Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
1
Louis De Bondt
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Auteur:
Louis De Bondt
Lay-out:
Louis De Bondt
Louis De Bondt
Omslagfoto: Wal van het oude Hof te Moortere -Louis de Bondt Gedrukt bij:
CreateMyBooks
Overname is toegestaan mits vermelding van de titel van dit boek en de naam van auteur en uitgever.D/2019/L. De Bondt.
2
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
3 Verdwenen Hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs feodaal statuut
Het Ridderhof en het Goed te Moortere Het Hof en het Goed te Luyts Het Hof en het Goed te Boots
3
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Vooraf Over de geschiedenis van een redelijk aantal ‘domeinen’ in groot-Londerzeel zijn we intussen al zoveel te weten gekomen dat ik er afzonderlijke boekjes heb kunnen over schrijven. Enkele zijn al zovele eeuwen geleden verdwenen dat we zelfs het bestaan ervan vergeten waren. Ik denk hierbij aan het Hof van Marselaer in de Bontestraat en het Hof den Berg in de Lakeman, allebei in Steenhuffel. Maar ook nu zijn er nog een aantal waar we bitter weinig over weten. Meestal gaat het daarbij over grote boerderijen maar er zijn ook nog enkele ridderhoven bij. Voor Londerzeel gaat het in eerste instantie over het Hof te Moortere, het Hof te Luyts, de Schriekhoeve en het Hof te Boots, Voor Steenhuffel moeten we zeker ook nog de Robbroekhoeve, Coudenhage en het Cloothof bespreken. Het Kaashof is van recentere datum maar heeft een voorgeschiedenis... Voor Malderen rest er nog het Kattenbroek; Winterpoel heb ik al in een bijlage bij ‘ten Broecke en Groenhoven’ behandeld. Voor al deze historische leengoederen moet ik met een quasi leeg blad beginnen. We zullen wel zien hoe ver we geraken. Ik begin met twee 2 Hoven van het Huis van Dendermonde en een derde waarvan de bewerkte gronden grotendeels van datzelfde Huis van Dendermonde waren. Nog een waarschuwing vooraf. Dit boek gaat in de eerste plaats niet over heraldiek. De getoonde wapenschillen horen zeker bij de naam bij de welke ze staan maar niet noodzakelijk bij de juiste familiestam.
4
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Het Huis van Dendermonde in Londerzeel Hier, in ons deel van het Hertogdom Brabant, ver van de hoofdzetel die in Leuven lag, en op de grens met het Graafschap Vlaanderen, was de grondverdeling en de eigendom ervan verre van homogeen. Het grondbezit was grotendeels tussen de volgende Leenheren verdeeld: De Hertog van Brabant. De Heren van Grimbergen, die na hun verloren opstand tegen de hertog toch een grote invloed behielden. Een aantal grote Abdijen. De Heren van het Land van Dendermonde (zelf onderhorig aan de Graaf van Vlaanderen). Deze bijzondere situatie is van grote invloed op de geschiedenis van onze gemeenten geweest maar ik ga er niet dieper op in. Dat doe ik op vele andere plaatsen in overvloed. Ik beperk mij hier tot de bezittingen (leengoed, cijnsgoed en schoofrechten) van het Land van Dendermonde. In 1430 had dit in Londerzeel minstens 10 hoofdleenmannen 1: 1. Willem van Ursene was hoofdleenman van een leen- en laathof (met bedrijf van meier, schepenen en erflaten), een kasteel op Ursene (Drietoren) met bijgebouwen en gronden (17 à 18 bunder groot), en nog eens 26 à 27 bunder die in onderleen gegeven werden (ik heb 35 onderlenen in Londerzeel ontdekt). Bovendien had hij nog 2 onderleenmannen in Liezele en 5 onderleenmannen in Baasrode. De geschiedenis van dit Dendermondse leengoed heb ik zeer uitvoerig in ‘Londerzeel-De geschiedenis van Drietoren’ proberen uit te leggen. 2. Jacob vanden Beemde was hoofdleenman van 1 bunder (ca 1,25 ha) grond, de helft op de Boonweyt en de andere helft op de Eerdbrugge. In 1540 was hij dat nog steeds. In 1608 – na enkele tussenpersonen die we niet kennen - ging dit leengoed over naar Franchois van Hove, de zoon van Hendrik. 3. Jan Bode was, naast onderleenman van Ursene, zelf hoofdleenman voor 1 bunder land op het (Cleyne) Eertbruggeveld. In 1440 was hij overleden en was zijn dochter Ivette Bode de nieuwe hoofdleenman. In 1513 komen we Heindric van Hasbrouc in die hoedanigheid tegen. 4. David de Rademaker was hoofdleenman van 1 bunder, de helft op de Eerdbrugge naast Jacob van den Beemde en tegen de Broeckstrate, en de andere helft op het Scooflant. In 1440 leefde hij nog. In 1514 was Hendrik de Moor de hoofdleenman. In 1602 werd het verhef bij het Leenhof van Dendermonde gedaan door Marten de Bocq, zoon van Henrick, maar het was zijn vrouw Marie van den Bossche, dochter van Christoffel, die de hoofdleenman was. Na de dood van zijn vrouw, in 1608, deed Marten de Bocq (nu Merten Bocx) een nieuw verhef, deze keer in eigen naam. 5. Katheline Robbrechts, de vrouw van Jacob vander Cammen, was – zowel in 1430 als in 1440 - hoofdleenman voor 1 bunder land bij de Meysvondel (aan de beek in de huidige 1.
1
Algemeen Rijksarchief - Denombrementen van de wetachtige kamer van Vlaanderen – Index 137. Veel van hetgeen volgt heb ik bij stukjes en beetje bijeen gesprokkeld. Vooral enkele transcripties van Marcel Slachmuylders hebben mij flink geholpen. Daarna, In 2013, heeft het Algemeen Rijksarchief onder de titel ‘Het de Leenhof van Dendermonde in de 15 eeuw’ de transcriptie van de heer Willy Stevens online gezet. Ik heb mijn oude gegevens uiteraard aan de hand van deze prachtige transcriptie gecontroleerd. 5
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Brusselse straat) waarvan de helft in onderleen gegeven was aan Cornelis de Smet. In 1514 vinden we hier Willem vander Cammen, haar zoon of kleinzoon, als hoofdleenman. 6. Robbrecht vanden Moortere was hoofdleenman van een heerlijkheid met a) een leenhof met meier en leenmannen, met rechtsbevoegdheid over 22 bunders grond, vooral gelegen op Sneppelaar en de Moorhoek, waarvan 12 bunders in onderleen gegeven waren aan 14 helaas niet bij naam genoemde leenmannen. b) een laathof met erflaten en geleende schepenen, goed voor een jaarlijkse opbrengst van 12 mudde rogge, 1 mudde evene en 12 schellingen groote. In 1440 en later is er in het archief van het Land van Dendermonde geen sprake meer van deze heerlijkheid als afzonderlijke entiteit. En daar was een reden voor zoals we in het eerstvolgende deel ‘Het Ridderhof te Moortere’ gaan ontdekken. 7. Wouter van der Messien was in 1430 en nog altijd in 1440 de hoofdleenman van 2 volle lenen en 1 klein leen, in 1440 bestaande uit: Een recht op een vijfde schoof, goed voor 3 mudde rogge en 15 schellingen groote. Een laathof met 11 erflaten, samen jaarlijks goed voor een jaarlijkse cijns van 33 schellingen en 4 deniers tournois, 30 schellingen tournois, 8 Pond en 10 schellingen payements, 9 kapoenen (gesneden hanen), 4 hoenderen, 6,5 viertelen evene, 4 broden en 1 mestdag. 2 Volle keuren, 1 halve keur (- 1/8), en een achtste keur in totaal 13 keurhoe2 ven . Een leenhof met vol bedrijf van meier en geleende schepenen en rechtsbevoegdheid om te goeden, te ontgoeden, te erven en te onterven, en dat over: 10 à 11 bunders aaneengesloten land (3 percelen) aan het Hof te Luucs (= te Luyts). En 39 bunders grond verdeeld over 14 onderleenmannen. Dat waren: ◦ Jonker Daneel van Bouchout (van Diepensteyn): 2 dagwand in het Oude Goed ten Voorspoele. ◦ Adriaen Bode: 10 bunders in het goed te Boots aan de Heide. ◦ David de Rademaker: 5 dagwanden Ten Gehuchte ◦ Lysbeth sRademakers, dochter van David: 1 bunder Ten Gehuchte naast het veld van haar vader. ◦ Heindrik van den Perre: 1 bunder op de Cleynen Hooghdries (tegen de Winterpoel in de Pluimennest). ◦ Joos van Wachene: ½ bunder Ten Hooghvelde. ◦ Jan van Opstalle: 5 dagwanden op het Hooghvelt. ◦ Jan van Buggenhout alias Jan vanden Wreeackere alias Jan de Ronde: huis en hof en ½ bunder grond aan de Wreeacker (bij het Vossenlhol, de Langenhof en de Asscheryestraat) ◦ Gillijs van Thienen: 3 dagwand huis en hof den Thienaert, naast het Hof te Luucs (Luyts) op de beek. 2 1. Bij de dood van de persoon die de keur ‘draagt’ heeft de keurhouder (niet noodzakelijk de leenman) het recht om uit de inboedel het mooiste pand voor zichzelf uit te kiezen (bij ons meestal door een geldbedrag ter waarde van 3 jaar cijns vervangen).
6
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
◦ Heinrijc Soengiaert: ½ bunder ten Wreeacker naast het straatje. ◦ Gillijs de Clerc, alias van Heechoute: 3 dagwand huis en hof Ten Eechoute (niet de huidige Eekhout maar wellicht het gebied ten noorden van de Watermolenstraat). ◦ Jacob van den Beemde: 1 dagwand op de Mose en 1 dagwand binnen zijn eigen hofstede. ◦ Segher van den Heetvelde, op de Pee(r)dshoeve aan het Hoorenbeecxveld te Steenhuffel.), 5 bunders groot (voor meer details: zie Heerlijke Leen-, Laat- en Cijnshoven in Steenhuffel). ◦ Eggerijcx van den Broucke, 5 dagwanden op het Vlietken (of Vlierken) in Liezele. De meeste van deze goederen werden na 1440 door de andere hoofdleenmannen opgeslorpt (zoals hierna onder 8. zal blijken). De geschiedenis van het Hof tye Luyts en van het Goed te Boots komt verder in dit boekje aan bod. 1. Wouter Brugman was in 1430 de hoofdleenman van een leengoed maar we hebben daarover geen details. Gelukkig deed zijn zoon Adriaen Brugman in 1513 een nieuwe aangifte en daaruit weten we dat het over een heerlijk leengoed met een tienschoof ging, met een eigen meier en onderleenmannen en de bevoegdheid om te goeden, ontgoeden, erven en onterven (de betreffende eigendommen te verkopen of te hypothekeren). Het bezat zelfs de macht om zekere (kleinere) straffen uit te spreken. In 1513 waren al enkele delen van de hiervoor beschreven leengoederen bij dat van Brugman gevoegd). Brugman had (in 1513) volgende achterleenmannen: Alaert Benthin: voor 1/10 van de schoven van Mosewijck (of Molenveld?) en 1/10 van het hout (kan ook als 1/10 van de schoven van Ten Houte geïnterpreteerd worden). Willem de Raymaker: voor 11 dagwand. Jorijs van Voorspoele, zoon van Jan: een heerlijkheid in Londerzeel (dit zijn de 11 bunders land voor het Hof te Luyts en mogelijk nog wat aansluitende percelen waarvan in 1440 Wouter van der Messien de hoofdleenman was). Het godshuis van Faens in Antwerpen, vertegenwoordigd door Pauwel vanden Broucke: 1 bunder in 2 percelen. Adriaen Brugman (zijn kozijn) samen met Aert Utenhove, zoon van Heyndrick (ieder de helft): voor 10 dagwand en 32 roeden op het Rijlant, 5 dagwanden op de Hoeve, 6 dagwanden op het veld ‘de Tien Dagwand’, 6 dagwand van het Herteken en 1 dagwand naast de ‘Wijde Mersch’ Jan Slachmoldere: voor vijf dagwand op de Nederpeysseghem. jonkvrouw Anna van Marselaer dochter van Gillis: voor 5 bunder ‘het Goet ten Buekele (bij het huidige Hof ten Winkele). Cornelis Andries, zoon van Christoffel alias tSmet: voor 4 bunder Ten Buekele. Naast deze 8 hoofdlenen met diverse soorten van leen- en cijnsopbrengsten, had het Land van Dendermonde in Londerzeel nog enkele schoofrechten die zelf heerlijke leengoederen vormden en waarvoor het nog eens (minstens) 2 hoofdleenmannen had. 1. Gillis van Obberghen was hoofdleenman voor een heerlijkheid van schoofrechten met volgende onderleenmannen:
7
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Jehan van den Moortele, de eigenaar van het Ridderhof te Moortere: een schoofrecht op 3 bunders grond. Willem van Asbrouc: een schoofrecht op 6 dagwanden. Jehan van der Groelst: een schoofrecht op 1 dagwand. Margriete Beckenels: een schoofrecht op 1 dagwand. Jehan de Keersmakere: een heerlijkheid met schoofrecht, recht op een jaarlijkse rente en het beste pand bij de dood van de schuldenaar. Jehan van den Bemde: een schoofrecht op een half bunder Hendrick van Asbrouc: een schoofrecht op 3,5 dagwanden. David le Rademaker: een schoofrecht op 3 dagwanden. Catherine Belyns: een schoofrecht op 1 dagwand. Hendrick van der Hofstat: een heerlijkheid van schoven. Hendrick de Rademakere: een schoofrecht op 1 dagwand. Elyzabeth van den Rode: een schoofrecht op 6 dagwanden. Gillis de Poortere: een schoofrecht op een half bunder. Jehan Feerman: een schoofrecht op 1 dagwand. Jehan le Rademaker: een schoofrecht op een half dagwand. Hendrick van der Cleye: een schoofrecht op 1 dagwand. Catherine van Brachene: een schoofrecht op 2 dagwanden. Jacob van der Hofstat: een schoofrecht op op 3 dagwanden (daarvan moest 1 halster rogge aan het klooster van Gremberghe afgestaan worden). De Kapelanie van Londerzeel: een schoofrecht, deels omgezet in geld en een erfelijke jaarrente. Adriaen Tielins: een schoofrecht op 1 dagwand. Peeter van der Hofstat: een schoofrecht op 1,5 dagwand. 1. Christiaen de Wolmont (de Woelmont) was hoofdleenman voor een heerlijkheid van schoofrechten met bedrijf van meier, laten en geleende schepenen, en met de bevoegdheid om te goeden en te ontgoeden (regelen van eigendomsoverdracht). Met de volgende onderleenmannen: De kinderen (nota: dit zijn de bastaarden) van Daneel van Bouchout: een schoofrecht op een half bunder. Heer Jehan van Ranst, priester: een schoofrecht op 4 dagwanden. Agnese de Buggenhout: een schoofrecht op 1/2 dagwand en ½ bunder op de Steenbuekel. Hendrick de Rademaker: een schoofrecht op 5 dagwanden op het Rademakers Velt. Elyzabeth tsRademakers: een schoofrecht op 1 bunder. Peeter van Scouwenbrouc: een schoofrecht op ½ bunder. Hendrick van der Poorten: een schoofrecht op 5 dagwanden in Liezele. Hendrick van der Poorten: een schoofrecht op ½ bunder. Jehan van den Bemde: een schoofrecht op ½ bunder. Willem van Opstalle: een schoofrecht op 5 dagwanden. Marcus van Wachent: een schoofrecht op ½ bunder. 8
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Margriete de la Valee (van de Walle?): een schoofrecht op 10 bunders. Deze Christiaen de Woelmont was, via zijn zuster Catharina die getrouwd was met Arnold van Rode, de oom van Marie van Rode (of van Roeye). In 1494 trouwde deze Marie, net weduwe van Jan Estricx geworden, met Jan 3 van Voorspoel uit Londerzeel. Ze overleed omstreeks 1515 maar had voordien, toen haar oom Christiaen van Woelmont in 1490 zonder directe erfgenamen overleed, veel van hem geërfd. Daar was zeker ‘het Schaetbroeck’ in Overijse bij. Het wordt meer dan aannemelijk dat ze ook deze schoofheerlijkheid in Londerzeel erfde en dat na haar dood haar zoon Jooris van Voorspoel er de hoofdleenman van werd (zie ‘Het Goed van Voorspoel en Oudenhove’). 1. Margriete van Reynghersvliet noemde zich hoofdleenman van een leen van schoofrechten op verschillende partijen grond in Londerzeel. Er worden geen datum en details vermeld zodat ze misschien (zelfs waarschijnlijk) de opvolgster van één van de vorige hoofdleenmannen was. Zou het kunnen dat iemand de naam ‘Margriete’ verkeerd gelezen heeft en dat het eigenlijk ‘Martina’ zou moeten zijn? Deze Martina, de dochter van Jacques “de bastaard van Boelare”, is immers omstreeks 1460 getrouwd met Joos Vilain, de stamvader van het geslacht Vilain Quatorze en de eigenaar van het Hof den Bergh aan de Steenhuffelse kant van de Lakeman. Hun zoon Daneel Vilain (zie verder) zou na 1500 nog vele andere delen van het Goed van Dendermonde verwerven. In 1534 waren al deze lenen en heerlijke rechten onder slechts enkele hoofdleenmannen gecentraliseerd. 1. Hendrik van Ursene, de kleinzoon van Willem, was nog altijd de hoofdleenman van het bovenomschreven Ursene-goed waar naast “den Holen Zyp (dat een leen van het Land van Grimbergen bleef) waarschijnlijk een stuk van het goed van de Moortere was aan toe gevoegd. Dat zou verklaren waarom Stoffelijne van Ursene, een dochter van Hendrik en een zus van Philips, op 16 september 1557 de 5de en de 6de schoof van 5 dagwanden van de voormalige ‘goeden vanden Moirtere’ kon erven. Bij dat schoofland hoorde een “omwaterd bergsken” van 1 dagwand groot waarover we het zo dadelijk zullen hebben. 2. Jooris (Joos) van Voorspoel, zoon van Jan 3 en Marie van Rode, was in 1513 al één van de negen onderleenmannen van Adriaen Brugman, zoon van Wouter, met name van een heerlijkheid bestaande uit 11 bunders land voor het Hof te Luyts en mogelijk nog wat aansluitende percelen. Later was daar ook het goed te Boots op de Heide bijgekomen. Hoe hij aan de schoofheerlijkheid van Christiaen de Woelmont geraakte heb ik eerder uitgelegd. 3. Daneel Vilain, was een tot voor kort onbekende Steenhuffelenaar die, zoals we ontdekten, samen met zijn vader Joos en zijn moeder Martine van Reynghersvliet, in de periode 1480-1520 – zo goed als de rest van de over heel Londerzeel verspreide Dendermondeeigendommen verworven had. Alleen 1 bunder op de Eerdbrugge, 0,5 bunder op het Scooflant en 0,5 bunder op de Boonweyt (die in 1430 Jacob van den Beemde en David de Rademaker als hoofdleenman hadden) waren daar niet bij. In 1534 – aldus historicus Alphonse Wauters in zijn ‘Histoire des environs de Bruxelles’ – annexeerde Hendrik van Nassau, de heer van Grimbergen, 2 heerlijkheden met een cijnshof en een feodaal hof. De eerste behoorde toe aan Georgius (= Jooris) van Voorspoel en zijn vrouw (moet stiefzus zijn) Ludovica (moet Katelijne zijn) Estricx; de tweede was van Daneel Vilain. Deze kleine (zo klein waren ze nu ook weer niet) heerlijkheden hingen af van het feodale hof van Dendermonde. 9
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Behalve wat ‘kleine’ foutjes, die ik heb gecorrigeerd, is dat allemaal juist. Ik heb deze belangrijke overdrachten zowel in ‘Het Steen op de Heuvel’ (voor het deel Vilain) als in ‘Het Goed van Voorspoel en Oudenhove (voor het deel Voorspoel) beschreven. Na 1534, of eerder na 1540 toen alles geofficialiseerd werd, zijn enkel Ursene en de 2 bunders op de Boonweyt, de Eerdbrugge en het Scooflant nog leengoed van het Huis van Dendermonde gebleven en is al de rest deel van het Land van Grimbergen geworden (het centrum met de Burcht, de wind- en de watermolen) was dat al voordien.
Zeer belangrijke opmerking over het gemengd statuut Ofschoon ik dit boek met een uitweiding over de aanwezigheid van het Huis van Dendermonde in Londerzeel begonnen ben, hadden de hoven die ik hierna ga beschrijven een dubbel statuut. Terwijl de bewerkte landbouwgrond grotendeels tot het Huis van Dendermonde behoorde hebben de gebouwen en het erf van zowel het Hof te Luyts als van het Hof te Boots – voor zover bekend – altijd van het Land van Grimbergen afgehangen. Van het Hof te Moortele weet ik het niet. Het is geen toeval dat in de oude documenten zowel van een Hof te Moortere, Hof te Luyts en Hof te Boots als van het Goed te Moortere, Goed te Luyts en Goed te Boots gesproken wordt. De eerste waren Grimbergs leen (van het Hof te Moortere ben ik dus niet zeker), de andere waren deel van het Land van Dendermonde tot ze in 1534 naar het Land van Grimbergen werden getransfereerd.
Kaarten De genoemde toponiemen zijn – voor zover ze betrekking hebben op Londerzeel – in een iets modernere schrijfwijze en cursief gedrukt 3 op de volgende twee kaarten te vinden. Uiteraard is de plaatsing zo goed als mogelijk benaderend. De plaatsnamen die ontbreken zijn: De Mose: dat is het veld tegenover de Bergkapel, aan de andere kant van de straat. Het Vossenhol en de Langenhof: waren 2 aan elkaar grenzende percelen in de hoek Stationstraat-Kasteelstraat-Chrysantenlaan. Rijlant, Hoeve, het ‘Tien Dagwand’ veld, het Herteken, de Wijde Meers en Nederpeysseghem: deze namen heb ik nergens anders aangetroffen. Misschien moeten we ze buiten Londerzeel zoeken.
3 1. Het Broekveld ligt 2 keer op de eerste kaart. De cursief gedrukte naam is de oorspronkelijke locatie. Het huidige Broekveld had men beter het Bootsveld kunnen noemen.
10
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
11
Louis De Bondt
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
12
Louis De Bondt
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Wat we al wisten… 13
Louis De Bondt
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Op blz. 334 van het 4de deel van zijn ‘Histoire des Environs de Bruxelles’ (1852) schreef historicus/archivaris Alphonse G.G. Wouters (vertaald): “Daar dichtbij (bij het Hof ter Hellen in Londerzeel) lag het Hof ten Moirtere (1 juli 1591). Margaretha Van Boechout, weduwe van René Vandenmoertere en vrouw van Hendrik, zoon van Olivier van Duffel, was de eigenares van een nabijgelegen onderneming (de Coevoetmolen?). In 1431 stond ze die af aan Robert, de zoon van ridder Jan Vandenmoertere. Meer wilde hij ons hierover niet vertellen. Ik denk te weten hoe dat kwam. Als archivaris van de stad Brussel had de heer Wouters immers alleen het archief van het hertogdom Brabant tot zijn beschikking. Het Hof te Moortere was echter geen leengoed van het hertogdom Brabant, maar van het Huis van Dendermonde (graafschap Vlaanderen), zoals we zullen zien. Alles wat nu volgt was – tot nu – door niemand meer geweten.
14
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Jan vanden Moortere en een burenruzie (1384). Van ca 1368 tot 1420 was Gillis 2 van Boechout, getrouwd met Aliane van Reyngersvliet, de heer van het Steenhuffelse Diepensteyn. In tegenstelling tot vele heren voor en na hem heeft hij er ook daadwerkelijk verbleven. Zijn leven heb ik uitgebreid in de ‘Geschiedenis van Diepensteyn’ beschreven. Een deel van wat we daar van weten hebben we aan het verslag van “de grote enquête van 1389 in de Ammanie van Brussel” te danken. Dat was een grootschalig onderzoek dat, op bevel van hertogin Johanna, naar het gedrag van haar leenmannen en functionarissen werd ingesteld. De onderzoekscommissie onderzocht 129 dorpen. Meestal bleef ze maar 1 dag of nog minder ter plaatse. Met uitzondering van de vrijheid Brussel (4 dagen maar geen meldingen) en Asse (4 dagen) werd nergens langer dan 2 dagen halt gehouden. In Steenhuffel bleven de enquêteurs 2 dagen en ze ontvingen er 21 klachten. In Londerzeel kwamen ze niet omdat het hertogdom Brabant daar geen leenmannen had. Een aantal van de klachten die in Steenhuffel opgetekend werden ging over de heer van Diepensteyn, maar die interesseren ons in deze niet. Behalve deze… Gillis 2 van Boechout had een hoop honden die hij door de mensen van Steenhuffel en op hun kosten liet grootbrengen, maar was daarnaast ook de trotse eigenaar van een bruine beer, die hij zelf groot bracht op Diepensteyn. Op een mooie dag besloot die de wijde wereld in te trekken. Ver kwam hij echter niet want snel werd zijn aanwezigheid op de naburige eigendom van ridder Jan van de Moutere opgemerkt. Ridder Jan vond er niet beter op dan de arme asielzoeker af te slachten. Tussen beide ridders is er toen een lange en hoogoplopende ruzie gevolgd. De getuige, die dit tijdens een proces in 1384 vertelde, kon zich evenwel niet meer herinneren hoe die afgelopen was.
In de grote enquête van 1389 wordt een Jan van de Moutere alias Jan van den Mortere, alias Janne van den Mortenere een viertal keren vermeld. Eén keer in Ruisbroek (bij Puurs) waar hij in onmin met een Jan van der Lichtert leefde. De andere drie keren is het in Londerzeel waar hij in de problemen kwam omdat hij – in oorlogstijd – een zekere Ysenbarde naar Vlaanderen vergezeld had om er op de vrije markt een paard te kopen. Van zijn leenman
15
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Heinric van den Dale 4 zou hij ook eens onterecht 17 mudden haver te veel hebben opgeëist. In 1383 bedreigde ridder Jan dezelfde Heinric van den Dale wegens een ruzie over een hond, zodat die (van den Dale) zich verplicht zag om met zijn gezin naar Brussel te verhuizen. Vermoedelijk was Jan van den Mortere geen gemakkelijk mens en liefst geen man om ruzie mee te krijgen. Zijn in de buurt van Diepensteyn gelegen eigendom moet het Hof te Moortere zijn geweest. Later zullen we ontdekken waar dat lag maar ik kan nu al vertellen dat het in het grensgebied Moorhoek/Sneppelaar in Londerzeel was. De 2 kilometer afstand van zijn hok in Steenhuffel was voor een beer goed te belopen. Het zou kunnen dat de vrouw van ridder Jan vanden Moortere Catharina van Mortsele heette. Ik kom hier nog op terug.
1.
4
Naast onderleenman van Jan van de Moortere was Hein van den Dale, samen met zijn broer Aerdt en nà Magriete vander Couteren, ook leen- en cijnsman van het Land van Grimbergen voor a) land op de Sporct, b) 1 dagwand land op, de Ganshoeve en c) 1 bunder heide bij de Galge (dat is allemaal in de buurt van het huidige industrieterrein. Hij bezat een duifhuis hetgeen betekent dat er heerlijke rechten aan zijn leengoed verbonden waren. Enkel heren en kloosters mochten immers zo’n duifhuis hebben. 16
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
1430 - Robbrecht vande Moortere, leenman van Dendermonde Sorry dat ik in herhaling val. In 1430 had het leenhof van het Land van Dendermonde minstens 10 hoofdleenmannen op het grondgebied van Londerzeel. Dat waren Wouter vander Messien , Willem van Ursene, Jacob vanden Beemde, Jan Bode, David de Rademaker, Katheline Robbrechts, Wouter Brugman, Gillis van Obberghen en Christiaen de Woelmont. Dat zijn er al negen. Der tiende was Robbrecht vanden Moertere. In 1430 werd hij hoofdleenman van een heerlijkheid met erflaten en 22 bunder grond, vooral gelegen in de Moorhoek en op Sneppelaar. Ter gelegenheid van het verhef van 11 juli 1430 bij het Leenhof van het Land van Dendermonde 5 werd deze eigendom beschreven als volgt: Een Heerlijkheid in Brabant, gelegen in Londerzeel. Met een jaarlijkse rente-opbrengst van 12 mudde rogge, 1 mudde evene en 12 schellingen ‘groote’. Met een niet genoemd aantal erflaten op 10 bunders cijnsgoed. Met 14 onderleenmannen op 12 bunders leengoed. Met een eigen bank, samengesteld uit zijn leenmannen voor het leengoed en ‘geleende’ schepenen voor het cijnsgoed. Deze Robbrecht was de zoon van de eerder genoemde ridder Jan. Het is hij die in 1431 een in de buurt van het Hof te Moortere gelegen onderneming van Margaretha van Boechout kreeg. Ik herhaal wat Alphonse Wouters daarover schreef: “Margaretha Van Boechout, weduwe van René Vandenmoertere en vrouw van Hendrik, zoon van Olivier van Duffel, was de eigenares van een nabijgelegen onderneming (de Coevoetmolen?). In 1431 stond ze die af aan Robert, de zoon van ridder Jan Vandenmoertere”. Een beetje meer uitleg zou zeker welgekomen zijn. Gelukkig kan ik die ook geven. Margaretha van Boechout was de dochter van Jan (ca 1320-1362, zoon van Jan, onder meer heer van Diepensteyn, en Elisabeth Taye 6), burgemeester van Brussel, die – naast 5 bastaarddochters - met zijn onbekende vrouw ook 1 helemaal legale dochter had. We kennen 7: • Margaretha ° ca 1365 (?), zijn wettige dochter, trouwde a) met Reinier vanden Moortere en b) in 1425 met Henry de Duffle (al weduwnaar van Agnes van Thielen). • Catharina, non in Ouwergem • Elisabeth, non in Leliëndael • Catharina b, non in Herentals Reinier vanden Moortere (René voor de mensen die in de eerste decennia van het bestaan van ons vaderland geen Nederlands mochten spreken) was de oudere broer van Robbrecht en dus eveneens een zoon van ridder Jan. Toen hij omstreeks 1423 overleed en Margaretha van Boechout zonder kinderen achter bleef was die laatste al te oud om met haar tweede echtgenoot Henry de Duffle (Hendrik van Duffel?) nog nageslacht te kunnen krijgen. Het is 5 2. Willy Stevens, ‘Het leenhof van Dendermonde tijdens de 15de eeuw’, Algemeen Rijksarchief, toegangsnummer 1548, blz. 326. 1. 6Zie de ‘Geschiedenis van Diepensteyn’ voor meer details. 7 2. . Christophe Butkens, Tropheés tant sacrés que profanes du duché de Brabant, tôme 2, 1724, blz. 270
17
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
dus logisch dat ze de eigendom in Londerzeel, die ze als kleindochter van de heer van Diepensteyn had geërfd, al in 1431 aan haar jongere Londerzeelse schoonbroer overliet. Ik neem aan dat die schoonbroer, Robbrecht vanden Moortele dus, toen al kinderen had en dat zijn erfopvolging verzekerd was. Henry de Duffle (Hendrik van Duffel?) was de zoon van Olivier. In 1425, toen hij met Margaretha van Boechout trouwde, was hij al weduwnaar van Agneese van Thielen waarmee hij een dochter had. Die heette Maria en trouwde op latere leeftijd met Nicolaes van de Werve 8 (ca 1350-1431), zoon van Jan II en Clara van Wijneghem, die uit zijn eerste huwelijk met Catharina van Wilre al voor 1431 (het jaar dat Nicolaes overleed) reeds 5 zonen en 2 dochters had. Het zal wel niet helemaal toevallig zijn dat zijn oudste twee zonen hun echtgenote in het Londerzeelse gaan zoeken zijn: Michiel van de Werve (+1438), ridder, schepen van Antwerpen, heer van Hovorst (Viersel onder Zandhoven) trouwde, zeker voor 1424, met Catharina vande Moortere. Niemand kan mij iets over haar afkomst vertellen, maar ik heb zo’n vermoeden, zie verder. Jan van de Werve (+1430) trouwde met Sapientia van Ursene (° ca 1369), dochter van Reinier en Sapientia Veele Rongmans (Roggemans bij sommigen) van het Hof van Asschreyane (het latere Drietoren) te Londerzeel. Zie de ‘Geschiedenis van Drietoren’ voor meer details. Het bedrijf dat Margaretha van Boechout in 1431 aan haar schoonbroer Robbrecht van het Hof te Moortele geschonken heeft kan niet de Koevoetmolen zijn. Deze werd in 1390 door ridder Jan van Marselaer gebouwd en is tot 1547 de eigendom van de opeenvolgende heren van Marselaer gebleven. Jan van Marselaer had overigens met Robbrecht vanden Moortele niets te maken. Wèl met diens broer Gillis die in 1403 met zijn dochter Alyse van Marselaer was getrouwd. Waar de eigendommen van Margaretha van Boechout lagen weet ik niet. In het oude archief van het Land van Grimbergen zit wel een denombrement uit 1467 van Jan de Poirtere, de zoon van Lanseloet, die zich leenman noemt van land op het Diepenbroekveld, naast de goederen van Margriete van Boechout. Margriete was toen weliswaar al een tijdje overleden maar plaatsbepalingen liepen doorgaans een generatie achter. Het Diepenbroek ligt achter de watermolen van Diepensteyn, waar overigens het ‘Diepenbroekstraatje’ begon (nu als veldweg een deel van de Molenbeekwandeling tussen de watermolen en de Drietorenstraat). Zou het kunnen dat het ‘bedrijf’ van Margaretha de eerste Diepensteynmolen was. Over de vroegste geschiedenis van deze molen is eigenlijk nog niets geweten.
1.
8
Nicolaes van de Werve, raadsman van hertog Philips de Goede, burgemeester van Antwerpen. 18
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Vande Moortere in Londerzeel in de 14de en 15de eeuw. Bij gebrek aan uitgebreid archief van het Land van Dendermonde ben ik ook in de oudste leenboeken van het Land van Grimbergen (1372, 1417 en 1543) naar de naam vanden Moortere gaan zoeken. Omdat het grondgebied van Londerzeel tot dan zeer versnipperd was en tussen die twee leenhoven verdeeld, was het haast onvermijdelijk dat belangrijke mensen gronden van allebei bezaten. Het resultaat daarvan is het volgende stamboomfragment. Het is grotendeels correct al heb ik de generatie die tussen 1410 en 1425 geboren is wel uitsluitend aan Robbrecht vanden Moortere toegewezen. Zijn broer Reinier was immers kinderloos. Van Gillis weet ik het niet maar in de meest volledige genealogie van de familie van Marselaer 9 heb ik geen kinderen van hem en Alyse van Marselaer gevonden. Op geneanet geeft Werner De Winter wel een dochter, namelijk Kathelijne vanden Moortere die trouwde met Aert van Meerstraeten, de zoon van Roeland en Yda van Steynenmeulen. De opgegeven geboortedata kloppen daar evenwel niet goed. Eén opmerking nog: het feit dat ik iemand leenman van Grimbergen noem betekent uiteraard niet dat hij daarnaast ook geen leenman van Dendermonde kon zijn. Gheerd van Mortle (° ca 1310) Een vol Grimbergs leen dat in 1372 al van Heinric vanden Broecke was 10.
Goly (Guiliam, Willem) vanden Mortere (° ca 1335). In 1372 cijnsplichtig aan Grimbergen voor de Alyskene op de Mortere dat in 1419 van Lonijs vande Cruce was (vanden Cruce had samen met met Heynric van Heysbosch ook Grimbergs cijnsgoed op Sneppelaer) - 1 bunder beemd te Coevort naast de 4 bunders van Claes van Marslaer (in 1419 was dit bunder naar Jan van Heyenbeke overgegaan). Gheert vanden Moortere (° ca 1340) In 1372 en 1419 genoemd als cijnsman van het Land van Grimbergen voor de moeren op Sneppelaer en voor land op de Hulst, samen met Magriete sPoirters; ook pachtgoed. NN (vrouwe) vanden Moortere (° ca 1345) Had in 1419 cijnsgoed (een eussel van 6 dagwanden) achter de Boecdonc in Londerzeel, na Wouter vander Boecdonc. Nà haar kwam Henric de Poirtere op deze grond. Jan vande Moortere (° ca 1347) x Catharina van Mortsele (?) 11 Genoemd 1383, 1384, 1389, 1419 – Heer en ridder - door J. Wouters, in Histoires de environs de Bruxelles, genoemd als tijdgenoot en gebuur van Gielis van Bouchout van Diepensteyn - Bedreigde in 1383 Heine vanden Dale, wegens een ruzie over een hond, zodat die met zijn gezin naar Brussel moest verhuizen - In 1419 nog genoemd met 6 dw cijnsland (van het Land van Grimbergen) in het Diepenbroek na Adelysse vanden Broecke . Reinier vanden Moortere (ca 1370-1422) x Margaretha van Boechout (+na 1431). Margaretha van Boechout was de enige wettige dochter van Jan (ca 1320-1362, zoon van Jan en Elisabeth Taye, burgemeester van Brussel, die daarnaast nog 5 9 1. Baudouin Walckiers, Les Marselaer à travers 5 siècles, 2009, blz. 10 2. Deze Heinric vanden Broecke (ook van Nursen) is ofwel a) een zoon van Gielis, geboren ca 1300, getrouwd met Elisabeth van Marselaer en hertrouwd met Catharina Baecx (hij woonde op het Hof ten Broecke in Malderen), ofwel b) de zoon van de vorige Heinric en Catharina Baecx, geboren ca 1330 en getrouwd met Elisabeth Pipenpoy. 11 1. Zie voetnoot bij Catharina vanden Moortere.
19
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
bastaarddochters had). Er waren geen kinderen. (Een deel van) haar erfenis in Londerzeerl ging in 1454 naar Robbrecht vanden Moortere. Gillis vanden Moortere (° ca 1375) x 1403 Alyse (Alice) van Marselaer Gillis was schildknaap – Alyse, ° ca 1366, was de dochter van Jan van Marselaer en Catharina vander Meeren (Hof van Marselaer te Malderen en bouwer van de nabijgelegen Koevoetmolen) – Genoemd in Opwijk en Buggenhout 12. Robbrecht vanden Moortere (° ca 1380) Genoemd in 1419, 1430 en 1440 – In 1419 genoemd als cijnsman van het Land van Grimbergen ‘vanden Cluyskene’ - Hoofdleenman van het huis van Dendermonde in 1430 van een heerlijkheid met erflaten en 22 bunder grond. Robbrecht vanden Moortere (° ca 1410) In 1466 genoemd met eigendom bij het Meerken te Sneppelaer Peter vanden Moortere (° ca 1415) Veroorzaakte in 1438, samen met 4 vrienden uit Steenhuffel (waarbij een van Boechout) en nog enkele anderen, schade aan de dieren van Gillis de Boschmeyer, een poorter van Mechelen. Jan vanden Moortere (° ca 1420) Vanaf ca 1480 Sneppelaer Hof, 1 bunder cijnsgoed van Diepensteyn, na Aert Boeyheems (die zeker niet in Londerzeel woonde) - Huurde vanaf 1477 ook 7 dw van Diepensteyn (op Sneppelaer) nà Lanseloet de Poirtere. Bouwen (Boudewijn) vanden Moortere (° ca 1425) Werd tussen 1466 en 1483 cijnsman van Diepensteyn voor a) een huis te Snepplaer naast Eggrix hof (na Heyn vander Meeren en Laurette van Ghint) en b) beemden en heiden te Sneppelaer (na achtereenvolgens Dieric van Sneppelaer, Heyn vander Meeren en Lanseloet de Poirtere). Catharina vanden Moortere 13 (° ca 1385) x a) Michiel vande Werve, ridder, heer van Hovorst, hoofdschepen van Antwerpen (1432-1433), b) Jan van Mechelen, burgemeester van Antwerpen in de periode 1461-1469).
12 1. Dat deze Gillis een zoon van ridder Jan was staat nergens geschreven. Maar dat hij van Londerzeel was is vrij zeker. Ook de andere kinderen van Jan van Marselaer zijn ‘in de geburen’ getrouwd: Gillis met Lysbeth de Luu (Hof den Bergh in de Steenhuffelse Lakeman), Anna met Reinier van Ursene (Hof ten Broecke in Malderen) en Catharina met de Steenhuffelenaar Wouter van Buyseghem. Alleen Maria, die trouwde niet. 13 1. Dit deeltje van mijn genealogie is zuivere speculatie. De naam van Catharina is in het Londerzeelse archief niet te vinden. Ik baseer mij op de eerder veronderstelde familiebanden om Catharina een zus van Reinier, Gillis en Robbrecht senior en dus de dochter van onze ridder Jan te noemen. Volgens de on-line genealogieën ‘van de Werve’ op het Internet was Catharina-Katline wel degelijk een dochter van een Jan vande de Moortere. Haar moeder zou Catharina van Mortsele (Van Martselen volgens de auteurs vanhet 2 deel van ‘Nobilaire des Pays-Bas et du Comté de Bourgogne, blz 2120) geheten hebben. Haar grootouders zijn niet gekend. Eén enkele keer heet haar grootvader weliswaar Claes maar dat kan een verwarring met Nicolaes vande Werve zijn.
