ZAAL Z – 2018-2019 27
Foto Karin Borghouts
ZAAL Z MUSEUMMUZE Wannes Cappelle, Het Zesde Metaal en de collectie / GESPREK Adriaan Raemdonck over 50 jaar De Zwarte Panter / HET NIEUWE MUSEUM Veelkleurige gevels? / VRIENDEN Axel Vervoordt, een echte KMSKA-vriend / AANBEVOLEN Isolde Lasoen
JG 7 / NR 27 / DEC 18 - FEB 19
KONINKLIJK MUSEUM VOOR SCHONE KUNSTEN ANTWERPEN
2
51 Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) is omwille van renovatiewerkzaamheden gesloten. U vindt onze collectie ondertussen op verschillende locaties in binnen- en buitenland.
IN DIT NUMMER
Inlichtingen T +32 (0)3 224 95 50 F +32 (0)3 248 08 10 info@kmska.be Bibliotheek & Archief bezoek na afspraak Lange Kievitstraat 137 2018 Antwerpen T +32 (0)3 242 95 81 of archibib@kmska.be
Loep
In deze nieuwe rubriek lichten we bijzondere details uit. Weet u wat een ‘duivekater’ is? Straks wel. Museummuze
Artist in Residence Wannes Cappelle en Het Zesde Metaal lieten zich door de collectie muzikaal inspireren.
Over een duivels lekker gebruik > 9-11
Souvenir
Over parelmoer, Ensor en twee waaiers > 20-21
Correspondentie Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen Lange Kievitstraat 111-113 bus 100, 2018 Antwerpen T +32 (0)3 224 95 50 F +32 (0)3 248 08 10 info@kmska.be Vrienden van het KMSKA vzw Lange Kievitstraat 137 2018 Antwerpen Secretariaat bereikbaar op dinsdag en donderdag van 10 tot 12 uur en van 14 tot 17 uur. T +32 (0)3 237 75 09 F +32 (0)3 238 30 25 of info@vkmska.be
Antwerpen Onze-Lieve-Vrouwekathedraal REÜNIE. Van Quinten Metsijs tot Peter Paul Rubens tot eind 2019 Handschoenmarkt, 2000 Antwerpen www.dekathedraal.be Oostende Mu.ZEE Dromen van parelmoer. De ENSOR-verzameling van het KMSKA in Oostende tot 16/06/2019 Romestraat 11, 8400 Oostende www.muzee.be Oudenaarde MOU Adriaen Brouwer. Meester van emoties tot 16/12/2018 Markt, 9700 Oudenaarde www.adriaenbrouwer.be Drogenbos FeliXart Museum Moderne kunst uit het Interbellum tot eind 2019 Kuikenstraat 6, 1620 Drogenbos www.felixart.org
Over de schlemiel op Fouquets Madonna > 4-8
KMSKA geniet de steun van
Gesprek
‘Ik heb mijn leven opgebouwd door op te kijken naar anderen, niet door ze neer te sabelen.’ Adriaan Raemdonck over 50 jaar De Zwarte Panter > 12-19
Het nieuwe museum
Hoe zal het nieuwe museum zich straks presenteren? Over de restauratie van de (veelkleurige) gevels > 22-27
Wenen Kunsthistorisches Museum Bruegel tot 13/01/2019 Maria-Theresien-Platz, 1010 Wien www.khm.at Luxemburg Musée National d’Histoire et d’Art Drama and Tenderness. Flemish, Spanish & Italian Art of the Baroque tot eind 2019 Marché aux Poissons, 2345 Luxembourg www.mnha.lu
3
Wat doen wij nu?
‘Financiële dossiers zijn in een museum veel interessanter dan elders.’
Vrienden
Jesin Boudou, boekhouder > 28-29
‘Ik wil graag meewerken aan een verjongingskuur van het museum, aan de dynamiek die de mensen vragen.’ Axel Vervoordt, Vriend van het museum en zoveel meer > 39-44
Op de cover
Een terracotta in tranen
Boek
Wenend kindje > 49
‘Hij slaagde er maar niet in de juiste man op de juiste plaats te zijn.’
Tweeluik
Meesters van het raadselachtige. In Parijs en in de KMSKA-collectie Over Ménard, Mellery, Ciamberlani en Spilliaert > 30-33
Over het intrigerende leven van hoofdconservator Pol de Mont > 34-38
Aanbevolen
‘Ik ben al zo’n groot deel van mijn tijd met muziek bezig dat ik ook wel van de stilte kan genieten.’ Isolde Lasoen, muzikante > 45-48
4
Museummuze
5
Francisco de Goya, Tres de Mayo de 1808, 1814, olieverf op doek, 268 x 347 cm, Museo Nacional del Prado, Madrid
Schilderijen met muziek in
Welke kunstwerken uit de collectie van het KMSKA inspireren kunstenaars van vandaag? En waarom?
Door Fleur van Paassen en Wouter van de Koot Portretfoto Jesse Willems
Wannes Cappelle is frontman van Het Zesde Metaal, schrijver van de Vlaamse klassieker Ploegsteert, medescenarist van de bejubelde Canvas-serie Bevergem en nu ook resident van het KMSKA. Wannes staat bekend om zijn dichterlijke vondsten en de ontwapenende eerlijkheid waarmee hij zijn muziek brengt. Voor zijn nieuwe EP Meesters liet hij zich inspireren door zes schilderijen uit de collectie van het KMSKA.
Wat was je eerste intense ervaring met beeldende kunst? ‘Dat was op een reis naar Spanje, toen ik 22 was. Ik liep daar alleen rond in het Prado en zag plots het schilderij van Goya De derde mei in Madrid of De executies. Ik herkende het werk uit de lessen esthetica en was er altijd al door aangetrokken. Plots sta je dan voor zo’n schilderij, dat gigantisch groot en overweldigend is. Ik bekeek het met tranen in mijn ogen.’
6
Museummuze
‘Het leek wel alsof Fouquet heeft gedacht: “Wat een kwal is dit!”’
Jean Fouquet, Etienne Chevalier met de heilige Stephanus, ca. 1454-1456, olieverf op paneel, 95,9 x 88,2 cm, Gemäldegalerie, Berlijn
Had je, toen het museum jou vroeg om resident te worden, meteen een idee van wat je zou willen doen? ‘Ik had er niet meteen een idee bij, maar ik vind het dikwijls leuk als er een initiatief van buitenaf komt. Je weet dan dat er iets uit gaat komen wat je niet zelf zou bedenken zonder dat die vraag gesteld werd. We proberen eigenlijk altijd tussen twee platen een project te doen dat ons de kans geeft om een beetje te herbronnen. Dit kwam dus ook op een goed moment.’
Te kakken Voor ‘Meesters’ heb je zes werken gekozen en daarover een nummer gemaakt. Kun je van één werk het proces beschrijven, van beeld tot nummer? ‘Robin (Aerts, bassist en medecomponist van Het Zesde Metaal, red.) en ik zijn van nature eerder
verhalenvertellers, dus voor ons was het verhaal achter het schilderij wat ons het meeste boeide. We hadden de Madonna van Fouquet uitgekozen omdat ons was verteld dat het onderdeel was van een tweeluik dat voor het eerst sinds heel lang herenigd zou worden. Daar zat een mooi verhaal in. Dat was onze oorspronkelijke insteek. Maar toen we meer over het werk lazen, begon ons het verhaal te fascineren van de opdrachtgever, Etienne Chevalier, de schatbewaarder van de Franse koning Karel VII. Die laat zichzelf hier portretteren, terwijl hij de heilige maagd aanroept om te bidden voor zijn overleden echtgenote. Ik kon mij niet van de indruk ontdoen dat deze Etienne van de drie figuren op het tweeluik het mottigst afgebeeld was. Echt een gast die je niet wilt zijn. Het leek wel alsof Fouquet heeft gedacht: “Wat een kwal is dit!” Daar kwam nog bij dat deze madonna de maîtresse van Karel VII voorstelt, Agnès Sorel, die toen al
Museummuze
overleden was. Ik bedacht dat de Franse koning dat wel heel vreemd moet hebben gevonden: een werk waarop z’n schatbewaarder zíjn maîtresse aanbidt. Opeens kon ik me voorstellen dat Fouquet Chevalier te kakken wilde zetten zonder dat die het doorhad, zoals in de klassieke oudheid redenaars dat soms deden met hun keizers. We dachten: stel dat die Etienne Chevalier ons zou vragen om een lied te schrijven van hem voor Maria, dan moeten wij een tekst schrijven waarin hij er goed uitkomt, maar wij als tekstschrijvers eigenlijk nog veel beter. Zonder dat hij het door zou hebben.’
‘Nie lijk oes’ De sound van de EP is ook anders dan op jullie andere albums, meer elektronisch. Is dat iets wat je al langer wilde uitproberen of hoorde het echt bij dit project? ‘Dat was een richting die we eigenlijk sowieso aan het uitgaan waren. We hebben aan de nummers gewerkt tijdens onze theatertour, toen we met een heel beperkt instrumentarium van elektronica onderweg waren, zonder akoestische gitaren, zelfs zonder versterkers. Het was dus logisch om met dat palet de nummers te arrangeren.’
Bieke Depoorter, EGYPT. Cairo. March 2012. Beeld uit het boek As it may be, een inspiratiebron voor Wannes Cappelle.
7
8
Museummuze Hebben jullie de EP zelf geproduceerd? ‘Ja, Robin en ik hadden zes liedjes geschreven op gitaar, met zanglijn en al. Dit ontstaat altijd heel organisch. Normaal speel ik dan op de repetitie het lied voor en kijken we hoe we het verder kunnen aanpakken. Dit keer liet ik enkel de tekst horen en was het aan de band om er een nummer van te maken. We hadden wel steeds de oorspronkelijke versie achter de hand, voor als er geen inspiratie zou zijn of het volledig in de soep zou draaien.’ En hoe werkte dat? ‘Er zijn momenten geweest dat we dachten, nu moeten we de song erbij pakken en even laten horen wat het idee was, want we zitten op een raar spoor. Nie lijk oes, naar Zelfportret met de zwarte ooglap van Rik Wouters, is een voorbeeld van een nummer waar we redelijk ver van het oorspronkelijke idee zaten. De muziek deed af breuk aan de vertelling. Toen hebben we even het oorspronkelijke lied terug laten horen, waarna de twee versmolten tot iets nieuws. En soms was wat er ontstond juist heel verrassend en frisser dan het nummer dat wij hadden bedacht. Het is zeker niet de meest efficiënte manier om een plaat te maken, maar ik vond het wel heel leuk dat de songs zo echt van de groep werden.’ Drie van de zes nummers gaan over heilige vrouwen? Wat heb jij met hen? ‘Grappig, ja, daar was ik me niet van bewust. Als ik er een verklaring voor moet geven is het waarschijnlijk eerder het verhalende karakter van die werken dat me aansprak. Het nummer Maak mie nie af over de Heilige Barbara van Van Eyck is eigenlijk heel dubbel. Het schilderij is niet af en staat nog half in de doodverf, maar het is ook zo dat Barbara uiteindelijk door haar vader wordt vermoord. Dat werk gaat voor mij over de relatie met haar vader, die van alles voor haar wil wat zij niet wil. De Madonna van Jean Fouquet is natuurlijk echt een magnifiek werk, maar ook daar gaf het verhaal dus de doorslag. Maria Magdalena van Quinten Massijs hebben we gekozen omdat we het idee hadden om de tekst “Ge zijt verheven boven alle vrouwen” te gebruiken. Eigenlijk hebben we bij dat idee een schilderij gezocht. Het schilderij was dus eerder het excuus om het nummer te kunnen schrijven.’ (lacht)
‘Ik vond het heel inspirerend om op die manier te werken. Het heeft echt iets opgeleverd.’
