempenaar - 25/2/1860. De veldwachter van Ramsdonck (Brabant) is dynsdag avond door een wildstrooper doodgeschoten. De dader is voortvluchtig. Nieuwsblad van Geel - 25/2/1860. Dynsdag avond, omstreeks 7 ure, is Jan Sollée, veldwachter der gemeente Ramsdonck, door eenen wildstrooper, dien hij met zijnen zoon achtervolgde, door een geweerschot gedood. De moordenaar had reeds zijn wapen op den zoon aangelegd, met het doel om de vervolging te 143
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
doen ophouden. Jan Sollée, die 58 jaren oud was en den post van veldwachter reeds 28 jaren vervulde, heeft eene volle lading zware loodkorrels in het hoofd gekregen; de dood was oogenblikkelijk. De ongelukkige was de steun eener talrijke familie. De moordenaar is voortvluchtig. Den Denderbode, Aalst, zondag 4/3/1860. Den moordenaer van den ongelukkigen veldwachter van Ramsdonck is aengehouden en zaterdag laetst met de gendarmen naer Brussel gebragt, alwaer hij, na onderhoord geweest te zijn door M. den instruktieregter, in het gevang der kleyne Karmelieten is opgesloten geworden. ’t Is eenen jongeling van 21 jaren Frans Van Scheele genaemd, bakker te Londerzeel. Men verzekert dat de hoogere overheyd onderstand zal verleenen aen het ongelukkig huysgezin van den veldwagter van Ramsdonck, die het slachtoffer is geworden der uytoefening zijner bediening. Verduidelijking: Het slachtoffer was Jan Baptist Sollie, geboren in Ramsdonk in 1802, zoon van Willem en Anna Maria Verbesselt, op 6 mei 1823 in Londerzeel getrouwd met Maria Elisabeth vanden Eede, geboren in Londerzeel in 1804, dochter van Petrus en Joanna van Doorslaer. De moord gebeurde op 20 februari 1860.
1861 – Gruwelijke moord te Steenhuffel. De Denderbode, Aalst, 10 februari 1861. Men schrijft uit Merchtem, den 31 january. Ziehier eenige omstandigheden in de welke eene schrikkelyke moord, den 30 january, gepleegd is op de genoemde Catharina Vanderperren, vrouw Meeus pachter te Steenhuffel. De vermoorde pachteresse is de dochter van Ambrosius Vanderperren, pachter te Merchtem. Het schelmstuk is gepleegd tusschen drij en vier uren namiddag. Den pachter was met zijne dienstboden uytgegaen om kruyd te trekken. Den koeywachter was ter zelfder tijd met een kleyn kind in den geburen gegaen. Dezen jongeling was het eerste terug in de wooning gekomen, en zag dat een een hemd en een kleed in het midden van het huys lagen, waerop hij zich inbeeldde dat er een gevecht moest plaets gehad hebben; hij riep op zijne meesteresse, die niet antwoordde. Vol schrik is hij terug gegaen. De meyd te gemoet komende, vertelde hij haer het voorval. Deze haestte zich binnen te komen, nam het hemd en het kleed en legde het op eenen stoel; maer wanneer zij de kamer binnen trad vertoonde zich een droevig schouwspel aen hare oogen. De pachteresse lag daer uytgestrekt in een bad van bloed. De meyd liep naer buyten en riep om hulp, waerop de buren aenstonds in het huys aenkwamen. De vrouw gaf nog eenige teekens van leven. Zij had eenen slag op het voorhoofd, haere oogen hingen op haere wangen, de regter oor was verbrijzeld; daerenboven had zij eenen messteek in de keel, waerdoor het vlees gansch verbrokkeld was. De kisten en doozen waren opengebroken. Omtrent 200 fr. zijn er gestolen. Men heeft vermoedens op eenen vremdeling dien den pachter van zijn hof had zien komen en het veld doorkruyste. Verduidelijkingen: Volgens de parochieregisters overleed op 30 januari 1861 Maria Catharina Van den Perre, oud 39 jaar, geboren in Merchtem op 25/2/1821, weduwe van Carolus Ludovicus Meeus en op 7 augustus 1860 hertrouwd met Petrus Van Steen uit Opdorp. Ze werd “op wrede wijze vermoord”. De eerste fase van het onderzoek is in Steenhuffel niet geheel volgens het boekje verlopen. De procureur des konings was er alvast niet over te spreken. Op 11 februari liet hij de burgemeester weten (vertaald):“Mijnheer de burgemeester. Kunt u mij zeggen om welke reden u mij, conform de instructies van het parket, niet onmiddellijk en per expresse op de hoogte heeft gebracht van de moord op vrouw Van 144
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Steen.Dat u de gendarmerie van Wolvertem zou verwittigd hebben kan ik niet als een geldig excuus aanvaarden. De wet verplicht u om nog dezelfde dag het parket over zo’n gebeurtenis te informeren. De procureur des konings.” Waarop de burgemeester het volgende antwoord gaf. “Steenhuffel le 14 fevrier 1861 ((Vertaald). Mijnheer de procureur de konings. In antwoord op uw brief 1989 van 11 dezer, die ik pas vandaag ontvangen heb, laat ik u weten dat in alle gevallen die vergelijkbaar zijn met de moord op pachteres Van Steen, ik me altijd strikt aan de richtlijnen van het parket heb gehouden. Ik heb pas omtreeks 8 uur ’s avonds kennis van de moord op pachteres Van Steen gekregen. Daarna heb ik onmiddellijk onze veldwachter naar de brigadier van de rijkswacht te Wolvertem gestuurd en die heeft mij door de veldwachter laten zeggen dat u de volgende ochtend voor 8 uur op de hoogte van de misdaad zou zijn en dat hij mij zou verwittigen wanneer iemand van het parket naar de plaats van de misdaad zou komen. Daarom dacht ik dat het niet nodig was om ook nog eens zelf een bericht te sturen. De burgemeester. P.A. Mertens. In het gemeente-archief (getranscrieerd en gedigitaliseerd door Louis De Bondt en Robert De Roeck) bevindt zich nog een andere brief van de burgemeester. Die dateert van 7 februari, was gericht aan de vrederechter die het onderzoek naar de moord gehinderd zag, en die ons vertelt hoe men de zegswijze ‘horen, zien en zwijgen’ in Steenhuffel naar waarde wist te schatten. “Steenhuffel den 7 february 1861. Mijnheer den vrederegter. In antwoord aen ue brief in dato 4 dezer nr. 1771, heb ik de eer ter ue kennis te brengen dat ik de adviesen die er aengevoegd waeren tijdig heb doen behandigen aen de persoonen voor welke zij waeren bestemd. Ik ken geen andere inwooners die over de moord van de vrouw Van Steen inlichtingen zouden kunnen geven opdat zij al stilzwijgende zijn. Daer is geen andere meid bij Van Steen dan Joanna Van den Broeck die reeds aenhoord is geweest. Eene omstandigheid die misschien licht over de moord aen den dag zou kunnen brengen is dat er eenen reiziger die woont te Geeraertsberg (Grammont) of daer omtrent en wiens naem nog is onbekend, zou gezeid hebben dat hij in het huis van Van Steen een gesnork heeft gehoord den zelven namiddag dat de vrouw Van Steen vermoord is geweest, doch vermeyn ik niet dat hij de dader van de moord is terwijl hij verscheide jaeren alhier zijn waeren koopt en doorgaens aenzien is als eenen eerlijken en deugdzaemen man. Maar hij zal waerschijnlijk heden (donderdag) des avonds hier aenkomen om te vernachten bij zekeren Van Campenhout, en dan, en zoo gij het goed vindt, zou u hem eene assignatie kunnen doen bestellen om voor ue te verschijnen. Den zoon van den heer Van Ranst, schepen, gelast met de politie dezer gemeente, heeft twee of drijmael bij de vrouw Van Steen geweest, terwijl zij weduwe was, om met haer te verkeeren, en is vanzelver weggebleven, zoo dat op hem geen de minste verdachten kunnen bestaen terwijl hij eenen zeer deugdzaemen persoon is. De opzoekingen ter ontdekking van den chale en het geld zijn vrugteloos. Ik moet aen ue getrouwelijk bekennen dat het algemeen gevoelen der inwooners is dat die man Van Steen zelver den dader is van de moord zijner vrouw, maer alzoo ieder bevreest is hieromtrent opentlijk (zijn mening) te kennen te geven …. gerugt soms uit het welke ik geen genoegzaeme stof kan trekken om degene die van dat gevoelen zijn voor u te doen verschijnen. Daerom zou het noodig zijn van Van Steen te onderwerpen aen een streng onderzoek van wegens ue of den heer regter van instructie en wel naementlijk hem te doen rekening geven van alle zijne actiën van dien dag der maend en de redenen van de afwezigheid van zijn dienstmeid, zijn dienstbode en zijn voorkind, terwijl dezelve is geschied. 145
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
En waer het zaeken dat hij pligtig zijnde eenigzints zijne pligtigheid belede, dan zou het misschien kunnen gebeuren dat er inwooners die alsnu stilzwijgen alsdan zouden spreken en veel licht over deze zaek kunnen geven, want ue weet zeer wel hoe moeyelijk het is van inlichtingen te bekomen in diergelijke zaeken alvorens dat den dader eenigzints bekend is. De burgemeester. P.A. Mertens.” Of Van Steen werkelijk de dader was heb ik niet opgezocht. Maar in juni van hetzelfde jaar werd zijn boerderij met heel de inboedel in Steenhuffel verkocht.
