10 Straffe Verhalen uit de Geschiedenis van Londerzeel

Page 1


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Auteur:

Louis De Bondt

Research

Louis De Bondt

Lay-out:

Louis De Bondt

Gedrukt bij:

CreateMyBooks

Louis de Bondt

Overname is toegestaan mits vermelding van de titel van dit boek en de naam van auteur en uitgever. D/2024/L. De Bondt. 2


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

ooit door iemand geweten of al zeer lang vergeten, Maar allemaal echt gebeurd

Louis De Bondt

3


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

Verhaal 1 - 1334 - Brabanders schofferen Vlamingen ten Hellekine.

Blz. 9

Eerder, uitgebreider en met volledige bronvermelding gepubliceerd in: - Diepensteyn te Steenhuffel (1290-2020) - Tusschenbeke alias Hof ter Hellen in Londerzeel (1470-1920) - Londerzeel en de oorlogen van het Ancien Regime (1159-1791)

Verhaal 2 - 1384 - Over een bruine beer, een verdwenen Ridderhof en een watermolen.

Blz. 23

Eerder, uitgebreider en met volledige bronvermelding gepubliceerd in: - Diepensteyn te Steenhuffel (1290-2020) - 3 Verdwenen Hoven in Londerzeel

Verhaal 3 - 1396 – Hoe een oude vader uit Steenhuffel en 6 van zijn 7 zonen in Hongarije het hoofd verliezen. Blz. 43 Eerder, uitgebreider en met volledige bronvermelding gepubliceerd in: - Londerzeel en de oorlogen van het Ancien Regime (1159-1791) - Het Steen op de Heuvel (1230-1620)

Verhaal 4 - 1472 – Waarom een grijsaard uit Malderen een jonge weduwe uit Londerzeel ontvoert en waarom Karel de Stoute in deze affaire persoonlijk tussenkomt. Blz. 65 Eerder, uitgebreider en met volledige bronvermelding gepubliceerd in: - Het Goed van Voorspoel en Oudenhove (1310-2000) - Ten Broecke en Groenhoven (1230-2010)

Verhaal 5 - 1567 – Malderen geeft asiel aan de ergste ketterverbrander van de Nederlanden.

Blz. 83

Eerder, uitgebreider en met volledige bronvermelding gepubliceerd in: - Ten Broecke en Groenhoven te Malderen (1230-2010)

Verhaal 6 - 1587 – Als held gestorven in Nederland, uit de dood verrezen in Londerzeel.

Blz. 95

Eerder, uitgebreider en met volledige bronvermelding gepubliceerd in: - Het Goed van Voorspoel en Oudenhove (1310-2000)

Verhaal 7 - 1665 – Waar en wanneer de eerste Rubens-Jenever gestookt, geschonken en gedronken werd. Blz. 109 Eerder, uitgebreider en met volledige bronvermelding gepubliceerd in: - Hof ter Perre of Brandewijnhoeve te Steenhuffel

Verhaal 8 - 1817 – Hoe een eenvoudig kamermeisje haar naam op de zwaarste kerkklok van Steenhuffel kreeg. Blz. 123 Eerder, uitgebreider en met volledige bronvermelding gepubliceerd in: - Het Cloothof en het Kaashof te Steenhuffel (1320-1920)

Verhaal 9 - 1812 – Hoe 2 jongens uit Londerzeel-Heide de revolutionaire uitvinding van de Franse heer Joseph Ignace Guilotin leerden kennen. Blz. 133 Niet eerder gepubliceerd.

Verhaal 10 - 1824 – Hoe en waarom de werking van de gemeenteschool van Malderen het na te volgen voorbeeld voor de hele Verenigde Nederlanden werd. Blz. 147 Eerder, uitgebreider en met volledige bronvermelding gepubliceerd in: - Onderwijs en onderwijzers (M/V) in Londerzeel, Malderen en Stee,huffel (1593-1920)

4


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

VERHAAL 8 1817 – Hoe een eenvoudig kamermeisje haar naam op de zwaarste kerkklok van Steenhuffel kreeg. In 1817 werden in het atelier van Andreas van den Gheyn in Leuven twee nieuwe klokken voor Steenhuffel gegoten. De oude waren door de Fransen meegenomen en tot kanonnen omgesmolten. De grootste klok, 1.223 ponden zwaar, was toegewijd aan onze Lieve Vrouw. Ze droeg de namen van haar peter Carolus Leopoldus Ludovicus comes de Maldeghem, dominus de Steenuffel, etc.” en van haar meter “Domina Barbara Petronella Maria Van Den Elsken”. Op 4 juni 1818 werden ze door Van den Gheyn geleverd en op 16 juli 1818 werden ze gewijd en onder groots gebeier van de andere klokken in de kerktoren opgehangen.

De laatste en wellicht de enige foto van de klok in kwestie, genomen in 1943 net voordat ze door de Duitsers (samen met de 3 andere klokken) werd meegenomen om alweer gesmolten te worden. (Bron: A.C.L., Brussel, overgenomen uit ‘De Geschiedenis van Steenhuffel, Vertonghen, Verhasselt en t’Kint, blz. 398.

De tekst: Susceperunt Carol. Leop. Lud. Comes de Maldeghem, dominus de Steenuffel, etc.” Domina Barbara Petronella Maria Van Den Elsken. De kleine cursieve delen zijn op deze foto niet te zien. 5


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

Dat Carolus van Maldeghem de grootste klok mocht dopen, kunnen we nog begrijpen. Tenslotte droeg hij de titel van Graaf van Steenhuffel en heer van Diepensteyn. Maar ‘dominus of heer van Steenuffel’ was hij uiteraard niet meer. Mogelijk dachten onze mensen dat met het verdrijven van de Fransen het Ancien Regime terug zou komen… Maar dat was verkeerd gedacht. Dat kan iedereen al eens overkomen. Omdat de graaf nog niet getrouwd was, en overigens vooral in Duitsland woonde (waar hij op 15 april 1597 in een gezin van oorlogsvluchtelingen geboren was), heeft men als meter van de grootste klok een andere gerespecteerde of respecteerbare dame moeten zoeken. Ik weet niet of dat lang geduurd heeft maar men heeft ze in de persoon van Barbara Petronella Maria van den Elsken wel gevonden. Zij werd belangrijker geacht dan de burgemeestersvrouw die samen met haar man nog wel de kleinere klok mocht dopen. Maar wie was deze belangrijke mevrouw?

Barbara Petronella Maria van den Elsken. Het Kaashof te Steenhuffel.

Het Kaashof - foto Dirk De Baere

Op het Kaashof (Steenhuffel-Plas) en op wat daar voordien te vinden was (de sBonten Stede) hebben rare snuiters gezeten. Mijn eigen voorouders zelfs, zoals tot mijn verbazing gebleken is. Maar ook (ik noem ze niet allemaal) … -

Van 1640 tot 1693: Vincent Anthony (° Brussel ca 1615). Dat was een zeer bekende landmeter, beeldhouwer maar vooral architect. In 1680 tekende hij de plannen voor het Dekenhuis van de Leuvense Lakengilde. Dit gebouw bestaat nog steeds. In hetzelfde jaar kreeg hij ook de opdracht voor de bouw van de verdieping op oude Lakenhalle. Zijn meest indrukwek6


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

kende gebouw is wellicht het Belfort van Bergen dat in 1669 onder zijn leiding werd voltooid. De eerlijkheid gebiedt ons wel te zeggen dat architect Louis Ledoux die werken van 1662 tot aan zijn dood in 1667 heeft geleid. Het is het enige Belgische belfort in barokstijl, is 87 meter hoog en werd door de Unesco als werelderfgoed erkend.

Boven en onder links: de Oude Lakenhalle in Leuven voor en nà de verbouwing van 1680. Uit Louvain monumental, van Edward van Even (1860). De ets is van Lodewijk Jozef Van Peteghem. Onder rechts: het Belfort van Bergen. foto uit TripAdvisor 7


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

Nu zou men denken… Die belangrijke architect, die meer dan een halve eeuw de eigenaar van het Kaashof was, zal dan ook wel de nog bestaande gebouwen getekend hebben. Wel, dat is dan verkeerd gedacht. Ik zal het niemand kwalijk nemen want het kan ons allemaal overkomen. Het huidige Kaashof is recenter. -

Van 1732 tot ca 1775: Christian François Prevost (° Brussel ca 1705). Hij was de zoon van Jan en van Barbara Sire-Jacobs. Dat waren wijnhandelaars en uitbaters van de flink renderende wijnherberg Sint Maarten op de Brusselse Zavel. Het is deze Christian die tussen 1732 en 1745 het gebouw met trapgevels op de hoek van de Plas en de Beekstraat heeft laten zetten.

Nog altijd op de Zavel en nog altijd druk bezocht: “Au vieux saint-Martin”, Of waar men de inspiratie voor de trapgevel van het Kaashof haalde.

-

Van 1904 tot 1943: Gabrielle Marie Louise Joseph Quirini (°1874). Aan haar litanie voornamen te zien was dit een zeer, zeer, zeer adellijke dame. In 1906 werd ze weduwe van Réné Léon Marie Ghislain Carton de Wiart (° Brussel 1867). Dat was een broer van onder meer Henri Victor Marie Ghislain Carton de Wiart, de latere 1ste Minister en Minister van Staat. Een andere broer was Edmond Constant Carton de Wiart, de persoonlijke secretaris en kabinetschef van Leopold II, die een belangrijke rol speelde in de onderhandelingen waardoor diens Congo Vrijstaat door de Belgische Staat werd overgenomen 1. Zelf was Réné Léon ook niet van de minste. Als officier bij de Gidsen kwam hij in het door de Britten gecontroleerde Egypte terecht waar hij onder bevel van Lord “Sirdar” Kitchener aan een aantal veldslagen, zowel in Egypte als in Soedan, heeft deelgenomen. Wie daar meer over wenst te

Terwijl ik dit schrijf (juni 2020) worden de standbeelden van Leopold II overal beklad en van hun sokkel gehaald. Niet helemaal onterecht maar met weinig respect voor kunst, kunstenaar en vroegere belastingbetaler. Edmond Constant Carton de Wiart heeft nooit een monument gekregen. Dat is dus werk gespaard. 1

8


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

weten kan onder meer in mijn boek ‘Het Cloothof en het Kaashof’ terecht. Daarna werd hij Belgisch consul in Caïro, vertrouweling van de Egyptische khedive of onderkoning Abbas II en kreeg hij er de eretitel van Bey. In 1906 is hij gedurende een reis van Egypte naar België op een boot in de baai van Napels overleden. In Steenhuffel heeft men hem waarschijnlijk nooit gezien. Zijn weduwe daarentegen des te meer. De alleroudste mensen herinneren zich ‘Madame Karton’ nog goed, evenals (maar dan alleen van horen zeggen) de zwarte Moorse volbloedhengst die ze van de onderkoningin van Egypte had gekregen.

Réné Léon Marie Ghislain Carton de Wiart (1867-1906)

Gabrielle M.L.J. Quirini (1874-1943 Helaas geen betere foto te vinden

Ja maar, wacht eens even… Zou dit verhaal niet over een mevrouw van den Elsken gaan? Nog heel even geduld. Of neen, toch niet, ’t is niet meer nodig want ik ga er zo meteen aan beginnen. Barbara Petronella Maria van den Elsken was namelijk de eigenaar van het Kaashof van 1812 tot 1824.

Van Prevost naar Van den Elsken. Op een vorige bladzijde vertelde ik hoe een rijke wijnboer uit Brussel, Christian François Prevost, in 1732 van zijn ouders de grond van het Kaashof (dat toen het Hof ter Vooren heette) erfde, de gebouwen die er op stonden sloopte, en er daarna een nieuw gebouw op zette. Ik weet niet wanneer hij en zijn vrouw Ida De Noter precies gestorven zijn maar dat moet kort nà 1773 zijn geweest. 9


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

Het Kaashof in Steenhuffel ging over naar zijn dochter Ida Prevost die de genealogen niet schijnen te kennen. Ik vermoed dat zij omstreeks 1740 geboren is. Zij was getrouwd met De Brusselaar Frans Jozef Pauwels. Wat volgt heeft niemand in Steenhuffel ooit geweten. Dit is dus een exclusief verhaal. Hoe het Kaashof van de familie Pauwels-Prevost naar een familie vanden Elsken overging vond ik (niet helemaal per toeval want ik heb er zeer hard naar gezocht) in het verslag van een proces bij het hof van beroep te Brussel uit 1813 2. Het is geen stichtend verhaal. Ik vat de 22 bladzijden samen.

Een arm kamermeisje en een zwakbegaafde rijke erfgenaam Frans Pauwels en Ida Prevost hadden 2 kinderen, 1 dochter en 1 zoon. Naast deze 2 schatten bezaten ze nog een andere schat in de vorm van een zeer aanzienlijk fortuin. De dochter Maria Theresia Pauwels (° 1762) trouwde in 1796 met de weledele François T’Kint de Roodebeke (1759-1841). De zoon, Jan Baptist, geboren in 1759, was echter om het zacht uit te drukken ziekelijk en ‘eerder zwak begaafd’. Vader Pauwels, geboren in de Brusselse Kathelijneparochie in 1730, is vermoedelijk in 1764 gestorven. Nog steeds vermoedelijk is zijn weduwe Ida Prevost in 1772 hertrouwd en werd zijn nalatenschap mooi tussen de twee kinderen uit het eerste huwelijk verdeeld. De niet zo snuggere Jan Baptist heeft toen onder meer het Kaashof in Steenhuffel gekregen. In 1789 is Ida Prevost voor de tweede keer weduwe geworden, deze keer van de heer Philippe Jean Godefroid 3. Een schatrijke weduwe van het kaliber Pauwels-Prevost had niet alleen wat knechten en meiden maar ook minstens 1 kamermeisje nodig. Dat moest uiteraard aan een aantal hoge eisen voldoen en op zijn minst een goede opvoeding gekregen hebben. Aan een boerendochter van den buiten kon of wilde men zo’n stiel niet overlaten.

