LAD-magazine, nr. 19

Page 1

Magazine Artsen tijdens het EK Voetbal

Arbocatalogus: wat heb je eraan?

Zonder stress naar je werk

Een verslaafde collega: wat nu?

Nummer 19 - September 2017 Kwartaalmagazine van de Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband (LAD)


Voorwoord

Verhuizing op komst Het is nog wat vroeg, maar ik kondig het in dit maga­ zine toch vast aan: aan het eind van dit jaar gaat de LAD verhuizen. Vanaf 1 januari 2018 zitten we niet meer aan de Janssoniuslaan, maar aan de overkant daarvan, in de Domus Medica aan de Mercatorlaan. Waarom moet ik dat als lid weten, vraagt u zich mis­schien af. Welnu, ik ga u niet vermoeien met de logistieke operatie die met zo’n verhuizing gepaard gaat, maar wél met de achterliggende gedachte ervan. De verhuizing komt namelijk niet uit de lucht vallen, maar markeert de lijn die we als LAD een paar jaar geleden hebben ingezet om de samenwerking met andere verenigingen te zoeken. We zijn zoals u weet één van de acht federatiepartners van KNMG en werken onder andere nauw samen met de Federatie Medisch Specialisten (FMS) en De Ge­ nees­­kundestudent. Die samenwerking is ontzettend belangrijk om te zorgen dat we met één stem spreken, zodat we de belangen van (aankomende) artsen en andere zorgprofessionals nog effectiever kunnen ver­ tegenwoordigen. Niet alleen aan cao-tafels, maar ook in de politieke arena en richting de media. Om dat te bewerkstelligen, is het belangrijk dat we van elkaar weten wat we doen en elkaar opzoeken als dat nodig is. Natuurlijk kan dat tegenwoordig met alle online mogelijkheden die er zijn perfect ‘op afstand’, maar u weet net zo goed als ik dat gesprekken bij de kof ­fi e­automaat of ‘in de wandelgangen’ vaak de nuttigste informatie opleveren. Om een lang verhaal kort te maken: we wilden fysiek graag nog dichter bij onze samenwerkingspartners zitten.

LAD magazine | 2

De Domus Medica is daar bij uitstek de locatie voor. Niet alleen de KNMG, FMS en De Genees­kunde­student, maar ook veel andere (para)medische orga­ni­sa­ties zijn in dit gebouw gehuisvest. Denk aan de Landelijke Huisartsen Vereniging, het Nederlands Huisartsen Genootschap en het Capaciteitsorgaan: allemaal organisaties die voor ons relevant zijn. We komen straks op de vijfde etage te zitten, samen met de FMS, De Jonge Specialist en een aantal weten­ schappelijke verenigingen. Daarmee kunnen we een aantal efficiency voordelen behalen (bijvoorbeeld met gezamenlijke facilitaire diensten), maar we zouden wel gek zijn als dat de primaire insteek was: we hopen namelijk vooral op een nog vruchtbaardere samen­ werking. Als werknemersorganisatie hebben wij een specifieke ‘missie’, die de doelstellingen van onze partners aanvult en vice versa. Ik geloof er stellig in dat we die doelstellingen straks nog beter kunnen waar­maken, want uiteindelijk hebben we allemaal hetzelfde doel: hoogwaardige zorg aan patiënten. Ik hoop u volgend jaar in ons nieuwe ‘huis’ een keer te mogen verwelkomen! Christiaan Keijzer voorzitter LAD

De LAD gaat eind dit jaar verhuizen. Vanaf 1 januari 2018 is ons nieuwe bezoekadres: Mercatorlaan 1200 in Utrecht. Via de nieuwsbrief informeren we u later dit jaar over de verdere contactgegevens.


Inhoud

7

Langdurig ziek: wat betekent dat voor je inkomen?

8 Meer uren voor voeding en leefstijl?

Reconstructie

4

Podium

Tijdens de geneeskundeopleiding wordt in zes jaar tijd nog geen 60 uur onderwijs aan voeding en leefstijl besteed. Hoog tijd dat dat verandert? We vroegen het drie deskundigen.

10 Niet alleen op het veld draait het om teamwork

Orthopeed Peter Joosten verzorgde met een team specialisten in opleiding de medische ondersteuning tijdens de EK Voetbal Vrouwen in het Rat Verlegh Stadion in Breda. “Je bent op een totaal andere manier met je vak bezig.” Werk en privé

Verslaving nog vaak verzwegen Verslaving wordt door veel mensen, óók in de zorg, nog lang niet altijd als een ziekte gezien. “Wanneer een collega kanker of een acute somatische aandoening heeft, zeggen dokters: neem de tijd om weer beter te worden. Bij een verslaving werkt dat heel anders. Daarvan denken artsen vaak: hoe komen we van deze onbetrouwbare collega af?”, aldus psychiater Hans Rode. ABSartsen, het hulpprogramma van KNMG, wil daar verandering in brengen.

16 12 Arbocatalogus

Achter het nieuws

In veel zorgsectoren zijn arb0­cata­logi ontwikkeld voor een gezond en veilig werk­klimaat. Wat heb je er als arts of zorgprofessional aan?

15 Millennial-dokter 18 Het bureau in beeld

Zonder stress naar je werk

In het bedrijfsleven tel je nauwelijks meer mee als je geen coach hebt die je helpt om bevlogen en vitaal te blijven, maar voor veel artsen en zorgprofessionals is gecoacht worden nog altijd een drempel. VvAA wil dat met de vitaliteitstool GRIP veranderen. “We willen zorgprofessionals helpen hun bezieling terug te vinden.” Column

Bureau in beeld

September 2017 | 3


Het hulpprogramma ABS-artsen startte in 2011, gebaseerd op de Physician Health Programs in de Ver­enig­­de Staten en Canada. Dokters met een verslaving worden daar vijf jaar lang onder­­steund en gemonitord door col­lega’s, familie­leden en de werkgever, en krijgen een ‘buddy’ op de werkvloer. Het initia­tief is niet zonder effect gebleven: 79% van de artsen kan na opname in een monitorings­program­ma blijven werken en heeft het mid­­delen­­gebruik ook daarna nog onder controle. Initiatiefnemer en bijzonder hoogleraar ver­­slavingszorg Cor de Jong wilde zoiets ook

LAD magazine | 4

in Nederland opzetten, vertelt Hans Rode, als psychiater verbonden aan ABS-artsen. “Het aantal artsen dat verslaafd is, is waar­ schijnlijk niet hoger of lager dan de rest van de beroepsbevolking, maar probleem is wel dat het onderwerp juist bij artsen nog echt in de taboesfeer zit. Bovendien hebben artsen, net zoals militairen en de politie, een veilig­heidsgevoelig beroep; juist daarom is het belangrijk dat artsen niet onder invloed zijn van welk verdovend middel dan ook.” Rode is sinds 2011 betrokken bij ABS-artsen. “Artsen hebben de neiging om een ziekte te ontkennen; ze hebben moeite om de

patiëntenrol in te nemen. Het zure is dat een verslaving goed behandelbaar is, maar dat veel mensen, dus ook artsen, vaak te laat aan de bel trekken. Dat heeft in mijn ogen te maken met de ‘gestigmatiseerde’ cultuur die er is ten aanzien van verslavingen. Dokters zien verslaving vaak nog als een gedrags­ probleem. Wanneer een collega kanker of een acute somatische aandoening heeft, zeggen ze: neem de tijd om weer beter te worden. Bij een verslaving werkt dat heel anders. Daarvan denken artsen vaak: hoe komen we van deze onbetrouwbare collega af? Die cultuur zorgt ervoor dat artsen er


Tekst Tekst Marjolein Marjolein Dekker Dekker Illustratie FotografieIvar IShutterstock Pel en Shutterstock en Ivar Pel

niet zo snel voor uit zullen komen dat ze verslaafd zijn.”

Dagelijks alcohol

Dat laatste herkent Ingrid Dam (73), ouddermatoloog en -verzekeringsarts, heel goed. Dam is twintig jaar verslaafd geweest, eerst alleen aan alcohol, later ook aan slaap- en kalmeringsmiddelen. “Toen ik klaar was met mijn studie, wilde ik een perfecte dokter en een perfecte moeder worden. Maar het liep allemaal niet zoals ik wilde. Voor de buiten­ wereld had ik het prima voor elkaar: een eigen praktijk als dermatoloog, een leuke man, drie kinderen, mooi huis … Maar dat was allemaal schijn. De werkelijkheid was dat mijn man veel weg was en ik het lastig vond om mijn werk met drie jonge kinderen te combineren. Voor mijn gevoel kwam alles op mijn schou­ ders terecht. Na een lange dag werken vond ik wel dat ik een glaasje had verdiend. Eén glaasje werden er twee, twee werden er drie, totdat er op een ge­ge­ven moment geen dag zonder alcohol voor­­bij­ging. Met alle gevolgen van dien. Ruzies met mijn man, ontkennen, drank verstoppen, me steeds vaker ziek­mel­den; het gebeurde allemaal.”

