Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
Auteur:
Louis De Bondt
Research:
Louis De Bondt
Gedrukt bij:
Create My Books
Overname is toegestaan mits vermelding van de titel van dit boek en de naam van auteur en uitgever. D/2021/Louis De Bondt.
2
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
BRANDEN en BRANDBESTRIJDING In LONDERZEEL, MALDEREN EN STEENHUFFEL (1823-1970) door Louis De Bondt – Originele tekeningen van Louis De Boeck
Hoe het Londerzeelse brandweerkorps gedurende de jongste decennia uitgroeide tot één der meest efficiënte en meest geprezen van het land, zal de lezer in deze korte bijdrage niet vinden. De informatie voor dit artikel vonden we in het archief van de behandelde gemeenten (gedigitaliseerd door Louis De Bondt en Robert De Roeck) en in een aantal artikelen uit oude kranten. De onderzochte periode gaat van ca 1820 tot 1910. Een paar oudere en recentere gegevens werden er aan toegevoegd in zoverre we die toevallig in handen kregen.
Deze tekst bestaat uit 3 gedeelten: I. De ontwikkeling van de lokale brandbeveiliging en –bestrijding. II. Een uiteraard onvolledig overzicht en beschrijving van branden. III. Bijlagen: a) Iets over brandverzekering, b) Lokale politiereglementen.
3
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
DEEL 1 – ONTWIKKELING VAN BRANDBEVEILIGING EN BRANDBESTRIJDING Brandbestrijding in de 19de eeuw was vooral een kwestie van voorkomen en wat geluk hebben; vooral als men niet in het centrum van het dorp woonde. De wegen waren nu eenmaal te slecht, de bestaande vervoermiddelen te traag en de uit leem en stro opgetrokken gebouwen te brandbaar om tijdig hulp te kunnen bieden. Desondanks beschikten de meeste gemeenten (of zekere inwoners) over rudimentair brandbestrijdingsmateriaal, zoals brandemmers, lange ladders en brandhaken 1. ‘Moderne’ brandweerman met ‘antieke’ brandhaak.
Periode 1820-1830: De Hollanders leren ons iets over brandpreventie en –bestrijding. Pas in de Hollandse tijd, nà 1815, begonnen de nationale en provinciale overheden bij de gemeentebesturen aan te dringen op het aanschaffen van degelijker blusmateriaal en op het goedkeuren van brandreglementen. De vroegste sporen die we hierover in onze plaatselijke archieven terugvinden is een omzendbrief van de gouverneur van 4 maart 1823 en meer bepaald het antwoord dat de gemeente Malderen daar op 10 april op gaf. Overwegende, schreef men op 10 april: 1) Dat in deze gemeente zig geene hoegenaemde voorwerpen van voorzorg en bluschmiddelen tegens den brand bevinden, nog dat er geen reglement van politie voor de brand te voorkomen in wezen is. 2) Dat deze gemeente bestaet in 230 huyzen, waeraf er 30 maer aen elkanderen hangen en de andere afzonderlijk zijn gelegen. 3) Dat wanneer het ongeluk van brand voorkomt, de inwoonders met den aldergrootsten iver, zeylen, emmers, ladders en andere voorwerpen voor den brand te blusschen en den voortgang der vlammen aen de naeburige huyzen te stremmen, bij brengen en allen hulp verleenen. 4) Dat de gemeente in deze oogenblik buyten staet is zonder de inwoonders te belasten, zig alle de voorwerpen der bluschmiddelen te verschaffen, en dat nog meer is, deze gemeente geene 1
Een brandhaak is een lange stok, voorzien van een haak, die diende om brandend stro van het dak te trekken. 4
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
bekwame plaets bezit voor alle die stukken te beschermen, zoo voor het weder als kwaeddoeners, en daer vooren eene bekwaem locael te bouwen het nog eenen grooten kost zoude veroorzaken. 5) Ende eyndelinge dat het ons insgelijks onmogelijk is met eene naburige gemeente te verstaen voor gezamentlijk de noodige voorwerpen te bekostigen terwijl de naeste plaets op eenen afstand van drij kwartiers uers gelegen is, en de huyzen dezer gemeente ten meerderen deele met strooy gedekt wezen, en alswanneer het ongeluk zoude willen dat de spuyten zouden moeten gebruykt worden, eer zij van de eene naer de andere gemeente zoude vervoert zijn, en wel bijzonderlijk ten tijde van het winter saisoen, wanneer den brand hem meest verklaert, het huys gansch ende geheel den roof der vlammen is. Samengevat: de gemeenteraadsleden van Malderen twijfelden geen seconde aan de goede bedoelingen van het gouvernement, maar zoals altijd was er geen geld. De aanbeveling om waardevolle gebouwen bij een “brandwaarborgmaatschappij” te verzekeren werd evenmin opgevolgd omdat de gemeente geen waardevolle gebouwen had. Wel beloofde men om tegen de vergadering van mei een politiereglement ter voorkoming van brand uit te werken. Vermits dat laatste geen geld kostte gebeurde het ook: op 9 augustus 1823 werd een voorstel ter goedkeuring naar de provinciegouverneur. We denken dat het daar zonder akkoord is blijven liggen want de volgende jaren werd er in de gemeente niet meer over gesproken. Omdat de meeste gemeenten zich nog minder enthousiast dan Malderen toonden (Londerzeel en Steenhuffel hebben bijvoorbeeld nooit op de oproep van de gouverneur van 1823 gereageerd) nam de overheid uiteindelijk zelf het initiatief en werd op 24 juli 1826 bij Koninklijk Besluit een “brandreglement voor de gemeenten ten plattelande in de provincie Zuid-Braband” goedgekeurd. Ofschoon dit automatisch in heel het gebied van kracht werd, was het wel de bedoeling dat het in iedere gemeente zou worden goedgekeurd. In Steenhuffel is dat nooit gebeurd. Men zal het er denkelijk vergeten zijn en men werd er niet meteen meer aan herinnerd. Op 14 maart 1827 voegde Malderen volgende artikelen toe aan het bestaande politiereglement: Eerste afdeeling - Behoefmiddelen tegen brand en pligten der inwoners in ongelukkige voorvallen. 1. Niemand zal mogen op pachthoven of straten gaan met eene brandende pijpe die niet bedekt is, op straffe van eene boete van 50 cents. 2. Het is verboden, ter welker oorzake het zij, van kanons, geweren of vuurwerken af te schieten zonder toelating van den burgemeester of van den assessor bezonderlijk belast met de politie. Alle overtredingen zullen gestraft worden met eene boete van 1 tot 5 francs of 47 cents tot 2 gulden 36 cents, en met een gevangenis van drie dagen volgens omstandigheden. Daarenboven zullen de schietgeweiren of andere diergelijke stukken verbeurd worden. Wetboek van strafrecht art. 471, 472, 473. Deze keer kon men aan Londerzeel een voorbeeld nemen. Daar werd het reglement integraal in het politiereglement overgenomen. Het werd door Marcel Slachmuijlders als bijlage in zijn bewerking van de notulen van ‘De Municipale Raad’ gepubliceerd. Omdat het te lang is om het helemaal te reproduceren zullen we ons hierna tot een samenvatting ervan beperken. Een eerste deel had betrekking op de brandpreventie: toegelaten bouwmaterialen voor woonhuizen, stookplaatsen en schoorstenen; regelmatige inspectie door aangestelde beambten, reiniging van schoorstenen, beperkingen op gebruik van brandbare materialen in de nabijheid van vuur, en omgekeerd...
5
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
Het tweede deel behandelde de brandbestrijdingsmiddelen die in de gemeente aanwezig moesten zijn (een voldoende aantal werkende brandspuiten, fakkels, flambouwen of pekkransen), de bewaring ervan in op slot zijnde brandspuithuisjes (één per wijk)) en de personen die een sleutel van deze huisjes mochten of moesten hebben. Het derde gedeelte ging over de personen die de blusmiddelen moesten bedienen en over hun opleiding: het gemeentebestuur moest een opperbrandmeester benoemen en daarbovenop een brandmeester voor iedere spuit (bij voorkeur een metser, timmerman of loodgieter). Iedere brandmeester benoemde vervolgens vrijwilligers die deze eer niet mochten weigeren en regelmatig met de brandpomp moesten oefenen. Het vierde deel gaf instructies en aanbevelingen over wat er te doen stond in geval van brand: degene die als eerste de brandmeester verwittigde ontving een premie; ‘s nachts moesten de buren de straat verlichten door lantarens of kaarsen voor het raam te zetten; de veertig naaste buren moesten hun grootste wastobbe op de stoep plaatsen en gevuld houden met water; de nachtwacht moest brandalarm geven, brandmeesters en geaffecteerden moesten naar een aangewezen verzamelpunt komen en de bevelen van de brandmeester opvolgen; wachten moesten de plaats van de brand tegen potentiële dieven afschermen en ramptoeristen op afstand houden; alleen de burgemeester kon bevel geven om ook belendende muren en daken met de brandhaken naar beneden te halen... Deel vijf van het reglement tenslotte behandelde wat er moest gebeuren nadat de brand was geblust. Dat ook de Londerzeelse notabelen het Koninklijk Besluit van 1826 en hun eigen politiereglement eerder als een nobel streefdoel dan als wet interpreteerden, zal wellicht niemand verbazen en verder in dit artikel bewezen worden. Op 12 september 1828 klopte de districtscommissaris opnieuw op tafel met het dringende verzoek om geld voor de aanschaf van brandblusapparatuur en met name een brandspuit vrij te maken. Op 1 oktober besliste de gemeenteraad van Steenhuffel om hiervoor 16 Gulden in de begroting van 1829 te brengen. Voor een brandspuit was dat vanzelfsprekend niet voldoende maar “twee brandhaken en eenen ladder” moesten volstaan om – samen met de instrumenten die de gemeente al had “in geval van brand alle de vereischte hulp toe te brengen.” Londerzeel bracht voor de aankoop van een (vermoedelijk kleine) ‘brandspruyt’ 100 fr. in de begroting. Op 28 september 1828 drukte de gemeenteraad de Gedeputeerde Staten van de provincie evenwel op het hart dat de uitgaven “voor de aankoop van een volledig stelsel der maeten en gewichten, en de herstelling van de zoo genoemde Beelaers brugge, eveneens van de grootste noodzaekelijkheyd waren, dat den uytgaef den ontvangst te boven ging en dat, ondanks de verhoging van de tijdelijken personelen aenslag er nog altijd geen fonds voor de oprichting van een school kon aengelegd worden”. Malderen stuurde op 2 oktober de gemeentebegroting naar het provinciebestuur op, maar ”de sommen voor aankoop van de brandbluschmiddelen waren in de begrooting niet gebragt, terwijl de zelve reeds gesloten was als wij de aanschrijvingen ontvangen hebben.” Een jaar later, bij het opmaken van de begroting voor 1830, werd “approximativelijk eene somme van 600 guldens voorgedragen om binnen den loop van 1830 zich eene brandspruit en andere brandbluschmiddelen te verschaffen, daar in het voorgaande jaar voor deze voorwerpen eene somme van 200 guldens in de begrooting is toegestaan, waar van nog niet beschikt is, thans.”
6
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
Vanaf 1831: Hoe onze dorpen stilletjes aan een brandspuit en een pompierkorps geraakten. Vooral Malderen en Londerzeel stonden bijgevolg voor zware kosten. “Gelukkig” vertrokken de strenge Hollanders weer naar het Noorden voordat al deze dure apparatuur was besteld; en het voorlopige Belgische bewind had aanvankelijk andere katjes te geselen.
Londerzeel Op 13 november 1834 liet het gemeentebestuur van Londerzeel de regering weten waarom het nog altijd geen brandspuit had: “Raekende den artikel der brandspuyten - de gemeenten raed, in aenmerking nemende dat dezelve ten plattenlande en wel bijzonderlijk in eene gemeente als Londerzeel, die eene groote uytgestrektheyd met zeer slegte wegen heeft, ongebruykbaer zijn, vermits onze lemen met stroey gedekte hutten reeds gansch afgebrand zouden wezen voor alhier de pompen ter plaetse zouden konnen komen, en ook in aendagt nemende dat het gebruyk van brandspuyten onvermijdelijk vereyscht zeker getal persoonen in het bedienen derzelven hervaeren, en welke men ten plattenlande zelden vind dan met eene bekosting welke merkelijk zoude overtreffen het vermoedelijk voordeel daer uyt te trekken, heeft met eenpaerig gevoelen besloten daer voren geene bestemming van penningen te doen. Maer in tegendeel heeft den raed in beschikking eene som van 150 francs 82 centimes tot aenkoop van andere voorwerpen om zich tegen brand te voorzien welkens gebruyk nuttiger en voordeeliger wordt geagt.” Die andere voorwerpen, nemen we aan, zullen zich wel tot nieuwe emmers, brandladders en brandhaken hebben beperkt. Er verliepen een vijftal voorspoediger jaren... Op 20 maart 1836 werd in het hele land een nieuwe gemeentewet van kracht waarin ook ruim aandacht aan brandpreventie en –bestrijding werd besteed. In de gemeentebegroting van Londerzeel van 1839 werd zowaar opnieuw een bedrag voor de aankoop van een brandweerpomp uitgetrokken. Deze keer werden de kosten hiervoor op 500 fr. geraamd Op 3 februari 1840 stelde de arrondissementscommissaris echter met enige verwondering vast dat (vertaald):“Het bedrag, voorzien in uw budget van 1839, voor de aankoop van een brandweerpomp, is in de rekening 1839 niet terug te vinden. De gouverneur gelast me u te zeggen dat deze aankoop, die volgens hem goedgekeurd is, zo snel mogelijk moet gebeuren.” Het antwoord van het gemeentebestuur is wellicht nog ergens in Brussel te vinden, maar zover hebben we niet gezocht. Uit de gemeentebegrotingen van deze periode leren we echter dat, nadat in 1846 25 fr. nodig was geweest om de brandspuit te herstellen, vanaf 1847 jaarlijks een zelfde bedrag voor hetzelfde doel werd voorzien... waaruit we besluiten dat dit materiaal (van het hierna afgebeelde type) er in 1841 wel zal gekomen zijn. Van 1847 tot en met 1854 werd dus jaarlijks 25 fr. voor het onderhoud van de brandpomp in de begroting ingeschreven. Van 1855 tot en met 1859 werd dit bedrag tot 10 fr. teruggebracht. In 1860 nam men zich voor om voor 200 fr. lange brandweerladders aan te kopen, iets wat wellicht ook gebeurde, want... Tussen 1860 en 1874 kwam nu jaarlijks 100 fr. voor het onderhoud van het brandweermateriaal in de begroting. In 1875 werd 2000 fr. voor de vernieuwing van de oude en voor de aankoop van een tweede brandpomp voorzien. (Daarna, tot en met 1885 werd jaarlijks 300 fr. voor het onderhoud van de brandbestrijdingsmaterialen gereserveerd.) 7
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
Op 24 augustus 1875 stuurde de gemeente Londerzeel volgende brief naar de arrondissementscommissaris: Mijnheer de kommissaris - In antwoord op uwen brief van 19 Augustus hebben wij de eer u ter kennis te brengen dat wij, in geval van brand, door geoefende mannen kunnen te werk stellen: 1. Eenen commandant met dertig vrijwilligers pompiers en eene hoornblazer. 2. Twee dees jaar vernieuwde brandspuiten, 3. Eenige groote en kleine brandhaken, 4. Vijftig watermanden (Heemers) 5. Zes ladders.” Dat was zeker niet slecht. De volgende jaren moet er echter enige terugval te merken zijn geweest, in die mate zelfs dat op 14 juli 1883 niet alleen een “reglement van de vrijwillige pompiers” werd goedgekeurd maar meteen ook een nieuw pompierskorps werd ingericht. Elf dagen later, tijdens de zitting van 25 juli, stemde de gemeenteraad zelfs toe “in het aankoopen van 60 meters darmen in couitchouc bekleed met lijnwaad (geschat 300 fr.), 6 bijltjes (geschat op 70 fr.) en 4 trompetten (clairons, geschat op 64 fr.). Alle deze voorwerpen zullen door de gemeente ten behoeve der pompiers aangekocht worden.” Tot 1898 zou het materiaal en het effectief van de Londerzeelse brandweer niet noemenswaardig wijzigen, dit wil zeggen: men bleef zich behelpen met 2 brandpompen en een 30-tal vrijwillige onbetaalde maar wel vergoede pompiers. In februari 1898 had de besturende commissie van het pompierkorps een serieus onderhoud met het schepencollege. Gedurende deze ontmoeting werden ook een aantal grieven naar voren gebracht. Met name het brandweermateriaal was dringend aan herstelling toe. Nog voor de gemeenteraad hierover debatteerde, werd een specialist van de Luikse constructeur Beduire uitgenodigd om de zaak te komen bekijken. Zijn voorstel kwam op het volgende neer: a) er moest een nieuwe brandpomp worden aangekocht, ter vervanging van de oudste die onherstelbaar versleten was (en die nu, anno 2002, als museumstuk in de inkomhal van de brandweerkazerne pronkt). 8
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
b) na levering van de nieuwe pomp kon de andere naar Beduire ter reparatie worden gestuurd, zodat ze later, in geval van grote branden, als hulpbrandspuit zou kunnen dienen. De gemeenteraad werd het op 19 maart met deze zienswijze eens en bestelde nog dezelfde dag, bij Beduire, rue Paradis 27, Liège, een nieuwe brandpomp met een cilinder van 120 mm tegen de prijs van 1275 fr. (inclusief toebehoren). Tegelijkertijd werden ook 50 meters rubberen slangen (in 3 stukken) aangekocht, samen met passende verbindingstukken, tegen de prijs van 342 fr. Op 16 april vond de raad bovendien dat dit toch een aanzienlijke investering was en dat het derhalve hoorde om hiervoor een subsidie van 442 fr. aan te overheid te vragen. Daarna hebben we lange tijd niets meer over het Londerzeelse brandweerkorps gehoord. In 1914 werden ook onze gemeenten door de Grote Wereldbrand getroffen. Na de wapenstilstand van 11 november 1918 was de vrijwillige brandweer van Londerzeel op sterven na dood. Tijdens de zitting van het schepencollege van donderdag 27 oktober 1921 deden burgemeester De Keersmaecker en schepenen Moortgat en Van Assche een nieuwe dringende oproep tot hun onderdanen. In de betreffende notulen lezen we (met enige moeite):“Herinrichting pompierskorps - Een nieuwen oproep wordt gedaan tot de inwoners der gemeente van goeden wil om een pompierskorps te vormen die hun ambt en hunne dagelijksche bezighouden beloven zich in ‘t noodig geval met dit menschlievend werk van brandblusschen te kunnen bemoeijen. Intusschen wordt besloten den loodgieter en pompmaker Jacobs te vragen om de gesteltenis der brandspuiten na te zien en in ‘t mogelijk geval er de gevraagde reparatiën aan toe te brengen. De heer burgemeester gelast zich met aankoop van 100 m. pompdarm van 4 cm doorsnede.”
Malderen In de periode 1831-1861 komen we het over brandpreventie- en brandbestrijdingsbeleid van de gemeente Malderen niet veel te weten. In ieder geval beschikte de gemeente niet over een brandweerpomp. De emmers en brandhaken werden wel consequent in goede staat gehouden en werden (alleszins tot in 1837) op de zolder van het schoollokaal bewaard. Erg efficiënt was dat waarschijnlijk niet. Een ander probleem was dat er niet genoeg water meer in de gemeentelijke brandput stond. Deze brandput was eigendom van de gemeente. Hij lag achter het dorp en had zolang men zich kon herinneren altijd deel uitgemaakt van de visvijvers van de pastorij. Aan de noordkant was hij met tronken afgezet. In 1854 grensde hij aan de zuidkant aan de eigendom van Charles Sollie. En die had er niet beter op gevonden dan een deel van deze brandput te dempen om langs daar zijn “uitweg” te nemen. Omdat zoiets niet mocht en omdat bovendien iemand de kwestie op de agenda had gezet, besloot de gemeenteraad op 2 september 1854 om landmeter Van Gucht naar Malderen te laten komen en den brandput te doen afmeten en afpalen, ten einde om in geval van brand tot bluschmiddel te kunnen dienen, oogwit voor welke hij ten allen tijde heeft bestaan. Tijdens dezelfde bijeenkomst verklaarde gemeenteraadslid notaris Schaumans zich bereid om de kosten voor het ruimen op zich te nemen in ruil voor de uitgegraven grond. Op 20 mei 1880 was deze brandput nog steeds in gebruik. Wel vond de gemeente het toen nodig om de burgers er aan te herinneren “dat het opnieuw streng verboden wordt in de zoogezegde gemeente- of brandputten water te scheppen, zonder toelating, gelijk tot welk doel, of van er steenen, steengruis, vuilnis of wat het ook zijn moge of met welk doel ook in te werpen.” Op 3 september 1856 stemde Malderen een nieuw intern politiereglement. Het gedeelte dat op brandpreventie betrekking heeft, is in een bijlage te vinden. 9
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
In de gemeentebegroting voor 1859 werd, onder de post “buitengewone uitgaven” naast wat andere dingen ‘ook een bedrag van 40 fr. voor de aankoop van “brandhaken en eenige wijmen met lijnwaad verlakte emmers” voorzien. De gemeenteraad van 18 september 1861 werd geopend met een opmerking van raadslid notaris Bocklandt omtrent het aanschaffen eener brandspuit en het inrigten van een brandstutters compagnie (corps pompiers), waar van den nuttigheid werd erkend. Daarna werd overgegaan tot het opmaken van de begroting voor het volgende jaar maar geld voor de aankoop van een brandpomp hebben we daar niets in gevonden. Misschien kon men daarvoor bij een anonieme sponsor terecht. Tot 1918 hebben we in de notulen van schepencollege en gemeenteraad niets meer over de aanschaf van brandweermateriaal – laat staan van een brandspuit – gevonden. Op 22 mei 1907 kreeg Malderen een nieuw politiereglement. Het deel dat ons in dit kader interesseert is alweer in de bijlage te vinden.
Steenhuffel Steenhuffel 10 december 1846 – (Vertaald) De gemeente heeft geen brandspuit, maar wel brandladders en brandhaken. Door voorwaarden aan het afleveren van bouwvergunningen te verbinden probeert het gemeentebestuur het brandgevaar zoveel mogelijk te beperken. Zo moeten de schouwen zodanig gemaakt zijn dat ze brandveilig zijn. Steenhuffel 18 maart 1847 – Het bestaande politiereglement wordt eindelijk aan de algemene gemeentewet van 1836 aangepast en een hoofdstuk “Middelen om den brand te voorkomen” wordt eraan toegevoegd. De bepalingen daarvan zijn op het einde van deze bijdrage in een bijlage te vinden. Van 1848 tot en met 1867 staat in het jaarlijkse verslag van de bestuurlijke toestand telkens te lezen dat “de gemeente geen brandspuit, maar wel brandladders en brandhaken” heeft. In een uitgestrekte gemeente als Steenhuffel was het nut van een brandspuit op dat moment nog niet bewezen. Bij minstens één gelegenheid had men bovendien de pomp van Merchtem mogen lenen. Dat was op 14 augustus 1859 toen er in het Dorp een grote brandramp dreigde. We komen daar verder beslist nog op terug. Desondanks moet Steenhuffel in 1862 de aankoop van een eigen pomp toch heel even overwogen hebben. In augustus vroeg het hierover informatie aan Wolvertem dat kort voordien dergelijk materiaal had aangekocht. Pas op 3 oktober 1874 – één jaar nadat de brandpompen van Londerzeel en Merchtem alweer het dorp van Steenhuffel hadden moeten komen redden - werd de aanschaf van een pomp opnieuw op de agenda van de gemeenteraad geplaatst. De conclusie luidde aldus: “Overwegende dat de gemeente een brandweerpomp zou moeten kopen, maar gezien de financiële toestand, is de raad van oordeel dat de aankoop van een brandspuit bij gebrek aan middelen moet worden uitgesteld.” Waar hebben we dat nog gehoord? Toch is dit uitstel deze geen afstel gebleken. Het heeft slechts tot 27 maart 1878 geduurd. Toen werd de “aankoop van een brandspuit” door de gemeenteraad als vierde agendapunt besproken. Ziehier wat daarover in het archief te vinden is. We geven het in vertaling want secretaris Verhaegen schreef in die tijd al de notulen waarin van subsidies sprake was en die door de subsidiërende overheid dus zeer goed moest worden begrepen, vanzelfsprekend in het Frans. Overwegende dat onze gemeente geen enkele instrument bezit om hulp te bieden in geval van brand en dat de gemeenten die een brandpomp bezitten te ver afgelegen zijn. 10
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
Overwegende dat onze gemeente - door het grote aantal waterputten en waterlopen – zich in de best denkbare voorwaarden bevindt om een brandweerpomp te kunnen gebruiken. Overwegend dat zich schrijnwerkers, een rijkswachter en schoenmakers aangeboden hebben om gratis in een brandweerkorps te dienen en dat gedurende een zekere tijd een pompier-lesgever zal worden aangetrokken om de bediening en de behandeling van de brandspuit aan te leren. Overwegend dat de middelen van de gemeente ontoereikend zijn om deze brandpomp aan te kopen en dat er voor deze buitengewone uitgave een subsidie moet worden gevraagd. Besluit. 1) Om de brandspuit en benodigdheden aan te kopen, in de prospectus beschreven onder het nr. 2, en waarvan de kosten 1953 fr. zullen bedragen. 2) Om, voor de prijs van 350 fr., een hangar te laten bouwen om deze pomp in op te bergen. 3) Om hieraan voor 1153 fr. gemeentegeld te besteden. 4) Om aan de bevoegde overheid een subsidie van 1150 fr. te vragen. De gevraagde subsidie werd niet in haar geheel bekomen. In 1879 werd door de provincie een bedrag van 800 fr. in de gemeentekas gestort. Gelukkig kon Steenhuffel echter ook rekenen op de steun van een gulle schenker die voor de aankoop van de pomp en de bouw van de hangar 792,20 Belgische franken over had. Hoe de rest van de totale kostenraming van 2300 fr. gedekt werd, zijn we niet te weten gekomen. Wat we wèl vonden is een offerte voor dit materiaal. Of de firma Scheidweiler uit Sint-Joost–ten-Noode ook de uiteindelijke leverancier geworden is, weten we daarentegen niet.
11
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
12
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
In de eerste helft van 1879 kreeg Steenhuffel dus een splinternieuwe brandweerpomp. Hetzelfde jaar werd aan het eveneens splinternieuwe brandweerkorps een subsidie van 25 fr. gegeven. Daarbij vergat men wel over een reglement over de werking van de brandweer te delibereren, een mankement dat pas in februari 1891 door het provinciebestuur werd opgemerkt. Vanaf 1880 werd jaarlijks 25 fr. voor het onderhoud van de brandspuit uitgetrokken. Dat onderhoud gebeurde door het brandweerkorps. Zo bleven de pomp en de toebehoren – althans in theorie - steeds in goede staat en waren er tot 1887 geen reparaties nodig. In dat jaar werd 50 fr. extra begroot omdat men een deel van de slangen moest vervangen.
13
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
Het brandweerkorps van Steenhuffel heeft vele jaren lang zonder morren of andere uiterlijke tekenen van onvrede zijn werk gedaan telkens als dat nodig was. Op 20 december 1891 heeft het echter een ernstige brief aan het gemeentebestuur geschreven. Daar danken wij niet alleen een paar interessante wetenswaardigheden aan, maar vooral de volledige samenstelling van het korps.
Steenhuffel 20 december 1891. Hoog geachte heeren, leden van het gemeentebestuur van Steenhuffel. Wij ondergeteekenden, leden van het corps der pompiers, nemen de eerbiedige vrijheid ued te vragen om onze jaarwedde een weinig te verhoogen. Het is anders onmogelijk te blijven bestaan. Gijlien weet zoo goed als wij dat iedere maatschappij jaarlijks een feestdag houdt, en ons dunkt dat daarvoor een weinig bijdrage hoogst noodig is. Wij zijn allen werklieden en is er ergens brand, wij zijn de eersten en de laatsten om het werk ten diens voordeele te verrichten. Zoo niet, dan slaagt men ons in eene boet van 2 franken, en voor werklieden, ik laat het u weten. Gij ziet dus wel, geachte heeren, dat het hoogst noodig is onze jaarwedde te verhoogen, anders steekt het corps het op en de spruyt zou niet verslijten. Hopende, hoog geachte heeren, aan onze vraag voldaan te zien, groeten wij u allen. Uwe dienaars. P.J. Van Opstal, voorzitter H. Van Opstal, ondervoorzitter Joseph Annaert, secretaris en ontvanger Prosper Annaert, bijgevoegd lid Ph. De Vlieger, bijgevoegd lid L. Wouters, bijgevoegd lid B. Van Opstal, bijgevoegd lid H. Van Opstal, bijgevoegd lid J.F. Van Opstal, bijgevoegd lid J. De Schouwer, bijgevoegd lid F. Van den Bossche, toegevoegd lid J. Van den Berghe, toegevoegd lid P. Parijs, toegevoegd lid J. Wouters, toegevoegd lid P.A. Wouters, toegevoegd lid. Op 30 januari 1895 kreeg Steenhuffel een nieuw reglement van politie. Het gedeelte over brand wordt naar oude gewoonte naar de bijlage verwezen. 14
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
In 1896 werden bij de gespecialiseerde firma Béduwe in Comblain voor 100 fr. nieuwe darmen besteld, in 1908 kwamen er 50 m. darmen bij (150 fr.) en in 1913 werden voor nog eens 100 fr. nieuwe slangen aangekocht. Diezelfde darmen moeten in 1961 nog altijd in gebruik zijn geweest. We hebben toen het voorrecht gehad om onze mannen bij een gelukkig niet rampzalige brand aan het werk te zien en vastgesteld dat de antieke pomp het bluswater niet tot bij de brand kon brengen omdat het al eerder via een lek van een meter verloren liep. In die tijd werd het brandweermateriaal overigens in een magazijn naast de gemeentelijke jongensschool gestockeerd, maar – hoewel er toen ook al veel jeugdige vandalen waren – heeft het ene waarschijnlijk met het andere niets te maken.