20
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Het einde van het Hof te Moortere in Londerzeel. Als de geschiedenis van het Hof te Moortere al belangrijk was dan hebben we het grootste deel ervan ongetwijfeld gemist. In 1440 werd het aangeslagen. De reden daarvan is mij niet bekend. Die zal iemand in het Nationaal Archief in den Haag moeten zoeken 14. De betreffende documenten zijn alleen dààr aan de balie in te kijken. Intussen moeten we het doen met wat we onder indexnummer 887 van de Inventaris van de Nassause Domeinraad: Raad- en Rekenkamer te Breda 1170-1580. (S.W.A. Drossaers, 1948) kunnen lezen. Daar staat: “Vidimus (navertellingen in 1460) van drie akten dd. 1440 betreffende den gerechtelijken verkoop van de goederen van Robertus van den Morter Johanneszoon. en Wilhelmus van Meltbroec in Londerzeel, Malderen, Lippelo, en Calfort aan Godefridus van Beringhen Johanneszoon. Dus: in 1440 werden de goederen van Robertus Robbrecht vanden Moortere, zoon van Jan, gelegen te Londerzeel (en misschien nog elders) , na een uitspraak van de rechter aan Godefridus van Beringhen, zoon van Jan, verkocht. Rest ons nog een antwoord te vinden op de vraag wie Godfried van Beringhen en de andere sukkelaar Wilhelmus van Meltbroec waren en waar we hun aangeslagen eigendommen moeten zoeken. De vermelding van Lippelo doet wel de kans toenemen dat de vanden Moortere’s te Londerzeel en die op het Hof te Moortere, alias het Hof met de Wallen alias Taxkenhoef in Lippelo dezelfden waren. Niet makkelijk… Maar de hardwerkende mensen van Google hebben natuurlijk niet voor niks miljoenen boeken gescand en – zij het meestal in stukjes verknipt– op het Internet gezet.
Vanden Moortere in Lippelo De drie bronnen die ons iets over het Hof te Moortere (later Hof met de Wallen en Taxkenshoef) in Lippelo kunnen vertellen 15 maken ons niet veel wijzer. Het ressorteerde onder de hertogen Van Brabant, maar later kwamen er ook gronden van de heren van Grimbergen bij. In 1356 vonden we daar een Floris (van)den Moertere als hoofdleenman van een leengoed met 42 onderlenen. Dat jaar was er daar ook al sprake van van een volwassen Jan vanden Moertere die waarschijnlijk ridder en mogelijk een broer of zoon van Joris was. In 1378 is dit leengoed door een huwelijk met een vanden Moertere de eigendom van Reinier vanden Broecke worden en door het huwelijk van diens dochter Joanna was Everaert de LeeuwConiers al in 1415 de nieuwe eigenaar. Natuurlijk kan Floris vanden Moertere uit Lippelo een broer van Gheerd van Mortle uit Londerzeel zijn geweest. Een (erf)opvolging tussen een vanden Moertere en een vanden Broecke is zowel in Londerzeel (1372) als in Lippelo (1378) te vinden. Maar in 1440 hadden de vanden Moortere’s (en met name Robbrecht) op de nog bestaande omwalde versterkte motte in
14 2. het Nationaal Nederlands Archief, ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap – archiefinventarisnr. 1.08.01 – Nassause Domeinraad, Reg. nrs. 1428-1430 en 1824 15 3. A. Honings, Bijdrage tot de geschiedenis van Lippelo, 2 delen, Sint-Amands, 1981-1987, deel 1, p. 2533 - J.A. Van Elsen, Geschiedenis van Lippeloo, Merchtem, p. 37-38 - A. Wauters, Histoire des environs de Bruxelles, nieuwe uitgave van de originele tekst van 1855, deel 6, Brussel, 1972, p. 264-265.
21
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Lippelo al minstens een kwarteeuw niets meer te zoeken. Op een paar nabijgelegen gronden misschien nog wel.
Wilhelmus van Meltbroec In een denombrement aan het Leenhof van het Land van Dendermonde van 5 augustus 1440 noemt Willem van Ursene, heer van Drietoren, de vrouw van Willem van Melsbroucks als zijn (onder)leenman van 2 bunders grond gelegen te Schouwenbroek 16. Volgens een andere denombrement aan hetzelfde Leenhof, deze keer gedaan door Philips van Ursene, wellicht in 1451 want het document is niet gedateerd, was de kerk van Londerzeel, vertegenwoordigd door kerkmeester Peeter van Voorspoel, toen de nieuwe onderleenman. De naam van Melsbrouck of Meltbroec ben ik nog niet in andere documenten in verband met Londerzeel tegen gekomen, maar dat zegt niets want documenten uit deze periode zijn schaars. Mogelijk was er geen direct verband tussen wat Willem van Meltbroec en Robbrecht vanden Moertere in 1440 overkwam, maar dat hij eigendom in Londerzeel had schijnt daar toch wel een beetje op te wijzen. In een brief, geschreven in het Frans door Willem Bont, secretaris van de Hertogen van Brabant 17, wordt een Guilleme de Meltbroec in 1408 als poorter van Vilvoorde en internationaal actieve lakenkoopman uit Vilvoorde genoemd. Dat kan de man zijn wiens eigendommen in 1440 aangeslagen werden. Temeer daar hetzelfde document in één adem ook Jehan Winnepenninc 18 maar vooral Jehan de Beringen als andere lakenhandelaars van Vilvoorde vermeldt. Snuffelend in de Rijksarchieven 19 heb ik nog een paar (mogelijk verre) familieleden van Willem van Meltbroec gevonden. • Op een zekere dag (ergens tussen 1303 en 1306) was Hertog Jan II met enkele getrouwen, waarbij een Willelmus de Meltbroec, in Brussel. Ik weet niet wat er daar voorgevallen is 20, maar het was erg en er werd hen door de stad Brussel nogal wat schade berokkend. Willelmus verloor een paard en Brussel moest hem op hertogelijk bevel van 7 juni 1312 een schadevergoeding van 80 Ponden betalen. • In 1402 was een Philippe de Meltbroec meier van Kampenhout, • In 1478 maakte Paulus van Meltbroec in Leuven zijn testament,
de
16 4. Willy Stevens, in ‘Het leenhof van Dendermonde tijdens de 15 eeuw’, Algemeen Rijksarchief, toegangsnummer1548, blz. 328. 17 5. Overgenomen in het Bulletin de la Commission royale d’Histoire, volume 150-151, jg 1984, blz. 17. 18 6. Een Lysbeth Winnepenninc alias Luythaegen, weduwe van Jan van Assche, was in 1510 in Londerzeel de begunstigde van een rente met de hoeve te Luyts als onderpand. Mogelijk was ook zij uit Vilvoorde afkomstig. 19 7. http://search.arch.be/nl/zoeken-naar-personen 20 1. Met wat moeite valt dit nochtans te achterhalen. Onder meer Alexis Daveloose heeft er een paper over geschreven. De titel daarvan is “De Brusselse opstand (1303-1306) in het perspectief van Jan van Boendale: 1305 als breukpunt?”. Hij heeft daar in 2013 aan de universiteit van Gent zijn 2de Bachelauriaat Geschiedenis mee behaald.
22
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Godfried van Beringen Naast Jehan de Beringen geeft dezelfde bron (op blz.36) nog enkele andere Vilvoordse naamgenoten. In 1458 was een Christoforus de Beringen meier van Vilvoorde. Godefridus de Beringen (elders Goorden van Beringen genoemd) was er dat jaar schepen. Ik geloof dat deze laatste in 1440 de koper van ter Moortere was. Ik herinner er aan dat die koper volgens de charters in den Haag inderdaad een zoon van Jehan/Johannes was. De familie van Beringen in Vilvoorde was zeer notabel. In 1856 schreef pastoor Van den Brande 21: “De kapellany van den H. Verlosser (1 van de 20 kapelanijen die in de kerk van Vilvoorde werden gesticht) erkende voor stichters, zoo het schynt, Gosuinus, Michiel, Joannes, Hendrik, Godfried, Christoffel en Catharina van Beringhen broeders en zusters” 22. Van den Brande kende de stichtingsdatum niet, maar op een paar decennia na kunnen we hem dat nu wel vertellen. De familie van Beringen in Vilvoorde was waarschijnlijk ook welgesteld. Daarom vermoed ik dat Robbrecht vanden Moortere een lening bij hen niet heeft kunnen terugbetalen en aldus zijn ridderhof in de Moorhoek met dependentiën is kwijtgeraakt.
-
-
Van de familie van Beringen, de Beringen, van Beringhen of de Beringhen werd bij mijn weten nog geen uitgebreide stamboom opgemaakt. Ik geef hierna enkele namen die ik nog gevonden heb zonder een familieband te kunnen ontdekken. Joos van Beringen (ca 1310- ) x Juliana van Lier. → Juliana van Beringhen (ca 1350- ) x Nicolas (of Colart) d’Enghien (ca 1346-1398). Hendrik de Beringen x Catharina van Eppegem (ca 1310-1360?). → Catharina de Beringen x Rombout Kerremans (ca 1330-1390?). Hendrik van Beringhen (ca 1331-1401), schepen van Mechelen, x Joanna Bau (ca 1351- ). Catharina van Beringhen (ca 1420- ) x Louis d’Enghien Quintijn de Beringhen (ca 1430- ) x Marguerite de Cuinchy → Hélène de Beringhen (ca 1460- ) x Jean de Béthencourt
Aanvulling Door het beleefd te vragen hebben de mensen van het Rijksarchief in den Haag mij toch een scan van het vidimus uit 1460 doorgemaild. De tekst is slecht leesbaar en bovendien in het Latijn. Maar ik heb niet voor niets 6 jaar lang Latijns gestudeerd en heb nog maar een halve eeuw tijd gehad om alles te vergeten. Veel nieuwe elementen zijn in dit document helaas niet te vinden. De reden van de inbeslagname wordt niet vermeld. Het document werd door de schepenbank van Leuven opgesteld. Naast de niet bij naam genoemde meier waren volgende schepenen aanwezig: Arnoldus de Coloma, Arnoldus van de Velde, Henric de Lynthris, Ludovicus Pynnoc (ridder), Everardus de Wynghe. Robbrecht vande Moorter is inderdaad ridder.
2.
21
3.
22
E.H. F. Van den Brande, Korte beschryving der Kerk van Vilvoorden, Mechelen 1856, blz. 12. Dat zouden dus allemaal kinderen van Jehan, die in 1408 meier van Vilvoorde was, kunnen zijn. 23
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Al de eigendommen, zowel gekochte als geërfde en overerfbare, werden aangeslagen; het gaat over beemden, weiden, bossen en één of meerdere molens (ik kan niet lezen of er enkel- of meervoud staat). Godfried de Beringhen was de zoon van Johannes de Filfordia (inderdaad uit Vilvoorde dus).
Wat nu… Het valt sterk te betwijfelen dat Godfried van Beringen zijn leengoed in Londerzeel lang gehouden heeft. Anders waren we zijn naam wellicht wel ergens tegen gekomen. De eerstvolgende eigenaar van de plek waar ik het Hof te Moortere vermoed was in 1540 Bouwen (Boudewijn) van Hasselt, een telg uit een familie die toen al minstens twee eeuwen in de Moorhoek en op Sneppelaar woonde. Maar dat was toen het ridderhof te Moortere niet meer. In 1513 en later werd het goed de Moortere alleen nog als toponiem gebruikt. De gebouwen op de motte waren vervallen en waarschijnlijk helemaal verdwenen. Ik ben nu wel dingen aan het vertellen die ik verder nog bewijzen moet. In ieder geval had het goed van de Moortere in 1543 geen afzonderlijke hoogleenman meer. Al voor 1534 waren bijna alle Londerzeelse eigendommen van het huis van Dendermonde in handen van slechts 3 hoofdleenmannen gekomen. Dat waren a) Hendrik van Ursene (zie de ‘Geschiedenis van van Drietoren’), b) de tot voor kort onbekende Daneel Vilain (zie de ‘Geschiedenis van het steen op de heuvel’) en c) Joris (Joos) van Voorspoel (zie de ‘Geschiedenis van het Goed van Voorspoel en Oudenhoven’).
24
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Een deel van de 22 bunders van te Moortele is zeker naar het nabijgelegen Ursene alias Drietoren gegaan, maar andere delen zijn al voor 1500 de eigendom van de familie Vilain 23 uit de Steenhuffelse Lakeman geworden. Daarbij waren zeker: 5 percelen leen- en cijnsgoed (21 dagwanden) in de Moorhoek, ten noorden van de straat (richting Sneppelaar), ten westen van de spoorwegovergang van Ursene, zowel links als rechts van de Moorhoekbeek. 4 percelen (35 dagwanden ofwel 8 bunder en 3 dagwanden) leen- en cijnsgoed ten zuiden van de Moorhoek, ten westen van Drietoren. Later zal ik de exacte ligging van deze percelen op een kaart proberen aan te duiden. Van een familie vanden Moortere was op het einde van de 15 de eeuw in Londerzeel haast geen sprake meer. Laat eens kijken wie we nog gevonden hebben. In 1587 is er een Niklaes vanden Moortere die men ook al eens van den Meutere placht te noemen. Hij was getrouwd met Katelijne Visch alias de Vison. Henric vanden Moirtere, geboren omstreeks 1560, trouwde kort voor 1590 met Joanna van Zuene (dochter van Rombout) en had met haar minstens 2 kinderen in Ramsdonk: Peeter vande Meuter (ca 1590-1633) trouwde met Anna Robijns en werd in de periode 1616-1626 genoemd als erflaat van Berenbroeck (Ramsdonk). Hun zoon Jan van de Meuter erft in 1652 van zijn grootvader Niclaes Robijns 2 dagwand leengoed van het Land van Grimbergen ‘ter noorden aende Mechelstraete, ter westen de Varick oft Sprock’. Het was een deel van een gesloten blok van 5 dagwanden ‘ontrent den Haegelboome de welck een hofstadt plach te sijn, metter eender sijden aen sHeerenstraete, metter andere sijde aen de Houwenstraete’ 24. Katelijne vande Moirtere trouwde met Arnout Lambert. 25 . Op 27 december 1617 werd Susanna vanden Moorter, dochter van Quintinus en Maria Janssens geboren. Maar dàt was wel in Sint-Amands. Op 4 februari 1639 trouwde ze er met Jan van den Berghe waarmee ze eerst 2 kinderen kreeg en daarna naar Steenhuffel verhuisde. Een Gillis vanden Moortere, genoemd in 1624, was toen getrouwd met Maria van Ingelgem. Een (andere?) Gillis vanden Moortere was in 1646 de man van Anna van Zuene en woonde in Sint-Amands. Een dochter van Gillis en Anna van Zuene, Marie vanden Moortere, geboren in 1626, was in 1669 de vrouw van Peeter van Wemmelen. In 1646 vinden we op folio 37 en 38 van het Leenboek van het Land van Grimbergen (hernieuwd in 1654 ) een Michiel Vanden Moortere, in de buurt van de Eertbrugge, het ‘Bordeeltien’ en de Heerstraat (dat is tussen Klein Holland en de Blauwenhoek). In 1669 is dezelfde weduwnaar van Barbara van den Bossche en is er ook sprake van een Peeter vande Moirtere, wellicht zijn zoon.
1.
23
In 1534 hebben de hoofdleenmannen Daneel Vilain, Joris van Voorspoel en diens halfzus Katelijne Estricx hun in Londerzeel gelegen leengoederen van het Land van Dendermonde aan Hendrik van Nassau, graaf van Oranje en heer van Grimbergen, verkocht of op een andere manier moeten overlaten. Alleen UrseneDrietoren is daarna nog lang een deel van het Land van Dendermonde gebleven. 24 1. Land van Grimbergen, bijzondere Lenen, register CA 1439 folio 170. 25 2. Leo Lindemans in Vlaamse Stam jg 2001 nr 6, Genealogie van Zeune uit Ramsdonk. 25
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
In 1709 was Peeter vanden Moorter (elders Peeter vanden Meuter en Peeter vanden Moortel) de bewoner en pachter van een hoeve (809 roeden groot), eigendom van de familie vander Veken van het Schaliënhuis en te vinden op de kaart van Jan van Acoleyen KB9/49. Hij bewerkte ook 642 roeden land en putten, eveneens eigendom van het Schaliënhuis (KB11/36). Ik heb geen link tussen deze mensen en de vroegere eigenaars/bewoners van het ridderhof te Moortere kunnen vinden.
26
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Waar lag het Hof te Moortere? De verwijzingen. Hierna volgt een opsomming van alle verwijzingen naar het Hof te Moortere die ik nog gevonden heb: 1419 – Land van Grimbergen, cijnsboek 1419. Willem de Puertere was cijnsman van 5 eusels gelegen ‘inden Mortere ten Breed Wege’. 1460 – Schepenbank van Londerzeel. Een brief van de Schepenbank van Londerzeel van 27 mei 1460 had het over het vestigen van een jaarrente van 32 Brabantse Schellingen met als onderpand “14 dagwanden grond, gelegen in Londerzeel nabij het Hof te Moortere tegen de Hoge Hulst”. De originele tekst van deze schepenbrief bestaat niet meer maar er werd naar verwezen tijdens een zitting van dezelfde schepenbank van 23 augustus 1605. Ik weet niet of er in die documenten daadwerkelijk over de Hoge Hulst gesproken werd want ik ze niet gezien. Mijn bron is Marcel Slachmuijlders die het er in zijn ‘Kroniek van Londerzeel’ op blz. 56 over heeft. Helaas heeft hij niet overgenomen wie in 1605 de schuldenaars van deze rente waren, anders hadden we de exacte ligging van deze 14 dagwanden kunnen vinden. In ieder geval was Gheert vanden Moertere in 1372 – samen met Margriete sPoirters – in 1372 al cijnsman, weliswaar van het Land van Grimbergen, op de Hulst. 1540 – Cijnsboek van de voormalige heerlijkheden Vilain en Voorspoel (register VM455). Joes van Nuffle over Hendrick Janssone ende over Boudewyn van Hasselt vander Eluwaert meeren te Sneppelaer, groot metten huyse, bloecxhene ende vischwateren omtrent twee buenderen, Hendrick de Poirter aen deen zijde, de goeden vanden Moirtere aen dander zijde, den waterloop comende vanden voirschreven vanden Moirtere aende derde zijde. Dezelve Joes van Nuffle over den zelven van zijnder steden ter meeren tusschen Bouwens van Hasselt goet ter eenre ende dandere drije zijden comende aende paelgenoten als voire. 1552 - Land van Grimbergen, rekeningen van Lenen (VM468). Item van Joes vanden Bossche Gielis zoene die opten 3en May anno 1552 present Hendrick van Ursen, Joos van Nuffele, Goesen van Gestele, Joos vanden Bossche Jans sone, Gielis Rooman, Merten Slach ende meer andere ontfangen heeft 3 volle leenen elck van 6 dachwanden voer thof van Mortere, comende vande heerlicheyt van Vilains, ende dat bij coope gedaen jeghen Jan vanden Bossche Janssone met condities dat zijn twee zoenen ende een dochtere dit leen gelijckelijck naer zijn doot ende aflijvicheyt succederen zullen behaudelijck dat doudste zal zijnen keuse hebben ende dandere zoene daer naer. Ontfanghen voer thergewaye van dese drije volle leenen tsamen 15 karolusguldenen artois. Opmerking: deze Joes (Jan) vanden Bossche, zoon van Gielis, wordt in de leenboeken van het Land van Grimbergen in 1552 inderdaad hun leenman voor 3 keer 6 dagwanden genoemd, en meer bepaald: 6 dagwanden lants gelegen opt Asscheray velt. Later, bij een verhef van 18 april 1698 wordt gezegd dat deze 6 dagwanden op het "Asscheraijenvelt" als aangelanden hebben a) het daar lopende straatje naar de "Meuterhoeve", b) de goederen van François Scheers, c) de goederen van Gillis Scheers en d) de goederen van vrou27
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
we Helena Rubens, weduwe van Jonker Marcq Vander Veken en haar kinderen. Ook de goederen van Jan Vanden Bossche die thans gehuwd is met de genoemde Anna De Smeth palen aan dit leen. Het laatste verhef is van 18 april 1698. 6 dagwanden opt Groot Velt voere de Moirtere, comende vande heerlicheyt van Vilains, comende metter eender sijden aen dasscheray velt, metter ander zijden aen sheeren strate ende metten anderen twee zijden aen zijnsselfs goet. In 1652 heten deze 6 dagwanden "Het Fraeijvelt of Groot Veld”, komende met één zijde aan "De Heijbosch", met de tweede zijde aan de straat, ten derde aan het genoemde "Fraeijvelt". Omstreeks 1670 werd het door de eigenaar van het Schaliënhuis van de erfgenamen van Jan Scheers gekocht en lagen deze 6 dagwanden in een stuk van ongeveer 3 bunder (12 dagwand). In 1682 (en later) zijn de ‘paalgenoten’ het "Asscheraijenvelt", de erfgenamen van Jan Scheers, het goed "den Heijbos" (KB11/27) en de goederen van Peeter Clerebaut of zijn erfgenamen (o.a KB11/29). 6 dagwanden ‘opte Biesmeere in allen zyden aen zyns selfs goeden’. Bij de ‘verheffen’ van dit goed zijn geen verwijzingen naar te Moortere te vinden maar leren we wel dat de Biesmeer niet ver van Drietoren lag en bovendien wellicht maar door 1 perceel van het Asscherayenvelt gescheiden was. In 1652 werden deze 6 dagwanden in kleinere stukken verkaveld. 1543-1557 – Bijzondere lenen van het Land van Grimbergen, folio 32 en volgende. 1543 - Henrick van Ursene houdt te leene den vyfften en sesten schoyfven vanden thienden op vyff dachwanden lants opte Biesmeere binnen der prochien van Londerseele gelegen, metter twee zyden aende goeden vander Moirtere ende metter derder syden aen zyns selfs goeden 26. 1557 - Jouffr. Stoffeline van Ursene als sterfwyf die met Thomas Herdewyck haeren besetten man ende momboir ontfangen heeft dit voirs leen metten voirs vyff dachwant zynde in twee stucken, daer aff een dachwant is aen Oivaert Bergh, groot met den water omtrent een dachwant, dander een bunder ende es gelegen op de Biesmere. Ende dit naer de doot Hendrick van Ursene voirs , haeren vader. Aldus gedaen ende geaccordeert met den voirs Thomas Herdewyck den 16 septembris anno 1557, present Joos van Nuffel, Goesen van Gestele, Adriaen van Nuffle, Robrecht van Assche, Jan van Nuffle ende meer andere als mannen van leene. Hetzelfde vinden we ook in de ‘rekeningen der lenen (register VM468) maar met iets andere woorden: ‘Item van jouffrouwe Stoffelijne van Ursene die met Thomas Herderwijck hueren besetman den 16en Septembris anno 1557 present Joos van Nuffele, Goossen van Gestele, Steven van Nuffele, Robbrecht van Assche ende meer andere ontfangen heeft den 5en ende 6en schooff van 5 dachwanden (vander Heyden) lants in twee stucken daeraff het dachterste nu een berchxhen omwatert es ende vier dachwanden daer bij gelegen zijn aen de goeden vande Moirtere ende zal voirtaen de 5 dachwanden altijt verh....wayt worden voir 3 tielinghen rocxs daer voer zij alsoe zullen voer elcken tielinck 10 stuivers, loopt het hergeweye 35 St In 1710 voltooide de Steenhuffelse landmeter Jan van Acoleyen zijn ‘Parochiemeting en Caertboeck’ van Londerzeel. Daarin is van de diverse percelen de oppervlakte, de eigenaar, de gebruiker en soms het toponiem te vinden. 26 1. Zoals we onmiddellijk zullen zien is dit verkeerd geformuleerd. Het betreft hier 4 dagwanden op de Biesmere en 1 dagwand aan de goederen vanden Moortere. Ze grensden niet aan elkaar.
28
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Ofschoon gronden voordien al verkaveld konden zijn en ofschoon toponiemen soms een beetje van plaats veranderen, vormt dit werk een uniek document om onze weg in het oude Londerzeel te vinden. Zeker als er nog oude landschapskenmerken overgebleven zijn.
Links kaart van Jan van Acoleyen (1710) – rechts het overeenkomende gebied op een recente gemeentekaart de 11 Kaartblad - de hellehoef (1) - 't hellevelt (4) - het prieel (5) - de waterput (6) - de dreve (7) - de bieseweyde (22, 24) - de drie bunders (26) - den heybos (27) - de meer (33,34) het meerbos (35) - de waterwallen (43) - d' hulst (45, 49, 50)
Wat weten en wat zoeken we? 1419 – ‘inden Mortere ten Breed Wege’. Het toponiem Breedwege heb ik helaas nergens anders aangetroffen. 1460 – ‘14 dagwanden grond, nabij het Hof te Moortere tegen de Hoge Hulst’. In 1710 werden de percelen KB11/45, 49 en 50 de Hulst genoemd. Dan zijn percelen 46 en 49 mogelijk de ‘Hoge Hulst’. De aangrenzende percelen 47 (3,48 dw), 50 (4,64 dw), 51 (2,44 dw) en 53 vormen een oppervlakte van 14,44 dw. → het Hof te Moortere ligt bij de percelen KB11/45,47,49,50,51 en 53. 1540 – ‘De Eluwaert meeren te Sneppelaer, groot metten huyse, bloecxhene ende vischwateren omtrent twee buenderen’ grenzen aan en liggen in de hoek die gevormd wordt door ‘de goeden vanden Moirtere’ en ‘den waterloop comende vanden voirschreven vanden Moirtere’. De Eluwaert meeren kan ik niet situeren. In 1710 noemde men de percelen KB11/33 en 34 de Meer en perceel KB11/35 het Meerbos. Een bebouwde eigendom met viswater met een oppervlakte van 2 bunder (8 dagwand) groot is hier in 1710 echter niet (meer) te vinden maar wel een perceel (KB11/43) van 2 bunder en 14 roeden dat als weide, put en de helft van een aanpalend straatje omschreven wordt. Ofschoon op de kaarten geen beek te merken is loopt daar nu (2016) naar de Moorhoekbeek nog altijd een serieuze gracht. → De Eluwaert Meeren bij de ‘goeden vanden Moirtere’ kan perceel KB11/43 zijn.
29
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
1552-1554 - 3 volle leenen elck van 6 dachwanden voer thof van Mortere, (dat betekent tussen het Dorp en het Hof te Moortere) 6 dachwanden lants gelegen opt Asscheray velt. 1698 - 6 dagwanden op het "Asscheraijenvelt" hebben als aangelanden a), het daar lopende straatje naar de "Meuterhoeve", b) de goederen van François Scheers, c) de goederen van Gillis Scheers en d) de goederen van vrouwe Helena Rubens, weduwe van Jonker Marcq Vander Veken en haar kinderen. Ook de goederen van Jan Vanden Bossche die thans gehuwd is met de genoemde Anna De Smeth palen aan dit leen. Het laatste verhef is van 18 april 1698. De kaart van 1710 zou ons moeten kunnen helpen. Het Asscherayenveld zou perceel KB11/19 moeten zijn, maar dat was dan wel bijna 12 dagwanden groot. Mogelijk bestond het vroeger uit 2 of meer percelen. Vanaf perceel 19 liep er wel een straatje naar het noorden, richting Hulst waar wij het Hof te Moortere situeerden. De percelen eromheen waren bovendien inderdaad de eigendom van of werden bewerkt door de zonen en schoonzoons van Jan Scheers. KB11/15 was de eigendom van Jan Scheers en Philips vande Sijpe, KB11/17 was van Pieter Scheers. KB11/18 was van Peeter Mertens en Joanna Scheers, perceel KB12/1, ten zuiden van het Asscherayenveld en niet op deze kaart, werd bewoond en bewerkt door Frans Scheers. De familie vander Veken had hier in 1710 echter geen eigendom meer maar wel iets meer naar het noorden. → Het Hof te Moortere lag, vanaf het Dorp bekenen, voorbij perceel KB11/19. 27 6 dagwanden opt Groot Velt voere de Moirtere, comende metter eender sijden aen dasscheray velt, metter ander zijden aen sheeren strate ende metten anderen twee zijden aen zijnsselfs goet. 1652 en later - 6 dagwanden opt Groot Velt voere de Moirtere = Het Fraeijvelt, komende met één zijde aan "De Heijbosch", met de tweede zijde aan de straat, ten derde aan het genoemde "Fraeijvelt". Omstreeks 1670 werd het door de eigenaar van het Schaliënhuis van de erfgenamen van Jan Scheers gekocht en liggen deze 6 dagwanden in een stuk van ongeveer 3 bunder (12 dagwand). In 1682 (en later) zijn de ‘paalgenoten’ het "Asscheraijenvelt", de erfgenamen van Jan Scheers, het goed "den Heijbos" !KB11/27) en de goederen van Peeter Clerebaut of zijn erfgenamen. In 1710 werd perceel KB11/27 de Heybosch genoemd. Het Groot Veld alias Fraeyveld moet dus wel perceel KB11/26 zijn. In 1710 was dat geen 6 dagwanden maar bijna 12 dagwanden (2 bunder 3 dagwanden en 96,56 roeden) groot. Dat komt perfect overeen met wat er omstreeks 1670 gebeurde. In 1710 was dit perceel inderdaad nog de eigendom van de familie vander Veken van het Schaliënhuis. De erfgenamen van Jan Scheers zijn dan inderdaad nog in de buurt te vinden. → De Moirtere lag, vanaf het Dorp bekeken, voorbij perceel KB11/26. 6 dagwanden op de Biesmeere. Hier ga ik niet dieper op in omdat er geen extra verwijzingen naar te Moortere gegeven worden. De Biesmeer lag ten zuiden van het Asscherayenveld, aan de overkant van de straat, op de percelen 3, 4 en 7 van het hier niet getoonde kaartblad 12.
27 1. Op de kaart uit 1710 zien we een stippellijn (doorgaans de aanduiding van een veldweg) van perceel KB11/19 naar de percelen KB11/43 en 44.
30
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Vanaf het Dorp bekenen lag het Hof te Moortere, aangezien het voorbij de percelen KB11/19 en KB11/26 lag dus ook voorbij deze percelen. 1543-1557 - land, groot met den water omtrent een dachwant, metter twee zyden aende goeden vander Moirtere; is aen Oivaert Bergh en ook een berchxhen omwatert. Dit zou in theorie perceel KB11/6 kunnen zijn. In 1709 heette dat ‘de Waterput’, was het 1 dagwand en 12 roeden groot en werd het omschreven als elsbos en waterput. Het lag aan een dreef (KB11/7) die naar het Hof ter Hellen leidde. De graaf van Salm-Kyrbourg was zowel de eigenaar van dat hof als van de genoemde percelen. Desondanks denk ik dat we dit omwaterd bergje van 1 dagwand in perceel KB11/43 moeten zoeken. Het was in 1710 wel in een groter geheel van 8 dagwanden en 14 roeden geïncorporeerd, en samen met de rest van de omgeving eigendom van de familie vander Veken van het Schaliënhuis geworden. Het perceel werd dan omschreven als een weide met put en een aanpalend straatje. Het algemeen gebruikte toponiem was ‘de Waterwallen’. Een door waterwallen omringd bergje kan eigenlijk alleen maar het restant van een vroegmiddeleeuwse motte zijn waarop een versterkt gebouw moet hebben gestaan. Nu, in 2016, ligt daar nog altijd een grotendeels dichtgegroeide vijver, maar op de kaart van 1710 ziet men duidelijk dat er toen land in het midden van die vijver lag. → op perceel KB11/43 vond men in 1710 nog de restanten van een middeleeuwse motte. In 1552 heette die de Oivaertberg en was die al niet meer bebouwd.
Samengevat Het Hof te Moortere ligt bij de percelen KB11/45,47,49,50,51 en 53. De Moirtere lag, vanaf het Dorp bekeken, voorbij percelen KB11/19 en KB11/26. De Eluwaert Meeren bij de ‘goeden vanden Moirtere’ zouden perceel KB11/43 kunnen zijn maar waren in 1540 nog wel bebouwd. Op perceel KB11/43 vond men in 1710 nog de restanten van een middelleeuwse motte. In 1552 heette die de Oivaertberg en was die al niet meer bebouwd. Alle aanwijzingen lijken ons naar de omwaterde motte (de Oivaertsberg) op perceel KB11/43 als de oorspronkelijke vestigingsplaats van het Hof te Moortere te leiden. Nà 1500 stonden daar echter geen gebouwen meer op. Daarnaast, op de Eluwaert meeren (in 1710 hetzelfde perceel) hebben daarentegen in 1540 nog wel degelijk (hoeve)gebouwen gestaan.
Maar… Wat als ik mij nu eens kompleet vergis? Zou de motte van het Hof te Moortere niet meer naar het zuiden, op perceel 8 van het 12de kaartblad, kunnen liggen. Ook deze plek was (inclusief de waterwallen) 1 dagwand en 31 roeden groot. Ook dit perceel werd in 1710 ‘de Waterwallen’ of ‘het Vleughsken’ geheten. Bovendien ligt het dichter bij de bron van de Moorhoekbeek. Ik heb lang getwijfeld. Maar omdat deze plek niet achter het Ascherayenveld, het Fraeyveld en in de buurt van de Hulst gelegen is, heb ik deze mogelijkheid uiteindelijk toch verworpen. Wat niet betekent dat een deel van de 22 bunders van het Hof te Moortere ook niet op kaartblad 12 zal gelegen hebben.
31
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
de
Louis De Bondt
12 Kaartblad - de biesemeer (3, 7) - het vleughsken, waterwallen (8) - de valckemeer (14, 15, 16, 19, 20) - het valckemeerbos (17) - het collegiebos (18) - de willekens (21) - de lisputten (26, 30) - diepenbroeck (33, 34) - den block (36) - het armenbos (38) - heilige geestbos (45) - kerckeneussel (50) - kerckenbos (51) - bij schaubroecklinde (52)
32
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Het Goed te Moortere in 1534 In 1534 hebben de hoofdleenmannen van het huis van Dendermonde hun eigendommen in Londerzeel aan het Land van Grimbergen overgedragen. Dat waren Daneel Vilain, die in de Steenhuffelse Lakeman woonde (en die het beu was om de restauratie van de kerk van Steenhuffel te moeten betalen) en Joris van Voorspoel en zijn halfzus Kathelijne Estricx die hun residentie in het zuidoosten van Londerzeel hadden. Alleen de hoofdleenman van Drietoren (Hendrik van Ursene) deed aan deze transactie niet mee. Na deze overdracht zijn de meeste onderleenmannen gewoon leenman van het Land van Grimbergen geworden. Sommige percelen hebben echter een andere leenman gekregen. Dat was het geval met het oorspronkelijk Dendermondse deel van het Goed te Boots tegen de Heide dat in 1534 bij Voorspoel hoorde en dat bij deze gelegenheid door Jehan Pipenpoy en zijn vrouw Anna van Oyenbrugge werd gekocht. Het deel, dat al eerder tot het Land van Grimbergen behoorde, had Anna van Oyenbrugge al eerder van een tante geërfd. Ik twijfel er niet aan dat ook Hendrik van Ursene en zijn opvolger kans gezien hebben om ‘Dendermondse’ percelen op de Moorhoek en Sneppelaer aan hun eigen ‘Dendermonds’ blijvende leengoed toe te voegen. Maar bij gebrek aan archief heb ik daar geen bewijzen van. Daarentegen weten we vrij goed wat er met de onderlenen van Daneel Vilain is gebeurd. Die informatie hebben we te danken aan het feit dat, na de gebiedsovername van 1534 en na de tienjarige ‘bedenkperiode’, de griffier van het leenhof van het Land van Grimbergen in 1543 met een nieuw leenboek is begonnen en zelfs een afzonderlijk leenboek van de ‘voormalige heerlijkheden van Voorspoel en Vilain’ heeft gemaakt 28. Op de overzichtskaart van Londerzeel heb ik met een rood kruisje de percelen aangeduid die tot 1534 tot de heerlijkheid van Vilain behoor-den en die ik enigszins exact kunnen situeren heb. Het zijn de percelen in de kaartvakken 10, 11 en 12 die ons in dit geval interesseren omdat de kans zeer groot is dat die in 1430 tot het goed te Moortere, “een heerlijkheid met erflaten en 22 bunder grond” behoorden. Aldus vond ik: Minstens 6 percelen (minstens 14 dagwanden) cijnsgoederen op Sneppelaar, vooral in de zuidoostelijke hoek van Herbodin, Sneppelaer, Kouterbaan, met daarbij het Driesch-hof, het Rueken, het Cleyn en het Groot Sneppelaeren velt, allemaal delen van ‘den Hove te Sneppelaer’ alias de ‘Sneppelaeren 1.
28
Algemeen Rijksarchief - Familiearchieven de Merode, Westerlo, VM 488. Leenboek van Vilain en Voorspoel in Londerzeel, begonnen 1543 – Met dank aan J. Michel Van der Elst die het mij bezorgde.
33
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Hof’ waarvan Chistyne, Willem, Lanceloet en Jan de Poortere de onderleenmannen waren Kaartblad 10, percelen 4, 17, 19, 20 en 22. 4 percelen leen- en cijnsgoed (18 dagwanden) in de Moorhoek, ten noorden van de straat (richting Sneppelaar), ten westen van de spoorwegovergang van Ursene, zowel links als rechts van de Moorhoekbeek. De onderleenmannen waren Anthoen vander Hofstadt (cijnsgoed te Heysbosch), Boudewijn vander Hasselt (de Eluwaert meeren) en Jan vanden Bossche (Grootveld of Fraeyveld en Asscherayveld). Kaartblad 11, percelen 19, 26, 28 en 43. 4 percelen (35 dagwanden ofwel 8 bunder en 3 dagwanden) leen- en cijnsgoed ten zuiden van de Moorhoek, ten westen van Drietoren. Onderleenmannen: Jan vanden Bossche (Ascherayenvelt tegen de Biesmere), Hendrik van Ursene en een niet bij naam genoemde persoon (op het Gyselken, tegen de Valckmeere). Kaartblad 12, percelen 3a, 4, 15 en 20. Opgeteld geeft dit een totaal van 67 dagwanden of 16 bunder en 3 dagwanden. 5 bunder en 1 dagwand mankeren we dus nog. Ik denk dat we deze bij het Drietorendomein moeten zoeken. Plezierig, maar dus geen toeval, is dat de toponiemen die we in verband met het goed te Moortere (en zelfs de naam van de vermoedelijke plaats van het oorspronkelijke hof) aangetroffen hebben, bij de overdracht van 1534-1543 betrokken waren: de Biesemeer (KB3 en 4), het groot veld voor de Moortere alias Fraeyveld (KB11/26), het Asscherayenveld (KB11/19) en, redelijk centraal, de Eluwaert meeren (KB11/43). Wat er daarna met deze gronden gebeurde is in de Grimbergse leenboeken te vinden maar in dit kader nauwelijks het vertellen waard. Nauwelijks… want voor de percelen op het Fraeyveld, het Ascherayenveld en op de Biesemeer maak ik een uitzondering. En dat heeft met de heilige Pancratius te maken.
34
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
De kapelanie van de heilige Pancratius in Brussel In 1441 was een zekere Jan van Opstal de schatbewaarder van een kapelanie van de Heilige Pancratius die al voor 1404 in de Sint-Michielskathedraal (vroeger Sinte Goedele en Sint Michiel) te Brussel was gesticht. In de loop der tijden heeft deze kapelanie zowel onroerende eigendommen (bvb grond in Kobbegem) als roerende eigendommen (inkomsten uit jaargetijden, cijnzen en erfelijke renten) verworven. Zo was ze in de 16 de eeuw nog de begunstigde van cijnzen op eigendommen van Jan van Windelbeke, Filip van Scouscoch en Dirk de Dobbeleer in Gooik.
Omdat het gebrek aan prentjes in deze bijdrage werkelijk schrijnend is, reproduceer ik hierboven 2 foto’s van de IJsheilige Pancratius. Hij zou in 289 in Synnada (Phrygie) geboren zijn en op 12 mei 301, toen hij als 14-jarige knaap weigerde om aan de Romeinse goden te offeren, in Rome een martelaarsdood gestorven zijn. In 1672 werden zijn overblijfselen in de catacomben (onder de al veel eerder gebouwde Pancratiuskerk) opgegraven en naar St. Gallen (Zwitserland) gebracht. Een eeuw later heeft men hem, ofschoon hij nooit de dienstplichtige leeftijd bereikte, een Romeins harnas gegeven en in de kerk van Will (St. Gallen) tentoongesteld. Dat is de foto links. Rechts zien we Pancratius in betere tijden (schilderij van Guercino, ca 1616).
