Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Auteur:
Louis De Bondt
Lay-out:
Louis De Bondt
Gedrukt bij:
CreateMyBooks
Louis De Bondt
Overname is toegestaan mits vermelding van de titel van dit boek en de naam van auteur en uitgever.D/2020/L. De Bondt.
2
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Energiek LONDERZEEL De toepassing van wind, water, stoom en stroom
De Wind- en Watermolens van Londerzeel Ontstaan en ontwikkeling van het openbaar vervoer De eerste stoommachines in Londerzeel De komst van de elektrische straatverlichting
Louis De Bondt
3
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Vooraf Kenmerkend voor dingen als wind, water en stoom is dat ze niet moesten uitgevonden worden. Ze worden ons door de natuur, weliswaar niet altijd gratis meer, geschonken. Al in de oudheid wist men ze voor het opwekken van energie te gebruiken: - wind om de wieken van een windmolen te laten roteren, - water voor het in beweging zetten van een waterrad maar ook om het tot stoom te verhitten, - stoom om er stoomlocomotieven en andere stoommachines mee aan te drijven, - dat alles om er eventueel stroom mee te maken. Deze krakkemikkelige inleiding zou eigenlijk moeten dienen om uit te leggen waarom ik in deze publicatie enkele schijnbaar zeer diverse onderwerpen samengebundeld heb. Weliswaar had ik onvoldoende materiaal om er vier aparte boekjes mee te vullen. Maar gelukkig is er, mits enig creatief denkwerk, toch ook wel een verband. In alle gevallen wordt menselijke (of dierlijke) spierkracht door mechanisch opgewekte energie vervangen.
Watermolens. Een watermolen zet de kracht van het stromende of vallende water van een beek of een rivier bij middel van een waterrad om in rotatie-energie. Rotatie-energie kan voor zeer vele ambachtelijke en industriële toepassingen worden aangewend. Bijvoorbeeld voor het malen van graan, het persen van olie, het zagen van hout, het vervaardigen van papier, het irrigeren van landbouwgrond... Zo heeft de IJzerkotmolen in de Zwalmvallei, las ik in Wikipedia, achtereenvolgens een ijzersmederij, een kopergieterij, een papierfabriek, een olieslagerij, een graanmolen en een brouwerij van de nodige energie voorzien. Eén van de vroegst gedocumenteerde vormen van een waterrad was het schoepenrad dat diende om water mee op te hijsen om er droge gronden vruchtbaar mee te maken. Het zou omstreeks 1200 voor Christus in Mesopotamië uitgevonden zijn en was daarna zowel in het oude Egypte, Syrië, India en China in gebruik. Ook de Grieken en de Romeinen bouwden watermolens. De werktuigbouwkundige Philon van Byzantium heeft er omstreeks 250 voor Christus in zijn vakschool les over gegeven... Genoeg over het ontstaan van de watermolens. Vanaf het einde van de Romeinse periode tot enkele decennia geleden waren ze bij ons overal aanwezig om er graan mee ter maken.
Windmolens. Op de plaatsen waar water, zelfs na het rechttrekken van de beek, onvoldoende verval had om een rad met voldoende kracht te laten roteren, worden de oudste windmolens aangetroffen. Over hun ontstaan en ontwikkeling is echter en helaas niet veel geweten. Zowel in Perzië (Iran) als in China functioneerden er al windmolens in de 7de eeuw. In China werd er zelfs al in het jaar 200 een windmolen op een muurschildering afgebeeld. In Europa (om te beginnen in Noordwest-Frankrijk, Vlaanderen en Zuid-Engeland) zijn ze pas in de tweede helft van de 12de eeuw verschenen. Over Wind- en Watermolens gaat ons eerste deel: De Molens van Londerzeel.
4
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Stoommachines. Met de komst van de moderne tijd, geïnitieerd door de uitvinding van de stoommachine, raakten vele windmolens in verval. Als idee was de stoommachine niet nieuw. Rond 50 na Christus bedacht Heron van Alexandrië al een apparaat (de aeolipile) dat kon draaien met de kracht van stoom (zie hiernaast). Rond 1150 zou ook een zekere Suger, de abt van de abdij van Saint-Denis en raadgever van Lodewijk VI, een stoommachine uitgevonden hebben. Omdat zijn plannen pas in 1892 in het verre Finland teruggevonden werden, is het echter nooit tot een praktische toepassing gekomen. Maar zijn machine werkte wel. In 1698 vond de Engelsman Thomas Savery, op basis van de mislukte proeven van de Fransman Denis Papin (1647-1712), de al iets nuttigere ‘stoompomp’ uit. Daarmee kon, als het lukte, grondwater in de kolenmijnen weggepompt worden. Thomas Newcomen verbeterde zijn ontwerp door het in 1712 met het ‘zuigerprincipe’ van Denis Papin te combineren.
Toch is het de Schot James Watt (1736-1819, portret hiernaast) die door de experten de vader van de stoommachine wordt genoemd. Toen hij in 1763 gevraagd werd om in Glasgow een stoommachine van Newcomen te repareren, ontdekte hij dat hij het allemaal veel beter kon. Vanaf de tweede helft van de 18de eeuw was zijn stoommachine rijp en rendabel genoeg om ze ook buiten het laboratorium te gebruiken. In 1777 werd, in een mijngroeve in Cornwall, zijn eerste machine opgesteld. De ontwikkelingen volgden en spoedig zou de stoommachine voor alles wat moest bewegen, worden aangewend.
5
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
In Nederland ging op 9 maart 1776 in Rotterdam (in de oude Kruittoren aan de Oostpoort) een ‘vuurmachine’ aan het werk om het waterniveau in de grachten te beheren. Die machine was nog niet door Watt maar door Newcomen ontworpen en dus al redelijk voorbijgestreefd.
Het stoomgemaal bij de Oostpoort te Rotterdam in 1776.
Wanneer de eerste stoommachine in België in gebruik genomen werd, heb ik helaas niet gevonden. Ons vaderland is als zelfstandige entiteit immers pas in 1830 ontstaan. In het begin van de 19de eeuw stonden er toch al een aantal in Henegouwen en Luik. Na 1830 kwam de stoommachine ook in alle Vlaamse provincies voor. Een stoommachine met ketel.
De belangrijkste producenten van stoommachines in België waren 1 Cockerill (Luik), Lamarche & Brain (Luik), Gauthier (Luik) en Gilain (Brabant). De grootste producenten van stoomketels in Vlaanderen bevonden zich in Oost-Vlaanderen, al bouwden velen ervan ook stoommachines. Sommigen groeiden uit tot heuse machinebouwers, zoals Le Phoenix, Mahy, Forges et Chaudronneries Gantoises en Werkhuizen Van den Kerckhove. Kleinere bouwers waren bijvoorbeeld Onghena, Van Coppenolle Frères, Bollinckx, J. Moonens & L. Gaucet, etc. Omdat een stoommachine, bestaande uit een stoomgenerator en een stoomketel onder hoge druk, vanwege het ontploffingsgevaar toch redelijk gevaarlijk was, werd een bedrijf dat die wilde gebruiken als ‘gevaarlijk, ongezond en hinderlijk’ geklasseerd. Al ‘onder de Hollanders’ werd een dergelijk bedrijf door het K.B. van 6 mei 1824 gecontroleerd en gereglementeerd. Bij K.B. van 24 juni 1839 werd ook de stoommachine zelf aan de vergunningsplicht onderworpen en was voor iedere installatie een onderzoek van commodo en incommodo verplicht. Vanaf 1884 (K.B. van 28 mei) mochten die vergunningen door het College van burgemeester en schepenen (in plaats van door het Ministerie van Binnenlandse zaken) afgeleverd worden. Voor mobiele stoommachines moest ook de provinciegouverneur zijn zegen geven. De betreffende wetgeving was vrij ingewikkeld en werd door onze plaatselijke bestuurders niet altijd goed begrepen. Dat zullen we ontdekken in Deel III – De eerste stoommachines in groot-Londerzeel.
1
Bron: ETWIE – Expertisecentrum voor Technisch, Wetenschappelijk en Industrieel Erfgoed. 6
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Stoomtreinen en –trams. Terwijl de eerste stoommachines aanvankelijk hun nuttige werk in alle stilte (weliswaar alleen figuurlijk) en in het voor de meeste mensen verborgene van mijnschachten en fabrieken verrichten, kreeg het grote publiek er ineens mee te maken toen men er vanaf 1804 mee naar buiten kwam. Dat jaar had de Engelse uitvinder, Richard Trevithick immers voor de eerste keer wielen onder de stoommachine gezet. Helaas was zijn constructie – volgens de serieuze geschiedenisboekjes - te zwaar voor de sporen van de al bestaande paardentram, die volgens andere even serieuze geschiedenisboekjes echter pas in 1832 in New York Manhattan in het openbaar werd geïntroduceerd 2.
Een originele paardentram.
En een recente maar foute kopie (er liggen namelijk geen sporen)
Het duurde nog tot 1829 voor George en Robert Stephenson met hun ‘The Rocket’ (zie hiernaast) tijdens de ‘Rainhille Trials’ hun 4 concurrenten het nakijken gaven en vanaf 15 september 1830 tussen Liverpool en Manchester de allereerste regelmatige passagiersdienst mochten verzorgen. Op 5 mei 1835 reed – tussen Brussel en Mechelen - de eerste stoomtrein op het Europese vasteland. Toen amper 2 jaar later ook de spoorlijn tussen Mechelen en Gent geopend werd, had dat voor Londerzeel zeer grote gevolgen. En dàt leg ik uit in Deel II – Ontstaan en ontwikkeling van het Openbaar Vervoer in Londerzeel.
2
Die lichte tramsporen waren dan ook voor het vervoer in de mijnen.
7
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Stroom. De laatste belangrijke innovatie bij de stoommachines was de stoomturbine die in 1883-1884 door de Zweed Gustav de Laval, de Brit Charles Algernon Parsons en de Fransman Auguste Rateau werd uitgevonden. Met een stoomturbine wordt de hoge druk van de stoom omgezet in een as-rotatie die een groot uitgaand vermogen levert. Deze turbines werden onder meer bij de voortstuwing van zeeschepen toegepast maar dienden vooral voor het opwekken van elektrische stroom om er bijvoorbeeld openbare plaatsen mee te verlichten.
Een de Laval stoomturbine gekoppeld aan een dynamo of elektrische gelijkstroomgenerator
In Londerzeel werd de eerste elektrische straatlamp al in 1900 aangestoken En dat voert ons zonder omwegen naar het laatste deel van dit boek. Deel IV – De komst van de elektrische straatverlichting in groot-Londerzeel.
8
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Boek I
9
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Kaaskantmolen Houten graanwindmolen (1784), in de Pluimennest, Kaaskantmolenstraat, tegen de "Drij Linden" (grens van Londerzeel, Steenhuffel en Wolvertem-Rossem, Londerzeel kadaster wijk E 640.
Kaaskant "Kaaskant", schreef wijlen pater Joris Vertonghen in 1971 in zijn Toponymie van Steenhuffel, "is een woord dat zo goed als uitgestorven is en alleen de oudere mensen nog kennen. Het betekent 'boterham'. Men moet het uitspreken als keiskant". Tenzij we er serieus overgekeken hebben, wordt dit mooie toponiem voor 1850 in Londerzeel niet aangetroffen 3. Ook nu is het alleen terug te vinden in de samenstellingen "Kaaskantmo- len" en "Kaaskantmolenstraat". Deze straat, vroeger buurtweg nr. 4 vormde de verbinding tussen de oude Brusselbaan die liep van Steenhuffel over Impde, richting Brussel (nu een zeer slechte veldweg) en de provinciale steenweg van Wolvertem naar Temse (nu de Brusselse straat).
De bouw van de houten graanwindmolen. Op de kruising van buurtweg nr.4 en de oude Brusselbaan, waar drie gemeenten (Londerzeel, Steenhuffel en Wolvertem-Rossem) aan elkaar grenzen en die daarom naar aloude gewoonte door drie lindebomen werd gemarkeerd, werd op het einde van de 18de eeuw een windmolen opgericht. In zijn "Kroniek van Londerzeel", op blz. 186, beschrijft Marcel Slachmuijlders wanneer en onder welke omstandigheden dat gebeurde. Hierna volgt een korte samenvatting van zijn ver- haal. Op een dag, begin augustus 1784, had Londerzelenaar Jan Baptist Van Ruysevelt in de herberg "De Drij Coningen" van brouwer-tapper Gerard De Keersmaecker een onderhoud met meester-molenmaker Frans De Ridder uit Asse. Daar werd, volgens de versie van De Ridder althans, mondeling overeengekomen dat deze, met de materialen die door Van Ruysevelt zouden worden geleverd, in ruil voor kost en inwoon voor hemzelf en zijn gasten en een bedrag van 675 gulden daar bovenop, een windmolen zou bouwen. Deze zou in april 1785 in gebruik moeten genomen worden. De Ridder begon dus direct met de voorbereidende werk- zaamheden en met het afpalen van het terrein. Maar toen hij wat later met zijn gasten aan de Drij Linden verscheen bleek daar intussen al een andere molenmaker met de eigenlijke bouw te zijn begonnen. Op het einde van het proces, dat tot in 1794 duurde, werd opdrachtgever Van Ruysevelt door de Londerzeelse vierschaar in het gelijk gesteld
3
De oudste vermelding van de naam vonden we op 26 oktober 1852, komt uit de gemeentelijke correspondentie, en gaat als volgt (vertaald: "Mijnheer de arrondissementscommissaris. Mevrouw douairière burggravin de Spoelberch heeft zich tot de gemeentelijke administratie gewend om door onze tussenkomst de toelating te krijgen om een schuur 2 meter op te schuiven in de richting van de straat naar Steenhuffel en een huis met ongeveer 10 meter te verlengen op dezelfde aflijning op de baan naar Wolvertem. Schuur en huis zijn eigendom van de genoemde dame en worden, evenals de molen, bewoond door de heer Joseph Verhavert, molenaar op de molen, genoemd Kaaskantmolen te Londerzeel. Toen we elkander over deze zaak spraken, mijnheer de commissaris, heeft u me beloofd om deze wijzigingen toe te staan op eenvoudige vraag van onze kant. De straat zal overigens voldoende breed blijven.” 10
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
In het register der Londerzeelse eigendommen stond intussen al wel te lezen: "1-12-1790-Item alsnog sekeren windtgraenmolen met huys, schuere ende stalling nu onlangs nieuwt gebouwt, gestaen ende gelegen onder het voorseyde Londerzeel ontrent het drij Lindenboom veldt paelende ter eenre Peeter De Boeck, ter tweede 's Heerenstraete loopende van Steenhuffel."
De molenbouwers van Ruysevelt. De naam van de molenmaker die de Drij Lindenmolen uiteindelijk gebouwd heeft moeten we u helaas schuldig blijven. Waarschijnlijk was het dezelfde die rond deze tijd (kort voor 1788) ook de Topmolen op Londerzeel-Heide construeerde. Jan Baptist Van Ruysevelt was, als we ons niet vergissen, de zoon van Gillis en van Anna Solly. Hij was op 5-9-1750 geboren en in 1784 getrouwd met Joanna Catharina (S)piessens. Hij had een jongere broer, namelijk Pieter Jan Van Ruysevelt (° Londerzeel 15-3-1756). Deze trouwde circa 1787 met Elisabeth Van Damme en liet nog hetzelfde jaar de Topmolen op oprichten. Foto’s van de Kaaskantmolen tonen overigens ondubbelzinnig aan dat hij nauwelijks van de Topmolen te onderscheiden was.
Links de Topmolen van Pieter Jan Van Ruysevelt (bron: www.postcards.delcampe.net), rechts de Drijlinden- of Kaaskantmolen van zijn broer Jan Baptist Van Ruysevelt (foto uit collectie Francis Hallemans). Ze zien er precies hetzelfde uit: geknikt dak, gebogen 'tong' onder de voorgevel, 'bak' aan de achtergevel. Dit doet eenzelfde molenmaker vermoeden.
De eigenaars van de Kaaskantmolen De eerste eigenaar van de Kaaskantmolen was dus Jan Baptist Van Ruysevelt. Deze overleed in Londerzeel op 9 maart 1796, 47 jaar oud. Zijn kinderen waren te jong om de molen over te nemen. We vermoeden dat die rond deze tijd eigendom van de familie de Spoelberch moet geworden zijn, hetgeen hij trouwens zijn hele verdere leven lang gebleven is.
11
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Periode vanaf 1834 12.02.1845
transactie eigenaar erfenis
28.04.1863
deling
06.07.1881 13.02.1884
deling
07.01.1926
erfenis
Louis De Bondt
(nieuwe) eigenaar(s) Burggraaf Louis de Spoelbergh-de Brouckhoven de Bergeyck, Brussel. a) de Spoelbergh Jan-Baptist, de weduwe (voor ½ vruchtgebruiker) b) de Spoelbergh Jan-Baptist, de kinderen (voor ½ vruchtgebruiker). a) De kinderen van de Spoelbergh Jan-Baptist: Ferdinand Charles, Brussel, Sophie Henriette Marie (echtgenote Cornet d’Elsius du Chenoy Gustave Francois Xavier), Brussel), Alfred Charles Joseph, Anatole Louis , Brussel, Adolph Joseph, Brussel, en Caroline Marie (echtgenote de Borchgrave Francois Henri Michel, Mechelen), en b) De weduwe de Spoelbergh-de Brouckhoven de Bergeyck Jan-Baptist, Brussel, (vruchtgebruiker). Einde vruchtgebruik (door overlijden) van de weduwe de Spoelbergh-de Brouckhoven de Bergeyck Jan-Baptist. Burggraaf Lodewijk Hendrik Thierry Carolus Ferdinandus Maria de Spoelbergh-de Woelmont, eigenaar te Brussel. De weduwe en kinderen (+ Lodewijk).
Nog een foto van de Kaaskantmolen, genomen vanaf de Oude Brusselbaan. Fotoarchief Francis Hallemans.
De molenaars van de kaaskantmolen Ofschoon zijn zoon Jan Baptist junior in de buurt van de molen is blijven wonen is Jan Baptist Van Ruysevelt (senior) zelf waarschijnlijk nooit molenaar geweest. De eerste echte molenaar die we in de archieven zijn tegengekomen is Joachim Norbert Verrijdt. Hij was in 1769 in Langdorp geboren en rond 1793 getrouwd met Maria Francisca Puttemans uit Steenhuffel (Rossemstraat, nu boerderij Verrerstraeten) Van 1794 tot zeker 1803 woonde en werkte hij op de Kaaskantmolen waar zijn eerste kinderen geboren werden: Anna Catharina (° 1794), Anna Maria (° 1796), Petrus (1800) en Anna Monica (1803). Tussen 1803 en 1807 verhuisde het gezin naar Steenhuffel (mogelijk naar de overkant van de straat) en werd het vergroot met Maria Elisabeth (1807), Antonia (1813), Joannes Mattheus (1813), Petrus Judocus (1817) en Joannes Franciscus (1818). In 1803 was Pierre Verberckt er molenknecht. 12
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Na de dood van zijn vrouw in 1818 verhuisde Joachim terug naar Langdorp waar hij in 1835 overleed. De volgende molenaar, wellicht vanaf circa 1805, was Jan Baptist D'Hondt. Behalve dat hij in 1779 in Putte geboren was en was getrouwd met Joanna Maria Veekemans (° Duffel 1784), hebben we weinig over deze man gevonden. In 1813 woonde, samen met de familie D'Hondt-Veekemans, nog een tweede molenaar op de Kaaskantmolen. Dat was Jan Baptist Emmerechts 4 (° Wolvertem ca 1787, getrouwd met Cecile Van Aken (° Steenhuffel 6-7-1783, + Londerzeel 9-7-1831). We kennen volgende kinderen: Joanna Catharina (° 1809), Cornelia (° 1812), Maria Cornelia (° Wolvertem 1816) en Josepha Carolina (° Londerzeel 1818). Nadat Emmerechts in 1831 weduwnaar was geworden hertrouwde hij op 27-6-1833 in Londerzeel met Joanna Petronella Verbesselt (° Steenhuffel 26-2-1808). Zelf stierf hij kort daarna. Hun zoontje Pieter Jan werd een paar maanden na zijn dood geboren. Op 6-5-1835 hertrouwde zijn weduwe Joanna Petronella Verbesselt met Jozef Verhavert (° Steenhuffel 1-4-1791). Deze was de zoon van Petrus Verhavert en van Maria Judoca de Maerschalck (de molenaars van de Marselaarmolen) en hij kende dus de stiel. In 1853, terwijl Verhavert er woonde, werd het molenhuis met 10 meter verlengd en de schuur in de richting van de 'Over de Beek' opgeschoven (zie voetnoot op vorige bladzijde). Naam Verhavert Verbesselt Emmerechts Verhavert Verhavert Verhavert Verhavert Verhavert Verhavert Verhavert Verhavert Olbrechts De Bondt Van de Voorde Leemans Roelands Van Evelgem Vermeiren Bogemans De Backer
BEWONERS VAN DE KAASKANTMOLEN TUSSEN 1835 EN 1858 Voornaam Geboren te Geb. datum omschrijving Jozef Steenhuffel 1-4-1791 maalder Petronilla Steenhuffel 3126-2-1808 zijn vrouw Petrus Joannes Londerzeel 1834 zoon uit haar 1ste huw. Egidius Londerzeel 1836 zoon Guillaume Londerzeel 1838 zoon Ludovica Londerzeel 1839 dochter Petrus Joannes Londerzeel 5-5-1842 zoon Joannes Dionisius Londerzeel 19-10-1843 zoon Jean August Londerzeel 1-9-1845 zoon Henri Londerzeel 24-3-1848 zoon Gillis Steenhuffel 27-1-1801 dienstknecht (en broer) Pierre Merchtem 1806 dienstknecht Maria Anna Wolvertem 1810 dienstmeid Coleta Steenhuffel 1826 dienstmeid Jan Baptist Malderen 1818 dienstknecht Jacobus Steenhuffel 1820 dienstknecht Maria Theresia Rossem 1828 dienstmeid Joanna Catharina Steenhuffel 1829 dienstmeid Franciscus Wolvertem 1822 dienstknecht Barbara Merchtem 1822 dienstmeid
Wijzigingen + 13-2-1856
weg in 1842 weg in 1842 weg in 1842 weg in 1842 1842184218421842-1854 18481858-
Hoelang Verhavert op de Kaaskantmolen gemalen heeft konden we niet precies achterhalen. We denken dat het tot begin 1863 moet zijn geweest. Op 4 december 1862 was immers Maria Christina Van Asbroeck (° Londerzeel 25-6-1837), dochter van Jan Baptist en Maria Joanna De Smedt, met Joannes Ernestus Hulsbosch (° Oppuurs 1-3-1827-Puurs 14-6-1897) getrouwd. Deze was maalder en heeft kort na zijn huwelijk de pacht van de Kaaskantmolen overgenomen. Van 1864 tot 1875 is hij tevens gemeenteraadslid van Londerzeel geweest. Jan Ernest Hulsbosch was de zoon van Tobias (Malderen 1786-Oppuurs na 1873) en Ursula Christina De Smedt (Oppuurs 1789-1861). Zijn vader was van 1855 tot 1873 18 jaar burgemeester van Op4
We denken dat deze in 1813 op de molen zijn stiel aan het leren was met het oog op de latere overname van de pacht. In 1813 waren ook zijn vrouw Cecile Van Aken en zijn oudste kinderen hier al ingeschreven. 13
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
puurs. Zijn zuster Joanna Petronella was getrouwd met Frans Vital De Boeck en was tot 1884 maalderes op 's Gravenmolen. In september 1877 liet hij zich er toe verleiden om ook eens een stoommachine uit te proberen. Omdat dit tuig op straat moest staan, had hij daar de toelating van de gemeente en van de commissaris der wegen voor nodig. "Monsieur le commissaire voyer," schreef de burgemeester op 11 september 1877, "In antwoord op uw brief 2677 van 6 september laten wij u weten dat wij de heer Hulsbosch, maalder, de toelating gegeven hebben om voor één dag een stoommachine te plaatsen op weg nr. 4 aan de ingang van zijn schuur maar we hebben hem aanbevolen er voor te zorgen dat paarden kunnen passeren". We weten niet wat de uitslag van de proef is geweest maar tot in 1918 is de Kaaskantmolen uitsluitend op windenergie blijven malen. BEWONERS VAN DE KAASKANTMOLEN TUSSEN 1863 en 1877 Naam Hulsbosch Van Asbroeck Hulsbosch Hulsbosch
Voornaam Joannes Ernestus Maria Christina Tobias Jan Alfons
Geboren te Geb. datum omschrijving Wijzigingen Oppuurs 4-3-1827 maalder Londerzeel 1-4-1837 zijn vrouw Londerzeel 5-12-1863 zoon Londerzeel 8-6-1865 zoon Werd Scheutist-Missionaris en stierf te San-shen-Kung (Mongolië) op 3 augustus 1913. Hulsbosch Phillip Victor Londerzeel 21-10-1867 zoon Hulsbosch Joanna Petronella Londerzeel 10-4-1870 dochter + 1870 Hulsbosch Joanna Maria Londerzeel 21-2-1872 dochter Helsen Guillelmus Varendonk 18-7-1810 maaldersgast 1867-1872 Buggenhout Jozef Steenhuffel 30-5-1837 knecht 1867Keymolen Franciscus Londerzeel 1-3-1846 knecht tot 1869 Heyvaert Franciscus Steenhuffel 5-11-1849 knecht 1872-1874 Heyvaert Anna Catharina Wolvertem 7-12-1827 meid tot 1869
Rond 1888 werd Jan Philip Collier de nieuwe molenaar. Hij was de zoon van Jan Frans Collier en van Catharina Van der Perre en hij was op 1-1-1860 in Kapelle-op-den-Bos geboren. Aanvankelijk woonde hij op de molen met zijn meid Anna Maria Cools (° Kapelle-op-denBos 17-12-1866) en met zijn knecht Frans Geuens (° Mol 24-9-1832). Toen hij op 6-11-1891 in Steenhuffel trouwde met Maria Hortensia De Boeck (° Steenhuffel 4-7-1859) zochten dezen echter andere oorden op. BEWONERS VAN DE KAASKANTMOLEN TUSSEN 1891 en 1902 Naam Collier De Boeck Collier Collier Collier Collier Collier Collier Collier De Boeck Meys Polfliet Wijns Van Wemmel Bogemans Maerschalck
Voornaam Jan Philip Maria Hortensia Jozef Frans Jaak Florent Karel Victor Maurice Lodewijk Leontina Victoria Clemence Anna Maria Josepha Livina Louiza Jozef Maria Françoise Eduard Frans Corneel Josse Joseph Anna Maria Maria
Geboren te Kap/Bos Steenhuffel Londerzeel Londerzeel Londerzeel Londerzeel Londerzeel Londerzeel Londerzeel Steenhuffel Steenhuffel Niel Wolvertem Steenhuffel Wolvertem Buggenh.
14
Geb. datum 1-1-1860 4-7-1859 14-8-1893 15-10-1895 7-3-1897 14-1-1899 6-2-1900 6-2-1900 10-6-1901 16-1-1636 6-8-1878 11-10-1878 1871 1878 12-8-1872 8-11-1882
omschrijving maalder zijn vrouw zoon
Wijziging
+ 1899
maalder, schoonbr. meid knecht knecht knecht meid meid
1894-1902 in 1897 1898-1899 1898-1901 1900 1900-1901 1901-1902
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Op 8 januari 1902 verhuisde het gezin Collier-De Boeck naar de prestigieuze banmolen (watermolen) van Merchtem. Zijn nog ongetrouwde kozijn Jaak Egied Van der Perre (° Steenhuffel 1-11-1877) kwam naar de Kaaskantmolen. Aanvankelijk werd diens huishouden gedaan door zijn zuster Apolina (° Steenhuffel 17-7-1773) maar op 1-1-1912 trouwde hij in Steenhuffel met Maria Francisca Huberta Van Doren (° Steenhuffel 24-3-1889). Op de Kaaskantmolen werden volgende kinderen geboren: Odila Augusta Maria (7-12-1912), Frans Eugeen (14-6-1914), Benedikt Gerard Louis (1-1-1915), Maria Joanna Carolina (27-61917), Leonarda Celestina (11-9-1919), Joanna Maria Catharina (20-3-1922), Lodewijk Benedikt (17-7-1924, + 1925) en Jozef Ernest Eugeen (18-1-1828).
De laatste jaren van de Kaaskantmolen Jaak Egied Van der Perre, die zich in 1911 meester-molenaar liet noemen, was de laatste pachter van de graanwindmolen. Op 24 augustus 1914 maakte hij mee hoe kort na de noen een compagnie 3de Jagers te voet, onder het bevel van commandant Raphaël Borlée, zich van zijn molen meester maakte en daar bleef bivakkeren in plaats van, zoals bevolen, deel te gaan nemen aan het gevecht dat ondertussen op de 300 meter verder gelegen Impdekouter was uitgebroken. Om 15 uur verzamelden zich nog een 60-tal andere jagers te voet, die de rand van het slagveld waren kunnen ontvluchten, aan de Kaaskantmolen. Om 16 uur trokken deze troepenafdelingen zich naar het noorden terug. Ondanks het feit dat de Kaaskantmolen op een "hoogte" van 20 meter boven zeeniveau lag, was hij als eventuele uitkijkpost voor het Belgische leger van weinig nut. Een nog hogere heuvelrug beperkte immers het zicht naar het zuiden dat al onder Duitse bezetting stond. Wellicht is dat de reden waarom hij aan het lot van vele andere molens ontsnapte en noch door het Duitse noch door het Belgische leger in brand gestoken werd. Op 2 oktober 1914, 3 dagen na de slag van Neeravert en tijdens het beleg van Antwerpen, kreeg Jaak van der Perre bezoek van de Duitsers die een paard, een stalbandtoom, een kardeksel, een paarddeksel, 5 dekens en een jonge stier meenamen, niet zonder daarvoor een ontvangstbewijs te hebben getekend. Gedurende het grootste deel van de oorlog had Van der Perre twee knechten in dienst. Florent Teirlinck (° Steenhuffel 13-9-1870) werkte er van 1915 tot 1919). Pieter Frans Verbesselt (° Wolvertem 25-11-1895) verbleef er tussen 1916 en 1918.. In deze periode en ook nog later hield vrouw Van Doren ook café. In mei 1918 deed Van der Perre een aanvraag voor de "plaatsing van stoomketel en stoomtuig voor beweegkracht eener graanmaalderij in het gebouw Wijk E 641". Op 18 juni werd de toelating gegeven en nog voor het einde van de oorlog was de maalderij op stoomaandrijving overgeschakeld en begon de houten windmolen aan zijn laatste levensfase. In de akte van verpachting van 1929 stond vermeld dat "de graanwindmolen, gemeenlijk genaamd "Kaaskant" of "Drij Lindenmolen", zich bevindende op perceel E640a niet in de tegenwoordige verpachting begrepen is" en "dat de verpachter en de eigenaars het recht zullen hebben dezen graanwindmolen te laten bestaan of hem te doen afbreken". Dat laatste gebeurde. In 1930 (volgens andere bronnen al in 1927) werd de molen afgebroken. De stoommolen bleef echter bestaan en werd later door een vuurmolen vervangen.
15
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
De Kaaskantmolen omstreeks 1925
16
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Quaedbeekmolen Houten graanwindmolen (v. 1830): in de Meir (Steenhuffel) volgens kadaster A 426.
Toponymie (bron: Vertonghen en Verhasselt, Toponymie van Steenhuffel). Kwaadbeek – Quaetbeke – Quaetbeek – Quadbeek - Ka(s)telijnebeekje: een beekje dat ontspringt nabij de Brandewijnhoeve en uitmondt in de Vuilbeek in de Campagne. De naam gaat terug tot de 12de of 13de eeuw. Ook oude familienaam (14 de eeuw) en de benaming van hun landerijen langs de linkeroever van de beek (Haut-Quatbeek, Vijverquaetbeek, Smisquaetbeek).
We menen met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid te mogen stellen dat de Quaedbeekmolen werd gebouwd door en/of Jozef Leemans in het jaar 1807. Jozef was op 9 juni 1778 geboren in Malderen. Hij was de zoon van Jacobus Leemans en Maria Slachmuylders, de molenaars op de Heidemolen. Toen Jozef ging trouwen werd voor hem in Steenhuffel, op de Meir, een windmolen gebouwd. Zo gauw die af was trouwde hij op 10 november 1807 met Maria Anna Caluwaers (° Malderen 1 december 1781). Op 20 oktober 1808 werd in het molenhuis hun eerste kind geboren, maar toen sloeg het noodlot toe. Jozef overleed op 24 december 1809, en liet een jonge weduwe, een peuter en een molen vol schulden achter. Maria Anna Caluwaers bleef voorlopig in het molenhuis wonen. Voor het werk op de molen werd een ervaren molenaar ingehuurd. Dat was Lambertus Meeus (° Haacht 8 juni 1778). Op 13 oktober 1810 trouwden zij. Een van hun kinderen, Jan Marinus Meeus, zou later de eerste officiële gemeenteonderwijzer te Steenhuffel worden. Gingen de Steenhuffelnaren met hun graan liever naar mensen die ze kenden? We weten het niet maar de windmolen op de Meir rendeerde niet echt. Omtrent 1815 waren de schulden van het gezin Meeus-Caluwaers dermate hoog opgelopen dat de schuldeisers wellicht hun geduld verloren. We geloven dat toen Nicolaas Van Humbeeck en Cie uit Impde-Wolvertem, die ofwel als houtleverancier ofwel als molenbouwer, nog veel geld te krijgen had, de windmolen heeft overgenomen. In ieder geval werd deze firma als eigenaar vermeld toen in 1834 het eerste kadasterboek werd ingevuld. Molenaar Meeus kon niet langer op de molen blijven en verhuisde met zijn gezin naar huisje in de nabijgelegen Walrotstraat (perceel D26), waar hij in 1842 weduwnaar werd en zelf in 1857 overleed. Mogelijk is hij tot omtrent 1828 nog als werknemer op de molen gaan malen, maar zeker is dat niet. Vanaf 1816 wordt hij in de registers niet meer als molenaar vermeld. Kort voor 1829 was Joannes Van Houtven als molenaar op de Quaedbeekmolen gekomen, hoogstwaarschijnlijk eerst als gast. Hij was op 14 september 1795 in Putte geboren en in Ramsdonk getrouwd met Joanna Maria Moortgat. Deze Van Houtven (of Houtvin) schijnt een familierelatie met de bekende molenaarsfamilie Van Elsen uit Putte en omstreken te hebben gehad, maar dit moet nog verder worden onderzocht. Marc Gillisjans vond een verhuurcontract, gemaakt bij notaris de Bock uit Malderen aan ene Jan Van Hout (sic), gedateerd 24 maart 1829, vanwege Nicolaas Van Humbeeck (1767-1837) uit Imde (Fonds registratie & domeinen 10355 p. 142). Joannes Van Houtven en Joanna Maria Moortgat kregen in Steenhuffel tussen 1829 en 1842 zeven kinderen. Ook financieel moet het hen voor de wind gegaan zijn want op 10 mei 1838 konden ze de molen kopen.
17
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Joanna Maria Moortgat stierf op 4 juni 1853. Korte tijd later, op 26 januari 1856 verkocht Van Houtven de molen aan de echtgenoten Vergaelen-Janssens. Op 22 september van datzelfde jaar hertrouwde hij met zijn meid, de 39 jaar jongere en bovendien hoogzwangere Isabelle Van Opstal. Ze gingen naast Lambertus Meeus op perceel D98 in de Walrotstraat wonen. Jan Henri Vergaelen, de nieuwe molenaar-eigenaar van de Qaedbeekmolen, was geboren in Humbeek op 11 november 1816. Hij was getrouwd met Joanna Catharina Janssens uit Eppegem.(° 23 november 1820). Ze woonden in Humbeek en hadden daar kinderen tot ze in 1856 de windmolen kochten en naar Steenhuffel verhuisden. Vergaelen overleed op 10 april 1888. Zijn vrouw stierf op 2 april 1891. De erfenis werd tussen de 3 dan nog ongehuwde kinderen verdeeld. Hendrik Jozef kreeg het molenhuis en trouwde op 15 maart 1892 met Anna Catharina De Maeyer. Hij bleef er wonen maar had geen interesse voor de molenaarsstiel. De molen zelf werd tussen Jan Frans en Petronella Sophia verdeeld. Op 11 augustus 1891 verkocht deze laatste haar deel aan haar broer Jan Frans en 4 maanden later trouwde ze met Louis Jozef Van Nuffel, waarmee ze in de Smisstraat ging wonen. Jan Frans Vergaelen trouwde op 21 juni 1892 met Joanna Catharina Kiekens. Ook hij zag het beroep van molenaar niet echt zitten. Bovendien had de houten windmolen zijn beste tijd gehad en was hij mogelijk dringend aan herstelling of modernisering toe. Begin 1895 vroeg hij een vergunning om in zijn molen een brander en stoommachine te plaatsen. Toen bleek dat er ook voor de windmolen nog nooit een vergunning was afgeleverd. Ondanks het feit dat deze windmolen, volgens schrijven van de gemeentesecretaris, al “sedert onheuglijke tijden” (toen er nog geen vergunningen nodig waren) bestond, vroeg het provinciebestuur toch om die zaak eerst te regulariseren. Vermits dat een nogal omslachtige procedure leek te worden (of misschien ook omdat dievergunning geweigerd werd) besloot Jan Frans Vergaelen dan maar om de windmolen te verkopen en een nieuwe toelating te vragen om een “vuurmachine, gezegd vuurmolen”, te mogen bouwen op perceel nr. 151-152, aan de andere kant van de straat. Die toelating heeft hij overigens op 10 april 1895 gekregen. Hoe lang Vergaelen nog vuurmolenaar gebleven is, hebben we nog niet gevonden. In 1905 was hij alleszins al een “commerce” op de Heerbaan begonnen. Tot in een recent verleden was het de familie De Boeck die op de Meir een graanmolen annex zagerij exploiteerde. Het is ons eveneens nog niet gelukt om te achterhalen wie de koper van de houten windmolen was. In ieder geval werd hij ontmanteld en in stukken weggevoerd naar Tremelo (volgens Joris Vertonghen) of naar Zemst-Eppegem (volgens Holemans van de studiekring ‘ons Molenheem’). Het lijkt ons niet onlogisch dat de koper binnen de eigen familiekring te zoeken is. Wellicht was het een kozijn langs moederskant die, zoals we hierboven schreven, inderdaad uit Eppegem afkomstig was. Noch in Tremelo, noch in Eppegem hebben we evenwel sporen van zijnwederopbouw teruggevonden 5. Nu ja, ook stoofhout was in die dagen te waardevol om in Steenhuffel op de Meir te laten liggen rotten.
5
Dat zou ook zeer moeilijk zijn omdat die wederopbouw waarschijnlijk toch in Erps-Kwerps gebeurde. Op 9 november 1895 had Charles De Vlieger, een 48-jarige schrijnwerker en “molenmaker” uit Steenhuffel daar een zeer ernstig ongeluk “dewijl hij aan de windmolen te Erps-Querbs werkte”. Hij is zijn leven lang gebrekkelijk gebleven. 18
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Boven: Foto genomen door de heer Bouvier in 1894, 1 jaar voor de afbraak van de molen (Brussel, prentenkabinet). Links: fragment uit een kadasterkaart.
Periode vanaf 1834 10.05.1838 26.01.1856 1856 11.08.1891 1895
transactie eigenaar verkoop verkoop erfenis verkoop
(nieuwe) eigenaar(s) en aanpassingen Van Humbeek Nicolaas en Cie te Imde Van Houtven Joannes, molenaar te Steenhuffel Vergaelen-Janssens Joannes Henricus, molenaar te Humbeek De kinderen Vergaelen-Kiekens Jan Frans, molenaar te Steenhuffel Gehele afbraak (verplaatsing naar ?)
De legende van de Kwaadbeekmolen Overgenomen uit ‘Honderd bespookte molens in Vlaanderen’, van Lieven Denewet, verschenen als nr. 3-4 van jaargang 1992 van ‘Molenecho’s’, het orgaan van Molenzorg Vzw. (Verhaal verteld door Frans Haverals-Mertens, ° Steenhuffel 1881). Een kleine honderd jaar geleden werd er op de windmolen van Steenhuffel nogal veel ’s nachts gemalen. Dat werd gedaan door een knecht. Op een morgen vond men hem dood. 19
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Aan een tweede overkwam kort nadien hetzelfde. Telkens waren die jongens gestorven op het ogenblik dat het molenlicht uitgegaan was. Er werd een derde aangeworven. Maar die kon wat meer dan een andere. Hij was de jongste zoon van een toveres en het is gewoonlijk aan haar jongste kind dat een toveres haar kennis overdraagt. . Op een nacht dus zag die derde knecht een kat op de molen binnenkomen en naar het licht gaan, maar hij had de voorzorg genomen een groot broodmes mee te nemen. Voordat de kat het licht kon uitblazen, gaf hij ze een klap op haar poot, zodat ze jammerend wegvluchtte. ’s Anderendaags lag de molenaarsvrouw te bed met een half afgekapte arm Hebben er zich vreemde sterfgevallen of ongelukken op de Quaedbeekmolen voorgedaan tijdens de laatste jaren van zijn bestaan? Niet dat we weten. Wel staat het vast dat zijn geschiedenis onder een zeer ongelukkig gesternte begonnen is. Of de jonge molenaar Jozef Leemans aan de gevolgen van een ziekte of aan die van een ongeval gestorven is zal trouwens geen rol gespeeld hebben bij de rotsvaste overtuiging van velen dat die molen wel behekst moest zijn.
20
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
De Heidemolen Houten graanwindmolen (v. 1406): op de Molenheide (Malderen); volgens kadaster E 239.
Deze houten staakmolen zou de oudste van België zijn wanneer men het jaartal 1119, dat in een as gekrast is, als bouwdatum interpreteert 6. De oudste onbetwistbare vermelding dateert echter uit 1406 7, toen hij eigendom was van Jan Van den Broecke. Zijn geschiedenis loopt lange tijd gelijk met die van de Herbodinnemolen (zie hierna). Hij maakte deel uit van een Brabants leengoed waarvan de heren van Groenhoven (Hof ten Broecke) de eigenaars waren 8. On 1406 was dat Jan Vanden Broecke. Over de volgernde mensen op Groenhoven is natuurlijk alles in mijn boekje over de geschiedenis van ‘Het Hof ten Broecke en Groenhoven’ te vinden. Kort voor 1416 ging de windmolen, samen met zijn staketsel, na een blikseminslag in de vlammen op. Hendrik en Daneel Vanden Broecke (van Groenhoven dus) waren toen de eigenaars. Na wat gekrakeel met de rentmeester van Overzenne en de drossaard van Grimbergen mochten ze hem uiteindelijk toch herbouwen. Op 14 oktober 1536 declareerde Jan Oemens, in naam van de toenmalige eigenaar Adolf Herdinck, bij het leenhof van Brabant onder meer “eenen wintmoelen, staende in de prochie van Malre, opte Malre heye, welcken moelen jaerlijcx de pachte van van 19 sacken rocx Mechelsche maete”. Tijdens de troebelen van de geuzentijd (circa 1578) werd de molen opnieuw verwoest. Over een eventuele heropbouw na 1600 door Pierre of Boudewijn le Cocq, de toenmalige heren van Groenhoven, werd nog geen spoor gevonden maar in 1686 maalde hij zeker weer. Molenaar Adriaen Van Hooymissen (uit Puurs) huurde vanaf 1698 de molen van vrouwe douariere de Humbeek 9. Dierick Van Hooymissen volgde hem als molenaar op tot 1710. Toen diens huurcontract niet verlengd werd is hij maalder op de Herbodinnemolen geworden. In 1710 is de familie Leemans op de Heidemolen (die nu ook een rosmolenplaats had) komen malen; de eerste was Peter Leemans uit Niel Hij was getrouwd met Gertrude Huybrechts en huurde de molen van Franchois le Cocq 10. Na hem kwamen: Joannes Antonius Leemans en Elisabeth Van Assche (vanaf ca 1745) en hun zonen Judocus en Jacobus.(nà 1780). In 1717, toen de Steenhuffelse landmeter Jan van Acoleyen zijn caertboeck van Malderen maakte, besloegen windmolenhuis, Molenberg, rosmolen en koolhof, omgerekend, samen een oppervlakte van 2 ha en 64a.
6
1119 schreef men toen als XI C X IX of XI C X VIIII, maar er staat 1119 (met een onnauwkeurige tweede 1. Waarschijnlijker is dat de molen uit de jaren 1300 dateert. 7 Volgens de mensen van “Molenechos” zou hij al in de 14de eeuw als banmolen vernoemd zijn geweest. 8 In tegenstelling tot wat ik her en der gelezen heb, is de windmolen nooit de eigendom van de familie van Marselaer geweest. 9 Notaris Verheyen, Puurs, 13-3-1698. Deze douairière moet Petronilla Anna Charlotta de Schietere zijn geweest. Zij was de weduwe van Cosmas le Cocq, heer van Humbeek en van Groenhoven. 10 Notaris Verheyen, Puurs, 16-7-1710. 21
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Rond 1796, toen vele goederen van de oude adel door de Franse Revolutionairen werden aangeslagen, moet de molen eigendom van de familie Leemans geworden zijn. In 1796 was Jacobus (getrouwd met Marie Slachmuylders) nog altijd de molenaar; hij zou het tot 1842 blijven. Periode vanaf 1834 06.06.1842 26.05.1856 01.03.1872 08.03.1903 26.09.1949 22.05.1968 1987 28.07.1994
transactie eigenaar erfenis verkoop deling gift verkoop verkoop deling verkoop
(nieuwe) eigenaar(s) Leemans Jacobus, te Malderen LeemansKuyckens Charles, molenaar te Malderen (+Jacobus). Leemans Charles, de kinderen (Charles Louis, Jacques, Pétronille, Joséphine, Marie Elisabeth en Florent. Leemans Florentinus, molenaar te Malderen. Leemans-Martens Eduardus, molenaar te Malderen. Van Der Sluys-Koks Jaak Corneel Albert, handelaar te Malderen. De Bondt-Van Der Massen Walter Maurits, boekhouder te Malderen. De Bondt-Derwa Maurits, te Londerzeel. Gemeente Londerzeel (door onteigening )
De windmolen werd op 25 juli 1929 als monument geklasseerd. Hij staakte zijn economische bedrijvigheid in 1943. Edward Leemans was er de laatste molenaar die voor de kost met windkracht maalde. In het voorjaar van 1990 werd hij door een storm geveld. Op 28.07.1994 werd hij samen met het molenhuis onteigend door de gemeente en er werd beslist hem terug op te richten. Ter gelegenheid van Open Monumentendag op zondag 10 september 1995 kon men de gerestaureerde molen in zijn vroegere staat bewonderen. De molen werd opnieuw als monument geklasseerd bij M.B. van 10.03.1994, de omgeving werd reeds vroeger als dorpsgezicht geklasseerd bij K.B van 14. 10. 1984. Nu worden er in het toeristische seizoen regelmatig maaldemonstraties gegeven.
Boven links: De Heidemolen op de kadasterkaart van Philippe Vandermaelen (1844) Boven rechts: de Heidemolen (bron: www.postcards. delcampe.net), Onder: de Heidemolen nu.
22
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Boven: Heidemolen op 28 januari 1990 (foto Frans Ringoot voor ‘Ons Molenheem’. Rechts: nà de wederopbouw (foto Hans Hogewijs
3
Boven: 2 foto’s door mijzelf genomen. Links: Heidemolen, na een nieuwe restauratie, bij de herplaatsing in 2017 (foto Het Nieuwsblad)
23
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
De Langveldmolen Stenen graanwindmolen (1857): ophet Langveld (Malderen); volgens kadaster E 119.
Tot in redelijk recente tijden werd de Heidemolen door de inboorlingen van Malderen doorgaans de “houten molen” genoemd. Dat komt omdat die zich nog konden herinneren dat er ook een stenen windmolen had gestaan. Op 28 december 1856 besprak het schepencollege een aanvraag van Jan Baptist Leemans, een landbouwer en molenaar die in Buggenhout woonde, en die de toelating vroeg om in Malderen op het perceel wijk E nr. 119 van het kadaster een graanwindmolen te mogen bouwen. Uit het onderzoek van commodo en incommodo, dat hierop volgde en dat op 4 februari 1857 werd afgesloten, leren we dat het hier ging om “eenen gewoonlijken steenen graanwindmolen met 2 koppelmaalsteenen, door den wind op vier molenroeden in bewerking gebracht, ten dienste der inwoonders en de omliggende gemeentens”. Uit hetzelfde onderzoek leren we ook dat niemand zich tegen dit project verzette. Zelfs niet de molenaar van de nabijgelegen Heidemolen, die toch een serieuze concurrentie kon verwachten. Was dat niet vreemd? Ach, welnee. Jan Baptist Leemans (° ca 1815) was immers een volle neef van de broers en zusters Leemans die, na de dood van hun vader Charles in 1853, de inkomsten van de heidemolen met hun moeder Joanna Kuyckens deelden. Het schepencollege besloot dan ook om de aanvraag van Jan Baptist “in haren geheelen inhoud in te willigen”. In het gemeentelijk archief van Malderen is er daarna lange tijd niets meer over die eventuele nieuwe molen terug te vinden. Misschien had Jan Baptist Leemans zich bedacht… en werd de bouwvergunning nooit gebruikt. Gelukkig bestaan de kadastergegevens van die periode nog, en daarin wordt de Langveldmolen, gelegen op het Langveld tegen de Nieuwstraat voor de eerste keer in 1864 vermeld. In 1865 werd hij belastbaar.
De ligging van de Steenen Molen op een schets uit 1864 (links) en op recente kaart van Malderen (rechts). Ingewijden herkennen in deze plek zeker de buurt van “het Schuurken”.
24
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Jan Baptist Leemans werd weduwnaar in 1886. Vanaf 24 augustus van dat jaar moest hij de eigendom van zijn molen delen met Jan Lodewijk Teugels, die in 1882 in gemeenschap van goederen met zijn enige dochter Joanna Leemans was getrouwd, en ondertussen zelf ook al weduwnaar was geworden. Jan Baptist was toen al 71 jaar, te oud om te malen, en zijn schoonzoon had andere bezigheden. Daarom werd de Langveldmolen op 29 november 1888 verkocht aan molenaar Jozef Maria Jan Weymans (° Malderen 3-7-1855) en aan diens verloofde Maria Justina Van den Bossche (° Malderen 5-3-1851), waarmee hij op 8 januari 1889 zou trouwen. Op 15 april 1892 werd de stenen windmolen doorverkocht aan molenaar Petrus Benediktus Thomas (° Rossem 4-1-1868) die op het punt stond om met Maria Stephania De Smedt te trouwen en dat op 13 oktober daaropvolgend in Steenhuffel ook deed. In 1905 sloeg echter het noodlot toe. Volgend verslag reproduceren we letterlijk uit de gemeenteraadszitting van 27 juni van dat jaar: “De heeren Rombauts en Van Tricht onderwerpen aan het advies van den gemeenteraad, de buitengewone schoone gelegenheid die zich voordoet tot het rechter leggen der Statiestraat, omtrent den molen van d’heer Thomas. Zij herinneren dat de steenen windmolen van gemelde heer Thomas in maart door een brand vernield werd en dat het kollegie van burgemeester en schepenen zich verzet heeft tegen het heropbouwen van den molen op dezelfde grondvesten, ten einde alle mogelijke rampen te voorkomen. Thans zijn de windmolen met oude afhankelijke gebouwen totaal weggeruimd. Hierdoor doet zich eene schoone gelegenheid voor om de Statiestraat op die plaats te verleggen, hetgeen een schoon aanzien op de Statiestraat zou uitmaken. Na bespreking wordt er voorgesteld deze zaak uit te stellen en te onderzoeken.” Uitgesteld, maar niet verloren. In de notulen van de gemeenteraadszitting van 23 augustus staat: “Gezien onze beraadslaging van den 27 juni laatst aangaande het verplaatsen der Statiestraat aan den molen van d’heer Thomas doen de heeren Rombauts, burgemeester, en Van Tricht, schepen, uitschijnen dat het eenen plicht is van ’t gemeentebestuur dergelijke gelegenheden waar te nemen om eene zoo schoone verbetering als deze uit te voeren. Er wordt vastgesteld tot zekerheid hiervan een plan te laten opmaken door den heer Callens, landmeter te St. Amands, de noodige onteigeningen van grond te doen, en de kassei op die plaats te verleggen wanneer het later zal goedgevonden worden. Deze voorstel wordt met algemeen stemmen aangenomen.” Tot zover de 48 jarige geschiedenis van de stenen windmolen van Malderen. Of misschien toch niet helemaal… Op de plaats waar hij stond heeft nog geruime tijd de herberg “het Molenhuis” gelegen.
Ik heb geen idee hoe de Langveldmolen er uit heeft gezien, maar op de blog.seniorennet.be/nukerke vond ik een mooie tekening van een stenen molen van Hedwig Vandeabeele.
25
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
De Topmolen Houten graanwindmolen in de Topmolenstraat, volgens kadaster wijk C 38.
Volgens "Ons Molenheem, kadastergegevens van de Brabantse molens" werd deze molen opgericht in 1829 maar dat is niet juist (werd inmiddels aangepast). Zelfs de molen die we van de postkaarten kennen dateert al van voor 1788. Op 27 oktober van dat jaar namen de eigenaar van de "Topwindmolen", Peeter Joannes Van Ruysevelt en zijn vrouw Elisabeth Van Damme immers een hypotheek op hun "kortelingx nieuw op gebouwte" molen (Kroniek van Londerzeel, blz. 193). Maar... "5 julius 1828, schrikkelijk onweder, den top moelen tot Londerzeel is van zijnen staek gevlogen en den maelder was op den moelen en is in de meelkist gesprongen en heeft zyn leven gehouden en den moelen was in stukken van malkanderen en aen den maelder en mankeerden niets” (uit het dagboek van J. De Keyzer, Lippelo). 1829 is dus het jaar waarin de molen terug op zijn staak werd gezet. De eerste molenaar was Paschier Cuyckens; hij was getrouwd met Clara Van Hoymissen en overleed in 1804. Maar toen was hij al geen maalder meer. Na hem werd het werk van de molenaar door de eigenaars (en hun knechten) verricht. Periode vanaf 1834
transactie eigenaar
06.12.1853
gift
1867 12.06.1883
verkoop verkoop
1920
(nieuwe) eigenaar(s) en aanpassingen a) Verbeeken Jan-Baptist, molenaar te Londerzeel, en zijn vrouw b) Ruysevelt Anna Catherina (vruchtgebruiker) eigenares te Londerzeel. a) Verbeken Joseph Josephine (naakte eigendom), landb. te Londerzeel; en b) Verbeken Jan-Baptist (vruchtgebruiker), landbouwer te Londerzeel. (In 1872 is ook Verbeken Jean Joseph hier molenaar). Car.Lud. Van Ingelgem, landb., en Anna Cath. Ruysevelt (vruchtgebruik) Scheers -Teck Jan-Baptist, molenaar te Londerzeel. In 1896 is een stoomtuig aanwezig (maar ondergetekende heeft geen spoor van een vergunning gevonden, zie bij het deel over de stoommachines). De molen wordt in 1915 nog gebruikt. Gehele afbraak (volgens andere bronnen in 1919).
Afbeelding van: www.postcards.delcampe.net
26
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
27
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Scheersmolen Houten, later stenen oliewindmolen: in de Mechelsestraat (bij de Herpoel), volgens kadaster D 38.
Volgens 'Ons Molenheem' zou deze molen al voor 1686 hebben bestaan. Noch in de volkstelling van 1702 noch op de kaart van Van Acoleyen (1709) werd er echter over gesproken. Bovendien werd in een opgave van 1686 in Londerzeel maar één windmolen vermeld. Ook op de Ferrrariskaart uit 1775 is hij nog niet te vinden. Vermoedelijk is hij kort daarna, en alleszins voor 1796, gebouwd. In 1796 was Gielis Van Hoorenbeeck, getrouwd met Petronella Mertens, de molenaar. Periode vanaf 1834 1839 15.09.1846 13.11.1847
transactie eigenaar erfenis verkoop verkoop
1851
verkoop
(nieuwe) eigenaar(s) en aanpassingen Theymans-De Bleser Henri, viskoper te Brussel. De weduwe (+Henri Theymans). Dedeken Jan Frans, landmeter te Asse. Campion August, te Vilvoorde (het is de weduwe Theymans-De Bleser die terug verkoopt, door akte tribunaal). Jozef Frans Van Ruysevelt, rademaker Londerzeel. Totale afbraak.
In 1868 verleende de gemeente Londerzeel aan Jan Van Doorslaer vergunning om (ongeveer) op de van de afgebroken windmolen een stoommachine te plaatsen. Tot zeker 1914 was hier de maalderij-olieslagerij van Denis van Eetvelt actief. Rond 1930 werd het gebouw door de familie Franckx gekocht.
Boven: kadasterkaart P.C. Popp (ca 1850) Op de foto: links, de maalderij Van Eetvelt; rechts 's Gravenmolen
28
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
‘s Gravenmolen Houten graanwindmolen (v. 1600): in de Mechelsestraat, volgens kadaster D 40.
De (voorlopig) oudste vermeldingen van deze molen zijn te vinden in het cijnsboek van de gravin van Vianden (Land van Grimbergen) uit 1372. Toen betaalden: - Juffrouw Kateline tsCaestekers cijns voor 3 bunder land “ane de windmoelen”, - Aert (Arnold) vanden Dale cijns voor 1 dagwand land “ane de windmoelen”, - Gielijs de Windmoeldere cijns voor zijn eigendom, inclusief een hoeve, te Eygheloe en voor 6 dagwand land “ane den Moelenberch”. In dit register werd de windmolen zelf niet als cijnsgoed opgenomen en we weten dus niet met zekerheid wie er de eigenaar of de gebruiker van was. Het lijkt echter niet vergezocht: a) om in Gielijs de Windmoeldere de eerste (althans gekende molenaar van deze molen te herkennen 11. In 1419 was hij er nog steeds actief; b) om aan te nemen dat de eigenaar van de Molenberg (cijnsgoed) ook de eigenaar van de molen was. In 1372 werd Heinric van Vorspoele in deze hoedanigheid vermeld. In 1419 was dat Willem van Doesbeke geworden. De tweede ken ik eigenlijk niet zo goed. Ik weet alleen dat de familie van Doesbeke in de 14de eeuw al grootgrondbezitter in Londerzeel was en dat er in de 15de eeuw nog van een Doesbeeckveld (1,5 bunder groot) bij de Meisvondel gesproken werd. Heinric van Vorspoele kennen we intussen al een beetje beter (zie het goed van Voorspoel een Oudenhove). Hij was de eigenaar en de heer van Voorspoel, de zoon van Hendrik 1 van Voorspoel en getrouwd met Margriet vander Elst. Hij leefde van ca 1340 tot 1390. In het cijnsboek van het Land van Grimbergen van 1419 werd zowel over de Molenberg als over de oude Molenberg tegen de Eygheloe geschreven. De juiste ligging van het nochtans veel gebruikte toponiem Eygheloe heb ik nog niet gevonden, maar ik denk dat het tussen de huidige spoorlijn en het huidige Molenveld lag. Het zou dus kunnen dat de oudste windmolen van Londerzeel tussen 1372 en 1419 werd herbouwd en iets meer naar het zuiden is opgeschoven. Op 27 juli 1579 werd de windmolen in de Mechelsestraat door het leger van baron de Liques, dat het fort van Willebroek ging belegeren, in brand gestoken. Daar was een reden voor: De Liques stond aan de kant van de Spanjaarden en de molen (toen de Prinsenmolen genoemd), behoorde met de Heerlijkheid van Londerzeel tot het Land van Grimbergen en was zo eigendom van Prins Willem van Oranje, die een onafhankelijkheidsstrijd tegen Spanje voerde (zie Londerzeel en de Oorlogen van het Ancien Regime: Beroerde Tijden) Rond 1590 werd de molen hersteld en in 1710 was hij nog altijd eigendom van een erfgenaam van de Oranjes, met name van "Sijne Majesteit van Groot-Britanniën". De heren van Londerzeel verhuurden hem voor 220 gulden per jaar. Doorgaans waren de molenaars dezelfde als die van de watermolen (Klemen)dorp. - Jan Vanden Velden (tot 1579) - Philips Van Roy 12 (tot 1702), 11
Echte familienamen werden toen nog niet algemeen gebruikt. Om een persoon van een andere te onderscheiden werd zijn voornaam al naargelang met de naam van zijn vader, de plaats waar hij woonde of met zijn beroep aangevuld. Dit cijnsboek is dan ook een fantastisch instrument voor wie het ontstaan van familienamen bestudeert. 12 De zoon van Merten Van Roy (zie Marselaeren Diepensteynmolen in Steenhuffel). Zie ook Koevoetmolen. 29
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
-
Philips Van Hoymissen (1702-1750), N. Verhavert (in 1754), Jan Frans Van Hoymissen, getrouwd met Barbara Cuyckens 8 (ca 1796), Joannes Van Doorslaer, de 2de man van Barbara Cuyckens (1798-1806), Philips Joseph Van Hoymissen, getrouwd met Maria Catharina Moens (tot 1819), Passchier Joseph Van Doorslaer, getrouwd met Anne Marie Mertens (1819-1825), Guillielmus Joannes Baptist De Coster, geboren in Kampehout, 2de man van Anne Marie Mertens (1826- 1851) - Jan Van Doorslaer, zoon van Passchier, gehuwd met Maria Joanna Goossens (1851-1867) - Tot 1884 - De Boeck Vitalis Franciscus (° Londerzeel 10/1/1836), zoon van Joannes Ludovicus en Anna Maria Pepermans), getrouwd met Joanna Petronella Hulsbosch (° Oppuurs 16/7/1839 + Londerzeel 16/11/1884), dochter van Tobias, burgemeester van Oppuurs van 1855 tot 1873, en van Ursula Christina De Smedt. Haar broer Jan Ernest was molenaar op de Kaaskantmolen. Ondertussen was de molen in 1765 eigendom geworden van Gaspar Joseph Boot van kasteel Drietoren. Deze had van het Land van Grimbergen niet alleen 's Gravenmolen gekocht maar de ganse Heerlijkheid van Londerzeel (en dus ook de watermolen van het Dorp). Via hem is de familie de Spoelbergh in het bezit van de molen gekomen. Eind 1843 brandde het molenhuis, toen bewoond door Guillielmus De Coster volledig af. Ofschoon de molen zelf wellicht niet geleden had kon hij toch gedurende het hele jaar 1844 niet worden gebruikt. De familie Temmerman was de laatste eigenaar. In 1896 werd de molen nog vernieuwd en werd er een nieuw molenaarshuis gebouwd, maar de concurrentie met de nabijgelegen stoommolen van Denis van Eetvelt kon hij niet meer aan. Op 13 september 1914, tijdens de eerste oorlogsweken, brandde 's Gravenmolen af. Er bevonden zich wel Duitse cyclisten en verkenners in Londerzeel, maar een verband met deze brand is nooit aangetoond. Periode 1834-1884 13.02.1884 ? 11.01.1894 1896 07.05.1899 13.09.1914
transactie eigenaar deling verkoop erfenis
(nieuwe) eigenaar(s) en aanpassingen Familie de Spoelberch (kijk voor details bij de Kaaskantmolen). In 1844 was de molen een heel jaar buiten gebruik. Louis Henri Thierry etc. de Spoelbergh-de Woelmont. Burggraaf Anatol Lodewijk Jozef de Spoelbergh, eigenaar te Brussel. Temmerman-Mostien Severin, molenaar te Londerzeel Jan De Win-Temmerman Bouw van nieuwe windgraanmolen en huis. Livien en Hypolite Temmerman (molenaars) In puin (in brand gestoken) (gehele afbraak in 1915)
Voor zover mij bekend, helaas de enige (slechte) foto van de Prinsenmolen aka Gravenmolen.
30
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
’t Merelaantje Staakmolentje (v. 1930), op Hageveld, kad. D 23y
Hij vond zijn oorsprong te Gistel (West-Vlaanderen) waar hij in 1930 door molenexpert Alfred Ronse werd gebouwd. Die bouwde daar in 1933 naar hetzelfde model de grotere Merelaan. Van daar werd het Merelaantje overgebracht naar Slijpe op een pachthof in de wijk Rattevalle waar hij na jaren in verval geraakte. Hij werd in 1973 door Frederik Vanden Brande overgebracht naar de open vlakte van de Berreweide, naast ’t Hof ter Winkelen (de latere zetel van het comité Jean Pain) en werd alzo van de ondergang gered. Het is de kleinste staakmolen die ooit gebouwd werd; zijn vlucht bedraagt amper 15 meter daar waar andere molens 24 tot 26 meter wiekwijdte halen. De ronde stenen onderbouw, die de ijzeren gebinten verbergt, rust op gemetselde teerlingen die verstopt worden door een aarden omwalling. Bovenop troont het eikenhouten torenkot en de kap met as, het aswiel en wiekenkruis. In 2003 schonk Frederik Vanden Brande het molentje aan de Gemeente Londerzeel die het direct mocht restaureren. Periode 1941 1947 1973
transactie opbouw huwelijk opbouw
2003
schenking
(nieuwe) eigenaar(s) en aanpassingen Ronse Marguerite Maria Josephine Hortanse, geneesheer te Gistel. Michotte-Ronse Leon, geneesheer te Brussel. Franck J.H., te Londerzeel (overbrenging van de molen uit Slijpe) Eigenaar Van den Brande Frederic, te Londerzeel. Overdracht aan de Gemeente Londerzeel.
2 grote foto’s van een klein molentje.
31
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Herbodinnemolen Dubbelmolen, bestaande uit graanwatermolen (v. 1321) volgens kadaster D 214 (Malderen en oliewatermolen (of oliestampmolen) (v. 1500) volgens kadaster A 401 (Londerzeel).
De naam Herbodinne is een afgeleide van Herberdine of Hubertine, een mevrouw die in de 15de eeuw een stuk grond bij de molen had. Vroeger noemde men hem “Ten Broeckemolen”, omdat hij samen met “’t Hof te Broke”, de Heidemolen en andere goederen deel uitmaakte van een Brabants leengoed, waarvan de heren van Groenhoven (alias “Het Hof ten Broecke of Broke 13) de bezitters waren. In de 15e eeuw werd deze watermolen een afzonderlijke leen en ging hij over in handen van andere adellijke geslachten o.a. van de Van Nieuwenhoven’s. Opmerking: Ik laat deze versie van de feiten bewust staan omdat ze (tot voor kort) nog in een aantal publicaties, o.a. in molenecho’s, te vinden was, maar eigenlijk is ze onvolledig en ook een beetje verkeerd. Philips van Nieuwenhove was al in 1462 eigenaar van al de goederen ten Broecke (dus inclusief het Hof en de Herbodinnemolen) geworden. Deze man had eerst een mooie carrière in het Brusselse stadsbestuur en daarna werd hij de ontvanger voor het kwartier Leuven van het hertogdom Brabant. Maar, omdat een deel van die ontvangsten in eigen zakken belandden en omdat hertog Karel de Stoute hem vanaf 1477 (wegens zijn voortijdige dood in Nancy) niet langer de hand boven het hoofd kon houden, is Philips van Nieuwenhove in 1477 in de gevangenis van Vilvoorde beland en werden al zijn goederen, waarbij het Hof ten Broecke, aangeslagen en openbaar verkocht. De watermolen van de Herbodinne werd door de deurwaarder toen echter om een onbegrijpelijke reden over het hoofd gezien en is aldus nog een tijdje de eigendom van de familie van Nieuwenhove gebleven. Over de geschiedenis van het Hof ten Broecke en Groenhoven heb ik redelijk omvangrijk boek geschreven.
-
-
Tijdens de geuzentijd (rond 1578) werd de molen verwoest. Omtrent 1600 werd de ruïne door Le Cocq van Groenhove verkocht aan Willem Verhagen en diens vrouw Odilla Geerts, die de molen heropbouwden. Daarna werd hij achtereenvolgens eigendom van: Louis Bastaert, getrouwd met een dochter van Verhagen, Guilliam Bastaert de oude en zijn vrouw Elisabeth Verheyden (door erfenis vanaf ca 1650 tot 1690), Guilliam Bastaert de jonge (tot 1693). Bij de dood van zijn vader in 1690 zat Guilliam junior al zwaar in de financiële problemen. Waarschijnlijk had dat met de oorlogsomstandigheden te maken. We weten dat Niclaes van Buggenhout, molenaar op de Koevoetmolen, voor het jaar 1690 vrijstelling van pacht verkreeg omdat hij erg te lijden had gehad van foeragerende soldaten. Als eigenaars hadden de Bastaerts het verlies zelf moeten dragen. Moeder Elisabeth Verheyden stierf in 1692 en in 1693 werd de molen te koop gezet. Pas in 1695 14 vond hij er een koper voor in de persoon van Martin Frambach, die kort voordien al het Hof van Marselaer (zonder de Koevoetmolen) had gekocht. Guilliam Bastaert huurde als molenaar de molen nog tot 1698 en toen werd hij wegens onbetaalde huur door Frambach opgezegd 15. Enkele jaren lang heeft Guilliam zich voor zijn shuldeisers verborgen kunnen houdcen. Later is hij als “tavernier” (herbergier) naar Malderen teruggekeerd. Martin Frambach, Mechelse wijnhandelaar, had Hof van Marselaer gekocht (vanaf 1695), Maria Frambach, getrouwd met Guilliam Willems (door erfenis), 13
Hof te Broecke, nu boerderij stroomafwaarts de Beelaertse brug op de Malderse steenweg. Taxatie van de Herbodinnenmolen in 1695. OGA Lippelo Nr 32. 15 Not. F. Van Nijen, OGA Lippelo 2910. Opzeg via de notaris op 5 juni 1698. 14
32
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
-
Catharina Willems, getrouwd met Mathias Mom (door erfenis), Maria Petronilla Mom, getrouwd met Philip Reynaerts (tot 1775).
-
Vanaf 1600 waren de eigenaars van de Herbodinnemolen ook de molenaars. Dat eindigde in 1695 met Frambach. Die verhuurde zijn molen achtereenvolgens aan: Guilliam Bastaert de jonge (1693-1698), Theodoor Van Hooghmisse (voor en na 1707), Dierick Van Hooymissen , voordien huurder van de Heidemolen (vanaf 1710), Verhavert (waarschijnlijk) (vanaf ca 1740).
-
In 1775 verkochten Philip Reynaerts en zijn vrouw Maria Petronilla Mom (met de kinderen en kleinkinderen Willems als mede-eigenaars) de Herbodinnemolen 16 aan een ervaren molenaar. Van dan af werd de molen weer door eigenaars-molenaars bewoond. Jacob Balthazar Joos, huurder Koevoetmolen, gehuwd met Joanna Catharina Verhavert (vanaf 1775), Pierre Antoine Groningh, de 2de man van Joanna Catharina Verhavert (voor en na 1796), Henri Slachmuylders (° Londerzeel 1780)die met Colette (° Malderen 20/7/1781), een dochter van Jacobus Balthazar en Joanna Catharina Verhavert was getrouwd. Ik heb het niet nagekekenen, maar Henri Slachmuylders moet in 1823 gestorven zijn. De toenmalige bewoner, P.C. Joos, zocht een koper voor de molen. Onder meer in de ‘Gazette van Gend’ van 24 november 1823’ (met dank aan de mensen van ‘Molenecho’s en ‘Ons Molenheem’) werd die als volgt beschreven: “den wyd- en oudvermaerden Herbodinnen-molen, hebbende zeer schoon spacieus Huys, Graen-, Olie-, Watermolens, Boekwey- en Olie-peirde molen, met alle hunne staende en draeyende werken, en wanof ider olie-molen noch een paer steenen heeft tot het breken van het lynzaed, olie-vallen, schoone vyvers, hof, boomgaerd, schuere, stallingen en Wey-land ... te saemen groot 2 bunderen 73 roeden 85 ellen...” Hieronder de originele advertentie.
Zoals hierna blijkt, werd geen vreemde koper gevonden en is de molen in de familie gebleven 16
Bestond dan uit een boek-, koren- en stamp- of smoutmolen en ook een recent (volgens een datum in de zijgevel in 1759) gebouwd stenen woonhuis. 33
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Periode vanaf 1834
transactie eigenaar
1855 27.10.1859
testament deling
1866-1868 12.12.1870 1872 04.04.1888 1891/1897 14.10.1907 1907 29.06.1950 04.10.1955 04.10.1955 09.08.1961 1961
verkoop erfenis schenking
erfenis verkoop
Louis De Bondt
(nieuwe) eigenaar(s) en aanpassingen Slachmuylders-Joos Henri, de weduwe, landbouwster te Malderen. Slachmuylders Josephus, molenaar te Malderen (oliewatermolen). Plaatsing van een stoomtuig. Slachmuylders-Slachmuylders Josephus, de weduwe (= Rosalie Slachmuylders, ° Londerzeel 27.04.1808, dochter van Henri en Colette Joos), molenarin, Malderen Vergroting oliewatermolen en vuurmolen (later ook olierosmolen). a) Slachmuylders Benedictus, landbouwer te Malderen en b) Slachmuylders Carolus Josephus Desiderius, molenaar te Londerzeel. Slachmuylders-Mistiaen Carolus Josephus Desire, molenaar te Londerzeel De kinderen (+ vrouw Mistiaen). Nieuwe brug over de beek voor de molen / Belangrijke herstellingen. Slachmuylders Jozef, Camiel, (allebei nijveraars te Malderen), Frederik (bankbestuurder Tien Tsin, China) en Honorine Maria Ludovica (+1931). De molen gelegen op Londerzeel verandert in pakhuis. Slachmuylders Benoit Jozef en Jozef Camiel (mol. Malderen (+ Frederik). Slachmuylders Jozef Camiel, molenaar te Malderen (+ Benoit). De erfgenamen Jozef (+ Jozef). Gabriels-Van Den Bossche Domien, landbouwer te Malderen. Gehele afbraak.
