Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Auteur:
Louis De Bondt
Research:
Louis De Bondt
Gedrukt bij:
Create My Books
Louis De Bondt
Overname is toegestaan mits vermelding van de titel van dit boek en de naam van auteur en uitgever. D/2019/Louis De Bondt.
2
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
ten Broecke en
Groenhoven te Malderen 1230 – 2010
33 opeenvolgende eigenaars en hun aandeel in 800 jaar Brabantse en Belgische geschiedenis
door
Louis De Bondt
3
Louis De Bondt
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
4
Louis De Bondt
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Vooraf. In zijn “histoire des environs de Bruxelles” 1 vertelde Alphonse Wauters dat – toen hij zijn werk in 1855 publiceerde - enkele liefhebbers van etymologie in de naam ‘Groenhoven’ een oude vesting van de Grudiers zagen. De Grudiers, een kleine Belgische stam, werden door Caius Julius Caesar in zijn “de Bello Gallico” vernoemd. Minder voortvarende lieden durfden echter niet verder dan tot de Frankische tijd terug te gaan. ‘Groenhoven’ zou dan van ‘Vroenhof’ komen. Een vroenhof was een afgesloten erf van een belangrijke Merovingische landbouwersfamilie. Deze mensen vergeten echter dat Vroenhof vroeger als Vroonhof (of Vroeënhof) uitgesproken werd en dat niemand in Malderen over het Groenhof maar wel over het Gruunhof spreekt. Bovendien werd de naam Vroenhof, Groenhof, Vroenhof of Groenhoven nog in geen enkel document van voor 1558 aangetroffen. Weliswaar zal ik in wat volgt misschien ook de fout maken om in vroegere periodes over het Groenhof te spreken maar dat is alleen om het niet altijd over ten Broecke te moeten hebben. De benaming Groenhof of Groenhoven werd aanvankelijk alleen gebruikt voor het “kasteel” dat waarschijnlijk pas rond 1550 werd gebouwd; nadien heeft het geleidelijk aan het hele goed van “ten Broecke” vervangen. Dat goed ten Broecke of de goederen van ’t Hof ten Broke werd ook wel eens ’t Hof mitten Walle genoemd 2. Bij dat Hof hoorden van oudsher de watermolen van de Herbodinne en later ook de windmolen op Malderen-Heide 3. Het geheel omvatte – althans in 1350 – 45 bunders (56 ha) land, bos en weiden, en vormde een leengoed van het Feodale Hof van Brabant. Er was een eigen feodaal hof met 20 manschappen en 30 cijnsplichtigen aan verboden. Vermits Malderen geen eigen schepenbank had, was het tot 1559 onderworpen aan het bestuur en de rechtspraak van de hertogelijke schepenbank van Steenhuffel. Dat was trouwens ook voor de andere hertogelijke goederen in Malderen, Lippelo, Liezele en Oppuurs het geval.
Een korte gebruiksaanwijzing. Hierna zal ik de opeenvolgende eigenaars en bewoners van het Hof ten Broecke alias Groenhoven proberen te beschrijven. Ik weet dat deze studie niet volledig is. Na iedere naam zijn 3, soms 4 jaartallen te vinden: het eerste is het (vermoedelijke) geboortejaar, het tweede is het (vermoedelijke) jaar dat hij of zij eigenaar van ten Broecke werd, het derde is het jaar dat de eigendom aan een opvolger werd overgedragen, het vierde is het jaar van overlijden (als het van het derde verschillend is). Dus: (geboren in/eigenaar vanaf/overgedragen in/overleden in) Dit werk is ingedeeld als volgt: - Periode 1 (1230-1556) - Ten Broecke (families van den Broecke, Munte, Van den Nieuwenhove, Haesbyt, Herdinck en Cotereau) - Periode 2 (1556-2010) – Groenhoven (families le Cocq, de Vicq, de Beughem, de Penaranda, Seghers) 1
l’Histoire des environs de Bruxelles”, Alphonse Guillaume G. Wauters, deel IV, blz. 250, heruitgave door Editions Culture et Civilisation Bruxelles van 1973 van het oorspronkelijke werk uit 1855. 2 Wauters ging er van uit dat het Hof te Broke en het Hof met de wallen twee verschillende bouwsels waren. Ik ben daar niet zeker van. We kennen wel een Hof mette Wallen (later de Taxkenshoef geheten), op het grondgebied van Lippelo, en dat tot het Hof te Moortere behoorde. De namen van de eigenaars van dat leengoed van de hertog van Brabant zijn vanaf 1356 bekend en ofschoon sommige “familienamen” met die van de eigenaars van het Hof ten Broecke overeen komen is dat met de voornamen niet het geval. 3 Beide molens worden in bijlage 2 uitgebreider behandeld.
5
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
-
Louis De Bondt
Bijlage 1 – De mensen van en op Groenhoven (doopgetuigen, pachters, jacht- en boswachters) Bijlage 2 – Het patrimonium van Groenhoven (bouwfasen van het kasteel, Heidemolen, Herbodinnemolen) Bijlage 3 – De buren van Groenhoven (hof ten Damme, Gravenkasteel, Winterpoel, hof te Melis, Woelputte, Marselaer)
Hieronder drie kaarten van het kasteeldomein. Boven die van het N.G.I. van 1930, midden die van het N.G.I. van 2011, onder Google Earth 2011.
6
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Periode 1
Ten Broecke 1230-1556
Van den Broecke Munte Van den Nieuwenhove Haesbyt Herdinck Cotereau
7
Louis De Bondt
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
1. Wouter van den Broecke (1180/1220-1260) Omstreeks 1235 trouwde een zekere Gillis van Londersele, gezegd van Nursen, afkomstig van het domein Asschreyane (het latere Drietoren te Londerzeel) met Elisabeth van den Broecke (of de Palude voor de mensen die Latijn spraken). Elisabeth was de dochter van Wouter van het Hof ten Broecke te Malderen. Daarmee is Wouter van den Broecke de eerste gekende eigenaar van dat gebied. Gillis bleef in Londerzeel en werd heer van Asschreyane. Zelf is hij waarschijnlijk nooit de heer van het Hof ten Broecke geweest. Op de Grote Molenbeek, op de grens van Londerzeel en Malderen, zou hij – op het goed ten Broecke - de Herbodinnemolen laten bouwen hebben. Die werd in de oudste documenten dan ook zeer toepasselijk de “Ten Broeckemolen “ geheten. Gillis had (minstens) 2 zonen: - Reynier erfde de vaderlijke goederen in Londerzeel en bleef de naam Van Londersele-Van Nursen dragen. - Willem erfde van zijn moeder (die waarschijnlijk geen broers in leven had) het Hof ten Broecke in Malderen en werd daarna Van Nursen (of van Ursene) dictus van den Broecke genoemd.
8
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
2. Willem van Ursene dictus van den Broecke (1238/1260-1290) Willem werd de stamvader van de Van Nursen-tak die in Malderen tot 1434 eigenaar van Groenhoven zou blijven. Hij trouwde, maar het is niet bekend met wie, en had drie kinderen: - Cathelijne werd geboren omstreeks 1260 en trouwde met Hendrick vander Elst. Het echtpaar vander Elst-Van den Broecke werd in 1310 genoemd als de eigenaar van een huis met grond te Borgendaal. Borgendael was een steegje naast de burcht van de Burggraaf te Brussel (op de Coudenberg). De bewoners ervan waren vrijgesteld van stadsbelasting en mochten een beroep uitoefenen zonder bij een gilde aangesloten te zijn. In december 1270 besloot hertog Jan I om er een versterking van te maken en het aan de nabijgelegen Proostdij te verpachten 4. - Gillis. - Jan. Misschien was er nog een vierde kind. In 1321 was een Lauretta de Palude (wat de Latijnse vertaling van Van den Broecke is) in Malderen aan het leenhof van de hertog van Brabant cijns verschuldigd.
4
Le Folklore Brabancon, 1987, blz 96.
9
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
3. Gillis van Ursene dictus vanden Broecke (1262/1290-1320) x Adelise Gillis volgde zijn vader op als eigenaar van het Hof ten Broecke. Vermoedelijk is hij omstreeks 1260 geboren en zeer zeker is hij nà 1314 gestorven 5. Een Gillis van Ursene (Egidii de Nursen) en zijn echtgenote Adelise, hadden een jaargetijde in de kerk van Malderen op 16 oktober. Er zijn 5 kinderen van hem bekend: - Hendrick, geboren ca 1285. Hij volgt. - Gillis junior. Hij trouwde met Marie Nolten, de dochter van Jan Nolten die in 1313 schepen van de stad Brussel was. - Jan. - Elisabeth. Trouwde met Gisbrecht Lodewijckx - Reynier. Een Reineri de Nursen, gestorven in 1350 had een jaargetijde op 16 januari. (Waarschijnlijk) dezelfde “Reyneri de Nursenne alio nomine de Palude” had, samen met zijn vrouw Alisia, nog een ander jaargetijde in de kerk van Malderen op 24 mei. Elders staat dat “Reijnere vanden Broecke ende jouffrouwe Margriete sijn weerdinne, hebben gegeven den prochiaen alle jare zesse grooten Vlaenders. Dat gelt de kercke ende de heijleghe gheest” 6. Een Reynerius van Nursen (Mursen) alias van den Broecke was in 1321 aan de hertog van Brabant cijns verschuldigd voor zijn Herbodinne watermolen. Waarschijnlijk, maar niet helemaal zeker, gaat het hier over dezelfde Reinier. Vermoedelijk was hij de vader van Elisabeth (roepnaam Lijsbetten) van den Broecke (de Palude in het Latijns) die een jaargetijde in de kerk van Malderen had. In ieder geval was hij de vader van Nicolaes, waarover het volgende verhaal de ronde doet. In 1388 was Nicolaes van Ursene amman van Brussel. In dat jaar wilde Sweder van Abcoude, de heer van Gaasbeek, zijn gebied in de omgeving van Brussel uitbreiden. Dat was tegen de zin van Evrard t’Serclaes die op 24 oktober 1356 Lodewijk van Maele (de graaf van Vlaanderen) uit Brussel verdreven had en sindsdien een Brabantse volksheld geworden was. Nadat Evrard hierover bij hertogin Joanna gaan klagen was, werd hij door aanhangers van Sweder op 26 maart 1388, Witte Donderdag, hard aangepakt, de tong uitgesneden, een voet afgehakt en mee naar Gaasbeek genomen (van de precieze volgorde ben ik niet zeker). Amman Nicolaes Van Nursen trok daarop met een expeditiekorps naar Gaasbeek om Sweder van Abcoude een lesje te leren. Het kasteel van Gaasbeek werd door dit leger deskundig afgebroken. Volgens de meeste bronnen werd de zwaar toegetakelde ’t Serclaes door Nicolaes zelf naar Brussel teruggebracht, alwaar hij alsnog aan de opgelopen verwondingen overleed 7.
5
In het cijnsboek van het leenhof van het hertogdom Brabant van de ammanie Brussel uit 1321 vinden we deze Gillis terug als ‘dominus Egidius de Mursen, miles’ (heer Egidius van Mursen, ridder). Zijn cijns bedroeg 2 sext. en 1 d. 6 Malderen, parochie Sint-Amandus - Transcriptie van extracten uit het oude jaargetijdenboek van Malderen en uit andere documenten van de parochie van voor 1496, gemaakt door pastoor Merten van Zuene in 1582. Deze tweede Reynier zou ook de ‘Renier van den Broecke’ kunnen zijn die van 1377 tot 1379 de eigenaar van het Hof te Moortere in Lippelo was maar die in geen enkele genealogie terug te vinden is. 7 Een andere bron beweert dan weer dat Evrard t’Serclaes op de weg van Lennik naar Anderlecht (sindsdien de Kwade Wegen genoemd) door de deken van Halle Jan Van Stalle gevonden werd en door hem naar het huis “de Ster” (links naast het stadhuis) in Brussel werd gebracht .
10
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Het beeld van de ongelukkige ’t Serclaes op de Grote Markt van Brussel
Deze Nicolaes trouwde met Margriete van Cobbegem en had 2 dochters. Dezelfde Nicolaes van Ursen was in 1389 ook meier van Merchtem geworden. Hij is kort voor 1404 overleden 8.
Misschien hadden Gillis en Adelise nog andere kinderen. In 1356 werden de oudste zonen Hendrik en Gillis (Gielijs) bij de meiseniers van Malderen vermeld 9. Er waren toen nog 3 andere meiseniers die van den Broecke-van Nursen heetten. Dat waren Godefridus, Clarissie en Daneel. Dat kunnen echter ook neven en nicht zijn geweest.
8
De meeste genealogen dachten dat deze Nicolaes uit de van Ursene-tak van Londerzeel stamde, maar de heer Jan Caluwaerts toonde aan dat dit niet klopt. 9 Meiseniers en buitenpoorters in de ammanie Brussel rond 1356, Bonenfant, Eigen Schoon de Brabander 1982, blz. 343.
11
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
4. Hendrik 1 van Ursene dictus van den Broecke (1285/1320-1350) x Elisabeth van Marselaer xx Catharina Baeckx Hendrik volgde als oudste zoon zijn vader op het Hof in Malderen op. Hij trouwde een eerste keer met Elisabeth van Marselaer. Wie de ouders van deze Elisabeth van Marselaer waren is niet geweten. Vermoedelijk was ze de dochter van Gillis van Marselaer en Prudentia van Oyenbrugghe (alias van Coolhem). Samen met haar ouders had ze in ieder geval een jaargetijde in de kerk van Malderen 10. De Marselaers bezaten een Hof in de Bontestraat in Steenhuffel en o.a. ook een hoeve en brouwerij in Malderen. Na de dood van zijn eerste vrouw hertrouwde Hendrik van Ursene met Catharina Baeckx, de dochter van Hendrik Bake. Met zijn eerste vrouw had hij een zoon, namelijk Jan (waarover straks een beetje meer) en een dochter Prudentia (die trouwde met Jan van Marselaer). Daarnaast was er ook de bastaard, Hendrik junior. Hendrik 1 van Ursene, gezegd van den Broecke, is de eerste van den Broecke die door Alphonse Wauters als eigenaar van het Hof ten Broecke genoemd wordt 11. Voordien zou dit goed van een zekere Jan Van Leembossche geweest zijn. Helaas vermeldt de heer Wauters geen bron. Maar, als Jan Van Leembossche tot ca 1320 de eigenaar van het Goed ten Broecke was, waar hebben de eerder genoemde van den Broecke’s dan verbleven?. Het vervelende is dat in het oude jaargetijdenboek van de kerk van Malderen de naam Van Leembossche en varianten wel degelijk terug te vinden is. Een jouffrouwe Lijsbeth van Lijmbosch, (elders van Leembosch en Van Lijmbossch) was namelijk de vrouw van Willem van den Zijpe (Sijpe) die op 15 maart 1385 overleden is. Ze hadden samen een jaargetijde in de kerken van Malderen en Buggenhout. Daarvoor gaven ze een dagwand beemd, namelijk de Eskensbeemt, gelegen in Malderen “achter der Blonderheijen op de beke”. Lijsbeth was vermoedelijk een dochter van Godevaert van Leembossche, die we in het hertogelijke cijnsboek van de ammanie Brussel uit 1321 terugvinden als een mens die de hertog – voor zijn niet omschreven eigendom in Malderen – een cijns van 2 sext. en 1 d. verschuldigd was.
10
Malderen, parochie Sint-Amandus - Transcriptie van extracten uit het oude jaargetijdenboek: “Opten eersten donderdach na Sente Baven dach hout men jaergetijde van her Gillise van Maerselaer riddere ende vrouwe Pruijen sijnder geselline, ende jouffrouwe Lijsbetten, heurlieder dochter”. 11 Dat komt omdat de leenregisters van het hertogdom Brabant pas vanaf 1312 bijgehouden werden. Achtereenvolgens in het Casselboek (1312-1352), het Stootboek (1350-1374) en het Spechtboek (1374-1440). De meeste gegevens van deze registers werden overgenomen in “Feudataires de Jean III”, een werk dat in 1865 door L. Galesloot uitgegeven werd en dat ook wel eens het Latijnsboek wordt genoemd.
12
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
5. Jan 1 van Ursene dictus van den Broecke (1320/1350-1357) Er bestaat enige twijfel over wie de volgende heer van Ten Broecke was. Van Jan, de waarschijnlijk enige wettige zoon van Hendrik 1, staat geschreven: “hij houde het goet ten Broecke met 45 bunderen lants, bosch ende bempden”. Alphonse Wauters noemt echter Hendrik van Nurse als de volgende eigenaar. Mogelijk komt dat omdat Jan I zijn vader misschien maar kort heeft overleefd en bijgevolg maar heel even heer van ten Broecke is geweest. Terwijl alle geraadpleegde genealogen er van uitgaan dat Hendrik I in 1350 gestorven is, werd hij in 1356 nog bij de meiseniers van Malderen vermeld 12. Historicus Wauters beweert ook: “Hendrik Van Nurse, dezelfde die – naar het schijnt – onder de naam van Hendrik Vandenbroecke en samen met Jan en Willem Vandenbroecke na de slag van Scheut aan Lodewijk van Male (de graaf van Vlaanderen) eer kwam bewijzen.” De feiten waar de heer Wauters naar verwijst zijn bekend. In 1355 stierf hertog Jan III van Brabant. Hij liet drie dochters en geen zonen na. Lodewijk van Male, de graaf van Vlaanderen, die getrouwd was met de dochter Margaretha, achtte zich een rechtmatige erfgenaam van het hertogdom of ten minste van een deel ervan. Maar Joanna van Brabant was de oudste. Twee jaar eerder was ze getrouwd met de politiek zwakke Wenceslaus van Luxemburg. Onmiddellijk na de intrede van Wenceslaus en Joanna barstte de Brabants-Vlaamse successieoorlog los en in 1356 (bij de slag van Scheut op 17 augustus) werd het hertogdom Brabant zelfs kortstondig door de graaf van Vlaanderen veroverd. In ons deel van Brabant, dat aan Vlaanderen grenst en waar de graaf en zijn vazal, de heer van Dendermonde, nogal wat eigendommen hadden, was het niet eenvoudig om partij te kiezen. De Marselaers hadden als overtuigde Brabanders resoluut de kant van hertogin Joanna gekozen… En werden daar met het in brand steken van hun Hof in Steenhuffel voor beloond. Goswin van Wilre daarentegen zou zijn eigendommen in Wolvertem en Kapelle-op-den-Bos beschermd hebben door hulde aan Lodewijk van Male te brengen of, met andere woorden, door hem als hertog van Brabant te erkennen. Dat ook Godevaert van Ursene, de heer van Asschreyhane uit Londerzeel, aanvankelijk de kant van de graaf koos was nog enigszins te verklaren omdat hij een leenman van het huis van Dendermonde en dus ook van Vlaanderen was. Maar waarom zijn neef en nog twee andere familieleden uit Malderen, die vazallen van Wenceslaus waren, hetzelfde deden, is mij een raadsel. In ieder geval werden de “collaborateurs” al eind augustus door de raad van Brabant in Kortenberg voor hun verraad op het matje geroepen. Dat was dus nog voordat Lodewijk van Male op 24 oktober 1356 door Evrard t’Serclaes uit Brussel en de rest van Brabant verdreven werd. Al bij al zijn ze er zonder te veel kleerscheuren van af gekomen.
Van de drie door Wauters genoemde “landverraders” uit Malderen zijn er bij de klassieke genealogen maar twee bekend. Dat zijn Jan, de wettige, en Hendrik, de natuurlijke zoon van Hendrik 1. Wie Willem was heb ik nergens kunnen vinden. Maar in het parochie-archief van Malderen 13 staat de volgende intrigerende maar helaas niet gedateerde passage “Item heer Willem van Ursenne, die gaf der kercken een brabantsche veertel rogs tsiaers op den wintmolen op de Malderheijde”. Als het hier over dezelfde Willem gaat (en veel andere mogelijkheden zijn er niet), en als we aannemen dat de genoemde windmolen in het begin van de 15de eeuw werd gebouwd (zie verder), dan moet deze Willem van ongeveer 1330 tot ca 1410 hebben geleefd en was hij wellicht de broer of de halbroer van Jan en Hendrik 2.
12
Meiseniers en buitenpoorters in de ammanie Brussel rond 1356, P. Bonenfant, Eigen Schoon 1982, blz. 343. Transcriptie van extracten uit het oude jaargetijdenboek van Malderen en uit andere documenten van de parochie van voor 1496, gemaakt door pastoor Merten van Zuene in 1582. 13
13
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
6. Hendrik 2 van Ursene dictus van den Broecke (1330/1357-1406) x Elisabeth Pipenpoy Jan is waarschijnlijk vrij jong, ongetrouwd, kinderloos en kort na 1356 gestorven. Zijn (half)broer Hendrik volgde hem op het Hof ten Broecke op. Hendrik junior (ca 1330-1406) trouwde ca 1352 met Elisabeth Pipenpoy, de dochter van Geert Pipenpoy, heer van Merchtem, en Elisabeth de Leeuw-Coniers 14. Ze hadden een aantal kinderen waarvan er 3 (en volgens mij 7) met naam gekend zijn. - Jan. Zie verder; hij werd de volgende heer van het Hof ten Broecke. - Hendrik. In het oude anniversarieboek van Malderen wordt een Henrici de Nursen genoemd die een ridder was en met een Prude getrouwd. - Elisabeth, trouwde met 1) Jan van Nieuwenhove en 2) Hendrick Crupelants. Jan van (den) Nieuwenhove was de zoon van Ghijsbrecht (leenman te Opwijk) en Elisabeth de Keyzer. Hij had met Elisabeth (Lijsbeth) één zoon, Philips en overleed omstreeks 1438 15. Hendrick Crupelants is waarschijnlijk dezelfde persoon als degene die in 1389, 1395, 1398, 1403 en 1410 schepen van Brussel was. Nà zijn dood (ca 1445?) verkocht (vertaald uit het Frans) “Juffrouw Elisabeth van den Broucke, dochter van wijlen Henri en weduwe van Henri Crupelants, aan Jacques, Jean en juffrouw Marguerite Crupelants, zijn kinderen, haar vruchtgebruik op de goederen van hun voornoemde vader, gelegen te Anderlecht. Later (5 mei 1457) verkochten deze kinderen deze aanzienlijke eigendommen aan de heer Gauthier van der Noot, ridder, zoon van wijlen Gauthier” 16. Geen enkele genealoog noemt Yolente, en Catharina en Eggerick van den Broecke als kinderen van Hendrik 2. Later zal ik uitleggen waarom ik hen hier desondanks citeer. Catharina en Eggerick waren wel aanzienlijk jonger dan de anderen en moeten dus een andere moeder hebben gehad. Mogelijk werden ze daarom “vergeten”. Voor Yolente is er een andere reden. Dat is voor straks. Ook Hendrik 2 (roepnaam) Heinric) had een jaargetijde in de kerk van Malderen.
14
De Leeuw-Coniers waren de heren van Koekelberg. De familie heeft ook een aantal Brusselse schepenen geleverd. 15 Jan Lindemans, genealogie Van Nieuwenhove te Opwijk sinds 1310. 16 Sceaux armoríes des Pays-Bas et des pays avoisinants, volume 4, J. Th. de Raadt, 1901, blz. 507.
14
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
7. Jan 2 van Nurse dictus van den Broecke (1357/1406-1434) Jan 2 is waarschijnlijk omstreeks 1357 geboren. Hij is de eerste eigenaar van het Hof ten Broecke waarvan we met zekerheid weten dat hij (althans voor 1406) een (deel van) de windmolen op de Malderheide bezat. Uit het parochiearchief van Malderen weten we bovendien dat ook een Willem van den Broecke (zijn oom?) daar een belang in had. Kort voor 1416 is deze windmolen, samen met zijn staketsel, na een blikseminslag in de vlammen opgegaan. Hendrik en Daneel Vanden Broecke waren toen de eigenaars. Misschien waren ze de zonen van Jan maar ik denk eerder dat ze de nakomelingen van Willem waren. Het heeft er immers de schijn van dat na de dood van de broers Hendrik en Willem van Ursene-van den Broecke (allebei ca 1406) en aangezien Willem (waarschijnlijk geen kinderen had) de van den Broecke-goederen in Malderen tussen de kinderen van Hendrik werden verdeeld. Jan 2, de oudste, kreeg het Hof ten Broecke en de aangelanden. Hendrik, de jongere, moest zich met de windmolen tevreden stellen. Wat Eggerick, Elisabeth en Catharina ontvingen, zullen we later ontdekken. Met de in 1416 genoemde Daneel wordt wellicht een zoon van Hendrik bedoeld. Na wat gekrakeel met de rentmeester van Overzenne en de drossaard van Grimbergen mochten Hendrik en Daneel hun molen herbouwen. Wouter van den Broecke (1180-1260) Elisabeth van den Broecke x 1235 Gillis van Nursen v. Londersele 1200-1260 Tak van Londerzeel
Tak van Malderen
Reinier I van Nursene (ca 1236-1280) x Maria Pipenpoy (dv Willem en Aleydis Wauters)
Willem van Ursene dictus van den Broecke ca 1238-1290 x NN
Cathelijne van den Broecke 1260 + nà 1310 x Hendrick vander Elst
Gillis van den Broecke 1262 + nà 1314 x Adelise
Jan van den Broecke 1265-
Hendrik 1 van Ursene 1285-1350 x Elisabeth van Marselaer xx Catharina Baeckx dv Hendrik Bake (geen kinderen)
Jan van Ursene
Gillis van Ursene x Marie Nolten (dv Jan, schepen Brussel in 1313)
Elisabeth van Ursene x Gisbrecht Lodewijckx
Jan 1 van Ursene 1320-1357 “hij houde het goet ten broecke met 45 bunderen lants, bosch ende bempden” x Margriete NN (ca 1345-1420)
Hendrik 2 v.Ursene vd Broecke ° ca 1330-1406 Bastaard, geciteerd 1398 x 1353 Elisabeth Pipenpoy (dv Geeraert Pipenpoy, heer v.Merchtem, en Elis. De Leeuw-Coniers)
Willem van Ursene van den Broecke 1335-nà 1400 (ca 1406) Willem van Ursene,die gaf der kercken een brabantsche veertel rogs tsiaers op den wintmolen opde Malderheijde
Prudentia van Ursene x Jan van Marselaer (zoon van Jan en Magriet van Wilre
Jan 2 van Nurse van den Broecke ca 1357-1434 x NN
Elisabeth van den Broecke ca 1365-nà 1445 x ca 1400 Jan v. Nieuwenhove xx ca 1439 Hendr. Crupelants
Hendrik van Ursene ca 1365-nà 1416 Ridder x Prude
Philips van Nieuwenhove 1405-1477 x Margriete vd Meeren
Daneel van den Broecke
?
15
?
Reynier + 1350. x Margriete NN xx Alisia Kinderen: . Elisabeth . Nicolaes
?
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Intermezzo: andere van den Broecke’s-van Ursene in Malderen. Voorgaand stamboomfragment is uiteraard niet volledig. 1) Waar moeten we bijvoorbeeld Arnold (Arnoud) van Ursene situeren? Hij was getrouwd met een Ida van Marselaer. Hun zoon, eveneens Arnoud, geboren ca 1385, was in 1464 commandeur van de Teutoonse ridderorde van Pitzemburg te Mechelen. Ida van Marselaer was volgens de 19de -eeuwse genealoog C. Butkens, een dochter van Hendrik van Marselaer en Clara van Hamme. Hedendaagse genealogen, zoals Baudouin Walckiers, verwerpen deze hypothese maar weten Ida van Marselaer nergens in te passen. Ikzelf heb ook geen Arnold van Ursene in Londerzeel of Malderen gevonden die als man van deze Ida in aanmerking zou kunnen komen. Het anniversarieboek van Malderen (te vinden op de website Londerzeel vroeger) maakt ons niet veel wijzer. Het zegt: “Obiit dominus Arnoldus miles, et domina Ida de Marselaer eius uxor”. Vertaald: zijn gestorven de heer Arnoldus (zonder familienaam!), ridder, en mevrouw Ida van Marselaer, zijn echtgenote. Ze hadden een jaargetijde in Malderen op 18 september 17. Een Arnold de Palude (= van den Broecke) werd op 10 november 1467 door Karel de Stoute als lid van de door hem hervormde Soevereine Raad van Brabant aangesteld. Is het dezelfde? 2) Een Reinier van Ursene-van den Broecke, geboren tussen 1335 en 1350, getrouwd met Anna van Marselaer, was in 1417 schepen van Brussel. 3) Nog een Reinier, geboren rond 1400 en gestorven voor 1478, getrouwd met Amelberga Schoendonck en hertrouwd met een Margriete NN, had een jaargetijde in de kerk van Malderen. 4) Marie van den Broecke, eveneens geboren rond 1400 en mogelijk een zus van de hiervoor genoemde Reinier, trouwde eerst met NN van den Dilve en daarna met Jan Arents. Ook zij had een jaargetijde in de kerk. Nà 1400 zullen we nog andere van den Broecke’s in Malderen vinden. Daarover dadelijk meer.
17
Het oude jaargetijdenboek van de kerk van Malderen, bewerkt door Marcel Van Doren
16
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
8. Bussaert van Munte (1406/1434-1462/1470)
De laatste van den Broecke’s in Malderen. Jan 2 van Nurse dictus van den Broecke is in 1433 of 1434 overleden. Iedereen (mijzelf inbegrepen) is er altijd van uitgegaan dat hij de laatste van den Broecke op het Goed ten Broecke in Malderen is geweest. Dat was dus in meerdere opzichten verkeerd. In het familiearchief de Merode18 vond ik een leendenombrement van Henric Crupelant, als man en voogd van Lijsbeth van den Broecke, de al eerder genoemde zus van Jan 2. Het was van 28 mei 1440 en was gericht aan het leenhof van Philips van Glymes, heer van Grimbergen (jonge tak) 19. Daarin zijn, naast de gekende Lijsbeth, nog andere onbekende van den Broecke's te vinden. Het document verschafte mij de sleutel tot het formuleren van een theorie die ik zo meteen probeer te ontwikkelen. Maar eerst de tekst. Hij is nogal lang en daarom vat ik hem hieronder in tabelvorm samen. Dit leen hout Lysbeth vanden Broecke te Maldre van joncker Philips van Glymes heere van Grymberghen. Opp. in dagw Aard Ligging Tegen 4 land op Delst aan Hoelbekestrate Claes Gods stede 13,25 Matthys Maes, Gielis vander Strate 3 beemd op de beek de straat en het kercke goed van Malderen 3,25 land op het Steenvelt Claes vander Maele 12 land op het Bekerveld Gielis vanden Broecke en Gielis van Pré (vanden Perre) 4 land op d’ Eechout Jan vander Ryst, joffr. Johanne van Bevere 3 op ’t Schuervelt tegen d’Eechout Jan Wouters, joffr. Johanne van Bevere 1 op ’t Hofvelt, tegen het Steenvelt Gielis vander Strate 12 land op ’t Hofveld, tegen het bekervelt Katheline vanden Broecke, kercke goed van Malderen, kinderen Beelaerts 1,5 op middel Eechout Adam van Praet, Yde vande Hoeke, Peter de Tymmerman alias Busschinck 1 land op middel Eechout Yde vanden Hoeke en Peter de Tymmerman alias Busschinck 1 land op d’Eechout aan de Boschheyde Joff. Johanna Pypenpoy 3 land op middel Eechout Joff. Johanne van Bevere en Peter de Tymmerman alias Busschinck 3 land op middel Eechout Claes ?? en Yde vanden Hoeke 0,25 land op het Steenvelt Gielis vanden Broecke en Gielis vander Strate 1 land op de voorste Eechout Theeus Maessen en Neel vander Scaghe 3 land op middel Eechout Adam van Praet en Neel vander Scaghe 4 land op d’Eechout, tegen d’Eechoutstede Adam van Praet 12 land op de voorste Eechout tussen de Hofstrate en de middelste Eechout 1 hof voor ’t Hof te Meere (?) stede van Eggerick van den Broecke, de Hofstrate 3 beemd ten Oetnoerde (?) Peter de Tymmerman alias Busschinck, de straat 12 beemd tegen den Sax bosch Mevr. Lanc 3 land op Maldercouter Bussaerte van Munte aan twee zijden.
18
Algemeen Rijksarchief, Familiearchief de Merode Westerlo, VM 430, Leendenombrementen van Malderen vanaf 1440 (met dank aan J. Michel Van der Elst). 19 De heren van Grimbergen hadden van oudsher een grote invloed in onze streek en waren echte concurrenten voor de hertog van Brabant. Ook nà hun nederlaag in de Grimbergse oorlogen (1159) bleven ze hun macht behouden. In 1197 werden de onroerende bezittingen van het Land van Grimbergen tussen de twee takken van de familie verdeeld. De oude tak (achtereenvolgens de Berthouts, Nassau en Vianden) kreeg o.m. de leengoederen in Asse en Londerzeel; de jonge tak (achtereenvolgens Van Grimberghen, Van Aa en Glymes) kreeg o.m. de gronden in Malderen en Steenhuffel.
17
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Dit leen hout Lysbeth vanden Broecke te Maldre van joncker Philips van Glymes heere van Grymberghen. 12 land op Maldercouter, tegen de Wouter Bosch Peter de Tymmerman alias Busschinck, en Lauwereys de Kesmaker 1 op het Bekerveld aan de Groenen Wech Gielis vanden Broecke
Het gaat hier over 117,25 dagwanden ofwel 29 bunder 1 dagwand en 25 roeden (ca 36,5 hectare). Het geheel vormde een heerlijkheid van de heren van Glymes waarvan in 1440 dus Elisabeth van den Broecke de hoofleenman was. Ze had 26 laten of onderleenmannen (1 op elk perceel behalve op het eerstgenoemde waar 2 onderleenmannen waren. Hierna, een overzicht van de parochiekaart van Malderen van landmeter Jan van Acoleyen uit 1719 waarop sommige hierboven genoemde toponiemen terug te vinden zijn. “Hofvelt, Steenvelt, Maldercouter...” liggen in de buurt van het Hof ten Broecke maar zijn het echte Hof ten Broecke niet.
De hier geciteerde Gielis, Eggeric en Katheline, evenals een in 1440 (in een andere denombrement) genoemde Willem van den Broecke, waren in geen enkele van den Broecke genealogie te vinden. Ik ben ze echter ook in andere documenten 20 tegen gekomen.
20
Het gaat hier in de eerste plaats over a) Cijnsboek van de hertogen van Brabant 1463, Rijksarchief Rekenkamer 44.918, en b) Het oude jaargetijdenboek van de kerk van Malderen, bewerkt door Marcel Van Doren.
18
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
1) Willem van den Broecke, ouders niet vermeld, had een hofstede aan de kerk van Malderen en grond tegen de ‘Groenen wech”. Hij was getrouwd met een zekere “Jannen”, en was in 1463 nog schepen van Opdorp en (mede)eigenaar van de windmolen op de Malderheide. Hij overleed (kort) voor 1478. Hij had (minstens) 1 zoon, Adriaen, die kleermaker was en op 14 mei 1466 “gekochte poorter” van Mechelen werd. 2) Gielis, ouders niet vermeld, was getrouwd met Lijsbetten van Moerseeke, overleed in 1447 en had een jaargetijde in de kerk van Malderen. 3) Eggerick, ouders niet vermeld, was – althans volgens het cijnsboek van 1463 – in dat jaar nog altijd leenman van de hertog van Brabant voor “de helft van de goederen ten Broecke”. Er wordt niet gepreciseerd welke goederen dat waren maar het eigenlijke Hof ten Broecke was het zeker niet. 4) Katheline was met zekerheid de zus van Elisabeth-Lijsbeth van den Broecke-van Ursene en dus ook van Jan 2. Op 2 augustus 1468 bevestigde ze immers zelf (familiearchief de Merode) “Ic Jouffrouwe Katelin vanden Broucke, Philips van Werchteren wyff, ben houdende van mynen heere van Grimbergen, heere Philips, tot eenen vollen leen een heerlicheyt ende bedryf van XXVI mannen welken heerlicheyt ontfanghen heeft Jouffrouwe Lysbeth vanden Broucke, myn syster, tanderen tyden...” Katheline heeft dus voor 1468 de hierboven omschreven heerlijkheid van de heren van Glymes van haar zuster geërfd. Om dit verhaal aanvaardbaar te houden moet ze dan wel een veel jongere zuster zijn geweest. Vermoedelijk was ze een dochter van Hendrik en een onbekende tweede vrouw. Het cijnsboek van de hertogen van Brabant van 1463 vermeldt nog 3 andere van den Broecke’s die cijnsplichtig aan het leenhof van Brabant waren: 5) Henric, was een broer van Jan en Daneel (zie hierna) 6) Daneel, broer van Henric en Jan, betaalde een cijns over de windmolen op de Malderheide. 7) Jan, broer van Hendrik en Daneel, betaalde eveneens een cijns over de windmolen op de Malderheide. Tenslotte is er ook nog: 8) Golijn, die in 1467 bevestigde dat hij een leenman was van Philips van Glymes. In het jaargetijdenboek van de kerk van Malderen ontdekten we dat deze Golijn getrouwd was met Lijsbetten van Hofstayen, dat hij waarschijnlijk nog in 1467 overleed en dat hij een jaargetijde in de kerk van Malderen had. 9) Godevaert, die in het cijnsboek van Diepensteyn uit 1466 vermeld staat als de buur van Bussaert van Munte Het is niet gemakkelijk om al deze mensen in een stamboom te integreren. Straks zal ik het voor enkele toch proberen. Duidelijk is wel, dat – na 1400 – ten Broecke – in (minstens) vier componenten uiteen gevallen was. Ik opperde al eerder het vermoeden dat na de dood van de broers Hendrik en Willem van Ursene-van den Broecke (allebei ca 1406) en aangezien Willem (waarschijnlijk geen kinderen had) de van den Broecke-goederen in Malderen tussen de kinderen van Hendrik 2 werden verdeeld. a) Het Hof ten Broecke, dat een leengoed van de hertog van Brabant was, ging naar de oudste zoon, Jan 2, maar niet volledig. Jan 2 had immers nog 2 broers. b) Ridder Hendrik kreeg de economisch zeer belangrijke windmolen op de Malderheide. Bij de brand in 1416 werden hij en Daneel (ik vermoed zijn oudste zoon) daarvan als eigenaars vermeld. In 1463 hebben we Willem, Jan en Henric als cijnsplichtigen voor die molen gevonden.
19
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
c) Blijkbaar was er nog een andere broer uit een 2de huwelijk. Dat was Eggerick. Tenzij hij een zoon van ridder Hendrik was. In ieder geval kreeg Eggerick een groot deel van de gronden die bij het oorspronkelijke Hof ten Broecke hadden gehoord. Volgens het cijnsboek van 1463 bezat hij toen nog altijd de helft van de goederen ten Broecke die leengoed van de hertog van Brabant waren. d) Naast deze lenen van het hertogdom Brabant waren aan het Hof ten Broecke aanvankelijk blijkbaar ook 29 bunders leengoederen van de heren van Glymes verbonden. Het was Lijsbeth van de Broecke die deze gronden als leengoed ontving. In 1440 was ze daar nog altijd de leenvrouwe van. In 1468 waren ze door haar jongere (half)zuster Katheline overgenomen. Intussen was in 1462 – dat is 28 jaar na het overlijden van Jan 2 - Lijsbeths zoon, Philips van Nieuwenhove, meester van het Hof ten Broecke geworden. Wat er tussen 1434 en 1462 met dat Hof in Malderen gebeurde is een intrigerend verhaal dat ik nu ga vertellen.
Bussaert van Munte op het Hof ten Broecke. Na het overlijden van Jan 2 van Nurse-van den Broecke werd in het jaar 1434 het verhef het Hof ten Broecke voor het leenhof van Brabant gedaan door ene Bussaert (Busarde, Bussarde, Busschaert, Bossaerd, Bouchard) van Munte. Het is vreemd dat, terwijl er blijkbaar nog een behoorlijk aantal vanden Broecke’s in goede gezondheid verkeerden, er plots een heel andere naam op het Hof ten Broecke verschenen is. De oorspronkelijke tekst van het verhef werd niet gevonden. We weten dus niet of van Munte het leengoed in Malderen door erfenis of door aankoop verkreeg. We weten ook niet of er een eventueel familieverband met de familie van den Broecke bestond. Eigenlijk wisten we helemaal niet wie deze mijnheer van Munte was.
De identificatie van Bussaert van Munte. Een tak van de familie van Munte bezat de heerlijkheid van Munte die behoorde tot de baronie van Rode in het Land van Aalst. Een andere tak had een aantal notabelen in Gent. Daarbij ook een ridder Bussaert van Munte. Omdat deze al op 28 april 1414 overleed kan hij uiteraard niet de eigenaar van het Hof ten Broecke zijn. Maar de eerder ongebruikelijke identieke voornaam schijnt wel op een familieverband te wijzen. Daarom heb ik met de hulp van een paar online genealogieën, enkele andere bronnen 21 en wat gericht giswerk het volgende stamboomfragment opgesteld. Het is niet volledig.
21
Tenzij anders vermeld, komt het meeste van wat volgt uit volgende bronnen: Recherche des antiquitez et noblesse de Flandres, Philippe De l'Espinoy, Martin Baes, Antonius Sanderus, 1631, blz.278, 614 en 690. - Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, 1ste reeks, arr. Gent, Frans De Potter en Jan Broeckaert, blz. 69 ev. - Genealogische informatie van Eric Beausir en Delphine Piciocchi op Geneanet. - De site genealogy.munthe.net van Sverre Munthe uit Noorwegen. -
20
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Gillis van Munte ridder, heer van Munte x 1353 Elisabeth van Hoyen dv Jan en Lijsbette van Munte Jan van Munte ca 1355-nà 1417 schepen van de Keure (in 1383 en 1417)
Bussaert van Munte (1) ca 1354-28/4/1414 begraven in het karthuizerklooster, Gent. Ridder, kastelein Gravensteen x 1376 Margr. Sersanders + 23/4/1414 dochter van Jordaen
Willem van Munte ridder van het hosp. van St. Jan te Jeruzalem en commandeur in Vlaanderen (in 1394) Was in 1386 commandeur van de tempelierstempel van Ivry-le-Temple (Fr.)
Gerard van Munte ca 1360-1408 x Catharina vanden Broecke (2)
Andere kinderen Margriete x Jan van Russel Willemeyne x Gillis Cabelliau, heer van Mullem Michiel Jan + 1437
Jan van Munte ° ca 1380 + 1437 armmeester (1436) schepen x ca 1405 Yolente vd Brouke (4) dv Jan en Margr.de Keghel x ca1426 Clara Haesbyt dv Daniel en Jecele van Leins
Bussaert van Munte + 1442 Monnik St. Pieters te Gent (in 1412) Abt in 1432 + 4/4/1441
Daneel van Munte (3) ca 1380 + na 1440 schepen van gedeele van Gent (1417) x Maria Gryggaert of Maria Malderay
Jan van Munte ca 1380-1411 x NN
Jan van Munte ° ca 1410 meester (in 1447)
Bussaert van Munte °ca 1406 X ca 1428 NN
Catharina x 1440 Galebot Haesbeyt xx 1447 Philip Rijnvisch Margriet, non in Vurste -Elisabeth (dv Clara) x 1447 Lieven d’Amman .
Bussard + voor 1462 en ook Margriete Cateline Daneel
Ermengarde van Munte + ca 1458 x ca 1446 Jacob Vromont
en ook Boudewijn Gillis Anthonis Jan
Misschien Juffr. NN van Munte ° ca 1430 x jonker NN Vilain ° ca 1425
Opmerkingen bij voorgaand stamboomfragment: (1) In 1388 kreeg ridder Bussaert van Munte van Lodewijk van Nevers, de graaf van Vlaanderen, en van diens vrouw Margriet van Brabant, vrouwe van Antwerpen, het lepelrecht (de waagrechten op het koren) van Antwerpen, dat vanwege zijn vroegere goede en trouwe diensten als schildknecht van de graaf maar vooral als financiële vergoeding voor de zware verwondingen die hij overzee door “ongelovigen” had opgelopen en waardoor zijn ledematen voor de rest van zijn leven verminkt zouden blijven. In 1397 verpachtte hij dit recht voor de schepenbank van Gent aan Florens Ingels voor een bedrag van 12 pond groote per jaar. In 1393 werd dezelfde Bussard van Munte genoemd als kastelein van het Gravensteen te Gent (Lenquête dans le prieuré de France, Anne-M. Legras, Centre National de la Recherche Scientifique, 1987, blz. 437). (2) Dit huwelijk van Gerard van Munte met een Catharina van den Broecke heb ik alleen gevonden op de site van Eric Beasir en Delphine Piciocchi op Geneanet. Op genealogy.munthe.net staat “Brouc”. Helaas weet niemand wie de ouders van Catharina waren. (3) Daneel van Munte, zoon van Bussaert, werd in 1393 ook de eigenaar van de heerlijkheid van Spiegelhove te Gent. Deze werd door zijn oom Willem voor hem gekocht. In 1440 heeft Daneel deze heerlijkheid voor 842 Pond aan Philip Sersanders verkocht. In 1418 was Daneel “schepene
21
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
van gedeele” van de stad Gent (in Gent bestonden twee schepenbanken: de Keure en de Gedeele). Zijn vrouw was volgens sommige bronnen Maria Gryggaert, volgens andere Maria Malderay. (4) De tante van Yolente van den Brouke, dus de groottante van onze Bussaert van Munte, heette eveneens Yolente van den Brouke en was getrouwd met Philips van Artevelde. Philips was de zoon van de beroemde Jakob van Artevelde. Zelf was hij ruwaard van Vlaanderen. Hij was geboren in Gent op 18 juli 1340 en sneuvelde op 27 november 1382 te Westrozebeke bij een gevecht met het leger van de Franse koning Karel VI. Grafzerk van 'Bussaert (Bussard) van Munte (+1414) in de SintBaafsabdij te Gent. Foto overgenomen van http://www.flickr.com/photos/roelipilami/1578861304/ Copyright Roel Renmans.
Bussaerts genoeg dus in deze familie. Bovendien waren er twee van Muntes’s met een van den Broecke of Brouke getrouwd. Vooreerst was er Gerard, die naast een zoon Jan, best een zoon gehad kon hebben die Bussaert heette; zijn broer Bussaert de kastelein van het Gravensteen te Gent zou dan diens dooppeter kunnen zijn. Maar vooral was er een Jan van Munte, de zoon van de Bussaert van het Gravensteen, die met Yolente van den Brouke o.m. een Bussaert en een Jan als zonen had, en die na de dood van zijn eerste vrouw met een dame uit het geslacht Haesbijt hertrouwde 22 . Het is duidelijk dat we onze Bussarde of Bussaert van Munte gevonden hebben. Vier elementen, die ik in de in voetnoot geciteerde genealogie Van Artevelde gevonden heb, hebben mij daarvan overtuigd, 1) Jan, de vader van Bussaert, hertrouwde met een Haesbijt, een naam die we later op het Hof ten Broecke in Malderen nog zullen tegen komen. 2) Jan, de vader van Bussaert, had ook een zoon Jan, die in deze genealogie de titel “meester” draagt. Toen Bussaert van Munte op het Hof ten Broecke in Malderen woonde, verbleef daar ook zijn broer Janne. In het oude jaargetijdenboek van de kerk van Malderen staat letterlijk: “Des dijensdaechs na halff vasten jaergetijde van meester Janne van Munte priestere ende Busarde van Munte sijnen broer”. 3) Van deze meester Jan van Munte (en bijgevolg ook van zijn broer Bussaert) wordt in de Van Artevelde genealogie gezegd dat hij een oom had, die zijn voogd was en die Daneel van Munte heette. Dat past in ons stamboomfragment. 4) Over Bussaert zelf wordt in de van Artevelde genealogie geen verdere informatie gegeven. Dat kan er op wijzen dat hij, eens volwassen, uit het Gentse verdwenen was.
De identificatie van de moeder van Bussaert, Yolente van den Brouke. De moeder van Bussaert van Munte heette Yolente van den Brouke. Het is erg verleidelijk om aan te nemen dat ze een directe erfgename van Jan 2 van Nurse-Van den Broecke was. In dat 22
Deze informatie (de gearceerde vakken in het stamboomfragment) is in geen enkele on-line genealogie te vinden maar staat op blz. 788 en 789 van de “Cartulaire historique et généalogique des Artevelde, Volume 42, van Napoléon de Pauw, uitgegeven in 1920 door Hayez, Imprimeur de l'Académie royale de Belgique.
22
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
geval zou het logisch zijn dat zij, en daarna haar zoon, het Hof ten Broecke in Malderen bekwam. Helaas hebben we geen echtgenote en geen nakomelingen van Jan 2 gevonden. In de vele geraadpleegde archieven heb ik twee dames met de naam Yolente van den Brouke (en andere schrijfwijzen) ontdekt. Geen enkele in Malderen maar allebei in Gent. - De eerste was de vrouw van Philips van Artevelde (°18/7/1340, zoon van de beroemde Jacob) die sneuvelde bij een gevecht met het leger van de Franse koning Karel VI te Westrozebeke op 27 november 1382. Nadat ze weduwe geworden was hertrouwde ze met Peter Diederic (+8/4/1431), een Gentse schepen 23. Volgens sommige Van Artevelde deskundigen 24 was ze misschien een natuurlijke dochter van Peter van den Brouke. Dezelfden denken ook dat ze een Jan en Peter als broer kan hebben gehad. Anderen 25 noemden haar de dochter van Jan van den Brouke en Margriet de Keghel. Eigenlijk schijnt er niemand te zijn die haar ware afkomst kent. Maar zie... In het stadsarchief van Gent bevindt zich een document uit 1408 26 dat ondubbelzinnig beweert dat Yolente van den Broucke, de echtgenote van Peter Diederic, de dochter van ene Heinric van den Broucke was. - Over de tweede Yolente bestaat geen twijfel. Zij was de dochter van Jan en Margriet de Keghel, de eerste vrouw van Jan van Munte, en de vrouw die we als de moeder van onze Bussaert (en Jan) van Munte hebben geïdentificeerd. Haar onbekende vader Jan zou volgens alle genealogen tussen 1430 en 1440 en haar moeder Margriet in 1440 gestorven zijn. Bovendien meent bijna iedereen iedereen te weten dat de vrouw van Philips van Artevelde haar tante was. Wel... Aan de hand van deze informatie en de eerder vermelde gegevens uit het de Merode archief, ben ik zo vrij om de vorige stamboom van Ursene-Van den Broecke aan te vullen. Hendrik 2 van Ursene van den Broecke ° ca 1330-1406 x 1353 Elisabeth Pipenpoy xx NN Yolente I van den Broecke (ca 1354-ca 1425) x Philips van Artevelde (13401382 xx Peter Diederic (+1431)
Jan 2 van Nurse van den Broecke ca 1357-1434 x Margriet de Keghel
Elisabeth vd Broecke ca 1365-nà 1445 x ca 1400 Jan van Nieuwenhove xx ca 1439 H. Crupelants
Hendrik van Ursene ca 1365-nà 1416 Ridder x Prude
Yolente II vd Brouke dv Jan en Margr.de Keghel x ca 1405 Jan van Munte ° ca 1380 + 1437 armmeester (1436) schepen
Philips van Nieuwenhove 1405-1477 x Margriete vd Meeren
Daneel van den Broecke
Bussaert van Munte °ca 1406 X ca 1428 NN
Willem
Catharina van den Broecke ca 1385-ca 1470 x P v. Werchteren
Hendrik
Eggerick vd Broecke ca 13901470
Jan
Op basis van wat vooraf gaat, aan de stamboom van den Broecke toegevoegd . 23
Onder andere in: The Van Arteveldes of Ghent: The Varieties of Vendetta and the Hero in History, David Nicholas, Cornell University 1988, blz. XVIII. 24 Ibidem, blz. XIX 25 Cartulaire historique et généalogique des Artevelde, Volume 42, Napoléon de Pauw, 1920, blz. 788-789. 26 Zwarte doos, stadsarchief Gent, schepenen van de Keure, registers, reeks 301 nr. 20, jaar 1408-1409, f° 11/2.
23
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Samengevat: Omdat 1) De moeder van Bussaert van Munte van den Brouke (Broecke) heette en een dochter was van Jan. 2) Haar tante Yolente van den Broucke een dochter van Hendrik was. 3) De geboortejaren van Bussaerts moeder en groottante precies in het tijdsbestek vallen waar ze dat volgens bovenstaande stamboom ook horen te doen. 4) Yolente’s vader Jan volgens genealogen tussen 1430 en 1440 gestorven is en Jan 2 vrij zeker in 1334 overleed. 5) Het de overgang van het Hof ten Broucke naar de zoon van Yolante II niet alleen verklaart maar omdat deze ook de enige mogelijke is. Neem ik aan dat Yolente II inderdaad de dochter en enige erfgename was van Jan 2. Misschien was ze in 1434 al overleden of wenste ze zelf in Gent te blijven en heeft ze haar erfenis in Malderen meteen aan haar oudste zoon Bussaert overgedragen.
Bussaert van Munte op het Hof ten Broecke, bis Niet lang na zijn erfenis in ontvangst genomen te hebben is Bussaert van Munte, samen met zijn broer Jan, effectief in Malderen komen wonen. Waarom hij het veel mondainere Gent verliet is niet geweten, maar misschien zal er in de geschiedenis van Gent wel een politieke reden te vinden zijn. Het verhaal van wat Jantje Haesbijt in 1431 in Gent overkomen is - en dat 2 hoofdstukken verder wordt verteld - kan misschien enig licht werpen op deze zaak. Over het verdere leven en de werken van Bussaert van Munte is in de geraadpleegde archieven haast niets te vinden. Behalve dit: Op 31 december 1449 leverde Philips, hertog van Bourgondië, patentbrieven af waarmee de schrijnwerkers- en kuipersgilde van Brussel een erfelijke rente kregen die door Bouchard van Munte werd geconstitueerd op zijn leengoed ten Broecke te Malderen.27 Ook over zijn persoonlijke familiale situatie zwijgen zowel de Gentse als de Malderse bronnen in alle talen. In het oude koor van de kerk van Malderen, dat in 1464 gebouwd werd, bevond zich een glasraam van een echtpaar Van Munte-Vilain (of Vilain-Van Munte). Het werd door Adriaen van Marselaer uit Antwerpen in 1579 gezien en in zijn reisboekjes (niet gepubliceerd maar te raadplegen in het Fonds de la Faille in het Rijksarchief te Gent) genoteerd. Adriaen herkende helaas alleen maar de wapenschilden en kende de voornamen van de schenkers niet. Bij een 2de bezoek, in 1593, toen de beeldenstormen en de beroerde tijden ten einde waren, was dat glasraam verdwenen (en waarschijnlijk samen met een groot deel van de kerk vernield). Waaruit ik meen te mogen besluiten dat: - Ofwel dat Bussaert van Munte met een mevrouw Vilain getrouwd was en dat ze, toen men in Malderen een collecte deed voor de bouw van het nieuwe koor, een glasraam hebben geschonken. - Ofwel dat Bussaert en een ongekende vrouw een dochter hadden die met een mijnheer Vilain is getrouwd. Die kunnen dan ter gelegenheid van hun huwelijk, dat rond 1460 moet plaats gehad hebben, een glasraam geschonken hebben aan de bijna in de steigers staande nieuwe kerk.
27
Inventaire des archives de la cour féodale de Brabant, Volume 1, door Louis Galesloot, blz.141.
24
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
9. Philips Van Nieuwenhove (1405/1462-1477/1490) x Margriete van der Meeren In hetzelfde koor van de kerk van Malderen bevond zich ook een glasraam van Philips van (den) Nieuwenhove en zijn vrouw Margriete van der Meeren. Het werd eveneens tussen 1579 en 1593 vernield. Er was nog een ander, van Margriete alleen, maar dat heeft de beeldenstormen overleefd. Ook deze glasramen werden ongetwijfeld ter gelegenheid van de bouw (in 1464) van dat oude kerkkoor geschonken. Bij Alphonse Wauters vernemen we dat deze Philips in 1462 de nieuwe eigenaar van het Hof ten Broecke werd. Sommigen hebben gemeend hier alleen de Herbodinnemolen onder te moeten begrijpen, maar dat is niet juist. In 1462 heeft Van den Nieuwenhove wel degelijk de declaratie van zijn “feodale hoven ten Broecke en Woelputte” gedaan 28. Van den Nieuwenhove – ofschoon een achteroom – was geen erfgenaam van Bussaert van Munte... Het was zijn schuldeiser. Waarom Bussaert van Munte (veel) geld nodig had, is jammer genoeg niet geweten. Misschien had hij de kosten van het voor de kerk van Malderen bestelde glasraam een beetje onderschat maar dat kon onmogelijk de enige reden zijn. In ieder geval had hij zijn rijke achteroom Philips van Nieuwenhove aangesproken om hem tijdelijk uit de nood te helpen. Nu, in de 21ste eeuw, weten we allemaal dat het niet wijs is om bij vrienden of familie te lenen, zeker als men hen niet terugbetalen kan. Misschien is dat gezegde wel in 1462 ontstaan. Dat jaar werd ten Broecke ten voordele van Philips van Nieuwenhove en Margriete van der Meeren aangeslagen. Margriete was de dochter van ridder Jan (heer van Zaventem en Sterrebeek, schepen van Brussel) en Machtilde Swaef (vrouwe van Koekelberg). Ofschoon hij in 1462 ten Broecke verloor is Bussaert van Munte nog een poosje eigenaar van andere eigendommen in Malderen gebleven. Het cijnsboek van Diepensteyn noemt hem in 1466 nog als hun cijnsman “van sinen lande achter thof ten Broeke” evenals “van sinen lande bij Godevaerts vanden Broeke”. Ook deze gronden – waar ik de oppervlakte niet van ken – zijn tussen 1467 en 1470 eigendom van Philips van Nieuwenhove geworden.
Philips van Nieuwenhove en Margriete van der Meeren. Met het echtpaar Van Nieuwenhove-Van der Meeren komen we terug wat dichter bij huis. Het kost ons bovendien niet veel moeite om te weten te komen wie deze mensen waren. In de genealogie van Nieuwenhove, opgenomen in “Oude Brabantse Geslachten” van Jan Lindemans, is alles, zoniet veel over hen te vinden. Daaruit vernemen we dat Philips van Nieuwenhove de zoon was van Jan en van Lijsbeth van Ursene. Jan was leenman in Opwijk en Denderbelle.
28
Inv. des archives de la cour féodale de Brabant, Vol. 2, Galesloot, 1884, p. 160. Voor Woelputte zie bijlage 3.