15
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
DEEL II – OVERZICHT VAN BRANDEN. Van bepaalde periodes weten we goed of, waar en wanneer het in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel heeft gebrand. Van sommige rampen zijn zelfs vrij gedetailleerde verslagen bewaard gebleven. Tijdens het Ancien Regime, toen er nog geen kranten waren die men met sensationele berichten moest vullen, was dat zelden het geval. Tenzij het om echt bijzondere gebouwen ging of tenzij ze met oorlogsomstandigheden te maken hadden, waren de meeste branden (uitgezonderd voor de slachtoffers) niet erg ingrijpend. Aan een lemen hut met een strooien dak, met wat planken en een koffer als meubilair, gaat misschien niet veel verloren. En met de hulp van een grote familie en wat buren is de schade snel hersteld... Uiteraard zie ik dat helemaal verkeerd.
Ancien Regime. 1. Oorlogsschade. Wanneer ergens een leger passeert – en dat gebeurde hier regelmatig – dan werd er nogal eens wat in brand gestoken. Op dit oorlogsvandalisme ga ik hier niet al te diep in. Dat heb ik al elders gedaan. In het kort toch dit: - In 1334 vielen de troepen van de graaf van Vlaanderen Lodewijk van Nevers via Opdorp en Lippelo het hertogdom Brabant binnen. Om hun blijde intrede te vieren staken ze daarbij ook een aantal huizen in Malderen in brand. Op de grens van Londerzeel en Steenhuffel, in de buurt van de Helhoeve en Diepensteyn, hebben ze daarna gelukkig flink op hun donder gekregen. Het zal hun leren. Meer hierover is in mijn boek “Groot-Londerzeel en de Oorlogen van het Ancien Regime” na te lezen. - Het fraaie Hof van Marselaer in de Bontestraat te Steenhuffel (tussen de 2 beken op de grens met Merchtem) werd tot twee maal toe tijdens alweer Vlaams-Brabantse ‘schermutselingen’ in brand gestoken. Een eerste keer in 1356, de laatste keer in 1477. Daarna werd het niet meer opgebouwd en is de familie Van Marselaer definitief uit Steenhuffel verdwenen. In 1480 werden nog eens 3 eigendommen van Gillis van Marselaer in Malderen platgebrand, maar dat had een andere reden. Ik verwijs naar mijn boek “De Hoven van Marselaer in Steenhuffel en Malderen” voor alle details. - Tijdens de Beroerde Tijden (1466-1485) heeft Londerzeel tot twee keer toe enorme brandschade geleden. Op 27 juli 1579 passeerde het grote leger van baron de Licques, gouverneur van Leuven, dat uit Italiaanse en Spaanse huursoldaten bestond. Het was op weg om het door de opstandelingen ingenomen Fort van Willebroek, op de pas 18 jaar eerder voltooide vaart, te heroveren. Het heeft toen van de gelegenheid gebruik gemaakt om een deel van Londerzeel in de as te leggen. De windmolen in de Mechelsestraat is daar het best gekende voorbeeld van. Evenals bijna heel Londerzeel was die namelijk leengoed van het Land van Grimbergen waar Willem van Oranje, de leider van de opstand tegen Spanje, de hoofdleenheer van was. Vele dorpelingen (maar ook de pastoor van Steenhuffel en een groot aantal parochianen) hadden toen al hun toevlucht in Mechelen gezocht. Wat zich hier toen afspeelde moet zo ingrijpend zijn geweest dat ze tijdens de rest van de zomer, herfst en winter niet meer zijn teruggekeerd. In november 1582 werden de eigendommen van Willem van Oranje opnieuw aangevallen en vernield. Deze keer was de brandstichter Alexander Farnese, de landvoogd der Spaanse Nederlanden. Daarbij gingen de burcht, andere persoonlijke bezittingen van het Huis van Oranje-Nassau, maar ook de kerk in de vlammen op. Wat er in die periode nog meer door het vuur vernietigd werd (in Steenhuffel waar Willem van 16
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
-
Oranje nochtans bijna geen eigendom had, sprak men van 60 huizen) staat in “Groot-Londerzeel en de Oorlogen van het Ancien Regime” te lezen. De volgende geïdentificeerde nobele pyromaan was Louis Quatorze, de Franse zonnekoning. Een heel stuk van de 17de eeuw heeft die geprobeerd om stukjes grondgebied van de zuidelijke Nederlanden in te pikken (voor Frans Vlaanderen is hem dat ook gelukt). Echte strijd hebben we toen in Londerzeel niet veel gezien maar hier passeerden wel vele legers waarvan de paarden en de manschappen grote honger hadden. Om hen te voeden werden alle dorpen op tijd en stond gedwongen om een oorlogsschatting, in geld of in natura, te betalen. Bij late of onvoldoende betaling dreigden de legers met “militaire” executie. Die bestond doorgaans in plundering en het afbranden van huizen en schuren. Gelukkig werd deze “brandschatting” alleen maar toegepast in ‘vijandelijk’ gebied; ongelukkiglijk werden wij door ‘vijandelijke’ troepen aangevallen maar ook verdedigd. Wat er toen bij ons gebeurde staat opnieuw in “Groot-Londerzeel en de Oorlogen van het Ancien Regime”. Daaruit de volgende voorbeelden die met brandstichting te maken hebben: - In Londerzeel werd in 1674 de schuur van Gillis Heyvaert door de Fransen in brand gestoken. Gillis was schepen, brouwer en pachter. Bovendien heeft hij in 1674, 1675 en 1676 nog veel andere schade geleden, want “de soldaten moeten cost ende drank geven en het hout verbrant, ende verdestrueert sijne meubelen, ende groote schaede gehadt in sijne beesten of beeststal soo dat hij een koeje verloren heeft bedragende alle de voorschreven schaeden op ende ter somme tsaemen voor minste 400 guldens”. - Op Lichtmis (2 februari) 1684 is de woning van Frans van Assche in Londerzeel door de Fransen afgebrand. Wellicht werd ook de hofstede van Joos en Adriaen Hofmans, aan de Kattestraat en Heckerstraat in Londerzeel, die dag in brand gestoken. - Op 25 september 1689 werd vanuit Merchtem een grote groep Franse ruiters op pad gestuurd om onder meer Hekelgem, Essene, Meldert, Sint-Catharina-Lombeek, Humbeek, Wemmel, Wolvertem en ook Steenhuffel plat te branden. Ze hebben zich naar verluidt goed van hun taak gekweten. De “Oprechte Haerlemsche Courant” (toch geen streekgazet) van 1 oktober 1689 schreef hierover: “Brussel den 28 september. De 4 à 5000 Franse, op de vaert na Antwerpen geweest, meenden 18 dorpen te verbranden maer hebben alleen Capelle-op-den-Bosch behalven 2 huysen, Humbeeck, Steenhuffel, Ham en noch een dorp in d’asse gelegd en te Grimbergen de boeren gewapent en de passage beset gevonden. Een partij, na Capelle St. Ulrique westende, is door 30 onser Dragonders betrapt, 11 ter nedergemaeckt en 17 hier ongebracht...” - Op 22 oktober 1693 stierf in Malderen op de Kruisheide Gielis Verheyden. “Combusto in proprio domo (verbrand in eigen huis)”, schreef de pastoor in het overlijdensregister. Gielis was bejaard en ziek en had bovendien het jaar voordien zijn totale oogst zien verloren gaan. Hij werd door Franse soldaten op eigen initiatief “gebrandschat” omdat hij niet snel genoeg was om hen het gevraagde te bezorgen.
Enkele ‘nobele’ Pyromanen. . Lodewijk van Nevers, graaf van Vlaanderen van 1322 tot 1346, en politiek verantwoordelijk voor de inval in Brabant en de brandstichtingen in Malderen in 1334.
17
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
oLodewijk van Male, graaf van Vlaanderen van 1346 tot 1384 en politiek verant-woordelijk voor de brand van het Hof van Marselaer in 1356 (als onderdeel van de Brabantse successieoorlog).
Lodewijk XI, koning van Frankrijk, aanstoker van de opstand der Vlaamse steden tegen Maria van Bourgondië die een huwelijk met zijn zoon had afgewezen. Medeverantwoordelijk voor de vernietiging van het Hof van Marselaer te Steenhuffel in 1477.
Alexander Farnese, landvoogd van de Nederlanden van 1578 tot 1592 en dus (niet alleen) politiek verantwoordelijk voor de brandstichting in Londerzeel in 1579 en 1582.
Louis XIV, koning van Frankrijk van 1643 tot 1715 en politiek verantwoordelijk voor de brandschattingen van 1674 tot 1693.
2. Gewone’ en ‘ongewone’ ongelukken. De al beschreven branden zijn met zekerheid aan oorlogsomstandigheden toe te schrijven. Daarnaast wordt er soms over afgebrande huizen gesproken maar is de oorzaak niet gepreciseerd. Volgende voorbeelden ben ik vooral in de door mij getranscribeerde schepenregisters van Steenhuffel tegen gekomen. Die van Londerzeel en Malderen heb ik helaas niet even 18
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
intensief bestudeerd. Gelukkig wordt dat gecompenseerd door de nationale en regionale krantenarchieven die steeds meer en beter gedigitaliseerd online ter beschikking komen 1385 à 1388: Steenhuffel - Risico’s van brandbestrijding in de 14de eeuw. Enkele jaren voor 1389 moet het in Steenhuffel-dorp serieus gebrand hebben... en, met zware gevolgen. Een brandweer bestond toen nog niet en kranten waren er evenmin. Maar gelukkig is de volgende belevenis van Willem van Laken bewaard gebleven. Ze leert ons veel over brandbestrijding – en vooral de gevaren ervan – in Steenhuffel op het einde van de 14de eeuw. In 1389 stuurde hertogin Johanna, de weduwe van hertog Wenceslaus, een onderzoekscommissie doorheen haar hertogdom Brabant om na te gaan of haar ambtenaren haar onderdanen serieus genoeg behandelden. Steenhuffelenaar Willem van Laken had een serieuze klacht. De volgende tekst volgt de originele zo nauwkeurig mogelijk maar is wel gemoderniseerd om hem verstaanbaar te maken. “Toen het in Steenhuffel brandde”, aldus Willem, “heb ik zoals iedereen aan mijn geburen ketels en alaam geleend om er water mee aan te halen. Zodra de brand voorbij was vroeg iedereen aan iedereen zijn zaken terug. Bij mij ontbrak er een pan. Na lang zoeken werd een pan in de brandnetels gevonden, maar het was de mijne niet. De vierschaar (de schepenen) van Steenhuffel werd er bij geroepen en die raadde mij mondeling aan om die pan dan maar te houden tot die van mij terecht zou zijn. Enige tijd later kwam een vrouw naar mij en die had ook een vreemde pan. Het was die van mij en ik had de hare. We ruilden en iedereen was tevreden. Maar dat was zonder schepen Gielijs van Horenbeke, dat jaar tevens ondermeier, gerekend. Die beval gerechtsdienaar Wuken om mijn vrouw op te pakken en haar in ’t gevang, met de beide voeten geketend, op te sluiten. Dat gebeurde. Ik vond dat zoiets niet kon, eiste gerechtigheid en een eerlijk proces. Dat werd geweigerd en om mijn vrouw uit het cachot te krijgen moest ik de ontvanger Ysenbaert 8 en nog een 2 mottoenen betalen.”
Een mottoen (of iets wat daar sterk op lijkt) Als Willem van Laken 10 van die dingen in huis had dan was hij een rijke mens. De Brabantse Mottoen van hertog Wenceslaus I (1337-1383) bevatte 6 gram fijn goud en had een gehalte van 23 karaat. 1 Mottoen werd toen aan 12 Brabantse Gulden gerekend. De naam van de munt is dezelfde als die van een gesneden lam (mouton). Op de beeldzijde was het Lam Gods met de kruisbanier afgebeeld. In de rand stond “Agnus Dei, qui tollit peccata mundi, miserere nobis”. 1591: Register 6937 van de Steenhuffelse schepenbank heeft het in 1591 over een afgebrande stede aan de Voort (dat is het noordelijke deel, tegen de Heide, van de huidige Meir). Die werd dat jaar door Joos Lemmens aan Joos van Asbroeck (zoon van Merck) en Laureyne Daems verkocht. 1607: Zelfde register. Hans Jacobs, die dan in Antwerpen woont, verkoopt een afgebrande stede op de Meir (die hij van zijn ouders Merck Jacobs en Barbara Smets had geërfd) aan Ghuerick Verschueren, schepen van Steenhuffel, en Margriete Puttemans.
19
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
1615: Guillam vander Stappen, meier van het laathof Verpoorten, en Peeternelle de Smeth, herbouwen 2 naast elkaar liggende afgebrande hofsteden (naast de Trompe) in de Smisstraat te Steenhuffel. 1697: De kinderen van Christiaen de Maerschalck (voormalig schepen) en Elisabeth Verdickt, verkopen een afgebrande stede tussen de Elst en de Dorpstraat aan Peter van Wemmel en Susanna de Brouwer, die ze in 1699 doorverkopen aan Franchois Lallemant, griffier van Steenhuffel en Diepensteyn, en zijn vrouw Elisabeth van Riet. Die hofstee moet intussen al mooi heropgebouwd geweest zijn want ze heette toen al de 'Koninck van Spagniën' en is zo nog lang bekend gebleven. 1774: Peter de Mol, zoon van Gerard en Anna Moyson, bezit in 1774 onder meer een afgebrande hofstede in de Bontestraat te Steenhuffel. In 1789 stond daar nog geen nieuw huis en was het een boomgaard geworden.
Enkele gedocumenteerde branden in de Periode 1826-1854. 1826: Malderen – Brand in slagerij Van Causbroeck. Op 17 maart om halfvier ’s ochtends ontstond er brand in het huis van slachter Francis Van Causbroeck op de Molenheide. Twee uur later waren het huis, een schuurtje en een stalletje, samen met de inhoud (meubelen, huisraad, kleren en linnengoed) volledig vernield. De bewoners, waarbij Baptist Van Causbroeck, de broer van Francis die in Antwerpen woonde maar in de slachterij werkte, hadden niet de kans om iets naar buiten te halen. De brand was begonnen aan de hoek van het huis, naast de kamer waar Francis en zijn vrouw Maria Theresia Pauwels te slapen lagen. De haastig ter plaatse gekomen burgemeester Judocus Willocx schatte de schade op ongeveer 700 Nederlandse Guldens. Gelukkig was alles bij de maatschappij Securitas Antverpia verzekerd. Het echtpaar Van Causbroeck-Pauwels was pas in januari 1825 getrouwd. Het gegevens over deze brand komen uit het gemeentearchief maar de ramp heeft wel de krant gehaald. In ‘Le Belge’ van 20 maart vond ik het volgende weliswaar zeer summiere verslag (vertaald): In Malderen zijn een huis en een stal afgebrand. 1826: Londerzeel – Oliemolen in het Dorp in de as gelegd. Le Courrier des Pays-Bas, 6 november 1826 (Vertaald): In de nacht van 27 op 28 oktober is in het dorp Londerzeel, bij Brussel, een huis waarin zich een oliepletterij bevond in de as gelegd. De stallen en een schuur met 300 zakken ongeslagen graan, 500 balen stro, 2000 ponden hooi, kar en kruiwagen, 1 koe, voor een waarde van 500 guldens aan ‘gateaux de navette’, de gereedschappen van de oliemolen, een grote hoeveelheid meubelen en andere voorwerpen zijn vernield. De oorzaak van de brand is niet gekend maar gelukkig was de eigendom verzekerd bij de Antwerpse Maatschappij voor een bedrag van 8.000 guldens. 1827-1835: geen gegevens. 1836: Steenhuffel – Schuurbrand, burgemeester, schepen en buren voorkomen erger. In de nacht van 17 op 18 januari schoot om een onbekende reden de schuur in brand van landbouwer Henri Van Geel. Ze werd, samen met de inhoud, volledig verwoest. De schade werd geraamd op 740 fr. en er was niets verzekerd. Maar het had nog veel erger kunnen zijn schreef burgemeester Pieter Jan Moortgat die meende aan de provinciegouverneur te moeten laten weten “dat alleen de inzet en de tegenwoordigheid van geest van mijzelf, mijn zoon, mijn knecht Charles Vertonghen, de knecht van 1ste assessor Van den Eede, Jean Baptiste en François De Mesmaecker, Charles Van Aken en Pierre Cornelis, voorkomen hebben dat ook de woning van Henri Van Geel, die maar 1,5 meter van de schuur gelegen is, volledig werd vernield.”
20
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
1837-1838: geen gegevens. 1838-1839: Londerzeel: geen branden – Steenhuffel: geen branden – Malderen: 1 brand (telkens van 1 sept. tot 31 aug. 1839-1840: Londerzeel: geen branden – Steenhuffel: geen branden – Malderen: 1 brand. 1840-1841: Londerzeel: geen branden – Steenhuffel: geen branden – Malderen: 1 brand. 1841-1842: Londerzeel: wellicht geen branden. 1842-1843: Londerzeel: zeker 1 brand – Steenhuffel: ? – Malderen: geen branden. 1843: Londerzeel – Twee lemen huisjes in de Patattestraat met de grond gelijk. Op 11 augustus, om 7 uur ’s avonds ontstond er brand in het lemen huisje van de kinderloze weduwnaar Gabriël Van Zaelen in de ‘rue pomme de terre’ (patattestraat). Via het strooien dak sprongen de vlammen over naar het er tegenaan gebouwde en eveneens lemen huisje van Jean Schellemans en Jacqueline Stevens. De volledig vernielde eigendommen werden door schepen Willocx geschat op respectievelijk 950 en 700 frank en waren niet verzekerd. Op 26 augustus bevestigden twee onafhankelijke en geloofwaardige getuigen, namelijk de burgemeesters van Steenhuffel en Ramsdonk, de omvang van de schade en het feit dat de getroffen personen zonder middelen van bestaan waren achtergebleven. Dank zij deze interventie ontving – in maart 1844 - Gabriël Van Zaelen een tegemoetkoming van 90 fr. Het gezin Schellemans moest het met 60 fr. zien te redden. Sept. 1843-1844: Londerzeel: zeker 1 brand – Steenhuffel: ? – Malderen: geen branden. 1844: Londerzeel - Op 26 juni, in de late namiddag, brandde het verzekerde woonhuis van landbouwer Jacques Maerens op Sneppelaer. Verdere inlichtingen ontbreken. Sept. 1844-1845: Londerzeel: zeker 1 brand - Malderen: geen branden – Steenhuffel ?. 1844: Londerzeel – Brand bij voddenman op Neeravert. Op 18 september, om 11 uur in de voormiddag, brak brand uit bij Egide De Bondt, voddenkoopman op Neeravert. Het strooien dak boven kamer en stal ging volledig in de vlammen op. De schade werd geschat op meer dan 300 fr. Het gebouw was voor 2740 fr. bij ‘La France’ te Brussel verzekerd.. Het vuur werd door een buur ontdekt en op het ogenblik van de brand was er niemand thuis. Dat was voor de vrederechter reden genoeg om bij de burgemeester naar het gedrag van de leden van de familie De Bondt te informeren. Sept. 1845-1846: Londerzeel: zeker 1 brand – Steenhuffel: ? – Malderen; ? 1846 – Steenhuffel – Huurhuis door brand vernield. Journal de la Belgique, 9 juni 1846 (Vertaald): Op 5 dezer maand heeft een brand het huis in Steenhuffel vernield dat bewoond werd door de landbouwers Brusselmans en J.B. Blazer. Het huis was verzekerd bij de Compagnie d’assurances mutuelles en was de eigendom van M. Ed. Van Zeebroeck. De verhuurder Ed. Van Zeebroeck was niet van hier. Ik denk dat het hier gaat over Eduardus Josephus Van Zeebroeck, geboren in Merchtem in 1807 en er in 1837 getrouwd met Antonia Benedicta De Schrijver, zaakhandelaar, kandidaat-notaris en schrijver, vader van de 1ste pastoor van Peisegem (Bron: Familiereconstructie Merchtem 1596-1900, van Hedwig Vertonghen en Pol Feytens). De bewoners zouden Jan Baptist Brusselmans (° Malderen 1824, zoon van Petrus en Maria Van Aken) en Julianus De Bleser (° Steenhuffel 1821, zoon van Servatius en Catharina Leemans) kunnen zijn. Die laatste was in 1845 met Sophia Brusselmans, de zus van Jan Baptist, getrouwd 21
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
1846: Londerzeel - Op 14 juni brandde het bij landbouwer Jean Van Doorslaer en bij dagloner François Van Buggenhout (sectie 4, nr. 51). Geen verdere gegevens. 1847: Londerzeel - Op 8 februari brandde het lemen huisje van Antoine Van Ingelgem (Eekhout), en op 1 april ontstond vuur bij Pierre Josse Van Riet. Het huis van deze laatste ging volledig in de vlammen op. In juli kreeg hij 541 fr. van de verzekeringsmaatschappij. 1847: Op 11 februari, in de avond, zagen treinreizigers tegen de spoorweg een pachthoeve branden tussen Malderen en Kapelle-op-den-Bos. Het is niet bekend of dat in Steenhuffel, Londerzeel of Ramsdonk was. Op 13 februari lazen we in de ‘Nieuwe Rotterdamsche Courant: eenige reizigers verzochten dat de trein zoude ophouden ten einde hulp aan te brengen; maar men heeft hun verzoek niet kunnen inwilligen.
1848: Londerzeel – Opnieuw twee huizen in de Patattestraat. Op 21 oktober, ‘s avonds brandden twee tegen elkaar staande huizen in de Patattestraat. Het eerste was eigendom van Franciscus Van Zaelen en het andere werd bewoond door Petrus Lauwers. Samen met de gebouwen werd ook de volledige inboedel, de meubelen, het lijnwaad, de oogst en een varken vernield. Alleen een koe van Van Zaelen kon uit de vlammen worden gered. Beide huizen waren bij A.G. in Brussel voor respectievelijk 2000 en 2500 frank verzekerd, maar de reële schade was groter en werd op 2150 en 2650 geschat. 1849: Wellicht geen branden, met uitzondering van de relatief kleine brand bij weduwe Robberechts-De Boeck, waarvan hierna desalniettemin het woordelijk verslag. 18 juli 1849 – De ‘heldendaden’ van burgemeester Verheyden van Londerzeel. “Het jaer 1849 den 18 July ten 9 uren voor middag. Voor ons J.F. Verheyden, burgemeester der gemeente Londerzeel, onderrigt zijnde door Carolus Ludovicus Robberechts, landbouwer, woonende bij zijne moeder Anna Catharina De Boeck, weduwe van Josephus Robberechts, landbouwer alhier, dat gisteren 17 July om 4 ½ uren naer middag, heeft de genoemde Carolus Ludovicus Robberechts gezien dat hun schuergebouw in steenen, gedekt in pannen, omtrent 7 meters afstand van den ijzeren weg, de dak in brand was gevlogen door het vuer voortskomende 22
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
uit de schouw van het locomotive van het convoi genaemd marchandise, die om 5 ½ uren van Dendermonde op Mechelen reed. Den genoemden Carolus Ludovicus Robberechts heeft den eersten gezien dat hun schuer in brand was en is dadelijk bij de heer Verheyden, burgemeester, zijnen gebuer, geloopen om hulp te geven. Den heer Verheyden, burgemeester, is dadelijk met zijn dochter Christina Verheyden, Gillis Verbesselt, Fidelia Heyvaerts en Barbara De Boeck, de drij laetste dienstbode bij d’ heer Verheyden, en Henricus Goossens, dienstbode bij de weduwe Robberechts, heeft den heer burgemeester aenstond bevel gegeven van water aen te brengen en heeft hem aen het uitblusschen begeven en heeft vele gevaren geleden om de vlammen uit te blusschen die in het strooy en ..... was aen ’t branden, en uitgebluscht gekregen hebben van onder heeft den burgemeester den genoemden Gerardus Van Campenhout, landbouwer, en Joannes Van Zaelen, garde op den ijzeren weg, beide woonende alhier, bevoolen van dadelijk op het kruishout hun te begeven om het vuer aldaer te kunnen blusschen, hebben zodanig hun uiterste best gedaen om dien brand te blusschen dat op minder dan een halve uur zou meerder dan 50.000 franken zou kunnen beschaeden hebben. Deeze weduwe Robberechts is niet verassureerd en wij hebben de schade geraemd op de somme van 150 franken.” 1849: Londerzeel - Datum onbekend. Op het Holeykveld (sectie D perceel 673) brandde het huis van dagloner Jan Van Buggenhout. We hebben geen verdere gegevens tenzij dat het in 1852 heropgebouwd was. 1849: Londerzeel - Datum onbekend. Op het Molenveld, sectie D perceel 42, brandde het huis en schrijnwerkerij van timmerman Jan Frans Broothaerts volledig af. Het werd niet heropgebouwd. 1850: Londerzeel – Hoeve, koe en varken verbranden op Neeravert. Op de middag van 19 april werd dezelfde burgemeester Verheyden door de 14 jarige Henri Verbesselt verwittigd dat de boerderij van Franciscus Verhoeven afgebrand was. Zoals dat toen de gewoonte was vertrokken burgemeester en secretaris (De Cat) onmiddellijk naar Neeravert. Daar aangekomen konden ze alleen maar vaststellen dat huis, schuur, stal, meubelen, oogst en het lijnwaad, evenals een koe en een varken in de vlammen waren opgegaan. Eén koe had men kunnen redden. De hoeve was verzekerd bij St. Michel in Brussel voor een waarde van 2000 fr. De schade werd evenwel op 2525 fr. geraamd. 1850: Londerzeel – Uitslaande hoevebrand in de Pluimennest. In de nacht van 27 op 28 mei, om 12 uur, was er een uitslaande brand in de Pluimennest op de boerderij van Henri Van Muylders. Ook hier werd het huis, samen met de bijgebouwen en de hele inboedel, volledig vernield. Ook het huisgerief van Petrus Volckaert, die een deel van het huis huurde, ging in de vlammen op. Een koe, die buiten stond, was het enige wat Van Muylders nog restte. Zijn woning was niet tegen brand verzekerd. 1850: Malderen – 2 november 1850 – Buren kunnen 2 huizen op Kruisheide niet redden. Proces verbael van afbranding van twee woningen met alle de meubelen op de Cruisheide te Malderen. Het jaer 1850 den tweeden November ten 8 uren des morgens, wij Henricus Vermeiren, burgemeester ambtenaer van politie der gemeente Malderen, arrondissement Brussel, verwittigd zijnde dat er des nachts op de Cruisheide alhier eenen brand ontstaen had, hebben ons aanstonds ter plaets begeven vergezeld van Petrus Joannes De Boeck, pachter en Bernardus De Boelpaep, timmerman, beide inwoners van Malderen, aangewezen experten tot het schatten der brandschade, en alwaer zijnde wij bevonden hebben dat het woonhuis toebehorende en bewoond door Engelbertus Van den Dries, arbeider, en het gene toehoorende aan Jacobus De Laet, landbouwer te Malderen op den Zavel gehuisvest, zijnde bewoond door Petrus Corbeel, winkelier, beide inwoonders dezer gemeente op het gehucht de Cruisheide, gansch de prooi der 23
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
vlammen was geworden, alsook alle hunne meubelen. Tengevolge van welke de voormelde Van den Dries en Corbeel ons verklaren dat zij gisteren avond slapen zijnde, om negen en half uren des avonds ontwaekt zijn geweest door de hitte van den brand, dat zij uit hunne bedden zijn gesprongen, en alsdan maer eerst hebben bemerkt dat hunne woningen in den brand stonden, dat de oorzaek hun onbekend is en zij geene vermoedens hebben. Dat zij aenstonds de geburen van het gehucht hebben opgeklopt, maer dat niettegenstaende alle poogingen en hulp der aenwezige persoonen het onmogelijk is geweest den brand te blusschen of iets te kunnen redden. Na welke verklaring de voornoemde experten aenstonds zijn overgegaen tot het schatten en taxeren volgens hunne beste kennis en geweten als volgt: 1) De meubelen, huisraed, kleederen, lijnwaed en oogst van Van den Dries voornoemd, tot de somme van 352 frs. 2) zijn woonhuis, afgetrokken de waerde van den grond, geschat 500 frs. 3) Alle de meubelen en winkelwaer toehorende aen Corbeel voornoemd, tot 250 frs. 4) Het woonhuis, geschat als voren, toehoorende aen Jacob De Laet voornoemd, tot 500 frs. Total der schade: 1602 frs. Niets van de voormelde voorwerpen afgebrand was tegen brand verzekerd. 1851: Londerzeel: geen branden – Malderen en Steenhuffel: ? 1852: Londerzeel – Huis en inboedel (inclusief de geiten) uitgebrand op de Grote Heide. “Het jaer 1852 den vijfden Maert ten zeven ueren ’s morgens. Wij Josephus Franciscus Van Ruysevelt, schepen der gemeente Londerzeel, onderrigt zijnde door Petrus Josephus Goossens, veldwachter alhier, dat op heden 5 dezer maend omtrent 3 ueren ’s morgens het huis toebehoorende aen Josephus Van Roy, arbeider, door den brand vernield is geweest, hebben ons achtervolgens de voorgaende verklaring zonder uitstel begeven vergezeld door de heer De Cat, secretaris dezer gemeente, ten gehuchte Groote Heide, plaets alwaer den brand ontstaen was en aldaer gekomen zijnde hebben wij bevonden dat het huis (deels in steen en deels in leem en bedekt met stro), meubelen, winkel, winkelgerief, strooi, lijnwaerd, schuer, stal, twee geiten, alle toebehoorende aen Josephus Van Roy, verzekerd tegen brand door de maetschappij de Schelde te Antwerpen voor de somme van 2000 franken, teenemael door den brand verslonden is geweest en welke schade wij begroot hebben op de somme van 1800 franken. Na hetgeen voorschreven bevonden te hebben, hebben wij de genaemde Selleslags Maria Monica, echtgenoot van Josephus Van Roy, den welken van 1 ½ uer ’s morgens naer Brussel was gegaen, ondervraegd over den oorzaek van den brand, de welke ons des aengaende verklaerd heeft dat hetzelve haer teenemael onbekend was en dat zij niemand als dader van dien ongelukkigen voorval konde vermoeden.” 1853: Londerzeel – Tweewoonst vernield en een derde huis beschadigd op de Heide. Op 20 januari, om 11 uur in de voormiddag, gingen burgemeester P.J. Verheyden, secretaris J.J. De Cat en de twee veldwachters P.J. Goossens en F. Janssens naar de Heide waar het die nacht om 2 uur had gebrand in een tweewoonst, bewoond door de gezinnen van landbouwers Franciscus Spiessens en Guillaume Bogaerts. Op de plaats van het gebeuren aangekomen werd vastgesteld “dat de huizen, schuer en stallen, gebouwd in steen en in leem en gedekt in strooi en pannen, meubelen, oogst, lijnwaerde, akkerbouwhalem, toebehoorden-de aen Guillemus Bogaerts verzekerd tegen den brand door de maatschappij de Schelde en voor eene waerde van 2.000 franken, en het gene van Franciscus Spiessens, verzekerd tegen den brand door de Maatschappij Securitas voor de waerde van 1.500 franken teenemael door den brand verslonden zijn geweest ter uitzondering van een koei en een runder, toebehoorende aen Guillemus Bogaerts, dewelke schade wij begroot hebben, te weten: Guillemus Bogaerts op 3.610 franken 20 centiemes, Franciscus Spiessens op 600 franken.