De Herbodinnemolen was een “dubbele” watermolen. Er werd graan gemalen en olie geslagen sinds de 14de eeuw. Het rad van de graanmolen en molenhuis bevonden zich op het grondgebied Malderen, het rad werd er rond 1955 op last van de provincie verwijderd. Alleen de ronde cirkel op de gevel verraadt dat dit ooit een molen was. Het rad van de olieslagerij met gebouw bevond zich op Londerzeel. In de zijgevel kon men het jaartal 1759 bemerken. In 1900 werd het niet meer gebruikt. Zoals gezegd werd dit deel van de Herbodinnemolen in 1907 verkocht en tot een pakhuis omgevormd.
Boven: ca 1940 (coll. Kon. Inst.voor het Kunstpatrimonium. Rechts: gemeente Londerzeel. Onder: Stijn Laureys voor Creative Commons.
34
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Quaeden molen (Zwaantje) Deze watermolen, gelegen op de Grote Molenbeek (Malderse beek, Marselaerbeek), hoorde bij het Hof van Marselaer te Malderen en werd reeds in 1312 vermeld. Toen zijn eigenaar, Jan Van Marselaer, in 1390 op de Kleine Molenbeek (Coevoetbeek) de "modernere" Koevoetmolen liet bouwen en gedurende bepaalde tijden van het jaar het water van de Grote naar de Kleine Molenbeek mocht afleiden, kwam de rentabiliteit van de Quaeden Molen in het gedrang. Na vele disputen, door Jozef Verheyden, beschreven in "het Hof van Marselaer te Malderen in de 17de eeuw", werd er kort voor 1660 een einde gemaakt aan het malen. De herberg 'Het Swaentjen' kwam er voor in de plaats. Tussen 1664 en 1672 werd het molenwerk ontmanteld. De molen is altijd eigendom van de heren van Marselaer geweest. Als molenaars kennen we: Jan Zegers (circa 1629), Steven Verhavert (tot 1654) en Philips De Boeck uit Sint-Amands, die er de laatste maalder was (1654-1659).
Watermolen van Ursene (Drietoren) In 1430 bezat Willem van Ursene de helft van een watermolen op zijn domein in Londerzeel dat hij in leen hield uit het huis van Dendermonde van de hertog van Bourgondië, graaf van Vlaanderen. Op 24 mei 1574 verkochten Jan en Philips Van Ursene de helft van de molen aan Willem Van Hullegaerden. Op 3 juni 1614 droegen Anna Van Hullegaerden en haar man Christiaen Lemmens hun deel weer over aan de heer van Asscherayen (Ingelbert Van Doetinchem). We kennen de namen van 4 molenaars: Frans De Greve (1603), Adriaen Vander Heyden (1626 en 1639), Matthijs Vercammen (1647) en Adriaen Van Lierde (in 1702 en tot 1745). In 1830 was de molen wellicht niet meer in gebruik. Hij werd in de 20ste eeuw getransformeerd in boerderij; nu is het een tweede woonst. De schuif van de sluis is nog aanwezig.
Links: de molen op de kaart van Jan Van Acoleyen (1709) – Rechts: recente foto van Marnix Bogaert.
35
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
De Koevoetmolen Dubbelmolen met Malderen. Graanwatermolen (v.1392) en Oliewatermolen (v.1547). In de Koevoetmolenstraat op de grens van Londerzeel Sint-Jozef en Malderen, volgens kadaster wijk B 2b (Londerzeel) en A 78 (Malderen).
Twee maal de Koevoetmolen. Links uit de Gazet van Antwerpen (1955), rechts het rad op een oude postkaart.(bron: www.postcards. delcampe.net).Door saneringswerken aan de Molenbeek werd het rad rond 1960 verwijderd.
-
De Koevoetmolen (van Koevoorde, plaats waar het vee door een beek kan waden) werd in 1390 gebouwd voor Jan Van Marselaer te Malderen. Tot in 1547 bleef hij eigendom van de opeenvolgende heren van Marselaer (Van Marselaer en De Rijcke). Het was dan al een dubbelmolen met een korenmolen op de Londerzeelse en een smoutmolen op de Malderse oever. Voor 1543 17 (en niet in 1547 zoals andere bronnen beweren) kocht Cornelis De Vos (aangetrouwde familie van De Rijcke) de molen van Antoon Van Marselaer, de zoon van Gillis De Rijcke. Cornelis de Vos maalde niet zelf maar verhuurde (zeker in 1543) op zijn minst de korenmolen aan molenaar Henric de Breen (wellicht een afstammeling van Jan Breem of Breems die vanaf 1477 de Marselaermolen huurde). Daarna ging de eigendom van de Koevoetmolen achtereenvolgens over naar: De kinderen Van Haelen (stiefkinderen van Cornelis De Vos), Christoffel Moernaey, kerkmeester, en zijn vrouw Elisabeth Hemscheet (door aankoop in 1595), Alvaro Possemiers en zijn vrouw Katelijne Heymans (door aankoop in 1598), NN (door aankoop in 1610), Jan Van Nijverselen uit Brussel en zijn vrouw Elisabeth De Hamere (door aankoop voor 1614), Niklaes Van den Houte, lakenverkoper te Antwerpen, en zijn vrouw Elisabeth Verbelen (door aankoop in 1614), Michiel Van den Houte (door deling), Wijnant Moicx en zijn vrouw Jenneken Huybens (door aankoop in 1635), 17
Algemeen Rijksarchief, familiearchief de Merode Westerlo, Land van Grimbergen, register van de tiendenpenning te Londerzeel 1543. 36
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
-
-
-
Louis De Bondt
Joachim Marchant, heer van Marselaer (door aankoop in 1638), Gillis Albert Van Maele, raadsheer van Brabant (door aankoop na deurwaardersbeslag in 1662), In 1670 en 1688: Martinus-Ignatius de Hornes, heer van Geldorp, kasteelheer te Niel, in 1663 weduwnaar geworden van Suzanne de Groote en op 4 november 1670 in Mechelen hertrouwd met haar halfzus Tita-Johanna Marchant, dochter van Joachim Marchant en Anna van Colen. Maria-Livina de Mol , dochter van Maximiliaen de Mol en Petronella Livina Marchant. In 1702 wordt de Beughem genoemd als eigenaar; in 1709 was de eigenaar niet bekend, Joannes Emanuel Lovens en zijn zuster Maria Lovens, getrouwd met advocaat Van Langendonck (door aankoop voor 1716), Joannes Emanuel Lovens alleen (door uit onverdeeldheid treden in 1727), Arnulphus Van Nuffel, heer van Marselaer, (door aankoop op 2 november 1752 van de heer Raedt van Langendonck) 18. Angelus Van Nuffel de Marselaer (door erfenis in 1812). In diverse documenten werden ook volgende namen van molenaars gevonden: Henrick de Breen (in 1543), Aernout Segers, zoon van Peeter (tot 1631), Jaak De Bleser, zoon van Jan (1631-1639), Guilliam Van Gucht (1639-1640), stierf op 18-9-1640, Philips De Decker (1644 en later), Guilliam Leemans (tot 1666), Jan Leemans (1667), Bernard Van Hole (1667-1670), Niklaes Van Buggenhout (1670-1698). Hij huurde de molen van jonker Martin-Ignace de Hornes vanaf 1670. Voor 1690 werd zijn pacht kwijtgescholden omdat hij veel te lijden had gehad van fouragerende soldaten. In 1698 werd zijn huurcontract door Maria-Livina de Mol, dochter van Maximiliaen de Mol en Petronella Livina Marchant niet meer verlengd Jan Elskens (vanaf 1698 tot na 1702), Philips Van Roy, getrouwd met Elisabeth Seghers (vanaf 1714) 19, Gillis Van Roy (1727-1736, zoon van Philips, getrouwd met Magdalena Van Aken, (17271736), Gillis Verhavert (voor 1747 en tot 1768) 20, Peeter (Guilliam) Servaes uit Bornem (1768-1772) 21, Jacobus Balthazar Joos, getrouwd met Joanna Catharina Verhaevert, (1772-1781) 22, Petrus Allaerts of Allard, jongman (1782-1794 23), NN (1795-1802), 18
Dit is een iets vereenvoudigde voorstelling. De transacties verliepen niet altijd soepel. In 1749 bestond de smoutmolen op de Malderse oever niet meer en in 1757 liet Arnulphus Van Nuffel er een nieuwe bouwen. 19 Zoon van Merten van de Marselaer- en Diepensteynmolens (Steenhuffel), voordien maalder op 's Gravenmolen en de Dorpsmolen (Londerzeel). Volgens de genealogie Van Roy, opgemaakt door de familie A. Van Roy-Jans uit Jette, was Philips gelijktijdig molenaar van de drie molens (zie GHKL 1989/2). In 1700 werd echter de oude watermolen in het dorp afgebroken om door een nieuwe vervangen te worden; bovendien komen we op beide Londerzeelse molens vanaf 1702 de familie Van Hoymissen tegen. 20 Is dit dezelfde Gillis/Egidius Verhavert die door de schepengriffie Brussegem (nr. 1263 ) op 14 augustus 1745 vermeld wordt als “watermolder te Brussegem” en door dezelfde schepengriffie (1186 akte 20 ) op 18 maart 1773 nogmaals “als ingezetene molenaar der jurisdictie van Brussegem”? Info ontvangen van Marc Gillisjans. 21 Leerde zijn stiel op de molen van Ursene (Drietoren) en was daarna molenaar op de Diepensteynmolen. 22 In 1775-1777 koopt hij de Herbodinnemolen en verhuist daarheen na het eindigen van zijn huurcontract. 23 Bij de telling in 1796 is deze pachter op de Zavel en getrouwd met Maria Slachmuylders. 37
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
-
Louis De Bondt
Machiel De Boeck, getrouwd met Joanna Catharina Huys ( 1803-1813). Petrus Joannes De Boeck, getrouwd met Anna Catharina Van Obbergen (na 1822) Periode vanaf 1834 1881 07.02.1888
transactie eigenaar erfenis verkoop
03.03.1890 1890
verkoop
1912 18.11.1920
gift
21.10.1920
gift ver-
30.10.1970 30.04.1971
koop verkoop
(nieuwe) eigenaar(s) en aanpassingen. Vannuffel-Moortgat Engelbert, te Oppuurs. Vanaf 1838 de weduwe. Cammaerts-Willockx Carolus Max.Em., wed. en kind., eigenaars Lippelo Gebouwen zonder grond: Peeters-Lauwers Egidius Edmondus, molenaar te Londerzeel (erfpacht voor 99 jaren). Grond blijft van vorige eigenaars. Grond: Dillewijns-Cammaert Jan Victor, eigenaar Dendermonde. Verbetering van de 'oliestoommolen' gelegen op Malderen (ombouw naar turbinemolen, Kaplanturbine, zelfde als deze van Liezele). Aanvraag en toelating voor vervanging waterrad (Edmond Peeters). Grond: Dillewijns Gabrielle Maria Josepha, kloosterlinge Bergen-op-Zoom Erfpachter: nu Peeters-Janssens Petrus Florent, molenaar te Londerzeel. Gebouwen: aan Peeters-Janssens Petrus Florent, molenaar te Londerzeel, (deze was de laatste molenaar). Mertens-Goovaerts Luc Vital Jozef, landbouwer te Malderen. Pauwels-Vlyminck Henri Emmanuel, te Antwerpen
Bij de taxatie van 1781 bestond de Koevoetmolen uit een korenmolen, rosmolen en boekweit- of creupelmolen (allen op Londerzeel Sint-Jozef gelegen) en een smoutmolen (op de Malder- se oever). De Popp-atlas geeft in 1845-1855 dezelfde opsomming. In 1961 werd gestopt met alle maalactiviteiten. Van de korenmolen is het raderwerk binnenin nog intact; er is ook nog een Kaplan-turbine (in het begin van dit boekje heb ik al eens verteld wat dat was). Van het sluiswerk zijn nog slechts enkele sporen zichtbaar. de resterende gebouwen van deze korenmolen werden op 24 december 1980 beschermd als monument en samen met de omgeving eveneens als dorpsgezicht. Van de smoutmolen op Malderen is alleen het gebouw bewaard. De sluis, maar zonder waterrad, is er nog wel.
Foto linksboven: Tobias Ceulemans (erfgoed.be) Foto rechtsboven: www.Londerzeel.be
38
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Watermolen van het klemen dorp Graanwatermolen (v. 1372): in de Molenstraat, volgens kadas- ter wijk F 262.
Deze molen werd al vernoemd in het cijnsboek van het Land van Grimbergen van 1372. De naam van de molenaar wordt niet vermeld maar die moest wel een jaarlijkse pacht van 36 mudden Rogge betalen. In de late middeleeuwen was hij verbonden aan de Burcht en werd daarom ook de Burchtmolen en 's Heerenwatermolen genoemd. In 1700 werd hij afgebroken en hebouwd. In 1709 waren de erfgenamen van Sijne Majesteit van Groot-Brittanniën nog altijd de eigenaars. De Molenaar heette toen Philips Van Hoymissen.
-
-
Tijdens het ancien regime en zelfs tot in 1884 waren de molenaars, evenals de eigenaars, trouwens steeds dezelfde als deze van de Gravenmolen in de Mechelsestraat. Ik noem ze hier nog even. Jan Vanden Velden (tot 1579) Philips Van Roy 24 (tot 1702), Philips Van Hoymissen (1702-1750), N. Verhavert (in 1754), Jan Frans Van Hoymissen, getrouwd met Barbara Cuyckens 8 (ca 1796), Joannes Van Doorslaer, de 2de man van Barbara Cuyckens (1798-1806), Philips Joseph Van Hoymissen, getrouwd met Maria Catharina Moens (tot 1819), Passchier Joseph Van Doorslaer, getrouwd met Anne Marie Mertens (1819-1825), Guillielmus Joannes Baptist De Coster, geboren in Kampehout, 2de man van Anne Marie Mertens (1826- 1851) Jan Van Doorslaer, zoon van Passchier, gehuwd met Maria Joanna Goossens (1851-1867) Tot 1884 - De Boeck Vitalis Franciscus (° Londerzeel 10/1/1836), zoon van Joannes Ludovicus en Anna Maria Pepermans), getrouwd met Joanna Petronella Hulsbosch (° Oppuurs 16/7/1839 + Londerzeel 16/11/1884), dochter van Tobias, burgemeester van Oppuurs van 1855 tot 1873, en van Ursula Christina De Smedt. Haar broer Jan Ernest was molenaar op de Kaaskantmolen. In 1765 was de molen, evenals die in de Mechelsestraat, eigendom geworden van Gaspar Joseph Boot van kasteel Drietoren. Deze had van het Land van Grimbergen niet alleen 's Gravenmolen gekocht maar de ganse Heerlijkheid van Londerzeel (en dus ook de watermolen van het Dorp). Via hem is de familie de Spoelbergh in het bezit van de molen gekomen (zie verder). Voor de periode 1850-1855 kennen we enkele maaldersgasten die, in functie van de stand van het water of de windsterkte, hun tijd tussen de Gravenmolen en watermolen van het Klemendorp verdeelden. Karel Frans Verbruggen uit Mechelen. Henri van den Branden uit Reeth Charles Dijks uit Lommel Petrus Jozef Goomans. Leonard van Steen uit Steenhuffel. 24
De zoon van Merten Van Roy (zie Marselaeren Diepensteynmolen in Steenhuffel). Zie ook Koevoetmolen. 39
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
-
Louis De Bondt
Adriaan Frans van den Hout, geboren in Oevel in 1794. Frans Coppens. Louis van Houtven. Deze was geboren in Steenhuffel op 3 mei 1836. Hij was de zoon van Jan van Houtven die begin 1856 zijn Quaedbeekmolen op de Meir in Steenhuffel verkocht. Het voormalige molengebouw werd in 1958 afgebroken om plaats te maken voor een melkerij. Periode 1834-1884 13.02.1884 11.11.1887
transactie eigenaar deling verkoop
1888 1898 11.04.1899 1900 1903 1903 1912 31.10.1927
erfenis afstand
1952 1958
(nieuwe) eigenaar(s) en aanpassingen Familie de Spoelberch (voor details zie Kaaskantmolen). de Spoelbergh Adolphus Eugenius, eigenaar te Londerzeel Frans Desiderius Cools, molenaar te Londerzeel, getrouwd met Joanna Francisca Mertens. Gedeeltelijke herstelling Plaatsing nieuw rad. De weduwe en kinderen (Frans D. Cools +1899) Joanna Fr. Mertens hertrouwde met Jan Frans Goossens, maalder, + 1902 J. Fr. Mertens hertrouwde met Denis Louis De Buyser, maalder. Plaatsing pijlnagel Gedeeltelijke herstelling. Edmond Servaes Cools, ° Londrzeel 24.6.1888, zoon van Frans Desiderius, molenaar te Londerzeel, getrouwd met Maria Ursula Joanna De Maeyer. Wordt beschreven als huis F263d Volledige afgbraak.
Foto’s uit de verzameling van Francis Hallemans en ‘Ons Molenheem’.
Mon de maalder (Edmond Servaes Cools), zijn vrouw Maria Ursula en Gusta.
40
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Afzonderlijk hoevetje 1 verhuurd huis – 2 schuur – 3 koestal – 4 zwijnenstal met kippenhok erboven – 5 beek – 6 steunmuur van de watermolen – 7 rad van de watermolen. Beek en molenrad Voor de molen stonden de “schoven” die bij hoog water moesten opgetrokken worden. Er was een ‘groot schof (een beetje schuin geplaatst) en een ‘klein schof’ ernaast. Watermolen 8 Maalderij (A en B waren de steenbedden om rogge of tarwe te malen. Er waren verschillende stenen om ‘grof’ en ‘fijn’ te malen. Het graan werd op zolder in ‘treemden’ gegoten om het te kunnen malen en belandde dan via een ‘schuif’ in een zak. Op zolder werd er ook ‘gebuild’ waar langs verschillende ziften uiteindelijke zuivere bloem bekomen werd. 9 keuken – 10 inkom – 11 woonplaats met trap naar de zolderverdieping – 12 slaapkamer met trap naar de kelder – 13 boomgaard (bereikbaar via een poort in de Molenstraat)
Figuratieve tekening van het molenhuis, de molen en het aandrijfmechanisme (Francis Hallemans op basis van tekening van André De Troyer en mondelinge info van Gusta Hermans.
41
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
De Marselaarmolen Graanwatermolen (v. 1312), bij de Kluysmannen in de Bontestraat, volgens kadaster C 191. Voor meer informatie over het Ridderhof van Marselaer in de Bontestraat (tot 1477) verwijs ik de lezers naar “De Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen” te vinden op de website Londerzeel Vroeger.
Ongeveer op de plek van de nog altijd bestaande Marselaermolen stond al voor 1312 een watermolen. Weliswaar niet op exact dezelfde plaats als nu, de Molenbeek werd immers verschillende malen verlegd. Hij was verbonden aan het nabijgelegen Hof van Marselaer (en had waarschijnlijk ook dezelfde eigenaars) maar hij had een afwijkend feodaal statuut. In 1320 was Arnold de Baso (of de Busco) de molenaar die, in tegenstelling tot de heren van Marselaer, een cijns aan de hertog van Brabant betaalde. Mogelijk was het leenheerschap over molen toen al tussen het hertogdom Brabant en de Commanderij van Pitzemburg te Mechelen verdeeld. Deze commanderij bezat een belangrijk “ridderlijck leenhof tot Meusegem ende Schoudenbroek sich voorts bestreckende in diversche andere dorpen in Brabant”. Het zou kunnen dat de Marselaermolen aanvankelijk een dubbelmolen was, dat wil zeggen een molen met een rad aan beide oevers van de beek. Het is zeker dat er ooit ook aan de rechteroever van de beek gebouwen stonden. In zijn “Toponomie van Steenhuffel schreef Pater J. Vertonghen: “Deze molen stond weleer op een andere plaats, want de loop van de Molenbeek is gewijzigd. Naar men ons verzekerde bevinden zich de fundamenten van de oude molen in de weide, aan de overkant van de straat, op ongeveer 30 m. van de huidige beek en 30 m. van de as van de huidige straat. De plantengroei in de weide zou zelfs de aanwezigheid van puin in de grond verraden”. Dat zou het dubbele feodale statuut van de molen kunnen verklaren. Terwijl de molen op de ene oever leenroerig aan het Hertogdom Brabant was, was de molen op de andere oever aan de Commanderij van Pitzemburg schatplichtig. Eenvoudiger dan één gebouw in twee te moeten delen.
Een halve eeuw na de definitieve verwoesting van het Hof van Marselaer werd de watermolen in 1516/1517 volgens de meeste bronnen door Alvaro van Almaras, heer van Diepensteyn, gekocht. Dat zal wel zijn, maar hij behoorde toen al wel, samen met de Diepensteynmolen en een watermolen in Merchten tot het goed dat – volgens de plakkaten die in november 1516 aan de kerkdeuren van Steenhuffel;, Londerzeel en Malderen evenals aan de poort van het Raadshotel (stadhuis) te Brussel opgehangen werden – tot het te koop aangeboden goed van Diepensteyn. Dat de molen van Marselaer toen inderdaad al een paar generaties van Diepensteyn was wordt ook aangetoond door het feit dat de heer van Diepensteyn hem in 1477 (dat is het jaar van de definitieve verwoesting van het Hof van Marselaer) voor een periode van 3 jaar aan molenaar Jan Breem verhuurde (Algemeen Rijksarchief, Fonds de Lalaing, Diepensteyn cijnsboek 1466, met dank aan Raf Meert). -
De volgende generaties bleef de Marselaermolen een deel van het goed van Diepensteyn. Van 1578-1593 was hij de eigendom van Jouffrouwe Anna Sijmons, vrouwe van Diepensteyn en echtgenote van Jan Vander Laen. In 1593 werd dat door Adriaen van Marselaer, op aangeven van de Steenhuffelse koster Joos Verstappen; als volgt bevestigd:”De watermolen te Steenhuffel liggende op de beek tussen de kerk en het hof van Marselaer aldaar heet ‘de Marselaersmolen’ en hoort toe aan … (naam niet ingevuld), die mijnheer Vander Lanen gekocht heeft.”
42
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
-
Louis De Bondt
De volgende eigenaar was jonker Franchois d’Aarberg de Valangin, die van 1595 tot 1598 de heer van Diepensteyn was. Molenaar Jan Van Houthen, getrouwd met Margriet Van Brabant, maalde toen op de Marselaermolen. Marc Gillisjans vond deze Jan van den Houwte, getrouwd met Margareta van Brabant, ook in de rekeningboeken van de abdij van Groot-Bijgaarden (KA 8113 p.XV). In 1591 wordt hij daarin vermeld als “molder tot Wolverthem” (soms doorstreept en bijgeschreven Ympde). Tussen 1591 en 1599 huurde hij 5 bunders eussels onder Wolverthem en werd dan eveneens “molder” genoemd (KA 8184, p.XVI verso). Deze Jan, nog altijd aldus Marc Gillisjans, was Jan den Ouden, overleden te Imde in 1625. Zijn zoon Jan den Jongen (+ Imde 1629 ) was windmolder te Wolvertem.
-
Op 20 januari 1598 kocht jonker Peeter Micault het goed en de heerlijkheid van Diepensteyn. Daarbij hoorden twee watermolens. Dat waren de Marselaermolen en de aan de nabij het Hof gelegen Diepensteynmolen. Deze laatste was volgens de beschrijving “kort voordien (dwz tijdens de Beroerde Tijden 1566-1593) afgebrand, maar de restauratiewerken waren door de vorige eigenaar (Franchois de Valangin) al aangevat en de materialen om hem verder te herstellen waren voorhanden”. Zodra de herbouwde en moderne Diepensteynmolen terug functioneerde en omdat Diepensteyn eigenlijk geen twee watermolens nodig had, deed Peeter Micault omstreeks 1605 zijn belangen in de verouderde Marselaermolen van de hand. Om te beginnen heeft hij een erfelijke jaarrente van 50 Rijnsguldens, die tot de inkomsten van de gehele molen behoorden, aan de Jezuïeten van Brussel verkocht of geschonken. De molen zelf – althans de helft ervan dat een leengoed van Pitzemburg was - verkocht hij aan zijn molenaar/pachter Guilliaume alias Willem Verhaghen en zijn vrouw Odilla (of Cecilia) Geerts. De andere helft, die een leen van de hertog van Brabant was, heeft hij wellicht nog gehouden, want bij ons onderzoek naar de geschiedenis van Diepensteyn stelden we vast dat Frederik Micault pas in 1630 afstand deed van de watermolen van Marselaer aan de familie van Roy.
-
-
Verhaegen en Geerts hadden al vanaf 1598 op de Marselaermolen gemalen en omstreeks 1600 hadden die ook al de vervallen Herbodinnemolen in Malderen gekocht. Dààr werden ze ten laatste in 1620 door hun dochter Elisabeth en schoonzoon Louis Bastaert opgevolgd. Wat er daarna in Steenhuffel gebeurde kunnen we nu reconstrueren doordat Marc Gillisjans mij een aantal afschriften van het leenboek van het “ridderlijck leenhof tot Meusegem ende Schoudenbroek”, de lokale afdeling van de Commanderij van Pitzemburg.bezorgde. Dat leenboek begint als volgt: “Jan Coppens over Guilliaume Verhaeghen over Joncker Peeter van Micault over Joncker Franchois de Wallangin over Jouffrouwe Anna Sijmons hout te leene als sterffman tot sijn ende Anna Ceuleneers sijnder huysvrouwe behoeff de helft van eenen watermolen…” In 1621 verkocht Willem Verhaeghen de Pitzemburg-helft van de molen aan molenaar Jan Coppens en zijn vrouw Anna Ceuleneers. Op 24 december 1621 deed Jan Coppens daarvan het verhef voor stadhouder Josse Hijltema. Zijn deel van de molen was belast met de helft van erfrente van 50 Rijnsgulden, jaarlijks te betalen aan de Jezuïeten van Brussel. Op 23 januari 1630 droegen Jan Coppens en Anna Ceuleneers de helft van de molen over aan Jan van Breen en zijn vrouw Joanna (Jenneken) Clercx. Dezelfde dag deed Jan van Breen als sterfman bij stadhouder Steven van Herbosch het verhef 25. Jan van Breen was de zoon van Melchior uit Merchtem en Maria Verspecht. Hij stierf op 9 mei 1632 en werd in de kerk van Steenhuffel begraven.
25
Meester Steven van Herbosch (Merchtem 1590-22/1/1669) was niet alleen stadhouder van het leenhof van Pitzemburg te Meuzegem, maar hij was ook griffier van de schepenbank van Steenhuffel, rentmeester van Diepensteyn (1641) en ontvanger van de cijnzen van Affligem (1641). Hij was meier van Merchtem (1615-1649) en van het laathof van Affligem te Merchtem (1618-1627) (Bron: familiereconstructie Merchtem 1596-1900). 43
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
-
-
Louis De Bondt
Melchior vanden Breen, zoon van Jan, deed het volgende verhef van de helft van de watermolen op 22 juli 1632. Zijn broer Joos en zus Anna bleven mede-eigenaar. Moeder Joanna Clercx hield het vruchtgebruik. Op 20 februari 1638 stonden Joanna Clercx, weduwe Jan vanden Breen, en haar zonen Melchior en Joos vanden Breen hun rechten in de molen af aan Adriaen van Rhode, de weduwnaar van Anna van de Breen, en aan zijn kinderen. Dezelfde dag legde Adriaen van Rhode als sterfman de eed af in handen van de stadhouder die nog altijd Steven van Herbosch heette. Marc Gillisjans bezorgde mij akte NB307, eveneens gedateerd op 20 februari 1638, uit het archief van Steven van Herbosch, die niet alleen stadhouder van Pitzemburg maar ook notaris te Merchtem was. Het is het contract waarmee Adriaen van Rode (van Roye), die zelf geen molenaar was, de Marselaermolen verhuurde aan molenaar Niclaes vander Cruyce 26 voor een termijn van 9 jaar. Het stipuleert uitvoerig de rechten en de plichten van beide partijen inzake onderhoud van gebouwen, weg, brug en molenuitrusting, de eventuele tegemoetkomingen van de verhuurder bij overstroming en andere ongelukken en de autoriteit (namelijk de schepenbank van Steenhuffel) die eventuele geschillen moest beslechten. We vernemen bovendien dat de Marselaermolen uit een korenmolen en een boekweitmolen bestond. Op te merken is ook dat een zekere Jan Coppens, molenaar, toen als getuige aanwezig was.
Hiernaast de originele handtekening van Adriaen van Roye, Rhode of Rode
-
-
-
Op 23 mei 1636 was Adriaen van Rhode hertrouwd met Elisabeth Dobbelaers. Mogelijk om latere erfeniskwesties te voorkomen (hij overleed op 21 december 1649) heeft hij de helft van de Marselaermolen niet lang gehouden maar aan de vroegere eigenaars Jan Coppens en Anna Ceuleneers verkocht. Jan Coppens deed het verhef bij het leenhof van Meuzegem op 3 juli 1641. Het was nog altijd Steven van Herbosch die daar als stadhouder de eed van trouw afnam. Jan Coppens overleed midden 1645. Op 19 augustus van dat jaar deed zijn weduwe Anna Ceuleneers als sterfvrouwe een nieuw verhef bij Steven van Herbosch. Als bezetman (als vrouw kon zijn immers geen wettelijke handelingen stellen) werd Jan Biesman opgegeven. Jan was de zoon van haar schoonzoon Peeter (elders Dierick) Biesman. Op 28 september 1672 werd Jan Biesman als bezetman van de helft van de watermolen vervangen door Jan van den Eede, waarmee Anna Ceuleneers, weduwe van Jan Coppens, op 7 augustus 1646 in Merchtem was hertrouwd. Anna Ceuleneers overleed te Steenhuffel op 12 november 1683. Op 24 januari 1684 werd in de Schepenbank van Steenhuffel tot de deling en verloting van hun nalatenschap, waarbij de Pitzemburgse helft van de Marselaermolen overgegaan 27. Er waren twee groepen erfgenamen: a) de kinderen van Margriete Coppens en Dierick Biesman, en dat waren Jenneken Biesemens (getrouwd met Quintinus Verbelen) en Hendrick Biesemans, b) de kinderen van Merten Coppens en Joanna de Moilder, en dat waren de meerderjarige Jan Coppens en zijn minderjarige broers en zussen. Het volgende komt uit de betreffende acte: “Alsoo dat daeraf onder den cavel vande lettere A aen Jan Coppens cum suis, kinderen ende erfgenaemen van Martinus Coppens bij voorkeuse hem bij de eerste comparanten gejont, overmits de renuntiatie van sijn recht van preferentie van het naervolgende leen, is toegeeygent ende aengeshreven, eerst de hellicht van eenen watermolen gemeynelijck genoempt 26 27
Niclaes van der Cruyce was op 10 februari 1629 in Wemmel gehuwd met Amele vanden Broeck. Algemeen Rijksarchief, schepenbank van Steenhuffel, register 6944, folio 158 en volgende. 44
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
-
-
-
Louis De Bondt
den Marselaermolen wesende leen onder de commanderije van Pitzenborch Duytsche ordre binnen Mechelen (welcken last van desen leen desen lothe sal moeten draegen, nemaer sal het eerste verhef ofte hergeweyde verschenen mits de doot van Anneken Ceulenaers moeten bij het gemeyn sterfhuys worden betaelt), ende alnoch de hellicht vande huysinge, keucken, kaemer, verckenskot midtsgaeders de hellicht vanden gronde vanden coolhove, soo die gelegen is over de strate, tsaemen groot ontrent een half dachwant met de hellicht van het stalleken staende opden gronde vanden coolhove, alle welcke hellichten boven den voorschreven last van het leen sijn getauxeert 693 guldens. Item alle het hout staende op een half bunder landts met de schuere staende op het selve half bunder landts paelende tegen de Molenbeke, sHeeren Strate ende tegen de goeden des godtshuys van Affligem, van alle het welck desen lothe sal hebben tijdt om af te breken ofte cappen tot twee jaeren naer date deser, getauxeert tsaemen ter somme van 172 guldens. Item alnoch een dachwant bempts, gelegen binnen dese niet ingevuld), ter derder de goeden vande erfgenaemen joncker Jan vander Veken ende ter derder de goeden van het godtshuys van Affligem, aldaer genoech bewesen voor suyver ende eygen goedt, getauxeert ter somme van 100 rensguldens. Alle welcke goeden tsaemen in tauxatie bedraegen de somme van 965 guldens … Alsoo dat daeraf onder den cavel vande lettere B aen Heyndrick Biesemans ende Jenneken Biesemans met Quintinus Verbelen, haeren man ende momboir, met den rechte lothe is toegeschreven eerst de hellicht van eenen watermolen soo den selven gestaen is binnen dese prochie van Steenhuffele, gemeynelijck genoempt den Marselaermolen, met de hellicht vande huysinge, keucken, caemer, verckenskot midtsgaeders de hellicht vanden gronde vanden coolhove, soo die gelegen is over de strate, met de hellicht van het stalleken staende opden gronde vanden coolhove, tsaemen groot ontrent een half dachwant, alle welcke hellichten sijn belast met 32 stuyvers tsjaers daerop jaerlijckx in cheynse vuytgaende aenden godthuyse van Affligem, item een Mechelsche veertel cooren aende huysarmen van Rossum, item een Mechelsche veertel cooren aenden huysarmen van Malderen ende tot dien 100 heeringen daerop jaerlijckx vuytgaende aenden selven huysarmen van Rossum, getauxeert boven den voorschreven last ter somme van 653 guldens. Item alnoch een half bunder landts gelegen binnen dese prochie sonder te comprehenderen eenich hout ofte de schuere daerop staende, paelende ter eerster de Molenbeke, ter tweeder het goedt des godtshuys van Affligem, ter derder ende vierder sHeeren Strate, aldaer genoech bewesen opden last van drij stuyvers jaerlijckx daerop in cheynse vuytgaende aenden godtshuyse van Affligem sonder meer commer, alle welcke goeden commen in tauxatie te bedraegen de somme van 1003 guldens.” Op 24 februari 1684 deed Jan Coppens bij het leenhof van Pitzemburg het verhef van het deel dat aan hem en zijn broers en zussen toegewezen was en dat leengoed was. Het deel van Jenneken en Hendrick Biesemans, dat geen leengoed meer was, moest uiteraard niet verheven worden. Heeft Jan Coppens vervolgens ook de andere delen van de Pitzemburgse molen gekocht? Van zijn broers, zussen, neef en nicht wordt verder alleszins niet meer gesproken of geschreven. Op 13 oktober 1698 verkochten molenaar Jan Coppens en Jacques Mertens (die optrad als voogd van de minderjarige Anna Maria, een kind van Jan en Barbara Leirens) voor het leenhof van de Commanderij van Pitzemburg “tot Meusegem ende Schoudenbroeck” ”sekere hellicht van een watermolen gelegen onder Steenuffel gemeynelijck genoemt de Marselaeren molen soo ende gelijck deselven is geleghen ende staende op een half daghwant erve, paelende ter 1re de Molenbeke, ter 2re de heere Dominus van der Borcht, ten IIIre de goeden Jan van der Stappen” aan Laureys van Roye en Anna Verheyen. Deze verkoop was het gevolg van een beslissing van de schepenen van Steenhuffel van 6 mei 1698. Laureys van Roye was geen directe afstammeling van de hierboven genoemde Adriaen van Rhode. Hij was de oudste zoon van Merten van Roye, geboren te Wemmel maar nà zijn huwelijk met de Steenhuffelse Anna van der Stappen molenaar op de Diepensteynmolen gewor45
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
-
-
-
Louis De Bondt
den. Maar er is meer. Uit folio 232 en volgende van register 6945 van de schepenbank van Steenhuffel blijken dezelfde Merten van Roye en Anna vander Stappen voor 1698 ook al de eigenaars geweest te zijn van de andere helft van de Marselaermolen. Op 23 maart 1701 werd hun nalatenschap tussen hun 7 kinderen (Laureys, Marie, Philips, Anna, Peeter, Gillis en de al overleden Franchois door loting verdeeld. Peeter en Gillis kregen bij deze deling niets omdat ze op 3 december 1700, door tussenkomst van oud griffier Judocus Neeffs, zich ieder al ¼ van de Marselaermolen hadden toegeëigend. Die kwestie lag in 1701 nog altijd in proces en ik ken de uitkomst niet. De zonen van Merten en Anna hebben de stiel van hun vader wel verder gezet: Peeter, geboren te Steenhuffel in 1654, volgde zijn vader op als molenaar op Diepensteyn; Franchois geboren te Steenhuffel in 1656, was voor zijn overlijden molenaar in Ossel geweest; Philips, geboren in Steenhuffel in 1657, werd van 1714 tot 1726 molenaar op de Koevoetmolen die toen echter niet bij het domein van Marselaer te Malderen behoorde. Voordien, namelijk tot 1702, had dezelfde Philips ook al op de watermolen in LonderzeelDorp en op de windmolen in de Mechelsestraat gemalen. Over Gillis zal ik het straks nog hebben. Laureys, de oudste van de broers, kocht in 1698 de helft van de molen die niet van zijn ouders was. Hij was geboren te Steenhuffel op 25 februari 1651. Op 19 september 1685 was hij te Kapelle-op-den-Bos getrouwd met Joanna van der Sande maar op 16 september 1691 weduwnaar geworden. Op 12 februari 1692 was hij in Ramsdonk hertrouwd met Anna Verheyen. Ofschoon Laureys van Roye op 13 oktober 1698 de Marselaermolen in Steenhuffel kocht, heeft hij er waarschijnlijk nooit zelf gemalen. Hij werd vooral als molenaar op de windmolen van Kapelle-op-den-Bos vermeld. Hij is op 15 april 1722 overigens ook bij één van zijn kinderen te Kapelle-op-den-Bos gestorven. Dat betekent dat hij toen zijn watermolen in de Bontestraat al aan iemand anders overgelaten had. Dat wordt door het leenboek van Meuzegem (folio 106) bevestigd. Op 12 december 1718 verscheen een zekere Jan van Buggenhout voor de stadhouder en de leenmannen van Christophorus Hendricus baron van Ryau, de toenmalige commandeur van de Duitse Orde van Pitzemburg (lid van de Geheime Raad van kardinaal en hertog van Saxen). Jan van Buggenhout sprak niet voor zichzelf maar in naam van “Laureys van Roye, muijlder binnen de vrijheyd van Capellen opden Bosch ende Anna Verheyden sijne wettighe huysvrouwe” die hem al op 8 april 1710 ten kantore van notaris Daniel Louys vanden Driessche te Londerzeel als hun gevolmachtigde hadden aangesteld. Jan van Buggenhout bevestigde dat Laureys en Anna aan Gillis van Roye (dat was zijn jongste broer) en diens vrouw Anna de Boeck, ingezetenen van Steenhuffel “mits de somme van één duysent vier hondert guldens courant gelt, vercocht, gecedeert ende getransporteert hadden, voor den voors. notaris, de hellicht in sekeren watermolen gestaen ende gelegen binnen de prochie van Steenuffel metten huyse ende hof gemeynelijck genaemt de Marselaeren molen commende ter 1re aen ’s heeren straete, ter 2re de acceptanten, ten 3re mevrouwe vander Borght ende ter 4re de Molenbeke”. We komen ook te weten dat Gillis van Roye, maar in dit geval wel in onverdeeldheid met zijn oudere broer Peeter (molenaar op Diepensteyn), ook de andere helft van de molen (het nietPitzemburg deel) bezat. Dat was al in 1701 tijdens een “lotinghe en deylinghe” beslist. Gillis van Roye was geboren te Steenhuffel op 11 juni 1664 en was op 13 september 1701 in Londerzeel getrouwd met Anna Catharina de Boeck. Hij zou omstreeks 1727 (geen akte gevonden) te Steenhuffel overlijden. In 1714 bouwde Gillis van Roye een nieuw en nu nog bestaand molenhuis. Het zou kunnen dat de tweede molen op de andere oever toen afgebroken werd. Het leenboek van Pitzemburg eindigt bij Gillis van Roy en Anna de Boeck. Andere bronnen maken het echter mogelijk om verder te gaan als volgt.
46
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
-
-
-
Louis De Bondt
Rond 1727 werd Gillis opgevolgd door zijn zoon Jan Van Roy (geboren in Steenhuffel op 20 augustus 1702) die trouwde met Maria Meert en die op 5 juni 1754, te jong en met alleen maar een 7 maanden oud dochtertje Maria, overleed. In afwachting dat de molen een nieuwe eigenaar kreeg was het een andere Gillis Van Roy (de zoon van Peter op Diepensteyn) die voor het malen zorgde. Het was Judocus Van Roy (oom van de jong gestorven Jan en broer van Gillis, Lauwereys en Peter) die in 1763 de molen kocht. Judocus was echter niet van stiel en verhuurde hem aan zijn nicht Maria Theresia Van Roy die achtereenvolgens met de molenaars Jan Verhavert en Andreas Van Humbeeck trouwde. In 1796 was deze laatste nog altijd de maalder op de molen. In 1798 werd Petrus Verhavert (de zoon van Jan en Maria Theresia Van Roy) de nieuwe molenaar-eigenaar. Hij trouwde eerst met Maria Judoca De Maerschalck en later met Martina De Bondt. De volgende eigenaars-molenaars zijn terug te vinden in de volgende tabel. Periode vanaf 1834 21.07.1849 18.06.1850 1852 28.01.1885 01.03.1914 01.07.1921 10.09.1929 1952
transactie eigenaar erfenis deling huwelijk erfenis erfenis verkoop erfenis
(nieuwe) eigenaar(s) en aanpassingen Verhavert-de Bondt Petrus, de weduwe, te Steenhuffel De kinderen. Verhavert-Moortgat Henricus, molenaar te Steenhuffel Henricus hertrouwt met Carlier Bernardina. De weduwe (Bernardina Carlier) en kinderen (+ Henricus). De kinderen. Vanaf 1905 tot 1921 was Jan Frans Verhavert de molenaar. Jacobs-Mertens Jozef Gerard, landbouwer te Steenhuffel En kinderen (+ vrouw Mertens). Wordt na verandering beschreven als huis.
De heer Jacobs was de laatste molenaar. In 1960 werd het rad verwijderd als gevolg van saneringswerken aan de beek. Thans zijn de molen en het molenhuis gerestaureerd; binnen in het molenhuis zijn de oude maalbedden nog aanwezig. Het landschap is geklasseerd.
Lente van 1975 - De laatste molenaar Jozef G. Jacobs (dan niet meer actief). foto’s Roel Bal
47
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
commons. wikimedia.org
http://mapio.net/
Marselaermolen lente 1975 (Roel Bal)
www.londerzeel.be
foto, van Luc T. (Wikiloc)
48
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Diepensteynmolen Graanwatermolen: in de Watermolenstraat Steenhuffel, volgens kadaster A 614.
Op blz. 334 van het 4de deel van zijn ‘Histoire des Environs de Bruxelles’ (1852) schreef historicus/archivaris Alphonse G.G. Wouters (vertaald): “Daar dichtbij (bij het Hof ter Hellen in Londerzeel) lag het Hof ten Moirtere (1 juli 1591). Margaretha Van Bouchout, weduwe van René Vandenmoertere en vrouw van Hendrik, zoon van Olivier van Duffel, was de eigenares van een nabijgelegen onderneming. In 1431 stond ze die af aan Robert, de zoon van ridder Jan Vandenmoertere.” Van die ‘nabijgelegen onderneming’ vroeg hij zich af of het de Koevoetmolen was. In mijn boek “3 Verdwenen Hoven in Londerzeel”, deel I, Ridderhof te Moortere, blz. 17-18, leg ik uit waarom dat onmogelijk is en waarom het wel eens de Diepensteynmolen zou kunnen zijn. Margaretha van Bouchout was niet alleen de schoonzus van Robert vandenmoertere maar (als kleindochter van Jan van Bouchout en Elisabeth Taeye) een volle achternicht van Gillis, de toenmalige heer van Diepensteyn. Hard bewijs ontbreekt. De oudste onweerlegbare vermelding van deze molen is van 1516 (ter gelegenheid van de verkoop van Diepensteyn) maar hij is ouder. De molen behoorde tot het goed van Diepensteyn. Een eerste echte beschrijving vinden we in een leendenombrement dat op 3 april 1540 door Alvaro van Ghestele, als rentmeester van Diepensteyn, werd opgesteld. Daaruit leren we niet alleen dat de molen een leengoed van de heer van Grimbergen (en dus niet van de hertog van Brabant) was, maar lezen we bovendien letterlijk “Beide vast aan elkaar gelegen molens, één aan iedere kant van de beek, en langs alle kanten omgeven door de goederen van de heerlijkheid”. De Diepensteynmolen was bijgevolg in oorsprong een dubbelmolen met een rad aan beide oevers van de Molenbeek. Tijdens de “Beroerde Tijden” van Geuzenopstanden, reformatie, contrareformatie en een voor onze gewesten mislukte afscheidingsoorlog met Spanje (1566-1593) werd de molen door één van de vele rondtrekkende legers in brand gestoken. In 1596 werd door François d’Aarberg de Valangin, de nieuwe heer van Diepensteyn, met de restauratie begonnen. Kort na 1615 werd die door zijn opvolger Peter Micault voltooid. In het leendenombrement van 25 juni 1611 dat door Lenaert Micault, namens zijn broer Peter, aan het leenhof van Grimbergen werd bezorgd, wordt nog steeds van een dubbelmolen gesproken. Het is echter mogelijk dat alleen de terminologie van 1540 overgenomen werd. Want... In een meetverslag, dat eind september 1595, voorafgaand aan de verkoop aan de Valangin, door landmeter Hendrick Cammaert geschreven werd, gaat het alleen over een “Coeren muelle metten huyse ende met een bogaerdeken over de beek”, samen 50 roeden groot. Het lijkt er op dat de Diepensteynmolen na de brand op het einde van de 16de eeuw alleen nog als enkelmolen heeft gefunctioneerd.
-
Uit volkstellingen en andere kennen we de molenaars vanaf 1650: Peeter Servaes (tot ca 1650), getrouwd met Anna De Donder, voordien knecht op de molen van Drietoren, en rond 1767 maalder op de Koevoetmolen. Merten Van Roy, woonde op de Marselaermolen en was daar ook eigenaar van (1650-1682). Peter Van Roy, zoon van Merten (1682-1712). Deze was getrouwd met Joanna Van der Stappen, maar hij stierf jong zodat tijdelijk een vreemde molenaar in dienst werd genomen, namelijk, 49
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
-
-
Louis De Bondt
Peter Grootven (1712-1730), Dan was Gillis Van Roy, getrouwd met Maria Van Hoymissen, oud en sterk genoeg om het werk van zijn vader Peter over te nemen. Hij heeft het huidige molenhuis laten bouwen. (1730- 1774). Theodoor Van Roy, zoon van Gillis, getrouwd met Joanna Catharina Adriaenssens (17741791), Jacobus Van Roy, zoon van Theodoor, getrouwd met Susanna Verhavert, de zus van Petrus op de Marselaermolen, (1791-ca 1800). Het jaartal 1795 in de frontbalk op de maalzolder zou naar een ingrijpende restauratie kunnen verwijzen maar misschien was de molenaar gewoon tevreden met de afschaffing van de feodaliteit. Mathias De Boeck, zoon van Joannes en Antonia Van Roy en dus een neef van Jacobus Van Roy; getrouwd met Aldegondis De Smedt (vanaf ca 1800 tot 1837). Petrus De Boeck, zoon van Mathias, getrouwd met Catharina Moortgat (1837-1848). Petrus Joannes De Boeck, getrouwd met Joanna Louisa De Mesmaecker (1848 tot ca 1906) Frans Prosper De Boeck, zoon van Petrus Joannes(ca 1906De eigenaars zijn heel die tijd de eigenaars of mede-erfgenamen van het domein van Diepensteyn geweest. Periode vanaf 1834 13.01.1859 12.12.1881 23.02.1892 10.10.1917
transactie eigenaar deling erfenis deling erfenis
1971 1976 ?
erfenis verkoop
(nieuwe) eigenaar(s) en aanpassingen; Graaf Delalaing Carolus Josephus Gislain, Brussel. (na 1840 de weduwe). Graaf Delalaing Maximilianus Jan Frans Ghislain, eigenaar te Brussel. De kinderen (+ Maximiliaan). Graaf Delalaing Jacob Hendrik Edward, eigenaar te Brussel *. a) De Lalaing-Allard Jacques Maximiliaan Paul Emmanuél, Brussel. b) De Lalaing Jean, minderjarig, Oostkamp. De weduwe en kinderen te Nyon (Zwits.), later te Zandbergen. Wordt omschreven als huis. De Boeck
Opmerking *: voluit: Jacques Edouard Henri de Lalaing, broer van Charles Maximilien Jacques de Lalaing, de eigenaar van Diepensteyn. Hij was ontdekkingsreiziger in zijn jonge jaren en werd daarna een bijzonder gerenommeerd schilder en beeldhouwer. Meer over hem in mijn ‘Geschiedens van Diepensteyn’. Hiernaast alleen zijn portret.
In 1950 werd de molen nog gebruikt voor het bewerken van veevoeders. Begin jaren 60 werd het rad verwijderd tijdens saneringswerken aan de Molenbeek. Molenhuis en bijgebouwen werden door de huidige eigenaar (Jos De Boeck) mooi gerestaureerd, alleen het rad ontbreekt. Op 10 maart 1994 werd de molen beschermd als monument.
50
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Boven: de Diepensteynmolen met rad. (bron:links www.postcards.delcampe.net) – Rechts: Ons Molenheem Onder: Tijl Vereenooghe (2008)
51
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Ros-, Stoom- en Vuurmolens (zie ook Boek III) Molen Verspreet Korenmolen: in de Meerstraat "agter het dorp", kadaster D1c.
Kort voor 1800 trouwde Arnold Verspreet uit Vorst- Kempen met Clara De Boeck uit Londerzeel. Hij was schrijnwerker (maar is in 1809 ook nog korte tijd champetter geweest). Zijn zonen (en kleinzonen) specialiseerden zich als molenmaker. Eén zoon, Benedikt, getrouwd met Joanna Somers, is molenaar geworden.
Korenmolen (Maalderij, Olieslagerij) J. Verspreet – Londerzeel. (postkaart anno 1900)
Periode 1838
transactie eigenaar
1866-1873 1880 1881 1881
- deling -
1907-1909
del./verk.
1909 ca 1914 1930-1935 ?
verkoop ? ?
(nieuwe) eigenaar(s) Op grond van Jacobus Hermans (naast het viermoleken) * wordt een stoomgraanmolen en huis gebouwd en verkocht aan Benedikt Verspreet. Vergroting van de graanmolen en gedeeltelijke ombouw tot oliemolen. De kinderen Verspreet-Somers, molenaar is Jan Verspreet-Van Ruysevelt. In januari of februari brandde de olieslagerij Verspreet volledig af. Na de wederopbouw werd de maalderij en olieslagerij bediend door een oliestoommolen. Achtereenvolgens Frans Jozef Jules Verspreet-De Clerck, maalder, en Joannes Maria, Augustina en Louis Albert Verspreet. Herman Theodoor Hessel, handelaar te Antwerpen. Smits gebroeders, maalders Frans Florent Van Ingelgem, maalder (voordien gast bij Smits gebroeders) Einde van de molen; Familie Van Ingelgem sticht wasserij 'Blanco'
* Dat viermoleken (vuurmolen) stond in de Meerstraat op perceel D1k. In 1909 was die graanmolen eigendom van dame Baert & Cie. In dat jaar werd er een nieuw stoomtuig en ketel (4 atm.) geplaatst.
52
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Een aantal andere molens Molentype Oliepaardmolen
Ligging Dorpstraat, E222a
Oliepaardmolen (smoutmolen)
Heideveld, C438
Oliepaardmolen Lijnkoekpaardmolen Schorsmolen
Linde, E463a Mald. stwg, A150 Drietorenstraat F196
Oliemolen
Kerkstraat, E85 bij Grooten Hert Kasteelstr. F72 Topmolen, C23
Maalderij en mouterij Graanvuurmolen
Periode ca 1850 1858 1915 ca 1850 1881
Eigenaars en aanpassingen Augustijns Joannes-Franciscus, bakker, Londerzeel. Paardenkracht wordt vervangen door stoommachine. Bloem- en oliemolen van Augustijns Eduard Londerzeel, den armen (eigenaar) Scheers Louis, landbouwer, Londerzeel (erfpachter) August Van den Broeck (schoonzoon van Scheers). Smoutmolen omgebouwd tot landelijke woning. Vandenbrande Jan Frans, olieslager, Londerzeel wed. Lud. Car. J.B. de Spoelberch, Brussel. Vrouw Petrus Joannes Verhavert, landb., Londerz. Joannes Heirbaut, ombouw tot stoom-oliemolen. Weduwe Heirbaut plaatst nieuwe stoomketel. J.F.De Boeck, koopman, molen vermeld als gebouw. Weduwe J.F. De Boeck: herberg "'de Oliemolen" Gebroeders Van Assche. Jan Frans Teugels, molenaar, sticht graanvuurmolen. 1879: vergroting door dezelfde. Isidoor Van den Broeck-Teugels, maalder, vervangt een petroleummotor door een stoomketel. Nog steeds in werking.
1888 ca 1850 ca 1850 ca 1850 1879 1897 1834 1848-1853 1899-1914 1869 1879 1899 1919
Bijlage Gemeente Londerzeel, 13 October 1915 - Lijst der maalders der gemeente Londerzeel. Naam van den maalder Van Assche gebroeders Smits gebroeders Van der Perre Jaak De Buyser Weduwe Scheers Jan Baptist Van den Broeck Isidoor Peeters Edmond Van Eetvelt Denis Augustijns Eduard
Ligging molen Kasteelstraat Meerstraat Pluimennest Molenstraat Topmolen Topmolen Koevoetmolen Berg Dorp
Bewegende kracht Stoommolen Stoommolen Windmolen Watermolen Windmolen Stoommolen Watermolen Stoommolen Stoommolen
Opbrengst/dag 10.000 kg. 15.000 kg. 700 kg. 600 kg. 1.500 kg. 1.200 kg. 2.500 kg.
Aanmerkingen
- niet in werking 4.000 kg.
Bronnen -
Bovenstaand overzicht was niet mogelijk geweest zonder gebruik te maken van volgende gepubliceerde en niet gepubliceerde bronnen: Diverse leen- en cijnsboeken. Alfons Verdickt, eigen onderzoek en onderzoek van de Londerzeelse kadastergegevens. Marcel Van Doren, artikels over de Heidemolen in GHKL 1990/1 en GHKL 1995/2 Marcel Slachmuijlders, de Koevoetmolen, GHKL 1991/4. Marcel Slachmuijlders, vermeldingen van de windmolen door rekenkamer Overzenne, GHKL 1995/2 Marcel Slachmuijlders, de kroniek van Londerzeel, uitgegeven door de GHKL in 1998. Francis Hallemans, de watermolen van het klemen dorp, GHKL 1997/1-2. de Jozef Verheyden, Het Hof van Marselaer te Malderen in de 17 eeuw, uitgegeven door GHKL in 2003. L. De Bondt, bewerking van het gemeentelijk archief van Londerzeel 1830-1919. L. De Bondt en R. De Roeck: bewerking van het gemeentelijk archief van Malderen 1820-1919. L. De Bondt en R. De Roeck: bewerking van het gemeentelijk archief van Steenhuffel 1792-1919. M. Moerenhout, L. Annaert, R. De Roeck en L. De Bondt, bewerkingen van de registers van Groot-Londerzeel. Richard Puttemans: studie van de bewoning van Over de Beek en Rossemstraat. Louis De Bondt en Francis Hallemans: De grote oorlog in de regio Londerzeel. Gemeente Londerzeel, bevolkingsregisters. Gemeente Londerzeel, parochieregisters en registers van de burgerlijke stand. Verder: Ons Molenheem, Studiekring voor wind-en watermolens, kadastergegevens 1835-1985, Holemans, deel II. Gaston Roggeman, bewerking van de akten van de schepenbank van Londerzeel. Kadasterkaarten: Malderen, Vandermaelen, 1844 - Steenhuffel, Popp, 1855 - Londerzeel, Popp, ca 1850. De oorsprong van de afbeeldingen wordt, indien te achterhalen, bij de afbeelding zelf vermeld.
53
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
54
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Boek II
55
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Woord vooraf Een geschiedenis schrijven van de 19de eeuw, van de industriële revolutie of van de introduktie van stoomwerktuigen, is ondenkbaar zonder ook oog te hebben voor het ontstaan van het gemotoriseerde openbaar vervoer. Ofschoon er voor de stoomlocomotief al andere vormen van stoomwerktuigen bestonden werden die bij ons pas iets later geïntroduceerd. Vooraleer ik het in Boek III over die andere stoommachines ga hebben, vertel ik in dit Boek II over het onstaan van dat door stoom aangedreven vervoer Het verschijnen van spoor- en buurtspoorwegen heeft niet alleen ons landschap grondig gewijzigd maar heeft vooral de oppervlakte van onze economische en sociale omgeving in één klap verveelvoudigd. Londerzeel en zijn deelgemeente Malderen hebben zeer snel met de verworvenheden van de moderne tijd kennis mogen maken. Lang voordat in Frankrijk, Rusland, Nederland en Italië ook maar één enkel metertje spoor was gelegd, zag men hier stoomlocomotieven passeren. In Malderen zag men ze zelfs al geregeld stoppen. Ook op het gebied van aantallen rails en dwarsliggers zijn onze deelgemeenten zeker niet onbedeeld gebleven. In de loop van de 19de eeuw werden niet minder dan twee spoorwegen en één buurtspoorweg door onze vruchtbare akkers getrokken. Niet minder, maar gelukkig ook niet meer, al heeft het voorwaar niet veel gescheeld. Omdat er in de tweede helft van de twintigste eeuw, in tegenstelling met de negentiende, eerder aan afbreken dan aan opbouwen werd gedacht, is veel van de plaatselijke spoorweginfrastructuur inmiddels verdwenen. Een handvol herinneringen en een vleugje nostalgie zijn overgebleven. Vooraleer ook deze helemaal verdwenen zijn, hebben we nog vlug dit boek willen schrijven. -
Bekijk en lees dus wat we nog te weten zijn gekomen over de beginjaren van: De spoorlijn tussen Mechelen en Gent, met stations te Malderen en Londerzeel (West). De spoorlijn van Antwerpen naar Aalst, met stations in Steenhuffel en Londerzeel (Oost) De tramlijn tussen Londerzeel en Brussel, met station te Londerzeel.
56
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
OPENBAAR VERVOER IN LONDERZEEL 1830-1914 Spoorwegen en buurtspoorwegen Deel 1 - Spoorlijn Mechelen-Dendermonde tussen 1837 en 1880 Na drie jaar voorstudie door ingenieurs Simons en De Ridder van Ponts & Chaussées, een wetsvoorstel van Charles Rogier op 19 juni 1833, en na verhitte debatten in het parlement, werd op 1 mei 1834 door koning Leopold I een wet bekrachtigd die de plannen concretiseerde om in België (met Mechelen als knooppunt) een spoorwegennet uit te bouwen langs 2 assen: Noord-Zuid: Antwerpen-MECHELEN-Brussel-Henegouwen-Frankrijk. Oost-West: grens Pruisen-Luik-Leuven-MECHELEN-Dendermonde-Gent-Oostende. De uitbouw van dit net zou gebeuren door de Staat en door de schatkist worden betaald.
MALDEREN Onteigeningen voor de aanleg van de spoorlijn in Malderen. Nog geen maand later, op 1 juni 1834, werd met de bouw van de eer-ste sectie (de 20 km. tussen Brussel en Mechelen) begonnen. Met de aan-pak van de andere geplande gedeel-ten werd niet getreuzeld. Hoe ver de plannen ook voor onze streek al uit-gewerkt waren blijkt onder meer uit de hiernaast afgebeelde en hieronder vertaalde brief: IJZEREN WEG Wet van 1 mei 1834 - Grondafstand Gemeente Malderen - Sectie E - Percelen E10, E40, E163, E164, E207 en E250 Brussel, juli 1834 - Aan de heren raadsleden van de gemeente Malderen en de eigenaars of gebruikers van de bovenvermelde gronden. Door de regering belast om in der minne over te gaan tot het verwerven van de gronden die nodig zijn voor het aanleg-gen van de ijzeren weg van Mechelen naar Dendermonde, gedecreteerd bij wet van 1 mei 1834, nodig ik u uit om op woensdag 20 augustus eerstkomend naar het lokaal “De Kroon” te Londerzeel te komen, waar ik van 9 tot 16 uur zal aanwezig zijn om met de eigenaars onder voorbehoud van latere goedkeuring door de minister van binnenlandse zaken een overeenkomst te treffen over de aankoop van de gronden die in uw gemeente zullen worden doorsneden. Ik vraag u met aandrang om op deze uitnodiging in te gaan of me de reden van uw weigering te laten ken57
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
nen. De afgevaardigde van de regering, De Roy, Boulevard du Régent 13.
De hierboven genoemde percelen grond waren allen eigendom van de gemeente Malderen die de uitnodiging voor ons bewaarde. Ook de overige eigenaars van af te stane terreinen in de sectie E (Tussen het Lemmeken en de grens met Buggenhout) werden dezelfde dag in “de Kroon” ontboden. Voor andere secties en andere gemeenten gebeurde dat op andere dagen, maar daarover hebben wij, we moeten dat eerlijk bekennen, niets teruggevonden. Hieronder geven wij een overzicht van de grondbezitters waarvan we wèl weten dat ze in deze periode de heer De Roy hebben ontmoet. Wijk Grens Londerzeel - Steenhuffelstraat Boekstraat
Beekstraat Beekstraat/Holbroek Beekstraat/Waterbosch
Waterbosch/Volder Waterbosch/Steenhuffelstraat
Mellepoel Steenhuffelstraat Steenhuffelstraat - Molenheide Steenstichel Moldersheyde
Molenheide - Boeksheide Moldersheyde De Weyde Schutter Schutter (vervolg)
Oegaert Weyde Veldeken
Boekheyde
Eigenaar
Beroep en woonplaats
Cauwenbergh Adrien Vranckaert Jean Van Langenhoven Jean Baptiste De Kersmaecker Joseph Verdoodt Emmanuel Vantricht Maximilien Verdoodt Emmanuel Debouk Henri Corneille Kerkfabriek Merchtem Vranckaert Jean Bureel van Weldadigheid Malderen Hermans Antoine Rollier Adrien François Vermeiren Henri Debouk Jean Baptiste Gheude kinderen Daelemans Antoine De Bouk Jean Vandorslaer Jean Baptist Van Ingelgem Anne François
Malderen Malderen
Van Assche ? Vandorslaer François Deroeys Joseph Van Keer Marie Françoise Vandorslaer Jean Baptist Gemeente Malderen Kerkfabriek Malderen Van Nimmen François Kerkfabriek Leemans Jean Baptist Leemans Marie Ver Est Pierre Marie Gemeente Malderen Hermans Antoine en consorts Van den Eynden Jacques Caluwaerts Gilles Van den Bossche Joseph Huyghels Caluwaerts Jean Baptiste Caluwaerts Jean Baptiste Heymans François Van Schoor Jacques De Vadder Joseph Rollier Adrien François
58
Londerzeel Landbouwer, Malderen Malderen Landbouwer, Malderen
Malderen Tisselt Advokaat, Opdorp Bakker, Malderen Malderen Brussel Malderen Malderen Malderen Wavre
Bakker, Malderen landbouwer, Malderen landb., Malderen landb, Malderen
Malderen Malderen Molenaar, Malderen Malderen landbouwer, Malderen Opdorp Landbouwer, Opdorp Malderen Malderen Ruisbroek Buggenhout Buggenhout Landbouwer , Malderen Malderen Landbouwer, Malderen Advokaat, Opdorp
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Wijk
Boeksheide - Grens Buggenhout Boekheyde
Louis De Bondt
Eigenaar Brijs Arnold en consorts Gemeente Malderen Brijs Arnold en consorts
Beroep en woonplaats Bornem
Taymans Jean Baptist Gemeente Malderen Caluwaerts Gilles Heymans François Taymans Jean Baptist Van Mieren Henri Poncelet Poncelet en consorts Caluwaerts Jean Baptiste Baron Vanderlinden d’Hoogvorst Gemeente Malderen De Lanoe Jean Baptiste
Malderen
Bornem
Malderen Landbouwer, Malderen Malderen Bakker, Malderen Dokter, Sint-Amands Sint-Amands Buggenhout Generaal, Brussel Malderen
Hoe reageerden onze gemeenten toen zij de nakende komst van de moderne tijd vernamen? Verrassend positief, alvast wat Malderen betreft. Toen aan de gemeenteraad gevraagd werd hoe deze stond tegenover de in het vooruitzicht gestelde “verlenging van den Provincialen Steenweg van Meysse, Wolverthem tot op de Schelde te Sint Amands en Themsche, langs Steenuffel, Malderen, Sint-Amands en Bornhem”, antwoordde deze op 14 december 1835 onder meer: “dat den inkwesten steenweg aenzienelijke en onschatbare voordeelen, zoo aen den landbouw als koophandel zal opleveren vermits hij ... boven de aengehaelde kantons, nog aen een gedeelte der provincie Oost-Vlaanderen, langs Temsche, eenen toegang tot den IJseren weg, te Malderen zal opleveren, alwaer men verlangt en het te hopen is dat de remorqueurs zullen arreteren en eenen op en afgang zal zijn, aengezien dat er in den interest van den staet en het publiek op de sectie van Mechelen naer Dendermonde, twee standplaetsen tot op en afgang vereyscht worden, waer van eene te Capellen op den Bosch, zijnde een uer en half van Mechelen en eene te Malderen, dat insgelijks een uer en half van Capellen op den Bosch en de stad Dendermonde gelegen is”. Malderen had, in tegenstelling tot Londerzeel, inderdaad alle redenen om vele voordelen van de nieuwe transportwijze te verwachten. Omdat iemand had becijferd dat er op het traject Mechelen-Dendermonde maximaal twee maal kon worden gestopt en aangezien men met een geijkte meetlat tot de bevinding was gekomen dat de wijk Boeksheide deze afstand in precies 2/3 verdeelde, was op die plaats een halte geprogrammeerd. De onteigeningen verliepen voorspoedig. In Malderen liep een aanzienlijk deel van het tracé over eigendom van de gemeente of van het weldadigheidsbureel. Gelukkig moesten er niet al te veel huizen worden afgebroken. Toch vermelden de notulen van het Malderense schepencollege van 26 januari 1836: “A monsieur le commissaire royal d’arrondissement à Bruxelles. (Vertaald) Ingesloten retourneren wij u de documenten betreffende de onteigening van 2 huizen en een stuk grond in onze gemeente, die op het tracé liggen van de ijzeren weg, sectie van Mechelen naar Dendermonde.” 28
28
Het archief van notaris De Bock van Malderen moet veel informatie over de diverse onteigeningen bevatten. Tussen maart en juni 1842 kregen de vroegere eigenaars de kans om de niet gebruikte stukjes grond terug te krijgen of te kopen. Maar noch in Malderen noch in Londerzeel wenste iemand hier gebruik van te maken. 59
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Zware rellen aan de molen van Leemans ? Volgens de geraadpleegde geschiedenisboekjes werd er op 29 september 1835 met de aanleg van de spoorlijn Mechelen-Dendermonde (26,750 km.) begonnen. Dat er ook tijdens de daaropvolgende winter hard werd doorgewerkt en dat dit niet helemaal zonder problemen ging, weten we uit volgend aangrijpend document: “Malderen 8 february 1836 - Aen den heer distrikt kommissaris te Brussel. In antwoord aen Uw brief van den 2 dezer N° 1882, nopens het beletzel dat eenige onze inwoners aen de werklieden van den ijseren weg zouden toegebragt hebben, onder voorwendsel van eene straet te behouden, heb ik de eer U hier omtrent het volgende te berigten. Den zoogenoemden putboer Willems29 heeft op den 25 January laetst de straete leydende naer den molen, den welke hij op den 22 der zelve maend had laten liggen, willen doorsteken, ten diepte van 15 à 17 voeten. Eenige van de daer tegen wonende inwoners hebben hun hiertegen verzet en hem doen opmerken dat hij, Willems, deze straete niet mogt vernietigen vooraleer hierover den ingenieur gesproken te hebben en er eerst eene provisoire brug zou moeten gelegd worden, aengezien zij dagelijks moeten daer rijden, zoo naer hunne landen als naer den molen. En daer ik hier van geene klagten door genoemden putboer noch andere werklieden dien dag kennis gehad heb, ben ik in de onmogelijkheyd geweest hier omtrent maetregelen te nemen. En zelfs dunkt mij, mijnheer, dat deze opmerkingen onzer inwoners weynig beletzel gedaen hebben, aengezien de werklieden nog tot den 29 der zelve maend hebben gewerkt en het water en slegt weder de oorzaeken geweest zijn dat zij hunne werken op gezegd punt en op de andere zijde der gemeente, waer geene de minste beletzel plaets gehad hebben, teenemael hebben gestaekt tot den 6 dezer maend. Den burgemeester.” Aannemer Riche en zijn ploegbaas Marin Willems bleken het inderdaad niet zo nauw te nemen met eerder gemaakte afspraken. Niet alleen op het Lemmeken hielden ze weinig rekening met de boeren die met hun kar of kruiwagen de graafwerken moesten passeren. Op 21 juni 1836 stuurde de gemeente Malderen nog volgende brief naar Brussel, met name naar ingenieur Dessart (vertaald): Monsieur Dessart, Omdat wij verschillende klachten ontvingen over het supprimeren van de weg van Merchtem naar Opdorp en omdat u mij vele weken geleden beloofde om de problemen der loswegen in der minne te regelen, vooral de oversteken aan de ijzeren weg vanaf magazijn nr.2 richting Buggenhout en Opdorp, vraag ik U, mijnheer, om voor 1 juli aanstaande in onze gemeente een kijkje te komen nemen om deze oversteken met ons bestuur te regelen. Anders zal ik mij verplicht voelen om bij de gouverneur klacht in te dienen. De burgemeester.”
De feestelijke inhuldiging (1/1/1837). Eind 1836 waren weliswaar nog niet alle spoorwegovergangen in orde maar de rails lagen er en de spoorwegbrug aan de molen van Malderen was gereed. Ook in de andere gemeenten langs het tracé waren de werken voltooid. De opening van de spoorlijn was nakend... Met de aanleg van het station op de Boeksheide was echter nog geen aanvang gemaakt... Grote consequenties diende dat niet te hebben (want in die dagen was een station niet meer dan een houten barak), ware het niet dat sommigen het geluk van Malderen niet goed konden verkroppen. Buggenhout met name, dat in Oost-Vlaanderen ligt en bijgevolg met andere meeteenheden dan de Brabanders rekende, zag met lede ogen de toekomstige treinen met een ongeziene snelheid van bijna 30 km. per uur aan zich passeren. 29
Willems was de werfleider van aannemer Riche, die het werk in Malderen uitvoerde. In 1835 verbleef hij met zekerheid in Malderen. Hij had geen Belgisch paspoort. In 1841 werd door de openbare veiligheid naar hem geïnformeerd. 60
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Fragmenten uit “Atlas pittoresque des chemins de fer de la Belgique” door Alphonse Wauters – 1840.
61
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Op 12 december 1836 reageerde burgemeester Slachmuylders van Malderen op de machinaties van zijn buren als volgt: “Malderen le 12 Décembre 1836 - A Monsieur Desart, ingenieur du chemin de fer à Capellen. (Vertaald) In antwoord op uw brief van 10 dezer, aangaande het verzoekschrift van de gemeente Buggenhout om een tussenstation op de ijzeren weg te krijgen, delen wij u mee dat wij alle aantijgingen van dat gemeentebestuur afwijzen maar, omdat wij aannemen dat u de buurgemeenten van Buggenhout en Malderen even goed kent als wij, en omdat wij er van overtuigd zijn dat u het algemeen belang zult laten primeren boven dat van een particulier of dat van één enkele gemeente, merken wij alleen maar het volgende op: De Schelde ligt inderdaad slechts een halve mijl van Buggenhout. Aangezien die rivier echter ook in Antwerpen en Dendermonde passeert heeft een tussenliggend station geen enkel nut. Buggenhout is bovendien geen handelsgemeente. De gemeente Merchtem heeft geen enkele directe verbindingsweg met Buggenhout want graaf de Merode verbiedt om door zijn bos te passeren. Daardoor ligt Merchtem in de praktijk zelfs een kwart mijl dichter bij Malderen. De gemeenten Opwijk en Baasrode liggen bovendien veel dichter bij Dendermonde en zullen nooit slechte aardewegen naar een tussenstation nemen daar ze via de steenwegen naar Brussel en Mechelen over een directe verbinding met Dendermonde beschikken. Wat de gemeente Moerzeke betreft gaan wij er van uit dat de burgemeester uit solidariteit de petitie heeft ondertekend. Deze gemeente ligt immers op slechts één mijl afstand van Dendermonde, maar is twee mijl van Buggenhout verwijderd, waar het bovendien nog door de Schelde van afgesneden is. De verkeerssituatie van de gemeenten Londerzeel, Sint-Amands en Mariekerke vereist absoluut geen station in Buggenhout. Voor Londerzeel zou dat zelfs zeer nadelig zijn. Vermits het duidelijk is, mijnheer, dat het publiek- en staatsbelang eisen dat het station er in Malderen komt, hopen wij dat onze vraag gunstig zal worden ontvangen. Voor de rest vertrouwen wij volledig op uw integriteit.” Dezelfde dag stuurde de secretaris van Malderen, naar we aannemen in opdracht van zijn burgemeester, ook nog de volgende brief: “Malderen le 12 Décembre 1836 - A Monsieur l’ingenieur Desart à Capellen-au-Bois. (Vertaald) Omdat wij op 2 januari eerstkomend de opening van de sectie van Mechelen naar Dendermonde van de ijzeren weg wensen te vieren en omdat wij de tunnel (brug) in onze gemeente wensen te versieren vragen wij u, mijnheer, om ons de toelating te geven om deze tunnel te mogen verfraaien met guirlandes, vlaggen en dennenmasten en ook om over de tunnel te mogen beschikken om er een muziekkorps op te plaatsen. Wij vragen u ook, mijnheer, om ons een klein plan voor deze verfraaiing te willen bezorgen of om een van uw conducteurs de opdracht te geven om deze werken te superviseren.” De lijn Mechelen-Dendermonde werd op 2 januari 1837 inderdaad feestelijk ingereden. Of er in Malderen nog elders gefeest werd dan aan de Grote Brug is ons niet bekend. Of er in Londerzeel, waar de spoorlijn ook belangrijke happen grond had ingenomen, die dag zeer vrolijk naar de eerste stoomtrein gekeken werd, hebben we evenmin gevonden. Hoe dan ook, noch in Londerzeel - waar geen station voorzien was - noch in Malderen - waar er nog geen barak was geplaatst - werd er door het ongetwijfeld hoge gezelschap aan boord van één der rijtuigen achter de “Bayard” – oftewel het Ros Beiaard - halt gehouden.