In 1579 zag Jan Petri, de rentmeester van het kapittel, zich verplicht om een zekere Jacob Verhaven voor het gerecht te dagen. De reden was dat hij aan de kapelanie een erfrente weigerde te betalen die, ik citeer 29 “op het Hof te Moirtere onder Londerzeel was gezet”. Dit proces heeft tot 1590 aangesleept en ik ken de uitslag niet. 1.
29
Uit blz. 486 van deel 1 van de inventaris van het oud archief van de kapittelkerk van Sint-Michiel en Sint Goedele te Brussel (Paul de Ridder, Algemeen Rijksarchief Brussel, 1987). 35
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Maar wat me interesseert is wat de heer Jacob Verhaven (die ik verder niet ken) met het Hof te Moortere in Londerzeel te maken had. Wel… het zit zo. Jacob Verhaven (moet Verhavert zijn) was kort voor of in 1575 – met alle lusten en lasten zoals dat heet – getrouwd met de weduwe van Philips vanden Bossche. De naam van deze weduwe wordt in het archief van deze kapelanie niet gegeven maar omdat ik van Londerzeel ben en ik er wat mensen ken weet ik dat het hier gaat om een zekere Marie Joos 30. Het bestaan van een erfrente was één van de lasten die men mogelijk voor de bruidegom verzwegen had. Marie Joos kon dat eigenlijk niet verweten worden want niet zij, maar wel haar eerste man Philips vanden Bossche, was de vorige schuldenaar van deze erfdienstbaarheid geweest. Met de hulp van de leenboeken van het Land van Grimbergen kan ik dat gemakkelijk bewijzen. Om een eventueel nieuw proces geen 11 jaar meer te laten duren vat ik mijn gegevens samen: In 1543 werd Jan vanden Bossche, zoon van Jan, genoemd als leenman van het Land van Grimbergen van: 6 dagwanden leengoed op het Grootveld (alias Fraeyveld) voor de Moortere. 6 dagwanden leengoed op het Asscheray veld. 6 dagwanden land op de Biesmeere ten zuiden van het Asscherayveld. Hierna volgen schematisch de volgende eigenaars van deze percelen en wanneer en hoe ze dat geworden zijn.
1543 3/5/1552 12/12/155 4 15/12/156 8 21/1/1572 29/9/1573 28/5/1579 22/4/1586
12/3/1637
KB11/26 KB11/19 KB12/3a en 4 6 dw opt groot velt alias Fraeyvelt 6 dw land opt Asscheray velt comende 6 dw opte Biesmeere in allen zyden voorden Moirter, comende aen dasscheray met allen sijden aen sijns selfs goeden. aen zyns selfs goeden velt, sheeren strate endez ijnsselfs goet. Jan vanden Bossche zoon van Jan Joes vanden Bossche zoon van Gielis (door aankoop van Jan) Maria vanden Bossche, dochter van Joes Peeter vanden Bossche, zoon van Joes Philips vanden Bossche, zv van Joes getrouwd met Daniël Marien (door erfenis van zijn vader) getrouwd met Marie Joos (door erfenis van haar vader) (door erfenis van zijn vader) Gielis Marien, zoon van Daniël en Maria vanden Bossche (na het overlijden van zijn moeder) Joos vanden Bossche, zoon van Peeter (na het overlijden van zijn vader) Christoffel vanden Bossche, zv van Joos Anna vanden Bossche dochter van Philips, getrouwd met Reinier de Moor KB12/3a en 4 in 1573, na de dood van haar vader Philips KB11/19 en KB11/26 na de dood van Gielis Marien Hoe Gielis Marien (tussen 1572 en 1586) aan perceel KB11/19 gekomen is werd niet genoteerd Rombout de Moor, zoon van Reinier en Anna vanden Bossche (na de dood van zijn vader)
Philips vanden Bossche was vanaf 1554 de eigenaar van het perceel op de Biesmeere. Dat moet dus het deel van te Moortere geweest zijn waarop die jaarrente gevestigd was. Hij is in 1571 gestorven en zijn weduwe is wellicht in 1575 met Jacob Verhavert hertrouwd. Maar Jacob Verhavert was de nieuwe eigenaar niet. Op 29 september had een zekere Nicolaes Vercammen voor en in naam van Anna vanden Bossche, de dochter van wijlen Philips, immers het verhef gedaan. 2.
30
Zie ‘Louis De Bondt - Londerzeel, Malderen en Steenhuffel, Personenregister 1280-1650 op de website Londerzeel Vroeger. 36
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Maar Anna was in 1573 waarschijnlijk nog veel te jong om al een grote spaarpot te hebben. En dus werd haar schuld op haar stiefvader Verhavert verhaald. Gezien het langdurige proces was dat blijkbaar niet helemaal naar zijn zin. Misschien was hij onder het stelsel van scheiding der goederen met Marie Joos getrouwd…. En zo is dat dus allemaal gekomen. Meteen zijn we ook zeker dat de al diverse keren eerder genoemde 6 dagwanden op de Biesemeere wel degelijk van oudsher tot het goed van het Hof te Moortere hebben behoord. Nu we weten hoe het gekomen is, zouden we natuurlijk ook graag vernemen hoe het afgelopen is. Wel… Deze erfelijke rente is blijven bestaan. In het archief van de Sint-Christoffelkerk van Londerzeel (bewaard in het Algemeen Rijksarchief) bevindt zich onder archiefnummer 34.271 een uittreksel van een contract dat in 1591 tussen Reinier de Moor, de man van Anna van den Bossche (dochter van Philips) en Philips van de Wouwere, rentmeester van de kapelanie van Sint-Pancratius, gesloten werd. We leren: Dat deze erfrente gecreëerd werd op 4 februari 1439. Pas vanaf 1582 werd de tot dan toe gebruikte Juliaanse kalender, waar het jaar op 1 maart begon, geleidelijk door de Gregoriaanse vervangen. 4 februari 1439 moeten we dus als 4 februari 1440 lezen. Dat is maximaal enkele maanden voor al de eigendommen van ridder Robbrecht vanden Moortere in beslag genomen werden.Dat zal wel geen toeval zijn. De rente bestond aanvankelijk uit 9 mudden rogge per jaar. In 1591 hebben Reinier de Moor en Philips van de Wouwere bij contract deze 9 mudden rogge door 34 Rijnsgulden vervangen.
37
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Enkele recente gemeentekaarten.
Deze recente kaarten geven niet altijd hetzelfde beeld van de plaats waar ik de motte van het Hof te Moortere vermoed. Soms is er alleen maar bos (boven links), soms een vijver aan de rand van een bos (boven rechts) en soms alleen de wallen (midden rechts). Onderaan links is de kaart van Goole maps; onderaan een luchtfoto van Google Earth. We zijn dan maar zelf eens ter plaatse gaan kijken. Enkele bewijsstukken staan op het volgende blad.
38
Louis De Bondt
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
De site van te Moortere nu. De plek waar ik de wallen en de motte van het oorspronkelijke Hof te Moortere denk gevonden te hebben is nu dichtbegroeid maar nagenoeg ongerept. Sedert de 16de eeuw hebben er geen gebouwen meer gestaan. De omvang van de site, wallen inbegrepen, bedraagt naar schatting 100 op 45 meter. De wallen, waarvan het wateroppervlak soms 2 meter dieper dan de (huidige) oever ligt, zijn tussen 10 en 15 meter breed. De motte zelf moet bijgevolg (ongeveer) 72 bij 20 meter gemeten hebben. Dat ligt perfect in lijn met de karakteristieken van elders gevonden versterkingen van dezelfde aard. De motteheuvel (die ik als de Oivaertberg identificeerde) is zonder hulpmiddelen niet te betreden. Ik heb niet kunnen zien of hij nog als echte maar weg-geërodeerde heuvel herkenbaar is. De eerst foto hieronder is er een van de beek die de wallen van water voorziet. De volgende zijn foto’s van de wallen voor zover ik die heb kunnen bereiken. De laatste foto moet een indicatie geven van hoe laag het (nochtans brede) water er (na een zeer lange natte periode) op sommige plaatsen staat.
39
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
40
Louis De Bondt
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
41
Louis De Bondt
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
42
Louis De Bondt
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
43
Louis De Bondt
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Waarschuwing. Het grootste deel van het 'Goed te Luyts' was tot 1534 een deel van het Land van Dendermonde. De eigenlijke hoeve en het erf hebben echter – voor zover bekend – altijd van het Land van Grimbergen afgehangen. Over de landbouwgrond voor en rond het Hof te Luyts, die in 1430 een hoofdleen van Wouter van der Messien was (zie vroeger en zie verder), heb ik het in het begin van deze bijdrage gehad. Nu ga ik het uitsluitend over de hoeve hebben.
Een Hof te Luyts in Londerzeel. In ‘De kroniek van Londerzeel’ heeft Marcel Slachmuijlders het 5 keer over een hof te Luyts. Blz. 19 – Wouter vander Messien verklaart op 6 augustus 1440 dat hij in Londerzeel zowel hoofdleenman van het hertogdom Brabant als van het Graafschap Vlaanderen (via het huis van Dendermonde) is van 2 volle en nog een klein leen, gelegen voor zijn Hof te Luits. Uit de context blijkt dat dit Hof noch leengoed van Brabant noch leengoed van Dendermonde is. Blz. 22 – Agneese van Buggenhout is in 1474 leenman van het Land van Grimbergen voor 1 bunder land te Londerzeel, voor het Hof te Luijdts. (Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer nr. 549). Blz. 25 – Katelijne Esterick en haar man Willem Merte verbinden zich op 25 augustus 1510 ertoe om mevrouw Lijsbeth van Luythagen alias Winepennincx een erfelijke jaarrente van 6 Rijnsgulden te betalen. Als onderpand zetten zij daarvoor het 6 dagwanden grote Huis en Hof te Luits in Londerzeel (Algemeen rijksarchief, Brussel, Schepengriffie nr. 3622). Dit interessante document zal ik verder uitgebreider behandelen. Blz. 63 – De ongetrouwde Barbara Snellincx laat na haar overlijden in 1595 een aantal leengoederen van het Land van Grimbergen na waarbij een half bunder (2 dagwanden) voor het Hof te Luyts waar het met drie zijden aan grensde (Algemeen Rijksarchief, Brussel, Schepengriffie, nr. 3574). Blz. 77 – Op 15 juni 1627 wenst Peeter de Gouy bij het Leenhof van het Land van Grimbergen een half bunder land, gelegen voor het Hof te Luyts en er met drie zijden aan grenzende, aan te kopen (Algemeen Rijksarchief, Brussel, Schepengriffie van Grimbergen nr. 3497). Over het feodale statuut van het huis en Hof te Luyts is in deze teksten niet veel te vinden. Alleen dat het noch leengoed van Brabant noch leengoed van Dendermonde was. Evenmin weten we waar dit Hof gelegen was. Wèl worden twee eigenaars bij naam genoemd en komen we ook de oppervlakte (6 dagwanden of 1,5 bunder of ca 1,9 hectare) te weten. Nadat Marcel Slachmuijlders zijn werk publiceerde is ook een deel van het verdwenen geachte oudere archief van het Land van Grimbergen weer tevoorschijn gekomen. Met name de cijnsboeken van 1372 en 1419 en de leenboeken en het register van de tiendenpenning van 1543 bevatten nieuwe interessante informatie.
44
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
De vroegste (bij naam gekende) vermoedelijke eigenaars Gheertrude vande Putte. Een poosje voor 1372 was Gheertrude vande Putte cijnsvrouw van het Land van Grimbergen voor een huis en Hof in Londerzeel. Er wordt niet vermeld waar die eigendom precies gelegen was. Het was noch aan het leenhof van Brabant noch aan dat van het Huis van Dendermonde maar wel aan dat van het Land van Grimbergen onderhorig. Mede daarom geloof ik dat het hier gaat over het Hof te Luydts, want...
Godevaert Lude Want … Volgens het cijnsboek van het Land van Grimbergen van 1372 had Godevaert Lude Gheertrude vande Putte – die mogelijk zijn vrouw of zijn moeder was – als cijnsman van deze goederen opgevolgd. Nog altijd weten we niet waar Godevaert woonde. Maar een andere Lude, namelijk Willem, bezat in 1372 een beemd in de Meysvondel. Opmerking: Toen op 4 februari 1549 het Goed te Luyts verkaveld werd en in afzonderlijke delen verkocht (zie verder) werd meester Ghilam Seghers de nieuwe eigenaar van de helft van een beemd, geheten de Platten Bempt, aan de goederen van Willem Luyts. Deze Willem Luyts kan een afstammeling van Willem Lude zijn.
In hetzelfde register komen we ook te weten dat Marthe Vlamincx, een dochter van Willem en Alyt Luids, nog altijd in 1372, ook een cijnsvrouw van het Land van Grimbergen was. Ik ben geen filoloog maar Luuds, Luuds, Luits en Luyts zouden gerust de genitief van Lude kunnen zijn. Dat is mogelijk een beetje ver gezocht, maar wellicht toch niet, want…
Wouter vander Messien Want in het volgende cijnsboek van het Land van Grimbergen, namelijk dat van 1419 staat letterlijk: “Wouter vander Messien van huyse ende hove Geertuden vande Putte was” en ook “Item de selve (Wouter vander Messien) vande goede de Putten”. Ik keer terug naar het begin van dit artikel en bovendien naar bladzijde 19 van ‘De kroniek van Londerzeel’. Marcel Slachmuijlders schreef: “Op 6 augustus 1440 verklaarde Wouter vander Messien dat hij van de hertog van Bourgondië, Brabant en graaf van Vlaanderen, uit het huis van Dendermonde te leen houdt: twee volle lenen en een klein leen te Londerzeel vóór zijn Hof ‘te Luits’. Vander Messien zei het zelf al… zijn Hof te Luits was noch aan de hertog van Brabant noch aan het Land van Dendermonde leenroerig. Dan moest het – indien het geen allodium was – wel aan het Land van Grimbergen zijn. Dat bevestigt wat we eerder constateerden. Maar we moeten toch voorzichtig zijn. Want vander Messien verklaarde ook dat hij, naast het Hof te Luits, nog andere bezittingen in Londerzeel had. In het begin van dit boek heb ik al beschreven welke die eigendommen waren. Ik herhaal hier in het kort. In 1430 (en dus ook al vroeger) was Wouter vander Messien hoofdleenman van het Huis van Dendermonde van een leengoed dat bestond uit a) 11 bunder land voor het Hof te Luyts (dat 45
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
was een heerlijkheid met 11 erflaten) en b) 39 bunder grond verdeeld over 14 onderleenmannen. De belangrijkste onderleenmannen waren: Adriaen Bode (in 1430) en zijn dochter Yvette (in 1440) (10 bunder in het goed te Boots op de Heide tegen het Broekveld. David de Rademakere (5 dagwand) en zijn dochter Lijsbeth (1 bunder ‘ten gehuechte’ op Sneppelaar) Hennen van den Perre (1 bunder tegen de Winterpoel in de Pluimennest, in de hoek gevormd door de huidige Polderbaan en de Molenstraat) Jan van Buggenhout, alias Jan vanden Wreeackere alias Jan de Ronde (0,5 bunder huis en hof aan de Wreeacker bij het Vossenhol, de Langenhof en de Asscheryestraat) Gielijs van Thienen (3 dagwand huis en hof naast het Hof te Luyts tegen de beek). Gillijs de Clerc, alias Gillijs vanden Heechoute (3 dagwand huis en hof op de Heechoute (niet de huidige Eekhout maar ten noorden van de Watermolenstraat) Jacob vanden Beempde (1 dagwand op de Mose en 1 dagw. binnen zijn eigen stede) Heer Segher vanden Heetvelde (5 bunder land in Steenhuffel, geheten de Peerdshoeve, tegen het Horenbeekveld) (zie ‘de Feodaliteit in Noordwest-Steenhuffel) Eggeryck vanden Broecke (5 dagwand land op het Vlierken in Liezele). Daneel van Bouchout (2 dagwand tegen het oude goed van Voorspoel). Wie was Wouter van der Messiën ? Hoofdleenman Wouter van der Messiën (mèt en zonder trema) leefde tussen 1350 en 1440. De enige van(der) Messiën die ik teruggevonden heb waren mensen uit Mechelen. Op 19 augustus 1396 gaven Jan Kempe en diens echtgenote Catharina kwitantie aan Jan Van der Messiën voor de roerende goederen die hun bij de dood van Elisabeth, echtgenote Van der Messiën, toegewezen waren 31. Op 1 december 1440 zetelde een Jan van der Messiën in de leenbank van het Hof en de Heerlijkheid van Milse(n) te Mechelen, waar Jan van Oyenbrugge de hoofdleenman van was. Dat deed hij in de hoedanigheid van achterleenman van datzelfde Hof en ook omdat hij de begunstigde was van een rente of cijns ter waarde van 14 schellingen groten Brabants per jaar die gevestigd was op delen van die heerlijkheid, namelijk op “erven en huizen gelegen op diverse plaatsen in de stad en de vrijheid van Mechelen” 32. Op 16 maart 1471 kochten priester Willem Van den Wyele, Janne Van der Messien en Wouteren Van Battele van Claes Van Berkelair, de natuurlijke zoon van wijlen Machiel Van Berkelair het huis “den Horen” op de Grote Markt van Mechelen. Ze deden dat namens en ten behoeve van de Rederijkerskamer de Peoene (een onderdeel van de Sint-Jans-gilde). De meeste leden van deze Gilde en van deze (nog altijd bestaande) rede-rijkerskamer woonden in de Sint Jansparochie. De Horen lag tussen het huis “de Croene” en de eigendom van priester de Ghestelle 33 34.
31
1. Handelingen van de Koninklijke kring voor oudheidkunde, letteren en kunst van Mechelen, Volume 57-59, 1953, blz. 60. 32 2. Handelingen van de Koninklijke kring voor oudheidkunde, letteren en kunst van Mechelen, Volumes 68-71, 1964, blz. 39 en 66. 33 3. Lettervruchten van de Sint Jans Gilde bygenaamd de Peoene van Mechelen, deel II, afl. 1, blz. 13-14, G.J.J. Van Melckebeke, Mechelen 1860. 34 4. Ik vraag me af of deze priester de Ghestelle verwant zou kunnen zijn met Alvaro van Ghestele die in Steenhuffel achtereenvolgens genoemd werd als kapelaan van de kapelanij van Marselaer (ca 1560), de kapelanij van de Sielmisse (1565) en van de samengevoegde kapelanijen van de Sielmisse en Diepensteyn (tot 46
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Een Antonius Van der Messien, priester van het bisdom Kamerijk, zoon van meester Janne Van der Messien, eveneens priester (?), werd in 1500 ingeschreven als pauselijk en keizerlijk notaris. Hij was dat nog in 1522. In juli 1514 verkocht hij een huis (wellicht het zijne) op het Veldeken in de Schuttershofstraat te Mechelen 35. Een Wouter is bij deze mensen niet te vinden maar toch heb ik de stellige indruk dat we ook hem bij deze Mechelse familie moeten zoeken. Het gebied waar hij in Londerzeel de hoofdleenman van was (hoofdzakelijk de Pluimennest en de Beemden) is trouwens bijna altijd van Mechelaars geweest. De vroegste gekende eigenaars van de hoven van Voorspoel en Altenaken kwamen uit Mechelen. De familie Huens – die vanaf 1617 op Altenaken kwam - heeft ook altijd sterke banden met de Sint-Jansparochie en de rederijkerskamer de Peoene gehad.
1618) en die bovendien, althans op het einde van zijn lange leven (nà 1605), koster van de Sint-Rombouts van Mechelen was. 35 5. Handelingen van de Koninklijke kring voor oudheidkunde, letteren en kunst van Mechelen, Volume 108, 2004, blz. 68, 94 en 98. 47
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Jan 3 van Voorspoel x Marie van Roye (tot 1510)
De volgende eigenaar van het Hof te Luyts ken ik niet. Maar tot 1510 waren het zeker Jan 3 van Voorspoel en zijn eerste vrouw Marie van Roye. Jan 3 van Voorspoel, geboren circa 1431, was de zoon van Jan 2 (de nummering is van mij) en van Margriet Daneels. De familie van Voorspoel uit Mechelen was al voor 1350 eigenaar van get goed van Voorspoel in het zuiden van Londerzeel. Marie van Roeye of Anna Maria van Rode werd geboren ca 1466. Ze was de dochter van Jan van Rode (° ca 1441, zoon van Arnold) en Catharina de Woelmont (° 29 juni 1446, Corroy le Château, Waals-Brabant). Alles wat ik over deze mensen weet heb ik in ‘het Goed van Voorspoel en Oudenhove’ opgeschreven. Dat zij voor 1510 (ook) de eigenaars waren van het Hof te Luyts blijkt uit het volgende document van 24 augustus 1510 (Kroniek van Londerzeel, blz. 25; de iets gemoderniseerde transcriptie is van de hand van Marcel Slachmuijlders): Op Sint-Bartholomeusdag 1510 zijn gekomen voor de stadhouder en de leenmannen van de graaf van Nassau in zijn land van Grimbergen, Jan van Voerspoele en Marie Van Roey zijn huisvrouw als vruchtgebruikster, en vrouw Katelijne Esterick met haar man en voogd Willem Merte, en hebben beloofd te geven jaarlijks en wel te betalen, Vrouw Lijsbet Van Luythagen alias Winepennicx, alle jaren zes rijnsgulden erfelijke kwijting en te kwijten de penning 16, en daarvoor hebben beloofd de voorschreven Jan Van Voerspoele, Vrouw Marie Van Roey en Vrouw Katelijne Esterick [met] haar man en voogd Willem zoals het voorschreven staat, wel en wettelijk bezet en verbonden tot een zekere onderpand, ◦ in het eerst huis en hof in de parochie van Londerzeel gelegen, geheten het Hof te Luits, groot zes dagwand. ◦ Item nog twee bunder land geheten De Steenbukel, komende met de ene zijde aan de goederen van Wouter Vander Messien en de goederen van Willem Rogiers aan de andere zijde, komende met een einde aan de goederen van Jan Voerspoele, ◦ Item nog zes dagwand en XLV roeden land geheten Het Doesbeekveld bij de Meisvondel, komende met een zijde aan de Heerstraat en met de andere zijde aan Vrouw Molepa [...] met de besproken voorwaarde dat de voornoemde Willem Merte en Vrouw Katelijne Esterick beloven de voorschreven Jan Van Voerspoele en Vrouw Marie zijn huisvrouw, kosteloos en schadeloos van deze voorschreven rente te houden. Daar waar bij waren als mannen [van leen] Jan Vanden Sceyden , Jan Van Voerspoele, Jacob Van Gondersbach en Stoffel Van Ingelant. [getekend] Jan Vanden Assche . Over deze eigenaars is het een en het ander in ‘Het goed van Voorspoel en Oudenhove’ te vinden. Ik ga het hier niet herhalen. Hoe ze in het bezit van het Hof te Luyts gekomen zijn, is niet geweten maar ik heb toch een sterk vermoeden. In de periode 1510-1513 is een deel van het leengoed van hoofdleenman Wouter vander Messien in handen van Adriaen Brugman gekomen. Adriaen was de zoon van Wouter Brugman die in 1440 onderleenman van Wouter vander Messien was. 48
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Deze Adriaen had 9 onderleenmannen. Dat waren: Zijn kozijn Adriaen Brugman en Aert Utenhove, de zoon van Heynderick (ieder de helft van een hoeve met land) Jooris van Voorspoel, zoon van Jan en Marie van Roye (voor de heerlijkheid bestaande uit 11 bunders land voor het Hof te Luyts en mogelijk nog wat aansluitende percelen). Willem de Rademakere (11 dagwanden). Pauwel vanden Broucke in naam van het godshuis ‘te Faens’ uit Antwerpen, 1 bunder. Jan Slachmoldre (5 dagwanden), eesbeAnna van Marselaer. dochter van Gillis (5 bunder, geheten het goed ten Buekele bij het Hof te Winkele. Cornelis Andries, de zoon van Christoffel (nog eens 4 bunder, geheten ten Buekele) Alaert Bentin had recht had op 1/10 van de schoven van het Molenveld (37 bunder land) en op 1/10 van het hout. Waarschijnlijk hebben Jan van Voorspoel en zijn vrouw in dezelfde periode zowel het Hof te Luyts (leengoed van het Land van Grimbergen) als de ernaast gelegen 11 bunders grond (leengoed van het Land van Dendermonde) gekocht, hebben ze de 11 bunders met de heerlijkheid aan hun zoon Jooris gegeven en hebben ze het hof te Luyts aan hun dochter Katelijne Estricx (een dochter uit een eerder huwelijk van Marie van Roye) en haar man Willem Merte toegezegd (daar kom ik zo meteen op terug). Dat is ongetwijfeld de reden waarom op 24 augustus 1510 zowel Jan van Voorspoel en Marie van Roye als hun kinderen Katelijne Estricx en Willem Merte zich garant voor de betaling van een jaarlijkse overdraagbare rente aan Lijsbet Van Luythagen alias Winepennicx hebben gesteld. Maar wie was Lijsbeth van Luythagen? Heeft haar naam iets met Luyts te maken? Was zij misschien de vorige eigenaar of leenman van het Hof? Het is helaas uit dit document niet af te leiden. Maar omdat deze erfelijke rente een afzonderlijk leengoed van het Land van Grimbergen was, en daarom door elke nieuwe begunstigde moest ‘verheven’ worden, zijn we toch iets meer te weten gekomen 36. “Item van Franchois van Assche soene Jans daer moeder af was jouffrouwe Elisabeth Winnepennincx die ontfangen heeft den derden novembris anno 1539 present Janne de Pape ende Eloy Dast als mannen van leene, 6 Rinsgulden erffelijck staende bepant op zekere leengoeden toebehoirende den erfgenaemen wijlen jouffrouwen Marie van Roye ende dat naer de door jouffrouwe Elizabeth zijnder moedere voers. Ontfangen voer het hergeweye voere mijnen genadigen heere 6 karolusgulden.” Jan van Assche, die het document van 25 augustus 1510 ondertekend heeft, was een andere zoon van Jan en Lysbeth van Luithagen-Winnepennincx en dus een broer van de hierboven genoemde Franchois. Jan was meester maar ik weet niet aan welk diploma hij die titel te danken had. Hij was priester (zoals we zullen zien) maar meestal was dat niet genoeg om meester genoemd te worden. Een huwelijk tussen Jan van Assche en Lysbeth van Luythagen is bij de meeste ‘klassieke’ genealogen bekend. Lysbeth is daar wel altijd onder de naam Verluytgaerden (soms aangevuld met ‘dit Winnepenninc’ te vinden. Zij hebben echter slechts 1 zoon en (soms) 1 dochter 1.
36
Alg. Rijksarchief, familiearchief de Merode Westerlo, VM 468, Rekeningen van Lenen 1538-1561. 49
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
van dit echtpaar gevonden 37. Onze Jan en Franchois zijn daar niet bij. Alleen in het Nederlands geslacht-, stam- en wapenboek 38 heb ik ook hun namen aangetroffen. Een combinatie van alle die oude en nieuwe gegevens geeft het volgende stamboomfragment: Familie van Assche
Jan van Assche (° ca 1420) x Wilhelmina de Haze o Alida van Assche x Gerard Cockaert. o Jan van Assche (ca 1445-/1510) x Lysbeth van Luythagen/Verluytgaerden alias Winnepennincx (ca 1460- 1539). • Willemina van Assche x Henric van Eesbeke gezegd vander Haeghen • Jan van Assche (ca 1485- …), meester. Volgens het Nederlands geslacht-, stamen wapenboek was hij religieus in de benedictijnerabdij van Vlierbeek (Kessel-lo bij Leuven). • Franchois van Assche (ca 1490- ). Was eveneens priester en kanunnik van de Sint-Rombouts te Mechelen. • Daniel van Assche, trouwde in 1556 in Leuven met Barbara (Berber) van Schore en overleed in 1588. Barbara was een dochter van Elias (+24/9/1564) en Catharina Savereel de Waersegger (+23/8/1540). Haar grootvader Ludovicus van Schore was secretaris van de stad Leuven geweest. Daniel en Barbara hadden 2 kinderen: Daniel (trouwde met Jacoba (of Marie) van Swieten, werd in 1627, 1630 en 1632 burgemeester van Leuven en was ook ontvanger-generaal van het hertogdom Brabant in het kwartier van Brussel) en Anna (trouwde met Christiaen van Brouchoven (+ Brussel 1612). • Norbert van Assche werd in 1659 tot ridder geslagen. Hij werd burgemeester van Leuven en daarna ontvanger generaal van het hertogdom Brabant. Het Nederlands geslacht- stam- en wapenboek noemt hem de echtgenoot van Jaquelijne Switten. Iemand heeft hem met Daniel de zoon van Daniel, verward. • Louyse van Assche. Volgens sommige genealogieën (waarbij de auteurs van het Nederlands geslacht-, stam- en wapenboek) was ook zij een dochter van Jan en Elisabeth Verluytgaerden, maar dat is onmogelijk. Zij trouwde met Pierre van Grieken, een zoon van Gerard, die in 1560, 1564, 1567 en 1577 schepen van Leuven was, en van Geertruyd de Rijcke. Ook Pierre was er schepen in 1582, 1584, 1589, 1592, 1595 en 1597. Ze hadden in Leuven (zie parochieregisters Leuven Sint-Paulus) 6 kinderen tussen ca 1586 en 1598. Deze Louyse overleed in 1628 en moet dus nà 1553 geboren
37
2. Ik vermeld: 1) Algemeen Fonds van het Kabinet der Manuscripten van de Koninklijke Bibliotheek van Belgie, Tabletten van Brabant, Manuscrit Guilelmus Josephus de Roovere, vol.2, p. 375 (transcriptie van Charles Antoine Paternostre de la Mairieu en Henri Charles Van Parys uit 1982) – 2) De Vegiano , d’Hovel en d’Herckenrode, Nobilaire des Pays-Bas et du comté de Bourgogne et 9 de ses suppléments, Gent 1865, Vol I, blz. 62 e.v.– 3) Le théâtre de la Noblesse du Brabant , Liège 1705, blz. 374. 38 3. Abraham Ferwerda en Jacob Kok, Nederlands geslacht-, stam- en wapenboek, Amsterdam 1785, vol 2 blz. 114 50
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
zijn. Ze kan dus geen dochter van Jan Van Assche (+ 1510) en Lysbeth van Luythaegen (+1539) zijn. Familie van Luytgaerden gezegd Winnepenninck. Volgens 1 bron op het genealogische forum “My Heritage” was Elisabeth Verluytgaerden, de echtgenote van Jan van Assche, de dochter van Willem en een zus van Barbara die met een zekere Goossens trouwde. Volgens het Nederlands geslacht-, stam- en wapenboek was ze een dochter van Henric en Maria van Straten. Deze laatste bron noemt echter haar eventuele broers en zusters niet. Evenmin waar we haar moeten zoeken. Opmerking: In een brief, geschreven door Willem Bont, secretaris van de Hertogen van Brabant 39, wordt een Jehan Winnepenninc in 1408, samen met Guilleme de Meltbroec en Jehan de Beringen, als poorter en één der belangrijkste leden van de Gilde van de lakenhandelaars en lakenkoopmannen van Vilvoorde genoemd. Hun handelsactiviteiten strekten zich tot ver voorbij de huidige nationale grenzen uit. Guilleme van Meltbroeck en een zoon van Jehan de Beringen komen we ook in de geschiedenis van het ridderhof te Moortere tegen.
Een kleine speurtocht op het Internet maakt het mogelijk om drie dames met de naam Verluytgaerden in het volgende (niet uitgewerkte) stamboomfragment onder te brengen. Henric Verluytgaerden X Maria van Straten
Willemina van Assche x Henric van Eesbeke
1.
Jan van Assche ca 1485-
Franchois van Assche (ca 1490-
priester
priester
Elisabeth Verluytgaerden ca 1460-1539 x Jan Van Assche Ca 1445-1510
Barbara Verluytgaerden x Jan Goossens Zv Vranck en Lysbeth Lombaerts Klz Goossen x Geertruy NeenkensSchoercregge
Daniel van Assche ca 1505-1588 x 1556 Barbara v. Schore
Gabriel Goossens (+1569) x Isab. v. Couderberghe (dv van Bartholomeus en Anna Criekenghys
39
Catharina Verluytgaerden x Charles Taye (+ ca 1502) Heer Wemmel, Gooik Schepen Brussel 1500 V Jacop Taye ((+1528) Heer Wemmel, Gooik Schepen Brussel 1521, 1523, 1526 xx Cat. Ciekenghys V Adrianus Taye Heer Wemmel, Gooik, Schepen Brussel (1556 -1567), Burgemeester 1562,1563 x Anna van Oyenbrugge V Engelbert Taye Heer van Wemmel, Burgemeester Brussel xx 1630 Jacqueline de Rodoan V Alardina Theresia Taye x Philips Willem van Doetinghem Heer van Ursene, Londerzeel (1)
Dit document werd overgenomen in het Bulletin de la Commission royale d’Histoire, volume 150-151, jg 1984,blz. 17. 51
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
(1) Toen ik de geschiedenis van Ursene/Drietoren onderzocht ontdekten ik dat de kwartieren van Alardina Theresia Taye inderdaad de volgende waren: Taye, Verluytgaerden gezegd Winnepenninck, Criekenghys, Oyenbrugge en de Rodoan,
Ofschoon de familie van Assche in Londerzeel goed vertegenwoordigd was en nog altijd is, denk ik dat Lysbeth van Luythagen/luytgaerden alias Winnepennincx nooit de eigenaar van het Hof te Luyts is geweest maar alleen de rechthebbende van een rente op een lening waar dat Hof ooit als onderpand voor gegeven was. Dat zal ook blijken uit wat er verder met deze rente gebeurde. In het archief van de Kapittelkerk van Sint-Michiel en Sint-Goedele is een uittreksel te vinden uit een register van contracten gepasseerd voor de schepenen van Brussel, waarbij ook een zekere Petrus Van Onsem in 1527 een jaarrente aan Liesbeth Verluytgaerden, weduwe van Jan Van Assche beloofde 40.
40
2. Paul De Ridder, Algemeen Rijksarchief Brussel 1987, Inventaris van het oud archief van de Kapittelkerk van Sint-Michiel en Sint-Goedele vol.2, blz. 139, index 8882. 52
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Willem Merte en Kathelijne Estrickx (1510 - 1535)
Toen Kathelijne Estrickx in 1506 of begin 1507 trouwde met Willem Merte (ook Meerts) werden er huwelijksvoorwaarden afgesproken. Door een gelukkig toeval zijn die bewaard gebleven, maar om hun inhoud te kennen moeten we naar het Nederlands Rijksarchief in de Haag. Daar bevinden zich “Stukken betreffende de huwelijksvoorwaarden van Willem Meerts en Kathelyne Esterik, waarbij aan Kathelyne de pachthoeve ter Luyts te Londerzeel wordt gegeven, 1506 en 1517. Met vidimus van de akte dd. 1506, 1527” 41. Zoals we schreven was deze afspraak op 24 augustus 1510 al geconcretiseerd Kathelijne was het enige kind uit het eerste huwelijk van Marie van Roeye met Jan Estrickx. Ze was omstreeks 1485 geboren 42. Moeder Marie van Roeye of Anna Maria van Rode was geboren ca 1466. Ze was de dochter van Jan van Rode (° ca 1441, zoon van Arnold) en Catharina de Woelmont (° 29 juni 1446, Corroy le Château, Waals-Brabant) Vader Jan was geboren omstreeks 1463. Hij was de zoon van Jan (° ca 1435) en Maria van Oyenbrugghe (° ca 1438). Hij was brouwer en herbergier, tevens schepen en hoofdopzichter van financiën van Brussel. Marie van Roeye is tussen 31 oktober 1493 en 20 januari 1494 weduwe geworden. Vermoedelijk al in 1494 hertrouwde ze met Jan 3 van Voorspoel en kreeg met hem nog (minstens) 1 zoon: Joris van Voorspoel die de opvolger op het goed van Voorspoel en Oudenhove werd. Marie van Roeye is tussen 1510 en 1517 overleden. Haar 2de man, Jan 3 van Voorspoel - ofschoon al gevorderd in jaren – is daarna nog een keer hertrouwd. Kathelyne Estrickx trouwde dus met Willem Merte (ook Meerts) 43. Deze Willem, leren we o.a. uit de genealogie van de familie Meert van Dirk Meert, was geboren voor 1468 en dus een stuk ouder dan Kathelyne. Hij had echter kwaliteiten die van hem een aantrekkelijke bruidegom maakten. Hij was de zoon van Joos Meerte en Catharina van Rode (misschien een zus van Kathelyne’s moeder). Joos was heer van Hobosch te Merchtem (1487-1496) evenals van de leenhoven Ter Burght en Ter Hagen te Erembodegem (1524). Hij was bovendien schepen van Imde, Wolvertem, Rossem en Meuzegem (1496). Lang voor ze in 1510 eigenaar werd van het Hof te Luyts was Kathelijke Estrickx al eigenaar van het ‘Hof te Schaetbroeck’ te Overijse 44. Op 20 januari 1494 had een zekere Gielijs de Vos, 41
3. Nationaal Nederlands Archief, ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap – archiefinventarisnr. 1.08.01 – Nassause Domeinraad, Reg. nrs. 2465, 2481 en 2758. De tekst in deze voetnoot die tussen haakjes staat is overgenomen van het indexnr. 888 van de Inventaris van de Nassause Domeinraad: Raad- en Rekenkamer te Breda 1170-1580. 42 4. Volgens de eerder geciteerde onderzoekers werd ze geboren ca 1497, maar omdat we nu weten a) dat er al in januari 1494 voor haar in Overijse een verhef werd gedaan en b) dat ze in 1506 trouwde, heb ik de vrijheid genomen om dit gegeven aan te passen. 43 5. Ik verwijs naar het werk op Geneanet van o.m. François Heymans, De Vogeler, Willy van Cammeren en Reginald Janssens. De originele bron heb ik helaas niet gevonden. Een huwelijk in 1506 of 1507 komt echter overeen met de documenten in het archief in den Haag. 44 J. Th. de Raadt, Johan Theodor de Raadt - Sceaux armoríes des Pays-Bas et des pays avoisinants, 1901, vol. 4, blz. 279 en Leenhof van Brabant, nr. 4 (Spechtboek), folio 71. 53
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
‘in de hoedanigheid van voogd van Katherinen Eijstericx (Estricx), dochter van wijlen Jan en Marie van Rode’, daarvan het verhef gedaan. Het Schaetbroeck “gelegen in de prochie van Overijssche bij der Lanen mitten huijsingen, woeningen, schueren ende stallen, ende mitten vievere dair om gaende, met noch twee vivers dair aen gelegen, mitten elsbroeck beemde ende drinckwatere, in den selven cijngel gelegen, houdende tsamen vier buenderen oft dair omtrent, comende op de riviere geheiten de Lane, mit achtien smalen mansscapen mit eenen heerlijcken cijnse 45” was al sedert 1435 in het bezit van de familie van Woelmont. Marie van Rode erfde het echter niet van haar moeder Catharina noch van haar grootouders Nicolas t’Sersarys van Woelmont (1415-1472, kastelein van de Nassause domeinen Corroy-le-Chàteau en Frasnes) en Jenne Fraymans (1418-1446), maar claimde het na de dood van Christiaen van Woelmont die in 1490 zonder directe erfgenamen gestorven was 46. Nog in hetzelfde jaar 1494 werd het “Hof te Schaetbroek onder Yssche” aan een zekere Jan de Langhe alias Papegaeys doorverkocht. Willem Meerte en Kathelyne Estrickx hadden volgende kinderen: Maria Meerte, geboren ca 1508, trouwde met Peeter Van Cothem, meier van Merchtem (1537-1543), schepen van de baronnie Rivieren-Ganshoren (1551). Margriet Meerte, geboren ca 1510, trouwde met met Edward Van Ruycevelt, zoon van Joos, schepen van Merchtem (1556) en van Steenhuffel (1572). Joanna Meerte, trouwde met Peeter De Keyser, heer van het laathof van Berchem (pachthof met olieslagmolen in Opdorp) en schepen van Merchtem (1551-1578). Anna Meerte, trouwde met a) Willem Duye en b) Gillis t’Kint, schepen van Merchtem (8 keer tussen 1551 en 1568). Niemand van hen is eigenaar van het Hof te Luyts in Londerzeel geworden.