Naast de gewone songs staan er ook vier instrumentale stukken op de EP, onder de noemer ‘onbekende meesters’. Wat was het idee daarachter? ‘Dat was een idee van Robin, om het gegeven “meesters” iets meer open te trekken. Iedereen in de groep heeft een instrumentaal stuk gemaakt, gebaseerd op een werk van een “onbekende” meester. Deze stukken ontstonden tussen de andere nummers door.’ Zou je een project als dit nog eens doen? ‘Absoluut! Ik zag onlangs bij een galerij in Otegem een fotoboek van een fantastische jonge fotografe, Bieke Depoorter. Die foto’s waren echt onwaarschijnlijk. Ik heb dat fotoboek besteld met het idee liedjes te schrijven die vanuit die foto’s vertrekken. Niet letterlijk, maar als vertrekpunt of inspiratiebron. Dus ja, ik vond het heel inspirerend om op die manier te werken. Het heeft echt iets opgeleverd.’
Het Zesde Metaal brengt de songs van ‘Meesters’ voor het eerst in de volgende theatertour in België en Nederland, tot 9 december 2018. Op 11,12 en 13 januari 2019 treedt de Artist in Residence op in de werf van het KMSKA. Voor info zie hetnieuwemuseum.be ZAAL Z geeft 20 CD’s en 20 EP’s weg! Stuur snel een mail: ZAALZ@kmska.be Bieke Depoorter en Ruth Vandewalle, As it may be, uitg. Aperture, 2018, 28 x 27 cm, 62 pp., hardcover, ISBN 9781597114400 Tot 10 februari 2019 loopt in het FOMU - Fotomuseum Antwerpen een tentoonstelling met werk van Bieke Depoorter. Zie www.fotomuseum.be
9
Sebastiaan Vrancx, IJsvermaak, 1647, olieverf op paneel, 51,1 × 66,1 cm, KMSKA
Details op kunstwerken: ze kunnen een (verdwenen) wereld oproepen. In de rubriek ‘Loep’ belichten we pittige voorbeelden en brengen we het verhaal dat erachter schuilgaat.
Duivels lekker Door Nanny Schrijvers
Rechtsonder op het wintertafereel van Vrancx geeft een kind een oude man een hand. Onder de arm draagt het een brood of gebak met een bijzondere vorm: een duivekater. Je kunt het onder meer in Nederland (en ook in Zweden) hier en daar nog vinden. Wat is het verhaal?
10
loep
‘Daar sal ick het bróódt halen, inde veughels-dwarsstraat, inde Deuvekater? Dat Wijf is so vies, ick weet niet hoe. Ick moet me wat berain.’ - Gerbrand Adriaenszoon Bredero in Spaanschen Brabander (1617)
De naam geeft al enigszins aan dat de duivel in het geding is. De oorsprong van de duivekater ligt inderdaad in een ‘heidens’ verleden, toen er bij het korten van de dagen geofferd werd – naar verluidt mensen en zeker dieren – om het zonlicht te doen terugkeren. Dit feestbrood, dat daar van ver aan herinnert en dat ook wel ‘scheenbeenbrood’ wordt genoemd, moest lijken op een scheen. Oorspronkelijk had het een lange smalle vorm met aan de uiteinden twee krullen die knokkels voorstellen. Door toevoegingen van extra lekkers deinde het been wel eens uit tot een ovaal. Het gaat om een cakeachtig vloerbrood, versierd met ingesneden motieven en suikergoed, en bedekt met een laagje eiwit voor de glans.
Papieren kroon Bij Sebastiaan Vrancx zien we in winterse taferelen geregeld rekwisieten zoals deze duivekater. Bij Jan Steen komt het bijzondere gebak eveneens een paar keer voor, en ook in de literatuur treffen we het aan. In zijn blijspel Spaanschen Brabander uit 1617 heeft Bredero het over een bakker in de Vogelsteeg in Amsterdam, bij wie op het uithangbord een deuve- of duivekater is afgebeeld: ‘Daar sal ick het bróódt halen, inde veughelsdwarsstraat, inde Deuvekater? Dat Wijf is so vies, ick weet niet hoe. Ick moet me wat berain.’
Een duivekater werd vooral gebakken en gegeten vanaf december tot 6 januari. Vandaar wellicht de papieren (driekoningen)kroon op de hoed van het kind. Inmiddels maken bakkers een gekerstende versie met een roos kindje in suikerfondant erbovenop. Vergelijkbaar is de bûche de Noël of de traditionele kerststronk, een gebak dat uit het midwinter- of joelfeest voortkomt. In 17de-eeuwse winterscènes komt de duivekater geregeld voor, en ook later nog, zoals in de reeks Twaalf maanden van Peter Snijers uit 1727. Op het doek Waterman of Januari zijn er zelfs twee te zien. Eén groot en overvloedig versierd exemplaar met peperdure fondantsuiker wordt getoond door een rijkgeklede vrouw die leren schoenen draagt. Een meisje op houten klompen in een eenvoudig jurkje geeft haar moeder een tweede duivekater, kleiner en met minder decoratie.
Peter Snijers, Waterman of Januari, 1727, olieverf op doek, 84,4 × 69,2, KMSKA
11
12
gesprek
Op 5 december 1968 opende galerie De Zwarte Panter haar deuren in Antwerpen. Ze bestaat dit jaar dus vijftig jaar. We blikken terug en vooruit met oprichter en bezieler Adriaan Raemdonck.
‘Er is maar één god en dat is het museum’ Door Eric Rinckhout portretfoto Siska Vandecasteele
‘In mijn persoonlijke zoektocht had ik al gauw begrepen dat kunst een totaalgebeuren is,’ zegt Adriaan Raemdonck (73). ‘Het gaat om het creatieve proces én de schoonheid én de maatschappij waarin je werkt. De Zwarte Panter is altijd een pilootgalerie geweest en gebleven, wat ze in het Frans une galerie de combat noemen. Maar ik heb me nooit alleen met Adriaan of De Panter beziggehouden. Ik ben een bemiddelaar. Zo ben ik al lang voorzitter van BUP (Belgische Moderne en Hedendaagse Kunstgaleries) en van FEAGA (Federation of European Art Galleries Associations). Ik heb me dus ook ten dienste gesteld van de sector.’
Vrijheid ‘Ik ben zelf beginnen te schilderen, had een succesvolle tentoonstelling in het kasteel van Gaasbeek en ben met dat geld gaan studeren aan de Antwerpse academie. Tegelijk werkte ik als decorbouwer bij de toenmalige BRT. Maar ik heb mijn borstels snel weggelegd nadat ik in Antwerpen Fred Bervoets had leren kennen. Hij kwam bij mij tubes verf lenen en in een wip had hij een schilderij gemaakt. Ik stond daarnaar te kijken: dat was het begin van het einde van mijn schilderscarrière (lacht).’
‘Ik besefte ook snel dat ik niet naar de academie was gegaan voor een diploma. Overdag waren er wel enkele goede docenten – Jan Vaerten bijvoorbeeld – maar de echte school was ’s avonds in café De Muze. Daar werd gediscussieerd door een internationaal gezelschap. We vochten tegen het academisme en de oude professoren. Ik ben mijn hele leven met vrijheid bezig geweest. Godsdienst geeft antwoorden, kunst stelt vragen.’ Je kom niet uit een kunstmilieu? ‘Ik kom uit een dorp in het Pajottenland [Pepingen, ER]. Daar was de kerktoren de Twin Towers van mijn jeugd: het referentiepunt van het dorp (lacht). Mijn wereld is opengegaan door het boek van Jan Walravens De geschiedenis van de Belgische schilderkunst uit 1961. Ik leerde Ensor, Brusselmans, Magritte en de Jeune Peinture Belge kennen. Ik had in dat Pajottenland de landschappen gezien zoals Ensor en Brusselmans die schilderden, maar wat ik achteraf heb leren kennen is de saus van de schilderkunst.’ rechts: Adriaan Raemdonck in de tot tentoonstellingsruimte omgebouwde kapel aan de Kloosterstraat, Antwerpen
13
14
gesprek Wat is de saus van de schilderkunst? ‘Er is de inhoud, maar er is ook de manier waarop: het plezier van het schilderen, het omgaan met de verf. De jonge generatie is ook weer op zoek naar die saus. Het is door de manier van schilderen dat we met De moord op de onschuldige kinderen van Rubens of de Kruisdood van Grünewald kunnen leven. De kunstenaar sublimeert alles en maakt gruwelijkheden aanvaardbaar, ja soms zelfs genietbaar. Bij goede kunst denk je niet aan de dood. Jan Cox heeft de gruwel van de oorlog, maar ook de tedere momenten, geschilderd.’
‘We zijn op 5 december 1968 begonnen in een oud bordeel op de hoek van de Oude Beurs en de Wisselstraat in Antwerpen, en ik nam de naam “De Zwarte Panter” over.‘
Jan Cox, De dood van Socrates, 1978, acrylverf op doek, 160,5 × 203 cm, KMSKA De Zwarte Panter schonk van Jan Cox ook het portret van acteur Domien De Gruyter.
15 De dood van Socrates van Jan Cox. Een schenking van Adria an Raemdonck
‘Jan Cox en Hugo Claus hebben elkaar goed gekend,’ vertelt Adriaan Raemdonck. ‘Cox lag Claus na aan het hart. Terwijl de tentoonstelling Jan Cox. Profiel van een kunstenaarschap in het KMSKA liep, overleed Hugo Claus [19 maart 2008, ER]. Hij koos voor euthanasie. Kort daarna vond kardinaal Danneels het nodig om zijn zelfgekozen levenseinde te becommentariëren. Op een nacht dacht ik: “Het schilderij De dood van Socrates van Jan Cox hangt nog altijd op de expo in het museum. Ik moet het schenken aan het KMSKA, het mag niet in de handel komen.” Dit werk weerspiegelt wat mij betreft helemaal onze tijd: Socrates heeft de gifbeker moeten drinken van het volk en daaromheen bracht Cox muziekpartituren van Erik Satie aan… Hij schilderde dit werk een jaar voor zijn zelfgekozen dood. Hij pleegde zelfmoord voor dit werk. Daar heb ik Jan Cox gevonden.’ ‘Danneels heeft gereageerd op de dood van Claus. Ik wilde geen oordeel geven. Maar het gaat wel om het recht om te kiezen. De dood van Socrates is een heel humaan werk… en ik zag mijn beste vriend daar zitten. Dood. De machteloosheid is dan enorm.’ (ER)
Een zekere melancholie De Zwarte Panter is begonnen op een breuklijn. Rond 1970 was de schilderkunst niet meer in de mode. ‘Ja, maar ik heb mij nooit verzet tegen de conceptuele kunst. In Antwerpen bestond toen de fameuze Wide White Space Gallery, die zo internationaal gericht was dat ik ervoor koos om lokaal en bescheiden te blijven. Ik koos ook voor een ander soort kunst, de schilderkunst, omdat ik dat het beste aanvoelde. Ik heb mijn leven opgebouwd door op te kijken naar anderen, niet door ze neer
te sabelen. Ik vond genoeg geestesgenoten. Om Wannes Van de Velde te citeren: “Ne zanger is ne groep”. Je bestaat alleen maar door de mensen die je ontmoet en met wie je je omringt.’ ‘We zijn op 5 december 1968 begonnen in een oud bordeel op de hoek van de Oude Beurs en de Wisselstraat in Antwerpen, en ik nam de naam De Zwarte Panter over. In 1970 kon ik dan de OCMW-kapel in de Hoogstraat huren. Ik besefte: dat wordt mijn leven. Aan de overkant had schilder Jef Verheyen zijn atelier. Op een dag wandelde hij binnen met Iris Clert, de befaamde galeriehoudster uit Parijs. Ik ben haar zeer dankbaar, want samen met haar heb ik twee tentoonstellingen gemaakt en werk getoond van Jef Verheyen, Yves Klein en Uriburu. Wifredo Lam heb ik ook getoond [1974, ER], dat is tegenwoordig wereldtop. En een figuur als Harold Stevenson maakte een vijftien meter lang schilderij van een blote man. Stevenson gaat herontdekt worden, daar ben ik zeker van, met alle aandacht voor gender-toestanden.’ ‘Ik ben in de aanloop naar de tentoonstelling in de Erfgoedbibliotheek en het boek dat we zullen publiceren constant met foto’s bezig. De meeste mensen daarop zijn dood en dat brengt een zekere melancholie met zich mee, geen nostalgie. Als ik alleen in het verleden zou leven en de galerie gestopt zou zijn, zou ik een depressie krijgen. Maar nu is het een continu proces.’