Décisions notables de la cour de Bruxelles, MM. Fournier en J. Tarte, volume 29 (2de volume van het jaar 1813), blz. 241-263. 3 Dat is niet helemaal zeker want de parochieregisters van de Sinte-Kathelijneparochie in Brussel geven weinig familieverbanden. In ieder geval heeft dit eventuele 2 de huwelijk geen volwassen geworden kinderen meer voortgebracht. 2

10


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

Barbara Petronella Maria (of Barbe Petronille Marie) van den Elsken (in dit document meestal Vandenelsken geschreven) was op het eerste zicht zeker geen slechte en misschien zelfs een goede keus. Ze was gedoopt in Alsemberg op 25 mei 1764. Haar vader was meier van de parochies Rode, Linkebeek en Alsemberg evenals van de heerlijkheden van Vorst, Bollebeek, Waterloo, Watermaal en Etterbeek. Op de plaats van haar geboortehuis kwam later een klooster dat tot 1911 door Duitse nonnen werd bestuurd. Daarna werd het door verbannen Jezuïeten uit Portugal aangekocht en betrokken. Zo arm als hierboven beweerd wordt was ze waarschijnlijk niet. Haar ouders waren gegoede maar geen stinkend rijke burgers… met een kroostrijk en dus duur gezin. Tussendoortje: Eén van haar broers heeft een illustere plaats in de Belgische geschiedenis verworven. Jean Joseph vanden Elsken (1759-1803), priester en tijdelijk rector van het Atrechtscollege te Leuven, ook onder de schuilnaam Ernestus Keuremenne bekend gebleven, was een zeer grote tegenstander van de religieuze hervormingen van Jozef II, de Oostenrijkse keizer-koster en vooral van diens ‘Plan de l’Institut’. Zijn vele polemische brieven, gericht aan rebellerende seminaristen en anderen religieuzen, hadden een zeer groot lezerspubliek. Bij het Oostenrijkse bewind maakte hem dat echter niet geliefd. Op 27 september 1788 wist hij in vrouwenkleren aan een arrestatieteam uit het Atrechts-college te ontsnappen en naar Sint-Truiden te vluchten… Daarmee is zijn verhaal nog lang niet ten einde maar er zijn andere plekken om er meer over te 11


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

lezen. Bijvoorbeeld in het 50 blz. lange artikel ‘En het dorp zal duren…’ in het tijdschrift van het Heemkundig Genootschap Van Witthem uit Beersel, juli-sept. 2009. Het staat online. Barbara vanden Elsken kende zowel de fysieke, intellectuele als financiële vermogens van Jan Baptist en ‘verleidde’ hem om met haar te trouwen. Dat moet haar wel enige moeite hebben gekost want dat huwelijk had pas plaats in Brussel in 1809 toen ze al 45 was. Er ging een huwelijkscontract aan vooraf waarin beide echtgenoten aan de langstlevende hun hele vermogen schonken. Dat was aanzienlijk in het geval van Jan Baptist en bij Barbe (Barbara) in feite onbestaande. Noch voor noch binnen de 2 jaar na het huwelijk hebben de andere familieleden Pauwels tegen deze gang van zaken geprotesteerd. Ze verzetten zich evenmin toen ze merkten hoe Jan Baptist via ruime volmachten zijn vermogen door zijn vrouw liet beheren. In 1811 werd de zwakbegaafde Jan Baptist Pauwels echter volledig imbeciel en idioot. Zijn zuster en haar man T’Kint probeerden om hem uit zijn rechtsbekwaamheid te laten ontzetten. Tevens probeerden ze om de volmachten die hij aan zijn vrouw had gegeven nietig te laten verklaren omdat hij die volgens hun zeggen niet bij zijn volle verstand gegeven had. Er volgde een proces… Gelukkig, durf ik zeggen, want anders hadden we dit allemaal nooit geweten. Als gevolg hiervan verloor Jan Baptist definitief al zijn rechten maar werd het beheer van zijn persoon en vermogen toch aan zijn wettige vrouw, Barbe vanden Elsken dus, toegewezen. Intussen had de familie Pauwels François T’Kint de Roodebeke als voogd gekozen. Barbara vanden Elsken verdedigde zich zo hard ze kon en wellicht zou er een nieuw proces gekomen zijn mocht Jan Baptist Pauwels niet kort daarna, op 20 juli 1812 (en niet in 1824 zoals alle van elkaar afgeschreven online genealogieën beweren) de slecht functionerende geest gegeven hebben. Het was maar uitgesteld... T’Kint en zijn vrouw, die al eerder de geldigheid van het huwelijk van hun broer hadden betwist, gingen nu een stapje verder en eisten de nietigheid ervan evenals die van het huwelijkscontract op basis van volgende ‘sterke’ argumenten: - Het huwelijk was hen te laat ter ore gekomen. - Het was steriel gebleven. - Jan Baptist was bij zijn huwelijk al zinneloos. 12


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

-

Louis de Bondt

Dat laatste werd onomstotelijk aangetoond door de ‘schandalige voorhuwelijkse vrijpostigheden’ van Jan Baptist tegenover zijn toekomstige bruid. Barbara vanden Elsken had zich na haar huwelijk nooit in de familie Pauwels geïntegreerd.

Noch in 1ste aanleg noch in beroep kregen ze van de rechter gelijk. Niet alleen hadden ze maar eerder moeten protesteren. Bovendien had T’Kint nog zaken gedaan met mensen aan wie Jan Baptist ook een volmacht had gegeven en had hij toen de geldigheid van die volmacht nooit betwist. Uiteindelijk werd besloten dat (vertaald uit het Frans): “1) Aangezien tijdens het proces bewezen werd, zowel door het feit dat de eisers in dezelfde stad woonden als die waar het huwelijk voltrokken werd als door het feit dat een van de naastbestaanden er vooraf van verwittigd was, dat derden van de viering van dit huwelijk op de hoogte waren en dat dit met al de gewenste plechtigheden was doorgegaan. 2) Aangezien ze, vermits ze van het huwelijk op de hoogte waren, volgens art. 174 van het burgerlijk wetboek het recht hadden om zich er tegen te verzetten als ze gefundeerde redenen meenden te hebben. 3) Maar aangezien ze te laat van dit recht gebruik hebben gemaakt. De rechtbank niet in staat was om het huwelijk nietig ter verklaren. En dus, na de openbare aanklager gehoord te hebben en diens mening te delen, verklaarde het Hof niet het huwelijk maar de aanvraag tot vernietiging nietig en veroordeelde het de aanvragers tot het betalen van de kosten en alle aangerichte schade.” En aldus was Barbara Petronella Maria van den Elsken de exclusieve eigenaar van het Kaashof toen Steenhuffel iemand zocht om meter te worden van de nieuwe grote klok. Kijk, omdat ik zelf van Steenhuffel ben, en de mensen hier een beetje ken, kan ik de lezer garanderen dat dit nooit gebeurd zou zijn als de pastoor iets van haar verleden afgeweten had. De roddels zouden de gerechtelijke uitspraak dan wel overschaduwd hebben. Barbara Petronella Marie vanden Elsken is na de dood van haar zwakzinnige man in 1812 niet hertrouwd en overleed zonder kinderen te Brussel op 29 april 1824. Haar toch wel aanzienlijke rijkdom (de helft van het Pauwels vermogen waarbij het Kaashof in Steenhuffel) werd tussen haar nog levende broers en zuster verdeeld. Haar bronzen klok werd in 1943 door de Duitse bezetter uit de kerktoren van Steenhuffel gehaald om hersmolten te worden. We hebben ze niet meer terug 13


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

gezien. Weliswaar is het spreekwoord 'Wie met Gods klokken schiet, die wint de oorlog niet' uitgekomen, en was in 1947 in de haven van Hamburg nog een aanzienlijk aantal nog niet gesmolten klokken te bekijken en terug te halen. Maar veel goeds zat daar precies toch niet meer tussen.

Op zondag 21 augustus 1949 werden in Steenhuffel onder grote belangstelling 3 splinternieuwe klokken gewijd. Ik weet wie de nieuwe peters en meters waren maar hun namen doen hier werkelijk niets meer te zake. 14


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

VERHAAL 9 1812 – Hoe 2 jongens uit Londerzeel-heide de revolutionaire uitvinding van de Franse heer Joseph Ignace Guilotin leerden kennen. Ofschoon dit verhaal begint toen de Fransen het hier voor het zeggen hadden bevat het genoeg stof voor een Griekse tragedie. Duistere familiegeheimen, misverstanden, onorthodoxe ouder-kind relaties, voortijdige sterfgevallen, verkeerde begrafenisrituelen… het heeft het allemaal. Eigenlijk is het een stuk donkere familiegeschiedenis. Maar omdat niemand van de betrokkenen in de mogelijkheid verkeerde om een nageslacht zich voor hem of haar te laten schamen, zal ik hun familienamen onbeschroomd vermelden. Hun voornamen trouwens ook. Het begint aldus… Op 29 april 1864 schreef een mens uit Londerzeel een brief naar “de Koophandel”. De Koophandel, de voorganger van de nog bestaande Nieuwe Gazet, was een in 1860 opgerichte liberale Antwerpse krant. De naam van de schrijver kennen we niet maar het was zeker geen goede katholiek en dus moeten we die in de liberale Londerzeels kringen gaan zoeken. De schrijfstijl doet mij gokken dat hij Jan Hendrik Alewaerts heette. Dat was de onderwijzer van de gemeenteschool van Londerzeel-Heide. In 1864 was het liberalisme in Londerzeel al in volle bloei. Van eind 1860 tot eind 1875 hadden we met burggraaf Ferdinand Charles Joseph de Spoelberch zelfs al een ondubbelzinnige liberale burgemeester. In 1872 werd, onder het voorzitterschap van dezelfde de Spoelberch en als tegenhanger van de katholieke fanfare Sint-Cecilia, de liberale fanfare l’Union gesticht. De spanningen die in deze periode tussen de pastoor en het liberale gemeentebestuur bestonden doen de vermakelijke belevenissen van don Camillo en zijn burgemeester Peppone verbleken 4. Maar ik dwaal een beetje af… 4

Vanaf 1948 publiceerde Giovannino Guareschi een reeks komisch-satirische verhalen over de Italiaanse dorpspastoor Don Camillo en de communistische burgemeester Peppone. Deze boekenreeks werd later verfilmd met Fernandel als de pastoor. 15


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

“Mynheer de Opsteller van den Koophandel”, begon deze brief. “Over omtrent 50 jaren, wierden 2 gebroeders dezer gemeente beschuldigd voor een doodslag in een gevecht begaen. Een der beide beweerde dat hy onpligtig was; de andere, integendeel bekende zyne misdaed maer protesteerde ter zelvertyd tegen de onnoozelheid zyns broeders. Niettegenstaende werden beide ter dood veroordeeld, en weinigen tyd later onthalst, alhoewel volgens het algemeen gevoelen er eene onschuldig stierf. Ik wil hier niet aenhalen wat hartschreeuwend tooneel dit verwekte, wanneer de eene der veroordeelden zyn broeder op 't schavot omhelzende, hem aen ‘t publiek als het slachtoffer eener dwaling van het gerecht aenduidde. Laten wy dit in stilzwygen voorbygaen, eenieder zal het veel beter by zyn zelven gevoelen dan ik het hier zou kunnen beschryven…” Uit het vervolg van deze brief blijkt dat de geëxecuteerden ‘Verbruggen’ heetten en dat ze onder grote belangstelling op de Grote Markt van Brussel met de guillotine werden terecht gesteld.

Boven: Joseph Ignace Guillotin. Franse arts en politicus (1738-1814). Hiernaast: een niet door hem uitgevonden maar wel naar hem vernoemde guillotine.