Verslavingskliniek

Dam gaf haar man de schuld, scheidde en verhuisde, samen met haar kinderen. “Dat bracht heel even verlichting, maar natuurlijk kon ik de drank niet laten staan. Het ging van kwaad tot erger en ik beland­ de in een zware depressie. Toen ik op een feest in Zuid-Limburg was en het leven niet meer zag zitten, was het mijn broer die me naar een crisiscentrum heeft gebracht. Ik werd opgenomen in een verslavingskliniek en ver­loor uiteindelijk een jaar of acht het contact met mijn kinderen. Dat vond en vind ik nog altijd het allerpijnlijkst. Ik kan nog steeds emotioneel worden als ik daar­ over praat.”

Keerpunt

De opname in de verslavingskliniek leidde uiteindelijk nog niet tot het keerpunt. Een­ maal thuis begon Dam weer met drinken. Een vriendin overtuigde haar er uiteindelijk van om naar een zelfhulpgroep voor alco­ ho­lis­ten te gaan. Dat deed ze. “Dat is nu 21 jaar geleden en sinds die dag heb ik geen druppel meer gedronken.”

Innerlijk stemmetje

Achteraf gezien zegt Dam: had iemand me maar harder aangepakt. “Er was een innerlijk stemmetje dat steeds tegen me riep: waar ben jij mee bezig? Maar ik drukte dat stemmetje weg en dacht dat ik het in de hand had. Ik weet niet hoe ik zou hebben gereageerd als ik erop was aangesproken.

buddy op de werkplek bij wie hij terecht kan in lastige situaties. Daarnaast wordt ook de bedrijfsarts betrokken, worden familieleden of andere naasten geïnformeerd en is de arts verplicht om naar een zelfhulpgroep te gaan. Verder wordt gedurende vijf jaar onderzocht of de deelnemer nog steeds clean is.

“Een stemmetje in mijn hoofd riep steeds: dit is niet ok”

Waarschijnlijk had ik glashard ontkend dat ik een probleem had. Maar misschien had het er wel toe geleid dat het innerlijke stemmetje wat vaker de boventoon zou hebben gevoerd, zodat ik eerder in actie was gekomen.”

Wat is ABS-artsen?

Angst voor imagoschade

De meeste verslaafden blijven lang in de ontkenningsfase zitten. “Vaak moet het pro­bleem door de buitenwereld worden gesig­na­leerd of totaal uit de hand lopen voor­dat iemand aan de bel trekt”, vertelt Rode. “Maar zelfs dan is het niet makkelijk. Veel artsen hebben geen idee wat er op hen afkomt. Ze zijn bang voor imagoschade of voor het verliezen van hun baan.” ABS-artsen wil die drempel verlagen, bena­ drukt hij. “Als iemand zich bij ons meldt, nodigen we hem uit voor een vertrouwelijk en persoonlijk gesprek, waarin we eerst onderzoeken of de persoon in kwestie zelf vindt dat er een probleem is. Als dat het ge­val is, verwijzen we de arts door naar een behandelaar bij een gespecialiseerde ver­ slavingskliniek. Daarnaast bieden we een monitoringsprogramma aan, zodat artsen na behandeling veilig kunnen re-integreren. Probleem is namelijk dat de kans op terug­ val groot is. De helft maakt kans om in het eerste jaar al terug te vallen en ook in de jaren daarna is de kans aanzienlijk. Met het monitoringsprogramma hopen we dit risico te verkleinen.”

ABS-artsen staat voor abstinentie (onthouding van alcohol, drugs of andere verslavende middelen), maar staat ook symbool voor het antiblokkeersysteem van auto’s: uitgangspunt is dat artsen voor hun vak behouden blijven.

Monitoringsprogramma

Meer weten? Kijk op www.knmg.nl/abs-artsen of mail naar info@abs-artsen.nl. Op werkdagen kunt u tussen 13.00 en 14.00 uur ook terecht op het telefonisch spreekuur via 0900-0168.

Het monitoringsprogramma kent eenzelfde opzet als in Amerika en Canada en komt er kort gezegd op neer dat de deelnemer hulp uit verschillende hoeken krijgt. Zo krijgt een arts een casemanager toegewezen en een

Het hulpprogramma is een initia­ tief van KNMG. Het vijfjarige moni­ toringsprogramma is ontwikkeld in samenwerking met de Federatie Medisch Specialisten, de Landelijke Huisartsenvereniging en Verenso. Zowel artsen die met een verslaving kampen als collega’s die een ver­ sla­ving vermoeden, kunnen bij ABS-artsen terecht (ook anoniem), voor advies of ondersteuning. ABSartsen bestaat uit een expertteam van drie specialisten (waaronder Hans Rode), die deskundig zijn op het gebied van verslaving. Daarnaast is een klein projectteam en een wetenschappelijk onderzoeksteam aan het hulpprogramma verbonden.

September 2017 | 5


al denkt ze wel dat het haar uiteindelijk zou hebben geholpen. “Het ironische is: ik dacht al die tijd dat ze van niets wisten, maar dat was natuurlijk niet zo. Ze vertelden me later dat ze er onderling over hadden gesproken en dat ze uiteindelijk besloten er niets mee te doen, omdat het mijn verant­ woordelijkheid was.” De vraag is of Dam zich weleens schuldig heeft gevoeld naar collega’s of patiënten. “Ja, natuurlijk, maar ik leefde in die tijd in een roes. Ik heb het geluk gehad dat er nooit iets is misgegaan; dat was misschien anders geweest als ik chirurg of cardioloog was geweest. En gelukkig had ik nog wel het besef dat als het echt niet ging, ik me ziek­meldde.” Haar collega’s hebben haar achteraf nooit de rug toegekeerd. “Ik vertelde het pas toen ik bijna met pensioen ging en clean was. Ik werkte toen intussen als verzekeringsarts en had als coauteur meegewerkt aan een artikel over verslaving in Medisch Contact. Tijdens een afscheidsetentje vertelde ik dat ik een van de ervarings­deskundigen was die in het artikel werden geïnterviewd en dat ik me na mijn pensioen wilde inzetten om andere mensen te helpen. Ik kreeg louter positieve reac­ties. Later vreemd genoeg ook van pa­ tiën­ten. Kennelijk was ik een goede arts en kon ik goed toneelspelen, want ik heb nooit iemand gehad die met zijn vinger wees.”

Ingrid Dam: “Ik ben de schaamte voorbij”

Energie

Rode benadrukt dat het nog te vroeg is om concrete resultaten te laten zien van het mo­nitoringsprogramma. “We zitten eigen­lijk nog in een pilotfase. We hebben een stijgen­ de lijn qua aanmeldingen, maar anders dan in Amerika en Canada heeft het pro­gram­ma hier geen ‘dwingend’ karakter. Het is geen vrijblijvend programma, want ABS-artsen en de arts ondertekenen bij de start van het monitoringsprogramma een over­eenkomst waarin alle afspraken worden vastgelegd, maar ABS-artsen heeft geen autoriteit om te zeggen: je wordt nu in het programma opgenomen óf je stopt met werken. Dat neemt niet weg dat we op basis van de eerste er­varingen het programma steeds verder kunnen verbeteren én dat mensen steeds beter van ons bestaan weten. Niet alleen verslaafde artsen, maar ook hun omgeving.”

LAD magazine | 6

Collega’s

Dat laatste is belangrijk, vindt hij. “Pas als de omgeving aan de bel trekt, kan dat ertoe leiden dat er iets in gang wordt gezet. ABSartsen is er daarom ook voor collega’s van verslaafde artsen. Ik zeg altijd: de kans dat je als arts verslaafd raakt, is waarschijnlijk even klein als wanneer je geen arts bent, maar de kans dat je als arts tijdens je loopbaan met een zieke collega krijgt te maken, is vrij groot. Juist daarom vinden we het be­lang­­rijk dat collega’s weten wat zíj kun­nen doen. Op onze website beschrijven we bij­voor­beeld hoe je het gesprek kunt aan­gaan, en hoe je stapsgewijs een collega kunt helpen.”

Schuldig

Dam neemt haar oud-collega’s niet kwalijk dat ze niet aan de bel hebben getrokken,

Met Dam gaat het goed. Ze wordt in decem­ ber 74 jaar. “Door al die alcohol moeten on­­ge­­­twijfeld een paar hersencellen zijn af­­ge­­storven, maar ik merk er niets van en heb god­dank geen schade aan mijn lever. Ik ga nog iedere week naar een zelfhulpgroep, maar ben de schaamte voorbij. Het geeft me energie als ik andere mensen verder kan helpen. Voor ABS-artsen werk ik regelmatig mee aan lezingen. Het taboe is er nog altijd, want dokters? Die worden niet ziek, en raken al helemaal niet verslaafd. Maar ik merk wel dat er iets is veranderd, door de vele vragen die ik tijdens lezingen krijg of het aantal mensen dat na afloop naar me toekomt. Met ABS-artsen nemen we onwetend­heid weg en maken we mensen ervan bewust dat het belangrijk is een ver­ slaving te benoemen. Want ont­houd één ding: als je aankaart dat je het ver­moeden hebt dat een collega verslaafd is, dan ver­ link je hem niet, maar help je hem juist.”


