Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel

Page 1


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Auteur:

Louis De Bondt

Research:

Louis De Bondt

Gedrukt bij:

Create My Books

Overname is toegestaan mits vermelding van de titel van dit boek en de naam van auteur en uitgever. D/2019/Louis De Bondt.

2


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel Bevattende de deelgemeenten

Londerzeel, Londerzeel Sint-Jozef, Malderen en Steenhuffel. Samengesteld door Louis De Bondt

Het is de bedoeling van deze inventaris om een overzicht te krijgen van alle “bijzondere” personen die ooit in de Londerzeelse deelgemeenten werden geboren, er hebben gewoond of er hebben gewerkt. Het is dus geen lijst van de “belangrijke” personen. Iedereen is belangrijk en het is niet aan u of aan mij om daar een rangorde aan toe te wijzen. De opsomming gebeurt alfabetisch op het hoofdbestanddeel van de familienaam. Vander Smissen en Versmissen zijn bijgevolg allebei onder de S terug te vinden. Personen met de naam Van Londersele, Van Steenhuffel en Van Malderen worden alleen voor de vroegste periode (voor 1350) opgenomen omdat men alleen van hen kan aannemen dat hun naam nog naar hun herkomst verwijst. Voor de schrijfwijze wordt in de eerste plaats geopteerd voor de vorm zoals we die in lokale documenten tegenkomen; eventuele varianten worden tussen haakjes vermeld. Deze inventaris kan vanzelfsprekend nooit volledig zijn.

Alle suggesties en aanvullingen zijn welkom en bovendien zeer gewenst Hierna alvast een eerste lijst van bekende – intussen veelal niet meer gekende – Londerzelenaar. Bij de levensbeschrijvingen van de meeste personen geef ik een aantal bronnen, soms ook een link naar meer informatie op het WWW. Daarnaast werd uiteraard ook een beroep gedaan op mijn eigen archief, mijn transcriptie van de registers van de hertogelijke schepenbank van Steenhuffel (1440-1795) en op de bewerkingen (door de heer Robert De Roeck en mijzelf) van het groot-Londerzeelse gemeentearchief 1795-1914. Voor volgende ook bijzondere personen verwijs ik graag naar andere plekken op de site Londerzeel Vroeger. -

Pastoors en onderpastoors - De Pastoors en Onderpastoors van Londerzeel, St.-Jozef, Malderen en Steenhuffel Onderwijzers en onderwijzeressen van Londerzeel (incl. St.-Jozef), Malderen en Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 . Chirurgijnen, geneesheren, vroedvrouwen - Aspecten van de gezondheidszorg in Londerzeel (1625-1900) . Veldwachters, rijkswachters, boswachters en stropers - Misdaad en Misdaadbestrijding (1780-1920) . Brandweermannen - Brandweer en brandbestrijding in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel. Stationschefs en stationbewoners Londerzeel, Malderen en Steenhuffel – Ontstaan en ontwikkeling van het openbaar vervoer in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel (1837-1914) . Molenaars - Geschiedenis der molens van groot-Londerzeel De kosters en organisten van Steenhuffel – De parochiekerk van Steenhuffel De eigenaars van Drietoren te Londerzeel - Londerzeel: het domein en de heerlijkheid van Drietoren (1100-2000) De eigenaars van Diepensteyn Steenhuffel - Steenhuffel: het domein en de heerlijkheid van Diepensteyn,1250-2000 De eigenaars van Groenhoven te Malderen - Malderen: het Hof ten Broecke en Groenhoven (1230-2010) De eigenaars van het Hof ten Bergh te Steenhuffel – Steenhuffel: het legendarische Steen op de Heuvel (1230-1600) De eigenaars van het Schaliënhuis te Londerzeel – Londerzeel: het Schaliënhuis (1556-1816) De eigenaars van de Hoven van Marselaer te Steenhuffel en Malderen – De Hoven van Marselaer in Steenhuffel en Malderen (1250-1831) (boek) De eigenaars van Voorspoel en Oudenhove – Londerzeel: het goed van Voorspoel en Oudenhove (1310-1970)

3


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

-

De eigenaars van het Hof ten Trappen – Steenhuffel: het Hof ten Trappen (1330-1900) De eigenaars van het Hof ter Pluymennest – Londerzeel: het Hof tet Pluymennest, Taltena of Altenaken (1450-1950) De eigenaars van Tusschenbeke of het Hof ter Hellen – Londerzeel: Tusschenbeke alias Hof te Hellen (1470-1920) De eigenaars van Ter Locht – Londerzeel: het Hof ter Locht (1500-1920) De eigenaars van het Hof te Luyts – Londerzeel: het Hof te Luyts (1350-1600) De eigenaars van ter Moortere – Londerzeel: het Ridderhof ter Moortere (1350-1540) De eigenaars van het Hof ten Perre of de Brandewijnhoeve – Steenhuffel: het Hof ten Perre of de Brandewijnhoeve (1500-1926) De eigenaars van de Leen-, laat-, en cijnshoven in Steenhuffellle – Steenhuffel: de heerlijke leen-, laat en cijnshoven (1370-1795) De Londerzeelse oorlogsslachtoffers 1200-1945 – Groot-Londerzeel en de Oorlogen van het Ancien Regime. De Londerzeelse oorlogsslachtoffers 1200-1945 – Enkele verhalen over W.O.I. in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel

De Londerzeelse ereburgers uitgezonderd, heb ik mij ook beperkt tot personen die voor 1925 geboren zijn. Verdienstelijke mensen als Marijke Arijs (° Antwerpen, woont in Londerzeel, literair vertaalster), Jaak Van Assche (° Londerzeel 1940, acteur), Kris Van Assche (° Londerzeel 1976, ontwerper van kleding en accessoires), Luc Brewaeys (° Mortsel 1959 maar heeft een tijd in Steenhuffel gewoond, componist), Rob Buelens (° Londerzeel 1989, kunstenaar), Tom Caluwé ( ° Rumst 1978, profvoetballer, Rode Duivel, en ex SK-Londerzeel speler), Leo Cleymans (° Londerzeel 1937, kunstschilder), Elise Eeraerst (° Mechelen 1986, woont in Londerzeel, kunstenares), Bert Gabriels (° Malderen 1973, stand-upcomedian), Joris De Geest (Steenhuffel, kunstschilder), Emiel Lamberts (° Londerzeel 1941, voorzitter K.A.D.O.C. KU Leuven), Marc Leemans (° Steenhuffel 1961, voorzitter ACV), Fien Troch (° Londerzeel 1978, filmregisseuse), Martin Uvijn (° Londerzeel 1630, kunstschilder), Annelies Verbeke (° Londerzeel 1976, schrijfster), Herman Vrijders (° Steenhuffel 1946, profwielrenner), Jan De Wachter (° Londerzeel 1960, kunstschilder), en ongetwijfeld nog vele andere, die alle kans maken om in deze inventaris opgenomen te worden, zullen dus nog enige jaartjes moeten wachten en ondertussen hun best moeten blijven doen. Intussen, al is het niet altijd om te lachen, toch veel leesplezier. Louis De Bondt, 2019

4


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Bij de vele eigenaars van de Londerzeelse domeinen zitten echt wel een groot aantal ‘straffe’ mensen. Zeer dikwijls hebben ze de Brabantse en West-Europese geschiedenis mee bepaald. Ik heb er maar enkele in dit overzicht opgenomen. Dat zijn dan degenen die in de bestaande biografieën serieus werden onderbelicht. Misschien is het toch nuttig om hierna de familienamen van die eigenaars te citeren evenals de plek waar ik meer over hen vertel: Naam Aarberg de Valangin Achelen (van) Achter (van) Almaras (van) Almaras (van) Alvarado y Bracamonte (d') Andelot (d') Assche (van) Backx Beaumont (van) Beecken (vander) Beringen (van) Beughem (de) Beughem (de) Blondel Bode Bogaert Bogaert Bonte (de) Boonem (de) Boot Borssele (van) Bosch Bosselaer Bouchout (van) Brants Brecht (van) Broecke (vanden) Broeckmans Brugman Butkens Buyele Cannart d'Hamale (le) Champs de Kesseler (des) Champs de Kesseler (des) Champs de Kesseler (des) Chastel (de) Christijn Chuyser Clockman Cloosterman Cocq (le) Conincx Cort (de) Cotereau (de) Cotereau (de) Cotereau (de) Craenhals Croy (de) Croy (de)

Uitgebreid door mij behandeld in: Gechiedenis van Diepensteyn te Steenhuffel Het goed van Voorspoel en Oudenhove te Londerzeel Hof te Perre alias Brandewijnhoeve in Steenhuffel Gechiedenis van Diepensteyn te Steenhuffel Het Hof te Luyts te Londerzeel Hof te Perre alias Brandewijnhoeve in Steenhuffel Tusschenbele alias het Hof ter Hellen te Londerzeel Het goed van Voorspoel en Oudenhove te Londerzeel Hof te Pluymennest alias Altenaken te Londerzeel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Hof te Pluymennest alias Altenaken te Londerzeel Het Riddrhof ter Moortere te Londerzeel Het goed van Voorspoel en Oudenhove te Londerzeel Ten Broecke en Groenhoven te Malderen Hof te Perre alias Brandewijnhoeve in Steenhuffel Het Hof te Boots te Londerzeel Het goed van Voorspoel en Oudenhove te Londerzeel Het Hof ten Trappen te Steenhuffel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Hof te Perre alias Brandewijnhoeve in Steenhuffel Geschiedenis van Drietoren te Londerzeel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel De hoven van Marselaer in Steenhuffel en Malderen Het Hof te Boots te Londerzeel Gechiedenis van Diepensteyn te Steenhuffel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Het Hof te Boots te Londerzeel Ten Broecke en Groenhoven te Malderen Het Hof ten Trappen te Steenhuffel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel De hoven van Marselaer in Steenhuffel en Malderen Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Hof te Pluymennest alias Altenaken te Londerzeel Gechiedenis van Diepensteyn te Steenhuffel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Tusschenbele alias het Hof ter Hellen te Londerzeel Tusschenbele alias het Hof ter Hellen te Londerzeel Het Hof te Luyts te Londerzeel Hof te Pluymennest alias Altenaken te Londerzeel Het goed van Voorspoel en Oudenhove te Londerzeel Tusschenbele alias het Hof ter Hellen te Londerzeel Ten Broecke en Groenhoven te Malderen Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Het Hof ter Locht te Londerzeel Gechiedenis van Diepensteyn te Steenhuffel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Ten Broecke en Groenhoven te Malderen Het Hof ten Trappen te Steenhuffel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Tusschenbele alias het Hof ter Hellen te Londerzeel

5


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Naam Culant Doetinghem (van) Doetinghem (van) Doorslaer (van) Doublet Driessche (van) Eeckelaers Eeckhout (van) Eede (vanden) Fosse (vander) Fosse (vander) Frambach Francken Garibaldi Gillis Goignies (de) Goubau Gras Gras Guisset Haesbeen Haesbyt Hanssens Heetvelde (vanden) Helman Hennekin Herbais (de) Herberchshuys Herdinck Hertefelt (de) Hertoghe (de) Herzelles (de) Heyden (vander) Heyembeke (van) Hooftman Hoppers Horenbeke (van) Horenbeke (van) Huens Hujoul Jacops Jaersma (van) Jauche (de) Kerstijnen (van) Kesseler (de) Kesseler (de) Kesseler (de) Lalaing (de) Lalaing (de) Leeu -vander Trappen (de) Liefvelt (van) Linden (ver) Lude Luu (de) Maldeghem (van) Man (de) Marchant

Uitgebreid door mij behandeld in: Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Geschiedenis van Drietoren te Londerzeel Het Hof te Boots te Londerzeel Hof te Perre alias Brandewijnhoeve in Steenhuffel Het Hof ten Trappen te Steenhuffel Het goed van Voorspoel en Oudenhove te Londerzeel Hof te Pluymennest alias Altenaken te Londerzeel Het Hof ter Locht te Londerzeel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Het goed van Voorspoel en Oudenhove te Londerzeel Ten Broecke en Groenhoven te Malderen De hoven van Marselaer in Steenhuffel en Malderen Het Schaliënhuis te Londerzeel Het Hof ter Locht te Londerzeel Het Schaliënhuis te Londerzeel Het goed van Voorspoel en Oudenhove te Londerzeel Het Schaliënhuis te Londerzeel Het goed van Voorspoel en Oudenhove te Londerzeel Het Hof ten Trappen te Steenhuffel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Ten Broecke en Groenhoven te Malderen Het Hof ter Locht te Londerzeel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Het Schaliënhuis te Londerzeel De hoven van Marselaer in Steenhuffel en Malderen Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Het Hof te Luyts te Londerzeel Ten Broecke en Groenhoven te Malderen Het Schaliënhuis te Londerzeel De hoven van Marselaer in Steenhuffel en Malderen Het goed van Voorspoel en Oudenhove te Londerzeel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Het Hof ter Locht te Londerzeel Hof te Perre alias Brandewijnhoeve in Steenhuffel De hoven van Marselaer in Steenhuffel en Malderen Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Hof te Perre alias Brandewijnhoeve in Steenhuffel Hof te Pluymennest alias Altenaken te Londerzeel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Geschiedenis van Drietoren te Londerzeel Het Hof ten Trappen te Steenhuffel Het Hof te Luyts te Londerzeel Gechiedenis van Diepensteyn te Steenhuffel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Tusschenbele alias het Hof ter Hellen te Londerzeel Gechiedenis van Diepensteyn te Steenhuffel Tusschenbele alias het Hof ter Hellen te Londerzeel Het Hof ten Trappen te Steenhuffel De hoven van Marselaer in Steenhuffel en Malderen Het Hof te Luyts te Londerzeel Het Hof te Luyts te Londerzeel Het Steen op de heuvel te Steenhuffel Gechiedenis van Diepensteyn te Steenhuffel Het Hof ten Trappen te Steenhuffel De hoven van Marselaer in Steenhuffel en Malderen

6


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Naam Marck (vander) Marselaer (van) Mas Meeren (vander) Meerte Meester (de) Meester (de) Meldert (van) Meltbroeck (van) Merode (de) Messien (vander) Messien (vander) Micault Micault Micault Micault Moelen (ver) Mol (de) Mol (de) Moncheaux (de) Moncheaux (de) Moor (de) Moor (de) Moortere (vande) Moortgat Moy (de) Moyersoen Moyersoen Munte (van) Neuse Niesse Niesse Nieuwenhove (van) Nieuwenhove (van) Noot (vander) Noot (vander) Nuffel (van) Nuffel (van) Nuffel (van) Nuffel (van) Nursen (van) Ophem (van) Opstalle (van) Oyenbrugge (van) Oyenbrugge (van) Paepe (de) Pelgrims Penaranda (de) Perpet Philippi Pierre du Fay (dela) Pierre du Fay (dela) Pipenpoy Pipenpoy Poorten (ver) Putte (vande) Putteman

Uitgebreid door mij behandeld in: Gechiedenis van Diepensteyn te Steenhuffel De hoven van Marselaer in Steenhuffel en Malderen Tusschenbeke alias het Hof ter Hellen te Londerzeel Het goed van Voorspoel en Oudenhove te Londerzeel Het Hof te Luyts te Londerzeel Het Hof ter Locht te Londerzeel Hof te Pluymennest alias Altenaken te Londerzeel Het Steen op de heuvel te Steenhuffel Het Riddrhof ter Moortere te Londerzeel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Het Hof te Luyts te Londerzeel Gechiedenis van Diepensteyn te Steenhuffel Gechiedenis van Diepensteyn te Steenhuffel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Tusschenbele alias het Hof ter Hellen te Londerzeel Het Hof te Boots te Londerzeel De hoven van Marselaer in Steenhuffel en Malderen Hof te Perre alias Brandewijnhoeve in Steenhuffel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Tusschenbele alias het Hof ter Hellen te Londerzeel Het Hof ten Trappen te Steenhuffel Het Hof ter Locht te Londerzeel Het Riddrhof ter Moortere te Londerzeel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Hof te Perre alias Brandewijnhoeve in Steenhuffel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Het Hof ten Trappen te Steenhuffel Ten Broecke en Groenhoven te Malderen Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Tusschenbele alias het Hof ter Hellen te Londerzeel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Ten Broecke en Groenhoven te Malderen Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Hof te Pluymennest alias Altenaken te Londerzeel De hoven van Marselaer in Steenhuffel en Malderen Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Het Hof te Luyts te Londerzeel Het Steen op de heuvel te Steenhuffel Geschiedenis van Drietoren te Londerzeel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Het Hof te Boots te Londerzeel De hoven van Marselaer in Steenhuffel en Malderen Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Ten Broecke en Groenhoven te Malderen Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Tusschenbele alias het Hof ter Hellen te Londerzeel Het Hof te Boots te Londerzeel Het Hof ten Trappen te Steenhuffel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Het Hof te Luyts te Londerzeel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel

7


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Naam Putz (de) Quaetbeke (van) Rampelbergh Rasseghem-de luu (van) Reycken (ver) Reyntiens Rijcke (de) Rijcke (de) Rijms Robbijns Robbroeck (van) Rolte Roy de Valangrait (le) Rubens Rubens Salm-Kyrbourg (de) Salm-Kyrbourg (de) Schelfaut Scheppers Screyhane Seghers Smeth (de) Snellincx Spannenberger Spannenberger Spijskens Spira Spoelbergh (de) Stappen (vander) Steenhuffel (van) Steffano Stegen (vander) Straten-Ponthoz (vander) Symons Tasse Tour de St. Quentin (de la) Transylvaen Tusschenbeke (van) Udekem (d') Ursene (van) Ursene (van) Vekene (vander) Vekene (vander) Vicq (de) Vilain Villegas (de) Voorspoel (van) Voorspoel (van) Vyt Waha (de) Was Weduwen (der) Weerdt (de) Winnepenninck Wytfliet (van) Zickelen (vander)

Uitgebreid door mij behandeld in: Het goed van Voorspoel en Oudenhove te Londerzeel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Hof te Perre alias Brandewijnhoeve in Steenhuffel Het Steen op de heuvel te Steenhuffel Tusschenbele alias het Hof ter Hellen te Londerzeel Het goed van Voorspoel en Oudenhove te Londerzeel De hoven van Marselaer in Steenhuffel en Malderen Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Tusschenbele alias het Hof ter Hellen te Londerzeel Hof te Perre alias Brandewijnhoeve in Steenhuffel De hoven van Marselaer in Steenhuffel en Malderen Hof te Pluymennest alias Altenaken te Londerzeel Het Schaliënhuis te Londerzeel Hof te Perre alias Brandewijnhoeve in Steenhuffel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Tusschenbele alias het Hof ter Hellen te Londerzeel Het goed van Voorspoel en Oudenhove te Londerzeel Hof te Pluymennest alias Altenaken te Londerzeel Geschiedenis van Drietoren te Londerzeel Ten Broecke en Groenhoven te Malderen Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Het Hof te Luyts te Londerzeel De hoven van Marselaer in Steenhuffel en Malderen Het Hof ter Locht te Londerzeel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Geschiedenis van Drietoren te Londerzeel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Het Steen op de heuvel te Steenhuffel Het Hof te Boots te Londerzeel Het Hof ter Locht te Londerzeel Het goed van Voorspoel en Oudenhove te Londerzeel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Hof te Pluymennest alias Altenaken te Londerzeel Het goed van Voorspoel en Oudenhove te Londerzeel Het Hof ter Locht te Londerzeel Tusschenbele alias het Hof ter Hellen te Londerzeel Het Hof ter Locht te Londerzeel Geschiedenis van Drietoren te Londerzeel Ten Broecke en Groenhoven te Malderen Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Het Schaliënhuis te Londerzeel Ten Broecke en Groenhoven te Malderen Het Steen op de heuvel te Steenhuffel Het goed van Voorspoel en Oudenhove te Londerzeel Het goed van Voorspoel en Oudenhove te Londerzeel Het Hof te Luyts te Londerzeel Hof te Pluymennest alias Altenaken te Londerzeel Geschiedenis van Drietoren te Londerzeel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel Hof te Perre alias Brandewijnhoeve in Steenhuffel Het Hof te Luyts te Londerzeel Het Hof te Boots te Londerzeel Heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel

8


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

A Mijnheer of mevrouw AAA Om zeker niemand te vergeten mag iedereen hier de naam invullen van de persoon – zichzelf niet uitgezonderd – die hij of zij onwaarschijnlijk bijzonder acht. Igram Van ACHELEN Igram Van Achelen werd geboren in ’s Hertogenbosch in 1534. Hij was de zoon van Igram senior (in 1525 stadsontvanger van den Bosch en tot aan zijn dood in 1550 meester van het Groot Gasthuis) en de kleinzoon van Willem (schepen van den Bosch). Hij begon zijn studies in Deventer en specialiseerde zich daarna in de rechten aan de universiteiten van Parijs, Leuven, Ingolstadt en Padua. Terug in Nederland werd hij door een zekere Joachim Hopperus (of Hoppers) aan de adellijke Clementia (Mintz) van Hoytema gekoppeld. Tita-Johanna Hoppers, de dochter van Joachim, trouwde met meester Franchois Marchant en kocht samen met haar man in 1608 het Hof van Marselaer te Malderen. Maar dit terzijde. Igram en Clementia trouwden te Swichum in Friesland met groot vertoon. De graaf van Arenberg (toen de gouverneur van Lingen) en Viglius van Aytta (de oom van Clementia) waren bij het huwelijk aanwezig. In 1560 werd Igram van Achelen door keizer Karel V benoemd tot Raadsheer-Rekestmeester in de Raad van Friesland, waar hij van 1570 tot maart 1578 zelfs de voorzitter van werd. Toen werd hij door de Staatsen (de opstandelingen tegen het Spaans bestuur) afgezet, gevangen genomen en werden zijn bezittingen verbeurd verklaard. Na zijn vrijlating week hij uit naar het nog Spaansgezind gebleven Groningen waar hij een soort van Hof van Friesland in ballingschap installeerde. Toen ook Groningen in 1594 opnieuw door de opstandelingen veroverd werd, is hij met zijn vrouw en zijn 6 kinderen naar Brussel gevlucht. Van Achelen, Hoytema en Hoppers waren maar drie van de vele Noord-Nederlandse families die tijdens de afscheidingsoorlog geheel of gedeeltelijk aan de Spaanse koning trouw gebleven waren en zich daarom, naarmate de opstandelingen het noorden veroverden, genoodzaakt zagen om definitief naar de Spaans gebleven zuidelijke Nederlanden uit te wijken. In Brussel werd Igram van Achelen voor zijn trouw aan de Spaanse zaak beloond. In 1595 werd hij tot ridder geslagen en tot lid en rekestmeester van de Geheime Raad benoemd. Eind 1598 werd hij naar Mechelen overgeheveld om er de overleden Jacob Bogaert als voorzitter van de grote Raad van Mechelen (het opperste justitiehof) op te volgen. Dat is hij tot aan zijn overlijden (Mechelen 28 oktober 1601) gebleven. Zijn voorganger Jacob Bogaert was de vader van Franchois Bogaert (zie aldaar) die eigenaar van het Hof ten Trappen in Steenhuffel en van Oudenhoven in Londerzeel was. Igram Van Achelen is eigenlijk iets te vroeg gestorven om een “bijzondere Londerzelenaar” te kunnen worden. Het is via zijn vrouw en twee van zijn kinderen, dat ik hem in deze inventaris opgenomen heb. 1) Zijn vrouw, Clementia van Hoytema, was de dochter van Mintz van Aytta, die dan weer de zus was van Viglius van Aytta die van 1549 tot 1570 het hoofd was van de Geheime Raad, die ook wel eens de Bloedraad werd genoemd. Na de dood van haar man heeft ze, op 21 april 1605 van de al genoemde Franchois Bogaerts Oudenhoven gekocht. 2) Zijn oudste zoon Volkaard of Folcard (+ Brussel 1631), was van 1597 tot 1600 advocaat bij de Grote Raad te Mechelen. Daarna was hij achtereenvolgens raadsheer in de Grote Raad van Brabant (tot 1611) en lid en rekestmeester van de Geheime Raad (tot aan zijn dood te Brussel in 1631). Hij was getrouwd met Maria Margaretha Bogaerts, de dochter van Jacob

9


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

en de zuster van de al genoemde Franchois en in die hoedanigheid is hij omstreeks 1615 mede-eigenaar van het Hof ten Trappen in Steenhuffel geworden. 3) Zijn dochter Aldegondis Van Achelen trouwde op 20 april 1606 met Peter Micault (die al eerder weduwnaar van een ander nichtje van Viglius Van Aytta, namelijk Edwert Frittema, was). Peter Micault (zie aldaar), die in Spaanse dienst een belangrijke militaire post in het noorden (en met name in Lingen) bekleedde, was evenals de familie Van Achelen naar het zuiden uitgeweken en had op 20 januari 1598 het kasteel en de heerlijkheid van Diepensteyn in Steenhuffel gekocht. Samen met haar man heeft Aldegondis in de periode 1606-1607 ook het Hof ter Helle (Helhoef en Hof Tusschenbeke) te Londerzeel en het Perrehof op de Steenhuffelse Kouter verworven. In 1618 is daar nog het oude Hof ten Damme in Lippelo bijgekomen. Bronnen (onder meer): - Björn Volckaert - De leden van de Geheime Raad der Zuidelijke Nederlanden onder het bewind van de aartshertogen en Filips IV, 1609-1653. Een prosopografische studie. - Hugo De Schepper op http://dutchrevolt.leiden.edu/ Link: Steenhuffel: het domein en de heerlijkheid van Diepensteyn (1250-2010)

Aldegondis Van ACHELEN Zie bij Igram Van Achelen en bij Peter Micault. Jan van ACOLEYEN Geboren omstreeks 1660 in Steenhuffel. Zoon was van Philippus en Anna Van der Stappen. Nadat hij gezworen landmeter geworden was, vestigde hij zijn praktijk in Steenhuffel, vermoedelijk maar niet zeker in een huis tegenover de grote deur van de kerk. Van 1703 tot 1713 was hij schepen van de schepenbank van Steenhuffel In opdracht van een paar lokale instellingen, maar vooral van de verschillende schepenbanken, en na akkoord van “sijne majesteits Souverijnen raede van Brabant” tekende hij, ongetwijfeld geholpen door een vrij aanzienlijk aantal medewerkers, van 1690 tot 1727 diverse parochie-atlassen waarbij alle grondpercelen opgemeten en apart getekend en genummerd werden. Deze “Caertboecken” waren vergezeld van a) een proprietarisboek met de namen van de eigenaars van de verschillende percelen, en b) een kohierboek waarin de aard en de oppervlakte van de gronden beschreven werden, samen met de naam van de gebruikers, zodat de er op rustende grondcijnzen gemakkelijk konden berekend worden. Deze proprietaris- en kohierboeken hadden een vaste plaats bij het parochiebestuur (de schepenbank, gemeenten bestonden toen nog niet) en werden tot ca 1790 regelmatig bijgehouden. Na 1810 werden ze door de ons beter bekende kadasterkaarten en kadastrale leggers vervangen. Werken: 1690 1693 1696 1699 1699 1699 1699 1703 1705-1706 1705 1709-1710 1712 1713 1714 1714-1715 1715 1717

Caertboeck van Beigem Caertboeck van Opdorp Caertboeck van Grimbergen Caertboeck van de goederen van de abdij van Grimbergen Caertboeck van Steenhuffel Caertboeck van Brussegem Caertboeck van Humbeek Caertboeck van Appels Caertboeck van Merchtem Caertboeck van St. Jans Molenbeek Caertboeck van Londerzeel Caertboeck van Hombeek Caertboeck van Lebbeke Caertboeck van Nieuwenrode Caertboeck van Meise Caertboeck van Lippelo Caertboeck van Malderen 10


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

1717 1723 1723 1724 1725 1727

Caertboeck van Heffen Caertboeck van Leest Plan van de vaert en de dijken der stad Brussel onder Humbeek Caertboek van Strombeek-Bever Caertboeck van Muizen Caertboeck van zekere pachthoven van de H. Geest van St. Rombouts Te Mechelen, gelegen te Mechelen en Niel.

Jan Van Acoleyen was niet getrouwd. Na zijn overlijden, te Steenhuffel eind 1749 of begin 1750, werd zijn praktijk door zijn neef Gillis Van de Voorde verder gezet. Ook van hem zijn (delen) van parochieatlassen overgebleven. Jan Marcel ADRIAENSSENS Geboren in Steenhuffel op 16 januari 1736, zoon van Jan Baptist (schepen en griffier van de bank van Steenhuffel) en diens 2de vrouw Ursula Josepha George. Jan werd notaris en had vanaf 1763 al een praktijk in Steenhuffel. Dat was uitzonderlijk omdat er gedurende de hele geschiedenis maar 2 notarissen vast in Steenhuffel hebben gewoond. In 1768 werd hij door Charles Florent Joseph van Maldeghem aangenomen als zijn griffier voor Diepensteyn en tevens rentmeester van zijn Leenhof. Jan Adriaenssens stierf op 50jarige leeftijd op 2 oktober 1786. Hij was niet getrouwd en had geen kinderen. Alvaro I van ALMARAS – (Almaraz, d’Almaras, Al Marez) Alvaro van Almaras werd geboren omstreeks 1470 in Segovia (Spanje). Later vestigde hij zich als koopman in Antwerpen. Misschien was hij van Moorse afkomst (al Marez). Het is niet duidelijk of zijn vader Gomes heette (zoals de vroegere genealogen dachten) of dat Gomes de familienaam van zijn moeder was. Ergens tussen 1500 en 1505 trouwde hij met Francyne (Franchoise, Francesca) Zwaeyers (ook Swaeyers en de Waeyere), de weduwe van Jacop Symoens (+ begin 1499) en de dochter van Mathijs (Mattheus) de Waeyere en Elisabeth Claus. Zijn schoonouders hadden niet alleen een groothandel in vis maar stichtten in 1477 bovendien het “Weduwen Zwaeyers Godshuys” op de Antwerpse Paardenmarkt. Dit gebouw is onder de naam “Almaras Godshuis” bewaard gebleven. Zelf was Francyne Zwaeyers de eigenares van het befaamde huis “ de Reefter” of “Groenen Schild” op de Oude Korenmarkt. Alvaro en Francyne hadden twee kinderen: Anna en Franchois. Franchois, werd geboren in 1505 en trouwde met Anna de Rijcke uit Boortmeerbeek, een dochter van Joost de Rijcke en Joanna van Marselaer (van het hof van Marselaer te Malderen). Hij had een hofstede in Londerzeel-dorp, tegen de Burchtvijver, een leengoed van Philips van Ursene van het Drietorenkasteel te Londerzeel. Ze kregen 3 kinderen waarbij Joos (zie aldaar). Na de dood van zijn eerste vrouw hertrouwde Franchois met Anna Barthoutsdochter van Assendelft en verhuisde hij naar het noorden.

Francijne Zwaeyers overleed (waarschijnlijk) in 1507. Alvaro hertrouwde eind 1509 in Antwerpen met Anna van Boechout-van Boelare, die zelf ook al 2 keer weduwe was, namelijk 1) van Louis van Steelant, kapitein van Biervliet, waarmee ze 6 kinderen had, en 2) van Robbrecht Herdinck, de broer van Adolf (zie aldaar). Anna van Boechout en Alvaro van Almaras kregen nog 5 kinderen: Françoise (werd in 1552 abdis van de abdij Roosenberg te Waasmunster), Philips (werd in 1543 benoemd tot kanunnik van de O.L.V. kathedraal van Antwerpen; hij was ook de controleur en indien nodig de censor van de drukwerken van Plantijn), Clara (trouwde met Domingo Cymon uit Valencia), Alvaro II en Maria. Toen Anna van Boechout-van Boelare op 14 januari 1517 het Hof en de heerlijkheid van Diepensteyn te Steenhuffel kocht, werd Alvaro I de nieuwe heer van de al een paar decennia lang verwaarloosde waterburcht. Anna en Alvaro hebben nooit in Steenhuffel gewoond maar zijn er wel regelmatig een kijkje komen nemen. Een paar kinderen van plaatselijke notabelen – ik denk aan Alvaro Goossens en aan Alvaro van Ghestel - werden naar hen vernoemd. Het be11


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

heer van Diepensteyn hebben ze overgelaten aan Daneel Vilain (zie aldaar) de eigenaar en bewoner van het Hof den Bergh in de Steenhuffelse Lakeman. In 1533 werden de leenmannen van de hertog van Brabant, die niemand anders was dan de illustere keizer Karel V, opgeroepen om een heilige oorlog tegen de Muzelmannen te gaan voeren. Ondanks zijn ouderdom en zijn (mogelijk) Moorse afkomst kon Alvaro als Spanjaard, als katholiek en als nieuwe rijke die oproep niet naast zich neerleggen. Dat heeft hem uiteindelijk in de zomer van 1535 tot voor de poorten van Tunis gebracht. Alvaro van Almaras is – volgens de inscriptie op zijn graf- of gedenksteen – in Antwerpen teruggekeerd maar kort daarna, mogelijk aan de gevolgen van uitputting of van een opgelopen ziekte, op 25 november 1535 overleden. Zijn bezittingen in Steenhuffel zijn naar zijn zoon Alvaro II van Almaras overgegaan. Link: Steenhuffel: het domein en de heerlijkheid van Diepensteyn (1250-2010)

Alvaro II van ALMARAS Geboren omstreeks 1513 in Antwerpen. Jongste zoon van Alvaro I van Almaras (zie aldaar) en Anna van Boechout-Boelare. Hij volgde zijn vader in 1535 op als heer van Diepensteyn omdat zijn oudere broer Philips kanunnik was. In 1531 trouwde hij in Antwerpen met Maria Scheyff (Scheyfve). Zij was de dochter van Peeter Scheyff (lakenbereider, koopman en schepen te Antwerpen en heer van Niel) en van diens 3de vrouw Marie van Merwede. Zij was een tiental jaar ouder dan Alvaro en al weduwe van de Antwerpse schepen Thomas van der Elst, waarmee ze 2 kinderen had. Alvaro en Maria kregen geen kinderen meer. Evenmin als zijn moeder, die tot aan haar dood op 11 mei 1542 het vruchtgebruik van de bezittingen in Steenhuffel zou houden, was Alvaro II erg in Diepensteyn geïnteresseerd. Het beheer ervan heeft hij aan de goede zorgen van zijn rentmeesters Daneel Villain (tot 1537) en Goswin van Ghestel (vanaf 1537) en aan zijn kastelein Robbrecht Van der Eerdbruggen en zijn vrouw Margriet Aelbrechts (periode 1535-1545) overgelaten. Daarentegen heeft hij een mooie carrière uitgebouwd in Antwerpen waar de familie van Almaras onder meer over het huis Baelde (pas in 1936 afgebroken), het huis “de Reefter ”en het patriciërshuis nr. 13 in de Lange Gasthuisstraat kon beschikken. In 1538 werd hij op zeer jonge leeftijd, na Jan de Haro, de tweede Antwerpse schepen die van Spaanse afkomst was. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de (succesvolle) verdediging van de stadwallen tussen de St.- Jorispoort en de Huidevetterstoren toen de stad in juli 1542 door het Gelderse leger van Maarten van Rossum belegerd werd. In 1549 werd “den voortreffelijken Alvaro Almaras”, zoals men hem sindsdien noemde, tot ridder geslagen en tot 1554 is hij vrijwel onafgebroken schepen gebleven. In 1558 werd hij – na de afzetting van de reformatiegezinde Antoon Van Stralen - zelfs tot buitenburgemeester van Antwerpen aangesteld. Hetzelfde jaar heeft hij Diepensteyn te Steenhuffel te koop gezet. Hij overleed op 14 februari 1559 in zijn huis in de Lange Gasthuisstraat, voordat er een koper gevonden was. Link: Steenhuffel: het domein en de heerlijkheid van Diepensteyn (1250-2010)

Joos van ALMARAS – (Joost, Judocus, Josse, d’Almaraz, Almarez) Geboren ca 1535 in Londerzeel in een huis tegen de burchtvijver. Zoon van Franchois van Almaras en Anna de Rijcke. Neef van Alvaro van Almaras, heer van Diepensteyn te Steenhuffel. Vanaf 15 juni 1558 kloosterling in het Franciscaner klooster de Beggaerden te SintTruiden. Hij was een theologisch auteur, met als meest bekende werken: - De tribus virtutibus theologicis, - De frequenti usu SS. Sacramenti Eucharistiae, - Varia spiritualis medidationi. Dienstdoend pastoor in de Sint-Genoveva parochie te Zepperen. 12


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Overleden op 18 augustus 1595 in het nonnenklooster op ’t Steynaert te Sint-Truiden, waar hij biechtvader was. Joos van Almaras heeft omstreeks 1590 zeer waarschijnlijk de Genoveva-devotie in Steenhuffel ingevoerd. In de ‘Geschiedenis van Diepensteyn’ heb ik wel op de mogelijkheid van het gelijktijdig bestaan van 2 paters of broeders Joos van Almaras gewezen. Bronnen: - Groot algemeen historisch, geographisch, genealogisch en oordeelkundig woordenboek, Amsterdam, 1725, p. 304. - Biographisch woordenboek van Nederland: bevattende de levensbeschrijvingen van personen, die zich in Nederland hebben bekend gemaakt; volume 1, van J.C. Kobus en W. de Rivecourt. - Biographie nationale de Belgique, Tôme 1, 1866, blz. 235. - Register der Commissie tot onderhoud van de Religions-vrede te Antwerpen 1579-1581, Floris Prims, Académie royale des sciences, des lettres et des beaux-arts de Belgique, 1954, blz. 140.

Martha ANNAERT Maria Louisa Martha Annaert werd geboren onder de kerktoren van Steenhuffel op 16 mei 1897 als vijfde van de tien kinderen van winkelier Jozef Frans en herbergierster Maria Theresia Van Opstal. Ze trouwde nooit, stond tot in 1940 als kraamster op de markt en nam daarna de herberg en een winkel in stoffen, naaigerief, kousen en gordijnen over van haar vader (Jefke Kousens of Jefke Kazes in ‘t Steenhuffels). Die winkel hield ze open tot in 1974. Pas in 1999 ging ze in het rusthuis Herfstvreugde te Londerzeel wonen. Martha is dan ook zeer lang gezond, flink te been en vooral zeer goed bij haar verstand gebleven. Ze was dé bron bij uitstek voor iedere Steenhuffelenaar die uit de eerste hand iets meer over het verleden van het dorp wilde vernemen. Toen Maria Verkeyn op 30 december 2005 in Loppem overleed, werd Martha met haar 108 jaren, de nieuwe oudste levende Belg. Ze is het niet lang gebleven. Op 13 maart 2006 is ze in rusthuis Herfstvreugde, in het bijzijn van haar familieleden, overleden. Bronnen: Het Nieuwsblad, maandag 2 januari 2006 en 30 maart 2006 Alles over Martha Annaert, die in 3 eeuwen leefde, en als volwassene twee wereldoorlogen heeft meegemaakt, is te vinden in volgende bestanden: - Luc Annaert: Martha Annaert uit Steenhuffel was oudste Belg, een biografie, deel 1 - Luc Annaert: Martha Annaert uit Steenhuffel was oudste Belg, een biografie, deel 2

Pieter Hubertus ANNEESSENS – (Anneesens) Geboren te Londerzeel op 3 november 1810. Zoon van Jean, gezondheidsofficier uit Brussel, en van Judoca Bulens uit Perk. Vader Anneessens was tijdelijk in Londerzeel gedetacheerd en was een rechtstreekse afstammeling van de vroegere gildedeken Frans Anneessens (die in 1719, vanwege zijn betrokkenheid bij de opstand in de Oostenrijkse Nederlanden, in Brussel was onthoofd). Vanaf zijn 14de jaar ging Pieter Hubertus Anneessens in de leer bij de Brusselse orgelmaker Johannes Stefanus Smets. In 1830 vestigde hij zich als zelfstandige orgelmaker te PamelLedeberg. Enkele jaren later, nog voor 1839, richtte hij een bedrijf op te Ninove. In oktober 1839 kreeg hij van de kerkfabriek van Steenhuffel de opdracht om het orgel “dat teenemael ontstelt en vervuylt is, waervan vele pijpkens niet meer konnen dienen, de blaesbalken moeten gerepareert worden, het klavier moet voorzien worden, en waervoor 3 nieuwe registers moeten worden gemaekt, mits 350 francs”, in orde te brengen. Tot 1860 heeft hij het ook jaarlijks mogen onderhouden.

13


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Orgels van Pieter Hubertus Anneessens, en later van zijn zoon Charles, werden o.m. geleverd aan de kerken van Mazenzele (1842), later overgebracht naar Nijverzeel, Opdorp (1852), Leupegem (1866), Antwerpen (Sint Jacobskerk). Ook in het buitenland waren ze gegeerd. Ze waren of zijn onder andere te vinden in Londen (Farm street Church), 1876), Dongen, Nederland (1879), London, Clerkenwell (St. Peter’s Italian church, 1886), de priorij van Bridlington, Yorkshire, Engeland (1889), Sidney; Australië (Sint-Patrickskerk, 1895). Het zijn maar een paar voorbeelden. Vooral de zeer grote en toen innoverende orgels in de Farm Street Church en in Bridlington zijn wereldberoemd en nog zeer geliefd door de grote componisten en uitvoerders van orgelmuziek. Zelf was Pieter Hubertus tot 1885 als orgelbouwer actief. Hij overleed te Ninove op 14 februari 1888. Het befaamde orgelbouwbedrijf Anneessens bestaat nog altijd en is, onder een lichtjes gewijzigde naam, momenteel gevestigd in Menen. Bronnen: - Winkler Prins encyclopedie van Vlaanderen: Volume 1, R.F. Lissens, Elsevier Sequoia, 1974, blz. 167. - Archief van de parochie Sint-Genoveva, Steenhuffel. - Organ Music Society of Sidney.

Georges Maria Jozef Van ASSCHE Geboren te Steenhuffel op 7 december 1894, zoon van Jan Baptist en Joanna Van de Voorde. Op 23 oktober 1926 in Galmaarden getrouwd met Anna Joanna Maria Exterdael. Overleden te Londerzeel op 18 augustus 1939. Georges Van Assche deed zijn middelbare studies aan het Collège van Boom (1914), werd kandidaat in de natuurwetenschappen aan de universiteit te Leuven (1920) en kandidaat en doctor aan de Veeartsenijschool te Kuregem (1924). Hij was praktiserend dierenarts te Londerzeel van 1924 tot 1934. Bij K.B. van 24 september 1934 werd hij benoemd tot docent aan de Veeartsenijschool te Gent en belast met de cursus in de zootechnie. Georges Van Assche heeft als eerste titularis van de leerstoel voor Zootechnie in de pas opgerichte Veeartsenijschool te Gent deze leerstoel georganiseerd en het laboratorium opgebouwd in zeer moeilijke omstandigheden. Hij heeft zich bij dit werk volledig afgesloofd en is na een korte ziekte overleden, nog geen 45 jaar oud. Publicaties van Georges van Assche: - Onvruchtbaarheid bij de Koe, Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift, jg. I, 1931, blz. 2937, 58-66, 81-88, 1931. - Kunstmatige Inseminatie, Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift, jg. V, 1936, blz. 127-e.v. - Het winnen van Semen voor de Kunstmatige Inseminatie, Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift, jg. V, 1936, blz. 269-276. - Geslachtsbepaling bij Eéndagskuikens (met A. De Troyer), Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift, jg VI, 1937, blz. 90-95. - Geslachtsbepaling bij Eéndagskuikens. De Kruisingsmethode of Auto-sex-linkage (met A. De Troyer), Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift, jg., VI, 1937, blz. 269-273. Bronnen: - In memoriam Georges Van Assche, door A. Willems, verschenen in Geschiedenis Van Steenhuffel, Vertonghen, Verhasselt en t’Kint, 1975, blz. 486. - Jaarboek Universiteit van Gent.

14


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

B Cornelis van BEAUMONT In 1466 werd in diverse cijnsboeken uit Steenhuffel al over het goed van Gaesbeke gesproken. Dat was een heerlijk laathof met meier en erflaten. Het gebied waar het bevoegd over was valt grosso modo te situeren op de delen van het Walrot en de huidige Boskantstraat die het dichtst aansloten bij Buggenhout-bos. Omstreeks 1530, zo blijkt uit de documenten van de schepenbank van Steenhuffel, is dat laathof van naam veranderd en werd het “het laethof gemeynelijck genaempt den cheyns van Beaumont die gecome es van eenen doen ter tyt genoempt Haesbeen alias Ghaesbeke”. De eerste door mij opgespoorde eigenaar van dit laathof was - al voor 1466 dus - een zekere Haesbeen. Op het hele internet heb ik maar 1 middeleeuwse mijnheer Haesbeen gevonden. Hij heette Jan, leefde in Dordrecht, werd in 1423 ‘meester’ genoemd en overleed er kort voor 1448. Zou onze N.N. Haesbeen één van zijn kinderen kunnen zijn? Vast en zeker. Immers... Ergens rond 1530 heeft hij zijn laathof in Steenhuffel aan Johan van Beaumont overgedragen. Wellicht heeft hij het verkocht want ik heb geen familieverband gevonden. Johan van Beaumont was geboren in ... Dordrecht in 1488. Hij was de zoon van Govert alias Goeyken Adriaenszoon van Beaumont (1440-1504) die op 31 juli 1474 in Dordrecht getrouwd was met Theodora (Dirckje) van Egmond. Zijn moeder was de dochter van Adriaen (of Jan) Aelbrechtszoon van Egmond, die in Dordrecht schepen en houthandelaar was. Ook vader Govert was of werd er koopman in hout en lid van de Houtkopers- of Sint Nicolaasgilde. De Dordrechtse families Haesbeen en van Beaumont hebben elkaar zeer goed gekend. Hun aanwezigheid in Steenhuffel heeft ongetwijfeld te maken met de nabijheid van het bos van Buggenhout, een deel van het Kolenwoud, dat hout leverde van bijzonder hoge kwaliteit. Hoewel Johan schijnbaar zelf geen houthandelaar maar een azijnbrouwer was, zat zijn oudere broer Adriaen nog wel in de stiel. In 1504 volgde die zijn vader op als lid van de Dordrechtse Houtkopersgilde. Terug naar Johan van Beaumont. In Dordrecht, trouwde hij een eerste keer met Maria Blok maar werd weduwnaar voor er kinderen waren. Omstreeks 1528 hertrouwde hij met de ruim 20 jaar jongere Johanna (Janneken) Oem. Zij was geboren in Dordrecht in 1490 en was de dochter van Cornelis (die schepen en schatbewaarder van Dordrecht was) en Anthonia Outmans (of Rijnsburg van Cuyl). Met zijn tweede vrouw had hij drie zonen en 6 dochters. Eén van die zonen was Cornelis van Beaumont. Geboren in 1530, trouwde hij omstreeks 1555 met Jenne van Haerlem Gijsbertsdochter. Na de dood van zijn vader heeft hij het Steenhuffelse laathof geërfd. Zijn naam wordt enkele keren in de registers van de schepenbank genoemd. Maar omdat a) zijn tak van de familie op het brouwen van azijn en andere vloeistoffen overgeschakeld was, en b) de opstand van de Nederlanden tegen het Spaanse gezag vanaf 1566 reizen tussen de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden onmogelijk maakte, heeft hij een koper voor zijn Steenhuffelse eigendom gezocht. Die vond hij in Willem de Bonte. Vermoedelijk was die, zoals zijn vader Caspar voor hem, zijn voornaamste erflaat geweest. De familie de Bonte schijnt zich al enkele eeuwen eerder in houtkap- en/of houtvervoer gespecialiseerd te hebben. De heer Jozef Verheyden heeft ooit gelezen dat de Bontestraat haar naam gekregen heeft doordat een zekere Bonte daar (zeer lang geleden) de eerste bomen rooide en er een weg heeft aangelegd. Willem de Bonte heeft van zijn laathof niet lang mogen genieten. Nadat hij in 1568 schepen geworden was is hij enkele jaren later gestorven. Zijn enige erfgenaam, Merck de Bonte, kreeg een zwaar gehypothekeerde heerlijkheid die bovendien snel zonder in komsten viel.

15


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Tussen 1566 en 1590 is dit deel van Steenhuffel door oorlog, emigratie en pest dermate ontvolkt dat er geen pachters overbleven om de hem de jaarlijkse cijns te betalen. In 1590 heeft Merck de Bonte zijn gronden aan diverse mensen (vooral de schuldeisers van zijn vader) moeten verkopen. Omdat hij de ‘heer’-lijkheid van Beaumont (intussen de Bonte) aan Jan Pelgrems, een Noordfranse edelman, overliet, hebben diens nazaten (waarbij ik) het recht verspeeld om nog ‘heer’ genoemd te worden. Quirijn VerBEEKE Geboren in Londerzeel (mogelijk op 19 oktober 1669). Op 29 december 1697 te Zaamslag (Nederland) getrouwd met Prijntje Boone. Hun enig kind, Adriaen, werd geboren in Zaamslag in 1699. Op 18 mei 1705 werd hij op verzoek van vele burgers met meerderheid van stemmen verkozen tot schoolmeester, koster en voorzanger van Zaamslag, onder voorwaarde dat er ook in de zomer moest les gegeven worden. Op 25 juni 1705 slaagde hij niet in een hem opgelegd examen maar na een herkansing op 8 oktober werd hij aangenomen “doch met ernstighe vermaninghe tot naarstigheyt ende vreese Godts”. Hij overleed te Zaamslag, Nederland, op 14 juli 1706. Waarschijnlijk is dit de persoon die in de Londerzeelse parochieregisters (bewerking Luc Annaert) terug te vinden is als Quirinus Verbelen, geboren op 19 oktober 1669, zoon van Adriaen en Anna Lemmens. Bron: Geschiedkundige beschouwing van Zaamslag, vanaf de vroegste tijden, Joost van der Baan, 1859, blz. 377-378.

Franchois De BEER Geboren ca 1495. We hebben nog niet gevonden waar. Ook een eventueel verband met de “Berenhoeve” in Ramsdonk ontbreekt alsnog Tussen 1530 en 1550 trouwde hij in Londerzeel met Anna Van Nuffele, de dochter van Joos en Katelijne Van Buyten. Met zijn vrouw woonde hij op de belangrijke omwalde hoeve ‘Te Schriek” in de Meerstraat. In documenten van de schepenbank van Londerzeel wordt hij “Ridder van Jeruzalem” genoemd. Deze titel werd enkel verleend aan personen die een reis naar het Heilig Graf te Jeruzalem ondernomen hadden of aan leden van de Johannieter-ridderorde. Deze orde van de zogenoemde “hospitaalridders” was in 1023 in Jeruzalem ontstaan om er eerst de kruisvaarders en daarna de pelgrims zowel lichamelijk als geestelijk te verzorgen en op hun reis te beschermen. De Johannieters hebben vanuit Cyprus, later vanuit Rhodos, vele malen op eigen schepen pelgrims naar het Heilige Land vervoerd. Op Rhodos moesten ze in december 1522 voor de Turken capituleren en in januari 1523 werden ze daar door de pauselijke vloot, onder leiding van admiraal Willem van Marselaer, ontzet. Deze Willem van Marselaer (zie aldaar) was een Malderenaar (of toch zeker een halve). Het was in deze periode dat de Londerzeelse pastoor Mattheeus Steenberch (1465-1547) (zie aldaar) op bedevaart naar Jeruzalem trok en daar het tracé van de kruisweg heeft opgemeten. Het is zeer goed mogelijk dat Franchois De Beer en pastoor Steenberch elkaar omstreeks 1520 in Jeruzalem hebben leren kennen. Of misschien werden ze in 1523 wel samen op Rhodos door Willem van Marselaer ontzet. In ieder geval heeft Mattheus Steenberch zeer kort nadien in Londerzeel (en elders) een kruisweg aangelegd. Vrijwel zeker is Franchois De Beer, die als hospitaalridder de gelofte had afgelegd om zijn leven lang voor het welzijn en de veiligheid van pelgrims te zorgen, in Londerzeel beland om er zich met de gezondheid en de innerlijke mens van de vele bedevaarders naar de Bergkapel bezig te houden. Franchois De Beer is in 1582 gestorven. We hebben geen kinderen van hem gevonden en dat is logisch want “Ridders van Jeruzalem” gingen alleen een “geestelijk” huwelijk aan. 16


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Tal van zijn familieleden – De Beer en Van Nuffel – zijn echter nog vele generaties lang in de Londerzeelse horeca en ziekenzorg terug te vinden. Bron: Londerzeel vroeger – Het Sieckhuijs van Londerzeel (1525-1754) en de bedevaart naar de Bergkapel, L. De Bondt.

Daneel 1 van BOECHOUT – (Daniël, de Bouchout, van Wanghe van Boechout. Oudste zoon van Gielis van Wanghe en Katharina van Eppenghem. Geboren omstreeks 1255. Via zijn moeder kwam hij in het bezit van zekere gronden in de parochie Steenhuffel. In 1278 erfde hij ook de belangrijkste bezittingen van zijn vader en werd hij heer van Sterrebeek, Zaventem, Relegem en Boechout (Meise). Ofschoon de bronnen niet altijd eensgezind zijn, trouwde hij een eerste keer met Maria Transylvan en omstreeks 1279 met Margareta Pipenpoy. Als leenman van hertog Jan I van Brabant nam hij deel aan de beruchte slag van Woeringen (bij Keulen) waar op 5 juni 1288 de troonopvolging in Limburg werd beslecht. Het was Daneel van Boechout die toen, althans volgens de vroegmiddeleeuwse kroniekschrijvers, door zijn persoonlijke dapperheid (en een beetje geluk) het gevecht een beslissende wending kon geven. Door de Brabantse overwinning is Limburg, althans voor het grootste deel, 5 eeuwen lang een onderdeel van het hertogdom Brabant geworden. Ook bij andere gevechten en expedities toonde Daneel zich een dapper en trouw vazal. De dankbaarheid van hertog Jan I (12671294) en zijn opvolger Jan II (1294-1312) was dan ook niet gering. Om a) de invalswegen naar Brussel af te schermen en b) de ambitieuze heren van Grimbergen in de gaten te houden, hebben die hun trouwste bondgenoten de middelen gegeven om een versterkte donjon of waterburcht te bouwen. Tussen 1290 en 1300 heeft Godfried van Hellebeke het kasteel van Beersel mogen bouwen. Tussen 1290 en 1300 kreeg Daneel van Boechout de middelen om zijn domein te Meise met een donjon te versterken. Tussen 1290 en 1300 – weten we sinds kort – heeft dezelfde Daneel, op de grond van zijn moeder en op de grens met Vlaanderen, ook een donjon in Steenhuffel gebouwd. Daneel van Boechout werd bovendien tot senechalck of drost van Brabant benoemd. Hij is dat tot 1302 gebleven en werd dan in die functie door ... Godfried van Hellebeke opgevolgd. Tussen 1310 en zijn overlijden in 1317 heeft Daneel van Boechout aan vele diplomatieke missies deelgenomen of is hij er de leider van geweest. Zijn handtekening is op vele charters te vinden. Als hij niet op missie was woonde hij in Meise. Mogelijk kon men hem vanaf 1313 ook wel eens op het kasteel van Humbeek vinden. Dat had hij immers dat jaar gekocht. Misschien heeft hij zelf nooit een voet in Steenhuffel gezet. Maar als de grondlegger van Diepensteyn konden we hem een plaats in deze inventaris niet ontzeggen. Link: Steenhuffel: het domein en de heerlijkheid van Diepensteyn (1250-2010)

Daneel 2 van BOECHOUT – (Daniël de Bouchout) Geboren omstreeks 1400. Zoon van Gillis 2 van Boechout en Aliane van Reynghersvliet. In 1433 trouwde hij met Margriet van Pouke, de dochter van Eluard en Catherine van Borssele uit Zeeland. Margriet, bijgenaamd ‘grote Margriet’ was al weduwe van Daneel van Herzeele, waarmee ze minstens 4 zonen had. Daneel 2 was de eerste van Boechout die zich uitdrukkelijk liet aanspreken als “heer van Diepensteyn”. Met zijn vrouw Margriet van Pouke had hij 2 dochters: 1) Joanna die niet ouder dan 4 jaar oud geworden is, 2) Margaretha die in 1465 trouwde met Evrard III de la Marck (zie aldaar), de volle broer van het Everzwijn van de Ardennen (en bijgevolg ook een zwijn zoals hij overvloedig laten blijken heeft).