16


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

Uit Wikipedia en andere: De guillotine of valbijl is een instrument voor het uitvoeren van doodstraffen door onthoofding. Tijdens de Franse Revolutie werd het toestel ingevoerd om executies sneller en – zo werd verondersteld – pijnlozer te maken. De historiek van deze machine, een beetje onterecht vernoemd naar dokter Joseph-Ignace Guillotin, gaat echter terug tot de dertiende eeuw. De eerste gedocumenteerde mechanische onthoofding (met de Halifax Gibbet) vond plaats in 1286 in Halifax in Engeland. Dààr bleef het toestel tot de 17e eeuw in gebruik. Italië kende in de 16e eeuw de Mannaia… Op 29 april 1792 werd de ‘verbeterde’ valbijl in Frankrijk voor het eerst voor een terechtstelling naar buiten gerold. De Franse revolutionairen brachten in 1796 hun instrument mee naar de Belgische departementen. Op 13 juli van dat jaar werd het een eerste keer gebruikt in Brussel. Tijdens het Napoleontische bewind (1796-1814) werden (in gans België) van de 787 ter dood veroordeelden ook 553 terechtgesteld. Gedurende de eerste jaren onder het nieuwe Franse strafwetboek van 1810, kwamen, op een enkele uitzondering na, echter alle ter dood veroordeelden onder de guillotine terecht. Met het vertrek van de Fransen (na de slag bij Waterloo en de hereniging met Nederland in 1815) werd het gebruik van de guillotine niet afgeschaft. Weliswaar werd de effectieve doodstraf wat minder uitgevoerd. Tijdens het Oranjebewind (1815-1830) gebeurde dat voor 242 geregistreerde doodvonnissen nog (slechts) 71 keer. Na de Belgische onafhankelijkheid (1830) werd de guillotine nog 55 maal aan het werk gezet. De executie van Coucke en Goethals in Charleroi (1860), nadat ze als Frans-onkundigen door een exclusief Franstalige rechtbank veroordeeld werden, zorgde voor een eerste storm van protest tegen dit geval in het bijzonder en tegen de doodstraf in het algemeen. De brief uit 1864 uit Londerzeel werd overigens in deze context geschreven. Straks meer daarover. Nadat er in 1888, onder impuls van minister Jules Le Jeune, een moratorium kwam op het uitvoeren van de doodstraf in België, duurde het tot 1918 vooraleer een soldaat, die zijn vriendin had vermoord, als laatste onder het mes het hoofd verloor. De guillotine en de beul werden speciaal voor hem uit Frankrijk ingevoerd. Het moet in principe mogelijk zijn om in onze archieven iets over de misdaad en de veroordeling van de broers Verbruggen te vinden. De mensen die zowel in Wikipedia als in enkele doctoraatscripties weten te vermelden hoeveel 17


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

veroordelingen effectief tot een executie hebben geleid, moeten toch toegang tot de inhoud van die processen hebben gehad… Maar, al sla je me dood (of gebruik misschien toch liever de ‘humanere’ guillotine), noch in de Franse noch in de Belgische archieven heb ik daarover iets kunnen ontdekken. Van de departementen van de Leie en van de Schelde is wel archief van het ‘Eedgerecht (tribunal criminel) evenals over de ‘Cassatieberoepen tegen criminele vonnissen en arresten’ bewaard, maar van het departement van de Dijle (waar Londerzeel toen toe behoorde) ontbreekt elk spoor. Vele van de in de Franse periode geguillotineerden waren overigens actieve leden van drie Vlaamse roversbenden: - In 1798 was er op de Grote Markt van Brugge de openbare terechtstelling van de Fransman Salembier en 21 bendeleden. - Op 2 november 1803 kwamen, alweer in Brugge, de beruchte Ludovicus Bakelandt en 23 bendeleden, waarbij drie vrouwen, aan de beurt. - Tussen november 1797 en februari 1806 werden op de Vrijdagmarkt in Gent 60 leden van de binders onthoofd… De Binders of ‘Voetenbranders’ hadden de niet zo fraaie gewoonte om na inbraak een vuurtje onder de blote voeten van hun slachtoffers te stoken om hen aldus de plaats van hun spaarpot te laten onthullen. Deze binders waren ook bij ons actief . “Op het einde van de 18de eeuw”, schreef Joris Vertonghen in zijn “Toponymie van Steenhuffel, “was hier (in de Boskant) een slecht befaamde kroeg (de Vuile Voorschoot) waar de binders (struikrovers) hun rendezvous hadden. Hun bendeleider was een zekere Parmentier die de streek dikwijls onveilig maakte. Men heeft hem uiteindelijk gearresteerd en terechtgesteld te Brussel, op het schavot, samen met 15 bendeleden… “ In tegenstelling tot de executies in Brugge en Gent hebben we van de in Brussel terecht gestelden geen namen gevonden.

Binders overvielen de rijke boeren en bonden hen vast. Voor een moord schrokken ze niet terug. De voeten van de slachtoffers verwarmen om de bergplaats van de zwarte kous te ontdekken was één der gebruikte methodes.

18


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

Ook in Londerzeel is het criminele archief uit de periode 1796-1820 onbestaand ofwel verdwenen. Van de toenmalige champetters Jozef Matelinck en Arnold Verspreet is bij mijn weten geen schrijfwerk overgebleven. En kranten werden nog maar vanaf 1814 systematisch gedigitaliseerd… Miserie, miserie. Behalve de karige informatie dat de broers Verbruggen iemand bij een gevecht hadden gedood, dat de jongste onschuldig was maar uit naïviteit en solidariteit de schuld mee op zich had genomen, ben ik helaas geen verdere details te weten gekomen. Waarschijnlijk was die doodslag tijdens één van die bijna dagelijkse cafégevechten voorgevallen, maar ik geef toe dat ik nu wat speculeer. Maar zie… Op 9 december 1812 werden in het overlijdensregister van Londerzeel de volgende sterfgevallen ingeschreven: - Verbruggen François, 23 jaar oud, ongehuwd, zoon van Jean Baptiste en Lambrechts Isabelle. - Verbruggen Rombout, 20 jaar oud, ongehuwd, zoon van Jean Baptiste en Lambrechts Isabelle. Als doodsoorzaak is in beide gevallen te lezen dat ze “overleden in Brussel, waarschijnlijk in een brand”. Wel, dat is straf… Waarom heeft de door de Fransen aangestelde ambtenaar van de Burgerlijke Stand de echte doodsoorzaak voor de mensen uit Londerzeel geheim gehouden? Was er met hun veroordeling dan toch iets niet helemaal in de haak? Ik zou het niet kunnen zeggen. Wat ik wèl weet is dit. Mensen die de genealogie Verbruggen bestuderen gaan er weliswaar weinig aan hebben want, zoals ik al schreef, door hun vroegtijdig overlijden hebben de betrokkenen niet voor nageslacht kunnen zorgen. De familie Verbruggen – Lamberechts bestond uit: - Vader Jan Baptist Verbruggen, geboren in Londerzeel op 4 juli 1744, zoon van Bartholomeus en Maria Van Camp. Voor zijn huwelijk met Lamberechts had hij al 2 vrouwen jong verloren. Jacoba Piessens, waarmee hij 5 kinderen had (1 ervan werd maar 9 jaar oud), was 33 jaar toen ze op 27 november 1780 overleed; Met Philippina Goossens had hij 4 kinderen (waarvan er 2 kort na de geboorte stierven) toen ze zelf op 28-jarige leeftijd op 18 december 1788 bezweek. Dat was 5 weken na haar laatste kinderbed en 4 weken voor de dood van haar laatst geboren dochtertje. - Moeder Isabelle Lamberechts was dus de derde vrouw van Jan Baptist; ze was geboren in Heffen op 10 september 1764 als dochter van Laurentius en Elisabeth Somers. Ze trouwde met Verbruggen in Londerzeel op 21 mei 1789 en kregen volgende kinderen: 19


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.

Louis de Bondt

Jan Frans (François), ° 21/2/1790 Petrus Jan, ° 24/2/1791 Rombout, ° 14/3/1792 Maria Josepha, ° 16/8/1793 Sophia, ° 6/8/1795 (Petrus) Jan 2, ° 28/10/1797 Joanna Catharina, ° 21/2/1800 Francisca, ° 8/6/1802 Maria Josepha 2, ° 5/6/1805

+ 9/12/1812 + 22/1/1792 + 9/12/1812 + 3/6/1795 + 10/2/1797 + 12/5/1806 + 21/12/1801 + 7/1/1812

Jan Baptist Verbruggen was een cossaart (klein boerke) en zijn vrouw was spinster. Ze woonden op Londerzeel-Heide. Van hun eerste 8 kinderen zijn er dus amper 2 min of meer volwassen geworden. Vader Jan Baptist Verbruggen stierf bovendien in Londerzeel op 22 november 1812. Dat is 17 dagen voor zijn 2 enige volwassen geworden zonen in Brussel werden geëxecuteerd of althans in het dodenboek van Londerzeel ingeschreven werden… Genoeg stof voor een Griekse tragedie als het ware… Maar wacht, er komt nog meer. Eind 1812 bleef de dan 7 jaar oude Maria Josepha Verbruggen alleen achter met haar moeder die nooit hertrouwde. In het bevolkingsregister, begonnen in 1813, vinden we hen terug in sectie 4 nr. 71 (dat is nog altijd op de Heide) als Elizabeth Lamberts (sic) en haar dochtertje Marie Josephe Verbruggen Ze woonden in bij het jonge echtpaar Jean François Vlemincx (28 jaar) – Anne Cathérine Van den Eede (33 jaar) en hun dochtertje Marie-Thérèse (4 jaar). Ik heb geen direct familieverband gevonden. We slaan 27 jaar over. In 1840 woonden de 76-jarige Barbara Lamberechts (sic), die op 28 juni 1842 zou overlijden, en haar 35 jaar oude dochter Marie Joséphine Verbruggen in bij de vrijgezel Jan Van Eeckhout (Wijk D nr. 42 voor wie dat zou interesseren). Marie Joséphine was dan nog altijd niet getrouwd, maar leefde zeker niet celibatair en had 2 eveneens inwonende dochters en 1 zoontje. - Isabella (aka Barbara)Verbruggen was geboren op 15 juli 1826. - Elisabeth volgde op 8 oktober 1834. - Jacob (aka Jacques of Jaak) kwam in 1837 ter wereld. Er is een goede reden waarom ik dit allemaal vertel. Want zie…In ‘Het Handelsblad’ van 18 december 1863’ verscheen de volgende woordelijke maar ietwat gemoderniseerde tekst.

20


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

“Er is te Londerzeel een afschuwelijke misdaad gepleegd. Een monster van een zoon, zou zijn moeder door verwurging om het leven hebben gebracht. De politie heeft de persoon aangehouden, op wie deze verschrikkelijke beschuldiging drukt”. En in ‘Le Courrier de l’Escaut’ van 1 dag later (vertaald): “Een erge misdaad, een moedermoord, heeft de gemoederen van de inwoners van Londerzeel en van het ganse kanton in beroering gebracht. Een ontaarde zoon zou zijn moeder door wurging om het leven gebracht hebben. De openbare afkeuring voor dergelijke feiten is zo natuurlijk dat we niet verbaasd moeten zijn over de verbitterde houding van de vreedzame buitenmensen toen ze het nieuws van deze monsterlijke aanslag vernamen... De autoriteiten hebben de verdachte van deze verschrikkelijke beschuldiging kunnen arresteren en hebben hem naar Brussel gevoerd waar hij, na een langdurig verhoor, opgesloten werd. Het onderzoek over deze kapitale misdaad is onmiddellijk begonnen en wordt actief voortgezet”. Geen namen. Maar bijna 2 eeuwen geleden draaiden de gerechtelijke molens sneller dan nu. Op 4 maart 1864 konden we onder meer in ‘de Koophandel’en in ‘Het Handelsblad’ en 2 dagen later in vertaling in ‘Le Courrier de L’Escaut’ het volgende lezen: “Assisenhof van Brabant – Moedermoord - De genaamde Jaak Verbruggen, oud 25 jaren, dagloner, geboren en wonende te Londerzeel, is gisteren voor het assisenhof van Brabant verschenen, onder beschuldiging van in de nacht van 13 en 14 december laatstleden, zijn natuurlijke moeder Maria-Josepha Verbruggen, vermoord te hebben…” Ik heb de namen van dader en slachtoffer in het vet gezet… ’t Zal toch niet waar zijn zeker? De kranten uit die periode, die intussen allemaal digitaal online te lezen zijn, aarzelen niet om alle afschuwelijke details van deze moord te vermelden. Omdat ik toch geen nakomelingen kan kwetsen, doe ik dat ook. Niet zozeer uit sensatiezucht maar vooral om de titel van dit boekje te respecteren. Ik begin met enkele uittreksels uit dezelfde kranten: “Omtrent een jaar geleden, trouwde de beschuldigde met Maria Francisca Roelants en ging met haar bij zijn moeder te Londerzeel wonen. Welhaast ontstond er onenigheid in het huishouden en de jonge echtelingen vestigden zich met der woon te Willebroek. Welhaast werd de jonge vrouw door haren man mishandeld en Verbruggen werd daarvoor door de correctionele rechtbank tot een maand gevangzitting veroordeeld. Toen hij losgelaten werd, keerde hij naar Londerzeel terug, en liet zijn vrouw bij haar familie. Hij ging bij zijn oude moeder wonen, doch hij was een even slecht zoon als echtgenoot. Van een opvliegend en hevig karakter zijnde, leverde hij zich 21


