Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Auteur:
Louis De Bondt
Lay-out:
Louis De Bondt
Louis De Bondt
Omslagfoto: Gemaakt door “Armynius” en te vinden op de site panoramio.com Gedrukt bij:
CreateMyBooks
Overname is toegestaan mits vermelding van de titel van dit boek en de naam van auteur en uitgever.D/2019/L. De Bondt.
2
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Het domein en de heerlijkheid van
Drietoren te Londerzeel 1100 – 2000
hun opeenvolgende eigenaars en hun aandeel in 900 jaar Brabantse geschiedenis
door
Louis De Bondt
3
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Enkele praktische dingen vooraf Het domein Drietoren te Londerzeel heeft altijd een speciale plaats in Londerzeel ingenomen a) omdat de zetel ervan echt aan de buitenkant van de gemeente lag en b) omdat het tijdens het Ancien Regime slechts kort tot de “Parochie en Heerlijkheid van Londerzeel” heeft behoord. Behalve wat losse verhaaltjes bestaat er bij mijn weten nog geen totaaloverzicht van de geschiedenis van dit in Brabant gelegen leengoed van de Graaf van Vlaanderen. Dit onderzoek – dat zeker nog niet af is - probeert daar enigszins aan te verhelpen. Vanzelfsprekend heb ik daarbij een beroep gedaan op het werk dat al door anderen werd verricht. Behalve in de originele bronnen was vooral bij volgende auteurs veel informatie te vinden: - Alphonse Wauters–Histoire des environs de Bruxelles, deel 5, blz. 261-272. - Marcel Slachmuijlders–De Kroniek van Londerzeel, 1998. - Marcel Slachmuijlders–Diverse transcripties van Cijns- en Leenboeken. - Gaston Roggeman–Bewerking van de Schepengriffie van Londerzeel. - Robert De Roeck–Bewerking van het Kadaster van Londerzeel 1836-1920. - Stichting Verenigde Booten-www.verenigdebooten.nl. - Louis De Bondt–Transcriptie hedendaags gemeente-archief van Londerzeel 1820-1914 - Tim Krooneman – Bijdragen over de familie Jaersma op zijn website. - Simon Wierstra– Bijdragen over de familie Jaersma op zijn website. Minder frequent gebruikte bronnen worden naar best vermogen in de tekst vermeld. Ook op het Internet werden vele (vooral genealogische) gegevens gevonden. Daar waar dezelfde dingen op verschillende sites te vinden zijn en de oorspronkelijke bron niet duidelijk is, heb ik ze niet afzonderlijk vermeld. Mochten er daarom mensen zijn die hun oorspronkelijk werk in deze studie menen te herkennen en hun naam niet aantreffen in de bronverwijzingen, dan kunnen ze dat hier kenbaar maken. Over de schrijfwijze van de eigennamen. 1) Ik heb er naar gestreefd om in de mate van het mogelijke de originele eigennamen te gebruiken. Het is niet omdat onze 19de eeuwse geschiedschrijvers alle patroniemen consequent moesten verfransen, dat die ook de juiste zijn. 2) Waar ik andere auteurs citeer heb ik uiteraard hun versie behouden. 3) Zelfs in de originele archiefstukken zijn echter meerdere varianten voor eenzelfde naam te vinden. Omdat deze studie ook digitaal aangeboden wordt en om de kans op slagen van de gebruikte zoekrobots te vergroten heb ik deze alternatieven in de tekst verwerkt. Na een algemene inleiding over de vroegste geschiedenis en de feodale toestand van grootLonderzeel voor 1400 en na enkele feodale begrippen uitgelegd te hebben, zal ik de geschiedenis van Drietoren in functie van de opeenvolgende eigenaars proberen uit te leggen. Na de naam van iedere nieuwe eigenaar staan 3 - soms 4 - jaartallen. Het eerste is het (vermoedelijke) jaar van zijn of haar geboorte, het tweede is het jaar waarin hij of zij vermoedelijk de eigenaar van Drietoren werd, het derde is het jaar waarin hij of zij als eigenaar werd opgevolgd. Het vierde tenslotte is het jaar van overlijden als dat van het derde verschillend is. Drietoren is de meest recente naam voor het domein dat we in oudere geschriften ook als Asschreyane, Asscherayen, Ursene en Drie Torren tegenkomen.
4
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Vooraf 1 Verklaring van enkele feodale begrippen In de middeleeuwse teksten zitten begrippen die voor mensen uit het “leenroerig tijdvak” geen uitleg nodig hadden maar die wij – intussen al meer dan 200 jaar verder geëvolueerd – niet zo evident meer vinden. Daarom deze summiere, onvolledige en mogelijk niet helemaal correcte uitleg zoals ik die zelf uit talloze oude doorsnuffelde papieren heb menen te begrijpen.
Het middeleeuwse concept ‘Bezit’. In de middeleeuwen was het eigendomsrecht nooit absoluut en was het belangrijk om het exacte statuut te kennen van hetgene dat men meende te ‘bezitten’. Dat statuut kon dat van een allodium, van een leengoed, van een pachtgoed of van een cijnsgoed zijn. In functie van de waarnemer kon dezelfde eigendom bovendien verschillende statuten hebben. Zo kon een leenman een stuk grond van zijn leenheer als leengoed houden en dezelfde grond aan een derde als cijnsgoed verpachten. Een allodium was de meest ‘volmaakte’ vorm van eigendom “waar enkel God en de zon het voor het zeggen hadden”. De eigenaar had aan niemand op aarde rekenschap af te leggen. Bij overdracht moesten er geen speciale formaliteiten worden vervuld of een overdrachttaks betaald. Er moest met andere woorden geen ‘verhef’ gebeuren. Leengoederen waren eigendommen (meestal al dan niet bebouwde gronden maar het konden ook privileges of schuldbewijzen zijn) die door hun verschillende eigenaars (de leenmannen) onder één beschermende koepel, het leenhof of feodaal hof, waren samengebracht. In de eerste plaats was het feodaal hof een militair verbond, bedoeld om krachtiger te kunnen reageren als de eigendom van één der deelnemers bedreigd of aangevallen werd. Snel heeft deze koepel ook de administratieve en juridische bevoegdheden over de aangesloten gebieden naar zich toe getrokken. Aan het hoofd van een leenhof stond een heer die door een hele administratie geholpen werd. Ofschoon hij niet zomaar van leenheer en leenhof kon veranderen, bleef de leenman dus altijd de volle eigenaar van zijn leengoed. In ruil voor de militaire en bestuurlijke hulp werd (alleen) van hem verwacht: - Om de eed van trouw aan de leenheer af te leggen. - Om één keer in zijn leven een "heergewaad" te betalen (dat was een kledingstuk of hulpmiddel om in het "heer" of leger te gebruiken. Aanvankelijk was dat meestal een harnas en eventueel een paard of een tent, later werd dat door een geldbedrag, de eerste vorm van de successie- en overdrachtsrechten, vervangen. - Om bij gewapend conflict de leenheer met een aantal manschappen bij te staan. De eerste twee verplichtingen werden vervuld telkens wanneer een leengoed van eigenaar veranderde. Dat gebeurde uiteraard bij iedere verkoop maar veel vaker door erfenis nà een sterfgeval. Men sprak dan over... het verhef. Dat gebeurde voor het het feodaal hof, voorgezeten door een vertegenwoordiger van de leenheer, gewoonlijk diens stadhouder of rentmeester, en met een aantal leenmannen als getuigen. Tot 1534 (en gedeeltelijk ook nog daarna) hadden volgende leenhoven hier veel leengoederen liggen: het Leenhof van het Hertogdom Brabant, het Leenhof van het Land van Grimbergen en het Leenhof van het Land van Dendermonde. Bij ieder verhef werd een persoon – de sterfman – aangeduid wiens overlijden het tijdstip van het volgende verhef bepaalde. Dat hoefde dus niet de nieuwe leenman te zijn. Om dat tijdstip
5
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
(en de daaraan verbonden kosten) zo lang mogelijk uit te stellen werd daarvoor dikwijls de jongste zoon of de jongere vrouw van de leenman gekozen. Dat mocht… Een “sterfman, sterfwijf of sterfvrouwe” hoefde immers niet rechtsbekwaam te zijn. Voor het stellen van alle handelingen waarvoor die rechtsbekwaamheid wèl nodig was, werd ook een bezetman of dienstman aangesteld. Deze bezetman was dus nooit een vrouw of een minderjarig kind. Ingeval de sterfman nog “onbejaard” (minderjarig) was, legde de bezetman de eed af bij het feodale hof. Waar deze bezetman aanvankelijk in de eigen familie of bij de pachters gezocht werd, komt men in de 18de eeuw dikwijls een notaris of zaakgelastigde als bezetman tegen. Vanzelfsprekend kon een meerderjarige mannelijke sterfman tegelijk ook bezetman zijn. Keurgoederen - Sommige goederen waren, behalve aan de gewone verhefformaliteiten, ook nog eens onderworpen aan het betalen van een “keur”. Dat was niet iets om naar uit te kijken. Eigenlijk bestond die keur uit “het beste pand”. Dat betekende dat de keurhouder, die niet de leenheer hoefde te zijn en dat doorgaans ook niet was, het recht had om bij iedere overdracht van het keurgoed (door het overlijden van de vooraf aangeduide “sterfman” of door verkoop) het beste object (een meubel of een paard bijvoorbeeld) op te eisen. In barbaarsere tijden kon dat ook de mooiste dochter zijn, maar doorgaans werd in plaats van het beste pand een vooraf vastgesteld geldbedrag afgesproken. In Londerzeel was dat meestal gelijk aan 3 jaar cijns. Cijnsgoederen waren en bleven – in tegenstelling tot leengoederen - de eigendom van de grootgrondbezitter of de heer. Ze werden tegen een jaarlijks te betalen cijns, meestal aan een erfpachter, uitgeleend. Dat betekende in de praktijk dat die erfpachter/gebruiker, zolang hij de cijns betaalde, zich als de echte eigenaar kon gedragen: hij kon het cijnsgoed verkopen of door zijn nakomelingen laten erven. Aan cijnsgoederen waren geen directe militaire verplichtingen verbonden. Onrechtstreeks soms wel, maar daar ga ik niet op in. In de cijnsboeken van Drietoren wordt zowel over Cijnsgoederen als over Huur- of pachtgoederen gesproken. Het onderscheid is subtiel en ik heb het verschil niet helemaal begrepen. Het lijkt mij echter dat een huurgoed niet voor een onbepaalde periode maar slechts voor een beperkt aantal jaren (meestal 3 jaar) werd verpacht. Uiteraard kon deze termijn daarna worden verlengd. Een cijnsgoed van Drietoren werd voor een langere tijd aan een zogeheten “erfpachter” verhuurd en meestal ging de huur over van vader op zoon of een andere erfgenaam. De notariële en juridische aangelegenheden binnen een (liefst) aaneengesloten gebied van leen-, keur- en cijnsgoederen van dezelfde heer werden gewoonlijk geregeld door een plaatselijke Schepenbank (ook Vierschaar genoemd maar dan vooral bij het behandelen van criminele feiten). Haar meier en schepenen werden benoemd door de heer. De bevoegdheden waren onderverdeeld in laag-, midden- en hoog gerecht. Sommige banken hadden alleen het laaggerecht en moesten zich voor belangrijke kwesties tot hogere banken richten. De heer van de schepenbank van het dorp van Londerzeel was de heer van Grimbergen. Meier en schepenen werden door de heer van Grimbergen benoemd. Deze bank was aanvankelijk alleen bevoegd voor materies inzake laag- en middengerecht. Ernstiger zaken werden door het Leenhof van het Land van Grimbergen afgehandeld. Asscherayen of Dietoren had, zoals ik al schreef, een heel ander statuut. Zijn ‘bank’ was niet aan het Land van Grimbergen maar aan het Leenhof van het Land van Aalst onderhorig. Steenhuffel, dat voor een groot deel leen- en cijnsgoed van de Hertog van Brabant was, had al voor 1228 een hertogelijke Schepenbank. In 1248 werd die zelfs tot een hoofdbank verheven en werd ze ook bevoegd voor de hertogelijke domeinen die zich in Malderen, Lippelo, Liezele, Oppuurs (en zelfs een stukje van Buggenhout) bevonden. Ze is dat tot 1559 gebleven. Soms werden delen van het werk van een schepenbank door een heerlijkheid overgenomen.
6
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Een heerlijkheid was een gebied (niet noodzakelijk een grondgebied) waarvan de leenman van zijn heer – uit erkentelijkheid of gewoon omdat die geld nodig had – een aantal privileges alias heerlijke rechten gekregen had. Doorgaans bestonden die erin dat hij via een eigen bank (laathof), alle (of sommige) overdrachten en geschillen binnen zijn gebied zelf mocht regelen zonder daarmee naar de plaatselijke schepenbank te moeten gaan 1. Een heerlijk laathof had een meier en enkele mensen die hem assisteerden. Dezen werden door de leenman/eigenaar van de heerlijkheid benoemd en uit zijn best opgeleide laten of erflaten gekozen. Zetelen konden die pas na het afleggen van een eed waardoor ze gezworen laten of erflaten werden. Een heerlijkheid had zelf het statuut van leengoed en ressorteerde als zodanig onder een feodaal hof. Bij elke overdracht ervan moesten bij dat feodale hof de verhefformaliteiten en verplichtingen worden gerespecteerd. Op het grondgebied van Steenhuffel (dat heb ik het nauwkeurigst onderzocht) heb ik meer dan 30 verschillende heerlijke laathoven gevonden. Doorgaans werden die genoemd naar hun eigenaar en in de loop der eeuwen hebben ze dus verschillende namen gekregen. Meer details in de ‘Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel’. Drietoren was zo’n heerlijkheid die aan het Land van Aalst rapporteerde. Naast een laathof, was er ook een leenhof aan verbonden omdat het ook eigen leengoederen bezat. Dat leenhof werd door een eigen rentmeester (ook stadhouder) en leenmannen beheerd.
Het middeleeuwse concept ‘Belasting’. In hetgeen voorafging hebben we al enkele belastingsvormen aangetroffen. Het Heergewaad (ook Hergeweyde) was de overdrachtstaks of het successierecht dat de leenheer kreeg als een leengoed van eigenaar (of beter van sterfman) veranderde. De cijns, pacht of huur was eigenlijk geen belasting maar de jaarlijkse vergoeding voor het gebruik van een eigendom. Deze vergoeding kon een bedrag in geld, een betaling in natura of meestal een combinatie van beide zijn. Op landbouwgronden werd dikwijls een ‘schoofrecht’ geheven en dan werden ze schoofgoed genoemd. In dat geval moest de pachter aan de verhuurder bij iedere oogst een deel van de opbrengst betalen. Die opbrengst bestond al naargelang uit iedere derde, vijfde, tiende of twintigste schoof. In de latere middeleeuwen werden deze schoven dikwijls door een overeenkomstig geldbedrag vervangen. Ook bij de Tiendenheffing moest de pachter een deel van zijn oogst afstaan. In dit geval ging het evenwel niet om een normale betaalvergoeding maar om een echte belasting. Deze heffing (die oorspronkelijk bestond uit het deponeren van één tiende van de oogst in een voor dit doel gebouwde tiendenschuur) is wellicht de oudste vorm van belasting die we in Europa kenden; ze bestaat al sedert de 8ste eeuw. Aanvankelijk kwam ze alleen “sociale” bestemmingen ten goede en diende ze voor de armenzorg, het onderhoud van de kerk en het levensonderhoud van de pastoor. De ontvangers waren dan ook doorgaans de pastoor en de kerk, later ook het bisdom of een abdij. Nog later kon dit ‘hefrecht’ (evenals een schoofrecht) verhuurd en zelfs verhandeld worden. De zogeheten Tiendenpachter mocht dan de tienden innen en houden mits de normale begunstigde de overeengekomen huurprijs te betalen, waardoor de tiendenheffing (of het schoofrecht) eigenlijk een cijnsgoed werd. Door de verkoop van deze rechten tegen een éénmalig te betalen bedrag werden ze als leengoed beschouwd en was bij iedere overdracht een nieuw ‘verhef’ vereist. Het voorwerp van de tiende was bepalend voor de naam die men er aan gaf. Zo kende men de Vleestiende en de Vruchtentiende.
1
Over Vrijheden (Merchtem bijvoorbeeld) en Vrijheerlijkheden (zoals Opdorp), die hun eigen specifieke privilegies hadden, zal ik het hier gemakshalve niet hebben.
7
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Vanaf de 16de eeuw werd in onze streken ook over de Tiende Penning gesproken. In 1543 werd een eerste versie door Maria van Hongarije, zus van Karel V en landvoogdes der Nederlanden, ingesteld. Het was een belasting van 10 % op de inkomsten uit vermogen. Ze werd geheven in de jaren 1543, 1544, 1553, 1556 en 1564. Het register van de Tiende Penning van het Land van Grimbergen is bewaard gebleven en ik heb er veel nuttige informatie in gevonden. Niet zozeer over Drietoren (dat zoals gezegd – behoudens enkele kleinere gronden - geen deel van het Land van Grimbergen was) maar wel over andere Londerzeelse eigendommen. In 1569 werd door de nieuwe landvoogd Fernando Alvarez de Toledo, hertog van Alva, de definitie van de Tiende Penning drastisch gewijzigd. Voortaan was het een belasting van 10 % op de verkoop van alle roerende goederen (voedsel, drank, kleding enz.). Deze maatregel heeft de al in 1566 met de Beeldenstormen begonnen troebelen ernstig aangewakkerd en kan als een directe aanleiding beschouwd worden voor de opstand tegen Spanje die 80 jaar later tot de definitieve scheiding tussen de noordelijke en de zuidelijke Nederlanden heeft geleid. De Tiende Penning van Alva werd in de praktijk nooit geheven maar “gelukkig” hebben we daarvoor in de plaats al lang een “Belasting over de Toegevoegde Waarde” gekregen. De Keur: een bij elke overdracht van een keurgoed éénmalig verschuldigd bedrag, bestaande uit het ‘beste pand’ en in Steenhuffel meestal vervangen door het equivalent van 3 jaar cijns.
De middeleeuwse bronnen en hun beperkingen. De verrichtingen van al de hierboven genoemde instanties werden, liefst nauwkeurig, door een griffier bijgehouden. Dikwijls was dat een notaris omdat die mensen konden lezen en schrijven. Van alle transacties werd een mooie, soms op perkament, geschreven akte aan de betrokkenen meegegeven en werd de inhoud daarvan haastig in een register neergekrabbeld. Veel van die registers zijn gelukkig bewaard gebleven. - De schepenregisters van de Schepenbank. - De leenboeken van de leenhoven. - De cijnsboeken van een laat- of cijnshoven. Het was niet simpel om in de middeleeuwen een beetje eigendom te hebben of te willen hebben. Zelfs wanneer men van iemand een kleine lening overnam (de omvang van het bedrag had geen belang), en als voor die lening verschillende leen- en of cijnsgoederen van verschillende cijns- en of leenhoven waren gehypothekeerd, dan moest dat bij al die leen- en cijnshoven en in al die leen- en cijnsboeken apart worden ‘gegoed’ en geregistreerd. Daarbij moesten de betrokkenen (koper en verkoper) telkens aanwezig zijn. Mensen die, om intellectuele redenen, of omdat ze niet in de nabijheid woonden, gehinderd of verhinderd waren, mochten bij een plaatselijke notaris aan een zogeheten procuratiehouder volmacht geven om dat in hun plaats te doen. Elke bank had enkele eigen, vaste procuratiehouders. Vandaar de grootste beperking waarmee ik bij mijn opzoekingen werd geconfronteerd. Een belangrijk domein bestond bijna altijd uit een verzameling van eigendommen met een verschillend feodaal statuut en die bovendien onder meer dan één feodaal hof ressorteerden. Vooral in grensgebieden, zoals het onze, was dat laatste het geval. Eén bron geeft nooit een volledig beeld. Zelfs niet over Drietoren. De geschiedenis van dit domein werd al eerder, te beginnen met Alphonse Wauters, archivaris van het Brabants archief, in het kort geresumeerd. Helaas hebben die mensen zich bijna uitsluitend op de leenboeken van het Hertogdom Brabant moeten baseren. Nu intussen ook wat materiaal van het Land van Grimbergen en het Land van Dendermonde opgedoken is, zijn verrassingen daarom niet uit te sluiten. We zullen zien ...
8
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Vooraf 2 Het begin van onze geschiedenis De gebeurtenissen in dit deel van het Hertogdom Brabant zijn pas vanaf 1100 een beetje gedocumenteerd. Wat voordien gebeurde werd ofwel niet opgeschreven of ging met het passeren van de Noormannen verloren. Twee “nieuwe” fenomenen zouden van dan af de volgende 7 eeuwen van onze lokale geschiedenis voor een belangrijk deel mede bepalen.
Eerste aanzet tot een stabiele bestuurlijke organisatie (1000-1100) Op bestuurlijk gebied behoorde onze streek, na de verdeling van het enorme rijk van Karel de Grote (Verdrag van Verdun, 842) tot het gebied dat aan diens oudste zoon Lotharius werd toegewezen en dat we sedertdien als Lotharingen hebben leren kennen. Het strekte zich aanvankelijk uit van Noord-Italië tot Friesland en lag tussen het rijk van zijn broers Karel de Kale (het grootste deel van Frankrijk en het westelijk deel van België) en Lodewijk de Duitser (alles ten oosten van de Rijn). Al snel viel dit grote rijk op zijn beurt uiteen in Noord-Italië, Bourgondië en Lotharingen. In 959 werd Lotharingen verder opgedeeld in de zelfstandige hertogdommen Opper- en NederLot-haringen. Dat laatste omvatte het huidige België (maar zonder Vlaanderen) en Nederland. Binnen dit gebied ontstonden diverse graafschappen. In de 11de eeuw werden de graafschappen Leuven, Ukkel-Brussel en het markgraafschap Antwerpen samengevoegd en ontstond de kern van Brabant. De administratieve zetel van dit gebied was Leuven. In 1106 lukte het de toenmalige graaf van Leuven en landgraaf van Brabant, Godfried I, om zich hertog van Neder-Lotharingen te laten noemen. In de praktijk werd zijn macht en die van zijn opvolgers echter tot de hierboven genoemde gebieden (Brabant en Antwerpen) beperkt. Hoe dan ook ontstond zo het hertogdom Brabant dat – na in 1288 nog het grootste deel van Limburg (Loon) te hebben geïncorporeerd - tot aan de Franse revolutie behoorlijk stabiel zou blijven. Kaarten uit Wikipedia en www.thuisinbrabant.nl
9
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Staatkundige indeling. Om te beginnen lagen alle deelgemeenten van wat nu groot-Londerzeel heet (L op de vorige kaart) in het hertogdom Brabant, maar wel aan de buitengrens ervan. Terwijl de hertogen vanuit het verre Leuven regeerden, hadden de heren van Grimbergen, vazallen van de hertog, hun invloed in Noordwest-Brabant aanzienlijk weten uit te breiden. In 1126 hadden ze met de stichting van de abdij van Grimbergen bovendien een rechtstreekse geestelijke concurrent voor de nog jonge hertogelijke abdij van Affligem in het leven geroepen. De tijd was rijp om zich met hun wingewesten van het hertogdom af te scheuren. De poging die ze daartoe ondernamen wordt de Grimbergse oorlog genoemd. Hij duurde van 1139 tot 1159. De heren van Grimbergen (de Berthouts) verloren de strijd maar waren daarmee allerminst definitief verslagen. Ofschoon ze aan de hertog van Brabant onderhorig waren, behielden ze grote privileges en zouden ze nog 5 eeuwen lang plaatselijk een zeer grote invloed hebben. Zowel de hertogen van Brabant als de heren van Grimbergen hadden hun eigen vazallen. Soms kregen die, vanwege bewezen diensten of om hen te vriend te houden, bepaalde privileges. Zo ontstonden de zogeheten “heerlijkheden” waar de plaatselijke vazal of heer in min of meerdere mate een autonome bestuursbevoegdheid had. Deze vrij ingewikkelde feodale structuur resulteerde in volgende bestuurlijke indeling van onze streek. Het hertogdom Brabant was ingedeeld in zogeheten meierijen: Gaasbeek, Rode, Kampenhout, Vilvoorde, Asse, Kapelle-op-den-Bos, Grimbergen, Merchtem... Het grondgebied van de huidige fusie-gemeente Londerzeel was (enkele gebieden waarbij Drietoren uitgezonderd) over de meierijen van Grimbergen en Merchtem verspreid. Vanaf 1251 zagen die er uit als volgt: De meierij van Merchtem had 7 schepenbanken. Twee ervan hingen af van een heerlijkheid (Wemmel en Blaasveld); de 5 andere erkenden exclusief de autoriteit van de hertog: dat waren: Jette (waarbij Ganshorenn Relegem, Zellik, Kobbegem, Hamme, Bever en Heembeek), Wolvertem, Merchtem (de Vrijheid), Merchtem buiten de poorten, en Steenhuffel (waarbij Malderen, Lippelo, Liezele en Oppuurs). Het Land van Grimbergen had 9 schepenbanken waarvan er 7 exclusief aan de Berthouts (heren van Grimbergen) gehoorzaamden. Dat waren: Grimbergen (inclusief Strombeek), Borcht, Beigem, Brussegem (met Oppem en Ossel), Eppegem, Tisselt en Londerzeel (het dorp). In Meise moest de heer van Meise (leenman van de Berthouts) zijn macht met de heer van Boechout (een vazal van de hertog) delen. In Buggenhout bezat een vazal van de Berthout’s eveneens een heerlijkheid met een eigen hooggerecht. In geval van oorlog moesten onze dorpen manschappen, karren en tenten leveren. In dergelijke gevallen sloten de minder belangrijke heerlijkheden zich bij de naburige schepenbank aan. Aldus sloot de heerlijkheid van Blaasveld zich aan bij Steenhuffel en die van Wemmel bij Jette. De gebieden en de bevoegdheden die door de bovengenoemde schepenbanken bestreken werden, waren verre van homogeen. Naast de bevoegdheid om alle “notariële en administratieve” handelingen te verrichten was bijvoorbeeld de hertogelijke schepenbank van Steenhuffel ook bevoegd voor het hoog-, midden- en laaggerecht. Ze mocht dus uitspraken doen in alle juridische zaken op het haar toegewezen grondgebied. Andere banken moesten zich voor de ernstige vergrijpen tot een hogere instantie wenden. Daarnaast waren er nog een aantal enclaves waar noch de hertog noch de heer van Grimbergen noch hun schepenbanken noch hun vazallen ook maar iets te zeggen hadden. Vooral de heren van Dendermonde, vazallen van de graaf van Vlaanderen, hadden van oudsher nogal wat eigendommen en leenmannen in dit grensgebied.
10
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Territoriale indeling. Hierna probeer ik een overzicht te geven van de de grondverdeling binnen Londerzeel, Malderen en Steenhuffel. De referentieperiode is hier het jaar 1430 omdat we daarover de meeste informatie hebben. Bovendien was de feodale toestand sinds het midden van de 13de eeuw niet ingrijpend gewijzigd. Ik waarschuw de potentiële hergebruiker er echter voor dat dit overzicht zeer schematisch en benaderend is. Niet alleen is de juiste omvang en afbakening van de diverse leengoederen moeilijk vast te stellen, bovendien werd hier ook geen rekening gehouden met de eigendommen van bijvoorbeeld de commanderij van Pitzemburg (die toch aanzienlijk waren) en de abdij van Affligem. Van kleinere leengoederen zoals het Perrehof (nu Brandewijnhoeve) en het Hof ten Trappen (allen Steenhuffel), heb ik het oorspronkelijke leenstatuut na 20 jaar opzoekwerk nog altijd niet gevonden (in de 17de eeuw veronderstelde men dat ze onder geen enkel leenhof ressorteerden). Bovendien vormden de leen- en cijnsgoederen van de diverse leenhoven geen aaneengesloten geheel en waren bepaalde gebieden, zoals de Steenhuffelse Kouter en de Londerzeelse Pluimennest, een echt lappendeken van invloedsferen. En dan waren er nog de heide-, en andere ‘vage’ gronden, die zolang ze niet ontgonnen werden van iedereen en van niemand, en met een woord van toen ‘gemeynte” waren, en pas later door iedereen werden betwist. Vermits er nog regelmatig nieuwe gegevens gevonden worden, is dit overzicht zeker niet definitief. Iemand anders zal dat nog eens moeten onderzoeken. Voor Steenhuffel moet het doenbaar zijn; de transcripties van al de registers van de schepenbank staan sinds kort in extenso online op de site van het Rijksarchief.
Roze (X in de zwart-wit versie) = leengoederen van het huis van Dendermonde en dus indirect van de graaf van Vlaanderen, met daarbij: - Het Hof Asschreyane (later Ursene en Drietoren) in Londerzeel, met als leenmannen Van Ursene dixit van Londerseel. Willem van Ursene bezat in 1430 een laathof met erflaten. Alleen al in Londerzeel (want hij had ook onderleenmannen in Liezele en in het Land van Dendermonde) beheerde hij een huis en hof op een grondoppervlakte van 8 bunder en nog eens 28 bunder die hij in onderleen gaf, onder meer aan de familie Schouwenbroeck op Schouwenbroeck Linde. Algemeen wordt aangenomen dat de Van Ursene, zowel de tak
11
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
-
Louis De Bondt
van Londerzeel als die van Malderen, voortgekomen zijn uit de “Schreyhane’s die tijdens de Grimbergse oorlog aan de kant van Grimbergen stonden, wellicht omdat a) ze als vazallen van Dendermonde de hertog van Brabant niet mochten steunen, en b) er tussen het huis van Grimbergen en dat van Dendermonde wellicht al familiebanden bestonden en direct na de oorlog zeker zouden ontstaan. - Het Hof te Moortere op Sneppelaar (tussen ten Broecke en Asschreyane) en op de Ganzendries (tussen Diepensteyn en Asschreyane ofwel tussen de huidige Lakeman en Watermolenstraat). Dit was een heerlijkheid met erflaten en 22 bunder grond, in 1370 en 1389 werd het hof te Moortere bewoond door ridder Jan van de Moortere (ook Moutere) en in 1430 was het de eigendom van Robbrecht vanden Moertere, zijn zoon. - De goederen van Wouter van der Messiën. Die vormden een heerlijkheid met erflaten en met 11 bunder grond, die hoorden bij het Hof te Luyts in de Pluimennest, en nog eens 39 bunder, verspreid over heel Londerzeel maar toch hoofdzakelijk in de Pluimennest (tussen de goederen van Asschreyane, de Ganzendries, het dorp van Londerzeel en tot tegen de grens met Wolvertem). Ook het Hof te Boots, tegen het huidige Broekveld te Sint-Jozef, hoorde daarbij. - Nog een paar verspreide kleinere eigendommen, onder meer gelegen tussen de goederen van Asschreyane en de de toen nog lang niet ontgonnen Londerzeel-Heide (tussen het huidige Klein-Holland en de Breendonkstraat) en waarvan de leenmannen in 1430 waren: Jacob Vanden Beemde, Jan Bode en zijn dochter Ivette, David de Rademaker en Kathelijne Robbrechts (de vrouw van Jacob van der Cammen). Onlangs ontdekte ik dat ook een groot deel van het grensgebied tussen Steenhuffel, Buggenhout en Merchtem tot het Huis van Dendermonde heeft behoord. Dat was het geval voor het goed van ‘Peerdshoven’ en dat van ‘van Borssele-Rijms’. Deze gronden lagen op de Meir, de Kouter en ten zuiden ervan. De goederen van het Hof te Moortere, van het Hof te Luyts en die van de diverse andere kleinere leenmannen van het huis van Dendermonde (dus Asschreyane uitgezonderd) waren in 1534, toen ze aan Hendrik III van Nassau, heer van Grimbergen (oude familietak) overgedragen werden, bijna allemaal eigendom van Joos van Voorspoel en van een zekere Daneel Vilain, ons intussen bekend) geworden. De goederen van het Huis van Dendermonde in Steenhuffel zijn al omstreeks 1505, kort na de dood van leenman Jacop van Borssele en toen zijn weduwe Jacomeyne Ryms nog leefde, naar de jonge tak van het Huis van Grimbergen (de Glymes) overgegaan.
Groen (- - - in de zwart-wit versie) = Leengoederen van het Land van Grimbergen. Daarbij: - De Burcht en het dorp van Londerzeel met de twee molens. Na de verdeling van 1197 bleven deze eigendom van de oude Grimbergen-tak (de Berthouts en hun opvolgers Vianen en Nassau). De burcht werd niet door een vazal (of door een dynastie van vazallen) bewoond maar werd door een rentmeester of stadhouder van de heren van Grimbergen beheerd. In het dorp van Londerzeel zetelde een schepenbank (zonder hooggerecht) waarvan de schepenen door de heren van Grimbergen werden benoemd. De vroegst gekende vermelding ervan dateert van 1300. - Het Hof den Bergh in de Steenhuffelse Lakemansplas dat, zoals een getuige uit 1593 (Adriaen van Marselaer) ons leerde, in 1430 eigendom was van Gijzelbrecht de Luu en dat, zoals we van historicus Alphons Wauters vernamen, eveneens een (cijns)heerlijkheid van de heer van Grimbergen was; in dit geval van de jonge familietak die, na de verdeling van 1197, achtereenvolgens bevolkt werd door de van Grimbergens, de van Aa en de Glymes. Ofschoon veel archief ontbreekt, heb ik heb ook een aantal leen- en cijnsgoederen van de Glymes in het dorp van Steenhuffel gevonden en in deel I beschreven.
12
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
-
Louis De Bondt
De leengoederen ten noorden en iets ten zuiden van de “Kwadebeek” in Steenhuffel, ten zuidwesten van de Gijselberg. Veel van die gronden werden in 1425 bezet door leenmannen van de heer van Glymes. Nà 1535 was dat schijnbaar niet meer het geval. Een paar kleinere hoven in het noorden van Malderen (Woelputte en Winterpoele), die eigenlijk meer op het Hof ten Damme te Lippelo gericht waren, waren eveneens leengoederen van de Glymes van Grimbergen.
Blauw (□ in de zwart-wit versie) = Leengoederen die afhingen van de hertog van Brabant. Daarbij: - Het Hof van Marselaer in de Bontestraat tegen de grens met Merchtem was eigenlijk deels een leengoed van de Commanderij van Pitzemburg, deels allodiaal, maar stond, ingeval van conflicten, toch altijd aan de hertogelijke kant. Het werd bewoond door de familie van Marselaer die uit de familie van Ophem is voortgekomen. De familie van Ophem had tijdens de Grimbergse oorlogen aan de kant van de hertog gestaan. Marselaer is op een gegeven moment een heerlijkheid geworden en werd tijdens de Vlaams-Brabantse oorlogen van 1356 en 1477 twee keer door het personeel van de graaf van Vlaanderen in brand gestoken. De tweede keer zou het nooit meer uit zijn as herrijzen en zijn de Van Marselaers definitief naar Malderen, Opdorp en nog verder naar het noorden verhuisd. Hun vroegere domein in Steenhuffel werd nadien een aantal generaties lang door leden van de hertogelijke raad van Brabant in bezit genomen. - Het (wellicht grootste deel van) dorp van Steenhuffel inclusief het Cloothof in de Plas en misschien het Hof ten Trappen op Over-de-Beek, minus het Hof den Bergh in de Lakeman en wellicht nog een paar andere kleine Grimbergen-domeinen. Hier zetelde al van voor 1228 de Steenhuffelse schepenbank waarvan de schepenen rechtstreeks door de hertog van Brabant werden aangesteld. In 1248 werd deze ook bevoegd voor de meer noordelijk gelegen hertogelijke domeinen in Malderen, Lippelo, Oppuurs en Liezele. Dat is ze tot in 1559 gebleven. - Het Hof ten Broecke in Malderen, met als leenmannen Van Ursene, dixit de Palude of Van den Broecke. De gekende geschiedenis gaat terug tot 1230. - Het Hof van Marselaer te Malderen, ontstond toen een telg van de familie uit Steenhuffel kort na 1321 36 bunders hertogelijke grond in de parochie Malderen verwierf. - De heerlijkheid van Diepensteyn... Groen Roze blauw ( in de zwart-wit versie) = Vooral de Kouter in Steenhuffel was, via zijn diverse laathoven, een echt lappendeken. Percelen die afhingen van het Hertogdom Brabant, het Land van Dendermonde en het Land van Grimbergen lagen naast en doorheen elkaar. Tot zover dit zeer rudimentaire overzicht. Al de hierboven genoemde domeinen werden intussen tot in detail bestudeerd en er bestaan digitale publicaties van.
Het ontstaan van de grote abdijen (1050-1150). De periode kort voor en kort na 1100 werd in onze streek echter niet alleen door een zekere “wereldse” stabilisering gekenmerkt. Op “spiritueel” gebied ontstonden er ook een aantal grote abdijen. Zoals uit de namen van hun stichters af te leiden is waren die niet geheel a-politiek en dienden ze ook om de wereldse belangen van hun oprichters te vrijwaren. Vergeten we bijvoorbeeld niet dat de parochies – die ook rond deze tijd ontstonden – aan de voogdij van een abdij onderworpen werden. De abdij van Bornem werd omstreeks 1065 gesticht. Het was een initiatief van Folkaard, de zoon van graaf Lambrecht I van Gent, die tevens heer van Bornem was. Deze stichting werd
13
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
in 1105 door paus Pascalis II bekrachtigd. Het bestaan van deze abdij heeft indirect met het ontstaan van Steenhuffel te maken. In de geschiedenis van Malderen en Londerzeel ben ik haar naam (nog) niet tegengekomen. De abdij van Affligem werd in 1086 opgericht door de al genoemde Godfried met de baard, de graaf van Leuven, die op 13 mei 1106 als Godfried I ook hertog van Neder-Lotharingen zou worden en in 1139 in de abdij zou sterven. In 1120 werden de goederen van het kapittel van Bornem door de abdij van Affligem opgeslorpt. De abdij van Affligem had tot aan het ontstaan van het bisdom Mechelen (1559) een zeer grote invloed in onze gewesten. Dat kwam omdat ze van de bisschop van Kamerijk de voogdij over de meeste parochiekerken kreeg, wat niet alleen inkomsten opleverde maar haar ook het recht gaf om de pastoors aan te duiden 2. De abdij van Grimbergen werd in 1126 gesticht door de Berthouts, de heren van Grimbergen, die al eerder belangrijke bezittingen hadden in onze streek en hiermee hun positie tegenover de hertogen van Brabant nog wilden versterken. Daar kom ik verder uitgebreid op terug. In tegenstelling tot Londerzeel heeft deze abdij in Steenhuffel en Malderen echter nauwelijks bezittingen verkregen. De commanderij van Pitzemburg was een instelling van de Teutoonse ridderorde die, als een uitvloeisel van de kruistochten, in 1190 in Duitsland was gesticht. Van oorsprong was het een gasthuisorde en als zodanig waren de leden voorlopers van de Hospitaalridders. De orde kende snel een groot succes omdat vele kruisvaarders en ex-kruisvaarders uit erkentelijkheid goederen schonken. Dat gebeurde ook met het leprozenhospitaal dat door de heer van Mechelen, Wouter II Berthout, in Pitzenburg was opgericht en dat na de dood van zijn opvolger Wouter III, in 1221 aan de orde werd geschonken. Al voor 1300 bezat de commanderij ook veel grond op en rondom de grote Onze-LieveVrouw hoeve te Meuzegem (gehucht van Wolvertem). Deze goederen strekten zich uit tot tegen en voorbij de grens met Steenhuffel. Meestal grensden die aan gebieden die ik elders 3 als voormalig Berthout goed heb geidentificeerd. De abdij, die van Dielegem, eveneens in deze periode, namelijk in 1095 gesticht, is voor de geschiedenis van groot-Londerzeel (in tegenstelling tot die van Wolvertem bijvoorbeeld) van minder belang. Omdat abdijen niet zonder inkomsten konden overleven werden ze – in de eerste plaats door hun oprichters en sponsors – met “opbrengende” gronden begiftigd. Het is in deze abdijboekhoudingen van schenkingen en cijns-opbrengsten dat we voor de eerste keer de namen van onze dorpen op papier of perkament tegenkomen.
2
Voor alle parochies is bekend op welke datum en met welk charter de abdij dit recht gekregen heeft (Londerzeel in 1130 bijvoorbeeld). Voor Steenhuffel, Malderen en Liezele is dat niet het geval. Al of niet toevallig werden deze parochies al voor 1228 bestuurd door éénzelfde Schepenbank. Ik denk dan ook dat het recht om de pastoor te benoemen in deze parochies aanvankelijk een prerogatief van de abt van Bornem was en bij de “fusie” van 1120 samen met al de rest door Affligem werd overgenomen zonder dat daar een afzonderlijk document voor nodig was. 3 Met name in “Het Steen op de Heuvel”.
14
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Periode I 1140-1210
Screyhane
15
Louis De Bondt
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Screyhane en de Grimbergse Oorlog (1142-1159) De Berthouts, heren van Grimbergen en vazallen van de hertog van Brabant, hadden in de loop der jaren belangrijke materiële eigendommen ten noorden van Brussel vergaard. In 1126 hadden ze met de stichting van de abdij van Grimbergen bovendien een rechtstreekse geestelijke concurrent voor de nog jonge hertogelijke abdij van Affligem in het leven geroepen. In 1142 achtten ze de tijd gekomen om het gezag van de hertog in vraag te stellen en hun eigen ambities met de wapens kracht bij te zetten. Ze werden daarbij door vele lokale vazallen geholpen. De strijd die toen gestreden werd is als de “Grimbergse Oorlog” bekend gebleven. Over de Grimbergse oorlog (1142-1159) bestaan (minstens) twee oude kronieken: - Een naamloos ridderdicht in 2 delen uit de 14de eeuw (uitgegeven bij Annoot-Braeckman te Gent 1852-1854 (zie http://www.dbnl.org/titels/titel.php?id=_gri001grim01) - De “Cronike van Brabant”, geschreven in 1415 door onze streekgenoot Jan (Hennen) van Merchtem, heruitgegeven door Guido Gezelle bij A. Siffer te Gent in 1896 (zie http://www.dbnl. org/ tekst/henn004corn01_01/henn004corn01_01_0001.php) Als we deze oude kroniekschrijvers mogen geloven dan hebben er 5 ridders met de naam Screyhane aan de zijde van de heren van Grimbergen gevochten. Nergens staat gepreciseerd dat ze van Londerzeel waren, maar de beschrijving van hun wapenschild laat er niet de minste twijfel over bestaan dat dit hetzelfde was als dat van het latere geslacht Van Ursene (zie verder). Ursene, de naam die ook aan de wijk nabij kasteel Drietoren gegeven werd, is wellicht van Asschreyane afkomstig. Sijn scilt, als ic vernam, was al te male van kelen root, met een hoede van silvere groot, Drie rode meerlen, meer no min, met enen rande, meer no min, van lasuere al geheel. (vers 3484)
Waarom de bewoners van Asschreyane in dit conflict de zijde van de heren van Grimbergen kozen, is niet duidelijk. Als leenmannen van het huis van Dendermonde, waren ze weliswaar geen trouw of rekenschap aan de Hertog van Brabant verschuldigd. Bovendien bestonden er in deze periode vrij hechte relaties tussen de huizen van Dendermonde en Grimbergen 4. Kort na de oorlog, omstreeks 1160, werden die door het huwelijk van Geeraert II, heer van Grimbergen, met Adelisa van Marcke, de weduwe van Wouter II, de voogd van Dendermonde, geconcretiseerd. Ook Gossuin Van Schouwenbroeck wordt aan de zijde van de heer van Grimbergen genoemd. Het is waarschijnlijk dat deze familie toen al aan de Schouwenbroecklinde in Londerzeel woonde en dat ze dus de naaste buren van de Screyhane’s waren. Gossuin heeft de ultieme veldslag bij Grimbergen niet overleefd. Dat terzijde... Volgens de kronieken namen 5 Screyhane’s aan de opstand tegen de hertog van Brabant deel. Dat waren de drie broers Godevaert, Geeraert en Jan Screyhane, evenals twee zonen van Godevaert, die eveneens de namen Geeraert en Jan zouden gedragen hebben.
4
Zie onder meer “de Stad en de Heerlijkheid van Dendermonde” van A.L. de Vlaminck, uitgegeven in 1868.
16
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Geeraert
Louis De Bondt
Godevaert Geeraert
Jan Jan
Terwijl Jan senior en Geeraert (een vrom ruddre ende een coene; op een ros van Tierascoene) zich vooral door hun wapengekletter onderscheidden, was Godevaert niet alleen de belangrijkste maar ook meest bedachtzame van de vijf. Nog voor de vijandelijkheden begonnen herinnerde hij Aernout Berthout van Grimbergen er aan dat hij zijn eigen vader altijd had horen vertellen “dat de heer van Grimbergen vroeger de hertog van Lotrijk en Brabant altijd trouw had gediend en dat hij niet wist wanneer en waarom daar een eind aan gekomen was. Het was daarom volgens hem wijzer om de machtige hertog te vriend te houden en hem de manschappen te geven die hij vroeg. Mochten oude en wijze mannen die het zouden moeten weten echter van oordeelen dat de heer van Grimbergen geen manschappen aan de hertog verschuldigd was 5, dan kon dat best eerst besproken worden met de hertogelijke raad.” Sommigen, zoals Arnaut van Oyenbrugge; vonden dat een verstandige raad maar de Berthouts, de enigen die het voor het zeggen hadden, hadden er geen oren naar. De eerste schermutselingen van de Grimbergse oorlog begonnen in 1142. Voor de rest van het verhaal verwijs ik de geïnteresseerden naar de al genoemde bronnen die door de echte geschiedkundigen weliswaar niet al te ernstig genomen worden. Desondanks kan ik het mij niet permitteren om een paar fragmenten niet te citeren. Zo kwam Jan Screyhane bij een van deze eerste gevechten, na met zijn schild een aanval te hebben gepareerd, door de kracht van de slag ten val. Hij stond echter meteen weer recht, liep naar Wouter Berthout toe en gaf met luide stem de kreet “Grimbergen!” ten gehore. Het moet indruk gemaakt hebben want anders was dat door de kroniekschrijvers niet overgenomen. Later kwam het tot een zwaarder treffen tussen de Hertog en de heer van Grimbergen. Deze keer bestond het leger van de hertog uit niet minder dan 20.000 man. Grimbergen kon daar “slechts” 16.000 man tegenover stellen, verdeeld over 4 divisies van 4.000 man. De broers Godevaert, Geeraert en Jan Screyhane behoorden tot de derde divisie die aangevoerd werd door Wouter, de oudste zoon van Aernout Berthout. Toen de noodklok luidde sloten zich nog vele burgers bij het Grimbergse leger aan. Mede hierdoor werden de krijgers van de hertog verslagen. Terwijl dezen het op een lopen richting Brussel zetten kwam Godevaert Screyhane nog eens bij zijn bevelhebber tussenbeide. Daaruit blijkt dat hij zijn klassiekers kende en bijgevolg wist wat de betekenis van een ‘Pyrrhus-overwinning’ was. Hij stelde voor om van dit ongetwijfeld tijdelijke succes te profiteren om een einde aan de vijandelijkheden te maken. Hennen van Merchtenen – die er zelf niet bij geweest is – schreef later: ... Toen sprak een oudt ende vroom riddere geheeten her Godevaert Ascreyhan... ick zeg u voorwaer dat wij den raet van her Aernout van Oeyenbrugghe hadden behooren te volgen... wij sitten Brabant veel te naer om hem soo grooten overdaet te doene, ende als zij heur magt van Brabant ende Lotrijke ontbieden zullen, spijt ons allen, varen in ons lant ende verberren ende bedorven, ende wij sullen ’t nyet connen gekeeren...” Helaas, het in een roes verkerende Grimbergse leger trok liever naar Vilvoorde om er de huizen te plunderen en de hertogelijke burcht in brand te steken en met de grond gelijk te maken. De hertog – de voorspelling van Godevaert Screyhane indachtig - antwoordde met het recruteren van een nieuw leger van 30.000 man dat – om te oefenen - eerst de Grimbergse voorpos5
Het Recht van Manschap was in de feodale periode een heerlijk recht van de leenheer en betekende dat die zijn vazallen er toe kon verplichten om hem bij gewapende conflicten een aantal gewapende mannen te leveren. Het was echter niet absoluut en door speciale overeenkomsten kon er van afgeweken worden.
17
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
ten onder de voet liep en vervolgens het dorp Grimbergen, exclusief de burcht van de Berthouts, volledig verwoestte. Godevaert Screyhane, die bewezen had over een stel ervaren en bovendien goed functionerende hersenen te beschikken, werd er nu op uitgestuurd om het leger van de Brabanders te bespioneren, of met andere woorden “dat hij woude rijden ende oversien der Brabanderen heyr ende scharen, hoe veel datse waeren, ende oft sij gereet waren, d’ welck hij alsoo dede.” “Heer,” sprak hij toen hij korte tijd later weer voor zijn bevelhebber stond, “ ick hebbe oversien het heyr van den Brabanders, die met grooten heere herwaert commen, wel gewapent ende gereden, ende mogen wel zijn, naer mijn verstant, twintich duysend, ende zijn geschaert in negen scharen, ende daer bij comen eenen grooten hoop voetvolcx, wel thien duysend...” “Hadden wij ons over lange gehouden aen ’t gene dat heer Aernout van Oeyenbrugghe zeyde,” voegde hij daar vervolgens vermanend aan toe,“ende ons gehouden aen zijnen raet, wij en waren nu in deze oorloghe nyet. Nog zoude ick u raden, docht u goet, dat men den peys sprake, ende die den anderen iets schuldig ware, dat sij ’t malcanderen voldaden, ende die den anderen meer hadde misdaen, dat zij ’t beterden bij tusschen spreken ende vonisse van goeden heere ende baroenen, ende maken eenen vasten peys. Ende bleeft goede vrienden van malcanderen, want heere, ic segge u dat wij den hertoghe doen onrecht, ende commen totten strijde, daer zal gebeuren groote bloetstortinge ende groote schade in beyde zijden...” In tegenstelling tot zijn raadsman was Aernout Berthout van Grimbergen noch wijs noch pacifist. De dag na de feestdag van halfoogst van het jaar 1159 stonden beide legers op de “lange haghe” te Grimbergen voor de laatste keer tegenover elkaar. Opnieuw wordt Godevaert van As(screyhane) door Hennen van Merchtenen (1415) ten tonele gevoerd: “... toen quam gereden her Godevaert Asscreyhane, een vroom ridder, hij voer den schilt van keelen met eenen hoode van silvere, ende daer inne drije meerlen van keelen, gelijck noch die van Ursene de selve wapen voeren, ende hebben nog het huys van Asscreyhane, d’ welck es een sterck out huys ende schone...” Ook Geeraert en Jan namen opnieuw aan de gevechten deel: “Mijn heere Geeraert Schryehane ende heer Jan, sijn broedre, ick wane, Die wel in stryde mochten deuren, beyde alleens van eenen palleure, wel ghewapent van allen leden. Mijn heere Geeraert stack daer ter steden eenen, die heer Gosswine hiet, door synen buyck den starcken spryet Oock allen met de confanoenen. Ende heer Jan, sijn broedere, die coene, stack eenen al door sijn wapine, dat hy ter eerden viel in scyne, ende bleef onder die peerden versmacht.” Ondanks de dapperheid van de mannen van Londerzeel verloor het Grimbergse leger de strijd, Aernout Berthout werd gewond en gevangen genomen... Wat er met de Screyhane’s gebeurde werd verder niet overgeleverd. De invloed van de heren van Grimbergen was daarmee in onze streek echter niet voorbij. De volgende vijf eeuwen bestonden of ontstonden er overal naast elkaar feodale hoven die ofwel direct aan de hertog ofwel indirect via de heren van Grimbergen aan de hertog schatplichtig waren. De heerlijkheid van Diepensteyn te Steenhuffel behoorde (vanaf 1290) tot de eerste soort. De burcht en het centrum van Londerzeel tot de tweede. Het Hof van Asschreyane bleef een leen van het huis van Dendermonde dat op zijn beurt een leen van het Graafschap Vlaanderen was. In 1197 werd het land van Grimbergen verdeeld tussen de oude tak van de familie (Berthout) (o.a. Londerzeel, Asse) en de jonge tak (Van Grimberghen, Van Aa, Glymes) (o.a. Malderen en de cijnsheerlijkheid van het Hof ten Bergh in de Lakeman te Steenhuffel.
18
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Periode II 1210-1595
van Londersele dictus van Nursen
19
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
1. Hendrik 1 van Nursen (1175/1210-1245) De eerste gekende Londerzelenaar met de naam Van Nursen (later Van Ursene en nog later d’Ursel) was ridder Hendrik van Nursen die omstreeks 1175 moet geboren zijn. Mogelijk was hij een kleinzoon van Godevaert Screyhane maar helemaal zeker is dat niet. Historicus Alphonse Wauters schreef alleen dat hij in 1226-1227 de tienden van 12 bunder grond, gelegen in Marca of Marcq bij Edingen aan de abdij van Affligem verkocht. Daarvoor had hij in januari de toestemming van Robrecht van Bethune, heer van Dendermonde, en in maart die van Arnould van Grimbergen moeten krijgen. Arnould van Grimbergen was wellicht zijn leenheer voor de eigendommen in Marcq terwijl de heer van Dendermonde – zoals we weten - zijn leenheer voor zijn goederen in Londerzeel was. Betekent dit dan dat Hendrik van Nursen ook zijn eventuele tienden in Londerzeel aan de abdij heeft overgedragen? De Affligemse kronieken vermelden inderdaad dat een zekere Hendrik, leenman van Robbrecht van Bethune, anno 1240 (nà Affligem) een belangrijk deel van de tienden in Londerzeel bezat. Dezelfde kronieken beweren echter ook dat het ridder Hendrik van Scoutbruc (van Schouwbroeck) was die al zijn tienden te Londerzeel aan de abdij van Affligem schonk en dat deze schenking in november 1242 door Robrecht van Bethune, heer van Dendermonde, bekrachtigd werd. Als we weten dat er in de 13de eeuw nog geen echte familienamen bestonden en dat individuën dikwijls naar hun woonplaats werden genoemd, en als we ons daarbij realiseren dat Asschreyane zowel aan de wijk Schouwbroeck als aan Ursene grensde, dan ben ik geneigd om in Hendrik van Scoutbruc en Hendrik van Nursen dezelfde persoon te herkennen. In ieder geval krijgt hij van mij het volgnummer 1 omdat hij de eerste is die we met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid met het hier onderzochte domein in Londerzeel kunnen verbinden.
20
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
2. Gillis van Londersele dictus van Nursen (1200/1245-1260) en Elisabeth van den Broecke Ik weet niet of Gillis van Londersele een zoon van de hierboven genoemde Hendrik was. In ieder geval noemde men hem Van Nursen en werd deze naam in 1238 ondubbelzinnig en voor zover bekend voor de allereerste keer aan Asschreyane en dus aan Londerzeel gelinkt. Hij trouwde met Elisabeth de Palude of Van den Broecke, de dochter van Wouter van het Hof ten Broecke (het latere Groenhoven) te Malderen. Op de Grote Molenbeek, op de grens van Londerzeel en Malderen, bouwden ze de Herbodinnemolen, die vroeger trouwens toepasselijk de “Ten Broeckemolen” heette. Gillis en Elisabeth hadden ongetwijfeld vele kinderen, maar we kennen er maar twee. - Reynier erfde de vaderlijke goederen in Londerzeel en bleef de naam Van Londersele-Van Nursen dragen. - Willem erfde van zijn moeder het Hof ten Broecke in Malderen en werd daarna Van Londersele dictus van den Broecke genoemd. Hij werd de stamvader van de Van Nursen-tak die in Malderen tot 1434 eigenaar van Groenhoven zou blijven.
21
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
3.
Louis De Bondt
Reynier I van Londersele dictus van Nursen (1230/1260-1280) en Maria Pipenpoy
Reynier erfde de vaderlijke goederen in Londerzeel en bleef de naam Van Londersele-Van Nursen dragen. Hij trouwde ca 1250 met Maria Pipenpoy. Deze was de dochter (volgens sommigen de kleindochter) van Willem Pipenpoy en Aleydis Wauters. Vader Willem Pipenpoy was van 1234 tot 1242 drossaard van Brabant 6 en in 1269 (kort voor hij overleed) was hij schepen van Brussel. Te vermelden is bovendien dat Maria ook een oudere zuster was van Margriet die ca 1279 trouwde met Daneel I van Boechout die in 1290, in opdracht en waarschijnlijk met het geld van de hertog van Brabant, in Steenhuffel de waterburcht Diepensteyn zou bouwen. In het archief komen we in deze periode nog 2 andere van Londersele’s tegen: - In 1254 was Johannes de Londersele kamerheer van Hertog Hendrik III van Brabant 7, iets wat ons voor een leenman van het huis van Dendermonde toch vrij onwaarschijnlijk lijkt. - In 1300 komen we ook een Henrici de Londersele et Beatricis uxoris eius tegen 8. Zeer waarschijnlijk hadden beiden niets met Asschreyane te maken.