Geschenk van de goden De tentoonstelling in de statige Nottebohmzaal brengt speciale boekedities en grafiek. Waarom? ‘In die drukken zijn we uniek. Schilders en schrijvers hebben in vijftig jaar samen 117 bibliofiele uitgaven gemaakt. Zeefdrukken van Fred Bervoets en Wilfried Pas, een handgeschreven gedicht van Hugues C. Pernath, Jan Cox maakte zeefdrukken voor zijn Ilias-reeks, we brachten etsen uit van Ysbrant met een gedicht van Hugo Raes, werk van Jan Vanriet, Remco Campert, Philip Aguirre en Tom Liekens, een samenwerking van Nick Andrews met Jeroen Olyslaegers enzovoort.’ ‘Waar het in de grafiek om draait, is het atelier, de eerlijkheid en betrokkenheid van de kunstenaar, het respect voor het vak. Niet: “We hebben een tekening en we zullen die eens opblazen.” Ik ben in
16
gesprek
‘Ik ben zo tevreden dat wij onze boeken mogen openleggen in die prachtige Nottebohmzaal, waar alle andere oude boeken gesloten zijn.’
Hugo Raes (gedicht) en Ysbrant (4 etsen), Het voltrekken, 1982, met slotwoord door Michel Oukhow, rode linnen map, 54 x 30 cm
17
18
gesprek
‘Het museum is ook een plaats van verzoening: alle kunstenaars komen er samen, vriend en vijand, oud en jong…’ 1970 met die ateliers begonnen: ik kon voor geen geld een drukpers kopen en met Herbert Binneweg, Roger Vandaele en Roger Van Akelijen ben ik een ets- en zeefdrukatelier begonnen. Deze tentoonstelling is het bewijs dat je daarvoor geen groot startkapitaal nodig hebt: je moet het geloof hebben en dan is er veel mogelijk. Ik hoop dat deze tentoonstelling een inspiratiebron kan zijn. Ze hebben ook meer dan 200 zeefdrukaffiches gemaakt. Ik merk dat jonge mensen opnieuw affiches beginnen te drukken…’ ‘Er is een tijd geweest dat men grafiek heeft gedevalueerd en is gaan gebruiken als een gemakkelijke verdienste. Dat is gelukkig weer veranderd. Neem Luc Tuymans: ook hij werkt met Roger
Vandaele en is rechtstreeks betrokken bij zijn grafiek. Luc is een geschenk van de goden voor deze stad en voor de schilderkunst. Hij heeft de schilderkunst weer op de kaart gezet.’ ‘Ik ben zo tevreden dat wij onze boeken mogen openleggen in die prachtige Nottebohmzaal, waar alle andere oude boeken gesloten zijn. Dat is bijna pretentieus… Het is mooi dat men dat gedurfd heeft.’
Ten dode opgeschreven Hoe staat een galeriehouder tegenover een museum? ‘Een pilootgalerie heeft de plicht om haar kunstenaars een plaats te geven. Zij moeten die plaats natuurlijk ook verdienen. In 1975-1976 bracht de toenmalige directeur van het KMSKA, mevrouw Gepts, Bervoets Goossens Pas en Cox, voor ons een heel belangrijke tentoonstelling. Dan zie je wat zo’n museum teweegbrengt. Daarna kreeg Fred Bervoets in 1982 een solotentoonstelling in het KMSKA, vervolgens Hugo Heyrman in 1984 en Pjeero Roobjee in 1985.’
19 ‘Er is maar één god en dat is het museum. Dat is de tempel. De tijdloosheid, de mythe, de goden… De goden hebben trouwens alles te danken aan de kunstenaars. Het museum is ook een plaats van verzoening: alle kunstenaars komen er samen, vriend en vijand, oud en jong… Het museum en zijn depot zijn onverbiddelijk. Vijanden zijn soms gedoemd om naast elkaar te hangen (lacht). De kunstenaar mag dan fysiek verdwijnen, zijn of haar oeuvre zit in het museum en blijft bestaan. We blijven erover spreken. Een kunstenaar sterft niet.’ Na jou verdwijnt De Zwarte Panter. Komt er geen opvolger? ‘Nee, mijn opvolgers zijn de anderen die nu bezig zijn. Daar ben ik tevreden mee. Er is een grote dynamiek en ik heb mee aan de galeriecultuur kunnen werken. Ik heb goede contacten met Frank Demaegd [directeur van Zeno X Gallery, ER], die internationaal werkt. Er is de nieuwe generatie ga-
leriehouders met Tim Van Laere, Sofie Van de Velde en Base Alpha. Door de universiteiten en door cursussen Cultuurmanagement is er een grote professionalisering van de sector. Ik denk dat wij daar als vereniging mee aan gewerkt hebben.’ ‘Uiteindelijk is het erfgoed het allerbelangrijkste wat er is. Een maatschappij die dat niet meer koestert, is ten dode opgeschreven.’
Schilders & Schrijvers: 50 jaar galerie De Zwarte Panter, van 6 december 2018 tot 13 januari 2019 in de Nottebohmzaal, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, Antwerpen Het boek Schilders & schrijvers: 50 jaar galerie De Zwarte Panter in druk. 1968-2018 uitgegeven door De Vrienden van De Zwarte Panter is tijdens de tentoonstelling te koop tegen een verlaagde prijs van 32 euro. www.consciencebibliotheek.be www.dezwartepanter.com
Philip Aguirre y Otegui, El libro de agua, 1991, 9 koperetsen, met nawoord van Johan Pas, map met genummerd geel karton met etiket, 31,8 x 23,1 cm, (op 60 exemplaren)
20
souvenir
Parelmoeren waaiers uit Ensors nalatenschap Door Herwig Todts
John Huston verfilmde in 1941 Dashiel Hammetts hard boiled story De Malteser Valk (1930). In dit verhaal van passie, hebzucht en misdaad speelt een uiterst kostbaar, antiek bronzen beeld een cruciale rol. Wanneer op het einde van de film een politie-inspecteur aan hoofdrolspeler Humphrey Bogart (de getormenteerde detective) vraagt wat voor iets die bronzen valk eigenlijk is, antwoordt Bogart bedachtzaam: ‘the stuff / dreams are made off’. Een vers dat hij overigens zelf uit Shakespeares The Tempest had gestolen. De ‘zaak’ waarvan Ensors dromen gemaakt zijn, was parelmoer. In een toespraak naar aanleiding van de grote retrospectieve tentoonstelling van zijn werk in het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten in 1929, formuleert hij het zelf als volgt: ‘Mijn levensverhaal valt samen met het verhaal van mijn schilderkunst. Het is een eenvoudig en gelijkmatig bestaan “de bon ton, dit-on” maar gevuld met de levendige en tedere kleuren die worden uitgebraakt door parelmoeren vissen’ (Discours aux masques loyaux et autres, 1929). En in een brief aan Edgar Picard, een verzamelaar aan wie hij Christus bedaart de storm (1891, Mu.Zee Oostende) wil verkopen, vertelt hij dat hij deze verrassende compositie schilderde terwijl hij het iriserende, ongrijpbare coloriet van de binnenzijde van een schelp bestudeerde. De kristallijne half-transparante laagjes kalksteen waarmee weekdieren de binnenzijde van hun schelp bekleden: parelmoer.
De parelmoeren waaier uit Ensors nalatenschap is nu te zien in de tentoonstelling Dromen van parelmoer.
21 Meer nog dan zijn schilderijen en tekeningen getuigen foto’s van Ensors leefwereld, de kamers van zijn woonhuis in Oostende, van zijn obsessieve liefde voor de grillige gratie van schelpen, maskers en andere bibelots. Een Antwerps galerist schonk onlangs aan het KMSKA twee parelmoeren waaiers die afkomstig zijn uit Ensors nalatenschap. Collega Jacob Moss van het Fanmuseum in Greenwich leerde ons dat de waaier met korte parelmoeren benen en het blanke zijden blad wellicht van omstreeks 1860 dateert. Het zijden oppervlak werd met opzet niet versierd omdat amateurs het prettig vonden om zelf zo’n waaier te beschilderen. Enkele privéverzamelaars bewaren trouwens waaiers die door Ensor werden beschilderd.
De tweede waaier is een zogenaamde brisé-waaier en dateert van het begin van de 20ste eeuw. Deze waaier bestaat enkel uit benen die door een lint met elkaar verbonden zijn. De hoge boogvorm van deze waaier wordt geassocieerd met de fontange. Dat is een kanten haartooi die onder dames aan het hof van Louis XIV erg in trek was. Het geribbelde patroon van de parelmoeren waaierbenen wordt door specialisten vergeleken met de fonkelende schubben van een goudvis. Een associatie die Ensor beslist gesmaakt zou hebben.
Dromen van parelmoer. De ENSOR-verzameling van het KMSKA in Oostende in Mu.ZEE Oostende, nog tot 16/06/2019
James Ensor, Christus bedaart de storm, 1891, olieverf op doek, 100 x 80 cm, Mu.ZEE Oostende
22
het nieuwe museum
HOE ZIET HET MUSEUM ER STRAKS UIT? De afspraak met Isolde Verhulst van bvba Karel Breda Architectenbureau en Cleo Cafmeyer, verbonden aan het KMSKA, vindt plaats in de werfkeet in de museumtuin. Isolde is als architecte gespecialiseerd in de restauratie van gebouwen en Cleo is restaurator van sculpturen. (In ZAAL Z 25 hadden we het al over de geschiedenis van de gevels en hun beelden.)
Oorlogsschade? ‘Wij zijn in oktober 2016 begonnen met een algehele prospectie van het gebouw. Zo’n voorbereiding doe je met sonderingen, tests, het uittekenen van de schade, lokaal onderzoek, de opmaak van restauratieplannen, onderzoek in archieven en oude bestekken enzovoort.’ Op 13 oktober 1944 veroorzaakte een Duitse V2-bom op de hoek van de Schildersstraat en de Karel Rogierstraat, aan de noordzijde van het museum, een verschrikkelijke ravage, met 32 doden en veel schade aan het gebouw. Hebben jullie nog restanten van deze schade gevonden? ‘Bij de eerste prospecties hebben we in de noordgevel kogel- of scherfinslagen ontdekt. Niets onrustwekkends, maar we constateerden in de zuidgevel een ernstige barst. Daarvan vermoeden we dat die te maken zou kunnen hebben met de luchtverplaatsing en zuigkracht van de bominslag. Er zijn
In april 2018 is de restauratie van de museumgevels begonnen. Dat er problemen zijn, kwam onder meer aan het licht na een inspectie door Monumentenwacht. Hoe zal het museum zich straks aan de buitenwereld presenteren?
Door Leen de Jong
overigens vele barsten in de gevels. En raar maar waar: de noordgevel is in een betere staat dan de zuidgevel.’ Hebben die barsten te maken met verzakkingen door de onstabiele ondergrond? Die zouden veroorzaakt zijn door de restanten van de citadel die hier stond? ‘Neen, het museum staat “muurvast” op een bastion van de citadel.’