1864 – Moedermoordenaar uit Londerzeel te dood veroordeeld. Den Denderbode, Aalst, zondag 13/3/1864 Het hof van assisen van Braband heeft in zijn verhoor van zaterdag laetst tot de doodstraf der vadermoorders verwezen den genaemden Jacob Verbruggen, oud 25 jaren, geboren en woonende te Londerzeele, om vrijwillig de dood gegeven te hebben aen zijne natuerlijke moeder, in den nacht van den 13 tot 14 december laetstleden. Verbruggen was zeer neerslagtig en weende geweldig op het oogenblik zijner veroordeeling. Volgens het vonnis, gebiedt het hof dat de halsregting zal geschieden op eene der openbare plaetsen van Brussel. Den jury heeft eene vraeg tot verandering van straffe ten voordeele van den veroordeelden ondersteund. Den Denderbode, Aalst, zondag 1/5/1864. Het hof van Cassatie komt te voorziening te verwerpen van den genaemden Jacob Verbruggen, oud 25 jaren, daglooner, geboren en woonende te Londerzeel, den 5 maert lestleden door het assisenhof van Braband veroordeeld tot de straffe der vadermoorders, om te Londerzeel, in den nacht van den 13-14 december 1863, vrijwillig zijne natuerlijke moeder door verworging vermoord te hebben. Men weet dat, na de veroordeeling van Verbruggen, den jury een rekwest tot genadevraeg aen de koninglijke goedertierendheyd ondersteund heeft. Den Denderbode, Aalst, zondag 15/5/1864. De voorziening in gratie van den genaemden Jacob Verbrugghen, daglooner, oud 25 jaren, geboren te Londerzeel, veroordeeld tot de straffe der oudermoorders, is aengenomen. Een koninklijk besluit van 3 mey verandert de doodstraf tegen Verbrugghen uytgesproken, in levenslangen dwangarbeyd.
1872 – Moord in Londerzeel. Nieuwsblad van Geel - 10/2/1872. Het parket van Brussel heeft een onderzoek te Londerzeel gedaan, over eenen onlangs daar gepleegden moord, waarvan de dader aangehouden en door de gendarmerie naar Brussel overgebracht is, waar hij, na een eerste verhoor, in de gevangenis der Kleine Karmelieten, opgesloten werd.
1879 – Fatale messteken na herbergbezoek te Steenhuffel. Nieuwsblad van Geel- 4/10/1879 en Den Denderbode, Aalst 5/10/1879. Het parket van Brussel heeft zich dinsdag naar Steenhuffel begeven om een onderzoek in te stellen, betreffende een moord, zondag avond gepleegd op den landbouwer E. Demol, oud 30 jaar en ongehuwd. Demol werd omtrent 11 ure ’s avonds toen hij de herberg verliet, aangevallen en bekwam verscheidene messteken. De dood was bijna oogenblikkelijk. Twee betichten zijn aangehouden en in de gevangenis te Brussel opgesloten. Het lijk is naar het St-Pietersgasthuis gebracht om aan eene lijkschouwing onderworpen te worden. 146
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Verduidelijking: Uit het gemeentearchief leren we dat de moord gebeurde op 29 september 1879. Het slachtoffer was Edouard De Mol, zoon van Carolus en Anna Maria De Wachter, 35 jaar oud en ongehuwd. Er waren in eerste instantie eigenlijk 4 verdachten: Jacques Aerts, die volgens burgemeester De Ridder van Steenhuffel eigenlijk een brave jongen was, Charles Benoit Heymans, waarover niets werd gepreciseerd en tenslotte de twee hoofdverdachten François Leemans en Pierre Josse Heyvaert. Het gedrag van de laatste twee liet - volgens dezelfde bron – af en toe een beetje te wensen over. De vier genoemden en Edouard Demol waren in feite vrienden die nogal eens op de vuist gingen, soms zelfs met elkaar. Het eindresultaat van het gerechtelijk onderzoek is mij niet bekend.)
1880 – Euthanasie in Londerzeel toen dat nog niet mocht. Den Denderbode, Aalst, zondag 28/3/1880 (idem in het Nieuwsblad van Geel van 28/3/1880, en het Land van Aelst van 28/3/1880). Een landbouwer van Londerzeel, de genaemde Verspecht, oud 30 jaer, en die aen eene ongeneesbare ziekte leed, leverde zich reeds sedert langen tijd aen de dronkenschap over. Dezer dagen keerde hij in dronken toestand weer naer het huys van zijne zuster en schoonbroeder, bij welken hij inwoonde; zooals het zijne gewoonte was, begon hij twist te zoeken en leverde hij zich aen gewelddaden over. De zuster, de schoonbroeder en hun zoon, door die handelwijze verbitterd, vielen den dronkaerd aen en brachten hem geweldige slagen toe, bij middel van hunne holleblokken. Verspecht werd erg gewond en bezweek drij dagen later aen de gevolgen der mishandelingen. Het parket van Brussel heeft zich ter plaetse begeven; uyt de lijkschouwing van Verspecht blijkt, dat de dood veroorzaekt is door de slagen, welke hem zijn toegebracht. Tot nu toe echter zijn geene aenhoudingen gedaen. Gazet van Temsche, 28/03/1880 Bloedig drama te Londerzeel. Een bloedig drama heeft te Londerzeel, kanton Wolverthem plaats gehad: Een landbouwer, de genaamde Verspecht, oud 30 jaren, aangedaan van een ongeneesbare ziekte en wiens dagen om zoo te zeggen bijna geteld waren, had de ongelukkige gewoonte zich aan den drank over te geven, hetgeen natuurlijk zijnen droevigen toestand verergde; daarbij was hij alsdan zeer boosaardig. Het was in deze gesteltenis dat hij dezer dagen bij zijn zuster en zijnen schoonbroeder binnen trad, bij wien hij logeerde en met wie hij, volgens gewoonte, begon twist te zoeken en eindigde met zich aan gewelddaden over te leveren. Maar ditmaal kwam hij er slecht van af: de zuster van Verspecht, zijn schoonbroeder en een jongeling van 15 jaren, zoon van dezen laatste, brachten hem drie groote slagen met hunne holleblokken toe; hij werd vervolgens nog zoodanig mishandeld, dat het slachtoffer ten gevolge van bekomen wonden aan het hoofd, na drie dagen schrikkelijk lijden overleed. De heeren Slinghlamber, onderzoekrechter. Servais, substituut van den prokereur des Konings, vergezeld van den heer Stielen, griffier en van eenen wetsdokter, den heer Laroche. hebben ter plaats de eerste inlichtingen genomen. Geheel den dag hebben de magistraten de drie betichten en talrijke getuigen ondervraagd maar niet eene aanhouding is gedaan. De lijkschouwing van het slachtoffer heeft vastgesteld dat de dood was veroorzaakt door de schrikkelijke slagen op het lichaam en het hoofd bekomen.
1881 – Moord op veldwachter Sleebus. Zie blz. 107-109 voor het hele intrieste verhaal.
1883 – Dode bij caféruzie in Londerzeel. Den Denderbode, Aalst, zondag 18/3/1883. 147
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Het parket van Brussel heeft zich dinsdag naar Londerzeele begeven, waar daags te voren eene misdaad in eene herberg gepleegd werd. Ten gevolge van een twist heeft zekeren Deckx welke slechts eenige dagen de gevangenis verlaten had, M. D’Hertevelde, bij middel van een stoofdeksel, op het hoofd geslagen. De ongelukkige werd met verbrijzelden schedel opgenomen. De plichtige werd naar de gevangenis gebracht. Verduidelijking: Het slachtoffer Dominique D’Hertefelt, is kort erna aan zijn verwondingen overleden. Jan Baptist Deckx werd op 2 mei 1883 door de correctionele rechtbank van Brussel voor onvrijwillige doodslag veroordeeld tot 4 jaar cel. In de gevangenis zou hij aan een ‘kameraad’ gezegd hebben dat hij ook voor de dood van veldwachter Sleebus in 1881 verantwoordelijk was. Voor Désiré Steenackers, die voor dat feit tot levenslange dwangarbeid verooirdeeld was, heeft dat alvast geen gunstige gevolgen gehad.)