6
De 'drossaard van Brabant' was een hertogelijke functionaris, gelast met het algemeen toezicht op de justitie en het vervolgen van alle misdrijven die niet onder de bevoegdheid van de plaatselijke (of speciale, zoals de kerkelijke) gerechtshoven vielen. 7 Algemeen Rijksarchief Antwerpen - Leenhof van Brabant, nr.121 folio 26. 8 Van Doninck, Obit, Monasterii S. Bernardus a/S. p. 45.
22
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
4. Reynier II van Nursen (1260/1280-1314) en Ida Bode Reynier I werd op Asschreyane opgevolgd door zijn oudste zoon, eveneens een Reynier. Omstreeks 1285 trouwde die met Ida Bode en in 1298 was hij schout (écoutête) 9 van Antwerpen. Hij overleed in 1314. Ida Bode zou een dochter van Jan Bode zijn, maar verder is haar afkomst niet bekend. Mogelijk was het de Jan Bode die in 1272 en 1277 schepen van Antwerpen was. Ook in onze streek woonden echter mensen die de naam Bode droegen. In 1320 werden Gauthier en Lise Bode als Steenhuffelse cijnsplichtigen van de hertog van Brabant genoemd. Tussen 1345 en 1400 komen we daar ook twee keer een Willem Bode tegen. En in 1430 woonde er nog een Jan Bode in Londerzeel. Hij was dan leenman van... het huis van Dendermonde van een half bunder grond tussen het huidige Klein Holland en de Pikstraat (of op de Eerdbrugge, zoals die wijk in die dagen heette). Het Bootshof op het Broekveld, waarover we het verder in dit verhaal nog een paar keer zullen hebben, heeft zijn naam trouwens aan de familie Bode te danken. Of misschien was het omgekeerd. De geschiedenis van het Hof te Boots kan in een boekje met dezelfde titel nagelezen worden. Reynier van Nursen en Ida Bode hadden voor zover bekend twee kinderen: dat waren Godevaert en Alsten, die in 1350 overleed.
9
De schout was de rechtstreekse vertegenwoordiger van de heer der heerlijkheid, rechterlijk ambtenaar, die in civiele zaken rechtsprak.
23
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
5. Godevaert van Ursene (1290/1314-1356) en Maria van der Noot Na de dood van Reynier II van Nursen in 1314 volgde zijn oudste zoon Godevaert hem op. Godevaert van Ursene (of Godevaert d’Urselle volgens de 19de eeuwse geschiedschrijvers die geen Vlaamsch meer kenden) was een ridder. Hij trouwde met Maria Van der Noot die volgens de meeste bronnen een dochter was van Engelbrecht Uten Steenweghe, dictus Van der Noot. Haar moeder was Marie Isabeau van Lombecke. Volgens genealoog Jan Caluwaerts was ze evenwel een dochter van Willem Van der Noot (die van 1258 tot 1283 schepen van Brussel was) en Aleydis Reunne. Ik verklaar mij onbevoegd om over dit twistpunt verdere uitspraken te doen. Temeer daar een DNA test wellicht niet meer mogelijk is. Maria Van der Noot overleed in 1341. Zijn jongere broer Alsten stierf kinderloos in 1350 en Godevaert was zijn enige erfgenaam. Zelf zou Godevaert - volgens alle Internet-genealogen - in 1351 gestorven zijn, maar helaas vergissen zij zich. We zijn hem immers in 1356 nog tegen gekomen. 1356 was het jaar van de Brabantse successieoorlog. Eén jaar eerder was hertog Jan III van Brabant gestorven. Hij liet drie dochters en geen zonen na. Lodewijk van Male, de graaf van Vlaanderen, die getrouwd was met de dochter Margaretha, achtte zich een rechtmatige erfgenaam van het hertogdom of ten minste van een deel ervan. Maar Joanna van Brabant was de oudste. Twee jaar eerder was ze getrouwd met de politiek zwakke Wenceslaus van Luxemburg. Onmiddellijk na de intrede van Wenceslaus en Joanna barstte de Brabants-Vlaamse successieoorlog los en in 1356 werd het hertogdom Brabant zelfs kortstondig door de graaf van Vlaanderen veroverd. Dat gebeurde door de Slag van Scheut op woensdag 17 augustus 10. In ons deel van Brabant, dat aan Vlaanderen grenst en grensde, waren de belangen van de diverse vazallen sterk verdeeld. Als overtuigde Brabanders en leenmannen van de hertog hadden de Marselaers bijvoorbeeld de kant van hertogin Joanna gekozen. Ze werden daar door de Vlamingen met het in brand steken van hun Hof in de Bontestraat te Steenhuffel voor beloond. Goswin van Wilre, die een zelfde lot wilde ontlopen, zou zijn eigendommen in Wolvertem en Kapelle-op-den-Bos beschermd hebben door hulde aan Lodewijk van Male te brengen 11 Ook heer Godevaert van Asschreyhane en Hendrik van het Hof ten Broecke in Malderen deden dat, maar zij hadden tenminste het excuus dat zij leenmannen van het huis van Dendermonde en dus onderleenmannen van de graaf van Vlaanderen waren 12.
10
Lodewijk Van Male trok Brussel binnen, plaatste het Vlaamse vaandel op het huis de Ster op de Grote Markt en benoemde zichzelf tot Heer van Brussel. Op 24 oktober werd hij door de Brusselaars, onder leiding van hun schepen Everard t’Serclaes, uit Brussel en Brabant verdreven. 11 Bron: la Noblesse Belge, jaargang 1910, deel 1, blz. 219. 12 Ja maar... In het ‘Livre de feudataires de Jean III, duc de Brabant’ dat in 1865 door L. Galesloot samengesteld werd, vinden we op blz. 84, als leenman van de hertog van Brabant (en dus niet van het huis van Dendermonde), een Godefridus de Urse met “15 bonaria terra et 4 bonaria nemoris jacentia apud Malre”. Dat mogen we vertalen als “5 bunder land en 4 bunder bos, gelegen bij Malderen”. Dit leenboek behandelt de periode van 1312 tot 1350. Op het Hof ten Broecke te Malderen, waar ook van Ursene’s woonden, zijn de befaamde genealogen in deze periode echter geen Godevaert of Godefridus tegen gekomen. Daar staat teegeneover dat een Godefridus van Ursene-vanden Broecke in 1356 wel degelijk meisenier in Malderen was.
24
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Eind augustus 1356, nadat Lodewijk van Male weer uit het grootste deel van Brabant (maar nog niet uit Brussel) verdreven was, werden de ontrouwe Brabanders in Kortenberg door de Raad van Brabant op het matje geroepen. Wel, Godevaert van Ursene is niet meer in Kortenberg geraakt. Het was zijn zoon Reynier die zich op 27 augustus voor de hertogelijke raad gaan excuseren is 13. Daarom vermoed ik dat Godevaert zelf in de loop van 1356 ziek geworden of zelfs overleden is 14.
13
Bron: Algemeen Rijksarchief-Wetachtige Kamer van Vlaanderen-Index 137-4091 Andere streekgenoten die toen op het matje geroepen werden waren: Jan van Marselaer en Willem Pipenpoy. De enige mij bekende Jan van Marselaer uit deze periode woonde op het Hof van Marselaer in Steenhuffel en overleed in 1356 (misschien wel ten gevolge van de aanval van de Vlamingen op zijn hof). Dat zijn naam op de invitatielijst stond moet een vergissing zijn. Tenzij ik mij vergis natuurlijk en hij toch niet zo’n trouwe bondgenoot van hertog Wenceslaus en hertogin Joanna was. 14
25
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
6. Reynier III van Ursene (1320/1356-1370) en Sapientia Veele-Rongmans De enige gekende zoon van Godevaert was Reynier van Ursene. Hij volgde zijn vader na diens dood op het Hof van Asschreyane op. Ook hij was ridder en werd op 30 mei 1350 amman van Brussel; in 1367 kreeg hij daar ook het poorterschap. Een paar jaar eerder, waarschijnlijk in 1363 was hij getrouwd met Sapientia (ook Poye of Pia) Veele, genoemd Rongman. Die was een jaar eerder in Opwijk weduwe geworden van Heinric Van der Eerdbrugge (zoon van Goossin en Adela, schepen van Opwijk), waarmee ze al twee zonen had, namelijk Willem en Joos. Sapientia zelf was de dochter van Willem Veele (heer van Bijgaarden en van het Hof ter Eeken in Opwijk) en van Cathelijne van Bijgaerden. Ze moet omstreeks 1335 geboren zijn. Reynier III van Ursene (of Raynier d’Ursel in de Franstalige boekskes) en Sapientia Veele kregen nog 6 kinderen: 1. Hendrik werd geboren omtrent 1364, werd priester en stichtte een fundatie in de kerk van Londerzeel. 2. Lancelot werd geboren rond 1366 en volgt hierna. 3. Margriete zag ca 1367 het levenlicht en is een goede twintig jaar later met ene Wouter Bau getrouwd. 4. Jan werd geboren omtrent 1368, trouwde met Beatrix Alleyns en hertrouwde met Cathelijne van der Reeke. Hij werd de stamvader van de belangrijke Antwerpse tak die hier verder niet meer te sprake komt. 5. Sapientia werd geboren omstreeks 1369 en trouwde met Jan van de Werve. 6. Anna tenslotte moet omstreeks 1370 geboren zijn. Reynier III (de nummering is van mij) stierf op 3 maart 1370 en hij werd in het koor van de Sint-Christoffelkerk van Londerzeel begraven. Zijn weduwe trouwde nog een derde keer, ditmaal met ridder Willem van Berchem, zoon van Willem en Isabella van Haemstede, heer van Berchem en Schilde. Na haar overlijden (in 1416) werd ze bij haar derde man in Groot-Bijgaarden begraven. Volgens bepaalde bronnen zou deze Reynier, naast de 6 hierboven genoemde kinderen, nog een vierde zoon gehad hebben. Dat zou dan Nicolaes van Nursen moeten zijn die omstreeks 1340 geboren werd, in 1389 meier van Merchtem was en kort voor 1404 overleed. In 1388 was deze Nicolaes amman van Brussel. In dat jaar wilde Sweder van Abcoude, de heer van Gaasbeek, zijn gebied in de omgeving van Brussel uitbreiden. Dat was tegen de zin van Evrard t’Serclaes die, sinds hij op 24 oktober 1356 Lodewijk van Maele (de graaf van Vlaanderen) uit Brussel verdreven had (zie hoger) een Brabantse volksheld geworden was. Nadat Evrard hierover bij hertogin Joanna gaan klagen was werd hij door aanhangers van Sweder op 26 maart 1388, Witte donderdag, hard aangepakt, de tong uitgesneden, een voet afgehakt en mee naar Gaasbeek genomen (van de precieze volgorde ben ik niet zeker). Amman Nicolaes Van Nursen trok daarop met een expeditiecorps naar Gaasbeek om Sweder van Abcoude een lesje te leren. Het kasteel van Gaasbeek werd door dit leger deskundig afgebroken. Volgens de meeste bronnen werd de zwaar toegetakelde ’t Serclaes door Nicolaes persoonlijk naar
26
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Brussel teruggebracht, waar hij alsnog aan de opgelopen verwondingen overleed 15. Deze Nicolaes trouwde met Magriete van Cobbegem en had 2 dochters.
Beeld van de stervende t’Serclaes tegen huis “de Sterre” op de Grote Markt (Brussel)
Ik zou nog veel meer dingen over deze interessante gebeurtenissen willen vertellen, ware het niet dat de heer Jan Caluwaerts ons er van wist te overtuigen dat de Nicolaes in kwestie de zoon was van Reynier, de kleinzoon van Gillis en de achterkleinzoon van Willem dictus Van den Broeck. Dat hij, met andere woorden tot de Ursene-tak van Malderen behoorde. Hier hoort een stamboomfragment om dit duidelijker te maken. Geeraert Screyhane ca 1128-1180
Jan Screyhane ca 1130-1180
.
Hendrik van Nursen ca 1175-1245 Gillis van Londersele (1200-na 1253) x ca 1235 Elisabeth Van den Broecke (dv Wouter en ??) tak Malderen
Alsten van Ursene + 1350
Jan van Ursene x Beatrix Alleyns xx Cathelijne vander Reeke V Tak Antwerpen, Hingene
Reinier I van Nursene (ca 1230-1280) x Maria Pipenpoy (dv Willem en Aleydis Wauters)
Willem van Ursene dictus Van den Broecke (de Palude) x NN
Reynier II van Ursene (ca 1260 +1314) x Ida (de) Bode (dv Jan) Schout Antwerpen 1298
Gillis van Ursene van den Broecke + nà 1314 x NN
- Jan - Cathelijne x Hendrick vd Elst
Godevaert van Ursene (1290-1356) x Maria Van der Noot (+1341) (dv Engelbrecht Uten Steenweghe en Maria Isabeau van Lombecke of dv Willem, schepen van Brussel
Hendrik van Ursene x Elisabeth van Marselaer xx Catharina Baeckx dv Hendrik Bake (geen kind.)
-Jan - Gillis x Marie Nolten (dv Jan, schepen Brussel in 1313) - Elisabeth x Gisbrecht Lodewijckx - Reynier, met een zoon Nicolaes
Reynier III van Ursene (° ca 1320 + Londerzeel 3/3/1370) x 1363 Sapientia ( Poye, Pia) Veele Rongman (+ Opwijk nà 1411, begraven Gr. Bijg.) dv Willem II Veele en Cath. van Bijgaerden) Reynier was Ridder, poorter van Brussel vanaf 1367, amman van Brussel op 30-5-1350. Begraven in koor kerk Londerzeel.
Hendrik van Ursene (° ca 1308) x Elisabeth Pipenpoy dv Geeraert Pipenpoy (heer van Merchtem) en Elisabeth De Leeuw-Coniers Hendrik was een natuurlijke zoon, nog geciteerd in 1398
Margriete van Ursene x Wouter IV Bau
Lancelot van Ursene (ca 1366- + 20/3/1437) x ca 1395 Joanna de Corswarem dv Jan en Maria de Berlo xx NN Beckels begraven in koor van Londerzeel
15
Jan van Ursene “hij houde het goet ten broecke met 45 bunderen lants, bosch ende bempden” en ook Prudentia van Ursene x Jan van Marselaer
Hendrik van Ursene priester fundatie in de kerk van Londerzeel
Sapientia van Ursene x Jan vande Werve
Anna van Ursene
Anderen beweren dfan weer dat Evrard t’Serclaes op de weg van Lennik naar Anderlecht (sindsdien de Kwade Wegen genoemd) door de deken van Halle Jan Van Stalle gevonden werd en het huis “de Ster” werd gebracht .
27
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
7. Lanceloet van Ursene (1366/1370-1437) en Joanna de Corswarem Lancelot van Ursene (of Lancelot d’Ursel), geboren omstreeks 1366, volgde in 1370, althans in theorie, zijn vader op als heer van Asschreyane. Waarschijnlijk verbleef één van zijn ooms tot zijn meerderjarigheid op het kasteel, maar daarvan is er geen enkele met naam bekend gebleven. Hij trouwde met Joanna de Corswarem, de dochter van Jan, heer van Nandin, en Maria de Berlo. Na de dood van zijn eerste vrouw hertrouwde hij met een zekere Beckels. Met zijn eerste vrouw had Lancelot vier kinderen: Willem, Jan, Aleydis en Ida. Hij overleed op 20 maart 1437 en werd bij zijn vader in het koor van de Sint-Christoffelkerk te Londerzeel begraven. Lancelot van Ursene (ca 1366- + 20/3/1437) x ca 1395 Joanna de Corswarem dv Jan en Maria de Berlo xx NN Beckels begraven in koor van Londerzeel
Gillis van Ursene x Martyne van Reynghersvliet
Willem van Ursene (ca 1400 +19/8/1451) x Margriete Sleeu(w)s gezegd Coniers dv Everard en Joanna Vanden Broeck
Jan van Ursene
Hendrik van Ursene (ca 1432 + nà 1487) ridder in de Teutoonse orde, commandeur van Pitzemburg
Philips van Ursene (ca 1430-ca 1490) x Maria Van der Heyden (+ Londerzeel 17/2/1529) dv Nicolas en Cath. de Halmale
NN van Ursene
NN van Ursene
non
non
Marie d’ Ursel x 1490 Joost van Oyenbrugge (+1506) zv Jan en Catharina van Berbelghem Joos was drossaard van Grimbergen voor de graaf van Nassau
Hendrik van Ursene (1466-1555) x ca 1490 Anna Stommelincs dv Philips en Elis..van Vaernewijck xx ca 1500 Margriete s’ Dechters alias Van Tienen heer van hof Asschreyane, schepen van Brussel in de periode 1508-1524
28
Aleydis
Reynier van Ursene 1468-1486 verdronck int wederkeeren van Antwerpen
Ida
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
8. Willem van Ursene (1400/1437-1481) en Margriete Sleeuws-Coniers Willem van Ursene, geboren omstreeks 1400, regelde al in 1430 de zaken van zijn vader Lancelot, ofschoon die laatste dan zeker nog leefde. Op 11 juli 1430 en 5 augustus 1440 deed hij de opgave van de goederen die hij in leen hield van het huis van Dendermonde 16. Zijn leenheer was toen Filips De Goede die niet alleen de hertog van Brabant en Bourgondië was maar wiens familie (het huis Valois-Bourgondië) in 1404 ook aan het hoofd van het Graafschap Vlaanderen was gekomen. Aan de hand van beide aangiften geven we hieronder de volgende compilatie van zijn vermogen en van zijn rechten. 1. De heer van Asschreyane bezat een vol leen, dat hij dus met niemand anders moest delen en dat bestond uit: - Het huis, de bijgebouwen en tussen de 17 (opgave van 1430) en 24 (opgave van 1440) bunders land, bos, beemd en vijvers, genoemd Asschreyane, alles gelegen in Londerzeel in één aaneengesloten stuk. - De helft van een watermolen gelegen op hetzelfde domein. De opbrengst uit die watermolen bedroeg ongeveer 1000 liter koren (elders 5 mudden rogge, Mechelse maat) per jaar. - Zijn recht van vijfschoof was goed voor jaarlijks 4000 liter koren (elders 9 mudden rogge, Mechelse maat). - Jaarlijks ontving hij aan erfelijke cijnzen: 4 Pond Parisis, 6 (elders 16) Schellingen, 6 Leuvense Deniers (elders 6 deniers Tournois), 12 (elders 16) zwarte Tournois, 28 kapoenen, 44 (elders 24) hoenders, 21 ... en 20 broden. 17 - De laten van dit volle leen waren verplicht om gedurende 54 dagen per jaar met hun eigen karren en paarden hooi en mest te vervoeren. Voor een bijkomende dag vervoer van mest moesten nog eens 9 wagens en 4 paarden ter beschikking zijn. 2. Hij bezat tevens een leenhof met nog eens 26 à 27 bunder grond die door een aantal leenmannen in onderleen gehouden werd. Ook zijn leenmannen waren hem ieder jaar een aantal werkdagen verschuldigd om te mesten of om zijn hooi binnen te halen. Ook zij moesten dan voor de karren en de paarden zorgen. In de documenten (vooral in dat van 1440) worden ook de namen, van de leenmannen gegeven. Ze volgen hier. leengoed In Londerzeel Kateline Van Bolenbeke, vrouw van Jan Eselings Robbrecht Vanden Moertere Katelijne Ediers Jan De Rademaker
5,5 bunder land tussen den Berct en de beek huis en hof palende aan Katelijne Ediers huis en hof huis en hof in 3 naast elkaar liggende percelen tussen
16
Bron: A.R.B. Index 137, Denombrementen van de Wetachtige Kamer van Vlaanderen, nr. 4083 (1430) en 4091 (1440). 17 De aantallen in de doorlopende tekst komen uit een oude transcriptie van Marcel Slachmuijlders, zeer ervaren in het lezen van oud-schrift. De getallen tussen haakjes komen uit een recentere transcriptie van Willy Stevens, gepubliceerd door het Algemeen Rijksarchief in ‘Het leenhof van Dendermonde tijdens de 15 de eeuw’, toegangsnummer1548. Ik heb zelf het – ongetwijfeld zeer slecht leesbare - originele handschrift niet gezien maar zou hen toch niet kunnen verbeteren. Daarom geef ik beide lezingen.
29
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
leengoed de Molenvijver en de baan Katelinen vander Meren (weduwe van Merten Tielins) 3,5 dagw. land op de Swertebeeck (Molenbeek) Gillis Tielins, zoon van wijlen Merten 3,0 of 3,5 dagwand land op het Broeckveld Willem Tielins, zoon van wijlen Merten 3,5 dagw. land op Sneppelaar bij de Koefvoetmolen Jan Tielins, zoon van Katelinen vander Meren 0,5 bunder (of dagwand) land. Hemryc Van Hassele 0,5 bunder op de Swertebeeck Peeter Ghysels 3 dagwand land op het Scoofland Jan Meys 6,5 dw land en beemd voor de Koefvoetmolen Jan Meys 3,5 dw winnend land aan de de Eerdbrugghe Henryc Tielins 0,5 b op de Swertebeeck en 3 dw op het Voerdervelt Janne Van Hassele 3 dagwand op het Broeckveld Yvet Boods (Bode), de dochter van Jan 3 dagwand op d’Eerdbrugge Yvet Boods 0,5 bunder ten Gehuchte aan de straat Lijsbeth De Rademaker, dochter van David land in het veld ‘ten Gehuchte’ Michiel Vanden Beemde 1 dagwand op het veld voor den Boonweyt Renier Boode 6 dw op de Eerdbrugge Augustus Zoys land op de Eerdbrugge Jacob Vander Hofstat 0,5 dw voor zijn hofstede Jan Vander Hofstat Hofstede en 3 dagwand land Jan Vander Hofstat 3 dagwand op het Broeckveld David De Rademaker 1 bunder eussel, geheten het Boonweyteussel David De Rademaker 0,5 bunder land voor de Boonweyt David De Rademaker 0,5 dw naast Eerdbrugghe en 0,5 dw aan zijn stede David De Rademaker 0,5 dagw.hof en 1 bunder bos aan de Broeckstraat Jan De Rademaker 0,5 bunder bos, het Espenen Bos (in t‘bos van David) Hemryc Van Linthout 0,5 bunder land op d’Eerdbrugge Willem Van Melstbrouck de vrouw 2 bunder te Scouwenbroeck Heymric Van Scouwenbroeck 3,5 dagwand land in zijn stede “te Scouwenbrouck” Jan en Kateline Van Scouwenbroeck 3,5 dagwand aan de stede “te Scouwenbrouck” Adriaen Van Maerselaer 6 dagwand land voor het hof ten Nieuwenhove Margriete sMoors 6 dagwand tegen Adriaen van Maerselaer Gheerd Vanden Broucke 3 bunders voor en deels in het Hof ten Nieuwenhove In Liezele NN Vander Poirten 10 dagwand op het Vlierenveld en Voirderveld NN Van Robbroeck 0,5 bunder op het Vlierenveld tegen het Bussenveld In het Land van Dendermonde Gillis Van Ursene (in 1430) in Baasrode Philips Van Massemen (in 1430), voordien Gillis Vander Mere Jan De Keyser de jonge (in 1430) de goederen “van Ursene” Jan Vander Denderen (in 1430) goederen te Mespelaer Ghijsbrecht De Luu in de parochie Opbasserode in zijn goed te Ursene Gheert (of Corneel) Vander Hert hofstede ter Hert met 4,5 bunder land. Opmerkingen: 1) sommige van deze onderleenmannen waren voor andere goederen ook direct hoofdleenman van het huis van Dendermonde. 2) Een deel van de leengoederen in het Land van Dendermonde lag in Opwijk, mogelijk was dat in de buurt van het Hof ter Eecke en waren ze door het huwelijk van Reynier III met Sapientia Veele in het bezit van Asschreyane gekomen.
3. Asschreyane had ook een laathof met erflaten. Dat betekende dat de leengoederen overgingen van vader op erfgenaam en dat de eigenaar van het hierboven genoemde Leenhof ook het recht had om recht te spreken. In het geval van Asschreyane betekende dit de lagere rechtsmacht voor zaken die het eigen “grondgebied” aanbelangden. Dat betekende ook dat het een eigen bank had met een door de heer van Asschreyane aangestelde meier. Voor ingewikkelde zaken kon het een beroep doen op “geleende” schepenen. De meier van Willem van Ursene was – althans in 1430 – Gielijs Van Thienen. 4. De heer van Asschreyane bezat ook een aantal “keurhoeven”. De grootte van de keur is niet opgegeven. Meestal bestond die echter uit het recht op “het beste pand”. Dat beteken-
30
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
de dat de keurhouder het recht had om bij iedere overdracht van de keurhoeve (door het overlijden van de vooraf aangeduide “sterfman”, meestal de pachter, of door verkoop) het beste object (een meubel of een paard bijvoorbeeld) kon opeisen. Eventueel kon in de plaats daarvan ook een vast bedrag afgesproken worden. Asschereyane bezat een dergelijk recht in 9 boerderijen, maar in slechts 2 daarvan genoot het de volledige keur. Voor 6 hoven moest de keur met de Heer van Londerzeel (de heer van Grimbergen dus) gedeeld worden. Nog een andere moest gedeeld worden met iemand waarvan we de hoedanigheid niet kennen. Met uitzondering van Asscheraye worden er geen andere keurhoeven in deze denombrementen bij naam genoemd. Ook de ligging en de namen van de pachters ontbreken. We zullen ze echter later nog tegenkomen en dan bespreken. Het Hof ter Asscheraye mag niet met het Hof van Asschreyane verward worden. Het lag er wel vlakbij, namelijk in de huidige Drietorenstraat, links voor het begin van het kasteelpark als men uit de richting van de (Schouwbroeck)linde komt. Naast eigendom en rechten had de heer van Asschreyane uiteraard ook verplichtingen. Zo beschikte de heer van Dendermonde over het “heerlijke” recht om hem ten strijde op te roepen, ofwel “... eenen peerde ende harnassche minen gheduchte heere te dienen up sinen cost in hervaerden” 18. Willem van Ursene trouwde met Margriete Sleeus of Sleeuws, gezegd Coniers, de dochter van Everard en Joanna Van den Broeck. Sleeuws kan ook gelezen worden als De Leeuw of De Luu. De verbanden met de familie De Luu, die in deze periode (onder meer) op het Hof ten Berg in de Steenhuffelse Lakeman woonde en met de achterleenman Ghijsbrecht de Luu in het Land van Dendermonde moeten nog uitgezocht worden, maar ze zijn er zeker. Sleeuws was tevens één der 7 Brusselse geslachten. Ze had banden met die andere Brusselse familie t’Serclaes. Omstreeks 1230 trouwde een Gerelmus t’Serclaes met een mejuffrouw de Leeu. En omstreeks 1370 noemde een zekere Nicolaes Sleeuws zich Nicolaes t’ Serclaes. Hij zou de zoon geweest zijn van een Everard t’Serclaes en ene Barbara van Ursel... Het woord “zou” is hier niet onbelangrijk. Willem en Margriete hadden minstens 5 kinderen: - Philips, geboren ca 1430, volgt hierna. - Hendrik of Henri d’Ursel, geboren ca 1432, werd ridder in de Teutoonse orde en commandeur van Pitzemburg in Mechelen (op zijn minst van 1475 tot 1487) 19. Het is mogelijk dat het ontstaan van het “Sieckhuys” in de Mechelse straat te Londerzeel tot deze persoon terug te voeren is. Zie daarvoor mijn studie over de geschiedenis van de gezondheidszorg in Londerzeel. - Gillis, geboren ca 1434, trouwde met Martyne van Reynghersvliet. In de geschiedenis van de Londerzeelse deelgemeenten zijn we al eerder een van Reyngersvliet tegen gekomen. Omstreeks 1370 was een Aliane, de erfdochter van Lodewijk van Reynghervliet, de heer van de baronnie van Boelaere, immers getrouwd met Gillis 2 van Boechout, de heer van Diepensteyn. - Minstens twee dochters waarvan we de naam niet kennen.
18
Ook het Hof te Luyts te Londerzeel (toen eigendom van Wouter Van der Messien) was een leen van de heer van Dendermonde en de graaf van Vlaanderen 19 Ook Arnoud van Ursene (of van Nuerssen), een zoon van Arnold en Ida van Marselaer (niet in ons stamboomfragment), geboren ca 1385, was in 1464 commandeur van Pitzemburg.
31
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
9. Philips van Ursene (1430/1451-1490) en Maria van der Heyden Philips, de oudste zoon van Willem, werd na de dood van zijn vader in 1451 de nieuwe heer van Asschreyane. Vermoedelijk dateert het denombrement dat hij naar het Leenhof van het Land van Dendermonde stuurde, en dat door Willy Stevens in “Het leenhof van Dendermonde tijdens de 15de eeuw” werd getranscribeerd, maar waarin geen datum te vinden is, van hetzelfde jaar. Veel van wat we intussen al weten wordt daarin herhaald maar toch is het niet onverstandig om het hier over te nemen. Al was het maar om te zien wat er gedurende de 11 jaren die sedert 1440 verlopen waren, veranderd was. Philips van Ursene noemde zichzelf leenman van het Huis en Hof van Dendermonde, voor een heerlijkheid, bestaande uit: - 17 à 18 bunders grond waarop een kasteel en een molen staan. - Een heerlijke rente in geld, kapoenen, hennen en granen. - Een schoofrecht op zekere gronden. - Bedrijf van meier en leenmannen met het recht van erven en onterven en met de volle jurisdctie voor het eigen grondgebied - 5 Onderlenen in het Land van Dendermonde (maar 3 waren in 1451 niet meer te vinden . Het leen was belast met: - Het verlenen van paardendienst in geval van oorlog (hervaerden-jaren geheten). - Een jaarlijkse rente van 20 veertelen evene (Mechelse maat) aan Rogier Braem en de dochter van Jaspar Botlaers. De onderleenmannen in 1451 waren: Onderleenman 1451
Onderleenman 1440 In Londerzeel Marc de Werchene Kateline Van Bolenbeke Raze Vanden Gehuchte Katelinen vander Meren Gillis Vanden Gehuchte alias Tielins Gillis Tielins Jehan Vanden Gehuchte Jan Tielins Jehan Vanden Gehuchte alias Tielins Henryc Tielins Henric Boele Renier Boode Jacob Vander Hofstat Jacob Vander Hofstat Margriet Vander Hofstat Jan Vander Hofstat Henric Vander Hofstat Jan Vander Hofstat David De Rademaker Wellicht Michiel Vanden Beemde Jan De Rademaker David De Rademaker Jan De Rademaker Jan De Rademaker Willem De Rademaker David De Rademaker Gillis Van Linthout alias Vd Cleye Henryc Van Linthout Heymric Van Scouwenbroeck Heymric Van Scouwenbroeck Peeter van Scouwenbroeck Jan en Kateline V. Scouwenbroeck Peeter Van Vorspoele Willem van Melstbroek (de vrouw) Jan Vanden Broecke (meester) Gheerd Vanden Broucke Janne Van Hassele Wellicht Peeter Ghysels Jan Vander Helst Wellicht Yvet Boods Margriete van Reynghersvliet Raze Tielins Peeter Van Lieden Janne Van Hasselt Gillis Van Obberghen Gillis en Adriaen Vanden Gehuchte
32
leengoed 5,5 bunder 3,5 dw op de Swertebeeck, belast aan de H. Geest van Lond. 3 dagwand 0,5 bunder 3 dw 6 dw op de Eerdbrugge 0,5 dw voor zijn hofstede 3 dagwand geheten het Broeckveld 3,5 dagwanden (een vervallen hofstee) 1 dagwand 1 bunder geheten Broeckstraten 0,5 bunder bos, het Espenen Bos (in t‘bos van David) 25 roeden, een masiere 0,5 bunder land op de Eerdbrugge 3,5 dagwand land in zijn stede “te Scouwenbrouck” 3,5 dagwand 2 b. als kerkmeester van Lond. (zie ‘Ridderhof te Moortere) 2 ¾ of 3 bunder 3 dagwand op het Broeckveld 0,5 bunder een schoofrecht en erfelijke rente op diverse gronden 4 dagwand, belast aan der H. Geest van Londerzeel 0,5 dw Ten Voorde 2,5 dagwand 1,5 dagwand op het veld Ten Gehuchte als H. Geestmeesters-5 dw Ten Gehuchte
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Onderleenman 1451 Jan De Rademaker Henrick De Rademaker Henric le Koc Daneel Lemmens Peeter Tielins Peeter Tielins Peeter Van Scrieke Hendrick Vander Poirten Adriaen Van Mespelaer Paschijne sMoors Philips Van Massemen Jan De Keyser de jonge Jan Vander Denderen) Ghijsbrecht De Luu Heyndric Vander Hert
Onderleenman 1440
Louis De Bondt
leengoed 15 roeden 4 lenen, samen 1 bunder 3 dagwand een ‘mastière’ of masiere of masure Een masure (ligt in puin)-0,5 dw op de Scheewech 4 dagwand 0,5 dagwand 3,5 dagwand
In Liezele NN Vander Poirten (verschrijving van Marselaer ??)
11 dagwand heide 3 dagwand in Liezele 2 dagwand in Liezele In het Land van Dendermonde Philips van Massemen (in 1430) Hof ter Meire (in 1551 niet meer gevonden) Jan De Keyser de jonge (in 1430) Zijn Hof van Ursene (in 1451 niet meer gevonden) Jan Vander Denderen (in 1430) Hof te Massele (in 1551 niet meer gevonden) Gillis Van Ursene (in 1430) in de parochie Opbasserode (Baasrode) in ‘t goed te Ursene Gheert (of Corneel) Vander Hert hofstede ter Hert in Lebbeke met 4,5 b. land (ca 3 b. in 1451).
Kolom 2 vermeldt de onderleenmannen van het zelfde onderleen die door Willem van Ursene in zijn aangifte van 1440 werden genoemd. Genealogen zullen er ongetwijfeld content mee zijn. Misschien hebben zij ook iets aan de volgende tabel: Nieuw in de aangifte van 1451 Gillis en Adriaen Vanden Gehuchte Janne Van Hasselt Henric le Koc Daneel Lemmens Peeter Van Lieden Gillis Van Obberghen Henrick De Rademaker Jan De Rademaker Margriete van Reynghersvliet Peeter Van Scrieke Peeter Tielins Raze Tielins
Verdwenen uit de aangifte van 1440 Yvet Boods (Bode), de dochter van Jan Katelijne Ediers Henryc Van Hassele Adriaen Van Maerselaer Jan Meys Margriete sMoors Robbrecht Vanden Moertere Jan De Rademaker Lijsbeth De Rademaker, dochter van David Willem Tielins, zoon van wijlen Merten Augustus Zoys
Deze tabel is alfabetisch op hoofdbestanddeel van de familienaam en zegt niet wie door wie werd opgevolgd.
Philips van Ursene trouwde omstreeks 1465 met (de meer dan 10 jaar jongere) Maria Van der Heyden, de dochter van Nicolaes en Catharina de Halmale. Zonder de hele familiegeschiedenis van der Heyden uit de doeken te willen doen is het misschien toch interessant om weten dat Elisabeth, de zus van Maria, trouwde met de Antwerpenaar Jan Happaert en dat hun zoon Adriaen Happaert de eerste man was van Zegerine van Groesdonck die, weduwe geworden, hertrouwde met Gillis van Marselaer uit Malderen. Philips van Ursene en Maria van der Heyden kregen vier kinderen: - Hendrik werd geboren ca 1466 en volgt hierna. - Renier werd geboren ca 1468 en “verdronck int wederkeeren van Antwerpen”. - Maria, geboren ca 1469, trouwde in 1490 met ridder Joos van Oyenbrugge (+1506), zoon van Jan en Catharina van Berbelgem, heer van Oyenbrugge, Impel, Molendonk. - Joos werd geboren ca 1471 en zou voor de graaf van Nassau drossaard van Grimbergen worden.
Een beetje vaderlandse geschiedenis. Wat Lodewijk van Male, de graaf van Vlaanderen, in 1356 met de wapens niet gelukt was, namelijk het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant onder één gezag verenigen, gebeurde een halve eeuw later “in der minne”. Hertogin Johanna overleed in 1406. Zij en haar al in 1383 gestorven man Wenceslaus van Luxemburg, hadden geen kinderen. In 1396 had ze in haar testament haar nicht Margaretha Van Male (de dochter van Lodewijk en haar zuster
33
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Margaretha) en haar afstammelingen als haar erfgenamen aangeduid. Margareta van Male was getrouwd met de Bourgondiër Philips de Stoute, die daardoor, na de dood van Lodewijk van Male, in 1384 ook al graaf van Vlaanderen geworden was. Aangezien Margaretha van Male al in 1405 overleden was, was het bijgevolg haar 2de zoon, Antoon van Bourgondië, die in 1406 de nieuwe hertog van Brabant (en Limburg) werd. Haar oudste zoon, Jan (zonder vrees) had in 1404 zijn vader Philips de Stoute als graaf van Vlaanderen (en Artois) opgevolgd. Tot 1430 waren zowel het hertogdom Brabant als het graafschap Vlaanderen onder het huis van Valois-Bourgondië verenigd, maar niet onder dezelfde persoon. In Vlaanderen werd Jan zonder vrees in 1419 opgevolgd door zijn zoon Philips de Goede. In Brabant werd Antoon in 1415 opgevolgd door zijn zoon Jan IV en in 1427 door zijn andere zoon Philips van Sint-Pol. Noch Jan IV noch Philips van Sint-Pol hadden wettige erfgenamen en na de dood van de tweede werd Philips de Goede in 1430, naast graaf van Vlaanderen en Artois, ook de nieuwe hertog van Brabant en Limburg 20. Na Philps de Goede volgde in 1467 zijn zoon Karel de Stoute. Die sneuvelde op 5 januari 1477 in Nancy bij een mislukte poging om ook Lotharingen aan zijn rijk toe te voegen. En toen begonnen te problemen. Want ofschoon Karel drie keer getrouwd was geweest - namelijk met Catharina van Valois, Isabella van Bourbon en Margaretha van York, had alleen maar met de laatste één dochter gekregen: Maria van Bourgondië.
hertogin Johanna en Wenceslaus
hertog Antoon van Bourgondië
hertog Jan IV van Brabant
Philips de Goede
Karel de Stoute
Maria van Bourgondië
hertog Philips van Sint-Pol
De dood van Karel de Stoute veroorzaakte een grote crisis in zijn grote hertogdom. Zijn dochter en exclusieve erfgename, jong, mooi, ongetrouwd en bovenal onmetelijk rijk, werd meteen door een schare huwelijkskandidaten aangesproken.
20
Antwerpen, dat na 1356 bij Vlaanderen bleef, was in 1406 terug bij Brabant gekomen. In 1429 had Philips de Goede ook het graafschap Namen verworven. De graafschappen Holland, Zeeland en Henegouwen volgden in 1433, het hertogdom Luxemburg in 1451...
34
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Een van hen was Charles, de zoon en troonopvolger van Louis XI, die hoopte zo het hele Bourgondische Rijk bij het Franse kroondomein te kunnen voegen. Maar hij werd smadelijk afgewezen. Daarop dreigde vader Louis XI om haar rijk dan maar met de wapens in te nemen. Maria kon de steun van haar onderdanen op dat moment zeer goed gebruiken. Die onderdanen toonden zich echter niet erg happig om voor haar in de bres te springen. Ze riepen haar daarentegen ter verantwoording voor het expansionistische, oorlogszuchtige en centralistische beleid dat wijlen haar vader had gevoerd. Door toekenning van het Groot Privilege op 11 februari 1477 verkreeg Maria dan toch de financiële en militaire steun van de Staten-Generaal. Als tegenprestatie moest ze wel aan verscheidene gewesten en steden eigen keuren en vrijheden verlenen. Desondanks waren er in 1477 nog altijd troebelen in Gent en eigenlijk in heel het land, Het is in deze context dat - mogelijk op 26 april 1477 - in Steenhuffel het Hof van Marselaer in brand gestoken werd en voor altijd met de grond gelijk gemaakt...
Bovendien werd het rijk van Maria van Bourgondië nog altijd door Lodewijk XI, de Franse koning, begeerd. Toen Maria de toestand niet langer aankon, is ze op 19 augustus 1477 met de Habsburger Maximiliaan I, keizer van Oostenrijk en (vanaf 1486) keizer van Duits-Roomse rijk, in het huwelijk getreden. Hierdoor zijn de Nederlanden van de Bourgondiërs naar de Habsburgers overgegaan. Maximiliaan van Oostenrijk riep al zijn leenmannen en achterleenmannen op om hem in zijn oorlog tegen Frankrijk steun te verlenen. Daarvoor stuurde hij zijn gezanten door heel het land...
En het aandeel van Philips van Ursene daarin. Begin mei 1478 belandde Jooris Vander Braempt, de onderbaljuw van Dendermonde, aldus op Asschreyane dat, zoals we weten, nog altijd een leen van Dendermonde was. Op 13 mei schreef hij een verslag van dat bezoek en in een wat gemoderniseerde vorm gaf dat het volgende resultaat 21: “Philips van Nuersschen, wonende te Londerzeel, heeft in het verleden diverse malen de bevelen van zijn leenheren, de hertogen Filips (de Goede) en Karel (de Stoute) – in hun hoedanigheid van heer van Dendermonde – opgevolgd. En hij heeft altijd behoorlijk in de lasten bijgedragen en voldaan aan de verplichtingen die hem door zijn leengoed en heerlijkheid, gelegen in Londerzeel en daaromtrent, werden opgedragen. Thans heeft hij in mijn aanwezigheid aan de ontvanger van de heer van Dendermonde toegezegd om de aan het leenmanschap verbonden soldeniers te paard te leveren.” Ongetwijfeld dankzij de inzet van de Londerzeelse soldeniers werd Lodewijk XI op 7 augustus 1479 door Maximiliaan in de slag bij Guinegate verslagen.
Een bootramp op de Schelde. Maria van Bourgondië overleed op 27 maart 1482, op 25 jarige leeftijd, aan de gevolgen van een ongelukkige val van haar paard tijdens een valkenjacht. Haar weduwnaar Maximiliaan I werd nog altijd als een vreemdeling beschouwd. Lodewijk XI van Frankrijk zag zijn kans terug schoon, trachtte Vlaanderen voor zich te winnen en trok met zijn troepen ons land binnen. Aartshertog Maximiliaan verzamelde eveneens een (vooral Duits) huurlingenleger van 16.000 man. De strijd die daarop volgde duurde vele jaren waarbij de meeste Vlaamse steden inderdaad de kant van Frankrijk kozen... In de studie over de heerlijkheid van Diepensteyn te Steenhuffel ging ik dieper op deze periode in. De de heren van Asschreyane waren, in tegenstelling tot die van Diepensteyn, niet of 21
Algemeen Rijksarchief – Rekenkamer nr. 539.
35
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
nauwelijks bij deze oorlog betrokken. Ze hadden er schijnbaar ook veel minder dan hun buren uit Malderen, Kobbegem, Asse, Baardegem, Dendermonde en andere plaatsen van te lijden. In volle oorlogsperiode werden ze echter door een familiedrama opgeschrikt. Het was 1486. Ondanks de slechte tijd had er in Antwerpen een belangrijk huwelijk plaats. Vele edele families uit onze streek waren er op uitgenodigd. Daarbij ook de families Van Ursene en Van Marselaer. Omdat het over land waarschijnlijk moeilijk en vooral onveilig was om Antwerpen te bereiken besloot het gezelschap om via den Briel (Buggenhout-Baasrode) per boot over de Schelde te gaan. Na de feestelijkheden keerden ze langs dezelfde weg ook weer. Wat er toen gebeurde werd door Adriaen van Marselaer op het einde van de 16de eeuw als volgt beschreven 22: "Jonkvrouw Joanna Laenen, de vrouw van Gillis van Marselaer, was naar een bruiloft in Antwerpen geweest. Ze was aan boord van een schipper uit Antwerpen ingescheept. Toen een schipper uit Mechelen van de andere kant kwam wilde deze niet uitwijken; het was immers oorlog. Zo zeilden ze elkaar naar de bodem. Vele mensen verdonken. Engelbert van Ursen wist al zwemmend de oever te bereiken. Ook jonkvrouw Joanna Laenen geraakte uit het schip. Ze had een rode fluwelen tabbaart een met een wijde voering en bleef daardoor lang boven water drijven. Toen ze haar neef op de dijk zag staan riep ze: ‘och neef, ge gaat mij hier toch niet laten verdrinken!’. ‘Neenik, nicht,” antwoordde hij, “maar ge moet mij beloven om mij niet bij mijn benen of om de nek vast te grijpen.’ Dat beloofde zij en daarop sprong hij weer in het water. En terwijl hij dacht om haar bij haar tabbaart23 vast te grijpen sloeg zij haar armen om zijn hals en ze hield hem zo stevig vast dat ze samen verdronken. Dit gebeurde omstreeks de heiligdag van Sint-Bernard (20 augustus) van het jaar onzes heren 1486 in den oorloghe ten dienen tijd den kwaeden wereld.” Wie was deze Engelbert Van Ursene? Volgens Jozef Verheyden, die deze tekst in het familiearchief Della Faille in het Rijksarchief te Gent ontdekte, heeft de schrijver zich gewoon vergist en zouden we in de plaats Reynier moeten lezen. Van Reynier is immers uit andere bronnen geweten dat hij “int wederkeeren van Antwerpen verdronck”. De plaats van de voornaam van de Van Ursene was bovendien aanvankelijk opengelaten en pas later met “Engelbert” opgevuld. Het is inderdaad voorzichtig om er rekening mee te houden dat dit verslag ruim 100 jaar na de feiten geschreven is. Engelbert van Ursene en Gillis van Marselaer waren neven volgens de auteur. Dat wil dus zeggen dat ze eenzelfde grootvader of grootmoeder hebben gehad. Wel de grootouders van Gillis van Marselaer waren: a) Gillis van Marselaer en Isabella de Luu b) Jan s’Jongen en Lysbeth van den Damme, gezegd Lombaerts. Mocht Engelbert met Reynier van Ursene verwisseld zijn, dan waren zijn grootouders: 1. Willem van Ursene en Margriete Sleeus (of de Luu) gezegd Coniers. 2. Nicolaes Van der Heyden en Catharina de Halmale Gillis van Marselaer en Reynier van Ursene kunnen dus geen neven zijn geweest; wel achterneven als Isabelle de Luu en Margriete de Luu zussen waren. Isabella was echter de dochter van Gijzelbrecht de Luu en Margriet Van Marselaer
22
Rijksarchief Gent, Archieffonds van de familie Della Faille. De licht gemoderniseerde tekst werd opgesteld op basis van de transcriptie van de heer Jozef Verheyden. 23 Van de rode fluwelen stof van dat kleed werden – volgens dezelfde bron - mantels voor de beelden van SintAmandus en O.L.Vrouw (in de kerk van Malderen) gemaakt evenals een kazuivel waar de wapens van Marselaer en Laenen op aangebracht werden.
36
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Van Margriete schreven we eerder dat ze de dochter was van Everard de Luu (of Sleeus) en Joanna vanden Broeck. Is dat laatste verkeerd? Het interessante is dat Gijzelbrecht de Luu en Margriet van Marselaer inderdaad een dochter hadden die Margriete heette. Deze zou echter voor 1401 met Jan van Wijneghem zijn getrouwd. Was ze dan al de weduwe van Willem van Ursene misschien? Voer voor serieuze genealogen. Ikzelf ga er inmiddels van uit dat Adriaen van Marselaer zich niet vergistte en dat zowel een Engelbert als een Reynier van Ursene bij deze scheepsramp verdronken zijn. Hij had het inderdaad over vele doden maar heeft alleen het verhaal van zijn eigen voorouders (Joanna Laenen dus) in detail beschreven. In een andere studie over het Hof ten Broecke te Malderen zal ik proberen aan te tonen dat Engelbert van Ursene een telg uit de Ursene-tak van Malderen was.
Het huwelijkscontract van Marie van Ursene. Ik had u graag verteld wie er omstreeks 20 augustus 1486 in Antwerpen trouwde, maar ik heb daarover niets gevonden. Over een ander huwelijk is wat meer bekend. In 1490 trouwde Marie van Ursene, Philips’ dochter, met een edelman van hoge komaf, Joos(t) van Oyenbrugghe. We zouden daar geen overdreven aandacht aan besteden mocht hun huwelijkscontract 24 van 28 juli 1490 niet bewaard gebleven zijn. Daaruit leren we niet alleen wat een mens toen zoal moest beloven om van zijn dochter af te raken, maar komen we ook enige wetenswaardigheden over het Hof van Asschreyane te weten. Het volledige contract is te vinden in de familiearchieven Van der Noot (Rijksarchief te Brussel) maar wij hebben onze mosterd bij Marcel Slachmuijlders gehaald die er in GHKL 2009/3 een samenvatting van heeft gegeven. Nadat de toekomstige bruidegom beloofd had om alles wat hij van zijn ouders geërfd had in de huwelijksgemeenschap te brengen, deed Philips van Ursene, de vader van de bruid, nog volgende beloftes. - Het bruidspaar zal van hem jaarlijks een rente van 50 Rijnsgulden bekomen en daarvoor geeft hij wat akkerland en beemden in Kapelle-op-den-Bos als borg. Die rente is erfelijk en na de dood van Philips en zijn vrouw Marie Van der Heyden zal die door zijn zoon en erfgenaam Hendrik moeten gedragen worden. - Daar bovenop nog een jaarlijkse rente van 10 Rijnsgulden, die evenwel niet erfelijk is. Daarvoor wordt de watermolen van Asschreyne als onderpand gegeven. Omdat deze molen echter tot de toekomstige erfenis van zijn zoon Hendrik behoort, en omdat deze hem voorlopig niet nodig heeft, zal Van Oyenbrugghe in plaats van over zijn rente onmiddellijk over de molen mogen beschikken, en dat tot zoon Hendrik beslist om die alsnog door de rente te vervangen. Philips van Ursene zal het metselwerk van de molen nog 2 jaar lang op eigen kosten onderhouden. Mocht er ook hout voor reparaties nodig zijn dan mag Joos daarvoor op de goederen van Asschreyna bomen laten hakken. - Na de dood van Philips van Ursene en zijn vrouw zullen hun “roerende” goederen (dus niet de gronden en gebouwen) evenredig tussen zijn zoon en opvolger Hendrik en zijn dochter Marie (en dus ook haar man Van Oyenbrugghe) verdeeld worden. - Vader Philips zal voor de “uitzet” van zijn dochter 60 kronen betalen. - Na hun huwelijk zullen de jonggetrouwden, samen met hun schildknapen en bedienden, nog een halfjaar lang op kosten van Philips mogen leven (althans wat eten en drinken betreft). Voor een eigen huis moeten ze nog niet onmiddellijk zorgen want moeder Marie Van der Heyden belooft om voor hen en volgens hun wensen een kamer in te richten.
24
Daneel van Bouchout, de heer van Diepensteyn te Steenhuffel, heeft dit huwelijkscontract mede ondertekend.
37
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
-
Louis De Bondt
Mocht één der partners overlijden zonder dat er kinderen zijn dan zal de langstlevende het vruchtgebruik van de renten genieten: 60 Rinsgulden voor Marie mocht Joost eerst overlijden, evenwel slechts 30 Rijnsguldens voor Joost mocht zijn vrouw voor hem sterven.
Ik heb nergens gevonden waar en wanneer Philips van Ursene overleden is. Zijn weduwe is hem (te Londerzeel) op 17 februari 1529 naar het hiernamaals gevolgd.
38
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
10. Hendrik van Ursene (1466/1490-1535/1555)
x Anna Stommelincs xx Margriete s’ Dechters-van Thienen Hendrik van Ursene trouwde omstreeks 1490 met Anna Stommelincs, de dochter van Philips en Elisabeth van Vaernewijck. Zij hadden twee kinderen: - Marie d’Ursel werd geboren ca 1491, trouwde met Gelein van Idegem en Joris Van der Noot. - Philips werd geboren omstreeks 1493: hij volgt. Weduwnaar geworden hertrouwde hij met Margriete s’ Dechters alias van Tienen en kreeg: - Renier: stierf jong. - Hendrik: stierf jong. - Christophorine (Stoffelijne): trouwde met Thomas Herderwijck (Herlewijck) die gedurende 10 jaar de kapitein van het fort van Bapaume (Frankrijk, Pas-de-Calais, Bapalmen in het Nederlands) zou worden. Die versterking werd in 1540 in opdracht van keizer karel V gebouwd. Op 16 september 1557 erfde Stoffelijne de 5de en de 6de schoof van 5 dagwanden van de voormalige ‘goeden vanden Moirtere’ waarbij een “omwaterd bergsken” van 1 dagwand groot. Haar man zou die schoven van de Moorhoek echter nooit kunnen komen halen en heeft die op 16 december van hetzelfde jaar aan Joos van Nuffele, de zoon van Steven, doorverkocht. 25 - Joos .26
De versterkingen van Bapaume, op de doorgang van Artois naar Vlaanderen (bron: Wikipedia)
In het register van de tiendenpenning van het Land van Grimbergen heb ik ook een Kaerle van Ursene aangetroffen. In 1534 bezat die in Londerzeel onder meer een huis en 4 percelen land (samen 1,5 bunder of 6 dagwanden groot). Daarvan lag 1 dagwand leengoed op de Mechelse kouter. Ik weet niet wat zijn familierelatie met de andere hier genoemde van Ursene’s was maar ik weet wel dat het dagwand op de Mechelse kouter in oktober 1547 door zijn zoon, ook al een Hendrick van Ursene, werd geërfd. 25
Algemeen Rijksarchief, familiearchief de Merode Westerlo, VM 468, Land van Grimbergen, rekeningen van lenen (met dank aan J. Michel Van der Elst). 26 Volgens sommige on-line genealogieën was deze Joos de vader van Marie van Ursene die later met de Nederlander Cyprianus van Jaersma zou trouwen. Zoals ik verder zal aantonen hebben zij het waarschijnlijk mis.
39
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
In de periode 1508-1524 is Hendrik van Ursene, de heer van Asschreyane, een aantal malen schepen van Brussel geweest. Voortgaande op de leenboeken van Ursene moet hij tussen 1530 en 1535 overleden zijn. Maar in de leenboeken van het Land van Grimbergen werd hij nog in 1543 als “besunder” leenman van de Holen Zijp ingeschreven. Dat is natuurlijk een probleem. Straks zullen we zien hoe dat opgelost kan worden. Ik kan nu al verklappen dat Hendrik voor zijn tijd erg oud geworden is.
40
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
11. Philips van Ursene (1493/1535-1559) x Cathelijne Vander Ee Hendrik werd opgevolgd door zijn zoon Philips. Alphonse Wauters beweerde in zijn “histoire des environs de Bruxelles” dat een oudere zoon met de naam Hendrick al eerder gestorven was, maar dat klopt dus niet; de bedoelde Hendrick was een zoon bij Hendrick seniors tweede vrouw. Philips deed het verhef van Asschreyane – dat we vanaf nu Ursene zullen noemen – tussen 1525 en 1535. In de leenboeken van Ursene, die vanaf 1523 werden bijgehouden en waarover we het hierna nog zullen hebben, wordt zijn naam vanaf 1538 genoemd. Toch is het niet zo dat zijn vader voor 1535 overleden was. In een document uit 1543 lezen we immers:“Philips van Ursene heeft binnen der prochien van Londerseele 6 dachwanden beempts. De selve heeft in hueringen van Henricke van Ursene, zijn vadere, een huys geheeten ter Asscherayen metten wateren, boigaerden, neerhove, met eender watermolen, met een heerlicheyt van achterleenen, kueren, vijfscoyff, met omtrent 27 buenderen onder lant, bosch ende beempt, ende eenen heerlicheyt van cheynse, jairlijcx weert zijnde omtrent 20 Rinsgulden. Daer voere hij geeft den voirs Henricken, zijnen vadere, jaerlijcx boven 52 Karolusgulden, ende in rogge 50 sacken rocx”. Philips heeft dus, voor hij het erfde, Asscherayen vele jaren van zijn vader gehuurd. En daarvoor moest hij, als ik de tekst hierboven goed interpretteer, jaarlijks 52 Karolusgulden en 50 zakken rogge betalen. Daarmee was zijn rekening echter nog niet gemaakt. Hoeveel het leenhof van het Land van Dendermonde van hem verlangde heb ik niet gevonden. Maar het Leenhof van Grimbergen eiste een tiendenpenning van 10 Karolusgulden voor de 6 dagwanden beemd en 20 Rijnsgulden voor de rest. Waarom een leenhof de goederen van een ander leenhof kon belasten moet nog worden uitgezocht, maar ik vind het vreemd. Wellicht zullen de 6 dagwanden beemd wel tot het Land van Grimbergen behoord hebben, maar de 27 andere bunders deden dat vanzelfsprekend niet. In ieder geval hebben we er een mooie beschrijving van het goed van Ursene aan overgehouden. Philips van Ursene was omstreeks 1520 getrouwd met Cathelijne Vander Ee, de dochter van Lambrecht, heer van Sint-Stevens-Woluwe en Herent, en Margriete Van der Noot. Ze kregen volgende kinderen: - Jan van Ursene, volgt. - Ingelbert van Ursene, werd tussen 1581 en 1585 gedood bij een gevecht in Friesland. - Philips jr, geboren nà 1536, overleed ca 1590-1595 in Londerzeel aan de pest. Hij erfde op 4 december 1555 van zijn grootvader Hendrik 2 dagwand land aan het Boonweytstraatje. - Joos, was “onnozel” 27. - Jacquelijne, werd begijn in Leuven. - Margrieten, werd non in Groot-Bijgaarden. - Anna, werd non in Vorst en stierf voor 1590. - Maria. - Catharina. Over de omstandigheden waarin Ingelbert en Philips jr stierven zal ik later iets meer vertellen.