Zegewagens In 1976 vond er al een restauratie plaats. Wat is de impact daarvan? ‘Toen is er geopteerd voor een grondige interventie: consolidaties, steenvervangingen, vochtwerende behandeling, reinigen van de gevels, verankeringen en structurele verbeteringen. Die restauratie is over het algemeen goed uitgevoerd, gezien de middelen en de kennis van meer dan veertig jaar geleden en de korte tijdspanne voor de uitvoering ervan. Een probleem is wel dat de details van de hele onderneming niet meer in de archieven te vinden zijn. Daarom hebben we tijdens de vooronderzoeken moeten bestuderen welke interventies toen werden uitgevoerd.’ Op de zijgevels prijken allegorische vrouwen die periodes van de kunstgeschiedenis voorstellen. Op de foto De Romeinse kunst tijdens de reiniging.
23
24
het nieuwe museum
De puinhoop aan de noordzijde van het museumgebouw na de inslag van een V2-bom op 13 oktober 1944.
‘Dat de vleugels van de paarden bewegen lijkt soms alarmerend voor bezoekers en buurtbewoners, maar is normaal .’ - Cleo Cafmeyer
Monumentenwacht meldde na een onderzoek van 2013 verschillende mankementen. Ik neem aan dat die zaken onder jullie aandacht komen? ‘Uiteraard. De kapitelen van de zuilen aan de voorgevel zijn bijvoorbeeld beschadigd omdat de duivenwering erin vastgehecht is. Die schroeven moeten eruit en de gaten worden opgevuld, maar de acanthusbladeren zelf worden niet hersteld. De beroemde paarden van Thomas Vinçotte op het gebouw zijn structureel in orde, maar de inwerking van water veroorzaakt corrosie tussen het koperen oppervlak en de inox binnenstructuur. De zegewagens naar beneden halen is niet nodig. Wel
25 gaan we lokale verstevigingen aanbrengen aan de vleugels van het zuidelijke span. Dat de vleugels van de paarden bewegen lijkt soms alarmerend voor bezoekers en buurtbewoners, maar is normaal en zelfs noodzakelijk, gezien de sterke wind op die hoogte. Aan de twee lege sokkels aan de voorgevel moet wel wat gebeuren. Ze zijn opgebouwd uit massiefbouw van baksteen en blauwe hardsteen, en ze zijn verankerd met staal. Ook de zes grote trappen moeten behandeld worden.’
‘De meeste kleurvariaties zitten in de gevel: daar zullen na de restauratie roze, gelige, lichtoranje, grijze en blauwe kleuren te zien zijn.’ - Isolde Verhulst Veelkleurig museum Welke soorten gesteenten zijn er in 1890 gebruikt? ‘Dat is boeiend! Nu ziet het gebouw er vrij grijs en eentonig uit, maar door het gebruik van vele soorten stenen moet het museum er oorspronkelijk gevarieerder uitgezien hebben. Onder meer door bezuinigingen tijdens de bouw is de polychromie van de gevels die de architecten voor ogen hadden, sterk verminderd. Nu is de sokkel van het hele gebouw bekleed met blauwe hardsteen of arduin. De meeste beelden bijvoorbeeld zijn van een lichtroze Euvillesteen uit twee groeves in Noord-Frankrijk. En de Gobertin of Gobertange is lichtgrijzig. Maar de meeste kleurvariaties zitten in de voorgevel: daar zullen na de restauratie roze, gelige, lichtoranje, grijze en blauwe kleuren te zien zijn. Ook de conglomeraatsteen Brèche de Waulsort zal opvallen, omdat de grote gevelloggia hierdoor een gespikkelde uitstraling zal krijgen. Dat zal opvallend contrasteren met de “pompejaans” rode achtergrond van de borstbeelden.’
Het museum zal dus veelkleuriger zijn na de restauratie? ‘Zeker, maar we willen geen “spic en span”-gebouw. Wel écht kleurrijk zullen de twee vernieuwde mozaïekvloeren zijn. Die in de loggia zal enkel schoongemaakt en waar nodig hersteld worden, want de loggia zal niet toegankelijk zijn voor het publiek. Maar het mozaïek aan de ingang, boven aan de trappen aan de kant van de Leopold De Waelplaats, ondergaat een grote verandering. Die vloer is in 1976 naar de oorspronkelijke tekening opnieuw gelegd, maar op beton, en is nu aan herstelling toe. Door de betonnen onderlaag kunnen we de vloer niet recupereren. Er zal een nieuwe vloer worden ontworpen, in plaats van weer een kopie naar het origineel van 1890. De wedstrijd die daarvoor werd uitgeschreven is gewonnen door de Luikse kunstenares Marie Zolamian [meer hierover in een volgend nummer van ZAAL Z]. Wij zullen als architecten enkel de technische begeleiding van het mozaïekleggen op ons nemen.’
Fragiel Hoe zit het met de vele sculpturen aan de gevels? Zijn daar spectaculaire herstellingen nodig? ‘Met de sculpturen wordt omzichtiger omgesprongen: reiniging, consolidatie en zo veel mogelijk de huidige toestand bewaren. De schade aan de friezen bovenaan in de zuidelijke gevel is aanzienlijk, maar vermits ze zo hoog zitten is daarvan weinig te merken vanuit de tuin. Daar gaan we bijna niets aan veranderen. We hebben ook geconstateerd dat de beelden aan de zuidzijde van het gebouw meer aangetast zijn, maar ook daar is geen sprake van grote herstellingen.’ Zijn jullie steensoorten ter plaatse in steengroeven gaan bekijken? ‘Ja, we zijn naar Euville geweest, in de buurt van Nancy. Daar hebben we goede en vorstbestendige steen geselecteerd voor de restauratie. De steenkwaliteit in het gebouw is van een mindere of – laten we zeggen – tweede kwaliteit. De beste Euvillesteen is compacter van structuur, harder en daardoor minder vorstgevoelig. Dat is een delicaat element bij de restauratie. Vermits wij de beelden consolide-
26
het nieuwe museum
Het cassettenplafond van de zuilengalerij krijgt zijn oorspronkelijke kleuren terug.
27 ren, moeten we rekening houden met de grove korrels van de destijds gebruikte steen en dus ook met een snellere degradatie. Binnen zeg maar vijftig jaar zullen er zeker opnieuw interventies moeten gebeuren. We kunnen het verval van de oorspronkelijke natuursteen niet stopzetten, wel verminderen. Daarom hebben wij nu 3D-scans laten maken om de huidige toestand precies te documenteren en door te geven aan volgende generaties.’ Er bestaan ook nog plaasteren modellen van de sculpturen. Daar kan je toch ook rekening mee houden? ‘3D-scans zijn preciezer. En ze geven juiste informatie over de restauratieplekken en de aard van de ingrepen, de toestand van de stenen enzovoort. Wij gaan nu geen vormherstel uitvoeren, maar we zullen met kalkmortel de lacunes en barsten opvullen, zodat er geen water meer naar binnen sijpelt. De verweerde stukken zijn te fragiel om daar drastisch in te grijpen en een volledige restauratie zou ook veel te kostbaar zijn.’
‘Het heeft ons verbaasd en verheugd dat alle buitendeuren oorspronkelijk zijn en van een zeer goede kwaliteit.’ - Isolde Verhulst
Onbekende gang Tot slot: zijn er nog facetten waar we het niet over hadden? ‘Het buitenschrijnwerk! Het heeft ons verbaasd en verheugd dat alle buitendeuren oorspronkelijk zijn en van een zeer goede kwaliteit. Die worden alleen opgefrist. Er komt diefstalwerend glas in de ramen en een andere, meer oorspronkelijke kleur voor het houtwerk. We zijn overigens ook op een ongekend detail gestoten. Dankzij de warmtemetingen en scans ontdekten we het skelet van wat vermoedelijk een oude dichtgemetselde grote ingang in de zuidgevel is: dat was een verrassing.’ Nog één delicate vraag: hoe lang gaat dit alles duren? Wanneer kunnen bij wijze van spreken de stellingen en zeilen verwijderd worden? ‘Onze planning is dat er vijftien maanden werk zal zijn. Dat wil zeggen dat het einde van de restauraties van de buitengevels gepland is voor juli 2019.’ Ik dank jullie voor dit boeiende gesprek en wens jullie veel succes! De museumgevel aan de Beeldhouwerstraat in de steigers
28
wat doen wij nu?
In deze rubriek stellen medewerkers van het museum zich voor. Een blik op de bedrijvigheid achter de museummuren, in de aanloop naar het nieuwe museum.
Twee voeten op de grond
Portretfoto Jacques sonck
Wie? Jesin Boudou Functie? Boekhouder Hoe lang actief in het museum? 5 jaar
Wat doe je?
Het leukste moment tot nu toe?
‘Ik werk op de afdeling Boekhouding van het museum. Mijn takenpakket is uitgebreid en houdt onder andere in het verwerken van financiële dossiers, van offerte tot inkooporder, en van bestelbon tot factuur en eventuele creditnota. En ik ondersteun collega’s bij de verwerking van hun financiële dossiers.’
‘Er zijn al wat leuke momenten geweest. Het leukste moment was misschien wel de eerste dag. Ik ben toen met open armen door mijn collega’s verwelkomd. Ik voelde me hier meteen thuis.’
Wat is het leukste aan je job? ‘Het feit dat ik door op de boekhouding te werken in aanraking kom met alle andere diensten en de gehele werking van het museum. Financiële dossiers zijn in een museum veel interessanter dan elders, vind ik. De verzekering en het transport van een van onze topstukken naar een ver land, de facturen voor een nieuwe reclamecampagne, tot zelfs de financiële dossiers die de ZAAL Z die je nu in je handen hebt, hebben mogelijk gemaakt. Het verwerken van zo’n dossiers, en nog vele andere, maakt mijn job leuk.’
Het minst leuke? ‘Dat ik sinds ik voor het KMSKA ben beginnen werken, in 2013, nog niet voor een “open” museum heb gewerkt. Het is al jaren heel druk en er is meer dan werk genoeg, maar ik kijk toch reikhalzend uit naar wanneer het museum opnieuw opengaat. Dat gaat de werking nog interessanter maken.’
Het minst leuke moment? ‘Toen ik vernam dat de heropening van het museum uitgesteld werd.’
Je lievelingskunstwerk? ‘Vanitas van Franciscus Gijsbrechts. Een stilleven dat de eindigheid van het leven aantoont, en dat die voor iedereen gelijk is. Het idee dat elke mens, wie of wat je ook bent, wat je ook hebt of niet hebt, gemeen heeft dat zijn leven eindig is. Ik denk dat het een werk is dat veel mensen met hun twee voeten op de grond kan houden.’
Blij dat je in een museum werkt? ‘Heel blij, en zeker dat ik werk voor het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen. Ik heb een zekere band met het Zuid en het museum. Ik heb bijna heel mijn jeugd doorgebracht op het Zuid en vaak in de schaduw van het museum gezeten. Mijn vader heeft in zijn jeugd altijd in de Volkstraat gewoond, op een steenworp van het museum, en mijn oudste nonkel heeft vroeger nog aan het dak van het museum gewerkt. Je kan wel zeggen dat het museum altijd een rol heeft gespeeld in mijn leven. Zelfs lang voor ik hier werkte.’
29
30
tweeluik
Uit het internationale aanbod van tentoonstellingen kiezen we er een. We leggen een rechtstreekse band met de collectie van het KMSKA.