1884 – Slachtoffer van de politiek in Malderen. Rotterdamsch nieuwsblad, 21/6/1884. In het arrondissement Brussel zijn de gemoederen, naar aanleiding der verkiezingen in gisting gebracht, nog lang niet tot kalmte gekomen. Te Malderen, ook in het arrondissement van Brussel, kregen drie mannen twist, omdat een van hen niet wilde verklaren of hij liberaal of katholiek was. Toen de andere daarop verklaarde, dat hij dan geen man was, werd de twist zoo hoog dat men tot een gevecht overging, waarbij een jongmensch, de eenige steun zijner bejaarde moeder, een stokslag op het hoofd kreeg, tengevolge waarvan hij overleed. De moordenaars, een man van 70 jaar en zijn zoon, zijn gearresteerd. De zoon is later voorloopig in vrijheid gesteld. De Tijd: godsdienstig-staatkundig dagblad, 23/6/1884 De jongste Belgische verkiezingen hebben, behalve vele ongeregeldheden op verschillende plaatsen, ook aanleiding gegeven tot een moord. Zekere Verschoor zat in een herberg der gemeente Malderen kaart te spelen, toen twee andere landbouwers binnentraden, de zeventigjarige Deschrjjver en zijn zoon. Tot eerstgenoemde richtte Verschoor op een gegeven oogenblik de vraag, welke van de twee bloemen bjj verkoos, de korenbloem (het zinnebeeld der liberalen) of de kollebloem (het symbool der katholieke partij). Deschrjjver zeide, niet de vraag te vatten, en werd nu meer op den man af gevraagd of hij katholiek was of liberaal. “Noch het een noch het ander”, luidde thans het antwoord, waarop Verschoor hem toevoegde: “Dan zijt gij geen mensch”. Die uitdrukking gaf aanleiding tot twist, uitdaging én gevecht, dat met een zware, doodeljjk gebleken, verwonding van Verschoor door een casse-tête eindigde. De daders hielden zich eenigen tijd schuil, doch werden weldra in arrest genomen. De zoon echter is weder op vrjje voeten gesteld. Parochieregisters Malderen: Van Schoor Joannes Baptista, overleden op 18 juni 1884, 25 jaar oud.
1885 - Onvrijwillige doodslag en berouwvolle zondaar in Malderen. De Werkman, Aalst 11/9/1885 Malderen – ’t Parket is daar geweest maandag. Er was daar twist geweest in d’herberg van M. Van Haverlas, tusschen hem en den landbouwer Octaafwerd opo Nijs; en Nijs had Haverlas vastgegrepen en tegen den grond gesmeten, met zulk geweld dat de schedel gebroken was en de dood bijna onmiddellijk. Zoohaast hij wist dat de Wetsdoctors daar waren met ’t Parket, heeft Nijs zich vrijwillig aangegeven om ondervraagd te worden. Na deze rechtspleging is hij in staat van aanhouding gesteld. Den Werkman, Aalst 30/10/1885 148
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Rechtbanken. Nijs, van Malderen, werd is verwezen tot 2 jaren gevang; hij heeft, zonder vonnis, aan de vrouw van Haverlas 5000 frs. gegeven. Verduidelijking: het slachtoffer was Ferdinand Averals, 54 jaar oud, echtgenoot van Maria Elisabeth De Maeyer. Hij overleed op 7 september 1885.)
1885 - Kinderen zouden niet met messen mogen spelen, ook niet in Steenhuffel. Nieuws- en Advertentieblad van Herenthals - 14/11/1885. Twee jonge snaken van Steenhuffel stellen zich aan ’t kijven. De vijftienjarige J.B. Coppens trok een mes uit den zak en stak een oog uit van zijnen tegenstrever. Verduidelijking: De dader was niet Jan Baptist Coppens maar Constant Coppens, geboren in Steenhuffel op 3/11/1781, zoon van André (maar meestal jean baptiste genoemd) en Françoise Coppens, inwijkelingen uit het Waalse Hérinnes. Op 16 maart 1886, aldus het archief van de gemeente Steenhuffel, werd Constant ‘voor het toebrengen van vrijwillige slagen en verwondingen’ veroordeeld tot 1 maand opsluiting en 25 fr. of nog eens 15 dagen cel. Op 28 mei 1886 werd de straf door het hof van beroep herleid tot 30 fr. of 10 dagen.
1890 - Echtelijk drama in Londerzeel. De Dendergalm, 23 maart 1890 en Gazet van Mol - 29/3/1890 Men, meldt uit Londerzeel: Een droevig echtelijk drama is in ons dorp voorgevallen. Zekere Robyn was maandag laat in de herberg blijven zitten, en zijne vrouw kwam hem halen, maar Robyn wilde niet meegaan. Zijne vrouw ging om eenige oogenblikken later terug te komen. Een hevige twist ontstond en Robyn, in razende woede ontstoken, sprong op zijn wederhelft en gaf haar een hevigen slag in het aangezicht. De ongelukkige stortte achterover ten gronde en in den val berstte een harer aders. Zij is aan een hevig bloedverlies bezweken. Het parket van Brussel is verledeen Dinsdag ter plaatse geweest. Dit drama gebeurde op maandag 17 maart 1590. In het gemeentelijk archief vond ik daarover het volgende: 18 maart 1890 - (Vertaald uit het Frans) Om te ontdekken hoe vrouw Robbijns aan de kwetsuren geraakt is die zo snel tot haar dood hebben geleid, is het van belang om zonder uitstel volgende personen te ondervragen die bij het gebeuren aanwezig waren: Robbijns Pierre, François Tersago, J. Verrezen, L. Vergaelen, Om de vermoedens van P. Robbijns te behandelen is het best om deze het eerst te verhoren. P. Van Assche 18 maart 1890. Aanhooring der getuigen. Frans Tersago, oud 36 jaren, herbergier te Londerzeel, verklaart: op den avond van 17 Maart, rond 8 ½ ure kwamen in mijne herberg Pieter Robbijns en zijne vrouw Elisabeth Van Haesendonck. Zij vroegen elk een glas bier en brachten elkander verwijtingen toe. De vrouw is twee of wel meer malen buiten gegaan en weder binnen gekomen. Ik heb niet gezien dat Robbijns haar mishandelde. Zij zat stil op een stoel gezeten, toen ik bemerkte dat bloed onder hare kleederen op den grond weg liep, zonder te weten waarom of van waar dit kwam. Alle aangewende pogingen voor stopping waren vruchteloos, zij bloedde immer voort tot dat zij van haren stoel inzakte en daarna stierf. Er waren in mijne herberg 2 of 3 bierglazen gebroken, doch ik weet niet hoe dit gebeurde. Vergaelen Louis, oud 31 jaren, verklaart als volgt: ik was in de herberg bij Tersago op den avond van 17 Maart rond 8 ½ ure. Robbijns was daar ook, toen zijne vrouw daar 149
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
kwam. Zij brachten elkander eenige verwijtingen toe. De vrouw gebood haren man naar huis te gaan, ging eens tot buiten en kwam weder binnen. De vrouw Robbijns goot met bier over haren man. Geene mishandelingen heb ik door Robbijns aan zijne vrouw zien toebrengen. De zoon Boni Robbijns had daar vroeger ook geweest. Ik heb niet gezien dat Robbijns met een glas wierp of heb geen glas zien breken. Robbijns Pierre, oud jaren, herbergier alhier, verklaart: Ik was bij François Tersago op gisteren 17 Meert rond 8 ½ ’s avonds. Mijn zoon Boni was daar ook. Deze is naar huis gegaan en korts daarna is mijne vrouw mij komen zeggen dat ik naar huis moest komen, dat zij Boni, die geld wilde hebben, niet kon bedaren. Ik ben naar huis gegaan, mijne vrouw bij Tersago latende. Mijn zoon is aanstonds terug bij Tersago gekomen, en terwijl hij zich daar met mijne vrouw bevondt, is deze gestorven. Frans Tersago, oud 36 jaren, herbergier te Londerzeel, verklaart: op den avond van 17 Maart, rond 8 ½ ure kwamen in mijne herberg Pieter Robbijns en zijne vrouw Elisabeth Van Haesendonck. Zij vroegen elk een glas bier en brachten elkander verwijtingen toe. De vrouw is twee drij maal uit gegaan en weder binnen gekomen. Ik heb niet gezien dat Robbijns haar mishandelingen toebracht. Zij zat stil op eenen stoel toen ik bemerkte dat bloed onder hare kleederen op den grond weg liep, zonder te weten waarom of van waar dit kwam. Twee of drij bierglazen waren gebroken doch ik weet niet hoe dit gebeurde. Vergaelen Louis, oud 31 jaren, verklaart als volgt: ik was bij Tersago. Robbijns was binnen toen zijne vrouw daar kwam. Deden elkander wat verwijten. De vrouw vroeg dat haren man zou naar huis gaan, ging eens buiten en kwam weer. De vrouw Robbijns goot met bier over haren man. Geene mishandelingen heb ik door Robbijns aan zijne vrouw zien toebrengen. De zoon Boni Robbijns had daar vroeger ook geweest. Ik heb geen glas zien werpen of breken. Robbijns Pierre, oud jaren, herbergier alhier, verklaart: Ik was bij François Tersago op gisteren 17 Meert rond 8 ½ ’s avonds. Mijn zoon Boni was daar ook. Deze is naar huis gegaan en korts daarna is mijne vrouw mij komen zeggen dat ik naar huis moest komen, dat zij Boni, die geld wilde hebben, niet kon bedaren. Ik ben naar huis gegaan, mijne vrouw bij Tersago latende. Mijn zoon is aanstonds terug bij Tersago gekomen, en terwijl hij zich daar met mijne vrouw bevondt, is deze gestorven.