27
Toch moet het deze Joos zijn waarvan de dochter Marie later met de Nederlanse edelman Cyprianus van Jaersma trouwde.
41
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Het land van Grimbergen verwerft 2 Londerzeelse heerlijkheden. Het grondgebied van Londerzeel was van oudsher voor een groot deel leen- en cijnsgoed van het huis van Dendermonde. In 1430 had het er niet minder dan 10 hoofdleenmannen 28: 1. Willem van Ursene uiteraard. Hij was hoofdleenman van een laathof met erflaten, zijn kasteel op Ursene (Drietoren) met bijgebouwen en gronden (17 à 18 bunder groot), 26 à 27 bunder die in onderleen gegeven werden (ik heb 35 onderlenen in Londerzeel ontdekt). Bovendien had hij nog 2 onderleenmannen in Liezele en 5 onderleenmannen in Baasrode. In 1513 was Hendrik van Ursene, de kleinzoon van Willem, de hoofdleenman van dit goed. 2. Wouter vander Messien was hoofdleenman van een leengoed dat bestond uit a) 11 bunder land voor het Hof te Luyts in de Pluimennest (dat was een heerlijkheid met 11 erflaten) en b) 39 bunder grond verdeeld over 14 onderleenmannen. De belangrijkste onderleenmannen waren: - Adriaen Bode (in 1430) en zijn dochter Yvette (in 1440) (10 bunder in het goed te Boots op de Heide tegen het Broekveld. - David de Rademakere (5 dagwand) en zijn dochter Lijsbeth (1 bunder ‘ten gehuechte’ op Sneppelaar) - Hennen van den Pre (1 bunder tegen de Winterpoel in de Pluimennest, in de hoek gevormd door de huidige Polderbaan en de Molenstraat) - Jan van Buggenhout, alias Jan vanden Wreeackere alias Jan de Ronde (0,5 bunder huis en hof aan de Wreeacker bij het Vossenhol, de Langenhof en de Asscheryestraat) - Gielijs van Thienen (3 dagwand huis en hof naast het Hof te Luyts tegen de beek). - Gillijs de Clerc, alias Gillijs vanden Heechoute (3 dagwand huis en hof op de ‘Heechoute’ (niet de huidige Eekhout maar wellicht het gebied ten noorden van de Watermolenstraat) - Jacob vanden Beempde (1 dagwand op de Mose en 1 dagwand in zijn eigen hofstede) - Heer Segher vanden Heetvelde (5 bunder land in Steenhuffel, geheten de Peerdshoeve, tegen het Horenbeekveld) - Eggeryck vanden Broecke (5 dagwand land op het Vlierken in Liezele). - Daneel van Bouchout (2 dagwand tegen het oude goed van Voorspoel) In 1513 was Adriaen Brugman, zoon van Wouter (zie hierna), hoofdleenman van een deel van de vorige en een deel van de volgende eigendommen geworden. Hij had 9 onderleenmannen: - Zijn kozijn Adriaen Brugman en Aert Utenhove, de zoon van Heynderick (ieder de helft van een hoeve met land) - Jooris van Voorspoel, zoon van Jan (voor de heerlijkheid bestaande uit 11 bunders land voor het Hof te Luyts en mogelijk nog wat aansluitende percelen). - Willem de Rademakere (11 dagwanden). - Pauwel vanden Broucke voor het godshuis ‘te Faens’ uit Antwerpen, 1bunder. - Jan Slachmoldre (5 dagwanden), - Anna van Marselaer. dochter van Gillis, 5 bunder, het goed ten Buekele bij ‘t Hof te Winkele. - Cornelis Andries, de zoon van Christoffel (nog eens 4 bunder’, geheten ten Buekele) - Alaert Bentin had recht had op 1/10 van de schoven van het Molenveld (37 bunder land) en op 1/10 van het hout. 3. Robbrecht vanden Moertere was hoofdleenman van een heerlijkheid met erflaten en 22 bunder grond, vooral gelegen in de Moorhoek. In 1513 werd deze heerlijkheid niet meer vermeld. In 1440 was ze inderdaad in beslag genomen en in delen verkocht of bij andere 28
Algemeen Rijksarchief - Denombrementen van de wetachtige kamer van Vlaanderen – Index 137.
42
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Dendermondse leengoederen, onder meer die van Ursene, gevoegd (zie hiervoor mijn boek ‘Het Ridderhof te Moortere’ 4. Jacob vanden Beemde was hoofdleenman voor 1 perceel op het veld voor de Boonweyt en 1 perceel op de Eertbrugge, samen 1 bunder groot. In 1513 werd voor dit gebied geen aparte hoofdleenman vermeld. Misschien was het met het domein van Ursene samengesmolten. Ook Vilain (zie verder) had hier bezittingen. 5. Jan Bode (en na hem zijn dochter Ivette) was, naast onderleenman van Ursene, zelf hoofdleenman voor 1 bunder land op het Eertbruggeveld. In 1513 was Heindric van Hasbrouc de nieuwe hoofdleenman. 6. David de Rademaker was hoofdleenman voor 1 perceel op Eertbrugge en 1 perceel op het Schoofland, samen 1 bunder groot. In 1513 was Hendrik de Moor de nieuwe hoofdleenman. 7. Katheline Robbrechts, de vrouw van Jacob vander Cammen, was hoofdleenman voor 1 bunder land bij de Meysvondel (aan de beek in de huidige Brusselse straat) waarvan de helft in onderleen gegeven was. In 1513 was dit leengoed vermoedelijk met het hoofdleen van Adriaen Brugman samengesmolten. 8. Martijne van Lijsbetten, de vrouw van Daneel van Heybeke (0,5 bunder tegen de Bueckele, ten oosten van het Scoofland, tussen de Pikstraat en de windmolen) 9. Jan van Belle. 10. Wouter Brugman. In 1534 waren er slechts 3 hoofdleenmannen meer overgebleven. 1. Hendrik van Ursene, de kleinzoon van Willem, was nog altijd de hoofdleenman van het bovenomschreven Ursene-goed waar naast “den Holen Zyp (dat een leen van het Land van Grimbergen bleef) waarschijnlijk een stuk van het intussen verdwenen Hof te Moortere was aan toe gevoegd. Dat zou verklaren waarom Stoffelijne van Ursene, een dochter van Hendrik en een zus van Philips, op 16 september 1557 de 5de en de 6de schoof van 5 dagwanden van de voormalige ‘goeden vanden Moirtere’ kon erven. Bij dat schoofland hoorde een “omwaterd bergsken” van 1 dagwand groot dat eigenlijk niets anders dan het intussen al verdwenen Hof te Moortere kon zijn 29. 2. Jooris (Joos) van Voorspoel, zoon van Jan, was in 1513 al één van de negen onderleenmannen van Adriaen Brugman, zoon van Wouter, met name van een heerlijkheid bestaande uit 11 bunders land voor het Hof te Luyts en mogelijk nog wat aansluitende percelen. Later was daar ook het goed te Boots op de Heide bijgekomen 3. Daneel Vilain, was een tot voor kort onbekende Steenhuffelenaar die, zoals we ontdekten, samen met zijn vader Joos in de periode 1480-1520 de rest van de over heel Londerzeel verspreide Dendermonde-eigendommen verworven had. In 1534 – aldus historicus Alphonse Wauters in zijn ‘Histoire des environs de Bruxelles’ – annexeerde Hendrik van Nassau, de heer van Grimbergen, 2 heerlijkheden met een cijnshof en een feodaal hof. De eerste behoorde toe aan Georgius van Voorspoel en zijn vrouw Ludovica Estricx; de tweede was van Daneel Vilain. Deze kleine heerlijkheden hingen af van het feodale hof van Dendermonde. De naam van Gregorius (of Jooris) van Voorspoel is in diverse documenten van Londerzeelse Schepenbank terug te vinden. Zoals we hierboven zagen was hij de zoon van Jan en kort na
29
Algemeen Rijksarchief, familiearchief de Merode Westerlo, VM 468, Land van Grimbergen, rekeningen van lenen (met dank aan J. Michel Van der Elst).
43
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
1513 de onderleenman van Adriaen Brugman voor een heerlijkheid die inderdaad afhing van het huis van Dendermonde 30. Ludovica Estricx was daarentegen niet gekend. In 1510 kwamen we wel een Katelyne Estricx tegen als echtgenote van Wyllem Meerte en als eigenares van het Hof te Luyts (6 dagwand) en van grond op de Steenbukel en het Doesbeekveld bij de Meysvondel 31. Het is niet geweten of het Hof te Luyts en de genoemde gronden zelf tot de lenen van Dendermonde behoorden maar ze lagen er wel vlak tegen. Het Hof te Luyts raakte bovendien aan Voorspoel of de Beemden (inmiddels weten we veel meer over dat Hof te Luyts waarvan de geschiedenis in ‘Het Hof te Luyts te Londerzeel’ te vinden is). Intussen ontdekten we ook dat Katelyne (en niet Ludovica) de stiefzus (en niet de vrouw) van Jooris van Voorspoel was 32. Over Daneel Vilain is pas kort geleden meer aan het licht gekomen 33. Tot 1537 was hij stadhouder van de heerlijkheid van Diepensteyn in Steenhuffel. Hij woonde op het Hof ten Bergh in de Steenhuffelse Lakenman. Aan dat hof was een heerlijkheid verbonden die twee verschillende leenheren had. - De eigendommen in Steenhuffel (het Hof den Bergh en een aantal gronden en hofsteden in het dorp en ten oosten en westen van Diepensteyn) vormden al sedert 1197 een (cijns)heerlijkheid van de jonge tak van de heren van Grimbergen (in 1534 waren dat de heren van Glymes). - De eigendommen in Londerzeel (op de Ganzendries tegenover zijn Hof, in de buurt van Voorspoel en een groot aantal over Londerzeel verspreide perceeltjes, die hijzelf en zijn vader in de periode 1480-1520 hadden overgenomen, waren leen- en cijnsgoed van het Huis van Dendermonde. De gebiedsoversdracht van 1534 werd recentelijk onderzocht en uitgebreid beschreven. Voor die van de heerlijkheid van Voorspoel verwijs ik naar “Het goed van Voorspoel en Oudenhoven”. Voor die van de heerlijkheid van Vilain kan de geïnteresseerde in “Het Steen op de Heuvel” terecht.
Ursene blijft van het huis van Dendermonde. De aankoop (of ‘annexatie’ door Hendrik III van Nassau-Breda betekende dat het allergrootste deel van Londerzeel nu tot het Land van Grimbergen behoorde. De 27 bunders van Ursene waren daar evenwel niet bij. Op 12 maart 1543 werd Goosen van Gestele door de Londerzeelse Schepenbank (nr.5281) als meier van Philips van Ursene genoemd. In 1537 had dezelfde van Gestele (van Ghestel) Daneel Vilain ook al als stadhouder van Diepensteyn opgevolgd. De buren Diepensteyn en Ursene hebben blijkbaar meer dan eens hun personeel gedeeld.
30
Het was misschien toch iets ingewikkelder dan hier beschreven is. Het hof van Voorspoel lag op het grondgebied van Londerzeel maar er waren ook tal van gronden in Westrode en Wolvertem aan verbonden. Een aantal daarvan zouden al vroeg van de heren van Grimbergen hebben afgehangen. Bovendien staat in akte 8945 van de schepenbank van Londerzeel (R.A. Leuven) dat de vrouwe van Diepensteyn, Steenhuffel, (dat was Anna van Boechout-Boelaere) op 14 januari 1516 verklaarde dat zij (een deel van) het Hof van Voorspoel van haar voorganger Daneel van Boechout had verkregen. Het zal inmiddels wel duidelijk zijn dat iemand de leenman van verschillende heren kon zijn. 31 Algemeen Rijksarchief Brussel – Schepengriffie nr. 3622. 32 Zie “Het goed van Voorspoel en Oudenhoven”. 33 Alles hierover is te vinden in ‘Het Steen op de Heuvel’.
44
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Het goed van Ursene in de 16de eeuw. Op 2 april 1523 werd een lijst van al de keurhoeven van Ursene opgemaakt door Jan Pauwels (Johannes Pauli), die vanaf ca 1510 tot 1533 de stadhouder van Hendrik van Ursene was 34. In 1533 werd die als stadhouder door Joos van Nuffele opgevolgd. Op te merken is dat die Joos van Nuffele omstreeks 1550 tevens genoemd werd als “heer te Steenhuffel van een heerlijck bedrijff ende laethoff” dat ik als het Hof ten Berg in de Lakeman heb geïdentificeerd (zie “Het Steen op de Heuvel”). In ieder geval was Joos van Nuffele maar een tijdelijke oplossing. In 1536 werd hij als stadhouder van Ursene opgevolgd door de al genoemde Goswin (Goosen, Goosbrecht) van Ghestele, die ook voor Diepensteyn werkte, en die beide functies tot in 1575 zou combineren. Ofschoon de informatie de periode van Philips van Ursene overstijgt, volgen hierna de goederen van Ursene zoals die vanaf 1523 tot ca 1595 door de opeenvolgende stadhouders bijgehouden werden. Voor de periode na 1565 zijn de gegevens onvolledig en misschien niet steeds correct. De bijzondere tijdsomstandigheden die ik verder zal beschrijven waren daar de grote oorzaak van. Ik begin met de keurhoeven, die weliswaar geen eigendom waren, maar waar Ursene het recht had van de keur of van het beste pand. In vergelijking met de periode 1430-1440, toen Asschreyane de volle keur van 2 hoeves had en de keur van 9 andere met de heer van Londerzeel moest delen, was er wel wat veranderd. Keurhoeven met een volle keur: 1. Het Hof ter Eycken (of ter Heycken) had tot 1531 jonker Gielis van Bouchout als keurdrager. Deze Gielis kennen we niet: op kasteel Diepensteyn had als sedert het begin van de eeuw een zekere Alvaro van Almaras het geslacht van Bouchout opgevolgd. Ik vermoed dat deze Gielis een zoon van één van de (erkende) bastaardzonen van Daneel van Bouchout was. De ligging van het Hof ter Eycken wordt nergens vermeld. Als ik moet gokken zou ik het ergens in de huidige Watermolenstraat, in de buurt van Diepensteyn, maar op Londerzeels grondgebied situeren. Daar, bij de Ganzendries, lagen het Eyckhoutstraatje en de Ganshoeve, die ook een keurhoeve (weliswaar van de heren van Grimbergen) was. Na de dood Van Gielis Van Bouchout werd, op 20 januari 1532, Christoffel Van den Bossche, de zoon van Jan, de nieuwe keurdrager van het Hof ter Eycken. Op 20 juni 1556 werd hij opgevolgd door Reynier De Smeth, de zoon van Lanceloth, die in 1573 overleed. Zijn vrouw Ida de Moor (dochter van Adriaen) bleef tot ca 1611 op de hoeve. 2. Het Hof ten Gehuechte lag op de Blijenhoek (nu Blauwenhoek). Tot 1533 werd het bewoond door Christoffel Mariën of Maryen, de zoon van Wouter. Op 4 mei 1533 volgde Jan Mariën zijn overleden vader op. Ook de twee volgende generaties bleef de familie Mariën op de hoeve. Na het overlijden van Jan kwam zijn zoon Joos en daarna diens zoon Peeter. Maar dan zitten we al op het einde van de 16de eeuw. 3. Het Hof te Couteren tegen de huidige Weverstraat, 3,5 dagwanden groot, had als keurdragers achtereenvolgens: Jan Verbruggen, de zoon van Gielis, tot zijn overlijden in 1526, zijn jongere broer Gielis tot diens overlijden in 1540, Christoffel De Poortere, de zoon van Jan en Barabara Goossens, die in 1540 nog zeer jong was zodat zijn vader Jan de eerste jaren de helft van de keur betaalde en Jan Van Assche en Hendrik De Raymakere samen de andere helft. Op 27 juli 1598 werd de toen 11 jaar oude Hendrik De Moor de nieuwe keurdrager. Aanvankelijk betaalden zijn vader meester Dieric De Moor de helft en Peter van Neervelde en Anna Van Halen ieder een vierde van de keur. 34
Schepengriffie van Londerzeel nr. 9240
45
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Keurhoeven met een halve keur: 4. Het Hof ter Asccheraeyen lag, komende van de Linde in de huidige Drietorenstraat links voor het Drietorendomein. Hoewel het aanvankelijk een keurhoeve van Ursene was, worden er in dit leenboek geen keurdragers vermeld. In het keurboek van de Heren van Grimbergen in Londerzeel daarentegen (transcriptie door Marcel Slachmuijlders in GHKL 2010/1) staat dat Franchois van Nuffele, de zoon van Steven en van Josijne van Praet, schepen van Londerzeel, op 26 augustus 1572 de (volle) keur “op een hoffstadt Tasscherayen” betaalde. Hij verklaarde bovendien de “sterfman” (of met andere woorden de nieuwe pachter) van die hoeve te zijn. Dit doet ons vermoeden dat de keur van deze boerderij, die in 1440 nog tussen de heer van Ursene en de heer van Londerzeel (Grimbergen) werd gedeeld, kort na 1523 volledig aan de heer van Londerzeel werd toegewezen. 5. Het Hof ten Schriecke, in de Meerstraat, rechts komende van het centrum, tegen de spoorlijn Mechelen Dendermonde, was een omwalde hoeve met ophaalbruggen. De opeenvolgende keurdragers waren Nicolaus Gouye senior (tot 1512), zijn zoon Nicolaes Gouye junior (van 13 augustus 1512 tot 26 oktober 1540) en zijn zoon Willem Gouye, vanaf 26 oktober 1540. 6. De Stuer(s)hoeve lag bij de IJsack in de Meerstraat. Van 1532 tot zijn dood in 1549 was de keurdrager Jan Van den Beempde. Op 9 september 1549 volgde Lauwereys de Moor, de echtgenote van zijn zuster Marie Van den Beempde. Omstreeks 1560 werd het Merten Van Zuene, de zoon van Ritchaert (Rutsaert), die voor 1612 overleed. In 1603 stonden er echter al geen gebouwen meer en werd het gebied daar het Lijsackblock geheten. 7. Op het Hof ten Eeckhoute, gelegen op het kruispunt van de huidige Acacialaan en Eeckhout, waren de keurdragers achtereenvolgens: Anthonis Van den Driessche (de zoon van Rombout en Geertruy Van den Broecke) vanaf 1533, vervolgens zijn zoon Willem Van den Driessche (vanaf ca 1575), dan Marie Verlijsbetten, de vrouw van Peeter Van den Driessche, de broer van Willem (vanaf ca 1595). Het Hof ten Eeckhoute zal nog in 1722 als een keurhoeve van Drietoren genoemd worden. Het was dan een hofstede met brouwerij, 1 dagwand en 60 roeden groot, en nog altijd uitgebaat door de familie Van den Driessche! Daar kom ik ten gepasten tijde nog op terug. 8. De Suywintshoeve of het Tasbroeck (nabij den Berg of was het toch op Sneppelaar?) werd tot ca 1530 uitgebaat door Henneken Verhoffstat, de zoon van Henric. In 1532 vinden we er Marie De Wechtere (ook Swechters), de dochter van Wolffaert. Omstreeks 1560 (het vermoedelijke jaar van haar overlijden) werd zij opgevolgd door Christoffel de Wechtere (de zoon die zij had met Gielis De Wechtere). Daarna kwam Geert De Wechtere (tot zijn overlijden in 1610). De laatste in het leenboek vermelde keurdrager was Christoffel Andries, de zoon van Jan Dries en Johanna Swechters. Op 24 maart 1610 was die echter nog maar 10 jaar oud. Volgens documenten van de Schepenbank trouwde hij omstreeks 1624 met Jacquemijne Blommaerts en woonde hij daarna op een hofstee bij “den Berg” De leenmannen van Ursene (vanaf 1524) Het grootste deel van de gronden die behoorden tot het Leenhof van Ursene lagen tussen de Schaselberg en de Swertebeke en langs de denkbeeldige lijn Kruisveld, Boonweyt, Eerdbrugge-Scoofveld, Broekveld. Op de recente kaart hierna heb ik in het rood (cursief in de zwart-wit versie) een paar toponiemen toegevoegd die nu niet meer bestaan maar die we al eerder tegenkwamen of nog zullen tegen komen. De plaatsing is, wegens het formaat van het lettertype en van de afbeelding, benaderend.
46
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Hierna volgen, alfabetisch gerangschikt op het hoofdbestanddeel van de familienaam, de leenmannen van Ursene tussen 1524 en 1575. - Gielis van Akeleyen (in 1547 en 1553). - Fransoys van Almaras, echtgenoot van Anna de Rijcke (in 1535 en 1552): een erf tegen de vijver in het Dorp; daarna hun dan nog minderjarige zoon Alvaro van Almaras (zijn voogd was koster Gerden Goossens). - Aert van Assche, zoon van Henderick (in 1534 en 1537) - Christoffel van Assche, zoon van Henderick, man van Katelijne van Paesschen (tot 1547) - Henderick van Assche, zoon van Christoffel (1547-1573). - Henric Baten (in 1580). - Joes (Joannes) Verbelen (in 1531). - Christoffel vanden Bossche (1551-1566) - Gielis vanden Bossche (tot 1553): een stede op Schaselberg; daarna zijn zonen Gielis junior en Jan (tot na 1575) - Joes (Joannes) vanden Bossche (1525-1531)
47
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
-
Louis De Bondt
Joos vanden Bossche, zoon van Gielis, broer van Christoffel, (1538 tot na 1553) Joos vanden Bossche, zoon van Jan (1550-1575) J. Busco, zoon van Jan (in 1545). Niclaes Cleyman (omstreesks 1540). Jonker Adolf Clockman, zoon van Jacob, man van Marie Pinnock (in 1575). Niclaes Closterman (in 1537). Jan van Doereghem (in 1545 en 1555): een goed bij de Broeckstraat. Willem vanden Driessche (in 1539 en 1545). Hendrik vander Eeckt (in 1525 en 1531). Goswin van Ghestele (in 1537 en 1573). Nicolaes van Ghestele (in 1569 en 1573). Christoffel Goossens (in 1551 en 1569). Gielis Goossens (in 1524). Christoffel Groelst (in 1524 en 1527). Bouwen Vander Hofstadt (in 1512 en 1536): een hofstede op het Broekveld; daarna zijn zoon Hendrik Vander Hofstadt (tot zeker 1545). Joanna Vander Hofstadt (in 1510): een goed op het Broekveld Rogier van Hullegaerden (in 1524 en 1533), mogelijk op de watermolen van Ursene. Ghert (Geeraerd) de Huysheere, broer van Jacob (in 1544 en 1547). Was ook de meier van Ursene in 1547 en 1551. Philips de Huysheere (in 1525 en 1539). Christoffel van Ingelant (in 1550). Christoffel de Kersmakere, zoon van Peeter (in 1535 en 1544). Philips Verlijsbetten (in 1566). Jan Mariën (Marijen) (in 1544 en 1553). Gielis de Moor (in 1510 en 1538): een stede op het Broekveld. Jan de Moor, de man van Margriete s’Ketels (in 1510). Joes (Joannes) vanden Nuffele (in 1531). Joos vanden Nuffele (in 1537 en 1558), stadhouder van Ursene in 1533 en 1534. Steven vanden Nuffele (in 1566). Jan Pauli (in 1534), vanaf ca 1510 tot 1533 was hij stadhouder van Ursene. Jonker Jan Pipenpoy, man van Anna van Oyenbrugghe, schoonzoon van Marie d’Ursel en Joost van Oyenbrugghe (in 1539 en 1545). Jan de Pleckere alias Fijts (in 1524 en 1533): een erf tegen de vijver in het Dorp. Jan vander Poet (in 1524). Jan de Poirter (Poirters, vander Poirten) (in 1524). Jan de Raymakere (in 1527 en 1537). Peeter de Raymakere (in 1525) Willem de Raymakere (in 1524). Christoffel Robbrecht (in 1551). Gielis Roomans (in 1549 en 1551) Lanceloet de Smeth (in 1538). Gielis Suyckens, man van Barbara Goossens (in 1553). Meester David Vertommen, chirurgijn (in 1524 en 1533). Jan van Voorspoel (in 1524). Christoffel de Waghenere, voogd van Philips de Moor (in 1547 en 1550). Philips de Waghenere (in 1555).
48
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
12. Jan Ursene (1525/1559-1582) x Jacquelijne de Wintere Jan van Ursene, geboren ca 1525, werd (na 1545 en waarshijnlijk in 1559) de volgende heer van Ursene. Hij trouwde met Jacquelijne de Wintere, de dochter van Adriaen en Laurentia de Hertoghe uit Gent. Er wordt aangenomen dat ze volgende kinderen hadden 35: 1. Adriaen van Ursene, ° ca 1565, gestorven 1590-1592. 2. Servaes van Ursene, ° ca 1567, gestorven 1590-1592. 3. Philips van Ursene, ° ca 1569, gestorven 1590-1592. 4. Dochter NN1, ° ca 1571, gestorven 1590-1592. 5. Dochter NN2, ° ca 1572, gestorven 1590-1592. 6. Zoon NN3, ° ca 1574, gestorven 1590-1592. 7. Engelbert van Ursene, ° ca 1576, trouwde met Petronella Muylaert uit Eeklo, en overleed op 13 november 1654. In 1574 verkocht Jan, samen met zijn broer Philips, de watermolen van Ursene aan juffrouw Elisabeth van Bourgoignien, de weduwe van Jacob Hujoel (elders Van Hullegaerden). Deze Jacob was waarschijnlijk een zoon van Rogier, die in 1524 en 1533 al als leenman van Asschreyane werd genoemd. Philips verkocht in 1574 ook nog land te Londerzeel aan een zekere Willem van Doetinghem die we verder nog zullen ontmoeten. Over de familie Hujoel. In 1543 (maar alleen toen) werd over een laathof Hujoel in Steenhuffel geschreven (zie ‘Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel’). Als cijnsgoed werd toen (een deel van) het Moernaeys bos tegen de Malderheide genoemd. Hendrick Hujoul was griffier in de Raad van Brabant in 1526 en 1548. In 1552 had hij zelf eigendom tegen het Groot Stratenveld bij de Smiscouter, eveneens in Steenhuffel. Een Hendrick Hujoul, maar ik weet niet of het dezelfde was, was in deze periode getrouwd met Elisabeth van Sleehagen. Een Adolf Hujoul was in 1550, 1551 en 1556 overmeyer van de schepenbank van Steenhuffel en had eigendom in of tegen de Eshage. Van 1548 tot 1527 was hij ook de meier van Merchtem 36. Volgens het Historisch Gezelschap van Utrecht was hij in 1577 een aanhanger van de prins van Oranje 37. Online genealogieën kennen deze mensen niet. Wèl een Jacques Hujoul, getrouwd met Marie Stoops, overleden op 28/12/1515. Men kent alleen een dochter Marie. Ook deze Jacques was tijdens zijn leven secretaris en griffier bij de Raad van Brabant. Dat zal wel geen toeval zijn .
Tijdens zijn leven heeft Jan van Ursene o.m. volgend “personeel” op Ursene zien passeren: Stadhouders-Rentmeesters: - Jan Pauli: tot 1533 (was al sedert ca 1510 in dienst van zijn vader). - Joos van Nuffele: 1533-1536. - Goswin van Ghestele: 1536-1575 - Christoffel de Bie: 1575- ca 1578 - Daneel Mariën (man van Marie vanden Bossche): vanaf ca 1578. 35
Volgende gegevens komen uit de gepubliceerde genealogieën. De volgorde van de kinderen kan verkeerd zijn en de geboortejaren zijn benaderend. Bovendien zal ik verder sommige dingen in twijfel moeten trekken. 36 Inventaire des Archives des Chambres des Comptes, Alexandre Pinchart, 1845, tôme II, blz. 284. 37 Berigten van het Historisch Gezelschap te Utrecht, Volume 1, 1846, blz. 10.
49
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Meiers. - Geeraerd de Huysheere: 1547-1551 - Franciscus vanden Hove: in 1578
Nog een beetje Vaderlandse geschiedenis. Om de volgende bladzijden van ons verhaal over een klein stukje van Londerzeel goed te kunnen begrijpen moeten we weten wat er in de rest van ons land gebeurde. Sinds Maximilmiaan I, de keizer van Oostenrijk en het Duits-Roomse Rijk, door zijn huwelijk met Maria van Bourgondië op 19 augustus 1477 ook hertog van Brabant en graaf van Vlaanderen was geworden, hebben we ons niet veel meer van onze vaderlandse geschiedenis aangetrokken. Daarom zijn we nu toe aan een korte flash-back. Nadat Maximiliaan, met de hulp van zijn leenmannen en dus ook van Philips van Ursene op 7 augustus 1479 in de slag van Guinegate de Franse koning Lodewijk XI ervan weten te overtuigen had dat die zijn aanspraken op onze gewesten mocht vergeten, brak er niet alleen voor het Huis van Habsburg maar ook voor onze streek een vrij voorspoedige periode aan. Zijn kleinzoon Karel V (de zoon van Philips I de Schone en Joanna van Castillië), geboren in Gent op 24 februari 1500, werd door diverse erfenissen de keizer van zowat 40 % van alle toen levende Europeanen. Daarbij ook de bewoners van het Spanje van zijn moeder en die van het Bourgondische Rijk van zijn vader.
Het rijk van keizer Karel V – bron Wikipedia.
De Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden waren onder het bewind van Karel V, dat in hoofdzaak vanuit Spanje geregeld werd, verenigd. De problemen begonnen toen na zijn dood, op 21 september 1558, zijn zoon Philips II het roer in handen nam. Het in standhouden van het rijk van zijn vader kostte hem de nodige moeite en oorlogsinspanningen. Het geld daarvoor kwam natuurlijk uit het 60 jaar eerder ontdekte Amerika, maar werd voor een groot deel ook bij de nijveraars en de handelslui van het noorden gezocht. In 1565 stuurde onze adel de graaf van Egmont naar Philips II in Spanje om een aantal grieven uiteen te zetten. Niet alleen de hoogte van de belastingen lag onze edelen op de maag. Ook de ideeën van de reformatie hadden in de Nederlanden ingang gevonden... De diplomatieke zending van de graaf was geen succes. Nog in hetzelfde jaar van zijn Spanjereis werd door de decreten van Segovia de Inquisitie naar de Nederlanden geëxporteerd.
50
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
In november van datzelfde jaar ondertekenden honderden Nederlandse en Vlaamse edelen het “Compromis” waarmee zij er zich toe verbonden om de Inquisitie met alle middelen te bestrijden. In april 1566 trok een delegatie van dit Compromis, naar het paleis van Brussel om landvoogdes Margareta van Parma – een natuurlijke dochter van Karel V - te smeken de decreten van Segovia te verzachten. Dààr kregen ze het scheldwoord “bedelaars” (gueux) naar het hoofd geslingerd, een term die ze later zelf als eretitel zouden gebruiken. Stormwolken pakten zich samen boven de Nederlanden. De graanprijzen waren al sinds lang aan het stijgen; in verscheidene gebieden heerste een zware hongersnood en velen stierven van gebrek. Het gistte onder de massa. Calvinistische predikanten trokken bovendien het land door en spoorden het volk aan tot verzet tegen de papisten. In augustus 1566 barstte voor een eerste keer de bom met de “Beeldenstorm”. Eerst in Vlaanderen (en daarna ook in Noord-Nederland) werden de kerken door woedende menigten bestormd. Glasramen en altaren werden stukgeslagen en de sinds eeuwen vereerde heiligenbeelden werden vernield. De reactie liet niet lang om zich wachten. Onmiddellijk stuurde Philips II de hertog van Alva naar de Nederlanden om de protestanten streng te vervolgen. In de nazomer van 1567 hield Alva zijn intocht in Brussel. Nauwelijks een maand later werden de graven van Egmont en Hoorne gevangen genomen. Willem van Oranje, de heer van Grimbergen en dus ook van 90 % van Londerzeel, had zich toen al strategisch naar de Dillenburg teruggetrokken. Omstreeks dezelfde tijd beval Alva ook de instelling van een speciale rechtbank, die alle oproerkraaiers moest berechten. Dit was de zogenaamde ‘Raad van Beroerten’, die van de bevolking weldra de naam ‘Bloedraad’ kreeg. Fernando Alvarez de Toledo, hertog van Alva, werd nog om een andere reden door onze edelen en nijveraars gehaat. Om de hoog oplopende onkosten van het Spaanse koningshuis te financieren stelde hij de tiendenpenning (10% belasting op de verkoopprijs van alle roerende goederen), de twintigste penning (5% belasting op de verkoop van alle onroerende goederen) en de honderdstepenning (1 % belasting op àlle transacties) in. Nu zijn we weliswaar meer gewend, maar toen leidde deze maatregel, na het vertrek van de Calvinisten (Hugenoten) ook tot een massale uittocht van de handelaars, kooplieden en industriëlen. Het economische leven in Antwerpen en elders viel volledig plat. Ook militair ging het Alva bepaald niet voor de wind. Op 1 april 1572 werd Den Briel (Nederland) door de Watergeuzen (Nederlandse vluchtelingen die vanuit de Engelse havens een piratenleven leidden) ingenomen. Hun bedoeling was niet politiek maar nu bewezen was dat de Spanjaarden konden verslagen worden, betekende dit het sein voor een aantal Nederlandse kuststeden (Vlissingen, Rotterdam...) om in opstand te komen en zich achter de vanuit Dillenburg opererende Willem van Oranje te scharen. Wat toen volgde waren de zogeheten “Beroerde Tijden” die nog beroerder werden toen de opstand tegen Spanje zich naar het zuiden uitbreidde en een echte onafhankelijkheidsstrijd werd.
Terug naar Londerzeel. Wat er in deze ellendige periode in Londerzeel gebeurde is te lezen ‘Groot-Londerzeel en de oorlogen van het Ancien Regime–Beroerde Tijden’. Omdat het grootste deel van het dorp (inclusief de burcht, de Prinsenmolen, de watermolen van het dorp en vele hoeven) eigendom van de opstandeling Willem van Oranje was, bleef de gemeente niet gespaard. Vooral tussen 1579 en 1582 werd Londerzeel geteisterd door plunderende en brandstichtende legers van diverse pluimage. Dat was de periode nadat de meest zuidelijke Belgische Provincies zich met de Unie van Atrecht (6 januari 1579) weer aan de zijde van Spanje hadden geschaard en nadat ook de Waalse “Malcontenten” het bondgenootschap van Willem van Oranje de rug hadden toegekeerd. Terwijl Leuven en de streek ten zuiden van Brussel onder Spaanse controle stonden hadden in Brussel en Antwerpen de Geuzen het nog altijd voor het zeggen.
51
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
De belangrijkste (zoniet de enige) verbinding en aanvoerroute naar Brussel vanuit Antwerpen liep via de Willebroekse Vaart. Deze werd vanuit het Fort van Willebroek door 10 Schotse compagnies, die hun gereformeerde vrienden kwamen assisteren, bewaakt. Op 28 juli 1579 werd dit fort door baron de Licques, de gouverneur van Leuven, met een groot leger, bestaande uit Malcontenten en Italiaanse en Spaanse huursoldaten, aangevallen en bijna zonder slag of stoot ingenomen. Eén dag eerder, op 27 juli, had datzelfde leger (of althans een deel ervan) de Prinsenmolen (eigendom van Willem van Oranje) in de Mechelse straat evenals een groot deel van het dorp, inclusief de kerk, in brand gestoken... Na de verovering van Willebroek is de Licques met 12 benden paardenvolk (echte eskadrons kon men dat niet noemen) en met 25 vendels infanterie bij het kanaal gebleven. Eerst om alle sassen te vernielen (wat op 9 augustus gebeurde) en vervolgens om al het verkeer tussen Brussel en Antwerpen tegen te houden. Als het echter de bedoeling van de Spanjaarden was om Brussel volledig te isoleren, uit te hongeren en vervolgens in te nemen dan is hen dat toch niet helemaal gelukt. Op 17 september zetten de Brusselaars met 800 ruiters en 4000 man voetvolk de tegenaanval in. Het leger van de Licques moet zich dan ergens tussen Willebroek en Mechelen bevonden hebben. 12 dagen later trokken de Spanjaarden zich langzaam terug uit onze streek. Op 1 oktober 1579 was het kanaal, inclusief het Fort van Willebroek, weer in handen van Willem de Zwijger. Wat zich in deze periode in Londerzeel en omgeving afspeelde moet zo ingrijpend zijn geweest dat de gevluchte dorpelingen de hele zomer en nazomer weggebleven zijn zodat de oogst van dat jaar verloren ging. Bijna 2 jaar later, op 10 mei 1581 (de dag dat de door de Spaanse landvoogd aangestelde raadsheren van de baronie van Grimbergen vergaderden 38) had het leven in Londerzeel zich nog altijd niet hersteld en was het grootste deel van de inwoners nog steeds niet teruggekeerd. Dat laatste wordt trouwens bevestigd door de opmerking dat in 1581 in Londerzeel geen schepenen en ook geen meier aanwezig waren 39. Ook de pastoor van Steenhuffel keerde pas diep in 1581 met een deel parochianen in zijn parochie terug. In de periode die hierop volgde werd ook de rest van de Zuidelijke Nederlanden met horten en stoten door de Spaansgezinde legers heroverd. In november 1582 keerden dezen nog eens onder het bevel van Alexander Farnese naar Londerzeel terug om af te maken wat de Liques in 1579 over het hoofd had gezien: de volledige vernieling van een belangrijke eigendom van Willem van Oranje, namelijk de Londerzeelse Burcht. In 1585 bezegelde de val van Antwerpen de feitelijke scheiding der Zuidelijke en Noorderlijke Nederlanden. In 1588 ontstond de noordelijke Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Het zou echter nog 60 jaar en veel bloedvergieten kosten voor Nederland in 1648 ook daadwerkelijk onafhankelijk werd.
De heren van Ursene en de Beroerde Tijden. Telkens als er een leger aan de buitengrenzen van een dorp verscheen, gingen vele burgers hun toevlucht zoeken achter de vermeende veilige wallen van het plaatselijke kasteel. In “De Kroniek van Londerzeel”, op blz. 42, haalt Marcel Slachmuijlders de volgende getuigenis van een latere eigenaar van Ursene aan: “dat jonker Jan van Urssene, sedert den 26 Julij 40 anno 1579 tot zijnen sterffdaighe toe, dwelck was anno 1582, ombegrepen van den 38
De vorige eigenaar van deze baronie, Willem van Oranje, was uiteraard in ongenade gevallen. Op 15 maart 1580 had Philips II hem vogelvrij verklaard en 25.000 gulden op zijn hoofd gezet. 39 Marcel Slachmuijlders in GHKL 1997/4. 40 Ik herinner er aan dat de volgende dag, 27 juli 1579, de Prinsenmolen van Londerzeel evenals een groot stuk van het dorp, inclusief de kerk, door het leger van baron de Licques in brand gestoken werd.
52
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
precfisen tijdt, heeft getrocken ende geproffiteerd, zeckere merckelijcke partijen van gelde ende andersints, van diversche perzoonen (die) ter zelver tijdt opt huys van Asscheraeyen haere toevlucht genomen hebbende...”41 Of met andere woorden... Ook de Jan van Ursene nam geregeld vluchtelingen onder zijn hoede, maar hij deed dat niet voor niets 42. Terwijl Jan zich aldus mogelijk op kosten van zijn pachters en leenmannen verrijkte, was zijn wat jongere broer Engelbert als militair voor zijn Spaanse heren in het hoge noorden actief. Bij een gevecht in Friesland is hij daarbij om het leven gekomen. Over de omstandigheden van zijn dood en het jaar van zijn overlijden is verder niets geweten. De geschiedenisboeken leren ons echter dat Friese steden zoals Steenwijk tot ca 1577 door troepen uit Wallonie verdedigd werden, dat de Staten van Friesland zich in 1580 desondanks bij de opstandige Noordelijke Provincies aansloten, en dat Steenwijk van 18 oktober 1580 tot 23 februari opnieuw door de spaansgezinden, vergeefs, belegerd werd. De strijd in Friesland had voornamelijk voor 1585 plaats. Jan van Ursene overleed in Londerzeel in het jaar 1582, althans volgens de hierboven aangehaalde getuigenis. Dat staat in flagrante tegenspraak met de opinie van vele genealogen die beweren dat hij in 1595 zou gestorven zijn aan de pest. Ik eindig dit deel van ons verhaal met het vervolg van de stamboon van de familie van Ursene. We zullen die bij de verdere uitleg nog zeer hard nodig hebben. Marie d’ Ursel ° ca 1470 +1527 x 1490 Joos van Oyenbrugge (+1506) zv Jan en Catharina van Berbelghem
Hendrik van Ursene °1466 + ca 1555 x ca 1490 Anna Stommelincs dv Philips en Elisabeth van Vaernewijck xx ca 1500 Margriete s’ Dechters alias Van Tienen
(Jo)anna (Digne) van Oyenbrugge ° 1510 + 2/4/1547 x Jan Pipenpoy, ° ca 1500 + 1557 heer Merchtem, burg. Brussel zv Jan en Digne de Mol
Engelbert van Oyenbrugge °1501 +1576 x Catharina t’ Seraerts
Philips van Ursene ° ca 1492 + ca 1559 x Cathelijne Vander Ee dv Lambrecht en Margriete van der Noot
Barbara van Ursene x Gelein van Idegem xx Joris Van der Noot
kinderen uit 2de huwelijk - Renier, + jong - Hendrick, + jong - Christophorine x Thomas Hertewijck - Joos, ° ca 1515, x ??
Joanna Pipenpoy x 1571 Willem v. Doetingem (+ 1588) (Deventer)
Phil. Rene d’ Oyenbrugghe ° 1531 + 1617 x Louise Van der Noot xx Jeanne d’Enghien
Jan van Ursene °ca 1525 + 1582 x Jacquelijne de Wintere dv Adriaen en Laurentia de Hertoghe (Gent).
Joos van Ursene ° ca 1528 + na 1595 x ?
- Philips, +1587 - Engelbert, + ca 1582 - Jacquelijne, begijn - Margriet, ° 1532, non - Anna, non in Vorst - Marie - Catharina
Engelbert van Doetingem ° 1573 +1643 x Margriet de Vriese +1658 dv Gerard de Vriese en Catharina van Doetinghem
Adriaen, Servaes, Philips, dochter, dochter, NN allen jong overleden aan de pest.
Engelbert van Ursene ° 1576 + 13/11/1654 x Petronella Muylaert, Eeklo Niet meer in Londerzeel
Joos: onnozel
Marie van Ursene °ca 1546 +12/11/1613 x Ciprianus van Jaersma zv Aeltze Sjoerdts en Rixt Feyesdochter van Roorda
Cyprianus Fayo van Jaersma (1574-1636) x 1608 Cornelia Jarichsdr van Tjepna (Alkmaar). dv Jarich van Tjepma en Machteld van Tol
41
Aeltze Melchior van Jaersma ° 1583 + 1620 / x 1617 Frouck van Popma
Algemeen Rijksarchief, schepengriffie nr. 5201. We moeten hierbij wel rekening houden met het feit dat deze beschuldiging geuit werd door een zekere Cipriaan van Jaersma, die in de periode 1597 financiële geschillen had met Engelbert van Ursene, de zoon van Jan. 42
53
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Wie in dit stamboomfragment ontbreekt is Carel van Ursene. Hij was een zoon van Hendrik van Ursene en Marie vanden Bempde. Hij bezat onder meer 2 dagwanden meers, geheten de Stockt, bij de Robbroeckhoeve in Steenhuffel (bij Rossem). Op 10 april 1586 verkocht hij die (of misschien moest hij die verkopen) aan de Antwerpenaar Guillam Maes, eerste deurwaarder bij de Raad van Brabant. In 1599 had hij in Steenhuffel nog altijd eigendom tegen het Begijnenblok (op de Kwadebeek tussen de Haan en de Meir) 43. Zou Hendrick, zoon van Hendrik, dan toch niet zo jong gestorven zijn?
43
Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6937 folio 30r, 381v en 385r.
54
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
13. Philips van Ursene (1533/1582-1587)
Wie het tussen 1582 en 1587 op Ursene voor het zeggen had is niet heel duidelijk. Om redenen die ik hierna zal proberen uit te leggen denk ik dat het Philips was, de broer van de vorige eigenaar Jan. Over wat er na de dood van Jan van Ursene gebeurde bestaat er een grote tegenspraak tussen alle genealogieën die ik op het Internet en elders gevonden heb en de tussen de feiten zoals ik die in de echte historische bronnen heb aangetroffen. Om te beginnen is er al het jaar van zijn overlijden. Daar waar blijkbaar algemeen werd aangenomen dat hij ofwel in 1592 ofwel in 1595 zou gestorven zijn aan de pest, blijkt uit de hierboven geciteerde getuigenis dat hij al in 1582 overleed. Ook 6 van zijn 7 kinderen zouden omstreeks 1592 in Londerzeel aan de gevolgen van deze vreselijke ziekte overleden zijn. Wel, gedurende het derde kwart van de 16de eeuw werd onze streek inderdaad meerdere keren door een pest-epidemie getroffen. Deze ziekte manifesteerde zich geregeld overal waar miserie en vreemde legertroepen passeerden. Maar in 1592 en vooral in 1595 waren die oorzaken grotendeels verdwenen. Alleen nog wat bendes zogeheten “vrijbuiters”, bestaande uit vroegere huurlingen van de ontbonden legers, zwierven en stalen hier nog rond en ook dezen werden begin 1593 door de burgerbevolking verdreven. Het is veel logischer om een pestepidemie in de jaren 1580 à 1590 te gaan zoeken. Volgens een aantal bronnen viel de bevolking van Londerzeel in die periode van 1600 op 300 zielen terug 44. Ziehier wat er volgens mij werkelijk gebeurde. 1. Jan van Ursene stierf in 1582, mogelijk aan de gevolgen van de pest. 2. Hij liet 7 minderjarige wezen achter. Dat waren Adriaen (° ca 1565), Servaes (° ca 1567), Philips (° ca 1569), 2 niet met naam gekende dochters en 1 niet met naam gekende zoon, en tenslotte Engelbert (° ca 1576). 3. Als hun voogden werden hun oom Philips en een zekere Gerard Vander Noot aangesteld. Deze laatste was een zoon van hun groottante Barbara van Ursene en Joris Vander Noot. Dat de kinderen geen voogd langs moederskant toegewezen kregen, kan verklaard worden door het feit dat de familie De Wintere in Gent woonde en dat reizen in deze periode zeer onveilig was. Bovendien waren er naast Philips maar 2 andere broers van Jan die eventueeel voor het voogdijschap in aanmerking kwamen. Dat waren Engelbert die in Friesland zat (en daar waarschijnlijk al gesneuveld was) en Joos waarvan een bron ons zegt dat hij “onnozel” was. 4. Vast staat dat op 6 maart 1587 een zekere Joos (Judocus) van Ursene het verhef van het domein van Ursene heeft gedaan. Volgens sommige genealogieën was deze Joos een zoon uit het 2de huwelijk van Hendrik van Ursene met Margriete s’ Dechters en bijgevolg was hij een halfoom van Jan. Zowel in zijn testament als in andere documenten (zie verder) staat echter duidelijk dat hij een zoon was van Philips en Catharina vander Ee, en dus de door sommigen “onnozel” verklaarde volle broer van de vorige eigenaar Jan. Desondanks 44
In 1593 was de bevolking van Leuven van 17.000 tot 9.700 gedaald, die van Antwerpen van 90.000 tot minder dan 42.000 (bron Wikipedia). In 1592 beweerden de schepenen van Steenhuffel dat ze na een ernstig onderzoek hadden vastgesteld dat de gemeente nog slechts 32 gezinnen telde, terwijl er in 1577 nog 122 waren.
55
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
is het vreemd dat hij de nieuwe eigenaar van het latere Drietoren werd. Als we de meest, aanvaarde stamboom van de familie van Ursene mogen geloven dan waren er op dat moment immers nog 8 familieleden die voor hem in aanmerking kwamen om van de in 1582 overleden Jan te erven. Vooreerst waren er diens 7 wezen, waarvan er 6 weliswaar nog minderjarig waren (en waarvan er 6 pas later, tussen 1590 en 1595, zouden gestorven zijn aan de pest). En dan was er ook nog de oudere broer, en voogd van de kinderen, Philips, die – nog steeds volgens vroegere historici, eveneens tussen 1590 en 1595 aan de gevolgen van de pest zou gestorven zijn. Het lijkt mij veel logischer om aan te nemen dat Philips van Ursene en 6 van Jan’s kinderen al tussen eind 1586 en begin 1587 een pestepidemie niet hebben overleefd. In deze veronderstelling bleef dan alleen Engelbert van Ursene, de jongste zoon van Jan, als enige potentiële erfgenaam van de 1ste graad over. In 1587 was Engelbert echter nog maar 11 jaar oud. Eén document uit 1593 van de schepenbank van Londerzeel lijkt die veronderstelling dan weer tegen te spreken. Daarin staat dat Gerard Vander Noot de helft van het Eeckhoutbos verkocht. Hij zou dat gedaan hebben in zijn hoedanigheid van voogd van de wezen (in het meervoud) van Jan. De andere helft van dat bos was eigendom van Anna van Ursene die kloosterzuster was in Vorst. Zouden Servaes, Philips en de andere kinderen van Jan dan in 1593 toch nog hebben geleefd? Ik laat het oordeel aan andere onderzoekers over maar wil toch twee zaken signaleren: 1. In 1593 zouden alle kinderen van Jan, met uitzondering van de jongste (Engelbert), al meerderjarig zijn geweest en dus geen voogd meer nodig hebben gehad. 2. 1593 was het eerste jaar dat de schepengriffie van Londerzeel na de beroerde tijden terug samen kwam. Vele oudere transakties werden dan pas, op aanbrengen van betrouwbare getuigen, opgeschreven. De opvolging op Ursene is na 1582 zeker niet rimpeloos verlopen. Zelfs voordien kunnen er al problemen zijn geweest. Of was het een vergissing dat op 25 juli 1578 Franciscus Vanden Hove als meier van Philips van Ursene werd genoemd en dat ofschoon zijn broer Jan toen zeker nog leefde? Een nieuw ontdekte bron bevestigt de vorige hypothese. Zolang men over weinig harde gegevens beschikt, moet men gissen. Fouten zijn daarbij niet uitgesloten. In 1543 werden de meeste leen- en cijnsboeken van het Land van Grimbergen vernieuwd. Ursene was weliswaar voor het grootste deel leengoed van het Land van Dendermonde, maar toch was het ook met enkele Grimbergse eigendommen ‘besmet’. In Londerzeel, dat van oudsher al voor driekwart tot het Land van Grimbergen behoorde, kon dat moeilijk anders. Bovendien hadden twee andere leenmannen van het Land van Dendermonde, namelijk Daneel Vilain en Joos van Voorspoel, in 1534 (geconcretiseerd in 1540) hun Londerzeelse eigendommen aan Grimbergen overgedragen. Welnu, in één van de nieuw begonnen leenboeken die daar het gevolg van waren 45, worden de opeenvolgende “besundere” leenmannen opgesomd van de Holen Zijp, 2 dagwanden grond tussen het Berctbos (ongeveer op de plaats van de latere mouterij ten noorden van de Kasteelstraat) en het Boonewijtstraatje (ten oosten van de overgang van het huidige Klein Holland in de Blauwen Hoek). De Holen Zijp sloot aan op
45
Familiearchieven de Merode Westerloo, CA1413, Land van Grimbergen, Leenboek 1543, Londersele, besundere mannen van leene (Gedigialiseerd door J. Michel Van der Elst, transcriptie en bewerking Louis De Bondt)
56
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
het vroeger en het huidige Kruisveld dat altijd al tot het Dendermondse deel van Ursene had behoord. - In 1543 werd nog altijd Hendrik van Ursene als leenman van de ‘Grimbergse’ Holen Zijp ingeschreven. We weten intussen dat hij toen inderdaad nog leefde maar zijn Dendermondse leengoed al sedert 1535 aan zijn zoon Philips verhuurde. - Tot 14 december 1555 gebeurde er geen nieuw verhef. De griffier van het leenhof van het Land van Grimbergen noteerde: “Philips van Ursene sone Philips heeft ontfangen met Jan Derdeleth sijnen besetman in broers ende susters deelinge naer de doode Henricx sijns grootvaeders (de Holen Zijp)”. Hendrik van Ursene is inderdaad pas in 1555 overleden. Hij was toen bijna 90 jaar oud. Ook zijn zoon Philips (senior) was toen al op jaren en het is dus niet onlogisch dat hij de relatief onbelangrijke Holen Zijp door zijn zoon (Philips junior) liet beheren. Al was het maar om de stiel te leren. Het feit dat die in 1555 in de persoon van Jan Derdeleth een bezetman nodig had betekent dat hijzelf toen niet in staat was om rechtsgeldige handelingen te stellen, bijvoorbeeld omdat hij toen nog minderjarig of meestal afwezig was. Ik veronderstelde eerder dat hij omstreeks 1533 geboren is; als ik er 2 jaar naast zit kan de eerste mogelijkheid de juiste zijn. Jan Derdeleth was de zoon van Joos en getrouwd met Margriet Cuypers. Hij was H. Geestmeester 46 in Londerzeel. - Ook het volgende verhef is bijzonder leerzaam voor ons verhaal. Dat gebeurde op 5 maart 1587. We lezen: “Joncker Joos van Ursene sone Philips heeft ontfangen ’t voorseyde leen naer de doot des voorsyden Philips sijns broeders blijvende den selven Joos sterfman ende Cypriaen Lemmens, meyer van Malderen, heeft den eedt gedaen als besetman”. Ook Joos van Ursene was dus niet bekwaam om rechtsgeldige handelingen te verrichten en had daarom een bezetman nodig. Ik schreef al eerder dat hij in meer of mindere mate “onnozel” was. In iedere geval verschaft dit verhef a) het onweerlegbare bewijs dat Philips van Ursene junior (relatief kort) voor 5 maart 1587, en dus niet in 1592 of 1595 overleden is en b) voldoende steun aan onze veronderstelling dat hij, na zijn broer Jan, enkele jaren de heer van Ursene is geweest . Hendrik van Ursene °1466 + ca 1534 x ca 1490 Anna Stommelincs Philips van Ursene ° ca 1492 + ca 1555 x Cathelijne Vander Ee Jan van Ursene °ca 1525 + 1582 x Jacquelijne de Wintere
46
Joos van Ursene ° ca 1528 + na 1595 x? Joos: onnozel
Philips van Ursene + ca 1586
Te vergelijken met een huidig bestuurslid van het O.C.M.W.
57
- Engelbert, + ca 1582, gesneuveld Friesland - Jacquelijne, begijn - Margrieten, ° 1532, non - Anna, non in Vorst - Marie - Catharina
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
14. Joos van Ursene (1528/1587-1595) In ieder geval was het “de onnozele” Joos van Ursene, de broer van Jan, die vanaf 6 maart 1587 de nieuwe eigenaar van het leengoed van Asschreyane werd. Dat wordt ook aangetoond door een aantal documenten van de Schepenbank waaruit blijkt dat hij zijn eigen meiers benoemde: Joos Goossens op 25 januari 1589, Willem Vorsthuys op 23 mei 1594, Engelbert De Bie op 26 juli 1597. Over het leven van Joos van Ursene is verder weinig geweten. Ik weet niet of hij ooit getrouwd is geweest maar hij had wel een dochter. Deze dochter, Marie van Ursene, was geboren rond 1546 en was kort voor 1570 (toen reizen in de Nederlanden nog mogelijk was) in het verre Leeuwarden met een mens met de naam Sipcke Aeltzes van Jaersma getrouwd. Het kon niet anders of daar moesten grote problemen van komen...
58
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Periode 3 1595-1608
Van Jaersma
59
Louis De Bondt
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
15. Cypriaen Feye van Jaersma (1573/1595-1608)
Omstreeks 1570 of kort daarna trouwde Marie van Ursene, de dochter van Joos, in Leeuwarden met Cypriaen (Sipcke) Aeltzes van Jaersma. Ze kregen 2 zonen. - De oudste, Cypriaen Feye (Fayo) van Jaersma; werd geboren in 1573 of 1574. - Atto (Aeltze) Melchior van Yarsma volgde pas 10 jaar later. Op 5 mei 1595, toen zijn oudste kleinzoon meerderjarig werd, heeft grootvader Joos hem het “hoff ten drie Torrens, gemeynelijck genoempt ’t hoff van Ursene of Asscherayen” geschonken. Dat hof bestond toen uit een “speelhuis, hoeve en andere aanhankelijkheden, met vijvers, gronden, beemden, weiden, bossen en de eraangehechte heerlijkheid”. We kunnen en zullen bij deze overdracht een aantal vragen moeten stellen. - Wat had de toen nog altijd maar 19 jaar oude Engelbert van Ursene uitgespookt om het erfgoed van zijn vader Jan niet te krijgen? - Wie was de familie Jaersma en hoe was Marie van Ursene met hen in contact gekomen? - Hoe konden Joos in Londerzeel en zijn dochter Marie in Leeuwarden in deze moeilijke tijden contact blijven houden met elkaar?