62
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Locomotief van het type 'Bayard' die op 30-11-1836 door Cockerill geleverd werd. Hij was de 4de locomotief die door deze firma werd geproduceerd en de 11de stoomtrein op ons 71 km. lange spoorwegnet. Ook ‘le progrès’, in december 1836 door de firma Stephenson geleverd, zou spoedig op onze lijn actief worden.
Het Ros Beiaard zoals die op 2 januari 1837 in Londerzeel en in Malderen moet zijn gepasseerd. 1. Locomotief – 2. Wagon 3de klasse (open) – 3. Wagon 2de klasse (overdekt) – 3. Dilligence (gesloten)
Malderen en zijn ijzeren gordijn. Toen de feestelijkheden voorbij waren, werd het tijd om weer aan de los- en overwegen te denken. Dat gebeurde al op 26 januari 1837: “Mijnheer den arrondissementskommissaris te Bruxelles - Waer er nog verscheyde uytwegen en seybaenen aen en langs den ijseren weg binnen deze gemeente te maeken zijn, en de administratie van den zelven ons menigmael beloofd heeft dat alle de zelve voor het wintersaisoen zoude gemaekt geweest hebben, zonder dat zij tot heden hier aen voldaen hebben, en daer wederom het saisoen nadert dat de inwoners welke van hun land gesneden zijn, dezelve moeten gaen bewerken, zoo geven wij ons de eer, Mijnheer den arrondissementskommissaris, Ued te verzoeken van deze heeren te willen doen bewilligen deze uytwegen en seybaenen in vriendschap te geven en maeken, om hun alle verdere moeylijkheden en onaengenaeme klagten en reclamatiën, zoo van wegens het bestuer als der belanghebbende partijen te vermeyden. Het Collegie van Burgemeester en schepenen van Malderen.” En op 13 april... “Mijnheer den arrondissments kommissaris - Bij onzen brief n° 1125 van den 26 January, hebben wij de eer gehad Ued te verzoeken de administratie van den ijzeren weg wel te willen 63
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
doen bewilligen de uytwegen en seybaenen aen en langs gezegden weg, binnen deze gemeente, in vriendschap te geven en maeken, en daer er tot heden nog geene dezer werkzaemheden verrigt zijn, en wij dagelijks met klagten zoo van wegens de eigenaers als gebruykers welke gansch van hunne landen afgesneden zijn, en zich in de onmogelijkheyd bevinden dezelve te kunnen bewerken, overlast zijn, zoo geven wij ons de eer Ued opnieuw te verzoeken hieraen gevolg te willen geven, op dat den landbouw hier door niet langer in lijden zou blijven.” En vervolgens op 18 mei... “Aen mijnheer Van Moer, conducteur van den ijseren weg te Vilvoorde - Niet tegenstaende wij menigmael aen Mr. Rousseau geaclameerd hebben tot het maeken der uytwegen en seybaenen aen en langs den ijseren weg binnen deze gemeente en dezen heer ons altijd belooft hier aen binnen eenige dagen te volkomen, zonder dat hij tot heden hier aen voldaen heeft, en daer, door dezen uytstel zoo menigen landbouwer dezer gemeente groote interesten leyd, zoo verzoeken wij ued, zeer minnelijke mijnheer, deze werken zonder uytstel te willen doen verrigten en ons hierdoor de onaengenaemen reclamen te willen vermeyden. Doch indien tegen alle verwachting aen deze zoo rechtveerdige vraeg geen gevolg gegeven wierd, zullen wij ons in het geval bevinden den uytvoer dezer werken met kragt aen het opperbestuer te vragen, waer voor wij geene moeytens noch arbeyd zullen sparen. In afwagting dat Ued deze werken zonder uytstel wel zult willen ordonneren, etc... Den secretaris Van Ingelgem - Burgemeester Slachmuylders.” Het motto van het nog jonge vaderland - eendracht maakt macht - indachtig, riep het schepencollege (burgemeester Joseph Slachmuylders, schepenen Emmanuel Willocx en Egide Van den Bossche) op 19 juli de hulp in van de raadsleden Jacobus Rombauts, Jan Baptist De Vleminck, Emmanuel Verdoodt, Petrus De Koker, Damiaan Van der Vorst en Henri Vermeiren. Eensgezind lieten ze secretaris Jan Baptist Van Ingelgem het volgende noteren: “Malderen, zitting van de raed van 19 july 1837. Mijnheer den burgemeester doet eene voorstelling opdat den gemeenten raed zich aen Mijnheer den Minister van openbaere werken zoude adresseren ten eynde door hem de noodige uytwegen aen den ijseren weg binnen deze gemeente te bekomen. Den gemeenten raed rijpelijk overwegende 1) Dat niet tegenstaende burgemeester en schepenen zich menigmael aen de administratie van den ijseren weg gezegde uytwegen heeft gereclameert, de welke altijd beloofd heeft, van over 8 à 9 maenden, dezelve eerstdaegs te geven, zonder dat er tot heden iets verrigt is. 2) Dat het gemeenten bestuer zich dagelijks overvallen bevind met reclamen der interest lijdende partijen, de welke gansch van hunne landen gesneden zijn en teenemael buyten staet dezelve te kunnen bewerken en mesten, waer door deze landbouwers zoo aenzienelijke schaede leyden. 3) Dat de inwoners dezer gemeente aen zeer geringen prijs hunne goederen aen den staet hebben afgestaen aengezien hun alsdan stellig beloofd wierd dat zij geene hoegenaemde ongemakken met hunne lossingen en uytwegen zouden gehad hebben, hetwelk een merkelijker voordeel als den onkost dezer uytwegen aen den staet heeft opgelevert. 4) Dat in alle andere gemeentens op deze sectie Mechelen - Dendermonde de uytwegen nu reeds gemaekt en verleend zijn waer in tegendeel binnen deze gemeente nog niets verrigt is. Teenemael overtuygd zijnde van de regtveerdigheyd hunner reclamen en van de schaeden welke deze inwoners hier door leyde, hebben eenpariglijk besloten Mijnheer den Minister van openbare werken ootmoediglijk te verzoeken van zonder uytstel regt aen deze regtveerdige reclamen te doen met de zoo verlangde en noodige uytwegen aen den ijseren weg binnen deze gemeente te doen maeken. De tegenwoordige resolutie zal aen de deputatie van den provincialen raed worden overgemaekt, die ze wel zal willen doen geworden aen Mijnheer den minister van publieke werken.” Hetgeen op 23 juli gebeurde.
64
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Na deze hartverscheurende klacht schijnt de situatie aan de ijzerenweg te Malderen aanzienlijk verbeterd te zijn. Maar boeren zouden geen boeren zijn als ze niet op tijd en stond konden klagen. Zo bleek de helling van de Grote Brug aan de molen veel te steil voor een doorsnee Brabants trekpaard te zijn. Weliswaar was de brug gekasseid maar het eerste gedeelte van beide hellingen bestond nog uit vettige en veelal glibberige potaarde, die bovendien bij regendagen geregeld wegspoelde. Alleen de reeds vroeger beloofde maar nooit gerealiseerde verdere “kalseyding tot regt over den put voorbij de schuer van Van Assche” en liefst nog 15 à 20 m. verder kon hier enig soelaas brengen. Ofschoon de gemeente Malderen het bestuur der staatsspoorwegen deze beloofde kalseyding op 22 september 1837 in herinnering bracht was ze op 31 mei 1838 nog niet gebeurd. En wat zo mogelijk nog erger was: “Reeds zijn er ons wederom verscheyde klagten toegekomen door personen die geene betalingen tot heden voor hunne afgestaene gronden bekomen hebben”, aldus burgemeester Slachmuylders aan conducteur Van Moer te Vilvoorde, “onder andere van den heer De Boeck, over zijnen grond afgestaen in de Steenuffelstraat voor den oprede te verleenen; 2e van Leemans over den uytweg regt over den windmolen, die insgelijks de zeybaen wilt vernietigen bij gebrek van betalingen, en van verscheyde andere personen welke nog niet betaeld zijn en waer van ued den staet over verscheyde maenden ter hand gesteld is. Om alle regtveerdige reclamen die kortelings aen het opperbestuer zullen gedaen worden te vermeyden, verzoeken wij ued de aengehaelde werken en betalingen te willen doen verrigten, zoo niet zullen wij ons gedwongen vinden hunne reclamen te ondersteunen.” Eerder al (op 11 april) had de diep gebelgde gemeenteraad gesteld “dat hij geenszins verstaet zonder nieuwe overeenkomsten eenige hoegenaemde gronden dezer gemeente toebehoorende, aen den ijseren weg af te staen, dewelke buyten de alsdan getrokkene tracé vallen” en dit aangezien “ het certificaet van betaeling nopens den akt van aenkoop van 2 aers 60 centiaers grond, afgenomen van het n° 250 wijk E, ongeteekend is gebleven. Met uitzondering van een paar plaatselijke verbredingen heeft de spoorlijn van Mechelen naar Dendermonde haar oorspronkelijke tracé en niveau behouden. Op het grondgebied van Malderen althans. In 1898 zouden de sporen In Londerzeel vanaf den Berg 30, richting Mechelen, opgehoogd worden. Dat gebeurde ingevolge de verbreding- en uitdiepingwerken van het zeekanaal Brussel-Rupel te Kapelle-op-den-Bos en de aanleg van een nieuwe vaartbrug.
De explosieve ontwikkeling van de Belgische staatsspoorwegen tussen 1835 en 1843 30
In de correspondentie van de gemeente Londerzeel vonden we nog volgende brief van 28 mei 1934: “Sedert 1898 is de spoorlijn Mechelen-Dendermonde slechts 1 enkele maal te Londerzeel verhoogd geworden, namelijk in 1931 en zulks met 9 centimeters.” 65
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Treinwachter anno 1837 Bareeldraaister anno 1850
Malderen-statie en personeel tussen 1837 en 1880. Wanneer het eerste stationnetje er te Malderen gekomen is, is ons niet exact bekend. In de plaatselijke archieven valt het woord “statie” voor de allereerste keer te lezen op 28 april 1838. De avond voordien was champetter Jozef De Bondt op ronde geweest en “kort na tien uren des avonds, was hij gekomen aen de statie van den ijzeren weg binnen deze gemeente. Horende dat er veel gerugt was by Joannes Baptist Heymans, herbergier aldaar, was hy er binnen gegaen en, alwaer zynde, hy er vond Livinus De Boeck, brouwer te Londerzeel, die aldaer tien à elf personen met honderd liters bier tracteerde, waer zich onder andere bevonden Pieter De Smedt, landbouwer aen de statie, Livinus Van Schoor, arbeyder, Charles en Josephus Van de Voorde, zonen van Francis, wevers, Emmanuel en Marinus Cooremans, Petrus en Lambertus Caluwaerts, zonen van Gilles, landbouwers, alle wonende te Malderen…” We gaan de rest van het verhaal hier niet uitgebreid vertellen maar het komt hier op neer dat de overijverige champetter, toen hij opmerkte dat de herberg al om 10 uur gesloten had moeten zijn, door de aanwezigen uitgebreid onder handen werd genomen. Werden de treintickets in die dagen in het café van Heymans uitgeschreven. Of stond er toch al een houten barak? Op de atlas der buurtwegen van 1843 staan 2 relatief kleine en van elkaar losstaande gebouwen getekend die aangeduid worden met de omschrijving “station du chemin de fer”. Het ene gebouwtje heeft een grondoppervlakte van 9 m² (3x3), het andere van 30 m² (6,5x4,5). Dit station stond op perceel E40b, net voorbij de spoorwegovergang op de Boeksheide. Atlas der buurtwegen 1843. Vanaf punt X zou in 1849 de Hoogweg naar Opdorp beginnen.
66
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
De eerste gardes en surveillanten (1837-1838). De eerste ons bekende spoorwegmandataris die in Malderen resideerde was Jen Pierre Ruleau 31. Hij was “garde chemin de fer”, geboren ca 1760 en 0getrouwd met Françoise Acatié (Deareta volgens het overlijdensregister). Eigenlijk had hij al met pensioen moeten zijn toen hij in 1837 naar Malderen werd afgevaardigd. Alles wat we over hem kunnen vertellen danken we aan een kortstondige verblijf van zijn zoon François Joseph Ruleau 32 in Egypte en aan de correspondentie die daar het rechtstreekse gevolg van was. De brieven in kwestie spreken voor zichzelf. Op 24 augustus 1843 schreef gemeentesecretaris Van Ingelgem aan de arrondissementscommissaris (vertaald): “In antwoord op uw brief 7761 van 14 dezer, waarin de missives nr. 120.824 en 5025 van de gouverneur van 9 augustus, aangaande het bedrag van 107,89 fr. dat door onze consul-generaal in Alexandrië werd voorgeschoten, zowel voor kleding als voeding als voor het passeren door die stad, aan François Joseph Rulot van Malderen, en waarvan de gouverneur vraagt om de terugstorting daarvan te reclameren, laten wij weten dat de vader van gezegde Rulot, 83 jaar oud, voormalige garde op het station van de ijzeren weg te Malderen, slechts een halve frank per dag steun krijgt van de staat, blind is en dit bedrag onmogelijk kan terugbetalen...” In een brief van 3 februari 1844 wordt der situatie van Jean Pierre Ruleau als volgt verduidelijkt (vertaald): “Rulot Jean Pierre werd in 1836 of 1837 naar Malderen gestuurd als garde aan de statie van de ijzeren weg te Malderen. Ongeveer 1 jaar later is deze man echter ongelukkigerwijs blind geworden en van het bestuur van de spoorwegen ontvangt hij maar een kleine onderstand van 10 fr. per maand, die nu zelfs afgeschaft is, zodat de man nu in de meest afgrijselijke miserie zit. Zijn enig middel om te overleven is de kleine hulp die hij krijgt van het bureel van weldadigheid. Al de tijd dat hij in deze gemeente woont is zijn gedrag eervol en onberispelijk geweest”.
En op 4 september (vertaald): “In antwoord op uw brief 7761 van 27 augustus laten wij u weten dat François Joseph Rulot, wiens huidige verblijfplaats we niet kennen, in onze gemeente geen enkel roerend of onroerend goed bezit dat zou kunnen aangeslagen worden.” Op 8 oktober 1843 liet de blinde, vlaams-onkundige en totaal berooide Jan Baptist Ruleau door zijn echtgenote de volgende smeekbrief op het gemeentehuis bezorgen: “A monsieur le bourgemestre de la commune de Malderen. Monsieur, (woordelijk vertaald). Het is in naam en op zeggen van de heer Rouleau Jean Baptiste dat ik u vergeving vraag voor de vrijheid die ik mij veroorloof om deze paar woorden tot u te richten. Om u te zeggen dat de echtgenote, draagster van deze brief niet in staat is om u mondelings uit te leggen wat het motief ervan is. Zij heeft de eer om in zijn naam de hierbijgevoegde stukken te adresseren aan Zijne Majesteit, onze hoogverheven koning, om hem ter verlichting en om niet tot bedelen gedwongen te worden een welgekomen bijstand af te smeken. Want het begin van het strenge seizoen begint haar te bedreigen en zoals het u zeer wel bekend is laat hun huidige droevige situatie verhopen dat u hen het plezier zult willen verlenen om deze stukken met uw handtekening te vereren. Het is zeer juist dat mijn echtgenoot een kleine tegemoetkoming van het bestuur der spoorwegen heeft gekregen, maar deze volstaat nog niet eens om er de huur mee te betalen. En hetgeen ik ontvang voor het kind dat ik opvoed is amper genoeg om er de kosten mee te dekken. Het is u bekend dat we geen van beide kleren hebben en dat ik, zonder een weinig hulp van onze koning niet in staat ben om dit jaar kolen te kopen. In de war gebracht door de welwillendheid die u ons betoonde durf ik opnieuw op uw edelmoedigheid rekenen om mij deze nieuwe gunst te verlenen. Dit doende zal ik niet ophouden om elke dag mijn gebeden naar de hemel te sturen om de heer burgemeester en zijn onderho31
Rulot en Rouleau volgens het correspondentieregister van de gemeente Malderen, maar Ruleau volgens het parochieregister. 32 Geboren ca 1817, getrouwd met Dorothea Van de Velde, en overleden in Malderen op 10 september 1865. 67
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
rigen nog vele gelukkige dagen te schenken. In afwachting blijf ik, uw zeer gehoorzame en onderdanige Jean Pierre Rouleau en zijn echtgenote Françoise Acatié”. Ik heb niet ontdekt hoe het met het echtpaar Ruleau-Acatié afgelopen is. Geen van hen is in Malderen overleden maar in 1845 woonden ze er nog wel. Op 15 augustus van dat jaar was mevrouw Jean Pierre Rulot, arbeidster, immers getuige van een hoogoplopende ruzie in de herberg van Egidius Caluwaers aan de statie. In 1838 werd de blind geworden Jean Pierre Ruleau als garde aan den ijzeren weg te Malderen opgevolgd door Charles De Koker die ca 1808 geboren werd, getrouwd was met Sophia De Wit, op de Boeksheide woonde, in 1851 genoemd werd als simplee “piosseur” en die op 14 juni 1894 in Malderen overleed. Op 20 juli 1838 woonde in Malderen ook een zekere de heer FLAMENT die als “surveillant du chemin de fer à Malderen” werd aangesproken. Dat deze man geen simpele bareeldraaier was moge blijken uit het feit dat hij onder meer belast was met het laten uitvoeren van herstellingen langsheen de spoorweg en direct rekenschap bij de reeds genoemde heer Van Moer af te leggen had.
Sieur Delacave ( -1842) De volgende functionaris – de eigenlijke baas op het station - was een zekere DELACAVE. Over deze “ontvanger van den ijzeren weg” was men in Malderen en omstreken allerminst te spreken. Gelukkig voor ons heeft men er wel een aantal documenten over geschreven. Het eerste dat we vonden gaat als volgt: “Malderen 10 july 1842 - Proces verbael tegen sieur Delacave. Het jaer 1842, den 10 july, te acht uren des morgens.Wy Egidius Vanden Bossche, schepene en gedelegeerden ambtenaer van politie der gemeente Malderen, arrondissement Brussel, op het openbaer gerugt en klagten welke er ter onzer kennis gekomen zyn over de gedurige afwezigheid en onachtzaeme handelswyze van den heer Delacave, ontfanger aen de statie van den ijzeren weg en distributeur van den post te Malderen, vergezeld van den heer Jean Baptist van Ingelgem, secretaris dezer gemeente, ons begeven hebbende op den bureau van den gezegden heer Delacave; in het belang des dienst van den post en dengenen van den ijzeren weg ten eynde zyne afwezigheyd te constateren; en aldaer zynde alleenlijk gevonden sieur Gilles De Raedemaecker, facteur van den Post en Josephus Uffelmans, garde aen de statie te Malderen, den eersten bezig zynde met de depeches te openen, en op onze interpellatie, heeft hy ons geantwoord dat mynheer Delacave afwezig was en hy verpligt was zelve de depeches te openen om zynen dienst te kunnen uytoefenen en dat hy dikmaels verpligt was zulks te moeten doen. Josephus Uffelmans eensgelyks ondervraagt hebbende nopens de aflevering der kaerten en verzending der kommersschappen heeft ons geantwoord dat hy in afwezigheid van den ontfanger de in blanco geteekende kaerten afleverde en dat de kommerschappen, wanneer de feuilles niet gemaekt waren, bleven staen het zy tot des avonds of tot des anderdaegs morgens of avonds aengezien er maer twee departs Brussel enz. stonden. Waer van en van alle welke wy hebben opgemaekt het tegenwoordig proces verbael om overgemaekt te worden aen wie behoort, ten eynde maetregelen te kunnen nemen in het belang van den dienst des post en dengenen der commercie.” De volgende dag werd dit proces verbaal aan de hogere overheden overgemaakt. Om er zeker van te zijn dat deze inderdaad de nodige maatregelen zouden treffen schreef men bovendien nog een begeleidende brieft: “Malderen den 11 July 1842 - Aen Mijnheer den arrondissements commissaris te Brussel. 68
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Daer den heer Delacave, ontvanger aen de statie van den ijseren weg en distributeur van den post binnen deze gemeente in het uytoefenen zijner fonctien veel te wenschen laet, in der voegen dat het publiek over zijne gedurige afwezigheyd en handelwijze menigmael klaegt, geloven wij het de pligt van het plaetselijk bestuer te zijn hier van het opperbestuer kennis te moeten geven. Gevolgentlijk hebben wij de eer Ued een proces verbael van heden waer bij wij zijne afwezigheyd geconstateerd hebben over te maeken en ued andermael te berigten dat gezegden heer ontfanger zijn bureau verscheyde mael per week voor het vertrekken van den eersten convois van Gend op Brussel verlaet en hierdoor de verzending der commerschappen niet regelmatig geschied vermits er gene andere convois binnen deze gemeente voor Brussel enz. arreteren. Om deze onachtzaemheyd te constateren gelooven wij genoegzaem te zijn eene of twee dier zaeken aen den dag te leggen dewelke teenemael van onze kennis zijn, te weten: 1) Op den 16 juny laetst de genoemde Charles Louis Van Hemelrijck, Isidore Van Hemelrijck en Carolus Broeckx, vischdragers te Mariekerke, dewelke met drij groote mandens visch naer de statie te Malderen kwaemen om met den depart van 7 ueren des avonds voor Brussel te vertrekken, gezegd heeft dat zij met hunne hotten naar Dendermonde moesten gaen,, vermits zijn bureau reeds gesloten was en met hunnen visch des anderendaegs ‘s avonds maer kosten vertrekken vermits hij des morgens naer zijnen bureau niet kwam. 2) Den 5 dezer hadden de zangsociëteyten van Opdorp en Hingene kaerten van den heer directeur van den ijzeren weg ontfangen om gratis den convoi van tien ueren te nemen tot het bijwoonen van den concours te Mechelen. Als wanneer den convoi op het teeken van de garde zich inhield, is den heer ontfanger den zelven te gemoet gegaen den welken oogenblikkelijk vertrokken is zonder de gemelde societeyten mede te nemen die alsdan slechts om vier uren namiddag zijn kunnen vertrekken. Dus verzoeken wij Ued, mijnheer den commissaris, maetregels te willen doen nemen in het belang van den staet en het publiek. Den burgemeester.” Het feit dat Delacave “ontvanger” genoemd werd - evenals zijn veelvuldige afwezigheden toont aan dat Malderen in 1842 nog geen echt station met woongelegenheid voor de stationoverste bezat.
Andreas Josephus Henderickx (1842-1851) Delacave werd als ontvanger opgevolgd door Andreas Josephus Henderickx. Deze was in 1809 in Dendermonde geboren. Hij was de zoon van Jan Baptist en Joanna Theresia Dierickx gehuwd met Marie Theresia Verstegen (° Brussel 12-4-1813) en naar Brussel verhuisd. Daar hadden ze 2 kinderen gekregen, namelijk Joanna Eugenie Melanie (° 1840) en Guillelmus Ernest Felix (° 1842). Wanneer het gezin naar Malderen kwam weten we niet maar het was alleszins voor 1849 en vermoedelijk eind 1842. Wat we wél weten is, dat terwijl Henderickx zijn boterham aan de ijzerenweg verdiende, zijn vrouw en dochter met de uitbating van de herberg met de toepasselijke naam “de statie” voor wat toespijs zorgden. We hebben tevens ontdekt dat ook de schoonouders Guillielmus Verstegen en Joanna Mailly, herbergiers in café “de statie” waren 33. Op 28 maart 1849 besliste de gemeenteraad van Malderen om 6a50ca grond (sectie E nrs 56 en 57) van de heer Frans Adriaan Rollier, advocaat in Opdorp, aan te kopen tegen de globale prijs van 286 fr. Deze aankoop gebeurde om er het Malders gedeelte van de Hoogweg op aan te leggen “overwegende dat de opening dezer strate een groot voordeel aen de statie van den ijzeren weg dezer gemeente zal opleveren, aengezien dat alsdan de communicatie met dezelve
33
Guillielmus Verstegen overleed in Malderen op 22 november 1850; zijn vrouw Joanna Mailly stierf er op 13 februari 1865. 69
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
voor de gemeentens Opdorp, Sint-Amands, Bornhem en meer andere zeer goed en gemakkelijk zal zijn”. In tegenstelling met zijn voorganger Delacave wist Henderickx zich in Malderen goed te integreren. De café-uitbating van zijn vrouw en schoonouders zullen daar, me dunkt, zeker toe bijgedragen hebben. Zijn eigen café-activiteiten wellicht ook. Dat menen we althans af te mogen leiden uit een aantal processen-verbaal die, vooral in het jaar 1851, de ontvanger van de statie als hoofdrolspeler hebben. Een paar uittreksels: Malderen, 27 july 1851 – Proces verbael tegen 1) Joanna Mailly, herbergierster, 2) Andreas Josephus Hendericks, ontvanger der statie van den yzeren weg, en 3) zyne huisvrouw Maria Theresia Verstegen, 4) Ludovicus Mertens, landbouwer te Merchten en 5) Judocus Van Asbroeck, landbouwer te Steenhuffel, voor overtreding aen het reglement van politie op de herbergen. Het 1851, de 27 july, ten elf uren des nachts, wy Henricus Vermeiren, burgemeester ambtenaer van politie der gemeente Malderen, geassisteerd door den heer Van Ingelgem Petrus Joannes, secretaris dezer gemeente wonende te Lippeloo, en door Joseph De Bondt, veldwachter wonende te Malderen, op onze ronde zynde tot het uitoefenen der police op de herbergen, komende omtrent twaelf uren des nachts aen de herberg gezegd “de statie“, bewoond door Joanna Mailly, weduwe van wylen Guillielmus Verstegen, herbergierster, en in dewelke wy bevonden hebben 1) Andreas Josephus Hendericks, ontvanger der statie van den IJzeren weg, 2) Maria Theresia Verstegen, huisvrouw van genoemden Henderickx , 3) Ludovicus Mertens, landbouwer wonende te Merchten in den Boschkant, in de herberg genaemd “den Trompetter“, en 4) Judocus van Asbroeck, landbouwer wonende te Steenhuffel, en daer deze persoonen zich in overtreding bevonden, hebben wy hun proces verbael aengezegd, met bevel van zich aenstonds huiswaerts te begeven en de herberg te sluiten, waeraen niet is voldaen geweest, terwyl de vrouw Hendrickx voornoemd, zelfs in onze tegenwoordigheid, voornoemden Van Asbroeck verzogt van weder binnen de herberg te komen, en dat (na) een wyl tyds, wy zyn wedergekeerd naer de voorschreven herberg en inderdaed hebben gehoord dat Van Asbroeck weder was binnen gegaen… Op 11 augustus 1851 werden alleen uitbaatster Joanna Mailly en klant Van Asbroeck voor deze feiten door de vrederechter van Wolvertem veroordeeld (allebei tot een boete van 6 fr. plus de kosten van het proces). Klasse-justitie? Twee maten en twee gewichten? Ach, welnee. burgemeester Vermeiren had op 27 juli nog eens zijn potlood geslepen en ook nog volgende bezwarende dingen opgeschreven: Malderen 27 july 1851 – P.V. tegen Maria Theresia Verstegen, vrouwe Hendericks Andreas Josephus, ontvanger der statie van den IJzeren weg te Malderen om met haren man de policie te hebben achtervolgd, met overweldiging en mishandeling in het uitoefenen harer fonctiën. Het jaer 1851, den 27 july, omtrent twaelf uren des nachts, wy Henricus Vermeiren, burgemeester en ambtenaer van police der gemeente Malderen, geassisteerd door den heer Petrus Joannes Van Ingelgem, secretaris, en door Joseph De Bondt, veldwachter, op onze gewoonlyke ronde zynde tot het uitoefenen der policie, komende aen de herberg gezegd “de statie“, alhier gestaen op de Bocksheide, bewoond door Joanna Mailly, weduwe Guillielmus Verstegen, herbergierster alhier, alwaer zich onder andere bevonden den heer Andreas Josephus Hendericks, ontvanger der statie van den IJzeren weg te Malderen, en Maria Theresia Verstegen, zyn huisvrouw, dewelke alreeds in overtreding aen het policie reglement 70
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
der herbergen in de voorschreven herberg waren bevonden geweest, ons (burgemeester, secretaris en veldwachter) in de straet regt over de gezegde herberg vergaderd zynde tot het verwyderen der vreemdelingen, is aldaer by ons met vloekwoorden gekomen de voormelde Maria Theresia Verstegen, vrouw Hendericks, dewelke my burgemeester met de borst heeft vastgegrepen en my achterover in de straet geworprn op zulkdanige wyze dat den val my een kwetsuer op den elleboog van den regten arm heeft toegebragt, dat het bloed langs de mouwen myner kleding is geloopen en myn ledematen zodanig geforceert zyn dat ik met groote moeite ben regt gekomen. Welke vrouw Hendericks byna op het zelve oogenblik is gesprongen op den persoon van den secretaris den welken zy insgelyks met de borst grypende in den grond heeft geworpen, den welken aenstonds regt gesprongen zynde zich heeft gedefendeerd en dit vrouwspersoon op den grond heeft geworpen, zoo als den veldwachter naer wien de vrouw Hendericks insgelyks was gesprongen. Dat daerna sieur Hendericks voornoemd den secretaris voormeld met de borst heeft vastgegrepen terwyl wy, burgemeester en veldwachter, met de vrouw Henderiks worstelden en dat aldaer omtrent dertig meters der herberg van de gemelde weduwe Verstegen, den heer secretaris en Hendericks voornoemd worstelden, tot dat eindelyk de secretaris sieur Hendericks voornoemd tegen den grond heeft geslagen. Op welk vertoon dezer achtervolging en mishandeling der policie wy, burgemeester, den veldwachter hebben bevolen zich te defenderen, op welke wyze het ook zyn mogt, en aen de gehuischen Hendericks aengezegd in hunne woonst te gaen en een einde te maken aen hun straetlawyt en rustverstooring der inwoonders, aen welke vermaningen zy insgelyks hebben geloochent, en tot meerdre overtreding den genaemden Judocus Van Asbroeck, die zich aldaer ook nog bevond, hebben uitgenodigd van wederom binnen te komen, en inderdaed eenige minuten nadien hebben wy gehoord dat Van Asbroeck er wederom was binnen gegaen. Malderen 28 juli 1851 - Proces verbael tegen Maria Theresia Verstegen, huisvrouw Hendericks te Malderen, voor den heer Van Ingelgem, secretaris der gemeente verwytingen te hebben toegebracht in het uitoefenen der policie Het jaer 1851, den 28 july, ten zes uren namiddag, is voor ons Henricus Vermeiren, burgemeester en ambtenaer van policie der gemeente Malderen, gecompareerd, den heer Petrus Joannus Van Ingelgem, secretaris dezer gemeente, denwelken ons verklaert dat hy zich om twaelf uren van den gepasseerden nacht, my burgemeester in het uitoefefenen der policie ondersteunende, alhier aen de statie van den ijzeren weg, regtover de herberg gezegd de statie, bewoond door Joanna Mailly, weduwe Guillielmus Verstegen, herbergierster bevindende om de vreemdelingen te doen verwyderen, aldaer by hem is gekomen de genaemde Maria Theresia Verstegen, vrouwe Hendericks, ontvanger der statie, wonende alhier, dewelke hem vervolgens verwytingen heeft toegestuurd: “secretaire, gy zyt eenen deugniet, eenen schelm“. Welke verwytingen de vrouw Hendericks verscheidene malen heeft herhaeld in de tegenwoordigheid van ons, burgemeester; van Josephus De Bondt, veldwachter, en van haren man voornoemd, zyn gedaen geweest en waerover den heer Van Ingelgem voornoemd ons burgemeester aanzoekt te verbaliseren als zynde in zijnen eere en fonctien benadeeld.” Op 11 augustus 1851 werd vrouw Verstegen door de politierechtbank van Wolvertem veroordeeld tot een boete van 5 fr. (plus proceskosten) voor de slagen en verwondingen die ze aan secretaris Van Ingelgem had toegebracht. Dezelfde dag veroordeelde de rechtbank van eerste aanleg (zelfde plaats, zelfde slachtoffer) haar eveneens tot een boete van 5 frank (plus de proceskosten) wegens smaad. Hierna is het tussen de familie Henderickx-Verstegen en zekere Malderense notabelen nooit meer goed gekomen. 71
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Malderen 6 september 1851 – Proces verbael tegen Andreas Josephus Hendericks, ontvanger der statie van den ijzeren weg te Malderen voor de heeren burgemeester en sekretaris buiten hunne aenwezigheid te hebben aengeduid in het publiek der herberg als moordenaers. Het jaer 1851 den 6 september acht uren voormiddag, wy Henricus Vermeiren, burgemeester en ambtenaer van politie der gemeente Malderen, vernomen hebbende dat den heer Andreas Josephus Hendericks, ontvanger der statie van den ijzeren weg, alhier gehuisvest by zyne schoonmoeder Joanna Mailly, herbergierster wonende aen de statie te Malderen, het plaetselyk bestuur dezer gemeente had uitgemaekt en verwytingen in het publiek had toegebragt. Ten dien einde hebben wy burgemeester heden na een onderzoek voor ons doen verschynen den genaemden Petrus Van Acoleyen, oud 25 jaren, zoon Jan Baptist, landbouwer te Lippeloo, den welken ons verklaert: Dat hy op den 30 augusty des morgens in de herberg gezegd “de statie“, was gegaen, alwaer zich bevonden 1) den heer Hendericks voornoemd, 2) Francis Mathys, arbeider te Opdorp, 3) Francis Heyvaerts en zyne huisvrouw, landbouwers te Buggenhout omtrent Buggenhout-bosch. Dat Hendericks voornoemd met deze laetste persoonen sprekende was over den burgemeester en sekretaris en dat hy gehoord had dat Hendericks in het publiek der herberg zegde: “den burgemeester en sekretaris zyn twee slechte en geen van beide eene pyp tabak weerd, het zyn moordenaers, dat zeg ik regt af.”Dat daerna den heer burgemeester van Opdorp ook in deze herberg is gekomen en dat hy, Hendericks, alsdan stilzwygende was.” Overigens kreeg statieoverste Henderickx het in deze periode niet alleen met burgemeester en secretaris aan de stok. Malderen 23 september 1851 - Proces verbael tegen Andreas Josephus Hendericks, ontvanger van de statie aen den ijzeren weg, voor de genaemden Dominicus De Pestel, garde aan den ijzeren weg te Malderen, een gat met eenen stoel boven zyn regtere oog te hebben geslagen Het jaer 1851, den 23 september, ten 11u30 voormiddag is voor ons Henricus Vermeiren, burgemeester en ambtenaer van politie der gemeente Malderen, alhier in het gemeenten huis gecompareerd Dominicus De Pestel, garde aen den ijzeren weg, wonende te Malderen aen de statie, den welken met eenen stoel een gat boven zyne regter oog geslagen en gansch bebloed zynde, ons verklaert:Dat hy op heden om tien uren voormiddag zich in de herberg de statie bevond, bewoond door Joanna Mailly, alwaer zich ook onder andere bevonden 1) den heer Andreas Josephus Hendericks, ontvanger der statie van den ijzeren weg 2) Maria Theresia Verstegen, huisvrouwe Hendericks, wonende met de genoemde Joanna Mailly, hunne moeder, 3) Josephus Peeters, chef der piosseurs, 4) Charles De Koker, piosseur 5) Petrus Joannes Biesemans, piosseur, 6) Petrus Jacobus Vertongen, schoenmaker, alle inwoners dezer gemeente 7) Francis Heyvaert, landbouwer te Buggenhout omtrent den bosch, en 8) Joseph Pintens, beenhouwer gehuisvest te Londerzeel. Dat De Pestel, sieur Hendericks, zyne huisvrouw, De Koker, Biesemans en Vertongen te zemen in deze herberg hadden hesp gebraden, geëten en een glas bier gedronken; dat na de betaling van hun gelag sieur Hendericks hem, De Pestel, heeft vastgegrepen zonder de minste reden by gevolg der betaling. Dat de Pestel hem met zyn handen heeft gepakt en hem alzoo met de armen omhoog heeft tegen de deur der herberg gezet en dat Hendericks in deze positie hem De Pestel verscheidene malen op zyn beenen heeft geschupt en gestampt indervoegen dat De Pestel hem heeft losgelaten, den welken aenstonds eenen houten stoel heeft vastgegrepen, waarmede hy De Pestel een gat boven de regter oog heeft geslagen, dat hem het bloed in overvloed afgestroomd is; dat als ook Maria Theresia Verstegen, vrouw Hendericks, insgelyks eenen 72
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
houten stoel heeft vastgenomen en hem, De Pestel, verscheidene malen met den zelven heeft geslagen, tot dat eindelyk de genaemde Rosalia Heymans, vrouw van genoemden De Pestel, is ter hulp gesneld en, de slaegen afwerende, zy alzoo zyn buiten geraekt en naer hunne woning zyn gegaen. Welke feiten en aentasting alnog zyn gezien geweest door Paulina Van Keer, oud twee en twintig jaren, dienstmeid wonende by de weduwe Andreas Vermeiren, herbergierster alhier aen de statie. Dewelke verklaert gezien te hebben dat sieur Hendericks met eenen stoel naer de Pestel voornoemd heeft geslagen. Waer van en van alle welke wy hebben opgesteld het tegenwoordig proces verbael, om met de declaratie van den heer Van Camp, doktor te Buggenhout, aen den heer procureur des konings te Brussel te worden overgemaekt Zie, beste lezer. Wij zullen de laatste zijn om een oordeel over het gedrag van deze statieoverste te vellen. Misschien dronk hij graag een glas te veel, misschien was hij gedragsgestoord… of mogelijk werd hij gewoon gepest en het leven zuur gemaakt. In ieder geval is het met hem bijzonder droevig afgelopen…. Malderen 10 december 1851 – Proces verbael der schynende zelfmoord van Andreas Josephus Hendericks te Malderen. Het jaer 1851, den 10 december, wy Henricus Vermeiren, burgemeester ambtenaer van politie der gemeente Malderen, vernomen, hebbende volgens openbaer gerucht, dat den heer Andreas Josephus Hendericks, ontvanger der statie van den ijzeren weg, ten gevolge van vergiftiging op den achtsten dezer, om vyf uren des avonds overleden was. Ten dien einde hebben wy ons op heden 11 december ten acht uren des morgens ter woning van gemelden sieur Hendericks begeven en de volgende onderrigtingen nopens dit overlyden genomen, van: 1) Maria Theresia Verstegen, huisvrouw van genoemde Hendericks, verklaert dat haren man op zondag laetst met het konvooi van vier uren na middag van Dendermonde is te huis gekomen, dat hy onpasselyk was en heeft overgegeven, en hy haer verklaerd heeft dat zy hem geen acht dagen in bezit zou gehad hebben, dat hy op zyn bed is gegaen en (dat ze) aenstonds den heer Van Camp, geneesheer te Buggenhout, hebben doen halen. Dat het minste verdriet welke haren man had, hy zegde van zich van het leven te ontmaken, maer dat zy hieraen geen geloof gaf. 2) Dominicus De Pestel, oud 42 jaren, garde aen den ijzeren weg te Malderen, verklaert dat hy, Hendericks, op den derden dezer maend laetst aen hem zegde, indien de zaek niet goed afliep, hy niet meer zou wedergekomen hebben en dat hy de medicamenten in zynen zak zou gesteken hebben. Verders verklaert De Pestel dat Sr. Hendericks hem nog heeft gezegd van over reeds langen tyd dat hy zich zoude hebben door den kop geschoten en dat hy op den dag van het overlyden, met de vrouw Hendericks voornoemd, met Van den Bossche, hier na volgende, en Fr. Moens, ontvanger der statie te Londerzeel, een pakje schietpoeder in zyne lessenaer ten bureele hebben bevonden. 3) Sieur Joannes Baptista Van den Bossche, schepen en landbouwer te Malderen, verklaert dat hy wel heeft vernomen volgens openbaer gerucht dat Sr. Hendericks zich zoude hebben vergeven; maar dat het hem onbekend is en dat hy op het bureel in eene lessenaer met de vrouw Hendericks, De Pestel en Moens voornoemd, op den sterfdag, een pakje schietpoeder heeft bevonden… Andreas Josephus Henderickx overleed dus te Malderen op 8 december 1851. Op 2 juni 1853 hertrouwde zijn weduwe met Frans De Boeck.
73
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Charles Goeminne (1852-1855) Op 17 februari 1852 arriveerde Charles GOEMINNE met zijn gezin vanuit Nechin (Henegouwen). Goeminne was op 19 april 1797 in Petegem geboren en was gehuwd met Victorine Debaey (° Petegem 20-7-1799). Het gezin had 4 kinderen, Eulalie, Henri Prosper, Clodie en Leopold, die allen tussen 1825 en 1839 in Deinze geboren werden. Ook Goeminne was ontvanger en geen chef. Op 12 januari 1855 werd hij overgeplaatst naar een ons onbekend station.
François De Belder (1855-1858) Waarschijnlijk werd hij direct opgevolgd door François DE BELDER (° Koningshooikt 1811). Deze was al weduwnaar toen hij ontvanger van de statie van Malderen werd. Hij had 1 dochter, Eleonore, die in 1837 in Brussel geboren was en die hem naar Malderen vergezelde. De Belder overleed in Malderen op 7 juli 1858, 47 jaar oud.
Auguste Malfait (1858-1864) Auguste MALFAIT (° Kortrijk 7 september 1816) arriveerde in Malderen op 6 oktober 1858. Samen met hem kwamen zijn echtgenote Rosalie Hoornaert (° Waregem 3 maart 1814) en zijn kinderen Leonie (° Waregem 1842), Jules (° Waregem 1843), Honoré (° Waregem 1845), Marie (° Waregem 1846), Elvira (° Harelbeke 1847) en Emilie (Waregem 1848). Malfait was de eerste chef van het station van Malderen die statieoverste werd genoemd. Op 23 november 1861 ging de gemeenteraad van Malderen in op de aanvraag van de administratie van den ijzerenweg van de staat om, tegen de prijs van 932,40 fr. (exclusief de kosten voor meting, opmaken der plans en registratiekosten) aan deze een stuk grond op de Boeksheide te verkopen. Deze grond was verhuurd aan de heer Brijs uit Bornem, was 7a77ca groot en behoorde tot de percelen E40a en E186b, “palende aen 1) de statie van de baen van den ijzerenweg van de staet, 2) Jacobus Van Schoor, 3) de Gemeente Malderen, 4) de Mattestraet, 5) dezelve gemeente Malderen en 6) Gilles Caluwaerts, gezien dat gemelden aenkoop voor oogwit heeft het vergrooten der gezegde statie voor het daerstellen der centriken tot het gemak van laden en uitladen der koopwaren en nijverheidshandel” of met andere woorden “teneinde gezegde statieplaets te vergrooten en te vergemakkelijken”. De opbrengst van de verkoop werd door de gemeente gebruikt om er een deel van de Eeckhoutstraat (nu Handelsstraat) mee te kasseien en zodoende de verbinding van de statie met het dorp en de weg van grote gemeenschap LXXXI te verbeteren. Eind 1861 bevond het station zich dus nog steeds op de oorspronkelijke locatie. De aangekochte stukken grond waren immers vlak achter de statie, richting Buggenhout, gelegen.
Charles Isidore Van de Kerkhove (1866-1872) August Malfait overleed op 5 augustus 1864, slechts 48 jaar oud. Wellicht werd na zijn dood de leiding van het station tijdelijk door een onderchef overgenomen. Het zou namelijk tot 24 maart 1866 duren vooraleer Charles Isidore VAN DE KERCKHOVE statieoverste van Malderen werd. Hij was op 25 december 1828 in Harelbeke geboren en gehuwd met Clementine Maivet (° Champlon 24/8/1832). Het echtpaar had 2 dochtertjes: Albertine Charlotte Victorine (° Oudenaarde 1855) en Elise Josée Sophie Marie (° Kortrijk 1861). Tijdens hun verblijf in Malderen kwamen daar nog 4 telgen bij: Charles Jacques Augustin (1867), Leon Albert (1869), Augustin Joseph (1870) en Marie Eulalie (1872). Waar heeft het gezin Van de Kerckhove gewoond? Persoonlijk geloven wij dat het in het eerste echte stenen station van Malderen is ingetrokken. 74
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Ofschoon de grond waarop het later zou gebouwd worden (perceel E207b ofwel de Oegaert Weyde) reeds in 1835 door de Staat was verworven, was dat zeker niet het station dat we van diverse postkaarten kennen. Zonder er harde bewijzen voor te hebben zijn we er namelijk quasi zeker van dat tussen 1862 en 1867 in Malderen een groot stenen station werd opgetrokken, en wel op het eind 1861 verkochte stuk gemeentegrond, gelegen achter de oorspronkelijke houten barak. Dit gebouw zou later, nà 1900, als de woning van de statieoverste blijven dienen.
Aangezien Malderen in 1860 nog als een toekomstig kruispunt van spoorwegen werd gezien (zie verder) kon het station bezwaarlijk op de Oegaert Weyde komen. Daar stonden immers te veel woningen in de buurt die bij de aanleg van nieuwe lijnen allemaal onteigend zouden moeten worden Het eerste station van Malderen was een constructie met twee verdiepingen en met trapgevels, volledig in de stijl van de andere stations die rond 1865 werden gebouwd. De bovenste etage was woonruimte en het gelijkvloers werd gebruikt voor de dienst. Tussen 1862 en 1872 werd de naam van de Eeckhoutstraat veranderd in Nieuwstraat, Statiestraat en tenslotte Nieuwstatiestraat. Deze wijzigingen hadden ongetwijfeld met de bouw van dit station te maken.
Een foto van van wat wij vermoeden het eerste stenen station van Malde-ren te zijn. Let op de trapgevels.
Op 23 november 1872 verhuisde het sterk uitgebreide gezin Van de Kerckhove naar het station van Londerzeel.
75
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Mathieu Louis Mans (1872-1878) Vier dagen later werd zijn werk in Malderen overgenomen door Mathieu Louis MANS die... jawel, van Londerzeel kwam. Mans was in 1842 in Brasschaat geboren. Op 26 januari 1872 was hij statieoverste in Londerzeel en zo had hij Joanna Catharina Clothilde De Cleene uit het naburige Kapelle-op-den-Bos leerde kennen. Na hun huwelijk zijn ze op de bovenverdieping van de statie van Malderen gaan wonen, waar op 29 juni 1874 hun enige zoon Gaspard Josephus Matheus Ludovicus geboren werd. Net als een aantal van zijn voorgangers is Mans niet oud geworden. Hij overleed op 22 februari 1878, nauwelijks 36 jaar oud.
76
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
LONDERZEEL Een ernstig belangenconflict tussen Malderen en Londerzeel. Nu een heel stuk terug in de tijd. Want met zoveel over Malderen te spreken zijn we zowaar Londerzeel een beetje uit het oog verloren. En dat die van Londerzeel het niet altijd met die van Malderen eens zijn geweest moge blijken uit volgend meningsverschil dat we, om geen oude vetes op te halen, zonder enige verder commentaar (en wat kleiner gedrukt) vermelden. Malderen 30 Novembre 1843 - A monsieur le commissaire d’arrondissement à Bruxelles. (Vertaald) In antwoord op uw missive 6957 van 23 dezer betreffende het verzoekschrift dat inwoners van de gemeenten Buggenhout, Opdorp en Baasrode naar het departement van openbare werken verzonden hebben om te bekomen dat het konvooi van Gent naar Brussel in Malderen zou stoppen, delen wij u mede dat wij over deze reclamaties inlichtingen in deze gemeenten hebben ingewonnen evenals in Sint-Amands, Puurs, Oppuurs, Liezele, Lippelo en Mariekerke. Hieruit blijkt dat deze regeling voor al deze gemeenten voordelig zou zijn, temeer daar ze allemaal meer relaties met Mechelen, Brussel en Antwerpen onderhouden dan met Dendermonde en Gent en dat al de personen die van de eerstgenoemde steden komen aldus alle tijd zullen hebben om naar huis terug te keren, hetzij met het goederenkonvooi van Gent naar Brussel, dat rond 11 uur in Malderen stopt, hetzij met het laatste konvooi. Een andere combinatie, mijnheer de commissaris, waarvan u samen met ons de voordelen voor de genoemde gemeenten zult inzien, bestaat erin om in de winter het konvooi dat om 3u15 ‘s namiddags in Brussel vertrekt in Malderen halt te laten houden in plaats van dat van 6 uur ‘s avonds dat in Malderen pas rond 7 ½ uur arriveert. Aldus zouden de inwoners van Merchtem, Opwijk, Baasrode, SintAmands, Mariekerke, Puurs, Oppuurs en Liezele, die allen 1 5/4 mijl van het station wonen en die van het station van Malderen gebruik maken, met de trein terug kunnen keren, daar waar dezen nu, om een reis in de duisternis te vermijden, met de postkoets terugkeren; die van Merchtem en Opwijk met de postkoets van Merchtem naar Brussel; de anderen met de postkoets van Puurs naar Mechelen. Londerzeel le 2 Decembre 1843 - Monsieur le commissaire - (Vertaald) In antwoord op de brief van de gouverneur van 21 november aangaande een wijziging van de stopuren van de konvooien op de ijzeren weg, die gevraagd werd door Buggenhout, Opdorp en Baasrode, hebben wij de eer op te merken dat de voorgestelde wijzigingen zeer nadelig zouden zijn voor de gemeente Londerzeel en haar buren en wel omdat de reizigers voor Londerzeel, die alleen maar op de middag uit kunnen stappen, onvoldoende tijd zullen hebben om hun zaken af te handelen, vooral in een paar grensgemeenten van Londerzeel, indien ze verplicht zouden worden om terug naar huis te keren met het konvooi dat in Gent vertrekt om kwart voor twee en dat bij ons halt zou houden in plaats van het laatste konvooi. Van de andere kant kunnen deze vragende gemeenten naar Dendermonde of Gent vertrekken met het eerste konvooi dat ‘s morgens in Brussel vertrekt en in Malderen halt houdt en hebben dan een redelijk lange tijd om hun zaken af te handelen voordat het eerste namiddagkonvooi in Gent vertrekt, en we geloven graag dat deze (bestaande) halte voor hen veel voordeliger is. Het is deze overweging die ons doet denken dat de petitie eerder ten voordele van enkele particulieren is gebeurd dan in het belang van de bevolking. Hoe is het mogelijk om te geloven dat ze eerlijk is wat Baasrode betreft? Deze gemeente heeft immers een gekasseide straat tot in Dendermonde; ze is niet verder van die stad verwijderd dan van Malderen. Zou ze dan zomaar voor de lol naar Malderen afzakken, voor een station meer betalen, en een aarden modderweg verkiezen boven een gekasseide baan? ‘t Is ongehoord. Tenslotte, mijnheer de commissaris: als de vraag van deze gemeenten ten koste van Londerzeel en de buurgemeenten zou geaccepteerd worden, dan durven wij te hopen dat de wijziging in kwestie niet om het hierboven vermelde motief zou gebeuren.... Burgemeester Verheyden, 1ste schepen Willocx
77
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Ontstaan van de halte van Londerzeel Uit voorgaande argumentaties blijkt duidelijk dat het station van Malderen slechts zeer gedeeltelijk aan de grote behoeften van de Londerzelenaars kon voldoen. Reeds op 3 augustus 1839 had het gemeentebestuur een eerste petitie aan zijne majesteit de koning gestuurd, met de vraag om een station van 2de klas te krijgen. Ofschoon we daar geen materiele bewijzen voor gevonden hebben werd de vraag hierna nog meerdere malen herhaald. Zo ook, met de steun van verschillende buurgemeenten, in de eerste helft van 1842. Op 7 juli 1842 stuurde gouverneur baron de Viron volgend antwoord aan de arrondissementscommissaris. Bruxelles le 7 Juillet 1842 - Gouvernement de la Province de Brabant N° 86331 B N 5162 A Monsieur le commissaire de l’arrondissement de Bruxelles - Monsieurs. (Vertaald) De gemeentebesturen van Londerzeel, Breendonk, Ruisbroek, Hingene, Natten-Haesdonk, Bornem, Puurs, Wolvertem en Meise hebben zich gericht tot de minister van openbare werken teneinde te bekomen dat er een spoorwegstation of halte zou opgericht worden in de gemeente Londerzeel. Door een schrijven van 3 juli informeert de minister van Openbare werken mij dat hij dit verzoek slechts kan inwilligen (zonder daarbij de werking van de spoorwegen te schaden) door tegelijkertijd het station van Malderen te supprimeren. Deze plaats is echter zeer belangrijk en het behoud van dit station is rechtvaardig omdat het verder van Kapelle verwijderd is. Gelieve, mijne heren, deze beslissing ter kennis te brengen van de burgemeester van Londerzeel die de aanvraag, in naam van de verzoekende gemeenten heeft gedaan. Gouverneur Baron de Viron. Een station was, voorlopig althans, duidelijk nog een beetje te hoog gegrepen. Toch kwam er, zij het erg geleidelijk, enig schot in de zaak... Londerzeel, le september 1843 - A monsieur le ministre des travaux publiques. - Monsieur le Ministre (vertaald) U bedankend, mijnheer de Minister, voor het feit dat u (de trein) in de gemeente Londerzeel op twee dagen en op gerieflijke uren laat stoppen, neem ik de vrijheid om u te vragen om voor de volgende periode de zaterdag aan de twee reeds toegestane stopdagen toe te willen voegen. Ja, mijnheer de Minister, ik stel deze vraag met des te meer vertrouwen daar ik meen dat, indien de recettes van de maandag en de vrijdag, wanneer de konvooien hier stoppen, voldoende lijken (het aantal opstappende reizigers komt op zo’n 70 personen per week), de zaterdag nog veel meer aan de schatkist zal opbrengen. De zaterdag is immers een marktdag en een groot aantal inwoners van Londerzeel en omstreken gaat dan naar Mechelen of elders, hetzij om waren te kopen, hetzij om zelf hun waren uit te stallen. In afwachting dat deze vraag gunstig zal ontvangen worden, verblijf ik, Mijnheer de Minister, uw nederige en toegewijde dienaar. Londerzeel le 11 septembre 1845 (vertaald) - Mijnheer de minister van openbare werken. De grote kermis van Londerzeel geeft mij de gelegenheid om aan de minister een gunst te vragen die zeer voordelig zou zijn voor zowel onze gemeente als voor de reizigers die onze gemeente tijdens deze feestdagen zouden willen bezoeken. Namelijk het laten stoppen van alle konvooien van de ijzeren weg vertrekkende in Brussel en Gent op zondag 28 september en op de vier volgende dagen tot en met 2 oktober. De Burgemeester J.F. Verheyden.
78
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Stationsbuurt Mechelen rond 1850. Een trein vertrekt richting Dendermonde.
Londerzeel: van halte op aanvraag tot volwaardig station. Naarmate er meer treinen in Londerzeel halt hielden deed ook de noodzaak zich gevoelen om hier ook treintickets uit te kunnen schrijven. Het oudste gevonden document dat van een aangestelde spoorwegbeambte spreekt dateert van 25 januari 1848. Hierin wordt vermeld dat ene “Franciscus Moens, ontvanger der statie van den ijzeren weg alhier, en wonende binnen deze gemeente, op gisteren 24 january, omtrent 8 uren des avonds, bezig was met eenige balen en matten specerijen te lossen van het convoi komende van Brussel,” toen hij daar door een paar jonge buurtbewoners deskundig maar ongevraagd bij geholpen werd. Op 6 november 1852 werd dezelfde Moens “chef halte aen de statie van den ijzeren weg” genoemd. In 1853 of 1854 kreeg Londerzeel eindelijk het lang gevraagde station. Heden den 20sten september het jaer 1853 ten 9 uren des voormiddags. Ik ondergeteekende Petrus Josephus Hermans, burgemeester der gemeente Londerzeel, ten einde over te gaan tot eene onderrichting van commodo en incommodo over de vraeg gedaen door het Gouvernement strekkende om bij koop te verkrijgen van het fabriek van de kerk dezer gemeente, voor de prijs van 675,69 frank (geschrapt en vervangen door 674,33 fr.) (nog later vervangen door 1325 fr.) twee perceelen gronds, groot volgens meting 19a 92 ca (vervangen door 19a 88 ca) (later vervangen door 12a 03 ca), voor de oprichting eener statie van den ijzeren weg, toebehoorende aen het gezegde kerkfabriek, gelegen ter plaetse genaemd Vriesveld en deel makende van twee grootere perceelen, genaemd het Vriesveld, en aengewezen op het kadastrale plan van Londerzeel door de nummers 92a en 92b (later vervangen door 28a) van de wijk E.... Daer er niemand zich heeft aengeboden binnen den bepaelden tijd om eenige voordeelige of nadeelige tegenkanting of aenmerking tegen de bovengemelde vraeg, en dag en de uur vastgesteld voor de sluiting aengekomen zijnde, heb ik het tegenwoordig proces verbael gesloten; De burgemeester. Londerzeel - Zitting van den 30 September 1853 - Tegenwoordig de heeren Hermans, burgemeester, Van Assche en Van Ruysevelt, schepenen, Verbesselt, Goossens, Scheers, Goossens, Van Hove, Van Doorslaer, Verheyden, Verhofstadt, leden, De Cat, secretaris. Den gemeenten raed van Londerzeel, buitengewoonlijk bij een vergaderd ten einde te beraedslagen over de vraeg gedaen door het Gouvernement, strekkende om bij koop te verkrijgen twee perceelen gronds, toebehoorende aen het kerkfabriek van deze gemeente, gelegen te Londerzeel, te samen groot 19a88ca (later vervangen door 12a03ca) voor de oprichting eener statie aen den ijzeren weg, deel makende van twee groote perceelen, genaemd het Vriesveld 79
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
(later vervangen door Moleveld), aengewezen op het kadastral plan door de nummers 92a en 92b (later vervangen door 28a) van de wijk E voor eenen inhoud van 76a70ca, mits de somme van 674,33 fr., berekend volgens den grondslag, schadeloosstelling begrepen, van 3392 frank de hectare, de rechten niet begrepen. ... Overwegende dat het spruit uit het onderzoek van commodo en incommodo dat er geene tegenzegging gedaen is geweest aen de vraeg van het Gouvernement voor het verkrijgen dezer vervreemding, deze twee perceelen grond hier voren beschreven. Overwegende dat de voorstel gedaen door het Gouvernement een voordeel aenbiedt voor het fabriek der kerk... Heeft besloten, onder de goedkeuring van de bevoegde overheden, het kerkfabriek te magtigen van aen het Gouvernement te verkoopen den voorzeiden grond en dit op de voorwaerden hier boven gestipuleerd. In een document van 5 april 1854 – de bouw van het station was toen ongetwijfeld nog niet voltooid - lezen we “dat in onze statie dagelijks drij damprijtuigen stil houden dewelke van Brussel naer Gent rijden”. Wanneer het station van Londerzeel daadwerkelijk in gebruik werd genomen, hebben we niet teruggevonden. Vermoedelijk moet dat nog in 1854 zijn gebeurd. Eind 1864 of begin 1865 werd in het station van Londerzeel een telegraafkantoor ingericht. Dat was vrij vroeg. De eerste telegraafverbinding (in de USA) was pas in 1843 ontstaan en pas 4 jaar later kon men voor de eerste keer ook tussen twee Europese steden telegraferen. In 1865 was de opening van een nieuw telegraafkantoor, waar ook in Europa, nog aanleiding om in de krant vermeld te worden 34.
Londerzeel-statie en personeel tussen 1837 en 1880. Franciscus Moens (tot 1855) In de tijd toen er nog geen echt station in Londerzeel was, maar de treinen er toch af en toe, vooral op de marktdagen al een stopten, vanaf 1847 was dat, mochten de reizigers hun reisticket gaan kopen bij Franciscus MOENS “ontvanger der statie van den ijzeren we alhier”. Om zijn werk een beetje ordelijk te kunnen doen beschikte die mens over een stoel en een tafel in de herberg van de echtelieden Petrus Josephus De Pauw - Maria Theresia Van den Brande, waar ook de “societijt van den handboog” een onderkomen had. In een document van 23 september 1850 wordt deze De Pauw overigens nog altijd als ““herbergier alhier in de statie van den ijzeren weg” omschreven. Ik weet niet of dit dezelfde afspanning was als "de ijzeren weg" die in 1841 door Frans Broothaers werd uitgebaat. Op 6 november 1852 werd dezelfde Moens “chef halte aen de statie van den ijzeren weg” genoemd.
NN (1855-1857) Van 24 juli 1855 tot 4 augustus 1856 woonden Barbara Joanna Antonetta Justina Van der Haeghen, Elisabeth Courtois (° Spa 1771) en hun twee meiden in het toen splinternieuw ge-
34
Nederlandsche Staatscourant, 2/6/1865 - Telegraaf kantoren zijn geopend te Neutitschein en Ruma in Oostenrijk; te Braunsberg in Pruissen; te Teinach in Wurttemberg; te Ensival en Londerzeel in België; te Cordes, Stenay en St. Vallier in Frankrijk; te Butschwyl, Fahrwangen, Kusnacht, Laufen, Mühlberg, Seengen en Versoix in Zwitserland; te Amalfi, S. Marco in Lamis, Marsiconuovo en Nicotera in Italie en te Casabianda op het eiland Corsika. 80
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
bouwde station. Juffrouw Van der Haeghen was de dochter van Frans Frederic en Maria Anna Steenhouwer (beiden van Sint-Joost-ten Node) en was op 5 januari 1805 in Brussel geboren. Van een man, laat staan van een stationschef, was er aanvankelijk geen sprake. Het is wel zeker dat vooral juffrouw Van der Haegen belangrijke connecties bij de Belgische Staatsspoorwegen had. Haar neefje Eugene Adolphe FRANCOIS, geboren in 1834, haar latere huwelijksgetuige, werkte hier toen wel als een “"beambten aan den ijzeren weg", maar of dat op zijn jeugdige leeftijd reeds als stationschef was... Ik denk dat men het gebouw gewoon aan de vrienden verhuurde tot men voor Franciscus Moens een andere job gevonden had en een echte stationoverste kon zoeken. Misschien had men daarvoor een zekere Petrus Gustaaf Adolf CORNELIE in gedachten. Cornelie was op 17 december 1810 in Dendermonde geboren en was al twee keer weduwnaar (van Maria Theresia Heremans en Virginie Van Puyvelde, beiden overleden in Grembergen) toen hij op 5 april 1856 in Londerzeel met juffrouw Van der Haegen van de Statie hertrouwde. Is Cornelie toen meteen ook statieovberste geworden? Het blijft een beetje speculeren. Feit is dat zowel Van der Haegen als Cornelie bij hun huwelijk als “reznteniers” omschreven werden.
Petrus Josephus Hendrickx (1857-1858) Zeker is dat op 20 januari 1857 ene Petrus Josephus HENDRICKX (° Mechelen 25 januari 1830) als stationschef vanuit Sint-Joost-ten-Noode in Londerzeel is aangekomen. Een jaar eerder was hij gehuwd met Joanna Maria Theresia Van Camp (° Vilvoorde 29 december 1831). Op 30 maart 1857 werd in het station van Londerzeel hun eerste kind, Joanna Maria Josephine, geboren. Op 9 november 1858 werd Hendrickx overgeplaatst naar een ons onbekende bestemming. Wie zijn directe opvolger was hebben we niet teruggevonden.
NN (1859-1864) In 1860 werden er reeds aanzienlijke verbeteringswerken uitgevoerd in de omgeving van het station. Hiertoe verwierf “het gouvernement, bij koop een parceel gronds, toebehoorende aen het kerkfabriek, gelegen te Londerzeel, groot 6a90ca voor de vergrooting en de verplaetsing tot bewerking van het laden en lossen aen de statie van den ijzerenweg, deelmakende van het parceel genaemd het Vriesveld, aengewezen op het kadastrale plan N° 92c van de wijk F., mits de somme van 724,50 frank 35.”
Pierre Jean François Riss (1864-1867) Op 2 november 1864 kwam Pierre Jean François RISS zijn intrek nemen in het station. Hij was op 23 augustus 1817 in Wodeq geboren en hij was gehuwd met Colette Josephine Amant uit Aalst. Het reeds wat oudere paar bracht geen ongehuwde kinderen naar Londerzeel mee en verhuisde op 15 maart 1867 naar Ruisbroek.
Gustave Mailaise (1867-1869) Ondertussen was onderchef Gustave MALAISE, een op 30 mei 1832 geboren ongehuwde Brusselaar, op 2 november 1866 in het station komen wonen. Na het vertrek van Riss werd hij tot diens opvolger benoemd en hij is het (wellicht) tot in 1869 gebleven.
35
Dit geld werd gebruikt ter aflossing van een lening van 10.000 fr. die de kerkfabriek had aangegaan voor de heropbouw van de kerk, die niet lang voordien was afgebrand. 81
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Adolphe Soeffers (1869) Op 24 september 1869 werd Malaise op zijn beurt opgevolgd door Adolphe SOEFFERS (° Veerle 20 maart 1843). Soeffers was nog niet gehuwd toen hij in Londerzeel kwam en bracht zijn broer (Joseph) en zijn moeder (Marie Josephine Ansoms) mee. Zeer lang zijn deze mensen niet gebleven. Op 27 november 1869 zijn ze immers met zijn allen naar het station van Buggenhout getrokken.
Mathieu Louis Mans (1869-1872) De volgende statieoverste die we tegenkwamen was Mathieu Louis MANS (° Brasschaat 1842). Ook deze was nog vrijgezel toen hij op 26 januari 1872 stationschef in Londerzeel werd. Zijn vader (Mathieu senior), zijn moeder (Theresia Maria Witvrouwe) en zijn zuster Marie Therese woonden bij hem in. We vertelden reeds eerder dat hij nog hetzelfde jaar met Joanna Catharina Clothilde De Cleene uit Kapelle-op-den-Bos trouwde en op 27 november 1872 naar het station van Malderen verhuisde.
Charles Isidore Van de Kerckhove (1872-1874) In Londerzeel kwam Charles Isidore VAN DE KERCKHOVE (die tot dan statiechef in Malderen was geweest) zijn plaats innemen. Deze woningruil had wellicht met beider gezinssituatie te maken. Waaruit volgt dat in het station van Londerzeel meer woonruimte dan in dat van Malderen was. Naast de 5 kinderen die ze al hadden, hebben de echtelieden Van de Kerckhove-Maivet in Londerzeel nog een dochtertje bijgekregen (Valentine Philomene op 17 december 1873). In 1873 werd het station van Londerzeel voor de tweede keer vergroot. Het ene heeft evenwel niets met het andere te maken Het betrof hier namelijk de verbreding van de laad- en loskades want voordien was het niet mogelijk “om de grote karren, zoals die in Londerzeel gebruikt werden, te keren zonder het laadspoor te passeren en zonder bijgevolg op de spoorbaan te moeten komen, die overigens niet altijd vrij was.” Om deze verbreding te kunnen realiseren moesten eerst 4 percelen grond op het Vriesveld aangekocht worden 36. Dezen behoorden toe aan Jacobus Jacobs, Petrus Josephus De Pauw (die we nog kennen als de herbergier van "de statie van den ijzeren weg", Jan Frans Lamberts, en aan gravin Marie Henriette Caroline Josephine de Brouckhoven de Bergeyck (de weduwe van burggraaf Joannes Baptiste Louis de Spoelberch). Over deze kwestie werd een onderzoek van commodo en incommodo gehouden. Toen dat afgesloten was en er geen reclamaties binnengekomen waren besloot de gemeenteraad op 21 maart 1873 om "het project van vergrooting der statie goed te keuren nogtans met de aanmerking dat de plaats bestemd tot laden en lossen nog altijd onvoldoende is van breedte en dat door die oorzaak gedurig veel tijdverlies aan deze werkzaamheden toe te schrijven is" 37.
Henri Adolphe Montegnies (1874-1880) Op 8 maart 1874 werd stationschef Van de Kerckhove naar Harelbeke getransfereerd. Op 27 juli 1874 werd hij opgevolgd door Henri Adolphe MONTEGNIES (°Harchies 1838). Deze bracht uit Eppegem, waar hij voordien verbleef, zijn vrouw Marie Thérèse Pouliaert (° Ant36
Omdat ge nooit weet of dat nog voor iemand van pas kan komen geven we hier nog volgende details: het betrof de percelen 91c, 83a, 85b en 74b van de wijk F van het kadaster. Samen waren ze 6a 61ca groot. 37 In 1876 werd er, deze keer door de gemeente zelf, alweer een voorstel tot vergroting van de statie gedaan. Het werd door de Belgische Spoorwegen afgewezen. We komen hier in deel 4 op terug. 82
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
werpen 1842) en zijn ouders André Joseph en Marie-Rose Buisseret mee. Het gezin Montegnies verhuisde op 4 maart 1880 naar Boom.
August De Knijff (1880Auguste DE KNIJFF (° Bambrugge 13 februari 1846) arriveerde in Londerzeel op 6 maart 1880. Hij kwam van Quaregnon, samen met zijn vrouw Maria Philomena Liessens (° Ninove 29 september 1841) en zijn kinderen Alfred Charles August (° Ninove 1868) en Adhémar Marcel August (° Gammerages 1872). De Knijff is waarschijnlijk tot in 1886 chef van het station van Londerzeel gebleven. Hier eindigen we voorlopig met het overzicht van de geschiedenis van lijn 53 en zijn stations in Malderen en Londerzeel 38. Vanaf 1880 gebeurden er immers ingrijpende dingen met het openbaar vervoer in onze gemeente. Uiteraard komen we daar verder op terug.
Spoorwegknooppunt Malderen. Ondanks het feit dat Londerzeel reeds rond 1854 zijn station bezat, bleef Malderen, samen met Kapelle-op-den-Bos het belangrijkste tussenstation op de spoorlijn van Mechelen naar Dendermonde. En het heeft werkelijk niet veel gescheeld of er waren in de tweede helft van de 19de eeuw 3 spoorlijnen op de Boeksheide samengekomen. Eén van deze spoorlijnen moest een verbinding vormen tussen de lijn MechelenDendermonde en de lijn Fleurus-Denderleeuw, waarvoor in 1866 door de heren De Looze en Cie uit Bergen een concessie was aangevraagd. De gemeente Malderen was met dit project zeer ingenomen en besliste om “een voordeelig advies te geven aan de aanvraag gedaan door M.M. De Looze en Cie van Bergen, strekkende het bekomen van eene ijzeren spoorbaan van Fleurus op Denderleeuw met een embranchement op de statie van ‘s lands ijzeren spoorbaan te Malderen.” De lijn Fleurus-Denderleeuw is evenwel nooit werkelijkheid geworden. Een ander, en veel ernstiger project, dat al een eerste keer in 1863 ter sprake kwam, bestond in de spoorwegverbinding tussen de haven van Antwerpen met Noord-Frankrijk. Bij KB van 3 februari 1865 werd aan een tijdelijke vereniging, bestaande uit de heren J. Gillon, burgemeester van Sint-Joost-ten-Node, A. Peeters-Baertsoen uit Gent, Henri de Brouckère, minister van Staat, Hector Riche, aannemer van openbare werken verblijvende te Brussel (die we eerder reeds bij de aanleg van de spoorlijn te Malderen tegengekomen zijn) en van de aandeelhouders van 'The Ashbury Railway Carriage and Iron Company Ltd.' uit Manchester, een concessie verleend voor het aanleggen van een ijzeren weg van Antwerpen tot Doornik en Douai. Uit de vele bladzijden tekst waaruit deze concessieovereenkomst bestaat, lichten we alleen maar het volgende: “Art. 1. De contractanten van de tweede partij engageren zich om te bouwen en om te exploiteren, of om op hun kosten, risico’s en gevaren te laten exploiteren... van een directe ijzerenweg van Antwerpen tot Doornik en van Doornik tot aan de Franse grens, in de richting van Douai, met een vertakking, vertrekkende aan deze ijzerenweg tussen Malderen en Aalst, en uitkomende aan het station van de Staatsspoorwegen in Denderleeuw.” En uit het bijgevoegde lastenboek halen wij: 38
Evenwel niet zonder eerst nog twee namen van vroege Londerzeelse "spoorwegmannen" te vermelden. In 1842, toen er nog geen sprake was van een station, waren Petrus Franciscus Vijvermans (° Malderen 1785) en zijn zoon Carolus Ludovicus Vijvermans (° Londerzeel 7-12-1818) allebei "beambte aan den ijzeren weg". In 1866 had de laatste het tot garde geschopt. Petrus Franciscus en Carolus Ludovicus zijn - we schrijven dit met een lichte krop in de keel - de overbetovergrootvader en betovergrootvader van de schrijver dezer woorden 83
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
“Art. 1. De spoorweg die in concessie gegeven wordt volgens de clausules en voorwaarden van het huidige lastenboek, zal beginnen in het station van de Staatsspoorwegen te Antwerpen, zal het staatsspoor volgen en indien nodig ermee samenvallen, tot aan de uitgang van de fortificaties en vandaar uit lopen op of naar Kontich, Boom, Malderen, Aalst, Zottegem, Doornik en eindigen aan de Franse grens, op een punt dat nog tussen de Belgische en Franse regeringen in een algemeen akkoord zal vastgelegd worden. De geconcedeerde spoorlijn en haar aftakkingen zullen behoorlijk verbonden worden met de stations van de Staat in Antwerpen, Malderen, Aalst, Denderleeuw, Zottegem en Doornik.” Ja beste lezer, wat we hierboven lezen is niet minder dan de geboorteakte van het illustere Leireken. Alleen is Leireken nooit in Malderen gekomen. Hoe dat komt wordt uitgebreid uit de doeken gedaan in het boek “Leireken, de geschiedenis van Lijn 61” van Louis De Bondt en Philippe Callaert. En ook, zij het wat minder omslachtig, maar op Londerzeel toegespitst, in het tweede deel van deze studie, waarmee we op de volgende bladzijde zullen beginnen.