24
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
Door den zelven brand is gedeeltelijk het huis van Carolus Schellemans, werkman, woonende op de heide, hetwelk eenen afstand had van 23 meters van de twee afgebrande huizen, zijn meubelen, kommerschappen etc., door den zelven verbrand zijn geweest en waervan wij de schade begroot hebben op 300 franken; deze laetste is niet verzekerd tegen den brand.” Uit de gegevens van het kadaster weten we dat de huizen van Frans Spiessens (eigenlijk Piessens), gelegen op de “grote heide”, sectie B perceel 289a, en van Guillemus Bogaerts (sectie B perceel 290a) in 1856 heropgebouwd waren. 1853: Londerzeel – Twee huizen en een koe komen aan hun einde in de Pluimennest. “Het jaer 1853 de negenentwintigsten der maend April ten elf uren voormiddag. Wij Petrus Josephus Hermans, burgemeester der gemeente Londerzeel... onderricht zijnde door Petrus Josephus Goossens, veldwachter alhier dat op heden om 2 ½ uren ’s morgens 1° Het huis toebehoorende aen Adriaensens Cornelis, landbouwer alhier, 2° Het huis toebehoorende aen Petrus Buelens, en in hure door Simon Gelders en Petrus Volckaert, beide landbouwers woonende alhier, aen elkander vasthoudende door den brand vernield zijn geweest 2. Hebben ons achtervolgens de voorgaende verklaring zonder uitstel begeven vergezeld door Petrus Josephus Goossens, veldwachter dezer gemeente, ten gehuchte den Pluimennest, plaets alwaer den brand ontstaen was en alwaer gekomen zijnde hebben wij bevonden. 1° Dat de huizen, schuur en stal gebouwd in leem en een klein gedeelte in steen en gedekt in strooi, meubelen, lijnwaerd, akkerbouwhalem, een koei toebehoorende aan Cornelis Adriaensens, verzekerd tegen brand door de maetschappij de Schelde, voor een waerde van 700 fr En hetgene van Petrus Buelens verzekerd tegen den brand door de maetschappij P.R. voor eene waerde van 500 franken teenenmael door den brand verslonden zijn geweest, en welke schade wij begroot hebben te weten 1° Het huis, meubelen etc. van Adriaensens op de somme van frs 713.00 2° Het huis van Buelens Petrus op de somme van frs 375.00 bewoond door 1° Simon Gelders, zijne meubelen frs 92.00 bewoond door 2° Volckaert Petrus, zijne meubelen frs. 57.00 In het kadaster vonden we dat in de Pluimennest (sectie E perceel 496a!, ergens tussen 1848 en 1851 ook het boerderijtje van de weduwe van Jan Frans Buelens afgebrand is. In 1852 was het heropgebouwd. 1853: Londerzeel – Koe van stroper uit afgebrande boerderij gered in de Steenweg. Op 30 november, 4 uur ’s namiddags, legde een brand het huis, de schuur en enkele meubelen van landbouwer Egied Kerremans, in de as. Een koe en de meeste meubelen werden gered. De gebouwen, 17,10 m lang en 5,90 m breed, voor een klein deel gebouwd in steen maar hoofdzakelijk uit leem en volledig bedekt met stro, waren verzekerd bij “de Schelde” voor een waarde van 1770 fr. De schade werd op 675 fr. geraamd. De burgemeester rapporteerde dat alle middelen in het werk gesteld waren om de brand te blussen maar dat de vlammen zo hevig waren dat alle pogingen vruchteloos bleken. De brand was overigens niet de enige tegenslag die Kerremans, wonende langs de baan van Merchtem naar Mechelen, in 1853 te overwinnen had. Eerder dat jaar, op 11 augustus, was hij door de correctionele rechtbank van Brussel tot een boete van 300 fr. veroordeeld voor stroperij. Omdat zijn gezin aldus danig in de problemen kwam heeft hij begin 1854 een smeekschrift aan de koning gezonden met de vraag om de boete te verlagen. Het valt te betwijfelen of deze vraag ook ingewilligd werd want Kerremans was als Naar goede gewoonte en aloud gebruik werd ook deze brand aan een “ongelukkig toeval” toegeschreven. Waarbij wij ons wel de bedenking maken dat dit voor Petrus Volckaert dan wel een extreem ongelukkig toeval is geweest. We herinneren ons immers dat deze reeds eerder, op 28 mei 1850, al zijn bezittingen had verloren toen zijn huurwoning bij Van Muylders, eveneens in de Pluimennest, was afgebrand. 2
25
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
stroper niet aan zijn proefstuk toe. Burgemeester P.J. Hermans, in deze om advies gevraagd, besloot op 6 februari 1854 zijn antwoord met de volgende niet zeer christelijke woorden: “Wij zouden wensen dat zijn genadeverzoek verworpen wordt”. 1854: Londerzeel – Drie lemen huisjes tegen de grond op de Heide. Op 20 april, tegen het vallen van de avond, gingen 3 lemen huisjes met strooien daken op de Heide, samen met de inboedels, in de vlammen op. Het eerste werd bewoond door Andreas Van Eeckhout en was verzekerd bij “de Schelde” voor 100 fr. (schade geraamd op 410 fr.). Het tweede was van Jan Callaerts en was bij de Schelde verzekerd voor 1000 fr. (schade geraamd op 683 fr. Het derde werd bewoond door Anna Francisca De Wachter, de weduwe van Petrus Spiessens, en was niet verzekerd tegen brand. Hier werd de schade geschat op 525 fr.
Waar blijft de Brandweer ? Opvallend bij de hierboven beschreven branden is dat in de gevonden verslagen met geen woord over het gebruik van brandbestrijdingsmateriaal of over de aanwezigheid van een enigszins georganiseerd pompierkorps wordt gerept. Dit ondanks het feit dat er sedert 1841 of kort daarna zeker één brandspuit in de gemeente Londerzeel aanwezig was. Vooral bij de branden die in het centrum ontstonden (18-7-1848 en 28-7-1855, zie verder) is dit oprecht merkwaardig. Londerzeel had overduidelijk geen brandmeesters in deze periode. Degene die in geval van brand verwittigd werd was ofwel de burgemeester (als hoofd van de politie) ofwel de champetter die het direct aan de burgemeester rapporteerde. Zoals in Malderen en Steenhuffel was het ook hier de burgemeester die samen met een paar betrouwbaar geachte getuigen als secretaris en champetter, de eerste raming van de schade maakte. Werd in de periode 1841-1854 de Londerzeelse brandspuit dan nooit naar buiten gehaald? Toch wel... één enkele keer. Het schijnt toen ook zeer hard nodig te zijn geweest.
Periode 1854-1919 18 september 1854 – Burgemeester en brandspuit voorkomen ramp in Londerzeel-Dorp. “Op heden ten 11 ’s avonds. Wij Petrus Josephus Hermans, burgemeester, onderrigt zijnde door Augustinus Robbijns dat er brand ontstaen was ten huize alhier gestaen in het dorp toebehoordende aen Marcus De Wachter en zijn kinderen, heb ik mij oogenblikkelijk ter plaetse begeven alwaer ik bevonden heb dat de vlammen reeds een groot gedeelte van het dak verslonden hadden, dewelke alsdan zeer hevig waren. Wij hebben dan op het spoedigste de brandspuit met dezelfe toebehoorten doen aenbrengen en het gemeente bestuer gezamentlijk met de geestelijkheid hebben de werken bevolen en gedirigeerd op zulke wijze dat men op een halve uur tijd de vlammen meester geworden is dewelke door hunne hevigheid dreigden een twintigtal wooningen in asschen te leggen ofschoon nu maer één huis verslonden is toebehoorende aen gemelden Marcus De Wachter, het welk gebouwd was in steen en gedekt met pannen, verzekerd door de maetschappij de Vereenigde Eigenaers voor eene waerde van 4.000 francs en waervan wij de schade begroot hebben op 3.500 francs. Gemeld huis bestond uit vier wooningen bewoond door: 1° Petrus Bernardus Scheers wier meubelen en akkerbouwhalem teenemael door de vlammen verslonden zijn en waervan wij de schade begroot hebben op 441,50. 2° Door Marcus De Wachter wier meubelen teenemael de prooi der vlammen geworden zijn en waervan wij de schade begroot hebben op ..... 3° Door Jan Baptist Van den Bossche wier meubelen en schoenmakersgereedschappen door de vlammen vernield zijn en waervan wij de schade begroot hebben op 424,00. 4° Door Petrus Josephus De Wachter wier meubelen en zadelmakergereedschappen teene-mael de prooi der vlammen geweest zijn en waervan wij de schade begroot hebben op 319,00. 26
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
Na het voorschreven bevonden te hebben, hebben wij de gemelde eigenaers ondervraegd over de oorzaek van den brand de welke ons des aengaende verklaert hebben dat hetzelve hun onbekend was en dat zij niemand als dader van dien ongelukkigen voorval konden vermoeden. Volgens het kadaster waren de door brand vernielde huizen van Marcus De Wachter, gelegen in het Dorp, sectie E percelen 4f en 4e, in 1857 heropgebouwd. 1854: Londerzeel - Op 5 oktober, om halfvier in de namiddag, werd het gezin van Antonius Van Ingelgem het slachtoffer van een uitslaande brand die het lemen huis met een pannendak, evenals de inboedel in de as legde. Burgemeester Hermans en de veldwachter evalueerden de geleden schade op 600 fr. voor het huis en 406 fr. voor de meubelen. Het geheel was bij de Schelde verzekerd voor 1700 fr. 1855: Londerzeel – Londerzeel, de brand van de St-Christoffelkerk. In zijn editie van zondag 5 augustus 1855 schreef de Denderbode uit Aalst: “Zondag (28 juli), om zeven uren van den avond, is den bliksem op den toren van de kerk te Londerzeel gevallen, en heeft aen denzelven groote schade veroorzaekt.” Gelukkig vonden we nog een ander en juister verslag over die bewuste brand van de kerk van Londerzeel-dorp. Het is van de hand van onderpastoor Geboers en het luidt als volgt:1855: “28 Juli ’s Zondags met (Kleine) Kermis,’s avonds om half vijf, is de bliksem op den toren gevallen. Er was geen middel om het vuur te blusschen. De schoone spil brandde langzaam op gelijk een keers. Om 2 uren ’s nachts begon de kerk te branden en op minder dan een uur lag zij gansch in assen. De gewelven der drie beuken tot aan het kruis en koor zijn staande gebleven, het kruis en koor niet gewelfd zijnde zijn ingestort.3” Ook het Nieuwsblad van Geel had het op 11 augustus over deze brand, en wel als volgt (de Franstalige versie had op 4 augustus al in l’Etoile Belge gestaan): “Men schrijft uit Londerzeel, 4 augusty. Het was laetstleden zondag, omtrent 5 ure ’s avonds, toen het bliksemvuer op den toren onzer kerk gevallen is. Ongelukkiglijk is de brand gansch op het toppunt van den toren begonnen, zoodat het onmogelijk was het vuer van in den beginnen te overmeesteren. Hiertoe werd echter eene wanhopige pooging gedaen door den heer Croes, bijgenaemd ‘de Koperen’. Die man, wiens onverschrokkenheid in het dorp algemeen gekend is, is langs de buitenhaken tot hoog op den toren geklommen; maer digtbij het vuer gekomen, werd hij door de hevigheid der hitte en door het afdropgen van gesmolten lood, gedwongen beneden te komen, bij de toejuichingen der menigte, die van schrik en tevens van bewondering te beven stond.Op weinige uren, en in weerwil van de poogingen der blusschers, zijn de toren en heel het dak der kerk de prooi der vlammen geworden. De pompiers van Mechelen en die van Puers, verdienen den grootsten lof voor het bevrijden van de omliggende huizen die in het grootste gevaer zijn geweest. Ook verscheidene inwooners van Londerzeel en van Puers hebben bij het blusschen eenen buitengewoonen moed betoond en zijn allen lof weerdig.” l’Etoile Belge had op 4 augustus nog andere ‘helden’ bij naam genoemd. Ik vertaal: Bij de personen die zich het meest onderscheiden hebben noemen we J. Verspreet, de zoon Croes, D. Broothaerts, F. Herrebaut, F. Broothaerts, B. Debuyser, Ph. Tullen, J. Hermans en J. Van Ruysevelt, allemaal inwoners van Londerzeel, evenals Van Nieuwenhuyzen en Coeckelberghs, pompiers van de stad Mechelen, en M. Cloostermans, chef van de pompiers, vergezeld van D. Maes, secretaris, F. Janssens, champetter, P.J. Aerts, beenhouwer, F. Van Assche, metser, J.B. Janssens, dagloner, J.G. Sleebus, landbouwer, Jan en Jozef Debruyn, beenhouwers, en J. Van Audenrode, landbouwer, allemaal inwoners van Puurs.
De toren werd op 28/7/1855 door het ‘hemelsch vuur’ getroffen en de kerk werd in de nacht van 28 op 29 juli volledig vernield. Dat was dus niet op 25 juli ‘omwille van overvloedige verlichting’, zoals in een recente publicatie werd beweerd. 3
27
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
Le Courrier de l’Escaut, 6 augustus 1855 (Vertaald): Wij vernemen dat de kerk van Londerzeel, die vorige zondag bijna volledig door de bliksem vernield werd, bij de maatschappij Securitas te Antwerpen verzekerd was voor een bedrag van 110.000 frank. Het grootste deel van de inboedel van de kerk is, samen met de ornamenten, de prooi der vlammen geworden. Van de brandspuit van Londerzeel wordt opnieuw niet gesproken. Uit de gebeurtenissen van 18 september 1854 weten we nochtans dat die er was en dat er mensen waren die ze konden gebruiken. Ik vind dat vreemd. En ik ben niet alleen... Meer dan 3 jaar na de ramp, op 14 november 1858, lazen we in ‘den Denderbode van Aelst’: “... Groote en zeer behuysde gemeenten en kantonale hoofdplaetsen, wie zou het geloven, zijn niet van brandspuyten voorzien. Zoo beeft men opgemerkt dat, bij het branden der dorpskerk van Londerzeel, die gemeente de hulp van Mechelen beeft moeten inroepen; St. Quintens-Lennick die van Brussel en Anderlecht; Steenhuffel de spuyten van Merchtem, en Wolverthem, insgelijks die van Merchtem, alsoo die van den graef de Beaufort te Meysse”. Links: De kerk voor de brand van 1855 (tekening van architect Frans Geeroms).
Rechts: Tekening met als onderschrift “Incendie de l’église de la Commune de Londerzeel. Causée par la foudre le 29 juillet 1855. Environ cinq heures du Soir (petite Kermesse). Onder: De kerk zonder torenspits (van 1857 tot 1899)
Door de kerkbrand van 1855 werd ook het torenuurwerk vernield. 28
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
Toren en kerk werden overigens zeer snel heropgebouwd. De kerk werd vergroot maar de toren zou het tientallen jaren lang met een balustrade in plaats van een torenspits moeten stellen. De kosten voor de wederopbouw werden in 1856 op 100.450 fr. geraamd. 1855: Malderen – Hoevebrand in het dorp: schuur, stal, oogst en paard verloren. 8 september 1855 - Proces verbael van afbranding eener schuer, peerdstal en gedeeltelijke wooning met oogst, een peerd en boerenalaem. Het jaer 1855 den achtsten september om acht en half uren des avonds, wij Emanuel Verdoodt, schepen gedelegueerden ambtenaer van politie der gemeente Malderen, arrondissement Brussel, ons bevindende in mijn wooning alhier in het dorp, ziende eene klaerte, opendoende bemerkten wij het geloop der toesnellende persoonen, en er ontstond een hevigen brand te midden van het dorp. Ter plaetse aengekomen, bevolen wij aen de omstaenders alle hoegenaemde poogingen en middelen aen te schaffen voor de hevigheid van den brand te stillen, welke aenvang genomen had aen de schuer der weduwe Joos, en welk gebouw hare geheelen oogst inhield. Daer er geene hoegenaemde middelen overbleven de gemelde schuer te blusschen of aen de prooi der vlammen te onttrekken hebben wij aenstonds in onze hoedanigheid als politie ambtenaer zulkdanige bevelen gegeven als de nood vereischte voor de voortzetting van dien hevigen brand te beletten en voorkomen, zoodanig, dat bij de edelmoedige hulp der inwoonders dezer gemeente en omliggende, de veiligheid der aenpalenden en omtrent staende wooningen en verdere gebouwen om twaelf uren des nachts verzekerd waren. Ten einde dan de oorzaek van dit ongelukkig voorval te kennen hebben wij voor ons doen verschijnen: 1) Isabella Cooremans, weduwe Augustinus Joannes Joos, landbouwster en winkelierster woonende alhier in het dorp, dewelke ons verklaert dat zij om zeven uren des avonds in den koeistal was geweest, alsook hare dienstmeid, dat zij dan na hun avondmael genomen te hebben binnen ’s huis een zoodanig gedruisch hoorde en zij met hare meid en kinderen kwam buiten geloopen en zij vernamen dat hunne schuer in den brand stond. Zij verklaert ons geen hoegenaemde vermoedens te hebben en verzekert ons de oorzaek van dit ongelukkig overkomene brandgeval niet te kennen. Zij verklaert ook dat hare meubelen, beestialen, oogst en andere huishoudelijke voorwerpen niet tegen brand verzekerd zijn. Alleenlijk is haer woonhuis en het gebouw der schuer tegen brand gewaerborgd, het eerste voor de som van drij duizend francs en het tweede voor de som van vijfhonderd francs, door de Brusselsche maetschappij de Phenix, gevestigd Parochianenstraet n° 9. 2) Ludovicus Van Hoorebeeck, oud 27 jaren, dienstbode bij de gemelde weduwe Joos, verklaert dat hij des namiddags om drij uren het peerd nog had gevoederd en dan was uitgegaen volgens zondagsche gewoonte, dat hij om acht en half uren des avonds in de herberg van Van Veer, herbergier alhier aen het dorp, was gekomen. Komende alsdan uit de Smisstraet ter herberg van Peer Frans Vertongen dezer gemeente, en aldaer met andere persoonen heeft vernomen dat hunne schuer in brand stond. Hij verklaert geen hoegenaemde vermoedens te hebben noch de oorzaek van dit ongeval niet te kennen. 3) Coleta De Potter, oud 33 jaren, dienstmeid bij de gemelde weduwe Joos, verklaert zoo als haer meesteresse dat zij om zeven uren ’s avonds in de stal waren geweest en na gezamentlijk met de kinderen te hebben geeten, zij op het gedruisch waren buiten geloopen en dan vernamen dat hunne schuer in brand stond. Zij heeft geene presomptie noch kent de oorzaek van dit ongeluk niet. De schade door dezen brand veroorzaekt is begroot als volgt: 1) Voor den generalen oogst twee duizend drij honderd francs 2300 2) Het peerd verbrand, geschat zes honderd francs 600 3) Alle de boerenhalam op achthonderd francs 800 4) Het gebouw der schuer en peerdestal op duizend francs 1000 5) De koeistal, en de schade aen het woonhuis op twee duizend francs 2000 Tezamen 6700 francs. 29
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
Tussen 1855 en 1881 hebben we in het archief van Londerzeel geen verslagen van branden teruggevonden. Misschien zijn ze wel in een brand verloren gegaan, wie zal het zeggen? Uit de krantenverslagen leren we echter dat de Londerzeelse pompiers ook in deze periode hun splinternieuwe materiaal goed konden gebruiken. 1856: Uit ‘La Nation’ van 21 juli (vertaald): In Londerzeel zijn deze week drie huizen de prooi der vlammen geworden. Er wordt niet vermeld wie de eigenaars of bewoners van die huizen waren of waar ze lagen. Mogelijk geven de kadastrale leggers ons wat meer informatie. Daaruit leren we dat in 1859 volgende drie door brand vernielde huizen heropgebouwd werden: Plaats Heide Heide Dorp
S B B E
Nr. 121a 121b 152a
Jaar * 1859 1859 1859
Heropbouw na brand Heropbouw na brand Heropbouw na brand
Eigenaar Moortgat Petrus Severinus Moortgat Michael Cauwenbergh Lodewijk
Voor de gemeenten Malderen en Steenhuffel hebben we nog wel een paar verslagen in het archief gevonden. 1857: Malderen – Twee huizen en melkkoe prooi der vlammen in de Mattestraat. 27 juni - Proces verbael van afbranding van twee woningen met meubel, oogst, halam, eene melkkoei, enz., gestaen in de Mattestraet. Het jaer 1857 den 27sten Juny, om acht uren des avonds, wij Emanuel Verdoodt, schepenen gedelegueerden ambtenaer van politie, berigt zijnde dat er in de Mattestraet alhier plotselings eenen brand was ontstaen, hebben ons aenstonds ter plaetse begeven en aldaer zijnde wij hebben bemerkt dat de woonhuizen Van Eleutherius Heremans en van Petrus Josephus Brusselmans, beide arbeiders, met alle hetgene dezelve inhielden, halam, oogst en eene melkkoei, de prooi der vlammen waren, en aengezien er hoegenaemd geene middelen overbleven tot het redden van eenige voorwerpen, hebben wij alle maetregelen bijgesteld en aengewend voor de voortlooping van dien brand te beletten. Ons onderrigtende nopens de oorzaek van den ontstanen brand verklaren ons de voornoemde Heremans en Brusselmans, dat zij allen afwezig waren, den eersten arbeidende op zijn land terwijl den brand was ontstaen, en den tweeden bevond zich met zijne vrouw en drij kinderen in het Buggenhoutbosch, vernemende slechts het ongeluk toen zij nabij hunne gemelde wooningen kwamen toegeloopen, indervoegen dat de oorzaek der uitbarsting van den gezegden brand geheel onbekend is en alleenlijk aen een ongeluk en ongekend voorval is toe te schrijven. De beide wooningen met meubelen en de melkkoei zijn tegen brand gewaerborgd door de maetschappij “De Phenix“, den eigendom ten name Heremans voor de somme van elf honderd francs, en degenen ten name Brusselmans voor de somme van dertien honderd francs. En aengezien er niets hoegenaemd is gered dan eenig geld werd de schade door gezegden brand veroorzaekt gewaerdeerd ten beloope de 2 verzekerings-sommen voorschreven en dus op twee duizend vier honderd francs. 1858: Malderen – 800 mutsaarts te vroeg in brand op de Molenheide. 9 februari - Proces verbael van afbranding van een wagenhuis met 800 mutsaerts. Het jaer 1858 den negenden Februari, om zes en half uren des avonds, wij Emanuel Verdoodt, schepenen doende fonctie als politie ambtenaer, vernomen hebbende dat er alhier op de Molenheide eenen brand was onstaen, hebben ons aenstonds ter plaatse begeven vergezeld van eene menigte volks en aldaer aengekomen zijnde bestatigd dat het wagenhuis, toehoorende aen Franciscus Van Nimmen, landbouwer in deze gemeente, de prooi der vlammen was geworden met 800 mutsaerts, zonder - door hulp en bijstand der toegesnelde persoonen - iets verders hoegenaemd te hebben gehinderd noch beschadigd. Den eigenaer verklaert ons geene hoegenoemde vermoedens omtrent de oorzaek van den ontstanen brand te hebben, welke zij slechts hadden bemerkt toen de vlam des vuers alreeds te 30
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
verre had toegenomen. De schade door voormelden brand geleden werd begroot op eene totale som van 290 francs. Niets dier verbrande voorwerpen was tegen brand gewaerborgd.
Zelfs met Google is geen treffelijk prentje van een Mutsaart te ontdekken. De mensen kennen dat woord niet meer. Daarom hiernaast, een mens van vroeger met een mutsaart of een takkenbos op de rug.
1858: Malderen – Hoeve, oogst en kleinvee afgebrand in de Smisstraat, aanpalend huis beschadigd. Buren voorkomen nog erger. 10 februari - Proces verbael van afbranding eener woning met schuer, stalling en meubel, alsook van schade bij gedeeltelijke afbranding eener aenhechtige wooning met meubel te Malderen in de Smisstraet. Het jaer 1858 den tienden February, ten zeven uren des morgens, wij Joannes Baptista Van den Bossche, burgemeester en ambtenaer van politie der gemeente Malderen, vernomen hebbende dat er in den gepasseerden nacht alhier in de Smisstraet eenen brand was ontstaen, hebben ons aenstonds ter plaetse begeven en bestatigd dat de wooning met schuer en stalling, bewoond en toebehoorende aen Jan Baptist Willockx-De Velder, landbouwer, met alle zijne meubelen, gedeeltelijken oogst, en twee geiten en zes konijnen de prooi der vlammen was geworden, en dat het woonhuis toehoorende en bewoond door Francis De Wachter, ook landbouwer, ’t welk aen den eerstgenoemde wooning is vastgehecht, merkelijk door gezegden brand was beschadigd en verbrand, als ook een gedeelte graen strooi en huismeubelen. Dit laetste gebouw vertoont de dapperheid met welke de inwoonders deze gemeente, die tot hulp en blussing waren toegesneld, hebben gearbeid en eindelings de vlammen des vuers overmeesterd met belet van deszelfs voortzetting. Ons verders onderrigtende nopens de vermeende of gekende oorzaek van dezen brand verklaren ons de genoemde Francis De Wachter en Willockx dat zij allen in de volle rust slapende plotselings om elf en half uren des nachts door het gedruisch, de hitte en de klaerte ontwaekten en zij alsdan bemerkten dat de schuer en stalling van hem, Willockx-De Velder, in den vollen brand stond, en dat de hevigheid des vuers niet toeliet eenig voorwerp te kunnen redden welk aen hem Willockx toehoorende. Zelfs dat dezen laetsten zijne kinderen door de vlammen des vuers heeft gered van eene onvermijdelijke dood, bij gevaer zijns levens, zijnde op verschillige 31
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
plaetsen des lichaems en bijzonderlijk het aengezicht verbrand en gewond, alsook den genaemden Benedictus Spittaels, die zich heeft uitgemunt in het aenmoedigen van ’t volk tot blussing bij gevaer zijns leven zelfs. Er bestaen geene vermoedens en de oorzaek des ontstaenen brand is ongekend. De voorschreven wooningen met oogst en meubelen waren tegen brand gewaerborgd door de Brusselsche maetschappij der “Vereenigde Eigenaers” te weten: 1) Degene ten name Willockx-De Velder, voor eene totale somme van 1500 francs, op welke somme de onstane schade werd begroot, en 2) Degene ten name De Wachter op de somme van 2200 francs, waer van de geledene schade werd begroot op de somme van 355 francs. 1858: Malderen – Huis van barbier afgebrand in het dorp. Geiten gered. 13 oktober - Proces verbael van afbranding van het woonhuis met meubelen toebehoorende aen Joannes De Keersmaecker te Malderen. Het jaer 1858 den veertienden October ten acht uren ’s morgens, wij Joannes Baptista Van den Bossche, burgemeester ambtenaer van politie der gemeente Malderen, onderrigt zijnde dat er gisteren avond omtrent negen uren, alhier aen het dorp enen brand was ontstaen in de wooning van Joannes De Keersmaecker, koopman in hout en barbier, hebben ons heden morgend aenstonds ter plaetse begeven en bemerkt dat gezegd woonhuis geheel de prooi der vlammen was geworden, met bijna allen het meubel, een groot deel eiken duimberd, duigen, vlegels, twee houtzagen, snijmes en verderen halam, kleederen, lijnwaed, beddegoederen en verder huismeubel, alzoo ons door De Keersmaecker werd verklaerd, die ons echter bevestigt de oorzaek dier ontstane brand niet te kennen noch geene vermoedens te hebben, want zij gisteren avond allen om zeven en half uren slapen gegaen zijnde, omtrent negen uren door hunnen zoon Mauritius werden ontwaekt die door den hevigen damp ontwaekt zijnde was opgesprongen roepende ‘t brand, het brand; dat hij, De Keersmaecker, uit zijn bedde springende door het venster buiten was gesprongen en dan eerst bemerkte dat het zijne eigene woonst was waeraen den brand was onstaen, tot blussing van welke er dan een aental inwoonders kwamen toegeloopen, bij hulp van welke er slechts eenig meubel en drie geiten zijn gered geworden. Voornoemden De Keersmaecker verklaert dat er boven de gemelde voorwerpen alnog in den brand zijn verbleven eene somme van 412 francs waervan 400 francs in bankbiljetten, ieder van 100 francs, een stuk van 5 francs, twee stukken van 2 francs, en het overig in enkel francs zilvere munt. De schade door gemelden brand ontstaen werd begroot op eene gehele som van 3500 francs. Het afgebrande gebouw met meubel en huisraed waren tegen brand gewaerborgd door de Brusselsche maetschappij op premies St. Michel, gevestigd op de Warandeberg, voor eene waerde van 3000 francs. Volgens verder genomene inlichtingen nopens den ontstanen brand, waervan de oorzaak ongekend is, vermoed men dat denzelven zich door de schouwpijp moet hebben veropenbaerd, aengezien de vlam eerst en hevigst in het midden van het dak dier woonst is bemerkt geweest. 1859: L’Indépendance belge, 24 februari 1859 (Vertaald): Op 21 dezer heeft het in Londerzeel hevig gebrand. Een huis, eigendom van de heer Callewaerts, landbouwer, is samen met de inboedel de prooi der vlammen geworden. Kadaster, Londerzeel: Plaats Grote heide
S B
Nr. 285
Jaar * 1859
Heropbouw na brand
32
Eigenaar Caluwaerts Gerard en Jan Baptist, landbouwers
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
1859: Steenhuffel – Grote brand in het Dorp. Voorkomt de brandspuit van Merchtem een ramp? Het volgende verslag komt niet uit het gemeentearchief maar uit de Aalsterse krant “den Denderbode” van 28 augustus. ‘‘het Handelsblad’ had herty al op 20 augustus geschreven: “Men schrijft ons uyt Steenhuffel: Nauwelijks is het tien dagen geleden of wij hebben hier te Steenhuffel (Braband) wederom eenen ijsselijken brand te onderstaen gehad. Drij huizen zijn er (op 14 augustus) tot den grond toe afgebrand en een vierde gedeeltelijk beschadigd. Zonder de ons toegebragte spuyt uyt Merchtem, waren de kerk, de pastorij, het klooster, de hoeven en andere wooningen van den dorpkring insgelijks verslonden. Het ware beter te wenschen dat elke gemeente van eene spuyt voorzien ware. Men heeft in onzen provintialen raed van Braband de inrigting van omnibusdiensten voorgedragen; maer beter ware het subdidiën te geven gelijk men het zeer wel in den provintie raed van Henegauwen dees jaer voorstelde, aen gemeenten welke geene bluschtuygen bezitten, zoo als met Steenhuffel, Wolverthem, Lennick en andere gemeenten het geval is. De omnibussen dienen alleen voor de rijcken; de brandspuyten integendeel zouden dienen tot nut van ’t algemeen, dat is voor rijk en arm.” Over de brand van 10 dagen eerder, waarnaar in deze krant verwezen wordt, hebben we niets gevonden. Overigens valt het te betwijfelen of de brandspuit uit Merchtem echt grote diensten bewezen heeft. In het archief van de gemeente Steenhuffel vonden we volgend document: Steenhuffel den 30 september 1859 - Het collegie van burgemeester en schepenen aen de heeren borgemeester en schepenen der gemeente te Merchtem. Bij brief in dato 17 augustus laatstleden hebben ue ons te kennen gegeven dat de brandspruit en andere voorwerpen dat ue ter onze beschikking hadden gesteld om den brand te overweldigen die alhier was ontstaen op den 14 derzelfde maend, op haere terugkomst beschadigt is geworden en dat ue verpligt zijt dezelve onmiddellijk te doen herstellen en dat vervolgens (be)tamelijk is dat de voorhandige herstellingskosten door onze gemeente gedraegen worden. Het is bij misgrijp dat ue beweert dat uwe brandspruit is beschadigd geworden gedurende den voorschreven brand daer het kan bewezen worden door getuigen dat zij in eenen zeer slechten staet alhier is aengebracht geweest, zoodaenig dat zij schiers buiten dienst was, doch zijn wij niet te buiten van voor een weinig in haere herstellingskosten te deelen.