Reconstructie

Langdurig ziek, minder loon? Pieter Brouwer* is kinderarts in loondienst. Vorig jaar is hij uitgevallen, nadat bij hem de ziekte Multiple Sclerose werd geconstateerd. Het is nog onduidelijk of hij überhaupt kan terugkeren in zijn functie. Omdat hij zich zorgen maakt over zijn inkomenspositie, zoekt hij contact met het Kennis- en DienstverleningsCentrum van de Federatie Medisch Specialisten en de LAD.

Tips van arbeidsjurist Karlijn Derksen • Laat u goed informeren over de inkomensgevolgen bij ziekte, zodat u eventueel aanvullende maatregelen kunt nemen, zoals het afsluiten van een (collectieve) arbeidsongeschiktheidsverzekering. Bij zo’n verzekering is het altijd goed om na te gaan of de ver-­ zekering de dekking biedt die u wenst en of er geen sprake is van een dubbele verzekering, bijvoorbeeld doordat u via uw werkgever al verzekerd bent. • Als u in een re-integratietraject terechtkomt, krijgt u met complexe regelgeving te maken. Win daarom tijdig advies bij ons in.

Brouwer komt in contact met arbeidsjurist Karlijn Derksen, die hem vertelt dat in de eerste twee ziektejaren een loon­door­be­ talings­verplichting geldt. Zijn werkgever moet in het eerste ziektejaar 100% van zijn salaris doorbetalen. In de meeste cao’s is geregeld dat de werkgever in het tweede ziektejaar 70% doorbetaalt. In de tussentijd zal Brouwer samen met zijn werkgever moeten onderzoeken wat het eind­doel is van zijn re-inte­gratie. “Zij worden hierbij begeleid door de be­drijfs­ arts en eventueel een case­manager”, vertelt Derksen. “Meestal is het einddoel volledig dan wel in aan­gepaste vorm terugkeren naar de eigen functie.”

Onderzoek arbeidsdeskundige

Derksen vertelt dat als het eind­doel aan het begin van het tweede ziekte­­jaar nog onzeker is, Brouwers werkgever aan de bedrijfs­arts kan vragen een functie­mogelijk­ he­den­lijst (FML) in te vullen. “Vaak krijgt de werk­nemer vervolgens de vraag mee te werken aan een onderzoek door een arbeids­des­kundige. Wij adviseren vrijwel altijd om dat te doen. Als werknemer wil je namelijk niet het verwijt krijgen dat je niet meewerkt aan je re-integratie.”

Mate van arbeidsongeschiktheid

> LAD.NL Vragen over uw contract of over een arbeids­geschil? Neem contact op met de juristen van het Kennis- en Dienst­ver­ lenings­Centrum. U kunt ons bereiken via 030 670 27 02 of kijk voor meer informatie op www.lad.nl.

Als Brouwer na twee jaar nog steeds arbeidsongeschikt is, zal bij het UWV een WIA-uitkering worden aangevraagd. “Het UWV toetst eerst of partijen voldoen­ de aan de re-integratie hebben gedaan, en beoordeelt wat de werknemer nog kan doen (restverdiencapaciteit). Het verschil tussen het inkomen dat Brouwer als kinderarts ontving en de rest­­ver­dien­ capaciteit is het loon­verlies; dat be­paalt de mate van arbeids­on­ge­schikt­heid.”

Twee typen uitkeringen

De WIA bestaat uit twee typen uitkeringen: de IVA en de WGA. Als Brouwer binnen vijf jaar tijd geen kans op herstel heeft, krijgt hij een IVA-uitkering (inkomensvoorziening volledig duurzaam arbeidsongeschikten) van 75% van het maximumdagloon. Het loon van een medisch specialist is hoger. In de zorg is in de meeste pensioenfondsen een voor­ziening opgenomen die zorgt voor een aanvulling tot 75% van het oor­spron­ke­ lijke loon. Is er wél een kans op herstel met een ar­beids­ongeschiktheidspercentage van 35 tot 100%, dan komt Brouwer in aan­­­merking voor een uitkering uit de Werk­her­­vattings­re­ ge­ling gedeeltelijk arbeids­geschikten (WGA). Bij minder dan 35% arbeids­onge­schikt­heid ontvangt hij geen uitkering. In de zorg is in de meeste pen­sioenfondsen een voor­ ziening op­ge­nomen voor een aanvulling tot maxi­maal 70% van het loon.

Stimulans tot werken

De WGA bestaat uit meerdere typen uit­ keringen. Eerst is sprake van de WGA loon­ gerelateerde uitkering (3 tot 38 maanden) van maximaal 70% van het laatstverdiende sa­laris. Maar ook dit is weer gemaximeerd. Daarna kom je in aanmerking voor een loon­­­­ aanvullingsuitkering (bij een benut­ting van ten minste 50% van de rest­ver­dien­ca­­pa­­­ci­­teit) of een ver­volg­uit­kering (bij een be­­nut­ting van minder dan 50%). “De ver­­­­volg­­­­uitkering heeft de grootste ge­volgen, omdat deze is gebaseerd op het wet­­te­lijk minimum­loon. De aanvulling van een pen­sioen­fonds kan dan zeer beperkt zijn. De wet stimuleert dus werken”, aldus Derksen.

* Namen van cliënten in deze rubriek zijn fictief i.v.m. de privacy van de cliënt.

September 2017 | 7


Podium

Hoeveel uur onderwijs voor voeding en leefstijl? Geneeskundestudenten krijgen in zes jaar tijd gemiddeld 29 uur onder­wijs over voeding en 30 uur over leefstijl. Ruim tachtig procent van de coassi­s­tenten en huisartsen vindt dat te weinig, omdat kennis over voeding en leefstijl een grote rol kan spelen bij preventie. Hoeveel uur onderwijs per jaar is reëel in curricula die al be­hoorlijk vol zitten? We vroegen het drie (aankomende) artsen.

80% 80% van de coassistenten en huisartsen vindt dat voeding en leefstijl meer aandacht moeten krijgen tijdens de opleiding

LAD magazine | 8


Tekst Marjolein Dekker Illustratie Ronald Slabbers

60 uur

168 uur

>168 uur

Dianne van Dam-Nolen

Tamara de Weijer

Birgit Spoorenberg

arts-onderzoeker, Erasmus MC

huisarts en voorzitter Vereniging Arts en Voeding

docent Huisartsenopleiding Maastricht

Dat er in zes jaar tijd nog geen 60 uur aan voeding en leefstijl wordt besteed, blijkt uit het onderzoek ‘Voeding en leefstijlfactoren in de opleiding geneeskunde’ dat ik in opdracht van het ministerie van VWS heb gedaan. Als je het afzet tegenover het totaal aantal onderwijsuren, dan is dat nog geen één procent, terwijl de behoefte veel groter is. In mijn onderzoek geeft 80 procent van de huisartsen en coassistenten aan hier meer over te willen weten. Ze krijgen in hun spreekkamer steeds meer vragen over voeding en leefstijl, maar bezitten over on­voldoende kennis om de patiënt goed te adviseren of door te verwijzen, en missen contacten met diëtisten of voedings­con­su­ lenten. Natuurlijk hoef je als arts niet alle ins en outs te weten over voeding. In mijn onderzoek geeft het gros van de respondenten aan meer te willen weten over de basale, weten­ schappelijk onderbouwde aspecten van de voedingsleer. Ik herken dat zelf ook. Toen ik studeerde, was het dr. Frank-dieet een hype. Tijdens een college werd ingegaan op de opname en verwerking van mineralen en eiwitten in het lichaam. Dat vond ik ontzet­ tend interessant, omdat je dan meteen de werking van zo’n dieet begrijpt en het dus beter kan beoordelen. Als ik bedenk dat nu 60 uur onderwijstijd naar voeding en leefstijl gaat in zes jaar tijd, dan zou ik 60 uur per jaar reëler vinden, en dan liefst geïntegreerd in al bestaande blok­ken. Betrek bij een college over het hart bijvoorbeeld ook de effecten van leefstijl en voeding. Bewezen is dat de helft van alle ziekten is te voorkomen als je het gedrag of de omgeving aanpakt; juist daarom is het ontzettend belangrijk om studenten bewust te maken van voeding en leefstijl.”

