Tijdschrift Groninger Kerken januari 2018

Page 14

19 De villa Hilghestede aan de Verlengde Hereweg in Groningen (Helpman), omstreeks 1920. Foto P. Kramer, collectie Groninger Archieven (1785-03278).

12

dat inmiddels de rechten op de kluis had verworven, met de kluizenaar een contract waarin werd vastgelegd dat deze het onderhoud van de Hereweg tussen Groningen en Haren op zich zou nemen. De stad betaalde hem twee koeien en een paard voor zijn levensonderhoud en gaf hem een stortkar in bruikleen voor zijn wegwerkzaamheden. In bewaarde stadsrekeningen tot 1584 verschijnt een post van 15 rijder en 12 stuiver per jaar voor ‘de man in Harer holt die de wech maecket.’ De kluizenaar verdiende dus zijn kostje als wegwerker aan de Hereweg. Kluizenaars elders in Europa deden vaak soortgelijk werk of onderhielden een brug. Van 1543 tot 1574 bewoonde een zekere Engelbert Peters de kluis. Na zijn overlijden solliciteerde zijn zoon (!) Peter naar de vrijgekomen post en verkreeg die onder dezelfde voorwaarden als zijn voorgangers. Blijkbaar was de kluizenaar inmiddels een getrouwd man en liet hij zijn zaak na aan zijn zoon. Na diens dood in 1584 werd er geen nieuwe kluizenaar meer aangesteld. De tijden van religieus eremietendom waren voorbij. Het intrigerende van de kluis aan de Hereweg is dat hij gesitueerd moet worden ten zuiden van Helpman ongeveer ter hoogte van de villa Hilghestede maar dan aan de overkant van de weg (afb. 19). Nu is deze villa Hilghestede, Heilige Stede, zo genoemd omdat daar heilige hosties zouden zijn begraven en heilig vaatwerk in een sloot of put zou zijn geworpen, waar nog in de zestiende eeuw pelgrims naartoe kwamen!18 Was die plek wellicht een soortgelijke sacrale plaats als Bedum (en de Heilige Stede bij Appingedam)? Had de kluizenaar aan de Hereweg een soortgelijke functie als Walfridus?

Van nog één andere kluis zijn mogelijkerwijs sporen terug te vinden in onze bronnen. Otto S. Knottnerus wijst op een register van verhuurde kerklanderijen uit Zuidbroek van omstreeks 1564 waarin sprake is van ‘een hues myt een kleynen tuyn dar die olde kluse plecht toe staen.’19

Voorlopige conclusies Al met al levert de inventarisatie een achttal kluizenaars en kluizenaressen op, drie reclusen en vijf eremieten, of beter: ‘vijf plus’ eremieten want tussen Michael en Marquandus aan het begin en vader Engelbert met zoon Peter aan het eind waren er een aantal eremiet-wegwerkers in de Cluus in de Harener Holt. De levens van deze acht beantwoorden aan het algemene patroon van ‘westers’ eremitisme (zie het volgende artikel). Met uitzondering van Marquandus – die eerst monnik was geweest en in de traditie van de benedictijner orde, toestemming had gevraagd om als ‘supermonnik’ in zijn eentje de strijd voor een volmaakt Godsgeloof aan te gaan – waren ze allen lekengelovigen. Zij hadden de kans gegrepen hun hele leven aan God te wijden zonder zich af te sluiten in een kloostergemeenschap. Te midden van de gelovigen, in een kluis aan de parochiekerk of bij een grote heerweg aan de rand van de gemeenschap, oefenden zij zich in het religieuze leven, waarover wij helaas in de overgeleverde bronnen verder niets horen. Zij leefden in ascese en toonden zich bezorgd om het zielenheil van hun medegelovigen. Anders dan kloosterlingen bemoeiden zij zich actief met het leven van de mensen om hen heen. Geen wonder dat dezen hen als ware Godsgezanten zagen, en dat ze graag naar hen kwamen luisteren of hun hulp inriepen.

18 F.J. Bakker en R.W.M. van Schaïk, ‘Bedevaarten en heiligenverering in Groningen’, Groninger Kerken 15 (1998) 5-18, hier 15. 19 In reactie op de weblog van historicus Harry Perton, 29 februari 2012: https://groninganus.wordpress.com/2012/02/29/esser-veldnaam-kloes-wijst-op-kluizenarij/


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.