33
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
We weten niet van wie de drie vernielde huizen waren. Ze lagen tussen de kerk en de pastorij, waarschijnlijk tegen de afspanning den Hoorn, en recht tegenover het splinternieuwe klooster. Minstens één ervan moest dringend heropgebouwd worden. Al op 31 augustus vroeg het schepencollege aan gravin de Lalaing, de eigenares van de goederen van Diepensteyn, om hiervoor op haar eigendom bomen te mogen kappen. Mevrouw de Lalaing was evenwel op reis en haar rentmeester, Charles Hahn, had niet de volmacht om die toelating te mogen geven. Het zal vermoedelijk wel in orde gekomen zijn. 1861: De volgende bedenking komt uit het dagboek van de Londerzeelse onderpastoor Geboers: "Gedurende het jaar 1861 en de twee voorgaande jaren is het grootste deel der oude huizen en hutten op de Heide van Londerzeel en ook op sommige andere gehuchten afgebrand. Branden is te Londerzeel geen nieuws meer. Bijna al de afgebrande huizen waren tegen brand verzekerd en worden veel schooner en beter en in steen heropgebouwd." Geboers heeft geen namen en data doorgegeven; en elders heb ik ze ook niet gevonden. Vroeger wisten de mensen en ook de journalisten noch dat er dingen waren die men beter verzweeg. Jaar 1865 (januari tot en met december: geen enkele brand in Steenhuffel. Van 1 september 1866 tot 31 augustus 1667: geen branden in Steenhuffel. 1867: Malderen – Uit ‘Journal de Bruxelles’ en ‘l’Indépendance Belge’ van 15 februari 1867 (Vertaald): Maandagavond 11 dezer werd het huis, eigendom van de heer Clymans uit Elsene en bewoond door notaris Kips, te Malderen, samen met de inboedel en de juwelen door een brand volledig in de as gelegd. Gelukkig konden alle notariële documenten worden gered. De eigendom was verzekerd bij de Compagnie St.-Michel voor een bedrag van 16.500 fr. Julien Philippe Kips hield het na deze brand in Malderen voor bekeken en verhuisde naar Wolvertem. Tot 1888 was hij daarna achtereenvolgens nog notaris in Sint-Joostten-Node en Brussel.
In de jaren 1868 en 1869 (januari tot en met december): geen branden in Steenhuffel. 1870: Steenhuffel – Schuur en paardenstal afgebrand in de Boschkant. Paard gered, ‘t kalf niet. Pro Justitia (vertaald) - Vandaag 24 november 1870, om 6 uur ’s morgens, vernamen wij, Pierre Antoine Mertens, burgemeester, door het algemeen gerucht dat er brand was uitgebroken bij pachter De Mol Charles, wonend in Steenhuffel op den Boschkant. Wij hebben ons onmiddellijk daarheen begeven en daar gekomen zijnde hebben wij inderdaad gezien dat de schuur en de paardenstal van De Mol in brand stonden en volledig door de vlammen werden verwoest. Het is te danken aan de actieve hulp van de geburen en de inwoners die gevolg gaven 34
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
aan de oproep van het bestuur om het vuur te blussen, dat de woning en de stal niet de prooi der vlammen zijn geworden. Volgens de uitleg van de eigenaar is het vuur in de paardenstal ontstaan die in steen was opgetrokken en met pannen bedekt en heeft het zich vervolgens verspreid naar de schuur, 1/3 gebouwd in leem en 2/3 in steen, maar volledig bedekt met pannen. De oorzaak van de brand is nog niet bekend. De schade aan de paardenstal wordt geschat op 4500 fr., en bestaat uit het gebouw, 2000 kg. hooi en een kalf. De schade aan de schuur wordt geschat op x fr. en bestaat uit tarwe, ongedorste haver, 60.000 kg. aardappelen, paardentuig, onbewerkt vlas (geschat op fr. 450), de kleren van 2 der zonen, strooisel, etc. Alle gebouwen zijn verzekerd bij de maatschappij “de Schelde . Hetzelfde verhaal in ‘l’Indépendance Belge’ van 29 november 1870 (vertaald): Onlangs heeft het tamelijk erg gebrand te Steenhuffel in het gehucht Bosch Kant, op de hoeve van de heer Charles Demol. De brand begon omstreeks 6 uur ’s morgens in de paardenstal en verspreidde zich snel naar de andere stallen, de schuur, enz. Een rund en kippen zijn omgekomen in de brand die ook de oogst heeft vernield en een deel van de gebouwen en gereedschap om de grond te bewerken. De schade wordt geschat op 10.000 fr. Men weet absoluut niet hoe de brand is ontstaan, maar men meent toch te mogen geloven dat het per ongeluk was. De schade wordt gedekt door een Antwerpse verzekeringsmaatschappij. 1872: Steenhuffel – Nachtbrakers doven beginnende brand op de Heerbaan. Op 25 maart, om 1 uur ’s morgens, begon de schuur van herbergier Pieter Jan Van Opstal in het Dorp (langs de Heerbaan naar Merchtem) te branden. Ondanks het uur werd de brand vlug opgemerkt en kon hij snel door de buren worden geblust. De schade werd geschat op 80 frank. Men vermoedde dat de brand ontstaan was doordat een sigaar of brandende pijp onvoorzichtig tegen de schuurpoort was uitgeklopt. Tussen die poort en de dorpel was er immers door vermolming een gat met een diameter van 40 cm. ontstaan en de eigenaar had dat opgevuld met een bussel stro die in brand was gevlogen. De eigendom was verzekerd bij de maatschappij “l’Union Belge”. Wij vragen ons af wat al dat volk in het midden van de nacht nog op straat liep te doen. We weten wel dat het Palmzondag (de zondag voor Pasen was). Of was dit misschien toch geen onschuldig ongeluk? Later dat jaar, op zondag 8 december, probeerde iemand brand te stichten bij de 25-jarige metser Hendrik Van Opstal, door een brandende vod op een stok door de schuurpoort te steken. In die schuur was gans de week vlas gezwingeld en de resten daarvan vormden in principe een mooie prooi voor de vlammen. En tijdens de voorbije Allerheiligenkermis had iemand geprobeerd om de hierboven genoemde Pieter Jan Van Opstal te “vergiftigen” door solferstekjes in diens bronput te gooien. Er was een verdachte, maar omdat er niks bewezen werd gaan we zijn naam niet noemen. We willen alleen verklappen dat het een houtzager was. 1873: Steenhuffel – Huis van kuiper op de Elst afgebrand, ander huis beschadigd. De brandspuiten van Londerzeel en Merchtem worden ingezet. Op 6 oktober, om 11 uur in de voormiddag, begon het te branden in het huis van kuiper en landbouwer Leopold Wouters op de Elst. De burgemeester werd verwittigd, begaf zich ter plaatse en organiseerde de bluswerken. Ofschoon alle buren gewillig meewerkten en hard hun best deden konden ze niet vermijden dat ook het aanpalende huis van de weduwe van Karel Van Aken, dagloonster, serieuze schade leed. Bij Wouters werden huis, schuur, stal en meubelen vernield. De schade werd geraamd op 4200 fr. Alles was bij de Belgische Vereeniging verzekerd voor 4800 fr. 35
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
Bij Van Aken leden huis en stal een schade van 900 fr. Alles was bij de Belgische Vereeniging verzekerd voor 1000 fr. Het verslag van de burgemeester geeft nog bijkomende informatie: “De brand is begonnen aan de schuur van Leopold Wouters, om 11 uren voormiddag. De brand heeft aanstonds uitbreiding genomen aan het dak hetwelk strooi was en onmiddellijk den oogst, en zoo gekommunikeerd aan de woning van Wouters en verders aan die van de weduwe Charles Van Aken die was gehecht aan degene van Wouters. Men heeft de naburige huizen kunnen bevrijden toen de brandspuiten van Londerzeel en Merchtem (kwamen). De inwoners hebben alle middelen (aangewend) om de vlammen te overwinnen. Deze gebouwen waren gedeeltelijk gebouwd in leem en steen en gedekt in strooi en pannen. De eigenaars zijn brave lieden, kennen geene vijanden en men heeft geene verdachting. Men schrijft de oorzaak toe aan ongeluk.” Waarschijnlijk waren de beleidsmensen van Steenhuffel door hun afhankelijkheid van de brandweer van Merchtem en Londerzeel zodanig gegeneerd dat de aankoop van een brandspuit tijdens de eerstvolgende begrotingsopmaak (dus in oktober 1874) besproken werd. Daarbij werd vastgesteld dat Steenhuffel nu echt wel een eigen pomp nodig had, maar het zou nog 4 jaar duren voor men het geld daarvoor had bijeen gespaard. 1878: Steenhuffel – Op 18 maart 1878, om 4 uur in de ochtend, brak er brand uit in de schuur van pachter Pieter Jozef De Boeck. Geen verdere informatie. 1881: Steenhuffel – Kippen blijven in herbergbrand op de Heide. Op 7 januari, om 5u30 ’s ochtends, begon het te branden bij herbergier Frans De Bont op de Heide. Toen de bewoners wakker werden waren de vlammen al overal en het huis met al de meubelen, evenals het graan en de kippen gingen verloren. Alleen de koe kon worden gered. Huis, meubelen, oogst en dieren waren voor 2200 fr. bij de “propriétaires réunis” verzekerd. De schade werd geschat op 2100 fr. Het gezin De Bont was van goed gedrag en er wogen geen verdenkingen van brandstichting op hen, noch op iemand anders. Aangenomen werd dat de brand in de schouw ontstaan was. 1881: Londerzeel - In januari of februari 1881 brandde de olieslagerij Verspreet volledig af. Het proces-verbaal werd opgesteld door de gendarmerie van Wolvertem en werd daarom niet in het Londerzeelse archief bewaard. 1881: Londerzeel - In de nacht van 3 op 4 juni brandde het in het Dorp bij Jan Baptist Stevens. 1882: Londerzeel – Drie lichtgewonden in de molen Augustijns. Op 8 maart, rond 1 uur ‘s namiddags, deed er zich een ontploffing voor in de fabriek van de heer Edward Augustijns (bloem- en oliemolen), waarna een kleine brand ontstond. Drie arbeiders werden licht gewond. De materiele schade werd geraamd op 20.000 fr. De fabriek, die een stoomketel had, was verzekerd tegen brand en ontploffingsgevaar. 1883 en 1884: wellicht geen grote branden in Londerzeel. 1885: Londerzeel – Te veel risico’s genomen bij de afbraak van een schouw? Op 10 augustus, om 4 uur in de namiddag, kwam Elisabeth Kerremans, de vrouw van Louis April, aangifte doen dat dezelfde voormiddag, tussen 11 en 12 uur, in haar huis brand was uitgebroken. Louis April was bezig een schouw af te breken om een kleinere te bouwen. Toen zij rond de middag op de zolder ging kijken hoever Louis en hun zoon Frans met dit werk gevorderd waren, merkte zij hoe de vlammen boven een deel van de graantas uitsloegen. Het gebouw was verzekerd bij La Belgique voor een waarde van 4.000 fr. De meubelen waren verzekerd bij Securitas voor een waarde van 1.500 fr. 36
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
1885: Londerzeel - Op 18 september 1885, rond 9 ½ ‘s avonds, brak er brand uit bij de Louis Blommaert op Sneppelaar. De huisbewoners, die al gaan slapen waren, werden uit hun bed gehaald door Charel Blommaert, Frans Van Eeckhout en Jacques Verhoeven, die in een gemeenschappelijke slaapkamer sliepen die tegen het huis was aangebouwd en waar het vuur was ontstaan. 1886: Londerzeel – Cossaarderij in de Meerstraat afgebrand. Op 27 juli kreeg burgemeester Petrus Van Assche bezoek van landbouwer Petrus Joannes Van Baelen uit de Meerstraat, die de volgende verklaring aflegde: “Gisteren 26 juli, rond 10 h 30 ‘s avonds, was ik in de herberg van Ferdinand Kerremans, ongeveer 100 meter van mijn huis. Toen ik naar buiten ging om een natuurlijke behoefte te doen, merkte ik dat het dak van mijn huis, bestaande uit een woning met kleine stal en aanhankelijkheden, in brand stond. Ik riep onmiddellijk om hulp. Maar de brand was reeds zeer hevig en bij gebrek aan water kon hij niet voldoende bestreden worden. Binnen korte tijd was het hele huis, voor één vierde gebouwd in leem en hout en bedekt met pannen, de prooi der vlammen geworden. Gebouw en meubelen waren verzekerd bij de maatschappij F.R. voor een bedrag van 1850 fr. Alles werd vernield en de schade wordt geschat op 2000 fr.” Van Baelen verklaarde dat hij niemand van opzettelijke brandstichting verdacht. Het zal dan ook wel louter toeval geweest zijn dat, een goede maand eerder, namelijk op 5 juni, zijn gebuur Jan Baptist Cleymans tegen hem klacht had ingediend omdat hij (Van Baelen) Cleymans verweten had dat die zijn eigen huis had in brand gestoken.
Tussen 1 september 1887 en 31 augustus 1888 zijn in Steenhuffel twee schuren in de vlammen opgegaan. We hebben geen details. 1888: Londerzeel – Twee aanpalende huizen vernield op Sint-Jozef. Op 22 maart, rond 13 uur, merkten Jean Van Muylder en zijn vrouw Marie Caluwaerts hoe grote rookwolken uit het dak kwamen bij hun geburen, het echtpaar Egide Verbruggen en Joanna Vleminckx, voddenkopers op Sint-Jozef. Op dat moment was vrouw Vleminckx bij haar zuster, die eveneens in de buurt woonde en de brand ook had gemerkt. Een andere gebuur, de 75-jarige landbouwer Joannes Schellemans, die op zijn veld aan ‘t werken was, merkte bovendien hoe de vlammen oversloegen naar zijn eigen huis dat tegen dat van Verbruggen-Vleminckx was gebouwd. In één uur tijd waren beide woningen in de as gelegd. 37
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
Het huis van de echtelieden Verbruggen-Vleminckx was verzekerd bij de Schelde voor 4000 fr. Een groot deel van de meubels, koopwaren en plantpatatten ging mee verloren. Huis en inboedel van Joannes Schellemans waren verzekerd voor 2960 fr. Ook hier bleven een aantal meubelen, het beddegoed en de aardappelen in de brand. 1888: Londerzeel – Brand in hoeve op Ursene. In de nacht van 29 op 30 april, rond 11 uur, ontstond er brand nabij de schouw op de zolder van de woning van Jozef De Bondt, een landbouwer op Ursene. Toen deze wakker werd sloegen de vlammen al door het dak. Alleen een rund en een paar meubelen konden worden gered. Huis en inboedel waren bij de Schelde verzekerd voor een waarde van 4500 fr. “Zondagnacht,” berichtte ‘Het Land van Aelst’ op 6 mei, “is te Londerzeel afgebrand het huis van Jan Bondt en kinderen, rond middernacht. Alles is erin gebleven”. Je mag de kranten niet altijd op hun woord geloven. 1888: Londerzeel – Wind wakkert vlammen aan: 2 huizen afgebrand in de Meerstraat. Rund verkoold. Op 12 mei was Jacob Cloots, landbouwer in de Meerstraat, zo’n 50 meters van zijn woning op het veld aan ‘t werk toen zijn geburen Jean Verschueren en Amand van Moer hem kwamen verwittigen dat het bij hem brandde. De vlammen sloegen al door het dak. Zijn vrouw was in huis en had nog niets van de brand gemerkt. Het vuur verspreidde zich zo snel en met zo’n hevigheid dat er niets meer kon worden gered; de meubelen werden vernield en een rund kwam om. Ook deze brand was ontstaan op zolder, naast de schouw. Omdat het fel waaide werd ook het huis van zijn gebuur Charles Tourné, half gedekt met pannen en half met stro, volledig door het vuur verwoest. De huizen waren allebei verzekerd bij La Belgique, het ene voor 2900 en het andere voor 3000 fr. Alleen de dappere hulp van de geburen en de inzet van de pompiers konden voorkomen dat er nog meer woningen verloren gingen. 1888 en vroeger: Londerzeel – In de kadasterboeken zijn enkele andere sporen van nog niet gedocumenteerde brandmiserie terug te vinden. Hieronder een samenvatting. Plaats Oudemanstr. Pluimennest Heide Diepenbroek Stuikberg Heideveld Moorhoek Weverstraat
S
Nr.
Jaar *
Eigenaar
D
221
1860
Heropbouw na brand
Willems Aloys de Gonzaga
E B
555 150
1860 1866
Heropbouw na brand Heropbouw na brand
Bruzetto, notaris De Decker-Cnapelinckx
G B C
166 427a 519
1866 1869 1872
Heropbouw na brand Heropbouw na brand Heropbouw na brand
Van der Goten Frans, dagloner De Borger-Van Assche Jan en Teugels Jozef De Decker-Van Geel, De Decker-Van Caesbroeck, Van Hoeck-Verholen
G
35-2
1873
Heropbouw na brand
weduwe Peeters J.B. en Bruggemans-Peeters
D
321
1888
Heropbouw na brand
Van Ingelgem Jan Victor
* Opmerking: dit is het jaar waarin de wederopbouw in de kadasterboeken ingeschreven werd. Gemiddeld moet de ramp één tot drie jaar vroeger worden gesitueerd.
1889: Londerzeel - De Patattestraat was, zoals we zagen, ongetwijfeld één van de meest brandonveilige straten van Londerzeel. Het heeft er zelfs nog meer gebrand dan in de annalen werd opgetekend. Ook bij Florent Mertens moet de brandhaan immers hebben gekraaid aangezien zijn buurvrouw Filomeen Van Aken (de vrouw van Jos Reyniers) hem, en nog wel in het bijzijn van Joannes en Henri Van Zaelen, op 25 juli 1889 verweet dat hij zelf zijn huis in brand had gestoken. Dit eventuele misdrijf is echter niet bewezen en bovendien verjaard. 38
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
1889: Malderen – Bliksem slaat in in de Mattestraat. De nacht van zondag 2 op maandag 3 juni hielden stormen, onweders en hagelbuien vreselijk huis in een groot deel van West-Europa. In Frankrijk hadden de champagnevelden zwaar te lijden, in Antwerpen vielen hagelbollen zo dik als een duivenei... en in Malderen werd, aldus de Aalsterse kranten “den werkman” en “Het land van Aelst” een huisje in de Mattestraat door de bliksem in brand gestoken. 1889: Malderen – Man door de bliksem getroffen en overleeft. Amper 5 dagen na het vorig ontij, op vrijdag 7 juni, hield het onweer weer lelijk huis in grote delen van het land. In Gent moesten de fabrieken stilgelegd worden en overal was de schade groot. In Malderen sloeg de bliksem, vermoedelijk een bolbliksem, in. Het vuur dat hierop ontstond kon gelukkig snel geblusd worden, maar er was nog iets anders aan de hand. “Het Land van Aelst” rapporteerde daar op 16 juni het volgende over: Te Malderen, ook op dien wreeden vrijdag, viel de bliksem in ’t huis van M.J. De Boeck en sloeg er in de keuken bijna g’heel den pottekarrie in gruis; dan ging hij verder, sloeg mijnheer De Boeck en wierp hem in eenen hoek der herberg, terwijl de kinders riepen: “Och, vader is dood!...” Maar vader stond op en was ongehinderd! Van 1 september 1888 tot 31 augustus 1889: geen enkele brand in Steenhuffel. 1889: Londerzeel – Petroleumlamp veroorzaakt brand bij schoenmaker op Stuikberg. Jozef Schellemans was schoenmaker op Stuikberg. Om 4 uur in de ochtend van de 22ste november ontstond er brand op zijn zolder. Deze keer ging het niet om een schouwbrand maar was het vuur ontstaan “door het afvallen van het onderste deel van eene brandende petrol-lanteern”. Alle pogingen die Schellemans ondernam om de vlammen te doven bleven zonder resultaat. Zijn buurvrouw Colette Vanderstocken werd wakker van het geraas en ging onmiddellijk een andere gebuur, Pier Jan Hermans, uit zijn bed kloppen om te helpen blussen. “Maar,” aldus deze Hermans, “Als ik daar kwam zag ik het huis bijna in volle vlam en om te blusschen waren er geene middelen.”. De woning en een groot deel van de meubelen werden vernield. Ze waren voor een globaal bedrag van 3300 fr. verzekerd bij Jan Frans De Bondt, die een agentschap had van de Assurances Générales, het huis 2000 fr. en de meubels 1300 franken. De schade werd op 1900 frank geraamd.
Een petroleumlamp... zo zag er dat uit. En ja, ik weet ook dat het niet erg respectvol en empathisch is om deze inventaris van miserie met plaatsjes te ‘verluchten’.
1890: Londerzeel - De heldenmoed van beenhouwer Pintens (en mannen uit Dendermonde). (Vertaald): “6 augustus 1890, 4 uur namiddag. Toen ik ondergetekende, burgemeester Petrus Van 39
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
Assche, vernam dat brand was uitgebroken bij de echtgenoten De Boeck-Tielemans in deze gemeente, begaf ik mij onmiddellijk ter plaatse. Bij aankomst stelde ik vast dat heel het gebouw, bestaande uit woonhuis, stallen en schuur, reeds door het vuur verwoest was. Het was alleen aan het snelle en energieke optreden van het brandweerkorps van Londerzeel te danken dat een aansluitende woning evenals meerdere nabijgelegen huizen gespaard werden. Ter plaatse heb ik de volgende verklaring genoteerd. Op het moment dat de brand werd ontdekt waren de echtgenoten afwezig op het veld. Al de deuren en ramen van het gebouw waren gesloten. Heel het gebouw en vooral het woongedeelte stond in lichterlaaie. Een kind van ongeveer 7 weken lag alleen in zijn wiegje in de brandende woning. Toen het gehuil van het kind de aandacht van het publiek trok kwam de heer Henri Pintens, handelaarslager te Londerzeel, daar met zijn wagen toe. Hij stopte, sprong uit zijn wagen, drong langs een venstertje van 60 bij 50 centimeters naar binnen in het huis en, trok het wicht uit de reeds brandende wieg. Weinig later stortte de plankenvloer van de zolder naar beneden. Dit is de eensgezinde verklaring van alle getuigen die uitdrukkelijk wensen te verklaren dat Pintens dit kind met risico voor zijn eigen leven heeft gered. Pierre De Roeck, 45 jaren, metser, wonende te Londerzeel, verklaarde in het Vlaamsch:“Ik ben op de plaats van den brand gekomen en heb ook vruchtelooze pogingen gedaan om langs de gewone ingang in het brandende huis te gaan. Ik heb gezien dat Henri Pintens door een venstertje klom van 0,50 breed op 0,60 hoogte en er het kind uit de brand redde. Op dat ogenblik scheen aan de onderkant een begin van brand aan de wieg ontstaan te zijn. Het is met een oprecht levensgevaar dat Pintens het kind redde.” Tot zover de ‘Londerzeelse’ versie. In de Nederlandse krant ‘de Volksstem’ van 27 augustus lazen we het volgende iets ‘aangepaste’ verhaal. Woensdag (6 augustus) ten 2 ure is te Londerzeel een schrikkelijke brand uitgebarsten in een pachthof, gelegen aan den steenweg van Steenhuffel. Nauwelijks was de noodkreet aangeheven, toen twee heeren van Dendermonde, zich toevalliglijk met hun gespan in Londerzeel bevindende, ter plaatse snelden. Verpletterend was het schouwspel dat zich voordeed: de gansche hofstede was vuur en vlam, en eene melkkoe stond nog in den stal. Met veel moeite gelukten vermelde heeren: Alfred Noteris en Jaak Vanderheyden, bijgestaan door Mr. H. Pintens, beenhouwer, erin het versmachtende dier uit den stal te trekken. Aan blusschen viel er niet te denken, daar er geen nabijzijnd water was, en iedereen dacht zijne taak volbracht, toen een noodkreet uit de menigte opsteeg: een kindje van 6 maanden oud lag nog te slapen in zijn wiegje te midden der vlammen. Mr. A. Noteris, niets anders dan zijnen moed en zelfopoffering raadplegende, wierp zich binnen en verscheen weldra met het wichtje in de armen, te midden der toejuichingen van al de aanwezigen. Een goede daad heeft altijd vele vaders... Tussen 1 september 1889 en 31 augustus 1890 brandden in Steenhuffel twee huizen af. We hebben geen details. 1891: Londerzeel – Sint-Jozef, waakt op uw huizen! “Het jaar 1891 den 24 october verschenen François Spiessens-De Bondt en Joannes De BondtSteenackers, die verklaarden: Gisteren avond rond 6 ½, wijl wij binnen aan ‘t eten waren, kwam onverwacht Frans De Coninck, oud 22 jaren, binnen gesprongen om ons bekend te maken dat ons huis aan ‘t branden was. Toen wij buiten kwamen sloegen de vlammen reeds door het dak. De juiste plaats waar ‘t begon is ons onbekend. Vermoedens van brandstichting wegen op niemand doch over omtrent 6 weken stond op eene schuurpoort tusschen ons beide woningen geschreven ‘waakt op uw huizen wilt gij er blijven wonen.’ Wie dit had geschreven is onbekend. Onze woningen en meubelen waren verzekerd bij de maatschappij La Belgique voor de som 40
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
van 1000 fr. voor de woning De Bondt, de meubelen 300. Vlas en kalotten: 200 fr. De schade 1000 fr. De schade bij Spiessens wordt geschat 2000 fr. Petrus Broothaers en Louis De Bondt-De Pauw kunnen getuigen.” Zoiets dus...