25
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Lijsbeth was de dochter van Hendrik en van Lijsbeth Pipenpoy ... Eigenlijk was het dus een van Ursene-van den Broecke. Ze was de zus van Jan 2. Bij de verdeling van de goederen ten Broecke (ca 1406) had ze een heerlijkheid met 29 bunder grond en 26 onderleenmannen (leenroerig aan de heren van Glymes) als aandeel gekregen.
De Brusselse carrière van Philips van Nieuwenhove. In 1427 volgde Philips zijn vader op als leenman in Opwijk 29 en Denderbelle 30. De van Nieuwenhovens stamden af van (minstens) één van de zeven oude Brusselse geslachten (het geslacht Sleeus o.a.) en daarom konden ze er politieke mandaten vervullen. Dat heeft Philips van Nieuwenhove, die trouwens zijn residentie te Hertgat in Brussel had, dan ook niet nagelaten 31. Van 1451 tot 1457 en nog eens in 1462 was hij er schepen; in 1458 werd hij burgemeester; in 1459 was hij gemeenteontvanger-schatbewaarder. Intussen geraakte hij binnen in de kennissenkring van hertog Philips de Goede voor wie hij getuige was toen die in 1460 Jan van Glymes persoonlijk als zijn leenman voor goederen in Neer-Velp installeerde. Na 1462 was er in de Brusselse geschiedenis een tijd lang geen plaats voor Philips van Nieuwenhove meer. Dat komt omdat hij tot de politieke factie “de Mol” behoorde en de rivaliserende factie “van Enghien-van Kestergat” de macht genomen had. Intussen bleef hij nog wel goede maatjes met de mensen aan het Hof. Zo kwam de hertog van Charolais (dat was de zoon van Philips de Goede, de latere Karel de Stoute) tweemaal persoonlijk voor hem bij de grote Raad te Mechelen tussenbeide om de afhandeling van een door hem gewonnen proces te versnellen 32.
Het Brusselse Waterloo van Philips van Nieuwenhove. Op 10 juni 1467 gelastte Philips de Goede, die 5 dagen later in Brugge zou overlijden, op vraag van de amman van Brussel Lodewijk van Enghien, heer van Kestergat, een onderzoek naar de daden van “plichtsverzuim” waarvan de voormalige Brusselse magistraten Philips van Nieuwenhove en Wouter van den Wincle 33 werden verdacht. Op 9 december 1467 begon in Brussel het verhoor van de getuigen. De onderzoekscommissie bestond uit 3 afgevaardigden van de hertog (Hendrik Magnus, Gerard Vurry en Guillaume Hugonet) en 3 afgevaardigden van de stad (Gelden Henkenschoot, Jan Schat en Jan Offuys). Er werden 8 getuigen ten laste ondervraagd. Dat waren: 1) meester Jehan Beeden, karmeliet en doctor in de godsgeleerdheid, 2) de heer van Kestergat 29
De leengoederen in Opwijk waren behoorlijk uitgestrekt. Meer informatie hierover is te vinden in de Geschiedenis van Opwijk, blz. 65-66. Interessant om weten is dat daar niet alleen een Hof ten Nieuwenhove maar ook een Hof ten Broecke aan de Broekstraat in Opwijk bij hoorde! 30 Rekenkamer nr. 14359 anno 1427-1428. 31 Alles wat u hierna over de belevenissen van Philips van Nieuwenhove zult vernemen, haalde ik – tenzij anders vermeld – uit de studie van John Bartier, getiteld “Un document sur les prévarications et les rivalités du Patriciat bruxellois au XVe siècle”, verschenen in ‘Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, jaargang 1942, volumes 107-108, blz. 337-363. Zijn bronnen, die ik hier niet herhaal, waren vooral a) het werk van de historici Henne en Wauters, en b) het archief van de Rekenkamer in het Algemeen Rijksarchief. 32 Dat gebeurde in februari 1466 en op 12 maart 1467. Het ging over de achterstallige betaling van een rente die de kinderen Blanquerts aan Philips van Nieuwenhove en ridder Hendrik Magnus verschuldigd waren. 33 Wouter van den Wincle behoorde eveneens tot de factie “de Mol”. In 1437, 1444, 1454 en 1461 was hij schepen, in 1433 en 1440 ontvanger, en in 1432, 1436, 1457 en 1462 burgemeester. In 1461 was hij tot ridder geslagen. Tot 1467 was hij de eigenaar van het Hof te Rivieren in Ganshoren.
26
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
3) Godfried, bisschop van Agen (hoofdplaats van het departement Lot-et-Garonne) 4) Geldoff Henkenschoot, 5) Jan van der Noot, zoon van Wouter, ontvanger van Brussel, 6) Evrard van den Poele, ontvanger van Brussel, 7) Hendrik de Keyser 8) Thierry van Harlem. De beschuldigden hadden geen enkele getuige ten gunste opgeroepen. De verklaringen van de betrokkenen kunnen in het geciteerde werk van de heer John Bartier nagelezen worden. Ze kwamen hier op neer: Omstreeks 1457 deed in Brussel het gerucht de ronde dat de eigendommen van de stad slecht werden beheerd en dat bepaalde bestuurders, de twee beschuldigden in de eerste plaats, om te kopen waren. Een proces dat de stad tegen de slagersgilde ingespannen had, had ondertussen al fortuinen gekost voor nul resultaat 34. Omdat er geen formele bewijzen aangedragen werden, besloot de onderzoekscommissie dat er niet genoeg elementen waren om tot vervolging over te gaan. Maar de factie Enghien-Kestergat gaf de strijd niet op. Enkele weken later kregen ze Gheert van der Hert, nu de stedelijke schatbewaarder maar 10 jaar eerder de conciërge van het stadhuis - na een jarenlange ruzie bijgelegd te hebben - zover om zijn boekje open te doen aangaande het wanbeheer en andere mistoestanden die hij toentertijd van op de voorste rij had mogen ervaren. Toen Gheert van der Hert, Gelden Henkenschoot en amman Lodewijk van Enghien, heer van Kestergat, en de karmeliet Jehan Beeden genoeg feiten op tafel hadden, besloten ze in eer en geweten en omdat het hen goed uitkwam dat mensen als van Nieuwenhove en van den Winckle nooit of te nimmer meer een bestuursfunctie in Brussel zouden mogen krijgen en dat ze derhalve maar best uit de stad konden verdreven worden. Ze vroegen aan en kregen van de Hertog van Bourgondië en Brabant (intussen Karel de Stoute) een nieuw proces. De ten laste gelegde feiten waren dan ook niet gering. Uit documenten die de vrouw van Gheert van der Hert (intussen weduwe geworden) aan het gerecht bezorgde, leek immers dat Philips van Nieuwenhove, in de tijd dat hij gemeenteontvanger was, geld verduisterd had dat hij vanwege de stad aan derden had moeten distribueren. Zo had de maarschalk van Bourgondië voor bewezen diensten bijvoorbeeld 124 “Leeuwkens” moeten krijgen. Dat bedrag werd weliswaar in de rekeningen geboekt maar nooit overhandigd. Thierry van Harlem, aan wie de stad 12 Kronen schuldig was, beleefde eenzelfde onprettig avontuur. Samen met Pieter Pipenpoy en met de medeplichtigheid van Jan de Mol 35, had Philips van Nieuwenhoven bovendien de nieuwe stadsontvanger Wouter van Heetvelde gedwongen om 60 Kronen uit de stadskas als onkosten af te boeken zonder daarvoor ook maar de geringste verantwoording te geven. Vergelijkbare beschuldigingen probeerden ook andere vroegere mandatarissen uit de stal “de Mol” in diskrediet te brengen; Zeger van Heetvelde, Amaury Was, Jehan en Thierry de Mol en de al genoemde Pieter Pipenpoy werden allemaal van corruptie beschuldigd. De afwikkeling van deze politieke afrekening is slechts gedeeltelijk gekend. In maart 1468 werden Philips van Nieuwenhove en Zeger van Heetvelde door de Grote Raad van Mechelen en het stadsbestuur van Arras veroordeeld tot het betalen van een boete van 200 Ponden voor “zekere” excessen en misbruiken gedurende de periode dat ze in het bestuur van Brussel hadden gezeten.
34
Dit ging over een betwisting tussen de stad en de beenhouwersgilde aangaande de overerfbaarheid van het slagersberoep. Pas in 1519 zou het tot een definitieve uitspraak komen en werd de gilde in het gelijk gesteld. 35 Jan de Mol, zoon van Jan, schepen in 1456 en 1461, burgemeester in 1460 en stadsontvanger in 1463.
27
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
En op de feestdag van Sint Jan ((24 juni 1468) werden Philips van Nieuwenhoven Wouter van den Winckle uit Brussel verjaagd en verbannen.
Een eerste rehabilitatie. Hertog Karel de Stoute, die wellicht vrienden in beide partijen had, was de bestuurlijke wanorde in Brussel ondertussen meer dan beu. Op 30 september 1469 stuurde hij zijn protonotaris Guillaume de Cluny naar het stadhuis met een edict, gedateerd 24 juli, waarin de voorwaarden werden geregeld waaraan de toekomstige kandidaten voor een Brussels schepenambt moesten voldoen. Daarin werd ook scherp uitgehaald naar de partijen, die om de macht streden en er daarvoor zelfs niet voor terugschrokken om hem, de hertog, met veel geld uit de stadskas, proberen om te kopen. De volgende dag hebben de twee twistende partijen zich, in aanwezigheid van vertegenwoordigers van Karel de Stoute, tijdens een groot diner met elkaar verzoend. Ik weet niet of de verbanning van Philips van Nieuwenhove uit Brussel daarmee opgeheven was. Waarschijnlijk wel want, in tegenstelling tot Wouter van den Winckel, kende hij daarna nog een lange maar bewogen carrière. Op 8 september 1468 – dus al twee weken voor de eigenlijke verzoening – werd hij, in opvolging van Hendrik de Mol tot hertogelijke ontvanger te Brussel benoemd. Karel de Stoute motiveerde deze beslissing met de volgende schone woorden: “savoir faisons que pour les sens, discretion et souffisance estans en la personne de nostre bien amé Philippe de Nyeuwenhove demourant en nostre ville de Brucelles et pour consideration de services qu'il nous a faiz, par cidevant faiz chascun jour et esperons que encoires fayre doyt a temps a venir, icellui Philippe” 36. Op 22 december 1469 volgde zijn benoeming tot rentmeester-ontvanger voor één van de vier Brabantse kwartieren, namelijk dat van Leuven 37. De eedaflegging gebeurde op 17 januari 1470. Philips wedde bedroeg 346 Ponden van 40 Groten, maar daar kwamen nog eens 134 Ponden bij omdat hij ook de hertogelijke renten en pensioenen aan de daarop rechthebbende Leuvenaars mocht uitbetalen. Ai, Karel de Stoute kon toch nog niet vergeten zijn dat zijn vriend Philips al eens eerder voor geldverduistering veroordeeld was? In 1472 kwam Philips van Nieuwenhoven inderdaad opnieuw in aanraking met het gerecht. Maar in tegenstelling tot waar ik hierboven voor vreesde, had het met zijn werk in Leuven niets te maken
Margriet van Voorspoel uit Londerzeel. Tijd voor een flash-back en een verandering van decor 38. In 1451 werd, waarschijnlijk in Londerzeel, maar het kan ook in Mechelen zijn, Margareta van Voorspoel geboren. Zij was het eerste kind van Jan 2 van Voorspoel, de heer van het gelijknamige goed in Londerzeel, en van Margriet Daneels. Ze groeide op in eer en deugd en waarschijnlijk zonder iets te kort te komen. Op 6 december 1467 werd haar vader, die al een schone carriere had, tot “stadhouder van Zijne Majesteyt in den Leenhove van Brabant’s Landts van Mechelen” 39 benoemd.” Zijne Majesteit” was toen niemand anders dan Karel de Stoute.
36
Algemeen Rijksarchief, Rekenkamer, n° 4180, folio 2. Geschiedenis van Opwijk, Jan Lindemans, 1937, blz. 65. 38 Wat nu volgt hebben we niet aan de heer John Bartier te danken, maar komt uit ons eigen onderzoek naar de geschiedenis van “het Goed van Voorspoel en Oudenhove”. 39 Joseph Félix Antoine François de Azevedo Coutinho y Bernal – Généalogie de la famille de Coloma, 1777, blz. 385. 37
28
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Toen de tijd gekomen was, dat was begin 1470, trouwde ze met Wouter Pinnock. Hij was de zoon van Jacob Pinnock, oud-schepen en medeburgemeester van Leuven, en Jeanne de StGaucherie gezegd van Woluwe. Vader Jan had in zijn rijkgevulde leven een aantal gronden in Wilsele, Meldert en Merchtem bij elkaar gesprokkeld. Wouter Pinnock ging in het leger en had in 1466-1467 deelgenomen aan de campagnes van Karel de Stoute tegen het prinsbisdom Luik. Op 4 juni 1469 was hij – mogelijk vanwege bewezen diensten – door Karel de Stoute als meier van de vrijheid Merchtem aangesteld. Hij was toen hoogstens 28 jaar oud. Het huwelijk van Magriet en Wouter begon onder een goed gesternte, maar het hield geen stand. Wouter Pinnock is namelijk al op 2 april 1470 overleden. Meer details hierover zijn te vinden in het “Goed van Voorspoel en Oudenhove”, eveneens beschikbaar op deze site.
Margriet van Voorspoel en een ontvoerder uit Malderen. Midden 1472 werd de nog altijd maar 21 jaar oude weduwe Margriet van Voorspoel door een zekere Philippe van Nuwenhove ontvoerd 40. Waarom de rentmeester van het kwartier Leuven van Karel de Stoute het nodig vond om de dochter van de stadhouder van het Leenhof van Brabant van dezelfde Karel de Stoute te ontvoeren, is absoluut niet duidelijk. Hij deed het waarschijnlijk niet vanwege haar mooie ogen, want in 1472 was hij al op jaren en bovendien nog altijd min of meer gelukkig getrouwd. Hij deed het evenmin alleen. Samen met hem werden zijn vrouw, zijn bastaardzoon Philippe en niet minder dan 11 handlangers voor dit criminele feit in beschuldiging gesteld. Hun namen waren: Gilles de Brabant, Arnoul de Coghe, Hubrecht de Ruische, Claes van den Boegarde, Anthoine de Decker, Arnoul de Colnere, Goort de Bruckeleere, Jehan de Babillonne, Johan van der Becke, Gerart de Rasport en Hennequin le Pallefrenier. Aan hun namen te horen waren die mannen volgens mij niet van hier. Philips van Nieuwenhove en zijn trawanten werd bovendien verweten buitensporig geweld te hebben gepleegd op Arnold van der Beke, een raadsheer van de hertog, die tijdens deze ontvoering, weliswaar vruchteloos, tussenbeide gekomen was. De heer van ten Broecke werd gearresteerd en opgesloten, maar hij bleef van de daken schreeuwen dat hij onschuldig was en diende bij hertog Karel de Stoute een genadeverzoek in. Op 29 december 1572 gelastte die om zijn rentmeester voor Leuven, mits het betalen van een behoorlijke borgsom, uit de gevangenis te ontslaan. Na verschillende confrontaties tussen de vertegenwoordigers van Philips en die van Margriet van Voorspoel, werd die borgtocht op 4.000 leeuwkens (lions) vastgesteld. Het geld werd voorgeschoten door zijn neef ridder Hendrik Pipenpoy (heer van Merchtem en schepen van Brussel), zijn schoonbroer Hendrik vander Meeren (zoon van Jan en Machtilde Swaef, vrouwe van Koekelberg) en door de kanselier van Brabant Jean l’Orfèvre of Aurifabri (Goudsmid). Daarna verhuisde de zaak van de Raad van Brabant naar het Parlement te Mechelen. Philips van Nieuwenhoven werd schuldig bevonden en samen met zijn vrouw, zijn onwettige zoon Philippe (gewettigd in 1475, zijn moeder was Barbe de Rosselaere, de wettigingsdocumenten zitten in het archief te Rijsel), en hun helpers veroordeeld tot een gezamenlijke schadevergoeding van 600 ponden. Daarvan vielen er 200 ten laste van Philippe en zijn vrouw, 50 van zijn bastaardzoon en de rest ten laste van de 11 trawanten. Omdat die laatsten echter insolvabel waren werden ook hun boeten op de heer van ten Broecke verhaald. Uiteindelijk heeft een deurwaarder de meubelen van het huishouden van Nieuwenhove-van der Meeren aangeslagen en openbaar verkocht.
40
Ik vond de elementen voor dit verhaal, zonder het verband met Malderen en Londerzeel, op blz. 355-357 van “Handelingen van de Kon. Commissie voor Geschiedenis: Vol. 107-108 Académie royale des sciences, des lettres et des beaux-arts, Commission royale d'histoire – 1942.
29
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Met Margriet van Voerspoel is het toch nog goed gekomen. Met de erfenis van Wouter Pinnock en de schadevergoeding van Philips van Nieuwenhove was en bleef ze ongetwijfeld een gegeerde bruid. In 1475 hertrouwde ze met Joris Clockman en samen zijn ze tussen 1510 en 1517 de eigenaars van het Hof van Oudenhove in Londerzeel geworden. Voor meer details kan de geïnteresseerde alweer bij “het Goed van Voorspoel en Oudenhove terecht”.
Was geld de aanleiding voor de ontvoering van Margriet van Voorspoel? “Quelles furent les raisons qui poussèrent Philippe à enlever Marguerite de Voorspoel?” vroeg onze bron (John Bartier van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis) zich af. Direct daarna formuleerde hij zijn antwoord als volgt: “Voilà encore une question à laquelle nos documents ne nous permettent pas de répondre”. ’t Zou weer eens willen lukken. Gelukkig zijn er sedert zijn ontgoochelende vaststelling alweer vele jaren verlopen en hebben we intussen zowel de geschiedenis van het Hof ten Broecke als die van Voorspoel bestudeerd. Ik heb al dikwijls mogen ondervinden dat toeval eigenlijk niet bestaat. Dat bleek nog maar eens toen ik de afkomst van Joris Clockman, de tweede man van Margriet van Voorspoel, onderzocht. Eigenlijk was daarover niet veel geweten. Het is wel zeker dat hij de zoon was van Jan Clockman en Avezoete Cabeliau 41. Avezoete was de dochter van Gillis Cabeliau, heer van Mullem, en Willemijne van der Munte. Zou deze laatste familie van Bussaert van Munte, de vorige eigenaar van ten Broecke, kunnen zijn? Hierna herhaal ik een klein stukje van de stamboom van de Gentse familie Munte, zoals ik die hier eerder heb gereconstrueerd. Bussaert van Munte, geboren ca 1354 en gestorven op 28 april 1414, was ridder, oorlogsinvalide van de oorlog tegen de Moren en daarna kastelein van het Gravensteen te Gent, In 1376 trouwde hij met Margriet Sersanders 42 en ze hadden onder meer volgende kinderen: - Jan van Munte, geboren ca 1380 en gestorven in 1437, was armmeester en schepen te Gent, Hij trouwde een eerste keer ca 1405 met Yolente vanden Brouke en hertrouwde ca 1426 met Clara Haesbyt. Een zoon van Jan van Munte en Yolente van den Brouke, namelijk Bussaert van Munte, werd in 1434 eigenaar van het Hof ten Broecke te Malderen waar hij ook effectief gaan wonen is. - Willemeyne van Munte trouwde met Gillis Cabeliau, heer van Mullem. Hun dochter Avezoete Cabeliau trouwde met Jan Clockman en in 1472 stond hun zoon Joris Clockman op trouwen met Margriet van Voorspoel. Bussaert van Munte, de vorige eigenaar van ten Broecke, was dus de grootoom van Joris Clockman, Toen hij ca 1470 overleed had hij een berg schulden bij … Philips van Nieuwenhove achtergelaten. Zelfs nadat het Hof ten Broecke ten voordele van Van Nieuwenhove was onteigend, was alles nog niet terugbetaald. Toen Joris Clockman, een achterneef van de schuldenaar, kort nadien zijn oog op de jonge weduwe Margriet van Voorspoel liet vallen, heeft Philips van Nieuwenhove er wellicht niets beters op gevonden dan de achterstallige schuld op hem te verhalen. Heeft hij zijn voornemen kracht bijgezet door alvast zijn aanstaande bruid te ontvoeren? Ik kan het natuurlijk niet bewijzen, maar volgens mij was de onopgehelderde oorzaak voor de ontvoering van Margriet van Voorspoel in 1472 dus in de allereerste plaats een kwestie van geld. 41
In de papieren van de Londerzeelse schepenbank zijn in de periode 1559-1586 niet minder dan 9 mensen met de familienaam Cabeliau te vinden. In 1559 had Merc Cabeliau, zoon van Niklaes en weduwnaar van Elisabeth Lauwers en Josijne Aelbrecht, eigendom tegen de Weverstraat. 42 In Londerzeel bestond in deze periode, ten zuiden van de Weverstraat, een 11 bunder grote Sersanders-hoeve. Omdat dit “de hoeve van de heer Sander” betekent is het waarschijnlijk te ver gezocht om hier een verband te zoeken.
30
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Een plaats vooruit en dan terug naar de gevangenis. Het voorval met Margriete van Voorspoel heeft de loopbaan van Philips van Nieuwenhove als rentmeester-ontvanger van Karel de Stoute blijkbaar niet al te zeer gehypothekeerd. In ieder geval heeft hij deze functie tot 28 november 1476 behouden. Dan kwam er toch plotseling en zeer abrupt een einde aan zijn carrière in de provinciale politiek. Geconfronteerd met het steeds maar groeiende aantal klachten van gepensioneerden die de hen door het hertogdom toegewezen jaarrente niet ontvingen, kon Karel de Stoute niet anders dan de rekenkamer op te dragen om deze bedragen voortaan rechtstreeks en niet meer via Philips van Nieuwenhove uit te betalen... Hertog de Stoute sneuvelde tijdens een veldtocht te Nancy op 5 januari 1477. Als enige mogelijke opvolger liet hij zijn nog ongetrouwde dochter Margaretha van Bourgondië na. Een groot aantal Vlaamse en Brabantse steden kwam in opstand tegen het centraal gezag en ook de Franse koning kwam zich moeien. Er volgde een tijd van grote beroering waarin bijvoorbeeld al in 1477 het Hof van Marselaer in de Bontestraat te Steenhuffel in rook is opgegaan. En Philips van Nieuwenhove... Wel, die was de man kwijt die hem tot dusver op tijd en stond de hand boven het hoofd gehouden had. Begin 1477 komen we hem in het hertogelijke kasteel van Vilvoorde tegen. Dat was zeker geen promotie aangezien dat kasteel een zwaar beveiligde gevangenis was.
Het kasteel van Vilvoorde, in de periode 1375-1380 gebouwd door hertog Wenceslas en hertogin Joanna van Brabant en afgebroken ca 1775 onder Maria Theresia van Oostenrijk. Hier op een gravure van Le Roy uit 1696.
De nog beschikbare documenten verschaffen ons niet veel bijzonderheden over de redenen voor zijn arrestatie, maar onze bron (nog altijd John Bartier) veronderstelde dat “deze toch wel met zijn manier van handelen als hertogelijk ontvanger te maken had”. Volgens mij had John Bartier gelijk. Tussen 1 april 1477 en 21 maart 1480 is de naam van Philips van Nieuwenhove nog een aantal keren in de registers van de grote Raad van Mechelen, en meer bepaald in de rekeningen van de Rekenkamer, terug te vinden. Daarin komen we te weten dat Philips van Nieuwenhove zijn ontvangkantoor te Leuven met een aanzienlijke schuld aan de hertogelijke schatkist had
31
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
achtergelaten, dat – nadat al eerder zijn meubelen aangeslagen waren – ook de rest van zijn eigendommen was verkocht, dat met de opbrengst daarvan intussen 400 Ponden waren terug betaald, maar dat er verder niets meer over bleef om nog aan te kunnen slagen 43. Na een een onbekend aantal maanden gevangeniskost lukte het Philips van Nieuwenhove om uit het kasteel van Vilvoorde te ontsnappen en met de noorderzon te verdwijnen. De Grote Raad van Mechelen, die om zijn opsporing verzocht, heeft wel niet veel moeite gedaan om hem ook daadwerkelijk te vinden. “Want”, rapporteerde één der speurders openhartig, “het is niet interessant om hem te grijpen; het blijft een feit dat hij tot de burgerij behoort, dat hij bloedbanden met de oude geslachten van Brussel heeft, en dat hij zijn logementskosten in Vilvoorde toch nooit zal kunnen terugbetalen.”
De oude dag van Philips van Nieuwenhove. Op 19 augustus 1477 was Margaretha van Bourgondië, misschien uit liefde maar zeer zeker omdat ze de vele opstanden in haar rijk niet kon bedwingen, getrouwd met de zeer machtige en invloedrijke Maximiliaen van Oostenrijk. Na haar val van een paard en haar daaruit volgende vroegtijdige dood in 1482 werd haar weduwnaar niet alleen de nieuwe hertog van Brabant maar ook de feitelijke machthebber over de Nederlanden en de Franche-Comté. In 1486 werd hij bovendien gekozen tot Rooms koning en in 1508 zou hij door paus Julius II zelfs tot keizer van het Heilige Roomse Rijk worden gekroond. Het kan interessant zijn om zo iemand als vriend te hebben. Tot zover geen probleem. Maar dan maken onze bronnen er een allegaartje van ... Versie 1. Volgens onze eerste bron – nog altijd John Bartier – lukte het de voortvluchtige Philips van Nieuwenhove, om redenen die hij niet begreep, om in de gunst van de nieuwe hertog-koning te komen. Op 25 september 1488 zou hij immers tot meier van Merchtem zijn benoemd. Drie weken later werden de eigendommen van Jan, Catharina en Mathilde Pipenpoy in zijn voordeel aangeslagen... En op 19 februari 1489 werden hem door Maximiliaen van Oostenrijk alle schulden kwijtgescholden die hij eventueel bij vijanden van de koning van het Roomse Rijk zou kunnen hebben. Iedereen die onze vaderlandse geschiedenis een beetje kent, weet dat er dat velen waren. Daarna zijn er in de registers geen nieuwe vermeldingen van Philips van Nieuwenhove meer te vinden. Wellicht is hij in 1489 of 1490 overleden. De aanstelling van een nieuwe meier in Merchtem lijkt deze hypothese te bevestigen. Of had de oude vos weer in de gemeentekas gezeten? Versie 2. Ofschoon Magriete van der Meeren volgens de enen pas in 1528 zou gestorven zijn, zou Philips van Nieuwenhove volgens een aantal online genealogieën, na haar dood nog hertrouwd zijn met Maria van Oisy, een (bastaard) dochter van Gérard, heer van Oisy en Zandbergen. Dat is knap voor een man, intussen de 120 jaar al ruim gepasseerd. Versie 3, de goeie.
43
Jehan van Kesterbeke kocht het huis te Hertgat in Brussel. De goederen ten Broecke in Malderen kregen in 1477 ook een nieuwe eigenaar zoals we verder zullen zien. Maar de molen ten Broecke, alias de Herbodinnemolen, schijnt door de curatoren over het hoofd te zijn gezien. In ieder geval is die nog een hele tijd de eigendom van de familie van Nieuwenhove gebleven. Zou het kunnen dat Philips zijn laatste jaren daar gesleten heeft?
32
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Ik denk dat er over de oude dag van Philips van Nieuwenhove, nadat hij uit de gevangenis van Vilvoorde ontsnapte, eigenlijk niet veel meer geweten is en dat de feiten hiervoor vermeld, aan zijn zoon Philips moeten toegeschreven worden. Aan Philips van Nieuwenhove en Margriete van der Meeren worden namelijk 5 zonen toegeschreven, waarvan er 3 meier van Merchtem zijn geworden. - Jan (o.m. heer van Koekelberg, Peutie en Melsbroek), - Henric (o.m. hoofdmeier van Merchtem 1485-1488), - Philips (o.m. hoofdmeier van Merchtem 1488-1489) (dit zou de eerdergenoemde bastaard kunnen zijn), - Jacop (o.m. hoofmeier van Merchtem 1489-1506), - Antoon (tot 1526 abt van St. Gertrudis te Leuven). Misschien was er ook een dochter. Omstreeks 1500 was een zekere Barbara van Nuwenhove alias Maerselaer volgens het leenboek van Diepensteyn dat in 1467 begonnen werd, hun leenvrouw in Malderen voor 2 dagwand bos in de Steenhuffelstraat en 3 dagwand land tussen Wouterbosch en Bekerenveld. Noch in de genealogie van Marselaer noch in deze van van Nuwenhove (ten Broecke Malderen) komen we dezer dame tegen.
33
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
10. Jan Hasebyt (1430/1477-1502)
In 1477 deed een zekere Jan Hasebyt het verhef van het Hof ten Broecke in Malderen. Volgens Alphonse Wauters was hij een neef van de vroegere eigenaar Bussaert van Munte.
De afkomst van Jan Hasebyt. Het vorige stamboomfragment toont inderdaad dat Bussaerts vader, na de dood van zijn eerste vrouw Yolente van den Brouke, met Clara Haesbijt hertrouwde. Jan Hasebyt moet dan een zoon van een broer van Clara geweest zijn en bijgevolg een kleinzoon van Daniel Haesbijt en Jecele van Leins (ook Jute van Leyns). Helaas is bij de weinige genealogen die deze familie onderzochten, alleen maar Clara als kind van Daniel bekend. Om tot het onderstaande stamboomfragment te kunnen komen heb ik bijgevolg een beetje verder moeten zoeken. Gijselbrecht Haesbijt (Azebijt) ca 1310schepen van gedeele Gent (1365) Jan Haesbyt ca 1340-voor 1409 x Katelinen Sioncheren (Catherijne Jonckheere) + na 1409 Josyne Haesbyt ca 1365x Jacob van der Haghen (zv Willem)
Jan (Joesse) Haesbyt ca 1370 + na 1409 H. Geestmeester St.Jan (1408) x Kateline Lays xx voor 1409 Kateline Oebrechts (wed. Joes Clercx) huis “den Schemlinkel” hoek Veldstraat-Stoepenberchsteeg
Jan Haesbyt ca 1390 + 31/3/1443 Abt St. Pieters 1441-1443
Joos Haesbyt ca 1390-1431
Daniel Haesbyt ca 1430-1480
deken vd leidekkers Gent schepen van de keure in 1427 en 1430 + x/9/1431 (vermoord) Jan Haesbyt ca 1430-1502
34
Daniel Haesbyt Ghelloit Haesbyt ° ca 1370ca 1375-nà 1441 x Jute van Leyns dv Lieven en NN Bette
Clara Haesbyt ca 1400 x 1426 Jan van Munte
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
baljuw van de St. Pieters door een monnik vermoord x Dorothea Sketelboeters Josyne Haesbyt °ca 1460-nà 1514 x Willem van Meerendre
De familie Haesbyt (Haesbeyt en Haesbijt) was niet van adel maar van de gegoede middenstand. Ze heeft een paar notabelen in Gent voortgebracht. In alle bronnen waar ik de naam Haesbyt en varianten in ben tegengekomen 44, heb ik maar 2 mogelijke broers van Clara Haesbyt gevonden. Aangezien de ene abt van de Sint-Pieters was 45 moet haar neef, Jan Haesbyt, die in 1477 eigenaar van ten Broecke werd, dus een zoon van de andere zijn. Als mijn schema juist is, wat ik niet kan garanderen, dan was Jan Haesbyt (door A. Wauters als Hasebyt geschreven) een zoon van Joos en een vrouw die we niet kennen.
Jan Haesbyt wordt wees. Jan, die circa 1430 moet geboren zijn, heeft zijn vader Joos niet echt gekend. Dat kwam zo. In 1431 wilde het stadsbestuur van Gent een nieuwe munt introduceren. Op zich was dat geen probleem maar bij inruiling verloren de oude munten ¼ à 1/3 van hun waarde. Er braken troebelen en ongeregeldheden uit waarbij een aantal notabelen het moest ontgelden. Joos Haesbyt, die toen de deken van de gilde van de leidekkers (ticheldeckers) was (in 1427 en 1430 was hij ook schepen van de Keure) belandde samen met anderen in het gevang. Op 12 augustus werden ze daar door een opstandige meute uit “bevrijd” om vervolgens doodgeslagen te worden. Hierna volgt woordelijk, maar wel naar modern Nederlands omgezet, en aan de hand van drie onafhankelijke getuigenissen, het meest gedetailleerde verslag dat ik over deze gebeurtenissen gevonden heb. Het staat op blz. 193-194 van het ‘Memorieboek der stad Ghent, van 1301 tot 1737, 2de serie nr. 13” uitgegeven in 1832 door de “Maatschappij der Vlaemsche Bibliophilen”. Getuigenis 1: In het jaer 1431, op de feestdag van Sinte Clara in augustus, brak er in Gent een gewapende opstand uit toen ene Bauwin van der Werde met geweld en met kracht de cleppe op de Kouter nam. Dat gebeurde ’s morgens toen de werkklok sloeg. Hij liep er mee naar de boomgaard, waar onmiddellijk alle neringen van de stad kwamen toegesneld al roepende “Alle eens! alle eens! alle wevers!”. Van daar gingen ze allemaal naar de sartelette. Ze gooiden er de deuren open en haalden er een aantal personen, leden van de neringen, uit, die daar al lang gevangen zaten. De oorsprong van deze gewapende opstand moet gezocht worden in het feit dat de heren de munten gingen veranderen en dat men een derde van het gouden geld ging verliezen en een vierde van het zilveren. Daar wilde het gewone volk niet akkoord mee gaan; met een zesde gedeelte wel. Daarom werden de genoemde personen doodgeslagen. Martin Andries, 44
Dat zijn: a) Charters et documents de l’abbaye de Saint-Pierre au Mont Blandin, volume 2, St. Pietersabdij Gent, 1871, blz. 294, b) Memorieboek der stad Ghent, van 1301 tot 1737, Maatschappij der Vlaemsche Bibliophilen, 2de serie nr 13, Gent 1832, c) Flandria illustrata, sive provinciae ac comitatus hujus, Ant. Sanderus, blz. 287, d) Jaarregister van de keure, stadsarchief Gent, schepenjaar 1405-1406, reeks 301/18 (f.11v/3 en f.44r/9) en e) Jaarregister van de keure, stadsarchief Gent, schepenjaar 1408-1409, reeks 301/20 (f.61v/7 en f.72v/1), f) Gentse Grafmonumenten en Grafschriften tot het einde van de Calvinistische Republiek, deel III, repertorium, Véronique Despodt, op www.ethesis.net 45 Daar was hij trouwens de directe opvolger van Bussaert van Munte.
35
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
de huuscnape (de knecht) van de overdeken, werd tezelfdertijd op de markt ook dood gesmeten. Toen het volk op de markt aankwam, deed het een ommegank, en zo kwam het voor het Hooghuis waar schepenen in de vensters lagen. Het volk riep: “Schiet ze eruit!” en de schepenen vluchtten uit de vensters weg. Getuigenis 2: In 1431 op de dag van Sinte Clara was er ’s morgens om 7 uur een felle gewapende opstand op de Vrijdagmarkt. Daar werden dood geslagen Jan van Leyden, gezegd Boele, overdeken van de neringen (voor de Polepele), Daneel van Zevere, de tweede schepen van de Keure (achter ’t Hooghuis) en Joos Haesbijt (voor het Huidevettershuis). Joos was de deken van de leidekkers. Vele andere magistraten en notabelen vluchtten weg en werden verbannen. Gedurende deze opstand deed men een ommegank doorheen heel Gent. Van de markt ging het over de Cammerstrate, over de Santberch, naar de Hoochpoort en omlaag naar de Corenaert. Zo kwamen ze voor ’t Janseranenhuus (het huis van Jan serHane) aan het Sint-Niklaaskerkhof en daar gooiden ze zijn huis open en wiepen ze de cateilen op straat. Hetzelfde deden ze bij Anthuenis van Neester. Daarna keerden ze terug naar de markt waar ze van woensdag tot zaterdag bleven. Dat kwam allemaal door het afschaffen van het geld. Getuigenis 3: De wevers sloegen dood Daneel van Severen, Jan Boele (de overdeken van de neringen) en Joos Haesbijt. Ze trokken ook naar het huis van Heinderic Utenhove en naar dat van Jan de Grave aan de Sint-Niklaaskerk, en naar nog andere plaatsen van mensen die uit de stad gevlucht waren. Ze sloegen hun huizen aan stukken en stalen het goed dat ze er vonden; ze sneden de bedden open en strooiden de pluimen op straat. Dat gebeurde op 12 augustus, feestdag van Sinte Clara. Op 18 augustus 1432 werden de moordenaars door Philips van Castilië, hertog van Brabant, graaf van Vlaanderen etc., van vervolging vrijgesteld 46.
Een aantal veronderstellingen. Het zou me niks verbazen mocht Jan, na de moord op zijn vader, door zijn tante Clara en zijn stief-oom Jan van Munte opgevoed zijn. Het is denkbaar dat zij bij de notabelen hoorden die bij de troebelen van 1431 de stad moesten ontvluchten. Misschien was dat de reden waarom hun oudste zoon Bussaert van Munte in 1434 Gent verliet en naar het Hof ten Broecke in het verre en daarom veilige Malderen trok 47. Misschien heeft de kleine Jan Haesbyt zijn kinderjaren wel bij Bussaert van Munte op het Hof ten Broecke doorgebracht. Misschien moest hij toezien hoe Bussaert zich in de schulden stak en hoe het hof in 1462 door Philips van Nieuwenhove werd aangeslagen. In dat geval is het hoegenaamd niet vreemd dat hij het heeft teruggekocht zo gauw hij daar de middelen voor had en merkte dat van Nieuwenhove, door de ontvoering van Margriet van Voorspoel en andere laakbare activiteiten, begin 1477 in de gevangenis van Vilvoorde was beland. We weten intussen dat alle goederen van van Nieuwenhove toen aangeslagen werden en openbaar verkocht 48. De watermolen van de Herbodinne 46
Bronnen: a) Merkwaerdige gebeurtenissen, vooral in Vlaenderen en Brabant, 1377-1443, Olivier van Dixmude, 1814, drukk. Jean-Jacques Lambin, blz. 137., b) Dagboek van Gent van 1447 tot 1470, deel 1, blz. 203, c) Dagboek der Gentsche Collatie, A. G. B. Schayes, blz. 133. 47 Vader Jan van Munte is in ieder geval teruggekeerd naar Gent waar hij in 1436 armmeester van de Armenkamer van Sint-Jakobs was en in 1437 overleed. 48 Niet alleen de leengoederen van het hertogdom Brabant overigens maar ook de eigendommen die Philips van Nieuwenhoven in leen van de heren van Grimbergen had. Het lijkt er op dat zijn onderleenmannen doorgaans de nieuwe leenmannen van deze goederen geworden zijn. In het leenboek van het het Land van Grimbergen 14871522 wordt enkele keren indirect naar deze gebeurtenissen verwezen: zo a)bij het verhef op 29/4/1493 door Joanna Prince, dochter van wijlen Henric, van een bunder land dat haar pas overleden grootvader Jan vanden Perre van ‘Philipse van Nuwenhoven in leene te houden plach’, b) bij het verhef op 21 /5/1493) door Jan van Meewere ten behoeve van Grietken de Vos van 6 dagwand land, gelegen te Malderen en komende van de ‘Phi-
36
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
schijnt aan de aandacht van de met de verkoop belaste curatoren te zijn ontsnapt. Tot 10 maart 1563 is die immers in handen van de familie van Nieuwenhove gebleven. Helaas zijn al die veronderstellingen wel geloofwaardig maar amper te bewijzen. Over Jan Haesbyt is noch in de archieven van Gent noch in die van Malderen ook maar iets te vinden.
11. Josijne Haesbyt (1460/1502-1514/...) x Willem van Meerendré
Op 21 augustus 1502 deed Josyne Haesbyt het volgende verhef van het Hof ten Broecke. Dat zij de dochter was van Jan, dat ze getrouwd was met Willem van Meerendré, en dat ze samen (minstens) 4 zonen hadden, namelijk Jan, Karel, Willem en Guy (Gewijde), weet ik alleen van het werk van Alphonse Wauters, want ergens anders heb ik deze familie niet gevonden. De van Meerendre ’s (meest voorkomende schrijfwijze met Merendré en Merendree als varianten) hebben wellicht wel iets met de heerlijkheid van Merendree (lang verbonden met die van Vinderhoute) te maken. Van vroeg in de 14de eeuw tot in het midden van de 16de eeuw heeft de familie van Meerendré meerdere schepenen aan de twee schepenbanken van de stad Gent geleverd. Ik vermeld 49: - Soy (of Segher) van Meerendré: schepen van de Keure (dat is de eerste bank van Gent) in 1303. - Philips van Meerendre: schepen van de Keure in 1380. - Willem van Meerendré: schepen van de Ghedeele in 1411, 1415, 1417 en 1420; schepen van de Keure in 1430. - Robrecht van Meerendré: schepen van de Ghedeele (de 2de schepenbank) in 1435, 1437, 1455 en 1466. - Jan van Meerendré: schepen van de Keure in 1451. - Gijselbrecht van Meerendré: schepen in 1453. Nà 1453 zijn er geen van Meerendré’s meer bij de magistratuur van Gent te vinden. Willem van Meerendré (ca 1450-1520), de echtgenoot van Josyne Haesbyt, was misschien een kleinzoon van de Gentse schepen Willem (ca 1370-nà 1432), maar dat blijft voorlopig een hypothese. Wat ik wel weet is dat Willem de Oudere (misschien de grootvader van Willem de Jongere) en Jan van Munte (de veronderstelde vader van Bussaert van Munte van het Hof ten Broecke) elkaar zeer goed hebben gekend. - In 1417 waren ze allebei schepen in Gent. - En in 1436 waren ze beide armmeester van de Armenkamer van Sint-Jakobs.
lips van Nuwenhoven leenen’, c) bij het verhef op dezelfde 21/5/1493 door Henric Addiers en zijn vrouèw Lijsbeth Goossens van 2 bunders land ‘van Philips van Nuwenhoven leen’, d) bij het verhef op 6/7/1493 door Jan Eggericx van een dagwand land in Malderen ‘komende van de Philips van Nuwenhoven leenen’, en e) bij het verhef van 29/10/1493 door Gielis Staes ten behoeve van zijn minderjarig neefje Gielken Staes, de zoon van zijn overleden broer Zeger, van 2 dagwand land die Zeger gekocht had van Gillis Goossens en die eveneens van de voormalige ‘Philips van Nuwenhove leenen’ kwamen. 49 Deze gegevens zijn te vinden in het ‘Memorieboek der stad Ghent, van 1301 tot 1737, Maatschappij der Vlaemsche Bibliophilen, 2de serie nr 13, Gent 1832’ en werden onder meer gedeeltelijk door François Gyselinck overgenomen op blz. 20 van zijn ‘Notice historique sur la commune de Meerendré, Gent 1847’.
37
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Samen met de twee overige armmeesters (Gheerem Borluut en Urbaen Damman) staan ze zelfs afgebeeld op een ingekleurde miniatuur in het ‘renteboek van den Heileghen Gheest van de St.-Jakobskerk te Gent’ 50. De episode Haesbyt in Malderen is behoorlijk duister, en niet alleen voor ons. Ook de tijdgenoten hadden het er blijkbaar moeilijk mee. Op 9 januari 1492 (dus 10 jaar voor hij officieel heer van ten Broecke werd) verklaarde ‘Willem van Merendre wettich man ende momboir van jouffrouwe Josynen Hazebyts’ aan Gielis van Duffle dat hij ‘eenen cheyns gelegen te Maldere ontfangen heeft’. 51 Meer komen we in deze aangifte niet te weten. Ik merk wel op dat Gielis van Duffle de stadhouder van de oude tak van de heren van het Land van Grimbergen was. 20 jaar later, in 1512 gaf Josijne de opdracht aan Jan van der Veken, de meier van haar Hof ten Broecke, om bij het leenhof van de heren van Glymes (dat is de andere, jonge, tak van de heren van Grimbergen) aangifte te doen van een jaarlijks “cijnsken” dat zij genoot op een aantal gronden die in Malderen gelegen waren. Groot waren die inkomsten niet. Samen ging het over 3 penningen, 8 hoenders, 4 viertelen evene (haver) en nog iets dat ik niet kan lezen. Dit denombrement is bewaard gebleven 52. In se bevat het geen verdere informatie. Maar onderaan heeft iemand van het leenhof daar een paar opmerkelijke dingen bijgeschreven Om te beginnen vroeg hij zich af of deze aangifte wel volledig was en stelde hij zich de vraag of ze ook geen leengoederen moest declareren aangezien ze volgens hem in Malderen een leenhof bezat met 20 laten. Ongetwijfeld had hij hier niet het Hof ten Broecke, dat een leengoed van de hertog van Brabant was, in gedachten, maar wel de heerlijkheid met 29 bunders grond, leengoed van de heren van Glymes, die bij de verdeling van de goederen ten Broecke in 1406 aan Elisabeth van den Broecke geschonken waren, die daarna (tussen 1440 en 1468) door haar jongere zuster Katheline waren geërfd, en waar hij en wij sedertdien niets meer over vernomen hebben 53. Intrigerend is ook de tweede bemerking die de vertegenwoordiger van het leenhof maakte. Hij schreef dat ook “den boeck van de ontfangsten van jouffrouwe Jozynen Haesbyts ende Buschaert van Munte, haeren man” nog moest nagekeken worden. Was deze klerk een beetje in de war? Of is Josijne, na het overlijden van Willem van Meerendré nog met een kleinzoon van de de ouwe Bussaert van Munte hertrouwd? Ik moet het antwoord schuldig blijven.
50
Dit oudste gedateerde miniatuur uit Gent, dat een uitdeling van brood aan de armen voorstelt, werd uitgebreid beschreven door P. De Keyser, in het ‘renteboek van den Heleghen Gheest van St.-Jakobskerk te Gent, 1436’, boek, 17 (1928), blz. 257-264 51 Familiearchieven de Merode Westerlo - Archief van het Land van Grimbergen – CA2796 – Leenboek 14871522 (met dank aan J.M.Van der Elst). 52 Algemeen Rijksarchief, archief Familie de Merode, VM 430, denombrementen uit Malderen (met dank aan J. Michel van der Elst). 53 In hetzelfde archief vond ik wel het volgende ongedateerde denombrement (zeer vermoedelijk van mei 1440): “Ic Jan van M…. ben audende van joncker Philips van Glymes heer van Grimbergen eene cheyns te leene gheleghen te Malderen. Daer toe behorende XX laten luttel min oft meer waer aff den cheyns jaerlycx weert synde drie scellinghen, vier veertelen evenen Brab. ende 1 hoen.....” De naam van de declarant is amper leesbaar maar ik maak er Jan van Munte van. Jan was de broer van Bussaert van Munte en woonde op het Hof ten Broecke in Malderen. Als mijn lezing juist is dan was Elisabeth van den Broecke in 1440 de leenvrouwe van de genoemde heerlijkheid, terwijl haar neef Jan van Munte er een cijnsrecht op had. Dan was ook de aangifte van Josijne Haesbyt wellicht correct. Maar als zij alleen maar een cijnsgerechtige was, dan weten we nog altijd niet wie in 1512 de houder was van dat leen.
38
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
In 1514 deed Josyne Haesbyt afstand van haar eigendom in Malderen ten voordele van haar zonen Jan, Karel, Willem en Gewijde, die er op 8 juli van dat jaar het verhef van deden, maar hem onmiddellijk doorverkochten. Het heerlijke cijnsken, waarover ik hierboven schreef, en dat een ‘leen’ van het Land van Grimbergen was, werd pas op 21 augustus 1514 bij het leenhof van Grimbergen verheven. De begunstigde hiervan was alleen de oudste zoon Jan. Ook dit cijnsrecht werd onmiddellijk aan dezelfde koper doorverkocht. Dit cijnsken was zoals gezegd niet groot. Jan vanden Heetvelde, de toenmalige stadhouder, vond het dan ook niet nodig om er ten voordele van zijn leenhof een ‘heergewijde’ (een overdrachttaks) voor te vragen 54. We zullen het in de rest van ons verhaal dus maar vergeten.
12. Adolf Herdinck (1465/1514-1536) x Clara van Everslage
De koper was aanwezig toen de kinderen van Meerendré het verhef van ten Broecke deden. Tijdens dezelfde zittingen, op 8 juli (in het Leenhof van Brabant) en 21 augustus (in het Leenhof van Grimbergen) 1514, deed hij een nieuw verhef. Zijn naam was Adolf Herdinck. NN Herdinck Goswin Herdinck ° ca 1420 + 1493 abt van Affligem (x) Elisabeth Vuytenborch e.a. Robbrecht Herdinck ° ca 1455 + 1507 x 1505 Anna v Boechout 1472 - 11/5/1542
Jehan Herdinck Pastoor Steenhuffel in 1514
Adolf Herdinck ° ca 1465 + 1536 x Clara van Everslage Rentmeester Zeeland In 1514 Hof ten Broecke
Lenaert Herdinck + na 1544 Griffier, rentmeester van Zeeland
Margriet Herdinck x Robert de Cotereau (ca 1425-1490) Adeline Herdinck Hobosch, Merchtem
Urbanus Herdinck + na 1538 priester, deken Middelburg
Bernard Herdinck
Joanna Herdinck x Adriaen Waelbaerts
Leonard Herdinck ° ca 1500 x ca 1535 Anna le Cocq (dv Boudewijn) Marguerite Herdinck ° ca 1540 + 23/5/1620 x Gaspard van Horne ° ca 1535 + 25/5/1612
De afkomst van Adolf Herdinck Adolf Herdinck was van goede komaf maar wel een bastaard. Zijn vader Goswin (Goosen), die gezant of ambassadeur was van aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk, mocht immers niet trouwen omdat hij van 1457 tot 1493 abt was van de abdij van Affligem. Dat belette niet dat hij (vooral met Elisabeth Vuytenborch) een aantal kinderen had die meestal goed tot zeer goed terechtgekomen zijn. - Robbrecht werd poorter te Brussel in 1493 en had een Hof en een Laatbank in Ruisbroek. In 1505 trouwde hij met Anna van Boechout-Boelaer, de weduwe van Louis van Steelant, 54
Bijzondere lenen vh Land van Grimbergen in Malderen en Steenhuffel 1487-1522 – Familiearchief de Merode CA2796, folio 68 verso.
39
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
-
-
-
Louis De Bondt
die na Robbrechts overlijden (in 1507) nog eens hertrouwde met de Antwerpse koopman Alvaro van Almaras en in 1517 vrouwe van Diepensteyn te Steenhuffel werd. Jan (Jehan) was rond 1514 pastoor in Steenhuffel en later in Asse. Lenaert was secretaris van Elisabeth van Culemborg 55, was tot april 1529 griffier van Zeeland en van het “Leenhof van Overijssel” en werd dan secretaris-ordinaris van landvoogdes aartshertogin Margaretha van Oostenrijk (in welke hoedanigheid hij zijn documenten als “secretaris van de keizer” tekende). Op 24 januari 1533 werd hij door Karel V benoemd tot rentmeester van Zeeland (Salland), in opvolging van zijn broer Adolf (zie verder) die toen Rentmeester-Generaal is geworden 56. Van 1 oktober 1531 tot 11 januari 1544 was hij ook secretaris van de Geheime Raad 57. Op 20 juli 1535 kreeg hij de keizerlijke toestemming om de post van rentmeester van Zeeland af te staan aan Engbert van Ensse, een zoon van zijn vrouw uit haar eerste huwelijk. Deze van Ensse stond bij keizer Karel V op een goed blaadje omdat hij hem had vergezeld tijdens diens campagne tegen de Turken die hem door Duitsland, Hongarije, Italië en Spanje had gevoerd en waarvan hij kort voordien was weergekeerd. Adeline kreeg op 19 mei 1500, samen met haar broer Adolf, het domein Hobosch te Merchtem in leen van abt Michiels van Affligem. Urbanus, was priester, hofmeester van de abt van het Onze-Lieve-Vrouweklooster te Middelburg (1520-1521), deken van de Sint Pieterskerk in Noortmonster te Middelburg (in 1537) en pastoor van Noordwijk (in 1537). Tussen 1517 en 1538 werd hij telkens aangeduid om – samen met anderen - de rekeningen van Zeeland (opgemaakt door zijn broer Adolf, de rentmeester van Bewester Schelde) te controleren. Bernard. Adolf, geboren ca 1465. Ergens heb ik ook de naam van Joanna Herdinck aangetroffen. Zij was getrouwd met Adriaen Waelbaerts en zou in 1543 van haar broers Robbrecht, Jehan en Adolf Hobosch hebben ‘geërfd’. Haar zoon, Adriaen Waelbaerts, trouwde met Catharina Spyskens en erfde Hobosch in 1552. Joanna en Adeline zouden (misschien) dezelfde persoon kunnen zijn. In deze periode (voor 1565) was er in Steenhuffel een eigendom die het ‘laathof Spyskens’ heette.
Herdinck in Malderen: de hereniging van het oude patrimonium. Op 8 juli 1514 kocht Adolf Herdinck het Hof ten Broecke met het Hof metten Walle (als dat al niet hetzelfde was), de windmolen van Malderen en nog een leenhof met 20 leenmannen en 210 cijnsplichtigen. Dat waren allemaal lenen van het Leenhof van Brabant. Op 14 juli 1509, kort na het overlijden van zijn broer Robbrecht, had hij ook al diens Hof en Laatbank te Ruisbroek geërfd.
55
Elisabeth van Culemborg (° Hoogstraten 30 maart 1475 + Culemborg 9 december 1555) trouwde achtereenvolgens met Jan van Luxemburg (1491) en Antoon I de Lalaing (1509). Ze was nicht en eerste hofdame van landvoogdes Margaretha van Oostenrijk. Antoon werd in 1530 waarnemend landvoogd der Nederlanden. 56 Lenaert werd niet onder dezelfde voorwaarden als zijn broer Adolf aangenomen, maar moest onder een zekere Joan Mulert werken (Deze Mulert schijnt inderdaad heel even – tussen Adolf en Lenaert – rentmeester te zijn geweest maar hij is snel en schielijk overleden. Pas op 14 september 1533 heeft Lenaert de vereiste eed afgelegd (bron: Archief Overijssel - Overijssel onder Karel V, gekend uit rekesten op officieele registers, Jean Izaak van Doorninck, Deventer, 1889). 57 In de Bourgondisch-Habsburgse periode was de Geheime Raad een in toenemende mate als instelling fungerende kerngroep uit de omvangrijker Hofraad, waaruit de Grote Raad (te Mechelen) was voortgekomen. Op 23 juli 1517 werden bevoegdheid en organisatie in een instructie vastgelegd. In de bestuurlijke reorganisatie van Karel V van 1 oktober 1531 kreeg de Geheime Raad de taak de belangrijkste bestuurs- en juridische zaken te behandelen (bron: Wikipedia)
40
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Maar zelfs dàt was niet de eerste keer dat zijn naam in onze contreien werd genoemd. Door een bijzonder gelukkig toeval (en omdat J. Michel Van der Elst het mij bezorgde) ben ik in het bezit van kopijen de oude leenboeken van het Land van Grimbergen gekomen. In dat van de periode 1487-1522 vond ik het volgende stichtende verhaal. Op het einde van de 15de eeuw was een zekere Jan Tymerman, die men echter Busschinck noemde, de leenman van Grimbergen op anderhalf dagwand land dat in Malderen gelegen was. Toen hij stierf was Margriet Loys zijn naaste erfgenaam. Haar niet bij naam genoemde echtgenoot deed in haar plaats bij het leenhof van Grimbergen het noodzakelijke verhef maar stond de erfenis van zijn vrouw gelijktijdig af aan Joes vander Rijst. Interessanter dan de mogelijkheid dat deze Joes misschien hun zoon was 58, is het zinnetje dat de griffier van het Leenhof in de marge van zijn register heeft geschreven en dat ons zegt: “Dese leen is achterleen vanden vollen leen dwelck Adolff Herdinck onder Maldere gecocht heeft”. En nog interessanter is dat dit verhef op 26 april van het jaar 1500 werd ingeschreven. De laatste keer dat – voor zover ik weet – Adolf Herdinck in Malderen iets kocht, was op 9 oktober 1517. Het betrof een ‘besunderen vollen leen’ van het Land van Grimbergen. Veel is daarover in het betreffende leenboek 59 niet te vinden, behalve dat: - de eigendommen in Malderen lagen maar zeer versnipperd en verspreid; - de verkoopster Berbele (Barbara) van Werchteren was, die dit leengoed van haar grootmoeder Katelynen vanden Broecke had geërfd - de verkoop gebeurde met toestemming van de moeder van Berbele, Kerstynen (Christina) vanden Leemputte), en die van haar stiefvader Jan de Hane. Berbele was vermoedelijk dus niet getrouwd. Dit is het moment om even terug te keren in de tijd. Ik opperde al eerder het vermoeden dat na de dood van de broers Hendrik en Willem van Ursene-van den Broecke (allebei ca 1406) en aangezien Willem (waarschijnlijk) geen kinderen had, de van den Broecke-goederen in Malderen tussen de kinderen van Hendrik 2 werden verdeeld. a) Het Hof ten Broecke, dat een leengoed van de hertog van Brabant was, ging naar de oudste zoon, Jan 2, maar niet volledig. Jan 2 had immers nog 2 broers. b) Ridder Hendrik kreeg de economisch zeer belangrijke windmolen op de Malderheide. Bij de brand in 1416 werden hij en Daneel (ik vermoed zijn oudste zoon) daarvan als eigenaars vermeld. In 1463 hebben we Willem, Jan en Henric als cijnsplichtigen voor die molen gevonden. c) Blijkbaar was er nog een andere broer uit een tweede huwelijk. Dat was Eggerick. Tenzij hij een zoon van ridder Hendrik was. In ieder geval kreeg Eggerick een groot deel van de gronden die bij het oorspronkelijke Hof ten Broecke hadden gehoord. Volgens het cijnsboek van 1463 bezat hij nog altijd de helft van de goederen ten Broecke die leengoed van de hertog van Brabant waren. d) Naast deze lenen van het hertogdom Brabant waren aan het Hof ten Broecke echter ook 29 bunders leengoederen van de heren van Grimbergen verbonden. Het was Lijsbeth van de Broecke die deze gronden als leengoed ontving. In 1440 was ze daar nog altijd de leenvrouwe van. In het familiearchief de Merode 60 vond ik een leendenombrement van Henric Crupelant, als man en voogd van deze Lijsbeth van den Broecke, de zus van Jan 2. Het was van 28 58
Verder in dit leenboek vernemen we dat Joes vander Rijst kort voor 22 juli 1506 overleden is en aan zijn nog zeer minderjarig zoontje Janne 2 dachwant Grimbergs leengoed op de Eechout (tussen de huidige spoorlijn en Opdorp) heeft nagelaten. Een zekere Joep Roeleman deed als bezetman het verhef. 59 Bijzondere lenen van Grimbergen in Malderen 1487-1522 – Familiearchief de Merode CA2796, folio 81 en 81 verso.