1892 - Kinderen zouden niet met geweren mogen spelen, ook niet in Steenhuffel Nieuws- en Advertentieblad van Herenthals - 30/4/1892. In de gemeente Steenhuffel is een betreurensweerdig ongeluk gebeurd. Een knaap kwam met een tweeloop buiten, en denkende dat hij niet geladen was, mikte hij al spelende op een groep kinderen en trok den haan af. Een schot weerklonk en een der kinderen viel doodelijk gekwetst neder. Men hoopt nochtans het slachtoffer te redden.
1893 – Booswicht uit Londerzeel maakt het bont in Willebroek. Den Denderbode, Aalst, donderdag 7/12/1893. De gemeente Willebroeck, bij Mechelen, is zondag nacht in opschudding gebracht door een bloedigen aanslag gepleegd op de echtgenooten Kegels die eene herberg open houden. Rond 12 ure ontwaakten eensklaps de twee lieden en bemerkten niet zonder schrik, door de spleet der deur, dat er licht in huis was. De vrouw sprong spoedig het bed uit om te zien wat er gaande was, toen zij, buiten de deur der kamer gekomen, aangevallen werd door een kerel wiens aangezicht was zwart gemaakt. De arme vrouw werd bij de keel gegrepen en ten gronde geslagen, terwijl de booswicht haar met een werktuig zware wonden aan het hoofd toebracht. 150
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Een tweede kerel, insgelijks zwart gemaakt, drong bliksemsnel de slaapkamer binnen. Kegels had den tijd niet meer om op te staan. De tweede misdadiger die eene waskeers in de hand hield, sprong op hem toe en begon hem met een onbekend werktuig het aangezicht en het hoofd hardnekkig te doorkerven, terwijl hij riep: uw geld of uw leven! Kegels, niettegenstaande zijnen 60-jarigen ouderdom gelukte er in de waskeers uit de handen van den schelm te rukken en zijn stok te grijpen, die zich naast het bed bevond, en er ontstond weldra tusschen misdadiger en slachtoffer zulk eene bloedige worsteling dat gansch het hemd van den ouderling maar eene bloedvlek meer uitmaakte. Van eene uiterste poging gebruik makende gelukte hij er in den misdadiger tegen een koffer te werpen en hem eenige goede stokslagen toe te brengen. Het bloed stroomde geweldig uit de wonden, die Kegels had bekomen, en hij was op het punt zijn leven te verliezen toen zijne vrouw tot het bewustzijn gekomen zijnde er in gelukte zich buiten te slepen, waar zij luidkeels riep: Hulp menschen, hulp! Men is bezig met mijnen man te vermoorden! De schelmen hadden intusschen de vlucht genomen, zonder iets mee te nemen, en de man kon zich nog gansch bebloed aan de deur slepen, tot zijne vrouw roepende: Ach Truike, ik leef nog! De geburen snelden spoedig toe om de aangevallen ouderlingen alle mogelijke hulp toe te dienen. ’t Was hoog tijd dat Kegels en zijne vrouw verzorging ontvingen; hun toestand was afgrijselijk om zien en men kon niet begrijpen hoe het mogelijk was, na zulk een schrikkelijken aanval te hebben onderstaan, nog het leven te bezitten. De daders zijn onbekend. Een booswicht van Londerzeel is aangehouden.
1896 - Kermis in Malderen Nieuwsblad van Geel - 22/8/1896 Kermisgevecht – De kleine gemeente Malderen, bij Wolverthem, is na een dansfeest het tooneel geweest van een bloedig gevecht tusschen jonge boeren van Malderen en van Steenhuffel. De messen speelden eene groote rol. Verscheidene vechters hebben gevaarlijke wonden bekomen. Drij verdachten zijn aangehouden op last van het parket dat een onderzoek ter plaatse heeft gedaan.
1897 - Wettige zelfverdediging in Malderen. Den Denderbode, Aalst, donderdag 14/1/1897 Dezer dagen hield een voerman stil voor de herberg van B. te Malderen. Onder voorwendsel dat het nog nieuwjaar was, wilde hij de dochter des huizes omhelzen. Daar het meisje weigerde wilde hij geweld gebruiken. Eindelijk verbrijzelde hij de stoelen, de glazen en flesschen en riep dreigend dat hij haar dit zou betaald zetten. Doodelijk verschrikt liep het meisje een andere kamer binnen, nam eenen revolver en schoot den aanrander een kogel in den buik. Daarna ging zij het gebeurde aan de geburen verhalen. De gendarmerie heeft een onderzoek ingesteld, doch het meisje in vrijheid gelaten.
1897 - Wildstroopersdrama te Londerzeel, of hoe misdaad niet altijd loont. Een stroper vlucht na een vuurgevecht en komt terecht onder een trein aan de Hagelboom. Dit verhaal met een moraal staat op blz 109.
1897 – Vastgebonden ouderling dood gevonden in een gracht te Londerzeel De Volksstem, Aalst, 20 maart 1897. Londerzeel - Wat een aardige zaak is dat nu. Eenige boeren werkmans hebben vrijdag op SintJozefs-gehucht in de beek het lijk ontdekt van nen ouderling. Het was met de voeten vastgebonden aen nen staak die van voor in ’t water stond. ’t Lichaam is overdekt met wonden en 151
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
kneuzingen; waarschijnlijk zal de ongelukkige zich fel tegengeweerd hebben. Het slachtoffer is zekere Jozef Teugels, 63 jaren oud, wonende te Londerzeel. Verduidelijking: Frans Jozef Teugels overleed op 8-3-1897. Hij was geboren te Londerzeel op 7/1/1831, zoon van Hendrik en Maria Catharina Broothaers, op 22/10/1857 getrouwd met Rosalie Blommaerts, dochter van Karel en Maria Theresia Vleminckx. We zijn hem al op blz 97 tegen gekomen. Wel, het is natuurlijk een beetje laat om de gendarmerie te hulp te komen, maar in het archief van de gemeente Londerzeel (getranscribeerd en gedigitaliseerd door Louis De Bondt) heb ik toch enkele voor sommigen bezwarende feiten gevonden. - Op zondag 16 november 1884 (en eerder al eens in september) was Jozef Teugels moeten gaan lopen omdat zijn toen 19 jaar oude zoon Ferdinand hem met een stoofhaak de kop in wilde slaan. - Op 23 mei 1887 hadden Jozef Teugels en Rosalie Blommaerts hun buurvrouw Colette Van Saelen, de vrouw van Jan Baptist Deckx (die we ook al kennen) verweten (wel 1.000 maal staat in het rapport van de champetter) een hoer te zijn en dat beroep gedurende de 4 jaar dat haar man in de gevangenis zat te hebben uitgeoefend. - Op 31 december 1896 werden de jachtwachters P. Hermans en Frans Steenackers door Jozef Teugels, zijn vrouw Rosalie en hun zoon Pieter Jan met een schup en een stuk ijzer aangevallen en met de dood bedreigd toen zij, op de eigendom van Teugels, een haas wilden oprapen die hun baas, de heer Hanssens, geschoten had. Ik wil natuurlijk niks insinueren. De uitslag van het echte onderzoek is mij overigens niet bekend.
1900 – Een bewusteloze dronkaard krijgt een fatale stomp in Steenhuffel ? Den Denderbode, Aalst, donderdag 31/5/1900 en Advertentieblad van Herenthals 2/6/1900. Uit Steenhuffel wordt gemeld: Het parket is in deze gemeente gekomen, om onderzoek te doen over den dood van zekeren Leemans. De man was dooddronken neergevallen aan de deur eener herberg. Men denkt dat hij in den nacht eenen hevigen stomp heeft ontvangen. De dood is het gevolg van verwikkelingen in de wonde. De lijkschouwing heeft plaats gehad. Verscheidene personen zijn ondervraagd. Verduidelijking: vermoedelijk gaat het over Jan Frans Leemans, de echtgenoot van Joanna Catharina Verhertbruggen. Hij woonde in de Boskant.
1902 – Kermis in Steenhuffel. Nieuws- en Advertentieblad van Herenthals - 24/5/1902. Het parket heeft zich naar Steenhuffel, bij Londerzeel, begeven om onderzoek te doen in zake van een kermisgevecht, dat bloedige gevolgen heeft gehad. Een herbergier kreeg in de borst twee steken, die de longen doorboorden, zoodat zijn toestand doodelijk is. Twee andere zijn minder zwaar gekwetst. Er zijn aanhoudingen gedaan. De Volksstem, Aalst, 24 mei 1902.