17


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Daarnaast had hij ook (minstens) 6 natuurlijke kinderen. Nog voor zijn huwelijk had hij al een zoontje Sander (of Alexander) bij Katelijne t’Slichten, de dochter van de meier van Steenhuffel, die in “den Horen” (de herberg van haar vader in het dorp) de klanten bediende. Later kwam hij – onder meer in Dendermonde, waar hij tot 1455 een militaire functie bekleedde - verschillende keren in contact met een zekere juffrouw Cecile de Mol uit Aalst, die hem als gevolg daarvan in alfabetische volgorde Daneel, Gelaude, Jan, Joris en Lijsbeth heeft geschonken. Wie alle details over het leven van Daneel 2 van Boechout wenst te kennen, kan op de link, onderaan deze tekst terecht. Hierna volgt een korte samenvatting. - Daneel 2, die ca 1419 van zijn vader alleen maar Diepensteyn en Kuitelgem (bij Buggenhout) erfde, is als grootgrondbezitter weliswaar klein begonnen, maar een onproductieve familie en een goed inkomen hebben daar snel verandering in gebracht. Al in 1419 kwam hij ook in het bezit van de manoir van Relegem. In 1432 erfde hij Humbeek en Loenhout van zijn kozijn Daneel. In 1443 kocht hij een aantal lenen te Antwerpen en een deel van de tolrechten te Rupelmonde van zijn schoonzuster Johanna van Vianen. In dezelfde periode kocht hij van Jan van Wesemael, de man van zijn nicht Joanna, de heerlijkheid van Empel en Meerwijk in de meierij van “s Hertogenbosch. In 1444 erfde hij het burggraafschap van Brussel, nog een stuk van Loenhout en de heerlijkheid van Boechout te Meise van zijn nicht Joanna... Via zijn vrouw Margriet van Pouke erfde hij ook een aantal eigendommen in Zeeland, maar die heeft hij van de hand gedaan. - Daneel 2 was een groot liefhebber van riddertornooien en wist daarin zijn plan te trekken. In 1439 nam hij deel aan het tornooi van Brussel; in 1440 won hij het steekspel van Antwerpen (waar slechts 18 ‘vreemdelingen” uitgenodigd waren); in 1441 was hij de laureaat van een tornooi in Utrecht... Om zo’n kampioenenstatus te bereiken moet hij veel geoefend hebben. In het jaar 1465 verklaarde de heer van Diegem nog aan een ons nobele onbekende: “Ridderlijke tornooien werden gehouden te Steenhuffel tussen ridders geheten Marselaer, Vilain, Ophem, Wilre, Boechout...” . - In 1440 stichtte Daneel 2 op Diepensteyn (weliswaar met andermans geld) de kapelanij van de heilige Catharina en Barbara. Mijn eigenste voorvader Egidius De Bonte, die als een van de weinige Steenhuffelenaren een handtekening kon zetten, was daarbij als getuige aanwezig. De nog bestaande en gerestaureerde vleugel van het oude Diepensteyn (met daarin de kapel) werd waarschijnlijk door Daneel 2 gebouwd. - In 1454 werd Daneel 2, naast heer van een aantal heerlijkheden, ook als raadsheer en kamerheer van de hertog van Brabant genoemd. Die erkenning had hij onder meer te danken aan zijn optreden tijdens de grote volksopstand die in 1449 in Gent tegen Philips de Goede, hertog van Bourgondië, hertog van Brabant en graaf van Vlaanderen, was uitgebroken. Op 23 juli 1453 werd het 30.000 man sterke leger van de Gentenaars door het even sterke leger van de hertog in de buurt van Gavere verslagen. Of Daneel 2 van Boechout bij deze veldslag aanwezig was, is niet met zekerheid geweten. In ieder geval heeft Philips de Goede hierna, om een herhaling van dergelijke stadsopstanden te voorkomen, een aantal garnizoenen versterkt. Tot 31 juli 1455 stond Daneel 2 van Boechout aan het hoofd van het garnizoen van Dendermonde. Bij gebrek aan opstandelingen had hij overschot van tijd en die heeft hij deels met een zekere juffrouw Cecile de Mol doorgebracht. Daneel 2 van Boechout is een beetje droevig aan zijn eind gekomen. In plaats van in 1465 rustig met pensioen te mogen gaan werd hij door zijn leenheer Philips de Goede opgeroepen om tegen de koning van Frankrijk ten strijde te trekken. Daneel, die toen op Diepensteyn woonde, heeft met een aantal pachterszonen aan die oproep gehoor gegeven. Na in den Horen te Londerzeel een laatste avondmaal genuttigd te hebben zijn ze naar Brussel getrokken om zich bij het leger van Philips zoon, de latere Karel de Stoute, te scharen. Op 16 juli 1465 is het

18


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

in de buurt van Parijs tot een confrontatie gekomen. De Bourgondiërs (waarbij de Brabanders) wonnen (althans voorlopig) de strijd. Maar Daneel 2 van Boechout van Diepensteyn heeft deze slag van Monthléry niet overleefd. Gelukkig had hij al in 1460 zijn testament gemaakt. Daarin werden al zijn bezittingen aan zijn enige overlevende dochter Margaretha van Boechout nagelaten. Met één grote uitzonderling evenwel: zijn 6 bastaarden kregen (allemaal samen in onverdeeldheid) het kasteel en de heerlijkheid van Diepensteyn. Evrard III de la Marck, die net in 1465 de echtgenoot van Margaretha geworden was, schijnt dat echter niet geweten te hebben. Hij heeft er alvast geen rekening mee gehouden. Link: Steenhuffel: het domein en de heerlijkheid van Diepensteyn (1250-2010)

Gielijs 2 van BOECHOUT – (de Boechout, Van Bouchout, de Bouchout, Gielis, Gillis). Geboren omstreeks 1345, zoon van Daneel en Margriet de Walcourt-de Rochefort. Bij het overlijden van zijn vader in 1374 werd diens nalatenschap tussen hem en zijn broers verdeeld. Hendrik, de oudste, bekwam Humbeek. Daneel kreeg Loenhout en zou later van zijn oom Jan ook het kasteel te Meise en het burggraafschap van Brussel erven. Gielijs 2, de jongste, bekwam Diepensteyn en Hellebeke. Na het overlijden van zijn broer Hendrik in 1376, is daar ook nog Humbeek bijgekomen. Bovendien is Gielijs, door zijn huwelijk met Aliane van Reynghersvliet, de erfdochter van Lodewijk en vrouwe van Schendelbeke en Boelare, ook heer van de belangrijke baronie van Boelare geworden. Deze baronie met 8 schepenbanken omvatte 12 dorpen in ‘t land van Aalst. Als leenman van hertog Wenceslaus en hertogin Johanna van Brabant nam hij deel aan de campagne in Elzas-Lotharingen (1363-1368), de slag bij Baesweiler (1371), het beleg van Grave aan de Maas (1386) en de campagne in Gelre (1388). Meer details hierover zijn te vinden via de link onderaan deze tekst. Bovenal was Gielijs 2 van Boechout de eerste heer van Diepensteyn waarvan we weten dat hij, zeker op latere leeftijd, ook in Steenhuffel verbleven heeft. Bovendien was hij “bijzonder” genoeg om een plaats in dit biografisch woordenboek te krijgen. - Om te beginnen heeft hij naar alle waarschijnlijkheid de eerste Diepensteynmolen laten bouwen. Om het water meer verval te geven werd daarvoor een deel van de Molenbeek in Steenhuffel rechtgetrokken. - Hij voelde zich niet te schoon of te edel om met zijn buren ruzie te maken. Van volgende ruzies zijn sporen bewaard gebleven: die met 9 vlasboeren van Terlinden (Merchtem), die met ridder Jan van de Moortere (Sneppelaar Londerzeel), die met zijn eigen pachters in Steenhuffel, die met priester Gielijs van den Cloet op de aangrenzende Cloothoeve, die met een zekere Gielijs Boincornet... De diepere oorzaken van deze disputen ga ik niet onthullen (daarvoor kan de geïnteresseerde op de link terecht), behalve deze... - Gielijs 2 was de eigenaar van een bruine beer, die hij zelf groot bracht op Diepensteyn. Op een mooie dag besloot die de wijde wereld in te trekken. Op de eigendom van ridder Jan van de Moortere gekomen (zie: het Ridderhof te Moortere te Londerzeel), werd het dier door deze laatste afgeslacht. Gielijs heeft het zijn buurman nog altijd niet vergeven. Gielijs 2 van Boechout is kort na 1420 overleden. Met zijn vrouw Aliane van Reynghervliet heeft hij 6 kinderen nagelaten: Daneel (x Margriet van Pouke), Jan (x Johanna van Vianen van Beverweerd en Odijk), Margareta (x Hendrik Taye), Katarina (non), Gillis (ridder in de Teutoonse orde), Johanna (x Antoon Vlemincx). Alleen Daneel 2 van Boechout, hun oudste zoon, die o.m. Diepensteyn erfde, is een bijzondere groot-Londerzelenaar geworden (zie aldaar). Link: Steenhuffel: het domein en de heerlijkheid van Diepensteyn (1250-2010)

19


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Franchois BOGAERT – (Bogaerts) Jonker Franchois Bogaert werd geboren in Mechelen omstreeks 1550. Hij was de zoon van advocaat Jacob Bogaert. Deze Jakob Bogaert (Mechelen 1515-Gent 1598) was raadsheer bij de Grote Raad (vanaf 1575), ridder en voorzitter van de Raad van Vlaanderen (vanaf 1587) en voorzitter van de Grote Raad (in 1597). Omstreeks 1575 trouwde François Bogaert met Isabeau Gras, de dochter van Cornelis Gras en Isabella de Villers. Samen met zijn broers en zusters erfde hij op 1 februari 1589 Oudenhoven in Londerzeel. Vanaf ca 1595 was hij ook de heer van de Trappenhoeve op de Steenhuffelse Over-de-Beek. Het is opmerkelijk hoeveel eigendommen in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel in de 16de eeuw in handen van hoge juristen van de Grote Raad van Mechelen (het hoogste rechtscollege in de Nederlanden) gekomen zijn. Of jonker Bogaert het Hof ten Trappen en Oudenhoven ooit in levende lijve heeft gezien, is erg onzeker. Omstreeks 1600 kocht hij het kasteel van Moerkerke (Damme) van Clemens van Castilië en is hij naar Vlaanderen verhuisd. In 1611 en 1612 is hij zelfs burgemeester van Brugge geworden. Oudenhoven had hij op 21 april 1605 aan Clementia Van Hoytema, de weduwe van Igram Van Achelen (zie aldaar) verkocht. Het Hof ten Trappen heeft hij echter gehouden. Ik heb niet ontdekt waar en wanneer hij overleden is. In het Steenhuffelse parochiearchief werd hij in 1612 nog als de schuldenaar voor het jaargetijde van Assuerius Craenhals (een eerdere eigenaar van het Hof ten Trappen) genoemd. In 1618 waren het zijn erfgenamen (of hun pachter) die dat jaargetijde moesten betalen. Met die “erfgenamen” werd in de eerste plaats zijn dochter Maria Bogaerts, vrouwe van Moerkerke, bedoeld. In 1626 trouwde die met Karel Robrecht de Jauche (de jongste zoon van Jan en van Anna van St. Aldegonde de Noircarmes), heer van Kruishoutem, Aaishove en Helesmes, in zijn jonge jaren kapitein van een afdeling Waalse infanterie in Spaanse dienst. Tot ca 1710 zijn de “heren van Kruishoutem” de eigenaars van het Hof ten Trappen evenals van een aantal gronden op de Steenhuffelse Kouter gebleven. Dat verklaart waarom de pachter van de Trappenhoeve tot in recente tijden niet alleen het jaargetijde van Assuerius Craenhals maar ook dat van de heren van Kruishoutem moest betalen. Link: De Heerlijkheid van het Hof ten Trappen

Gaspard Joseph BOOT van Sombeke Op 20 december 1753 kocht Gaspard Joseph Boot van Sombeke het Drietorendomein en den Lindenman op Klein Holland van Jan Baptist de Waha. De moeder van Jan Baptist, Anna Maria de Greve had die eigendommen in 1724 gekocht van de erfgenamen van Joannes Jacobus Pacificus van Doetinghem. Een lid van de Nederlandse koopmansfamilie Boot had zich in de 2de helft van de 16de eeuw, waarschijnlijk om de godsdiensttroebelen te ontvluchten, vanuit Breda in Keulen teruggetrokken. Toen het in onze gewesten na 1593 terug wat rustiger werd is hij naar Antwerpen gekomen en in 1600 heeft hij het Hof van Sombeke (of de Schrans) in Wommelgem gekocht. Het adeldom volgde twee generaties later. In 1642 werd Karel Frans Boot door keizer Ferdinand benoemd tot Ridder van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie, en op 9 mei 1783 heeft dezelfde van keizer Jozef II van Oostenrijk de overdraagbare titel van Graaf van Veltem gekocht. Sedertdien werd de kerk van Veltem de parochiekerk van de familie. Nog eens vijf generaties later, in 1753 zoals gezegd, kocht Gaspar Joseph Boot, onder meer de heerlijkheid van Drietoren te Londerzeel. Gaspard Joseph Boot was gedoopt in Brussel op 25 september 1714. Hij was de enige volwassen geworden zoon van Floris Frans Boot en Maria Marguerita Gasparina van der Gote, dochter van Jan Baptist, heer van Nordschote.

20


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Eén jaar eerder, in 1752, was hij getrouwd met Marie Thérèse Henriette van der Gote (° Brussel 4 januari 1726) de dochter van Ferdinand Albert van der Gote, raadsheer en hoofd van de Rekenkamer, en van Theresia Petronella van den Broeck. Gaspar en Marie Thérèse kregen 4 kinderen: - Charles Joseph werd heer van Veltem, Oppem en La Motte. Hij zou ook even heer van Londerzeel worden. - Maria Theresia Ferdinanda werd gedoopt te Brussel op 19 januari 1755 en overleed op 15 januari 1760. - Karel Hendrik Ghislain werd gedoopt te Brussel op 15 november 1756 en volgde zijn vader in Londerzeel op. - Maria Coleta werd gedoopt te Brussel op 24 oktober 1758 en stierf op 15 januari 1760. Londerzeel moet Gaspard goed bevallen zijn. Op 12 mei 1764 kocht hij van Maximiliana Theresia D' Ongnies, hertogin van Croy, gravin en barones van Grimbergen (vrouw of weduwe van Ferdinand Gaston Joseph Alexander, hertog van Croy) – die zelf op 28 februari 1757 de heerlijkheid van Londerzeel had gekocht van Willem van Oranje-Nassau – bij openbare verkoop het Land en de Heerlijkheid van Londerzeel met de erbij horende rechten. De geboden prijs was 102.945 Gulden wisselgeld. De koop omvatte de bevoegdheid over de Londerzeelse schepenbank met het hoog-, midden- en laaggerecht, de waters, de molens, de landen, beemden, straten, gemeentegronden, braakliggende terreinen, beken, rivieren, de verplichte bijstand van manschappen bij arbeid en in oorlog, cijnzen en renten en toevallige inkomsten, alsmede het recht van jacht, van planten langs de parochiewegen, het aanstellen van de drossaard, de meier, de griffier, de schepenen en de officieren. Alleen een paar kleinere leengoederen en het kasteeltje op de Burcht waren niet in de verkoop begrepen. Op 16 september 1765 duidde Gaspar Joseph Boot – in zijn hoedanigheid van nieuwe heer van Londerzeel - een nieuwe schepenbank aan. De vroegere meier, Hubertus Franciscus Jambers, werd in zijn functie bevestigd. Gaspar Joseph Boot is niet lang heer van Ursene en Londerzeel geweest. Hij overleed in Brussel op 26 maart 1767. Zijn vrouw Marie Thérèse Henriette van der Gote deed het verhef van Londerzeel op 12 augustus 1767 maar overleed anderhalf jaar later, eveneens in Brussel op 11 maart 1769. Link: Londerzeel: het domein en de heerlijkheid van Drietoren, 1100-2000

Familie BOOT Heren van Drietoren van 1753 tot 1828 en van Londerzeel van 1764 tot 1794. - Gaspard Joseph Boot: 1753-1767 (zie aldaar) - Karel Hendrik Ghislain Boot: 1767-1828 Link: Londerzeel: het domein en de heerlijkheid van Drietoren, 1100-2000

Gilles vanden BOSCH Geboren te Londerzeel ca 1595, geprofest op 16 januari 1617. Werd eerst onderpastoor te Retie en vervolgens in Nispen. Pastoor te Broechem vanaf 1634. Overleden te Broechem op ....., 61 jaar oud. Bron: Heemkundige kring ‘Zeven Neten’ Retie.

Ernest Henri BOUVIER-PARVILLEZ Geboren in Brussel op 6 maart 1826 als zoon van Joseph Bouvier (1784-1866) en Henriette Victoria Vaquette (1800-1833). Hij trouwde met Laure Parvillez waarmee hij 6 kinderen had: - Georges, - Leontine (1860-1943), - Gaston (1863-1877),

21


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

-

Louise Laure Marguerite (1864-1944), trouwde op 19 juli 1888 in Elsene met Maurice Gustave Edmond Hanssens (zie de geschiedenis van het Hof ter Locht). - Henriette (+1951), - Alfred (1868-1950), trouwde met Laure Washer. Hij overleed in Elsene op 20 maart 1905. Ernest Henri Bouvier was advocaat bij het hof van beroep te Brussel (1881, 1882, 1892), provincieraadslid (1882, 1888, 1891, 1892, 1894) en ridder in de Leopoldsorde. Maar dat is vanzelfsprekend niet genoeg om van hem een bijzondere Londerzelenaar te maken. Van voor 1874 tot na 1897 was hij gelukkig ook de eigenaar van ‘een kasteel’ op de Campagne in Steenhuffel, dat hij had gekocht van Maria Virginia Chassé, de weduwe van advocaat Adrien Joseph van Cutsem die in 1857 gestorven was. Hij was gedomicilieerd in Elsene (nr. 24 in de Rue d’Edimbourg) maar heeft zich toch regelmatig in Steenhuffel laten zien. De eerste keer in 1874 omdat hij bomen op zijn Campagne wilde planten en daarvoor de toelating van de gemeente nodig had. Wat weten we verder over hem nog meer? - Dat hij in Steenhuffel een tuinman had. In 1982 en 1893 was dat Van Steen. - Dat hij de burgemeester van Steenhuffel constant lastig viel met klachten over de schade die door de kinderen aan zijn buitengoed werd aangericht. - Dat zijn woning in de huidige Brouwerijstraat in 1896 een “kasteel” werd genoemd. - Dat het Bureel van Weldadigheid van Steenhuffel enkele keren door hem met een schenking werd bedacht, onder meer op 7 februari 1891, toen het een strenge winter was geweest en woningen van Steenhuffelse armen onder water hadden gestaan. - Dat hij op 26 november 1904 een laatste keer in het gemeentearchief van Steenhuffel werd vernoemd, namelijk toen hij een aanmaning kreeg om de beken op zijn Campagne te laten kuisen. - Dat hij, nadat hij gepensioneerd was, de titel van Baron heeft gekregen. - Dat er in Jodoigne een rue Baron Bouvier bestaat. Ernest Bouvier, die na zijn huwelijk de naam van zijn vrouw aan zijn eigen familienaam heeft toegevoegd, heeft ook enkele werken geschreven: - Onder de naam Ernest Bouvier-Parvillez: Des perfectionnements que reçut la langue Française, Bruxelles 1853. - Onder de naam Robin Verteuse (een anagram van Ernest Bouvier): De la proposition de M. Haeck, dans ses rapports avec le néo-libéralisme et les associations libérales, Bruxelles 1859. Door de ‘Académie royale de langue et de littérature françaises de Belgique’ wordt nu nog steeds een vierjaarlijkse prijs voor Franstalige literatuur uitgereikt. Die prijs draagt de naam “prix Ernest Bouvier-Parvillez” maar werd pas in 1924 gesticht. Hij wordt gegeven aan een werk in het Frans van een Belgische auteur die al eerder publiceerde en aldus bewezen heeft geen ééndagsvlieg te zijn. Frederik Vanden BRANDE Frederik Vanden Brande werd geboren in 1926. Zijn beroepsleven bracht hem tot de post van Belgische secretaris-generaal van de “Council of European Townships”, maar Londerzeel zal hem vooral voor wat hij daarna deed herinneren. In 1974 kwam hij in contact met de boswachter Jean Pain, die in het zuiden van Frankrijk het houtgewas uit brandgangen composteerde en die compost gebruikte in zijn eigen tuin in het midden van de wildernis. Hij besloot die methode in Vlaanderen uit te proberen, vertaalde het boek dat de heer Pain over zijn ervaringen geschreven had (Een andere tuin) en zette in 1975 een eerste experiment op in Londerzeel.

22


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Hieruit groeide in 1978 de vzw Comité Jean Pain. De man, naar wie de Vzw genoemd werd, kwam regelmatig op bezoek voor hij in juli 1881 overleed. Met de hulp van 3 werkkrachten van het “Bijzonder Tijdelijk Kader”, met mensen van Velt en later met echte vast aangeworven medewerkers groeide het testlabo van Frederic en zijn vrouw Lauraine op het Hof ter Winkelen te Londerzeel uit tot een internationaal centrum van houtcompostering uit. Personen uit 65 landen kwamen er al op stage. Van 1978 tot 1980 was Frederik Vanden Brande 2de Veltvoorzitter. Intussen heeft hij het beheer en de “uitbating” van het comité Jean Pain aan zijn opvolgers overgelaten en heeft men er hem erevoorzitter van gemaakt. Vanwege zijn baanbrekende en innoverende werk heeft de gemeente Londerzeel hem op 23 april 2005 het ereburgerschap verleend. Link naar meer informatie: http://www.comitejeanpain.be/comite_jean_pain_vzw.htm

Henriette Caroline Josephine de BROUCHOVEN DE BERGEYCK Gravin Henriette Caroline Josephine de Brouchoven de Bergeyck werd geboren op 21 mei 1807. Ze was de dochter van Charles François de Paule de Brouchoven, graaf van Bergeyck (vanaf 1804 tot aan zijn dood in 1811 de burgemeester van Beveren) en van Caroline Marie Josephe de Roose de Baisy. Henriette Caroline Josephine de Brouchoven de Bergeyck was ook de achter-achterachterkleindochter van Hélène Fourment die, nadat ze weduwe van Pieter Pauwel Rubens geworden was, in 1650 hertrouwde met Jean Baptiste de Brouchoven en met hem nog 6 kinderen kreeg. Deze Jean Baptiste was de zoon van Gerard, een schepen uit ’s Hertogenbosch die in 1626 van Philips IV van Spanje de titel van heer van Bergeyck had gekocht, de kosten hiervoor in 1658 effectief ook had afgelost, maar die inmiddels al in 1630 om politieke en vooral godsdienstige redenen met zijn gezin het Protestants en zelfstandig geworden Noord-Brabant was ontvlucht en zich in Lier had gevestigd. Jan Baptist bouwde hier een imponerende diplomatieke carrière uit in Spaanse dienst en werd mede daardoor tot “graaf” van Bergeyck gepromoveerd, een plaats die hij wellicht nooit heeft gezien. De grootvader van Henriette erfde via zijn vrouw in 1781 het kasteel Cortewalle in Beveren waar de familie de Brouchoven de Bergeyck tot in de 2de helft van de vorige eeuw heeft gewoond. Nu is het eigendom van de gemeente Beveren en wordt het familiearchief de Brouchoven-de Bergeyck er bewaard.

Op 20 april 1828 trouwde Henriette Caroline Josephine in Beveren met Jean Baptiste Louis Charles de Spoelberch, geboren in Brussel op 20 september 1787, zoon van Jean Charles Laurent Joseph le Bawette en Henriette Marie Philippine Ghislaine d’Olmen–Saint-Remy. Louis en Henriette kregen 7 kinderen. - Ferdinand Charles Joseph de Spoelberch werd geboren op 6 april 1829 in Brussel. Hij trouwde op 26 juli 1860 in Den Haag (Nederland) met barones Louisa Carolina Wilhelmina Arnoldina Ida van Brienen de Groote Lindt, en had hiermee (in Den Haag) in 1861 één zoon. Hij overleed (zegt men) in Sint-Truiden op 29 maart 1876. - Sophie Henriette Marie de Spoelberch werd geboren op 13 november 1831 te Brussel, trouwde in 1858 met graaf Gustave François Xavier Charles Cornet d’Elzius du Chenoy en overleed, eveneens in Brussel, op 1 oktober 1920. Ze kregen een zoon en een dochter. - Anatole Louis Joseph de Spoelberch werd geboren in Londerzeel op 15 juni 1838 en overleed in het Instituut van de broeders Alexianen in Tienen op 30 december 1891. Hij was niet getrouwd, was in Brussel gedomicilieerd en hij had een tweelingbroer... - Ernest Jules Joseph de Spoelberch, eveneens geboren in Londerzeel op 15 juni 1838, en op de leeftijd van 18 jaar gestorven te Londerzeel op 27 januari 1857. - Alfred Charles Joseph de Spoelberch werd geboren in Londerzeel op 1 augustus 1835. Hij trouwde op 16 januari 1871 in Brussel met Zoë de Kerckhove de Denterghem, kreeg 3 kinderen en overleed in Deurle (Oost-Vlaanderen) op 2 oktober 1915. - Adolphe Joseph de Spoelberch werd geboren in Brussel op 7 november 1839. Op 16 september 1873 trouwde hij in Wespelaar met Elisa Adolphine Amélie Joséphine Ghislaine 23


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Willems. Hij was luitenant-generaal, had 6 kinderen en overleed in Brussel op 5 april 1913. - Caroline Marie de Spoelberch werd geboren in Brussel op 21 april 1842. Ze trouwde op 30 april 1861 in Brussel met graaf François Michel Walram de Borchgrave d’Altena, had met hem 2 zonen, en overleed in Brussel op 4 februari 1917. Op 3 oktober 1836 erfde Jean Baptiste Louis Charles de Spoelberch het domein Drietoren evenals de helft van de historische hoeve de la Haye-Sainte op het slagveld te Waterloo; van zijn moeder. Het is pas na zijn overlijden te Brussel op 12 februari 1845 dat de naam van de familie de Spoelberch regelmatig opduikt in het Londerzeelse gemeentelijke archief. In eerste instantie heeft vooral zijn weduwe, gravin Henriette Caroline Josephine de Brouchoven de Bergeyck een grote indruk nagelaten. Ofschoon ze in Brussel gedomicilieerd was, verbleef ze meer dan regelmatig met haar kinderen op haar buitenverblijf te Londerzeel. Op 5 augustus 1857 legde ze de eerste steen van het nieuwe koor van de Sint-Christoffelkerk die op kermiszondag 28 juli 1855, na een blikseminslag, was uitgebrand. De douairière van Drietoren en drie van haar kinderen hebben ook het peter- en meterschap van twee van de vier nieuwe klokken, die drie dagen later, samen met de kerk werden ingewijd, op zich genomen. Ze hadden er wellicht ook het grootste deel van mogen betalen. Na de plechtigheden in de kerk (waar door de massale volkstoeloop de nieuwe stoelen verbrijzeld werden) was er overal feest in het met bloemstukken en plakkaten versierde dorp. In de namiddag bezorgde burggraaf Ferdinand Charles de Spoelberch, de oudste zoon van de gravin die in 1855 in de gemeentepolitiek gestapt was, aan alle arme vrouwen van de gemeente koffie en “pistoleeën” in de gemeenteschool. Op 28 april 1863 werd er tot de verdeling van de goederen van de in 1845 overleden Jean Baptiste Louis Charles de Spoelberch overgegaan. De weduwe behield uiteraard het vruchtgebruik van alles, inclusief van de molens, de kinderen kregen een evenredig deel van de naakte eigendom. In de jaren 1863-1879 heeft gravin de Spoelberch-de Bergeyck, op haar kosten maar na goedkeuring van de gemeente, een aantal veranderingen aan de gemeentewegen rondom kasteel Drietoren aangebracht. In 1873 verloor ze nog een klein perceeltje grond (wijk F nr. 74b) aan de Belgische Staat, die het nodig had om het station van Londerzeel te vergroten. Gravin Henriette Caroline Josephine de Brouchoven de Bergeyck, hoewel toen in Brussel wonend, heeft zelf haar laatste verblijfplaats in Londerzeel gekozen. Op 25 oktober 1876 – haar oudste zoon was een paar maanden eerder gestorven - kocht ze een eeuwigdurende concessie op het kerkhof. Ze is op 6 juli 1881, op de leeftijd van 74 jaar, in Brussel overleden. Link: Londerzeel: het domein en de heerlijkheid van Drietoren, 1100-2000

Karel VerBRUGGEN Geboren in 1886. Notaris. Ondervoorzitter en, na het overlijden van Karel De Keersmaecker op 27 december 1963, voorzitter van de Koninklijke Fanfare Ste Cecilia van Londerzeelcentrum. Dat bleef hij tot aan zijn dood, op 100-jarige leeftijd, op 6 januari 1986. Op 29 september 1985 werd hij, na Gerard Walschap, de 2de ereburger van de gemeente Londerzeel. Op 13 november werd, in de schoot van de Koninklijke Fanfare Ste Cecilia uit Londerzeel Centrum, de VZW Fonds Karel Verbruggen opgericht. Dit Fonds stelde zich zelf tot doel het levensideaal van Karel Verbruggen verder te zetten door de amateuristische muziekbeoefening te bevorderen en te stimuleren, inzonderheid deze activiteiten die in groepsverband en op niet beroepsmatige wijze worden beoefend door fanfaremuziekverenigingen. In 1987 organiseerde het Fonds Karel Verbruggen VZW een eerste compositiewedstrijd. Daarna volgden nog tal van andere manifestaties. Bron: www.stcecilialonderzeel.be

24


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Dierick BUYELE Deze mens verdient een plaatsje in dit overzicht omdat hij ooit een heerlijk laathof in Steenhuffel bezat en hij hier dus inkomsten kon claimen maar omdat niemand al in de 16de” eeuw nog wist wie hij was of wie zijn erfgenamen waren en hij dus nooit iets gekregen heeft. Ik weet niet of dat ook heeft gemist. Intensief speurwerk heeft ons namelijk zijn ware identiteit laten kennen. - Hij werd geboren omstreeks 1485 als zoon van Jan en Isabelle de Keyser. - Hij was de kleinzoon van Jan Buyele en Jeanne Mertens en van Josse de Keyser en Isabelle van Varenbergh. - Hij werd schildknaap en later ridder, heer van Steenhuyse en van Laenenbourg, grootbaljuw van Warneton. - Hij trouwde een eerste keer met een dame die we niet kennen en een tweede keer op 18 februari 1535 in Mechelen met Agnes van Duffele geheten Berthout, dochter van Wouter van Duffele geheten Berthout (zoon van Wouter, bastaard, en van Catharina Fruygh) en van Isabella Gevaerts (bastaarddochter van Gilles en weduwe van Melchisedech vanden Daele). - Met zijn tweede vrouw had hij een zoon Charles de Buyle, kapitein in Spaanse dienst, die trouwde met Jeanne Sultz, vrouwe van Steen en Moorsel, dochter van Gaspar Sultz en zijn eerste vrouw Margaretha Speelbergh. - In 1533 werd hij genoemd als lijfwacht van de 2 natuurlijke dochters van keizer Maximiliaan van Oostenrijk. Hij begeleidde hen bij hun binnenlandse reizen. Het waren echte prinsessen die bij landvoogdes Maria van Hongarije woonden. - In 1539 was hij inwonende ‘huissier de chambre’ (wat dat ook mag zijn) van dezelfde landvoogdes Maria van Hongarije. Dierick Buyele was geen simpele en waarschijnlijk ook geen arme mens. Maar wat had hij met Steenhuffel te maken? Wel... In 1 juni 1525 werd hij, na het overlijden van Gentenaar Jacop vander Zickelen, de nieuwe eigenaar van het voormalige leengoed van Jacomeyne Rijms (zie aldaar), dat gedeeltelijk ook in Peizegem lag en waar een heerlijk laathof aan verbonden was. Jacomeyne Reyms was eerst weduwe van ridder Jacop van Borssele geworden voor ze met Jacop vander Zickelen was hertrouwd. Bronnen en meer informatie in: - Louis De Bondt- De heerlijke leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel,1370-1795.

25


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

C Marie Lodewijk Leonard CASTEELS – (Louis Casteels) In het gemeentearchief is geen spoor te vinden van de benoeming van Louis Casteels tot 2de hulponderwijzer in de gemeenteschool van Steenhuffel. In iedere geval is hij het, zodra de bouw van een 3de klaslokaal beëindigd was (dat was in 1906), voor zeer korte tijd geworden. Op 30 november 1902 was hij al wel benoemd als 3de onderwijzer aan de Adultenschool. Hij was de zoon van hoofdonderwijzer Eduard Casteels, was in Steenhuffel geboren op 28 juni 1881 en deed zijn middelbare studies in het Sint-Romboutscollege te Mechelen. In 1902 studeerde hij al aan de Universiteit van Leuven. In november 1906 gaf hij zijn ontslag als onderwijzer in Steenhuffel om nog verder te studeren en dat ontslag werd op 2 december aanvaard. Louis Casteels promoveerde in 1909 tot doctor in de wis- en natuurkunde. Tot 1923 werkte hij als astronoom aan de Koninklijke sterrenwacht te Ukkel, daarna was hij tot 1951 hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Gent. Hij overleed op 15 januari 1965 en werd in Steenhuffel begraven. Hieronder volgt de tekst van het “In Memoriam” dat door de heer H.L. Vanderlinden werd geschreven en dat we integraal uit ‘De Geschiedenis van Steenhuffel” overnemen. “In Louis Casteels verliest de Klasse der Wetenschappen een bescheiden en verdienstelijk lid. Casteels deed zijn middelbare studies aan het Sint-Romboutscollege te Mechelen. Hij was van de retorica 1898. Gedurende een viertal jaren was hij onderwijzer in zijn geboortedorp Steenhuffel. Hij studeerde nadien aan de Katholieke Universiteit te Leuven en promoveerde aldaar tot doctor in de wis- en natuurkunde in 1909. Van toen af en tot in 1923 was hij werkzaam aïs astronoom aan de Koninklijke Sterrenwacht van België te Ukkel, en van 1923 tot in 1951 was hij hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Gent. Op de Sterrenwacht te Ukkel was hij gedurende 14 jaren verbonden aan de afdeling van de “Carte du Ciel”. Hij heeft daar menigvuldige fotografische platen van de zone, die door internationale overeenkomst aan Ukkel was toegewezen, opgenomen. Hij heeft zich niet alleen bezig gehouden met dat delicate routinewerk, maar hij wist bovendien een zeer belangrijke vernuftige methode te ontwikkelen om de rechthoekige coördinaten van de referentiesterren op de platen te berekenen. In samenwerking met G. Van Biesbroeck heeft hij buiten dat regelmatig werk een groot aantal veranderlijke sterren waargenomen, deze waarnemingen zorgvuldig gereduceerd en de lichtkrommen bepaald. Ook ging zijn belangstelling naar de waarneming van kometen en van zons- en maansverduisteringen. Maar in de grond was Casteels een wiskundige; hij openbaarde zich reeds als zodanig in zijn studententijd te Leuven. Zijn onderzoekingen hadden in hoofdzaak betrekking op de snijpuntentheorie van algebraïsche krommen; daarover zijn een 25-tal artikels en verhandelingen van zijn hand verschenen. Hij verleende ook zijn medewerking aan het Belgisch Comité voor de wetenschappelijke navorsing van Paranormaal-geachte verschijnselen. Meermaals fungeerde hij als voorzitter of ondervoorzitter van de afdeling wiskunde van de Natuur- en Geneeskundige Congressen. Hij werd in onze Klasse der Wetenschappen opgenomen aïs corresponderend lid in 1955 en als werkend lid in 1958. Bronnen: - Geschiedenis van Steenhuffel, Vertonghen Verhasselt en t’Kint, 1975, blz. 469-471.

26


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

-

Sint-Romboutscollege, oud-leerlingenblad 1965, in memoriam Louis Casteels, door Kan. Ed. Gouverneur, directeur van het college. Website Londerzeel Vroeger, onderwijs en Onderwijzers te Steenhuffel.

Ernest de CLAER – (de Claar) ca 1600-1660. Heer van Steenhuffel, ontvanger van de koning te Nijvel, getrouwd met Jeanne de Regnier, vader van François der Claer. Bron: Armorial et biographies des chanceliers et conseillers de Brabant, Volume 3, Fernand de Ryckman de Betz (baron), Fernand Jonghe d'Ardoye (vicomte de), 1956, bladzijde 741.

Opmerking: de omschrijving Heer van Steenhuffel kan onmogelijk juist zijn. Waarschijnlijk was hij de heer van de heerlijkheid Ten Steen onder Liezele, Malderen en Steenhuffel. Deze heerlijkheid ging hierna waarschijnlijk achtereenvolgens over naar Barbe Françoise de Claer en haar man François Nicolas Rubens (+1683), Frans Rubens (+ 26-9-1688) en Susanna Graciana Charics, AlexanderJoseph Rubens (+1752) en Catharina Philippina van Parijs. Verder onderzoek is nodig. In de registers van de Schepenbank van Steenhuffel is de naam ‘de Claer’ alvast nergens te vinden.

François Robert de CLAER – (de Claar) Ca 1625-1690. Ontvanger van de koning te Nijvel, heer van Romby, landheer te Steenhuffel, zoon van Ernest de Claer, heer van Steenhuffel, en van Jeanne de Regnier. Bron: Armorial et biographies des chanceliers et conseillers de Brabant, Volume 3, Fernand de Ryckman de Betz (baron), Fernand Jonghe d'Ardoye (vicomte de), 1956, bladzijde 741.

Boudewijn I le COCQ – (Baudouin, Balduin) Boudewijn I le Cocq werd geboren tussen 1480 en 1490. Hij was de zoon van Hugues le Cocq, heer van la Motte, la Haye, Lionne (allemaal plaatsjes in Normandië), secretaris van de grote raad van koning Philips de Schone van Castilië (in 1498) en daarna hoofdconsultant aan de Rekenkamer van Rijsel. Zijn moeder heette Anne de Lestoret. De familie le Cocq was zich 2 generaties eerder in de Nederlanden komen vestigen. Na een behoorlijke opvoeding gekregen te hebben: - trouwde Boudewijn met Margaretha de Gortere alias van Sombeke, een dochter van Joannes de Gortere en Catharina van Grimberghen alias van Assche. - werd hij raadsheer en procureur van Zijne Majesteit in de Grote Raad van Mechelen. Van 24 oktober 1529 tot aan zijn dood in 1558 was hij daarvan de procureur-generaal. - werd hij, naast heer van la Motte (wat hij al was via zijn vader) ook heer van Broyaert (Broignart) en – vanaf 23 augustus 1553 – ook heer van Winterpoel (gelegen tussen het Hof van Marselaer in Malderen en het Hof ten Damme in Lippelo). Op 24 november 1556 is hij door aankoop ook de heer van Groenhoven (het voormalige Hof ten Broecke) te Malderen geworden. Als procureur-generaal van de Hoge Raad te Mechelen (de hoogste gerechtelijke instantie in de Nederlanden) had Boudewijn le Cocq een zeer uitgebreide en verantwoordelijke taak. In de periode 1530-1532 (Sint-Felix- en Allerheiligenvloed) was hij naar het ondergelopen Zeeland gestuurd en had hij daar de rentmeester van Zeeland bewester Schelde, Adolf Herdinck, de toenmalige eigenaar van het Hof ten Broecke, leren kennen. Ambtshalve waren ze verplicht om, soms voor weken, samen op stap te gaan. Ook hun kinderen Leonard Herdinck en Anna le Cocq zijn daar met elkaar in contact gekomen. Omstreeks 1535 zijn ze overigens met elkaar getrouwd. In 1540 was Boudewijn le Cocq zeer nauw betrokken bij de omstandigheden die aan de mensen van Gent de scheldnaam “stroppen” gegeven hebben. Op 16 februari van dat jaar werd hij door keizer Karel V naar het opstandige Gent geroepen om er een lange akte van inbeschuldigingstelling tegen de stad op te stellen. Op 24 februari heeft le Cocq zijn werkstuk met niet te miskennen overredingskracht voor de keizer en een speciaal publiek voorgelezen. 10 dagen later had de stad Gent geen vrijheden meer, waren een aantal oproerlingen opgehangen en

27


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

moesten de Gentse notabelen voor de keizerlijke troon, op de knieën en met een strop om de hals, vergiffenis vragen. Boudewijn le Cocq is daarna nog tot 29 november in Gent gebleven om er de door de Raad van Vlaanderen uitgesproken straffen uit te laten voeren. Daarna is hij naar Oudenaarde getrokken om ook daar de getrouwheid van het stadsbestuur aan de keizer te controleren. In de eerste decennia van de reformatie en kort voor de Beeldenstorm (1566) had de procureur-generaal uiteraard ook geregeld met het begin van de kettervervolging te maken. Er zijn wel meer anekdotes en feiten over deze heer van Groenhoven te vertellen, maar wie echt alles over hem wil weten verwijs ik graag naar de link onderaan deze tekst. Boudewijn le Cocq overleed op 25 april 1558. Op 26 mei 1556 was hij al weduwnaar geworden. Hij en zijn vrouw werden begraven in de O.L.V. Kapel van de Mechelse SintPieterskerk. Naar het schijnt zou hij acht kinderen gehad hebben maar ik heb er nog maar zes gevonden. - Anna le Cocq: trouwde zoals al eerder geschreven met Leonard Herdinck de zoon van Adolf Herdinck, de vroegere eigenaar van hof ten Broecke. - Pierre le Cocq: heeft door zijn leven en werken een eigen bijdrage verdiend (zie aldaar). - Philippe le Cocq: was (in 1545) advocaat bij de Grote Raad te Mechelen. - Adriaen le Cocq: was eveneens advocaat bij de Grote Raad. In die hoedanigheid werd hij in 1567 door de Spaanse landvoogd Alva naar het Land van Grimbergen (en dus ook naar Londerzeel) gestuurd om er naar de politieke en religieuze gezindheid van de bestuurders te peilen en tevens om er de eigendommen van de opstandeling Willem van Oranje (de heer van Grimbergen) te inventariseren. - Willem le Cocq: was eveneens advocaat in de 2de helft van de 16de eeuw en heeft zowel voor het Hof van Holland als voor het Feodaal Hof gepleit. - Aert (Arnould) le Cocq: vermoordde op 23 juni 1557 in het vaderlijke huis in de Bleekstraat te Mechelen zijn liefdesrivaal Gilles Hallet. Hallet was de bediende en secretaris van vader Boudewijn le Cocq en had het inwonende dienstmeisje Lijsken Rutten zwanger gemaakt. Vader le Cocq heeft dit misdrijf van zijn zoon vruchteloos proberen te verbergen maar heeft zichzelf de schande bespaard om voor zijn eigen Grote Raad te moeten verschijn door net op tijd te overlijden. De goederen van de op de vlucht geslagen Aert werden in beslag genomen met nog een flinke straf daar bovenop. Na de dood van zijn vader heeft hij via landvoogdes Margareta van Oostenrijk aan koning Philips II strafvermindering gevraagd, en hij heeft die gedeeltelijk ook gekregen. Link (kijk ook daar voor de talloze bronnen: Malderen: het Hof ten Broecke en Groenhoven (1230-2010)

Boudewijn III le COCQ Boudewijn was de zoon van Franchois le Cocq en Anna Isabella Damman. Toen zijn vader op 9 juni 1602 op het Groenhof te Malderen aan de pest overleed, was hij hoogstens 4 jaar oud. Toch verrichtte hij al op 10 november 1607 de nodige formaliteiten om zijn vaders erfenis, met name de titels “heer van Wulverghem, la Motte, Waerde en ten Broecke” evenals het Groenhoven domein in Malderen in bezit te nemen. Terwijl zijn jongere broer Ferdinand (zie aldaar) in het Spaanse leger ging (en in 1640 in Spanje zou sneuvelen) trouwde Boudewijn op 20 april 1627 in de Mechelse O.L.V.-parochie met Franchoise van Lathem (° Mechelen St. Rombouts 3/10/1604), vrouwe van Liefkenrode, dochter van Philips (die in 1619 burgemeester van Mechelen was) en van Joanna Baert (de Berentrode). Er kwamen 6 kinderen. Waar en wanneer de eerste drie geboren werden, is nog niet geweten; dat waren: - Cosmas. - Margaretha Francisca. - Gaspar. 28


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

De laatste drie werden echter in Malderen op het Groenhof geboren en in de kerk van Malderen gedoopt: - Elisabeth Christina: geboren op 7 april 1630. - Ferdinand: geboren op 15 januari 1639. - Christiaen: geboren op 6 april 1642. Wie meer over deze mensen wil weten kan daarvoor de link op het einde van deze tekst gebruiken. Ik heb hen niet in mijn inventaris van bijzondere Londerzelenaren opgenomen. Zelfs Boudewijn III le Cocq is er maar op het nippertje in geraakt. Op 20 oktober 1644 is hij namelijk in het bezit van de heerlijkheid en het mooie kasteel van Humbeek gekomen. Na wat reparatiewerken is hij in 1646 met zijn gezin daarheen verhuisd. Om zijn afscheid aan Malderen te “vieren” heeft hij de plaatselijke schuttersgilde St. Sebastiaen (waar hij mogelijk de erevoorzitter van was) nog een zilveren borstplaat geschonken. Verkeerdelijk wordt er nu van uitgegaan dat hij tezelfdertijd ook de “breuk” aan de gilde schonk. Dat was evenwel al in 1597 door zijn oom Boudewijn II le Cocq gebeurd. Eens hij heer van Humbeek was is Boudewijn III alleen nog naar Malderen gekomen om er ruzie met zijn gebuur te maken. Joachim Marchant, de heer van het nabijgelegen hof van Marselaer, probeerde namelijk van zijn vertrek te profiteren om van een oude erfdienstbaarheid af te raken. Die bestond erin dat het Groenhof water van de Molenbeek mocht afleiden om zijn grachten en vijvers te vullen. Dat de stroomafwaarts gelegen Koevoetmolen van Marselaer hierdoor soms in de problemen kwam hoeft geen betoog. Pas op 4 juli 1656, na 10 jaar ruzie en processen, bereikten Boudewijn en Joachim hierover een akkoord. Francisca van Lathem overleed op 24 september 1652. Boudewijn III stierf op 18 november 1655. Ze werden in het koor van de kerk van Humbeek begraven. Link (kijk ook daar voor de talloze bronnen: Malderen: het Hof ten Broecke en Groenhoven (1230-2010)

Ferdinand le COCQ Geboren omstreeks 1601. Zoon van François (Franchois) en Anna Isabella Damman, kleinzoon van Pierre le Cocq en Catharina de Wijts, en bijgevolg een jongere broer van Boudewijn III (die van zijn vader Groenhoven te Malderen erfde) (zie aldaar) Ferdinand, heer van la Motte, kocht in 1632 van Marie de Bourgogne het Schemelbert (of ’t hof metten Blockhuyse) in Liezele (verhef van 28 juli 1632). Op 15 februari 1632 kreeg hij van de rekenkamer de toelating om in Liezele een molen op de Molenbeek te bouwen. Die molen, die in 1636 gebouwd werd, staat nog altijd als de Schemelbertmolen bekend. Ofschoon Ferdinand ook regelmatig in Malderen te zien was heeft hij zijn speciale vermelding alleen te danken aan het feit dat hij ver van huis gesneuveld is. Hij was bevelhebber over een compagnie van 300 infanteristen in Spaanse dienst, toen hij tijdens een gevecht tegen de opstandige Blavensen, in de buurt van Catalonië, door een katapult werd gedood. Dat gebeurde op 19 februari 1640. Uiteraard werd hij niet in Malderen begraven maar hij heeft er in de kerk wel een gedenksteen gekregen. Bron: Historia Sacra et Profana archiepiscopatus Mechliniensis, Cornelius van Gestel, ‘s Gravenhage 1725. Link: Malderen: het Hof ten Broecke en Groenhoven (1230-2010)

Pierre le COCQ – (Peeter) Pierre was de zoon van Boudewijn I le Cocq (zie aldaar) en Margaretha de Gortere alias van Sombeke. Hij werd geboren omstreeks 1520, waarschijnlijk in Mechelen waar zijn vader procureur (en later procureur-generaal) was van de Hoge Raad. Hij studeerde in Leuven en werd er doctor in de rechten en de godgeleerdheid. Hij trouwde met Catharina Materne, gezegd de Wijts (de Wyts), vrouwe van Waerde, dochter van Boudewijn, heer van Chantraine en Waerde, en van Maria van Hollebeke, vrouwe van Wulvergem (bij Mesen in West-Vlaanderen).

29


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Hij erfde van zijn vader de titels “heer van la Motte en Groenhoven”, en van zijn schoonouders die van “heer van Waerde en Wulvergem”. Op 7 mei 1555 werd Pierre adviserend lid (of raadsheer-commissaris) in de grote raad van Vlaanderen te Mechelen. Na het overlijden van zijn vader deed hij het verhef van Groenhoven op 1 juli 1558 en volgde hij hem in 1559 als gewoon raadsheer bij de Hoge Raad van Mechelen op. Tussen 1560 en 1577 hadden Pierre le Cocq en Catharina Materne de Wijts 8 kinderen: - Boudewijn II le Cocq, werd kapitein van een compagnie voetvolk in Spaanse dienst, trouwde in 1593 met Françoise de la Kethulle, vrouwe van Zelzate en Averie, en volgde op 16 april van datzelfde jaar zijn overleden broer Piere als heer van Groenhoven op. Hij overleed zelf op 16 september 1596 en werd bij zijn al op 16 september 1596 gestorven vrouw in de St. Anna kapel van de Sint-Baafs te Gent begraven. - Viglius le Cocq, op zeer jonge leeftijd gestorven op 7 april 1564 en begraven in de kerk van Malderen. Zijn voornaam Viglius dankte hij aan zijn dooppeter Viglius van Aytta, die van 1549 tot 1570 het hoofd was van de Geheime Raad. Viglius van Aytta was ook de mede-bedenker van de zogenaamde Bloedwet waardoor meer dan 6000 mensen op het schavot belandden. Vele heren en dames die in de tweede helft van de 16de en de eerste helft van de 17de eeuw op de groot-Londerzeelse kastelen woonden waren door vriendschaps- en zelfs familiebanden met hem verbonden. - François le Cocq, werd na het overlijden van zijn broer Boudewijn II, de heer van Groenhoven. Twee maanden eerder, op 6 september 1575 was hij getrouwd met Anna Isabella Damman, de oudste dochter van Jan, heer van Oombergen, die verschillende keren schepen van Gent was geweest. François stierf op 9 juni 1602 op het Groenhof aan de pest en werd in het koor van de kerk van Malderen begraven. Meer over hem is te vinden achter de link onderaan deze tekst. - Jacques le Cocq, jong gestorven op 7 juni 1574 en in de kerk van Malderen begraven. - Michiel, geboren op 20 maart 1575, is eveneens jong gestorven. - Marguerite, geboren op 4 januari 1577 en jong gestorven. - Catherine, trouwde met ridder François de Vremde (+1631), heer van Borcht, zoon van Gilles en Marie van Steelandt. - Philippote, trouwde met Antoine de la Forge, heer van Cuvigny en kapitein in de cavalerie. Op 22 oktober 1567 werd Pierre le Cocq tot procureur-generaal van de Hoge Raad van Vlaanderen benoemd. In die hoedanigheid is hij een zeer bijzondere vertrouweling en “zeer gewaardeerde medewerker” van de wrede landvoogd, de hertog van Alva, geworden. Als we het over Pierre le Cocq hebben, kunnen en mogen wij inderdaad niet voorbij gaan aan zijn aandeel in de protestantenvervolging in de tweede helft van de 16de eeuw. Louis Paul Boon noemde hem op blz. 386 van zijn Geuzenboek “berucht om zijn wreedheid jegens de Hervormden die hij kon opsporen”. In “L’Oeuvre au Noir” omschreef Marguerite Yourcenar hem als “l’homme à tout faire du duc d’Alve en Flandre” (het manusje van alles van de hertog van Alva in Vlaanderen). Kort na de eerste Beeldenstormen van 1566 werden Pierre le Cocq en Liévin Snouck als speciale commissarissen van de Raad van Beroerten naar het zogeheten “Westkwartier” (de zuidwestelijke hoek van het Graafschap Vlaanderen) gezonden. De getuigenissen van hun optreden zijn in groten getale in de archieven van onder meer Veurne, Sint-Winoksbergen (Bergues) en Brugge terug te vinden. Het was hun taak om de schuldigen van de ongeregeldheden op te sporen, voor het gerecht te brengen, hun goederen te inventariseren en te confisqueren.

30


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Terwijl zijn vrouw en kinderen waarschijnlijk meestal op het Groenhof te Malderen verbleven, was Pierre le Cocq in hoofdzaak vanuit Gent actief. In 1578 beschikte hij er nog over een eigen woning waar een gevangenis met bewakers aan verbonden was. Hetzelfde jaar moest hij echter zijn toevlucht zoeken in Douai. Nadat de hertog van Alva in 1573 naar Spanje teruggeroepen was en zijn opvolgers Requessens en Don Juan zich wat “lakser” toonden, waren de opstandelingen in het Gentse steeds talrijker en sterker geworden Samen met de leden van de Raad van Vlaanderen is Pierre tot 1583 in Douai gebleven. Toen het in Gent weer wat veiliger werd zijn de meesten teruggekeerd. Le Cocq is bovendien ook in Malderen gaan kijken waar zijn Herbodinnemolen en waarschijnlijk ook zijn Heidemolen tijdens zijn afwezigheid door de opstandelingen waren vernield. Om het nog onbeschadigde Groenhoven te beschermen heeft hij in de zomer van 1584 de wallen en grachten laten graven. Pierre le Cocq is tot in 1585 procureur generaal van de Raad van Vlaanderen gebleven. Dan werd hij door François Roose opgevolgd en is hij zelf opnieuw “gewoon” raadslid geworden. Hij is dat gebleven tot aan zijn dood. Hij overleed niet in Malderen, maar wel in Gent, op 16 april 1593. Vanaf 5 april 1577 was hij al weduwnaar. Hij en zijn vrouw Catharina Materne de Wijts hebben een grafsteen in het koor van de Sint-Niklaaskerk te Gent. Link (kijk ook daar voor de talloze bronnen: Malderen: het Hof ten Broecke en Groenhoven (1230-2010).

Josephus Hyachintus COLLIN Geboren omstreeks 1700, zoon van Petrus en Elisabeth Dannoot uit Brussel. Maria Lambertina Hulin was zijn tweede vrouw. Hun zoon Carolus Ludovicus Josephus Collin, getrouwd met Joanna Maria Robijns, was tot aan zijn vroegtijdige dood (kort voor 1770) secretaris van de soevereine raad van Brabant. Verder weet ik over de antecedenten van deze familie zeer weinig, behalve dat de oom van Maria Lambertina Hulin, Lambrecht Hulin, kanunnik van Sint Pieter in Leuven, in 1718 een studiebeurs van 110 frank stichtte voor de afstammelingen van Maria Lambertina en haar broer Ferdinand Hulin, voor zover die een theologische opleiding volgden. Josephus Hyachintus Collin was rentmeester en griffier van Diepensteyn van 1729 tot 1766. Daarnaast was hij (misschien niet allemaal tegelijk) ook griffier van de banken van Steenhuffel en Londerzeel, meier van de poort en vrijheid van Merchtem en drossaard van Willebroek. In 1745 stelde Joannes Dominicus van Maldeghem hem aan testamentair executeur van zijn testament. Hij heeft veel vastgoed gekocht in Steenhuffel (in het dorp, op het Walrot, bij de Geersbergen, nu Kaaskantmolen) en te Merchtem (op de Busmeire en te Molenwijk). In 1764 maakte hij zijn testament. Ik denk dat hij in 1766 (alleszins voor 1771) gestorven is maar ik weet niet waar. Theodoor CORNET Eigenlijk heeft deze mijnheer niet echt een plaatsje in dit overzicht verdiend maar in het begin van de 21ste eeuw hebben enkele mensen in Steenhuffel gemeend om een nieuw bier naar hem te moeten vernoemen. Wellicht hebben ze zich laten misleiden door zijn familienaam die men als ‘den Hoorn’ kan vertalen. De Hoorn was de naam van een hoeve, (vanaf 1743 ook stokerij en brouwerij) in het Dorp van Steenhuffel, op de plaats van de huidige brouwerij. Maar Theodoor Cornet had daar niets mee te maken.

31


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Niet dat hij geen verdiensten had en tijdens zijn aanwezigheid in onze gemeente niet hard heeft gewerkt. Maar in zijn hoedanigheid waren er wel meer. Ziehier toch een stukje van zijn biografie. Hij was de zoon van Jan en Anna van de Velde, gedoopt in de Sint-Goedele te Brussel op 19 september 1670. Zijn vader zou procureur bij de Raad van Brabant zijn geweest. Op 22 juli 1706 trouwde hij in de Sint-Nicolaaskerk te Brussel met Anne Françoise Janssens. Van 1707 tot eind 1728, was hij, naast griffier van de bank van Steenhuffel, zowel rentmeester als griffier van Diepensteyn. Zijn laatste levensdagen heeft hij terug in Brussel gesleten waar hij in september 1729 begraven werd. Theodoor Cornet heeft gedurende zijn verblijf in Steenhuffel veel grond en eigendommen (zoals de Meireminne op de Meir) aangekocht. In 1728 heeft hij in de Kasteelstraat (nu Brouwerijstraat) een huis laten bouwen. Maar dat was allemaal met geleend geld. Bij zijn plots overlijden, slechts enkele weken of maanden daarna, waren die leningen uiteraard nog niet afgelost en is zijn weduwe Anna Françoise Janssens met de schulden blijven zitten. Tussen 1731 en 1735 werden al haar bezittingen (eerst de roerende en daarna de onroerende) in beslag genomen en openbaar verkocht. Alleen het huis in de Kasteelstraat heeft ze mogen houden. Bron: registers van de Schepenbank van Steenhuffel, getranscribeerd door Louis De Bondt.

Jozef COOREMANS Geboren te Malderen op 17 juli 1817. Op 3 december 1842 trouwde hij in Malderen met Rosalia Van Cauwenbergh. In 1845 werd hij gemeenteonderwijzer in Lippelo. Hij overleed in Lippelo op 29 april 1880 en zijn aandenken werd er (alleszins in 1932) nog altijd in ere gehouden. Bron: De Geschiedenis van Lippeloo, pastoor JA Van Elsen, 1932.