41
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
mei 1440 en was gericht aan het leenhof van Philips van Glymes, heer van Grimbergen (jonge tak) 61. Op bladzijde 13 heb ik reeds al de details van dit denombrement gegeven. We herhalen alleen dat het ging over 25 percelen met een totale oppervlakte van 29 bunder 1 dagwand en 25 roeden (ca 36,5 hectare), dat ze een heerlijkheid vormden van de heren van Glymes en dat er 26 laten of onderleenmannen aan verbonden waren. We ontdekten ook dat deze heerlijkheid voor 1468 door Katelyne vanden Broecke was geërfd. Deze was met zekerheid de (half)zus van Elisabeth-Lijsbeth van den Broecke-van Ursene en dus ook van Jan 2. Op 2 augustus 1468 bevestigde ze immers zelf (familiearchief de Merode) “Ic Jouffrouwe Katelin vanden Broucke, Philips van Werchteren wyff, ben houdende van mynen heere van Grimbergen, heere Philips, tot eenen vollen leen een heerlicheyt ende bedryf van XXVI mannen welken heerlicheyt ontfanghen heeft Jouffrouwe Lysbeth vanden Broucke, myn syster, tanderen tyden...” Meteen kunnen we de al eerder aangevulde klassieke genealogie van de familie vanden Broecke opnieuw een stukje vervolledigen. Hendrik 2 van Ursene van den Broecke ° ca 1330-1406 x 1353 Elisabeth Pipenpoy xx NN Yolente I van den Broecke (ca 1354-ca 1425) x Philips van Artevelde (1340-1382 xx Peter Diederic (+1431)
Jan 2 van Nurse van den Broecke ca 1357-1434 x Margriet de Keghel
Yolente II vd Brouke dv Jan en Margr.de Keghel Groe n = vroegere aanvulling x ca 1405 Jan van Munte ° ca 1380 + 1437 Cursief = nieuwe aanvulling armmeester (1436), schepen
Elisabeth vd Broecke Hendrik ca 1365-nà 1445 van Ursene x ca 1400 Jan ca 1365-nà 1416 van Nieuwenhove Ridder xx ca 1439 H. Crupelants x Prude Philips van Nieuwenhove Daneel 1405-1477 van den Broecke x Margriete vd Meeren
Bussaert van Munte °ca 1406 x ca 1428 NN
Willem Hendrik Jan
Catharina van den Broecke ca 1385-ca 1470 x Philips v. Werchteren
Eggerick vd Broecke ca 1390-1470
V NN van Werchteren ca 1425 - voor 1500 ... x Christina vanden Leemputte ca 1445-na 1517 V Barbara van Werchteren ° ca 1470
Door tussen 1500 en 1517 het Hof ten Broecke, het afgesplitste deel van het originele Hof ten Broecke, de eveneens afgesplitste windmoelen en het Grimbergse leengoed van het oorspron-kelijke patrimonium aan te kopen, heeft Adolf Herdinck het oude Hof ten Broecke grotendeels herenigd.
De carrière van Adolf Herdinck. Rentmeester van Zeeland Bewester Schelde en grondeigenaar. Op 3 mei 1517 werd hij door Karel, koning van Castilië – in opvolging van Philips van Bourgondië, die later Bisschop van Utrecht zou worden - tot waarnemend tresorier en rentmeester van Zeeland Bewester Schelde (het deel ten westen van de de Westerschelde) benoemd “daar 60
A.R., Familiearchief de Merode, VM 430, Denombrementen Malderen vanaf 1440 (met dank aan J. M. Van der Elst). 61 De heren van Grimbergen hadden van oudsher een grote invloed in onze streek en waren echte concurrenten voor de hertog van Brabant. Ook nà hun nederlaag in de Grimbergse oorlogen (1159) bleven ze hun macht behouden. In 1197 werden de onroerende bezittingen van het Land van Grimbergen tussen de twee takken van de familie verdeeld. De oude tak (achtereenvolgens de Berthouts, Nassau en Vianden) kreeg o.m. de leengoederen in Asse en Londerzeel; de jonge tak (achtereenvolgens Van Grimberghen, Van Aa en Glymes) kreeg o.m. de gronden in Malderen en Steenhuffel.
42
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
den benoemde groot-tresorier van Zeeland, Antoine de Lalaing, heer van Montigny, den koning naar Spanje vergezellen zal” 62. Kort daarna trouwde hij daar met de redelijk wat jongere Clara van Everslage (+ na 1556). Ik heb helaas weinig over haar afkomst gevonden. Ze was de dochter van een onbekende van Everslage. Haar moeder was een van Leenhove. Ze had een broer, Jacop van Everslage, wiens naam in het archief van de stad Reimerswaal (provincie Zeeland) te vinden is en die op een bepaald moment “penningmeester van “de nieuwe inlage te Welzinge” en “ontvanger van het geschot te Baarland en Everinge” was. Ze had ook een zus, Marie, die getrouwd was met Gillis Cools, die op 19 maart 1566 in Bergen-op-Zoom overleed en die van 1533 tot 1547 klerk van de rentmeester-generaal van Zeeland Beoosterschelde en daarna raadsheer van de Markies van Bergen op Zoom was geweest 63. Adolf Herdinck heeft zeker nooit in Malderen gewoond. Hij verbleef vooral in Middelburg, in een huis in de Langendelft, dat hij zelf had laten bouwen 64. In de eerste helft van de 19de eeuw was daar nog de Armenschool in gevestigd. Hij was onder meer ook de eigenaar van de “Ouden poldre” en de “Zuytpolder” in Ellewoutsdijk. Tot 24 januari 1533 is hij Rentmeester van Zeeland bewester Schelde gebleven. Zijn rekeningen werden bewaard 65. Reder. Naast zijn officiële functie trad hij er ook een beetje als reder op 66. Hij had een eigen zeewaardig schip,”de Truytheit”, dat (onder meer) in 1517 bedevaarders naar Jeruzalem bracht 67 . In 1523 was hij ook eigenaar van “de Barthoen” 68 Tevens heeft hij tijdens de Deense successieoorlogen (1523-1544) de Deense koning Christaen II, die in 1523 met zijn familie naar Veere gevlucht was, geholpen om een oorlogsvloot uit te rusten (volgens Wikipedia verschafte hij alleen maar het krediet voor de aankoop van een galjoen). Alhoewel dat zeer tegen de zin van Maria van Oostenrijk, de regentes der Nederlanden, was, heeft het zijn carrière niet geschaad 69. Opperdijkgraaf. Als rentmeester Bewester Schelde was Adolf Herdinck ook de opperdijkgraaf van dit gebied. In die hoedanigheid werd hij geconfronteerd met de zeer zware overstromingen die zich in het Scheldebekken, vooral in 1530 en 1532, hebben voorgedaan. Na iedere nieuwe ramp werd 62
Rijksarchief van Zeeland te Middelburg - Rekening van de rentmeester Bewesterschelde: Adolf Herdinck, van de grafelijke bede, verschenen 1533 en afgehoord 26.2.1538 : inv. mr. R. Fruin, Rekenkamer I, BourgondischOostenrijke tijdvak, nummer 390. Opmerking: hoewel deze benoeming pas van 3 mei 1517 dateert staan er ook al vroegere rekeningen op zijn naam in vermeld. 63 Bron voor Marie van Everslage: Lucas van Heeren op rootsweb.ancestry.com. 64 Kronijk van het Historisch Genootschap gevestigd te Utrecht, jg. 9, 1853, blz. 464. 65 Rijksarchief van Zeeland te Middelburg - Rekening van de rentmeester Bewesterschelde: Adolf Herdinck, van de grafelijke bede, verschenen 1533 en afgehoord 26.2.1538 : inv. mr. R. Fruin, Rekenkamer I, BourgondischOostenrijke tijdvak, nummer 390. 66 In 1523 zou hij vanuit Brussel ook de financiële administratie van de oorlogsvloot der Nederlanden gekregen hebben. 67 Jozef Verheyden in “De Glasramen van Steenhuffel, deel 9”, GHKL jg. 2007 nr. 3. 68 Neptune and the Netherlands: state, economy, and war at sea in the Renaissance, Louis Sicking, 2004, blz. 373. Volgens de “Mededelingen van de Académie de marine de la Belgique, 1975, vol. 22-24, was dit een galjoen met een inhoud van 180 vaten en met een bemanning van 174 man. De kapitein was Dominicus van der Eertbruggen, de schipper heette Aernt Borstlap. 69 Louis Sicking in ‘Borsele-Bourgondië Oranje: heren en markiezen van Veere en Vlissingen 1400-1700, geredigeerd door P. Blom, 2009, blz. 46.
43
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
door de landvoogd in Brussel een commissie van hoge ambtenaren samengesteld om het rampgebied te bezoeken, de eerste hulp te organiseren, de schade aan de dijken te inventariseren en aanbevelingen te formuleren om dergelijke rampen in de toekomst te vermijden. Het is interessant om te vernemen welke mensen doorgaans in die commissies zaten 70. -
Commissie, op 8 november 1530 ingesteld door landvoogdes Margaretha van Oostenrijk na de rampzalige stormvloed van 5 november 1530 (de Sint Felixvloed) die kuststreken van Brabant, Holland en Vlaanderen en bijna heel Zeeland onder water zette: Baudouin le Cocq, procureur-generaal van de Grote Raad van Mechelen) en Lambert de Briarde (raadsheer en rekestmeester van de Grote Raad en schoonzoon van Jehan Micault). - Opvolgingscommissie, op 22 november 1530 samengesteld door de landvoogdes (die kort daarna op 30 november overleed), om voorstellen te doen voor het dijkherstel in Zeeland Bewester Schelde (voor Beooster Schelde was er een andere): Lambert de Briarde, Adolf Herdinck, Maximiliaan van Bourgondië (dan abt van Middelburg) ... - Opvolgingscommissie, op 1 maart 1532 ingesteld door landvoogdes Maria van Hongarije (de zus van keizer Karel V) om de eerder gedane voorstellen verder uit te werken: voorzitter: Anthonis van Lalaing, stadhouder van Zeeland, Holland en Utrecht; leden: Baudouin le Cocq, Adolf Herdinck en Anthonis van Glymes (de nieuwe heer van Bergen-opZoom). - Onderzoekscommissie, door de landvoogdes ingesteld op 20 november 1532, na de nieuwe rampzalige vloed van 2 november: Baudouin le Cocq, Adolf Herdinck en Anthonis van Glymes. - Onderhandelaars, aangesteld door de landvoogdes om vanaf 18 maart 1532 met het stadsbestuur van Antwerpen te onderhandelen over een financiële bijdrage voor de herstelling en versterking van de dijken in Oost-Zuid-Beveland: Adolf Herdinck, Vincent Cornelisz. van Myerop en Baudouin le Cocq. - Delegatie, door de landvoogdes samengesteld om begin augustus 1533 de toestand van de dijken opnieuw te gaan bekijken, om vast te stellen waar dringend onderhoud nodig was, nadat de stad Antwerpen zich financieel niet bij machte had verklaard om de dijken definitief te herstellen: Adolf Herdinck, Baudouin le Cocq, Herman de Corte uit Brugge, de schout van Dordrecht en nog 4 Antwerpse afgevaardigden. - Als enige raadgever aanwezig op 8 september 1533 toen de Antwerpse burgemeester Willem van Lierre zich bij landvoogdes Maria van Hongarije te Gent voor zijn starre houding moest verantwoorden: Adolf Herdinck. Wat hierbij opvalt, is hoe intens Adolf Herdinck in deze periode met een zekere Baudouin le Cocq heeft samengewerkt. Daarvan zijn ook sporen in diverse plaatselijke archieven te vinden. Zoals in deze rekening uit Veere uit het jaar 1530: “Den Procureur Generaal mr. Bouwen de Cock ende myne heere den Rentmeester van Zeelant Adolf' Herdinck, in ‘den Tol’: 2 kannen wyns, daer zy by den beede de Burghmeesters ontboden hadden hem te verselschappen: 5 Schellinghe.71” In deze materie hadden ze ook veelvuldig te maken met Jehan Micault, die niet alleen de Ontvanger-Generaal der Nederlanden voor de provincie Zeeland was, maar die bovendien getrouwd was met de Zeeuwse Liviene van Kats, die ambachtelijke activiteiten in meerdere parochies op Zuid- en Noord-Beveland had. Deze Jehan Micault was de oudste zoon van de kastelein van Pommard in Bourgondië, die in 1499 naar de Nederlanden geëmigreerd was om er de Bourgondische hertogen te dienen. Door huwelijk en eigen verdienste had Jehan het tot 70
Volgende informatie haalde ik uit: Geld in het water: Antwerps en Mechels kapitaal in Zuid-Beveland, C. Dekker, blz. 43 tot 105. 71 Eenige zeeuwsche oudheden, uit echte stukken opgehelderd en in het licht gebracht, behelzende een beschryving der stad Vere, door Jacobus Ermerins, Middelburg 1791, Volume 5, blz. 53.
44
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
heer van Oosterstein (Zeeland), schout van de hoge ban van Zeeland en ontvanger-generaal der Nederlanden geschopt. Peeter, een kleinzoon van Jehan Micault, die een zeer belangrijke post voor de Spaanse koning in Noord-Nederland vervulde, zag zich genoodzaakt om naar de zuidelijke Nederlanden uit te wijken toen zijn graafschap Lingen in november 1597 door de Maurits van Oranje, een leider van de gereformeerde onafhankelijkheidsstrijders, werd ingenomen. Op 20 januari 1598 kocht hij het Steenhuffelse Diepensteyn... Ons kent ons, en in de 16de eeuw was dat niet anders. Na de familie Herdinck zijn de families le Cocq en Micault niet toevallig in Malderen en Steenhuffel terecht gekomen...
De natuurrampen waarmee hij geconfronteerd werd geven ons ook de mogelijkheid om (een heel klein beetje) inzicht in het denken van Adolf Herdinck te verwerven. Vier dagen na de Sint Felixvloed van 5 november 1530 schreef hij een brief naar Anthonis van Lalaing, de stadhouder van Zeeland, Holland en Utrecht, waarin hij ondermeer stelde dat de ramp gezien moest worden als une punition de nostre createur (een straf van onze schepper). De schade was enorm maar hij zou zich doodwerken (je m’y emploierai jusques à la mort) om ze te herstellen. Gelukkig waren er, althans in Walcheren want de rest wist hij nog niet, wel vele dieren verdronken maar waren er geen menselijke slachtoffers te betreuren (Il y a une bien, nous n’avons point perdu des genz au pais de Walchere). Deze brief was in het Frans geschreven. Herdinck kende waarschijnlijk wel Nederlands maar voor de bestemmeling de Lalaing was dat misschien minder het geval. Raadsman van de Landvoogdes Adolf Herdinck was niet alleen in Schelde-aangelegenheden een preferentiëel raadsman van de landvoogdes. Het aantal keren waarin deze hem direct contacteerde zonder de normale weg via de stadhouder van Zeeland te volgen is niet te tellen. Zo is er bijvoorbeeld het geval uit 1527 van de Middelburgse priester en humanist Adrianus Cordatus. Deze had zich naar verluidt door Lutherse ideeën laten ‘besmetten’. Het stadsbestuur van Middelburg, dat nochtans in andere gevallen niet moeilijk deed, was, ondanks herhaalde aanmaningen vanuit Brussel, niet happig om deze populaire priester op te pakken. Pas nadat Margareta van Oostenrijk persoonlijk de hulp van Adolf Herdinck had gevraagd werd Cordatus door de baljuw van Middelburg gearresteerd en aan Herdinck overgedragen. Deze liet hem in het ‘gespecialiseerde’ slot van Vilvoorde opsluiten in afwachting dat hij voor ketterij voor de Hoge Raad van Mechelen zou verschijnen. Nadat hij zijn heidense gedachten afgezworen had, werd priester Cordatus op 19 maart 1528 vrijgesproken 72, maar hij is later, nadat hij in 1532 kapelaan van de Nieuwe Kerk te Amsterdam geworden was, ‘hervallen’. Het is niet zo dat Adolf Herdinck dat alleen maar uit overtuiging en bijgevolg gratis deed. In het stadsarchief van Middelburg is nog een rekening uit 1527 te vinden die door rentmeester Herdinck werd ingediend “wegens zekere oncosten by hem betaelt, om uuyt bevel van myne G.V. mevrouwe van Savoien, regente ende gouvernante, te vangene zekere persoenen delincquenten, geïnficieert vander quader secte vander luterye ende andersins” 73 Op 24 januari 1533 werd Adolf Herdinck als rentmeester door zijn eigen broer Lenaert opgevolgd en werd hij zelf tot Rentmeester-Generaal van Zeeland Bewester-Schelde gepromoveerd. Kort voordien was hij ook al raadsheer van keizer Karel V geworden. In 1535 werd hij aan het hof van de landvoogdes te Brussel ontboden, waar hij (waarschijnlijk aan een hartaanval) plotseling gestorven is 74. 72
Studiën en bijdragen op 't gebied der historische theologie, verzameld door W. Moll en J.G. de Hoop Scheffer, Amsterdam 1870, deel 2, blz. 240-241. 73 Kerkhistorisch archief, verzameld door N.C. Kist en Willem Moll, Amsterdam 1862, deel 4, blz. 403. 74 Van der Aa e.a., Biographisch Woordenboek der Nederlanden.
45
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Met zijn vrouw Clara van Everslage had hij weliswaar een zoon, Lenaert (Leonard) 75, maar die was inmiddels zijn eigen carrière aan ’t maken. Hij was getrouwd met een juffrouw Anna le Cocq en was al tot de post van secretaris van de Privé-Raad opgeklommen. Was hij nog wel in ten Broecke geïnteresseerd? Mogelijk wel, maar het heeft niet lang geduurd. Misschien had dat met een dispuut met de heer Jan vanden Wynckele te maken. In de eerste helft van 1536 had hij van het Land van Grimbergen het volle leen ‘het Boecxhey metten hare’ willen kopen. Maar toen hij zijn gevolmachtigde Jan Oemens naar het leenhof stuurde om er het verhef te doen (de overdrachtskosten te betalen) werd die met een kluitje in het riet gestuurd omdat “om tselve leen questie onbeslecht hangende was tusschen den selven meester Jan Oemens ende Jan vanden Winckele, midtsgaders dat de selve Jan vande Winckele tselve leen ontfangen heeft van mijnen jonckere” 76. De heer van Grimbergen, in dit geval Anthonys van Bergen van de jonge tak, had hetzelfde volle leen blijkbaar al eerder aan iemand anders toegezegd. Jan vanden Winckele werd al snel in het gelijk gesteld en op 17 oktober 1536 deed die het verhef van het volle leen in Malderen en van nog eens 1,5 dagwand leengoed dat echter in Lippelo lag. Deze smadelijke nederlaag heeft de familie Herdinck niet gemotiveerd om nog langer in Malderen te blijven. Daarom gaf de weduwe van Adolf Herdinck aan Gillis Cool (ook Cools en Coels, de man van haar zus Marie) de volmacht om een koper voor haar eigendom in Malderen te zoeken 77.
75
Deze Lenaert komen we in 1556 tegen als de secretaris van de Spaanse keizer. Aldus een citaat in de rekeningen van stadhouder Jan van Royen (A.R. – familiearchief de Merode Westerloo, register VM442). 77 De goederen in Ruisbroek (gekomen uit de erfenis van Robbrecht Herdinck) werden pas in 1556 verkocht aan de bisschop van Arras, Antoine Perrenot de Granvelle. Deze Granvelle zou in in 1561 de eerste aartsbisschop van Mechelen en de belangrijkste raadgever van landvoogdes Margareta van Parma zou worden. Hij kreeg een natuurlijk kind met Anna Cymon, die in 1573 Diepensteyn zou erven. 76
46
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
13. Thibaut Cotereau (1495/1537-1556) x Adriana van Themseke
Op 12 mei 1537 deed Thibaut Cotereau (ook Cottreau) het verhef van het Hof ten Broecke. Wie was deze man? A. Wauters zegt alleen dat hij lid van de Raad van Brabant was. In diverse biografische woordenboeken lazen we bovendien dat hij de vader was van Maximiliaan, de heer van Clabecq (bij Nijvel). Eén zeer serieuze bron, die ik hier echter niet ga noemen, zegt dat Maximiliaans moeder Adriana Tempsich heette...
De familie de Cotereau. Een familie de Cotereau is zeer goed bekend in Asse waar ze 3 eeuwen lang de heerlijkheid van Asse in bezit heeft gehad. Uit de website van de heemkring Ascania van Asse weten we dat ze in de loop der eeuwen ook veel bezittingen had in onder andere Westmalle, Zoersel, Schellebelle, Wanzele, Wideux, Barvaux-en Condroz... In jaargang 1979 van het tijdschrift Ascania, blz. 93-107, publiceerde Jaak Ockeley een genealogie van de Cotereau. Daaruit en uit nog wat andere bronnen komt de volgende samenvatting. Jehan de Cottreau, ridder x Agnes de Dammartin. Jehan Cotereau (ca 1400-1465) x Marie Bayart, erfvr Puiseux, Tournelles. Heer van Puiseulx en Tournalles uit hoofde van zijn vrouw, barbier-geneesheer van Filips de Goede, raads- en kamerheer van hertog Filips de Goede van Boergondië. Robert Coterau (ca 1425-1490) x Marie de Licques xx Margriete Herdinckx ( Relegem 1494)
Philipotte de Cotereau x Jean de Boulenger, ridder, heer van Augny
Marie de Cotereau x Jan de Grootte, ridder, kanselier van Brabant.
Jan de Cotereau (°Puiseux, Fr. 1460 + 1506 ) x 1484 Margriet van WidoieElderen. dochter van Willem van Widoie en Joanna van Gete, erfvrouwe van Asse.
Leonard de Cotereau (° ca 1462 + ca 1530) x Marie d’ Averoult (van Amerongen) dv Wolfard, lid vd grote raad van Mechelen Leonard Cottereau was raadsheer van Brabant, gezant van de hertog te Gelderland
Andere kinderen: - Adolf, kloosterling Scheut. - Karel, heer van Herdersem, - Jeanne x Hendrik van Schoonhoven, heer van Wauray - Marie x Jan Utenlimminghen, baron v Wange. - Philippe, x Anne of Catherina van Hout-
47
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
hem; heer van Herdersem na zijn broer Karel, zegelbewaarder van Brabant. - Agnes, x 1512 Cornille de Bpurgogne Philips de Cotereau (° ca 1490 + 1549) x Anna van der Moeien (erfvrouwe van Westmalle, Zoersel, Pulderbos, Halle en Pulle), xx Marie van Lyere xxx Anna de Pandt.
Anne Cottreau (° ca 1492) Trouwde nà 1511 met Joos van Oyenbrugge Joos van Oyenbrugge werd (via zijn vrouw) eer van Kobbegem bij verhef van 20 november 1561. Hij werd op 20-12-1571 begraven in de O.-L.-Vrouw-over-de-Dijle-kerk te Mechelen
Dirk de Cotereau (° ca 1495) x Adriana van Themseke.
Zoals uit het voorgaande stamboomfragment moet blijken was de eerste de Cotereau in onze gewesten Robert de Cotereau, een zoon van Jehan, de barbier-geneesheer van hertog Filips de Goede van Bourgondië. Wat deze mens zo bijzonder maakt zijn 2 dingen: 1) Om te beginnen redde hij op 14 juli 1464 het leven van Karel de Stoute in de slag van Montléry. Als beloning werd hij benoemd tot kamerheer, raadslid, en later tot hoofd van de Raad van Brabant. Op 9 juli 1466 verwierf hij de heerlijkheid Relegem. 2) Ten tweede hertrouwde hij, nadat hij al vroeg weduwnaar van Marie de Licques geworden was, met Margriete Herdinck, de zuster van abt Goswin Herdinck, niet alleen de abt van Affligem maar bovendien de vader van Adolf Herdinck, de vorige eigenaar van het Hof ten Broecke. Met zijn tweede vrouw had Robert de Cotereau 7 kinderen waarvan er ons 2 interesseren: - Jan de Cotereau, die in 1460 nog in het Franse Puiseux geboren was, probeerde in 1480 de heerlijkheid van Diepensteyn te Steenhuffel te kopen, iets wat hem aanvankelijk wel lukte, maar deze koop werd al vlug teniet gedaan omdat hij door Daneel van Boechout, die een familielid van de vorige eigenaar was en zich op zijn ‘recht van vernaardering beriep’, werd betwist. Vier jaar later trouwde hij met Margriet van Widoie-Elderen, de dochter van Willem van Widoie en Joanna van Gete, erfvrouwe van Asse. Als zodanig was zijn vrouw eveneens erfvrouwe van Asse, Widooi (Wideux), St.-Lambrechts-Herk, Gete, Steenpoel, enz. Jan de Cotereau zelf was erfstandaarddrager van het hertogdom Brabant. Keizer Maximiliaan stelde hem aan tot grootbaljuw van Dendermonde; op 21 januari 1505 werd hij amman van Brussel. Op 27 juli 1501 verhief hij in naam van zijn vrouw de heerlijkheid tot Asse, maar op 24 januari 1506 verkocht hij deze voor 24.000 gulden aan de abdij van Affligem. Zijn nakomelingen hebben Asse teruggekocht. - Leonard de Cotereau, geboren ca 1462, was in 1489 ingeschreven in de Germaanse Natie van de rechtsuniversiteit te Orleans, en trouwde met Marie d’ Averoult (elders Aurroen maar eigenlijk van Amerongen), de dochter van Wolfard, lid van de grote raad van Mechelen. Zelf bracht hij het tot raadsheer van Brabant, gezant van de hertog te Gelderland, en verwierf hij de heerlijkheid van Oppem te Steenhuffel. Dat was, naar alle waarschijnlijkheid, wat er nog overbleef van de vroegere heerlijkheid van Marselaer nadat het Hof van Marselaer in 1477 tijdens de Vlaams-Brabantse oorlog afgebrand en definitief verlaten was. De avonturen van Jan en Leonard de Cotereau in Steenhuffel heb ik elders uitgebreid beschreven. Terwijl de aangehaalde genealogie een duidelijke verwantschap tussen Adolf Herdinck en deze familie de Cotereau bewijst, valt er echter met de beste wil geen Thibaut, Thibaud of Thibault in te ontdekken. Uiteindelijk hebben we in Brugge de oplossing van dit raadsel ge-
48
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
vonden. In een boek van de heer Jean J. Gaillard uit 1864 78 staat immers te lezen dat een mevrouw Adrienne van Themseke de echtgenote was van Thibaud de Cottereau, heer van Clabeke, lid van de Raad van Brabant en zoon van Leonard de Cottereau... Leonard de Cotereau had dus inderdaad drie kinderen: Philips (die in Westmalle terecht gekomen is, Anna (die o.m. de goederen van haar vader in Steenhuffel erfde) en Dirk die (behalve in Asse) eigenlijk Thibaut bleek te heten.
Thibaut de Cotereau. Adriana van Themseke, de vrouw van Thibaut de Cotereau, was de dochter van ridder Jan van Themseke en van diens eerste vrouw Monica Helle (+3 mei 1515), de dochter van een Brugs raadslid en schepen. Jan hertrouwde met de weduwe Anthonette Le Maire (+ 21/5/1545) waarmee hij geen kinderen meer had. Jan was in 1508 lid van de befaamde edele Broederschap van het Heilig Bloed, was gemeenteraadslid in 1506, burgemeester in 1507, 1511, 1523, 1524 en 1525, schepen in 1508, 1521 en 1522. Hij stierf op 9 oktober 1526 en werd bij zijn eerste vrouw in de Sint-Donaaskerk begraven. Naast een dochter Adriana, hadden Jan en zijn eerste vrouw Monica nog twee andere kinderen: - Joris werd raadsheer, schepen en schout van Brugge maar werd bij de hervormingen van 15 februari 1580 uit de stad verbannen Hij en zijn vrouw Jacquemijne van Coudenhove gingen zich in Keulen vestigen waar zij op 12 april en hij op 5 mei van hetzelfde jaar overleed. - Francisca.
Het dubbelleven van Thibaut (de) Cotereau. Thibaut de Cottereau, een volle achterneef van Adolf Herdinck, leidde een dubbel leven. Niet zozeer omdat ik hem onder de namen Thibaut en Dirk heb moeten zoeken, maar wel omdat hij naast een opgemerkt jurist ook nog een succesvol zakenman was. Jurist en vervolger van ketters en bankiers Als jurist en lid van de de raad van Brabant heeft hij zeker zijn aandeel gehad in de bestrijding van de 16de -eeuwse criminaliteit. Ik heb daar zelfs twee sprekende voorbeelden van gevonden. In 1549 was hij één van de eersten die Karel V liet weten dat hij de lombarden in de gaten moest houden. De lombarden waren de bankiers van die tijd en Thibaut had bij meerdere “marchans financiers” woeker- en andere frauduleuze praktijken vastgesteld 79. Hij stelde de keizer voor om de belastingen, die nodig waren om de schulden van zijn keizerrijk af te lossen, te laten betalen door de kooplieden en de woekeraars, die tegen het gebod van God en de keizer zelfs op zon- en feestdagen handel dreven 80. Over de vervolging van de lombarden gedurende de daaropvolgende jaren zijn een aantal dikke boeken geschreven. Over een andere vervolging nog meer. In de eerste helft van de 16 de 78
Bruges et le Franc ou leur magistrature et leur noblesse, volume 6, Jean J. Gailliard, 1864, blz. 30. God en Goud. De situatie van de lombarden in de Zuidelijke Nederlanden van de zestiende eeuw. (Sébastien Conard), Deel 1. Verafschuwde woekeraars, verwelkomde geldleners, te vinden op ethesis.net 80 Tussen commercieel en sociaal krediet: de ontwikkeling van de bank van lening in Nederland, H.A.J., Amsterdam, 1993, blz. 81. 79
49
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
eeuw begonnen de ketterse gedachten van de reformatie ook hier bij ons vele aanhangers te vinden. De reactie van de katholieke Spaanse Habsburgers, die het in de Nederlanden voor het zeggen hadden, werd steeds feller en wreder. Thibaut de Cotereau was één van de 4 juristen die de befaamde William Tyndale, de priester uit Wales, naar het schavot hebben gepleit. Tyndale had het immers aangedurfd om de Bijbel in het Engels te vertalen of daar althans een aanvang mee te maken. Na een verblijf in Keulen had hij zijn toevlucht in het toen nog tolerant geachte Antwerpen gezocht. Daar werd hij in 1535 gearresteerd en naar het al eerder genoemde “gespecialiseerde” kasteel van Vilvoorde gebracht. Hij werd er 1 jaar en 135 dagen lang door 3 inquisiteurs en 4 juristen (waar Thibaut de Cotereau dus één van was) op de rooster gelegd, uiteindelijk schuldig bevonden aan ketterij, en op 6 oktober 1536 “door wurging en verbranding” terechtgesteld 81. Zelfs het inroepen van de hulp van Henry VIII van Engeland had hem niet geholpen Die had namelijk, door zijn scheiding van Catharina (de zus van Karel V) en zijn huwelijk met Anna Boleyn, zijn eigen grote problemen met de kerk van Rome.
William Tyndale ° Gloucestershire, ca 1494 + Vilvoorde, 6 oktober 1536
William Tyndale op de brandstapel in Vilvoorde Uit: Foxe’s Martyrs
Ja, de heren van het Hof ten Broecke en de protestantenvervolging... het is geen mooi verhaal. Het was al met Adolf Herdinck in Middelburg begonnen, het ging verder met Thibaut de Cotereau, en het is – zoals verder in dit verhaal nog zal blijken – nog lang niet gedaan.
Steenkapper en aannemer. Naast jurist (hij had zijn diploma in Leuven behaald) en lid van de de Raad van Brabant, was Thibault de Cotereau ook heer van Clabecq (dat toen nog gewoon Klabbeek, Glabbeek of Glabbeke heette) en de eigenaar van een aantal steengroeven die daar lagen. In 1544 mocht hij de hardsteen voor de versterking van de Antwerpse stadsmuren (de zogeheten Spaanse omwalling) leveren. Dat was een enorm contract waarvoor de Zenne tot aan Glabbeek bevaarbaar werd gemaakt 82. De vaste domicilie van Thibaut de Cotereau was het kasteel van Clabecq. Hoe hij heer van deze heerlijkheid (een leengoed van Gaasbeek) werd, heb ik niet echt gevonden. De plaatse81
Dr. A.L.E. Verheyden in ‘Vilvoorde, internat. repressiecentrum en brandpunt van het zestiende-eeuws protestantisme’, 1972, blz. 23. Er zijn er ook die denken dat hij op 6 september 1535 werd ge-executeerd. De verwarring kan te maken hebben met het feit dat in de 16 de eeuw in Brabant een nieuw jaar met Pasen begon. Meer informatie over deze betwisting is te vinden in de bijdrage van Paul Arblaster op de website www.tyndale.org, die speciaal aan deze martelaar gewijd is. 82 Antwerpen versterkt: de Spaanse omwalling vanaf haar bouw in 1542 tot haar afbraak in 1870; o.l.v. Piet Lombaerde, 2009, p. 73
50
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
lijke geschiedschrijvers nemen aan dat hij het door zijn huwelijk van een zekere Laurent de Glabecque heeft geërfd, maar ik heb geen verband tussen de Brugse familie van Temseke en deze heerlijkheid gevonden. Wel schijnt het zeker te zijn dat Thibaut de Cotereau het kasteel in Clabecq heeft herbouwd 83. Zou het kunnen, vraag ik mij af, dat in deze periode ook de eerste versie van het Groenhoven kasteel in Malderen ontstond? En dat daar veel harde steen uit Glabbeek aan te pas gekomen is? 84
Kasteel van Clabecq. Gravure van Jean van Troyen (1610-1666) in het werk van baron Jacques Le Roy: Castella et praetoria nobilium brabantiae, editie 1694.
Kopergravure uit Adelyke Lusthoven des Hertogdoms Braband uit 1706. J. Harrewyn fecit. Bijbehorende toelichting uit 1706: "GROENHOVEN, gelegen in 't Dorp van Malder.”
Ik weet niet wanneer Thibaud de Cotereau overleden is. In 1547 heeft hij echter zijn ontslag gegeven uit de Grote Raad van Brabant. Hij had, voor zover men weet, 7 zonen en 2 dochters. - Maximiliaan trouwde met Louise (of Lonyse) de Riflart d’Ittre en volgde zijn vader op als heer van Clabecq. In 1581 werd hij toegelaten tot het oude Brusselse geslacht Serhuyghs. 83
www.belgiancastles.be/clabecq Er is misschien een manier om daar achter te komen. Tot voor kort waren de boorden van de kasteelvijver afgezet met recuperatiestenen van het oude kasteel. Als deze stenen nog te vinden zijn, dan zou hun herkomst kunnen gevonden worden. Volgens mij komen ze uit de groeven van Clabecq. 84
51
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
- Antoine - Jean - Guillaume - Philippe. - Thibaut - Pierre - Marie - Jeanne Over deze mensen zal ik het verder niet meer hebben. Ze hebben met Malderen immers niets te maken. In 1556 is er een totaal nieuwe eigenaar op Groenhoven gekomen.
Periode 2
Groenhoven 1556-2010
le Cocq de Vicq de Beughem de Penaranda Seghers
52
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
In het midden van de 16de eeuw komen we voor de eerste keer de naam Groenhoven (of het Groenhof) in de documenten tegen. Ik denk dat dit te maken heeft met de bouw van het kasteel. Dat kasteel, dat aanvankelijk overigens geen slotgracht had, verving waarschijnlijk geen ouder gebouw. Het verrees op een afstand van bijna een kilometer ten noordwesten van het oude Hof. Ik denk dat Thibaut de Cotereau zowel de bouwheer als de leverancier van de stenen was.
14. Boudewijn le Cocq (1485/1556-1558) en Margaretha de Gortere alias van Sombeke
Op 24 november 1556 gebeurde er iets vreemds met het oude Hof ten Broecke. Als we Alphonse Wauters mogen geloven tenminste. Die dag deed jonker meester Boudewijn le Cocq (die op 23 augustus 1553 al eigenaar van het naburige Hof te Winterpoel 85 geworden was) het verhef van het goed dat hij kort voordien van Gillis Cool, de gevolmachtigde van Clara van Everslage (de weduwe van Adolf Herdinck) had gekocht. Precies of we de periode 1537-1556 en Thibaut de Cotereau vergeten zijn... Ik heb geen verklaring voor dit feit. Tenzij misschien: - Dat de Cotereau in 1537 niet het hele domein van ten Broecke had gekocht maar alleen het gedeelte dat hij nodig had om er – mogelijk in opdracht - kasteel Groenhoven op te bouwen. - Dat Boudewijn le Cocq in 1556: a) de rest van het Hof ten Broecke verwierf van Clara van Everslage, b) en het splinternieuwe kasteel kocht van Thibaut de Cotereau. Mogelijk zorgde dat voor een juridisch gecompliceerde situatie. Het was dus handig dat alle betrokkenen hooggeplaatste juristen in de grote Raad van Brabant waren. Ik kom hier verder nog op terug. De erfgenamen van Adolf Herdinck zouden zich tegen deze verkoop in 1556 niet hebben verzet. Volgens Wauters waren dat 1) Leonard Herdinck, de secretaris van de keizer, en 2) Adriaen Waelbert.
85
Meer over Winterpoel in bijlage 3.
53
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Leonard Herdinck was de zoon van Adolf 86. Die had een zeer goede reden om niet moeilijk te doen; hij was namelijk getrouwd met Anna, de dochter van Boudewijn le Cocq. Maar wat Adriaen Waelbert in dit verhaal komt doen, was mij een raadsel... en is helaas een raadsel gebleven. Voor mensen die van raadsels houden volgt hier toch wat ik gevonden heb 87: - 20 januari 1566 (Brabantse tijdrekening, dit is dus in feite 1657): Jan Aernouts, burgemeester, en Franchois van Campen, pensionaris van Reimerswaal, beloven aan Marie van Everslage (nota: dat is dus de schoonzus van Adolf Herdinck), weduwe van Gillis Cools om haar 125 Gulden en 3,5 stuivers, die de stad haar overleden man schuldig was, in halfjaarlijkse aflossingen van 25 Carolusgulden te betalen. - 12 mei 1567: Mochten Adriaen Walbert (of iemand anders) echter aanspraak op deze 125 Gulden en 3,5 stuivers maken dan gelasten de schepenen van Bergen-op-Zoom dat Marie van Everslage burgemeester Jan Aernouts en pensionaris Franchois van Campen moet terugbetalen. Daarvoor moet ze haar huis in de Coevoetstrate in Bergen-op-Zoom hypothekeren.
Meester Boudewijn (Baudouin) le Cocq was, aldus A. Wauters, gewoon raadsheer van de koning en onderzoeksmeester van diens huis. Hij was ook procureur-generaal bij de grote Raad van Mechelen (de hoogste juridische instantie in de Nederlanden). Zijn voorgeslacht was zich vanuit Normandië in de Nederlanden komen vestigen. Ik begrijp dat de heer Wauters, die nog 24 andere dikke boeken te schrijven had, niet veel meer over deze Boudewijn le Cocq – waarvan we intussen uit vorige verhalen weten dat hij in Zeeland een goede vriend en naaste medewerker van Adolf Herdinck was geweest - wilde vertellen. Gelukkig hebben anderen dat wel gedaan. Daaruit het volgende overzicht van zijn leven.
De goede afkomst van Boudewijn le Cocq. Hugues le Cocq x Charlotte l’Hermite Normandisch ridder Jean le Cocq heer van Sarcus en Beaurepair emigreert naar de Nederlanden x Michelle de Mametz Luc le Cocq heer van la Motte militair in dienst van Philips de Goede x 1466 Marie de Limoges Hugues le Cocq ca 1460heer van la Motte, la Haye en Lionne Boudewijn le Cocq ca 1485-1558 heer van la Motte, la Haye en Lionne x Margarethe de Gortere van Sombeke (dv Joannes en Cath. van Grimberghen-van Assche) Anne le Cocq
Aert le Cocq
Pierre le Cocq
86
Johanna le Cocq en misschien :
We moeten hier toch zeer voorzichtig zijn. Er was een Leonard Herdinck, broer van Adolf, die secretaris van de keizer was, en er was een Leonard Herdinck, zoon van Adolf, die blijkbaar secretaris van de privé-raad van de keizer zou zijn geweest. Een vermenging van de feiten is niet onmogelijk. 87 Rijksarchief Middelburg - Het archief der stad Reimerswaal, Zeeland, M. Nijhof, 1897, blz. 81-82.
54
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
° ca 1512 x ca 1535 Leonard Herdinck
+ ca 1520 + Gent 16/4/1593 x Catharina Materne de Wijts + 5/4/1577
Louis De Bondt
°? + 27/4/1608 ongehuwd
- Philippe le Cocq - Adrien le Cocq - Willem le Cocq
Boudewijn I le Cocq (ik ga hem nummeren want we gaan er nog andere tegen komen) werd geboren tussen 1480 en 1490 en was de zoon van van Hugues le Cocq, heer van la Motte, la Haye, Lionne 88, secretaris van de grote raad van koning Philips de Schone van Castilië (in 1498) en daarna hoofdconsultant aan de Rekenkamer van Rijsel. Zijn moeder heette Anne de Lestoret 89. De familie le Cocq was zich inderdaad 2 generaties eerder in de Nederlanden komen vestigen. Na een behoorlijke opvoeding gekregen te hebben: - trouwde Boudewijn met Margaretha de Gortere alias van Sombeke, een dochter van Joannes de Gortere en Catharina van Grimberghen alias van Assche. - werd hij raadsheer en procureur van Z.M. in de Grote Raad van Mechelen. Van 24 oktober 1529 tot aan zijn dood in 1558 was hij daarvan de procureur-generaal. - werd hij, naast heer van la Motte (wat hij al was via zijn vader) ook heer van Broyaert (Broignart), Winterpoel (gelegen tussen het Hof van Marselaer in Malderen en het Hof ten Damme in Lippelo) en Groenhoven. Groenhoven heeft hij op 24 november 1556 in bezit genomen, d.w.z. het verhef ervan gedaan. Het is merkwaardig dat hij in alle oude genealogieën “heer van la Motte, Groenhoven en Winterpoele” en nooit heer van ten Broecke wordt genoemd.
Boudewijn le Cocq, het water van Zeeland en de grond van Malderen. Als procureur en procureur-generaal van de Grote Raad van Mechelen (het hoogste rechtscollege in de Nederlanden) is hij, zoals we zagen, in de periode 1530-1532 (en wellicht ook al vroeger) regelmatig met de rentmeester van Zeeland bewester Schelde, Adolf Herdinck, in contact gekomen. Ambtshalve waren ze verplicht om in dezelfde onderzoekscommissies te zitten en, soms voor weken, samen op stap te gaan. Ook hun kinderen Leonard Herdinck en Anna le Cocq hadden elkaar zeer goed leren kennen en waren ca 1535 met elkaar getrouwd. Het is dus zeker dat Boudewijn het goed ten Broecke in Malderen al zeer goed kende toen Adolf Herdinck in 1536 overleed. Ik acht het zeer goed mogelijk dat hij toen “aannemer” Thibaut de Cotereau - die hij in de Hoge Raad van Brabant te Mechelen bijna dagelijks ontmoette - aangesproken heeft om er voor zijn dochter Anna een mooi kasteel op te zetten. Zijn schoonzoon Leonard Herdinck was immers de logische erfgenaam van de grond. Maar er was, in de persoon van Adriaen Waelbert een mogelijke schuldeiser (?) en kaper op de kust. Misschien was het daarom dat “aannemer” de Cotereau de “bouwgrond” in 1537 eerst heeft moeten kopen.
Boudewijn le Cocq en de bijnaam van de Gentenaars. In 1540 was Boudewijn le Cocq nauw betrokken bij de omstandigheden die aan de mensen van Gent de scheldnaam “stroppen” gegeven hebben. In 1539 waren de Gentenaars, na al vele jaren gemord te hebben, de steeds maar terugkerende oorlogsbelastingen van Keizer Karel V meer dan beu. Gesteund door de armen van de stad kwamen ook de Gilden in opstand en brachten die een alternatief revolutionair stadsbestuur op de been. De reactie van de keizer was niet mals. Hij liet een deel van de stadsmuren slo88
Welke plek met Lionne bedoeld wordt heb ik niet gevonden, maar la Motte en la Haye zijn plaatsjes in Normandië. Ze liggen in de vallei van de Eure, la Motte in Basse-Nomandie en la Haye in Haute-Normandie. In Haute Normandie zijn echter 7 dorpen met die naam. In de gepubliceerde geschiedenissen van deze streek komt de naam le Cocq niet voor. 89 Nobiliaire des Pays-Bas et du Comte de Bourgogne, volume 2, 1760, de Vegiano, blz. 591-593
55
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
pen, een aantal oproerkraaiers opknopen, de stad een zware boete betalen en de Gentenaars (of toch een ruim gedeelte ervan) alleen gekleed in hun hemd en met een strop rond de hals geknield om vergiffenis vragen. Bovendien besliste hij om, op de plaats van de SintBaafsabdij een dwangburcht, het Spanjaardenkasteel, op te richten. Boudewijn le Cocq was zeer actief bij de beteugeling van de Gentse opstand betrokken. In 1540 werd hij, in zijn hoedanigheid van procureur-generaal, door keizer Karel V zelf naar het opstandige Gent geroepen. Daar kwam hij, ongeveer gelijktijdig met de keizer, op 16 februari aan. Vanaf 18 februari begonnen de massale arrestaties. Op 24 februari (de verjaardag van de keizer) moesten de schepenen van beide Gentse Schepenbanken (de Keure en de Ghedeele) zich op het Prinsenhof komen melden. Schepen Jan De Keyzer kreeg een fatale hartaanval van schrik toen hij de invitatie kreeg. De keizer ontving de overigens, gezeten op zijn troon, omringd van zijn prinsen, zijn adel en zijn raad, in een van de grootste zalen, met de deuren wagenwijd open, zodat het volk kon zien en horen wat er gebeurde. Het was Boudewijn le Cocq die als eerste het woord mocht nemen om het relaas van de voorbije onlusten voor te lezen; hoe alles in zijn werk gegaan was, en wat iedereen had gezegd, gedaan of gelaten 90. Baron Joseph Marie Bruno Constantin Kervyn de Lettenhovens 91 heeft het lange requisitoir gelezen en voor ons gemak als volgt samengevat (vertaald en ingekort): “Meester Boudewijn le Cocq, procureur-generaal van de Grote Raad van Mechelen, hield toen een requisitoir dat even lang in zijn vooronderstellingen als vreselijk in zijn besluiten was. Eerst bestreed hij de argumenten van de Gentenaars die zich hadden proberen te verrechtvaardigen door naar de gemeentelijke rechten te verwijzen... Terwijl het waar was dat de belastingen, tot groot verdriet van de keizer, zo hoog geweest waren, dan hadden de Gentenaars daar niet meer aan bijgedragen dan het aandeel dat hen sedert lang was toegewezen. Vervolgens vertelde hij over de minachting waarmee de Gentenaars op de herhaalde voorstellen van de Keizer en van de Koningin van Hongarije hadden gereageerd en somde hij de vele misdrijven op waardoor de Gentenaars zich hadden schuldig gemaakt aan Majesteitsschennis, iets wat de confiscatie van hun vrijheden, hun lijf en hun bezittingen tot gevolg zou hebben...” Toen nam Keizer Karel het woord en verklaarde hij al de privilegiën van Gent verbeurd. De stad kreeg tien dagen om haar verdediging voor te bereiden maar wist goed dat haar vonnis al getekend was. Op 26 februari begon het folteren en ondervragen der gevangenen. Vanaf de 29ste werd er terechtgesteld... Boudewijn le Cocq is – zoals uit de stadsrekeningen blijkt - van 16 februari tot 29 november 1540 in Gent gebleven om er in naam van de keizer “recht te spreken”. Dat was 287 dagen lang gedurende dewelke hij, boven zijn normale wedde, nog eens 26 patards per dag verdiende. In die tijd is hij ook minstens één keer van Gent naar Brugge gereisd om er persoonlijk verslag aan de keizer uit te brengen over de veroordelingen die door de Raad van Vlaanderen in deze kwestie uitgesproken waren 92. Als gevolg van één van die uitspraken werd op 3 april 1540 het doodvonnis voltrokken van ene Charles van Meerendré 93; hij was weliswaar niet de enige die dag. Ofschoon ik nergens details over deze man heb kunnen vinden zou het mij sterk verwonderen mocht dat niet één van de vier eerder genoemde zonen van Josyne Haesbyt zijn, die op 8 juli 1514 het Hof ten Broecke van hun moeder hadden gekregen en het nog dezelfde dag aan Adolf Herdinck hadden doorverkocht... 90
De laatste paragraaf en een deel van de volgende werden bijna woordelijk overgenomen uit ‘De gids: nieuwe vaderlandsche letteroefeningen, Volume 75, Deel 2, van G. J. A. Beijerinck, 1911, blz.444”. 91 Histoire de Flandre, Vol. 6, Baron Joseph Marie Bruno Constantin Kervyn de Lettenhovens, b1z. 116. Een variante van dit pleidooi is ook te vinden in “Histoire du règne de Charles-Quint en Belgique, Volume 5, Alexandre Henne. Blz. 47”. 92 Relation des troubles de Gand sous Charles-Quint, M. Gachard, 1846, blz. 74, 528-529. 93 Corporatieve middengroepen: aspiraties, relaties en transformaties, Johan Dambruyne, 2002, blz. 630.
56
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Na zijn succes in Gent vaardigde keizer Karel V op 30 april een edict uit waardoor ook andere steden in Vlaanderen op hun Keizersgezindheid onderzocht moesten worden. “Het was omtrent dezen tyd,” aldus een bedroefde maar onbekend gebleven correspondent, “dat de procureur-generael, Baudouin le Cocq, dien de Keizer met het onderzoek der verledene trochelen hoofdzakelyk had belast, aen Schepenen van Audenaerde een omstandig verhael vroeg van al hetgeen aldaer was voorgevallen. Dit stuk, met nog andere bescheeden, moest dienen tot inlichting, voor het opmaken van den beschuldigingsakt, die tegen de stad Audenaerde ging gericht worden 94.” Het is niet mijn bedoeling om de Oudenaardse opstand van 1539-1540 hier gedetailleerd te beschrijven 95. Voor de nieuwsgierigen toch het volgende. Op 23 mei kwam een gewapende deurwaarder naar Oudenaarde met het bevel om binnen de 14 dagen een afvaardiging van de Oudenaardse ambtenarij voor de Geheime Raad te laten verschijnen. In de loop van de ochtend van 11 juni verschenen deze afgevaardigden in de grote zaal van het Hof ter Walle, waar de commissarissen van de keizer in vierschaar samengekomen waren. Boudewijn le Cocq was eveneens aanwezig en las de akte van inbeschuldigingstelling voor. Deze was, zoals iedereen gevreesd had, hoogst verpletterend voor de stad en haar inwoners. Vrijheden zouden worden afgeschaft, goederen aangeslagen en opstandelingen naar het schavot gebracht. Dank zij een smeekschrift, gericht aan de Koningin-Regentes, de voorspraak van een paar hooggeplaatste personen aan het Hof en het het sturen van een delegatie van de Stadsraad naar de de Keizer, die zich toen in Brussel bevond, is het uiteindelijk zover niet gekomen. Geen enkele schepen of lid van de stedelijke raad van Oudenaarde werd in het voorjaar van 1540 terechtgesteld. De ambachten werden bestuurlijk wel buiten spel gezet maar de dekens bleven grotendeels buiten schot. Het waren leden van de neringen die veroordeeld werden tot geldboetes, bedevaarten en in “slechts” twee gevallen de dood. Ook 8 personen die niet tot een gilde behoorden werden ter dood veroordeeld.
Boudewijn le Cocq en de ketters. In de periode dat Boudewijn le Cocq de procureur-generaal van de Grote Raad te Mechelen was (1529-1558) was de zogeheten Privé- of Geheime Raad nog geen echte Bloedraad geworden. Maar toch was het niet aan te bevelen om al dan niet verdoken protestantse sympathieën te hebben. In 1536 werd Gerrit van Assendelft – die iedereen in 1534 nochtans tegen de wederdopers had zien optreden - door procureur-generaal Boudewijn le Cocq verzocht om mee te werken aan een onderzoek naar zijn vermeende ketterse sympathieën. Het onderzoeksverslag dat le Cocq nadien aan landvoogdes Maria van Hongarije bezorgde woog zwaar genoeg om hem voor de Geheime Raad te Brussel te doen verschijnen om zich daar te verantwoorden voor zijn gedrag als de “materie van lutherie ter sprake kwam”. Er werd zelfs een raadsheer van de Grote Raad naar Holland om getuigenissen gestuurd, en pas toen deze met geruststellende berichten terug in de Zuidelijke Nederlanden verscheen mocht Gerrit van Assendelft naar den Haag terugkeren om er zijn normale bezigheden weer op te nemen 96.
Boudewijn le Cocq, een krat wijn en de universiteit van Douai. 94
Annales de la Société royale des beaux-arts et de littérature de Gand: Volumes 7-8, 1857, blz. 113. Ofschoon le Cocq hierin nergens wordt vernoemd, verwijs ik de geïnteresseerden toch graag naar de scriptie waarmee mevrouw Elien Doesselaere in het academiejaar 2009-2010 de graad van Master in de Geschiedenis behaalde aan de Universiteit van Gent en die ‘Twist ende groote beroerte: Opstand in Oudenaarde in 1539-1540’ als toepasselijke titel draagt. 96 Met recht en rekenschap: de ambtenaren bij het Hof van Holland en de Haagse Rekenkamer in de Habsburgse Tijd (1483-1558), Serge ter Braake, 2007, blz. 251. 95
57
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
In 1425 was de universiteit van Leuven gesticht en ze is lang de enige universiteit in de Lage Landen gebleven. Vanaf ca 1530 deed het Noordfranse Douai inspanningen bij het Hof in Brussel om ook een paar faculteiten te krijgen. Op 10 januari 1532 liet Leuven per brief aan keizer Karel V nogmaals zijn bezwaren kennen tegenover dit initiatief. Ook de magistratuur van Douai stuurde een brief naar Karel V en een delegatie naar het Hof in Brussel. Er volgde een 10 maanden durend dispuut tussen de Brabantse en Noordfranse steden. Gezantschappen spoedden zich van hier naar ginder en omgekeerd... Alle hulpmiddelen die Douai zouden kunnen helpen werden ingezet... Drie “ponchons” van de beste wijn van Beaune (66 Vlaamse Ponden per stuk!) verlieten Douai voor onze gewesten. Ze waren respectievelijk bestemd voor de Algemene Schatbewaarder van de keizer; voor de heer Desmarets (de meester der rekesten in de Private Raad) en voor Boudewijn le Cocq, de procureur-generaal. Naar het schijnt, maar dat weet ik alleen van horen zeggen, weliswaar uit goede bron 97, was vooral de laatste niet ongevoelig voor dit argument. Op 23 september 1532 zou een mij overigens onbekende Antoine de Rantre (dat was de inwoner van Douai die de wijn had afgeleverd) geschreven hebben (vertaald): “Op mijn vraag of hij oude of nieuwe wijn verkoos, verklaarde de procureur, die dat alles goed opnam: beter nu een goeie ouwe en de jonge als het nieuwe seizoen aankomt”. “We hebben daarover en goed gesprek gehad”, vervolgde hij. Was het de wijn, of waren het toch de andere argumenten? In ieder geval werd op 16 november 1532 besloten dat Georges de Themseke de vraag en de motieven van de mensen van Douai, evenals die van Leuven, zou onderzoeken. De afwezigheid van de keizer die de Turken in Tunis moest gaan bestrijden veroorzaakte wel enige vertraging in dit onderzoek. Pas op 8 februari 1533/1534 zat van Themseke samen met het stadsbestuur van Douai en ging hij het gekozen universiteitsterrein bekijken. En, ofschoon er in het verslag van dit bezoek niet over de consummatie van wijn geschreven wordt, kwam hij toch tot het besluit “dat de stad wel geschikt, mooi en sterk was, dat ze over zuivere en gezonde lucht beschikte en over een goede artillerie, en dat ze door een vlak landschap omgeven was.” De volgende dag, terwijl hij vanaf het Belfort uitkeek over de stad, verklaarde hij bovendien dat “de stad werkelijk schoon was, gerieflijk en geschikt om colleges, huizen, beurzen en opvoedingscentra te ontvangen”. Ik besluit. De stichting van 5 faculteiten te Douai werd op 31 juli 1559 (!) door een bul van paus Paulus IV bekrachtigd en door een andere bul van paus Pius IV op 6 januari 1560 bevestigd. Filips II heeft zijn goedkeuring op 19 januari 1561 gegeven.
Boudewijn le Cocq is een onbeschofte bemoeial. Nu volgen een paar losse nota’s over andere overgeleverde handelingen van de heer le Cocq. 1544-1547: Boudewijn le Cocq moeide zich met het klooster van Echternach dat zwaar in de schulden zat. Aspremont (de curator?) vroeg zijn mening over een aantal geplande transacties en op 26 februari 1544 heeft hij die gegeven... en heeft hij ook over de benoeming van een nieuwe prior zijn niet eens gevraagd gedacht gezegd. Was keizer Karel V bij de paus in Rome niet zijn onaantastbaar benoemingsrecht gaan bedingen? En dat was dan nog wel voor een vergelijkbaar geval in Artois, Frankrijk, dat zich onder de Franse kroon bevond. Op 25 juli 1547 installeerde Aspremont Pierre Lysius Colinart als prior van Echternach. Boudewijn le Cocq had hem, met de steun van de Privé-Raad, voorgesteld 98. 97
Memoires lus a la Sorbonne dans les seances extraordinaires du Comité Impérial des Travaux historiques et des cociétés savantes, Université de Paris, Paris 1865, blz. 47 e.v. 98 Sacris erudiri, volume 7 Brepols, 1955, blz. 319 en 328.