152
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Steenhuffel. – De kermis alhier is in den nacht van maandag tot dinsdag door droeve tooneelen gekenmerkt geworden. Drie rustige burgers der gemeente waren een laatste pintje als afscheid gaan drinken, toen er opeens ruiten verbrijzeld werden in de herberg waar zij zich bevonden. Op het gerucht liepen de drie mannen naar den uitgang, waar acht kerels uit den omtrek stonden die hen met dolkmessen aanvielen. Een der burgers, suisse in de kerk, werd in stervensgevaar opgenomen, de man heeft nog slechts de H. Olie kunnen ontvangen. Met de messen te willen afweeren werden hem de twee duimen afgesneden, buiten andere verwondingen nog, bekwam hij een steek in de zijde, die zijn leven in gevaar brengt. De tweede burger werd door messteken aan het hoofd en den hals getroffen, en de derde burger bekwam messteken in ’t gelaat, deze laatste wonden zijn niet doodelijk. De nieuwe brigade gendarmerie van Londerzeel, pas in deze gemeente aangekomen, is heel den dinsdag voormiddag ter plaats geweest. Het parket werd in den namiddag verwacht. De daders zijn gekend en men heeft reeds drie kerels aangehouden, twee van Steenhuffel en een van Londerzeel. De toestand van de twee ergst gekwetste slachtoffers was woensdag ietwat verbeterd, doch hun toestand boezemt nog altijd groote onrust in. Typische dracht van een kerkbaljuw (suisse), maar niet op café.
Gazet van Temsche - 25/05/1902 Moordtooneel te Steenhuffel De kermis van Steenhuffel, is in den nacht van maandag op dinsdag, door een schrikkelijk moordtooneel gestoord geworden. Drie burgers, die rustig eene herberg verlieten, werden door acht woestaards aangevallen en met messteken doorkerfd. Twee der burgers, waaronder de suisse der kerk, bleven halfvermoord ter plaatse liggen. Zij verkeeren heden nog in gevaar van sterven. De daders zijn gekend. Den Denderbode, zondag 25 mei 1902. Het parket heeft zich naar Steenhuffel, bij Londerzeel, begeven om onderzoek te doen in zake van een kermisgevecht, dat bloedige gevolgen heeft gehad. Een herbergier kreeg in de borst twee steken, die de longen doorboorden, zoodat zijn toestand doodelijk is. Twee andere zijn minder zwaar gekwetst. Er zijn aanhoudingen gedaan. De Volksstem, 11/6/1902. Steenhuffel.—Maandag nacht werd de kermis alhier door droevige tooneelen gestoord. Drie rustige burgers dezer gemeente gingen voor het afscheid nog een pintje drinken, toen opeens, in de herberg waar zij zich bevonden, verscheidene ruiten verbrijzeld werden. De drie mannen liepen naar den uitgang, waar zij aangevallen werden door acht mannen met dolkmessen gewapend. Een der burgers, de "suisse" der kerk, werd bewusteloos opgenomen en verkeerde in zoo ergen toestand dat men hem haastig de H. Olie toediende. Buiten andere verwondingen, heeft hij een steek in de zijde bekomen die zijn leven in gevaar stelt. Een tweede bekwam steken in 't hoofd en aan den hals, doch zijne wonden zijn niet gevaarlijk, en de derde werd steken in het gelaat toegebracht, maar die evenmin doodelijk zijn. Reeds zijn drie der daders aangehouden: twee houders zijn van Steenhuffel, de derde van Londerzeel. De toestand der twee ergst gekwetsten was woensdag wat verbeterd, doch hun toestand boezemt nog altijd groote onrust in.
1904 - De wraak van vier betrapte wildstropers (1904). 153
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Gazet van Mol - 2/4/1904 Een vreeselijk strooperdrama heeft te Londerzeel plaats gehad. Een jachtwachter en 2 gendarmen zijn door eene bende stroopers aangevallen, ontwapend en zoodanig mishandeld dat hun leven in gevaar is. De misdadigers zijn aangehouden. Het volledige verhaal staat op blz. 110 van dit boek.
1905 – Te veel Jenever in Londerzeel. Rotterdamsch Nieuwsblad, 11/1/1905 en Den Denderbode, Aalst 12/1/1905. Jeneverdrama. Vrijdagavond kwamen te Londerzeel twee gebroeders in een herberg, toen twee broeders eener andere familie er ook binnen waren. De eersten waren dronken. Weldra ontstond er twist. De herbergier zette de vier mannen aan de deur. Eens buiten, greep een hunner een steen, bond dien in een zakdoek en sloeg er een zijner tegenstanders mede, zoodat hij bewusteloos op den grond viel. De broeder van het slachtoffer trok zijn dolkmes en stak het meermaals in den rug van den dader; deze viel op zijn beurt badend in zijn bloed ten gronde. De toestand der gekwetsten is zeer erg. Het parket van Brussel is ter plaatse geweest. Gazet van Mol - 14/1/1905 Zondag (sic): Dronkemansdrama te Londerzeel; 2 doodelijk gekwetsten.
1905 – Brusselaar vindt geen logies in Londerzeel, wel de dood. Nieuwsblad van Geel - 13/5/1905 Londerzeel – Maandag nacht heeft een zoo droevig als schrikkelijk geval in deze gemeente plaats gehad. ’s Avonds kwam een vreemdeling in de herberg van M. De Ridder op het gehucht Linde een glas bier drinken en terzelfdertijd vragen of hij er den nacht mocht doorbrengen. De vrouw des huizes zegde dat zij geen logist geven kon, en den man hiervoor in het dorp zijn moest. Daarop verwijderde de vreemdeling zich. In den nacht hoorden de echtelingen De Ridder gerucht in huis, verlieten hun bed en vonden den vreemden persoon in de plaats; op hun hulpgeroep kwamen geburen toegesneld, waartusschen zekere H.K. Bij het binnentreden in de herberg De Ridder, sprong de indringer op dezen laatste toe, waarop H.K. riep dat hij hem los laten moest, want dat hij gewapend was en gebruik van zijn wapen maken zou. Daar de vreemdeling geen de minste rekening van die vermaning hield en, integendeel, H.K. terug aanviel, nam deze het vuurwapen dat hij bij zich droeg uit den zak en schoot op zijn aanrander. Deze was doodelijk getroffen en blies dan ook, na nog door den toegesnelden E.H. onderpastoor der prochie de H. Olie te zijn toegediend geweest, den laatsten adem uit. De overledene schijnt een Brusselaar te zijn.
1905 – Onwettig gebruik van een zaag in Steenhuffel Den Denderbode, Aalst, donderdag 13/7/1905 Een fabriekswerker te Steenhuffel, die met zekere zijner geburen in twist was, is zondag (9 juli) avond in hunne woning gedrongen en vond er de vrouw alleen t’huis. Hij zou haar bij middel eener zaag erge verwondingen aan den hals toegebracht hebben. Andere geburen, Jaak Bettens en zijne vrouw, kwamen toegesneld, en de man loste een schot om den aanvaller schrik aan te jagen. Deze schoot op zijne beurt en Bettens en zijne vrouw werden beiden gekwetst. Gendarmerie heeft den fabriekwerker aangehouden, die ook door een kogel in de borst getroffen was,
154
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
doch niet erg. De andere gekwetsten zijn erger gesteld, doch hun toestand levert ook geen gevaar op. Het parket heeft maandag een onderzoek ingesteld. Middelburgsche Courant, 14/7/1905, Nieuwsblad van Geel, 15/7/1905, Den Denderbode, Aalst, zondag 16 juli 1905. Tusschen den werkman R. en de echtgenooten B. te Steenhuffel heerschte een bloedige haat, die reeds meer dan eene tot rechterlijke vervolgingen en zelfs tot veroordeelingen aanleiding had gegeven. Zondagavond was R. eenigszins dronken zijnde, bij B. binnengekomen. De vrouw was alleen thuis. R. wilde haar met een zaag, die hij daar vond, onthoofden. B kwam onder de worsteling binnen en R moest vluchten; doch hij bleef niet lang weg. Toen man en vrouw B. aan de deur stonden, kwam R. terug en twee schoten lossend met een geweer, dat hij had mee gebracht, deed hij beiden op den grond tuimelen. B, die nog kracht genoeg had om zich op te richten, haalde binnen een revolver en betaalde R. met dezelfde munt. Deze ook werd getroffen in de borst. De toestand van alle drie de gekwetsten is zeer zorgwekkend. Den Denderbode, Aalst 30/11/1905 Een wilde – In juli laatstleden had in de gemeente Steenhuffel, bij Londerzeel, een woest tooneel plaats. Een boer, Rousseau, die aan zijnen gebuur een gloeiende haat had gezworen over eene afsluitingskwestie, besloot aan die veete een einde te stellen. Hij kwam, met een kapmes gewapend, bij zijnen gebuur, Vastenaegel, binnen en verbrijzelde alles wat hij treffen kon. Toen haalde hij zijn geweer en schoot in ’t wilde, doch niemand treffende, nam hij eene handzaag en greep de oude moeder van zijnen vijand vast om haar te onthoofden. Op dat oogenblik snelden de boeren toe en ontwapenden den wildeman, die nu door de rechtbank tot 2 jaar gevangenis veroordeeld werd. Verduidelijking: plaats van gebeuren, wijk de Haan, op 9 juli 1905. Michel Rousseau, fabrieksarbeider, geboren te Steenhuffel op 1 juli 1882, werd op 24 november 1905 door de correctionele rechtbank van Brussel veroordeeld tot 2 jaar opsluiting en 100 fr. boete (voor 3 x slagen) en daar bovenop nog eens tot 2 maand opsluiting (voor het breken van een afsluiting). De zaag had hij wellicht eerder bij zich voor het stukzagen van de afsluiting van Karel Lodewijk Vastenavont dan voor het afzagen van het hoofd van diens moeder Maria Joanna Van Ranst. Eerder, op 31 oktober, had de rechtbank van Wolvertem hem (Michel Rousseau) al voor het uiten van bedreigingen een gevangenisstraf van 7 dagen en een boete van 25 frank gegeven. Dezelfde dag, voor dezelfde feiten en door de zelfde rechtbank werd ook Charles Louis Rousseau, 51 jaar oud en vader van, tot dezelfde dag veroordeeld. Let wel, dat was dus voor eerdere feiten, gepleegd op 31 oktober van hetzelfde jaar. Michel Rousseau was ook al tot gevangenisstraffen veroordeeld voor slagen en verwondingen die hij had toegebracht op 17 juni 1901 en op 18 mei 1902. Geen echt brave jongen volgens mij.