De familie (van) Jarsma, Yarsma of Jaersma in Holwerd bij Leeuwarden. De (van) Jaersma 47 stamden af van een oud adellijk geslacht waarvan de afkomst in Friesland gereconstrueerd werd tot in het jaar 1350. Van in de 15de eeuw bezaten ze de Jaersma-state 48 te Holwerd, aan de kust ten noorden van Leeuwarden.
Jaersma state te Holwerd (www.stinsen infriesland)
47
De meest voorkomende vorm van deze familienaam in Nederland is Jaersma, maar ook de oudere varianten Jaerasma, Jaersema, Jarichsma, en Jarixsma komt men tegen. In de 17 de eeuw werd de naam door sommigen tot Jaarsma gemoderniseerd. Deze laatste vorm werd bijna door alle branches gekozen bij de “verplichte naamsaanneming” in 1811. 48 In het Aardrijkskundig woordenboek van Abraham Jacob van der Aa (Amsterdam 6 dec. 1792 - Gorinchem 21 maart 1857), dat tussen 1839 en 1851 in 13 delen verscheen, staat te lezen: “Jaarsma, voormalige state in de provincie Friesland, kwartier Oostergoo, grieternij West-Dongeradeel, arrondissement en 4 uur ten. N.O. van Leeuwarden, kanton en 5 minuten ten Z.W. van Holwerd, waartoe zij behoorde. Ter plaatse, waar zij gestaan heeft, ziet men thans eenen landhoeve. De daartoe behoord hebbende gronden, beslaande eene oppervlakte van 28 bund. 29 v. r., worden thans in eigendom bezeten door de erven A. G. de Boer, woonachtig te Holwerd”.
60
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
In het jaar 1553 kregen daar, in de buurt van Leeuwarden, de echtgenoten Aeltze Sjoerdts van Jaersma en Rixt Feyesdochter van Roorda, een zoon die ze Sipcke Aeltzes van Jaersma noemden. Ze woonden toen niet meer op de State. Daar verbleef immers een zus van Aeltze Sjoerdts die getrouwd was met Saeke Harings, de Grietman van West-Dongeradeel. Deze Sipcke Aeltzes trouwde omstreeks 1570 dus met Marie van Ursene, de enige (en mogelijk natuurlijke) dochter van Joos, die dan nog geen eigenaar van Drietoren was. Dat huwelijk had plaats in Friesland. Hoe Marie van Ursene daar terecht gekomen was, is niet geweten maar echt ongebruikelijk was dat niet. In november 1565 waren, met de ondertekening van het “Verbond der Edelen” 49 zowel de zuidelijke als de noordelijke Nederlanden – eerst nog voorzichtig maar al snel met een ongeziene driestheid - tegen de Spaanse gezagsdragers in opstand gekomen. Na de Beeldenstorm (1566) waren er 3 belangrijke groepen Zuid-Nederlanders die in het Noorden terecht gekomen zijn. - Trouwe katholieke bondgenoten van de Spaanse koning die belangrijke bestuurlijke of militaire posten in het zich snel reformerende noorden kregen. Bernard de Merode, heer van Rummen en van Kapellen, en Franchois Pipenpoy van Merchtem zijn daar bekende voorbeelden van. Peeter Micault, die later kasteel Diepensteyn te Steenhuffel zou kopen, is een ander. - Militairen, dikwijls gehuwd en met een gezin, die met het Spaanse leger, de opstandelingen in het noorden gingen bevechten. De geschiedenis van Steenwijk (dat weliswaar niet in Friesland maar net over de grens in Overijssel ligt) leert ons bijvoorbeeld dat deze stad tot 1577 door troepen uit Wallonië verdedigd werd. - Gereformeerden die het zuiden ontvluchtten om aan de inquisitie en terreur van de Spaanse landvoogd, de hertog van Alva te ontkomen 50. Marie van Ursene behoorde waarschijnlijk aanvankelijk tot de eerste of de tweede groep. Ofwel was ze met haar vader Joos naar Friesland getrokken, ofwel maakte ze deel uit van het gezin van haar oom Engelbert van Ursene, waarvan geweten is dat hij bij gevechten in Friesland werd gedood 51. Persoonlijk opteer ik voor het laatste, vooral omdat we hoorden dat vader Joos “onnozel” was en mogelijk om die reden in 1582 overgeslagen werd om de voogd van de wezen van zijn broer te worden. Al kan het natuurlijk ook zo zijn dat Joos verhinderd was omdat hij toen in Friesland zat. Daar waar we Joos in 1587 nog of weer in Londerzeel tegenkomen, is het echtpaar van Jaersma-Van Ursel - ook nadat deze provincie zich in 1580 bij de opstand der Nederlandse provincies aangesloten had - in Friesland gebleven 52. In 1580 werd Sipcke Aeltzes armenvoogd in de gemeente Holwerd waar hij ook de opkomsten van Holwerd administreerde 53. Op 13 juli 1588 en opnieuw op 28 mei 1595 werd hij tot rekenmeester van Friesland benoemd. 49
Het Verbond der Edelen (ook Compromis) was tijdens de Tachtigjarige Oorlog een verbond van de lagere adel, voornamelijk uit de Zuidelijke Nederlanden (november 1565). Het doel van dit verbond was de opheffing van de Inquisitie en verzachting van de plakkaten met maatregelen tegen de ketters (bron: Wikipedia). 50 Vanaf 1595, nadat de Noorderlijke Protestantse Provincies zich daadwerkelijk aan het gezag van de Spaanse koning onttrokken hadden en de Zuidelijke Provincies Spaans en katholiek gebleven waren, kunnen we ook een omgekeerd verschijnsel constateren. De families die tijdens de opstand de Spaanse kant gekozen hadden kwamen dan hun toevlucht in onze Spaans gebleven provincies zoeken. Het ging hoofdzakelijk over militairen en rechtsgeleerden. Peeter Micault van Diepensteyn en de nieuwe eigenaar van Marselaer te Malderen zijn daar sprekende voorbeelden van. 51 Dat moet dan in opdracht van de Spaanse koning geweest zijn die vooral tot 1585 de Staten van Friesland bekampte die zich in 1580 bij de opstand der Nederlandse provincies hadden aangesloten. 52 Een belangrijk deel van mijn kennis over de familie Jaersma heb ik aan de websites van de heren Tim Krooneman en Simon Wierstra te danken. 53 G.O. d.d. 12-12-1580.
61
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Omdat de perioden waarin Holwerd zich afwisselend onder het gezag van Spanje of onder dat van de opstandelingen bevond, niet precies gekend zijn, valt hieruit niet af te leiden welke kant de familie Jaersma tijdens dit conflict gekozen had. Het “Stamboek van de Friese adel” vermeldt dat de naam Jaersma toebehoorde aan “voormaals hoogadelijke persoonen, voorstanders der Vrijheid, tegen het Spaansche dwangjuk”. Als bewijs daarvoor wordt Aleph Jaersma opgevoerd die het Verbond der Edelen mee zou ondertekend hebben en die, daarom, door den Hertog Van Alva, vruchteloos te Antwerpen gedagvaard werd. Ik heb geen familieverband tussen Aleph en Sipcke gevonden. Volgens “het Vaderlandsch woordenboek”, blz. 137-138, van Jacobus Kok en Jan Fokke, zou Sipcke overigens niet van adel maar een simpele burger zijn geweest. Maria van Ursene overleed te Holwerd (maar blijkbaar niet op de Holwerd-state) op 12 november 1613. Haar man Sipcke Aeltzes van Jaersma stierf daar op 27 april 1628, acht jaar nadat hij op 1 februari 1620 zijn testament had gemaakt. Ze hadden, zoals al eerder geschreven, twee kinderen. 1. Cyprianus (Sipcke) Feye (Fayo) van Jaersma, geboren ca 1573-1574 te Huizum. Volgt. 2. Aeltze (Atto) Melchior van Jaersma, geboren 1583, getrouwd te Leewarden op 28 mei 1617 met Frouck Tietesdochter van Popma, overleden te Holwerd op 12 april 1620 en er begraven 54.
Holwerd is nu een onderdeel van de gemeente Dongeradeel (Noord-Oost Friesland). In 1585 was het nog een belangrijk zeehandelscentrum, gelegen voor het eiland Ameland, en had het dus zeker een strategisch belang.
De haven van Holwerd, nu, waar een veerdienst naar het eiland Ameland vertrekt.
54
Cyprianus Feye van Jaersma was, toen hij in 1636 zijn testament maakte, serieus kwaad op zijn schoonzuster weduwe Frouck van Popma en dat “ter oorsaecke dat Frouck van Popma seer lelijck soo tegen mij als tegen mijnen heer vader geweest is ende heeft mij laten betaelen, soo van de legersteden als andersins, dat all bij mijnen vader betaelt was... ende vermits Frouck Popma lelijckheyt die se aen mij ende mijnen wijlen heer vader gedaen heeft, ende mijn wijlen vrou moeder (Marie van Ursene) die voor haer tijden eer se mijn broeder krege alle verstorven was, is defamerende met hare vrienden...” In dat testament staat nog veel meer te lezen. Ik kom er straks op terug.
62
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Cyprianus Feye van Jaersma in Londerzeel. We recapituleren... Cypriaen Feye van Jaersma werd geboren in 1573 of 1574 te Huizum, dat is een wijk van Leeuwarden in Friesland. Op 5 mei 1595 schonk zijn grootvader Joos van Ursene hem het “hoff ten drie Torrens, gemeynelijck genoempt ’t hoff van Ursene of Asscherayen”. Eigenlijk was deze schenking niet mogelijk zonder het akkoord van de andere potentiële erfgenamen. In volgorde waren dat: - Engelbert van Ursene, de zoon van Jan van Ursene, die in 1587 door zijn oom Joos om een mij niet bekende reden “voorbijgestoken” was. - Cypriaen Aeltze van Jaersma en Marie van Ursene, de dochter van Joos, die allebei nog in leven waren. - Aeltze Melchior van Jaersma, de jongere broer van Cypriaen Feye, die ook zijn deel van de schenking kon claimen. Het waren toen echter nog altijd moeilijke tijden. In ons deel van Brabant was het, nadat de opstand tegen Spanje met veel geweld was onderdrukt, eindelijk weer wat rustiger geworden. Maar in de zich afscheidende noordelijke provincies werd nog altijd strijd geleverd. Onderling contact en reizen waren zeer moeilijk als ze al niet helemaal onmogelijk waren. Uiteindelijk keurden de ouders van Cypriaen jr. (Sipcke en Marie van Ursene) deze afstand door een schenking tussen levenden goed. Dat gebeurde voor notaris Jean Van Loon in Friesland op 4 december 1597 en werd nog eens op 6 maart 1602 bevestigd. Op 8 januari 1602 deed ook Engelbert van Ursene - vermoedelijk tegen een financiële schadeloosstelling - afstand van zijn rechten. Mogelijk was hij, na het smartelijke verlies van zijn oudere broers en zussen in 1587, bij de familie van zijn moeder in de buurt van Gent groot gebracht. Waarschijnlijk was hij intussen ook al met Petronella Muylaert uit Eeklo getrouwd. Als laatste ging ook de 10 jaar jongere broer van Cypriaen jr., Aeltze Melchior van Jaersma (A. Wauters noemt hem Melchior alias Altzve Van Jaersama) op 16 december 1607 met de schenking akkoord. Dat gebeurde voor Ritske Van Ringue, raadsheer bij de Algemene Staten van de Verenigde Provinciën en grietman van Dongeldeel. Ondertussen had Cypriaen, zoals blijkt uit zijn herbenoeming van Engelbert de Bie tot meier van het laathof van Ursene, zijn schenking op 13 februari 1601 effectief in bezit genomen. Wel, dat is in tegenspraak met wat de boekskens ons vertellen. In 1602 werd er immers een nieuw register van de leengoederen van het huis van Dendermonde begonnen 55. Daarin wordt het goed van Ursene als volgt beschreven: “Philips van Urssene, nu joncker Philips zijnen sone, houdt eenen volle leene van mijne heere van Dendermonde ’t huys ende hof genaemt het huys van Asschreyhane oft van Urssene, met alle sijnen toebehoorten alsoo tselve gestaen ende gelegen is binnen de prochie van Londerzele, groot ontrent metten landen, bempden, weyden, waeteren ende bosschen met ook de helft van eenen watermeulen 56 aen het voorschreven hof gelegen, ’t samen ontrent 30 bunderen. Item eenen Heerelijcken schoof geleghen ende streckende binnen der voorschreve prochie. Item insgelijcx eenen heerelijcken cheijns jaerlijcx weerdt zijnde in gelde over twee ponden, twee schellingen, 2 deniers Vlaems, 23,5 Cappoenen, 44 hoenderen, 29 veertelkens evene, 49 hoeydaeghen, mesdaeghen of dienstdaeghen, met oock 6 brooden. 55
Rijksarchief Gent - Inventaris van het Leenhof en Land van Dendermonde - Nr. 160. We herinneren ons dat Jan en Philips van Ursene in 1574 hun helft van de molen verkochten aan juffrouw Elisabeth van Bourgoignien, weduwe Jacob Hujoel (elders Van Hullegaerden). Deze helft zou pas in 1614 door een volgende eigenaar van Drietoren van dochter Hullegaerden teruggekocht worden. 56
63
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Item 9 keurhoeven, al gelegen onder de voorscreve prochie van Londerzele. Item tot desen voorscreven vollen Leene heeft den voornoemden Joncker Philips volle bedrijf met zijnen Stadthouder ende zijne mannen van Leene hebbende kennisse van erven ende onterven, van ontrent 28 bunderen onder de voorscreve prochie van Londerzele resorterende. Item heeft noch insgelijcx de voorscreve heere van Asschreijhane als van Ursene eenen meijer, hebbende kennisse van onterven ende erven metten schepenen vanden dorpe van Londerzele voorseijt ende dat van alle de goeden onder hem cheijnsende ende schoovende, staende tselve leen ten sterfcoope ende wandelcoope 57 te 10 gulden Paresisch. Ende den heere te diene met eenen peerde ende harnasse tot scheeren in kreijgsvaerden. Het Leenhof van Ursene (zoals het in 1603 genoemd werd), bezat (in volle leen), naast de goederen in Londerzeel, ook nog altijd 10 dagwanden in Liezele, 13 dagwanden in Lebbeke en 62 dagwanden in Baasrode. Daar is niks verbazingwekkend aan. Zeer vreemd is daarentegen dat in dit leenboek Philips, de zoon van Philips, in 1602 als de heer van Ursene wordt genoemd. Alweer een bron die de vorige bevindingen lijkt tegen te spreken. Eerder vertelde ik immers ook al dat Philips in 1578 - dus terwijl zijn broer Jan nog leefde - de meier van het laathof van Ursene had aangesteld. Het is natuurlijk zeer goed mogelijk en zelfs waarschijnlijk dat hij Jan op het einde van diens leven en na diens dood in 1582 een tijd als Heer van Ursene vervangen heeft. Maar was deze Philips dan niet voor 1595 (en zoals ik zelf concludeerde en redelijk hard bewees al in 1587) overleden? En was het goed van Ursene in 1587 niet naar zijn broer Joos en vervolgens naar diens kleinzoon Cypriaen van Jaersma overgegaan? En bestaan er van die laatste overdrachten dan geen keiharde geschreven bewijzen? Een mogelijke verklaring kan zijn dat leenboeken altijd beginnen met uit een ouder over te schrijven en bijgevolg meestal een beetje achter lopen. Anderzijds bestaan er Nederlandse genealogieën die beweren dat Maria van Ursene de dochter van ene Philips was, en dus niet van Joos (zie http://www. simon wierstra.nl/). Zou Philips in 1586 dan toch misschien niet gestorven zijn maar de naam en identiteit van zijn “onnozele” broer Joos hebben aangenomen? Over beiden is even veel of even weinig geweten. Het aantrekkelijke van deze hypothese is dat ze alle gevonden tegenstrijdigheden uit de weg zou ruimen. Daar staat dan weer tegenover dat er geen enkel bewijs voor schijnt te zijn. En, toch... Veronderstel eens even dat Philips in de periode 1580-1585 de kant van de opstand tegen Spanje gekozen had en na de val van Antwerpen in 1585 tot de vaststelling kwam dat hij op het verkeerde paard had gewed? Zou het dan niet verstandig zijn om, teneinde inbeslagnames en andere represailles te vermijden, althans in naam van de aardbol te verdwijnen?
Terug naar de feiten. Terwijl het leenboek van Dendermonde ons niet zegt wanneer Cypriaen van Jaersma het Drietoren-domein verheven heeft weten we wel wanneer hij dat gedaan heeft voor de Holen Zijp, dat een leengoed van het Land van Grimbergen was: “Joncker Cyprianus van Jarsma, sone Cipriaen daer moeder af was Marie van Ursene, als sterfman met Ingelbert de Bie als besetman heeft den behoorelijcken eedt gedaen in handen des stadthouders Longin. 7 Maij 1602”. In het jaar 1606 werd ook de rest van het leengoed van Ursene door de Londerzeelse schepenbank als dat van “joncker Cyprianus van Jaersma, heer van Asscheraeyen tot Londerzele” omschreven 58 .
57
Sterfcoop: volgens Marcel Slachmuijlders, “de Kroniek van Londerzeel” blz. 54: een som die aan de leenheer moest betaald worden als een leen bij het overlijden van de leenman in andere handen overging. Wandelcoop: heerlijk recht dat betaald werd als een eigendom of leengoed bij contract in andere handen overging. 58 Rijksarchief, schepengriffie nr. 9240.
64
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Cyprianus jr. Feye van Jaersma heeft het goed van Ursene niet mogen houden. Omdat hij in Friesland geboren was en omdat dat een provincie was die toen in Opstand tegen Spanje was, werd zijn goed in Londerzeel door de hoofdintendant en algemeen bestuurder van de aangeslagen goederen in de Spaanse Nederlanden op de lijst gezet om aangeslagen te worden. Op 13 mei 1608 kreeg hij echter van aartshertog Albrecht alsnog een brief van “mainlevée” waardoor hij de toelating kreeg om het domein rechtsgeldig te verkopen 59. Dat gebeurde en op 7 augustus van datzelfde jaar 1608 werden jonkheer Jan Moulaert, luitenant van de garde van de handboogschutters, en zijn vrouw Maria del Rio voor het bedrag van 8700 Gulden 60 (heel even) in theorie de nieuwe eigenaars.
Cyprianus Feye van Jaersma in Friesland. Volgens de zeldzame Londerzeelse archieven waarin over Cyprianus gesproken wordt, was hij niet getrouwd en dat was, toen hij Drietoren van zijn grootvader ten geschenke kreeg, zeker het geval. Volgens de Nederlandse genealogen, die zich baseren op het trouwregister van het gerecht Leeuwarden, ging hij een eerste keer in Leeuwarden op 10 februari 1605 in ondertrouw met Saeck (ook Saepck) Gemmesdochter van Burmania. Zij was de dochter van Gemme van Burmania en Jouck van Haerda, en op 24 juni 1602 al weduwe geworden van Epe van Douma (geboren ± 1542, zoon van Goffe Epes van Douma en Wick van Abbema, begraven in Huizum). Deze Saeck was toen al 60 jaar oud en 31 ouder dan haar nieuwe man... Het moet een zeer rijke weduwe geweest zijn. Bovendien ging het wellicht alleen maar over een huwelijk “per correspondentie”. De kans dat het ooit zou voltrokken worden was eerder klein omdat de echtgenoten door 307 kilometers niet altijd even goed berijdbare wegen van elkaar gescheiden waren. Saeck Gemmesdochter van Burmania overleed te Huysum op 17 juli 1607 61 en Cyprianus junior hertrouwde kort nadien met Cornelia Jarichsdochter van Tjepnia uit Alkmaar. Deze Cornelia was de dochter van Jarich van Tjepma en Machteld van Tol. Ze was eerder in 1594 getrouwd geweest met Wybrand (van) Aytta en op 19 mei 1603 weduwe geworden. Opmerking. De familienaam van Tol of van Thol is in Londerzeel niet helemaal onbekend. In 1627, 1633, 1643 en nog later gewagen de Londerzeelse en Steenhuffelse schepenakten van een chirurgijn, dokter-licentiaat in de medicijnen, met de naam Jan van Tol. Hij was de zoon van Roelof van Thol en Hildegonde de Gendt. In 1617 was hij in de Sinte Goedele te Brussel getrouwd met Elisabeth van Nuffele (de ochter van de Brusselse brouwer met Londerzeelse roots Gillis van Nuffele en Barbara Uyttenove). In mijn boekje ‘Aspecten van de gezondheidszorg in Londerzeel’ is alles na te lezen wat ik over hem gevonden heb. Opmerkelijk is dat hij niet alleen grondeigenaar en praktiserende dokter in Londerzeel en Steenhuffel was maar – althans op het einde van zijn leven ca 1659 – ook de eigenaar van het hof en de heerlijkheid van Drootbeke in Laken. Als er een familieverband tussen dokter Jan van Tol en de schoonmoeder van Cypriaen van Jaersma zou gevonden worden (en dat is momenteel nog niet het geval) zou dat kunnen betekenen dat Cypriaen zijn tweede vrouw al tijdens zijn verblijf in Londerzeel heeft leren kennen. 59
Schepengriffie nr. 5216. Bij dergelijke verkopen was het de gewoonte dat de koper ook een klein bedrag betaalde om daarmee voor de vrouw van de verkoper een geschenk te kopen. Omdat Cypriaen van Jaerma dan nog niet getrouwd was werd deze clausule in deze overeenkomst weggelaten. In plaats daarvan werd afgesproken dat koper en verkoper samen een bedrag van 100 gulden zouden schenken voor de herstelling van de 27 juli 1579 afgebrande Londerzeelse parochiekerk. Deze clausule zou op 23 september 1608 hernomen worden. 61 De uitnodigingen voor haar begrafenis werden bewaard in het Fries archief T342-05, nr. 38). 60
65
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
In ieder geval was er op 7 augustus 1608, toen Cyprianus Ursene aan Jan Moulaert verkocht, van een echtgenote, hetzij in Londerzeel hetzij in Friesland, helemaal geen sprake. Bij dergelijke verkopen was het immers de gewoonte dat de koper ook een klein bedrag betaalde om daarmee voor de vrouw van de verkoper een geschenk te kopen. In deze overeenkomst werd deze clausule weggelaten en in plaats daarvan werd afgesproken dat koper en verkoper samen een bedrag van 100 gulden zouden schenken voor de herstelling van de 27 juli 1579 afgebrande Londerzeelse parochiekerk 62. Cyprianus werd opnieuw weduwnaar op 09 oktober 1623. Zelf stierf hij op 4 november 1636 in Leeuwarden, maar hij werd 6 dagen later volgens zijn uitdrukkelijke wens in Holwerd bij zijn ouders begraven. Hij had geen kinderen. Een transcriptie van zijn testament, opgemaakt op 14 januari 1636 werd door de heer M.H.H. Engels on-line gezet en is in bijlage te vinden 63. Hieronder een overname van het gedeelte dat op Londerzeel betrekking heeft. “Op huyden den 14en January 1636... soo hebbe ick Jr. Cyprianus Feye van Jaersama, geweest hebbende heer tot Haskerhaen, nu wonende tot Leuwarden... Ordinerende dat mijn lichaem tot Holwert sall worden gebracht, ende niet eenen nacht sall staen, maer aldaer gebracht sijnde van de gebueren ende niet gereden, sall in den kelder gebracht worden, alwaer mijn heer vader Sipcke van Jaersma, ende mijn vrouwe moeder Maria van Uursule echteluyden met mijn andere vrienden rusten... Eerstelijck legatere ick tot profijt van den armen tot Londerzeel, in clein Brabant gelegen, hondert carels guldens, 't welck den heyligen geest meesters aldaer op goeden ende sufficiante panden sullen stellen, om den renten van voors. hondert guldens alle jaren aen broodt uytgedeelt te worden ten eeuwigen dagen, ende men sall alle jaren seggen dat van mij Testator sulcke is besproocken, ende in den rentebrieff sall sulcx gestelt worden. Item aen de kercke van deselve heerlijckheyt van Londerzeel legatere ick Testator op naevolgende conditien een sekere losbare renthe van twaelff Rijns guldens ende thien stuyvers ofte soo vele min ofte meer als de constitutiebrieff medebrenget, die jr. Engelbert van Doetekum aen mij voor de Schepene van Londerzeel heeft gepasseert, ende aldaer te boecke is staende, voor welcke vs. rente ick Testator die administrateurs van de vs. kercke oblegge een kerckelijcke jaergetijt met sijne behoorlijcke annexe te doen, ende den pastor aldaer te doen predicken, diewelcke mijn doodt aldaer sall vercondigen, ende men sall voorts in gelijcker voegen doen, als ick Testator dede ten tijden doen ick tot Londerzeel woonde voor den Edelen Heer Jr. Joost van Uursele, heer tot Haskerhaen. Item men sall mijnen naem Jr. Ciprianus Feye van Jaersama alle sondagen uyt het kerckel. boeck verkondigen laten, voor hetwelck den pastor ofte vicarius van de voors. administrateurs van de kercke sall worden geloont uyt die voors. rente, die ick Testator daertoe hebbe geinstitueert, ende constituere mits desen ten eeuwigen dagen daertoe, dat sij sulcken kerckelijcke diensten sullen doen tot ruste van mijn siele, ende oft het mochte gebeuren dat de vs. rente affgelost mochte worden, wederomme op een ander wis pandt gestelt ende bekeert worden tot sodanigen sacras usus als men aldaer voor mijn gesturvene ziele mach doen ende gebruyckelijck is te doen, ende men sall daerbij laeten setten in den brieff, dat het geprocedeert is van Cyprianus Feye van Jaersama, stellende tot opsichter diegene de landen ende het huys tot Drietoorn is 62 63
Bij een volgende verkoop op 23 september 1608 (zie verder) zou deze clausule hernomen worden Hof van Friesland, archieftoegang 14, inventarisnummer 1677, 308v - 313r - M.H.H. Engels, mei 2009.
66
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
toebehoorende, begerende dat dieselve dit executeurschap van dese dispositie soo veel het Brabant aengaet willen accepteren, als oock het legaet van de hondert carels guldens, die ick aen de voorstanders van den heyligen geestmeesters legatere, dewelcke honderts gls. de heylige geestmeesters geholden sullen sijn op gewisse panden te beleggen ende in den bryff te laten stellen dat ick die penningen heb gegeven, ende de renthe van dien hebbe geordineert jaerlijx aen den armen bekeert te sullen worden. Welcke voors. hondert guldens met het vs. rentebryff van Jr. Engelbert van Doetekum in vrijen gelden aen de schepenen van Londerzeel sullen worden gesonden, ende so geringe den vs. Schepenen den vs. brieff ende penningen sullen hebben ontfangen, metten copia uyt deses, sullen dan de vs. Schepenen in continenti ontbieden diegene die 't huys te Drietoorn ofte Uursele besitten. Voorts is mijn Testators wille, indien de vs. renthe van Doetekum niet wert g'imploieert tot sodanigen fine, als ick Testator die besette, ende in desen hebbe geconstitueert, als oock het legaet van de hondert guldens, ende die renthe vandien niet werden geimploieert tot den armen als in desen geschreven is, soo sullen de besitters van het huys te Drietoorn ofte Uursule dieselve twee parchelen mogen aenvaerden als hun vrij eygen.64” .... Seggende vorders indien het gebeurde dat Sipcke ende Marij Jaersama t'sampt haer moeder Tutores ofte Curatores, die sij daertoe konden gebruycken, ende de puncten van desen mijnen uyttersten wille niet willen naegaen, noch approberen, dan processen sustineerden ende sonder kinderen ende kints kinderen ende nacomelingen geraecten te versterven, in sulcken gevalle legatere ick Testator ende anders niet aen Jr. Engelbert van Uursule mijnen neve ofte sijne descendenten, welcken voors. Engelbert is een sone van Jr Jan van Uursule ende Juffrou Jacolina Winters, de summa van vier duysent Keysers guldens eens, ende ofte hij ofte sijn nacomelingen enige actien ofte praetensien souden willen praetenderen op mijn moederlijcke goederen, die ick in Flaenderen ende Brabant vercocht hebbe, ’t welck den gemelten Engelbert ende sijne nacomelingen niet connen doen, aengesien dat den gemelten Engelbert ende ick Testator, daer contracten ende andersins hebben van gemaeckt, die onvolbreeckelijcken sijn, ofte andersins wouden behelpen, soo sall hetselve legaat van geener waerden sijn, soo wel op den gemelten Engelbert als oock voor sijne nacomelingen gemaeckt...” Cypriaen Feye van Jaersma was in het verre Leeuwarden en in zijn oude dag Londerzeel dus niet vergeten. Hij bedacht zowel “den armen” als de kerk met een legaat. Wat ook opvalt is hoezeer hij wenste dat Londerzeel hem evenmin vergat... Verder blijkt dat: a) Marie van Ursene, de moeder van Cyprianus, wel degelijk een dochter was van Joos. b) Dat bij de overdracht van Drietoren door Joos van Ursene aan zijn kleinzoon Cyprianus inderdaad afspraken met Engelbert van Ursene, de zoon van Jan en de eerste gerechtigde, waren gemaakt. c) Dat de schrijfwijze van eigennamen in 1636 nog gestandardiseerd moest worden: Haskerhaen = Asschreyane; Drietoorn = Drietoren; Uursele en Uursule = Ursene; van Doetekum = van Doetinghem...
64
Daarna volgen lange beschikkingen die niets meer met Londerzeel te maken hebben en waaruit vooral blijkt dat het niet gemakkelijk was om zijn bezittingen door te geven aangezien hijzelf kinderloos was en in ruzie lag met de weduwe van zijn enige broer.
67
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
68
Louis De Bondt
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Periode 4 1608-1719
Van Doetinghem tot Rande
69
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
16. Engelbert van Doetinghem (1573/1608-1643) x Margriet de Vriese In de middeleeuwen bestond het “recht van vernaederinge”. Het had als doel om belangrijke domeinen bij voorkeur in familiebezit te houden en daarom hadden familieleden van de verkoper steeds een “recht van eerste koop”. Jan Moulaert en Maria del Rio waren hoegenaamd geen familie van Cypriaen van Jaersma en, toen een familielid van Cypriaen bezwaar aantekende, werd de verkoop van Drietoren teniet gedaan. Wie was dat familielid? Wel, het waren er twee. De eerste was Engelbert van Ursene, de enige overgebleven nakomeling van Jan en Jacquelijne de Wintere. Ondertussen was die ca 32 oud en getrouwd met Petronella Muylaert uit Eeklo. In 1587, toen zijn oom Joos van Ursene Asschreyane erfde was hij nog veel te jong om veel bezwaar tegen deze eigenaardige “vervreemding” van zijn rechtmatige erfenis te maken, maar op 8 januari 1602 had hij al eens van zich laten horen. Toen had hij namelijk – vermoedelijk tegen een financiële schadeloosstelling vanwege Cypriaen van Jaersma – van zijn (erfenis)rechten afgezien. Nu eiste hij zijn recht van eerste koop weer op. Op 14 augustus 1608 trok hij zich echter voor een kleine geldelijke vergoeding van 50 Rijnsguldens al weer terug. De tweede “bezwaarmaker” was Engelbert van Doetinghem. die ook zijn rechten op het domein in Londerzeel heeft laten gelden. Waaraan hij zijn vermeende rechten te danken had zal ik later uitleggen. Maar eerst moet ik wat meer over zijn familie vertellen.
De familie van Doetinghem tot Rande uit Deventer. Het geslacht van Doetinghem (al naargelang van de tijd en de bron ook geschreven als Dotinchen, Doetinchem, Doetecom, Deutecum, van Doetekum, Duttenchem, Duttechem, Duttencheim, Doetinghem) is een oeroud adelijk Overijssels geslacht met meerdere vertakkingen. Vanaf de 15de eeuw was het gebruikelijk om naast de familienaam ook de naam van het stamhuis te voeren. Sinds 1570 werd daarom De Rande 65 aan de naam van Doetinghem toegevoegd. Dat kwam zo... Ene Willem van Doetinchem, getrouwd met Catharina Ulfer (ook Olfer en Olgher) van Noordijck, was van 1505 tot 1547 schout van Deventer. In 1496 was hij al in het bezit gekomen van het kasteel van Oud-Rande (een leengoed van de Proostdij van Deventer, gelegen op de weg van Deventer naar Olst). Later werd hij ook heer van “den Hogenhof (Hoogerhof)”. Hij overleed in 1558 en werd in de Bergkerk te Deventer begraven. Omstreeks 1530 kregen Willem en zijn vrouw Catharina een eerste zoon die ze ook Willem noemden. Eenenveertig jaar later trouwde die in de buurt van Deventer met Joanna Pipenpoy. Joanna was de dochter van Jan Pipenpoy, heer van Merchtem en schepen van Brussel (in 1555) en van Joanna (Digne) van Oyenbrugge. Langs haar moeders kant was ze bovendien de kleindochter van Joos van Oyenbrugge en Maria van Ursene (of Marie d’Ursel). We verwijzen naar het eerder opgenomen stamboomfragment om dat duidelijk te maken. 65
Onze informatie over Rande en omgeving vonden we voornamelijk bij HG. Kronenberg, Oud en nieuw Rande, historisch centrum Overijssel, en op de websitie mathieuinwonderland van de heer Mathieu Fanee
70
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Hoe Joanna met haar ouders, Jan van Pipenpoy en (Jo)anna van Oyenbrugge in Nederland verzeild geraakte, is niet geweten maar een zeer grote gelijkenis met het levensverhaal van die andere Marie van Ursene die in Friesland met een van Jaersma trouwde ligt voor de hand. Daarom herhaal ik dat in november 1565, met de ondertekening van het “Verbond der Edelen” zowel de zuidelijke als de noordelijke Nederlanden in opstand tegen de Spaanse gezagsdragers waren gekomen. Na de Beeldenstorm (1566) waren er 2 belangrijke groepen ZuidNederlanders die in het Noorden terecht gekomen zijn. - Trouwe katholieke bondgenoten van het Spaanse bewind die belangrijke bestuurlijke of militaire posten in het zich snel reformerende noorden kregen. - Gereformeerden die het zuiden ontvluchtten om aan de inquisitie en terreur van de Spaanse landvoogd, de hertog van Alva te ontkomen. Later, nadat het noorden zich afgescheiden had, vluchtten er ook katholieken (zoals Peeter Micault van Diepensteyn en de nieuwe eigenaars van Marselaer te Malderen) van ginder naar het zuiden. De familie Pipenpoy behoorde – ons op hun verdere belevenissen baserend - zeer waarschijnlijk tot de eerste groep. Weliswaar was een Franchois Pipenpoy (zoon van Jan en Cornelia van Overstraeten) in november 1565 één der ondertekenaars van het Eedverbond der edelen en werd die in 1577 door de opstandelingen aangesteld tot grietman van Hemelumer Oldevaert en Noordwolde en tot drost van het kasteel te Stavoren, waar hij tot zeker 1580 bleef wonen 66. Deze Franchois was echter maar een verre verwant van Joanna. Daarnaast zijn er echter bronnen die beweren dat ook de vader van Joanna – dat was dus Jan Pipenpoy, heer van Merchtem en burgemeester van Brussel - het verbond zou ondertekend hebben. Gelukkig voor onze theorie wordt dat in “Historie van het Verbond en de Smeekschriften der Nederlandse edelen, 1564-1567” deel III, blz 237” door de gezaghebbende historicus Jona Willem te Water (1740 -1822) op goede gronden tegengesproken. Wat nog niet betekent dat men er hem omtrent 1570 niet van verdacht kon hebben.
Wat er ook van zij, tussen 1566 (het begin van de opstand der Nederlanden tegen Spanje) en de feitelijke afscheiding van de Noordelijke Provincies (ca 1585) bestonden er tussen de Brabantse en de Friese, Groningse en Overijsselse adel zeer vele contacten. Willem van Doetinghem junior werd stadhouder van Overijssel en werd in 1571 in het Ridderschap van Overijssel opgenomen. Volgens blz. 173 van deel IV van ‘Bijdragen tot de Geschiedenis van Overijssel’ behoorde hij tot de “Coninclijcke Majesteits vianden ende rebellen” en zouden zijn goederen later verbeurd worden verklaard. Als dfat juist is, is het logisch dat hij en Joanna Pipenpoy na hun huwelijk in 1571 (maar sommigen hebben het over ca 1560) in Nederland bleven wonen. In Rande lieten ze op de plaats van de oude versterking een nieuw versterkt kasteel (een zogenoemde havezate) bouwen. De toren werd in 1574 afgewerkt en is het enige deel dat er nog van overgebleven is. Ze schijnen echter vooral op het landgoed “de Kemnade” te Ede, verbleven te hebben, waarvan ze de toren liet renoveren. Ze kregen een aantal kinderen waarvan we er 4 bij naam kennen: - Willem van Doetinchem: ° ca 1572, woonde heel zijn leven op de havezate te Rande (het voorvaderlijke kasteel van Oud-Rande). Op 19 februari 1595 trouwde hij met Joanna (Janne) Weeze van Gijsbeck, dochter van Cornelis en Marie Hinckert, waarmee hij 5 kinderen had. In 1603 werd hij weduwnaar en in 1614 hertrouwde hij met Anne Swaefken. In 1611 werd hij in het Ridderschap van Overijssel ingeschreven. Maar daarna kreeg hij het aan de stok met de nieuwe gereformeerde bewindvoerders. In 1621 werd hem zelfs zijn ti66
Bron: www.inghist.nl/retroboeken/nnbw/#source=5&page=263.
71
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
-
Louis De Bondt
tel van ridder afgenomen en ging hij (samen met slechts 8 andere edelen) tijdelijk in vrijwillige ballingschap omdat hij weigerde ‘de eed van toelating’ te zweren. Die eed bevatte immers de clausule dat hij ‘van den Paepschen Godtsdienst afkeerig was en voorstander van den waren Christelijken Hervormden Godsdienst’ 67. In 1638 werd in de toren van het kasteel een klandestiene katholieke kerk ingericht. Ook zijn dochter Marie, geboren in 1598, non geworden, en gestorven op 26 juni 1673 wordt door de geschiedenis als één der belangrijkste beschermers van de Katholieken van Zwolle beschouwd. Joanna van Doetinghem, jong gestorven. Engelbert (soms Pieter Engelbert) van Doetinghem: ° ca 1573. Volgt. Anna van Doetinchem: ° ca 1576, trouwde in 1596 met Unico Ripperda, de heer van Hengelo en Boekelo en van 1598 tot 1623 drost van Twente. Ze stierf op 24 december 1636.
Willem van Doetinchem (van Deutecum) overleed in 1588. Van zijn vrouw Joanna Pipenpoy weten we het niet.
Kasteel van Oud-Rande, voor de afbraak in 1838
De toren van Oud-Rande, nu
De Kemnade, prent uit 1712
De Kemnade, nu
Engelbert van Doetinghem Engelbert van Doetinghem, de tweede zoon van Willem en Joanna Pipenpoy, was dus degene die de verkoop van Ursene door Cypriaen van Jaersma aan Jan Moulart en Maria del Rio betwistte. In tegenstelling tot Engelbert van Ursene liet hij zich niet afschepen met een beetje geld, Ofschoon we al 3 generaties moeten teruggaan om – met Hendrik van Ursene en Anna Stommelincs - gemeenschappelijke voorouders van Cypriaen en Engelbert te kunnen vinden, liet hij zijn recht op “vernadering” gelden. 67
Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht, Wed. J.R. van Rossum, Vol. 6, blz. 108.
72
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Dat recht gaf hem – als naaste geïnteresseerde familielid van de verkoper – de absolute voorrang bij de verkoop.
Willem en zoon Engelbert van Doetinghem en Londerzeel. Engelbert van Doetinghem had een goede reden om zich voor Ursene te interesseren. Zoals de rest van zijn familie was hij tijdens de reformatie katholiek en tijdens de opstand van de Verenigde Provincies tegen Spanje Spaangezind gebleven. Het was goed om een toevluchtsoord te hebben als het in het gereformaarde en afgescheiden Nederland te heet zou worden. Die toevlucht was alleen in de Spaans gebleven zuidelijke Nederlanden te vinden. Zijn moeder was bovendien uit de buurt, namelijk uit Merchtem, afkomstig. Met al deze dingen in het achterhoofd had zijn vader Willem al vanaf 1574 zijn interesse in Londerzeel laten blijken door grond van zijn aangetrouwde kozijn Philips van Ursene te kopen. Vanaf ca 1580 bezat hij er ook een hoeve. Samen met het bijhorende land en bossen was deze 25 bunders groot. Deze hoeve was echter niet verpacht (dat zal wel aan de tijdsomstandigheden gelegen hebben). Uit andere documenten weten we dat het ging om de oude keurhoeve “Hof te Boots” tegen het Broekveld op de Heide. De geschiedenis van dit goed te Boots in een notendop. Oorspronkelijk was het, evenals Ursene, een leengoed van het Huis van Dendermonde. In 1430 was Wouter vander Messiën er de hoofleenman van. De onderleenman was toen Adriaen Bode. Tien jaar later was het diens dochter Ivette. Het goed te Boots heeft zijn naam aan de familie Bode alias Boots te danken. Omstreeks 1520 is het goed de eigendom van Jooris (Joos) van Voorspoel geworden. In 1534 heeft die al zijn leengoederen van het het huis van Dendermonde aan Hendrik III, graaf van Nassau en heer van Grimbergen en het dorp van Londerzeel, verkocht. Bij de overdracht was ook ridder Jehan Pipenpoy uit Merchtem aanwezig. Nadat die zijn interesse in bepaalde delen van het voormalige goed van Voorspoel had laten kennen, had hij van Hendrik III de toelating gekregen om op de Borcht (de plaats bij Vilvoorde waar het leenhof van Grimbergen zetelde) te verschijnen 68. Het is daar dat Jehan Pipenpoy het leen van het goed te Boots heeft gekocht. In het leenboek van het land van Grimbergen, begonnen in 1543 69, worden de volgende “verheffen” van het volle leen te als volgt geciteerd; - 1543: Jouffrouwe Anna van Oeyenbrugge met joncheer Janne Pypenpoy, haeren besetten man, houdt te leene thien buenren onder lant, bosch, beempt en heyde, geheeten tgoet te Boots, gelegen binnen der prochien van Londerseele, metter eender syden aen sheeren strate, metter ander syden aende Bootshaege, metter derder syden aenden Waterloop ende metter vierder syden aen tgoet te Boots 70. - 1550: Jouffrouwe Johanna Pipenpoy, dochter voirs Jans daer moeder af was vrouwe Anna van Oeyenbrugge, als sterfwyf met ende by Jan Pipenpoy haeren vader ende besetten man, heeft ontfangen dit voirs leen ende dat naer de doot vrouwe Johanna (ipv Anna) van Oeyenbrugge heuren moeder, als heur gemaect by testamente vanden daten XIII january anno XLII voir de scepenen van Merchten onder geteekent ende by octroy ons genadigen heere den keysser vanden date XIII Martii anno XVc ende XXXVIII, ende oic voir stathouwer ende mannen van desen hove gepasseert den X novembris anno XVc ende XLVI. Aldus ontfangen byde 68
Inventaris 1.08.01, archief van de Nassause Domeinraad: Raad- en Rekenkamer te Breda, reg.2874, index 112. Algemeen Rijksarchief, familiearchief de Merode Westerlo, VM 585, folio XL. 70 Ik merk op dat hier van geen gebouwen sprake is. Pas in 1654 heeft men het over het "Hoff te Boets met de woning daarop staande”. 69
73
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
voirs jouffr. Johanna den XXII junii anno XVc ende L, present Joos van Voirspoel, Reynier Diericx ende meer andere als mannen van leene. - 1558: Robrecht van Assche soone Cristoffels es hier af besetman byde doot heer Jan Pipenpoy. Actum XXVIII novembris anno LVIII, present Joos van Nuffle, Aerd Dams ende meer andere als mannen van leene. - 1591: Jan Hauwe, sone Jooris heeft gedaen den behoirelijcken eedt als besetman van desen leene midts den overlyden ses voirs Robbrecht van Assche. Actum VI may 1591. - 1602: Joncker Ingelbert van Deutegem, zone wylen Willem ende Jouffr. Joanna Pypenpoy, heeft erflyc ontfanghen als sterfman pretenderende daer toe actie ende recht, heeft den eedt gedaen in handen des stathouders joncker Anthone Longin, present joncker Ingelbert van Oyenbrugge ende Adriaen Verelst, leenmannen, den ses mey 1602. Er volgen nog meer namen, maar dat is stof voor later. Misschien moet ik uitleggen wat de termen “sterfman” en “bezetman” betekenen.... De sterfman was de persoon na wiens overlijden aan de leenheer de “overdrachttaks” moest worden betaald. Doorgaans was dat de nieuwe leenman zelf, maar om het tijdstip van betaling zo lang mogelijk uit te stellen werd soms ook zijn jongere vrouw of één van zijn kinderen als sterfman aangewezen. Een sterfman hoefde immers geen wettige handelingen te kunnen stellen en kon dus een vrouw of minderjarig zijn. In dat geval – of wanneer de sterfman dikwijls verhinderd was – moest echter ook een bezetman aangeduid worden die wél rechtsbekwaam moest zijn. In 1579 en 1582 werden diverse eigendommen van de Prins van Oranje in Londerzeel, waarbij de Burcht en de Prinsenmolen in de Mechelstraat, door de Spaansgezinde troepen van de Licques en Farnese in brand gestoken. Het nogal afgelegen landbouwbedrijf van Willem van Doetinghem lag niet echt op hun weg en is waarschijnlijk beide keren een dergelijk lot bespaard gebleven. Mogelijk stonder er ook geen gebouwen op om te vernielen. Bovendien was Willem Spaansgezind en katholiek... Dat dacht ik althans... tot ik op blz. 173 van deel IV van ‘Bijdragen tot de Geschiedenis van Overijssel’ zonder enige nuancering las dat hij behoorde hij tot de “Coninclijcke Majesteits vianden ende rebellen” en dat zijn goederen later verbeurd zouden worden verklaard. Dat laatste is wel juist. In 1585, na de herovering van Antwerpen, toen onze streek terug stevig in Spaanse handen was, werden de eigendommen van de Prins van Oranje in beslag genomen 71. Onder voorwendsel dat Willem in Deventer tussen de rebellen had gewoond, is ook zijn Hof te Boots daar niet aan ontsnapt. In 1596 was dezelfde hoeve naar het scheen eigendom geworden van de heer van Gougnies, gouverneur van de stad Brussel (die zelf in 1597 of 1598 overleed). Men wist toen niet precies meer hoe die in het bezit van de hoeve gekomen was. Willem van Doetinghem had – zegde men - immers de wijk naar het kamp van de vijand genomen. In werkelijkheid was hij in 1588 in Deventer overleden. Onderzoek in 1599 en 1600 wees uit dat de gouverneur van Brussel deze hoeve in feite nooit echt in bezit had gekregen omdat de inbeslagname op onwettige wijze gebeurde. Daarom was ze na de dood van Willem van Doetinghem altijd de eigendom geweest van zijn zoon Engelbert die steeds een trouw dienaar van de koning geweest was “hem altijt gedient hebbende zijne majesteyt saligher ende nu tegenwoordelijck hunne hoocheden” 72. 71
In 1603 (onder het vreedzame bewind van de landvoogden Albrecht en Isabelle) werden deze in belag genomen goederen (althans voor een tijdje) aan de Prins van Oranje teruggegeven. 72 Algemeen Rijksarchief, Rekenkamer, nrs. 18.668 tot 18.671, transcriptie van Marcel Slachmuijlders.
74
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Engelbert van Doetinghem, vervolg Het verzet van Engelbert van Doetinghem tegen de verkoop van Ursene door Cypriaen van Jaersma aan Jan Moulaert en Maria del Rio werd door de bevoegde instanties terecht bevonden en op 23 september 1608 werd hij al in het bezit van het Londerzeelse leengoed gesteld. Dezelfde dag werd ook de overdracht van de Holen Zijp 73 in het leenboek van het Land van Grimbergen ingeschreven. De overdrachtsakte werd opgesteld in handen van de meier van Londerzeel, Willem Vorsthuys, bijgestaan door de meiers van het laathof van Affligem, Joos Goossens, en die van het Kapittel van Sint-Rombouts te Mechelen, Frans van Nuffele. De contractanten waren: 1. Joos van Ursene, zoon van Philips en Catharina vander Ee, Melchior van Jarsma en Cyprianus van Jarsma, enerzijds. 2. Engelbert van Doetinghem (Ingelbert van Deutegem in de akte), anderszijds. De overdracht betrof de heerlijkheid Drie Toren “gemeinelijck genoempt Thoff van Ursene oft Asscherayen metten huyse van plaisantiën, pachthove, schueren, stallen ende andere edifitiën daarop staende, vijveren, grachten, landen, bemden, eusselen, bosschen ende alle anderezijne toebehoorten... metten appendentiën ende dependentiën... Inden iersten het huys oft slot vanden drijtoren genaempt thuys ten Ursene offt Asschiraeyen, geleghen inde prochie van Londersele, vuyten watere opgeme(t)st, mette optreckende brugge, metten pachthove, schueren ende stallen daerbij wesende, metten coolhove, omwatert, soe mette loopende beke als sekere gracht loopende vuyte selve beke tot inden hoffgracht vanden huyse ende slote vanden drijtoren. Item daerontrent eenen vijvere daerop men can houden 400 karpers ende meer...” 74 De totale grondoppervlakte van dit alles bedroeg ongeveer 27 bunderen 75 en zou op kosten van de koper nagemeten worden. Eventuele opgemeten verschillen zouden aan koper of verkoper door de andere vergoed worden à 225 gulden per bunder. De koopsom bedroeg nog altijd 8700 Gulden. Koper en verkoper zouden samen ook 100 Gulden betalen voor de herstelling van de Sint-Christoffelkerk. Voor een traditioneel geschenk voor de vrouw van de verkoper was alweer niets voorzien. Ook de roerende rechten en plichten van de nieuwe eigenaar werden gepreciseerd. Ik vat ze samen: Rechten die aan de heerlijkheid verbonden waren: - Een heerlijke vijfschoof in rogge, tarwe, bonen, gerst, erwten, hooi en vlas, jaarlijks door de eigenaars van de panden waarop het recht rustte te leveren in de schuur van het kasteel. - Een heerlijke cijns, te betalen ieder jaar op Driekoningen, in geld, cappuynen, hinnen, eenden, eieren, brood en Lovense Penningen. Hiervan bestond een cijnsboek en de totale waarde van deze cijns bedroeg 11 Rijnguldens, 16 Stuyvers en 22 Mijten; bovendien 27,5 kapoenen, 42 kippen, 25 hooidagen, 22,5 mest- en dienstdagen, 30 veertelkens haver en 25 eieren. - Een speciaal dienstrecht, bestaande uit: 6 dagen dienst met een wagen bespannen met 4 paarden, een halve dag dienst met een wagen bespannen met 2 paarden een kwart dag dienst met een wagen bespannen met 1 paard. - Het recht van het beste pand op 7 keurhoeven. Voor 2 keurhoeven (beide met een oppervlakte van 10 à 12 bunderen) was dit recht omgezet in een belasting van 6 gulden voor de ene en 12 gulden voor de
73
We herinneren ons dat de Holen Zijp, 2 dagwand landbouwgrond tegen het Kruisveld tussen de huidige Kasteelstraat en Klein Holland, geen leengoed van Dendermonde maar leengoed van het Land van Grimbergen was. 74 Algemeen Rijksarchief, bundel 5216, doc. nr. 30, schepenbrief van 23 september 1608 75 Er werd gepreciseerd dat de in Nederland gebruikelijke maten van toepassing waren, namelijk 1 lengteroede = 18 voeten + 1 zool (1 lengteroede bij ons was een lengtetoede gelijk aan 20 voeten + 1/3 voet of 5,51 meter).
75
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
andere. Dat bedrag was te betalen bij het overlijden van de leenman (de sterfman) van de hoeve. Voor de 5 andere keurhoeven mocht de heer van Drietoren, bij het overlijden van de pachter (sterfman) uit diens huis naar eigen keuze één voorwerp (het beste pand) kiezen. Dat kon een paard zijn, een koe, een kleed, een bed of een ander meubel... De eigenaar van Drietoren moest deze keur wel delen met de Prins van Oranje die in 1603 van de vredelievende landvoogden Albrecht en Isabella zijn in 1585 in belag genomen eigendommen, waaronder de heerlijkheid van Londerzeel, had teruggekregen. - Het recht van benoeming. Voor alles wat afhing van het Hof Drietoren en de Heerlijkheid van Asscheraeyen mocht de heer aanstellen: Voor het Laathof: een meier en laten die konden laten erven en onterven Voor het Leenhof (waaronder 38 volle lenen en 22 achterlenen ressorteerden): een stadhouder en leenmannen. De jaarlijks terugkerende lasten en plichten waren. - Een jaarlijkse grondcijns van 33 stuivers en 6 veertelkens haver aan de Prins van Oranje. - 2 Stuivers, 1 brood en 2 kippen aan de prelaat van de abdij van Affligem. - 2 Stuivers en 6 Mijten aan de kerk en de H. Geesttafel (de armen) van Londerzeel. - Nog eens 6 Mechelse vaten tarwe en 3,5 Brusselse veertelen rogge aan de H. Geesttafel - Nog eens 2 Mechelse vaten rogge aan de kerk van Londerzeel. - 2 Kronen (= 2 gulden en 8 stuivers) aan de heer Gielis Maes - 14 Stuivers aan de kapelanie van Sinte Goedele te Brussel. - 22 Stuivers aan de broederschap van Sint-Niklaas te Brussel. - 4 Gulden en 10 stuivers aan de erfgenamen van wijlen Steven van Nuffele. - Een lijfrente van 6 gulden aan Margareta van Ursene, non in Groot-Bijgaarden. - 23 Gulden aan jonker Engelbert van Ursene - 12 Rijnsgulden aan jonker Cyprianus van Jaersma 76. Vanaf eind 1609 is Engelbert van Doetinghem op het domein van Ursene komen wonen. Begin 1610 benoemde hij Jan De Blesere tot meier van zijn laathof. Tussendoor vermeld ik wie de opeenvolgende meiers van dit laathof waren: - Franciscus Vanden Hove: meier van Philips van Ursene vanaf eind 1578 (hij was dan ook al meier van de schepenbank voor de Prins van Oranje). - Joos Goossens: meier van Joos van Ursene vanaf 1588. Vanaf 1582 was hij ook al meier van de Schepenbank voor de Prins van Oranje maar na de inbeslagname van diens goederen en rechten was hij in die functie in 1586 door Willem Vorsthuys opgevolgd. - Willem Vorsthuys: meier van Joos van Ursene vanaf begin 1594. Vorsthuys was ook nog altijd de meier van de schepenbank voor de koning van Spanje (ook nadat Oranje in 1603 zijn verbeurde goederen teruggekregen had zou hij in die functie nog een tijdje meier voor de Prins van Oranje blijven). - Engelbert de Bie: meier voor Joos van Ursene vanaf begin 1597. Van 1590 tot 1595 was die ook al rentmeester van Diepensteyn geweest. Begin 1601 werd Engelbert door de nieuwe eigenaar, Cyprianus van Jaersma, herbenoemd.
76
Op 3 februari 1609 vestigde Engelbert van Doetinghem een levenslange lijfrente van 12 Rijnsgulden ten gunste van Cyprianus van Jaersma, zoon van Cyprianus "... in volle voldoeninge vanden coop bijden voorscreven gelovere (Engelbert Van Doetinghem) vernaerdert over Jan Moulaert ierste coopere vanden goeden des voorscreven joncker Cyprianus, geheeten Asschiraijen " (Schepengriffie nr. 5216).
76
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
-
Louis De Bondt
Jan De Blesere: meier voor Engelbert van Doetinghem vanaf begin 1610. Een jaar eerder was hij ook al de meier van de schepenbank voor de Prins van Oranje. Joos van Nuffele: meier van Engelbert van Doetinghem na het overlijden van De Blesere (voor 1634). Hij was dat nog altijd in 1657.