Als je bedenkt dat Hippocrates, de grondlegger van de westerse geneeskunde, veel oog had voor het ge­ nezen via voeding en leefstijl, dan is het ontzettend jammer dat zijn filosofie zo naar de achtergrond is verdwenen. Dat we het tegenwoordig hebben over het studeren van ‘Medicijnen’ zegt in die zin genoeg. De geneeskunde is sterk gericht op het voor­schrijven van geneesmiddelen, terwijl die een ziekte of kwaal vaak alleen maar onderdrukken. Neem diabetes: de eerste stap in de behandeling is het aanpassen van de leefstijl, maar dat kost tijd en ver­­eist discipline, waardoor die stap in de prak­tijk snel wordt over­geslagen. Ik vind dat artsen, net zo goed als diëtis­ten, fysio­­thera­peuten en supermarkten, een verantwoorde­lijk­heid hebben in het be­ vorderen van een gezonde leefstijl, maar dan moeten ze wel over de juiste ken­nis beschikken. Er is onderzoek gedaan naar de vraag wie mensen als hoogste auto­ri­teit zien als het gaat om voeding en wat bleek? 95 procent vertrouwt het meest op het oor­­deel van de arts, terwijl we er maar heel weinig van weten en al snel terug­vallen op het voor­schrijven van medicijnen. Die medi­ cijnen hebben weer allerlei bijwerkingen tot gevolg waar we ook weer medicijnen voor voorschrijven. Het wordt tijd om die cirkel te doorbreken. Wij zijn er als Vereniging Arts en Voeding van overtuigd dat het tot een enorme ge­zondheidswinst en een lager medicijn­gebruik kan leiden als we voeding en leef­stijl serieus nemen. Het is moeilijk om te zeg­gen hoeveel uur eraan moet worden besteed, maar ik zou tien procent zeker reëel vinden. Als je uitgaat van 42 les­weken van 40 uur komt dat neer op 168 uur per jaar. Volgens mij moet dat prima in te passen zijn.”

“Ik vind het lastig om me op een bepaald aantal uren vast te pinnen, omdat je voeding en leefstijl niet los van de overige lesstof kunt zien; het zou juist mooi zijn als het integraal onderdeel uit­ maakt van het totale onderwijspakket. Net zoals je bij iedere pathologie wat leert over de medicatie, zou ook naar preventie kunnen worden gekeken, en daar zijn wij in Maastricht ook mee bezig. Via die aan­pak komen voeding en leefstijl in feite dage­lijks aan bod, en ik denk dat dat dan nog wel meer is dan de 168 uur die Tamara noemt. Zelf ben ik al sinds het begin van mijn studie geïnteresseerd in voeding en leef­ stijl. Tijdens mijn eerste baan als poortarts op de SEH mocht ik als ‘bijbaan’ mee naar de Olympische Spelen in Turijn. Daar zag ik met eigen ogen wat voeding en leefstijl ‘doen’ voor sporters. Ik denk dat het tot een enorme gezond­ heids­­winst kan leiden als huisartsen weten via welke mechanismen in het lichaam voeding en leefstijl impact hebben, zodat ze patiën­ten bewuster kunnen laten na­ denken over wat ze zelf kunnen doen om ge­zond­heidsklachten te verminderen. Ik heb het idee dat veel mensen nog het idee heb­ben dat een ziekte hen ‘overkomt’. Begrijp me niet verkeerd: bij een aantal ziekten is dat helaas ook zo, maar er zijn ook aan­doeningen die je met een gezonde leefstijl en voeding kan voorkomen of ver­ minderen. Juist dan is het belangrijk dat huisartsen weten wat de mogelijkheden zijn en volgens mij is die behoefte er ook. Initiatieven zoals Keer Diabetes2 Om (ge­ richt op het inzetten van voeding, be­weging en ontspanning als medicijn voor pa­tiën­ten met diabetes type 2) zijn nu nog te weinig bekend. In die zin hebben we nog wel een wereld te winnen.” September 2017 | 9


Peter Joosten (58) is 20 jaar orthopeed in Amphia. Met een team specialisten in op­leiding verzorgde hij de medische ondersteuning tijdens de EK Voetbal Vrouwen in het Rat Verlegh Stadion in Breda. Als hard­loper houdt hij zich actief bezig met sport. Hij is elf jaar lid van de medische staf van NAC.

“ Niet alleen op het veld draait het om teamwork” Deze zomer bliezen ze het oranjegevoel nieuw leven in: ‘onze vrouwen’ die het EK Voetbal wonnen. Terwijl de verschillende landen­teams op het veld schitterden bij de vijf wedstrijden die in het Rat Verlegh Station in Breda werden gespeeld, stond een medisch team van Amphia klaar om in te springen als dat nodig was. Peter Joosten was een van de artsen uit het medisch team. “Werken als stadiondokter is geweldig om te doen, je bent op een totaal andere manier met je vak bezig.”

Dat ‘onze’ voetbalvrouwen Europees kam­­­­pioen zouden worden, was tijdens de wed­­­­strijd­en in Breda nog niet bekend. Op 23 juli vond in het Rat Verlegh Stadion de wed­strijd Engeland-Spanje plaats. Vanuit Amphia was een selectie dokters in het stadion aanwezig. Zij zorgden tijdens het kampioenschap voor de medische onder­ steuning.

Allemaal teamwork

En zo komen we daar die 23ste juli het stadion in, waar de voorbereidingen voor de wedstrijd worden getroffen. De voet­ bal­koorts zit er goed in. Orthopeed Peter Joosten is supervisor van het medisch team met twee orthopeden en drie chirur­ gen in opleiding. Het veld staat vol met zich warm trainende spelers en reserve­spelers, keepers en hun vervangers, en trainers die aanwijzingen geven. Langs de kant staan de fotografen en bobo’s van UEFA en de KNVB opgesteld. De wedstrijd trekt een volle publiekstribune met aanhangers uit Spanje en Engeland, een bont kleurenspel afgewisseld met oranje tinten. Het medi­ sche team bereidt zich ook voor, ze zijn ruim van tevoren aanwezig en nemen hun positie in. Na de entree loopt Joosten een rondje, hier een woordje wisselen met de am­bulancebroeders, daar een hand op­ steken naar de EHBO’ers, even horen of alles naar wens is bij het eigen team. Be­trok­­kenen hebben el­kaar al vaker ge­zien, LAD magazine | 10

en weten wat ieders rol is als er iets gebeurt op het veld; dat is al eerder kortgesloten. De inter­na­tio­­na­­le ploegen hebben hun eigen me­­di­sche staf, aan weerszijden van de tri­bune zijn twee EHBO’ers met twee vrij­­wil­ligers, er staat een ambulance met ambu­lan­ce­ mede­werkers klaar voor het geval dat. Het Amphia-team staat paraat als er meer nodig is dan de op­vang van de kwets­uren door de fysieke bot­singen op het veld. “Niet alleen op het veld draait het om team­ work”, zegt Joosten veelzeggend.

“Het is ontzettend inspirerend om dit live mee te maken”

Breder kijken

Het artsenteam neemt plaats op de tribune en de LAD zit erbij. Na de volksliederen klinkt het fluitsignaal. De wedstrijd kan beginnen, en het interview ook, maar nog even de adem inhouden, want in de eerste minuut scoort Spanje bijna, en in de derde minuut scheelt het niet veel of een schot van Enge­land zit er zo goed als in. Dan is het hoog tijd te vragen wat een stadiondokter nou eigenlijk doet en hoe Amphia hierbij betrokken is ge­raakt. “Iets verder kijken dan alleen be­handelen is onderdeel van de visie van Amphia. We willen een gezonde leefstijl stimuleren, en mede daarom noemen we ons bewust geen Amphia ziekenhuis meer, maar ‘gewoon’

Amphia”, vertelt Joosten. “Sporten en be­ wegen valt binnen die visie van gezond bezig zijn. Stimuleren van niet-roken is ook zo’n onderwerp. Toen mij als lid van de me­dische staf van NAC ter ore kwam dat de KNVB om medische ondersteuning vroeg voor de voetbalvrouwen tijdens het EK, was de bal snel rond. Voor de medische ploeg ging ik op zoek naar sportgekke artsen. Daar hoefden we niet lang naar te zoeken. Op onze oproep in Amphia kwamen meer dan twintig reacties vanuit diverse spe­cia­ listische hoeken.”

Rolverdeling op het veld

“We moesten dus ook onze eigen selectie samenstellen”, zo vervolgt Joosten. “Onder de coördinatie van het secretariaat van het Medisch Specialistisch Bedrijf (MSB) was dit klusje zo geklaard. De ge­selec­­teer­den moesten ATLS-opgeleid (Advanced Trauma Life Support) zijn. Daarmee zijn ze getraind om hulp te ver­lenen in levens­be­dreigen­de situaties. Aan de hand van dit protocol maken trauma-artsen en -verpleeg­kundigen de juiste keuzes. Het stelt duide­lijke prio­ri­­teiten voor hulp in soms chaotische situa­­ties. Dat zoiets zich op het voet­bal­veld kan voor­doen, werd nog niet zo heel lang geleden duidelijk bij het drama met Ajacied Nouri. Op dergelijke situaties is ons team voor­bereid, ongeacht of dit nu om de hoek van de straat gebeurt of in het stadion onder het oog van duizenden mensen.” Terwijl hij wijst naar Winesh


Werk/privé

Tekst Corrie Kooijman Fotografie Edwin Wiekens

De Amphia-selectie specialisten voor het EK vrouwenvoetbal. V.l.n.r.: Peter Joosten, Winesh Ramphal, Kasper Roth, Ante Prikic, Cloé Peters en Maarten Beek

Ramphal, aios chirurgie, legt hij uit dat er voortdurend een arts aan de rand van het veld staat. De regen komt inmiddels met bakken uit de donkere lucht vallen die boven het stadion hangt. Wij verplaatsen ons naar een hoger en droger deel van de tribune. “Daarnaast is een arts belast met de com­municatie tussen de begeleiding, teams en het stadion”, gaat Joosten verder. Bij deze wedstrijd is de leiding in handen van Ante Prikic, orthopeed in opleiding.