1906 – Zwaargewond door gemaskerde mannen in Londerzeel. Gazet van Temsche, 21/01/1906 Aangevallen door gemaskerde kerels. - Frans Dewit, van Brusseghem, bediende in eene fabriek te Londerzeel, werd woensdag avond toen hij naar huis ging, aangevallen door twee gemaskerde kerels. Hij werd ten gronde geworpen, geslagen en vervolgens een messteek in de borst toegebracht. De bandieten ontnamen hem zijne geldbeurs en gingen op de vlucht. Voorbijgangers vonden het slachtoffer des nachts badend in zijn bloed liggen. Zijn toestand is zeer erg.
155
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
1907 - Vermoedelijke kindermoord in Malderen. Den Denderbode, Aalst 21/3/1907. Te Malderen wordt niet anders gesproken dan over eenen vermoedelijken kindermoord, waaraan eene inwoonster zich zou hebben plichtig gemaakt. De vrouw, Louise V., is echtgenoote van eenen man, die sedert jaren in Congo verblijft. De praatjes van het volk hadden de aandacht van het Gerecht gaande gemaakt en het Parket van Brussel ging een onderzoek doen. De vrouw bekende inderdaad dat zij haar kind had verborgen in den grond van het kerkhof, maar dat het doodgeboren was. Ze had het graf zelf gegraven. Het parket heeft zich door de moeder de plaats doen aanwijzen en er inderdaad het lijkje gevonden. Het zal door de dokters worden onderzocht.
1912 – Vader van 6 kinderen vermoord te Londerzeel. De Werkman, Aalst, 31 oktober 1912. Drama te Londerzeel. - Tijdens de nacht van zondag op maandag, had zekeren Frans T., 46 jaar oud en vader van 6 kinderen, ruzie met de gebroeders Van den B.; om 1 uur ’s nachts vond men Frans T. op de straat vermoord liggen. Hij was afgemaakt met eene bijl en zijn hoofd was verbrijzeld. De gebroeders Van den B. zijn aangehouden. Dit drama brengt gansch de streek in opschudding. De Kempenaar - 2/11/1912 Het parket te Brussel is te Londerzeel een onderzoek gaan doen, wegens eenen moord, gepleegd in de volgende omstandigheden: Frans V, 46 jaar oud, en vader van 6 kinderen, had in den avond eenen herbergtwist gehad met de gebroeders Van den B., die ten slotte doodsbedreigingen tegen hem lieten hooren. Des nachts vond men V. vermoord op den weg. Zijn hoofd was onkennelijk gemaakt door bijlslagen. De twee broeders Van den B. werden aangehouden. Men denkt dat zij V. hebben afgewacht en vermoord. Het drama heeft heel de streek in opschudding gebracht. De Volksstem, Aalst 16/3 1913 Korrektionele Rechtbank van Brussel. - De gebroeders Jozef en Ph. Van den Bergh, van Londerzeel, hadden op 28 Oct. moeilijkheden met den genaamden Van Hertog, in eene herberg van het gehucht. Op straat gestoken vochten zij en sloegen Van Hertog zoo geweldig met eenen kassei dat het voorhoofd ingedrukt werd. Zij maakten hun slachtoffer voort af met eene bijl. De twee broeders krijgen elk 5 jaar gevang.
1913 - Misdadige maar gelukkig verijdelde aanslag op de Posttrein. De Volksstem, Aalst 27/9/1913 Laffe schurken pogen een posttrein te doen ontriggelen. Het parket van Brussel heeft zich Donderdag namiddag naar Londerzeel begeven om er eenen aanslag te gaan onderzoeken, welke de ergste gevolgen had kunnen hebben. Men heeft namelijk gepoogd den posttrein, welke ’s nachts Oostende verlaat en rechtstreeks over Mechelen en Leuven naar Keulen en Duitschland rijdt, te doen ontriggelen. Een baanwachter, ’s nachts zijne ronde makende, vond op de baan, waar de trein moest voorbijrijden, tusschen de halte van Malderen en de statie van Londerzeel, vijf spoorbiljen liggen. Deze biljen lagen derwijze, dat het onmogelijk was, dat zij ergens afgevallen waren. Zij waren er wel gelegd met het inzicht den trein te doen ontriggelen.
156
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Op het oogenblik dat de baanwachter de ontdekking deed, was de trein reeds in ’t zicht. Ook had hij ter nauwernood den tijd de biljen van de sporen te trekken. Pas had hij de vijfde dwarsbalk weggerukt of de trein stoomde in volle snelheid voorbij. Dank aan de gelukkige tusschenkomst van den baanwachter was eene ware ramp vermeden. Men verdiept zich in de gissingen over de drijfveer van dezen snooden aanslag. Wilden de laffe schurken misschien, dank aan de ontriggeling en de dood van het treinpersoneel, den posttrein plunderen? ’t Is heel wel mogelijk, doch het plan kan enkel gerijpt zijn in den geest van dwaashoofden, gewone lezers van policieromans. Het onderzoek wordt naarstig voortgezet. Nieuwe Tilburgsche Courant, 29/9/1913 Een aanslag op een trein. - Het parket van Brussel, aldus deelt “Nieuwe Gazet” mede, heeft zich naar Londerzeel begeven om een onderzoek in te stellen naar een misdadigen treinaanslag op een spoorweg, die de ergste gevolgen had kunnen hebben. Men heeft den posttrein, die des nachts van Ostende over Mechelen en Leuven naar Keulen vertrekt, willen laten ontsporen. Een waker, die des nachts zijn ronde deed, vond op de baan waarover deze trein moest passeeren, tusschen Malderen en Londerzeel, vijf dwarsbalken van de spoorbaan, den eene naast den andere gelegd. De ontdekking werd gedaan juist op het oogenblik, dat de trein in het gezicht kwam, want toen de waker den laatsten balk uit den weg had geruimd, bereikte de locomotief ongeveer de plaats waar de aanslag beraamd was. Dank zij de gelukkige tusschenkomst van dezen man werd dus een ramp vermeden. Men weet niet om welke reden men dezen aanslag heeft willen plegen. Mogelijk hoopten de daders wel van de ontsporing, die stellig het leven aan verschillende menschen zou hebben gekost, gebruik te maken om den posttrein te plunderen en zich van de groote waarden meester te maken, die er mede vervoerd werden. Verduidelijking: Op de spoorstaven in groot-Londerzeel werden wel eens meer dingen gevonden die daar niet hoorden. Dat was meestal het werk van kwajongen en echte ongelukken zijn, althans om deze reden, niet gebeurd. 5 Zware spoorwegbiels ineens waren echter nog niet eerder gezien.
1914 - Messengevecht in Malderen, of was het maar 1 enkele steek? De Volksstem, Aalst, donderdag 30/4/1914. Malderen – Erge messteek. Het parket van Brussel is hier afgestapt om een onderzoek te doen nopens eene laffe aanranding. Frans De Block van Merchtem ging met Jan Peeters van Steenhuffel huiswaarts. Beiden waren bedronken en hadden met andere vrienden op zwier geweest. Wat er gebeurd is weet men niet juist, doch De Block heeft een vreeselijken messteek in het gelaat bekomen. Peeters is door de gendarmen van Londerzeel aangehouden. Ondervraagd verklaarde hij zich niet te herinneren gestoken te hebben. Ook De Block beweert niet te weten dat er tusschen hen twist geweest is. Het onderzoek duurt voort. De Werkman, Aalst 1/5/1914. Zondagavond had een gevecht plaats in eene herberg van Malderen. Er zouden 4 gekwetsten zijn, doch geen enkele verkeert in doodsgevaar. Het parket is ter plaats geweest. Het Annoncenblad van Moll - 2/5/1914. Malderen. – Messengevecht. – Verscheidene gekwetsten. Zondagavond rond 12 u. kregen talrijke personen twist nabij de statie van Malderen. De messen werden getrokken en vele vechters werden gewond. Een inwoner van Merchtem, de 32 jarige’ landbouwer Frans De Bl... heeft de wang van links naar rechts doorgesneden. De hardnekkigste vechters zijn gekend. Een onderzoek werd geopend. De aangehoudene is de 35 jarige Jan P..., landbouwer, wonend te Steenhuffel.