58
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
In 1553 spanden enkele raadsheren van de Grote Raad te Mechelen een proces aan tegen Boudewijn le Cocq, hun eigen procureur-generaal. Hij zou zich in de raadkamer zeer onbeschoft gedragen hebben. Philibert de Bruxelles, een lid van de Geheime Raad, werd met een onderzoek belast en ondervroeg alle raadsheren en de twee griffiers van de Grote Raad. Verdere details ontbreken helaas maar Boudewijn heeft de kwestie overleefd en is tot aan zijn dood procureur-generaal mogen blijven 99. 13 mei 1555, Antwerpen. De keizer bevestigde en ratificeerde een contract, opgemaakt tussen Boudewijn le Cocq, lid en procureur-generaal van de Grote Raad van Mechelen, en Augustin Sauli, een edelman uit Genua en pachter van de aluin van de H. Kerk van Rome 100.
Een moordenaar in de familie. Het volgende verhaal is overgenomen van de website van “de Ware Vrienden van het Archief van Mechelen”. Het is daar te vinden onder de titel “Een passioneel drama in 1557 te Mechelen” 101 “Op woensdag 23 juni 1557 rond vier uur, bij het ochtendgloren, begroeven vier mannen op het Sint-Pieterskerkhof Gillis Hallet, een jongeman van 25 jaar, slachtoffer van een moord. Hij was de dienaar en secretaris van procureur-generaal Baudouin le Cocq, die woonde in de Bleekstraat. Zoon Aert le Cocq, een nietsnut en een dronkelap, leefde al maanden op gespannen voet met zijn vader en met Gillis, de secretaris. Op deze laatste was hij jaloers omdat hij hoog in aanzien stond bij zijn vader en omdat Lijsken Rutten, de inwonende kamenierster hoogzwanger was van Gillis. Aert was namelijk ook verliefd op Lijsken. Na het diner op dinsdag 22 juni leidde een ondubbelzinnige vermaning van vader Baudouin tot een woede-uitbarsting van Aert, die Gillis Hallet met een mes doodstak. Lijsken was de wanhoop nabij en toen vader le Cocq haar verweet dat het allemaal haar schuld was, vluchtte ze naar de zolder waar zij trachtte zelfmoord te plegen door zich tot tweemaal toe met het pennenmes van Gillis in de buik te steken. Hoewel procureur-generaal le Cocq wist dat na een moord een lijkschouwing moest gebeuren, gaf hij de opdracht om Gillis Hallet ongemerkt te laten begraven, met medeweten van pastoor Jan Verreijcken en chirurgijn Gerard De Neve, die hij op het hart drukte dat hij zijn mond moest houden. De ganse zaak bleef echter niet onopgemerkt en de Grote Raad gelastte een onderzoek. Een aantal bekende (en minder bekende) personages passeren de revue, o.a. Joachim Hoppers 102, een neef van Viglius en Lieven Everaerts, beiden raadsheren in de Grote Raad. Rembert Dodoens werd gelast met een lijkschouwing, die uiteindelijk niet werd uitgevoerd. Enkele dagen later beviel Lijsken ten huize van de procureur-generaal van een meisje, Anneken, die onmiddellijk na het doopsel stierf. Het kind was te vroeg geboren, maar was niet gewond geraakt bij de zelfmoordpoging van haar moeder.” Tot daar het verhaal van “de Ware Vrienden”. Na de moord ging Aert asiel vragen bij de broeders Augustijnen maar toen hij hen vertelde dat hij iemand vermoord had, werd hij niet binnen gelaten. Aert trok daarop de wijde wereld in maar – nadat zijn vader Boudewijn zichzelf de schande bespaarde door op 25 april 1558 te overlijden – kwam het toch tot een proces voor de Grote Raad. Op 13 januari 1559 (Brabantse 99
Voortschrijdend procesrecht: een hist. verkenning, door C. H. van Rhee, F. Stevens, en E. Persoons, p. 22 Liste chronologique des édits et ordonnances des Pays-Bas, com. royale des anciennes lois, 1885, p. 374. 101 Het verhaal is nog uitgebreider te lezen (maar dan wel in het Engels) op blz. 108 van “Confronting Mortality with Art and Science, van Pascale Pollier-Green, Ann Van De Velde en Chantal Pollier”. 102 Een kleindochter van Joachim Hoppers, Tita Johanna Hoppers, zou later in Malderen vrouwe van Marselaer worden. 100
59
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
tijdrekening die een nieuw jaar maar met Pasen liet beginnen, dus eigenlijk is dat 1560) werd hij bij verstek veroordeeld tot verbanning met inbeslagneming van al zijn eigendommen. Vanuit zijn nu officieel geworden ballingschap stuurde Aert le Cocq een verzoek om gratie naar koning Philips II. Ik heb de briefwisseling gevonden die deze daarna over deze zaak met de landvoogdes heeft gevoerd. Erg moeilijk was dat niet, ze staat op het Internet 103. Margareta van Oostenrijk, hertogin van Parma, aan Philips II. (Vertaald) Brussel 18 december 1561. Aangaande het verzoek dat door de zoon van wijlen de heer Baudouin le Cocq, in zijn leven procureur-generaal van Zijne Majesteit bij de Grote Raad, bij Uwe Majesteit werd ingediend, heb ik de leden van de Privé-Raad daarover laten delibereren. Zij denken dat de strafvermindering wel kan toegestaan worden gezien de tijd die inmiddels al verlopen is, gezien de tussenkomst van meerdere goede personen en gezien de (ver)diensten van zijn vader. Vooraleer terug te keren zou hij toch gedurende een periode van 3 jaar dienst moeten nemen tegen de ongelovigen. En indien Zijne Majesteit zijn bezittingen, die al aangeslagen zijn, zou willen restitueren, dan zou er hem een flinke boete van twee à drieduizend gulden kunnen opgelegd worden, en dat ofschoon het proces nog hangende is bij de Grote Raad voor de eigendommen die in Mechelen gelegen zijn. Mocht Zijne Majesteit hem de gevraagde gratie willen verlenen, dan zou deze tot dit advies kunnen beperkt worden. Philips II aan Margareta van Oostenrijk, hertogin van Parma. (Vertaald) Madrid, 7 februari 1561/1562) Ik wil best gedogen om aan de zoon van wijlen meester Baudouin le Cocq, mijn oudprocureur-generaal in mijn Grote Raad, de gratie te verlenen waar hij om vraagt, daarbij rekening houdend met de aanbevelingen van de leden van mijn privé-raad en met uw brieven. Met daarbij de teruggave van de in beslag genomen eigendommen, mits een boete van 3000 Gulden en mits bovendien, de verplichting om gedurende drie jaar tegen de ongelovigen te dienen. Philips II aan Margareta van Oostenrijk, hertogin van Parma. (Vertaald) Madrid, 7 februari 1561/1562). Bijzondere zaken - De koning staat de strafvermindering toe, gevraagd door Arnould le Cocq. Ik weet niet wat er verder van Arnold le Cocq geworden is. Blijkbaar is hij heer van Winterpoel geworden en is hij nooit getrouwd. Waarschijnlijk is hij nooit naar Mechelen teruggekeerd, zelfs niet om er begraven te worden ofschoon hij daar in de parochiale kerk van Sint Jan – samen met zijn eveneens ongehuwde zuster Johanna - een grafzerk had 104. Sepulture van Joncheer ARNOLDUS LE COCQ Schilt knaepe, Filius BAUDEWINS Heere van Winterpoel In Malderen, die overled ......... Ende van Joncvrauwe JOHANNA LE COCQ Sijn Suster, die overled de XXVII April Anno XVIc VIII ende beyde overleden ongehauwet bidt voor de sielen
103
Correspondance de Marguerite d'Autriche, duchesse de Parme, avec Philippe II, Volume 2, Margaretha van Oostenrijk (landvoogdes), uitgegeven door M. Gachard, 1863, blz. 49-51, 74 en 551. 104 Provincie, Stad, ende District van Mechelen: opgeheldert in haere kercken, kloosters, kapellen, godshuysen, gilden, publieke plaetsen, met de fondatiën, patronaetschappen, ende voorrechten, daer aen klevende, etc. eerste deel, blz. 333 – Brussel , 1770.
60
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
De opvolging van Boudewijn le Cocq. Boudewijn le Cocq overleed op 25 april 1558. Op 26 mei 1556 was hij al weduwnaar geworden. Hij en zijn vrouw werden begraven in de O.L.V. Kapel van de Mechelse Sint-Pieterskerk 105 . Op zijn zerk staan volgende titels: heer van la Motte, Broyaert 106, Groenhoven en Winterpoel, gewezen raadsheer en procureur van zijne Majesteit en van diens Grote Raad van Mechelen. Naar het schijnt zouden ze acht kinderen gehad hebben maar tot voort kort waren er bij de genealogen bij mijn weten maar 2 bij naam gekend. Dank zij het vorige verhaal zijn er dat dus drie geworden: - Anna trouwde (zoals al een paar keer geschreven) met Leonard Herdinck de zoon van Adolf Herdinck, de vroegere eigenaar van hof ten Broecke. - Aert (Arnould). - Pierre. Daarnaast heb ik ook nog volgende namen gevonden: - Johanna le Cocq, bleef ongehuwd, stierf op 27 april 1608 en werd en werd in de kerk van Sint Jan te Mechelen begraven (zie grafzerk hierboven). - Philippe le Cocq, was advocaat bij de Grote Raad te Mechelen in 1545. - Adrien le Cocq, was advocaat bij de Grote Raad in 1567 107. - Willem le Cocq, was eveneens advocaat in de 2de helft van de 16de eeuw en heeft zowel voor het Hof van Holland als voor het Feodaal Hof gepleit.
105
Bron: Historia Sacra et Profana archiepiscopatus Mechliniensis, Cornelius van Gestel, ‘s Gravenhage 1725. Broyaert of Broignart heb ik niet kunnen identificeren. Waarschijnlijk was het een deel van la Motte (in 1504 werd er, tezelfdertijd met Hugues le Cocq, heer van la Motte, ook over een raadsheer Tristan de la MotteBroyaert gesproken). 107 Deze Adriaen, lazen we op blz. 49 van “de kroniek van Londerzeel” van Marcel Slachmuylders, werd in 1567 samen met Ridder Charles Quarré door de Raad van Brabant naar Grimbergen (eigendom van de “rebel” prins Willem van Oranje) gezonden om er een staat van diens goederen op te maken en naar de gezindheid van de machthebbers en bevolking te peilen. Ook over Londerzeel, een leen van de prins, en over de Burcht, werden toen vragen gesteld. 106
61
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
15. Pierre le Cocq (1520/1558-1593) en Catharina Materne gezegd de Wijts
Pierre le Cocq deed het verhef van “het Groenhoff” op 1 juli 1558. Hij was geboren omstreeks 1520. We kennen zijn ouders. Hij studeerde in Leuven en werd er doctor in de rechten en de godgeleerdheid. Hij trouwde met Catharina Materne, gezegd de Wijts (de Wyts), vrouwe van Waerde, dochter van Boudewijn, heer van Chantraine en Waerde (maar begraven in Wulvergem) en van Maria van Hollebeke, vrouwe van Wulvergem 108. Hij erfde van zijn vader de titels “Heer van la Motte en Groenhoven”, en van zijn schoonouders die van “heer van Waerde en Wulvergem 109”. Op 7 mei 1555 werd Pierre adviserend lid (of raadsheer-commissaris) in de grote raad van Vlaanderen te Mechelen. Vier jaar later volgde hij er zijn vader als gewoon raadsheer op. Op 22 oktober 1567 werd hij tot procureur-generaal benoemd 110. Intussen kwam men ook al eens in Malderen tegen. - Op 10 maart 1563 verwierf hij (door aankoop) een recht van vijfde schoof en een cijns die sedert vele generaties aan de familie Vandennieuwenhove toebehoord hadden. Het betreft hier ongetwijfeld de terugkoop van de watermolen van de Herbodinne die in 1462, samen met de rest van ten Broecke, eigendom van Philips van Nieuwenhoven geworden was, in 1477 door Jan Hasebyt niet werd overgenomen en sindsdien een afzonderlijk leen was geworden. - Op 7 april 1564 verbleef hij met zijn gezin zeker in Malderen toen zijn zoontje Viglius stierf en in de kerk van Malderen begraven werd.
Pierre le Cocq versus de ketters van het Westkwartier. Als we het over Pierre le Cocq hebben, dan kunnen en mogen wij niet voorbij gaan aan zijn aandeel in de protestantenvervolging in de tweede helft van de 16de eeuw. Louis Paul Boon en Marguerite Yourcenar hebben over hem geschreven. Boon deed dat in zijn Geuzenboek waarin hij hem op blz. 386 als “berucht om zijn wreedheid jegens de Hervormden die hij kon opsporen...” omschreef. 108
In Malderen, tussen de Beekstraat en de Waterbossen, heeft ooit het laathof Hollebeke bestaan. Omstreeks 1615 kwam het cijnsboek daarvan in het bezit van Lieven De Bleser (de pachter van het Hof ten Broecke) 109 Wulvergem in West-Vlaanderen, bij Mesen, op de grens met Frankrijk. 110 De Raad van Vlaanderen en staatsvorming onder Karel V (1515-1555), P. Van Peteghem, blz. 373-374.
62
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
In “L’Oeuvre au Noir” beschrijft Marguerite Yourcenar de laatste levensmaanden van de Brugse priester, arts, alchemist en filosoof Zeno die, vanwege de medische zorgen die hij aan opstandelingen verstrekte, maar nog meer vanwege zijn eigen onorthodoxe ideeën, eind 1568 werd opgepakt en door de Inquisitie tot de brandstapel veroordeeld werd. Tijdens zijn proces trad voor de Raad van Vlaanderen een zekere Pierre le Cocq als openbare aanklager op. Yourcenar beschrijft hem als “l’homme à tout faire du duc d’Alve en Flandre” (het manusje van alles van de hertog van Alva in Vlaanderen). Hij schrok er niet voor terug om op een gegeven ogenblik het zwaar beladen woord “magie” te laten vallen en te suggereren dat de bewondering die Jean Louis de Berlaymont (één van Zeno’s verdedigers) voor de beschuldigde koesterde wel eens het gevolg van een betovering zou kunnen zijn. Na de veroordeling werd de executie van Zeno een aantal keren uitgesteld. Pas toen Pierre le Cocq zich in februari 1569 opnieuw met de zaak ging bemoeien en vond “dat men al bijna 6 weken aan futiliteiten verloren had, terwijl het zo eenvoudig was om gewoon de sancties van de wet toe te passen” besefte Zeno dat zijn einde onafwendbaar was en heeft hij zich in zijn cel de polsen overgesneden. Eerder had Pierre le Cocq zich ook al laten opmerken door een aantal afvallige monniken op de brandstapel te laten belanden maar hij had hen, bij wijze van gunst, vooraf wel laten wurgen 111. Yourcenar en Boon hebben hun werk niet zonder een grondige voorstudie geschreven, maar het blijven romanciers. We dienen ons af te vragen of ze de heer van Groenhoven misschien toch geen onrecht hebben aangedaan. Gelukkig zijn er ook vele originele documenten en verslagen uit deze gruwelijke periode bewaard gebleven. Ze zijn te vinden in de vele registers van de “Conseil des Troubles” of “de Raad van Beroerten” in het rijksarchief. De meeste, vooral die uit de eerste echte repressiejaren, werden ook in volgende werken overgenomen: - Troubles religieux du XVIe siècle au quartier de Bruges, 1566-1568, A.C. De Schrevel - Annales: revue trimestrielle pour l’étude de l’histoire et des antiquités de la Flandre. - Handelingen, volume 37 – Genootschap voor geschiedenis Brugge, - Handelingen, volume 42 – Genootschap voor geschiedenis Brugge, 1894 - Annales de la Société d’émulation de Bruges: volume 42, société d’émulation pour l’étude de l’histoire et des antiquités de la Flandre, 1894. - Theologisch tijdschrift, volume 31. - Troubles religieux du XVIe siècle dans la Flandre maritime, 1560-1570, Charles Edmond H. de Coussemaker, 1876. Zonder ook maar een vermoeden van volledigheid te betrachten, is het toch mogelijk om uit die bronnen de volgende synthese van het optreden van Pierre le Cocq in deze aangelegenheden te maken. De eerste Beeldenstorm in de Zuidelijke Nederlanden begon niet in Antwerpen maar, na een preek van Sebastianus Matte, op 10 augustus 1566 in Steenvoorde in het zogeheten “Westkwartier” (de zuidwestelijke hoek van het Graafschap Vlaanderen). Bij de ergst getroffen steden bevonden zich Veurne en Sint-Winoksbergen (Bergues), maar ook Brugge bleef niet helemaal gespaard. Vanaf 20 augustus zwermden woedende protestanten ook over de provincies Antwerpen en Brabant uit.
111
Zo’n uitzonderlijke gunst was dat eigenlijk niet. Ze was voor voormalige priesters voorbehouden. Zoals ik eerder schreef had ook William Tyndale van zo’n tegemoetkoming mogen “genieten”. De wurging gebeurde op het moment dat de brandstapel werd aangestoken.
63
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Aanvankelijk probeerde het centrale bestuur te Brussel, onder leiding van landvoogdes Margareta van Parma (1559-1567) de ongeregeldheden door de plaatselijke autoriteiten en garnizoenen te laten controleren, maar omdat vele leden daarvan zelf in meer of mindere mate Calvinistisch waren, viel dat niet mee. Op 12 oktober 1566 liet de graaf van Egmont (toen nog officieel Spaansgezind) vanuit Brussel aan het stadsbestuur van Bergues weten dat hij 100 mannen van de compagnie van de heer van la Motte stuurde om de blijkbaar falende compagnie van mijnheer de Licques te vervangen 112. De hier bedoelde heer van la Motte was geen le Cocq, maar een zekere Vilain de Pardieu. Na een razzia die 4 dagen duurde volgden de eerste veroordelingen en executies in Bergues. Intussen werd overal naar de gezindheid van de plaatselijke machthebbers en de bevolking gepeild. Zo werd op 28 januari 1567 Adrien le Cocq (advocaat bij de Grote Raad) 113 samen met Ridder Charles Quarré door de Raad van Brabant naar Grimbergen (eigendom van de rebel Prins Willem van Oranje) gezonden om er – met het oog op inbeslagname - een staat van goederen op te maken en de houding van gezagsdragers en burgers te onderzoeken. Ook over Londerzeel, een leen van de prins, en over de Burcht, werden toen een aantal vragen gesteld. Op 9 augustus 1567 werd een andere le Cocq, namelijk Pierre, samen met Liévin Snouck door Margareta van Parma naar het Westkwartier gestuurd. Als “speciale commissarissen van de landvoogdes” en als “leden van de Raad van Vlaanderen” was het hun taak om – overal in de streek van Brugge, Veurne, Hondschote en Sint-Winoksbergen - informatie in te winnen over de wanordelijkheden die zich tijdens de troebelen hadden voorgedaan, over de belangrijkste schuldigen en over de manier waarop militairen en burgers al dan niet hun plicht hadden gedaan. Het organiseren van deze missie was één van Margareta’s laatste wapenfeiten. In de nazomer van 1567 werd ze als landvoogd door Fernando Alvarez de Toledo, de beruchte Hertog van Alva, vervangen. Meteen heeft ook de opdracht van de commissarissen le Cocq en Snouck een andere inhoud gekregen. Naast het feit dat ze gelast werden om de bezittingen van de gevluchte opstandelingen met het oog op een confiscatie te inventariseren en te laten bewaken, werden ze nu ook ingeschakeld bij de verhoren van degenen die gebleven en opgepakt waren. De hierboven als bron geciteerde “Troubles religieux du XVIe siècle, au quartier de Bruges, 1566-1568” van A.C. De Schrevel, bestaat voor het grootste gedeelte uit de processen-verbaal van die verhoren en uit de rapporten die daarover naar het Centraal Bestuur in Brussel werden gestuurd. In september 1567 richtte Alva ook een speciale rechtbank op die uit 12 leden bestond en die alle oproerkraaiers moest berechten. Dit was de zogenaamde ‘Raad van Beroerten’, die van de bevolking weldra de naam ‘Bloedraad’ meegekregen heeft. In een officieel document van eind 1567 – waarin Pierre le Cocq en Liévin Snouck de notabelen van Bergues een terug te sturen vragenlijst bezorgden – hebben ze zichzelf ondubbelzinnig als commissarissen van deze “Conseil de Troubles” geïdentificeerd.
112
Die troepen van mijnheer de Licques waren nochtans ook voor geen kleintje vervaard. Het waren zij die op 27 juli 1579 een groot deel van Londerzeel, waar de rebel, de prins van Oranje, een schepenbank, een burcht, 2 molens en nog vele andere bezittingen had, in de as zouden leggen. 113 Adrien komt in de klassieke genealogieën niet voor. Gezien zijn beroep kan hij haast niet anders dan een zoon van Boudewijn 1 geweest zijn. Boudewijn zou 8 kinderen gehad hebben maar er worden doorgaans maar 2 namen genoemd.
64
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Elders staat: “Alzo Mrs. Pieter de Cock, raed ende procureur generael 114, ende Lievin Snouck, ooc raedt ende commissaris inden raed van Vlaendren, commissarissen van weghe myn heere den hertoghe van Alva”. In augustus 1567 waren le Cocq en Snouck hun werkzaamheden in Bergues begonnen. Begin december bevonden ze zich in Brugge. Op 13 december werden ze door Alva nog eens speciaal opgedragen om de eigendommen van de gevluchte Bruggelingen te inventariseren en presenteerden ze zich s’morgens bij burgemeester Nicolaes Boulengier om de medewerking van het stadsbestuur te vragen. Die werd geweigerd. Desondanks waren de twee commissarissen al eind december klaar met hun voorlopig onderzoek. De omstandigheden noopten le Cocq en Snouck om ook daarna nog een tijd in het Westkwartier, en meer bepaald in Brugge, te blijven. In december ontscheepten immers eerder naar Engeland gevluchte sectaristen op de Vlaamse kust, begonnen er kerken in brand te steken en aarzelden niet om priesters en andere Spaansgezinde katholieken te vermoorden. Bij de slachtoffers waren o.a. de pastoors van Houtkerke en van Oostkapelle, de pastoor van Reningelst en zijn kapelaans (12 januari 1568) en soldaten van de baljuws van Bergues en Rousbrugge. Toen le Cocq en Snouck zich op 2 en 3 maart 1568 in Veurne bevonden, profiteerden de opstandelingen daarvan om een nieuwe (eerder beperkte) Beeldenstorm door Brugge te laten razen. Op 2 en 16 april 1568 (en naar ik aanneem ook in de periode daartussen) waren de gezanten van Alva opnieuw in Bergues actief, waar ze o.m. de opdracht kregen om de burggraaf en 2 à drie schepenen een uitnodiging voor een altijd gevaarlijke reis naar het Hof te Brussel te bezorgen. A.C. De Schrevel heeft zijn best gedaan om de wreedheid van de protestantenvervolging, die hij als goede katholieke monnik overigens niet veroordeelde, te nuanceren. De vluchtelingen werden veroordeeld tot eeuwige verbanning en confiscatie van hun goederen. Degenen die in Brugge gevat werden kregen diverse straffen. En inderdaad, niet zelden waren die eerder aan de “milde” kant. Degenen die zich tot het luisteren naar Calvinistische preken hadden beperkt kwamen er meestal met een geldboete vanaf of met de veroordeling om gedurende een bepaalde tijd de katholieke eredienst bij te wonen met een brandende kaars in de hand. Maar dat belette niet dat er ook in dit eerste echte vervolgingsjaar al vele ketters stierven door het zwaard of opgehangen werden. Le Cocq en Snouck hebben, voor zover ik het heb kunnen beoordelen, wel vele mensen aan het schavot gepraat maar nooit zelf veroordelingen of straffen uitgesproken. Wel hebben ze – zoals uit vele documenten blijkt – er altijd voor gezorgd dat de wensen van de hertog van Alva ook in Brugge goed begrepen werden. Een voorbeeld uit de vele... Op respectievelijk 23 juni en 14 augustus 1567 waren de ‘ketters” Pierre Victoire (uit Valenciennes) en Jan van Wychuuse (uit Tielt) in Brugge opgepakt. le Cocq en Snouck hadden met hun arrestatie en verhoor dus niets te maken. Toch waren zij het die met Alva over hun veroordeling correspondeerden en op 18 maart 1568 van hem het bevel kregen om hen te laten executeren. Beiden werden op 31 maart opgehangen. De brief van Alva is o.m. op blz. 336 en 492 van Annales de la Société d'émulation de Bruges, volume 42. te lezen. Op 10 september 1568 stuurden le Cocq en Snouck aan het bestuur van Bergues en Bergambacht een lijst met de namen van de personen uit de kastelanij van Bergues die op bevel van de hertog van Alva geëxecuteerd of verbannen werden. De geïnteresseerde kan deze lijst in al de hierboven geciteerde werken vinden. 114
Ik herinner er aan dat hij dat laatste door een benoeming op 22 oktober 1567 geworden was.
65
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Als procureur-generaal van de Raad van Vlaanderen was Pierre le Cocq beroepshalve verplicht om aan de vergaderingen van de Raad van Beroerten (die doorgaans in Gent plaats hadden) deel te nemen. Maar omdat hij zijn landvoogd als speciale commissaris in het Westkwartier moest dienen, heeft hij zich in die Raad door Jacob Hessels laten vervangen. Dat heeft mogelijk zijn leven gered. Want, nadat Alva naar Spanje teruggeroepen was, werd deze Hessels in 1576 in Gent door de opstandelingen opgepakt en in 1578 opgehangen 115.
De Ketters versus Pierre le Cocq. Niemand was tussen 1567 en 1585 nog veilig voor de Raad van Beroerten. Zelfs de eigen leden niet. In een oud boekje dat in 1752 door pater Bernardus De Jonghe, predikheer en dus niet noodzakelijk objectief, uitgegeven werd 116 vond ik volgende merkwaardige passage: “Den 24 (januari 1569) wierd den Heere van Wulfvergem, die eenige dagen te voren door Artus Bousse Bailliu van Deynse gevangen was, als mede pligtig van de Samensweiringe der Nederlandsche Edellieden uyt het Graven-Casteel gevoert naer Brussel, alwaer hy voor den Bloedt-Raedt zig zoodanig verweirde, dat hy wierd losgelaten en Bousse in tegendeel gevangen, van den Heere van Wulfvergem beschuldigt zynde van Beeldtstormerye, en van eenen van de eerste aenleyders tot de zelve geweest te hebben.”. En verder: “Den 9. Feb. hoorde Mr. Jan vander Burcht de Oorconden tegen Artus Bousse, van de welke verscheyde getuygden, dat Bousse eenen aenleyder van de Beeldstormers hadt geweest, en dat zy hem gezien hadden met een Pistool in de handt, gebiedende dat alle, die niet gewapent en waren, zouden vertrecken; en dat de andere alle de Afgoden (zoo noemde hy dan de Beelden der Heyligen) zouden breken, maer niet mededragen, op pyne van de galge...” Dezelfde getuigen werden op 26 september naar Brussel ontboden om opnieuw tegen Bousse te getuigen. De meesten sloegen echter op de vlucht omdat Bousse ook hen van Beeldstormerij beschuldigd had en omdat in die omstandigheden een retourbiljet Brussel-Gent absoluut niet werd gegarandeerd. Pater De Jonghe vertelt ons niet hoe het uiteindelijk met de baljuw van Deinze afgelopen is. Maar elders 117 staat te lezen – zonder dat daarbij een link naar het incident met Pierre le Cocq wordt gelegd - dat Arnout of Artus Bousse, chirurg(ijn), pensionaris en baljuw van Deinze, op 11 augustus 1569 vóór het Gravenkasteel als beeldstormer werd onthoofd. Wat overigens niet belette dat hij in de kerk van het Gentse Groot Begijnhof begraven werd. In die periode stond op de diverse pleinen van Gent praktisch elke dag een schavot of een brandstapel opgesteld. Voor details verwijs ik naar de gespecialiseerde literatuur, vooral de diverse in Nederland verschenen zogeheten “Martelarenboeken”. Volgens Bernardus De Jonghe zou Pierre le Cocq, heer van Wulvergem en Groenhoven, getrouwd met Catherine Materne, gezegd Wyts, pas na deze gebeurtenissen raadsheer van de Raad van Vlaanderen geworden zijn. Uit wat voorafgaat weten we dat dit een verkeerde interpretatie is. In ieder geval kon een man als le Cocq, na zijn harde confrontatie met de Bloedraad, maar op 2 manieren reageren. Ofwel hield hij zijn participatie aan reformatie en contrareformatie voor
115
Jozef Verheyden in GHKL 1999/1 gaat er van uit dat dit gewoon een wraakaktie van de opstandelingen was voor de wreedheden die Hessels gedurende zijn 10-jarig lidmaatschap van de Bloedraad had begaan, maar verder in dit historisch overzicht zal ik bronnen citeren die daar anders over denken. 116 Ghendtsche Geschiedenissen of Chronyke van de beroerten en ketterijen binnen en ontrent de stadt van Ghendt sedert ’t jaer 1566 tot het jaer 1585, te samen gevoegt uyt verscheyde schriften van eventydige aenteekenaers, archiven van kloosters, etc, Bernardus De Jonghe, 1752, Volume 1, blz 135. 117 Onder meer in “Het Gentse martyrologium, 1530-1595, Dr. A. L. E. Verheyden, faculteit van de wijsbegeerte en letteren rijksuniversiteit te Gent, 1945, blz. 52”.
66
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
de rest van zijn leven voor bekeken. Ofwel heeft hij zich nog wat harder voor de “goede” katholieke zaak ingespannen. Hij heeft voor de tweede mogelijkheid gekozen.
Pierre le Cocq naar Douai en naar Malderen. Over de activiteiten van Pierre le Cocq tussen 1569 en 1576 heb ik jammer genoeg niet veel gevonden. Omdat zijn zoontje Jacques op 7 juni 1574 overleed en in het koor van de kerk van Malderen begraven werd, weten we dat zijn gezin op dat moment alleszins op het Groenhof verbleef. Intussen heeft hij de landvoogd en de Spaanse Koning altijd trouw gediend. Of om het met de woorden van historicus J.F. Foppens op blz. 160 van zijn “Histoire du Conseil de Flandre” te zeggen (uit het Frans vertaald): “Gedurende de godsdiensttroebelen en de opstand tegen de staat, die de stad Gent zeer zwaar getroffen hebben, is hij constant trouw aan zijn vorst gebleven”. Ik vermoed dat Pierre le Cocq, nadat Alva naar Spanje teruggeroepen was, en na de arrestatie van zijn plaatsvervanger Hessels in 1576, de hem voorbehouden plaats in de Gentse afdeling van de Raad van beroerten effectief heeft opgenomen. Ergens 118 las ik dat hij in 1578 in Gent woonde en dat aan zijn huis een gevangenis met bewakers verbonden was. Foppens bevestigt in de al geciteerde bron:“Samen met zijn collega’s trok hij zich in 1578 terug in Douai, waar ze vanaf dan tot in 1583 hun vergaderingen gehouden hebben”.
Pierre le Cocq naar Malderen. In Douai begon Pierre le Cocq ook een beetje aan zijn oude dag te denken. Het lijkt er sterk op dat hij al in 1580 plannen had om na de troebelen – die toch eens moesten eindigen – definitief naar Malderen terug te keren. Maar voor een man met zijn carrière was het Groenhof niet prestigieus genoeg. Op 23 februari 1580 zorgde hij er alvast voor dat de luitenant, de leenmannen, de meier en de pachters van zijn “hove ten Broecke alias Groenhoff” het recht kregen om een zegel met zijn wapenschild te laten graveren. Hierdoor werd zijn leenhof, in afwachting van beter, alvast als het ware tot semi-heerlijkheid verheven. In 1580 werd hij bovendien de heer van een echte heerlijkheid.
Pierre le Cocq en Oudenhove in Londerzeel. Elders beschrijf ik de bewogen geschiedenis van het Goed van Voorspoel en Oudenhove in Londerzeel. Het oude Voorspoel, gelegen op de grens van Londerzeel en Wolvertem, vormde wel een min of meer aaneengesloten geheel maar had aan 2 verschillende leenhoven rekenschap af te leggen. Een deel van de gronden behoorde (zoals het grootste deel van Londerzeel) tot het Land van Grimbergen, een andere deel was van het Land van Dendermonde. Een stuk van dat laatste vormde dan weer een heerlijkheid waar een laathof met een eigen meier aan verbonden was. Door zijn huwelijk - omstreeks 1475 - met Margriet van Voorspoel (dezelfde die in 1472 door Philips van Nieuwenhove, heer van ten Broecke was ontvoerd) zou Joris Clockman, na het overlijden van zijn schoonvader Jan 2 van Voorspoel, in principe mede-eigenaar van dat alles moeten worden. Maar intussen was er niet zo heel ver van de oude omwaterde gebouwen van het Hof van Voorspoel een nieuwe Hoeve van Voorspoel opgetrokken en was er een feitelijke splitsing van het patrimonium opgetreden. Het Goed van Voorspoel had voortaan betrekking op de eigen-
118
Collection de mémoires relatifs à l'histoire de Belgique, Nummer 7, Sociéte de l'histoire de Belgique, 1860, blz. 153.
67
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
dommen van de nieuwe Hoeve; het oorspronkelijke oude Hof werd – niet helemaal onterecht – vanaf nu Oudenhove geheten. Joris Clockman werd uiteindelijk alleen de heer van Oudenhove. In 1534 hebben de kinderen van Voorspoel hun eigendommen van het Land van Dendermonde aan het Land van Grimbergen overgedragen. De erbij horende heerlijke rechten werden aan het oorspronkelijke goed, dus dat van Oudenhove, toegewezen. Na Joris Clockman is in 1526 diens zoon Jacob Clockman tot 1560 heer van Oudenhove geworden. Diens zoon Adolf Clockman volgde hem in 1561 op. In 1566 braken met de Beeldenstormen echter de Beroerde Tijden aan. De opstand in de Nederlanden tegen het Spaanse gezag onder Philips II was aanvankelijk een godsdienstoorlog die evenwel snel tot een echte onafhankelijkheidsoorlog evolueerde. De aanvoerder van de rebellen was Willem van Oranje. In zijn nevenfunctie van heer van het Land van Grimbergen was die ook de heer van de Grimbergse leengoederen in Londerzeel, waarbij het goed van Oudenhove. In december 1567 werden de eigendommen van Willem van Oranje een eerste keer door het Spaans Bestuur aangeslagen en op 25 januari 1568 werd Adolf Clockman aangemaand om Oudenhove te verlaten. Hij mocht wel elders in Londerzeel blijven en is er voor de rest van zijn leven herbergier geworden. Het goed van Oudenhove is vervolgens in handen van Spaansgezinde patriotten terecht gekomen, maar niet helemaal. De eraan verbonden heerlijke rechten waren daar blijkbaar niet bij en zijn nog tot 1580 van Clockman gebleven. Mogelijk was men vergeten dat ze nog bestonden. In 1580 werd de heerlijkheid door Clockman – ongetwijfeld onder dwang – alsnog aan een andere Spaansgezinde edelman verkocht. Welnu, de strafste Spaangezinde Geuzenhater en protestantenvervolger in de Nederlanden was de ons inmiddels goed bekende procureur-generaal van Vlaanderen en die heette Peeter le Cocq. Naast eigenaar van het nog niet helemaal heerlijke Groenhoven is hij op 10 mei 1580 ook de heer van de Oudenhove geworden; maar alleen van de heerlijke rechten en niet van de 8 bunders grond. Zijn bezetman - een gevolmachtigde die zijn officiële zaken kon regelen wanneer hijzelf afwezig was – was de mij volslagen onbekende jonker Willem Boijerhals. De heerlijke rechten van Oudenhove zijn daarna nog minstens 6 generaties lang de eigendom van de familie le Cocq gebleven. Noch Peeter noch zijn opvolgers hebben het echter nodig geoordeeld om de titel ‘heer van Oudenhove’ aan hun nomenclatuur toe te voegen. Zo interessant zal die dus niet zijn geweest. Ook ik zal in de rest van dit verhaal niet erg veel aandacht meer besteden aan deze zaak.
Pierre le Cocq en zijn niet zo heel rustige oude dag. Toen de leden van de Raad van Beroerten in 1583 – toen het in Vlaanderen terug iets minder gevaarlijk voor hen geworden was – naar Gent terugkeerden, en Pierre le Cocq zelfs tot in Malderen is geraakt, stelde hij vast dat de Geuzen tijdens zijn afwezigheid – waarschijnlijk in 1578 - zijn watermolen op de Herbodinne en waarschijnlijk ook zijn windmolen op de Malderheide in brand gestoken hadden. Het Groenhof zelf was gelukkig van wraakacties gespaard gebleven. Om het lot niet verder uit te dagen heeft hij toen besloten om dat met een slotgracht te beveiligen. In het archief van notaris Van Paesschen uit Liezele vond Jozef Verheyden 119 een document dat hiernaar verwijst: “in april 1647 getuigde en verklaarde een Mattheus van Sande, woonachtig te Malderen, oud omtrent 81 of 82 jaar, dat in troebele tijden, toen hij nog jong was, dat de huislieden (kasteelheren) hebben een gracht gegraven van de Marselaerbeke naar het kasteel Groenhoven om het met water te “bevrijden”, te omringen om het te beschermen tegen “violentie en roverijen van soldaten” zoals deze huislieden ook een gracht 119
Jozef Verheyden in Het Hof van Marselaer te Malderen in de 17 de eeuw, 2003, bijlage 3, blz. 111.
68
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
hebben aangelegd naar het Hof te Melis, dat toen in het bezit was van jonker Guilliam Hoffmans, om het ook te beschermen 120. Dit is geschied wanneer de “prince van Parma” Dendermonde had belegerd 121. Hij verklaart dat hij dat weet omdat hij toen “op de Groenhove was woonende” en dat hij zelf heeft meegewerkt aan het graven van de gracht.” Over dat naar het Groenhof via de Marselaerbeek afgeleide water van de Molenbeek is er in Malderen, vooral de volgende decennia, nog heel veel inkt gevloeid en heel veel ruzie gemaakt. Want water was een kostbaar goed. Het Hof van Marselaer bezat immers stroomafwaarts een kloeke watermolen en al het water dat naar Groenhoven afgeleid werd kon niet meer dienen om die Coevoetmolen aan te drijven. Ofschoon deze historie een wezenlijk onderdeel van de geschiedenis van het Groenhof vormt, zal ik het daar verder niet uitgebreid over hebben. Daar werd immers al eerder door Jozef Verheyden een buitengewoon interessant boek, namelijk ‘Het Hof van Marselaer te Malderen in de 17de eeuw’ over geschreven. Ik kan het iedereen warm aanbevelen. Pierre le Cocq is tot in 1585 procureur generaal van de Raad van Vlaanderen gebleven. Dan werd hij door François Roose opgevolgd en is hijzelf opnieuw “gewoon” raadslid geworden. Hij is dat gebleven tot aan zijn dood. Hij overleed niet in Malderen, maar wel in Gent, op 16 april 1593. Op 5 april 1577 was hij al weduwnaar geworden. Hij en zijn vrouw Catharina Materne de Wijts hebben een grafsteen in het koor van de SintNiklaaskerk te Gent. Daarop staat: Cy gist noble homme Pierre Ie Cocq Escuier en son vivant Sr. de Wulverghem, Groenhove etc. Conseiller ordinaire de sa Majesté au Conseil en Flandres Ie quel trespassa le XVI. du mois d'Avril en l’an 1593. Et Mademoiselle Catherine de Wyts en son vivant Dame de Waerde sa Femme, la quelle trespassa Ie V. jour du mots d'Avril en l’ An 1577. pries Dieu pour leurs Ames. le Cocq, Lefloret, Gortere, Grimberghe, Materne dt Wyts, Borre , Hollebeke, Steenstraete.
Ze hadden volgende kinderen: Boudewijn 2, zie verder. François, zie verder. Jacques, + 7 juni 1574, begraven in de kerk van Malderen. Michiel, geboren op 20 maart 1575, is jong gestorven. Marguerite, ° 4 januari 1577 en jong gestorven. Catherine, ° ?, trouwde met ridder François de Vremde (+1631), heer van Borcht, zoon van Gilles en Marie van Steelandt. Philippote, ° ?, trouwde met Antoine de la Forge, heer van Cuvigny en kapitein in de Cavalerie. Viglius, + 7 april 1564, ook jong gestorven en begraven in de kerk van Malderen. Deze Viglius was niet de jongste, maar ik noem hem als laatste omdat ik iets meer over hem wens te vertellen. Zijn nogal incourante voornaam had hij waarschijnlijk te danken aan Viglius van Aytta, die mogelijk ook zijn dooppeter was. Viglius van Aytta was van 1549 tot 1570 het hoofd van de Geheime Raad. Later heeft hij voor Alva de zogenaamde Bloedwet opgesteld waardoor meer dan 6000 mensen op het schavot belandden. Vele heren en dames die in de tweede helft van de 16de en de eerste helft van de 17de eeuw op de 120 121
Meer over het Hof te Melis en zijn eigenaars in bijlage 3. Dat was op 17 augustus 1584.
69
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
groot-Londerzeelse kastelen woonden waren door vriendschaps- en zelfs familiebanden met hem verbonden. - Joachim Hoppers, die in 1554 o.m. raadsheer van de Grote Raad van Mechelen was, was een persoonlijke vriend. Zijn kleindochter, Tita-Joanna Hoppers werd in 1608 vrouwe van het Malderense Marselaer. - Edwert Frittema, de eerste vrouw van Peeter Micault, tot 1626 heer van Diepensteyn te Steenhuffel, en Aldegonde van Achelen, zijn tweede vrouw, waren allebei nichtjes van Viglius van Aytta. De eerste was een dochter van Ijdt Gerbrandsdochter van Aytta; de moeder van de tweede, Clementia van Hoytema, was een dochter van Mintz van Aytta. - Clementia van Hoytema werd op 21 april 1605 ook de eigenares van het Goed ten Oudenhoven in Londerzeel.
16. Boudewijn 2 le Cocq (1560/1595-1597) x Françoise de la Kethulle
De Beroerde Tijden eindigden in onze streek in 1593. De Noordelijke Nederlanden hadden zich officieus (nog niet officieel) van Spanje losgerukt en de Zuidelijke Nederlanden bleven katholiek en Spaans. De bevolking was door oorlog, hongersnood, repressie, emigratie en ziekte gedecimeerd. Aan de eerste vier redenen van de ellende was een einde gekomen, maar aan de laatste nog niet. Epidemies, die de rondtrekkende vreemde troepen volgden, zouden nog geregeld de kop opsteken. De feodale toestand was compleet veranderd. Op vele domeinen, waarvan de eigenaars gevlucht en/of onteigend waren, kwamen nieuwe heren. Niet op Groenhoven of het Hof te Broecke. Na de dood van Pierre le Cocq op 16 april 1593 werd die door zijn oudste zoon Boudewijn 2 opgevolgd. Het verhef van zijn erfenis deed hij weliswaar pas op 9 september 1595 122, maar daar had hij wellicht een goede reden voor. Hij was immers kapitein van een compagnie voetvolk in Spaanse dienst en het was niet omdat alle Geuzen in Nederland zaten dat er daar niet meer gevochten werd.
Over de schoonfamilie van Boudewijn 2 le Cocq. Als militair was Boudewijn le Cocq ongetwijfeld meer een man van de daad dan van de politieke intriges. Ik heb over hem dan ook niet veel kwaads te vertellen. Over zijn schoonfamilie dan maar. Boudewijn le Cocq was – wellicht omstreeks 1593 – getrouwd met Françoise de la Kethulle. Zij was de dochter van Jean (+8/3/1611), heer van Havrye (ook Haverie en Averie), Loone, Hardieut en van Anne de Loueuses (+19/2/1619), erfvrouwe van Loueuses. 122
Het verhef van de heerlijkheid die aan het Londerzeelse Oudenhoven verbonden was heeft hij iets eerder gedaan. Dat gebeurde voor Anthoon Longin, stadhouder van het leenhof van het Land van Grimbergen, op 11 juli 1595. Zijn bezetman (soort van gevolmachtigde zaakwaarnemer) was Christiaen Lemmens, de meier van Malderen.
70
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Haar grootvader, Philips de la Kethulle, die getrouwd was met Françoise de Deurnagele, was – naast heer van Haverie en Volkegem, ook nog heer van Asse 123 geweest. Tot daar nog niks aan de hand. Maar over de familie van haar oom François de la Kethulle, heer van Rijhove (bij Ninove) valt er wel het één en het ander te vertellen. Om te beginnen over haar oom François zelf. Zijn trouw aan de Spaanse zaak was verre van bewezen. Jakob Hessels, de man die Pierre le Cocq sinds 1567 in de Raad van Beroerten vervangen had, had meerdere keren “bij zijn grijze baard” gezworen dat hij de la Kethulle eerlang aan de galg zou krijgen. Dat was geen lichtzinnig dreigement. Om te beginnen had Hessels een zeer lange grijze baard. Bovendien was hij een man van aanzien, onder meer omdat hij met een zuster van de beroemde en al eerder genoemde raadsheer Viglius van Aytta was getrouwd. Ondanks zijn harde werk en dat van zijn collega’s en de talloze executies die daar het gevolg van waren, werden de andersgezinden in Gent echter alsmaar sterker. En zo kon het gebeuren dat, na de dood van Ferdinand de la Barre, heer van Moeskroen, François de Kethulle (heer van Rijhove, baljuw van Dendermonde en Oranje-sympathisant) samen met Jan van Hembyze in Gent een opstand pleegde en er zich in 1575 tot groot-baljuw van Gent liet verkiezen. In 1576 greep hij zijn kans om zijn oude vijand Jakob Hessels, nog altijd lid van de Bloedraad, te arresteren, een tijd lang op te sluiten, en uiteindelijk voor de krijgsraad te brengen die – ofschoon die over Hessels niks te zeggen had – hem veroordeelde tot de dood. Op 4 oktober 1578 werd Hessels, samen met een andere veroordeelde met de naam Visch buiten de muren van Gent, onder een stevige boomtak gebracht. Toen de strop al om Hessels hals lag, vond de presente de la Kethulle het nodig om zijn slachtoffer nog eens uit te dagen. “Hebt ge mijn dood niet bij uw grijze baard gezworen,” riep hij spottend. “Zulke grijze haren zult gij nimmer dragen!” reageerde Hessels gevat. Waarop de la Kethulle, allerminst onder de indruk, riep: “Schelm, dat is een leugen”. Daarop stapte hij op Hessels toe, sneed een lok van diens baard en stak die vervolgens op zijn eigen hoed 124. Ja in de tijd van reformatie, contrareformatie en inquisitie mocht er ook al eens gelachen worden. Misschien zijn sommigen geïnteresseerd om te weten wat er verder met de heer François de la Kethulle gebeurde. Wel, samen met zijn oude compaan van Hembyze stichtte hij in 1578 in Gent de “Gentse Republiek” die van het Graafschap Vlaanderen een Calvinistische Republiek wilde maken. Het was toen dat de leden van de Raad van Vlaanderen Gent ontvluchtten en zich 5 jaar lang terugtrokken in Douai. Op 1 september 1579 werd de la Kethulle door Willem van Oranje herbevestigd als grootbaljuw van Gent terwijl van Hembyze verbannen werd. In oktober 1583 werd hij door de teruggekeerde van Hembyze op zijn beurt uit de stad gezet. Kort daarna wist de hertog van Parma Gent op de republikeinen te heroveren en is François de la Kethulle om zijn vege lijf te redden naar Engeland gevlucht. In 1585 is hij zich in Utrecht gaan vestigen, maar dat was geen goed idee, want op 15 juni van dat jaar is hij er overleden.
Terwijl François de la Kethulle aanvankelijk nog een verdoken Calvinist en staatsgezinde was, zijn diens 2 zonen Philips en Louis daar altijd zeer openlijk voor uitgekomen. Zo commandeerde Louis een deel van de verdediging van Bergen-op-Zoom toen dat in 1618 door de Spaanse veldheer Spinola belegerd werd.
123 124
-
In Asse werd hij opgevolgd door zijn zoon Guillaume. Dit verhaaltje is onder meer te vinden in: Mémoires sur les troubles de Gand 1577-1579, François De Halewyn, Baron Philippe Augustin Chrétien Kervyn de Volkaersbeke, 1865, blz. 70. Documents historiques inédits concernant les troubles des Pays-Bas, volume 1, Baron Philippe Augustin Chrétien Kervyn, blz. 35 Vaderlandsch woordenboek, volumes 20, Jacobus Kok e.a., Amsterdam 1788, blz. 581. The Baldwin Project: The Netherlands, Mary Macgregor.
71
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Hoe een militair in Spaanse dienst, en de zoon van een vader die honderden protestanten naar galg of brandstapel had gebracht, hoe die met een dame kon trouwen wiens neven aan de andere zijde vochten, en wiens oom de plaatsvervanger van zijn vader had opgehangen, wel dat is één van die grote mysteries die wellicht nooit zullen opgehelderd worden. Misschien had schoonvader Jean de la Kethulle iets goed te maken voor de misdrijven van zijn broer. Misschien had Boudewijn le Cocq de actualiteit niet op de voet gevolgd en wist hij minder dan wij nu weten. Misschien maakt liefde wel degelijk een beetje blind... Om dit deel van ons verhaal af te ronden vertel ik nog dat Françoise de la Kethulle nog 2 broers en 2 zusters had: 1) Philips, heer van (H)averie, Everstein en Loyeyse, 2) Jean, heer van Crommenhelt en schepen van Brugge het Vrije, 3) Catherine, 4) Jeanne Louise.
Boudewijn 2 le Cocq, miskend in Malderen. Boudewijn 2 le Cocq is maar 2 jaar heer van Groenhoven gebleven. Bij de recente historici uit Malderen heeft hij geen sterke indruk nagelaten. Maar dat is niet altijd zo geweest. Mogelijk werden een paar van zijn “verwezenlijkingen” onterecht aan iemand anders toegeschreven. Le Cocq verkoopt de Herbodinnemolen. De watermolen van de Herbodinne, die vanaf 1477 onder de familie van Nieuwenhove een apart leengoed gevormd had maar die in 1563 door Pierre le Cocq opnieuw bij Groenhoven was gevoegd, was op het einde van de 16de eeuw waarschijnlijk nog altijd niet functioneel. We herinneren ons dat hij in 1578 door opstandige “Geuzen” in brand gestoken was. Omstreeks 1600 (dat kan dus ook 1595 of 1605 geweest zijn) werd hij aan het echtpaar Willem Verhagen en Odilla Geerts verkocht. Die hebben hem heropgebouwd en sindsdien is de molen een zelfstandig leengoed gebleven. Van dan af waren de molenaars ook de eigenaars ervan Omdat de we exacte datum van de transactie niet kennen is het uiteraard niet zeker dat Boudewijn 2 de verkoper was. Het kunnen ook zijn broer François of diens opvolger Boudewijn 3 (zie verder) zijn geweest. Hoe dan ook... Ik vraag mij af of de verkoop van een graanmolen, op een moment dat er na vele en lange oorlogsjaren eindelijk weer normaal gezaaid en vooral geoogst kon worden, eigenlijk wel verstandig was... En herstelt misschien de Heidemolen. We mogen natuurlijk niet vergeten dat aan Groenhoven ook de windmolen op de Malderheide verbonden was. Deze is er het hele Ancien Regime lang een onvervreemdbaar onderdeel van gebleven. Hoe het met zijn exploitatie in 1600 gesteld was, is onzeker. Ook deze molen was waarschijnlijk in 1578 afgebrand. Van een eventuele heropbouw werd nog geen spoor gevonden. Het is alleen zeker dat hij in 1686 weer maalde. Ziehier mijn hypothese. Tussen 1566 en 1595 was het niet aan te bevelen om in onze streek kostelijke restauratiewerken uit te voeren. In 1593 was de relatieve rust wel weergekeerd maar om te weten of de vrede duurzaam was zou men toch nog enkele jaren moeten wachten. Ik denk dat, toen Boudewijn 2 in 1595 op Groenhoven kwam, hij vrij snel met de restauratie van de Heidemolen begonnen is en dat die in 1597 beëindigd werd.
72
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Met een goed functionerende nieuwe ultramoderne windmolen in de nabijheid van het dorp, had hij de van het centrum afgelegen en nog te herstellen watermolen op de Molenbeek niet echt meer nodig. En die heeft hij bijgevolg verkocht. Het opnieuw in gebruik nemen van de windmolen – wat voor alle mensen van Malderen een zeer belangrijk gebeuren was - is zeer waarschijnlijk met grote feestelijkheden, volksspelen en mogelijk ook met wipschietingen gepaard gegaan... Boudewijn 2 en de breuk van de Sint-Sebastiaansgilde van Malderen. Toen er in Malderen, ter gelegenheid van de 75ste verjaardag van het Koninkrijk België, op 21 mei 1905 een grote “Geschiedkundige Stoet” uit ging, waren 2 van de 30 praalwagens aan Baldwinus 2 le Cocq gewijd. In wagen 14 zat de man himself in vol ornaat. Wagen 15 was bezet door de leden van de schuttersgilde van Sint-Sebastiaan die volgens de organistoren door Boudewijn 2 in 1597 was gesticht. Volgens de brochure die bij deze gelegenheid gedrukt werd, heeft hij bovendien de (nog altijd bestaande) breuk aan deze gilde geschonken. Wel, als dat laatste waar is, dan zit de hedendaagse Londerzeelse geschiedschrijving met een serieus probleem. Want algemeen 125 wordt aangenomen – en zo staat het ook bij die Breuk in het gemeentelijke museum te lezen – dat dit kunstwerk door een andere Boudewijn, en pas in 1647, aan de schutters van Malderen gegeven werd. Dat (vermoedelijke) misverstand heeft alles te maken met de tekst op de verzilverde (of is het zilveren?) ovalen borstplaat die aan de breuk gehangen werd. Deze stelt de marteling voor van Sint-Sebastiaen en zegt: “Boudewyn le Cocq, heer van Wulfergem, Humbeke etc. anno 1647”. Uit recenter archief kan ik bevestigen dat de schuttersgilde van Malderen wel degelijk voor 1647 bestond en van de familie le Cocq al circa 1600 een oefenweide van ruim 1 hectare op de Malderheide, naast het molenhuis, cadeau gekregen had. In 1884 werd deze weide door de gemeente ten voordele van het bureel van Weldadigheid opgeëist 126. Waarom zouden a) de breuk en b) de borstplaat niet afzonderlijk aan de gilde geschonken kunnen zijn? De eerste door Boudewijn 2 ter gelegenheid van haar eerste optreden bij de inhuldiging van de gerestaureerde Heidemolen 127; de tweede door Boudewijn 3 toen die (zoals we nog moeten vertellen) in 1647 Malderen verliet om in het veel mooiere kasteel van Humbeek te gaan wonen. Aan die originele breuk hangen trouwens nog andere zaken die niets met de oorspronkelijke schenking te maken hebben; de Gouden Pijl van de St. Sebastiaansgilde van Oostende uit 1968, om maar één voorbeeld te noemen.
125
Marcel Van Doren uitgezonderd. In ‘Malderen, dorp onzer dromen’ baseert hij zich alleen op de versie in de brochure van 1905. 126 Notulen van het college van Burgemeester en Schepenen van 29 november 1884 en van de Gemeenteraad van 3 december 1884. 127 Als ik mij niet vergis werden, bij gebrek aan een echte staande wip, de hoofd- en andere vogels tot in recente tijden veelal op een stok aan een molenwiek bevestigd.
73
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
De breuk van de SintSebastiaansgilde van Malderen. Volgens de organisatoren van de Historische Stoet in 1597 door Boudewijn 2 le Cocq geschonken. Volgens anderen dateert deze breuk echter van 1647 en was de schenker een andere Boudewijn le Cocq.
De opvolging van Boudewijn 2 le Cocq Françoise de la Kethulle is op 16 september 1596 overleden (waarschijnlijk in haar 3de kinderbed). Boudewijn is haar op 10 mei 1597 gevolgd. Ze werden beiden in de St. Anna kapel van de Sint Baafs te Gent begraven. Op hun fraai gedecoreerde grafsteen staat: Cy gist noble homme Bauduin le Cocq, Escuyer, en son vivant Sieur de Wulverghem, Groenhove, la Motte, Beaureper, &c. Capitaine d’une Compagnie d’Infanterie pour le service de Sa Majesté, lequel trespassa le 10 May 1597. Et Damoiselle Françoise de la Kethulle, en son vivant Dame de Selsaet & Haeverie, sa femme, laquelle trespassa le 16 7bre 1596.
Er staan ook de volgende kwartieren op afgebeeld: le Cocq, Gortere, Materne-Wyts, Hollebeque, Kethulle, Loueuses, Deurnagel, vander Gracht. Boudewijn en Françoise zouden volgens de meeste bronnen 128 geen kinderen gehad hebben. Ik heb echter ook gelezen dat er 2 zonen waren: Arnold en Jan. Wel, zoals ik verder zal aantonen, is er ook nog een Peeter geweest. Wat er van deze 3 zonen geworden is, is een raadsel. Geen enkele heeft zijn vader op het Groenhof opgevolgd. Dat kon ook moeilijk. Toen hun vader op 10 mei 1597 stierf, was de jongste waarschijnlijk net geen 8 maanden oud (ik vermoed dat zijn moeder bij of kort na zijn geboorte op 16 september 1596 overleden is). De oudste kan hoogstens de leeftijd van 4 jaar hebben gehad.
128
Onder meer Dumont op blz. 193 e.v. van ‘Recueil généalogique de familles originaires des Pays-Bas ou y établies’ en Emmanuel Auguste Hellin in ‘Histoire chronologique des evêques et du chapitre exemt de l'église cathédrale de S. Bavon à Gand, 1772, blz. 430’.
74
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
17. François le Cocq (1563/1597-1602) x Anna Isabella Damman
Zoals ik al schreef is Boudewijn 2 le Cocq door geen van zijn zonen op het Groenhof opgevolgd. De reden ligt voor de hand. Zijn vrouw was al ruim een half jaar voor hem overleden. Zijn kinderen waren tussen 8 maanden en 4 jaar oud. Bijgevolg is Groenhoven naar zijn enige nog in leven zijnde broer François gegaan. Van een verhef van het eigenlijke Groenhoven is geen spoor te vinden, maar het is geweten dat hij er altijd verbleven heeft 129. Op 3 maart 1597, dus 2 maand voor het overlijden van zijn broer, trouwde hij met Anna Isabella Damman, die op 6 september 1575 geboren was als oudste dochter van Jan, heer van Oombergen (+5/7/1581) en van diens 2de vrouw Joanna van Waelbroeck, vrouwe van Houthage (+24/11/1605). Vader Jan was diverse keren schepen geweest van Gent, zowel van de bank van de Keure als van die van Ghedeele. Hij stierf te Gent op 5 juli 1581 “te midden van de grootste beroerte”. Haar moeder Joanna had op 6 mei 1566 in Sas-van-Gent de eerste steen mogen leggen van een nieuwe sluis die de “Zoute Spui” moest vervangen die op instorten stond. 129
Zijn verhef van de heerlijkheid, verbonden aan het Londerzeelse Oudenhoven, staat weliswaar in het leenboek van het Land van Grimbergen ingeschreven, maar behalve het jaartal 1602 werd er geen datum bij vermeld. Dat betekent dat het niet echt gebeurde maar een aanvulling is bij het volgende verhef dat overigens niet lang op zich liet wachten want François stierf in 1602.