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

dikwijls aan de meest strafwaardige daden over, en dikwijls hoorde men de ongelukkige vrouw de bitterste klachten doen. Verbruggen, aan de luiaardij overgegeven en niet levende dan van stroperij, was kwaad omdat zijn vrouw, welke zijn mishandelingen moe was, niet bij hem wilde terugkomen. Op zekeren dag dat hij naar Willebroek gegaan was om haar van gedacht te doen veranderen, hoorde men hem over haren wederstand klagen en zeggen, dat die toestand geen jaar meer zou duren zonder dat hij een ongeluk gedaan had. Het was niet alleen het slecht gedrag van haren man dat haar belette van opnieuw bij hem te gaan wonen. Op zondag, 13 december, zegde zij aan haren man, die haar nogmaals was komen vragen om bij hem te wonen, dat zij er niet zou in toestemmen zolang zijn moeder leefde. Haar moeder bevestigde dit. Dit zijn de verklaringen welke de weduwe Roelants en haar dochter aan den brigadier der gendarmen zouden gedaan hebben; maar voor de instructierechter loochenden zij die gezegden. Bij zijn terugkomst te Willebroek 's zondags avonds, ging de beschuldigde – als men hem geloven moet - na met zijn moeder gesoupeerd te hebben, slapen. Hij beweert dat hij in de nacht gewekt zijnde door het gerucht uit een naburige herberg, hij zijn moeder over maagpijn hoorde klagen. Dit kwam, volgens hem waarschijnlijk voort, omdat ze de aardappelen en de peren die ze gegeten had, slecht verteren kon. Daarna was hij opnieuw ingeslapen en eerst 's morgens wakker geworden. Ten 5 ure stond hij op om naar zijn werk te gaan. Hij waarschuwde zijn moeder van zijn vertrek; maar geen antwoord ontvangende, ging hij in haar kamer en vond haar dood in haar bed en reeds bijna koud. De instructie beweert, dat dit verhaal maar een aaneenschakeling van leugens is. Het lijk draagt duidelijke tekens van verwurging, en de wetsdoktors verklaren dat zij kort na haar avondmaal is versmacht geworden. Volgens de beschuldigingsakte is het klaarblijkend dat de moordenaar niemand anders is dan de zoon der weduwe. Deze heeft op de mogelijkheid van een zelfmoord gezinspeeld; maar dit is onmogelijk bevonden. Al de getuigenissen spreken tegen hem. De genaamde Van Riet, door de beschuldigde verwittigd zijnde, is het lijk gaan zien; het lag te bed even als iemand die sliep. Hij moet dus het lijk dermate geschikt hebben om aan een natuurlijke dood te doen geloven. 's Anderendags 's morgens ging hij op een zonderlinge manier te werk. Zijn betogingen van droefheid waren zoo luidruchtig, dat men hem verzocht er wat minder overdrijving bij te doen. Hij schreeuwde alsof hij poogde te wenen, en hij scheen grote haast te hebben om tot de begrafenis te doen overgaan. Deze zaak zal waarschijnlijk verscheidene zittingen duren. Er moet een groot getal getuigen gehoord worden…. 22


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

De beschuldigde, wiens gelaat hoegenaamd niets belangwekkend oplevert, blijft hardnekkig al de hem ten laste gelegde feiten loochenen. Verleden woensdag is men te Londerzeel overgegaan tot de ontgraving van de ongelukkige moeder; doch dewijl de begrafenis reeds van over drie maanden heeft plaats gehad, kon men moeilijk haar lijkkist vinden, na enige grafsteden geopend te hebben. Dit schrikwekkende toneel, dat eerst in den avond eindigde, werd nog ijzingwekkender door het somber gelui der klokken, welke tegen 's morgens een lijkdienst aankondigden…” Hier valt toch het één en het ander op te merken. Sedert de Franse periode werd er weliswaar niet meer in de kerk begraven maar wel op het kerkhof eromheen. Dat van Londerzeel was overvol en dat verklaart waarom men 3 graven moest openbreken voor men het lijk van moeder Verbruggen kon ontgraven. De hogere raad van openbare hygiëne had het kerkhof op 7 mei 1858 al een eerste keer afgekeurd. Pas in 1863 volgden de - dan liberale burgemeester Ferdinand de Spoelbergh en zijn schepencollege - die goede raad en werd er een ruim stuk grond voor een nieuw kerkhof gevonden, buiten het Dorp in de huidige … Kerkhofstraat. Op 24 oktober stemde ze bovendien een nieuw kerkhofreglement dat verbood om vanaf 1 januari 1864 nog op het oude kerkhof te begraven. Op 7 december 1863, dat is slechts 6 dagen voor de moord op Maria Josepha Verbruggen, weigerde de aartsbisschop van Mechelen om het nieuwe kerkhof te wijden. Op 2 januari 1864 werd de vergunning voor het oude kerkhof door de gemeenteraad met 1 jaar verlengd. Burgemeester de Spoelberch (foto hiernaast) en schepen L. De Vleeshouwer waren het hiermee niet eens en gaven hun ontslag. Op 4 juni 1864 was het kerkhof rond de kerk wel officieel gesloten maar had nog niemand zich op het nieuwe, nog altijd niet gewijde, kerkhof willen laten begraven. Het uiteindelijke gevolg van deze hoogoplopende ruzie was dat tussen 1864 en 1868 de doden van Londerzeel in Ramsdonk, Steenhuffel, Liezele en Breendonk 23


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

begraven werden. Het nieuwe kerkhof werd op 16 april 1868 door Z.E.H. Mangelschots, pastoor-deken te Wolvertem, dan toch gewijd. Over deze ‘straffe’ saga valt nog meer te vertellen. Heel wat informatie is te vinden in de krantenberichten en parlementsverslagen uit die tijd. “…Het lijk van Verbruggen’s moeder werd na de opgraving door de deskundigen onderzocht en het hemd heeft men er af gedaan om tot overtuigingstuk te dienen. Uit de lijkschouwing zijn bijzonderheden gebleken, die wij tot eer van het mensdom, liefst achterwege laten. De wetsdokters verklaren dat de dood het gevolg is van geweld, uitgeoefend op het slachtoffer. De beschuldigde spreekt Vlaams en men is verplicht al de debatten te vertalen. Wij zullen den uitslag van het proces doen kennen.” De Koophandel,van 6 maart 1864, en Den Denderbode, Aalst, van zondag 13 maart 1864: “Het hof van assisen van Brabant heeft in zijn verhoor van zaterdag laatst tot de doodstraf der vadermoorders verwezen de genaamde Jacob Verbruggen, oud 25 jaren, geboren en wonende te Londerzeel, om vrijwillig de dood gegeven te hebben aan zijn natuurlijke moeder, in de nacht van 13 op 14 december laatstleden. Verbruggen was zeer neerslachtig en weende geweldig op het ogenblik zijner veroordeling. Volgens het vonnis, gebiedt het hof dat de halsrechting zal geschieden op één der openbare plaatsen van Brussel. De jury heeft een vraag tot verandering van straf ten voordele van den veroordeelde ondersteund.” Den Denderbode, Aalst, zondag 1 mei 1864: “Het hof van Cassatie komt de strafwijziging te verwerpen van de genaamde Jacob Verbruggen, oud 25 jaren, dagloner, geboren en wonende te Londerzeel, den 5 maart lestleden door het assisenhof van Brabant veroordeeld tot de straffe der vadermoorders, om te Londerzeel, in den nacht van den 13-14 december 1863, vrijwillig zijn natuurlijke moeder door verwurging vermoord te hebben. Men weet dat, na de veroordeling van Verbruggen, de jury een rekwest tot genadevraag aan de koninklijke goedertierenheid ondersteund heeft.” Dat zag er alweer niet goed uit voor iemand met de naam Verbruggen. Het had er alle schijn van dat zijn hoofd, net als dat van zijn twee nonkels ruim 51 jaar eerder, spoedig onder de hakbijl van de guillotine zou belanden. Edoch… Den Denderbode, Aalst, zondag 15/5/1864: “De voorziening in gratie van den genaamde Jacob Verbruggen is aangenomen. Een koninklijk besluit van 3 Mei verandert de doodstraf tegen Verbruggen uitgesproken, in levenslange dwangarbeid.” 24


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

Jaak Verbruggen had in die zin geluk dat het proces en de vermoedelijk onrechtmatige terechtstelling van Coucke en Goethals in Charleroi (1860) op twee gebieden wat teweeg gebracht had. Enerzijds rees er protest om Vlaamse beschuldigden uitsluitend in het Frans te berechten, en anderzijds werd het uitvoeren van de doodstraf zelf in vraag gesteld. Vanaf 1863 werd die automatisch omgezet in levenslang. De laatste Belgische executie met de guillotine in vredestijd vond plaats in juli 1863. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de doodstraf opnieuw ingevoerd. Twaalf soldaten, vier burgers en vier Duitsers zijn toen voor het vuurpeloton verschenen. Alleen voor een soldaat uit Veurne die zijn vriendin had vermoord werd in Rijsel een guillotine mét staatsbeul gehuurd. Na de Eerste Wereldoorlog werd de doodstraf automatisch weer omgezet in levenslang. Maar na de Tweede Wereldoorlog werden 242 personen voor het vuurpeloton gezet. Het is niet dat iemand aan de schuld van Jaak Verbruggen twijfelde, maar ook deze affaire werd politiek aangegrepen om enkele vragen te stellen bij de werking van het 19de eeuwse gerecht. Uit “de Lierenaar” en “Het Handelsblad” van 15 maart 1864. “Deze week is er weer voor het assisenhof van Brabant een proces afgelopen, dat bewijst hoe het Vlaams hier behandeld wordt. Een man van moedermoord beschuldigd zat voor het hof te regt. Het was een landbouwer van Londerzeel en verstond geen woord Frans. Niettegenstaande dit, gebeurden al de debatten in het Frans, zodat hij geen woord begrepen heeft, dan als wanneer de president hem heeft doen kennen, dat de jury tegen hem de straf der moordenaars uitgesproken had. Is dit geen wraakroepend schouwspel? En dit belet de gazetten niet, met veel ernst te schrijven: “de beschuldigde aanhoorde de debatten zonder enige ontroering te toonen”. Wij zouden wel eens willen zien welke gezichten die heren 25


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

zouden zetten indien men hen eens voor een hof stelde, waar een taal gesproken werd, die zij niet verstaan, of hun aangezicht iets anders zoude uitdrukken dan het gevoel van een doofstomme die een komedie zou bijwonen, waarvan zijn hoofd het voorwerp zoude zijn. Het is toch niet in dien zin, dat de wet de aanwezigheid van de verdachte bij de debatten eist en hun openbaarheid voorschrijft. Wat de Vlaamse beschuldigden aangaat, die zou men even goed na de ondervragingen naar de gevangenis kunnen terug brengen; voor hen zijn toch al de wettelijke waarborgen een dode letter.” Ik sluit mijn verhaal af met de rest van de brief van (naar ik vermoed) de Londerzeelse onderwijzer Alewaerts) in “De Koophandel” van 30 april 1864. “… Ik wil hier niet aanhalen wat hartschreeuwend toneel dit (de executie van de broers Verbruggen in 1812) verwekte, wanneer de ene der veroordeelden zijn broeder op 't schavot omhelzende, hem aan ‘t publiek als het slachtoffer eener dwaling van het gerecht aanduidde... Hoe die dwaling door de justitie begaan werd dient hier ook niet gemeld te worden, ik zal mij enkel bepalen te zeggen dat het slachtoffer daar iets of wat zelf de oorzaak van was, met zijn broeder te willen redden en dat hier niemand aan zijne onnozelheid twijfelt. Mijn doel is slechts een voorbeeld te voegen bij al degene welke reeds aangehaald zijn door de bestrijders dier barbaarse straf welke de beul het recht geeft zijn evenmens namens de sociëteit in het publiek om den hals te brengen; en met daadzaken die nog in eenieders geheugen geprint slaan te bewijzen de betreurenswaardige gevolgen, welke daar uit voortspruiten. Indien, zoo als de verdedigers van de doodstraf het staande houden, dezelve een heilzaam voorbeeld is, dan zou het wel geoorloofd zijn te hopen dat er binnen onze gemeente binnen eeuwen geen moord meer moest begaan worden. Helaas, men heeft maar al te wel ondervonden hoever deze bewering van de waarheid af is. Zie liever. Over enige maanden werd alhier een vrouw vermoord. En wie was die vrouw? De zuster der beide vroeger onthalsden! En door wie is zij vermoord? Door haren eigen zoon! Jacobus Verbruggen die den 5 maart jl. door het assisenhof van Brabant voor deze wandaad tot de straf der vadermoorders veroordeeld is, en waarvan men de vraag van verbreking in een der laatste zittingen van het cassatie hof verworpen heeft. Deze feiten spreken veel hoger dan al de uitleggingen welke men er zou kunnen bijvoegen. Ik moet nochtans dees aanhalen dat die laatste veroordeling opnieuw slechte gevolgen schijnt te hebben. Bijna op hetzelve ogenblik is een ander jongeling van Londerzeel voor mishandelingen tot 10 jaren dwangarbeid verwezen en sedert enige weken heeft men bijna dagelijks de schandigste mishandelingen te betreuren. 26


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

Zeker is dit alles het gevolg niet van de laatste ter dood verwijzingen en men moet dat ook aan een andere oorzaak wijten. Indien onze geestelijken zich op hun predikstoel wat minder met politiek bezig hielden, indien zij wat min verwijtingen tegen de liberalen uitbraakten en indien zij en de witheren, die zij hier doen komen prediken, de parochianen wat meer over zedelijkheid en mensenliefde spraken, dan zouden enigen dezer, die dit nog nodig hebben, ook wel wat beschaafder kunnen worden. ‘t Is waar, wat doet hun dit al, als zij maar kunnen domineren; en dat men dan ook al iemand dood slaat als zij het lijk maar naar hunne gezindheid mogen begraven; (en het ganse land weet hoe zij dit doen, al de dagbladen hebben het bekend gemaakt.) Maar indien een liberaal durfde zeggen dat hij van dezelfde gezindheid is als de broeder van Mr. Pastoor 5, een geëerd man en kandidaat eener liberale vereniging, dan zou men wel des zondags op de stoel der waarheid dit komen logenstraffen.” Over enkele Londerzeelse toestanden, waar deze brief naar verwijst, heb ik het al eerder gehad. Dat was dus niet zonder reden.