Adrien Joseph Van CUTSEM. Geboren te Brussel op 13 augustus 1799. Hij was de zoon van Philippus Josephus Van Cutsem en Joanna Francisca Lambert. Hij trouwde met Maria Virginia Chassé. Hij was advocaat en woonde in de Campagne, een herenwoning met plantage en vijver in de huidige Brouwerijstraat te Steenhuffel. Hij werd op 29 oktober 1839 door het kiezerscollege van Steenhuffel verkozen en op 22 januari 1840 als gemeenteraadslid geïnstalleerd. Bij de verkiezingen van 25 oktober 1842 stelde hij zich mogelijk niet opnieuw kandidaat. Hij werd alleszins niet herverkozen. Hij overleed te Steenhuffel op 15 september 1857 maar werd in Laken begraven. Zijn weduwe bleef niet in Steenhuffel wonen maar verkocht enkele jaren later de Campagne aan een andere advocaat, de heer Bouvier (zie aldaar). Ofschoon de advocaten hier niet dik gezaaid waren is wat voorafgaat niet de reden waarom de heer Van Cutsem in dit overzicht van bijzondere groot-Londerzelenaren terecht gekomen is. Het was zijn tussenkomst tijdens de Steenhuffelse gemeenteraad van 30 juni 1841 die ons serieus is opgevallen. Ziehier wat er toen gebeurde: 1. De heer Van Cutsem stelt vast dat aan het ambt van burgemeester in Steenhuffel een jaarlijks traktement van 150 fr. verbonden is, daar waar dit eigenlijk een eretitel is en dus gratis zou moeten uitgeoefend worden  de raad beslist met 7 stemmen tegen 1 en 1 onthouding (die van de burgemeester) om het traktement vanaf volgend jaar met 25 fr. te verminderen. 2. De heer Van Cutsem stelt vast dat ook de Schepenen, die jaarlijks 100 fr. vergoed krijgen, hun werk eigenlijk gratis zouden moeten doen  De gemeenteraad beslist met 5 stemmen tegen 2 en 2 onthoudingen (die van de schepenen) om die vergoeding vanaf volgend jaar op 60 fr. terug te brengen. 32


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

3. De heer Van Cutsem stelt vast dat de gemeente Steenhuffel jaarlijks 40 fr. betaalt voor de huur van een vergaderlokaal terwijl 4 caféhouders in het Dorp aangeboden hebben om gratis een lokaal (drank niet inbegrepen) ter beschikking te stellen  De raad besluit eenparig dat het zou passen om vanaf volgend jaar geen huur meer te betalen maar stelt voor om deze zaak tijdens de bespreking van de begroting voor 1842 te behandelen. 4. De heer Van Cutsem stelt vast dat de gemeente jaarlijks een zeker bedrag betaalt aan de opwinder van de horloge van de kerk maar dat deze nooit het juiste uur aangeeft  De raad beslist om vanaf volgend jaar hiervoor niets meer te betalen en dat tot dat het torenuurwerk behoorlijk hersteld is. Men verklaart zich wel bereid om aan de kerkfabriek de helft van de herstelkosten terug te betalen. 5. De heer Van Cutsem stelt vast dat zich een persoon aangeboden heeft die de buurtwegen wilt onderhouden voor een jaarbedrag dat 200 fr. lager ligt dan de som die tot nu werd betaald  De raad beslist om zich over deze kwestie te beraden en na te vragen welke onderhoudswerken er in het werkingsjaar 1940-1941 eigenlijk werden verricht. Uit dit alles blijkt dat Adrien Joseph Van Cutsem zeer opmerkzaam, zeer spaarzaam en redelijk overtuigend was. Wat lezen we in de notulen van de begrotingsbespreking van 21 oktober 1841, waarbij de heer Van Cutsem niet aanwezig was? Dat de vergoeding van burgemeester en schepenen inderdaad, zoals besloten, ging verminderd worden maar alleen voor het komende jaar “in overweging nemende dat den kleynen opbrengst van den oogst van dit jaer en de verliezen die de inwooners sedert weynige jaeren hebben geleden door onvoorziene rampen, de raedsheeren ten pligt legt van het aenstaende jaer zoo veel mogelijk de gemeyntelasten te verminderen”. Nooit ben ik in de annalen van Steenhuffel een spaarzamer raadslid dan de heer Van Cutsem tegen gekomen. Heb ik al vermeld dat hij het in de plaatselijke gemeentepolitiek nog geen 3 jaar volgehouden heeft? Anna CYMON – (Cimon, Simons) Anna was de dochter van Clara van Almaras en Domingo Cymon, een koopman uit Valencia. Ze werd omstreeks 1540 geboren, waarschijnlijk in Antwerpen. In 1557 of 1558 kwam ze tijdens een familiefeestje in contact met Antoine Perrenot Granvelle die door Philips II van Spanje naar onze contreien was gestuurd om in 1559 de allereerste aartsbisschop van Mechelen en de persoonlijke raadsman van landvoogdes Margaretha van Parma te worden. Die ontmoeting is de kardinaal in spe zeer goed bevallen, zodanig zelfs dat juffer Anna zijn “officiële” concubine werd. Anna Cymon had vele eretitels. Men noemde haar onder meer “la bella Simona” of “la belle Cimon”. Haar schoonheid zou legendarisch zijn geweest. Tijdens zijn verblijf in Mechelen en omstreken zou aartsbisschop Granvelle minstens 4 bastaardkinderen hebben verwekt, waarbij minstens 1 bij Anna. Hij heeft er echter geen enkel erkend zodat we het niet met zekerheid weten. Vier jaar nadat Granvelle naar Spanje teruggeroepen werd, trouwde Anna op 29 december 1568 met de Mechelaar Philips Van der Linden. Hij was woudmeester van Brabant en, als zoon van Jean Van der Linden (de burgemeester van Leuven) en Cathérine de Marneffe, de heer van Marneffe. Bovendien zat hij in de raad te Leuven. In 1570 kregen ze een zoon, Ferdinand, die trouwde met Anna Van der Noot, en die in 1627 tot ridder geslagen werd. Op 22 augustus 1573 (datum van het verhef) kocht Anna, die op 3 juni 1570 al weduwe Van der Linden geworden was, de heerlijkheid van Diepensteyn te Steenhuffel van haar moeder Clara en haar tante Marie. Door mensen die haar kenden werd ze dan nog altijd “la belle héritiere de Diepensteyn” genoemd.

33


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Omstreeks 1575 hertrouwde ze met Jan Van der Laen (Vanderlaen), ridder, burgemeester van Mechelen, heer van Schriek en Grootlo. Daarmee heeft ze nog een onbekend aantal kinderen gehad, maar dat behoort tot de geschiedenis van Schriek. In Steenhuffel werden Anna’s belangen behartigd door haar rentmeesters Alvaro Goossens (tot 1580), Jan Van der Stappen (1580-1589) en Engelbert De Bie (1590-1595). Anna Cymon overleed in Mechelen op 13 maart 1614. Haar man, burgemeester Jan Van der Laen, die wat jonger was (°1546), overleed er op 10 juli 1633. Hun familiegraf bevindt zich in de Sint-Romboutskathedraal. Beiden waren dan al lang geen deel van de Steenhuffelse geschiedenis meer. Op 11 december 1595 – zo kort mogelijk nadat het land zich enigszins van de beroerde tijden begon te herstellen - had Anna, wat er van de oude ruïne van Diepensteyn nog overbleef aan een volslagen vreemdeling met de naam François de Valangin verkocht. Link: Steenhuffel: het domein en de heerlijkheid van Diepensteyn (1250-2010)

34


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

D Joseph DAELEMANS Geboren te Malderen op 10 maart 1816. Zoon van Antonius en Joanna Van Linthout. Werd onderpastoor in Ukkel en daarna tot zijn overlijden pastoor te Sint-Genesius-Rode. Auteur van enkele religieus-historische werken: - De Maand van Maria te Uccle gevierd, Brussel 1850. - Uccle, Maria's dorp, bewezen uit echte oorkonden, Brussel 1858. - De Pelgrim van Hal, of de Historie van O.L.Vrouwe, aldaer gevierd van 't jaer 1266-1866 (uitgegeven ter gelegenheid van het jubileumjaar en door hemzelf ook in het Frans vertaald), Mechelen 1866. Verder schreef hij ook “eenige luimige hekelstukjes” in het tijdschrift “Hekel en Luim, tijdschrift ter verdediging van de taelrechten", uitgegeven te Hasselt. Hij overleed te Sint-Genesius-Rode op 3 augustus 1880. Bron: Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde, J.G. Frederiks en F. Jos. van den Branden, Amsterdam 1888-1891.

Alfons De DECKER Geboren te Buggenhout-Opstal in 1899. Zijn vader Kamiel (Valentinus Camille) De Decker was gedurende 22 jaar gemeenteraadslid en gedurende 6 jaar burgemeester van Buggenhout. Na de eerste wereldoorlog begon Alfons samen met zijn broers Urbain, Edward en Leon met het gemotoriseerd vervoer van melkproducten en benzine in jerrycans. In 1925 beschikten ze al over een 6-tal tweedehandse legervoertuigen. In 1924 trouwde Alfons met Louisa Van Riet uit Brussegem (gehucht Bosbeek). Haar ouders baatten daar toen al een autobusdienst uit. Ze vestigden zich in Malderen en begonnen hun eigen busdienst voor personenvervoer (bedevaarten, schoolreizen, groepsuitstappen, pendeldiensten) en het vervoer van vee. Na de 2de wereldoorlog kende de onderneming zijn grootste expansie. Momenteel heeft ze twee hoofdbedrijvigheden: a) personenvervoer, vooral in onderaanneming voor de Vlaamse Vervoermaatschappij maar met een eigen pendeldienst tussen Antwerpen en Brussels Airport, b) tankwagentransport van vloeibare chemische producten, Bron: Marcel Van Doren, Malderen, dorp onzer dromen.

Carolus DenDEGHEN Geboren omstreeks 1665. Afkomstig van Londerzeel. Als student ingeschreven aan de katholieke universiteit van Leuven in het schooljaar 1683-1684. Bron : Matricule de l'Université de Louvain: fin février 1651-fin août 1683. 2 v.,1969.

Philibertus DenDEGHEN Geboren omstreeks 1665. Afkomstig van Londerzeel. Als student ingeschreven aan de katholieke universiteit van Leuven schooljaar 1683-1684. Bron : Matricule de l'Université de Louvain: fin février 1651-fin août 1683. 2 v.,1969.

Opmerking: de familienaam Dendeghen komt in Londerzeel niet voor. Ik heb het sterke vermoeden dat het hier gaat om Carolus Franciscus Van Doetinchem (geboren te Mechelen op 25 februari 1668) en Philebertus Phantaleon Van Doetinchem (geboren op 8 of 20 februari 1667). Beiden waren de zoon van Philips Willem Van Doetinchem, heer van Drietoren te Londerzeel) en Alardina Theresia Taye. De eerste trad in dienst van het Spaanse leger en overleed in Sicilië op 15 oktober 1719; de tweede ging in het klooster van de paters Celestijnen bij Leuven en overleed op 13 december 1733.

Jacobus Julianus DEVEL. Was in 1866 kapelaan te Londerzeel.

35


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

In 1868 de laatste kapelaan van de vierde kapelanij in de Sint-Amandus kerk van Geel. In 1871 werd hij naar de kerk van St. Dimphna, eveneens te Geel, overgeplaatst. Bron: Geschiedenis van het bisdom Hertogenbosch, Lodewijk Hendrik Christiaan Schutjes, St. Michiels-Gestel, 1872, blz. 225.

Mathieu van DIEST. Door het Franse regime erkend notaris, residerend in Malderen ca 1810. Bron : Bulletin des lois: Volume 9, France, 1820.

Engelbert van DOETINGHEM de Rande – (Doetinchem, Doetecom, Deutecum...) In 1608 kreeg Cypriaen Feye van Jaersma, omdat hij uit Friesland kwam en alleen daarom heel misschien van gereformeerde gedachten verdacht kon worden, van het Spaanse bewind het bevel om het Hof van Ursene (Drietoren) in Londerzeel te verkopen. Hij had het in 1595 nochtans op een regelmatige wijze van zijn grootvader Joos van Ursene gekregen. De kopers waren Jan Moulaert en Maria del Rio, maar de verkoop werd onmiddellijk door een zekere Engelbert van Doetinghem betwist. Die beriep zich op zijn recht van “vernaerdering”. Dat was een maatregel die bedoeld was om belangrijke domeinen bij voorkeur in familiebezit te houden. Moelaert was geen familie van de verkoper en van Doetinghem was dat wel. Nu ja, familie... We moeten al wel 150 jaar teruggaan om met Philips van Ursene (1430-1490) een gemeenschappelijke voorouder te vinden. - Philips van Ursene x Marie vander Heyden  Hendrik van Ursene x Anna Stommelincs  Philips van Ur-

sene x Catharina vander Ee  Joos van Ursene x ?  Maria van Ursene x Cypriaen van Jaersma  Cypriaen Feye van Jaersma. Philips van Ursene x Marie vander Heyden  Marie van Ursene x Joost van Oyenbrugge  Joanna van Oyenbrugge x Jan Pipenpoy  Joanna Pipenpoy x Willem van Doetinghem  Engelbert van Doetingem.

Engelbert van Doetinghem was omstreeks 1573 geboren. Hij was de zoon van Willem (+1588) en van Joanna Pipenpoy. Joanna was de dochter van Jan Pipenpoy, heer van Merchtem en burgemeester van Brussel. Hoe ze met haar ouders in Nederland en meer bepaald in de buurt van Deventer verzeild geraakte, is niet geweten maar een zeer grote gelijkenis met het levensverhaal van Marie van Ursene die in Friesland met een van Cypriaen van Jaersma (zie aldaar) trouwde ligt voor de hand. Na de Beeldenstorm (1566) waren er veel Zuid-Nederlanders in het Noorden terecht gekomen. Het geslacht van Doetinghem was een oeroud adellijk Overijssels geslacht met meerdere vertakkingen. Vanaf de 15de eeuw was het gebruikelijk om naast de familienaam ook de naam van het stamhuis te voeren. Sinds 1570 werd daarom De Rande aan de naam van Doetinghem toegevoegd. Na hun huwelijk in 1571 waren Willem van Doetinghem en Joanna Pipenpoy in Nederland gebleven. In Oude-Rande lieten ze op de plaats van de oude versterking een nieuw versterkt kasteel (een zogenoemde havezate) bouwen. Hun oudste zoon, ook een Willem, is heel zijn leven op de havezate te Rande blijven wonen en heeft het daar als katholiek met de nieuwe gereformeerde bewindvoerders aan de stok gekregen. Hun andere zoon, Engelbert (soms Pieter Engelbert) is echter – zodra hij zijn kans schoon zag en Drietoren kon kopen – naar het katholiek gebleven zuiden geëmigreerd. Meer bepaald naar Londerzeel, waar zijn vader al in 1574 een stuk grond van zijn aangetrouwde kozijn Philips van Ursene had gekocht en in 1580 – via zijn schoonvader Jan Pipenpoy - de eigenaar was van het Hof te Boots tegen de Broekstraat op de Heide. Aan dat hof waren ook 25 bunders land en bos verbonden. Dit Hof te Boots werd in 1585 door het Spaans Bestuur in beslag genomen omdat de eigenaar Willem van Doetinghem tussen de vijanden woonde. In 1601 werd echter bevestigd dat het nog steeds de eigendom was van zijn zoon Engelbert die steeds een trouw dienaar van de ko-

36


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

ning geweest was “hem altijt gedient hebbende zijne majesteyt saligher ende nu tegenwoordelijck hunne hoocheden”.

Op 23 september 1608 werd de heerlijkheid Drietoren voor 8700 Gulden aan Engelbert van Doetinghem overgedragen. Ook de kerk van Londerzeel werd door koper en verkoper (Cypriaen van Jaersma) met twee maal 100 Gulden bedacht. Engelbert van Doetinghem werkte zich op tot de graad van kapitein van een legerafdeling in Spaanse dienst. Hij was – wellicht in 1593 in Nederland - getrouwd met Margriet De Vriese, een dochter van Gerard de Vriese en Catharina van Doetinghem. In haar kwartierstaat komen naast De Vriese ook de namen, Ittersum, Van der Zee, Rode van Hekeren, Wredee en Ivighinck voor. Engelbert en Margriet kregen 6 kinderen waarvan de laatste 4 of 3 in Londerzeel. - Joanna Maria van Doetinghem, mogelijk al geboren ca 1594, trouwde met een Frans Van Steelant. - Anna Catharina van Doetinghem, mogelijk al geboren ca 1595, komen we nog tegen in het doopregister van Londerzeel in 1661, wanneer ze meter is van één van de kinderen van haar veel jongere broer. - Philips Willem van Doetinghem werd geboren in Londerzeel nà 1610 en voor 1618. Prins Filips Willem van Oranje (de zoon van de opstandeling Willem) was zijn dooppeter. Dat kon omdat hij als 14-jarige als gijzelaar naar Spanje meegenomen was en daar een katholieke opvoeding ontvangen had. Philips Willem volgde zijn vader op als heer van Drietoren. - Jan Baptist van Doetinghem, werd zeker geboren in Londerzeel, dus nà 1610. Hij werd groot-kanunnik van Sint-Rombouts en overleed omtrent 1672. - Engelbert Jan Cosmas van Doetinghem, geboren tussen 1615 en 1634, overleed op 13 februari 1694. - Lonijs Magnus (of Ludovicus Magnus) van Doetinghem was in 1664 in Londerzeel peter van een dochter van zijn broer. Hij stierf in Brussel op 30 juni 1689 maar werd in het koor van de kerk van Londerzeel begraven. Engelbert van Doetinghem overleed (niet in Londerzeel) op 28 oktober 1643. Zijn vrouw Margriet de Vriese stierf in Londerzeel op 22 november 1656. Beiden werden in het koor van de kerk begraven. Hun grafsteen bevindt zich nog altijd in de muur van de sacristie. Link: Londerzeel: het domein en de heerlijkheid van Drietoren, 1100-2000

Familie van DOETINGHEM de Rande Eigenaars en bewoners van kasteel Drietoren te Londerzeel vanaf 1608 tot 1719. Achtereenvolgens waren dat: - Engelbert van Doetinghem: 1609-1643 (zie aldaar). - Philips Willem van Doetinghem (1643-1668). - Jan Jacobus Pacificus van Doetinghem (1668-1719). Link: Londerzeel: het domein en de heerlijkheid van Drietoren, 1100-2000

Peeter Van DOORNE Peeter van Doorne werd in 1496 als rentmeester van Diepensteyn aangesteld. Een paar jaar later trouwde hij met Joanna van Marselaer, een onwettige dochter van Gillis op het Hof van Marselaer te Malderen, en ging hij ook voor zijn schoonvader werken. Gedurende de eerste jaren van hun huwelijk – toen het gezin Vilain-Broeckx in Mechelen woonde – verbleven Peeter en Joanna waarschijnlijk op het Hof den Bergh in de Steenhuffelse Lakeman. Dat kon omdat de eigenaar daarvan, het gezin Vilain-Broeckx, toen nog in Mechelen woonde. Toen Gillis van Marselaer echter voor hen omstreeks 1510 een huis in Opdorp kocht, verhuisden ze daarheen. In februari 1516 was Van Doorne nog altijd de rentmeester van Diepensteyn, in april 1521 niet meer.

37


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

In 1527 werd Peeter Van Doorne in Buggenhout door een zekere Joos Vinck neergestoken en dodelijk verwond. De moordenaar had voordien Peeters dochter, Ghelijne, uit het klooster de Roozen (bij Aalst) ontvoerd. Bron: o.m. Jozef Verheyden naar de niet gepubliceerde notitieboekjes van Adriaen van Marselaer. Link: Steenhuffel: het domein en de heerlijkheid van Diepensteyn (1250-2010)

Joanna DOUBLET – (Dobbeleth) Geboren omstreeks 1525. Ze was de dochter van Philips Doublet en Joanna Floremans (Floeremans). Vader Philips was al voor 1516 procureur bij de Grote Raad van Mechelen (de hoogste gerechtelijke instantie in de toen nog verenigde Nederlanden. De Doublets hadden meerdere procureurs in de familie. Ook Nicolaes Doublet, een oom van Joanna, was in 1549 nog procureur bij de Grote Raad te Mechelen. Een andere oom, Jan, was naar Nederland getrokken, was er getrouwd met Anna van Dam en was procureur voor het Hof van Holland. Hij werd op 27 september 1574 in de grote kerk te ’s Gravenhage begraven. Joanna Doublet trouwde in 1559 met meester Jan De Cuyper (de Cupere), licentiaat in de rechten. Hij was weduwnaar van Margriete Beullens, waarmee hij twee kinderen had. Hij woonde in Mechelen maar bezat leengoederen in Heist, Geel, Hulshout, Aarschot, Eppegem, Zeeland en Schriek. Na het overlijden van Jan De Cuyper (op 6 november 1558) hertrouwde Joanna met meester Artus van Maldre. Ze overleed op 14 oktober 1577. Haar lichaam werd in de familiekelder van haar 1ste man en haar schoonouders bijgezet. Dat was in de middenbeuk van de SintJanskerk te Mechelen. Op hun grafsteen stond in gotische letters: Hier leet begrave Pauwel de Cupere die sterf tresorier deser stede A° XVc liii. XXVII dach November en Clara Staes sy. huys vrouwe die sterf an° XVc xlii den xiiii in Junii. Bidt voor de zielen ende Mr Jan de Cupere Licentiaat in de Rechte die sterf 6 november A° 1558. Bidt voor de ziele en Jouffr. Joanna Doublet zijn huys vrouwe die sterf den 14 October an° 1577. Joanna Doublet wordt om twee redenen in ons lijstje van bijzondere Londerzelenaren opgenomen. Om te beginnen willen we ook wat dames in onze inventaris hebben. De hoofdreden is echter dat ze omstreeks 1553 de eigenaar van de heerlijkheid van het Hof ten Trappen (Steenhuffel, wijk Over de Beek) geworden is. In dezelfde periode is haar broer Philips junior (die in 1584 nog burgemeester van Mechelen was) de eigenaar van het Hof te Rode in de Pluimennest geworden. Opmerking: Philips is de naam volgens A.A. Wauters in zijn “histoire des environs de Bruxelles”. In het “Oudt Ceurboeck van Londerseel van de Prins van Oranje” (Algemeen Rijksarchief, schepengriffies van Brussel, nr. 8945) wordt echter Anthonis Doublet als de eigenaar van het Hof te Rode vermeld (dat was hij tot hij het op 19 januari 1587 aan Jeronimo Manrico, ook Manricquez, inwoner van Vallalodid, verkocht).

Hoogstwaarschijnlijk hebben zowel Philips junior als Joanna deze hoven van hun vader Philips senior geërfd. Het is mogelijk dat deze hooggeplaatste procureur door een inbeslagname in het bezit van deze eigendommen gekomen was. In 1534 werden bijna de hele Pluimennest in Londerzeel en aangrenzende gronden in Steenhuffel door Daneel Vilain (zie aldaar) en Jooris van Voorspoel aan Hendrik van Nassau, heer van Grimbergen, verkocht of op een andere manier overgedragen. In “Het steen op de Heuvel” trachten we aan te tonen dat dit, vooral in Steenhuffel, waarschijnlijk niet helemaal vrijwillig gebeurde. Links: - Steenhuffel: op zoek naar het legendarische Steen op de Heuvel - De Heerlijkheid van het Hof ten Trappen

38


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

E Edouard van ESBROECK – (Edward, Eduard Van Esbroeck, Egide Esbroeck)

Links: Het beeld van Edouard Van Esbroeck in de brandweerkazerne te Londerzeel. Het werd gesculpteerd door zijn neef Leopold Van Esbroeck. Rechts: zijn laatste zelfportret

Geboren als Egidius Eduardus Van Esbroeck te Londerzeel op 27 april 1869. Hij was de zoon van klompenmaker Carolus Ludovicus uit Beveren-Waas en Sophia Maria Van Snick uit SintNiklaas. Zijn jeugdjaren bracht hij door in de afspanning de Kroon op de markt van Londerzeel. Hij volgde een schildersopleiding, waarschijnlijk eerst aan de kunstacademie van Aalst. Op 27 april 1889 besliste de Londerzeelse gemeenteraad echter unaniem om hem een jaarlijkse studiebeurs van 100 fr. toe te kennen om zijn studies aan de Koninklijke kunstschildersacademie te Brussel verder te kunnen zetten. De motivering luidde aldus: “Overwegende dat uit de verkregene preuven en inlichtingen blijkt dat genoemde Van Esbroeck buitengewone schikkingen bezit om tot den staat van meester-kunstschilder te geraken en dat de fortuintoestand van den vrager hem niet toelaat zijne studiën zonder hulp of studiebeurs te voltrekken”. Op 3 februari 1890 schreef men aan de provinciegouverneur: “Vanwege de buitengewone aanleg die leerling Van Esbroeck voor de schilderkunst vertoont, heeft onze gemeenteraad hem zonder aarzelen in 1890 een nieuwe toelage toegekend om hem te helpen zijn studies aan de koninklijke academie te betalen. Het fortuin van de familie Van Esbroeck is onvoldoende groot om deze studies te bekostigen en vanwege zijn goed gedrag en de mooie successen die hij in zijn studies behaalt verdient deze leerling uw welwillendheid”. Na zijn studies trok Edouard, zoals de meeste oude Vlaamse meesters dat voor hem gedaan hadden, al in 1894 op studiereis naar Italië. Hij schilderde er een aantal portretten. In 1894 creëerde hij er ook al, in opdracht van Marcello Massarenti (een hoogwaardigheidsbekleder van het Vaticaan) een Engelstalige kunstcataloog, namelijk de “Catalogue of pictures, marbles, bronzes, antiquities from the Palazzo Accoramboni, Rome, Forzani”. In 1897 herwerkte hij die en vertaalde hij die zelf in het Frans onder de titel “Catalogue du musee de peinture, sculpture et archeologie au Palais Accoramboni, Rome, Forzani”. Beide catalogen zijn nog altijd gezochte verzamelobjecten. In januari 1896, weten we uit het Londerzeelse gemeentearchief, verbleef hij bij de heer Marinelli, Via Ghibellina 88, in Florence. In 1897 of 1898 keerde hij terug naar België, waar hij in 1899 in het huwelijk trad met Jeanne De Fooz. Ze hadden 1 zoon. In 1914 werd kunstenaar Edouard Van Esbroeck tot twee keer toe hard getroffen. Op 9 september, toen de Duitsers hun aanval op Antwerpen lanceerden, werd het ouderlijke huis de Kroon in brand geschoten en werd zijn hele jeugdwerk, dat daar opgeslagen was, ver-

39


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

nield. Twee weken later, op 9 oktober, toen het 1ste Matrozen Artillerie Regiment in Londerzeel het dorp bivakkeerde, werden 2 van zijn latere olieverf-schilderijen gestolen. Het eerste, een genreportret, verdween uit een burgerhuis op de markt; het tweede – “de laatste slachtoffers van de zondvloed” waarmee hij in 1892 de prijs van Rome had gewonnen – had tot dan een ereplaats in het gemeentehuis gehad. Geen van deze schilderijen werd ooit teruggebracht of teruggevonden. Schets van het gestolen schilderij.

Ed. Van Esbroeck overleed te Sint-PietersLeeuw op 3 januari 1949 en werd er begraven. Prijzen en onderscheidingen: - 1892: Prijs van Rome voor olieverfschilderij “de laatste slachtoffers van de zonvloed”. - 1894: Prijs Godecharle voor schilderkunst. - Ridder in de Leopoldsorde. - Erkenningsmedaille van de regering van Hare Majesteit, de koningin van GrootBrittannië. Enkele Werken:

de groententuin olie op canvas / 37 x 65 cm

Tri de houblon dans un intérieur (1928) olie op canvas / 86 x 109 cm.

La toilette du nouveau-né-Aankleden van de dopeling olie op canvas / 124 x 123 cm.

Rapace prenant un lièvre, olie op canvas / 73 x 93 cm.

40


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

La Jeune Italienne (1896) olie op canvas / 90 x 60 cm.

Jeune femme Gantée (1906) Olie op canvas

portret van Charles François de Villiers

Daarnaast kennen we o.a. ook nog: - Portret van een jongedame 1, 1895, olie op canvas, 45 x 40 cm. - Portret van een jongedame 2, 1900, olie op canvas, 56 x 46 cm. - Het laatste avondmaal, olie op canvas, 50 x 38 cm. (in de St. Servatiuskerk, Schaarbeek). - Getsemani. - Portret van burgraaf de Spoelberch. - De onrechtvaardige veroordeling (in de St. Servatiuskerk te Schaarbeek). - Voor de processie. - In het veld. - Zieke jongen. - De beeldhouwer (in het gemeentehuis te Londerzeel). - Zondagmorgen (in het gemeentehuis te Londerzeel). - Het kasteel van Moorsel. - Onder de biecht van de stervende. - Veel familieportretten en een aantal zelfportretten. - Veel meer is te vinden in het boek van Pieter Pas “Het leven van Eduard Van Esbroeck”. Bronnen: - Gemeentearchief van Londerzeel. - Het leven van Eduard van Esbroeck: Een schilder die geloofde, Pieter Pas, Londerzeel, 1971, 240 blz.

Pol Van ESBROECK Geboren te Londerzeel op 14 december 1911 als Leopold Clement Ceciel. Hij groeide op in de afspanning De Kroon op de Markt als 1 van de 13 kinderen van klompenmaker Petrus-Johannes Van Esbroeck uit SintNiklaas en Josephina Vos (Fien van Kroones) uit Balen. Hij was een neef van kunstschilder Edouard Van Esbroeck, die in zijn jeugdjaren eveneens in Londerzeel verbleef. Na zijn lagere en middelbare opleiding volgde hij de kunstacademie in Aalst. Daar boetseerde hij als leerling o.m. de schilder Marten Melsen (1870-1947), een vriend van zijn oom Edouard, die voor hem model stond. Na de 41


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

dood van Melsen zorgde Pol Van Esbroeck nog voor een buste in bas-reliëf voor zijn grafmonument in Stabroek. Vanaf 1941 was Van Esbroeck professor Boetseren en Kappen aan het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen. Het was daar dat hij in 1949 de 20 jaar jongere studente Mariette Coppens (° 13 juni 1931) leerde kennen, waarmee hij een paar jaar later in het huwelijk trad. (Volgens een paar genealogen zou hij al eerder in Londerzeel getrouwd geweest zijn met Josephine Symons, maar daar is in de akten van de Burgerlijke Stand geen spoor van te vinden.) Het kunstenaarsechtpaar Van Esbroeck-Coppens kreeg 2 dochters, woonde in Antwerpen maar verbleef en werkte ook veel in het buitenverblijf te Zoersel. In 2008 kwamen beiden voorgoed in Zoersel wonen. Pol en zijn vrouw hebben daar een indrukwekkend monument nagelaten, namelijk “de Lindeboom”, een bijna 10 meter hoge gebeeldhouwde stam, gehouwen uit een 8 eeuwen oude boom die dreigde om te waaien. Daarin beitelde Pol vele figuren uit de geschiedenis van Zoersel. In de takken verhaalde zijn vrouw in zeven episoden het Zoerselse verhaal van “de loteling”. Vanaf 1974 hebben ze er 10 jaar lang aan gewerkt. Het kunstwerk lokt vele bezoekers. Pol Van Esbroeck stierf op 27 juli 2010 in Sanatorium De Mick te Brasschaat. Zijn as werd bijgezet op het kunstenaarsperk van het Schoonselhof te Wilrijk, een deel later ook onder een nieuwe Lindeboom in Zoersel. Werken, onder andere: - “Moeder Netje”, een romanfiguur uit 'Moeder, waarom leven wij?' van Lode Zielens, een persoonlijke vriend van Pol, staat naast de Sint-Andrieskerk in Antwerpen. - In 1948 kapte hij een beeld voor het oorlogsmonument van Boechout (naast het gemeentehuis). - In Zoersel kapte hij met zijn vrouw 10 jaar lang aan De Lindeboom (1974-1984). - Beeld van Edward van Esbroeck in de brandweerkazerne te Londerzeel. - Beeld van toondichter Lode Meeus op het Lode Meeusplein in Londerzeel. - Beeld van Gerard Walschap in Londerzeel. - Beeld van moeder Fien van Kroones met haar 13 kinderen op het kerkplein in Londerzeel (geplaatst in 1994). - Het Zonnebloemenmeisje in Zoersel. - Naakte danseressen, in de rozentuin van het Provinciaal Groendomein Rivierenhof. - De 4 m. hoge arduinen vrouwenfiguur ‘Toneelkunst’ aan t’ Openluchttheater Rivierenhof. - Beeld van Emile Verhaeren, wijzend over de Schelde, in Sint-Amands. - Madonna met kind, op de hoek van de Wisselstraat in Antwerpen. - De reuzen Antigoon en Pallas Athene. - Beelden in de historische gevels op de Grote Markt te Antwerpen. - Beelden in de voorgevel van het internationaal Zeemanshuis, Antwerpen. - Van Esbroeck werkte tijdens W.O. II ook mee aan de restauratie van het Rubenshuis in Antwerpen. De beelden aan de ateliergevel zijn door hem gemaakt. Onderscheidingen en huldigingen: - In 1933, 22 jaar oud, won Pol Van Escbroeck al de belangrijke Godecharleprijs voor beeldhouwkunde.

42


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

-

-

Na zijn beroepsloopbaan werd hij Ereprofessor aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen. Officier in de Leopoldsorde. Officier in de Kroonorde 18/10/1986: Ter gelegenheid van zijn 75ste verjaardag krijgt Pol Van Esbroeck de titel van ereburger van Londerzeel. 14/12/1986: Ter gelegenheid van zijn 75ste verjaardag wordt Pol Van Esbroeck ook ereburger van Zoersel. 22/4/2007: Inhuldiging door de gemeente Zoersel en de vzw Toerisme Zoersel van “de Van Esbroeck-Coppenswandeling”, een route langsheen plaatsen waar de mensen die op de Lindeboom staan afgebeeld, leefden. 15/12/2007: De gemeente Londerzeel viert ereburger en kunstenaar Pol Van Esbroeck ter gelegenheid van zijn 96e verjaardag. 29/11/2010: Zoersel, aanvang van “Pol Van Esbroeckjaar, dat begon met een planting van een nieuwe lindeboom en dat liep tot de 100ste verjaardag van zijn geboorte (14/12/2011). 2011: Gemeente Zoersel plant een museum voor de grote kunstverzameling van Pol en Mariette.

Bronnen: - Officiële website van de gemeente Zoersel. - Het Nieuwsblad van donderdag 29 juli 2010. - Beeldhouwer Pol van Esbroeck, Mieke Coppens. Links: http://www.vanesbroeck.be/

43


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

F Familie FRANCKEN Eigenaars (maar geen bewoners) van het Schaliënhuis tussen 1555 en 1586. Link: Londerzeel: het Schaliënhuis (1556-1816)

Louis DEFRESNE – (Louis Dufrêne) In afwachting dat we meer over deze persoon kunnen vertellen, alvast dit. Hij was advocaat en woonde, althans in 1830, in Steenhuffel. Mogelijk was dat op het domein “de Campagne” aan de huidige Brouwerijstraat. Daar hebben in de 19de eeuw nadien immers nog minstens 2 andere advocaten verbleven (Jozef Van Cutsem en E. Bouvier-Parvillez). Op 30 november 1830 schonk Louis Defresne 1 pak lijnwaad ten behoeve van de gewonden die gevallen waren bij de Belgische onafhankelijkheidstrijd. Daarmee was hij de enige privépersoon uit Steenhuffel die de het jonge (en nog niet erkende) België in eigen naam financieel heeft gesteund. Het gemeentebestuur had wel een collecte bij de inwoners georganiseerd (opbrengst 22 zakken aardappelen, 1 pak lijnwaad en 80 Gulden).

44


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

G Caroline de GERADON – (Louise de Géradon) Caroline de Géradon werd geboren te Luik op 9 december 1801. Ze was een dochter van advocaat Jean François de Géradon (1758-1832, lid van het ruiterkorps van de provincie Luik, in de adelstand verheven op 14 oktober 1825) en Anne Marie Josephine de Gillès (17681838). Caroline trouwde een eerste keer met Charles Marie Antoine Bellefroid. Nadat ze in 1838 weduwe geworden was, hertrouwde ze op 16 juni 1841 met Antoine Alphonse Ghislain de Beughem, de weduwnaar van haar zuster Lambertine (+16 januari 1840). Antoine Alphonse Ghislain de Beughem was de zoon van Antoine Charles Hyacinthe de Beughem (Brussel 29 april 1771-Parijs 4 juni 1807), heer van Melis te Lippelo en van Cathérine Thérèse Ghislaine van der Fosse (Mechelen 4 oktober 1777- in Sint-Joost-ten-Noode 18 januari 1862). Op 3 november 1813 had weduwe van der Fosse het door de Fransen in beslag genomen Groenhoven gekocht. Direct na zijn eerste huwelijk, dus nog in 1829, was burgraaf Antoine Alphonse Ghislain de Beughem de Nederheembeke als advocaat bij het Gerechtshof van Luik gaan werken. Hij woonde er in de Rue St.-Etienne. Pas vanaf 1854 komen we hem ook in Malderen tegen. Op 26 januari 1863, ruim een jaar nadat zijn moeder gestorven was, werd hij officieel (d.w.z. bij de notaris) als heer van Groenhoven geïnstalleerd. Burggraaf de Beughem had vast en zeker veel verdiensten. Ten tijde van de eerste schoolstrijd (1879) heeft hij in Nederheembeek het vrije onderwijs gefinancierd... Toch gaat de pluim in deze bijdrage niet naar hem, maar naar zijn tweede vrouw Caroline de Géradon. De reden daarvoor is te vinden in een antwoord van de gemeente Malderen op een vraag van het Ministerie van Onderwijs. De brief dateert van 6 januari 1870 en hij zegt: “In de gemeente Malderen is reeds sedert verscheidene jaren een lokaal met werkzaal geopend alwaar de meisjes der gemeente het handwerk leeren en de zedeleer oefenen. Aldaar worden de uitgebreidste lessen gegeven door een tiental onderwijzeressen onder beleid van mevrouw Alphonse de Beughem de Nederheembeeck, die daarvan alleen de bekostiging doet en daarenboven jaarlijksch bij eene plechtige uitreiking van prijzen de leerlingen volgens verdiensten beloont en aanmoedigt. Derhalve bestaan er geene hoegenaamde redenen eene tweede werkzaalleerschool in onze gemeente op te richten, en stemmen wij bij deze alle dankbetuiging voor de zoo mildadige begiftiging door voornoemde mevrouw De Beughem bewerkstelligt.” Zeven jaar later was dit “voortgezet onderwijs” nog altijd in volle bloei, maar werd het bestuurd door Emilie de Beughem (de enige dochter uit het eerste huwelijk van burggraaf Antoine Alphonse Ghislain). De echtgenoten de Beughem-de Géradon hebben hun laatste jaren immers in hun burgerhuis te Sint-Joost-ten-Noode maar vooral in kasteel Meudon te Nederheembeek doorgebracht. Antoine Alphonse Ghislain de Beughem stierf te Brussel op 18 februari 1882. Caroline de Géradon overleed te Nederheembeek op 28 juli 1883. Link (kijk ook daar voor de talloze bronnen: Malderen: het Hof ten Broecke en Groenhoven (1230-2010)

Jozef GEYZEN Jozef Geyzen werd geboren in Vorst (Kempen) op 18 november 1851. Hij was de zoon van Carolus en Elisabeth Boeckmans. In zijn jeugd was hij met zijn ouders verhuisd naar Tessenderlo waar ze een handel in gevogelte hadden. Daar woonde hij tot hij op 9 februari 1881 in Londerzeel trouwde met Joanna Catharina Peeters, geboren in Londerzeel op 21 maart 1848, dochter van winkelier Jacobus en Maria Verbruggen.

45


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Het paar ging wonen in Londerzeel Sint-Jozef waar Jozef meteen zijn eigen pluimveehouderij en pluimveehandel opstartte. Jozef Geyzen was zeer leergierig en was altijd op zoek naar nieuwe methoden en technieken om het zeer hoge sterftecijfer bij de pas uit het ei gekomen kuikens in te perken en om die kuikens daarna zo efficiënt mogelijk vet te mesten. In de jaren 90 van de 19de eeuw kwam hij met zijn eigen verbeterde procedé. Naast de inschakeling van diverse technische hulpmiddelen als broedkasten, initieerde hij in Londerzeel en omstreken vooral het idee om het “vetten” van de jonge kuikens uit te besteden. Door ze bij kleinere boeren te plaatsen bezorgde hij die mensen niet alleen een nieuwe winterse bijverdienste om hun kwijnende inkomsten uit de vlasbewerking (spinnen en weven) te vervangen, maar, omdat hij per gevette kip betaalde, kon hij er ook zeker van zijn dat de juiste zorg aan het opgroeien van de kippen werd besteed. Daarenboven raakten de boeren hiervoor de afvalproducten van hun melkbereiding kwijt en kregen ze een rijke meststof retour. Het is in de eerste plaats aan de Jozef Geyzen te danken dat Londerzeel de volgende jaren een echte “kiekengemeente” geworden is, waarvan de voortbrengselen op alle markten in de omgeving en vooral op die van Brussel werden verkocht. Geyzen werd in de gemeente wel gerespecteerd (behalve door de kiekendieven die het regelmatig op zijn mooie kippenkwekerij hadden gemunt) maar dat belette niet dat men hem al gauw “Jefke Kiek” begon te noemen. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van eind 1890 werd Jefke Kiek verkozen en op 26 januari 1891 werd hij officieel als gemeenteraadslid beëdigd en geïnstalleerd. Vanaf 23 december 1895 was hij schepen en hij zou dat blijven tot 30 april 1906. Geyzen maakte van zijn politieke invloed dankbaar gebruik om de kippenkweek in Londerzeel verder te promoten. Op 7 juli 1897 opperde hij voor de eerste keer de gedachte om in Londerzeel iedere zaterdagvoormiddag een eigen markt voor kiekens, ander pluimvee en konijnen te houden. Op 14 oktober van hetzelfde jaar ging de gemeenteraad akkoord met het marktreglement dat hij had voorgesteld. Vanaf 1898 stond er ook telkens een “prijskamp voor leghennen en kiekens” (en vanaf 1899 meer bepaald voor leghennen en kiekens van het Mechelse Koekoekras) op het jaarmarktprogramma. Op 18 mei 1904 bracht Geyzen de gemeenteraad op de hoogte van zijn voorstel om in Londerzeel een grote tentoonstelling in te richten om de kippenhandel in de omstreken nog verder uit te breiden. Ik weet niet of deze uiteindelijk is doorgegaan maar er werd alleszins een behoorlijke overheidssubsidie voor aangevraagd. In ieder geval mochten "de vereenigde kiekenkwekers van Londerzeel en omstreken" vanaf 1905 op de jaarmarkt van Londerzeel Sint-Jozef, naast een kippenprijskamp, ook telkens een tentoonstelling van pluimvee en pluimveemateriaal organiseren. In volle gemeenteraadszitting van 30 april 1906 nam Jozef Geyzen afscheid van de Londerzeelse politiek. Een kopij van zijn originele ontslagbrief staat hiernaast). Dat was toen men hem bevestigde dat een deel van de subsidie die de gemeente voor de kippenprijskamp van de septemberkermis van 1905 gereserveerd had, eigenlijk aan bloemstukken en ander deco-

46


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

ratiemateriaal was uitgegeven. Intussen was Jozef Geyzen in 1905 weduwnaar geworden. Later hertrouwde hij nog met Anna Maria Mathilda Schillemans. Zelf is hij op 15 september 1937 in het ziekenhuis van Bornem overleden. Bronnen: - Hedendaags archief van de gemeente Londerzeel, periode 1826-1918, bewerkt en gedigitaliseerd door Louis De Bondt en Robert De Roeck. - Londerzeel, zo was het vroeger, Fons Moeyersons, blz. 83-84.

Familie GILLIS Eigenaars (maar geen regelmatige bewoners) van het Schaliënhuis op Sneppelaar tot 1586. Link: Londerzeel: het Schaliënhuis (1556-1816)

Antoine de GOIGNIES In 1587 kocht jonker Antoine de Goignies, gouverneur van Brussel, naast enkele andere eigendommen, ook de hoeve van Voorspoel te Londerzeel van de wezen van Antoon van den Driessche en Johanna van Oesbroeck. Deze transactie gebeurde niet vrijwillig. Omdat Voorspoel een leengoed was van het Land van Grimbergen en dus van de opstandeling Willem van Oranje was het door Spaans bewind geconfisqueerd. De koper moest dus Spaansgetrouwe Paapsgezinde zijn. Antoine de Goignies leidde echter een opmerkelijk dubbelleven. De Nederlandse historici gedenken hem nog altijd als opstandeling en held des vaderlands. Zijn tijdgenoten in de Zuidelijke Nederlanden hebben dat schijnbaar nooit geweten. Hierna volgt een korte levensschets. Antoine de Goignies moet omstreeks 1515 geboren zijn. Hij was de zoon van Antoine en Valentine de Sains d'Ailly. Hij was ridder en kreeg zijn militaire opleiding onder het bewind van keizer Karel V. In 1546 werd hij provoost (een soort van meier) van Bergen. Hij was de aanvoerder van de lansiers tijdens de beroemde veldslag bij Saint-Quentin waar de Spaanse legers op 10 augustus 1557 de Franse troepen versloegen. Later was hij onderbevelhebber van de hulptroepen die Philips II, de zoon en opvolger van Keizer Karel V naar de koning van Frankrijk zond. In 1562 werd hij eigenaar van de heerlijkheid van Vendegies-au-Bois (nu regio Nord-Pas-deCalais maar toen nog Henegouwen). In dezelfde periode werd hij – als ervaren militair - ook aangesteld als gouverneur en provoost van de garnizoensstad le Quesnoy (eveneens Nord-Pasde-Calais), die in 1554 kortstondig door de Franse koning Hendrik II veroverd was. Pas op latere leeftijd, ergens tussen 1565 en 1568, trouwde hij met Marie d’Esclaibes, de dochter van Georges, heer van Peruwelz, en Marie de Villers (au Tertre). Er kwamen drie kinderen: Antoinette, Antoine junior en Michelle In 1569 was Antoine de Goignies nog altijd de voor de Spanjaarden werkende gouverneur van le Quesnoy. Toen dat vanaf 1572 door de steeds aangroeiende groep opstandelingen, geholpen door de Fransen, regelmatig werd geplunderd (volgens de enen) of bevrijd (volgens de anderen) werd hij het beu om tegen zijn eigen volk te moeten vechten en sloot zich bij de revolutie van Willem van Oranje aan… Tijdens de Spaanse Furie van 4 november 1576, waarbij 1000 à 6000 anonieme Antwerpse burgers door de Spanjaarden werden afgeslacht, stond Antoine de Goignies met zijn cavalerie aan de kant van de opstandelingen. Hij werd gevangen genomen, maar kwam (waarschijnlijk tegen een gepast losgeld) spoedig vrij, waarna hij tot veldmaarschalk in het Staatse Leger werd benoemd. Hij was de allereerste die deze betrekking in de Nederlanden vervulde! In 31 januari 1578 stond de Goignies nog altijd aan het hoofd van het leger van de Staten Generaal toen dat door het leger van de Spaanse landvoogd don Juan te Gembloux verslagen 47


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

werd. Hij verloor daar heel zijn artillerie, 30 vaandels, 4 standaarden. Zelf werd hij gewond en voor de twee keer door de Spanjaarden krijgsgevangen genomen. Terwijl de 600 andere krijgsgevangen naar Namen gevoerd werden om er opgehangen te worden wist de Goignies don Juan er van te overtuigen dat hij weliswaar tegen de Spanjaarden maar nooit of te nimmer tegen het katholieke geloof gestreden had... De Goignies werd vrijgelaten. De Noord-Nederlandse historici denken te weten wat er toen met hem gebeurde. Volgens hen was Antoine de Goignies de bevelhebber van het garnizoen van Breda toen dat in de nacht van 26 op 27 juli 1581, mede door het verraad van Karel van Gavere alias Frezin, in handen van de Spanjaarden viel. Na eerst eigenhandig de verrader Frezin met een in 1578 van Willem van Oranje gekregen zwaard te hebben gedood, en na zich met hand en tand tegen de inname van Breda te hebben verzet, zou hij er de heldendood gestorven zijn.

Twee gravures uit 1786, door Theodoor Koning naar een tekening van Jacob Buys, in het Rijksmuseum te Amsterdam. Links: Frezin (Fresin), de verrader van Breda, door Goignies met Rechts: Oranje schenkt Goignies zijn zwaard, 1578 het zwaard gedood, 1581. (bij de bevelsoverdracht voor de slag van Gembloux).

Een nieuwe natie heeft natuurlijk helden nodig. Maar in het geval van Antoine de Goignies had men toch beter iemand anders kunnen kiezen. Niet alleen heeft hij de val van Breda misschien niet beleefd en zeker overleefd, maar is hij een paar maanden later met zijn Waals regiment definitief naar de Spanjaarden overgelopen. Alzo vervoegde hij de talrijke andere Waalse regimenten die al vanaf 1578 Willem de Zwijger de rug hadden toegekeerd en die als “de Malcontenten” de geschiedenis zijn ingegaan. Zijn invloed groeide gestaag. Toen, de Spaanse landvoogd Alexander Farnese op 10 maart 1585, het in Staatse handen zijnde Brussel heroverde, stelde hij er Antoine de Goignies aan als gouverneur. En twee jaar later – nog altijd volop in de beroerde tijden van reformatie, contra-reformatie en onafhankelijkstrijd - heeft deze in Brussel belande Henegouwer het Hof te Voorspoel gekocht. Voorspoel, dat in tegenstelling tot vele andere eigendommen van Willem van Oranje, zoals de burcht en Oudenhove, door Farnese in Londerzeel in november 1582 niet was verwoest, werd van dan af in de volksmond ‘de Gouverneurshoeve’ geheten. De Goignies zal er dus af en toe wel eens verbleven hebben. Hij overleed in 1598. De precieze datum is niet geweten maar het was alleszins voor 8 mei. Volgens zijn eigen wens werd hij in zijn kasteel te Vendegies begraven. Meer informatie in: - Louis De Bondt, het goed van Voospoel en oudenhoven te Londerzeel. Bronnen: - A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 7. Haarlem 1862. - Jan Nomz, Willem I of de grondlegging der Nederlandsche vryheid in 24 zangen, Amsterdam 1797, blz. 475.

48


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Familie GOUBAU Eigenaars (maar geen regelmatige bewoners) van het Schaliënhuis op Sneppelaar van 1591 tot 1675. Link: Londerzeel: het Schaliënhuis (1556-1816)

Isabeau en Roeland GRAS Isabeau (geboren ca 1567, waarschijnlijk in Brugge) en haar jongere broer Roeland (geboren ca 1578) waren kinderen van Cornelis Gras en diens 1ste vrouw Elisabeth de Villers. Genealogen en historici kennen doorgaans alleen zijn tweede vrouw, Marie Anchemant, en hebben daardoor een groot stuk plaatselijke geschiedenis gemist. Op het einde van de 15de eeuw had hun overgrootvader Pierre de Grassi, heer van Alby, geboren in Bologna, zich in de Zuidelijke Nederlanden gevestigd waar hij in 1500 met de Antwerpse Elisabeth Borrekens was getrouwd. Vader Cornelis, geboren tussen 1535 en 1540 en overleden ca 1588, verwierf eigendom en werd heer in Buggenhout. Het moet zijn dat hij de hertog van Brabant en dus de koning van Spanje Philips II tijdens de opstand van de Nederlanden tegen het Spaanse bewind altijd trouw gebleven is, want na zijn overlijden werden zijn 2 kinderen ruimschoots beloond en hebben ze een aantal van de opstandeling Willem van Oranje in beslag genomen eigendommen gekregen of voor een zacht prijsje kunnen kopen. - In 1588 gebeurde dat al met de 8 bunders van het in 1582 door de Spaanse landvoogd Alexander Farnese (samen met de burcht) verwoeste Oudenhoven in Londerzeel, waar de vorige bewoner Joosken van Assche verzocht werd om een nieuwe verblijfplaats te zoeken. - Hetzelfde jaar kregen ze ook de ruim 15 bunders van het eveneens verwoeste en in beslag genomen omwalde pachthof Kouhagen (tussen de huidige Rossemstraat en de Robbeek) in Steenhuffel. De vroegere eigenaars Pierijne en Cathelijne Ruycevelt, dochters van Aerdt Ruycevelt en Pierijne de Keyssere, waren intussen al naar de Noordelijke Nederlanden uitgeweken. - In dezelfde periode werden ze ook de eigenaars van het Hof ten Trappen in Steenhuffel, ofschoon dat volgens mij geen leengoed van Willem van Oranje en dus van het Land van Grimbergen was. - Naast de hierboven genoemde domeinen verwierven ze in 1588 en 1589 nog meer dan 5 bunders ten oosten en ten westen van de huidige Heerbaan, zowel in Steenhuffel als in Merchtem en Peizegem. Daarbij waren een meers met de naam de Vos in Merchtem, de Boterlandmeers in de Bontestraat te Steenhuffel, en grond op het Verreveld en het Cammeland (Steenhuffel) en op de Espt en het Rieland (Peizegem). Deze gronden hebben ze wellicht niet gekregen maar wel degelijk gekocht. Die in Peizegem kwamen van Anna van Oyenbrugge, de weduwe van Peeter Pypenpoy, heer van de Vrijheid Merchtem, die geld nodig had om haar drie molens, die in 1584 door het garnizoen van Brussel in brand gestoken waren, te restaureren en om zichzelf en haar enige nog minderjarige zoon Eeraert in leven te kunnen houden. In 1605 werden de eigendommen van de kinderen van Cornelis Gras herverdeeld. Roeland erfde onder meer de titel van ‘Heer van Buggenhout’. Later zijn daar ook de heerlijkheden van (of in) Westende en Moorsele bijgekomen. In 1606 trouwde hij met Françoise van der Vichte, burggravin van Erembodegem, vrouwe van Nokere (deel van Kruishoutem) en deels van Bouchout, dochter van Jean van der Vichte, burggraaf van Erembodegem, en Anna van Royen, vrouwe van Bouchout. Op 24 maart 1609 werd hij door de aartshertogen-landvoogden Albrecht en Isabella tot ridder geslagen. In 1615 werd hij burgemeester van Oudenaarde. Tussen 1619 en 1646 is hij ook zes keer burgemeester van Brugge geweest. Bovendien was hij lid van de Raad van Vlaanderen.