VROUWEN IN DE DEEMSTERING Het is al bijna veertig jaar geleden dat er in Parijs nog een overzichtstentoonstelling van de Belgische schilder Fernand Khnopff werd opgezet. Deze winter is het zover. Khnopff wordt samen met tijden geestesgenoten getoond in het Petit Palais. In Brussel kreeg hij nog een tentoonstelling in 2004. In de tentoonstelling worden de werken thematisch geschikt. Veel aandacht gaat naar de scenografie van de ruimtes. Dat gebeurt niet zomaar: de uitgekozen kunstenaars hechtten zelf veel belang aan de omgeving waarin hun werk werd gepresenteerd. De meesten hebben trouwens ook decoratieve opdrachten gerealiseerd. Dit zijn kunstenaars die, typisch voor het fin de siècle, verbondenheid zien in de kunsten en die alle elementen in een interieur op elkaar willen afstemmen.
Door Nanny Schrijvers
Uit de collectie van het KMSKA kozen we vier verwante schilders die in dezelfde geest aan een ‘totaalkunst’ werkten en die ook grote monumentale interieurstukken maakten of het interieur als thema uitpuurden. Hun werk past ook goed bij de ondertitel van de Parijse tentoonstelling: Le maître de l’énigme. Het zijn meesters van het raadselachtige. De voorstellingen zijn weliswaar herkenbaar en vaak heel natuurgetrouw, en toch is het niet onze wereld. In deze landschappen of interieurs wordt
Albert Ciamberlani, Landschap met figuren, 1891, olieverf op doek 111,5 × 168,5 cm, KMSKA
31
René Ménard, Bij het vallen van de nacht, z.d., olieverf op doek 64 × 91 cm, KMSKA
steeds afstand gehouden. De hoofdrollen, in deze selectie vier vrouwen, zoeken geen contact met de toeschouwer. Ze zijn in zichzelf gekeerd en geven zich niet bloot. Figuurlijk dan.
Mysterie en Arcadië Bij het vallen van de nacht toont een desolaat landschap met op de voorgrond een naakte vrouw, zittend aan een oever. Het vallende licht hult het landschap in een mysterieuze sfeer. Uitnodigend is het niet, en de stilte en kalmte brengen geen rust maar scheppen veeleer een gevoel van argwaan en terughoudendheid. René Ménard leefde en werkte in Parijs. Zijn vader was schilder en hijzelf volgde een opleiding aan de Académie Julian, waar ook Fernand Khnopff nog les had gevolgd. August Vermeylen schreef in 1893, in het eerste nummer van het tijdschrift Van Nu en Straks, Van Geluk, een tekst met gedicht die een vergelijkbare sfeer oproept.
De zilvrige misten langs ’t uitgewischte hel verregezicht, en ‘t water, en ‘t maagdenaakt morgenlicht dat bloesemt in hemelsche lelieperken, het straalt al uit mij als innige bede, ‘t weerkaatst mijn ziel van zondagsvrede. Bij Albert Ciamberlani is het landschap even desolaat en vervreemdend, maar behalve een vrouw – alweer aan de waterkant – staan hier aan de overzijde nog twee figuren. De vrouw, de naakte man en de vrouw met de amfoor lijken thuis te horen in de antieke oudheid, net zoals de paardenwedren met strijdwagens in de verte. Ciamberlani was een leerling van Jean Portaels in de Brusselse academie. Vanaf 1924 doceerde hij Monumentale Kunst in Antwerpen. Hij had veel belangstelling voor de leer van de rozenkruisers, die het leven zien als een mysterie. Zoekend naar eenheid en naar een ideale wereld kwam hij terecht bij een arcadische wereld als deze.
Xavier Mellery, De trap, 1889, rood en zwart krijt op papier, 59 Ă— 46 cm. Geschonken aan het KMSKA door Charles Franck in 1927.
tweeluik
Léon Spilliaert, Vrouw bij de zee, 1909, waterverf op papier,
In deze krijttekening uit de reeks die Mellery van zijn huis maakte, verdwijnt de vrouw nog net niet bovenaan op de trap. Het gaat om een gewone trap en er is niets opmerkelijks of speciaals aan de omgeving. De waterkan rechts beneden vangt het licht op in deze donkere, kleurloze scène. En toch is dit meer dan het dagdagelijkse. De werkelijkheid wordt op zo’n manier weergegeven dat ze een andere wereld lijkt. Maurice Maeterlinck schrijft op 2 februari 1894 in Le Figaro een recensie van een toneelstuk van Ibsen. Hij vergelijkt daarin het onderwerp van een auteur met dat van een schilder. Ook schilders moeten geen grote dramatische verhalen meer schilderen: ‘Het nutteloze gedruis van gewelddadige kunst verstikt de diepere doch aarzelende en discrete stem van wezens en dingen. Hij (de schilder) moet een huis voorstellen, verloren op het platteland, een openstaande deur aan het eind van een gang, een gelaat of handen. En deze eenvoudige beelden kunnen iets toevoegen aan ons bewustzijn van het leven, een vermogen dat niet meer verloren kan gaan…’ Het wezenlijke is volgens Maeterlinck in het kleine en gewone te vinden, niet in luidruchtige spektakelstukken. Dat apprecieerde hij ook erg in het werk van Léon Spilliaert.
65,2 × 50,3 cm, KMSKA
Indringend
Het kleine en gewone Naar aanleiding van het overlijden van Mellery schrijft Karel Van de Woestijne op 26 februari 1921 in de Nieuwe Rotterdamsche Courant: ‘… Ik zie den ouden Mellery terug in het stille, eenzame huis te Laeken… Dat huis, met zwijgen als gekalfaat, was het beeld van ‘s kunstenaars dagelijksch bestaan, van zijn gedurig peinzen en zijn voorzichtig-schaarsch werken. Het had de kleur van zijn mijmering en van zijne doeken. Mellery was een “donker” schilder; van bij zijne vroegste jeugd had hij schrik voor felle, vlakke kleuren: hare brutaalheid was een aanslag op zijne afgetrokken gevoeligheid, die het onmiddellijke der impressie verafschuwde; doch dat uiterst-duistere van zijne kleur-vizie was vol schakeeringen, die hij alleen nog zag…’
Een vrouw staat op de dijk en kijkt naar de zee. Ze is niet veel meer dan een silhouet tegenover die zee, zonder details geschilderd en niet echt ruimtelijk weergegeven. Spilliaert kiest voor een eenvoudige compositie, met de figuur langs een verticale middenas. Horizontaal verdeelt de reling het schilderij in twee helften. Léon Spilliaert ontwikkelde een heel persoonlijke techniek. Hij mengde media, zoals aquarel en pastel, zodat er een verstild beeld ontstaat, met indringende kleuren zoals het blauw en zwart, die zo nog blauwer en zwarter lijken. Dieper dan diep.
Fernand Khnopff (1858-1921). Le maître de l’énigme, vanaf 11 december 2018 tot 17 maart 2019 in Petit Palais in Parijs www.petitpalais.paris.fr
33
34
boek
Pol de Mont:
‘vrouwenloper, zatlap en slordigaard’ als hoofdconservator? Door Herwig Todts
Tegen de aantijging uit de titel van dit stuk moest de 45-jarige Pol de Mont zich in 1902 verdedigen, net voor zijn aanstelling als hoofdconservator van het KMSKA. Is ze waar of niet waar? Wat met De Monts (actuele!) museumvisie? En met de recente biografie over hem?
In 1931 overleed Pol de Mont (1857-1931) in Berlijn aan een opengebarsten maagzweer, tijdens alweer een reis langs Duitse cultuurschatten. In het gezelschap van Emilienne, een zoveelste jonge aanbidster. De Nederlandse dichteres Hélène Swarth maakte in 1882 kennis met de pasgehuwde De Mont. Acht jaar later verweet zij hem in een brief dat hij haar eerst het hoofd op hol had gebracht om vervolgens haar liefde te weigeren: ‘Ge hebt gevreesd iets meer te gevoelen dan geoorloofd was (…). Ziet ge niet in dat ge met mij gecoquetteerd hebt? Mannen verstaan die kunst zeer goed, niet minder goed dan vrouwen waarlijk.’ Ludo Stynens biografie Pol de Mont. Een tragisch schrijversleven bevat tal van feiten en feitjes die De Mont wel degelijk portretteren als een ‘vrouwenloper’.
Brabantse leeuwerik De Mont was hoe dan ook een van de eersten die in de Nederlandstalige poëzie openhartig de lof van het erotische bedrijf bezong: ‘O! welk een nacht!’, dichtte hij in Fladderende vlinders (1885). ‘Geen tweede nog smaakte een mens/zo goddlik schoon (…)// Ruk los (…) Geen kleederdos verberge langer ‘t zwoegend ivoor van uw volle boezems! // ons beidt het malsche mos / waar vrouw en man, wegsmeltend in minnenslust (…) één wordend in hemeldrift.’ Pol de Monts eerste liefde was inderdaad de poëzie en hij werd in ijltempo een gevierd dichter. Kort voor zijn aanstelling als leraar Nederlands (!) aan het atheneum van Doornik in 1880 ontving de 23-jarige dichter de Vijfjaarlijkse Staatsprijs voor Vlaamse Letterkunde voor zijn Gedichten, wat hem
35 Affiche van de operavoorstelling Prinses Zonneschijn, naar een gedicht van Pol de Mont, 1923
Toevallig schreef hij, in het Nederlands(!), een van de allereerste belangrijke teksten over het werk van James Ensor. Tragiek
door zijn concullega Virginie Loveling en haar vele liberale medestanders niet in dank werd afgenomen. Naast poëzie schreef De Mont operalibretti (Prinses Zonneschijn op muziek van Paul Gilson), hertaalde oude volksverhalen enz. De keuze voor het Nederlands had in die tijd onvermijdelijk politieke betekenis. Niet dat de kleine schare 19de-eeuwse Vlaamsgezinde cultuurnationalisten droomde van een onafhankelijk eentalig Vlaanderen. Zij ijverden voor de bescherming en ontplooiing van de Nederlandse taal in Vlaanderen. Aan de Franstalige katholieke universiteit van Leuven waren de West-Vlaming Albrecht Rodenbach en de Oost-Vlaming Emile Verhaeren medestudenten van De Mont, die vanwege zijn herkomst en overdadig gebruik van fladderende metaforen de ‘Brabantse leeuwerik’ werd genoemd.
Hoe De Mont flamingant werd en welke rol hij in de Vlaamse studentenbeweging, taalgenootschappen en redacties van literaire en culturele tijdschriften wilde spelen, en in mindere mate ook heeft gespeeld, beschrijft Ludo Stynen zeer uitvoerig. Maar de intrigerende vraag waarom Pol de Mont op de middelbare school in Mechelen cultuurnationalist werd, blijft onbeantwoord. In Leuven zou De Mont tenslotte meer tijd aan zijn maatschappelijk engagement besteden dan aan zijn studies. Hij verliet de universiteit met een kandidaatsdiploma én als vrijdenker! Het maakte zijn leven niet makkelijker. De liberalen twijfelden aanvankelijk aan de betrouwbaarheid van een man die nog actief was geweest in het katholieke Davidsfonds. Als vrijdenker werd hij niet aanvaard als lid van de overwegend katholieke Koninklijke Vlaamse Academie. En omdat hij Vlaamsgezind was weigerden de overwegend Franstalige leden van de Antwerpse afdeling van de liberale partij hem voor te dragen als gemeenteraadslid. Terwijl de jongere Nederlandstalige literatoren, August Vermeylen en c°, hem evenmin een plaats in de redactie van het legendarische avant-gardetijdschrift Van Nu en Straks (1893-1901) gunden. In 1941 toonde Henry Luyten aan een gezelschap van Duitse SS-officieren en Belgische journalisten het voltooide Gulden Doek van Vlaanderen, een kolossaal groepsportret van historische en eigentijdse, rechtse maar ook enkele linkse ‘Vlaamsgezinden’ die Pol de Mont, centraal in de compositie, toespreekt. De tragiek
36
boek
Edgard Farasyn, Fladderende vlinders, ets, Letterenhuis, Antwerpen. Frontispice van het gelijknamige boek van Pol de Mont, Elsevier, Rotterdam, 1885 Edward Dujardin, Pol de Mont minnedichter, 1879, Letterenhuis, Antwerpen
rechts: Toegeschreven aan Anthony van Dyck, Ruiterportret, 1622-1627, olieverf op doek, 262 × 163 cm, KMSKA. Het schilderij werd in 1911 bij kunsthandelaar Louis Delahaye in Antwerpen
van De Monts leven lijkt inderdaad het onontkoombare lot van een buitengewoon energiek, productief en ambitieus man, die er maar niet in slaagt ook de juiste man op de juiste plaats te zijn.
gekocht en voor een deel betaald met geld uit de legaten van Frederik Benjamin Nottebohm en Fernand Verspreeuwen.