Inzet

De ploeg van het Amphia-team is voor, tijdens en na alle trainingen en wed­strijden in het Rat Verlegh Stadion aan­wezig. Hun aan­wezigheid is ge­pland op basis van het wed­strijd­schema. Dat zijn dus de nodige uurtjes, zowel overdag, in de avond als in de weekenden. De artsen in opleiding tot specialist krijgen een compensatie van de voetbalbond. Voor Joosten betekent de voetbalavond in zijn vakantie dat hij een

dag later naar de camping vertrekt, maar dat vindt hij geen enkel probleem. “Het is ontzettend in­spirerend als team bij te dragen aan de EK-wedstrijden en dit live mee te maken. Maar bovenal is het gaaf je vak buiten de muren van het ziekenhuis eens op een heel andere manier uit te oefe­­nen. Het is voor iedereen een leerzame er­varing en door zichtbaar aanwezig te zijn, dragen we tegelijk onze visie op gezond­ heid uit.” September 2017 | 11


Achter het nieuws

Welke arbocatalogi zijn er zoal? Er zijn arbocatalogi voor de volgende sectoren: • (Openbare) apothekers: www.arbo-apotheek.nl • Gehandicaptenzorg: www.arbocatalogusgehandicaptenzorg.nl • Gemeenten: www.aeno.nl/ons aanbod?q=arbocatalogus • Ggz: www.arbocatalogusggz.nl • Huisartsen: www.lhv.dearbocatalogus.nl • Jeugdzorg: www.fcb.nl/arbocatalogus/jeugdzorg • Universiteiten: www.vsnu.nl/arbocatalogus.html • Umc’s: www.dokterhoe.nl • VVT: www.arbocatalogusvvt.nl • Ziekenhuizen: www.betermetarbo.nl

Veilig en gezond werken met arbocatalogus Een arbocatalogus helpt werknemers veilig en gezond te werken. Maar wat is dat eigenlijk, een arbocatalogus? En wat heeft u eraan? “Het is in feite één groot naslagwerk met mooie instrumenten en tips voor werknemers.”

LAD magazine | 12


Tekst Corrie Kooijman Fotografie Shutterstock

De LAD vindt het van groot belang dat werk­­nemers veilig, verantwoord en ook met plezier kunnen werken. “Goede ar­beids­­ omstandigheden zijn daar­voor een rand­ voorwaarde. Daarop zet­ten we in in de cao’s en de arbeids­voorwaardenregelingen die we afsluiten, omdat werkgevers en werk­ nemers samen moeten zorgen voor een ge­zonde en veilige werk­omgeving”, zegt LAD-directeur Caroline van den Brekel. “Arbocatalogi helpen daarbij, maar van het bestaan ervan mag meer be­kend zijn bij artsen en zorgprofessionals. De on­be­kend­ heid ermee is jammer, want voor elke bran­ che is er een arbocatalogus met allerlei handige tools.”

“Iedere organisatie moet een eigen arbobeleid ontwikkelen”

De komst van arbocatalogi gaat terug naar de wijziging van de Arbowet in 2007. Tot die tijd waren veel zaken op het vlak van arboregelgeving zeer gedetail­leerd in de wet beschreven. Dat moest anders, vond men indertijd. De arbo­regel­geving werd globaler en niet langer werd alles op detailniveau voorgeschreven. De destijds vernieuwde Arbowet omvat een gerichte aanpak voor veilig en gezond werken op brancheniveau, door voor elke branche een arbocatalogus op te stellen. De Arbo­­wet biedt daarmee werk­gevers en werk­­nemers veel ruimte om zelf in­vul­­ling te geven aan gezond en veilig werken. In de arboregelgeving staan nu de kaders beschre­ven, maar de uit­­wer­ king hiervan naar con­crete maat­regelen en oplos­sin­gen, wordt aan de branches zelf over­ge­laten. Op grond van de specifieke arbeidsrisico’s voor de betreffende sector beschrijft een arbo­catalogus per onder­werp de maa­t­ regelen en oplossingen waar­­mee werk­­ gevers en werknemers risico’s kun­­nen voorkomen of beperken. Er zijn inmiddels voor alle branches arbo­­­­catologi opgesteld (zie kader) met be­trok­­­­ken­­­heid van werkgevers- en werk­ne­mers­organisaties. Ook de LAD speelt daar­in een rol. Zo par­ tici­peert de LAD via werk­nemers­organisatie FBZ in tal van arbeids­­markt­fondsen voor de verschil­lende zorgbranches. Bij deze fondsen zijn de ontwikkeling en het beheer van arbo­catalogi ondergebracht.

Naslagwerk met handige tools

Hoe ziet zo’n catalogus eruit, en wat heb­ ben artsen en zorgprofessionals eraan? “Een catalogus kun je zien als een web­ site met instrumenten, richtlijnen en handige producten”, legt Margot Eekhout uit. Zij is senior adviseur bij CAOP, het kennis- en dienstencentrum op het gebied van arbeidszaken. In opdracht van verschillende arbeidsmarktfondsen, waarin sociale partners samenwerken, is zij betrokken bij onder meer de catalogi voor de ziekenhuizen, umc’s en de gehandicaptenzorg. “Behalve dat er ont­zettend veel informatie te vinden is in de catalogi, zoals over de wet en allerlei instrumenten, kunnen artsen en andere zorgprofessionals op de werkvloer hun voordeel doen met tal van handige producten die helpen bij gezond en veilig werken in de dagelijkse praktijk. Denk bijvoorbeeld aan de Goedenachtapp met tips over het voorbereiden en goed doorkomen van een nachtdienst, of aan een filmpje dat uitlegt hoe veilig om te gaan met cytostatica. Bij het ont­­ wik­kelen van arbocatalogi werd uit­ gegaan van de arbeidsrisico’s in elke branche. Een begeleidingscommissie met vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers is daarmee aan de slag gegaan. Beter met arbo was des­tijds de eerste zorgcatalogus die werd op­ge­le­­­verd voor werknemers en arbo­­coör­di­na­ toren in de zieken­huis­sector.”

“De websites van de catalogi in de zorg ontwikkelen zich steeds verder, waar­bij de bestaande inhoud steeds aantrek­ke­lijker en visueler gepresenteerd wordt”, vervolgt Eekhout. “Dit sluit aan op de veranderde informatiebehoefte en het zoekgedrag van werknemers. Ze blijken behoefte te hebben aan korte kernachtige informatie, liefst visueel bijvoorbeeld in de vorm van een filmpje. De informatie moet ook snel vindbaar zijn.”

Inzichten benutten

De onlangs vernieuwde arbocatalogus voor de ge­handicaptenzorg is een mooi voorbeeld hoe rekening te houden met de wen­sen van werknemers. “Daarnaast kijken we naar het delen van informatie over bepaalde arbeidsrisico’s die voor meer­dere sectoren gelden. Denk daarbij aan het werken in de nacht of aan het werken met gevaarlijke stoffen. Die gelden im­mers net zo goed voor werknemers in ziekenhuizen als in umc’s. Op dat vlak maken we gebruik van elkaars kennis door uit te wisselen en te verwijzen naar de handige tools die de verschillende fondsen al ontwikkeld hebben. Dat helpt bij het delen van nieuwe inzichten en leg­gen van de verbindingen. Neem bij­voorbeeld een onderwerp als agressie tegen werknemers. In alle zorgbranches hebben werknemers daarmee in meer­dere of mindere mate te maken. On­ge­acht waar mensen werken, geldt het advies om een incident altijd

Veilig werken in de gehandicaptenzorg Bij een blik op de website www.arbocatalogusgehandicaptenzorg.nl zijn in één oogopslag de arbo-onderwerpen te zien die relevant zijn in deze branche zoals: ik voel me onveilig, ik heb nek- en/of rugklachten, hoe verlicht ik werkdruk en hoe voorkom ik infecties? Belangrijke risico’s als agressie en werkdruk zijn direct uitgelicht. De werknemers krijgen oplossingen aangereikt in de vorm van informatie, tips en tools. Een checklist bijvoorbeeld waarmee ze kunnen nagaan of ze in balans zijn. Als u in de gehandicaptenzorg werkt en vragen heeft over uw arbeidsomstandigheden, loont het de moeite de site eens verder te bekijken.