75
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Door het huwelijk van François met Anna Isabella zijn een paar leengoederen in Vinkt bij de le Cocq goederen gekomen: “het goed te Schotelmans” en “het goed te Bracx” 130. Over het leven en werken van François le Cocq weet ik helaas niet erg veel te vertellen. Ik heb geen spectaculaire daden van hem gevonden. Toen hij oud genoeg was om enige invloed op de Brabantse en de wereldgeschiedenis te kunnen hebben, hadden onze gewesten het Beroerdste van de Beroerde Tijden net achter de rug. Er waren geen Geuzen meer om op de brandstapel te zetten, geen huurlingenlegers meer om in de pan te hakken. De Spanjaarden hadden het pleit in de Zuidelijke Nederlanden gewonnen. België en Nederland waren, 15 jaar tussen 1815 en 1830 uitgezonderd, definitief van elkaar gescheiden.
De pest op Groenhoven. François le Cocq heeft het grootste deel van zijn niet-professionele leven op het Groenhof doorgebracht en hij is er ook gestorven. Op 9 juni 1602 werd hij er het slachtoffer van de pest. Hij werd in het koor van de kerk van Malderen begraven. Ook Ferdinand Damman junior, heer van Oombergen en Warnois, die zijn moeder Joanna van Waelbroeck op het Groenhof kwam bezoeken, is er begin juli aan de ziekte overleden. Ook hij heeft er een grafzerk in het koor van de kerk van Malderen aan over gehouden. Over de pest-epidemie van 1602 in Malderen zijn een paar misverstanden gerezen. Ze was niet zo algemeen als soms wordt beweerd. Bepaalde plaatselijke historici dachten dat er ook een aantal bewoners van het Londerzeelse Drietoren aan de ziekte gestorven zijn. Dat is juist, maar dan wel 15 jaar vroeger. Sedert 1566, het begin van de beroerde tijd met zijn plunderingen, hongersnood en rondtrekkende legers, was de ziekte nooit helemaal weg geweest. Ook nadat de vrede in 1593 terug begon te keren, heeft het nog jaren geduurd om de gevolgen van de rampzalige periode kwijt te raken. Op Groenhoven zijn in 1602 dus “maar” 2 personen aan de pest gestorven; de andere sterfgevallen die er in verband mee werden gebracht, hadden waarschijnlijk een andere reden en vielen zeer zeker niet binnen dezelfde besmettingshaard. - Françoise de la Kethulle, de vrouw van Boudewijn 2, stierf op 16 september 1596. - Boudewijn 2 le Cocq stierf op 10 mei 1597. Bovendien moeten we er rekening mee houden dat deze mensen wel een gedenksteen in de kerk van Malderen gekregen hebben, maar in Sint-Baafs te Gent begraven werden. Een besmet lijk werd in die tijden niet vervoerd. Meer dan waarschijnlijk zijn ze bijgevolg niet eens in Malderen gestorven.
Een woordje over de heerlijkheid van Oudenhove (Londerzeel). Tijdens mijn onderzoek naar de geschiedenis van “het Goed van Voorspoel en Oudenhove” stootte ik op een tekst van Marcel Slachmuijlders, verschenen in GHKL 1990/2-3, en die gaat als volgt: “Op 19 februari 1603 gingen de erflaten van Oudenhove akkoord met de overdracht van een huis tegen het kerkhof en de Kattestraat door Gielis van Nuffele aan Lambrecht de Bode. “Wij Joos Goossens ende Franchois van Nuffele, gesworen erfflaten vande erffgenamen (van) Sr. Franchois le Cocq heere van Wulvergem, in zijne levene van zijnen laethove ende heerelijcken bedrijve des hoeffs van Oudenhove te Londersele ende daerontrent... dat commen is in propren persoone Gielis van Nuffele ..., ende heeft overgedraegen … in handen (van) Franchois de Keirsmaker als last hebbende van Xtiaen Lemmens, meijere der voerschreven erffgenaemen wijlen Sr. Franchois le Cocq, heere van Wulvergem voerschreven, ten behoeve 130
Ik zou dit niet vermeld hebben mocht hieruit geen bewijsvoering over de latere erfopvolging in Malderen volgen.
76
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
van Lambrecht de Bode … te wetene een behuijsde hoffstede gelegen aen het kerckhoff … opden cheijns ende commere van zesse penningen Lovens ende eenen dinstdach aenden voerschreven heere van Oudenhove ...” 131 Deze tekst bezorgde mij aanvankelijk grote problemen. Sindsdien ontdekte ik echter dat Peeter le Cocq in 1580 de aan Oudenhove verbonden heerlijke rechten (maar niet de onroerende eigendom waarbij 8 bunders grond) verworven had. Toch blijft het een vreemde zaak dat iemand notariële en rechterlijke bevoegdheid had over en leengoed dat de eigendom van een ander was. In 1603 waren jonker François Bogaert (nochtans een zoon van de toenmalige voorzitter van de Raad van Vlaanderen) en zijn vrouw Isabeau Gras de eigenaars van de hoeve en de 8 bunders grond van Oudenhoven, maar ze hadden er dus juridisch niks over te zeggen.
Het gezin van François le Cocq. Anna Isabelle Damman stierf op 3 september 1638 en werd in de kerk van Malderen begraven bij haar man. Ze hadden 2 zonen: - Ferdinand, heer van la Motte, kocht in 1632 van Marie de Bourgogne het Schemelbert (of ’t hof metten Blockhuyse) in Liezele (verhef van 28 juli 1632) 132. Op 15 februari 1632 kreeg hij van de rekenkamer de toelating om in Liezele een molen op de Molenbeek te bouwen. Die molen, die in 1636 gebouwd werd, staat nog altijd als de Schemelbertmolen bekend. Dat Ferdinand, zowel voor als na zijn huwelijk, ook regelmatig in Malderen verbleef wordt bewezen door het feit dat hij er drie keer dooppeter is geweest. Twee keer was dat voor een kind van de pachters van de boerderij van het Groenhof (Carolus Vermeren en Christina Buyaert in 1626; Paschasius Van Doorslaer en Christina De Bleser in 1637). In 1639 was hij er peter van Ferdinand, het zoontje van zijn broer Boudewijn. Hij was als bevelhebber over een compagnie van 300 infanteristen in Spaanse dienst, toen hij tijdens een gevecht tegen de opstandige Blavensen, in de buurt van Catalonië, door een katapult werd gedood. Dat gebeurde op 19 februari 1640. Uiteraard werd hij niet in Malderen begraven maar hij heeft er in de kerk wel een gedenksteen gekregen 133. - Boudewijn sneuvelde niet en zou op Groenhoven blijven. Ik ben er haast zeker van dat François le Cocq ook 2 dochters had: - Een Martina le Cocq was in 1639 doopmeter van Ferdinand, het zoontje van Boudewijn 3 en Franchoise de Lathem (zie hierna). - Catharina le Cocq was in 1646 doopmeter van Catharina Meert, het dochtertje van Dominicus en Anna Vermeren. Dat zouden eventueel ook kinderen van zijn broer Ferdinand kunnen geweest zijn, maar in dat geval hadden ze zeker het Schemelbert te Liezele van hun vader geërfd. Zoals we verder zullen vaststellen, was dat niet het geval. Algemeen wordt trouwens aangenomen dat Ferdinand geen kinderen had.
131
Marcel Slachmuijlders in GHKL 1990/2-3, verwijzend naar Algemeen Rijksarchief 5212 nr. 431. Histoire des environs de Bruxelles, Livre 4ième, 1855, Alphonse-Guillaume-Ghislain Wauters, blz. 149-156. 133 Historia Sacra et Profana archiepiscopatus Mechliniensis, Cornelius van Gestel, ‘s Gravenhage 1725. 132
77
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
18. Boudewijn 3 le Cocq (1600/1607-1655) en Franchoise de Lathem
Een moeilijke opvolging. Toen Franchois in 1602 overleed aan de pest was er eigenlijk geen le Cocq meer overgebleven om direct de opvolging op Groenhoven waar te nemen. Broers waren er niet meer. Zijn eigen zoons, Boudewijn 3 en Ferdinand, waren nog kleuters. Bovendien waren het de drie zonen van zijn in 1597 overleden broer Boudewijn 2 die logischerwijze als eersten voor de erfenis in aanmerking kwamen. Maar ook de oudste van hen was amper 8 jaar oud. Toch was het de zoon van Franchois, Boudewijn 3 dus, die volgens Alphonse Wauters op 10 november 1607 het verhef van Groenhoven heeft gedaan. Ik weet niet wie zijn voogden waren, maar zijn moeder Anna Isabella Damman is wel tot aan haar dood in 1638 op het Groenhof blijven wonen. Over het lot van de kinderen van Boudewijn 2 is amper iets geweten. Volgens de meeste genealogen hebben ze niet bestaan, maar in het cijnsboek van Malderen van 1617 134 heb ik ze wel gevonden. 1. Arnoult le Cocq, zoon van Boudewijn, betaalde de hertogelijke cijns op volgende goederen, gelegen in Malderen: - Het Hofvelt in de Broekstraat (1/2 bunder land). 134
Algemeen Rijksarchief, Rekenkamer 44.930.
78
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
- Het Damvelt tegen Groenhoven (1 bunder boomgaard). - Een stuk bos en heide tegen Marselaer. 2. Peeter le Cocq, zoon van Boudewijn, betaalde de cijns op: - De windmolen op de Malderheide. 3. De eventuele derde zoon Jan betaalde geen cijns in Malderen, maar zijn naam komt wel in het cijnsboek voor als eigenaar van een stuk grond bij de Koevoetmolen. In datzelfde register staat bovendien als cijnsplichtige ingeschreven: 4. Isabelle Daman, weduwe van Franchois le Cocq. - Hof ter Meeren (of Cattenbroeck of Hof ten Broecke) in de Broekstraat. Waarom Arnoult, als oudste le Cocq en als wettige erfgenaam van zijn vader Boudewijn het Groenhof niet gekregen heeft, is weliswaar een raadsel, maar een vermoeden heb ik wel. a) Hij was wees, had geen ouders om zijn belangen te verdedigen, en als hij al een voogd had met de naam le Cocq, dan kon dit enkel zijn oom Franchois zijn geweest. Hij en zijn vrouw Isabelle Damman zullen eerst wel aan hun eigen bloed hebben gedacht. Dat wordt bevestigd door het feit dat hun tweede zoon, Ferdinand, 3 jaar oud, de heerlijkheid verbonden aan het Londerzeelse Oudenhoven erfde en hij zijn bezetman Stoffel Moernaey 135 op 8 november 1602 bij het Leenhof van Grimbergen in zijn naam de eed heeft laten doen b) De ‘moederlijke’ voogd van Boudewijns kinderen was een “de Kethulle”. Die familie lag bij de Raad van Brabant – om redenen die ik al beschreef – niet in de bovenste schuif. Na 1617 zijn we ieder spoor van Arnoult, Peeter en Jan le Cocq volledig kwijt geraakt.
Het gezin van Boudewijn 3 le Cocq Boudewijn 3, heer van Wulverghem, la Motte, Waerde, ten Broecke en Groenhoven (bij zijn huwelijk apart vermeld!), trouwde op 20 april 1627 in de Mechelse O.L.V.-parochie met Franchoise de Lathem (° Mechelen St. Rombouts 3/10/1604), vrouwe van Liefkensrode, dochter van Philips (die in 1619 burgemeester van Mechelen was) en van Joanna Baert (de Berentrode) 136. Er kwamen 7 kinderen. Vijf ervan werden gedoopt in Malderen. - Elisabeth Christina: geboren te Malderen op 7 april 1630 - Cosmas werd (onder de naam Cosmas de Wulverghem!) gedoopt te Malderen op 15 december 1631. De doopgetuigen waren heer Cosmas van Blaesvelt en mevrouw van Lathem. Hij trouwde op 31/3/1658 te Mechelen met Petronella Carolina de Schietere. - Maria Magdalena Nicola (eveneens als een de Wulverghem ingeschreven), werd eveneens gedoopt te Malderen op 27 november 1734. De doopgetuigen waren priester Nicolaes Mechanck en Elisabeth van Lathem. Zij is in geen enkele genealogie terug te vinden. - Margaretha Francisca, werd niet gedoopt in Malderen. Ze trouwde met de weduwnaar Charles de Schietere. Ze overleed op 2 juli 1655 in het kasteel Nieuwgoed te Petegem. - Gaspar, evenmin geboren in Malderen, trouwde op 6/4/1658 in Mechelen (O.L.V.parochie) met Marie de Baexem (of Marie van Baxem of Anna Maria Baexer), dochter van Adam, heer van Westmeerbeek, en van Philippote van Leefdael, vrouwe van Thielen en Gierle. Hij werd de stamvader van de tak van Liefkenrode te Liezele 137. Toen zijn 135
Christoffel Moernaey, zoon van Jan, was getrouwd met Elisabeth Hemschoet, was kerkmeester in Malderen, meier van Opdorp en tot 1598 eigenaar van de Koevoetmolen geweest. Daarna was hij leenman van het hertogdom Brabant voor een huis en hof op de Molenheide en voor 2 bunder land op de Eeckhout in Malderen 136 Nobiliaire des Pays-Bas et du Comte de Bourgogne, Volume 2, 1760, de Vegiano, blz. Blz. 591-593. 137 Omdat deze Gaspar of Caspar eigenlijk niet veel met het Groenhof te maken heeft ben ik wel verplicht om het volgende in een voetnoot te zetten. Liefkensrode in Liezele was niet het enige dat binnen deze familie kwam. Na het overlijden van grootvader Philips van Lathem kwamen er ook nog Fallais en een leengoed in Willebringen (Beetche) bij. Gaspar overleed in 1681 en werd in Liezele begraven. Voordien had hij echter voor 7 nakomelin-
79
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
-
-
Louis De Bondt
broer Ferdinand in 1656 in het klooster ging (zie verder) heeft hij van hem o.m. het Schemelbert (ook in Liezele) geërfd. Hij overleed in 1681 en werd in Liezele begraven. Ferdinand: geboren te Malderen op 15 januari 1639. Toen zijn kinderloze oom en dooppeter Ferdinand op 19 februari 1640 in Catalonië sneuvelde erfde hij van hem de aan Oudenhoven verbonden heerlijkheid in Londerzeel en het Schemelbert. Hij was nog geen 6 jaar oud toen zijn ‘bezetman’ Adriaen Zegers 138 er respectievelijk op 23 maart en op 27 juli 1644 in zijn naam het verhef van deed. In 1656 werd hij kloosterling in de SintPietersabdij te Gent en gingen het Schemelbert en de heerlijkheid verbonden aan Oudenhoven naar zijn broer Gaspar over 139. Christiaen: geboren te Malderen op 6 april 1642, werd heer van Schilthove, dat door zijn vader Boudewijn 3 verworven was (zie verder). Ofschoon de gronden van Schilthoven ergens anders lagen, komen we hem op 13 augustus 1665 toch in Ruisbroek tegen, toen hij er doopgetuige was van Christiaen Truyens, de zoon van Antonius en Cornelia Neuckers 140 .
Boudewijn 3 le Cocq wordt heer van Ramay en Schilthove. In 1635 (verhef van 7 mei 1635) kochten Boudewijn 3 le Cocq en Franchoise van Lathem het kasteel van Ramay (ofwel de oude heerlijkheid Hameyden te Gestel op de Nete). Drie eeuwen lang was dat de eigendom van de familie Van Immerseel geweest. Omdat deze aankoop alleen gebeurde om hun vriend Engelbert van Immerseel, die schulden had, uit de nood te helpen, hebben ze Ramay op 28 mei 1645 aan Nicolaes Rubens (de zoon van Pieter Pauwel) en Constance Helman doorverkocht 141. In een niet nader bekend jaar verwierf Boudewijn 3 ook het heerlijk hof van Schilthove waarvan de goederen zich uitstrekten over de dorpen Korbeek-Lo, Lovenjoel, Pellenberg, Wespelaar, Buken en Assent. In 1629 was het – samen met Seerost – nog eigendom van ridder Corneille Bertolf en zijn vrouw Petronella van Themseke. Hoe Boudewijn er aan gekomen is, weet ik niet.
Boudewijn 3 le Cocq verhuist naar Humbeek... Op 20 oktober 1644 kwamen Boudewijn en Franchoise in het bezit van de heerlijkheid van Humbeek. De Heerlijkheid van Humbeek had – onder de familie van Boechout – tot het einde van de 16de eeuw de geschiedenis van die van de Heerlijkheid van Diepensteyn in Steenhuffel gevolgd. In 1606 verkocht Robert de la Marck, een nakomeling van Evrard en Margriet van gen gezorgd. Eén van hem heette Urbaan (of Urbain-Roger) (+1/3/1729) en die heeft hem als heer van Liefkenrode en van het Hof te Bever (tussen de grens van Malderen en Nieuwstad in Opdorp) opgevolgd. Zijn nakomelingen hebben veel aan de bouw van de kerk van Opdorp bijgegedragen. Maar om op Urbaan terug te komen... Weet u dat deze en zijn vrouw Elisabeth Stroobants (die al weduwe was van Van der Zijpe) in Malderen en in Steenhuffel hebben gewoond? Ik kom daar verder nog even op terug. 138 Adriaen Zegers was de zoon van Pieter en Anna van Zuene; In 1615 was hij getrouwd met Joanna Lemmens, de weduwe van Hans van Impden en een dochter van Steven Lemmens, brouwer in het dorp van Malderen. 139 Histoire des environs de Bruxelles, Livre 4ième, 1855, Alphonse-Guillaume-Ghislain Wauters, blz. 149-156 en Algemeen Rijksarchief, familiearchieven de Merode Westerlo, CA1413, Land van Grimbergen, leenboek 1543, Londersele besundere mannen van lene. 140 Dirk Binon, bewerking van de parochieregisters van Ruisbroek. 141 1) Korte chronycke van vele gedenckweerdige geschiedenissen: soo in de principaele steden van het hertoghdom van Brabant als in de stadt en de provincievan Mechelen, volume 3, 2) Inventaire des archives de la cour féodale de Brabant, Volume 1, Louis Galesloot, 1870, blz. 338, 3) Bulletin du Cercle royal archéologique, littéraire et artistique de Malines, Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen, volume 4, 1893, blz. 191.
80
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Boechout, zijn eigendommen te Humbeek aan Robert Noiret, een handelaar uit Antwerpen, die ze snel doorverkocht aan de Luxemburgse edelman Jacob Maillot. Diens enige dochter Isabella, erfvrouwe van Humbeek, trouwde met Charles de la Vieuville, heer van Codry en Gouy, die – ongetwijfeld vanwege schulden en in ieder geval na een gerechtelijke uitspraak– in 1643 zijn kasteel en Heerlijkheid te Humbeek moest verkopen aan Philip Maes, een lid van de Raad van Vlaanderen en één van de bijzitters bij de Koninklijke Schatkist. Deze heeft het domein het volgende jaar dus aan Boudewijn 3 le Cocq overgelaten. Vanaf 1644 tot ca 1720 zouden het dorp van Humbeek en Groenhoven dezelfde eigenaars hebben. Zodra Boudewijn 3 heer van Humbeek was, heeft hij zich van Malderen niet veel meer aangetrokken. We begrijpen dat. Want ofschoon het kasteel van Humbeek tijdens de troebelen van de tweede helft van de 16de eeuw vrij erg te lijden had en er dus wat kosten aan waren, was het niet echt met dat van Malderen te vergelijken. Ik denk dat hij het Groenhof in 1646 definitief verlaten heeft; Om zijn vertrek te “vieren” is hij op 4 juni van dat jaar nog een laatste keer dooppeter geworden (zie verder) en heeft hij een zilveren borstplaat aan de Schuttersgilde van Malderen, waar hij misschien wel de ere-voorzitter van was, geschonken.
Links: het kasteel van Humbeek – rechts Groenhoven. Ofschoon beide tekeningen van ca 1710 dateren, was het uitzicht van beide kastelen sedert 1650 niet ingrijpend veranderd. In Humbeek was wel bijgebouwd.
In 1650 werden met een grote plechtigheid de relikwieën van de heilige Rumoldus, de apostel van de Mechelaars maar ook de patroonheilige van de kerk van Humbeek, naar Humbeek overgebracht. Bij die gelegenheid werd op kosten van de nieuwe heer een 16 bladzijden tellende gelegenheidsbrochure over het leven van de H. Rumoldus uitgegeven. Die werd geschreven door Boudewijns zoon Cosmas le Cocq die in Leuven Latijn had gestudeerd en dat blijkbaar wilde tonen. Deze brochure was dan ook niet voor de gewone Humbekenaren bedoeld en van de eerste oplage is bijgevolg een goed deel onverkocht gebleven. Ze wordt nog regelmatig in boekantiquariaten en soms zelf op E-Bay aangeboden. Hierna de oorspronkelijke titelpagina 142 en een poging tot vertaling ervan. 142
Te vinden in “Acta Sanctorum Julii, Johannes Bolland, Godefridus Henschenius, Daniel Papebrochius, Joseph van Hecke, Joseph Vandermoere, Cornelius Bye, Antverpia, 1719, tomus primus, pag. 230”.
81
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Vrome publicatie H. Rumoldus, Martelaar en bisschop, apostel van Mechelen en schutspatroon, getoond met zijn beenderen die dank zij de gunst en de weldadigheid van de illustere en eerbiedwaardige aartsbisschop van Mechelen Jacobus Boonen en de kanunniken van het college voor een deel naar Humbeek worden overgebracht. door de zeer edele heer D. Boudewijn le Cocq Heer van Humbeek Gelukkig, zoals koning David met een grote menigte Hebreeuwse mensen de Ark in de tempel heeft binnengedragen. Er wordt gebeden Cosmas le Cocq zoon van zijn vader
... en blijft nog 10 jaar ruzie maken met zijn gebuur in Malderen. Boudewijn 3 le Cocq heeft vooral veel archief nagelaten door de processen die hij tussen 1645 en 1656 met de eigenaar van het Hof van Marselaer over het water van de Marselaerbeek heeft gevoerd. Dat verhaal moet ik hier niet uitgebreid vertellen omdat het al overvloedig door de heer Jozef Verheyden in “Het Hof van Marselaer te Malderen in de 17de eeuw” uit de doeken werd gedaan. Toch in het kort het volgende. Het water voor de wallen van het Groenhof kon alleen van de Marselaerbeek (een deel van de Molenbeek) komen. Maar als er te veel water afgeleid werd kreeg de Coevoetmolen van Marselaer niet genoeg debiet. De vorige bewoners hadden daar blijkbaar niet al te moeilijk over gedaan, maar toen Boudewijn le Cocq naar Humbeek verhuisde heeft Joachim Marchant, de eigenaar van Marselaer, geprobeerd om van deze “erfdienstbaarheid” af te komen. Vandaar de processen. Pas op 4 juli 1656 bereikten Boudewijn le Cocq van Groenhoven en Joachim Marchant van Marselaer eindelijk een akkoord. Boudewijn mocht water afnemen mits het voor de Koevoetmolen naar de Marselaerbeek terug te leiden en mits het betalen van een zeer aanzienlijke maar gelukkig eenmalige schadevergoeding van 1225 gulden 143. Joachim moest het molenwerk van zijn tweede watermolen (de versleten Quaeden Molen op het Zwaantje) weg laten nemen. Boudewijn 3 en zijn vrouw Francisca van Lathem waren – althans tot 1646 - ook tamelijk goed in Malderen “geïntegreerd”. Samen zijn er er tussen 1625 en 1646 vier keer doopgetuige geweest. Getuige le Cocq Balduinus 143
Datum 19/5/1625
Bij doop van Van Doorslaer Balduinus
Kind van Paschasius en De Bleser Christina
Jozef Verheyden rekende uit dat dit nu zo’n 3,6 miljoen Frank of € 90.000 zou zijn.
82
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Getuige Van Lathem Francisca Van Lathem Francisca le Cocq Balduinus
Datum 25/3/1635 14/7/1637 4/6/1646
Bij doop van Geens Franciscus Van Doorslaer Franciscus Moerenhout Balduinus
Louis De Bondt
Kind van Michael en De Hilt Anna Paschasius en De Bleser Christina Judocus en De Clerck Joanna
Boudewijn 3 le Cocq is ook de enige eigenaar van Groenhoven waarvan we weten dat hij een “stadhouder” in Malderen had. Waarschijnlijk was dat nadat hij Malderen definitief voor Humbeek verlaten had. In 1647 was dat de vader van twee van zijn petekinderen, de hierboven genoemde Passchier van Doorslaer. Deze was bovendien schepen van de schepenbank en de pachter van le Cocq op het Hof ten Broecke. Om de betrokkenheid van een rijke edelman bij de plaatselijke gemeenschap te evalueren kan men ook kijken naar de mate waarop iemand uit die gemeenschap op hem een beroep kan doen in geval van nood. Voor Malderen weet ik het niet, maar in mei 1641 kwamen Merten Meert (zoon van Gillis en Joanna Zegers) en Elisabeth vanden Zande (wellicht dochter van Willem en Anna Diericx), pachters van de hofstede ‘den Swerten Man’ in Steenhuffel, om een reden die ik niet ken 400 Rijnsgulden te kort. Boudewijn le Cocq kon dat bedrag wel missen en heeft het hen gegeven. Helemaal altruïstisch was dat natuurlijk niet. De gebruikelijke intrest bedroeg toen 6% per jaar 144. In september 1641 leende hij ook 500 Rijnsgulden aan Christiaen de Maerschalck, meier van de schepenbank van Steenhuffel, en Margriet van Achter 145. Of dat een verstandige investering was weet ik niet want toen hij op 17 februari 1660 overleed heeft deze de Maerschalck zijn vrouw en kinderen een ongezien grote berg schulden nagelaten 146. Francisca de Lathem overleed op 24 september 1652. Boudewijn 3 stierf op 18 november 1655. Ze werden in het koor van de kerk van Humbeek begraven. De titels die op de zerk van Boudewijn 3 gebeiteld werden waren: heer van Wulvergem, Humbeek, Waerde, Groenhove, Schilthove, etc 147.
Het “Raadsel” Liefkenrode. Francisca van Lathem was vrouwe van Liefkenrode. Haar zoon Gaspar le Cocq is de stamvader van de tak van Liefkenrode te Liezele geworden... Wel, ik heb moeite om dit Liefkenrode te situeren. Liefkenrode is een gehucht van Kampenhout. Liefkenrode was ook een leengoed in Zoutleeuw. En er was een goed van Liefkenrode in Liezele. Ik zal wel niet goed gezocht hebben, maar ik heb nergens een kasteel gevonden dat aan deze “heerlijkheid” verbonden was. Van Gestel 148 beweerde in 1725 weliswaar dat het kasteel dat toen eigendom van Alexandre Joseph Rubens was, vroeger de eigendom van het geslacht van Liefkenrode was geweest, maar Alphonse Wauters heeft daar duidelijk zijn twijfels over. Hij schreef (vertaald) 149: “Enkele auteurs maken melding van een kasteel van Liefkenrode, dat in Liezele zou bestaan hebben en eigendom was van de familie le Cocq. Baudouin le Cocq, heer van Wulvergem, was inderdaad getrouwd met François Van Laethem, vrouwe van Liefkenrode”. Het “Rubenskasteel” identificeerde hij echter met het Schemelbert waar later ook het leenhof Tensteen (met gronden in Malderen en Steenhuffel) aan verbonden 144
Algemeen Rijksarchief; schepengriffie van Steenhuffel, register 6940, folio 24 e.v. Algemeen Rijksarchief; schepengriffie van Steenhuffel, register 6940, folio 72 e.v. 146 Algemeen Rijksarchief; schepengriffie van Steenhuffel, register 6943, folio 302 e.v. 147 Veel van deze en komende informatie haalden we uit Supplément aux trophées tant sacrés que prophanes du duché de Brabant, M. Butkens, La Haye, 1726, blz. 142 e.v. Deze tekst is dikwijls gewoon de letterlijke vertaling van de Latijnse tekst van Cornelius van Gestel in zijn Historia Sacra et Profana archiepiscopatus Mechliniensis, ‘s Gravenhage 1725. 148 Historia Sacra et profana archiepiscopatus Mechliniensis, Cornelius van Gestel, 1725, Liezele. 149 Histoire de environs de Bruxelles, A.G.G. Wauters, livre IV, blz. 152. 145
83
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
was. Dat Schemelbert was echter – zoals we eerder zagen - in 1632 door Ferdinand le Cocq (de broer van Boudewijn 2) van Marie de Bourgogne gekocht en had oorspronkelijk niets met Liefkenrode of met de familie Van Lathem te maken. Zeer waarschijnlijk had de familie Van Lathem helemaal geen eigendommen in Liezele liggen en werd de naam Liefkenrode aan het Schemelbert toegevoegd nadat Ferdinand, de zoon van Boudewijn 3 en Françoise van Lathem, dat goed van zijn oom Ferdinand had geërfd. Op 4 oktober 1669 hebben Gaspar le Cocq en zijn vrouw Anna Marie van Baexem een “cheijnsboecxken” met de naam “Lieffkenroije met de gichte” waarvan de meeste gronden in Zoutleeuw en in de omgeving van Tienen lagen, aan Guilliam Vreven en zijn vrouw Barbara Vlemincx verkocht 150.
19. Cosmas le Cocq (1625/1656-1673) x Petronilla Anna Carolina de Schietere Cosmas le Cocq, Boudewijns eerstgeborene, volgde zijn vader op als heer van Humbeek, Wulverghem, Waerde, la Motte, Groenhoven, Lathem en Schilthove 151. Het verhef van Groenhoven deed hij op 5 april 1656. We zijn hem al een eerste keer in 1650 tegengekomen toen hij, ter gelegenheid van de overbrenging van de beenderen van de heilige Rumoldus naar Humbeek, de gelegenheidsbrochure mocht schrijven. Op 31 maart 1659, dan 30 jaar oud, trouwde hij in Mechelen (St. Pieter en Paulus parochie) met de 17-jarige Petronilla Anna Carolina de Schietere, de stiefdochter van zijn zus Margriet. Ik leg dit even uit. Petronilla, geboren in Brussel en op 31 maart 1642 in de Sint-Jakobskerk op de Coudenberg gedoopt, was de dochter van Charles de Schietere en van Magdeleine Laurin (Lauwereyns). Vader Charles de Schietere was ridder (vanaf 1641) en o.a. heer van Malstaple, Loppem (door aankoop in 1657), Houtschen, Hauweelschen, Voorde en Avegheers. Hij was erf-amman van Deinze en in 1644 en 1645 was hij “haut-pointre” van het kasteel van Kortrijk. Moeder (Marie)-Madeleine Laurin was de dochter van ridder Charles, heer van la Haye, voorzitter van de raad van Artois en een persoonlijke raadsman van de koning. Ze overleed op 29 december 1642. Op 4 april 1648 hertrouwde Charles de Schietere, in het kasteel van Humbeek, met Margriete (Margaretha Francisca) le Cocq, de dochter van Boudewijn 3 en Françoise van 150
Bron : website van dr. fil. Paul Kempeneers www.kempeneers.org, Cijnsboek van Liefkenrode 1764. Schilthove was omstreeks 1635 door Boudewijn 3 verworven. Daarna was het naar zijn zoon Christiaen overgegaan, maar deze is blijkbaar vrij jong en kinderloos gestorven, zodat zijn oudste broer Cosmas de nieuwe eigenaar werd. 151
84
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Lathem (en dus Cosmas’ zus). Margriete le Cocq overleed – na haar man nog 3 kinderen geschonken te hebben - op 2 juli 1655 in kasteel Nieuwgoed te Petegem. Vooraleer Cosmas le Cocq en Petronilla de Schietere in 1658 met elkaar trouwden, hadden ze elkaar dus al minstens twee keer gezien, namelijk op het huwelijk van zijn zus met haar vader en op de begrafenis van haar stiefmoeder en zijn zus 152. De eerste keer was zij nog een baby, de tweede keer nog een kind. In 1670 kocht Petronille de Schietere, omschreven als vrouwe van Humbeek, het huis “de Sampson” met hof en bijgebouwen, gelegen te Mechelen, van de weduwe van Urbain de Meyer (algemeen ontvanger der domeinen in de streek van Mechelen). Deze woning was tot 9 augustus 1628 de eigendom geweest van het Kartuizerklooster ‘Sheen Anglorum’ dat in 1559 door uit het Engelse Sheen gevluchte kartuizers 153 was gesticht en dat, na vele omzwervingen, vanaf 1626 definitief (althans tot 1783) in Nieuwpoort gevestigd werd. De Sampson zou bij het domein van Humbeek blijven behoren tot het in het midden van de 18 de eeuw door de erfgenamen van Philippe-Albert de Vicq, baron van Cumptich, werd verkocht 154. Cosmas le Cocq stierf op 10 mei van het jaar 1673, zijn vrouw op 15 september van het jaar 1703. Volgens sommigen werd Cosmas in Humbeek begraven, anderen (die wellicht verkeerd gelezen hebben) denken dat het in Rumbeke was. Het echtpaar le Cocq-de Schietere had 7 kinderen 155: - Maria Isabella, gedoopt op 5 januari 1659 in Mechelen (Sint Pieter en Paulus parochie), overleden in Brussel maar begraven in Humbeek. - Jacobus Franciscus, gedoopt op 13 november 1663 in Mechelen (Sint Pieter en Paulus parochie) - Cosmas Cyprianus, op 25 april 1664 gedoopt in Humbeek, - Carolus, op 17 augustus 1665 gedoopt in Humbeek, werd heer van Groenhoven en overleed, ongetrouwd, in 1713. - Magdalena Carolina op 25 april 1669, gedoopt in Humbeek, trouwde op 9 november 1688 met Philippe Albert de Vicq en overleed op 29 februari 1720. - Franciscus Josephus, gedoopt op 11 augustus 1671. Hij was kapitein bij de keizerlijke kurassiers en werd heer van Schilthove (verhef van 28 september 1714). Hij zou zonder kinderen gestorven zijn in 1719. - Maria Francisca op 10 december 1672 gedoopt in Mechelen (Sint Pieter en Paulus parochie). De windmolen op de Heide te Malderen werd vanaf 1698 door de “vrouwe douariere van Humbeek” (zoals Petronella de Schietere na het overlijden van haar man genoemd werd) verhuurd aan molenaar Adriaen Van Hooymissen uit Puurs 156
Wie woonde er op het Groenhof nà 1648? Voor alle duidelijkheid: Cosmas le Cocq en Petronilla de Schietere hebben, ofschoon ze er eigenaar van waren, nooit op het Groenhof in Malderen verbleven. Wie woonde er dan wel nadat het gezin van Boudewijn 3 in 1646 Malderen voor Humbeek verlaten had? 152
Recueil héraldique: avec des notices généalogiques et historiques, F. van Dycke, blz. 396, en La Belgique héraldique: recueil historique, chronologique et généalogique, volume 10, Ch. Poplimont, Blz. 47. 153 Dat was het Engeland van Hendrik VIII die het Anglicanisme creëerde en katholieke kloosterlingen liet vervolgen. 154 Histoire de la chartreuse Sheen Anglorum au continent (1559-1783), Jan de Grauwe, 1984, blz. 145. 155 Er circuleren afwijkende lijsten, maar de volgende komt rechtstreeks uit de Humbeekse en Mechelse doopregisters. 156 Notaris Verheyen, Puurs, 13 maart 1698.
85
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Bij gebrek aan een bevolkingsregister uit die periode, heb ik de parochieregisters van Malderen nagekeken. Een vreemdeling zou immers nooit peter of meter van een kind van de pachters van het Groenhof geworden zijn. Ziehier het resultaat. Getuige Datum Bij doop van le Cocq Catharina 21/1/1646 Meert Catharina le Cocq Balduinus 4/6/1646 Moerenhout Balduinus le Cocq Gaspar 6/1/1657 Van Doorslaer Gaspar Van Buyken Maria Anna 5/6/1661 Heremans Maria Anna Van Bueren Anna 21/7/1668 Van Doorslaer Maria Anna le Cocq Petrus 7/3/1688 Van Doorslaer Petrus le Cocq Carolus 25/6/1688 Van Doorslaer Anna Carolina
Kind van Dominicus en Vermeren Anna Judocus en De Clerck Joanna Paschasius en Heremans Anna Egidius en Van Doorslaer Catharina Paschasius en Heremans Anna Egidius en Van Acoleyen Maria Adrianus en Heremans Joanna
Opmerking
Domina Vrouw van Gaspar le Cocq Dominus
Dit overzicht lijkt er op te wijzen dat Boudewijn 3 inderdaad tot 1646 ² in Malderen gebleven is. Ook zijn zuster Catharine, die waarschijnlijk op het Groenhof inwoonde, is nog één keer doopmeter geweest. Dat laatste peter- en meterschap betrof echter niet een kind van hun pachter of van hun molenaar. In beide gevallen viel die eer een “gewone” notabele uit Malderen te beurt. Van 1657 tot 1668 lijken er dan een Gaspar le Cocq en een (Maria) Anna Van Buyken of Van Bueren op het Groenhof te wonen. Wie was deze Gaspar le Cocq? De enige Gaspar le Cocq die we kennen was een zoon van Boudewijn 3 en de jongere broer van Cosmas die als oudste zoon Humbeek en Groenhoven van zijn vader erfde. Op zich is er natuurlijk niets op tegen dat deze Cosmas, die zelf een zeer mooi kasteel in Humbeek bezat, Groenhoven aan zijn broer verhuurde. Tussen 1656 en 1668 had hij trouwens nog geen kinderen die al een eigen huis nodig hadden. Maar waarom is Gaspar, die in 1656 – toen zijn broer Ferdinand kloosterling werd – niet alleen de heerlijkheid van Oudenhoven in Londerzeel 157 maar ook het Schemelbert erfde – na zijn huwelijk in 1658 dan niet in Liezele gaan wonen? Dat verdient zeer zeker een beetje nader onderzoek. a. Gaspar le Cocq in Liezele. Uit de parochieregisters van Liezele blijkt dat Gaspar en zijn vrouw Anna Maria van Baexem na hun huwelijk in 1658 wel degelijk in Liezele verbleven. Al hun kinderen werden er tussen 1659 en 1675 geboren en gedoopt 158 : - Christina Margareta, ° 23/2/1659 - Maria Anna, ° 3/5/1660 - Urbanus Rogerius Ludovicus Josephus, ° 19/8/1661. Omstreeks 1700 trouwde hij (we weten niet waar) met Elisabeth Stroobants 159. Hij volgde zijn vader op als heer van Liefkenrode en van het Beverenhof. Ze kregen kinderen in Steenhuffel en Malderen. Hij overleed in Malderen op 1 maart 1729 en werd er begraven (ik kom hier nog op terug). - Maria Joanna Philopeta, ° 11/3/1663 - Henricus Guilielmus, ° 17/3/1664 - Anna Margareta Josephina, ° 12/1/1667 157
Op 2 februari 1671 verkocht Gaspar le Cocq deze heerlijke rechten van Oudenhove aan zijn oudere broer Cosmas die in 1673 overleed. Op 12 maart 1674 deed diens weduwe Petronella de Schietere het volgende verhef. 158 Bron: bewerking van Dirk Binon. Anna Maria de Baexem is in deze registers van Liezele alleen onder de namen Maria Anna van Baexem of Maria Anna Baex te vinden. 159 Volgens bepaalde bronnen was deze Elisabeth Stroobants al weduwe van een NN Van der Zijpe. In 1705 is er in Beigem weliswaar een Elisabeth Stroobants met een Guilliam Van der Zijpe getrouwd, maar, tenzij zij een bigamiste was, kan dat dus niet de vrouw van Urbain geweest zijn.
86
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
-
-
Louis De Bondt
Hallina Sybillia Arnolda, ° 14/1/1670 Philippus Franciscus, ° 1/7/1671. Op 13 november 1708 gaf hij in Diksmuide een volmacht (waarvan de aard hier niet toe doet). Daarin wordt hij omschreven als “heer van Liefkenrode, kapitein ten dienste dezer landen onder het regiment van den generaalmajoor Palant en erfgenaam van Adam van Baexem, in leven heer van Westmierbeeck” 160 . Hij is ook de eigenaar van de Koeveringse windmolen in Noord-Brabant geweest 161. Agnes Theresia Josephina Francisca, ° 30/4/1675
b. Gaspar le Cocq in Malderen. Zoals ik al schreef bestaan er echter ook aanwijzingen, maar helaas geen onweerlegbare bewijzen, om de aanwezigheid van Gaspar le Cocq op het Groenhof in Malderen aan te tonen - Op 6 januari 1657 was een Gaspar le Cocq er peter van Gaspar Van Doorslaer, het zoontje van de Paschaes en Anna Heremans, de pachters van de boerderij van ten Broecke. - Op 5 juni 1661 was domina Maria Anna van Buyken, doopmeter van Maria Anna Heremans, het dochtertje van Egidius en Catharina Van Doorslaer, respectievelijk de broer van de pachteres en de zus van de pachter van het Hof ten Broecke. - Op 21 juli 1668 was domina Anna van Bueren, dan genoemd de vrouw van heer Gaspar le Cocq, meter van Maria Anna Van Doorslaer, het dochtertje van de hiervoor al genoemde Paschaes en Anna Heremans. Gezien de voornaam van haar beide doopkinderen neem ik aan dat de doopmeter niet Anna maar Maria Anna Van Bueren en/of Maria Anna Van Buyken heette. Ik was zelfs geneigd om deze mevrouw met Anna Maria van Baexem (wiens naam ik ook onder zeer vele andere schrijfwijzen gevonden heb) gelijk te stellen. Ware het niet: 1. Dat de namen van de moeders nogal wat van elkaar verschillen. - Zowel bij zijn huwelijk als in het archief van de Schepenbank van Oliveten te Zemst (waar Gaspar le Cocq ook eigendommen had) 162 noemt men zijn vrouw Anna Maria, terwijl het in Liezele en Malderen telkens om een Maria Anna gaat. - De familienamen Van Buyken, Van Bueren en Van Baexem zijn tè verschillend om met zekerheid op dezelfde persoon te kunnen slaan (al kan hetzelfde uiteraard ook over Van Buyken en Van Bueren gezegd worden). 2. Dat één generatie later in de doopregisters van Malderen andere le Cocq als doopgetuigen opduiken die én vermoedelijk kinderen van Gaspar waren én die noch in Malderen noch in Liezele geboren werden. - Op 7 maart 1688 was een Petrus le Cocq in Malderen dooppeter van Petrus Van Doorslaer, het zoontje van Egidius en Maria Van Acoleyen. Deze Petrus is in geen enkele genealogie le Cocq te vinden. - Bij de doopgetuigen van de in Malderen en Steenhuffel gedoopte kinderen van Urbanus Rogerius Ludovicus Josephus (die wel een zoon van Gaspar le Cocq uit Liezele was) komen we de namen van een Anna Maria en een Jacobus Urbanus tegen. Ook deze mensen zijn in geen enkele genealogie le Cocq te vinden; kinderen van Gaspar le Cocq uit Liezele zijn het alvast niet geweest.
160
Het Refugiehuis der abdij postel te ’s Hertogenbosch, door August Sassen, Cornelius Catharinus Nicolaas Krom, Jacob Adriaan Folkers, Joannes Cornelius Antonius Hezenmans, Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant, 1884, blz. 67. 161 Koeveringsemolen: windmolen uit 1299. Zijn staken staan op drie Noord-Brabantse gemeenten: SintOedenrode, Schijndel en Veghel, zodat de molenaar de inwoners van deze drie plaatsen mocht bedienen. 162 Marc Alcide: De goedenissen van de Schepenbank van Oliveten te Zemst. Op te merken is dat zijn vrouw van Baexem bij haar huwelijk en in de archieven van Zemst de voornaam Anna Maria draagt, terwijl dat in Liezele en Malderen Maria Anna is.
87
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Petrus, Anna Maria en Jacobus Urbanus zouden bijgevolg de kinderen van een niet geidentificeerde Gaspar en Maria Anna van Buyken (of van Bueren) uit Malderen kunnen zijn. Dat zou dan betekenen dat Gaspar uit Malderen en Gaspar uit Liezele naam- en generatiegenoten waren, of kozijns met andere woorden. Ze moeten dus dezelfde grootvader gehad hebben, m.a.w. François le Cocq. Maar niets wijst er op dat die naast Ferdinand en Boudewijn 2 nog andere zonen had. Bovendien is het zeker dat Ferdinand kinderloos gestorven is. Het blijft een mysterie ... Temeer daar er wel degelijk een connectie tussen Gaspar le Cocq, heer van Liefkenrode en van het Schemelbert in Liezele, en Malderen heeft bestaan: - Urbanus Roger le Cocq (° Liezele 18/8/1661 + Malderen 1/3/1729), die zijn vader Gaspar als heer van Liefkenrode en van het Hof te Bever (tussen de grens van Malderen en Nieuwstad in Opdorp) opvolgde, heeft een tijd in Malderen en voordien zelfs in Steenhuffel verbleven. Zijn kinderen met Elisabeth Stroobants werden daar alleszins gedoopt: Andreas Joseph (Steenhuffel 19/681701), Joanna Maria Ludovica (Steenhuffel 8/3/1703), Maria Theresia (Malderen 2/7/1707). In de doopregisters van Steenhuffel staat twee keer vermeld dat de ouders uit Liefkensrode kwamen. In 1715 verkocht een jonker le Cocq, heer van Liefkensrode, de hofstee den Horen aan de kerk van Steenhuffel aan Andries van Doorslaer die er later een brouwerij en stokerij zou van maken 163. Urbain Roger le Cocq is in 1729 bovendien in Malderen begraven. - In 1719 bezat een le Cocq, heer van Liefkenrode (waarschijnlijk Urbain Roger) een stuk grond in Malderen. Het lag op het Bogaerdeveldt, was weliswaar maar 41a groot, maar was ooit een deel van het Hof ten Broecke geweest. Waarom komen we deze Urbanus Roger le Cocq, heer van Liefkenrode, niet meer in Liezele tegen? Wel, eigenlijk is het antwoord simpel. Toen zijn vader Gaspar op 2 oktober 1681 overleed viel er voor zijn kinderen niet bijzonder veel te erven. 1. Het cijnsboek van Liefkenrode had hij al in 1669 aan het echtpaar Vreven-Vleminckx verkocht. Dat zijn kinderen de titel “heer van Liefkenrode” bleven voeren was dus eigenlijk onterecht 2. Ook in Zemst had hij het merendeel van zijn eigendommen van de hand gedaan. 3. Als oudste zoon erfde Urbain Roger weliswaar het Schemelbert en het kleinere Beverenhof, maar hij en zijn oudere zusters hebben deze eigendommen onmiddellijk aan de Mechelaars Carolus Franciscus Blijleven en Isabelle de Pottere doorverkocht. Het zal voorlopig een raadsel blijven. Helaas laat de informatie waarover we momenteel beschikken ons niet toe om een definitief oordeel over de bewoning van het Groenhof na 1646 te kunnen vormen. Al bij al zou Gaspar le Cocq van Malderen ook een kleinzoon van Boudewijn 2 le Cocq kunnen zijn; een zoon dus van Arnold, Jan of Peeter, die alle drie in 1617 grond in Malderen hadden maar die we daarna compleet verloren zijn. Hoe dan ook, noch de niet geïdentificeerde Gaspar, noch zijn vermoede kinderen Petrus, Anna Maria en Jacobus Urbanus zijn in Malderen getrouwd, hebben er kinderen gekregen, zijn er gestorven of werden er begraven. Als zij al de bewoners van Groenhoven waren, dan waren ze dat vanaf het midden van 1688 in ieder geval niet meer. Boudewijn 1 le Cocq ca 1485-1558 heer van la Motte, la Haye en Lionne x Margarethe de Gortere van Sombeke (dv Joannes en Cath. v. Grimberghen-van Assche)
163
Algemeen Rijksarchief, Schepenbank van Steenhuffel, register 6949, folio 344. De voornaam wordt niet genoemd maar het kan moeilijk iemand anders dan Urbanus Roger zijn geweest
88
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Anne le Cocq ° ca 1512 x ca 1535 Leonard Herdinck
Aert le Cocq
Pierre le Cocq + ca 1520 + Gent 16/4/1593 x Catharina Materne de Wijts + 5/4/1577
en misschien : - Philippe le Cocq - Adrien le Cocq - Willem le Cocq
Boudewijn 2 le Cocq ca 1560-1597 x 1593 Françoise de la Kethulle
François le Cocq ca 1563-9/6/1602 x 3/3/1597 Anna Isabella Damman 6/9/1575-3/9/1638
Catherine le Cocq x François de Vremde
Philipotte le Cocq x Antoine de la Forge
Arnold ° ca 1594 Jan ° ca 1595 Peeter ° 1596
Boudewijn 3 le Cocq 1598-1655 x Franchoise de Lathem 1604-1652
Ferdinand le Cocq 1599-1640
en waarschijnlijk ook - Martina ° ca 1600 - Catharina ° ca 1602
Cosmas le Cocq ca 1625-1673 x 1658 Petronella C. de Schietere 1642-1703
Margaretha Francisca ca 1626-1655 x Charles de Schietere
Gaspar le Cocq ca 1628-1681 x 1658 Marie de Baexem Liezele
Elisabeth Christina ° Malderen 1630
Jacob. Franc. le Cocq 1663-
Cosmas Cypr. le Cocq 1664 + voor 1690
Carolus le Cocq 1665-1713
Groenhoven
Groenhoven
Magd. Car. le Cocq 1669-1720 x 1688 Philip Alb. de Vicq
Ferdinand le Cocq ° Mald. 15/1/1639
Christiaen le Cocq ° Mald. 1642
Kloosterling
heer van Schilthoven
Franc.Joseph. le Cocq 1671-1719
En ook Maria Isabelle ° 1659 Maria Francisca ° 1672
heer van Schilthove
89
Jong gestorven: Jacques + 7/6/1574 Michiel ° 20/3/1575 Marguerite ° 4/1/1577 Viglius, + 7/4/1564
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Marmeren grafsteen (120 x 98 cm) van de familie le Cocq in de Sint-Amanduskerk te Malderen. De inscripties zijn grotendeels onleesbaar maar het wapenschild van de familie de Schietere (helemaal onderaan links) wijst er op dat hij van nà 1703 dateert. Bron: balat.kikirpa.be - objectnummer 17784.
20. Cosmas Cyprianus le Cocq (1664/1673-1689)
90
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Terug naar 1673. Na de dood van Cosmas werden zijn eigendommen uiteraard verdeeld tussen zijn vier zonen, ofschoon die allemaal nog minderjarig waren. Het zou logisch geweest zijn dat de oudste zoon Jacobus Franciscus, die bij het overlijden van zijn vader nog maar 10 jaar oud was, het kroonjuweel Humbeek had gekregen. Desondanks las ik op blz. 35 van het tijdschrift GHKL jg. 1993 nr. 4 dat er op 8 juli 1673 (althans voor Humbeek) door een zoon Cyprianus, en op 4 maart 1690 door een andere zoon Cosmas 164 een verhef gebeurde. Het probleem is dat die zonen Cyprianus en Cosmas als afzonderlijke individuen nooit hebben bestaan. Wat er in werkelijkheid gebeurde is dit: - De 10-jarige Jacobus Franciscus bekwam als oudste inderdaad de heerlijkheid van Humbeek en de leengoederen die daar van afhingen. Van een (voorlopig) verhef in 1673 heb ik echter geen spoor gevonden. - De 9-jarige Cosmas Cyprianus (A. Wauters las Cyprien) bekwam als 2de zoon aanvankelijk Groenhoven te Malderen. Op 8 juli 1673 werd daarvoor in zijn naam het verhef gedaan. Wat er daarna met hem gebeurde is een mysterie. Hij moet voor 1690 kinderloos gestorven zijn (of misschien is hij pater geworden). - De 8 jaar oude Carolus en de nog geen 2 jaar oude Franciscus Josephus moesten zich als jongsten voorlopig tevreden stellen met wat leengoederen van mindere rang. Welke dat waren weet ik niet, maar er was keuze genoeg. Later hebben ze door diverse omstandigheden – althans tijdelijk – een belangrijker stuk van de erfenis gekregen. Ik kom daar straks wat uitgebreider op terug.
21. Carolus le Cocq (1665/1688-1713)
164
Dat komt er van als men alleen de heer A.A. Wauters als bron gebruikt. Wauters beweert dat immers ook, meer bepaald op blz. 272-273 van het 4de deel van zijn befaamde Histoire des environs de Bruxelles van 1855. Maar de heer Wauters – die het daar overigens over het verhef van ten Broecke en niet over dat van Humbeek had - heeft zich hier (voor één keer mag dat wel) schromelijk vergist.
91
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Toen Carolus volwassen werd is hij van het kasteel van Humbeek naar dat van Malderen verhuisd. Zijn oom Gaspar of Jaspar le Cocq van Liefkenrode, die er voordien had gewoond (tenzij het diens kozijn was met dezelfde naam), was in 1681 gestorven, en nu ook diens kinderen volwassen geworden waren, was het voor zijn weduwe niet meer nodig om nog langer op het Groenhof te blijven. Eén van de eerste dingen die Carolus in Malderen deed was zijn aanwezigheid aan de bevolking kenbaar maken door het peterschap op zich te nemen van Anna Carolina Van Doorslaer, het dochtertje van Adriaen en Joanna Heremans, en een kleindochtertje van de pachters van het Hof te Broecke. Hij heeft dat later nog één keer gedaan. Op 6 oktober 1698 is hij immers doopgetuige geweest van Carolus, het zoontje van Andreas en Catharina Heremans 165. Ofschoon Carolus dus al zeker vanaf 1688 in Malderen woonde, heeft hij het verhef van Groenhoven pas op 4 maart 1690 geregeld. Het is bij die gelegenheid dat historicus A. Wauters de naam Cosmas in plaats van Carolus gelezen heeft. Dit verhef lijkt aan te tonen dat de vorige eigenaar, zijn broer Cosmas Cyprianus kort voordien van de aardbodem verdwenen was; ofwel door te sterven ofwel door in het klooster te treden. Over een huwelijk of nageslacht heb ik alleszins niets gevonden. Carolus’ jongste broer, Franciscus Josephus, die kapitein was bij de keizerlijke kurassiers, woonde eveneens op Groenhoven wanneer men hem niet voor de een of andere oorlog nodig had. Evenals Carolus is hij nooit getrouwd. Als jongste zonen van Cosmas zaten ze aan de slechte kant van de tafel als er een erfenis moest worden verdeeld. Ze hebben dat proberen op te lossen door elkaar als preferentiële erfgenaam aan te duiden. Op een vrij onverwachte plaats 166 vond ik daarover het volgende document (vertaald): “23 juli 1711. De edele heren Charles le Cocq, schildknaap, heer van Groenhoven, en François le Cocq, schildknaap, heer van Schilthoven, gebroeders, woonachtig in het kasteel van Groenhoven in de parochie van Malderen, hertogdom Brabant, voegen allebei het volgende codicille en aanhangsel toe aan hun testament, opgemaakt bij notaris Huybrechts te Mechelen op 6 oktober 1709. Zij verklaren dat zij willen dat mevrouw de baronesse van Cumptich of haar plaatsvervanger, en de erfgenamen van de heer Jacques François le Cocq, graaf van Humbeek, hun zuster en broeder, pas van hun nalatenschap, evenals van hun aandeel in de nalatenschap van de heer van Schilthoven, hun oom, zouden kunnen genieten na de dood van de langst levende van hen beide.” Een woordje uitleg mocht dat nodig zijn: - De baronesse van Cumptich is hun oudste nog in leven zijnde zus, Magdalena Caroline, getrouwd met Philippe Albert de Vicq. - Jacq. François le Cocq is de oudste broer, die normaal als eerste erft en de hoofdtak le Cocq verder zet. - De heer van Schilthoven was hun oom Christiaen le Cocq die intussen waarschijnlijk ongetrouwd en zeker kinderloos overleden was. - Dat Carolus le Cocq de heer van Groenhoven was wisten we al aangezien hij er in 1690 het verhef van had gedaan. Dat François (Joseph) intussen ook al de heer van Schilthove was, wisten we nog niet. Blijkbaar was hij dat in 1711 nog niet volledig maar bezaten ook zijn broers en zussen een deel van die nalatenschap.
Carolus is – zoals gezegd ongehuwd en kinderloos - in 1713 gestorven. 165
Het zal de lezer opgevallen zijn dat bijna alle Van Doorslaers met een Heremans getrouwd waren. En omgekeerd. 166 Bulletin de l'Institut archéologique Liégeois, volume 20, blz. 93.
92
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Nog een laatste opmerking: daar waar Carolus wel degelijk de eigenaar van Groenhoven is geweest, was dat niet het geval voor de Heidemolen. In 1710 was die eigendom van zijn inwonende broer François Joseph. Ofwel had die de molen bij bij de verdeling van de erfenis van zijn broer Cosmas Cyprianus (omstreeks 1690) gekregen, ofwel had Carolus, waarmee hij zoals we al schreven, zeer goede banden had, hem die gewoon geschonken. Vanaf 1710 verhuurde hij de molen, waar nu ook een rosmolenplaats aan toegevoegd was, aan Peter Leemans en Gertrude Huybrechts uit Niel 167. Het huurcontract met de vorige molenaar Dierick Van Hooymissen, de zoon van Adriaen, werd niet verlengd, maar gelukkig kon die op de Herbodinnemolen aan de slag. De familie Leemans zou tot in de 20ste eeuw op de Heidemolen blijven malen. In het begin van de 19de eeuw (of op het einde van het Ancien regime) is ze er zelfs de eigenaar van geworden.
22. François Joseph le Cocq (1671/1714-1719)
167
Notaris Verheyen, Puurs, 16 juli 1710.
93
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Na de dood van de ongehuwde Carolus ging het Groenhof niet onmiddellijk naar de hoofdtak over maar - zoals in hun testament van 23 juli 1711 afgesproken was - naar zijn inwonende broer François Joseph die eerder al de Heidemolen bezat en die op 28 september 1714 het verhef van het Groenhof deed. Ook over hem is weinig geweten. - Hij was op 11 augustus 1671 geboren. - Hij verdiende zijn boterham als kapitein bij de keizerlijke kurassiers. - Samen met Groenhoven, erfde hij ook het aandeel van Carolus in het Hof van Schilthove, waarvan hij het verhef eveneens op 28 september 1714 geregeld heeft. - Hij was vrijgezel en woonde op het Groenhof bij zijn broer. - Op 3 juli 1707 had hij in de kerk van Malderen Maria Theresia le Cocq, het dochtertje van Urbanus en Isabella Stroobants (en dus het kleindochtertje van Gaspar le Cocq) boven de doopvont mogen houden. - Hij is in 1719 zonder kinderen gestorven.