Ensor Aan deze ongelukkige toestand kwam een eind toen De Mont in 1904 werd benoemd als conservator aan het hoofd van het Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen. Die stap had hij, al dan niet met voorbedachten rade en in overleg met Max Rooses, goed voorbereid. Nadat hij in 1882 op voorspraak van zijn liberale vrienden leraar werd aan het atheneum van Antwerpen, Belgiës meest Vlaamsgezinde middel-
bare school, werd hij in 1885 ook professor Germaanse taal- en letterkunde aan de Antwerpse Academie voor Schone Kunsten. Zijn kunsthistorische competenties ontwikkelde hij vooral als criticus van de eigentijdse Belgische kunst. Toevallig schreef hij, in het Nederlands(!), een van de allereerste belangrijke teksten over het werk van James Ensor, die vriend en vijand beschouwden als het meest revolutionaire talent in België. Het stuk dat
37
38
boek De Mont in 1895 in hét Nederlandstalige Belgische kunsttijdschrift De Vlaamsche School publiceerde, citeert nagenoeg volledig de zeldzaam informatieve brief die Ensor zelf aan De Mont had gezonden, kort voor nieuwjaar 1895. Daarnaast herneemt De Mont, zonder referentie, stukken uit een brochure van Ensors vriend Eugène Demolder. Omdat De Mont beide bronnen nogal slordig citeert, bevat zijn stuk merkwaardige fouten. Voor een Franse vertaling in La Plume (1898) vroeg Ensor hem om ze recht te zetten. De Monts verzamelde kunstkritische stukken blijven een belangrijke bron voor de geschiedenis van de eind-19de-eeuwse schilderkunst in België. We hoeven geen overhaast negatief oordeel te vellen over zijn kunstkritische bedrijvigheid, maar misschien is het toch wat overdreven om hem met Stynen ‘een eersterangs kunsthistoricus’ te noemen.
‘Dat (Paul de Mont) van het muzeum wil maken een van de gewichtigste factoren tot beschaving en verzedelijking in deze stad.’ Lacunes in de verzameling Vanaf 1894 bepaalde Pol de Mont de koers van De Vlaamsche School. Hoewel het cultuurnationalisme van langsom meer doorwoog in zijn kunstkritische opvattingen, verdedigde hij artistiek pluralisme en l’art pour l’art. En hij probeerde behoedzaam De Vlaamsche School een wat meer eigentijdse vorm en inhoud te geven. Inmiddels was zijn reputatie van dien aard dat een belangrijk aantal hoofdrolspelers in de Antwerpse kunstwereld ervan overtuigd was dat hij de gedroomde figuur was om na Pierre Koch het Museum voor Schone Kunsten in handen te nemen. Als museumconservator zette De Mont een flinke stap voorwaarts op de maatschappelijke ladder. Hij werkte voor een jaarwedde van 2000 frank als leraar aan het atheneum. Als museumconservator ontving hij 7000 frank en een jaarlijks reisbudget van 500 frank!
Het is jammer dat Stynen, die verder bijzonder grondig werk leverde, de belangrijkste professionele bezigheid van De Mont, aan het hoofd van een van de vooraanstaande culturele instellingen van België, niet op basis van kritisch bronnenonderzoek belicht. In zijn sollicitatiebrief beloofde De Mont (vooruitlopend op de actuele missie van het KMSKA): ‘Dat (hij) van het muzeum wil maken een van de gewichtigste factoren tot beschaving en verzedelijking in deze stad. (…) een soort van schoonheidstempel, waar lieden van allen stand, van elke belijdenis, van elke gezindheid, evenzeer als van elke kunne en van elken leeftijd, elkander op vaste tijden zouden ontmoeten, om er (…) te vergeten wat hen verdeelt en zich verzoend te voelen met elkaar in (…) liefdevolle bewondering van dat schoone.’ Verbinden en verrijken, luidt het nu! Als museumconservator heeft De Mont belangrijk wetenschappelijk en publieksgericht werk verzet. Daarnaast heeft hij, onder meer door gespecialiseerde kunsthandelaren in te schakelen, getracht belangrijke lacunes in de museumverzameling weg te werken. In een brief van 1913 prees de vermaarde connoisseur Max Friedländer De Mont voor de aankoop van werken van Jan Provoost en Jheronimus Bosch. ‘Maar de gelukkigste aanwinst is ongetwijfeld de van Dyck; het ruiterportret (…) is een meesterwerk uit de Italiaanse periode, die zo slecht vertegenwoordigd is in de Belgische musea.’ Voortschrijdend kunsthistorisch inzicht heeft inmiddels geleid tot een veel lagere waardering van het werk van ‘een navolger van Bosch en een ateliermedewerker van Van Dyck.’ De Eerste Wereldoorlog is cruciaal geweest voor de evolutie van het Vlaamse cultuurnationalisme. Mensen als Gustave Van Hecke en Paul van Ostaijen schaarden zich aan de zijde van de ‘activisten’, die ijverden voor de vernederlandsing van de Gentse Rijksuniversiteit. In welke mate De Mont hun overtuigingen deelde is niet helemaal duidelijk. Hij blies warm en koud, waardoor hij na de Duitse bezetting een makkelijk slachtoffer was van een trial by media. De Mont werd een verbitterde, maar nog steeds zeer productieve oude flamingant.
Ludo Stynen, Pol de Mont. Een tragisch schrijversleven, Polis, Antwerpen, 2017, 511 p., ISBN 978-94-6310-084-7
vrienden
‘Een museum moet de bezoeker warm verwelkomen’ Door Eric Rinckhout Portretfoto Jesse Willems
Axel Vervoordt is kunstcollectioneur en -handelaar. En al heel lang Vriend van het KMSKA. Hoe kijkt hij met zijn ervaring naar het museum, de Vrienden en de band tussen privécollectioneur en publiek museum? Axel Vervoordt (71) is een naam als een klok. Hij is een van Belgiës bekendste antiquairs, collectioneurs, kunsthandelaars én galeriehouders, hij ontwerpt de woninginterieurs van beroemdheden als Sting, Robert De Niro en Kanye West, en hij profileerde zich de voorbije jaren als een uitstekend tentoonstellingsmaker.
Initiatie Vervoordt woont in het kasteel van ’s-Gravenwezel, waarvan de vroegste sporen teruggaan tot de 12de eeuw, en bouwde de voorbije jaren een voormalige mouterij aan het Albertkanaal in Wijnegem om tot Kanaal: een kleine stad met drie kunstgaleries, woningen, winkels en kantoren, onder meer van zijn eigen bedrijf. Het is daar dat hij eind september samen met de Vrienden een diner organiseerde voor de Vrienden van het KMSKA. Het is ook daar dat wij elkaar spreken, in een typisch Vervoordt-interieur: donkergrijze muren, een ruwhouten tafel en minimalistische schilderijen. Samen ademen ze oosterse eenvoud, elegantie en rust.
Jean Clouet, De dauphin Frans, zoon van Frans I, 1520-1525, olieverf op paneel, 16 × 13 cm, KMSKA
Tentoonstellingservaring heeft Axel Vervoordt de voorbije tien jaar vooral opgebouwd in Venetië, waar hij tussen 2007 en 2017 telkens tijdens de Biënnale een tentoonstelling maakte in Palazzo Fortuny.
39
40
41 ‘Omdat een warme verwelkoming zo belangrijk is, wilde ik het M HKA onder handen nemen.’
Axel Vervoordt: ‘Elke tentoonstelling was voor mij een initiatie. Het thema werd telkens voorbereid en uitgediept door een denktank met musicologen, filosofen en psychologen. De synthese daarvan – twee pagina’s – werd dan bezorgd aan de deelnemende kunstenaars. Ik dacht dat we dat maar één keer zouden doen, maar uit het ene thema vloeide het andere voort. Die tentoonstellingen waren een voorbeeld van een fantastische samenwerking tussen een privépersoon en een openbaar museum. Maar het was telkens gigantisch veel werk.’ (lacht)
Cadeau voor Antwerpen Voor het Museum voor Hedendaagse Kunst in Antwerpen M HKA bent u – als een mecenas – een ander engagement aangegaan. ‘Voor mij zijn de Amerikaanse musea een groot voorbeeld. Je komt het Metropolitan Museum in New York binnen en het eerste wat je ziet zijn bloemen. Zo word je als bezoeker verwelkomd. Het zijn efemere details, maar die maken het levendig. Die bloemen worden gesponsord door een privépersoon. Dat is iets wat je ook in ons land kunt regelen.’ ‘Omdat een warme verwelkoming zo belangrijk is, wilde ik het M HKA onder handen nemen. Ik vond dat het museum geen ziel had. Daarom heb ik samen met de Japanse architect Tatsuro Miki een bibliotheek als ontvangstruimte gebouwd, met recuperatiemateriaal van de Antwerpse haven. De boeken, de kleine objecten, de grote tafel en de verschillende soorten stoelen die we overal zijn
Jef Verheyen, Lux est lex (diptiek), 1974, acryl op doek, 160 x 160 cm, Courtesy Axel Vervoordt Gallery. Verheyen maakte deze twee pendanten als hommage aan de Madonna van Fouquet, die momenteel te zien is op de tentoonstelling The Renaissance Nude in het Getty Center in Los Angeles en in het voorjaar in de Royal Academy of Arts in Londen.
gaan opkopen, zorgen voor sfeer. Ik vond ook dat die ontvangstruimte gratis toegankelijk moest zijn: mensen kunnen er komen werken en een boek raadplegen. Ik heb ervoor gezorgd dat de gebruikte materialen niet te duur waren en heb zelf geen kosten aangerekend: het is een cadeau van mij aan Antwerpen.’ U hebt ook een ruimte gecreëerd voor de permanente collectie. En dat is geen white box. ‘Witte muren verblinden de toeschouwer, waardoor die de kunst niet meer ziet. Het sacrale van de kunst wordt net groter als de muur in de schaduw zit en verdwijnt, dan komt de energie uit het werk. De topwerken hangen nu in een labyrint: dat nodigt uit tot contemplatie.’
Echte vriend Moet een privécollectioneur zich zo engageren? ‘Dat is een manier, ja. Kijk, ik ben speciaal in die zin dat ik én collectioneur én handelaar én curator ben. Dat is uitzonderlijk. Als handelaar heb ik een band met de grote musea: we hebben al verkocht
42
vrienden
Kazuo Shiraga, Suiji, olieverf op doek, 1985, Courtesy Axel Vervoordt Gallery. Het werk komt uit de collectie van de schilder Antoni Tàpies.
aan het Getty Museum in Los Angeles. Daar ben ik fier op. Ook in eigen land heb ik onder meer het beroemde 16de-eeuwse “uiltje” van zilver en kokosnoot verkocht aan het toenmalige Zilvermuseum, nu DIVA, en een schilderij van Rik Wouters aan de Stedelijke Musea van Mechelen.’ U zet zich ook in als Vriend van het KMSKA. ‘Ik was vereerd om de Vrienden dit jaar in Kanaal te mogen ontvangen. Ik ben trouwens een échte vriend van het museum: het is een fantastisch museum met meesterwerken, waar ik regelmatig met buitenlandse gasten naar ga kijken. Ik ben erg trots op het KMSKA. De Antonello da Messina, de onvoltooide Heilige Barbara van Van Eyck, de zoon van François I van Jean Clouet… Ze hangen in het museum, maar ik beschouw ze ook een beetje als mijn schilderijen.’