Welke types van locomotieven tussen 1860 en 1880 tussen Mechelen en Dendermonde ingezet werden, is moeilijk te achterhalen. Het zullen er wel verschillende geweest zijn, maar de types 1 en het vergelijkbare type 28 (zie foto) waren er met zekerheid bij.
84
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
OPENBAAR VERVOER IN LONDERZEEL 1830-1914 Spoorwegen en buurtspoorwegen Deel 2 - Antwerpen-Douai en (Puurs)-Boom-Brussel (1864-1882) Nadat de Staat tussen 1835 en 1843 in een ijltempo voor de aanleg van een noord-zuid en een oost-west verbinding had gezorgd werd de verdere uitbreiding van ons spoorwegennet voor een belangrijk deel aan het privé-kapitaal overgelaten. Geïnteresseerde privé-bedrijven schoten als de spreekwoordelijke paddestoelen uit de grond en ‘concessies’ werden met gulle hand verleend. Het gevaar voor wildgroei was zeker niet denkbeeldig. Om te zien waar er nog plaats voor een eventuele nieuwe spoorlijn overbleef werd door Pousset in 1864 een kaart van het bestaande en geplande spoorwegennet getekend. Hieronder ziet u een detail ervan.
Hierboven, een gedeelte van een kaart van het bestaande en geplande spoorwegnet, in 1864 opgesteld door M. Pousset. Let op de geplande spoorlijn Willebroek-MALDEREN-Aalst. Later zullen we het ook over de eveneens geplande spoorlijn Willebroek-LONDERZEEL-Brussel hebben.
Twee dingen vallen ons bij deze op: 1) de geplande lijn Willebroek-Malderen-Aalst (als deel van een verbinding tussen de Antwerpse haven (Antwerpen-Zuid) en Noord-Frankrijk (Douai). 2) de geplande spoorlijn Boom-Willebroek-Londerzeel- Brussel.
85
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
DE IJZERENWEG ANTWERPEN ZUID – DOUAI De eerste plannen en tracéwijzigingen. Over de geschiedenis van de internationale ijzerenweg van Antwerpen naar Douai – in onze streken ook wel eens Leireken genoemd – werd een heel boek geschreven en derhalve kunnen we ons hierna tot de hoofdlijnen beperken. En die zijn de volgende. Op 03 februari 1865 werd aan de tijdelijke vereniging ‘Cie du chemin de fer d’Anvers à Tournai’ een concessie verleend voor het aanleggen (en uitbaten) van een ijzeren weg tussen Antwerpen en Doornik, en vervolgens tot tegen de Franse grens. Deze spoorlijn zou beginnen in het station van de Staatsspoorwegen te Antwerpen en zou vervolgens het bestaande staatsspoor tot voorbij de fortificaties gebruiken. Via een nieuw aan te leggen bedding zou het dan gaan naar Kontich-Boom-Malderen-Aalst-Zottegem-Doornik en de Franse grens, op een punt dat nog tussen de Belgische en Franse regeringen moest afgesproken worden. De geconcedeerde privéspoorlijn zou gebruik mogen maken van de bestaande stations in Antwerpen, Malderen, Aalst, Denderleeuw, Zottegem en Doornik. Op 25 april 1870 (B.S. 5 juni 1870) werd de in geldnood verkerende Cie du chemin de fer d’Anvers à Tournai door de regering van haar taak ontheven en werd de concessie overgenomen door de SA des Chemins de Fer des Bassins Houillers du Hainaut (en haar filiaal SA de construction de chemins de fer). Er waren evenwel een paar belangrijke wijzigingen: 1) De exploitatie zou door de Belgische Staat gebeuren. 2) Het tracé werd: Antwerpen-Boom-Malderen-Dendermonde-Denderleeuw-Oudenaarde. Tussen Malderen en Aalst zou er dus geen directe verbinding komen. Dit tracé was logisch en vooral goedkoper aangezien het van een aantal reeds bestaande staats- en privé-spoorwegen gebruik zou maken. Er werd zelfs aan een nog goedkopere variante gedacht, namelijk Antwerpen-Boom-Puurs-Dendermonde-Gent-Oudenaarde. Het waren vooral de miskende gemeente Willebroek (bij monde van industrieel en volksvertegenwoordiger Denayer) en de stad Aalst (bij monde van volksvertegenwoordiger Van Wambeke), die politiek in de tegenaanval gingen. In het Staatsblad van 1 februari 1871 verscheen het Ministerieel Besluit van 14 januari met het volgende ‘Belgische compromis’: de spoorlijnen Antwerpen-Boom-WillebroekMalderen-Op-wijk-Aalst-Zottegem, enz. en Boom-Puurs-Dendermonde zouden er allebei komen.
Malderen ziet de spoorlijn aan zijn neus voorbijgaan. In 1873 werd begonnen met de aanleg van de sectie Antwerpen (Oost)-Kontich-Boom. Terwijl men daar volop mee bezig was werd er echter alweer over nieuwe tracéaanpassingen gediscussieerd. Twee voorstellen waren voor onze contreien niet zonder belang. 1) Een groep bouwpromotoren wilde de omgeving van de Antwerpse zuiderdokken in ontwikkeling brengen. Daarvoor vroegen ze een spoorlijn én een station op de plaats van de te slopen zuidercitadel. Tussen de staat en de SA de Construction de chemins de fer werd bijgevolg overeen gekomen om een spoorverbinding te maken tussen Boom en Antwerpen-Zuid. 2) Dezelfde promotoren wilden ook een nieuwe verbinding tussen Antwerpen Zuid en Brussel. Door achtereenvolgens gebruik te maken van de tracés 1) Antwerpen (Zuid)-Boom, 2) BoomPlaats X (op de spoorlijn Antwerpen-Boom-Malderen-Aalst-Doornik) en van een aan te leggen spoorverbinding tussen Plaats X en Brussel, konden hun wensen worden gerealiseerd. 86
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Het knelpunt in deze plausibele redenering was het bepalen van Plaats X, ofwel de plek waar de aftakking van de spoorlijn Antwerpen-Douai naar Brussel zou moeten beginnen. “Boom is daarvoor het beste geschikt,” opperden de mensen van de “chemins de fer des Bassins Houillers” tijdens de zitting van de Kamer van Volksvertegenwoordigers van 29 juli 1875. “Alles behalve Boom,” vonden de andere weldenkende mensen die eerst eens goed naar de kaart hadden gekeken en bovendien wisten dat er op 14 januari 1871 ook al over een spoorlijn Puurs-Londerzeel–Brussel gesproken was geweest. Vrij snel werd duidelijk dat Plaats X in het vervolg “Londerzeel” zou heten 39. Er was evenwel een heel klein probleem. De spoorlijn Antwerpen-Boom-Aalst-Doornik-Douai zou namelijk niet in Londerzeel maar in Malderen passeren... Op dat moment had men het in Malderen moeten horen donderen; maar in de door ons geraadpleegde documenten werd geen spoor teruggevonden van enig protest. In 1874 werd de S.A.de Construction de chemins de fer nog concreet belast met het aanleggen van de sectie Malderen-Aalst. Maar door de wet van 9 juli 1875 verschafte de regering zichzelf het recht om over tracéwijzingen tussen Boom en Aalst te onderhandelen. Deze onderhandelingen duurden bijna 2 jaar. Een globaal akkoord kwam slechts op 1 juni 1877 tot stand; wat in een wet van 26 juni resulteerde. Uit deze wet, die gepubliceerd werd in het Belgisch Staatsblad van woensdag 27 juni, vertaalden we volgende belangrijke passage: “De secties van Boom naar Malderen en van Malderen naar Aalst, van de ijzerenweg van Antwerpen tot Doornik naar Douai, worden niet uitgevoerd. De eerste zal vervangen worden door een ijzerenweg tussen Boom en Puurs, die in Baasrode verbinding zal geven met de lijn Mechelen-Gent. De tweede zal vervangen worden door een ijzerenweg die zal beginnen in het station van Londerzeel (dat ook dient op de lijnen Mechelen-Gent en Boom-Brussel, en die zal eindigen in het station te Aalst.”
Twee kaarten der bestaande en geplande spoorlijnen. Links: 1866 (Antwerpen-Malderen-Aalst); rechts: 1877 (Antwerpen-Londerzeel-Aalst). Bemerk de stippellijn Londerzeel-Brussel.
39
Een studie van 1880 bevestigde dat de optie Brussel-Londerzeel (formeerstation) - Boom-Antwerpen rendabelerwas dan om het even welke andere optie Brussel-plaats X-Boom-Antwerpen. (ARA Concessies, bd 35). 87
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Het ware misschien logisch geweest om de bestaande en de geplande lijnen (MechelenDendermonde, Boom-Brussel en Londerzeel-Aalst) elkaar aan het reeds bestaande station van Londerzeel te laten kruisen. Maar dat zou veel overlast hebben betekend voor Londerzeel-Dorp. Vooral indien ook de verbinding tussen Londerzeel en Puurs zou worden gerealiseerd. Bovendien was het rond 1854 gebouwde station nu al niet meer aangepast aan de nieuwe noden (met name de los- en laadmogelijkheden waren ondanks twee vergrotingen te beperkt) en werd er reeds hardop aan een groter stationsgebouw gedacht. De plaatselijke notabelen zochten dan ook naar een meer geschikte plaats en deze werd gevonden, buiten het centrum, in de wijk 'Den Berg'.
Sectie Londerzeel-Opwijk-Aalst. Onderzoek en onteigeningen in Londerzeel en Steenhuffel. Ofschoon er pas op 1 juni 1877 tussen de regering en de SA de construction de chemins de fer een globaal akkoord werd bereikt waren de plannen voor het tracé tussen Londerzeel en Opwijk reeds in 1876 klaar. Op 3 mei 1876 ontvingen de diverse gemeentebesturen van de gouverneur de documenten en plannen die nodig waren om het onderzoek van commodo en incommodo te kunnen openen. In Londerzeel werden de betrokken eigenaars vanaf 10 mei persoonlijk door champetter Jan Frans De Bondt verwittigd van het onheil dat hen te wachten stond. Eigenaars van buiten Londerzeel waren al op 7 mei aangeschreven. Op 12 juni werd het onderzoek afgesloten. Hieronder geven we een samenvatting van de aanmerkingen die burgemeester Petrus Van Assche die dag schriftelijk of mondeling had ontvangen. Graaf Jean Constantin de Villegas de Clercamp, Strombeek-Bever (vertaald): “Die hele ijzerenweg zal aan de eigendommen, die hij oversteekt en aldus in tweeën snijdt, een dermate grote schade aanbrengen dat geen enkele schadevergoeding, hoe overdadig deze voor de betalende partij ook moge lijken, in staat zal zijn om een voldoende compensatie te vormen voor de schade, zowel op het vlak van de uitbating als op dat van de opbrengsten. Om, wat mijzelf betreft, die schade zo gering mogelijk te houden, vraag ik formeel dat mijn boer(Josephus Van Hove) een directe en snelle verbinding zou krijgen met de velden en weiden die door de spoorweg zullen doorsneden en ontsierd worden. Ook reken ik op een rechtvaardige en voorafbetaalde schadevergoeding.” Charles Louis De Boeck, in naam van X: Mijn client vraagt “van hem enen losweg te doen verlenen op den steenweg van Steenhuffel naar Londerzeel. Den reclamant verzoekt de kleine overblijfsels mede aan te kopen.” J. De Keersmaecker, voor zijn vader Livinus: “Den spoorweg van Antwerpen op Douai gaat mij een grote moeilijkheid veroorzaken uit oorzaak van mijnen bakoven. Zo verzoek ik mij hiervoor ene voldoende vergoeding toe te staan. Zo als voor mijne schone en goede fruitbomen.” Petrus.Johannes De Boeck, maalder en landbouwer te Steenhuffel: “Door de afpaling van den spoorweg Antwerpen-Douai, wordt ik grotelijks in mijne belangen gekrenkt. Immers het parceel, in voornoemd plan onder nr. 54 aangewezen, wordt bijna onbruikbaar ingeval de losweg niet langs de parcelen 55 en 56 wordt aangelegd. Dit te verkrijgen is het enige doele van onderhavig reklaam.” Charles De Boeck, in naam van Joannes Huysmans, Nieuwenrode: “van enen uitweg of losweg te verlenen op den steenweg van Steenhuffel. De reclamant verzoekt daarover schadeloosstelling.” Kinderen Verdickt: “Aangezien den losweg van ons stuk land, gelegen aan de Linde Sectie.G214, afgesneden is door de nieuwe rout en waarschijnlijk niet zal blijven bestaan, verzoek ik dat mij in dit geval ene nieuwe losweg verleend wordt, leidende naar den steenweg Londerzeel- Steenhuffel.” P.J. D’Hertefeld, Londerzeel Linde: “Gijlieden verandert onzen uitweg van onze landen, ja dat is goed, maar ik verzoek u vriendelijk van enen goede andere te verlenen, wel te onderhouden, tamelijk breed, ten minsten 3 meters, alsook goede lossing in de waterlopen voor de landen, weiden en banen.” Jean Francois Deprins: “Verzoek schadeloosstelling wegens de schade die zoude kunnen voortspruiten wegens den spoorweg van Londerzeel op Antwerpen, welke zich langs mijn huis doorsnijdt, met verzoek 88
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
van mijne waterlossing niet te beletten, en ook de responsabiliteit van mijn huis waar het terzelvertijd zou kunnen door beschadigd worden, als met brand, instorting van muren en andere ongevallen.” Louis Van Heymbeek: “Het huis welk ik bewoon en mij toebehorende, is gedekt in strooi, en (aangezien) dezelfde spoorweg, volgens plan nr.49 nabij komt, vraag ik mij ene vergoedenisse te willen toestaan om mijn huis met pannen te kunnen dekken, voor alle brandgevaar te vermijden en den losweg aangetekend op deszelfde plan ene breedte te geven van drij meters, om met wagen en kar te kunnen rijden.” Isabella Mertens: “Ik heb de eer u te doen bemerken mij enen losweg te verleenen voor het klein overblijfsel die er over blijft van mijn land ofwel het zelve aan te kopen.” C. L. Robberechts (vertaald): “Ik verzet me tegen het verleggen van de Kouterbaan, die uitgeeft in de Meerstraat te Londerzeel en die volgens plan door de spoorlijn zal doorsneden worden en voor een stuk zal worden opgedoekt op het stuk grond, aangeduid met het nummer 15.” Benedictus De Keersmaecker, Merchtem: “Verzoekt enen uitweg te bekomen van zijn land, geteekend op het plan 5, langs het parceel G624f.”. Philippe Theodore Plaskie, winkelier, Londerzeel: “wordt grotelijks in zijne belangen gekrenkt, immers het parceel land in voornoemd plan onder N° 9 aangewezen, wordt hem bijna onbruikbaar in geval de losweg niet langs de parceel f36 en 35c wordt aangelegd op een breedte van drie meters.” Joannes Franciscus Vandenbrande, landbouwer, Londerzeel: “wordt grotelijks in zijne belangen gekrenkt, immers het parceel land in voornoemd plan onder N°9 aangewezen, wordt hem bijna onbruikbaar in geval de voetweg niet langs de parcelen f36 en 35c wordt aangelegd op een breedte van 3 m.” C. De Coster, huurling van baron Helman van Grimbergen, eigenaar te Brussel: “Verzoek enen uitweg of doorgang te verlenen van aan het pachthof leidende naar de weide en landen gelegen langs den anderen kant van de gezegden ijzerweg.” Carolus Franciscus Verheyden, landbouwer, Londerzeel: “wordt grotelijks in zijn belangen gekrenkt, immers wordt de weg n°22, leidende van de Meerstraat naar den weg van Brussel op Mechelen, langswaar den verzoeker negen hectaren land bezaait, vernietigd en vervangen door ene zijdelingsen weg op zijnen eigendom. Verzoekt hij weg N° 22 te behouden en de doortocht te laten bestaan over den spoorweg met het stellen van enen wipbareel.” Edmondus Robberechts, landbouwer, Londerzeel: “verzoekt weg N° 22 te behouden en doortocht te laten bestaan met het stellen van ene wipbareel.”
Al bij al viel het met de bezwaren (althans in Londerzeel) dus nogal mee. Geen spoor van zware prijsdiscussies; en van een hetze tegen de moderne tijd in het algemeen en tegen spoorwegen in het bijzonder evenmin... Maar men moest wel een brede losweg krijgen. Op 19 juni 1876 werd het proces-verbaal van onderzoek, inclusief de 17 op- en aanmerkingen door de gemeente Londerzeel naar de provinciegouverneur doorgezonden. Eén van de in Londerzeel te onteigenen percelen (zie verder) was eigendom van het bureel van weldadigheid. Om dit te kunnen verkopen moesten ook de gemeenteraad en de bestendige deputatie hun zegen geven. Die van de gemeente werd op 29 december 1875 als volgt verwoord: "Er wordt lezing gegeven eener vraag te doen aan de bestendige deputatie om een deel grond toebehoorende aan het bureel van weldadigheid te mogen verkoopen aan de maatschappij gelast met leggen van den ijzeren weg van Antwerpen op Douai. De prijs voorgaandelijk tot die verkoop aangeboden wordt goedgekeurd en men besluit gezegde vraag aan de bestendige deputatie te overhandigen" Over de problematiek in Steenhuffel hebben we minder teruggevonden maar we nemen aan dat het onderzoek van commodo en incommodo er rond dezelfde tijd als in Londerzeel gebeurde. Het proces-verbaal ervan werd alleszins op 6 juni 1876 naar de gouverneur gestuurd. Over eventuele bezwaren weten we niets, behalve dat het gemeentebestuur zélf liet opmerken dat men op de plannen – ongetwijfeld per abuis – in Steenhuffel geen station getekend had. Op 19 september 1876 vroeg de kerkfabriek, door bemiddeling van de gemeente, toestemming aan de bestendige deputatie “om twee percelen grond, die vallen in het tracé van de ijzerenweg van Antwerpen naar Douai, af te mogen staan.” En men voegde er aan toe: “Aangezien deze 89
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
afstand een verplichtend karakter heeft en de geoffreerde prijs voldoende is, gaan we er van uit dat het niet nodig is om alle formaliteiten te vervullen.” Dezelfde dag werd eenzelfde brief verstuurd met betrekking tot 2 percelen grond van het Weldadigheidsbureel. Hiernaast de akte van verkoop door de kerkfabriek van Steenhuffel aan de Belgische Staat (vertegenwoordigd door ‘concessionele Maatschappij des Spoorwegs van Antwerpen naar Douai, namelijk de N.V. Entreprise de Travaux) van twee percelen grond tegen de totale prijs van 1.366,70 fr. Dit bedrag was samengesteld als volgt: - 9a13ca, sectie A434 à 9.000 fr./ha = 821,70 - 4a10ca, sectie D144 à 10.000 fr./ha = 410,00 - waardevermindering van de grond = 100,00 - Bomen = 35,00 Deze akte werd ondertekend op 22 november 1876 door Joos Johan Raes, namens de maatschappij, en door burgemeester De Ridder.
Hoe de Staat, ruim 2 jaar na het onderzoek, de nodige gronden in Londerzeel en Steenhuffel (3ha 67a 49ca in dit laatste geval) verwierf, leren we uit de volgende tabel, die we samenstelden aan de hand van informatie uit de akte waarmee Steenhuffel (in 1963) deze gronden van de staat terugkocht en door opzoekingen van Fons Verdickt uit Londerzeel. Opgepast evenwel, de data in deze tabel zijn niet noodzakelijk de data van de grondafstand. Veel wijst er immers op dat deze eerst ten voordele van de Société de Construction de Chemin de fer gebeurde en dat de gronden daarnà aan de staat werden overgedragen. Notaris
Datum akte
Eigenaar
Perceel
Opp.
Sectie Londerzeel - Van Station Londerzeel Oost tot Meerstraat o.a.
C.L. Robberechts, Londerzeel Carolus Franciscus Verheyden, Londerzeel Edmondus Robberechts, Londerzeel Bureel van weldadigheid.
90d-53c54b 54b-56d
Sectie Londerzeel - Van de Meerstraat tot de Stationstraat 1879 1879 1879 1879
Jan Josephus De Cat-De Keersmaecker We Isabella Van Ruysevelt-Mertens Jan Verspreet-Van Ruysevelt Plaskie Philippis Dionis
90
624a 624b 624c 624d
90ca 4a80ca 5a40ca 2a00ca
Datum Reg.
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
1879 1879 1879
Louis De Bondt
Jan Verspreet-Van Ruysevelt Jan De Keersmaecker-Maria Anna Caluwaerts Petrus Lodewijk De Schutter
624e 624f 624g 628/629/630
2a80ca 12a20ca 4a30
Sectie Londerzeel - Van Stationstraat tot Grens Steenhuffel o.a.
Graaf Jean Constantin de Villegas de Clercamp, Strombeek Ch. Louis De Boeck, Londerzeel Livinus De Keersmaecker, Londerzeel Joannes Huysmans, Nieuwenrode Kinderen Verdickt, Londerzeel P.J. D’Hertefeld, Londerzeel Louis Van Heymbeeck Jean François De Prins Baron Helman de Grimbergen, Brussel P.J. De Boeck, Steenhuffel
Sectie Steenhuffel - Grens Londerzeel tot Brouwerijstraat De Ruydts Vonnis
5-11-1878 8-7-18??
de Lalaing ?? de Lalaing ??
21-11-1878
Sectie Steenhuffel - Brouwerijstraat tot Grens Merchtem (Boskantstraat) Clavareau
Martoye Crockaert De Ruydts Müller Gouverneur
17-12-1878 22-12-1878 31-12-1878 10-10-1876 11-7-1878 5-11-1878 12-12-1880 2-7-1900 3-11-1900
De eigenaars zijn in de notariele archieven op te zoeken maar we hebben het niet gedaan. 2 percelen waren van de Kerkfabriek en 2 andere van het Bureel van Weldadigheid.
10-1-1879 13-1-1879 1-2-1879 21-10-1876 1-2-1879 21-11-1878 6-1-1881 7-7-1900 13-11-1900
* De onteigeningen van 1898 tot 1900 hadden niets met de aanleg van de spoorweg zelf te maken maar wel met de bouw van baanwachtershuisjes.
In Londerzeel en Steenhuffel werd slechts 1 perceel definitief eigendom van de staat nadat de sporen al waren gelegd. In tegenstelling tot andere tracégedeelten is het hier niet tot processen en een uitspraak van de burgerlijke rechtbank moeten komen. Wellicht werden de ingenomen gronden inderdaad, zoals we uit de eerder aangehaalde zitting van de Steenhuffelse gemeenteraad mochten vernemen, ernstig vergoed.
De aanleg van de sectie Londerzeel-Aalst. Terwijl de plannen voor de sectie Opwijk-Aalst eind september 1876 goedgekeurd werden, werd, aldus de Aalsterse zondagskrant De Denderbode van 1 oktober, “aan de sectie van Londerzeel naar Opwijk vlijtig gewerkt. Op verscheidene punten waren de werken zeer gevorderd, en men mocht bijna met zekerheid voorzeggen dat, na 't verloop van nog een tweetal jaren, deze zo gewenste linie zou kunnen geopend worden." Nog voor het intreden van de winter van 1877 werd ook in Opwijk met de aanleg van de spoorweg begonnen. Desondanks klaagde Van Wambeke, een Aalsters volksvertegenwoordiger, op 28 februari 1878 in het parlement: “Het is ongeloofbaar met welke traagzaamheid de werken van openbaar nut in België uitgevoerd worden. Eén der ijzerenwegen welke ons arrondissement in gans zijne lengte moest doorlopen en als één der schoonste die men leggen kon voorgesteld was, is de linie van Antwerpen naar Douai. Deze linie werd in 1865 toegestaan, en heden, na dertien jaren, is dezen ijzerenweg, ik moet het zeggen, nog in ontwerp, daar er slechts een gedeelte van 12 kilometers is voltrokken. Doch de bezonderste linie, welke van Aalst naar Moorsel en Opwijk moest lopen is nog niet aangevangen.”
91
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
12 km is exact de afstand tussen Londerzeel en Opwijk (grens Oost-Vlaanderen). Overigens overdreef Van Wambeke maar een heel klein beetje. Ruim 6 maanden na zijn toespraak, op zondag 8 september 1878, werd het gedeelte Londerzeel-Opwijk officieel opengesteld. Of dit met grote feestelijkheden gepaard ging is, weten we niet. Dezelfde nacht is het in Moorsel echter tot een handgemeen gekomen tussen Vlaamse spoorwegarbeiders en hun Waalse bazen, waarbij een dode is gevallen. Mogelijk had dit incident met overmatig drankgebruik tijdens de viering in Opwijk te maken. Op het moment van de opening van de sectie Londerzeel-Opwijk waren de bijbehorende infrastructuurwerken, zoals het plaatsen van barakken voor de bareelwachters en het aanpassen van de overwegen, trouwens nog lang niet af. Dat blijkt onder andere uit een brief van de gemeente Steenhuffel aan de Minister van Openbare Werken, van 24 juni 1879, waarin de gemeenteraad vroeg “of het de minister zou behagen om een station in Steenhuffel te bouwen voordat de werken aan de ijzerenweg, die reeds zeer gevorderd waren, helemaal voltooid zouden zijn” Bovendien waren er in deze gemeente nog een paar knelpunten overgebleven. Tijdens de gemeenteraadszittingen van 20 juli en 13 augustus 1879 werden aan de minister van openbare werken en aan aannemer Julien Edmond een aantal aanpassingen aan overwegen gevraagd. Het Londerzeelse schepencollege, dat blijkbaar meer geduld had, stuurde pas op 31 mei 1880 een klachtenbrief naar de minister. Weg nr. 22 was namelijk 2,60 meter in breedte verminderd en twee karren konden elkaar daar niet meer passeren.
De feestelijke openstelling van de sectie Aalst-Londerzeel. Was de openstelling van de sectie Londerzeel-Opwijk (8 september 1878) uitgedraaid op vechtpartijen en moord, dan ging het er op zondag 12 oktober 1879 in Moorsel heel wat feestelijker aan toe. Eigenlijk was de 'ijzerenweg Antwerpen-Douai - sectie Aalst-Londerzeel officieel al op 12 oktober (met dienstorder 80 van de Staatsspoorwegen) in dienst genomen maar de openingsfeesten werden 2 weken uitgesteld. Ziehier, uit de Denderbode van 2 november, het ingekort verslag van de feestelijkheden die om 3 uur in de namiddag begonnen: Feesten te Moorsel - De gemeente Moorsel heeft zondag ll. de opening van den nieuwen yzerenweg en der statie aldaer op eene luisterryke wyze gevierd. Ter dezer gelegenheid had zy eene muzikale feest aen de muziekmaetschappyen van Londerzeel, Opwyck, Baerdegem, Herdersem, Wieze alsook aen onze Koninklyke Harmonie aengeboden. Deze schoone feest is ten volle gelukt geweest. De uitvoerende maetschappyen wierden op de geestdriftigste wyze toegejuicht, doch den geestdrift der aenhoorders steeg ten toppe, zoo onze Koninklyke Harmonie, met haer gekend talent, het fraei openingstuk van Suppé, "Poéte et Paysan" liet hooren. Het Banket aen 't welk de Gemeenteraedsleden van Londerzeel, Opwyck, Aelst en Moorsel alsook de Vertegenwoordigers Van Wambeke en Woeste deelnamen, was overheerlyk en werd opgediend door den heer Crombez van Aelst. Aen het dessert stelde de heer Van Wambeke een heildronk voor aen 't welgelukken van den nieuwen railway en aen de broederlykheid der gemeenten welke hy doorloopt. Deze heildronk werd met de levendigste toejuichingen begroet. M. Reyntens, Burgemeester van Moorsel, stelde op zyne beurt een heildronk aen M. Van Wambeke voor welken men terecht als den vader van dezen yzerenweg mag aenschouwen. De geestdriftigste toejuichingen kwamen deze woorden bevestigen. Eindelyk nam onze achtbare Vertegenwoordiger, M. Woeste, het woord, welke in eene tael, hem alleen eigen, de vlaemsche gemeentebesturen aenwakkerde om uit al hunne krachten onze rech-
92
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
ten en de gemeentevryheden te verdedigen. Luidruchtige bravogeroepen en een oorverdoovend handgeklap vielen den achtbaren spreker te beurt. Om 8 uren kwam een schitterend vuerwerk de feestelykheden, zoo wonderbaer door den heer Reyntens, burgemeester van Moorsel ingericht, bekroonen. Daarna fakkeltocht met bengalsche vuren naar de statie door al de deelnemende muziekmaatschappijen en verlichting des statiegebouws. Onnoodig te zeggen dat de feesten eene ontzaglyke menigte vreemdelingen naer Moorsel had gelokt en alles, dank aen wyze genomen maetregelen in de beste orde is afgeloopen. Om alle feestvierders terug naar huis te brengen werd er ‘s avonds tussen Aalst en Londerzeel een speciale trein ingelegd. Hij vertrok in Aalst om 9 uur en stopte in Moorsel om 9u14 en vervolgens onderweg in alle stations (Opwijk en Londerzeel dus). Onmiddellijk nà aankomst in Londerzeel keerde hij terug richting Aalst. Deze keer stopte hij alleen in Moorsel (om 10u38) om ook de Aalstenaars naar huis te brengen.
Aalst-Londerzeel-Mechelen. Vanaf september 1879 was er een regelmatige dienst tussen Aalst en Londerzeel. Omdat de verbinding met Boom en dus ook met Antwerpen-Zuid echter nog niet afgewerkt was reed de enige ingezette trein door naar Mechelen. Hier komen we op de volgende bladzijde een beetje uitgebreider op terug. In afwachting van de totale verwezenlijking van de internationale spoorlijn van Antwerpen naar Douai was het op het latere Leireken ondertussen nog wat behelpen. Een misnoegde treingebruiker plaatste volgende striemende aanklacht in de Denderbode van 12 september 1880: "... Maar wij mogen niet nalaten te doen opmerken en daarop de aandacht in te roepen van onze gekozenen in Senaat en Kamer, dat genoemde ijzerenweg (toen dus nog Aalst-Mechelen) niet alleen half voltrokken is, maar ook dat alles er voortrolt op het voorlopige of provisoire. De statieoversten bezitten het nodige gezag niet, vermits zij meermaals door dusgenoemde 'piquers' werden over het hoofd gezien; er zijn in de statiën geen horloges, geen bellen, zodat de reizigers noch van uur noch van tijd weten; in Opwijk is zelfs geen geneesheer benoemd, terwijl in geen enkele statie de noodzakelijke eerste hulpmiddelen, zoals een draagberrie, voorhanden zijn; alle bedienden zijn voorlopig aangenomen, zonder titel, zonder eigenlijke benoeming, en bijgevolg zonder rechten. Dusdanige staat van zaken moet allerhande misbruiken en ook veel misnoegen veroorzaken." De naam van deze schrijver is ons niet bekend.
De bescheiden geboorte van de Ooststatie van Londerzeel. De treinen op de lijn Aalst-Londerzeel-Mechelen stopten niet in het rond 1854 gebouwde station van Londerzeel maar in een "voorloopige statie' (zie uurregeling hiernaast) op den Berg, waar de vertrekuren er uit zagen als volgt: Richting Mechelen: 5.38 - 10.06 - 15.18 - 18.47 Richting Aalst: 6.53 - 11.18 - 17.05 - 20.10
93
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
De staatsspoorwegen hadden inderdaad grootse plannen met de wijk den Berg en hadden dààr in september 1879 een ge-bouwtje gezet dat dienst deed als voorlopige halte. Deze halte had géén telegraafdienst en hing af van Londerzeel-West. Ze gaf géén correspondentie met de lijn Mechelen-Dendermonde, die er nochtans pas-seerde. Alleen de reizigers vàn of uit Aalst, Moorsel en Opwijk mochten hier af- en opstappen. De consequenties van deze beperkingen proberen we aan de hand van het volgende simpele voorbeeld uit te leggen. Zo moest een reiziger uit Moorsel, die naar Malderen wilde, in Londerzeel-Oost afstappen, naar Londerzeel-West wandelen (maar niet langs de spoorlijn, want dat was verboden) en dààr wachten op de trein naar Dendermon-de. Om eventuele misverstanden te vermijden moest het station- en treinpersoneel alle betrokken reizigers, en niet alleen die van Moorsel, van die situatie vooraf op de hoogte brengen. Dat stationspersoneel bestond op ‘den Berg’ in hoofdzaak uit Philemon Van Ingelgem, “bareelwachter aan de statie van den ijzerenweg Aalst-Mechelen”.
Sectie Londerzeel-Boom Ondertussen raakte de aanleg van de spoorlijnsectie tussen Londerzeel en Boom maar niet voltooid. Wat was er gebeurd? We herinneren ons misschien dat de SA de Construction de chemins de fer in 1874 van de regering de opdracht had gekregen voor het aanleggen van de baanvakken Hoboken-Boom en Malderen (later Londerzeel)-Aalst. Tevens zocht de regering naar een mogelijkheid om AntwerpenZuid rechtstreeks met Brussel te verbinden. Dat kon door, in Londerzeel, het baanvak BoomLonderzeel op een geplande lijn Londerzeel-Brussel aan te laten sluiten. Vanaf dat moment (1874-1875) werd van de spoorlijn Boom-Londerzeel-Brussel gesproken waarvan het baanvak Boom-Londerzeel tevens deel zou uitmaken van de IJzerenweg van Antwerpen naar Douai. Principieel werd toen de opdracht voor de aanleg van dit lijngedeelte uit handen van de Société de Construction de Chemin de fer genomen en aan de Banque de Belgique gegeven. Deze laatste was niet onze Nationale Bank maar een privé-bedrijf dat sedert 1865 samenwerkte met spoorwegbaron Philippart. Bij de voorstudies van het tracé tussen Boom en Londerzeel waren er echter grote problemen gerezen. De belangrijkste knelpunten waren: De aansluiting in Willebroek op de bestaande privé-lijn Mechelen-Terneuzen. De weigering van burgemeester Graaf de Buisseret de Steenbeck (Breendonk) om een spoorweg doorheen zijn jachtvelden te laten lopen, zodat naar Tisselt moest uitgeweken worden (vandaar de vreemde loop van het tracé tussen Willebroek en Londerzeel). 94
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Het overschrijden van de Rupel in Boom, waar een nieuwe brug moest worden gebouwd. Dit alles maakte het opstellen van nieuwe voorontwerpen en het tekenen van nieuwe tracéplannen meerdere malen noodzakelijk. In 1878 was men daar dermate ver mee gevorderd dat de regering, op 7 maart 1878, de constructie van deze sectie definitief aan de "Banque de Belgique" kon overdragen.
Onderzoek en onteigeningen in Londerzeel. Pas op 23 april 1879 kregen de gemeenten Boom, Willebroek, Tisselt, Ramsdonk en Londerzeel de definitieve tracéplannen toegestuurd en konden de onderzoeken beginnen. In Londerzeel liep dat tussen 1 en 15 mei en niemand protesteerde. Hoe dat kwam valt licht te begrijpen als we weten dat de Banque de Belgique ondertussen niet had nagelaten om reeds met de getroffen grondeigenaars contact op te nemen en daarbij zeer royale voorstellen had gedaan 40. Desalniettemin... Hoewel er zich op het baanvak Boom-Londerzeel nauwelijks problemen met de onteigeningen voordeden, was er ook in 1880 nog geen meter spoor gelegd. Persoonlijk geloven wij dan ook dat vooral moeilijkheden met het gedeelte tussen Londerzeel en Brussel (dat er, zoals we verder zullen zien, trouwens nooit zou komen) voor heel wat vertraging zorgden. Dit vermoeden wordt gesterkt door de vaststelling dat pas op 21 juni 1880 een studie werd afgerond waarbij drie alternatieve tracés tussen Brussel en Londerzeel (of een punt in de buurt) met elkaar werden vergeleken. Vooral in het Aalsterse bleef deze situatie voor veel ongenoegen zorgen. Tijdens de bespreking van het budget van openbare werken van midden mei 1881 stelde volksvertegenwoordiger Woeste daarover een parlementaire vraag en “drong aan op de opening der sectie van Londerzeel naar Boom, welke met ene traagzaamheid die doet wanhopen voltrokken wordt. Minister Bara onderbrak den heer Woeste, met ene verklaring als zou het ontwerp der linie van Antwerpen naar Douai verlaten zijn.”. Het belang van het vetgedrukte cursieve tekstgedeelte hierboven mag niet worden onderschat. Niet alleen werd de voorspelde glorieuze toekomst van het nog niet eens helemaal geboren ‘Leireken’ in het kraambed gesmoord. Bovendien zou de laatste overblijvende schakel, Londerzeel-Boom, alleen maar op papier bestaan... Gelukkig zwakte minister Sainctelette de woorden van zijn al te voortvarende collega een heel klein beetje af. Zijn antwoord verscheen één week later in de Denderbode: "De minister van openbare werken heeft aan onzen achtbaren vertegenwoordiger M. Woeste geantwoord: 1. Dat de lignie Antwerpen-Douai als internationale lignie verlaten was, doch, 2. dat de verschillige nog te leggen sectiën zouden voltrokken worden, derwijze dat er ene rechtstreekse lignie van Antwerpen-Zuid naar Douai zal bestaan." Mensen die slimmer zijn dan wij zullen ongetwijfeld alle ingrijpende gevolgen van deze nuancering begrijpen. Voor Londerzeel-Berg en Ramsdonk betekende het alvast dat daar tijdens de zomer van 1881 zeer hard werd gewerkt aan h et leggen van de sporen en aan de bouw van het definitieve station. Arbeiders uit Oost-Vlaanderen logeerden in deze periode bij bewoners 40
Tisselt 22 mei 1879: “Gezien de vraag gedaan door de Bank van België, vertegenwoordigende de Belgische Staat, tot het afstaan van 1 hectare 27 a 70 ca land te Thisselt, nodig tot de daarstelling van den spoorweg van Boom naar Brussel, en waarvoor zij aanbiedt te betalen à rato van 10.000 franks de hectare, ene som van 12.770 franks, als mede te zullen betalen alle vergoedingen voor den oogst er op staande en de mestrechten welke aan de huurders zullen betaald worden. Gezien het p.v. der waardering volgens hetwelk de gezeide grondinneming geschat is op 5.108 franks. Overwegende dat er een wezenlijk voordeel in bestaat voor het Bureel van Weldadigheid de vraag van de Bank van België te aanvaarden, daar de door haar aangeboden som, de waarde der in te nemen gronden zeer overschrijdt...” 95
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
uit de buurt. Bij Eeckelaers-Van de Walle (Berg) verbleven bijvoorbeeld de Berlaarnaars Frans Van Poel en Adolf Van der Snick.
De opening van de sectie Boom-Londerzeel. De opening van de sectie van Boom naar Londerzeel gebeurde wellicht met weinig feestgedruis op 8 augustus 1881. Uit het dienstorder 88 van 5 augustus, waarmee deze opening gebeurde haalden we de volgende informatie: Op de lijn Mechelen-Dender-monde, tegenover de voorlopige halte Londerzeel-Oost (die wegviel) werd tevens het definitieve station Londerzeel-Oost geopend Londerzeel-Oost kreeg ook een dienst voor telegrammen; voor-heen moest men daarvoor in Kapelle-op-den-Bos zijn. Het station had een laadspoor maar geen loskaai of weegbrug. Dienstorder 88 van 5 augustus 1881 waarmee zowel de spoorlijn Boom-Londerzeel als het nieuwe station Lon-derzeel-Oost geopend werden. We ver-taalden volgende passage: “... dicht bij het begin van deze sectie, op de lijn Dendermonde-Mechelen, werd een nieuw station gebouwd met de naam Londerzeel (Oost), dat deel zal uitma-ken van de 3de sectie van de 1ste groep exploitatie en dat voorlopig zal open zijn voor de dienst der reizigers, baga-ges en goederen van de tarieven I, II en III. Bijgevolg zal de voorlopige halte voor reizigers en bagage, die in Londerzeel ingericht was vanaf de openstelling van de sectie Aalst-Lon-derzeel (dienstorder 80/1879) gesupprimeerd worden.”
Nu de verbinding tussen Londerzeel, Boom en Antwerpen een feit was, was een omweg naar Mechelen vanzelfsprekend niet meer nodig. Vanaf 8 augustus 1881 kon men in Londerzeel op volgende uren vertrekken: Richting Antwerpen-Zuid: 5.45 10.05 - 15.59 - 18.47Richting Aalst: 6.50 - 11.06 - 17.16 - 20.10 Hier stoppen we voorlopig met de geschiedenis van Lijn 61, zoals de ijzeren weg van Antwerpen naar Douai later zou worden genoemd. De vooruitziendheid om bij de aanleg voldoende grond te onteigenen om desgevallend een dubbelspoor aan te kunnen leggen, bleek achteraf gezien niet nodig te zijn geweest. De spoorverbinding tussen Londerzeel en Brussel enerzijds en de aansluiting met het noordfranse industriegebied anderzijds zijn er immers nooit gekomen. De bestaande aansluitingen in Opwijk (met de lijn Dendermonde-Brussel) en in Londerzeel (met de lijn Mechelen-Dendermonde-Gent) konden evenmin voor de nodige drukte zorgen. Naast de reguliere treinen reed er (voor 1900) tussen Aalst en Opwijk (en wellicht tot Londerzeel) op de marktdagen een ‘markttreintje’ dat ook stopte op plaatsen waar de doorgaande treinen dat niet deden. Dit treintje van het type Belpaire (stoomketel, passagiers- en bagageruimte in eenzelfde wagon) werd door één persoon (steeds
96
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
dezelfde) bediend. Wij geloven dat deze machinist Valeir of Hilaire heette en zijn naam (Leireken) aan de trein en aan de spoorlijn heeft gegeven.
3 keer een Belpaire markttreintje
97
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
IJZEREN WEG BOOM - LONDERZEEL OOST - BRUSSEL
-
Op voorgaande bladzijden werd herhaaldelijk verwezen naar de plannen voor de aanleg van een spoorwegverbinding van de Antwerpse Zuiderdokken, via Boom en Londerzeel, naar BrusselWest. Deze verbinding is er, zoals we nu weten, nooit gekomen. Toch is ze van wezenlijk belang voor de economische ontwikkeling van twee van onze deelgemeenten geweest. Had men er nooit over gesproken dan had Leireken nooit doorheen Londerzeel en Steenhuffel maar wel doorheen Malderen gestoomd. Had men ze aangelegd dan was er op den Berg in Londerzeel een groot spoorwegknooppunt ontstaan. Daarom geven we toch een korte historiek van deze niet aangelegde ijzeren weg. Op de overzichtskaart van 1864 (zie begin van deel 2) verscheen voor de eerste keer een geplande spoorlijn tussen Antwerpen-Boom-Willebroek (over hetzelfde tracé als de spoorlijn Antwerpen-Douai)-Londerzeel-Wolvertem-Brussel. Een aangepaste kaart verscheen in 1866. Hierin waren tussen Willebroek en Brussel een paar tracéwijzigingen aangebracht, maar, wat belangrijker was, in Londerzeel zou deze lijn naar het noorden met Puurs verbinding geven. Een concessie voor de aanleg van deze lijnen werd, zoals we reeds schreven, gegeven aan de Bassins Houillers du Hainaut. Bij Ministerieel Besluit van 14 januari 1871 (Belgisch Staatsblad van 1 februari) zette de regering, kwestie van een beetje overzicht te behouden, alle lijnen die door de Bassins Houillers du Hainaut moesten aangelegd worden, op een rijtje en deze werden, in functie van dringendheid, in vijf groepen ingedeeld. In de derde groep vonden we het gedeelte Antwerpen-Boom-Malderen van de spoorweg Antwerpen-Doornik. De werken hieraan zouden voor 1 juli 1872 moeten beginnen en op 1 juli 1874 beëindigd moeten zijn. Tussen Malderen en Ronse (groep 4) werd 1 juli 1875 als uiterste opleveringsdatum vooropgesteld. Hier moesten de werken uiterlijk op 1 juli 1873 beginnen. Wat er met deze spoorlijnen gebeurde hebben we eerder besproken. Ook de lijn Puurs-Londerzeel-Brussel was opgenomen in de vierde groep, met aanvang der werken op 1 juli 1873 en beëindiging op 1 juli 1875 uiterlijk. De plannen voor deze lijn kwamen echter pas op 31 juli 1873 op het ministerie van Openbare Werken toe en werden, wegens te veel omwegen, cito presto afgekeurd. Pas met de het tot stand komen van Leireken (Antwerpen-Douai) werd de verbinding tussen Londerzeel en Brussel (of beter tussen Boom, Londerzeel en Brussel) weer actueel. Zoals we schreven gebeurde in Londerzeel het onderzoek van commodo en incommodo voor de sectie Boom-Londerzeel (die ook een deel van Leireken was) van 1 tot 15 mei 1879. Er waren geen tegenkantingen. Het onderzoek voor de sectie Londerzeel-Brussel had in dezelfde periode plaats. Ook hier formuleerden de Londerzelenaren geen bezwaren. Op andere plaatsen was dat echter wel het geval en door diverse lobbyisten werden alternatieven routes voorgesteld. Op 21 juni 1880 werd een studie afgerond waarbij drie alternatieve tracés tussen Brussel en Londerzeel (of een punt in de buurt) met elkaar werden vergeleken41. Deze toonde aan dat de optie naar Londerzeel-Oost (met een nieuw te bouwen formeerstation) 41
ARA , Spoorwegconcessies, bundel 35 (Brussel-Boom). 98
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
voordeliger in exploitatie dan beide andere opties was. Over de rentabiliteit zèlf werd echter geen enkele uitspraak gedaan. Van 22 januari tot 6 februari 1882 liep er in Londerzeel een nieuw onderzoek betreffende “de innemingen door de Belgische Staat van 3 percelen grond voor de aanleg van de spoorlijn van Brussel-West naar Boom, via de Ooststatie te Londerzeel”. Deze drie percelen waren respectievelijk eigendom van weduwe Augustijns en erfgenamen, en weduwe J. Van Doorslaer (die persoonlijk en schriftelijk verwittigd werden). De heer Eugene Constant Donny, handelaar en eigenaar in Leuven, tevens huurder van één der percelen, kon niet verwittigd worden omdat zijn actuele verblijfplaats, ook in Leuven, onbekend was. Burgemeester Van Assche ontving volgende bezwaren: Vrouw Heirbaut beweerde “dat de expropriatie reeds gedaan was zonder verwittiging der eigenaren en dat de taks die er voor beloofd werd onvoldoende was aangezien de pand er merkelijk door verminderde in weerde”. De heer Heirbaut-Augustijns bevestigde “dat de betreffende innemingen reeds verschillende maanden geleden gebeurd waren, zonder voorafgaand onderzoek of verwittiging van de eigenaars en dat de bezwaren dus niet ten gepasten tijde ingediend konden worden. Door de inneming van een hoek van zijn stuk grond, was het overgebleven stuk ook minder waard voor de teelt. Hij wenste een schadevergoeding bovenop het bedrag dat hij voor de onteigende grond had gekregen.” Ondanks deze onteigeningen werd hierna in Londerzeel niets meer vernomen over het project dat op 27 mei 1890 definitief werd begraven. In 1894 kwam er een stoomtram voor in de plaats 42 . Deze zou niet aan de oost- maar aan de weststatie vertrekken. Voor de ontwikkeling van Londerzeel had dat belangrijke consequenties. En ook voor Leireken - dat door dit project al van Malderen naar Londerzeel was moeten verhuizen - zouden de gevolgen aanzienlijk zijn. Over het ontstaan en de eerste jaren van de buurtspoorweg handelt het volgende deel.
Het zuiden van Antwerpen (waar de voornaamste havenactiviteiten geconcentreerd waren) wilde niet alleen een rechtstreekse verbinding met het industriegebied van Noord-Frankrijk, maar ook een nieuwe verbinding met Brussel (korter dan de bestaande via Antwerpen-centraal en Mechelen). Al werden niet alle ambities gerealiseerd, toch hield men er vanaf 1898 het imponerende Zuid-station aan over... Tot het in 1965 afgebroken (of eigenlijk opgeblazen) werd
42
Door een redelijk merkwaardig toeval (of toch niet?) werd in de dertiger jaren van de 20 ste eeuw de autostrade A12 aangelegd tussen Antwerpen Zuid, Boom, Londerzeel Berg en Brussel. 99
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
OPENBAAR VERVOER IN LONDERZEEL 1830-1914 Spoorwegen en buurtspoorwegen Deel 3 - De komst van de L en andere verhalen (1890-1914) In 1871, toen de plannen voor een spoorlijnverbinding tussen Londerzeel en Brussel een concrete inhoud begon te krijgen werd er blijkbaar ook al aan alternatieven gedacht. Op 4 september van dat jaar antwoordde het Londerzeelse schepencollege op een brief van de arrondissementscommissaris als volgt (vertaald): “Aangezien we het vervoer met locomotieven over de weg niet kennen kunnen we u geen inlichtingen over de voor- en nadelen van dit systeem verstrekken. We moeten desalniettemin opmerken dat de provinciale baan die onze gemeente doorkruist op vele plaatsen smal is en daar zal het wellicht tamelijk moeilijk zijn om wagons uit te laten wijken. Wat betreft de wenselijkheid van een regelmatige transportdienst voor reizigers en goederen tussen Brussel en Londerzeel, denken wij dat dit enkele voordelen kan hebben, indien het goed verdeeld is. Onze gemeente onderhoudt met de hoofdstad veel commerciële relaties voor voedingsmiddelen, zoals kippen, boter, eieren, fruit, enz.” Daarna werd alle aandacht gericht op het verwezenlijken van de plannen voor de echte spoorlijnen Puurs-Londerzeel en Boom-Londerzeel-Brussel West. Toen deze na een lange lijdenstocht op 27 mei 1890 definitief werden opgegeven was het alternatief van de ‘tram’ echter al nieuw leven ingeblazen. Belangrijk om weten is dat, in tegenstelling tot een staatsspoorweg (waar alle kosten en opbrengsten gedragen worden door de staat), en een privé-spoorweg (waar de kosten en opbrengsten ten laste of ten gunste van de aandeelhouders vallen), een buurtspoorweg ook wordt aangelegd en geëxploiteerd met gelden van de betrokken gemeenten, die in ruil daarvoor aandeelhouder worden. Met het oog op het aanleggen en exploiteren van deze buurtspoorwegen was bij wet van 24 juni 1885 de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen opgericht.
BUURTSPOORLIJN LONDERZEEL - BRUSSEL Reeds op 20 maart 1886 had de jonge Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen een lastenboek goedgekeurd voor de aanleg van een tramlijn tussen Grimbergen en Londerzeel. In Londerzeel heeft men hier waarschijnlijk nooit iets van geweten. Pas nadat er op 27 februari 1890 wijzigingen waren aan toegebracht werd het Londerzeelse gemeentebestuur geïnformeerd
Londerzeel ziet de tram liever niet aan de Ooststatie vertrekken. Op 14 maart 1890 besliste het Londerzeelse schepencollege (burgemeester Petrus Van Assche en schepenen Edward Augustijns en Caluwaers) om de gemeenteraad advies te vragen “over ’t leggen van een buurtspoorweg Londerzeel-Brussel”. Op 22 maart adviseerde deze raad: Gezien de wet van 24 juny 1885 betrekkelijk de inrichting eener nationale maatschappij gelast met ‘t leggen en de exploitatie der beurtspoorwegen. Overwegende dat een beurtspoorweg van Brussel naar Londerzeel over Laeken, Strombeek Bever, Grimberghen, Meysse, Brussegem en Wolverthem groote diensten zou kunnen bewijzen aan de lokaliteiten alzoo bediend. 100
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Overwegende dat zonder de samenspannende medewerking van al de bovengenoemde gemeenten het tot stand brengen van den gewenschten beurtspoorweg moeyelijk kan gebeuren, dat bijgevolg de voorloopige onderwijzingen betrekkelijk deze uitvoering zonder de medewerking van al de belanghebbende gemeentens gansch onvruchtbaar zouden zijn. Overwegende dat in de gemeente Londerzeel eene belangrijke wekelijksche markt gehouden wordt op den steenweg, die eene aanzienlijke opbrengst voor de gemeente-inkomsten bijbrengt; dat door het leggen van den spoorweg over dezelve marktplaatsen dezelve zou beletten en hierdoor groot nadeel aan het gewoon inkomen der gemeente zou doen. Besluit, 1. De nationale maatschappij te verzoeken het ontwerp van den beurtspoorweg BrusselLonderzeel zoodra mogelijk te willen onderzoeken. 2. Van de provintie en staatsfondsen de bijlagen te vragen.van een deel van ‘t kapitaal hiertoe noodig. 3. Van een aandeel te dragen in deze kosten rechtveerdig verdeeld tusschen al de belangende gemeentens. 4. Van aan de nationale maatschappij het aandeel weer te keeren dat aan de gemeente te beurt valt wegens het onderzoek en bestuderen der vraag op uitdrukkelijke voorwaarde dat deze studiën niet zullen aanvangen vooraleer al de belangende gemeentens zich insgelijks zullen verplicht hebben en in geval van weigering van eene der gemeentens geene hoegenaamde onkosten voor onderzoek te helpen dragen. 5. De toestemming of aanvraag voor ‘t leggen van de beurtspoorweg is door ons slechts gedaan onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat dezelve niet over de gewone marktplaats mag gelegd worden. Meer dan een jaar lang werd het stil omtrent dit project. Dan, op 28 oktober 1891 schreef de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen volgende brief aan de gemeenten langsheen het tracé (vertaald): Mijne heren. Wij laten U weten dat wij aan de regering een concessie aangevraagd hebben voor een aftakking van de buurtspoorlijn van Brussel naar Humbeek tussen Grimbergen en Londerzeel. Deze aftakking zal een lengte hebben van 13.412 meter en voor de aanleg en de aankoop van exploitatiematerieel is een kapitaal nodig van 820.000 fr, zijnde ongeveer 61.200 fr. per kilometer. Van de staat vragen wij een tussenkomst voor één vierde van dit bedrag (205.000 fr.). De provincie heeft eveneens een tussenkomst voor ¼ toegezegd. De betrokken gemeenten dienen dus nog voor 410.000 fr. in te schrijven en dit onder de vorm van een annuïteit die, berekend aan 3,60 %, neerkomt op een jaarlijkse aanbetaling van 14.760 fr. Om dit bedrag tussen de gemeenten te verdelen hebben wij als sleutel genomen het bevolkingsaantal en de lengte van het afgelegde parcours. Dit gaf ons de volgende verdeling: Grimbergen Kapitaal 55.000 Annuïteit à 3,60% 1.980 Brussegem 18.000 648 Meise 89.000 3.204 Wolvertem 149.000 5.364 Londerzeel 99.000 3.564 Derhalve sturen wij u in drievoud een voorbeeld van een door uw gemeenteraad te nemen deliberatie. Gelieve ons deze documenten zo snel mogelijk terug te sturen. Gelieve eveneens op te merken dat deze documenten een clausule bevatten die een eventuele samensmelting van het kapitaal van de aftakking met dat van de lijn Brussel-Grimbergen mogelijk maakt. Op 7 november 1891 besliste het Londerzeelse schepencollege, dat niet van kleine lettertjes in contracten hield, om de gevraagde financiële tussenkomst niet te stemmen voor dat de smelting van kapitaal zij vastgesteld. Drukt verder het advies uit dat eene lijn van Londerzeel naar Sint Jans Molenbeeck over Meysse, Strombeeck, Wemmel en Jette zou nuttiger zijn dan het tegenwoordig ontwerp. 101
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
-
Louis De Bondt
Tussen 1 en 16 mei 1892 liep er in Londerzeel een onderzoek van commodo en incommodo over de nuttigheid der onderneming, over de richting van den weg en de taks der wegegelden betrekkelijk de ontworpen buurtspoorweg van Grimbergen naar Londerzeel. Naast de te onteigenen eigenaars die in Londerzeel woonden werden volgende grondbezitters aangeschreven: Weduwe Plettinckx (Wilrijk) de Villegas (Strombeek) Matthieu Cammaerts (Vilvoorde) Louis de Spoelberch (Brussel) Opdebeeck-De Zeeuw (Mechelen) Helman de Grimbergen (Willebroek) Reyntiens Robert (St.-Joost-ten-Node) De Meester (Ramsdonk) Op 16 mei, bij het afsluiten van het onderzoek, had burgemeester Van Assche volgende tegenkantingen en opmerkingen ontvangen: Constant De Donder, landbouwer te Londerzeel, eigenaar der perceelen D 390d², 390g² doet de opmerking: dat den richting van den buurtspoorweg op zijnen eigendom zeer schadelijk is voorgesteld omdat dezelve in schuinsche richting er over loopt. Daar integendeel met de spoorweg te leggen in eene richting heven wijdig met de noordzijdsche scheidinglijn van dit land, dit voor de beploeging en andere soorten van bewerking veel gemak en voordeel zou bijbrengen zonder echter den loop van den spoorweg eenigsins te verlengen en drukt tevens den wensch uit deze kleine verandering aan zijne richting te willen toebrengen. Judo Van den Bossche, landbouwer te Londerzeel, verklaart dat met de ligging van den spoorweg in de dichte bijheid van zijne woning en van zijnen stal, hij zich genoodzaakt ziet aanzienlijke veranderingen hieraan toe te brengen en dat hij hierom buitengewone schadevergoeding gerechtigd is. Ch. Fr. Verheyden, voorzitter der hospicencommissie van Londerzeel doet ons in naam dezer besturende commissie de volgende opmerkingen. a) Door zijne nabijheid bij het gasthuis voor ouderlingen en weezen in deze gemeente zal den ontworpen buurtspoorweg daar veel gevaar bijbrengen omdat dezelve hiervan de eigendom doorsnijd. b) Dit gevaar zal nog te grooter zijn daar op deze plaats (K.XII van ’t plan) eene uitgraving moet gebeuren van 1,23 meters diepte en dat hierdoor den overgang der baan voor ’t bewerken van ’t land welk het gasthuis in gebruik zal hebben voor oude menschen en gebrekkigen die daar inwonen, vele rampen te verwachten laat. c) De omheining van dit gesticht zoo als het zou behooren, wordt hierdoor onmogelijk gemaakt, hetwelk ook een wezentlijk nadeel voor hetzelve zou zijn. De commissie dringt hierom aan bij het gemeentebestuur en bij het bestuur der buurtspoorwegen om eene andere richting te willen kiezen, ’t zij met deze op te schuiven of beter nog met het spoor te maken langs de west- of overzijde der kom van het Dorp. De overste van het Klooster der Ursulinen (opvoedingshuis voor jonge dochters) brengt de volgende opmerkingen. Aangezien het plan van den buurtspoorweg van Grimbergen naar Londerzeel op zoo eene kleine schaal gemaakt is, hebben wij niet goed kunnen onderscheiden of men van den grond welken binnen de muren van onzen eigendom gelegen is, zal inpalmen. Daarom verzoek ik u Heeren te willen in acht nemen dat in geval men zou genoodzaakt zijn onzen muur af te breken, men verplicht is denzelven onmiddellijk op te bouwen, alsook dat den weg welken langs den muur van onzen eigendom loopt moet dienen als losweg van de aanpalende goederen van Mijnheer De Amandel. De heer De Meester doet opmerken dat de ligging van den spoorweg op zijnen eigendom noodzakelijk de betaling van zijnen grond met vergoeding aan de pachter moet voor gevolg hebben. De heer Van Assche, burgemeester, doet opmerken dat met de spoorweg voor zijne bebouwde eigendom, wijk E355 van ‘t kadaster van Londerzeel, deze de toegang hieraan zal hinderen, dat hierom volstrekt zou nodig zijn om met rijtuigen aan zijn huis te kunnen geraken dat de spoorweg tusschen de rails en buiten tegen de rails uitgekasseid worden of bijwijze gemaakt dat men er zonder moeite met alles over kan rijden.
102
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Ook Verhaegen, de provinciale conducteur, die door de provincie gelast was om op dit onderzoek toe te zien, had enige bezwaren en liet volgende brief toevoegen aan het dossier (vertaald): Aan Ph. A. Vandezande. Uit bestudering van het terreinplan, op schaal 1/2500 en waarop de loop van de spoorlijn door een rode lijn wordt voorgesteld, volgt dat dit tracé in uw gemeente de rechterberm van de provinciale weg van Brussel naar Temse zal volgen. Dit laat veronderstellen dat de weg hier verbreed zal moeten worden. Noch het terreinplan noch het profielplan tonen precies waar de rails ten opzichte van de weg zullen komen of de afbakening van de terreinen die eventueel zullen moeten onteigend worden. Volgens mij is het van belang om te eisen dat er tussen de borduur van de weg en deze van de buurtspoorweg één meter vrijgelaten wordt. Wat de buurtwegen betreft is het belangrijk om op te merken dat, overal waar de spoorweg onder of boven een buurtweg zal moeten geleid worden, de helling niet groter mag zijn dan 15 mm per meter.
Tijdens de zitting van de gemeenteraad van 23 mei daaropvolgend concludeerde deze dat al deze reklamen tamelijk wel gegrond zijn en in aanmerking dienen genomen te worden. Dat bijzonder het reklaam en het verlangen uitgedrukt in naam der besturende commissie van het gasthuis wel in achting dient genomen te worden omdat de richting langs de westzijde van Londerzeel-Dorp goodkooper en tevens voordeeliger schijnt te zijn voor de opbrengst zijner exploitatie. Dat met den loop van den buurtspoorweg langs deze richting te brengen zijne verbinding aan den staatsijzerenweg voor deszelfs overgang over de Molenbeek (noordwestzijde van het dorp) en eene statie voor ‘t lossen en laden van koopwaren aan zijnen overgang over de provintiale steenweg van Brussel naar Temsche (noordzijde van ‘t Dorp) en om zijne bijheid bij de weststatie van den ijzerenweg (Mechelen-Dendermonde) hierdoor aanzienlijke voordeelen te baat worden genomen. Overwegende dat de ligging der statie op deze plaats meer in het midden van de gemeente valt en om hare nabijheid bij de weststatie van Londerzeel, wordt hierdoor den dienst verbeterd aan geheel de bevolking der gemeente. Om deze reden drukt de gemeenteraad het advies uit dat het beter ware den buurtspoorweg te brengen langs de westzijde van het dorp. Ofschoon we de oorspronkelijke tracéplannen niet hebben gezien blijkt uit dit besluit toch duidelijk dat de tramlijn oorspronkelijk aan de Londerzeelse Ooststatie zou vertrekken en langs het rusthuis en het klooster de Brusselse steenweg zou bereiken (zie kaart op blz. 45).
-
Of direct met de gerechtvaardigde opmerkingen van Londerzeel rekening gehouden werd, is zeer twijfelachtig. Feit is dat begin september 1892 aan het oorspronkelijke tracé slechts beperkte wijzigingen waren aangebracht (met name op 6-8-1892), en dat de gemeente Londerzeel zich, bij gebrek aan duidelijkheid over de eventuele samensmelting der kapitalen der tramlijnen, zijn financiële bijdrage nog niet had goedgekeurd. Dan, op 3 september, besloot de minister van financiën om, in plaats van voor een kwart, voor 45% tussen te komen in de totaal geschatte kosten van 820.000 fr. Hierdoor konden de gemeentelijke tussenkomsten aanzienlijk gereduceerd worden: Grimbergen Kapitaal 33.000 Annuïteit à 3,60% 1.188 Brussegem 11.000 396 Meise 53.000 1.908 Wolvertem 89.000 3.204 Londerzeel 60.000 2.160 Opnieuw werd aan de gemeenten gevraagd om snel, indien mogelijk per kerende, hun akkoord hieraan te verlenen. De Londerzeelse gemeenteraad heeft zich echter pas op 12 januari 1893 over deze kwestie gebogen. Dat gebeurde nadat op 6 januari de bestuurders van de Nationale Maatschappij van
103
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Buurtspoorwegen in hun hoofdzetel (Brussel, Wetstraat 19) enige mondelinge verduidelijkingen hadden gegeven. We lezen in de notulen van deze zitting: Overwegende dat de gemeente Londerzeel groot belang hecht opdat de linie van GrimbergenLonderzeel gemaakt worde en aan den dienst overgeleverd binnen het kortste verwijl. Overwegende dat de aflegging van het noodige kapitaal kan gedaan worden door jaargelden aan de berekening van 3,60 %, te betalen gedurende 90 jaren, interest en aflegging begrepen. Besluit, met 9 stemmen en 1 onthouding dat de gemeente zal tusschenkomen in het leggen van de buurtspoorweg tot beloop eener somme van 60.000 franken in het bijbrengen van het kapitaal welk noodig is tot het leggen en de aankoop van het materiaal noodig tot de exploitatie van de linie Grimbergen-Londerzeel. Dat de gemeente haar aandeel zal kwijten bij middel van jaargelden tot beloop eener somme van 2160 fr. gedurende 90 jaren. Dat het kapitaal van de linie Grimbergen-Londerzeel zal in het voorkomende geval of desnoods mogen gesmolten worden en vereenigd bij dat der linie Brussel (Place Rogier) naar Humbeek. Dat de noodige som voor uitvoer dezer verbintenissen regelmatig,‘t is te zeggen jaarlijks, in de begrootingen der gemeente zal gebracht worden. De gemeenteraad machtigt het college van burgemeester en schepenen om op het eerste verzoek aan de nationale maatschappij de jaargelden af te leveren die overeenkomen met het vereischte kapitaal in actiën aangenomen door de gemeente. De betaling der jaargelden zal gebeuren bij iedere valdag mits aftrek der tusschen verloopene intresten, der intresten op ongebruikt geblevene kapitalen en der verdeelingspaarten in de exploitatie, welk zal vastgesteld worden telkens op 31 december voorgaande en gevolgentlijk aan de uitleggingen van het Bilan, goedgekeurd door de algemeene vergadering der actionnarissen. Een kopij van deze beslissing werd op 14 januari naar de administratie der buurtspoorwegen gezonden. Echter niet zonder er eerst nog volgende opmerkingen aan toe te hebben gevoegd (vertaald): ... laten wij u weten dat onze gemeenteraad wenst dat er in de zomer minstens 3 en in de winter minstens 2 trams tot in Brussel (Rogierplaats) rijden en dat ook omgekeerd de trams van de lijn van Humbeek, ook het traject van Humbeek naar Wolvertem afleggen. Op vraag van onze gemeenteraad vragen wij tezelfdertijd uw speciale aandacht voor de opmerkingen die tijdens de zitting van 23 mei 1892 werden gemaakt, en waarin werd gezegd dat een passage van de tramlijn via de westkant van het dorp beter zou zijn en beter door onze bevolking zou worden onthaald.
De tram vertekt dan toch aan de weststatie. Op 6 juli 1893 legde de NMVB aan de provinciegouverneur ingrijpende wijzigingen aan het tramtracé in Londerzeel voor. Zoals door de Londerzelenaren gevraagd zou de lijn nu aan de weststatie vertrekken en het dorp langs de westkant passeren. Terwijl men in Brussel nog over de opportuniteit van deze wijziging discussieerde, werd het lijngedeelte tussen Grimbergen en Meise op 23 september 1893 door de ingenieurs van Bruggen en Wegen gekeurd, goed bevonden en bij Ministerieel Besluit van 6 oktober 1893 voor exploitatie vrijgegeven. Tussen 24 december 1893 en 8 januari 1894 liep er in Londerzeel een nieuw onderzoek van commodo en incommodo aangaande de wijzigingen die in onze gemeente werden aangebracht aan het tracé van de buurtspoorlijn Grimbergen-Londerzeel. Volgende ‘uitheemse’ grondeigenaars werden schriftelijk verwittigd:
104
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Reyntiens Rob, St-Joost-ten-Noode. Duval de Beaulieu-Peulders, Malines Guiot-de Meuter, Anvers Hermans-De Smedt, Wolvertem Stallaert-Van Humbeeck, Wolvertem
Louis De Bondt
De Keersmaecker-Augustijns, Wolvertem Persoons-Verspreet, Kapelle-op-den-Bos
Burgerlijke tehuizen, Beveren Matthieu Cammaerts, Bruxelles.
Dit onderzoek leverde slechts 2 schriftelijke opmerkingen of aanbevelingen (in verband met ontoereikende loswegen) op. Derhalve besliste de gemeenteraad op 15 januari: 1) Om het bestuur der buurtspoorwegen te vragen om met bovenvermelde opmerkingen rekening te houden. 2) Om het nieuw voorgestelde tracé volledig goed te keuren. Het nieuwe tracé (dat geen extra kosten vergde) werd definitief goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 14 mei 1894. Tezelfdertijd werd de NMVB toegestaan om met de constructiewerken te beginnen.
Reconstructie van het oorspronkelijke ( ▬▬ ) en definitieve ( ▬ ▬ ▬ ) tracé van de tram.
Daarmee is het verhaal niet af. In de loop van de eerste helft van 1994 werden er in Londerzeel namelijk nog 2 onderzoeken van commodo en incommodo gehouden. Het eerste liep van 24 april tot 8 mei en betrof het bouwen van een brug over de Molenbeek I (perceel F241). Het leverde geen tegenkantingen op. Het tweede onderzoek liep van 17 juni tot 2 juli en had betrekking op de afbakening der werken en het perceelplan. Als gevolg hiervan werden op 24 augustus 1894 aan de directeur der buurtspoorwegen drie kleine tracéwijzigingen gevraagd. Een rechttrekking op perceel F241 (bij de te bouwen brug over de Molenbeek), een verlegging van een afvoergracht op perceel E448 (15 meter verwij-
105
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
derd van de kasseiweg van Londerzeel naar Steenhuffel), en, op perceel E411a (lage weide in de Pluimennest), het doorsteken van de (op die plaats 1 meter hoge) spoorwegberm.