49


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Isabeau en haar man jonker François Bogaert uit Mechelen, waarmee ze in 1588 was getrouwd, werden de exclusieve eigenaars van de meeste goederen in Londerzeel en Steenhuffel. François Bogaert was de zoon van advocaat Jacob Bogaert, heer van Moerkerke en heeft het later, net als zijn schoonbroer, zelfs tot burgemeester van Brugge gebracht. Hij stierf in 1615 Met uitzondering van Kouhagen zijn de meeste van deze eigendommen nog minstens een eeuw lang de eigendom van de afstammelingen van Franchois Bogaert en Isabeau Gras gebleven. In 1611, onder het bewind van de vredelievende landvoogden Albrecht en Isabelle werden een aantal van de in 1588 aangeslagen leengoederen van Willem van Oranje aan de (nakomelingen) van de vorige eigenaars teruggegeven. Het goed van Kouhagen was daarbij. Maar Pierijne en Cathelijne Ruycevelt, die zich definitief in Delft gevestigd hadden hebben het onmiddellijk verkocht. Bronnen en alle details in: - Louis De Bondt, het goed van Voorspoel en Oudenhoven te Londerzeel. - Louis De Bondt, het Hof ten Trappen in Steenhuffel

50


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

H Jan HAESBYT – (Hasebijt, Haesbyt) Jan Haesbyt werd in 1477 de eigenaar van het Hof ten Broecke (het latere Groenhoven) te Malderen. Volgens historicus A.A. Wauters was hij een neef van een vorige eigenaar, Bussaert Van Munte. Door de hierna gegeven link te volgen komt u te weten hoe we zijn ware identiteit gevonden hebben. Hierna volgt alleen het resultaat. Jan Haesbyt werd omstreeks 1430 in Gent geboren. Hij was de zoon van Joos Haesbyt en een onbekende moeder. Hij had een tante Clara Haesbyt die omstreeks 1426 met een Jan van Munte (weduwnaar van Yolente vanden Brouke) was getrouwd. Een oom (en tevens zijn peter), Jan Haesbyt, was tot zijn dood (+31/3/1443) abt van de Sint-Pietersabdij. Zijn broer Daniël, die baljuw was van dezelfde abdij, werd daar in 1480 door een monnik vermoord. De familie Haesbyt behoorde niet tot de Gentse adel maar tot de (zeer) gegoede middenstand. Vader Joos was er in 1427 en 1430 schepen van de Keure (één van de 2 Gentse schepenbanken). Hij was ook deken van de Gentse leidekkers. Toen het stadsbestuur van Gent in 1431 een nieuwe munt wilde introduceren, stuitte dat bij de bevolking op zwaar verzet omdat de oude munten bij inruiling een kwart tot 1/3 van hun waarde verloren. Een aantal Gentse notabelen heeft het daarbij moeten ontgelden. Joos Haesbyt belandde samen met anderen in het gevang. Op 12 augustus werden ze daar door een opstandige meute uit “bevrijd” om vervolgens doodgeslagen te worden. Vele andere in ongenade gevallen gezagsdragers zijn toen uit lijfsbehoud de stad Gent ontvlucht. Mogelijk werd het 1 jaar oude weesje Jan Haesbyt door zijn tante Clara en zijn stiefnonkel Jan van Munte toen naar het verre en dus veilige Malderen meegenomen. Daar had Bussaert, een zoon van Jan uit diens eerste huwelijk, immers zijn oog op het Hof ten Broecke laten vallen. In 1434 heeft hij dat overigens effectief gekocht. Bussaert van Munte heeft het Hof ten Broecke evenwel niet kunnen houden. In 1462 heeft hij het aan zijn schuldeiser Philips Van Nieuwenhove afgestaan. 15 Jaar later heeft zijn neefje Jan Haesbyt, die toen groot en rijk geworden was, het teruggekocht. Link: Malderen: het Hof ten Broecke en Groenhoven (1230-2010)

Jan Baptist HAMMENECKER Geboren te Mariekerke op 2 oktober 1878. Zoon van Josephus en Virginia Van Hemelrijk. Na zijn lagere studies in zijn geboortedorp, volgde hij in het kleinseminarie te Mechelen eerst de humaniora (1892-1899) en daarna een filosofieopleiding (1899-1901). Dan voleindigde hij zijn priesterstudie in het grootseminarie in dezelfde stad (1901-1905). Van 1905 tot 1911 was hij leraar poësis aan het Sint-Jozefscollege te Aarschot. In 1911 werd hij onderpastoor te Schaarbeek en één jaar later in Vorst In zijn beginjaren als priester-dichter publiceerde hij regelmatig in Jong Dietschland, Dietsche Warande en Belfort en De Groene Linde. Van 1906 tot 1914 was hij ook lid van de redactie van het tijdschrift “Vlaamsche Arbeid”. Zijn werk bestond vooral uit (soms te pronkerige) poëzie, een geestelijk (sterk persoonlijk en soms zelfs mystiek) proza en beschrijvingen van heiligenlevens. In juni 1913 werd hij aangesteld als onderpastoor te Londerzeel Sint-Jozef, waar hij tot november 1927 bleef. Jan Baptist Hammenecker was overtuigd Flamingant. Dat bracht hem in Londerzeel wel eens in conflict met de ultra-patriottische juffer Orianne maar vooral met de (meestal eentalig) 51


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Franse teksten die ze op de door haar geplaatste oorlogsmonumenten liet aanbrengen. Hij publiceerde in Vlaamsgezinde bladen als Hooger Leven (1906-1914), Het Vlaamsche Land (1919-1926) en Gudrun. Men beweert dat de jonge Gerard Walschap pas echt gemotiveerd werd om schrijver te worden nadat hij Jan Hammenecker in 1919 zijn nog steeds niet uitgegeven gedichtenbundeltje "Aanteekeningen uit het Studentenleven" had laten lezen. De vriendschap tussen Hammenecker en Walschap bekoelde een beetje toen “de Prins der Vlaamse Letteren” in 1929 zijn (schandaal)roman “Adelaïde” publiceerde. “Beste Gerard”, schreef Hammenecker.“Hebt Gij dat geschreven? Gij? Zoon van Uw Vader en Moeder! Gij, spijts alles mij zoo dierbaar, mijn mijne Gerard! En uw kinderen, als ze dat later lezen: Vader was nondeju 'n smeerlap, of hoe zullen ze vloeken? Leer ze meer als begottekens en dedju's: ze zullen milliard de milliards van doen hebben. Ik ben eindeloos droef: uw boek "Adelaïde"; hoor, Gerard, het ligt in mijn kachel te branden: schoone band, schoone letter op goed papier, flinke stijl... schoone vlam. Adieu, Adelaïde! Weg, Adelaïde!” Intussen was Hammenecker in november 1927 pastoor van Westrode-Wolvertem geworden. In die periode trad hij ook toe tot de kunstenaarsgroep “de Pelgrim” die van 1924 tot 1931 bestond. Jan Hammenecker overleed te Westrode op 13 juni 1932. Bij de kerk van Mariekerke werd in 1957 een monument ter ere van Jan Hammenecker, gemaakt door Herman de Cuyper, opgericht. Werken: - Verzen (1908) - Van Christus' apostelen (1913) - Oorlogsgetijden (ca 1916) - Zoo zuiver als een ooge (heiligenleven), 1918) Gebeden voor het H. Hart (1919) - Voor een ziel (1922) - Colloquia I (1923) - Excubiae (1926) - Sinte Lutgart (1927) - Colloquia II (1929) - Bloemlezing uit zijn werk (1934) Bronnen: - Jan Hammenecker-nummer van Heemkundig Jaarboek Klein Brabant 1977 - Dbnl biografieënproject – Schrijvers en dichters - D. de Geest en G.J. van Bork (2005) - H.E. Mertens, ‘Jan Hammenecker, dichter en theoloog’, in: Pastor bonus 56 (1979) - Paul Servaes in “Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant”. - Jan Hammenecker, zanger van Christus, Vlaanderen en de Schelde, Lieve Gevers.

Anna Amour Florentia Carola Josepha gravin van HAUDION Zie Joannes Dominicus, graaf van MALDEGHEM. Adolf HERDINCK Adolf Herdinck was een bastaardzoon van Goswin (Goosen) Herdinck. Zijn vader was een gezant of ambassadeur van aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk en van 1457 tot 1493 abt van de abdij van Affligem. Dat belette niet dat hij (vooral met Elisabeth Vuytenborch) een aantal kinderen had. Naast Adolf zijn ook de anderen interessant om hier te vernoemen: - Robbrecht Herdinck werd poorter te Brussel in 1493 en had een Hof en een Laatbank in Ruisbroek. In 1505 trouwde hij met Anna van Boechout-Boelaer, de weduwe van Louis van Steelant, die na Robbrechts overlijden (in 1507) nog eens hertrouwde met de Ant-

52


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

werpse koopman Alvaro van Almaras en in 1517 vrouwe van Diepensteyn te Steenhuffel werd. - Jan (Jehan) was rond 1514 pastoor in Steenhuffel en later in Asse. - Lenaert was secretaris van Elisabeth van Culemborg, was tot april 1529 griffier van Zeeland en van het “Leenhof van Overijssel” en werd dan secretaris-ordinaris van landvoogdes aartshertogin Margaretha van Oostenrijk (in welke hoedanigheid hij zijn documenten als “secretaris van de keizer” tekende). Op 24 januari 1533 werd hij door Karel V benoemd tot rentmeester van Zeeland (Salland), in opvolging van zijn broer Adolf (zie verder) die toen Rentmeester-Generaal is geworden. Van 1 oktober 1531 tot 11 januari 1544 was hij ook secretaris van de Geheime Raad. - Adeline kreeg op 19 mei 1500, samen met haar broer Adolf, het domein Hobosch te Merchtem in leen van abt Michiels van Affligem. - Urbanus, was priester, hofmeester van de abt van het Onze-Lieve-Vrouweklooster te Middelburg (1520-1521), deken van de Sint Pieterskerk in Noortmonster te Middelburg (in 1537) en pastoor van Noordwijk (in 1537). Tussen 1517 en 1538 werd hij telkens aangeduid om – samen met anderen - de rekeningen van Zeeland (opgemaakt door zijn broer Adolf, de rentmeester van Bewester Schelde) te controleren. - Bernard. Adolf Herdinck werd geboren ca 1465. Op 8 juli 1514 kocht hij het Hof ten Broecke met het Hof metten Walle, de windmolen van Malderen en nog een leenhof met 20 leenmannen en 210 cijnsplichtigen. Dat waren allemaal lenen van het Leenhof van Brabant. Op 14 juli 1509, kort na het overlijden van zijn broer Robbrecht, had hij ook al diens Hof en Laatbank te Ruisbroek geërfd. Op 3 mei 1517 werd hij door Karel, koning van Castilië – in opvolging van Philips van Bourgondië, die later Bisschop van Utrecht zou worden - tot waarnemend tresorier en rentmeester van Zeeland Bewester Schelde (het deel ten westen van de Westerschelde) benoemd. Kort daarna trouwde hij met de redelijk wat jongere Clara van Everslage (+ na 1556). Adolf Herdinck heeft zeker nooit in Malderen gewoond. Hij verbleef vooral in Middelburg, in een huis in de Langendelft, dat hij zelf had laten bouwen. Hij was onder meer ook de eigenaar van de “Ouden poldre” en de “Zuytpolder” in Ellewoutsdijk. Tot 24 januari 1533 is hij Rentmeester van Zeeland bewester Schelde gebleven. Naast zijn officiële functie trad hij er ook een beetje als reder op. Hij had een eigen zeewaardig schip, ”de Truytheit”, dat (onder meer) in 1517 bedevaarders naar Jeruzalem bracht. In 1523 was hij ook eigenaar van “de Barthoen”. Dat was dit een galjoen met een inhoud van 180 vaten en met een bemanning van 174 man. In 1523 zou hij van de landvoogdes in Brussel ook de financiële administratie van de oorlogsvloot der Nederlanden gekregen hebben Tevens heeft hij tijdens de Deense successieoorlogen (1523-1544) de Deense koning Christaen II, die in 1523 met zijn familie naar Veere gevlucht was, geholpen om een oorlogsvloot uit te rusten of heeft hij die op zijn minst het nodige krediet voor de aankoop van een galjoen gegeven. Als rentmeester Bewester Schelde was Adolf Herdinck ook de opperdijkgraaf van dit gebied. In die hoedanigheid werd hij geconfronteerd met de zeer zware overstromingen die zich in het Scheldebekken, vooral in 1530 en 1532, hebben voorgedaan. In deze periode is hij veelvuldig met mensen als Jehan Micault en Baudouin le Cocq in de rampgebieden op stap geweest. Adolf Herdinck is niet alleen in Schelde-aangelegenheden een preferentieel raadsman van de landvoogdessen Margaretha van Oostenrijk (+30/11/1530) en Maria van Hongarije (de zus van keizer Karel V) geweest. Het aantal keren waarin dezen direct zijn hulp inriepen zonder de normale weg via de stadhouder van Zeeland te volgen is niet te tellen. Zo werd hij in 1527 bijvoorbeeld bij de aanhouding van de afvallige Middelburgse priester en humanist Adrianus Cordatus ingeschakeld.

53


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Op 24 januari 1533 werd Adolf Herdinck als rentmeester door zijn eigen broer Lenaert opgevolgd en werd hij zelf tot Rentmeester-Generaal van Zeeland Bewester-Schelde gepromoveerd. Kort voordien was hij ook al raadsheer van keizer Karel V geworden. In 1535 werd hij aan het hof van de landvoogdes te Brussel ontboden, waar hij (waarschijnlijk aan een hartaanval) plotseling overleed. Met zijn vrouw Clara van Everslage had hij 1 zoon, Lenaert (Leonard), die hem op het Hof ten Broecke niet is opgevolgd. Link: Malderen: het Hof ten Broecke en Groenhoven (1230-2010)

Familie de HERTEFELT Bewoners van het Schaliënhuis op Sneppelaar van 1740 tot 1816 (eigenaars van 1740 tot 1750). Link: Londerzeel: het Schaliënhuis (1556-1816)

Jan Baptist VerHEYDEN Geboren te Londerzeel op 20 januari 1778, zoon van Hubert en Joanna Catharina Verhofstadt. Priester gewijd op 24 december 1805. Onderpastoor te O.L.V. Waver vanaf 16 augustus 1805. Pastoor van O.L.V. Waver vanaf 21 februari 1806. Overleden te O.L.V. Waver op 3 mei 1851. Stichtte in O.L.V. Waver in 1840 een Ursulinenklooster, waarvan hij tot 1846 de directeur was. Daarna, bijna blind geworden, werd hij door zijn neef, eveneens pastoor, bijgestaan. Zijn grafzerk is ingewerkt in de gevel van de kerk, links van de ingang. Bron: Navorscher: Volume 41, J.C. Loman, Jg. 1891, bladzijde 68.

Joanna Rosalia VerHEYDEN – (mère Marie-Ursule). Geboren te Londerzeel op 4 november 1824, dochter van meier Joannes Franciscus en Maria Francisca Van Doorslaer. In het Ursulinenklooster van O.L.V. Waver ingetreden op 18 oktober 1849. Van 31 maart 1862 tot nà 1887 was ze de tweede directrice van dat klooster, dat in 1840 door haar oom, pastoor Jan Baptist Verheyden, ook afkomstig van Londerzeel, was gesticht. Bron: Navorscher: Volume 41, J.C. Loman, Jg.1891, bladzijde 68.

Tita Johanna HOPPERS Tita Johanna Hoppers heeft haar plaats in deze inventaris van ‘bijzondere’ grootLonderzelenaren te danken aan het feit dat ze één van die vele katholieke mensen uit Friesland en Groningen was die na de afscheiding van de gereformeerde Noordelijke Nederlanden, in de Zuidelijke Nederlanden zijn blijven hangen en een onderkomen in de streek rond Brussel en Mechelen hebben gezocht. Zeer dikwijls, zoniet altijd, hadden zij banden met de Grote Raad te Mechelen, het hoogste rechtscollege in de Nederlanden. Tita Johanna Hoppers werd omstreeks 1580 geboren in Leuven, waar haar vader Joris Hoppers (ca 1558-1610), heer van Dalem in Gelderland, als jurist les gaf aan de Leuvense universiteit. Haar grootvader Joachim Hoppers (Sneek 11/11/1523-Madrid 11/12/1576), die in Haarlem, Leuven, Parijs en Orléans gestudeerd had, en die eveneens in Leuven hoogleraar in de rechten was, was in 1554 onder Margaretha van Parma al lid van de Grote Raad van Mechelen. Daar was hij de boezemvriend van Viglius van Aytta. In 1561 werd hij medestichter van en lesgever aan de universiteit te Douai. In 1565 werd hij, samen met o.m. de graaf van Egmont, door koning Philips II naar Madrid ontboden om er de grieven van de Nederlanden tegen het Spaanse gezag uiteen te zetten. Terwijl Egmont terugkeerde, een opstandeling werd, en op het schavot belandde, bleef Joachim met zijn vrouw Christine de Bertolfs (een dochter van de gouverneur van Friesland) en zijn 8 kinderen in Madrid, waar hij in 1576 overleed. In 1598 trouwde zijn kleindochter Tita Johanna Hoppers in de Sint-Goedele te Brussel met 54


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

ridder François Marchant, geboren te Brussel ca 1570, een zoon van Jacob Marchant. Jacob was onder meer baljuw van Nieuwpoort, in welke functie hij aan de zijde van de Geuzen vocht. Daarnaast was hij vooral dichter en historicus die een aantal werken over de Vlaamse geschiedenis in het Latijn heeft nagelaten. François Marchant studeerde rechten, werd raadsheer van de prinsen van Savoie, Beieren, Kleef en Luik en hun vertegenwoordiger bij de Spaanse landvoogden Albrecht en Isabella te Brussel. In 1611 werd hij als belastingsadviseur (raet fiscael) lid van de Raad van Brabant (te Mechelen en Brussel) en dat is hij tot aan zijn dood gebleven. François en Tita hebben maar 2 kinderen gekregen. - Petronella Livina Marchant werd gedoopt in de Ste Goedele te Brussel in 1603. Ze trouwde met Maximiliaen de Mol en kreeg 8 kinderen. - Joachim Marchant werd gedoopt in de Ste Goedele te Brussel in 1606. Hij werd volgens sommigen lid van de Geheime Raad (maar staat niet in de inventarissen vermeld) en trouwde op 9 februari 1644 in de O.L.V. kathedraal van Antwerpen met Anna van Colen, weduwe van Ferdinand de Groote. Zijn enige dochter, Tita Johanna Marchant trouwde met Ignace de Hornes. Hij overleed, door zijn familie verstoten ca 1668 in het klooster van Hanswijk bij Mechelen. In 1608 zijn de echtgenoten Marchant-Hoppers in Malderen terecht gekomen, nadat ze (verhef van 19/11/1608) het vervallen Hof van Marselaer, ook wel het Rijckenhof geheten, kochten van Madeleine Butkens, de weduwe van Pierre de Tailly die zelf dit leengoed voor 9000 Florijnen had gekocht van de kinderen van Joris (Georges) Spannenberger. Tussen 1609 en 1620 hebben ze Hof van Marselaer grondig gerestaureerd en uitgebouwd. François Marchant is in het voorjaar van 1620 gestorven. Zijn weduwe Tita Hoppers is tot 1644 op het Hof van Marselaer te Malderen gebleven maar is, na het huwelijk van haar zoon Joachim, met hem mee naar Antwerpen verhuisd en is daar in 1646 in het huis Sphera Mundi (Kipdorp) gestorven. Bronnen: - Het Hof van Marselaer te Malderen in de 17de eeuw, Jozef Verheyden, 2003. - Nl.wikipedia/Joachim Hoppers. - Levensbeschryving van eenige voornaame meest Nederlandsche mannen, Simon Stijl en Johannes Stinstra, vol. 4, 1777, blz. 104.

Franciscus van den HOVE – (Hovius) Geboren in Londerzeel omstreeks 1578. Zoon van Jan, koopman te Antwerpen, en Dymphna Haerinx. Leerling van Justus Lipsius. Begon zijn theologiestudies in Douai, maar stopte daarmee in augustus 1597. In oktober trok hij naar Spanje en in september 1599 stuurde Lipsius hem naar Bologna. In december 1601, na de dood van zijn vader, keerde hij naar de zuidelijke Nederlanden weer en in september 1605 behaalde hij dan toch zijn diploma van licentiaat in de godgeleerdheid. Hij was een tijd leraar in de St. Gertrudis abdij te Leuven en werd daarna pastoor van de Borcht te Antwerpen (in 1630) en van de H. Walburgis, eveneens te Antwerpen (in 1632). In zijn testament van 13 december 1633 stichtte hij het Collegie Patrimonium Christi te Leuven, dat bedoeld was voor Theologiestudenten. Alleen zijn bloedverwanten mochten in Leuven ook een andere studierichting kiezen. Overleden in 1633. Bronnen: - Wekelijks nieuws uit Loven, mede beschrijvinge diër stad: Volume 7, 1776, bladzijde 375. - Myricae: essays on neo-latin litterature in memory of Jozef Ijsewijn, Dirk Sacré, Gilbert Tournoy, p. 383. - Analectes pour servir à l'histoire ecclésiastique de la Belgique, 1883. blz. 317.

55


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

J Jan Frans JACOBS Geboren te Londerzeel op 4 maart 1828. Zoon van Jan Baptist, landbouwer, en Maria Elisabeth De Boeck, huishoudster. Hij trouwde met Eugènie van der Borght. Hun zoon Henri werd architect. Op 26 juni 1845 werd hij benoemd tot niet gediplomeerde ondermeester van de gemeenteschool van Londerzeel. Het volgende jaar ging hij, nog steeds niet gediplomeerd, als hulponderwijzer aan de slag in Wolvertem. Op 30 maart 1849 behaalde hij te Lier zijn onderwijzersdiploma. Intussen was hij op 8 januari in Wolvertem al vast als hulponderwijzer in dienst genomen met een jaarwedde van 300 fr. Geholpen door aanbevelingsbrieven van de pastoors van Drogenbos en van Wolvertem en van kantonnaal inspecteur D. Wouters, werd hij op 23 april 1852 benoemd tot onderwijzer te St.Joost-ten-Node, waar hij moest onderwijzen in het Frans. Zijn jaarwedde bedroeg nu 1200 fr. plus 350 fr. voor de aankoop van papier en boeken en voor de onkosten van de verlichting. In 1855 kreeg hij van de gemeenteraad de opdracht om een “plan d'enseignement et d' organisation de l’ école communale” uit te werken. Op 13 oktober werden zijn voorstellen goedgekeurd. Drie jaar later, in oktober 1858 werd Jacobs algemeen directeur van de gemeentescholen van St.-Joost-ten-Node. Samen met de hele Brusselse flamingantengeneratie van zijn tijd was hij lid van het 'Willemsfonds', de 'Soirées populaires' te Sint- Joost en van een aantal verenigingen waarover we het hierna zullen hebben. In de jaren 1855-1856 publiceerde hij als redactielid in het Brusselse blad De Klauwaert een reeks artikelen over de ‘Geschiedenis der Nederduitsche Tael in België'. In zijn laatste bijdrage (23 maart 1856) sloot Jacobs zich aan bij de 'Brusselse' lijn Delecourt-Bauduin en opperde hij de mogelijkheid “met eenige opofferingen van weer zyden, het ten minsten zoo verre te brengen, dat de neerduitsche werken van Duinkerke tot over Dantzig kunnen gelezen worden, dat 16 millioenen nederduitschers in eigene tael hunne onderhandeling kunnen vernauwen. De Congressen moeten hiertoe de stoot geven. Zou door wederzijdse toegevingen een over het gehele gebied verstaanbaar 'Nederduits' tot stand komen, dan was er voor onze taal veel gewonnen en de Germaanse verbroedering zou er wel bij varen”. Bij de verkiezingen van februari 1857 waagden de in Brussel geïmmigreerde cultuurflaminganten zich voor de eerste keer aan de politiek door zich bij de radicale vleugel van het voor veranderingen gevoelige Franstalige liberale kamp aan te sluiten. Jacobs was al langer bevriend met de radicaal-liberale G. Tiberghien, professor aan de UFB, die gemeenteraadslid van Sint-Joost-ten-Node was. In 1858 ontstond hierdoor de politieke beweging “Vlamingen Vooruit”. Jacobs werkte mee als voordrachtgever en bij de redactie van het jaarboek. Toen de regering Rogier de Vlamingen in de kou liet staan ontstond in 1861 het “Vlaamsch Verbond” dat Vlamingen van alle politieke strekkingen groepeerde en dat uiteraard ook Jacobs tot zijn leden telde. Intussen had hij in april 1857, samen met o.m. Hippoliet Bauduin, al mee aan de wieg gestaan van het opvoedkundige tijdschrift De Toekomst dat vanaf september het orgaan werd van “de Onderwyzersbond”, de eerste beroepsvereniging van onderwijzers in België. De doelstelling werd als volgt omschreven: materiële verbetering voor de onderwijzer, bescherming van het beroep, indamming van hel Frans in Vlaanderen, hogere kwaliteit van het onderwijs. Tot 1860 zetelde Jacobs in het algemeen bestuur. Dat was niet alles.

56


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Samen met o.m. J. Blockhuys stichtte hij in 1858 de “Maetschappy voor Opvoeding en Onderwijs”, een Vlaams-Brabantse onderafdeling van de Onderwijzersbond. Hij propageerde – zoals vele andere in Lier afgestudeerde onderwijzers – de ‘zielleer’ van Beneke en de opvattingen van de Duitse pedagoog F. Fröbel. Met barones de Crombrugghe (1820-1875) stichtte hij te St.-Joost-ten-Node een kindertuin voor betalende kinderen en organiseerde hij er vanaf 1862 volksvoordrachten om de kennis onder de arbeidersklasse te verspreiden. In 1862 werd hij lid vande “Association internationale pour le progrès des sciences sociales”. Tijdens het jaarcongres van deze verening in Brussel, zetelde hij in de werkgroep die de rol van de vrouw in het onderwijs bestudeerde. Eind 1864 was hij stichtend lid van de radicaal-liberale Ligue de L’enseignement. Vanaf 1865 werd hij, zowel in de Vlaamse Beweging als in de onderwijzersbeweging wat minder militant. Mogelijk kon hij daardoor op professioneel gebied promotie maken. Op 25 maart 1866 werd hij aangesteld tot kantonnaal inspecteur voor het kanton St.-Joost-ten-Node. Het K.B. van 5 januari. 1875 benoemde hem tot provinciaal inspecteur van Brabant. Toen de provincie in twee “ressorten” werd ingedeeld werd hij op 29 augustus 1879 aangesteld als hoofdinspecteur van het ressort Brussel. Dat bleef hij tot 1891. Jacobs was bovendien lid van de Verbeteringsraad voor het lager onderwijs. Na de onderwijswet van 1 juli 1879 zetelde hij nog in de commissie die met de organisatie van de kindertuinen belast was. In 1891 vroeg Jan Frans Jacobs zelf om gepensioneerd te worden. Hij leed dan al aan een oogkwaal, die hem uiteindelijk tot blindheid zou veroordelen. Jan Frans Jacobs overleed te Brussel op 9 januari 1907 Gepubliceerde werken: - Jacobs publiceerde in de loop van 1855 en 1856 in de Klauwaert zijn bekende artikelen over de “geschiedenis van de Vlaemsche Tael in België”. - Met J. Blockhuys schreef hij in de jaren 1850 rekenboekjes voor de lagere school die op de “zielleer” van Beneke gebaseerd waren. - Hij publiceerde ook vier leesboekjes: Les Animaux, Les Végétaux, Les Minéraux en Phénomènes de la Nature, die vanuit dezelfde optiek geschreven waren en die heel verfrissend waren in vergelijking met de moraliserende boekjes van voor (en na) die tijd. Ze bestonden ook in het Nederlands. - In 1859 publiceerde hij (zowel in Brussel als in Parijs) “le Manuel pratique des jardins d'enfants de Frédéric Froebel", een boek dat als baanbrekend wordt beschouwd. In 1864 verscheen er al een tweede druk en dit handboek werd ook in het Engels en in het Duits vertaald. - In 1860 verscheen, in het Nederlands te Brussel en Amsterdam, het ”Praktisch handboek om kinderen van 2 tot 8 jaar al spelend, gemakkelijk en leerzaam bezig te houden volgens de ontwikkelingen van Frederik Fröbel”. - Jacobs werkte van 1862 tot 1864 mee aan het tijdschrift van Gatti de Gamond “Education de la femme”. - In 1900 verscheen te Namen zijn “Nouveau manuel des jardins d’enfants suivant la méthode de Frédéric Froebel”. Bronnen: - Bijdrage van F. Simon in het Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 9, blz 202-204 (en zijn daarin geciteerde bronnen). - Vlaamse en Nederduitse literatuur in de 19de eeuw, volume 1, Ludo Simons, Secretariaat van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1982, blz. 135. - De school- en letterbode of Bydragen ter bevordering van onderwys, volume 2, 1845, blz. 411. - De Vlaamse Beweging, M. de Vroede, 1960, bladzijde 158.

57


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Cypriaen Feye van JAERSMA – (Cypriaen Fayo van Jaerasma, Jaersema, Jarichsma, Jarixsma) Op 5 mei 1595 kreeg een zekere Cypriaen Feye van Jaersma uit Friesland van zijn grootvader Joos van Ursene het “hoff ten drie Torrens, gemeynelijck genoempt ’t hoff van Ursene of Asscherayen”. Dat hof bestond toen uit een “speelhuis, hoeve en andere aanhankelijkheden, met vijvers, gronden, beemden, weiden, bossen en de eraangehechte heerlijkheid”. Cypriaen Feye was de oudste zoon van Cypriaen (Sipcke) Aeltzes van Jaersma en Marie van Ursene, de enige (en mogelijk natuurlijke) dochter van Joos. Hij was geboren in 1573 of 1574 te Huizum, dat is een wijk van Leeuwarden in Friesland. Hoe Marie van Ursene in Friesland terecht gekomen was, is niet geweten maar echt ongebruikelijk was dat niet. In november 1565 waren, met de ondertekening van het “Verbond der Edelen” zowel de zuidelijke als de noordelijke Nederlanden – eerst nog voorzichtig maar al snel met een ongeziene driestheid - tegen de Spaanse gezagsdragers in opstand gekomen. Na de Beeldenstorm (1566) waren vele Zuid-Nederlanders in het Noorden terecht gekomen. Ofwel om belangrijke bestuurlijke of militaire posten in het zich snel reformerende noorden op te nemen, ofwel om er met het Spaanse leger tegen de opstandelingen te vechten (deze militairen werden dikwijls door hun gezin vergezeld, ofwel om als gereformeerden aan de inquisitie en terreur van de Spaanse landvoogd, de hertog van Alva te ontkomen. Marie van Ursene behoorde waarschijnlijk tot de eerste of de tweede groep. Ofwel was ze met haar vader Joos naar Friesland getrokken, ofwel maakte ze deel uit van het gezin van haar oom Engelbert van Ursene, waarvan geweten is dat hij bij gevechten in Friesland omgekomen is. Daar waar we Joos in 1587 nog of weer in Londerzeel tegenkomen, is het echtpaar van Jaersma-Van Ursel - ook nadat deze provincie zich in 1580 bij de opstand der Nederlandse provincies aangesloten had - in Friesland gebleven. In 1580 werd Sipcke Aeltzes armenvoogd in de gemeente Holwerd waar hij ook de opkomsten van Holwerd administreerde. Op 13 juli 1588 en opnieuw op 28 mei 1595 werd hij tot rekenmeester van Friesland benoemd. Maria van Ursene overleed te Holwerd op 12 november 1613. Haar man Sipcke Aeltzes van Jaersma stierf daar op 27 april 1628. Beide ouders leefden dus nog toen Joos van Ursene in 1595 besloot om Drietoren niet aan zijn dochter en schoonzoon maar direct aan zijn oudste kleinzoon over te laten. Op 4 december 1597 hebben ze hun rechten door een schenking onder levenden afgestaan. Cypriaen Feye van Jaersma heeft zijn schenking op 13 februari 1601 daadwerkelijk in bezit genomen. Zijn eerste daad was de herbenoeming van de meier van Ursene, Engelbert de Bie. Maar... Omdat hij in Friesland geboren was en omdat dat een provincie was die toen in opstand tegen Spanje was, heeft hij het goed van Ursene niet lang mogen houden. In 1607 werd het door de hoofdintendant en algemeen bestuurder van de aangeslagen goederen in de Spaanse Nederlanden op de lijst gezet om aangeslagen te worden. Op 13 mei 1608 kreeg hij van aartshertog Albrecht alsnog de toelating om het domein rechtsgeldig te verkopen. Dat gebeurde en op 7 augustus van datzelfde jaar 1608 werden jonkheer Jan Moulaert, luitenant van de garde van de handboogschutters, en zijn vrouw Maria del Rio voor het bedrag van 8700 Gulden (heel even) in theorie de nieuwe eigenaars. Volgens de zeldzame Londerzeelse archieven waarin over Cyprianus van Jaersma gesproken wordt, was hij niet getrouwd. Volgens de Nederlandse genealogen, die zich baseren op het trouwregister van het gerecht Leeuwarden, ging hij een eerste keer in Leeuwarden op 10 februari 1605 in ondertrouw met Saeck Gemmesdochter van Burmania. Deze Saeck was toen al weduwe en 60 jaar oud, dus 31 jaar ouder dan haar nieuwe man... Het moet een zeer rijke weduwe geweest zijn. Bovendien ging het wellicht over een huwelijk “per correspondentie”. De kans dat het ooit zou voltrokken worden was eerder klein omdat de echtgenoten door een

58


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

oorlog en door 307 kilometers niet altijd even goed berijdbare wegen van elkaar gescheiden waren. Bovendien is de bruid al op 17 juli 1607 te Huisum overleden. Desondanks is Cyprianus junior na zijn verbanning uit Londerzeel terug naar het noorden getrokken. Kort daarna trouwde hij in Alkmaar met Cornelia van Tjepma, de dochter van Jarich van Tjepma en Machteld van Tol. Ze was op 19 mei 1603 weduwe geworden van Wybrand van Aytta. Cyprianus werd opnieuw weduwnaar op 09 oktober 1623. Zelf stierf hij op 4 november 1636 in Leeuwarden, maar hij werd 6 dagen later volgens zijn uitdrukkelijke wens in Holwerd bij zijn ouders begraven. Hij had geen kinderen. In zijn testament is hij de armen en de kerk van Londerzeel niet vergeten. Wat ook opvalt in dat document is hoezeer hij wenste dat Londerzeel hem evenmin vergat... Daarom heeft hij zeer verdiend in plaatsje in deze inventaris gekregen. Link: Londerzeel: het domein en de heerlijkheid van Drietoren, 1100-2000

59


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

K Franciscus De KEERSMAECKER Geboren in Londerzeel op 27 januari 1637, zoon van Christophorus en Cathlijne van den Hove. Als student ingeschreven aan de katholieke universiteit van Leuven in 1655 en bij zijn studies financieel bijgestaan door het Collegie Patrimonium Christi dat in 1633 door zijn oom Franciscus Van den Hove was gesticht. Bron : Matricule de l'Université de Louvain: Fin février 1651-fin août 1683. 2 v., Université catholique de Louvain (1835-1969), 1969.

Pierre Josse de KEERSMAECKER – (Petrus Judocus). Geboren te Londerzeel op 6 december 1763. Zoon van Dominicus en Judoca Joos. Op 30 april 1801 te Londerzeel getrouwd met Anna Maria Puttemans. Vermeld als “landbouwer” bij zijn huwelijk en als “voormalig notarisklerk” in de zitting van de gemeenteraad van Steenhuffel van 8 juni 1816 (de eerste onder Hollands bewind) tijdens dewelke hij als “ voorlopig burgemeester van Steenhuffel” werd aangenomen. Op 2 juli 1816 werd hij door de onder-intendant in deze functie bevestigd en hij is tot 1822 burgemeester gebleven. Ofschoon hij dus nooit echt notaris geweest is, was hij – althans volgens het “Bulletin des Lois, volume 9 van 1820” wel als dusdanig door het Franse Regime erkend. Bron: Bulletin des lois: Volume 9, France, 1820.

Jan KESSELER – (Jean des Champs de Kesseler) Op 29 oktober 1633 erfden Magdalena Livyne Micault (1595-1672) en Nicolaes Micault in onverdeeldheid de heerlijkheid van Diepensteyn te Steenhuffel van hun op 20 juli 1632 kinderloos overleden broer Frederik Micault. Nicolaes was hoog-prevoost (proost) van het Kapittel van Sint Servaes in Maastricht. Magdalena Livyne was op 31 december 1626 in de Sint-Niklaaskerk te Brussel getrouwd met Jean des Champs gezegd de Kesseler. Zijn naam werd op vele manieren geschreven en zijn afkomst was zeer mysterieus. Hij was ridder en sinds 1610 (volgens alle Nederlandse chroniqueurs, maar eigenlijk pas sinds 1624 zoals we intussen weten) was hij officieel heer van Marquette. Marquette, ook wel Marque, Marck en Market genoemd, was een heerlijkheid (afhangende van Douai) in het graafschap Henegouwen, in de buurt van Rijsel en van Bouchain. Momenteel is het op de kaarten terug te vinden als Marquette-en-Ostrevant. Op 29 maart 1624 werd het door Jean de Kesseler gekocht. In de akte die daarvan op 7 juni 1624 opgemaakt werd, wordt gezegd dat hij een afstammeling van een edele, oorspronkelijk uit Oostenrijk afkomstige, familie was. Dat laatste klopt van geen kanten. Het levensverhaal van Jean des Champs gezegd de Kesseler, of Jehan Kesselaer voor onze Nederlandse vrienden, heb ik de ‘Geschiedenis van Diepensteyn ‘ uitvoerig aan de hand van talrijke gefragmenteerde bronnen gereconstrueerd. Een samenvatting volgt hierna. In 1576, tijdens de Spaanse Furie, waarbij vele Antwerpenaren werden afgeslacht, ging ook het huis op de grote Markt, waar kruidenier Lazarus Kesseler en lakenbereider Johan Bachgracht hun handel bedreven, in de vlammen op. Hun kinderen George Kesseler en Heylwige Asbach gezegd Bachgracht, die met elkaar omstreeks 1555 waren getrouwd, zijn daarna naar Keulen uitgeweken.

60


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

In 1584 werd George er in de Lakengilde opgenomen. Hij specialiseerde zich in de handel in verfstoffen en Engels textiel en creëerde een handelsimperium met factorijen verspreid over de hele westerse wereld. George senior en Heylwige hadden 3 kinderen, Madeleine, George Junior en Ursule. Ze waren allemaal voor hun vlucht naar Keulen in Antwerpen geboren. Over Madeleine kan ik verder niet veel vertellen, maar Ursule trouwde omstreeks 1580 met een zekere Jean Deschamps. In 1597 droeg George Kesseler zijn handelsimperium over aan George junior, zijn dan 20 jaar oude enige zoon. Die was weliswaar hoogbegaafd maar verkwanselde veel geld en zijn gezondheid aan een liederlijk leven (lees: hij was voor de mannen). Dat eindigde in 1609 met zijn voortijdige en vanzelfsprekend kinderloze dood. Maar vader Georg Kessler de oudere, weliswaar ook al oud en ziek, had de ramp zien aankomen, adopteerde de zoon van zijn dochter Ursula en had die in zijn testament als zijn universele erfgenaam aangewezen. Naast al zijn onroerende bezittingen erfde Hans Deschamps, die nu Hans Kesseler heette, ook 6.000 Ponden Vlaams in baar geld. Met zijn geërfde rijkdom en waardigheid kon hij met de rijke erfgename Anna van den Hoevel trouwen, waarna hij snel raadslid van de stad Keulen werd. Anna van den Hoevel was dochter en enige erfgename van Johan Ivo van den Hoevel, ridder, mecenas, burgemeester van Keulen, raadsman van de keizer en zeer rijk. Na zijn huwelijk (1610) is Hans Deschamps nog enkele jaren in Keulen gebleven. Vanuit Antwerpen arriveerden vele zendingen perpetuaan (een duurzame, driedradige wollen stof, die vooral in Engeland vervaardigd werd), met het schip Spes werden vanuit Cambrai ladingen textiel naar Duitsland verscheept, in Italië strekten zijn belangen zich tot in Napels uit… Maar, toen Hans Kessler in 1616 ook het immense vermogen van zijn schoonvader Johan Ivo van den Hoevel erfde, en hij zich onbetwistbaar de rijkste man van Keulen mocht noemen, schijnt hij zijn belangstelling voor zijn handelsimperium verloren te hebben en keerde hij naar Antwerpen, de heimat van zijn stiefvader Georg Kesseler, terug. Vermoedelijk was hij toen al weduwnaar geworden. Misschien is Anna van den Hoevel in 1615 gestorven bij de geboorte van haar enig kind, Edmonda Kesseler, die haar vader naar de Zuidelijke Nederlanden volgde. In 1635 trad ze als Theresia van Jesus in bij de Antwerpse Karmelietessen. Daarom dat al onze genealogen en historici haar vergeten zijn. Aan het hof van de aartshertogen Albrecht en Isabella te Brussel werd Hans alias Jan Kesseler een zeer belangrijk man. Van kamerhulpje (aide-de-chambre) werd hij de bewaarder van hun kroonjuwelen. Nog voor 1620 werkte hij zich verder op tot raadgever en commies van de Koninklijke Domeinen en Financiën, raadgever bij de hoogste admiraliteit en algemeen hoofdintendant-generaal van de Havens en Fortificaties van Vlaanderen en Artois. Als toponderhandelaar van aartshertogin Isabella was hij ook raadsman en afgezant van de koning van Spanje. Hij leidde de langdurige gesprekken die in 1627 resulteerden in het “akkoord van Roosendaal” waarbij tussen Spanje en de Republiek der Nederlanden tot een krijgsgevangenenruil werd overgegaan. Ook bij de nieuwe onderhandelingen in Roosendaal (1629) en bij de vredesconferenties van Tilburg (1630-1631) leidde Kesselaer (dat was zijn naam bij de Nederlanders) de Spaanse delegatie. Deze contacten hebben weliswaar niet tot de verhoopte definitieve wapenstilstand geleid, maar wat er toen allemaal voorgesteld en verworpen werd heeft zeer sterk bijgedragen tot de Vrede van Munster, waardoor in 1648 de soevereiniteit van de Verenigde Provinciën door Spanje werd erkend. Johan Kesselaer werd ook heer van Petegem nadat de voormalige heren (de Bloys van Treslong) onteigend waren omdat ze aan de kant van de reformatie en de opstand stonden. In 1638 kocht Kesselaer bovendien voor 261.000 Florijnen de eveneens in beslag genomen heerlijkheid van Haybes (bij Fumay in de Franse Ardennen). Hij overleed echter te Brussel op 11 september 1639 voordat hij het verhef had kunnen doen. De overdracht werd alsnog op 7

61


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

mei 1640 door zijn weduwe Madeleine Livine Micault geregeld, waarmee hij op 31 december 1626 in Brussel was hertrouwd. Mevrouw Micault is zoals we allemaal weten, na het overlijden van haar broer Frederik in 1626 de facto vrouwe van Diepensteyn geworden. De ontzettend belangrijke en invloedrijke Jan Kesseler heeft dus volkomen terecht een plaats in dit overzicht verdiend. De 2 dochters die hij met Madeleine Livijne Micault gekregen heeft zijn met hun respectieve echtgenoten niet uit de plaatselijke geschiedenis van Steenhuffel en Malderen weg te denken. Maar voor hun levensverhaal verwijs ik naar de ‘Geschiedenis van Diepensteyn’. Link: Steenhuffel: het domein en de heerlijkheid van Diepensteyn (1250-2010)

Adriaen KOMMERMANS Geboren te Malderen ca 1610. Hij noch zijn familie is in de parochieregisters van Malderen vermeld omdat ze Protestants waren en uitweken naar Lamsweerde in Nederland. Op 29 augustus 1654 ging hij in Hulst (Nederland) in ondertrouw met Digna Smet, de weduwe van Jan Goeman uit Lamsweerde. Bron: Gemeentearchief van Hulst – Gereformeerd ondertrouwboek Hulst 1646-1655.

62


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

L Joanna LAENEN - (Lanen, Anna Vanderlaen) Vermoedelijk omstreeks 1455 geboren in Gent. Dochter van Jan Laenen en Joanna Vlemincx. In 1477 trouwde ze met Gillis van Marselaer (zie aldaar) en ging ze op het Hof van Marselaer in Malderen wonen. Ze kreeg er 3 kinderen: Joanna van Marselaer (1480-1549) trouwde in 1494 (!) met Joos de Rijcke (zie aldaar), Margareta van Marselaer (1482-) werd non, Beatrijs van Marselaer (1483-) trouwde in 1502 met Hector van Glymes. Op 11 juli (de dag van haar jaargetijde) of 20 augustus 1486 verdronk ze tijdens een bootongeluk op de Schelde. De families van Marselaer en van Ursene waren naar een belangrijk huwelijksfeest in Antwerpen geweest. Het was in die tijd niet alleen lastig maar waarschijnlijk ook niet veilig om over land te reizen. Na de dood van Karel de Stoute (1477) en van zijn dochter Maria van Bourgondië (1482) was het erg onrustig. Vele Brabantse en Vlaamse steden, daarbij geholpen door de Franse koning, kwamen in opstand tegen de Bourgondiërs en daarna tegen Maximiliaan van Oostenrijk, de weduwnaar van Maria. In ieder geval besloot het gezelschap om via den Briel (Buggenhout-Baasrode) per boot over de Schelde te reizen. Na de feestelijkheden keerden ze langs dezelfde weg terug naar huis. Wat er toen te St. Bernards bij Bornem gebeurde werd door een getuige als volgt beschreven en op het einde van de 16de eeuw door Adriaen van Marselaer gekopieerd: “Jonkvrouw Joanna Laenen, de vrouw van Gillis van Marselaer, was naar een bruiloft in Antwerpen geweest. Ze was aan boord van een schipper uit Antwerpen ingescheept. Toen een schipper uit Mechelen van de andere kant kwam wilde deze niet uitwijken; het was immers oorlog. Zo zeilden ze elkaar naar de bodem. Vele mensen verdronken. Engelbert van Ursene wist al zwemmend de oever te bereiken. Ook jonkvrouw Joanna Laenen geraakte uit het schip. Ze had een rode fluwelen tabbaart aan met een wijde voering en bleef daardoor lang boven water drijven. Toen ze haar neef op de dijk zag staan riep ze: ‘och neef, ge gaat mij hier toch niet laten verdrinken!’. ‘Neenik, nicht,” antwoordde hij, “maar ge moet mij beloven om mij niet bij mijn benen of om de nek vast te grijpen.’ Dat beloofde zij en daarop sprong hij weer in het water. En terwijl hij dacht om haar bij haar tabbaart vast te grijpen sloeg zij haar armen om zijn hals en ze hield hem zo stevig vast dat ze samen verdronken. Dit gebeurde omstreeks de heiligdag van Sint-Bernard (20 augustus) van het jaar onzes heren 1486 in den oorloghe ten dienen tijd den kwaeden wereld.” Veel later, op 18 januari 1507 werden de goederen van Joanna Laenen tussen haar dochters Joanna en Beatrijs verdeeld. Daar waren gronden in Wetteren en Hofstade bij. De fluwelen tabbaart waarin ze verdronk was echter al eerder aan de kerk van Malderen geschonken om er mantels voor de beelden van Sint-Amandus en O.L.Vrouw evenals een kazuifel van te maken. Op het laatste kledingstuk waren de wapens van Marselaer en Laenen aangebracht. Bron: Rijksarchief Gent, Archieffonds van de familie Della Faille, notities van Adriaen van Marselaer (de licht gemoderniseerde tekst werd opgesteld op basis van de transcriptie van de heer Jozef Verheyden).

Jacques Edouard Henri de LALAING Jacques enz. de Lalaing was het derde kind van Maximilien Jean Ghislain de Lalaing en Julie Anna Marie Vibart die van 1866 tot 1881 de eigenaars van kasteel Diepensteyn te Steenhuffel waren. Hij was op 4 november 1858 geboren in Londen. Zijn moeder was een Engelse uit Brits-Indië en zijn vader bekleedde daar toen een belangrijke diplomatieke post. Na de dood van zijn ouders erfde Jacques Edouard Henri een deel van Diepensteyn; niet de hoofdgebouwen want die waren voor zijn oudste broer Charles Maximilien Jacques. Op 23 februari 1892 kreeg hij wel in onverdeeldheid de Diepensteynmolen toegewezen. Vermits we hem daarom ook een heel klein beetje als Steenhuffelenaar mogen beschouwen, volgt hier de rest van zijn levensverhaal. 63


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Geboren in Londen, met zijn ouders teruggekeerd naar België, ging hij daarna terug naar Engeland om er een streng gereformeerde opleiding te krijgen. Van 1872 tot 1874 diende hij in het Britse leger, onder meer op het schoolschip “Britannica”. Hij had echter vooral artistieke ambities. In 1875 keerde hij terug naar Brussel, leerde er schilderen in het atelier van Jean François Portaels; en beeldhouwen bij Thomas Vinçotte. In 1889-1890 organiseerde hij een expeditie naar het hart van Afrika. Hij liet zich daarbij gidsen door Frank “Zambezi” Watson die in 1891 bekendheid verwierf door de eerste foto’s van de Victoria watervallen te nemen. De expeditie van de Lalaing werd na 6 maanden wegens overvloedige regenval afgebroken. De wereld heeft er desondanks een foto van de graaf de Lalaing aan overgehouden. Hij werd door Watson genomen (zie hieronder). Terug in België legde hij zich, met groot succes, op zijn artistieke carrière toe. Hij werd benoemd als lid van de “Commission directrice des Musées royaux de Peinture et de Sculpture”. In 1912 werd hij er zelfs de ondervoorzitter en in 1914 de voorzitter van. Hij was lid van diverse, jury’s en exposeerde internationaal.

Jacques de Lalaing, de kunstenaar

Jacques de Lalaing, de ontdekkingsreiziger

Bijna had er ook een monumentaal beeldhouwwerk van Jacques de Lalaing in Londerzeel gestaan. Toen juffer Orianne (zie aldaar) het initiatief nam om op de Blauwenhoek een monument voor de gesneuvelden van de slag van Londerzeel op te richten nam ze architect Diongre bij de hand voor de algemene constructie en graaf de Lalaing voor het beeldhouwwerk. Bij zijn onverwachte dood op 10 oktober 1917 waren de plannen daarvoor al ver gevorderd. Uiteindelijk is er in 1919 een gemetst monument zonder sculptuur op die plaats gekomen. Werken: Alle werken van deze kunstenaar zijn te zien op de site http://www.jacquesdelalaing.be/

64


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Julie Anne Marie Vibart, Pasteltekening 1896.

Maximilien Jean Ghislain de Lalaing, olieverf 1888.

Christine du Tour van Bellinchave, olie,1906

Philippe Camille Harold de Lalaing, olieverfschilderij, 1876

Maximilien Eng. Simon de Lalaing, olieverf 1877

Berthe Baeyens-Puissant, pastel, 1904

Paard, sculptuur, brons

Alphonse Willems sculptuur, 1900

Kardinaal Mercier, sculptuur, 1910

65


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Pater Verbiest sculptuur, brons

La faunesse, sculptuur, ca 1905

Monument Léopold I Oostende, brons, 1900-1903

Bronnen: - Website Londerzeel Vroeger – Diepensteyn, het domein en de heerlijkheid te Steenhuffel (1250-200). - Website jacquesdelalaing.be

Jan de LEEU dictus vander Trappen In zijn Généalogie van de familie T’Serclaes vermeldt Historicus Goethals een Joannes Leo, dictus van der Trappen. De heer Goethals was een slimme mens maar hij leert ons niet waar Jan zijn tweede familienaam aan te danken had. Wèl, ik kan je verklappen dat hij de eigenaar van het Hof ten Trappen aan de Oude Brusselse Baan in Steenhuffel was. Jan heette eigenlijk de Leeu, de Leeuw of Sleeus. Hij was een lid van het eerste van de 7 aanzienlijke Brusselse geslachten die de stad op de 7 heuvels zouden hebben gesticht. De andere families heetten Serhuygs, Steenweghe, Coudenbergh, Sweerts, Serroelofs en Rodenbeke. Elk van die geslachten had zijn eigen rechtsbevoegdheid en bewaakte vanaf 1383 één de zeven poorten van de stad. Alle openbare ambten waren gereserveerd voor de personen die hun afstamming van minstens één van deze geslachten konden bewijzen. Handenarbeiders en bastaarden werden niet in het geslacht opgenomen, maar hun wettige kinderen dan weer wel. De familie de Leeuw (Sleeus) is uit de heren van Koekelberg voortgekomen. De afstamming van Jan de Leeu van der Trappen is bijgevolg bekend en gaat terug tot ridder Wouter, heer van Koekelberg, die leefde tussen ca 1160 en 1220. Jan de Leeu gezegd vander Trappen, geboren omstreeks 1290, was de zoon van Michiel en Helwige Zuetrix. Hij was de eerste die de overdraagbare bijnaam vander Trappen kreeg. Waarom weet ik dat hiermee naar de Trappenhoeve in Steenhuffel werd gerefereerd? Het zit zo. Jan had een dochter, Maria de Leeu gezegd van der Trappen. Ze was ca 1315 geboren en trouwde met Henric Craenhals. Of zoals de oude kronieken dat zeggen: “Joannes Leo, dictus van der Trappen, Maria, ejus filia, et Henricus Craenhals, ejus maritus”. Hun zoon, Henric Craenhals, geboren ca 1340 werd schepen van Brussel. Hij trouwde twee keer: een eerste keer met Elisabeth van der Roosen en later met Margareta Schotelvoets. Vanaf nu laat de genealogie van de familie T’Serclaes ons in de steek. Maar, op het einde van de 18de eeuw verwonderde de Steenhuffelse pastoor van den Eynde zich er over waarom de pachter van de Trappenhoeve ten eeuwigen dage het jaargetijde van een zekere Sweder Craenhals moest betalen. Ik heb maar één persoon gevonden die deze Craenhals zou kunnen zijn. Een Swederus Craenhals leefde inderdaad in het eerste kwart van de 15de eeuw; hij was

66


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

de zoon van ridder Henrick dictus Craenhals die in 1394 en 1404 schepen van de stad Brussel was. En – voeg ik daar nu aan toe – een kleinzoon van Marie de Leeu dictus van der Trappen. Bronnen: - Louis De Bondt, het Hof ten Trappen in Steenhuffel. - Felix-Victor Goethals, Généalogie de la famille T’Serclaes, extraite du dictionnaire généalogique et héraldique des familles nobles de la Belgique, Bruxelles, 1853, blz. 5. - Annales, Volume 6, Cercle archéologique d'Enghien, 1901, blz. 182.Gruuthuyse.

Carolus Franciscus LEYS Geboren op 20 december 1804 te Geel. Zoon van Jacobus Franciscus en Anna Catharina Caers. Priester gewijd op 2 augustus 1827. Was achtereenvolgens coadjutor te Mol en te Heist-op-den-Berg, daarna onderpastoor te Anderlecht. Hij was driemaal Primus in het concours der onderpastoors te Mechelen, namelijk in de jaren 1829, 1833 en 1837. Op 9 juli 1840 werd hij pastoor te Londerzeel, waar hij gestorven is op 3 april 1852. In maart 1852 had hij nog (samen met dokter Oomen) bij koninklijk besluit een gouden medaille ontvangen voor de toewijding waarmee hij de mensen van Londerzeel had gediend tijdens de vreselijke Rode-Loop-epidemie die in 1846 verschrikkelijk huis gehouden had. Bronnen: - Handschrift van E.H. Geboers, onderpastoor te Londerzeel. - Gheel vermaerd door den eerdienst der heilige Dimphna: geschied- en oudheidkundige beschrijving der kerken, gestichten en kapellen dier oude vrijheid, Pierre Dominique Kuyl, pagina 387. - Hedendaags archief van Londerzeel, 1826-1900, gedigitaliseerd door L. De Bondt en R. De Roeck.

Lambert LINDEMANS Geboren ca 1756. Notaris. Door het Frans bewind een verblijfplaats toegewezen in Steenhuffel waar hij van 1802 tot 1811 een praktijk heeft gehad. Hier als “bijzonder” opgenomen omdat er in Steenhuffel niet veel notarispraktijken zijn geweest. J. van der LINDEN Afkomstig uit Noord-Brabant. Tot 1823 was hij eerste assistent van de in 1821 (?) opgerichte Stads-armenschool te Brussel. Op 23 oktober 1823 werd hij verkozen en op 1 december trad hij in dienst als de eerste officieel aangestelde onderwijzer van de eerste gemeenteschool van Groot-Londerzeel, namelijk die van Malderen. Begonnen met 37 leerlingen was dit aantal één maand later, op 2 januari 1824, al opgelopen tot 137. Ter bekostiging van het onderwijs werd in Malderen een schoolfonds opgericht dat overal elders in Brabant en zelfs in de Nederlandse provincies als een “school”voorbeeld werd aanbevolen. J. Van der Linden is nog geen 3 jaar hoofdonderwijzer van Malderen gebleven. Op 9 april 1826 werd hij benoemd tot onderwijzer aan de Stadsschool van Brussel en 1 dag later aanvaardde het schepencollege zijn ontslag. Hij werd door zijn hulponderwijzer Jozef De Schrijver, die al in 1820 les aan de kinderen van Malderen gaf, opgevolgd Bron: Geschiedkundige Schets van Neêrlands Schoolwetgeving met Aanteekeningen, A. van den Ende, 1846, blz. 138. Link: Onderwijs en onderwijzers 1820-1920

Henricus LOLHUYS DE HOLAER – (Holar). Geboren omstreeks 1355. Vast aangestelde kapelaan in de parochiekerk van Steenhuffel (ca 1380) en in de Borcht te Antwerpen. Hij werd magister in de Schriftgeleerdheid en de Letterkunde, en vervolgens lid van de Romeinse curie. In die laatste hoedanigheid is hij op 18 juli 1422 in Rome overleden. Hij was de broer van Petrus Lolhuys de Holaer, priester, vicaris van de kanunniken van SintGoedele (1417).

67


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Joris Vertonghen vond in het Obituarium van de abdij Groenendael een nota van 11 augustus 1422 over een zekere Henri Lolluys, kapelaan van Steenhuffel en abreviator van de Apostolische brieven. Bronnen: - La Chambre apostolique et les "Libri annatarum de Martin V (1417-1431), François Baix, Institut Historique Belge de Rome, 1955, blz. 570 en 737. - Annales de Saint-Louis des Français, Volume 10, blz. 392. - Geschiedenis van Steenhuffel, J. Vertonghen e.a., blz. 365.

Gijzelbrecht de LUU In het ‘Steen op de Heuvel’ identificeerde ik een zekere ridder Gijzelbrecht van Rasseghem gezegd de Luu als de eigenaar en bewoner van het legendarische Hof den Berg in de Steenhuffelse Lakeman. Hij was geboren omstreeks 1325 en zoon van Gerard de Rassenghien, heer van Lens in Henegouwen. Zijn moeder was ofwel Aleydis van Gavere-Liedekerke, vrouwe van Liedekerke en Breda (+ 1343), ofwel een onbekende vrouw in welk laatste geval Gijzelbrecht een bastaard was. Omstreeks 1360 trouwde hij met Margriete van Marselaer, de dochter van Geeraert van Marselaer en een volle nicht van ridder Jan van Marselaer die tussen 1347 en 1397 op het hof van Marselaer in de Bontestraat te Steenhuffel woonde en ca 1395 in Malderen de Koevoetmolen heeft laten bouwen. Het echtpaar van Rasseghem, gezegd de Luu-Van Marselaer had volgens de erkende genealogen slechts 2 zonen: Jan, geboren ca 1360, en Gijzelbrecht junior, geboren ca 1384. Deze tussenpauze van 24 jaar is vreemd en niet te verklaren. Ware het niet dat ik intussen ontdekte (zie ‘Het Steen op de Heuvel’ en ‘de Hoven van Marselaer in Steenhuffel en Malderen’) dat er nog 5 andere zonen waren. In 1395 gaven de oude Gijzelbrecht de Luu, samen met zijn oudste zoon Jan (de enige die al kinderen had) en nog 5 andere niet bij naam genoemde ongehuwde maar volwassen zonen, gevolg aan de oproep van Jean de Dijon (de oudste zoon van Filips de Stoute, de latere Jan van Nevers alias Jan zonder Vrees) om in Hongarije ten strijde tegen de Turken te trekken. Zijn jongste zoon, Gijzelbrecht junior, was nog te jong en bleef thuis. Na aanvankelijke successen werd het Bourgondische leger op 25 september 1396 te Nicopolis (het huidige Nikopol in Bulgarije) door de Ottomaanse sultan Yildirim Bajezid I verslagen. Drie dagen later liet die de voornaamste gevangen genomen edelen, waarbij dus 6 mensen met de naam de Luu, in groepjes van 3 of 4 de keel oversnijden, onthoofden en de ledematen afhakken. Bayezid had daar een reden voor. De Bourgondiërs hadden eerder ook hun in Rahovo gevangen genomen Ottomanen meedogenloos afgeslacht. Hiermee zijn de 7 de Luu’s de eerste oorlogsslachtoffers uit Steenhuffel die we kennen. Weliswaar niet allemaal met hun volledige naam, anders hadden we die op zet oorlogsmonument aan de kerk kunnen zetten. Bronnen: - Het Steen op de Heuvel. - De Hoven van Marselaer in Steenhuffel en Malderen.