Van 1852 tot 1868 was Diestenaar Hubertus Peeters de pastoor van Londerzeel. De SintJozefsparochie op Londerzeel-Heide werd pas in 1871 gesticht. 5

27


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

VERHAAL 10 1824 – Hoe en waarom de werking van de gemeenteschool van Malderen het na te volgen voorbeeld voor de hele Verenigde Nederlanden werd. In dit voorlopig laatste verhaal gooi ik het over een andere boeg. Geen ruzie, alcoholgebruik, kidnapping, oorlog of bloedvergieten meer. Ik ga het nu hebben over cultuur. Over opvoeding en onderwijs met name. Uit voorgaande verhalen blijkt dat men in groot-Londerzeel wel wat opvoeding kon gebruiken. Maar verwacht geen superspannende avonturen. Die heb ik in deze laatste bladzijden helaas niet gekregen. Maar ja, wie herinnert zich nog veel meeslepende dingen uit zijn eigen schooltijd nog. Desalniettemin blijft het straf hoe het kleine Malderen in 1823 alle grote gemeenten en steden in de Verenigde Nederlanden op het gebied van Lager Onderwijs het nakijken gaf. In 1815 leed een zekere Napoleon Bonaparte bij Waterloo een even smadelijke als historische nederlaag. Als gevolg daarvan werd de indeling van het Europese grondgebied serieus gereorganiseerd. Frankrijk verloor het grootste deel van zijn door bloedige oorlogen gewonnen Imperium 6. De Zuidelijke en de Noordelijke Nederlanden werden, na een feitelijke scheiding van 230 jaar, herenigd. De nieuwe koning, Willem I van Oranje was in het zuiden niet bovenmatig geliefd. We hebben daar bijvoorbeeld een vroeg 19de eeuwse tophit aan te danken met de volgende poëtische tekst: “Wij willen Willem weg. Wilde Willem wijzer worden, wij wilden Willem weer”. Het Hollandse Bewind heeft hier maar 15 jaren geduurd. Dàn heeft het deel, dat men nu België noemt, zich met de hulp van een zekere stomme van Portici van het Noorden afgescheurd en is het onafhankelijk geworden. Nochtans Dat gebeurde ook door jongens van bij ons door loting in het Franse leger in te lijven. Van de 169 gevonden lotelingen uit Londerzeel, Malderen en Steenhuffel zijn minstens 78 nooit teruggekeerd. Dat is een verbijsterende 46 % ! Dat mag wel eens gezegd en geschreven worden. 6

28


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

hebben de ‘Hollanders’ in die korte periode niet alleen de Franstaligen en de katholieken op de zenuwen gewerkt, maar hebben ze ook goed werk verricht. Denken we maar: - Aan de industrialisatie van Wallonië. - Aan de ‘redding’ van het Nederlands in Vlaanderen. Ik mag er niet aan denken dat ik, met mijn beperkte kennis van die taal, dit boekje in het Frans had moeten schrijven… - De organisatie van de brandpreventie en -bestrijding. - En ook – en daarover zal ik het nu hebben – aan de opwaardering van het in de Oostenrijke en Franse periode totaal verwaarloosde onderwijs. In de noordelijke provincies was het Onderwijs min of meer (maar eerder min) geregeld door de wet van 3 april 1806. Bij K.B. van 4 november 1816 probeerde Willem van Oranje ook de pas verworven zuidelijke provincies tot een betere schoolse vorming te bewegen. Lang niet overal, maar zeker in Malderen, vond de koning een luisterend oor. Op 27 oktober 1820 werd de toestand van het onderwijs in Malderen als volgt beschreven. “De betreurenswaardige staat tot dewelke het lager onderwijs in deze gemeente is vervallen, vereist dat er zonder uitstel maatregelen getroffen worden om geleidelijk de verbeteringen te bekomen die zo algemeen gewenst zijn en noodzakelijk geacht worden voor het welzijn van de komende generatie, en die we nooit zullen kunnen bereiken zonder... dat er een einde komt aan de verwaarlozing waarin de minst bemiddelde volksklasse - die in onze gemeente sedert een groot aantal jaren genegligeerd is - gedompeld is, en dat er een huis voor de onderwijzer en een lokaal voor het geven van lessen wordt gebouwd.” Die dag vroeg de gemeente - nadat ze dat al een eerste keer in januari had gedaan - aan het provinciebestuur van Zuid-Brabant opnieuw de toelating om een school met onderwijzerswoning en tevens gemeentehuis met 2 vertrekken te mogen bouwen. De plannen voor die constructie lagen klaar. Ze waren getekend door architect Petrus Joannes Meeus uit Puurs en op 3 januari 1820 door de gemeenteraad goed bevonden. Op de hoek van het Dorp en de Steenhuffelstraat had de gemeente bovendien een stuk geschikte bouwgrond liggen van 20 roeden (6a30ca) groot. Op dezelfde plek had tot zeker 1717 al de “scole” gestaan! Het gebouw dat door architect Meeus getekend was omvatte 1 groot klaslokaal met daarboven een zolder waar de verwachte internen zouden kunnen slapen. In de winter kon het worden verwarmd via een buizenstelsel dat in de keuken van de onderwijzerswoning vertrok. Twee kamertjes werden voorzien om als 29


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

gemeentehuis te dienen. In het ene konden dan de raadsleden vergaderen en in het andere kon het gemeentearchief worden bewaard. Pas op 21 september 1821 werd het project door de Gedeputeerde Staten (nu is dat de Bestendige Deputatie) goedgekeurd. De oorzaak voor dit uitstel en nog vele andere dingen leg ik uit in mijn boek ‘Onderwijs en onderwijzers (M/V) in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel, 1593-1920’. De school zelf werd, nadat een geschikte schoolmeester gevonden was, eind oktober of begin november 1823, in gebruik genomen. “Wat is hier zo straf aan?” hoor ik mijn lezers vragen… Wel, wat er tussen 1820 en 1826 in Malderen gebeurde heeft voor een belangrijk deel de verdere ontwikkeling van het Lager Onderwijs in de ganse Verenigde en later opnieuw Gescheiden Nederlanden bepaald. Op blz. 115 van Deel I van de ‘Geschiedenis van de Opvoeding en het Onderwijs, vooral in Nederland’, gedrukt en uitgegeven te Leiden in 1879, schreef L. Versluys - iets wat een andere historicus A. Van den Ende al in 1843 op blz. 138-139 van zijn ‘Geschiedkundige Schets van Néérlands schoolwetgeving’ had gedaan - de volgende memorabele woorden. “Ten aanzien van België was men bij voortduring uiterst voorzichtig met reglementaire bepalingen. Men zocht het initiatief van daar zelf uit te lokken. Dit geschiedde in de eerste plaats door een maatregel te Malderen. Ten gevolge van een gunstige samenloop van omstandigheden, bijzonderlijk de gerede mede- en samenwerking van de burgerlijke en geestelijke overheid, werd te Malderen, een gemeente met ruim 1400 zielen, in Zuid-Brabant op de grenzen van Oostvlaanderen, in de nazomer van 1823… de gemeenteschool in de beste orde gebracht en van al het nodige goed voorzien…” Voilà. Er volgden nog enkele bladzijden vol met lovende woorden. Maar om spoilers te vermijden zal ik die nog niet meteen onthullen.

Wat was er zo speciaal en innoverend in Malderen? Laten we beginnen met de eerste onderwijzer. Op 26 juni 1823 was de meesterswoning zo goed als af, maar de gemeente had nog geen door de regering erkende onderwijzer. De hulp van het provinciebestuur werd ingeroepen. Op 10 oktober 1823, terwijl de laatste hand aan de afwerking van de school werd gelegd, kwam de jury voor het middelbaar en lager onderwijs te Brussel met een bekwame kandidaat, waarover de gemeenteraad op 24 oktober het 30


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

volgende zei: “Nopens de voorstel van de persoon van Van der Linden, bekwaam en kundig om op eene behoorlijke wijze onderricht te geven, en die hem zig in dezen gemeenten als onderwijzer gaarne zoude plaatsen, hebben wij de eere Ue te berichten, indien dezen persoon voorzien is van een diploma, zedig en opgevoed is in den Roomsche katholieken godsdienst, wij hem als openbaren onderwijzer dezer gemeente aanvaarden met verzoek hem zoo haast mogelijk alsdan alhier te komen huisvesten. Met allen dankbaarheid van den voorstel van eenen bekwaam persoon.” Over de antecedenten van J. Van der Linden, die uit Noord-Brabant afkomstig was, ben ik niet bijzonder veel te weten gekomen. Niet onbelangrijk is echter dat hij de 1ste assistent was van hoofdonderwijzer J. Sluys in de in 1821 opgerichte eerste Stads-armenschool te Brussel. Op 28 oktober 1823 werd hij door het gemeentebestuur definitief verkozen en op 1 december begon hij les te geven als de eerste officieel aangestelde onderwijzer van de eerste gemeenteschool van wat nu Groot-Londerzeel is. Dat was aan 27 leerlingen. Nu zorgt dat voor zowel fysieke als emotionele drama’s, maar in 1823 was dat voor een schoolmeester nog goed te doen. Edoch. Eén maand later, op 2 januari 1824, was het aantal leerlingen al tot 137 opgelopen. Was er iets gebeurd? Ja? Toch wel. In Malderen was namelijk, wellicht op initiatief van J. van der Linden, en pas als derde in de hele provincie Zuid-Brabant (Vlaams en Waals Brabant samen) een zogeheten ‘Onderwijzersgezelschap’ opgericht.

Het Onderwijzersgezelschap van Malderen. Een onderwijzersgezelschap (of Schoolgezelschap) was de vereniging van het in een omschreven gebied aanwezige onderwijzende personeel. Daar hoorden ook de ongediplomeerde leraars bij evenals enkele notabele en/of geleerde personen als ‘corresponderen lid’. Het was in eerste instantie de bedoeling om regelmatig samen te komen om betere en modernere leermethoden af te spreken en te coördineren. Het gezelschap van Malderen groepeerde de mensen uit Malderen, Londerzeel, Steenhuffel, Meise, Nieuwenrode, Kapelle-op-den-Bos, Ramsdonk, Rossem, Humbeek, Merchtem, Grimbergen, Sint-Brixius-Rode, Asse, Beigem, Brussegem, Ossel en Mollem. In ‘Nieuwe Bijdragen ter bevordering van het onderwijs en de opvoeding, voornamelijk met betrekking tot de Lagere Scholen in de Verenigde Nederlanden voor den jare 1824’ vond ik hun 34 namen. Ik zal me tot die uit grootLonderzeel beperken: 31


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

J. van der Linden, onderwijzer te Malderen, T. B. Sammels, onderwijzer te Londerzeel, P. J. Hermans, onderwijzer te Londerzeel en L. Moortgat, onderwijzer te Steenhuffel; - J.G- Sammels, ondermeester te Londerzeel, J. de Schrijver, ondermeester te Malderen; - J.P. Moortgat, F. Lemmens, J. Mertens, C. Poelemans, J. H. Verdickt, en J. F. de Deken, allemaal ‘kwekelingen’ 7 in de school te Malderen; - P. Lemmens, koster te Malderen; - J. Riemslagh, doctor, corresponderend lid te Londerzeel, J. B. de Boeck, secretaris der Gemeenten Malderen en Opdorp, corresponderend lid te Opdorp. Verder waren er nog de onderwijzers van Meise, Kapelle-op-den-Bos, Ramsdonk, Rossem, Humbeek, Merchtem, Grimbergen, Sint-Brixius-Rode, Asse, Beigem, Brussegem en Mollem, kwekelingen uit Grimbergen, Nieuwenrode (2), Ossel en Kapelle-op-den-Bos, en een corresponderend lid uit Merchtem. Dit gezelschap vergaderde een eerste keer in Malderen op 3 januari 1824. Daarna zou het in de zomer wekelijks en in de winter om de 14 dagen samen komen. Tijdens de openingszitting werden J. van der Linden tot voorzitter, J.G. Sammels tot secretaris (geheimschrijver) en J. De Schrijver tot ‘boekbewaarder’ verkozen. -

Opmerking: één maand na de opening had de Malderen niet alleen al 137 leerlingen maar gelukkig ook al 1 hoofdonderwijzer, 1 ondermeester en 6 stagiairs. Dat is straf! Het toont aan dat men alles al eerder goed had voorbereid. Alvorens met het onderwijs in Malderen verder te gaan moet ik nu helaas een beetje ‘lesgeven’ over ‘de evolutie van de organisatie van het lager onderwijs’ in het algemeen. Dat is wat saai. De lezer gelieve toch even door te bijten. Wel… In de noordelijke Nederlanden bestonden ze al een beetje, maar in 1824 werden ook in de zuidelijke provincies Zuid-Brabant, Oost-Vlaanderen en het Groothertogdom Luxemburg, provinciale commissies van Onderwijs opgericht. Iedere provincie bestond uit een zeker aantal schooldistricten met elk zijn eigen schoolopziener. Deze commissies moesten jaarlijks een rapport over de toestand van het onderwijs in hun provincie produceren. Zuid-Brabant had aanvankelijk (in 1824 dus) 3 districten: dat van Brussel, dat van Halle en dat van Asse. In elk district, ook in dat van Asse, bestond toen 7