-
Was men in Londerzeel nogal tevreden over de loop van het uiteindelijke tracé, dan waren de onteigende eigenaars niet altijd te spreken over de verkregen vergoeding. Daar waar de meeste grondinnemingen eind mei 1894 reeds principieel geregeld waren, diende men voor volgende percelen zijn toevlucht te nemen tot de procedure voor ‘onteigening voor openbaar nut’: 16a51ca op perceel E427 (Dorp), eigendom van Constantin Edmond Plaskie-Meremans, onteigend door de rechtbank van 1ste aanleg op 7 juli 1894. 7a14ca van perceel F248a (achter de molen), eigendom van August Joseph De Keersmaecker (brouwer te Wolvertem), onteigend door de rechtbank van 1ste aanleg op 21-7-1894. 24a54ca op perceel F92g (Kruisveld), eigendom van de Kerkfabriek, onteigend door de rechtbank van 1ste aanleg op 13 oktober 1894. 4a90ca op perceel F93 (Kruisveld), eigendom van Catherine Van Doorslaer (wed. Pierre Jean Van Hove) en kinderen, onteigend door de rechtbank van 1ste aanleg op 13-10-1894. Ook met de grondinneming van Ferdinand Guyot-De Meester (gehuurd door Jean-François Eeckelaers) zijn er enige problemen gerezen. Deze hadden echter niets met de beloofde vergoeding te maken maar met het al dan niet aanleggen van een geschikte overweg voor de boer. In Wolvertem werd de tramlijn op zondag 30 september 1894 plechtig ingehuldigd. De feestelijkheden werden door de fanfare Sint-Cecilia uit Wolvertem en door de zangmaatschappij Sint-Medardus uit Rossem opgeluisterd. In Londerzeel zou men nog een heel klein beetje moeten wachten. Op 22 november werd het laatste stuk door Ponts & Chausséés gekeurd en goed bevonden. En op 27 november 1iet de NMBV weten dat de sectie WolverthemLonderzeel van den buurtspoorweg Grimbergen-Londerzeel in exploitatie zal gesteld worden vanaf 1 december 1894, voor den dienst van reizigers en goederen. Wellicht omdat een periode van drie dagen te kort was om iets ordentelijks te kunnen organiseren, werd deze opening echter pas in 1896 (!) luisterrijk gevierd. Zitting van 14 meert 1895: De gemeenteraad in vroegere zitting, voor de opmaking der begrooting, besloten hebbende in den loop van 1895 en ter oorzake der opening van den buurtspoorweg feesten in te richten, besluit ter dezer oorzaak een muziekfeest of festival in te richten en hierom de besturende commissiën der beide Fanfaren van het dorp bij een te roepen. Wat er daarna gebeurde, heb ik niet gevonden. Maar dat de bestuursleden van de Londerzeelse fanfares Sinte Cecilia en de daarvan in 1872 afgescheurde fanfare L’Union niet altijd de beste vrienden waren, is wel geweten. Misschien was er een kalenderprobleem omdat ook de fanfare “de ware vrienden der Eendracht” uit Malderen in de zomer van 1895 een festival organiseerde. In ieder geval zijn ze het in 1895 niet meer eens geraakt. Het Londerzeelse muziekfestival werd uiteindelijk op 10 mei 1896 gehouden. Of er daarbij nog naar de oorspronkelijke reden (de inhuldiging van de tram) verwezen werd is onwaarschijnlijk. Wat er ook van zij, hieronder reproduceer ik een deel van de boekhouding (alleen de kostenkant) van dit evenement. Festival van 10 Mei 1896 – Staat der onkosten Voorbereiding Droit d’auteur, 48 sociëteiten à 2 fr. (25% rabais voor de niet verschijnende) Premiën Drukkosten Frans De Boeck Suetens-De Smedt (decorateur Mechelen) Coomans gezusters Deudon (linten van nationale kleur)
106
72,00 300,00 117,95 16,00 52,45 14,60
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Festival van 10 Mei 1896 – Staat der onkosten Wissaert (48 medaliën in verguld brons, de rand versierd met een koninklijke kroon, en met de inscriptie “Gemeente Londerzeel. 172,50 Festival van 10 Mei 1896”.) Van Molle (levering en verschotten) 43,00 Plaskie (levering en werkvolk van Buggenhout) 16,65 Pas (levering en werk) 98,80 Wijnen Caluwaers en Vinck) 67,38 Verbelen Frans (schieten) 1,00 Verschotten aan Matthijs en Charles Van Crombruggen 6,00 Voorlopig geheel 918,33 Op den dag van Festival Gevraagd voor de politie en gendarmeren 12,00 4 bijzonder gevraagde mannen (nacht) 10,00 Betaald aan plaatsen en afbreken 00,00 (In 1897, wanneer Capellen onzen kiosk in leen krijgt, moeten zij onze mannen ook betalen) Kiosk van Capelle op den bosch 12,90 Algemeen geheel 953,23 Mijnheer Fr. Mesmaecker van Steenhuffel moet betalen voor leening van den kiosk van Londerzeel 25 frank (en het plaatsen en afbreken op zijne rekening. Dezen festival in Steenhuffel heeft plaats 31 Mei 1896).
Was de NMVB een vlotte betaler? Een brief die de gemeente Londerzeel op 1 april 1896 naar de administratie van de buurtspoorwegen stuurde doet ons het tegendeel vermoeden (vertaald): Vrouw Van Delm, weduwe van Feytens en Janssens, heeft 2 jaar geleden grond moeten afstaan op percelen E448 en F240k van het kadasterplan van Londerzeel, voor de aanleg van de buurtspoorweg. Deze vrouw is niet rijk en heeft de opbrengst van haar verkoop nodig om van te kunnen leven. Gelieve de betaling zo veel mogelijk te bespoedigen. De burgemeester 43.
Het personeel van de tram.
-
-
In de Londerzeelse archieven hebben we volgende namen teruggevonden van personen die tijdens de beginjaren dienst deden op of aan den tram en die we tijdens de rustperioden konden tegenkomen in het café van Jan Van Humbeeck aan de weststatie of in de herberg van Charles Feytens met de toepasselijke naam ‘in den tram’. Van den Broeck Jozef, werkman aan de buurtspoorweg in 1895. Apostel Corneel, ° 1871, wonend te Humbeek, machinist in 1896. Peys Charles, ° 1869, wonend te Humbeek, machinist in 1896 en 1904. Govaerts Emile, wonend te Laken, stoker in 1897. De Wit Jan-Baptist, ° O.L.V.-Waver 30 december 1867, chef-garde op de tram in 1897. Op 19 febr. 1900 trouwde hij met Maria Benedicta De Pauw uit Londerzeel. Ringoot Jan, in 1897. Lamair Pieter, ° Humbeek 5 november 1861, machinist, is met zijn stoomtram zodanig dikwijls naar Londerzeel gekomen dat hij er Theresia Philippina Van Looy heeft leren kennen, waarmee hij op 14 maart 1898 is getrouwd. Van de Voorde August, machinist in 1901. Eeckhout Charles, stoker in 1901. Op de Beeck Frans, ° Weerde 15 november 1865, wonend in de Statiestraat te Londerzeel, treinoverste op de tram in 1914. De Valck Joannes, ° Humbeek 1870, wonend in Humbeek, trammachinist in 1914. Rinson Frans, ° Wolvertem 26 september 1863, wonend Moorhoek Londerzeel, machinist aan de tram in 1914. Rinson Jan Baptist, ° Wolvertem 1861, stoker op de tram in 1914. Van Aken Petrus Jozef, ° Wolvertem 19 augustus 1890, wonend in Nerom, stoker in 1914. 43
Op 10 april antwoordde de NMVB dat notaris De Amandel nog geen verkoopakte had opgemaakt. 107
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
De tramstatie van Londerzeel. De heer Gil Van Bel stuurde ons onlangs een overzicht van de dak-, schrijn- en zinkwerken die zijn overgrootvader, aannemer Van Bel uit Sint-Niklaas, voor 3409 fr. aan dit gebouw in 1894 heeft mogen verrichten.
Een paar losse feiten over de beginjaren van de tram De kaart hiernaast geeft de ontwikkeling van het buurtspoorwegennet ten noorden van Brussel. Naast het jaar van de in gebruik neming staat tevens het jaar van de afschaffing.
Bij speciale gelegenheden, zoals op 27 en 28 september 1896 (kermis) werden extra trams gevraagd en verkregen (vertrek Londerzeel om 22h30, aankomst Brussel om 23h55). Omdat de gemeente aandeelhouder van de tramlijn was moest ze zich op de aandeelhou-dersvergaderingen laten vertegenwoordigen. Zo werd de heer De Keersmaecker, brouwer en gemeenteraadslid naar de vergadering van 28 april 1896 afgevaardigd. Tijdens een van deze aandeelhoudersvergaderingen werd een provinciale commissie opgericht, die gelast was met de bewaking van de ontginning van de buurtspoorweg. Op regelmatige tijdstippen deed deze commissie een onderzoek waarvan de bevolking van de betrokken gemeenten vooraf op de hoogte werd gebracht. Een dergelijk onderzoek gebeurde bvb op dinsdag 11-6-1907. Opmerkingen en klachten konden die dag direct en persoonlijk aan de leden van de commissie worden overgemaakt en wel op volgende plaatsen en uren: Laken-Heyzel (8u34), Strombeek (9u06), Grimbergen (9u32), Meise (9u47), Wolvertem (10u01), Londerzeel (10u35), Beigem (11u40) en Humbeek (11u55). Aan het nogal strakke uurschema te oordelen werden er blijkbaar niet al te veel ernstige klachten verwacht. Een vergelijkbaar onderzoek gebeurde ook op dinsdag 1 juni 1909
108
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
In 1909 werd het kapitaal van de twee afzonderlijke buurtlijnen Brussel-Humbeek en Grimbergen samengevoegd of "gesmolten". Dit betekende dat de aandeelhouders een vergoeding kregen in functie van de resultaten van de hele eengemaakte spoorweg. De gemeenteraad van Londerzeel was hier op 9 februari 1909 mee akkoord gegaan. Ter geruststelling van de aandeelhouders van het meest rendabele gedeelte Brussel-Humbeek werd tevens afgesproken dat “de gemeenten, aandeelhouders van de lijn Grimbergen-Londerzeel, zich tegenover de gemeentens Humbeek, Beyghem en Grimbergen verbinden dat het dividend van het dienstjaar 1907, zij 3,50% voor annuïteit en 0,264% als zuivere winst, zouden gewaarborgd zijn aan deze drij bovengenoemde gemeentens. Zij zouden tusschenkomen in de betaling dezer waarborg, voorkomelijk in evenredigheid het getal hunner actiën.” Als gevolg van deze fusie werd eind mei, op een vergadering in het kasteel t’ Kint te Impde, door de afgevaardigden van Humbeek, Beigem, Grimbergen, Strombeek, Meise, Brussegem, Wolvertem en Londerzeel een nieuwe gemengde commissie opgericht “om de belangen van deze gemeenten in de ontginning van de buurtspoorweg na te zien en te verdedigen.”
In tegenstelling tot de lijn Brussel-Humbeek (geëlektrificeerd in 1909) werd het gedeelte GrimbergenWolvertem pas geëlektrificeerd in 1928 en het gedeelte Wolvertem-Londerzeel in 1930. Hierdoor heeft men deze stoomlocomotief van het type 3 lang in Londerzeel kunnen bewonderen. Hierna: stoomstram op weg naar Londerzeel, gefotografeerd in Meise
109
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Hiervoor: twee keer de stoomtram uit Londerzeel. Omdat er schijnbaar maar weinig treffelijke foto’s van dit type stoomtram bestaan: hieronder een stoomtram in Tremelo en een stoomtram uit 1906 bij een ‘ererit’ in Hoeilaart in 1957
110
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Uurregeling van de buurtspoorweg uit ‘De Vriend van ’t Volk’ van 18-10-1908
111
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Hoewel er maar vanaf 1930 elektrische trams door Londerzeel reden, hierna toch 2 mooie prentjes van ‘den L”. Links aan het station van Londerzeel – rechts aan het begin van de Kaaskantmolenstraat.
TRAMLIJN WOLVERTEM-STEENHUFFEL-MALDEREN Voor de lezers die bij het zien van bovenstaande titel de wenkbrauwen optrekken en het voorhoofd fronsen, vooreerst even dit. De sporen van tram S of M zijn nooit gelegd. Maar dat er ooit sprake van is geweest leerden we uit het Malderens gemeentearchief. Tijdens de zitting van de gemeenteraad aldaar van 18 november 1896 gaf “de voorzitter de raad kennis dat er een ontwerp bestaat tot het aanleggen van een spoortram in KleinBrabant, waarbij het grondgebied onzer gemeente zou getroffen worden. De heer Jan Frans Cuyckens, schepen, gedelegueerd lid tot het bijwoonen der bijeenkomsten tot onderzoek welke hiertoe reeds belegd geweest zijn, zal hiervan verderen uitleg geven. De heer Cuyckens maakt bekend dat het ontwerp bestaat in een spoortram aan te leggen, ten einde de hoofdstad Brussel met Klein-Brabant te verbinden. De lijn zou uitgaan te Wolverthem over Merchtem, Steenhuffel, Malderen, Opdorp, Sint Amands, Mariekerke, Branst, Bornhem, Hingene, Wintham, Puers, Liezele, Lippeloo en vervolgens te Malderen verbinden. Gemelde gedelegueerden verklaart noch plan noch eenige echte bewijsstukken betrekkelijk de voorwaarden of aandeel rakende onze gemeente te kunnen bijbrengen. De gemeenteraad beslist het ontwerp in aanmerking te nemen en de zaak te onderzoeken, en, overwegende dat op zaterdag 22 dezer eene algemeene vergadering plaats heeft in het Hotel der trammaatschappij te Brussel, zoo wordt er beslist opnieuw te vergaderen op vrijdag 26 november ten 5 ure ‘s avonds, ten einde een besluit van bijtreding of niet bijtreding uit te brengen.” Nieuwsgierig naar het resultaat van de raadszitting van 26 november 1896, lazen we:“Tegenwoordig de heeren Kuyckens, schepen, dienstdoend burgemeester-voorzitter, Cuyckens, schepen, Van Ransbeeck, Jacobs, Vertongen, Van der Perre en Bellon, leden en Weymans, secretaris. Afwezig de heeren De Block, burgemeester en Weymans, raadslid. De gemeenteraad in meerderheid tegenwoordig zijnde, zoo verklaart de voorzitter de zitting geopend en het verslag der vorige zitting wordt na lezing goedgekeurd. Gezien dat er ene ontwerp bestaat tot het aanleggen van een tramspoor in Klein-Brabant, welke de hoofdstad Brussel langs Wolverthem zou verbinden met de gemeenten der boorden van Schelde en Rupel, en waarin ook de gemeente Malderen betrokken is; Gezien en onderzocht de voor- en nadeelen dezer aanlegging; Schattende dat de jaarlijksche opbrengst hiervan niet zou toereikend zijn tot het voldoen van het aandeel der gemeente Malderen aangerekend, en er bijgevolg een merkelijk nadeel voor de gemeente zou kunnen uit ontstaan; Besluit Ten einde ieder lid een vrij gedacht te kunnen uitdrukken, tot het aannemen of niet aannemen door de gemeente Malderen, ter stemming over te gaan bij middel van briefjes met ja of neen; 112
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Er wordt vervolgens tot de stemming overgegaan, welke den volgende uitslag geeft: Op zeven stemmers: stemmen ja: 1 - stemmen neen: 6 De stemming gevende zes stemmen met “neen” en één met “ja”, zoo volgt hieruit dat de gemeente Malderen niet bijtreedt tot het aanleggen van gezegd tramspoor.” In Steenhuffel heeft men blijkbaar zelfs geen moeite gedaan om over dit project zijn hoofd te breken.
TRAMLIJN MECHELEN-BORNEM MET AFTAKKING NAAR LONDERZEEL TRAMLIJN LONDERZEEL-BAASRODE-LINKEROEVER De tram tussen Wolvertem, Steenhuffel en Malderen is niet de enige die er zo’n honderd jaar geleden niet gekomen is. Uit de notulen van de Londerzeelse gemeenteraad van 10 maart 1902 leren we nog een paar andere projecten kennen die nooit werden gerealiseerd. Op deze zitting waren aanwezig: burgemeester Pierre Van Assche, schepen Geyzen, raadsleden Mertens, Lamberts, Polspoel, De Keersmaecker, De Amandel, Van Dorslaer en Hermans, en tenslotte secretaris Louis Van Doorslaer die alles moest noteren. Als vijfde agendapunt kwamen de buurtspoorwegen aan de orde. Ziehier wat men daarover te vertellen had. “Twee schetsen van ontworpen buurtspoorwegen, het eerste gaande van Mechelen langs Thisselt en Sint-Amands naar Bornhem met vertakking van Liezele Wolf tot Londerzeel en tot Wintham langs Puurs. Het tweede gaande van Londerzeel Statie langs Baesrode en den linken oever der Schelde tot op het Vlaamsch Hoofd (Tête de Flandre) liggen op het bureel. De gemeenteraad doet de opmerking dat het leggen van buurtspoorweg van Mechelen langs Thisselt, Breendonck, Lippeloo en Sint-Amands naar Bornhem geenszins onze gemeente raakt noch aangaat; voor wat betreft hare vertakking met Londerzeel en Hingene-Wintham, deze kan hier ook weinig nut brengen. De gemeenteraad drukt het advies uit dat geene andere tusschenkomst dan met zeer merkelijke vermindering tegenover andere gemeentens in de onkosten voor het leggen dezer linie voor ons aan te nemen is, en ten tweede dat in het leggen der vertakkingen van Liezele-Londerzeel en Liezele-Wintham geene smelting van kapitalen mag zijn met de linie Mechelen-Bornhem. Het tweede ontwerp Londerzeel-Baesrode en linkeroever der Schelde tot Burght en St. Anna (Fort) wordt insgelijksch niet aangenomen om rede dat het uitvoeren van dit projet te kostelijk zou vallen in verhouding van zijn vermoedelijke opbrengst.” Meer woorden werden in Londerzeel aan deze kwesties niet meer vuil gemaakt. Wij zullen dat goede voorbeeld volgen. De tramremise van Londerzeel was duidelijk niet op de komst van nog veel meer buurtspoorlijnen voorzien. Hier een foto uit een recentere periode (ca 1950). 113
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
OPENBAAR VERVOER IN LONDERZEEL 1830-1914 Spoorwegen en buurtspoorwegen Deel 4 – De Londerzeelse stations tussen 1881 en 1914 In deel 1 van deze bijdrage over het openbaar vervoer in Londerzeel bespraken we het ontstaan van de spoorlijn van Dendermonde naar Mechelen en behandelden we de geschiedenis van de stations van Malderen en Londerzeel (centrum) tot in 1881. Het 2de deel handelde over de tweede ijzeren weg die onze gemeenten doorkruiste, namelijk de spoorlijn tussen Aalst en Antwerpen-Zuid. Ook dit verhaal eindigde in 1881 met het ontstaan van het station van Londerzeel-Oost. Ziehier – na een omweggetje met de tram - het vervolg van de geschiedenis van de reeds vernoemde stations.
DE BROEDERSTRIJD TUSSEN WEST- EN OOSTSTATIE Luttele dagen nadat, op 1 december 1894, de eerste reguliere stoomtram door de Londerzeelse straten denderde werd een onderzoek van commodo en incommodo geopend om de verbinding van de spoorlijn van Aalst naar Londerzeel (Leireken) met de spoorlijn MechelenDender-monde van de Ooststatie naar de Weststatie in het centrum te verleggen ... Hiermee kwam er een definitief einde aan de grootse plannen die men ooit had gehad met het in 1882 gebouwde station op de Berg. Hierna proberen we uit te leggen welke redenen de beleidsmensen ertoe hebben gebracht om hun mening in amper 12 jaar zo drastisch te doen herzien.
Betekent de bouw van de Ooststatie het einde van de Weststatie? We vertelden reeds dat het eerste station van Londerzeel, gelegen langs de lijn MechelenDendermonde, niet erg belangrijk was (zeker niet zo belangrijk als dat van Kapelle-op-den-Bos en Malderen bijvoorbeeld). Het was dan ook niet geschikt om goederen en passagiers van twee bijkomende spoorlijnen (Puurs-Londerzeel-Brussel en Aalst-Londerzeel-Antwerpen) te ontvangen. Ondanks 2 vergrotingen (in 1860 en 1873, zie deel 1) en zelfs zonder de bijkomende trafiek, was het in 1874 blijkbaar alweer te klein geworden. Als bewijs hiervoor citeren we volgend (vertaald) fragment uit de brief van de Minister van Openbare Werken, gepost op 9 april 1874, en geadresseerd aan Burgemeester en Schepenen van de gemeente Londerzeel. Mijne heren - Het onderzoek naar aanleiding van uw verzoek van 20 juni, heeft ons doen inzien dat de breedte van de kassei van de goederenkoer van het station in uw gemeente inderdaad zekere ongemakken veroorzaakt vanwege de uitzonderlijk grote karren die in uw gemeente worden gebruikt. Mijn Departement neemt zich voor om aan deze toestand te verhelpen. Desalniettemin kan, omdat langsheen het station een weg voor de exploitatie van het terrein moet voorzien worden, deze verbreding niet gebeuren zonder extra grondverwerving. Omdat de middelen van mijn Departement op dit ogenblik aan veel dringender werken toegewezen zijn, zie ik mij verplicht om de vergroting van de goederenkoer van uw station voorlopig uit te stellen. De minister. 114
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Plaatsgebrek en het feit dat de geplande spoorlijn tussen Londerzeel en Brussel het Londerzeelse dorpscentrum van Noord naar Zuid in twee zou snijden (indien vertrokken werd aan het oude station), deden de verantwoordelijken van de Belgische Staatsspoorwegen dan ook naar een nieuwe en betere vestigingsplaats uitkijken. Die werd gevonden in het gehucht ‘De Berg’. Dààr zou dus het nieuwe station Londerzeel-Oost worden gebouwd. In Londerzeel was men daar in eerste instantie niet op tegen. Toch besliste de gemeenteraad op 16 mei 1876 om voorzichtigheidshalve toch maar "eenige leden af te veerdigen naar den minister van openbare werken om hem te verzoeken de tegenwoordige statie te mogen behouden te samen met de nieuwe die moet gemaakt worden voor de nieuwe ijzerenwegen van Antwerpen op Douai en Londerzeel op Brussel." De Londerzeelse delegatie werd in Brussel vriendelijk en beleefd ontvangen. We weten niet exact wanneer, maar een goed jaar later, op 24 juli 1877 werden de gemeenteraadsleden voor een hartverscheurende keuze geplaatst. Om niet het verwijt te krijgen dat we de zaken ietwat overdrijven geven we hierna letterlijk weer wat er die dag door de secretaris werd genotuleerd. Gemeenteraadszitting van 24 juli 1877 - Onderwerp: de statie van Londerzeel. De burgemeester geeft lezing van den hierbijgevoegde brief hem op dato van 25 july voorgaande toegezonden door mr. Cognioul, opperingenieur-directeur der bruggen en wegen. Er blijkt uit dezen brief dat mr. Cognioul door mr. de minister van openbare werken gelast is de plaatsing na te zien der nieuwe statie van Londerzeel (op het vereenigingspunt der ijzeren wegen van Brussel op Boom en Londerzeel naar Aalst met dezen van Mechelen naar Dendermonde). Het gemeentebestuur raadpleegt om te weten welke zijner twee voorstellen de voordeeligste voor de gemeente Londerzeel zijn zou, te weten: 1) De hedendaagse statie als eenen enkelen halte voor reizigers te behouden zonder volle zekerheid van ze aldus altijd te bewaren en de nieuwe statie te plaatsen nabij den Hagelboom, langs den kant van Ramsdonk. 2) Ofwel de tegenwoordige statie te doen verdwijnen mits de nieuwe te plaatsen langs den kant van Londerzeel en nader bij Londerzeel. Mijnheer Verheyden oordeelt dat, indien men den dienst der koopwaren aan de tegenwoordige statie niet kan behouden, het voordeeligste voor de gemeente is den tweeden voorstel te aanveerden. De heeren Van den Bossche, Heirbaut en Mertens denken dat de voorstellen van mr. Cognioul slechts bedreigingen zijn, gedaan om van het gemeentebestuur eene beslissing te bekomen waardoor men in het verdwijnen der tegenwoorige statie zou schijnen toe te stemmen. Nooit, beweren zij, zal men de nieuwe statie langs den kant van Ramsdonk brengen en de tegenwoordige vernietigen. Deze vernietiging zou grootelijk nadeelig zijn voor Sneppelaar, den Blauwhoek en de Linde, welke gehuchten volgens hen om zoo te zeggen geene statie meer zouden hebben. Zij denken het voordeel hunner gehuchten bijzonderlijk te moeten voorstaan en hiervoor weigeren zij de voorkeur aan eenen der twee voorstellen te geven en vragen zij het behouden der tegenwoordige statie zoo als zij nu is. Derhalve zijn zij niet overtuigd dat mijnheer Cognioul schrijft in naam van den minister. Mijnheer Van Doorslaer deelt hunne gedachten mede. De heeren burgemeester (Petrus Van Assche) en L. Van Assche zeggen dat er niet aan te twijfelen valt dat mijnheer Cognioul schrijft in naam van den heer minister, immers ware het anders, zoo zou het antwoord op ongeoorloofde voorstellen gedaan ook van geene weerde zijn. Zij oordeelen het dringend noodig zich over de gedane voorstellen uit te spreken, niet om het een of ander deel der gemeente te bevoordeelen maar om de belangen van gansch de gemeen115
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
te ter harten te nemen. Dit is immers de plicht van al de raadsleden, die niet door eenen wijk in het bijzonder maar wel door de meerderheid van al de burgers te samen gekozen zijn. Het algemeen nut der gemeente voor oogen hebbende, schijnt het hun onwederlegbaar, vermits men de tegenwoordige statie in haar geheel niet kan behouden, dat men den tweeden der voorstellen moet verkiezen. Immers, moest men den eersten voorstel uitvoeren zoo zou door den verren afstand der nieuwe statie het dorp en het grootste deel der gansche gemeente, voor den dienst der koopwaren alleen, het grootste nadeel doorstaan, terwijl het behouden van eenen enkelen halte voor reizigers aan de tegenwoordige statie, waar de dienst der koopwaren in alle geval zal verdwijnen, van een onbeduidend nut zijn zal. De reizigers voor Brussel, Antwerpen en Aalst zullen zich immers zonder twijfel naar de groote statie begeven, evenals een groot deel diergene van Mechelen welke daar minder in prijs zullen betalen dan aan de tegenwoordige. Voor de betrekkingen met Dendermonde alleen zal men dus van den halte gebruik maken; en in dit geval, zoo als mijnheer Cognioul het zegt, zou men zich blootstellen dezen halte zelf te zien verdwijnen. De reden, welke voorgaande leden aanwenden om zich te onthouden van eenen der voorstellen als den voordeeligsten te aanzien, zijn niet aan te nemen vermits zij daardoor geenszins zullen toonen toe te stemmen in het verdwijnen der tegenwoordige statie welker ganscher behoudenis zij dan nog als voordeeliger dan eene der gedane voorstellen zouden kunnen aanduiden. Mijnheer Goossens, schepen, deelt voltkomentlijk de gedachten des laatst sprekenden mede. Men gaat over tot de stemming. Drij leden (P. Van Assche, burgemeester, Jos. Goossens, schepen, en Ch.L. Van Assche, lid, nemen den tweeden voorstel als den voordeeligsten voor de gemeente aan en vragen de nieuwe statie zoo nabij het dorp mogelijk. De zes andere leden (Ch.L.Van Doorslaer, schepen, Verheyden, Van den Bossche, Scheers, Heirbaut en Mertens, leden, onthouden zich en vragen het behouden der tegenwoordige statie zoo als zij nu is. Voor de één of twee minder goede verstaanders onder ons... De minister had de vraag naar twee stations in Londerzeel niet gehonoreerd. Wilde men het bestaande station op het Vriesveld, zelfs in afgezwakte vorm behouden, dan zou het nieuwe station niet in Londerzeel maar in Ramsdonk komen! De stemmen van 1 burgemeester + 1 schepen + 1 raadslid bleken uiteindelijk toch zwaarder dan de stemmen van 1 schepen + 5 raadsleden te wegen. Ze kwamen immers beter overeen met wat de administrateur der Belgische Spoorwegen intussen al in gedachten had. Op 3 oktober 1878 wist iedereen dat de nieuwe statie in het oosten van Londerzeel (en net niet in Ramsdonk) zou gebouwd worden en dat de oude weststatie spoedig daarna zou verdwijnen. Om de nadelen voor het dorp zoveel mogelijk te beperken had het gemeentebestuur zelfs al belangrijke werken op het oog. Om het met zijn eigen woorden te zeggen: "In een kort tijdverloop zullen er groote buitengewoone en hoogst noodzakelijke werken te verrichten zijn uit hoofde der verplaatsing der tegenwoordige statie welke zal gebracht worden op het vereenigingspunt der ijzere wegen van Mechelen naar Dendermonde en van Aalst naar Antwerpen, welk punt met het dorp en andere volkrijke gedeeltens der gemeente door kasseidewegen zal moeten verbonden worden." Op het ogenblik van de opening van het tracé Aalst-Londerzeel was de ooststatie nog niet gebouwd. Opvang van reizigers en bagage gebeurde toen in een voorlopig houten gebouwtje (ordre de service 80/1879). Pas in 1880 werd er aan de geïnteresseerde aannemers een lastenboek uitgedeeld voor de bouw van het definitieve station. Na al hetgeen we op voorgaande bladzijden vertelden, zouden we een indrukwekkend bouwwerk hebben verwacht. Het zou immers aan de kruising van drie belangrijke spoorlijnen komen 116
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
te liggen. Bovendien moest het de Weststatie (zoals het eerste station vanaf nu heette) niet alleen vervangen, maar zelfs overbodig maken. Zelfs in een studie van 21 juni 1880 (zie ARA bundel 35 van de Spoorwegconcessies) werd er nog van uit gegaan dat Londerzeel-Oost een vormingsstation zou worden. We mogen ons dus terecht afvragen waarom Londerzeel-Oost uiteindelijk maar het vrij onaanzienlijke gebouwtje geworden en gebleven is dat we nu nog aan de ‘slang’ van de autostrade A12 kunnen zien liggen.
De Londerzeelse Ooststatie in recenter tijden (1995)
We zullen op deze intrigerende vraag zo dadelijk een antwoord geven. Maar eerst nog dit. Het station dat - op 8 augustus 1881 - samen met het lijngedeelte Boom-Londerzeel werd opgeleverd kreeg onmiddellijk een telegraafkantoor en een zijspoor om goederen te lossen. Maar een loskaai en een weegbrug kwamen er (voorlopig?) niet. Ook was de aansluiting met de dichtstbijgelegen hoofdweg, de weg van Londerzeel naar Kapelle-op-den-Bos, smal en onverhard. Aan deze beperkingen zou wellicht zeer snel verholpen worden... Want, had het Londerzeelse schepencollege op 29 mei 1880 niet aan de wegopzichter van het ministerie van openbare werken geschreven: “...Naast de aanzienlijke relaties die de nieuwe gekasseide weg tussen de landbouw- en nijverheidsgemeenten Londerzeel, Breendonk, Willebroek en Boom zal doen ontstaan, zal ook het verkeer met de IJzerenweg van Londerzeel belangrijk zijn en bestaan uit het vervoer van steenkool, stortkalk, bouwmaterialen, voedingsmiddelen en andere landbouw- en nijverheidsproducten.” Deze (niet erg profetische) woorden stonden in een subsidieaanvraag voor een verharde weg tussen Londerzeel-Ramsdonk en Breendonk (een weg die véél later door een heuse autostrade zou worden vervangen).
Uitstel van executie voor de Weststatie. Sedert 1878 was er alweer heel wat water via de Molenbeek, de Rupel en de Schelde naar zee gestroomd. Zo hebben de inwoners van Londerzeel-Centrum zich nooit echt kunnen verzoenen met de gedachte dat hun statie zou verdwijnen. Hun protest is bij middel van twee bewaard gebleven documenten tot bij ons gekomen. “Mijne Heren,” schreef de administrateur van de spoorwegen namens de Minister op 4 december 1881 aan het schepencollege van Londerzeel. “Meerdere inwoners van Londerzeel hebben mij op 23 juli laatstleden een verzoekschrift gestuurd waarmede zij het behoud van het oude station in uw gemeente vragen. Ik kan deze vraag niet ontvankelijk verklaren en aldus terugkomen op de beslissing die u door hoofdingenieur Cognioul, in zijn brief van 19 oktober 1877 117
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
werd medegedeeld. Desalniettemin zal het station Londerzeel-West behouden blijven tot de rechtstreekse lijn van Londerzeel naar Brussel via Wolvertem in exploitatie zal genomen worden 44. Gelieve uw administratie hiervan op de hoogte te brengen.” Een paar maanden later probeerden dezelfde Londerzelenaren, nu met de steun van het gemeentebestuur, het opnieuw. Ditmaal was het minister van binnenlandse zaken, de heer RobinJacquemyns, die op 5 april 1882 het volgende antwoordde: “Mijne Heren - Bij verzoek op datum van 5 februari jongstleden, dat u mij ter ondersteuning overmaakte, vragen zekere inwoners, handelaars en industriëlen van uw gemeente om het behoud van het station Londerzeel-West. Zoals ik u reeds met mijn schrijven van 4 december 1881, n° 8590/6158 liet weten, is het mij niet mogelijk om deze vraag ontvankelijk te verklaren en aldus terug te komen op de eerder genomen beslissing om dit station af te schaffen zodra de rechtstreekse lijn van Londerzeel naar Brussel via Wolvertem in exploitatie zal worden gebracht. Ik verzoek u om de inhoud van dit schrijven aan uw administratie kenbaar te maken. Voor de Minister van Openbare Werken, momenteel afwezig, de Minister van Binnenlandse Zaken, Jacquemyn.” Dat zag er dus zéér slecht uit voor Londerzeel-West en bijzonder goed voor Londerzeel-Oost. Bijgevolg werd het tijd om dat laatste een beetje toegankelijker te maken. We verdenken er een aantal Londerzeelse verantwoordelijken van dat ze niet voor de volle honderd procent achter de ontwikkeling van de Ooststatie stonden. Hoe valt het anders te verklaren dat ze pas tijdens de gemeenteraadszitting van 21 januari 1888, bijna 7 jaar na de bouw van het station, besloten om de enige verbindingsweg naar de huidige Mechelse Steenweg te verharden. Opmerkelijk is de argumentatie waarmee in juni 1888 hiervoor subsidie werd gevraagd, namelijk ... dat de exploitatie van de spoorlijn, vertrekkend uit dit station, nog aan belang zal winnen wanneer de lijn Brussel-Londerzeel afgewerkt zal zijn. Van 21 oktober tot 11 november liep er een onderzoek van commodo en incommodo betreffende het openen op 10 meters breedte van den weg N° 14 leidende van op den weg van groot verkeer N° 1 tot aan de Ooststatie (achter de woning van Michel D’Hondt). Deze laatste verduidelijking is veelzeggend. Blijkbaar wisten de Londerzelenaren in 1888 beter het huis van d’Hondt dan de Ooststatie liggen... Wat gebeurde er ondertussen met Londerzeel-West? Een goede waarnemer kon het in 1888 nog altijd in de Statiestraat zien liggen. Op het eerste zicht had het nog niet veel aan bedrijvigheid verloren. De omstandigheid dat de spoorlijn Brussel-Londerzeel nog niet was afgewerkt, ja, dat men er zelfs nog niet aan begonnen was, had het tot dusver voor het grootste onheil, de afbraak, behoed.
1888-1890: De miraculeuze redding van de Weststatie Bezorgdheid over het lot van de Ooststatie. Tijdens het volgende voorjaar werden er in Brussel zaken besproken die ingrijpende gevolgen voor de organisatie van het openbaar vervoer in Londerzeel zouden hebben. Het schepencollege, dat officieel niets wist, maar wel over goede informanten beschikte, besloot om zelf inlichtingen in te winnen en stuurde op 5 juli 1889 volgende brief naar de directeur van de Staatsspoorwegen: “De Londerzeelse gemeenteraad heeft besloten om het station van LonderzeelOost middels een gekasseide weg met weg van groot verkeer n° 1 te verbinden. Voor deze verharding werden door de staat en de provincie subsidies toegekend en niets staat de uitvoering er van nog in de weg. Gedurende enige tijd doet evenwel het gerucht de ronde dat dit station zal worden opgedoekt en een onderhoud dat we recentelijk gehad hebben met ondersectiechef, de 44
Dit is de geplande spoorlijn (via Londerzeel-Oost) en niet de tramlijn die later in de plaats zou komen. 118
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
heer Vercammen, leerde ons dat er inderdaad plannen bestaan om het station van LonderzeelOost te supprimeren en om de lijn van Aalst met die van Mechelen te verbinden op een plaats aan de andere kant van het station van Londerzeel-West dat aldus beide lijnen zou kunnen bedienen. Indien dit project doorgang zou vinden dan heeft de kasseiding van de betreffende weg geen enkele zin meer. Daarom nemen wij de vrijheid om, alvorens aan het werk te gaan, u gedetailleerde inlichtingen over de stand van zaken te vragen.” De Londerzeelse regeerders wachtten, naar we hopen niet geheel vruchteloos, op de gevraagde precisering. Mijnheer Verhaegen, de sectiechef van de dienst wegen, die mee voor de subsidies had helpen zorgen maar nog altijd geen kasseien aan de Ooststatie zag liggen, informeerde op 11 maart 1890 naar de redenen voor het uitstel. Het schepencollege, dat niets te verbergen had, antwoordde zonder dralen (vertaald):“Londerzeel, 13 maart 1890. In antwoord op uw brief nr. 1121 van 11 maart hebben wij de eer u te berichten dat tot op heden de verbeteringswerken aan weg 14, uitgevende op het station Londerzeel-Oost, nog niet zijn aangevangen. Vorig jaar, op het ogenblik dat de werken aanbesteed zouden worden, kwam ons ter ore dat de administrateur van de spoorwegen (... er over dacht om) de Ooststatie te supprimeren en om de linie van Aalst met het station Londerzeel-West te verbinden. Aangezien, als deze afschaffing doorgaat, het verharden van weg 14 geen enkele zin meer heeft, hebben we gemeend de werken uit te moeten stellen tot wij volledig geïnformeerd zullen zijn over de plannen van de administratie der spoorwegen. Hoofdingenieur, directeur De Paepe bevestigde dat het dossier over deze afschaffing reeds een tijdje geleden voor onderzoek aan de minister werd voorgelegd maar tot op heden hebben we nog niet vernomen welke beslissing er genomen werd. We kunnen nochtans moeilijk aannemen, en directeur De Paepe deelt deze mening, dat dit project zal worden gevolgd, maar alvorens de werken aan weg 14 aan te vatten willen wij absoluut zeker zijn dat we geen werken in gang zetten die achteraf nutteloos zullen blijken te zijn. Indien u ons inlichtingen hieromtrent kunt verstrekken en vooral indien u ons kunt zeggen dat dit plan van afschaffing door de Minister werd verworpen, zullen we onmiddellijk aan de slag gaan om het station Londerzeel-Oost met kasseiweg van groot verkeer nr. l te verbinden.” De wegopzichter, mijnheer Verhaegen, die in Kapelle-op-den-Bos woonde, en die zoals we eerder vernamen, de plannen voor toegangsweg 14 had mogen tekenen, diende zich zelf ook te verantwoorden en schreef, op 15 april 1890, volgende brief aan het Londerzeelse college. “Mijne Heren. Om te kunnen voldoen aan een vraag van de ingenieur van de provincie Brabant, heb ik de eer u te vragen om me dringend te laten weten of u nog enige vrees heeft het station Londerzeel-Oost afgeschaft te zien of eerder redenen ziet om te geloven dat dit station zal behouden blijven. Ik verwacht onmiddellijk antwoord.” Vanwege onze dorst naar kennis, kunnen we ons moeiteloos aansluiten bij deze vraag. Er verliep een maand, en toen... Toen, op 11 juni 1890, werden burgemeester Van Assche en zijn schepenen Caluwaerts en Augustijns (op eigen verzoek?) bij de Minister van Spoorwegen in audiëntie ontvangen. Ongetwijfeld was dat hét moment om uitgebreid over de toekomst van Londerzeel-Oost te confereren, en uit de ons ter beschikking staande documenten blijkt dat dit ook gebeurde. Want zie, reeds op 16 juni stuurde de Minister de volgende brief naar zijn nieuwe vrienden (vertaald): “Mijne heren. Met uw brief van 5 juli laatstleden 45 vroeg u mij of het in de bedoeling van de administratie lag om het station Londerzeel-Oost af te schaffen, hetgeen de verharding van een verbindingsweg tussen dit station en de weg van groot verkeer nr.1 nutteloos zou maken. Ik heb de eer u te laten weten dat de administratie (van de staatsspoorwegen) op dit ogenblik het vraagstuk van de definitieve inrichting van het station Londerzeel-West bestudeert, hetgeen ons waarschijnlijk in de mogelijkheid zal stellen om de lokale goederendienst in het station Londerzeel-Oost op te heffen. Het is bijgevolg mogelijk dat in een nabije toekomst 45
De minister verwijst naar de brief van 5-7-1889 (één jaar eerder), gericht aan de Belgische Spoorwegen. 119
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
de totale plaatselijke goederendienst in Londerzeel-West gecentraliseerd zal worden, terwijl Oost toch nog zal gebruikt worden als overstapplaats voor reizigers en voor het rangeren van wagons die er door zekere treinen zullen achtergelaten worden en door anderen worden opgehaald. Aanvaard, mijne heren, etc.” Wanneer deze brief in Londerzeel arriveerde, weten we niet. Maar op 21 juni kwam het schepencollege bijeen en besliste het met eenparigheid van stemmen om de verbetering van weg 14 naar het station voor de ronde som van 5770 franken aan Jean-Baptiste Van Dorslaer uit te besteden. En op 16 oktober was de weg gereed. We vervolgen ons verhaal over het wedervaren van beide Londerzeelse stations. Maar eerst willen we wat vooraf gaat nog even op een rijtje, of beter, in een kolommetje zetten: 1877: de Belgische Staatsspoorwegen beslissen principieel om het station Londerzeel-West niet uit te breiden. Voor die uitbreiding zou trouwens extra grond moeten worden aangekocht. Bovendien is de inplanting niet ideaal om er drie spoorlijnen te laten samenkomen. 1881: aan de oostkant van de gemeente wordt, bij de opening van het baanvak LonderzeelBoom, inderdaad een nieuw station geopend. De bewoners van het centrum vrezen hun station te zullen verliezen en protesteren minstens twee maal bij middel van een petitie. Ze krijgen alleen maar de bevestiging dat Londerzeel-West inderdaad zal verdwijnen. 1888 : Londerzeel-Oost heeft nog steeds geen goede toegangsweg. Misschien zal die er zelfs nooit komen want het gerucht gaat dat het jonge station wel eens zou kunnen verdwijnen. 1890: De minister van Spoorwegen bevestigt dat de situatie inderdaad veranderd is, dat opnieuw gekozen werd voor Londerzeel-West, en dat Londerzeel-Oost, als het al behouden blijft, alleen maar voor een beperkte dienst gebruikt zal worden. “Wel?” vragen wij ons bijgevolg af. “Wat heeft de spoorwegen, rond 1888 van gedacht doen veranderen?” Hierna zullen we het antwoord geven.
1890: Nieuwe kansen voor station Londerzeel-West. Zoals we reeds eerder beschreven, stonden de Belgische Staatsspoorwegen in 1877, wat Londerzeel betreft, voor een moeilijke keuze. Ofwel lieten ze de nieuw geplande spoorwegen Antwerpen-Aalst en Puurs-Brussel langs het reeds bestaande station passeren, ofwel bouwden ze op een andere ontmoetingsplaats een nieuw station. Ze kozen voor het tweede alternatief. Want het oude station was hoe dan ook te klein en om het uit te breiden was onteigening en grondaankoop noodzakelijk. Bovendien, en het was dit laatste argument dat ongetwijfeld de doorslag heeft gegeven, zou de spoorlijn Puurs-Brussel, als die aan het oude station passeerde, grote bevolkingsconcentraties - met name Londerzeel-dorp - in twee snijden. Derhalve werd, ofschoon de bewoners van het centrum en de plaatselijke politiekers daar eigenlijk niet erg voor te vinden waren, in 1881 het nieuwe station op ‘den Berg’ gebouwd. Maar de tijden veranderen... De IJzerenweg tussen Antwerpen-Zuid en Frankrijk-Noord bracht niet de drukte die men had mogen verwachten. En de Ooststatie, die zelfs geen behoorlijke verbindingsweg had, werd alleen maar door een handjevol reizigers uit ‘den Berg’ en Ramsdonk bezocht. Bovendien werd het plan voor een spoorlijn tussen Puurs, Londerzeel-Oost en Brussel in 1890 definitief, tot verdriet van de Antwerpse grondspeculanten en de Willebroekse en Tisseltse nijveraars, in de ijskelder gestopt en vervangen door een iets minder ambitieus plan voor een tramverbinding tussen Londerzeel en de hoofdstad. Hiermee verviel het belangrijkste argument om Londerzeel-West te laten verdwijnen. Een tram rijdt immers minder snel dan een trein en een smalspoor, dat gewoon tussen de kasseien ligt, verstoort amper de omgeving. Bovendien is het precies de bedoeling van een tram om doorheen
120
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
zoveel mogelijk bevolkingskernen te sporen. Waarom zou deze buurtspoorweg derhalve in het ‘verre’ Londerzeel-Oost moeten vertrekken? In deel 3 beschreven we hoe het Londerzeelse gemeentebestuur, zij het niet zonder moeite, er in slaagde om de directie van de nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen er van te overtuigen de tram niet aan de Ooststatie maar aan de Weststatie te laten vertrekken, een visie die uiteindelijk geconcretiseerd werd in het Koninklijk Besluit van 14 mei 1894.
1890: De handicap van Londerzeel-Oost. Het nadeel van de Ooststatie was dat ze aan de buitengrens van de gemeente Londerzeel lag. Ooit, wanneer hier drie spoorlijnen zouden samenkomen, zou deze plaats ongetwijfeld tot een belangrijk economisch en sociaal centrum uitgroeien, maar zolang dat niet het geval was lag ze er maar een beetje verlaten bij en men moest Londerzeel al heel goed kennen om er de weg naar te vinden. Bovendien had men de sporen van de IJzerenweg van Aalst naar Antwerpen-Zuid, om Londerzeel-Oost te kunnen bereiken, vervaarlijk dicht tegen de dorpskern moeten leggen... Met andere woorden. Vanwege de bezorgdheid om de dorpskern niet te laten doorkruisen door de spoorlijn van Puurs naar Brussel (die er niet kwam) had men voor een oplossing gekozen waarbij ze door de lijn van Aalst naar Antwerpen werd doorsneden. Dat zorgde uiteraard voor gevaarlijke toestanden en extra kosten, want over een afstand van een goede kilometer waren er drie overwegen die allemaal moesten worden bewaakt. Dààrom oordeelden de verantwoordelijken van de Belgische Staatsspoorwegen het nuttig om, samen met de herwaardering van het station Londerzeel-West, Leireken uit het centrum van Londerzeel te verwijderen en deze naar Londerzeel-West af te leiden. Ofschoon dat idee eigenlijk al vanaf 1889 bestond, werd het pas, na wat aandringen door het Londerzeelse schepencollege, door een ministeriele brief van 16 juni 1890 bevestigd. Er verliepen echter nog vele jaren... En pas op zondag 26 februari 1893 kon men in de Gazet van Merchtem lezen: Het gerucht is in omloop, en het schijnt dat men het ditmaal voor echt mag aanschouwen, dat de statie van Londerzeel-Oost zou afgeschaft worden. De linie van Aalst zou opgebroken worden tot omtrent Steenhuffel, en rechtstreeks geleid worden in den ijzeren weg van Dendermonde op Mechelen.”
1894-1898: Leireken verlegd. Tussen Steenhuffel en Ramsdonk, op het grondgebied van Londerzeel, volgde de Internationale IJzerenweg van Antwerpen op Douai aanvankelijk het volgende tracé: Station Steenhuffel - Lakeman over, rechts van het kruispunt Lakeman/Drietorenstraat - schuin de Linde over - evenwijdig met Molenstraat - Stationstraat over, ter hoogte van de inrit naar het huidige winkelcentrum - schuin de Meerstraat over - aansluiting op de spoorlijn MechelenDendermonde (Lijn 53) - Londerzeel Oost - nog 1.224 meter evenwijdig met lijn 53 - aan de Hagelboom naar links (noorden), richting Ramsdonk en Tisselt. De kaart, een paar bladzijden verder, zou deze uitleg duidelijker moeten maken. Tussen 1894 en 1898 kwamen er ingrijpende veranderingen in deze situatie. Eén enkele km. uitgezonderd, werden de sporen in Londerzeel namelijk volledig opgebroken en herlegd...
1) Tussen de grens met Steenhuffel en de Ooststatie. Amper 12 dagen nadat de eerste tram in de buurt van de Weststatie was vertrokken, begon in Londerzeel het onderzoek van commodo en incommodo betreffende de aanpassingen aan het station van Londerzeel (West) en de omleiding van de lijn Aalst-Londerzeel tussen de stations van Steenhuffel en Londerzeel. Het liep tot 29 december 1894. 121
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Volgende buiten Londerzeel wonende eigenaars werden schriftelijk verwittigd: De Boeck-Van Ranst Jansens-De Schrijver De Villegas Van Buggenhout Hubleau Helman
Malderen Sint-Niklaas Strombeek Kapelle o/d Bos Oostham Willebroek
Devleeshouwer Poulders Duvalde Beaulieu De Coster-Van Innis Asse Mertens Edouard Philom(ene) Leemans Reyntens Nicolas
Antwerpen Mechelen Tisselt Wolvertem St. Joost ten Node
De belanghebbenden uit Londerzeel staan niét in deze lijst. Die werden namelijk persoonlijk aangesproken. De belangrijkste hiervan was zonder meer burggraaf De Spoelberch, die de herlegde spoorweg voor het grootste stuk door zijn landerijen, toebehorende aan het domein Drietoren (wijk Moorhoek) moest zien lopen. Vanaf de grens met Steenhuffel maakte het nieuwe tracé immers een vrij scherpe bocht naar links. In plaats van de Lakeman over te steken kruisten de sporen de Watermolenstraat. Reeds één kilometer verder, in het gehucht Moorhoek, werd 1 kilometer voor het station Londerzeel-West op lijn 53 (Dendermonde-Mechelen) aangesloten. Ook graaf de Lalaing van het naburige Diepensteyn (Steenhuffel) werd gevraagd om een stuk grond, palende aan zijn watermolen (die bewoond werd door de familie de Boeck) voor de nieuwe spoorlijn af te staan. Vergeten we bovendien niet dat, tussen Londerzeel-West en Londerzeel-Oost, de bedding van Lijn 53 aanzienlijk moest verbreed worden om het spoor van Leireken te kunnen ontvangen. Ook hiervoor waren onteigeningen nodig. Volgende gronden werden in 1896 (ten westen van spoorlijn 53) door de Staat verworven: Eigenaar Familie Van Camp Graaf de Lalaing Burggraaf de Spoelberch Kerkfabriek Sint-Christoffel Anderen
Oppervlakte 10a55ca 11a25ca 27a77ca 1ha15a89ca (waarschijnlijk) 4a 21ca (op perceel A507a) 46 ongeveer 32 a
Akten (gouverneur Brabant) 16 juli en 29 juli 1896 3 aug. 1896 en 24 okt. 1896
Door het nieuwe tracé vervielen de overwegen van de Linde, Statiestraat en Meerstraat. In de Watermolenstraat, op de grens van Steenhuffel en Londerzeel, kwam er echter eentje bij. Hier was geen bewaking voorzien, al was dat door de omwonenden wèl gevraagd. Op 17 juni 1899 antwoordde de heer Goffin, beheerder van de spoorwegen, aan burgemeester Van Assche het volgende. Mijnheer - Samen met andere inwoners der gemeenten Londerzeel en Steenhuffel hebt gij gevraagd dat de overweg in de grote straat die beide gemeenten verbindt, tussen kilometerpaal 2 en 3 van de baan Londerzeel-Aalst, bewaakt worde. Ik heb de eer U te melden dat het verkeer over bedoelde overweg niet belangrijk genoeg is om er een bijzonderen bediende aan te stellen. Gelieve de mede-ondertekenaren van de klacht te melden dat hunne vraag niet kan ingewilligd worden. Het nieuwe baanvak werd, aldus een rondschrijven van 18 februari 1899 van de minister van Ijzeren Wegen, Posten en Telegrafen Vandepeereboom, op 1 maart 1899 in dienst gesteld.
46
Deze verkoop werd, na akkoord van de kerkfabriek, door het schepencollege goedgekeurd op 13 mei 1895. De Belgische Staat heeft er 300 frank voor betaald (exclusief de vergoeding aan de pachter). 122
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Een trein van het type 15 op de splinternieuwe sporen van Leireken (Aalst-Antwerpen).
Pas daarna kon het oude baanvak worden opgebroken. Twee getuigenissen uit de Londerzeelse archieven tonen ons aan dat de aannemer van de Belgische Staat daarbij flink door de buurtbewoners werd geholpen. Op 7 maart, om 4 uur in de namiddag, is het daarbij tot een hoogoplopende ruzie gekomen tussen de ‘kooltjesraapsters’ 47 Josephine De Donder, haar moeder Catharina De Bondt, Antonette d’Hertefelt (echtgenote Phil. Broothaers), Philomene Gillisjans (dochter van Jozef), Monica Broothaerts (vrouw Merckx), Joanna Broothaers (vrouw Van den Brande), Christine Robberechts, Angelique De Smedt en Julia Moens. En op 23 mei, kort na 8 uur ’s avonds, is daar, aldus de getuigenis van de 30 jaar oude werkman Joannes Roelants (Windmolen), ook nog het volgende gebeurd. We laten het hem zelf vertellen: Op 20 Mei bij den avond had ik kolen geraapt op de werken van den ijzeren weg tusschen Londerzeel en Ramsdonck. Den trein van 8u15 ’s avonds was voorbij gereden. In de Weststatie werd bemerkt dat eene ruit gebroken was. De heer statieoverste van Londerzeel-West kwam op mij af, greep mij bij de keel, wierp mij tegen den grond en dwong mij te zeggen wie zulks gedaan had. Dit wist ik niet doch hij dwong mij verder te zeggen wie mijne gezellen waren. Hetgeen ik deed. Door zijne mishandelingen had hij mij bezeerd. Van deze zaak sprekende heeft genoemde heer statieoverste verteld aan weduwe Jacobs, inwonende bij Mijnheer Denis Van Eetvelt, molenaar alhier ‘Ik heb daar eenen goed in de asschen gerold!’ Dit is ook gehoord door Jozef Van den Broeck, jachtwachter alhier.” Wat doen we met de oude spoorwegbedding tussen de Linde en de Berg, vroeg men zich in Londerzeel af. Even werd er met het idee gespeeld om de grond van de Belgische Staat terug te kopen en er een steenweg op te leggen. De gemeenteraad echter, hierover op 17 augustus 1899 geconsulteerd “na dit voorstel gehoord en onderzocht te hebben, is van gevoelen dat de verandering van dit bed van den ijzerenweg in eenen steenweg voor de gemeente zeer aanzienlijke kosten zou teweeg brengen en
47
In die tijd werden de spoorwegbeddingen met steenkoolgruis en assen geëgaliseerd. Erg proper was dat wel niet maar tijdens de oorlog 1914-1918 heeft deze maatregel velen aan een beetje warmte geholpen. 123
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
dat het openbaar nut welk hieruit kan volgen te onbeduidend schijnt te zijn om deze aanvraag hiervoor te durven doen”
Oorspronkelijke ( ▬
▬ ) en nieuwe ( ▬▬▬ ) tracé van Lijn 61 (overgetekend op recente kaart)
2) Tussen de Ooststatie en Ramsdonk. In 1898 werd de spoorlijn Mechelen-Dendermonde, ingevolge de verbreding- en uitdiepingwerken van het zeekanaal Brussel-Rupel te Kapelle-op-den-Bos en de aanleg van een nieuwe vaartbrug, opgehoogd. Deze werken waren ook voor lijn 61 niet zonder gevolgen.
Deel van de kadaster-kaart van 1915 met daarop de nieuwe loop van Leireken evenals de nieuwe en de oude loop van de steenweg naar Mechelen
Aanvankelijk volgde Lijn 61 de spoorlijn "Mechelen-Dendermonde" vanaf Londerzeel-Oost (en nà 1898 reeds vanaf Londerzeel-West) tot aan de Hagelboom om daar af te slaan naar links, de Mechelseweg te kruisen, oostwaarts van de Grotstraat naar de Bormstraat te lopen en verder door het Vinneken naar Tisselt te gaan.
124
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Vanaf nu echter zou Leireken, even voorbij Londerzeel-Oost, het tracé van lijn 53 verlaten om, via een bocht naar rechts (over de Stuiversstraat), doorheen één van de 5 Ramsdonkse tunnels en langs de Brugstraat, de Mechelseweg te kruisen van waar opnieuw het oude tracé kon worden gevolgd. De oude overweg met rolbareel aan de Hagelboom verviel en werd vervangen door een nieuwe springbareel met routehuisje (nog op het grondgebied van Londerzeel, voor de brug). De andere rolbarelen aan de kruisingen met de Mechelseweg, de Bormstraat en op het Vinneken bleven uiteraard bestaan.
1898-1904: andere infrastructuurwerken te Londerzeel 48 De vergroting van de Weststatie. Tussen 1895 en 1899 werd lijn 61, vanaf de grens met Steenhuffel, op het grondgebied van Londerzeel, en tot aan de grens met Ramsdonk, dus volledig herlegd. Hierdoor sloten de sporen een paar kilometer eerder, nog vooraleer de Weststatie bereikt werd, op Lijn 53 (DendermondeMechelen) aan. Maar Londerzeel-West was nog niet klaar om ook de reizigers en de goederen van Leireken te ontvangen. Daarvoor moest het tussen 1898 en 1904 grondig worden vernieuwd en vergroot. Om dit mogelijk te maken werd in 1899 (onder meer) grond van burggraaf de Spoelberch van het naburige kasteel Drietoren aangekocht. Het onderzoek van commodo en incommodo aangaande deze vergroting (zeg maar uitbreiding der sporen) liep van van 17 januari tot 3 februari 1899 49.
De Ooststatie blijft bestaan. Zou de Ooststatie na de opknapbeurt van de Weststatie volledig verdwijnen? Bijna iedereen was daar in 1898 heilig van overtuigd. Weinigen in Londerzeel-centrum zouden daar een traan om laten; maar hoe zouden de mensen van oost-Londerzeel en van het naburige Ramsdonk reageren? Gelukkig hoeven we daar niet in het ongewisse over te blijven... In het verslag van de gemeenteraad van 15 juli 1898 vonden we immers: Buiten de dagorde geeft de heer voorzitter aan de raad te kennen dat de gemeenteraad van Ramsdonk een verzoekschrift heeft gezonden naar de heer Minister van IJzeren wegen voor het behoud van stilstand van Londerzeel-Oost of aan de Hagelboom en van ons gemeentebestuur en van dat van Wolvertem verlangt dat deze in dezelfde zin vragen naar de heer Minister zouden inzenden.Om te weten of genoemde zaak buiten de dagorde in de gemeenteraad verdient besproken te worden, wordt er tot een stemminge over gegaan. Zes tegenwoordig zijnde leden stemmen "Ja"; twee der leden (de heren Geyzen en Polspoel) stemmen "Neen". Daarna wordt de zaak over het voor- of nadeel welk het verkrijgen van deze stilstand voor onze gemeente kan te weeg brengen, besproken. Zes vertegenwoorigd zijnde leden keuren het verkrijgen van dezen stilstand goed, twee leden (de heren Geyzen en Polspoel) keuren deze af, onder voorwendsel dat deze aanleiding geeft tot menigvuldige missingen in het afstappen der treinen. Er wordt ingevolge de beslissing der meerderheid vastgesteld dat een verzoekschrift voor behoud van een stilstand der gewone treinen in de statie van Londerzeel-Oost, door de zorgen van het schepencollegie aan de heer Minister van IJzerenwegen zal gezonden worden. 48
1898-1900 was, maar dit zeggen we maar terloops, ook de periode waarin langs de latere spoorlijnen 53 en 61 de bestaande kleine bareelwachterhuisjes werden vergroot. Deze vergroting is aan de overgebleven gebouwen zelfs vandaag (2003) nog altijd goed te merken. 49 Voor de volledigheid vermelden we dat burggraaf de Spoelberch hierbij volgende eigendommen verloor: 0,77 ca op perceel F70a, 5 are 39 ca op F59a en 0,77 ca op F65a. 125
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Dit verzoekschrift werd op 28 juli 1898 verzonden. De tand des tijds heeft dapper aan de leesbaarheid van het bewuste schrijven geknaagd. Desondanks proberen we hieronder de inhoud zo getrouw mogelijk (weliswaar in vertaling) te reconstrueren. “Mijnheer de Minister - Inwoners van een deel van onze gemeente samen met inwoners van meerdere buurgemeenten hebben stappen bij u ondernomen om het behoud van het station Londerzeel-Oost te bekomen. De Gemeenteraad van Londerzeel heeft steeds en voortdurend aan de heer Minister en zijn voorgangers gevraagd om het station Londerzeel-West, centraal in de gemeente gelegen, te behouden om de inwoners te bedienen. Tevens geloven wij dat het onze plicht is om onze erkentelijkheid uit te drukken voor de door u gekozen oplossing om een (nieuw) station in Londerzeel-West op te richten, waarop u de lijn van Aalst naar Londerzeel doet aansluiten. Desondanks moeten wij erkennen dat een deel der inwoners van onze gemeente in zijn rechtmatige belangen zal geschaad worden door de afschaffing van het station van Londerzeel-Oost; met name de talrijke reizigers die de trein nemen in dit station, de werklieden die dagelijks naar hun werk gaan, de boeren die iedere dag hun melk naar Brussel transporteren, zullen sterk geïnteresseerd zijn in het behoud van een halte of op zijn minst een stopplaats in Londerzeel-Oost. Onze gemeenteraad heeft tijdens de laatste raadszitting besloten om de vraag van deze inwoners te steunen. Rekening houdende met uw bezorgdheid om het gebruik van de ijzerenwegen voor eenieder te vergemakkelijken door talrijke halten in te richten hebben wij de hoop, mijnheer de Minister, dat u de vraag van onze ingezetenen gunstig zult ontvangen en het station Londerzeel-Oost niet of niet volledig zult afschaffen, maar dat u er een halte of minimaal een stopplaats zult laten. Getekend: de gemeenteraad van Londerzeel.” Alzo geschiedde. Londerzeel-Oost werd niet opgedoekt. Maar het belang ervan, dat al niet erg groot geweest was, verminderde nog meer. Op 15 september 1898 werd het versturen en lossen van zware goederen (tarief 3, volledige ladingen), van paarden, vee, uitrustingen en verhuizingen in Londerzeel-Oost afgeschaft. Dat gebeurde met het Ordre de Service 214/1898 Hiernaast: een zwarte bladzijde uit de geschiedenis van de Ooststatie.
Vanaf die dag mocht het gewicht van een pakje niet meer dan 200 kg. en het gewicht van een zending niet meer dan 2.000 kg. bedragen. Londerzeel-Oost bleef dus nog hoofdzakelijk voor de dienst der reizigers bestaan. Toch werden aan de omgeving van het station in de loop van 1900 nog verbeteringswerken aangebracht. Een onderzoek van commodo en incommodo dienaangaande werd op 10 januari gestart en op 26 januari, zonder tegenkantingen, afgesloten.
126
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Londerzeel West voor 1907
Londerzeel West ca 1914
Londerzeel West ca ca 1920.
127
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Londerzeel West ca 1930
BEWONERS VAN DE WESTSTATIE TUSSEN 1880 EN 1914 Auguste DE KNIJFF die op 6 maart 1880 zijn dienst in Londerzeel opnam en er waarschijnlijk tot in 1886 in functie bleef, werd opgevolgd door Alfred SWALENS, geboren in Molenbeek in 1859. Deze was niet gehuwd; zijn moeder, de weduwe Swalens-Mourdon, woonde bij hem in. Op 13 juni 1890 verhuisden beiden naar Ixelles. Eén dag later arriveerde Jules Emile VAN ROBAIS vanuit Snaaskerke. Deze was 1851 in Zwevegem geboren en gehuwd met Pulcherie Marie Albertine Bary (° Marilles 1860). Gedurende de relatief korte tijd dat het paar in Londerzeel verbleef werd, in 1891, hun zoon Jean geboren. Op 23 december 1891 verliet het gezin Londerzeel voor Nederbrakel. Na een tussenperiode van 3 maanden, op 19 februari 1892, is Jozef VAN DEN BERGH (°Tienen 29-1-1859) de nieuwe chef van de Weststatie geworden. Hij kwam van Kaprijke en was gehuwd met Henriette Helene Pauline De Meyer (°Mechelen 1861). Het echtpaar had 2 kinderen, Reine Françoise Jeanne Emma Josephine (° Tisselt 9-2-1885) en René Henri Paul Joseph (° Kaprijke 4-5-1887). Van den Bergh is de eerste stationchef die in de Londerzeelse archieven een blijvende indruk heeft nagelaten. Verantwoordelijk daarvoor waren vooral de kiekens die hij in zijn vrije uren hield maar die geregeld (onder andere tussen 18 juli en 4 augustus 1898) de hen toegewezen gronden van de Belgische Staat verlieten om op het tarweveld van Edward Drijen graantjes te gaan pikken. Van den Bergh was ook de opvliegende chef die op 20 mei 1899, tussen 20u30 en 20u45, kooltjesraper Joannes Roelants uit de wijk Windmolen “eens goed in de asschen heeft gerold”, zoals we enkele bladzijden vroeger beschreven. Op 31 mei 1900 verhuisde het gezin van Van den Bergh naar Ternat. Op 1 juni werd zijn taak overgenomen door Donaat VAN NIEUWENHUYZEN (° Wetteren 28/9/1863). Van Nieuwenhuyzen had voordien dienst gedaan in Maria Lierde. Hij was gehuwd met Leontine Monique Roy (° Oostende 1865) en had geen kinderen. Zijn moeder Marie Louise De Smolder woonde bij hem in. Van Nieuwenhuyzen was als het ware een ‘tussenpaus’. Reeds op 18 november van het volgende jaar deden plicht en oversten hem naar Oostende verhuizen. Op 28 november 1891 werd hij opgevolgd door Laurent Joseph BAL (° Leuven 26/6/1870), die met vrouw Barbe 128
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Pauline Van Hove (° Kortenberg 1868) en zoon Laurent Louis (° Kortenberg 1880) van Hombeek kwam. Bal bleef tot 17 januari 1910 in Londerzeel waarna hij naar Zele verhuisde. Cesar ROELS (° Zele 22/12/1862) volgde hem op 8 februari op. Deze was gehuwd met Maria Clementina Mans (° Hoeppertingen 1868). Het paar had 4 kinderen: Prosper Eugeen Cesar (° Ordingen 1890), Gabriella Elisa Anna (° Ordingen 1892), Paulina Josepha Maria (° Neerwinden 1895) en Leon Theodore Joseph (° Opwijk 1901). Op 11 mei 1912 werd Roels naar Duffel gestuurd. Hij werd opgevolgd door Jozef Frans COUCKX waarvan we alleen weten dat hij op 18 april 1874 in Iddergem geboren was.
Boven: locomotief van het type 17 - Onder: locomotief van het type 30. Deze types en hun varianten werden voor 1914 regelmatig tussen Mechelen en Dendermonde ingezet.
129
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
BEWONERS VAN DE OOSTSTATIE TUSSEN 1880 EN 1914 De eerste echte chef van de Ooststatie moet Charles François CROCIUS (° Remicourt 24/5/1847) zijn geweest. Crocius is op 15 september 1883 vanuit Sint-Joost-ten-Noode in de Ooststatie aangekomen (voordien was hij al stationchef in Jemeppe). Dat deed hij samen met zijn vrouw Charlotte Justine Gauces (° Namur 1851) en hun dochter Kelly Marie Josephine (° Sint-Joost-tenNoode 1883). Op 18 augustus 1886 werd hij naar Kortenberg overgeplaatst. Daarna werd hij chef in Zottegem. 16 Januari 1899 was zijn eerste werkdag als hoofdchef van het Brusselse Noordstation. Crocius (uit Le petit bleu du matin van 17/1/1899).
Pierre Joseph Hubert HUBLAU (° Mechelen17/6/1860) verving hem vanaf 18/8/1886. Deze had voordien zijn stiel in het station van Steenhuffel geleerd en diende dus van niet ver te komen. Wie met deze verhuis zeker gelukkig was, was ongetwijfeld Marie Catherine Josephine De Pauw, die in 1853 in Londerzeel was geboren en waarmee hij, toe hij statiechef in Steenhuffel was, was getrouwd. In Londerzeel heeft dit echtpaar 2 dochters gekregen: Augustine Therese Marie (° Londerzeel 1888) en Marie Jeanne Judith (° Londerzeel 1890). Op 25 februari 1890 is het gezin Hublau naar Erembodegem overgeplaatst. Foto met dank aan de familie De Pauw uit Londerzeel en Francis Hallemans
Het duurde tot 23 oktober vooraleer Oscar Theodore BERTELS (° Leuven 11/11/1863) hem verving. Bertels kwam van Laken en was gehuwd, maar we weten niet met wie. Op 2 september 1891 moest hij naar Hombeek verhuizen. Op 9 febr. 1892 kwam Alexis Xavier HENRION (° Anthée 1847) vanuit Meise zijn intrek in de Ooststatie nemen. Hij was gehuwd met Marie Josephe Flavie L’Hermitte (° Roy 1857) en had 2 zonen: Eugène Jules Lambert (° Marche 1886) en Louis Paul Joseph (Nieuport 1889). De opvolger van Henrion was Victor Frans CORNET (° Mormont 20/10/1858) die, van uit Sint-Jans-Molenbeek, op 24 december 1894 in Londerzeel arriveerde. Op 10 augustus 1896 trouwde hij met de Ramsdonkse Elisabeth Vandenvelde. Een paar maanden later, op 19 november 1896, is hij plotseling naar Ramsdonk (bij zijn schoon-ouders?) gaan wonen... En daar is hij 2 dagen later, op 21 november, amper 38 jaar oud, overleden. Ter zijner nagedachtenis is nog steeds een gedenksteen tegen de zijgevel van de kerk van Ramsdonk te vinden... Welk menselijk drama gaat er achter deze gedenksteen en deze data schuil? Is er een verband met de grote werken die in deze periode in de buurt van de Oost-statie moeten zijn begonnen? Ondanks hard zoeken zijn we het niet te weten gekomen.
130
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Ook het doodsprentje van Victor Frans Cornet maakt ons niet wijzer. In 1896 is, volgens het betreffende jaarboek van de Staatsspoorwegen, A.T.E. Cornet, geboren in 1863 en tot dan werkzaam als klerk voor een loon van 1.500 Fr. per jaar, dienstdoend statieoverste van Londerzeel-Oost (toen een station van 5de klasse) geworden. Wellicht vanwege de eerder geciteerde ophoging van de spoorweg (vanaf de Ooststatie tot Kapelle-op-den-Bos en verder), die in 1897 en 1898 gebeurde, en de aanpassingswerken aan de omgeving van het station (in 1901) is de Ooststatie bijna 4 jaar lang onbewoond gebleven. De volgende stationchefs woonden derhalve niet op de Berg maar in een huis in het Dorp. Dat was allereerst het geval met Amand DELCUVE (° Wodeq 6/2/1869). Deze kwam op 15 augustus 1897 van Oostkerke en woonde samen met zijn meid, Jeanne Caroline Van Goethem (° Hanut 1873). Op 10 november 1989 zijn beiden naar Schaffen vertrokken. Leopold Hubert Frederic SOMERS (° Hasselt 5/2/1872) kwam op 7 maart 1899 uit Welkenraedt. Hij was pas gehuwd met Bertha Hubertine Remerken (° Moresnet 1881). Nog geen twee weken later (op 17 maart) werd hij reeds naar Zonhoven overgeplaatst. Henri Joseph BAGE (Liège 8/10/1859) is hem vanaf 23 maart 1899 komen vervangen. Samen met zijn moeder Lambertine Larbalette arriveerde hij uit Mons. Bage is wat langer dan zijn voorganger in Londerzeel gebleven. Op 22 januari 1901 verhuisde hij, wellicht niet tegen zijn zin, naar Lessines. Op dat moment was hij echter geen dienstdoend overste van de Ooststatie meer. Uit een brief van 7 juni 1900 leren we immers dat op dat moment al een zekere heer Drijen door de Londerzeelse gemeentesecretaris als "overste van onze Ooststatie" werd genoemd. Edmond DRIJEN was op 25 oktober 1845 in Lurnay geboren. Later was hij met zijn ouders naar Londerzeel verhuisd en sedert 1872 zijn we hem als bediende van de Weststatie tegengekomen. Drijen was getrouwd met Joanna Maria Jacobs (° Londerzeel 1852) en had 2 kinderen: Frans Achiel (° Londerzeel 1886) en Amanda Maria (° Londerzeel 1892). Edmond Drijen is wellicht tot zijn pensionnering in 1910 chef van de Ooststatie gebleven. Constant Albert DE JAEGHERE (geboren in Oostende op 10 januari 1869) volgde hem op. Samen met zijn vrouw Joanna Christina Van Geel (° Buggenhout 1870) en zijn zoon Louis Jozef (° Nossegem 1904), maakte hij als stationchef tijdens de eerste wereldoorlog de bezetting van zijn station door Duitse soldaten mee. De Jaeghere is tijdens die oorlog lid en voorzitter van het plaatselijke voedingscomité geweest. Zijn gezin bleef in Londerzeel verankerd. Een aantal van zijn afstammelingen is hier onderwijzer geweest. Links: Constant Albert De Jaeghere.
Rechts: de ooststatie in 1919.
131
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
LONDERZEELSE BAREEL- EN KABIENWACHTERS Tot onze spijt is het ons niet gelukt om alle bewoners van de nog bestaande en verdwenen Londerzeelse baanhuisjes terug te vinden. Bovendien vragen we de lezer om onderstaande gegevens met een beetje voorzichtigheid te interpreteren en ons te vergeven mocht hij ons toch ergens op een foutje betrappen. Linde (Lijn 61) Aanvankelijk werd de overweg van het oorspronkelijke Leireken op de Linde bewaakt door een bascuulbareel die bediend werd door de bareelwachter in de stationstraat. Een nog net goed afgelopen incident (zie deel 6) zorgde er voor dat hier in 1886 een bareelwachtershuisje werd gebouwd dat in 1899 (door het verleggen van de sporen) alweer overbodig werd 50. Tot dan (of alleszins tot in 1892) waren hier, denken we, Adolf Van Cauwenbergh (°Londerzeel 1840) en zijn vrouw Marie Moens (° Londerzeel 1840) als bareelwachters actief. Moorhoek (Lijn 53) In het bareelwachterhuisje op de Moorhoek, dat stond nabij de plaats waar sedert 1899 Leireken en Lijn 53 samen kwamen, woonden Remi Fariseau (° Idegem 17 februari 1863) en zijn vrouw Maria Coleta De Donder. Remi Fariseau overleed op 16 augustus 1917 onrechtstreeks aan de gevolgen van een klap die hij van een Duitse garnizoenssoldaat had gekregen.
Een zeer onduidelijke foto van het al lang verdwenen routehuisje op de Moorhoek; maar een andere is er niet.