23. Jacobus Franciscus le Cocq (1663/1720-1724)
94
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
x Barbe-Jacqueline de Varick
De voormalige goederen van het Hof ten Broecke in 1719. In 1719 verrichte de Steenhuffelse landmeter meester Jan van Acoleyen de “prochiemeting” van Malderen. Het bijhorende eigenaarsboek maakt het mogelijk om de volgende situatieschets, direct na het overlijden van François Joseph, van de vroegere goederen van het Hof ten Broecke te maken. Groenhoven. Ligging en omschrijving Aan de Sannaertstraete, een kasteel met vijver Aan de Sannaertstraete, een pachthuis, schuur, stallen, bascour, grachten en wallen Aan de Sannaertstraete, een pachthof Aan de Sannaertstraete, een erf (2 zijden tegen de kasteelvijver)
Vak 3 3
Roe 320 100
3 3
86 65
ha a ca Eigenaar 1ha 61ca le Cocq, de erfgenamen, heer van Groenhoven 31a le Cocq, de erfgenamen, heer van Groenhoven 27a 20a
95
le Cocq, de erfgenamen, heer van Groenhoven le Cocq, de erfgenamen, heer van Groenhoven
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Ligging en omschrijving Aan de Sannaertstraete, de warande (nu bos) Aan de Sannaertstraete, een 'groenswaey' tegen de Bommelers (dammen) Aan de Sannaertstraete, grond half boomgaard en half land Aan de Sannaertstraete, een wei met een dreef Aan de Sannaertstraete, een nieuwe dreef Aan de Sannaertstraete, bos en land Op Malderheyde: windmolenhuis, molenberg, rosmolen, koolhof Op de Maldercouter, land op de drijbunder Op de sannaerden: land en hof Op de brughcouter: land In de wauterbosschen: land Op het eeckhoutveldt: land In de broeckstraete: weide “de strepe” Op het bogaerdeveldt: land
Vak Roe ha a ca 3 238,5 74a 98ca 3 290 91a 18ca 3 437 1ha 37a 3 1273 4ha 23ca 3 178,5 56a 12ca 3 2613 8ha 22a 9 840 2ha 64a 4 3 4 7 9 3 5
2802 767 544 433 398 258 130
8ha 81a 2ha 41a 1ha 71a 1ha 36a 1ha 25a 81a 41a
Louis De Bondt
Eigenaar le Cocq, de erfgenamen, heer van Groenhoven le Cocq, de erfgenamen, heer van Groenhoven le Cocq, de erfgenamen, heer van Groenhoven le Cocq, de erfgenamen, heer van Groenhoven le Cocq, de erfgenamen, heer van Groenhoven le Cocq, de erfgenamen, heer van Groenhoven le Cocq, deerfgenamen, ridder, graaf van Humbeke. le Cocq, de erfgenamen, heer van Groenhoven le Cocq, erfgenamen, ridder, graaf van Humbeke. le Cocq, de erfgenamen, heer van Groenhoven le Cocq, de erfgenamen le Cocq, de erfgenamen, heer van Groenhoven le Cocq, de erfgenamen le Cocq, heer van Liefkensrode
Het gearceerde deel is het echte Groenhofdomein, samen 17 ha en 61a groot. Eén roede is 31,44 m².
Voormalige ten Broecke goederen In de broeckstraete “pachthof ten broecke” met wei, elsbos Tegen de molenbeek: weide Tegen de straete: land Herbodinne molen, vijver, koolhof
3 1030 3ha 34a 3 1328 4ha 18a 3 267 84 a 7 308 97a
van Helsen, heer graaf van Helsen, heer graaf le Cocq, de erfgenamen, heer van Groenhoven Coppiters Charles, jonker
De Herbodinnemolen was omstreeks 1600 (waarschijnlijk in 1597) een afzonderlijk leengoed geworden. Wanneer dat met het pachthof van het Hof ten Broecke gebeurde heb ik niet gevonden, maar waarschijnlijk viel dat samen met de bouw van een nieuwe kasteelhoeve op het Groenhofdomein. Met enige zekerheid mogen we aannemen dat dit tussen 1680 en 1715 gebeurde.
Jacobus Franciscus le Cocq herenigt het familiepatrimonium. Na het overlijden van de kinderloze François Joseph is inderdaad ook het goed in Malderen de eigendom geworden van de oudste broer, namelijk Jacques François, en waren al de bezittingen van vader Cosmas en van zijn oom Christiaen (Humbeek, la Haye, Ter-Elst, Wulverghem, Waerde, La Motte, ten Broecke, Groenhoven, Schilthoven) weer in éénzelfde hand terecht gekomen. Daar kwamen nog wat eigendommen van zijn moeder en zijn echtgenote bij. Jacobus Franciscus le Cocq deed het verhef van Groenhoven op 4 juni 1720. Hij was geboren op 13 november 1663 en gedoopt in de Sint Pieter en Paulus parochie te Mechelen. In 1685 was hij in Rijsel getrouwd met Barbara Jacoba (Barbe-Jacqueline) de Varick, erfdochter van Cyprien en Anne-Marie Lauwereyns, en als zodanig vrouwe van Carnin en Dieval (Artois, Nord-Pas-de-Calais, Frankrijk). In 1706 werd hij vanwege zijn huwelijk als gewoon afgevaardigde in de Adel van Artois toegelaten. Op 14 november 1694 werd de heerlijkheid van Humbeek door de Spaanse koning Karel II tot graafschap verheven. Jacques François overleed op 24 december 1724; Barbe al op 17 maart 1689 168. Ze hadden maar 1 zoon. - Carolus Balduinus (Josephus) le Cocq, heer van Humbeek, Dieval, etc. etc. en dus ook van Groenhoven.
168
Annales de la Société d'émulation pour l'etude de l'histoire et des antiquités de la Flandre - Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis, Bruges, Volume 25, jg 1873, Blz. 147-148.
96
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
24. Carolus Balduinus le Cocq (1687/1724-1762) x Theresia Carolina de la Tour de St. Quentin
Charles Baudouin (en sommigen voegen daar ook nog Joseph aan toe) le Cocq, de enige zoon van Jacques François, en Barbe Jacqueline de Varick, werd geboren omstreeks 1687, waarschijnlijk in of in de de buurt van Rijsel dat door de vrede van Aken op 2 mei 1668 definitief in Franse handen gevallen was. Als peuter of kleuter verloor hij zijn moeder en zijn vader hertrouwde niet. Hij kreeg zijn opleiding als page aan het hof van de Franse zonnekoning Lodewijk XIV (+1715) en, eens volwassen, werd hij lid van de raad der Edelen van Artois. In 1710 trouwde hij met Theresia Carolina de la Tour de St. Quentin, dochter van Julianus Josephus, graaf de la Tour, St. Quentin en Zeninghem, en van diens tweede vrouw Theodora Genoveva van Thiennes-Rumbets 169. Vader Julien (+20/6/1708) was niet alleen graaf van la Tour, St. Quentin en Zeninghem (Seneghem) maar ook heer van Colomby, la Motte (!), Blequin, Lumbre en Gramez. Hij was kapitein bij de cavalerie van de Franse koning en als dusdanig een beetje mede-verantwoordelijk voor de miserie die onze gewesten op het einde van de 17de eeuw door de veroveringshonger van Lodewijk XIV geleden hebben. Na het overlijden van zijn vader Jacques François heeft Charles Baudouin le Cocq op 17 augustus 1725 het verhef van diens erfenis gedaan. Ofschoon we er niet moeten aan twijfelen dat hij een echte Fransman geworden was, waren daar ook zijn in de Oostenrijkse Nederlanden gelegen eigendommen, waaronder Humbeek, bij. Het moet zijn dat hij zich daarna een beetje meer voor onze streek gaan interesseren is want in 1738 kocht hij ook de heerlijkheid van Ruisbroek 170 die voordien bij Willebroek hoorde en van de familie Helman was geweest. In 1753 en 1759 woonde het gezin le Cocq-de la Tour hoofdzakelijk in Arras. Theresia Carolina de la Tour de St. Quentin is daar trouwens op 5 juli 1759 overleden. Carolus Balduinus overleed op 19 september 1762, maar ik weet niet waar. Hij had één zoon, Charles Joseph Ghislain, geboren op 21 maart 1711. In augustus 1736 trouwde die met Louise Catherine de Clermont Tonnerre (of Thoury), geboren op 17 maart 1719; dochter van Louis, graaf van Thoury, maar hij overleed aan de kinderpokken in de abdij van Mesen 171 op 2 juni 1747, dus nog ruim voor zijn vader. Ook Louise Catherine de Clermont Tonnere zou – volgens sommige bronnen – dezelfde dag aan de pokken gestorven zijn. Het is bijgevolg logisch dat hun dochter, Marie Louise Ghislaine le Cocq, haar grootvader Charles Baudouin in 1762 als (onder meer) gravin van Humbeek zou opvolgen. En dat heeft ze ook gedaan. Marie Louise Ghislaine le Cocq zou geboren zijn op 22 juni 1740. Op 26 maart 1753, op 13jarige leeftijd dus, trouwde ze in Arras 172 (hopelijk per correspondentie) met Eustache Josephe de Tournay d’Assignies. Deze Eustache Josephe was de zoon van Charles Joseph (16941764) en Bénigne de Massuan. Zelf was hij markies van Oisy (nu Oisy le Verger) en kapitein van de Gendarmes van Orleans. Zijn huwelijk met Marie Louise Ghislaine le Cocq werd geen 169
Zowel Thiennes als Zeninghem (Seninghem) liggen in het Franse departement Pas-de-Calais. Het wapenschild van de gemeente Ruisbroek is nog steeds hetzelfde als dat van de familie le Cocq. 171 De kerk van de abdij van Mesen was toegewijd aan O.L.V. en was een bedevaartplaats. 172 Dit betekent dus dat ze na de dood van haar ouders bij haar grootvader Charles Baudouin in Arras gaan wonen is. Die woonde daar in 1759 nog steeds want zijn vrouw is daar dat jaar overleden. 170
97
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
succes. Er kwamen geen kinderen en het paar scheidde. Gravin Marie Louise Ghislaine mocht op het kasteel van Humbeek blijven wonen. Op 8 april 1763, na de dood van haar grootvader heeft ze het verhef van het graafschap Humbeek gedaan. Pas op 15 december 1770, na een lange procedure voor het feodaal hof van Brabant (waar haar eigendomsrechten betwist werden), is het verhef van Ruisbroek gevolgd. Over een eventueel verhef van Groenhoven heb ik niets gevonden. Marie Louise Ghislaine stierf, compleet berooid, op 8 oktober 1792. Ze werd op het kerkhof van Humbeek, weliswaar in een familiekelder, maar toch bij de gewone mensen, begraven. Al de bezittingen die haar nog restten had ze bij testament overgemaakt aan haar Normandische en minderjarige neef Charles de Malet-Coupigny. In 1792 heeft die inderdaad het verhef van Ruisbroek gedaan (hij zou tot 1795 heer van Ruisbroek blijven). Om de vele schulden van zijn erflaatster te kunnen betalen was hij echter verplicht om het kasteel van Humbeek te verkopen.
Het Groenhof vanaf 1719. We hebben het Groenhof in Malderen in 1719 achtergelaten met de dood van François Joseph le Cocq die er zeker gewoond heeft en die er van 1713 tot 1719 ook de eigenaar van was. Daarna zijn achtereenvolgens zijn oudste broer Jean François le Cocq en diens zoon Charles Baudouin le Cocq, graven van Humbeek, de nieuwe eigenaars van Groenhoven geworden. Ik denk niet dat die mensen veel van Malderen hebben gezien. Voor zover we weten hebben ze het grootste stuk van hun leven in het noorden van Frankrijk, onder meer in Arras, doorgebracht. Magdalena Carolina le Cocq
en Philippe Albert de Vicq
Kort na de dood van François Joseph le Cocq (in 1719 dus), of misschien al vroeger, is zijn jongere zuster met haar gezin op het Groenhof komen wonen. Magdelena Carolina le Cocq (dat is de naam onder de welke ze gedoopt en getrouwd werd, al heeft men er in diverse naslagwerken Marie-Madeleine, Madeleine Charlotte en zelfs Madeleine Charlotte Chrétienne van gemaakt) was gedoopt te Humbeek op 25 april 1669. Op 9 november 1688 was ze in de Sint Petrus en Paulus kerk te Mechelen getrouwd met Philippe Albert de Vicq, baron van Cumptich, heer van Meulevelt, Vissenaken, Brachem (Breyssem), Willebringen, Looberghe en Brax (Bracx), sergeant-majoor en commandant in het cavalerieregiment van Egmont, de Prins van Gavre. Naast dat alles had hij ook een goede stamboom waardoor hij in 1702 tot het selecte kringetje van de Edelen van het Hertogdom Brabant toegelaten was. Hij was immers de zoon van ridder Philippe Albert de Vicq senior, 4 keer burgemeester van Brugge het Vrije (in de periode 1633-1643), baljuw en daarna algemeen ontvanger van Vlaanderen. Zijn moeder, Catharina de Palma Carillo had ongetwijfeld ook blauw bloed; ze was de dochter van Ferdinand (don Fernando), heer van Benagile en Feugerolles, en van Agnes Fernandez 173. Magdalena Carolina le Cocq en Philippe Albert de Vicq hadden niet minder dan 11 kinderen. Ze werden allemaal in de Sint-Pieter en Pauluskerk van Mechelen gedoopt, wat niet wil zeggen dat ze ook in Mechelen geboren werden. - Henricus Josephus, geboren op 7 november 1689, is waarschijnlijk jong gestorven. - Petronella Eugenia Josepha, op 19 april 1691. Zie verder. - Maria Theresia Carolina, op 8 december 1692 - Maria Catharina, eveneens op 8 december 1692 - Henricus Ferdinandus Carolus, op 15 mei 1694, is waarschijnlijk jong gestorven. 173
Nobiliaire des Pays-Bas et du comté de Bourgogne, vol., de Vegiano, Jacques S. de Herckenrode, 1868, blz. 1995.
98
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
-
-
-
-
Louis De Bondt
Franciscus Philippus Josephus, op 2 maart 1696, trouwde met Marie Josephe de Blondel (barones van Meere en Overham) en werd baron van Cumptich en heer van Vissenaken en Meulevelt. Hij overleed in 1762. Jan Baptist, op 3 november 1697. Werd majordomus van de kardinaal van Mechelen, deken van de O.L.V.-kerk van Dendermonde en daarna (vanaf 5/5/1758) deken van de kathedraal te Brugge. Hij was ook lid van de deputatie der Staten en curator van kanunnik Hubert le Bailly. Maria Isabella Florentina, op 4 april 1699. Stierf als non in het klooster van de Urbanisten te Brussel. Maria Carolina Hyacintha, op 17 augustus 1700. Carolus Philippus Josephus op 23 januari 1706. Ludovicus Carolus Theodorus, op 4 maart 1707. Werd in 1738 luitenant in de Waalse Garde en stierf in december 1759 als brigadier in het leger van de Spaanse koning. Hij bleef ongehuwd. Philippus Franciscus Albertus, op 9 februari 1709. Trouwde a) met Albertine Constantine Ghislaine de Ruysschen en b) met Henriette Ghislaine Joseph de Vicq. Hij stierf in Brussel op 18 november 1774. Hij was generaal-majoor in het leger en kamerheer van keizerin Maria Theresia van Oostenrijk Over hem vertel ik straks nog een beetje meer.
Magdalena Carolina overleed te Mechelen op 29 februari 1720. Philippe Albert de Vicq werd in februari 1724 naast zijn vrouw in de Sint-Pieterskerk te Mechelen begraven. Terwijl de oudste in leven gebleven zijnde zoon, Franciscus Philippus Josephus, de vaderlijke goederen in Kumtich en elders (zoals in Vissenaken) erfde, is de oudste dochter Petronella Eugenia Josepha de Vicq, na de dood van haar ouders, zeer zeker (maar waarschijnlijk deeltijds) in Malderen blijven wonen. Petronella Eugenia Josepha de Vicq
en Michel Constantin de Ruysschen
Petronella Eugenia Josepha was, zoals we al schreven, geboren op 19 april 1691 en in Mechelen gedoopt. Omstreeks 1708 trouwde ze met de veel oudere Michel Constantin de Ruysschen, geboren op 20 augustus 1655. Hij was de zoon van Jean Antoine de Ruysschen, heer van Elissem, schepen van Mechelen (1632) en secretaris van de grote raad van Mechelen. Zijn moeder was Marie Vecquemans. Michel Constantin de Ruysschen was (uiteraard) heer van Elissem (bij Landen) en werd op 30 april 1705 door Philips V tot graaf benoemd. Bovendien was hij heer van Marquette 174, Bautersem en Zevenplanken, Carnière en Hamme, lid van de Grote Raad te Mechelen en vervolgens lid en voorzitter van de soevereine raad van Henegouwen, raadsheer-rekwestenmeester in de Geheime Raad, raadsman in de Hoogste Raad der Nederlanden in Madrid, en voorzitter van de keizerlijke raad van Staten in de Nederlanden. Hij was bovendien al twee keer weduwnaar: - een eerste keer van Marguerite Thérèse van der Gracht (dochter van Philippe Robert, heer van Zwevegem, en Barbe Madeleine van der Gracht), waarmee hij op 2 januari 1690 was getrouwd, waarmee hij 4 kinderen had, en die op 6 mei 1698 was overleden.
174
Dit is wellicht niet Marquette-en-Ostrevent in Noord-Frankrijk (in de buurt van Douai). Dat was namelijk tot in 1715 (het jaar van haar overlijden) de eigendom van Isabella Clara Eugenia de Kesseler, vrouwe van Diepensteyn (Steenhuffel) en weduwe van Eugène Ambroise van Maldeghem.
99
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
-
een tweede keer van Madeleine Françoise Thérèse van de Gracht (dochter van Ignace en Marie Marguerite Aldegonde de Pailly), waarmee hij op 7 januari 1706 getrouwd was en die hem nog 1 dochter had geschonken. Ze was op 23 juni 1707 in Doornik gestorven. Het derde huwelijk van Michel Constantin met Petronella etc. de Vicq bleef kinderloos. Michel Constantin de Ruysschen overleed, waarschijnlijk te Brussel, op 31 maart 1732. Hij werd in Brussel, in de kerk van de Recoletten, begraven Zijn weduwe overleed op 20 juni 1744. Petronella Eugenia de Vicq is in Malderen twee keer doopmeter geweest: - Op 15 maart 1721 van Josephus Slachmuylders, het zoontje van Henricus en Maria Vermeren. - Op 9 november 1743 van Josephus Slachmuylders, het zoontje van haar eerste doopkind Josephus en Maria Anna De Lathouwers. Jozef Slachmuylders senior én junior waren de pachters van de kasteelhoeve van Groenhoven. In beide doopakten werd ze “gravin van Elissem” en niet domina of domicella genoemd. Dat betekent dat ze niet de eigenares van het Groenhof was maar er wel regelmatige contacten had. Isabella en Carolina le Cocq ? Over wat er na het overlijden van Petronelle Eugenia Josepha de Vicq (1744) in Malderen gebeurde tast ik volledig in het duister. Werd het Groenhof daarna bewoond door één van de kinderen uit het eerste huwelijk van haar man? Waarschijnlijk niet. Na 1743 zijn we in de parochieregisters van Malderen geen enkele de Vicq (of de Ruysschen) meer tegengekomen. Merkwaardigerwijs nog wel 2 personen met de familienaam le Cocq: - “Domina” Isabella le Cocq was op 3 juni 1730 doopgetuige van Petronella Maria Verhavert, het dochtertje van Paschasius en Maria Theresia Vereertbruggen. Paschasius Verhavert was de zoon van Jan Baptist Verhavert, de meier van Opdorp. - “Domicella” Carolina le Cocq was op 13 februari 1762 doopmeter van Carolus Josephus Moortgat, het zoontje van Tobias en Maria Anna de Lathouwer. Deze mensen woonden in Opdorp 175. Carolus Josephus was de 7de zoon van een kroostrijk gezin met 13 kinderen. Ik heb nog altijd niet ontdekt wie deze dames waren, maar gezien de connectie met Opdorp hadden ze vermoedelijk met het daar gelegen Beverenhof (en dus niets met Groenhoven) te maken en waren ze bijgevolg van de le Cocq-tak van Liefkenrode.
175
Tot 1732 had Opdorp geen eigen kerk en werden de Opdorpenaren in Malderen gedoopt en begraven. Ook daarna werden ze, ook als ze in de kerk van Opdorp gedoopt werden, nog een tijdlang in de parochieregisters van Malderen ingeschreven.
100
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
25. Philippe François Albert de Vicq (1708/1762-1774) x Albertine Constantine Ghislaine de Ruysschen xx Henriette Josephe Ghislaine de Vicq Ik denk dat het Groenhofkasteel vanaf ca 1740 niet meer op een permanente wijze werd bewoond maar dat Jozef Slachmuylders, de pachter van de kasteelhoeve, wel een oogje in het zeil zal gehouden hebben. Is het daarom dat het in verval raakte en volgens sommigen ca 1770 afgebroken werd?
Wie heeft omstreeks 1760 het Groenhof gekocht? Ook over de eigenaar(s) van het domein bestaat geen zekerheid. In GHKL 1993/4 wordt gezegd dat de graaf van Humbeek tot in 1792 ook de eigenaar van Groenhoven gebleven is. Dat lijkt bevestigd te worden door de vaststelling dat die graaf inderdaad de belastingaanslag in zijn brievenbus kreeg 176. Maar wie was dan deze graaf? Was het de gescheiden en totaal berooide Marie Louise Ghislaine le Cocq, de laatste overgebleven le Cocq van de Humbeek-tak. De auteur van het artikel gaat daar, zonder haar naam te noemen, wel van uit. Alphonse Wauters 177 beweert evenwel (ik citeer zijn woorden in het Frans): “Depuis cette époque (1644), Groenhoven eut les mêmes maitres que le village d’Humbeek, sauf que, vers l’an 1760, il passa au baron de Vicq de Cumptich, fille d’une demoiselle Lecocq”. Hetgeen in vertaling zou moeten betekenen dat Het Groenhof omstreeks 1760 van het Graafschap Humbeek afgescheiden werd en eigendom werd van baron de Vicq van Cumptich, de dochter van een juffrouw le Cocq. Vermits de vrouwelijke vorm “baronne” wel degelijk bestaat en een dochter geen “baron” kan zijn, hebben we hier dus een klein probleem. Ofwel moet in plaats van ‘Baron’ ‘Baronne’ gelezen worden ofwel moet er – waar ik eerder van uitga – ‘fils’ in plaats van ‘fille’ staan. In ieder geval gaat het hier over één van de 11 kinderen van Philippe Albert de Vicq en Magdalena Carolina le Cocq, die bovendien ca 1760 nog baron van Cumptich was. Eigenlijk zijn er maar 2 personen die aan deze voorwaarden voldoen. Dat zijn: - Franciscus Philippus Josephus, geboren op 2 maart 1696, getrouwd met Marie Josephe de Blondel, baron van Cumptich en heer van Vissenaken en Meulevelt, overleden in 1762. - Philippus Franciscus Albertus, geboren op 9 februari 1709, getrouwd a) met Albertine Constantine Ghislaine de Ruysschen en b) met Henriette Ghislaine Joseph de Vicq, gestorven in 1774. Omdat: - Franciscus Philippus Josephus vele nakomelingen had en één daarvan wellicht op het Groenhof zou gebleven zijn (quod non), - Philippus Franciscus Albertus daarentegen helemaal geen kinderen had, hetgeen de blanco periode in de geschiedenis van Groenhoven na zijn dood zou kunnen verklaren, - Niet alleen de ouders van Philippus Franciscus Albertus een tijdje op het Groenhof verbleven maar omdat ook een neef van zijn vrouw daar met zekerheid heeft gewoond, Geloof ik dat het de laatste was die ca 1760 zijn oog op het Groenhofdomein liet vallen.
176 177
Algemeen Rijksarchief, schepengriffies van Brussel, 8952. A. Wauters, histoire des environs de Bruxelles, vol. 21, blz. 142.
101
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Waarom is het Groenhof omstreeks 1760 van eigenaar veranderd? Philippe François Albert was gedoopt te Mechelen op 7 februari 1709. Hij was echter geboren op 7 december 1708 en thuis voorlopig gedoopt omdat men dacht dat hij het niet zou redden. In 1753 werd hij commandant in het regiment der kurassiers van Luchesi en op 1 mei 1758 generaal-majoor in het leger van keizerin Maria Theresia van Oostenrijk. Op 4 oktober 1760 werd hij haar kamerheer 178. Als er al een koper voor het Groenhof moest gevonden worden, dan was Philippe François Albert de Vicq, baron van Cumptich, wellicht een voor de hand liggende keus. Hij was niet alleen de broer van de laatst gekende bewoonster, namelijk Petronella Eugenia Josepha de Vicq, maar bovendien was hij op 1 september 1756 getrouwd met Albertine Constantine Ghislaine de Ruysschen. Albertine Constantine was geboren te Mechelen op 31 juli 1731. Ze was de dochter van Guillaume Claude Joseph, baron van Elissem. Bovendien was ze een volle nicht van Michel Constantin de Ruysschen, de man van zijn zus Petronelle Eugenia de Vicq. De familie de Vicq had bovendien al eerder voormalige eigendommen van de familie le Cocq uit Humbeek verworven. - In 1688, kort na zijn huwelijk met Magdalena Carolina le Cocq, werd Philippe Albert de Vicq reeds als eigenaar genoemd van het huis de Sampson in Mechelen, dat in 1670 door Petronille de Schietere, vrouwe van Humbeek en echtgenote van Cosmas le Cocq, was aangekocht en dat sindsdien tot het domein van Humbeek behoorde 179. - Het “goed te Bracx” in Vinkt, dat door het huwelijk van François le Cocq met Anna Isabella Damman in 1597 in het bezit van de familie le Cocq gekomen was, en dat daarna geërfd werd door Boudewijn 3 le Cocq, stond in 1747 als de eigendom van Frans Philip de Vicq (de zoon van Philippe Albert), baron van Cumptich, ingeschreven 180. In zijn boek “Malderen, dorp onzer dromen” schreef Marcel Van Doren dat Carolus Balduinus le Cocq, heer van Humbeek, aan de Steenhuffelse landmeter Gillis Van de Voorde de opdracht gaf om de eigendommen van de familie le Cocq in Malderen opnieuw in kaart te brengen 181. Gillis Van de Voorde was eerst leerjongen en werd pas in 1747 de opvolger van de bekendere landmeter Jan Van Acoleyen. Het zou best kunnen dat de graaf van Humbeek deze nieuwe kaarten, kort voor zijn overlijden, met het oog op een eventuele verkoop heeft laten maken. Toch lijkt het logischer dat die transactie pas na 1762 is doorgegaan. We weten immers dat de opvolgster van Charles Baudoin, zijn kleindochter gravin Marie Louise Ghislaine, dringend centen nodig had. Niet alleen was er de scheiding met haar man, de markies van Oisy, maar bovendien waren er ook ernstige betwistingen over haar erfenis gerezen. Op 8 april 1763 heeft ze weliswaar het verhef van het graafschap Humbeek geregeld maar het was pas op 15 december 1770 - na een lange en ongetwijfeld dure procedure voor het feodaal hof van Brabant – dat ook haar eigendomsrechten in Ruisbroek werden erkend. In dat vonnis werd beslist dat ze ook haar eigendommen in Humbeek mocht houden, waaronder het kasteel. Of daar ook nog de grafelijke titel bij hoorde is absoluut niet zeker. Er zijn stemmen die beweren dat die in handen van baron de Vicq gekomen was. Ook in de ‘Gids voor Vlaanderen’ 178
In zijn thesis “De leden van de Geheime Raad der Zuidelijke Nederlanden onder het bewind van de aartshertogen en Filips IV, deel 2 (op www.ethesis.net) acht de heer Björn Volckaert dat zeer goed mogelijk, maar was hij voordien ook al kamerheer geweest van keizerin Elisabeth Christine van Brunswijk-Wolfenbüttel (+ 1750), de vrouw van Karel VI. 179 Histoire de la chartreuse Sheen Anglorum au continent (1559-1783), Jan de Grauwe, 1984, blz. 145 180 Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, Fr. De Potter en Jan Broeckaert, 1864, vol. 7, 18-19. 181 Deze kaarten zijn uiteindelijk in het archief van de kerkfabriek van Malderen beland waar Marcel Van Doren ze omstreeks 1980 nog heeft gezien. Ik weet niet waar ze zich momenteel bevinden.
102
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
van de VTB-VAB, editie 2007, lezen we dat de de familie le Cocq de rechtsmacht in Humbeek maar tot in 1763 behouden heeft. Het arrest van 15 december 1770 van het feodaal hof zou hier uitsluitsel kunnen brengen, maar ik heb het niet gevonden. In ieder geval, als baron de Vicq in 1763 de graaf van Humbeek werd, dan is het logisch dat die graaf van Humbeek ook de grondlasten van Groenhoven mocht betalen.
De opvolging van Philippe François Albert de Vicq. Albertine Constantine Ghislaine de Ruysschen kreeg alleen maar doodgeboren kinderen. Ze overleed overleed te Brussel op 1 februari 1769. Na haar dood hertrouwde Philippe François Albert de Vicq, na een pauselijke dispensatie, op 16 april 1770 met zijn nicht Henriette Josephe Ghislaine de Vicq, die men juffrouw van Meulevelt noemde 182.Ondanks zijn twee huwelijken is hij op 18 november 1774, in Brussel kinderloos gestorven.
182
Nobiliaire des Pays-Bas et du comté de Bourgogne: Vol. 4, de Vegiano, Jacques S. de Herckenrode, 1868, blz. 1995.
103
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
26. Groenhoven tussen 1775 en 1813
Philippe François Albert de Vicq en zijn vrouwen hebben, voor zover bekend, geen sporen in het archief van de gemeente Malderen nagelaten. Ook over wat er na zijn overlijden met het Groenhofdomein gebeurde, is niets geweten. Het feit dat hij geen nakomelingen had, kan dat verklaren. In 1874 bleven er geen andere de Vicq’ meer over dan de (weliswaar vele) kinderen van François Philippe Joseph de Vicq, heer van Cumptich en Vissenaken, en Marie Josephe de Blondel. Hoewel het logisch lijkt dat één van hen het Groenhof zou hebben geërfd, heb ik geen enkele van deze mensen in het archief van Malderen gevonden. Tussen Marie Josephe de Blondel en Catherine Petronille Caroline de Blondel, die tot 1775 vrouwe van het Hof te Melis in Lippelo was, bestaat er weliswaar een familieverband maar dat gaat te ver terug om zeer relevant te kunnen zijn. Een erfgenaam van deze laatste zal weliswaar in 1813 het Groenhof in Malderen verwerven (zie verder). De geschiedenis van Groenhoven na 1774 blijft helaas een onbeschreven blad. Uiteraard weten we dat in 1794 de Franse Republiek onze gewesten veroverde, dat de privileges van kerk en adel afgeschaft werden en hun bezittingen aangeslagen en als openbaar domein verkocht. Waarschijnlijk zijn toen ook de adellijke eigenaars van het Groenhof – hoe die ook mochten heten - tijdelijk naar het buitenland geëmigreerd. Het zal tot 1813 duren voordat er in het archief van Malderen terug over Groenhoven gesproken wordt ...
104
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
27. Catherine Josephe Thérèse Ghisl. van der Fosse (1775/1813-1845/1862) wed. van Antoine Charles Hyacinthe de Beughem
Op 3 november 1813 had te Brussel, op de prefectuur van het departement van de Dijle, een openbare verkoop plaats van gemeentegoederen van Malderen. Uit de context blijkt dat het over het door het Frans bestuur aangeslagen Groenhoven ging. De koopster was Cathérine Josephe Thérèse Ghislaine van der Fosse, de weduwe van burggraaf Antoine Charles Hyacinthe de Beughem (de Capelle). Antoine Charles etc. was geboren te Brussel op 29 april 1771. Hij was de oudste zoon van Ferdinand Joseph Hyacinthe de Beughem de Melis (van het Hof te Melis in Lippelo, schatbewaarder van Brussel in 1793) en van diens nicht Jeanne Marie Josephe van Beughem van Houtem (van het Hof van Houtem in Ramsdonk bij Kapelle-op-den-Bos). Op 8 juni 1801 (8 floreal 1801) was hij getrouwd met Cathérine Thérèse Ghislaine van der Fosse (sommigen noemen haar Cathérine Josephe, maar ik gebruik de versie van haar naam uit het gemeentearchief). Cathérine was geboren te Mechelen (parochie Sint-Jan) op 4 oktober 1777. Ze was de dochter van burggraaf Jean Baptiste Nicolas van der Fosse, heer van Vossepoorte en Avecappelhove, lid van de Grote Raad te Mechelen, en van gravin Catherine Hyacinthe Ghislaine de Respani. Haar broers zaten in de politiek. Hyacinthe Charles Guillaume was directeur van registratie en domeinen (1815-1817), burgemeester van Brussel (1817-1820), gouverneur van West-Vlaanderen (1821-1823), gouverneur van Henegouwen (1823-1825) en gouverneur van Zuid-Brabant (1828-1830). Alexandre François Ghislain Vanderfosse was gouverneur van Noord-Brabant (1826-1830) en van Antwerpen (1830). Genoeg over haar broers. Cathérine Thérèse Ghislaine werd weduwe op 4 juni 1807. Haar man overleed in Parijs. Ze was niet hertrouwd toen ze in 1813 haar Hof te Melis te Lippelo met het aangrenzende Groenhof te Malderen heeft uitgebreid. Over deze verkoop van Groenhoven heb ik in het gemeentearchief van Malderen de volgende informatie gevonden 183: - De verkoop gebeurde op 3 november 1813 op de prefectuur van het Departement van de Dijle te Brussel. - De koopster, mevrouw Cathérine Josephe Thérèse Ghislaine van der Fosse, was gedomicilieerd te Brussel. - De verkoop betrof in eerste instantie 30ha 92a en 60ca gemeentegoederen. Dat was het oude Groenhoven dat door de Franse Republiek was aangeslagen en aan de gemeente Malderen overgedragen. De totale aankoopprijs daarvoor bedroeg 11491 francs of 5429,50 gulden. Bij K.B. van 22 december 1815 werd bepaald dat dit bedrag aan de ge-
183
Archief van de gemeente Londerzeel, deelgemeente Malderen 1820-1900, bewerkt door R. De Roeck en L. De Bondt, zitting van de gemeenteraad van 26 januari 1820. Meer bepaald volgende archiefstukken: gemeenteraad 26/1/1820 en 4/10/1821, inkomende correspondentie 21/9/1820 en 23/9/1821, uitgaande correspondentie 8/11/1820,10/11/1820, 1/12/1821 en 8/4/1822
105
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
meente Malderen zou worden afgelost in functie van de door de overheid geaccepteerde bestemmingen die de gemeente er zou voor vinden. - Op een deel van deze gemeentegoederen, namelijk op de Kruisheide, rustten twee oude erfdienstbaarheden ten voordele van de inwoners van Malderen: een recht van vrije doorgang en een graasrecht voor hun koeien. De vroegere eigenaars van Groenhoven hadden aan deze erfdienstbaarheden niet zwaar getild omdat ze die gronden amper gebruikten. Voor mevrouw van der Fosse was dat anders omdat ze de verbinding tussen haar twee buitenverblijven (Groenhoven in Malderen en Melis in Lippelo) vormden. Tijdens de gemeenteraadszitting van 24 oktober 1815 bespraken de raadsleden haar vraag om deze erfdienstbaarheden af te mogen kopen. Dit resulteerde in een contract van 19 mei 1816 waarin een afkoopprijs van 1200 zilvergulden of 1028,57 gulden werd overeengekomen. Ook dit bedrag zou door de gemeente pas ingevorderd worden naarmate die er een bestemming voor had. - Een ander deel van de aangekochte gronden, met name de dreven in de Kruisheide, was sinds mensenheugenis, ten nadele van de eigenaar van Groenhoven en ten voordele van de gemeente, belast met een jaarlijkse grondcijns van 59,14 gulden. Uiteindelijk werd het geld van deze aan- en afkopen door de gemeente Malderen als volgt opgevraagd en besteed: - In 1817 werd voor een bedrag van 5960 fr. of 2816,10 gulden een niet nader genoemde straat op kosten van mevrouw van der Fosse gekasseid. - Vanaf mei 1821 werd 4473 fr. of 2113,40 gulden besteed aan de bouw van een gemeentehuis, een schoollokaal en een onderwijzerswoning (deze school werd in maart 1821 aangenomen voor de prijs van 2920 gulden, de subsidie van de staat bedroeg 806,6 gulden). - De 500 gulden die toen nog overbleven werden door de gemeente pas eind 1829 opgevraagd en gebruikt voor de vergroting van dezelfde gemeenteschool. Als een der eerste scholen in de streek kende ze (ook voor kinderen uit de buurgemeenten) aanvankelijk een groot succes en werd ze zowel in de zuidelijke als in de noordelijke Nederlandse provincies als voorbeeld gesteld. Ook een bedrag van 1182,80 gulden, waarmee de douairière van Melis en Groenhoven de jaarlijkse grondcijns had afgekocht, werd voor de vergroting van de school gebruikt. In 1845 (de periode dat de kadasterkaart van Popp werd opgemaakt) was de oppervlakte van de Groenhof-eigendommen (van de ca 31 ha van 1813) tot meer dan 148 ha uitgebreid en werden de eigendommen aan ongeveer 40 huurders in pacht gegeven 184. Hoewel Catherine Josepha Therese Ghislaine van der Fosse pas op 18 januari 1862 in SintJoost-ten-Noode overleed, wordt er in het gemeentearchief van Malderen na 1854 niet meer over haar gesproken. Wellicht is ze toen definitief in Brussel gebleven. Voordien was ze af en toen van domicilie veranderd: Brussel (in 1813), Lippelo (in 1843), Brussel (in 1846), Malderen (in 1847) en Brussel (in 1849, 1851 en 1854). Onder meer volgende mensen hebben in Malderen voor haar gewerkt: - Tot ca 1835 waren Jozef Slachmuylders en Joanna Petronella Van Hoeymissen haar pachters op de kasteelhoeve op het Groenhoven-domein. Daarna waren dat hun zoon Charles (+1856) en zijn vrouw Fidelia Verdoodt. - Alexander Riemslach was haar jager in 1843. - Frans Spiessens was ononderbroken haar Bos- en Jachtwachter van 1846 tot minstens 1857. Hij was geboren in Liezele ca 1810 en de zoon van Petrus en Theresia Van Cau184
Ik ben er niet helemaal zeker van of deze gegevens alleen op de goederen in Malderen slaan of dat ze op al de eigendommen van de familie de Beughem in Malderen en Lippelo betrekking hadden. Voor mensen die de Popp-kaart (en legger) van Malderen bezitten is dat makkelijk na te tellen.
106
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
-
Louis De Bondt
wenbergh. Op 6 mei 1842 was hij in Londerzeel getrouwd met Maria Elisabeth Heyvaerts en in 1845 was hij naar de Kouterstraat in Malderen verhuisd. Ook Jozef Seghers en Charles Seghers (die in Malderen op het Zwaantje woonde) werden respectievelijk in 1841 en in 1851 als jachtwachters van mevrouw van der Fosse genoemd.
107
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
26. Antoine Alphonse Ghislain de Beughem (1804/1863-1882) x Caroline de Géradon Catherine Josepha Therese Ghislaine van der Fosse had twee zonen: - Ferdinand Adolphe Ghislain de Beughem de Houtem (volgens A. Wauters Ferdinand Charles) werd geboren op 12 januari 1802. Hij trouwde met Juliette Cornet de Grez, erfde Houtem in Ramsdonk en werd heer van Melis in Lippelo. Hij overleed op 27 december 1853. - Antoine Alphonse Ghislain de Beughem de Nederheembeke werd geboren op 19 augustus 1804 en bekwam onder meer Groenhoven en kocht Nederheembeek in 1862. Antoine Alphonse trouwde twee keer. Een eerste keer op 24 augustus 1829 in Luik met Lambertine (of Marie-Anne) de Géradon. Ze was geboren op 13 oktober 1804 (waarschijnlijk in Luik). In 1830 werd hun enige dochter, Emilie Thérèse Louise Ghislaine de Beughem, geboren. Nadat Lambertine op 16 januari 1840 (in Brussel?) overleed, hertrouwde Antoine Alphonse Ghislain op 16 juni 1841 met haar zuster Caroline de Géradon (elders Louise), geboren in Luik op 9 december 1801 en weduwe van Charles Marie Antoine Bellefroid (+1838). De zusjes de Géradon waren dochters van advocaat Jean François de Géradon (1758-1832, lid van het ruiterkorps van de provincie Luik, in de adelstand verheven op 14 oktober 1825) en Anne Marie Josephine de Gillès (1768-1838). Direct na zijn eerste huwelijk, dus nog in 1829, is Antoine Alphonse Ghislain de Beughem als advocaat bij het Gerechtshof van Luik gaan werken. Hij woonde dan in de Rue St.-Etienne 185 . In het gemeentearchief van Malderen komen we hem een eerste keer tegen op 3 januari 1854, wanneer hij bij zijn boswachter Frans Spiessens zijn beklag komt maken omdat er personen doorheen het water van de wallen en over gesloten poorten het Groenhofdomein binnengedrongen waren. In het proces-verbaal dat hierover opgemaakt werd, wordt hij omschreven als “burggraaf Antoine Alphonse Ghislain de Beughem de Nederheembeke, thans verblijvende op het Groenhofkasteel, zijnde gedomicilieerd te St-Josse-ten-Noode”. Het zou ons kunnen verwonderen dat hij al in 1854 “de Nederheembeke” genoemd werd, aangezien hij Nederheembeek pas in 1862 heeft gekocht. Om dit uit te leggen is het nodig om een beetje over de geschiedenis van dit dorp te vertellen. In 1776 had ridder Antoine Jean Hyacinthe de Beughem de Capelle (een kleinzoon van Constance Rubens x Mathieu de Beughem) het kasteel van Meudon en de daaraan verbonden heerlijkheid van Nederheembeek van zijn verre tantes Catherine de Blondel (weduwe van Ferdinand Philippe Antoine de Boonem, heer van Melis) en Marie Ferdinande de Boonem geërfd 186. Hij stierf in 1814 maar had geen kinderen. Antoine Alphonse Ghislain was één van de (dan nog minderjarige) erfgenamen, maar omstreeks 1820 hebben die samen Nederheembeek aan een zekere Bénard verkocht. In 1862 had Antoine Alphonse Ghislain genoeg fortuin gemaakt om het kasteel en het domein terug te kunnen kopen. Dat 185 186
Tableau des avocats a la cour de Liége, domiciliés dans le ressort du tribunal civil de Liége. Zijn broer Jan Jozef Hyacinthe de Beughem heeft op hetzelfde moment het Hof te Melis in Lippelo geërfd.
108
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
is waarschijnlijk een kwestie van persoonlijke fierheid geweest, maar het was absoluut niet nodig om de Nederheembeke genoemd te worden. Een oud Koninklijk Besluit van Willem van Oranje van 26 januari 1822 had immers de omschrijving “de Heembeke” aan zijn familienaam toegevoegd. In dat K.B. werd vastgelegd dat van de nakomelingen van Ferdinand Adolphe Ghislain de Beughem de Houtem alleen de eerstgeborenen zich burggraaf mochten noemen, terwijl alle nakomelingen van Antoine Alphonse Ghislain de Beughem de Nederheembeke die titel mochten voeren. Op 7 juni 1856 werden er alweer jonge bomen en ander houtgewas uit het bos bij het Groenhof gestolen. De daders waren onbekend maar men vermoedde dat ze van Londerzeel waren. De burggraaf liet noteren dat “zijnen boschwachter Franciscus Piessens in de winterseizoenen bijna dagelijksch verplicht is deze kwaed doende persoonen te verdrijven”. Op 26 januari 1863, ruim een jaar nadat zijn moeder gestorven was en hij met een deel van zijn erfenis het kasteel van Meudon en Nederheembeke had gekocht, werd Antoine Alphonse Ghislain de Beughem, dan al 22 jaar getrouwd met Caroline (of Marie Louise) de Géradon, officieel (d.w.z. bij de notaris) als heer van Groenhoven geïnstalleerd. Het domein omvatte toen zo’n 94 ha. Dat waren 54 ha minder dan in 1845 gemeten was, maar die zijn toen wellicht naar zijn broer Ferdinand Adolphe Ghislain op het Hof te Melis te Lippelo gegaan.
De familie de Beughem-de Géradon en het gemeentelijk onderwijs. De naaischool in Malderen. De echtgenoten de Beughem de Nederheembeke–de Géradon hebben vrij regelmatig en voor langere perioden op het Groenhof gewoond. Ze hebben ook hun bijdrage aan het dorpsleven geleverd, met name aan het onderwijs. Malderen had eind 1823, onder Nederlands bewind (en met de opbrengst van de verkoop van Groenhoven) zijn eerste gemeenteschool in gebruik genomen. Daarmee was het de buurgemeenten ver vooruit. Wat de financiering van het onderwijs voor arme kinderen (het Schoolfonds) en organisatie betreft, werd de gemeenteschool van Malderen zelfs in NoordNederlandse provincies als voorbeeld genomen. Met een omzendbrief van 8 december 1869, toen ook de meeste andere Belgische gemeenten een gemeenteschool hadden, probeerde het ministerie van Onderwijs de gemeentebesturen er toe te bewegen om “eene werkzaal aan de gemeenteschool bij te voegen in welke de meisjes tot het handwerk zouden worden opgeleerd door een aan het onderwijzend personeel vreemd zijnde persoon”. Toen de gemeenteraad van Malderen deze kwestie op 6 januari 1870 besprak, was dit de conclusie: “Overwegende dat er in de gemeente Malderen reeds sedert verscheidene jaren een lokaal met werkzaal is geopend alwaar de meisjes der gemeente het handwerk leeren en de zedeleer oefenen. Dat aldaar de uitgebreidste lessen worden gegeven door een tiental onderwijzeressen onder beleid van mevrouw Alphonse de Beughem de Nederheembeeck, die daarvan alleen de bekostiging doet en daarenboven jaarlijksch bij eene plechtige uitreiking van prijzen de leerlingen volgens verdiensten beloont en aanmoedigt. Besluit de gemeenteraad eenstemmiglijk dat er geene hoegenaamde redenen bestaan eene tweede werkzaalleerschool in onze gemeente op te richten, stemmende bij deze alle dankbetuiging voor de zoo mildadige begiftiging door voornoemde mevrouw De Beughem bewerkstelligt.” Zeven jaar later was dit “voortgezet onderwijs” nog altijd in volle bloei. Op 23 november 1877 stuurde het ministerie van onderwijs alweer een algemene richtlijn “rakende het aanleeren van handwerk, gezondheidsleer en huishoudkunde in de lagere meisjesscholen en in de scholen voor beide geslachten”. En op 11 december antwoordde de gemeente Malderen als volgt: “Gezien dat er in de gemeente eene school van handwerk voor meisjes bestaat, be-
109
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
stuurd door de hooggeboren markgravin 187 de Beughem de Nederheembeke, met medehulp van een tiental burgersdochters der gemeente, en welke zonder onkosten de schoonste uitslagen oplevert. Overwegende dat wijders in de gemeenteschool, door het ieverig onderwijzend personeel, de beginselen van gezondheidsleer en huishoudkunde aan de beide geslachten onderwezen worden, terwijl aan de jongens onderricht wordt gegeven over boomteelt, landbouw, teekenen, toonkunde, enz. gedurende de vier uren dat de meisjes in eene afzonderlijke plaats zich met handwerk onledig houden. Besluit de gemeenteraad eenstemmig den huidigen staat van zaken te behouden.” Pas in de herfst van hun leven zijn Antoine Alphonse Ghislain de Beughem en Caroline de Géradon op het kasteel Meudon in Nederheembeek gaan wonen. De schoolstrijd te Nederheembeek. Toen in 1879 de Belgische liberale regering de invloed van de godsdienstleer in de gemeentescholen aan banden wilde leggen, brak de eerste schoolstrijd uit. De kerkelijke overheden en de gelovigen hebben toen, vooral op het platteland, maar eigenlijk overal, katholieke privéscholen opgericht. Dat kostte veel geld en daarom werden de rijkste inwoners aangesproken. In Nederheembeek was het niet anders. Naar aanleiding van de “reusachtige jubelviering van 100 jaar Katholiek Vlaams Onderwijs te Meerbeek – dat was op zaterdag 7 juni 1980 – schreef zuster Andrea De Coninck, directrice van het Maria Immaculata-instituut, de historiek van het katholieke onderwijs in haar gemeente. Daaruit komt het volgende fragment. “De Parochiale school te Neder-Over-Heembeek werd gesticht op 1 juli 1880. De weledele familie de Beughem, de toenmalige bewoners van het kasteel “Meudon’, schonk gulhartig een stuk grond en bouwde het klooster en twee klassen. Zij zagen het als hun plicht om aldus de christelijke opvoeding te beschermen en te bevorderen. De Heer de Beughem zou ook jaarlijks het levensonderhoud van de 3 Zusters op zich nemen, alsmede de onkosten van de prijsuitdelingen op het einde van het schooljaar... Er werden 80 leerlingen ingeschreven, over twee klassen verdeeld: één voor jongens en één voor meisjes.
Antoine Alphonse Ghislain de Beughem en de armen. Antoine Alphonse Ghislain de Beughem is van 1871 tot aan zijn dood in 1882 voorzitter van de Bijzondere Raad van Brussel geweest. De Bijzondere Raad van Brussel was de Brusselse bestuursafdeling van het Sint-Vincentius-a-Paulo genootschap. Deze vereniging van katholieke en uitsluitend mannelijke leken was in 1833 in Parijs gesticht om door de beoefening van de christelijke liefdadigheid het leven van de armen draaglijker te maken. Doordat ze daarbij niet de oorzaken van de armoede in vraag wilde stellen – want die behoorde tot de natuurlijke orde die door God zelf geschapen was – was ze eigenlijk een typisch voorbeeld van het 19de -eeuwse katholieke paternalisme. Bovendien waren de doelstellingen niet helemaal altru187
Waarschijnlijk moet hier “burggravin” gelezen worden. Dit zou dan wel betekenen dat in 1877 het werk van Caroline de Géradon door haar stiefdochter Emilie ovegenomen was.
110
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
istisch. De leuze van de vereniging was "Dieu comme but, les pauvres comme moyen" (de steun aan de armen was dus bedoeld om zijn eigen plekje in de hemel te verdienen). Niet dat we daarom de goede bedoelingen en de inzet van alle Vincentianen in vraag moeten stellen. We kennen andere –ismes die de samenleving nog meer schade berokkend hebben. Het Internationale Sint-Vincentius-a-Paulogenootschap was zeer goed georganiseerd. Aan het hoofd ervan stond de Algemene Raad, die gevestigd was te Parijs. In elk land werd een Hoofdraad opgericht om de contacten tussen de basis en de Algemene Raad te onderhouden. De Belgische hoofdraad zetelde te Brussel. In iedere provincie of in ieder bisdom bestond er bovendien een Bijzondere Raad die de samenwerking tussen de verschillende plaatselijke Conferenties regelde. Het waren alleen de Conferenties die zich via regelmatige maar onaangekondigde huisbezoeken met de echte armenzorg bezighielden; de andere organen zorgden alleen voor het bestuur. Meerdere Bijzondere Raden werden gecoördineerd en gecontroleerd door een Centrale Raad. 188
Drie tamelijk onbelangrijke wetenswaardigheden. Voor de rest is er over de aanwezigheid van Antoine Alphonse Ghislain de Beughem de Nederheembeke in het archief van de gemeente Malderen en in dat van Heembeek niet bijzonder veel te vinden. - Op 20 september 1871 ging de gemeente Malderen akkoord met zijn voorstel om de Molenbeek langs zijn weiden niet alleen door zijn eigen mensen maar ook volledig op zijn eigen kosten te laten onderhouden. - Op 26 september 1871 werd het jachtrecht op de gronden van de gemeente, van de kerk en van “den armen” van Malderen voor een termijn van 9 jaren en voor een bedrag van 125 fr. per jaar verhuurd aan “burggraaf Arthur de Beughem, burgemeester en grondeigenaar, wonende te Lippelo, aannemende voor hem en zijne broeders, de heren Charles en Henri de Beughem 189, alsmede voor den heer Alphonsius de Beughem de Nederheembeeck.” - Tussen 1866 en 1870 had de gemeente Malderen grote kosten gemaakt voor het kasseiden van de wegen a) van Malderen naar de provinciale baan Brussel-Temse en b) van Malderen, over Lippelo, naar de provinciale baan Mechelen-Dendermonde. Ofschoon burggraaf Arthur de Beughem, burgemeester van Lippelo, voor 500 fr. uit eigen zak aan deze werken had bijgedragen, was in 1871 de gemeentekas van Malderen leeg. Om de behoeften van de dienst van het lager onderwijs niet in het gedrang te brengen werd bij Alphonse de Beughem een bedrag van 1695 fr. tegen een jaarlijkse intrest van 4% geleend 190. Caroline de Géradon overleed te Nederheembeek op 28 juli 1883. Antoine Alphonse Ghislain de Beughem de Nederheembeke stierf te Brussel op 18 februari 1882. Op dat moment was het domein van het Groenhof alweer tot 118 ha uitgegroeid.
188
Veel meer informatie hierover is te vinden in de Inventaris van het archief van de Belgische hoofdraad en van de Brusselse centrale en bijzondere raad van de Sint-Vincentiusvereniging 1845-1992, Gunter Bousset, KADOC Leuven. 189 Arthur (Alphonse Ghislain), Charles en Henri waren zonen van Ferdinand Adolphe Ghislain de Beughem de Houtem en dus mocht men alleen de oudste (Arthur) burggraaf noemen. 190 Archief gemeente Malderen, zitting van de gemeenteraad van 8 november 1871.
111
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
29. Jean Frédéric Auguste de Penaranda (1829/1863-1888/1902) x Emilie Thérèse Louise Ghislaine de Beughem
Met zijn eerste vrouw Lambertine de Géradon had Antoine Alphonse Ghislain de Beughem de Neerheembeke één dochter. Emilie Thérèse Louise Ghislaine de Beughem werd geboren in Luik op 12 augustus 1830. Op 4 juni 1855 trouwde ze in Sint-Joost-ten-Noode met burggraaf Jean Frédéric Auguste de Penaranda de Franchimont.
De familie de Peñaranda de Franchimont. De familie de Penaranda 191 behoort tot de oudste en hoogste Spaanse adel. De naam komt van de stad Penaranda in Castilië. De eerste die zich in België vestigde was don Luis de Penaranda, geboren in Retortillo (Castilië), zoon van don Juan en dona Ursula de la Sema. In 1549, amper 15 jaar oud, volgde hij koning Philips II naar de Nederlanden. Hij diende eerste bij de infanterie, daarna bij de ruiterij. In 1559 trad hij toe tot de lijfwacht van landvoogdes Margareta van Parma, daarna tot die van de volgende landvoogden, de hertog van Alva en Luis de Requesens. Omstreeks 1580 werd hij tot speciaal commissaris in Keulen benoemd, waar hij in 1601 overleed. Luis de Penaranda was getrouwd met Anna de Savart. Hun oudste zoon heette eveneens Louis. Hij werd geboren in Keulen ca 1592, werd raadsman van de keizer en auditeur-generaal van het Spaanse leger in de Nederlanden. Hij sneuvelde in de slag van Rocroy op 19 mei 1643. Met zijn vrouw Maria Mercer, vrouwe van Erckegem, had hij 4 kinderen, waarbij: André-Joseph de Penaranda, geboren in Brussel op 28 oktober 1623, heer van Erckegem, raadsheer van de Spaanse kroon, krijgsauditeur van de Spaanse troepen in Artois, getrouwd met a) burggravin Antoinette Thérèse de la Houssoye (op 12 juni 1660) en b) barones Madelaine Géorgine Léonore de Pallant (op 30 september 1672). Hij stierf in Gent op 4 februari 1697. Hij had 5 kinderen, 2 met zijn tweede vrouw en 3 met zijn eerste. Daarbij: Antoine Barthélémy de Penaranda, geboren te St.-Omer ca 1660, heer van Dufilée, raadsheer van koning Karel VI. Toen hij tot krijsauditeur voor de beide Vlaanderen benoemd werd ging hij zich als eerste de Penaranda in Brugge vestigen. Op 2 mei 1695 trouwde hij met Marie Anne Gabrielle Thérèse de Bermosa; hij stierf te Brugge op 24 juli 1735. Eén van hun 4 kinderen was: Pierre-Corneille-Emmanuel de Penaranda, geboren te Brugge op 15 december 1701, schepen van Brugge het Vrije, overleden op 7 juli 1766. Op 5 februari 1737 was hij getrouwd met Anna Marie Claire van de Beke, vrouwe van Franchimont (Brugge 12 januari 1710 – 12 augus-
191
Een uitgebreidere stamboom van deze familie, opgesteld door Nicolas Jean Van Der Heyden, is o.m. te vinden in Annales de l'Academie d'archeologie de Belgique, vol. 9-10, 1852, blz. 271 tot 286.