Kwekelingen waren onderwijzers in opleiding. Soms waren die nog maar 14 jaar. 32


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

maar 1 ‘schoolgezelschap’. Voor Asse was het dat van… jawel, dat van Malderen. Nog in de loop van 1824 ontstonden ook elders in Zuid-Brabant schoolgezelschappen. Er kwam zelfs een vierde schooldistrict bij. Bij ons, in het derde district, kwamen er nieuwe gezelschappen in Asse en in Laken. - Dat van Asse verzamelde de leerkrachten uit Asse, Mollem (die dus van Malderen naar Asse overgingen), Ternat, Hekelgem, Opwijk, Sint-Martens-Bodegem, Teralfene, Meuzegem, Sint-Ulriks-Kapelle, Ham-Kobbegem, Relegem, Wemmel, Bekkerzeel, Zellik en Essene. - Dat van Laken groepeerde de mensen uit Laken, Jette, Ganshoren, Molenbeek, Sint-Agatha-Berchem, Sint-Gillis, Anderlecht, Dilbeek en Itterbeek. Toen vonden de schoolopzieners (in ons derde district was dat Brancart, de landdeken te Asse) het nuttig om deze diverse schoolgezelschappen op regelmatige wijze (bij afwisseling in Asse, Malderen en Laken) samen te roepen. Ze vormden immers het meest aangewezen instrument om de van hogerhand aanbevolen of opgelegde reglementen, maatregelen en verbeterde leermethoden aan de onderwijzers van het hele district uit te leggen en hen die te laten implementeren. Die regels kwamen er wel degelijk. Ik noem: het verzoek - om alleen leerkrachten met een diploma van 3de of 4de rang aan te werven, - om geen lijfstraffen meer uit te delen, - om alleen proper gewassen kinderen in 2 maal per week proper gemaakte klaslokalen toe te laten, - om te controleren of al de toegelaten kinderen de koepokken al hadden gehad of ertegen waren ingeënt 8. - Om het nieuwe stelsel van maten en gewichten, de Nederlandse muntheden en vooral de Nederduitse taal aan te leren en te gebruiken. Op 3 februari 1825 (dus 13 maanden na het ontstaan van schoolgezelschap van Malderen), riep schoolopziener Brancart de drie onder hem ressorterende schoolgezelschappen voor een eerste keer in Asse samen. Van het gezelschap van Asse waren alle leden aanwezig. Van de gezelschappen van Laken en Malderen ontbraken er een paar, “want”, zegt onze bron (‘Nieuwe Bijdragen ter bevordering van het onderwijs en de opvoeding, voornamelijk met betrekking tot de Lagere Scholen in de Verenigde Nederlanden voor den jare 1825!), “het was verschrikkelijk slecht weer!” Behalve dat meester Van der Linden uit Malderen het hoge woord mocht voeren heb ik over deze vergadering niets te melden. Dokter Riemslagh uit Londerzeel was de vast benoemde ‘inenter’ van het kanton en zat als corresponderend lid in het schoolgezelschap van Malderen dus op zijn plaats. 8

33


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

Even recapituleren… Wat al bij de oprichting van de onderwijzersgezelschap van Malderen opviel is dat, 1 maand na zijn blijde intrede, van der Linden niet de enige onderwijzer in de gemeenteschool meer was, maar dat hij door 1 ondermeester en niet minder dan 6 onbetaalde ‘kwekelingen’ geholpen werd. Maar er was meer. Ook over een betere financiering van de onderwijskosten had men in Malderen al zeer goed nagedacht . Tot dan bestond de verloning van een door de overheid geaccepteerde (hoofd)onderwijzer uit volgende ingrediënten: 1) Een kleine staatswedde, afhankelijk van de toestand van de schatkist, ieder jaar opnieuw aan te vragen, en waar onmogelijk van te leven viel. 2) Soms (zoals in Malderen), gratis woonst en andere “emolumenten aen dezen post verbonden”. 3) In Malderen werden ook de schoolmeubelen door de gemeente aangekocht en liet men die (zoals dat in de provincie Antwerpen de gewoonte was) niet door de onderwijzer betalen. 4) (Vooral) Het schoolgeld van de kinderen. Ook vroeger, in de kosterscholen en andere, werden de lessen alleen gevolgd door de kinderen van ouders die zich het schoolgeld konden permitteren (en door de enkelingen waarvoor de pastoor of de H. Geesttafel tussen kwamen). Dat geld werd individueel en per maand betaald, met als gevolg dat de school in tijden dat er werk op het veld was (dus het ganse jaar behalve in de winter) bijna geen leerlingen had. Ouders met veel kinderen hadden het bovendien aanzienlijk moeilijker dan ouders met een klein gezin. Tussendoortje: We weten dat nog in 1661 de eigenaar van minstens 1 hofstee in Steenhuffel “met drij huysen, schuere, stallen ende andere edifitien daerop staende, in de Dorpstraete, groot mette lande oft weyden daeraen gelegen twee bunderen tusschen Delst oft Doelen in deen zijde ende in dandere tsHeeren straete” verplicht was om ieder jaar “een veertel tarwe Mechelsche maete” voor de arme schoolkinderen van Steenhuffel te betalen 9 . En in 1713 was er in hetzelfde Steenhuffel nog sprake van een stuk grond, namelijk de Bastaardput op het Geertruyenveld, dat onder meer belast was met een jaarlijkse cijns van “eene mechelsche viertel terwe aende arme scholieren deser prochie van Steenuffle” 10. Veel waren er dat niet en bovendien werden ze door de pastoor gekozen.

9

Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6942 en 6946. Algemeen Rijksarchief – Schepenbank van Steenhuffel, register 6942 en 6946.

10

34


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

Het ontbreken van de talrijke kinderen van arme ouders en de afwezigheid van de anderen tijdens de zomer brachten de beleidsmensen van Malderen op een prachtig en blijkbaar origineel idee. De inbreng van meester Van der Linden, die van een armenschool uit Brussel kwam, zal, denk ik, daarbij wel een grote rol hebben gespeeld 11. Gezien de plotselinge groei van de schoolpopulatie vermoed ik ook dat het al vanaf begin januari toegepast werd. Het duurde echter nog bijna een jaar om er ook de wereld kennis mee te laten maken.

Het Schoolfonds van Malderen als na te volgen voorbeeld. Op 20 december 1824 ondertekende koning Willem na lang en rijp beraad zijn Koninklijk Besluit nr. 91. Het kan letterlijk nagelezen worden op blz. 294 en volgende van ‘Nieuwe Bijdragen ter bevordering van het onderwijs en de opvoeding voor den jare 1825.” Hiernaast, ter illustratie, het begin. Waarover ging het? Wel, in Malderen had men een systeem uitgedokterd om de kosten voor de mensen die hun kinderen naar school stuurden draaglijker te maken door… ook de ouders die hun kinderen thuis hielden mee te laten betalen… Er werd een ‘schoolfonds’ opgericht dat gevoed werd door:

- Een bijdrage van àlle belastingplichtigen (dus ook die zonder kinderen, maar met uitsluiting van de gezinnen op de ‘armenlijst). Die bijdrage kon, naar evenredigheid, variëren tussen 50 cents en 5 Guldens per jaar. - Een bijkomende beperkte bijdrage van 1 gulden per jaar en per kind, te betalen door de belastingplichtigen met schoolgaande kinderen tussen 5 en 15 jaar oud. - Een jaarlijkse éénmalige storting door het armbestuur van één bedrag voor het onderwijs van de arme kinderen.

11

Verder zullen we ontdekken dat er echter al in 1821 over geschreven en gesproken was. 35


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

De niet gegarandeerde, en ieder jaar opnieuw te vragen, Rijks-, Provincieen Gemeentesubsidies voor het Lager Onderwijs. Uit dit fonds (en dus niet langer door individuele personen) werden dan al de aan het onderwijs verbonden kosten betaald: - De wedde van de onderwijzers, - De huisvesting van de hoofdonderwijzer, - De inrichting, het onderhoud, de verwarming en de verlichting van de klaslokalen, - De aanschaf van al het nodige lesmateriaal zoals boeken, pennen, papier, inkt, leien, griffels… - De op het einde van het jaar na een examen uit te delen prijsjes. - Het onderwijs van al de geïnteresseerde arme kinderen. -

Voor wie het niet meer mocht kennen, hiernaast een origineel leitje met griffel.

Tegelijk met het inrichten van dit schoolfonds werden nog enkele andere nieuwe maatregelen afgesproken: - De onderwijzer verplichtte er zich toe om het hele jaar lang en niet alleen tijdens de winter les te geven. - De onderwijzer beloofde om van de (ouders of voogden) van leerlingen uit de Gemeente Malderen geen schoolgeld meer te vorderen of te krijgen. Hij mocht, indien er plaats was, wel leerlingen uit andere gemeenten en ‘kostschoolkinderen’ in zijn klas ontvangen, maar die betaalden verder individueel schoolgeld volgens het oude systeem. - De schooldag liep van 8 tot 11 in de voormiddag en van 1u30 tot 4 uur in de namiddag. Het onderwijs moest worden gegeven in de “Nederduytsche tael” maar als hij dat wilde mocht de hoofdonderwijzer buiten de uren ook Frans onderwijzen. - De jongens van boven de 15 jaar werden niet op de dagschool toegelaten maar werden naar de Avondschool verwezen. Die was er dus ook. Dààr werd van 1 oktober tot 30 april les gegeven. - Het Gemeentebestuur zou 3 mensen benoemen om 1 keer per week op onaangekondigde uren het gedrag van de onderwijzer, de aanwezigheid en de vorderingen der leerlingen, en de goede werking van de school te 36


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

inspecteren. Ze moesten ook één keer per jaar een rapport aan het gemeentebestuur bezorgen en aanbevelingen voor mogelijke verbeteringen formuleren. De leden van de commissie waren de verbindingsmannen tussen ouders en onderwijzer. Ze moesten, samen met de kantonnale schoolinspecteur en het voltallige gemeentebestuur, aanwezig zijn bij de examens die op het einde van het schooljaar in het publiek werden afgenomen en de prijsuitreiking die er op volgde. Kijk beste lezer. Wij vinden dat natuurlijk allemaal gewoontjes en zeker niet revolutionair, maar in 1824 was het dat wèl. Omdat het reglement zo ingrijpend vernieuwend was, beloofde de gemeente om het nà 1 jaar te evalueren en eventueel aan te passen. Om dezelfde reden werd in het K.B. van 20 december 1824 ook een proefperiode van 1 jaar ingeschreven. In geval van aantoonbaar succes zou het echter automatisch worden verlengd. Natuurlijk zijn we nieuwsgierig naar het bereikte resultaat. Ik schreef al dat tussen 1 december 1823 en 2 januari 1824 (dus al 1 jaar voor het Koninklijk Besluit) de schoolpopulatie van Malderen van 27 tot 137 gestegen was. Ik ben er vast van overtuigd dat men in Malderen toen al op eigen houtje ‘experimenteerde’ en men pas naar de Koning stapte toen men zeker van een gunstig antwoord was. Bovendien heeft het Gemeentebestuur de beloofde evaluatieperiode van 1 jaar al op 12 maart 1825 afgesloten door op die dag het ongewijzigde Schoolfondsreglement unaniem goed te keuren. De goedkeuring door de Gedeputeerde Staten van Zuid-Brabant volgde al 16 dagen later. Eind december 1825 kreeg de districtscommissaris de volgende brief uit Malderen op zijn bureau. Het leest misschien wat moeilijk maar vanwege de grote historische waarde heb ik de originele tekst behouden. “Op den inhoud van UWelEd. Gestr. missive van 14 April dezes jaars, om wegens het Besluit van Onzen Geëerbiedigden Koning, van 20 December 1824 no 91, aan UWelEd. Gestr. met het einde dezes jaars een rapport over te maken aangaande de proefneming van het vastgestelde Reglement wegens een Schoolfonds, als ook aangaande de Omslagsrolle, hebben wij de eer UWelEd. Gestr. bij dezen te rapporteren en ons verlangen ten voordeele onzer Gemeente te kennen te geven om het bedoelde Reglement wegens het Schoolfonds en de Omslagsrolle bij voortduring vast te stellen en voor het vervolg te doen plaats grijpen. De ondervinding heeft ons doen zien, hoe veel kinderen dit jaar onze 37


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

openbare school bezochten. Dit getal bedroeg den 14en Junij van dit jaar 160, bij welke gelegenheid de WelEerwaardige en Zeer Geleerde Heer N. J. Brancart, Landdeken te Assche en Schoolopziener dezes Districts, het onderzoek en de prijsuitdeling in onze tegenwoordigheid deed, en aan de vlijtigste leerlingen door zijn Wel-Eerw. schoone boekgeschenken werden ter hand gesteld, en dezen werden aangespoord om in hunne vlijt te blijven volharden. Hoe menige Ouder, die vroeger het maandelijksch schoolgeld voor vijf of zes kinderen niet konde voldoen, betaalt nu slechts aan den Ontvanger 2 à 3 gulden 's jaars, en het is alzoo, dat de school dezer Gemeente door veel meer kinderen bezocht wordt en in goede orde en regelmatigheid zeer heeft gewonnen. Het vooroordeel, hetwelk in den beginne vele goede ouders van het gebruik der nieuwe schoolboekjes en leitjes door hunne kinderen terug hield, is door het invoeren van het boven genoemd Schoolfonds en Omslagsrolle geheel uit den weg geruimd. Thans zal onze school ook nog in bloei toenemen door het aanstellen na eerst de goedkeuring van de Ed. Gr. Achtbare Heeren Gedeputeerde Staten dezer Provincie te hebben ontvangen volgens Art. 11 van het Reglement wegens het Schoolfonds, van drie Leden tot schoolopzigt; namelijk de ijverige Wel-Eerwaardige en Zeer Geleerde Heer de Wael, onderpastoor dezer Gemeente, de achtbare assessor Adriaen Frans de Laet en Karel van den Bossche, pachter. Wij uiten den wensch, dat meerdere Besturen ons voorbeeld mogen volgen om binnen hunne Gemeenten goede onderwijzers aan te stellen en Gemeentelijke lagere scholen tot stand te brengen, ten einde daardoor voor het aankomend geslacht te zorgen en goede burgers voor Kerk en Staat aan te kweeken. In den beginne kost dit veel werkzaamheid en moeite; evenwel overwint men zulks, al medewerkende, langzamerhand. Malderen 16 December 1825. (get.) J. Willock. Burgemeester. En of deze brief indruk maakte… Al tijdens de eerstvolgende vergadering werd hij door de Bestendige Deputatie besproken. Als gevolg hiervan zonden de voorzitter (Huysman d’Annecroix) en de griffier (baron Verseyden de Varick) op 9 januari 1826 (dat is snel) schone woorden naar de heer Van Ewijck, de administrateur voor het Onderwijs, de kunsten en wetenschappen in ‘s Gravenhage. Uit de bladzijden 1193 en 1194 van de ‘Nieuwe Bijdragen ter bevordering van het onderwijs en de opvoeding voor den jare 1826’, licht ik de volgende passage (ingekort en iets gemoderniseerd): “Wij hebben het genoegen te berichten, dat de door Zijne Majesteit bij K.B. van 20 december 1825 aan het schoolwezen van Malderen verleende proef38