Ursene (Lijnen 53 en 61) Vanaf 1893 werd de bareel op Ursene bediend door Catharina Perdaens (° Erembodegem 77-1848), de echtgenote van Jan Baptist Verdoodt (° Erembodegem 25-11-1848). Tot dan hadden beiden hetzelfde werk in de Smisstraat te Steenhuffel gedaan. Aan het werk van Perdaens kwam abrupt een einde toen op 6 oktober 1908 de Londerzeelse burgemeester Petrus Van Assche op "haar" overweg door een trein gegrepen werd (zie deel 6)
-
-
Weststatie (Lijnen 53 en 61) De bareel aan de weststatie werd lange tijd bediend door een "ploeg" werkmannen-bareelschuivers die een barak tegenover het station bemanden. We zijn volgende namen tegengekomen 1886: Jan Emmanuel Moens, ° circa 1856, bareelwachter in de barak aan de statie. 1889: Philippe Van Ingelgem (° Malderen 1846), gehuwd met Rosalie Baetens (° Londerzeel 1850) kwam op 29 mei 1889 van uit Sint-Gillis naar Londerzeel en werd bareelwachter aan de Statie. 1894: Anna Maria Vos (° Balen 2 maart 1874), dochter van kabienwachter Frans Vos (zie verder), trouwde in 1894 met Michael Verbelen. 1895 en 1904: Jean Van Riet, "bareelschuiver" aan de Weststatie.
50
Het werd echter niet afgebroken en is nog steeds als een routehuisje te herkennen. Ook de oude loop van de spoorlijn is naast dit huis nog duidelijk te situeren. 132
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
-
-
Louis De Bondt
1890: Theofiel Vandemoortel (° St.-Gillis 1853), gehuwd met Maria Joanna Rosez (° St.-Gillis 1853), was bareelwachter aan de statie maar verhuisde op 28 augustus 1890 naar Malderen om er de bareel in de Steenhuffelstraat te bedienen. 1898: Jozef Van Ingelgom (° Malderen 9 juli 1832), getrouwd met Anne Marie Maerens; was eveneens bareelwachter. Het "kabien" Het seinwachtershuis aan de weststatie heeft werk verschaft aan (onder meer): Tussen 1877 en 1893: Frans Vos (° Balen ca 1851), getrouwd met Virginie Boons (° Olmen). In 1894: Frans Corneel Van der Poel (° Kapelle-op-den-Bos 14 september 1865), in 1894 getrouwd met Maria Anna Catharina De Boeck. Statiestraat (Lijn 61 tot 1899) Ofschoon op de plaats waar tot 1899 Leireken de Statiestraat overstak een routehuisje moet gestaan hebben (is café "den Bareel" daar nog een verwijzing naar?) hebben we over de bewoners niets gevonden. Meerstraat (Lijn 61, tot 1899) Philippe Van Moer (°Tisselt 1844), gehuwd met Isabelle Van der Plas, kwam op 16 december 1881 naar Londerzeel om bareelwachter in de Meerstraat te worden. Meerstraat (Lijnen 53 en 61) In 1914 ontmoeten we Jozef Walschap (° Malderen 6 juni 1858) als bareelwachter aan de rolbareel in de Meerstraat Berg (Ooststatie) In 1880 was Philemon Van Ingelgem bareelwachter aan de statie van den ijzerenweg die toen nog "Aalst-Mechelen" heette. In de periode 1891-1892 was Jacobus Van Muylder bareelwachter aan de Ooststatie (elders wordt hij baanwachter genoemd). Ergens aan een overweg in Londerzeel. Ook volgende personen oefenden in Londerzeel het beroep van bareelwachter uit. We zijn er echter niet achter gekomen wààr dat precies gebeurde. Jan Frans Van Riet (° Londerzeel 9 mei 1831), gehuwd met Maria Elisabeth Van Lint, was bareelwachter in 1857. Jan Baptist Van Pestel (° Malderen 28 januari 1839), gehuwd met Anna Monica De Bondt, was bareelwachter in 1867. Dorothea Amelia Moens (° Londerzeel 1 januari 1875), dochter van Victor Moens en Louisa Pellens; getrouwd met Petrus Fideel Moortgat, was bareelwachtster in 1897
133
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
OPENBAAR VERVOER IN LONDERZEEL 1830-1914 Spoorwegen en buurtspoorwegen Deel 5 - Malderen en Steenhuffel tussen 1880 en 1914 Over de stations van Malderen en van Londerzeel-West, hun verbouwingen en bewoners, hebben we het reeds in het eerste deel van deze bijdrage gehad. We zijn dan evenwel in 1880 opgehouden. De lezer zal begrijpen dat de reden hiervoor te vinden is in het feit dat grootLonderzeel in 1881 en 1882 twee stations heeft bijgekregen, het station van Steenhuffel en het station van Londerzeel-Oost Over de bloedstollende broederstrijd – met wisselende kansen – die tussen 1880 en 1896 tussen de beide stations van Londerzeel-centrum werd uitgevochten, hebben we het in het vierde deel gehad. Tevens bespraken we door wie deze stations tussen 1880 en 1914 werden bewoond. Om niemand onrecht aan te doen zullen we ons nu met de verdere geschiedenis van de stations van Malderen en Steenhuffel onledig houden.
HET STATION VAN MALDEREN TUSSEN 1881 EN 1914 Op 7 december 1881 werd een onderzoek van commodo en incommodo afgesloten over de geplande aankoop door de staat 51 van een aantal gronden (waarbij ook gemeentegrond) in de omgeving van het station. Het project, dat de vergroting van het terrein van dit station beoogde, hield onder meer de mogelijke afschaffing in van de wegen nr. 3, 8 en 34 52 evenals van de doorsteek onder de Kleine Brug (Piepenhol). Dit had een petitie van de betrokken bewoners voor gevolg, een petitie die door de gemeenteraad voor 100 % werd gesteund. Nadat een aantal wijzigingen aan de oorspronkelijke plannen aangebracht waren ging de gemeenteraad op 26 juli 1882 principieel akkoord om 16a97ca gemeentegrond (perceel E10c en een deel van E10a) aan de staat te verkopen voor 2036,40 fr. Deze laatste verkopen lagen in het verlengde van de vorige, richting Buggenhout en hadden vooral te maken met het verbreden van het sporenstelsel met een rangeerspoor, waardoor de kleine brug ofwel afgeschaft ofwel verlengd zou moeten worden. Ofschoon deze wetenswaardigheden zeker niet wereldschokkend zijn tonen ze toch duidelijk aan dat in 1881 de uitbouw van het station nog altijd in de richting van de grens met Buggenhout werd gezocht. Dit ondanks het feit dat vanaf deze periode Malderen als potentieel spoorwegknooppunt vervangen was door Londerzeel-Berg. Stationschef Leopold ROGGE overleed in Malderen op 13 mei 1884, amper 46 jaar oud. Op 23 oktober 1884 werd Joannes Baptista Franciscus VAN LIERDE (° Vilvoorde 13/8/1846) vanuit Sint-Martens-Bodegem naar Malderen overgeplaatst. Deze stationsoverste was weduwnaar van Louise Marie Incour, hertrouwd met Maria Julia Gautier (° Mons 1831) en had 2 kinderen, Raymond Marie (° Brussel 1875) en Blanca Emilia (° Halin 1878). 51
Besluit van minister van openbare werken van 7 november 1881. Weg nr. 3 was de nog grotendeels bestaande weg ten noorden van de spoorweg, richting Opdorp-Buggen-hout – Weg nr. 34 was de nu verdwenen voetweg ten zuiden van het spoor, richting Buggenhout (vanaf het station tot tegen Piepenhol) – Weg Nr. 8 was de nog bestaande weg ten zuiden van de spoorlijn, richting Buggenhout (vanaf Piepenhol). 52
134
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Op 15 oktober 1885 53vertrok hij naar het station van Thulin in de provincie Henegouwen). Kamiel VAN TOMME (° Deurle 1/10/1852) volgde hem in Malderen op vanaf 5 november. Voordien was hij actief geweest in Basècle (Henegouwen). Hij en zijn vrouw Eulalie D’Haese (° Wichelen 1857) hadden, toen ze in Malderen kwamen, 2 kinderen, Octaaf August (° Wichelen 1882) en Frans Jozef (° Wichelen 1884). In Malderen werden vervolgens nog geboren: Gabriella Pelagia (1886), Anna Maria Angelica (° 1888) en Mathilda Maria Carolina (1889). Op 21 december 1897 werd stationchef Van Tomme overgeplaatst naar Ternat. In zijn plaats kwam (vanuit Vilvoorde) Jacques Corneille PEETERS (° Mechelen 11/4/1871). Deze bracht alleen zijn vrouw Marie Van Humbeeck mee (° Vilvoorde 1875). Het gezin PeetersVan Humbeeck kreeg in Malderen 4 kinderen: Antoon Engel Jozef (1898), Joanna Francisca Gerarda (1899), en de tweeling Ludovica Gerardina en Maria Josepha (1900).
-
- Intussen – van 12 tot 27 november 1897 – liep in Malderen een onderzoek van commodo en incommodo over merkelijke veranderingen die aan de statie zullen toegebracht worden 54 . Hiervoor waren een aantal onteigeningen nodig. Tussen april en juli 1898 gebeurde dat onder meer met: 1 stuk grond van het bureel van weldadigheid, E207a, groot 10a26ca, tegen de totale prijs van 1041,13 fr. 1 stuk grond van de gemeente: E164, groot slechts 10ca, tegen de totale prijs van 9,02 fr. 3 percelen grond, E163e, E165e en E166e, eigendom van weduwe De Potter-De Keersmaecker en kinderen. Het perceel E207a behoorde bij een perceel dat reeds voor 1837 onteigend was. De percelen 165e en 166e zouden deel uitmaken van het nieuw aan te leggen stationsplein. Zonder dat we hier directe informatie over krijgen is het duidelijk dat de merkelijke veranderingen aan de Statie op de bouw van een nieuw station betrekking hadden. Niet iedereen was onverdeeld gelukkig met de ligging van dit nieuwe station. Edward Verbruggen, huidevetter, formuleerde zijn bezwaren als volgt: “Geachte heeren - Nauwelijks ben ik in deze huidevetterij (n° 179E op uw plan) binnengetreden en, nu mijne zaken in bloeiende staat zijn en ik zou mogen denken op eene vergrooting, dan worden mijn zaken opeens gekrenkt door die verandering der statie. Hierneven laat ik mijn bijzonderheden volgen welke schadelijk zijn voor het huidevetten. 1. Stof van kolen, kalk en ijzerroest maakt nat leder zwart (wat ik kan bewijzen) en van deze stoffen kan ik onmogelijk bevrijd blijven. 2. Het is mij gansch onmogelijk buiten nog leeder te drogen. a) ik heb niets meer om het leder op te hangen, b) de vuile stoffen welke het zoude bederven. 3. Het belet de uitbreiding der huidevetterij, daar er geene plaats meer zal overblijven. Andere bijzonderheden zal ik toonen, wanneer de heeren bij mij zijn. Indien uw plan moet uitgevoerd worden gelijk het nu is, dan zal ik verplicht zijn de huidevetterij te verplaatsen.” Het nieuwe station, dat rond 1970 afgebroken werd, werd wellicht in 1899 gebouwd. Chef Peeters bleef in de oude statie wonen. Hoelang kunnen we niet met zekerheid zeggen. Vermoedelijk was dat tot 18 maart 1910. Toen werd zijn dienst overgenomen door Adelin Ange53
Volgens de bevolkingboeken; het boek van inwijking- en uitwijking geeft echter 23 oktober als datum voor zijn vertrek. 54 Een zelfde onderzoek, met dezelfde bedoeling, was reeds 10 jaar eerder (tussen 8 en 22 juli 1888) gevoerd. Behoudens het feit dat Jozef en Melanie Caluwaerts, Jan Frans Steenhaut en Carolus Joos zekere bezwaren indienden en dat de gemeenteraad van Malderen er op 1 maart 1889 mee instemde om alweer een perceeltje grond, gelegen E10c en 1a83ca groot, aan de Staatsspoorweg te verkopen, hebben we daar verder evenwel niets meer van vernomen. 135
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
lus DE MILLIANO (° Watervliet 11/2/1878). De Milliano was gehuwd met Margareta Van Hoof (° Mechelen 1884) en had 1 zoon Willi Auguste (° Destelbergen 1909). In 1914, of kort daarvoor, werd hij door BOMANS opgevolgd.
Boven links: gezin De Milliano-Van Hoof Boven rechts: stationchef Bomans Onder: station Malderen rond 1910
136
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
BAREELWACHTERS IN MALDEREN. Bareel aan de Statie Rond 1838 was Charles DE KOKER reeds bareelwachter aan de overweg op de Boeksheide (aan het Station). Op 10 december 1891 verhuisde hij naar Opwijk. Toen was hij echter al een poosje gepensioneerd. Monica VAN DE VOORDE was bareelwachtster aan de statie tot 26 januari 1883. Toen verhuisde ze met haar man Jacobus De Vadder (die niets met het spoor te maken had) en 2 kinderen naar de Leuvensesteenweg in Mechelen. In hun huis (wijk A-95) kwam Jan Benoit VAN HUYNEGEM uit Buggenhout wonen. Deze bareelwachter was getrouwd met Julia Francina Caluwaert en bij zijn verhuis had hij 3 minderjarige kinderen. Jan Frans DE BATSELIER kwam op 22 maart 1892, samen met zijn vrouw (Anna Theresia Gorremans) en drie nog jonge kinderen, aan in Malderen om er de bareel aan de statie te bedienen.
137
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Steenhuffelstraat Wie de tweede bewaakte overweg in Malderen (die in de Steenhuffelstraat) aanvankelijk bediende, weten we niet. Wel weten we dat dit vanaf 7 februari 1883 gebeurde door Egidius VLEMINCKX en zijn vrouw Anna Francisca VAN THIENEN. Zij kwamen uit Lebbeke en hadden bij hun aankomst in Malderen (wijk C-57) vijf kinderen. Tot 1 augustus 1890 kwamen daar in Malderen nog drie kinderen bij. Die dag verhuisde het gezin naar Londerzeel. Hun werk werd overgenomen door Theofiel VAN DE MOORTEL en zijn vrouw Maria Joanna ROSEZ. Het gezin, dat toen drie kinderen had, kwam uit Londerzeel waar het de bewaakte overweg aan de weststatie had beveiligd. In die periode stond er in de Steenhuffelstraat geen baanwachtershuis. Ze gingen immers niet de woning van hun voorgangers betrekken maar gingen wonen wijk C-96-5. Stationsbedienden We zijn ook wat namen van statiebedienden van het einde van de 19de eeuw te weten gekomen. Josephus VAN SANDE uit Borgerhout heeft van 21 december 1883 tot 4 augustus 1884 (onder andere) achter het loket gezeten en is dan weer naar Borgerhout vertrokken. Alphons Frans ROUCKHAUT deed dat werk tot 10 februari 1888 en is toen (nog ongehuwd) naar Muizen verhuisd. Constant VAN NIEUWENBORGH is hier met zijn vrouw Maria Ludovica Groenvelt en 7 kinderen op 4 oktober 1890 komen wonen.
HET STATION VAN STEENHUFFEL TUSSEN 1881 EN 1914 Toen in 1876 bekend raakte dat de spoorlijn tussen Antwerpen en Douai over Londerzeel en niet over Malderen zou aangelegd worden had dat ook voor Steenhuffel grote gevolgen. Op 25 mei kreeg de gemeente van de gouverneur van Brabant de plannen van het nieuwe tracé toegestuurd met het vriendelijke verzoek om na te gaan of er niet te veel tegenkantingen zouden zijn. Ze hadden voor Steenhuffel op geen slechter moment kunnen komen. Op 11 april was burgemeester Pieter Antoon Mertens overleden, en op 24 mei had eerste schepen Pieter Jozef Van Ranst, die hem als waarnemend burgemeester moest vervangen, zonder opzeg zijn ontslag gegeven. Bijgevolg was het de tweede schepen, Vital Vertongen, die tijdens deze hectische dagen de vele losgekomen eindjes weer aan mekaar moest zien te breien... Op vrijdag 26 mei heeft hij daarbij – ongewild - een steekje laten vallen. Die dag, op de middag, zou hij in café De Valk een zekere Raes en een ingenieur, waar we de naam niet van kennen, ontmoeten. Die heren kwamen de opgestuurde tracéplannen toelichten en ter plaatse controleren of er met de ontworpen los- en overwegen geen praktische problemen waren. Ach, hadden er toen al maar klokvaste treinen in plaats van onvoorspelbare diligences door Steenhuffel gereden. Dan had Vertongen op 27 mei geen brief naar Kapelle-op-den-Bos – waar secretaris Jean Verhaegen woonde – moeten sturen. “Mijnheer Verhaegen,” schreef de schepen.“Den ingenieur is gisteren hier geweest, maar in plaats van om 12 u. is hij maar om 4 u. gekomen, en tot dien tijd hebben wij niet gewacht. Wij meenden hem over de statie te spreken en nu heb ik gehoord dat hij verwonderd stond alsdat wij naar geene statie en vroegen. Daarom verzoek ik u een vraag te doen, in geval gij het goed vindt.” Op de oorspronkelijke plannen was in Steenhuffel inderdaad geen station of halte voorzien, maar het lijdt geen twijfel dat een goed gesprek in de herberg De Valk en een aantal consummaties van het plaatselijke gerstenat dit gemis had kunnen verhelpen. Nu ze dat geen van bei-
138
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
de gekregen hadden viel te vrezen dat de spoorwegmannen hun mening niet meer zouden herzien. Om toch nog een deel van de meubelen te redden werd inderhaast een gemeenteraad bijeengeroepen en op 31 mei liet die in de notulen noteren. “De Raad - Gezien het plan voor de constructie van een ijzerenweg van Antwerpen naar Douai die loopt in de nabijheid van het centrum onzer gemeente, waar geen station, dat nochtans voor het algemeen belang onmisbaar is, getekend is. Overwegende dat er tussen onze gemeente en Ramsdonk, waar wel een station zal gebouwd worden, een afstand van meer dan zes kilometer, en tot dat van Opwijk, van meer dan acht kilometer ligt; Overwegende dat onze gemeente meer dan vijf kilometer van het dichtsbijgelegen station verwijderd is en dat er geen enkele bevaarbare waterweg doorheen loopt; Overwegende dat onze gemeente 1.800 inwoners telt en 1.002 hectare groot is; Overwegende dat het centrum van onze gemeente laag en vochtig gelegen is (en) dat (het) vooral met kalk bemest wordt; Overwegende dat voor de aanvoer van die kalk, die in grote hoeveelheden gebruikt wordt, voor de aanvoer van brandstoffen, zoals steenkolen, en bouwmaterialen, evenals voor de verzending van landbouwprodukten zoals graan, lijnzaad, hop en aardappelen, onze inwoners verplicht zijn om naar Kapelle-op-den-Bos of Baasrode te gaan, gemeenten die twee uur van de onze verwijderd zijn; Overwegende dat de aanwezigheid van een station in Steenhuffel de hoeveelheid verzendingen en transporten van alle aard in aanzienlijke mate zal doen toenemen, dat handelaars er zich zullen komen vestigen en dat de gemeente binnen de kortste tijd tot een handelsgemeente zal omgevormd worden; (Overwegende dat) het (station) niet alleen Steenhuffel maar ook een groot deel van Wolvertem, het gehucht Rossem, het gehucht Merchtem-Boskant en een deel van Malderen zal bedienen en de opbrengsten veel hoger zullen zijn dan nodig is om het (station)personeel te kunnen betalen. Heeft besloten - Om aan de Minister van Openbare Werken de bouw van een Station langs de spoorlijn van Antwerpen naar Douai in onze gemeente te vragen. De bouw van dit station zal niet alleen het algemeen belang dienen maar in de eerste plaats dat van de Staat. Een afschrift van dit besluit wordt naar Mr. de Minister van Openbare Werken verstuurd. En zo gebeurde. De bewuste notulen werden op 6 juni 1876 naar de minister verstuurd. In het begeleidend schrijven werd gezegd: “Wij hopen, mijnheer de Minister dat de aangehaalde motieven in overweging zullen genomen worden en dat u deze vraag gunstig zult ontvangen...” De minister reageerde, na rijp beraad, op 21 september, maar veel beloven deed hij niet. Twee jaar later kreeg men dat ook in Steenhuffel in de gaten. En het schepencollege schreef: “9 oktober 1878 - Mijnheer de Minister - Wij nemen de eerbiedige vrijheid om u met deze te laten geworden de beraadslaging van onze gemeenteraad waarin gevraagd wordt of het U zou behagen een station, dat volgens plan niet voorzien was, op de ijzerenweg van Antwerpen naar Douai in onze gemeente te laten bouwen.” De beraadslaging, naar dewelke hier verwezen werd, had op 5 oktober plaats gehad. De werken aan de spoorlijn waren ondertussen al begonnen. Naast het feit dat er op gewezen werd dat de gemeente centraal tussen de stations van Londerzeel-Oost en Opwijk gelegen was en dat de Steenhuffelenaren hun goederen nu ook via de stations van Malderen en Londerzeel-West mochten exporteren, werden echter geen nieuwe elementen aangebracht, en de Minister besloot de brief daarom straal te negeren. Maar onze voorvaderen bleven aandringen: “Steenhuffel 24 juni 1879 - Mijnheer de Minister Wij nemen de eerbiedige vrijheid om de vraag van onze gemeenteraad van 5 oktober 1878 te herhalen waarmee deze U, mijnheer, zeer nederig vroeg om U te verwaardigen op het grondgebied van onze gemeente een station te laten bouwen langs de spoorbaan, Linie Antwerpen op Douai, en dit vooraleer de constructiewerken aan deze ijzerenweg, die reeds zeer gevorderd zijn, volledig voltooid zullen zijn...” De minister verwaardigde zich echter vooralsnog niets...
139
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
De spoorlijnsectie Londerzeel-Aalst werd op 26 oktober van dat jaar met veel feestgedruis ingereden, maar het schepencollege van Steenhuffel moest thuis blijven want de trein stopte hier nog altijd niet. Dàt moet bijzonder hard aangekomen zijn want, amper één week later, op 5 november 1879, verstuurde het de volgende, al wat scherpere, brief: “Monsieur le Ministre - Wij hebben de eer om u er met alle respect op te wijzen dat, toen onze administratie uitgenodigd werd om, zoals de wet dat voorschrijft, een onderzoek van commodo en incommodo met betrekking tot de aanleg van de ijzerenweg van Antwerpen naar Douai te houden - een ijzerenweg die in de langste richting over het grondgebied van onze gemeente loopt - , dat wij toen de eer hebben gehad de oprichting van een station in onze lokaliteit te vragen. Met uw schrijven van 21 september 1876, Nr. 3123, liet u ons weten dat de belangen van de inwoners van Steenhuffel niet uit het oog zouden verloren worden. Vandaag is de voornoemde Linie in exploitatie genomen maar in Steenhuffel is er geen station en zelfs geen reizigershalte. Onze gemeente ligt op 3 kilometer afstand van het huidige station van Londerzeel (West), op 6 kilometer van dat van Malderen, op 8 kilometer van dat van Opwijk en telt 1800 inwoners. De bovenvernoemde stations zijn slechts bereikbaar over kasseiwegen die elke winter in dergelijke mate overstromen dat ze onbruikbaar zijn. Daarenboven wordt het plaveisel van deze wegen regelmatig door de overstromingen vernietigd en daardoor zijn ze gedurende een groot deel van het jaar onbruikbaar voor voetgangers en voertuigen. Deze ergerlijke belemmeringen die voortspruiten uit de topografische toestand van onze gemeente en die onmogelijk kunnen verholpen worden, brengen onze bevolking in een zodanig betreurenswaardige toestand waaraan alleen een einde kan gemaakt worden door de oprichting van een station of een halte in het centrum zelve van onze gemeente. De uitgaven die hiervoor moeten gedaan worden zijn, één statieoverste 5de klasse en de bouw van een eenvoudig zaaltje voor de lijdende reizigers, dat ten dienste staat van de inwoners van onze gemeente... (rest onleesbaar)” Voor de zekerheid werd deze brief niet alleen naar de minister van openbare werken gestuurd. Ook de weledele heren en provincieraadsleden Jules Jean Paul baron Domis de Semerpont (burgemeester van Beigem) en Egide chevalier Pangaert d’Opdorp (burgemeester van Wolvertem) kregen een kopij. Het was deze laatste die op 20 november reageerde (vertaald): “Mijnheer de burgemeester. Ik heb uw brief van 12 dezer en de petitie van uw gemeenteraad van 5 november goed ontvangen. Ik zal, in samenspraak met mijn collega de heer Domis de Semerpont, stappen ondernemen om uw rechtmatige vraag naar een station of halte in Steenhuffel aan te laten nemen. Toch vrees ik dat we op dit moment niet zullen slagen. De spoorlijn is immers nog maar net geopend en doorgaans worden er geen nieuwe stations gebouwd alvorens men het exploitatieresultaat heeft kunnen zien. Ik stel u daarom voor om in juli een nieuwe petitie naar de provincieraad te sturen. Wij zullen dan vragen om die aan de kamers over te maken. Dàt middel werd in het verleden al dikwijls gebruikt. Voor het ogenblik kunnen wij niet anders dan uw petitie bij de minister ondersteunen en u op de hoogte houden van het resultaat.” De voorgestelde aanpak moet gewerkt hebben. Nog in 1880 werd het ultieme fiat voor de bouw van een station gegeven. Volgens Dom Joris Vertongen, in zijn onvolprezen ‘Geschiedenis van Steenhuffel’, ontstond er toen echter betwisting over de meest aangewezen inplantingplaats. Moest het station op de Smisstraat, het geografische middelpunt van de gemeente, gebouwd worden of was men beter af met een plaats nabij het Dorp, bij de belangrijkste bevolkingskern? De knoop werd tenslotte doorgehakt in het voordeel van het Dorp wat, volgens dezelfde geschiedschrijver, tot nieuwe herrie leidde. Ons, zelf van Steenhuffel zijnde en de Steenhuffelenaren een beetje kennende, komt dat absoluut geloofwaardig over. Toch moet Vertongen zijn informatie van ondertussen verdwenen getuigen gekregen hebben want in de gemeentelijke notulen en correspondentie is hierover niets te vinden.
140
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
In ieder geval moest ten noorden van het dorp door de Staat grond verworven worden. Op 18 juni 1881 werd daarvoor een onderzoek van commodo en incommodo geopend. In feite was er maar één geviseerde en dat was graaf de Lalaing. Deze stond zijn perceel 595i waarop het station en de goederenkoer zouden komen, niet van harte af en men moest de procedure voor onteigeningen van openbaar nut uit de lade halen. Dat vroeg tijd. In het Belgisch Staatsblad van 1 augustus (blz. 2759, onderaan links) verscheen het noodzakelijke koninklijk besluit, waarmee de oprichting van een station in Steenhuffel tot een zaak van openbaar nut werd gedecreteerd. Daarna werd het heel lang stil. Elf maanden later, op 28 juni 1882 om precies te zijn, besloot de gemeente Steenhuffel om aan de minister naar de stand van zaken te vragen. “Steenhuffel, 28 juni 1882 - Monsieur le Ministre - Ondergetekenden, burgemeester, schepenen en raadsleden van de gemeente Steenhuffel hebben de eer gehad om u via diverse gedeputeerden de wel gefundeerde motieven voor de bouw van een station in Steenhuffel te laten geworden. Als gevolg van onze vraag werd ons een station beloofd en dat werd reeds toegevoegd op het plan dat aan de uurtabel der treinen bevestigd is. Met uw schrijven Nr. 3824 van 10 juni 1881 heeft U onze gemeenteraad het plan gestuurd van de percelen die voor de bouw van het station moeten ingenomen worden. Op 18 juni 1881 werd het publiek geïnformeerd en werd het onderzoek van commodo en incommodo geopend. Het betreffende proces-verbaal werd op 6 juli daaropvolgend opgestuurd, samen met de vaststelling door het schepencollege dat aan alle vereiste formaliteiten werd voldaan. Wij hebben vernomen dat de verwerving van de terreinen enige tijd later gebeurde en dat de openbare aanbesteding van de gebouwen begin dit jaar heeft plaats gehad. Vorige maand werden een groot aantal noodzakelijke materialen afgeleverd op de plaats die voor het station werd voorzien. Sedertdien is alles onveranderd gebleven. Wij nemen derhalve de eerbiedige vrijheid om U, mijnheer de Minister, te laten weten dat de belangen van onze gemeente door het niet oprichten van dit gebouw gecompromitteerd worden en we vragen U de maatregelen te treffen die nodig zijn om het station nog dit jaar op te richten...”
“Ik laat u weten,” antwoordde de minister op 17 juli, “dat ik het bestuur der spoorwegen de opdracht zal geven om met de inrichtingswerken van het station van Steenhuffel te beginnen zodra het over de nodige terreinen zal beschikken. Op dit ogenblik loopt er hiervoor bij de bevoegde rechtbank een procedure van juridische onteigening”. Het is duidelijk dat graaf de Lalaing zich niet zomaar heeft laten doen. Vast staat dat de zaak op 1 december 1882 nog altijd niet geregeld was. Op die dag kreeg Steenhuffel – met dienstorder 118 - wel een “stopplaats met de status van station”. Het werd geopend voor de dienst der reizigers en bagages. De afstanden, van as naar as der ontvangstgebouwen, tussen het station van Steenhuffel en die van Opwijk en Londerzeel (Oost) bedroegen respektievelijk 6.647,50 en 3.738,30 meter. Het station van Steenhuffel ging deel uitmaken van de 4de sectie van de dienst der ontvangsten. Stortingen moesten gebeuren in het agentschap van de Nationale Bank te Boom; betoelaging kon, indien nodig, aan het station van Dendermonde gevraagd worden. De uurregeling der treinen tussen Aalst en Londerzeel (Oost) werd lichtjes aangepast. Omdat de infrastructuurwerken – bij gebrek aan bouwgrond – nog niet uitgevoerd waren, was de dienstverlening op die eerste stopplaats van Steenhuffel aanvankelijk zeer beperkt. De reiscoupons werden uitgereikt in een huis aan de overkant van de huidige Brouwerijstraat, waar men daarna de nu nog bestaande woning van de bareelwachter zou bouwen. Over dat laatste gebouw zullen we het op een der volgende bladzijden nog uitgebreid hebben. Dat eerste bareelwachtershuisje was echter behoorlijk klein. Dat was de reden waarom er per 1 december nog geen goederendienst mogelijk of toegelaten was.
141
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Een dienst voor ophaling en aflevering van ‘kleine goederen van tarief 1 en 2, evenals van geld’ kwam er een paar weken later (vanaf 12 januari 1883 met ordre de service 3/1883). Maar internationale colli en colli van meer dan 200 kg. werden ook dàn nog niet aanvaard. Daarvoor waren eerst ook een ontvangstgebouw en een los- en laadkaai nodig...
Twee tamelijk historische documenten. Links, dienstorder 118 van 25 november 1882 waarmee Steenhuffel een station kreeg (voor reizigers en bagage); rechts, dienstorder 43 van 9 mei 1883 waarmee het station van Steenhuffel opengesteld werd voor alle diensten.
Op 9 mei 1883 was het eindelijk zover en werd het station van Steenhuffel voor het vervoer van alle goederen, paarden, vee, uitrustingen en verhuizingen opengesteld. In het ordre de service 43/1883 van die dag, dat zoals alle dienstorders relevante maar daarom niet altijd interessante informatie bevatte, vonden we nog volgende wetenswaardigheden: Het station van Steenhuffel had nu ook een zijspoor, een laadhelling en een weegbrug. Voor goederenvervoer en voor aanlevering van materieel hing het af van Brussel-Noord. Het afkortingsteken g1 (dat in januari het afkortingsteken j vervangen had) mocht achter de naam ‘station Steenhuffel’ weggelaten worden. Met vrij grote zekerheid mogen we stellen dat Steenhuffel ook onmiddellijk over een telegraafdienst beschikte. In april 1885 was die er in ieder geval. Omdat zijspoor, weegbrug en laadhelling op perceel 595i lagen, moet die grond dus voordien verworven zijn. Op een kadasterkaart uit 1899 staat met de hand geschreven:“Perceel 595i is eigendom van de staat als gevolg ener rechterlijke akte, zie de mutatie die in 1883 werd uit-
142
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
gevoerd 55”. We zijn er dan ook altijd van uitgegaan dat het stationsgebouw – zoals we dat nog altijd kennen – samen met de andere infrastructuurwerken in mei 1883 opgeleverd werd. Dat is een vergissing gebleken... Kort na het verschijnen van de eerste druk van ons boek ‘Leireken’ (in 1996) werd ons daar al door Hugo De Bot op gewezen. De heer De Bot was toen de stationsarchitectuur aan het bestuderen 56 en had het Steenhuffelse bouwtype voor 1890 nergens anders aangetroffen. In tal van documenten wordt evenwel vanaf 1883 naar het “nieuw” stationsgebouw” van Steenhuffel verwezen... Tot begin 2006 hebben we over deze kwestie met grote twijfels gezeten. Toen ontdekten we in het Rijksarchief op een los blad de volgende brief: “Bruxelles le 11 janvier 1897. Bestuur der staatsspoorwegen - Voies et Travaux, 5e bureau, nr. I5371/I 4298 (vertaald) Aan de heer Vertonghen. Gevolg gevend aan mijn schrijven nr. 4298 I5371/I, bestuur der banen en werken, 5e bureau, heb ik het genoegen om u te kunnen melden dat ik besloten heb om in de loop van 1897 een ontvangstgebouw met woning aan de halte te Steenhuffel te laten bouwen.”
Station van Steenhuffel rond 1930.
Het “ontvangstgebouw” van Steenhuffel werd dus niet, zoals we tot voor kort dachten, in 1883 maar pas in de periode 1897-1899 gebouwd en afgewerkt. Op 4 juli 1899 waarschuwde burgemeester Vital Vertongen de sectiechef van de staatsspoorwegen dat er na de werken aan het station en de bijgebouwen nog altijd een sterfput open lag. En op 19 juli vroeg dezelfde burgemeestger om iemand van Mechelen naar Steenhuffel te sturen om er te komen kijken in 55
Voor de lezers uit Steenhuffel vermelden we dat op perceel 595i niet alleen station en goederenkoer kwamen, maar dat het ook een groot stuk tussen de huidige Brouwerijstraat en de Molenbeek omvatte. Op hetzelfde kadasterplan werd, op een later moment en in een ander handschrift trouwens geschreven:“het overblijvende deel van perceel 595i is op dit ogenblik verkocht aan Cuykens.” 56 Het resultaat van dat werk verscheen in 2002 onder de titel “Stationsachitectuur in België” (2 delen). 143
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
welke staat “het station (de stationeerplaats) met de bijgebouwen” overgedragen waren. Daarvan was toen nog geen receptie gebeurd... Intussen had dat station al wel wat van zijn status verloren. Met O.S. nr. 155 van 9 november 1885 was het namelijk tot een simpele halte gedegradeerd. In de praktijk betekende dit: Dat alle aanwezige diensten behouden bleven. Dat de halte zou afhangen van het station van Londerzeel-Oost. Dat treinen er elkaar (via het laadspoor) niet meer mochten kruisen. De eerste stationschef van Steenhuffel was Jean-Baptiste WILLEMS die op 29 augustus 1859 in Hofstade (bij Mechelen) geboren was. Hij was niet getrouwd en arriveerde eind 1882 in Steenhuffel. Het is dus bijna zeker dat hij eerst nog in het bareelwachtershuisje van de Brouwerijstraat heeft gewoond. Op 24 september 1884 werd hij naar Wilrijk overgeplaatst en in 1896 kwamen we hem in het station van Hoboken tegen. Op 2 november 1884 werd hij in Steenhuffel vervangen door Joseph Hubert HUBLAU, geboren in Mechelen op 17 juni 1860 en aldaar wonend. Tijdens zijn dienst in Steenhuffel leerde deze vrijgezel Marie Catherine Josephine De Pauw (° Londerzeel 1853) kennen, waarmee hij trouwde. Op 15 augustus 1886 werd hij tot statieschef van de Londerzeelse Ooststatie gepromoveerd. Na nog een aantal overplaatsingen overleed hij in Brugge op 21 augustus 1932.
Joseph Hubert Hublau. Foto met dank aan familie De Pauw, Londerzeel en Fr. Hallemans
August De Ridder. Foto met dank aan Francis Hallemans
Op 18 augustus 1886 kwam Benoit Gustave SARLET in het station zijn intrek nemen. Hij kwam van Opwijk maar was op 5 november 1852 in Wetteren geboren. Deze man kwam niet alleen. Hij bracht zijn vrouw Marie Pauline Van Cauter (Lebbeke 10 augustus 1854) mee evenals zijn dochters Marie-Caroline (Opwijk 22/8/1879), Virginie (Opwijk 13/10/1881) en zijn zoon Joseph (Opwijk 18/2/1884). Een tweede zoon, Alphonse, werd op 9 maart 1889 in Steenhuffel geboren. Een dochtertje, Maria Hubertina, dat op 1 oktober 1886 in Steenhuffel geboren was, overleed hier op 29 augustus 1888. Het gezin Sarlet vertrok op 13 augustus 1889 naar Koekelberg. Ondertussen was, op 16 juni 1889, August DE RIDDER vanuit Leupegem in Steenhuffel aangeko-men. Hij was op 2 januari 1850 in Oostende geboren en op 13 mei 1876 in Ecaussines gehuwd met Claire Rosy (° St.-Ghislain 4 december 1853). Het echtpaar had, toen het in Steen144
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
huffel arriveerde, 2 dochters: Bertha (1879) en Orpha Mathilde Alexandrine Marie (° Anzegem 1881). Op 4 oktober 1905 trouwde deze laatste in Steenhuffel met Pierre Louis Jonckers (beambte ijzeren weg). Het paar bleef in het station wonen en tijdens de eerste wereldoorlog was Jonckers de voorzitter van het voedingscomiteit. August De Ridder (foto hiernaast) overleed in Steen-huffel op 6 december 1916. Omdat er sedert 1914 geen treinen meer reden vervulde hij toen de functie van stationschef niet meer, maar hij was nog wel in dienst. In het station was sedert 11 december 1899 ook het postkantoor gevestigd. Pieter Jan Verbelen (° Steenhuffel 28-12-1870) was de eerste depot-houder.
Wat er met het station van Steenhuffel nà 1914 gebeurde, valt te lezen in “Leireken, de geschiedenis van Lijn 61” van Louis De Bondt en Philippe Callaert.
DE EERSTE BAREELWACHTERS IN STEENHUFFEL. Op de oorspronkelijke tekeningen van de spoorlijn van Antwerpen naar Douai stonden, op het grondgebied van Steenhuffel, baanhuisjes getekend aan de Smisstraat en aan de huidige brouwerijstraat, precies op die percelen waar ze ook nu nog te bewonderen zijn. Bareel aan de Statie - Het bareelwachtershuisje in de Brouwerijstraat was aanvankelijk een klein gebouw 57 waar, voordat het station zelf geopend werd, treincoupons werden uitgeschreven. Vanaf mei 1883 woonde er het gezin van de bareelwachter. Wie hier als eerste de bareel bediende hebben we nog niet teruggevonden. De tweede was Jan Louis De Bondt (° Londerzeel 14 december 1845) die, nadat hij in Londerzeel weduwnaar van Joanna Maria Sleebus was geworden, op 12 september 1900 met Maria Petronella Lee-mans hertrouwde en samen met de drie kinderen uit zijn eerste huwelijk in het pas vergrote baanhuisje kwam wonen. "Lowieke", die bovendien als kruier en pakjesdrager op het station wat bijverdiende, is er zeker tot in 1920 gebleven. Bareel Smisstraat De eerste bareelwachter in de Smisstraat was Jan Baptist Verdoodt (° Eremebodegem 2511-1848). Ook Catharina Perdaens (° Erembodegem 4-7-1848), waarmee hij op 22 juli 1875 was getrouwd, was bareelwachtster. Dit echtpaar is vlak voor de opening van de spoorweg tussen Londerzeel en Aalst (dus kort voor 12 oktober 1879) met zijn 2 kinderen in Steenhuffel komen wonen. In de Smisstraat kwamen er tussen 1883 en 1893 nog 5 kinderen bij. Nadat het gezin Verdoodt-Perdaens (in 1893) naar Londerzeel was verhuisd om daar de bareel aan Drietoren op Ursene te bedienen, werd hun werk nog een poosje door hun zoon Karel Verdoodt (°Erembodegem 19-6-1877) en schoondochter Rosalie Van Hoeck overgenomen. 57
Het werd, zoals praktisch alle baanhuisjes langs Lijn 61, in 1900 vergroot. 145
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Na hen, we denken in 1899, trokken Pie-ter Lodewijk Kerckx (°Merchtem 2-5-1853) en zijn vrouw Catharina Rosalia Dierickx (° Steenhuffel 6-4-1857) in het pas vergrote routehuisje van de Smis-straat in. Pieter Lodewijk was meester-piocheur. Rosalie bediende de bareel. Hun zoon Jan Corneel (° Steenhuffel 11-5-1886, bediende aan de ijzeren weg, werd op hun eigen overweg door een trein doodgereden. Dat gebeurde op 8 juni 1916, om 8 uur in de ochtend. Veel treinen reden er toen niet. Een reguliere dienst bestond al sedert het begin van de oorlog niet meer. Twee maanden later werden de spo-ren in Steenhuffel door de Duitsers, die ze aan het front nodig hadden, opgebroken.
Het was vooral deze locomotief van het type 16 (en zijn voorganger, het type 15) die gedurende bijna het hele bestaan van Lijn 61 (Leireken) de dienst heeft uitgemaakt. Vanwege zijn soms nogal bokkig gedrag werd dit stoomtuig door machinisten en stokers doorgaans het ‘geitje’ genoemd.
Een geitje met zijn gevolg. Foto genomen tussen Moorsel en Baardegem door Firmin De Ridder.
146
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Een ander geitje met een sleep rijtuigen voor passagiers.
Uurregelingen van de spoorlijnen Mechelen-Dendermonde (links) en Aalst-Antwerpen Zuid (rechts) uit ‘De Vriend van ’t Volk’ van 18-10-1908
147
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
OPENBAAR VERVOER IN LONDERZEEL 1830-1914 Spoorwegen en buurtspoorwegen Deel 6 – Spoorwegongelukken in Londerzeel Er bestaat geen geschiedenis of ze heeft ook haar donkere kanten. Het spoorverkeer voor en nà de eeuwwisseling was zonder meer een gevaarlijke bedoening. Zowel voor het personeel van de spoorwegen zelf als voor het verkeer dat de overwegen moest kruisen. Wij hebben ons niet bezig gehouden met alle ongevallen op te sporen die zich op of omtrent de sporen in Londerzeel hebben voorgedaan. Hieronder geven we desalniettemin de verslagen van de ongelukken die we toevallig hebben teruggevonden.
1844 – Ontsporing met dode tussen Malderen en Kapelle-op-den-Bos. Algemeen Handelsblad, 12/1/1844, Groninger Courant, 12/1/1844, Arnhemse Courant, 13/1/1844 - Brussel, Woensdag 10 januarij - Gisteren is op den spoorweg tusschen Malderen en Capelle een ongeluk voorgevallen! Door het breken van den ijzeren rand aan een der raderen van de locomotief, zijn de beide locomotiven uit het spoor geraakt, de stoker gedood en de twee machinisten alsmede de baanwachter ligt gekneusd. Voor de reizigers heeft het voorval geen ander gevolg dan een zware schok en een oponthoud van anderhalf uur gehad.
1847 – Ontsporing te Malderen. Algemeen Handelsblad (Nederland), 30/8/1847 - Brussel, Zaterdag 28 Augustus. De gisteren morgen van Ostende vertrokken spoortrein is nabij Malderen uit het spoor geraakt. De locomotief is omgeworpen, de machinist er boven op gebleven. De conducteur van den trein werd ligt gekwetst. Gelukkiglijk had men geene andere ongelukken te betreuren. Ten 4 ure kwam de trein te Mechelen aan.
1850 - Man uit Kapelle-op-den-Bos onder trein in Londerzeel. Op heden den 24 february 1850 ten negen uren ‘s avonds. Wij Johannes Franciscus Verheyden, burgemeester der gemeente Londerzeel, onderrigt zijnde door de openbare ruchtbaerheid dat er op den ijzeren weg van Dendermonde naer Mechelen, zekeren persoon genaemd Petrus Joannes Houwelinckx, landbouwer woonende te Capellen op den Bosch, door het convoi, komende van Dendermonde, op heden omtrent 8 uren, overreden was, en dat hij onderscheidene verminkingen had ondergaen, hebben wij ons ten ure voorzeid begeven naer de woonst van Egidius Cools, waer de lijdende ingenomen was, en aldaer bevonden dat hij zeer zwaerlijk gekwetst was, en hebben zonder eenig vertoeven den heer Hoorickx, heelmeester alhier, gerequéreerd om dezen persoon al de noodige hulpmiddelen toe te brengen, de welke spoedig aen ons verzoek heeft voldaen, en waervan de declaratie hier bij is gevoegd; is van deze gemeente naer degene van Capellen vervoerd door de orders van Mr. Voet, doctor ten laetsten, is ’s anderendaegs gestorven.
1885 - Verspreet en Scheers ontsnappen aan de dood op de Linde. Op 15 Augustus 1885. Voor ons P.Van Assche, burgemeester der gemeente Londerzeel is verschenen Evarist Verspreet, molenmaker alhier, welke mij de volgende verklaring deed. Gisteren 14 Augusti keerde ik terug van Steenhuffel in gezelschap van Leon Scheers landbouwer, welke een gespan met twee peerden voerde. Gekomen om 8 ½ ‘s avonds aan den ijzeren weg van Londerzeel-Aalst, bareel nr. 4, bevond ik mij juist achter het gespan van Scheers. Deze 148
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
was nauwelijks op den ijzeren weg toen achter hem de valbareel daalde en mij in het vallen eene wond toebracht aan het hoofd en kneuzing aan de rechte schouder, die mij verscheidene dagen het werk zal beletten. Bedwelmd door den slag viel ik ten gronde en gansch bebloed had ik de hulp van mijn gezel noodig om huiswaarts te keeren. Voornoemde Scheers Leon, 35 jaren, landbouwer alhier, verklaart: Gekomen op bovengemeld uur aan doorrede N° 4, was ik juist met mijn gespan op den ijzeren weg toen achter mij de valbareel daalde, viel op de wielen van mijn gespan en dan op Evarist Verspreet. Deze werd door den slag ten gronde geworpen. Gezorgd hebbende mijn gespan buiten alle gevaar voor den doortocht van den aankomende trein te stellen, haastte ik mij Verspreet hulp toe te brengen. Deze had zich reeds gansch bebloed opgericht en na in de bijzijnde herberg "De Linde”, gehouden door weduwe Heirbaut, verzorgd te zijn geweest, is hij traagzaam met mij tot zijne woning gekomen. Waarvan tegenwoordig proces verbaal opgemaakt te Londerzeel den 15 Aug. 1885 om op verzoek van Verspreet verzonden te worden aan den Minister van ijzeren wegen, post en telegraphen, ten einde door zijne tussenkomst vergoeding te bekomen van het leed en de schade dat hij door dit voorval heeft doorstaan. Het hierboven beschreven incident had ook politieke gevolgen. Op 21 augustus 1885 schreef het Londerzeelse Schepencollege een brief aan de Minister van Spoorwegen. Hierna drukken wij die in vertaling en in extenso af: Mijnheer de Minister - Geconfronteerd met het incident naar hetwelke verwezen wordt in het hierbijgevoegde proces-verbaal, acht het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente Londerzeel het zijn dringende plicht om de heer Minister te attenderen op het permanent gevaar dat voor de passanten en vooral voor de gespannen bestaat op de overweg nr. 4 van de IJzerenweg van Londerzeel naar Aalst en dit sedert er op deze plaats bascuulbarelen geplaatst werden die bediend worden van op een afstand van op zijn minst 350 meters door de wachter aan bareel nr. 3. Vroeger reeds heeft zich hier bijna een vreselijk ongeluk voorgedaan. Een kar werd tussen beide barelen opgesloten op het moment dat er een trein passeerde. Gelukkig kon de voerman zijn gespan toen naast het spoor laten uitwijken en alzo een echte catastrofe vermijden. Sedertdien werden beide slagbomen dichter bij elkaar geplaatst, omdat de IJzerenweg nog altijd maar één enkel spoor heeft. De kans dat een gespan tussen de twee barelen ingesloten raakt is aldus weliswaar kleiner, maar indien het, in de huidige toestand, door een neervallende slagboom wordt verrast als het zich op de sporen bevindt, zal het vast en zeker getroffen worden. Mocht, in het huidige geval, de bareel niet op de achterste wielen van de kar maar op de voorkant neergekomen zijn, en dat heeft echt niet veel gescheeld, dan was het gespan van Scheers, dat door de machinist wegens de duisternis niet tijdig zou gezien zijn, vast en zeker vermorzeld. De wachtster die gelast is met de bediening van de bascuulbarelen in kwestie staat veel te ver van overweg nr.4 af om te zien wat daar gebeurt en is op winterdagen en tijdens de ochtend- en avondduisternis verplicht om volledig in het blinde te werken. Daarbij moet worden gezegd dat de steenweg van Londerzeel naar Steenhuffel één der drukst gebruikte is op deze plaats. Het dunkt ons dus, mijnheer de Minister, dat de actuele toestand hier dringend moet veranderd worden en dat de bascuulbarelen door rolbarelen moeten vervangen worden die door een werkman of werkvrouw moeten worden bewaakt. Het College van Burgemeester en Schepenen acht het zijn harde plicht om de ernstige aandacht van mijnheer de Minister op de huidige gevaarlijke voorzieningen te vestigen en durft te hopen op de gekende zorgvuldigheid van mijnheer de Minister om bij de administratie te bewerkstelligen dat een kleine besparingskwestie niet zou doorwegen als het gaat om het voorkomen van grote ongelukken en dat hij weldra gevolg zal geven aan onze legitieme vraag. Aanvaard, mijnheer de Minister, samen met onze oprechte voorafgaandelijke dankbetuigingen, de verzekering van onze respectvolle gevoelens waarmee wij de zeer nederige dienaars van uwe excellentie zijn.
149
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
1. 2.
3. 4.
Louis De Bondt
Zonder de ellende van de heren Verspreet en Scheers uit het oog te verliezen leert dit incident ons nog een aantal andere niet onbelangrijke dingen. Zo vernemen we onder andere: Dat op de Linde aanvankelijk geen baanwachtershuis stond maar wel een automatische bareel die vanaf het baanwachtershuisje aan de Statiestraat (350 m. verder) werd bediend. Dat de twee slagbomen aanvankelijk voldoende ver van elkaar af stonden om de aanleg van een tweede spoor mogelijk te maken, maar dat die later (in 1885) toen bleek dat het tweede spoor er nooit zou komen, werden verplaatst. Dat de slagboom op de Linde en de rolbareel in de Stationstraat door een vrouw werden bediend, wat trouwens in die dagen de gewoonte was. Dat er op de Linde tussen 1879 en 1885 geen ‘echte’ zware ongelukken zijn voorgevallen. Wat gebeurde er toen? Speurend in de archieven, moesten we zeven jaar wachten op het vervolg van het verhaal. Gedateerd op 11 november 1892 ontdekten we toen de volgende brief: Mijnheer de Minister - Ongeveer vijf jaar geleden namen we de vrijheid om u te vragen de bascuulbarelen, die men toen aan overweg 4 van de spoorlijn Londerzeel-Aalst had opgericht, af te schaffen. U heeft aan onze vraag willen voldoen door een bareelwachter aan deze overweg te plaatsen. Vandaag treft uw administratie voorbereidselen (het materiaal is reeds ter plaatse) om aan dezelfde overweg opnieuw een bascuulbareel te plaatsen. Dezelfde grote gevaren als destijds zullen zich dus opnieuw voordoen. De overweg in kwestie is één der drukst gebruikte, de bareel zal van op een afstand van ongeveer 400 meter worden bediend en op deze plek is er bovendien een lichte bocht. Duisternis en mist zullen dus gedurende een groot gedeelte van het jaar volledig verhinderen dat de werkman, die met de bediening van de barelen belast is, ziet wat er op de overweg gebeurt. Onder deze omstandigheden kunnen we met zekerheid bevestigen dat de heroprichting van de bascuulbareel binnen de kortste tijd verschrikkelijke ongelukken zal veroorzaken en om ons nogmaals tegen elke verantwoordelijkheid in te dekken nemen we de vrijheid om op het gepaste moment uw aandacht hierop te vestigen en om u te smeken te beletten dat dit project, waaraan zonder twijfel een ongelukkige besparingskwestie ten grondslag ligt, wordt gerealiseerd. Hopende, mijnheer de Minister, dat onze vraag vandaag even gunstig als in het verleden zal ontvangen worden, etc.. Het College.
Alweer hebben we uit deze brief heel wat geleerd, namelijk: 1. Dat van 1886 tot eind 1892 de slagbomen aan de Linde verdwenen en dat de overweg door een baanwachter werd bewaakt. Toen werd ook het nog bestaande routehuisje gebouwd. 2. Dat een baanwachter (loon plus kost en inwoon) duurder was dan een bascuulbareel. 3. Dat ook tussen 1885 en 1892 op de Linde geen ernstige ongelukken gebeurden. De minister reageerde, via zijn administrateur, prompt. Dat wil zeggen, nog geen vol jaar later, op 3 oktober 1893, werd volgend antwoord naar het College gestuurd: Brussel, 3 oktober 1893 - Mijne Heren Met uw verzoekschrift van 11 november laatstleden vroeg u om de herinrichting van de vaste wachtdienst aan overweg nr. 4 van de lijn van Londerzeel naar Aalst. Ik heb de eer u mee te delen dat de beslissing van de administratie om de bewaking aan deze overweg af te schaffen, gerechtvaardigd wordt door de voorwaarden waaronder de betreffende lijn wordt uitgebaat. Bovendien heeft de observatie door mijn diensten van de overweg in kwestie aan het licht gebracht dat, tot op de dag van vandaag, de genomen maatregel geen enkel ongemak veroorzaakt heeft. Het is mij dus niet mogelijk om recht te doen aan uw vraag. 5 jaar later zou het probleem niet meer bestaan. Leireken zou immers van de Linde naar de Moorhoek verlegd worden.
150
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
1889 - Een korte aantekening in het dodenboek van Malderen. Op 22 juli 1889 kwam de toen 28 jaar oude Jan Baptist Junius in Malderen onder een trein terecht. Hij heeft het niet overleefd. De omstandigheden van dit ongeval zijn niet bekend maar het heeft een zodanige indruk gemaakt dat de pastoor het in zijn dodenboek vermeldde. Dit was de enige keer tussen 1830 en 1900 dat een doodsoorzaak in dit parochieregister werd opgeschreven
1892 - Dodelijk ongeluk in het station van Steenhuffel “Zaterdag morgen”, aldus de Nederlandse krant ‘de Volksstem van 13 juli 1892, naar een gebeurtenis in de week van 20 tot 27 juni verwijzend, “moest een pachter van Steenhuffel in de statie aldaar een waggon met dakpannen lossen. Om het werk te vergemakkelijken, liet hij den waggon nabij de werkplaats trekken. Ongelukkig werd hij tusschen den waggon en de stuitblokken gevat en zijn hoofd werd verpletterd. De dood was oogenblikkelijk.” Opmerking: In juni 1892 overleed in Steenhuffel alleen Frans Van Hoeymissen, 25 jaar oud, zoon van Antonius Carolus en Anna Catharina De Bondt. Dat was op 17 juni, een vrijdag.
1894 – Baanwachter Lemmens onder exprestrein te Malderen. De Volksstem (Nederland), 7/3/1894 - Nieuws van de Week, eindigende 18 Februari, 1894. Malderen. De baanwachtcr Lemmens, dezer gemeente, is in den nacht van Zaterdag tot Zondag door den exprestrein verrast geworden en in stukken gereden. (Dit is Pieter Jan Lemmens, 43 jaar oud, overleden op zondag 4 februari 1894).
1895 – Aanslag op en ontsporing van Leireken in Londerzeel. In het Aalsterse weekblad de Denderbode verscheen op 1 januari 1896 het volgende cryptische bericht: “Over ene week of drie ontriggelde enen trein, die naar Antwerpen reed, in de nabijheid van Londerzeel. Een onderzoek deed ontdekken dat ene misdadige hand de ontriggeling had veroorzaakt. De gendarmerie heeft thans drie jonge boeren aangehouden, doch allen loochenen plichtig te zijn.”
1899 – Het eerste Londerzeelse slachtoffer van de tram. Het jaar 1899 den 6 februari. Voor ons Petrus Van Assche verscheen Joannes De Wachter, 19 jaren (een andere bron spreekt van 23 jaar), zoon van weduwe Benoit De Wachter, die ons verklaarde. Dezen morgen rond 6 ure ging mijn broeder Benoit om een hangsel naar den winkel. Hij bleef lang weg om deze commissie te doen en rond 7 ure kwam de boodschap dat hij door den tram verongelukt was.
1901 – Geheimzinnig ongeval met de tram te X. Midden september 1901 werd een paard met kar aangereden door een stoomtram die bestuurd werd door machinist August Van de Voorde en stoker Charles Van Eeckhout. De feiten gebeurden op een overweg. Dit ongeluk moeten we als ‘geheimzinnig’ kwalificeren omdat de verklaringen van de getuigen uit het Londerzeelse klachtenboek werden gescheurd. Ook over de gevolgen voor paard en voerman zijn ons daarom geen verdere gegevens bekend.
1902 – Dove bedelares door tram gegrepen op de Linde te Londerzeel. De Volksstem (Nederland), 11/6/1902 - Londerzeel – Een half onnoozele vrouw, die met bedelen in haar onderhond voorzag en daarbij doof was, Joanna-Maria De Doncker, 50 jaar 151
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
oud, van Impde, werd vrijdag morgend (16 of 23 mei) op de Linde door een eersten tram uit Grimberghen naar Londerzeel overreden en zoo erg gekwetst, dat zij zaterdag namiddag in 't gasthuis overleden is. De machinist had al het mogelijke gedaan om de vrouw opmerkzaam op het gevaar te maken en om te stoppen, doch de ongelukkige was als 't ware onder den tram gesprongen.
1908 – De schielijke dood van burgemeester Petrus Van Assche. Op dinsdag 6 oktober 1908, rond de noen, verongelukte in Londerzeel, op de spoorwegovergang te Ursene (daar waar Lijnen 61 en 53 (Dendermonde-Mechelen samenkwamen) dokter Petrus Van Assche. Een paar uur eerder was hij met zijn sjees op ziekenronde vertrokken. Sedert 1876 was Van Assche burgemeester van Londerzeel. De Denderbode van zondag 11 oktober 1908 publiceerde het volgende verslag van deze ramp: “Dinsdag namiddag gebeurde een schrikkelijk onge-luk tussen de staties van Londerzeel Oost- en West 58. De burgemeester, Dr. Van Assche, reed de spoorbaan over, toen een trein aanstoomde en ‘t rijtuig ver-brijzelde. De dokter en zijn koetsier werden op de riggels geworpen en M. Van Assche verpletterd. De koetsier werd een been afgereden. M. Van Assche is op den slag gedood; de koetsier heeft ook erge kneu-zingen op het lichaam. Een onderzoek werd geopend. Het ongeluk heeft ene grote ontroering in heel de streek teweeggebracht. Dr. Van Assche, die catholiek provincieraadslid en burgemeester was, genoot aller achting. In den voormiddag was hij met zijnen knecht uitgereden om zijne zieken te bezoeken en het was op den terugkeer dat het ongeluk voorviel, nabij het kasteel van baron de Spoelberch, op 200 m. van de statie. Nadere bijzonderheden. - Naar aanleiding van het ongeluk dat den burgemeester van Londerzeel het leven kostte, heeft het parket van Brussel een onderzoek ingespannen, uit ‘t welk is gebleken dat de bareelwachter had verwaarloosd de baan af te sluiten. Zijne verantwoordelijkheid schijnt niet te betwijfelen te zijn. Het scheelde niet veel of de ramp maakte nog een slachtoffer meer: een boer van Londerzeel wilde de baan overrijden, toen M. Van Assche met zijn rijtuig aankwam. Hij liet den burgemeester vooruit rijden en wilde dezes rijtuig volgen, toen hij den trein zag aansnellen. Een meter verder en hij hadde met zijne kar hetzelfde lot ondergaan. Nu kon hij nog haastig zijn paard inhouden en den burgemeester onder zijne ogen zien vermorzelen. Het ongeluk, den burgemeester overkomen, gaf aanleiding tot een ander dramatisch geval. Een patiënt die hem in zijn raadplegingscabinet wachtte, was door het verhaal van het ongeluk zo zeer ontroerd, dat hij, thuis komende, door ene geraaktheid overvallen werd en weinige uren later overleed.” Op 23 juli 1909 werd Catherine Perdaens, echtgenote Verdoodt, geboren in Erembodegem op 4 juli 1852, bareelwachtster te Londerzeel, door de correctionele rechtbank van Brussel veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf + 90 fr. (of 19 dagen) boete wegens ‘doodslag door nalatigheid’. Waarschijnlijk wordt hier verwezen naar het ongeluk van 6 oktober 1908.
58
Dit is onjuist. Komende van Aalst ligt de overweg een paar honderd meter voor het binnenrijden van Londerzeel-West. Londerzeel-Oost ligt nog enkele kilometers verder. 152
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
1909 – Misdadige ontsporing nipt vermeden te Londerzeel. De Volksstem (Nederland), 30/6/1909 - Nieuws van de week eindigende 12 Juni 1909. Donderdag nacht heeft men te Londcrzeel gepoogd een koopwarentrein te doen ontriggelen. Om 12'12 ure botste de lokomotief op twee stalen stuitblokken van 60 kilos, die op 800 meters van de statie op de lijn geplaatst waren, doch de trein bleef op 't spoor. Men denkt dat de schelmen het personeel der statie willen verwijderen hebben, om de wagons te bestelen die met koopwaren uit Londen in den hangar der statie stonden, wat op zekere dagen der week het geval is. Vrijdag morgend is het parket ter plaats geweest. Er zuilen weldra aanhoudingen te Londerzeel en in den omttek gedaan worden.
1913 - Verschrikkelijk ongeluk met tram in de Pluimennest. In de ochtend van 7 januari 1913 werd weduwe Moortgat-De Schouwer Maria Theresia nabij de halte van Londerzeel-Dorp door de tram, komende van Grimbergen, twee benen afgereden en gedood. In de archieven van Londerzeel vonden wij volgende getuigenissen. 7 Januari om 8.10 ure ‘s morgends. Voor ons Theofiel Turf, politiecommissaris van Londerzeel, verschijnt: De Bondt Pieter Jan, electriekwerker, geboren te Londerzeel den 7 october 1887 en wonende te Laeken, rue Reper Vreven 126, die verklaart in ‘t vlaamsch: Ik kom de politie verwittigen dat de weduwe Moortgat-De Schouwer Maria Theresia, daarzoëven, door den tram komende van Grimbergen naar Londerzeel-West is verrast geworden en beide benen afgereden is. Het slachtoffer ligt nog ter plaatse en den tram blijft ook op de plaats des ongevals wachten. Wij Politiekommissaris begeven ons onmiddellijk ter plaatse; nabij den ‘halt’ van Londerzeel Dorp, en een private weg, leidende naar de woning van het slachtoffer, vinden wij den tram in stilstand. Langs de lijn en trein ligt het verminkte lijk van het slachtoffer. Wij bestatigen dat hare holleblokken, kousen, en lichaamsdeelen op den spoorweg verspreid liggen, en voegen hierbij eene beknopte schets van de plaats en den omtrek des ongevals. Wij ontvangen de volgende verklaringen: Van Assche Hector, bloemkweker, geboren te Londerzeel den 29 april 1891 en er wonende, Sectie A, Brusselsestraat 208: Ik stond met Eeckelaers Catharina te klappen op eenen afstand van ongeveer 150 meters van den privaten weg. Den stoomtram naderde en gaf eensklaps een noodgefluit; ik hoorde ook het geroep van den machinist. Dit trok mijne aandacht en zag in die richting. Juist op den oogenblik zag ik de weduwe Moortgat-De Schouwer op omtrent 5 à 6 meters afstand van de tramlijn en dezelve, uit den privaten weg komende, naderen. Onmiddellijk begreep ik het gevaar voor die vrouw, daar zij aan doofheid lijdt. Inderdaad hoorde de vrouw het noodgefluit en geroep niet, kwam aldus op de tramlijn waar zij door den aanstoomenden trein verrast werd. De vrouw werd aldus ten gronde geslingerd en onder de wielen verpletterd. Den machinist heeft het mogelijke gedaan om het ongeval te vermijden. Hij stopte onmiddellijk, doch voor den trein stilstond was het te laat. Ik moet doen opmerken dat, toen ik het gefluit en geroep hoorde, de weduwe Moortgat-De Schouwer nog slechts twee meters van de tramlijn en 5 à 6 meters van het aanstoomend machien verwijderd was. Eeckelaers Catharina, zonder beroep, geboren te Thisselt den 26 december 1880, en wonende te Londerzeel, sectie B, Pluimennenst 130: Ik bevestig op alle punten de verklaring van den heer Hector Van Assche en kan er niets aan wijzigen. Als gebuur is het mij bekend dat de vrouw inderdaad aan hevige doofheid lijdend is. Verhertbruggen Philomena, echtgenote Vijvermans, herbergierster, geboren te Wolverthem den 29 januari 1877 en wonende te Londerzeel, sectie B, Pluimennest 131: Ik was in mijne woning en hoorde een hevig gefluit van den aankomende tram, het was een gefluit alsof iemand in gevaar was. Een oogenblik later zag ik nabij den weg den tram stilstaan, en ik hoor-
153
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
de zeggen dat de weduwe Moortgat door den tram overreden was. Als gebuur was het mij bekend dat de vrouw zeer doof was Vertongen Petrus Jozef, landbouwer, geboren te Londerzeel den 25 october 1866, en er wonende, Pluimennest 123: Ik was in mijne woning toen ik hoorde zeggen dat den tram wat verder stilstond, ik wist geen oorzaak maar hoorde later zeggen dat vrouw weduwe Moortgat door den tram overreden was. Als gebuur weet ik dat de vrouw lijdend was aan doofheid. Rinson Frans, machinist, geboren te Wolverthem den 26 september 1863, en wonende te Londerzeel, sectie E, Moorhoek 93: Ik bestuurde den tram aankomende te Londerzeel-West om 8.10 ure. Achter het machien hingen twee opene transportwagens voor koopwaren, en daarachter twee rijtuigen voor reizigers. Toen ik met den trein den weg naderde waar ik de vrouw, die ik niet erkende, zag aankomen, gaf ik noodgefluit om ze te verwittigen. De vrouw scheen het gefluit niet te hooren en naderde meer en meer de tramlijn zonder te zien of er geen gevaar voor haar was. Ik herhaalde het gefluit, riep zoo hard ik kon, doch de vrouw hoorde niet. Ik gaf tegenstoom aan mijn machien, en het was evenwel te laat; de vrouw stapte op de lijn waar zij door het machien gevat werd. Voor ik er in gelukte mijnen trein stil te houden, was de vrouw overreden. Ik moet erbij voegen dat de rails zeer glad waren en het moeilijker was den trein onmiddellijk of op korteren afstand stil te houden. Van Aken Petrus Jozef, stoker, geboren te Wolverthem den 19 augustus 1890, en er wonende “Nerom”: Ik stond bij den machinist en zag de vrouw uit den weg komen in de richting van de tramlijn. De vrouw zag naar den grond en zag niet of er gevaar op de lijn was. De machinist, de vrouw ziende naderen, gaf tot twee maal toe een hevig noodgefluit, riep en zwierde met de hand, doch niets hielp. Eindelijk gaf de machinist contre-vapeur doch de rails waren zeer glad, en voor hij er in gelukte den trein stil te houden, was het te laat. De vrouw werd door het machien gevat en overreden. Ik had den frein gesloten. Lauwers Maria Joanna, huishoudster, ° Londerzeel 13-5-1889, Pluimennest 126: Mijne grootmoeder, De Schouwer Maria Theresia weduwe Moortgat, bij wie ik inwoon, had alleen de woning verlaten om ter markt te gaan. Zij was goed bij hare verstandvermogens, doch leed aan doofheid. Ik kan niet zeggen hoe het ongeval gebeurde. Ik had geen gefluit of geroep gehoord, doch het kan wel zijn dat die signalen gegeven geweest zijn. Wij politiekommissaris voegen hierbij de geschreven verklaring van: Opdebeeck Jan Frans, treinoverste, geboren te Weerde den 15 november 1865, en wonende te Londerzeel, sectie A, statiestraat 2. Hierbij ook een getuigschrift afgeleverd door den Heer Doktoor Leon De Keersmaecker van Londerzeel; Wij hebben op aanzoek van Lauwers Maria Joanna het lijk van de Schouwer Maria Theresia naar dezes woning overgebracht.
1913 – Aanslag op de posttrein tussen Malderen en Londerzeel. Nieuwe Tilburgsche Courant, 29/9/1913 - Een aanslag op een trein. Het parket van Brussel, aldus deelt “Nieuwe Gazet” mede, heeft zich naar Londerzeel begeven om een onderzoek in te stellen naar een misdadigen treinaanslag op een spoorweg, die de ergste gevolgen had kunnen hebben. Men heeft den posttrein, die des nachts van Ostende over Mechelen en Leuven naar Keulen vertrekt, willen laten ontsporen. Een waker, die des nachts zijn ronde deed, vond op de baan waarover deze trein moest passeeren, tusschen Malderen en Londerzeel, vijf dwarsbalken van de spoorbaan, den eene naast den andere gelegd. De ontdekking werd gedaan juist op het oogenblik, dat de trein in het gezicht kwam, want toen de waker den laatsten balk uit den weg had geruimd, bereikte de locomotief ongeveer de plaats waar de aanslag beraamd was. Dank zij de gelukkige tusschenkomst van dezen man werd dus een ramp vermeden. Men weet niet om welke reden men dezen aanslag heeft willen plegen. Mogelijk hoopten de daders wel van de ontsporing, die stellig het leven aan verschillende menschen zou hebben 154
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
gekost, gebruik te maken om den posttrein te plunderen en zich van de groote waarden meester te maken, die er mede vervoerd werden.
1914 – Zware botsing tussen tram en gespan. Midden december (waarschijnlijk 14 december) 1914, werden vader en dochter Thomas tamelijk ernstig verwond toen hun gespan door de tram gegrepen werd. Volgende getuigenissen werden op 16 december door politiecommissaris Theofiel Turf opgetekend. De Valck Joannes, machinist aan den tram, 44 jaar, geboren en wonende te Humbeek: Ik was vertrokken met den tram uit Londerzeel om 11.15 ure en ik reed met gewone snelheid. Gekomen nabij de herberg van De Smedt zag ik een gerij naderen. Den tram was er dan nog omtrent 200 meter af en ik gaf signaal met de stoomfluit. Toen het gespan op eenige meters van het machien genaderd was verschrikte eensklaps het paard en het sprong met het gerij voor het machien op den spoorweg. Voor ik er in gelukte den tram stil te leggen werd het paard en het gerij door het machien gevat. Eén der ingezetenen, Thomas, zat gedeeltelijk onder het machien vast, alsook het paard. Dochter Thomas was in den gracht geslingerd met het gerij. Wij hebben het machien moeten oplichten om de man er onder uit te halen, hij was erg gekwetst. Het ongeval is te wijten aan het feit dat het paard verschrikt voor den tram gesprongen is. Rinson Jan Baptiste, stooker aan den tram, 53 jaar, geboren te Wolverthem en wonende te Londerzeel: Ik bevestig de verklaring van De Valck en kan er geen ander omstandigheden bijvoegen. Van Moer August, voermansgast, 44 jaar, geboren te Brussel en wonende te Londerzeel: Ik zag het gespan in de richting van Londerzeel rijden toen den tram naderde. Eensklaps sprong het paard verschrikt op den spoorweg. De machienist stopte onmiddellijk doch vooraleer den tram volkomen stilstond was Thomas en het paard onder het machien gevat. De dochter Thomas was in den gracht geslingerd. Ik kan niet zeggen of de machienist signaal gegeven heeft met de stoomfluit, dit zullen wij waarschijnlijk niet gehoord hebben door het gedaver van onze karren. De Bondt Louis, voermansgast, 56 jaar, geboren te Bornhem en wonende te Londerzeel: Ik bevestig de verklaring van Van Moer en kan er niets bijvoegen. Het ongeval is wel te wijten aan de schichtigheid van het paard. Opdebeeck Jan Frans, treinoverste aan den tram, 49 jaar, geboren te Weerde en wonende te Londerzeel: Ik herinner mij niet juist de omstandigheden van het ongeval. Ik zal copie van mijn proces-verbaal aan het bestuur vragen om bij het proces-verbaal van het onderzoek te voegen. Waarvan akte. Wij policiekommissaris wachten tot heden 24 December vruchteloos op de kopij van het proces-verbaal van den heer Opdebeeck.