1892: Londerzeel - Op 24 januari, ‘s avonds rond 8 uur, terwijl hij om niet gepreciseerde redenen bij weduwe Van Hoeymissen was, werd Joannes Bogaerts gealarmeerd door zijn broer Frans die hem kwam vertellen dat zijn woning aan het branden was. “Ik ben haastig tot huis gegaan,” aldus Bogaerts, “en heb dan bemerkt dat de woning van Joseph De Nuyer, die aan de mijne vast stond, geheel afbrandde.” Het huis van De Nuyer was verzekerd bij La Belgique; de schade werd geschat op 400 fr. 1892: Londerzeel - Op 29 mei rond 11u30 ontstond brand bij Petrus Joannes Caluwaerts op de Heide, en meer bepaald in een gedeelte van zijn boerderij dat als voederplaats werd gebruikt. De eerste getuigen waren Joannes Callaerts-Caluwaerts, herbergier, Frans Janssens van de Hogedreef in Breendonk, en veekoopman Frans Van den Eede. Het afgebrande gebouw was verzekerd bij de maatschappij Helvetia voor 1000 fr. De schade werd op 1200 fr. geschat. In het laatste kwartaal van 1891 of in de eerste helft van 1892 zijn op het gehucht “Boschkant” in Steenhuffel drie kleine huizen afgebrand. Waarschijnlijk gebeurde dat gelijktijdig maar dat is niet zeker. In de tweede helft van 1892 en de eerste helft van 1893 waren er in Steenhuffel geen branden. 1893: Londerzeel – Op maandag 12 juni is een huis afgebrand op den Donkeren Ham, een gehucht dat ik niet ken (bron: de Volksstem van 28 juni 1893). 1893: Steenhuffel – Al twee jaar geen verzekering meer betaald. Het Nieuws van den Dag, 17 augustus 1893: Steenhuffel- Vrijdag morgend (11 augustus), om 9 1/2 ure, is een hevige brand uitgebroken op de Heide, bij den werkman Jan Van de Voorden. Gelukkig heeft men de meubels gedeeltelijk kunnen redden. In minder dan een half uur lag gansch het gebouw in puinen. Het gebouw was vroeger verzekerd, doch de premie was in geen 2 jaar meer betaald geweest, en bijgevolg zal de maatschappij de schade niet betalen. 1893: Malderen – Hoeve, herberg en blikslagerij afgebrand in het Dorp. Op 18 augustus gingen in de Dorpstraat de hoeve van landbouwer Jan Baptist Dierickx en de herberg van de weduwe Snackaert (J.J. De Moor) in de vlammen op. Geen verdere informatie maar op 3 september werden door de gemeente Malderen bouwvergunningen voor de heropbouw afgeleverd. Meer informatie vonden we uiteindelijk dan toch in ‘Het Laatste Nieuws’ en l’Indépendance Belge’ van 22 augustus 1892 en in ‘de Volksstem’, een Hollandse krant, van 13 41
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
september. Die schreven: “Vrijdag avond (18 augustus dus) zijn te Malderen 3 huizen afgebrand. Het vuur, uitgebroken bij den blikslager Duimelinckx, deelde zich mede aan de aanpalende huizen, bewoond door M. Dierickx en de weduwe Snackaert, die alle drie vernield werden. Ook de schuur van weduwe Hermans is beschadigd, en op zeker oogenblik heeft het gemeentehuis, palende aan de woning van Wed. Snackaerts, groot gevaar geloopen, doch de pompiers konden het vuur meester worden. Vrouw Duimelinckx is van schrik ziek geworden en berecht. De schade is zeer groot”. Ik heb niet gevonden wie deze mevrouw Duimelinckx zou kunnen zijn. Op 18 augustus of kort erna is in Malderen echter geen enkele mevrouw gestorven. 1893: Steenhuffel – Klompenmakerij op de Elst afgebrand. Het Nieuws Van Den Dag, 28 november 1893: Vrijdag voormiddag is er brand ontstaan in het huis bewoond door De Caluwé, blokmaker, op de Elst te Steenhuffel. Het gebouw is gansch in asch gelegd. Corneel De Caluwé, geboren te Elversele in 1844, getrouwd met Coleta Vanden Eeden geboren te Malderen in 1847.
1894: Londerzeel – Alleen de bewoners gered bij brand op Sneppelaar. Op 1 januari 1894 verscheen Benoit Van den Eede, werkman, wonende te Londerzeel (Sneppelaar) op het gemeentehuis, die verklaarde: “Op den avond van 30 December rond 8 ½ ure ontstond brand in onze woning, met zulke hevigheid dat het groote moeite kostte om onze kinderen te redden. Er viel aan geen blusschen te denken door gebrek aan water. De woning die verzekerd was bij de maatschappij De Schelde, is gansch vernield. De veroorzaakte schade bedraagt ongeveer 800 fr.” 1894: Londerzeel-Sint-Jozef - Tijdens de nacht van vrijdag 11 mei brandde het huis van Jozef Teugels, koopman in kiekens, en zijn vrouw Rosalie Blommaerts, gelegen in de Patattestraat, volledig af. Deze Jozef zou een kleine drie jaar later op een brutale manier aan zijn einde komen Uit de Volksstem uit Aalst van 20 maart 1897: “Londerzeel - Wat een aardige zaak is dat nu. Eenige boeren werkmans hebben vrijdag op Sint-Jozefs-gehucht in de beek het lijk ontdekt van nen ouderling. Het was met de voeten vastgebonden aen nen staak die van voor in ’t water stond. ’t Lichaam is overdekt met wonden en kneuzingen; waarschijnlijk zal de ongelukkige zich fel tegengeweerd hebben. Het slachtoffer is zekere Jozef Teugels, 63 jaren oud, wonende te Londerzeel. 1894: Londerzeel – Soldaat redt de kinderen van de veldwachter en blust de brand. “Op 14 Mei 1894, 6 uren morgen, was ik Jan Van Muylder, soldaat bij 14 Ligne, permissionaire, op den Steenweg van Brussel-Temsche, toen op ongeveer 120 passen van daar een kind van 10 jaren hulp riep voor brand te blusschen. Er naartoe geheild vond ik op de kelderkamer der woning van veldwachter Caluwaerts een bed dat brandde. In de kamer waar de brand ontstond vond ik een jong kind welk het verstand niet had buiten te gaan en welk ik door de woonst buiten droeg, waarna ik de brand bluschte. Er waren geene andere personen aanwezig dan de twee jonge kinderen van de veldwachter en het voornoemd kind welk om hulp riep. De woning die afbrandde staat op ongeveer 200 m. van de naaste geburenwoning.” 1894: Londerzeel – Brand door blikseminslag. De Franstalige krant ‘le Peuple’ van 10 juli en de Nederlandse krant ‘de Volksstem’, die ongeveer 3 weken achterliep, van 1 augustus 1894 schreven: “Dinsdag ochtend 10 juli (volgens Le 42
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
peuple) of Zaterdag morgen 7 juli (volgens de Volksstem), ten 6 ure, is de bliksem gevallen op het stroo- en steenkolenmagazijn der weduwe Jozef Hermans, te Londerzeel. In een oogwenk stond gansch het gebouw in brand. Het vuur heeft zich meedegedeeld aan de woning der kinderen De Pams. Dank aan de spoedige hulp der pompiers kon de brand beperkt worden. Als dit ’s nachts was gebeurd had het hele dorp kunnen branden” 1894: Londerzeel - Nog in 1894 deed zich een brand voor waarvan we weinig meer weten dan dat hij heeft plaats gehad. Dat was bij weduwe Louis Callaerts (Kruishoef). Brandstichting was de waarschijnlijke oorzaak. In ieder geval waren de volgende maanden bij burenruzies de verwijten van ‘brandstichter’ niet uit de lucht. Tussen 1 september 1893 en 31 augustus 1894 heeft het in Steenhuffel drie keer gebrand en zijn 3 huizen in de vlammen opgegaan: 1 op Over de Beek, 1 in de Boschkant en 1 op de Elst. 1894: Steenhuffel – Dat het op 30 november bij een zekere Van Assche heeft gebrand, weten we alleen omdat Van Sluys, de commandant van de gendarmeriebrigade van Wolvertem, hierover aan de burgemeester van Steenhuffel een paar vragen stelde. 1895: Londerzeel - Op 30 mei, rond de middag, ontstond brand in de woning van Jan Baptist Peeters. De eerste vlammen verschenen aan de achterkant van het dak omtrent de schouw. De schade werd geschat op 2000 fr. Tussen 1 september 1894 en 31 augustus 1895 brandden in Steenhuffel 2 huizen af in de Plas en werd op de Heide 1 schuur door de brand vernield. De brand van 30 november bij Van Assche moet één van die rampen zijn geweest. In die periode woonden er echter waarschijnlijk geen “Van Assche” in de Plas of op de Heide. 1895: Steenhuffel – Zwaargewonde bij wellicht aangestoken hoevebranden. Journal de Bruxelles van 9 juli, Le XXe Siècle en Le Soir van 10 juli 1895 (vertaald): (Vertaald): Men schrijft ons uit Steenhuffel op 8 juli: Deze nacht heeft een brand 2 boerderijen met de hele inboedel vernield, deze van De Mayer en Verbesselt. Helaas is er niet alleen materiële schade. Toen de bewoners wakker werden hadden ze amper de tijd om zich te redden. Voor mevrouw De Mayer was het te laat; zij heeft over het hele lichaam vreselijke brandwonden opgelopen. De inderhaast bijgeroepen dokter uit Londerzeel kan over de overlevingskansen van het slachtoffer niets vertellen. Naar de oorzaak van de brand kan men slechts gissen. In de buurt van de afgebrande huizen werd enkele dagen geleden een diefstal gepleegd en daar hadden de dieven op de plaats van de misdaad lucifers achtergelaten. Mogelijk hebben dezelfde boeven het vuur aangestoken. In ieder geval heeft deze ramp 2 dappere boeren in de grootste armoede gestort. Opmerking: In de parochieregisters van Steenhuffel is geen overlijden te vinden dat met deze brand in verband kan worden gebracht. Als we er van uitgaan dat Verbesselt en De Mayer buren waren dan moeten ze in de Plas hebben gewoond. Op nr. 14 woonde daar een Pieter Jan Verbesselt (° Steenhuffel 1825, zoon van Gillis en Joanna De Mayer) met zijn vrouw Anna Catharina Vermeir (° Malderen 1825) en hun kinderen. Op nr. 13 was het gezin van Pieter Jozef De Mayer (° Steenhuffel 1839) en Anna Theresia De Bont (° Steenhuffel 1839) gedomicilieerd. De zwaar verbrande mevrouw De Mayer moet dus Anna Theresia De Bont geheten hebben, maar volgens mij is die pas in 1918 overleden.
43
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
1895: Londerzeel - Brand ontstaat op de dorsvloer; huis afgebrand, beesten gered. Op 13 september, om 8 uur ‘s avonds, begon het de branden in de schuur van Louis April. Gedurende de dag had men daar gedorst. Daarna bereikten de vlammen de kamer, het huis, en later ook de stal. De brand werd eerst opgemerkt toen 2 kinderen April gingen slapen. Kleren, enige meubelen en de beesten werden gered. Het huis was verzekerd door La Belgique en de meubelen bij agent Pieter Moens van de maatschappij Securitas. De schade werd geschat op 2500 fr. 1895: Londerzeel - Tijdens de namiddag van 18 september staken spelende kinderen (Jean De Roeck en Louis Verhasselt) door onvoorzichtigheid een afdak van Frans Suys in brand. Hieronder lag hooi en ander brandbaar materiaal. De schade bleef gelukkig beperkt (100 fr.) 1896: Londerzeel - Op 12 februari, rond de middag, brandde de schuur van Corneel Bogaerts af. Het gebouw was verzekerd, de meubelen en de gereedschappen niet. 1896: Londerzeel - In de nacht van 25 op 26 mei, rond 1 uur, werd Josepha Verlinden, weduwe De Smedt, wakker geroepen door Jan Meeus, August Meeus, Jan Vanderstocken en Steenackers, die haar verwittigden dat een afsluiting van hout en stro tegen haar huis in brand gestoken was. Zowel Caroline De Borger-De Smedt als het gezin van Frans Goossens werden een poosje van deze brandstichting verdacht. Ongetwijfeld omdat zij de dichtste buren waren. 1896: Steenhuffel – Op een dag in juni brandde een tweewoonst op de Heerbaan volledig af. De rest van dat jaar en in 1897 waren er in Steenhuffel geen branden meer. Volgens de door de gemeente aan de overheid bezorgde statistiek althans, maar... 1896: Steenhuffel - Hevige Brand en te weinig bluswater. Journal de Bruxelles, 4 oktober 1896 (vertaald): Een extreem hevige brand, veroorzaakt door de gisting van hooi, is vrijdagavond uitgebroken in de hoeve van Pierre Deschouwer in Steenhuffel. Een groot aantal buitenmensen hebben zich ingezet om het vee en een deel van de inboedel te redden. Het bijna totale gebrek aan bluswater en brandbestrijdingsmiddelen belette evenwel extra ingrijpen. Op een uur tijd bleven van de hoeve en de bijgebouwen alleen geblakerde muren over. De schade is zeer aanzienlijk. Ook de Volksstem wist met enige vertraging op 28 oktober te melden dat de hoeve van Pieter Deschouwer die maand op een vrijdagnacht (2 oktober dus) was afgebrand, maar dat het vee en een deel van de meubelen kon worden gered. 1896: Londerzeel - Grote hoeve afgebrand; 18 runderen, 5 paarden, 6 varkens komen om In hun edities van respectievelijk zaterdag 10 en zondag 11 oktober 1896 schreven “Het Annoncenblad van Mol” en “Den Denderbode van Aelst”: In de gemeente Londerzeel is de groote landbouwhoeve der wed. Goossens zondag avond (4 oktober) totaal afgebrand. Alleen de schuur is ongedeerd gebleven. De vlammen sloegen zeer hoog en de rook was zoo dik dat het onmogelijk was te ademen. De woning en de stallen werden vernield. De schuur bleef gespaard, maar achttien stuks hoornvee, vier peerden, een veulen en zes verkens vonden den dood. Daarenboven werden belangrijke weerden, die in de meubelen der weduwe Goossens waren geborgen, ook vernield, evenals al het landbouwgerief: karren, machienen, ploegen, enz. De schade bedraagt 60.000 fr. Deze brand was dermate ernstig dat het onderzoek ongetwijfeld door de rijkswacht van Wolvertem gebeurde. Daarom hebben we er in het gemeentearchief niets over gevonden.
44
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
Ja maar, twee decennia nadat we het lokale krantenarchief van Aalst gevonden hadden, is ook een groot nationaal krantenarchief online ter beschikking gekomen. Voor de volledigheid volgt nu wat daarin al vanaf 6 oktober over deze brand te lezen was. Het Nieuws van den Dag, 6 oktober 1896: Een hevige brand is zondag avond rond 7 ure ontstaan in de pachthoeve der weduwe Goossens te Londerzeel. Het vuur, aan het wagenhuis begonnen, verspreidde zich met eene schrikkelijke snelheid, en weldra stond gansch de hoeve in brand. De pompiers, die spoedig ter plaatse kwamen, konden slechts met moeite de schuur voor den brand vrijwaren. Zekere Jan Hymans heeft daar vooral toe bijgedragen. Op het dak gekropen, kapte hij een reeds brandenden balk door en kon aldus de voortzetting van het vuur beletten. De hoeve zelf, met gansch den inboedel, de stallen, het wagenhuis, de kar, enz., is ten gronde vernield. Achttien runders, twee peerden, een veulen, de verkens en veel pluimgediert zijn in de vlammen omgekomen. De schade wordt berekend op 20 à 25,000 fr. door de verzekering gedekt. Le Vingtième siècle, 6 oktober 1896 (vertaald): Hevige brand in Londerzeel, 50.000 fr. schade. Een bijzonder felle brand is zondagavond uitgebroken op het gehucht ‘Blauwsteen’ te Londerzeel in de hoeve van de weduwe Goossens, één der grote boerinnen van de streek. Ondanks de snelheid van de door burgemeester Van Assche geleide hulp werden de hoeve en de bijgebouwen de prooi der vlammen. 18 stuks hoornvee, 2 paarden, 1 veulen en 6 varkens zijn in de brand omgekomen. De schade loopt op tot ongeveer 50.000 fr. De rijkswacht heeft een onderzoek geopend. Le Petit bleu du matin, 6 oktober 1896, en Journal de Charleroi, 8 oktober 1896 (vertaald): Verschrikkelijke brand in Londerzeel, 29 stuks vee verbrand. Een verschrikkelijke brand heeft zondag de gemeente Londerzeel versteld toen staan. Rond 7 uur ’s avonds werd de hemel verlicht door een sinister schijnsel. Het was de hoeve van weduwe Goossens die brandde. De vlammen bereikten een kolossale hoogte. De rook was zo intens dat ademen vanop een afstand van 100 meters onmogelijk was. De vrijwillige pompiers van de gemeente kwamen snel toegelopen. Ondanks hun krachtige inspanningen werden 18 stuks hoornvee (koeien, ossen en stieren), 4 paarden, 1 veulen en 6 varkens levend verbrand. De arme dieren, verlamd van schrik door het vuur, weigerden om uit de stallen te komen. Ook de woning van de weduwe Goossens met al de meubelen viel ten prooi aan de vlammen. Aanzienlijke geldwaarden, opgesloten in het bureel van de boerin, verbrandden eveneens. Al de werktuigen, grondbewerkingsgereedschappen, karren, kruiwagens, mechanische dorsers, enz. werden vernield. Alleen de schuur kon gered worden. 1896: Londerzeel - Zwingelkot in brand, de buren redden de dieren. Jan Baptist Hermans legde de volgende verklaring af: “In den nacht van 18 op 19 oktober 1896, kort na middernacht, stond mijne dochter Barbara op om haar gevoeg te doen. Wakker zijnde, zegde zij aan hare moeder ‘Mij dunkt er is iets aan huis (aan ‘t kotteken), ofwel vader is daar’. Mijne vrouw opstaande om mij binnen te laten ontwaarde dat brand was ontstaan aan ons zwingelkot waar thans hooi steekt. Mijn kind heeft de geburen gewekt. Mijn gebuur Louis April heeft ons beesten gered. Vermoedens van brandstichting bestaan er niet. De woning en meubelen zijn verzekerd (oogst en vlas begrepen) aan de maatschappij De Schelde aan de som van 3200 frs. De schade is niet berekend.” Opmerking: Zwingelen was, na Repelen, roten en breken of braken, en voor het hekelen, een onderdeel van de vlasbewer-king. Hierdoor werden de houtresten uit het gerote vlas verwijderd om vlaslint te bekomen.
45
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
Boven: een zwingelaar aan de zwingelmolen Links: Zwingelaarster zonder zwingelmolen maar met zwingelspaan.
1896: Londerzeel – Drie huizen vernield door overslaande brand. Op 21 december, rond 8 uur ‘s avonds, ontstond brand in de schuur van het gezin Janssens-De Bondt. Frans De Maeyer was de eerste die het opmerkte en de buurt alarmeerde. Dit kon echter niet voorkomen dat drie huizen in de vlammen opgingen: dat van Janssens-De Bondt, dat van Jan Baptist Meeus en dat van Carlier. 1896: Londerzeel – Huis van gedetineerde afgebrand in de Patattestraat. Op 27 december, tussen 8 en 9 uur in de ochtend, werd het huis van Ferdinand Teugels en Clemence Van Doorslaer in de Patattestraat volledig door brand vernield. Op het ogenblik van de brand zou Ferdinand op bezoek geweest zijn bij zijn vrouw in het huis van bewaring van Dendermonde. De arme familie Teugels werd in deze periode zwaar door het lot en door de Londerzeelse ordediensten op de proef gesteld. Nauwelijks 3 weken later zou Ferdinand in Boom door een trein gegrepen worden en op slag worden gedood. 1897: Londerzeel – Dak van voddenman afgebrand op Sint-Jozef. Op 12 januari, omtrent 11u30, sloeg het vuur toe in de woning van voddenkoopman Jos Janssens, nabij de schouw. De 10-jarige zoon van Leonard Moeyersons verwittigde Jos dat zijn huis in brand stond. Jos kon samen met zijn toegesnelde broer Louis niet beletten dat het dak tot tegen de zoldering afbrandde. De schade werd geraamd op 2800 fr. 1897: Londerzeel – “De hoeve van de echtgenooten Moers Cuermans is zondagnacht de prooi der vlammen geworden. Vee en oogst zijn verloren” schreef ‘de Volksstem’ op 25 augustus 1897. Dat is niet veel. ‘Le Vingtième Siècle’ van 10 augustus vertelde ons, weliswaar in het Frans, een beetje meer. Ik heb het vertaald: “Een hoeve vernield. Men telegrafeert ons het volgende: Afgelopen nacht (9 augustus) is een extreem hevige brand uitgebroken op de hoeve van de echtgenoten Moers-Cuermans in Londerzeel. Het vuur was ontstaan in de schuur en breidde zich op korte tijd aanzienlijk uit. Bij het eerste weerklinken van het alarm kwamen vele buitenmensen aangelopen en zijn moedig de getroffenen ter hulp gekomen. Maar snel bereikten de vlammen de stallen en het was onmogelijk om al het vee te redden. Meerdere stuks hoornvee werden verkoold. Van de stal sprong het vuur over naar de boerderij maar men had de tijd om waardepapieren, kleren en meubelen in veiligheid te brengen. Tenslotte kon men mits bovenmenselijke inspanningen de brand meester worden. De schade is aanzienlijk; niet alleen 46
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
verloren de boeren een deel van hun veestapel maar ook de hele oogst, die in de schuren opgeslagen was, is de prooi der vlammen geworden.” 1897: Londerzeel – Brouwerij De Keersmaecker in de as. Het Nieuws van den dag van 4 november en Le Vingtième siècle van 9 november 1897: “ Woensdag morgend omtrent 3 u, is een hevige brand uitgebroken in de groote brouwerij van M. De Keersmaecker, ‘De Koningen’. Het vuur verspreidde zich met groote snelheid, en weldra stond ganseh het gebouw in volle vlam. Dank aan de spoedige hulp van eenige moedige pompiers, konden de woning, de paarden, het vee en de aanpalende huizen bevrijd worden; na een (elders twee) uur werkens waren zij den brand meester. De brouwerij is gansch vernield met de machienen, den maltmolen, enz.; eene groote hoeveelheid gerst en hoppe is in de vlammen gebleven. Alleen de vier muren blijven over. De schade is zeer aanzienlijk, doch door verzekering gedekt. De oorzaak van den brand is niet gekend. 1898: Londerzeel – Geen water, geen materiaal en geen volk om te blussen. Op 10 maart, rond 9u30, terwijl hijzelf niet thuis was, ontstond er brand bij Florent De Bondt, ‘koopman in vlaskalotten en vlas’. De eerste die de brand bemerkte was Joannes Bogaerts, de 15-jarige zoon van Victor, die onmiddellijk vrouw De Bondt verwittigde die lijnwaad te bleken aan het leggen was. Aan blussen viel niet te denken bij gebrek aan water, materieel en volk. Het huis was eigendom van ene Roels uit Gent. De persoonlijke bezittingen van De Bondt, meubelen en inboedel, waren verzekerd bij Helvetia voor een waarde van 1500 fr. Zijn schade werd op 800 fr. geschat. 1898 – Londerzeel, heel het Dorp in gevaar. Le Soir, 22 juni 1898 (vertaald): Een dorp met vernietiging bedreigd – Een zeer hevige brand is gisteren tegen de middag uitgebroken te Londerzeel in de hoeve van de weduwe Herremans. Men weet niet hoe het gekomen is. In een oogwenk stond heel het gebouw in brand. Men had alleen de tijd om de beesten te redden. Onmiddellijk was gans de bevolking van de plaats op pad. Iedereen hielp en dank zij de gecombineerde samenwerking kon de brand binnen een uur bedwongen worden. 1898: Steenhuffel – Drie broertjes komen om in een herbergbrand. Op maandag 22 augustus 1898 was er veel volk in de afspanning ‘Trappekes-op’ (de vroegere herberg ‘de Drie Koningen’ gelegen rechtover de kerk van Steenhuffel). Om een ongekende reden (althans in Steenhuffel, maar in Aalst kende men ze wel) ontstond er kort voor 3 uur in de namiddag brand in de zaal op de bovenverdieping waar toneel werd gespeeld. Uit het puin werden de verkoolde lijken gehaald van 3 broertjes Van Opstal: - Ludovicus, geboren op 10 november 1892. - Petrus Joannes Emilius, geboren op 24 februari 1894. - Remigius Joannes, geboren op 29 juli 1895. Het waren de kinderen van de uitbaters van de herberg Jan Baptist Van Opstal en Maria Theresia De Bondt. De krant “Den Denderbode” uit Aalst gaf op 25 augustus een eigen versie van dit drama: “Drij kinders die in de schuur van d’afspaniung ’t Commerciehuis te Steenhuffel speelden, hebben het vuur aan het strooi gestoken en zijn in den brand omgekomen. De moeder der kinders is waanzinnig geworden van verdriet.” Ofschoon deze tragedie uiteraard door alle kranten werd vermeld beperk ik mij hierna met de vertaling van een artikel dat zowel in l’Indépendance Belge als in Le Courrier de l’Escaut, allebei van 25 augustus, werd gepubliceerd:
47
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
“Drie kinderen verkoold. - Een verschrikkelijke brand heeft in Steenhuffel maandag namiddag het Commerciehuis, een grote herberg met een danszaal, gedeeltelijk vernield. Hij werd veroorzaakt door de onvoorzichtigheid van 3 kinderen, 6, 4 en 3 jaar oud, die in een bijgebouw van de herberg op opeengestapelde strobalen speelden en die in brand hadden gestoken. Op het geroep van de arme kleintjes zijn moedige burgers met gevaar voor eigen leven hen ter hulp gesneld, maar ze waren reeds verkoold. De drie kleine ongelukkigen zijn dus in de brand omgekomen. Hun moeder, zot van smart, loopt door de straten op zoek naar haar kinderen waarvan ze het droevige lot nog niet kent. Pas na lange inspanningen is men het vuur meester kunnen worden. De schade is zeer groot...” Ofschoon dit waarschijnlijk de ergste brandramp is die zich ooit in Groot-Londerzeel heeft voorgedaan presteerde het gemeentebestuur van Steenhuffel het om op 2 september van dat jaar in het “Jaarlijksch verslag over het bestuur en den toestand der zaken van de gemeente” te schrijven: Ongelukken en rampen: geene.
Ook tussen 1 september 1889 en 31 augustus 1890 werden er in Steenhuffel geen branden vastgesteld. We merkten echter zonet dat de Steenhuffelse statistieken niet altijd voor honderd procent betrouwbaar zijn. 1899: Londerzeel – Kiekendieven stichten brand in een boerderij op de Linde. In de nacht van donderdag 12 op 13 januari, rond 1 uur, werd door drie inbrekers brand gesticht op de boerderij van Jean Vereerstraeten op de Linde. “Buiten het vee is niets kunnen gered worden. Men denkt dat de brand door kiekendieven aangesticht is,” schreef ‘Het Nieuws van den dag’ op 14 januari. Dat was correct. Eén van de dieven, een zekere Victor Segers uit Malderen, praatte zichzelf in het gevang toen hij aan een kennis in detail beschreef hoe de brandstichting precies was gebeurd. De dieven waren in de boerderij gekomen via de schuur “met het vast betrouwen dat er in de schuur kiekens zaten omdat Vereerstraeten een kiekenvetter was, doch er zaten geene kiekens en ze vonden er niets dan patatten. Omdat zij in hunne 48
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
verwachting bedrogen waren staken zij de woning, nabij het varkenskot, in brand en gebruikten hiertoe 3 phosphoor stekskens waarvan de twee eersten niet lukten en het derde de brand voor gevolg had.” 1899: Londerzeel - In de nacht van 15 op 16 maart brandde een woning in het dorp, eigendom van de familie Duffeler-De Cat, en bewoond door het echtpaar Stevens-Brusselmans, gedeeltelijk af. 1899: Londerzeel - Op 1 mei, 10 uur, ontstond brand in de woning van Franciscus Steenackers, omtrent de schouw in het dak. 1899: Londerzeel – Schrijnwerkerij op Neeravert in de vlammen. Op 30 mei legde Jan Baptist Broothaers, timmerman op Neeravert, op het gemeentehuis de volgende verklaring af: “Deze morgen bij 6 ure was mijne vrouw Catharina Janssens het huishoudelijk werk aan ‘t doen wanneer zij eenig geknetter hoorde op den zolder. Er weinig aandacht op gevende, ging zij voort met haar werk en toen zij aan het waschhuis terug binnen kwam, bemerkte zij eene groote klaarte door de planken van den zolder. Onmiddellijk sprong zij de kinderen, die nog te bed lagen, ter hulp en stelde deze in veiligheid. Aan blusschen viel weinig te denken. De oorzaak van den brand is haar onbekend. Het huis was verzekerd voor 2000 fr.” 1899: Londerzeel – Twee broers verliezen hun huis in dezelfde nacht. Le Peuple van 24 juli en Het Nieuws van den Dag van 25 juli 1899: Verschrikkelijke brand te Londerzeel. — De echtgenooten D., werden zaterdag nacht (22 juli) gewekt door het geroep: “Brand!, brand!” Ze vluchtten half gekleed het huis uit. De woning stond inderdaad in vuur en vlam; eenige geburen kwamen toegeloopen en begonnen te blusschen. De brand nam ongelukkiglijk een zoo groote uitbreiding en sloeg weldra op het aanpalende huis, toebehoorende aan den broeder van D., over. De beide huizen werden in asch gelegd. Verscheidene koeien en een verken bleven in den brand. De schade, door de verzekering gedekt, is zeer groot. De oorzaak van de ramp is onbekend. Ik heb de mensen met de naam D. niet kunnen identificeren. Maar 1 dag eerder had het gebrand in de Pluimennest... 1899: Londerzeel - Op 21 juli, kort na 2 uur in de namiddag, ontstond brand in de schuur van Charles De Boeck, landbouwer in de Pluimennest. Gebuur Jan De Boeck bemerkte de brand als eerste. Het vuur sloeg snel over naar de woning waarin Louisa (vrouw De Boeck) en het oudste kind zich bevonden. De drie kleinste kinderen speelden buiten. Iedereen bleef gelukkig ongedeerd. 1899: Londerzeel - In de nacht van 25 op 26 juli werd een mijt met ongeveer 1000 kg. stro, die dicht tegen de openbare weg stond en eigendom was van herbergier en landbouwer Benoit Van Ingelgem van de Blauwenhoek, door vandalen in brand gestoken. Het vuur sprong gelukkig niet over naar het vlakbij gelegen huis. Dezelfde nacht werden ook vlasbolen en stro van Joannes Bogaerts in brand gestoken. De daders zouden ijzerenwegbediende Kerckx 4 en Jozef De Schouwer, beiden uit de Smisstraat in Steenhuffel, zijn geweest 1899: Londerzeel - Domien De Bondt-Cleirbout verklaarde:“Gisteren 9 augustus, bij de middag, was brand ontstaan in mijne woning. Rosalie en Francisca Thijs, terwijl zij van het werk 4
De familie Kerckx woonde in het routehuisje op de Smisstraat en bediende er de rolbareel. 49
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
naar huis gingen, kwamen mij er van verwittigen. Toen ik de deur mijner woning open trok stond geheel het gebouw in vlam. Ik denk dat dezelve kan veroorzaakt zijn langs de schouw, doch heb hiervan geen zekerheid. De gansche inhoud der schuur en eene partij meubels zijn in den brand gebleven. Het huis, den oogst en meubelen zijn verzekerd tegen brandgevaar bij de maatschappij P.R.” 1899: Londerzeel - Op 10 augustus kwam buurjongen Frans Van der Schil (14 jaar) Marie De Boeck (de 17 jarige meid die in de stal aan ‘t werken was) in paniek waarschuwen dat het huis van pachter Teugels aan het branden was. Iedereen raakte tijdig buiten maar blussen was onmogelijk. 1899: Londerzeel - Op de avond van de 15de augustus, rond 9 uur, sloeg de bliksem in het huis van kasseilegger Jean Saterdagh. Door watergebrek viel er aan geen blussen te denken. Alles wat brandbaar was, verbrandde.