Engelbert – begonnen als stalmeester van Philips Willem, prins van Oranje, werkte zich op tot de graad van kapitein van een legerafdeling in Spaanse dienst (dat is geen contradictie zoals we verder zullen zien). Intussen trouwde hij met Margriet De Vriese. Volgens historica wed. J.R. van Rossum 77 gebeurde dat in 1614, maar het is niet uitgesloten dat hij al in 1593 trouwde (mogelijk met een andere vrouw). Zijn twee oudste dochters schijnen immers al in een document van de schepenbank van Londerzeel uit 1595 vernoemd te worden. Margriet was een dochter van Gerard of Gerrit de Vriese en Catharina van Doetinghem. Haar vader was heer van Wesenberg en Wolferen (gemeente Overbetuwe in Gelderland).. In haar kwartierstaat komen naast De Vriese ook de namen, Ittersum, Van der Zee, Rode van Hekeren, Wredee en Ivighinck voor. Engelbert en Margriet kregen 7 kinderen waarvan de laatste 4 of 3 in Londerzeel. - Joanna Maria van Doetinghem, in Steenhuffel Joanna Maria Anna en gewoon Anna genoemd, (volgens mij) mogelijk al geboren ca 1594, trouwde met Frans Van Steelant, dat is zeker. Volgens de genealogie van Rossum uit 1879 en een aantal andere op het Internet was dat de zoon van Lodewijk Van Steelant, heer van Perk, en Anne Oudart en had het huwelijk plaats in 1671. Volgens dezelfde genealogieën zou Joanna Maria van Doetinghem dan echter geboren zijn op 28 augustus 1655 en overleden op 1 november 1707. We willen wel veel geloven, maar – gezien de ouderdom en de overlijdensdata van haar ouders – kan dat niet. In de registers van de schepenbank van Steenhuffel ben ik een 5-tal keren de naam van Joanna Maria van Doetinghem tegen gekomen. - Register 6938, folio 388: hier is een Joanna Maria Anna de dochter van Ingelbert. Ze woonde in 1659 in Brussel. Er wordt geen echtgenoot genoemd maar in de gegeven context was dat mischien niet nodig. - Register 6942, folio 402: Johanna Maria is op 9 juni 1665 al ontegensprekelijk de vrouw van Franchois van Steelant. - Register 6943, folio’s 155, 168 en 340, respectivelijk 14 mei 1671, 8 maart 1672 en 22 mei 1677: Joanna Maria als compagne van Franchois van Steelant. - Anna Catharina van Doetinghem, mogelijk al geboren ca 1595, komen we nog tegen in het doopregister van Londerzeel in 1661, wanneer ze meter is van één van de kinderen van haar broer. En op 9 juli 1677 zette ze haar onderstaande handtekening op een document in Steenhuffel 78 waar ze Anna of Anneken werd genoemd.
-
77 78
Philips Willem van Doetinghem: volgt. Lonijs Magnus (of Ludovicus Magnus of Magnus Lodewijk) van Doetinghem was in 1664 in Londerzeel peter van een dochter van zijn broer. Hij stierf in Brussel op 30 juni 1689 maar werd in het koor van de kerk van Londerzeel begraven. Een kleine onbelangrijke maar leerzame anekdote misschien. In 1675 had jonker Magnus van Teutegem, zoals men hem in Steenhuffel kende, zijn zinnen gezet op de ‘Leegen
Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht, 1879, Wed. J.R. van Rossum, Vol. 6, blz. 123. Algemeen Rijksarchief, Schepenbank van Steenhuffel, register 6940 folio 179.
77
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Bempt’, een schoon beemdeken, 4,5 dagwanden groot op de Steenhuffelse Kouter. Op 2 juli van dat jaar werd die door de familie Puttemans openbaar verkocht. Maar, ofschoon Lonijs Magnus bij het uitdoven van de brandende kaars de laatste en de hoogste bieder was, heeft hij die beemd toch niet gekregen. Uiteindelijk ging hij naar Hendrik vande Voorde en Jacquemijne Puttemans die de voorkeur kregen omdat ze familie van de verkopers waren en hetzelfde als de heer van van Doetinghem wilden betalen 79. Die wettelijke regeling werd het ‘principe van naerderschap of vernaerdering’ genoemd. Hoe hij zelf zijn documenten ondertekende, blijkt hierna.
-
-
Jan Baptist van Doetinghem, werd zeker geboren in Londerzeel, dus nà 1614. Hij werd licentiaat in de beide rechten en groot-kanunnik van Sint-Rombouts (beneficiant van Schoonjans canon Adel Graduaal, een plaats die aan edelen voorbehouden was). Hij overleed omtrent 1672. Op 14 mei 1652 kreeg hij van de Schepenbank van Londerzeel een bewijs van goed gedrag en eerlijkheid (mogelijk was dit nodig om de post in SintRombouts te krijgen). Uit de daarvan opgemaakte akte (nr. 5235) komt het volgende korte fragment: “... Jonker Jan Baptist van Doetingem, gebortich ende ingesetene deser prochie... heeft hem altijdts gecomporteert als een oprecht christen persoon ende hem in alles geconformeert naer de geboden van onse Christelijcke Roomsche kerke... ende op een maendt dickwijls heeft gefrequenteert de Heylige Sacramenten, soo vande bichte als vande Heylige Communie... dat aengaende de broedelijcke liefde ende sachtmoedicheyt tot sijnen evenaesten den voorscreven Jonker sijn selven wel heeft gestand gedaen... dat hij is heel vervrempt geweest van craqueelen, vechterijen,vijandtschap ende diergelijcke fouten...”. Verder komen we in dezelfde akte ook te weten dat J.B. van Doetinghem zijn eerste opleiding van de Londerzeelse pastoor Symon Servatii heeft gekregen. In 1659 vermeldde de griffier van Steenhuffel dat hij er eigendom bij het Groot Meerken bezat. Philibert Melchior van Doetinghem, geboren tussen 1624 en 1626, werd prior van de adellijke abdij Sint Geerte te Leuven waar hij op 18 september 1676 overleed. Engelbert Jan Cosmas van Doetinghem (elders Engelbert Jacob), geboren in 1629. In 1649 werd hij geprofest in dezelfde adellijke abdij van Sint Geerte te Leuven. Hij werd cantor te Aarschot en overleed op 13 februari 1694.
Engelbert van Doetinghem overleed (niet in Londerzeel) op 28 oktober 1643. Zijn vrouw Margriet de Vriese stierf in Londerzeel op 22 november 1658. Beiden werden in het koor van de kerk begraven. Hun grafsteen bevindt zich nu nog in de muur van de sacristie. Daarop staat te lezen: “Cy gist noble homme Ingelbert de Doetinghem, en son vivant escuyr, seigneur Dascherayn, très zeleu de la religion et armes de sa maj. Catolique, qui trespassa de 28 doctobre 1643, et noble dame Margerit de Vriese, sa compaigne, qui trespassa le 22 novembre 1658. Kwartieren Doetinghem, vaderskant: Doetinghem, Olgher (grootmoeder), Gelmer (grootvadersmoeder), Swede of van Swieten (grootmoedersmoeder). Kwartieren Doetinghem moederskant: Pypenpoy, Oyenbrugge (grootmoeder), Mol (grootvadersmoeder), Ursele (grootmoedersmoeder. Kwartieren de Vriese vaderskant: de Vriese, Ittersum (grootmoeder), Vanderzee (grootvadersmoeder), Rode van Van Heeckeren (grootmoedersmoeder). Kwartieren de Vriese moederskant: Doetinghem, de Wrede (Wredee) (grootmoeder), Ivighinck (grootvadersmoeder), Doetinghem (grootmoedersmoeder.80” 79
Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6943, folio 253. Bron Schepenbank Londerzeel akte van 13 februari 1745, overgenomen uit de “Kroniek van Londerzeel” van Marcel Slachmuijlders, blz. 161-162. 80
78
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Obiit van Engelb.van Doetinghem
Obiit van Margriet de Vriese
Ondanks het “fotografisch” bewijs hiernaast (als miniatuur aanwezig in een akte van de Schepenbank van Londerzeel van 13 februari 1745) geeft weduwe J.R. van Rossum op blz. 123 van deel 6 van haar in 1879 uitgegeven ‘Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht’ een andere versie van de kwartieren, althans van die van de kant van de Vriese, die op deze grafsteen in de “kerspelkerk van Londerzeel” te vinden zijn. Namelijk: Kwartieren de Vriese vaderskant: de Vriese, Vierackeren (grootmoeder), Krijt (grootvadersmoeder), Rode van Van Heeckeren (grootmoedersmoeder). - Kwartieren de Vriese moederskant: Doetinghem, Martensen (grootmoeder), De Wrede (grootvadersmoeder), Doetinghem (grootmoedersmoeder.”De namen die verschillen staan cursief. Willem van Doetingem ° ca 1480 +1547 x Catharina Ulger (Olger) van Noordijck Heer van Hoogerhof, schout van Deventer Willem van Doetinghem tot Rande ° 1530 + 1588) x ca 1571 Joanna Pipenpoy
Joanna Maria van Doetinghem ° ca 1594 + voor x Frans van Steelant Genealogieën geven hier sterk afwijkende geboortedata, maar in de Schepenbank Londerzeel wordt Joanna Maria al vernoemd in 1595
Willem van Doetinchem ° ca 1572 + na 1638
(Pieter) Engelbert van Doetinchem ° ca 1573 + 28/10/1643 x 1593 Margriet De Vriese + 22/11/1656 dv Gerard en Catharina van Doetinghem
Anna van Doetinchem ° ca 1576 x Unico Ripperda
Anna Catharina van Doetinghem ° ca 1595 + na 1661
Philips Willem van Doetinghem ° ca 1615 + ca 1668 x 1659 Alardine Theresia (de) Taye +1678 dv Engelb. Taye, baron Wemmel, en Jacoba de Rodoan
Jan Baptist van Doetinghem ° Londerz.1615-1625 + ca 1672
drossaerd baanderij Grimbergen-heer Asschereyen
79
groot cannunik Sint Rombouts
en ook Engelbert Jan Cosmas van Doetinghem + 13/2/1694 ----------------------------------Lonijs Magnus van Doetinghem + 1689 Philibert Melchior van Doetinghem +18/9/1676 pri St. Geerte Leuven
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Jonker “Ingelbert van Deutegem” was ook in Steenhuffel goed gekend. Vooral bij degenen die tijdelijk in geldnood zaten. Volgens diverse documenten in de registers van de schepenbank leende hij (redelijk kleine sommen) geld aan de volgende personen: - Jan vander Stappen (1616) - Peeter vande Voirde (1616) - Elyzabeth vanden Bossche (1617) - Guillam vander Stappen (1618) - Simon van Causbroeck (1618) - Gielis vander Stappen (1622) - Cornelis en Amandt de Smeth (1616) Een belangrijker bedrag, 2160 guldens, leende hij in 1631 aan Fredericus Micault, de heer van Diepensteyn en Steenhuffel 81. Ook na zijn overlijden konden de mensen van Steenhuffel, of mensen die in Steenhuffel iets verpanden konden, nog bij zijn weduwe en kinderen terecht. Margriet de Vriese leende onder meer aan: - Symon van Acoleyen (1652) - Jan van Achter en Cathelijne Puttemans (1652) - Gheeraert Meulemans (1654). Zijn zoon Philips leende aan: - kanunnik Ingelbert vander Heyden d'Oyenbrugge (1647) Zoon Jan Baptista leende aan: - Guillam Hacquebout, een boekbinder uit Brussel (1659). Zoon Magnus Loys leende aan: - brouwer Peeter van Ruycevelt uit Londerzeel (1666) - Adriaen Malbrain (1677) Joanna Maria van Doetinghem en Franchois van Steelant leenden aan: - Peeter Putteman (1644) - Philips van Acoleyen (1665). - Jan de Houwere (1672 en 1677). - Jan vande Voorde (1672). Zijn dochter Anna Catharina leende aan: - Gheeraert de Moor (1677) - Op 18 oktober 1667 leende ze ook 400 guldens aan de schepenen Joos de Maerschalck en Jan de Bock. Alhoewel de aantekeningen in het schepenregister 82 ons niets vertellen over de reden waarom deze schepenen en bij uitbreiding de mensen van Steenhuffel dit geld nodig hadden, denk ik het toch te weten. Ik herhaal hier wat ik in ‘Londerzeel en de oorlogen van het Ancien Regime’ geschreven heb: In mei 1667 rukten Franse troepen, onder het bevel van maarschalk Turenne, de Spaanse Nederlanden binnen. Nergens werd op noemenswaardige tegenstand gestuit en de steden vielen, bij wijze van spreken, als vliegen in zijn handen: Armentieres op 24 mei, Binche op 31 mei, Charleroi op 2 juni, Bergues op 5 juni, Veurne op 12 juni, Doornik op 15 juni... Op 9 augustus lagen de Fransen, met Lodewijk XIV zelf aan het hoofd, bij de stad Dendermonde. De Dendermondenaren waren de enigen die er in deze fase van de aanval in slaagden om de Fransen een blauwtje te laten lopen. Ze zetten de omgeving onder water - bijna 250 jaar voor de IJzer nota bene - en na drie dagen werd het beleg plots afgebroken.
81 82
Algemeen Rijksarchief, schepenbank van Steenhuffel, register 6940, folio 257 e.v. Algemeen Rijksarchief, schepenbank van Steenhuffel, register 6942, folio 456.
80
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Van pure frustratie zijn de Fransen dan maar terug naar het zuidwesten getrokken. Op 27 augustus werd het strategisch belangrijke Rijsel ingenomen en, hierdoor wellicht een beetje overmoedig geworden, zijn ze daarna terug naar onze kontreien gekomen. Op 12 september 1667 veroverden ze Aalst... Misschien waren onze dorpelingen bij de eerste verschijning van het Franse leger (9 augustus) nog niet echt gealarmeerd, maar op 10 september wisten ze wel beter. Cyriel Laenens schreef 83: “Tussen 10 en 30 september 1667 namen vele burgers van Steenhuffel de vlucht voor het oorlogsgevaar. Nadat de stormklok het naderen van de vijand had aangekondigd trokken zij naar Mechelen om in de versterkte stad een onderkomen te vinden. Pastoor Neefs maakte in zijn doopboek zelfs melding dat er drie kinderen te Mechelen werden geboren”. Ik ben er zo goed als zeker van dat deze lening met het passeren van het Franse leger en met de plundering en vernieling van de oogst te maken had. Of moest Steenhuffel het door Mechelen geboden onderdak alsnoch betalen? Ook de Steenhuffelse meier Christiaen de Maerschalck bleek schulden bij de familie van Doetinghem te hebben, maar dat werd door zijn vrouw en erfgenamen tot hun grote consternatie pas na zijn dood in 1660 ontdekt.
83
Cyriel Laenens, Steenhuffel verleden en heden, blz. 64 en volgende.
81
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
17. Philips Willem van Doetinghem 1615/1643-1668 x Alardina Theresia Taye Wanneer Philips Willem van Doetinghem het verhef van het eigenlijke Drietoren deed heb ik niet gevonden maar het zal wellicht in januari 1644 zijn geweest. Op 18 januari was hij alleszins in het Leenhof van Grimbergen aanwezig om daar voor stadhouder Maximiliaan de Mol de 2 dagwanden van de Holen Zijp te verheffen. Dat deed hij evenwel niet voor zichzelf maar voor zijn broer Lonijs Magnus, die misschien nog niet helemaal meerderjarig was maar ook iets mocht erven en toen de nieuwe eigenaar van dit Grimbergse leengoed werd. Het enige wat we over de geboorte van Philips Willem van Doetinghem met zekerheid kunnen vertellen is dat hij in Londerzeel geboren werd, nà 1614 en voor 1618. Prins Filips Willem van Oranje was immers zijn dooppeter en die overleed in Brussel op 20 februari 1618. Vader Engelbert was de stalmeester van deze Oranje-prins en dat zal zeker tot dit peterschap hebben bijgedragen. Maar is is het niet vreemd dat de kapitein van een “Spaanse” legerafdeling voor zijn eerste zoon een doopgetuige in het kamp van de Oranjes gaan zoeken is? Neen, als men het levensverhaal van deze Filips Willem van Oranje kent. Natuurlijk was hij een zoon van de grote opstandeling Willem van Oranje en diens eerste vrouw Anna van Egmont, maar in tegenstelling tot zijn broers Maurits en Frederik Hendrik had hij geen protestantse maar een katholieke opvoeding gekregen. In 1568, toen zijn vader in opstand tegen de Spaanse koning kwam, was hij als 14jarige knaap immers als gijzelaar naar Spanje gebracht waar men hem tot 1596 gehouden heeft. Toen hij terug naar zijn familie mocht werd hem de toegang tot de Noordelijke Nederlanden geweigerd omdat men hem daar als veel te katholiek en bovendien als een spion van Spanje beschouwde. Op 9 april 1609, toen de Spaanse landvoogden Albrecht en Isabella een bestand met de Republiek sloten, kreeg Filips Willem van Oranje alle oude Nassau goederen in de Zuidelijke Nederlanden. Daarbij dus ook het Land van Grimbergen met Londerzeel. Toen hij dooppeter van Philips Willem van Doetinchem werd was hij dus gewoon de heer van Londerzeel. De wapenstilstand tussen Spanje en de Republiek is als het twaalfjarig bestand de geschiedenisboeken ingegaan. Hij eindigde inderdaad in 1621 met de dood van Albrecht, toen de de Spaanse koning het heft in de Zuidelijke Nederlanden weer in eigen handen nam. Na de dood van zijn moeder op 22 november 1656 werd Philips Willem van Doetinghem, als oudste zoon, niet alleen in naam maar ook in het echt, de volgende heer van het hof te Ursene. In 1659) trouwde hij met Alardina Theresia (de) Taye, die in 1631 geboren werd als enige dochter van Engelbert de Taye, baron van Wemmel, en diens tweede vrouw Jacoba de Rodoan.
82
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Antoon van Dijck, portret van Engelbert Taie, baron van Wemmel
Tussen 1660 en 1667 kregen Philips Willem en Alardine Theresia in Londerzeel 6 kinderen: - Jan Jacobus Pacificus, geboren op 19 of 25 april 1660: volgt - Angelina Philippina, geboren op 23 augustus 1661 in Londerzeel maar gedoopt in Mechelen. Overleden in Londerzeel op 19 november 1676, 15 jaar oud. - Henricus Wilhelmus, geboren op 19 november 1662 en 10 dagen later overleden. - Maria Margareta, geboren op 17 februari 1664. Ze werd non en priorin van de adellijke abdij van Vorst bij Brussel. Ze overleed op 13 februari 1720. - Jacoba Maria, geboren op 27 oktober 1665. Ze ging in het klooster en werd priorin in de adellijke abdij te Groot-Bijgaarden. Ze overleed op 20 maart 1747. - Philebertus Phantaleon, geboren op 8 of 20 februari 1667. Ook hij ging in 1690 in het klooster, namelijk bij de paters Celestijnen bij Leuven. Hij werd er prior en overleed op 13 december 1733. - Verder is er ook nog sprake van een andere zoon, Charles François Emmanuel, die geboren werd in Mechelen op 25 februari 1668. Hij trad in dienst van het Spaanse leger van Philips V, werd er kapitein en daarna kolonel, en overleed in Sicilië op 15 oktober 1719. Daarover verder nog wat meer. - En dan was er nog een Anna Catharina van Doetinghem, die op Drietoren verbleef en overleed in Londerzeel op 3 maart 1712. Op 24 februari 1688 leende ze 400 Rijnsguldens aan Jacques Mertens, de zoon van Jacques en Anna Goosens, uit Steenhuffel 84. Op 5 oktober 1700 leende ze 200 Rijnsguldens aan Jan Huygele en Elisabeth Jacobs die in Ruisbroek woonden maar ook eigendom in Steenhuffel hadden. Hoewel zij in de klassieke genealogieën niet wordt vermeld, komen we haar na 1700 nog tegen in Londerzeel. Er bestaat weinig twijfel over dat ze een dochter van Philips Willem was. Philips Willem werd, naast heer van Asschreyane, ook drossaard van de Baanderij Grimbergen 85. Bovendien was hij luitenant van de leengoederen en meester van de konijnenperken van het Land van Grimbergen (elders leest men “stadhouder en warandemeester van het Land van de baronie van Grimbergen). In Brabant was hij oppergerechtsheer. Al deze functies had hij vanzelfsprekend hoofdzakelijk aan zijn eigen verdiensten te te danken. Dat de vroegere heer van Grimbergen bovendien zijn peter was zal hem ook wel geen kwaad hebben gedaan. Joos van Nuffele, die al door Engelbert van Doetinghem voor 1635 als meier van het laathof van Ursene aangesteld was, is dat tot aan zijn dood (circa 1663) gebleven. Hij werd opgevolgd door “magister” Jacob Goossens, die op 7 maart 1675 overleed. Een paar maanden later 84
Algemeen Rijksarchief, schepenbank van Steenhuffel, register 6944, folio 306-307. In 1709 oefende de Prins van Oranje-Nassau, baron van Grimbergen, het hoog-, midden- en laaggerecht uit in volgende dorpen: Grimbergen, Beigem, Strombeek, Meise (inclusief Sint-Brixius-Rode), Londerzeel, Eppegem en Elewijt. In al deze dorpen bezat toen alleen het huis van Oranje de feodale heerlijke rechten. 85
83
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
werd Frans De Meyer door de ondertussen weduwe geworden Alardine Theresia de Taeye als loco-meier aangenomen. Philips Willem van Doetinghem overleed in Londerzeel op 9 november 1668. Zijn vrouw Alardine Theresia de Taeye stierf, eveneens in Londerzeel, op 23 november 1676.
84
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
18. Jan Jacobus Pacificus van Doetinghem (1660/1668-1719) x Joanna Catharina van Dinther xx Margaretha Isabella Vermoelen Jan Jacobus Pacificus van Doetinghem, geboren op 19 april, werd in Londerzeel gedoopt op 25 april 1660. De doopgetuigen waren zijn oom Jan Baptist van Doetinghem, kannunik van de metropolitane kerk te Mechelen, en zijn grootmoeder Jacoba de Rodoan, de weduwe van baron Engelebert de Taye. Na de dood van zijn moeder Alardina Theresia werd hij in 1676 ook in de praktijk de nieuwe heer van het leengoed Drietoren, iets wat hij na de dood van zijn vader in 1668 al in theorie geworden was. In sommige documenten noemt men hem ook heer van Staine en Wulfshagen. Dat laatste zou dan het domein in de gemeente Groenlo (niet ver van Doetinchem) moeten zijn. Naast Jan Jacobus, heer van Drietoren, werden ook zijn broer Carolus Franciscus en zijn zuster Anna Catharina nog regelmatig in Londerzeel vermeld.
Jan Jacobus Pacificus van Doetinghem. Joannes Jacobus trouwde een eerste keer, waarschijnlijk in 1680, met Joanna Catharina van Dinther (ook van Dinter en van Dinthum) waarmee hij wellicht 3 dochters had: - Joanna werd geboren in 1680 of 1681, maar niet in Londerzeel. - Antonia werd in Londerzeel gedoopt op 10 mei 1682 en overleed er al op 25 april 1687. - Maria Theresia (of Margaretha Theresia), geboren ca 1684, zou op 27 november 1706 trouwen met Simon Richard Van der Moeren, heer van Wilsele, Putte en Nieuwenrode. Omdat die na zijn overlijden (1715) door zijn broer Sebastiaen Claudius als heer van Wilsele opgevolgd werd, denk ik dat hij geen wereldlijke kinderen had. Hij had wel een zoon Dominicus (maar die werd priester in het Rood Klooster) en een dochter (Anna Maria (die werd non en onder-priorin van het Magdalena klooster te Brussel). Wie de ouders van Joanna Catharina van Dinther waren heb ik nog niet gevonden. Kwamen ze uit de van Dinther-tak van Wechelderzande? Een Cornelius van Dinther was wel de peter van haar tweede kind, maar dat kan zowel haar vader als haar broer zijn geweest. Joanna Catharina overleed in Londerzeel op 13 november 1685, waarna haar weduwnaar, op 30 oktober 1692, hertrouwde met Margaretha Isabella Vermoelen. Zij was geboren in 1668 en was de dochter van Jan Baptist Vermoelen en Cornelia Douglas, gezegd Schot. De familie Douglas, gezegd Schot, zullen we 2 generaties later nog in Londerzeel tegen komen. Jonker Sebastianus Ignatius Douglas, gezegd Schot, zoon van Bernard Victor en Norbertina Vande Werve, trouwde omstreeks 1720 met Maria Anna Theresia Huens, die tot 1742 (het jaar van haar overlijden) eigenaar was van het Hof ten Altenaken in de Pluimennest, een leengoed van de Prins van Oranje maar waar ook Ursene een cijnsrecht op bezat. Zowel Douglas als Huens waren Mechelse families.
Jan Jacobus en Margaretha Isabella Vermoelen kregen nog 10 kinderen: - Carolus Franciscus, geboren ca 1693, volgde de voetsporen van zijn oom en werd kapitein, evenwel niet in het Spaanse maar in het Hollandse leger. Verder geen informatie. - Justina Margaretha van Doetinghem, geboren ca 1695, waarvan ik alleen weet dat ze heeft bestaan omdat ze in 1705 doopmeter werd van de dochter van één van de pachters van Ur-
85
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
-
-
-
-
Louis De Bondt
sene (zie verder). Ze moet voor 1696 geboren zijn want anders hadden we haar in de doopregisters van Londerzeel teruggevonden. Bovendien wijst haar 2de voornaam er op dat dat ze een dochter van Margaretha Isabella Vermoelen was. Maria Judith, geboren in Londerzeel op 3 september 1696, bleef ongehuwd. Volgens sommigen stierf ze als kind maar dat was dan niet in Londerzeel. Carolus Philippus, geboren in Londerzeel op 31 juli 1698, werd eerst opgenomen in de adellijke abdij van St. Geerte te Leuven, werd daarna Kapucijn, gardiaan van het klooster en overleed te Mechelen in 1756. Velen hebben hem met Carolus Franciscus verward. Andreas Jacobus, geboren in Londerzeel op 10 augustus 1700. Volgens sommigen (die hem misschien met zijn broer Petrus Melchior verwarden) werd hij meier van Leuven. 1766. In werkelijkheid was hij een geestelijke te Antwerpen. Hij stierf in 1766 en werd bij de Bogaerden te Aarschot begraven. Petrus Melchior, geboren in Londerzeel op 12 april 1702, trouwde op 10 mei 1727 met Maria Josefa Steffano, dochter van Jan en Anna Catharina Vermoelen, Vader Jan Steffano (Stephano) was in Brussel de resident van de Russische tsaar Peter de Grote. Petrus Melchior werd hoofdmeier van Leuven waar hij overleed op 23 april 1744; hij werd echter in Londerzeel naast zijn oom Louis Magnus begraven. Op hun grafsteen stond: “Ici gist Magnus Louis de Doetinghem, escuier qui trespassa le 30 juin 1689, fils d’Engelbert de Doetinghem, oussy escuier, en son vivant seigneur de Aschreyane d’Ursel, et de Marguerite de Vriese, sa compagne. Jonker Petrus Melchior van Doetinghem, in zyn leven meyer der stad ende quartier van Loven, enz. Obiit 23 april 1744. Priez pour leurs âmes.” Petrus Melchior had 4 kinderen: - Alardina Joanna Theresia, geboren op 30 september 1728 te Hemiksem - Adrianus Martinus, geboren en gestorven in 1730. - Petrus Melchior, geboren op 3 maart 1732 te Antwerpen (of Leuven?). Deze Petrus Melchior werd licentiaat in d ebeide rechten en zou van 1771 tot 1776 schepen van Brussel worden en voorzitter van de handelskamer.. - Elisabeth Maria Catharina Christina, geboren op 1 februari 1734 te Leuven Jacoba Joanna Maria, geb. Londerzeel op 15 maart 1704, gestorven op 15 augustus 1704. Jacobus Benedictus Carolus Emmanuel, geboren in Londerzeel op 14 september 1705 Jan Baptist, geboren en gestorven in Londerzeel op 23 juni 1710. Carolus Josephus, geboren in Londerzeel op 5 mei 1711. Trouwde op 24 november 1740 met Joanna Maria Genoveva Ursula Vermost, dochter van Rombaut en Genoveva Cuypers tot Musselwijck. Hij overleed één jaar later, zonder kinderen. De meeste genealogieën noemen hem Charles Emmanuel Joseph, maar wij volgen het originele doopregister.
Door de gegevens van de parochietelling van 1702 met deze van het Caert- en Cohierboek van meester landmeter Jan van Acoleyen van 1709 met elkaar te combineren, krijgen we een idee van het grondbezit van de Van Doetinchems in deze periode, evenals van hun personeel. Joannes Jacobus Pacificus van Doetinghem bezat in Londerzeel: - Het kasteel, hof, dreef en de grachten van Ursene, 893 roeden groot (KB14, perceel 1. Hij woonde er met zijn vrouw Isabella Vermoelen en zijn dochter Joanna (21 jaar in 1702). Van andere kinderen is geen sprake maar die waren, ofwel ergens op internaat of nog te jong om meegeteld te worden. Het inwonend personeel bestond uit de knecht Antoon Haesaert (24 jaar), de meid Anna Van den Bossche (19 jaar) en een keukenmeid met de voornaam Dorothea (19 jaar). Ursene had 10-3-80 grond in bewerking en hield 1 paard, 2 koeien, 1 rund en 1 varken. - De watermolen van Ursene, 309 roeden groot, inclusief wei en land KB14/2). De molen was verpacht aan de “kleinwatermaalder” Adriaen van Lierde die er (althans tot 1703)
86
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
-
Louis De Bondt
woonde met zijn vrouw Catharina Goossens. Naast hun maaldersactiviteiten bewerkten deze mensen ook nog 1-1-58 grond. In 1703 verhuisden ze naar KB14/43. Een huis en grond tegen de beek, 1206 roeden groot (KB14/5). De pachters waren Philips Van der Sijpen en Cathelijn van Ingelgem. Ze woonden er met hun kinderen Nicolaes (24 j.) en Peeternelle (11 j.) en hun meid Anna Van Ingelgem. Dit keurhoeve van Ursene bezat 2 paarden, 5 koeien, 3 runders, 2 kalveren, ¾ ploeg, en bewerkte 16 bunders grond.
Deze eigendommen lagen dus allemaal tegen het kasteel van Ursene, op het 14de caertblad van de atlas van Jan van Acoleyen uit 1709. Hierboven links: het betreffende caertblad, rechts: hetzelfde gebied op een moderne kaart. In de vorige en volgende inventarissen betekent KB14/2 = caertblad of kaartvak 14 perceel 2. De grondoppervlakte is aangegeven in bunders-dagwandenroeden. (1 roede is hier 31,44 m², 100 roeden zijn 1 dagwand, 4 dagwanden vormen 1 bunder of ca 1,25 ha).
-
86
Naast bovenvermelde eigendommen bezat het Leenhof van Ursene (althans op 1 december 1722) nog een Keurhoeve die als volgt omschreven wordt: “sekere behuijsde hoffstede, schuere, stallinghe, brauwerije ende alle andere sijne toebehoorten, geleghen onder de prochie van Londerseel inden Eeckhoudt, gemeijnelijck genoempt het hoff ten Eeckhoudt, groot van erffve een daghwandt ende ontrent de tsestigh roeden... belast met eenen keur onder den hove van Ursene” 86. Deze hoeve lag op de percelen 70, 71 en 72 van het 24ste Caertblad (ongeveer op het kruispunt van de huidige Acacialaan en de Eekhout). Ze werd gepacht door Geeraert Vanden Driessche (+1736) en Maria Van Campenhout (+1744), die er in 1709 schijnbaar ook eigenaar van waren. In 1702 woonden ze er met hun minderjarige kinderen Anna, Nelleken en Fransoos. Het bedrijf bezat 3 koeien en had 6-1-17 grond in bewerking. In 1722 schijnt deze keurhoeve in het bezit geweest te zijn van de weduwe van een zekere Jacobus Reysveld uit Mechelen.
Algemeen Rijksarchief – Kerkelijk Archief Londerzeel, nr. 34.148
87
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Carolus Franciscus van Doetinghem. Carolus Franciscus, geboren op 25 februari 1668, had een militaire loopbaan, wat hem veel in het buitenland bracht. Maar in 1708 verbleef hij nog op Drietoren. Op 12 december van dat jaar bivakkeerde daar een luitenant van het Franse leger met 30 soldaten. Toen die brandhout, stro en andere materialen van de gemeente opeisten werden de onderhandelingen gevoerd door Charles François van Doetinghem, die toen de eigenaar van het domein werd genoemd. Zijn militaire opleiding en zijn kennis van het Frans moet hem daarbij geholpen hebben. Deze en andere Fransen hadden in november 1708 in Londerzeel al veel meer opgeëist en leeggeplunderd. Op 13 december werd daar een serieuze schadelijst van opgemaakt. Charles François werd eerst kapitein en vervolgens kolonel in Spaanse dienst. Tijdens een van zijn buitenlandse missies trouwde hij in 1716 met de Italiaanse Maria Emilia Anna Catherina Josepha Pieri Piccolomini, die op 15 juli 1694 geboren was en dus 26 jaar jonger was dan hijzelf. Zij was de dochter van Lorenzo (Laurent) Pieri Piccolomini, hertog van Amalfi 87, goeverneur van Saragossa, en van Anne Victoire Ludomille Liebstenski, gravin van Colowart. Carolus Franciscus stierf op 15 oktober 1719 in Sicilië aan de gevolgen van de verwondingen die hij tijdens het beleg van Milazzo had opgelopen. Dat het zeker de moeite niet waard was om daarvoor zijn leven te geven, zal ik hierna proberen uit te leggen. Om niets te vergeten gaan we ruim 100 jaar terug in de tijd... Terwijl het de Noordelijke Nederlanders gelukt was om zich door een tachtigjarige oorlog (1566-1646) van het Spaanse gezag af te scheiden, bleven de Zuidelijke Nederlanden onder Spaans Bewind. Na de zeer moeilijke periode onder Filips II (tot 1598) werd het wat rustiger onder de landvoogden Albrecht en Isabella (1598-1621) en terug wat onrustiger toen de Spaanse koningen daarna zelf de teugels weer in handen namen. Achtereenvolgens hadden Filips IV (1621-1665) en Karel II (1665-1700) het hier voor het zeggen. Hun regeerperiodes werden bij ons vooral gekenmerkt door de “hinderlijke” houding van de Franse koningen die telkens weer probeerden om de Zuidelijke Nederlanden van hen af te pakken. De laatstste die het probeerde was Lodewijk XIV, de zonnekoning van de Fransen, maar zeker niet die van ons. Over wat die mens ons allemaal aangedaan heeft valt er op de website Londerzeelvroeger meer te vernemen. Uiteindelijk werd hem door de Augsburgse Liga (een alliantie tussen de oude vijanden Spanje en Nederland, later ook bijgestaan door Engelse en Brandenburgse troepen) na de negenjarige oorlog een halt toegeroepen (Vrede van Rijswijk, 20/9/1697). Louis Quatorze heeft er wel een aantal mooie stadjes in het Noorden van Frankrijk aan overgehouden, maar dat terzijde. Toen Karel II op 1 november 1700 overleed had hij geen opvolger. Zowel keizer Leopold I, de keizer van het Heilig Roomse Rijk (in Oostenrijk) als Lodewijk XIV, de koning van Frankrijk, meenden op de Spaanse erfenis aanspraak te kunnen maken. Oei, zou het de Zonnekoning lukken om door zijn familiebanden te krijgen wat hem manu militari niet was gelukt? Neen, zover is het niet gekomen. Terwijl de kleinzoon van Lodewijk XIV, Philips van Anjou, als Philips V alvast in Spanje de troon besteeg, werden er pogingen gedaan om de erfenis tussen beide partijen te verdelen. Die pogingen mislukten en in 1701 begon de Spaanse successieoorlog die tot 1714 zou duren en die eindigde met de Vrede van Utrecht (1713) en de Vrede van Rastatt (1714). Daarbij gingen Spanje en zijn koloniën naar het huis van Bourbon (naar Philips van Anjou dus) terwijl de Zuidelijke Nederlanden en de Italiaanse bezittingen (het hertogdom Milaan, Napels en Sardinië) in handen van de Oostenrijkse tak van de Habsburgers kwamen. De hertog van Savoy kreeg Sicilie. Vanaf 1713 (en tot 1740) heerste aldus Karel VI van het Heilige Roomse Rijk over onze streek en bijgevolg ook over Londerzeel. Philips van Anjou die als Philips V de troon in 87
Amalfi ligt aan de Westkust op een schiereiland, ca 20 km ten westen van Salerno en 30 km van Napels.
88
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Spanje bestegen had, scheen zich daar bij neer te leggen. Maar wat hij niet verdragen kon was dat hij zijn vakantiebestemmingen in het zonnige zuiden van Italië was kwijtgeraakt. Toen Oostenrijk in 1716 in oorlog met de Turken kwam, achtte hij zijn tijd gekomen. In augustus 1717 viel hij Sardinië binnen en in juli 1718 viel hij ook Sicilië aan... Maar Philips V had geen geluk. Met het Verdrag van Passorowitz kwam er op 21 juli 1718 een einde aan de oorlog tussen Oostenrijk en Turkije. Bovendien werd amper twee weken later, op 2 augustus, tussen Oostenrijk, Engeland, Holland en Frankrijk (ja van je familie moet je het hebben) de Quadruple Alliantie tégen Spanje gesloten. Een van de gevechten die daarop volgden werd op 15 oktober 1715 in de buurt van Milazzo uitgevochten. Dat was nadat Oostenrijke troepen door een Britse vloot daar aan land waren gezet. Het lukte hen niet om heel Sicilië van de Spanjaarden te bevrijden, maar ze konden wel Milazzo als bruggenhoofd behouden. Begin oktober 1719 werd Milazzo door de Spanjaarden belegerd maar de Oostenrijkers en andere geallieerden riposteerden en kregen daarop alsnog het grootste deel van Sicilië onder controle. Op 17 februari werd tussen de strijdende partijen het Verdrag van den Haag gesloten. Sicilië kwam daarmee onder direct Oostenrijks bestuur... Het was dus tijdens het tweede gevecht bij Milazzo dat Charles François van Doetinghem, in Spaanse dienst, gewond raakte en een paar dagen later, op 15 oktober 1719, overleed. Hij en Maria Emilia Anna Catherina Josepha Pieri Piccolomini lieten 1 dochter na. Maria Francisca (of Marie Françoise Damienne) van Doetinghem werd op 27 september 1717 gedoopt te Saragossa in de parochiekerk van St. Maarten in het koninklijk paleis Alfaferia. In 1722 dacht men in Londerzeel dat ze in Spanje verbleef 88. Dat was dus zeer goed mogelijk want op Sicilië moesten zij en haar moeder alvast niet meer zijn. In ieder geval heeft men haar in onze contreiën niet gezien. Dank zij het genealogische werk van de heer Guillaume de Wailly (te vinden op het Internet) weten we echter dat ze later met de graaf van Loric trouwde zodat ze toch nog goed terecht gekomen is. Carolus Franciscus van Doetinghem bezat in Londerzeel: Het Goed te Boots. Hij was nog geen 3 jaar toen hij er de eigenaar van werd. Zijn moeder Alardina Taye, die kort voor of kort na zijn geboorte weduwe geworden was, deed op 9 januari 1671 in zijn naam het verhef. Ik heb het al eerder gehad over de vroegste geschiedenis van dit Hof te Boots dat aanvankelijk een leengoed van het Huis van Grimbergen was, in 1534 door de toenmalige hoofdleenman Jooris van Voorspoel aan Hendrik III van Nassau, heer van onder meer Breda, Grimbergen en het dorp van Londerzeel, datzelfde jaar Anna van Oyenbrugge, echtgenote van ridder Jan Pipenpoy, als hoofdleenvrouw kreeg en daarna door overerving tot het leengoed van de familie van Doetinghem is gaan behoren. Voor Carolus Franciscus Van Doetinghem stond dit leen achtereenvolgens op naam van Anna van Oyenbrugghe, Joanna (ook Anna) Pipenpoy, Engelbert van Doetinghem (verhef van 6 mei 1602), Margrieta De Vriese, weduwe van Engelbert van Doetinghem (in 1654) en Philips Willem van Doetinghem (verhef van 18 januari 1644). De bezetmannen (een soort van zaakwaarnemers voor de dikwijls afwezige en soms rechtsonbekwame eigenaars) waren achtereenvolgens ridder Jan Pipenpoy (van 1534 tot 1558) voor zijn vrouw Anna van Oyenbrugge en daarna voor zijn dochter Joanna, Robrecht van Assche (van 28/11/1558 tot 1591) voor Joanna Pipenpoy, Jan Hauwe (vanaf 6/5/1591 tot 1602) en Charles Jacques Taye (vanaf 9/14/1671 voor Carolus Franciscus (Charles François) van Doetinghem. Engelbert en Philips Willem van Doetinghem waren zowel sterfman als bezetman, hetgeen betekent dat ze dikwijls genoeg in Londerzeel waren om er hun eigen zaken te kunnen behartigen. De bezetman van mevrouw de Vriese ken ik niet. 88
Algemeen Rijksarchief Brussel, nr. 9243, Leenboek van zijne Majesteit van Groot-Britt. Willem III, folio 38.
89
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
In 1671 was het goed te Boots nog altijd ongeveer 10 bunder groot. Naast de keurhoeve met huis, stallen, schuur, boomgaard en hof (KB16/33b), die pas in 1554 een eerste keer werd vernoemd, omvatte het ook het Reucken, de Meer (KB16/33d), de Vierbunders (KB16/34b), de Roeshof (KB16/34a), de Dreef en de Aert (KB16/30). Samen met dit eigen leengoed bewerkte de pachter van te Boots 22 bunder en 76 roeden grond. Alleen voor de periode 1700-1735 heb ik gevonden wie dat was. Hij heette Gillis Robberechts, was geboren in Londerzeel op 1 april 1674, was op 12 juli 1703 in Lippelo getrouwd met Elisabeth De Smet, kreeg een zeer kroostrijk gezin, en overleed in Londerzeel op 24 november 1743. Hij was de zoon van Carolus Robberechts en Catharina Cleymans, de pachters van de Helhoeve.
Het GOED TE BOOTS (te Boets): KB 16/31, 33 en 34 - HOF TE BOOTS (Bootshoeve): KB 16/33b, de eigenlijke hofstede, 1 bunder HOFVELD: KB 16/33c - De MEER: KB 16/33d, 1 bunder en 1 dagwand - De VIER BUNDERS: KB 16/34b, 2 bunders en 3 dagwand De ROESHOF): KB 16/34a, 6 dagwanden (1 bunder en 2 dagwanden) groot - De BOOTSHAGE: zeer waarschijnlijk als afsluiting tussen percelen KB 16/23-24 en KB 16/33 - Het KAPELANIEGOED: KB 16/32. Eigendom van de Kapelanij van Londerzeel - De DREVE (Dreef), ook Bootstrate en Hofstrate: KB16/31 - De AERT: KB 16/30, bos - Het REUCKEN – Genoemd 1699, 1709 - KB 7/1 – stuk grond helemaal omringd door ’s Heerenstrate, tegenover de ingang van het vroegere Hof te Boots, 3 dagwanden groot.
Bij akte van 28 september 1700, verleden voor notaris Leniers, verleende jonker Charles François van Doetinghem, kapitein ten dienste van Zijne Majesteit, volmacht aan Judocus Hubertus Van den Vyvere om in zijn naam ruim de helft van het goed te Boots, over te dragen aan zijn zus juffrouw Anna Catharina Van Doetinghem. Nadat hij aan de gevolgen van zijn laatste krijgstocht in Sicilië overleed (15 oktober 1719) werden de overblijvende 4,5 bunders van het Hof te Boots op 13 november 1722 ingeschreven op naam van Maria Francisca van Doetinghem “... eenige dochter ende universelen erfgenaam (...) ende tegenwoordigh woonachtigh in Spagnien, oudt sijnde vier a vijf jaeren...". Daarom was het Margeretha Isabelle Vermoelen (de weduwe van zijn broer Jan Jacobus) die tot aan haar dood in 1743 de keur aan de koning van Groot-Brittannië mocht betalen. Over de verdere lotgevallen van Maria Francisca in Spanje en elders valt er in mijn afzonderlijke bijdrage over ‘het Hof te Boots’ iets meer te vernemen. Naast het goed te Boots kreeg Carolus Franciscus van Doetinghem, na het overlijden van zijn oom Lonijs Magnus op 30 juni 1689 – ook de 2 dagwanden van de Holen Zijp. Omdat hij toen weliswaar al meerderjarig was maar ergens in het buitenland voor kapitein studeerde, werd dat Grimbergse leengoed pas op 18 september 1691 verheven. Het was zijn broer Joannes Jacobus die op de Borcht in Grimbergen (waar het Leenhof van het Land van Grimbergen gevestigd was) in zijn naam de vereiste formaliteiten vervulde.
Anna Catharina van Doetinghem. Anna Catharina had geen kinderen en was waarschijnlijk niet getrouwd. Daarom wellicht dat ik haar in geen enkele genealogie gevonden heb. Maar in de Londerzeelse (en Steenhuffelse) archieven wel...
90
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Jouffrouwe Anna Catharina van Doetinghem bezat in Londerzeel: - Een hofstede van 99 roeden, KB 23/28, vanaf 1707 verpacht aan Marijn Lamberts en zijn vrouw Joanna Peeters. Deze mensen hadden slechts 0-3-18 grond in bewerking. Dit is op het einde van de huidige Stuiverstraat tegen de grens van Wolvertem. - Een huis met “nieuwen hof”, 111 roeden groot, KB25/5, dat ze ca 1702 had gekocht van een zekere Van Assche. Ze woonde er zelf, maar de 20 bunder, 2 dagwanden en 61 roeden landbouwgrond (aan de kerk op de markt waar nu zaal Centrum is) zal ze wel niet zelf bewerkt hebben. - In 1719 werd jouffrouwe van Doetinghem, nochtans overleden in 1712 tenzij het hier over iemand anders gaat die we niet kennen, in het kohierboek ook nog vermeld als eigenares van o.m. “het van Doetinghem Bos in de Mecheler” (KB5/55) en “het van Doetinghemslant” (KB14/33 en KB14/30) waarvan een deel 4 jaar later (1723) eigendom werd van Norbert vander Veken. - Daarnaast bezat Anna Catharina vanaf 28 september 1700 (verhef van 20 januari 1701) dus ook nog de 5,5 bunders land en bos van de Prins van Oranje die uit het Goed te Boots van haar broer genomen waren. Het betrof: den Meer (5 dagwand), het Roeshoff (6 dagwand) en de Vierbunder (2 bunder en 3 dagwand). Bij het verhef van 20 januari 1701, dat het gevolg van deze schenking was, werd Judocus Hubertus Van den Vyvere heeft als haar bezetman aangewezen 89.
Links en midden: caertblad 23 vroeger en nu. Rechts: deel van caertblad 25.
De laatste van Doetinghem op Ursene en hun betrokkenheid bij Londerzeel. Jan Jacobus van Doetinghem was de laatste van Doetinghem op Ursene. De meiers van zijn laathof waren: - Franciscus De Meyer (ook De Mayer): tot ca 1717. - Franchois Van Assche: vanaf 1717. Hij overleed in Londerzeel op 30 maart 1719. Zijn 2de vrouw, Margareta Isabella Vermoelen stierf op 19 september 1740. Ik weet niet waar. Omdat de van Doetinghem’s Drietoren bewoonden op het moment dat de eerste Londerzeelse parochieregisters werden bijgehouden, is het mogelijk om een beetje inzicht te krijgen in de
89
Leenboek van de prins van Oranje van zijn lenen te Londerzeel, begonnen 1654, Algemeen Rijksarchief, Schepengriffies Brussel, nr. 5206, folio 45, en Leenboek van zijne Majesteit van Groot-Britt. Willem III, A.R.A, nr. 9243, folio 39.
91
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
mate waarin ze zich bij het dorpsleven betrokken voelden. Hierna volgt een overzicht van de keren dat ze doop- of huwelijksgetuige zijn geweest. Datum 23-8-1637 15-5-1638 17-7-1638 16-9-1642 31-8-1644 18-4-1646 16-3-1647 20-6-1649 3-7-1653 9-7-1662 9-5-1666 1-5-1667 18-12-1654 1-9-1655 5-5-1670 16-10-1675 2-8-1676 22-4-1682 18-1-1685 9-9-1686 13-3-1687 11-1-1689 22-3-1693 22-2-1693 5-10-1694 12-8-1699 31-7-1704 26-12-1705 1-5-1708 14-10-1710
Getuige Engelbert v. Doetinghem Philips Willem v. Doetinghem Philips Willem v. Doetinghem Anna Cath. v. Doetinghem Margareta De Vriese Eng.Jan Cosm.v. Doetinghem Philips Willem v. Doetinghem Philips Willem v. Doetinghem Philips Willem v. Doetinghem Philips Willem v. Doetinghem Philips Willem v. Doetinghem Philips Willem v. Doetinghem Jan Baptist v. Doetinghem Jan Baptist v. Doetinghem Lud. Magnus v. Doetinghem Lud. Magnus v. Doetinghem Angelina Van Doetinghem Jan Jacob v. Doetinghem Joanna Catharina v. Dinter Carolus v. Doetinghem Jan Jacob v. Doetinghem Jan Jacob v. Doetinghem Jan Jacob v. Doetinghem Maria Judith v. Doetinghem (15) Jan Jacob v. Doetinghem Maria Theresia. v. Doetinghem Jan Jacob v. Doetinghem Justina Margaretha. v. Doetinghem Jan Jacob v. Doetinghem Maria Judith v. Doetinghem
Hoedanigheid heer v. Ursene heer v. Ursene heer v. Ursene zus vd heer vrouwe Ursene broer vd heer heer v. Ursene heer v. Ursene heer v. Ursene heer v. Ursene heer v. Ursene heer v. Ursene broer vd heer broer vd heer broer vd heer broer vd heer dochter v. heer heer v. Ursene vrouwe Ursene broer vd heer heer v. Ursene heer v. Ursene heer v. Ursene ? heer v. Ursene ? heer v. Ursene ? heer v. Ursene dochter v heer
bij huwelijk huwelijk huwelijk doop doop huwelijk doop doop huwelijk doop doop doop doop doop huwelijk huwelijk doop doop doop doop doop doop doop doop doop doop doop doop doop doop
Van Jan De Smet en Maria De Lint Hendrik Blommaert en Anna Janssens Ant. Janssens en Christina De Mayer (1) Anna Vercammen Margareta Engelberta van Nuffel Jan De Smet en Barbara De Bie Philips Van Nuffel Philips Robberechts (4) Egid.De Mayer (2) en Peternel V. Aken Philips De Smet Philips Van der Cruys Philips Emmerechts Jan Gerard Hellebrant Jan Baptist Van Ingelgem Petrus Vd Eede en Maria De Buyser Jan Van Acoleyen en Joanna Sagers Elisabeth Eyckmans (7) Jan Jacob Robberechts Joanna Francisca van Assche Carolus Robberechts Jacobus Van Eeckhout Jan Baptist Van den Driessche Jan Jacob Vande Sijpe Jan Jacob Vande Sijpe Jan Jacob Van der Veken Maria Theresia Van de Sijpe Jan Jacob van Ingelgem Theresia Jacoba Van Ingelgem Philips Jacob Van Ingelgem Maria Judith Van Lierde
Kind van
Matthias en Paschasia Leyssens Judocus en Anna Goossens (2) Judocus en Anna Goossens (2) Jan en Judoca Lemmens Philips en Catharina Cranaert Judocus (3) en Judoca Huygels (9) Petrus en Joanna Parijs Jan en Maria Van Assche (5) Jan en Sara Meulemans (6) Hendrik en Cath. De Buyser Philips en Petronella Callewaert (8) Petrus en Antonia Segers Philips en Petronella Callewaert (8) Adriaen en Maria de Moor Gerard en Maria V.Campenhout (11) Philips en Cath. Van Ingelgem (12) Philips en Cath. Van Ingelgem (12) Norbert (10) en Elisabeth Verelst Philips en Cath. Van Ingelgem (12) Petrus en Anna Van de Velde (13) Petrus en Anna Van de Velde (13) Petrus en Anna Van de Velde (13) Adriaen en Cath. Goossens
(1) Christina en Egidius De Mayere was zeer waarschijnlijk kinderen van Jan, meier van Londerzeel in 1633. (2) Joos Van Nuffele was in 1638 en in 1657 meier van Ursene . (3) Joos Van der Cruyce was omtrent 1650 als zwerver in Londerzeel terecht gekomen. (4) Philips Robberechts zou in 1691 meier van Londerzeel worden. (5) Jan Hellebrant was Chirurgijn. (6) Jan van Ingelgem en Sara Meuldermans woonden op een hofstede achter de kerk. (7) Angelina Van Doetinghem was toen nog maar 15 jaar en zou nog geen 3 maanden later sterven. (8) Philips (in 1649 petekind van Philips Willem van Doetinghem) werd in 1691 meier van Londerzeel. (9) Judoca Huygels kan iets met het Laathof Huygele te maken hebben. (10) Norbert Van der Veken is waard van “de Weyman” in het dorp. (11) Van den Driessche en Van Campenhout: pachters van Hof ten Eeckhout (keurhoeve-brouwerij van Ursene). (12) Philips Van de Sijpe en Catharina Van Ingelgem waren de pachters van een hofstede van Ursene, gelegen KB14/5 (tussen het kasteel en de huidige stationstraat). Dit was hoogstwaarschijnlijk een keurhoeve. (13) Petrus Van Ingelgem en Anna Van de Velde waren de jonge pachters van een vrij belangrijke hofstede op Ursene (100 meter voor ’t Wit Peerd tegen de Bleyenhoek). Ofschoon deze hoeve in 1709 genoteerd werd als zijnde eigendom van Peeter Van den Bossche, zou dit dus ook een keurgoed van Drietoren geweest kunnen zijn. Ik vermoed een familieverband met Catharina Van Ingelgem. (14) Adriaen Van Lierde en Catharina Goossens waren de molenaars van de watermolen van Drietoren. (15) Marie Judith van Doetinghem zou maar in 1696 geboren zijn!
Het van Doetinghem patrimonium in Londerzeel nà 1719. Wat gebeurde er na 1719 met het patrimonium van de van Doetinghems’ in Londerzeel? Het Hof te Boots van Carolus Franciscus van Doetinghem. Ofschoon de pachter Gillis Robberechts in de Londerzeelse armenrekening van 1734 als eigenaar van de overgebleven 4,5 bunders van het Hof ,te Boots wordt genoemd, is het ook nog na de verkoop van het domein Drietoren (zie verder) eigendom van de familie van Doetinghem gebleven. Op 2 april 1743 heeft Petrus Melchior van Doetinghem (die het hof door een schenking onder levenden van zijn broers en zusters gekregen had) het nieuwe verhef gedaan. Petrus Melchior overleed nog hetzelfde jaar. Het Hof ging naar zijn kinderen.
92
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Een nieuw verhef gebeurde op 17 april 1745. Het was Louis Joseph Van Steelant, baron van Perk, Elewijt enz. die voor Maria Joseph Stephano, de weduwe van Petrus Melchior, de formaliteiten vervulde. Maria Joseph Stephano verkocht het grootste deel van goed te Boots op 8 november 1760 aan Joanna Catharina, Isabella en Maria Anna Borselaer 90. Een laatste stukje, namelijk een hofstee en een akker met de naam “het Coolpotteken” op Neeravert, werd op 30 april 1794 door haar zoon Petrus Melchior junior (dan oud-schepen van Brussel) verkocht aan Jacobus Van Eeckhout en Maria Anna De Bont. De eigendommen van Anna Catharina van Doetinghem. Na de dood van de kinderloze Anna Catharina van Doetinghem (3 maart 1712) erfde baron Lancelot Franchois van Gottignies, heer van Gestel, Lahaye en Borgenstijn, haar neef, die overigens ook in 1709 al 101,5 roeden grond bezat tegen de Molenbeek op de Schaselberg (KB7/30) (minstens een deel van) haar eigendommen in Londerzeel. Het kohierboek van Jan van Acoleyen heeft het meer bepaald over: - Haar huis en stal in het dorp met den Nieuwen Hof (KB25/5a en b). - Een beemd in de buurt van de Helhoeve (KB11/10) - 8 stukken bos: het Goossensbos (KB4/49), een bos tegen de stede van Philips Deckers (KB,29), een bos tegen de de Bontstede (KB5/51), de Blauwvenne (KB6/1), de Schommel (KB6/16), den Aert inclusief de dreef er naar toe (KB16/30 en KB16/31), het Roobos (KB16/35) en de Neelsheide (KB16/44). Al deze bezittingen hadden toen samen een oppervlakte van 20 bunders 2 dagwanden en 61 roeden - De rest van de 5,5 bunders leen in het goed te Boots voor zover niet in ‘t vorige begrepen. Baron Lancelot François de Gottignies (+1748) was een volle neef van Anna Catharina van Doetinghem (zie volgend stamboomfragment). Hij was getrouwd met Cécile Thérèse Catherine de Steelandt. Hij deed het verhef van de goederen van Anna Catharina op 30 april 1712 voor stadhouder Van Veen, griffier Joannes de Zeelander en in aanwezigheid van D.L. vanden Driessche als extra getuige. Hij deed dat evenwel niet voor zichzelf maar als voogd van zijn 2 minderjarige kinderen: Anna Margaretha Josepha en Lancelot Ignace Joseph. Anna Margaretha Josepha werd als sterfvrouwe ingeschreven 91. Haar vader was bezetman. Vooral zijn zoon Lancelot Ignace Joseph de Gottignies (geboren ca 1704 en overleden in 1786) verbleef als kind veel op Drietoren en nog meer bij tante Anna Catharina in het dorp. De baron van Gottignies bleef eigenaar tot aan zijn dood in 1748. Op 2 januari 1750 deed Lancelot Ignace Joseph de Gottignies (zijn zuster Anna Margaretha Josepha was al in 1723 gestorven) een nieuw verhef. In het kohierboek, begonnen door Jan van Acoleyen in 1710, vinden we nog 3 anekdotische verwijzingen naar deze periode. - In 1740 had de baron zijn “grondlasten” over de jaren 1736-1739 nog niet betaald. - In 1744 werd het huis in het dorp bewoond door “den doctoor”. Waarschijnlijk wordt hier chirurgijn-barbier Frans Antoon Vanden Poel bedoeld. Het kan echter ook Joannes Nicolaes Raeymaeckers, een echte licenciaat in de medicijnen, zijn. - In 1746 werd “desen post overgestelt onder Brussel, dus hier in Londerzeel getrasseert”. De betrokkenheid van de familie de Gottignies met de gebeurtenissen in Londerzeel blijkt ook uit andere feiten.