Executie van gevangenen als vergelding voor de afslachting van Ottomaanse gevangenen in Rahovo (schilder onbekend).

68


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

M Willem MAES Een zeer interessante mens, maar wellicht in onze contreien niet zeer geliefd, was Willem (Guillam) Maes. Dat kwam omdat hij eerste deurwaarder bij de Raad van Brabant was. Gedurende de Beroerde Tijden en de opstand van de Nederlanden tegen het Spaans gezag viel er bij de opstandelingen door een deurwaarder heel wat aan te slagen. Wellicht kwam het daardoor dat Willem Maes van 1582 tot 1596 in stukken en beetjes meer dan 29 bunders of dik 36 hectares hoeve, zaailand en bos in het zuiden van Steenhuffel (tussen Robbroek en Perrehof) verwierf t(lees: voor een prikje kocht). Toen zijn dochter Margriete in 1601 trouwde met jonker François de Raedt, heeft die dat allemaal als bruidsschat gekregen, om het in 1610 aan Clementia van Hoytema, de schoonmoeder van Peeter Micault, heer van Diepensteyn, te verkopen. Terug naar Willem Maes. Hij was geboren omstreeks 1550, zoon van Anthonys, was Antwerpenaar en eerste deurwaarder bij de Soevereine Raad van Brabant of bij de Staten-Generaal der Zuidelijke Nederlanden. Verder wordt hij genoemd als ‘aumonier’ (aalmoezenier) van de stad Antwerpen en als heer van Ranst en Millegem (gehucht van Ranst). Hij was getrouwd met Margareta van Nieuwenhuyse, dochter van ridder Dominicus van Nieuwenhuyse en Lucia Gevaerts. De genoemde Margriete Maes (1576-1645) was slechts één van zijn vier dochters. Willem Maes schijnt zowel belangen in de Zuidelijke als in de Noordelijke Nederlanden gehad te hebben. Hij stierf in Antwerpen in 1606. Bron en meer gegevens in: Louis De Bondt-Geschiedenis van Diepensteyn.

Carolus FIorentius Josephus van MALDEGHEM graaf van Steenhuffel. Geboren te Brussel op 10 juli 1733, gedoopt in de Sint Jacobskerk op de Koudenberg te Brussel. Oudste zoon van Joannes Dominicus, graaf van Maldeghem en van Steenhuffel, en van Anna Amor Florentia Carola Josepha gravin van Haudion, Wijnegem en Wakkene. In 1737 aanvaard als page van hare koninklijke hoogheid aartshertogin Maria Elisabeth Lucia, algemeen gouvernante der Zuidelijke Nederlanden. Kapitein van het voetvolk in het Regiment van Ligne vanaf 1743. Werkelijke kamerheer en kapitein van de Edele Lijfwacht van Zijne Majesteit der Nederlanden. Graaf van Maldeghem en Steenhuffel, baron van Leyschot. Getrouwd met Maria Philipp(in)a, barones de Stain, gewezen kanunikesse van Bergen (Henegouwen), overleden in Zwaben in mei 1758, dochter van Ferdinandus Henricus baron van Stain, heer van Nieder-Stadzingen, Riedthausen, Bergenweiler, Bilsingen, luitenant-generaal, veldmaarschalk ten dienste van hunne Keizerlijke Koninklijke Majesteiten, en van Anna Desideria uit de Markgraven van Watteville-de-Conflans, eveneens gewezen kanunikesse van het Kapittel van Bergen, en hofdame van hare Koninklijke Hoogheid aartshertogin Maria Elisabeth Lucia, vrouwe van de Koninklijke Stern-Kruis-Orde. Overleden te Brussel op 1 november 1783, 7 uur ’s morgens, en op 4 november begraven in een loden sarcofaag aan de evangeliekant voor het hoofdaltaar van de kerk van Steenhuffel. Bron: Wekelijks nieuws uit Loven, mede beschrijvinge diër stad, Volume 22, p. 326. Link: Steenhuffel: het domein en de heerlijkheid van Diepensteyn,1250-2010 (boek)

Eugène Ambroise van MALDEGHEM Eugenius Ambrosius van Maldeghem werd geboren op 19 januari 1627. Hij was het enige kind van Philippe van Maldeghem, heer van Leyschot, Oetzel, Avelgem, Rousselaere, en van 69


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Maria Sebastiana de Barea (of naar Spaanse gewoonte de Barea-y-Davila). Zijn moeder Maria Sebastiana resideerde aan het Hof te Brussel en was de kamerdame van Infante Isabella die overigens persoonlijk en met gans haar hofhouding op 27 april 1626 bij haar huwelijk aanwezig was. Dat huwelijk had dan ook plaats in de hofkapel, op de Coudenbergh. Het doopsel van Eugeen Ambroos vond plaats in de Sint-Bavo te Gent. Ook voor hem werd het meterschap door Infante Isabella opgenomen. Zijn dooppeter was de befaamde markies Ambrosius de Spinola, de opperbevelhebber van het Spaanse leger in de Nederlanden en bovendien de eerste minister van landvoogdes Isabella. De kleine van Maldeghem heeft zijn moeder en vader nooit gekend. Maria Sebastiana stierf 2 weken na zijn geboorte. Vader Philippe was uitzinnig van verdriet en trok zich terug uit de wereld. Op 4 oktober 1628 werd hij in Gent als Kapucijnermonnik “broeder Didacius” geprofest. Tot aan zijn dood op 21 juli 1681 zou hij niets meer van zich laten horen. Hij werd begraven in de Kapucijnerkerk te Brussel. Na zijn vormsel nam Eugène Ambroise de titels “heer van Leyschot, Oetzel (allebei in Oostwinkel en Zomergem), Avelgem en Rousselaere (Zeeuws-Vlaanderen)” van zijn vader over. Zoals zijn voorouders koos hij voor een militaire loopbaan. Al vanaf zijn jonge jaren diende hij in het Spaanse leger, met name in Catalonië en Estramadure. In de lente van 1645, net 18 jaar oud geworden, keerde hij terug naar de Zuidelijke Nederlanden. Hij werd door Koning Philips IV tot luitenant van de edele garde der handboogschutters benoemd en aan het Hof op de Brusselse Coudenbergh “gekazerneerd”. Op dezelfde Coudenberg, in de Sint-Jacobskerk werd hij op 1 februari 1648 in de militaire Sint-Jacobsorde (ofwel de ridderorde van St. Jacob di Santiago de Compostella) opgenomen. Dat was een zeer elitaire gebeurtenis en hij werd er door Don Jean de Velasco, graaf van Salazar, tot ridder geslagen. Hetzelfde jaar – in 1648 dus – werd de heerlijkheid van Leyschot door Philips IV tot baronie verheven omdat de nieuwe baron een hele campagne lang op eigen kosten in Spanje had gediend. Zijn titels waren dan: ridder van de militaire orde van Sint Jacobus, baron van Leyschot, heer van Oostwinkel, Oetzel en Avelgem (Rousselaere is weggevallen), kwartiermeester van de ruiterij en luitenant van de boogschutters van de Koninklijke Lijfwacht in de Nederlanden. Niet slecht voor een man van 21. Op 5 mei 1654 trouwde hij met Isabella Clara Eugenia de Kesseler, evenals hijzelf een petekind van Infante Isabella. Drie jaar later overleed de stiefvader van zijn vrouw, Claude Gabriël Mouchet de Battefort de Laubespin, baron van Dramelay en op 13 juni 1659 werden de goederen van haar eigen, in 1639 overleden vader Jehan Kesselaer (zie aldaar) tussen haar en haar enige zuster verdeeld. Isabella Clara Eugenia erfde, naast de helft van Haybes, de heerlijkheden Marquette-enOstrevant, Indevelde, Nederheym, Diepensteyn en Steenhuffel (Maria erfde het Hof ten Damme in Lippelo en de helft van Haybes). In 1654 had Isabella Clara Eugenia ook al het fortuin geërfd van een zekere ongehuwde katholieke juffrouw Hester van Grinsven uit ’s Hertogenbosch. Daar was wel de verplichting aan verbonden om met dat geld in het protestantse den Bosch een vijftal studiebeurzen en twee katholieke godshuizen te creëren en te onderhouden. Dat heeft wat problemen gegeven, maar hoe die werden opgelost is via de link onderaan deze tekst te vinden. Op 25 april 1685 kreeg Eugeen Ambroos van Maldeghem van de laatste Spaanse Habsburgse koning Karel II – uit erkentelijkheid voor bewezen diensten - de overerfbare titel van Graaf, een titel die hij aan één van zijn eigendommen mocht verbinden. Hij verbond hem aan Steenhuffel dat hierdoor een Graafschap werd en voortaan het Graafschap Steenhuffel-Maldeghem zou heten. Het dominium bezat het hoog-, midden- en laaggerecht van de gemeente en zijn aangelanden en, onder meer, het recht om langs de wegen aanplantingen te doen, deze door de burgemeester te laten visiteren, en het recht om er te jagen en te vissen. Het bezat ook de heerlijkheid

70


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

van Diepensteyn met zijn feodaal hof, een mooi cijnsboek, en een kasteel waar voor 65.000 Guldens verfraaiingswerken aan gedaan waren. Dat kasteel bevatte een castrale kapelanij (waarvan de begunstigde de verplichting had om 7 missen per 2 weken te lezen), een bascour met een extra woning, een mooie paardenstal en een koetshuis voor 5 karossen. Dat alles was door 3 vijvers en een tuin omgeven. Er was ook een watermolen en een groot tiende aan verbonden, alles goed voor een opbrengst van 746 gulden per jaar. Het dominium bezat ook, in onverdeeldheid met de kanunniken van Zellaer te Mechelen, Nederhem te Eppegem, enz., de grondheerlijkheid van Boechout en Zellaer. Alles samen was het goed voor een jaaropbrengst van 11.462 gulden, In 1690 nam Eugène Ambroise van Maldeghem ontslag uit het leger. Op 24 april van dat jaar werd hij in de lijst van Brabantse Edelen (en dus in de Staten van Brabant) opgenomen. Hij overleed op 15 oktober 1693 en werd begraven in het koor van de Steenhuffelse parochiekerk, aan de evangeliekant. Zijn lichaam was gekleed in het ridderhabijt van de SintJacobsorde. Zijn vrouw Isabella Clara Eugenia de Kesseler overleed veel later in Douai op 31 december 1715. Ze werd daar in de Sint-Niklaaskerk begraven. We moeten er niet aan twijfelen dat ze het laatste deel van haar leven in Noord-Frankrijk, Haybes of Marquette-en-Ostrevant (dat van Douai afhing) heeft doorgebracht. In Steenhuffel is niets overgebleven dat aan de eerste graaf van Maldeghem herinnert; zelfs zijn graf is verdwenen. Eugène Ambroise van Maldeghem en Isabella Clara Eugénia de Kesseler hadden 4 kinderen: - Leopold, graaf van Maldeghem, geboren omstreeks 1656, had een militaire carrière. - Joseph, graaf van Maldeghem, geboren omstreeks 1658, ging eveneens in het leger van de Oostenrijkse Habsburgers die de Spaanse Habsburgers als keizers van het westen waren opgevolgd. Zowel Leopold als Joseph, sneuvelden in 1686 bij het beleg van Buda in Hongarije. - Jean Dominique van Maldeghem, geboren op 3 november 1662, volgde zijn vader o.m. op als graaf van Steenhuffel-Maldeghem. - Marie-Thérèse van Maldeghem, geboren te Brussel op 6 juli 1664, werd op 25 mei 1687 non in de abdij van Ghislenghien in Henegouwen en werd er abdis op 5 november 1715. Link: Steenhuffel: het domein en de heerlijkheid van Diepensteyn (1250-2010)

Joannes Dominicus van MALDEGHEM graaf van Steenhuffel Omdat zijn oudere broers Leopold en Joseph sneuvelden bij het beleg van Buda in 1686 erfde Joannes Dominicus van Maldeghem, geboren op 3 november 1662, de titel van graaf van Diepensteyn en Steenhuffel van zijn vader Eugène Ambroise. Hij werd opgenomen in de Edele Staat van Brabant als graaf van Steenhuffel op 16 februari 1701 en verkozen tot afgevaardigde van de Edele Staat van Brabant op 18 juli 1707. Bevorderd tot Kapitein van de Hellebaardiers door een patent, uitgeschreven in Wenen op 1 oktober 1718. Kolonel van een regiment voetvolk, laatste kapitein en kastelein van Vilvoorde bij patent van 5 september 1719. Op 9 november 1743 werd hij te Wenen bevorderd tot Veldmaarschalk in het leger van Zijne Majesteit. Hij trouwde a) met de veel oudere Maria Theresia van Gent-Vilain en b) in 1715 met de veel jongere Anna Amour Florentia Carola Josepha gravin van Haudion, Wijnegem en Wakken (gestorven op 15 oktober 1749). Joannes Dominicus was naast graaf van Steenhuffel, baron van Leyschot, heer van Avelgem, Marquette etc. Van 1737 tot 1740 werd hij, eerst door keizer Karel VI en daarna door keizerin Maria Theresia, aangesteld als de hoofdonderhandelaar van de Oostenrijkse Nederlanden in de Conferentie van Antwerpen waarbij naar een nieuw handelsverdrag met de Zeemogendheden Engeland en Holland werd gezocht.

71


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Hij overleed te Brussel 14 december 1747 en werd 2 dagen later in de kerk van Steenhuffel begraven. Bron: Wekelijks nieuws uit Loven, mede beschrijvinge diër stad, Volume 22, p. 326. Link: Steenhuffel: het domein en de heerlijkheid van Diepensteyn,1250-2010 (boek)

Josephus Alexander Franciscus van MALDEGHEM – (François Joseph Alexandre). Vader van Henriette, gravin van Maldeghem. Overleden te Brussel op 17 oktober 1809. Begraven op het kerkhof van Steenhuffel op 20 oktober 1809 “achter den grooten autaer, regt over het cruys in een gemetst graf”. Link: Steenhuffel: het domein en de heerlijkheid van Diepensteyn,1250-2010 (boek)

Marie Henriette Octavie Ghislaine van MALDEGHEM Marie Henriette enz. was de dochter van Joseph Alexandre François de Maldeghem, graaf van Steenhuffel, en Marie Anne Ghislaine Alexandrine Louise Théodorine d’Argenteau. Ze werd geboren op 11 augustus 1787. In 1794 vluchtte ze met haar ouders voor de Franse Revolutionairen en kwam ze in Munster en daarna in het land van Morawetz in Bohemen (nu Tsjechië) terecht. Nadat haar moeder op 25 maart 1801 in Munster overleed, keerde zij met haar vader en haar zuster en broertje terug naar België. Graaf Joseph Alexandre François slaagde er in om zijn voormalige bezittingen te recupereren maar uiteraard zonder de oude feodale rechten. Hij stierf te Brussel, in een huis bij de Place Royale, op 17 oktober 1809. Zijn lijk werd volgens zijn laatste wilsbeschikking naar Steenhuffel gebracht en er op 20 oktober tegen de buitenmuur van het koor, achter het Hoogaltaar, in een gemetst graf begraven. Zijn grafzerk is nog altijd aan de buitenkant tegen de kerkmuur te vinden en heeft de volgende inscriptie: A la Mémoire de Messire François, Joseph, Alexandre Comte de Maldeghem - Décédé à Bruxelles le 17 Octobre 1809 - Henriette Comtesse de Lalaing sa fille. De hier genoemde Henriette comtesse de Lalaing was uiteraard zijn dochter Marie Henriette Octavie Ghislaine. Ze was op 11 mei 1807 getrouwd met graaf Charles Joseph Ghislain de Lalaing, graaf van Tildonk, heer van Arquennes, geboren in Gent op 28 oktober 1768. Charles Joseph enz. overleed in Brussel op 24 augustus 1816. Zijn weduwe, gravin de Lalaing, geboren van Maldeghem, is nooit hertrouwd. Kort na de dood van haar man werd ze hofdame in het paleis van Wilhelmina van Pruisen, de vrouw van koning Willem I der Nederlanden. Het beheer van de eigendommen in Zandbergen, Tildonk, Arquennes liet ze over aan haar rentmeester of secretaris. In 1820 kreeg ze de Maldeghem bezittingen in Steenhuffel (Diepensteyn), Eppegem en Blaasveld van haar broer Charles Leopold Louis (° Munster 15 april 1797) die definitief naar Duitsland emigreerde en er op 24 juni 1823 trouwde met Marie Anne Ludowica, gravin van Waldburg-Zeil-Wurzach. Henriette de Lalaing-van Maldegem heeft nooit in Steenhuffel gewoond. Daar was Diepensteyn toen al te vervallen voor. Zelfs de rentmeesters van Diepensteyn (Frans Hoorickx van 1827 tot 1854 en Charles Hahn vanaf 1855) waren echte Brusselaars. Wel heeft ze in 1821 aan de gemeente 200 Gulden (voor de verharding van de eerste 300 m. van de baan van Mechelen naar Merchtem) geschonken en heeft haar toen 15 jaar oude zoon Maximilien Jean Ghislain in 1826 de eerste steen van het nieuwe kerkschip van Steenhuffel gelegd.

72


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Toen koning Willem I in 1830 uit België verdreven werd verloor Marie Henriette Octavie Ghislaine van Maldeghem uiteraard haar werk als hofdame van de Nederlandse koningin. Ook haar schoonbroer Georges Philippe de Trazegnies, de man van haar zus Marie Louise Madeleine Joseph Ghislaine, lid van de eerste kamer van de Staten Generaal onder Nederlands bewind en ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, was geen vurig Belgicist. En wat nog erger was, zelfs in 1834, toen toch al een beetje duidelijk werd dat Willem I niet terug zou komen, waren ze Orangist gebleven. Op 5 april 1834 begon er rondom de Vrijheidsboom achter het stadhuis van Brussel een oproer van echte vaderlanders die de Orangisten mores wilden leren en – althans volgens een prent in café “A Rome” – onder meer de zussen van Maldeghem aan de galg wilden hangen. Een groep van 200 à 300 betogers was bereid om de daad bij het woord te voegen maar, dank zij het ingrijpen van burgemeester en soldaten, is het gelukkig bij het vernielen van een aantal Orangisten-huizen (waarbij dat van gravin de Lalaing-van Maldegem) gebleven. Marie Henriette Octavie Ghislaine van Maldeghem was niet alleen een Orangiste maar ook, wat men noemde, een femme savante. Van in haar prille jeugd was ze zeer geïnteresseerd in wetenschap en literatuur. Haar bibliotheek bestond uit 930 kostbare werken waarvan ze op het einde van haar leven een groot deel aan de Koninklijke Bibliotheek van België geschonken heeft. Uit de samenstelling blijkt een voorliefde voor wijsbegeerte, fysica, geschiedenis en vooral voor poëzie. Zelf heeft ze ook – vooral vertalingen – gepubliceerd. Hierna een (waarschijnlijk onvolledig) overzicht van haar oeuvre: 1. Manfred: toneelstuk van Lord Byron, vertaling door Madame la Comtesse de Lalaing, Bruxelles, imprimerie de J. Stiennon, 1833, 63 p. Heruitgegeven in 1852 2. Lamentations du Tasse: vertaling uit het Engels van het werk van Lord Byron door la Comtesse de Lalaing, née Comtesse de Maldeghem, Bruxelles, imprimerie M. Hayez, 1841, 18 p. 3. Narration populaire sur la mort de la princesse Guendalina Borghèse : vertaald uit het Italiaans van het werk van Antoine Bianchi door la Comtesse de Lalaing, née Comtesse de Maldeghem, Bruxelles, Imprimerie M. Hayez, 1841, 14 p. 4. Traductions diverses de Mme la Comtesse de Lalaing, née Comtesse de Maldeghem, Bruxelles, Imprimerie de M. Hayez, 1846, met daarin.  La rose musquée: vertaling uit het Engels van het werk van Galley Knight, 2 p.  Le son des cloches dans le lointain: vertaling van het gedicht “La tâche” van William Cowper, 2 p.  Mon village natal, au retour d'une longue absence: vertaling uit het Engels van het werk van chevalier N.T Carrington, 4 p.  Exécution militaire: vertaling uit het Engels van het werk van Francis Leveson-Gower, 2 p.  La mort d'Adam: vertaling van het Engels gedicht van Robert Montgomery, 4 p.  Vers trouvés sur un banc dans un bosquet, vertaling uit het Engels van het werk van Mr Richard Brinsley Sheridan, 4 p.  Fête séculaire de la naissance du Tasse, célébrée à Turin, le 11 mars 1844: vertaling uit het Italiaans van de inleiding van M. Pierre-Alexandre Paravia uit de brochure die bij deze gelegenheid werd gepubliceerd, 4 p.  Chant nocturne d'un berger nomade de l'Asie: vertaling uit het Italiaans van het gedicht van Giacomo Leopardi. 5. Silvio Pellico-dédicace du primato morale e civile degli Italiani, de Vinc. Giobert: vertaald uit het Italiaans door Mme la Comtesse De Lalaing, Bruxelles, imprimerie de Meline, Cans, zonder datum. 6. Maldeghem la Loyale, mémoires et archives publiés par Mme la comtesse de Lalaing, née comtesse de Maldeghem, de Marie-Henriette-Octavie-Ghislaine de Maldeghem, Comtesse de Lalaing, Bruxelles, imprimerie et librairie de Vve Wouters, 1849, 469 p. 7. Stances de messer Angelo Poliziano et poésies extraites de Dante, Pétrarque et Leopardi, traduites de l'italien par Mme la Comtesse de Lalaing née Comtesse de Maldeghem, Bruxelles: imprimerie de J. Stiennon, 1853, 169 p. 73


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Het enige oorspronkelijke werk, Maldeghem la Loyale, is veruit het meest interessante. Het is gebaseerd op de documenten uit het Maldeghem-archief en gaat voort op het werk dat al door Robert van Maldeghem, heer van Grimarez, omstreeks 1600 was begonnen. Het geeft een zeer gedetailleerd overzicht van de genealogie van de familie van Maldeghem, van hun verrichtingen en van hun bezittingen. Dat zeldzame boek is nu integraal in digitale versie online te vinden. Gravin Marie Henriette heeft haar man, Charles Joseph Ghislain de Lalaing, net geen 50 jaar overleefd. Ze stierf in Brussel op 12 augustus 1866. Ze had 4 kinderen: 1. Maximilien Jean Ghislain de Lalaing werd geboren op 24 april 1811. 2. Anne Octavie Ghislaine de Lalaing werd geboren in Brussel op 23 juli 1808 en is er op 12 oktober 1810 overleden. 3. Hélène Louise Marie Ghislaine de Lalaing werd geboren in Brussel op 8 september 1809 en is er overleden op 5 oktober 1810. 4. Camille Ange de Lalaing werd geboren te Brussel op 23 april 1815. Op 25 juli 1836 trouwde ze, in Brussel, met haar neef Auguste Charles, baron d’Overschie de Neeryssche. Ze overleed in Brussel op 19 september 1840. Er waren kinderen. Links: - Steenhuffel: het domein en de heerlijkheid van Diepensteyn (1250-2010) - http://books.google.be/Maldeghem-la-Loyale

Evrard III de la MARCK In 1465, het jaar dat haar vader Daneel 2 in Monthléry sneuvelde, trouwde Margareta van Boechout met Evrard III de la Marck. Als enig in leven gebleven wettig kind, erfde zij al zijn bezittingen, behalve het kasteel en de heerlijkheid van Diepensteyn te Steenhuffel. Volgens het testament dat Daneel 2 en zijn vrouw Margriet van Pouke in 1460 hadden opgemaakt, waren die voor de 7 natuurlijke kinderen van Daneel voorbehouden. Evrard III de la Marck heeft dus onze inventaris van bijzondere mensen uit groot-Londerzeel bijgevolg niets te zoeken, ware het niet dat hij zich van dat testament niets heeft aangetrokken. Hij is dus wel degelijk de eigenaar en heer van Diepensteyn geweest. Op 19 maart 1466 heeft hij het samen met de rest van de erfenis van zijn vrouw in bezit genomen door er de successierechten van te betalen en de eed van trouw aan zijn leenheer, de hertog van Brabant, af te leggen. Evrard III de la Marck was de zoon van Jean de La Marck d'Arenberg, heer van Sedan, Arenberg en Lummen, en van Anne de Virnembourg. Na de dood van zijn vader had hij Arenberg en Hesbaye geërfd. Zijn broer Robert ‘met den baerde’ alias ‘Robert de Duivel’, erfde Sedan en werd ook hertog van Bouillon; een andere broer Guillaume of ‘het everzwijn van de Ardennen’ (1446-1485) erfde Lummen, Peer en nog wat andere heerlijkheden. Hun klinkende bijnamen hebben Guillaume en Robert aan hun bijzondere bijdrage aan de Vaderlandse Geschiedenis, vooral aan die van het Prinsbisdom Luik, te danken. Evrard III heeft het heel zijn leven zonder een dergelijke eretitel moeten stellen, maar dat hij ook geen katje was om zonder handschoenen aan te pakken, zou uit het volgende stukje sterk vereenvoudigde Vaderlandse Geschiedenis moeten blijken. - In 1466 besloot Philips de Goede, al hertog van Brabant, Bourgondië, Limburg en Luxemburg, graaf van Vlaanderen, Artesië, Henegouwen, Holland, Zeeland en Namen, en al heer van Mechelen, om ook het prinsbisdom Luik aan zijn veroveringen toe te voegen. Zijn zoon Karel de Stoute maakte tussen 25 en 30 augustus Dinant met de grond gelijk, veroverde Luik en liet de tegensputterende Luikse burgers bij trossen in de Maas gooien. Evrard de la Marck, die door zijn huwelijk met Margareta van Boechout sinds 1465 ook burggraaf van Brussel en bijgevolg kapitein in het leger van Karel de Stoute was, was daar – evenals bij een groot aantal andere wapenfeiten van Karel de Stoute – met 85 soldaten bij aanwezig. In 1468 belegerde Karel de Stoute Luik opnieuw. Deze keer dwong hij de 74


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

-

-

-

-

-

Franse koning, Louis XI, die hij 3 jaar eerder in Monthléry verslagen had, om aan de strijd deel te nemen. 600 Franchimontezen hebben hun dappere weerstand niet kunnen navertellen. Na zijn overwinning trok Karel de Stoute de vurige stede binnen, waarbij opnieuw veel bewoners in de Maas belandden. Begin 1476 bevond Evrard de la Marck zich in garnizoen aan de grens van het Bisdom Keulen, toen hij van de dood van zijn vrouw Margareta van Boechout, op de hoogte werd gebracht. Na de dood van Karel de Stoute op 5 januari 1477 in Nancy, ging diens grote rijk over naar zijn enige dochter Maria van Bourgondië. Die was jong, mooi, rijk en ongetrouwd en er waren dus vele huwelijkskandidaten. Charles, de zoon en troonopvolger van de Franse koning, werd smadelijk afgewezen en zijn vader probeerde dan maar om het rijk van Maria met de wapens te veroveren. Een aantal Brabantse en Vlaamse steden en gemeenten waren daar niet tegen en pas door hen verregaande keuren en vrijheden te verlenen wist Maria van Bourgondië op 11 februari 1477 de financiële en militaire steun van de StatenGeneraal te krijgen (Groot Privilege). Maar zelfs dan was alle verzet nog niet gebroken. In het voorjaar van 1477 begon het in Gent opnieuw te spannen. Daar werden o.a. de voormalige raadgevers van Karel de Stoute, Hugonet en Humbercourt door de opstandige bevolking op 28 maart voor een volkstribunaal gebracht. Ofschoon Evrard de la Marck intussen de gouverneur van hertogin Maria voor Luxemburg geworden was, was hij één van de rechters die Hugonet en Humbercourt wegens hoogverraad veroordeeld hebben tot de dood op het schavot. Troebelen en opstanden waren er overigens niet alleen in Gent maar in het hele land. Het is in deze context dat - mogelijk op 26 april 1477 - in Steenhuffel het Hof van Marselaer (een leengoed van hertogin Maria van Bourgondië) in brand gestoken werd en voor altijd met de grond gelijk gemaakt... Toen Maria van Bourgondië de toestand niet langer aankon, is ze op 19 augustus 1477 met de Habsburger Maximiliaan I, keizer van Oostenrijk en keizer van het Duits-Roomse rijk, in het huwelijk getreden. Bij haar dood, op 27 maart 1482 (als gevolg van een ongelukkige val van haar paard) werd haar weduwnaar nog altijd als een vreemdeling beschouwd. Lodewijk XI van Frankrijk zag zijn kans terug schoon. Tussen de koning van Frankrijk en de keizer van het Duits-Roomse Rijk volgde daarna een jarenlange oorlog, waarbij de meeste Vlaamse steden inderdaad de kant van Frankrijk kozen... Evrard de la Marck had eveneens opnieuw voor Vlaanderen en Frankrijk geopteerd, maar was intussen samen met zijn broers al een hele poos in Luik en omstreken actief. Ook het in 1468 veroverde prinsbisdom Luik was in 1477 tegen Maria van Bourgondië in opstand gekomen. Zoals Evrard de la Marck in Gent de zijde van de rebellen gekozen had, was zijn broer Guillaume aanvankelijk ook in het kamp van de aartsbisschop te vinden. Daarna is hij echter voor eigen rekening gaan werken. Met een leger, mee aangevoerd door zijn broer Evrard de la Marck, burggraaf van Brussel, geheel getooid in het rood met de kop van een everzwijn op de mouw geborduurd, trok Guillaume naar Luik waar hij op 30 augustus 1482 eigenhandig de prins-bisschop vermoordde, zich brandstichtend en plunderend van het hele gebied meester maakte, en zichzelf aanstelde als voogd van Luik. Daarop brak een bloedige oorlog uit tussen groothertog-keizer Maximiliaan en Guillaume de la Marck. Tijdens één van deze vele gevechten slaagde Evrard de la Marck er in om de inwoners van Maastricht te verslaan. 500 Maastrichtenaars lieten daarbij het leven maar Evrard liet na om de stad binnen te trekken waardoor hij de scheepvaart op de benedenMaas had kunnen controleren. Dat werd hem door zijn broer Guillaume overigens serieus kwalijk genomen. Uiteindelijk werd Guillaume in 1485 bij in Sint-Truiden in een hinderlaag gelokt en op 18 juni werd hij in Maastricht onthoofd. Na de dood van Guillaume, het everzwijn van de Ardennen, zetten zijn broers Robert de Duivel en Evrard de oorlog tegen de door Rome en keizer Maximiliaan I aangestelde

75


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

prins-bisschop verder. Zeven jaar lang heerste er een verwoestende burgeroorlog en anarchie in het land van Luik. Evrard de la Marck d’Arenberg bezette Luik tot 3 maal toe. Hij verzoende zich pas met de prins-bisschop nadat hij in juli 1492 publiekelijk om vergiffenis had gevraagd. Met al die bezigheden in Luik en elders was Evrard de la Marck gelukkig niet veel op Diepensteyn. In het voorjaar van 1476 erfden zijn minderjarige zonen Evrard, Robert, Jan, Guillaume en Daniël de bezittingen van hun overleden moeder. Weduwnaar Evrard senior hield uiteraard het vruchtgebruik. In financiële problemen gekomen, heeft die op 31 maart 1481 Diepensteyn aan een zekere Jean de Cotereau verkocht. Twee jaar later, in 1483, zouden zijn vele andere eigendommen door de Raad van Brabant (tijdelijk) aangeslagen worden omdat hij de kant van Vlaanderen gekozen had. Evrard III de la Marck overleed in 1496. Link: Steenhuffel: het domein en de heerlijkheid van Diepensteyn,1250-2010 (boek)

Léon Emmanuel MAROTTEN – (Leo, Maroten, Marette) Geboren ca 1706 in Dendermonde. Zoon van Philippus Marcus (meier van Opwijk en hoofdschepen van het Land van Dendermonde) en Anna Theresia Van Linthaut (uit Opwijk). Chirurgijn, woonde in Steenhuffel op 9 mei 1737. Getrouwd in Merchtem op 22-9-1740 met Marie De Greve. Overleden in Merchtem op 8-2-1750. Bron: Annales, Volume 19, Académie royale d'archéologie de Belgique, Catalogue des chirurgiens, blz. 458.

Adriaen van MARSELAER Geboren op 20 september 1500. Broer van Antoon en Willem van Marselaer (zie aldaar). Zoon van Gillis van Marselaer (1435-1518), heer van Opdorp en Marselaer te Malderen, en diens 2de vrouw Zegerine van Groesdonck (de weduwe van ridder Adriaen Happaert van Antwerpen). Vader Gillis en grootvader Jan van Marselaer (+ 1477) hadden een zekere Adriaen Boyens uit Utrecht financieel geholpen toen die aan de Universiteit van Leuven studeerde. Deze Adriaen Boyens is altijd een goede vriend van de van Marselaers gebleven en heeft het bovendien zeer ver geschopt. In 1497 werd hij kanselier van de universiteit. In 1501 werd hij peter van de hier besproken Adriaen. Van omstreeks 1508 tot 1515 werd hij leraar en opvoeder van de in 1500 in Gent geboren latere keizer Karel V. In 1516 werd hij overgeplaatst naar Spanje waar hij bisschop van Tortosa (1516), kardinaal (1517) en inquisiteur van Castilië werd. Zodra de drie zonen van zijn vroegere beschermheer Gillis van Marselaer volwassen werden heeft hij hen bij zich ontboden en onder zijn hoede genomen. Daarbij dus ook de jongste, zijn petekind Adriaen, die in 1517 in Leuven zijn studies begonnen was. Toen Adriaen Boyens op 8 januari 1522 tot paus Adrianus VI verkozen werd heeft hij hen mee naar Rome genomen. De jongste, Adriaen, benoemde hij tot zijn hoofdkamerheer. Paus Adrianus VI overleed op 14 september 1523, naar men zegt in de armen van Adriaen van Marselaer. Die keerde met zijn broers terug naar Brabant. Hij vestigde zich in Antwerpen, trouwde eerst met Maria van Nispen en nadat hij in 1539 weduwnaar geworden was op 29 april 1540 met Catharina Schoyte (de dochter van de Antwerpse burgemeester). Adriaen werd (even) schepen in 1549 en weesmeester. Ook zijn kinderen (7 uit het eerste bed en 4 uit het tweede) zouden er carrière maken. Adriaen overleed te Antwerpen op 19 november 1550 en werd de volgende dag in de O.L.V. kathedraal begraven. Tot de brand van ca 1590 bevond er zich in het schip van de kerk van Malderen een glasraam waarop de broers Adriaen, Antoon en Willem van Marselaer met paus Adrianus VI stonden afgebeeld.

76


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Bronnen: - Les Marselaer à travers cinq siècles, Baudouin Walckiers, 2009. - Glasramen tijdens de Beeldenstormen, Jozef Verheyden

Antoon van MARSELAER Geboren op 16 januari 1497. Broer van Willem en Adriaen van Marselaer (zie ook aldaar). Zoon van Gillis van Marselaer (1435-1518), heer van Opdorp en Marselaer te Malderen, en diens 2de vrouw Zegerine van Groesdonck (de weduwe van ridder Adriaen Happaert van Antwerpen). Vader Gillis en grootvader Jan van Marselaer (+1477) hadden een zekere Adriaen Boyens uit Utrecht financieel geholpen toen die aan de Universiteit van Leuven studeerde. Deze Adriaen Boyens is altijd een goede vriend van de van Marselaers gebleven en heeft het bovendien zeer ver geschopt. In 1497 werd hij kanselier van de universiteit. In 1501 werd hij peter van Adriaen (Antoons jongste broer). Van omstreeks 1508 tot 1515 was hij leraar en opvoeder van de in 1500 in Gent geboren latere keizer Karel V. In 1516 werd hij overgeplaatst naar Spanje waar hij bisschop van Tortosa (1516), kardinaal (1517) en inquisiteur van Castilië werd. Zodra de drie zonen van zijn vroegere beschermheer Gillis van Marselaer volwassen werden heeft hij hen bij zich ontboden en onder zijn hoede genomen. Toen Adriaen Boyens op 8 januari 1522 tot paus Adrianus V verkozen werd heeft hij hen mee naar Rome genomen. Antoon benoemde hij tot hoofd van zijn persoonlijke lijfwacht. Nadat paus Adrianus VI op 14 september 1523 overleed keerde Antoon van Marselaer met zijn broers terug naar Brabant. Hij was in Rome echter aan de drank geraakt en hij is er nooit meer afgebleven. Hij trouwde een eerste keer op 24 juni 1531 met Anna van Halen en een tweede keer met Catharina van den Eertbruggen. Met zijn eerste vrouw had hij 3 kinderen. Hij is in 1554 of later overleden en zou in de Hoogkerk van Dendermonde begraven zijn. Tot de brand van ca 1590 bevond er zich in het schip van de kerk van Malderen een glasraam waarop de broers Antoon, Willem en Adriaen van Marselaer met paus Adrianus VI stonden afgebeeld. Bronnen: - Les Marselaer à travers cinq siècles, Baudouin Walckiers, 2009. - Glasramen tijdens de Beeldenstormen, Jozef Verheyden

Gijzelbrecht van MARSELAER Gijzelbrecht van Marselaer behoorde tot de lagere Brabantse landadel en was afkomstig van Malderen. Hij was geboren ca 1426 en was een zoon van Jan en van Joanna ’s Jonghen. Zijn vader Jan bedacht in zijn testament Adriaan Floriszoon van Utrecht, die later als paus Adriaan VI verscheidene neven van Gijzelbrecht begunstigde (zie bij Willem, Antoon en Adriaen van Marselaer). Gijzelbrecht studeerde in 1444 en 1445 aan de universiteit te Leuven en werd daarna monnik in de abdij van Affligem. Daar was hij in 1460-1467 ontvanger van de cijnzen van het (Affligems) scriptorium en de pitancerie in Brabant en Vlaanderen. In 1479 werd hij prior van Neerwaver waar hij in 1484 de mariale legende door de Broeders van het Gemene Leven te Brussel liet publiceren. In 1493 werd hij eenparig tot abt van Affligem verkozen. In die functie zou hij Goswin Herdinck (+ 1493) opvolgen, maar hij weigerde uit bescheidenheid. Hij overleed op 13 november 1508. Hij kreeg een glasraam met de familiewapens in de kapel van de priorij. Bronnen: - Archief- en bibliotheekwezen in België: Volume 66 - Association des archivistes et bibliothécaires, 1995, blz. 15. - Les Marselaer à travers cinq siècles, Baudouin Walckiers, 2009, blz. 68.

77


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Gillis van MARSELAER – (Gielis) Er zijn meerdere personen met deze naam. De Gillis die hier bedoeld wordt was de zoon van Jan van Marselaer en Joanna sJongen (De Jonghe). Hij werd geboren omstreeks 1435, het is niet geweten waar. In 1472 erfde hij Hof ten Damme te Lippelo en de Koevoetmolen in Malderen, waarschijnlijk van zijn in 1468 overleden oom Adriaen. In 1471 of vroeger nam hij als schildknaap dienst in het leger van hertog Karel de Stoute van Bourgondië (en Brabant) waarmee hij aan diens mislukte campagne om Lotharingen te veroveren heeft deelgenomen. Of hij – zoals sommigen beweren - ook aanwezig was te Nancy, waar Karel de Stoute op 5 januari 1577 sneuvelde, is echter twijfelachtig. In 1475 erfde hij de heerlijkheid van Opdorp van Adriaen van Marselaer en diens vrouw Machtild van Assche. Volgens de meeste genealogen was die Adriaen een verre neef, maar er bestaan argumenten om hem als zijn oom te identificeren. Door de ogenschijnlijk gelijktijdige dood van zijn ouders Jan en Joanna sJongen (beide op 26 april 1477) en van zijn broer Adriaen (op 6 mei 1477) werd hij ook de nieuwe heer van Marselaer. Het is verleidelijk om deze drie overlijdens met de definitieve verwoesting van het Hof van Marselaer in de Bontestraat te Steenhuffel (eveneens in 1477) in verband te brengen. Na de dood van Karel de Stoute was er immers een machtsvacuüm ontstaan en was het in heel Brabant en Vlaanderen erg onrustig geworden. Nog in 1477 is Gillis van Marselaer een eerste keer getrouwd met Joanna Laenen (zie aldaar), een dochter van Jan en Joanna Vlemincx uit Gent. Er kwamen drie kinderen: - Joanna van Marselaer (1480-1549) trouwde in 1494 (!) met Joos de Rijcke (zie aldaar), - Margareta van Marselaer (1482-) werd non, - Beatrijs van Marselaer (1483-) trouwde in 1502 met Hector van Glymes. In 1482 volgde hij zijn broer Hendrik (die toen in het klooster trad) op als ontvanger van de abdij van Werden in Zele. Dat was niet zonder problemen zoals later zou blijken uit het proces dat de abdij (wegens verdacht lage inkomsten) in 1501 tegen hem heeft aangespannen en dat pas in 1508 in zijn nadeel werd beslecht. In 1483 werd Gillis van Marselaer ook drossaard van Buggenhout. In die hoedanigheid ging hij vanaf 1493 dikwijls jagen in Buggenhout-bos met Jan de Rijcke die toen oppervalkenier geworden was. Deze Jan de Rijcke werd in 1504 tijdens zo’n jachtpartij door een everzwijn gedood. Op 11 juli of 20 augustus 1486 verdronk Joanna Laenen, de vrouw van Gillis, bij een scheepsongeval op de Schelde. Op 22 september 1489 werd Gillis met een nieuwe zware tegenslag geconfronteerd. Die dag (en zeker niet in 1480 zoals algemeen aangenomen werd) hebben ruiters uit Mechelen, na een ordinaire ruzie met de plaatselijke bewoners, zijn hoeve, zijn hof te Winterpoel en zijn Koevoetmolen te Malderen in brand gestoken. Toen dat gebeurde bevond Gillis zich met zijn kinderen in Antwerpen waar hij net hertrouwd was of op het punt stond om te hertrouwen. Hetzelfde jaar heeft hij aan de Raad van Brabant een schadevergoeding gevraagd en hij heeft die ook gekregen. Zijn argumentatie was dat hij ooit onder Karel de Stoute had gediend en dat hij diens dochter Maria van Bourgondië en haar man Maximiliaen van Oostenrijk altijd trouw gebleven was. Dat laatste lag niet voor de hand want vele Brabantse en Vlaamse steden waren na de dood van Karel de Stoute in opstand gekomen. Daarbij in 1488 ook Brussel waar Gillis als buitenpoorter ingeschreven stond (Malderen was immers in het kwartier van Brussel ingedeeld). In het najaar van 1589 of in de lente van 1590 hertrouwde Gillis te Antwerpen met Zegerine van Groesdonck geheten Zeghers, de dochter van Jan (rentmeester van Antwerpen) en van Margriete Peterclaes. Zegerine was eerder op 5 oktober 1484 getrouwd met ridder Adriaan Happaert en op 2 april 1489 weduwe geworden. Ze had al 1 zoon, Jan Happaert die in 1553

78


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

burgemeester van Antwerpen zou worden. Gillis en Zegerine kregen zelf nog 6 kinderen: - Jan van Marselaer (13/9/1492-14/5/1522) trouwde op 9/12/1514 met Digna de Mol. - Willem van Marselaer (12/3/1493-1544) (zie aldaar) trouwde met Elisabeth Joos. - Joos van Marselaer (4/5/1495-gestorven voor 1525). - Antoon van Marselaer (16/1/1496-na 1554) trouwde op 24/6/1531 met Anna van Halen en hertrouwde na haar overlijden met Catharina vander Eertbruggen. - Adriaen van Marselaer (20/9/1500-19/11/1550) trouwde met a) Maria van Nispen en b) Catharina Schoyte. - Anna van Marselaer (10/9/1501- ) trouwde met a) Raphael Uutenhove, b) Roger Bruyneel en c) Lieven vanden Bossche. Willem, Antoon en Adriaen werden in 1522 door Adriaen Boyens, nadat die op 8 januari van dat jaar tot paus Adrianus VI verkozen was, naar Rome meegenomen. Grootvader Jan van Marselaer had zijn studies in Leuven bekostigd. Zegerine van Groesdonck stierf op 18 oktober 1512. Gillis van Marselaer overleed op 5 september 1518. Bronnen: - Bauduin Walckiers, les Marselaer à travers cinq siècles, 2009. - Site Londerzeel Vroeger, bedenkingen bij de Geschiedenis van Steenhuffel, deel 1.

Jan van MARSELAER Geboren omstreeks 1340. Hij was de zoon van Hendrik van Marselaer en Beatrijs van de Voorde. Als knaap maakte hij het mee hoe het fraaie ouderlijke huis in de Bontestraat te Steenhuffel in 1356 tijdens de kortstondige verovering van Brabant door Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen, door de Vlaamse troepen in brand gestoken werd. Daarbij is mogelijk zijn grootvader Jan omgekomen. Waarschijnlijk is hij daarna met zijn ouders op één van hun eigendommen in Malderen gaan wonen. De Marselaers hadden daar een molen, een brouwerij en waarschijnlijk ook al een hoeve. Jan van Marselaer trouwde omstreeks 1363 met Katelijne van der Meeren, de dochter van ridder Jan V en diens eerste vrouw Cathelyne van Bueren. Ze kregen 3 kinderen: - Gillis van Marselaer, geboren ca 1365, trouwde a) ca 1393 met Lysbeth de Luu (dochter van Jan) en b) ca 1397 met Margriete de Luu (dochter van Gijselbrecht van het Hof den Bergh in de Steenhuffelse Lakeman). - Maria van Marselaer, geboren ca 1367, bleef ongehuwd. - Alyse van Marselaer, geboren ca 1368, trouwde met Gillis van de Moirtere (mogelijk van het Hof te Moortere in de Moorhoek te Londerzeel). Vermoedelijk stierf Katelijne van der Meeren in haar derde kinderbed. Omstreeks 1370 hertrouwde Jan met Cathelyne van Couderborgh, een dochter van ridder Symon, heer van Oplinter, en van Eva van Crainhem. De wittebroodsweken waren kort. Omdat Jan een ridder was en (althans voor zijn eigendommen in Malderen) bovendien een leenman van de hertog van Brabant, was hij in 1371 verplicht om aan de slag van Baesweiler deel te nemen. Deze slag is berucht gebleven omdat de Brabanders er een smadelijke nederlaag leden en hertog Wenceslaus met de fine-fleur der Brabantse ridders, waarbij ook Jan, krijgsgevangen werd genomen. Heel Brabant heeft toen een groot geldbedrag bijeen moeten brengen om hertogin Johanna in staat te stellen om haar man weer vrij te kopen. Nadat ook hij in 1373 weer vrijgelaten was, kregen Jan van Marselaer en zijn tweede vrouw nog 2 kinderen: - Amelberga van Marselaer, geboren ca 1374, trouwde met Andries van Halen, een bastaardzoon van Franco Mirabello gezegd van Halen. 79


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

-

Anna van Marselaer, geboren ca 1376, trouwde met een Reinier van Ursene (die ik echter niet kan plaatsen). Intussen had Jan ook nog een natuurlijke dochter verwekt: - Catharina, trouwde met Walter van Buyseghem uit Steenhuffel Zoals al zijn lotgenoten werd Jan van Marselaer voor zijn trouw aan Wenceslaus en voor de geleden schade door hertogin Johanna met geld (in 1374 al 456 Mottoenen) en met privileges vergoed. a) Met het geld kon hij het afgebrande Hof in de Bontestraat herstellen; het is vrijwel zeker dat hij al voor 1384 terug naar Steenhuffel verhuisde. Volgens historicus A. Wouters (Histoire des environs de Bruxelles, II, 135) bezat de Heer van Marselaer, ridder, omstreeks het jaar 1384, het Hof van Marselaer te Steenhuffel. En in het leenboek van de heren van Pitzemburg wordt in 1388 gesproken over “De heer Jan van Marselaer voornoemd, heeft x bunderen in den aert en op het nederveld bij Robbroeck met huis en hof, waar hij in woont, en land daarbij gelegen, en die liggen tussen onzen beemd (dus de beemd van Pitzemburg) en de Roest. b) Met de privileges heeft hij omstreeks 1390 in Malderen de Koevoetmolen kunnen bouwen in een meers die hij met dat doel van zijn broer Nicolaes had gekocht. In 1395 ontving hij van zijn “vriend”, de hertog van Brabant (die – na Baesweiler - hoe dan ook niet in de positie was om hem veel te kunnen weigeren), bovendien de toelating om water van de oude Kwademolen naar de nieuwe Koevoetmolen af te leiden. Jan van Marselaer is tussen 1395 en 1397 gestorven. Voordien had hij voor zijn zielenheil gezorgd door in de kerk van Steenhuffel een jaargetijde te funderen. Uit de nu onvindbare Martyrologie van Steenhuffel heeft Adriaen van Marselaer in 1593 de volgende tekst overgeschreven:“Obiit Johannes de Marselaer, miles, qui dedit pro sua anniversario unum pratum jactem sup ‘de Molenbeke’, dividum illis pertinet curato … de capellanus benavit solidum unum…”. Of vertaald: “Is gestorven Jan van Marselaer, ridder, die voor zijn jaargetijde een beemd op de Molenbeek schonk, waarvan de opbrengst gelijk tussen de pastoor en de kapelaan wordt verdeeld.” Bronnen: - Les Marselaer à travers cinq siècles, Baudouin Walckiers, 2009. - Het Hof van Marselaer te Malderen in de 17de eeuw, Jozef Verheyden, 2003.

Willem van MARSELAER Geboren op 12 maart 1493. Zoon van Gillis van Marselaer (1435-1518), heer van Opdorp en Marselaer te Malderen, en diens 2de vrouw Zegerine van Groesdonck (de weduwe van ridder Adriaen Happaert van Antwerpen). Vader Gillis en grootvader Jan van Marselaer (+1477) hadden een zekere Adriaen Boyens uit Utrecht financieel geholpen toen die aan de Universiteit van Leuven studeerde. Deze Adriaen Boyens is altijd een goede vriend van de van Marselaers gebleven en heeft het bovendien zeer ver geschopt. In 1497 werd hij kanselier van de universiteit. In 1501 werd hij peter van Adriaen (Willems jongste broer). Van omstreeks 1508 tot 1515 was hij leraar en opvoeder van de in 1500 in Gent geboren latere keizer Karel V. In 1516 werd hij overgeplaatst naar Spanje waar hij bisschop van Tortosa (1516), kardinaal (1517) en inquisiteur van Castilië werd. Zodra de drie zonen van zijn vroegere beschermheer Gillis van Marselaer volwassen werden heeft hij hen bij zich ontboden en onder zijn hoede genomen. Daarbij dus ook Willem die zijn in 1510 in Leuven begonnen studies dan ongetwijfeld al beeindigd had. Toen Adriaen Boyens op 8 januari 1522 tot paus Adrianus VI verkozen werd heeft hij hen mee naar Rome genomen. Willem stelde hij aan als gouverneur en kastelein van de havenstad Ostia en (maar sommigen spreken dat tegen) als admiraal van zijn pauselijke vloot. In die hoedanigheid was hij in janu-

80


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

ari 1523 verantwoordelijk voor het ontzetten van de ridders van de Johannieterorde die sedert juni 1522 op het eiland Rhodos door de Turken van Sultan Soliman ingesloten waren. Nadat paus Adrianus VI op 14 september 1523 overleed keerde Willem van Marselaer met zijn broers terug naar Brabant. In 1525 keerde hij nog even naar Italië weer om er aan de slag van Padua (februari 1525) deel te nemen. Daar moet hij nogal serieus aan het hoofd gekwetst zijn geraakt. Wellicht vanwege de vele littekens in het gezicht trouwde hij beneden zijn stand met Elisabeth Joos waarmee hij vanaf 1530 drie kinderen had. In 1525 volgde hij zijn vader op als heer van Opdorp. Hij is in 1544 overleden. Hij heeft een gedenkplaat in de kerk van Merchtem. Tot de brand van ca 1590 bevond er zich in het schip van de kerk van Malderen een glasraam waarop de broers Willem, Antoon en Adriaen van Marselaer met paus Adrianus VI stonden afgebeeld. Bronnen: - Les Marselaer à travers cinq siècles, Baudouin Walckiers, 2009. - Glasramen tijdens de Beeldenstormen, Jozef Verheyden

August MEEUS August Meeus werd ook wel eens Jules genoemd, maar feitelijk werd hij in, Londerzeel op 25 oktober 1861 geboren als Petrus Augustinus Meeus. Hij was de zoon van landbouwer Jacobus Ludovicus en van Melania Cleymans. Op 15 januari 1890 trouwde hij in Londerzeel met Anna Catharina Janssens, geboren in Londerzeel op 25 augustus 1865, een dochter van Carolus Ludovicus en Maria Theresia De Roeck. August Meeus was dirigent, organist en heeft ook een zekere bekendheid verworven als componist van fanfaremuziek. In de allereerste plaats was hij echter een graag geziene beenhouwer in de Mechelstraat. Hetgeen volgt hebben we overgenomen uit Wikipedia, de vrije encyclopedie, en hier en daar een beetje aangevuld. Meeus ontving zijn muzikale opleiding bij de Koninklijke Fanfare "Sint-Cecilia" Londerzeel Sint-Jozef en bovendien speelde hij ook orgel. Hij componeerde al vroeg eenvoudige stukjes. Zijn broers speelden ook koperblaasinstrumenten en waren vanzelfsprekend ook lid in het fanfareorkest, maar samen vormden zij ook een regionaal bekend koperensemble dat vooral speelde op kermisbals. Van 1878 tot 1924 was hij dirigent in de Koninklijke Fanfare "Sint-Cecilia" Londerzeel SintJozef. Als componist schreef hij marsen en dansen voor fanfareorkest. August Meeus was de vader van de iets bekendere componist Lode Meeus. Hij overleed te Londerzeel op 11 juli 1927. Composities voor fanfare (selectie): - Aller et retour, mars - L'Echo, mars - Marche du cercle Antoine - Mazurka - Pandour - Souvenir de Malines . Bronnen: - Wikipedia, de vrije encyclopedie. - Frans De Boeck: Toondichter Lode Meeus, Londerzeel: Cultuurfonds Londerzeel, 1992, pp. 14-15

81


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Lode MEEUS - (Louis Meeus) Karel Lodewijk Meeus werd geboren in de beenhouwerij van zijn ouders in de Mechelstraat te Londerzeel op 13 november 1892. Hij was de zoon van componist-beenhouwer August Meeus en Anna Catharina Janssens. In 1911 behaalde hij zijn diploma in de normaalschool van Mechelen en zette hij zijn eerste stappen in het onderwijs in Impde-Wolvertem. Op 20 april 1913 werd hij in de gemeenteschool in de Londerzeelse Mechelsestraat benoemd als interim en opvolger voor onderwijzer De Cort, die hij al vanaf 1 maart vervangen had. Op 1 augustus 1914 werd hij als brancardier bij het 14de Linieregiment gemobiliseerd. Tijdens de oorlogsjaren kwam hij in contact met de 9 jaar oudere Clothilde Tijsmans. Clothilde was geboren in Hemiksem op 22 mei 1883 en had op 3 augustus 1902 aan de normaalschool van Herentals haar diploma behaald. Van 1 mei 1906 tot april 1907 had ze als hulponderwijzeres les in de vrije meisjesschool van Londerzeel Sint-Jozef gegeven. In de periode 1909-1911 werd haar broer Jos in de normaalschool van Mechelen de beste vriend van Londerzelenaar Karel Lodewijk Meeus. Bij het begin van de oorlog vluchtte de familie Tijsmans naar Engeland en tijdens een verlofperiode heeft frontsoldaat-brancardier Meeus daar de zuster van zijn vriend wat beter kennen. Ze gaf er in de buurt van Londen les in een schooltje van Belgische vluchtelingen. In 1919, na de oorlog, zijn ze getrouwd. Lode Meeus keerde terug naar de jongensschool van het centrum en hij bleef daar tot hij op 1 november 1945 – als waarnemend hoofdonderwijzer – met pensioen kon gaan. Lode Meeus was van in zijn kinderjaren gepassioneerd door muziek en heeft zijn sporen als componist en dirigent verdiend. Al op jonge leeftijd speelde hij orgel in de parochiekerk. Vanaf 1906 was hij lid van de Koninklijke Fanfare "Sint-Cecilia" te Londerzeel Sint-Jozef. Dat zijn vader daar dirigent was speelde waarschijnlijk een rol bij zijn keuze. Notenleer en pianolessen kreeg hij in het klooster der Ursulinen. Orgellessen volgde hij in Mechelen terwijl hij daar aan de Normaalschool studeerde. Intussen componeerde hij zijn eerste liedjes. Met zijn vriend J. Tysmans (zijn latere schoonbroer) als tekstschrijver zagen nog voor de eerste wereldoorlog “Avond”, “Van ’t dwergsken” en “Moeders wiegelied” het licht. Aan het oorlogsfront bleef hij verder serieuze pianomuziek componeren en maakte hij lichtere revues voor de soldaten. Vanaf 1924 speelde hij piano in de bioscopen ter begeleiding van de stomme films. Naast het orgelspel in de parochiekerk verzorgde hij ook regelmatig de dagmis in het rusthuis van Londerzeel. In 1924 behaalde hij aan het Koninklijk Conservatorium te Brussel zijn diploma als componist. Als dirigent werkte hij voor een groot aantal amateurverenigingen zoals: - de Koninklijke Fanfare "Sint-Cecilia" Londerzeel Sint-Jozef (1924-1965), - de Koninklijke Fanfare Hoop in de Toekomst Steenhuffel (1926-1956) - de Koninklijke Fanfare De Vrije Vlaamse Zonen Nieuwenrode (1930-1965) - de Koninklijke Fanfare Willen is Kunnen Tisselt (1937-1957). Als componist had hij, zoals zijn vader, een voorliefde voor fanfaremuziek. Naast een tweehonderdtal marsen, die in Europa (Luxemburg, Nederland, Zwitserland), Afrika (Zaïre, ZuidAfrika), Noord-Amerika en Azië (Japan, Zuid-Korea) uitgevoerd werden, schreef hij liederen, cantates, toneelmuziek en gelegenheidswerken. Lode Mees overleed te Londerzeel op 15 mei 1971. Dat was 11 jaar voordat de gemeente Londerzeel haar eerste ereburger (Gerard Walschap) benoemde. In 1994 heeft hij wel een pleintje op de hoek van de Kerkhofstraat, Mechelsestraat en Dorpsstraat gekregen. Daarop

82


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

prijkt (de keren dat het niet “tijdelijk gestolen” is) zijn borstbeeld, het werk van Pol Van Esbroeck, die andere bijzondere Londerzelenaar (zie hiernaast). Het borstbeeld van Lode Meeus op het Lode Meeus-pleintje te Londerzeel. Het is een werk van Pol van Esbroeck.