Alweer een respectloos verluchtingsprentje 1899: Londerzeel – Hebben herberggasten een landbouwer belet een ovenbrand te blussen? In de late avond van zondag 22 oktober waren Jozef Van Aken (24 jaar, zoon van Frans) en Teofiel Peeters (21 jaar, zoon van landbouwer Louis op Sneppelaar) in de herberg van Van Stichel in de Pikstraat. Pieter Van Stappen, die bij Van Stichel inwoonde, kwam buiten adem het café binnen gelopen en riep dat de woning van Charel De Vil in brand stond. Alle herbergbezoekers, waarbij ook Victor Goossens en Antoon Van Muylder, stormden onmiddellijk naar buiten en spoedden zich naar het pachthof om de bewoners te wekken en de brand te blussen... en werden daar uit dank door De Vil de huid vol gescholden en verweten dat zij de brand hadden aangestoken. Charel De Vil zag het helemaal anders en verklaarde hierover “dat 22 oktober ‘s avonds rond 11 ½ ik ben gewekt door onbekende personen die mij kwamen verwittigen dat brand ontstaan was aan mijn bakoven. Personen die op de straat stonden, ziende dat ik werkte om de brand te blussen, riepen ‘het ware beter dat gij de brand aanstooktet!’ Op deze gezegden voortgaande antwoordde ik ‘gijlen klapt zoo aardig en het is bijna of gij de brandstichters waart’. Van de personen die daar waren ken ik niemand. Met stokken en steenen wierpen deze naar mij zoodanig dat ik gedwongen was de brand te verlaten en mijne huisgenoten te wekken. Jaak Lauwers en Joannes Piessens van Neeravert hebben mij ‘s nachts komen zeggen wijl het nog brandde, dat hij de oorzaak van de brand kende. Den zelven nacht heeft hij bij mijn vader Jan dezelfde boodschap gedaan.” 50
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
1900: Steenhuffel – Poelmans biedt zijn diensten aan na een grote brand. “Vernomen hebbende dat een hevige brand verscheidene huizen uwer gemeente verwoest heeft, veroorloof ik mij ue mijne diensten aan te bieden voor ’t leveren van ’t bluschgerief dat er gevallig noodig zou zijn en zend ik per zelfde post, zooals aan mijnheer de burgemeester, mijne prijscouranten van die gerieven,” schreef de gerenommeerde Brusselse firma A. Poelmans op 5 april 1900 aan de gemeentesecretaris Van Steenhuffel. Omdat J. Verhaegen ook secretaris van de gemeente Ramsdonk was, bestaat er een kleine kans dat deze brandramp zich daar heeft voorgedaan. In het gemeente-archief van Steenhuffel hebben wij er alleszins niets anders over gevonden... Maar wèl in enkele kranten. Zoals in ‘Het Nieuws van den Dag’ van 5 april: “Steenhuffel. Dinsdag namiddag is een hevige brand uitgeborsten in het huis van M. Vandenbranden, landbouwer alhier. Toen het alarm gegeven werd had de brand reeds eene groote uitbreiding genomen en zich aan twee aanpalende huizen medegedeeld. Ondanks alle pogingen, door toegesnelde dorpelingen in ‘t werk gesteld, vatte ook eene aanpalende schuur vuur, en er was geen middel meer om te blusschen. De drij huizen en de schuur brandden ten gronde af. De schade is zeer aanzienlijk.” Ook Le Peuple en Journal de Bruxelles berichtten op 5 april over deze brand (vertaald): Hevige brand in Steenhuffel – Drie huizen afgebrand. Terwijl de meeste inwoners van het dorp zich op het veld bevonden, brak dinsdagnamiddag brand uit in het huis van de heer Vanden Brande (een grimmig voorbestemde naam). Er werd alarm geslagen toen de vlammen het hele huis al ingenomen hadden en door het dak sloegen. Er werd zo snel mogelijk voor hulp gezorgd maar ondanks alle inspanningen van de hulpverleners vielen het huis van de heer Vanden Brande en 2 aanpalende woningen ten prooi aan de vlammen. Niets kon worden gered: meubelen, spaarcenten, oogst, alles werd vernield. Geen enkele van de huizen was verzekerd. Wellicht gaat dit over Jan Alfons Vanden Brande (° Merchtem 1873), die in 1893 uit Lovendegem naar Steenhuffel kwam om er hulponderwijzer (en niet landbouwer) te worden en hier op 13 september 1900 met Marie Rosalie Sterck (° Wolvertem 1873) zou trouwen. Hij woonde, komende uit Londerzeel en de Lakeman, in één van de eerste huizen van het Dorp.
1900: Steenhuffel – Omstreeks 15 april verloor, aldus ‘Het Nieuws van den Dag’ van 18 april, en ‘De Volksstem’ van 9 mei, Louis Bettens, landbouwer en boterkoopman op SteenhuffelBouw, huis, schuur, meubelen, alaam, oogst, voeder, aardappels, kiekens en een geit door een alles vernietigende brand. Karel Lodewijk Bettens (° Malderen 1855), in 1886 in Meldert getrouwd met Maria Francisca Vanden Eede (° Meldert 1865). In 1905 woonden ze nog altijd (of opnieuw), met hun kinderen Edward (° Steenhuffel 1889) en Marie-Louise (° Steenhuffel 1893) op de Bouw (huisnr.7)
1900: Londerzeel – Brand bij voddenman op Sneppelaar. Felix Caluwaerts, beëdigde veldwachter, schreef het volgende proces-verbaal:“Den 7 july om 13 ure heb ik, op mijne gewone ronde zijnde, bemerkt dat brand was ontstaan aan de woning van Ferdinand Blommaerts, oud 70 jaren, werkman en voddengaarder, wonende te Londerzeel Sneppelaar. Onmiddellijk ben ik ter plaats geloopen van den brand en heb den eigenaar en bewoner van het huis ondervraagd om de vermoedelijke oorzaak van den brand te kennen. Deze antwoordde mij dat hij de oorzaak van den brand niet kende en dat hij geene vermoedens van kwaadwilligheid wist. Ik heb de plaats van den brand verder onderzocht en heb ook geene sporen van kwaadwilligheid ontdekt. Het huis was verzekerd tegen brandgevaar. Alleenlijk eenige muren zijn over gebleven.”
51
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
1900: Londerzeel – Gebrek aan water belet te blussen op het Broekveld. Pieter Jan Van Praet, werkman, wonend op het Broekveld, legde op 1 september op het gemeentehuis de volgende verklaring af: “Dezen morgen bij 6 ure ontstond brand aan mijne woning. Onmiddellijk verwittigde ik hiervan mijn vrouw en kinderen die met haast wegvluchtten. Gebrek aan water belette mij aan blusschen te denken. Op weinigen tijd was gansch het huis de prooi der vlammen.” 1901: Londerzeel – Vermoeden van brandstichting in kiekenvetterij. In de nacht van 27 op 28 januari, rond 1 uur, werd Victor Van Campenhout uit zijn bed geroepen door de zoon van Victor Cleymans en een persoon die hij niet kende. Toen hij opstond merkte hij “eene klaarte aan de deur van zijne voederij. Oogenblikkelijk haastte hij zich om zijne kinderen te wekken. Toen hij ter plaats kwam waar de brand was ontstaan, bemerkte hij dat de buitendeur die langs binnen gegrendeld was, openstond. Op die plaats stonden 2 koten kiekens te vetten voor gebuur De Bleser. Uit oorzaak van gebrek aan water viel aan geen blusschen te denken. Alles werd door den brand vernield.” Omdat vermoed werd dat potentiële kippendieven de brand veroorzaakt hadden (zie ook 13 januari 1899) werd op 28 januari de Gendarmerie verwittigd. Aldus onze informatie die we haalden uit het gemeentearchief. Het Nieuws van den Dag (dat daar geen toegang tot had) schreef op 2 februari alleen maar: “De hoeve van den landbouwer Van Campenhout, met gansch den inboedel en het vee, is door den brand vernield. De man kon met moeite zijne zeven kinderen redden. Men denkt dat dieven den brand gesticht hebben.” Op 9 februari wist ‘l’Indépendance Belge’ al heel wat meer (vertaald): Brand van een Hoeve te Londerzeel – Terwijl de wind in de nacht van zondag op maandag (27 op 28 januari) met orkaankracht blies ontstond er brand in de hoeve van landbouwer Van Campenhout in Londerzeel. De boer werd door het geknetter der vlammen wakker toen die de stal al ingenomen hadden. Er bleef hem niets anders over dan zijn 7 kinderen te redden en ze in veiligheid te brengen, wat niet gemakkelijk was want het vuur had het woongedeelte al bereikt. De hoop om ook het vee te redden moest opgegeven worden; 2 koeien, 1 kalf, 1 varken en een aantal kippen die voor de markt vetgemest werden, vielen ten prooi aan de vlammen. Het in brand staande gebouw lag geïsoleerd en daarom waren er maar hoogstens 10 buren die konden komen helpen om wat meubelen te redden. De schade, gedekt door de verzekering, wordt geraamd op 15.000 frank. 1901: Londerzeel - In de nacht van 21 op 22 maart werd het al sedert 6 maanden niet meer bewoonde huis van Louis Verhasselt volledig door de vlammen vernield. Louis verbleef bij zijn 28 jarige zoon Henri, 150 meter daarvandaan. 1901: Steenhuffel - Brandstichting en moordpoging Het Laatste Nieuws, 29 maart 1901- Van onzen correspondent. In eene afgezonderde pachthoeve alhier woont de weduwe Troch (er staat de Trogt) met haren zoon Pieter. Dinsdagnamiddag (26 maart) begaf de moeder zich naar Mechelen. Rond 3 uren, bemerkten buitenlieden dat het pachthof in brand stond. Ze snelden er naartoe en stootten de deur in. Terwijl de eenen den brand bluschten, drongen de anderen in het huis. In de keuken vonden zij zoon De Trogt bewusteloos liggen te midden van eenen plas bloed. Pieter werd verscheidene malen gewond aan het hoofd bij middel van een stomp werktuig. Een dokter werd geroepen. Hij bestatigde dat het slachtoffer nog leefde en bracht hem tot het bewustzijn terug. Tot hiertoe kon de jongeling echter nog geen enkel woord spreken. De drijfveer dezer dubbele en vreeselijke misdaad moet wraakneming zijn, want niets werd in de hofstede gestolen. De rechterlijke overheid hoopt dat het slachtoffer weldra zal kunnen spreken en de moordenaars-brandstichters doen kennen. 52
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
Het parket van Brussel en de gendarmerie van Wolverthem houden zich zeer ieverig met deze geheimzinnige zaak bezig. Opmerking: De hoeve lag in het zuidelijke deel van de Smisstraat. De gewonde was Petrus Troch, geboren in Steenhuffel op 24 februari 1873, zoon van Carolus Ludovicus, geboren in Wieze en gestorven in Steenhuffel op 18 november 1882. Zijn moeder was Maria Theresia van Laethem, geboren in Steenhuffel in 1837. Uit de kranten komen we over deze zaak verder niets meer te weten maar uit het gemeentearchief blijkt dat Pieter op 5 september genezen was. Maar toen stelde zich een ander probleem: Hij had hij van zijn verzekeraar nog maar 175 fr. gekregen, terwijl de schade vele malen groter was.
1901: Steenhuffel – Begin mei brandde de hoeve af van de familie De Smedt-Moyson, beter gekend als ‘Koeiboeres” op Over de Beek. Het hoornvee en een deel van de meubelen kon gered worden (bron: de Volksstem van 29 mei, die Over de Beek de Hoogstraat noemt). 1901: Londerzeel - In 1901 brandde ook een huis, eigendom van weduwe Parijs en Louis Van Ruysevelt, gelegen nabij weg nr. 15, volledig af. Meer gegevens heb ik niet gevonden. 1901: Londerzeel - In de vroege namiddag van 10 december, terwijl de eigenaar niet thuis was, brandde de woning van Henri Verbruggen, die bij P.R. voor 2500 fr. verzekerd was, volledig af. Gebuur Jozef Goossens, die de brand als eerste ontdekte, merkte op dat er bij gebrek aan water niet aan blussen te denken viel. 1902: Londerzeel Het Nieuws van den Dag, 29 maart en 1 april 1902: Woensdag avond, rond 8 ure, brak er brand uit bij de kinderen Van Nieuwenhuyzen (Jef Van Nieuwenhuyzen), landbouwers, op het gehucht Eekhout. De schuur met den inhoud is de prooi der vlammen geworden. Dank aan spoedige hulp kon het woonhuis gespaard blijven. 1902: Londerzeel - Donderdag namiddag (26 juni) is, aldus Het Nieuws van den Dag van 28 juni, de pachthoeve van Isidoor Peeters, te Londerzeel, gehucht Sneppelaar, ten gronde afgebrand; 2 koeien en heel de inboedel is in de vlammen gebleven. Aan redding viel niet te denken. Alles is verzekerd. 1902: Steenhuffel. Het Laatste Nieuws, 16 december 1902: De stallingen der hoeve van de weduwe Van Ransbeeck, op de Heirbaan, zijn afgebrand; het vee is kunnen gered worden. Maria Theresia Mertens (° Steenhuffel 1834), weduwe van Leo Van Ransbeeck woonde Heerbaan nr. 65.
1902 of 1903: Londerzeel In de Meerstraat brandden twee naast elkaar gelegen huizen. Het ene, sectie D perceel 194, was eigendom van een Van den Bergh en werd heropgebouwd. Het andere, sectie D perceel 196a, was eigendom van de familie Verschueren-Verbruggen en lag in 1905 nog steeds in puin. Ook in de Weverstraat brandde het. Het huis sectie D perceel 271 was gemeenschappelijke eigendom van de families Troch-De Bondt Louis en Robijns-Troch. In 1906 stond er een nieuwbouw. 1903: Londerzeel - De woning van den werkman K. Craenhals, in den Pluimennest, is met gansch den inboedel ten gronde afgebrand (bron: Het Nieuws van den Dag, 21 juli 1903)
53
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
1904: Londerzeel – Veel miserie voor de weduwe Goossens. In 1904 moet de hoeve van een zekere weduwe Goossens totaal afgebrand zijn. Althans volgens de krant “Het Land van Aelst” van 26 maart 1905 in een artikel waarin die vertelde dat op 19 maart 1905 door een goederentrein in het station van Antwerpen haar 29-jarige zoon J. Goossens (die daar werkman was) een been werd afgereden. Een paar dagen eerder zou bovendien haar 20-jarige dochter overleden zijn. Misschien wordt hier naar de brand op de hoeve van een weduwe Goossens op 4 oktober 1896 verwezen, maar in dat geval heeft de krant uit Aalst zich wel 8 jaar vergist. 1904: Londerzeel – Het wagenhuis en het bakhuis van M. Van Ruysevelt, in den Pluimennest, zijn afgebrand (bron: Het Nieuws van den Dag, 9 augustus 1904). 1904: Steenhuffel - De schuur van den landbouwer J. Heyvaert is ten gronde afgebrand. De oogst, een honderdtal zakken aardappelen en een vet kalf zijn de prooi der vlammen geworden (bron: Het Nieuws van den Dag, 11 oktober 1904). 1904: Londerzeel – De woning van de genaamde Moens, nabij de weststatie, is afgebrand. In de hoeve van de weduwe Govaerts is een felle brand uitgebroken. Het woonhuis, de stallen, de schuur, de oogst en een grote hoeveelheid vlas zijn de prooi der vlammen geworden. De verliezen zijn aanzienlijk. Er is een verzekering (bron: Het Nieuws van den Dag, 1 nov. 1904). 1904: Londerzeel - Londerzeel 20 december – Zware brand (bron: Le Vingtième Siècle, 22 december 1904). 1905: Malderen – Het einde van de Stenen Molen. Het Laatste Nieuws, 16 april 1905 - Een molen afgebrand – 15.000 frank schade. Brand ontstond in den windmolen van M. Th. Benoit. Daar de gemeente over geen bluschmateriaal beschikt moesten de geburen het vuur bestrijden bij middel van emmers water, hetgeen onvoldoende was. De molen werd totaal vernield. De schade wordt op 15.000 frank berekend. Alles was verzekerd. Opmerking: Op 12 april brandde “de Steenen Molen” ofwel de Langveldmolen van maalder Petrus Benedictus Thomas (HLN heeft voor- en achternaam verwisseld) volledig uit. Hij stond op de hoek Kloosterstraat/van Hoeymissenstraat, recht tegenover wat nu “het Schuurken” is. Op 21 april weigerde het gemeentebestuur aan Thomas een vergunning om de molen op dezelfde plaats terug op te bouwen. Hij stond immers veel te dicht bij de straat en zijn wieken hadden al meermaals een paard op hol gejaagd. In de notulen van de gemeenteraad van 27 juni staat: “De heeren Rombauts en Van Tricht herinneren dat de steenen windmolen van gemelde heer Thomas in maart door een brand vernield werd en dat het kollegie van burge meester en schepenen zich verzet heeft tegen het heropbouwen van den molen op dezelfde grondvesten, ten einde alle mogelijke rampen te voorkomen. Thans zijn de windmolen met oude afhankelijke gebouwen totaal weggeruimd. Hierdoor doet zich eene schoone 54
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
gelegenheid voor om de Statiestraat op die plaats te verleggen, hetgeen een schoon aanzien op de Statiestraat zou uitmaken.” Later werd op die plaats de Statiestraat verbreed
1905: Malderen - (Vertaald) In de nacht van donderdag op vrijdag (20-21 april) heeft een hevige brand de hoeve van landbouwer Biesemans te Malderen vernield. Inboedel, dieren en landbouwwerktuigen werden de prooi der vlammen (bron: l’Indépendance Belge, 23/4/1905). 1905: Londerzeel - In de eerste helft van dat jaar brandde de woning van Jan De Maeyer af. We weten dat omdat dit niet het enige ongeluk was dat hem in 1905 is overkomen. Zo lezen we in ‘Het Nieuws van den dag’ van 27 juni: In den nacht van 23 tot 24 dezer, hebben onbekende dieven ten nadeele van Joannes De Maeyer, landbouwer te Londerzeel, Sneppelaer, 1 haan, 4 hennen en 8 kiekens ontvreemd. Deze dieren waren voorloopig in den bakoven geplaatst, daar men bezig is de stallingen, die onlangs afgebrand zijn, te herbouwen. Jan De Maeyer was arm en had een groot gezin. Het afgebrande huis was in dermate slechte staat dat geen maatschappij het had willen verzekeren. Dàt weten we dan weer omdat de gemeenteraad op 17 december 1905 besloot om het gezin De Maeyer een niet nader gepreciseerde onderstand te geven. Nagekomen bericht: Terwijl uit wat vooraf gaat duidelijk blijkt dat Jan De Maeyer al vòòr 27 juni zijn huis of minstens zijn ‘stallingen’ verloor, overkwam hem dat volgens ‘l’Indépendance Belge’ pas in augustus. Bovendien was het huis niet van hem. Op 24 augustus 1905 schreef deze krant (vertaald): “Branden in Londerzeel – In het huis van mijnheer Willems op Sneppelaar bewoond door mijnheer Demayer, ontstond brand. Het vuur sprong snel over naar het aangrenzende huis van mijnheer De Mayer. Beide huizen met al de inboedel vielen ten prooi aan het vuur. Dit is binnen één week al de derde brand in Londerzeel.” De heren De Maeyer, De Mayer en Demayer schijnen niet dezelfde personen te zijn, maar ze woonden wel allemaal op het door woningbranden geteisterde Sneppelaar... Stof voor een mysterieroman. 1906: Londerzeel - Een geweldige brand is uitgebarsten in de bakkerij van de weduwe Spiessens. Gansch het gebouw is vernield en eene groote partij landbouwgerief. Alles is verzekerd (bron: Het Laatste Nieuws, 10 juni 1906). 1906: Londerzeel - Woensdag avond (12 december), om 6 ure, is een hevige brand uitgeborsten in de stallingen en magazijnen van M. Karel Van Cauwenbergh, handelaar in het dorp. Op weinige oogenblikken waren de stallingen door het vuur vernield. Een peerd en twee verkens zijn in den brand omgekomen. Dank aan de spoedige hulp der pompiers, was de brand weldra uitgedoofd. De schade is aanzienlijk en door verzekering gedekt (bron: Het Nieuws van den dag van 15 december 1906). Volgens ‘Het Laatste Nieuws’ van 16 december brandde het eerder rond 7 uur ’s avonds en werd de schade geraamd op 5.000 frank. Deze krant voegde er bovendien aan toen dat het sinds oktober al de vierde brandramp in Londerzeel was! Dit overzicht blijkt dus verre van volledig. 1907: Londerzeel-Sint-Jozef – In de eerste helft van de maand april werd de schrijnwerkerij van P. Broothaerts volledig in de as gelegd. 1908: Londerzeel - Woensdagmorgen. 5 uren, is een hevige brand uitgeborsten in den stal en de schuur van M. Pieter Verbelen. Ondanks spoedige en krachtdadige hulp, konden alleen het
55
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
woonhuis en de aanpalende gebouwen gered worden. De schade is groot en de oorzaak niet gekend (bron: Het Laatste Nieuws, 25 september 1908). 1910: Londerzeel – Eind april werden, aldus de ‘Volksstem’ van 18 mei, de stallingen van de kinderen Van Doorslaer, in “den Bleinboek (Blauwenhoek) te Londerzeel door een geweldigen brand in asch gelegd. Zeven schoone koeien, twee kalveren en een varken vonden den dood in de vlammen. De gebouwen waren verzekerd, het vee ook doch verre beneden de weerde.” Zeer bijzondere anekdote: Het eerste grote opstel dat ooit door Gerard Walschap geschreven werd ging over deze brand. In de Nederlandse krant ‘Het Vaderland’ vertelde hij op 20 november 1954 zelf hoe hij tot het schrijverschap gekomen was. “Het was bij het eerste opstel dat ik in de lagere school mij meester De Craecker te Londerzeel moest maken...” aldus Gerard. “Dat opstel was een brief. Wij moesten in een brief schrijven aan een vriend om hem te melden dat een hoeve was afgebrand. Die hoeve was werkelijk een week te voren in volle nacht afgebrand, ik was er bij geweest en er waren een paar koeien in de brand gebleven. Zij stonken verschrikkelijk. Ik liet mijn vriend dat alles weten en opeens begon ik op mijn blad te schreien om het droevig nieuws, ik fantaseerde mij er op ook mijn vriend aan het schreien te brengen en nooit zal ik mijn vreugde vergeten toen de brief af was. Die brief was belangrijker geworden dan de brand, ik had mijn gemoed bevrijd en iets schoons gemaakt. Van dan af, als de meester niet gauw genoeg een opstel gaf, schreef ik er een voor mezelf. En ik heb daar eigenlijk nooit meer mee opgehouden.” Voor de periode nà 1910 hebben we – althans in het gemeentearchief - voorlopig geen uitgebreide opzoekingen meer gedaan. Ofschoon we ons doorgaans van alle persoonlijke commentaar onthielden, zal het de lezer toch duidelijk zijn dat er aan meer dan één brand een verdacht reukje hing. Sommige buurten, vooral op de Londerzeelse Heide, werden onevenredig hard door het ‘noodlot’ geteisterd. Bij het begin van de oorlog, tussen 20 augustus en 10 oktober 1914 werden een groot aantal gebouwen in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel zowel door het Duitse geschut als door de afweer van de forten in brand geschoten. Een aantal huizen werd ook gewoon in brand gestoken. Op deze oorlogsellende gaan we hier niet dieper in. Daar werd een dik boek over geschreven.
Het huis van notaris-burgemeester Van Hove te Londerzeel werd door de Duitsers van het 1ste Matrozen Artillerie Regiment bezet en bij hun aftocht naar Antwerpen op 11 oktober 1914 in brand gestoken. Het hele notarisarchief ging daarbij verloren
56
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
Nog een aantal branden van 1920 en later. We besluiten onze opsomming van branden met een aantal zaken die zo schokkend waren dat ze uitgebreid in de kranten werden behandeld. In de maand april 1920 – met amper 2 dagen tussenruimte – brandde het in Londerzeel 2 keer. Beide branden werden door misdadigers aangestoken maar hadden verder niets met elkaar te maken. 15 april 1920: Londerzeel – Brandstichting uit wraak. In de loop van de avond van donderdag 15 april 1920 brandde de schuur van Pieter Vanden Houdt. Ondanks de snelle hulp van de geburen werd het gebouw totaal vernield. Onmiddellijk werd door het slachtoffer en door de commandant van de Londerzeelse gendarmerie aan kwaad opzet gedacht. De volgende morgen zouden drie inwoners van Londerzeel immers voor de Boetstraffelijke Rechtbank van Brussel moeten verschijnen om zich daar te verantwoorden voor de zware mishandelingen die ze eerder Pieter Vanden Houdt zouden hebben toegebracht. Een kort onderzoek wees uit dat deze drie personen inderdaad kort voor het uitbreken van de brand bij de schuur waren gezien. De verdachten werden niet meteen aangehouden maar men heeft ze de volgende dag rustig naar de rechtbank te Brussel laten gaan. Daar werden ze op bevel van de procureur des konings gearresteerd en opgesloten. Het parket is daarna voor verder onderzoek naar Londerzeel afgezakt (bron: Het Nieuws van den Dag van 17 april en De Volksstem van Aalst van 18 april 1920). Ik weet niet hoe deze zaak afgelopen is. 17 april 1920: Londerzeel – Diefstal, terreur en brandstichting. Amper 2 dagen later gebeurde een nieuwe misdadige brandstichting in Londerzeel. De feiten waren zo erg dat ook buitenlandse kranten er over berichtten: Limburger koerier: provinciaal dagblad, 21/4/1920 – Bandieterij - Zaterdagmorgen half vijf deden een vijftal bandieten gemaskerd een aanval op een hoeve te Londerzeel (Vlaanderen). De geldwaarden werden gestolen. Na de plundering werd de hoeve in brand gestoken. Uit de Limburger koerier: provinciaal dagblad van 22/4/1920, Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië van 22/6/1920 en Advertentieblad van Gheel van 24/4/1920: Een roovergeschiedenis - Omtrent den reeds vermelden overval in Vlaanderen valt nader het volgende te berichten: Zaterdagmorgen omstreeks half vijf is de hoeve van de echtelieden Melder-Denis, op het gehucht „De Linden", te Londerzeel, bij afwezigheid van den man, die dagelijks naar de vroegmarkt te Brussel rijdt, door vier schurken, met zwartgemaakt aangezicht, overvallen. De vrouw door een revolver in bedwang gehouden, werd verzocht het geld aan te wijzen. Daar de vrouw weigerde werd zij naar den kelder gesleurd er mishandeld. Meer dood dan levend wees de vrouw de bergplaats aan van 10.000 francs, 10 Belgische bankbiljetten en van eenige juweelen. Eenmaal in het bezit van hun roof staken de schurken de hoeve in brand en sloegen op de vlucht. Op het hulpgeroep van de vrouw kwamen er buren toegesneld, die er in slaagden haar te redden. Tegenover den laaienden brand stonden zij machteloos. Huis en bijgebouw waren weldra een prooi der vlammen. Vier koeien en een aanzienlijk aantal stuks pluimgedierte zijn in den brand gebleven. De schade wordt geschat op 50.000 frank. Een klopjacht in de omstreken bleef zonder gevolg. Het meest uitgebreide verslag van deze huiveringwekkende misdaad vond ik in ‘Het Laatste Nieuws’ van 18 april. “Een Hoeve geplunderd en in Brand gestoken te Londerzeel. - Onveilige tijden.