157
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Hij heeft verklaard dat hij dronken was en zich niet herinnert zijn kameraad gestoken te hebben. Het slachtoffer kent de reden niet van de aanranding. De Kempenaar - 2/5/1914 De gendarmerie van Londerzeel heeft den landbouwer Jan Peeters aangehouden, die een verschrikkelijken messteek toebracht aan Frans De Block van Merchtem. Op het oogenblik dat de steek werd toegebracht, waren Peeters en De Block samen op weg naar huis. Hunne gezellen, met wie zij op zwier waren, hebben er niets van gezien vermits zij zich een eind van daar bevonden. Verduidelijking: Dit ‘incident’ gebeurde in de nacht van 26 op 27 april. Jan Corneel Peeters, geboren in Steenhuffel op 20 oktober 1888, werd hiervoor door de correctionele rechtbank te Brussel op 29 februari 1916 veroordeeld tot 1 jaar opsluiting en een boete van 50 fr. of nog eens 15 dagen cel. Reden: zware slagen, verwondingen en verboden wapendracht. Ik weet niet of er nog andere veroordelingen waren. 1920 - Bandietenstreek op de Linde te Londerzeel. De Volksstem, Aalst dinsdag 20/4/1920. Zaterdag morgend (17 april) werd er in de gemeente Londerzeel eene afschuwelijke bandietenstreek gepleegd. De echtgenooten Melders-Denis, landbouwers, bewonen eene schone hoeve op het gehucht “de Linden”. De man rijdt alle dagen naar de vroege markt te Brussel. Zaterdag morgend nu, rond 4 ½ ure, drongen drie kerels met zwart gemaakt gelaat, die ongetwijfeld het vertrek van Melders afgespied hadden, in de hoeve. Zij doorzochten de verschillende plaatsen, doch geen geld vindend, klommen zij naar het verdiep en wilden de echtgenoote Melders, onder bedreiging met hunne revolvers, dwingen het geld dat in huis was af te geven. Daar de vrouw weigerde, werd zij naar de kelder gesleurd, vreeselijk mishandeld, tot zij, door schrik overmeesterd, de bandieten een kistje aanwees, inhoudende eene som van 10.000 fr. en eenige juweelen van waarde. Twee der schurken trokken met den buit op, terwijl de derde het slachtoffer met zijn revolver in bedwang hield. De twee eersten staken het vuur aan de hoeve en, toen de brand reeds volop woedde, namen ze de vlucht, gevolgd door den derde. Op het hulpgeroep van vrouw Melders en van hare vier kinderen snelden de geburen toe die al de huisgenooten uit den vuurpoel konden redden. Niettegenstaande het moedig optreden van de geburen werden al de gebouwen aangetast en bleven vier schoone melkkoeien en heel het neerhof in de vlammen. Van heel de hoeve en de afhankelijkheden staan nog slechts de zwart berookte muren recht. De schade, gedeeltelijk door de verzekering gedekt, bedraagt rond de 50.000 fr. De gendarmerie van Vilvoorde, onmiddellijk verwittigd, begaf zich ter plaatse en liet de vreeselijke gebeurtenis ook weten aan het Parket van Brussel. Uit het onderzoek is gebleken dat de bandieten de brandstichting pleegden om hunne sporen uit te wisschen. Het gerecht bezit slechts een heel onduidelijke persoonsbeschrijving van de ellendelingen. Alhoewel er eene klopjacht gedaan werd, kon men hun spoor niet ontdekken. Ongetwijfeld heeft men hier te doen met de leden van de bende, die sinds geruimen tijd in de Brusselsche omgeving en ook verder hare gruweldaden pleegt. ’t Is te hopen dat de akelige schurken spoedig in handen van het gerecht zullen zijn. Zulk galgenaas verdient niet alleen dat het ter dood veroordeeld wordt, maar ook dat de beul hen werkelijk het hoofd voor de voeten legt. Limburger koerier: provinciaal dagblad, 21/4/1920 Bandieterij - Maandagmorgen half vijf deden een vijftal bandieten gemaskerd een aanval op een hoeve te Londerzeel (Vlaanderen). De geldwaarden werden gestolen. Na de plundering werd de hoeve in brand gestoken. 158
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Limburger koerier: provinciaal dagblad, 22/4/1920, Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië, 22/6/1920, Advertentieblad van Gheel, 24/4/1920. Een roovergeschiedenis. - Omtrent der reeds vermelden overval in Vlaanderen valt nader het volgende te berichten: Zaterdagmorgen omstreeks half vijf is de hoeve van de echtelieden Melder-Denis, op het gehucht „De Linden", te Londerzeel, bij afwezigheid van den man, die dagelijks naar de vroegmarkt te Brussel rijdt, door vier schurken, met zwartgemaakt aangezicht, overvallen. De vrouw door een revolver in bedwang gehouden, werd verzocht het geld aan te wijzen. Daar de vrouw weigerde werd zij naar den kelder gesleurd er mishandeld. Meer dood dan levend wees de vrouw de bergplaats aan van 10.000 francs, 10 Belgische bankbiljetten en van eenige juweelen. Eenmaal in het bezit van hun roof staken de schurken de hoeve in brand en sloegen op de vlucht. Op het hulpgeroep van de vrouw kwamen er buren toegesneld, die er in slaagden haar te redden. Tegenover den laaienden brand stonden zij machteloos. Huis en bijgebouw waren weldra een prooi der vlammen. Vier koeien en een aanzienlijk aantal stuks pluimgedierte zijn in den brand gebleven. Een klopjacht in de omstreken bleef zonder gevolg. De schade wordt geschat op 50.000 frank. Het Annoncenblad van Moll - 24/4/1920 Brandstichters van Londerzeel. – Enkele dagen geleden is een afschuwelijke misdaad gepleegd te Londerzeel bij de echtelieden Melten, terwijl de man naar de Brusselsche vroegmarkt gereden was. Drij zwartgemaakte mannen drongen de woon binnen, waar zij de vrouw dwongen, haren ponk van 10.000 fr. af te geven, en staken dan hoeve en woon in brand. De bevelhebber van de gendarmerie komt de hand te leggen op twee der daders. Tijdens zijne opsporingen, had deze wakkere officier vernomen, dat twee gevaarlijke kerels, die Steenhuffel bewoonden, en vroeger deel hadden gemaakt van eene dievenbende, in drankhuizen van Londerzeel, den avond te voren, waren gezien geweest. Woensdag morgen is de bevelhebber de mannen in hunne woning gaan aanhouden. Ondervraagd, beweerden beiden op hun bed te hebben geslapen, den nacht van de schrikkelijke euveldaad. De buren, zelfs hunne huisgenooten, loochenden dat formeel. Beiden hadden in de laatste dagen groot verkeer gemaakt. Woensdag nanoen is het parket ter plaatse geweest om de twee kerels te ondervragen. De Volksstem, Aalst dinsdag 27/4/1920 De bandieterij van Londerzeel – nog twee aanhoudingen. Het parket van Brussel is gisteren namiddag andermaal te Londerzeel afgestapt om het onderzoek voort te zetten. De aangehouden kerels hadden bekend, dat zij den nacht der brandstichting ook nog eene diefte gepleegd hadden bij de weduwe De Bondt. Zij bekenden ook dat de buit, bij deze laatste gestolen, verkocht geworden was bij zekeren V. Deze werd ondervraagd doch loochende. Men vond echter de waren, bij de weduwe De Bondt gestolen, in zijne woning. V. werd aangehouden, evenals de broeder van een der bandieten, die door zijne medeplichtigen verklikt geworden was.
1920 – Kermis te Malderen, deel 2. De Volksstem, Aalst 13/5/1920. Maandagavond (10 mei) waren uit de omliggende dorpen jongelingen naar Malderen afgezakt, ter gelegenheid der feesten. In eene herberg ontstond twist tusschen de genaamden Henri D... van Steenhuffel en Theo B. van Machelen. Zij werden handgemeen en eensklaps stortte D. kermend ten gronde. Zijn tegenstrever had hem drie vreeselijke messteken in den buik toegebracht en daarna de vlucht genomen. Het slachtoffer werd naar een kliniek te Brussel overgebracht waar hij Dinsdag overleden is. De gendarmerie van Londerzeel vernam dat de moordenaar Dinsdag den eersten trein genomen had naar Rijsel. Dadelijk werd naar Gent 159
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
getelefoneerd en toen de trein uit Dendermonde in de Zuidstatie kwam werd de moordenaar aangehouden. De Kempenaar - 23/5/1920. Kermismoord. – Te Malderen bij Londerzeel waren talrijke jonge lieden van den omtrek naar de kermis gekomen en er was twist ontstaan in eene herberg, een twist die weldra in een woedend gevecht oversloeg. Eensklaps zakte zekere Henri De Ridder bloedens ineen, getroffen door drie messteken in de buik. Geneeskundig verzorgd, bracht men hem in alle haast naar eene kliniek te Brussel, waar hij na twee uren stierf. De moordenaar was naar Londerzeel gevlucht, waar hij gevonden werd op het oogenblik dat hij den trein van Gent instapte en wegreed. Men telegrafeerde naar Gent en daar werd hij aangehouden bij het uitstappen. Hij meende naar Rijsel te vluchten.