Composities: - Aan de boorden van de IJzer (1916), soldatenrevue. - 't Is kolossaal (1916); soldatenrevue. - Ze zullen hem niet temmen (1917), soldatenrevue. - Dixmuide (1917), soldatenrevue. - Het licht, muziek voor het theaterspel van Lode Dosfel (1922), schouwspel - Sint Cecilia (1923), processiemars - Strijdvaardig (1923), vocale muziek op, tekst van Gerard Walschap - Alaska (1927), mars - Huldecantate (1946), cantate - Iowa (1948), mars - Kippengesnater (1949), kamermuziek - Klokkencantate (1950), cantate - Harlekijn (1965), mars - Moed (1965), mars - Cayala, mars - Derby, mars - Good Luck, mars - Leopold III, mars - Optimist, mars - Paljas, mars - Stap in, mars - Vlam, mars - Volharding, mars - Dreaming, vocale muziek - Remember London, vocale muziek Bronnen - Frans De Boeck: Toondichter Lode Meeus, Londerzeel: Cultuurfonds Londerzeel, 1992, 215 p. - Reportage van B. Lindekens over Londerzeel in Het Rijk der Vrouw van september 1959. - Website Londerzeel Vroeger - Londerzeel: onderwijs en onderwijzers 1600-1920, Louis De Bondt

Jacques MERTENS – (Jacobus) Geboren omstreeks 1560 in Valenciennes. Omstreeks 1587 kwam hij uit Valenciennes naar Steenhuffel met zijn moeder Joanna Mippileth (door sommigen als Willocx gelezen), zijn stiefvader Jan Bombeer en zijn eigen zoontje Jacques. Hij was katholiek, was al in 1590 de knecht van pastoor Wieck en huurde van hem diens pastorij (de hofstee de Hoorn in het Dorp). Mijnheer Mertens heeft zijn huurcontract behoorlijk flexibel geïnterpreteerd. Niet alleen exploiteerde hij een herberg in de pastorij, maar in 1595 stelde men vast dat hij de sacris-

83


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

tie van de kerk als beestenstal gebruikte en dat hij in het niet gebruikte kerkschip zijn hespen te drogen hing. Hij en zijn gezin bewerkten uiteraard ook het land dat bij de pastorij behoorde. Jacques Mertens overleed voor 1622. Niet te verwarren met zijn zoon Jacobus Mertens junior. Jacobus MERTENS – (Jaak) Geboren in 1582. Zoon van Jacques senior. In 1605, toen hij 23 jaar geworden was, en hij wilde trouwen met de meid Jacquemeyntje Ferru (tSerru of ’t Ijzeren) ), eveneens geboren in 1582, weigerde pastoor Wieck de nodige “trouwbrief” aan zijn knecht te geven omdat die hem ooit eens in volle oogsttijd in de steek gelaten had. De schepenen van Steenhuffel, die wijze mensen waren, hebben dan maar zelf voor die trouwbrief gezorgd. Voor zover het nog nodig mocht zijn bewijst deze anekdote dat Jacques Mertens junior niet door Nicolaes Wieck in de echt verbonden werd. Jacquemeyne tSerru stierf in Steenhuffel op 22 januari 1647. Op 2 april van hetzelfde jaar (her)trouwde haar weduwnaar met Enneken (Anna) Goossens (+ Steenhuffel 4 februari 1676). Jaak Mertens junior was erflaat van het laathof van Diepensteyn en schepen van de bank van Steenhuffel tussen 1613 en 1650. Hij overleed te Steenhuffel op 26 september 1664 en werd in de kerk bij zijn eerste vrouw begraven. Jean de MEY Heer van Londerzeel, getrouwd met Jeanne Hissons, vrouwe van Elst, ter Hulpen, Bossche enz., erfgenaam van Anne Helaut. Vernoemd in 1622. Bron: La Noblesse de Flandre du Xe au XVIIe siècle, door Ernest Marie Joseph Hane-Steenhuyse.

Jan Hendrik De MESMAECKER – (Johann Heinrich de Mesmäcker) Geboren in Opwijk op 13 september 1798, zoon van Jan Baptist (Merchtem) en Clara Bastaerts (Asse). Het gezin De Mesmaecker-Bastaerts had kinderen te Brussel (1793), Opwijk (1794-1800) en Steenhuffel (vanaf 1801). Jan Baptist was brouwer. Jan Hendrik werd dokter in de medicijnen aan de universiteit te Gent in 1825. Publicaties: Dissertatio medica de Peritonitide puerperali (17 dec. 1825). Bronnen: - Medicinisches Schriftsteller-Lexicon, Adolph Carl P. Callisen. - Annales Academiae Gandavensis, volume 9, Universiteit Gent, 1829.

Opmerking: hoewel beide bronnen vermelden dat hij in Steenhuffel geboren werd, is dat niet juist. Magdalena Livyne MICAULT Zie bij Johan Kesseler Peter MICAULT Op 20 januari kocht Peter Micault het kasteel en de heerlijkheid van Diepensteyn te Steenhuffel van François von Aarberg de Valangin (zie aldaar). Als Valangin al geen van de simpelsten was, dan was Micault dat evenmin. Peter Micault stamde uit een invloedrijk Bourgondisch geslacht uit de streek van Pommard en Beaume, in de buurt van Dijon. Het wapenschild van de familie bestond uit 3 zittende katten; één daarvan is later op dat van Steenhuffel terecht gekomen. Zijn voorouders hadden altijd trouw hun leenman gediend en omdat dat de hertog van Bourgondië en Brabant was, werd zijn grootvader Jehan Micault in 1499 naar het hertogdom Brabant gedetacheerd. Brabant bestond toen uit de huidige Belgische provincies Waals en Vlaams Brabant, Antwerpen en Limburg. Ook het huidige Nederlandse Noord-Brabant hoorde daarbij en het was dààr dat Jehan juffrouw Levina van Cats van Welle, de dochter van een hoge raadsheer in de Raad van Holland, leerde kennen en er vervolgens mee trouwde.

84


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Jehan Micault was een zeer belangrijk man. In 1531 werd hij zelfs ridder van de zeer exclusieve Orde van het Gulden Vlies en is hij naar Brussel verhuisd. Hij kocht het kasteel Indevelde (later Kattenhuis genoemd) te Eppegem, waar al sinds de jaren 1100 gronden in Steenhuffel aan verbonden waren. Jehan Micault en zijn vrouw hadden 7 kinderen. Hun tweede zoon heette Nicolas Micault. Hij was geboren in Brussel op 17 september 1518, studeerde rechten in Leuven en in Bologna en werd doctor in kerkelijk en burgerlijk recht. Op 12 november 1549 trouwde hij met Marie Boisot, een dochter van Pieter Boissot, heer van Huizingen (op kasteel Beaulieu) en eveneens een ridder van het Gulden Vlies. Nicolas zelf werd ridder, heer van Oosterstein en Indevelde. In 1556 werd hij door de pas aangetreden koning Filips II (de zoon van keizer Karel) aangesteld tot maritiem expert en benoemd tot “commissioner of the fleet” der Nederlanden. In 1568 werd hij “lieutenant-garde-chartes” (bewaarder der archieven) en in 1572 kreeg hij de zeer winstgevende job van “commissaire général des vivres” voor de Spaanse troepen in de Nederlanden. Dat laatste zouden we ook “gevolmachtigd plunderaar” kunnen noemen. Van 1555 tot 1577 was hij bovendien raadsheer in de Geheime Raad. Peter Micault was één van de 14 kinderen van de hierboven genoemde Nicolas Micault. Hij werd geboren in 1552. Samen met zijn broer Charles werd hij in 1568 aan de universiteit van Leuven ingeschreven. Na zijn studies werd hij heer van Indevelde en stelde hij zich als militair in dienst van de koning van Spanje. Hij stond als kapitein aan het hoofd van een vrije compagnie van 400 Duitse infanteristen die hij uit zijn eigen zak financierde. In die hoedanigheid was hij vooral actief in de huidige provincies Groningen, Friesland (Nederland) en Nedersaksen (Duitsland). Omstreeks 1587 trouwde hij er met Edwert (Edwarde, Gouwer) van Frittema (ook Fritma en Herckerode van Frittema geschreven). Edwert was de dochter van Feycko (Feike) en IJdt (Ida) Gerbrandsdochter van Aytta. Ze was geboren in Sneek (Friesland). Haar vader Feicko van Frittema was voor 1564 rentmeester-generaal van Groningen en Drenthe geweest. In 1588 volgde Peter Micault Ernst Mulert op als gouverneur en drost van de stad, het kasteel en het Land van Lingen. Lingen ligt nu in het Noordwesten van Duitsland, meer bepaald in de deelstaat Nedersaksen. Gedurende grote delen van zijn geschiedenis was het echter de hoofdplaats van een graafschap dat tot de Nederlanden gerekend werd. Als voertaal werd er trouwens Diets (dus Nederlands) gesproken. Lingen was in 1548 Spaans geworden toen het door keizer Karel V gevoegd werd bij het graafschap Overijssel, dat deel uitmaakte van zijn Bourgondische Kreits. Toen de Hollanders in 1568 tegen Spanje in opstand kwamen moest de drost uiteraard ook een militair of oud-militair met bewezen kwaliteiten zijn; bovendien moest zijn trouw aan de Spaanse vorst boven alle twijfel staan. Peter Micault voldeed perfect aan die vereisten. Vanaf 1589 volgde er voor Lingen een zeer incidentrijke en gevaarlijke periode. Op 22 juli 1594 werd het oostelijk deel van de naburige provincies Groningen en Drenthe door de “Staatsen” veroverd. Op 12 november 1597 werd ook Lingen door prins Maurits van Oranje, na een belegering en intensieve beschieting van ruim 2 weken, ingenomen. De laatste katholieke pastoor werd uit de stad gejaagd... De katholieke drost zag kans om naar het katholieke zuiden te ontkomen. Op kasteel Indevelde of het Kattenhuis in Eppegem kon Peter niet terecht want dat was voorlopig aan de erfgenamen van zijn oudste broer Charles toegewezen. Bijgevolg kocht hij op 20 januari 1598 de heerlijkheid van Diepensteyn. De verkoopprijs bedroeg 20.000 Brabantse Guldens en 500 Florijnen voor een mooie gouden ketting voor de vrouw van de verkoper, Isabeau de Trazegnies. Op 19 augustus 1605 werd Lingen door het leger van de Spaanse bevelhebber Ambrosio Spinola heroverd. Peter Micault werd in zijn positie van drost herbevestigd.

85


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Kort voordat hij naar Lingen teruggeroepen werd, is hij weduwnaar geworden. Hij had 4 kinderen. Vanaf het najaar van 1605 heeft Peter bijgevolg zijn tijd tussen Spaans Brabant en Lingen verdeeld. In Lingen heeft hij een zeer belangrijke maar gematigde rol in de contrareformatie gespeeld. Gelukkig was er na het aantreden van de aartshertogen Albrecht en Isabella (1598) een periode van relatieve vrede ingetreden en werd het reizen hem niet moeilijk gemaakt. Op 20 april 1606 hertrouwde hij in de Sint-Romboutskathedraal van Mechelen met Aldegondis van Achelen. Zij was de dochter van Ygram van Achelen (zie aldaar) en Clementia van Hoytema en ook haar katholieke familie was uit het protestants geworden Den Bosch (NoordBrabant) naar Mechelen geëmigreerd. Peter en Aldegondis waren beslist van plan om zich in Steenhuffel te verankeren. Op 2 augustus 1606 kochten ze het nabijgelegen Hof Tusschenbeke (Hof ter Helle, Helhoef) op de grens tussen Steenhuffel, Malderen en Londerzeel, tegen de Molenbeek. In 1607 kochten ze ook het aloude Perrehof (nu Brandewijnhoeve) in de Steenhuffelse Kouter. In 1609 sloten de vredelievende landvoogden Albrecht en Isabella met de Noordelijke opstandelingen een verdrag en begon het zogeheten “twaalfjarig bestand”. Peter Micault profiteerde hiervan om de in 1596 door François de Valangin al begonnen restauratie van Diepensteyn verder af te werken. De bouwmaterialen die bij de aankoop van de ruïne “ter beschikking lagen” waren daarvoor onvoldoende. Voor de eindafwerking heeft hij zelfs nog dingen uit Lingen laten komen. Waarschijnlijk waren dat restanten van het kasteel dat daar in november 1597 door Maurits van Oranje in puin geschoten was. Hoe dan ook, op 16 december 1616 kreeg hij van de Staten-Generaal in Den Haag de toelating om zijn werkmensen door de Verenigde Provinciën te laten passeren en in Lingen voor 700 Florijnen bouwmaterialen te gaan halen. Er moet een redelijk omvangrijke delegatie uit Steenhuffel vertrokken zijn, want naast de prijs van de materialen heeft deze operatie Micault ook nog eens voor 300 Florijnen aan mondvoorraad gekost. Op 16 april 1613 werd Peter Micault door aartshertog Albrecht in Brussel tot ridder verheven. In 1618 kochten hij en zijn vrouw Aldegondis van Achelen ook het oude Hof ten Damme in Lippelo. Tot 1622 is hij drost van Lingen gebleven. Oud en waarschijnlijk ziek geworden heeft hij dan die functie aan zijn zoon Frederik overgedragen. Op 2 september van dat jaar heeft hij er zijn testament gemaakt. Velen denken dat hij nog hetzelfde jaar gestorven is, maar hij is pas in 1626 overleden. In 1630 kocht Frederik, de zoon van Peter Micault, van de Spaanse koning het recht om – naast de schepenen van de schepenbank van Diepensteyn – ook de schepenen van de hertogelijke schepenbank van Steenhuffel te benoemen. Zo is voor de eerste keer de “heerlijkheid van Steenhuffel” ontstaan. Als gemeentezegel werd toen het oude zegel van de hertogelijke bank genomen en werd er een kat van de familie “Micault” aan toegevoegd. Link: Steenhuffel: het domein en de heerlijkheid van Diepensteyn (1250-2010)

Jean Maximilien Urbain MISSON Geboren te Brussel op 27 december 1723, overleden te Brussel op 21 juli 1812, begraven bij zijn vrouw te Steenhuffel. Zoon van Jacques Misson (lid van de Raad van Luxemburg, daarna lid en vervolgens algemeen bestuurder van de domeinen van Zijne Keizerlijke en Koninklijke Hoogheid in de Nederlanden, geboren te Namen op 28-2-1684 en overleden te Wenen op 17-1-1731) en van Marie Josephe de Bèchemont (erfdochter van Joseph Henri, heer van Ferminnes, schepen van Marche). Op 29 juni 1765 te Wenen getrouwd met Jeanne Marie Robijns (weduwe van Charles Louis Joseph Collin en dus schoondochter van Josephus Hyachintus Collin die griffier van Steenhuffel was), dochter van Pierre, griffier van het Land van Asse, en van Marie Anne de Hèze. 86


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Licentiaat in de rechten, aanvankelijk werkzaam bij het Staatssecretariaat van oorlog, daarna (zeker nog in 1792) gewoon secretaris van Zijne Keizerlijke en Koninklijke apostolische Hoogheid bij de Soevereine Raad van Brabant. Werd op 6 juni 1775 door keizerin MariaTheresia in de adelstand verheven. Bezat een buitenverblijf in Steenhuffel. Kinderen: - Marie Anne Charlotte, ° Brussel 20-2-1767, + kasteel van Herchies 9-10-1842, trouwde op 5-7-1791 met Auguste Josephe baron de Thysebaert, hulpmeier van Brussel tijdens het Frans Bestuur, lid en afgevaardigde van de Ridderorde van de eerste schepping, onder Nederlands bestuur. - Martin Clement. Bron : La Belgique héraldique: recueil historique, chronologique et généalogique, Charles Poplimont, blz 311. Link: Manuaal van pastoor Van den Eynde

François Marie Camille VerMOESEN Geboren te Malderen op 2 augustus 1882. Zoon van brouwer Joannes Franciscus en Joanna Rombauts. Doctor in de Natuurwetenschappen. Conservator van de Nationale Plantentuin te Meise (1922) Docent aan de Universiteit van Leuven. Publicaties: De Tropische Plantenziekten en hun Gewicht voor den Kolonialen Landbouw. Schielijk overleden op 17 december 1922. Begraven te Leuven op 20 december 1922. “Le mercredi 20 décembre 1922 une délégation du personnel du Jardin botanique de l'Etat se rendait à Louvain pour assister aux funérailles du Conservateur des Herbiers et des Cultures du Jardin botanique, brusquement enlevé à la Science botanique. Né à Malderen, en Brabant flamand, Fr.-M.-C. Vermoesen avait fait ses études d' humanités au Petit Séminaire de Hoogstraeten. Son père, qui était brasseur à Malderen, mourut au moment où, jeune homme, F. Vermoesen terminait ses classes secondaires. Il fut donc forcé d'interrompre pendant quelques années ses études pour s'occuper de la situation matérielle de famille, et ce fut eu 1905 seulement qu'il put entrer à l'université de Louvain...” Bronnen: - Bulletin du Jardin botanique de l' État à Bruxelles: Volumes 8-9, 1922. - Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1913, blz. 117.

Pieter van MOL Geboren te Malderen op 3 augustus 1906. Leerling aan de Academie van Schone Kunsten te Mechelen, eerst onder leiding van Willem Rosier en daarna onder die van Gustaaf van de Woestijne, waarmee hij – samen met andere leerlingen – in 1927 op studiereis naar Firenze ging. Hij leerde ook beeldhouwen bij Gustaaf Fontaine aan de Academie van Sint-Joost-ten-Noode. In de jaren dertig begon hij een eigen modehuis waarvoor hij zelf de kleren ontwierp. In 1935 had hij samen met Medard Maertens een atelier in de rue des Liègeois in Brussel. Van 1951 tot 1956 deelde hij zijn atelier met Jan Cox. In 1959 verhuisde hij naar Parijs waar hij haast onmiddellijk werk vond in het “Centre Culturelle International de Royaumont”. Van Mol trok nog verder naar het zuiden en ging schilderen in Arles en Fontveille. Daar produceerde hij vooral landschappen in olieverf en aquarel. Vanaf 1962 bracht hij ook vele winters in Londen door waar hij in opdracht portretten schilderde. Hij schilderde ook portretten in Oostenrijk, Denemarken, Zweden en Zwitserland. Nam deel aan groepstentoonstellingen in o.m. Aix-en-Provence (1961 en 1962), Marseille (1967), Heidelberg (1969), Londerzeel (1988) en Buggenhout (1989). Solotentoonstellingen in Arles (tussen 1961 en1967), Saint Remy de Provence (1962), Marseille (1966 en 1967), Hamburg (1976), Mainz (1979) en Heidelberg (tussen 1976 en 1987). 87


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Hij ontving verschillende prijzen en onderscheidingen en werk van hem is te vinden in het Musée Réattu van Arles, in de Collectie van de Belgische Staat, in de stedelijke musea van Salzburg, Sint-Niklaas en Buggenhout. In 1981 kreeg hij een oogziekte die later ook zijn hersenen aantastte. Zijn laatste dagen bracht hij door in een tehuis in Heidelberg waar op 24 oktober 1988 overleed.

Bronnen: - Pieter van Mol, René Turkry, Oude Vlaamse Galerij, 1990. - 200 jaar Academie Mechelen, 1772-1972 herdenkingsalbum n°69/300 Mechelen 1972. - Pieter van Mols Provence-Bilder Edwin Kuntz in Der Kunsthandel februari 1977.

Opmerking: niet te verwarren met zijn 17de eeuwse naamgenoot.

Jan van den MOORTERE – (Moirtere, Mortere, Mortenere, Moirte). Geboren omstreeks 1345, overleden na 1396. Ridder, genoemd in Londerzeel (Sneppelaar), Lippelo en Ruisbroek. Kinderen: o.m. Peter, geboren ca 1385 (in 1438 genoemd als inwoner van Londerzeel). Meer informatie in: - Louis De Bondt, het Ridderhof te Moortere te Londerzeel.

Jan Leonard MOORTGAT Geboren in Steenhuffel op 13 september1841. Overleden te Breendonk op 15 mei 1920. Jan Leonard was de oudste zoon (hij had wel een oudere zuster) van Petrus Joannes, een landbouwer-brouwer in het dorp te Steenhuffel, en Maria Anna De Geest uit Opwijk. Na het overlijden van zijn vader op 12 januari 1857 probeerde hij eerst de brouwerij te Steenhuffel overeind te houden, maar na zijn huwelijk met Maria Henrica De Block (in Tisselt op 12 september 1871), verhuisde hij naar Breendonk waar hij nog hetzelfde jaar een eigen boerderij-brouwerij begon. Op dat moment was hij maar één van de 3000 brouwerijen die rond de eeuwwisseling in België actief waren. De beginperiode was dan ook niet bepaald gemakkelijk: Jan-Leonard probeerde die eerste pioniersjaren een reeks hoge gistingsbieren zoals Stavelot aan de man te brengen. Met wisselend succes. Dankzij een combinatie van gedrevenheid, brouwerspassie en vakmanschap, wist 88


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Jan-Leonard echter na verloop van tijd een trouw klantenbestand uit te bouwen, niet enkel in de omgeving van Breendonk, maar zelfs tot bij de Brusselse burgerij. Getuige daarvan was de opening van een depot in Laken. Het begin, zo bleek, van een nu al ruim honderdveertigjarig durend succesverhaal. Op dit moment exporteert brouwerij Moortgat haar producten naar 72 landen en is ze vooral bekend om haar Duvel. Bronnen: - Website belgenbier.be - Wikipedia, de vrije encyclopedie.

Bussaert Van MUNTE – (Bucharde, Bouchard, Bosschaert) Geboren omstreeks 1406 in Gent, overleden omstreeks 1477. Zoon van Jan van Munte (ca 1380-1437, armmeester en schepen te Gent) en van Yolente van den Brouke. Leenman op ten Broecke te Malderen (in 1449). Broer van Janne (priester), die eveneens op ten Broecke verbleef. Beide broers hadden een jaargetijde in de kerk van Malderen. Ze waren kleinzonen van een Bussaert Van Munte (burggraaf van Gent en kastelein van het Gravensteen) en achterneven van Jakob van Artevelde. Link: Malderen: het Hof ten Broecke en Groenhoven (1230-2010) (boek)

89


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

N Engelbert I van NASSAU Geboren omstreeks 1370 te Dillenburg. Zoon van graaf Johan I van Nassau-Dillenburg en Margarethe gravin van der Mack Trouwt op 1 augustus 1403 met de 11 jaar oude Johanna von Polanen (1392-1445), erfdochter van Johan III, heer augustus van Lek en Breda. Koopt in 1416 voor 25.000 Tournesische Ponden Grimbergen, Londerzeel, Eppegem, Brussegem, Meise, Rode, Strombeek, ter Borch en Frasnes van zijn bloedverwante Elisabeth von Spanheim. Erft van dezelfde bloedverwante in 1417 het graafschap Vianden. Overlijdt op 3 mei 1442 te Breda. Bron: Dynastie in der Republik: Volume 2, Jörg Meiner, Horst Lademacher, Kaiser Wilhelm Museum Krefeld, 1999, blz. 485.

Judocus NEEFFS Griffier van Steenhuffel, kerkmeester van de Metropolitane kerk van St. Rombouts te Mechelen, overleden te Mechelen op 20 mei 1710, begraven in St. Rombouts. Getrouwd met Barbara Neeffs (+ 9 april 1702). .... NILLIS Door het Franse regime erkend notaris, werkend in Brussel, maar residerend in Steenhuffel ca 1810. Bron : Bulletin des lois: Volume 9, France, 1820.

90


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

O Daneel Van OESBROECK Daneel Van Oesbroeck was eigenlijk een Merchtemnaar maar als er ook maar de geringste mogelijkheid bestaat om ons andermans veren toe te eigenen, dan gaan we dat zeker niet laten. Daneel (of Daniël) werd geboren omstreeks 1510, mogelijk in Merchtem, maar dat staat nergens zwart op wit geschreven. Hij was de zoon van Hendrik Van Oesbroeck en van een onbekende moeder. De naam Van Oesbroeck zijn we in de streek eerder niet tegen gekomen. Daneel trouwde ca 1535 met Margriet Van Cleye en kreeg met haar zeker 4 kinderen: drie dochters, Maria, Joanna en Catharina, en één zoon, Petrus. Van Petrus weten we zeker dat hij in Steenhuffel geboren werd. Vader Daneel is achtereenvolgens griffier, notaris en zelfs meier van Merchtem geweest. Het staat vast dat hij in 1565 in de Oude Straete (nu Reedijk) tegenover de Borchtvijver woonde. In zijn jonge jaren kan hij echter zijn tijd tussen Merchtem en Steenhuffel hebben verdeeld; op beide plaatsen is hij immers een poosje griffier (of hulpgriffier) van de schepenbank geweest. Dat de banken van Merchtem en Steenhuffel hun secretaris deelden was lang niet ongewoon. Ook Daneels schoonzoon Petrus Linthout (de man van Maria), die van Steenhuffel afkomstig was, zou later als griffier zowel in Steenhuffel als in Merchtem zijn brood verdienen en heeft daarom afwisselend in beide gemeenten gewoond. Cornelius J. OOMEN Geboren in Etten, Noord-Brabant, op 25 februari 1809. Kwam naar de Zuidelijke Nederlanden in 1831 en behaalde zijn diploma van dokter in de genees- en heelkunde in Brussel op 26 augustus 1836. Hij vestigde zich in 1837 in Londerzeel. Eind 1841 volgde hij de op 14 oktober in Londerzeel overleden dokter Riemslach op als kantonnaal inenter, een taak die hij met inzet uitoefende en waarvoor hij diverse onderscheidingen ontving. Zo ontving hij op 24 oktober 1845, 15 juli 1847 en 4 mei 1848 een gouden medaille "voor zijn propaganda ten voordele van de gratis koepokinentingen en voor de inzet en belangeloosheid waarmee hij dat deed". Hij was ook een zeer actief lid van de “Société de médecine pratique de la province d'Anvers”, opgericht in Willebroek, waarvoor hij talloze rapporten schreef en voordrachten hield Hij overleed in 1852 in Londerzeel. Zijn aanvraag tot naturalisatie werd door de Kamer van Volksvertegenwoordigers pas op 25 mei 1853 behandeld. Hij liet in België geen erfgenamen na (wel in Nederland). Bronnen: - Recueil des pièces imprimées par ordre de la Chambre des Représentants, Volume 4, blz. 368. - Annales de la Société de médecine pratique de la province - Sociéteé de médecine pratique de la province d'Anvers, jaargangen 1841-1853. - Jahresbericht ueber die Fortschritte der gesammten Medicin in allen Landern, volume 2, bladzijde 18

Jan Baptist Van OOSTEN. Geboren in Londerzeel op 6 oktober 1792. Zoon van Jacobus en Joanna Catharina De Smet. Achtereenvolgens onderpastoor te Tisselt, Koningshooikt en Wijnegem. Vanaf 1821 tot 1828 pastoor te Geel. Van 1828 tot 1835 pastoor van Miskom-Kersbeek. Gaf daar in 1835 zijn ontslag, verhuisde naar Borgerhout en las daarna mis in de hofkapel van baron Osy te Deurne. Schielijk overleden te Borgerhout op 17 februari 1863 en begraven te Londerzeel. Bron: Gheel vermaerd door den eerdienst der heilige Dimphna: geschied- en oudheidkundige beschrijving der kerken, gestichten en kapellen dier oude vrijheid, Pierre Dominique Kuyl, bladzijde 276.

91


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Joanna Caroline Charlotte ORIANNE Joanna Caroline Charlotte Orianne werd op 28 april 1869 in Brussel geboren. Ze was de dochter van Charles François Orianne (° Aubange 8 oktober 1827) en Maria Anna Leocadie Hannot (° Brussel 13 augustus 1836). Charles had een hoge graad bij de Rijkswacht. Na zijn overlijden te Schaarbeek op 13 maart 1892 zijn weduwe en zijn jongste dochter naar Londerzeel gekomen. In 1910 stonden ze als ‘rentenierster’ ingeschreven. Ze woonden in het buitengoed ‘Villa Cara’, Statiestraat nr.7 (later Kasteelstraat nr.7). Bij de telling van 1910 hadden beide dames 3 meiden. Na de dood van moeder Orianne-Hannot was, in 1914, Rosa Louviaux als enige meid op de Villa Cara overgebleven. Dochter Jeanne Orianne was niet getrouwd, maar ze had een verleden. De hoge militaire en diplomatieke kringen waarin ze vertoefde hadden haar in haar jonge jaren in contact gebracht met de beroemde ontdekkingsreiziger Henri Morton Stanley. Ze kende hem niet alleen, ze was er ook een onvoorwaardelijke fan van. Er is correspondentie bewaard gebleven die ze in 1890 met elkaar gewisseld hebben. Hoewel deze volmaakt onschuldig lijkt, zijn er toch Engelse Stanleybiologen die beweren dat hun affaire het huwelijk van Stanley spaak doen lopen heeft (zie bijvoorbeeld “Stanley: sorcerer's apprentice, Frank McLynn, 1991, blz. 123, en ook “Henry Morton Stanley: een individual-psychologische interpretatie door Gerben Hellinga, 1978, blz. 144). In september 1914 was Orianne, zoals de overgrote meerderheid van de inwoners van Londerzeel, voor de oprukkende Duitse legers naar het noorden gevlucht. Bij haar terugkeer passeerde ze het slagveld van Neeravert en zag ze er lichaamsdelen van halfbegraven Belgische soldaten uit de aarde steken. Op 5 november 1914 startte het “Liefdadigheidswerk van Juffer Orianne van Londerzeel” met de eerste ontgravingen, identificaties en herbegravingen in Londerzeel Sint-Jozef. Begin 1915 stapte ze naar de bezetter om haar werk ook op andere slagvelden verder te kunnen zetten.

Ontgraving in Eppegem - Op de foto: (gebukt) vrouw Moens; (staand van links naar rechts) Duits onderofficier, broers Broothaers, Orianne.

92


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Haar team (dat bestond uit haarzelf, Marie Moens, de broers en kistenmakers Hendrik, August en Jean Broothaers, Jean Moens, Frans Feytens, Guillaume Renson, Frans De Bondt, Fideel Moortgat, Jean Carlier, Alexander Van Hoeck en Frans De Donder, allen uit Londerzeel) werd het volgende jaar in een groot stuk van Vlaams-Brabant en daarbuiten gezien: na Londerzeel Sint-Jozef volgden Weerde, Eppegem, Bueken, Kampenhout, Elewijt, Berg, Breendonk, Willebroek, Tisselt, Kapelle-op-den-Bos, Blaasveld, Zemst, Zemst-Laar, Wolvertem, Imde, Campelare, Puurs, Heffen, Peizegem, Merchtem, Opwijk, Sint-Amands, Mariekerke... Op blz. 95 van het boek “Daar is een mens verdronken” van Zichemnaar Ernest Claes hebben ze zelfs een gastoptreden gekregen... Diverse Franstalige patriottische dagbladen publiceerden over haar initiatief. Dank zij giften van lezers, de opbrengst van een benefietconcert, georganiseerd door een comité van officiersvrouwen uit Mons, en de verkoop van postkaarten kon ze haar werk verder zetten. Op 18 maanden tijd werden door ‘de mannen van Orianne’ bijna 3.000 Belgische soldaten ontgraven, gewassen, en op een treffelijke manier, op een kerkhof, herbegraven; meer dan de helft daarvan werd ook geïdentificeerd. Toen, in 1916, kwam daar plotseling een einde aan. Op 6 maart werd Jeanne Caroline Charlotte Orianne door de Duitsers gearresteerd en beschuldigd van hoogverraad, afpersing van een ambtenaar en spionage. Meer details zijn niet bekend maar in Londerzeel liep het gerucht dat ze brieven naar het front gesmokkeld had. Dat was zeker niet onmogelijk. Op 12 november 1915 was ze in eigen persoon naar de General-Gouverneur in Belgiën, Generaloberst Freiherr von Bissing, gestapt om hem de toelating te vragen om een postdienst naar het front in te mogen richten. Iets wat haar uiteraard geweigerd was... Na haar arrestatie verbleef ze een aantal weken in de gevangenis van Vorst. Daarna werd ze naar Sint-Gillis overgebracht en op 31 augustus 1916 bevond ze zich in het krijgsgasthuis van Etterbeek. Op 8 november 1916 werd ze naar Duitsland overgebracht en vele maanden lang in het kamp van Holzminden opgesloten. Vanwege haar wankele gezondheid werd ze vervroegd en voorlopig vrijgelaten. Begin 1918 keerde ze naar Londerzeel weer. Hier werd ze onder bestendige bewaking van de Duitse politie geplaatst. Zolang de oorlog duurde, werd het haar niet toegestaan om opnieuw haar buitengoed, de Villa Cara, waar intussen de OrtsKommandant zijn intrek genomen had, te betrekken. Dat belette Orianne niet om haar patriottische werk verder te zetten. Na het herbegraven zette ze haar krachten in voor de oprichting van oorlogsmonumenten. Eigenlijk was ze daar al eerder mee begonnen. Nog voor 1914 voorbij was, stond er al een monument op het slagveld van Neeravert. En vanuit de gevangenis van Sint-Gillis had ze per correspondentie met steenkapper Praille uit Londerzeel de plaatsing van monumenten in Breendonk en Tisselt georganiseerd... Terwijl ze in Holzminden zat en daar voor de verdeling der karige rantsoenen moest zorgen, had ze op dezelfde manier de plaatsing van monumenten te Mariekerke, Sint-Amands en Puurs voorbereid. Eind 1917 was ook de oprichting van een monument op de Blauwenhoek te Londerzeel al bijna compleet geregeld. Beeldhouwer graaf Jacques de Lalaing (zie aldaar), ook een beetje Steenhuffelenaar, had een sculptuur beloofd maar zijn schielijk overlijden op 10 oktober 1917 heeft daar een stokje voor gestoken. Eens terug in Londerzeel en vooral na de wapenstilstand van 11 november 1918 raakte het werk van Orianne in een stroomversnelling. Via allerhande initiatieven van oudstrijdersbonden en andere vaderlandslievende verenigingen begon er ook meer geld binnen te komen. Door het “Liefdadigheidswerk van Juffer Orianne van Londerzeel” verschenen er oorlogsmonumenten op volgende plaatsen: - 1919: Londerzeel, groot monument Blauwenhoek - 1920: Malderen (gedenkplaat in de kerk), Leest (gedenksteen), Willebroek (monument), Wolvertem (het groot monument op de Imdekouter), Londerzeel (gedenkplaat aan de 93


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

kerk), Oppuurs (monument), Kapelle-op-den-Bos (monument op het kerkhof), Wolvertem (gedenkplaat), Peizegem (gedenkplaat in de kerk). - 1921: Steenhuffel (gedenkplaat in de kerk), Mariekerke (monument). - 1922: Puurs (monument), Tisselt (vergroting), Zemst (monument). - 1923: Beringen, Paal, Koersel (alle drie grote monumenten). - 1924: Weerde (monument). - 1925: Maffles, Beigem (allebei grote monumenten). - 1926: Wolvertem (klein monument tegen de kerk van Imde), Montroeuil (monument); hergroepering op het kerkhof van Caen (Fr.) van de Belgen die in de Calvados (Fr.) gesneuveld waren. - 1927: Inhuldiging in aanwezigheid van Orianne van het erepark te Caen. - 1928: Walem (monument in het fort). - 1929: Buvrinnes (monument). - 1931: Eppegem (monument). - 1932: Grosage (monument). Al het arduin-, marmer- en kapwerk voor deze monumenten werd, in opdracht van Orianne, geleverd en uitgevoerd door de firma Praille uit Londerzeel. Dat betekent echter niet dat Orianne tot het einde van haar dagen in Londerzeel gebleven is. In Londerzeel zag men haar niet graag. Ze heeft er de bijnaam “de Zwarte Madam” gekregen. In 1915 en 1916 werd er al geroddeld dat ze de lijken die ze opgroef plunderde. Grondig onderzoek van alle archieven heeft daar geen enkele aanwijzing voor opgeleverd, integendeel. Ze bewaarde wel de dingen die op de lijken gevonden werden en die doorgaans alleen maar een sentimentele waarde hadden, tot ze door de familie werden opgevraagd. Erger waren, na de bevrijding, haar meningsverschillen met de gemeentelijke overheid. Ze had die niet nodig... Want Orianne had kennissen in de allerhoogste kringen, ja zelfs tot in het koninklijk paleis. Bij de gemeenteverkiezingen van 1921 weigerde ze het lijsttrekkerschap van de Londerzeelse katholieke partij. Later dat jaar organiseerde ze op eigen houtje en met inschakeling van vele militaire hoogwaardigheidsbekleders, een ceremonie waarbij de moeders van de gesneuvelde Londerzeelse soldaten een decoratie kregen. Het gemeentebestuur had ze bij de organisatie straal genegeerd en was dus niet bij die ceremonie aanwezig. Het heeft er daarna op de koop toe door de Franstalige vaderlandslievende pers de ergste verwijten naar het hoofd geslingerd gekregen... Orianne was bovendien ook een beetje Franskiljon; niet dat dit erg was in die tijd. Maar in Londerzeel zaten ook een paar echte flaminganten. Jan Baptist Hammenecker, de onderpastoor van Londerzeel Sint-Jozef bijvoorbeeld had wel enige bedenkingen bij de aanvankelijk ééntalig Franse inscripties op haar monumenten. Om dezelfde reden heeft ze later overigens ook problemen in Paal (1923 en 1924) en in Eppegem (1934) gekregen. Niet geliefd in Londerzeel en er waarschijnlijk weggepest, is Orianne uit Londerzeel vertrokken. Op 24 oktober 1921 had ze haar domicilie al naar de Charles Martelstraat in Brussel laten overschrijven maar ze heeft de Villa Cara tot eind 1922 gehuurd. Kort daarna is ze in Elsene terecht gekomen en bleven haar contacten met Londerzeel tot sporadische bezoekjes aan steenkapper Praille beperkt.

94


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Gewoonlijk was dat om een deel van haar zeer lang uitstaande schulden te betalen. Orianne was immers gul om geld te spenderen alvorens ze het in handen had. Naast de kosten van de ontgravingen, naast de nog grotere kosten van haar vele monumenten, deden sommige oudstrijdersverenigingen ook een beroep op haar voor een nieuwe vlag. In 1923 kregen 4 FNC afdelingen rond Ath van haar een dergelijk geschenk en werd ze daar tijdens de 11 november herdenking uitgebreid voor gehuldigd. In 1925 schonk ze een vaandel aan de FNC van Caen (Frankrijk). In 1926 doneerde ze een vlag aan de N.S.B. van Paal... Als de schuldeisers echt begonnen aan te dringen kon ze gelukkig meestal op de vaderlandslievende kranten en op haar militaire vrienden rekenen. Een paar voorbeelden: -

13 oktober 1914: Groot Militair feest met luchtacrobatie in het fort van Liezele ten voordele van het werk van juffrouw Orianne. - 18 juni 1922: Groot militair feest op de Cinquantenaire ten voordele van het werk van Orianne (zie affiche). - 28 december 1922: Giraud Mangin, kapitein van de reserve van het Franse koloniale leger geeft in Brussel een voordracht ten voordele van het werk van juffer Orianne. - 23 januari 1923: majoor Ume, professor aan de militaire school en één der bedenkers van de grote overstroming tijdens de slag van de IJzer, geeft te Brussel een voordracht met dia’s en filmbeelden ten voordele van het werk van Orianne. - Maart 1923: luitenant-vliegenier ridder Willy Coppens geeft, eveneens te Brussel een voordracht over de “krijgs- en burgerluchtvaart”, met lichtbeelden, en allemaal ten voordele van het werk van juffer Orianne. - Eind 1924: het “Comité de Patronage des Oeuvres de Mademoiselle Orianne” verzamelt veel schoon volk maar weinig geld. Eigenlijk was dit comité in het leven geroepen om de financiële middelen van Orianne beter te beheren; de volgende jaren verliepen alle betalingen via dit comité. - Begin 1925: Een groot feest brengt 15.000 fr. op voor het werk van Juffrouw Orianne. Jeanne Caroline Charlotte Orianne was werkelijk een zeer bijzondere en ook wel een beetje speciale vrouw. Het naoorlogse Londerzeel heeft om redenen die we nog steeds niet begrijpen verkozen om haar grandioos te vergeten, maar elders werd ze voor haar activiteiten geëerd: - 1920: Orianne ontvangt de medaille van koningin Elisabeth (als gedeporteerde). - 1920: Een aantal Franstalige kranten starten een campagne om Orianne voor een decoratie te nomineren. - 1920: Orianne krijgt alvast een erediploma van de Nationale Strijders Bond. - 1921: Het Comité “Justice” benoemt Orianne tot Erelid en beschuldigt Londerzeel tezelfdertijd van een weinig vaderlandslievende houding. - 1929: Orianne krijgt een erediploma van de F.N.C. van Ath. Orianne heeft haar hoge onderscheiding of Leopoldsorde nooit gekregen... Een paar van haar Londerzeelse medewerkers wel... Na 1934, toen ze alweer in geldnood zat, zijn we haar een beetje uit het oog verloren. Op 11 november 1947 maakte ze zich nog zorgen over de verwaarlozing van de graven van 35 onbekende soldaten op het kerkhof van de Tir National te Schaarbeek. Ze heeft dit aan de bevoegde instanties dan ook laten weten. Ze woonde toen nog altijd in de Rue de la Couronne te Elsene. Daar is ze op 14 juli 1951 ook overleden. Ze zal het misschien niet graag gehad hebben, maar haar overlijdensakte werd in er het Nederlands opgesteld. Bronnen: - 1914-1918 in Londerzeel en Noordwest-Brabant, Louis De Bondt en Francis Hallemans, 2008. - Correspondentie van de firma Praille te Londerzeel. - Archief Francis Hallemans. Link: Juffer Orianne van Londerzeel, haar turbulente leven, haar 4 werken van Liefdadigheid, Francis Hallemans, Louis De Bondt, Louis De Boeck, 2019, 348 blz. (op de website Londerzeel Vroeger).

95


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

P Edward PAS Edward Pas werd geboren in Londerzeel in 1904. In 1918 vestigde hij zich in Moerzeke. Daar werd hij onderwijzer, maar hij werd vooral bekend als schilder van landschappen, dorpsgezichten en stillevens. Zijn eerste teken- en schilderlessen kreeg hij van zijn oom, de Londerzeelse kunstenaar Edouard Van Esbroeck. Aanvankelijk schilderde hij dorpsgezichten en Scheldelandschappen; zijn werk sloot nauw aan bij de School van Dendermonde. Later werden het vooral stillevens en bloemstukken in fellere kleuren en dikke verflagen, soms met het paletmes aangebracht. Edward Pas trouwde in Moerzeke en kreeg er acht kinderen. Hij overleed te Moerzeke in 1980.

Op 7 mei 2010 werd er in de Kauterstraat te Moerzeke door burgemeester Vijt een gedenkplaat voor Edward Pas onthuld. Bij deze gelegenheid publiceerde de Hamse Heemkundige Kring Osschaert het jaarboek “Op stap door Moerzeke met kunstschilder Edward Pas”. Het werd bijeengeschreven door Paul Pas, de zoon van de schilder, en het toont de geschiedenis van het dorp aan de hand van een wandeling via diens talrijke schilderijen. Er bestond al eerder een boek met afbeeldingen van zijn werk: “Het Moerzeke van Edward Pas”. Het werd uitgegeven in 1985, was samengesteld door Guido Sijs, en telt 111 pagina’s. Bron: Het Nieuwsblad, 11 februari 2010.

Pieter PAS Geboren in Londerzeel op 24 januari 1902. Hij was de zoon van Joanna Van Esbroeck, een zus van schilder Egidius Edouard Van Esbroeck en van Hendrik Pas. Na zijn lerarenopleiding gaf hij van 1923 tot 1960 les in de gemeenteschool van RossemWolvertem. In zijn vrije tijd schreef en schilderde hij. Hij stierf in Londerzeel op 25-6-1984. Werken: - Pieter Pas schilderde landschappen en boerderijtaferelen zowel met olieverf op doek als aquarel. Hij maakte ook pentekeningen. Hij was echter in de eerste plaats schrijver. - ’t Coiffeurke, toneel. - Wiske en de patattenboer, toneel. - Koers voor beginnelingen, toneel. - De Volkstribuun, toneel. - De laatste Gualbert, toneel. 96


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

- Er is een moord gebeurd, toneel. - Kristoffel achterna, toneel in verzen, 1951 - De reis van Sint Carolus, historisch verhaal voor de jeugd. - De duivel achter het palet, roman. - Het leven van Eduard Van Esbroeck, geromanceerde biografie, 1971. - Donker Brabant, roman, 1978. - De misdeelden, roman Prijzen en erkenningen: - Het toneelstuk “Kristoffel achterna” kreeg in 1951 de prijs van de provincie Brabant. - “De laatste Gualbert” kreeg de prijs van het Algemeen Katholiek Vlaams Toneelverbond. Wilfried PAS Wilfried Pas werd geboren als zoon van Jozef Pas in Londerzeel op 29 april 1940. Hij verhuisde echter reeds als kind naar Antwerpen. Beeldhouwer, neo-expressionistisch tekenaar, etser en zeefdrukker Wilfried Pas volgde opleiding aan het Sint-Lukasinstituut te Brussel, vervolgens – van 1959 tot 1964 - aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten en het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen (nu Departement Audiovisuele en Beeldende Kunst, Hogeschool Antwerpen), waar hij vanaf 1969 doceerde. In de jaren '70 vormde Wilfried Pas samen met Fred Bervoets, Walter Goossens en Jan Cox de kern van de kunstenaars rond de Antwerpse galerie De Zwarte Panter. Hij werkte samen met Bervoets en Goossens in het lithografisch atelier 'Clot, Bramsen et Georges' in Parijs. De Panter-groep nam ook gezamenlijk deel aan exposities in Boston en Philadelphia. Solo exposeerde Wilfried Pas in Düsseldorf, Milaan, Osaka, Dublin en Amsterdam. In 1975 nam hij deel aan de Biënnale voor Kleinsculptuur in Boedapest. Naast vele tekeningen, zeefdrukken en etsen waren het toch vooral zijn sculpturen die vanaf zijn eerste tentoonstelling meteen de aandacht trokken. Die had plaats in de Zwarte Panter in 1972 waar hij bronzen beelden van vreemde wezens, éénbenige mensen en maanzieken liet zien. Later maakte hij een serie beangstigende kijkkasten met mummieachtige wezens tussen spinnenwebben, stof en sporen van verval. Hij creëerde ook een wassen portrettenreeks van zijn kunstenaarsvrienden, waarbij hij gebruikt maakte van allerlei afvalmaterialen.

Pas werkt aan Julien Schoenaerts

Lodewijk De Vocht

97

Paul Van Ostayen


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Meest bekend werd hij echter met zijn sculpturen en een reeks monumenten voor Vlaamse schrijvers. De aanzet was al gegeven in 1972 met een beeldhouwwerk van zijn dorpsgenoot Gerard Walschap in Londerzeel. De anderen volgden echter vanaf 1992: Willem Elsschot (in Antwerpen), Karel Van de Woestijne (in Meise), Paul Van Ostaijen (in Antwerpen), Anton van Wilderode (in Sint-Niklaas), Herman Teirlinck (in Antwerpen) en nogmaals Gerard Walschap (in Antwerpen). Hij maakte ook beelden van andere kunstenaars: Lodewijk De Vocht (’s-Gravenwezel), Julien Schoenaerts (Antwerpen), vooraanstaande personen zoals Koning Boudewijn (een controversieel beeld op Antwerpen Linkeroever) en Dr. Paul Baron Janssen, de stichter van Janssen Pharmaceutica (Beerse), verder 4 levensgrote indianen (Antwerpen) en borstbeelden van o.m. Albert Moortgat (Breendonk), Boudewijn De Groot (Nederland) en, in opdracht van de Senaat, het huidige koningspaar Albert II en Paola. Met de keuze van Wilfried Pas voor de creatie van het beeld van Hendrik Conscience in Schilde ontstond er als het ware een artistieke beeldenroute, gaande van Wolvertem over Breendonk, Sint-Niklaas, Antwerpen, Schilde, ‘s-Gravenwezel tot Beerse als getuigenis van het uitzonderlijk métier en de grote inzet van deze kunstenaar. Ook in het Prentenkabinet te Antwerpen en de Musea van Antwerpen (Middelheim) en Oostende (PMMK) is werk van Pas te zien. Ter gelegenheid van zijn 60ste verjaardag werd aan Wilfried Pas tijdens een academische zitting op 24/6/2000 het ereburgerschap van Londerzeel toegekend. Daarmee stapte hij in de voetsporen van Gerard Walschap (29/05/1982), Karel Verbruggen (29/09/1985), Pol Van Esbroeck (18/10/1986) en Rik Poot (07/06/1997). Na hem kregen ook nog Frederik Vanden Brande (23/04/2005) en Alfred Van Roy (23/9/2008) deze eer. Wilfried Pas ontving o.m.: - de Staatsprijs “Berthe Art” (1966), - de “Eugène Baieprijs” (1984) ,en - de tweejaarlijkse van de Provincie Antwerpen voor een kunstenaarsloopbaan (2004). Bronnen: - Website baasgansendonck.be - Website hetstillepand.be - Gazet Van Antwerpen, 22 juni 2000

Familie de PEÑARANDA DE FRANCHIMONT Op het Groenhof te Malderen van 1863 tot 1919. Link: Malderen: het Hof ten Broecke en Groenhoven (1230-2010)

Rik POOT Rik Poot werd geboren in Vilvoorde, meer bepaald in de volkswijk Far-West, op 20 maart 1934. Zijn vader was bronsgieter en maakte vooral commerciële voorwerpen en ornamenten voor grafmonumenten. Na het beëindigen van de Moderne Humaniora in het Koninklijk Atheneum te Vilvoorde ging hij van 1942 tot 1944, volle oorlogsperiode, lessen beeldende kunsten volgen aan de academie van Molenbeek. Na de oorlog, in 1945-1946 studeerde hij aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Brussel. In 1947 trouwde hij. Drie jaar later vestigde hij zich in Grimbergen in een met eigen handen gemetst huis. Intussen begon hij tentoon te stellen en prijzen te winnen (zie verder). Met het geld van de Godecharlesprijs, die hij in 1949 won, ondernam hij studiereizen naar Frankrijk en Italië.

98


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Van 1962 tot 1984 was hij, als opvolger van Oscar Jespers, professor Monumentale Beeldhouwkunst aan het Nationaal Instituut voor Architectuur en Sierkunst van Terkameren. Na zijn professionele loopbaan, omstreeks 1984 dus, verliet Rik Poot het intussen geïndustrialiseerde Vilvoorde waar men hem het zicht op de natuur ontnomen had. In het groen van de Watermolenstraat te Londerzeel kocht hij een boerderijtje dat hij restaureerde en waar hij zijn nieuwe atelier inrichtte in een oude schuur. Rik Poot en zijn vrouw waren graag geziene gasten in het “Leireken” te Steenhuffel. In 2006 werd hij ziek. Hij overleed op 16 december 2006 in het ziekenhuis van Jette. Volgens zijn wens werd hij in Vilvoorde begraven. In het voorjaar van 2008 verrees op het Leuvense provincieplein, tussen het station en het provinciehuis, zijn laatste creatie De Ontvoering van Europa met de steun van de provincie Vlaams-Brabant, de stad Leuven en KBC. Werken: Aanvankelijk beeldhouwde Rik Poot menselijke en dierlijke figuren in diverse materialen en maakte hij ook terracotta beelden. Vanaf 1952 kreeg hij diverse opdrachten voor monumentale beeldhouwwerken zoals de kruisweg in de Sint-Lambertuskerk te Muizen. Daarbij werd hij sterk beïnvloed door de beeldhouwwerken van Rodin. Vanaf 1963 gebruikte hij nog alleen het “verloren wasprocédé” of de “cire perdu” methode. Zijn werk doet vanaf dan sterk aan dat van Ossip Zadkine denken maar blijft figuratief. Kenmerkend voor zijn beelden zijn de holle ruimten tussen de bronzen delen waaruit ze zijn opgebouwd. Poot hechtte grote waarde aan ambachtelijk vakmanschap. Nooit heeft hij toegevingen gedaan aan vluchtige modetendenzen als Pop-art en conceptuele kunst, evenals aan het uiterlijke vertoon van de artistieke salons waar hij een verklaard tegenstander van was. Het paard in al zijn vormen, doorgaans in brons, was één van zijn meest gebruikte thema’s. Poot’s beelden staan bijna allemaal in de openbare ruimte en meestal in open lucht. Een aantal van zijn meest bekende monumentale werken zijn: - 1960: Sint Lambertus, in de kerk van Muizen, arduin H. 4,30 m. - 1972: Ridder te paard, brons, H. 0,84 m., in het voorzitterskantoor op de eerste verdieping van het parlementsgebouw te Brussel. - Beeld van de schrijver Maurice Gilliams in de tuin van het Elzenveld te Antwerpen. - 1986: Tors van een vrouw, eigendom van N.V. de Toren te Londerzeel, brons, 1,78 m. - 1988: De bloedgever, in het St.-Jansziekenhuis, Schiepse Bos, Genk, brons, H. 1,40 m. - 1989: Vallend paard, K.U.L., faculteit Letteren en Wijsbegeerte, brons, H. 3,50 m. - 1992: Feniks, gerealiseerd door VTI Sint-Laurentius Lokeren, 2,90 x 2,20 m. - Poot vereeuwigde ook politici en schrijvers in borstbeelden. Misschien het meest bekende is dat van zijn goede vriend Jean-Luc Dehaene voor de galerij van het Belgische Parlement. Hij maakte ook de borstbeelden van Leo Tindemans en Marnix Gijsen. Hierna nog een aantal andere bekende werken.

1953, Herdershond, terracotta, H. 1,20 m. BiB Lond. Fotostream

1956, Hond plaatijzer en brons, h. 1,00 m. Bron: BiB Londerzeel Fotostream

1981: Grootmoeder, brons, H. 2,50 m gekocht door de Vlaamse Gemeenschap, nu in Hasselt. Bron: indymedia.be

99

Marnix Gysen Bron: indymedia.be


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Boerenpaard Heldenplein Vilvoorde Geplaatst tgv 150 jaar Paardenmarkt Bron: indymedia.be

1990, Rustende Najade, brons, Br. 4,8 m. gerechtsgebouw Turnhout, Bron: BiB Londerzeel’s Fotostream

1997, De Brabander, brons binnenkoer Diepensteyn te Steenhuffel Bron: BiB Londerzeel’s Fotostream

De grote Amonniet Bron: indymedia.be

1982, Ode aan Bergrivier metrostation H. Debroux , Brussel, brons, 3,30 m. bron: imagesdebelgique

1987: Mir (vrede) adm. centrum Herentals, brons, h. 3,60 m. Bron: BiB Lond. Fotostream

1990, vallend paard II Brons, H.. 2,90 m. Bron: BiB Londerzeel’s Fotostream

1998: de Vuist, H. 8 m., nav de sluiting van Renault. BiB Lond. Fotostream

1992: De Heilige familie, brons. Bron: BiB Londerzeel’s Fotostream

2000, moeder v. smarten. nav affaire Dutroux BiB Lond. Fotostream

2005: Houtekiet, brons naar de figuur van Gerard Walschap. BiB Lond. Fotostream

1988, Honger (de ruiters van de Apocalyps, tuin Arentshuis Brugge, brons, H. 1,10 m. Br.: W. Wauters op trekearth

Cybele Bron: indymedia.be

2006, de ontvoering van Europa brons bron: kunstbronsgieterij Degroeve

Prijzen en onderscheidingen: - 1948: eerste prijs op de openluchttentoonstelling te Anderlecht. - 1949: de Godecharlesprijs voor beeldhouwkunde. - 1949: de prijs van de stad Luik. - 1953: de tweede prijs van Rome. - 1953: de eerste prijs op de openluchttentoonstelling van Vorst. - 1953: de eerste prijs van de stad Brussel. - 1954: een vermelding in de Prix Jeune Sculpture (samen met Roel d’Haese). 100


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

-

1959: de Coopalprijs. 1975: tentoonstelling in Sao Paulo tijdens de 13de Biënale. 1997: op 7 juni werd Rik Poot ereburger van Londerzeel. 2004: in het Hansenspark en het Oude Klooster organiseert de stad Vilvoorde als eerbetoon een grote tentoonstelling van zijn werk. 2008: 2 jaar na zijn overlijden ontving hij in Brugge de tweejaarlijkse Achilles Van Ackerprijs voor zijn hele oeuvre.