September 2017 | 13


Hoe zorg je voor een optimale nachtdienst? Hoe zorgt u ervoor om fit te zijn tijdens de nachtdienst? Dat is zowel van belang om goede zorg te leveren als voor uw eigen gezondheid. Om personeel tijdens nachtdiensten te helpen gezond en fit te blijven, heeft de StAZ (Stichting Arbeidsmarkt Ziekenhuizen) samen met SoFoKleS (het Sociaal Fonds voor onder meer de umc’s) de app Goedenacht ontwikkeld. Deze gratis app staat vol praktische informatie en tips om vitaal en gezond te blijven tijdens de nachtdienst in een ziekenhuis. De app bevat vier onderdelen met bruikbare tips, weetjes en hulpmiddelen. Zo ziet u wat u het beste kunt eten rond en tijdens de nachtdiensten, ondersteund door smakelijke recepten. Ook kunt u een ‘alert’ instellen, zodat u een signaal krijgt wanneer u het beste iets kunt eten. Met een spelletje kunt u tijdens de nachtdienst testen hoe alert u bent. Kijk op www.staz.nl/ arbeidsomstandigheden/app-goedenacht voor meer informatie.

te melden en daarvan aangifte te doen. Het kan natuurlijk wel uitmaken in welke setting (bijvoorbeeld tijdens een bezoek aan de apotheker of op de spoedeisende hulp) de werknemer met agressie te maken heeft. Daarom verschillen soms wel de maat­regelen die nodig zijn om agressie in een bepaalde situatie tegen te gaan.”

“ Werknemers weten niet altijd van het bestaan van arbocatalogi, terwijl die veel nuttige tips en tools bevatten” Wat moet mijn organisatie doen?

“Iedere organisatie moet volgens de Arbo­ wet naast de voor de branche beschikbare arbocatalogus een eigen arbobeleid ont­ wikkelen”, verheldert Eekhout. Volgens de Arbowet moet elke organisatie periodiek een Risico Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E) doen. Dat is een systematisch onder­­­­zoek naar de risico’s voor de veilig­heid en ge­­zond-­ heid van werknemers. “Op basis daar­van moet de werkgever een plan van aan­pak opstellen om de ge­sig­na­­leerde risico’s weg te nemen, te be­­­per­ken en te beheersen. Zo bevat de RI&E criteria voor de werk­plek, maar ook voor de psychosociale arbeids­ belasting (waar­onder werkdruk en agressie vallen). Met de arbocatalogus hebben de­genen die zich binnen de organisatie bezig­houden met het arbobeleid allerlei instru­menten voorhanden. De catalogus

LAD magazine | 14

helpt hen risico’s te beoordelen en aan te pakken. Een goed beleid om bijvoorbeeld fysieke belasting zoveel mogelijk te beperken, is gebaseerd op een helder en compleet beeld van de aanwezige risico’s. De RI&E biedt hier­voor een basis, maar de arbocatalogus helpt bij een nadere inventarisatie en aan­­slui­ ten­­­de oplossingen voor de orga­nisatie. Volgens de Arbowet moet de werk­­­gever aan de ondernemingsraad of per­soneels­ vertegenwoordiging vragen of zij kun­nen instemmen met de RI&E en het bij­be­ho­ren­ de plan van aanpak.”

een professionele arbocatalogus op te stellen, worden de catalogi niet uitgebreid getoetst, maar marginaal. De Inspectie SZW controleert wel op naleving van weten regelgeving en houdt daarbij rekening met de oplossingen uit de arbocatalogus. Neemt de werkgever ook daadwerkelijk die maatregelen die erin staan? Ervan afwijken mag, mits daar een onderbouwde reden voor is. Verder wordt de vraag gesteld of bij navolging voldaan wordt aan de wettelijke normen. De inspectie toetst dit door middel van een quickscan: is de catalogus begrijpe­ lijk, logisch en niet in strijd met de wet?

Wat doet de Inspectie SZW?

Meer weten? Kijk op: www.arboportaal.nl/ onderwerpen/arbocatalogi.

Omdat de overheid erop vertrouwt dat werkgevers en werknemers in staat zijn

Veilig werken met cytostatica Wat kunt u doen om veilig te werken met cytostatica? Op Dokter Hoe staan allerlei handige filmpjes over hoe veilig te handelen. Werken met cytostatica is risicovol omdat deze kankerremmende geneesmiddelen zelf ook kankerverwekkend kunnen zijn. Daarom moet blootstelling eraan worden voorkomen door te zorgen dat iedere werknemer die ermee werkt zorgvuldig handelt, zowel in het belang van zijn eigen veiligheid als die van anderen. Werkgevers moeten voorlichting en instructies geven om er­voor te zorgen dat de werknemers bewust zijn van de risico’s van het werken met cytostatica. Filmpjes hierover (en over tal van andere onder­werpen) zijn te zien op: www.dokterhoe.nl/best-practices of via de app Dokterhoe.


Millennial-dokter Ik ben een millennial. Deel van een verloren generatie, gekenmerkt door identiteitscrisis, keuzestress en burn-out. Ik heb niets anders om naar uit te kijken dan een toekomst zonder zekerheid, een precaire pensioenpot en beperkte toegang tot de gezondheidszorg. Als ik de opiniemakers onder mijn generatiegenoten mag geloven, word ik hevig bedreigd door de wankelende arbeidsmarkt met haar tijdelijke contracten, bezuinigingen in de zorg en de opkomst van nieuwe apps en big data. Tegen die opiniemakers zeg ik: wat een onzin.

Anna Verhulst rondde in 2016 haar studie geneeskunde af en is nu anios interne geneeskunde. In haar studen­ ten­­tijd was Verhulst onder andere actief als bestuurslid bij De Genees­ kun­de­­­student, als voorzitter van de werk­­groep Studenten van het Platform Medisch Leiderschap en als lid van de redactieraad van Arts in Spe. Daarnaast schreef ze wekelijks columns voor Observant, de universiteitskrant van Maastricht, waarvan een selectie ver­ scheen in de bundel Het is wit en staat in de weg.

Ik ben een millennial-dokter en daar ben ik trots op. De dynamiek op de arbeidsmarkt biedt mijn collega’s en mijzelf talloze kansen. In plaats van een voorgekauwd pad van student naar pro­mo­ ven­dus naar arts-assistent naar specialist naar professor, zijn er opeens veel flexibelere carrières denkbaar. Een orthopeed kan opleider worden, een huisarts politicus en een arts-assistent be­stuur­der van een stichting. Een chirurg kan mee­werken aan de ontwikkeling van de nieuwste OK-robot, een radioloog kan een anderhalve-lijn centrum oprichten en een jeugdarts kan op het mini­sterie preventiebeleid ontwikkelen. Dat soort divergerende carrières zijn momenteel nog meer de uitzondering dan de norm, maar ik geloof dat dat gaat veranderen. Wij zijn immers de generatie zorgverleners die mag gaan surfen op de golven van maatschappelijke en technologische ontwikkelingen. Millennial-dokters zijn ambitieus en gedreven. Waar we nog aan moeten wennen, is dat we die ambitie niet alleen op onze eigen carrière moeten projecteren, maar ook op het zorg­land­ schap waarin wij ons werkende leven gaan

doorbrengen. Hoe we zorg in de anderhalve lijn gaan vormgeven, mogen wij als medische pro­fes­ sie simpelweg niet alleen overlaten aan zorg­ ver­zekeraars en bestuurders. De manier waarop we in de toekomst dure geneesmiddelen gaan bekostigen, is te belangrijk om aan de farma­ ceutische industrie en politiek over te laten. eHealth en technologische ontwikkelingen zijn on­ontbeerlijk in de zorg van de toekomst, maar moeten door professionals wel in de juiste context worden geplaatst. Eerlijk is eerlijk: de uitdagingen zijn groot. Maar het is juist deze generatie zorg­ pro­fessionals die daar tegen is opgewassen. Wij zijn flexibele, bevlogen en creatieve millen­ nial-­dokters. Juist wij bezitten de vaardigheden en de mindset om al die uitdagingen het hoofd te bieden. Wat ons soms lijkt te blokkeren, heeft niets te maken met een generatiekloof of identi­ teits­crisis. Het is angst voor het onbekende. De mogelijkheden mogen soms eindeloos lijken en de uitdagingen complex, maar dat hoeft ons niet te benauwen. Wij zijn de millennial-dokters, wij zijn er klaar voor.

September 2017 | 15


Zonder stress naar je werk

“Werk zou energie moeten opleveren” In het bedrijfsleven tel je nauwelijks meer mee als je geen coach hebt die je helpt om bevlogen en vitaal te blijven, maar voor veel artsen en zorgprofessionals is gecoacht worden nog altijd een drempel. VvAA wil dat met de vitaliteitstool GRIP veranderen. “Je moet deze tool zien als een online boek, waarbij je zelf bepaalt hoe lang het is, welke hoofd­ stukken je leest en hoe groot de impact daarvan is”, aldus Annette van Ginkel, senior adviseur communicatie en als coach verbonden aan GRIP.