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

periode, met het gewenste gevolg bekroond geworden is. Ingesloten vindt u het verslag van de burgemeester waaraan wij niets kunnen toevoegen dan ‘eene welverdiende lofbetuiging aan het Gemeentebestuur van Malderen en aan den Heere Districts-Schoolopziener wegens den door hen betoonden ijver ter bevordering van Zijner Majesteits heilzame inzigten voor het opkomend geslacht en ter verbreiding van het onderwijs’. Wij zouden het fijn vinden om uw goedkeuring te krijgen en aan de koning te vragen om het voorlopige toegelaten schoolfonds van Malderen definitief te erkennen”. Waarop de administrateur Van Ewijck op 23 januari 1826 liet weten dat omdat ‘de in Malderen in het belang van het onderwijs genomen maatregelen volkomen aan de verwachting beantwoorden’ een nieuw K.B. niet nodig was.

Ik had liever mensen van bij ons getoond, maar daar heb ik geen prentjes van. Daarom: Links: Konin Willem I – Rechts: Daniël Jacob van Ewijck (1786-1858).

Alleen maar positieve berichten. En het hield niet op. De door Malderen uitgedrukte hoop dat andere gemeenten hun voorbeeld zouden volgen kreeg de steun van de Provinciegouverneur ad interim. Op 23 september 1826 stuurde die een omzendbrief naar alle districtscommissarissen en Stads- en Gemeenbesturen met een afschrift van het Malderens Reglement, met de opsomming van enkele belangrijke voordelen, en met de aanmaning

39


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

om een vergelijkbaar reglement voor hun stad of gemeente op te maken en aan de goedkeuring van de Gedeputeerde Staten voor te leggen. Ziehier de letterlijke inhoud van dit alweer historisch document 12: “Aan de Heeren Commissarissen, en aan de Stedelijke en Gemeentelijke Besturen. Mijne Heeren - Ik heb de eer aan U. Ę. G., bij deze mede te deelen. afschrift van een Reglement, opgemaakt overeenkomstig Art. 52 van het voorloopig Reglement van den 2 Mei 1821 13 n° 11 door het Plaatslijk Bestuur van Malderen, strekkende tot het heffen van een Schoolfonds, ten behoeve van het lager onderwijs in deze Gemeente; de voordeelen, die de uitvoering van dit Reglement oplevert, zijn onder anderen: 1º. Dat het schoolgeld der leerlingen daardoor aanzienlijk verminderd wordt, vermits daaronder begrepen is de levering van boeken, pennen, papier, enz. 2°. Dat het schoolgeld, voor het geheele jaar betaald zijnde, de ouders aan hunne kinderen zullen toelaten gedurig de lessen bij te wonen, terwijl heden bijna overal de kinderen alleenlijk de school gedurende de Wintermaanden bezoeken, en alzoo ligtelijk vergeten al wat zij geleerd hebben. 3º. Dat de onderwijzers, daardoor een vaster bestaan bekomende, zich met meer ijver aan het onderwijs der jeugd zullen overgeven. Deze voordeelen zijn, door het Reglement, sedert eenige jaren in de Gemeente Malderen ter uitvoering gebragt, genoegzaam bewezen; dus moet ik U. E. G. aanmoedigen, om, voor zoo veel de omstandigheden dit toelaten, een dergelijk Reglement in U. E. G. Steden of Gemeenten te doen opmaken, en hetzelve aan de goedkeuring der Heeren Gedeputeerde Staten te onderwerpen; ik twijfel geenszins, of de uitvoering van zulk een Reglement zal overal, zoo als reeds te Malderen, eenen goeden uitslag hebben en krachtdadiglijk tot de verbetering van het lager onderwijs medewerken. Brussel, 23 September 1826 - De Gouverneur ad interim, (get.) Huysmand’Annecroix – Bijgevoegd: Ontwerp van een Reglement voor de daarstelling van een Schoolfonds in de Gemeente X.” Ook de in 1824 gecreëerde provinciale commissie van Onderwijs was helemaal overtuigd. Dat blijkt o.m. uit het volgende fragment uit hun 2de jaarlijks Nieuwe Bijdragen ter bevordering van het onderwijs voor den jare 1829, blz. 650-656. Kijk nu eens. Mijn eerder vermoeden dat de nieuwe vorm van onderwijsfinanciering in Malderen, met een schoolfonds en een schoolbelasting, al van bij de opening van de school werd toegepast en dat men de goedkeuring van de koning Willem (eind 1824) niet heeft afgewacht, blijkt gewoon te kloppen. Alles stond al grosso modo op papier voor de eerste steen van het nieuwe schoolgebouw was gelegd. 12 13

40


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

verslag over de bevordering van het onderwijs in het jaar 1826 14: “… In de gemeente Malderen had de invoering van een Schoolfonds de gelukkigste uitkomst: op de school aldaar zag men meer kinderen dan op eenige andere van het derde District… De invoering van het schoolfonds is nu nader als vaste maatregel bevestigd.” Omdat deze tekst pas in de editie van 1827 van de ‘Nieuwe Bijdragen ter bevordering van het onderwijs en de opvoeding’ verscheen, zal het ons niet verbazen dat we dezelfde woorden ook in het ‘Dagblad van ’s Gravenhage’ van 22 juni 1827 vinden: “In de gemeente Malderen had de invoering van een schoolfonds de gelukkigste uitkomst: op de school aldaar zag men meer kinderen, dan op eenige andere van het 3de district. De invoering van die schoolfonds is er nu nader als vaste maatregel bevestigd”. Ik zou hier kunnen stoppen, maar ik doe het niet. Want over een deelgemeente van Londerzeel werd geen enkele andere keer zoveel en zo eendrachtig de lof gezongen. In het derde verslag van provinciale commissie van Onderwijs, dat over het jaar 1827 gaat maar in 1828 gepubliceerd werd 15, wordt opnieuw over Malderen geschreven… En wel aldus: “… De Commissie moet het daarvoor houden, dat de algemene invoering van schoolfondsen, naar voorbeeld van de Gemeente Malderen, als één der eerste middelen moet beschouwd worden, om het geregeld ter school komen der leerlingen te bevorderen, en het geheel stilstaan van het onderwijs in een aantal scholen in den zomer te platten lande te doen ophouden De gouverneur dezer Provincie heeft van zijnen kant mede krachtdadige pogingen aangewend, om de invoering der schoolfondsen binnen dit gewest te doen plaats grijpen, en het ware te wenschen, dat vele gemeentebesturen het voorbeeld van Malderen navolgden…Voor de Commissie van Onderwijs in Zuid-Braband (get.) Cannaert, plaatsvervangend voorzitter”.

Doe zoals Malderen of geen subsidies meer. Op 4 september 1828 werd de omzendbrief van 23 september 1826 door de nieuwe vast benoemde Gouverneur met aandrang herhaald en werd expliciet vermeld dat eventuele Provinciale en Rijkssubsidies van het bestaan van een Schoolfonds naar het voorbeeld van dat van Malderen zouden afhangen. Hierna, alweer in de originele schrijfwijze, de volledige tekst 16 .

Nieuwe Bijdragen ter bevordering van het onderwijs voor den jare 1827, blz. 703 e.v. Nieuwe Bijdragen ter bevordering van het onderwijs voor den jare 1828, blz. 703 e.v. 16 Nieuwe Bijdragen ter bevordering van het onderwijs voor den jare 1829, blz. 650-656. 14 15

41


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

“Aan de Heeren Schoolcommissarissen en Stedelijke en Gemeentebesturen. Mijne Heeren - Bij circulaire van den 3. September 1826, N°, 44 van het Memoriaal Administratief, is door mijnen voorganger aan U. E. A. medegedeeld geworden een door het Plaatselijk Bestuur van Malderen aangenomen Reglement tot het heffen van een schoolfonds ten behoeve van het lager onderwijs in die Gemeente, met verdere aanbeveling om een dergelijk Reglement, voor zoo verre de omstandigheden het mogten toelaten, door U. E. A. te zien aannemen. De voordeelen, die uit het in werking brengen van hetzelve zouden voortvloeijen voor de Gemeenten, welke openbare scholen bezitten zijn in het algemeen niet genoeg beseft, geworden; derhalve vermeen ik de bovengemelde circulaire, waarbij deze voordeelen zijn uitgedrukt, aan U. E. A. te moeten herinneren, en u tevens te doen bemerken, dat de opofferingen, door vele Gemeenten ter opbouwing van schoollocalen gedaan, nimmer het gewenscht doel zullen bereiken, wanneer die scholen, bij voortduring, slechts gedurende zes maanden van het jaar worden bezocht, en dat de invoering van een dergelijk Reglement het heilzaamste middel zoude zijn, om eene, op den voorspoed der leerlingen zoo nadeelig werkende, gewoonte te doen staken; nademaal de ouders, welke in het schoolfonds zullen bijdragen, het regt zouden erlangen om hunne kinderen, het geheel jaar door, de lessen te laten bijwonen, waarvan zij zich ongetwijfeld zouden verhaasten gebruik te maken. Ik vermeen U. E. A. te moeten informeren dat de door de Plaatselijke Besturen meer of min aan te wenden bereidwilligheid om een schoolfonds ten behoeve van het lager onderwijs bij hunne Gemeenten op te rigten, eenen grooten invloed zal hebben op de te nemen beslissing, hetzij door de Heeren Gedeputeerde Staten, hetzij door mij, ten opzigte der verzoeken, welke die besturen mogten doen, om subsidiën, onderwijzers-jaarwedden, enz., van wege de Provincie of het Rijk te bekomen. De Heeren Districtscommissarissen en Schoolopzieners, zijn verzocht, wanneer zij hunne adviesen op dergelijke verzoeken zullen geven, telkens in hunne verslagen uit te drukken, of bij de belanghebbende Gemeenten een schoolfonds is opgerigt ter aanmoediging en uitbreiding van het lager onderwijs, en wijders te doen al hetgene van hen zal afhangen, opdat de schikkingen van dat Reglement overal worden aangenomen, waar de omstandigheden zulks toelaten. Naar aanleiding van het bovenstaande zullen U. E. A. begrijpen, hoezeer het aangelegen is, zoo in het belang uwer inwoners, als mede in dat van het lager onderwijs uwer Gemeente, dat men dadelijk een Reglement vaststelle in den zin als dat sedert lang te Malderen in werking is gebragt ofwel eenige andere voorstellen ontwerpe, die hetzelfde doel bereiken, en alsdan het een of het ander aan de goedkeuring der Heeren Gedeputeerde Staten onderwerpe, ten einde de uitvoering daar van onverwijld zoude kunnen plaats hebben. Brussel, 4 September 1828 - De Gouverneur, (get. ) C. van der Fosse 42


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

Bovenstaande, even gepaste als alle lof- en navolgingswaardige, bemoeiingen en opwekkingen hebben bij meerdere Gemeenten der Provincie Zuid-Braband - het zij tot derzelver eere gezegd den meest gereeden ingang gevonden, en is bij dezelve of reeds dadelijk het voormelde Reglement in werking gebragt, en wel met gelijke gunstigen uitslag als bij voortduring te Malderen, of zijn bij andere hiertoe de aanvankelijk genomen voorbereidende maatregelen aanhangig. Allen deze of ook elders gegevene nieuwe voorbeelden van invoering van Gemeentelijke schoolfondsen of van eenigerhande betere regeling ter zake der schoolgelden stellen de groote en belangrijke voordeelen van dusdanige wel beraamde en wel ondersteunde inrigting maar meer en meer is in het helderst daglicht - Mogen dan ook bovengemelde opwekkingen zoo binnen als buiten de Provincie Zuid-Braband die, in zulk eene gewigtige zaak, van de zijde van haar Bestuur en van die van velen harer Gemeentelijke regeringen zoo wel en zoo gelukkig voortgaat, meer en meer worden ter harte genomen en nagevolgd in het belang van jeugd en onderwijs !” “… En aldus,” besloten de eerder genoemde heren Van den Ende en Sluys 17, vonden die opwekkingen in onderscheiden gemeenten van Zuid-Brabant een goede bodem, zodat het Malderens reglement werd overgenomen.. of dat er voorbereidende beschikkingen en ontwerpen aanhangig waren. Maar 1830!!” Jawadde… Als dat niet straf is… Dit verhaal werd dan ook meer dan terecht in dit boekje opgenomen. Beide laatstgenoemde historici schijnen de invloed van de organisatie en financiering van het Lager Onderwijs in Malderen tot Zuid-Brabant te beperken. Mogelijk hadden ze in de ‘Nederlandsche Staatscourant’ van 16 december 1825 gelezen dat de toelating om een Schoolfonds op te richten op 14 december 1825 door de Tweede kamer van de Staten-Generaal te ‘s Gravenhage gelijktijdig aan de gemeenten Malderen en Doetinchem (in Gelderland) was gegeven. Maar dat is niet juist. Want, ten eerste zagen we dat dit voor Malderen al eind 1824 bij K.B. gebeurde en dat daarin alleen over Malderen gesproken werd. Ten tweede heb ik in de uitgegeven ‘Bijdragen ter bevordering van het onderwijs en de opvoeding’ voor de jaren 1823 tot 1830 niets over Doetinchem gevonden.