Rik Wouters!
Het museum is al een tijd gesloten. ‘Ja, we missen het. Ik was daarom heel blij dat de meesterwerken een tijdlang in het Rockoxhuis te zien waren. Het was een unieke belevenis dat kleinere schilderijen opnieuw in intieme kamers getoond werden. Soms hangen die verloren in een museumzaal. Ik ben vaak in het Rockoxhuis gaan kijken, ook met buitenlanders. Ik heb er trouwens een Monteverdi-concert georganiseerd, helemaal in renaissancesfeer, met een groot diner.’ ‘Men heeft tijdens de sluiting de kans om Antwerpen met belangrijke bruiklenen te promoten in het buitenland. Kunst is een belangrijke ambassadeur. De Madonna van Fouquet, mijn grote favoriet, is nu bijvoorbeeld uitgeleend aan het Getty Museum.’
43
Peter Paul Rubens, Aanbidding door de koningen (detail), 1624, olieverf op paneel, 447 × 336 cm, KMSKA. Axel Vervoordt: ‘Rubens schildert soms als een action painter.’
‘Het is belangrijk dat het museum vergroot: een deel van de omvangrijke Rik Wouters-collectie die baron van Bogaert-Sheid heeft geschonken, kon lange tijd niet getoond worden.’ Wouters krijgt een zaal in het nieuwe museum. ‘Dat is heel belangrijk. Rik Wouters gaat op die manier herontdekt worden. Want hij is onbekend in het buitenland. Bijna al zijn werken zitten in Belgische collecties. Ik heb hierover een merkwaardig verhaal. Omstreeks 1984-1985 kocht ik Les Rideaux Rouges van hem. Ik was verliefd op dat schilderij. Het werd laag geschat, maar ik moest op de veiling in Londen toch 10,5 miljoen Belgische frank [ca. 250.000 euro; ER] betalen. De Belgische kranten verklaarden me zot omdat ik zoveel uitgaf, maar in Engeland schreef men dat het een meesterwerk was, een koopje vergeleken met Derain en Degas.’
Levendig middelpunt Wat kunnen de Vrienden doen tijdens de sluiting van het museum? ‘Het museum blijven promoten. Er zullen misschien fondsen moeten worden geworven, er moet misschien gebouwd worden aan de hedendaagse collectie. Ik vind het persoonlijk enorm belangrijk
Kunstminnaars Mijnheer en mevrouw Frank Ardoullie Mijnheer en mevrouw Michel Berckmans Mevrouw Lena Candries Mijnheer en mevrouw Bruno Claesen Mijnheer Joris De Smet Mijnheer en mevrouw Frank De Rop Mijnheer en mevrouw Antoine Friling Mijnheer Sylvain Goetz Mijnheer en mevrouw Marcel Govaerts Mevrouw Paule Hofer Mijnheer Thomas Leysen Mijnheer en mevrouw Jan van den Nieuwenhuijzen Mevrouw Christine Van Rie Mijnheer en mevrouw Wim Van de Vijver Baron en Barones Maurice Velge Mevrouw Christiane Verbeeck Mijnheer Rudi Vermeiren Mijnheer en mevrouw Jean Vroman Bedrijven - Ereleden Ackermans & van Haaren nv Argo Law bcvba - City Link BASF Antwerpen nv DSV Belgium nv Groep Hugo Ceusters SCMS (HCS) nv KBC Groep nv - dienst CSP Leasinvest Real Estate SD Worx vzw Thomas More Mechelen-Antwerpen vzw Bedrijven - Gewone leden Ahlers nv Bernaerts Kunstveilingen nv Capital@Work Duvel Moortgat nv Essenzia Advocaten bvba Havenbedrijf Antwerpen nv Imopan nv Koffie F. Rombouts nv Leo Stevens & cie MBG Nationale Bank van Belgïe nv P. Roegiers & Co nv Tritsmans Advocatenkantoor Van Noten & Partners bvba Vanbreda Risk & Benefits nv Vivium nv Waterland Private Equity nv Willemen General Contractor nv Willemen Infra nv
44
vrienden
‘Ik vind het persoonlijk enorm belangrijk dat er tentoonstellingen komen waarin een dialoog ontstaat tussen oude en nieuwe kunst.’
dat er tentoonstellingen komen waarin een dialoog ontstaat tussen oude en nieuwe kunst. Dat maakt de oude kunst boeiender en geeft aan je hedendaagse kunst een extra dimensie. Ik heb dat zelf ondervonden in Venetië.’ ‘In de jaren 1970 heeft Jef Verheyen twee enorme rood-blauwe schilderijen gemaakt als hommage aan de Madonna van Fouquet. Het is een droom van mij om die opstelling ooit te zien. En ik denk dat er nog zulke combinaties mogelijk zijn: een groot schilderij van Kazuo Shiraga naast een Rubens. Rubens schildert soms als een action painter, kijk maar naar het stro in De aanbidding door de koningen.’
Rik Wouters, De zieke met de witte sjaal, 1912, olieverf op doek, 84 × 72 cm, KMSKA
WORD OOK VRIEND! Vrienden van het KMSKA hebben heel wat voordelen. Zo bezoeken ze gratis de vaste collecties van het MSK Gent en het Groeningemuseum Brugge. Ze kunnen gratis deelnemen aan de Lezingen op zondag, er zijn boeiende uitstappen naar musea en tentoonstellingen en ze ontvangen de Vriendennieuwsbrief en ZAAL Z. Maar bovenal steunen ze het KMSKA. In tijden van renovatie en herinrichting zijn de Vrienden onmisbaar voor het museum. Er is al een lidmaatschap vanaf 40 euro. Ook als bedrijf kan u lid worden. Meer info: T 03 237 75 09 (dinsdag en donderdag) of info@vkmska.be
Hoe ziet u een concrete samenwerking van uzelf met het KMSKA? ‘We hebben aan het Guggenheim Museum in New York stukken van onze collectie uitgeleend en ook aan het prachtige Soulages-museum in het Franse Rodez hebben we zeven werken geleend voor de Gutai-tentoonstelling. Ik wil kunstwerken delen en tonen. En ik wil graag meewerken aan een verjongingskuur van het museum, aan de dynamiek die de mensen vragen. Ik hoop er opnieuw diners te kunnen organiseren, iets wat ik vroeger nog gedaan heb met Maurice Velge [voorzitter van de Vrienden van 1994 tot 2007, red.], om het museum te sponsoren. Het museum moet levendig zijn en een middelpunt van de stad worden. Ik hoop dat men ons daarvoor zal vragen.’
Axel Vervoordt is de eerste gastcurator in DIVA, het museum voor diamant en edelsmeedkunst in Antwerpen. Wonderkamer I loopt tot 28 april 2019. www.divaantwerp.be www.axel-vervoordt.com
aanbevolen
Welke kunstenaar, welk museum of boek, welke stad of muziek hebben mensen-met-een-mening bijzonder getroffen? Wat willen ze u met de nodige passie aanbevelen?
Van Rome tot Kemzeke
Door Veerle De Meester
Isolde Lasoen groeide op in een muzikale familie, speelde reeds op jonge leeftijd trommel bij de lokale fanfare en studeerde jazz aan het Koninklijk Conservatorium Gent. Het grote publiek kent haar vooral als drumster van DAAN. Sinds 2013 heeft ze ook haar eigen groep Isolde et Les Bens, waarmee ze nostalgische en eigenzinnige Franse en Engelse covers brengt. Vorig jaar verscheen haar eerste album Cartes Postales. Haar soloproject heet ondertussen gewoon ‘Isolde’, maar ze wordt nog steeds begeleid door Les Bens. Ondanks een volle concertagenda vindt ze toch de tijd om van cultuur te genieten. Haar tips deelt ze graag met ons.
Welke kunstenaar kan u diep ontroeren? ‘Een paar jaar terug maakte ik dankzij een tentoonstelling in het Cultuurcentrum van Strombeek kennis met het werk van Daniel Buren. Strakke en grafische ontwerpen spreken me steeds opnieuw aan, waardoor ik direct verkocht was toen ik zijn werk zag. Zijn installaties staan ook heel dicht bij architectuur. Ik herken in Buren het minimalistische van de Case Study Houses die men in de naoorlogse jaren in de Verenigde Staten bouwde. Fascinerend hoe de zoektocht naar goedkope en efficiënte woningen in een dergelijk knappe architectuur resulteerde. Architecten zoals Richard Neutra en Charles en Ray Eames ontwierpen binnen dit gegeven prachtige huizen. Het is een beetje een droom van mij om ooit een roadtrip te maken en ze te bezoeken.’
45
46
aanbevolen
Photo-souvenir: Daniel Buren, La Salle aux piliers colorés.
In welk museum dwaalt u graag rond?
Zaalbeeld uit de tentoonstelling A Tiger Cannot Change Its
‘Meestal bezoek ik musea naar aanleiding van een tentoonstelling, maar een bijzondere plek waar ik altijd graag naartoe ga is de Verbeke Foundation in Kemzeke. De collectie is zeer uiteenlopend, waardoor je steeds opnieuw verrast wordt. De combinatie “natuur en kunst” en ook “kunst en ecologie” spreekt me erg aan. Het geheel heeft iets zots. Het is ook een leuke plek om samen met de kinderen heen te gaan.’
Stripes, CC Strombeek, 2016
Welke tentoonstelling heeft u met plezier bezocht? ‘Aangezien mijn vriend fotograaf is bezoek ik vaak fototentoonstellingen, maar ik kies hier toch voor de Gerhard Richter-tentoonstelling die recent in het SMAK te zien was. Zowel de kleurrijke, grafische werken zoals Strip als de wazige beelden spraken me aan.’
aanbevolen
Welke muziek zetten we voor u op? ‘Mijn muzieksmaak is heel breed, waardoor ik naar heel verschillende zaken luister. Ik merk wel dat ik vaak teruggrijp naar jazz, in het bijzonder naar de hard bop uit de jaren ’50 en ’60. Er zijn zoveel namen die ik hier kan opnoemen: Art Blakey, Miles Davis, John Coltrane, Bill Evans… De recente muziekontwikkelingen volg ik niet op de voet, maar ik vind het geweldig om door mijn muziekcollectie te grasduinen en iets te herontdekken. Iets waar je jaren niet naar geluisterd hebt voelt als een schat die je terugvindt. Verder moet ik ook wel toegeven dat ik het soms fijn vind om geen muziek op te zetten. Ik ben al zo’n groot deel van mijn tijd met muziek bezig dat ik ook wel van de stilte kan genieten.’
‘Iets waar je jaren niet naar geluisterd hebt voelt als een schat die je terugvindt.’
In welke cultuurstad wilt u gerust verdwalen? ‘Rome! Vooral voor de geschiedenis die de stad uitademt. De oudheid fascineert me. Het was een vooruitstrevende cultuur en ligt aan de basis van onze huidige maatschappij. Wanneer je er rond-
De Case Study Houses waren experimenten in residentiële architectuur in de VS om goedkope en efficiënte woningen te bouwen. Op de foto het Walter Bailey House in West Hollywood (CSH 21), ontworpen door architect Pierre Koenig in 1958.