45
Algemeen Rijksarchief, Rekenkamer van Brabant, nr. 535, folio 496-497. In december 1492 hadden Gheertruy en Johanna (de zussen van Christiaen) het Hof aan meester Philips van Meerbeke, lid van de Brabantse Rekenkamer, verkocht maar Marie van Rode had deze verkoop aangevochten en gebruik gemaakt van haar recht van vernaardering (bloedverwanten hadden bij de verkoop van een leengoed altijd de eerste keus). Ze werd in het gelijk gesteld en heeft, samen met haar man Jan Estricx op 31/10/1493 het verhef gedaan. Een paar weken later is Jan Estricx gestorven en op 20/1/1494 gebeurde een nieuw verhef op naam van zijn dochter. 46
54
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Franchois van Almaras en Anna de Rijcke (1535-1549)
Tot 1534 waren de gronden ten zuidoosten van Londerzeel-dorp grosso modo tussen 2 leenhoven verdeeld. Een deel was leen- en/of cijnsplichtig aan het Huis van Dendermonde. Het andere had, zoals het grootste deel van de rest van Londerzeel, aan het Land van Grimbergen rekenschap af te leggen. Bijna alle grondeigenaars hadden wel iets met beide leenhoven te maken. Dat was ook met Kathelijne Estrickx (en haar man Willem Merte) het geval. In 1534 heeft zij, evenals haar halfbroer Jooris van Voorspoel en een zekere Daneel Vilain, al haar Dendermondse bezittingen in Londerzeel aan het Land van Grimbergen verkocht of op een andere wijze (al dan niet onder dwang) overgedragen. Daarmee is bijna heel Londerzeel, Ursene (Drietoren) en enkele bunders tussen het huidige Klein-Holland en de Blauwenhoek uitgezonderd, een deel van het Land van Grimbergen geworden. Details hierover zijn in ‘Het goed van Voorspoel en Oudenhove’ en – voor wat Vilain betreft – in ‘Het Steen op de Heuvel’ te vinden. Deze aanzienlijke feodale herstructurering werd – na een periode waarin iedereen zijn bezwaren mocht laten kennen – pas in 1540 definitief. En in 1543 werden de overgenomen goederen – eerst nog apart – in de registers van het Land van Grimbergen overgenomen. Daaruit blijkt dat Kathelijne Estrickx op een bepaald moment, zeker voor 1540, een deel van haar eigendommen in Londerzeel aan een zekere Franchois van Almaras had verkocht. Dat waren onder meer: Een huis en hof tegen de Heerbeek, 6 dagwanden groot, de Crommenmeersch alias de Thiennaert geheten (omdat daar vroeger een familie van Thienen woonde) 47. 2 dagwanden beemd en water (intussen bos geworden) tegen het Hof te Luyts 48. Die 6 dagwanden huis en hof tegen de beek lijken verdacht veel op de eerdere summiere omschrijving van het Hof te Luyts. Het algemene leenboek van het Land van Grimbergen, eveneens (her)begonnen in 1543 bewijst op folio 139 dat het dit ook was. “1543 - Francois Almaras hout te leene het Hof te Luyts met sijne toebehoorten alsoo ’t gelegen is binnen de prochie van Londerseele groot ontrent sesse dachwanden comende metter eender sijden aen sijns selfs goeden ende metter derder sijden aende beke daer Londerseele ende Wolverthem scheyt.”
Wie was Franchois van Almaras? Voor alle details over deze mens verwijs ik naar ‘De Geschiedenis van Diepensteyn’. Ik resumeer: Franchois van Almaras was was geboren in 1505. Hij was een zoon van Alvaro van Almaras (een in Antwerpen ingeweken koopman uit het Spaanse Segovia) en diens eerste vrouw Francijne Zwaeyers. Vader Alvaro was, nadat hij weduwnaar geworden was en doordat hij in
47
1. In het eerste leenboek van 1543 (dat het alleen over de voormalige goederen van Voorspoel en Vilain heeft) staat Kathelijne weliswaar nog als leenman ingeschreven, maar verder zal ik aantonen dat haar transacties met van Almaras zeer slecht geregistreerd zijn geweest. 48 2. Dit bos stond in 1540 wel degelijk al op naam van Franchois van Almaras ingeschreven. 55
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
1509 met Anna van Boechout-Boelare hertrouwde, in 1517 de eigenaar van het trotse maar amper bewoonbare Steenhuffelse Diepensteyn geworden. Uiteraard is de familie van Almaras in Antwerpen blijven wonen. Dat was ook met de oudste zoon Franchois het geval. Op 12 mei 1528 moesten hij, zijn dienaar en nog enkele anderen zich daar nog verantwoorden omdat ze de leden van de schuttersgilde, die met de stadsbewaking belast was, lastig gevallen hadden en zelfs een paar mensen hadden gekwetst 49.
Daar komen de schutters… en daar komt Franchois van Almaras
Een paar jaar later, toen Franchois wat wilde haren verloren had, trouwde hij met Anna de Rijcke. Anna was weliswaar van Boortmeerbeek, maar ze was de dochter van Joost de Rijcke en Joanna van Marselaer, de eigenaars en bewoners van het Hof van Marselaer te Malderen. Onder de naam van Fransoys van Almoras had hij van 1533 tot 1537 bovendien een hofstede van 75 roeden tegen de Burchtvijver, in het dorp van Londerzeel. Het was een leengoed van Philips van Ursene van het Drietorenkasteel. Dat Lancelot van Ursene of van Ursel in 1533 burgemeester van Antwerpen werd zal wellicht geen toeval zijn. 1533 à 1537 was de periode waarin zeker 2 van zijn zonen, Alvaro en Joos, het levenslicht zagen. Van Joos, die later kloosterling werd, zeggen alle bronnen 50 dat hij in Londerzeel geboren is. Naast leenman van Ursene (en het huis van Dendermonde) is Franchois van Almaras al voor 1540 ook leenman van het Land van Grimbergen geworden. Onder meer omdat hij de hierboven beschreven grond van Kathelijne Estrickx heeft gekocht. Dat moet tusen 1534 en 1537 gebeurd zijn maar de juiste datum heb ik niet gevonden. Het weze mij vergeven. Ook Engelbert van Oyenbrugge, de stadhouder van het leenhof van het Land van Grimbergen, kon het mij niet vertellen. In zijn rekeningenboek van 1543 vinden wij de niet gedateerde neerslag van zijn frustratie: “Franchois Almaras die ontfangen heeft bij coope tegen jouffrouwen Kathelijnen Estricx, weduwe wijlen Willems Meerte, diverssche parcheelen van leengoeden binnen der prochien van Londerseele gelegen, daer af men de grootte nyet sekerlijck en weet mits dyen die leenboecken ende de metinge int heuren zeere desorderen, soe dat partijen noch willen hermeten....” 49
3. Antwerpsch archievenblad uitg. op last van het gemeentebestuur, Volumes 1-2, Pierre Marie Nicolas Jean Génard en F. Jos. van den Branden, blz .187 50 4. Zoals 1) het “Groot algemeen historisch, geographisch, genealogisch en oordeelkundig woordenboek”, Amsterdam, 1725, blz. 304, 2) het “Biographisch woordenboek van Nederland: bevattende de Levensbeschrijvingen van personen, die zich in Nederland hebben bekend gemaakt; Volume 1”, van J.C. Kobus en W. de Rivecourt, 3) de “Biographie nationale de Belgique, Tôme 1, 1866, blz. 235” en 4) het “Register der Commissie tot onderhoud van de Religions-vrede te Antwerpen 1579-1581”, Floris Prims, Académie royale des sciences, des lettres et des beaux-arts de Belgique, 1954, blz. 140. 56
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Het kwam hier op neer... Franchois van Almaras had van Katelyne Estrix redelijk wat grond gekocht maar de vorige stadhouders en hun griffiers hadden de karakteristieken van die grond zeer slecht of niet genoteerd. Men kende zelfs de juiste oppervlakten niet. Mijnheer van Almaras was wel bereid om deze zaak in orde te brengen en het noodzakelijke maar nog niet gebeurde verhef (alsnog) te doen maar, in afwachting dat de percelen zouden opgemeten worden, wilde hij maar de helft van verhefkosten betalen die de vorige eigenaar bij het vorige verhef had betaald. Na controle bleek dat dit in het jaar 1530 voor alles samen 11 karolusgulden en 33 brabantse stuivers was geweest. Na de dood van Anna de Rijcke (ergens tussen 1543 en 1546) hertrouwde Franchois van Almaras met Anna (volgens anderen Adriana) van Assendelft. Zij was geboren omstreeks 1520 en de dochter van Barthout van Assendelft, secretaris bij het Hof van Holland, en van diens eerste vrouw Aleyt de Vriese uit Leiden. Ofschoon enkele leden van de familie van Assendelft in 1565 het Eedverbond der Edelen zouden ondertekenen en daarmee in opstand kwamen tegen de Spaanse Inquisitie en het Spaans gezag in het algemeen, was deze Leidense tak (alleszins in 1548) nog duidelijk katholiek. Anna Adriana had een broer (Albrecht) die pastoor in Munster was en een zus (Margriete) die non was in Koningsveld. Alvorens definitief naar de Noordelijke Nederlanden te verhuizen deed Franchois zijn eigendommen in het zuiden van de hand. Op 4 februari 1549 heeft hij ook al zijn Londerzeelse eigendommen verkocht 51. De oudste zonen van Franchois zijn niet met hun vader naar de Noordelijke Nederlanden getrokken. Alvaro (geboren omstreeks 1535 en dus zeer waarschijnlijk in Londerzeel) was in 1552 nog onderleenman van Ursene op het goed tegen de Burcht 52. Koster Geerden Goossens (zoon van Zeger en hoogstwaarschijnlijk dezelfde die – zoals we nog zullen ontdekken in 1549 de beemd tegen het Hof te Luyts heeft overgenomen) was dan zijn voogd. In 1554 werd hij desondanks aan de universiteit van Leuven als “Alvarus Almaras Antwerpiensis” (van Antwerpen) ingeschreven 53. Joos (Judocus), de andere zoon van Franchois van Almaras en Anna de Rijcke, “geboren in ’t Brabantse dorp Londerzeel, heeft al zijn goederen aan ’t Franciscaner-klooster van de derde regel, de Beggaarden in Sint-Truiden, geschonken en werd daar op 15 juni 1558 als monnik geprofest. Hij was een ijverig voorstander van ’t kloosterleven en een theologisch auteur. Hij schreef het tractaat “de tribus virtutibus theologicis”, dat in zijn tijd niet verboden was. Andere werken van hem zijn: “De frequenti usu SS. Sacramenti Eucharistiae” en “Varia spiritualis
5.
51
Ik heb het leven van Franchois verder niet grondig meer gevolgd, maar op bladzijde 381 van de “Paas- en koudemarkten te Bergen op Zoom, 1365-1565: Volume 1” van C.J.F. Slootmans, uitgegeven in 1985, vond ik dat een Franchoys Almaras in 1544 in Bergen-op-Zoom een eigendom aan de Markt, bestaande uit het huis de Olifant en 4 winkels, probeerde aan te kopen, maar dat dit door het stadsbestuur verhinderd werd. Op bladzijde 109 van “De hispano-vlaamse wereld: de contacten tussen Spanjaarden en Nederlanders 1496-1555” van Raymond Fagel, uitgegeven in Nijmegen in 1996, staat bovendien te lezen dat zijn vader, de koopman Alvaro 1, in 1508 al zeker een opslagplaats in Bergen-op-Zoom bezat. 52 6. Leenboek van Ursene, begonnen in 1524, Algemeen Rijksarchief te Brussel, Schepengriffies van Brussel. 53 7. Bronnen: “De hispano-vlaamse wereld: de contacten tussen Spanjaarden en Nederlanders 14961555”, Raymond Fagel, Nijmegen, 1996, blz. 109 voetnoot 446, en “Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden, Volume 117”, Nederlands Historisch Genootschap., 2002, blz. 213. 57
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
medidationi”. Hij overleed op 15 augustus 1595 te Sint-Truiden, in het nonnenklooster op ’t Steynaert, waar hij biechtvader was 54”. Op latere leeftijd, in volle reformatie-tijd, is Joos van Almaras ook dienstdoend pastoor geweest in de parochie Zepperen, waar Genoveva van Parijs de patroonheilige was. In deze periode heeft Genoveva ook in Steenhuffel Onze Lieve Vrouw als patrones vervangen. Ongetwijfeld is er een verband. Met zijn tweede vrouw Anne-Adriana van Assendelft (die op 28 februari 1602 in Leiden overleed) had Franchois van Almaras nog drie dochters: Alijdt van Almaras, geboren ca 1550, trouwde met Symon Pieter Hyeck en overleed te Leiden op 21 april 1595, Anna van Almaras, geboren ca 1555, trouwde met Gilles van Creten en hertrouwde, weduwe geworden, met Adolf van Haamstede 55. Mechelyne van Almaras, geboren ca 1565 in Jacobswoude, trouwde met Johan Arends Broeder en stierf omstreeks 1614 in S-Gravenhage, Zuid-Holland. Belangrijk: Dat laatste is wat de genealogieën uit Nederland ons vertellen. Op basis van enkele documenten van de Schepenbank van Steenhuffel heb ik aangetoond dat ze van geen kanten kloppen. Wie de gezinssamenstelling van Franchois van Almaras echt wilt kennen raad ik aan om het betreffende deel van mijn “Geschiedenis van Diepensteyn” te lezen. Voor wat zijn verblijf in Londerzeel en zijn verhuis naar Nederland betreft, zijn deze nieuwe vaststellingen gelukkig van geen belang,
54
8. Ik combineerde hier de in een eerdere voetnoot geciteerde bronnen. 55 1. De Van Haamstede’s waren uit Antwerpen naar Nederland gevluchte protestanten. Adolf van Haamstede (° ca 1513 + 1585) werd baljuw van Duiveland, ridder van Zeeland en viceadmiraal van Holland. 58
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
De verdeling van het Goed te Luyts (1549) Gelukkig heeft Engelbert van Oyenbrugge, nog altijd stadhouder van het Leenhof van het Land van Grimbergen, de verkoop van 4 februari 1549 beter dan zijn voorgangers geregistreerd. Steven van Nuffele, de zoon van Joos, kocht: Het Hof te Luyts “met den huysen ende zijnen toebehoirten”, 1 dagwand groot. 1 bunder (4 dagw. van de Crommen Meers of de Thienaert (waarvan 3 dagwand, als de helft van de ‘Verlaeten Beemd’, een deel van het voormalige goed van Voorspoel was). Joanna van Nuffele, dochter van Joos, kocht: 5 dagwand op de Steenbuekel. Steven Herberchshuys, zoon van Henrick, werd de nieuwe eigenaar van: 5 dagwand grond tegen het Hof te Luyts, 1 dagwand aan het goed van Jan vander Heyden (tegen of op het Houtenveld). 1 dagwand op het Houtenvelt (tussen de Mechelse straat en de Kerkhofstraat). 2 bunders eussel tegen het Leefdaelbos in Wolvertem. Geeraert de Huysheere, de zoon van Philips, bekwam: 6 dagwanden en 45 roeden tegen de Meysvondel. Geeraert (Geerden) Goossens kocht: 1 dagwand op het Hoochveld en/of de beemd tegen het Hof te Luyts. Meester Ghilam Seghers tenslotte werd de nieuwe eigenaar van: de helft (of twee dagwanden) van de Platten Bempt alias de Peerden Meers ‘aende goeden Willem Luyts’. Een aantal van deze percelen had niets met het Hof te Luyts te maken en interesseren ons dus eigenlijk niet. Wel is duidelijk dat het Goed te Luyts in 1549 verkaveld werd en voortaan bestond uit: het tot 1 dagw. gereduceerde Hof te Luyts “metden huysen ende toebehoirten”, de 5 dagwanden daar aan grenzende grond, de jaarrente van 6 Gulden waarmee het Goed te Luyts nog altijd was belast, en die een afzonderlijk leengoed vormde.
De jaarrente van 6 Gulden. De eerste gekende begunstigde (leenman) van deze rente was Lijsbeth van Luytgaerden gezegd Winnepenninck. In Londerzeel zijn we haar als Lysbeth van Luythagen tegen gekomen. In ieder geval was ze in 1510 al de weduwe van Jan van Assche. Ze overleed in 1539 en op 3 november deed de nieuwe begunstigde het volgende verhef: “Item van Franchois van Assche soene Jans daer moeder af was jouffrouwe Elisabeth Winnepennincx die ontfangen heeft den derden novembris anno 1539 present Janne de Pape ende Eloy Dast als mannen van leene, 6 Rinsgulden erffelijck staende bepant op zekere leengoeden toebehoirende den erfgenaemen wijlen jouffrouwen Marie van Roye ende dat naer de dood jouffrouwe Elizabeth zijnder moedere voers. Ontfangen voer het hergeweye voere mijnen genadigen heere 6 karolusgulden 56.” In een andere register (het leenboek van 1543) staat: “Franchois van Assche hout te leene in susters ende broeders deelinge eene erffelijcke rente van 6 Carolus guldenen ’t sjaers beset 1.
56
Alg. Rijksarchief, familiearchief de Merode Westerlo, VM 468, Rekeningen van Lenen 1538-1561. 59
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
ende geassigneert op ’t voors Hof te Luyts met allen sijnen toebehoorten ende tot dyen op allen de leenen die Jouffrouwe Cathelijnen Estrix binnen Londerseele toe te hooren plaegen.” Franchois van Assche had als priester en kanunnik van de Sint-Rombouts te Mechelen geen directe erfgenamen. Hij stierf in 1543 of begin 1544. Het leenboek van het Land van Grimbergen vervolgt: “Meester Jan van Assche is sterfman vande voors leene als hem aangelot ende heeft Hendrick van Eesbeke alias vander Haegen den eedt gedaen 21 Julij 1544.” Jan was de broer van Franchois. Hij was dus ook een zoon van Jan van Assche en Lysbeth Verluytgaerden alias Winnepenninck. Ook hij was priester of eerder Benedictijn in de abdij van Vlierbeek bij Leuven. Hendrick van Eesbeke alias vander Haeghen was (volgens het Nederlands geslacht-, stam- en wapenboek) de man van zijn zus Willemina van Assche (zie ook ons vorig stamboomfragment van de familie van Assche). Na Jan van Assche is er geen nieuwe begunstigde van deze rente meer gekomen. De nieuwe eigenaar van het Hof te Luyts heeft kort daarna immers “dese rente gequeten.” Met andere woorden: hij heeft de oude lening afgelost. Opmerking: Deze Leuvense tak van de familie van Assche heeft op het eerste zicht niets met de Londerzeelse tak van dezelfde familie te maken. Toch heb ik in de laatste stamboom een ‘toevalligheid’ gevonden, namelijk het terugkeren van de familienaam Luyts. Barbara van Assche, dochter van Anthoen, kleindochter van Henrick, achterkleindochter van Christoffel jr, achterachterkleindochter van Christoffel sr was, voor ze in 1617 met Pieter Alens hertrouwde, immers getrouwd met Jan Luyts, waarmee ze een zoon had, Anthoen. Christoffel van Assche (ca 1450-/1527) x NN • Barbara van Assche (ca 1485-1537/) • Henric van Assche (ca 1475-1550) x Joanna van Sleehagen • Jan van Assche (ca 1480-1540/) • Christoffel van Assche (ca 1475-1558) x Catharina van Eechout Henric van Assche (ca 1508-1573) x Barbara Verbrecht Anthoen (ca 1545-1606) x Maria Goossens Barbara (ca 1580- ) x Jan Luyts, xx Londerzeel 1617 Petrus Alens Anthoen Luyts Willem (ca 1550-/1619) Robbrecht (1552-1559/) Elisabeth (ca 1556-1602/) Willem van Assche (ca 1510Gielis van Assche (ca 1510-/1565) Merten (ca 1540-/1565 ) x Maria Cleymans Christoffel van Assche (1542-1605), meier Kapelle-op-den-Bos Joos van Assche (1544-1575) Barbara van Assche (1546-1575/) x Aernout van Opsems
De Londerzeelse stamvader Christoffel van Assche kan best een broer van Jan van Assche uit Leuven zijn geweest, maar helemaal zeker is dat niet.
Het Hof te Luyts (1 dagwand). Op 4 februari 1549 verkocht de ge-emigreerde Franchois van Almaras aan Steven van Nuffele, de zoon van Joos, onder meer “Het Hof te Luyts met den huysen ende zijnen toebehoirten”, 1 dagwand groot”. 60
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Het leenboek van het Land van Grimbergen (begonnen in 1543) bevestigt dat en vertelt ons op folio 139 en volgende ook wat er daarna mee gebeurde. Steven vanden Nuffle, sone Joos, als sterfman in susters ende broeders deelinge heeft ontfangen ’t voors Hoff te Luyts met den huysingen ende toebehoorten, groot ontrent een dachwant bij opdrachte gedaen bij Francois Almaras. 4 Februarij 1549. Joos van Nuffle hebbende gedaen den eedt als besetman heeft ontfangen ’t voors Hoff te Luyts groot een dachwant naer de doodt Adriaens van Nuffle sijnen vaeder, broeder des voors Stevens de welck hij hadde ontfangen in broers ende susters deelinge gelijck de voors Joos van Nuffle ’t selve alsins in broers ende susters deelingen ontfangen heeft 26 Julij 1588. Gielis van Nuffle bij lotinge is hem dit te deel gevallen ende blijft sterfman. 2 Nov. 1609. Hans de Beer bij transport heeft ontfangen dit voors leen, blijvende daer van Sterfman, dit tot sijnen behoeve ende den eedt gedaen den 2 November 1609. Peeter van Hove heeft mits de aflijvicheyt des voors Jans de Beer verheven ’t voors dachwant daer Joos van Nuffle hier vorens op staet, nominerende voor sterfvrouwe Anna Batens weduwe desselfs de Beer. 27 April 1629 coram den stadth Mol. Over de familie van Nuffele Opwijkenaar Jan Lindemans heeft in zijn reeks ‘oude Brabantse Geslachten’ ook een genealogie van de familie van Nuffele opgenomen. De genealogie die volgt - en die de opvolging op het Hof te Luyts moet verklaren - heb ik aan de hand van andere bronnen zelf opgemaakt en pas daarna met de versie van de heer Lindemans vergeleken. Ernstige verschillen zijn er gelukkig niet maar ik heb wel (vooral in de registers van het Leenhof van het Land van Grimbergen) een groot aantal aanvullingen gevonden. Steven van Nuffele (ca 1470-1524) x Beatrijs Sweerts (wed. van Wouter vander Elst, dv Henric de Weert en Kathelijne Kints. Tot 1524 leenman van Ursene voor 0,5 bunder Eespenbosch, dat hij van Katelijne van Wachenen had gekocht. Joos van Nuffele (° Mercht. ca 1500 + Lond. 1572 x Cathelijne van Buyten (zijn nicht, dv Gillis en Margriete Sweerts). Schepen van Londerzeel 1553-1569 – Leenman van het huis van Dendermonde van een heerlijke cijns, omgezet in vijfschoof, met een opbrengst van 40 penninck lovens, 3 hoenders, 3 rooden en 6 veertelkens koren - Leenman van Ursene van 0,5 b. Eespenbosch (1537-1558, na zijn vader) – Stadhouder van Ursene (1533) – leenman van het Land van Grimbergen voor a) 6 dw keurhoeve ter Sporckt, b) 1 bunder in de Weverstate (na de Lathouwer), c) 2 b. Hof te Meeren en Eluaert meeren op Sneppelaar, d) den Hert in het Dorp, e) 2 dw op Hoogveld - Bezetman van zijn vrouw voor Grimbergs leengoed op Kruisveld, Heegaele, Raeshove en Schouwenbroeck – Eigenaar van de Croon en 1/2 van de Oyevaert in het Dorp - Koopt van Ursene 5de en 6de schoof op Biesmere en elders – Ook genoemd met grond op de Huffert in Steenhuffel (1541) en met een heerlijk bedrijf en laathof in dezelfde parochie (1551-1570). Steven van Nuffele (ca 1525-1578) x Jozijne van Praet (ca 1535-1590), dv Gillis en Josijne van Langenhove) Meisenier 1558 - Meier van Londerzeel (1555-1568) - Meier van het laathof van Affligem en de heerlijkheid van Voorspoel, ook van het laathof van zijn vader in Steenhuffel Leenman van het Land van Grimbergen voor a) keurhoeve ter Asscheraeyen, b) 13 bunder 61
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
tussen Steenbuekel, Weersrodestrate, de beek, Oudenhove en Voorspoel (gekocht van Clara en Franchois Almaras), c) Hof te Luyts en de Crommen mersch of Thienaert (na Franchois Almaras), d) 4 bunder bijzonder leen (na Roeland vander Heyden), en 2 dw weide na Beatrijs vd Beken - Ook leenman van Ursene (1566) – Hij (of een naam- en generatiegenoot) had ook eigendom in de Heerstraat aan de Wilgen te Malderen (dat is in de huidige Steenhuffelstraat tegen Steenhuffel). Anna van Nuffele (+ Opwijk 1628) x Hendrick Verspecht. Hij werd schepen en meier van Opwijk. Franchois van Nuffele (ca 1560-+1631) x Katelijne Gillevoorts (dv Geeraert en Peeternel van Schayborg) xx Catharina Verberckt . Meisenier in 1606 - Meier van het kapittel van St.-Rombouts (1608) - Schepen van Londerzeel 1594-1615 - Leenman van het Land van Grimbergen voor a) keurhoeve ter Asscheraeyen vanaf 1572, b) 2 dw op Hoogveld na Marie van Nuffle, c) 1 dw op Mechelse Couter na zijn moeder Jozijne, d) 1,5 dw op Mechelse Couter na broer Philips, e) 4 bunder bijzonder leen op Daalkouter en Houtenveld incl. de heerlijkheid vande Manden (later Viermannen geheten) 57, na zijn vader, f) 3 dw op Hoogdries na zijn vader - Koopt in 1624 van de familie Maugré de helft van het Hof van Lierre in Ramsdonk. Pieter van Nuffele (° Lond ca 1590 -1660) x Lond 1619 Katelijne vanden Bossche (dv Gerard en Anneke van Opstal). Meier laathof viermannen 1609 - Naar Malderen en daar schepen 16491651. Joos van Nuffele (Lond ca 1594 - 1650 ) x Lond 1626 Anna Goossens, dv Matthijs en Barbara vander Stappen. Meier van de laathoven Viermannen en Asscheryane, Ursene (1621-1636) - 3 dw leengoed op de Hoogdries na vader Franchois – De Hertshorenhoeve te Ramsdonk. Katelijne van Nuffele (ca 1635 - 1660). Frans van Nuffele x Lond 1624 Elisabeth Lemmens (1605 - 1669), dv Steven en Jenneken Verlijsbetten. Pachter in Londerzeel en later in Malderen – Meier laathof Viermannen. Jan van Nuffele (+ 1668) x Malderen 1636 Joanna de Prince (° ca 1615). 1 bunder bijzonder leen op de Daalkouter inclusief de heerlijkheid vande manden, na zijn vader Franchois – Tot 1656 hofstee den Langenhof naast de watermolen (Molenstraat) - In 1646 verhuisd naar Opdorp, bij Maria Van den Dijck - Brouwer in 1656 (in Londerzeel). Geert van Nuffele (° ca 1613) x 1640 Catharina Meulemans. Meisenier op 11/3/1631 - Testament in 1643 – 3 bunder bijzonder leen op het Houtenveld na zijn vader Franchois – Geen kinderen volgens Lindemans, nochtans: Catharina van Nuffel (ca 1641-1458) 3 dw leengoed op de Hoogdries na haar oom Joos van Nuffele – Jong en ongehuwd gestorven. Anna van Nuffele (ca 1600 – na 1659) x ca 1630 Geeraert Goossens sr. Hij was schepen van Londerzeel tussen 1622 en 1651 en heer van Viermannen. Margriete van Nuffele (ca 1607-1669) x Lond 1622 Philips van Assche. 3 bunder bijzonder leen op het Houtenveld na haar broer Geert. Johanna van Nuffele (ca 1565 – na 1641) x Gerard de Keersmaecker. 1.
57
Meer over deze heerlijkheid van de Manden (Viermannen) in ‘de geschiedenis van het Schaliënhuis’. 62
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Hij was schepen Londerzeel 1603-1627. Philips van Nuffele x NN. Erft in 1573 1,5 dw leengoed op de Mechelse Couter van zijn broer Gielis. Gielis van Nuffele (ca 1550-1573). Minderjarig in 1561 - 2 dw leengoed op de Boonewijt en 1,5 dw op de Mechelse Couter na Joos van Asbroeck - 2 dw leengoed op het Hoogveld, in 1561 geërfd van Hendrick vanden Hove (Uyttenhove), de weduwnaar van zijn tante Cathelijne van Nuffele - Helft van een stede tussen de Croon en de Burcht. Adriaen van Nuffele (ca 1530-1571) x Elisabeth van Meldert (dv Gillis en Maria Slich-
ten). Meissenier in 1558 (of 1568)- Eigenaar van den Oyevaert in de Steenweg – Door zijn huwelijk heer van het Hof den Bergh in de Steenhuffelse Lakeman – Ook leenman van Pitzemburg – Verhuist naar Brussel Gillis van Nuffele (+1625) x Katelijn van Volxem . 2 dw leengoed aan de Heegael na Maria van Nuffele – Erft in 1571 helft van stede den Oyevaert tegen de burcht - Erft de Croon van Joos van Nuffele zv Steven (1615) - 't Schaelleken vanaf 1599 tot 1600 - In 1609 Leenman op 1 dw van het Hof te Luyts na Joos jr (zijn broer die naar Brussel trekt). Joanna van Nuffele (+ voor 1620) Catharina van Nuffele (+ 1603) x Jan (Hans) de Beer. 3,5 bunder leen van de 7 bunders op de Beke tegen Wersrode, na Steven en Joos van van Nuffele – De Horen vanaf 1599 – Hans de Beer hertrouwde met Anna Batens. Joos van Nuffele (+ Brussel 1618) x Brussel 1595 Elisabeth Mertens. Leenman op 1 dw van het Hof te Luyts na zijn oom Steven en (kort) zijn vader Adriaen; leenman op het volle leen van 7 bunder tussen de Steenbueckel, Oudenhove, Voorspoel en de Weersrode strate, na zijn oom Steven – Brouwer in Brussel. Elisabeth van Nuffele (Brussel 1598-na 1659) x 1617 Brussel Jan van Thol. Zij was de enige dochter van Joos - Jan van Thol was licentiaat in de medicijnen, zoon van Roelof en Hildegonde de Gendt. We komen hem tegen in Londerzeel vanaf 1627; in de periode 1633–1659 wordt hij (niet tegelijk) genoemd met eigendom in de buurt van de “Onerman”, een half bunder bos aan de Heegaele, een hoeve in de Pluimennest (tegen de Trapppekenshoeve) en met belangen in ‘de Croon’. Er waren minstens 2 kinderen: Willem en Elisabeth. Merkwaardig: in het Caertboeck van Jan van Acoleyen uit 1710 staan de erfgenamen van Jan (van) Thol nog altijd genoteerd als de eigenaars van perceel KB26/6, een weide met een oppervlakte van 5,86 dagwanden (inclusief de helft van de beek), dat is ten noordoosten van de huidige Cattemansdreef.
Maria van Nuffele x Franchois de Keersmaecker (?)
Meissenier in 1558 - 2 dw + 2 dw leengoed op het Hoogveld, 2 dw aan de Heegaele en 2 dw op het Cruysvelt na haar moeder Cathelijne van Buyten – Franchois de Keersmaecker was schepen van Londerzeel in 1581. Joanna van Nuffele x Adam van Haelen. Leengoed de Steenbueckel (5dw) in 1549 gekocht van Franchois van Almaras Anna van Nuffele x Frans de Beer. Frans de Beer was ridder van Jeruzalem) (zie het Sieckhuys en de bedevaart naar de Bergkapel) – geen kinderen, testament in 1581. Margriet van Nuffele (ca 1520 + na 1568) x Geeraert de Huysheere. Geeraert de Huysheere kocht in 1549 6 dagwanden en 45 roeden tegen de Meysvondel van Franchois van Almaras. 63
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Cathelijne van Nuffele x Hendrick vanden Hove (Uyttenhove). Meisenier in 1558 - Grootmoeder van Pieter van Schaeyenborch – Eigendom op of tegen de Boonewijt – Hendrick was bezetman van Joos de Huysheere op 6 dw tegen de Meysvondel en op de 8,5 bunder op de Mechelse Couter (Grimbergs leengoed in Londerzeel) Hij was ook Cijnsman van Brabant (tot ca 1560) voor 2 dw land (daarna bos) de Wilgen in de Heerstraat te Malderen (na Marie van Schoendonck).
Land voor het Hof te Luyts (5 dagwand). Steven Herberchshuys sone wijlen Hendricx heeft ontfangen vijf dachwanden lants vanden voors hove te Luyts aen het voors hoff gelegen de welck een leen plach te sijn ende dat bij coope ende opdrachte gedaen bij Francois Almaras 4 Februarij 1549. Magdalena Herberchshuyse als sterfwijf met ende bij Pauwels de Custere alias van Kerstijnen heuren besetten man heeft ontfangen dit voors leen naer de doodt Stevens voors heurs vaeders in broers ende susters deelinge. 9 Julij 1554, present P.R. van Oeyenbrugge. Elders: Item van Magdalena Herberchshuys als sterfwijf met Pauwels de Custere alias van Kerstynen hueren besetman die den 9en July anno 1554, present Philips Rene van Oeyenbrugghe, Reynier Diericx, Joos de Blesere ende meer andere als mannen van leene ontfangen heeft 5 dachwanden lants vander hoeve te Luyts ende dat naer de doot Stevens Herberchshuys, heurs vaders, ende dat tot behoef bruers ende zusters in zusters ende bruers deylinge. Ontfangen voere thergeweye voere mijnen genadigen heere 6 karolusgulden Art. Barbara ’s Custers alias van Kerstijnen als sterfwijf heeft ontfangen dit voors leen daer Pauwels van Kerstijnen besetman af is naer de doodt Magdalena Herberchshuyse Hendricks dochter. 14 Februarij 1561. Barbara Snellincx sterfvrouwe ende Jan van Cottem besetman. Lesten Januarij 1582. Jan Baptista Christijn sone Pauwels, onder sijn jaeren, als sterfman geassisteert met meester Peeter Oudens als besetman heeft naer de doodt der voors Barbara Snellincx ontfaen dit leen ende eedt gedaen aende stadthouder Longin als besetman. 23 Maij 1600. Zie ook Algemeen Rijksarchief, Brussel, Schepengriffie, nr. 3574: De ongetrouwde Barbara Snellincx laat na haar overlijden in 1595 een aantal leengoederen van het Land van Grimbergen na waarbij een half bunder (2 dagwanden) voor het Hof te Luyts waar het met drie zijden aan grensde, Christoffel Verlinden sone wijlen Christoffels daer moeder af was Clara Herberchshuyse ende Lenaert Matthijssen als man ende momboir van Maria Verlinden, dochter Jan, daer groot moeder af was voors Clara mitsgaeders oock voor Steven Verlinden, broeder des voors Christoffels ende wijlen des voors Jans Verlinden, hebben ontfangen dit voors leen voor soo vele elck daerinne is gerecht als daer toe recht pretenderende, bij doode des voors Barbara Snellincx, doende Christoffel den eedt van trouwen ende blijft den voors Matthijssen sterfman. 19 Martij 1602, coram joncker Ant. Longin stadthouder. Op den 21 October 1608 heeft Dierick Pauli uyt crachte van procuratie hem gegeven bij Christoffel Verlinden ende consorten ende voorts als al daer opgedraegen ten behoeve van Joos Goossens ende Barbara Goossens sijne huysvrouwe de helft van vijf
64
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
dachwanden lants voor ’t Hoff Luyts ende heeft Geeraert Goossens, sone des voors Joos den eedt gedaen als sterfman ende besetman. Geeraert Goossens sone Joos als sterfman ende besetman heeft ontfangen ten behoeve van Barbara Goossens, sijne moedere, d’ander helft vande voors leene ende dat bij coope gedaen tegens Jacques van Christijnen ende consoorten als erfgenaemen wijlen jouffrouwe Barbara Snellincx uyt crachte van procuratie gepasseert voor schepenen van Mechelen ende heeft den voors Geeraert den eedt gedaen, present joncker Anthoon Longin stadthouder, 10 Julij 1612. Anna Goossens, dochter Geeraerts, heeft verheven als sterfvrouwe over de doodt haers voors vaeders de voors helft vande voors vijf dachwanden lants comende ter eenre Cuyermans weyde, ter tweeder de Messweyde, ter derder Broeckmans Bempdeken, ter vierder haers selfs goet, als haer te deele gevallen. Ende heeft Peeter Goossens, haren broeder, gedaen den behoorelijcken eedt als besetman, in handen mijns greffiers als geauthoriseerde des stadthouders joncker Peeter de Mol, present Rombout Wouters, Peeter Ruycevelkt ende Jan Verrest leenmannen, desen 28 Februarij 1670. Hergeweye 9 Florijnen. Over de families Herberchshuys, van Kerstijnen, Snellincx en Verlinden.
Hendrick Herberchshuys (ca 1485 - + voor 1549) x NN Clara Herberchshuys (ca 1500-…) x Christoffel Verlinden Sr Christoffel Verlinden Jr (ca 1535 - na 1608) x Margriet Cuypers (?) Steven Verlinden (+ na 1602) Jan Verlinden (ca 1530 - voor 1602) Maria Verlinden (ca 1555) x Lenaert Matthijsen (+ voor 1627) Steven Herberchshuys sr (ca 1505-1554) x NN
Leenman op 5dw van het goed te Luyts, op 3 dw aan het goed van Jan vander Heyden, op 1 bunder bij het Leefdaelbos (Wolvertem) en op 2 dw op het Houtenveld na Francois Almaras - leenman van 2 dw voor het Hof te Luyts, in 1549 gekocht van Willem van Asssche - 2 bunder tegen Leefdaalbos, in 1549 gekocht van Franchois van Almaras
Elizabet Herberchshuys (ca 1530-1578) x Augustijn Snellincx (+Mechelen 17 februari 1579). Getrouwd in de Sint-+Rombouts te Mechelen op 7 januari 1574. Dit echtpaar wordt verschillende keren genoemd in het archief van de weeskamer van Mechelen (zie de Ware Vrienden van het archief van Mechelen). De vrouw van Augustijn Snellincx heet daar: Elisabet Herbets (1577), Elisabeth van Kerstijnen (1588), Elisabeth Herrebets (1589) en Elisabeth Herbertshuysen (1593) – Mogelijk is Augustijn voor 1587 hertrouwd met Claerken Mochaerts (of Mockaerts) waarmee hij tot 1594 in Mechelen nog 4 kinderen had. In het archief van de weeskamer komt deze echter tussen 1594 en 1600 drie keet voor als Clara van Loocke).
-
Barbara Snellincx (ca 1575-Mechelen 2 februari 1596).
Steven Herberchshuys jr (+1578) x Barbara van Kerstijnen (alias ’s Custers)
Gestorven als ‘jonge dochter’. 58
Oom en bezetman van Joos de Huysheere jr op 6 dw leengoed tegen de Meysvondel - 2 dw leengoed voor het Hof te Luyts en 5 dw van het goed te Luyts na Magdalena Herberchshuys - 2 bunder tegen Leefdaalbos in Wolvertem - Wellicht geen kinderen
1.
Magdalena Herberchshuys (….-1560) x NN
58
Er kan aangetoond worden dat de families de Huysheere en Herberchshuys dezelfde origine hebben, maar in dit kader heeft dat geen belang. 65
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Erft in 1554 van haar broer Steven 5 dw van de hoeve te Luyts, 2 dw voor het Hof te Luyts, 2 dw op het Houtenveld en 2 bunder eussels tegen Leefdaalbos van de heerlijkheid van Voorspoel.
Barbara van Kerstijnen alias Custers x Steven Herberchshuys jr. Wellicht geen kinderen. Genoemd in Mechelen in 1562 (als vrouw van Steven Herberchshuys) en in 1596 (als vrouw van Thomas Herbertshuysen).
Petrus van Kerstijnen (ca 1510-nà 1561) Bezetman van Elizabet Herberchshuys in Londerzeel. Op de website van de Ware vrienden van het Archief van Mechelen vond ik in 1562 een Pieter van Kerstijnen ivm een rente (notariaat Jan Tielens, akte 189) en in 1564 een Pieter van Kerstijnen, echtgenoot van Joanna van Candriessche (notariaat Jan Tielens, akte 284).
Pauwel van Kerstijnen alias Custers geheten Raes (+ na 1579) Bezetman van Magdalena Herberchshuys op het goed te Luyts en op het goed tegen Leefdaalbos. Hij woonde in 1544 in Mechelen (bron: de Ware Vrienden van het archief van Mechelen). Hij of een naamgenoot wordt in dezelfde bron in 1593 genoemd als man of weduwnaar van Elisabeth Coesmans.
Jan Baptist van Kerstijnen (Christijn) geheten Raes (ca 1590-…) Minderjarig in 1600 - 5 dw van het goed te Luyts en 2 dw op het Houtenveld, na het overlijden van Barbara Snellincx (1600) de dochter van Elizabet Herberchshuys (dat was de schoonzus van zijn tante Barbara van Krestijnen. Dit schijnt echter betwist geweest te zijn en nog geen twee jaar later (in 1602) gaat de erfenis van Barbara Snellincx naar de nakomelingen van Clara Herberchshuys.