Bronnen: - Rik Poot, door Marcel Duchateau - Rik Poot, door Frans De Boeck in Langs Vlaamse wegen, Londerzeel 1993 - Monografie "Rik Poot", uitgegeven bij het Mercaterfonds, 2004 (uitgegeven naar aanleiding van zijn 80e verjaardag) - Dorine Cardyn-Oomen, e.a., Beeldhouwwerken en assemblages, 19e en 20e eeuw, catalogus Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, 1986, blz. blz 139. - Rik Poot in Wikipedia, de vrije encyclopedie.

Cathelijne POTTIE Eigenlijk weet ik over deze dame niet veel te vertellen. Zij was de meid van pastoor Niclaes Wieck. Wieck was geboren in Brussel omstreeks 1540. In 1587 werd hij, wellicht zeer tegen zijn zin, tot pastoor van het te weinig opbrengende Steenhuffel aangesteld. Er werden hier toen niet veel missen gelezen. Met de komst van de reformatie was het aantal katholieken al fel geslonken, daarna hadden oorlog en ziektes voor een serieuze ontvolking gezorgd en bovendien was het nieuwe kerkkoor, waaraan men al bijna 30 jaar al dan niet aan het werken was, vanwege de tijdsomstandigheden nog altijd niet afgewerkt. Vanaf 1593 is Wieck ook pastoor van Malderen geworden. Overigens zou hij zich in die periode vooral in Londerzeel opgehouden hebben. Zoals dat toen niet ongebruikelijk was, woonde hij daar samen met een vrouw. Ze heette Kathelijne Pottie. Omdat hij haar niet onverzorgd wilde achterlaten bepaalde hij in 1606 in zijn testament dat degene die na zijn dood met haar zou trouwen en haar goed zou behandelen de pastorij van Steenhuffel (de oude hofstee den Hoorn, die hij aan zijn knecht Jacques Mertens verhuurde) er gratis bij zou krijgen. Dat was een mooi gebaar maar onvoldoende. Toen pastoor Wieck “priester en prochiaen onweerdig” zoals hij zich met veel zelfkennis omschreef, in 1611 overleed waren er geen huwelijkskandidaten. Pas later (wellicht rond 1625 en niet in Steenhuffel) is ze getrouwd met Niclaes JanJehans. Alles wat die in 1650 in Steenhuffel bezat (eigendom bij het Bruksken, bij het Corenblok, bij de Eshage en bij het Geertruyenveld) heeft hij allemaal zelf moeten kopen en betalen. De pastorij alias hofstee den Hoorn was al eerder door Jacques Mertens, zoon van Jacques, gekocht. Ik weet niet wat er verder met deze mensen gebeurde. Mogelijk heeft het echtpaar JanjehansPottie nog een dochter gekregen. Dat was dan Margriet die op 21 november 1645 met Guilliam van Meulders trouwde. Waarschijnlijk werd Niclaes Janjehans, onder de naam Janians, op 23 april 1650 in Steenhuffel begraven. Hij was dan wel de man van Joanna van Causbroeck waarmee hij op 4 november 1640 in Steenhuffel was (hertrouwd). Bronnen - Pastoors en Onderpastoors van Londerzeel, Malderen en Steenhuffel. - Register 6937, folio 307, en register 6939, folio 156 van de Schepenbank van Steenhuffel.

Christianus Franciscus PREVOST Omstreeks 1732 erfden Christianus Franciscus Prevost en zijn broer Jan-Baptist een hofstede met een cijnsboek in Steenhuffel van hun ouders. Die ouders waren Jan Prevost en Barbara Sire-Jacobs. Vader Jan was koopman in wijnen en eigenaar van de wijnherberg Sint-Marten op de Brusselse Zavel. 101


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

De hofstede omvatte 6,5 bunders grond, hoofdzakelijk gelegen aan de tussen de Beekstraat, de Eshage en de Voort. Het cijnsboek was dat van het heerlijk laathof dat achtereenvolgens van Peeter Spijskens (1550), Laureys Kieckens (1608) en (tot ca 1700) van Vincent Anthoni en diens erfgenamen was geweest. Jan Prevost en Barbara Sire-Jacobs hadden dat alles dus ofwel van Vincent Anthoni geërfd, ofwel hadden ze het van zijn erfgenamen gekocht. Omdat Jan priester was heeft hij zijn helft aan zijn broer Christianus Franciscus doorverkocht. Ergens op die 6,5 bunders grond stond in 1732 een kort voordien nieuw gebouwd stenen huis. Ofschoon op de kaart van Jan van Acoleyen in 1699 op die plek al gebouwen staan, waarvan Antoine Vincent (sic) de eigenaar was, kan dat nieuwe stenen huis niets anders dan de nog overeind staande Kaashoeve zijn. De bouwers ervan zijn dus vermoedelijk Jan Prevost en Barbara Sire-Jacobs geweest. Maar omdat we hun zoon Christianus Franciscus als de eerste echte onverdeelde eigenaar van het nieuwe stenen gebouw hebben leren kennen, heb ik het verder over hem. Hij moet omstreeks 1705 in Brussel geboren zijn. Omstreeks 1737 trouwde hij er met Ida de Noter waarmee hij minstens 1 dochter had. Dat was Elisabeth die in 1760 in Brussel met François Rémy Stevens zou trouwen. Mogelijk (volgens mij waarschijnlijk) was ook Ida Prevost, die omstreeks 1760 trouwde met Franciscus Pauwels, een dochter van hem. Evenals zijn vader was hij koopman in wijnen. Daarmee was blijkbaar veel geld te verdienen want, vooral tussen 1751 en 1757 (maar ook nog in 1766 en 1773) heeft hij het domein van het Kaashof door verschillende aankopen nog aanzienlijk uitgebreid. Bron: Leen-, laat- en cijnshoven in Steenhuffel.

102


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Q Gabrielle Louise Marie Joseph QUIRINI (madame Carton) Geboren te Elsene op 9 november 1874, dochter van Jules Joseph Jean Quirini (Fleurus 1827Pont-de-Loup 1884) en Clémentine Amélie Louise van den Elsken (Brussel 1833-Nice 1904). Op 9 september 1902 trouwde ze in Elsene met Réné Léon Marie Ghislain Carton de Wiart, geboren te Brussel op 23 november 1867, zoon van Diego Benjamin Carton de Wiart (18251896) en Marie Clémence Jeanne Ghislaine Cammaerts (1844-1925). René was officier bij de Gidsen, had in Egypte onder bevel van Lord Kitchener aan een aantal veldslagen deelgenomen, was er luitenant-kolonel in het Ottomaans-Egyptische leger geworden, werd Belgisch consul in Caïro, vertrouweling van de Egyptische onderkoning Abbas II en kreeg er de titel van Bey. In 1904 werd hij ook in België tot de erfelijke adelstand verheven. René Carton de Wiart kwam tragisch om het leven op 17 oktober 1906 toen hij naar België terugkeerde met het schip “Grosser Kurfurst” en in de baai van Napels overleed. Zijn jonge weduwe hertrouwde nooit en bracht daarna het grootste deel van haar leven door op het Kaashof in de Plas te Steenhuffel dat ze na de dood van haar moeder in 1904 had geerfd en waar ze regelmatig op haar zwarte Arabische volbloedhengst werd gezien. Het toponiem ‘Kaashof is van dan af “madame Carton geworden en dat wordt door de ouderen onder ons nog altijd gebruikt. Gabrielle Louise Marie Joseph Quirini overleed kinderloos op 23 september 1973.

103


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

R Juliana en Rosalia De RIDDER. Het is niet onze gewoonte om in onze inventaris van bijzondere Londerzelenaren mensen in groepjes te behandelen, maar de tweelingzussen Juliana en Rosalia De Ridder danken hun aanwezigheid in deze lijst aan het feit dat ze op vrijdag 26 januari 2007 samen hun 96ste verjaardag vierden en toen “vermoedelijk” de oudste levende tweeling van België waren. Nog specialer moet dat voor ons niet zijn. Beiden werden in 1913 geboren in de Smisstraat te Steenhuffel als dochters van beenhouwer Eduard Emiel De Ridder (Mieleke Pens) en Maria Clementina Meert. De eerste was weduwe van Livien De Ridder en verbleef in 2007 in het OCMW-rusthuis van Merchtem, Rosalie Eugenie was weduwe van Leonard De Baerdemaeker en verbleef in het OCMW-rusthuis van Buggenhout. Bron: Het Nieuwsblad vrijdag 26 januari 2007.

Joos de RIJCKE – (Joost) Joos de Rijcke werd geboren te Mechelen ca 1475. Hij was de zoon van Jan de Rijcke (Mechelen ca 1445-Buggenhout 5 december 1504) en van Jacomijne van Heffene (Mechelen ca 1450-Mechelen ca 1529). Vader Jan woonde in de Milsenstraat te Mechelen, was actief in de textielindustrie, was leenman van de heer van Grimbergen, onderhoofdman van de Sebastiaansgilde en eigenaar van het Hof te Vuyst op het Wolfende (gehucht Rijcken te Eppegem). Toen hij in 1493 ook oppervalkenier van Philips de Schone werd, kon men hem met zijn vriend Gillis van Marselaer (zie aldaar), die toen drost van Buggenhout was, veel zien jagen in Buggenhout-Bos, waar hij zich op 5 december 1504 door een everzwijn heeft laten verscheuren. Intussen was Jan’s zoon Joos de Rijcke al op 25 januari 1494 “per contract” getrouwd met Joanna van Marselaer, de oudste dochter van zijn jachtvriend Gillis en Joanna Laenen. Volgens de bestaande genealogieën was Joanna toen nog maar 14 jaar oud. Wellicht is ze echter pas in 1497 in Mechelen bij haar man gaan wonen. Joos werd in Mechelen gezworene van ’t Wollewerk (de textielgilde). Mogelijk is hij er in de periode 1511-1512 ook schepen geweest. Door zijn huwelijk met Joanna erfde hij op 5 oktober 1518, na de dood van zijn schoonvader, het Hof van Marselaer te Malderen, samen met de Quaeden Molen (het Zwaantje). Vanaf dat moment werd het Hof van Marselaer ’s Rijckenhof genoemd. Dit alles heeft van Joos de Rijcke nog geen bijzondere groot-Londerzelenaar gemaakt. Toch is hij deze erkenning waard omdat bijna alle groot-Londerzelenaren dank zij hem hun afkomst van Karel de Grote (1748-814) kunnen bewijzen. Dat schijnt in genealogische kringen zeer gegeerd te zijn. Zonder hier in details te willen treden, verloopt deze afstammingsreeks als volgt: Karel de Grote Hertog Jan I van Brabant (Jan Primus) Gillis van der Balct (erkende bastaard) Jan van der Balct  Catharina van der Balct Almeric Boote II  Almeric Boote III  Wouter Boote  Maria Boote  Jan de Rijcke  Joos de Rijcke.

104


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Joos de Rijcke en Joanna van Marselaer hadden, naast een glasraam in de kerk van Zele en de O.L.V. kerk te Mechelen, ook een groot glasraam in de kerk van Malderen. Joos stond er op afgebeeld met hun 10 zonen, Joanna met hun 6 dochters. 13 van die 16 kinderen kennen we bij naam. - Joost De Rijcke (Mechelen 29/10/1498-Quito Ecuador 1590) eerste missionaris in Equador. - Philips De Rijcke (Mechelen 1500-voor 1510) - Karel De Rijcke (Mechelen 1501-voor 1512) - Clarissa De Rijcke (Mechelen 1503-voor 1513) - Huybrecht De Rijcke (Mechelen 1505-voor 1515) - Henric De Rijcke (Mechelen 1506-voor 1515) - Cornelis De Rijcke (Mechelen 1507-na 1539) - Jane De Rijcke (Mechelen 1508-na 1539) - Anna De Rijcke (Mechelen 1509-Londerzeel 1552) x Frans van Almaras (zoon van Alvaro) - Pauwel De Rijcke (Mechelen 1510-na 1532) - Cathelijne De Rijcke (Mechelen ca 1512) x 1540 Pieter Van Paesschen - Gielis De Rijcke (Mechelen 1514-7/1/1560) x Brussel 14/1/1541 Helena Van der Borcht. Werd o.a. heer van Marselaer en Boortmeerbeek. Ook het Hof van Marselaer is de periode van Geuzenopstanden en Beeldenstormen (1566-1593) niet zonder schade doorgekomen. Zijn dochters Barbara, Catharina en Johanna waren verplicht om met redelijk eenvoudige mensen (met namen als Van Opstal en Goossens) te trouwen. - Magdalena De Rijcke (Mechelen 27/71518-29/7/1586) x Roland Sweerts. De drie ontbrekende kinderen heb ik niet gevonden. Joos De Rijcke overleed ca 1549. Hij werd begraven in de O.L.V. kerk te Mechelen. Joanna van Marselaer stierf op 6 juli 1557 Bronnen: - Jozef Verheyden, Glasramen in de beeldenstormen, delen 5 en 6. - Jozef Verheyden, het Hof van Marselaer te Malderen in de 17 de eeuw. - Website www.terpalen.be/Jan de Rijcke.

Jacomijne RIJMS Mevrouw Jacoba of Jacomeyne Rijms was niet van hier, maar omdat ik zo lang naar haar identiteit moeten zoeken heb, en om een beetje genderevenwicht te bewaren, heeft ze toch een plek in dit overzicht gekregen. In de haardstedentelling van 1496 staat te lezen: Steenhuffele “... viere volle leenen (waarvan) één toebehoerende heeren Jacoppe van Borssele gehouden van den hove van Dendermonde...” In de “denombrementen (de opgaven) van de Steenhuffelse leenmannen van de heren van Glymes, vanaf 1448” vond J. Michel Van der Elst het volgende document: “(20 maart 1512). Ick Jacomijne Ryms, weduwe wijlen heer Jacops van Borssele, ridder, certificere bij desen dat ick houdende ben te leen den voregen cheyns vanden here van Grimbergen inder maniere als hier voor gespecificeert staet gelegen inder prochien van Steenhuffele ende van Merchten. In oirconden der waerheyt hebbe mijn zeghel hier op gedruckt opten XXten dach van meerte int jaer 1512 nae scriven shoefs van Brabant”. Toch wel interessant. We komen immers te weten dat tussen 1496 en 1515 een leengoed, gelegen in Steenhuffel en Merchtem, van het Land van Dendermonde (graafschap Vlaanderen) naar dat van het Land van Grimbergen (hertogdom Brabant) overging. Maar wie waren de genoemde mensen?

105


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

In de documenten van de schepenbank van Steenhuffel komen we de namen van Borssele en Rijms maar één keer tegen (op folio 193 van register 6937) maar alleen om te zeggen dat men hen of hun erfgenamen niet kende. Ziehier, wat ik desondanks over hen gevonden heb. De manier waarop is in ‘de Leen-, laat- en cijnshoven van Steenhuffel’ gedetailleerd te vinden. Ridder Jacob van Borssele, geboren in 1437, was een bastaardzoon van Adriaen van Borssele (1422-6/6/1468) en kleinzoon van Jacob, heer van Brigdamme, Zoutelande en Sint Laurens, en van Anna de Henin-Bossu (1395-1478). Toen bleek dat uit het huwelijk van zijn vader geen wettige kinderen zouden komen werd hij op 17 september 1476 alsnog gewettigd. In 1494 werd hij door keizer Maximiliaen van Oostenrijk als kapitein en kastelein van Gouda aangesteld. Inmiddels was hij op 23 februari 1470 getrouwd met Agneese van Raephorst. In 1484 of 1485 hertrouwde hij met Jacomijne Rijms, die in 1480 in Gent weduwe van ridder Hendrik de Coninck geworden was. Jacob van Borssele overleed op 18 september 1503 en in 1505 trouwde Jacomijne Rijms, die in Gent al een hofstee ten zuiden van de Sint-Janskerk bezat, een derde keer, deze keer met de Gentenaar Jacob vander Zickelen, een naam die onlosmakelijk verbonden is met het imposante Zikkelcomplex alias Van der Zickelensteen. Jacomijne Rijms, geboren omstreeks 1447, stierf omstreeks 1515, waarna vander Zickelen met Elisabeth vander Hoyen hertrouwde en kort voor 1525 overleed. Op 1 juni 1525 werd ene Dierick Buyele (ook in dit overzicht te vinden) de nieuwe eigenaar van het laathof dat vander Zickelen eerder van Jacomijne Rijms had geërfd. Bronnen: - Les dénombrements de foyers en Brabant (XIVe-XVIe siècle), J. Cuvelier, 1912, blz. 177-183. - Algemeen Rijksarchief, familiearchief de Merode Westerlo, VM 442 en VM 585. Met dank aan J.M. vander Elst. - Oud archief van de stad Gouda, register 234, akte 163 van 18 september 1494. Meer informatie in: - Louis De Bondt, Leen-, laat- en Cijnshoven in Steenhuffel.

Cosma RISCH Meester-chirurgijn te Londerzeel, maar in 1604 en 1611 woonde hij in Merchtem. In de periode 1626-1627 moest hij een aantal keren voor de vierschaar van Londerzeel verschijnen omdat hij nogal roekeloos met zijn mes was omgesprongen. Of dat alleen maar bij de uitoefening van zijn beroep gebeurde is onduidelijk. Maar hij kende wel zijn stiel. En daaraan heeft hij zijn vermelding in dit overzicht te danken. Hij zorgde immers voor de eerste gedocumenteerde gelukte amputatie in groot-Londerzeel. Op folio 409 van register 6937 van de schepenbank van Steenhuffel vond ik daarvan het bewijs. Joos Hoefman, een zoon van Joes en Johanna van Acoleyen en in Steenhuffel geboren in 1581 had ergens in 1604 of 1605 het verschrikkelijke ongeluk om door een hengst gebeten te worden en niet zo’n klein beetje. Het was zo erg dat “eenen meester Ghosma Rich, chirurgijn tot Merchten residerende, hem zijnen arm heeft moeten affsetten waervan hij hem oeck heeft behoirlijck genesen”. Het zijn niet mijn woorden maar die van Jan Goossens, de meier van de schepenbank. Behoorlijk genezen of niet, Joos Hoefman is door die miserie wel aan de bedelstaf geraakt. Ik weet niet waarvan hij beschuldigd werd maar op 23 maart 1611 hebben de schepenen van Steenhuffel hem een attest meegegeven waarin zij verklaarden “dat hij van zijn vader ende moeder catholicquelijck es opgevuedt ende inden vreese des heeren opgehouden en dat, hoe wel hij tsedert het affsetten van zijnen arm het lant besien ende bewandelt mach hebben, hen nochtans tot noch toe nyet anders ter kennisse gecommen noch en hebben zij nyet sunderlincx 106


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

gehoort dan bijden zelven Hoeffman met eenyeder gehandelt ende getracteert te hebben als een jonckman van eeren toebehoirt.” Hulde dus aan Cosma Risch alias Rich en schande aan de maatschappij die zijn invaliden zonder inkomsten de straat op jaagt. Cosma Rich had onder meer eigendom aan de Molenkouter in Peizegem. Volgens de Familiereconstructie van Merchten (Hedwig Vertonghen en Pol Feytens) overleed hij te Merchtem op 11 mei 1632 en was hij er omstreeks 1598 getrouwd met Margarita Godtheymans. Ze hadden 2 zonen en 3 dochters. De oudste zoon, Cosma junior, volgde zijn vader op als chirurgijn. Bron: Gezondheidszorg in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel.

Jeanne Marie ROBIJNS. Geboren te Asse op 31 maart 1739, dochter van Pierre, griffier van het Land van Asse, en van Anne Marie de Hèze. Een eerste keer getrouwd met Charles Louis Joseph Collin, secretaris van de Raad van Brabant. Kinderen uit haar eerste huwelijk: - Anne Martine Collin, die trouwde met a) Lamoral François Joseph Marie Imbert, burggraaf van Lambersart, heer van Lambersart, Grandval en Courcelles, op 22 juni 1794 gestorven op de guillotine te Arras, en b) Louis de Lachaux. Op 29 juni 1765 te Wenen hertrouwd met Jean Maximilien Urbain Misson (zie aldaar). Kinderen uit haar tweede huwelijk: - Marie Anne Charlotte, ° Brussel 20-2-1767, + kasteel van Herchies 9-10-1842, trouwde op 5-7-1791 met Auguste Josephe baron de Thysebaert, hulpmeier van Brussel tijdens het Frans Bestuur, lid en afgevaardigde van de Ridderorde van de eerste schepping, onder Nederlands bestuur. - Martin Clement. Overleden te Brussel op 16 februari 1792 en conform haar laatste wilsbeschikking18 februari 1792 begraven op het kerkhof Steenhuffel, tegenover de grote deur van de kerk. De plechtige dienst had plaats in de kerk van Steenhuffel op 27 maart. Bron : La Belgique héraldique: recueil historique, chronologique et généalogique, Charles Poplimont, blz 311. Link: Manuaal van pastoor Van den Eynde.

Jan Edmond ROGER - Jan Van Parijs. (Jan) Edmond Roger werd als Jan Van Parijs geboren in Sint-Joost-ten-Node op 13 juli 1847. Wanneer en vooral waarom hij zijn naam veranderde, heb ik niet ontdekt. Op 9 september 1870 gaf hij gevolg aan de bede van paus Pius IX die katholieke ongehuwde mannen opriep om de door de Italianen aangevallen Pauselijke Staten te komen verdedigen. Edmond Roger werd aldus – zij het zeer kort en ook een beetje te laat – één van de 1634 Belgische pauselijk Zoeaven. Ze konden niet meer voorkomen dat Rome op 20 september 1870 door de Italianen overrompeld werd en dat het Zoeavenleger werd ontbonden. In ieder geval werden voormalige pauselijke Zoeaven in het katholieke Vlaanderen zeer gerespecteerd.

107


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Omstreeks 1895 is Edmond Roger in de huidige Brouwerijstraat in Steenhuffel komen wonen, in een huis naast het buitenverblijf van advocaat Bouvier. Op 17 april 1901 stelde hij zich kandidaat voor de vrijgekomen plaats van gemeentesecretaris van Steenhuffel. Als zijn beroep werd dan merkwaardigerwijze “professor aan het St. Trudo te Leuven”, opgegeven. Hij kreeg 2 voorkeurstemmen van de 8 maar een zekere Charles Sterck kreeg er 5. Op 30 november 1910 werd hij door de gemeenteraad, met 4 stemmen van de 7, wel tot gemeente-ontvanger verkozen. Dat was hij toen de Duitsers op 29 september 1914 de gemeente al overrompeld hadden, verder richting Antwerpen oprukten, het geschut van het fort van Liezele hen probeerde tegen te houden, maar hun doel voorbij schoten en het verlaten dorp van Steenhuffel bombardeerden. Edmond Roger is toen op zijn fiets – hij was de eerste die in Steenhuffel een fiets had - doorheen de vijandelijke linies naar het fort van Liezele gereden. Toen hij daar toekwam en vroeg om het schutsveld wat te verleggen, werd hij op de koop toe voor een Duitse spion gehouden. Uiteindelijk wilde men hem toch geloven en aldus, zegt de overlevering, heeft hij zonder twijfel voorkomen dat Steenhuffel die dag volledig i.p.v. maar een beetje platgeschoten werd. Vandaar dat hij op 10 januari 1920 door de gemeenteraad bij de provinciegouverneur werd voorgedragen om in het bestand van oorlogshelden opgenomen te worden. Edmond Roger is vermoedelijk nooit professor in een Leuvens ziekenhuis geweest; na de oorlog, nog altijd gemeente-ontvanger, heeft hij wel een tijdje een fietsenhandel uitgebaat. Ofschoon hij de oorlog niet als soldaat had meegemaakt werd hij wel tot erevoorzitter van de soldatenbond verkozen. In 1923, op 76-jarige leeftijd, trouwde hij nog met Catharina Frederica Henrietta Carolina Riez, wellicht zijn meid. In dezelfde periode begon hij betonartikelen te fabriceren en Eternit-producten te verkopen. Edmond Roger is op oudejaarsavond 31 december 1933 in Steenhuffel overleden. Uit “Merchtemse Gazet”, 1/8/1926

Alfred Van ROY Alfred Van Roy werd geboren te Steenhuffel op 7 mei 1913. Hij was de zoon van Arthur Van Roy (1870-1952), een telg uit de brouwersfamilie uit Wieze die in 1908 naar Steenhuffel gekomen was, en van Henriette De Mesmaecker (1870-1915) van de toenmalige brouwerij de Hoorn Als klein kind maakte hij nog de Eerste Wereldoorlog mee, de periode waarin de familiebrouwerij De Hoorn volledig werd verwoest door de Duitsers. Terwijl zijn moeder reeds stierf in 1915, begon vader Arthur na de oorlog onmiddellijk met de wederopbouw van het bedrijf. Na zijn opleiding ging Alfred in 1928 aan de slag in de brouwerij. In 1958 was het lot hem gunstig bij het toewijzen van een standplaats op de Expo 58 (Brussel). Daardoor kreeg zijn Palmbier gro108


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

te bekendheid bij de bezoekers maar ook in de media. In zoverre dat hij in 1975 de bedrijfsnaam Brouwerij De Hoorn liet vallen voor Brouwerij Palm, naar de naam van het hoge gistingsbier zelf, die in gebruik was sinds 1929. Hij huwde twee maal binnen een familie van brouwers. Zijn eerste echtgenote was Marguerite D' Hollander, dochter van een brouwer uit Moerzeke. Zijn tweede echtgenote was Aline Verleyen een kleindochter uit brouwerij Roman uit Mater. Omdat hij zelf geen kinderen had gaf hij de leiding van het bedrijf in 1974 door aan Jan Toye, een neef van zijn tweede echtgenote. Van 1967 tot de gemeentefusies van 1976 was Alfred Van Roy de laatste burgemeester van de deelgemeente Steenhuffel. In 2008 werd hij niet alleen omwille van zijn 95-jarig leeftijd gevierd. Hij was ook 80 jaar actief binnen het bedrijf, waarvan hij bijna de gehele geschiedenis zelf had meegemaakt. Op de Londerzeelse gemeenteraad van 23 september 2008 werd het voorstel om Alfred Van Roy tot de 7de ereburger te benoemen ter goedkeuring voorgelegd. De kandidatuur werd als volgt op de gemeenteraad geargumenteerd: “Alfred Van Roy heeft brouwerij Palm ontwikkeld tot één van de vermaardste brouwerijen van het land. Hij is een bierkunstenaar die in België en daarbuiten naam en faam heeft verworven met zijn unieke creaties en zijn baanbrekende ideeën. Door bierkenners en sympathisanten wordt hij spontaan geassocieerd met kwaliteit en vakmanschap. In 1999 kreeg hij uit handen van Jean-Luc Dehaene - Minister van Staat - de exportprijs "De Gouden Klomp" waarmee de verdienste wordt gehonoreerd van het best presterende Belgische of Luxemburgs bedrijf in Nederland. Op 8 november 2007 werd Palm Breweries door "Het Instituut van het Familiebedrijf" bekroond als "professioneel geleid familiebedrijf". Alfred Van Roy werd steeds bijzonder gewaardeerd omwille van zijn grote morele verantwoordelijkheid voor de werkgelegenheid die hij creëert. Mede door zijn impulsen is Palm Breweries uitgegroeid tot de enige brouwerijgroep in de wereld die brouwt volgens de 4 aloude gistingswijzen (hoge - gemengde - spontane en lage gisting). Verder is Palm Breweries uitgegroeid tot de grootste speciaalbier-brouwer van België ondermeer door uitbreiding naar de Nederlandse markt, de joint-venture met Frank Boon en de overname van de brouwerijen Rodenbach en de Gouden Boom. We kunnen dus stellen dat de heer Alfred Van Roy door zijn activiteiten als bierbrouwer in belangrijke mate heeft bijgedragen tot de naambekendheid van de gemeente Londerzeel in binnen- en buitenland. Om al die verdiensten wordt hem het ereburgerschap aangeboden.” Alfred Van Roy overleed te Steenhuffel op 23 januari 2009. Bronnen: - Wikipedia, de vrije encyclopedie. - Het Nieuwsblad, woensdag 24 september 2008.

Clara en Philips RUBENS Ze zullen zich ongetwijfeld nooit Steenhuffelenaar gevoeld hebben maar ze waren toch ook een heel miniem klein beetje van hier. In 1651 erfden ze namelijk het Hof te Perre op de Steenhuffelse Kouter van hun moeder Marie de Moy (1586-1651). Deze had op 9 januari 1631 deze hoeve met het daaraan verbonden laathof gekocht van jonker Anthonie Hooftman, een (tot voor kort) onbekende Antwerpenaar van uitzonderlijk rijke komaf. Maria en Philips waren de kinderen van Marie’s eerste man, Philips Rubens (Siegen 1574-Antwerpen 1611) die de oudere broer van onze illustere schilder was. Vader Philips was tijdens zijn leven onder meer één van de vier secretarissen van de stad Antwerpen. Philips Rubens, geboren in Antwerpen op 11 september 1611 overleed ongehuwd en zonder kinderen op 5 oktober 1678. Daarna werd Clara, geboren op 4 april 1610 en op 12 mei 1629 getrouwd met Gregorius de Weert, heel even de enige eigenaar van het Perrehof. Het was haar

109


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

zoon, Constantinus de Weerdt, die na haar overlijden op 30 oktober 1678 van het Perrehof de Brandewijnhoeve heeft gemaakt door er brandewijn te laten stoken. Zou het kunnen dat de allereerste Rubens Jenever in Steenhuffel werd gestookt? Bron: Registers van de Schepenbank van Steenhuffel, getranscribeerd door Louis De Bondt. Link: De Geschiedenis van het Perrehof alias Brandewijnhoeve, Louis De Bondt.

Isabella Helena Francisca RUBENS Isabella Helena Francisca Rubens werd gedoopt in de St. Goedele te Brussel op 13 september 1641. Ze was de dochter van Albert Rubens en Clara del Monte en de kleindochter van onze beroemde schilder Pieter Pauwel Rubens en diens eerste vrouw Isabella Brant. Wat haar, althans in het kader van dit biografisch woordenboek, een beetje bijzonder maakt, is dat ze op 8 juli 1666, in dezelfde Ste Goedele, trouwde met Marcus Vander Vekene (Brussel Ste Katelijne 13 oktober 1627-Londerzeel 18 april 1677) en dat ze met hem in het Schaliënhuis op Sneppelaar is komen wonen. Ze kreeg 6 kinderen waarvan de helft in Londerzeel werd geboren en gedoopt. Na de dood van haar eerste man in 1677, hertrouwde ze op 24 oktober 1685 in Lippelo met jonker Karel Ernest Emanuel de Kervel maar bleef op Sneppelaar wonen. Op 19 juni 1692 heeft ze ook haar tweede man in Londerzeel ten grave gedragen. Zelf stierf ze op het Schaliënhuis op 7 april 1709. In principe moest ze in de kerk van Londerzeel, bij haar eerste man begraven worden. Haar naam was al in zijn grafsteen gebeiteld, maar omdat de plaats die voorzien was voor haar overlijdensdatum niet werd ingevuld, is dat waarschijnlijk niet gebeurd. Link: Londerzeel: het Schaliënhuis (1556-1816)

Aerdt (Arnoldus) RUYCEVELT alias COPPENS Waarom vernoem ik hem? Dat is omdat hij de laatste eigenaar van Kouhagen in Steenhuffel was toen op die omwalde motte tussen de huidige Robbroek- en Rossemstraat nog een hofstee stond. Hoewel alle details nog niet gekend zijn werd die tijdens de beroerde tijden (15661593) door een passerend leger verwoest. Mogelijk was het door Alexander Farnese die in 1582 ook de Londerzeelse Burcht en vele andere eigendommen van de opstandeling Willem van Oranje, heer van Grimbergen en Londerzeel, met de grond gelijk heeft gemaakt. Alles wijst er op dat ook Kouhagen een leengoed van het Land van Grimbergen was. Aerdt Ruycevelt ‘die men heet Coppens’ was de zoon van Jan en getrouwd met Pierijne sKeysers uit Peizegem. De Ruycevelts waren van oudsher belangrijke grondeigenaars in het grensgebied tussen Rossem en Steenhuffel en hadden enkele meiers en rentmeesters van het laat- en leenhof van de commanderij van Pitzenborgh in Meuzegem geleverd. Aerdt was schepen van de bank van Steenhuffel, onder meer in 1575, en overleed kort voor 1588 nadat zijn eigendommen aangeslagen waren en aan de kinderen van de Spaansgetrouwe Cornelis Gras waren gegeven. Hij had ettelijke kinderen maar in 1611 waren nog maar 2 dochters in leven. Dat waren Pierijne, getrouwd met Peeter Heynricx, en Cathelijne , getrouwd met Rutsaert Sonthem , die allebei naar de noordelijke Nederlanden, met name naar Delft, waren uitgeweken. Bron: Registers van de Schepenbank van Steenhuffel, getranscribeerd door Louis De Bondt.

110


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

S Frans SARENS Frans Sarens werd geboren te Malderen op 26 december 1884. Hij was een zoon van Jozef uit Sint-Amands en van Philomena Goiris uit Bornem. Op 7 januari 1918 trouwde hij in Malderen met Philomena Honorina Carolina Cuyckens, eveneens geboren in Malderen op 5 oktober 1884, dochter van Ludovicus en Barbara Angelina Verbeeck. Er kwamen 6 kinderen, maar Philomena stierf op 4 juni 1926 in Malderen in haar zesde kinderbed. Frans hertrouwde op 20 juni 1928 in Steenhuffel met Maria Antonia De Coster, geboren in Steenhuffel op 10 januari 1895, dochter van Josephus Franciscus uit Mollem en Philomena Schellemans uit Steenhuffel. Er kwamen nog eens 6 kinderen bij. Na zijn huwelijk met De Coster kocht Frans Sarens het hof Bouvier (de Kampagne) in de Brouwerijstraat (toen Statiestraat) te Steenhuffel. Toen zijn gebuur, Edmond Roger, die bouwmaterialen produceerde, overleed, kocht hij in 1934 ook dit pand. Hij zette diens bedrijf een poosje verder en fabriceerde er dus betonartikelen, (zie advertentie uit 1937). Bovendien werd hij depothouder voor de Eterniet-fabriek van Kapelle-op-den-Bos. Advertentie in de “Merchtemse Gazet”, 14 maart 1937

Daarnaast wist Frans Sarens een contract te sluiten met de lucifersfabriek te Ninove voor de levering van bomen. Met paard en kar en een eerste “boomwagen” werden de in de gemeente gekapte bomen, nadat ze van wortels en takken ontdaan waren, in hun geheel vervoerd naar het station van Steenhuffel waar ze met bestemming Ninove werden opgeladen. Om het werk te verlichten werden daarna de eerste boomtakels en de eerste vrachtwagen aangeschaft. Na de oorlog, toen de zonen volwassen geworden waren, wist het familiebedrijf Sarens met indrukwekkende realisaties (zie de officiële website) een blijvende faam te vestigen als leverancier van kraanwerk en zwaar tot extreem zwaar transport. In 1955 werd de N.V. Sarens-De Coster en kinderen opgericht. De stichter, Frans Sarens, overleed 3 jaar later, op 22 november 1958. Momenteel (2010) is Sarens een mondiale groep van ongeveer 30 bedrijven die – te land, ter zee en in de lucht - vooral bedrijvig zijn in drie marktsectoren: de petrochemie, de energiesector, en alles wat met grote civiele bouwprojecten te maken heeft. In de diverse aftakkingen werken meer dan 1500 mensen en bedraagt de jaarlijkse omzet 200 à 370 miljoen Euro. Alleen al het transportpark beschikt over een (gelijktijdige) vervoercapaciteit van meer dan 12 miljoen kilogram. Desondanks bleef Sarens een echt familiebedrijf. Momenteel wordt het door de kleinkinderen en achterkleinkinderen van de stichter, Frans Sarens, gerund. Plaatsgebrek in Steenhuffel heeft de hoofdzetel van het bedrijf op het einde van de 20ste eeuw wel gedwongen in om naar Wolvertem, langsheen de A12, te verhuizen. 111


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Bronnen: - Steenhuffel, verleden en heden, Cyriel Laenens , 1973n blz. 185-186. - Cranes today magazine, januari 1998. - Website www.sarens.com - Interview met Hendrik Sarens in de Randkrant, juli 2005 Link - Website www.sarens.com

Niet de allergrootste prestaties van de firma Sarens maar toch ook veel bekijks gehad. Hiernaast: 14 mei 1996 - het vervoer door Steenhuffel-Dorp van een treinwagon uit 1933 naar Leireken, voormalig station van Steenhuffel. Onder: 12-14 oktober 2012: vervoer over ruim 20 km weg van de laatste Amerikaanse ruimtependel Endeavour van Los Angeles International Airport naar zijn laatste rustplaats in het California Science Center.

Godevaert SCHREYHANE Godevaert werd geboren omstreeks 1095 en is daarmee de eerste Londerzelenaar waar we de naam van kennen. We denken althans dat hij van Londerzeel was en dat hij de eigenaar was van het domein van Asschreyane (later Ursene en Drietoren). Met zijn zonen Geeraert en Jan nam hij deel aan de Grimbergse oorlog die in 1142 begon. Die oorlog was een opstand van de heren van Grimbergen, vazallen van de hertog van Brabant, die hun invloed rond Brussel stelselmatig hadden uitgebreid en hier hun eigen rijkje wilden beginnen. Ze konden daarbij op de hulp van vele plaatselijke heren rekenen. Godevaert Schreyhane was één van hen. Hij kon het zich permitteren om de zijde van Grimbergen te kiezen omdat hij geen leenman van de hertog van Brabant maar van de heer van Dendermonde (en bijgevolg van de graaf van Vlaanderen) was. De eerste Londerzelenaar was – volgens de onbekende auteur die de Grimbergse oorlog beschreven heeft – een wijs en bezadigd man, die aanvankelijk zijn best heeft gedaan om de Berthouts (de heren van Grimbergen) op het onverstandige van hun project te wijzen. Hij herinnerde Aernout Berthout er aan dat hij zijn eigen vader altijd had horen vertellen “dat de heer van Grimbergen vroeger de hertog van Lotrijk en Brabant altijd trouw had gediend en 112


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

dat hij bijgevolg niet wist wanneer en waarom daar een eind aan gekomen was. Het was daarom volgens hem wijzer om de machtige hertog te vriend te houden en hem de manschappen te geven die hij vroeg. Mochten oude en verstandige mannen die het zouden moeten weten echter van oordeel zijn dat de heer van Grimbergen geen manschappen aan de hertog verschuldigd was, dan kon dat best eerst besproken worden met de hertogelijke raad.” Toen Berthout niet wilde luisteren en de oorlog niet meer kon vermeden worden heeft hij zich – in tegenstelling tot Jan en Geeraert die zich vooral door hun wapengekletter onderscheidden – voor verkenningsopdrachten ingezet. Godevaert Schreyhane heeft overigens gelijk gekregen. Het was inderdaad niet wijs om het tegen het leger van de hertog van Brabant op te nemen. De dag na de feestdag van halfoogst van het jaar 1159 werden de Grimbergenaren, ondanks de hulp en de dapperheid van de mannen van Londerzeel, op de “lange haghe” te Grimbergen verslagen. Links: - Londerzeel: het domein en de heerlijkheid van Drietoren, 1100-2000 - http://www.dbnl.org/grimbergse_oorlog/

Jan Trankiliaan SLACHMUYLDERS– (Joannes Tranquillus) Geboren te Malderen op 19 juni 1856 en er de volgende dag gedoopt. Zoon van Philippus Carolus uit Londerzeel en Joanna Catharina Verberckt uit Liezele. Na zijn lagere studies in de gemeenteschool van Malderen volgde hij de voorbereidingsschool te Oorderen en daarna de Staatsnormaalschool te Lier. Hij ging niet in het onderwijs maar werd eerst gedurende 5 jaar notarisklerk in Brussel. Vanaf ca 1882 werkte hij als beambte aan het ministerie van Openbare Werken te Brussel. In 1886 verscheen van hem te Brussel de dichtbundel “Uit ’s levens volle Bron”. Latere werken zijn waarschijnlijk maar werden niet gevonden. Bron: Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde, J.G. Frederiks en F. Jos. van den Branden, Amsterdam 1888-1891.

Siardus De SMET Geboren te Londerzeel in 1607. Studeerde Godgeleerdheid aan de Hogeschool van Douai, apostolisch notaris. Van 1634 tot 1642 professor en procurator aan het Norbertijns College in Rome; vanaf 1642 tot 1644 Circator en Proviseur in de abdij van Tongerlo; van 1644 tot 1646 de 4de President van het Norbertijns College in Rome. Vanaf 1646 opnieuw proviseur van de abdij van Tongerlo. Overleden te Tongerlo op 20 april 1662. Bronnen: - Katholyk Meyerysch memorieboek, behelzende de oprigting van het bisdom van Utrecht, door Antonius van Gils, 1819, bladzijde 141. - Geschiedkundige inlichting over het Norbertynsch collegie, Pieter Jozef Visschers, bladzijde 24.

Elisabeth von SPANHEIM UND VIANDEN Geboren in 1365, overleden zonder kinderen in 1417. Dochter van Simon III van Spanheim (+1414) en Maria van Vianden (1337-1400). Weduwe van 1) Engelbert III van der Marck en 2) Ruprecht Pipan, rijngraaf in Bayern. Vrouwe van Grimbergen en Londerzeel (1406). Verkoopt op 13 mei 1415 St. Vith en Butchenbach voor 10.000 Florentijnen aan Engelbert van Nassau en Robert von Virnenburg. Verkoopt in 1416 voor 25.000 Tournesische Ponden Grimbergen, Londerzeel, Eppegem, Brussegem, Meise, Rode, Strombeek, ter Borch en Frasen aan Engelbert van Nassau. Opmerking: Engelbert van Nassau was de kleinzoon van haar oom Otto II van NassauDillenburg en Adelheid van Vianden.

113


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Bron: Dynastie in der Republik: Vol. 2, Jörg Meiner, Horst Lademacher, Kaiser Wilhelm Museum Krefeld, 1999, p. 485.

Ferdinand Charles de SPOELBERCH Geboren te Brussel op 6 april 1829. Zoon van burggraaf Jean Baptiste Louis Charles de Spoelberch en gravin Henriette Caroline Josephine de Brouchoven de Bergeyck (zie aldaar). Ofschoon in Brussel geboren, werd hij voornamelijk op Drietoren te Londerzeel grootgebracht. Zodra hij meerderjarig werd interesseerde hij zich voor de plaatselijke cultuur en politiek. Ziehier, in vogelvlucht, een overzicht van zijn prestaties. Op 18 juli 1852 richtte hij de Sint-Sebastiaansgilde opnieuw op. Deze eeuwenoude schuttersgilde had in 1829 (toen privémilities in verband met de verwachte opstand door het Nederlandse koningshuis verboden werden) opgehouden te bestaan. Op 3 mei 1855 werd hij als nieuw gemeenteraadslid van Londerzeel geïnstalleerd. Tijdens de verkiezingen van 29 maart (die eigenlijk herverkiezingen waren) had van alle nieuwe kandidaten de meeste stemmen gekregen. Op 29 mei 1855 werd hij ook verkozen als nieuw lid van het Bureel van Weldadigheid. Dat was nadat 3 leden, inclusief pastoor Hubert Peeters, hun ontslag hadden gegeven. Op 3 april 1858 werd hij schepen en dat zou hij tot 30 oktober 1860 blijven. Op 8 februari 1859 werd hij peter van de nieuwe grote klok van de Sint-Christoffelkerk. Bij die gelegenheid heeft hij aan alle arme vrouwen van Londerzeel koffie en ‘pistolees’ geschonken. Op 26 juli 1860 trouwde hij in Den Haag (Nederland) met barones Louisa Carolina Wilhelmina Arnoldina Ida van Brienen de Groote Lindt. Zij was geboren in den Haag op 27 oktober 1837. Ze was een dochter van baron Willem Diederik Arnoud Maria van Brienen de Groote Lindt (1914-1863) uit Amsterdam en van Ida Charlotte Nicolette Selby uit Kopenhagen. Ze had haar moeder al in 1845 verloren. Haar vader was kamerheer en persoonlijk adviseur van zijne majesteit Koning Willem III der Nederlanden, en lid van de provinciale Staten van Zuid Holland. Hij was ook ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en groot officier in de Orde van de Eikenkroon. Hij is echter vooral bekend gebleven omdat hij in 1858 in den Haag het imposante Hotel des Indes heeft laten bouwen. Na de wittebroodsweken maakten bruid en bruidegom op 12 september 1860 (hoewel de feodale tijden dan al meer dan 60 jaar voorbij waren) hun “Blijde Intrede” in Londerzeel en werden ze stoetsgewijs door het dorp gereden. Op 16 maart 1861 werd Ferdinand als burgemeester van Londerzeel geïnstalleerd. Hij was benoemd bij K.B. van 11 maart 1861 nadat hij bij de verkiezingen van 30 oktober 1860 gewonnen had. Op 1 juli 1861 werd in den Haag zijn enige zoon, Louis Thierry Henri Marie, geboren. Tijdens de zitting van de gemeenteraad van 16 januari 1864 gaven burgemeester de Spoelberch en schepen De Vleeshouwer hun ontslag. De reden daarvoor was een aanslepend en hoogoplopend conflict tussen de wereldlijke overheid (vertegenwoordigd door het Ministerie, de Commissie voor Openbare Gezondheid van Brussel en de burgemeester van Londerzeel) en de Geestelijke overheid (vertegenwoordigd door het Aartsbisdom, de kerkfabriek van Londerzeel en pastoor en onderpastoor). De wereldlijke overheid had besloten dat het kerkhof tegen de kerk om gezondheidsredenen vanaf 1 januari 1864 niet meer gebruikt mocht worden. De geestelijke overheid weigerde om het nieuw aangelegde kerkhof buiten de dorpskom te wijden. Het gevolg hiervan was dat Charles Louis Van Doorslaer de nieuwe burgemeester van 114


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Londerzeel werd en dat de doden van Londerzeel tot 16 april 1868 in buurgemeenten begraven werden. Intussen was burggraaf de Spoelberch bij K.B. van 17 december 1866 opnieuw tot burgemeester aangewezen en Charles Louis De Vleeshouwer opnieuw tot schepen. Bij K.B. van 28 augustus 1872 werd hij herbenoemd. De relatie tussen de liberale burgemeester en het overwegend katholieke Londerzeel is heel die tijd een beetje tweeslachtig gebleven. - Op 15 juli 1870 stuurde hij een negatief advies over de bouw van een kapel of kerk op Londerzeel-Heide. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ook de pastoor en de kerkfabriek van het centrum een tweede kerk aanvankelijk niet zagen zitten, maar blijkbaar was het genoeg om de liberale burgemeester aan hun kant te zien staan om hen snel het andere kamp te laten kiezen. - In de lente van 1871 kocht hij in eigen naam en met eigen geld de grond tegenover de kerk waarop de gemeente van plan was om een nieuw gemeentehuis te bouwen, maar waarvoor ze nog geen vergunning en subsidie had gekregen. - Nog in 1871 kwam hij het bestaan van een schenking van wijlen pastoor Elias Cruckx op het spoor. Die had op 31 mei 1838 aan de zusters Ursulinen middelen nagelaten om aan arme meisjes van Londerzeel “ten eeuwigen dage” gratis les te geven. In 1842 was er echter een schoolwet gekomen die de gemeenten niet alleen verplichtte om voor openbaar onderwijs te zorgen maar ook om de kosten voor de arme leerlingen te betalen. Direct na het proclameren van die wet waren pastoor en zusters Ursulinen de schenking Cruckx vergeten... Burgemeester de Spoelberch besliste om alle tussenkomsten voor het gratis onderwijs aan de zusterschool stop te zetten totdat de minister van Justitie in deze materie een beslissing zou genomen hebben. De kwestie heeft jaren aangesleept en de ruzie in de gemeente dus ook. - Op 28 september 1871, de dag voor Londerzeel kermis, werden door de provincie 3 karren kasseistenen geleverd om de provinciale baan in het dorp te verbreden. Dat was niet verkeerd maar de dag was bijzonder slecht gekozen. Gelukkig bleken de kasseileggers bereid om overuren te maken. Om de architect de kans te geven om het nieuwe wegtracé af te lijnen moest echter eerst een heel klein stukje van de muur van het oude kerkhof afgebroken worden. Burgemeester de Spoelberch liet zijn “belleman” de champetter van op de arduinen dorpel voor de kerk een paar vrijwilligers oproepen om daarbij te helpen. Het resultaat was dat er weinige stonden later van de hele kerkhofmuur niet veel meer overbleef. De kerkfabriek moest niet lang naar een zondebok zoeken en gaf de burgemeester de volle schuld. - Op 6 februari 1872 was hij de mede-oprichter en zelfs voorzitter van de liberale fanfare l’Union, een afsplitsing van de in 1852 ontstane katholieke fanfare Sinte Cecilia. Het vaandel draagt nog altijd het wapenschild van de familie de Spoelberch. Hoewel de laatste termijn voor het burgemeesterschap in principe tot 1879 liep, heeft men Ferdinand de Spoelberch vanaf begin 1873 nog maar zelden op de gemeenteraadszittingen gezien en op 2 december 1875 besloot de raad om in zijn plaats een nieuw gemeenteraadslid te kiezen. Als reden werd cryptisch opgegeven dat Ferdinand de Spoelberch “ontslagen” was. Er werd niet bij vermeld of dat al dan niet op eigen verzoek gebeurde. Ferdinand Charles Joseph de Spoelberch overleed - althans volgens alle genealogieën (maar bij de Burgerlijke Stand is geen overlijdensakte te vinden) op 29 maart 1876 in Sint-Truiden, net geen 47 jaar oud. Zijn enige zoon Louis Thierry Henri was nog te jong om de verplichtingen van zijn vader op het Drietorendomein te Londerzeel en elders op zich te nemen. Ook zijn weduwe, barones Louisa Carolina Wilhelmina van Brienen van de Groote Lindt, bleef niet in Londerzeel. Ze trok naar Parijs waar een nicht van haar vader woonde. In 1877 hertrouwde ze

115


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

daar met André Alphonse Champrigaud uit Clermont-Ferrand. Op 31 mei 1880, amper 42 jaar oud, is ze er overleden. Link: Londerzeel: het domein en de heerlijkheid van Drietoren, 1100-2000

Mattheeus STEENBERCH Geboren ca 1465, overleden in september 1547. Priester, licentiaat in de theologie, licentiaat in de decreten, notaris publicus, en pastoor van Londerzeel. Ondernam een pelgrimstocht naar Jeruzalem en heeft daar, samen met priester Pieter Sterckx (Petrus Potens) het tracé van de Kruisweg opgemeten en dit na hun terugkeer in Leuven, Mechelen en Vilvoorde en andere Brabantse plaatsen (dus ook in Londerzeel) gereconstrueerd. Begraven in het koor van het Heilig Sacrament van Mirakelen in de kerk van Sint Goedele te Brussel. De echte originele handtekening van notaris/pastoor M. Steenberch op een document van 8 januari 1506 met daarin de huwelijksvoorwaarden bij de echtverbintenis tussen Katherine Estrix (stiefzus van Joris van Voorspoel) en Willem Meerts. Hoewel zijn naam in deze handtekening als Steeberch geschreven staat, is in het contract zelf alleen de variante ‘Steenberch’ te vinden.

Broer van Jan Steenberch, kanunnik te Hilvarenbeek, begraven in St. Goedele. Broer van Katherina (+ na 1491), begraven in St. Goedele. Broer (of neef) van Marcus Steenberch (+1506), doctor in de decreten, deken van SintGoedele (tot 1506). Veel jongere halfbroer van Merten (Maarten) Steenberch, alias van Cotthem (ca 1420-1491), natuurlijke zoon van Walter en Elisabeth Roelants, secretaris van Filips de Goede (14621469) en van de Hertogelijke Raad van Brabant, deken van Sint Goedele te Brussel (14591491) en griffier van de Orde van het Gulden Vlies (1463-1491). Mogelijk stiefbroer van Jacoba van Steenberghe, natuurlijke dochter van Philips de Goede. Bronnen: - Diccionario de teología, (Suplement), 1857, Bergier, blz. 118. - Breve descripcion de la ciudad de Jerusalem, Christiaan van Adrichem,Vicente Gomez, Madrid 1799. - Jérusalem: recherches de topographie, d'archéologie et d'histoire. Planches, Volume 2, Deel 2, L -Hugues Vincent, J. Gabalda, 1922. - Volkskunde, Volume 103, Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen, Elsevier, 2002, blz. 14. - À l'ombre de la Librairie de Bourgogne. Les livres de Martin Steenberch, secrétaire ducal, Céline Van Hoorebeeck, Revue Belge de philologie et d'histoire, jg. 2006, volume 84, nr. 84-2, blz. 307-363

Aert van STEENHUFFLE - (Arnold, Arnould, Arnaut) Geboren omstreeks 1340, ridder te Steenhuffel, leenman van de hertog van Brabant, aanwezig en krijgsgevangen tijdens de slag bij Baesweiler (1371). Vocht daar in het regiment van Jan van Rotselaer.

116


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Jan van STEENHUFFLE – (Janne van Steenhoffela van Steenhuffele, Steenhuffel, Jean de Steenhuffel) Geboren omstreeks 1255, erflaat van de heerlijkheid van Jan dictus van den Hove (1293), kapelaan van Sofie, vrouwe van Breda en van Mechelen (de vrouw van Lodewijk Berthout van Berlaer) (in 1296 en 1298), rechter van Gerard van de Maalstede te Mechelen (1303). Op 12 oktober 1296 verkocht hij, in naam van het begijnhof van Mechelen, aan Goswin Vanden Vroenhove (kapelaan van Eppegem) zijn recht op de vierde schoof, en dat voor een jaarlijkse rente van 12 Deniers (Leuvens geld) en 12 pinten rogge (Mechelse maat). Op 30 mei 1297 (bevestigd op 11 januari 1298) werd hij door Godfried, graaf van Vianen en Grimbergen, begiftigd met een jaarlijkse rente van 43 Deniers. Bronnen: - Archief voor de geschiedenis van de Katholieke Kerk in Nederland; vol. 14-15, blz. 9 - F.G.C. Beterams. - Inventaris van het archief van de Commissie van openbare onderstand van Mechelen; II, Mechelen 1957, nr. 4925. - Familie en macht: de familie Berthout en de Brabantse adel, Godfried Croenen, blz. 167, voetnoot 30. - Analectes pour servir à l'histoire ecclésiastique de la Belgique: Volumes 15-16 blz. 199-200 en 467

Maria Philippina, barones de STAIN Zie Carolus Florentius Josephus graaf van MALDEGHEM. Wilhelmus De STOCHT – (Guillaume) Geboren circa 1360. Vast aangestelde kapelaan in de parochiekerk te Steenhuffel (ca 1400). Mogelijk een broer van Michiel de Stocht (° Brugge ca 1360, in 1397 Magister in de theologie aan de universiteit van Keulen). Bron: La Chambre apostolique et les "Libri annatarum" de Martin v (1417-1431), François Baix, Institut Historique Belge de Rome, 1955, bladzijde 737.

117


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

T Jan Thol (ca 1595-1660). Jan Thol (ook Tol en van Thol) was, volgens een inscriptie op een lijksteen in de kerk van het klooster der Augustijnen te Brussel, ten tijde van zijn overlijden in 1660, de heer van Drootbeke. Drootbeke (alias de Rode Beke en Droetbeke, alias het Hof van Ijssche) was een mooi omwald buitenverblijf en de zetel van één van de zeven heerlijkheden van de Heptarchie van Onze-Lieve-Vrouw Laken.