57
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
Een eeuw geleden had West-Vlaanderen zijn Bakelandt, Oost-Vlaanderen zijn Jan de Lichte, en ‘t land van Mechelen zijn roovers der Pijpelheide, waarvan de oudjes nog weten te vertellen, hetgeen ze zelf van vader en moeder hoorden. En ‘t is wel of die benauwelijke tijden terug gekeerd zijn, daar in de streek tusschen Dendermonde en Mechelen, beheerscht door den hoogen Sint-Romboutstoren. De menschen, die gisterenmorgen naar de Mechelsche markt kwamen, staken de hoofden bijeen om huiverend te luisteren naar 't verhaal van Londerzeel, en de liedjeszanger aan de IJzeren Leen, die eenige weken geleden den moord bij Bonheiden bezong, zal nu weer stof vinden. Met een angstig gevoel keeren de marktgangers naar hun eenzame hoeve terug en menigeen heeft nog eerst in de ijzerwinkel eenige flinke hangsloten en zware kettingen gekocht, en velen zelfs bij den wapenmaker een revolver. De inbrekers. Want ja, ’t is ongehoord, wat er gisteren zeer vroeg te Londerzeel voorviel. Op het gehucht “De Linde” woont op een schoone hoeve het echtpaar Meltens-Denis met vier kinderen. Evenals de meeste buitenlieden rond Mechelen zijn zij meer hoveniers dan landbouwers, en elken morgen rijdt de man met groenten naar de markt te Brussel. Als naar gewoonte vertrok hij ook gisterochtend weer omstreeks 4 uur. Drie roovers, die hun gezicht met schoensmeer zwart gemaakt hadden, spiedden zijn vertrek af en vielen dan de hoeve binnen, zij doorzochten de benedenkamers, maar vonden geen geld en klommen dan naar boven. Uw geld of uw leven! Daar troffen ze de verschrikte echtgenoote Melders aan en bedreigden haar met hun browning, eischend al haar geld. De vrouw weigerde. De schelmen sleurden haar dan naar beneden en mishandelden haar. De ongelukkige, door vrees en geweld verlamd, gaf eindelijk toe en wees in een koffer een som van 10.000 frank in Belgische bankbiljetten en enkele juweelen. De roovers grabbelden haastig den buit samen. De Roode Haan. Twee van hen gingen dan heen, de derde hield met zijn wapen nog altijd de vrouw in bedwang. Welk een geest bezielde dan toch de onverlaten, dat zij deze lieden, nu ze hun geld hadden, nog dieper in 't ongeluk moesten storten? De schurken staken de hoeve in brand. Toen de vlammen knetterden, verdween ook de derde bandiet. De kinderen waren ontwaakt en schreiden. De boerin, als waanzinnig van ontzetting, schreeuwde om hulp. Buren snelden toe en redden de kleinen. Vier koeien verbrand De menschen trachtten het vuur te blusschen, maar te vergeefs. Wild grepen de vlammen om zich heen en overmeesterden het woonhuis en de bijgebouwen. Vier schoone koeien en veel pluimgedierte kwamen in den brand om en werden verkoold. Van de woning bleven slechts de zwartgeblakerde muren over. Alles is vernield en de schade wordt op 50.000 fr. geschat. Een gedeelte wordt door verzekering gedekt. Het gerecht. De gendarmen van Vilvoorde verschenen dadelijk ter plaatse en gaven aan het parket te Brussel kennis van het gebeurde. De roovers zouden den brand gesticht hebben, om elk spoor van hun optreden, als vingerafdrukken, mogelijk achtergelaten voorwerpen, voetstappen, enz. uit te wisschen. De gansche streek werd afgezocht en een ware klopjacht ingericht, maar tot nu toe zonder gevolg. Men bezit slechts een onduidelijke persoonsbeschrijving der drie misdadigers. Men veronderstelt dat deze kerels tot een welingerichte bende behooren. Ook de kranten uit Aalst en uit de Kempen hebben aan deze afschuwelijke gebeurtenis ruim aandacht geschonken. De Volksstem, Aalst 20 april 1920 - Bandietenstreek te Londerzeel - Zaterdag morgend werd er in de gemeente Londerzeel eene afschuwelijke bandietenstreek gepleegd. De 58
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
echtgenooten Melders-Denis, landbouwers, bewonen eene schone hoeve op het gehucht “de Linden”. De man rijdt alle dagen naar de vroege markt te Brussel. Zaterdag morgend nu, rond 4 ½ ure, drongen drie kerels met zwart gemaakt gelaat, die ongetwijfeld het vertrek van Melders afgespied hadden, in de hoeve. Zij doorzochten de verschillende plaatsen, doch geen geld vindend, klommen zij naar het verdiep en wilden de echtgenoote Melders, onder bedreiging met hunne revolvers, dwingen het geld dat in huis was af te geven. Daar de vrouw weigerde, werd zij naar de kelder gesleurd, vreeselijk mishandeld, tot zij, door schrik overmeesterd, de bandieten een kistje aanwees, inhoudende eene som van 10.000 fr. en eenige juweelen van waarde. Twee der schurken trokken met den buit op, terwijl de derde het slachtoffer met zijn revolver in bedwang hield. De twee eersten staken het vuur aan de hoeve en, toen de brand reeds volop woedde, namen ze de vlucht, gevolgd door den derde. Op het hulpgeroep van vrouw Melders en van hare vier kinderen snelden de geburen toe die al de huisgenooten uit den vuurpoel konden redden. Niettegenstaande het moedig optreden van de geburen werden al de gebouwen aangetast en bleven vier schoone melkkoeien en heel het neerhof in de vlammen. Van heel de hoeve en de afhankelijkheden staan nog slechts de zwart berookte muren recht. De schade, gedeeltelijk door de verzekering gedekt, bedraagt rond de 50.000 fr. De gendarmerie, onmiddellijk verwittigd, begaf zich ter plaatse en liet de vreeselijke gebeurtenis ook weten aan het Parket van Brussel. Uit het onderzoek is gebleken dat de bandieten de brandstichting pleegden om hunne sporen uit te wisschen. Het gerecht bezit slechts een heel onduidelijke persoonsbeschrijving van de ellendelingen. Alhoewel er eene klopjacht gedaan werd, kon men hun spoor niet ontdekken. Ongetwijfeld heeft men hier te doen met de leden van de bende, die sinds geruimen tijd in de Brusselsche omgeving en ook verder hare gruweldaden pleegt.’t Is te hopen dat de akelige schurken spoedig in handen van het gerecht zullen zijn. Zulk galgenaas verdient niet alleen dat het ter dood veroordeeld wordt, maar ook dat de beul hen werkelijk het hoofd voor de voeten legt. Gazet van Antwerpen, 23 april, Le Vingtième Siècle, 23 april, Le Soir, 23 april, Het Annoncenblad van Mol, 24 april 1920. De criminele brandstichters van Londerzeel- 3 Arrestaties. De commandant van de rijkswacht van Londerzeel heeft, na lang en intensief speurwerk, de hand kunnen leggen op twee van de vermoedelijke daders van de bandietenstreek bij de echtgenoten Meltens. In de loop van zijn onderzoek vernam hij dat twee gevaarlijke individuën uit Steenhuffel, die lid van een grote bende waren geweest, de avond voor de aanslag in een aantal Londerzeelse café’s waren geweest en ’s nachts niet thuis waren gekomen. Woensdag morgen is hij, samen met één van zijn mannen, de twee schurken bij hen thuis gaan arresteren. Bij hun ondervraging beweerden ze alle twee de nacht van de misdaad thuis geslapen te hebben, maar de buren en zelfs hun ouders verklaren formeel dat ze pas in de ochtend zijn teruggekeerd. Het onderzoek heeft ook aan het licht gebracht dat ze allebei de laatste dagen veel uitgegeven hebben - terwijl ze amper werken – en hun drankschulden hebben betaald. Woensdag namiddag zijn de onderzoeksrechter Poupez de Kettenis, substituut Ost en griffier Cantillon in Londerzeel afgestapt om in de gendarmerie de twee gevangenen te ondervragen en een arrestatiebevel uit te schrijven. Ze werden in de gevangenis van Vorst opgesloten. Donderdag morgen heeft de rijkswachtcommandant ook de bandiet Egied Steenackers, 19 jaar oud, uit Londerzeel, aangehouden. De drie misdadigers hebben zich in een volkomen stilzwijgen gehuld. De Volksstem, Aalst dinsdag 27 april 1920 - De bandieterij van Londerzeel, nog 2 aanhoudingen. Het parket van Brussel is gisteren namiddag andermaal te Londerzeel 59
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
afgestapt om het onderzoek voort te zetten. De aangehouden kerels hadden bekend, dat zij den nacht der brandstichting ook nog eene diefte gepleegd hadden bij de weduwe De Bondt. Zij bekenden ook dat de buit, bij deze laatste gestolen, verkocht geworden was bij zekeren V. Deze werd ondervraagd doch loochende. Men vond echter de waren, bij de weduwe De Bondt gestolen, in zijne woning. V. werd aangehouden, evenals de broeder van een der bandieten, die door zijne medeplichtigen verklikt geworden was. De zaak scheen opgelost. Op 27 april jubelde ‘Het Nieuws van den Dag’: Het onderzoek over de bandietenstreek in de hoeve der echtgenooten Meltens is met den besten uitslag bekroond geworden. Zaterdag namiddag is het parket van Brussel andermaal in de gemeente geweest. De twee kerels, wier aanhouding wij gemeld hebben, bekenden hunne heuveldaad en voegden erbij dat zij denzelfden nacht ook een diefstal pleegden bij de weduwe De Bondt. Eene huiszoeking bij den verheler V., van de gemeente, deed de gestolen waren ontdekken. V. werd aangehouden. De broeder van een der bandieten werd ook bij den kraag gevat. ‘De Standaard’ van 28 april was voorzichtiger en liet onder de hoofding ‘Voorbarige geruchten’ aan zijn lezers het volgende weten: In verband met den overval van de hoeve op het gehucht “De Linden” te Londerzeel, wordt ons van betrouwbare zijde er op gewezen, dat tot nog toe geen enkel schuldige aan de bedoelde schurkenstreek is aangehouden geworden. De aanhouding van eenige personen heeft uitsluitend betrekking op een doodgewonen diefstal, bij nachte gepleegd. Bij niemand zijn waren, toebehoorend aan de familie Melders, ontdekt of aangeslagen geworden. Aloïs Tastinet (of Tortinet), 19 jaar, en Eduard Leemans, 21 jaar, uit Steenhuffel, evenals Egied Steenackers, 19 jaar, uit Londerzeel, hadden inderdaad alleen de inbraak bij de weduwe De Bondt bekend. En dàt is een perfect alibi en hun redding gebleken. La Dernière heure, 29 april en Vooruit, 1 mei 1920: - Men zal zich de afschuwelijke bandietenstreek herinneren, over een paar weken alhier gepleegd. Voor deze zaak werden drie bewoners der streek, op bevel van den onderzoeksrechter Thomas aangehouden. Hunne houding kwam zeer verdacht voor, want aangaande het gebruik van hunnen tijd, den nacht der misdaad, gaven zij uitleggingen, die door verscheidene getuigen tegengesproken werden. Het is nu bewezen, en de betichten hebben het bekend, dat zij op dien oogenblik te Londerzeel-Sint-Jozef een diefstal pleegden met bezwarende omstandigheden in een voddenmagazijn 5. Zij zijn dus onschuldig aan de bandietenstreek. Het gerecht heeft bijgevolg hare opzoekingen herbegonnen om de daders te ontdekken van de plundering en den brand der Hoeve. Ik weet niet of de echte daders ooit gevonden zijn. 1925: Steenhuffel – IJselijke dood van een grijsaard. Het nieuws van den dag, 6 december, en Het Laatste Nieuws, 7 december 1925 - Het parket van Brussel is alhier afgestapt, om een onderzoek in te stellen naar een tragischen brand, waarin een grijsaard levend verkoold werd. Die brand heeft gewoed in het huisje van den 73jarigen Jaak Desmet. De man had 's avonds een houtvuur aangestoken in de plaats waar hij sliep. Tijdens zijn slaap was zijn bed in brand geraakt en de grijsaard heelemaal in vlammen gehuld, kon niet meer uit de voeten en werd levend verkoold. 1931: Londerzeel - Loopt er een pyromaan rond in de gemeente? Van 1 januari tot midden oktober 1931 had het – volgens De Volksstem - in Londerzeel al 9 keer gebrand. Op zondag 25 oktober kwam deze Aalsterse krant met 2 nieuwe gevallen en 5
Het voddenmagazijn van de weduwe De Bondt als we volledig willen zijn . 60
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
schreef: “Brandrampen te Londerzeel - Twee graanmijten, toebehoorende aan den landbouwer Schelfhout, wiens hoeve nog niet lang geleden met heel den inboedel in de asch werd gelegd, zijn afgebrand. De graanmijten stonden meer dan 50 meter van den beganen weg opgesteld en het lijdt geen twijfel dat er kwaadwilligheid in het spel is. Denzelfden nacht bemerkten voorbijgangers dat uit de hoeve van landbouwer Cools, op den Blauwenhoek, insgelijks rookwolken opstegen. Cools en de geburen werden spoedig gewekt en aldus kon het ergste voor de bewoners vermeden worden. Ruim 2000 kgr. hooi verbrandden. Het is de tiende brand die zich dit jaar in de gemeente voordoet.”
En op dinsdag 29 december 1931 berichtte dezelfde krant als volgt: “Huis met stallingen afgebrand te Londerzeel - De kinderen moesten ijlings met het lijk van hun overleden vader vluchten. Zondag in den vroegen morgen had op het gehucht Blauwenhoek te Londerzeel een tragische ramp plaats. Rond half vier werden de kinderen De Vleeschouwer gewekt door het licht en het geknetter van den brand. IJlings sprongen zij uit hun bed en spoedden zich naar het lijk van hun over een paar dagen overleden vader. Dank zij hun haast en hun uiterste krachtinspanningen gelukten zij erin het aan de vlammen te ontrukken. Op 15 minuten tijd was heel het huis één vlam. Een der zonen die naar de paardestal liep, vond tot zijn overgroote verbazing de deur open en zag het paard zich met volle geweld losrukken en met vervaarlijke sprongen vluchten. Naar het schijnt moet de brand aan den paardenstal zijn ontstaan. Inmiddels waren geburen toegesneld en al de dieren, koeien en varkens, konden met groote moeite worden gered. Het paard en de zwijnen liepen erge brandwonden op. Van den hond, die binnen sliep, is nog geen spoor gevonden. Huis en stallingen werden volledig door de vlammen vernield. Het gaat hier om een doorbraaf huisgezin dat in den loop der jaren veel beproeving kende. Het is niet uitgesloten dat hier kwaadwilligheid in het spel is.” Zowel de ‘Gazet van Antwerpen’ van 29 december, als ‘Het Dagblad van Noord-Brabant’ van 30 december voegden nog enkele details toe aan dit verhaal. De overleden vader was de weduwnaar Adolf De Vleeschouwer, de afgebrande hoeve lag aan de Temsche Steenweg en daar woonden 5 kinderen bij hun vader. Een jaar eerder was er door dieven ingebroken... 1932: Londerzeel – Brandstichting. De Volksstem, Aalst 11 juni 1932 - Geval van brandstichting te Londerzeel. Het parket van Brussel is te Londerzeel afgestapt om een onderzoek in te stellen over een brand, welke daar gewoed heeft in de hoeve der echtgenooten Van den B... Maria Van P... echtgenoote Van den B., werd langdurig onderhoord en eindigde met bekentenissen af te leggen. Zij heeft hare hoeve op drie hoeken met petrol besproeid en dan in brand gestoken. De vrouw werd aangehouden en in het gevang te Vorst opgesloten.
61
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
1933: Londerzeel - Metaalfabriek in Puin gelegd. Nieuws van den Dag, 29/3/1933 - Geweldige Brand te Londerzeel - - Miljoenen frank Schade. Het Noodsein.emeente Londerzeel werd Maandag in den valavond in opschudding gebracht door een geweldigen brand, ontstaan in de fabriek “Finametaf” (Financière des Métaux à Froid), gelegen langs den aardeweg, die uitgeeft op den steenweg naar Temsche, achter de statie van Londerzeel. Deze fabriek, welke pas sedert anderhalf jaar was gebouwd en zeer modern was ingericht, hoorde toe aan eene Naamlooze Vennootschap, waarvan de zetel te Brussel is gevestigd. Toen het vuur werd vastgesteld had het reeds een geweldige uitbreiding genomen in het magazijn dat reeds aan een vuurpoel geleek. Op het eerste noodsein waren de pompiers der gemeente ter plaats gekomen met hun bluschmateriaal, doch gezien de uitgestrektheid van de ramp, werd ook beroep gedaan op de brandweer van Willebroeck. Het Bluschwerk. Het bluschwerk ging met groote moelijkheden gepaard daar het water moest geput worden uit een beekje, dat ongeveer 100 meter van de fabriek loopt. Het vernielend element had dan ook alle gelegenheid om uitbreiding te nemen. Ontploffingen. Twee personen gewond Enkele uren later stond gansch de fabriek, zoo groot als zij was in lichte laaie. Boven het sissend geknetter der vlammen hoorde men af en toe hevige ontploffingen, veroorzaakt door het springen van bussen zuurstof en vaten mazout. Door de reddingsploegen werden wonderen van moed en zelfopoffering aan den dag gelegd om den al vernielenden vuurgloed te stuiten. Een gendarm en een pompier liepen verwondingen op ten gevolge der ontploffingen. Het bleek weldra dat alle pogingen om nog iets van de fabriek te redden, nutteloos waren, zoodat de pompiers zich ook bepaalden, om de naburige fabrieken, namelijk eene voddenwasscherij, van vernieling te vrijwaren. De Volksmenigte. Strenge ordedienst Ten 10 ure 's avonds woedde de brand nog steeds in alle hevigheid, ondanks de vereenigde krachten van de brandweer en van arbeiders uit de fabriek, die meest allen ter plaats waren gekomen om mee te helpen blusschen. Uren ver in den omtrek was de vuurgloed te zien en een groote menigte was op den Temschen steenweg samengestroomd om den brand te aanschouwen. Door de gendarmen was een strenge ordedienst ingericht om het volk op afstand te houden. De algemeene bestuurder der onderneming bevond zich ter plaats van de ramp, samen met de bijzonderste bedienden. De Schade. De schade kan nog niet met zekerheid bepaald worden, doch zal in alle geval verscheidene miljoenen bedragen. GelukkigIijk is er verzekering. De arbeiders hadden getracht nog enkele machienen en materiaal te redden, doch het grootste gedeelte van de fabriek moet als verloren beschouwd worden. Schier alle machienen zijn tot een vormlooze hoop ijzer verwrongen. De fabriek besloeg een groote oppervlakte. Zij bestond namelijk uit een zevental groote afdeelingen, welke één voor één door het vuur werden aangetast, en waarvan de daken met groot gedruisch instortten, myriaden gensters in den omtrek verspreidend. De Oorzaak. Dat het vuur een zoo gemakkelijke prooi vond is te wijten aan het feit dat er veel hout was verwerkt aan de gebouwen. Over het ontstaan van den brand is nog niets met zekerheid gekend. Er waren nog arbeiders in de fabriek werkzaam toen het vuur werd vastgesteld. De geteisterde Fabriek.
62
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
Deze fabriek was de grootste van Londerzeel. Er werden alle soorten van boulons vervaardigd en daarom werd zij door de bevolking niet anders genoemd als de vijzenfabriek. Er werd vooral gewerkt voor “uitvoer”. Talrijke arbeiders uit de streek vonden er bezigheid en er was spraak van dat eerlang een derde ploeg aan het werk zou gesteld worden. Rond de 200 arbeiders zijn door dezen brand werkloos gesteld, zoodat het voor de streek zelf ook een ware ramp is in deze benarde krisistijden. Ook ‘De Volksgazet’ en ‘La Journée industrielle’ (Frankrijk) besteedden op 28 en 29 maart enige aandacht aan deze brand.
1933: Steenhuffel - Drie aanhoudingen na brandstichting. Het Nieuws van den dag, en Het Volk, van 23 mei 1933 - De inboedel was In veiligheid gebracht. Zondag morgen, om 6 u. ontstond een hevige brand in de woning van de echtgenooten Henri Haverals, te Steenhuffel. Het huis werd vernield en de inboedel was, volgens de verklaringen van de geteisterden, volledig vernield. De rijkswacht werd gewaarschuwd en er werden verdachte vaststellingen gedaan. Van de verwoesting der meubelen was er niet veel te zien. De rechterlijke policie van het Brusselsche parket werd gewaarschuwd en een rechterlijk officier kwam ter plaatse. Uit het onderzoek bleek dat geen meubelen waren gered geworden tijdens den brand. Niettemin werd het grootste gedeelte van de meubelen ontdekt in de woning van Corneille Haverals, broeder van Henri Havenals, namelijk in een schuur. Niemand bleek te weten hoe deze meubelen in de schuur waren gekomen. Er was verzekering voor den brand. Met het oog op deze verdachte omstandigheden werden Haverals Henri, zijn vrouw Celestine Roelants en Corneille Haverals onder aanhoudingsbevel geplaatst en opgesloten ter beschikking van den Prokureur des Konings.
63
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
Genealogische informatie: Haverals Cornelius (° Steenhuffel 1886) en Haverals Hendrik (° Steenhuffel 1889) waren zonen van Petrus Joannes (Steenhuffel) en Petronelle Van de Voorde (Opwijk). Plaats van het gebeuren: Over de Beek nr. 14.
1933: Londerzeel – Twee huizen verwoest. Het Laatste Nieuws, 11 oktober en Gazet van Antwerpen, 12 oktober 1933 - Te Londerzeel zijn in den afgeloopen nacht twee huizen afgebrand. De huizen zijn gelegen in de Weidestraat. Het eene is bewoond door Pieter Van Dyck; het andere door Pieter De Bergher. De schade is aanzienlijk, doch door verzekering gedekt. 1934: Malderen - Verdachte Brand. Het Volk en Het Laatste Nieuws van 13 februari 1934: De bewoner van de geteisterde hoeve aangehouden. In den nacht van Zaterdag op Zondag (10 op 11 februari) brak brand uit in de hoeve van landbouwer H. Goossens, op het gehucht Kruisheide te Malderen. Een paard, varkens en pluimvee vonden den dood in de vlammen. Verder werd aanzienlijke schade aangericht. De landbouwer was voor een hoog bedrag verzekerd. Tijdens het onderzoek werden twee brandhaarden ontdekt. Goossens had in den vooravond zijn hofstede verlaten om zich naar Brussel te begeven. Hij werd aangehouden ter beschikking van het Brusselsche parket. Maandagnamiddag zou onderzoeksrechter De Muylder vergezeld van deskundige Haulotte. ter plaatse afstappen. 1934: Steenhuffel – Verdachte Brand. Le Soir, en Het Laatste Nieuws, 8 maart 1934: Twee echtgenooten aangehouden. Te Steenhuffel op de Meer heeft een brand gewoed In het huis van de echtgenooten Paul Ceuppens en Jeanne Moyson. Toen de overheden werden verwittigd bleven er van het huis slechts verkoolde muren en puin over. Er werden verdachte vaststellingen gedaan en de rechterlijke politie van het parket werd verwittigd. Men ontdekte verschillende brandhaarden. De echtgenooten werden naar Brussel overgebracht en opgesloten ter beschikking van den prokureur des koning. Zij loochenen den brand te hebben gesticht. 1934: Steenhuffel – Jonge vrouw levend verbrand. Het Nieuws van den dag, le Soir en Het Laatste Nieuws van 21 april, Het Volk van 22 april 1934: Noodlottige onvoorzichtigheid te Steenhuffel. Donderdag avond (19 april) wakkerde de 21-jarige Louisa Arnauts, in dienst te Steenhuffel, het vuur aan in een kamer. De vrouw kwam te dicht met haar kleederen tegen de vlammen, die vuur vatten. In een oogwenk stond de ongelukkige In lichte laaie. Zij had vreeselijke brandwonden opgeloopen en werd bij hoogdringendheid naar de kliniek der Linthoutstraat te Etterbeek overgebracht, waar ze Vrijdagmorgen bezweken is aan de gevolgen der opgoloopen verwondingen. 1934: Londerzeel – De dubbele tegenslag van de familie Aerts. Het volgende verhaal begon met een kort bericht in onder meer ‘De Gentenaar’ van 25 oktober 1934: Hevige brand te Londerzeel. Dinsdag nacht (23 oktober) is brand ontstaan in de boerderij van Karel Aerts te Londerzeel, aan de Pikstraat. De schade beloopt 150.000 frank. Op 27 oktober gaven Het Laatste Nieuws en de Gazet van Antwerpen nog volgende details: Wij meldden dat de boerderij van Karel Aerts, te Londerzeel een paar dagen geleden was afgebrand en dat de schade op 150.000 fr. werd geraamd, daar geheel den oogst en ook acht koeien in den brand bleven. Van de eigenlijke woning bleef er niet veel over. Maar daar bleef het niet bij want onder de hoofding ‘Geheel het gezin Aerts aangehouden onder verdenking van brandstichting’ voegden beide kranten daar aan toe: De brand scheen van het eerste oogenblik af verdacht daar door de rijkswacht verschillende vuurhaarden waren vastgesteld. De rechterlijke politie van het Brusselsche parket begaf zich dan ter plaatse. De familie 64
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
Aerts beweerde dat de brand aan kortsluiting was te wijten. Het vuur scheen in de schuur te zijn ontstaan. Doch ook op den zolder was de brand begonnen. Wat vooral verdacht schijnt voor het gerecht is dat een opening in den muur was gemaakt, blijkbaar om tocht te verwekken voor de aanwakkering van het vuur. Verder was er een houten balk van het dak doorgezaagd, naar de politie meent om het gemakkelijker te doen instorten. Aerts had pas een elektrische inrichting geplaatst in zijn boerderij. Er werd na den brand over kortsluiting gesproken. Doch hier kon de oorzaak niet worden gezocht, daar er wel een inrichting was, maar zonder stroom. De aansluiting zou namelijk binnen een maand gebeuren. In deze omstandigheden heeft onderzoeksrechter Geerinckx een opleidingsbevel afgeleverd ten laste van Karel Aerts, zijn vrouw zijn zonen Jan, Albert en Jan-Baptist en zijn schoonzoon Jozef De Bondt. Zij zijn allen overgebracht naar net gerechtshof te Brussel. De boerderij was voor 152.000 fr. verzekerd. Het zou niet de eerste keer geweest zijn dat onze ouderen de verzekering probeerden op te lichten. De gedane vaststellingen waren ook hier op zijn minst een beetje verdacht. Edoch, 6 weken later, op 12 december 1934, zagen zowel Het Laatste Nieuws als Het Nieuws van den Dag en Het Handelsblad van Antwerpen zich verplicht om het volgende te publiceren: De Brand te Londerzeel – Een ontslag van rechtsvervolging. De familie Aerts in vrijheid gesteld. Men herinnert zich, een paar maanden geleden, den brand te Londerzeel, op de boerderij van de familie Aerts. In verband met deze zaak werden een aantal familieleden aangehouden, onder verdenking van brandstichting. Acht koeien kwamen in de vlammen om. Er bestond verzekering. De bewoners hadden verklaard, dat volgens hun meening de brand door een kortsluiting ontstaan was, maar het bleek, dat de elektrische geleiding nog niet aangekoppeld was. De verdachten die hun eerste verklaringen aan de gendarmen gedaan hadden, werden na ondervraging door den onderzoeksrechter in de gevangenis te Sint-Gillis opgesloten. De zaak werd thans voor de raadkamer opgeroepen. De beschuldigden werden bijgestaan door mr. De Keersmaecker. De kamer heeft een ontslag van rechtsvervolging uitgesproken en de familie Aerts werd in vrijheid gesteld. Als we het van de positieve kant zouden willen bekijken, quod non, kunnen besluiten met de gedachte dat de familie Aerts weliswaar haar woning had verloren maar dat ze daarna toch 6 weken lang onderdak heeft gehad. 1935: Londerzeel – Brand. Een boerderij verwoest. In den afgeloopen nacht heeft een brand de boerderij vernield van den landbouwer P. Van Humbeeck te Londerzeel. Ook dit bericht uit Het Laatste Nieuws van 1 mei 1935 kreeg een vervolg... Het Handelsblad, Het Laatste Nieuws, Gazet van Antwerpen, ht Nieuws van den Dag, van 2 mei, en De Volksstem uit Aalst van 3 mei 1935: De brand te Londerzeel werd door een van de bewoners aangestoken. Eene aanhouding na bekentenis. Wij meldden dat te Londerzeel de woning van Alfons Van Humbeeck door een brand werd vernield. Het geval scheen verdacht en uit het onderzoek is gebleken dat de vermoedens gerechtvaardigd waren. Alfons Van Humbeeck, die het huis bewoonde, was er eigenaar van, samen met zijn broer en zuster. Zij leefden echter in slechte verstandhouding, in verband met de likwidatie van hun erfenis, en om zich te wreken heeft Alfons Van Humbeeck het huis in brand gestoken. Hij werd naar Brussel overgebracht en opgesloten onder aanhoudingsbevel. De man heeft bekend dat hij de brand heeft gesticht. 1936: Londerzeel - Twee woningen vernield. In den afgeloopen nacht zijn twee aan elkaar palende woningen, aan de Temschestraat, te Londerzeel onderscheidelijk betrokken door de hh. Alois Hyssels en Ed. Verbeke, door brand totaal vernield (bron: Het Laatste Nieuws, 4 maart 1936). 65
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
1936: Londerzeel - Stallen, schuur en oogst door brand vernield. Te Londerzeel is de woning afgebrand van Petrus Van Obberghen, Snottelaan. De schuur, stallingen, oogst en een koe zijn door het vuur vernield of omgekomen. De schade is aanzienlijk (bron: Het Nieuws van den Dag en Het Laatste Nieuws, 25 maart 1936). 1936: Londerzeel - Het huis van winkelier Frans De Mol werd rond 3 uur ‘s nachts door brand vernield. De buren merkten het vuur. Meubelen en winkelwaren bleven in de vlammen (bron: De Volksgazet, 12 augustus 1936). 1937: Londerzeel – Zware brand, hoeve en twee arbeiderswoningen vernield. Het Laatste Nieuws van 12 juni, evenals Het Handelsblad van Antwerpen en Het Nieuws van den Dag van 13 juni 1937 informeerden hun lezers over een zware brand te Londerzeel: Vrijdagnamiddag (11 juni), omstreeks 3 uur, is brand uitgebroken in de hoeve van landbouwer Petrus Van Eeckhout, wonende gehucht “Klein-Holland”, te Londerzeel. Het vuur nam een vlugge uitbreiding en ook de belendende arbeiderswoningen van Jos Moens en Frans Andries werden door de vlammen aangetast. Weldra stonden ook deze huizen in lichtelaale. De hoeve en de twee arbeiderswoningen werden totaal in de asch gelegd. Slechts enkele meubelen konden gered worden. De schade is zeer aanzienlijk. 1937: Steenhuffel – Hoevebrand te Steenhuffel. Het Nieuws van den dag en Het Laatste Nieuws van 3 juli 1937: Huis met stal en schuur in de as gelegd. Donderdag avond (1 juli), te 10 uur, is er brand ontstaan in de gebouwen van landbouwer Leonard Vanderstraeten te Steenhuffel. De vlammen breidden zich spoedig uit en woonhuis, schuur en stallingen brandden ten gronde af. De schade is vrij aanzienlijk. 1937: Londerzeel – Een stal en loods verwoest. Het Laatste Nieuws, 4 september 1937: Te Londerzeel is tengevolge van brand, een paardenstal en een loods van Jozef Teugels, wonende op het gehucht Sneppelaar, door brand verwoest. Een paard is kunnen gered worden. Er is eene gedeeltelijke verzekering. 1938: Londerzeel-Sint-Jozef – Huis met inboedel volledig door brand vernield. De Volksgazet, Het Handelsblad en Het Laatste Nieuws van 13 februari 1938: Hevige Brand te Londerzeel In den afgeloopen nacht heeft te Londerzeel een brand gewoed in het huis van Henri De Naeyer, wonende Bloemstraat 46. Een koe en haar kalf zijn in den brand gebleven, alsmede een som van 2.500 fr. in bankbiljetten. Geheel het huis is afgebrand. 1938: Steenhuffel - Hofstede door brand geteisterd. Het Laatste Nieuws, 27 maart 1938: Zaterdagnamiddag (26 maart) is brand uitgebroken in de hofstede en terzelfder tijd herberg van Jules Herremans. wonende hoek der Stationsstraat en Dorpsplein De bewoners, geholpen door de buren konden nog enkele meubels en het vee redden. Er moest hard worden gewerkt om de smidse van Jan De Bondt te vrijwaren. De locatie anno 2020
66
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
1938 Steenhuffel – Alweer brand. Het Laatste Nieuws, 10 april 1938: ’s Morgens, toen vrouw J. Depauw opstond, stelde zij vast dat rook uit het dak van haar woning opsteeg. Spoedig stond het heele huis, dat op een afgezonderde plaats staat, in lichtelaaie en brandde tot den grond af. De inboedel werd een prooi der vlammen. 1938: Londerzeel – Twee woningen door het vuur vernield. Het Handelsblad van Antwerpen van 27 juni 1938: Tijdens den nacht brak er brand uit in de woning van Leopold April, te Londerzeel. Alle meubelen en het landbouwgerief werden de prooi der vlammen. De aanpalende woning, betrokken door Frans Van Zaelen, werd eveneens de prooi der vlammen. Hier kon nog tijdig een gedeelte van den inboedel worden gered. 1939: Malderen – Hoeve door het vuur vernield. Het Handelsblad van Antwerpen, 15 juli 1939: Brand is uitgebroken tijdens den nacht in de boerderij bewoond door Leo Constant, Kruisheide te Malderen.De bewoners konden juist op het nippertje de vlucht nemen en de vlammen namen zulke snelle uitbreiding, dat niets kon worden gered. Drie koeien en drie kalveren werden verkoold. Een paard, dat in de schuur stond, werd gered. De schade Is vrij aanzienlijk. Er bestaat gedeeltelijke verzekering. 1940: Londerzeel – Brand op boerderij “Vannummes”. De Volksstem van Aalst en Het Nieuws van den Dag van 8 oktober, en Vooruit van 9 oktober 1940: ’s Namiddags werden de rustige gemeenten Londerzeel en Steenhuffel in rep en roer gezet door een groote hoevebrand, die uitgebroken was in een der grootste en schoonste hoeven uit den omtrek, deze der echtgenooten De Ridder-Cooremans, gelegen in de Steenhuffelstraat, op de grensscheiding van Londerzeel en Steenhuffel.De oorzaak van den brand is onbekend. De brand moet een aanvang genomen hebben in den koestal en heeft op enkele oogenblikken tijd zoo’n geweldige uitbreiding genomen dat hieruit niets meer kon gered worden; een kalf dat zich in den stal bevond is in de vlammen omgekomen. Gelukkig stonden de andere koebeesten op de weide, anders waren zij ook de prooi der vlammen geworden. Door het krachtdadige optreden van toegesnelde helpers kon het woonhuis gevrijwaard blijven. Zooals de koestal met den inboedel is ook gansch de schuur afgebrand. In de schuur verbrandde de graanoogst en al het hooi: ook de aardappelen die zich in een kelder in de schuur bevonden bleven de prooi der vlammen, alsmede al de machines behalve de dorschmachine, die kon buiten gebracht worden. Vijfduizend kgr. kolen die zich in de schuur bevonden verbrandden gedeeltelijk. Met de brandspuit werd gansch den namiddag en den nacht doorgewerkt om de vlammen te dooven.De rijkswachters van Londerzeel en de gemeentelijke politie kwamen ter plaatse.De echtgenooten De Ridder-Cooremans hebben zeven kleine kinderen.