Ook vernoemd in de Londerzeelse schepenakten en/of de leenboeken van het Land van Grimbergen, maar ik ken hun familieverband niet, zijn: Margriete van Kerstijnen: ook Ketels. Zij verhuurt in 1543 een huiske met hof (10 roeden) in Londerzeel aan Jan van Houte. Charles Louys van Kerstijnen (Chrystijnen): jonker; in 1654 genoemd als bezetman van Jan Louys Moreno 59 op de Steenbuekel. Getrouwd met Anna de Nestele. Ook genoemd in het archief van de Weeskamer van Mechelen, nr. 12 folio 89 verso van 1600. Jacques van Kerstijnen: genoemd in 1612. Hij woonde in Mechelen.
1.
59
Jean Louis Moreno, priester en kanunnik van het adelijk kapittel van St. Waudru te Bergen. 66
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Waar lag het Hof te Luyts? Wanneer we alle informatie samenleggen die we intussen in verband met het al in de 16 de eeuw grotendeels verdwenen Hof te Luyts gevonden hebben, dan moet het mogelijk zijn om aan de hand van de toponiemen de exacte ligging ervan te ontdekken. Gelukkig heeft Landmeter Jan van Acoleyen enkele van deze toponiemen op blad 26 van zijn ‘kadaster’kaart van 1710 overgenomen en werden er ook enkele in andere documenten in deze periode genoemd. Dit ‘Kaartblad’ 26 beschrijft het gebied tussen tussen de Brusselstraat (westen), de Molenbeek (noorden en oosten) en de grens met Wolvertem (zuiden en oosten).
De Toponiemen in de buurt van het Hof te Luyts.
Links: de kaart van Jan van Acoleyen uit 1709/1710 – Rechts: hetzelfde gebied op een recente kaart. Perceel 2 1 11 19 4 5 7 8 9 10 12 13 14 15 16 17 22
Toponiem De Buggenhout Het Hoochvelt, inclusief de hoevegebouwen Het Hoochvelt Het Hoochvelt (was nog bos in 1573) Meysvondel, meyersvondel, meyers steenen brugge (ook te westen van de straat, Kb25/63) (1) Kapittel van sinte Gudule De Steenbueckel De Mestweyde De Mestweyde Cattemansstede (niet meer bebouwd) De Kuyerman De Thienaert, weide met helft van de straat (2) De Thienaert, beemd met de helft van de straat (2) De Crommen Mersch, ook de Thienaert, met de helft van de beek Broeckmans Veldeken - In 1699 een bosje op de grens met Wolvertem. De Platten bempt of Peerden mersch later , in 1710, ook Kuyerman) De Beeleman
Opp. (ca) 6,36 dw 20 dw 4,31 dw 2,23 dw 4 dw 7 dw 8,74 dw 6,28 dw 3,3 dw 9,51 dw 5,32 dw 3,13 dw 1,73 dw 3,25 dw 1 dw 4,75 dw 18 dw
(1) De Meysvondel – Stenen brug over de Molenbeek. “Meys” zou kunnen verwijzen naar (de weg naar) Meysse of een afkorting zijn van “Meier”. (2) Thienaert - Genoemd naar “die van Tienen” die daar voor 1543 zouden hebben verbleven. In 1440 was Gielijs Van Thienen leenman van Dendermonde van een huis en hof naast hof te Luyts op de beek.
Welke indicaties kunnen ons verder helpen? 67
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Indicatie 1430: Gielijs van Thienen onderleenman van van Wouter van Messien voor 3 dagwand huis en hof in de Thienaert, naast het Hof te Luyts tegen de beek 1543: Kathelyne van Wolemont (= Estricx) was leenvrouwe van een huis en hof tegen de Heerbeek, 6 dagwanden groot, en tegen de Crommenmeersch (26/15) alias de Thiennaert geheten (= het goed te Luyts). Kathelyne Estricx was voor 1540 leenvrouwe van 2 dw beemd en water (intussen bos) tegen het Hof te Luyts. 1549: Steven Herberchshuys koopt 5 dagwand grond, tot dan een deel van het goed te Luyts, en grenzend aan het Hof te Luyts. 1549: Ghilam Seghers koopt de helft (of twee dagwanden) van de Platten Bempt alias de Peerden Meers (KB26/17) ‘aende goeden Willem Luyts’. 1596: Barbara Snellincx laat in 1596 een aantal leengoederen van het Land van Grimbergen na waarbij een half bunder (2 dagwanden) voor het goed te Luyts waar het met drie zijden (?) aan grensde (A.R. Brussel, Schepengriffie, nr. 3574). 1670: Anna Goossens verheft de helft van 5 dw (deel van het goed te Luyts). Het grenst aan de Cuyermans weyde (KB26/12), de Messweyde (KB26/8 en 9), het Broeckmans Bempdeken (KB26/16) en haar eigen goed.
Louis De Bondt
Identificatie Mogelijke plaats Goed te Luyts (6 dw) KB26/13 (3,09 dw), of KB26/16 (1dw)+KB26/17 (4,7dw) = 5,7 dw, of KB26/15 (3,07 dw) KB26/14 (1,7dw)+KB/26/17 (4,7 dw) = 6,4 dw KB26/16 (1dw)+KB26/17 (4,7dw) = 5,7 dw, of KB26/14 (1,7dw)+KB/26/17 (4,7 dw) = 6,4 dw KB26/18 (2,43 dw) KB26/17 (4,7 dw) KB26/18 (2,43 dw)
KB26/16 (1dw)+KB26/17 (4,7dw) = 5,7 dw, of KB26/14 (1,7dw)+KB/26/17 (4,7 dw) = 6,4 dw KB26/16 (1dw)+KB26/17 (4,7dw) = 5,7 dw, of KB26/14 (1,7dw)+KB/26/17 (4,7 dw) = 6,4 dw KB26/16 (1dw)+KB26/17 (4,7dw) = 5,7 dw, of KB26/14 (1,7dw)+KB/26/17 (4,7 dw) = 6,4 dw
KB26/18 (??) KB26/17 (4,7 dw)
KB26/14 (1,7dw)+KB/26/17 (4,7 dw) = 6,4 dw
Alle aanwijzingen leiden ons naar de percelen KB26/17 aangevuld met KB26/14 of 16 voor het hele goed te Luyts en naar KB26/14 of KB26/16 voor de gebouwen ven het Hof te Luyts. Het Goed te Luyts lag met zekerheid tegen de beek. De combinatie KB26/16+17 grenst niet aan de beek. De combinatie KB26/14+17 doet dat wel. De eventuele restanten van het de gebouwen te Luyts moeten zich dus in de bocht van de beek op perceel 14 bevinden. Dat perceel was in 1709 weliswaar 1,7 dw (en niet 1 dw groot) maar tussen 1543 en 1709 kan er een grenswijziging tussen beide percelen plaatsgevonden hebben. Overigens schreef ik al dat men in de periode 1540-1549 de exacte oppervlakte van al deze percelen eigenlijk niet eens kende. De laatste eigenaar van perceel KB26/14 die we in de Leenboeken van Grimbergen vonden was in 1629 Anna Batens, de weduwe van Jan de Beer. Het verhef gebeurde in haar naam door Peeter van Hove. In 1709 was dit perceel de eigendom van het Klooster van Dielegem geworden. Volgens dezelfde leenboeken van het Land van Grimbergen was perceel KB26/17 in twee keer (in 1608 en 1612) de eigendom van Geeraert Goossens geworden. In 1670 was zijn dochter Anna Goossens, zijn ca 1630 geboren en in 1685 in Ramsdonk gestorven dochter bij Anna van Nuffele) er nog altijd de eigenaar van. Anna Goossens was in 1646 getrouwd met Jan (of Pieter) van Thienen. Zij hadden wellicht geen kinderen in leven. In 1709 stond deze grond op naam van Cornelis De Wit ingeschreven terwijl Jan Verbelen er de pachter van was. Ik heb geen direct familieverband tussende familie Van ThienenGoossens en de Wit gevonden of het zou via het huwelijk van Cornelis de Wit met Joanna van Nuffele (in Herdersem op 7 juni 1698) moeten zijn . Ik heb ook geen verband met pachter Verbelen (getrouwd met Maria van Ingelgem) gevonden. Wanneer we de kaart van 1710 met een huidige gemeentekaart vergelijken zien we dat de beek, die wellicht omheen de hoevegebouwen liep sedertdien voor een deel werd rechtgetrokken.
68
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Een stuk van een recente gemeentekaart en drie luchtfoto’s van Google-earth. De loop van de Molenbeek op de kaart is niet correct getekend.
69
Louis De Bondt
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
70
Louis De Bondt
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
71
Louis De Bondt
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Het Hof en het Goed te Boots lagen op de grens van het vruchtbare Brabantse leemgebied en het uitgestrekte noordelijker gelegen en pas later ontgonnen heidegebied. Mochten er nog overblijfselen van te vinden zijn – hetgeen erg onwaarschijnlijk is – dan moeten we die aan het begin van het huidige Broekveld gaan zoeken. Het Hof was – al naar gelang van de periode – een leengoed, pachthof en keurhoeve maar is zelf nooit de zetel van een eigen juridische entiteit (zoals bijvoorbeeld een heerlijkheid) geweest. Evenals het besproken Hof te Luyts had het een dubbel statuut: de hoeve met het erf heeft altijd bij het Land van Grimbergen gehoord; 10 bunders omliggende en er bij horende landbouwgrond waren een onderleen van het Huis van Dendermonde.
De Naam ‘te Boots’ Het is vrij zeker dat de naam Boots (soms Boets) tot de familienaam De Bode of Bode te herleiden is. Die was hier van de 13de tot de 17de eeuw redelijk verspreid. Een Walterus, Lise en Willelmus Bode waren in 1321 (voor diverse percelen grond in Steenhuffel cijnsplichtig aan de hertog van Brabant. Later, zowel ca 1390 als ca 1440 komen we nog twee andere Willem Bode tegen. Die van 1440 werd wel Cooman geheten. Omstreeks 1285 trouwde Reynier van Ursene, zoon van Reynier, heer van Asschreyane (Drietoren) met een Ida Bode, dochter van Jan. Omdat deze Reynier in 1298 schout van Antwerpen was, is het waarschijnlijk dat zijn vrouw niet van de Bode-tak van Steenhuffel stamde maar dat haar vader misschien de in 1272 en 1277 vernoemde schepen van Antwerpen was. In 1344 werden in Mechelen een Jan van Voorspoel en zijn vrouw Anna Boots gesignaleerd. Zij waren ook de eigenaars van het goed van Voorspoel en Oudenhove in Londerzeel. Al de hierboven genoemde mensen hebben wellicht niets met het Hof te Boots op Londerzeelheide te maken. Maar de volgende mensen hadden dat wel.
72
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Adriaen Bode ca 1370/1400-1435 Betekenis van bovenstaande jaartallen: geschat geboortejaar / beginjaar als eigenaar van het Hof te Boots – laatste jaar als eigenaar van het Hof te Boots / jaar van overlijden indien verschillend van het vorige.
Adriaen Bode. In 1430 was Adriaen Bode één van de 14 onderleenmannen van Wouter van der Messiën voor het Huis en het Land van Dendermonde, Dat was voor 10 bunder in het goed te Boots tegen het goed van het huidige Broekveld op Londerzeel-Sint-Jozef. Zie hiervoor in het begin van dit boek. Wie Wouter van der Messien was, heb ik in het voorgaande deel over het Hof te Luyts proberen uit te leggen, Adriaen Bode was waarschijnlijk een broer – mogelijk een zoon - van de tussen 1430 en 1440 overleden Jan Bode die in hetzelfde jaar de hoofdleenman was van hetzelfde huis van Dendermonde voor 1 bunder land op het Eerdbruggeveld, en/of van Reinier Bode, in 1440 onderleenman van Ursene, eveneens op de Eerdbrugge, De Eerdbrugge lag ten noordoosten van Klein Holland en raakte in het noordoosten aan het Goed te Boots.
Het Dendermondse Goed te Boots en het Grimbergse Hof te Boots In het archief van het Land van Dendermonde, getranscribeerd door Willy Stevens in 'Het Leenhof van Dendermonde in de 15de eeuw' wordt niet over gebouwen op het Goed te Boots gesproken. Dat heeft een reden. Want naast het Goed te Boots bestond er toen blijkbaar ook een aangrenzend Hof te Boots dat duidelijk niet hetzelfde was. Midden 2015 stuurde J. Michel Van der Elst mij de volgende tekst die hij in de archieven van de Schepenbank van Eppegem gevonden had en die van ca 1530 dateert 60. Hij gaat over de verdeling tussen de kinderen van wijlen Joos van Oyenbrugge en wijlen Maria van Ursel. Bij het deel dat naar hun dochter Anna ging bevond zich: “… een hoff gelegen onder de prochie van Londersele geheeten thoff te Boots, aende groote heyde, met huysen, bogaerden, bempden, heyden ende winnende lande… zoe in leen soe in erve, dwelck eensdeels gehouden wordt van de heere van Nassouwe ende eensdeels van den huyse van Denremonde, dwelck toe te behoiren plach Janne van Brecht ende daernae Jouffr Katheline van Oyenbrugge, die welcke Jouffr Katheline het voirscreven hoff gemaect heeft bij hueren testamente des voirscreven Jouffrouwe Anna van Oyenbrugge...” Ik vat samen: In 1530 of daaromtrent bestond ‘Te Boots’ zowel uit leengoed van het Land van Grimbergen als van het Land van Dendermonde. De totale oppervlakte is niet gegeven maar naast landbouwgrond waren er huizen, boomgaarden, weiden en heide op te vinden. 1.
60
Algemeen Rijksarchief Leuven, Schepengriffie van Eppegem, register nr. 3196, folio 47. 73
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
De achtereenvolgende eigenaars (althans van het Grimbergse deel) waren: Jan van Brecht, Catharina van Oyenbrugge, Joos van Oyenbrugge x Maria van Ursel, en (vanaf ca 1530) Anna van Oyenbrugge. Zou er een (familie)verband tussen de families van Brecht en van Oyenbrugge kunnen zijn?
De familie van Brecht. Jan van Brecht (senior) ca 1415 – nà 1460 x Theodora de Louwe de Montfort Gosewijn van Brecht ca 1450 – 26/11/1518 x 1480 Isabella van Wytfliet 1455 of 1464 + na 1519
Jacob van Brecht Ca 1440 - 1524, Brussel x Beatrijs Absaloens Heer van Diegem Schepen van Brussel
Jan van Brecht (junior) ca 1480-1558 x Isabella van Hynnenbergh
Jan van Brecht +22/2/1546 x Catharina van der Noot
De familie van Oyenbrugge. Voor kennis over de familie van Oyenbrugge kan ik weer bij J. Michel vander Elst terecht. Op zijn site http://www.de-meiseniers.be/pachthovendl4.pdf. is hun volledige stamboom en nog veel meer te vinden. Ik zal me hierna tot een klein stukje daarvan beperken. Jan van Oyenbrugge Ca 1400-1482 x ca 1424 Catharina van Berbelghem + 1457 Barbara van Oyenbrugge ° ca 1424
Catharina van Oyenbrugge (1) ° ca 1428 - 1490 x Thomas Wijflets + voor 1490
Jan van Oyenbrugge ° ca 1432 x Catharine Vanden Bossche
Geertruy van Oyenbrugge ° ca 1436
Otto van Oyenbrugge ca 1440 – 1500 x Lijsbeth van Voosdonck
Hendrik van Oyenbrugge ° ca 1444
Joos van Oyenbrugge ° ca 1448 + x/8/1506 x 28/7/1490 Maria van Ursel (2) + 17/2/1529
Anna van Oyenbrugge ca 1490 – 1545 x Jan Pipenpoy
Maria van Oyenbrugge ° ca 1493 x François van Diest
Engelbert van Oyenbrugge ca 1496 – 25/3/1576 x 12/2/1526 Catharina tSeraerts
François van Oyenbrugge ca 1498 - 1/11/1540 x Margriete Quarre
(1) Deze Catharina is de bij de verdeling genoemde Jouffr. Katheline van Oyenbrugge die dus nà Jan van Brecht de eigenares van het Bootshof was. (2) Maria van Ursel was een dochter van Philips van Ursene (heer van Asschereyane, het latere Drietoren) en Maria vander Heyden .
De familie (van) Wytfliet. In de vorige stamboomfragmenten is één gemeenschappelijke familienaam te vinden.
74
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Isabella van Wytfliet, de vrouw van Gosewijn van Brecht, en Thomas Wyflets, de man van Catharina van Oyenbrugge, moeten familie zijn. De namen Wytfliet en Wyflets (en vele andere varianten 61) worden vrij willekeurig en voor elkaar gebruikt. Op blz. 63 van het eerste deel van het ‘Nederlandsch geslacht-stamwapenboek’62 heeft Isabella van Wytfliet trouwens de naam Isabelle de Wyflet gekregen. Dààr is ze evenwel niet met Gosewijn maar met Cornelis van Brecht getrouwd 63. En op blz. 120 van “Fragmens généalogiques” 64 wordt de man van Catharina van Oyenbrugge niet Thomas Wyflets maar wel degelijk Thomas Wytfliet genoemd. De familie (van) Wytfliet/Wyflets zou de ontbrekende schakel tussen Jan van Brecht en Catharina van Oyenbrugge kunnen zijn. Over deze familie is op het wereldwijde web zeer veel maar helaas meestal tegenstrijdige informatie te vinden. Ik doe mijn best…
61
Zoals Wijflit, Wijflits, Wijnvliet … geschreven met ij of y, met f of v, met of zonder t, al dan niet voorafgegaan door van, soms ook door de… 62 2. Nederlandsch geslacht-stamwapenboek waarin voorkomen de voornaamste adelyke en aanzienlyke familiën in de zeven vereenigde provinciën, eerste deel, letter A-B, uitgegeven door J.B. Elbe en D.M. Langeveld te Amsterdam, jaar 1785. 63 3. Alhoewel dubbele voornamen toen nog niet gebruikelijk waren hebben enkele genealogen deze mens daarom gewoon als ‘Gosewijn Cornelis van Brecht’ in hun stamboom opgenomen. Geef ze maar eens ongelijk… 64 4. Dumont, Fragmens généalogiques, tôme IV, uitgeverij Duquesne Gent 1862. 1.
75
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Antonis van Wytfliet ca 1420/1450 -1485 x Gertrudis van Ackersloot van Amerongen De herkomst van de familie van Wytfliet In 1312 (of daaromtrent) verwekte Hertog Jan II de Vreedzame van Brabant in Wittem (of Heusden Noord-Brabant) een bastaardzoon bij Elsbeen van Wytvliet vander Sluyse, de dochter van ridder Willem van Wytfliet (° 1250 + 26/6/1319), heer van Wytfliet. De van Wytfliets hadden toen al enkele generaties de heren van Wijtvliet geleverd. 9 maanden later werd die in kasteel Grave geboren en men noemde hem Jan. Zoals alle hertogelijke bastaarden kwam ook deze Jan alias Magerman van Wytfliet redelijk goed terecht. In 1343 werd hij ridder en ca 1340 was hij getrouwd met Margaretha Pipenpoy, dochter van Rudolf, erfvrouwe van Blaasveld, waardoor hij in 1347 zelf heer van Blaasveld werd. Bij zijn huwelijk had Jan ook Margaretha’s eigendommen in Merchtem als bruidschat gekregen. Jan van Wytfliet hertrouwde nog 2 keer. De bronnen spreken elkaar tegen met wie dat was. Naast heer van Wytfliet en Blaasveld (Blaersvelt) was Jan in 1336 ook al burggraaf van Heusden geworden en in 1352 gaf Jan III van Cuyck hem de heerlijkheid van Cuyck met het stadje Grave 65 in pand. Achteraf bekeken was dat geen goed idee. Want toen hij in 1356 zijn pand terugvroeg, maar het niet kreeg, heeft hij met enkele getrouwen en een aantal gewapende Gravenaren het kasteel van Grave aangevallen. Bij de schermutselingen die volgden werd Jan van Wijtfliet op 17, 26 of 27 augustus 1356 gedood. In 1364 werd Blaasveld wegens openstaande schulden voor een prikje verkocht of weggegeven 66 aan Jan van Bouchout (1320-1391) die het domein later aan Jan Tencke zou overlaten. Zou het kunnen dat in de huwelijkskorf van Margaretha Pipenpoy niet alleen de heerlijkheid van Blaasveld en eigendommen in Merchtem, maar misschien ook wel een Hof te Boots aan de Londerzeelse Heide heeft gezeten en dat dit daarna – in tegenstelling tot Blaasveld, wèl nog in de familie van Wytfliet is gebleven?
Het kasteel van Heusden (of wat er van overblijft)
65 5. Het stadje Grave komt een aantal keren in onze plaatselijke geschiedenis voor. Ik verwijs hiervoor naar de Geschiedenis van Diepensteyn. 66 6. Jan van Boechout, burggraaf van Brussel, was de Brabantse hertog Wenceslaus (de man van hertogin Johanna) trouw gebleven toen de graaf van Vlaanderen in 1356 Brabant binnenviel en na de slag van Scheut zelfs tijdelijk veroverde. Ook over deze episode is meer te vinden in de Geschiedenis van Diepensteyn.
76
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Volgens bijna al de door mij geconsulteerde genealogieën had Jan van Wytfliet echter geen wettige erfopvolgers, maar zijn er wel 2 of 3 bastaardkinderen van hem bekend. Dat zijn. Jan van Wytvliet. Heynricus van Wyflet, overleden na 1386, castelein van het kasteel Heu(s)den. Hadewich (elders Lijsbeth) van Wytvliet. Ze trouwde met Jan Bac van Tilburg, en had met hem minstens 7 kinderen waarvan men de oudste, Jan, evenals diens nakomelingen , niet Bac maar van Wytvliet is blijven noemen. Maar… Op de website genealogieonline.nl vond ik ook de stamboom Reijnaerdts-Speth. De auteur daarvan heeft wèl een wettige zoon van Jan van Wijtvliet en Margaretha Pipenpoy gevonden. Omdat ook de rest van deze stamboom zo goed met onze eigen gegevens samenvalt zal ik hem verder gebruiken. Jan van Wytfliet ca 1312-1356 x ca 1340 Margaretha Pipenpoy Thomas van Wytfliet Sr. ° ca 1350 x? Aert van Wytfliet ° ca 1385 - >1432 X NN van Merwede Willem van Wytfliet x ?
Anthonis van Wytfliet ca 1420 - <13/2/1474 x Geertruida van Amerongen
Thomas van Wytfliet x
Isabella (Elisabeth) van Wytfliet ca 1455/1561-1538 x 1480 Gosewijn van Brecht + 26/11/1518 Jan van Brecht ° ca 1480 - 25/11/1558 X Isabella van Hynnenbergh
Over Thomas van Wytfliet Senior, de enige wettige zoon van Jan, heb ik geen verdere gegevens gevonden. Mogelijk is hij, in tegenstelling tot de rest van zijn familie, in de zuidelijke Nederlanden gebleven of terecht gekomen. Dat verklaart misschien waarom zo weinig genealogen hem gevonden hebben.. Zijn zoon Aert van Wytfliet was onder meer in 1421, 1426, 1427 en 1432 schepen van Breda. In de Bredase cijnsregisters 1250-1650 wordt zijn naam drie keer voluit als Aert Maeszone van Wijtfliet en één keer als Aert Thomaeszone van Wijthvliet geschreven. Hij trouwde met een dochter van Jan van Merwede (heer van Haagoort) en Sophia Uten Houte waar we de voornaam niet van kennen. Ze hadden (minstens) twee zonen: Willem en Anthonis.
77
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Willem van Wytfliet kennen we alleen omdat hij op 13 april 1474 optrad als voogd van Liesbeth, de dochter van zijn kort voordien overleden broer Anthonis toen die “1 hoeve moerland boven ambacht van Nederveen in het Land van Eethen en Meeuwen” 67 pachtte .
Anthonis van Wytfliet Anthonis van Wytfliet, geboren omstreeks 1420, werd, na zijn schoonvader, heer van Hagoort 68 . Hagoort was een dorp in Noord-Brabant, een deel van Drongelen dat intussen Aalborg bij Heusden geworden is. Hagoort zelf is door de aanleg van de Berghse Maas in 1904 verdwenen. Misschien moet ik toch maar eens op een kaartje tonen in welk deel van Nederland we ons al een hele tijd bevinden.
Anthonis trouwde met en Geertruida van Amerongen. Zij was een dochter van Meus van Ackersloot en Geertruida van Wielenstein. Volgens sommigen heette ze dus eigenlijk van Ackersloot gezegd van Amerongen 69. Anderen 70 noemen haar Geertruida van Amerongen van Wielestein. Ter gelegenheid van de overdracht van een huis in Almkerk 71 aan de heer van Altena werd ze op 26 juli 1520 als volgt omschreven: “Geertruida van Amerongen van Wielestein, weduwe Anton van Wijtvliet, draagt de manschap van wijlen Matthijs van Muilwijk over aan de heer van Altena”.
67 1. Dat ligt allemaal in Noord-Brabant bij Drongelen (nu Aalburg) en meer bepaald in wat vroeger “het Land van Heusden en Altena” heette. Ik begin me serieus af te vragen of deze familie van Wytfliet ook niets met het ontstaan van de hoeve Altenaken alias Altena in de Londerzeelse Pluimennest te maken heeft. Elders heb ik de geschiedenis van dit hof maar vanaf ca 1500 kunnen reconstrueren. 68 2. Elders wordt hij heer van Haeghorst (Haghorst) genoemd. Dat lag ook in Noord-Brabant en is nu een deel van het toch veel zuidelijker gelegen Hilvarenbeek geworden. 69 3. Sasse van Ysselt, het huis van Helmond of van Brecht, in Poppel in goede en kwade dagen, uitgegeven door de heemkundige kring Nicolaus Poppelius. 70 4. Ons Voorgeslacht’, jg. 41 (1986), een uitgave van de Zuidhollandse Vereniging voor Genealogie. 71 5. Almkerk, nu een deel van Woudrichem tegen Aalburg (zie kaart) was een dorp in het Land van Altena (ook het Land van Heusden en Altena genoemd).
78
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Op vele plaatsen las ik dat de weduwe van Anthonis op 11 november 1510 overleden is, hetgeen door de vorige tekst wordt tegengesproken. Voor ons verhaal heeft dat gelukkig geen belang Anthonis van Wytfliet overleed, in ieder geval lang voor zijn vrouw, op 13 februari 1474. Op basis van hetgeen volgt, ben ik er bijna van overtuigd dat Anthonis – voor Jan van Brecht – de eigenaar was van het Grimbergse deel van het Hof te Boots.
Isabella of Elisabeth van Wytfliet en Gosewijn van Brecht. Tot zover het gecompliceerde eerste deel van de van Wytfliet geneaologie. Vanaf nu wordt het pas echt ingewikkeld. Omstreeks 1455 kregen Anthonis en Geertruida een dochter, die volgens de meeste zuidnederlandse bronnen Isabella en volgens de meeste noordnederlandse Elisabeth heette. Iedereen gaat er wel van uit dat ze twee keer is getrouwd. Een eerste keer met Gosewijn van Brecht, waarmee ze (voor of in 1480) een zoon Jan en misschien ook een dochter Johanna kreeg. Een tweede keer met jonker Arnold Collart van Lynden, alias Aert der Wylde, zoon van Jan Collart van Lynden en Catharina van Kessenich, vrouwe van Kessenich (Belgisch Limburg), waardoor ze zelf ook vrouwe van Kessenich werd en waarmee ze na 1480 nog 3 kinderen had: Willem en Elisabeth die de naam van Kessenich kregen, en Anthony Collart van Lynden. Ja maar… Gosewijn van Brecht is pas op 26 november 1518 in ’s Hertogenbosch overleden. Ofwel was Elisabeth/Isabella dus een bigamist. Ofwel is ze van Gosewijn van Brecht gescheiden. Ofwel is Collart van Lynden (van wie we de sterfdatum niet kennen) niet haar tweede maar haar eerste man. Ofwel waren Elisabeth en Isabella toch niet dezelfde persoon maar zussen van elkaar. Voorlopig heb ik geen argumenten om voor één van deze mogelijkheden te opteren. Laat ons toch eens kijken wat ik over deze dame heb gevonden. Op 13 februari 1474 werd Elisabeth de eigenares van de heerlijkheid Hagoort in het Land van Heusden. Dat was na de dood van haar vader Antoon die ze van zijn schoonvader Jan van Merwedde had geërfd. Haar neef Thomas van Wytfliet, de zoon van Willem, deed voor haar het verhef. Hagoort zou toen een hoog en laag gerecht hebben gehad. Opmerking: Eigenlijk heeft mijn bron (Taxandia, Volume 9 - Hertog van Brabant, Heusden) het over de ‘heerlijkheid Hage in het Land van Heusden’ maar dat is niet juist. De heerlijkheid Hage bestond wel en maakte deel uit van de baronie van Breda. Later is het Princenhage en intussen een wijk van Breda geworden. En, ofschoon ook Breda in Noord-Brabant ligt, is dat niet in het Land van Heusden. Dirk van Merwede, de vader van Jan had in 1434 overigens niet de heerlijkheid Hage maar wel degelijk de heerlijkheid Hagoort van ene Nicolaes vander Dussen gekocht (zie hiervoor bij A.J. van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden, editie 1844, deel 5, letter H, blz. 94).
Op 17 januari 1480 heeft “jouffrouw Lijsbetten, dochter wylen Anthonis van Wijffliet en met Thomas van Wijffliet hueren neve” ook “de proprieteit van den geheelen goeden van Borchst” in leen ontvangen, en dat “metten bedrive van manschappen ende allen anderen hueren toebehoirten in de prochie van de Hage gelegen, gelijc wylen Jouffrou Johanna van der Merwede deselve goede plach te bezitten ende achter gelaten heeft.” Op 5 maart 1507 gebeurde er bij het Leenhof van Brabant een nieuw verhef voor hetzelfde goed. Als getuigen waren daarbij onder meer Jan van Ghestele, Philips van Duffle en Frederic 79
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Derghent aanwezig. Ik vermoed dat dit, na het overlijden van Thomas van Wytfliet, ter gelegenheid van het aanstellen van een nieuwe bezetman was. Hoe dan ook, op die dag ontving “Henricke Montens, inden name ende tot behoef van Jouffrouwen Lijsbethen Anthonijs Arnt Maessen van Wijffliet dochter, vrouwe van Kesseninge, by doode wylen jouffrouwen Jehannen van der Meerweyden, eene woeninghe geheeten ter Borchst mit hueren toebehoren binnen den lande van Breda gelegen”. Opmerking: Hier gaat het dus wèl over een eigendom in Hage (nu Breda). Interessant is dat deze tekst niet alleen de stamboom van Elisabeth geeft maar dat ze in in 1507 inderdaad vrouwe van Kessenich was en in 1480, toen geen echtgenoot genoemd werd, blijkbaar niet.
Dat de heerlijkheid Hagoort in het Land van Heusden en de woning ter Borchst (eigenlijk ter Borcht) in het Land van Breda wel degelijk twee afzonderlijke eigendommen van Elisabeth waren, wordt duidelijk als we weten wat er na haar dood mee gebeurde. “De heerlijkheid Hage (moet dus Hagoort zijn) in het land van Heusden met hoog en laag gerecht, werd op 4 april 1538 verworven door Jan van Brecht, Gozewijnszoon, bij dode van Elisabeth van Wijtvliet, zijn moeder.” 72 “Op 7 augustus 1566 legde Jacques de Wilde, heer van Kesseningen (Kessenich), de eed van trouw af voor hat landhuis ter Borcht, gelegen bij Breda.” 73 Waaruit moet blijken dat Hagoort naar de zoon uit haar eerste huwelijk en ter Borcht naar een kind uit haar tweede huwelijk is gegaan. Jacques de Wilde was zeer vermoedelijk een kleinzoon van Elisabeth en de zoon van Anthony Collart van Lynden alias Anton van Kessenich alias Anton der Wylde. Deze Anton was getrouwd met ene Maria von Hönnepel. Omdat Kessenich ons verder niet interesseert gaan we verder met de familie van Brecht. Gosewijn (Goessen) van Brecht, Elisabeth’s 1ste of 2de echtgenoot, was geboren omstreeks 1450, mogelijk in Brussel. Hij was de zoon van Jan van Brecht, heer van Diegem, en Theodora de Louwe de Montfort (elders Dirkske de Louw wat gelukkig hetzelfde is). Toen hij (ca 1480 in Brussel?) met Isabella/Elisabeth van Wytfliet trouwde was hij al weduwnaar van Joanna Stammelaert van Uden, een dochter van Marcelis en Hadewijch vander Dussen. Opmerking: volgens Ad. W.M. Teulings op www.geni.com, zou Jan van Brecht, die algemeen beschouwd wordt als een zoon van Gosewijn van Brecht en Elisabeth van Wytfliet in werkelijkheid een zoon van Joanna Stammelaert van Uden zijn. Deze laatste is pas in 1510 overleden. In die optiek moet het huwelijk van Gosewijn en Elisabeth na 1510 hebben plaats gehad. Het zou een paar eerder gesignaleerde problemen verklaren maar dan begrijp ik niet waarom de Wytfliet goederen niet naar haar eigen kinderen Collart van Lynden alias der Wylde alias van Kessenich maar naar haar stiefzoon zijn gegaan. Bovendien klopt dan ook het vervolg van mijn verhaal niet meer. In de genealogie van Jos van Bragt op Geneanet lezen we dan weer dat een Dirxcke Stammelaert van Uden de vrouw was van Jan van Hynnenbergh, en dat ze dus de toekomstige schoonmoeder was van Jan van Brecht. Ik weet niet hoe dicht het familieverband tussen Joanna en Dirxcke Stammelaert was.
Gosewijn van Brecht, door zijn huwelijk heer van Hagoort geworden, werd in 1483, 1489, 1502, 1507,1511 en 1515 schepen van ’s 's-Hertogenbosch. In 1494 was hij er burgemeester. Hij woonde er met zijn gezin in het Grote huis van Helmond dat daarna het Grote Huis van Brecht werd genoemd. Het was gelegen op de plek waar later een militair hospitaal zou ko1. 1.
72
Taxandia, Volume 9 - Hertog van Brabant, Heusden Louis Galesloot, inventaire des archives de la cour féodale de Brabant, Volume 1, blz. 317.
73
80
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
men. Dat hij zich echt thuis voelde in den Bosch wordt onder meer aangetoond door het feit dat hij het wapenschild van de familie van Wytfliet zo goed als geheel heeft overgenomen.
Zegelstempel van Gosewijn van Brecht, schepen van 's-Hertogenbosch 1502 Noordbrabants Museum (inv. nr. 01042)
Gosewijn van Brecht overleed op 26 november 1518. Elisabeth/Isabella van Wytfliet stierf op 30 april 1538. Ze werden allebei begraven in de Sint-Janskerk te ’s Hertogenbosch 74 en waren vermoedelijk dus niet gescheiden.
1.
74
Bron: www.bossche-encyclopedie.nl/personen/brecht 81
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Jan van Brecht ca 1480/1481-1486/1558 x Isabella van Hynnenbergh Wat gebeurde er met het Hof te Boots nadat Anthonis van Wytfliet op 13 februari 1474 overleden was? Volgens ons scenario had er toen zo snel mogelijk bij het leenhof van het Land van Grimbergen door of in naam van Isabella/Elisabeth van Wytfliet een nieuw verhef moeten gebeuren. Mogelijk is dit ook gebeurd maar ik heb er geen aanwijzingen voor gevonden. De eerste leenman die in in het document van de schepenbank van Eppegem uit 1530 wordt genoemd is haar zoon Jan van Brecht. Over de datum van zijn verhef komen we niets te weten. Voor 1540 zijn er van het Land van Grimbergen helaas maar een paar cijnsboeken en geen leenboeken bewaard gebleven. Om de in het hetzelfde document geschetste opvolging van eigenaars op het Hof te Boots te kunnen verklaren moet dat verhef voor 1490 hebben plaatsgevonden. Nà Jan van Brecht is immers Catharina van Oyenbrugge gekomen die in 1490 gestorven is (nadat ze al weduwe van Thomas van Wytfliet was). Dat betekent ook dat de relatie Isabella/Elisabeth van Wytfliet en Jans vader Gosewijn van Brecht al van voor dat jaar moet dateren. Iets wat volgens bepaalde in het vorige hoofdstuk aangehaalde bronnen dan weer niet kan… Het is veel gemakkelijker (maar daarom niet noodzakelijk juist) om aan te nemen dat Isabella en Elisabeth van Wytfliet wel zussen maar toch twee verschillende personen waren. Aert van Wytfliet ca 1385 - >1432 x NN van Merwede dv Jan en Sophia Uten Houte Willem van Wytfliet x?
Anthonis van Wytfliet ca 1420 - <13/2/1474 x Geertruida van Amerongen
Thomas van Wytfliet + voor 1490 x Catharina van Oyenbrugge ca 1428 - 1490
Isabella van Wytfliet ca 1455/1561-1538 x ca 1478 Gosewijn van Brecht + 26/11/1518
Elisabeth van Wijtfliet x Arnold Collart van Lynden Heer van Kessenich
Jan van Brecht ca 1480 25/11/1558 x Isabella van Hynnenbergh
Jan van Brecht. Jan was dus de enige zoon van Gosewijn van Brecht en Isabella van Wytfliet. Al onze bronnen zeggen dat hij omstreeks 1480 geboren werd. Het is niet onredelijk om aan te nemen dat zijn ouders - kort na zijn geboorte– in zijn naam het verhef van het Hof te Boots in Londerzeel hebben gedaan. De 7 jaar die verliepen tussen het overlijden van de vorige eigenaar (Jans grootvader Antoon van Wytfliet) en het nieuwe verhef kan worden verklaard door de relatief grote afstand tussen Noord-Brabant en de Borcht te Grimbergen (waar het leenhof zetelde). Boven-
82
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
dien was Isabella toen nog niet getrouwd. Daarna is het, na de dood van Karel de Stoute op 5 januari 1477 in Nancy, in onze streek een tijdlang zeer onrustig geworden. Dat een kind als ‘sterfman’ aangeduid werd was zeker niet abnormaal. Elk leengoed moest bij iedere verandering van sterfman (door erfopvolging of door verkoop) opnieuw ‘verheven’ worden. Om de volgende verhefkosten zolang mogelijk uit te stellen werd dikwijls het jongste kind van de erfgenaam als sterfman aangeduid. Er moet ook opgemerkt worden dat het jonge gezin van plan was om in Noord-Brabant te blijven; vader Gosewijn werd snel schepen in ’s 's-Hertogenbosch. Bovendien konden de zaken van de kleine Jan hier door zijn andere grootvader en oom, die in Diegem gebleven waren, behartigd worden. Alhoewel Jan van Brecht maar kort heer van te Boots kan gebleven zijn, en hij het zelf wellicht nooit geweten heeft, ga ik toch iets over zijn verdere leven vertellen. In 1525 trouwde hij met Isabella van Hynnenbergh, dochter van Jan en Theodora (Dirxck Stammelaert van Uden en Herpen waarmee hij 8 kinderen kreeg: Catharina, Jacob, Arnold, Coenraedt, Jan, Theodora, Gosewijn en Hercules Zacharias. In 1523, 1526 en 1529 was hij schepen van ’s Hertogenbosch. Als hoogschout van de stad en de meierij werd hij daarna bevoegd voor het beëdigen van de schepenen en is hij het hoofd van politie en justitie geworden. In 1538 erfde hij de heerlijkheid Hagoort in het Land van Heusden van zijn op 4 april gestorven moeder. In 1540 werd hij in Brussel tot ridder geslagen. Hij overleed – sommigen zeggen in Antwerpen – op 25 november 1558. Diverse on-line genealogieën noemen hem ook als heer van Vught (waar nu nog altijd een ‘ridder van Brechtlaan’ bestaat) en als heer van Longpré. Vught ligt bij ’s Hertogenbosch in Noord-Brabant; Longpré ligt in Henegouwen. Heer van te Boots was hij toen al lang niet meer.