47
48
aanbevolen
Andrea Branzi, Grande Vaso, 1999, metaal en polyester, 9 m hoog, collectie Verbeke Foundation
loopt, voel je gewoon hoe ze toen leefden. Ik vind het geweldig te weten dat je letterlijk in de voetsporen van Nero of Cicero loopt. En dan te bedenken welke historische gebeurtenissen er zich allemaal hebben afgespeeld.’
die we hebben. De straatbeelden die Joel Meyerowitz in de jaren ‘60, ‘70 en ‘80 van New York maakte zijn voor mij een inspiratiebron. Ze zetten me aan tot het schrijven van muziek. Het zijn prachtige momentopnames, heel juist gekozen.’
Welk boek kan u blijven lezen?
Welk talent zou u graag bezitten?
‘Ik ben geen grote romanlezer, het is iets wat ik zelden doe. Wat ik wel graag lees zijn biografieën. Ik hoef er waarschijnlijk niet bij te zeggen dat het voornamelijk biografieën van muzikanten zijn. Momenteel ben ik bezig met de autobiografie van Françoise Hardy. En een aanrader is de biografie van Serge Gainsbourg door Sylvie Simmons. Verder blader ik ook heel graag door de vele fotoboeken
‘Het talent om te dansen. Ik ben niet sportief aangelegd en heb ook nooit geprobeerd om er iets mee te doen. Wanneer ik een voorstelling zie verbaas ik me over de elegantie waarmee iets uitgevoerd wordt en over de controle die je over je lichaam moet hebben. Daar heb ik echt bewondering voor.’
op de cover
VAN kruidenier TOT ONDERZOEKSPIONIER
Door Véronique Van Passel
Wenend kindje is vermoedelijk een fragment uit een ontwerp voor een grafbeeld in de Antwerpse Sint-Pauluskerk. Het behoorde tot de belangrijke privécollectie van Charles van Herck. Het KMSKA bewaart die. Het kopje op het omslag vertoont veel gelijkenis met twee engeltjes op het voetstuk van het epitaaf van Abraham van den Greyn, prior van de dominicanen (+1693). Dat bevindt zich in de Sint-Pauluskerk. De sierlijke krullen, bolle wangen en mollige handjes zijn erg gelijkend, maar dit modello is veel expressiever dan zijn ‘broertjes’ in de uitgewerkte grafsculptuur. De tombe draagt de signatuur van Jan Pieter Baurscheit I (1669-1728). Op basis hiervan schreef Charles Van Herck (1884-1955) deze terracotta uit zijn privécollectie toe aan deze beeldhouwer.
Charles was een telg uit de Antwerpse antiquairsfamilie Van Herck. Grootvader Jan Frans, die aanvankelijk als kruidenier en drogist aan de kost kwam, richtte de zaak op. Omstreeks 1870 startte hij een nieuwe winkel van kunstvoorwerpen op de Grote Markt. Zijn zoon Eugène bouwde de succesvolle antiekzaak uit samen met zijn zonen Louis en Charles, die in 1947 zijn eigen zaak oprichtte: ‘Charles Van Herck en Zoon’. De familiezaak verkocht objecten uit diverse periodes en disciplines, en organiseerde tot in 1994 veilingen. Zo kregen deze kunsthandelaars duizenden kunstwerken te zien en verwierven ze veel expertise. Charles Van Herck was zelf een verwoed collectioneur. Zijn voorkeur ging uit naar tekeningen en terracotta’s van beeldhouwers uit de 17de en 18de eeuw. Een groot deel van zijn verzameling erfde hij, maar vrijwel alle terracotta’s kocht hij zelf tussen 1907 en 1954. De kunstwerken waren het uitgangspunt voor zijn talrijke publicaties, waarin hij ook sculpturen uit binnen- en buitenlandse musea en andere privécollecties betrok. Hierdoor werd hij een pionier in het onderzoek van de barokbeeldhouwkunst uit de Zuidelijke Nederlanden. Na Van Hercks overlijden raakte de verzameling van bijna duizend tekeningen en meer dan vijftig terracotta’s gelukkig niet verspreid. De Koning Boudewijnstichting kocht de collectie aan en gaf de terracotta’s in bewaring aan het KMSKA. In het parcours van het nieuwe museum krijgt deze exclusieve collectie een prominente plaats. Jan Pieter Baurscheit I, Wenend kindje, ca. 1693, terracotta, 19,2 × 16,4 × 8,6 cm, Coll. Charles Van Herck, Koning Boudewijnstichting, in depot in het KMSKA
49
50
ZAAL Z
De zalen van het KMSKA op het Zuid zijn geletterd, van A tot W. ZAAL Z opent een nieuwe, papieren zaal. Reacties welkom op zaalz@kmska.be ZAAL Z is een GRATIS uitgave van het Eigen Vermogen van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) en verschijnt in maart, juni, september en december. Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen is een instelling van de Vlaamse overheid en het enige Vlaamse museum met een wetenschappelijk statuut. De belangrijkste opdrachten van het KMSKA zijn het behoud, beheer en de verdere uitbouw van de collectie; de ontsluiting en de wetenschappelijke studie van de collectie; tentoonstellen van objecten en de uitbouw van een publiekswerking. Het KMSKA onderschrijft de statuten van ICOM, the International Council of Museums.
JAARGANG 7 / NR 27 / DEC 18 - FEB 19
Coördinatie Véronique Van Passel
Museo Nacional del Prado, Madrid: p. 5 Dirk Pauwels: p. 3, p. 46 Nathalie Pauwels: p. 20 SABAM Belgium 2018: p. 17, 19, 41, 42, 46 Jacques Sonck: p. 29 Piet Stellamans: p. 45 Siska Vandecasteele: p. 2, 13, 18 Verbeke Foundation, foto Tineke Schuurmans: p. 48 Axel Vervoordt Gallery: p. 41, 42 Jesse Willems: p. 3, 4, 40
Eindredactie Patrick De Rynck
Druk Die Keure, Brugge
Werkten mee aan dit nummer Karen Borghouts is fotograaf, Jesin Boudou is boekhouder, Elly Buggenhout is medewerker Communicatie, Leen de Jong is oud-conservator KMSKA, Veerle De Meester is coördinator Tentoonstellingen, Patrick De Rynck is freelanceredacteur, Eric Rinckhout is freelance journalist en publicist, Nanny Schrijvers is conservator Collecties, Jacques Sonck is fotograaf, Madeleine ter Kuile is medewerker Beeldbeheer, Herwig Todts is conservator 19de eeuw, Greta Toté is medewerker Beeldbeheer, Siska Vandecasteele is fotograaf, Wouter Van de Koot is freelance journalist, Fleur van Paassen is registrar, Véronique Van Passel is wetenschappelijk medewerker Collectieonderzoek, Jesse Willems is fotograaf
Grafisch ontwerp Linde Desmet
Verantwoordelijke uitgever Manfred Sellink, Lange Kievitstraat 111-113 bus 100, 2018 Antwerpen Redactie Elly Buggenhout, Karen Daghelet, Leen de Jong, Veerle De Meester, Patrick De Rynck, Eric Rinckhout, Nanny Schrijvers, Véronique Van Passel
Foto’s Archief KMSKA: p. 24, 34 Karin Borghouts: p. 2, 23, 26, 27, 52 Steven Decroos: p. 2 Bieke Depoorter / Magnum Photos: p. 7 De Zwarte Panter, Antwerpen: p. 17, 19 Studio Philippe de Formanoir: p. 3, 49 Gemäldegalerie Berlin: p. 2, 10, KMSKA/Lukasart in Flanders vzw, d/arch: p. 33 KMSKA/Lukasart in Flanders vzw, Hugo Maertens: cover, p. 2, 3, 9, 11, 14, 21, 30, 31, 32, 37, 39, 43, 44 Letterenhuis, Antwerpen: p. 3, 35, 36
Papier Cover en binnenwerk: Arctic Volume Highwhite Lettertypes Scala, Din, Memphis Oplage 5250 ex. ISSN 2294-0316 ZAAL Z wordt gedrukt met bio-inkt op papier afkomstig uit duurzame bosbouw in een CO²-neutrale drukkerij.
logo toevoegen FSC etc door drukkerij Niets van deze uitgave mag worden overgenomen zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever heeft ernaar gestreefd auteursrechten op de illustraties te regelen volgens wettelijke bepalingen. Wie meent toch zekere rechten te doen gelden, kan zich tot de uitgever wenden.
2
51 Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) is omwille van renovatiewerkzaamheden gesloten. U vindt onze collectie ondertussen op verschillende locaties in binnen- en buitenland.
IN DIT NUMMER
Inlichtingen T +32 (0)3 224 95 50 F +32 (0)3 248 08 10 info@kmska.be Bibliotheek & Archief bezoek na afspraak Lange Kievitstraat 137 2018 Antwerpen T +32 (0)3 242 95 81 of archibib@kmska.be
Loep
In deze nieuwe rubriek lichten we bijzondere details uit. Weet u wat een ‘duivekater’ is? Straks wel. Museummuze
Artist in Residence Wannes Cappelle en Het Zesde Metaal lieten zich door de collectie muzikaal inspireren.
Over een duivels lekker gebruik > 9-11
Souvenir
Over parelmoer, Ensor en twee waaiers > 20-21
Correspondentie Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen Lange Kievitstraat 111-113 bus 100, 2018 Antwerpen T +32 (0)3 224 95 50 F +32 (0)3 248 08 10 info@kmska.be Vrienden van het KMSKA vzw Lange Kievitstraat 137 2018 Antwerpen Secretariaat bereikbaar op dinsdag en donderdag van 10 tot 12 uur en van 14 tot 17 uur. T +32 (0)3 237 75 09 F +32 (0)3 238 30 25 of info@vkmska.be
Antwerpen Onze-Lieve-Vrouwekathedraal REÜNIE. Van Quinten Metsijs tot Peter Paul Rubens tot eind 2019 Handschoenmarkt, 2000 Antwerpen www.dekathedraal.be Oostende Mu.ZEE Dromen van parelmoer. De ENSOR-verzameling van het KMSKA in Oostende tot 16/06/2019 Romestraat 11, 8400 Oostende www.muzee.be Oudenaarde MOU Adriaen Brouwer. Meester van emoties tot 16/12/2018 Markt, 9700 Oudenaarde www.adriaenbrouwer.be Drogenbos FeliXart Museum Moderne kunst uit het Interbellum tot eind 2019 Kuikenstraat 6, 1620 Drogenbos www.felixart.org
Over de schlemiel op Fouquets Madonna > 4-8
KMSKA geniet de steun van
Gesprek
‘Ik heb mijn leven opgebouwd door op te kijken naar anderen, niet door ze neer te sabelen.’ Adriaan Raemdonck over 50 jaar De Zwarte Panter > 12-19
Het nieuwe museum
Hoe zal het nieuwe museum zich straks presenteren? Over de restauratie van de (veelkleurige) gevels > 22-27
Wenen Kunsthistorisches Museum Bruegel tot 13/01/2019 Maria-Theresien-Platz, 1010 Wien www.khm.at Luxemburg Musée National d’Histoire et d’Art Drama and Tenderness. Flemish, Spanish & Italian Art of the Baroque tot eind 2019 Marché aux Poissons, 2345 Luxembourg www.mnha.lu
ZAAL Z – 2018-2019 27
Foto Karin Borghouts
ZAAL Z MUSEUMMUZE Wannes Cappelle, Het Zesde Metaal en de collectie / GESPREK Adriaan Raemdonck over 50 jaar De Zwarte Panter / HET NIEUWE MUSEUM Veelkleurige gevels? / VRIENDEN Axel Vervoordt, een echte KMSKA-vriend / AANBEVOLEN Isolde Lasoen
JG 7 / NR 27 / DEC 18 - FEB 19
KONINKLIJK MUSEUM VOOR SCHONE KUNSTEN ANTWERPEN