112
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
tus 1744)192 en op 29 september 1743 hertrouwde hij met Claire Eugénie Simon (Brugge 21 september 1743 – 7 augustus 1772). Uit zijn eerste huwelijk had Pierre Corneille Emmanuel 5 kinderen, uit zijn tweede huwelijk nog 7. Zijn eerste kind, Pierre Antoine Charles de Penaranda, heer van Franchimont en Dufilée, werd geboren in Brugge op 22 februari 1738, trouwde a) op 11 oktober 1763 met Isabelle Jeanne Simon (Brugge 7 november 1732 – Brugge 5 januari 1779) en b) op 11 april 1780 met Françoise Khnopff (Brugge 8 januari 1746 – 21 mei 1814). Pierre Antoine Charles stierf op 12 december 1792. Met zijn eerste vrouw had hij 3 kinderen. Zijn oudste zoon, tevens zijn eerste kind, Pierre-Joseph-Bernard-Hyacinthe de Penaranda, heer van Dufilée en Franchimont, werd geboren op 23 augustus 1764, trouwde op 4 oktober 1791 met zijn nicht Thérèse Catherine Josephine de Wynckelman (14 augustus 1771-20 juli 1825). In 1813 werd hij door erfenis ook heer van Zandvoorde (bij Ieper) waar hij nadien doorgaans verbleef 193. Hij overleed op 4 november 1823. Het koppel de Penaranda-de Wynckelman had 2 dochters en 1 zoon. Désiré-Charles-Marie-Joseph-Ghislain de Penaranda de Franchimont et de Dufilee werd geboren op 26 juli 1799. Op 26 oktober 1824 trouwde hij in Aylesford, Kent (op 20 juli 1825 werd dat in Brugge overgedaan) met Rosa(monde) Spong (Londen 20 april 1797 – St.Michiels-Brugge 25/7/1872), de dochter van Jean Spong (een lid van de oude Engelse adel) en Laetitia Halfhead. Hij werd heer van Franchimont en Dufilée maar woonde in Brugge. Koning Willem van Oranje erkende hem als lid van de Nederlandse adel met de titel van Baron. Als zijn beroep wordt doorgaans alleen maar “eigenaar” vermeld. Hij overleed te Brussel (of Brugge?) op 26 januari 1863. Hij en zijn vrouw werden in Zandvoorde begraven 194. Hij had 8 kinderen; - Charles François Pierre Désiré de Penaranda de Franchimont, geboren te Brussel op 17 mei 1826, werd priester bij de Jezuïeten en missionaris in Indië - Frédéric Adolphe Pierre Joseph, geboren op 22 januari 1828 maar op 22 november van hetzelfde jaar in Brussel overleden. - Jean Frédéric Auguste de Penaranda de Franchimont, geboren te Brussel op 23 oktober 1829, zullen we nog tegenkomen. - Marie Rosamonde Thérèse Emilie de Penaranda de Franchimont, geboren te Brussel op 10 februari 1832, trouwde op 12 april 1853 te Brussel met burggraaf Antoine Joseph François Alexandre Eugène de Kerckhove-vander Varent (doctor in de rechten, raadgever bij de ambassade, zaakgelastigde van de Turkse keizer bij de Belgische regering, en daarna onder meer in Zweden, Turkije en Brazilië actief). - Louis Alphonse Charles Léopold de Penaranda de Franchimont, geboren op 7 maart 1834 werd priester bij de Jezuïeten.
192
Hier is het toevoegsel “de Franchimont” dus bij de naam “de Penaranda” verschenen. De Penaranda’s zijn nooit echt de heren van Franchimont geworden. Volgens de site www.franchimont.nl. heeft de naam ook niets met de plaats Franchimont te maken, maar komt hij van het landgoed Vranxbergen in de nabijheid van Clabecq. 193 De site www.zonnebeke.be geeft als opeenvolgende heren van Zandvoorde met de naam de Penaranda de Franchimont: 1) Pierre Joseph Bernard Hyacinthe (1813-1823), 2) Désiré Charles, zoon van de vorige (18231863), 3) Eugène Charles (1863-1907) zoon van de vorige, 4) Alphonse Désiré (1907–1921), neef van de vorige en zoon van Frédéric Jean de Peñaranda de Franchimont en Emilie Thérèse de Beuchem, 5) Charles Antoine (1921-1924), broer van de vorige, 6) Frédéric (1924–1961), zoon van de vorige, geboren te Malderen 7) Charles Henri (1961- ) zoon van de vorige. 194 De gegevens over Désiré Charles de Penaranda komen uit de klassieke genealogische bronnen, maar een aantal flagrante maar courant gemaakte fouten werden rechtgezet door de huidige baron Frédéric de Penaranda de Franchimont in een mail van februari 2009 aan www.rootsweb.ancestry.com.
113
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
-
Louis De Bondt
Sophie Clémentine Marie Louise Caroline de Penaranda de Franchimont, geboren op 10 augustus 1835. Marie Rose Hélène Aloïse de Penaranda de Franchimont, geboren op 2 september 1837 en overleden te Brussel op 16 juni 1858. Eugène Charles Jean Valentin de Penaranda de Franchimont, geboren te Brussel op 4 november 1839, getrouwd met Clothilde Pauline Marie Bruno de Laage de Bellefaye, overleden te Sint-Michiels-Brugge op 18 september 1907.
Het gezin van Jean Frédéric Auguste de Penaranda de Franchimont. Jean Fréderic Auguste was, zoals, al geschreven, geboren te Brussel op 23 oktober 1829 en hij was de zoon van Désiré de Penaranda de Franchimont (1799-1863) en Rosamonde Spong (1797-1872). Na zijn huwelijk met Emilie Thérèse Louise Ghislaine de Beughem (op 4 juni 1855 in SintJoost-ten-Noode) is hij in Sint-Joost-ten-Noode blijven wonen. Daar werden ook hun 5 kinderen geboren. - Thérèse de Peñaranda de Franchimont, geboren op 9 september 1857, overleden op 23 september 1857. - (Marie) Alphonse Désiré Antoine Ghislain de Peñaranda de Franchimont, geboren te SintJoost-ten-Noode op 6 december 1858. Op 30 april 1886 trouwde hij met barones Jeanne Jacqueline Marie Eugénie de Borchgrave, geboren te Bern (Zwitserland) op 21 augustus 1867, dochter van Emile Jacques Yvon Marie de Borchgrave en Wilhelmine Caroline Slicher de Domburg. Alphonse Désiré etc. overleed te Elsene op 13 september 1921. In 1907 werd hij heer van Zonnebeke door erfenis van Eugène Charles de Penaranda (de jongste broer van zijn vader). In 1896 woonde hij in Lovendegem, maar hij bezat ook grond in Malderen. - Marie-Charles-Antoine-Ghislain de Peñaranda de Franchimont, geboren te Sint-Joost-ten Noode in 1861, trouwde op 4 mei 1892 in Elsene met barones Paula Ghislena Maria Josephina Jooris uit Brugge, kreeg 2 kinderen in Malderen (in 1893 en 1894) en overleed te Brussel op 10 november 1924. In 1921 was hij zijn broer (Marie) Alphonse Désiré als heer van Zonnebeke opgevolgd. - Marie Louise Josephine Désirée Thérèse Ghislaine de Peñaranda de Franchimont, geboren te Sint-Joost-ten-Noode op 19 november 1863, getrouwd te Brussel op 21 augustus 1889 met Gaston Marie Olivier d’Hespel (° Kain 13 oktober 1861), overleden te Sint-PietersWoluwe op 3 februari 1933. - Marie Louise Juliette Eugenie de Peñaranda de Franchimont, geboren op 31 juli 1870, getrouwd op 8 januari 1891 met Charles Joseph de Briey, overleden op 9 maart 1950.
1863 - Jean Frédéric Aug. de Penaranda wordt geen heer van Zandvoorde. De voormalige heerlijkheid van Zandvoorde, nu een deel van Zonnebeke, kwam in 1813 door erfenis in het bezit van de familie de Penaranda de Franchimont. Ofschoon heerlijkheden sinds de Franse Revolutie eigenlijk afgeschaft waren, zijn zowel de grootvader als de vader van Jean Frédéric August “heer” van Zandvoorde geweest. Door de plaatselijke historici worden ze ook zo vermeld. Na de dood van zijn vader Désiré-Charles-Marie-Joseph-Ghislain was het echter niet de oudste zoon (dus Jean Frédéric Auguste) die hem in 1863 in Zandvoorde opvolgde, maar wel de jongste zoon Eugène Charles. Dat is een beetje vreemd, temeer omdat nà de dood van Eugène Charles (in 1907) Zandvoorde wèl naar de zonen van Jean Frédéric Auguste en Emilie de Beughem is overgaan, namelijk eerst naar Alphonse Désiré (van 1907 tot 1921) en nà diens dood naar Charles Antoine (van 1921 tot 1924). De volgende “heer” van Zandvoorde (van
114
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
1924 tot 1961) was Frédéric, de zoon van Charles Antoine. Deze Frédéric (dus de zoon van Charles Antoine en Pauline Jooris) was op 29 september 1893 op het Groenhof in Malderen geboren en was op 4 januari 1919 in Londen getrouwd met de Engelse Geraldine Benjamin Wright.
O.L.V. van Halle heeft Emilie de Beughem in 1865 niet van de dood gered. Het Groenhof was – zeker voor 1870 - niet de preferentiële woonplaats van de familie de Penaranda-de Beughem. Dat was namelijk het kasteel van Meudon te Nederheembeek. We herinneren ons wellicht dat Antoine Alphonse Ghislain de Beughem de Nederheembeke dat kasteel in 1862 had gekocht. Toen hij te Brussel op 18 februari 1882 overleed, erfden zijn enige dochter Emilie Thérèse Louise Ghislaine en haar man Jean Frédéric Auguste de Penaranda die mooie maar ook wel een beetje gevaarlijke eigendom. In het Informatiemagazine van de Stad Brussel, “de Brusseleir”, december 2008-januari 2009, vond ik de volgende anekdote. Er staat niet bij wanneer het gebeurde maar het moet omstreeks 1865 zijn geweest. Ik citeer: “De Meudonstraat naast het kasteeldomein is erg steil. Zo kwam het dat kasteelvrouw ‘de Beughem de Penaranda’ ooit met koets en al de ‘Vaart’ in reed. Ze liet het voorval vereeuwigen en dat schilderij hangt vandaag nog steeds in de basiliek van Halle.” Dit schilderij is één van de meer dan 20 zogeheten “Mirakel-schilderijen”. Deze werden gemaakt in opdracht van iemand die zich op een miraculeuze wijze gered voelde dankzij de tussenkomst van de zwarte Onze-Lieve-Vrouw van Halle. Het toeval wilde dat – net op het moment dat ik deze veel gekopieerde anekdote op het Internet vond (en zonder meer geloofde) - de heer Guy Lernout in het 3de nummer van de 33ste Jaargang (2011) van Hallensia (het tijdschrift van de Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring van Halle) een studie over dit mirakelschilderij publiceerde. Het toeval wilde ook dat ik dat net op tijd te weten kwam. Ziehier, de afbeelding van het schilderij die de heer Lernout mij bezorgde en de verklarende tekst die er van in het begin heeft bijgehoord. Oorspronkelijke Franstalige tekst: “Le vinct-six d’aout 1770, son altesse madame la comtesse Dongnÿes princesse de Berghes duchesse douairiere de Croÿ, etant en berline avec madame la comtesse Dargenteau, née comtesse Dongnÿes et de Mastaing, et une femme de chambre furrent emportées par les 4 chevaux sans postillion du haut de la montangne qui longe le jardin de mr. le baron de Boonem jusqua dans le canal ou ils tomberent avec la voiture et les chevaux, et aiant invoqué le secour de la tres sainte vierge Marie elles en furent tirée sans accidant, la chiville ouvriere s’etant cassé comme on la vois icÿ sur le tableau, et les chevaux sétant deù meme separé de la voiture, preuve bien certaine de la protection de la tres sainte vierge Marie. Vrije vertaling uit het tijdschrift Hallensia: “Op 26 augustus 1770 werd de
115
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
koets van Hare Hoogheid mevrouw de gravin Dongnÿes, prinses de Berghes, hertogin douairière de Croÿ, die vergezeld was van mevrouw de gravin Dargenteau, geboren gravin Dongnÿes, en van een kamermeisje, meegesleurd door de 4 paarden. De koets zonder postiljon viel van de helling, die liep langs de tuin van baron de Boonem, in het kanaal. Zij aanriepen de hulp van de zeer heilige Maagd Maria. Zij werden zonder kwetsuren gered. Zoals men hier ziet op het schilderij was de as van het rijtuig gebroken en hadden de paarden zich losgemaakt van de koets. Heel zeker een bewijs van de bescherming van de zeer heilige Maagd Maria”. De “Brusseleir” heeft – om het vriendelijk te zeggen – zijn lezers een beetje in het ootje genomen. De plaats van het gebeuren was weliswaar correct. Ach, wie zonder zonden is...
1869 - Jean Frédéric Aug. de Penaranda, gemeenteraadslid van Malderen. Jean Fréderic Auguste en Emilie Thérèse Louise Ghislaine hadden (minstens) vier hoofdverblijfplaatsen: - Een herenhuis in Sint-Joost-ten-Noode, waar al zijn kinderen geboren werden. - Het kasteeldomein Meudon in Nederheembeek. - Groenhoven in Malderen, met uitgestrekte jachtgebieden. - Het gemeentearchief van Malderen stelt bovendien dat Jan Frederik August op 4 oktober 1890 in Steenhuize bij Zottegem verbleef. In datzelfde gemeentearchief wordt zijn naam voor de eerste keer in 1869 vermeld. Daar was een bijzonder goede reden voor. Hij had zich namelijk kandidaat gesteld voor de gemeenteverkiezing van 12 januari 1869 en werd op 8 februari als nieuw verkozen lid geïnstalleerd in de gemeenteraad. Bij de verkiezingen van 1 juli 1872, 26 oktober 1875, 28 oktober 1881 en 16 oktober 1887 werd hij telkens herverkozen. De laatste keer was het wel erg nipt. Op 24 juli 1891 gaf Jan Frederik August de Penaranda, per aangetekend schrijven vanuit Steenhuize zijn ontslag uit de gemeenteraad. Op 25 augustus werd dat door de andere raadsleden besproken maar “gezien de gevolgen welke door dezes ontslag zouden kunnen voortspruiten, besloten zij eenstemmig gemeld ontslag niet te aanvaarden”. Deze niet-aanvaarding werd weliswaar meteen door de arrondissementscommissaris herroepen, maar vreemd genoeg zijn alle daaropvolgende gemeenteraadszittingen, waar over zijn vervanging moest gesproken worden, wegens een te groot absenteïsme, niet doorgegaan. Desondanks geloof ik niet dat er een politieke kwestie aan de basis van zijn ontslag gelegen heeft. Meer dan 2 jaar voordien, op 1 december 1888, had hij al zijn eigendommen tussen zijn zonen verdeeld. Terwijl zijn tweede zoon Charles Antoine Ghislain in Malderen bleef, is hijzelf, dan al 12 jaar weduwnaar, in Steenhuize gaan wonen. Na zijn verhuizing heeft hij nog enkele keren (waarschijnlijk per trein) de verre reis naar Malderen gemaakt, maar steeds vaker werd zijn afwezigheid op de gemeenteraadszittingen genotuleerd.
Jean Frédéric Auguste de Penaranda in het archief van Malderen. Hierna volgt een volledig overzicht van al de verwijzingen – zijn aanwezigheid in het gemeentebestuur uitgezonderd – die over de heer Jean enz. de Penaranda in het nochtans goed bewaarde archief van de gemeente Malderen te vinden zijn. Het zijn er niet veel. Malderen 30 september 1883 – “Het schepencollege heeft de eer het publiek bekend te maken, en dit ingevolge den raad van den heer procureur des konings te Brussel, dat er verborgene ‘schietgeweeren en wolfijzers’ geplaatst zijn in de Warande van het kasteel der heeren de Peneranda te Malderen, alsook in den daarbijgelegen Elsbosch”.
116
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Veel schoon volk in Malderen op 30 april 1886. Op vrijdag 30 april 1886, kort voor kwart na tien in de ochtend, stopten een aantal luxueus ingespannen koetsen voor het gemeentehuis van Malderen waar burgemeester Livien Rombouts, in zijn hoedanigheid van ambtenaar van de Burgerlijke Stand en ongetwijfeld in zijn allerbeste kostuum al meer dan een uur op de genodigden zat te wachten. De karavaan kwam van het Groenhof. In de eerste koets zaten de weledelgeboren jonkheer Marie Alphonse Désiré Antoine Ghislain de Penaranda de Franchimont en zijn aanstaande bruid de nog veel weledeler geboren jonkvrouw Jeanne Jacqueline Marie Eugénie de Borchgrave. In de volgende koetsen hadden de vaders van de bruid en bruidegom en de getuigen plaats genomen. - De vader van de bruid was niemand minder dan Emile Jacques Yvon Marie de Borchgrave, weduwnaar van Wilhelmina Carolina Slicher de Domburg uit Middelburg (+ 23 april 1871 te Sint-Joost-ten-Noode). In 1886 was hij al officier in de Leopoldsorde (waarvan hij later zelfs commandeur zou worden). Als ambassade-secretaris was hij achtereenvolgens actief geweest in Den Haag (1863-1866), Frankfurt (1866) en Bern (1867). Daar in Bern was op 21 augustus 1867 zijn eerste kind, Jeanne Jacqueline Marie Eugénie, geboren. Van 1867 tot 1875 was hij kabinetschef van het ministerie van Buitenlandse Zaken, van 1875 tot 1879 was hij als diplomaat gedelegeerd in Berlijn en daarna (tot 1879) in Belgrado. Op het moment van het huwelijk van zijn oudste dochter was hij “buitengewoon afgezant en gevolmachtigd minister van Zijne Majesteit de koning der Belgen bij het Ottomaansche Rijk, met verblijf te Kontstantinopel” 195. Als hij in België was verbleef hij met zijn familie gewoonlijk in Gent. Maar op 30 april 1886 was hij dus in Malderen. - Hoewel Jeanne de Borchgrave nog een broer en een zuster had, konden die geen getuige zijn omdat ze nog minderjarig waren. Maar men had excellente vervangers gevonden. Haar eerste getuige was haar kozijn, jonkheer Jules Emile Désiré de Borchgrave uit Elsene die, ondanks zijn prille leeftijd van 36 jaren, in 1886 toch al lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers was. Haar tweede getuige was de 45-jarige Julianus de Borchgrave die ondanks het kleine leeftijdsverschil toch haar grootoom was. Julianus was een grondeigenaar die woonde in Sint-Gillis-Waas en had al het speldje van ridder in de Leopoldsorde mogen ontvangen. Bovendien was hij de consul van Servië te Gent (of misschien moest hij het in 1886 nog worden). - Marie Alphonse Désiré Antoine Ghislain de Penaranda de Franchimont had slechts één getuige meegebracht, namelijk zijn broer Marie Charles Antoine Ghislain, grondeigenaar, gedomicilieerd in Malderen. Na de plechtigheid in het gemeentehuis is het gezelschap niet naar de kerk getrokken. Het kerkelijke huwelijk werd; bij gebrek aan een kathedraal, niet in Malderen ingezegend.
Het liefdadigheidswerk van Jean Frédéric Auguste de Penaranda. Evenals zijn schoonvader Alphonse de Beughem was Jan Frederik een Vincentiaan. In 1882 volgde hij hem op als voorzitter van de Bijzondere Raad van Brussel. Dat bleef hij tot aan zijn dood in 1902. In 1896 was hij bovendien voorzitter van de Belgische Hoofdraad geworden 196 . Wat deze functies inhielden heb ik eerder uitgelegd.
195
Nà 1886 heeft Emile Jacques Yvon Marie de Borchgrave nog vele andere binnen- en buitenlandse onderscheidingen gekregen, zoals die van officier in het Legioen van Eer. Na zijn verblijf in Konstantinopel werd hij van 1892 tot 1908 als gevolmachtigd minister gedetacheerd in Wenen. Intussen kreeg hij op 15 februari 1896 de titel van Baron en was hij in 1899 de auteur van “Daniel de Borchgrave 1550-90”. Hij werd ook lid van de Koninklijke Academie. Hij overleed te Elsene op 19 september 1917. 196 Inventaris van het archief van de Belgische hoofdraad en van de Brusselse centrale en bijzondere raad van de Sint-Vincentiusvereniging 1845-1992, Gunter Bousset, KADOC Leuven.
117
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Zoals altijd moet ik ook dit gedeelte van ons overzicht met droevig nieuws besluiten. Dat is namelijk het overlijden van onze hoofdrolspelers: Emilie Thérèse Louise Ghislaine de Beughem is, nauwelijks 46 jaar oud, op 13 oktober 1876 in kasteel Meudon te Neder-Over-Heembeek gestorven. Jean Frédéric Auguste de Penaranda de Franchimont is op 9 oktober 1902 overleden, niet in Nederheembeek, niet in Steenhuize maar wel in zijn vertrouwde Sint-Joost-ten-Noode. Hij was 72 jaar oud.
118
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
30. Charles Ant. Ghisl. de Penaranda de Franchimont (1858/1888-1919/1921) x Paula Ghislena Maria Josephina Jooris Op 1 december 1888 heeft Jean Frédéric Auguste de Penaranda de Franchimont – ofschoon hij nog niet echt van plan was om naar het hiernamaals te verhuizen (alleen maar naar Steenhuize) – met de hulp van notaris de Ruydts van Brussel, zijn eigendommen tussen zijn zonen verdeeld. -
De oudste (Marie) Alphonse Désiré Antoine Ghislain - die zoals uitgebreid beschreven in 1886 te Malderen getrouwd was met Jeanne Jacqueline Marie Eugénie de Borchgrave kreeg het mooie domein Meudon in Nederheembeek (nu het Meudonpark). In 1907 zou hij bovendien heer van Zandvoorde worden door erfenis van Eugène Charles de Penaranda (de jongste broer van zijn vader). Ofschoon hij vooral in Nederheembeek schijnt gewoond te hebben, wordt hij in het gemeentearchief van Malderen op 24 augustus 1896 toch een inwoner van Lovendegem genoemd. Hij en zijn vrouw zijn echter overleden in Elsene; hij op 13 september 1921 en zij op 25 december 1954. Nog een woordje (of 184) over het katholieke onderwijs te Nederheembeek. We herinneren ons wellicht dat Antoine Alphonse Ghislain de Beughem de Nederheembeke in 1880, in volle schoolstrijd, een zeer grote bijdrage aan het ontstaan van het katholieke onderwijs in Nederheembeek gegeven heeft. We citeren opnieuw een fragment uit een tekst die in 1980 door zuster Andrea De Coninck, directrice van het Maria Immaculata-instituut te Heembeek, geschreven werd: “Het aantal kinderen van de in 1880 gestichte parochiale school groeide aan en er was vraag om ook een bewaarschool op te richten. Het was de meid van de Meneer Pastoor, Juffrouw Maria Van Aarde, een vondelinge, die op haar kosten een bewaarklas liet bouwen langs de straatkant. Weldra was ook deze klas te klein en de erfgenaam der edele familie de Penaranda de Franchimont-de Beughem nam volgaarne de last op zich een nieuwe Bewaarschool te bouwen, met zitplaatsen in amfitheater”. Dat laatste gebeurde in 1894. De mecenas was (Marie) Alphonse Désiré Antoine Ghislain, de oudste zoon van Jean Frédéric Auguste. Tegelijkertijd bevestigde hij dat de school, die op zijn terrein gebouwd was, door de zusters van Vorselaar gebruikt mocht worden zolang die haar bestemming behield 197.
197
Bron: www.heembeek-mutsaardnota1894 depenaranda
119
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Het domein Meudon (de naam verwijst naar een beroemd kasteel bij Versailles) werd omstreeks 1765 aangelegd door de familie de Boonem. Het bevatte een kasteel, een orangerie, vijvers, fonteinen en tuinen. In 1776 werd het door Antoine Jean Hyacinthe de Beughem geërfd. Omstreeks 1820 werd het door diens erfgenamen verkocht maar in 1862 werd het door Antoine Alphonse Ghislain de Beughem, heer van Groenhove, teruggekocht. Nog voor het einde van de 19 de eeuw heeft Alphonse Désiré Antoine Ghislain de Penaranda het opnieuw verkocht aan notaris Albert de Ro. In 1931 kregen de nieuwe eigenaars een afbraakvergunning. Nu zijn alleen nog 2 paviljoentjes en een ingangspoort overgebleven. (Bron van de foto’s: Stad Brussel, cel Historisch erfgoed, Brusselse wandelingen, N.-O.-Heembeek.)
- De andere zoon (Marie) Charles Antoine Ghislain - dan nog niet getrouwd - kreeg Groenhoven.
(Marie) Charles Antoine Ghislain de Penaranda de Franchimont. (Marie) Charles Antoine Ghislain de Penaranda de Franchimont was geboren in Sint-Joostten-Noode in 1861. Op 4 mei 1892, 4 jaar nadat Groenhoven aan hem toegewezen was, trouwde hij in Elsene met barones Paula Ghislena Maria Josephina Jooris . Paula (Pauline) Jooris was geboren in Brugge op 28 juni 1870. Ze was de dochter van Joseph Dominique François Jooris (Brugge 24/5/1831-Bern 14/11/1898) en Marie Charlotte Ghislaine Colette Eggermont (Gent 10/7/1845-Melle 1/7/1930). Vader Joseph Dominique was ridder in de Leopoldsorde en als diplomaat en koninklijk raadsman aan diverse buitenlandse delegaties verbonden. Het koppel de Penaranda-Jooris woonde in Malderen en kreeg er twee kinderen: - (Maria) Frederik Jozef Karel Ghislain de Penaranda de Franchimont werd geboren op 29 september 1893. Tijdens de eerste wereldoorlog kwam hij in Engeland terecht en op 4 januari 1919 huwde hij in Londen met Geraldine Benjamine Wright. Direct na zijn huwelijk keerde hij naar België weer en ging hij in Brugge wonen. In 1924, na de dood van zijn vader, werd hij heer van Zandvoorde. Hij stierf in 1961. (Maria) Jozef Paulus Joannes Ghislain de Penaranda de Franchimont, geboren op 4 september 1894, trouwde op 10 juli 1919 in Brussel met Germaine Berthe Albertine Marie Ghislaine de Meester-de Betzenbroeck (1898-1975). Hij overleed op 26 april 1939 in Haine-Saint-Paul.
Charles Antoine Ghislain de Peñaranda, de jager. Baron Karel de Penaranda hield van jagen. Dat was hij eigenlijk aan zijn stand verplicht. Zodra hij meester van Groenhoven geworden was maakte hij van de eerste gelegenheid gebruik om zijn toch al aanzienlijke jachtgebied in Malderen uit te breiden. Samen met zijn broer Alphonse heeft hij daarom op 13 augustus 1889 voor 14 fr. en voor de periode van 1 september 1889 tot 31 augustus 1898, drie van de vier loten van de jachtrechten op de gemeente-, kerk-, en armengoederen van Malderen gekocht. Op 5 augustus 1907 werd het hele jachtrecht op alle gemeente-, kerk- en armengoederen voor de periode 1 sept. 1907 tot 31 aug. 1916 en voor het bedrag van 140 fr. per jaar, verhuurd aan jachtwachter Pieter Jozef Seghers, in opdracht en in naam van Karel de Penaranda de Franchimont, die zijn domicilie dan nog altijd in Malderen had. Baron Karel de Penaranda en de graaf van Ursel van Hingene waren trouwe jachtgezellen. Het gebeurde dat prins Philips, graaf van Vlaanderen en broer van koning Leopold II, hen bij hun uitstappen vergezelde. Maar Philips was niet zo’n beste schutter. In de memoires van de
120
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
graaf van Ursel 198 staat de volgende waargebeurde anekdote uit 1893 (vertaald): “En nu een vriendelijk woord over de graaf van Vlaanderen die, toen hij enkele grote fazanten gemist had, zijn geweer op de grond zette en verklaarde dat het belachelijk was om die vogels zo hoog te laten passeren. Waarop iemand met weinig tact opmerkte: “maar monseigneur, Penaranda schiet ze wel goed dood”. En waarop de prins repliceerde: “Penaranda doet wat hij wil, dat belet niet dat ze veel te hoog vliegen.”
Prins Philips, graaf van Vlaanderen
Charles-Antoine-Ghislain de Peñaranda, de bouwer. Het is waarschijnlijk in opdracht van Charles Antoine dat de rechtervleugel aan het kasteel werd gebouwd. Zeker is dat hij in 1893 een bijgebouw met stallingen en een koetsiershuis liet zetten. In 1900 is er ook een kapel ter ere van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes op het kasteeldomein gekomen. De kasteelvrouw Pauline Ghislaine Jooris had dat een paar jaar eerder, toen ze zeer ernstig ziek was, beloofd indien ze zou genezen.
Charles-Antoine-Ghislain de Peñaranda, gemeenteraadslid en schepen. Voor de verkiezingen van 5 september 1897, waarmee 1 nieuw lid voor de gemeenteraad van Malderen moest aangeduid worden, bleek de “weledele heer de Penaranda de Franchimont Karel, grondeigenaar te Malderen” de enige kandidaat. Bijgevolg werd deze verkiezing afgelast en werd hij tijdens de raadszitting van 21 augustus 1897 als verkozen uitgeroepen. Op 13 oktober werd hij in zijn functie geïnstalleerd. Op 12 september 1900 werd hij – ter vervanging van de overleden Kuyckens – door de gemeenteraad met 7 stemmen tegen 1 tot schepen verkozen. Vanaf midden 1901 bleef Karel de Penaranda steeds frequenter afwezig op de vergaderingen van schepencollege en gemeenteraad. Begin december 1902 gaf hij zijn ontslag. Hij werd tijdens de gemeenteraadszitting van 2 januari 1903 door Isidoor Vertongen vervangen. De reden voor zijn ontslag is mij niet bekend. Het is echter niet zo dat hij daarna helemaal uit Malderen verdwenen is. In 1903 ontving hij bijvoorbeeld nog 58 fr. van de gemeente als vergoeding voor de afstand van twee stukjes grond voor de verbreding van de kassei. 198
The Dining Nobility: From the Burgundian Dukes to the Belgian Royalty, Paul Janssens en Siger Zeischka, blz. 157.
121
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
En zowel op 10 juli 1912 als op 25 maart 1914 werd aan zijn zoon Frederik, dienstplichtige van Malderen van de klas van 1913, uitstel van militaire dienst verleend omdat hij nog studeerde
Het Groenhof tijdens de eerste wereldoorlog. Tijdens ons – toch wel uitgebreide - onderzoek naar de oorlogsgebeurtenissen in dit deel van Brabant 199, zijn we het domein Groenhoven maar twee keer tegen gekomen. De eerste keer was op zondag 27 september 1914, toen de Duitsers een derde uitval van het Belgische leger uit de vesting Antwerpen hadden afgeslagen, een ultieme tegenaanval hadden ingezet en de berm van de spoorlijn tussen Mechelen en Dendermonde bedreigden. De Belgische Karabiniers waren naar de sector tussen Londerzeel-Ursene en Buggenhout gestuurd om hen zo lang tegen te houden als nodig was om het Belgische leger Antwerpen te laten evacueren. Dat moest zich achter de IJzer terugtrekken om daar een verbinding tussen de Franse en Engelse legers tot stand te brengen. In de loop van de avond en de nacht bereikte het 1ste regiment Karabiniers het terrein tussen de Malderense Kruisheide en de Kouterbaan. Max Deauville heeft in een gepubliceerd oorlogsdagboek 200 beschreven wat hij toen zag (vertaald): “Zonder een geweerschot gelost te hebben, bereiken we bij het vallen van de nacht de beboste kammen die de kleine agglomeratie domineren. Dààr staat, tussen de bomen, in een uitgestrekt park, het kasteel van Kruisheide, helemaal wit en omgeven door zwarte bebossing. Heel de troep verdwijnt onder het lover. In het veld blijven alleen de schildwachten... Het kasteel is leeg. In het maanlicht lijkt het helemaal wit. Wij zwerven er omheen, op zoek naar een plaats om te slapen. Alles is dicht. Wij zijn geen bandieten maar desondanks onderzoeken we geïnteresseerd alle ramen en deuren. Bij de tuinman brandt licht. Wij kunnen er koffie voor de maaltijd opwarmen. Er is nog zwart brood over en sardines. Na de oorlog zullen we voor de rest van ons leven genoeg van sardines hebben. Het is hier goed; we zullen op stoelen slapen. Neen, er komt bevel dat we terug moeten; wij gaan logeren in het dorp dat we net verlaten hebben... Het is ijzig koud. De vijand is zeer dichtbij...”
De volgende dag werden zowel het Groenhof als het Hof ten Broecke door de Karabiniers als steunpunten voor de verdediging van de spoorwegberm gebruikt. De verdedigers deden hard hun best, en met succes, maar kregen 's avonds van de Generale Staf het bevel om zich achter de forten van Liezele en Breendonk terug te trekken. Op 10 oktober werd Antwerpen door de Duitsers ingenomen, maar het Belgisch leger had ongehinderd de IJzer bereikt. Vanaf 30 september 1914 was Malderen bezet gebied en had het niet rechtstreeks meer met de echte oorlogshandelingen te maken. Het bestuur was in handen van de Zivilkommissar te Brussel. De tucht werd door het Garnizoen van Londerzeel in stand gehouden. Pas op 24 september 1918 werd ook onze streek weer tot Etappen-gebied verklaard en kwamen we terug onder militair bestuur. Het werd duidelijk dat de oorlog eindelijk op zijn einde liep. Vanaf 28 oktober passeerden continu terugtrekkende Duitse soldaten en materiaal. Het is zeker dat er toen ook Duitse eenheden in en rond het Groenhof hebben overnacht. Op 3 november 1918 was de burgemeester van Malderen verplicht om één van de laatste Duitse verordeningen af te kondigen; die luidde letterlijk als volgt: “Het is streng verboden in den omtrek
van het kasteel te komen zonder van dienst geroepen te zijn. De overtreders stellen zich bloot geschoten te worden”. Zoals gezegd hadden de eigenaars van het Groenhof hun kasteel al tijdens het begin van de oorlog verlaten. Waarschijnlijk hebben ze de hele oorlog lang in Brussel verbleven. Daar is Charles Antoine 199
1914-1918 in Londerzeel en Noordwest-Brabant, Louis De Bondt en Francis Hallemans, Unibook 2009. Max Deauville, Jusqu’à l’Yser. Oorlogsdagboek geschreven op basis van de notities van dokter Duwez, vrijwilliger bij het 4de regiment Carabiniers maar gedetacheerd bij het 1 ste regiment. 200
122
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Ghislain de Peñaranda alleszins voorzitter van “Le Comité de Secours immédiats aux éprouvés de la guerre” geworden. Eigenlijk diende deze organisatie om te vermijden dat berooide commercanten en andere voormalige burgers van aanzien verplicht zouden zijn om voor de volkssoep aan te schuiven. Ja, ook in de oorlog moet een mens een beetje zijn stand ophouden. Eén van de ondervoorzitters was burggraaf de Spoelbergh van het Londerzeelse Drietoren te Londerzeel. Na de oorlog is Karel Antoon Ghislain de Penaranda niet meer naar het Groenhof weergekeerd, tenzij om het te verkopen.
De carrières van Charles Antoine G. de Penaranda en zijn vrouw nà W.O.I. Op 10 december 1919 heeft Charles de Penaranda het Groenhof verkocht. In 1921 erfde hij Zandvoorde van zijn broer (Marie) Alphonse Désiré. Lang heeft hij van zijn aanwinst niet kunnen genieten. Hij is immers zelf op 10 november 1924 in Brussel overleden 201 . Zijn vrouw Pauline (gezegd Paula) Ghislaine Marie Josephine Jooris, heeft daarna nog een zeer mooie carrière uitgebouwd 202. - Ze is gemeenteraadslid van Brussel geworden. - Ze werd opgenomen als Grande Dame in de orde van het Heilig Graf. - Ze werd officier in de Kroonorde, met zilveren ster. - Ze werd officier in de orde van Leopold II. - Ze werd Ridder in het erelegioen. Op 15 juni 1933 werd ze ten persoonlijke titel benoemd tot barones. Barones Paula Jooris is op 8 april 1960 in Sint-Pieters-Woluwe overleden.
201
Wie interesse heeft in de geschiedenis van de familie de Penaranda in Zandvoorde kan terecht in de publicatie “de Penaranda”, geschreven door Polydoor Claeys en uitgegeven door de Zonnebeekse Heemvrienden. 202 De volgende informatie komt uit État présent de la noblesse du royaume de Belgique, Volume 9, José Anne de Molina, 1964, blz. 162.
123
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
31. Union Financière et Terrienne Anvers (1919-1924 Op 10 december 1919 kreeg het Groenhof een nieuwe eigenaar. Dat gebeurde ten kantore van notaris Paul Dubost te Brussel en de koper was de Union Financière et Terienne Anvers. Buiten het feit dat dit mij een investeringsmaatschappij lijkt te zijn, heb ik over deze firma niets gevonden, tenzij dat ze concessies kocht, dat ze misschien met bosbeheer te maken had, en dat ze in 1921 in de Huidevettersstraat nr 55 te Antwerpen gevestigd was.
32. Johannes Carolus Janssens (1924-1927) x Anne-Marie Coucke Over de volgende eigenaars van Groenhoven weet ik nog minder te vertellen. Volgens de ene bron was het wisselagent Jean Janssens, getrouwd met Anne-Marie Coucke, die ten kantore van notaris Peeters op 1 maart 1924 het Groenhof heeft gekocht. Volgens een andere bron was bankier Charles Janssens de koper. Omdat de beroepen van wisselagent en bankier niet onverenigbaar zijn, neem ik aan dat we naar een Joannes Carolus Janssens moeten zoeken. Gezien zijn korte aanwezigheid in Malderen heb ik dat niet gedaan.
33. S.V. Foresta (1927-1953) Op 29 april 1927 is de Samenwerkende Vennootschap Foresta de nieuwe eigenaar van Groenhoven geworden. De formulieren weren opgemaakt door een notaris De Marré. Vermoedelijk was dat Jozef De Marré die van 1907 tot 1946 zijn kantoor had in Mechelen. De Samenwerkende Vennootschap Foresta (later omgevormd tot N.V.) was een vastgoed maatschappij van de familie Vollen. Op dit moment zijn er nog altijd vastgoed-agenten met de familienaam Vollen actief in Noorwegen en de U.S.A.
34. Albert Libert Hanikenne (1953-1964) x Germaine Pauline Bernard De N.V. Foresta bleef de eigenaar van het Groenhof tot 1953. Op 29 juli van dat jaar werd het ten kantore van notaris Scheyven te Brussel gekocht door het echtpaar Hanikenne-Bernard. Albert Libert Hanikenne was geboren in Luik op 23 mei 1906 . Zijn vrouw Germaine Pauline Bernard was geboren in Jemeppe op 15 september 1903.
124
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
35. Hendrik Seghers (1964-) x Jacqueline Quermiq xx Monica De Bonnaire xxx Mabel Leung Op 14 december 1962 werd de succesvolle ondernemer Hendrik Jozef Franciscus Seghers de nieuwe eigenaar van het Groenhof. Hij was geboren in Buggenhout op 7 juni 1930, had Scheikunde en Landbouwwetenschappen gestudeerd aan de K.U.L. (nu KU Leuven) en in München het diploma van handelsingenieur behaald. Zijn eerste bedrijven waren gespecialiseerd in veevoeder, beton en bouwengineering. Die eerste cluster, gegroepeerd rond Seghers Beton, Seghers International en Seghers Construct, ging echter in 1985 in vereffening. Vanaf 1995 bouwde Hendrik Seghers onder de naam Seghers Better Technology (voor 80 % eigendom van de holding Verenigde Malderse Compagnie die zijn zetel op het Groenhof had), een nieuwe bedrijvengroep uit, ditmaal rond dierengenetica, energie- en milieutechniek en software-ontwikkeling. Toen ook deze op 13 september 2002 failliet verklaard werd, omvatte ze alweer wereldwijd niet minder dan 98 vennootschappen, een duizendtal werknemers en een omzet van ongeveer 6 miljard frank. De aanwezigheid van de heer Seghers heeft het aanzien van het Groenhof en zijn omgeving sterk veranderd. Nadat hij het kasteel weer bewoonbaar maakte en renoveerde werd het in de periode 1996-1999 gemoderniseerd met daarbij veel aandacht voor ecologie (toepassing van zonne-energie en waterzuivering met behulp van waterplanten) en domotica. Het kasteelpark werd volledig heraangelegd. Over die ingrijpende werken zal ik in bijlage 2a wat meer vertellen. Hendrik Segers heeft in Groenhoven ook een interessante kunstcollectie aangelegd. In 1998 was hij de initiatiefnemer (en sponsor) van de Seghers Literatuurprijs (of de literatuurprijs Gerard Walschap, Londerzeel). Op 10 december 1999 werd aan de Katholieke Universiteit van Leuven de nieuwe "Seghers Better Technology" leerstoel opgericht om de milieutechnologie te promoten. Het was de bedoeling om er een internationaal forum voor milieukatalyse van te maken 203. Op de foto, van links naar rechts. Staand: prof. Johan Martens (de titularis van de leerstoel), Monica De Bonnaire (van Seghers Better Technology), ere-rector Dillemans en prof. Marc Verstraete. Zittend: Hendrik Seghers (afgevaardigd beheerder S.B.T.), Johnny Cornille (voorzitter raad van beheer S.B.T.) en vice-rector Langouche.
Na het faillissement van zijn patrimonium in 2002 werden de activa van het Groenhofdomein (nog altijd ca 50 hectare groot) in een Naamloze Vennootschap ondergebracht. Om aan de noodzakelijke inkomsten te geraken werden de gebouwen en het park sindsdien verhuurd 203
KU.L. Campuskrant van 13 januari 2000, blz. 2
125
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
voor bedrijfsfeesten, bruiloften en andere evenementen. Scenes van de televisieserie "Ons Geluk" en van de speelfilm "Loft" werden er opgenomen. Het voormalige koetsenhuis werd omgebouwd tot een gezondheidskliniek (vooral een dagkliniek voor de alternatieve behandeling van het chronische-vermoeidheidssyndroom). In 2011 werd het kasteel te koop gezet. Hendrik Seghers is drie keer getrouwd: 1. Met Jacqueline Quermiq. 2. Met Monica De Bonnaire. Zij werd geboren in 1949, werd licenciaat in de Germaanse Filologie, en werd na een korte periode in het onderwijs gestaan te hebben en na haar huwelijk, van 1982 tot 2001 o.m. gedelegeerd bestuurder van de N.V. Bizibit (de software-poot van de Seghers groep). Na haar scheiding was en is ze nog actief in advocatenkantoor Eubelius (2002-2006), als directeur bij de N.V. Corgo, Corporate Governance (2003-2007) en als bedrijfsconsulente bij Integor (vanaf 2008). 3. In 2001 met de ca 1965 in Hongkong geboren, maar voor haar huwelijk in Californië wonende, en in Groot-Brittannië (Buckingham) rechten studerende Mabel Leung.
Links: Hendrik Seghers - Midden: Monica De Bonnaire - Rechts: Mabel Leung met hun jongste kind (bron van de foto's: www.groenhovenestate.com en www.pipl.com)
Groenhoven anno 2011
126
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Links: uit Algemeen Dagblad en de Tele”graaf Nederland, 6 oktober 1973. Boven: uit De telegraaf, Nederland, 20 september 1989
127
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Bijlage 1
De mensen van en op Groenhoven
128
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Bijlage 1a – Mensen van Groenhoven als doopgetuige in Malderen De doopregisters van Malderen werden vanaf 1599 bijgehouden maar, zoals overal elders, heeft de pastoor in de beginjaren niet altijd de doopgetuigen genoteerd. Volgende eigenaars of bewoners van Groenhoven werden wél vermeld. Getuige le Cocq Balduinus le Cocq Ferdinand De Schutere Joanna Damman Elisabeth Damman Elisabeth Van Lathem Francisca le Cocq Ferdinand Van Lathem Francisca le Cocq Ferdinand le Cocq Martina le Cocq Catharina le Cocq Balduinus le Cocq Gaspar Van Buyken Maria Anna Van Bueren Anna le Cocq Petrus le Cocq Carolus le Cocq Carolus le Cocq Franc.Joseph le Cocq Jac. Urbanus le Cocq Maria De Vicq Petr. Eugenia le Cocq Isabella De Vicq Petr. Eugenia le Cocq Carolina
Datum 19/5/1625 6/10/1626 6/10/1626 1/1/1630 7/4/1630 25/3/1635 14/7/1637 14/7/1637 15/1/1639 15/1/1639 21/1/1646 4/6/1646 6/1/1657 5/6/1661 21/7/1668 7/3/1688 25/6/1688 6/10/1698 3/7/1707 3/7/1707 3/7/1707 15/3/1721 3/6/1730 9/11/1743 13/2/1762
Bij doop van Van Doorslaer Balduinus Vermeren Hyppolita Vermeren Hyppolita Van Doorslaer Elisabeth le Cocq Elisabeth Chrsitina Geens Franciscus Van Doorslaer Franciscus Van Doorslaer Franciscus le Cocq Ferdinandus le Cocq Ferdinandus Meert Catharina Moerenhout Balduinus Van Doorslaer Gaspar Heremans Maria Anna Van Doorslaer Maria Anna Van Doorslaer Petrus Van Doorslaer Anna Carolina Van Doorslaer Carolus le Cocq Maria Theresia le Cocq Maria Theresia le Cocq Maria Theresia Slachmuylders Josephus Verhavert Petronella Maria Slachmuylders Josephus Moortgat Carolus Josephus
Kind van Paschasius en De Bleser Christina Carolus en Buytaert Christina Carolus en Buytaert Christina Paschasius en De Bleser Christina Balduinus en Van Lathem Francisca Michael en De Hilt Anna Paschasius en De Bleser Christina Paschasius en De Bleser Christina Balduinus en Van Lathem Francisca Balduinus en Van Lathem Francisca Dominicus en Vermeren Anna Judocus en De Clerck Joanna Paschasius en Heremans Anna Egidius en Van Doorslaer Catharina Paschasius en Heremans Anna Egidius en Van Acoleyen Maria Adrianus en Heremans Joanna Andreas en Heremans Catharina Urbanus en Stroobants Isabella Urbanus en Stroobants Isabella Urbanus en Stroobants Isabella Henricus en Vermeren Maria Paschasius en Vereertbruggen Mar.Th. Josephus en Vande Moortel Joanna Tobias en De Lathouwer Maria Anna
Opmerking Heer Domicella
Heer van Ham Domina
Domina Vrouw van Gaspar le Cocq Dominus Dominus
Gravin van Elissem Domina Gravin van Elissem Domicella
Opmerkingen: - Domicella Joanna De Schutere, die op 6 oktober 1626, die samen met Ferdinand le Cocq doopgetuige was van Hyppolita Vermeren, is niet gekend. Volgens de gangbare genealogieën was Ferdinand le Cocq niet getrouwd en had hij, naast Boudewijn, ook geen broer van wie ze de vrouw zou kunnen zijn. Ik merk op dat ik, toen ik deze periode behandelde, nog andere onbekende “Groenhovenaren” gevonden heb. - Van Buyken Maria Anna is Van Bueren Anna en waarschijnlijk ook Van Baexem Anna Maria en bijgevolg de echtgenote van Gaspar le Cocq. - Martina, Catharina, Jacobus Urbanus, Isabella en Carolina le Cocq zijn bij geen enkele le Cocq-genealoog bekend.
Bijlage 1b – De pachters van de kasteelhoeve. Tot ca 1700 was het Hof ten Broecke (soms ook het Cattenbroeck en Hof ter Meeren geheten) het landbouwbedrijf dat aan het goed van ten Broecke verbonden was. Tussen 1680 en 1715 werd het aan graaf van Helsen verkocht en werd links van kasteel Groenhoven een nieuwe kasteelhoeve gebouwd. ca 1580 - ca -1613 Jan de Bleser, geboren te Malderen omstreeks 1540 en er overleden omstreeks 1613, was pachter op het Hof ten Broecke. Opmerking: we zitten hier al meteen met een groot probleem. De heer Jozef Verheyden 204 ontdekte immers in het Fonds de Lalaing een document dat zegt dat het Hof ter Meeren of het Cattenbroeck kort voor 1600 werd aangekocht door Jan Verhavert en Catelijne Verstappen. Uit 204
Jozef Verheyden, een Steenhuffelse kwartierstaat Van der Stappen, in GHKL 2007/1.
129
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
de dopen van hun kinderen blijkt dat deze mensen tot zeker 1611 in Malderen hebben gewoond alvorens naar Steenhuffel te verhuizen. Misschien waren ‘t Hof ten Broecke en ‘t Cattenbroeck dan toch verschillende boerderijen.
1613-1637 Lieven de Bleser, geboren te Malderen ca 1565 en er overleden op 31 december 1637). Hij was de zoon van Jan en was getrouwd met Jenneken van Opstal (° 1568, + nà 1547). Op 22 juni 1638 hertrouwde zijn weduwe in Malderen met Matthys Goossens en verhuisde ze naar Londerzeel. Lieven was pachter op het Hof ten Broecke. Opmerking: Een van de pachters van le Cocq (Lieven De Bleser ofwel zijn vader Jan) heeft een merkwaardig en kostbaar geschenk gekregen; een cijnsboek van een klein laathof van Hollebeke 205, gelegen tussen de Waterbossen (Wautersbossen) en de Beekstraat. Hij en zijn nageslacht (de van Doorslaers) mochten er wel geen ‘pretentie’ van hebben, dat wil zeggen; ze mochten zich geen "heer van Hollebeke" noemen.
ca 1633-ca 1675 Passchier van Doorslaer, werd geboren te Malderen ca 1595 en stierf er ca 1673). Op 14 juli 1616 trouwde hij met Christina De Bleser (° ca 1596 + Malderen 24/7/1642), de dochter van Lieven. Passchier en Christina hadden 10 kinderen tussen 1617 en 1641. Passchier hertrouwde op 13 februari 1650 te Malderen met Anna Heremans (° Malderen 30/3/1631, + na 1700) en had met haar nog eens 10 kinderen tussen 1651 en 1671. Passchier Van Doorslaer was ook de stadhouder van Boudewijn le Cocq (waarschijnlijk vanaf 1646 toen die naar Humbeek verhuisde) en schepen van Malderen. Hij was pachter op het Cattenbroeck, alias het Hof ter Meeren. ca 1673-1700 Jacques Van Doorslaer, de zoon van Passchier en Christina De Bleser, werd geboren in Malderen op 15 juli 1635. Op 3 maart 1666 trouwde hij in Meise met Anna Van Bever (° ca 1645) 1700-1737 Henricus Slachmuylders, geboren omstreeks 1675 en gestorven te Malderen op 25 juni 1737, trouwde op 13 februari 1700 met Petronella Van Doorslaer (° Malderen 19/12/1680 + Malderen 29/12/1701), de dochter van Jacques en Anna Van Bever. Op 26 april 1702 hertrouwde hij te Malderen met Maria Vermeiren (° Malderen 16/11/1679 + Malderen 6/10/1751). Waarschijnlijk was hij de eerste pachter van de Kasteelhoeve op het Groenhofdomein. 1743-1795 Josephus Slachmuylders, geboren te Malderen op 15 maart 1721, was de zoon van Henricus en Maria Vermeiren. Hij trouwde op 22 december 1742 te Malderen met Joanna Vande Moortel (° Malderen 20/3/1718 + Malderen 10/8/1748) en hij is er op 17 oktober 1795 gestorven. 1795- ca 1835 Josephus Slachmuylders was de zoon van Josephus senior, werd geboren te Malderen op 9 november 1743 en overleed er omstreeks 1835. Op 10 augustus 1793 trouwde hij in Malderen met de 23 jaar jongere Joanna Petronella Van Hoymissen (° Malderen 23/5/1766). Tijdens de volkstelling van 1796 (jaar II van de Franse Revolutie) woonden hij en zijn vrouw 205
F. Vranckaert legde het verband tussen het laathof Hollebeke en de vrouw van Pierre le Cocq, Catharina Wijts, dochter van Maria van Hollebeke. (Tijdschrift GHKL 1993).
130
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
in de “Meutestraat” samen met 2 knechten (Jozef Willems, 25 j. en Antoine Vermeiren (22 j.) en 2 meiden (Judoca Snackaert, 21 j. en Elisabeth Biesemans, 22 j.). ca 1835-1856 Carolus Slachmuylders, geboren te Malderen op 29 januari 1802 en er overleden op 9 juli 1856. Hij was de zoon van Josephus en Joanna Petronella Van Hoymissen en trouwde op 1 augustus 1838 te Malderen Fidelia Verdoodt (° Malderen 30/1/1817 + Malderen 28/5/1882).
Bijlage 1c – De jacht- en Boswachters van Groenhoven. Private jacht- en boswachters zijn een verschijnsel van de 19de eeuw. Voordien liepen hier ook al vorsters rond maar die werkten voor de hertogen van Brabant. Vanaf de Franse tijd waren het de veldwachters die toezicht op de velden en de bossen moesten houden. In tijden van grote armoede, waarin stropen, moeskopperij en landlopen schering en inslag waren, werd ook de burgerwacht ingeschakeld. Tot in 1845 ben ik in de 3 Londerzeelse deelgemeenten geen enkele privé-jachtwachter tegen gekomen. De volgende lijst zal zeer zeker niet volledig zijn. Hij bevat wel alle namen die ik in het gemeentearchief tot 1920 gevonden heb. - Frans Spiessens was de bos- en jachtwachter van mevrouw vander Fosse van 1845 tot zeker 1857. Hij was geboren in Liezele ca 1810 en de zoon van Petrus en Theresia Van Cauwenbergh. Op 6 mei 1842 was hij in Londerzeel getrouwd met Maria Elisabeth Heyvaerts en in 1845 was hij naar de Kouterstraat in Malderen verhuisd. - Jozef Seghers werd één keer (in 1841) als jachtwachter van mevrouw vander Fosse genoemd. Alexander Riemslach was dan haar jager. - Charles Seghers, die in Malderen op het Zwaantje woonde, was in 1851 bos- en jachtwachter voor de heren Ferdinand, Alphonse en mevrouw de burggravin de Beughem in Malderen. Pieter Jozef Seghers was in 1883 en 1885 de jachtwachter van burggraaf de Beughem uit Lippelo voor diens jachtgebied in Malderen. In 1907 was hij nog altijd de jachtwachter van Karel de Penaranda de Franchimont. Hij was getrouwd met Celine Maloux. - Later in de 20ste eeuw is ook nog een Van Aken boswachter op Groenhoven geweest. Ik vraag mij af of de laatste bewoner van het Groenhof, Hendrik Seghers, iets met deze jachtwachtersfamilie te maken had. Ik heb het niet uitgezocht.
131
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Bijlage 2
Het patrimonium van Groenhoven
132
Louis De Bondt
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Bijlage 2a – De bouwfasen van het Groenhof kasteel. Over de bouw van het kasteel van Groenhoven is eigenlijk bijzonder weinig met zekerheid geweten. De informatie die volgt is gebaseerd op een tekst op de website van de Gemeente Londerzeel, maar werd door mijzelf, op basis van in de voorgaande tekst gemotiveerde veronderstellingen, aangevuld. - Het eerste kasteel zou gebouwd zijn in de 15de eeuw. Ik heb daar evenwel geen aanwijzingen voor gevonden. Het verschijnen van de naam Groenhof en de beroepsbezigheden van Thibaut Cotereau (de tijdelijke eigenaar van 1537 tot 1556) lijken eerder op de periode 1540-1555 te wijzen. Een onderzoek van de hardsteen, waarmee de kasteelvijver afgeboord is geweest, en die wellicht van het eerste kasteel werd gerecupereerd, zou hier zekerheid kunnen brengen (volgens mijn hypothese zou die van de groeven van Clabecq afkomstig moeten zijn). - Het kasteel werd omwald in 1584. - Het kasteel zou herbouwd zijn in de 17de eeuw. Ik heb geen elementen gevonden die deze bewering kunnen staven. Alleen Alphonse Wauters schreef in 1853 in zijn "Histoire des environs de Bruxelles" (vertaald): "(Het kasteel) dat nog altijd bestaat en waarvan de architectuur de massieve en ongracieuze vormen van de 17de eeuw presenteert, dankt zijn naam aan zijn ligging tegen de weiden". Mogelijk wordt hier niet over het eigenlijke kasteel gesproken maar over de nieuwe kasteelhoeve die, na de verkoop van het Hof ten Broecke aan graaf van Helsen, tussen 1680 en 1715 op het Groenhofdomein opgetrokken werd. - Dat tweede kasteel werd op zijn beurt omstreeks 1800 afgebroken (elders heb ik het jaartal 1770 gelezen) en door de toenmalige heer Cheval door een nieuw herenhuis vervangen. Deze heer Cheval ben ik nergens tegengekomen maar hij zou natuurlijk de eerste koper kunnen geweest zijn van het door de Fransen in beslag genomen kasteel. Wel staat vast dat Groenhoven in de jaren voor 1813 eigendom van de gemeente Malderen was. Er is echter nog een ander probleem. Bij zijn beschrijving van Groenhoven had Alphonse Wauters in 1853 - volgens het hierboven geciteerde fragment - geen recent herenhuis maar een 17de -eeuwse ongracieuze constructie voor ogen. - Onder de Penaranda (waarschijnlijk in 1893) werden een extra vleugel, een bijgebouw met stallingen en een koetsenhuis bijgebouwd. - De kapel in de kasteeltuin dateert van 1900. - Na de eerste wereldoorlog, toen het Groenhof gedurende lange tijd geen permanente bewoning meer had, raakte het kasteel behoorlijk in verval. - Na 1962 werd het door Hendrik Seghers opnieuw bewoonbaar gemaakt en gerenoveerd. - In de periode 1996-1999 werd het – op basis van plannen van het architectenbureau Philippe Samyn en Partners - gemoderniseerd met veel aandacht voor ecologie en domotica. De binnenhuisarchitecten waren Claire Bataille en Paul Ibens. Het park werd heraangelegd volgens plannen van tuinarchitecten Jacques Wirtz en Erik Dhont. Ze hebben daar allemaal een architectuurprijs 'voor de reconversie van een oud gebouw' mee gewonnen. In het koetsenhuis werd een gezondheidskliniek (dagkliniek) ingericht. - In 2011 werd het kasteel te koop gezet.