Een stukje Vught
83
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Catharina van Oyenbrugge ca 1428/1486-1490 weduwe Thomas van Wytfliet Al kort na zijn huwelijk en kort na de geboorte van zijn zoon Jan, was de uit Diegem afkomstige Gosewijn van Brecht tot het ambt van schepen van ''s-Hertogenbosch opgeklommen. Wat hadden hij en zijn zoon nog aan de buitenrand van Londerzeel te zoeken? Ik kan hen geen ongelijk geven dat ze het Hof te Boots al snel hebben verkocht. Het moest wel in de familie blijven. Thomas van Wytfliet, de neef van Isabella, was wellicht de meest aangewezen persoon. Niet alleen had deze voor de kinderen van zijn broer Antoon van Wytfliet gezorgd nadat die in 1474 gestorven was – misschien woonden ze zelfs bij hem in – bovendien was hij met een zekere Katheline van Oyenbrugge uit Grimbergen getrouwd. Jan van Oyenbrugge ca 1400 - <1471 x ca 1424 Catharina van Berbelghem ca 1404 + 1457 Barbara van Oyenbrugge ° ca 1424
Catharina van Oyenbrugge ° ca 1428 - 1490 x Thomas Wijflets/ van Wytfliet + voor 1490
Jan van Oyenbrugge ° ca 1432 – 29/8/1482 x Catharina vanden Bossche
Geertruy van Oyenbrugge ° ca 1436
Otto van Oyenbrugge ca 1440 – 1500 x Lijsbeth van Voosdonck
Hendrik van Oyenbrugge ° ca 1444
Joos van Oyenbrugge ° ca 1448 + x/8/1506 x 28/7/1490 Maria van Ursel (4) + 17/2/1529
Anna van Oyenbrugge ca 1490 – 1548 x Jehan Pipenpoy ca 1490 – 1557
Maria van Oyenbrugge ° ca 1493 x François van Diest
Engelbert van Oyenbrugge (1) ca 1496 – 25/3/1576 x 12/2/1526 Catharina tSeraerts
François van Oyenbrugge ca 1498 - 1/11/1540 x Margriete Quarre
De meest volledige en ongetwijfeld ook de meest correcte genealogie van de familie van Oyenbrugge heb ik op de site http://www.de-meiseniers.be/pachthovendl4.pdf van J. Michel Van der Elst gevonden. Ik heb er het bovenstaande stamboomfragment aan ontleend. Daaruit blijkt dat Katheline in 1490 gestorven is en dat ze toen al weduwe was. Elders 75 las ik dat zij en haar man in 1491 allebei nog leefden. In het eerste geval moet de overdracht van te Boots naar het echtpaar van Wytfliet-van Oyenbrugge dus al voor 1490 zijn gebeurd. 1486 lijkt mij een verdedigbare hypothese. Toen Katheline kort daarna weduwe werd, en wellicht zelf haar einde voelde naderen, maakte ze haar testament. Dat was nodig omdat ze zelf geen kinderen in leven had. Het is daarin, leren we uit het document van de schepenbank van Eppegem, dat ze – mogelijk als doopgeschenk – het pasgeboren eerste kind van haar jongste broer Joos en zijn van Londerzeel afkomstige vrouw met het Grimbergse deel van het Hof te Boots heeft bedacht.
1.
75
De Vegiano en d’Hovel, Nobiliaire des Pays-Bas et du comté de Bourgogne, editie 1868, vol III, blz.
1505. 84
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Anna van Oyenbrugge 1490/1490-1548 x Jehan Pipenpoy Anna van Oyenbrugge werd volgens onze bronnen omstreeks 1490 geboren. Dat moet dus kort voor het overlijden zijn geweest van Katheline, haar oudste kinderloze suikertante, die het Goed te Boots in Londerzeel in haar doopmandje heeft gelegd. Natuurlijk hebben haar ouders deze erfenis voor haar beheerd tot ze volwassen werd. Daarom eerst iets over hen.
Joos van Oyenbrugge en Maria van Ursel. Joos van Oyenbrugge, de broer van Katheline, was het jongste kind van Jan van Oyenbrugge en Catharina van Berbelgem. Die was leenman van de heren van Grimbergen op het Hof ten Oyenbrugge in Grimbergen. Daarnaast was hij – als kleinzoon van Kathelijne van Milse - ook heer van Milsen 76 in Mechelen en Impel in Eppegem 77. Door zijn huwelijk met Catharina van Berbelgem (in 1423 of 1424) werd hij ook heer te Molendonck in Leest. Catharina van Berbelgem was de dochter van Jacobus van Berbelghem, heer van Molendonck, en Agneese van Kruyningen (elders Geertruy de Coninck). Joos van Oyenbrugge werd ridder en erfde voor 1471 een deel van Oyenbrugge, Impel en Molendonck maar niet van Milse(n) dat in zijn geheel naar zijn oudste broer Jan is gegaan Daarna trouwde hij op 28 juli 1490 met Maria van Ursel. Zij was een dochter van ridder Philips van Ursene, heer van Asschereyane, het latere Drietoren, en Maria vander Heyden . Van 1489 tot 1504 was Joos drossaard van het Land van Grimbergen (waar een groot deel van Londerzeel en ook een groot deel van het Bootshof toe behoorde). Hij overleed volgens de enen in augustus 1506, volgens anderen was het op 13 september van hetzelfde jaar. In elk geval werd hij in de O.L.V. kerk te Mechelen, bij zijn ouders, begraven. Marie van Ursel heeft haar man nog vele jaren overleefd. Zij stierf op 17 februari 1529 en heeft tot dan het vruchtgebruik van de goederen te Boots behouden. Daarna werden al hun bezittingen tussen hun kinderen verdeeld. Dat waren er 4 of 5: Anna van Oyenbrugge werd geboren omstreeks 1490 78. Zij volgt. Maria van Oyenbrugge werd geboren ca 1493 en trouwde met François van Diest gezegd Vyvershem, ridder, heer van Hollaecken Engelbert van Oyenbrugge werd geboren ca 1496, trouwde op 12 februari 1526 met Catharina tSeraerts, was van 1520 tot 1550 stadhouder/rentmeester en van 1520 tot 1556 bovendien drossaard van het Leenhof van het Land van Grimbergen; hij werd heer van Oyenbrugge, stierf op 25 maart 1575 en werd in de abdijkerk te Grimbergen begraven. François van Oyenbrugge werd geboren omstreeks 1498, trouwde met Margriete Quarre, erfde Impel en overleed op 1 november 1540. 76
2. Dit is dus de al eerder genoemde Jan van Oyenbrugge die in 1440 in Mechelen de hoofdleenman van Jan van der Messiën was. 77 3. De Vegiano en d’Hovel, Nobiliaire des Pays-Bas et du comté de Bourgogne, ed. 1868, vol III, blz. 1504. 78 1. Volgens de al eerder geciteerde genealogie van J. Michel Van der Elst. Een aantal andere genealogen noemen 1505 als haar geboortejaar, maar dat is onmogelijk, want dan had de omstreeks 1490 overleden Catharina van Oyenbrugge haar niet in haar testament kunnen vermelden. 85
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Antoon van Oyenbrugge, die niet in alle genealogieën voorkomt, werd abt van Grimbergen en overleed op 13 februari 1594.
Anna van Oyenbrugge en Jan Pipenpoy. Het was dus Anna van Oyenbrugge die, bij de verdeling van de eigendommen van haar ouders in 1530, de volledige en onbezwaarde eigendom ontving van het goed te Boots dat ze al bij haar geboorte van haar suikertante Katheline had geërfd. Omstreeks 1515 was ze getrouwd met Jehan Pipenpoy. Deze Jehan, geboren omstreeks 1490, was de zoon van Jehan Pipenpoy senior (1465-?) en van Dymphna de Mol van Ledeberg (dochter van Hendrik en Joanna van der Noot). Van zijn vader had hij de titel ‘heer van Merchtem’ geërfd. Zelf werd hij ridder en burgemeester van Brussel. Volgens sommige auteurs zou hij lid geweest zijn van het Verbond der Edelen (1565) maar anderen spreken dat tegen aangezien hij al in 1557 overleden is. Feit is dat – zoals we nog zullen merken - een deel van zijn nageslacht in de Noordelijke Nederlanden terecht gekomen is. Omdat we – in de persoon van Margaretha Pipenpoy, de echtgenote van Jan van Wytfliet – al in 1340 al mogelijk verband tussen het Hof te Boots en de familie Pipenpoy gevonden hebben, is het misschien interessant om eens naar hun familieverband te kijken. Daarom hierna een nieuw extreem vereenvoudigd stamboomfragment. Willem III Pipenpoy (1250-1310)
Baljuw van Gaasbeek
Rudolf Pipenpoy ca 1290 Heer van Blaasveld
Wouter Pipenpoy ca 1280-1326
Schepen Brussel 1301,1314,1316,1318,1322,1324,1326. Amman 1318, 1319
Margriete Pipenpoy ° ca 1320 x ca 1340 Jan van Wytfliet ° ca 1312
Wouter Pipenpoy ca 1305-1355 x Catharina Boote ca 1305 – 1351
Ridder, schepen 1331, 1333, 1336, 1337 en amman 1341, 1349 van Brussel
Geeraerd Pipenpoy x Elisabeth Coniers-de Leeuw
Heer van Merchtem
Pieter Pipenpoy (1390 - ) x Isabella van der Meeren Pieter Pipenpoy x Margriete van den Horricke (+ 1489) Jan Pipenpoy x Digna (Dimphe) de Mol Jan Pipenpoy (ca 1490 – 1557) x ca 1515 Anna van Oyenbrugge ca 1490 - 1548 Kinderen: Pieter + 1582, x Catharina de Gryse Barbara + 1570, x Jan Schooffs Joanna, + 1574, x Willem v Doetinghem
86
Heer van Merchtem, burgemeester van Brussel
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Wat met het Dendermondse deel van het Goed te Boots? Nu we weten dat Anna van Oyenbrugge vanaf 1490, en vanaf ca 1515 samen met haar man Jehan Pipenpoy, de eigenaar van het Grimbergse deel van het Bootshof was, kunnen we de vraag stellen wat er na 1440 met het Dendermondse deel gebeurde. Helaas is dat – bij gebrek aan gedetailleerd Dendermonds archief – op dit moment nog grotendeels onbekend. Ik weet dus niet wie Wouter van der Messiën en Adriaen Bode als hoofd- en achterleenman heeft opgevolgd. In 1517 was het hele Dendermonde-patrimonium in Londerzeel door diverse samensmeltingen echter grotendeel in handen van slechts 3 families gebleven of gekomen. Dat waren de familie van Ursene van Drietoren, de familie van Voorspoel van het Hof van Voorspoel en de familie Vilain van het Hof ten Berg in de Steenhuffelse Lakeman. De lotgevallen van de families van Ursene en Vilain werden respectievelijk in “De Geschiedenis van Drietoren” en in “Het Steen op de Heuvel” beschreven. Die van de familie van Voorspoel komen uitgebreid in “Het goed van Voorspoel en Oudenhove” aan bod. Het was Joris van Voorspoel die toen de hoofdleenman was van het Goed te Boots. Joris (Jooris, Joos) van Voorspoel was in 1513 al één van de negen onderleenmannen van Adriaen Brugman, zoon of kleinzoon van de eerder genoemde Wouter, met name van een heerlijkheid bestaande uit 11 bunders land voor het Hof te Luyts en mogelijk nog wat aansluitende percelen. Dat was dus het goed waar in 1430 Wouter vander Messiën de hoofdleenman van was. Later – waarschijnlijk in 1517 – is daar ook het goed te Boots op de Heide bijgekomen en werd hij de hoofdleenman van het geheel Joris was geboren omstreeks 1495. Hij was de zoon van Jan en Marie van Roeye. Aan het vorige huwelijk van zijn moeder met de Merchtemse meier Jan Estricx had hij een stiefzus Kathelijne Estricx (later getrouwd met Willem Meerts) te danken. In 1534 werden de ‘Dendermondse’ heerlijkheden van Vilain (deels in Steenhuffel maar hoofdzakelijk in Londerzeel gelegen) en die van Voorspoel (in Londerzeel) door Daneel Vilain, Joris van Voorspoel en diens halfzus Kathelijne Estricx aan het Land van Grimbergen (de oude tak en met name aan graaf Hendrik III van Nassau) overgedragen 79. Deze belangrijke transactie had grote gevolgen voor Londerzeel dat nu, het goed van Ursene en enkele bunders op het huidige Klein-Holland uitgezonderd, helemaal leengoed van de heren van Grimbergen werd. Het Dorp van Londerzeel, met de Burcht, de twee molens en de Schepenbank, was dat immers altijd al geweest. Alle details van deze overdracht kunnen in “het goed van Voorspoel en Oudenhove” en in “het Steen op de heuvel” nagelezen worden.
79 2. Deze gebiedsaanpassing op de grens van het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant was blijkbaar al eerder begonnen. Onlangs ontdekte ik dat dit ook het geval was in Steenhuffel waar een “vol leen” gelegen tegen de grens van Buggenhout en Merchtem, ergens tussen 1496 en 1512 door Jacomijne Rijms, weduwe van Jacop van Borssele, en “gehouden van den hove van Dendermonde” aan de jonge tak van de heren van Grimbergen (de Glymes) overgedragen werd. Dat blijkt door de gegevens uit de haardstedentelling van 1496 (Les dénombrements de foyers en Brabant, J. Cuvelier, 1912, blz. 177-183) te vergelijken met een denombrement van 20 maart 1512 (Algemeen Rijksarchief, familiearchief de Merode Westerlo, VM 585, niet gepubliceerd). Dat de goederen in Steenhuffel naar de jonge tak en de goederen in Londerzeel naar de oude tak van de heren van Grimbergen gingen was al bij de verdeling van de Grimbergen-erfenis in 1197 afgesproken.
87
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Bij deze gelegenheid hebben de verschillende ‘loten’ een nieuwe leenman gekregen. Dat was dus ook het geval voor het goed te Boots.
Anna van Oyenbrugge en Jehan Pipenpoy kopen de rest van te Boots (1534) Bij de overdracht was ridder Jehan Pipenpoy uit Merchtem aanwezig. Nadat die zijn interesse in bepaalde delen van het voormalige goed van Voorspoel had laten kennen, had hij van Hendrik III de toelating gekregen om op de Borcht (de plaats bij Vilvoorde waar het leenhof van Grimbergen zetelde) te verschijnen 80. Het is daar dat Jehan Pipenpoy ook de rest van het goed te Boots heeft gekocht. Naast het goed te Boots moet hij toen ook bepaalde delen van de voormalige heerlijkheid van Vilain verworven hebben. Ik reproduceer hierna de tekst van een half blaadje papier dat zich los in het leenboek van het land van Grimbergen, begonnen in 1543 81 bevindt. Het is van latere datum en zegt: “Op heden den 10 novembris anno 1545 zyn gecomen heer Jan Pipenpoy, ridder, ende vrouwe Anna van Oyenbrugghe, zyn huysvrouw, voor stathouder ende mannen van leene van den prins van Orangen in zyn land van Grimberghen ende Borght ende hebben verclaert hoe dat zy zich verstaende gemaect hebben van heure erfe ende andere goede, onder welcke eenige leengoeden zyn gelegen op de prochie van Londerzeele ende daer omtrent. Verheven van voirs gedaen in diversche partyen, soo wel die van Vilains ende Voirspoel geweest als ander dat de zelve naer heuren beyder doot succederen sullen achtervolgens de selven heuren testamente gemaect den 23 february (?) anno 1542 voor scepenen en borgemeester van Mechelen, verclerende daer aff voor stadthouder ende mannen der voirs pr… te passeren ende te wetten achtereen, dwelc ten daghe ende jaere voirs gedaen es geweest.
2 augustus 1539 was de laatste dag dat de diverse onderleenmannen hun eventuele bezwaren tegen de verkoop van de heerlijkheid van Voorspoel (en die van Vilain) aan de drossaard van Grimbergen, Peeter van Wassernas, konden laten kennen. Die bezwaren waren er blijkbaar niet en in 1540 werd een eerste poging gedaan om een eerste Grimbergs Leen- en Cijnsboek van deze heerlijkheden op te maken. Het is niet volledig en over het Goed te Boots komen we hier niets in te weten. Gelukkig valt er in het al geciteerde Leenboek van Voorspoel en Vilain, dat in 1543 begonnen werd (maar waarin geen cijns- en keurgoederen opgenomen werden) een stuk meer te lezen. Het is daar dat ik het volgende over de nieuwe eigenaars van het goed te Boots gevonden heb. “Jouffrouwe Anna van Oeyenbrugge met joncheer Janne Pypenpoy, haeren besetten man, houdt te leene thien buenren onder lant, bosch, beempt en heyde, geheeten tgoet te Boots, gelegen binnen der prochien van Londerseele, metter eender syden aen sheeren strate, metter ander syden aende Bootshaege, metter derder syden aenden Waterloop ende metter vierder syden aen tgoet te Boots. Let wel, dit gaat uitsluitend over het deel van te Boots dat voordien leengoed van het Huis van Dendermonde en een onderleen van Joris van Voorspoel was. De gebouwen komen hier niet ter sprake. Die stonden immers op het deel dat al eerder tot het Land van Grimbergen behoorde 82. Als het ook een leengoed was 83, dan zouden we ze in een ander leenboek moe-
3. 4. 5.
80
Inv. 1.08.01, arch. van de Nassause Domeinraad: Raad- en Rekenkamer te Breda, reg.2874, ind. 112. Algemeen Rijksarchief, familiearchief de Merode Westerlo, VM 585, folio XL. 82 Dat verklaart de op het eerste zicht eigenaardige formulering over een leengoed “geheeten tgoet te Boots… metter vierder syden (comende) aen tgoet te Boots”. 81
88
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
ten vinden. Maar dat lijkt niet het geval. In het register van de “besundere mannen van leene in Londersele” 84, dat eveneens in 1543 begonnen werd, worden de namen van Anna van Oyenbrugge en/of Jehan Pipenpoy alleen in verband met de volgende Grimbergse lenen aangetroffen: Ligging Op de Swertebeke Op de Swertebeke Op Donckersveld Op Donckersveld Op Donckersveld Op het Hoochveld In het Velsbroeck
beschrijving 1 bunder land 1 dw land 5,5 dw land (*) 1 dw land 1 dw land 3,5 dw land 3,5 dw bos, eussel en beemd
Paalgenoten Zijn eigen goed (aan 2 zijden), Gielis de Tymmer (ook aan 2 zijden) Zijn eigen goed (2x),Jan van Doregem (2x) Kinderen van Stoffel Mariën (1x), erfgen. van Gielis de Moor (1x), Jan Pipenpoy (1x) Zijn eigen goed (2 x), kinderen van Stoffel Mariën (1x), de erfg. van Gielis de Moor (1x) Zijn eigen goed (2x), Jan van Doregem (2x) Zijn eigen goed (3x), Jan Cleyman (1x) Zijn eigen goed (4x)
Al deze gronden waren van oudsher leengoederen van het Land van Grimbergen en behoorden dus voordien niet tot de heerlijkheden van Voorspoel en Vilain. Bijna allemaal stonden ze op naam van Jehan (Jan) Pipenpoy, die ze in de periode 1534-1540 had gekocht 85. Alleen voor de 5,5 dagwanden op de Swertebeke (zie *) stond Anna van Oyenbrugge als sterfvrouwe ingeschreven. Haar bezetman daar was niet haar eigen man maar Janne van Oosten (al heb ik ook ergens Janne van Ophairen gelezen). Wellicht had Anna deze grond al voor haar huwelijk (dus voor 1515) van een familielid geërfd. De ligging van het Hoochveld heb ik niet gevonden 86. Het Velsbroeck lag helemaal in het noorden van Londerzeel tegen de Koevoetmolen. De Swertebeke en het Donckersveld heb ik hieronder op een moderne kaart van Londerzeel een groene kleur gegeven.
6.
83
En dat is dus helemaal niet zeker. Ik verwijs in dit verband naar het document van de schepenbank van Eppegem dat preciseert dat het Hof te Boots met de gebouwen “soe in leen soe in erve” gehouden werd. 84 7. Alg. Rijksarchief, familiearchief de Merode, Westerlo, CA 1413, leenboek 1543, Londersele besundere mannen van leene, folio 208-211, gedigitaliseerd door J. M. Van der Elst, transcriptie Louis De Bondt. 85 8. Alleen van de 3,5 dagwand in het Velsbroeck weet ik dat die tot 1540 van Joanna vander Heyden waren en dat ze uit de nalatenschap van Henrick de Prince kwamen. 86 9. Er bestonden meerdere Hoogvelden in Londerzeel. Eén lag ten oosten van de Brusselse straat (ten zuiden van de Cattemansdreef), een ander in de hoek Linde-Lakeman. Het hier bedoelde Hoogveld is echter geen van beide maar lag ofwel in ofwel bij de Swertebeke (zie een later verhef van 28/11/1558). 89
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Jehan en Anna kregen (minstens) vier kinderen. 1. Barbara, (+1570) trouwde met Jan Schooffs, de zoon van Philips. 2. Franchois. 3. Pieter (+1582) trouwde met Catharina de Gryse. 4. Joanna, volgt. Anna van Oyenbrugge overleed in 1548. Haar weduwnaar hertrouwde daarna nog met Margareta Quarré, de weduwe van zijn schoonbroer Franchois van Oyenbrugge. Voor de geschiedenis van het Hof te Boots was dat van weinig belang. Want omdat het op de naam van Anna van Oyenbrugge stond was het al in 1550 naar een van haar kinderen overgegaan. Jehan overleed in 1557.
90
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Joanna Pipenpoy echtgenote van Willem van Doetinghem (1541/1550-1574) Op 13 januari 1542 ondertekenden de schepenen van Merchtem het testament van Anna van Oyenbrugge waarbij het Goed te Boots op Londerzeel-heide aan haar jongste (waarschijnlijk nog maar pas geleden geboren) dochter Joanna Pipenpoy werd toegewezen. Op 10 november 1546 werd deze overdracht door het leenhof van het Land van Grimbergen bekrachtigd. Hoewel Anna al in 1548 overleed deed Joanna pas op 22 juni 1550 het volgende verhef. Misschien had ze eerst haar handtekening nog moeten leren schrijven. Sporen daarvan zijn, met enkele kleine variaties, zowel in het leenboek van 1543 als in de rekeningen van lenen (1538-1563) te vinden 87. “Item van jouffrouwe Johanna Pypenpoy dochter heere Jans, ridder, ende daer moeder af was vrouwe Anna van Oeyenbrugge, die met heer Jan Pypenpoy, haeren vader ende besetten man opten 22 juny anno 1550, present Reyner Diericx, Joos van Voirspoel ende meer andere als mannen van leene, als sterfwijf ontfangen heeft omtrent 10 bunderen lants, weyde ende bosch gelegen tot Londerzele inde Hove te Boots ende dat naer de doot vande voirs vrouwe Anna van Oeyenbrugge haere moeder heur bij testamente vanden 13 january 1542, gepasseert voor scepenen van Merchten, bij octroy ons genadigen heere des keysers vanden date 13 martii 1538. Ontfangen voer het hergewaye 88 voer mijnen genadigen heere wat onder Voirspoel sorterende was 5 karolusguldenen artois”. Alweer wordt over het andere deel van te Boots, waar de gebouwen op stonden, met geen woord gerept. Wellicht moest dat niet verheven worden omdat het geen leen- maar cijnsgoed was. Wèl werd die dag ook het enige andere leengoed dat Anna van Oyenbrugge in Londerzeel bezat, aan haar dochter Joanna overgedragen:“Item vander selver jouffrouwe Johanna Pypenpoy die ten voirs dage (22 juni 1550) ende present den mannen voirs ontfangen heeft naer de doot als voirs 5,5 dachwant lants op Donckers velt met heer Jan Pipenpoy heuren vader ende besetten man. Ontfangen voer thergewaye voer mijnen genadigen heere 20 stuivers”. Haar vader Jan Pipenpoy bleef, zowel voor te Boots als voor het Donckersveld, als haar “bezetman” 89 aangewezen. Hij is dat tot aan zijn dood in 1557 gebleven
1.
87
Algemeen Rijksarchief, Familiearchieven de Merode, Westerlo - VM 488, Leenboek van de heerlijkheden Voorspoel en Vilain in Londerzeel, 1543 – M468, Rekeningen van lenen 1538-1563. 88 2. Heergewaad. Hiermee worden de verhefkosten (of de overdrachttaks) bedoeld. Aanvankelijk werden nieuwe kleren of een harnas aan de heer van het leenhof geschonken, maar toen die zijn kleerkast vol hing, is men snel op een betaling in contanten overgeschakeld. 89 3. Misschien moet ik uitleggen wat de termen “sterfman” en “bezetman” betekenen... De sterfman was de persoon na wiens overlijden aan de leenheer de “overdrachttaks” moest worden betaald. Doorgaans was dat de nieuwe leenman zelf, maar om het tijdstip van betaling zo lang mogelijk uit te stellen werd soms ook zijn jongere vrouw of één van zijn kinderen als sterfman aangewezen. Een sterfman hoefde immers geen wettige handelingen te kunnen stellen en kon dus een vrouw of minderjarig zijn. In dat geval – of wanneer de sterfman dikwijls verhinderd was – moest echter ook een bezetman aangeduid worden die wél rechtsbekwaam moest zijn. 91
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Toen ze volledig wees werd, was Joanna Pipenpoy wellicht ca16 jaar. Op 28 november 1558 deed ze het verhef van de Londerzeelse leengoederen van haar vader. “Item van Jouffrouwe Johanna Pypenpoy als sterffwijff dochter heer Jans die opten 28en novembris anno 1558, present joncker Anthonis Quarre, Coenraedt van Oeyenbrugge, Joos van Nuffle, Aert Damen ende meer andere als mannen van leene, met ende bij Robbrecht van Assche hueren besetten man, ontfanghen heeft een bunder landts opde Swertebeke; item noch 6 dachwandt landts op Donckersvelt en opden Swertebeke; item noch den helft van 7 dachwanden bempts, bosch ende eussels daer Henric de Prince op te staene plach, ende dat naer de doot heer Jans Pypenpoy huers vaders. Ontfangen tsamen voer thergeweye 12 karolusgulden 15 stuivers.” De nieuwe bezetman, Robrecht van Assche, was de zoon van Cristoffel. Hij was getrouwd met Joanna sHuysheere en hertrouwd met Margriet tsValcken. Hij was onder meer leenman van Ursene voor 5,5 bunder grond bij het kasteel, en van het Land van Grimbergen voor 3 dagwand op de Schriekkouter, 3 dagwand in de Pluimennest, 1 dagwand op de Herpoel en 1 dagwand op de Querreman. Tot aan zijn dood (tussen 1580 en 1590 90) was hij de eigenaar van het huis Rouckenborch tegen de Oyevaert (aan de steenweg in het Dorp). Ik denk niet dat hij de pachter was van het goed te Boots. In 1571 trouwde Joanna Pipenpoy, in de buurt van Deventer, met ene Willem van Doetinghem.
Hoe komt een weesmeisje uit Merchtem in Deventer terecht? Wat er met Joanna, na de dood van haar vader, na 1557 gebeurde, is niet geweten. Haar stiefmoeder Margareta Quarré bleef niet lang weduwe en hertrouwde met de Italiaanse edelman Jean André Cigogna (Sigoigne in het 19de eeuwse Frans). Daar moest ze wellicht niet zijn. Misschien werd ze door één van haar oudere broers opgevangen... Iets over hun leven heb ik op blz. 462 van volume 23, jg. 1873, van “de Navorscher” gevonden. Pieter Pipenpoy kocht op 30 oktober 1559 voor 4.255 ponden alles wat het koninklijk domein in Merchtem bezat inclusief het hoog- en laaggerecht. Onder het bestuur van de hertog van Alva (1568-1570) was hij schepen van Brussel gedurende één van de meest beroerde periodes die ons land heeft gekend. In november 1565, met de ondertekening van het “Verbond der Edelen” waren immers zowel de zuidelijke als de noordelijke Nederlanden in opstand tegen de Spaanse gezagsdragers gekomen. Pieter stond duidelijk aan de Spaanse kant. In 1568-1569 werd hij ook schepen van Ukkel genoemd (nota: dat was natuurlijk niet ‘in’ Ukkel maar omdat de schepenbank van Merchtem de Ukkelse rechtspraak volgde en daar voor bepaalde gevallen een afgevaardigde had). Pas in 1578 zag hij van zijn functie af. Minstens één van zijn kinderen is in Friesland terecht gekomen. Zijn zoon Erardt (ca 157613/4/1638), heer van Merchtem, werd in 1616 door aartshertog Albrecht tot ridder verheven. In 1626 kocht hij voor 16.000 Ponden de heerlijkheid van Merchtem met hoog- en laaggerecht. Voordien was hij echter getrouwd met Juliana Liauckema (Jel voor de vrienden) en woonde hij op de Liauckema state nabij Sexbierum in Friesland. Juliana (ca 1585-1650) was een dochter van Jarich George Scheltes Liauckema (1558-24/8/1642) en Sjouck Tietesdochter 90
4. Pas op 6 mei 1591 werd er met Jan Kerridder, zoon van Jooris, een nieuwe bezetman voor het Hof te Boots aangesteld. Normaal gebeurde dat binnen een jaar na het overlijden van de vorige. De bijzondere tijdsomstandigheden (opstand van de Nederlanden tegen de Spaanse meesters) kan deze periode aanzienlijk verlengd hebben. Ik kom hier nog op terug. 92
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Cammingha (ca 1552-1620) 91. Jarich was achtereenvolgens kolonel in Spaanse dienst, ‘gemeensman’ van Groningen en kommandant van Zutphen. In 1580 was hij met zijn vrouw vanwege zijn spaansgezindheid uit Friesland verbannen maar na de pacificatie keerden ze weer en beiden zijn in Sexbierum gestorven en begraven.. Niet dat het hier veel ter zake doet, maar Erardt van Pipenpoy en Juliana Liauckema hadden maar 1 dochter, Sophia Anna van Pipenpoy, geboren ca 1618, die men steeds vrijvrouwe van Merchtem is blijven noemen. Ze zou al op 11-jarige leeftijd uitgehuwd zijn aan Wytze van Cammingha waarmee ze in ieder gaval van 1650 tot 1652 op de Liauckema state verbleef. Nadat ze weduwe geworden was werd ze op 22 mei 1659 (datum van het contract) de 3de vrouw van Johan Albrecht van Obbendorf, graaf van Schellaert. Daardoor werd een zeer aanzienlijke en (althans naar Friese begrippen) mondaine vrouw 92. Er zijn een groot aantal portretten van haar bewaard gebleven. Het huwelijk bleef niet duren. Vanwege het constante wangedrag van haar man vroeg Sophia Anna de scheiding aan en, omdat er geen kinderen waren, heeft ze die ook gekregen. Daarna is ze terug op de Liauckema state gaan wonen en daar is ze op 20 november 1670 gestorven 93.
Liauckema State in Sexbierum, gemeente Franerakadeel
Sophia Anna van Pipenpoy, portret door Wybrand de Geest, 1650, Rijksmuseum Amsterdam
Sophia Anna van Pipenpoy, portret door Wybrand de Geest, 1659, Rijksmuseum Amsterdam
Franchois Pipenpoy koos – in tegenstelling tot zijn broer Pieter - onmiddellijk de kant van de onafhankelijkheidsstrijders. Hij ondertekende het Verbond der Edelen maar verscheen pas in 1577 op het politieke toneel.
91
5. Juliana had alleen een zus, Catharina alias Trijn, die trouwde met Dierick van der Laen, o.m. burgemeester van Mechelen, maar vooral een zoon van Jan en Anna Cymon, vrouwe van het Steenhuffelse Diepensteyn. 92 6. In de katalogus van de tentoonstelling over bijzondere Friese vrouwen, die in december 2012 in Maastricht gehouden werd en waar Sophia Anna één van de hoofdpersonen was, las ik dat men in Sexbierum en omstreken nog steeds het gezegde ‘it liket frou Pipenpoy wol’ (het lijkt vrouw Pipenpoy wel), gebruikt voor een vrouw met te veel opsmuk en bombarie. 93 7. Mijn kennis over deze (snel uitgestorven) Pipenpoy-tak komt uit www.stinseninfriesland.nl, uit www.fries-museum.nl/persberichten/bijzondere Friese vrouwen naar Maastricht en uit de stamboom van Bavo van der Molen op genealogieonline.nl. 93
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Volgens sommigen bronnen gaat het hier echter over Franchois, de zoon van Jan Pipenpoy van Bossuyt (1520-1553) en Cornelia van Overstraeten. In 1577 werd die door de opstandelingen aangesteld tot grietman van Hemelumer Oldevaert en Noordwolde en tot drost van het kasteel te Stavoren, waar hij tot zeker 1580 bleef wonen 94. Deze Franchois was echter maar een verre verwant van Joanna. Daarnaast zijn er bronnen die beweren dat ook de vader van Joanna – dat was dus Jan Pipenpoy, heer van Merchtem en burgemeester van Brussel - het verbond zou ondertekend hebben. In “Historie van het Verbond en de Smeekschriften der Nederlandse edelen, 1564-1567” deel III, blz. 237” wordt deze bewering door de gezaghebbende historicus Jona Willem te Water (1740 -1822) op goede gronden tegengesproken. Vader Jan Pipenpoy is trouwens met zekerheid al in 1557 gestorven.
Wat er ook van zij, na de ondertekening van het “Verbond der Edelen” in november 1565 en de Beeldenstormen (1566) zijn er 2 belangrijke groepen Zuid-Nederlanders in het Noorden terecht gekomen en ontstonden er tussen de Brabantse en de Friese, Groningse en Overijsselse adel zeer vele contacten. Trouwe katholieke bondgenoten van het Spaanse bewind kregen belangrijke bestuurlijke of militaire posten in het zich snel reformerende noorden. Gereformeerden ontvluchtten het zuiden om aan de inquisitie en terreur van de Spaanse landvoogd, de hertog van Alva te ontkomen. Later, nadat het noorden zich afgescheiden had, vluchtten er ook katholieken (zoals Peeter Micault van Diepensteyn en de nieuwe eigenaars van Marselaer te Malderen) van ginder naar het zuiden. Willem van Doetinghem was geboren omstreeks 1530. Hij was de zoon van Willem senior van Doetinghem, en Catharina Ulfer (ook Olfer en Olgher) van Noordijck. Zijn vader was van 1505 tot 1547 schout van Deventer. In 1496 was hij al in het bezit gekomen van het kasteel van Oud-Rande (een leengoed van de Proostdij van Deventer, gelegen op de weg van Deventer naar Olst). Later werd hij ook heer van “den Hogenhof (Hoogerhof)”. Hij overleed in 1558 en werd in de Bergkerk te Deventer begraven. Willem van Doetinghem junior werd stadhouder van Overijssel en werd in 1571 in het Ridderschap van Overijssel opgenomen. Volgens blz. 173 van deel IV van ‘Bijdragen tot de Geschiedenis van Overijssel’ behoorde hij tot de “Coninclijcke Majesteits vianden ende rebellen” en zouden zijn goederen later verbeurd worden verklaard. Als dat juist is, dan is het logisch dat hij en Joanna Pipenpoy na hun huwelijk in 1571 (maar sommigen hebben het over ca 1560) in Nederland bleven wonen. In Rande lieten ze op de plaats van de oude versterking een nieuw versterkt kasteel (een zogenoemde havezate) bouwen. De toren werd in 1574 afgewerkt en is het enige deel dat er nog van overgebleven is. Ze schijnen echter vooral op het landgoed “de Kemnade” te Ede, verbleven te hebben, waarvan ze de toren liet renoveren.
8.
94
Bron: www.inghist.nl/retroboeken/nnbw/ 94
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Kasteel van Oud-Rande, voor de afbraak in 1838
De Kemnade, prent uit 1712
Willem van Doetinghem en Joanna Pipenpoy kregen een aantal kinderen waarvan we er 4 bij naam kennen: Willem van Doetinghem: ° ca 1572, woonde heel zijn leven op de havezate te Rande (het voorvaderlijke kasteel van Oud-Rande). Op 19 februari 1595 trouwde hij met Joanna (Janne) Weeze van Gijsbeck, dochter van Cornelis en Marie Hinckert, waarmee hij 5 kinderen had. In 1603 werd hij weduwnaar en in 1614 hertrouwde hij met Anne Swaefken. In 1611 werd hij in het Ridderschap van Overijssel ingeschreven. Maar daarna kreeg hij het aan de stok met de nieuwe gereformeerde bewindvoerders. In 1621 werd hem zelfs zijn titel van ridder afgenomen en ging hij (samen met slechts 8 andere edelen) tijdelijk in vrijwillige ballingschap omdat hij weigerde ‘de eed van toelating’ te zweren. Die eed bevatte immers de clausule dat hij ‘van den Paepschen Godtsdienst afkeerig was en voorstander van den waren Christelijken Hervormden Godsdienst’ 95. In 1638 werd in de toren van het kasteel een clan1.
95
Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht, Wed. J.R. van Rossum, Vol. 6, blz. 108. 95
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
destiene katholieke kerk ingericht. Ook zijn dochter Marie, geboren in 1598, non geworden, en gestorven op 26 juni 1673 wordt door de geschiedenis als één der belangrijkste beschermers van de Katholieken van Zwolle beschouwd. Joanna van Doetinghem, jong gestorven. Engelbert (soms Pieter Engelbert) van Doetinghem: ° ca 1573. Volgt. Anna van Doetinghem: ° ca 1576, trouwde in 1596 met Unico Ripperda, de heer van Hengelo en Boekelo en van 1598 tot 1623 drost van Twente. Ze stierf op 24 december 1636. Willem van Doetinghem (van Deutecum) overleed in 1588. Van zijn vrouw Joanna Pipenpoy weten we het niet.
96
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Willem van Doetinghem wed. van Joanna Pipenpoy (1530/1574-1588) Niemand weet waar en wanneer Joanna Pipenpoy overleden is, maar ik denk dat het misschien wel in 1574 is geweest. Weliswaar denken de meeste genealogen dat haar laatste kind Anna, ca 1576 geboren is maar ook in dit geval is een echte geboortedatum niet gekend. Het zou dus evenzeer 1574 kunnen zijn en dan is haar moeder mogelijk in haar kinderbed gestorven. Dat kan verklaren waarom Willem van Doetinghem in 1574 van zijn aangetrouwde kozijn Philips van Ursene grond in Londerzeel heeft gekocht. Als weduwnaar van Joanna Pipenpoy was hij immers niet noodzakelijk ook haar erfgenaam. Misschien was in hun huwelijkscontract afgesproken dat haar bezittingen in Londerzeel na haar dood naar de kant van haar grootmoeder, dus naar de familie van Ursene zou gaan. Marie d’ Ursel ca 1470 – 17/12/1529 x 28/7/1490 Joos van Oyenbrugge ° ca +1506 – x/8/1506 zv Jan en Catharina van Berbelghem
Hendrik van Ursene °1466 + na1543 x ca 1490 Anna Stommelincs dv Philips en Elisabeth van Vaernewijck xx ca 1500 Margriete s’ Dechters alias Van Tienen
Anna van Oyenbrugge ca 1490 - 2/4/1547 x Jan Pipenpoy, ° ca 1490 - 1557 heer Merchtem, burgemeester Brussel, . zv Jan en Digne de Mol
Engelbert van Oyenbrugge Ca 1496 – 25/3/1576 x 12/2/1526 Catharina t’ Seraerts
Philips van Ursene ° ca 1492 + ca 1555 x Cathelijne Vander Ee dv Lambrecht en Margriete van der Noot
Barbara van Ursene x Gelein van Idegem xx Joris Van der Noot
kinderen uit 2de huwelijk - Renier, + jong - Hendrick, + jong - Christophorine x Thomas Hertewijck - Joos, ° ca 1515, x ??
Joanna Pipenpoy x 1571 Willem v. Doetingem (+ 1588) (Deventer)
Phil. Rene d’ Oyenbrugghe ° 1531 + 1617 x Louise Van der Noot xx Jeanne d’Enghien
Jan van Ursene °ca 1525 + 1582 x Jacquelijne de Wintere dv Adriaen en Laurentia de Hertoghe (Gent).
Joos van Ursene ° ca 1528 + na 1595 x ?
- Philips, + ca 1586 - Engelbert, + ca 1582 - Jacquelijne, begijn - Margrieten, ° 1532, non - Anna, non in Vorst - Marie - Catharina
Joos: onnozel Engelbert van Doetingem ° 1573 +1643 x Margriet de Vriese +1658 dv Gerard de Vriese en Cath. van Doetinghem
Adriaen, Servaes, Philips, dochter, dochter, NN allen jong overleden aan de pest.