Respectievelijk in de ‘Geschiedkundige Schets van Néérlands schoolwetgeving’ (1843) en in de ‘Geschiedenis van de Opvoeding en het Onderwijs, vooral in Nederland’ (1879). 17

43


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

In elk geval was Malderen in de Zuidelijke Nederlanden niet alleen zeer innoverend maar, gedurende enkele jaren, zelfs uniek. En dat onze gemeente ook in de Noordelijke Nederlanden navolging verdiende en kreeg weten we uit voldoende andere bronnen. De eerste meer dan overtuigende resultaten werden inderdaad ook in het Noorden opgemerkt en tijdens de besprekingen van het Onderwijs in de Tweede Kamer van de Nederlandse Staten-Generaal regelmatig als voorbeeld aangehaald. Dat gebeurde, jawel, onder meer tijdens de zittingen van 4 december 1825 (vandaar de verkeerde interpretatie van de heren Van den Ende en Sluys), juni 1827 en juli 1829. Het experiment van Malderen belandde ook regelmatig in de Nederlandse tijdschriften en kranten. In de ‘Algemeene Konst- en Letterbode voor het jaar 1826, deel 1, uitgegeven te Haarlem’ begon men op blz. 135 nog te klagen dat “zowel in de Noordelijke als in de Zuidelijke Provincies er een gebrek bestond aan geldelijke middelen om alles, wat een goed onderwijs nodig had, te kunnen bekostigen, hetzij dan om de schoolvertrekken en onderwijzerswoningen te bouwen, te vergroten of beter in te richten, hetzij om aan de onderwijzers billijke inkomsten te bezorgen, hetzij om de armen en behoeftigen kosteloos de voordelen der onderwijzing te doen genieten…” maar werd op blz. 136 de oplossing gegeven. En die bestond er in om gemeentelijke schoolfondsen in te richten en schooltaksen te heffen, net zoals dat eerder te Malderen in Zuid-Brabant, was gebeurd. Op 16 juli 1829 rapporteerde de ‘Nederlandsche Staatscourant’: “Het schoolwezen ging hier en daar en in verschillende opzigten aanmerkelijk voorwaarts. Bijzondere melding verdient te worden gemaakt van de besluiten door meerdere gemeenteraden genomen ten aanzien der schoolgelden, in navolging van het vroeger door het plaatselijk bestuur van Malderen gegeven voorbeeld”. En op 25 juli 1829 stond in ‘de De Bredasche Courant’: “Hier en daar ging het schoolwezen aanmerkelijk voorwaarts. Het voorbeeld van het gemeentebestuur van Malderen, opzigtelijk het geregeld innen der schoolgelden en het bestaan van eenen openbaren onderwijzer aldaar, verdient navolging”.

Na een jaar is de school van Malderen al te klein. De explosie van de schoolbevolking in Malderen kon natuurlijk ook hier niet zonder gevolgen blijven… 27 leerlingen bij de opening van de school op 1 december 1823, 120 scholieren enkele dagen later (dat moeten we nog ontdekken), 137 op 2 januari 1924 en 160 op 14 juni 1825… 44


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

We stelden vast dat er al in het prille begin (en zeker op 2 januari 1824) meerdere leraars waren: - 6 onbetaalde kwekelingen: J.P. Moortgat, F. Lemmens, J. Mertens, C Poelemans, J. H. Verdickt, en J. F. de Deken, - 1 Onderwijzer met een diploma van de 3de graad: J. van der Linden. - 1 Eveneens betaalde ondermeester: Jozef De Schrijver. Jozef De Schrijver was de zoon van Jan De Schrijver en Maria Francisca Van Damme. Hij was in Malderen geboren op 30 juli 1796. Hij was weliswaar niet ‘gebrevetteerd’ maar had ook voor 1920 al privé-les aan kinderen die ervoor betaalden gegeven 18. De gemeente respecteerde dat werk door hem bij de stichting van de nieuwe gemeenteschool niet zonder inkomsten te zetten maar door hem integendeel met de post van ondermeester te belonen. Bovendien werd hij “door dien hij nog jong en veel beloofde voor den belangrijken post van schoolonderwijzer” door hoofdonderwijzer Van der Linden voor belangrijker taken opgeleid. Al op 4 december 1823 vroeg de gemeente of het Rijk ook voor hem geen kleine staatswedde over had. De ondermeester was nodig, argumenteerde men, want “de gemeente is over de 1400 zielen groot, en de school wordt op dit oogenblik sterk bezogt, zoo dat het getal schoolkomende kinderen tegenwoordig 120 bedraagt en dit kan evenwel binnen 2 à 3 weken noch wel door 30 vermeerderd worden.” Bovendien “zijn de schoolgelden hier in het algemeen zoo laag” dat de onderwijzer van zijn eigen inkomen niet zelf een assistent kan betalen. De vraag van de gemeente werd gunstig bekeken en, nadat Jozef een diploma van de 4de graad behaalde en op 23 november 1824 vast als ondermeester werd benoemd, droeg ook het Rijk voor hem wat aan aan het schoolfonds van Malderen bij. En dan nog dit. 160 leerlingen – ook als er veel kleintjes bij zijn - is veel volk voor één enkel klaslokaal. Door een redelijk aantal betalende internen uit andere gemeenten lag ’s nacht ook de slaapzaal op de zolder overvol. Op 10 december 1824 had de gemeenteraad in principe al beslist om de school te vergroten. De kosten werden aanvankelijk op 500 guldens geschat maar die had men nog van burggravin De Beughem te goed. Op 22 oktober 1825 had arrondissementsarchitect Cordemans de plannen klaar. De vergroting betrof 29,7 vierkante ellen grondoppervlak en 72 Voor alle details verwijs ik naar mijn boek ‘Onderwijs en onderwijzers (M/V) in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel’. 18

45


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

vierkante ellen dak. De hoogte van het bestek viel een beetje tegen en beliep geen 500 maar 843 Guldens.

Het duurde tot 1827 voor koning Willem van Oranje zich bereid verklaarde om dit project met een rijkssubsidie van 41 (!) Guldens te ondersteunen. Daarna moet er iets tussen gekomen zijn… Ik heb een vermoeden. De bloei van de gemeenteschool van Malderen was opmerkelijk maar van bijzonder korte duur. Na juni 1825 heb ik lang geen cijfers over het aantal leerlingen meer gevonden. Het succes van de gemeenteschool lijkt bovendien niet uitsluitend aan het bestaan van een schoolfonds gelegen te hebben maar ook aan de persoon van hoofdonderwijzer Van der Linden. Ter gelegenheid van de examens en de prijsuitreiking van 14 juni 1825 waren in het schoollokaal vele wereldse en geestelijke notabelen van Malderen en elders aanwezig. Ook al de leden van het onderwijsgezelschap van Malderen 46


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

en nog enkele onderwijzers uit andere districten waren present. Nadat alle leerlingen gekregen hadden wat ze verdienden kwam de heer Brancart, de schoolopziener, aan het woord om uitvoerig hoofdonderwijzer Van der Linden en ondermeester J. De Schrijver “voor het in zulken korten tijd tot zijne volkomen tevredenheid verrichte werk” te prijzen. Maar dàn ontdekken we 19 ‘de kundige en brave Onderwijzer J. van der Linden’in maart 1825 (dat is dus drie maanden eerder) al uitverkozen was als onderwijzer aan de tweede Stads-Armenschool te Brussel en dat schoolopziener Brancart en het gemeentebestuur van Malderen een nieuwe hoofdonderwijzer zochten. Van der Linden is niet onmiddellijk naar Brussel vertrokken. Pas op 9 april 1826 werd hij daar benoemd en 1 dag later aanvaardde het schepencollege van Malderen zijn ontslag “van zijn onderwijzerspost dezer gemeente, welk ambt hij alhier met allen lof en iver heeft uitgeoeffend en bekleed, waar door, alsmede door zijn goed burgerlijk, zedelijk en godsdienstig gedrag, hij zich aan de achting van het bestuur en inwoners heeft waardig gemaakt.” Nog een dag later, op 11 april werd Karel Lodewijk Goossens, 41 jaar, als hoofdonderwijzer in Malderen aangesteld. Ik weet niet genoeg over zijn antecedenten om ze hier te durven publiceren. Maar nog dezelfde maand kwam de plaats alweer vacant 20. Sollicitanten met een diploma van de 3de graad, konden zich melden tot 10 oktober 1826. Op het vergelijkend examen van 18 oktober waren echter maar 2 kandidaten aanwezig: een mijnheer Ouborg, met een diploma van 3de rang maar zonder beroep, uit Mechelen en Jozef De Schrijver, uit Malderen, die al vanaf 21 april (na de mysterieuze verdwijning van Karel Lodewijk Goossens) waarnemend onderwijzer was en die intussen een diploma van derde rang bekomen had 21. Je mag één keer raden wie de post gekregen heeft. Op 20 december 1826 werd Jozef De Schrijver door deken-schoolopziener Brancard als hoofdonderwijzer geïnstalleerd. In 1829 trouwde hij met de dan 24 jaar oude naaister Joanna Barbara (maar men noemde haar Marie) De Schutter. Over de verdere avonturen van deze hoofdonderwijzer is alles (of toch redelijk veel) in het boek ‘Onderwijs en Onderwijzers in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel te vinden. Ofschoon er nog enkele jaren met lof over zijn persoon Op blz. 389 van de ‘Bijdragen ter bevordering van het onderwijs voor den jare 1826’ Nieuwe Bijdragen ter bevordering van het onderwijs voor den jare 1826, blz. 968. 21 Nieuwe Bijdragen ter bevordering van het onderwijs voor den jare 1827, blz. 77-78. 19 20

47


10 straffe verhalen uit het verleden van Londerzeel

Louis de Bondt

geschreven werd, oordeelde de gemeente op 10 mei 1838, na zijn dood, in een brief aan het Provinciebestuur van het intussen Belgisch geworden Brabant “dat de diensten welke den overleden onderwijzer aan deze gemeente gedaan heeft zoo uitmuntend niet zijn geweest en wel bijzonderlijk sedert onze roemrijke omwenteling (lees: sedert we allemaal Frans moesten spreken) en zeker niet genoeg om zijne weduwe een pensioen van de gemeente te verleenen.” Op 22 april 1828 was Frans Lemmens, begin 1824 al ‘kwekeling’, net oud genoeg oftewel 18 jaar geworden om tot ondermeester benoemd te kunnen worden. Ik weet niet hoe lang hij dat gebleven is, maar in 1835 was hij het alvast niet meer. In ieder geval ging het het Lager Onderwijs in Malderen na het vertrek van meester Van der Linden opnieuw sterk achteruit en vinden we lang geen cijfers over de schoolbevolking meer. De vergroting van de gemeenteschool was wellicht niet meer zo urgent. Ik heb geen aanwijzingen gevonden dat deze geplande vergroting ook echt gebeurde. Wèl dat de (dàn gemengde) gemeenteschool in 1851 nog altijd maar 1 klaslokaal had. Naast het verdwijnen van een ongetwijfeld opmerkelijke hoofdonderwijzer heeft ook het ontstaan van de Belgische natie ons onderwijs geen goed gedaan. 1830 is in menig opzicht een rampzalig jaar voor het culturele leven in Vlaanderen gebleken. In 1832 werd het schoolfonds in Malderen afgeschaft en werd naar het vroegere systeem van individueel schoolgeld teruggegrepen. Wel bleef de gemeente nog wat Frankskens uit de gemeentekas betalen om aan arme kinderen les te geven. Met de organieke schoolwet van 23 september 1842 kwam er een nieuwe regeling voor het armen-onderwijs. Maar intussen was Malderen toch enkele jaren, in een bepaald maar zeer belangrijk opzicht, hèt lichtende voorbeeld voor de Verenigde Nederlanden geweest. Een Gidsgemeente, als het ware. P.S. Om in deze gendergevoelige tijden niet op mijn donder te krijgen, tenslotte nog dit. In dit laatste verhaal wordt met geen woord over over het meisjesonderwijs gerept. Ik pleit onschuldig, het ligt echt niet aan mij. Om mijn goede bedoelingen aan te tonen verwijs ik het Openbaar Ministerie naar mijn boek ‘Onderwijs en Onderwijzers (M/V) in Londerzeel, Malderen en Steenhuffel, 1593-1920’. Daarin wordt ook veel aandacht aan het vrouwelijke deel van onze jeugd geschonken. 48


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.