VvAA deed in 2014 en 2015 een onderzoek naar ‘bezieling’. De belangrijkste bevinding is dat zorgprofessionals meer bezield werken dan gemiddeld werkend Nederland en dat bezielde zorgprofessionals tevreden en ge­ luk­kig zijn. Maar de bezieling in de zorg staat wel onder druk: ruim 13 procent van de zorg­­­pro­fes­­sionals werkt niet bezield. Zij voelen zich uitgeput en zijn cynisch, pres­teren on­der­­maats en vallen vaker en langer uit. Deze zomer werd het onderzoek her­haald, en de voorlopige resultaten laten na­ge­noeg hetzelfde beeld zien. “Het aantal zorg­profes­sionals met burn-­outklachten is iets gestegen, maar het goede nieuws is dat dit niet significant is ten opzichte van de vorige meting. Maar we hadden natuurlijk gehoopt dat het zou zijn gedaald”, zegt Van Ginkel. Dat dit niet is gebeurd, geeft volgens haar aan dat het werk voor een aan­­­­tal zorg­­pro­fes­sionals nog steeds méér ener­­gie kost dan dat het ze oplevert. “De tijd die ze voor patiënten kunnen nemen wordt steeds korter, ze hebben te maken met veel regel­geving, administratieve lastendruk en patiën­ten zijn mondiger geworden. Alles bij elkaar LAD magazine | 16

opgeteld zorgt dat voor een hoge werk­­druk en emotionele belasting, die uit­eindelijk tot een lagere bezieling kunnen leiden.”

dwijnt, gaat er dus iets mis. Ze kunnen dan best een coach gebruiken die hen helpt zich (weer) persoonlijk te ont­wikkelen.”

Zwaktebod

Stressoren en energiebronnen

Omdat het in het maatschappelijk belang is dat zorgprofessionals bezield werken, ondersteunt VvAA haar leden hierin. Zo ging het CarrièreCentrum Zorg (CCZorg) van VvAA op zoek naar een manier om zorg­pro­ fes­sionals te helpen hun bezieling terug te vinden. “Uitgangspunt was om mensen munitie te geven om het heft in eigen hand te nemen, maar de grote vraag was: hoe doen we dat?”, vertelt Amarens Kerkhof, adviseur bij CCZorg. “Onze ervaring is dat artsen en ook andere zorgprofessionals de werkdruk als een gegeven beschouwen: het hoort erbij en als je het niet aankan, wordt dat toch een beetje als een zwaktebod ge­zien. Artsen zijn bovendien heel vak­in­houdelijk bezig en minder met hun per­soon­lijke ontwikkeling, sterker nog: ze vergeten zichzelf daar een beetje in. Ontzettend jam­mer, omdat ze vaak vanuit een soort idealisme voor dit vak hebben gekozen. Als die bezieling ver­

Om zorgprofessionals verder te helpen, was het volgens Van Ginkel belangrijk om de drem­ pel zo laag mogelijk te maken. “We kwamen uit bij GRIP, een initiatief van hoog­­leraar psychologie Wilmar Schaufeli en zijn zoon, econoom Elco Schaufeli. Zij ont­wik­­kelden met externe partners een on­line vitaliteitstool, gebaseerd op het Job Demands - Resources (JD-R) model, die mensen inzicht geeft in hun stressoren (wat levert je stress op?) en energiebronnen (waar­van krijg je energie?).” GRIP start met een scan, waarbij de deel­ nemer vragen beantwoordt over persoon­lijke stressoren, energiebronnen, competen­ties en het persoonlijke en fysieke welzijn. Het invullen kost ongeveer twintig minuten en levert een overzicht op van wat de deel­nemer energie oplevert en kost. “Het werkt volgens een stoplichtsysteem: bij groen ben je goed op dreef, bij oranje is het ‘mwoah’ en rood staat voor alarm”, vertelt Van Ginkel. “Af­


Tekst Marjolein Dekker Fotografie Shutterstock

Bloggen? Volgens Van Ginkel rust er onder zorgprofessionals nog altijd een taboe op coaching. Juist daarom is VvAA op zoek naar enkele GRIP-deelnemers die blogs willen schrijven over hun ‘ontwikkelreis’. “We zoeken mensen die laten zien wat ze onderweg tegenkomen, hoe ze daarmee omgaan en waar dat uiteindelijk toe leidt. Eigenlijk zoeken we dus deelnemers die een lans willen breken voor goed in je vel zitten.” Interesse? Meld u dan aan bij grip@vvaa.nl o.v.v. GRIP bloggen. VvAA stelt GRIP aan deze gebruikers kosteloos beschikbaar.

“Artsen vergeten zichzelf soms een beetje”

han­­kelijk van de resultaten adviseert GRIP de deel­nemer welke modules het meest pas­­sen bij zijn/haar scores. Er zijn in totaal 55 mo­­du­les waarmee je aan de slag kunt. Bij het ont­­wik­kel­gebied ‘Neem regie’ horen bij­voor­beeld acht modules, variërend van ‘Neem regie over je tijd’ tot ‘Creëer meer ba­lans in je leven’ en ‘Neem verant­woor­de­lijk­heid’. Iedere module bestaat uit theorie, filmp­jes, inspiratievoorbeelden én oefenin­gen.”

Steentje in je schoen

De vraag dient zich aan of mensen die oefenin­gen wel op eigen houtje gaan doen. Van Ginkel denkt van wel. “De eerste zorg­ professionals die van GRIP gebruik­maken, zijn niet alleen nieuwsgierig, maar willen ook echt iets verbeteren; ze hebben zich niet voor niets aangemeld. Ze merken dat er een steentje in hun schoen zit dat eruit moet, maar weten niet hoe. Of ze dat steen­ tje er uiteindelijk uithalen of dat ze ermee blijven lopen, is aan hen, maar wij hopen natuurlijk op het eerste.” Deelnemers kunnen met GRIP zelf hun route uitstippelen. Dat kan zelfstandig, maar de

De definitieve resultaten van het onderzoek naar bezieling zijn eind september in te zien op vvaa.nl/bezieling-in-dezorg.

tool is ook in combinatie met een coach te volgen. “Je schaft GRIP voor een jaar aan, en bepaalt gedurende dat jaar zelf het tempo, je kunt 24/7 inloggen. Heb je gekozen voor het pakket met coach, dan is het ook aan jou wanneer je die inschakelt: dat kan per mail, via Skype, Facetime, WhatsApp of tele­ fonisch; net wat je wilt.” Het mooie van deze formule is volgens Van Ginkel dat deelnemers zelf de diepte be­palen. “Bovendien hóeven anderen niet te weten dat je er gebruik van maakt. Dat maakt het heel laag­drempelig.” Ze bena­drukt wel dat GRIP niet geschikt is voor mensen die al een (zware) burn-­ out hebben. “Dan heb je andere bege­lei­ding nodig die je kunt verkrijgen via je huisarts.”

inkoopt. Als iedereen de startscan invult, levert dat een soort nulmeting op voor hoe een instelling scoort op duurzame inzet­baar­ heid en waar aanknopingspunten zitten om het energieniveau binnen de betref­fen­de instelling te verbeteren”, meent Van Ginkel. GRIP levert VvAA daarnaast ook zelf nuttige informatie op. “Als veel mensen meedoen, levert dat een enorme benchmark op. Natuurlijk krijgen wij de uitkomsten alleen geanonimiseerd terug, maar we kunnen daar wel uit afleiden welke elementen zor­gen voor stress. Dat is ontzettend nuttige info voor onze dienstverlening en de ontwik­ke­laars van GRIP om in de toekomst nog beter bij de zorg passende interventies te ontwik­kelen.”

Instellingsbreed

GRIP kost op jaarbasis 125 euro (excl. btw); inclusief coaching is dat 375 euro (excl. btw). Voor instellingen/afdelingen die GRIP voor een team willen gebruiken, zijn speciale teammodules beschikbaar. Voorwaarde is wel dat dan ten minste zeven personen deelnemen.

Het is nog te vroeg om te meten welke resul­­ taten GRIP oplevert: de tool is deze zomer gelanceerd en zo’n 100 mensen maken er intussen gebruik van. Daarnaast onder­­­ zoekt VvAA ook de mogelijkheden om GRIP in­stel­lings- of afdelingsbreed te im­ple­men­ te­ren. “Stel je voor dat een in­stelling of een vakgroep GRIP voor alle medewerkers