Drootbeek ca 1580 door Hans Collaert

Wat heeft hij dan in dit overzicht te zoeken? Om te beginnen was hij in 1617 in de Sinte Goedele te Brussel getrouwd met Elisabeth van Nuffel (+15/5/1659), de dochter van de Brusselse brouwer met Londerzeelse roots Gillis van Nuffel en Barbara Uyttenhove. Daarom was hij nog geen Londerzelenaar. Op 15 februari 1627 werd hij echter in een akte van de schepenbank van Londerzeel genoemd omdat hij door een zekere Cosma Risch, een in deze inventaris om een andere prestatie geroemde chirurgijn, met een mes werd verwond. Ook Jan Tol was chirurgijn en zelfs dokter-licentiaat in de medicijnen. Omdat ik er hard naar heb gezocht weet ik intussen over hem het volgende te vertellen. Hij was de zoon van Roelof (van) Thol en Hildegonde de Gendt. Via zijn vrouw had hij "belangen" in de Kroon te Londerzeel en eigendom in de buurt van de "Onerman”. In 1659 werd een stuk grond in de Pluimennest omschreven als zijnde gelegen naast de hoeve van dokter Thol (in de buurt van Trappekenshoef, Jan Van der Perre en het Castersbos). In de schepenbrieven van de bank van Steenhuffel komt ‘heer ende meester doctor Jan Tholl’ niet minder dan 17 keren voor. In 1650 en 1658 had hij er eigendom tussen het Groot Wolfrot, Walrot, Galgeveld en de Lemmensheide (het noordelijke deel van de huidige Meir) en aan de Rijstrate, de Grote en de Kleine Ept (dat is op de grens met Peizegem). Daarna werd zijn naam zelfs nog in 1754 als toponiem gebruikt. Ik weet niet hoe lang deze medicus – na zijn aanvaring met zijn collega Cosma Risch in 1627 nog in Londerzeel en Steenhuffel verbleven heeft. Vermoedelijk zijn hele actieve leven lang. Het goed van Drootbeke, met daarbij 36 bunders grond, heeft hij pas op het einde van zijn leven van een zekere advocaat Schriek gekocht. Jan Thol en Elisabeth van Nuffel hadden 2 kinderen. Die woonden wel in de omgeving van Brussel maar hebben wel hun eigendom in Londerzeel geërfd en behouden: 118


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

-

Willem Thol, was advocaat. Hij overleed in 1690 zonder kinderen want zijn hierna genoemde zuster was zijn enige erfgename. Elisabeth van Thol, was eveneens ongehuwd en overleed in 1700 of 1701. Haar eigendommen in Steenhuffel en Londerzeel werden door de kinderen van haar oom Arnold van Nuffele en Jeanne de Surmont geërfd. Ook het goed van Drootbeke ging uiteraard naar de van Nuffele-tak.

Bron en meer informatie in: Gezondheidszorg in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel.

Joris VerTONGHEN Geboren te Steenhuffel op 22 juni 1926. Zoon van Eduard Vertonghen en Joanna Van Assche. Studeerde aan het Klein Seminarie te Mechelen van 1937 tot 1944. Vervolgens deed hij van 1944 tot 1950 zijn priesterstudies aan het Sint-Jozef-seminarie en het Groot Seminarie. Hij werd gewijd tot subdiaken door monseigneur Leo Suenens op 12 februari 1950 en tot diaken door kardinaal Van Roey op 15 april 1950. Dezelfde wijdde hem tot priester op 23 juli 1950. Hij werd onderpastoor in vier parochies: - Sint Jan de Doper Tisselt, van 28 juli 1950 tot 13 november 1952. - Sint Pancratius Kraainem, van 13 november 1952 tot 30 september 1957. - Heilige Kruisparochie Mechelen, van 30 september 1957 tot 30 juni 1961. - O.L.Vrouw Alsemberg, van 30 juni 1961 tot 30 juni 1968. Naast zijn parochiale ambten was hij ook nog: - Leraar geschiedenis, aardrijkskunde en Frans aan de Provinciale Tuinbouwschool te Mechelen. - Leraar Godsdienst aan het O.L.V.-instituut (middelbare meisjesschool) te Sint-GenesiusRode. Op 17 augustus 1668 trad hij als kloosterling binnen in de abdij van Affligem, waar hij zijn plechtige geloften aflegde op 8 september 1972. Dom Joris Vertonghen leidde vanaf dan allesbehalve een contemplatief monikkenleven. - In 1971 publiceerde hij, samen met L. Verhasselt, de “Toponymie van Steenhuffel”. - In 1975 volgde zijn “Geschiedenis van Steenhuffel” die hij schreef in samenwerking met dezelfde L. Verhasselt en J. t’Kint. Dom Joris Vertonghen O.S.B. was ook befaamd als botanicus en zeer actief in de abdijtuinen van Affligem. Zijn kennis over de natuur was zo impressionant dat die zelfs opviel bij de beleidsmakers van de toenmalige B.R.T. (Belgische Radio en Televisie). Vanaf 1980 was hij een vaste en graag geziene gast in het natuurprogramma “Leven en Laten leven”. Vanaf 1981 werkte hij daarnaast haast iedere dag aan wat we gerust als zijn Opus Magnum kunnen beschouwen, namelijk zijn Hortus Deliciarum. Het bevat zijn dagelijkse waarnemingen als botanicus met

119


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

de beschrijving (en illustraties van eigen hand waarvan vele in kleur, hij was ook een begaafd schilder en tekenaar) van massa’s wilde planten en dieren, het relaas van zijn leven en ontmoetingen in de abdij en vooral daarbuiten (want Pater Vertonghen was niet veel in Affligem, denk maar aan zijn veld- en studiowerk voor de B.R.T. en aan de vele retraites die hij in binnen- en buitenland heeft geleid). Ook hier vele pentekeningen van dingen, gebouwen, enz. Het boek bevat ook massa’s wetenswaardigheden over zijn jeugd in Steenhuffel, over de mensen die er leefden, over de oude gebruiken en gewoonten, over de taal die ze spraken... Eind 1985 werd pater Joris Vertonghen ernstig ziek, maar hij vond nog de tijd en de energie om de laatste zinnen van het 2080 bladzijden dikke manuscript van de Hortus Deliciarum neer te schrijven. Dit Opus Magnum werd helaas nog niet gepubliceerd. Hij overleed in het ziekenhuis te Aalst op 4 april 1986. Bronnen: - Dom Joris Vertonghen 1926-1986, Monnik in Gods tuin, 1996, uitgegeven onder redactie van Frank Teirinck. - W. Verleyen, In memoriam Dom Joris Vertonghen, in Ons Heem 41, 1987, p. 186-187. - I. Verkest, t.g.v. de retrospectieve tentoonstelling Dom Joris Vertonghen, Maandschrift voor kultuur, XIX, 1986/6.

120


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

U Familie van URSENE – (van Nursen, van Londersele dictus van Nursen, d’Ursel) Leverde van 1210 tot 1595 14 leenmannen aan de heren van Dendermonde. Ze waren de eigenaars en bewoners van het Hof van Asschreyane (Ursene, Drietoren) te Londerzeel. Link: Londerzeel: het domein en de heerlijkheid van Drietoren, 1100-2000 Nicolaes van URSENE Geboren omstreeks 1340. Zoon van Reynier van Ursene, kleinzoon van Gillis van Ursene gezegd Van den Broecke (de Palude in het Latijn) en achterkleinzoon van Willem van Ursene, gezegd Van den Broecke. Willem van Ursene was de eerste bekende bewoner van het Hof ten Broecke (later Groenhoven) te Malderen. Of Nicolaes en zijn vader Reynier rechtstreeks iets met Malderen te maken hadden is absoluut niet zeker, maar omdat we de kans niet willen lopen om een bijzondere groot-Londerzelenaar te missen, ziehier zijn verhaal. In 1388 was hij amman van Brussel. In dat jaar wilde Sweder van Abcoude, de heer van Gaasbeek, zijn gebied in de omgeving van Brussel uitbreiden. Dat was tegen de zin van Evrard t’Serclaes die, sinds hij op 24 oktober 1356 Lodewijk van Maele (de graaf van Vlaanderen die tijdelijk een stuk van Brabant veroverd had) uit Brussel verdreven had, een Brabantse volksheld geworden was. Nadat Evrard hierover bij hertogin Joanna van Brabant gaan klagen was werd hij door aanhangers van Sweder op 26 maart 1388, Witte donderdag, hard aangepakt, de tong uitgesneden, een voet afgehakt en mee naar Gaasbeek genomen (van de precieze volgorde ben ik niet zeker). Amman Nicolaes Van Ursene trok daarop met een expeditiekorps naar Gaasbeek om Sweder van Abcoude een lesje te leren. Het kasteel van Gaasbeek werd door dit leger deskundig afgebroken. Volgens de meeste bronnen werd de zwaar toegetakelde ’t Serclaes door Nicolaes persoonlijk naar Brussel teruggebracht, waar hij alsnog aan de opgelopen verwondingen overleed. Andere bronnen beweren dan weer dat Evrard t’Serclaes op de weg van Lennik naar Anderlecht (sindsdien de Kwade Wegen genoemd) door de deken van Halle Jan Van Stalle gevonden werd en door hem naar het huis “de Ster” (links naast het stadhuis) in Brussel werd gebracht. Nicolaes van Ursene trouwde met Magriete van Cobbegem en had 2 dochters. In 1389 was hij meier van Merchtem. Hij overleed kort voor 1404. Bronnen: - Warfare in medieval Brabant, 1356-1406, By Sergio Boffa, 2004, blz. 36 - Een kleine Geschiedenis van Brussel, Roel Jacobs, 2004, blz. 91 - Genealogie Van Ursene, Jan Caluwaerts

121


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

V François von Aarberg de VALANGIN Op 11 december 1595 verkochten Jan van der Laen en zijn vrouw Anna Cymon (zie aldaar) het vervallen kasteel en de heerlijkheid van Diepensteyn te Steenhuffel aan een zekere François von Aarberg de Valangin. Ofschoon deze persoon slechts kort gebleven is, was hij één der meest intrigerende personen die we in Steenhuffel ooit hebben gezien. De bakermat van de familie von Aarberg de Valangin lag in het noordwesten van Zwitserland en meer bepaald in het graafschap (nu kanton) van Neuchâtel, vlak bij het gelijknamige meer. Het belangrijkste leengoed van dat graafschap bestond uit de heerlijkheid van Valangin (inclusief Aarberg en Pontines, nu les Pontins) in de vallei van de Ruz. Een zekere Claude von Aarberg de Valangin trouwde, net over de grens met Frankrijk, met Anne de Dardenay, de erfdochter van Jacques de Dardenay, en werd ca 1540 heer van Mandeure (gelegen in de Franche-Comté, departement van de Doubs). Op 8 maart 1553 kocht hij ook het leen van Montbéliard. Terwijl een deel van het nageslacht van Claude von Aarberg de Valangin en Anne de Dardenay in de buurt van Mandeure bleef, waren minstens 2 zonen actief in het Spaanse leger. Eén daarvan was de jongste zoon François. François von Aarberg de Valangin was omstreeks 1550 in departement van de Doubs geboren, maar zijn militaire carrière heeft hem stapsgewijs naar de Zuidelijke Nederlanden gebracht. Om te beginnen werd hij kapitein-commandant-kastelein van de heerlijkheid en de versterking van Châtillon-sous-Maiche. Dit goed, eveneens gelegen in het departement van de Doubs, was omstreeks 1515 eigendom van Margareta van Oostenrijk geworden en daarna door erfenis overgegaan naar de Spaanse keizers Karel V en Philips II. Daarna werd hij bevorderd tot kolonel en als gouverneur overgeplaatst naar de in 1555 gebouwde forten Charlemont (te Givet in Frankrijk tegen Henegouwen) en Philippeville (in de provincie Namen). Omdat zijn geboorteplaats, Mandeure, in 1583 tussen de overgebleven katholieken en de oprukkende Lutheranen opgedeeld was, besloot de katholieke François om niet naar de FrancheComté terug te keren maar om zijn keizer in de Zuidelijke Nederlanden te blijven dienen. Op 7 november 1590 trouwde hij met Isabeau de Trazegnies, de dochter van Charles, baron van Trazegnies en Maria Magdalena von Palant. Hierdoor werd hij ook heer van Trazegnies en Heppignies. Opmerking: Jean III de Trazegnies, de grootvader van Isabeau, was in 1526 naar Portugal gestuurd om er – in naam van keizer Karel V – met Isabella van Portugal te trouwen!

In 1593 kwam er – althans in onze streek – een eind aan de beroerde tijden. In wat nu België heet waren de Geuzenopstanden met veel geweld bedwongen. Net zoals gereformeerden van bij ons naar het vrijgevochten Nederland vluchtten, waren katholieken uit gereformeerde gebieden naar de Zuidelijke (Spaans gebleven) Nederlanden gekomen. Eén van hen was dus François von Aarberg de Valangin; ridder van Bourgondië, heer van Mandeure, Espigny, Mathay, Trévillers en van het grosse maison de Belvoir, heer van Trazegnies en Heppignies, kapitein-kastelein van de heerlijkheid van Châtillon-sous-Maiche en van het land van Chaux (Doubs), kolonel en gouverneur van de forten Charlemont en Philippeville... Op 11 december 1595 kocht hij voor 14.500 Florijnen (en een mooie broche voor Anna Cymon) de vervallen heerlijkheid van Diepensteyn. François de Valangin en Isabeau de Trazegnies waren wellicht al eerder met Steenhuffel bekend. Meer details hierover zijn te vinden via de link onderaan deze tekst.

122


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Het was aanvankelijk zeker hun bedoeling om Diepensteyn te houden en er mogelijk ooit hun oude dag te komen slijten. Tussen 1596 en 1598 is men daadwerkelijk met de restauratie begonnen. Aan het gebouw zelf – vermoedelijk aan de kasteleinswoning op het neerhof - werden enige verbeteringen aangebracht. De meeste energie ging echter naar de wederopbouw van de Diepensteynmolen die economisch belangrijk was en tijdens de beroerde tijden was afgebrand. Ondanks de gemaakte kosten heeft François de Valangin Diepensteyn op 20 januari 1598 van de hand gedaan en doorverkocht aan Peter Micault (zie aldaar). Waarom hij van gedacht veranderde, is niet duidelijk. Dat het kasteel van Heppignies plotseling leeg kwam te staan heeft er mogelijk iets mee te maken. Bovendien werd duidelijk dat Isabeau geen kinderen zou krijgen en was het verzamelen van vastgoed niet zo hard meer zo nodig. Isabeau de Trazegnies overleed op 27 februari 1602. François hertrouwde in 1604 met Adrienne de Brion, de erfdochter van Erhard de Brion-von Palant, heer van Kinzweiler, en Anne du Chasteler. Het is aan dit huwelijk te danken dat hij in 1616 ook heer van Fernelmont (bij Namen) werd. Omdat zijn erfenis door anderen werd betwist werd de heerlijkheid op 15 november 1618 voor 151.000 Artesische Ponden aan Jean-François de Barwitz verkocht. Met zijn tweede vrouw, Adrienne de Brion, had François d’Aarberg de Valangin 4 kinderen. Zijn jongste zoon, Nicolas (°12/10/1618) trouwde in 1638 met Olympia Theresia de Gavere, een achterkleindochter van Margareta van Boechout en Everard de la Marck (zie aldaar) en was de eerste van de familie de Valangin die een aantal generaties lang de geschiedenis van Elsloo en Helmond zou bepalen. Link: Steenhuffel: het domein en de heerlijkheid van Diepensteyn,1250-2010 (boek)

Alexander Constantin Vander VEKENE Geboren te Londerzeel op 25 juni 1726. Oudste zoon van François Joseph Vander Vekene en Maria Anna Josepha de Crane (mede-eigenaars en bewoners van het Schaliënhuis op Sneppelaar). Via zijn militaire loopbaan in het regiment van Salm-Salm - waar hij evenals zijn broer Joannes Franciscus Josephus Vander Vekene (Londerzeel 21/2/1732-Luxemburg 6/3/1768) vaandrig was - kwam Alexander omstreeks 1750 in het fort van de stad Luxemburg terecht. Daar trouwde hij op 19 juni 1756 met Suzanne Reinhardt, vestigde hij zich met haar in Sandweiler, en werd hij de stamvader van de Luxemburgse (en Luikse) tak van de familie Vander Vekene (die daar overigens soms ook Wanderweckene heet). Hij overleed in Luxemburg op 14 december 1787. Op 28 augustus 1755 hadden beide broers hun eigendommen in Londerzeel verkocht aan Arnulf Van Nuffel, heer van Marselaer te Malderen Link: Londerzeel: het Schaliënhuis (1556-1816)

Familie Vander VEKENE Eigenaars en bewoners van het Schaliënhuis op Sneppelaar van 1635 tot 1740. Link: Londerzeel: het Schaliënhuis (1556-1816)

Justin Vander VEKENE Geboren te Brussel op 11 september 1632. Tweede zoon van Jehan Vander Vekene (eigenaar van het Schaliënhuis op Sneppelaar) en Maria Magdalena Goubau. Terwijl de oudste zoon, Marcus, met Isabella Helena Francisca Rubens trouwde en in Londerzeel kwam wonen, kwam Justin in Nederland terecht. Daar 1) trouwde hij op 24 juni 1671 te Broekhuizenvorst met Catharina Margaretha Louwermans (1651-1684), 2) werd hij ridder, 3) kreeg hij 3 zonen en 3 dochters die allemaal in Nederland gebleven zijn, en 4) was hij eerste raadsheer en na 1699 zelfs vicekanselier van (de soevereine raad van) Gelderland. Hij overleed te Hattem bij Roermond op 10 juni 1702. Link: Londerzeel: het Schaliënhuis (1556-1816)

123


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Daneel VILAIN – (Daniël) Daneel Vilain werd geboren omstreeks 1470, mogelijk in Steenhuffel. Hij was de zoon van Joos Vilain (zie aldaar) en diens tweede vrouw Martina van Reynghersvliet. Na de dood van zijn vader en zijn huwelijk met Marie Broeckx is hij in Mechelen gaan wonen. Daar werden waarschijnlijk ook hun kinderen geboren. Dat waren: - Hendrik, die van 1585 tot 1603 burgemeester was van Aalst en er op 21 december 1607 overleed. - François, overleden op 21 februari 1550. - Philippote. - Anna, die in 1573 getrouwd was met Jan de Rannecourt. De laatste twee namen zijn door de klassieke genealogen niet gekend maar zijn in de akten van de schepenbanken van Steenhuffel en Londerzeel te vinden. Na de dood van zijn vrouw (30 maart 1510) vestigde Daneel zich voor lange tijd in Steenhuffel op het Hof den Bergh, dat hij van zijn vader had geërfd. Toen Anna van Boechout-van Boelare in 1517 de nieuwe eigenaar van Diepensteyn werd, heeft ze haar buur Daneel Vilain als haar zaakgelastigde en daarna ook als haar rentmeester voor haar eigendommen in Steenhuffel aangesteld. Daneel Vilain was zeker van plan om in Steenhuffel te blijven. Tussen 1510 en 1534 is hij de eigenaar van praktisch alle leengoederen van het Land van Dendermonde (hoofdzakelijk gelegen tussen de Moorhoek en de Hoge Pluimennest) geworden: het leengoed van het Hof te Moortere (Moorhoek), het Diepenbroeck (tussen de Moorhoek en de watermolen van Diepensteyn), de Ganzendries (tussen de watermolen en de Lakeman) en de voormalige hoofdleengoederen van Wouter Vander Messiën (in de Pluimennest). Desondanks heeft Daneel Vilain in 1534 al zijn goederen van de hand gedaan. - De gronden in Londerzeel heeft hij aan Hendrik van Nassau, de heer van Grimbergen, overgelaten. Omdat ook Katelijne Estricx en Joos van Voorspoel ongeveer gelijktijdig hun eigendommen, die ze van het huis van Dendermonde in leen hielden, aan Hendrik van Nassau verkochten, is toen heel Londerzeel (Drietoren uitgezonderd) een deel van het Land van Grimbergen geworden. Voordien was dat enkel voor het dorp van Londerzeel (met de Schepenbank, de burcht en de molens) het geval. - Het Steenhuffelse gedeelte van de Ganzendries verkocht hij aan Alvaro van Almaras Junior, de nieuwe heer van Diepensteyn. - Wat met het Hof den Bergh gebeurde is nog niet helemaal uitgeklaard. Het heeft er de schijn van dat het, eveneens in 1534, door de Schepenbank van Steenhuffel in beslag genomen werd. Voor een deel van de grond was dat zeker het geval. Bovendien zijn Maria Slichten (de dochter van de meier van deze Schepenbank) en haar man Gielis Van Meldert daarna op het Hof gaan wonen. Daneel Vilain is met zijn kinderen terug naar Mechelen getrokken, waar hij in een huis op het einde van de Lange Nieuwstraat woonde. Hij overleed er op 29 april 1553 en werd in de kerk van O.L.V. over de Dijle, bij zijn vrouw, begraven. Link: Steenhuffel: op zoek naar het legendarische Steen op de Heuvel

Joos VILAIN – (Josse Van Vilain) Joos van Vilain is geboren omstreeks 1420. Hij was een bastaardzoon van ridder Philips van Gent, gezegd Vilain. Deze kwam voort uit het oude geslacht van de burggraven van Gent, was heer van Moerbeke in het land van Assenede, raadsman en kamerheer van Philips de Goede (hertog van Bourgondië) en tevens grootbaljuw van het land van Aalst. Langs zijn betovergrootouders Arnold I van Gavere de Herimez en Joanna van Rasseghem was hij verwant met Gijzelbrecht van Rasseghem-de Luu (getrouwd met Margriete van Marselaer) die tussen 1360 en 1384 de eigenaar was het Hof den Bergh in de Steenhuffelse Lakeman. 124


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Toen ridder Philips van Gent-Vilain omstreeks 1460 overleed heeft hij zijn bastaardzoon een leengoed van minder belang nagelaten. Volgens de historicus Frans Van Kalken was dat een stuk grond van 14 bunders groot. De nakomelingen van Joos Vilain zijn zich daarom later Vilain XIIII (quatorze) gaan noemen. De familie Vilain XIIII heeft onder meer een grote rol bij de onafhankelijkheid van België gespeeld. Wel, het heeft er alle schijn van dat deze 14 bunders in de Steenhuffelse Lakeman en op de er tegenover liggende Ganzendries hebben gelegen. In 1482 wordt Joos van Vilain (en onderzoek laat er geen twijfel over bestaan dat het over dezelfde persoon gaat) al in Steenhuffel vernoemd en in een document uit 1516 wordt een stuk grond tegen het Hof den Bergh aangeduid met de vermelding “gelegen bij het Hof van wijlen Joos van Vilain”. Joos was omstreeks 1445 een eerste keer getrouwd met Goedele Vilain. Nadat hij weduwnaar geworden, was hertrouwde hij ca 1460 (de periode dat hij naar Steenhuffel kwam) met Martina van Reynghervliet, de dochter van Jacques “de bastaard van Boelare”. Het is niet onmogelijk dat hij zijn tweede vrouw in Steenhuffel en meer bepaald op Diepensteyn heeft leren kennen. Doordat Gillis 2 van Boechout, heer van Diepensteyn, omstreeks 1370 met de erfdochter Aliane van Reynghersvliet trouwde was de belangrijke baronie van Boelare immers naar de Boechout-dynastie overgegaan. In deze periode (ca 1460 dus) werden, althans volgens een getuigenis van de heer van Diegem “Ridderlijke tornooien gehouden te Steenhuffel tussen ridders geheten Marselaer, Vilain, Ophem, Wilre, Boechout...” Joos van Vilain heeft (waarschijnlijk met zijn 2de vrouw), voor hij omstreeks 1485 overleed, minstens 3 zonen gekregen. - Daneel of Daniël Vilain (zie aldaar). - Merten of Martin Vilain. - Raes of Rasse Vilain. Waarschijnlijk zijn ze allemaal op het Hof den Bergh in Steenhuffel geboren. Bronnen: - Histoire des Ducs de Bourgogne de la maison de Valois: Philippe-le-Bon - Door Amable-Guillaume-Prosper Brugière de Barante, Frédéric Auguste Ferdinand de Reiffenberg (baron), voetnoot op blz. 54 - Messager des sciences historiques, Société royale des beaux-arts et de littérature (Gent), Impr. et Lithographie de L. Hebbelynck, 1880, volume 2, blz. 283 en 284. - Frans Van Kalken, Biographie nationale de Belgique, Brussel, 1936-1938, XXVI, 742-743. - nl.wikipedia.org/wiki/Vilain_XIIII. - Ongepubliceerde notities verzameld in 1593 en vroeger door Adriaen van Marselaer, oud schepen van Antwerpen, te vinden in het Fonds de la Faille, Rijksarchief Gent. Link: Steenhuffel: op zoek naar het legendarische Steen op de Heuvel

Gillis Van de VOORDE Geboren te Steenhuffel op 12 januari 1722. Zoon van Petrus en Catharina Van Acoleyen. Vanaf ca 1735 ging hij in de leer bij zijn grootoom, de dan al ‘gepensioneerde’ gezworen Steenhuffelse landmeter Jan Van Acoleyen. Toen deze laatste op 1 januari 1747 overleed, kon hij diens praktijk overnemen. Het is niet duidelijk of hij ook een “gezworene” was. In privébezit zijn nog een aantal “Caertbladen” van zijn hand overgebleven. Doorgaans waren dat niet meer dan kopijen van delen van de kaarten van zijn grootoom die ten behoeve van de een of andere plaatselijke instelling (kerkfabriek en H. Geesttafel bijvoorbeeld) overgetekend werden. Gillis Van de Voorde was op 22 mei 1744 te Steenhuffel getrouwd met Elisabeth Vertongen en kreeg er met haar 7 kinderen: Petrus (1745), Maria Anna (1748), Elisabeth (1750), Francisca (1752), Henricus (1754), Petronella (1756) en Joannes Franciscus (1759). Hij overleed te Steenhuffel op 7 juli 1780; zijn vrouw was hem 4 jaar eerder, op 9 februari 1776, voorafgegaan.

125


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Margriet van VOORSPOEL Er zijn wel meer mensen met de naam van Voorspoel geweest waarover iets te schrijven valt. Toch heb ik niet voor een dappere ridder maar voor mevrouw Margriet van Voorspoel gekozen. Terwijl de meesten in de eerste plaats Mechelaars met eigendom in Londerzeel waren, is de link tussen Margriet en groot-Londerzeel meer dan evident. Bovendien biedt haar levensverhaal stof genoeg voor een zeer dikke roman. Die zal de lezer hier niet vinden. Het volgende wel... Ze was de dochter van Jan van Voorspoel, raadsman van de hertog van Brabant en dus veel in Leuven te vinden, en diens eerste vrouw Margriet Daneels. Ik schat dat ze in 1451 geboren is. Begin 1470 trouwde ze met Wouter Pinnock, een telg uit een belangrijk Leuvens patriciërsgeslacht. Zodra hij de geschikte leeftijd had diende die in het leger van Karel de Stoute die altijd wel ergens in een oorlog verwikkeld was. Waarschijnlijk had hij in 1466 en 1467 ook aan diens wrede campagnes tegen Dinant en Luik deelgenomen. Op 4 juni 1469 was hij – mogelijk vanwege bewezen diensten – als meier van de vrijheid Merchtem aangesteld. Hij kan toen hoogstens 28 jaar oud geweest zijn. Als we een zekere historicus (Edmond Pouillet) mogen geloven zou hij redelijk snel na zijn wittebroodsweken alweer ten oorlog getrokken zijn. In augustus 1472 vervoegde hij de cavalerie van de graaf van Salm, heer van Rotselaar, teneinde Karel de Stoute te steunen die toen op “campagne” in Normandië was. Deze expeditie liep in september 1472 met een sisser af. Maar terwijl 99 van de 100 ruiters van de heer van Rotselaar terug naar huis keerden, sloot de “avonturier” Wouter Pinnock zich onmiddellijk aan bij een kleine groep Brabanders die onder leiding van de Brusselaar Jan Swaef naar Hongarije trokken. Het was hun intentie om er de Turken tegen te houden, die in 1453 Constantinopel en het Oost-Romeinse Rijk veroverd hadden en daarmee blijkbaar nog niet tevreden waren. Helaas weten we uit andere bronnen dat Wouter Pinnock, meier van Merchtem, al op 2 april 1470 overleden was. Wouter Pinnock heeft gedurende zijn zeer korte huwelijk met Margriet van Voorspoel bij haar geen kinderen verwekt. Maar het is niet omdat hij niet tegen de Turken vocht dat hij elders geen avontuurtjes had. Hij heeft namelijk 2 bastaarden nagelaten die ook in het Merchtemse voor nakomelingen hebben gezorgd. Margriet van Voorspoel bleef achter als jonge weduwe zonder kinderen, maar met zicht op een mooie erfenis. Midden 1472 werd zij door een zekere Philippe van Nuwenhoven ontvoerd... Philippe van Nuwenhoven was de zoon van Jan en Lijsbeth van Ursene. Hij was geboren ca 1405 en getrouwd met Margriete van der Meeren (vrouwe van Koekelberg, dochter van Jan en Machtilde Swaef). In 1451, 1457 en 1462 was hij schepen en in 1458 burgemeester van Brussel. In 1469 werd hij één van de vier rentmeesters van het hertogdom Brabant. Hij was verantwoordelijk voor het kwartier Leuven. Philippe van Nieuwenhoven was – om het simpel te zeggen – een zeer belangrijk man. Bovendien was hij een groot-Londerzelenaar. In 1462 was hij de nieuwe heer van het Hof ten Broecke (nu Groenhoven) in Malderen geworden. Dat domein was door de vorige eigenaar, Bussaert van Munte, vooral voor leningen bij van Nieuwenhoven, zwaar gehypothekeerd en door de schuldeiser aangeslagen toen die zijn centen niet kreeg. Ook nà de inbeslagname bleven er nog schulden over. Waarom hij het nodig vond om een eenvoudig boerenmeisje, weduwe bovendien, uit Londerzeel te ontvoeren wordt door mijn bronnen niet gezegd. Hij deed het niet in een opwelling van liefde of zo want in 1472 was hij al op jaren en bovendien nog altijd min of meer gelukkig getrouwd. Hij deed het evenmin alleen. Samen met hem werden zijn vrouw Margriet van der Meeren, zijn bastaardzoon Philippe en niet minder dan 11 handlangers voor dit criminele feit in beschuldiging gesteld. Hen werd bovendien verweten buitensporig geweld te hebben gepleegd op Arnold van der Beke, een raadsheer van de hertog, die tijdens deze ontvoering, weliswaar vruchteloos, tussenbeide gekomen was. Met dergelijke dingen werd in die dagen niet gelachen. Philippe van Nieuwenhoven werd gearresteerd en opgesloten, maar hij bleef van de daken schreeuwen dat hij onschuldig was en 126


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

diende een genadeverzoek in bij hertog Karel de Stoute. Op 29 december 1572 gelastte die om zijn rentmeester voor Leuven op borgtocht vrij te laten. Kort nadien werden hij en zijn medeplichtigen door de Grote Raad te Mechelen veroordeeld tot een gezamenlijke schadevergoeding van 600 ponden. Dat was niet de allerhoogste straf maar het was veel geld. Uiteindelijk heeft een deurwaarder de meubelen van het huishouden van Nuwenhove-van der Meeren aangeslagen en openbaar verkocht. Later werden ook al zijn andere eigendommen in beslag genomen, maar dat was om een andere reden. De rentmeester-ontvanger van hertog Karel de Stoute had namelijk te veel van die ontvangsten in eigen zak gestoken. In de “geschiedenis van ten Broecke en Groenhoven” leest u daarover veel meer details. Margriet van Voorspoel, dochter van Jan en Margriet Daneels, in 1470 na een bijzonder kort huwelijk weduwe geworden van Wouter Pinnock, in 1472 ontvoerd door Philippe van Nuwenhoven, hertrouwde ca 1475 met Joris Clockman. Dat was de zoon van Jan en Avezoete Cabeliau en de kleinzoon van Gillis Cabeliau, heer van Mullem, en Willemijne van Munte. Via zijn moeder was hij een achterneef van Bussaert van Munte, de vroegere heer van Groenhoven, waarmee van Nieuwenhoven nog een financieel eitje te pellen had. De ontvoering van de toekomstige bruid van Clockman had daar ongetwijfeld iets mee te maken. Na de dood van zijn beschermheer Karel de Stoute op 5 januari 1477 te Nancy is het met Philips van Nieuwenhove niet goed afgelopen. Margriet van Voorspoel en Joris Clockman leefden daarentegen nog lang en hopelijk ook gelukkig. Ergens tussen 1510 en 1517 zijn ze door erfenis de eigenaars van het Hof van Oudenhove en de 8 bunders daarbij horende grond geworden. Joris overleed op oktober 1526. Margriete stierf ze op 30 december 1533. Zij en haar beide mannen hebben een grafzerk in de Brusselse Sint-Gorikskerk. Bronnen en meer informatie in: - Louis De Bondt – Ten Broecke en Groenhoven in Malderen. - Louis De Bondt - Het goed van Voorspoel en Oudenhove te Londerzeel.

Hendrik Van de VORDE – (De Vorde) Hier als bijzondere Londerzelenaar opgenomen omdat hij de oudste Van de Voorde is die wij tot nu toe in Steenhuffel zijn tegengekomen en waarover we nog iets meer weten dan alleen zijn naam. Hij werd geboren in Steenhuffel omstreeks 1230 en moet er rond 1290 overleden zijn. Zij dochter was begijn. Die stond een deel van haar erfenis - namelijk een erfelijke jaarrente bestaande uit 1 mudde rogge van de hertogelijke watermolen binnen de Vrijheid Merchtem af aan Wolterus, de barbier van Jan II, hertog van Brabant (1294-1312). Op 9 januari 1303 (door hertog Jan II bekrachtigd op 13/9/1307 en op 16/1/1309) schonk deze dezelfde erfelijke aan de abdij van Dielegem. Bronnen: - Inventaire des chartes et cartulaires des duchés de Brabant: ptie. Chartes originales et vidimées, 1153-1383 Archives générales du Royaume, Alphonse Verkooren – bladz. 143 en 163 - Monasticon belge: Volumes 3-4 - Ursmer Berlière – bladz. 703.

Daniël VORSTHUYS Op 15 november 1406 door Elisabeth von Spanheim, vrouwe van Grimbergen, aangesteld als haar hoofdregent in het Land van Grimbergen en Londerzeel. Hij kreeg tevens de volmacht om schepenen, ondermeiers en meiers te benoemen. Zijn jaarloon bedroeg zoals dat van zijn voorganger 50 Mottoenen. Bron: Regesten des Archivs der Grafen von Sponheim: 1400-1425, 1989, bladzijde 98 en 99.

127


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

W (Jacob Lodewijk) Gerard WALSCHAP Over het leven en het werk van Gerard Walschap, de “Prins der Nederlandse Letteren”, werden hele bibliotheken vol geschreven. Een korte samenvatting kan dus nooit volledig zijn. Om het onszelf gemakkelijk te maken en omdat we het toch niet beter kunnen, volgt hier – hier en daar wat aangevuld - de letterlijke overname van de bijdrage van Louis Jacobs op zijn eigen website http://users.telenet.be/louis.jacobs/index.html. Daar zijn overigens nog veel meer interessante dingen over de meeste Vlaamse schrijvers te vinden. Gerard Walschap werd geboren te Londerzeel-St. Jozef op 9 juli 1898 als tweede kind van herbergier Florent Jozef Walschap en winkelierster Anna Maria Peeters. Er volgden nog 7 kinderen. Hij volgde middelbaar onderwijs in het Klein Seminarie te Hoogstraten, later te Asse. In die periode wakkerde de priester-dichter Jan Hammenecker zijn Vlaams bewustzijn aan. Hij vatte in Leuven de studies voor priester aan bij de missionarissen van het Heilig Hart, doch gaf deze studies op. In 1923 werd hij redactiesecretaris van het Antwerps weekblad "Het Vlaamsche land". Hij debuteerde met romantische verzen en enkele katholiek getinte toneelstukken. Walschap zou zich definitief op het schrijverschap toegelegd hebben nadat hij aan Jan Hammenecker, toen zijn onderpastoor in Londerzeel Sint-Jozef, zijn nog steeds niet uitgegeven gedichtenbundeltje "Aanteekeningen uit het Studentenleven" (1819) had laten lezen. In 1925 huwde hij te Maaseik met Marie-Antoinette Theunissen. Het jaar daarop wordt zijn zoon Hugo geboren. Alice Nahon treedt hierbij op als verpleegster en schrijft het gedicht "Aan Hugo's fijne stemmeke". In 1927 volgt dan de geboorte van zijn tweede zoon Guido. Zijn eerste roman "Waldo" verscheen in 1928. In 1930 zal dan nog zijn derde zoon Lieven geboren worden en in 1932 zijn dochter Caroline (Clara). Een vermeldenswaardig feit is nog dat hij in 1935 op het nippertje aan de dood ontsnapte nadat hij in de badkamer door gasuitwasemingen bevangen was. Hij werd gered door zijn echtgenote. Met de roman "Adelaide", verschenen in 1929, werd hij bekend. Het was het eerste werk van een reeks romans over "De familie Roothooft" die, alhoewel zo niet door hem bedoeld, bij de clerus wrevel tegenover de schrijver deed ontstaan. Dit kwetste Gerard Walschap en na een lange tijd van twijfel en innerlijke strijd werd hij vrijzinnig. In een deel van zijn werken beschouwt de schrijver de maatschappij als een moeilijk te dragen last. Een treffend voorbeeld hiervan is "De bejegening van Christus" uit 1940. Maatschapplijke uitersten worden door hem als het ware verheerlijkt, zowel het primitieve leven in "Volk" en "De dood in het dorp" (1930), als de bijna agressieve vrijheid in "Het kind" (1939) en "De consul" (1943) en de kommerloze vrijheid in misschien wel zijn beste werk "Houtekiet" (1939). "Zwart en wit" uit 1948 gaat dan weer over het repressieprobleem. "Zuster Vergilia" uit 1951 behandelt de eeuwige strijd tussen geloof en ongeloof en in "Oproer in Kongo" uit 1953 komt het kolonialisme aan de beurt. In 1951 maakte hij trouwens een lange reis doorheen de toenmalige Belgische kolonie. In "Het gastmaal" uit 1966 en "Het avondmaal" uit 1968 gebruikt de schrijver een modernistisch vertelprocédé om zijn eigen innerlijke te onthullen.

128


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

De veelzijdigheid en verbeeldingskracht van deze schrijver komt ook nog tot uiting in zijn toneel- en poppenspelteksten en kinderboeken. Walschaps leven werd gedomineerd door een innerlijke tweestrijd vooral op het gebied van het geloof. Dit belette hem niet een gezegende leeftijd van 91 jaar te bereiken. Boven de vele Vlaamse en Belgische onderscheidingen ontving hij in 1968 de "Prijs der Nederlandse Letteren". In mei 1975 werd hem de eretitel "baron" verleend. Gerard Walschap stierf te Antwerpen op 25 oktober 1989 en werd er begraven op het erepark van de begraafplaats Schoonselhof . Zijn geboorteplaats Londerzeel was nog net op tijd om hem – na hem decennia lang decennia lang te hebben genegeerd – dan toch de ruim verdiende erkentelijkheid te geven. Op 29 mei 1982 werd hij de eerste Londerzelenaar die het ereburgerschap kreeg. De oude gemeenteschool van Londerzeel Sint-Jozef, die tot een cultuurhuis annex gemeenschapscentrum omgebouwd werd, kreeg zijn naam, en in 1998 werd de tweejaarlijkse “Literatuurprijs Gerard Walschap” in het leven geroepen, een prijs van € 7.500 voor in het Nederlands geschreven verhalend proza. Deze prijs werd achtereenvolgens gewonnen door Erwin Mortier (met “Marcel” in 1999), Josse De Pauw (met “Werk” in 2001), Ilja Leonard Pfeijffer (met “Rupert” in 2003), Tom Naegels (met “Los” in 2005), Désanne van Brederode (met “Hart in hart” in 2007) en Christiaan Weijts (met “Via Capello” in 2009). Dan waren de verdienstelijke auteurs mogelijk op en zeer zeker ook het geld van Londerzeel. Momenteel bestaat de prijs niet meer. Werken (exclusief de later uitgegeven verzamelwerken): - Liederen van leed (1923), poëzie - Dies irae (1924), toneel - Flirt (1924), toneel - Levens' vier seizoenen (1924), toneel -

-

De looze streken van Slimke Gazelle (1924), kinderverhaal De loutering (1925), poëzie De vuurproef (1925), toneel (samen met Frans Delbeke) Lente (1925), toneel Franciscus en de jongeren (1926), essay Maskaroen (1927), toneel Slimke (1927), kinderboekje Waldo (1928), roman Adelaïde (1929), roman De dood in het dorp (1930), verhalen (De neutrale pastoor - Leven van Soo Moereman - Het verlangen van Stieneke - J. De Soete, barbier, estaminet - De meester - Huybrechs-Bergé - Soo De Kommer - De Mops - Het onnozel leven van Gielen - Het droevig leven van Rozeke - Leven van Zjeppen - Die van Cuypers) Uitingen in de moderne wereldletterkunde (1930), essay Volk (1930), verhalen (Leven de grafmaker - Teugels' Gust - De goddeloosheid van Soo Kommer - Petrus) Eric (1931), roman Nooit meer oorlog (1931), pamflet Jan Frans Cantré (1932), monografie Carla (1933), roman Trouwen (1933), roman Celibaat (1934), roman De vierde koning (1935), verhaal Een mens van goede wil (1936), roman De kermis te Pontosie (1937), toneel De Spaanse gebroeders (1937), toneel Sibylle (1938), roman Het kind (1939), roman De familie Roothooft (Adelaïde, Eric, Carla) (1939), roman Houtekiet (1939), roman Bejegening van Christus (1940), roman

129


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

-

-

De wereld van Soo Moereman (1941), sagenroman Vaarwel dan! (1940), brochure De wereld van Soo Moereman (1941) Zotje Petotje (1941), kinderverhaal De goede smokkelaar (1942), verhaal Denise (1942), roman Gansje Kwak (1942), kinderverhaal De consul (1943), roman Genezing door aspirine (1943), verhaal Tor (1943), roman Voorpostgevechten (1943), essay Wing en Wong (1945), jeugdverhaal Ons geluk (1946), roman De pacificatiepartij (1946), essay *Beeld van de humanist (1947), brochure Zwart en wit (1948), roman Voor geestelijke vrijheid (1948), brochure Moeder (1950), roman Zuster Virgilia (1951), roman Hulde aan Dr. J. Lindemans (1952), essay Hulde aan Stijn Streuvels (1952), essay De toekomst van de letterkunde (1952), essay Lof der academie (1952), essay Janneman en de heks (1953), poppenspel De graaf (1953), verhaal Het kleine meisje en ik (1953), verhalen (Moord op het konijntje - Corruptie bij een schildpad – De twee katjes - De rashond - Speelgoed van Sint-Niklaas - Het vosken - De boodschappen voor het consulaat) Oproer in Congo (1953), roman Manneke Maan (1954), roman Janneke en Mieke in de oorlog (1955), kinderverhaal Salut en merci (1955), roman Zotje Petotje thuis weg (1956), kinderverhaal Paul komt thuis (1956), toneel De Française (1957), roman De verloren zoon (1958), roman August Van Cauwelaert (1959), essay De ongelooflijke avonturen van Tilman Armenaas (1960), roman Nieuw Deps (1961), roman Muziek voor twee stemmen (1963), essay Alter ego (1964), roman De culturele repressie (1966), essay De kaartridder van Herpeneert (1966), verhaal Het gastmaal (1966), roman Julien Kuypers (1966), essay Rippedepik (1966), kinderverhalen (Twee broers en hun kat - De deugniet en de arme vrouw - Een ezel als getuige - De arme rickshawloper - De oneerlijke stovenmaker - Het beursje met de gouden dollars - De slimme rechter) De kunstenaar en zijn volk (1967), essay Het avondmaal (1968), roman Zotje verkoopt een paard (1971), kinderverhaal Het Oramproject (1975), roman Sprookjes (1978), Verjaardagsomnibus (Vertelsels van de 8 broers - De olifant die struikrover werd - Wing en Wong in Amerika - De slimme rechter) De heilige Jan Mus (1979), roman Rustoord (1979), roman

130


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

-

Tweede Walschapomnibus (1987), kinderverhalen (Zotje ¨Petotje weer thuis - Slimke Gazelle en de gazelleneter- Gansje Kwak zoekt Carry) Autobiografie van mijn vader (1989) Denkend aan Walschap (1990) Links geboren (1999) Het heilig uilke (1996), verhaal Brieven I, 1921-1950 (1998)

Uitgezonden Luister- en Televisiespelen.

Vanaf 1937 werden door het NIR en de opvolger BRT verschillende hoorspelen van de hand van Walschap uitgezonden. Daarbij: - De Revolver (1953) - De Kermis van Potosi (1958) - Om Godelieve (1958) - De Van Gogh (1958) - Een moeder, naar de gelijknamige novelle van Anton Tsjechov (1963) Inzake televisiewerk valt (naast een aflevering voor het oer-feuilleton “Schipper naast Mathilde” vooral het volgende op te merken: - het televisiespel “De Wolf” wordt door de BRT uitgezonden in 1961. - Zijn televisieschets Incognito, naar een verhaal van Anton Tsjechov, wordt uitgezonden in 1962. - 1974: Televisieverfilming van Een mens van goede wil. Dit is een Belgisch-Nederlandse coproductie. De serie werd ook in Engeland uitgezonden. - 1981: de novelle De consul, in een televisiebewerking van Libera Carlier. - In 1986 liet de NOS (Nederlandse Omroep Stichting) in de reeks Markant van Walschap een televisieportret maken door Jef Rademakers. - In 1995 werd door de V.T.M de prestigieuze televisieserie “Ons Geluk” uitgezonden. Deze 13-delige dramareeks, van de hand van scenarist Paul Koeck, was gebaseerd op diverse romans van Gerard Walschap en speelde zich af in “Lagerzeel”.

Prijzen en onderscheidingen: - 1930: Krijgt voor Adelaïde, ondanks alle protest, de August Beernaertprijs van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en

-

Letterkunde en de Prijs voor Letterkunde van de Provincie Antwerpen. 1931: de Eeuwfeestprijs voor de roman Eric. 1933: Krijgt voor Trouwen de Prijs van de Provincie Brabant. 1935: Walschap wordt gekozen tot buitenlands lid van de Maatschappij voor Letterkunde te Leiden. 1936: Krijgt de Driejaarlijkse Staatsprijs voor de roman voor Trouwen. 1938: Wordt verkozen tot briefwisselend lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. 1938: Prijs voor Letterkunde van de provincie Antwerpen voor De vierde koning. 1938: Wordt verkozen tot werkend lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. 1938: Wordt Ridder in de Leopoldsorde. 1950: Wordt ondervoorzitter van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal-en Letterkunde. 1951: Wordt voorzitter van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. 1954: Ontvangt de Driejaarlijkse Staatsprijs voor koloniale letterkunde en de prijs van het Kon. Belg. Instituut voor zijn roman Oproer in Congo 1954: Ontvangt de Driejaarlijkse Staatsprijs voor de roman voor Zuster Virgilia. 1954: Wordt benoemd tot Commandeur in de Kroonorde. 1961: Benoemd tot Grootofficier in de Kroonorde. 1962: De Bestendige Deputatie bekroont Walschap met de Interprovinciale Prijs voor zijn gehele oeuvre. 1963: Ontvangt de Prijs voor Letterkunde van de Vlaamse Provincies (ter gelegenheid van zijn pensionering als Inspecteur van de Openbare Bibliotheken). 1965: Ontvangt de Vijfjaarlijkse Staatsprijs ter bekroning van een schrijversloopbaan. 1966: Wordt Grootofficier in de Leopoldsorde. 1966: Wordt erelid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden. 1967, 1668, 1970: Wordt door de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen voorgedragen als kandidaat voor de Nobelprijs. 1968: Krijgt de Prijs der Nederlandse Letteren, de hoogste literaire prijs in Nederland en Vlaanderen. 1969: Wordt bestuurder van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. 1969, 1976: Wordt door de Koninklijke Vlaamse Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde en de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen voorgedragen als kandidaat voor de Nobelprijs. 1970: Biedt zijn ontslag aan als werkend lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde wordt tot erelid benoemd. 1971: Het PEN-centrum Vlaanderen, de Koninklijke Vlaamse Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde en de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen dragen andermaal, elk afzonderlijk, Walschap voor als kandidaat voor de Nobelprijs. 1972: Huldiging in zijn geboortedorp Londerzeel met onthulling van een borstbeeld door Leopold Van Esbroeck.

131


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

-

1972, 1974: De Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde draagt hem weer voor als kandidaat voor de Nobelprijs. 1976: Wordt door koning Boudewijn in de erfelijke adelstand verheven met de persoonlijke titel van baron. 1978: Zijn 80ste verjaardag wordt officieel gevierd op het kasteel van Ham, waar hij het Grootkruis in de Orde van Leopold II krijgt opgespeld door de minister van Cultuur. Hij krijgt tevens de erepenning van de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap. 1981: Wordt lid van de Académie Européenne des Sciences, des Arts et des Lettres. 1982: Wordt ereburger van zijn geboortedorp Londerzeel. 1986: De NOS laat een televisieportret maken van hem door Jef Rademakers, in de reeks Markant. 1986: Wordt op de Boekenbeurs verkozen tot ‘schoonste auteur boven de 70‘. 1987: De Vrije Universiteit Brussel kent hem een eredoctoraat toe ‘voor zijn letterkundig oeuvre en zijn beginselvaste vrijzinnige levenshouding'.

Bronnen: - Gerard Walschap en Londerzeel, Frans De Boeck, Henri Sprangers en Hugo Walschap, 1998. - Gerard Walschap langs Londerzeelse wegen, Frans De Boeck, 1983. - users.telenet.be/louis.jacobs/. - Gerard Walschap, monografie, Jos Borré, 1987

Mathias WAUTERS Geboren te Londerzeel ca 1600. Waarschijnlijk zoon van Merten en Anna Smeyers. Trouwde op 18 januari 1633 te Liezele met Clara Machiels (° Liezele 2 maart 1609) en werd koster en schoolmeester te Liezele. Overleden te Liezele nà 1650. Jaak (Pieter Fideel) WOUTERS Geboren op de Elst in Steenhuffel op 30 mei 1896. Zoon van slachter-beenhouwer Leopold Wouters (1866-1938) en herbergierster Maria Theresia Van Steen (1861-1935). Na zijn lagere school in Steenhuffel ging hij studeren aan het Seminarie van Hoogstraten en 1928 behaalde hij het diploma van vee-arts in Leuven, promotie Kuregem. Als student was hij actief in het algemeen katholiek Vlaams Studentenverbond en hun afgevaardigde in het landelijk comité voor Brussel tot vervlaamsing van de Gentse Hogeschool. Na zijn studies vestigde veearts Jaak Wouters zich eerst in Buggenhout en in 1932 verhuisde hij definitief naar Wetteren. Hierna een schematisch overzicht van zijn erg gevuld C.V. - 1919-1933: medewerker aan het heemkundig tijdschrift “de Brabander” van Merchtemnaar Maurits Sacré, in 1926 samengesmolten met ‘Eigen Schoon’ van Opwijkenaar Jan Lindemans. Zijn talrijke bijdragen gingen vooral over ‘oude diergeneeskundige praktijken, dialectiek en toponymie. - 1926-1932: hoofdbestuurslid van de V.O.S.(Vlaamse Oud-Strijders) van Brabant. - 1932: stond mee aan de wieg van de Vlaamse Toeristenbond. - 1933-1966: voorzitter van de plaatselijke afdeling van het Davidsfonds van Wetteren - 1934: medestichter en eerste secretaris van het 'Vlaams Diergeneeskundige Tijdschrift’. - 1938: stichtte en werd levenslang voorzitter van een heemkundige afdeling in de schoot van het Davidsfonds te Wetteren, die de naam kreeg van de 100 jaar eerder geboren Jan Broeckaert. In 1953 opende die heemkring een Heemmuseum en vanaf 1954 verscheen het “Tijdschrift voor Heemkunde voor Wetteren”. - 1945-1960: (laatste) voorzitter van Sint-Cecilia Wetteren. - 1946-1966: lid van het hoofdbestuur van het Davidsfonds te Leuven. - 1948 en 1951: nauw betrokken bij de succesrijke opvoeringen van het openluchtspel en massaspektakel “Wetthra”. - 1964: Ondervoorzitter van het verbond van Heemkringen voor Oost-Vlaanderen (vanaf de stichting).

132


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

1966: publicatie van het werk ’Volksdiergeneeskunde' met daarin de recepten van boeren, ongediplomeerde paardenmeesters en koemeesters, die meestal nog gebeden of godvruchtige aanroepingen bevatten. - 1972: Winnaar van de heemkundige Reynaertprijs. - 1973: brochure over het dorp Malderen in nummer 172 van de “Vlaamse Toeristische Bibliotheek” van de V.T.B. - 1978: nauw betrokken bij de ontdekking en blootlegging van een groot urnenveld in Wetteren-Massemen. Jaak Wouters was ook een tijdje politiek actief maar de associatie HeemkundeVlaamsvoelend-Vlaamse Oud-Strijders was na het einde van W.O.II niet erg behulpzaam. Hij was getrouwd, had kinderen en overleed te Wetteren in 1981. -

Bronnen: - Huldebrief van Jozef de Brouwer, voorzitter van het verbond van de Heemkringen van Oost-Vlaanderen, in 1973. - Interview met Jaak Wouters door Luc De Vriese in de krant Het Volk, van 12 september 1973. Beide bronnen met dank aan Jos Wouters.

Joannes Baptista WOUTERS. Geboren te Londerzeel op 17 juli 1795. Zoon van Henricus en Maria De Smedt. Priester gewijd te Mechelen op 29 december 1820. Achtereenvolgens pastoor te Kobbegem en priester en primissarius (geen pastoor) te Lippelo. Overleden te Lippelo op 11 februari 1855. In de buitenmuur van de kerk, westerkant, werd een grafschrift ingemetseld. Bron: de geschiedenis van Lippeloo, J.A Van Elsen, 1932.

133


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

Z Petrus Martinus Van ZEEBROECK Geboren in Merchtem op 2 augustus 1796, zoon van Jacobus Josephus en Barbara De Pauw. Hij werd priester gewijd te Mechelen op 27 mei 1820, werd onderpastoor te Sint-GenesiusRode vanaf 30 september 1820 en biechtvader en predikant in de Sint Goedele te Brussel. Pastoor te Steenhuffel vanaf 18 januari 1843. Pas in Steenhuffel aangekomen kocht hij al een nieuwe, een vierde, klok. Tijdens zijn pastoraat, tussen augustus en december 1845, maakte een zware epidemie van Rode Loop niet minder dan 43 dodelijke slachtoffers in de parochie. Pastoor van Zeebroeck liet zijn pastorij grondig restaureren en er – met recuperatiesteen van het afgebroken Cloothof in de Plas een extra verdieping opzetten. Hij zal echter vooral de plaatselijke geschiedenis ingaan als de stichter van het klooster van de zuster van O.L.V. van Zeven Weeën. Daarvoor bouwde hij met eigen middelen een weinig fraai gebouw naast de kerk en vroeg hij religieuzen van het pas in 1847 opgerichte klooster van Sint-Genesius-Rode (waar hij onderpastoor was geweest) om er te komen wonen en er klaslokalen voor meisjes in te richten. Het nieuwe klooster werd op 20 september 1853 door monseigneur Sterckx erkend en feestelijk ingewijd. Jozef Verheyden vermoedt (en hij heeft goede argumenten) dat pastoor Van Zeebroeck ook de befaamde Almaras-glasramen, die oorspronkelijk voor Waasmunster waren bedoeld, korte tijd later naar Steenhuffel heeft gehaald. Oorspronkelijk werden de ontbrekende delen opgevuld met steen, maar in 1863 werden ze met de steun van “Monumenten en Landschappen” door een gespecialiseerd atelier gerestaureerd. Van Zeebroeck kwam uit een familie die meerdere pastoors aan de streek geleverd heeft. Zijn oom Jozef werd in 1785 pastoor te Londerzeel en zijn eigen broer Josephus Benedictus werd pastoor te Rossem in 1824. Ook in Peizegem werd een generatie later een Van Zeebroeck pastoor. Martinus Petrus Van Zeebroeck overleed in Steenhuffel op 12 april 1861. In 1870, toen de kloosterzusters naar een nieuw gebouw op de hoek Elst-Smisstraat verhuisden, hebben ze zijn grafzerk naar het nieuwe klooster meegenomen en een plaats in de tuin gegeven. Bronnen: - Website Londerzeel Vroeger, Korte Geschiedenis van de Congregatie, Louis De Bondt. - Gemeente Merchtem, familiereconstructie 1596-1900, Hedwig Vertonghen en Pol Feytens, blz.1722. - Journal historique et littéraire, Volume 22, 1853, pagina 301 - Journal historique et littéraire: Volume 28, 1862.

Henricus de ZELLE alias ROSA Geboren omstreeks 1345. Vast aangestelde kapelaan in de parochiekerk van Steenhuffel (ca 1370), kapelaan en daarna vicaris in de parochiekerk van Anderlecht, rector van de Latijnse School te Herentals (1398), afwisselend prevoost en prior van het klooster van Groenendael en Windesheim (vanaf 1407). Overleden op 21 april 1428. Niet te verwarren met Henricus Rosa de Zelle, van 1455 tot 1468 lid van de pauselijke kapel (onder Paus Calixtus). Bronnen: - La Chambre apostolique et les "Libri annatarum" de Martin v (1417-1431), François Baix, Institut Historique Belge de Rome, 1955, bladzijde 737. - Revue d' histoire ecclésiastique, Volume 67, Nummers 3-4, 1972, bladzijde 865. - Kartäuserforschung 1970-2006, Meta Niederkorn-Bruck, 2007, bladzijde 137.

134


Biografisch woordenboek van Groot-Londerzeel (Londerzeel, Malderen, Steenhuffel) – Mei 2019 Louis De Bondt

-

Le Moyen âge: Volumes 56-58, 1950. Monasticon Windeshemense: Belgien, Wilhelm Kohl, Ernest Persoons, Antonius Gerardus Weiler, Geestesleven in de Late Middeleeuwen. Association des archivistes et bibliothécaires de Belgique, 1976, blz. 80. Ruysbroeck l'Admirable et son école, Francis Hermans, 1958, bladzijde 213

135


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.