90
Op blz. 284 van het 2de deel van de “Messager des sciences historiques” van de société royale des beaux-arts et de littérature, Gent 1880, worden ze de juffrouwen Besselaer genoemd. De auteur vertelt er bij dat te Boots toen 22 bunders (i.p.v. 10 bunders vroeger) bestreek, en dat de verkoopprijs 11.258 gulden wisselgeld bedroeg. 91 Leenboek van de prins van Oranje van zijn lenen te Londerzeel, begonnen 1654 - Algemeen Rijksarchief – Schepengriffies Brussel - nr. 5206, folio 45.
93
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
In de jaren 1744 en 1745 kampeerden er geregeld grote legers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel. Dat waren vooral geallieerde troepen maar van 15 augustus tot 8 september 1745 verbleef hier ook een aanzienlijk Frans garnizoen. Naar aloude gewoonte werd Londerzeel “aangemaand” om gul hooi, stro, haver, hout, wagens en alle soorten van voedsel en drank te leveren. Het aantal voederrantsoenen voor 1745 was bijvoorbeeld vastgesteld op 22.316. Omdat dergelijke verzoeken niet geweigerd konden worden kwam de gemeente in geldgebrek en zag ze zich verplicht om 10.000 Gulden te lenen... bij baron de Gottignies. In 1747 werd bij dezelfde baron nog eens 1500 en 4000 gulden geleend. In 1761 schonk Lancelot Ignatius Jozef, baron van Gottignies en Gooik, 1.200 gulden voor het opdragen van een wekelijkse mis ter ere van het Heilig Kruis in de Bergkapel. De vergunning tot stichting van deze fundatie was al eerder door Keizerin Maria-Theresia verleend. Drietorenkasteel en andere eigendommen van Jan Jacvobus Pacificus van Doetinghem. Naast de vroegere bezittingen van Carolus Franciscus en Anna Catharina lagen er nog vele andere leengoederen van Ursene over het hele grondgebied van Londerzeel verspreid. Samen met het Drietorenkasteel behoorden ze allemaal tot de erfenis van Jan Jacobus Pacificus. In het volgende hoofdstuk vertel ik wat daarmee gebeurde. Engelbert van Doetinchem x Margriet De Vriese Joanna Maria van Doetinghem ° ca 1594 x Frans van Steelant
Anna Catharina van Doetinghem ° ca 1595 + na 1661
Philips Willem van Doetinghem x ca 1658 Alardina Theresia Taye
Jan Baptist van Doetinghem + ca 1672
en ook Engelb. Jan Cosmas,+ 13/2/1694 Lonijs (Lud.) Magnus, + 1689
Catharina Cecilia Theresia van Steelant x Lancelot Frans van Gottignies + 1748
Jan Jacobus Pacificus (19/4/1660-30/3/1719) x 1680 Joanna Cath. van Dinter ° ca 1658 + 1685 xx 30/10/1692 Marg. Isabelle Vermoelen 1668 +19/9/1740 dv Jan Baptist en Cornelia Douglas-Schot
Charles François van Doetinghem 25/2/1668 +15/10/1719 x 1716 Marie Emilie Anne Cath. Josephe Pieri Piccolomini (1694-
Anna Catherina van Doetinghem + 3/3/1712
- Angelina Philip.1661-1676 - Henri Wilhelm 1662-1662 - Maria Margareta 1664-1720 - Jacoba Maria 1665-1747 - Phileb. Phant. 1667-1733
Lancelot Ignatius Jozef van Gottignies, baron van Gottignies en Gooik 1704-1786
Kinderen: - Joanna 1681- Antonia 1682-1687) - Maria Theresia 1684x S.R.Vander Moeren - Carolus Franciscus 1693- Justina Margaretha 1695- Maria Judith 1696- Carolus Philippus 1698-1756 - Andreas Jacobus 1700-1766 - Petrus Melchior 1702-1744 - Jac.Joanna Maria 1704-1704 - Jacobus Benedictus 1705- Jan Baptist 1710-1710 - Darolus Joseph 1711-1741
Marie Françoise Dam. van Doetinghem 1717x NN de Loric
en Anna Margarita Josepha van Gottignies
Het Drietorenkasteel (met de 4 torens) en de watermolen van Ursene in 1709. Nagetekend door Marc Geeroms naar Jan van Acoleyen.
94
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Periode 5 1724-1754
de Waha
95
Louis De Bondt
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
19. Anna Maria de Greve (1665/1724-1738) weduwe Jean Baptiste de Waha Gezien de familiebanden en gezien hun betrokkenheid met Londerzeel had men kunnen verwachten dat de familie de Gottignies ook kasteel Drietoren zou verworven hebben. Dat was echter niet het geval. Daarentegen verkochten de erfgenamen van Joannes Jacobus Pacificus van Doetinghem de nalatenschap van hun vader aan een “juffrouw de Waha”. Historicus Alphonse Wauters, aan wie we deze informatie in eerste instantie te danken hebben, geeft ons geen verdere informatie over deze transactie noch over deze dame. Gelukkig hebben we nog een paar andere verwijzingen naar haar gevonden. In de armenrekening van Londerzeel van 1734 staat bvb dat mevrouwe de Waha, kasteelvrouwe van Drietoren, als opvolgster van Jonker Joannes Jacobus van Doetinghem van de goederen t’Asscherayen, jaarlijks 2 vaten Mechels aan de Armen van Londerzeel schuldig was 92. En uit het “Leenboek van Zijne Majesteit van Groot-Brittannië Willem III” 93 vernemen we dat Adriaen Verhaevert, de meier voor de goederen van Grimbergen in Londerzeel, op 8 maart 1724 het leengoed “Den Lindenman” overdroeg aan Anna Maria De Greve, de weduwe van de heer Jan Baptist de Waha. Dit leengoed was een half bunder groot en lag tegenover het Kruisveld in wat we nu Klein-Holland noemen. Het was was belast met een keur ten voordele van de Prins van Oranje en de leenmannen waren achtereenvolgens geweest: Cathelijne Van Assche, Jan Van Borrem senior, Jan van Borrem junior, Anna Andries en Anna Selleslach, de weduwe van Jan Van Nieuwenhove (die laatste vanaf 1680) 94. Het was inderdaad de hierboven genoemde Anna Maria de Greve die in dezelfde periode ook de heerlijkheid Asscherayen, Ursene of Drietoren had gekocht. Het on-line genealogisch werk van de heer Luc Dewalque en bijkomende opzoekingen leerden ons dat Anna (Maria) De Greve omstreeks 1665 geboren werd 95 en dat ze tussen 1590 en 1593 trouwde met Jean Baptiste de Waha, een handelaar in wijnen te Brussel, die zelf in 1662 het levenslicht had gezien en in 1723 overleed. Ze hadden twee zonen: - Claude de Waha werd geboren in 1694, trouwde kort voor 1730 met Marie-Anne Charle, had een zoon Augustin (1731-1781) 96 en overleed in 1773. - Jean-Baptiste de Waha werd geboren in 1703. Maar daarover meer hierna. Anna Maria De Greve overleed in 1738, niet in Londerzeel. 92
Met deze armenrekeningen moet men zeer voorzichtig zijn. Zo wordt in de rekening van 1740 Carolus van Doetinghem nog als de eigenaar van het Hof te Boots genoemd, terwijl we weten dat hij in 1719 op Sicilië gestorven was. In dezelfde rekening staat Joos (Judocus) van Doetinghem genoteerd als eigenaar van de goederen t’ Asscherijen. Dat is toch wel vreemd, temeer daar we in onze genealogie geen enkele Judocus van Doetinghem zijn tegen gekomen. Misschien hebben we niet goed genoeg gezocht. 93 Algemeen Rijksarchief nr. 9243, folio 30. 94 In werkelijkheid was de opeenvolging van leenmannen iets anders. Achtereenvolgens waren dat: Jan van Borm (tot 1570), Anna Andries, zijn weduwe (1570-1580), Hans van Borm, de zoon van Jan en Anna Andries (1580-ca 1615), Geertruyt van Borm, de zus van Hans (ca 1615-ca 1630), Hendrik van Assche (ca 1630-1665), Jan Van Nieuwenhove (ca 1665-1677) en Anna Selleslachs, zijn weduwe (1677-1708). Dezelfde personen waren ook leenman van 3 dagwanden, genoemd “den Prince” of “Buyshoeve”, gelegen naast de Kasteelstraat, op de plek waar de huidige Tramstraat de Molenbeek oversteekt, waar voor 1603 een boerderij had op gestaan. 95 Wie haar ouders waren heb ik niet gevonden; mogelijk was zij een dochter van Charles Philips de Greve, advokaat bij de raad van Brabant, die omstreeks 1701 overleed. 96 Deze Augustin de Waha werd later, op 27 juni 1771, aangesteld als curator over de goederen van Henri Ghislain Boot, heer van Velthem, enz.
96
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
20. Jan Baptist de Waha (1703/1738-1754/1755) x Catherine Verreycken Jean Baptiste de Waha was de jongste zoon van Jean Baptiste senior en Anna Maria De Greve. Hij werd (waarschijnlijk in Brussel) geboren in 1703. Hij werd licenciaat in de rechten en werd in die hoedanigheid hoofdintendant van de Bergen van Bermhertigheid der (Oostenrijkse) Nederlanden, een functie die hij eind 1752 nog altijd bekleedde. De Berg van Bermhertigheid zijn wat we een “sociaal” pandjeshuis zouden kunnen noemen en waren in de 15de eeuw door een Italiaanse monnik “uitgevonden” om de woekerintresten van de privatre pandjeshuizen tegen te gaan. Ze bestaan op beperkte schaal nog steeds.
Omstreeks 1745 trouwde hij met Catherine Verreycken, de dochter van Jacobus, waarmee hij minstens 3 dochters kreeg: - Maria Josepha de Waha werd geboren in Londerzeel op 5 maart 1749. - Theresia Josepha werd, niet in Londerzeel, geboren in 1750 en trouwde op 6 juni 1772 met Jean Baptiste van Antwerpen, een jurist uit Haren. - Catharina Josepha werd geboren in Londerzeel op 7 juli 1752. Ofschoon Jan Baptist de Waha regelmatig in Londerzeel verbleef (op 15 oktober 1740 was hij bijvoorbeeld peter van Anna Monica De Keersmaecker, het dochtertje van Gerard en Maria Mertens) deed hij het verhef van het Drietorendomein pas op 28 september 1742. Daar hoorde nog altijd het leengoed “den Lindenman” bij dat door zijn moeder in 1724 was gekocht. Jan Baptist de Waha overleed in 1755. Hij was toen geen heer van Ursene meer.
97
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Periode 6 1754-1828
Boot
98
Louis De Bondt
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
21. Gaspar Joseph Boot (1714/1754-1767) x Marie Therese Henriette van der Gote Mogelijk was Jan Baptiste de Waha al een tijdje ernstig ziek en had hij zijn einde voelen naderen. Midden 1753 had hij zijn werk bij de Berg van Bermhertigheid al opgegeven en op 20 december 1753 (volgens Alphonse Wauters) of op 9 maart 1754 (volgens anderen) verkocht hij het Drietorendomein evenals den Lindenman op Klein Holland aan Gaspard Joseph Boot van Sombeke.
De familie Boot: van Nederland naar Brabant. De familie Boot kwam oorspronkelijk uit Nederland 97. De tak die eigenaar van kasteel Drietoren werd, had zich echter al omstreeks 1600 in de Zuidelijke Nederlanden gevestigd. Gillis Boot was geboren in Breda in 1566 en leerde het beroep van koopman van zijn vader Antoon. In 1587 trouwde hij in Keulen met Maria De Deckere die in 1568 in Antwerpen geboren was. Hoe beiden elkaar in Keulen hebben leren kennen is niet geweten, maar we moeten ons realiseren dat, nadat de godsdienstopstanden in 1566 in de Nederlanden en vooral in Brabant begonnen waren, er wel meer koopmansgezinnen naar het oosten uitgeweken zijn. Pieter Pauwel Rubens werd bijvoorbeeld niet toevallig in 1577 in het Duitse Siegen geboren. Na 1593, toen – althans in de Zuidelijke Nederlanden – de beroerdste tijden achter de rug lagen, keerden ze naar het Brabant van hun ouders terug. Naar Antwerpen meer bepaald. In 1600 kregen ze de kans om een eigendom in Wommelgem aan te kopen. Dat Hof van Sombeke (thuys of het hof van Sompeken) of het Schransken te Oelegem (Wommelgem) was wegens achterstallige schulden van de vorige eigenaar in beslag genomen. Het goed was op dat moment niet meer bebouwd. In 1718 stond er echter opnieuw “eene hoffstede gelegen binnen sijne wateren, genaemt Sombeke…ontrent de 50 roeden”. Het Sompeken-Schransken bleef in het bezit van de familie Boot tot zeker 1769 98. Nu staat op die plaats een oude hoeve, het Withof (foto hiernaast). De vroegere wallen zijn nog nauwelijks in de bodem te ontdekken.
Maria De Deckere stierf in Antwerpen op 5 november 1601. Op 10 september 1603 hertrouwde Gillis met de Brusselse Anna (de) Bourgeois, de dochter van Charles (de) Bourgeois en Adrienne Vander Noot. 97
Alles over deze familie is te vinden op de website www.verenigdebooten.nl waaruit we ook veel van de volgende informatie hebben geleend. 98 Rijksarchief Antwerpen, OGA, Oelegem, Schepenregister 56 fol. fol. 23 verso en 288 recto.
99
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Terwijl hij met zijn handel fortuin vergaarde wist hij zich in 1606 eerst tot schepen en daarna van 1614 tot 1616 zelfs tot schatbewaarder van de stad Antwerpen op te werken. Gillis en zijn eerste vrouw Maria hadden 6 kinderen, maar die zijn allemaal jong gestorven. Met zijn tweede vrouw Anna had hij er nog twaalf. Dat waren: - Karel Frans, geboren omstreeks 1604, die we verder zullen volgen. - Adriana, geboren ca 1605, trouwde in 1629 met Louis De Corte (+1675), en overleed jong in 1639. - Maria Anna, werd non in het klooster te Waasmunster. - Anna, werd geboren in Napels. Ik weet niet of haar ouders toen op diplomatieke of op handelsmissie waren. - Christina, ging in het klooster van de Clarissen. - Antoon, werd geboren in 1609, werd Jezuiet, en overleed in 1656. - Michiel, werd geboren in 1613, werd eveneens Jezuiet, en overleed in 1643. - Henri François, werd geboren ca 1607 en werd kapitein. - Hieronimus, werd geboren in 1614 - Marco Emmanuel, werd geboren in 1616, werd Jezuiet en overleed in 1656. - Emmanuel - mogelijk dezelfde als de vorige - werd Jezuiet en stierf in Mechelen in 1656. - Albert George, werd geboren in 1618, trad in bij de Jezuieten in Lier en stierf al in 1639. Gillis Boot stierf in Antwerpen op 15 juli 1619. Zijn weduwe Anna hertrouwde nog twee keer en overleed zelf, eveneens in Antwerpen, in 1643. Karel Frans Boot, geboren omstreeks 1604, trouwde op 9 januari 1638 te Brussel met Maria Van Berchem (° ca 1609), de dochter van Hendrik, heer van Berchem en Tongelaer, en van Isabella de Rovelaxa. Hij zorgde er voor dat zijn nakomelingen, naast veel geld, ook een adelijke titel konden erven. Op 29 maart 1642 verleende keizer Ferdinand hem de titel van Ridder van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie, op 5 februari 1648 werd hij op last van koning Philips III tot ridder geslagen, en op 9 mei 1783 kocht hij van keizer Jozef II van Oostenrijk de overdraagbare titel van Graaf van Veltem. Sedertdien werd de kerk van Veltem de parochiekerk van de familie. Een aantal leden ervan werden er dan ook begraven. Voor hun huwelijken of dopen trokken ze echter meestal naar de kerk van Sint-Goedele te Brussel. Hij en zijn vrouw hadden 12 kinderen: - Hendrik Frans, gedoopt in Brussel op 5 oktober 1638, volgt. - Maria Isabella, gedoopt te Brussel in 1639. - Marc Emmanuel, geboren in 1640. - Barbara, gedoopt te Brussel in 1641. - Antoine Ignace, gedoopt te Brussel in 1642, werd kanunnik. - George, gedoopt te Brussel in 1643. - Marie Françoise, gedoopt te Brussel in 1644, overleed in 1706. - Anne Florence, gedoopt te Brussel in 1645. - Philippe Charles, gedoopt te Brussel in 1647. - Jacques Albert, gedoopt in Brussel in 1649. - Pierre Michel, gedoopt in Brussel in 1650. - André, gedoopt in Brussel in 1652. Karel Frans Boot, ridder, heer van Sombeke en Korbeek, graaf van Veltem, overleed te Brussel op 1 november 1693 en werd in het familiegraf in de kerk van Veltem-Beisem begraven. Hendrik Frans Boot, gedoopt op 5 oktober 1638, trouwde op 25 april 1680 in de SinteGoedele kerk te Brussel met zijn achternicht Barbara Caroline Maes. Er bestaan ook bronnen die beweren dat op die dag Louis Frans Boot met Barbara Charlotte Maes trouwde, maar we mogen geen spijkers op laag water zoeken.
100
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Barbara was in ieder geval geboren op 17 juni 1661 en was de dochter van Nicolaes Maes, heer van Oppem, en Charlotte De Corte. Charlotte De Corte was dan weer een dochter van Louis De Corte en Adriana Boot, de zus van de vader van Hendrik Frans. Een blik op het eerstvolgende stamboomfragment zou dat duidelijker moeten maken. Het gezin Boot-Maes wilde niet alleen in Veltem-Beisem begraven worden, maar het woonde er doorgaans ook. Er waren 6 kinderen: - Charles François, gedoopt te Brussel in 1681, trouwde met Eleonore Marie Caroline Vander Werve, en overleed in 1719. - Floris Frans, gedoopt in Brussel op 8 januari 1681, volgt. - Anne Louise, gedoopt in Brussel in 1684. - Jean Philippe, gedoopt in Brussel in 1686. - Marie Isabelle Henriette, gedoopt in Brussel in 1689. - Philippe Theodore, gedoopt in Brussel in 1689. Hendrik Frans Boot stierf in Veltem-Beisem op 12 maart 1708. Zijn vrouw Barbara was er al op 8 april 1706 overleden. Beiden werden in de familiekelder bijgezet. Floris Frans Boot was niet de oudste zoon, maar omdat het nageslacht van Charles François niet direct met Londerzeel te maken had, zal ik die voorlopig 99 moeten negeren. Hij was gedoopt in Brussel op 8 januari 1683. Op 16 oktober 1709 trouwde hij er met Maria Marguerita Gasparina van der Gote. Zij was de dochter van Jean Baptiste van der Gote, heer van Nordschote, en van Maria Marguerita van de Velde en was op 24 juli 1686 in Brussel geboren. Ze hadden 4 kinderen: - Charles François Joseph, gedoopt in Brussel in 1710, overleden in Brussel in 1710. - Pierre Florent, geboren in 1712, overleden in 1725. - Catherine, geboren in 1713, overleden in 1717. - Gaspar Joseph, gedoopt in Brussel op 25 september 1714, was de enige die volwassen werd en voor nageslacht kon zorgen. Floris Frans Boot werd naast heer van Sombeke ook schepen van Brussel. Daar overleed hij op 30 november 1715. Zijn vrouw Maria enz. van der Gote stierf op 25 juli 1750.
De Sint Laurentiuskerk van Veltem. 99
We zullen er inderdaad later nog van horen.
101
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Antoon (de) Boot ° Breda 15xx + 12/4/1575 x ca 1564 Marie van Santvoort (hertrouwde op 10/10/1581 met Jean Van Hove) Gillis Boot Breda 1566-Antw.15-7-1619 x 1587 Keulen Maria De Deckere Antw. 1568-Antw. 5-11-1601 xx 10-9-1603 Brussel Anna (de) Bourgeois + Antwerpen 1643 dv Charles en Adrienne Van der Noot koopman, schepen en schat bewaarder van Antwerpen Anna hertrouwde nog 2 x - Maria Anna: non - Anna - Christina: non. - Henri François, ca 1607-, - Emmanuel:+ 1656, S.J - Antonie: 1609-1656, S.J. - Michiel: 1613-1643, S.J. - Hieronimus: 1614- Marco Em.: 1616-1656, S.J. - Albert George:1618-‘39, S.J
Karel Frans Boot ca 1604 + 1-11-1693 x 9-1-1638 Brussel Maria van Berchem dv van Hendrik en Isabella de Rovelaxa
Adriana Boot ca 1605 + 1639 x 1629 Louis De Corte +1675
Ridder, heer van Sombeke en Korbeek, graaf van Velthem Charlotte De Corte 1630-1679) x Nicolaes Maes Heer van Oppem
- Maria Isabella Boot - Marc Emmanuel: 1640- Barbe: Brussel 1641-. - Antoine Ignace: 1642, kan. - George: 1643- Maria Françoise:1644-1706 - Anna Florence: 1645- Philippe Charles: 1647- Jacques Albert: 1649- Pierre Michel: 1650- André: 1652 - Anna Louise: 1684- Jean Philippe: 1686- Maria Isab. Henr.: 1689- Philippe Theodore: 1689-
Hendrik Frans Boot ° Brussel 5-10-1638 + Veltem Beisem 12-3-1708
Barbara Carolina Maes ° 17/6/1661 Veltem-Beisem 8/4/1706
x 25-04-1680 Brussel Heer van Velhem, Sombeke en Korbeek
- Emmanuel - George François x Cath. v. Crombrugghe - Philip Charles x Cath. de Maldeghem - Augustin x Isabelle Tassche - Claude x Prisca van Alteren Jeanne Marie Maes 1662-1727 x Pierre Martin De Pape raadsheer van Brabant
Onze bronnen zijn hier niet eensluidend. Hendrik Frans zou ook Louis Frans kunnen heten en Barbara Caroline kan ook Barbe Charlotte zijn Floris Frans Boot Br. 8-1-1683 – Br. 30-11-1715 x 16-10-1709 Brussel Maria Marguerita Gasparina van der Gote Br. 24-12-1686 + 25-7-1750 dv Jean Baptiste van der Gote, heer van Nordschote, en Maria Marguerite vd Velde. Heer van Sombeke, schepen van Brussel
102
Charles François Boot Brussel 1681-1719 x Eleonore Marie Caroline Vander Werve + 1726
Marie Françoise De Pape 1700x 1725 Ferdinand Joseph le Clercq d’Olmen + 1745)
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
vervolg - Anna Louise: 1684- Jean Philippe: 1686- Maria Isab. Henr.: 1689- Philippe Theodore: 1689-
Floris Frans Boot Br. 8-1-1683 – Br. 30-11-1715 x 16-10-1709 Brussel Maria Marguerita Gasparina van der Gote Br. 24-12-1686 + 25-7-1750 dv Jean Baptiste van der Gote, heer van Nordschote, en Maria Marguerite vd Velde. Heer van Sombeke, schepen van Brussel
- Charles François Boot Brussel 1681-1719 x Eleonore Marie Caroline Vander Werve + 1726
- Karel Frans Jos.: 1710 –‘10 - Pierre Florent: 1712-1725 - Catharina: 1713-1717
Gaspar Joseph Boot (Br. 25-9-1714 – Br. 26-3-1767) x 1752 Marie Therese Henriette van der Gote Br. 4-1-1726 – Br. 11-3-1769 dv Ferdinand Albert, raad, hoofd van de rekenkamer, en Therese Petronella van den Broeck. Heer van Sombeke, Ursene, Londerzeel en Velthem
Charles Henri Joseph Boot
Charles Joseph Boot geen kinderen
Maria Theresia Ferdinanda Boot 1755-1760
Karel Hendrik Ghislain Boot 15/11/1756-11/1/1828 . x Wenen 24/9/1816 Eleonore Josephine van Berchtold ° 19/3/1794 dv Karel, keizerlijk kamerheer, en Marie Aimée gravin van Edling
Maria Coleta Boot 1758-1760
Heer van Witthem, Oppem, la Motte en Sombeke Geen nageslacht in België
Ferdinand Joseph Guislain d’Olmen St. Remy + Brussel 15/5/1829
Marie Françoise De Pape 1700x 1725 Ferdinand Joseph le Clercq d’Olmen + 1745
Jacques Joseph Math. Hyacinte le Clercq d’Olmen 1728-1774 x 1753 Marie Hypolite Cath. Guislaine de Vicq ° 1733 + 3/10/1836
Henriette Marie Philippine Ghislaine d'Olmen St. Remy ° 1763
Gaspar Joseph Boot (1714-1767) Gaspar Joseph Boot was het enige in leven gebleven kind van Floris Frans (Florent François) Boot en Maria Marguerita Gasparina van der Gote. Hij was gedoopt in Brussel op 25 september 1714. In 1738 werd hij – in navolging van zijn vader Florent Frans voor wie dat al in 1711 was gebeurd en van zijn grootvader Hendrik (in 1659) - officieel tot het geslacht Sleeus toegelaten. Dat was niet onbelangrijk want Sleeus was één van de 7 oude Brusselse geslachten. In 1752 trouwde hij met Marie Thérèse Henriette van der Gote, gedoopt in Brussel op 4 januari 1726, dochter van Ferdinand Albert van der Gote, raadsheer en hoofd van de Rekenkamer, en van Theresia Petronella van den Broeck. Gaspar en Marie Thérèse kregen 4 kinderen: - Charles Joseph: werd heer van Veltem, Oppem en La Motte. Hij zou ook even heer van Londerzeel worden. - Maria Theresia Ferdinanda, werd gedoopt te Brussel op 19 januari 1755 en overleed op 15 januari 1760. - Karel Hendrik Ghislain, werd gedoopt te Brussel op 15 november 1756, volgt. - Maria Coleta, werd gedoopt te Brussel op 24 oktober 1758 en stierf op 15 januari 1760. Op 20 december 1753 kocht Gaspard Joseph Boot, heer van Sombeke, het Drietorendomein op Ursene en alles wat er bij hoorde van Jean Baptiste de Waha. Het verhef had plaats op 6 december 1755; met het verhef van den Lindenman wachtte hij tot 18 maart 1757.
103
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Mogelijk had hij Londerzeel een beetje leren kennen via zijn tante Eleonore Marie Caroline vande Werve die familie was van Norbertina Vande Werve, wiens zoon Sebastianus Ignatius Douglas-Schot tot 1742 de eigenaar van het Hof ten Altenaken in de Pluimennest was. Op 22 juli kocht de nieuwe heer van Drietoren ten kantore van notaris Jan Emons te Brussel van Gillis de Jonghe uit Steenhuffel, zoon van Jan en Anna van Acoleyen, en dat voor de prijs van 600 gulden wisselgeld, ook 1 bunder en 66 roeden grond in Malderen 100.
Gaspar Joseph Boot koopt de heerlijkheid van Londerzeel. Londerzeel moet hem zeer goed bevallen zijn want op 12 mei 1764 kocht hij van Maximiliana Theresia D' Ongnies, hertogin van Croy, gravin en barones van Grimbergen (vrouw of weduwe van Ferdinand Gaston Joseph Alexander, hertog van Croy) – die zelf op 28 februari 1757 de heerlijkheid van Londerzeel had gekocht van Willem van Oranje-Nassau – bij openbare verkoop het Land en de Heerlijkheid van Londerzeel met de erbij horende rechten. Gaspar Josephus Boot, heer van Sombeke, Ursene, etc. verwierf als hoogste bieder "bij het uitdoven van de brandende kaars" de heerlijkheid. De geboden prijs was 102.945 Gulden wisselgeld. Daarbij hoorde de bevoegdheid over de Londerzeelse schepenbank met het hoog-, midden- en laaggerecht, de waters, de molens, de landen, beemden, straten, gemeentegronden, braakliggende terreinen, beken, rivieren, de verplichte bijstand van manschappen bij arbeid en in oorlog, cijnzen en renten en toevallige inkomsten, alsmede het recht van jacht, van planten langs de parochiewegen, het aanstellen van de drossaard, de meier, de griffier, de schepenen en de officieren. Alleen een paar kleinere leengoederen en het kasteeltje op de Burcht waren niet begrepen in de verkoop die gebeurde door de bemiddeling van notaris Martinus Josephus Hendrics. Joannes De Groot trad op als de gevolmachtigde van de verkoopster. In de overeenkomst werd ook bepaald dat na de dood van de koper de goederen zouden gaan naar diens kinderen, ieder voor een evenredig deel, en dat zijn echtgenote, Marie Theresia Vander Gote, in geval van leven het vruchtgebruik zou houden. De verkoop werd definitief op 25 november 1764; dat was na het 4de kerkgebod (de vierde bekendmaking door afroep in de kerk van Londerzeel). De officiële in bezit name van de heerlijkheid gebeurde op 15 en 16 september 1765. Normaal ging een dergelijke gebeurtenis met grote feestelijkheden gepaard, maar ik heb daar in het archief van Londerzeel niets van teruggevonden. Op 16 september 1765 duidde Gaspar Joseph Boot – in zijn hoedanigheid van nieuwe heer van Londerzeel - een nieuwe schepenbank aan. De vroegere meier, Hubertus Franciscus Jambers, werd in zijn functie bevestigd. Een paar dagen eerder, op 12 september 1765, had hij al het peterschap op zich genomen van Gaspar Josephus Peeters, het zoontje van Frans en Joanna Maria Bulens. Op het eerste zicht was daar geen speciale reden voor; tenzij dat hij gewoon peter wilde zijn van het eerste kind dat na zijn aankomst in Londerzeel geboren werd. Op 16 september 1766 verleende Gaspar Joseph Boot, steeds als heer van Londerzeel, zijn goedkeuring aan de vraag van Peeter Van Eeckhout, zoon van Jacob, om een school op te starten voor de kinderen van de ver afgelegen gehuchten. Dat gebeurde na het advies van de pastoor ingewonnen te hebben die vroeg om de Bleyenhoek, die door Van Eeckhout als locatie voor de school voorgesteld was, door het Schaliënhuis op Sneppelaar te vervangen. In 100
Algemeen Rijksarchief, schepenbank van Steenhuffel, register 6950, folio 54.
104
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
1750 had Petrus De Borgher van de vroegere dorpsheer al de toestemming gekregen om daar met een school te beginnen, maar het was er waarschijnlijk nog niet van gekomen. Gaspar Joseph Boot is niet lang heer van Ursene en Londerzeel geweest. Hij overleed in Brussel op 26 maart 1767. Zijn vrouw Marie Thérèse Henriette van der Gote deed het verhef van Londerzeel op 12 augustus 1767 maar overleed anderhalf jaar later, eveneens in Brussel op 11 maart 1769.
105
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
22. Karel Hendrik Ghislain Boot (1756/1767-1828)
Bij het overlijden van de moeder op 11 maart 1769 waren er in het gezin Boot maar 2 kinderen overgebleven en ze waren allebei nog minderjarig. De oudste, Charles Joseph, zou op een gegeven moment (ik weet voorlopig niet wanneer) heel even heer van Londerzeel worden. Verder wordt hij alleen als heer van Veltem, Oppem en La Motte geciteerd. La Motte was in het bezit van deze tak van de familie Boot gekomen nadat de grootoom Charles Henri Joseph kinderloos overleden was. In afwachting dat Karel Hendrik Ghislain, gedoopt in de Sinte Goedele te Brussel op 15 november 1756, de verantwoordelijkheid op zich zou kunnen nemen, werd in 1769 voor de goederen te Londerzeel een curator aangesteld. Het was Augustin de Waha die deze taak tot augustus 1771 verrichtte. Op 9 september 1771 werd Karel Hendrik Ghislain Boot – ofschoon nog geen 15 jaar oud - wijs genoeg bevonden om de nieuwe heer van Ursene en Londerzeel te worden en legde de nieuwe meier, Petrus Albertus Du Prenne, de eed af in zijn handen. In 1785 werd hij de opdrachtgever voor de bouw van het Drietorenkasteel zoals we dat in grote lijnen nu nog altijd kennen. Hij liet eerst de oude waterburcht met de vier torens afbreken. Op 19 december 1785 werd het nog bruikbare afbraakmateriaal (inboedel, deuren, ramen en vensters) publiek verkocht. In 1786 (het jaartal staat in een gedenksteen in een buitenmuur gebeiteld) werd op dezelfde plaats een nieuw kasteel gebouwd. Drie van de vier gevels bleven omspoeld door brede watergrachten en vijvers. Daaromheen werd ook naar Engelse stijl een park aangelegd dat door de volgende eigenaars tot op heden continu werd onderhouden en verfraaid.
106
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Zolang hij in Londerzeel was, is Karel Hendrik Ghislain Boot vrijgezel gebleven. Hij heeft er drie keer een peterschap op zich genomen. Op 14 december 1777 werd hij de dooppeter van Barbara Boeykens, het dochtertje van Gerard en Anna Maria De Hertogh. Amper 3 dagen later, op 17 december 1777, werd hij peter van Ghislain De Wit, het zoontje van Jacobus De Wit en Maria Francisca De Roeck. Op 10 september 1789 werd hij peter van Amadeus Janssens, het zoontje van Petrus en Maria Theresia De Smedt. Meter was hier de gravin van Plesnoye, Maria Carolina Elisabeth de la Fous (uit Brussel). Amadeus was de 7de opeenvolgende zoon in het gezin Janssens-De Smedt. In 1772 had hij al 1400 guldens wisselgeld geleend aan pachter Peeter Dooms en zijn vrouw Joanna Verdickt 101. In de feodale tijd stelde de plaatselijke heer in Londerzeel zowel een meier als een drossaard aan. De meier verzorgde het dagelijkse bestuur, de drossaard behandelde de juridische zaken. Na de dood van de laatste Londerzeelse drossaard, Petrus Josephus De Turck (die tevens hoofddrossaard van Grimbergen was) besloot Karel Hendrik Ghislain Boot daar voor de eerste keer van af te wijken en geen nieuwe drossaerd te benoemen. Op 24 december 1787 oordeelde hij dat de meier Henricus Franciscus Vanden Driessche capabel genoeg was en tijd genoeg had om de criminele zaken er bij te nemen. Karel Hendrik Ghislain en de Londerzeelse patriotten. Toen op 11 april 1713 de Vrede van Utrecht getekend werd kwam er een eind aan een aantal Europese oorlogen en kwamen de zuidelijke Nederlandse provincies (het huidige België en een groot deel van Nederland beneden de Moerdijk) onder het bewind van de Oostenrijkse Habsburgers, tevens de keizers van het Heilige Roomse Rijk. In dit Verdrag was bepaald dat de nieuwe vorsten alle oude charters zouden respecteren en zowel keizer Karel VI (1713-1740) als keizerin Maria Theresia (1740-1780) hebben zich daar aan gehouden. Jozef II, die in 1780 zijn moeder opvolgde, vond echter dat al die oude afspraken wel eens mochten opgefrist worden en wellicht had hij gelijk. Het charter van Brabant bijvoorbeeld, “de Blijde Inkomst” genoemd, was al meer dan 400 jaar oud. Het regelde de verhouding tussen de Hertog van Brabant en zijn onderdanen en was op 3 januari 1356 door hertogin Johanna en haar man Wenceslaus afgesloten. Als keizer van het Heilige Roomse Rijk besloot Jozef II eerst de Kerk aan te pakken. “Nutteloze” kloosters, dat wil zeggen degene zich niet met onderwijs of ziekenzorg bezighielden, moesten gesloten worden. De Jezuïetenorde werd ontbonden. Voor de opleiding van priesters werd een “seminarie-generaal” opgericht en het onderwijs werd geseculariseerd. Door al deze initiatieven heeft Jozef II de bijnaam van “keizer-koster” gekregen en, ofschoon kosters zeker ons respect verdienen, was die allerminst flatterend bedoeld. Alsof de eeuwigdurende haat van de voltallige geestelijkheid nog niet genoeg was, lanceerde hij op 1 januari 1787 nog een aantal wetten en decreten waarmee hij het bestuurlijke en gerechtelijke apparaat wilde reorganiseren en daarmee dus ook de rijke burgerij tegen zich in het harnas joeg. De eeuwenoude rechten van heerlijkheden en steden werden beperkt en in de plaats werd de macht bij de vorst gecentraliseerd. Zo werd de boekhouding van de ambachten onder regeringscontrole geplaatst, werd de Raad van Brabant door een oppergerechtshof vervangen, werden de plaatselijke Vierscharen (schepenbanken) afgeschaft en – last but zeker not least – werd het aantal toegelaten kermissen drastisch verminderd.
101
Algemeen Schepenbank van Steenhuffel, register 6952, folio 182.
107
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Vooral de Staten van Henegouwen en Brabant gingen in het verweer. Toen Keizer Jozef verkondigde niet langer door de oude charters en vrijheden gebonden te zijn en om dat duidelijk te maken op 18 juni 1789 de Brabantse 'Blijde Inkomst' afschafte was het hek van de dam. Er ontstonden een aantal echte verzetsbewegingen waarvan er twee het voortouw namen: de Vonckisten onder leiding van Jan Frans Vonck uit Baardegem, en de Statisten onder leiding van Hendrik Karel Nicolaas Van der Noot uit Brussel. Samen lukte het hen om vanuit Nederland een leger van Brabantse Patriotten op de been te brengen, de Oostenrijkers uit Hoogstraten en Turnhout te verdrijven, via deze successen het volk in de hele Oostenrijke Nederlanden mee te krijgen en uiteindelijk op 17 november de Oostenrijkse landvoogden uit Brussel te verdrijven. Daar werden op 11 januari 1790 de Verenigde Nederlandse (later Belgische) Staten uitgeroepen, die eigenlijk een confederatie van de oude vorstendommen waren. Nadat de gehate keizer Jozef II in Wenen op 20 februari 1790 overleed deed zijn broer en opvolger Leopold II nog een laatste poging om zijn gezag in onze regionen te herstellen en liet de aloude Henegouwse en Brabantse Charters terug in voege treden. Mede daardoor slaagde hij erin om een wig tussen de Vonckisten en de Statisten te drijven en het leger der Patriottten ernstig te verzwakken. Bovendien waren onder druk van het volk vele belastingen afgeschaft waardoor zelfs een gereduceerd leger niet gemakkelijk meer te financieren viel. Bij gemeenten en burgerij werd om geld gebedeld... Op 2 juni 1790 verklaarden “de schepenen en inwoners van Steenhuffel zich bereid om 972 florijnen te schenken aan het Opperste Congres voor de verdediging van het vaderland”. Dat het jonge Vaderland moest verdedigd worden, was niet uit de duim gezogen. Pruisen, dat althans in principe, de Zuid-Nederlandse onafhankelijkheidstrijd had gesteund en zelfs al troepen naar Luik had gestuurd, sloot op 27 juli 1790, met de Conventie van Reichenbach, vrede met Oostenrijk en moest zich sindsdien afzijdig houden. En in de Verenigde Provinciën was de gouden eeuw al lang voorbij. Daar had men de middelen niet meer om voor het zuiden in de bres te springen. Eind augustus, begin september stuurde keizer Leopold II opnieuw Oostenrijkse troepen naar onze gewesten. Hierdoor gealarmeerd werd het leger van de Verenigde Belgische Staten in Gent gemobiliseerd. Vele vrijwilligers sloten zich daar bij de Patriotten aan. Een aantal van hen kwam uit Londerzeel maar we kennen maar 2 namen: de eerste is die van Dominic Lauwers. Hij was geboren in Londerzeel op 27 april 1769 en was de zoon van Frans Lauwers en Catharina Adriaensens die op 20 juni 1748 in Lippelo waren getrouwd. Een andere was Hendrik Van Crombruggen, de 22 jarige zoon van Jan Van Crombruggen en Maria Goossens. Op 12 september werd het leger der patriotten eerst in Leuven in het nauw gedreven en vervolgens in Tienen door de Oostenrijkers verslagen. Londerzelenaar Hendrik Van Crombruggen werd gewond naar het gasthuis van Marche-en-Famenne afgevoerd, waar hij kort nadien overleed. In de loop van november werden de voormalige Oostenrijkse Nederlanden door Leopold II heroverd. Op 3 december werd Brussel ingenomen en kwam er een einde aan de korte onafhankelijkheid van de Verenigde Belgische Staten. Heel deze uitleg dient eigenlijk alleen maar om duidelijk te maken waarom er tijdens de korte periode van Belgische onafhankelijkheid op het dorpsplein van Londerzeel een vaandel van de Belgische Patriotten had gewapperd. Graaf Karel Hendrik Ghislain Boot, de heer van Londerzeel, heeft dat blijkbaar toegelaten of minstens oogluikend getolereerd. Maar hij was wel zo voorzichtig om - toen de Oostenrijkers op 10 december 1790 ons land opnieuw in handen kregen – het bevel te geven om deze standaard te verwijderen en onmiddellijk naar Drietoren te brengen.
108
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Karel Hendrik Ghislain en de slag bij Waterloo. In Braine-l’Alleud – op de weg van Brussel naar Charleroi - stond en staat een grote hoeve “la ferme de la Haye-Sainte” 102. In 1775 werd deze boerderij met 40 hectare grond aangekocht door Karel Hendrik Ghislain Boot, graaf van Veltem, heer van Sombeek en Londerzeel. Daarvoor betaalde die 27.000 Florijnen. Op 18 juni 1815, tijdens de slag van Waterloo, kwam ze in het midden van het slagveld te liggen en deed ze dienst als centrale voorpost van de geallieerde legers. Ze werd bezet en verdedigd door de 2nd Light Battalion King’s German Legion (Hannoverianen), aangevoerd door majoor Baring. Met de hulp van het 5th Line Battalion KGL wist men tot 18 uur (toen de munitie opraakte) 7 uur lang stand te houden tegen een overweldigende vijandelijke legermacht onder aanvoering van de Franse maarschalk Ney 103 . De toenmalige pachter Pierre Moreau had het bij het uitbreken van het gevecht op een lopen gezet en daarna heeft niemand nog ooit iets van hem gehoord. Pas midden augustus 1815 werd de exploitatie door een andere boer, Martin Viseur, overgenomen. Ik weet niet of dat met het akkoord van Karel Hendrik Ghislain Boot gebeurde, want die had bij het uitdelen van de beginselen van vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid zijn heil in het buitenland gezocht. De toestand van de hoeve werd na de slag door Claude Van Hoorebeeck als volgt beschreven: “De gebouwen bevonden zich in een dramatische toestand: ingestorte muren, verbrande daken en gebinten, verwoeste koeien- en paardenstallen en – uiteraard – vernielde teelten. De landbouwgrond zelf bevond zich in geen beste staat: op de velden overal rondom de boerderij werden elke dag wel een stuk kuras, een geweer of een stuk paardentuig opgegraven, zonder over de beenderen te spreken, die dikwijls naar boven kwamen uit het door zovele ruiterijcharges doorploegde slijk.” De hoeve werd bij K.B. van 15 décembre 1970 geklasseerd.
La Haye Sainte lag centraal in de gevechtzone. bron: www.lib.utexas.edu/.../waterloo_battle.jpg
102
De meeste informatie over deze hoeve vonden we op www.larousse.fr/encyclopedie/article/Waterloo-La ferme de la HayeSainte 103 Deze strijd om de hoeve is zeer populair in diverse militaire spellen en simulaties.
109
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Aanval op de ferme de la Haye-Sainte: www.1789-1815.com
Aanval op de ferme:Litho van James Rouse.
Aanval op de hoeve: Bron: marchesnapoleoniennes94
De hoeve nu: Bron : Le Memorial de la terre de Belgique 1815
Karel Hendrik Ghislain Boot leefde van tot 1756 tot 1828. Hij heeft vele politieke omwentelingen meegemaakt. Geboren als Oostenrijkse Nederlander werd hij in 1790 heel even Belg. Eind 1790 terug Oostenrijkse Nederlander geworden kreeg hij in 1794 bij wijze van spreken een Frans paspoort. Maar de Fransen hielden niet van dorpsheren en edelmannen en dus ging hij asiel in Wenen zoeken. Daar bleef hij ook nadat Napoleon in Waterloo verslagen werd en ons land bij Nederland werd gevoegd. De laatste heer van Londerzeel heeft ook het grootste deel van de 15 jaar durende Hollandse periode overleefd. Op 24 september 1816 trouwde hij in Wenen (in de Schotsde kerk) met Eleonora Josephine van Berchtold. Zij was veel jonger dan haar man, geboren op 19 maart 1794, en was de dochter van Karel, graaf van Berchtold (keizerlijk kamerheer) en Marie Aimée gravin van Edling en Berchtold. Karel Hendrik Ghislain – graaf van Veltem, heer van Sombeke, Ursene, Londerzeel en La Motte - overleed te Wenen op vrijdag 11 januari 1828. Hij had geen kinderen. De volgende inscriptie tegen de gevel van de kerk van Londerzeel, rechts van de ingangspoort, herinnert aan deze personages: Sub hoc tumulo, uti voluere, jacent, resurrectionem spectantes, perillustris dominus Carolus Henricus Gislenis Boot a Sombeek, Ursene, Londerzeel et la Motte, comes de Velthem, ord. equestris prov. Antverp. Adscriptus, suae sacrae caesar. regiae apost. majestati a cubiculis, cojux perillustr. dom. Mariae Eleonor. comitissae de Berctold, adscript. caesar. reg. apost. crucis stellat. ord., natus Bruxellis 15 novembris 1756, obiit Viennae in Austria 11 januarii 1828, et hic depositus 25 februar. 1829, nec non parens et amicus ejus perillustris dominus Ferdinandus Josephus Josephus Gislenus d’Olmen S. Remy, natus 20 julii 1754 Bruxellis, ubi decessit 15 maji 1829, hicque depositus 19 ejusdem mensis. R.I.P. prioris vidua plorans, cum alterius sorore moestissima, praenob. d. Henr. Maria Gisl. d’Olmen S. Remy, uxor perill. domini Joannis Caroli Laurent Josephi vicecomitis de Spoelberch la Bawette.
110
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Periode 7 1836- ....
de Spoelbergh
111
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
23. Ferdinand Joseph d’Olmen-St-Remy (1754/1828-1829) Henriette Marie Philippine d’Olmen-St-Remy (1763/1828-1836) echtgenote van Jean Charles de Spoelberch Gedurende de hele Franse periode (1794-1815) werd kasteel Drietoren door zijn eigenaars verlaten, maar het werd door het Frans bestuur nooit aangeslagen. De volkstellingen uit deze periode schijnen te suggereren dat het toen door de vroegere pachters werd bewoond. Hieronder, met het nodige voorbehoud, geef ik de samenstelling van die families die echter ook gewoon in de dienstgebouwen kunnen verbleven hebben. In 1796 - Pierre De Keersmaker, 56 jaar, pachter. - Judoca De Keersmaecker, 25 jaar, zijn dochter. - Catharina De Keersmaecker, 20 jaar, zijn dochter. - Peternel Van Buggenhout, 23 jaar, meid. - Philips Verbesselt, 27 jaar, knecht. - Guillom De Wachter, 26 jaar, knecht. In 1813 - Corneille Peleman, 58 jaar, pachter. - Ftançoise Sollie, 9 jaar, meid. - Jeanne Petronille Van Lier, 21 jaar, meid. - Jean Baptiste Peleman, 56 jaar, pachter. - Jeanne Agnes Wirix, 29 jaar, zijn vrouw. - Elisabeth Peleman, 46 jaar, zuster
Ferdinand & Henriette d’Olmen-St-Remy Karel Hendrik Ghislain Boot, na de Franse Revolutie geexpatrieerd naar Oostenrijk, had geen directe erfgenamen. Zijn patrimonium, inclusief de ferme de la Haye-Sainte te Waterloo, ging in onverdeeldheid over naar zijn verre familieleden Ferdinand-Joseph-Ghislain d’OlmenSaint-Remy en diens zuster Henriette Marie Philippine Ghislaine d’Olmen-Saint-Remy. Broer en zus d’Olmen Saint-Rémy waren wat we “verre familie” zouden kunnen noemen. We moeten al 4 generaties teruggaan om een gemeenschappelijke voorouder met de familie Boot te vinden. In de genealogie Boot, die we een aantal bladzijden eerder publiceerden, is inderdaad te zien dat alle andere dichtere zijtakken uitgestorven waren. Dank zij onder meer het genealogische opzoekingswerk van de heer Guillaime de Wailly, te vinden op de website gw5.geneanet.org en het werk van De Vegiano “Nobilaire des Pays-Bas et du comté de Bourgogne” (door Google Books on-line gezet) is het me toch gelukt om het familieverband tussen Karel Hendrik Ghislain Boot en broer en zus d’Olmen–Saint-Remy te reconstrueren. De eerste gemeenschappelijke voorouders waren Nicolaes Maes, de heer van Oppem, en Charlotte De Corte. Eén van hun dochters trouwde in 1680 met een ‘Boot’, een andere met Pierre Martin de Pape, wiens dochter in 1715 dan weer met een d’Olmen huwde.
112
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Tussen de families Maes en Boot bestond er al een oudere link. Charlotte de Corte, de vrouw van Nicolaes Maes, was immers een dochter van Louis De Corte en Adriana Boot. Het volgende (vereenvoudigde) stamboomfragment zou dat duidelijk moeten maken. Gillis Boot °1566 + 15/7/1619 xx 10/9/1603 Anna (de) Bourgeois + 1643 Karel Frans Boot ca 1604 + 1/11/1693 x 9-1-1638 Maria van Berchem
Adriana Boot ca 1605 + 1639 x 1629 Louis De Corte +1675 Charlotte De Corte 1630-1679 x Nicolaes Maes
Barbara Carolina Maes ° 17/6/1661 + 8/4/1706 x 25-04-1680 Hendrik Frans Boot ° 5/10/1638 + 12/3/1708
Jeanne Marie Maes 1662-1727 x Pierre Martin De Pape raadsheer van Brabant
Floris Frans Boot ° 8/1/1683 + 30/11/1715 x 16-10-1709 Maria Marguerita Gasparina van der Gote Br. 24-12-1686 + 25-7-1750
Marie Françoise De Pape 1700x 1725 Ferdinand Joseph le Clercq d’Olmen + na 1745 zv Jean Florent Le Clercq d’Olmen, graaf van Saint Remy, heer van Herbais
Gaspar Joseph Boot ° 25/9/1714 + 26/3/1767 x 1752 Marie Therese Henriette van der Gote ° 4/1/1726 + 11/3/1769
Jacques Joseph Mathieu Hyacinte le Clercq d’Olmen ° 20/2/1728 + 23/7/1774 x 27/7/1753 Marie Hypolite Catherine Guislaine de Vicq ° 1733 + 3/10/1836 dv Marie Albert xCath. de Palmacarillo
Karel Hendrik Ghislain Boot 15/11/1756-11/1/1828 . x Wenen 24/9/1816 Eleonore Josephine van Berchtold ° 19/3/1794
Ferdinand Joseph Guislain d’Olmen St. Remy ° Brussel 20/7/1754 + 15/5/1829 Overleden zonder kinderen
Henriette Marie Philippine Ghislaine d'Olmen St. Remy ° Brussel 2/7/1763 + 3/10/1836 x 8/1/1781 Jean Charles Laurent Joseph de Spoelberch ° 3/5/1750 (of 1752) + 1838 Kamerheer van de koning der Nederlanden
en ook Marie Charlotte Guisl.1761 Marie Liévine Guisl.1762 Philippe François Guisl.1764 Marie Thérèse Guisl.1766
Ferdinand Joseph Ghislain d’Olmen Saint-Remy heeft niet lang van zijn erfenis kunnen genieten en overleed te Brussel op 15 mei 1829. Zo kwam het domein Drietoren volledig in handen van zijn zuster terecht. Henriette Marie Philippine Ghislaine d’Olmen de Saint Remy was geboren te Brussel op 2 juli 1763. Ze was de dochter van Jacques Joseph Mathieu Hyacinthe Le Clercq d’Olmen, graaf van Saint-Remy, en Marie Hypolithe Catherine Guislaine de Vicq. Voor de rest van haar afstamming verwijs ik naar het stamboomfragment hierboven. Toen zij op 3 oktober 1836 in Brussel overleed kwam er een einde aan 8 jaar d’ Olmen op het Drietorendomein. Het bleef wel in de familie.
113
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Jean Charles Laurent Joseph de Spoelberch Op 8 januari 1781, toen ze nog geen 18 jaar oud was, was Henriette Marie Philippine Ghislaine d’Olmen–Saint-Remy getrouwd met burggraaf Jean Charles Laurent Joseph de Spoelberch La Bawette. Hij was geboren op 3 mei 1750. Zijn vader was Charles Chrétien Jean de Spoelberch, heer van Lovenjoel 104, die op 13 juli 1752 door paus Benedictus XIV tot ridder in de zeer exclusieve militaire orde van Christus was verheven. Zijn moeder was Hiéronimette (Jéronime) Isabelle Thérèse de la Bawette (de enige dochter van de heer van Bawette). Burggraaf de Spoelberch, die na 1815 kamerheer werd van koning Willem der Nederlanden, overleed in 1838. Alhoewel Jean Charles Laurent Joseph de Spoelberch La Bawette enkel de echtgenoot van de Dame van Drietoren en dus nooit de heer ervan geworden is, geef ik hieronder wat meer details over zijn afstamming. François Philippe de Spoelberch ° 6/11/1676 + 18/7/1751 x ca 14700 Suzanne de Dilbeke + 8/8/1705 dv Frederik, baron van Holsbeek, heer van Atten hoven, Dudzele, Terheyden, en Julienne de Mol. xx 28/8/1708 Jeanne Isabelle le Comte dite d’Orcille ° 3/12/1683 + 20/10/1762 dv Jean Pierre Ignace en Alexandrine Barba de Coudenberghe dite van den Hecke Opgenomen in geslacht tSerhuys in 1696 Heer van Lovenjoel (verhef in 1711) Hoofdburgemeester Leuven (1727-1733) Kinderen uit 1ste huwelijk. - Marie Julienne (+1737) x Charles Thomas Joseph Caimo (+1761), lid van de grote raad te Mechelen. - Thérèse Philippine (+ 1746), begijn Leuven.
Charles Chétien Jean de Spoelberch °1709 + 31/1/1772 x 17/4/1736 Hiéronimette Isabelle Thérèse de la Bawette ° 30/5/1719 + 1793 enige dochter van Charles François Joseph, heer van Bawette, en Marie Jacqueline Thérèse van Velde de Melroy Heer van Lovenjoel - Door Benedictus XIV op 13-7-1752 verheven tot ridder in de militaire Christusorde
Broers. - Melchior Joseph Xavier Guitain, +29/10/1762 in de slag van Freiburg tegen Pruisen, ridder in de militaire Christusorde - Jacques David Gaspard Joseph (+ jong) .
Jean Charles Laurent Joseph de Spoelberch ° 3/5/1750 (of 1752) + 1838 x 8/1/1781 Henriette Marie Philippine Ghislaine d’Olmen-Saint-Remy ° Brussel 2/7/1763 + 3/10/1836 Kamerheer van de Koning der Nederlanden
104
Andere kinderen uit 2de huwelijk. - Jean Bapt. Adrien, kloosterling te Hever - Charles Michel Fr..(+1769), kanunnik en prevoost St. Rombouts Mechelen - André Ramanud Jos. ( aparte tak) - Thérèse Françoise x Jean Laurent Jos. de Vroey, heer v. Linden, burgemeester van Leuven
Zussen. - Marie Thérèse Françoise Guilaine x NN - Barbe Constance Josephe Guilaine (+20/6/1752, 8 à 9 jaar oud) - Lucie Caroline Franç. Pricloire Rosalie ° 14/7/1751-
De familie de Spoelberch kreeg Lovenjoel in pand in 1630 en in bezit in 1649. In 1915 schonken de erfgenamen een deel van hun domein (het Groot Park) aan de Katholieke Universiteit van Leuven die er – samen met de Zusters van Liefde – in 1927 de neuro-psychiatrische kliniek Salve Mater op bouwden. De gebouwen zijn nu omgevormd tot een woon- en werkcomplex.
114
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
24. Jean Bapt. Louis Ch. de Spoelberch (1778/1836-1845) x Henriette Car. Jos. de Brouchoven de Bergeyck
(1807/1836-1881) Het echtpaar de Spoelberch- d’Olmen Saint-Rémy had 2 kinderen - Sophie Henriette Marie, geboren ca 1783, trouwde met François de Putte. - Jean Baptiste Louis Charles, geboren op 20 september 1778, volgt.