De locatie anno 2020. De gebouwen zijn (met wat recentere gevelstenen) nog dezelfde als in 1940.
67
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
1947: Londerzeel – Misdadige brand. De Gentenaar van 3 juni en Het Laatste Nieuws van 6 juni 1947 (gecombineerd): De genaamde Romaan Van Keer had enkele weken geleden zijn woning verkocht om daarna zijn intrek te nemen in een gesticht voor ouderlingen. Het huis werd voorlopig verder bewoond door de zoon Jozef van Keer maar zijn nieuwe huisbaas verplichtte hem te verhuizen Zondag 1 juni was Jozef 's morgens thuis gekomen. Wellicht onder invloed van de drank, begon hij met een bijl al zijn meubelen stuk te slaan. Toen stak hij het vuur aan zijn bed. Geburen snelden toe en wilden de vlammen blussen, die spoedig uitbreiding namen en zich mededeelden aan het huis. Jozef hield de wacht vóór het huis, gewapend met zijn bijl en belette alle bluswerk, roepend: t Als ik uit mijn huis moet, zal niemand anders er nog wonen! Nadat hij door de Rijkswacht was onschadelijk gemaakt, werd het vuur door de gemeentelijk ebrandweer bestreden, doch de brand had reeds zulke uitbreiding genomen, dat zij er zich moesten bij bepalen de omliggende huizen te vrijwaren. Het huis brandde totaal af en slechts enkele meubelen konden worden gered. Toen men vaststelde dat Jozef Van Keer de brand had gesticht werd hij aangehouden en opgesloten. Hij zou eerst al zijn geld verspild hebben om vervolgens deze onzinnige daad te verrichten. Het parket is ter plaatse afgestapt. 1947: Steenhuffel - Klompenmakerij uitgebrand. De Nieuwe Gids, 2 oktober, en Het Nieuws van den dag, 3 oktober 1947: Het woonhuis bleef gevrijwaard. Inwoners van Steenhuffel bemerkten dat rook opsteeg uit de klompenmakerij van Corneel De Caluwé, gelegen in het Dorp. Het vuur breidde zich zeer snel uit in 't werkhuis dat een grote hoeveelheid afgewerkte klompen bevatte. Gans het gebouw was dan ook weldra in een vuurpoel herschapen. Intussen waren de afwezige bewoners van de ramp op de hoogte gebracht. De in allerijl opgebelde pompiers van Londerzeel kwamen spoedig ter plaatse en konden, dank zij hun moedig optreden het woonhuis vrijwaren. Gans het werkhuis, benevens al de machines en een grote hoeveelheid afgewerkte klompen werd een prooi der vlammen. De aangerichte schade is dan ook zeer groot en zou 7 à 800.000 fr. bedragen. Opmerking: dezelfde klompenmakerij was al eens op 28 november 1893 volledig afgebrand.
Vrij wazige, weinig informatieve maar absoluut authentieke foto genomen in de klompenmakerij De Caluwe in 1946 (eigen archief)
1960 à 1970 – Samensteller van deze brochure herinnert zich nog 2 spectaculaire branden in Steenhuffel in de zestiger jaren van vorige eeuw: de brand van de schuur van de Robbroekhoeve en de brand van de schrijnwerkerij van Palm tegenover de grote poort van de kerk. 68
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
1968: Felicitaties voor de brandweer van Londerzeel uit onverdachte bron. Tenslotte, om in schoonheid te eindigen nog dit... Het betreft geen brand in Londerzeel, maar precies daarom werd de interventie van de Londerzeelse brandweer dermate geapprecieerd dat de ‘De Gazet van Aalst’ er op 14 september 1968 een lovend artikel aan wijdde. Dat was weliswaar in de eerste plaats om de eigen manschappen te eren, maar toch... “In de Brabantse gemeente Merchtem,” aldus de krant, “is woensdag laatstleden in een maalderij 600 ton tarwe door een brand vernietigd. Verondersteld wordt vooralsnog dat de oorzaak zou te zoeken zijn in een kortsluiting. Bedenkelijk evenwel is het feit dat naar verluidt sommige opgeroepen brandweerkorpsen geweigerd zouden hebben ter hulp te komen. Zo o.m. het goed uitgeruste korps van AnderlechtBrussel. Het blijkt dat deze weigering zou gemotiveerd zijn door het niet hernieuwen van het kontrakt tussen de gemeente Merchtem en Anderlecht. De brandweer van Londerzeel had reeds een uiterste inspanning geleverd, maar bij gebrek aan speciale ladders voor dit bijzonder hoge komplex en het gevaar voor verdere uitbreiding diende men versterking te vragen. Na tal van telefonische oproepen was uiteindelijk, behalve dat van Londerzeel, alleen het Aalsterse brandweerkorps spontaan bereid hulp te bieden. Deze slaagde er in samen met de brandweer van Londerzeel de brand in te dijken. De schade was niettemin reeds aanzienlijk, maar anderdeels werden door de tussenkomst de belendende woningen gevrijwaard. De ganse affaire lijkt in elk geval onverkwikkelijk. Als het juist is dat de gemeente Merchtem haar kontrakt niet heeft hernieuwd met een of ander brandweerkorps, dan stelt zich inderdaad meteen ook het probleem van de verantwoordelijkheid van een gemeentebestuur. De weigerige reakties van andere korpsen omwille van een kille administratieve overeenkomst, toont echter een gebrek aan werkelijke gemeenschapszin. Na de brand in de Brusselse Innovation – gelukkig zijn te Merchtem geen slachtoffers gevallen – ziet het er naar uit dat men inzake brandbestrijdingsorganisatie in ons land nog steeds stoelt op dorre administratieve teksten.”
Omdat en hier naar verwezen werd: de dramatische brand van het warenhuis Innovation te Brussel op 22 mei 1967 met 251 doden als gevolg.
69
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
BIJLAGE 1 – EEN PAAR WOORDEN OVER BRANDVERZEKERING Ofschoon sommige gilden een zekere vorm van verzekering tegen brand schijnen gekend te hebben en ofschoon, ook in Vlaanderen, in de Middeleeuwen onderlinge brandfondsen bestonden, werden de eerste bedrijven die van verzekeren hun broodwinning maakten pas op het einde van de 17de eeuw opgericht. Dat gebeurde met name in Engeland, nà de grote brand van Londen in 1660. Ons land kreeg zijn eerste brandverzekeringsmaatschappijen tijdens de regering van Willem I. De allereerste was “Securitas”, dat in 1819 gesticht werd te Antwerpen, waar tussen de massa opeengestapelde goederen soms grote branden ontstonden. Daarna volgden de premiemaatschappijen “De Schelde”, de “A.G.” de “P.R.” (Propriétaires Réunis), “La Belgique”, de “Compagnie de Bruxelles”, en andere. Om aan te tonen of en bij wie een gebouw verzekerd was, werd door de maatschappij een loden of blikken plaat op de voorgevel aangebracht (zie de afbeeldingen op volgende bladzijde). Als plaatselijke verzekeringsagenten werden personen gekozen die binnen de gemeenschap een hoog aanzien genoten. In de documenten die we onderzochten hebben we slechts twee namen gevonden: - In 1889 had Jan Frans De Bondt een agentschap van de “Assurances Générales”. - In 1895 was Pieter Moens de Londerzeelse agent van “Securitas”. In 1871 was ook “Le Lion Belge” (de Belgische Leeuw), een brandverzekeringsmaatschappij met hoofdzetel in Luik, die in 1833 was opgericht, op zoek naar een Londerzeelse agent. Op 3 juni schreef de hoofdagent, een zekere P. Pilate uit Sint-Joost-ten-Noode, hiervoor volgende brief naar de gemeentesecretaris: “Daar ik verlang eenen agent in uwe gemeente te hebben, waarin tot hiertoe mijne maatschappij niet is vertegenwoordigd, denk ik mij niet beter te kunnen wenden dan tot u, om dees mandaat, dat met eene andere bezigheid bediend kan worden, aan te bieden. De agenten van de maatschappij moeten werkzaam en zeer gekend zijn, en ook eenen zekeren invloed in hunne gemeente hebben. Indien deze zaak u kan aanstaan, zal ik u de voorwaarden en de voordeelen eraan gehecht laten geworden; in het tegenovergestelde geval zoude ik u zeer verplicht zijn, indien gij deze bediening aan eenen persoon van uwe kennis zoude willen voorstellen. Met de hoop van een gunstig antwoord, breng ik u mijne oprechte groetenissen over. De voornaamste agent, P. Pilate.” We weten niet of deze Pontius Pilatus ook iemand gevonden heeft. Onderstaande tabel geeft een idee over de mate waarin deze en andere maatschappijen in Londerzeel ingeburgerd waren. Branden met info over verzekering Periode Niet verzekerd Verzekerd bij La France Verzekerd bij A.G. Verzekerd bij Brusselse Maatschappij De Phenix Verzekerd bij De Schelde Verzekerd bij Securitas (Antverpia) Verzekerd bij de Propriétaires Réunis-Verenigde Eigenaars Verzekerd bij Sint-Michael-Saint Michel, Brussel Verzekerd bij La Belgique Verzekerd bij L’Union Belge-De Belgische Vereeninging Verzekerd bij Helvetia Verzekerd bij de Compagnie d’assurances mutuelles
1825-1849 4 1 2
2
1850-1874 7
1875-1899 0 1
3 8 2 5 3
4 2 5
3 1 1
70
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
Brandverzekeringsplaatjes Gevonden op de site http://www.maastrichtsegevelstenen.nl/MG/brandsoorten.htm
Securitas Antverpia
Les Propriétaires Réunis
De Schelde
l’Union Belge
Compagnie de Bruxelles 71
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
BIJLAGE 2 – LOKALE VERORDENINGEN IVM BRAND Steenhuffel 18 maart 1847 Gemeentereglement (Bijlage bij de zitting van de gemeenteraad, niet overgenomen in het register der beraadslagingen). Den gemeenteraed van Steenuffel, Gezien art. 78 der gemeentewet, 6. Middelen om den brand te voorkomen. Art. 53 – Voor het toekomende, in het maeken van gebouwen, van ovens, en in de zwaere herstellingen die men er zal aen uytvoeren, op eenen afstand minder dan 40 meters van een ander gebouw of van eenen ijzeren weg op welken men gebruyk maekt van locomotieven, zal het maer geoorlofd zijn van in hard te werken, ’t is te zeggen, met stoffen buytenwendig geplaetst die geen vuer kunnen vatten, zoo als voor de mueren: steenen, kareel, aerde, pleyster, kley, plaester, kalk, en voor de daken: schaliën, tichels, zink, enz, enz. Art. 54 – De schouwen zullen atijd met zorg gemaekt worden, op zoodanige wijze om alle gevaer van brand te vermijden. De pijpen zullen ten minste de hoogte moeten bereyken van 1 meter boven het dak wanneer het in hard zal gemaekt worden, en ter zelver hoogte boven den top wanneer het dakwerk in strooy zal zijn, ofwel wanneer het op eenen afstand zal zijn van minder dan 5 meters van een gebouw gedekt met de zelve stoffe. Art. 55 – de plaetselijke overheyd zal waeken opdat geenen oven, geene smis of usiene hoegenaemd, alwaer men gebruyk maekt van vuer, geopend moge worden, ’t en zij na dat het bewezen zal zijn geweest dat zij alle de voorwaerden voorstellen bekwaem om den brand te vermijden. Art. 56 – Er word aen allen bewoner van een huys bevolen van, ten minste eenmael ’s jaers, de schouwen te doen vaegen van welke hij zich dagelijks bedient; die der gieterijen, der ovens en keukens van aubergisten en tafelhouders, der brouwerijen, stokerijen, usienen en andere opregtingen van dit slach zullen ten minste twee mael ’s jaers en meer gevaegd worden, indien de overheyd zulks behoorlijk vind. Art. 57 – Er zullen elk jaer twee tijdstippen zijn voor het vaegen van de schouwen, het eerste bepaeld van den 1 tot den 30 meert, en het tweede van den 1 tot den 30 october. Binnen de maend volgend op elk dezer tijdstippen zullen een lid van het collegie van borgemeester en schepenen, of den commissaris van policie hunne bezigtiging doen. Art. 58 – Het gebruyk der heerden en schouwen die eenig gevaer voor den brand zouden voorstellen, zal worden verboden door een besluyt van het collegie van borgemeester en schepenen. Art. 59 – Het is verboden van vuer aen te steken in de schouwen en buyzen van kachels om ze te kuysschen, en van er ten zelven eynde geweerscheuten of van andere wapens in af te lossen. Art. 60 – Het is verboden van vuer aen te steken in de velden op minder dan 100 meters van de huyzen, gebouwen, wouden, heyden, bosschen, boomgaerden, plantingen, haegen, mijten, graentassen, strooy, hooy, voeragiën of van alle andere verzameling van brandbaere stoffen. Art. 61 – Het is uytdrukkelijk verboden van binnen de stallen, schueren, opene plaetsen en in alle hoegenaemde plaetsen te treden alwaer er hooy, strooy en andere brandbaere stoffen zijn, met lichten, ’t en zij de zelve gesloten zijn in wel toegedaene lanteernen; van zich te begeven in de zelve plaetsen met brandende pijpen, eyndelijk van, overal elders dan binnen de wooningen, cigaeren of met pijpen zonder deksels te rooken. Om al wat hier voorgaet te verzekeren, zal allen inwooner, eygenaer of bezitter van peerden of van vee gehouden zijn van, op het eerste aenzoek het welk er hem door den borgemeester van gedaen zal worden, de lanteernen te vertoonen welke hij bezit.
72
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
Art. 62 – De schrijnwerkers, timmerlieden, kuypers, raedemaekers en alle andere die het hout bewerken, zullen geen vuer mogen aensteken in hunne werkhuyzen. Art. 63 – De mijten van graen, hooy en slooren zullen altijd moeten geplaetst zijn op eenen afstand van meer dan 50 meters van alle wooning of gebouw, en van 10 meters van de ijzeren wegen en van de andere openbaere wegen. Art. 64 – De vaders, moeders, voogden, leermeesters of allen anderen persoon, die het opzigt hebben van de kinderen die hun toevertrouwd zijn, zullen in geen geval, de kinderen onder de 7 jaeren mogen alleen laeten in de huyzen alwaer er vuer is. Art. 65 – Het is uytdrukkelijk verboden van den grond der gemeente te doorloopen met brandende fakkels, ’t en zij bij volstrekte noodzaekelijkheyd, en , in dit geval, zonder er de toelaeting van te hebben bekomen van de plaetselijke overheyd. Malderen 3 september 1856 Reglement van politie. De gemeenteraad van Malderen. Gezien het artikel 78 der gemeentewet van 30 meert 1836. Herzien het politiereglement vastgesteld voor deze gemeente op den 28 juny 1838 door de bevoegde overheid, en willende hetzelve in overeenkomst brengen met de nieuw bestaande landswetten en reglementen, tot behoud van het goede orde en veiligheid in de gemeente, gelijkvormig de bevelen van den heer gouverneur dezer provincie, gesloten in het M.A. 135 en 136 van 7 augusty laatst. §6 - Middelen om brand te voorkomen. Art. 54 - Het zal niemand geoorloofd zijn, binnen den afstand van minstens 40 m. van eenen ijzeren weg of van eenen anderen openbaren weg, van een fabriek of van een ander gebouw, daar men onvermijdelijk vuur moet stoken, eenige houten huizen of logiën te timmeren, of de gebouwen, zelfs in steen opgericht, anders dan met schaliën, pannen, tichels, ijzer of zink te dekken. Art. 55 - Niemand zal gerechtigd zijn eenig gebouw langsheen de publieke straten op te richten zonder hiertoe voorafgaandelijk de machtiging te hebben bekomen van het kollegie van burgemeester en schepenen, die het alignement zal aanwijzen. Art. 56 - De schouwen zullen gemetst worden in dier voegen dat men er geen hout of andere brandstoffen in gebruikt, en eene hoogte moeten bereiken van eenen meter boven het dak. Art. 57 - De plaatselijke besturen, altijd het recht en de verplichting hebbende om zich te verzekeren dat de fabrieken, tot welkers daarstelling eene vergunning der bevoegde overheid wordt vereischt, zich aan de voorwaarden van die vergunning gedragen, zal elken fabrikant de noodige bezichtiging deswegens moeten gedoogen. Art. 58 - Alle bewooner van een huis of van een gedeelte van hetzelve waar men vuur stookt, is gehouden ten minsten een jaar zijne schouw of schouwen te doen vagen. Art. 59 - Het kollegie van burgemeester en schepenen zal bij beredeneerd besluit de haarden of schouwen die eenig brandgevaar mochten opleveren, kunnen buiten werking stellen en de gebruiker die het aangaat zal aan dit verbod moeten gehoorzamen, behoudens recht van beroep bij de bestendige deputatie van de provinciale raad. Art. 60 - Het is verboden vuur aan te steken in schouwen of kachels alleenlijk om ze te kuischen, of in dezelve eenig buskruit af te lossen. Art. 61 - Het is insgelijks verboden vuur te maken in de velden op minder dan 100 meters afstand van huizen of andere gebouwen, van bosschen, boomgaarden, plantingen, hagen of mijten van graan, hout, hooi of strooi, of van alle andere verzamelingen van brandbare stoffen. Art. 62 - Het is alnog uitdrukkelijk verboden in stallen, schuren of andere plaatsen waar zich brandbare stoffen bevinden, te treden met licht dat niet wel in geslotene lanteernen bewaard is,
73
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
van er zich te begeven met brandende pijpen of cigaren, veel min en hetzij met zwavel of andere snelbrandende voorwerpen vuur te maken. Ieder inwooner van afspanning of houder van vee of peerden is gehouden de lanternen die hij bezit jaarlijksch in de maand september aan de burgemeester of den schepen, met de politie gelast, te vertoonen om te bestatigen of deze in goeden staat zijn. Niemand zal eenige zwavel of andere snelbrandende voorwerpen mogen wegwerpen tenzij zich te verzekeren dat het vuur daarvan teenemaal is uitgedoofd. Art. 63 - De schrijnwerkers, timmerlieden of kuipers, wagenmakers en alle andere persoonen die hout bewerken zullen geen vuur mogen maken in hunne werkhuizen of er mogen binnentreden met licht dat in geenen lantern besloten is. Art. 64 - De mijten van graan, hooi, strooi en andere brandbare stoffen zullen moeten geplaatst zijn op eenen meerderen afstand dan 50 meters van alle gebouwen en 10 meters van ijzeren of andere wegen. Art. 65 - De vaders, moeders, voogden, leermeesters of andere persoonen aan wie het opzicht van kinderen, min dan 7 jaren oud, in hunne wooningen mogen alleen laten. Art. 66 - Het is verboden het grondgebied van de gemeente met brandende fakkelen of licht te doorloopen, tenzij bij volstrekte noodzakelijkheid en mits vergunning, in dit geval der plaatselijke overheid te hebben bekomen. Steenhuffel 30 januari 1895 De gemeenteraad. Gezien art. 78 der gemeentewet. Besluit. Reglement van Politie voor de gemeente Steenhuffel, § 6 – Middelen om den brand te voorkomen. Art. 37 – In het opmaken van gebouwen, van ovens en in de groote herstellingen die men zal uitvoeren op eenen afstand minder dan 40 meters van een ander gebouw of 20 meters van de publieke wegen, of van eenen ijzeren weg waarop men gebruik maakt van locomotieven, zal het maar geoorloofd zijn in hout te werken, dit is te zeggen met stoffen uitwendig geplaatst die geen vuur kunnen vatten zooals voor de muren steenen, kareel, aardeklei, plaaster, kalk en voor de daken pannen, schaliën, zink, enz., maar nooit strooi of riet. Art. 38 – Het is verboden andere schouwen te bouwen dan met steen of ijzer. Men zal in dezelve geene houten balken noch andere stukken hout mogen metselen, al waren zij met ijzer of ander metaal beslagen. Diegenen die eenig gevaar voor den brand zouden aanbieden, zullen verboden worden door een besluit van het kollegie van burgemeester en schepenen. Art. 39 – De hoogte der schouwpijpen boven het dak zal ten minste 2 meters zijn, wanneer de pijpen en de buizen aan het onderste van den afloop der daken zullen geplaatst wezen, en 1 meter wanneer zij in het hoogste van het dak zullen komen. Geene schouw of leibuis van rook of damp zal op den openbaren weg mogen uitkomen. Art. 40 – De schouwen zullen elk jaar door de zorgen der gebruikers in de maanden april en october moeten gevaagd worden. Binnen de maand volgende op elk dezer tijdstippen zal een lid van het plaatselijk bestuur er de bezichtiging van doen. Art. 41 – Geene ovens, smederijen of andere werkhuizen waar men gebruik maakt van vuur, zullen mogen geopend worden dan na een onderzoek van commodo en incommodo desaangaande gehouden, en nadat het zal bewezen zijn dat alle voorzorgen om den brand te vermijden genomen zijn geweest. Art. 42 – Niemand zal in de opene lucht in de kring der gemeente mogen vuur ontsteken, noch niemand in het veld, tenzij op eenen afstand van 100 meters der gebouwen, bosschen, hagen,
74
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
houtstapels, graan-, stroo- en hooimijten. Daarenboven is deze schikking na zonsondergang stiptelijk verboden. Art. 43 – Het is verboden in de stallen, schuren of andere plaatsen te treden waar zich brandbare stoffen bevinden, met andere lichten dan die welke in wel toegedane lanteernen zullen zijn gesloten, noch in deze plaatsen te gaan met brandende pijpen of sigaren. Art. 44 – De schrijnwerkers, timmerlieden, kuipers, rademakers en alle andere die hout bewerken zullen geen vuur in hunne werkhuizen mogen ontsteken. Art. 45 – Het is verboden graanmijten of andere brandbare stoffen te plaatsen op minder dan 20 meters afstand van wegen en gebouwen. Art. 46 – Het is uitdrukkelijk verboden van zonder toelating van de plaatselijke overheid met brandende fakkels de gemeente te doorloopen. Art. 47 – Het is verboden aan de vaders, moeders, leermeesters en alle andere personen die het opzicht hebben over kinderen onder de 7 jaren dezelve alleen te laten in plaatsen waar vuur is. Het is insgelijks verboden vuurgevende stoffen in hun bereik te zetten. Art. 48 – ’t Allen tijde is het verboden aan allen persoon andere dan de daartoe gemachtigde de brandspuit te bewerken. Malderen 22 mei 1907 Reglement van politie. § VI - Middelen om den brand te voorkomen. Art. 36 - In het opmaken van gebouwen, van ovens en in de groote herstellingen die men zal uitvoeren op eenen afstand minder dan veertig meters van een ander gebouw, of twintig meters van de publieke wegen, of van eenen ijzeren weg waarop men gebruik maakt van lokomotieven, zal het maar geoorloofd zijn in hout te werken - dit is te zeggen, met stoffen uitwendig geplaatst die geen vuur kunnen vatten zooals voor de muren: steenen, kareel, aarde, klei, plaaster, kalk en voor de daken: pannen, schalien, zink, enz. maar nooit stro of riet. Art. 37 - Het is verboden andere schouwen te bouwen dan in steen of ijzer. Men zal in dezelve geene houten balken noch andere stukken hout mogen metselen, al waren zij met ijzer of ander metaal beslagen. Diegenen die eenig gevaar voor den brand zouden aanbieden, zullen verboden worden door een besluit van het kollegie van burgemeester en schepenen. Art. 38 - De hoogte der schouwpijp boven het dak zal ten minste twee meters zijn, wanneer de pijpen en de buizen aan het onderste van den afloop der daken zullen geplaatst wezen, en eenen meter wanneer zij in het hoogst van het dak zullen komen. Geen schouw of leibuis van rook of damp zal op den openbaren weg mogen uitkomen. Art. 39 - De schouwen zullen elk jaar door de zorgen der gebruikers in de maanden april en oktober moeten gevaagd worden. Binnen de maand, volgende op elk dezer tijdstippen, zal een lid van het plaatselijk bestuur er de bezichtiging van doen. Art. 40 - Geene ovens, smederijen of andere werkhuizen waar men gebruik maakt van vuur, zullen mogen geopend worden dan na een onderzoek van commodo en incommodo desaangaande gehouden, en na dat het zal bewezen zijn dat al de voorzorgen om den brand te vermijden, genomen geweest zijn. Art. 41 - Niemand zal in de open lucht in den kring der gemeente mogen vuur ontsteken, noch niemand in het veld, tenzij op eenen afstand van honderd meters der gebouwen, bosschen, hagen, houtstapels, graan-, stroo-, en hooimijten. Daarenboven is deze schikking na zonsondergang stiptelijk verboden. Art. 42 – Het is verboden in de stallen, schuren of andere plaatsen te treden waar zich brandbare stoffen bevinden, met andere lichten dan die welke in wel toegedane lanteernen zullen zijn gesloten, noch in deze plaatsen te gaan met brandende pijpen of sigaren.
75
Branden en Brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel 1823-1914 – V4.0 maart 2015 Louis De Bondt
Art. 43 - De schrijnwerkers, timmerlieden, kuipers, rademakers en alle andere die hout bewerken, zullen geen vuur in hunne werkhuizen mogen ontsteken. Art. 44 - Het is verboden graanmijten of andere brandbare stoffen te plaatsen op min dan twintig meters afstand van wegen en gebouwen. Art. 45 - Het is uitdrukkelijk verboden van zonder toelating van de plaatselijke overheid met brandende fakkels de gemeente te doorloopen. Art. 46 - Het is verboden aan de vaders, moeders, leermeesters en alle andere personen die het opzicht hebben over kinderen onder de zeven jaren, dezelve alleen te laten in plaatsen waar vuur is. Het is insgelijks verboden vuurgevende stoffen in hun bereik te zetten. Art. 47 - Ten alle tijden is het verboden aan alle personen andere dan de daartoe gemachtigde de brandspuit te bewerken.
De Brandweerkazerne van Londerzeel (tot 2023)
76