Meer weten? Kijk op www.vvaa.nl/grip. September 2017 | 17


Bureau in beeld

Druk onderhandelingsjaar ­­ De eerste helft van dit jaar was een vrucht­bare cao-periode. Voor een aantal om­vangrijke cao’s werden akkoorden gesloten, vaak met een relatief lange loop­tijd. Zo lopen de nieuwe cao’s Gehandicaptenzorg, GGZ, Jeugdzorg en Ziekenhuizen alle vier pas in 2019 af en dat is prettig: het brengt wat ‘rust’ in de tent én het geeft ons de tijd om afspraken uit de cao goed uit te werken. Samen met de andere cao-partijen gaan we voor de gehandicaptenzorg bijvoorbeeld aan de slag om een handreiking Scholings­ verzoek te maken. En in de ggz moet een onderzoek naar gezond roosteren worden opgestart. Twee voorbeelden van zaken die de komende tijd gaan lopen. Betekent dit dat we een rustig najaar in het verschiet hebben? Nee, integendeel! Deze zomer liepen de Cao Nederlandse Universiteiten en de Cao Hidha af, en aan het eind van het jaar geldt dat ook voor de cao’s Gezondheidscentra/ Arbeids­voorwaardenregeling Huisartsen in Gezondheidscentra (AHG), Arbo Unie, Apothekers in dienstverband, SBOH en UMC. De komende tijd zullen we dus weer aan veel cao-tafels te vinden zijn. Er wordt me vaak gevraagd hoe we in al die onderhandelingen te werk gaan en waarom niet aan iedere tafel hetzelfde resultaat kan worden bereikt. De ant­ woor­den zijn simpel en complex tegelijk. Uitgangspunt voor alle onder­handelingen is ons Arbeids­voor­waarden­beleid, waarin we ieder jaar uiteenzetten wat we willen bereiken, zowel qua materiële als voor immateriële zaken. Het Arbeids­voor­waar­­­ den­­beleid is daarmee de basis voor onze onder­handelaars, maar natuur­lijk kent iedere sector zijn speci­fieke aan­dachts­ gebieden. Daarom bepalen we bij iedere cao voorafgaand aan de onder­handelingen onze inzet, en betrekken onze leden en de klank­bord­groep daar ook bij. Dat kan voor de ene cao tot een andere inzet leiden als voor de andere. Of we alle punten uit onze inzet ook daad­ werke­­lijk kunnen realiseren, is afhanke­ lijk van veel factoren. Allereerst is de financiële ruimte per sector niet gelijk. Ziekenhuizen worden op een andere LAD magazine | 18

Nieuwe website Binnenkort gaat de LAD-website volledig op de schop, zodat u sneller, gerichter en makkelijker de informatie kunt vin­ den die u nodig heeft. Op de nieuwe web­site vindt u filmpjes over wat we doen, staat per cao overzichtelijk op een rij welke bepalingen voor u gelden en vindt u ook gemakkelijker docu­men­ ten en publicaties die voor u van belang zijn. Voordeel is bovendien dat de nieuwe site ook op mobiele apparaten (smart­phone en tablet) goed leesbaar is. Via de nieuwsbrief laten we weten wanneer de nieuwe site in de lucht is.

manier gefinancierd dan jeugd­zorg­instel­ lingen, en de ene sector heeft te maken met meer bezuinigingen dan de andere. Daarnaast heeft iedere sector ook haar eigen ‘issues’. Artsen in zieken­huizen draaien bijvoorbeeld nachtdiensten; een bedrijfsarts doet dat niet. En werkdruk of agressie is voor de ene beroepsgroep een groter probleem dan voor de andere. Om het nog extra complex te maken, zitten we voor iedere cao met andere partijen om de tafel. Voor sommige cao’s (zoals de SBOH en Apothekers in dienstverband) zijn we de enige partij namens werknemers, terwijl we aan andere tafels soms wel met drie andere werknemersorganisaties om de tafel zitten. En het zal u niet verbazen dat iedere partij haar eigen agenda heeft … Kortom: het is ieder keer weer een proces van geven en nemen en dat leidt niet altijd tot hetzelfde resultaat. Maar natuur­lijk wegen we wel goed af of de resultaten in verhouding staan tot elkaar. Juist daarom is het zo prettig dat we aan zoveel cao-tafels vertegenwoordigd zijn. Daardoor kunnen we het totale pakket aan afspraken van de ene cao goed af­ zetten tegenover het andere. En als we con­cluderen dat het niet genoeg is, gaan we terug naar de onderhandelingstafel. Met ruim 30.000 leden zijn we immers een partij geworden waar je niet meer zo­­maar omheen kan; en daar plukt u uit­ eindelijk de vruchten van! Caroline van den Brekel directeur

LAD @LADactueel Voorzitter NVKF @VoorzitterNVKF Mooi interview met klinisch fysicus en LADbestuurslid Donné Pans in @LADactueel Magazine. @Nice2Hear @AdelanteZorg LAD @LADactueel Oproep @LADactueel & @DeGnskStudent in gezamenlijke special: focus tijdens de opleiding méér op sociale geneeskunde! #onbekendonbemind LAD @LADactueel Sinds 1-9 heeft @KNMG een bestuur-nieuwestijl. LAD-voorzitter @ckeijzer vertegenwoordigt medisch specialistische geneeskunde.

Colofon Kwartaalblad van de Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband (LAD) met nieuws, opinie en achtergrondinformatie. (oplage 31.400) Redactieadres Janssoniuslaan 34-36, Postbus 20058, 3502 LB Utrecht, Telefoon (030) 670 27 27, E-mail: redactie@lad.nl Redactie Caroline van den Brekel, Marjolein Dekker en Corrie Kooijman Redactiecommissie Joeri Arkink (apotheker), Wouter Blox (aios longziekten), Edwin Duijzer (geneeskundestudent) en Anne Lisa Wolf (klinisch fysicus in opleiding) Columnist Anna Verhulst (anios interne geneeskunde) Fotografie Ivar Pel Illustraties Ronald Slabbers Vormgeving Member Since Druk Centrum Drukwerk ISSN-nummer 2213-9923


Vijf nieuwe ledenraadsleden een kiesgroep in de ledenraad vertegen­ woordigd. Met de ledenraadsleden praten en brainstormen we drie à vier keer per jaar over onze koers en strategie van de LAD.

De LAD heeft deze zomer vijf nieuwe leden­ raadsleden mogen verwelkomen: Steffi Rombouts (aios oogheelkunde) en Edith van Esch (aios obstetrie en gynaecologie) vertegenwoordigen vanaf nu de aios, Dany Haroun (anios cardiologie) de basis­ artsen, Bertil Mommers de bedrijfs- en verzekeringsartsen en Jannes Sipkens de aios huisartsgeneeskunde.

Vacante zetels Dit jaar ontstond een aantal vacatures van­wege het vertrek van een paar leden­ raadsleden. Met de nieuwe ledenraads­ zetels zijn de vacante zetels weer ver­vuld. Alleen voor de kiesgroep ‘Hidha’ en ‘Artsen in opleiding tot arts voor ver­stan­de­lijk gehandicapten of specialist ouderen­ge­ nees­kunde’ bestaan nog vaca­tures.

De LAD heeft in 2015 een ledenraad inge­ steld, om te zorgen dat alle verschillende leden goed zijn aangesloten op en betrok­ ken worden bij het beleid van de LAD. Iedere ‘ledengroep’ (18 in totaal) is in

Overlijden Claire Nolte Begin dit jaar maakte Claire Nolte (aios anesthesiologie) bekend de ledenraad te verlaten. Net toen haar opvolging deze zomer rond was, ontvingen we het droevige bericht dat Claire op 30 juli is overleden. Ze was niet alleen actief voor de LAD, maar zette zich ook voor andere organisaties in voor de belangen van aios, waaronder De Jonge Specialist. Wij zijn Claire zeer erken­ telijk voor haar verdiensten en wensen haar familie en dierbaren veel sterkte toe met het verwerken van dit moeilijke verlies.

In getal Het Kennis- en DienstverleningsCentrum

40%

behandelde in de eerste helft van 2017

1.210

van de signalen van zorgfraude gaat over

vragen en (juridische) dossiers

upcoding:

(bron: Federatie Medisch Specialisten en LAD)

een duurdere behandeling declareren dan gegeven

Het aantal vacatures in de ggz steeg vorig jaar met

28,5% 5.151 tot

(bron: Intrakoop en Verstegen)

Het aantal opleidingsplekken voor medisch specialisten en profielartsen daalt van

1.446

in 2011 naar

1.175

in 2018

(bron: ministerie van VWS)

(bron: Informatie Knooppunt Zorgfraude (IKZ))

Huisarts-, kindergeneeskunde en chirurgie zijn de

3

populairste specialismen onder coassistenten (bron: Co-assistent Confessions)

Jaarlijks wordt tegen zo’n

1.000

artsen

een tuchtklacht ingediend (bron: Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg)

September 2017 | 19


Vrijdag

27

2017 oktober 09:00 uur – 17:15 uur in Zwolle

Wat weet jij over

VALUE BASED HEALTHCARE?

Een inspirerend congres over wat ‘toegevoegde waarde’ betekent in de gezondheidszorg. Zowel voor jou in je dagelijkse praktijk, als voor jouw patiënten en jouw ziekenhuis. Ontdek hoe innovatie en verbetering onderdeel worden van de dagelijkse klinische praktijk en wat jij hiermee kan doen.

Stel je eigen programma samen:

• Kies uit maar liefst 18 workshops over Value Based Healthcare, de ins en outs van je opleiding en je toekomstige baan • Een aansprekend plenair programma • Gratis pensioencheck • De uitreiking van de Opleidingsprijs 2017!

Nomineer je opleider via: dejongespecialist.nl/opleidingsprijs

Meld je nu aan via www.dejongespecialist.nl/aiosupgrade

Deelname is €35,- voor leden van De Jonge Specialist, €100,- voor niet-leden. Als je lid wordt, betaal je €35,-. powered by:


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.