Engelbert van Ursene ° 1576 + 13/11/1654 x Petronella Muylaert, Eeklo Niet meer in Londerzeel
Marie van Ursene °ca 1546 +12/11/1613 x Ciprianus van Jaersma zv Aeltze Sjoerdts en Rixt Feyesdochter van Roorda Cyprianus Fayo van Jaersma (1574-1636) x 1608 Cornelia Jarichsdr van Tjepna (Alkmaar). dv Jarich van Tjepma en Machteld van Tol
Aeltze Melchior van Jaersma ° 1583 + 1620 x 1617 Frouck van Popma
Over de transactie van 1574 is weinig meer bekend dan dat ze heeft plaats gehad. De ligging en de grootte van de aangekochte percelen is niet geweten. De leenboeken van het Land van Grimbergen maken er zelfs geen enkele melding van. Dat is uiteraard door de speciale tijdsomstandigheden te verklaren. In 1568 waren de eigendommen van de opstandeling Willem 97
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
van Oranje – waarbij het leenhof van het Land van Grimbergen en alles wat daar onder ressorteerde - een eerste keer in beslag genomen. Ik ga er dus van uit dat Willem van Doetinghem in 1574 de eigenaar van al de Londerzeelse eigendommen van zijn overleden vrouw geworden is. Dat waren de 10 bunders van het Goed te Boots, de bijna 3 bunders op de Swertebeke en het Donckersveld en nog een onbekende oppervlakte die geen leengoed was, waarbij het Hof te Boots. In ieder geval wordt Willem in 1580 vermeld als de eigenaar van een goed, tegen het Broekveld in Londerzeel. Samen met het bijhorende land en bossen was het 25 bunders groot. Er stond ook een hoeve op maar vanwege de al genoemde tijdsomstandigheden was deze niet verpacht. De naam van dat goed werd niet vermeld, maar uit andere documenten weten we met zekerheid dat het ging om het goed en het “Hof te Boots”. Het is niet verwonderlijk dat Willem van Doetinghem, ofschoon hij in de Noordelijke Nederlanden bleef wonen, zich voor een eigendom van zijn vrouw in Londerzeel interesseerde Vele naaste familieleden waren tijdens de reformatie katholiek en tijdens de opstand van de Verenigde Provincies tegen Spanje Spaangezind gebleven. Het was goed om een toevluchtsoord te hebben als het in het gereformeerde en afgescheiden Nederland te heet zou worden. Die toevlucht was alleen in de nog altijd sterk Spaans gebleven zuidelijke Nederlanden te vinden... Maar alles is relatief. In 1579 en 1582 werden diverse eigendommen van de Prins van Oranje in Londerzeel, waarbij de Burcht en de Prinsenmolen in de Mechelstraat, door de Spaansgezinde troepen van respectievelijk de Licques en Farnese in brand gestoken. Het nogal afgelegen landbouwbedrijf van Willem van Doetinghem lag niet echt op hun weg en is waarschijnlijk beide keren een dergelijk lot bespaard gebleven. Mogelijk stonden er ook geen aantrekkelijke gebouwen op om te vernielen. Bovendien was Willem Spaansgezind en katholiek... Dat dacht ik althans... tot ik op blz. 173 van deel IV van ‘Bijdragen tot de Geschiedenis van Overijssel’ zonder enige nuancering las dat hij behoorde hij tot de “Coninclijcke Majesteits vianden ende rebellen” en dat zijn goederen later verbeurd zouden worden verklaard. Dat laatste is wel juist. In 1585, na de herovering van Antwerpen, toen onze streek terug stevig in Spaanse handen was, werden de eigendommen van de Prins van Oranje opnieuw in beslag genomen 96. Onder voorwendsel dat Willem in Deventer tussen de rebellen had gewoond, is ook zijn Hof te Boots daar niet aan ontsnapt.
96 1. In 1603 (onder het vreedzame bewind van de landvoogden Albrecht en Isabelle) werden deze in beslag genomen goederen (althans voor een tijdje) aan de Prins van Oranje teruggegeven.
98
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Engelbert van Doetinghem x Margriet de Vriese (1573/1588-1602-1643) Wat doen we met de eigendom van uitgeweken of gevluchte rebellen? Ofschoon Engelbert van Doetinghem dus al vanaf 1588 de rechtmatige eigenaar was van het Hof te Boots was het hem niet mogelijk om het verhef ervan te doen. Als bezit van de opstandeling, de Prins van Oranje, heer van het Land van Grimbergen, was het immers in 1589 door het Spaans bewind voor een tweede keer in beslag genomen. Robrecht van Assche, die vanaf 1558 de bezetman van het goed was geweest, stierf in 1590 of misschien al vroeger. Op 6 mei 1591 heeft Jan Kerridder bij het leenhof van het Land van Grimbergen 97 als nieuwe bezetman de eed van trouw aan zijn leenheer afgelegd. “Jan Kerrider, sone Jooris heeft gedaen den behoirelijcken eedt als besetman van desen leene midts den overlyden ses voirs Robbrecht van Assche. Actum VI may 1591”. Uit de ‘Rekeningen van Lenen (1538-1563) 98 blijkt dat de Grimbergse leengoederen van te Boots op dat moment nog altijd uit de vijf bekende delen bestonden en dat daarvoor vijf afzonderlijke eden nodig waren: 10 bunder van het Goed te Boots. 1 bunder land op de Swertebeke. 2 dagwand op het Donckersveld, 1 dagwand op de Swertebeke en 3,5 dagwand op het Hoogveld. 3,5 dagwand bos, eusel en beemd in het Velsbroeck. 5,5 dagwand op het Donckersveld. De naam van Jan Keridder heb ik nergens anders gevonden. Ik weet wel dat er omstreeks 1600 in Mechelen en één generatie later in Leuven een familie (de) Kerridder woonde, maar meer is daarover niet geweten. Ik gok dat hij door de Spaanse landvoogd Alexander Farnese aangesteld werd om de aangeslagen gronden tegen de Heide in de gaten te houden. De eigenaars hadden zich al lang niet meer laten zien en er werd vermoed dat ze rebellen waren. Misschien kon men er later een trouw gebleven spaansgezinde nog een plezier mee doen… Wel… Volgens mij is het ook zo gegaan. Want in 1596 was het Hof te Boots, naar het scheen, eigendom geworden van de heer Antoon de Goignies, gouverneur van de stad Brussel (die zelf in 1598 overleed). Dezelfde gouverneur had in 1587 de hoeve van Voorspoel gekocht en zijn interessante leven heb ik in ‘het goed van Voorspoel en Oudenhove’ beschreven.
97 2. Dat was niet opgeheven maar stond toen wel onder Spaanse controle. De perikelen van dat leenhof zijn goed te volgen aan de hand van de leden van de schepenbank van Londerzeel die door de heer van het Land van Grimbergen werden aangesteld. Tot 1568 was dat de vertegenwoordiger van het huis van Oranje en van 1569 tot 1577 was dat de koning van Spanje. Van 1577 tot 1588, toen de opstandelingen onze streek weer onder controle hadden, werd de meier van Londerzeel opnieuw door het huis van Oranje benoemd. Na de val van Antwerpen (1585) werden ook in Londerzeel de opstandelingen verdreven en na een nieuwe onteigening van de Oranje-bezittingen in 1589, werd Willem Vorsthuys al op 6 mei 1589 in naam van de Spaanse koning de nieuwe meier van de Schepenbank. 3. 98Alg. Rijksarchief, Familiearchieven de Merode, Westerlo - VM468, Rekeningen van lenen 1538-1563.
99
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Men wist in 1598 echter niet precies meer hoe die ook in het bezit van de Bootshoeve gekomen was. Willem van Doetinghem had – zegde men - immers de wijk naar het kamp van de vijand genomen. In werkelijkheid was hij in 1588 in Deventer overleden. Onderzoek in 1599 en 1600 wees uit dat de gouverneur van Brussel deze hoeve in feite nooit echt in bezit had gekregen omdat de inbeslagname op onwettige wijze gebeurde. Daarom was ze na de dood van Willem van Doetinghem altijd de eigendom geweest van zijn zoon Engelbert die steeds een trouw dienaar van de koning geweest was “hem altijt gedient hebbende zijne majesteyt saligher ende nu tegenwoordelijck hunne hoocheden” 99.
Over de familie (de) Kerridder is blijkbaar niet veel geweten. Ze was wel belangrijk genoeg om in 1636 een Leuvense edelsmid een zilveren sierschaal met een eigen wapenschild te laten maken. Deze bevindt zich nu in de Kerk van O.L.Vrouw te Aarschot en is afkomstig van het daar gelegen Sint Niklaasberg-klooster (bron: balat.kikirpa.be).
Engelbert van Doetinghem Ofschoon de vroegere bezittingen van de prins van Oranje pas in 1603 officieel aan het Land van Grimbergen teruggegeven werden, heeft Engelbert van Doetinghem zolang niet moeten wachten en is hij, na de conclusies van de onderzoekscommissie, al op 6 mei 1602 voor het leenhof van Grimbergen kunnen verschijnen. In handen van stadhouder Antoon Longin, en met de leenmannen Engelbert van Oyenbrugge en Adriaen Verelst als getuigen, heeft hij daar toen persoonlijk, onder de naam van Ingelbert van Deutegem, als sterfman én bezetman, het verhef gedaan van de 10 bunders van het goed te Boots. Pas later merkte men dat hij iets vergeten was. Op 31 juli is hij teruggekomen om ook de 5 bunders op Swertebeke, Donckerveld, Hoogveld en Velsbroeck in bezit te nemen. In 1602 was het inmiddels duidelijk geworden dat de onafhankelijkheidsstrijd van de zuidelijke en de noordelijke Nederlanden grotendeels beslist was. Het zuiden bleef Spaans en katholiek, het noorden zag zijn onafhankelijkheid tegemoet en was meestal gereformeerd. Tussen 1593 (het begin van de pacificatie in het zuiden) en 1605 zijn vele Spaansgezinde en/of katholieke families uit het noorden naar onze gewesten uitgeweken. Peter Micault, drost van Lingen, kocht Diepensteyn in Steenhuffel; de familie van Achelen-Hoytema kwam in Mechelen en op Oudenhove in Londerzeel terecht, Hoppers op het Hof van Marselaer in Malderen. Het zijn maar enkele voorbeelden uit velen. Ook Willem van Doetinghem had tijdens zijn leven al voor een toevluchtsoord in Londerzeel gezorgd maar aan het Hof te Boots waren wel wat kosten voor het een geschikt verblijf voor een adellijke familie kon zijn.
Engelbert van Doetinghem wordt heer van Drietoren. Gelukkig diende er zich een nieuwe mogelijkheid in Londerzeel aan. In 1595 was Cypriaen Feye van Jaersma de nieuwe eigenaar van het domein van Ursene (nog altijd een leengoed van het huis van Dendermonde) geworden. Daar was niets bevreemdend aan want het vorige stamboomfragment leert ons dat hij de rechtmatige erfgenaam was. Maar Cypriaen was 1.
99
Algemeen Rijksarchief, Rekenkamer, nrs. 18.668 tot 18.671, transcriptie van Marcel Slachmuijlders. 100
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
een Fries. Omdat dat een provincie was die toen in opstand tegen Spanje was en een aantal familieleden zich bij die opstand hadden aangesloten, werden zijn eigendommen in Londerzeel door de hoofdintendant en algemeen bestuurder van de aangeslagen goederen in de Spaanse Nederlanden op de lijst gezet om aangeslagen te worden. Op 13 mei 1608 kreeg hij echter van aartshertog Albrecht alsnog een brief van “mainlevée” waardoor hij de toelating kreeg om het domein rechtsgeldig te verkopen 100. Dat gebeurde en op 7 augustus van datzelfde jaar 1608 werden jonkheer Jan Moulaert, luitenant van de garde van de handboogschutters, en zijn vrouw Maria del Rio voor het bedrag van 8700 Gulden 101 (heel even) in theorie de nieuwe eigenaars. Maar ... Tijdens het ancien regime bestond het “recht van vernaederinge”. Dat had als doel om belangrijke domeinen bij voorkeur in familiebezit te houden en daarom hadden familieleden van de verkoper steeds een “recht van eerste koop”. Jan Moulaert en Maria del Rio waren hoegenaamd geen familie van Cypriaen van Jaersma en, toen een familielid van Cypriaen bezwaar aantekende, werd de verkoop van Drietoren teniet gedaan. Wie was dat familielid? Wel, het waren er twee. De eerste was Engelbert van Ursene, de enige overgebleven nakomeling van Jan en Jacquelijne de Wintere. Ondertussen was die ca 32 oud en getrouwd met Petronella Muylaert uit Eeklo. In 1587, toen zijn oom Joos van Ursene Asschreyane erfde was hij nog veel te jong om veel bezwaar tegen deze eigenaardige “vervreemding” van zijn rechtmatige erfenis te maken, maar op 8 januari 1602 had hij al eens van zich laten horen. Toen had hij namelijk – vermoedelijk tegen een financiële schadeloosstelling vanwege Cypriaen van Jaersma – van zijn (erfenis)rechten afgezien. Nu eiste hij zijn recht van eerste koop weer op. Op 14 augustus 1608 trok hij zich echter voor een kleine geldelijke vergoeding van 50 Rijnsguldens al weer terug. De tweede “bezwaarmaker” was Engelbert van Doetinghem. die – zoals blijkt uit het vorige stamboomfragment - ook zijn rechten op het domein in Londerzeel kon laten gelden. In tegenstelling tot Engelbert van Ursene liet hij zich niet afschepen met een beetje geld, Ofschoon we al 3 generaties moeten teruggaan om – met Hendrik van Ursene en Anna Stommelincs - gemeenschappelijke voorouders van Cypriaen en Engelbert te kunnen vinden, liet hij zijn recht op “vernaederinge” gelden. De bevoegde instanties stelden hem in het gelijk en op 23 september 1608 werd hij in het bezit van het Londerzeelse leengoed gesteld. De overdrachtsakte werd opgesteld in handen van de meier van Londerzeel, Willem Vorsthuys, bijgestaan door de meiers van het laathof van Affligem, Joos Goossens, en die van het Kapittel van Sint-Rombouts te Mechelen, Frans van Nuffele 102. De contractanten waren: 100
2. Schepengriffie nr. 5216. 101 3. Bij dergelijke verkopen was het de gewoonte dat de koper ook een klein bedrag betaalde om daarmee voor de vrouw van de verkoper een geschenk te kopen. Omdat Cypriaen van Jaersma dan nog niet getrouwd was werd deze clausule in deze overeenkomst weggelaten. In plaats daarvan werd afgesproken dat koper en verkoper samen een bedrag van 100 gulden zouden schenken voor de herstelling van de op 27 juli 1579 afgebrande Londerzeelse parochiekerk. Deze clausule zou op 23 september 1608 hernomen worden. 102 4. Drietoren, het laathof van Affligem en het kapittel van Sint-Rombouts hadden in Londerzeel enkele gemeenschappelijke belangen, o.m. op het Hof van Altenaken in de Pluimennest. Of de laatste twee, zoals hier gesuggereerd wordt, ook een belang in Drietoren hadden wordt door geen andere door mij gekende bron bevestigd. 101
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
1. Joos van Ursene, zoon van Philips en Catharina vander Ee, Melchior van Jarsma en Cyprianus van Jarsma, enerzijds. 2. Engelbert van Doetinghem (Ingelbert van Deutegem in de akte), anderzijds. De overdracht betrof de heerlijkheid Drie Toren “gemeinelijck genoempt Thoff van Ursene oft Asscherayen”. De verdere beschrijvingen zijn in onze studie over Drietoren te vinden. De koopsom bedroeg nog altijd 8700 Gulden. Koper en verkoper zouden samen ook 100 Gulden betalen voor de herstelling van de Sint-Christoffelkerk. Vanaf eind 1609 is Engelbert van Doetinghem op het domein van Ursene komen wonen en is hij Londerzelenaar geworden. Begonnen als stalmeester van Philips Willem, prins van Oranje, werkte zich op tot de graad van kapitein van een legerafdeling in Spaanse dienst (dat is geen contradictie zoals we verder zullen zien). Intussen trouwde hij met Margriet De Vriese. Volgens historica wed. J.R. van Rossum 103 gebeurde dat in 1614, maar het is niet uitgesloten dat hij al in 1593 trouwde (mogelijk met een andere vrouw). Zijn twee oudste dochters schijnen immers al in een document van de schepenbank van Londerzeel uit 1595 vernoemd te worden. Margriet was een dochter van Gerard of Gerrit de Vriese en Catharina van Doetinghem. Haar vader was heer van Wesenberg en Wolferen (gemeente Overbetuwe in Gelderland).. In haar kwartierstaat komen naast De Vriese ook de namen, Ittersum, Van der Zee, Rode van Hekeren, Wredee en Ivighinck voor. Engelbert en Margriet kregen 7 kinderen waarvan de laatste 4 of 3 in Londerzeel. Joanna Maria van Doetinghem, (volgens mij) mogelijk al geboren ca 1594, trouwde met een Frans Van Steelant, dat is zeker. Volgens de genealogie van de hierboven al genoemde wed. J.R. van Rossum uit 1879 (en een aantal andere op het Internet) was dat de zoon van Lodewijk Van Steelant, heer van Perk, en Anne Oudart en had het huwelijk plaats in 1671. Volgens dezelfde genealogieën zou Joanna Maria van Doetinghem dan echter geboren zijn op 28 augustus 1655 en overleden op 1 november 1707. Ik wil wel veel geloven, maar – gezien de ouderdom en de overlijdensdata van haar ouders – kan dat niet. Anna Catharina van Doetinghem, mogelijk al geboren ca 1595, komen we nog tegen in het doopregister van Londerzeel in 1661, wanneer ze meter is van één van de kinderen van haar broer. Philips Willem van Doetinghem: volgt. Lonijs Magnus (of Ludovicus Magnus of Magnus Lodewijk) van Doetinghem was in 1664 in Londerzeel peter van een dochter van zijn broer. Hij stierf in Brussel op 30 juni 1689 maar werd in het koor van de kerk van Londerzeel begraven. Jan Baptist van Doetinghem, werd zeker geboren in Londerzeel, dus nà 1614. Hij werd licentiaat in de beide rechten en groot-kanunnik van Sint-Rombouts (beneficiant van Schoonjans canon Adel Graduaal, een plats die aan edelen voorbehouden was). Hij overleed omtrent 1672. Op 14 mei 1652 kreeg hij van de Schepenbank van Londerzeel een bewijs van goed gedrag en eerlijkheid (mogelijk was dit nodig om de post in Sint-Rombouts te krijgen). Uit de daarvan opgemaakte akte (nr. 5235) komt het volgende korte fragment: “... Jonker Jan Baptist van Doetingem, gebortich ende ingesetene deser prochie... heeft hem altijdts gecomporteert als een oprecht christen persoon ende hem in alles geconformeert naer de geboden van onse Christelijcke Roomsche kerke... ende op een maendt dickwijls heeft gefrequenteert 1. 123
103
Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht, 1879, Wed. J.R. van Rossum, Vol. 6, blz.
102
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
de Heylige Sacramenten, soo vande bichte als vande Heylige Communie... dat aengaende de broedelijcke liefde ende sachtmoedicheyt tot sijnen evenaesten den voorscreven Jonker sijn selven wel heeft gestand gedaen... dat hij is heel vervrempt geweest van craqueelen, vechterijen,vijandtschap ende diergelijcke fouten...”. Verder komen we in dezelfde schepenakte ook te weten dat Jan Baptist van Doetinghem zijn eerste opleiding van de Londerzeelse pastoor Symon Servatii heeft gekregen. Philibert Melchior van Doetinghem, geboren tussen 1624 en 1626, werd prior van de adellijke abdij Sint Geerte te Leuven waar hij op 18 september 1676 overleed. Engelbert Jan Cosmas van Doetinghem (elders Engelbert Jacob), geboren in 1629, werd in 1649 geprofest in dezelfde adellijke abdij van Sint Geerte te Leuven. Hij werd cantor te Aarschot en overleed op 13 februari 1694. Engelbert van Doetinghem overleed (niet in Londerzeel) op 28 oktober 1643. Zijn vrouw Margriet de Vriese stierf in Londerzeel op 22 november 1656. Beiden werden in het koor van de kerk begraven. Hun grafsteen bevindt zich nog in de muur van de sacristie. Daarope staat: “Cy gist noble homme Ingelbert de Doetinghem, en son vivant escuyr, seigneur Dascherayn, très zeleu de la religion et armes de sa maj. Catolique, qui trespassa de 28 doctobre 1643, et noble dame Margerit de Vriese, sa compaigne, qui trespassa le 22 novembre 1658. Kwartieren Doetinghem, vaderskant: Doetinghem, Olgher (grootmoeder), Gelmer (grootvadersmoeder), Swede of van Swieten (grootmoedersmoeder). Kwartieren Doetinghem moederskant: Pypen-poy, Oyenbrugge (grootmoeder), Mol (grootvadersmoeder), Ursele (grootmoedersmoeder. Kwartieren de Vriese vaderskant: de Vriese, Ittersum (grootmoeder), Vanderzee (grootvadersmoeder), Rode van Van Heeckeren (grootmoedersmoeder). Kwartieren de Vriese moederskant: Doeting-hem, de Wrede (Wredee) (grootmoeder), Ivighinck (grootvadersmoeder), Doetinghem (groot-moedersmoeder.104” Ondanks de nog bestaande originele grafsteen en het “fotografisch” bewijs hierna (als miniatuur aanwezig in een akte van de Schepenbank van Londerzeel van 13 februari 1745) geeft weduwe J.R. van Rossum op blz. 123 van deel 6 van haar in 1879 uitgegeven ‘Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht’ een andere versie van de kwartieren, althans van die van de kant van de Vriese, die op deze grafsteen in de “kerspelkerk van Londerzeel” te vinden zijn. Namelijk: Kwartieren de Vriese vaderskant: de Vriese, Vierackeren (grootmoeder), Krijt (grootvadersmoeder), Rode van Van Heeckeren (grootmoedersmoeder). Kwartieren de Vriese moederskant: Doetinghem, Martensen (grootmoeder), De Wrede (grootvadersmoeder), Doetinghem (grootmoedersmoeder.” De namen die verschillen staan cursief.
104 1. Bron Schepenbank Londerzeel akte van 13 februari 1745, overgenomen uit de “Kroniek van Londerzeel” van Marcel Slachmuijlders, blz. 161-162.
103
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Obiit Engelb.van Doetinghem
Louis De Bondt
Obiit Margriet de Vriese
104
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Willem van Doetinghem ° ca 1480 +1547 x Catharina Ulger (Olger) van Noordijck Heer van Hoogerhof, schout van Deventer V
Willem van Doetinghem tot Rande ° 1530 + 1588) x ca 1571 Joanna Pipenpoy V
Willem van Doetinghem ° ca 1572 + na 1638
(Pieter) Engelbert van Doetinghem ° ca 1573 + 28/10/1643 x 1593 Margriet De Vriese + 22/11/1656 dv Gerard en Catharina van Doetinghem
Anna van Doetinghem ° ca 1576 x Unico Ripperda
V
nna Maria van Doetinghem ° ca 1594 x Frans van Steelant Genealogieën geven hier sterk afwijkende geboortedata, maar in de Schepenbank Londerzeel wordt Joanna Maria al vernoemd in 1595 -----------------------Philibert Melchior van Doetinghem +18/9/1676 prior St. Geerte Leuven
Anna Catharina van Doetinghem ° ca 1595 + na 1661
Philips Willem van Doetinghem ° ca 1615 + ca 1668 x 1659 Alardine Theresia (de) Taye +1678 dv Engelb. Taye, baron Wemmel, en Jacoba de Rodoan drossaerd baanderij Grimbergen-heer Asscherayen
105
Jan Baptist van Doetinghem ° Lond.1615-1625 + ca 1672 groot cannunik Sint Rombouts
en ook Engelbert Jan Cosmas van Doetinghem + 13/2/1694 ---------------------------------Lonijs Magnus van Doetinghem + 1689
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Philips Willem van Doetinghem 1615/1644-1668 x Alardina Theresia Taye De volgende heer van Drietoren en van het Hof te Boots was Philips Willem van Doetinghem. Het enige wat we over zijn geboorte met zekerheid kunnen vertellen is dat hij in Londerzeel geboren werd, nà 1610 en voor 1618. Prins Filips Willem van Oranje was immers zijn dooppeter en die overleed in Brussel op 20 februari 1618. Vader Engelbert was de stalmeester van deze Oranje-prins en dat zal zeker tot dit peterschap hebben bijgedragen. Maar is het niet vreemd dat de kapitein van een “Spaanse” legerafdeling voor zijn eerste zoon een doopgetuige in het kamp van de Oranjes gaan zoeken is? Neen, als men het levensverhaal van deze Filips Willem van Oranje kent. Hij was weliswaar een zoon van de grote opstandeling Willem van Oranje en diens eerste vrouw Anna van Egmont, maar in tegenstelling tot zijn broers Maurits en Frederik Hendrik had hij geen protestantse maar een katholieke opvoeding gekregen. In 1568, toen zijn vader in opstand tegen de Spaanse koning kwam, was hij als 14-jarige knaap immers als gijzelaar naar Spanje gebracht waar men hem tot 1596 gehouden heeft. Toen hij terug naar zijn familie mocht werd hem de toegang tot de Noordelijke Nederlanden geweigerd omdat men hem daar als veel te katholiek en bovendien als een spion van Spanje beschouwde. Op 9 april 1609, toen de Spaanse landvoogden Albrecht en Isabella een bestand met de Republiek sloten, kreeg Filips Willem van Oranje alle oude Nassau goederen in de Zuidelijke Nederlanden. Daarbij dus ook het Land van Grimbergen met Londerzeel. Toen hij dooppeter van Philips Willem van Doetinghem werd was hij dus gewoon de heer van Londerzeel. De wapenstilstand tussen Spanje en de Republiek is als het twaalfjarig bestand de geschiedenisboeken ingegaan. Dat eindigde inderdaad in 1621 met de dood van Albrecht, toen de Spaanse koning het heft in de Zuidelijke Nederlanden weer in eigen handen nam. De gebeurtenissen op Drietoren werden uitgebreid in ‘Drietoren, het domein en de heerlijkheid in Londerzeel’ beschreven. In wat volgt beperk ik mij tot het Hof te Boots. Het verhef daarvan staat in het oude leenboek van Grimbergen als volgt ingeschreven “Joncker Philips van Deutegem heeft over de doot van joncker Engelbert van Doetegem, sijns vaders, op den 18 january 1644 als sterfman ende besetman ontfangen dit voors leen, coram joncker M. de Mol, stadthouder ende P. vanden Broecke ende Joos van Nuffele, mannen van leene.” Omdat het vorige leenboek volgeschreven was, werd er in 1654 in Grimbergen een nieuw register begonnen. Daarin wordt de feodale situatie van het Goed te Boots anno 1654 een beetje vreemd beschreven. Enerzijds krijgen we de bevstiging dat joncker Philips van Deutegem op 18 januari 1644 inderdaad sterf- en bezetman van de 10 bunders van het goed te Boots geworden is.
106
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Daarnaast lezen we echter dat ““Vrouwe Margrieta De Vriese, weduwe van wijlen Jonker Ingelbert Van Doeteghem, te leen houdt het "Hoff te Boets" met de woning daarop staande en land, bossen en weiden...”. Dit Hof te Boots was ook 10 bunders groot en het grensde aan het goed te Boots, aan de Bootshage en aan de grond van de kapelanij van Londerzeel. Het is duidelijk dat hier gesproken wordt over dat deel van te Boots dat ook al voor 1534 tot het Land van Grimbergen behoorde 105, maar dat nooit eerder verheven was omdat het blijkbaar geen leen- maar cijnsgoed was. Ook nu worden geen details over een eventueel verhef door Margrieta de Vriese gegeven terwijl het toch ‘in leen’ gehouden werd. Ofwel is de laatste bewering verkeerd en is deze vermelding onterecht in het nieuwe leenboek terecht gekomen, ofwel heeft dit deel van de Boots ergens tussen 1602 en 1654 een ander statuut gekregen. We zullen zien…
Op 18 januari 1644 heeft Philips Willem van Doetinghem ook het verhef van de 4 lenen op en nabij het Donckersveld en de Swertebeke 106 gedaan, maar niet in eigen naam. Voor al deze gronden werd zijn broer Magnus van Doetinghem (Lonijs Magnus in ons stamboomfragment) als sterfman opgegeven. Omdat die wellicht veel afwezig was (of mischien nog minderjarig) is Philips Willem wel de bezetman gebleven. Philips Willem werd, naast heer van Asschreyane, ook drossaard van de Baanderij Grimbergen 107. Bovendien was hij luitenant van de leengoederen en meester van de konijnenperken van het Land van Grimbergen (elders leest men “stadhouder en warandemeester van het Land van de baronie van Grimbergen). In Brabant was hij oppergerechtsheer. Al deze functies had hij vanzelfsprekend hoofdzakelijk aan zijn eigen verdiensten te danken. Dat de vroegere heer van Grimbergen bovendien zijn peter was zal hem ook wel geen kwaad hebben gedaan. In 1658 (of 1659) trouwde hij met Alardina Theresia (de) Taye, die in 1631 geboren werd als enige dochter van Engelbert de Taye, baron van Wemmel, en diens tweede vrouw Jacoba de Rodoan.
Antoon van Dijck, portret van Engelbert Taye, baron van Wemmel
Tussen 1660 en 1667 kregen Philips Willem en Alardine Theresia in Londerzeel 6 kinderen: Jan Jacobus Pacificus, geboren op 19 of 25 april 1660: volgt Angelina Philippina, geboren op 23 augustus 1661 in Londerzeel maar gedoopt in Mechelen. Overleden in Londerzeel op 19 november 1676, 15 jaar oud. 105 2. Hier krijgen we een eerste indicatie hoe groot dat was, namelijk 10 bunders. Samen met het goed te Boots (ook 10 bunders) en de gronden op de Swertebeke en op het Donckerveld (ca 5 bunders) was het totale te Boots dus 25 bunders groot. Dat klopt met wat we in een andere bron gevonden hebben. 3. 106Dat waren (ik herhaal): a) 1 bunder land op de Swertebeke, b) 2 dagwand op het Donckersveld, 1 dagwand op de Swertebeke en 3,5 dagwand op het Hoogveld, c) 3,5 dagwand bos, eusel en beemd in het Velsbroeck, d) 5,5 dagwand op het Donckersveld. 107 4. In 1709 oefende de Prins van Oranje-Nassau, baron van Grimbergen, het hoog-, midden- en laaggerecht uit in volgende dorpen: Grimbergen, Beigem, Strombeek, Meise (inclusief Sint-Brixius-Rode), Londerzeel, Eppegem en Elewijt. In al deze dorpen bezat toen alleen het huis van Oranje de feodale heerlijke rechten.
107
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Henricus Wilhelmus, geboren op 19 november 1662 en 10 dagen later overleden. Maria Margareta, geboren op 17 februari 1664. Ze werd non en overleed op 13 februari 1720. Jacoba Maria, geboren op 27 oktober 1665. Ze ging in het klooster en werd priorin in de adellijke abdij te Groot-Bijgaarden. Ze overleed op 20 maart 1747. Philebertus Phantaleon, geboren op 8 of 20 februari 1667. Ook hij ging in het klooster, namelijk bij de paters Celestijnen bij Leuven. Hij overleed op 13 december 1733. Verder is er ook nog sprake van een andere zoon, Charles François Emanuel, die geboren werd in Mechelen op 25 februari 1668. Hij trad in dienst van het Spaanse leger van Philips V, werd er kapitein en daarna kolonel, en overleed in Sicilië op 15 oktober 1719. Daarover verder nog wat meer. En dan was er nog een Anna Catharina van Doetinghem, die op Drietoren verbleef en overleed in Londerzeel op 3 maart 1712. Hoewel zij in de klassieke genealogieën niet wordt vermeld, komen we haar na 1700 nog tegen in Londerzeel. Er bestaat weinig twijfel over dat ze een dochter van Philips Willem was. Philips Willem van Doetinghem overleed in Londerzeel op 9 november 1668. Zijn vrouw Alardine Theresia de Taeye stierf, eveneens in Londerzeel, op 23 november 1676.
108
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Carolus Franciscus van Doetinghem (1668/1668-1719) Terwijl Jan Jacobus Pacificus van Doetinghem, na de dood van zijn vader het domein Drietoren erfde, ging het Hof te Boots naar zijn jongste zoon Charles François. Die was geboren te Mechelen op 25 februari 1668 en bij het overlijden van zijn vader (9 november 1668) was hij nog maar 8 maanden oud. Pas op 9 januari 1671 – nadat de verdeling van de erfenis geregeld was - deed zijn moeder in zijn plaats en voor hem het verhef van het Hof te Boots. In het oude leenboek (begonnen in 1543) lezen we: “Vrouwe Alardina Therese Taye, huysvrouw wylen joncker Philips Willem van Doetinghen voirs, heeft over de doot desselffs verheven dit voors volle leen nominerende voor sterffman joncker Charles Franchois van Doetinghen, haren soone ende in broeders ende susters deylinge volgens testamente vanden voors joncker Philips, syns vader, ende den octroye daer toe verworven ende heeft heer Charles Jacques Taye oudt schepenen ende thresorier der stadt Brussele gedaen den eedt als besethman in handen joncker Maximiliaen de Mol, ten desemale geauthoriseerden des stadthouders joncker Peeter de Mol. Actum dese 9 january 1671, present Jan Verest ende Matthys van Assche, leenmannen.” De oppervlakte van dit leen wordt hier niet vermeld. Uit latere geschriften weten we echter dat het wel degelijk gaat over de 10 bunder van het leengoed te Boots, zonder de 10 bunder van het vroegere cijnshof te Boots. Dat bij het verhef van 1671 desondanks over het Hof te Boots geschreven werd komt waarschijnlijk omdat op het leengoed inmiddels een nieuwe hoeve was gebouwd. Opmerking: van een verhef van de 4 andere lenen op het Donckersveld en op de Swertebeke is in 1671 logischerwijs geen spoor te vinden. Daar was immers niet Philips Willem maar diens broer Lonijs Magnus de sterfman van, en die is maar in 1689 overleden. Het register van de “besundere mannen van leene in Londersele” 108 zegt wat er na zijn dood met deze gronden is gebeurd. Op 17 november 1690 deed Hubert Coomans 109als bezetman van juffrouw Anna Catharina van Doetinghem (niet de zus van Philips Willem maar diens door de genealogen niet gekende dochter) het verhef van de 1 bunder grond op de Swertebeke. Op 18 september 1691 deed Jan Jacobus Pacificus van Doetinghem, als bezetman van zijn broer Charles Francois, die als militair veel afwezig was, het verhef van de rest (1 dagwand op de Swertebeke, 3,5 dagwand op het Hoogveld, 3,5 dagwand in het Velsbroeck, en 5,5 dagwand op het Donckersveld).
108
1. Algemeen Rijksarchief, familiearchief de Merode, Westerlo, CA 1413, leenboek 1543, Londersele besundere mannen van leene, folio 208-211, gedigitaliseerd door J. Michel Van der Elst, transcriptie Louis De Bondt. 109 1. In 1689 was deze Coomans griffier van de prins van Oranje, misschien bij de Londerzeelse Schepenbank. Volgens Jos De Kloe (www.vanmierlo.net)woonde hij in Brussel en was hij voor 1706 griffier te Campenhout. 109
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Het Hof te Boots in 1671. Het nieuwe leenboek van koning Willem, heer van het Land van Grimbergen, begonnen in 1699, kopieerde de tekst van het verhef van 1671 maar voegde daar op folio 38 een aantal details aan toe. Die laten ons toe om te concluderen dat het te verheffen deel van het goed te Boots (hier geschreven ‘Boets’ 110) nog altijd ongeveer 10 bunder groot was.
Het GOED TE BOOTS (te Boets): KB 16/31, 33 en 34 - HOF TE BOOTS (Bootshoeve): KB 16/33b, de eigenlijke hofstede, 1 bunder groot - HOFVELD: KB 16/33c - De MEER: KB 16/33d, 5 dagwanden, 1 bunder en 1 dagwand) groot - De VIER BUNDERS: KB 16/34b, 2 bunders en 3 dagwanten groot - De ROESHOF): KB 16/34a, 6 dagwanden (1 bunder en 2 dagwanden) groot - De BOOTSHAGE: zeer waarschijnlijk als afsluiting tussen percelen KB 16/23-24 en KB 16/33 - Het KAPELANIEGOED: KB 16/32. Eigendom van de Kapelanij van Londerzeel - De DREVE (Dreef), ook Bootstrate en Hofstrate: KB16/31 - De AERT: KB 16/30, bos Het REUCKEN – Genoemd 1699, 1709 - KB 7/1 – stuk grond helemaal omringd door ’s Heerenstrate, tegenover de ingang van het vroegere Hof te Boots, 3 dagwanden groot.
Naast het bunder van de keurhoeve met huis, stallen, schuur, boomgaard en hof (KB16/33b op de kaart hierboven), die pas in 1554 een eerste keer werd vernoemd, omvatte het ook nog 2 bunder en 3 dagwand land met de naam "Het Hoffvelt" (KB16/33c), palende aan het vermelde hof, aan "Den Meer" (KB16/33d), aan de goederen van de kapelanie van Londerzeel (KB16/32), aan "Het Winckelstraetken" en aan de Heerstraat. Vervolgens waren er nog de ongeveer 3 dagwanden land, gewoonlijk genoemd "Het Reucken" (KB7/11), helemaal omringd door de Heerstraat en gelegen tegenover de voorschreven hoeve "Te Boets", evenals de Meer (KB16/33d), de Vierbunders (KB16/34b), de Roeshof (KB16/34a), de Dreef en de Aert (KB16/30). Samen met dit eigen leengoed bewerkte de pachter van te Boots 22 bunder en 76 roeden grond. Alleen voor de periode 1700-1735 heb ik gevonden wie dat was. Hij heette Gillis Robberechts, was geboren in Londerzeel op 1 april 1674, was op 12 juli 1703 in Lippelo getrouwd met Elisabeth De Smet, kreeg een zeer kroostrijk gezin, en overleed in Londerzeel op 24 november 1743. Hij was de zoon van Carolus Robberechts en Catharina Cleymans, de pachters van de Helhoeve. Weliswaar waren in 1649 ook Jan Robberechts (getrouwd met Judoca Lemmens) en in 1682-1686 Philips Robberechts (getrouwd met Petronella Callewaerts) pachters van de van Doetinghems, maar ik weet niet zeker of dat op de Bootshoeve was. Philips (die in 1691 ‘borgemeester’ van Londerzeel werd, had trouwens zelf genoeg kinderen die zijn pacht hadden kunnen verder zetten, zodat die ca 1700 niet naar zijn neefje Gillis had moeten gaan.
110 2. Maar wel degelijk uitgesproken als Boots. Net als voordien de ‘i’ betekende een ‘e’ na een klinker dat deze verlengd moest uitgesproken worden.
110
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Carolus Franciscus van Doetinghem. Carolus Franciscus of Charles François had een militaire loopbaan, wat hem veel in het buitenland bracht. Maar in 1708 verbleef hij nog op Drietoren. Op 12 december van dat jaar bivakkeerde daar een luitenant van het Franse leger met 30 soldaten. Toen die brandhout, stro en andere materialen van de gemeente opeiste werden de onderhandelingen gevoerd door Charles François van Doetinghem, die toen (weliswaar verkeerdelijk) de eigenaar van het domein werd genoemd. Zijn militaire opleiding en zijn kennis van het Frans moet hem daarbij geholpen hebben. Deze en andere Fransen hadden in november 1708 in Londerzeel al veel meer opgeëist en leeggeplunderd. Op 13 december werd daar een serieuze schadelijst van opgemaakt. Charles François werd eerst kapitein in het regiment van Alvelda (baron in het waterkasteel van Moorsel) en vervolgens luitenant-kolonel in het regiment van de baron van Kerkem, telkens in Spaanse dienst. Tijdens een van zijn buitenlandse missies trouwde hij in 1716 met de Italiaanse Maria Emilia Anna Catherina Josepha Piccolomini Pieri, die op 15 juli 1694 geboren was en dus 26 jaar jonger was dan hijzelf. Maria Emilia was de dochter van Lorenzo (Laurent) Pieri Piccolomini (+1714), hertog van Amalfi 111, gouverneur van Saragossa, prins van het keizerrijk, heer van Nachodin in Bohemen, groot-prior van Pisa, en Anne Victoire Ludomille de Liebsteinski, dochter van Leopold Ulric graaf van Kolowrath (in Bohemen). Carolus Franciscus stierf op 15 oktober 1719 in Sicilië aan de gevolgen van de verwondingen die hij tijdens het beleg van Milazzo had opgelopen. Dat het zeker de moeite niet waard was om daarvoor zijn leven te geven, zal ik hierna proberen uit te leggen. Om niets te vergeten gaan we ruim 100 jaar terug in de tijd... Terwijl het de Noordelijke Nederlanders gelukt was om zich door een tachtigjarige oorlog (1566-1646) van het Spaanse gezag af te scheiden, bleven de Zuidelijke Nederlanden onder Spaans Bewind. Na de zeer moeilijke periode onder Filips II (tot 1598) werd het wat rustiger onder de landvoogden Albrecht en Isabella (1598-1621) en terug wat onrustiger toen de Spaanse koningen daarna zelf de teugels weer in handen namen. Achtereenvolgens hadden Filips IV (1621-1665) en Karel II (1665-1700) het hier voor het zeggen. Hun regeerperiodes werden bij ons vooral gekenmerkt door de “hinderlijke” houding van de Franse koningen die telkens weer probeerden om de Zuidelijke Nederlanden van hen af te pakken. De laatste die het probeerde was Lodewijk XIV, de zonnekoning van de Fransen, maar zeker niet die van ons. Over wat die mens ons allemaal aangedaan heeft valt er in 'Groot-Londerzeel en de oorlogen van het Ancien Regime' meer te vernemen. Uiteindelijk werd hem door de Augsburgse Liga (een alliantie tussen de oude vijanden Spanje en Nederland, later ook bijgestaan door Engelse en Brandenburgse troepen) na de negenjarige oorlog een halt toegeroepen (Vrede van Rijswijk, 20 september 1697). Louis Quatorze heeft er wel een aantal mooie stadjes in het Noorden van Frankrijk aan overgehouden, maar dat terzijde. Toen Karel II op 1 november 1700 overleed had hij geen opvolger. Zowel keizer Leopold I, de keizer van het Heilig Roomse Rijk (in Oostenrijk) als Lodewijk XIV, de koning van Frankrijk, meenden op de Spaanse erfenis aanspraak te kunnen maken. Oei, zou het de Zonnekoning lukken om door zijn familiebanden te krijgen wat hem manu militari niet was ge111 3. Amalfi ligt aan de Westkust van Italië op een schiereiland, ongeveer 20 kilometer ten westen van Salerno en 30 kilometer ten zuiden van Napels. De familie Piccolomini heeft de Italiaanse geschiedenis enkele bekende vertegenwoordigers opgeleverd, onder meer ook paus Pius II.