Jean Baptiste Louis Charles de Spoelberch De eerste keer dat de naam de Spoelberch in het Londerzeelse kadaster (begonnen in 1834) vermeld werd betrof het de weduwe van Lodewijk Jan, burggravin te Brussel. Die man of zijn weduwe ken ik niet. Was het een in 1834 al overleden verloren oudste zoon van Jean Charles Laurent Joseph, of hebben de mensen van het kadaster zich vergist? Persoonlijk ben ik geneigd om het laatste aan te nemen en ik ga er dus van uit dat er een verwarring tussen de namen Jan Baptist Lodewijk en Lodewijk Jan opgetreden is. De roepnaam van de volgende eigenaar van Drietoren was alleszins Louis. Ofschoon Asschreyane, Ursene en Drietoren in 1794 hun statuut van Feodale Heerlijkheid verloren hadden, lagen er nog zeer vele eigendommen (bossen, landen, weiden en gebouwen) over heel Londerzeel verspreid. Wie daar interesse voor heeft kan alle details vinden op http:// sites. google.com/site/louisdebondt/londerzeel-kadaster1834-1921 (Raadpleeg boek 2 en zoek onder artikelnummer 260 in de 1ste kolom). Hierna beperk ik mij tot een opsomming van de gebouwen en de erbij horende kadasternummers: - Het Drietorenkasteel met bijgebouwen, vijvers en lusttuin: F/161 tot F/172. - De windmolen met woonhuis op Kaaskant: E/140 en E/142. - Een windgaanmolen op het Molenveld (Gravenmolen): D/40. - Een watermolen met woonhuis aan de rand van het dorp: F/262 en F/263. - Een huis met nog een gebouw, boomgaard en dreef op Ursene: G/64/G/67 en G/68. - Twee huizen in de Pluimennest: E/496 en E/514. - Een huis achter het kasteel: F/159. - Een huis bij de Topmolen: C/53 (werd in 1857 afgebroken). - Een huis in de Mechelsestraat: D/579. - Een huis in het Dorp: E/376. - Een huis op het Merkestedeveld: B/53. - Een huis op het Blondveld: A/71. - Een huis met tuin en Boomgaard op de Bonnet: F/35 tot F/37. - Een huis op de Groote Heyde: B/326. Jean Baptiste Louis Charles, geboren in Brussel op 20 september 1787, heeft dat op 3 oktober 1836 allemaal van zijn moeder geërfd. Op 20 april 1828 was hij in Beveren getrouwd met gravin Henriette Caroline Josephine de Brouchoven de Bergeyck. Zij was ge”boren op 21 mei 1807 als de dochter van Charles François de Paule de Brouchoven, graaf van Bergeyck en vanaf 1804 tot aan zijn dood in 1811 de burgemeester van Beveren, en van Caroline Marie Josephe de Roose de Baisy.
115
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Voor de anekdote kan ik vermelden dat Henriette Caroline Josephine de Brouchoven de Bergeyck de achter-achter-achterkleindochter was van Hélène Fourment die, nadat ze weduwe van Pieter Pauwel Rubens geworden was, in 1650 hertrouwde met Jean Baptiste de Brouchoven en met hem nog 6 kinderen kreeg. Deze Jean Baptiste was de zoon van Gerard, een schepen uit ’s Hertogenbosch die in 1626 van Philips IV van Spanje (die in geldnood zat) de titel van heer van Bergeyck (inclusief Riethoven, Westerhoven en Borkel) had gekocht, de kosten hiervoor in 1658 effectief ook had afgelost, maar die inmiddels al in 1630 om politieke en vooral godsdienstige redenen met zijn gezin het Protestants en zelfstandig geworden Noord-Brabant was ontvlucht en zich in Zuid-Brabant, en met name in Lier, had gevestigd. Jan Baptist bouwde hier een imponerende diplomatieke carrière uit in Spaanse dienst 105 en werd mede daardoor tot “graaf” van Bergeyck gepromoveerd, een plaats die hij wellicht nooit heeft gezien. Zijn zoon werd door een huwelijk ook baron van Leefdaal. De grootvader van Henriette erfde via zijn vrouw in 1781 het kasteel Cortewalle in Beveren waar de familie de Brouchoven de Bergeyck tot in de 2de helft van de vorige eeuw heeft gewoond. Nu is het eigendom van de gemeente Beveren en wordt het familiearchief de Brouchoven-de Bergeyck er bewaard.
Kasteel Cortewalle te Beveren
Louis en Henriette kregen 7 kinderen. - Ferdinand Charles Joseph de Spoelberch werd geboren op 6 april 1829 in Brussel. Hij trouwde op 26 juli 1860 in Den Haag (Nederland) met baronnes Louisa Carolina Wilhelmina Arnoldina Ida van Brienen de Groote Lindt, en had hiermee (in Den Haag) in 1861 één zoon. Hij overleed (zegt men) in Sint-Truiden op 29 maart 1876. Volgt. - Sophie Henriette Marie de Spoelberch werd geboren op 13 november 1831 te Brussel, trouwde in 1858 met graaf Gustave François Xavier Charles Cornet d’Elzius du Chenoy en overleed, eveneens in Brussel, op 1 oktober 1920. Ze kregen een zoon en een dochter. - Anatole Louis Joseph de Spoelberch werd geboren in Londerzeel op 15 juni 1838 en overleed in het Instituut van de broeders Alexianan in Tienen op 30 december 1891. Hij was niet getrouwd, was in Brussel gedomicilieerd en hij had een tweelingbroer... - Ernest Jules Joseph de Spoelberch, eveneens geboren in Londerzeel op 15 juni 1838, en jong overleden te Londerzeel op 27 januari 1857. - Alfred Charles Joseph de Spoelberch werd geboren in Londerzeel op 1 augustus 1835. Hij huwde op 16 januari 1871 in Brussel met Zoé de Kerckhove de Denterghem, een dochter 105
Deze Jean Baptiste was de gevolmachtigde ambassadeur in Aken van Karel II, koning van Spanje en van onze Spaanse Nederlanden. Op 2 mei 1668 ondertekende hij het vredescontract tussen Spanje en Frankrijk (einde van de Devolutieoorlog). Hij was de enige gevolmachtigdigde van de Spaanse koning die dat mocht doen.
116
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
-
-
Louis De Bondt
van Prosper Joseph en Emma Elisabeth Vilain XIV, kreeg 3 kinderen en overleed in Deurle (Oost-Vlaanderen) op 2 oktober 1915. Adolphe Joseph de Spoelberch werd geboren in Brussel op 7 november 1839. Op 16 september 1873 trouwde hij in Wespelaar met Elisa Adolphine Amélie Joséphine Ghislaine Willems. Hij was luitenant-generaal, had 6 kinderen en overleed in Brussel op 5 april 1913. Caroline Marie de Spoelberch werd geboren in Brussel op 21 april 1842. Ze trouwde op 30 april 1861 in Brussel met graaf François Michel Walram de Borchgrave d’Altena, had met hem 2 zonen, en overleed in Brussel op 4 februari 1917.
Na de dood van zijn moeder erfde Louis, als oudste zoon, op 3 oktober 1836 Drietoren evenals de helft van de historische hoeve de la Haye-Sainte op het slagveld te Waterloo. De andere helft van die hoeve ging (in onverdeeldheid) naar zijn zuster Sophie Henriette Marie. Ter gelegenheid van een herverdeling van de ouderlijke erfenis in 1863 werd ze volledig aan deze laatste toegewezen en aldus is de hoeve na haar dood eigendom van de familie Cornet d’Elzius geworden (wat ze waarschijnlijk nu nog altijd is). In Londerzeel werd hij direct geconfronteerd met de gevolgen van de moderne tijd. Voor de aanleg van de spoorlijn tussen Mechelen en Dendermonde (1838) raakte hij stukken van zijn eigendommen F/59 en F/69 tot en met F/74 kwijt. Deze percelen lagen op het Vriesveld tussen het kasteel van Ursene en het huidige station. Op de Herbodin werden bovendien een huis (A/428) en twee stukken grond (A/427 en A/429) onteigend. Jean Baptiste Louis Charles de Spoelberch werd ridder in de Orde van Malta en overleed te Brussel op 12 februari 1845.
Henriette Caroline Josephine de Brouchoven de Bergeyck Het is pas na zijn dood dat de familie de Spoelberch opduikt in het Londerzeelse gemeentelijke archief. In eerste instantie heeft vooral zijn weduwe, gravin Henriette Caroline Josephine de Brouchoven de Bergeyck een grote indruk nagelaten. Ofschoon ze in Brussel gedomicilieerd was, staat het vast dat ze ook meer dan regelmatig met haar kinderen op haar buitenverblijf te Londerzeel verbleef. Dat blijkt onder meer uit een document van 1 augustus 1855 uit het gemeentearchief waarin expliciet staat dat de Gravin de Bergeyck, weduwe de Spoelberch, toen op het kasteel verbleef, samen met haar meerderjarige kinderen (Ferdinand Charles Joseph en Sophia) en nog 5 minderjarige kinderen. bij gebrek aan een afbeelding van gravin de Brouchoven de Bergeyck, dan maar een van haar over-over-overgrootmoeder Helene Fourment.
Hierna, om te beginnen, een zeer onvolledige lijst van haar pachters en personeel. Naam Jozef Van Assche Martinus Van der Perre Emanuel Bogaerts Constant Joseph De Coninck
Functie Pachter Pachter Hovenier Hovenier
Opmerking Op Sneppelaar (ook Schepen) Op Kruisveld. 55 jaar oud in 1838. Op 4/7/1876 vroeg de gemeente voor hem een landbouwdecoratie 1ste klas. Toen werkte hij al 28 jaar als tuinman op het kasteel. Constant Joseph was getrouwd met Maria Anna de Nuyer. In 1888 hielden ze een herberg op Ursene. Hun zoon Jan Baptist was eveneens hovenier en hielp mee zolang hij thuis woonde (in 1896 trouwde hij in Wulveringem).
117
Vermeld 17/9/1848 24/2/1849 in 1838 van 1848 tot na 1888
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Naam (Petrus) Benoit Lamberts Jozef Verhavert
Functie Pachter Molenaar
Jan Van Doorslaer
Molenaar
(Jan) Frans De Boeck (Jan) Jozef Wauters Leo Verbelen
Jachtwachter Jachtwachter Jachtwachter
Jacques Hubert Meeus
Jachtwachter
Judo De Schouwer Cornelis Haverals
Jachtwachter Jachtwachter
Opmerking Pachter; leveranccier van boter en melk aan het kasteel Op Kaaskantmolen (windmolen). Deze molen werd gebouwd in 1784 en was al voor 1834 eigendom van de familie de Spoelberch geworden Hij zou het tot zijn afbraak in 1927 blijven. Op ’s Gravenmolen (windmolen) en de watermolen van het dorp. Deze molens waren door de aankoop van de heerlijkheid van Londerzeel door Gaspard Boot tot het goed van Drietoren gaan behoren.
Louis De Bondt
Vermeld 187926/10/18521855-
8/6/1851-25/2/1855 20/9/1851-27/9/1854 Leo Verbelen en Jacques Hubert Meeus waren meestel samen op 1/9/1880stap. Leo Verbelen en Jacques Hubert Meeus waren meestel samen op 3/6/1881stap. 8/9/1880Woonde in Wolvertem 6/4/1881-
In de periode 1853-1855 liet de gravin grote veranderingswerken aan haar Kaaskantmolen verrichten. Het woonhuis werd met 10 meter verlengd en de schuur werd 2 meter naar de straat van Steenhuffel (Over de Beek) opgeschoven.
De Kaaskantmolen (foto-archief Francis Hallemans)
Op 5 augustus 1857 legde ze de eerste steen van het nieuwe koor van de Sint-Christoffelkerk die op kermiszondag 28 juli 1855, na een blikseminslag, was uitgebrand. De nieuwe kerk en de nieuwe klokken werden plechtig in gewijd op 8 februari 1859. In de straten van Londerzeel kon men op de koppen lopen, nooit voorheen had men er zoveel volk gezien. In de kerk was het gedrum zo erg dat het grootste deel der nieuwe stoelen verbrijzeld werd. De douairière van Drietoren en drie van haar kinderen hadden het peter- en meterschap van twee van de vier klokken op zich genomen. Ze hadden er wellicht ook het grootste deel van mogen betalen. De grootste klok droeg onder meer de inscriptie “Praenobilis D. Ferdinandus Carolus Josephus Vicecomes de Spoelberch et Praen. D. Henrica Carolina Josephina vice-comitissa vidua de Spoelberch nata comitissa de Bergeyck” (de weledele heer Ferdinand Karel Jozef burggraaf de Spoelberch en de weledele dame Hendrika Carolina Josephina burggravin weduwe de Spoelberch geboren gravin de Bergeyck). Op de tweede klok stond het wapenschild de Spoelberch en de inschriptie: “Suscep. Praen. D. Alfridua vice-comes de Spoelberch et praen. domina Carolina Maria vice comitissa de Spoel-
118
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
berch” (Doopgetuigen de weledele heer Alfred burggraaf de Spoelberch, en de weledele dame Carolina Maria burggravin de Spoelberch). Na de plechtigheden in de kerk was er overal feest in het met bloemstukken en plakkaten versierde dorp. De in 1852 opgerichte Harmonie Sinte Cecilia bracht het complete repertoire dat ze in bijna 7 jaar had aangeleerd. ‘s Middags offreerde pastoor Hubert Peeters in zijn pastorij een groots feestmaal aan de vele hoge genodigden. In de namiddag bezorgde burggraaf Ferdinand de Spoelberch aan alle arme vrouwen van de gemeente koffie en pistoleeën in de gemeenteschool. Dat was een bijzonder mooie geste. We weten wel dat de jongeheer Ferdinand persoonlijke ambities had in de gemeentelijke politiek (op 29 maart 1855 was hij al tot gemeenteraadslid verkozen) maar het moet worden gezegd dat de arme vrouwen in die tijd in Londerzeel geen stemrecht hadden. Op 27 januari 1857 werd de familie de Spoelberch zwaar getroffen toen de zoon Enest Jules Joseph op 18-jarige leeftijd in Londerzeel overleed. Op 28 april 1863 werd er tot de verdeling van de goederen van de in 1845 overleden Jean Baptiste Louis Charles de Spoelberch overgegaan 106. De weduwe behield uiteraard het vruchtgebruik van alles, inclusief van de molens, de kinderen kregen een evenredig deel van de naakte eigendom. Bij die verdeling – die we uitsluitend in het kadaster gevonden hebben – waren volgende kinderen betrokken: - Ferdinand Charles, gedomicilieerd te Brussel. - Sophie Henriette Marie (echtgenote Cornet d’Elsius du Chenoy Gustave Francois Xavier), gedomicileerd te Brussel. - Alfred Charles Joseph. - Anatole Louis Joseph, gedomicilieerd te Brussel. - Adolph Joseph, gedomicilieerd te Brussel. - Caroline Marie (echtgenote de Borchgrave Francois Henri Michel), gedomicilieerd te Mechelen. In de jaren 1863-1879 heeft gravin de Spoelberch-de Bergeyck een aantal veranderingen aan de gemeentewegen rondom kasteel Drietoren aangebracht. Ze deed dat wel op haar eigen kosten maar had daarvoor uiteraard de goedkeuring van de gemeente nodig. Op 30 april 1863 kreeg ze die voor het verleggen van de gemeenteweg voor haar kasteel. Op 15 december 1868 kwam er een nieuwe toelating voor hetzelfde werk. Mogelijk werd haar eerste plan niet uitgevoerd omdat de weg vlak tegen de kasteelvijver kwam te liggen die door een balustrade zou moeten afgesloten worden. Op 29 maart 1879 kreeg ze ook het akkoord van de gemeenteraad om een stuk van voetweg nr. 3 bij het kasteel te herleggen. De gemeentekas is daar ook wel bij gevaren. Als vergoeding voor de “meerwaarde” werd de gravin verzocht om respectievelijk 25, 100 en 22 frank aan de gemeenteontvanger te betalen. In 1873 verloor de gravin een klein perceeltje grond (wijk F nr. 74b) aan de Belgische Staat, die het nodig had om het station van Londerzeel te vergroten. Gravin Henriette Caroline Josephine de Brouchoven de Bergeyck, hoewel toen in Brussel wonend, heeft zelf haar laatste verblijfplaats in Londerzeel gekozen.
106
Niet toevallig maar 7 dagen nadat ook de jongste dochter Caroline Marie (°21 april 1842) meerderjarig geworden was.
119
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Op 25 oktober 1876 – haar oudste zoon was een paar maanden eerder gestorven - kocht ze een eeuwigdurende concessie op het kerkhof 107. Voor het perceeltje van 24,91 m² waarop een grafkelder voor haarzelf en haar familie moest komen, betaalde ze 2491 fr. Zoals toen gebruikelijk was werd dat geld verdeeld tussen het bureel van weldadigheid (1660,64 fr.) en de gemeentekas (830,36 fr.). Ze is op 6 juli 1881, op de leeftijd van 74 jaar, in Brussel overleden.
Grafkelder van de familie de Spoelberch op het oude kerkhof van Londerzeel
107
Haar oudste zoon was een paar maanden eerder gestorven.
120
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
25. Ferdinand Charles Joseph de Spoelberch (1829/1845-1876) x Louisa C.W.A. Ida van Brienen de Groote Lindt Ofschoon in Londerzeel tot aan haar dood steeds over de gravin gesproken werd als men het over Drietoren had, hebben ook haar drie zonen in meer of mindere mate aan het gemeentelijke leven deelgenomen. Dat was vooral het geval voor Ferdinand Charles Joseph, en dat was logisch omdat hij als oudste zoon na de dood van zijn vader op 12 februari 1845 – en na zijn moeder - de nieuwe meester op Drietoren werd. Bij de verdeling van de vaderlijke erfenis (op 28 april 1863, toen alle kinderen meerderjarig waren) werd dat bevestigd. Ferdinand Charles Joseph geboren in Brussel op 6 april 1829, maar werd voornamelijk in Londerzeel grootgebracht. Zodra hij meerderjarig werd interesseerde hij zich voor de plaatselijke cultuur en politiek. Ziehier, in vogelvlucht, een overzicht van zijn prestaties. Op 18 juli 1852 richtte hij de Sint-Sebastiaansgilde opnieuw op. Deze eeuwenoude schuttersgilde had in 1829 (toen privé-milities in verband met de verwachte opstand door het Nederlandse koningshuis verboden werden) opgehouden te bestaan. Op 3 mei 1855 werd hij als nieuw gemeenteraadslid van Londerzeel geïnstalleerd. Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 29 maart (die eigenlijk herverkiezingen waren) had hij 134 stemmen (de meeste van de nieuwe kandidaten) gekregen. Op 29 mei 1855 werd hij ook verkozen als nieuw lid van het Bureel van Weldadigheid. Dat was nadat 3 leden, inclusief pastoor Hubert Peeters, hun ontslag hadden gegeven. Op 8 februari 1859 werd hij peter van de nieuwe grote klok van de Sint-Christoffelkerk. Ter gelegenheid van de wijding daarvan heeft hij dezelfde dag aan alle arme vrouwen van Londerzeel koffie en ‘pistolees’ geschonken. Inmiddels was hij op 3 april 1858 schepen geworden en dat zou hij tot 30 oktober 1860 blijven. Ondertussen vond hij de tijd om op 26 juli 1860 in het Nederlandse den Haag te trouwen met baronnes Louisa Carolina Wilhelmina Arnoldina Ida van Brienen de Groote Lindt. Juffrouw van Brienen de Groote Lindt was een dochter van baron Willem Diederik Arnoud Maria van Brienen de Groote Lindt (1914-1863) uit Amsterdam en van Ida Charlotte Nicolette Selby uit Kopenhagen. Ze had haar moeder al in 1845 verloren. Haar vader was kamerheer en persoonlijk adviseur van zijne majesteit Koning Willem III der Nederlanden, en lid van de provinciale Staten van Zuid Holland. Hij was ook ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en groot officier in de Orde van de Eikenkroon Vader van Brienen bezat het huis “de Sonnewijser” (of het van brienenhuis) aan de Herengracht in Amsterdam en de naast elkaar gelegen landgoeden Clingendael en Oosterbeek in Wassenaar. In 1858 liet hij het imposante Hotel des Indes bouwen in den Haag (kostprijs anderhalve ton puur goud). Daar woonde tot aan zijn dood, waarna zijn kinderen het aan een plaatselijke hotelier hebben verkocht. Louise Caroline enz. was geboren in den Haag op 27 oktober 1837. Ze had twee broers, een zus en een halfbroer. Ferdinand de Spoelberch had haar waarschijnlijk leren kennen op één van de talloze evenementen die zijn toekomstige schoonvader in de grote balzaal van het splinternieuwe hotel de Indes liet organiseren. De families kenden elkaar trouwens al eerder. In 1825 was Carolina Francisca Josephina van Brouchoven de Bergeyck (een tante van Ferdinand) getrouwd met Arnoud Willem van Brienen (een grootoom van Louise Caroline).
121
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Bovendien was er al 2 jaar vroeger een huwelijk tussen een de Spoelberch en een van Brienen “gearrangeerd”. Heel toevallig las ik in de Aalsterse krant “de Denderbode” van zondag 21 november 1858, het volgende artikel. “Den baron Jacob Van Brienen, die laetst in de hoofdstad overleden is in en ouderdom van 23 jaren, heeft eene fortuyn achtergelaten van ongeveer 700.000 franks inkomsten. Hij heeft bij testament voor zijne algemeene erfgenamen herkend den baron Van Brienen, eerstgeboren kind uit het huwelijk van zijnen broeder baron Thiery Van Brienen met wijlen mej. de Silby, en den erfprins van Elzas, kind van 3 jaren oud, oudsten zoon van zijne zuster en van prins Hénin-Liétard van Elzas.Den J. Van Brienen moest op het oogenblik dat hij door de dood wierd weggerukt, in huwelijk treden met mejufv. de Spoelbergh van Londerzeel 108 zijne eigene regtsweer. Hij laet aen deze juffer die slechts 17 jaren oud is, eene lijfrent achter van 100.000 franks. De andere kinderen van M. den baron Thierry Van Brienen, degene zijner zuster, mev. de prinses van Elzas en van zijnen overleden broeder M. Van Brienen, die getrouwd was geweest met mej. Leon d’Hoogvorst, zullen elk 100.000 nederlandsche guldens ontvangen, in een mael betaeld. Aan M. den burggraef de Spoelbergh 109, die zijn zwager ging worden, is er een bezet gedaen van 150.000 franks. M. Van Brienen heeft bovendien verscheijdene godsdienstige bezettingen van zekere aengelegenheijd gedaen, en is mildadiglijk de persoonen van zijnen dienst indachtig geweest. De fortuyn der familie Van Brienen is zoo kolossaal, dat eenen anderen broeder, voorleden jaer overleden bij gevolg eener kwijnende ziekte, gelijk dengenen van wien wij spreken, den baron Karel Van Brienen, na het grootste deel zijner onmeetbare fortuyn aen mev. de prinses van Elzas en aen zijnen broeder Jacob bezet te hebben, als enkele gedenkgift aen zijnen neef, den oudsten zoon van baron Thierry Van Brienen, de helft gaf van eene visscherij in Holland, welke helft jaerlijks rond de 40.000 nederlandsche guldens opbrengt.Den oud-grootvader van M. Van Brienen heeft langen tijd te Amsterdam de bank gedaen.De grootvader was, onder de fransche regering, meyer van Amsterdam; hij deed zich te Parijs onderscheijden door het groot bestaen dat hij voerde.”
108 109
De Sonnewijser, Herengracht, Amsterdam
Clingendael, Wassenaar
Hotel des Indes, den Haag
Het Brienenhofje, Amsterdam
Dit kan niemand anders dan Caroline Marie, de jongste zus van Ferdinand de Spoelberch zijn. En dit is dus Ferdinand de Spoelberch zelf.
122
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
De familie van Brienen is ook gekend door “het Hofje van Brienen” - officieel “de Stichting Van Brienens Gesticht De Star” - gelegen aan de Prinsengracht in Amsterdam 110. Het werd in 1804 gebouwd in opdracht van Arnout Jan van Brienen, heer van Groote Lindt, de betovergrootvader van Louise Caroline. Het was een instelling voor bejaarde rooms-katholieke echtparen of alleenstaande mannen. Op 24 mei 1917 is Louis Thierry Henri de Spoelberch regent van deze Stichting geworden. Ze bestaat nog steeds. De binnenkoer van het gebouw is vrij toegankelijk voor het publiek. Na de wittebroodsweken maakten bruid en bruidegom op 12 september 1860 hun “Blijde Intrede” in Londerzeel en werden ze stoetsgewijs door het dorp gevoerd. Op 16 maart 1861 werd Ferdinand als burgemeester van Londerzeel geïnstalleerd. Hij was benoemd bij K.B. van 11 maart 1861 nadat hij bij de gemeenteraadsverkiezingen van 30 oktober 1860 157 stemmen had behaald, 19 stemmen meer dan de tweede. Op 1 juli 1861 werd in den Haag zijn enige zoon, Louis Thierry Henri Marie, geboren. Tijdens de zitting van de gemeenteraad van 16 januari 1864 (waarvan in het gemeentearchief geen spoor meer te vinden is) gaven burgemeester de Spoelberch en schepen De Vleeshouwer hun ontslag. De reden daarvoor was het aanslepende en hoogoplopende confict tussen de wereldlijke overheid (vertegenwoordigd door het Ministerie, de Commissie voor Openbare Gezondheid van Brussel en de burgemeester van Londerzeel) en de Geestelijke overheid (vertegenwoordigd door het Aartsbisdom, de kerkfabriek van Londerzeel en pastoor en onderpastoor). De wereldlijke overheid had besloten dat het kerkhof tegen de kerk om gezondheidsredenen vanaf 1 januari 1864 niet meer gebruikt mocht worden. De geestelijke overheid weigerde om het nieuw aangelegde kerkhof buiten de dorpskom te wijden. Het gevolg hiervan was dat Charles Louis Van Doorslaer de nieuwe burgemeester van Londerzeel werd en dat de doden van Londerzeel tot 16 april 1868 in buurgemeenten moeten begraven worden. Bij K.B. van 17 december 1866 werd burggraaf de Spoelberch opnieuw tot burgemeester benoemd en Charles Louis De Vleeshouwer opnieuw tot schepen. Bij de gemeenteraadsverkiezing van 30 oktober had Ferdinand echter “slechts” 116 stemmen (evenveel als Charles Louis Van Doorsslaer maar 4 minder dan Pierre Joseph Goossens) achter zijn naam gekregen. Bij K.B. van 28 augustus 1872 werd hij herbenoemd. In de lente van 1871 vond het gemeentebestuur van Londerzeel dat het een nieuw gemeentehuis nodig had. In het dorp tegenover de kerk stond een ideaal gelegen eigendom te koop maar de verkoper kon niet wachten tot de gemeente toelating en subsidie van de hogere overheden zou krijgen. Daarom besloot burgemeester Ferdinand de Spoelberch (foto hiernaast) om – in afwachting van een beslissing – het huis en de grond tijdens een openbare veiling zelf aan te kopen, met de belofte van het zo snel mogelijk aan de gemeente over te laten om er een gemeentehuis te bouwen. Zo gebeurde. De prijs bedroeg 6200 Belgische Franken, een bedrag dat de gemeente ook na de goedkeuring door de provincieraad niet liggen had maar bij de burgemeester heeft geleend tegen een jaarlijkse intrest van 5 %, en heeft mogen aflossen in 6 à 7 schijven van 1000 fr. 110
Wie meer informatie over dit Hofje wenst kan bijvoorbeeld terecht in het boek “Hofje van Brienen: twee eeuwen Amsterdams hofjesleven” van Peter Jan Margry. Het werd door Google Books on-line gezet
123
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Op 6 februari 1872 was Ferdinand de Spoelberch ook mede-oprichter en zelfs voorzitter van de fanfare l’Union. Daarmee bewees hij voor wie het nog niet mocht weten dat hij van de liberale (al dan niet vrijzinnige strekking) was. l’ Union was namelijk het gevolg van een ideologische breuk binnen de in 1852 onstane katholieke fanfare Sinte Cecilia. De nieuwe vereniging ging van start met 27 leden waaronder 9 muzikanten. Ze bestaat nog steeds. Het vaandel draagt nog altijd het wapenschild van de familie de Spoelberch De nieuwe termijn voor het burgemeesterschap liep in principe tot 1879. Maar vanaf begin 1873 heeft men Ferdinand nog zelden op de gemeenteraadszitingen gezien en op 2 december 1875 besloot de raad om in zijn plaats een nieuw gemeenteraadslid te kiezen. Als reden werd cryptisch opgegeven dat Ferdinand de Spoelberch “ontslagen” was. Er werd niet bij vermeld of dat al dan niet op eigen verzoek gebeurde. Don Camillo en Peppone in Londerzeel. Ferdinand de Spoelberch was een liberaal en zeker geen communist, maar voor de rest zijn zijn echte geschillen met de plaatselijke kerkelijke overheid zeker te vergelijken met degene die burgemeester Peppone en pastoor Don Camillo in de verbeelding van de schrijver Giovannino Guareschi hebben uitgevochten. Het begon dus al met een dossier dat de Spoelberch van zijn voorganger, burgemeester Hermans, had geërfd. Op 7 mei had de arrondissementscommissaris een rapport van de Hogere Raad van Openbare Hygiëne naar de gemeente gestuurd waarin gemeld werd dat het kerkhof aan de kerk was afgekeurd en dat er voor een ander moest worden gezocht. Burggraaf de Spoelberch zorgde ervoor dat dit er kwam en beval om dat vanaf 1 januari 1864 exclusief te gebruiken. Alleen werd er tot 16 april 1868 in heel het bisdom geen geestelijke gevonden die het wilde, mocht of durfde wijden. Op 15 juli 1870, na een lang verblijf in het vagevuur opnieuw burgemeester geworden, stuurde hij een negatief advies aangaande de bouw van een kapel of kerk op Londerzeel-Heide. De verkiezingen van de voorbije maand oktober hadden aangetoond dat dit project niet erg populair was in het dorp. Ik moet daar eerlijkheidshalve aan toevoegen dat ook de pastoor en de kerkfabriek van het centrum een tweede kerk aanvankelijk niet zagen zitten, maar blijkbaar was het voor hen genoeg om de liberale burgemeester aan hun kant te zien staan om snel het andere kamp te kiezen. In 1871 kwam burgemeester de Spoelberch het bestaan van een schenking van wijlen pastoor Elias Cruckx op het spoor. Die had op 31 mei 1838 aan de zusters Ursulinen middelen nagelaten om aan arme meisjes van Londerzeel “ten eeuwigen dage” gratis les te geven. Op 23 september 1842 kwam er echter een schoolwet die de gemeenten niet alleen verplichtte om voor openbaar onderwijs te zorgen maar ook om daar op hun kosten arme leerlingen toe te laten. Direct na het proclameren van die wet waren pastoor en zusters Ursulinen de schenking Cruckx glad vergeten... In ieder geval besliste burgemeester de Spoelberch om alle tussenkomsten voor het gratis onderwijs aan de zusterschool stop te zetten totdat de minister van Justitie in deze materie een beslissing zou genomen hebben. De kwestie heeft jaren aangesleept en de ruzie in de gemeente dus ook. Op 28 september 1871, de dag voor Londerzeel kermis, werden door de provincie 3 karren kasseistenen geleverd om de provinciale baan in het dorp te verbreden. Dat was niet verkeerd maar de dag was bijzonder slecht gekozen. Gelukkig bleken de kasseileggers bereid om overuren te maken. Om de architect de kans te geven om het nieuwe wegtracé af te lijnen moest echter eerst een heel klein deel van de muur van het oude kerkhof afgebroken worden. Bur-
124
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
gemeester de Spoelberch liet zijn “belleman” de champetter van op de arduinen dorpel voor de kerk een paar vrijwilligers oproepen om daarbij te helpen. Diens overredingskracht was echter dermate groot dat heel het dorp enthousiast en gratis komen helpen is en er weinige stonden later van de kerkhofmuur niet veel meer overbleef. De kerkfabriek moest niet lang naar een zondenbok zoeken en gaf de burgemeester de volle schuld. Ferdinand Charles Joseph de Spoelberch overleed - althans volgens alle genealogieën 111 - op 29 maart 1876 in Sint-Truiden, net geen 47 jaar oud . Hij had 1 zoon, Louis Thierry Henri, geboren in Den Haag op 1 juli 1861 en dus nog te jong om de verplichtingen van zijn vader op het Drietorendomein te Londerzeel en elders op zich te nemen. Ook zijn weduwe, baronnes Louisa Carolina Wilhelmina van Brienen van de Groote Lindt, bleef niet in Londerzeel. Ze trok naar Parijs waar een nicht van haar vader woonde, namelijk Angelique Adelaide Louise Caroline van Brienen van de Groote Lindt (1832-1921), die in 1852 in Amsterdam getrouwd was met met Simon Gérard Louis, prince de Hénin, comte d’Alsace (+1891) en haar man was gevolgd die in Frankrijk een commerciële of diplomatieke missie had.
Angélique Adelaide Louise Caroline prinses d’Hénin barones van Brienen van de Groote Lindt.
In Parijs hertrouwde Louisa Carolina enz. van Brienen al in 1877 met André Alphonse Champrigaud uit Clermont-Ferrand. Op 31 mei 1880, amper 42 jaar oud, is ze in Parijs overleden.
In 1865 maakte Ferdinand de Spoelberch dit schilderij van het Drietorenkasteel. (bron: Londerzeel vroeger en nu, A. Meskens, F. Moeyersons en A. Van Schel, 2001).
111
In de registers van de Burgerlijke Stand van Sint-Truiden is echter geen akte van dit overlijden te vinden.
125
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
26. Adolphe Joseph de Spoelberch (1839/1882-1913)
x ElisaAdolphine Amélie Jos. Gh. Willems De gravin de Broeckhoven de Bergeyck heeft haar oudste zoon Ferdinand overleefd. Bij de dood van die laatste in 1876 was zijn enige zoon Louis Thierry Henri, geboren in Den Haag op 1 juli 1861, nog te jong om de verplichtingen van zijn vader op het Drietorendomein te Londerzeel en elders op zich te nemen. Bovendien is hij ongetwijfeld met zijn moeder naar Parijs getrokken. Wat was er van Ferdinand’s broers en zussen geworden? Ik zal met de zussen beginnen. Sophie Henriette Marie de Spoelberch, geboren op 13 november 1831 te Brussel, was in 1858 getrouwd met graaf Gustave François Xavier Charles Cornet d’Elzius du Chenoy en met hem naar Brussel getrokken. Op 16 augustus 1860 kregen ze een zoon Charles Gustave Joseph (1860-1926), en een paar jaar later en dochter Marie Rosalie Sophie. Verder weet ik van haar niet veel meer dan dat ze in 1862, bij de herverdeling van de erfenis van haar vader, meedeelde in de goederen te Londerzeel maar de alleeneigendom van de ferme de la HayeSainte te Waterloo bekwam. Ze overleed in Brussel op 1 oktober 1920. Caroline Marie de Spoelberch, geboren in Brussel op 21 april 1842, was aanvankelijk voorbestemd om te trouwen met Jacob van Brienen, een telg uit het schatrijke van Brienen de Groote Lindt geslacht. Toen de verloving in november 1858 verbroken werd door het overlijden van de dan 23 jaar oude bruidegom in spe, hebben zowel Caroline Marie als haar broer Ferdinand – zoals ik al eerder vertelde – een reusachtige “schadevergoeding” gekregen. Bovendien is Ferdinand twee jaar later alsnog met een van Brienen getrouwd. Caroline Marie trouwde uiteindelijk op 30 april 1861 in Brussel met graaf François Michel Walram de Borchgrave d’Altena, had met hem 2 zonen Adolphe Albert Joseph (20/2/18699/5/1941) en Camille Louis Joseph (13/9/1870-19/1/1941), en overleed in Brussel op 4 februari 1917. De familie de Borchgrave d’Altena was oorspronkelijk afkomstig uit Den Bosch en woonde vanaf 1620 tot 1920 op het kasteel van Bovelingen (nu Mechelen-Bovelingen, deelgemeente van Heers) 112. François Michel Walram was de zoon van Guillaume François Georges graaf de Borchgrave en Marie Guillelmine Phil. Thedodorine de Renesse. Hij was geboren op 14 februari 1835 te Marlinne (de oude naam voor Mechelen-Bovelingen). Naast graaf was hij Ridder van de Poolstarre van Zweden en werd hij burgemeester van Marlinne, Limburgs provinciaal raadslid, 16 jaar lang lid van de kamer van volksvertegenwoordigers en vanaf 13 juni 1882 van de Senaat. Omstreeks 1870 liet hij in Marlinne (?) de Sint-Martinuskapel en de meisjesschool (het was de periode van de eerste schoolstrijd) bouwen. Hij stierf op 29 september 1902 en werd begraven in de crypte onder de Sint-Martinuskapel. Hij en Caroline Marie de Spoelberch hadden 12 kinderen.
112
Een geschiedenis van Bovelingen is te vinden op de interessante website users.telenet.be/vswg/html/ bovelingen.html
126
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Het Kasteel van Boveling(en)
15 aug. 1895: Graaf François Michel Walram de Borghgrave d’Altena en burgravin Caroline Marie de Spoelbergch voor de dienstgebouwen van hun kasteel in Bovelingen.
Bron: Jos Schoefs op users.telenet.be/vswg/html/ baronnen_en_graven.html. Kijk daar voor nog meer oude familiefoto’s.
Ik ben burggravin Caroline Marie de Spoelbergh, behalve in het kadaster, slechts 1 keer in het Londerzeelse gemeente-archief tegengekomen. Dat was toen ze al weduwe geworden was en zich via haar notaris Deleportrie uit Brussel op 2 september 1904 verzette tegen het plan van het echtpaar De Bondt-Verbruggen (koopman in vodden en beenderen) om op hun eigendom B472a een installatie voor het ontvetten van beenderen in te richten. De burggravin had daar weliswaar niet rechtstreeks mee te maken maar had in de buurt wel een aantal grondpercelen liggen. “Zulkdanige nijverheid,” aldus de brief van de notaris aan de burgemeester, “is eene oprechte kwaal voor de geburen, door den hevigen stank welken zij verspreidt en dit op eene uitgestrektheid van meer dan een half uur, en zou zeker het oprichten van nieuwe huizen beletten hetgene zoo wel aan de gemeente als aan de bijliggende eigenaars zou hoogst nadeelig zijn.” Anatole Louis Joseph de Spoelberch wordt in alle geraadpleegde genealogieën over het hoofd gezien. Dat komt ongetwijfeld omdat hij nooit getrouwd is en geen kinderen had. Hij werd geboren in Londerzeel op 15 juni 1838. In 1862 werd hij omschreven als “eigenaar te Brussel” en deelde hij mee in de eigendom van de 3 Londerzeelse molens. Bij een nieuwe verdeling op 13 februeri 1884 werd hij zelfs even de enige eigenaar van de Gravenmolen in de Mechelsestraat, die hij hetzelfde jaar nog doorverkocht. De laatste jaren van zijn leven bracht hij door in het instituut van de broeders Alexianen (de Cellebroeders) te Tienen, waar hij op 30 december 1891 overleed. Ernest Jules Joseph de Spoelberch, de tweelingbroer van Anatole Louis Joseph, is niet oud geworden en was al op 27 januari 1857 in Londerzeel overleden.
127
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Alfred Charles Joseph, de enige van de kinderen die, op 1 augustus 1835, in Londerzeel geboren was, werd op 8 februari 1859 peter van een nieuwe klok. In 1853 was hij - nauwelijks de korte broek ontgroeid - nà de heer Pantens, al de 2de voorzitter van de in 1852 fanfare Sinte Cecilia geworden. Op 28 september 1859 werd hij in die functie herkozen. Na zijn huwelijk met Zoé de Kerckhove de Denterghem 16 januari 1871 is hij in Deurle (SintMartens-Latem) terecht gekomen, waar de ouders van Zoé, Prosper Joseph Eugène de Kerchove de Denterghem en Emma Elisabeth Frédérique Vilain XIIII, een kasteel bezaten. Daar is hij op 2 oktober 1915 overleden. Door zijn huwelijk werd Alfred de stamvader van de belangrijke en nog steeds bestaande Deurlese de Spoelberch-tak. In Deurle zijn vele de Spoelberch “memoralia” te vinden. Naast het Spoelberch kasteel, dat onlangs werd gerestaureerd en tot 8 luxeappartementen verbouwd, vindt men er de imposante villa La Butte (Dorpsstraat) met rondom een boomrijk park. Deze villa werd in 1909 gebouwd door Henri de Spoelberch, de zoon van Alfred, die van 1922 tot 1937 burgemeester van Deurle was. Op het kerkhof is ook een merkwaardige grafkapel te vinden die omstreeks 1900 door de familie de Spoelberch werd gebouwd.
Ofschoon hij in Deurle (en zoals iedere gegoede edelman ook in Brussel) woonde kwam Alfred Charles Joseph de Spoelberch nog naar Londerzeel om er te jagen. Voor zijn jachtgebied in Londerzeel en Wolvertem had hij zelfs een eigen jachtwachter aangesteld. Dat was Cornelis Haverals, die in Londerzeel woonde, en die we in die hoedanigheid in de Londerzeelse klachtenboeken 2 keer in het voorjaar van 1881 zijn tegengekomen. Bleef Adolph Joseph, de jongste van de broers. Het is deze die we na de dood van Ferdinand en van hun moeder in Londerzeel nog part-time zullen ontmoeten. Adolphe Joseph was geboren op 7 november 1839 in Brussel. Hij werd luitenant-generaal. Op 16 september 1873 trouwde hij te Wespelaar met Elisa(beth) Adolphine Amélie Joséphine Ghislaine Willems (1855-1941). Dat de familie de Spoelberch de grootste aandeelhouder werd van wat inmiddels de grootste brouwerijgroep ter wereld, AB-Inbev, geworden is, heeft ze aan dit huwelijk te danken. Juffrouw Willems was immers de dochter van Edmond Joseph Guillaume Willems (Brussel 1831-Wespelaar 1895) en Mathilde Charlotte Appolonie Papin (1835-1902). Ze was geboren
128
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
in Vorst (Brussel) op 10 januari 1855. Haar vader Edmond Willems was een brouwer en had in 1831 de leiding over een Leuvense brouwerij overgenomen. De Brouwerij Artois heeft haar naam te danken aan Adriaen Artois die – als meesterbrouwer sedert 1708 – in 1717 de oude brouwerij de Hoorn overnam. Na zijn overlijden in 1722 werd hij opgevolgd door nakomelingen van vader op zoon tot in 1814 de laatste naamgever, Leonard Artois, kinderloos overleed. Diens zuster Joanna Maria, hoewel met de Leuvense burgemeester J.B. Plasschaert getrouwd maar kinderloos gebleven, liet bij testament van 1821 haar brouwerij in Leuven en het familiedomein in Wespelaar na aan Albert Marnef, die geen familie (volgens sommigen hoogstens een verre neef) maar wel een goede huisvriend was. Joanna Maria stierf op 21 juni 1840. Albert Marnef was intussen getrouwd met Amelia Willems. Hoewel zij 6 kinderen en zelfs 1 kleinkind kregen bleef geen van hen in leven en zo ging in 1868 hun erfenis naar hun neef Edmond Willems die de zakelijke leiding van het bedrijf al overgenomen had. Terwijl de ene dochter van Edmond Willems trouwde met Adolphe Joseph de Spoelberch, trouwde zijn andere dochter, Fanny Eugénie Amélie Willems (1859-1947) met David Gustave Eugène de Mévius (1857-1936). De twee dochters richtten in 1901 de N.V. Brouwerijen Artois op. Het domein te Wespelaer, oorspronkelijk bezit van de familie Artois en vervolgens van de familie Marnef en Willems, is via het huwelijk van Adolph Joseph in handen van de familie de Spoelberch gekomen en tot dusver gebleven. Het kasteel van Wespelaar, waarvan de plannen door archtect Beyaert getekend werden, werd gebouwd in 1881 door burgemeester Willems. In 1954 werd het afgebroken en vervangen door een groot landhuis van architect Pierre Barbe. Op het 90 ha grote domein staan nog 2 kasteeltjes die eigendom zijn van de familie de Spoelberch: Herkenrode en Bosveld. Philippe de Spoelberch; heeft er ook een arboretum aangelegd.
Adolphe Joseph de Spoelbergh en Elisa Willems kregen 6 kinderen: - Guillaume Edmond Joseph de Spoelberch, werd geboren in Wespelaar op 28 juni 1874, trouwde op 28 juni 1900 in Brussel met Colienne Marie Julie de Neufforge (Brussel 1882Ukkel 8/5/1929), dochter van Leon en Marie Catherine Chambers, werd burgemeester in Wespelaar en overleed in Brussel op 27 september 1947. Hij had 2 zonen en 1 dochter. Zijn oudste zoon, Werner Hippolyte Ghislain Joseph de Spoelberch nam als skier in 1936 aan de Olympische winterspelen in Garmish-Partenkirchen deel en, wat zo mogelijk nog belangrijker was, trouwde ca 1940 met Eleonore (Elinor) de Haas de Teichen, een kleindochter van David Gustave Eugene de Mevius en Fanny Eugenie Amelie Willems. Dit huwelijk bracht een sterke concentratie van Stella-Artois aandelen bij de familie de
129
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
-
-
-
Louis De Bondt
Spoelberch tot stand. Voor dit huwelijk tussen familieleden in de derde graad was wel vooraf een kerkelijke dispensatie van de bisschop van Namen nodig. Roger Alfred Ghislain Joseph de Spoelberch, geboren te Brussel op 18 november 1875, volgt. Geneviève Sophie Marie de Spoelberch werd geboren in Wespelaar op 6 juli 1877. Ze trouwde op 7 februari 1901 in Brussel met graaf Joseph René Xavier Ghislain de Pret Roose de Calesberg uit Schoten (1876-1962), kreeg eerst 2 dochters en daarna 2 zonen, en overleed te Antwerpen op 22 januari 1951. De familie de Pret Roose de Calesberg is een andere zeer belangrijke aandeelhouder van de Interbrew groep. Werner de Spoelberch, werd geboren in 1878 en is al in 1884 overleden. Antoinette de Spoelberch, werd geboren 1880. Ze trouwde in 1900 met graaf Louis de Baillet-Latour. Voor dit huwelijk werd op 1 juni 1900 door de ambtenaar van de burgerlijke stand van Londerzeel een certificaat van "geen-bezwaar" naar de gemeente Wespelaar gestuurd. Antoinette is in 1943 overleden. In 1901 kregen ze een zoon Alfred, die in 1936 de brouwerij Artois vervoegde en er van 1947 tot zijn dood in 1980 beheerder was. Olivier de Spoelberch, werd geboren in 1895, trouwde met Madeleine de la Barre d’Erquelinnes, en overleed in 1929, amper 34 jaar oud.
Hierna volgen, chronologisch, de verwijzingen die we in het gemeentearchief van Londerzeel en elders naar burggraaf Adolf de Spoelberch gevonden hebben. 23 juli 1882: Burggraaf de Spoelberch heeft de gemeente 1000 fr. geschonken “tot herkentenis vanzijne verwelkoming op 18 mei laatstleden”. De gemeente beslist om hiervan 300 fr. aan de parochie Sint-Jozef en 700 fr. aan de parochie Sint-Christoffel te schenken, voor het vieren van publieke feesten. In beide lokaliteiten zal een feestcommissie worden ingericht. 7 november 1882: Adolf de Spoelberch koopt tijdens een openbare verkoping door notaris Crockaert, 4ha 62a 85ca land van de armen (bureel van weldadigheid), gelegen aan de Linde, wijk G117 tot 127 en 146, voor 10.040 fr. Het was Adolphe Joseph de Spoelberch die het initiatief nam om architect Hendrik Beyaert, die in 1881 voor het ontwerp van het de Spoelberch landhuis in Wespelaar had gezorgd, kort daarna aan te spreken om ook een kapel voor het park van het Drietorenkasteel te Londerzeel te zorgen. Kan het overlijden van zijn moeder daar iets mee te maken hebben gehad. De kapel, toegwijd aan Onze Lieve Vrouw van Lourdes, werd ingezegend in 1884. Er moet opgemerkt worden dat zowel de familie de Waha als later de familie Boot (op 13 augustus 1757) van het bisdom het privilege gekregen hadden om op Drietoren missen te laten celebreren. Op 13 februari 1884 werden de de Spoelberch goederen in Londerzeel herverdeeld: Het kasteel met bijgebouwen, lusthof, park en vijvers bleef de eigendom van Adolphe Joseph de Spoelberch en zijn vrouw Elisa Willems. Burggraaf Lodewijk Hendrik Thierry Carolus Ferdinandus Maria de Spoelbergh (de oudste zoon van de overleden Ferdinand Charles Joseph, getrouwd met barones Franchette Marie Ghislaine de Woelmont, dochter van Henri Joseph Constant de Woelmont en Cecile Marie de Baillet), eigenaar te Brussel, bekwam de Kaaskantmolen (na zijn overlijden ging die op 7 januari 1926 naar zijn weduwe en kinderen). Burggraaf Anatol Lodewijk Jozef de Spoelbergh, eigenaar te Brussel, kreeg de Gravenmolen maar verkocht die nog het zelfde jaar aan Temmerman-Mostien Severin, molenaar te Londerzeel.
130
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
De Spoelbergh Adolphus Eugenius, eigenaar te Londerzeel kreeg de watermolen van het dorp. Op 11 november 1887 verkocht hij hem aan Frans Desiderius Cools, molenaar te Londerzeel, getrouwd met Joanna Francisca Mertens.
November 1886: Landbouwer Charles Louis Van Assche, handelend in naam van weduwe A. de Spoelberch, vroeg om een deel van voetweg 27 af te mogen schaffen. Deze voetweg lag op de eigendom van burggraaf Anatole Louis de Spoelberch (zie herverdeling van 1884, waarvan hij (Van Assche) de huurder was. Wijk D nr.578a en 580. Dit werd door de gemeente toegestaan op 15 december 1886 mits 47,25 fr. in de gemeentekas te storten (voor de meerwaarde van de grond) 1 mei 1887: Burggraaf de Spoelberch vroeg toelating om een deel van weg nr. 4 (van de Linde naar het kasteel) te mogen verleggen. Sectie G 74a, 72, 71, 69, 67a, 66, 65 en 63. Dat werd op 28 mei 1887 toegestaan, mits a) het werk op zijn kosten zou gebeuren en de weg in alle seizoenen goed berijdbaar zou blijven, b) 150 fr. in de gemeentekas werd gestort (betaald op 26 augustus). 11 september 1889: Er moest een overleden veldwachter vervangen worden. Burggraaf de Spoelberch stelde voor om zijn eigen privé-jachtwachters een dubbele functie te geven door hen tot hulp-veldwachter te laten benoemen. De gemeente ging niet op dit voorstel in. Nadat bij K.B. van 30 maart 1891 de oprichting van een ouderlingentehuis in Londerzeel was goedgekeurd, deed Adolphe de Spoelberch in 1892 een belangrijke schenking aan de hiervoor opgerichte Hospicencommissie 113.
113
De familie de Spoelbergh droeg ook bij tot de bouw van de kerk te Sint-Jozef en de bouw van de meisjesscholen in Sint Jozef en in de Stationstraat.
131
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
In 1892 betaalde burggraaf de Spoelberch een totaal van 2099,61 fr. belastingen (aan Gemeente, Provincie en Staat) en was daarmee de enige inwoner van Londerzeel die mocht kiezen voor de Senaat. In december 1894 liep er in Londerzeel een onderzoek om de spoorlijn 61 (Leireken) tussen Steenhuffel en Londerzeel een ander en veiliger tracé te geven. Daarvoor werd in de Moorhoek 1 hectare 15 are en 89 ca de Spoelbergh grond onteigend. De eerste trein maakte op 1 maart 1899 zijn maidentrip op het nieuwe tracé. Met zoveel grondeigendom (114 hectare rond 1900) was het voor de familie de Spoelberch altijd raak als er iets speciaals in Londerzeel moest gebeuren. Ze was al grond kwijtgeraakt toen in 1838 de spoorlijn Mechelen-Dendermonde door Londerzeel kwam. In 1873 waren er een paar extra aren nodig om de loskaai van het station te vergroten, in 1892 moest de geplande tramlijn een behoorlijke bedding krijgen en in 1899 was de Weststatie alweer te klein er was er nog maar eens een beetje grond van de Spoelberch op het Vriesveld nodig. Begin 1897 had Adolphe de Spoelberch op zijn goederen in Londerzeel en Wolvertem nog 5 eigen privé jachtwachters in dienst. Dat waren de oude getrouwen Jacques Hubert Meeus en Leo Verbelen die ook al voor zijn moeder hadden gewerkt. Eind 1894 waren daar nog 3 hulpjachtwachters bijgekomen: Henri Peeters en Jozef Bruggemans uit Londerzeel en Jan Baptist Verleysen uit Wolvertem. Omdat dit allemaal nogal duur begon te worden, de burgraaf minder en minder naar Londerzeel afzakte en omdat de gemeente bovendien geen deel van hun wedde wilde betalen door ze als hulp-veldwachter aan te stellen, heeft hij in 1897 de jachtrechten verkocht aan de jagers Verspreet (Londerzeel), Bemus (van de kostschool te Kapelle-op-den-Bos) en Smits (Brussel). In 1904 komen we echter terug zijn eigen jachtwachter Verbruggen tegen. Op 9 september 1899 bevestigde de gemeente dat burggraaf Adolphe de Spoelbergh niet in Londerzeel woonde maar wellicht op het kasteel van Wespelaar. Op 14 mei 1900 werd als zijn adres de Rue du Trône 21 in Brussel opgegeven. Kasteel Drietoren was in die periode wellicht verlaten. In 1888 woonde Antoon Verrijken in één der bijgebouwen. En begin 1896 vette Moeyersons kippen op het kasteeldomein. De landbouwprijskamp, die op 8 juli 1900 in Londerzeel heeft plaatsgevonden, was mede door een weduwe de Spoelberch georganiseerd. Die vroeg alleszins om voor die gelegenheid een tombola voor de aankoop van moderne gesofistikeerde landbouwinstrumenten te mogen organiseren. In de zomer van 1910 besloot de gemeenteraad om de gemeenteschool in de Statiestraat uit te breiden. Daarvoor moesten twee percelen grond van burggraaf de Spoelberch (F112 en F113) worden aangekocht. Die had daar geen bezwaren tegen omdat hij “er een voordeel voor de gemeente in zag”. Adolphe Joseph de Spoelberch was provincieraadslid en overleed op 5 april 1913 te Brussel (of was het toch in Wespelaar?). Zijn vrouw Elisa Willems, behield het vruchtgebruik over de goederen van Drietoren tot aan haar dood, op 29 mei 1941. Hun tweede zoon Roger Alfred Ghislain Jozef de Spoelberch werd na het overlijden van zijn vader echter meteen de naakte eigenaar.