1920 – Kermis in Malderen, deel 3. Wat volgt heb ik niet in een krant gevonden maar in een register van veroordeelde mensen uit Steenhuffel in de periode 1901-1921. Daaruit blijkt dat in de nacht van zaterdag 9 op zondag 10 mei 1920 (dat is dezelfde Malderenkermis als hiervoor) een zekere Theofiel Marie Troch, geboren in Steenhuffel op 4/10/1900 en er nog altijd wonende, iemand wat te hardhandig heeft aangepakt. Op 8 oktober 1920 werd hij door het hof van beroep te Brussel en voor het toedienen van slagen met de ongewilde dood als gevolg, veroordeeld tot 3 jaar cel.
1929 - Moordpoging en zelfmoord te Londerzeel De Volksstem, Aalst 13/4/1929 De 33 jarige Frans Spiessens werd verlaten door zijn echtgenoote, die met haar kind ging inwonen bij de echtelieden Rosseels, haar ouders. Spiessens, die een tijdje hier en daar had rondgezworven, keerde te Londerzeel terug, ging ergens in een stal slapen en begaf zich ’s anderendaags naar de woning van zijn schoonouders. Zonder een woord te spreken liep hij naar de slaapkamer van zijn vrouw. Daar haalde hij een revolver te voorschijn. Vijf schoten knalden. De eerste drie troffen de vrouw ernstig, doch niet doodelijk. De laatste twee had de moordenaar voor zich zelf bestemd. Hij overleefde zijn zelfmoord poging slechts een anderhalf uur.
1931 - Vernieling van de eeuwboom in Steenhuffel. Een misdaad zonder lichamelijk letsel deze keer, maar in ons vooroorlogse vaderland toch als zeer, zeer ernstig beschouwd. Wat volgt heb ik niet in een krant maar in het gemeente-archief van Steenhuffel gevonden. Gemeente-archief Steenhuffel 23/5/1931. Aan den Heer procureur des konings te Brussel. Als gevolg aan uwen brief van 22 Mei 1931, genadevraag nr. 728, heb ik de eer u te laten weten dat de genaamden Van Laethem Karel Cyriel, geboren te Steenhuffel den 16 October 1906, veroordeeld is geweest door de Correctionele rechtbank te Brussel, omtrent 20 Maart 1931. Het uittreksel der veroordeeling is ons nog niet toegekomen. Hij is veroordeeld met den genaamde Kiekens Frans Clement voor vernieling van den eeuwboom. Kiekens is tot heden toe nog niet in het gevang. Van Laethem Karel Cyriel is opgesloten in het gevang van Sint-Gillis om er zijne straf uit te boeten. Hij is veroordeeld tot 4 maand gevang en 100 fr. x 7 boete of 1 maand.
160
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
Van Laethem Karel Cyriel is een brave jongen, heeft gehandeld op het opstoken van Kiekens Frans Clement, die nog niet aangehouden is. De veroordeelde werkt als klompenmakersgast en won een dagloon van omtrent 35 fr. daags. Bij zijne invrijheidstelling zal hij terug zijn werk mogen hernemen. Hij is ongehuwd. Het ware hoogst wenschelijk hem in vrijheid te zien komen, daar hij als een onwetende heeft gehandeld en daar men van zulken persoon heeft gebruik gemaakt om zulk plan ten uitvoer te brengen. Opmerking: Na deze wandaad heeft men blijkbaar niet de moeite genomen om er een nieuwe te planten; ik weet dus niet waar hij stond, maar waarshijnlijk serieus in de weg. Karel Cyriel Laenens woonde in de herberg Tommès (het houwmes) op de Haan. Clement Kiekens was oudstrijder, door de Duitsers krijgsgevangen gemaakt in Luik; later werd hij voorzitter van de Vlaamse Oudstrijders Bond in Steenhuffel. De vernieling van de Eeuwboom – een Belgisch symbool – was met zekerheid een politieke daad. De eeuwbomen werden in alle gemeenten van het land geplant als herinnering aan het ontstaan van België in 1830. De ‘Vossen’ hadden voor de tweede wereldoorlog veel leden en een bloeiende werking in Steenhuffel met onder andere druk bijgewoonde toneelvoorstellingen in de zaal van het Vlaamsch Huis. Na de oorlog, en vanwege de associatie met de collaboratie, hielden de diverse afdelingen op te bestaan.
1931 - Londerzelenaar door Steenhuffelnaar neergestoken met Lierenaar 45. De Volksstem, Aalst, donderdag 30/7/1931. Bloedige twist te Londerzeel. Dinsdagnamiddag heeft het Brusselsch parket zich naar Londerzeel begeven, om onderzoek te doen in verband met een bloedig drama, dat zich aldaar heeft afgespeeld en dat waarschijnlijk het leven zal kosten aan een vader met verscheidene kinderen. In een herberg kregen de 59-jarige Demijs, uit Londerzeel, en de 47-jarige Van Laethem, uit Steenhuffel, het met elkander aan den stok. De baas van de herberg vond het raadzaam de twistende mannen de deur uit te werpen. Eenmaal op de straat, trok Van Laethem, meenende dat Demijs hem aanviel, een “lierenaar”, en bracht zijn tegenstander een vreeselijke wonde toe in den onderbuik. Het slachtoffer verkeert in doodsgevaar. Wat den dader betreft wordt verondersteld, dat hij niet volkomen toerekenbaar is. De Volksstem, Aalst 2/8/1931. Door een dronkaard neergestoken te Steenhuffel. Voor een paar dagen, werd landbouwer Meysse, uit de gemeente, door een andere inwoner, H. Van Laethem, terwijl deze in dronken toestand in een herberg vertoefde, met een mes neergestoken. Meysse had den anderen wijze raad gegeven stillekens huiswaarts te keeren. Van Laethem ergerde zich daarover. Meysse werd naar een gasthuis overgebracht, waar hij gisteren overleden is. Onderzoeksrechter Malbrecq, uit Brussel, heeft een aanhoudingsmandaat tegen Van Laethem afgeleverd. Verduidelijkingen: H. Van Laethem is waarschijnlijk Hendrik Van Laethem, geboren in Steenhuffel op 14/3/1884. Hij woonde op de Haan vlak naast de net genoemde Karel Cyriel Van Laethem en was mogelijk diens oom. De plaats van het gebeuren is dus Een Lierenaar is een knipmes met een typische vorm. Het werd tot in de 19de eeuw in de regio van Lier, Heist-op-den-Berg en Aarschot vervaardigd. Nu blijkbaar nog altijd in Solingen, Duitsland. Het is een robuust mes met houten handvat waarbij het metalen lemmet werd vastgehouden met een veer. (bron: Wikipedia) 45
161
Misdaad en Misdaadbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1412-1914 – mei 2019 Louis De Bondt
waarschijnlijk de herberg Tommès geweest. Inderdaad, ofschoon aanvankelijk gezegd werd dat het misdrijf bij een herberg in Londerzeel gebeurde, werd dat later in Steenhuffel gecorrigeerd. Demijs en Meysse staan wellicht voor Meys. Mogelijk bestond er tussen dader en slachtoffer een familieband. In 1891 trouwde een Coleta Van Laethem met een Carolus Meys. Ik heb het niet verder uitgezocht.
1933 - Slecht begin van 2 huwelijken in Londerzeel. De Volksstem, Aalst, dinsdag 26/9/1933. Een vrouw schiet bij ongeval haar man dood te Londerzeel. Zaterdagmorgen had te Londerzeel op het gehucht Stuyckberg een droevig ongeval plaats. De werkman P. Van Opstal, liet eenige revolverschoten knallen, ter gelegenheid van twee huwelijksfeesten in de buurt, waarna hij het wapen weglegde, in de gedachte dat het gansch ontladen was. Zijn vrouw, insgelijks overtuigd dat de kogels welke op het wapen zaten allen waren afgeschoten, nam het wapen op, doch hoe jammer, daar weerklonk een schot en haar man viel doodelijk gewond, aan haar voeten. Een tiental minuten later gaf hij den geest. De verslagenheid is zeer groot in gansch de buurt.
1968 - Jachtopziener door stropende vader gedood. Zie blz 111-113 voor het volledige verhaal.
162