155
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Bronvermelding voor dit deel
L. De Bondt en P. Callaert, Leireken, de geschiedenis van Lijn 61. Belgisch Staatsblad. Algemeen Rijksarchief: spoorwegconcessies. NMBS – Dienstorders. NMBS, verzameling reizigersmaterieel 1835-1926, ir. J. Vandenberghen. Felix LOISEL, Annuaire Spéciale des Chemins de Fer Belges, jaren 1878, 1882, 1884 G FERON, De Belgische Spoorwegen van 1835 tot nu, Brabant nrs 1 e2 van 1972 Henri Pauwels, Trein en Folklore, Eigen Schoon en De Brabander, 1935-9 Ulysse LAMALLE, 'Histoire des Chemins de fer Belges' A. DE LAVELEYE, Chemins de fer Phil DAMBLY, Vapeur en Belgique-Tome 1, G. Blanchart & Cie, Brussel, 1989. Max DELIE, Vapeur-Stoom Volume III, G. Blanchart & Cie, Brussel, 1991 De Denderbode, stadsarchief Aalst, jaargangen 1869 tot en met 1914 De Volksstem, stadsarchief Aalst, jaargangen 1910-1914 Gemeente-archief Londerzeel, Malderen en Steenhuffel, notulen en uitgaande correspondentie (hier en in het ARA). Cyriel Laenens, Steenhuffel, verleden en heden, 1973 J VERTONGEN, L. VERHASSELT en J. ‘t KINT, Geschiedenis van Steenhuffel, 1975 De Vriend van ‘t Volk, bijvoegsel van 18 oktober 1908 (uurregelingen treins en tram) Foto-archief Firmin De Ridder, Baardegem. Foto-archief Francis Hallemans. Foto-archief Philippe Callaert, Opwijk. Foto-archief Keutgens. N. Claydon, in ‘Vapeur-Stoom Volume III’ van Max Delie. Ulysse Lamalle, Histoire des chemins de fer Belges. R. Slegers en J.P. Schenkel, Hoboken NMBS, documentatiedienst en foto-dienst.
156
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Boek III De eerste stoommachines in Londerzeel
157
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
De prehistorie van de stoom in groot-Londerzeel Nog toen we samen met Holland waren informeerde de provinciegouverneur regelmatig naar de omvang van de industriële revolutie in zijn gemeenten. Ik denk niet dat men daar in Londerzeel en Steenhuffel dikwijls op geantwoord heeft. Ik heb er alleszins geen bewijzen van. Maar Malderen was zeer Oranjegezind. Denk maar hoe de aanbevelingen inzake onderwijs daar opgevolgd werden zodat het in het hele Grootnederlandse Rijk als voorbeeld werd gesteld. Het gemeentebestuur van Malderen reageerde dus wel. Malderen 25 juny 1824 - De meier ende schepenen van Malderen, in uitwerking van den omzendbrief van de gouverneur in dato 16 dezer maand nr. 79, MA 45, verklaren dat binnen hunne gemeente geene hoegenaamde stoomwerktuigen bestaan. Malderen 20 september 1825 - De burgemeester en assessoren van Malderen, in uitwerking van 's heeren gouverneurs rondgaanden brief van den 7 dezer MA 39, verklaren dat er binnen hunne gemeente geene hoegenaamde stoomwerktuigen bestaan. Malderen 1 september 1829 - De burgemeester en assessoren der gemeente Malderen verklaren en betuigen dat er binnen hunne gemeente geene stoomwerktuigen aanwezig zijn. Malderen zou inderdaad pas in 1888 zijn eerste stoommachine (de moor op de Leuvense stoof buiten beschouwing gelaten) krijgen.
1838 - Ere wie ere toekomt: Benoit Verspreet was de eerste. Op 2 januari 1837 passeerde, met donderend geraas, de allereerste reguliere stoomtrein (het Ros Beiaard) in Malderen en Londerzeel. Anders dan wat de volksoverlevering ons vertelt, waren de koeien daar niet onder de indruk van. In volle winter stonden die immers op stal. Maar molenaar Benoit Verspreet was dat des te meer. Helemaal overtuigd van de kracht van ontsnappende stoom stuurde hij een brief naar het ministerie van Binnenlandse Zaken om in zijn etablissement een stoommachine te mogen plaatsen. Sedert het K.B. van 6 mei 1824 had hij daarvoor immers een vergunning nodig en moest er vooraf een buurtonderzoek van commodo en incommodo gebeuren. Zijn geburen wisten schijnbaar nog niet goed wat een stoommachine eigenlijk was. Of anders waren ze veel schappelijker dan de buurtcomités van nu die zelfs geen windmolen in hun tuin meer willen zien. Op 20 april 1838 stuurde de arrondissementscommissaris een brief met referentie 6044 naar de gemeente Londerzeel, met daarin de laatste richtlijnen en voorwaarden ‘aangaande het in gebruik nemen door Verspreet van een stoommachine en het verkrijgen van de ministeriële toelating daarvoor’. Omdat deze brief door de gemeente aan Benoit Verspreet afgegeven werd, en dus niet in het gemeentearchief belandde, ken ik helaas de verdere inhoud niet. Enkele maanden later werd de stoommachine in gebruik genomen. Op 15 december 1843, toen de burgemeester aan de minister van openbare werken een inventaris van de in Londerzeel gebruikte stoommachines stuurde 59, was die nog altijd een uniek exemplaar. In 1852 moesten er, na een regelmatige routinecontrole, enkele aanpassingen aan de stoominstallatie van Verspreet worden aangebracht. Op 29 maart 1853 gingen zowel Verspreet als het gemeentebestuur hiermee akkoord. Maar wat dachten de geburen? 59
Op 9 november had de minister een landelijk onderzoek naar de ongelukken met stoommachines gelast.
158
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Londerzeel, le 11 avril 1853 (vertaald): “Het college informeert de bewoners, eigenaars en huurders van de gebouwen, gelegen binnen een afstand van 100 m. van de stoommachine die voor de aandrijving zorgt van de graan- en oliepletmolen van Benoit Verspreet (sectie D nr. 1), dat deze een aanvraag ingediend heeft om aan deze machine veranderingen aan te brengen. Het onderzoek van commodo en incommodo loopt vanaf 11 april tot 11 mei. Aanmerkingen in te dienen moeten op het gemeentehuis ingediend worden op 11 mei van 9 tot 15 uur.” Op 11 mei werden geen aan- of opmerkingen ontvangen. Ook het schepencollege oordeelde dat het “gezien het gebouw van Benoit Verspreet redelijk stevig is en er geen tegenkantingen waren, een gunstig advies aan de aanvraag van Verspreet om veranderingen aan zijn stoommachine aan te brengen, mocht geven.” 23 augustus 1853. Gemeente Londerzeel aan de provinciegouverneur (kort vertaald): “Over de stoommachine van Benoit Verspreet, molenaar en olieslager, laten wij u weten: 1° Dat de begunstigde voldaan heeft aan art. 9 van de wet inzake deze materie. 2° Dat de gemeentelijke administratie aan alle wettelijke voorschriften voldaan heeft. De verordening zal nog gedurende één maand uithangen op de buitendeur van het oprichtingslokaal door de zorgen en onder toezicht van de gemeentelijke administratie”. 23 augustus 1853 – Certificat (vertaald): “Het gemeentebestuur van Londerzeel verklaart en certifieert bij deze dat het op 23 juli laten weten heeft aan de heer Benoit Verspreet, molenaar, dat de Bestendige Deputatie een ordonnantie van 30 juni 1853 heeft gestuurd (samen met twee exemplaren van allebei de plannen), waarmee hem de toelating wordt verleend om wijzigingen aan te brengen aan de stoommachine die zijn bloemmolen en oliepletmolen aandrijft, gesitueerd in onze gemeente. Het gemeentebestuur verklaart bovendien hem terzelfdertijd een exemplaar van beide plannen te hebben overhandigd en dat de inspectie, die wij heden ter plaatse hebben uitgevoerd, als resultaat gegeven heeft dat de heer Verspreet nauwgezet heeft voldaan aan de afmetingen die door de terzake vigerende wetten worden voorgeschreven”. Benoit Verspreet was geboren in Londerzeel op 18 februari 1809. Hij was de zoon van Arnold uit Vorst-Kempen en Clara De Boeck uit Londerzeel. Zijn moeder was spinster; zijn vader schrijnwerker/molenmaker maar is in 1809 ook kort champetter van Londerzeel geweest. Benoit trouwde met Joanna Somers. Zijn molen, in het begin van de Meerstraat, is nooit een wind- of watermolen geweest maar is in Londerzeel tot in recente tijden als het ‘Viermeuleken’ bekend gebleven. Begin 1881 (zijn zoon Jan Verspreet was toen eigenaar en molenaar) brandde de stoommolen volledig af maar hij werd nog hetzelfde jaar met een nieuwe stoommachine heropgebouwd en is tot 1909 eigendom van de familie Verspreet gebleven. Na de tweede wereldoorlog werd met de maalactiviteiten gestopt en is wasserij “Blanco” in de plaats gekomen.
Korenmolen (Maalderij, Olieslagerij) J. Verspreet – Londerzeel. (postkaart anno 1900)
159
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
1854 – Ook op de Herbodinenmolen begint de moderne tijd. Londerzeel den 19 November 1854 – Bericht - Het College van Burgemeester en schepenen der gemeente Londerzeel onderricht de huerlingen; ingewaers en huerlingen der gebouwen welke zich bevinden in den afstand van eene strael van honderd meters in den omtrek van de plaetsing van een stoomtuig, voorgenomen door de vrouw weduwe van Josephus Slachmuylders, gehuisvest te Malderen, hetwelke haren oliemolen zal doen bewegen, staende in haer gebouw wijk A nr. 401, dat de gezegde eigenares de magtiging heeft gevraegd om haren molen door den damp (vapeur) te doen bewegen, den welken nu door het water bewogen wordt. Verwittigende verders de aenbelangenden dat een onderzoek van commodo en incommodo plaets zal hebben in het gemeentehuis den 19 December 1854 van 9 uren ’s morgens tot drij uren namiddag en dat al degene die zullen gelooven blootgesteld te zijn aen gevaer spruitende uit deze veranderingen zich zullen moeten wenden aen het gemeentebestuer ter gezegde plaetse, ten einde hunne reklamen tegen deze veranderingen schriftelijk of mondeling te doen gelden, alwaer de noodige uitleggingen hun zullen gegeven worden. Het tegenwoordig zal afgekondigd worden en aengeplakt blijven eene maend te rekenen van heden en zal voor de tweede mael afgekondigd worden op zondag toekomende. De molen in kwestie is de in deel I behandelde watermolen van de Herbodinne, aan beide oevers van de Molenbeek, dus zowel in Londerzeel als Malderen gelegen. Dus moest er ook in Malderen een onderzoek van commodo en incommodo gehouden worden. Malderen 18 november 1854 – Berigt - Het kollegie - Gezien de aanvraag door vrouwe weduwe Joseph Slachmuylders, maalderes en olieslaagster in deze gemeente, aan de bestendige deputatie van den provincialen raad van Braband ingediend, strekkende het verkrijgen der noodige machtiging voor het daarstellen van een stoomtuig der kracht van 8 peerden in den oliewatermolen toebehoorende aan de weduwe Henri Slachmuylders (opmerking: dat was Colette Joos), gestaan op de gemeente Londerzeel, limiet Malderen, en bekend onder den nummer 401 der wijk A dier gemeente, alsook voor het zelve stoomtuig zijne bewerking te mogen doen in den graanwatermolen, toebehoorende als voren, gestaan in deze gemeente en bekend op het plan kadastral wijk D nr.214, dit alles ten tijde er gebrek aan water zou wezen, dag- en nacht met drij banken te konnen werken. Gezien het art. 3 der wet van 12 november 1849. Berigt het publiek dat te rekenen van heden de gezegde aanvraag alsmede de plans der ontworpen op te richten gebouwen, gedurende eene maand ter inzage der belanghebbende op het sekretariaat dezer gemeente zijn nedergelegd, alwaar er eenieder kan kennis van nemen. Ingevolge het art. 4 der gezegde wet zal den heer burgemeester dezer gemeente, op 20 december aanstaande, alhier ter sekretarij van 10 uren voor tot 3 uren namiddag zitting houden en overgaan tot het opmaken van het proces verbaal van commodo en incommodo, in hetwelke de voor of nadeelige verklaringen der belanghebbende zullen worden ingeschreven. Op bevel, den secretaris, J.B. Van Ingelgem - Den burgemeester, Van den Bossche. Het onderzoek van commodo en incommodo werd in Londerzeel gesloten op 19 december 1854 en leverde geen bezwaren op. Op 23 december verleende de gemeenteraad van Londerzeel een gunstig advies. Over wat er in Malderen gebeurde hebben we iets meer informatie. Malderen 20 december 1854 - Proces verbaal van commodo en incommodo - Op heden 20 december 1854 ten 10 uren voornamiddag. Ik ondergeteekende, burgemeester der gemeente Malderen, afgevaardigd door het bestuur dezer gemeente, ten einde over te gaan tot een onderzoek van commodo en incommodo op de vraag ingezonden bij de bestendige deputatie door vrouwe Rosalia Slachmuylders, weduwe van Joseph Slachmuylders, maalderes en 160
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
olieslaagster in deze gemeente, strekkende het bekomen der noodige machtiging voor het bouwen en oprigten van een stoomtuig der kracht van 8 peerden in den oliewatermolen toebehoorende aan de weduwe Henri Slachmuylders, gestaan op de gemeente Londerzeel, limiet Malderen, en bekend onder den nummer 401 der wijk A dier gemeente, alsook ter gelijken tijde om hetzelve stoomtuig zijne bewerking te mogen doen geven in den graanwatermolen, toebehoorende als voren, gestaan in deze gemeente en bekend op het plan kadastral wijk D nr.214, dit alles ten tijde er gebrek aan water zou wezen, en om hetzelve stoomtuig dag- en nacht met drij banken te mogen in werking houden. Hebbe mij begeven op het gemeentenhuis, aangewezen plaats, en naar mij verzekerd te hebben dat dit onderzoek was afgekondigd en aangeplakt geweest op de voorschreve wijze sedert den 18 november laatst, en dat de nabuurlingen daarvan bij schrift waren onderrigt geweestvoor hieromtrent eenige voor of nadelige verklaringen te doen, en dat gedurende een maand de bedoelde aanvraag met de daarbij gevoegde plans hadden ter inzage op het gemeentenhuis gelegen, alzoo tot 4 uren namiddag alhier ten aangewezene plaats verbleven hebbende en de uur voor de sluiting bepaald reeds verloopen zijnde en daar er tot dit oogenblik niemand zich had aangeboden om zijne voor of nadeelige verklaringen te doen, hebbe ik het tegenwoordig proces verbaal gesloten. Te Malderen, Van den Bossche. Ook, ik zou haast durven zeggen zelfs in Malderen hadden de mensen geen enkele bezwaar tegen de komst van de moderne tijd. Tijdens de zitting van gemeenteraad van 26 december 1854 werd deze zaak verder besproken... Malderen, zitting van den 26 december 1854. Tegenwoordig de heeren Van den Bossche, burgemeester-voorzitter, Verdoodt, schepene, Vermeiren, Leemans, Vermoesen, Van den Bossche, raadsleden, en P.J. Van Ingelgem, secretaris - Oprichting van een stoomtuig. De gemeenteraad ... is overgegaan tot het beramen nopens de aanvraag gedaan door vrouwe Rosalia Slachmuylders, weduwe Joseph Slachmuylders, maalderes en olieslaagster, woonende in deze gemeente, strekkende ... (zie eerder). Gezien de gemelde aanvraag opgemaakt ingevolge het artikel 2 der wet van 12 november 1849, met de daarbij gevoegde plans tot staving van het gezegde verzoekschrift, aanvragende om het in kwestie stoomtuig dag en nacht met drij banken te mogen in bewerking houden. Gelet op het art. 3 der gezegde wet van 12 november 1849, welk stiptelijk is nagekomen. Gezien het proces verbaal van commodo en incommodo opgemaakt door den heer burgemeester dezer gemeente ingevolge het art. 4 der gezegde wet, waaruit blijkt dat er zich niemand heeft tegen gesteld aan de bedoelde aanvraag, als kunnende aan niemand eenig nadeel bijbrengen. Overwegende dat de hieromtrent bestaande instructiën zijn nagekomen en uitgevoerd zoo als blijkt uit de tot staving overgelegde bewijsstukken. Is van gevoelen. De gezegde aanvraag in haren geheelen inhoud in te willigen en met alle de bijgaande stukken, met een gunstig advies, aan de bestendige deputatie over te zenden, onder dubbel afschrift dezes, ten einde de aanvraagster de noodige machtiging bekome. Ik weet niet waarom het nodig was maar op 13 januari 1855 gaf ook het schepencollege van Malderen een gunstig advies. “Malderen 13 january 1855. Tegenwoodig de heeren Van den Bossche Jean Baptiste, burgemeester-voorzitter, Verdoodt Emanuel, schepenen, en Van Ingelgem, sekretaris. Het kollegie. Gezien de aanvraag door vrouwe weduwe Joseph Slachmuylders, maalderes en olieslaagster in deze gemeente, aan de bestendige deputatie van den provincialen raad van Braband ingediend, strekkende ... (idem als eerder).
161
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Gezien de gezegde aanvraag opgemaakt ingevolge het art. 2 der wet van 12 november 1849 alsook de daarbij gevoegde plans tot staving der gezegde aanvraag dienende, opgemaakt door den gezworen landmeter Verhaegen, houdende echter om het in te rigten stoomtuig dag en nacht met drij banken in bewerking te mogen houden. Gelet op het art. 3 der gezegde wet van 12 november 1849, welke voorschriften stiptelijk zijn nagekomen. Gezien het proces verbaal van commodo en incommodo opgemaakt en gesloten door den heer burgemeester dezer gemeente den 20 december 1854 en waaruit blijkt dat er zich niemand aan de bedoelde aanvraag heeft tegengesteld. Gezien dat bij afkondingen en plakschriften het publiek gedurende eene maand voorafgaandelijk is berigt geweest der bedoelde op te richten werken en dat gedurende dit tijdstip de voorzegde aanvraag met de gemelde plans op het bureel der sekretarij voor de belanghebbende ter inzage lag. Overwegende dat de aanpalende eigenaars allen bij schrift zijn onderrigt geweest van den dag en uur als bij de aankonding vermeld, op welke den heer burgemeester als afgevaardigden van het gemeentebestuur is overgegaan tot het opmaken en sluiten van proces verbaal van commodo en incommodo. Overwegende dat de hieromtrent bestaande instructiën allen zijn nagekomen en uitgevoerd. Is eenstemmig van gevoelen: de gezegde aanvraag gedaan door vrouwe weduwe Joseph Slachmuylders voornoemd in haren geheelen inhoud in te willigen en dezelve met alle de bijgaande stukken met een gunstig advies aan de bestendige deputatie over te zenden, onder dubbel afschrift dezes, opdat de aanvraagster de noodige magtiging bekome voor het opbouwen en inrigten van het hierboven aangeduid stoomtuig, dit alles binnen het tijdstip welk door de hoogere overheid daaromtrent zal worden bepaald. Aldus besloten. Op bevel, den secretaris, J.B. Van Ingelgem. Den burgemeester, Van den Bossche.” De stoommachine werd het jaar daarop, in 1855 geplaatst en in gebruik genomen. De molenares in kwestie was Rosalie Slachmuijlders, geboren in Londerzeel op 27 april 1808, dochter van Henri uit Londerzeel en Colette Joos uit Malderen. Ze was weduwe van Joseph Slachmuijlders (van wie ik de ouders niet met zekerheid ken) waarmee ze op 10 januari 1827 in Malderen was getrouwd. Ook na de plaatsing van de stoommachine is de molen nog als watermolen blijven werken. In 1866-1868 werd de vuurmolen vergroot. Uiteraard was hiervoor een nieuwe vergunning nodig maar dat leverde geen problemen op: “Londerzeel, zitting van de gemeenteraad van den 12 january 1869. Tegenwoordig: De Vleeshouwer, Van Doorslaer, schepenen, De Cat, secretaris - Advies over de vraag betrekkelijk de vergrooting te doen aan eenen vuurmolen in een gebouw staande in deze gemeente wijk A nr. 401a, toebehoorende aan Carolus Slachmuylders (opmerking: dat is een zoon van Rosalie), maalder, gehuisvest te Malderen, bij verzoekschrift ingediend aan de bestendige deputatie in dato 16 november 1868. Overwegende dat het blijkt uit het proces-verbaal van commodo en incommodo dat er zich niemand heeft aangeboden om reklamen in te dienen tegen de stigting van de voorzeide vergrooting aan het stoomtuig. De gemeenteraad besluit de toestemming te geven onder de voorwaarden door de wet voorgeschreven.” “Malderen, 3 januari 1869 – Bericht - Het kollegie verwittigt het publiek dat den heer Slachmuylders Charles, woonende te Malderen, voornemens is de kracht van zijn stoomtuig, staande op het grondgebied van Londerzeel wijk A nr.401a, te vergrooten en ten dien einde de noodige autorisatie gevraagd heeft. Het voorzeid kollegie laat weten aan de inwooners wiens huizen of gebouwen zich in eenen omtrek van 100 meters van deszelfs stoomtuig bevinden, dat 162
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
er in het gemeentehuis alhier zal overgegaan worden tot een onderzoek van commodo en incommodo op den 20 januari 1869 van 2 tot 4 uren namiddag; de plans berusten ten gemeentehuis van Londerzeel waar elk zijne schriftelijke reklamen kan indienen. Bij bevel, de secretaris Van Ingelgem – Voor de burgemeester, P.J. Peeters, schepenen.” Malderen 20 januari 1869 - Proces verbaal van commodo en incommodo. Wij Philippe Jacques Peeters, schepenen doende fonctie als burgemeester der gemeente Malderen, afgevaardigd door deszelfs gemeentebestuur ten einde over te gaan tot het opstellen van proces verbaal van commodo en incommodo ingevolge brief van het gemeentebestuur van Londerzeel dd 24 december jongstleden aangaande de vraag gedaan door d’ heer Charles Slachmuylders, maalder en olieslager alhier woonachtig, en strekkende tot het bekomen der noodige machtiging voor het vergrooten der kracht van zijn stoomtuig, gestaan op het grondgebied der gemeente Londerzeel, limiet Malderen, ter uitvoering van het art. 4 der wet van 29 januari 1863. Hebben ons begeven alhier ten gemeentenhuize, aangewezene plaats bij de affichen en bekendmakingen die hier hadden plaats gehad sedert zondag 3 januari laatst en volgende, bericht houdende dat de plans aangaande bedoelde vraag ter inzage op het gemeentehuis te Londerzeel waren nedergelegd en dat eenieder die voor- of tegenstrijdige verklaringen te doen had zich heden alhier ook kon aanbieden om dezelve aan te teekenen en in te schrijven. Alzoo tot na verloop der gestelde uur tot dit onderzoek verbleven hebbende en niemand zich vertoonende tot het doen eeniger aanmerkingen, hebben wij, ambtenaar, het tegenwoordig proces verbaal van onderzoek gesloten. Malderen, zitting de gemeenteraad van den 27 januari 1869. Tegenwoordig de heeren Peeters, schepenen fonctie doende als burgemeester-voorzitter, Rombauts, schepenen, Tierens, De Wachter, De Block, Kuyckens, Verdoodt, raadsleden, en Van Ingelgem, sekretaris. De gemeenteraad van Malderen. Keurt goed de stuks rakende het onderzoek van commodo en incommodo met het getuigschrift van geene reklamen, aangaande de vraag gedaan door sieur Slachmuylders voor het vergrooten van zijn stoomtuig in den oliemolen gestaan onder Londerzeel, grenspaal Malderen, gelijkvormig het artikel 4 der wet van 29 januari 1863. Bij bevel, de secretaris, Van Ingelgem – De voorzitter, P.J. Peeters. De familie Slachmuijlders is, tot de afbraak in 1961, eigenaar van de molen gebleven maar vanaf 1907 werd er op het grondgebied van Londerzeel niet meer gemalen.
1867 – De Van Doorslaer/Van Eetvelt molen Op 30 april 1867 bespraken de gemeenteraadsleden van Londerzeel, naast vele andere belangrijke dingen, ook de “vraag betrekkelijk de stigting van eenen molen (stoomtuig) in een gebouw, staande in deze gemeente, wijk D nr.23 en toebehoorende aan Joannes Van Doorslaer, landbouwer en grondeigenaar, bij verzoekschrift ingediend aan de bestendige deputatie in dato 3 april 1867.” “Gezien het proces-verbaal van onderzoek van commodo en incommodo (14 tot 28 april) en dat het blijkt dat er zich niemand heeft aangeboden om reklamen in te dienen” besloot de gemeenteraad “de aanvraag toe te staan onder de voorwaarden door de wet voorgeschreven toe te staan.” Het stoomtuig in kwestie is er in 1868, in de buurt van de in 1851 afgebroken Scheersmolen (windmolen in de Mechelsestraat) gekomen. In april 1872 stond de molen van Jan Van Doorslaer op de lijst van de hinderlijke bedrijven.
163
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Jan Van Doorslaer, geboren te Londerzeel op 22 augustus 1823, zoon van molenaar Passchier Joseph en Anne Marie Mertens, op 16 mei 1854 gehuwd met Maria Joanna Goossens, was van 1851 tot 1867 molenaar op de Gravenmolen (de windmolen in de Mechelsestraat) en op de watermolen in het Dorp. Van geen van beiden was hij echter de eigenaar. Hij heeft dus maar zijn eigen molen opgericht. De molen van Van Doorslaer is in Londerzeel niet als zodanig maar wel als de Molen van Denis Van Eetvelt bekend gebleven. Ik weet niet wanneer die mens er de eigenaar van werd maar in 1897 vroeg hij een vergunning aan om op hetzelfde perceel D23e een stoomketel te plaatsen. Er wordt nergens vermeld dat het om een vervanging of uitbreiding ging. Londerzeel, 26 july 1897 - Bericht. – Het ontwerp bevattende de afteekening en de aanvraag gedaan door Denis Van Eetvelt voor het plaatsen van een stoomketel dienstig voor beweegkracht van zijne olieslagerij en maalderij, is neergelegd op het gemeentehuis. Het College van Burgemeester en Schepenen zal de opmerkingen en reklamen ontvangen waartoe dit ontwerp zou kunnen aanleiding geven en zal het onderzoek sluiten op 11 augusti 1897 om 15 ure. Londerzeel 31 décembre 1897 - Monsieur le directeur des contributions directes du Brabant (Vertaald) Stuur ons een uittreksels uit het kadasterplan van onze gemeente om het te gebruiken conform het K.B. van 28 maart 1884. Het moet het perceel D23e bevatten (eigendom Van Eetvelt) en moet de inplanting tonen van een stoomgenerator, de gebouwen en de openbare wegen in een straal van minstens 50 meter. Het college. Londerzeel 22 janvier 1898 - (Vertaald) Overgemaakt aan de arrondissementscommissaris de aanvraag voor het plaatsen van stoomketels van Van Eetvelt. De maalderij-olieslagerij van Denis van Eetvelt was hier tot zeker 1914 actief. Rond 1930 werd het gebouw door de familie Franckx gekocht.
Links de maalderij Van Eetvelt, rechts ’s Gravenmolen.
1868-1869 – De Londerzeelse brouwers schakelen massaal over op stoom. Brouwer Jan Frans Hypoliet De Boeck was de eerste die vond dat de spierkracht van zijn werknemers onvoldoende was om zijn stijgende bierproductie te kunnen blijven volgen. Op 17 september 1868 stuurde hij een aanvraag aan de bestendige Deputatie om in zijn moutmolen een stoomtuig te mogen plaatsen. Op 14 oktober 1868, dus nog geen maand later, was alles al in kannen en kruiken. “Londerzeel, zitting van de gemeenteraad van den 14 oktober 1868. Tegenwoordig: de Spoelberch, burgemeester, De Vleeshouwer, Van Doorslaer, schepenen, De Cat, secretaris. Advies over de vraag betrekkelijk de stigting van eenen moutmolen (stoomtuig) in een gebouw staande in deze gemeente wijk E nr. 6a, toebehoorende aan Joannes Franciscus Hypolitus De 164
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Boeck, bierbrouwer gehuisvest alhier, bij verzoekschrift ingediend aan de bestendige deputatie in dato 17 september 1868. Overwegende dat het blijkt uit het proces-verbaal van commodo en incommodo dat er zich niemand heeft aangeboden om reklamen in te dienen tegen de stigting van het voorzeid stoomtuig. De gemeenteraad besluit de toestemming te geven onder de voorwaarden door de wet voorgeschreven.” De andere brouwer, Jan August de Keersmaeker kon natuurlijk niet achter blijven, of toch niet al te lang. “Londerzeel, zitting van het schepencollege van 30 juni 1869. Aanwezig: Ch. L. De Vleeshouwer, waarnemend burgemeester, Ch. L. Van Doorslaer, schepen, J.J. De Cat, secretaris. (ingekort): ten einde advies te geven over de vraeg betrekkelijk de stigting van een stoomtuig in een gebouw staende in deze gemeente wijk E 211 van het kadastrale plan van Londerzeel toebehoorende aen Joannes Augustinus De Keersmaecker, bierbrouwer, gehuisvest te Londerzeel, bij verzoekschrift ingediend aen de bestendige deputatie in dato 21 mei 1869. Gezien er zich niemand heeft aengeboden om reklamen in te dienen. Besluit: de toestemming te geven.” Het gevraagde stoomtuig werd in 1870 geplaatst. In 1898 was (minstens) de ketel versleten. Intussen was Frans Amand De Keermaeker de baas van de brouwerij geworden. Londerzeel 17 february 1898 - Bericht - Een ontwerp voor doel hebbende het vervangen van eenen ouden stoomketel door eenen nieuwen om te dienen voor de bewerking der bierbrouwerij van den heer Frans Amand De Keersmaecker, is in het gemeentehuis neergelegd, en waar al de belanghebbenden er kunnen kennis van nemen van heden 17 february tot 4 maart aanstaande. Het proces verbaal zal gesloten worden den 4 maart om 15 ure namiddag. Londerzeel 21 février 1898 - Monsieur le directeur - (Vertaald) Stuur mij een uittreksel uit het kadasterplan van het perceel Sectie E 211a van Londerzeel, met aanduiding van de gebouwen binnen een straal van 50 meters. Dit in verband met een aanvraag tot het plaatsen van een stoomketel door de heer De Keersmaecker, brouwer. De burgemeester van Londerzeel. Er kwam geen enkel bezwaar en op 16 maart werd het proces-verbaal van het buurtonderzoek met een gunstig advies aan de gouverneur overgemaakt.
1869 - De graanvuurmolen van Teugels. Enige voorzichtigheid is toch geboden. Londerzeel, zitting college van 19 mei 1869. Aanwezig: Ch. L. De Vleeshouwer, waarnemend burgemeester, Ch. L. Van Doorslaer, schepen, J.J. De Cat, secretaris. (Ingekort): ten einde advies te geven over de vraeg betrekkelijk de stigting van eenen vuermolen, in een gebouw staende in deze gemeente wijk C. N° 23e, van het kadastrale plan van Londerzeel toebehoorende aen Joannes Franciscus Teugels, landbouwer, bij verzoekschrift ingediend aen de bestendige deputatie in dato 12 april 1869. Gezien het proces-verbael van onderzoek van Commodo en Incommodo waeruit spruit dat de reklamanten beweren dat door de nabijheid van eenen vuermolen zoo kunnen veroorzaekt worden aen hunne eigendommen in geval de schouw geene behoorlijke hoogte heeft en dat den slijter voor alle mogelijke schade zou borgt stellen. Overwegende dat het van onze kennis niet is te oordeelen of het geprojetteerd stoomtuig kan gevaar geven van brand aen de naburige wooningen en bijzonder aen den graenwindmolen van den heer Verbeken, maer dat dit oordeel bijzonder de taek is van den heer hoofdingenieur. Besluit: de gevraegde toestemming te verleenen op voorwaerde dat de voorzorgen door de heer hoofdingenieur voor te schrijven, zullen stiptelijk uitgevoerd worden.
165
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Ofschoon dit de eerste keer is dat we de buurtbewoners opmerkingen hoorden maken, is de graanvuurmolen van Teugels op Topmolen nog in 1869 beginnen functioneren. Blijkbaar met redelijk succes, want in 1879 moest zijn installatie al worden vergroot. Ik heb daarover geen details maar weet dat hij op 18 februari 1879 van de bestendige Deputatie een vergunning kreeg om naast zij graanmolen ook een oliemolen in gebruik te nemen en dat de stoomketel daarvan mogelijk door een petroleummotor werd gestookt. Als dat zo was, dan was dat schijnbaar geen onverdeeld succes. Want: Londerzeel 29 july 1899 - Bericht – Een ontwerp voor doel hebbende het vervangen van een petrolmotor door een stoomketel (stoombrander) voor beweegkracht van zijne graanmaalderij is door den heer Isidoor Van den Broeck-Teugels (C23a van kadaster) in het gemeentesekretariaat neergelegd. Alle hiertegen in te dienen reklamen moeten aldaar voor of uiterlijk op 14 augusti aanstaande schriftelijk of mondelings gedaan zijn. Op 14 augustus werd het proces-verbaal van het buurtonderzoek geschreven. Er waren geen bezwaren. Op 17 augustus werd er door het schepencollege over gedelibereerd en nog dezelfde dag werd een gunstig advies met de nodige documenten naar de provinciegouverneur gestuurd. In 1919 was de molen van Isidoor Van den Broeck, geboren te Humbeek op 16 december 1869, zoon van Jan August en Rosalie Scheers, op 10 mei 1898 te Londerzeel getrouwd met Maria Justina Ludovica Teugels, geboren te Londerzeel op 2 mei 1874, dochter van Jan Frans, nog steeds actief. 1858 en 1874 – Bakker Jan Frans Augustijns zet zijn paard op stal. In 1850 stonden in Londerzeel nog 4 pletmolens die letterlijk door paardenkracht werden bediend. De oliepletmolen van Jan Frans Vanden Brande (Linde E463a), de smoutmolen van het armbestuur (Heideveld C438) en de lijnkoekmolen van de Spoelbergh (Malderse Steenweg A150) hebben de komst van de moderne tijd niet overleefd. Maar de bloem- en oliemolen van bakker, winkelier, herbergier en olieslager Jan Frans Augustijns in de Dorpstraat (E222a) deed dat wel. Al in 1858 gaf hij zijn paard wat rust en op 11 maart van dat jaar heeft hij de toelating gekregen om het door een stoommachine te vervangen. Ik heb geen spoor van een buurtonderzoek van commodo en incommodo gevonden. In 1874 werd de stoomketel ingeruild voor een groter exemplaar. Londerzeel, zitting college van 21 oktober 1874. Aanwezig: Ch. L. Van Doorslaer, waarnemend burgemeester, P.J. Goossens, schepen, J.J. De Cat, secretaris. (Samengevat): ten einde advies te geven over de vraeg betrekkelijk de vergrooting van den dampketel van een stoomtuig in een gebouw staende in deze gemeente wijk E N° 221 van het kadastrale plan van Londerzeel toebehoorende aen Jean Franciscus Augustijns, maalder te Londerzeel, bij verzoekschrift ingediend aen de bestendige deputatie in dato 14 september 1874. Gezien er zich niemand heeft aengeboden om reklamen in te dienen.Besluit: de toestemming te geven. In 1891 had Eduard Augustijns, zoon van, opnieuw grootse plannen. Londerzeel, zitting college 26 july 1891. Commodo en incommodo. Vraag Ed. Augustijns (Dorp) voor ’t plaatsen van twee verwarmers neven het vuur en de bestaande stoomketel van 166
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
zijn fabriek. Burgemeester en schepenen van Londerzeel verwittigen wien het aangaat dat een onderzoek commodo en incommodo is geopend aangaande de vraag gedaan door de heer Ed. Augustijns, nijveraar alhier. Het hiertoe opgemaakte plan berust hier op het gemeentehuis ter inzage der belanghebbers alwaar ook alle de hiertegen in te brengen opwerpingen voor of uiterlijk op 10 Oogst moeten gebeurd zijn. Op 13 augustus 1891 stuurde het gemeentebestuur naar de provinciegouverneur “de aanvraag van Ed. Augustijns om naast een bestaande stoomgenerator in zijn fabriek twee stoomketels te plaatsen, evenals het gunstig advies van de gemeenteraad, het onderzoek van commodo en incommodo en de plannen”. Het is dus zeker in orde gekomen. In 1915 werkte de bloem- en oliemolen van Eduard Augustijns nog steeds en had hij een productiecapaciteit van 4.000 kg. bloem per dag.
Naast de hierboven getoonde paardentrekmolen bestond ook de paardentredmolen. Ik weet niet welk type in Londerzeel in de mode was.
1877 – De Kaaskantmolen probeert, maar doet niet mee. Op 4 december 1862 trouwde Maria Christina Van Asbroeck (° Londerzeel 1-4-1837) met Joannes Ernestus Hulsbosch (° Oppuurs 1-3-1827). Die was maalder van beroep en kort na zijn huwelijk heeft hij de pacht van de door wind aangedreven Kaaskantmolen overgenomen. Van 1864 tot 1875 is hij tevens gemeenteraadslid van Londerzeel geweest. Zijn zuster Joanna Petronella was getrouwd met Frans Vital De Boeck en was tot 1884 maalderes op 's Gravenmolen. In september 1877 liet hij zich er toe verleiden om ook eens een stoommachine uit te proberen. Omdat dit tuig op straat moest staan, had hij daar de toelating van de gemeente en van de commissaris der wegen voor nodig. "Monsieur le commissaire voyer," schreef de burgemeester op 11 september 1877, "In antwoord op uw brief 2677 van 6 september laten wij u weten dat wij de heer Hulsbosch, maalder, de toelating gegeven hebben om voor één dag een stoommachine te plaatsen op weg nr. 4 aan de ingang van zijn schuur maar we hebben hem aanbevolen er voor te zorgen dat paarden kunnen passeren". Ik weet niet wat de uitslag van de proef is geweest maar tot in 1918 is de Kaaskantmolen uitsluitend op windenergie blijven malen.
1880 - De schorsmolen van Heirbaut. In 1850 draaide er een schorsmolen in de Drietorenstraat (wijk F nr.186). Ik weet niet precies waar die stond maar mogelijk was het een restant van de watermolen van Ursene. Hij was toen de eigendom van de vrouw van ene Pieter Jan Verhavert. Later is hij de eigendom van Jan Heirbaut geworden. Ik heb niet genoeg gegevens om deze mensen te kunnen identificeren. Maar... ... Maar op 13 december 1875 werd dezelfde Jan Heirbaut tot gemeenteraadslid verkozen en op 19 oktober 1878 werd hij herverkozen. In 1880 drukte hij de wens uit om een stoommachine te installeren.
167
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Londerzeel, zitting college van 12 mei 1880. Aanwezig: P. Van Assche, burgemeester, Ch. L. Van Doorslaer, schepen, P.J. Goossens, schepen en J.B. De Cat, secretaris. (Samengevat) Ten einde advies te geven over de vraag betrekkelijk de stichting van een stoomtuig in een gebouw staande in deze gemeente wijk F n°195 van het kadastrale plan van Londerzeel, toebehoorende aan Joannes Heirbaut, maalder en landbouwer, gehuisvest te Londerzeel, bij verzoekschrift ingediend aan de bestendige deputatie in dato 4 meert 1880. Gezien er zich niemand heeft aengeboden om reklamen in te dienen. Besluit: de toestemming te geven. Er is iets vreemds aan deze formulering. Is de molen verhuisd? Over de evolutie van wijken en wijknummers bestaat nog steeds geen duidelijkheid in Londerzeel. Wijk- en Kadasteraanduiding zijn alleszins niet hetzelfde. Maar wijk F van het kadaster ligt tussen Topmolen en Sneppelaar. Dat is ver van de Drietorenstraat, en nog verder van de Linde (aan de spoorwegovergang van Leireken) waar het gezin Heirbaut, althans nà 1880, met zekerheid woonde. Hoe dan ook.... Op 22 mei 1880 werden “alle documenten betreffende de aanvraag van Jean Heirbaut, molenaar te Londerzeel”, naar de Bestendige Deputatie opgestuurd. Er was een probleem. Intussen waren voor het plaatsen van een stoommachine en het inrichten van een oliemolen immer twee afzonderlijke vergunningen nodig. Ik vind dat vreemd en het schepencollege van Londerzeel vond dat ook. “Londerzeel le 4 août 1880 - Monsieur le gouverneur - (Vertaald) In antwoord op uw brief 303849B30393 van 27 juli laten wij u weten dat het schepencollege geen speciale toelating heeft verleend aan de heer Heirbaut om een oliemolen op te richten. Deze toelating ligt impliciet besloten in die van 12 mei om een stoommachine te plaatsen. Het college.” De gouverneur van Brabant was met deze uitleg niet tevreden. Derhalve werd op 13 augustus een dikke briefomslag naar de arrondissementscommissaris gezonden met daarin “de plannen voor het plaatsen van een stoommachine annex inrichten van een oliemolen”. Zelfs in de boeken van Kafka is altijd een slot te vinden. Het zal eind 1880 dus uiteindelijk wel in orde gekomen zijn. Of opnieuw... Want in alle latere documenten staat te lezen dat Jean Heirbaut zijn vergunning voor een oliemolen van de Bestendige Deputatie al op 19 april 1879 gekregen had. Voor de aanleg van spoorlijn 61, die men toen nog niet als Leireken kende, en met name voor het deel tussen het Station van Steenhuffel en Boom, moesten in 1882 in Londerzeel alweer een aantal percelen grond onteigend worden. Eén daarvan was eigendom van Heirbaut en lag aan de nog te maken overweg aan de Linde (de spoorlijn liep toen kaarsrecht van Steenhuffel naar den Berg in Londerzeel). Van 22 januari tot 6 februari liep hiervoor een openbaar onderzoek. Op 30 januari bekloeg mevrouw Heirbaut, net weduwe of op het punt om het te worden, zich er over dat de Belgische Staat die percelen al verschillende maanden eerder “zonder voorafgaand onderzoek of verwittiging van de eigenaars had ingenomen en dat de taks die er voor beloofd werd onvoldoende was aangezien haar molen er merkelijk door verminderde in weerde.” Jean Heirbaut stierf tussen 1 december 1881 en 6 april 1882. De ketel van zijn stoommachine begaf het wat later. In 1888 deed zijn weduwe een aanvraag om hem te (de ketel) te mogen vervangen. “Londerzeel 4 april 1888 - Bericht van commodo en incommodo – Het Kollegie van Burgemeester en schepenen bericht de belanghebbende dat een onderzoek van commodo en incommodo is geopend aangaande de vraag gedaan door weduwe Heirbaut voor het plaatsen van 168
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
eenen nieuwen stoomketel. Alle reklamen die hierdoor kunnen ontstaan moeten binnen de 15 dagen bij het gemeentebestuur gedaan zijn.” En op 19 april... Proces-verbaal van commodo en incommodo betreffende de vraag gedaan door weduwe Heirbaut voor het plaatsen van een nieuwen stoomketel. (Vertaald) - Heden, 19 april 1888, om 10 uur ’s morgens, ben ik ondergetekende Pierre Van Assche, burgemeester van Londerzeel, vergezeld van mijn secretaris, naar het gemeentehuis gekomen teneinde het onderzoek van commodo en incommodo te verrichten betreffende de bovenvermelde aanvraag. Na ons er van overtuigd te hebben dat dit onderzoek op een regelmatige manier bekend gemaakt werd door publicatie op de zondagen 8 en 15 april, ben ik van 10 uur ’s morgens tot ’s middags ter beschikking van eventuele reclamanten gebleven. Niemand heeft zich aangeboden en we hebben het proces-verbaal ’s middags afgesloten. Zitting van het schepencollege van 19 april - Aanwezig: P. Van Assche, burgemeester, A. Caluwaers en E. Augustijns, schepenen en L. Van Doorslaer, secretaris. Weduwe Heirbaut mag haar oude stoomketel door een van hetzelfde type, maar groter van afmetingen, vervangen. Het was alweer niet goed, want voor een ‘grotere’ ketel was alweer een dubbele vergunning vereist. Daarom werd er op 28 april 1888 opnieuw beraadslaagd en werd de beslissing “met de toelating aan weduwe Heirbaut om een stoomketel door een nieuwe (het woord grotere werd weggelaten) te vervangen” op 3 mei naar de provinciegouverneur gestuurd. Wat er deze keer schortte heeft men mij niet verteld, maar op 23 juni werd nog een derde (en laatste) deliberatie naar de gouverneur gezonden. Als ik uit mijn speurtocht naar stoommachines in de gemeentearchieven van Londerzeel, Malderen en Steenhuffel al iets leerde, dan is het beslist dat men van een stoomketel niet het uiterste mocht vergen en dat die geen heel lang leven beschoren was. Negen jaar later was ook de nieuwe stoomketel van Heirbaut aan vervanging toe. Londerzeel 12 december 1897 - Bericht – Een ontwerp ingediend door de weduwe Heirbaut, nijveraarster te Londerzeel (Linde) voor doel hebbende in hare maalderij den bestaanden stoomketel te doen vervangen door eenen nieuwen waarvan plans en beschrijf is in het gemeentehuis neergelegd, en waar al de belanghebbenden er kunnen kennis van nemen van 12 tot 27 december 1897. Het proces verbaal zal gesloten worden den 27 december om 15 ure. In een brief van 31 december wordt verduidelijkt dat die stoomketel van de weduwe Heirbaut niet alleen op de Linde, maar meer bepaald op perceel F196 zou komen. En zo is dat geschied. 1883 – Brouwerij Moortgat te Steenhuffel. In Steenhuffel heeft men de Industriële Revolutie lang buiten kunnen houden, Op 23 januari 1839 antwoordde secretaris Follez, in naam van burgemeester Moortgat en de schepenen, met enige fierheid aan de arrondissementscommissaris te Brussel “dat er in Steenhuffel hoegenaamd geene stoomwerktuygen aenwezig waren”. En in een schrijven, aan de provinciegouverneur van 25 februari 1859, wilde burgemeester Pierre Antoine Mertens wel bevestigen dat er wel enkele “gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke inrichtingen” bestonden 60 maar dat men hier geen enkel stoomwerktuig of stoomketel in werkhuizen zou kunnen vinden. In 1879 kwam er een einde aan die rust. Vanaf dat jaar passeerde hier de onwaarschijnlijk belangrijke spoorlijn van Antwerpen naar Douai (of op zijn minst toch tot in Aalst) en moesten de huismoeders hun te drogen hangend wasgoed voor de stoom en rook van ‘Leireken’ verbergen. 60
1 steenbakkerij, 2 jeneverstokerijen, 1 graanwindmolen, 2 brouwerijen, 2 bakkerijen, 1 beenhouwerij, 216 koeienstallen, 157 particuliere broodovens en 1 oven om draf te drogen. 169
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Waarschijnlijk heeft het ene niets met het andere te maken, maar 4 jaar later las ik dit: “Steenhuffel, zitting van het schepencollege van 26 oktober 1883. (Vertaald) Tegenwoordig de heren De Ridder, burgemeester, Vertonghen Vital, Mertens, schepenen, Verhaegen, secretaris. Het college van burgemeester en schepenen van Steenhuffel. Gezien de vraag van Louis Moortgat, brouwer te Steenhuffel, gericht aan de provinciegouverneur, om een stoommachine (stoommolen) van 7 PK te mogen plaatsen in zijn brouwerij, gelegen op de percelen 38a en 39b van sectie B van het kadaster, en hem te gebruiken als bloemmolen en als aandrijving voor de pompen van de brouwerij. Gezien het inplantingsplan en de tekening van de branders. Gezien het K.B. van 21 april 1864. Gezien het proces verbaal van onderzoek van commodo en incommodo dat zonder tegenkanting werd afgesloten. Overwegend dat de door het K.B. van 29 januari 1863 voorgeschreven formaliteiten werden in acht genomen. Besluit dat de heer Moortgat de gevraagde toelating mag krijgen. In zitting te Steenhuffel, datum als boven. Bij bevel, de secretaris, J. Verhaegen De burgemeester, De Ridder Jean François.” Steenhuffel le 27 octobre 1883. (Vertaald) - Het college van burgemeester en schepenen, Aan de arrondissementscommissaris. Mijnheer. Gevolg gevend aan uw brief 2249E29 van 26 september sturen wij u het dossier aangaande de aanvraag van de heer Louis Moortgat, brouwer te Steenhuffel, om een stoommolen te mogen oprichten. Bij bevel, de secretaris, J. Verhaegen. De burgemeester, Jan Frans De Ridder. Bruxelles le 15 mars 1884. (Vertaald) Provinciebestuur van Brabant – ref. 344698B33912. Aan het college van burgemeester en schepenen te Steenhuffel. In uitvoering van een toelating, gegeven door de bestendige deputatie op 5 december 1883, vroeg de heer Moortgat, brouwer in Steenhuffel, op 7 dezer de toestemming om zijn stoommachines in zijn brouwerij in gebruik te mogen nemen. Door mijn besluit nr. 344215B33912 van 27 februari 1884, dat u op 28 december werd verstuurd, werd daar al positief op ingegaan. Ik vraag u om de betrokkene daarvan te verwittigen en hem een kopie van het besluit op gezegeld papier te bezorgen. De gouverneur. Ik besef dat – om niemand te kort te doen - in dit verhaaltje enige herhaling zit. Maar telkens leren we toch weer een heel klein beetje bij.
1888 – De Koevoetmolen in Malderen. Malderen, 2 november 1888 – Bericht - Het college van burgemeester en schepenen der gemeente Malderen, arrondissement Brussel, provincie Brabant, brengt ter kennis van het publiek, dat er alhier eene aanvraag is ingediend, strekkende tot het bekomen der noodige machtiging een stoomtuig te mogen plaatsen in de olieslagerij van den heer aanvrager Edmond Peeters, wonende te Londerzeel, Koevoetmolen, en dat wel op het perceel nr. 78 wijk A des kadasters dezer gemeente. De plans blijven ter inzage van iedereen ten gemeentehuize alhier, te rekenen van 4 november 1888 tot 18 november 1888 mede begrepen, gedurende welk tijdstip alle voor- of nadeelige aanmerkingen zullen kunnen aangenomen worden. Het proces-verbaal wordt gesloten op 25 november 1888. Namens het college. Bij bevel, de secretaris, Emiel De Coninck - De burgemeester, Rombauts Malderen, 25 november 1888 - Proces-verbaal van commodo en incommodo. 170
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Heden, 25 november 1888, om 2 ure namiddag, wij, Livinus Rombauts, burgemeester, De Block en Tierens, schepenen der gemeente Malderen, arrondissement Brussel, provincie Brabant. Ingevolge ons bericht van 3den november 1888, n° 56, aangaande de plaatsing van een stoomtuig in eene olieslagerij, gestaan alhier, op het perceel n° 78, wijk A des kadasters, op aanvraag van den heer Edmond Peeters, maalder, wonende te Londerzeel (Koevoetmolen); Ons ten burele van het gemeentehuis begeven hebbende, tot het openen der voor- of nadeelige aanmerkingen dienaangaande; hebben ons verzekerd dat dit onderzoek van commodo en incommodo is bekend gemaakt, afgekondigd en aangeplakt geworden volgens den zin der wet van 4 tot en met 18den der loopende maand november, met melding dat voornoemde aanvraag, vergezeld van de noodige plans en inlichtingen gedurende gezegd tijdstip ter ieders inzage, in het gemeente zouden berustend blijven; Hebben ons insgelijks verzekerd dat de voornaamste belanghebbenden van dit onderzoek, schriftelijk en ter woonste, ten behoorlijken tijde zijn verwittigd geworden; Zijn ten dien einde ten gemeentehuize alhier tot na het gewone uur verbleven; Niemand zich aangeboden hebbende tot het doen van eenige voor –of nadeelige aanmerkingen en geene schriftelijke mededeelingen of aanmerkingen ons toegekomen zijnde, zoo hebben wij het tegenwoordige proces-verbaal van commodo en incommodo gesloten. Aldus gedaan te Malderen, den 25 november 1888. Namens het college. Bij bevel, de secretaris, Emiel De Coninck. De burgemeester, Rombauts Malderen, zitting van het college van burgemeester en schepenen van 25 november 1888. Tegenwoordig M.M. Rombauts, burgemeester-voorzitter, De Block en Tierens, schepenen, en De Coninck, secretaris. Het schepenen-college. Gezien de aanvraag, gedaan in date van 29 october 1888 door den heer Edmond Peeters, maalder, wonende te Londerzeel (Koevoetmolen) en gestuurd aan den heer gouverneur der provincie Brabant, strekkende tot het bekomen der machtiging een stoomtuig te mogen plaatsen van tien peerdenkracht in zijne olieslagerij, gestaan op het grondgebied der gemeente Malderen, wijk A, perceel n° 78 des kadasters alhier, met de noodige plans; Overwegende dat het onderzoek van commodo en incommodo, hierover ingesteld, en behoorlijk volgens den zin der wet en onderrichtingen ruchtbaar gemaakt, geene voor- noch nadeelige aanmerkingen heeft medegracht; Overwegende dat het aldus blijkt, dat deze oprichting niemand eenigen last of ongemak kan veroorzaken; Overwegende dat het hier enkel de ontwikkeling der nijverheid geldt. Gezien de verschillige wetten, koninklijke besluiten, reglementen en ministeriele omzendbrieven betrekkelijk de plaatsing van stoomtuigen; Overwegende eindelijk dat al de door de wet vereischte pleegvormen stiptelijk zijn nagekomen. Besluit eenstemmiglijk gezegde aanvraag met een voordeelig advies te ondersteunen. Het gansche dossier zal ter onderzoek en goedkeuring van wien het behoort aan den heer gouverneur der provincie Brabant gezonden worden. Aldus gedaan te Malderen, date als boven. Bij bevel, de secretaris, Emiel De Coninck - De burgemeester, Rombauts. Malderen. Zitting van het college van burgemeester en schepenen van 6 februari 1889. Tegenwoordig MM. Rombauts, burgemeester-voorzitter, De Block en Tierens, schepenen, en De Coninck, secretaris.
171
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Het college. Gezien, met bijgevoegde plans en teekening, de vraag van den heer Edmond Peeters, maalder, wonende te Londerzeel, de toelating verzoekende, een stoomtuig van tien peerdekracht te mogen plaatsen in zijne olieslagerij, alhier gestaan, wijk A, Nr 78 des kadasters; Aangezien deze vraag, na de pleegvormen ondergaan te hebben, voorschreven bij koninklijk besluit van 28 mei 1884 (zie mem. adm. nr 295 van 1884) geene bezwaren doen ontstaan heeft, noch mondelings, noch schriftelijk, tusschen den tijd bepaald bij art. 5 van bovengemeld koninklijk besluit (zie nog Nr 301 des memoriaals van 1884); Gezien gezegd koninklijk besluit; Besluit: art. 1. Er zal den eischer onmiddelijk akte afgeleverd worden van zijne aanvraag. art. 2. De uit deze akte voortvloeiende machtiging is onderworpen aan de voorwaarden, vermeld in de bijlage I, begrepen in het Bestuurlijk Memoriaal der provincie, onder het nummer 295 van 1884, bladzijde 3019 en volgende. Deze machtiging zal hare bekrachtiging krijgen naar de voorschriften bekend in Nr 301 van gezegd Memoriaal van 1884. art. 3. Een afschrift van het tegenwoordig besluit zal met het verzoekschrift van den heer aanvrager en een afschrift der der vertoonde plans (Nr. 301, Mem. adm. 1884) aan den heer gouverneur van Brabant toegestuurd worden, ten einde overgemaakt te worden aan den heer hoofdingenieur, bestuurder van den dienst stoomtuigen, voor onderzoek en opzicht. art. 4. Een zelfde afschrift zal insgelijks aan den verkrijger toegezonden worden. Malderen, 16 februari 1889. Bij bevel, de secretaris, Emiel De Coninck.De burgemeester, Rombauts Tot 1900 is de stoommachine op de Koevoetmolen de enige in Malderen gebleven (die van de Herbodinnemolen stond in Londerzeel). En hij was dan nog van een Londerzelenaar.
1891 – De houtzagerij van Louis Teugels Tot nu waren het de molenaars en een paar brouwers die een stoommachine installeerden. Louis Teugels wist dat zo’n ding ook voor andere toepassingen nuttig was. Londerzeel, zitting college 17 september 1891. Vraag Louis Teugels voor ’t plaatsen van een stoomketel met machine voor te werkstelling eener houtzagerij. Burgemeester en schepenen van Londerzeel verwittigen wien het aangaat dat een onderzoek commodo en incommodo is geopend aangaande de vraag gedaan door Mr. Louis Teugels, strekkende om neven zijne woning een stoomketel en machien te mogen plaatsen om er te dienen tot beweegkracht eener houtzagerij. Het hiertoe opgemaakte plan berust in het gemeentehuis alhier ter inzage der belanghebbers alwaar ook alle de hiertegen in te brengen opwerpingen voor of uiterlijk op 2 october moeten gedaan zijn. Niemand had bezwaar en op 5 oktober stuurde de gemeente een gunstig advies naar de provinciegouverneur.
1892 – Stoom voor de coöperatieve melkerij van Londerzeel. Londerzeel 1 januari 1892 - Bericht - Burgemeester en schepenen van Londerzeel verwittigen wien het aangaat dat een onderzoek commodo en incommodo is geopend aangaande de vraag gedaan door Mr. Aloïs Pas strekkende om een stoomketel en machine te plaatsen om te dienen tot beweegkracht aan de melkerij. Het hiertoe opgemaakte plan berust in het gemeente huis alhier ter inzage der belanghebbers alwaar ook alle de hiertegen in te brengen opwerpingen voor of uiterlijk op 16 januari aanstaande moeten gedaan zijn. Londerzeel, schepencollege van 13 februari 1892 - De heer Louis Pas wordt gemachtigd een stoomketel te plaatsen. Zo simpel kan het zijn... 172
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Vier jaar later verhuisde de melkerij van Londerzeel naar een nieuw gebouw. “Londerzeel 30 Mars 1896 - Monsieur le directeur des contributions directes - (Vertaald) Stuur mij een uittreksel uit het kadasterplan van Londerzeel van het perceel sectie F 114a en van alle gebouwen binnen een straal van 50 meter ervan. Het moet dienen in verband met een aanvraag om een stoomketel te verplaatsen voor het opstarten van de bestaande coöperatieve melkerij. De burgemeester”. Londerzeel 5 aril 1896 - Bericht – Het college van burgemeester en schepenen maakt zijne onderhoorigen bekend dat een onderzoek commodo en incommodo is geopend aangaande de vraag door het bestuur der samenwerkende melkerij en strekkende tot het verplaatsen zijner machine en stoomketel in haar nieuw gebouw opgericht op het perceel F114a van ’t kadaster van Londerzeel (waarvan hier bijgevoegd plan). Alle reklamen... moeten binnen de 15 dagen ingediend zijn. Londerzeel 9 mai 1896 - Monsieur le commissaire d’ arrondissement - (Vertaald) Ingesloten een deliberatie en het dossier over de aanvraag ter verplaatsing (van het oude naar het nieuwe lokaal) van de stoomketel en de machines die gebruikt worden door de coöperatieve melkerij van Londerzeel. Gelieve deze stukken door te sturen naar de instantie waar ze nodig zijn. De burgemeester. Londerzeel 5 juni 1896 - (Vertaald) Overgemaakt aan de provinciegouverneur een deliberatie van het college aangaande de toelating, gegeven aan Jean Henri Cnapelinckx, om zijn stoomketel, machines en apparaten, gebruikt door de coöperatieve melkerij van Londerzeel, naar een nieuw lokaal te verhuizen. De plannen en tekeningen zijn reeds sedert de oprichting in 1892 in het bezit van de regering. Het college. In 1897 moest de na zoveel administratieve rompslomp verplaatste stoomketel door een nieuwe vervangen worden. Londerzeel 7 janvier 1897 - Monsieur le gouverneur - (Vertaald) Conform artikel 6 van de ingesloten deliberatie sturen wij u de deliberatie van ons gemeentecollege aangaande de toelating, gegeven aan de coöperatieve melkerij van Londerzeel om een oude stoomketel door een nieuwe te vervangen. Het college.
1895 - De windmolen op de Meir in Steenhuffel wordt een vuurmolen. En daar kunnen wij veel van leren. Lees allemaal goed en aandachtig. Want al hadden de bestuurders van Steenhuffel in de 19de eeuw niet veel met stoommachines te maken gehad, ze wisten wel waarover ze het hadden. Of anders hadden ze een goed boekje om de condities voor het gebruik van zo’n tuig uit over te schrijven. Volgende verslagen van hun optreden zijn zeer informatief. Steenhuffel, zitting van het college van burgemeester en schepenen van den 6 maart 1895. Tegenwoordig M.M. Vertonghen, burgemeester, Van der Perre, De Mesmaecker, schepenen, Verhaegen, secretaris. Het collegie van burgemeester en schepenen van Steenhuffel. Gezien, met de hierbij gevoegde plans en teekeningen, de vraag van Vergaelen Jan Frans, maalder te Steenhuffel, verzoekende de machtiging tot het daarstellen te Steenhuffel, ter plaats genaamd de Meer, op de parceelen wijk A nr. 425a en 426a, van een stoomketel en stoommachien gezegd vuurmolen, dienende voor granen te malen, ter kracht van 12 paarden te mogen oprichten.
173
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Aangezien dat deze vraag de rechtsvormen, voorgeschreven door koninklijk besluit van 28 mei 1884, ondergaan heeft betreffende het gebruik en de veiligheid der stoomtoestellen, en geene enkele mondelingsche of schriftelijke klacht heeft opgeleverd. Gezien het voorafgaand koninklijk besluit. Besluit. Art. 1 – Er wordt bericht gegeven aan de aanvrager nopens zijne vraag. Art. 2 – De toelating hieruit voortvloeiende is onderworpen aan de volgende voorwaarden: 1) De ketel en stoomtuig, gelijkvormig met het beschrijf hiervan gedaan in de aanvraag, zal de plaats bekleeden aangeduid in het plan bij dit besluit gevoegd. 2) De ketel mag slechts in werkzaamheid gebracht worden nadat de beambte, met het toezicht der stoomketels gelast, door proces-verbaal zal bestatigd hebben dat hij ten volle beantwoordt aan de voorschriften van het reglement dat deze toestellen beheert, alsmede aan de bijzondere voorwaarden door het tegenwoordig artikel vastgesteld. Te dien einde zal de verkrijger den ingenieur, gelast met het toezicht der stoomtoestellen, kennis geven op welken dag en uur men tot dezen bestatiging zal kunnen overgaan. 3) De verkrijger zal gehouden (zijn) ten allen tijde de toestellen te laten onderzoeken door de beambten hiermede gelast, en den ingenieur te berichten van alle verandering of noodzakelijke herstellingen aan de toestellen toegebracht. Men zal de aldus veranderde of herstelde toestellen niet mogen gebruiken dan nadat zij onderzocht geweest zijn door eenen der beambten hiermede gelast. 4) De leiding der toestellen moet toevertrouwd worden aan bedienden wier ondervinding en matigheid alle veiligheidswaarborgen opleveren. 5) Ten einde de inwendige aanlading te vermijden zal men zorgen dat de ketel op tijd gereinigd wordt. 6) Buiten het onderzoek waaraan de ketel zal onderworpen zijn bij het reinigen, zal de verkrijger bij de minste schijn van gevaar, en ten minste eenmaal per jaar, een onderzoek bevelen, ten einde de verzekering te hebben dat de ketel op gansch de uitgestrektheid de nodige wederstand aanbiedt. Men zal ook tot een voorloopig onderzoek doen overgaan telkens dat de ketel opnieuw gestookt wordt na een stilstand van meer dan 8 maanden. Men zal met dusdanig onderzoek zulken beambte gelasten wiens bekwaamheid om de gebreken en de uitwerksels te kennen, alle noodige waarborgen opleveren. Men zal van hem een verslag eischen in welken staat zich elk der deelen bevinden die in verbintenis zijn met zekerheid van het werk en de wijze hoe zulks bestatigd werd. Men zal eischen dat deze beambte in zijn verslag aanduide of, volgens zijn dunkens, de ketel nog gedurende een jaar de kracht door den stoomdrukkingsmeter aangeduid, kan weerstaan ofwel, of het noodig is tot een onderzoek te doen overgaan of de ketel opnieuw te doen herstellen voor dit tijdstip. Men zal ook eisschen dat hij bepale, indien het geval zich voordoet, wanneer de onbereikbare deelen der ketels moet zichtbaar gemaakt worden, er bijvoegende de redenen die toelaten zonder gevaar het bepaalde tijdstip af te wachten. Men zal de onderzoeksverslagen, waarvan melding is gemaakt, toonen aan de bedienden, gelast met het toezicht der stoomtuigen en ter hunner beschikking een register stellen bestemd om de aanmerkingen op te nemen. 7) Het stoomtuig en ketel zullen enkel toegelaten toestellen of die niet aan het regiem van het etablissement onderworpen zijn, in beweging brengen. 8) Bijzondere voorwaarden. a) Aan de schouw eene hoogte te geven van ten minste 15 meters. 9) In geval van ongeluk zal de verkrijger onmiddellijk de burgemeester der gemeente en de ingenieur van dienst verwittigen. Tot de aankomst van dezen laatste zal men al de deelen van het stoomtuig in den toestand laten waarin zij zich bevinden na het ongeluk, behalve hetgeen noodzakelijk is om de slachtoffers bij te staan of elk nieuw ongeval te voorkomen. 174
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
10) De verkrijger zal zich bovendien gedragen naar al de voorschriften van het koninklijk besluit van 28 mei 1884 op de politie der stoomtuigen, hierboven niet aangehaald, aan de ministeriele onderrichting van denzelfden datum, aan de reglementaire voorschriften die bovendien door de bijzondere overheden zouden kunnen bevolen worden, alsook aan de politiemaatregelen welk ons college zal noodzakelijk oordeelen in het vervolg voor te schrijven om de veiligheid van het gebuurschap te verzekeren en om alle ongemakken te voorkomen. Art. 3 – De verwaarloozing van de eene of de andere der voorwaarden kan, volgens den aard en de gewichtigheid van het geval, de intrekking of de opschorsing van het tegenwoordig besluit tot gevolg hebben zonder echter vervolging tegen de verkrijger te kunnen doen wegens inbreuk op de wetten en het koninklijk besluit van 28 mei 1884. Art. 4 – In geval van dreigend gevaar en op verzoek van den bevoegden ingenieur behoudt ons college het recht de onmiddellijke opschorsing van het werk stoomtuig te bevelen, behalve beroep door de verkrijger bij het Ministerie van Landbouw, Nijverheid en Openbare Werken. Art. 5 – Het tegenwoordig besluit zal als nietig beschouwd worden indien er geen gebruik van gemaakt is binnen de 2 jaren na zijne dagteekening of na een stilstand der toestellen van meer dan 10 jaren; evenzo in geval van afbraak, tenzij men ze in een zeer beperkt tijdstip wilde vernieuwen. Art. 6 – Onze verzending van het tegenwoordig besluit zal aan den heer gouverneur der provincie gedaan worden om overhandigd te worden aan den heer ingenieur, dienstoverste der stoomtuigen, voor bericht en bestuur. Eene verzending zal insgelijks gedaan worden aan de verkrijger. Gedaan in zitting des 6 maart 1895. Op bevel, de gemeentesecretaris, Verhaegen. De burgemeester-voorzitter, V. Vertonghen. Bruxelles le 16 mars 1895. (Vertaald) Provinciebestuur van Brabant – nr. 498.065B34761/ 45980. Aan het college van burgemeester en schepenen te Steenhuffel. Met uw brief 3801 van 9 maart stuurde u ons een afschrift van uw deliberatie waarin nota genomen werd van de aanvraag van de heer Jean François Vergaelen om in zijn windmolen in uw gemeente, een brander en een stoommachine te plaatsen. Volgens de inlichtingen in de tabel die u ons op 11 september 1878 bezorgde, bestond deze windmolen, zonder vergunning, sedert onheuglijke tijden.61 De toestand van deze inrichting moet geregulariseerd worden. Hiervoor moet de aanvrager in dubbel een plan opsturen van alles wat zich binnen een omtrek van 100 meter van de molen bevindt. Eén kopie moet dienen voor de ontvanger der belastingen, de tweede moet samen met het ingevulde inlichtingenformulier naar ons worden gestuurd. Daarna kan het verzoek van de heer Vergaelen hernieuwd worden en zal de bestendige deputatie oordelen nadat u de documenten, vereist door art. 887 van de algemene instructie van 1 mei 1893, zult hebben geproduceerd. De gouverneur. De verplichting om nà de regularisatie van het windmolengebouw een nieuwe aanvraag voor de installatie van een stoommachine te doen heeft geen aanleiding tot een nieuw onderzoek van commodo en incommodo gegeven. Maar door mensen die het konden weten heb ik altijd horen vertellen dat op de Meir, lang nadat de windmolen afgebroken was, nog altijd een stoommolen in werking gebleven is.
61
Sedert 1807 leerden we in Boek I. De mensen hadden vroeger wel een sterk geheugen maar het was niet altijd goed om dat toe te geven. 175
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
1899 – Mouterij Van Assche in de Kasteelstraat.
Londerzeel 8 july 1899 - Bericht - Het ontwerp tot doel hebbende het plaatsen van een stoomketel voor beweegkracht eener fabriek op perceel F72 van ’t kadaster, vraag gedaan door gebroeders Van Assche, is op het gemeente sekretariaat neergelegd, waar de belanghebbende er kunnen kennis van nemen van 9 tot 24 dezer. De opmerkingen en reklamen waaraan dit ontwerp kan aanleiding geven moeten schriftelijk of mondelings gezonden worden aan het kollegie van Burgemeester en schepenen, gelast met dit onderzoek, waarvan proces verbaal zal gesloten worden den 25 july om 15 ure. Op 25 juli heeft burgemeester Petrus Van Assche (geen directe familie) tot 15 uur vergeefs op protesteerders zitten wachten. Op 17 augustus gaf het schepencollege bijgevolg een gunstig advies en heeft het dat aan de gouverneur van Brabant laten weten. In het postpakket waarmee dat gebeurde ontbraken echter de vergunningsaanvraag en de verplichte beschrijving van de stoommachine. De gouverneur kon daar uiteraard niet mee lachen en het werk moest worden overgedaan. Londerzeel 12 september 1899 - Bericht – Een ontwerp voor doel hebbende het plaatsen van een stoommachien voor beweegkracht der werktuigen eener maalderij op perceel F72 van kadaster van Londerzeel, vraag gedaan door de gebroeders Van Assche, is op het gemeente sekretariaat neergelegd. (als gevolg gevende aan hunne vraag van 8 july N° 185, strekkende voor het plaatsen van eenen stoomketel voor zelven dienst). De belanghebbers kunnen hier kennis van nemen van heden tot 27 september aanstaande. De opmerkingen of reklamen hiertegen moeten schriftelijk of mondelings gezonden worden aan het schepencollegie gelast met dit onderzoek. Waarvan P.V. zal opgesteld worden op deze laatst gemelde datum om 15 ure. Opnieuw heeft burgemeester Petrus Van Assche tot 15 uur in het gemeentehuis gewacht. Hopelijk had hij nog iets anders te doen om er de tijd mee te doden. Op 2 oktober stuurde de gemeente Londerzeel een nieuwe deliberatie, inclusief de vereiste documenten, naar de gouverneur. Maar die heeft ze cito-presto terug gestuurd. Want het dossier zat niet meer hem. Het heeft een poos geduurd om er achter te komen dat een zekere heer Page de bezitter was. 176
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Londerzeel 18 novembre 1899 – A Mr. J. Page, conducteur principal des Ponts et Chaussées, Schaerbeeck - (Vertaald) Op 17 augustus 1899 stuurden we de provinciegouverneur een kopie van de deliberatie van ons schepencollege waarmee de gebroeders Van Assche de toelating kregen om een nieuwe stoombrander in hun fabriek te plaatsen. Weinige dagen later is het dossier ter informatie naar uw bureel gestuurd. Maar de beschrijving van de machine en de vergunningsaanvraag ontbraken. Het voorgeschreven onderzoek is nu opnieuw gebeurd en daarom vragen wij om de nu meegestuurde papieren bij het dossier te voegen en het aan de bevoegde autoriteiten voor te leggen. De aanvragers hopen hun fabriek op 1 december eerstkomend op te kunnen starten. Op 6 juni 1907 werd de mouterij Van Assche met een verschrikkelijk ongeluk geconfronteerd. Het had niets met een ontploffende stoomketel te maken maar met een laadvloer die het gewicht van het graan niet kon dragen waardoor 3 verdiepingen zijn ingestort. Daarbij hebben 6 arbeiders, waarbij een broer van mijn grootvader, het leven gelaten
Stoommachines in Londerzeel tot en met 1899.
1.
2.
Oorspronkelijke aanvrager Benoit Verspreet Rosalie Slachmuijlders Jan Frans Augustijns
Plaats Londerzeel Meerstraat Lond-Mald Herbodinne Londerzeel dorp
Jan Van Doorslaer Jan Frans Hyp. De Boeck Jan August de Keersmaeker Jan Frans Teugels
Londerzeel Berg Londerzeel dorp Londerzeel dorp Londerzeel S.J. Topmolen
Jan Heirbaut Louis Moortgat Edmond Peeters Louis Teugels Aloïs Pas Jan Frans Vergaelen Gebroeders Van Assche
Londerzeel Linde Steenhuffel dorp Malderen, koevoetmolen Londerzeel S.T.-Jozef Londerzeel Molenstraat Steenhuffel Meir Londerzeel Kasteelstraat
1ste vergunning 1838 1854 22/12/1857 11/3/1858 1867 1868 1869 1869 18/2/1879 19/4/1879 1883 1888 1891 1892 1895 1899
Aard van het bedrijf graan en oliepletmolen graan en oliepletmolen bloem- en oliemolen graan en oliepletmolen brouwerij brouwerij graanmolen oliemolen schors- bloem- en oliemolen brouwerij graan en oliepletmolen houtzagerij coöperatieve melkerij graanmolen mouterij
Dagopbrengst (1915) 15.000 kg. ? 4.000 kg. niet in werking 1.200 kg.