111
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
lukt? Neen, zover is het niet gekomen. Terwijl de kleinzoon van Lodewijk XIV, Philips van Anjou, als Philips V alvast in Spanje de troon besteeg, werden er pogingen gedaan om de erfenis tussen beide partijen te verdelen. Die pogingen mislukten en in 1701 begon de Spaanse successieoorlog die tot 1714 zou duren en die eindigde met de Vrede van Utrecht (1713) en de Vrede van Rastatt (1714). Daarbij gingen Spanje en zijn koloniën naar het huis van Bourbon (naar Philips van Anjou dus) terwijl de Zuidelijke Nederlanden en de Italiaanse bezittingen (het hertogdom Milaan, Napels en Sardinië) in handen van de Oostenrijkse tak van de Habsburgers kwamen. De hertog van Savoy kreeg Sicilie. Vanaf 1713 (en tot 1740) heerste aldus Karel VI van het Heilige Roomse Rijk over onze streek en bijgevolg ook over Londerzeel. Philips van Anjou die als Philips V de troon in Spanje bestegen had, scheen zich daar bij neer te leggen. Maar wat hij niet verdragen kon was dat hij zijn vakantiebestemmingen in het zonnige zuiden van Italië was kwijtgeraakt. Toen Oostenrijk in 1716 in oorlog met de Turken kwam, achtte hij zijn tijd gekomen. In augustus 1717 viel hij Sardinië binnen en in juli 1718 viel hij ook Sicilië aan... Maar Philips V had geen geluk. Met het Verdrag van Passorowitz kwam er op 21 juli 1718 een einde aan de oorlog tussen Oostenrijk en Turkije. Bovendien werd amper twee weken later, op 2 augustus, tussen Oostenrijk, Engeland, Holland en Frankrijk (ja van je familie moet je het hebben) de Quadruple Alliantie tégen Spanje gesloten. Een van de gevechten die daarop volgden werd op 15 oktober 1715 in de buurt van Milazzo uitgevochten. Dat was nadat Oostenrijkse troepen door een Britse vloot daar aan land waren gezet. Het lukte hen niet om heel Sicilië van de Spanjaarden te bevrijden, maar ze konden wel Milazzo als bruggenhoofd behouden. Begin oktober 1719 werd Milazzo door de Spanjaarden belegerd maar de Oostenrijkers en andere geallieerden riposteerden en kregen daarop alsnog het grootste deel van Sicilië onder controle. Op 17 februari werd tussen de strijdende partijen het Verdrag van den Haag gesloten. Sicilië kwam daarmee onder direct Oostenrijks bestuur... Het was dus tijdens het tweede gevecht bij Milazzo dat Charles François van Doetinghem, in Spaanse dienst, gewond raakte en een paar dagen later, op 15 oktober 1719, overleed. Hij en Maria Emilia Anna Catherina Josepha Pieri Piccolomini lieten 1 dochter na. Maria Francisca (of Marie Françoise Damienne) van Doetinghem werd op 27 september 1717 gedoopt te Saragossa in de parochiekerk van St. Maarten in het koninklijk paleis Alfaferia. In 1722 dacht men in Londerzeel dat ze in Spanje verbleef 112. Dat was dus zeer goed mogelijk want op Sicilië moesten zij en haar moeder alvast niet meer zijn. In ieder geval heeft men haar in onze contreien niet gezien. Over haar verdere lotgevallen zal ik straks iets meer vertellen.
Carolus Franciscus van Doetinghem bedenkt zijn zuster Anna Catharina. Bij akte van 28 september 1700, verleden voor notaris Leniers, verleende jonker Charles François van Doetinghem, kapitein ten dienste van Zijne Majesteit, volmacht aan Judocus Hubertus Van den Vyvere om in zijn naam ruim de helft van het goed te Boots, 5,5 bunders land en bos, over te dragen aan zijn zus juffrouw Anna Catharina Van Doetinghem. Deze Anna Catharina had geen kinderen en was wellicht niet getrouwd. Mogelijk daarom hen ik haar in geen enkele genealogie gevonden. Maar in de Londerzeelse archieven wel... Bij de verdeling van de erfenis van haar vader Philips-Willem (in de periode 1669-1670 had ze al enkele ‘kleinere’ eigendommen in Londerzeel gekregen. Dat waren: een hofstede van 99 4.
112
Alg. Rijksarchief Brussel, nr. 9243, Leenboek van zijne Majesteit van Groot-Britt. Willem III, folio 38. 112
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
roeden op het einde van de huidige Stuiverstraat tegen de grens met Wolvertem, het ‘van Doetinghem-bos in de Mecheler’ (tussen de Minnestraat en Neeravert), en het ‘van Doetinghemslant (tussen de Linde en de Bosweg, tegenover de Polderstraat). Op 17 november 1690 erfde ze van haar oom Lonijs Magnus van Doetinghem 1 bunder leen op de Swertebeke. Ze verbleef meestal op Drietoren maar ca 1702 kocht ze een huis met ‘nieuwen hof’ op de markt van Londerzeel (waar nu zaal centrum is) en is ze daar gaan wonen. Deze grondoverdracht van 1700, waarvan ik niet weet of het een zuivere schenking of toch een verkoop betrof, resulteerde in het verhef van 20 januari 1701. Daarbij werd, in aanwezigheid van griffier Joannes De Seelandere en leenman D. L.Vanden Driessche. Anna Catharina als sterfvrouw aangewezen en heeft Judocus Hubertus Van den Vyvere de eed als haar bezetman afgelegd 113. Voor het Hof te Boots had dat de volgende gevolgen: Anna Catharina kreeg of kocht (bezetman J.H. Van den Vyvere Meer tegen het Hofveld, kapelanie, Aert en dreef 5 dw Roeshof tegen dreef, Heerstraat, Robbosch en 4 bunder 6 dw 4 bunder dreef en land tegen Aert, Roeshof en Meer 11 dw Totaal 5,5 b.
Charles Louis behield (bezetman nog altijd Ch. Jacques Taije) Het Hof huis, stallen, schuur, boomgaard en hof Hofveld tegen hof, Meer, kapelanie, winkelstraatje en Heerstr. Reucken Tegenover Hof, omrings door de Heerstraat Totaal
Judocus Hubertus van de Vyvere is meer dan waarschijnlijk de persoon die B.W. van Schijndel op blz. 326 van zijn in 1941 uitgegeven werk ‘Hoogstraten’s oude huizen en familie’s’ beschrijft als echtgenoot van Cornelia Noyens (in 1714) en als “riddere herediteir van het Roomsryck en hooft drossaert van Grimbergen (in 1721). Het feit dat de van Doetinghems hun zaakwaarnemers bij de functionarissen van het leenhof van Grimbergen zijn gaan zoeken, kan er op wijzen dat ze in Londerzeel geen bekwame vertrouwenspersoon konden vinden. Anderzijds kan ridder Van de Vyvere ook gewoon een oude strijdmakker van Carolus Franciscus van Doetinghem zijn geweest.
113 5. Leenboek van de prins van Oranje van zijn lenen te Londerzeel, begonnen 1654, Algemeen Rijksarchief, Schepengriffies Brussel, nr. 5206, folio 45, en Leenboek van zijne Majesteit van Groot-Britt. Willem III, A.R.A, nr. 9243, folio 39.
113
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Margaretha Isabelle Vermoelen (1668/1719-1740) voor Maria Francisca van Doetinghem (1717/1719-1771) Voor de rest van de geschiedenis van het Hof te Boots zal ik me, althans voorlopig, tot de overgebleven 4,5 bunder van Charles François van Doetinghem beperken; dat was namelijk het deel waar het pachthof zich op bevond. Nadat deze militair aan de gevolgen van zijn laatste krijgstocht in Sicilië overleed (15 oktober 1719) en nadat dit ook in Londerzeel geweten was, werd dit domein op 13 november 1722 ingeschreven op naam van Maria Francisca van Doetinghem “... eenige dochter ende universelen erfgenaam (...) ende tegenwoordigh woonachtigh in Spagnien, oudt sijnde vier a vijf jaeren...". Daarom was het Margeretha Isabelle Vermoelen (de weduwe van zijn broer Jan Jacobus, vrouwe van Drietoren) die tot aan haar dood in 1740 de keur aan de koning van GrootBrittannië mocht betalen. Op een bepaald moment werd zij ook als sterfvrouw aangewezen maar in de leenboeken is daar geen spoor van te vinden. Margaretha Isabella Vermoelen was geboren in 1668 en was de dochter van Jan Baptist Vermoelen en Cornelia Douglas, gezegd Schot. De familie Douglas, gezegd Schot, zullen we 2 generaties later nog in Londerzeel tegen komen. Jonker Sebastianus Ignatius Douglas, gezegd Schot, zoon van Bernard Victor en Norbertina Vande Werve, trouwde omstreeks 1720 met Maria Anna Theresia Huens, die tot 1742 (het jaar van haar overlijden) eigenaar was van het Hof ten Altenaken in de Pluimennest, een leengoed van de Prins van Oranje maar waar ook Ursene een cijnsrecht op bezat. Zowel Douglas als Huens waren Mechelse families.
De lotgevallen van een weduwe en haar enige dochter in Italië. Over het lot van Maria Francisca van Doetinghem, de enige dochter van Charles François en haar moeder Maria Emilia Anna Catherina Josepha Piccolomini Pieri is weinig geweten 114. Op blz. 87 van volume 2 van “l’Histoire Chronologique des évêques, et du chapitre exemt de l’église cathédrale de S. Bavon à Gand” uit 1777 beweren de auteurs Emmanuel Auguste Hellin, Andreas Cornelis Lens, en François Heylbrouck dat Marie Françoise Catherine Damiène van Doetinghem trouwde met de hertog van Lorie en dat ze in 1771 overleden is. Ik ben van nature geen grote twijfelaar maar ben het door schade en schande wel geworden. Daarom ben ik naar Lorie gaan zoeken en helaas heb ik in periode 1730-1770 geen enkele hertog van Lorie gevonden. Wèl een markies. Hij heette Charles François Constantin de la Lorie, was markies van la Lorie, leefde van 1723 tot 1791, maar was in 1763 getrouwd met Elisabeth
114 6. Een interessante genealogie van deze familie Piccolomini is te vinden in het werk van Louis Chasot de Nantigny en Johann Hubner ‘les genealogies historiques des rois, empereurs, etc. et de toutes las maisons souveraines, tôme 2, blz.451 en volgende. Helaas (voor ons) werd het al in 1736 gepubliceerd. Over Maria Emilia komen we niet meer te weten dan dat ze op 15 juli 1694 geboren is.
114
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Jeanne Le Febre (1733-1794). Hij had echter nog 4 broers waar we de echtgenotes niet van kennen. Maar... Mevrouw de weduwe van J.R. van Rossum was in 1879 zo vriendelijk om op blz. 124 van het 6de deel van het door haar uitgegeven “Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht’ het volgende mee te delen: “Zij (Maria Emilia Anna Catherina Josepha Piccolomini Pieri) hertrouwde (na de dood van Charles François van Doetinghem) met de maarschalk Frans Pignatelli”. Zij had haar eerste man (Charles François van Doetinghem) één dochter geschonken: Marie Francis Damiane, geboren te Saragossa op 27 september 1717 en later in Napels gehuwd met de hertog van Lanna.” Aan de hand van de verduidelijkingen “maarschalk Frans Pignatelli”, “hertog van Lanna” en “in Napels” zou het – zeker in dit google-tijdperk – mogelijk moeten zijn om een deel van het leven van deze mensen te reconstrueren. Helaas is mij dat niet gelukt. Desondanks volgt hierna toch wat ik daarover denk te kunnen vertellen. 1. De familie Pignatelli was één de machtigste families in Zuid-Italë in de 16de en 17de eeuw. Er bestonden huwelijksbanden met de eveneens belangrijke familie Piccolomini. In 1767 trouwde Ettore Pignatelli (1742-1800), hertog van Monteleone, Terranova etc. met Anna Maria Piccolomini (1748-1812) 7de prinses van Valle, 10de prinses van Maida, 13de hertogin van Amalfi... Ik heb echter geen bewijs van een eerder huwelijk tussen leden van beide families gevonden. 2. De geschiedenis kent meerdere Francesco’s Pignatelli. Eén van hen was kardinaal, een andere ambassadeur in Frankrijk. Geen van beide komt in aanmerking om de tweede echtgenoot van Maria Emilia Anna Catherina Josepha Piccolomini Pieri te kunnen zijn. 3. Er zijn in de 18de eeuw ook twee Pignatelli’s bekend die maarschalk waren. Er was een veldmaarschalk Pignatelli (voornaam onbekend). Deze was in Spaanse dienst en sneuvelde bij het beleg van de citadel van Messina in februari 1720. Het lijkt me echter zeer onwaarschijnlijk dat hertogin Piccolomini Pieri op 4 maand tijd 2 keer weduwe zou geworden zijn. Een andere veldmaarschalk was inderdaad een Francesco Pignatelli. Hij behoorde tot de Pignatelli-stam van Napels die onder meer ook heren van Rosarno in Calabria waren. Over zijn leven en familiale omstandigheden is weinig geweten maar in 1783, toen Calabria door een zeer zware aardbeving getroffen werd, werd hij aan het hoofd van de commissie voor hulpverlening en wederopbouw gesteld 115. 1. De plaatsnaam Lanna bestaat. Ik heb die in mijn gedetailleerde maar ietwat verouderde wereldatlas zelfs twee keer gevonden. De eerste keer als een streek in Thailand, de tweede maal als een klein plekje in Zwitserland. In beide gevallen is het nogal ver om in Napels te gaan trouwen. Zou het kunnen dat mevrouw van Rossum die naam verkeerd gelezen heeft en dat er in de oorspronkelijke documenten misschien “Laino” geschreven stond? 2. Ik stel die vraag omdat ten zuiden van Napels, in de provincie Calabria en in de buurt van Rosarno en Amalfi inderdaad zowel een “Laino Borgo” als een “Laino Castello” te vinden zijn. Vroeger vormden ze één enkele bestuurlijke entiteit. Bovendien wordt van de onder 3 genoemde veldmaarschalk Francesco Pignatelli gezegd dat in de tweede helft van de 18 de eeuw graaf van Laino en van nog een paar andere plaatsen was... Natuurlijk is hij twee generaties te jong om de tweede echtgenoot van Maria Emilia Anna Catherina Josepha Piccolo1. p.247,
115
Histoire de Naples depuis Charles VI jusqu’à Ferdinand IV, 1734-1825, B. Colette et Lefebre, v 1,
115
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
mini Pieri te kunnen zijn. Hij leefde van 1734 tot 1812. In 1810 was hij immers als aide-decamp van Ferdinand IV van Napels nog bij de voorbereiding van de Napolitaanse oorlog betrokken 116. Maar als hij bijvoorbeeld een kleinzoon of een neef van Frans Pignatelli senior was (wat wij absoluut niet weten) en een (stief)neefje van de hertog van Laino en Maria Francisca van Doetinghem dan zou dat wel kunnen verklaren waarom hij in 1810 graaf van Laino was. 3. Tenslotte, en nadat ik met veel moeite tot de voorgaande bevindingen gekomen was, ontdekte ik op 657 van volume 1 van ‘Nobiliaire des Pays-Bas et du Comté de Bourgogne’ van de heren De Vegiano en De Herckenrode dat niet de hertog van Lanna maar wel de hertog van Laurio of Lauria de echtenoot van Maria Francisca van Doetinghem was. Wel, Lauria bestaat ook; het is een buurgemeente van Laino en evenals Laino is het in een ‘Borgo’ en ‘Castello verdeeld. In 1734 was de hertog van Lauria Cala de Laenzina niet alleen het hoofd van de Geheime Raad van Karel IV (keizer van het Heilig Roomse Rijk en koning van Napels en Sardinië) maar tevens diens meest intieme raadsman 117. Zonder het effectief te kunnen bewijzen lijkt het er op dat Maria Emilia Anna Catherina Josepha Piccolomini Pieri, dochter van de hertog van Amalfi, na het sneuvelen van haar eerste man Charles François van Doetinghem in Milazzo, met haar dochtertje vanuit Spanje, waar ze door oorlogsomstandigheden met haar man verbleef, terug naar haar geboortestreek is weergekeerd.
116
1. Wikipedia, l’enciclopedia libera–Francesco Pignatelli (conte di Laino) 117 2. Continuation de l’histoire universelle (1721-1737), messire Jacques-Benigne Bossuet, Amsterdam 1738, tôme 4, p. 235. 116
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Petrus Melchior van Doetinghem x Maria Josefa Steffano (1702/1743-1744) Margaretha Vermoelen stierf op 19 september 1740. Na de dood van haar man Jan Jacobus Pacificus van Doetinghem (+30/3/1719) hadden zij en haar kinderen het domein Drietoren op 8 maart 1724 aan Anna Maria De Greve, de weduwe van de heer Jan Baptist de Waha, verkocht. Het Hof te Boots is echter - ofschoon de pachter Gillis Robberechts in de Londerzeelse armenrekening van 1734 als eigenaar van de overgebleven 4,5 bunders wordt genoemd - ook daarna nog de eigendom van de familie van Doetinghem gebleven. Het leenboek van Grimbergen vertelt ons dat Petrus Melchior Van Doetinghem en zijn broer dit leen op 2 april 1743 verheven hebben, en dat “wegens de dood van hun moeder Margarita Vermoelen en ook mits het verwerven van deze goederen "bij donatie inter vivos" (bij schenking onder levenden dus) Ik denk dat het nuttig is om, vooraleer verder te gaan, nog even de genealogie van Doetinghem te overlopen. Engelbert van Doetinghem x Margriet De Vriese Joanna Maria van Doetinghem ° ca 1594 x Frans van Steelant
Anna Catharina van Doetinghem ° ca 1595 + na 1661
Philips Willem van Doetinghem x ca 1658 Alardina Theresia Taye
Jan Baptist van Doetinghem + ca 1672
Catharina Cecilia Theresia van Steelant x Lancelot Frans van Gottignies + 1748
Jan Jacobus Pacificus (19/4/166030/3/1719) x 1680 Joanna Cath. van Dinter ° ca 1658 + 1685 xx 30/10/1692 Marg. Isabelle Vermoelen 1668 +19/9/1740 dv Jan Bapt. en Cornelia Douglas-Schot
Charles François van Doetinghem 25/2/1668 +15/10/1719 x 1716 Marie Emilie Anne Cath. Josephe Pieri Piccolomini (1694-
Anna Catherina van Doetinghem + 3/3/1712
Lancelot Ignatius Jozef van Gottignies, baron van Gottignies en Gooik 1704-1786
Kinderen: - Joanna 1681- Antonia 1682-1687) - Maria Theresia 1684x S.R.Vander Moeren - Carolus Franciscus 1693- Justina Margaretha 1695- Maria Judith 1696- Carolus Philippus 1698-1756 - Andreas Jacobus 1700-1766 - Petrus Melchior 1702-1744 - Jac.Joanna Maria 1704-1704 - Jacobus Benedictus 1705- Jan Baptist 1710-1710 - Carolus Joseph 1711-1741
Marie Françoise Dam. van Doetinghem 1717x NN duc de Lauria
.
en Anna Margarita Josepha van Gottignies
De naam van de broer van Petrus Melchior wordt nergens vermeld. Uit het stamboomfragment blijkt dat het om Carolus Franciscus, Carolus Philippus, Andreas Jacobus, Jacobus Benedictus, Jan Baptist of Joseph zou kunnen gaan. 117
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Misschien kan enige bijkomende informatie ons wat meer duidelijkheid verschaffen. Carolus Franciscus, geboren ca 1693, volgde de voetsporen van zijn oom en werd kapitein, evenwel niet in het Spaanse maar in het Hollandse leger. Verder geen informatie. Carolus Philippus, geboren in Londerzeel op 31 juli 1698, werd eerst opgenomen in de adellijke abdij van St. Geerte te Leuven, werd daarna Kapucijn, gardiaan van het klooster en overleed te Mechelen in 1756. Andreas Jacobus, geboren in Londerzeel op 10 augustus 1700. Volgens sommigen (die hem misschien met zijn broer Petrus Melchior verwarden) werd hij meier van Leuven. In werkelijkheid was hij een geestelijke te Antwerpen. Hij stierf in 1766 en werd bij de Bogaerden te Aarschot begraven. Jacobus Benedictus Carolus Emmanuel, geboren in Londerzeel op 14 september 1705 Jan Baptist, geboren en gestorven in Londerzeel op 23 juni 1710. Carolus Josephus, geboren in Londerzeel op 5 mei 1711. Trouwde in 1740 met Joanna Maria Genoveva Vermost, dochter van Rombaut en Genoveva Cuypers tot Musselwijck. Hij overleed één jaar later, zonder kinderen. Vermoedelijk – en aangezien geestelijken niet in aanmerking kwamen voor een erfenis - is de niet bij naam genoemde broer van Petrus Melchior Carolus Josephus geweest. Weliswaar was deze al in 1741 overleden maar bij de dood van zijn vader was hij waarschijnlijk medeerfgenaam. Bij het volgende verhef zal trouwens niet meer over een broer gesproken worden. Gelukkig weten we over Petrus Melchior –een beetje meer te vertellen. Hij werd geboren in Londerzeel op 12 april 1702. Op, 10 mei 1727 trouwde hij met Maria Josefa Steffano (Marie Josephe Stephano). Zij was geboren in Locarno en was de dochter van Jan en Anna Catharina Vermoelen, Vader Jan Steffano (Stephano) was in Brussel de resident van de Russische tsaar Peter de Grote. Petrus Melchior werd hoofdmeier van Leuven waar hij overleed op 23 april 1744; hij werd echter in Londerzeel naast zijn oom Louis Magnus begraven. Op hun grafsteen stond gebeiteld: “Ici gist Magnus Louis de Doetinghem, escuier qui trespassa le 30 juin 1689, fils d’Engelbert de Doetinghem, oussy escuier, en son vivant seigneur de Aschreyane d’Ursel, et de Marguerite de Vriese, sa compagne. Jonker Petrus Melchior van Doetinghem, in zyn leven meyer der stad ende quartier van Loven, enz. Obiit 23 april 1744. Priez pour leurs âmes.” Petrus Melchior en Maria Josefa hadden 4 kinderen: • Alardina Joanna Theresia, geboren op 30 september 1728 te Hemiksem • Adrianus Martinus, geboren en gestorven in 1730. • Petrus Melchior, geboren op 3 maart 1732 te Antwerpen (of Leuven?). Deze Petrus Melchior werd licentiaat in de beide rechten en zou van 1771 tot 1776 schepen van Brussel worden en voorzitter van de handelskamer.. • Elisabeth (Isabelle) Maria Catharina Christina, geboren op 1 februari 1734 te Leuven
118
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Maria Josefa Steffano Wed. van Petrus Melchior van Doetinghem (ca 1705/1744-1760/....) Petrus Melchior, die wegens de dood van zij broer Carolus Josephus in 1741 altijd de enige eigenaar van het Hof te Boots was geweest, stierf zelf al op 23 april 1744. Zijn kinderen en erfgenamen waren bij zijn overlijden tussen 10 en 16 jaar oud. Op 17 april 1745 verrichtte zijn weduwe Maria Josepha Steffano voor het leenhof van het Land van Grimbergen een nieuw verhef. Daarbij liet ze zich als sterfvrouw vertegenwoordigen door haar bezetman Louis Joseph Van Steelant, baron van Perk en Elewijt, heer van Herzeaux, Chapelle-St. Lambert, Perregat, enz. Volgens alle geraadpleegde genealogieën was deze Louis Joseph de zoon van Louis van Steelant en Anne Oudart en de broer van Frans (getrouwd met Joanna Maria van Doetinghem). Bijgevolg was hij de aangetrouwde grootoom van Maria Josepha Steffano. Dat verklaart waarom hij haar bezetman is geworden maar ik heb al eerder op een serieus chronologisch probleem gewezen. Louis Joseph van Steelant was een oud-burgemeester en in 1728 nog altijd schepen van de stad Brussel. Door zijn huwelijk op 6 oktober 1720 met Marie Philippine Josephe Ghislaine van de Velde was hij, naast heer van Bergh, Lille en Perregat (wat hij al was) ook heer (en vanaf 22 mei 1728 baron) van Perk en Elewijt en heer van Herzeauw geworden. Zijn vrouw (dochter van Gerard Conrad en Thérèse della Faille) was immers de universele erfgename van Angeline Thérèse van Marselaer, de laatste naamdraagster van deze ons intussen welbekende familie. .
119
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Joanna Catharina, Elisabeth en Maria Anna Bosselaer (ca …./1760-1803/....) Maria Joseph Steffano verkocht het grootste deel van goed te Boots op 8 november 1760 aan Joanna Catharina, Isabella en Maria Anna Bosselaer. Een laatste stukje, een hofstee en een akker met de naam “het Coolpotteken” op Neeravert, werd op 30 april 1794 door haar zoon Petrus Melchior junior (dan oudschepen van Brussel) verkocht aan Jacob Van Eeckhout en Maria Anna De Bont. Vroegere Londerzeelse historici noemden hen Van Borselaer. Op blz. 284 van het 2 de deel van de “Messager des sciences historiques” van de société royale des beaux-arts et de littérature, Gent 1880, worden ze dan weer de juffrouwen Besselaer genoemd. De auteur weet er bij te vertellen dat het goed te Boots toen 22 bunders (i.p.v. 4,5 en 10 bunders vroeger) bestreek, en dat de verkoopprijs 11.258 gulden wisselgeld bedroeg. De Familie Bosselaer kwam van Mechelen. Ze had familiebanden met onder meer de families Backx, Scheppers en Cauthals, andere Mechelse dynastieën die we op Altenaken in de Pluimennest tegenkwamen. Rombout Bosselaer, geboren te Mechelen (O.L.V. over de Dijle) op 18 maart 1675, was de zoon van Joannes Franciscus (1644-1733) en Catharina Fyens (1642-1683). In 1706 trouwde hij in de Sint-Niklaaskerk te Brussel met Isabella (Elisabeth) Buelens, dochter van Paulus Buelens alis Balincx en Catharina Cauthals. Ze woonden in Mechelen (O.L.Vrouwstraat) en kregen daar 11 kinderen 118: 1) Paulus Bosselaerts (° Mechelen 25/9/1707) werd advokaat bij de daar gevestigde Grote Raad en overleed ongehuwd en kinderloos op 10 april 1799. 2) Joannes Rumoldus Bosselaer (° Mechelen 3/1/1709) 3) Guilielmus Franciscus Bosselaer (° Mechelen 3/10/1710, + Mechelen 4/12/1710) 4) Maria Catharina Bosselaers (° Mechelen 9/8/1712, + voor 1760) 5) Elisabetha Maria Bosselaers (° Mechelen 15/3/1714) 6) Hieronimus (Jerome) Bosselaerts (° Mechelen O.L.V. 9/12/1715) trouwde op 1 juni 1750 met zijn nicht Maria Theresia Francisca Estrix, en stierf op 12 oktober 1782. 7) Theresia Francisca Josepha Bosselaerts (° Mechelen 5/1/1718, + voor 1760) 8) Casimirus Franciscus Bosselaerts (° Mechelen 5/3/1720) 9) Joanna Catharina Bosselarts (° Mechelen 5/11/1721), ongehuwd en kinderloos overleden. 10) Maria Anna Bosselaerts (° Mechelen 30/6/1724), ongehuwd en kinderloos overleden op 13 maart 1803. In 1796 woonde ze, samen met een nicht en 3 meiden bij haar ongetrouwde broer Paul (rentenier) in het ouderlijke huis te Mechelen, O.L.Vrouwestraat nr. 35. In dat huis waren toen ook 6 Franse soldaten en 2 officieren ingekwartierd. 11) Clara Eugenia Bosselaer (° Mechelen 12/8/1727, + Mechelen 8/10/1729)
118 1. Namen volgens de parochieregisters van Mechelen O.L.V. over de Dijle. Bron: “De ware vrienden van het archief van Mechelen”.
120
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Anna Maria Joanna Bosselaer (1763/1803-1838) Maria Anna Bosselaer is waarschijnlijk als laatste van de drie ongetrouwde zusters in leven gebleven. Ze overleed te Mechelen op 13 maart 1803. Hoe haar erfenis verdeeld werd heb ik niet gevonden maar, toen in 1836 door Philippe van der Maelen de eerste kadasterkaart van Londerzeel werd opgemaakt stond in de er bijhorende legger onder artikel 35 een Anna Maria Bosselaer uit Mechelen ingeschreven als eigenaar van de volgende percelen. ◦ Percelen A206 tot en met 209 op het Achterheydeveld. ◦ Percelen C4 t/m C12, C14 en C24 op het Heydeveld. ◦ Perceel C126 op het Bruggeveld. ◦ De percelen C273, 275 tot en met 281 op het Broekveld. De gronden op ‘t Broekveld werden als volgt beschreven: C273 Land - C275 Land - C276 Tuin - C277 Huis - C278 Land - C279 Poel (Land) - C280 Dreef - C281 Land Het gaat hier dus grotendeels over het historische gedeelte van het Goed te Boots of het gedeelte dat in 1700 niet door Carolus Franciscus van Doetinghem aan zijn zus Anna Catharina was afgegeven.
Anna Maria Joanna Bosselaer was een nicht van de vorige eigenaars. Ze was de dochter van Hieronymus en Maria Theresia Francisca Estrix en ze was in Mechelen geboren op 26 september 1763. Ze is nooit getrouwd en is op 18 december 1838 te Mechelen overleden.
Interludium - De 5,5 bunders van Anna Catharina van Doetingem. Misschien herinneren we ons dat kapitein Carolus Franciscus van Doetinghem op 28 september 1700, 19 jaar voor hij in Milazzo (Sicilië) aan zijn einde kwam, ruim de helft van het leengoed te Boots aan zijn zus juffrouw Anna Catharina Van Doetinghem had overgedragen. Het ging meer bepaald over de volgende percelen:
121
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Naam Den Meer Den Roeshoff De Vierbunders Tip tegen het Reucken
Louis De Bondt
Perc.nr. 1710 KB 16/33d KB 16/34a KB 16/34b KB 33a
Perc.nr. 1836 C274 C285 C286 C282, 283, 284
Oppervl. 5 dagwand 6 dagwand 2 bunder 3 dw 1 dagwand
Ik heb nooit verteld wat er nà 1700 met deze eigendommen is gebeurd. Wel, misschien is het nu het moment, maar ik hou het kort. Na de dood van de kinderloze Anna Catharina van Doetinghem (3 maart 1712) erfde baron Lancelot Franchois van Gottignies, heer van Gestel, Lahaye en Borgenstijn, die overigens ook in 1709 al 101,5 roeden grond bezat tegen de Molenbeek op de Schaselberg (KB7/30) (minstens een deel van) haar eigendommen in Londerzeel. Het kohierboek van Jan van Acoleyen heeft het meer bepaald over: Haar huis en stal in het dorp met den Nieuwen Hof (KB25/5a en b). Een beemd in de buurt van de Helhoeve (KB11/10) 8 stukken bos: het Goossensbos (KB4/49), een bos tegen de stede van Philips Deckers (KB,29), een bos tegen de de Bontstede (KB5/51), de Blauwvenne (KB6/1), de Schommel (KB6/16), den Aert inclusief de dreef er naar toe (KB16/30 en KB16/31), het Roobos (KB16/35) en de Neelsheide (KB16/44). Al deze bezittingen hadden toen samen een oppervlakte van 20 bunders 2 dagwanden en 61 roeden De rest van het leengoed van 5,5 bunders in het goed te Boots voor zover niet in het vorige begrepen. Baron Lancelot François de Gottignies (+1748) was een volle neef van Anna Catharina van Doetinghem (zie een vorig stamboomfragment). Hij was getrouwd met Cécile Thérèse Catherine de Steelandt. Hij deed het verhef van de goederen van Anna Catharina op 30 april 1712 voor stadhouder Van Veen, griffier Joannes de Zeelander en in aanwezigheid van D.L. vanden Driessche als extra getuige. Hij deed dat evenwel niet voor zichzelf maar als voogd van zijn 2 minderjarige kinderen: Anna Margaretha Josepha en Lancelot Ignace Joseph. Anna Margaretha Josepha werd als sterfvrouwe ingeschreven 119. Haar vader was bezetman. Vooral zijn zoon Lancelot Ignace Joseph de Gottignies (geboren circa 1704 en overleden in 1786) verbleef als kind regelmatig op Drietoren en nog meer bij zijn tante Anna Catharina in het dorp. De baron van Gottignies bleef eigenaar tot aan zijn dood in 1748. Op 2 januari 1750 deed Lancelot Ignace Joseph de Gottignies (zijn zuster Anna Margaretha Josepha was al in 1723 gestorven) een nieuw verhef. 1.
119
Leenboek van de prins van Oranje van zijn lenen te Londerzeel, begonnen 1654 - Algemeen Rijksarchief – Schepengriffies Brussel - nr. 5206, folio 45. 122
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
In het kohierboek, begonnen door Jan van Acoleyen in 1710, vinden we nog 3 anekdotische verwijzingen naar deze periode. In 1740 had de baron zijn “grondlasten” over de jaren 1736-1739 nog niet betaald. In 1744 werd het huis in het dorp bewoond door “den doctoor”. Waarschijnlijk wordt hier chirurgijn-barbier Frans Antoon Vanden Poel bedoeld. Het kan echter ook Joannes Nicolaes Raeymaeckers, een echte licenciaat in de medicijnen, zijn. In 1746 werd “desen post int geheel overgestelt onder Brussel, dus alhier (in Londerzeel) getrasseert”. De betrokkenheid van de familie de Gottignies met Londerzeel blijkt ook uit andere feiten. In de jaren 1744 en 1745 kampeerden er geregeld grote legers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel. Dat waren vooral geallieerde troepen maar van 15 augustus tot 8 september 1745 verbleef hier ook een aanzienlijk Frans garnizoen. Naar aloude gewoonte werd Londerzeel “aangemaand” om gul hooi, stro, haver, hout, wagens en alle soorten van voedsel en drank te leveren. Het aantal voederrantsoenen voor 1745 was bijvoorbeeld vastgesteld op 22.316. Omdat dergelijke verzoeken niet geweigerd konden worden kwam de gemeente in geldgebrek en zag ze zich verplicht om 10.000 Gulden te lenen... bij baron de Gottignies. In 1747 werd bij dezelfde baron nog eens 1500 en 4000 gulden geleend. In 1761 schonk Lancelot Ignatius Jozef, baron van Gottignies en Gooik, een bedrag van 1.200 gulden voor het opdragen van een wekelijkse mis ter ere van het Heilig Kruis in de Bergkapel. De vergunning tot stichting van deze fundatie was al eerder door Keizerin Maria-Theresia verleend. Wat er nà 1786 met dit voormalige deel van het Goed te Boots gebeurde heb ik niet nagekeken. Maar nog voor 1813 werden de percelen C282 (huis), C283 (tuin), C284 (land) en C285 (land) door Frans d’Hertefelt aangekocht. Frans (eigenlijk Jan Frans) d’Hertefelt was geboren op 9 april 1764. Hij was de zoon van Frans Jozef en Elisabeth Goossens en een kleinzoon van Godefroid Louis de Hertefelt, heer van Slozen, en Helena Ferdinanda Vander Vekene. Hij was dus een telg uit het geslacht dat tot 1750 de eigenaar van het Schaliënhuis op Sneppelaer was geweest, maar dat toen om financiële redenen aan de familie Helman uit Willebroek had moeten verkopen. Op 19 april 1799 trouwde Jan Frans d’Hertefelt met Clara Cuyckens die overleed voordat zij kinderen had. Op 27 januari 1805 hertrouwde hij met Maria Anna Broothaerts. In 1813 woonde hij met zijn tweede vrouw en 8 kinderen op nummer 113 van Wijk 4 (later kadasternummer C282). In 1840 woonde Maria Anna Broothaerts, dan weduwe geworden, er nog altijd. Intussen was het adres wel Wijk nr. 123 geworden. Ze woonde er bij haar kinderen Pieter Frans, Joanna Maria en Philippe, en met drie kleine kinderen van weduwnaar Pieter Frans.
123
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Het einde van het goed te Boots Eigenlijk was er al vanaf 1760 geen sprake meer van het Goed te Boots. Het oostelijke deel (C282, C283, C284 en C285) werd na 1840 verder verkaveld. We vinden er de namen van de families Peeters, Vander Braest, Van Cauwenbergh en Van den Troost. Interessanter is wat er met het westelijke deel gebeurde. Na het overlijden van Anna Maria Joanna Bosselaer (18 december 1838) werd het deels eigendom van Frans Gilles uit Brussel en van burggraaf Adolphe Joseph de Spoelberch van Drietoren. In 1866 hebben Clothilde en Maria Verbruggen, renteniersters uit Sint-JansMolenbeek en de erfgenamen van Frans Gilles) hun deel aan burggraaf Adolpe Joseph de Spoelberch verkocht. In 1879 brak in heel het land, toen de liberale regering het gemeentelijk onderwijs probeerde te ontkerstenen, een eerste grote schoolstrijd uit en werden, als reactie, overal nieuwe vrije katholieke lagere scholen opgericht. Dat jaar hebben Roger Alfred Ghislain en Willem Edmond Joseph de Spoelberch een deel van perceel C281 (het Reucken) aan de Parochiale Werken van de Dekenij Wolvertem Vzw geschonken en een jaar later hebben de Londerzeelse zusters Ursulinen op het aldus ontstane perceel C281b (later C281e) een vrije lagere meisjesschool laten bouwen die in 1906 aanzienlijk werd vergroot. Tenslotte nog twee kaarten van de omgeving van het Hof te Boots. Links, de kaart van Ferraris uit 1778, rechts een recent stratenplan van de ruimere omgeving. Beiden werden ontleend bij www.geopunt.be.
124
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
De laatste restanten van het Hof en het Goed te Boots zijn waarschijnlijk al voor 1760 verdwenen. Het gebouw op de kaft is dan weer mogelijk het laatste restant van een gebouw dat in 1879 op dezelfde plek werd gebouwd. De dichtgemetselde grote boogvensters tonen aan dat deze oude schuur ooit een andere bestemming heeft gehad. Foto eigendom van bouwonderneming Robert Lauwers uit Tisselt die dit gebouw in 2007 restaureerde.
125
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
126
Louis De Bondt
Drie verdwenen hoven in Londerzeel met gemengd Dendermonds-Grimbergs statuut
Louis De Bondt
Inhoud Vooraf Het Huis van Dendermonde in Londerzeel Zeer belangrijke opmerking over het gemengde statuut Kaarten Het Ridderhof te Moortere Wat we al wisten Jan vande Moortere en een burenruzie Robbrecht vande Moortere, leenman van Dendermonde Vande Moortere in Londerzeel in de 14de en 15de eeuw Het einde van het Hof te Moortere in Londerzeel Vande Moortere in Lippelo Wilhelmus van Meltbroec Godfried van Beringen Aanvulling Wat nu ... Waar lag het Hof te Moortere? Het Goed te Moortere in 1534 De Kapelanie van de heilige Pancratius in Brussel Enkele recente gemeentekaarten De site van te Moortere nu Het Hof te Luyts Een Hof te Luyts in Londerzeel De vroegste (bij naam gekende) vermoedelijke eigenaars Jan van Voorspoel en Marie van Roye Willem Merte en Kathelijne Estrickx Franchois van Almaras en Anna de Rijcke De verdeling van het Goed te Luyts Waar lag het Hof te Luyts? Het Hof te Boots Adriaen Bode Antonius van Wytfliet Jan van Brecht Catharina van Oyenbrugge Anna van Oyenbrugge Joanne Pipenpoy Willem van Doetinghem Engelbert van Doetinghem Philips Willem van Doetinghem Carolus Franciscus van Doetinghem Margaretha Isabella Vermoelen voor Maria Francisca van Doetinghem Petrus Melchior van Doetinghem Maria Josefa Steffano Joanna Catharina, Elisabeth en Maria Anna Bosselaer Anna Maria Joanna Bosselaer Het einde van het Goed te Boots Inhoud
127
4 5 10 10 13 13 15 17 19 21 21 22 23 23 24 27 33 35 38 39 43 43 45 48 53 55 59 67 71 73 76 82 84 85 91 97 99 106 109 114 117 119 120 121 124 127