132
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
27. Roger Alfred Ghislain Joseph de Spoelbergh (1875/1913-1950) x Elisabeth Emilie L.L.M.G. de Jonghe d’Ardoye De volgende eigenaar van Drietoren was de tweede zoon van Adolpe Joseph en Elisa Willems. Terwijl zijn moeder het vruchtgebruik hield maar in Wespelaar woonde en ook zijn oudere broer op het kasteel van Wespelaar bleef, werd Roger Alfred Ghislain Joseph al in 1913 de naakte eigenaar. Hij was geboren te Brussel op 18 november 1875, waarschijnlijk in de Wetstraat nr. 40. Drietoren tijdens de “Groote Oorlog”. Toen de Duitsers op 29 september 1914 Londerzeel definitief (althans tot 11 november 1918) onder controle kregen, was het Drietorenkasteel door zijn eigenaars verlaten. Het Duitse garnizoen dat een paar weken later naar Londerzeel kwam werd voor het grootste deel in de verlaten rijkswachtkazerne in de Stationstraat ingekwartierd. Officieren die een beetje luxe wilden werden uiteraard bij de meest gefortuneerde burgers gelogeerd. Ook op Drietoren hebben de hele oorlog lang enkele Duitsers verbleven. We kennen zelfs een naam. Op 5 augustus 1915 zag soldaat Michael Schmaderer de kleine Maria Francisca Bogaerts begonia’s in het kasteelpark plukken. Dat was verboden maar het is allemaal goed afgelopen. Van 17 juni tot 20 augustus 1916 overnachtte er ook een deel van het legerkorps dat in deze periode de tramrails in Londerzeel, Meise, Brussegem, Grimbergen, Beigem en Humbeek heeft opgebroken. In de zomer en de herfst van 1917 werden door steenkapper Emiel Praille uit Londerzeel en schrijnwerker Louis Van Hemelrijck uit Imde metsel- en houtwerken uitgevoerd aan het kasteel en aan de woning van de hovenier. Er werd ook gewerkt aan het sanitair. Dat deze verbouwingen vrij aanzienlijk waren blijkt uit het feit dat er een architect, de heer Van Brouen uit Brussel, was voor aangesteld. Zeer waarschijnlijk gebeurden ze met de bedoeling om er nog meer bezettingstroepen in te kwartieren. Of was het misschien voor een lazaret? Op 16 februari 1918 antwoordde de gemeentesecretaris Louis Van Doorslaer nog aan de Zivilkommissar te Brussel, die naar de opvangmogelijkheden voor zieken had gevraagd: “Er bestaat in onze gemeente één gemeentegesticht dienende voor verblijf van ouderlingen van beide geslachten en weezenhuis, met bijvoegsel van een klein ziekenhuis met hoogstens 12 bedden. In dit huis worden op dit oogenblik 12 kranken verzorgd, waarvan 7 door aanstekelijke ziektens aangedaan (typhus en teringlijders). Meer kranken kunnen hierin niet verzorgd worden. Een ongebruikt gebouw, aanhoorigheid van het kasteel van Drytorens, komt in aanmerking om als inrichting voor dezen dienst te kunnen genomen worden, daarin zouden ongeveer 20 kranken kunnen onder dak genomen worden. Als bijzondere maatregelen eventueel te voldoen om dit gebouw in ziekenhuis te herschapen melden wij dat hetzelve nog ontbreekt aan de noodige meubelen ‘t zij bedden en bedgoed hiertoe noodig, en dat binnen de gemeente hieraan in magazijn niets te koop is, noch bij bijzonderen op te vorderen is.” Uiteindelijk werd dit Lazaret niet op Drietoren maar in de villa Cara in de Kasteelstraat ingericht. Tijdens de nacht van 3 op 4 november overnachtten er nog een laatste keer Duitsers in de bijgebouwen van het kasteel. De oorlog liep op zijn einde en de gedemoraliseerde bezetter droop in wanorde en soms zelfs al muitend af. ‘s Ochtens, nadat ze Londerzeel definitief verlaten hadden, stond het koetshuis in lichterlaaie. Of het met opzet in brand gestoken was is niet
133
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
zeker, maar omdat dezelfde feiten dezelfde dag ook op andere plaatsen in Londerzeel en Steenhuffel gebeurden bestaat daar weinig twijfel over. Er verbleven niet alleen Duitsers op het kasteeldomein. Op het Neerhof werden nog altijd kippen “gevet” door handelsvertegenwoordiger Jozef Plaskie uit het Dorp. In de nacht van 11 op 12 juni 1915 werden daar 55 hennen gestolen. Dat jaar was het park met al wat er bij hoorde, de vissen in de vijvers, de planten en de bomen, verhuurd aan advocaat Van der Linden uit Brussel. In 1917 was dat niet meer het geval. In februari 1917, op het einde van de extreem koude winter, liet burggraaf de Spoelberch aan het gemeentebestuur weten (ik citeer uit het verslag van de gemeenteraadszitting van 22 februari) “dat hij als mildadigheid ten voordeele van de armste familiën der gemeente eenige boomen van zijn park wilt ten offer geven. Gezien de lastigheid om deze gift van groen brandhout tusschen de noodlijdende bevolking te verdeelen, laat hij toe dat het hout verkocht worde om vervolgens de opbrengst er van in natuur (kolen) te kunnen verdeelen aan behoeftige familiën.” Dat waren niet de enige bomen die tijdens de eerste wereldoorlog uit het kasteelpark verdwenen. Zonder enige volledigheid te betrachten volgt hierna de transcriptie van een vraag om vergoeding van oorlogschade die op 30 januari 1919 door het Londerzeelse schepencollege naar de provinciegoeverneur werd doorrgestuurd. Monsieur le gouverneur Ci-dessous copie de reconnaissances délivrées par l’autorité allemande pour enlèvement de bois en notre commune. Propriétaire: Viconte de Spoelbergh – Adresse : Rue de l’industrie 40, Bruxelles. - 1 avril 1918 - N° 16 - 19 peupliers 53,20 m³ - par 3 Cie Landsturm 6 infanterie, Bataillon Munster VII 68. - 13 sep. 1918 - N° 7 - 16 peupliers 53,144 m³ - par 1e Compagnie II Landsturm infanterie, Ersatz Bataillon Weimar XI 21. J’estime le m³ à 35 fr. soit fr. 3722,04 Par le collège. In 1918 woonden op het Drietorendomein: - de kasteelbewakers Henri Verstraeten, geboren te Oostnieuwkerke en zijn vrouw Elexandrine Deroppe. - de hovenier Alfons Vleminckx, geboren te Schaarbeek op 21 mei 1891, en zijn zuster Maria Vleminckx, geboren te Schaaerbeek op 4 december 1892. En daarna. Op 17 mei 1923 trouwde Roger Alfred Ghislain Joseph de Spoelberch in Brussel met de 20 jaar jongere gravin Elisabeth Emilie Louis Lucie Marie Ghislaine de Jonghe d’Ardoye, geboren te Brussel op 13 december 1895, de dochter van André Auguste Théodore de Jonghe d’Ardoye (1861-1936) en Geneviève Zoé Jacqueline de Wykerslooth de Rooyestein (18711959). Ze kregen 3 kinderen: - Adolphe André Valentin de Spoelberch werd geboren in 1924. Volgt. - André de Spoelberch werd geboren in Londerzeel op 2 augustus 1925, trouwde met Claude Marie Amédée Thérèse Gabrielle de Clermont-Tonnere uit Bertangles, de dochter van François Amédée, graaf van Clermont-Tonnere en Charlotte Marie de Rohan-Chabot, en kreeg 2 kinderen: Marie Thérèse Elisabeth Gabrielle (1972) en Antoine Audoin Roger François (1975). Burggraaf André was in 1940 al ere-voorzitter (dat wil zeggen dat zijn
134
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
-
Louis De Bondt
ouders als sponsor mochten optreden) van de Londerzeelse en Klein-Brabantse afdeling van de Angora-club van België, die ijverde “ter bevordering en bloei van den kweek van het Angora konijn in de streek.” Valentine Geneviève Antoinette de Spoelberch werd geboren in 1927 en trouwde met Charles Louis Marie d’Espiennes Cornet d’Elzius.
Op 1 augustus 1926 werd een nieuw monument van het Heilig Hart op het Londerzeelse kerkplein ingehuldigd en door hulpbisschop Mgr. De Wachter ingewijd. Het voetstuk was gemaakt door steenkapper Praille uit Londerzeel en het beeld was door beeldhouwer Van Uytvanck gekapt. De centen kwamen voor het grootste deel van burrgraaf de Spoelberch die uiteraard, samen met Majoor de Hennin de Boussu-Walcourt, de ere-genodigde was. Het beeld van het H. Hart op het kerkplein van Londerzeel. Met mijn excuses voor de slechte kwaliteit van de foto maar die dateert dan ook van 1 augustus 1926. En ik heb hem niet zelf genomen.
Bij gebrek aan interessantere dingen, ook nog dit. Tot 16 november 1936 woonde er een Duitse kamermeid op het kasteel. Dat was Maria Hardt, geboren te Biebrich op 17 mei 1896. Hoe we dat weten? Wel, omdat ze bij haar vertrek haar vreemdelingen-identiteitskaart niet op het gemeentehuis had ingeleverd. Roger Alfred Ghislain Joseph de Spoelberch, ridder in de Leopoldsorde, overleed te Brussel op 5 februari 1950. Al voor het overlijden van haar man had gravin Elisabeth de Jonghe d’Ardoye zich in de plaatselijke politiek gestort. In 1939 was ze al schepen en van 1946 tot 1964, 3 legislaturen lang, was ze de burgemeester van Londerzeel. Ze overleed in Londerzeel op 6 juni 1978. Omdat dit allemaal vrij recente geschiedenis is, heb ik mij niet in haar bestuurlijke realisaties willen verdiepen. Maar volgende “anekdotes” mag ik de lezer niet onthouden. In haar officiele biografie zullen we ze immers vermoedelijk niet tegenkomen. Anekdote 1. Zodra de NMBS in 1926 het beheer en de uitbating van het voordien sterk versnipperde Belgische Spoorwegennet had overgenomen, kreeg die de illustere gedachte om kosten te besparen door overal bewaakte en niet bewaakte overwegen af te schaffen. Ofschoon dat doorgaans om landbouw- en/of kerkwegen ging, gebeurde dat nooit zonder massaal protest van de “aangelanden”. In Londerzeel was dat niet anders. Van 29 september tot 14 oktober 1938 liep daar een onderzoek van commodo en incommodo voor de afschaffing van twee haast niet gebruikte overwegen aan de Oosstatie op “den Berg”. De bezwaren, en het waren er vele, werden zoals dat hoorde aan de bevoegde instanties overgemaakt. Londerzeel wachtte af, hoorde verder niets meer en was redelijk gerust in de goede afloop van de zaak. Tot er op een dag spoorwegmannen met prikkeldraad verschenen en beide overwegen afsloten. Dat ging uiteraard te ver. Secretaris Louis Geeroms, hiertoe aangemaand door burgemeester Karel De Keersmaecker en schepenen
135
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Moortgat en Van Assche, nam de pen ter hand en schreef aan het ministerie van openbare werken: “21 maart 1939 - Protest - Mijnheer de Hoofdingenieur - Naar aanleiding van het bezoek dat over een achttal dagen onze Schepen, Mevrouw Burggravin de Spoelberch bij U heeft gebracht, om over de zaak van den afgeschafte overweg aan de Ooststatie te Londerzeel te spreken...” Die brief gaat nog een beetje verder maar we onthouden dat de Londerzeelse schepen, weduwe de Spoelberch, geboren gravin Elisabeth Emilie Louis Lucie Marie Ghislaine de Jonge d’Ardoye, toen persoonlijk op het ministerie te Brussel voor de goede zaak gaan pleiten is... en dat het niet geholpen heeft. Anekdote 2. Nog steeds over spoorwegoverwegen... Op 16 juli 1951 verzocht afdelingshoofd J. Gordts van het Ministerie van Verkeerswezen het gemeentebestuur van Londerzeel om alweer een onderzoek van commodo en incommodo te verrichten, ditmaal omtrent de afschaffing van de onbewaakte overweg 64 op lijn 61 en omtrent het aanleggen van een zijweg om het verkeer, dat van die overweg gebruik maakte, om te leiden naar de bewaakte overweg nr. 65, gelegen op dezelfde lijn, een kleine 100 meter verder. Eigenlijk was dat vreemd. Niet zozeer omdat die overweg onmisbaar was, want meer dan een karrespoor was het in feite niet 114, maar wèl omdat in Londerzeel en verre omstreken het gerucht de ronde deed dat de avonturen van Lijn 61 (het nog steeds befaamde maar vooral beruchte Leireken) stilaan op hun einde liepen. Officieel wist men echter nog van niets en de brief in kwestie bracht dus, alles wel beschouwd, bijzonder voorspoedig nieuws. Want waarom zouden de spoorwegen nog zware kosten maken om een 100 meter lange, mooie en zelfs van riolering voorziene zijweg langs het spoor te leggen als dat binnen zeer afzienbare tijd zou worden opgebroken? 115 Maar Burggravin de Spoelberch, die intussen burgemeester van Londerzeel geworden was, al geruime tijd in de politiek zat en wist hoe de administratie werkte, besloot het zekere voor het onzekere te nemen en schreef, vooraleer zelf kosten aan een onderzoek te besteden, op 8 oktober 1951 de volgende brief: “Ministerie Van Verkeerswezen, Dienst Vervoer, 1ste Dir. Brussel Mijnheer - Vernomen hebbend dat de NMBS voornemens is de lijn Londerzeel-Aalst af te schaffen, hebben wij de eer U te verzoeken ons te willen laten weten of het onderzoek betreffende de afschaffing van overweg nr. 64 nog dient plaats te vinden.” Op het ministerie van verkeerswezen viel de frank, die toen zeer stevig was, meteen. Nog dezelfde dag dat hij de brief ontving verstuurde de heer Gordts (zie boven), optredend namens de minister, een vlammende brief en op 27 november 1951 ontving hij van eerste ingenieur Adam, dienst van de baan, afdeling 32/1, sectie 10, het volgende antwoord: “Mijnheer de Minister Betreft: Afschaffing van overweg nr. 64 van het baanvak Opwijk-Londerzeel. Uw schrijven van 10 oktober 1951 - Een ontwerp van vereenvoudiging omvattende o.a. de afschaffing van het baanvak Opwijk-Londerzeel ligt inderdaad ter studie. Wij gaan akkoord om in afwachting dat de besluiten dezer studie bekend zijn, aan het onderzoek “de commodo et incommodo” met het oog op de afschaffing van overweg 64 te verzaken.” De Heer Gordts bracht op 29 november de burgemeesteresse van Londerzeel op de hoogte van deze brief. Hèm kunnen we dus niets verwijten. Maar wat we ons afvragen, is dit. Heeft de burggravin voor haar opmerkzaamheid ooit een bedankingsbrief gekregen? Tenslotte heeft zij de schatkist toch een paar miljoen, zelfs al waren dat toen nog frankskes, doen besparen.
114
Overweg 64 lag aan de veldweg, 100 meter voor men vanuit Steenhuffel de Watermolenstraat overstak. Men vertelde mij voor waarheid dat er eens 2 ploegen in Ramsdonk aan Leireken werkten. Aan de ene kant waren piossers de lijn aan het herstellen. Een aannemer was op een andere plaats de sporen aan het opbreken. 115
136
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Tweemaal gravin Elisabeth Emilie Louis Lucie Marie Ghislaine de Jonge d’Ardoye
137
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
28. Adolphe André Val. de Spoelberch (1924/1950-)
x Ghislaine Henriette Nadiejda van der Burch Adolphe André Valentin de Spoelberch werd geboren in Etterbeek op 14 februari 1924 en werd in 1950 de nieuwe eigenaar van Drietoren. Hij trouwde met gravin Ghislaine Henriette Nadiejda van der Burch, geboren te Clavier bij Luik op 22 december 1935, dochter van Baudouin Horace Marie van der Burch en Marie Louise Charlotte van der Straten Ponthoz. Ze kregen 2 kinderen: - Rodolpe Roger Baudouin de Spoelberch, werd geboren in 1957 en trouwde ca 1980 met Valérie Genevieve Jacqueline Janssen, dochter van Paul Emmanuel Charles Janssen en Nadine Béatrice Jacqueline van der Straten Waillet. Hij werd gemeenteraadslid in Londerzeel. Rond 2000 hertrouwde hij met Caroline Buisseret - Diane Marie Louise de Spoelberch trouwde met Charles Etienne Axel Adriaenssen. Burggraaf Adolphe de Spoelberch (foto van de website l’événement).
Burggraaf Rodolphe de Spoelberch (foto van de website l’événement).
In 1896, toen de spoorlijn 61 (Leireken) in Londerzeel verlegd werd, was de familie de Spoelberch heel wat grond in de Moorhoek kwijtgeraakt. Na het afschaffen van die nochtans legendarische lijn kreeg hij de kans om deze terug te kopen en hij heeft die met beide handen en bij akte van 6 november 1962 gegrepen. Bij die gelegenheid kocht hij ook de grond van een paar andere families die in 1896 onteigend waren. Men vermoedt dat de bewoner van kasteel Drietoren, die een notoir jager en natuurliefhebber was en is, de voormalige zate ten allen prijze wilde hebben, omdat hij vernomen had dat men tussen Londerzeel en Opwijk een grote verbindingsweg wilde leggen en hij absoluut wou vermijden dat die doorheen zijn domein zou lopen. Dit vermoeden werd mij op 15 september 1996 door burggraaf de Spoelberch zelf bevestigd.
138
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Vereenvoudigd overzicht van de familie Spoelberch en Drietoren Dit schema houdt geen rekening met diverse verdelingen en eigendomsrechten, m.a.w. andere dan de hieronder genoemde personen kunnen een participatie in Drietoren hebben of hebben gehad. De laatste generaties werden om privacy-redenen niet volledig ingevuld. Jean Charles Laurent Joseph de Spoelberch ° 3/5/1750 (of 1752) + 1838 x 8/1/1781 Henriette Marie Philippine Ghislaine d’Olmen-SaintRemy ° Brussel 2/7/1763 + 3/10/1836 Kamerheer van de Koning der Nederlanden Jean Baptiste Louis Charles de Spoelberch ° Br. 20/9/1778 + Br. 12/2/1845 x 20/4/1828 Henriette de Brouchoven de Bergeyck Br. 21/5/1807-Br. 6/7/1881 dv Charles François de Paule en Caroline Marie Joseph de Roose de Baisy Ferdinand Charles Joseph o de Spoelberch ° Br. 6/4/1829 + St. Truiden (?) 29/3/1876 x 1860 den Haag Louisa Carolina Wilhelmina van Brienen van Groote Lindt °den Haag 27/10/1837 + Parijs 31/5/1880 dv Willem Diederik Arnoud Maria en Ida Charl. Nic. Selby
Sophie Henriette Marie de Spoelberch Br.13/11/1831- 1/10/1920 x 1858 Gustave François Xavier Cornet d’Elzius zv Charles Cornet d’Elzius en Rosalie de Borrekens
Sophie Henriette Marie de Spoelberch x François de Putte 1771-
Alfred Charles Joseph o Anatole Louis o Adolphe Joseph o de Spoelberch Joseph de Spoelberch ° Lond. 1/8/1835 de Spoelberch Br. 7/11/1839+ Deurle 2/10/1915 ° Lond. 15/6/1838 Wespelaar 5/4/1913 x 6/1/1871 + Tienen x 16/9/1873 Wesp. Zoé de Kerchove 30/12/1891 Adolphine Amélie de Denterghem Ongehuwd Willems ° Bazel 23/6/1851 ° 10/1/1855-Br. + Elsene 25/5/1931 + 29/5/1941 dv Prosper Joseph en Ernest Jules dv Edmond Joseph Emma Elisab.Vilain XIV Joseph Guill.Willems en de Spoelberch Mathilde Charlotte Tak Deurle ° Lond. 15/6/1838 Appolonie Papin + Lond. 27/1/1857
Louis Thiery Henri de Guillaume Edmond Joseph o Roger Alfred Ghislain Spoelberch de Spoelberch de Spoelberch den Haag 1/71861-Br. Wesp. 28/61874-Br. Br. 18/11/1875-Br. 7/1/1926 27/9/1947 5/2/1950 x Br. 20/5/1885 x 28/6/1900 Br. x 17/5/1923 Marie Ghislaine (FanColienne Marie Julie Elisabeth de Jonghe chette) de Neufforge d’Ardoye de Woelmont ° Br. 10/2/1882 Br. 13/5/1895-Lond. ° Soiron 24/6/1861 + Ukkel 8/5/1929 6/6/1978 + Grez-Doiceau 13/7/1934 dv Leon en Marie Catharine. dv André Aug. Theod. dv Henri en Chambers en Genevieve Zoé Jacq. Cécile de Baillet Tak Wespelaar e.a. de Wykerslooth de Rooyesteyn
Genevieve Sophie Marie de Spoelberch ° Wespelaar 6/7/1877 + 22/1/1951 x 7/2/1901 Joseph René Xavier Ghisl. de Pret Roose de Calesberg 1876-1962
Adolphe André Valentin de Spoelberch ° Etterbeek 14/2/1924 x Ghislaine Henriette Nadiejda van der Burch dv Baudouin Horace Marie en Marie Louise Charlotte van der Straten Ponthoz
André de Spoelberch ° Londerzeel 2/8/1925 x ca 1970 Claude Marie Amédée Thérèse Gabrielle de Clermont-Tonnere dv François Amédée, en Charlotte Marie de Rohan-Chabot
Valentine Genevieve Antoinette de Spoelberch x Charles Louis Marie Cornet d’Elzius ° 1922-
Rodolphe Roger Baudouin de Spoelberch
Diane Marie Louise de Spoelberch
139
Werner de Spoelberch 1878-1884
Caroline Marie de Spoelberch 21/4/1842-4/2/1917 x 30/4/1861 François de Borchgrave d’Altena 16/2/1835-29/9/1902 zv Guillaume en Marie Therese van der Burch
Antoinette de Spoelberch 1880-1943 x 1900 Louis de Baillet-Latour Olivier de Spoelberch 1885-1929 x 1914 Madeleine de Barre d’Erquelinnes 1887-1947
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
140
Louis De Bondt
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
BIJLAGE 1 Het testament van Cyprianus Feye van Jaersma, 1632 in verband met Saeckma Uitgave van Hof van Friesland, archieftoegang 14, inventarisnummer 1677, 308v - 313r M.H.H. Engels, mei 2009 Overgenomen van: http://home.wanadoo.nl/m.bourgonjen/Jaersma/testamentCFvJ.htm#begin [308 verso] Op huyden den 14en January 1636 exhibeerde d'Ed. Mog. Hoochgeleerde Heere Theodorus Saackma, mede Raad ordinaris in den Hove van Frieslant, sekeren principalen testamente sampt Codicil ende versochte sijn Ed. deselve alhier ten fideicommissaire registratieboeck geregistreert te hebben, luyden[de] als volcht. [links hiervan:] Den 22en dito den principale de here exhibent gerestitueert. In den name Godes Amen. Alsoo niet seeckerder is als de doot, ende niet onseeckerder als d'uyre van dien, soo hebbe ick Jr. Cyprianus Feye van Jaersama, geweest hebbende heer tot Haskerhaen, nu wonende tot Leuwarden, willende niet scheyden uyt dit dall der tranen sonder te maecken mijn testament, hebbende mijn verstandt ende memorie, ende dat sonder enige persuasie ofte inductie van imanden, maer door mijn vrijen wille, soo hebbe ick Testator door mijn eygen dictatien in scriptis aldus laten stellen, in voegen ende manieren als hiernaer is volgende. Protestere dat ick geen secten, valsche opinien, noch enige ketterijen, hoe sij oock mogen wesen, ben adhaererende ofte onderworpen, maer belijde ende gelove aen de twaelff articulen des waerachtichs geloofs, thien geboden, ende aen den Evangelischen text conformelijck ende sonder enige altercasie g'expliceert. Bevele dan mijn ziele in de genade mijns Scheppers ende Salichmaeckers Jhesu Christi, ende mijn lichaem d'aerdtsche begraeffenisse tot een blijde verrijsenisse van alle gelovigen. • Ordinerende dat mijn lichaem tot Holwert sall worden gebracht, ende niet eenen nacht sall staen, maer aldaer gebracht sijnde van de gebueren ende niet gereden, sall in den kelder gebracht worden, alwaer mijn heer vader Sipcke van Jaersma, ende mijn vrouwe moeder Maria van Uursule echteluyden met mijn andere vrienden rusten. Daervoor ick Testator de gebueren die mij sullen dragen, een tonne biers eens bespreecke, ende men sall luyders huyren, die mij aldaer sullen beluyden; als te weten s'morgens, s'middachs ende s'avonts, tot elcke stonde een uyre soo lange als ick boven d'aerde sall staen, mijn leedmaeltijt sal men alhier houden binnen Leuwarden, ende des anderen daegs de gebueren die mij sullen dragen te scheep oft op den sleed, ende men sall haer met wijn ende bier well tracteren soo well als de vrienden, ende den derden daegs d'armen weduwen. • Hier beneffens bevelende dat Frouck van Poppema ende haer vrienden in wat lidt dat sij haer oock bestaen, waeronder oock ick begrijpe Maycke Doedt Mols ende hare descendenten met hare mannen die se mogen krijgen, niet sullen wesen noch gebeden sullen mogen worden
141
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
op mijne begravenisse, leedmaeltijt, ofte enich stuck broodt, wijn ofte bier te mogen gebruycken uyt het sterfhuys; van gelijcken en begere nier dat Frouck van Popma noch haeren soon noch dochter nae mijn versterven in den genoemden kelder als andere legersteden, niet mogen worden gebracht noch begraven te worden, noch in mijn gestoelte en mogen sitten, ende dat doene ick ter oorsaecke dat Frouck van Popma seer lelijck soo tegen mij als tegen mijnen heer vader geweest is [309 recto] ende heeft mij laten betaelen, soo van de legersteden als andersins, dat all bij mijnen vader betaelt was. Waerom dat ick niet en begere, dat sij dese sepulturen sullen mogen genieten, bij poene van alsulcke boete ende straffe van de onterffenisse, als hiernaer sall gestelt worden, indien Sipcke ende Maria Jaersma ende Frouck van Popma contrarie deses mochten doen ofte laten doen laten. Casserende ende te niet doende alle Testamenten ende Codicillen die bij mij voor dato deses sijn gemaeckt, als oock alle legaten bij monde ende andersins. • Eerstelijck legatere ick tot profijt van den armen tot Londerzeel, in clein Brabant gelegen, hondert carels guldens, 't welck den heyligen geest meesters aldaer op goeden ende sufficiante panden sullen stellen, om den renten van voors. hondert guldens alle jaren aen broodt uytgedeelt te worden ten eeuwigen dagen, ende men sall alle jaren seggen dat van mij Testator sulcke is besproocken, ende in den rentebrieff sall sulcx gestelt worden. • Item aen de kercke van deselve heerlijckheyt van Londerzeel legatere ick Testator op naevolgende conditien een sekere losbare renthe van twaelff Rijns guldens ende thien stuyvers ofte soo vele min ofte meer als de constitutiebrieff medebrenget, die jr. Engelbert van Doetekum aen mij voor de Schepene van Londerzeel heeft gepasseert, ende aldaer te boecke is staende, voor welcke vs. rente ick Testator die administrateurs van de vs. kercke oblegge een kerckelijcke jaer getijt met sijne behoorlijcke annexe te doen, ende den pastor aldaer te doen predicken, diewelcke mijn doodt aldaer sall vercondigen, ende men sall voorts in gelijcker voegen doen, als ick Testator dede ten tijden doen ick tot Londerzeel woonde voor den Edelen Heer Jr. Joost van Uursele, heer tot Haskerhaen. • Item men sall mijnen naem Jr. Ciprianus Feye van Jaersama alle sondagen uyt het kerckel. boeck verkondigen laten, voor hetwelck den pastor ofte vicarius van de voors. administrateurs van de kercke sall worden geloont uyt die voors. rente, die ick Testator daertoe hebbe geinstitueert, ende constituere mits desen ten eeuwigen dagen daertoe, dat sij sulcken kerckelijcke diensten sullen doen tot ruste van mijn siele, ende oft het mochte gebeuren dat de vs. rente affgelost mochte worden, wederomme op een ander wis pandt gestelt ende bekeert worden tot sodanigen sacras usus als men aldaer voor mijn gesturvene ziele mach doen ende gebruyckelijck is te doen, ende men sall daerbij laeten setten in den brieff, dat het geprocedeert is van Cyprianus Feye van Jaersama, stellende tot opsichter diegene de landen ende het huys tot Drietoorn is toebehoorende, begerende dat dieselve dit executeurschap van dese dispositie soo veel het Brabant aengaet willen accepteren, als oock het legaet van de hondert carels guldens, die ick aen de voorstanders van den heyligen geestmeesters legatere,
142
Louis De Bondt
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
dewelcke honderts gls. de heylige geestmeesters geholden sullen sijn op gewisse panden te beleggen ende in den bryff te laten [309 verso] stellen dat ick die penningen heb gegeven, ende de renthe van dien hebbe geordineert jaerlijx aen den armen bekeert te sullen worden. Welcke voors. hondert guldens met het vs. rentebryff van Jr. Engelbert van Doetekum in vrijen gelden aen de schepenen van Londerzeel sullen worden gesonden, ende so geringe den vs. Schepenen den vs. brieff ende penningen sullen hebben ontfangen, metten copia uyt deses, sullen dan de vs. Schepenen in continenti ontbieden diegene die 't huys te Drietoorn ofte Uursele besitten. • Voorts is mijn Testators wille, indien de vs. renthe van Doetekum niet wert g'imploieert tot sodanigen fine, als ick Testator die besette, ende in desen hebbe geconstitueert, als oock het legaet van de hondert guldens, ende die renthe vandien niet werden geimploieert tot den armen als in desen geschreven is, soo sullen de besitters van het huys te Drietoorn ofte Uursule dieselve twee parchelen mogen aenvaerden als hun vrij eygen. Item legatere ick Testator eeuwelijck ende erffelijck Rycxt Eelsens, huysvrou van Gerryt Botes, de summa van twee hondert Keysers guldens eens, mits dattet onder mijnen hiernae g'institueerde erffgenamen drie jaeren tot vijff ten hondert sall blijven staen. Ende indien mijn eerste g'institueerde erffgenaemen ofte emant van harentwegen desen is breeckende, verdubbele ick Testator het voors. legaet. • Magdaleen Eelsens sall eens voor all hebben de summa van twee hondert car. gls., sall insgelijcken blijven staen onder mijne erffgenaemen, te weten drie jaeren lanck tegens vijff ten hondert, ende verdubbele oock hetselve legaet, soo mijne eerste erffgenaemen van desen in het minste punct sijn inbreeckende. Item legatere ick Geertie Cornelis, nagelatene wedue van mester Frans Abbema, eeuwichlijck ende erfflijck de summa van duysent Keysers guldens, yder gulden op twintich stuyvers gerekent, als oock d'andere legaten gerekent worden; daer beneffens sall Geertien Cornelis hebben een bed met sijn toebehooren datelijcken, maer de vs. penningen sullen blijven staen bij mijn eerste erffgenamen seven jaeren lanck, ende dat vijff ten hondert, ende verdubbele de vs. twee legaten, indien mijn eerste g'institueerde erffgenamen desen niet willen naegaen ofte approberen, ende daerenboven sall Geertie Cornelis noch hebben ende in vrucht gebruycke besitten, haer leven ende langer niet dese mijn Testators huysinge, sonder daer enige borge ofte cautie voor te stellen 't sij voor brandt, verslimmeringe ofte andersins, ende sullen mijne erffgenamen haer het huys wel gerepareert leveren; hier beneffens sullen mijne erffgenamen de grondtpacht alle jaeren betalen, die acht en twintich Keysers guldens is, ende de schattingen oock. Ende dit doene ick Testator dat mijn wijlen heer vader mij belast heeft in sijn Codicillen, ende heb hem daerop de handt gegeven dat ick de voors. Geertie Cornelis een eerlijck henencomen soude maecken, soo eeuwichlijck ende erfflijck, ende het fruchtgebruyck, dit doene ick [310 recto] uyt mijnen vrijen willen ende eygen naemen, sonder daerinne gehouden te sijn, en sall in de voors. huysinge blijven hangen mijn eygen schilderije
143
Louis De Bondt
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
ende de schilderije van mijn wijlen heer vader ende moeder, de groten spiegel, een eyken tafel met een spreed daerover, ende een eyken slaepbanck, ende het silverwerck, sall alles bij inventaris gestelt worden. Sullen oock alle kisten met brieven soo van mijn ouderen ende voorouderen, ende mijn eygen bryven hier altijt in dese voors. huysinge ende alles op een kamer met de kisten daer sij in sijn sullen blijven leggen, ende de verdere bryven die daer niet in sijn, sullen daer oock in gesloten worden, ende den naergenoemden executeur sall naer Geertkens Cornelis doodt ende afflijvicheyt, alle bryven naer hem nemen, ende het silverwerck van gelijcken, ende mijn vordere meublen soo hier als te Holwaert alles bij boelgoedt laten vercopen om de maendstondt. • Ende om te betonen hoe seer dat mij ter herten gaet ende reguard neme op de glorie ende eere van ons Eedel geslachte, soo ist dat ick mijn w. broeder Eelse van Jaersama soone in respecte van sijn moeders quade educatie ende om andere gewichtige redenen meer, hier voorbij gaende, om nochtans metter daedt te bethoonen, hoe seer van mij den eere van Jaersama geslachte beherticht wort. Instituere ick voorts tot alle mijne nagelatene goederen, actien ende gerechticheden, universale erffgenamen, den eersten ofte outsten sone, die van de vs. Sipcke van Jaersama in echte getogen sall worden, mits dat hij nae mijnen name Cyprianus Feye van Jaersama genoemt worde, ende onder vordere conditien ende bedinge van het geniet ende respective bewinde der jaerlijxen incomsten van dien, gelijck nae verclaert sall worden: des is mede mijn uytterlijcke wille ende begeren, dat bij het overlijden van deselve mijne g'institueerde erffgenaem, de voorgeroerde goederen alle, niets daeraff uytgesondert, sullen vorders devolveren ende comen op sijnen eerstgeborenen sone alleen, ende wijders soo man achter man, tot in den thienden graad, onder conditie dat den thienden man ofte soon geholden sall sijn wederom tot den thienden graad te disponeren, ende mijnen naem t'elckens te voeren als boven van mij is geseyt. Maer oft het gebeuren mochte, dat van de voorgenoemde mijn neeff Sipcke van Jaersama genen sone echtelijcken gebooren, ofte nae mij niet genoemt, ofte mijn herediteit van hem gerepudieert werde, immers sijne voorgenoemde descendenten quamen te deficieren, in dier gevalle, substituere ick vulgariter ofte bij fideicommisse, als sulcx ten besten geschieden can, den eersten geboren sone van mijn broeders dochter Maria van Jaersama in wettigen houwelijck getogen, mits dat deselve niet alleen genoemt sall worden nae mijnen name Ciprianus Feye van Jaersama, dan oock de wapens van Jaersma aennemen; ende daerbeneffens 't geniet ende bewint der incomsten laeten sijn ende blijven in voegen, als terstont [310 verso] hiernaer gesegt sall worden; doch van afflijvicheyt ende gebreke van de vs. mijne gesubstitueerde errfgenamen is mijn meyninge ende begeren insgelijcken, dat alle de voorgenoemde goederen sullen vervallen op desselven eersten sone, mits dat denselven genaemt sall werden nae mijnen naem als vooren verhaelt, ende soo wijders man achter man tot in den thienden graad, verbiedende derhalve allesins mede ende oock in alle cas well expresselijcken den detractien Trebellianicae, Falcidiae ofte andere hoedanigen die voor ofte ten lesten van mijne g'institueerde ofte gesub-
144
Louis De Bondt
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
stitueerde erffgenamen bedacht soude moge worden, ende ten eynde beter de reputatie van Jaersama familie geconserveert ende beholden mogen worden, wille ick Testator dat de jaerlijcxe opcompsten van deselve mijne goederen nae aftochte van de lasten, sullen oplopen ende aengeleyt worden ten besten van mijne voorgenoemde eerste geinstitueerde ofte respective gesubstitueerde erffgenamen, totdat sij dartich jaeren out sullen sijn geworden. • Ordinere ende stelle oversulcx niet alleen bij desen den Eerentvesten, seer geleerden Grietman van Dantumadeel, Suffridus Saeckma, tot executeur van dese mijne dispositie int geheel, dan bij gebreke van dien sijnen broeder een uyt haren geslachte, versoeckende ende ordinnerende de vs. personen daertoe tot tutores, curators respective van de voorgenoemde mijne erffgenaemen ofte administrateurs mijner vs. goederen die formel. hier konnen genoemt sijn ofte bevonden mogen worden, specialijck ofte general. haer lieder authoriserende, 't bewint ende regeringe mijner goederen terstont bij mijn doodt ende overlijden aen te nemen, ende met auctoriteyt aen te vaerden, sonder emants inseggen ofte contradictie, hierin te hebben, in aller manieren ofte sij erffgenamen waren, ter tijt de vs. voorgenoemde erffgenamen tot den voorgenoemden ouderdom gecomen sullen sijn; stelle ick Testator ter oorsaecke vandien, den voors. Grietman ofte deselve die naer mijn versterven ende doodt daernaer voor gedenomineert mochten worden, datelijcken oock in de possessie van alle mijne goederen, ende sullen die aenveerden, regeren ende administreren tot profijt van mijne geinstitueerde ende gesubstitueerde erffgenamen, sonder enige inwiesinge te behoeven te versoecken. Sullen oock Sipcke noch Marij Jaersama, noch haer moeder ende vrienden niets haer mogen tegenstellen noch opponeren tegen den voors. executeur ofte curatores administrateurs die bij mij hier gestelt sijn, veel min dat sij haer de possessie sullen mogen ontkeren van mijne goederen, actien ende gerechticheden, ende dat bij poene, indien contarie sijn doende, dat ick de institutie ende substitutie, die op Sipcke ende Marij descendenten uyt liberaliteyt sijn gedaen, bij desen cassere, ende in sulcken gevalle van als nu te niet doende ben, ende sullen alsdan mijne goederen genieten, alle actien ende gerechticheden devolveren ende comen op den heere Doctor Johannes Saeckma, Raedt ordinaris in den Hove van Frieslandt, die ick [311 recto] Testator in cas van onwilligheyt, ende inbreeckinge van dese voor pure erffgename instituere, gelijck ick in de alderbeste forme can doen, ende sall hetselve dan erven op sijn twee sonen, ende indien deselve sonen geen kinderen kregen, soo salt dan op den voors. Johannes Saeckma dochters erven, mits dat sij niet sullen mogen hylicken aen Sipcke noch Marij Jaersama mijn Testators wijlen broeders kinders, als oock aen hare descendenten tot den sesten graadt toe, noch oock mogen accorderen, dan alle mijn actien ende gerechticheden, die ick mach hebben op Sipcke ende Marij ende andere personen tot het uyttersten met proces uyt te voeren, ende daerbeneffens alles wat over de vijff hondert carels guldens ofte daerover betreffende, revys geholden sullen sijn te versoecken, ende indien de heere Saeckma als andere personen, gelijck sijn sonen ende dochteren hierin gedenomineert, het minste punct ofte clausule niet wilden naegaen, ofte haer beswaert vonden mijne goederen
145
Louis De Bondt
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
op de vs. conditien niet wilden hebben, soo sall d'institutie van alle mijne goederen comen op Ritske Sapema mijn neve. Indien dieselve oock op gelijcke conditie als op den heere Saeckma ende sijne kinderen staende is, niet en willen hebben noch aenveerden, soo sullen dan mijn goederen comen ende erven tot onderhoudinge van de armen tot Holwert, dan Sipcke ende Marij Jaersama ascendenten ende descendenten tot den thienden graad toe sullen geen administrateurs sijn van de vs. armen tot wien het goedt sall devolveren; sullen mede d'administrateurs gehouden sijn alle mijne actien, processen ende gerechticheden uyt te voeren die ick tegen Sipcke ende Marij Jaersama enichsins mach hebben, ende met haer lieden niet mogen accorderen, het sij om de gestoelten, legersteden, huysen, landt oft sandt ofte andere goederen die mij mochten betreffen, ende indien sulcx gedaen wort, soo neme ick d'institutie van de armen tot Holwert oock wech, sullen dan alle mijn goederen, actien ende gerechticheden vervallen aen de arme weduen ende wesen die in dese espel sijn wonende, daer mijn huys is behoorende, daer ick Testator in woone, mits dat men d'opsienders vandien in cas van vervallingen, van alle mijne goederen copye ende inventaris sall geven, omdat die alsdan aen de armen mogen gedistribueert worden, verstaende nochtans dat men mijn goederen niet sall vercopen mogen, om de legaten ende schulden. Ordinerende mits desen oock well expresselijcken, dat Sipcke noch Marij Jaersama, hare mannen ende vrouwen noch hare kinderen, all is het saecke dart sij den ouderdom van de gesette jaeren mochten ofte in pupillare aetate vel post pupillarem aetatem sijn gecomen sullen all evenwell gehouden sijn den executeur ofte sequestrateur ofte de voormombers in desen gestelt yts, yts wouden contrarieren, ende haerlieden de possessie van mijn goederen wouden ontkeren naer mijn versterven, ende doordien den qlt. niet wouden admitteren, [311 verso] dan daertegen wouden procederen ofte laten procederen 't sij Frouck van Popma, hare vrienden, kinderen ende descendenten, begerende ende ordinerende dat sij dat effectueren ofte ontfangen, op poene van de onterffenisse ende geen deel hierin te mogen hebben, als praevaricateurs ende contraventeurs die haren tegen mijnen uyttersten willen opponeren, dan d'institutie ende substitutie voort van dese genomen, gelijck boven breder verhaelt is, die op Sipcken outsten soon ofte dochteren is geset ende op Mariens kinderen van gelijcken, sall oock de voors. Curator ofte executeur ofte sequestrateur in desen gedenomineert, alle de legaten hierin verhaelt, ofte noch bij mijn eygen schriften ofte codicillen mach worden verhaelt, betalen met mijn schulden, ende sall alle seven jaeren reeckeninge doen. Waerover sal wesen Ritske Sapema die se hem sall mogen affnemen, ende daertoe geautoriseert sall worden om sulcx te mogen doen met mijn heer Saeckema ende de grietman susters mannen. Waeromme ick Testator legatere ende bespreecke aen den grietman voors., om dat hij de tutele ende curateelschap ende specuteurschap aennemen mijnen alderbesten lakenen mantel, ende alle die genen die over de rekenschap sitten, sullen geloont worden, ende oock den grietman mede van sijn tuteelschap. Ende indien den grietman mocht comen te sterven, soo sall sijn broeder hetselve aenvaerden, die ick Testator daertoe authorisere, ende naer d'afflijvicheyt van dien
146
Louis De Bondt
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
sall hetzelve aenvaerden een van hare susters mannen, dit sal geduyren tot ter tijt toe dat het kintskint van mijn w. broeder tot den houwelijcken staet sall sijn gecomen, ende een soontien sall hebben echtelijck geprocreert, ende volcomentl. dartich jaeren oudt sall sijn. • Hierbeneffens is mijnen uytterste wille ende begeren, dat Sipcke noch Marij Jaersama, noch Frouck van Popma, ende alle hare vrienden met mijn sterfhuys niet en sullen moeyen noch gene van mijn brieven, [in de marge:] noch oock van mijne ouders noch voorouders brieven off instrumenten tot haer sullen mogen nemen, off van imant gegeven sall mogen worden, want Frouck van Popma mijn goederen allenthalven te schade ende schande is maeckende, gelijck sij gesproocken heeft, ende metterdaet sulcx is doende, hierbij ordinerende ofte het gebeurde dat Sipcke noch Marij Jaersma hare moeder ofte vrienden 't sij Tutores ofte Curatores ofte andere personen, die daertoe conden gebruyckt worden, die haerlieden met de scheydinge wouden behelpen, die ick Testator met hare moeder heb gemaeckt, ende mijn Testators wijlen vaders ende moeders dispositie soo te samen ende elck bijsonder gemaeckt niet willen houden, voor een genoegsame scheydinge van goederen tusschen haren sonen ende kints kinderen gemaeckt, ende die willen inbreecken, alsoo oock mijns w. broeders Testamente ofte Codicille niet willen naegaen, dan haer met dese vs. scheydinge willen behelpen, soo onterve ick Testator Sipcke ende Marij Jaersama kinderen ende [312 recto] kints kinderen, ascendenten ende descendenten ende naecomelingen in der eeuwicheyt ende sall dan d'institutie gaen op den heer Saeckma, ende soo voorts op andere hier te vooren gememoreerde personen. • Procederende wijders dat Sipcke noch Marij Jaersama descendenten ende nacomelingen geen restitutie in integrum tsij relijven ofte andersins bij eenigen Prins, Heer ofte hooge Justitie sall mogen worden vergunt. Daeromme derogere ick Testator bij desen alle solemniteyten van rechten die mijne geinstitueerde erffgenamen 't sij sonen ofte dochteren t'samen elck bijsonder behulpelijck connen sijn. Begere derhalven aen alle 't sij hooge ofte leegen rechten dat sulcx niet mach geschieden, dan dat Sipcke ende Marij Jaersama descendenten ende nacomelingen in der eeuwicheyt sullen worden gehouden voor onterft, ende dat ick Testator dan voor erffgename houde ende geset hebbe ende bij desen 't selve ben doende den heere Saeckema ende sijne nacomelingen op conditien als vooren bij de institutie gestelt is. Seggende vorders indien het gebeurde dat Sipcke ende Marij Jaersama t'sampt haer moeder Tutores ofte Curatores, die sij daertoe konden gebruycken, ende de puncten van desen mijnen uyttersten wille niet willen naegaen, noch approberen, dan processen sustineerden ende sonder kinderen ende kints kinderen ende nacomelingen geraecten te versterven, in sulcken gevalle legatere ick Testator ende anders niet aen Jr. Engelbert van Uursule mijnen neve ofte sijne descendenten, welcken voors. Engelbert is een sone van Jr. Jan van Uursule ende Juffrou Jacolina Winters, de summa van vier duysent Keysers guldens eens, ende ofte hij ofte sijn nacomelingen enige actien ofte praetensien souden willen praetenderen op mijn moederlijcke goederen, die ick in Flaenderen ende Brabant vercocht hebbe, 't welck den gemelten Engelbert ende sijne nacomelingen niet connen doen, aengesien dat den gemelten Engelbert ende ick Testator, daer contracten ende
147
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
andersins hebben van gemaeckt, die onvolbreeckelijcken sijn, ofte andersins wouden behelpen, soo sall hetselve legaat van geener waerden sijn, soo wel op den gemelten Engelbert als oock voor sijne nacomelingen gemaeckt. Item ofte het gedaen worden gelijck Frouck van Popma haer laet luyden ende hare vrienden mede, dat sij mijne Testamenten ofte Codicillen weten te niet te pleyten soo door het houwel. contract, dat mijn wijlen heer vader met sijne jongsten sone Eelse van Jaersma, ende bij Frouck van Popma vader ende moeder, ende bij mij Testator mede bevesticht is, daerdoor alles te niete weten te pleyten, soo ist dat ick Testator het voors. houwelijcx contract bij desen ben werderroepende, casserende ende te niete doende door desen mijnen uyttersten wille, vermits Frouck Popma lelijckheyt die se aen mij ende mijnen wijlen heer vader gedaen heeft, ende mijn w. vrou moeder die voor haer tijden eer se mijn broeder krege alle verstorven was, is defamerende met hare vrienden. Ten anderen dat sij de copye van het houwelijcx contract noyt heeft willen laten toecomen, seggende dat vader Jaersama ende ick Testator daer fenijn [312 verso] wouden uytsuygen. Alwaeromme ick Testator statuere, ordonnerende ben bij desen, dat Sipcke noch Marij Jaersama haer moeder ende moederlijcke vrienden in der eeuwicheyt met het voors. houwelijcx contract niet sullen mogen behelpen, ofte behelpen laten, ofte enige andere bryven ende instrumenten die sij heymelijck onder haer is houdende, ende sij mach weten bij wat manieren sij dieselve gekregen heeft, dit alles op poene ende verbeurten van alle mijn goederen, actien ende gerechticheden, die op Sipcke ende Marij Jaersama kinderen ende kints kinderen t'samen ende t'elck bijsonder conden comen ofte erven. Ende opdat dese mijne testamente, dispositien sijn behoorlijcken effect sall mogen sorteren, soo derogere ick Testator alle solemniteyten van rechten, die ick om kortheytshalven geremitteert ende achtergelaten hebbe, sulcx doende bij desen die principalijcken mijn geinstitueerde erffgenamen sullen wesen, als te weten Sipcke oudtste soon ende sijne kinderen, ende daernae Marijens kinderen ende hare descendenten, t'samen ende elck in solidum ofte elck besonder behelpelijck conden sijn, ende voorts mijne andere geinstitueerde erffgenamen, ofte legatarissen die iets tot inbruecke ende invalidatie tenterende ofte tot ondersoeckende tegens desen mijnen testament, codicil ofte uyttersten iets wilden doen, 't sij directel. ofte indirectel., vermits ick desen met rijpe deliberatie, goets moedts mijn verstande ende memorie te volle gebruyckende welle machtich gemaeckt hebbe, revocerende ende wederroepende wederom (gel. ick oock in beginsel deses heb gedaen) bij desen allen testamenten, codicillen, laesten ofte uyttersten wille 't sij bij monden ofte andersins in scriptis gedaen, houdende daerom geen ander testament, codicill ofte uyttersten wille van weerden als desen, daer recht op sall worden gedaen, ende 't gene ick Testator onder mijn handt ofte in scriptis noch mach doen. Willende datselve van sulcken weerden sall wesen ofte het in desen ware geinsereert, ende sall desen gehouden worden voor een testament, codicil, nuncupatyff ofte voor uyttersten bespreck des doodts; daeromme ten laeste derogere ick Test. alle solemniteiten van rechten, die mijn de institueerde erffgenaem ofte erffgenamen int alderminste punct haer mochten ofte conden behelpen dat
148
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
atterende waeren tot inbreucken van deses, 't sij dat Frouck van Popma, ofte Sipcke ofte Marij vrouwen ofte mannen bij mijn beschrijvinge der goederen haer mochten indringen, hiermede wederom verbiedende gelijck ick in dese heb gedaen, dan sullen de vs. gedenomineerden executeur daermet moeten laten geworden, dit alles bij poene van d'onerffenisse, gelijck ick Sipcke ende Marij Jaersama (met alle haer moeders vrienden) hebbe verbonden, te weten Sipcke ende Marij Jaersama descendenten ende ascendenten. Alsoo den getuyge den inholt deses niet is voorgelesen, soo neme ick Testator aen dat dese onderteyckeninge haer sall sijn onschadel., ende neme ick Testator aen haer onder mijne hypothequen ten allen tijden costeloos ende schadeloos te guaranderen ende met mijn persoon en goederen t'ontheffen, ende dat onder allen legen [313 recto] ende hoogen rechten ter eerster instantie mij justitiabel, mij submitterende ende ter oorsaecke vandien soo subscribere ick Testator hetselven, ende stelle mijn eygen handt hieronder, ter oorsaecke vandien dat de getuygen mogen sien, dat dit mijnen volcomen ende uyttersten wille is, ende verclare ick Ferdinandus van Diepenbeeck dit testament ende codicillen (sijnde septem paginas cum medio groot) met mijn eygen handt geschreven te hebben, ende tot meerder confirmatie vandien heb hetselven mede bevesticht, naerdat het den Testator hetselven well gelesen ende doorlesen hadden, sijnde tesamen op een tijt, uyre ende plaatse tot den Testators huysinge vergadert, als namel. Theod. Laurimannus, Andreas Henrici postulant ende fiscael van Leuwarderadeel, meester Hans Valck van Neurenborch clockgieter, Cornelis Martens laeckenbereyder, Guilliam Pieters mr. slotmaecker, ende den voorn[oem]den Ferdinandus van Diepenbeeck sampt Eduardus Henrici notarius publ., diewelcken alle van hem Testator om desen als gelooffweerdige getuygen te verteyckenen expresse geroepen ende gebeden sijn, ende naerdat hij Testator in haer lieder praesentie desen eerst met sijn handt hadde verteyckent, hebben sij voornoemde getuygen de verteeckeninge op sijn Testators versoeck alsoo gedaen in een context sonder dat d'een van den anderen voor de volle bevestigen is gescheyden, gelijck boven geroert, ende sijn deselve getuygen alle borgers ofte inwoonders deser stede, dewelcke nochtans vant inhouden van dese dispositie onwetende sijn, als allene het voorst ende het achterste verstanden; exempt dat in praesentie van gedachte Theodoro Laurimanno, Andrea Henrici ende mij Diepenbeeck den Testator de gansche dispositie de verbo ad verbum door den voors. Eduardo Henrici is voorgelesen, behalven dat oock deselve vier getuigen beneffens d'andere vordere tegelijck hebben aengehoort het begin ende het eynde van desen testamente. Actum tot het Testators huys bijnnen de voors, stadt Leuwarden den vijff en twintichsten February, Anno duysent ses hondert twee ende dertich, 25en February Ao. 1632, ontrent ses uyren naer noen. Onderstonden C.F. van Jaersma, Theodorus Laurimannus, A. Hendrix, H. Falck van Nuerenberg, Cornelis Martens, Gilian Peterssen, E. Henrici N. Publ. ende Ferdinandus van Diepenbeeck met hun gewoontl. togen. Nae gedane collatie tegens den principale testamente, verteekent als boven, is deesen daermede
149
Louis De Bondt
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
bevonden te accorderen, in kennisse van mij, desen 14en January 1656. Ter ordonnantie van derselve H. Scheerhagen 1.14. 1656 Volgens de lijst van genodigden voor de begrafenis van Albert Ornia, 1636, woonde Jaersma in Leeuwarden "bij de put", achter de Grote kerk. Het klein consentboek van 1628, fol. 214r, geeft een huis aan niet ver daarvandaan: "Antie Dircxdr. wonende binnen Sneeck" verkocht voor 320 ggl. op 28 november aan "Joncker [Sipcke] Feye van Jaarsma wonende binnen Leeuwerden seecvkere huysinge ofte woninge staende binnen Leeuwerden vs. in de Bontepapestraet vooraen in deselffde straet", dat "bij den gemelten Joncker Jaersma ende Joncker Sipcke van Jaarsma, sijn vader, bewoont wordt ende mij denselffden van Lucia Willems gewesene conventuale mijnen overledene moye aenbeerfft". Jr. Ciprianus Feije van Jaersma, overleden op 4 november 1636, is op 10 november vanuit de Bontepapesteeg begraven in Holwerd; OAA-L1215/418 en OBW-645. Cyprianus Feye van Jaersma was eerst (10-2-1605) gehuwd met Saeck van Burmania (overl. 17-7-1607, begr. Huizum 23-7-1607) en vervolgens met Cornelia van Tjepnia, uit Alkmaar (overl. 9-10-1623). Frouck van Popma was op 28 mei 1617 getrouwd met Aeltze van Jaersma. Saecke van Rinia/Ringia, de vader van de moeder van Johannes Saeckma, was gehuwd met Romck van Jaers(a)ma; beiden liggen begraven in de kerk van Holwerd, de een overleden in 1560, de ander in 1577. Ritske van Rinia, oom van Johannes Saeckma, woonde op Jaersmastate te Holwerd; Saeckma's moeder, Fedt van Rinia, woonde als weduwe bij haar broer in. Over voorvallen die in 1580 te Leeuwarden hebben plaatsgehad, schreef de jezuïet Willebrordus van der Heyden (1595-1638). Uit het afschrift (Tresoar 6305 Hs/19; niet: XIX), dat A.J. Bruinsma gemaakt heeft van het origineel in het archief van de parochie van de Bonifatiuskerk, is het volgende overgenomen. Van het klooster Sint Catharina "in de bonte pape steegh ... zijn in 1580 ongetrout gebleven drie nonnen, te weten Janne Canters onderpriorinne, Anne Gerrits, Lucie Willems, en twee werkzusters te weten [Agniet] Wibes ende Griet Joostes, die van de stadt gepacht hebben drie huysen van 't clooster, het sieck-huys van de bonte pape steegh, 't huys daeran ende Jaersmahuys. De andere sijn getrout." In het "liber beneficiorum" (inv. van het oud-archief der stad Leeuwarden, 1893, nr. 269) staan op blz. 17 recto en verso de "Namen ende toenamen van de witte nonnen binnen Leuwarden dewelcke een yegelijck voor hun quota tot hun levensstondt uytte incoomen vant selve clooster heur jaerl. onderholdinge genieten soe volcht In den eersten dertien choernonnen doot - Dorothea Harmensdr. priorinne; 1 - Joanna Jacobs; doot - Anna Warners; doot - Clara Jans: desen elcx L£ 2 - Anna Gerryts; doot - Dominica Jans ; 3 - Sy Luythyes; doot - Anna Willems; 4 - Cely Pieters; 5 - Appolonia Andries; 6 - Helena Pieters; 7 - Lucia Willems; doot - Anna Syierdts: desen elcx XXXV £ doot - Geertruydt Dominicus exivit [= is uitgetreden] verleden somer in den hoytijt; doot - Cely Taeckes exivit een maent voor Allerheili[gen]: desen elcx XXV £ Leecke susters 8 - Trijn Pieters olt LV jaeren; 9 - Anna Dominicus; 10 - Lysbeth Bauckes; doot - Martha Feyes; 11 - Griet Joostes; 12 - Magdalena Jacobs; 13 - Agniet Wybes: desen seven leecke genieten elcx XXXV £ doot - Barber Eeckes exivit over twee jaeren, is woonachtich te Dockum: XX £ Beloopen dese pensionen syaers VIIcLX £. Blijven oever boven de jaerlixe opcomsten IcL £." Inventaris van de inkomsten van het klooster 'Witte Nonnen ofte twaelff apostelen' is op 23 februari 1580 opgemaakt (blz. 9-12): de naamlijst is van later datum.
150
Drietoren- Het domein en de heerlijkheid te Londerzeel (1100-2000)
Louis De Bondt
Inhoud Enkele praktische beschouwingen Vooraf 1 – Verklaring van enkele Feodale Begrippen Het middeleeuwse concept ‘bezit’ Het middeleeuwse concept ‘belasting’ De middeleeuwse bronnen en hun beperkingen Vooraf 2 – Het begin van onze geschiedenis Eerste aanzet tot een stabiele bestuurlijke organisatie (100-1100) Het ontstaan van de grote abdijen Periode 1 – 1140-1210 - Screyhane Screyhane en de Grimbergse Oorlog Periode 2 – 1210-1595 – Van Londersele dictus van Nursen Hendrik 1 van Nursen Gillis van Londersele dictus van Nursen Reynier 1 van Londersele dictus van Nursen Reynier 2 van Londersele dictus van Nursen Godevaert van Ursene Reynier 3 van Ursene Lanceloet van Ursene Willem van Ursene Philips van Ursene Hendrik van Ursene Philips van Ursene Jan van Ursene Philips van Ursene Joos van Ursene Periode 3 – 1595-1608 – Van Jaersma Cypriaen Feye van Jaersma Periode 4 – 1608-1719 – Van Doetinghen tot Rande Engelbert van Doetinghem Philips Willem van Doetinghen Jan Jacobus Pacificus van Doetinghem Periode 5 – 1724-1754 – de Waha Anna Maria de greve, weduwe de Waha Jan Baptist de Waha Periode 6 – 1754-1828 - Boot Gaspar Joseph Boot Karel Hendrik Ghislain Boot Periode 7 – 1836 – de Spoelbergh Ferdinand en Henriette Marie Philippine d’Olmen de Saint-Rémy Jean Baptiste Louis de Spoelbergh Ferdinand Charles Joseph de Spoelbergh Adolphe Joseph de Spoelbergh Roger Alfred Ghislain de Spoelbergh Adolphe André Valentin de Spoelbergh Bijlage 1 – Het testament van Cypriaen Feye van Jaerma (1632) Inhoud
151
4 5 5 7 8 9 9 13 15 15 19 20 21 22 23 24 25 27 29 32 39 41 49 55 58 59 60 69 70 82 84 95 96 97 98 99 106 111 111 115 121 126 133 138 141 151