2.500 kg. ? 10.000 kg.
Opmerkingen: Merkwaardig: In 1872 maakte de stoommachine van een graanmolen daarvan wel een ‘établissement dangereux, insalubre ou incommode’ maar niet van een brouwerij! Ook het deel van de Herbodinnemolen in londerzeel was toen geen hinderlijk bedrijf. Ter vergelijking: de Londerzeels windmolens hadden toen een dagopbrengst van 700 kg (Kaaskantmolen) en 1.500 kg. (Topmolen). De watermolen van het Dorp leverde 600 kg. meel per dag.
1900 – een stoommachine voor den elektriek We naderen het einde van de 19ste eeuw. Daarna kunnen we mensen die in een stoommachine wilden investeren geen echte pioniers meer noemen. Maar over één stoommachine heb ik het nog niet gehad. Londerzeel 11 augustus 1900 - Bericht - Een ontwerp voor doel hebbende plaatsen van eenen nieuwen stoomketel en machien voor het in werking stellen der toestellen voor elektrieksche verlichting op het perceel wijk F 114c van kadaster van Londerzeel, is op het gemeente sekretariaat neergelegd, waar de belanghebbende er kunnen kennis van nemen van 12 tot 27 augusti aanstaande. Het proces verbaal zal gesloten worden op 27 Aug. 1900.” Veel meer ga ik daar nu niet over vertellen. Want dat is het onderwerp van het volgende en laatste deel van dit boek.
177
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
178
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Boek IV De komst van de elektrische straatverlichting in groot-Londerzeel
179
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Elektrische straatverlichting in Londerzeel en wat later ook in Malderen en Steenhuffel
Eigenlijk had ik deze bijdrage ter gelegenheid van de honderdste verjaardag - in het jaar 2000 dus - moeten schrijven maar, vanwege omstandigheden volledig buiten mijn wil – ik heb navolgende informatie namelijk veel te laat gevonden – ben ik daar niet toe gekomen. Wie had trouwens kunnen bevroeden dat een stuk van onze fusiegemeente ooit zo vooruitstrevend is geweest en lang voor vele andere steden en dorpen de eeuw der verlichting is binnengetreden. Ere wie ere toekomt; het is Londerzeel dat op dit vlak zijn buren is voorafgegaan. Ik zal dit verhaal dan ook met Londerzeel beginnen. Daarna komen dan Malderen en Steenhuffel aan de beurt.
DEEL I - LONDERZEEL EEN HEEL KLEIN BEETJE GESCHIEDENIS Adam en Eva kenden waarschijnlijk nog geen straatverlichting, maar de Meden, de Perzen en de Egyptenaren wel 62. Romeinse nachtbrakers moesten hun weg daarentegen in het donker zien te vinden. Daarna volgden afwisselend zowel donkere als verlichte periodes. Hoe het met de nachtelijke zichtbaarheid tijdens de duistere middeleeuwen gesteld was laat zich gemakkelijk raden. Toch werden reeds vanaf de 14de eeuw in sommige steden, her en der op een straathoek, pektonnen en vuurpannen aangetroffen. Op 19 december 1571 besliste de stad Gent “dat niemand na de clocke zonder licht zoude gaen, dat men op alle hoeken van de grootste straeten lanternen zoude hangen en meer diergelijcke zaken, want men dagelijks van stelen, rooven en moorden hoorde.63” Tijdens de eeuwen die volgden hebben de weinige straatlantarens hun licht voornamelijk uit kaarsen gehaald. Als die tenminste aangestoken werden want kaarsen waren duur en werden daarom regelmatig gestolen. Nà 1814 werd de straatverlichting aanzienlijk verbeterd en verschenen de eerste gasbekkens in het straatbeeld van de voornaamste wereldsteden. Londerzeel was daar evenwel niet bij.
PETROLEUMLAMPEN Het grootste gedeelte van de 19de eeuw werd Londerzeel (een beetje) bij middel van petroleumlampen verlicht. Vraag niet waar ze hingen want dergelijke, nochtans cruciale kennis, is niet voor het nageslacht bewaard gebleven. Maar veel waren het er – zoals we verder zullen ontdekken – zeker niet. Over deze bijzonder duistere periode in onze vaderlandse geschiedenis hebben we alleen maar volgende zeldzame en bijgevolg waardevolle stukjes informatie teruggevonden. 62
Bij archeologische opgravingen werden langs de belangrijkste straten van Babylon, Memphis en Thebe met olie of vet gevulde bronzen potten gevonden 63 Overgenomen uit “De openbare verlichting” door F. Willo in ‘Electrogaz-news nr. 16/1964. 180
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
1) Zitting van de gemeenteraad van 8 september 1883: Op het voorstel van college van burgemeester en schepenen besluit de gemeenteraad twee lichten te doen plaatsen aan de weg nr. 14 leidende van aan den steenweg nr.1 naar de nieuwe statie Londerzeel-Est. Deze lichten zullen geplaatst worden omtrent de beide uiteinden van den weg. De lanteerne hangende aan het huis van weduwe De Keersmaecker Jos, aan den weg van de oude statie zou verplaatst worden aan het huis van den heer Hauben, ontvanger der rechtstreeksche belastingen, rechtover Mr. doctor Luyckx. 2) Zitting van het schepencollege van 23 februari 1888 - Aanwezig: P. Van Assche, burgemeester; A. Caluwaers en Augustijns, schepenen; L. Van Doorslaer, secretaris. Weduwe Jollez vraagt twee straatlantaarns te plaatsen langsheen de provinciale weg tussen de twee spoorwegen, één aan de nieuwe school 64 en een tweede aan het huis van De Smedt. Het schepencollege oordeelt dat één enkele lamp aan het huis De Smedt voldoende is. De installatie zal voor oktober gebeuren. Van den Bossche vraagt om twee lantaarns te plaatsen langs de provinciale weg op SintJozef. Er zal een lamp gehangen worden aan het huis van Van Riet.
64
Deze korte mededeling bevat, naast de zeer waardevolle informatie over straatlampen, nog een paar andere wetenswaardige zaken. De twee spoorwegen waarnaar hier verwezen wordt zijn de in 1837 in gebruik genomen spoorlijn van Mechelen naar Dendermonde en de in 1779 geopende ijzerenweg van Antwerpen Zuid naar Aalst (Leireken). Tussen 1879 en 1 maart 1899 liep deze laatste evenwijdig met de huidige Molenstraat en stak ze de (huidige) Stationstraat over ter hoogte van de inrit naar het parkeerterrein aan de gemeentelijke openbare bibliotheek. Vanaf 1 maart 1899 stoomde Leireken vanaf de grens met Steenhuffel richting Moorhoek. De nieuwe school was de in 1877 geadopteerde meisjesschool van juffrouw De Vleminck. 181
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
VAN PETROLEUM NAAR ACETYLEEN Ook op het einde van de vorige eeuw viel aan de vooruitgang echter niet te ontkomen. Op een goeie dag, begin september 1896, toen de dagen alweer flink aan het korten waren, en de aankoop van petrol voor de straatverlichting een grote hap uit de gemeentekas dreigde te nemen, besloot men in Londerzeel om de knoop door te hakken en, zij het niet fanatiek, op de zoveel voordeliger acetyleenverlichting over te schakelen. Nadat men hier en daar al wat informatie ingewonnen had, werd op 11 september een brief naar Brussel verstuurd. Vanzelfsprekend was hij in het Frans gesteld maar dank zij Callewaerts nieuw Fransch-Nederlandsch zakwoordenboek uit 1923 is het ons gelukt om tot volgende vrij nauwkeurige vertaling te komen. Monsieur le Directeur de la société d’acétylène, Rue royale 121, Bruxelles - Mijnheer de Directeur - In antwoord op uw geëerd schrijven van 10 september hebben wij de eer U te laten weten dat de openbare verlichting van onze gemeente momenteel gebeurt bij middel van petroleum. Het aantal lantarens in gebruik bedraagt 15. Op dagen dat de maan voldoende verlichtend vermogen heeft worden ze niet aangestoken. De verlichting gebeurt bovendien slechts van 15 september tot 15 april. Het zou ons aangenaam zijn, mijnheer de directeur, om zonder verwijl te vernemen tegen welke voorwaarden wij een openbare verlichting met acétyleen zouden kunnen bekomen. In afwachting van uw antwoord, enz. De société d’acétylène die – de uitgestrektheid van Londerzeel in aanmerking nemende - een belangrijke verhoging van haar omzetcijfer verhoopte, stuurde binnen de week (namelijk op 17 september) haar beste Vlaamsch sprekende vertegenwoordiger met catalogen en modellen naar de technische dienst van de gemeente. ’s Namiddags was de zaak beklonken en keerde de man – na een laatste consummatie in de ‘Kroon’ - met een principiële bestelling en met de nog nieuwe splinterstoomtram naar Brussel terug. De volgende dag werd de aankoop op het Schepencollege voor een laatste keer op de agenda geplaatst. Had men waarlijk de juiste keuze gemaakt? Waren alle eventualiteiten voldoende onderzocht? De beraadslaging duurde lang, de hele zaak werd nogmaals ernstig gewikt en met pas geijkte maten van de vlakbij gelegen waag gewogen. Aldus kon een regelrechte ramp nog net op het nippertje vermeden worden… Dezelfde avond, bij het flikkerende kaarslicht, schreef secretaris Van Doorslaer met enigszins bevende hand de volgende corrigerende bestelbon aan de vertegenwoordiger van de Brusselse firma: 1. Londerzeel 18 September 1896 – Mijnheer - Als gevolg aan onze afspraak van gisteren heb ik de eere U te melden dat 3 supports of armen dienstig om lanteernen op te rusten voor de verlichting der straten van het model welk gij mij getoond hebt aan onze gemeente mogen geleverd worden. Wat den staak met lanteerne betreft, toen ik sprak van heffene gladde staken die zoo gemakkelijk niet beklommen worden dan die met ornement of moulure, veranderde plotseling het gedacht van ons Schepencollege en besloot seffens eenen staak zonder ornement te vragen. Dus eenen staak zonder ornement en drij supports om in muren vastgemaakt te worden. En zo heeft de drang van onze voorouders om ‘hogerop’ te komen belet dat de gemeente Londerzeel zich de trotse bezitter van minstens 1 art-deco lantaarnpaal heeft mogen noemen. Dank zij de notulen van het schepencollege van 14 oktober weten we welke huisgevels zich voortaan de trotse drager van een acetyleenlamp mochten noemen. Dat waren de gevels van P.J. Van Humbeeck, August Broothaers, en Cloots (op de Boulevard).
182
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
LONDERZEEL ELEKTRIEK Zeer lang heeft het tijdperk van de acetyleenverlichting in Londerzeel niet geduurd. In 1878 waren in Parijs namelijk de eerste elektrische booglampen van Siemens opgehangen. Brussel was – een beetje aarzelend - in 1893 gevolgd en in 1899 kon men ze ook in Gent bewonderen. En via Gent is de nieuwe uitvinding merkwaardig snel in Londerzeel gekomen. In de zomer van datzelfde 1899 kwam er immers een geleerde professor – jawel, uit Gent – die vanzelfsprekend geen aandelen van acetyleenfabrieken had – in onze gemeente een uiteenzetting geven over de technische verworvenheden van de moderne tijd die spoedig zou beginnen. Dat hij hierbij nogal doorslaggevende argumenten gebruikte blijkt overduidelijk uit het volgende verslag van de gemeenteraadszitting van 17 augustus 1899: “De heer voorzitter geeft de gemeenteraad kennis van een ontwerp van verlichting der straten en der huizen van het dorp en van den omtrek bij middel van elektrische verlichting. Een eerste ontwikkeling voor uitvoering van dit ontwerp is hier reeds gedaan door den heer professor Schoentjes der hoogeschool van Gent, waarvan de heer voorzitter uitleg geeft. De uitvoering hiervan zou gedaan worden door het stichten eener samenwerkende maatschappij die deze inrichting zou voor doel hebben. De heer voorzitter vraagt het advies van den gemeenteraad om te mogen weten of dit stelsel van verlichting verdient aangenomen te worden voor verlichting der straten van het dorp. De gemeenteraad, na bovengemelde uitleggingen gehoord te hebben, keurt deze wijze van verlichting goed en besluit met algemeene 65 stemmen accoord aan te gaan met gemelde samenwerkende maatschappij, om alzoo de straten van het dorp te doen verlichten.” Is het te voortvarend om te veronderstellen dat professor Schoentjes niet uit zichzelf met de trein naar Londerzeel was afgezakt? We geloven echt dat hij was uitgenodigd door wat we als een eerste kern van de hierboven vernoemde ‘samenwerkende maatschappij’ zouden kunnen beschouwen. In ieder geval werden er de volgende dagen en weken tussen de leden van deze vennootschap 66 en het schepencollege zeer interessante maar helaas geheime gesprekken gevoerd. Als gevolg hiervan kwam tijdens de gemeenteraadszitting van 2 november 1899 de kwestie van het “elektiek licht” opnieuw aan de orde. We citeren: “Het voorloopig bestuur der samenwerkende maatschappij Londerzeel Elektriek, ten einde het electrisch licht aan een gematigde prijs te kunnen leveren, heeft besloten hare instellingkosten zooveel mogelijk te verminderen. 1) Met het plaatsen der lampen ten laste der abonnenten te leggen, 2) Met de kosten van inrichting van verlichten der straten, die zij op 3000 fr. schat, ten laste der gemeente te houden, met het voorwendsel dat, moest de maatschappij dit ten hare laste nemen, dan zou aan de gemeente eene jaarlijksche uitgave (intresten en uitbetaling) worden aangerekend (300 fr.), hetgeen op 20 jaren 6000 fr. bedraagt. Boven de kosten van verlichting zelve, die op 20 fr. per lamp van 16 bougies is gerekend.
65
Zelden heeft Londerzeel zo duidelijk getoond dat het klaar was voor de moderne tijd. Uiteraard verdienen alle stemmers onze diepe erkentelijkheid en oprechte waardering. Daarom vermelden we hierna de namen van ‘ de heeren Van Assche, burgemeester voorzitter, Augustijns en Geyzen, schepenen, Mertens, Lamberts, Polspoel, De Keersmaecker en De Amandel, raadsleden’. 66 We kennen de namen van de stichters niet. Het lijkt ons evenwel logisch dat deze moeten gezocht worden bij de bezitters van een stoommachine (stoomgenerator) die hun surplus aan energie te gelde wilden maken. Dus de eigenaars van brouwerijen, maalderijen en houtzagerijen. De in 1895 gestichte Samenwerkende Melkerij was zeker vertegenwoordigd. Burgemeester Petrus Van Assche was trouwens één van de medestichters van deze melkerij. Een aantal andere medestichters zat tevens in de gemeenteraad. In ieder geval verliepen de meeste contacten tussen de gemeentelijke instellingen en de maatschappij via een mijnheer Bouckaert en uitsluitend in het Frans. 183
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
De gemeenteraad,na lezing gehoord te hebben van dit voorstel en over de gegrondheid van hetzelve eenige overwegingen gedaan te hebben, namelijk dat met de geheelheid dezer onkosten ten laste der gemeente te brengen, hier uit spruit dat de algemeene onkosten van het plaatsen van elektrisch licht hierdoor aanzienlijk verminderd zijnde, de instelling hiervan des te gemakkelijker wordt. Overwegende dat op de begrooting van 1900 eene som van 1360 hiervoor beschikbaar blijft. Besluit: Deze som van 1360 fr. wordt als eerste gemeente-aandeel in de ontworpene verlichting gestemd.” Voor het algemeen belang moet men inderdaad al eens iets over hebben. Gedurende de volgende winter werd er officieel weinig over elektriek gesproken. Maar zodra de dagen langer werden en het eerste werk op het land gedaan was, staken burgemeester Van Assche, schepen Geyzen en raadsleden Mertens, Lamberts, Polspoel, Van Dorslaer, De Amandel, Hermans en De Keersmaecker opnieuw de koppen bij elkaar, met het volgende resultaat: “Londerzeel 20 april 1900 - Het bestuur der voorloopige commissie van Londerzeel-Elektriek brengt na onderzoek het advies uit dat de inrichting van eene openbare en private verlichting der straten, plaatsen en huizen van het dorp op gevoegelijke wijze kan ingericht worden door tusschenkomst eener daartoe te vormen samenwerkende maatschappij doch dat om hierin te gelukken de bijzondere medewerking der gemeente noodig is voor de volgende punten: 1. De verlichting der straten van het dorp met elektriek licht zou moeten aangenomen worden. De levering van de noodige verlichtingstroom is beloofd aan 20 fr. per jaar en per lamp van 16 bougies. 2. De kosten van plaatsing dezer verlichting der straten (geschat op 3000 fr.) zouden ten laste van de gemeente zijn. 3. Als waarborg van den op te brengen intrest (4%) die door de geldverschieters geëischt wordt, deed het bestuur de vraag dat ingeval de maatschappij dezen intrest niet kon winnen dat de gemeente hierin zou bijdragen met 3% intrest te verzekeren, mits in weerwil 20 actiën van bezit van 50 fr. te krijgen. De gemeenteraad, gezien deze uitleggingen en voorstellingen en gezien zijne vorige beraadslaging van 2 november 1899 die de verlichting der straten van het dorp door elektriek licht in princiep aannam. Overwegende dat deze nieuwe soort van verlichting door een voldoende getal inwoners van het dorp gevraagd wordt, om de maatschappij die haar hiermede zal gelasten er de intresten te kunnen van opbrengen. Overwegende dat de waarborg van een intrest van 3% op het te ontleenen kapitaal (welk geschat is op 30.000 fr.) te groot is om in het voorkomende geval door de gewone gemeenteinkomsten gedragen te worden. Dat nochtans om het welgelukken der onderneming eenige borg dient gesteld te worden, te meer omdat actiën van bezit in verruiling dezer borg gegeven worden. Besluit, 1. De verlichting der straten en plaatsen van Londerzeel Dorp door elektrisch licht wordt aan bovengezegden tak aangenomen. 2. De kosten van plaatsing der openbare verlichting (circa 3000 fr.) zullen door de gemeente gedragen worden 67. 3. De gemeente verbindt haar in het noodige geval hoogstens 1% intrest te dragen van het ontleend of verschuldigd gebleven kapitaal, op voorwaarde dat vooraleer dezen opleg te moeten doen de te betalen intresten aan de leeners van het noodige kapitaal eerst van 4 op 3% zal 67
De installatie van het verlichtingsnet kostte de gemeente Londerzeel 1360 fr. in 1900 en nog eens 1800 fr. in 1901. Samen dus 3160 fr. In 1901 werden de straten van het dorp volgens contract voor 600 fr. verlicht. 184
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
gebracht worden, en verder dat de kosten van verlichting aan particulieren eene lichte verhooging zal ondergaan.” Het hek was nu definitief van de dam. Tussen 11 en 27 augustus werd een onderzoek van commodo en incommodo gehouden nopens “een ontwerp voor doel hebbende het plaatsen van eenen nieuwen stoomketel en machien voor het in werking stellen der toestellen voor elektrieksche verlichting op het perceel wijk F114c van kadaster van Londerzeel 68.” Het verheugt ons te kunnen zeggen dat niemand in Londerzeel zo achterlijk was bezwaren te opperen tegen dit o zo grandioze plan. Op 1 september 1900 werd de maatschappij Londerzeel-Elektriek officieel boven de doopvont gehouden en tijdens de zitting van 11 oktober werd door “de gemeenteraad bekend gemaakt dat de maatschappij de bepaaldelijke opening der elektrische verlichting vaststelt op 28 october. Ter dier gelegenheid zullen vele vrienden uitnoodigingen gedaan worden. De maatschappij Londerzeel Elektriek heeft zelfs onder behoud van goedkeuring van den gemeenteraad een programma der plechtigheid opgesteld om op den vreemde en binnen de gemeente verspreid te worden.”
-
Ja maar, was men niets vergeten? Was de plaatsing van de stoommachine met –ketel dan al vergund? Ja en neen. Het was weliswaar de bevoegdheid van het gemeentebestuur maar de provinciegouverneur moest nog verwittigd worden. Dat gebeurde eveneens op 11 oktober en wel aldus: Londerzeel le 11 octobre 1900. Monsieur le gouverneur - (Vertaald) Overeenkomstig de politiereglementen inzake gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke inrichtingen, sturen wij u ter goedkeuring door de bestendige deputatie de aanvraag voor een vergunning om op perceel F114r de machines en apparaten te plaatsen die nodig zijn voor de elektrische verlichting der wegen en van de gebouwen in de bebouwde kom van onze gemeente. Dit dossier omvat alle documenten die voorgeschreven zijn door nr. 885 en volgende van de algemene richtlijn en door de koninklijke besluiten van 29 januari 1863 en 27 december 1886, te weten: De aanvragen van de geinteresseerden. Exemplaar van de gegeven raadgevingen. Certificaat dat vaststelt dat deze raad gegeven werd. Proces-verbaal van het onderzoek van commodo en incommodo. De beraadslaging van het schepencollege. Plan (in dubbel) op schaal 0.005 van de lokalen. Plan (in dubbel) van de kadastrale inplanting. Te verschaffen inlichtingen ingevolge art. 142 van het koninklijk besluit van 27 december 1886. De beraadslaging van het college met de toelating om een stoommachine te plaatsen. Men had er blijkbaar alle vertrouwen in dat er niets meer kon mislopen. En dat was terecht.
68
Perceel F114C was eigendom van de Samenwerkende Melkerij van Londerzeel. 185
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
186
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
28 OKTOBER 1900 28 oktober 1900 werd een dag om nooit meer te vergeten 69. Het feestprogramma hebben we niet in handen gekregen, maar dat er duchtig werd gevierd is aan geen enkele twijfel onderhevig. Zodra het donker werd floepten de lampen aan en slaakte de samengestroomde menigte een welgemeende kreet van bewondering en van ongeloof. Uiteraard ging niemand daarna direct naar huis; het bier stroomde overvloedig in de talrijke café’s van Londerzeel Dorp. Herbergiers en brouwers waren dik tevreden. Daarom is het des te spijtiger dat van dit feest alleen maar het volgende ‘ongelukje’ in de Londerzeelse archieven is bewaard gebleven. Klacht 266 - Het jaar 1900 op zondag 28 October, dag der inhuldiging van het elektrisch licht te Londerzeel was ik, Felix Caluwaerts, beëdigde veldwachter te Londerzeel, in uniform en vergezeld van de twee politieagenten Felix Van Muylder en Jozef Caluwaerts, insgelijks in uniform gekleed, op nachtronde binnen de gemeente toen omtrent middernacht wij kwamen aan de herberg gehouden door Frans Goossens-Jacobs, waar groot gewoel en twist bestond. Om dit te doen eindigen deed ik de herberg ruimen. Tusschen de woelmakers bevond zich de genoemde Petrus Mertens, landbouwerszoon, wonende te Londerzeel, die aan het hoofd eener bende was en ons de volgende scheldwoorden toestuurde: ‘Gijlen zijt geen mannen om de politie te doen; met u zit ik niets in; gijlen zijt veel te gemeen volk om politie te zijn’. Aan agent Van Muylder verweet hij: ‘Gaat ginder schoonmaken wat gij vuil hebt gemaakt’. Nadat dit eenig tijd had geduurd werd hij door zijne kamaraden mede getrokken, en dan herhaalde hij dat hij zoo lang mocht op straat blijven als hij wilde.”
Een merkwaardige postkaart van de hoek van de Dorpsstraat en de Statiestraat rond 1904. Hier bevond zich van 1898 tot 1909 de handelsschool voor jongelingen. Rechts (op de hoek met de Meerstraat) zien we een oude petroleumlantaarn; links boven zien we één van de eerste elektrische straatlampen van Londerzeel, geplaatst en van stroom voorzien door ‘Londerzeel Elektriek’. Daarnaast, uitvergrotingen van dezelfde straatlampen uit 1904 (hoek Dorpsstraat, Meerstraat en Stationstraat) (Foto uit de verzameling van Fons Moeyersons)
VERLICHTE GEBOUWEN Ofschoon de titel van dit artikel het uitsluitend over de elektrische straatverlichting heeft, mogen we niet verhullen dat er, naast de leden van het gemeentebestuur, in die tijd nog wel meer vooruitstrevende mensen in Londerzeel woonden. Begin september 1900 had ook de bestuurlijke commissie van de gasthuizen van Londerzeel, onder het voorzitterschap van Louis Van Doorslaer, het bestek en het plan nr. 3600 voor de elektrische verlichting van hun instelling goedgekeurd. Op 26 september waren chefelectricien Van den Bosch en zijn werkmannen trouwens al volop met de installatie begonnen en kwamen ze alleen nog maar 140 meter leiding met 2 groeven van 5 mm. te kort. Het lijdt geen twijfel dat men de logés van het gasthuis op 28 oktober niet op straat heeft moeten jagen om hen ook het ware licht te laten zien. 69
Tenminste, dat was de bedoeling. Op 28 oktober 2000 heeft niemand er in Londerzeel aan gedacht om dit illustere eeuwfeest gepast te vieren. 187
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
VERWERPELIJKE TERREURAANSLAGEN Onze lezers moeten natuurlijk geen verkeerde gedachten krijgen. Natuurlijk waren de meeste mensen van Londerzeel zeer blij met de komst van de elektrische straatverlichting, maar veralgemenen mogen we dat toch niet. Tot onze schrik ontdekten we dat deze nieuwe gemeentelijke eigendommen ook vrij snel het voorwerp van terroristische activiteiten zijn geworden.
31 december 1900: oudejaarszanger begaat eerste geregistreerde aanslag op het elektrisch licht van Londerzeel. Amper twee maanden en twee dagen nadat het elektrisch licht met de nodige feestelijkheden in Londerzeel was aangeknipt, gebeurde volgende betreurenswaardige daad. Ziehier het volledige verhaal zoals het ons begin januari 1901 door de ooggetuigen werd verteld: Colette Van Crombruggen (14 j.): “Op maandag 31 december, rond de noen, zag ik dat Victor Keymolen en Benoit De Buyser voorbij onze woning gingen tot in de barak van de wip. Terwijl Jozef Keymolen en De Buyser in de herberg waren van De Cock heeft Victor, met een ijzerdraad die aan den staak was, de elektrieklamp er af geworpen. Jeanette kwam op het oogenblik van school.” Benoit De Buyser: “Ik en Victor Keymolen en Jozef Keymolen gingen samen voorbij den paal waar het licht aan draagt, toen Victor Keymolen over den gracht sprong, den draad vast nam waarmede de elektrische lamp vastgemaakt is, en ermede schudde tot dat de lamp er af viel. Den draad wierp hij op het ijzer waar de lanteern aan vast was geweest. Colette Van Crombruggen was er omtrent.” Jeanette De Smedt: “Op 31 december bij noen heb ik gezien dat Victor Keymolen en Benoit De Buyser samen waren om rond de deuren te gaan zingen. Victor Keymolen sprong over den gracht en wierp met een ijzerendraad die er aan vast is de lantaarn van den staak waar zij aan vast was.” Jozef Keymolen: “Victor Keymolen en Benoit De Buyser gingen uit om te zingen. Victor sprong over den gracht om met den draad (trekker van de elektriekpaal) naar den grond te schudden. Door dit schudden had hij voor gevolg dat de glasbol, beschutter der elekrieklamp welke aan de paal vasthoudt, er af brak. Hij heeft het laten liggen en zegde mij ‘dezen avond zal ik het weder aanvijzen’.”
Ach, Victor Keymolen was wellicht de kwaadste nog niet. En met die lamp langs de Provinciale Baan, ergens tussen het Dorp en de herberg van Kokkes, is het waarschijnlijk toch nog goed gekomen
1904 – Vandalenstreken door de ‘compagnie der leegloopers’. Een aantekening in het Londerzeelse klachtenboek van eind 1904 doet ons ergere dingen vermoeden. Over een zekere Suys, waarvan de voornaam – althans voor zijn eventuele nazaten – gelukkig niet werd genoemd, merkte de toenmalige ambtenaar van politie het volgende op: “Ofschoon Suys tot heden geene veroordeelingen heeft ondergaan is zijn gedrag niet fel goed te keuren, omdat hij bijna tot heden deelmaakt van de compagnie der leegloopers en dat het deze zijn die moedwillig vele lampen der openbare verlichting in stukken werpen benevens andere werken van kwaadwilligheid.”
MEER LOTGEVALLEN VAN LONDERZEEL ELEKTRIEK Het gebruik van elektriciteit als energiebron voor straatverlichting kwam pas nà 1905 echt in een stroomversnelling. Dat betekende het einde van de kleine plaatselijke maatschappijtjes die her en der waren opgericht. Op 23 juni 1908 bracht “de heer voorzitter, burgemeester Petrus Van Assche, de gemeenteraadsleden ter kennis dat de samenwerkende maatschappij Londerzeel Elektriek in onderhandeling was met de hulpmaatschappij voor ‘t leveren van elektrische stroom, firma Demeuse & Co van Brussel. In deze onderhandeling werd de voorwaarde uitgedrukt dat de gemeente als abonnent aan deze maatschappij de verbintenis zou aangaan van geene andere soort van ver188
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
lichting aan te nemen en dat zij voor het verbruiken van eene cijfer van 2000 fr. jaarlijksch zou bijdragen (was berekend op 50 lampen aan 40 fr. per lamp). Dat alzoo de gezegde maatschappij de ontginning der elektriciteit in de bestaande usiën op hare rekening zou bewerken en er ook al de lasten zou van dragen.” De gemeenteraad vond dat allemaal redelijk acceptabel en verleende bijgevolg een voordelig advies.
De eerste gedocumenteerde stroompanne in Londerzeel... ... had plaats op 25 september 1910. Dat die niet om mee te lachen was had met twee omstandigheden te maken. Ten eerste werd ze veroorzaakt door een technisch falen dat tot ernstig letsel en zelfs tot doden had kunnen leiden. Ten tweede gebeurde ze tijdens de avond van de eerste kermisdag... De Nederlandse krant ‘de Volksstem’ die het van horen zeggen moest hebben had en daarom met haar Belgisch nieuws doorgaans een drietal weken achterliep, formuleerde het op 19 oktober aldus: “Nieuws van de week eindigende 1 Oct.1910 - Londerzeel - Zondag avond, terwijl de eerste kermisdag gevierd werd, heeft in het gesticht der elektrieke verlichting een ongeval plaats gehad. Rond 8 ¼ ure is het groote jacht- of drijfwiel gesprongen, met zooveel geweld dat groote stukken ijzer door de muren van het gebouw heen tot op 20 a 30 meters geslingerd werden. Op hetzelfde oogenblik doofde natuurlijk al het elektriek licht uit, en men kan zich voorstellen welke eene verwarring daardoor ontstond in de danszalen en andere lokalen. Gelukkiglijk is er slechts stoffelijke schade; deze wordt op eene 10 a 15,000 fr. geschat.”
Overname door de Société d’électricité du Nord de la Belgique. Is de firma Demeuse & Co tussen 1908 en 1910 van naam veranderd of kregen we te maken met een nieuwe maatschappij? En was de reden daarvoor misschien het hiervoren beschreven zware accident van 25 september? Feit is dat de gemeenteraad van Londerzeel op 17 november 1910 een nieuw voorstel besprak dat was ingediend door de “Société d’électricité du Nord de la Belgique” Hieronder de details: “Zitting van 17 november 1910 - Waren tegenwoordig de heeren Van Hove, burgemeester voorzitter, Augustijns en Mertens, schepenen, Robberechts, Van Assche, Walschap, Goltfus, De Keersmaecker, leden, L. Van Doorslaer, sekretaris. Elektrische verlichting - Een ontwerpovereenkomst aan te gaan tusschen het gemeentebestuur van Londerzeel van eenen kant en de “Société d’électricité du Nord de la Belgique” van anderen kant ligt ter onderzoek van de gemeenteraad. De bijzonderste bepalingen van dit kontrakt stellen vast: 1. Dat de verbintenis der gemeente tot het verbruiken van electriciteit voor verlichting harer straten en gebouwen uitsluitelijk door deze maatschappij moet geleverd worden gedurende een termijn van 35 jaren, ingang nemende na goedkeuring dezer overeenkomst door bestendige deputatie. 2. De te verleenen verlichting zal zich uitstrekken op al de straten die tot hiertoe de canalisatie bezitten en de verlichting per electriciteit genoten hebben. Dit begrijpt 32 lampen, jaarlijks ten minste 2400 uren brandende en hoogstens 50 meters van elkander geplaatst. Van die 32 lampen zullen 16 (avondlampen) 1000 uren per jaar branden, de andere 16 zullen 3800 uren of gansch de nacht lichten. 3. Het gemeentebestuur kan altijd het getal lampen doen vermeerderen, doch in dit geval wordt voor elke nieuw bijgebrachte lamp een jaarlijksch getal van verlichting vereischt van 2400 uren.
189
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
4. De prijs der verlichting is 1 centime per ure voor lamp van 16 bougies en van 1,8 centime voor lamp van 32 bougies. Voor booglampen 35 cent per kilowatt. De gemeenteraad na hiervan kennis te hebben genomen neemt deze verbintenis aan onder voorbehoud: 1. De genoemde maatschappij “Société d’électricité du Nord de la Belgique” voor zij met gemeente in akkoord gaat, in akkoord moet gekomen zijn met de samenwerkende maatschappij van Londerzeel Elektriek voor het overnemen van de bestaande canalisatie, dynamo, batteries en andere noodigheden voor het voortbrengen der elektriciteit. 2. Dat gemelde overeenkomst moet bekrachtigd worden door goedkeur van de bestendige deputatie.
Een nieuwe politieverordening. Omdat het aanleggen of uitbreiden van een elektrisch net voor straatverlichting nogal wat consequenties had, werd nog dezelfde dag, op 17 november dus, volgend nieuw politiereglement gestemd.
Politieverordening. De gemeenteraad, Beschouwende dat de gemeente op haar grondgebied de openbare verlichting door electriciteit instelt. Beschouwende dat uit hoofde van die verlichting de slangen aan gebouwen moeten vastgemaakt worden, de palen in bijzondere eigendommen moeten geplaatst zijn, de leiders en werktuigen die zelfde eigendommen overhangen. Beschouwende dat de zekerheid en het gemak van den doorgang in de straten, plaatsen en openbare wegen en in het algemeen het openbaar belang vereischt dat de eigenaars en bezitters die servituden onderstaan. Gezien art. 30 van de wet van 14 december 1789 art. 3 van titel 1 van het besluit van 16-24 oogst 1790, art. 78 en 102 der gemeentewet en 544 van het burgerwetboek. Besluit. Art. 1 - De eigenaars, vruchtgebruikers, weidegerechten, pachters of huurders zijn gedwongen als servitude van openbaar nut op de eigendommen die zij bezitten of bewonen dat zij de openbare wegenisboorden of niet, maar zonder verzwaring van last voor de gedwongene, palen te laten plaatsen, slangen te laten vastmaken, verlichtingslantaarnen plaatsen, alle werktuig en vestigen, de draden bestemd voor de openbare verlichting der gemeente Londerzeel, op en overhangen, en, in het algemeen alle herstellingen of werken aan bovenvermelde verlichtingleiders te ondergaan. Dezen last is inzonderheid toepasselijk aan bouwingen en gebouwen dicht gelegen bij plaatsen, straten, paden en stegen welke het zetten zullen moeten dulden van haakwerken, steunsels en alle andere noodige of nuttige voorwerpen tot dien aard van gezegde openbare verlichting. Art. 2 - De overtredingen aan deze verordening zullen gestraft worden met eene boete van 1 à 25 frs. en eene gevangzetting van 1 à 7 dagen, afzonderlijk of gezamentlijk volgens omstandigheden en de gewichtigheid van het feit. In geval van herhaling zal het maximum altijd uitgesproken worden, zoowel voor boet als gevangenis. Art. 3 - Deze verordening zal verplichtend worden van den dag harer afkondiging. Aldus besloten, opgesteld en geteekend gedurende de zitting te Londerzeel 17 november 1910. Namens den raad. Afgekondigd en aangeplakt te Londerzeel volgens vereischten van art. 90 §2 en 102 der gemeentewet den 20 november 1910. Op 20 november werd dit politiereglement inderdaad afgekondigd en aangeplakt. Ofschoon het onmiddellijk van kracht was, werd er toch nog een onderzoek van commodo en incommodo gehouden. Of er veel tegenkantingen kwamen, weten we niet; we hebben er geen enkele teruggevonden. Toch zou het nog een half jaar duren voor we in de notulen vonden: “Zitting van 18 july 1911 - De gemeenteraad geeft zijn goedkeur in de aangegane verbintenis van verlichting der straten door elektrische stroom, te leveren door de maatschappij “électricité du
190
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
nord de la Belgique”. Eene kamer der gebouwen der samenwerkende melkerij zal dienen tot ontvangst en herleiding van de verlichtingstroom.” In Londerzeel Vroeger en Nu van A. Meskens, F. Moeyersons en A. Van Schel (waaruit deze foto) lezen we: “Stationsstraat ca 1910. Melkerij. Hier maakte men zelf elektriciteit met behulp van stoom en een oven gestookt door Ch. Tourné. Rechts het gangske van Gust Caluwé, ‘elektrieker-cabineur’. In het gangske stond het eerste ‘elektriciteitskabien’ van Londerzeel.” Zelf voegen we daar aan toe dat ook andere bedrijven met stoommachine en generator (steenkapper Praille bijvoorbeeld) stroom leverden aan de “électricité du nord de la Belgique”. In ruil voor deze leveringen profiteerden deze bedrijven van een speciaal elektriciteitsregime.
Ook de zusters Ursulinen zien het zitten. De komst van de elektriciteit betekende een ramp voor de beoefenaars van praktijken die geen licht kunnen verdragen. Daarom verbaast het ons niet dat de heldere glazen bollen op de onvoorwaardelijke steun van de plaatselijke geestelijkheid konden rekenen. Op 31 oktober 1912 inviteerde burgemeester Van Hove zijn schepen Augustijns om een vraag van het Ursulinenklooster te bespreken. Secretaris van Doorslaer was erbij om het volgende voor ons te noteren: “Van de overste van het onderwijsgesticht der Ursulinen is eene vraag gedaan voor het verkrijgen van elektrische verlichting aan de bijzondere ingangdeur van het pensionaat en aan de woning van den heer directeur. Een onderzoek is gedaan door het kollege en de oversten van het gesticht. Er werdt besloten een licht te plaatsen derwijze dat hetzelve van drij punten zichtbaar is, te weten van de bijzondere ingangdeur van ‘t pensionnaat, van de algemeene of groote ingang en van de ingang der woning van den heer directeur 70. Een ijzeren paal of lantaarnstaak, onnoodig geworden door het verschuiven van den provincialen steenweg niet ver van het pachthof van schepen Mertens, zal hiertoe gebruikt worden. De kosten van plaatsing zullen ten laste der gemeente, en die van verbruik van elektriek ten laste van het pensionaat zijn.” Spoedig nadat de Société d’électricité du Nord de la Belgique het contract voor de straatverlichting had verworven werd ook de verlichting van openbare gebouwen en privé-woningen aangepakt. In november 1914 werd door Nicolas Seyde, de belangrijkste Londerzeelse installateur van dat moment, elektriciteit in de Rijkswachtkazerne gebracht. Dat gebeurde op kosten van de gemeente (32,50 fr.) maar op bevel van het Duitse garnizoen dat daar even voordien was ingetrokken. Op 21 januari 1915 besloot ook Emile Praille, steenkapper aan de Statie, om twee elektrische lampen in zijn werkplaats te laten installeren. Ook dat werk werd door Nicolas Seyde uitgevoerd.
70
Merkwaardigerwijs scheen men er in 1912 nog van uit te gaan dat een straatlamp niet zozeer diende om te zien dan wel om gezien te worden. Nu ja, met een maximaal vermogen van 16 bougies (zo’n 50 Watt) zal er wel niet veel anders opgezeten hebben. 191
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Een stukje van een document van 21-1-1915. Op dat moment betaalde men voor het verbruik van 2 lampen van 20 Bougies (samen 125 Watt): 3,50 fr. van oktober tot maart, en 2,50 fr. van april tot september.
192
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
DEEL II - MALDEREN MALDEREN VOOR DE KOMST VAN DE ELEKTRICITEIT Tot 1867 kende men in Malderen geen enkele vorm van straatverlichting. Wel werden bij zeer bijzondere en bij voorkeur feestelijke gelegenheden de huizen van het dorp verlicht. Op 25 september 1836, 14 september 1837 en 27 september 1838 gebeurde dat als afsluiting van een dag vol feestelijkheden en volksspelen waarop “de roemruchtige dagen van september” (de onafhankelijkheidsstrijd van België) werden herdacht. Het gebeurde ook op 5 oktober 1856. Toen viel de “kleine kermis” samen met de viering van de 25-jarige regeringstermijn van Leopold I.
DE EERSTE STRAATLANTARENS Op 14 november 1867 besloten burgemeester Hofmans en de voltallige gemeenteraad, “bij eenparige stemmen om vier lanterns (lantarens), reverbères, op koste der gemeente te doen vervaardigen en plaatsen. Waarvan drie te verdeelen in het dorp en eene aan den steenweg der Nieuwstatiestraat op een der gebouwen omtrent de statie van den ijzeren weg... en dezelve door den zoon Donckers, koperslager te Puurs, in rood koper te doen vervaardigen, ten vollen afgemaakt en gereed de lamp met licht te omvatten, mits de somme van 104 fr. oftewel fr. 26 ’t stuk” Normaal gezien moest er bij deze gelegenheid ook iemand aangesteld worden om de petroleumlampen aan te steken en desgevallend uit te doven. Dààr heb ik in het archief echter niets over gevonden.
DE SOCIÉTÉ D’ELECTRICITÉ DU NORD DE LA BELGIQUE. In tegenstelling tot Londerzeel heeft de gemeente Malderen nooit zelf met de introductie van elektrische straatverlichting geëxperimenteerd. In 1909 of 1910 was er echter een bedrijf in geslaagd om de verspreid liggende projecten ten noorden van Brussel te groeperen en te organiseren. Op 20 februari 1911 werd ook Malderen door deze “Société d’Electricité du Nord da la Belgique” gecontacteerd. Het was niet zozeer de bedoeling om Malderen direct van straatlicht te voorzien dan wel om elektrische kabels door de straten van Malderen te mogen trekken. Op 2 maart werd dat door de gemeenteraad toegestaan “mits de voorwaarde, dat gezegde maatschappij de opgegraven gronden en kassei, gedurende twee jaren in zijnen oorspronkelijken toestand zal gehouden zijn te onderhouden.’
193
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
De volgende keer dat er in de gemeenteraad over elektriciteit gesproken werd, was op 13 november 1912. Blijkbaar wenste iemand (ik verdenk de stationchef) om op het stroomnet aangesloten te worden en had de SENB, bij monde van haar zaakgelastigde Louis De Wolf, op 22 oktober de permissie gevraagd om hiervoor op het grondgebied van de gemeente enige installaties te mogen doen. Vermits “er van de gemeente Malderen geen tusschenkomst in de uitgaven voor deze inrichting” verlangd werd, ging de gemeenteraad snel akkoord om “de gevraagde toelating te verleenen op voorwaarde dat de gemeente Malderen gerechtigd blijft aan deze maatschappij aan te sluiten op de voordeeligste wijze dewelke tot heden met andere gemeenten aangegaan is.” Op 3 oktober 1913, “gaf burgemeester dr. Rombauts de gemeenteraad lezing van een voorloopig kontrakt voorgelegd door de “Société d’Elecricité du Nord de la Belgique”, voor wat aangaat de gemeente Malderen. Na bespreking en onderzoek vroeg d’heer voorzitter het gedacht en advies der leden. Op beurtelingsche afvraging drukte elk lid met den heer voorzitter de wensch uit dat de gemeente Malderen, benevens de naburige gemeenten door elektriek verlicht worde. Vervolgens werd besloten de korsten termijn mogelijk aan te nemen, b.v. 15 jaren in plaats van 35 jaren, en de zaak ter studie te leggen, en rechtstreeks te onderhandelen met het hoofdbestuur dezer maatschappij.” Nog voor de maand helemaal voorbij was besliste men bovendien om “een plan nopens de elektrieke verlichting op te maken en het getal lampen te bepalen, omtrent 40, vervolgens de zaak te onderzoeken en een inspecteur der maatschappij te verwittigen om te onderhandelen over een ontwerp van kontrakt.” Een verkeerd gelopen afspraak en Mijnheer De Wolf die niet op de trein zat waarmee zijn bezoek was aangekondigd, maakten dat zo’n contract pas op 18 maart 1914 kon besproken worden. Het register der beraadslagingen van de gemeenteraad zegt daar het volgende over:“Een vergunningskontrakt voor de uitdeeling der electriciteit aan de gemeente Malderen door de “Société d’Electricité du Nord de la Belgique” wordt voorgelezen en grondig besproken. Vervolgens legt de heer voorzitter de voordeelen uit van het gebruik der electriciteit en dat der gaz, en stelt voor, uit vooruitzicht, het aannemen der electriciteit uit te stellen, en vooraleer ons definitievelijk te verbinden een voorstel aan te vragen bij de naamlooze maatschappij “Centrale Gaz et Electricité”, zetel te Brugge, Hoogstraat 4. Beide kontrakten te onderzoeken, en ons de nuttigste en voordeeligste wijze van verlichting, drijfkracht en verwarming voor de gemeente aan te schaffen.” Uiteindelijk werd de gemankeerde afspraak de heer De Wolf niet kwalijk genomen en op 27 april koos Malderen ongenuanceerd voor de onmiskenbare zegeningen van den elektriek. Aan het verslag van de gemeenteraadszitting van die dag hebben we de volgende gedetailleerde informatie te danken. “Gezien het kontrakt voorgelegd door de “Société d’Electricité du Nord de la Belgique nopens de vergunning voor de uitdeeling der electriciteit ten bate der gemeente Malderen. Gezien het voorloopig plan opgemaakt door ons, aanduidende de wegen en het getal lampen te plaatsen. Na onderzoek en bespreking worden de te verlichten wegen vastgesteld als volgt: 1) De wegen van het Dorp te beginnen aan het gemeentehuis gaande naar en rond de kerk, vervolgens de weg naar Opdorp tot aan de woning van mr. Van Hoeymissen. Eene lamp zal geplaatst worden in ieder der wegen uitgaande van ’t gemeentehuis, zijnde: Lippeloostraat, Steenhuffelstraat en Kauterbaan. 2) De Statiestraat vertrekkende van het Marktplein tot aan den bareel van den ijzeren weg ter plaatse statie, voortgaande over gezegden bareel tot aan de Zwaluwstraat. 3) De Steenstraat naar het Lemmeken, verlatende de Statiestraat aan de woning der weduwe Jan Van Schoor tot op de Kruisstraat van het Lemmeken. 194
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Het getal te plaatsen lampen wordt voorloopig vastgesteld op 21 van 25 bougies en 26 van 16 bougies. De lampen zullen jaarlijks ten minste 1200 uren branden. Dagen en uren zullen vastgesteld worden, mits voorbehoud van recht dezelve te wijzigen volgens noodzakelijkheid. De verlichting zal in werking treden op 1 oktober 1914. Overwegende dat de gemeente Malderen gehouden is de noodige grond te verleenen of aan te schaffen tot het oprichten eener kabien, zoo wordt er voorgesteld hiertoe grond te verleenen toebehoorende aan de gemeente, gelegen te Malderen aan de Steenstraat, Schoolveldeken, wijk E nr. 106, gewezen wipplein, te gebruiken op den hoek gelegen naast den hof van weduwe Van Schoor voorschreven. Het oprichten dezer kabien en het plaatsen van al de toestellen der verlichting vallen ten laste der maatschappij alsook de schade veroorzaakt aan gebouwen en wegen. De zuivere jaarlijksche onkosten zullen 675,00 fr. bedragen en zullen op de gemeentefondsen gelicht worden. Daar niemand der leden nog eene opmerking tot verbetering of zekerheid in te dienen heeft, zoo wordt het kontrakt bepaald op een termijn van 35 achtereenvolgende jaren, ingaande den 1 oktober 1914 en uitgaande en 30 september 1949. Men gaat over tot de stemming. Voorschreven kontrakt met voorwaarden wordt met algemeen stemmen aangenomen der tegenwoordige leden.” En dan... Dan vielen op 4 augustus 1914 de Duitsers België binnen. Dat hadden ze niet moeten doen... Vanaf 20 augustus lag Malderen aan het oorlogsfront en vanaf 29 september werd het definitief bezet gebied. De 21 bestelde straatlampen waren toen nog niet geleverd, maar gelukkig had men de petroleumlampen nog niet met het groot huisvuil meegegeven. Op 6 april 1915 werden de voor hun bediening aangestelde “gemeente-lampisten” Frans Van Riet, Domien Bellon en Adolf Van Schoor, met wat vertraging, voor hun werk gedurende de winter 1914-1915 uitbetaald. Op 28 september 1916 werd het onderwerp “openbare verlichting door de elektriciteit” opnieuw op de agenda van de gemeenteraad gezet. In vertaling geven we hierna wat er toen besloten werd: “Herzien onze beraadslaging van 27 april 1914. Verwijzend naar de concessieovereenkomst voor het verdelen van elektriciteit. Tussen de gemeente Malderen, vertegenwoordigd door de heren Alphonse Vercauteren, schepen dd burgemeester, en J.M.J. Weymans, gemeentesecretaris, en de Societé d’electricité du Nord de la Belgique, met zetel te Brussel, 158, rue Royale, vertegenwoordigd door de heren x, werd overeengekomen om het contract voor de distributie in Malderen als volgt aan te vullen. Artikel 1 – Bijgevoegd wordt: het college van burgemeester en schepenen mag iedere maatschappij of persoon die elektriciteit produceert voor eigen exclusief gebruik de toelating geven om de openbare weg te gebruiken over een lengte van maximaal 50 m. om zijn gebouwen van stroom te kunnen voorzien, op voorwaarde dat de stroom niet wordt verkocht, gegeven of geruild. Artikel 2 – De eerste paragraaf wordt aangevuld met de woorden: de duur van de overeenkomst zal 35 jaar bedragen te rekenen vanaf de ondertekening. Artikel 3 – Wordt aangevuld met: het gemeentebestuur verbindt zich om gedurende de hele duur van de overeenkomst de productie, verdeling of het verbruik van elektriciteit op geen enkele manier te belasten. Indien een dergelijke belasting door het rijk of de provincie zou worden opgelegd dan kunnen de vastgestelde tarieven door de concessiehouders niet worden verhoogd.
195
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Artikel 4 - Wordt aangevuld met: indien de concessiehouder de aard of de spanning van de geleverde stroom zou veranderen dan vallen alle hieruit voortvloeiende kosten ten zijne laste. En na de 1ste alinea: de aansluitingen zullen gebeuren binnen de maand in volgorde van de schriftelijk binnengekomen en reglementaire inschrijvingen. Artikel 6 – Wordt aangevuld met: de concessiehoudende maatschappij blijft een jaar lang verantwoordelijk voor de schade die door graafwerk aan de wegen zouden veroorzaakt worden en moet die binnen de 8 dagen na het signaleren herstellen. Als dat niet gebeurt dan mag de gemeente dat werk van rechtswege op kosten van de maatschappij laten doen. Artikel 7 – In de 2de alinea wordt het woord “gemeente” gewijzigd in “maatschappij”. Artikel 9 – Wordt aangevuld met: de aanduidingen op de elektriciteitsmeters zullen plusminus 5 % nauwkeurig zijn. Het tarief voor verlichting en drijfkracht zal zijn: tot 3 ampère: 0,75 fr. per maand - tot 5 ampère: 1,00 - tot 10 ampère: 1,25 - tot 15 ampère: 1,50 - tot 25 ampère: 1,75 - tot 50 ampère: 2,25 - tot 100 ampère: 3,00 - tot 200 ampère: 3,50 - tot 300 ampère: 4,00. Fait en double et de bonne fois à Bruxelles Gezien en goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 28 september 1816.” Op 16 november werd het aangepaste plan samen met een bestek door het schepencollege goedgekeurd. Er doken echter twee problemen op die de uitvoering ervan vertraagden. Het eerste probleem was dat het Duitse burgerlijke bestuur pas op 10 december 1917 zijn goedkeuring verleende. Wat de tweede hinderpaal was lezen we in het verslag van de gemeenteraadszitting van 3 dagen later. “Malderen, 13 december 1917, ure - Gezien de toestand waarin de inwoners zich bevinden beroofd van een stelsel van voldoende en spaarzame verlichting. Gezien de hooge prijzen dezer voortbrengsels. Overwegende dat alle middelen aangewend geweest zijn bij de “Société du Nord de la Belgique”, tot het bekomen der onmiddellijke oprichting van elektrische lijnen. Gehoord dat gezegde maatschappij doet gelden dat meer dan dertig gemeenten, sedert het begin van den oorlog, een kontrakt met hen aangegaan hebben, voor de gemeente Malderen, en dat geene enkele voldoening verkregen heeft. Gezien de voetstappen aangewend door mijnheer Crignier, handelende op het verzoek des heeren dd. burgemeester en de inlichtingen door hem opgegeven, besluitende de onmogelijkheid van voor tien jaren een definitief net te kunnen oprichten, gezien het gebrek aan grondstoffen. Overwegende dat de “Compagnie du Nord” het opbouwen en definitief inrichten eener kabien aanneemt. Overwegende dat het behoort zonder eenigen uitstel een voorloopig net op te richten. Overwegende dat de heer Crignier vastgesteld heeft dat de kosten van dit net zullen beloopen tot 15.000 franks, niet inbegrepen de kosten van logement en voedsel van twee opzichters, zonder het dagloon, en het ter beschikking stellen bij de oprichting van vier werklieden gebruikt als helpers, dewelke mogen genomen worden tusschen de werkloozen en waarvan de behendigste, door de “Compagnie du Nord” zal mogen gekozen worden een kabinier en deze zal maandelijks 90 franks genieten, vermeerderd met de aanwinsten der polissen. Overwegende dat de Duitsche overheid den 10 december 1917 het ontwerp, van het oprichten van dit net goedgekeurd heeft met alle bijzondere verbindingen. Besluit mijnheer Crignier te machtigen te doen oprichten onder zijn beheer, het net, het voorwerp uitmakende van gezegde toelating en bevattende eene uitbreiding van 3300 meters lijnen, van 75 staken met ijzerwerk en afzonderingen op de voorwaarden hooger vermeld. De onkosten te bestrijden bij middel eener leening in de gemeente door deelnemers aan te gaan. Deze leening te dekken bij middel der taksen op de verlichting, dewelke zullen vastgesteld worden zoodra de bijzondere raccordementen zullen voltrokken zijn, en zullen berekend worden derwijze dat de uitkeering der aandeelhouders op tien jaren zal geschieden.”
196
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Op 16 december liet de gemeente afkondigen en aanplakken dat ze 15.000 fr. nodig had “tot het oprichten eener elektrieke verlichting in de gemeente en dat de liefhebbers zich morgen ten gemeentehuize moesten aanbieden alsook degene die de elektrieke verlichting verlangden.” Dezelfde dag werd ook een aangepast politiereglement van kracht. Hoewel dat grotendeels vergelijkbaar is met datgene dat op 17 november in Londerzeel was goedgekeurd, zal ik het – om niet te discrimineren – hierna volledig herhalen. Openbare verlichting door de elektriciteit - Politieverordening. Beschouwende dat de gemeente op haar grondgebied de openbare verlichting door de elektriciteit instelt. Beschouwende dat uit hoofde van die verlichting de stangen aan gebouwen moeten vastgemaakt worden, de palen in bijzondere eigendommen geplaatst zijn, de leiders en werktuigen die zelfde eigendommen overhangen. Beschouwende dat de zekerheid en het gemak van den doorgang in de straten, plaatsen en openbare wegen en, in het algemeen, het openbaar belang vereischt dat de eigenaars en bezitters die servituden onderstaan. Gezien artikel 50 van de wet van 14 december 1789, artikel 3 van titel XI van het besluit van 16 en 24 oogst 1790, artikels 78 en 102 van de gemeentewet en artikel 544 van het burgerlijk wetboek. Besluit. Art. 1 – De eigenaars, vruchtgebruikers, weidegerechtigden, pachters of huurders, zijn gedwongen als servitude van openbaar nut, op de eigendommen die zij bezitten of bewonen, dat zij de openbare wegenis boorden of niet, maar zonder verzwaring van last voor de gedwongenen, palen te laten plaatsen, stangen vastmaken, verlichtingslantaarnen plaatsen, alle werktuigen vestigen, de draden bestemd voor de openbare verlichting van de gemeente Malderen, op- en overhangen en, in het algemeen, alle herstellingen of werken aan bovengemelde verlichtingsleiders te ondergaan. Deze last is inzonderheid toepasselijk aan bouwingen en gebouwen dicht gelegen bij plaatsen, straten, paden en stegen, welke het zetten zullen moeten dulden van haakwerken, steunsels en alle andere noodige of nuttige voorwerpen tot den dienst van gezegde openbare verlichting. Art. 2 – De overtredingen aan deze verordening zullen gestraft worden met eene boet van 1 tot 25 franks en eene gevangneming van 1 tot 7 dagen, afzonderlijk of gezamentlijk volgens de omstandigheden en de gewichtigheid van het feit. In geval van herhaling zal de maximum altijd uitgesproken worden, zoowel voor boet als gevangenis. Art. 3 – Deze verordening zal verplichtend worden van den dag harer afkondiging.
-
-
Hoe men in Malderen aan 15.000 frank geraakte hebben de archieven mij niet willen verklappen. Wel vond ik welke woningen op het elektriciteitsnet wilden aangesloten worden. Zitting van den gemeenteraad van den 29 januari 1918, 3 uur (Belgische tijd). Na bespreking wordt er besloten: Twee lampen te plaatsen in het sekretariaat van ’t gemeentehuis, en dat ten laste der gemeente Toelating te verleenen aan d’ heer Alfons Van Ransbeeck, tijdelijken bewoner van een deel van ’t gebouw “Gemeentehuis”, om daarin eén of twee lampen te plaatsen ten zijnen koste en gevaar. Gezien de aanvraag ingediend door de heer Schilders, hoofd der gemeenteschool alhier, in de onderwijzerswoning twee lampen te plaatsen ook ten laste der gemeente. Op 2 april 1918 was er van al die mooie plannen evenwel nog niets gerealiseerd. Toen stelde waarnemend burgemeester Vercauteren nogmaals voor om “de openbare verlichting der straaten op te richten, aan den aangeboden prijs van 40 fr. per lamp van x bougies, en 7 lampen te plaatsen voor de gezamentlijke som van 280 fr.” Dat voorstel werd echter om een mij onbekende reden “tijdelijk” verworpen. Ook over hoelang men “tijdelijk” moest verstaan, werden geen mededelingen gedaan.
197
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Op 11 november 1918 verloor Duitsland de oorlog en waren er andere dingen die bij voorrang moesten geregeld worden. De nonchalance na de meedogenloze gestrengheid van de bezetter is ook in de verslagen van de vergaderingen van het schepencollege en het gemeentebestuur terug te vinden. Nergens wordt daarin vermeld wanneer de Société d’Elecricité du Nord de la Belgique uiteindelijk de eerste straatlampen in de gemeente opgehangen heeft. We denken dat het in februari of maart 1919 moet zijn gebeurd. In ieder geval was het voor 30 juli want toen werd door de SENB al de eerste prijsverhoging aangekondigd. “Overwegende,” aldus de gemeenteraad op 21 oktober, “dat het kontrakt aangegaan door de aandeelhouders met de maatschappij eene verhooging voorziet in geval van prijsverhooging der steenkolen. Overwegende dat nochtans de verlichting veel te wenschen laat, dat de gemeente Malderen menige avonden zonder licht is geweest. Overwegende ook dat de brief vermeldt dat de oorlogsjaren niet aftellen aan den termijn van het kontrakt... Wordt er besloten: a) de prijsverhooging te aanvaarden, b) de verlenging van termijn niet te aanvaarden.” In februari 1920 stelde de maatschappij opnieuw een prijsverhoging voor. Ook deze werd, en dat “terwijl de verlichting veel te wenschen liet”, geaccepteerd. De matige kwaliteit van de aangeboden diensten had ongetwijfeld veel te maken met de slechte geleidbaarheid en corrosieweerstand van ijzerdraad. Tijdens de oorlog was al het koper immers door de bezetter in beslag genomen. Pas eind september 1920 was de grootste schaarste aan dat materiaal voorbij en liet “de Maatschappij van den Elektriek” weten “dat de voorloopige geplaatste elektriekdraden door koperen zullen vervangen worden op kosten der maatschappij. Dat de toestellen der burgers insgelijks in kopere draden zullen moeten gesteld worden, en dat voor ieder afzonderlijk op eigen kosten.” Deze grote investeringen waren er wel de oorzaak van dat op dat moment “de geldverschieters tot stichting van het kapitaal ter oprichting van de elektrieke verlichting, hunnen vervallen intrest, noch aflossing van het loopende jaar nog altijd niet ontvangen hadden.” Robert Crignier, “bouwkundige, wonende rue Veronèse 12 te Brussel, zaakgelastigde dezer inrichting” zal dat later allemaal wel geregeld hebben, maar na 1920 heb ik deze affaire niet meer opgevolgd.
198
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
DEEL III - STEENHUFFEL DE TIJD VAN DE PETROL Ieder jaar, begin september, stuurden de gemeenten een gestandaardiseerd verslag over de bestuurlijke toestand der gemeente door naar het provinciebestuur. Daarin was na 1880 ook een rubriekje voorzien waarin men het over de openbare verlichting kon hebben. Ik heb die verslagen van Steenhuffel allemaal gelezen en ziehier wat ik daarvan opgestoken heb. -
-
-
-
1886 en 1887: Openbare verlichting - geene. 1888: Openbare verlichting - 4 Lantarens zijn in het dorp alhier geplaatst. De verlichting heeft plaats gedurende de maanden november, december, januari en februari, als het geen maanlicht is. De onderhoud dezer beloopt op omtrent 50 fr.’s jaars. Opmerking: tot de aankoop van deze lantarens was op 14 september 1887 beslist. Men had daarvoor toen 200 fr. op de gemeentebegroting gebracht. 1889, 1890: Openbare verlichting - Gedurende de wintermaanden wordt het dorp door 4 lantarens verlicht. De onderhoudskosten dezer beloopt op omtrent 50 fr.’s jaars. 1891: Openbare verlichting - Gedurende de wintermaanden wordt het dorp door 5 (vijf!) lantarens verlicht. De onderhoudskosten dezer beloopt op omtrent 65 fr.’s jaars. Buiten het feit dat deze 5 straatlampen in de loop van het jaar 1893 herschilderd werden, wat 75 à 90 fr. kostte, valt er verder niet veel meer over te vertellen. Tot en met 1894 bleven de kosten voor het onderhoud en het verbruik ervan op 65 fr. per jaar geraamd. In 1895 werd dat 70 fr., vanaf 1896 tot en met 1898 werd het bedrag tot 80 fr. opgetrokken en voor 1899 werd er 90 fr. voor begroot. In 1900 werd dan 1 extra lamp geïnstalleerd en de kosten voor de 6 lampen op 120 fr. gebracht. In dat bedrag was de aankoop van petroleum en de vergoeding van de Lampisten begrepen. 1901: Openbare verlichting - 6 Lantaarns verlichten de straten der gemeente. De onderhoudskosten dezer beloopen jaarlijks op omtrent 120 fr.
DE SOCIÉTÉ D’ELECTRICITÉ DU NORD DA LA BELGIQUE Ook de gemeente Steenhuffel kreeg in 1911 van de SENB een voorstel om op elektrische straatverlichting over te schakelen. Het werd door de gemeenteraad op 15 juni besproken en goedgekeurd “onder voorbehoud dat de canaliseering der verlichting 1500 meters bedrage aan den vasten prijs van 300 fr. per jaar. Al de kosten van onderhoud en bewerking zijn ten laste der maatschappij. De gemeente zorgt alleenlijk voor eenen grond voor het bouwen van een klein lokaal.” Evenmin als in Malderen werd dit project onmiddellijk gerealiseerd. In 1913 werd het verlichtingsnet immers nog met 4 petroleumlantarens uitgebreid en uit een aantal onkostennota’s blijkt dat ook nog tijdens de oorlog af en toe schaars geworden petroleum voor de verlichting der straten werd aangekocht. Op 1 juni 1918 werd een nieuw voorstel van de “Compagnie du Nord” voor de “electrieke verlichting der gemeente” besproken en aldus becommentarieerd: “Gezien dat de voorwaarden van dit contract eensluidend zijn voor al de gemeenten, besluit de gemeenteraad deze voorwaarden aan te nemen.” Dezelfde dag werd ook in Steenhuffel een nieuw politiereglement aangenomen. Ik besef dat ik in herhaling val, maar ook dit druk ik hierna in extenso af.
199
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
Politieverordening Beschouwende dat de gemeente op haar grondgebied de openbare verlichting door de electriciteit instelt. Beschouwende dat uit hoofde van die verlichting, de stangen aan gebouwen moeten vastgemaakt worden, de palen in bijzondere eigendommen geplaatst zijn, de leiders en werktuigen die zelfde eigendommen overhangen. Beschouwende dat de zekerheid en het gemak van den doorgang in de straten, plaatsen en openbare wegen en in het algemeen, het openbaar belang vereischt dat de eigenaars en bezitters die servituden onderstaan. Gezien artikel 50 van de wet van 14 december 1789, artikel 3 van titel XI van het besluit van 16 en 24 Oogst 1790, artikels 78 en 102 van de gemeentewet en art. 544 van het burgerlijk wetboek. Besluit: Art. 1 - De eigenaars, vruchtgebruikers, weidegerechtigden pachters of huurders zijn gedwongen als servitude van openbaar nut, op de eigendommen die zij bezitten of bewoonen, dat zij de openbare wegenis boorden of niet, maar zonder verzwaring van last voor de gedwongenen, palen te laten plaatsen, stangen vastmaken, verlichtingslantaarnen plaatsen, alle werktuigen vestigen, de draden bestemd voor de openbare verlichting der gemeente Steenhuffel op- en overhangen en, in het algemeen, alle herstellingen of werken aan bovengemelde verlichtingsleiders te ondergaan. Den last is inzonderheid toepasselijk aan bouwingen en gebouwen dicht gelegen bij plaatsen, straten, paden en stegen, welke het zetten zullen moeten dulden van haakwerken, steunsels en alle andere noodige of nuttige voorwerpen tot den dienst van gezegde openbare verlichting. Art. 2 - De overtredingen aan deze verordening zullen gestraft worden met eene boet van één tot vijf en twintig franks en eene gevangenneming van één tot zeven dagen, afzonderlijk of gezamentlijk volgens de omstandigheden en de gewichtigheid van het feit. In geval van herhaling, zal het maximum altijd uitgesproken worden, zoowel voor boet als gevangenneming. Art. 3 - Deze verordening zal verplichtend worden van de dag harer afkondiging. Aldus besloten opgesteld en geteekend gedurende zitting te Steenhuffel den 1 juni 1918. Namens den raad; De secretaris, de burgemeester, Afgekondigd en aangeplakt te Steenhuffel volgens de vereischten van de artikels 90 §2 en 102 der gemeentewet den 1 juni 1918.
Het staat vast dat kort hierna – nog voor de oorlog voorbij was - tot de installatie van het net werd overgegaan. Op 24 juli werd een vraag van de kerkfabriek om de kerk van binnen te verlichten met welwillendheid behandeld. “Gezien het bestek voor de electrieke verlichting der Kerk, dat 1675 fr. bedraagt. Gezien dit voor algemeen nut is voor gansch de gemeente. Besluit de raad hiervoor eene toelage te verleenen van 700 fr. op voorwaarde nochtans op elke uitgang aan den trap eene lamp aan te brengen.” Op 9 september 1919 verklaarde de gemeenteraad zich bereid om: “1) De aangekondigde verhooging van 15 ct. per Kwh. toe te staan op al de prijzen door het kontract voorzien, dit uit hoofde der huidige hooge werkloonen, salarissen, onderhoud- en vernieuwingskosten, algemeene onkosten, buitengewoon hooge instellingskosten, enz. Deze verhooging is toegestaan tot 31 maart 1921. Van af dit tijdstip kan onderzocht worden of de dan bestaande omstandigheden deze verhooging nog wettigen en in hoeverre uitgaande van de vergelijking der omstandigheden van 1914 en die van heden, alle factoren in aanmerking genomen. 2) Al de prijzen der overeenkomst zijn vastgesteld op basis van 20 fr. per ton, type IV EB, vrij fabriek geleverd. Zij zullen verlaagd of vermeerderd worden met 0,003 ct. per frank daling of verhooging van den prijs der kolen onder of boven de 20 fr. per ton type IV vrij usine. Alle drie maanden, zullen veranderingen van prijs op die basis berekend, vastgesteld worden. 3) Het is wel verstaan dat, in geval nieuwe taksen moeten gelegd worden, ’t zij door staat, provincie of gemeente op de instellingen van den vergunninghouder die dienen tot het voortbrengen, vervoeren of uitdeelen der electriciteit, op de voortbrenging of den verkoop der electriciteit zelve, de tarieven zullen verhoogd worden in vergelijking der nieuwe geheven taksen.
200
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
4) De gemeenteraad, gezien de vijf jaren verloren door den oorlog, stemt eene verlenging van de vergunningsakte van vijf jaren. Daarentegen, zoodra deze verlenging door de bestendige deputatie zal goedgekeurd zijn, zal de Kwh niet hooger dan 80 ct. aangerekend worden, zoolang de prijs der kolen de 70 fr. per ton niet overtreft.” In 1919 en 1920 kosten de elektrische straatverlichting in Steenhuffel ongeveer 400 fr. per jaar.
201
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
202
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
INHOUD Vooraf: Watermolens, windmolens, stoommachines, stoomtreinen en –trams, stroom ... Boek I – De molens van Londerzeel, Malderen en Steenhuffel De Kaaskantmolen De Quaedbeekmolen De Heidemolen De Langveldmolen De Topmolen De Scheersmolen ‘s Gravenmolen ‘t Meealaantje De Herbodinnemolen De Quaeden molen De watermolen van Ursene De Koevoetmolen De watermolen van het Klemen dorp De Marselaarmolen De Diepensteynmolen Ros-, stoom- en vuurmolens Boek II – Ontstaan en ontwikkeling van het openbaar vervoer met stoom in Londerzeel Deel 1 – Spoorlijn Mechelen-Dendermonde tussen 1837 en 1880 Malderen Londerzeel Deel 2 – Antwerpen-Douai en Puurs-Boom-Brussel Ijzerenweg Antwerpen Zuid - Douai Ijzerenweg Boom – Londerzeel Oost - Brussel Deel 3 – De komst van de L en andere verhalen (1890-1914) Buurtspoorlijn Londerzeel - Brussel Tramlijn Wolvertem – Steenhuffel - Malderen Tramlijn Mechelen – Bornem met aftakking naar Londerzeel Tramlijn Londerzeel – Baasrode - Linkeroever Deel 4 – De Londerzeelse stations tussen 1880 en 1914 De broederstrijd tussen de West- en de Ooststatie Bewoners van de Weststatie tussen 1880 en 1914 Bewoners van de Ooststatie tussen 1880 en 1914 Londerzeelse bareel- en kabienwachters
Deel 5 – Malderen en Steenhuffel tussen 1880 en 1914 Het station van Malderen tussen 1880 en 1914 Bareelwachters van Malderen Het station van Steenhuffel tussen 1880 en 1914
De eerste bareelwachters van Steenhuffel Deel 6 – Spoorwegongelukken in Londerzeel Boek III – De eerste stoommachines in Londerzeel De prehistorie van de stoom in Londerzeel 1838 - Verspreet 1854 – De Herbodinnemolen 1867 – De Van Doorslaer/Van Eetveltmolen 1868-1869 – De Londerzeelse brouwers schakelen massaal over op stoom 1869 – De Graanvuurmolen van Teugels 1858 en 1874 – Bakker Jan Frans Augustijns zet zijn paard op stal 1877 – De Kaaskantmolen doet niet mee 1880 – De schorsmolen van Heirbaut 1883 – Brouwerij Moortgat te Steenhuffel 1888 – De Koevoetmolen te Malderen 1891 – De houtzagerij van Louis Teugels 1892 – De coöperatieve melkerij van Londerzeel 1895 – De windmolen op de Meir te Steenhuffel 203
4 10 11 18 22 25 27 29 30 32 33 36 36 37 40 43 50 53 55 57 57 77 85 86 98 100 100 112 113 113 114 114 128 130 132 134 134 137 138 145 148 157 158 158 159 163 164 165 166 167 167 169 170 172 172 173
Energiek Londerzeel – De toepassing van wind, water, stoom en stroom
Louis De Bondt
1899 – Mouterij Van Assche 1899 – Stoommachines in Londerzeel tot en met 1899 1900 – Een stoommachine voor den Elektriek Boek IV – De komst van de Elektrische Straatverlichting in groot-Londerzeel Deel 1 - Londerzeel Een heel klein beetje geschiedenis Petroleumlampen Van petroleum naar acetyleen Londerzeel Elektriek 28 oktober 1900 Verlichte gebouwen Verwerpelijke terreuraanslagen Meer lotgevallen van Londerzeel Elektriek Deel 2 - Malderen Malderen vòòr de komst van de elektriciteit De eerste straatlantarens De Société d’Electricité du Nord de la Belgique Deel 3 - Steenhuffel De tijd van de petrol De Société d’Electricité du Nord de la Belgique Inhoud
204
176 177 177 179 180 180 180 182 183 187 187 188 188 193 193 193 193 199 199 199 203