Bijlage 2b – De Heidemolen. Deze houten staakmolen 206 zou de oudste van België zijn wanneer men het jaartal 1119, dat sommigen in een as gekrast zagen staan, als bouwdatum interpreteert. In 1119 gebruikte men 206
Deze tekst werd overgenomen uit “De molens van Londerzeel, Malderen en Steenhuffel”, te vinden op mijn site Londerzeel Vroeger
133
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
echter nog geen Arabische cijfers en had er XI C X IX of XI C X VIIII moeten staan. Bovendien staat er 1719. De oudste onbetwistbare vermelding van de molen dateert uit 1406, toen hij eigendom van Jan van den Broecke was. Zijn geschiedenis loopt lange tijd gelijk met die van de Herbodinnemolen. Beiden maakten deel uit van het Brabantse leengoed “Hof ten Broecke”. Kort voor 1416 ging de molen, samen met zijn staketsel, na een blikseminslag in de vlammen op. Hendrik en Daneel Vanden Broecke waren toen de eigenaars. Na wat gekibbel met de rentmeester van Overzenne en de drossaard van Grimbergen mochten ze hem uiteindelijk toch herbouwen. Tijdens de troebelen van de geuzentijd (circa 1578) werd de molen opnieuw verwoest. Over een eventuele heropbouw na 1600 door de heren le Cocq werd nog geen spoor gevonden maar in 1686 maalde hij zeker weer. Molenaar Adriaen Van Hooymissen (uit Puurs) huurde vanaf 1698 de molen van Petronilla Anna Charlotta de Schietere, de weduwe van Cosmas le Cocq, heer van Humbeek en van Groenhoven (volgens een akte van notaris Verheyen te Puurs van 13 maart 1698). Dierick Van Hooymissen volgde hem als molenaar op tot 1710. Toen diens huurcontract niet verlengd werd is hij maalder op de Herbodinnemolen geworden (maar die was toen geen eigendom van Groenhoven meer). In 1710 is de familie Leemans op de Heidemolen (die nu ook een rosmolenplaats had) komen malen; de eerste was Peter Leemans uit Niel. Hij was getrouwd met Gertrude Huybrechts en huurde de molen van Franchois le Cocq (akte van notaris Verheyen te Puurs van 16 juli 1710). Na hem kwamen: Joannes Antonius Leemans en Elisabeth Van Assche (vanaf ca 1745) en hun zonen Judocus en Jacobus (nà 1780). Rond 1796, toen vele goederen van de oude adel door de Franse Revolutionairen werden aangeslagen, moet de molen eigendom van de familie geworden zijn. In 1796 was Jacobus (getrouwd met Marie Slachmuylders) nog altijd de molenaar; hij zou het tot 1842 blijven. De windmolen werd op 25 juli 1929 als monument geklasseerd. Hij staakte zijn economische bedrijvigheid in 1943. Edward Leemans was er de laatste molenaar die voor de kost met windkracht maalde. In het voorjaar van 1990 werd de molen door een storm geveld. Op 28 juli 1994 werd hij samen met het molenhuis onteigend door de gemeente Londerzeel en werd beslist hem terug op te richten. Ter gelegenheid van Open Monumentendag op zondag 10 september 1995 kon men de gerestaureerde molen in zijn vroegere staat bewonderen. De molen werd opnieuw als monument geklasseerd bij M.B. van 10 maart 1994, de omgeving was al bij K.B van 14 oktober 1984 als dorpsgezicht beschermd. In 2010 was er alweer een dringende restauratie nodig.
134
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Bijlage 2c – De Herbodinnemolen. De Herbodinnemolen was een “dubbele” watermolen. Er werd graan gemalen en olie geslagen sinds de 14e eeuw. Het rad van de graanmolen en molenhuis bevonden zich op het grondgebied van Malderen. Het rad van de olieslagerij met gebouw bevond zich op het grondgebied van Londerzeel. Ik heb 2 mogelijke verklaringen voor de naam Herbodinne of Herberdinne gevonden. Ze verwijzen allebei naar een oorsprong in de Romeinse tijd. De eerste komt uit het 4de deel van “l’Histoire des environs de Bruxelles” van Alphonse Guillaume G. Wauters. Hij vertaalt de naam van de molen als “le Moulin de l’Arc-en-Ciel”, en ontdekt er de naam van de boodschapster van Hera of Juno in. De tweede verklaring komt uit de brochure die in Malderen werd uitgegeven ter gelegenheid van het uitgaan van de “Historischen Stoet” op zondag 21 mei 1905. Volgens de onbekende maar duidelijk goed geïnformeerde samensteller daarvan zou de naam van de woorden “Arma Wodina” (het wapen van Wodan) afgeleid zijn. In ieder geval heette hij in 1321 (de vroegste teruggevonden verwijzing) de “Ten Broeckemolen”, omdat hij aan het Hof ten Broecke verbonden was. In 1462 kwam hij, samen met de rest van ten Broecke in handen van Philips van Nieuwenhoven. Omdat de volgende eigenaar van ten Broecke, Jan Hasebyt, hem in 1477 niet mee overnam is hij als een afzonderlijk leengoed eigendom van de familie van Nieuwenhoven gebleven, tot hij op 10 maart 1563 door Pierre le Cocq, heer van Groenhoven werd gekocht. Tijdens de geuzentijd (rond 1578) werd de molen verwoest. Omstreeks 1600 werd de ruïne door een andere le Cocq van Groenhove verkocht aan Willem Verhagen en diens vrouw Odilla Geerts, die de molen heropbouwden. Van dan af waren de molenaars doorgaans ook de eigenaars van de molen.
De Herbodinnemolen (bron: www.postcards.delcampe.net)
135
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Bijlage 3
De buren van Groenhoven
136
Louis De Bondt
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
In de voorafgaande tekst heb ik diverse” keren over domeinen gesproken die soms een stukje geschiedenis gemeenschappelijk met Groenhoven hebben gehad en die in ieder geval in de buurt van Groenhoven lagen. Dat was dan in het grensgebied van Malderen en Lippelo.
16 = Ten Broecke HB = Herbodinnemolen WO = Woelputte
C = Coevoetmolen HM = Heidemolen
D = Hof ten Damme MA = Marselaer
137
GH = Groenhof ME = Hof te Melis
GR = Gravenkasteel WI = Winterpoel
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Bijlage 3a – Het Hof ten Damme. Het Hof ten Damme te Lippelo 207, soms abusievelijk gelijkgesteld met het Gravenkasteel, lag ten noorden van de Steenweg naar Mechelen. In 1231 en 1235 hield ridder Walterus van Damme het goed in leen van de heren van Bergues uit Grimbergen. Nadat deze Wouter zijn tienden in Liezele en Lippelo aan de abdij van Affligem had verkocht, is het Hof ten Damme naar de familie Van Marselaer overgegaan. Het is niet bekend wanneer dat precies gebeurde. De eerste Van Marselaer die met zekerheid ook de heer van ten Damme was, is ridder Gielis van Marselaer (° ca 1433 +1518) de zoon van Jan en Joanna Sjongen en achtereenvolgens getrouwd met Anna Laenen (ca 1460) en Zegerine van Groesdonk (in 1490). Over hem werd in 1476 in het Leenboek van het Land van Grimbergen geschreven dat hij “Gielijs van Marselaer hoffrecht ende bedrijff heeft van ’t Hoff ten Damme, een vol leen met 29 bunder land, meersch en bempd, in de prochiën van Liesele en Lippeloo, verdeeld in 8 onderlenen en 42 laethen, hebbende een laetscap ende keurgoet”. Naast heer van het Hof ten Damme was deze Gielis ook heer van Opdorp en van Marselaer, evenals de rentmeester van het Werden-domein te Zele (Werden was een abdij in het Duitse Westfalen). In 1517 was hij ook schepen van Brussel. Zeer waarschijnlijk had hij ten Damme geërfd van zijn oom Adriaen (+1468) en zijn tante Mathilda van Assche, vrouwe van Opdorp en ten Houte (Merchtem). Het goed ten Damme is daarna nog 2 generaties in handen van de familie van Marselaer gebleven. - Willem van Marselaer (1493-1544), zoon van Gielis en diens tweede vrouw Zegerine van Groesdonk, getrouwd met Elisabeth Joos, werd - ofschoon hij het pas bij de verdeling van de erfenis van zijn vader in 1518 bekomen heeft 208 - al in 1510 als heer van ten Damme genoemd. In die hoedanigheid was hij leenman van Joris van Glymes, heer van Grimbergen. Vanaf 1521 was hij ook heer van Opdorp. Deze Willem had in Leuven gestudeerd en werd door Adriaan Floriszoon Boeyens (wiens studies door de familie van Marselaer bekostigd waren) mee naar Rome genomen toen hij in 1522 tot paus Hadrianus VI verkozen werd. Nadat hij daar gouverneur van de havenstad Ostia geworden was, werd Willems goed begonnen carrière voortijdig afgebroken toen zijn weldoener Hadrianus VI al op 14 september 1523 aan zijn einde kwam en Willem naar Brabant diende terug te keren. - Cornelis van Marselaer, zoon van Willem en Elisabeth Joos, volgde in 1542 zijn vader op als heer van Opdorp en van het Hof ten Damme. In 1551 trouwde hij met Catherine Loets maar in 1568 scheidde hij van haar. Hij stierf in Franeker (Friesland) in 1575. Hij had geen kinderen. Het Hof ten Damme was echter al 1559 eigendom van Christiaen van Nieuwenhoven geworden. Mogelijk is dat dezelfde persoon als de van Nieuwenhoven die 4 jaar later (op 10 maart 1563) de watermolen van de Herbodinne aan Pierre le Cocq van Groenhoven verkocht. Na de familie van Nieuwenhoven is Jan Vander Vaeyen op het Hof ten Damme gekomen. Ik weet niet precies wanneer maar 1590 is een goede gok. In ieder geval hebben zijn zoon Jakob 207
Onze kennis over het Hof ten Damme is voor een groot deel gebaseerd op de “Bijdrage tot de geschiedenis van Lippelo” van A. Honings. 208 Deze verdeling is te vinden in de documenten van de Schepenbank van Steenhuffel, jaar 1532-1533. Volgens dit document was Adriaen, Willems broer, mede-eigenaar van ten Damme. In ieder geval heeft ook halfzus Beatrijs van Marselaer, getrouwd met Hector van Glymes, zich een poosje de eigenares van ten Damme mogen wanen. Op 11 december 1523 deed Jan Mechelman in haar naam zelfs het verhef. (A.R. Familiearchief de Merode Westerloo, reg. VM442). Het dient gezegd dat er tussen de kinderen van Gielis van Marselaer (uit zijn twee huwelijken) lang betwisting over diens erfenis is geweest en dat die pas in 1525 werd opgelost (zie de Hoven van Marselaer in Malderen en Steenhuffel’.
138
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Van der Wayen en diens vrouw Kathelijne Bulliaerts in 1618 het Hof, dat toen niet veel meer was dan een gewone boerderij, aan Peeter Micault, de heer van het Steenhuffelse Diepensteyn, overgelaten. In 1659 erfde Maria Theresia de Kesseler het Hof ten Damme van haar ouders Jean des Champs de Kesseler en Magdalena Livyne Micault. In 1654 was zij getrouwd met Jacques Ferdinand de la Pierre, heer van Fay (°1625 +1698). In 1661 werd Jacques de la Pierre baron. Het beviel hem in Lippelo zodanig goed dat hij in de periode 1662-1664 ook de rechtsbevoegdheid over de (in 1559 van Steenhuffel afgesplitste) schepenbank van Lippelo, Malderen en Liezele heeft gekocht... Om in geen oude boerderij als het Hof ten Damme te moeten wonen had hij toen al aan de overkant van de baan het Gravenkasteel laten bouwen. De geschiedenis van het (pacht)hof ten Damme is daarna met die van het Gravenkasteel verbonden gebleven.
Bijlage 3b – Het Gravenkasteel. Het Gravenkasteel te Lippelo lag en ligt tegenover het Hof ten Damme, ten zuiden van de Steenweg naar Mechelen. Het werd overigens op een deel van de 29 bunders van het Hof ten Damme opgetrokken. Heel dat domein was een leengoed van de jonge tak van de heren van Grimbergen (de Bergues de Glymes). Tot in 1559 verdeelden de Glymes de jurisdictie over hun eigendommen in Malderen, Lippelo en Liezele met de hertog van Brabant die een schepenbank in Steenhuffel had. Op 6 mei 1559 kocht Ferry de Glymes echter ook het hertogelijke domein in Malderen en Lippelo voor 618 Ponden. Het gevolg daarvan was dat de schepenbank van Steenhuffel gesplitst werd. De schepenen voor Steenhuffel werden voortaan – in naam van de hertog - door de heer van Diepensteyn benoemd (of dat was althans de bedoeling); voor Malderen, Lippelo en Liezele kwam er in Liezele een nieuwe schepenbank die voortaan onder de exclusieve bevoegdheid van de Glymes van Grimbergen viel. De periode 1607-1626 uitgezonderd duurde dat een goeie 100 jaar. In 1662 verkocht Eugeen van Grimbergen al zijn eigendommen en rechten in Malderen, Lippelo en Liezele echter aan Jacques Ferdinand de la Pierre, baron van Fay. In 1659 was die, door de erfenis van zijn vrouw Maria Theresia des Champs de Kesseler, de dochter van Jean des Champs de Kesseler en Magdalena Livyne Micault van Diepensteyn, al in het bezit van het Hof ten Damme gekomen. Als het zijn bedoeling was om met zijn schoonbroer Ambrosius Eugeen van Maldeghem, de toenmalige heer van Diepensteyn en graaf van Steenhuffel, de schepenbanken van Steenhuffel en Liezele te herenigen, dan is dat niet gelukt. Wel heeft hij op 14 augustus en 6 november 1664 voor 18.500 Florijnen ook het Hooggerecht over Malderen, Lippelo en Liezele gekocht en is hij daarmee de
officiële heer van deze dorpen geworden.
Het Gravenkasteel nu. Foto van Luc De Brandt (fotoalbum Seniorennet)
139
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Jacques Ferdinand de la Pierre, heer en vanaf 1662 ook baron van Fay, heer van Malderen, Lippelo en Liezele, kolonel van een regiment Waals voetvolk en getrouwd met Maria Theresia du Champs de Kesseler, was de laatste heer van het Hof ten Damme. Hij is tevens de eerste heer geworden van het Gravenkasteel dat hij in 1661 aan de overkant van de straat heeft laten bouwen en dat in 1662 voor de eerste keer werd vernoemd. Tot op het einde van het Ancien Regime zijn de eigenaars van het Gravenkasteel de heren van Malderen, Lippelo en Liezele gebleven. Na de echtgenoten de la Pierre-de Kesseler kwamen: - Hun dochter Claudina Francisca de la Pierre en haar man prins Philip Frans Albrecht de Croy, markies van Warnecq (verhef van 10 november 1678). - Vanaf 26 januari 1697: Hun dochter Maria Theresia de Croy (+18/6/1713) en haar man Hendrik Jozef Gabriel Wild- en Rheingraaf, graaf van Salm-Kyrbourg (+14/10/1716). Vanaf 1708 woonde Jan Frans Verheyden, burgemeester van Lippelo, op het Hof ten Damme. - Jean Dominique Albert de Salm-Kyrbourg, prins van het H. Rijk (vanaf 23 nov.1720 tot na 1768). - Prins Frederik Jan Otto Frans van Salm, graaf van Hornes (° 1745). In 1787 verkocht die de heerlijkheden Lippelo, Liezele en Malderen aan burggraaf Jan Jozef Hyacinthe de Beughem van het nabijgelegen Hof te Melis. Die verkoop werd echter te niet gedaan, niet alleen omdat burggraaf de Beughem kort nadien overleed, maar vooral omdat Maurits Gustaaf van Salm (de broer van de verkoper) zich tegen de transactie verzette. Terwijl prins Frederik Jan Otto Frans naar Parijs trok om zich daar bij de revolutie aan te sluiten en door zijn makkers op 25 juni 1794 werd onthoofd omdat ze hem vanwege zijn adellijke afkomst van spionage verdachten, werd het Gravenkasteel en wat er bij hoorde 209 in 1792 alsnog verkocht aan een zekere Maximiliaan Niesse die zich, wegens het opkomende gedachtegoed over “Vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid” maar enkele jaren heer van Lippelo, Liezele en Malderen heeft mogen noemen. - Na de afschaffing van de feodaliteit hadden de eigenaars achtereenvolgens de volgende namen: - Mr. Dubois, - Mr. Moortgat, - Mevr. De Boeck, - Mr. Van de Weyer, - Mr. van Ypersele de Stribou, - Mevr. Moretus-Geelhand (in 1902 heeft Maria Mathilda Geelhand het Gravenkasteel gerenoveerd. De huurders van het Hof ten Damme waren toen J.B. Cuykens en Maria Marnef). - Mr. en Mevr. Leo Moretus-De Laet (de pachters van het Hof ten Damme waren dan Frans Vermeiren en Catharina de Vleminck; Frans was tevens koetsier op het Gravenkasteel. Medard, hun zoon, verkocht ten Damme in 1956 aan Maurits Van Assche en Yvonne de Wit) 210. - Maatschappij Avicola (vanaf 1927). - Nu is het Gravenkasteel een rusthuis geworden.
209 210
Dat waren onder meer het pachthof ten Damme, de Winterpoel en het Hof ter Hellen. www.willebroek.info
140
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Bijlage 3c – 't Hof te Winterpoele. Het Hof te Winterpoel was evenals het Hof ten Damme een leengoed van de Glymes van Grimbergen. Samen met het Hof ten Damme en het Hof van Marselaer te Malderen (een leengoed van de hertog van Brabant) was het aan de familie van Marselaer in leen gegeven. Sedert wanneer Winterpoel eigendom van de familie van Marselaer was, is niet geweten, maar ik heb een theorie. In 1321 betaalden zowel een Sygerus de Winterpoele als een Margareta van Waterpoele, dochter van Daneel, een (aanzienlijke hertogelijke cijns op eigendommen die ze in Malderen bezaten. Enkele jaren later werd de cijns van Margareta van Waterpoele (wat volgens mij een slechte lezing van Winterpoele zou kunnen zijn) door ene Gillis van Marselaer overgenomen 211. Weliswaar mogen we hertogelijk goed nooit met het goed van de Glymes van Grimbergen verwarren, maar ik heb meermaals ondervonden dat grootgrondbezitters doorgaans leenman van verschillende leenheren waren. In 1460 was de Winterpoel van Jan van Marselaer en was Gillis van Marselaer de leenman van het Hof ten Damme. In beide gevallen was de leenheer Philips van Glymes. In 1477, na de dood van Jan, is Gillis van Marselaer ook de eigenaar van Winterpoel geworden. Het leen was dan 19 bunders (23,75 ha) groot. Omstreeks 1480 212 werd de hoeve van Winterpoel, samen met het Hof van Marselaer en de Coevoetmolen (andere eigendommen van de Marselaers) door ruiters uit Mechelen geplunderd en in brand gestoken. Dit drama had niet rechtstreeks met oorlogshandelingen te maken maar was het gevolg van een stomme ruzie tussen de plaatselijke bewoners en de “ruitergezellen” waarbij er aan de kant van de militairen blijkbaar een paar dodelijke slachtoffers waren gevallen. Gillis van Marselaer overleed in 1518. Met zijn eerste vrouw, Joanna Laenen, had hij drie dochters. Terwijl de oudste dochter Joanna en haar man Joos de Rijcke het Hof van Marselaer erfden, en de tweede dochter, Margriet, in het klooster ging, werd zijn jongste dochter Beatrix, die getrouwd was met Hector van Glymes, de eigenares van Winterpoel. Op 17 september 1518 gebeurde het verhef bij het Leenhof van Grimbergen waar Hector van Glymes toen de stadhouder van was. Omdat a) Beatrijs als vrouw wel eigendom kon hebben maar geen rechtsgeldige daden kon stellen en b) de officiële functie van Hector niet met die van haar bezetman te verzoenen was, werd er een ‘vreemde’ bezetman aangewezen. Het was meester Peeter van Boendale die voor haar de formaliteiten vervulde en de eed van trouw aan de leenheer heeft afgelegd. In het leenboek van Grimbergen wordt dat verhef als volgt beschreven 213: “Van jouffrouwe Beatris van Maerselair dochter wylen Gielis die opten 17ten dach der maend van septembri anno 1518 aen joncker Hector van Grymbergen als stadthoudere in presencien meester Claes van Nyspen secretaris des bisschoppen van Camerycke, joncker Jans vanden Heetvelde, Jans van Halle ende Aerts vander Linden als mannen van leene by doode wylen Gielis van Maerselaere haers vaders ontfaen heeft een besundere volle leen gelegen inde prochie van Maldere geheeten tHoff te Winterpoele met syn toebehoirten houdende nae inhoudt vande 211
Mina Martens - Le censier ducal pour l'ammanie de Bruxelles de 1321- Palais des académies, 1958, p. 260. 1480 is het jaar dat door vroegere plaatselijke historici vermeld wordt. Ik gebruik hier bewust “omstreeks” 1480 omdat ik, wanneer ik het over de Marselaers zal hebben, zal argumenteren waarom ik denk dat het op 21 september 1488 of 1489 gebeurde. 213 Bijzondere lenen van het Land van Grimbergen in Malderen en Steenhuffel 1487-1522 – Familiearchief de Merode CA2796, folio 86 verso. 212
141
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
leenboeck 19 buender met oick noch 8 buenderen lants inde selfe goeden van Winterpoele gelegen gelijck die selfe goeden van Winterpoele met allen hueren toebehoirten der selfe jouffrouwen Beatris mitten voirs haren man te huwelijck gegeven sijn.” Op dezelfde dag erfden Beatrijs en haar man ook het Hof ter Beken, eveneens een vol leen van de heren van Grimbergen, tak Glymes. Het lag in Malderen, was 8 bunder groot en er was een heerlijkheid met meier en laathof aan verbonden. Op 27 september 1518 214 werd het Hof en het Goed van Winterpoel door Beatrijs van Marselaer als onderpand gegeven bij de creatie van een erfelijke rente van 9 Rinsgulden ten voordele van de minderjarige Jan van Houbraken, zoon van wijlen Philips, en vertegenwoordigd door zijn oom meester Claese van Houbraken. Bij de beschrijving van het pand wordt alleen over landen, bossen en beemden gesproken. Misschien waren de hoevegebouwen na de brand van ca 1480 niet meer of nog niet hersteld. Op 28 oktober 1519 werd de rente met 3 Rinsgulden verhoogd en op 12 juli 1520 werd een derde lening aangegaan met Winterpoel als onderpand; hierdoor ontstond een nieuwe erfelijke rente ten voordele van meester Joes Crockaert die lid van de Raad van Brabant was 215. Nadat ze in juni 1531 weduwe geworden was heeft Beatrijs van Marselaer in 1535 zowel Winterpoel als het volle leen ter Beken (ook t’Seytebeken geheten) aan Jorys van Glymes verkocht. Op 23 augustus 1553 werd het Hof te Winterpoel gekocht door Boudewijn 1 le Cocq van Groenhoven. Dat was drie jaar voor hij ook de eigenaar van Groenhoven werd. Wie de verkoper was, is niet geweten; het is alleszins een van Marselaer geweest. Hoelang Winterpoel daarna nog bij het Groenhof hoorde heb ik evenmin gevonden. Bij de opvolgers van Boudewijn 1 werd de naam Winterpoel niet meer in hun titulatuur opgenomen. Alleen Arnold le Cocq, één van de zonen van Boudewijn I, werd op zijn ongebruikte grafzerk in Mechelen (omstreeks 1608) nog ‘heere van Winterpoel’ (en van niets anders) genoemd. Maar die was dan ook na een moord in Mechelen in ongenade gevallen. In de periode 1680-1695 waren Adriaen Hermans en Maria Verhavert (+1695) de pachters van het Hof van Winterpoel. Volgens Jozef Verheyden zou dat toen wel de eigendom van Don Jan Willem d'Alverado, de heer van Melis, zijn geweest 216. De hypothese dat het Hof te Winterpoele op een bepaald moment van de eigenaars van Groenhoven naar de eigenaars van het Hof te Melis overgegaan is, lijkt gesteund te worden door het kaartboek van Jan van Acoleyen volgens hetwelk het in 1717 de eigendom van de graaf de Bergeyck was. Deze graaf de Bergheyck heette met zijn volledige naam Jean de Brouchoven de Bergeyk (1644-1725). Hij was getrouwd met Marie Livine de Beer en rentmeester-generaal van de Spaanse landvoogden in de Zuidelijke Nederlanden. Hij was bovendien de zoon van Jan Baptist de Brouchoven de Bergeyck en Helene Fourment (1614-1673) de weduwe van Pieter Pauwel Rubens. Tot 1716 was Clara Petronella Rubens, de weduwe van Jan Willem d'Alverado, de eigenares of minstens de vruchtgebruikster van het Hof te Melis geweest. Zij was een dochter van Albert Rubens die dan weer een zoon was van Pieter Pauwel Rubens (1577-1640) en diens eerste vrouw Isabelle Brant. Haar man Jan Willem was voor 1700 ook rentmeester-generaal 214
Bijzondere lenen van het Land van Grimbergen in Malderen en Steenhuffel 1487-1522 – Familiearchief de Merode CA2796, folio 88. 215 Idem, folio 95 verso. 216 Jozef Verheyden, Het Hof van Marselaer te Malderen in de 17 de eeuw, blz. 94. Op blz. 92 schrijft de heer Verheyden echter dat Jan Willem d'Alverado de eigenaar van Woelputte was. Die laatste bewering is zeker juist.
142
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
voor de Spaanse landvoogden in de Zuidelijke Nederlanden. Mogelijk was hij door Jean de Brouchoven de Bergeyk in die functie opgevolgd. In 1787 was Winterpoel opnieuw een afhankelijkheid van het Hof ten Damme/Gravenkasteel geworden. In de 19de eeuw werd het eigendom van de familie d'Hoogvorst van der Linden,
Bijlage 3d – 't Hof te Melis. De vroegste vermelding van dit leengoed is van 1448. Toen was het de eigendom van Maria Taye, de dochter van Jan. Mogelijk is er een familieverband met Elisabeth Taye die, als weduwe van Jan van Boechout en echtgenote van Arnold van Hellebeke, van ca 1350 tot 1368 vrouwe van Diepensteyn was. Haar dochter Agnes van Hellebeke trouwde ca 1360 met Philips van Axel. Omstreeks 1520 wordt er een Jan van Axele als eigenaar van het Hof te Melis genoemd. Als volgende eigenaars vonden we: - Isabella van Axele en haar man Hendrik van der Straeten, heer van Opdorp en Melis (verhef van 20 augustus 1540). - Huybrecht van der Straeten, heer van Opdorp, Melis, Ranshuyzen en Obberge, koopt in 1556 veel gronden in de omgeving op maar zal kinderloos sterven. - Anna van der Straeten (zus van Huybrecht) en Nicolaes Hoffmans (vanaf 11 oktober 1568). - Philips Hoffmans (° Brussel ca 1540 + Lippelo 6 december 1592), gezegd de Ranshuyzen, zoon van Nicolaes en Anna van der Straeten, getrouwd met Anna de Bonnart. - Charlotte Hoffmans, dochter van Philips, en haar man Willem d’Alverado y Bracamonte (heer van Opdorp, heer van Melis, schildknaap, gouverneur van de vesting Dendermonde, luitenant en generaal in dienst van de koning van Spanje. - Vanaf 1634: Don Andreas d’Alverado y Bracamonte, schildknaap, heer van Opdorp, Melis enz., zoon van Willem, kamenier van landvoogd don Juan van Oostenrijk - Jan Willem, burggraaf d’Alverado y Bracamonte, heer van Melis, Roost, Woelputte, Obbergen, enz., raadsheer en rentmeester-generaal van de Spaanse koning in de Nederlanden, getrouwd met Clara-Petronilla Rubens, dochter van Albert Rubens en Clara del Monte en achternicht van Pieter Pauwel Rubens (vanaf ca 1660 tot nà 1698). - Jan Philips d’Alverado y Bracamonte (voor en na 1704) 217. - Ferdinand Philips Antoon, baron de Boonem (° Sint-Niklaas 17 december 1705 + Brussel 6 december 1773), zoon van Ferdinand Philippe baron de Boonem en Catherine Françoise van Schaverbeke, gehuwd te Lippelo op 1 augustus 1725 met Catharina Petronella Caroline Josepha de Blondel (ca 1706-1775), kleindochter van burggraaf Jan Willem d’Alverado en Clara Petronille Rubens, dochter van Charles Claude François de Blondel, heer van Lillers, en van Catherine Josephe d’Alverado y Bracamonte. - Burggraaf Jan Jozef Hyacinthe de Beughem (°1711 +1787), echtgenoot van Maria Joanna du Bois, erfde Melis in 1776 omdat het echtpaar de Boonem-de Blondel geen kinderen had en omdat hijzelf een kleinzoon was van Constance Rubens en Mathieu de Beughem. (Zijn broer Antoine Jean Hyacinte de Beughem erfde van dezelfden kasteel Meudon en de heerlijkheid van Nederheembeek). - Ferdinand Jozef Hyacinthe de Beughem de Houtem, echtgenoot van Joanna Maria Josephina van Beughem (4 juni 1768). - Burggraaf Antoon Karel Hyacinthe Ghisleen de Beughem de Houtem (°1771 +1806), echtgenoot van Catharina Josepha Theresia van der Fosse (+ 1863). 217
Jan Philips d’Alverado was op 13 maart 1704 dooppeter van Jan Philips Slachmuylders, het zoontje van Henricus Slachmuylders en Maria Vermeren. Meter was Maria van Beveren. Hendrik Slachmuylders was nochthans de pachter van de kasteelhoeve van Groenhoven.
143
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
-
Louis De Bondt
Burggraaf Ferdinand Adolphe Ghisleen de Beughem, echtgenoot van gravin Juliette Cornet de Grez. Burggraaf Arthur Alfons Ghisleen de Beughem (1829-1889), getrouwd met Alix de Baillet. Burggraaf Edmond Juliaan Leo Ghisleen de Beughem (°1866), heer van van Melis, arrondissementscommissaris van Mechelen.
Foto uit de brochure van de aspergeroute.
Bijlage 3e – Woelputte. Woelputte was een leengoed op de Kruisheide (tegen de Nieuwstadt in Opdorp) waar o.m. ook het Sluysbos aan verbonden was. Periode 1 – tot 1477 – een achterleen van het Hof ten Broecke In 1462 declareerde Philips vanden Nieuwenhove zijn “feodale hoven ten Broecke en Woelputte” 218. Terwijl ten Broecke voor het grootste deel een leengoed van het hertogdom Brabant was, was Woelputte een leengoed van de heer van Grimbergen, Philips van Glymes. Hoe hij in het bezit van het Hof ten Broecke kwam heb ik elders uitgebreid verteld. Hoe hij leenman van Woelputte werd heb ik evenwel nergens gevonden. Het lijkt daarom niet onredelijk om te veronderstellen dat Woelputte van oudsher een wezenlijk onderdeel van te Broecke was en om de geschiedenis van beide hoven tot en met Philips vanden Nieuwenhove aan elkaar te linken. Toch zijn we de namen Woelputte, Wolputte, Woelfsputte en Wolfsputte al eerder in Malderen tegengekomen 219. In het begin van de 15de eeuw bezat Janne vanden Wolput – getrouwd met jouffrouwe Kathelyne, leenman van Philips van Glymes, het recht op de vijfde schoof op gronden gelegen te Malderen, met name op de Hoolbeke, Dmeerken, de Wouterbossche en het Rondeken “tusschen tvelt geheeten Maldercouter ende de strate geheeten Hoolbeeckestrate”. Dat is allemaal wel behoorlijk ver ten zuiden van de Kruisheide gelegen en het is bijgevolg niet zeker of Jan vanden Wolput 218
Inventaire des archives de la cour féodale de Brabant, Volume 2, Louis Galesloot – 1884, blz. 160. Algemeen Rijksarchief, familiearchief de Merode Westerlo, VM 299 en VM 430, leendenombrelenten van Malderen vanaf 1440, lenen vann het Land van Grimbergen, gedigitaliseerd door J Michel Van der Elst, transcriptie: Louis De Bondt. 219
144
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
ook de leenman van Woelputte was. Na zijn dood werd deze vijfschoof (die we even verder nog in verband met Woelputte zullen tegenkomen) bij schepenbreven van Leuven van 19 december 1437 aan zijn zoon Peeter vanden Woelputte overgedragen. Na hem, en dat tot 28 mei 1522, kwam ze in handen van juffrouw Zelcken alias Zoliaen (Juliana?) Sconincx, dochter van Willem en echtgenote, later weduwe, van Peeter van M. (we kunnen hier zowel van Moorsel als van Marselaer lezen). Aan het Hof ten Broecke waren overigens aanvankelijk nog meer eigendommen verbonden. Er was de watermolen van de Herbodin, de Windmolen op de Molenheide en een heerlijkheid, leengoed van het Land van Grimbergen, met 29 bunder grond, verspreid over 25 achterlenen en waarover 26 onderleenmannen hun zegje hadden. Na de dood van Hendrik 2 van Ursene-vanden Broecke (1406) werd zijn patrimonium tussen de kinderen verdeeld. In Malderen: - ging het beste deel met het Hof ten Broecke (waar Woelputte toe behoorde) naar de oudste zoon Jan 2 van Nurse vanden Broecke; - kreeg Elisabeth vanden Broecke de heerlijkheid met 29 bunder grond. - moest Eggerick vanden Broecke zich met de goed renderende windmolen tevreden stellen. Hendrik 2 van Ursene van den Broecke ° ca 1330-1406 x 1353 Elisabeth Pipenpoy xx NN Yolente I van den Broecke (ca 1354-ca 1425) x Philips van Artevelde (1340-1382 xx Peter Diederic (+1431)
Jan 2 van Nurse van den Broecke ca 1357-1434 x Margriet de Keghel
Elisabeth vd Broecke Hendrik ca 1365-nà 1445 van Ursene x ca 1400 Jan ca 1365-nà 1416 van Nieuwenhove Ridder xx ca 1439 H. Crupelants x Prude
Yolente II vd Brouke dv Jan en Margr.de Keghel x ca 1405 Jan van Munte ° ca 1380 + 1437 armmeester (1436) schepen
Philips van Nieuwenhove Daneel 1405-1477 van den Broecke x Margriete vd Meeren
Bussaert van Munte °ca 1406 X ca 1428 NN
Willem Hendrik Jan
Catharina van den Broecke ca 1385-ca 1470 x Philips v. Werchteren
Eggerick vd Broecke ca 1390-1470
V NN van Werchteren ca 1425 - voor 1500 ... x Christina vanden Leemputte ca 1445-na 1517 V Barbara van Werchteren ° ca 1470
Deze drie eigendommen hebben daarna een afzonderlijke geschiedenis gekend. - Ten Broecke, inclusief de watermolen en Woelputte dus, werd geërfd door Bussaert van Munte, de kleinzoon van Jan 2 vanden Broecke, die alles in 1462 verloor aan Philips vanden Nieuwen-hove, zijn oom bij wie hij schulden had. - De heerlijkheid met 29 bunder grond werd nog voor 1468 overgenomen door Catharina (Katelyne) vanden Broecke, de halfzus van Elisabeth. - De geschiedenis van de windmolen heb ik in een ander boekje beschreven en is hier eigenlijk maar van bijkomstig belang. Periode 2 – 1477 – het gaat niet goed met ten Broecke. 1477 was een slecht jaar voor de mensen van hier. Dat jaar werd het Hof van Marselaer in de Bontestraat te Steenhuffel tijdens een oorlog tussen Vlaanderen en Brabant in de as gelegd om nooit meer te herrijzen; de dood van de Brabantse hertog Karel de Stoute in Nancy luidde het begin in van een wijdverspreide opstand van de steden tegen het centraal gezag. 1477 was ook een slecht jaar voor ten Broecke maar dat had niet veel met het voorgaande te maken. Of misschien toch wel... Want hertog-keizer Karel de Stoute was er niet meer om zijn oude vriend Philips van Nieuwenhove de hand boven het hoofd te houden toen die er van
145
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
beschuldigd werd om met de vingers in de kas van het district Leuven gezeten te hebben en in de staatsgevangenis van Vilvoorde opgesloten werd 220. Al de eigendommen van Philips die leengoed van het hertogdom Brabant waren werden aangeslagen en al dan niet openbaar verkocht. Aldus zijn het Hof ten Broecke en de Herbodinnemolen in 1477 de eigendom van de Gentenaar Jan Hasebijt en van 1502 tot 1514 die van zijn dochter Jozijne geworden. Dat heb ik in mijn ‘geschiedenis van ten Broecke en Groenhoven’ omslachtig beschreven Wat er met de leengoederen van het Land van Grimbergen gebeurde is minder gedocumenteerd. - De heerlijkheid met 29 bunder grond en 25 achterlenen, die al voor 1444 van het oorspronkelijke ten Broecke afgescheiden was, was daarom nooit de eigendom van Philips van Nieuwenhoven geworden maar behoorde nog altijd toe aan Katelyne vanden Broecke die ze al voor 1468 van haar veel oudere halfzus Elisabeth overgenomen had. Katelyne en haar man Philips van Werchteren hadden in 1477 al een volwassen zoon waar ik de voornaam niet van ken, een schoondochter, Christina vanden Leemputte, en een kleindochtertje die Berbelken van Werchteren heette 221. De opvolging en overerving was hier dus verzekerd. - Anders ging het met het Hof en het Goed te Woelputte, dat in 1477 wel degelijk de eigendom van Philips van Nieuwenhoven was, maar omdat het tot het Land van Grimbergen behoorde, door de hertogelijke rechtbank wellicht niet kon aangeslagen worden. Helaas gaat het oudste register van de Grimbergse leengoederen in Malderen maar tot 1487 terug. Een mogelijk verhef van Winter-poel tussen 1477 en 1487 heb ik dus niet gevonden. Maar er is wel een document dat ons een aanwijzing geeft van wat er kan zijn gebeurd. - Op 29 april 1493 erfde Johanna Prince, dochter van Hendrick, van haar grootvader Jan vanden Perre 1 bunder grond. In het leenboek 222 wordt op folio 18 verso expliciet vermeld dat dit grond was “als de voirs Jan vanden Perre van Philipse van Nuwenhoven in leene te houden plach daer Gielis van Duffle (de stadhouder van het land van Grimbergen van 1487 tot 1504) met daeghe ende daechsrechte met vonnisse der leenmannen des voirs Philips leenen by fauten van relieve in handen gesedt syn tot behoeff der kinderen van Grymbergen”. In de marge werd op een latere datum (ca 1517) bijgeschreven: “Deze partije is een achterleen daer aff tprincipael leen staende op jouffrouwe Katelyne vanden Broeck int franchijns boeck ... ende waernae tselve leen bij mijnen heere van ..... als heere van Grimbergen uytgegeven Adolve Herdinck rentmeester tslands van Zeelant ende bijden selven Adolve ten leene ontfangen.” Ofschoon deze tekst nogal moeilijk is meen ik er toch uit te begrijpen dat Philips van Nieuwenhoven, zelf hoofdleenman op ten Broecke en Woelputte, in 1477 ook 220
Hij zou er korte tijd later wel uit ontsnappen maar men heeft hem nooit meer teruggevonden. Dat blijkt uit een later verhef: “Van Jouffrouwe Berbelen van Werchtere die opten 7ten dach der maend van octobri anno 1517 aen Hector van Grymbergen als stadthoudere in presencien Jans de Hont, Kerstiaens vander Motten ende Aerts vander Linden ende meer andere als mannen van leene ontfaen heeft met B. den Permentier haren vremden momboir der selver metten rechte gelevert by doode jouffrrouwe Katelynen vanden Broecke haers groot moeders een besunderen volle leen gelegen inde prochie van Maldere in veele stucken dwelck voirtyten by Gielis van Duffle als stadthoudere vuytgesteld is geweest van thergeweyde”. - Bijzondere lenen van het Land van Grimbergen in Malderen en Steenhuffel1487-1522 – Familiearchief de Merode CA2796, folio 81 verso. Opmerking: Op 9 oktober 1517, 2 dagen later verkocht Berbele van Werchteren dit leen aan Adolf Herdinck, de rentmeester van Zeeland, Op 8 juli en 21 augustus van datzelfde jaar had die ook het hof ten Broecke met de watermolen van Josijne Hasebijt, de dochter van Jan, overgenomen. In dezelfde periode had hij ook de windmolern op de Malderheide gekocht. Daarmee was het oorspronkelijke goed ten Broecke grotendeels herenigd. Maar het Hof en het Goed van Winterpoel was daar niet meer bij. 222 Bijzondere lenen van het Land van Grimbergen in Malderen 1487-1522 – Familiearchief de Merode CA2796. 221
146
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
achterleenman was van Kathelijne vanden Broecke, onder meer van een bunder grond uit de al enkele keren eerder genoemde heerlijkheid van 26 bunder. Er wordt ook gezegd dat er tussen 1477 en 1487 geen nieuw verhef van dit achterleen gebeurde (wat had gemoeten aangezien Philips veroordeeld en spoorloos verdwenen was) en dat de stadhouder van het Land van Grimbergen ‘by fauten van relieve’ en na een vonnis in het Leenhof, dit achterleen dan maar aan de toenmalige pachter heeft gegeven. Er zijn in het bewuste leenboek nog enkele andere vergelijkbare voorbeelden te vinden, maar ik heb dit gekozen omdat de nieuwe achterleenman (voordien pachter van van Nieuwenhove) Jan vanden Perre heette. Winterpoel, dat Philips vanden Nieuwenhove niet als achter- maar als hoofdleenman bezat, moet dan logischerwijze door het leenhof van Grimbergen tussen 1477 en 1487 aan de toenmalige achterleenman overgedragen zijn. Die nieuwe hoofdleenman van Woelputte heette ... vanden Perre. Ik ken zijn voornaam niet maar hij was de vader van Daneel vanden Perre. Misschien was het wel de hierboven genoemde Jan. Periode 3 – 1477 tot 1542 – de families vanden Perre en Cimillon. De eerste leenman die we – na Philips van Nieuwenhove tot 1477 - met zekerheid aan het Hof te Woelputte mogen linken is Daneel vanden Perre. Die moet tussen 1440 en 1460 geboren. Hij overleed in 1506. Uit diverse plaatselijke bronnen weet ik dat hij (minstens) drie kinderen had die tussen 1465 en 1487 geboren werden. Dat waren 2 dochters, Lysbette (Elisabeth) en Jenneken (Joanna) en 1 zoon Jan die in 1500 nog kind was en die men Henneken noemde. Deze tak van de familie vanden Perre was verwant a) aan het echtpaar Gielis vander Meeren en Lysbette Waggels van wie Henneken in 1500 3 dagwand bos (soms ebbingen genoemd), ook al leengoed van Grimbergen, ontving, en b) met Jan vanden Vekene die bij deze schenking zijn meerderjarige neef (en bezetman) werd genoemd. De historiek van deze 3 dagwanden is aan de hand van het leenboek vrij goed te reconstrueren. Tot aan zijn dood, in 1489, waren ze, als leengoed van het Land van Grimbergen, de eigendom van Henric Waggels. Ze lagen aan het Cleyn Enbroeck (oude naam voor het Cleynbroeck op de Cruysheide ten oosten van Woelputte) waar Henric ook zijn stede had. Op 4 mei 1490 werden ze door zijn dochter Lysbette Waggels geërfd, en 10 jaar later, in 1500, door haarzelf en haar man Gielis vander Meeren aan Henneken (Jan) vanden Perre weggeschonken. Later kom ik er nog op terug.
Na de dood van Daneel deed (de intussen meerderjarig geworden) Henneken (Jan) vanden Perre het volgende verhef. Het leenboek van het Land van Grimbergen heeft dat als volgt ingeschreven 223: “Van Janne vanden Perre Daneels soene die opten 30ten dach der maent van meerte anno 1507 aen Janne vander Poorten als stadhouder in presencien Gielis Brauw, Jans de Hane ende meer andere als mannen van leene by doode Daneels syns vaders ontfaen heeft een hoff gelegen te Maldere geheten thoff te Woelputte voir een besundere volle leen.” Jan is niet lang leenman van Woelputte mogen blijven. Hij stierf eind 1508 of begin 1509. In het zelfde leenboek vinden we wat er daarna gebeurde 224 : “Van meesteren Silvestere Cimillon wettich man van Jenneken vanden Perre, dochter Daneels vanden Perre, die opten 23ten dach der maent van meye anno 1509 aen Janne vanden Heetvelde als stadthouder in presencien (niet ingevuld) by doode Jans vanden Perre haers brueders ontfaen heeft te leene 223
Bijzondere lenen van het Land van Grimbergen in Malderen en Steenhuffel 1487-1522 – Familiearchief de Merode CA2796, folio 50 verso. 224 Bijzondere lenen van het Land van Grimbergen in Malderen en Steenhuffel 1487-1522 – Familiearchief de Merode CA2796, folio 57 verso.
147
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
een volle leen in diversen plaetsen gelegen inde prochien van Malderen ende Lippeloo geheeten tgoet te Woelputte, daer toe behoirt bedrijff ende hofrecht van 26 mannen, datmen houdt in besunderen leene van mynen jonckere”. Dezelfde dag, 23 mei 1509, werden door en voor dezelfde personen ook de 3 dagwanden bos in het Cleynbroeck, in de buurt van de Waggels-hoeve, verheven. Omdat het leenboek maar tot 1522 gaat en ik het volgende nog niet heb gezien, weet ik niet wat er daarna met Woelputte gebeurde. Maar ik vond wel een interessant denombrement (aangifte van eigendom) 225. Het is niet gedateerd maar werd met zekerheid tussen 1540 en 1544 geschreven. “Jouffrouwe Marie Cimillon hout te leene vanden heere van Grimbergen in besondere leen de navolgende partyen ende de welcke sy tanderen tyden van Janne van Royen 226 heeft ontfangen by calegieringhe ende vernaerdinghe 227 vande coope dye joufrouwe Magdaleene Schats gedaen hadde teggen Adriaen Cimillon heure broeder. - Ierst een vollen leen, groot omtrent XII bunderen, met huyse, boygaerde, bosschen, beempden, wayen ende land, gelegen onder Malderen geheeten thoff te Woelffsputte, comende ter eendre syden aende Cruysheyde, ter anderen aen Hendric vander Straten goet, proest van Vorst, ter andere aen Daneels de Kersmaker goet, ter andere aande Lippeloo Heyde. Ende bedryff van XXVI mannen van leene, ende laetschap dye sy haer elcx tsjaers schuldich syn acht ..., vyff veertelen evene Brabants, een cappuyn, acht hennen ende eenen vyffschooff. - De selve hout noch in besondere leen vanden heere van Grimbergen drye dachwanden bosch gelegen binnen Malderen teghen tCleyn Enbroeck, comende metter 2 seyden in haer selffs goeden, 3der aen Steven Smoors stede. - De selve Marie Cimillon hout noch in besondere leene vanden heere van Grimbergen een gemet int Groot Enbroeck, ten eenre aen tgoed des Godshuys van Haffligem goet, 2der aen Loey Goossens goede. Ende dit dachwant es wisselmay teghen Peeters Versmissen dochter daer aldernaest liggende... Dit is de beste beschrijving die ik van het oude Woelputte gelezen heb. Tevens vernemen we in dit document dat Peeter de Bock toen de pachter van Woelputte was. Wat hebben we nog meer geleerd? 1. Dat Silvester Cimillon en Joanna vanden Perre minstens 2 kinderen hadden: - Adriaen - Marie 2. Dat Adriaen Cimillon Woelputte voor 1537 van zijn vader heeft geërfd. Ik heb zijn verhef van het eigenlijke Woelputte niet gevonden maar 228 op 23 februari 1513, toen hij nog minderjarig was, heeft Gielis de Zager in zijn naam al de 3 dagwanden bos in het Cleynbroeck ontvangen. 225
Algemeen Rijksarchief, familiearchief de Merode Westerlo, VM 299 en VM 430, leendenombrementen van Malderen vanaf 1440, lenen vann het Land van Grimbergen, gedigitaliseerd door J Michel Van der Elst, transcriptie: Louis De Bondt. 226 Volgens de zeer interessante en sterk aan te bevelen website www.de-meiseniers.be/index.html was Jan van Roye(n) drossaard-stadhouder van het Land van Grimbergen in 1537-1538. 227 “Calengieringhe en vernaerdinghe”: Bij de verkoop van een familiebezit aan een “vreemde” had ieder familielid het recht om zich tegen deze verkoop te verzetten en de koper terug uit te kopen. Deze vermelding lijkt er op te wijzen dat Woelputte in 1540 al behoorlijk lang in het bezit van de familie Cimillon was geweest. 228 In dat leenboek staat wel het volgende: “Van Philipse vanden Broecke die opten 6ten dach der maent van decembri anno 1513 aen Janne vanden Heetvelde als stadthoudere in presencien (niet ingevuld) als mannen van leene ontfaen heeft tot behoeff meester Jacops van Zakelem (Zeckele??) van Ghindt een besundere volle leen met chynse ende kuergoede geheeten thoff ende de goet te Woelputte gelegen te Steenhuffle. Ik ken echter geen goed in Steenhuffel dat Woelputte heet noch een Philips vanden Broecke. Dit vraagt om verder onderzoek
148
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
3. Dat Adriaen in 1537 of 1538 Woelputte aan een zekere joufrouwe Magdaleene Schats probeerde te verkopen. 4. Dat Marie Cimillon zich tegen deze verkoop verzette en – alleszins voor 1544 niet alleen de leenman van het Hof te Woelputte maar ook van de 3 dagwanden bos aan het Cleynroeck werd. NN vanden Perre Amant vanden Perre
Daneel vanden Perre ° 1440 à 1460 +1506
Elisabeth vanden Perre ° 1470 à 1480
Joanna vanden Perre ° 1470 à 1485 x voor 1509 Silvester Cimillon
Adriaen Cimillon ° 1495 à 1510
Marie(tte) Cimillon ° 1500 à 1510 + na 1540
Jan vanden Perre ° 1485 à 1487 +1508 à 1509
Nu had ik uiteraard graag iets meer over de familie Cimillon (soms Cimilloen) willen vertellen, maar het is mij niet gegeven. Want ofschoon deze eigennaam nog altijd bestaat heb ik op het hele Internet alleen een Pierre Cimillon gevonden die in 1430 griffier bij het Stadsbestuur van Rijsel was. Periode 5 – 1542 en later. Op 5 augustus van het jaar van haar denombrement (dus tussen 1540 en 1544) verkocht Marie Cimillon haar leengoed te Malderen aan haar gebuur Henric vander Straten, de proost van Vorst. We zijn haar daarna nog 1 keer in Malderen tegengekomen. In het cijnsboek van het Leenhof van Brabant van 1617, rijksarchief, rekenkamer 44.930, wordt zij als Mariette Civillon (sic) vermeld als aanpalende eigenaar van een stuk land van Niclaes Hofmans, een broer van Guilliam. Deze cijnsboeken liepen inzake ‘buurtbeschrijving’ doorgaans minstens een generatie achter. In 1602 werd Woelputte aangekocht door jonker Guilliam Hoffman, waarschijnlijk een zoon van Philips Hoffmans en Anna de Bonnart van het naburige Hof te Melis 229. Vanaf 1621 waren Peeter Verheyden en Catharina Marissens zijn pachters op Woelputte. In 1634 werd Guilliam opgevolgd door Andreas Hoffmans d’Alverado, de zoon van zijn zuster Charlotte, die ook heer van Melis was. Daarna zijn de eigenaars van het kasteel van Melis ook de eigenaars van Woelputte gebleven.
Bijlage 3f – de Hoven van Marselaer. Voor de geschiedenis van de Hoven van Marselaer, die in meerdere dorpen gelegen waren, verwijs ik naar een afzonderlijke bijdrage.
Einde 229
In het cijnsboek van Malderen van 1617, Rijksarchief, rekenkamer 44.930, wordt nog een Mariette Civillon (sic) vermeld als aanpalende eigenaar van een stuk land van Niclaes Hofmans, een broer van Guilliam. Deze cijnsboeken liepen inzake ‘buurtbeschrijving’ doorgaans een generatie achter.
149
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
Inhoud Vooraf Periode 1 – Ten Broecke – 1230-1556 1. Wouter van den Broecke 2. Willem van Ursene dictus van den Broecke 3. Gillis van Ursene dictus van den Broecke en Adelise 4. Hendrik 1 van Ursene dictus van den Broecke, Elisabeth van Marselaer en Catharina Baeckx 5. Jan 1 van Ursene dictus van den Broecke 6. Hendrik 2 van Ursene dictus van den Broecke en Elisabeth Pipenpoy 7. Jan 2 van Nursen dictus van den Broecke 8. Bussaert van Munte De laatste van den Broecke’s in Malderen Bussaert van Munte op het Hof ten Broecke De identificatie van Bussaert van Munte De identificatie van de moeder van Bussaert van Munte (Yolente van den Brouke) Bussaert van Munte op het Hof ten Broecke bis 9. Philips van Nieuwenhove en Margriete van der Meeren Over Philips van Nieuwenhove en Margriete van der Meeren De Brusselse carrière van Philips van Nieuwenhove Het Brusselse Waterloo van Philips van Nieuwenhove Een eerste rehabilitatie Margriete van Voorspoel uit Londerzeel Margriete van Voorspoel en een ontvoerder uit Malderen Was geld de aanleiding voor de ontvoering van Margriete van Voorspoel? Een plaats vooruit en dan terug naar de gevangenis De oude dag van Philips van Nieuwenhove 10. Jan Haesbyt De afkomst van Jan Haesbyt Jan Haesbyt wordt wees Een aantal veronderstellingen 11. Josijne Haesbyt en Willem van Merendrée 12. Adolf Herdinck en Clara van Everslage De afkomst van Adolf Herdinck Herdinck in Malderen: der hereniging van het oude van den Broecke patrimonium De carrière van Adolf Herdinck 13. Thibaut Cotereau en Adriana van Themseke De familie (de) Cotereau Thibaut Cotereau Het dubbelleven van Thibaut Cotereau Periode 2 – Groenhoven – 1556-2010 14. Boudewijn le Cocq en Margaretha de Gortere De goede afkomst van Boudewijn le Cocq Boudewijn le Cocq, het water van Zeeland en de grond van Malderen Boudewijn le Cocq en de bijnaam van de Gentenaars Boudewijn le Cocq en de ketters Boudewijn le Cocq, een krat wijn en de universiteit van Douai Boudewijn le Cocq is een onbeschofte bemoeial Een moordenaar in de familie De opvolging van Boudewijn le Cocq 15. Pierre le Cocq en Catharina Materne gezegd de Wijts Pierre le Cocq versus de ketters van het Westkwartier De ketters versus Pierre le Cocq Pierre le Cocq naar Douai en Malderen Pierre le Cocq naar Malderen Pierre le Cocq en Oudenhove in Londerzeel Pierre le Cocq en zijn niet zo heel rustige oude dag 16. Boudewijn 2 le Cocq en Françoise de la Kethulle Over de schoonfamilie van Boudewijn 2 le Cocq Boudewijn 2 le Cocq, miskend in Malderen
150
4 7 9 10 12 13 14 15 16 17 17 20 20 22 24 25 25 26 26 27 28 29 30 30 32 34 34 35 36 37 39 39 40 42 47 47 49 49 52 54 54 55 55 57 57 58 59 60 62 62 65 67 67 67 68 70 70 72
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Louis De Bondt
De opvolging van Boudewijn 2 le Cocq 17. François le Cocq en Anna Isabella Damman De pest op Groenhoven Een woordje over de heerlijkheid van Oudenhove te Londerzeel Het gezin van François le Cocq 18. Boudewijn 3 le Cocq en Franchoise de Lathem Een moeilijke opvolging Het gezin van Boudewijn 3 le Cocq Boudewijn 3 le Cocq wordt heer van Ramay en Schilthoven Boudewijn 3 le Cocq verhuist naar Humbeek... En blijft nog 10 jaar ruzie maken met zijn gebuur in Malderen Het ‘raadsel’ Liefkensrode 19. Cosmas le Cocq en Petronilla Anna Carolina de Schietere Wie woonde er op het Groenhof in 1648? 20. Cosmas Cyprianus le Cocq 21. Carolus le Cocq 22. François Joseph le Cocq 23. Jacobus Franciscus le Cocq en Barbe Jacqueline de Varick De voormalige goederen van het Hof ten Broecke in 1719 Jacobus Franciscus le Cocq herenigt het familiepatrimonium 24. Carolus Balduinus le Cocq en Theresia Carolina de la Tour de St.-Quentin Het Groenhof vanaf 1719 25. Philippe François Albert de Vicq, Albertine Constantine Gh. de Ruysschen en Henriette Josephe Gh. de Vicq Wie heeft omstreeks 1760 het Groenhof gekocht? Waarom is het Groenhof omstreeks 1760 van eigenaar veranderd? De opvolging van Philippe François Albert de Vicq 26. Groenhoven tussen 1755 en 1813 27. Cathérine Josephe Thérèse Ghislaine van der Fosse, weduwe van Antoine Alphonse Hyacinthe de Beughem 28. Antoine Alphonse Ghislain de Beughem en Caroline de Géradon De familie de Beughem-de Géradon en het gemeentelijk onderwijs Antoine Alphonse Ghislain de Beughem en de armen Drie tamelijk onbelangrijke wetenswaardigheden 29. Jean Frédéric Auguste de Penaranda de Franchimont en Emilie Thérèse Louise Ghislaine de Beughem De familie de Penaranda de Franchimont Het gezin van Jean Frédéric Auguste de Penaranda de Franchimont 1863 - Jean Frédéric Auguste de Penaranda de Franchimont wordt geen heer van Zandvoorde O.L.V. van Halle heeft Emilie de Beughem in 1865 niet van de dood gered 1869 - Jean Frédéric Auguste de Penaranda, gemeenteraadslid in Malderen Jean Frédéric Auguste de Penaranda in het archief van Malderen Veel schoon volk in Malderen op 30 april 1886 Het liefdadigheidswerk van Jean Frédéric Auguste de Penaranda de Franchimont 30. Charles François Ghislain de Penaranda de Franchimont en Paula Ghislena Maria Josephina Jooris (Marie) Charles François Ghislain de Penaranda de Franchimont Charles François Ghislain de Penaranda, de jager Charles François Ghislain de Penaranda, de bouwer Charles François Ghislain de Penaranda, gemeenteraadslid en schepen Het Groenhof tijdens de eerste wereldoorlog De carrières van Charles François Ghislain de Penaranda en zijn vrouw nà W.O.I. 31. Union Financière et Terrienne Anvers 32. Johannes Carolus Janssens en Anne Marien Coucke 33. S.V. Foresta 34. Albert Libert Hanikenne en Germaine Pauline Bernard 35. Hendrik Seghers Bijlage 1 – De mensen van en op Groenhoven Mensen van Groenhoven als doopgetuige in Malderen De pachters van de kasteelhoeve De Jacht- en boswachters van Groenhoven Bijlage 2 – Het patrimonium van Groenhoven De bouwfasen van het Groenhof-kasteel De Heidemolen De Herbodinnemolen
151
73 75 75 76 76 78 78 79 80 80 82 83 84 85 90 91 93 94 94 95 96 97 100 100 101 102 103 104 107 108 109 110 111 111 113 113 114 115 115 116 116 118 119 119 120 120 121 122 123 123 123 123 124 127 127 128 130 131 132 132 134
Ten Broecke en Groenhoven- Het kasteeldomein te Malderen (1230-2013) – 2019
Bijlage 3 – De buren van Groenhoven Het Hof ten Damme Het Gravenkasteel Het Hof te Winterpoele Het Hof te Melis Woelputte De Hoven van Marselaer Inhoud
Louis De Bondt
135 136 138 140 142 143 148 149
152